Bulletin nr : B020 - Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0420 - Zittingsperiode : 55

De ambtenaren van de burgerlijke stand krijgen tegengestelde adviezen binnen betreffende Palestijnse kinderen die in ons land geboren zijn en waarvan de ouders er rechtmatig verblijven over het recht op de Belgische nationaliteit op basis van artikel 10 van het Wetboek van Belgische nationaliteit (WBN). Het parket van de procureur des Konings West-Vlaanderen liet weten aan de ambtenaren van de burgerlijke stand dat de Belgische regering Palestina niet erkent als een soevereine en onafhankelijke Staat. Op beleidsniveau werd dan ook besloten dat het onmogelijk is om de jure het bestaan van de Palestijnse nationaliteit te bepalen in hoofde van de ouders en van hun kind dat in België is geboren. Het hof van beroep te Gent gaat niet in op de vraag tot toekenning van het statuut van staatloze aan Palestijnen: op grond van de Conventie van Montevideo volstaat het dat de betrokken Staat, op grond van het rechtsstelsel dat in die Staat voorhanden is, de betrokken persoon als diens onderdaan beschouwt. Deze stelling heeft reeds de toets van het hof van Cassatie doorstaan. De FOD Justitie geeft dan weer het advies om krachtens artikel 10, 1ste alinea WBN Palestijnse kinderen wel de Belgische nationaliteit toe te kennen aangezien de Belgische regering Palestina niet als een soevereine en onafhankelijke staat erkent. Bovendien hebben de Palestijnse autoriteiten geen nationaliteitswetgeving aangenomen, met daaraan gekoppeld de onmogelijkheid om de jure het eventueel bestaan van de Palestijnse "nationaliteit" te bepalen in hoofde van de betrokken kinderen. Zou het mogelijk zijn hieromtrent duidelijkheid te scheppen en te verklaren welk advies er dient opgevolgd te worden door de administratie van steden en gemeenten? Zal u hieromtrent een communicatie verspreiden om de burgerlijke diensten beter te informeren?