KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50 COM 535
CRIV 50 COM 535
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET HET BEKNOPT VERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC LE COMPTE RENDU ANALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
C
OMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
woensdag mercredi
18-07-2001 18-07-2001
10:00 uur
10:00 heures
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE

































AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP Christelijke
Volkspartij
FN Front
National
PRL FDF MCC
Parti Réformateur libéral ­ Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS Parti
socialiste
PSC Parti
social-chrétien
SP Socialistische
Partij
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode + nummer
en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du
n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag (op wit papier, bevat de bijlagen en het
beknopt verslag, met kruisverwijzingen tussen Integraal en
Beknopt Verslag)
CRIV
Compte Rendu Intégral (sur papier blanc, avec annexes et
CRA, avec renvois entre le CRI et le CRA)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV Compte
Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes
:
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be

e-mail : aff.generales@laChambre.be
CRIV 50
COM 535
18/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i

INHOUD
SOMMAIRE
Vraag van de heer Daniel Bacquelaine aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de opsporing van borstkanker" (nr. 4919)
1
Question de M. Daniel Bacquelaine au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "le
dépistage du cancer du sein" (n° 4919)
1
Sprekers: Daniel Bacquelaine, voorzitter van
de PRL FDF MCC-fractie, Frank
Vandenbroucke
, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs: Daniel Bacquelaine, président du
groupe PRL FDF MCC, Frank
Vandenbroucke
, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van de heer Daniel Bacquelaine aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de evolutie van het DOSZ-dossier" (nr. 5192)
2
Question de M. Daniel Bacquelaine au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur
"l'évolution du dossier OSSOM" (n° 5192)
2
Sprekers: Daniel Bacquelaine, voorzitter van
de PRL FDF MCC-fractie, Frank
Vandenbroucke
, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs: Daniel Bacquelaine, président du
groupe PRL FDF MCC, Frank
Vandenbroucke
, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van de heer Jean-Jacques Viseur aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de wijziging van de wetgeving betreffende het
overlevingspensioen" (nr. 4927)
3
Question de M. Jean-Jacques Viseur au ministre
des Affaires Sociales et des Pensions sur "la
modification de la législation en matière de
pension de survie" (n° 4927)
3
Sprekers: Jean-Jacques Viseur, Frank
Vandenbroucke
, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs: Jean-Jacques Viseur, Frank
Vandenbroucke
, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van de heer Yves Leterme aan de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over "de
vaststelling van ongeschiktheid van kinderen met
aangeboren hartafwijkingen" (nr. 4975)
4
Question de M. Yves Leterme au ministre des
Affaires Sociales et des Pensions sur "la
déterminination du handicap dont sont affectés
les enfants souffrant d'une malformation
cardiaque congénitale" (n° 4975)
4
Sprekers: Yves Leterme, voorzitter van de
CVP-fractie, Frank Vandenbroucke, minister
van Sociale Zaken en Pensioenen
Orateurs: Yves Leterme, président du groupe
CVP, Frank Vandenbroucke, ministre des
Affaires sociales et des Pensions
Vraag van de heer Yves Leterme aan de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de
normering toepasselijk op fusieziekenhuizen"
(nr. 5007)
6
Question de M. Yves Leterme au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "les normes
s'appliquant aux hôpitaux fusionnés" (n° 5007)
6
Sprekers: Yves Leterme, voorzitter van de
CVP-fractie, Frank Vandenbroucke, minister
van Sociale Zaken en Pensioenen
Orateurs: Yves Leterme, président du groupe
CVP, Frank Vandenbroucke, ministre des
Affaires sociales et des Pensions
Vraag van mevrouw Simonne Creyf aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de vrijwilliger en de wet op de buitenlandse
arbeidskrachten" (nr. 5054)
7
Question de Mme Simonne Creyf au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "le
bénévolat et la loi relative aux travailleurs
étrangers" (n° 5054)
7
Sprekers:
Simonne Creyf, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Simonne Creyf, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van de heer Luc Goutry aan de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over "de
verpleegdagprijs" (nr. 5030)
10
Question de M. Luc Goutry au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "le prix de la
journée de soins" (n° 5030)
10
Sprekers:
Luc Goutry, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Luc Goutry, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van de heer Yvan Mayeur aan de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over "de
behandeling van Alzheimerpatiënten" (nr. 5029)
11
Question de M. Yvan Mayeur au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "le
traitement des patients atteints d'Alzheimer"
(n° 5029)
11
18/07/2001
CRIV 50
COM 535
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
Sprekers:
Yvan Mayeur, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Yvan Mayeur, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"zorg en opvang van comapatiënten" (nr. 5033)
12
Question de M. Jo Vandeurzen au ministre des
Affaires Sociales et des Pensions sur "les soins
prodigués aux patients comateux" (n° 5033)
12
Sprekers:
Jo Vandeurzen, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Jo Vandeurzen, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van mevrouw Joke Schauvliege aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de gevolgen van inkomensgarantie voor ouderen
op de religieuze gemeenschappen" (nr. 5038)
13
Question de Mme Joke Schauvliege au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "les
conséquences de la garantie des revenus aux
personnes âgées pour les communautés
religieuses" (n° 5038)
13
Sprekers:
Joke Schauvliege, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Joke Schauvliege, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van de heer Luc Goutry aan de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over "de
geldigheidsduur van attesten voor verhoogde
kinderbijslag" (nr. 5059)
14
Question de M. Luc Goutry au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "la durée de
validité des attestions pour les allocations
familiales majorées" (n° 5059)
14
Sprekers:
Luc Goutry, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Luc Goutry, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van mevrouw Trees Pieters aan de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over "de
pensioenen van zelfstandigen" (nr. 5062)
16
Question de Mme Trees Pieters au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "les
pensions des indépendants" (n° 5062)
16
Sprekers:
Trees Pieters, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Trees Pieters, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van de heer Luc Goutry aan de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen
over "de kosten
van
psychiatrische
verzorgingstehuizen" (nr. 5093)
17
Question de M. Luc Goutry au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur le coût des
maisons de soins psychiatriques" (n° 5093)
17
Sprekers:
Luc Goutry, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Luc Goutry, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Samengevoegde vragen van
18
Questions jointes de
18
- de heer Jean-Marc Delizée aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de
financiering van de 'gespecialiseerde
urgentiediensten' en de dringende behoefte aan
concrete maatregelen om de tekorten te dekken
waartoe die dienst in kleine ziekenhuizen leidt"
(nr. 5096)
18
- M. Jean-Marc Delizée au ministre des Affaires
Sociales et des Pensions sur "le financement des
'soins urgents spécialisés' et l'urgence de
mesures concrètes pour couvrir les déficits
générés par ce service dans les hôpitaux de
petite taille" (n° 5096)
18
- de heer Jean-Marc Delizée aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de erkenning
van de MUG's en de terugwerking van de
financiering" (nr. 5097)
18
- M. Jean-Marc Delizée au ministre des Affaires
Sociales et des Pensions sur "l'agréation des
SMUR et le caractère rétroactif du financement"
(n° 5097)
18
Sprekers:
Jean-Marc Delizée, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Jean-Marc Delizée, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"het financieren van de eindejaarstoelage en het
vakantiegeld" (nr. 5101)
21
Question de M. Jo Vandeurzen au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "le
financement de la prime de fin d'année et du
pécule de vacances" (n° 5101)
21
CRIV 50
COM 535
18/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
iii
Sprekers:
Jo Vandeurzen, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Jo Vandeurzen, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van de heer Yvan Mayeur aan de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over "de
nakende inwerkingtreding van de zorgverzekering
in de Vlaamse Gemeenschap" (nr. 5109)
23
Question de M. Yvan Mayeur au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "l'entrée en
vigueur prochaine du système 'zorgverzekering'
en Communauté flamande" (n° 5109)
23
Sprekers:
Yvan Mayeur, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Yvan Mayeur, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van de heer Luc Goutry aan de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over "de
besparingen in de rusthuissector" (nr. 5169)
25
Question de M. Luc Goutry au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "les
économies dans le secteur des maisons de
repos" (n° 5169)
25
Sprekers:
Luc Goutry, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Luc Goutry, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van de heer Luc Paque aan de minister van
Sociale Voorzorg en Pensioenen over "het
verkrijgen van een parkeerkaart voor
gehandicapten" (nr. 5185)
29
Question de M. Luc Paque au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "l'obtention
de la carte de stationnement pour les handicapés"
(n° 5185)
29
Sprekers: Luc Paque, Greet Van Gool,
regeringscommissaris
Orateurs: Luc Paque, Greet Van Gool,
commissaire du gouvernement
Vraag van de heer Luc Paque aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de
toekenning van tegemoetkomingen aan
gehandicapten bij een aanvraag om herziening
wegens verergering" (nr. 5186)
30
Question de M. Luc Paque au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "l'octroi
d'allocations de handicapé dans le cadre d'une
demande en aggravation" (n° 5186)
30
Sprekers: Luc Paque, Greet Van Gool,
regeringscommissaris
Orateurs: Luc Paque, Greet Van Gool,
commissaire du gouvernement
CRIV 50
COM 535
18/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1




COMMISSIE VOOR DE SOCIALE
ZAKEN
COMMISSION DES AFFAIRES
SOCIALES
van
WOENSDAG
18
JULI
2001
10:00 uur
______
du
MERCREDI
18
JUILLET
2001
10:00 heures
______

De vergadering wordt geopend om 10:00 uur door
de heer Joos Wauters, voorzitter.
La séance est ouverte à 10:00 heures par M. Joos
Wauters, président.
01 Question de M. Daniel Bacquelaine au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "le dépistage du cancer du sein" (n° 4919)
01 Vraag van de heer Daniel Bacquelaine aan
de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "de opsporing van borstkanker" (nr. 4919)
01.01 Daniel Bacquelaine (PRL FDF MCC):
Monsieur le président, monsieur le ministre, chers
collègues, dans le cadre de l'examen de masse
organisé en vue du dépistage du cancer du sein,
un numéro de nomenclature a été réservé aux
seuls radiologues.

Il est normal que la mammographie soit le plus
souvent pratiquée par des radiologues. Il s'agit, en
effet, d'une technique d'imagerie médicale. Les
radiologues ont bien sûr toutes les qualifications
pour la réaliser. En outre, certains d'entre eux en
ont l'habitude et disposent de l'équipement
approprié à cet effet.

Il me paraît peu souhaitable ­ je suppose que
c'est là l'esprit de ce numéro de nomenclature
réservé ­ que des "connexistes" fassent de temps
en temps des mammographies à titre accessoire.
La sénologie suppose une grande expérience et
un équipement adéquat.

Cependant, à côté des radiologues et des
"connexistes", il existe des sénologues ­ des
médecins spécialisés dans le diagnostic du cancer
du sein ­ qui ne sont pas radiologues. Je pense
notamment à certains gynécologues qui se sont
spécialisés en sénologie et qui, de ce chef, ont
acquis une expérience et se sont équipés
valablement.

Dans le cadre de la campagne de dépistage de
masse, je crois que l'on ne peut pas se priver de
ces compétences-là ­ tout en considérant par
ailleurs que le fait d'être radiologue ne signifie pas
que l'on dispose d'une compétence spécifique en
sénologie. De nombreux radiologues ne pratiquent
jamais de mammographies.

La décision de réserver la mammographie de
masse aux seuls radiologues ­ bien qu'elle ait été
prise en concertation ­ me semble engendrer la
non-utilisation de compétences importantes en
sénologie offertes par des gynécologues-
sénologues.

