Bulletin nr : B147 - Schriftelijke vraag en antwoord nr : 2055 - Zittingsperiode : 54
Auteur | Servais Verherstraeten, CD&V (00826) |
Departement | Minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude |
Sub-departement | Financiën, Bestrijding van de fiscale fraude |
Titel | Het recht op aftrek van voorbelasting. |
Datum indiening | 30/01/2018 |
Taal | N |
Publicatie vraag |
![]() |
Publicatiedatum | 05/03/2018, 20172018 |
Termijndatum | 02/03/2018 |
Vraag |
Ons land kent veel dorpsfeesten en initiatieven om mensen samen te brengen en op een laagdrempelige manier bewoners van een stad of dorp te doen genieten van een plaatselijk evenement. Zo ook feesten die worden aangeboden aan vrijwilligers en buurtbewoners van een groots evenement dat jaarlijks plaatsvindt ter compensatie van de geleden overlast en als bedanking voor de geleverde inspanningen. Vaak worden die evenementen gratis aangeboden, buiten de verkoop van drank, eten en advertentieruimte natuurlijk. Organisatoren plannen dan optredens van artiesten, moeten een gehele logistieke organisatie op poten zetten en moeten de nodige infrastructuur huren om dergelijke initiatieven tot in de puntjes te regelen. Dat brengt natuurlijk grote kosten met zich mee, waaronder die van de btw. Een dergelijk evenement wordt door de organisatoren zelf als een eenheid van activiteit bezien, wat maakt dat zij ervan overtuigd zijn dat zij een 100 % aftrek van voorbelasting genieten voor het totaal van de betaalde btw. Niettegenstaande deze de facto eenheid van activiteit wordt er vanuit de praktijk gewezen op het feit dat een dergelijke organisatie "om niet" gebeurt en dus bezwaarlijk als een economische activiteit kan worden gezien die binnen de werkingssfeer van de btw valt. Daarbij komt ook dat er wordt gesteld dat in zo'n geval alleen een aftrek van voorbelasting kan gelden voor de samenhangende activiteiten die wel onder bezwarende titel worden verricht en aldus als een aparte economische activiteit kunnen worden aanzien. Voor evenementen zoals hierboven zal dit voornamelijk betrekking hebben op de verkoop van drank, eten en advertentieruimte. Het weigeren van een 100 % aftrek van voorbelasting is voor organisatoren van zo'n laagdrempelige dorpsfeesten echter nefast voor wat betreft hun budgetten. Men wil liever geen inkomgelden aanrekenen, omdat het juist laagdrempelig moet blijven. Daarentegen moet men ook uit de kosten zien te geraken, waarbij dus een 100 % aftrek van voorbelasting weldegelijk een slok op de borrel scheelt. 1. Kan u verduidelijken of het inderdaad zo is dat men gratis evenementen, waarbij de verkoop van dranken, eten en advertentieruimte betalend is, als "om niet" beschouwt waardoor men eigenlijk gemengd btw-plichtig wordt en aldus slechts een beperkt recht op aftrek van voorbelasting heeft? 2. Is uw antwoord anders indien een dergelijk evenement betalend wordt, ook al betreft het slechts 1 euro inkom? Zo neen, waarom niet? |
Status | 1 réponse normale - normaal antwoord |
Publicatie antwoord |
![]() |
Publicatiedatum | 09/05/2018, 20172018 |
Antwoord |
Wanneer een organisator een evenement organiseert en daarbij tegen betaling advertenties plaatst (reclamediensten) en dranken en/of maaltijden verschaft voor verbruik ter plaatse (restaurant- en cateringdiensten) is er sprake van een economische activiteit die de hoedanigheid van belastingplichtige tot gevolg heeft. De organisatie van optredens op een evenement is onlosmakelijk verbonden met de reclame- en horecadiensten. Zonder optredens zouden de reclame- en horeca-activiteiten op een evenement immers niet zinvol of levensvatbaar zijn. Het feit dat geen inkomgelden worden gevraagd, betekent niet dat de organisatie van optredens op een evenement een afzonderlijke activiteit zou uitmaken, wel integendeel. De situatie is vergelijkbaar met de horecazaak, die life muziek brengt om klanten te entertainen en aan te trekken. De btw op de uitgaven met betrekking tot dergelijke optredens is dan ook volgens de normale regels aftrekbaar. De mogelijkheid dat bezoekers geen inkomgeld dienen te betalen en evenmin verplicht worden om te consumeren, leidt op zich niet tot een beperking van het recht op aftrek. Hef Hof van Justitie heeft in haar arrest van 22 oktober 2015 ("Sveda", zaak C-126/14) bevestigd dat het recht op aftrek niet wordt beperkt wanneer de betreffende uitgaven weliswaar kosteloos ten dienste staan van derden, maar daarnaast ook dienstig zijn om publiek aan te trekken ten behoeve van de belastingplichtige activiteit. Het feit dat handelszaken en showrooms regelmatig bezoekers krijgen die niet kopen, beperkt bijvoorbeeld evenmin het recht op aftrek. Het betreft evenmin kosten van onthaal waarvoor de btw ten gevolge artikel 45, § 3, 4° van het btw-Wetboek niet aftrekbaar zou zijn. De optredens vinden immers plaats op het ogenblik dat ook de belastbare handelingen plaatsvinden en hangen rechtstreeks en onmiddellijk mee samen met de belastbare handelingen en de beroepsdoeleinden van de belastingplichtige. Wanneer de organisator van het evenement ontvangsten geniet die zijn vrijgesteld, bijvoorbeeld op grond van artikel 44, §2, 9° van het btw-Wetboek, wordt de organisator weliswaar een gemengde belastingplichtige en moet het recht op aftrek dus volgens de normale regels worden beperkt. Deze situatie doet zich niet alleen voor in de cultuursector, maar ook in de sportsector. Voor sportevenementen en sportinfrastructuur geldt dezelfde regeling. |
Eurovoc-hoofddescriptor | FISCALITEIT |
Eurovoc-descriptoren | BELASTINGAFTREK | FISCALITEIT | CULTURELE MANIFESTATIE | BTW |