Sinds de jaren 1980 worden in de commissies ook vragen en interpellaties behandeld. In de plenaire vergadering komen enkel nog de belangrijkste vragen en interpellaties. De leden kunnen hun vragen ook schriftelijk stellen. Ze worden gepubliceerd in het “Bulletin van vragen en antwoorden”.

Interpellaties, vragen en moties

De Kamerleden hebben het recht om een of meer ministers te ondervragen over een actueel politiek probleem van algemeen belang. Dat recht is het logische gevolg van het grondwettelijk beginsel dat de ministers door de Kamer ter verantwoording kunnen worden geroepen.

Het onderscheid tussen vragen en interpellaties ligt in de gevolgen die eraan verbonden kunnen zijn. Mondelinge vragen dienen vooral om het Kamerlid te informeren. Met een interpellatie kan het lid daarentegen ten volle zijn bevoegdheid van controle op de regering uitoefenen, omdat tot besluit de volgende moties kunnen ingediend worden:

  • De eenvoudige motie, waarin wordt voorgesteld over te gaan tot de orde van de dag,
  • De motie van aanbeveling, die de regering vraagt bepaalde maatregelen te nemen ter oplossing van het probleem waarover de interpellatie handelde,
  • De motie van wantrouwen, waarin voorgesteld wordt een minister of de regering het vertrouwen te ontnemen, zonder dat een alternatief wordt voorgesteld,
  • De constructieve motie van wantrouwen, waarbij de Kamer niet alleen de regering haar vertrouwen ontneemt, maar tegelijkertijd een opvolger voor de Eerste minister voorstelt.

De moties worden later in de plenaire vergadering van de Kamer in stemming gebracht.

De vragen, de interpellaties, de antwoorden van de betrokken ministers zowel als de eventueel ingediende moties worden gepubliceerd in het integraal verslag – de enige authentieke tekst – en het beknopt verslag – een synthese in beide talen – van de vergaderingen. De verslagen worden gepubliceerd per vergadering en per commissie. Raadpleging is eenvoudig via een zoekformulier.