Aussi, je me demande si l'on ne pourrait pas
donner accès à ce code de nomenclature en
fonction de la compétence, plutôt que d'un titre qui
ne recouvre peut-être pas une grande expérience.

Quels critères et quelles mesures seraient
indiqués pour satisfaire à l'extension de cette
nomenclature vis-à-vis de ceux qui possèdent
réellement la compétence?
01.02 Frank Vandenbroucke, ministre: Monsieur
le président, chers collègues, en ce qui concerne
l'accès au dépistage du cancer du sein, nous
croyons qu'il existe une différence essentielle
entre les gynécologues et les radiologues en ce
sens que ces derniers n'ont accès qu'à certaines
prestations de l'article 17 de la nomenclature dans
le cadre de la notion de "connexité". Dans ce cas,
il s'agit d'une relation médecin-patient existante et
d'un problème diagnostique existant.

Dans son article 17ter, la nomenclature dispose
18/07/2001
CRIV 50
COM 535
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
que "les médecins agréés pour une spécialité
autre que les radiodiagnostics sont autorisés, pour
les malades qu'ils soignent et dans le cadre de
leur spécialité, à réaliser uniquement les
prestations suivantes". Selon la nomenclature, il
s'agit de malades. L'introduction du dépistage du
cancer du sein part d'un tout autre point de vue: il
ne s'agit pas de patients, mais en principe d'un
grand nombre de femmes en bonne santé.

C'est donc par une application pure des principes
de la nomenclature que cette prestation a été
réservée aux spécialistes en radiologie. Il n'y a
aucune raison de penser que ces derniers sont
moins compétents dans ce cas, comme d'aucuns
le suggèrent.

Conformément à certaines directives
européennes, des garanties supplémentaires
sont, en outre, exigées en ce qui concerne
l'équipement, le nombre d'examens, la deuxième
lecture, etc. De plus, pour ce dépistage, l'ancien
numéro de nomenclature ne peut être porté en
compte pour la mammographie et l'examen du
grand nombre de clichés avec de nombreuses
images normales est donc une activité pour
laquelle les gynécologues-sénologues n'ont pas
non plus d'expérience.

Comme l'honorable membre l'a signalé, même si
on niait la règle de connexité de la nomenclature,
on se trouverait devant le problème insoluble, qui
consiste à déterminer des critères ou des moyens
légaux sur la base desquels l'accès serait limité à
certains gynécologues. Il ne me semble donc pas
opportun de concéder l'accès au dépistage du
cancer du sein aux gynécologues.

Ce problème a suscité de nombreuses
discussions, sans parler des implications
émotionnelles qui gravitent autour de la question.
Je suis convaincu, eu égard aux deux arguments
que je viens de donner, que la solution que nous
avons trouvée est la seule qui soit réellement
praticable.
01.03 Daniel Bacquelaine (PRL FDF MCC):
Monsieur le président, monsieur le ministre,
j'admets qu'il existe une différence entre les
patients et les malades, d'une part, et les
personnes qui se soumettent au dépistage,
d'autre part. Dans certaines régions du pays, dans
les services du plus grand hôpital de ma région, la
personne qui est normalement prédestinée à
prendre en charge le dépistage de masse n'est
pas radiologue. Mais elle est actuellement
considérée comme ayant le plus d'expérience à
son actif.

Il est dommageable de se priver de telles
compétences de manière explicite, alors que les
personnes bénéficiant d'une expérience étendue
en la matière ne sont pas légion. Même parmi les
radiologues, beaucoup considèrent ne pas avoir
un nombre suffisant de mammographies à leur
actif, ce, de manière régulière, pour pouvoir
entreprendre ce type de dépistage.

Lorsque des compétences existent dans ce
domaine et que l'on s'en prive par une mesure
administrative, c'est néfaste par rapport à l'objectif
poursuivi. On aurait pu prévoir à cet égard des
mesures transitoires permettant aux compétences
de continuer à s'exprimer, parce que ces
personnes exercent déjà dans le secteur pour
l'instant. Dès lors, nous leur dirons que, malgré
leurs compétences, nous avons décidé de
réserver le code à untel et que leurs compétences
ne nous intéressent plus et ne paraissent plus
utilisables. Cette mesure me semble pour le
moins arbitraire.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
02 Question de M. Daniel Bacquelaine au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "l'évolution du dossier OSSOM" (n° 5192)
02 Vraag van de heer Daniel Bacquelaine aan
de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "de evolutie van het DOSZ-dossier"
(nr. 5192)
02.01 Daniel Bacquelaine (PRL FDF MCC):
Monsieur le président, monsieur le ministre, en
novembre, lors de la présentation de votre note de
politique générale, vous nous avez indiqué que la
réglementation de l'OSSOM devait être
modernisée et adaptée aux évolutions récentes de
la société. La suppression des inégalités au sein
de ce régime ferait l'objet d'un examen
approfondi.

Quelles sont les initiatives déjà entreprises pour
rencontrer cet objectif? Une commission a été
mise sur pied au sein de l'OSSOM afin d'étudier
dans sa globalité la problématique dans le cadre
d'une plus large égalité entre homes et femmes à
l'intérieur de la législation de l'OSSOM. Pouvez-
vous nous informer des travaux, des résultats
éventuels de cette commission?
02.02 Frank Vandenbroucke, ministre: Monsieur
le président, j'ai l'honneur de signaler à l'honorable
membre qu'il est tout à fait nécessaire, comme je
l'ai déjà exposé lors de la présentation de ma note
CRIV 50
COM 535
18/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
de politique générale, de moderniser et d'adapter
la réglementation de l'OSSOM aux récentes
évolutions sociales. Assurer l'égalité de traitement
entre hommes et femmes, notamment en matière
de pension de survie et d'âge de mise à la retraite
est, en effet, indispensable si l'on veut se
conformer aux législations belges et européennes.

La question de la prise en compte du service
militaire et du service civil dans la fixation des
droits à la pension doit également intervenir dans
la problématique, de même que l'indexation des
rentes des ressortissants suisses, à la suite de
l'accord intervenu entre l'Union européenne et la
Suisse. Un groupe de travail chargé de traiter ce
dossier a effectivement été mis sur pied au sein
de l'OSSOM.

L'affaire est cependant très complexe et a
demandé un examen approfondi.

L'OSSOM en est à la préparation des textes
légaux. Des crédits pour le budget 2002 ont, par
ailleurs, été demandés. En cas d'accord, je ne
manquerai pas de prendre les initiatives
législatives nécessaires.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
03 Question de M. Jean-Jacques Viseur au
ministre des Affaires Sociales et des Pensions
sur "la modification de la législation en matière
de pension de survie" (n° 4927)
03 Vraag van de heer Jean-Jacques Viseur aan
de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "de wijziging van de wetgeving betreffende
het overlevingspensioen" (nr. 4927)
03.01 Jean-Jacques Viseur (PSC): Monsieur le
président, monsieur le ministre, je ne sais pas qui
a inventé les questions orales dans l'Antiquité
mais nous avons un modèle, Caton l'Ancien.
Chaque fois qu'il interrogeait les consuls au Sénat
romain, il tapait sur le même clou en répétant
cette phrase célèbre: "Il faut détruire Carthage".
J'en ai retenu que quand on pose une question, il
faut attendre les effets de la réponse et, ensuite,
revenir à la charge si ces effets paraissent peu
importants.

En m'inspirant de Caton l'Ancien, je me souviens
qu'en janvier dernier, la commission des Affaires
sociales de la Chambre a examiné différentes
propositions de loi visant à autoriser le cumul
entre une pension de survie et un revenu de
remplacement en cas de maladie ou de chômage.
A l'occasion de cette réunion, monsieur le
ministre, vous avez déclaré que vous étiez
conscient de la situation difficile vécue par les
familles monoparentales lorsque, ayant fait le
choix de travailler dans les limites des revenus
autorisés, le veuf ou la veuve se trouve en
incapacité de travail ou au chômage et doit ainsi
choisir entre l'un et l'autre des revenus de
remplacement. Vous aviez alors annoncé que
vous faisiez analyser les propositions de loi par
vos services.

Vous avez aussi lancé une piste qui ne manquait
pas d'intérêt en disant qu'on pouvait réfléchir à
l'autorisation d'un cumul entre l'allocation de
remplacement de revenus et une allocation
forfaitaire qui remplacerait provisoirement la
pension de survie, cumul qui serait aligné sur le
montant de la GRAPA.

Par ailleurs, la question relative aux pensions de
survie des fonctionnaires devait également être
intégrée dans l'analyse de vos services, de même
que le risque de créer de nouvelles
discriminations en défaveur d'autres catégories
d'allocataires.

De façon un peu optimiste, vous aviez annoncé
une note dans un délai relativement court d'un
mois. Cinq mois plus tard, j'aimerais savoir si les
analyses annoncées ont pu être réalisées et
quelles sont les pistes envisagées aujourd'hui.
03.02 Frank Vandenbroucke, ministre: Monsieur
le président, en réponse à la question de
l'honorable membre, je puis lui communiquer que
l'opportunité de pouvoir cumuler deux revenus de
remplacement ­ le revenu de remplacement
pension sur la base de l'activité du conjoint
décédé et le revenu de remplacement sur la base
de sa propre activité ­ a fait l'objet d'un examen
approfondi. Le projet que j'entends déposer
répond à la situation difficile décrite par
l'honorable membre, tout en s'inscrivant dans le
cadre d'un Etat social actif.

La mesure à laquelle je pense consistera
essentiellement à garantir à l'intéressé son droit
personnel en matière de chômage ou d'incapacité
de travail, tout en lui accordant le bénéfice d'une
pension de survie réduite au taux de base, par
exemple la GRAPA, et ceci pour une durée
déterminée qui pourrait être d'une année.

Cette disposition devra nécessairement être
d'application dans les trois régimes de pension.

Il subsiste encore un problème budgétaire. C'est
18/07/2001
CRIV 50
COM 535
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
pourquoi une concertation avec mon collègue du
Budget est en cours. Il est également
indispensable d'y associer la ministre de l'Emploi,
en raison de la dimension "chômage". Je suis en
train de débattre de ce dossier avec mes
collègues et j'espère obtenir prochainement les
accords nécessaires. Sans accord, je ne peux
évidemment pas m'engager définitivement. Nous
nous penchons donc sur cette question.
03.03 Jean-Jacques Viseur (PSC): Monsieur le
président, monsieur le ministre, chers collègues,
je remarque que l'on avance dans la bonne
direction. Néanmoins, vous me permettrez de
remettre cette question à mon agenda dans
quatre mois.
03.04 Frank Vandenbroucke, ministre:
Certainement.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
04 Vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de vaststelling van ongeschiktheid van
kinderen met aangeboren hartafwijkingen"
(nr. 4975)
04 Question de M. Yves Leterme au ministre
des Affaires Sociales et des Pensions sur "la
déterminination du handicap dont sont affectés
les enfants souffrant d'une malformation
cardiaque congénitale" (n° 4975)
04.01 Yves Leterme (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het
houden van spreekuren en zitdagen is naar mijn
mening een goede zaak. Het wordt al te vaak
denigrerend aangeduid, maar het geeft aanleiding
tot het kennis nemen van problemen waar
mensen in het dagdagelijkse leven soms heel
emotioneel mee kampen. Dat is zeker begrijpelijk
wanneer het gaat om hartafwijkingen van de eigen
kinderen.

