...

Bulletin nr : B012 - Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0055 - Zittingsperiode : 51


Auteur Annelies Storms, SPASPI
Departement Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
Sub-departement Volksgezondheid
Titel Wet betreffende de rechten van de patiënt. - Bekendmaking ervan naar de bevolking toe.
Datum indiening04/11/2003
Taal N
Publicatie vraag     B012 - Page : P1526
Publicatiedatum 15/12/2003, 20032004
Termijndatum15/12/2003

 
Vraag

Artikel 12 van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt voorziet in de mogelijkheid dat een minderjarige zijn of haar rechten kan uitoefenen. Artikel 12, § 2, bepaalt dat de minderjarige patiënt betrokken wordt bij de uitoefening van zijn rechten, rekening houdend met zijn leeftijd en maturiteit. 1. Wie beoordeelt of de minderjarige patiënt oud en matuur genoeg is om betrokken te worden bij de uitoefening van zijn rechten? 2. Artikel 12 van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt voorziet niet in een regeling in geval van conflict tussen de minderjarige en zijn ouders of voogd. Artikel 14 voorziet daarenegen wel in een regeling bij meerderjarige patiënten in geval van conflict. Kan u duidelijkheid verschaffen over welke houding de betrokken beroepsbeoefenaar moet aannemen in geval van conflict tussen de minderjarige en zijn ouders of voogd? 3. De patiëntenrechtenwet is een erg belangrijke wet. Ze kent de patiënt het recht toe op een kwaliteitsvolle dienstverlening, op een vrije keuze van beroepsbeoefenaar, op duidelijke informatie, op inzage in het persoonlijk dossier, enz. Het spreekt voor zich dat het van groot belang is dat de bevolking op de hoogte is van de rechten die ze kan laten gelden als patiënt. Welke initiateven heeft u reeds ondernomen om het bestaan van deze wet en de rechten die daaruit voortvloeien voor de patiënt bekend te maken bij patiënten, bij beroepsbeoefenaars (al dan niet in opleiding) en bij jongeren?


 
Status 1 réponse normale - normaal antwoord
Publicatie antwoord     B014 - Page : P2030
Publicatiedatum 05/01/2004, 20032004
Antwoord

Ik heb de eer het geachte lid het volgende te antwoorden. De zorg om minderjarigen meer autonomie te verlenen wat het beheer van hun eigen gezondheid betreft heeft zijn beslag gekregen in artikel 12, § 2, van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt. Dat artikel bepaalt niet alleen dat de minderjarige op basis van zijn leeftijd en maturiteit kan worden betrokken bij de uitoefening van zijn rechten, maar ook dat de in de patiëntenrechtenwet opgesomde rechten door de minderjarige patiënt zelfstandig kunnen worden uitgevoerd, mits deze tot een redelijke beoordeling van zijn belangen in staat kan worden geacht. 1. Zowel de beoordeling van hoe de minderjarige naargelang van zijn leeftijd en maturiteit bij de uitoefening van zijn rechten kan worden «betrokken», als de beoordeling van diens capaciteit om zijn rechten «zelfstandig» uit te oefenen, behoort tot de bevoegdheid van de beroepsbeoefenaar (cf. met name, Parl. St., Kamer, nr. 1642/012, 2001-2002, blz. 95: «De beroepsbeoefenaar zal moeten oordelen over de graad van ontwikkeling van zijn jonge patiënt»). In de huidige situatie is dus de beroepsbeoefenaar verantwoordelijk voor het beoordelen van de maturiteit van de minderjarige en van diens eventuele capaciteit om zelfstandig op te treden wat de hem toegediende zorg betreft. Het zal er voor de betrokken beroepsbeoefenaar op aankomen die beooordeling zoveel mogelijk te verfijnen, aangezien de regels met betrekking tot het ouderlijk gezag in het gedrang zijn. In dat verband is het wellicht niet overbodig dat de beroepsbeoefenaar in zijn dossier de elementen uiteenzet waarop hij zich baseert om te besluiten dat de minderjarige in staat is zelfstandig op te treden. 2. A) Het horen van de minderjarige en het feit van hem te betrekken bij de uitoefening van zijn rechten zullen wellicht probleemloos verlopen in de context van de medische beslissing (met name in het kader van de voorlichting van de patiënt). De situatie dreigt echter delicater te worden wanneer de medische beslissing zelf zal moeten worden genomen, terwijl de ouders en de minderjarige het terzake oneens blijven. Volgens de wet zal, zolang de minderjarige niet tot een «redelijke beoordeling van zijn belangen» in staat wordt geacht, de beroepsbeoefenaar, na het zoeken van een consensus, het advies van de ouders of van de voogd moeten volgen (tenzij wanneer dat advies een bedreiging voor het leven van de minderjarige of een ernstige aantasting van diens gezondheid vormt, overeenkomstig artikel 15, § 2, van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt) of pas tussenbeide komen wanneer voornoemde personen hebben ingestemd met het verzoek van de minderjarige. B) Indien de beroepsbeoefenaar en de ouders (of de voogd) het blijvend oneens zijn over de vraag of de minderjarige de nodige maturiteit heeft om «zelfstandig» (en dus tegen het advies van zijn vertegenwoordigers in) te handelen, kan de beroepsbeoefenaar voornoemde vertegenwoordigers en de minderjarige ertoe aanzetten een beroep te doen op de ombudsdienst zoals bepaald in de wet betreffende de rechten van de patiënt (zie in die zin: Parl. St., Senaat, nr. 1250/003, 2001-2002, blz. 74). Uit de praktijk zal blijken of de wet betreffende de rechten van de patiënt op dat punt moet worden verfijnd en of voor de beroepsbeoefenaar de mogelijkheid moet worden overwogen om terzake de jeugdrechtbank in te schakelen. 3. Het is van essentieel belang dat de wet betreffende de rechten van de patiënt door de bevolking gekend is. In dat verband werd op het einde van de vorige regeerperiode een eerste sensibiliseringscampagne opgezet. Deze campagne werd in het bijzonder gevoerd via brochures die hoofdzakelijk door de FOD Volksgezondheid werden uitgegeven en verdeeld aan beroepsbeoefenaars en zorgvoorzieningen. Voor de toekomst komt het vooral aan de federale Commissie «Patiëntenrechten» toe, uit te maken hoe het budget «Patiëntenrechten» in 2004 wordt aangewend. Ik heb in dat verband vernomen dat de commissie van plan is een tweede sensibiliseringscampagne op te zetten, zowel wat de patiëntenrechten als het bestaan van de ombudsdiensten betreft. Ze wil daarbij beginnen met het plaatsen van informatie op de website van de FOD. Voorts zal de commissie bepalen hoe de enkele duizenden overblijvende brochures van de vorige campagne zullen worden verdeeld. Ik zal de voorstellen en initiatieven van de desbetreffende commissie heel aandachtig blijven volgen.

 
Eurovoc-descriptorenMINDERJARIGHEID | RECHTEN VAN DE ZIEKE