Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0053 - Zittingsperiode : 55
Auteur | Leen Dierick, CD&V (01201) |
Departement | Vice-eersteminister en Minister van Financiën, belast met de Coördinatie van de fraudebestrijding |
Sub-departement | Financiën, Fraudebestrijding |
Titel | Schoolgebouwen. - Btw 6 %. - Schooluren. |
Datum indiening | 05/11/2020 |
Taal | N |
Status vraag | Antwoorden ontvangen |
Termijndatum | 10/12/2020 |
Vraag |
Teneinde een gebouw te kunnen aanmerken als een schoolgebouw voor de toepassing van het verlaagde btw-tarief van 6 % is vereist dat het gebouw hoofdzakelijk voor btw-vrijgesteld onderwijs moet worden gebruikt. De Circulaire 2018/C/6 van 18 januari 2018 met betrekking tot het toepassingsgebied van rubriek XL van tabel A van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 inzake btw-tarieven heeft er in randnummer 19 ook begrip voor dat infrastructuur zo optimaal mogelijk wordt ingezet en dat de infrastructuur dus ook bijkomstig voor andere doeleinden mag worden gebruikt zolang het schoolgebouw hoofdzakelijk voor het verstrekken van onderwijs wordt gebruikt. Bij de voorbeelden in randnummer 23 van deze circulaire wordt een eenvoudige regeling ingevoerd teneinde te bepalen wanneer een schoolgebouw hoofdzakelijk voor btw-vrijgesteld onderwijs wordt gebruikt. Een gebouw wordt aangemerkt als schoolgebouw wanneer de onderwijsinstelling het gebouw "exclusief gebruikt tijdens de normale schooluren, doch waarbij de infrastructuur buiten de normale schooluren door de onderwijsinstelling of de eigenaar aan derden (bijv. sportverenigingen) ter beschikking wordt gesteld". Tot voor kort gebruikte de fiscus inderdaad het exclusieve gebruik tijdens de normale schooluren als maatstaf. Recent echter lijkt de fiscus hier van af te willen stappen en wenst men toch te onderzoeken of meer dan 50 % van de gebruikscapaciteit wordt aangewend voor btw-vrijgesteld onderwijs. Het spreekt voor zich dat zelfs bij een volledig gebruik tijdens de schooluren de kans reëel is dat het gebruik voor socio-culturele verenigingen buiten de normale schooluren groter is dan 50 % van de capaciteit indien men rekening houdt met avonden, woensdagnamiddagen, weekends en schoolvakanties. Inzake de vrijstelling op het vlak van de onroerende voorheffing hanteert VLABEL wel het gebruik tijdens de schooluren (Omzendbrief FB/VLABEL/2007 van 11 september 2007 Vrijstelling van onroerende voorheffing voor onroerende goederen bestemd voor onderwijs) als beslissende indicator. Een coherent beleid vereist dat er een zekere afstemming is van de regionale regels inzake vrijstelling onroerende voorheffing en de federale regels inzake btw. De nieuwe houding van de fiscus lijkt immers het regionale beleid inzake stimulering van multifunctioneel gebruik te bemoeilijken of te verhinderen. Zo is het moeilijk te verantwoorden dat een schoolgebouw wel kan genieten van de vrijstelling inzake onroerende voorheffing, maar niet kan worden opgericht aan het verlaagde btw-tarief voor schoolgebouwen. Kan u bevestigen dat een gebouw wordt aangemerkt als schoolgebouw in de zin van rubriek XL van tabel A van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 indien dit gebouw tijdens de normale schooluren uitsluitend voor onderwijsdoeleinden wordt gebruikt door een onderwijsinstelling en dit ongeacht het aantal uren dat dit gebouw buiten de normale schooluren voor andere doeleinden wordt gebruikt (bijv. door sportverenigingen)? |
Status | 1 réponse normale - normaal antwoord - Gepubliceerd antwoord |
Publicatie antwoord |
![]() |
Publicatiedatum | 09/12/2020, 20202021 |
Antwoord |
Overeenkomstig rubriek XL van tabel A van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 inzake btw-tarieven is een verlaagd btw-tarief van 6 % van toepassing op de leveringen van gebouwen bestemd voor het school- of universitair onderwijs dat op grond van artikel 44, § 2, 4°, a) van het Btw-Wetboek is vrijgesteld alsook op bepaalde werken in onroerende staat of overeenkomsten inzake onroerende financieringshuur die betrekking hebben op dergelijke gebouwen. Er wordt aanvaard dat het gebouw niet uitsluitend voor vrijgesteld onderwijs moet worden gebruikt opdat het verlaagd btw-tarief van toepassing zou kunnen zijn. Randnr. 19 van de circulaire 2018/C/6 bepaalt in dat verband dat wanneer een gebouw of een gedeelte van een gebouw ook voor andere doeleinden wordt gebruikt dan het louter verstrekken van onderwijs het onroerend goed toch wordt aangemerkt als een gebouw in de zin van rubriek XL op voorwaarde dat het hoofdzakelijk gebruikt wordt voor het verstrekken van vrijgesteld onderwijs. Wanneer dezelfde ruimte voor diverse doeleinden wordt gebruikt, hanteert de administratie om te bepalen of een gebouw hoofdzakelijk, dus meer dan 50 %, wordt gebruikt voor vrijgesteld onderwijs een verhouding met in de teller het gebruik tijdens de reguliere schooluren en met in de noemer het geheel aantal uren dat het gebouw wordt gebruikt (met inbegrip van de uren dat het gebouw ter beschikking wordt gesteld van derden). Het randnr. 23 van deze circulaire, waarnaar u verwijst, is een praktisch voorbeeld betreffende de gevolgen voor de toepassing van het verlaagd btw-tarief van het onderscheid tussen het geval waarin een derde een louter recht op toegang verleent en het geval waarin een exclusieve terbeschikkingstelling wordt verleend. Dit voorbeeld is niet strijdig met de hiervoor bepaalde berekeningswijze. Indien u een concreet geval beoogt kan ik dat uiteraard door mijn administratie laten onderzoeken indien u mij hierover de noodzakelijke informatie bezorgt. |
Eurovoc-hoofddescriptor | FISCALITEIT |
Eurovoc-descriptoren | ONDERWIJSINSTELLING | FISCALITEIT | BTW | GEBOUW |