Naar aanleiding van een gesprek met de moeder
van een kind met een aangeboren hartafwijking,
heb ik mij onlangs eens een avond verdiept in de
reglementering en de literatuur daaromtrent. Ik
ben geen specialist. Ik kom hier ook zeer zelden in
deze commissie uw werkzaamheden storen. Ik
meen vast te stellen in die literatuur dat er geen
vastgelegde, objectieve criteria zijn, of dat de
criteria om de graad van ongeschiktheid van
kinderen met een aangeboren hartafwijking te
beoordelen onder meer met het oog op het
openen van het recht op verhoogde kinderbijslag,
verouderd zijn.

Dat staat enigszins in contrast met het feit dat de
evolutie van de medische wetenschap sinds het
begin van de jaren '70 ertoe heeft geleid dat
kinderen met aangeboren hartafwijkingen gelukkig
vaker overleven en ook langer leven. De criteria
die gehanteerd worden bij de beoordeling van een
aangeboren hartafwijking en vooral van de
gevolgen op het vlak van het functioneren van het
betrokken kind, zijn nog altijd de criteria die
vastgelegd zijn in de zogenaamde Officiële Schaal
ter Bepaling van de Graad van Invaliditeit,
goedgekeurd in 1946 en later uiteraard gewijzigd,
onder meer in de koninklijke besluiten van 20
maart 1975, 2 juli 1975 en 6 januari 1976.

Zoals ik reeds vermeldde, blijkt dat er sinds het
vastleggen van die koninklijke besluiten in de
medische wetenschap en de medische literatuur
ook in ons land heel wat evolutie is in de
benadering van die gezondheidsproblematiek.
Onder meer professor Gewillig heeft reeds lange
tijd geleden, onder andere via de Vereniging voor
Pediatrische en Congenitale Cardiologie, een
specifieke schaal voor de beoordeling van
aangeboren hartafwijkingen voorgesteld. In het
algemeen is die schaal vrij goed ontvangen in de
kritieken van mensen die daar meer in zijn
gespecialiseerd dan ik. Die schaal van professor
Gewillig wordt dus algemeen als adequaat
beschouwd.

De VZW Vereniging Oudercomité Hartekinderen
heeft geijverd voor de officiële erkenning van deze
door professor Gewillig opgestelde schaal door de
diensten die onder uw bevoegdheid vallen.
Uiteraard zijn de criteria in deze schaal enigszins
in tegenstelling met de nu verouderde criteria die
het laatst werden aangepast in 1976. Ik meen dat
dit een stap vooruit zou kunnen zijn om de
toetsing van de problemen van kinderen met
aangeboren hartafwijkingen wat objectiever en
eigentijdser te laten verlopen. Dat zou heel wat
van frustraties en gevoelens van onmacht kunnen
vermijden bij ouders die ijveren voor een dossier
en die geconfronteerd worden met voor hen nog
altijd arbitrair overkomende beslissingen.

Om die reden neem ik de vrijheid om als niet-
specialist in deze commissie enkele vragen te
stellen. Kan de minister mij uitleggen wat de stand
van zaken is in verband met de criteria ter
beoordeling van de aangeboren hartafwijkingen?
Is er momenteel overleg over de vastlegging van
een schaal? Ik doel dan op een andere schaal dan
de schaal die de criteria bevat die in de door mij
aangehaalde, wat verouderde koninklijke besluiten
staan? Hoe kan vermeden worden dat kinderen
CRIV 50
COM 535
18/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
op een vrij arbitraire wijze worden beoordeeld met
het oog op het openen van rechten op
bijvoorbeeld een verhoogde kinderbijslag?
04.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, op de vraag over de vaststellingen
van de mate van ongeschiktheid bij kinderen met
aangeboren hartafwijkingen kan ik het volgende
antwoorden. De vaststelling van de mate van
ongeschiktheid gaat in principe nog altijd terug op
de OBSI, de Officiële Belgische Schaal ter
bepaling van de graad van Invaliditeit. Die schaal
is inderdaad niet ideaal om ongeschiktheid te
bepalen bij kinderen die per definitie in
ontwikkeling zijn. Daarom werden er in het
verleden heel wat wijzigingen aan de bestaande
regelgeving aangebracht, die toelaten om beter
rekening te houden met bepaalde problemen van
zieke of gehandicapte kinderen. Zo werd het door
een koninklijk besluit van 3 mei 1991 mogelijk om
rekening te houden met de mate van
zelfredzaamheid. Daarbij werd ook rekening
gehouden met de mate van zelfredzaamheid op
het vlak van communicatie, lichaamsverzorging,
verplaatsing, lichaamsbeheersing en handigheid
en ook met de aanpassingen aan en van de
omgeving die zijn vereist.

Via een koninklijk besluit van 29 april 1999 is het
mogelijk een percentagevermeerdering te
bekomen indien aan bepaalde criteria wordt
voldaan. Deze vijf criteria houden verband met de
aandoening, met name het bestaan van ernstige
klinische verschijnselen ondanks beschikbare
therapie, met de noodzakelijke behandeling, met
het complexe en zwaar belastende karakter ervan
voor kind en omgeving, met de algemene
toestand, met name wankele stabiliteit bedreigd
door tussentijdse complicaties en met de
progressieve chronische aantasting van
verschillende orgaansystemen en dit ondanks
blijvende, nauwgezette, regelmatig bijgestuurde
en intensieve therapie en de invloed op de
levensverwachting. Dat zijn de vijf criteria die
toelaten om een percentagevermeerdering te
bekomen indien er aan bepaalde criteria wordt
voldaan. Als er wordt voldaan aan vier van de vijf
criteria wordt 15% bijgevoegd. Indien wordt
voldaan aan alle vijf de criteria wordt 20%
bijgevoegd. Die wijziging is van kracht sinds het
koninklijk besluit van 29 april 1999.

Ondanks die recente wijzigingen blijven er echter
nog altijd aanzienlijke knelpunten met de
bestaande regelgeving. Daarom heb ik de
administratie in februari 2000 de opdracht
gegeven een grondige hervorming van dit systeem
uit te werken, waardoor de volgende
doelstellingen moeten kunnen worden
verwezenlijkt: een globale evaluatie van de
toestand van het kind, waarbij niet alleen rekening
wordt gehouden met zijn of haar ongeschiktheid
maar ook met de sociale gevolgen, de
inspanningen die nodig zijn voor behandeling en
of revalidatie, de nodige aanpassingen in het
gezin en de leefomgeving, het loslaten van het
alles of niets-principe op basis van de 66%-grens
en de mogelijkheid bieden om de gedane
inspanningen inzake behandeling en revalidatie te
stimuleren en te belonen.

Geheel conform de overeengekomen kalender
van deze hervorming vond in februari van dit jaar
een overleg plaats met experts uit het werkveld,
voornamelijk pediaters en andere zorg-
verstrekkers die frequent met kinderen met
chronische ziekten of handicaps te maken
hebben. Daar werd het model en het conceptuele
denkkader dat de administratie voorstelt toegelicht
en uitgebreid besproken. Ik heb daar op 28 april
een toespraak over gehouden voor de Vlaamse
Vereniging voor Kindergeneeskunde, waar ik niet
zoveel publiciteit aan heb gegeven, omdat we ons
toen nog in de fase van het denkproces
bevonden. U kunt de tekst van die toespraak op
mijn website vinden. In die tekst wordt dat
denkkader uitgebreider geschetst dan ik hier kan
doen.

Eveneens conform het vooropgestelde tijds-
schema werden in de loop van de maand mei
patiënten- en ouderverenigingen en andere
relevante groeperingen gehoord. Het is de
bedoeling dat de administratie deze bevindingen
aan medewerkers van mijn kabinet en aan
medewerkers van mevrouw de regerings-
commissaris Greet Van Gool meedeelt. De
grondige bespreking van deze bevindingen is
immers noodzakelijk om de noodzakelijke
beslissingen met betrekking tot de uitwerking en
implementatie van het hernieuwde systeem
mogelijk te maken: een grondige hervorming
vereist een grondige voorbereiding. Ik kan u dus
verzekeren dat momenteel een grondig overleg
wordt gevoerd over de wijze van beoordeling van
ongeschiktheid van kinderen. We houden daarbij
vanzelfsprekend rekening met alle mogelijke
opmerkingen.
04.03 Yves Leterme (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord
en dat is zeker niet retorisch bedoeld. Als
buitenstaander en niet-specialist meen ik dat hij
alvast blijk geeft van bereidheid om een nieuw
kader vast te leggen en een grondige hervorming
uit te voeren, die hopelijk oplossingen zullen
18/07/2001
CRIV 50
COM 535
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
brengen voor de problemen waardoor nu
frustraties zijn ontstaan.

Ik zal Cato niet citeren, zoals de heer Viseur heeft
gedaan, maar ik zal op het thema terugkomen en
de uitvoering en de implementatie van de
beleidsintenties van nabij volgen in de hoop dat
inzonderheid voor de ouders die met de
problemen werden geconfronteerd, het licht aan
het eind van de tunnel gloort. Ik geef de minister
afspraak voor het najaar. Dan zullen we zien
hoever alles is gevorderd.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over
"de normering toepasselijk op
fusieziekenhuizen" (nr. 5007)
05 Question de M. Yves Leterme au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "les
normes s'appliquant aux hôpitaux fusionnés"
(n° 5007)
05.01 Yves Leterme (CVP): Mijnheer de
voorzitter, het belangrijke koninklijk besluit van
mei 1997 inzake de normering van toezichts- en
samenwerkingsverbanden stelde een aantal
doelstellingen voorop. Met het optrekken van de
minimumnorm van de beddencapaciteit van 150
bedden, was het de intentie om fusies tussen
kleinere ziekenhuizen aan te moedigen en via
schaalvergroting besparingen te realiseren. Dat
gebeurde heel concreet door de vroeger bij een
fusie gedeeltelijk verplichte centralisatie af te
schaffen en gefusioneerde ziekenhuizen toe te
laten om op verschillende campussen
ziekenhuisactiviteiten aan te bieden. Dat temperde
alvast in een aantal regio's het verzet tegen een
overdreven centralisatie en het wegtrekken van
ziekenhuisactiviteiten uit subregio's. Die
doelstelling wordt vermeld in het verslag aan de
Koning over het desbetreffende koninklijk besluit.

Dat heeft geresulteerd in een weldoende golf
fusies en samenwerkingsverbanden op diverse
plaatsen. Ook in mijn streek zijn twee
ziekenhuizen, een uit Ieper en een uit Poperinge,
samengegaan in een nieuwe entiteit, met name
het Jan Pietermanziekenhuis. Bij de concrete
uitvoering wordt nu echter, overigens terecht, toch
enig voorbehoud gemaakt gelet op de gevolgen
ervan. Een stad zoals Poperinge ziet bijvoorbeeld
bijna alle ziekenhuisactiviteiten verdwijnen.

