Bulletin nr : B073 - Schriftelijke vraag en antwoord nr : 0321 - Zittingsperiode : 50
Auteur | Olivier Maingain, PRLFDFMCC |
Departement | Minister van Binnenlandse Zaken |
Sub-departement | Binnenlandse Zaken |
Titel | Vorderingen van de burgemeester tot het bekomen van de medewerking van de federale politie. - Procedure. |
Datum indiening | 19/03/2001 |
Taal | F |
Publicatie vraag |
![]() |
Publicatiedatum | 30/04/2001, 200020011 |
Status vraag | Antwoorden ontvangen |
Vraag |
Artikel 43 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus bepaalt dat in geval van ramp, onheil, schadegeval, oproer, kwaadwillige samenscholingen of ernstige en nakende bedreigingen van de openbare orde, en wanneer de middelen van de lokale politie onvoldoende zijn, de burgemeester of de persoon die hem vervangt, met het oog op de ordehandhaving of het herstel van de openbare orde, de federale politie kan vorderen. Voorts bepaalt artikel 109 van de voornoemde wet van 7 december 1998 dat de vorderingen van de burgemeester tot het bekomen van de medewerking van de federale politie voor de uitvoering van haar opdrachten van bestuurlijke politie worden gericht aan de territoriaal bevoegde bestuurlijke directeur-coördinator. Terzake hebben bepaalde burgemeesters van faciliteitengemeenten mij te kennen gegeven dat zij bezorgd zijn omdat hun meergemeentenzone in geval van manifestaties in hun gemeente over onvoldoende manschappen beschikt. Hun vragen handelden meer bepaald over het optreden van de federale politie in die situatie met het oog op de ordehandhaving. 1. Over welke termijn beschikt de bestuurlijke directeur-coördinator die territoriaal bevoegd is om op de vordering van de burgemeester te reageren? 2. Door welke beoordelingscriteria moet de voornoemde bestuurlijke directeur-coördinator zich laten leiden wanneer hem een dergelijke vordering wordt voorgelegd? |
Publicatie antwoord |
![]() |
Publicatiedatum | 08/10/2002, 200220030 |
Antwoord |
1. De vordering is het ultieme instrument om een capaciteitsprobleem te ondervangen. Het zal slechts worden aangewend door de administratieve overheden belast met de materiële tenuitvoerlegging van beslissingen op politioneel vlak, indien de overige instrumenten het heersende capaciteitsprobleem niet kunnen oplossen. Deze overige instrumenten zijn: het efficiënt inzetten van de eigen capaciteit, de toepassing van akkoorden tot wederzijdse steun en de verzoeken aan de bestuurlijke directeur-coördinator (Dirco). Het capaciteitsbeheer wordt in eerste instantie geregeld door het efficiënt beheer van de capaciteit van de lokale politie binnen de eigen politiezone. Op lokaal vlak staat het politiecollege in voor dit capaciteitsbeheer. Een overeenkomst tot wederzijdse steun wordt vrijwillig gesloten tussen twee of meer politiezones, met het oog op een efficiënt capaciteitsbeheer. Het wordt met name gesloten door de politiecolleges van de betrokken politiezones. Het akkoord stipuleert op welke wijze de steun geleverd wordt en bevat, in voorkomend geval, ook de kostenregeling. Het wordt echter bij voorkeur gesloten op basis van het wederkerigheidsprincipe. Het samenwerkingsakkoord treft in de eerste plaats een regeling aangaande kwalitatieve aangelegenheden, maar kan ook betrekking hebben op kwantitatieve aangelegenheden. Het gaat enkel om aangelegenheden die vallen binnen de basispolitiezorg. Het verzoek zal worden aangewend wanneer een politiezone wordt geconfronteerd met een capaciteitsprobleem dat geen oplossing vindt in een akkoord tot wederzijdse steun met een andere zone. In dit geval zal de politiezone het probleem aankaarten bij de Dirco. Deze is overeenkomstig artikel 104, 1° van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus belast met het beantwoorden van de aanvragen tot technische, administratieve en operationele ondersteuning van de lokale politie. De Dirco kan een lokaal politiekorps of de federale politie vragen om op te treden in de hulpbehoevende politiezone. De opvordering moet gezien worden als een laatste remedie om een bestaand capaciteitsprobleem op te lossen. Voordat men tot een vordering overgaat moet het duidelijk zijn dat er geen andere oplossing mogelijk is voor het capaciteitsprobleem. Bij een opvordering van de federale politie door een burgemeester op basis van artikel 43 van de wet van 7 december 1998, zal het steeds om een spoedeisend geval gaan. Een preventieve vordering is steeds uitgesloten. De vordering is enkel mogelijk in geval van ramp, onheil, schadegeval, oproer, kwaadwillige samenscholing of ernstige en nakende bedreiging van de openbare orde. Gezien het hoogdringend karakter moet de bestuurlijk directeur-coördinator zo spoedig mogelijk reageren op de vorderingsvraag van de burgemeester. 2. Overeenkomstig artikel 109 van de voornoemde wet van 7 december 1998 richt de burgemeester de vordering tot de bestuurlijke directeur-coördinator. De bestuurlijke directeur-coördinator zal moeten nagaan of de vordering op cumulatieve wijze voldoet aan twee voorwaarden. Deze twee voorwaarden zijn opgenomen in artikel 43 van de wet: - Het moet gaan om een ramp, onheil, schadegeval, oproer, kwaadwillige samenscholing of ernstige en nakende bedreiging van de openbare orde. - De middelen van de lokale politie zijn onvoldoende of ontoereikend en er kan geen oplossing gevonden worden op lokaal niveau. Een vordering is bovendien pas wettig als zij voldoet aan de voorwaarden opgenomen in artikel 8 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt: - Iedere vordering moet schriftelijk geschieden, of minstens schriftelijk worden bevestigd na vordering met een ander communicatiemiddel. - Ze moet de wetsbepaling vermelden krachtens welke zij wordt verricht. - De vordering moet het voorwerp vermelden. - Ze moet gedateerd zijn. - De vordering moet de naam en de hoedanigheid, alsook de handtekening van de vorderende overheid dragen. Een onwettelijke vordering wordt niet uitgevoerd. De opgevorderde instantie zal contact opnemen met de opvorderende overheid teneinde een oplossing te vinden voor de tekortkomingen van de opvordering. Als de opvorderende overheid gevolg geeft aan deze aanvraag, kan de opvordering alsnog worden uitgevoerd. Indien de vordering, hoewel wettelijk, haar als een kennelijk misbruik voorkomt (een abusieve vordering), dient de gevorderde politionele instantie de opdracht toch uit te voeren, maar dient zij dit onverwijld langs de hiërarchische weg te melden aan de hogere politieoverheid. De minister van Binnenlandse Zaken oordeelt of van de betrokken burgemeester de gemaakte kosten zullen worden teruggevorderd. |
Eurovoc-descriptoren | OPENBARE ORDE, POLITIE, PLAATSELIJK VERKOZENE |