Bulletin nr : B057 - Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0424 - Zittingsperiode : 55
Auteur | Steven Matheï, CD&V (07193) |
Departement | Vice-eersteminister en Minister van Financiën, belast met de Coördinatie van de fraudebestrijding |
Sub-departement | Financiën, Fraudebestrijding |
Titel | Hooglerarenbepaling dubbelbelastingverdrag Nederland. |
Datum indiening | 17/05/2021 |
Taal | N |
Publicatie vraag |
![]() |
Publicatiedatum | 30/06/2021, 20202021 |
Status vraag | Antwoorden ontvangen |
Termijndatum | 23/06/2021 |
Vraag |
Artikel 20 van het dubbelbelastingverdrag met Nederland bepaalt dat beloningen, van welke aard ook, van hoogleraren en andere leden van het onderwijzend personeel, die inwoner zijn van een verdragsluitende Staat en in de andere verdragsluitende Staat verblijven om aldaar aan een universiteit of een andere officieel erkende onderwijsinrichting, onderwijs te geven of zich met wetenschappelijk onderzoek bezig te houden, in die andere Staat vrijgesteld zijn van belasting gedurende een tijdvak van ten hoogste twee jaar vanaf de datum van de feitelijke aanvang van die functie door die personen in de andere Staat. Naar verluidt zou de administratie in ons land deze bepalingen op een andere wijze toepassen dan de Nederlandse belastingdienst. Voor de administratie in ons land zou de bepaling van toepassing zijn wanneer de betrokkene voorafgaand aan de zending naar de andere verdragsstaat reeds in de zendstaat reeds gedurende twee jaar de hoedanigheid heeft van hoogleraar of lid van het onderwijzend personeel. Dit zorgt ervoor dat de ontvangststaat bij nieuwe werknemers moet onderzoeken waar de betrokkene hoelang gewerkt heeft. De Nederlandse belastingdienst zou artikel 20 van het dubbelbelastingverdrag op een andere wijze toepassen en niet eisen dat de betrokkene voorafgaand aan de toepassing de hoedanigheid van hoogleraar of lid van het onderwijzend personeel heeft. 1. Hoe wordt in ons land artikel 20 van het dubbelbelastingverdrag met Nederland toegepast? 2. Op welke wijze verschilt dit van de manier waarop Nederland het artikel toepast? 3. Veroorzaakt de verschillende toepassingswijze problemen in de praktijk? 4. Hoe kunnen deze problemen verholpen worden en hoe kan de administratieve last maximaal beperkt worden? 5. Wat is uw standpunt ten opzichte van het verwijderen van artikel 20 uit het dubbelbelastingverdrag met Nederland? |
Status | 1 réponse normale - normaal antwoord - Gepubliceerd antwoord |
Publicatie antwoord |
![]() |
Publicatiedatum | 24/07/2021, 20202021 |
Antwoord |
1. Artikel 20 van het dubbelbelastingverdrag met Nederland wordt door mijn administratie als volgt toegepast. De betrokkene dient in zijn woonstaat (zendstaat), voorafgaand aan zijn zending of opdracht in de andere Staat (ontvangststaat), reeds de hoedanigheid te hebben van hoogleraar of lid van het onderwijzend personeel. In de ontvangststaat dient te betrokkene aan een universiteit of andere officieel erkende onderwijsinstelling, ofwel onderwijs te geven, ofwel zich met wetenschappelijk onderzoek bezig te houden. Dit impliceert dat de voorwaarde dat de persoon de hoedanigheid moet hebben van hoogleraar of lid van het onderwijzend personeel enkel geldt voor de woonstaat (zendstaat) en moet voorafgaandelijk aan het vertrek vervuld zijn. Deze voorwaarde geldt niet voor de uit te oefenen functie in de ontvangststaat. Het opleggen van deze voorwaarde in de ontvangststaat zou een ongeoorloofde bijkomende voorwaarde zijn die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de dubbelbelasting Het klopt niet dat mijn administratie zou vereisen dat de betrokkene in de woonstaat (zendstaat), voorafgaand aan de zending naar de andere Staat, reeds gedurende een termijn van twee jaar de hoedanigheid van hoogleraar of lid van het onderwijzend personeel moet hebben. 2. Mijn administratie heeft geen indicatie, of beschikt niet over informatie die er zou op duiden dat Nederland artikel 20 van het dubbelbelastingverdrag op een andere manier toepast. 3. Voor zover mijn administratie kon nagaan veroorzaakt de toepassing van artikel 20 van het dubbelbelastingverdrag met Nederland in de praktijk geen noemenswaardige problemen. Voor een klein aantal gevallen werd in het verleden een overlegprocedure op grond van artikel 28 van het dubbelbelastingverdrag ingesteld. Deze procedures hebben steeds geresulteerd in een Belgisch-Nederlands akkoord om de belasting die niet in overeenstemming bleek met de bepalingen van het dubbelbelastingverdrag, ongedaan te maken. 4. Mijn administratie ondervindt zoals gezegd geen opvallende of aanhoudende problemen bij de toepassing van artikel 20 van het dubbelbelastingverdrag met Nederland. Tevens meent ze dat de door een betrokkene voor te leggen bewijsvoering eerder eenvoudig en licht is (bewijs dat de betrokkene voorafgaand aan de zending hoogleraar of lid van het onderwijzend personeel was; en dat de betrokkene vervolgens in de zendstaat aan een universiteit of andere officieel erkende onderwijsinstelling, ofwel onderwijs geeft, ofwel zich bezighoudt met wetenschappelijk onderzoek). 5. Eerst en vooral merk ik op dat het artikel 20 van het dubbelbelastingverdrag met Nederland niet enkel betrekking heeft op het inkomen van onderwijzend personeel maar ook op vergoedingen voor studenten en stagiairs. Ten tweede, u zult wellicht weten dat de onderhandelingen met het oog op het sluiten van een nieuw dubbelbelastingverdrag met Nederland nog steeds lopen. Nadere details hierover kan ik u dus niet verstrekken. Ik kan u wel verwijzen naar het Belgisch model van dubbelbelastingverdrag. In dat model is geen specifieke bepaling opgenomen voor het onderwijzend personeel. |
Eurovoc-hoofddescriptor | FISCALITEIT |
Eurovoc-descriptoren | DUBBELE BELASTING | LEERKRACHT | BELASTINGVRIJSTELLING | FISCALITEIT | NEDERLAND | BELASTINGGRONDSLAG | BELASTINGOVEREENKOMST |