Ik heb vastgesteld dat na de eerste golf van fusies
met behoud van activiteiten op verschillende
campussen een beweging op gang is gekomen
om niet alleen te fusioneren, maar ook om te
centraliseren. Ook in mijn streek is dat zo. Er
wordt dan wel gezocht naar zinvolle, haalbare
oplossingen om op plaatsen waar de ziekenhuizen
redelijk ver van elkaar gelegen zijn,
ziekenhuizenvoorzieningen te blijven aanbieden.
Zo worden er "antennes" ingericht waar
consultaties, daghospitalisatie en andere
activiteiten behouden blijven. Met het oog op het
aanbieden van een maximale gezondheidszorg in
een iets dunner bevolkt gebied, worden ook
afdelingen van fusieziekenhuizen met bijvoorbeeld
bedden voor naverzorging of subafdelingen van
bijvoorbeeld de afdeling geriatrie van het
hoofdziekenhuis opgericht of gehandhaafd, zoals
in mijn streek. Ik had over de problematiek, die
niet alleen betrekking heeft op mijn streek, maar
ook op andere streken van ons land, graag een
vijftal vragen gesteld.

Ten eerste, werden er precieze normen
vastgelegd waaraan dergelijke antennes moeten
voldoen of mogen ziekenhuizen die antennes naar
eigen inzicht regelen?

Ten tweede, bestaat de mogelijkheid om in zo'n
antenne een afzonderlijke afdeling of subafdeling
van het hoofdziekenhuis uit te bouwen?

Ten derde, bestaat er een normering met
betrekking tot eventuele subafdelingen van een
hoofdziekenhuis, die dan gedecentraliseerd
functioneren?

Ten vierde, wat waren de vroegere normen? Zijn
er recent veranderingen aangebracht aan de
reglementering van 1997?

Ten vijfde ­ hiervoor inspireer ik mij op
antwoorden op vroegere parlementaire vragen
dienaangaande ­, laten de gevolgen van de
fusiebeweging van 1997 zich voelen en op welke
manier leiden de fusies en
samenwerkingsverbanden tot extra
kostenbesparingen? Wat is uw evaluatie op dat
vlak, mijnheer de minister?
05.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, in antwoord op de vragen van het
geachte lid met betrekking tot de normering
toepasselijk op fusieziekenhuizen heb ik de eer
het volgende te antwoorden.

Ik wil in eerste instantie opmerken dat verdere
schaalvergroting van ziekenhuizen niet opportuun
is. Een dergelijke trend zou enerzijds tot gevolg
hebben dat nog meer ziekenhuizen het uitbaten
CRIV 50
COM 535
18/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
van de zware medisch-technische diensten en
zorgprogramma's zouden nastreven en kan
anderzijds de bereikbaarheid voor de patiënt in het
gedrang brengen.

Op heden is het vooral aangewezen dat
ziekenhuizen veeleer overgaan tot een
netwerkvorming. Die moet onder andere
resulteren in duidelijke afspraken en
taakverdelingen met betrekking tot het uitbaten
van bepaalde medisch-technische diensten,
functies en zorgprogramma's.

In het koninklijk besluit van 31 mei 1989, zoals
laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 mei
1997, wordt bepaald welke medisch-technische
diensten, functies en zorgprogramma's nog
kunnen worden uitgebaat op meerdere
vestigingsplaatsen. Deze regeling is ingegeven
door de noodzaak om het bestaan van louter
papieren fusies weg te werken en daadwerkelijk
inhoud te geven aan deze fusies. Deze regeling is
uiteraard van toepassing op de vestigingsplaatsen
die reeds een vestigingsplaats van een
fusionerend ziekenhuis waren.

Aan welke criteria het begrip vestigingsplaats
moet voldoen, wordt, behalve dan in het geval van
de fusie van een ziekenhuis, momenteel dus niet
bepaald. Niettemin dient bij een opsplitsing in
zogenaamde vestigingsplaatsen ­ of wat in de
vraag van het geacht lid antennes worden
genoemd ­ onder meer aan alle architectonische
normen en normen inzake medische en
verpleegkundige permanentie op de diverse
plaatsen worden voldaan. Het is immers duidelijk
dat dergelijke normen geconcipieerd zijn om te
worden toegepast op alle plaatsen waar bedoelde
diensten, functies, medisch-technische diensten
en zorgprogramma's worden georganiseerd.

Daarenboven zijn de geneesheren die er
werkzaam zijn, per definitie geneesheren die
verbonden zijn aan het ziekenhuis. Derhalve zijn
hierop dan ook de bepalingen van de
ziekenhuiswet van toepassing, zoals met
betrekking tot het vergoedingsstelsel, de inning
van en de inhouding op de erelonen, de
vertegenwoordiging in de medische raad,
enzovoort.

Er dient te worden opgemerkt dat het ontwerp van
wet, houdende maatregelen inzake
gezondheidszorg, in een wijziging van artikel 68
van de wet op de ziekenhuizen voorziet. Hierdoor
kunnen bijzondere normen voor de
vestigingsplaatsen van ziekenhuizen worden
vastgesteld. Deze bepaling strekt ertoe aan de
Koning de bevoegdheid te verlenen om het begrip
vestigingsplaats te definiëren en te reguleren,
zelfs indien er geen sprake is van een fusie.

Daarenboven moeten de voorwaarden worden
omschreven waaronder ziekenhuizen of diensten,
zorgprogramma's, functies al dan niet mogen
worden opgesplitst en moet worden vastgesteld
wat gezamenlijk moet worden uitgebaat. Het
uitvoeringsbesluit van deze nieuwe, wettelijke
bepaling zal de organisatie van de ziekenhuizen
op dit punt op een duidelijke en transparante wijze
moeten ordenen.

Wat de vraag van het geacht lid aangaande een
algehele evaluatie van de hervormingen van 1997
ten slotte betreft, is het zo dat deze slechts zal
kunnen plaatsvinden nadat deze regeling volledig
is toegepast.
05.03 Yves Leterme (CVP): Mijnheer de
minister, uw antwoord geeft mij voldoening en
biedt perspectieven op het behoud van een aantal
activiteiten, ook op gedecentraliseerde wijze
binnen het kader van een fusie. Ook het concept
van netwerking kunnen wij gunstig onthalen vanuit
de realiteit van een streek zoals de mijne.

Mijnheer de voorzitter, ik maak misbruik van het
woord om mijn zeer talrijke collega's te begroeten.
Collega's, het is niet de bedoeling dat u, telkens
wanneer ik een vraag in de commissie stel, uit
adoratie komt luisteren. Desalniettemin bent u
welgekomen.
05.04 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
Leterme, zij zijn niet alleen kwantitatief talrijk,
maar wanneer het gaat om
ziekenhuisproblematiek, hebt u een kwalitatief
zeer hoogstaande fractie, die u ongetwijfeld kan
adviseren over wat u verder moet doen in deze.
05.05 Yves Leterme (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik denk dat de minister de nagel op de
kop slaat. Ik denk dat de aanwezigheid van de
collega's veeleer uit voorzorg is.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

De vraag nr. 5027 van de heer Jacques Chabot
wordt naar een latere datum verschoven.
06 Vraag van mevrouw Simonne Creyf aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de vrijwilliger en de wet op de buitenlandse
arbeidskrachten" (nr. 5054)
06 Question de Mme Simonne Creyf au ministre
18/07/2001
CRIV 50
COM 535
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
des Affaires sociales et des Pensions sur "le
bénévolat et la loi relative aux travailleurs
étrangers" (n° 5054)
06.01 Simonne Creyf (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, mevrouw de
regeringscommissaris, mijn vraag gaat over
vrijwilligerswerk door allochtonen. Voor bepaalde
categorieën van allochtonen is het binnen de
huidige wetgeving bijzonder moeilijk, zoniet
onmogelijk om aan vrijwilligerswerk te doen. De
definitie van vrijwilligerswerk waarop wij ons
baseren komt uit het rapport van de Koning
Boudewijnstichting. Ik citeer: "Bij vrijwilligerswerk
gaat het om een activiteit met een onverplicht
karakter ten behoeve van anderen of van de
samenleving die onbezoldigd in min of meer
georganiseerd verband wordt verricht door een
natuurlijke persoon." Dat is de meest actuele
definitie. Die is ook belangrijk omdat ze zo
specifiek is.

De vraag rijst of vreemdelingen in ons land
vrijwilligerswerk kunnen uitoefenen. Centraal
hierbij staat de vraag of vrijwilligerswerk onder
gezag kan gebeuren en zo ja, of dat overwegend
het geval is. Wordt deze vraag positief
beantwoord, dan zijn sommige bepalingen van het
arbeidsrecht ook op vrijwilligers van toepassing.
Dat geldt ook voor de wet op de tewerkstelling van
buitenlandse werknemers. In die wet wordt in
artikel 3, lid 1, 1° verwezen naar ­ en ik citeer:
"alle personen die anders dan krachtens een
arbeidsovereenkomst arbeid verrichten onder het
gezag van een andere persoon".

Indien artikel 3, lid 1, 1° van toepassing is, dan zijn
de in de wet voorziene regelingen op de
buitenlandse werknemers van kracht.
Vreemdelingen kunnen dan geen vrijwilligerswerk
verrichten wanneer ze geen arbeidscontract
hebben en bijgevolg ook geen arbeidskaart of een
voorlopige toelating tot tewerkstelling. Volgens
onze interpretatie kunnen zij slechts wanneer ze
ten aanzien van een bepaalde werkgever wel over
een arbeidscontract beschikken, voor diezelfde
werkgever en enkel deze persoon of bedrijf of
organisatie vrijwilligerswerk verrichten.

Hier moet in eerste instantie duidelijkheid worden
gecreëerd omtrent de notie "gezag" in het
arbeidsrecht. Is er sprake van gezag, dan kan ons
inziens slechts op een van de volgende twee
manieren een eind worden gemaakt aan de
onwenselijke onmogelijkheid voor vreemdelingen
om zich onder andere via vrijwilligerswerk te
integreren in onze samenleving. De eerste
mogelijkheid is dat de categorie "vrijwilligers"
exclusief uit het toepassingsgebied van deze wet
wordt geschrapt. De tweede mogelijkheid is dat de
voorwaarde wordt behouden maar
geherformuleerd in een werkbare bepaling, met
name door voor vrijwilligers de voorwaarde van
het bezit van een arbeidsvergunning om te zetten
in een verplichting tot vergunning voor
vrijwilligerswerk. Deze vergunning zou
vanzelfsprekend onder soepelere condities
kunnen worden verstrekt.

Graag verneem ik het standpunt van de minister
met betrekking tot dit probleem en de mogelijke
oplossingen die in het vooruitzicht kunnen worden
gesteld om vreemdelingen de gelegenheid te
geven zich via vrijwilligerswerk te integreren in
onze samenleving.

De voorzitter: Deze materie valt ook onder de
bevoegdheid van mevrouw de
regeringscommissaris Van Gool. Zij zal op de
vraag antwoorden, onder de politieke
verantwoordelijkheid van de minister.
06.02 Regeringscommissaris Greet Van Gool (in
aanwezigheid van de minister): Mijnheer de
voorzitter, ik kan meedelen dat er wat de
tewerkstelling van buitenlandse werknemers
betreft geen principieel probleem is met het
uitoefenen van een activiteit als vrijwilliger door
een niet-Belg op het Belgische grondgebied,
althans voor zover die persoon voldoet aan de
voorwaarden om toegelaten te worden tot het
Belgische grondgebied. De toegang en het verblijf
op het Belgische grondgebied vormen echter een
bevoegdheid van de minister van Binnenlandse
Zaken. Ik kan me hier dus niet over uitspreken.

