Schriftelijke vraag en antwoord nr : 1133 - Zittingsperiode : 54

De Staat verleent een toelage van 55 % van het bedrag van het op regelmatige wijze toegekende leefloon. Deze toelage wordt verhoogd in volgende gevallen: - 65 % indien het OCMW in de loop van het voorlaatste jaar maandelijks gemiddeld aan ten minste 500 rechthebbenden een leefloon heeft toegekend of voor wie het een tewerkstelling heeft gerealiseerd waarvoor een staatstoelage geldt; - 70 % indien het OCMW in de loop van het voorlaatste jaar maandelijks gemiddeld aan ten minste 1.000 rechthebbenden een leefloon heeft toegekend of voor wie het een tewerkstelling heeft gerealiseerd waarvoor een staatstoelage geldt. De verhoogde toelage van 65 % of 70 % wordt voor de eerste maal toegekend op voorwaarde dat: - de drempel van 500 of 1.000 rechthebbenden wordt overschreden; en - het aantal rechthebbenden in vergelijking met het voorgaande jaar met ten minste 5 % is gestegen. De toelage van 65 % of 70 % wordt verminderd met 1 % per jaar tot dat het toelageniveau van respectievelijk 55 % of 65 % wordt bereikt indien het aantal rechthebbenden in de loop van het voorlaatste jaar maandelijks gemiddeld onder de drempel van 500 of 1.000 rechthebbenden daalt. Deze vermindering met 1 % wordt niet toegepast als de daling van het aantal rechthebbenden minder dan 3 % ten opzichte van het voorgaande jaar bedraagt. 1. Er zijn verschillende toelagen (terugbetalingspercentages) afhankelijk van de hulpverlening die men verschaft. Ik zou graag een overzicht hebben in absolute en relatieve cijfers van deze terugbetalingspercentages en dat over een periode van de afgelopen vijf jaar, opgesplitst per Gewest. 2. Om de oorzaken van de evoluties in terugbetalingspercentages te kennen, zou ik - naast de algemene cijfers - ook graag per rechtsgrond deze cijfers krijgen over een periode van de afgelopen vijf jaar, opgesplitst per Gewest: a) het GPMI; b) student; c) tewerkstelling (artikel 60, § 7: voltijds - deeltijds); d) sociale economie initiatief; e) omkaderings- en opleidingspremie (artikel 61); f) personeelskosten; g) daklozen en hiermee gelijkgestelde personen; h) installatiepremie; i) personen ingeschreven in het vreemdelingenregister; j) bijzondere toelage (programmawet 26 december 2013).

1. In de bijlage vindt u in het werkblad 1 per mogelijk terugbetalingspercentage het aantal unieke personen voor de jaren 2013-2017, en dit per Gewest. Ik wens er bovendien op te wijzen dat deze cijfers niet enkel beďnvloed zijn door de stijging van het gemiddeld aantal begunstigden, maar ook door de verhoging van de terugbetalingspercentages met 5 % sinds 1 juli 2014 en de wijzigingen in de GPMI-wetgeving van 1 november 2016. Binnen eenzelfde jaar kunnen deze aantallen niet worden opgeteld omdat voor een persoon verschillende terugbetalingspercentages van toepassing kunnen zijn. Externe factoren, zoals de asielcrisis, kunnen ook een verklaring bieden voor bepaalde schommelingen van jaar tot jaar. 2. In de werkbladen 2a tot en met 2j vindt u de gevraagde uitsplitsing per bijzondere doelgroep. De bijzondere toelage zoals bepaald bij de programmawet van 26 december 2013 betreft enkel het jaar 2014. Bijgevolg kan hier dus geen evolutie over vijf jaar worden geleverd. De bijlagen bij het antwoord op deze vraag zijn het geachte Kamerlid rechtstreeks toegestuurd. Gezien het louter documentaire karakter ervan worden zij niet in het Bulletin van Vragen en Antwoorden opgenomen maar liggen zij ter inzage bij de griffie van de Kamer van volksvertegenwoordigers (dienst Parlementaire Vragen).