Uw vragen over het werken onder gezag en het al
dan niet hebben van een arbeidscontract vallen
onder de bevoegdheid van de federale minister
van Tewerkstelling en Arbeid en uw vraag
betreffende de arbeidskaart behoort tot de
bevoegdheid van de gewest- en gemeenschaps-
minister inzake Tewerkstelling.
06.03 Simonne Creyf (CVP): Mijnheer de
voorzitter, het kan toch niet dat dit moet volstaan
als antwoord op mijn zeer expliciete vraag naar de
mogelijkheden van vrijwilligerswerk door
allochtonen. Als mevrouw van Gool bevoegd is
voor de coördinatie ten aanzien van vrijwilligers,
had ze toch tenminste een aantal van deze
bepalingen of reglementen kunnen onderzoeken
om een antwoord te geven op mijn vraag. Het spijt
mij maar ik vind dit totaal ontoereikend. Ik heb
deze vraag onder meer gekregen van organisaties
die met allochtone mensen werken en ik kan hen
CRIV 50
COM 535
18/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
nu geen antwoord geven. Mijn vraag is of
allochtonen vrijwilligerswerk kunnen verrichten.
Vanuit het terrein zegt men dat dit niet kan.
06.04 Minister Frank Vandenbroucke: Mevrouw,
wat zegt u hier? Wij verzoeken om duidelijkheid
aangaande de notie gezag in het arbeidsrecht.
Wat heeft dat met vrijwilligerswerk te maken? Dat
is een vraag over arbeidsrecht.
06.05 Simonne Creyf (CVP): Mijnheer de
minister, mijn vraag is of allochtonen,
vreemdelingen, vrijwilligerswerk kunnen
verrichten.
06.06 Minister Frank Vandenbroucke: Ja,
natuurlijk.
06.07 Simonne Creyf (CVP): Op het terrein zegt
men mij dat het niet kan.
06.08 Minister Frank Vandenbroucke: Mevrouw
Creyf, over welke vreemdelingen spreekt u?
06.09 Simonne Creyf (CVP): Er zijn
verschillende categorieën vreemdelingen. Het kan
hier gaan om mensen die in een
regularisatieprocedure verwikkeld zijn of mensen
die hier gedurende een bepaalde periode wettelijk
verblijven. De situatie is voor de verscheidene
groepen verschillend. Mensen die in een
regularisatieprocedure verwikkeld zijn, kunnen
arbeid verrichten op voorwaarde dat zij een
werkgever vinden die met hen een contract afsluit.
Kunnen zij vrijwilligerswerk doen, want zij hebben
alleen een arbeidskaart voor deze werkgever?
Vanuit het terrein wordt mij gemeld dat dit
problemen geeft, omdat zij alleen een vergunning
hebben om prestaties te leveren in het kader van
de vergunning voor die bepaalde werkgever.
06.10 Minister Frank Vandenbroucke: Mevrouw
Creyf, als u een dergelijke precieze vraag hebt,
moet u ze ook zo precies stellen. U zegt: "De
vraag rijst of vreemdelingen in ons land
vrijwilligerswerk kunnen uitvoeren".
06.11 Simonne Creyf (CVP): Dat is de essentie
van mijn vraag.
06.12 Minister Frank Vandenbroucke: Mevrouw
Creyf, ik kan u in één zin het juiste antwoord
geven. Wat de tewerkstelling van buitenlandse
werknemers betreft, is er geen principieel
probleem met het uitoefenen van een activiteit als
vrijwilliger door een niet-Belg op het Belgische
grondgebied, althans voor zover deze persoon
voldoet aan de voorwaarden om toegelaten te
worden tot het Belgische grondgebied. Men kan
geen ander antwoord geven dan dat. Nu u echter
een dergelijk precies probleem voorlegt, kunnen
wij aan de minister van Binnenlandse Zaken
vragen om erover samen met ons van gedachten
te wisselen. Uw vraag over de problematiek van
het gezag is eigenlijk een vraag over arbeidsrecht
en ik kan niet aan mijn regeringscommissaris
vragen om te antwoorden in naam van mevrouw
Onkelinx. Die vraag valt onder de algemene
problematiek van het arbeidsrecht. Bovendien zou
het antwoord erop u nog geen antwoord geven op
de vraag die u ons specifiek voorlegt. Als u wil
weten wat de bepalingen zijn voor mensen die
niet-Belg zijn en die niet aan de voorwaarden
voldoen, bijvoorbeeld iemand in een
regularisatieprocedure, zal ik dat laten
onderzoeken. Maar u hebt een correct antwoord
gekregen op de vraag die u schriftelijk hebt
ingediend.
06.13 Simonne Creyf (CVP): Mijnheer de
minister, ik zou even willen verduidelijken. Mijn
vraag gaat over vrijwilligerswerk uitgevoerd door
vreemdelingen. In zijn antwoord begint de minister
met "vreemde werknemers". Mijn vraag handelt
niet over vreemde werknemers. Alles is nu net
gebonden aan de vraag wat vrijwilligerswerk is. Is
er bij vrijwilligerswerk sprake van gezag of niet?
Mevrouw Van Gool is belast met de coördinatie
ten aanzien van vrijwilligers. Ik meende dus dat ik
haar kon vragen wat de positie van een allochtone
vrijwilliger is.

De voorzitter: Mevrouw Creyf, ik stel voor dat u
uw vraag specificeert en dat u deze per brief aan
de minister en aan mevrouw Van Gool bezorgt.
Uw vraag zal allicht ook aspecten bevatten die
onder de bevoegdheid vallen van de minister van
Arbeid en Tewerkstelling. Op 24 september 2001
zal er een hoorzitting worden gehouden over het
vrijwilligerswerk. Mijnheer de minister, het zou dus
nuttig zijn dat uw antwoord op de vraag van
mevrouw Creyf voor 24 september wordt
gegeven. Het is van belang dat wij een duidelijke
kijk op het probleem hebben. Het gaat om een
kleine doelgroep, maar het vrijwilligerswerk biedt
die mensen een kans om zich te integreren.
06.14 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, ik wil absoluut niet polemiseren,
want ik ben van mening dat wij in deze
aangelegenheid dezelfde inspiratie hebben.
Hoewel dit een heel gedetailleerde schriftelijke
vraag is, kan men op deze schriftelijke vraag niet
anders dan zo kort antwoorden. Dat is ook
frustrerend voor ons.
18/07/2001
CRIV 50
COM 535
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
Mevrouw Creyf, op uw heel uitgebreide
schriftelijke vraag kunnen wij eigenlijk niets anders
antwoorden dan wat wij antwoordden. U zou
bijvoorbeeld kunnen verwijzen naar mensen die in
een regularisatieprocedure zitten. Dan kunnen wij
dat onderzoeken. Ik wil dat heel graag doen. Ik
moet het zelf even opnieuw bekijken.

De voorzitter: Collega's, mijn voorstel is dat
mevrouw Creyf haar vraag schriftelijk specificeert
en dat de minister haar en de commissieleden
voor 24 september, datum waarop een hoorzitting
in verband met het vrijwilligerswerk wordt
georganiseerd, een antwoord bezorgt. Als men
daarmee instemt, kunnen wij tot een oplossing
komen.
06.15 Simonne Creyf (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik wens nogmaals te verwijzen naar de
opdracht die wij mevrouw Van Gool hebben
gegeven in het kader van de wetsvoorstellen
inzake vrijwilligers. Mevrouw Van Gool heeft ons
met betrekking tot het statuut van de vrijwilligers
uitgebreid ingelicht over de regelgeving op het
vlak van Financiën en Arbeid en Tewerkstelling.
Er is terzake door mevrouw Van Gool reeds heel
wat werk verricht. Het verbaast mij des te meer
dat in het antwoord alleen wordt vermeld welke
minister voor wat bevoegd is.

De voorzitter: Mevrouw Creyf, ik heb zojuist een
voorstel gedaan. Als beide partijen en ook de
leden van de commissie daarmee instemmen, is
het probleem opgelost. Ik heb er vertrouwen in dat
mevrouw Van Gool ons waardevolle informatie zal
verschaffen. Dat heeft zij trouwens ook bij een
vorige aangelegenheid gedaan. Ik vraag u dus de
vraag met een aantal concrete voorbeelden te
illustreren. Het antwoord zal via het
commissiesecretariaat aan alle commissieleden
worden bezorgd.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Vraag van de heer Luc Goutry aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de verpleegdagprijs" (nr. 5030)
07 Question de M. Luc Goutry au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "le prix de
la journée de soins" (n° 5030)
07.01 Luc Goutry (CVP): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, de ziekenhuizen zitten met
de handen in het haar. We trekken pas aan de
alarmbel als het over ziekenhuizen gaat wanneer
we de zaak hebben gecheckt en hebben
geprobeerd het probleem te duiden. Overal bericht
men ons dat de definitieve verpleegdagprijs nog
steeds niet is vastgelegd voor het jaar 2001. We
zijn ondertussen al in juli. Mijn vragen zijn dan of
de minister hiervan op de hoogte is en of hij weet
dat de beheerders van de ziekenhuizen niet op de
hoogte zijn van de definitieve prijs voor 2001 en
derhalve geen nauwkeurige budgettering kunnen
verrichten.

Mijnheer de minister, wat bent u van plan te
ondernemen om hieraan zo snel mogelijk een
passende oplossing te bieden?

Het tweede deel van mijn vraag heeft betrekking
op het ministerie van Volksgezondheid, dat werkt
aan de herzieningsdossiers. Het gaat dus
enerzijds over de vastlegging van de lopende
verpleegdagprijs en anderzijds over de
vastlegging van de definitieve prijs op basis van
de herziening. Nu is men aan het werken aan de
herziening voor de jaren 1995-1996. Dit wekte de
indruk dat de beheerders het budget voor deze
jaren zouden kennen. Dit is nochtans niet het
geval. De MKG-gegevens moeten nog gezien
worden op basis van de gegevens van het
dienstjaar zelf en dit zowel voor 1994, 1995 als
voor 1996. Geen enkele ziekenhuisbeheerder kent
op het ogenblik zijn uiteindelijk budget voor de
verpleegdagprijs voor 1994, 1995 en 1996 en
uiteraard ook niet voor alle latere dienstjaren.

Dit is een belangrijk structureel probleem. Het is
niet de eerste keer dat we dit naar voren brengen.
We hebben dat volgens mij al herhaaldelijk
gedaan voor de psychiatrische ziekenhuizen,
omdat die misschien nog kwetsbaarder zijn dan
algemene ziekenhuizen. Het is nu echter ook een
kwestie die zich aandient bij de algemene
ziekenhuizen.

Mijnheer de minister, bent u ervan op de hoogte
dat een ziekenhuisbeheerder na zeven jaar nog
altijd zijn definitieve budget niet kent en ook de
inhaalbedragen niet kan recupereren? Wat zult u
derhalve ondernemen om ervoor te zorgen dat
deze kwestie voor 1994, 1995 en 1996 en
natuurlijk ook de volgende dienstjaren zo snel
mogelijk in orde wordt gebracht.

Er moet immers rekening worden gehouden met
een thesauriekwestie van twee jaar. Het is niet
omdat de definitieve verpleegdagprijs wordt
vastgelegd, dat men dan ook zijn afrekening krijgt,
want dan heeft de overheid nog altijd twee jaar om
te betalen. Men moet aan de termijn dus nog twee
jaar toevoegen. Zo komt men voor de
herzieningsdossiers dus tot een periode van tien
jaar. Dat zal wel verschillen van ziekenhuis tot
CRIV 50
COM 535
18/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
ziekenhuis, maar er is toch een trend aanwezig
die aanleiding geeft tot deze vraag.
07.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, ik heb de eer het achtbare lid mee te
delen dat de budgetvoorstellen voor 2001 van de
Onderdelen B1 en B2 voor de algemene
ziekenhuizen binnenkort aan de betreffende
instellingen zullen worden overgemaakt. De
opgelopen vertraging is enerzijds te wijten aan het
te laat kennen van de nodige elementen voor de
berekening van de betreffende budgetten en
anderzijds aan de aanpassing van de
informaticaprogramma's die voor de berekening
worden gebruikt.

Wat het tweede punt van de vraag betreft, deel ik
u mee dat de ziekenhuizen hun PAL/NAL-cijfers
voor 1995 en 1996 hebben gekregen, opgesteld
op basis van hun MKG-gegevens. De procedure
in de commissie voor Toezicht op en Evaluatie
van statistische Gegevens die verband houden
met medische activiteiten in ziekenhuizen en de
Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen zijn
lopend. De definitieve afrekening op basis van de
gegevens van 1994 met betrekking tot het
dienstjaar 1994, zal binnen enkele weken worden
overgemaakt aan de ziekenhuizen. Bovendien
meld ik u dat de bevoegde diensten van mijn
administratie op dit ogenblik bezig zijn met de
herzieningen van het budget van financiële
middelen voor 1997 en 1998.
07.03 Luc Goutry (CVP): Mijnheer de minister,
mag ik uit uw antwoord begrijpen dat bij de
vertragingen voor het lopende jaar, met name
inzake de regels voor de financiering, er een
onduidelijkheid blijft bestaan?
07.04 Minister Frank Vandenbroucke: Ik herhaal
even mijn antwoord. De gegevens die we nodig
hadden voor de berekening van de budgetten van
2001 hebben we later dan voorzien in handen
gekregen. Tegelijk hebben we ook onze
informaticaprogramma's aangepast. Die twee
dingen samen verklaren de vertragingen.

Ik wil nu even vooruitlopen op de discussie over
de ziekenhuisfinanciering die we zullen houden in
het najaar. We zitten met een structureel
probleem. Sinds een aantal jaren wordt de
begroting voor het Rijk in de maand september
opgesteld, maar dan komen wij te laat als wij de
ziekenhuizen daarvan op de hoogte willen
brengen. Daarom overweeg ik om voor de
ziekenhuizen te werken met juni-juli-budgetten.
Dan hebben wij tijd genoeg. In september stellen
we de rijksbegroting op en tegen juni kunnen we
de ziekenhuizen laten weten wat hun juni-juli-
budgetten zijn. Daar zijn voor- en nadelen aan
verbonden maar die wil ik met u in het najaar
bespreken.

Dan licht ik nu even het tweede punt toe. De
ziekenhuizen hebben hun PAL/NAL-cijfers voor
1995 en 1996 gekregen. De definitieve afrekening
van de gegevens van 1994 zullen binnen enkele
weken worden overgemaakt. Ook aan de
herzieningen voor 1997 en 1998 wordt momenteel
gewerkt.
07.05 Luc Goutry (CVP): Mijnheer de minister, u
verwijst terecht naar de discussies die wij
daarover in het najaar zullen houden. Naar ik
verneem zullen die er al in september aankomen.
Het probleem zal echter des te nijpender worden,
omdat u uw nieuwe structuur zult moeten laten
aansluiten op de achterstand die nog loopt binnen
de oude structuur. Daarom hebben wij, ook in de
vorige legislatuur, zoveel aandacht gehad voor de
decalages en rattrapages. Als men een nieuw
concept wil introduceren, dan moet men er
vanzelfsprekend mee kunnen werken. U zit met
een achterstand van 6 à 7 jaar en met alle
problemen vandien en uiteindelijk komt daardoor
het element verpleegdagprijs niet eens meer voor
in de ziekenhuiswetgeving. U spreekt alleen nog
over het budget.

Daarom zal het belangrijk zijn om zo vlug mogelijk
tot een structurele regelgeving te komen. Het
oude systeem, dat door de vertragingen toch nog
enig soelaas bracht, zal niet meer van kracht zijn,
maar de structurele vertragingen zouden toch het
nieuwe budget aantasten. Op termijn zou het
nadeel dus dubbel kunnen zijn. Dit hoort
weliswaar niet helemaal bij het onderwerp van
deze bespreking maar we zullen dit zeker ook
naar voor brengen tijdens de hoorzittingen.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Question de M. Yvan Mayeur au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "le
traitement des patients atteints d'Alzheimer"
(n° 5029)
08 Vraag van de heer Yvan Mayeur aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de behandeling van Alzheimerpatiënten"
(nr. 5029)
08.01 Yvan Mayeur (PS): Monsieur le président,
monsieur le ministre, chers collègues, en
novembre 2000, vous nous aviez indiqué vos
réserves en ce qui concerne le remboursement
18/07/2001
CRIV 50
COM 535
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
des inhibiteurs de cholinestérase, leur effet
thérapeutique sur les patients atteints d'Alzheimer
étant, selon vous, trop limité, notamment au
regard du coût élevé qu'entraînerait un tel
remboursement pour l'assurance-soins de santé
obligatoire.

Au début du mois de mars, alors que certains de
mes collègues vous interrogeaient à nouveau à ce
sujet à la suite des études ayant amené le
Royaume-Uni à rembourser ces médicaments,
vous avez confirmé votre point de vue.

Si je souhaite revenir sur la question, c'est pour
que vous puissiez nous informer de ce qu'il en est
de l'affectation des 331 millions de francs inscrits,
sous la rubrique "Alzheimer", au budget 2001
prévu pour la mise en oeuvre de l'article 56 de la
loi INAMI, lequel article rend possible une
intervention de l'assurance-maladie, à titre
expérimental, pour des modèles spéciaux de
soins, par la voie de conventions conclues par le
Comité de l'assurance.

Dès lors que vous indiquez dans un communiqué
de presse que ­ je cite ­ "une série d'initiatives
d'accompagnement et d'aide aux patients atteints
d'Alzheimer sont prometteuses et doivent pouvoir
être soutenues et que de bonnes études font
apparaître que l'aide aux personnes qui assistent
les patients réduit en effet le besoin de soins", cet
argent ne devrait-il pas alors être utilisé pour
financer des centres-pilotes en matière de
traitements cognitifs de l'Alzheimer, lesquels
pourraient en outre se voir assigner pour mission
de tester les nouvelles molécules selon des
modalités à déterminer?
08.02 Frank Vandenbroucke, ministre: Monsieur
le président, chers collègues, il s'agit là d'une
question importante qui a déjà donné lieu à des
discussions au sein de cette commission.

Tout d'abord, le budget "frais d'administration"
2001 de l'INAMI prévoyait à l'origine un montant
de 331 millions de francs, sous la rubrique
"Alzheimer". Les services de l'INAMI avaient
inscrit cette somme au budget, sans que des
projets précis n'aient été élaborés.

Dans la mesure où aucun projet précis n'avait été
avancé lors du contrôle budgétaire du mois de
mars, ce poste a été ramené à 50 millions de
francs. Actuellement, l'affectation de cette somme
n'a pas encore été déterminée.

Pour l'instant, je suis en train d'élaborer une
proposition avec le Conseil technique des
spécialités pharmaceutiques, concernant les
conditions dans lesquelles l'assurance-maladie
pourrait intervenir dans le coût des inhibiteurs de
cholinestérase. A ce sujet, j'envisage de mobiliser,
sur la base de l'article 56, les moyens nécessaires
pour évaluer la nécessité de ces médicaments.

Je crois que l'on peut commencer à rembourser
de façon très sélective ce genre de médicaments,
mais sur la base d'une évaluation médicale. Pour
financer cette vaste opération, je voudrais utiliser
l'article 56.

Dès le moment où je disposerai d'une proposition
concrète, je vous la communiquerai par écrit.
Aujourd'hui, je ne pourrais pas m'aventurer dans
davantage de détails.

En outre, la section "malades chroniques" étudie
des propositions d'amélioration des soins pour les
patients atteints de la maladie d'Alzheimer, parmi
lesquelles des projets de traitements cognitifs.
08.03 Yvan Mayeur (PS): Monsieur le président,
monsieur le ministre, chers collègues, je prends
acte de la réponse du ministre. J'attends la
confirmation écrite à laquelle il a fait allusion.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
09 Vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"zorg en opvang van comapatiënten" (nr. 5033)
09 Question de M. Jo Vandeurzen au ministre
des Affaires Sociales et des Pensions sur "les
soins prodigués aux patients comateux"
(n° 5033)
09.01 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
voorzitter, collega's, mijn vraag is ingegeven door
een schrijnend verhaal dat in de kranten is
verschenen in verband met een jonge vrouw die
na een trauma comapatiënte is geworden. Zij
verbleef enige tijd in het ziekenhuis en dan treedt
het PAL/NAL-mechanisme in werking. Uiteindelijk
besliste de familie om de dochter thuis te
verzorgen, maar ook dan bleek dat er geen
financiering of mechanisme bestaat om zo iemand
thuis te verzorgen. Men vraagt wat ondersteuning
's nachts of men zoekt vrijwilligers om te komen
slapen. Maar men vindt geen oplossing.

Ik heb daar eerder al een schriftelijke vraag over
gesteld omdat het probleem van comapatiënten
en posttraumatisch steeds groter wordt. Men
vraagt naar een aangepaste vorm van opvang,
liefst thuis, maar eventueel ook intramuraal. Ik stel
CRIV 50
COM 535
18/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
vast dat hier weinig of niets voor bestaat. Iemand
plaatsen in een RVT-instelling is een
mensonwaardige oplossing als ik de setting van
zo'n instelling zie. Soms gaat het ook om jonge
mensen die daar moeten verblijven. Dit zijn geen
ernstige mogelijkheden.

Vandaar dat ik deze problematiek nog eens onder
de aandacht breng. Zijn er mogelijke oplossingen
waarbij men de thuiszorg ondersteunt, de
nachtopvang, tijdelijke terugkeer naar de
intramurale setting ter ondersteuning van het
thuismilieu? Er zijn enkele creatieve oplossingen
mogelijk. Als men aandacht schenkt aan de
chronische zieken, is deze groep van patiënten
daar belangrijk in. Hier rijst de vraag naar een
adequate zorg zeer concreet, vandaar dat ik nog
eens peil naar uw intenties.
09.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, ik ben het ermee eens dat het om
een dramatische problematiek gaat. Behalve de
SP-diensten in ziekenhuizen en een aantal
inrichtingen die een revalidatie-overeenkomst voor
niet-aangeboren hersenletsels hebben gesloten
met het RIZIV en waarin comapatiënten kunnen
worden verzorgd, zijn er geen aangepaste
structuren onder federale regelgeving die
langdurige comapatiënten kunnen opvangen, ook
niet `s nachts. Er is inderdaad een
opvangprobleem voor zwaar zorgafhankelijke niet-
oudere patiënten. Er zijn aanzienlijke wachtlijsten
in de residentiële voorzieningen voor
gehandicapten en een aantal mensen komt
noodgedwongen terecht in rust- en
verzorgingstehuizen.

Wat de ondersteuning van de thuisopvang betreft
worden er momenteel op mijn vraag in de
overeenkomstencommissie met de
verpleegkundigen in het RIZIV, discussies
gevoerd over een grondige herziening van de
nomenclatuur. Een van de aandachtspunten is
een organisatie van een 24/24-uur permanentie
van de verzorging waarbij de continuïteit van de
patiëntenzorg wordt verzekerd. Ik ben het met het
geachte lid eens dat de ontwikkeling van
nachtopvang en het voorzien van nachttoezicht,
bijvoorbeeld door ziekenoppassers de
mogelijkheden voor thuiszorg kunnen versterken.
Deze behoefte doet zich overigens ook voor ten
aanzien van zwaar zorgbehoevende ouderen. Ik
zal bij de ontwikkeling van een nieuw
ouderenzorgbeleid, ook aandacht besteden aan
de zorgproblematiek van niet-ouderen en zoals ik
dat moet doen voor het ouderenbeleid, zal ik ook
overleg plegen met de gemeenschappen en
gewesten. Een van de belangrijke vragen daarbij
zal zijn of bij de uitbouw van geïntegreerde zorg
aparte circuits voor ouderen en niet-ouderen
moeten worden opgezet, dan wel of de
zorgcircuits zo moeten worden opgevat dat beide
doelgroepen adequaat kunnen worden
opgevangen.
09.03 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik ben blij dat de minister het probleem
erkent. Mijn inziens is veel mogelijk als men op
het vlak van de synergie en de opportuniteit in de
sector van de zorgverstrekking creatief is. Men
zou intramurale mogelijkheden of ondersteuning
van thuissituaties meer moeten kunnen benutten.
Op dat vlak is er nog heel wat mogelijk.

Het probleem van de posttraumatici en
comapatiënten is inderdaad een ernstig probleem.
Dit leidt in ziekenhuizen vaak tot ethische
discussies, tot een confrontatie tussen het
onverbiddelijke financieringsmechanisme en de
menselijkheid van de situatie.

Ik hoop dat, wanneer de zorgkundigen voor de
nachtopvang en de ondersteuning zullen instaan,
nog in een aantal zaken kan worden voorzien.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10 Vraag van mevrouw Joke Schauvliege aan
de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "de gevolgen van inkomensgarantie voor
ouderen op de religieuze gemeenschappen"
(nr. 5038)
10 Question de Mme Joke Schauvliege au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "les conséquences de la garantie des
revenus aux personnes âgées pour les
communautés religieuses" (n° 5038)
10.01 Joke Schauvliege (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, mijn
vraag heeft betrekking op de nieuwe wet die de
inkomensgarantie voor ouderen regelt. De
inwerkingtreding van de nieuwe wet brengt een
aantal gevolgen met zich. Deze nieuwe regeling
blijkt zeer nadelig te zijn voor leden van een
religieuze gemeenschap. Op het reeds lagere
basisbedrag van 181.530 frank zal het werkelijke
bedrag veel lager zijn, aangezien alle
bestaansmiddelen en pensioenen van alle leden
die in een zelfde gemeenschap wonen, in
aanmerking komen voor het bepalen van het
bedrag dat aan de aanvrager zal worden
toegekend.

Een ander probleem dat rijst, is dat elke
18/07/2001
CRIV 50
COM 535
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
verandering in de samenstelling van de
gemeenschap waarin men leeft, onverwijld aan de
Rijksdienst voor Pensioenen moet worden
gesignaleerd. Dan zal het nieuwe bedrag worden
berekend dat zal worden toegekend. Tal van
religieuze gemeenschappen vrezen dat deze
nieuwe wet aanleiding zal geven tot frequente
herzieningen van het dossier, dat er telkens een
uitstel van betaling zal zijn en dat er heel wat
administratieve complicaties zullen optreden.

Mijnheer de minister, erkent u dat deze nieuwe
regeling nadelige gevolgen voor de religieuze
gemeenschappen heeft? Zo ja, zult u maatregelen
of eventueel een uitvoeringsbesluit nemen om
deze nadelige gevolgen enigszins te verzachten?
Zo neen, hebt u andere suggesties om deze
nadelige gevolgen tegen te gaan?
10.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, mevrouw Schauvliege; de gevolgen
van de inkomensgarantie voor ouderen op
religieuze gemeenschappen berokkenen eigenlijk
geen nadeel voor leden van een religieuze
gemeenschap die nu al het gewaarborgd inkomen
voor bejaarden ontvangen. De nieuwe wetgeving
voorziet in overgangsbepalingen waardoor iemand
die nu reeds een gewaarborgd inkomen heeft, dit
verder behoudt. Er zijn geen praktische problemen
voor leden van religieuze gemeenschappen.

De bepalingen van de inkomensgaranties voor
ouderen zullen alleen van toepassing zijn op alle
personen die vanaf 1 juni 2001 in de
inkomensgarantie voor ouderen intreden. Deze
regeling beoogt een gelijke behandeling van de
ouderen, zonder het klassieke gezinspatroon te
benadelen. Wij hebben daarom de toegang tot het
systeem geïndividualiseerd. Het is natuurlijk wel
een bijstandsstelsel. Men houdt dus rekening met
de beschikbare bestaansmiddelen.

Wij zijn ervan uitgegaan dat verschillende
personen voortaan aanspraak kunnen maken op
de inkomensgarantie voor ouderen als zij dezelfde
hoofdverblijfplaats delen. Bij een gehuwd gezin
zijn die twee gelijkwaardige individuele
basisbedragen overigens hoger dan het vroegere
gezinsbedrag inzake gewaarborgd inkomen voor
bejaarden.

De praktische consequenties van het wetsontwerp
op een aantal terreinen moeten wij nog bekijken.
Ik wil niet vooruitlopen op eventuele praktische
moeilijkheden die bijvoorbeeld nog zouden
kunnen rijzen voor religieuze gemeenschappen.
Praktische moeilijkheden vereisen frequente
herzieningen van de dossiers. Ik zal dat
bestuderen, maar ik kan niet vooruitlopen op de
oplossingen die ik daarvoor kan geven.
10.03 Joke Schauvliege (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord.
Ik ben enigszins teleurgesteld. Ik wist dat de
verworven rechten behouden blijven. Mijnheer de
minister, wanneer zou u een oplossing willen
bieden aan die nadelige gevolgen? U zegt dat u
niet vooruit wilt lopen. Wat is dan uw timing?
10.04 Minister Frank Vandenbroucke: Mevrouw
Schauvliege, ik kan moeilijk een timing geven.
Voor de praktische uitvoering van de
inkomensgarantie voor ouderen moeten wij nog
een aantal elementen bestuderen. Ik verwijs
bijvoorbeeld ook naar ouders die bij hun kinderen
gaan inwonen. Die opmerking werd trouwens
vanuit uw fractie gemaakt. Ik wil daaraan
tegemoet komen. Die maatregel kost echter wel
geld. Wij voeren daarover ook een budgettaire
discussie. Alles vloeit dus samen. Ik ben het
geheel van de uitvoering aan het bekijken. Ik durf
echt niet zeggen wanneer ik met de resultaten
naar buiten kan komen. Dat is vervelend voor u,
maar ik kan onmogelijk een timing geven.
10.05 Joke Schauvliege (CVP): Mijnheer de
minister, wij kijken belangstellend uit naar uw
oplossing.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11 Vraag van de heer Luc Goutry aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de geldigheidsduur van attesten voor
verhoogde kinderbijslag" (nr. 5059)
11 Question de M. Luc Goutry au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "la durée
de validité des attestions pour les allocations
familiales majorées" (n° 5059)
11.01 Luc Goutry (CVP): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, het onderwerp dat
ik naar voren wil brengen is een oud zeer. Ik krijg
daarover voortdurend berichten en wil daarover
als volksvertegenwoordiger dus steeds opnieuw
spreken. Het gaat om de verhoogde kinderbijslag
voor gehandicapte kinderen. Dat is zo al een
emotionele en gevoelige zaak. Het hangt altijd
samen met een aanvaardingsproces. Mensen
worden dan meestal minder graag geconfronteerd
met administratieve rompslomp.

Wanneer men een aanvraag doet tot het bekomen
van verhoogde kinderbijslag, zijn de vaststellingen
van de controlerende arts altijd nogal erg
CRIV 50
COM 535
18/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
tijdsgebonden. Een kind wordt bijvoorbeeld voor
drie of vier jaren ongeschikt verklaard, dus voor
meer dan 66% gehandicapt, waardoor het in
aanmerking komt voor een verhoogde
kinderbijslag. Zelfs voor handicaps waarvan
iedereen duidelijk weet dat er geen verbetering
mogelijk is, bijvoorbeeld voor mentale handicaps,
blijft de geldigheid van het attest gelimiteerd.
Ouders van zulke kinderen krijgen in zo'n geval na
verloop van tijd eerst een tijdlang geen geld meer
omdat de herziening vertraging oploopt. Ze
moeten zich dan opnieuw bij de controlerende arts
aanbieden. Volgens mij is dat overbodig en
nutteloos. Het kind zal namelijk zeker een
verlenging krijgen. Over de situatie van een kind
dat bijvoorbeeld lijdt aan het syndroom van Down
en bij een eerste onderzoek meer dan 66%
ongeschikt wordt verklaard, kan niet worden
gediscussieerd. Dat kind zou zonder onderbreking
die verhoogde kinderbijslag moeten kunnen
krijgen.

U zou kunnen zeggen dat er verschillende
categorieën zijn die geherwaardeerd moeten
worden. Ook daarvoor is volgens mij een
oplossing mogelijk. De definitieve vaststelling zou
bijvoorbeeld kunnen gebeuren tot de leeftijd van
21 jaar, want dat is de leeftijd tot dewelke de
verhoogde kinderbijslag kan genoten worden.
Vanaf 21 jaar treedt men in het stelsel van
tegemoetkoming aan mindervaliden. Daardoor
vervalt de kinderbijslag uiteraard.

Het volgende wil ik ermee in verband brengen,
hoewel het niet in mijn vraag staat. De manier
waarop de graad van ongeschiktheid wordt
vastgesteld, is al enkele keren in vraag gesteld.

U hebt toen geantwoord dat men zou nagaan of
men het systeem niet humaner, soepeler en
minder omslachtig kon maken. Ik stel deze vraag
facultatief en daarom heb ik er geen probleem
mee indien u er niet op antwoordt. Ik stel voor dat
men de zaak in haar geheel zou bekijken en dat
men zich niet zou bezighouden met details. De
korte geldigheidsduur van de attesten vormt toch
een belangrijk onderdeel van de problematiek.
11.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
Goutry, ik ben het ermee eens dat we de zaak in
haar geheel moeten bekijken en dat we naar een
consistente hervorming moeten streven. Het
probleem van de kwaliteit van de schalen, dat
door de heer Leterme werd aangehaald, en het
probleem van de frequentie van de onderzoeken
en van de termijn van erkenning, dat u aanhaalt,
moeten in hun geheel worden aangepakt.
Wat de termijn van erkenning betreft, geldt
momenteel het dienstorder van 16 april 1999.
Daarbij wordt aan de evaluerende artsen
gevraagd voor chronische aandoeningen met een
slechte prognose een zolang mogelijke termijn
van erkenning, minimaal vijf jaar, toe te kennen.
Daaraan heeft men dus al aandacht besteed. Men
mag ook niet uit het oog verliezen dat, zelfs in het
geval van een op het eerste gezicht weinig
evolutieve aandoening, tussentijdse controles
zinvol kunnen zijn. Deze controles dienen immers
niet alleen om de ernst van de handicap na te
gaan, maar ook om de mate van zelfredzaamheid
te evalueren, waarmee ook rekening wordt
gehouden bij het bepalen van het bedrag. Zelfs in
het geval van een weinig evolutieve handicap met
een gekende prognose kan het dus zinvol zijn
geregeld na te gaan in welke mate de
zelfredzaamheid van het kind is geëvolueerd.

Nochtans kan men niet ontkennen dat bij zeer
zware handicaps het toekennen van een bepaalde
termijn van erkenning van een graad van
handicap in vraag kan worden gesteld. Ik heb de
intentie bij de hervorming van het stelsel van de
verhoogde kinderbijslag ook uitgebreid aandacht
te besteden aan de procedures voor de
toekenning, zoals het tijdstip en de frequentie van
de controles. Deze hervorming zal in de loop van
2002 worden doorgevoerd.

De problemen die ouders momenteel kunnen
ondervinden met betrekking tot het tijdelijk verlies
van de verhoogde kinderbijslag vinden volgens mij
niet zozeer hun oorsprong in de
afhandelingstermijn van de medische
onderzoeken door de bevoegde dienst. In april
2001 duurde de gemiddelde afhandelingstermijn
2,4 maand. In bepaalde gevallen is de vertraging
te wijten aan het laattijdig overmaken van de
ambtshalve herziening door het betrokken
kinderbijslagfonds. De kinderbijslagfondsen
hebben immers de verplichting uiterlijk 90 dagen
voor de einddatum van de geldigheid van de
medische beslissing de procedure voor een
ambtshalve herziening in te leiden bij de dienst
voor de kinderbijslag van het ministerie van
Sociale Zaken. Het gebeurt echter geregeld dat de
kinderbijslagfondsen zich niet aan deze termijn
houden.
11.03 Luc Goutry (CVP): Mijnheer de minister,
uw antwoord was zeker interessant. Vooral het
eerste deel ervan is mij niet ontgaan. Ik ben blij
dat u ook vindt dat de zaak in haar geheel moet
worden bekeken. Ik weet ook dat ze verschillende
aspecten heeft.
18/07/2001
CRIV 50
COM 535
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
U hebt een hervorming aangekondigd voor 2002.
Dit is zeer interessant. Ik ben bijna jaloers dat
ikzelf zo'n hervorming niet kan aankondigen, want
het is mijn ervaring dat zeer veel gezinnen daar
gevoelig voor zijn. Bij veel ouders met
gehandicapte kinderen komt het immers zeer
storend over.

U hebt het reeds aangekondigd, maar ook de
zelfredzaamheid is een zeer gevoelig onderdeel.
U zegt dat geregelde controles nodig zijn om de
zelfredzaamheid te herschalen. Meestal gebeurt
die herschaling echter financieel ten nadele van
het kind, want gewoonlijk besluit men tot een
verlichting en geen verzwaring. Het is hier niet aan
de orde, maar u hebt het vroeger reeds vermeld,
en het werd ook door ons opgemerkt: het precieze
probleem is dat deze controles geregeld moeten
gebeuren, en dat dan ook nog tot een
vermindering wordt beslist. Voor de betrokkenen
is dit totaal onbegrijpelijk. Ik merk aan uw reactie
dat u het probleem voldoende kent. Daarom kijk ik
met belangstelling uit naar de hervorming. Indien
mogelijk zullen wij daartoe alle medewerking
verlenen.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
12 Vraag van mevrouw Trees Pieters aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de pensioenen van zelfstandigen" (nr. 5062)
12 Question de Mme Trees Pieters au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "les
pensions des indépendants" (n° 5062)
12.01 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, mevrouw de
regeringscommissaris, ik heb een heel korte
vraag, die misschien verkeerd werd betiteld. Ik wil
het eigenlijk hebben over een dossier waarover
mevrouw Bea Cantillon een onderzoek uitvoert, te
weten de gelijkschakeling van het statuut van
zelfstandigen en werknemers.

Sinds april 2001 heeft de opdracht van mevrouw
Cantillon een tweede luik gekregen, dat specifiek
de pensioenen betreft. Mijnheer de minister,
gezien de vorderingen in dit dossier van groot
belang zijn voor vele zelfstandigen, verneem ik
graag hoe ver mevrouw Cantillon staat met haar
opdracht.
12.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, mevrouw Pieters, op 20 april 2001
startte de werkgroep van mevrouw Cantillon met
de tweede fase van de studie, die het
pensioendossier betreft.

Tijdens verschillende bijeenkomsten bereidde de
werkgroep een omstandig document voor, waarin
naast de beschrijving van de huidige situatie en
van de thema's die specifieke aandacht vereisen,
tevens plausibele denkpistes en oplossingen
worden uitgewerkt en toegelicht. Binnen de
werkgroep werd bovendien een technische
werkgroep opgericht, die is samengesteld uit
vertegenwoordigers van de Rijksdienst voor
Pensioenen en van het Rijksinstituut voor de
Sociale Verzekering der Zelfstandigen. De
werkgroep werd nog versterkt door actuarissen
van het Bestuur voor het Sociaal Statuut van het
departement Middenstand. Het documentaire
gedeelte van de studie zal uitgaande van de
interne mechanismen en de economische,
demografische en sociaalprofessionele factoren
vooruitberekeningen tot 2015 in de sector
omvatten, om aldus de budgettaire repercussies
van de voorgestelde pistes en oplossingen met
algehele kennis van zaken te kunnen evalueren.

Op 12 juli 2001 kwam de werkgroep opnieuw
samen om het document af te werken. Het
definitieve rapport zal naar alle waarschijnlijkheid
worden neergelegd in de loop van september
2001. Op basis van de door de werkgroep
uitgebrachte adviezen inzake gezinsbijslag,
invaliditeit, ziekteverzekering en pensioenen, zal
de regering na sociaal overleg nagaan welke
verbeteringen haalbaar zijn binnen de beschikbare
budgettaire ruimte.
12.03 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor dit antwoord.
Het schijnt me toe dat men naarstig aan het werk
is. Ik vind het goed dat men opties neemt voor het
jaar 2015. Voor het RSVZ zullen de problemen
inzake de betaalbaarheid van de pensioenen zich
immers vooral duidelijk vanaf 2010 tot en met
2015 voordoen. Dat blijkt toch uit de
demografische prognoses.

Mijnheer de minister, ik wil er wel op aandringen
dat de regering bij ontvangst van het definitieve
rapport zeer snel een positie zou innemen en
beslissingen treffen. Het tweede luik van het
onderzoek werd immers pas op 20 april gestart,
dus drie maanden nadat het eerste luik werd
afgerond, wat vrij laat is. Mijnheer de minister, u
weet net als ik zeer goed dat intussen van
verschillende kanten speculatieve standpunten
worden geformuleerd. Zo las ik vorige week in
Boer en Tuinder dat de Boerenbond een
standpunt aan het uitwerken is over het sociaal
statuut van de zelfstandigen. De Boerenbond
heeft al duidelijk gezegd dat hij niet wil weten van
CRIV 50
COM 535
18/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
bijdrageverhogingen. UNIZO heeft hierover
vroeger al een standpunt ingenomen. De
speculaties worden steeds scherper. Iedereen
blijft op zijn honger zitten en wacht op de
resultaten van de werkgroep Cantillon.

Mijnheer de minister, naar aanleiding van de
Programmawet van 2000 heb ik u gewezen op de
noodzaak om aan de budgettaire effecten te
remediëren. Voor 2001 zal het budget nipt
volstaan, wat te verwachten was. Ofwel zou het
nipt volstaan, of het zou nipt overschreden
worden. Vanaf 2002 zou, als een gevolg van de
geplande verhogingen van de pensioenen en van
de kinderbijslagen, het stelsel van de
zelfstandigen afstevenen op ernstige tekorten.
Onder gelijklopende omstandigheden zullen
tussen 2010 en 2015 vooral tekorten opduiken wat
de pensioenen betreft

Mijnheer de minister, ik zeg dit alles om u erop te
wijzen dat in het najaar van 2001 naar aanleiding
van de resultaten van de werkgroep Cantillon, en
eventueel naar aanleiding van andere studies,
dringend standpunten zullen moeten worden
ingenomen en beslissingen moeten worden
getroffen om te remediëren aan dit schrijnend
probleem. Mijnheer de minister, u weet dat de
subcommissie voor de Sociale Zaken haar
werkzaamheden opschort tot september 2001,
maar in september zal de subcommissie mevrouw
Cantillon opnieuw horen en zeker zorgen voor een
eigen standpunt over het statuut van de
zelfstandigen.

Mijnheer de minister, ik maak van de gelegenheid
gebruik om u erop te wijzen dat ik van u ook nog
een brief verwacht in verband met de
arbeidsongevallenverzekering.
12.04 Minister Frank Vandenbroucke: Mevrouw
Pieters, ik heb er mijn medewerker vanmorgen
nog aan herinnerd en u krijgt uw brief zeker.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
13 Vraag van de heer Luc Goutry aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "de kosten
van
psychiatrische
verzorgingstehuizen" (nr. 5093)
13 Question de M. Luc Goutry au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur le coût
des maisons de soins psychiatriques" (n° 5093)
13.01 Luc Goutry (CVP): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, ik stel deze vraag aan u
omdat uw collega van Volksgezondheid mij met
betrekking tot de financiering naar u verwees. Het
gaat over de kosten voor rekening van de patiënt
van een psychiatrisch verzorgingstehuis, namelijk
het deel A en het deel B1. Het deel B1, het
aandeel hotelkosten ­ vandaag 1.033 frank per
dag ­ dient ook in de RVT's en de ROB's betaald
te worden. Het deel A staat voor de
investeringskosten die gedeeltelijk aan de
patiënten worden doorverrekend.

Dit deel A werd door de reconversiebesluiten van
1990 vastgesteld op 100 frank en werd in tien jaar
nooit aangepast. Ik voeg eraan toe dat ik hierover
al jaren vragen heb gesteld en dat onlangs nog
een directeur van een psychiatrisch ziekenhuis
opmerkte dat deel A nog steeds niet herzien is. Dit
heeft uiteraard een grote weerslag op
bouwprojecten en andere investeringen, waarbij
miljoenen zullen worden gerecupereerd bij de
patiënten. Want eenmaal deel A wordt verhoogd
zal men deze middelen gaan halen bij de
patiënten.

Eerlijkheidshalve vermeld ik dat de vertraging bij
de overheid het probleem veroorzaakt. Immers,
zonder die vertraging had men de kosten
maandelijks aan de patiënten kunnen
doorrekenen. Mijnheer de minister, hoe gaat u die
bedragen recupereren? Het lijkt mij ondoenbaar
om tien jaar terug te gaan en de toenmalige
patiënten de rekening te presenteren.

De minister van Volksgezondheid zegt hierover
letterlijk:"Uiteraard zal ik erover waken, mocht
men zich bij het inhaalbedrag voortvloeiende uit
de herziening toch richten tot de individuele
patiënten, dat zulks betaalbaar blijft. Indien nodig
zal ik vragen dat de periode tijdens dewelke het
inhaalbedrag kan worden gefactureerd wordt
verlengd." Dit lijkt mij maar een halve oplossing.
Verder zegt zij: "Mochten de inhaalbedragen te
hoog zijn voor de patiënten dan lijkt het mij
aangewezen een structurele oplossing te zoeken
voor dit probleem waarbij onder andere het op
zich nemen van de lasten door de Staat een piste
zou kunnen zijn. Uiteraard heeft dit een
budgettaire impact."

Welnu, ik wil vooral op het laatste aansturen. Ik
denk dat het onheus en technisch onmogelijk is dit
op de patiënt te verhalen. Bovendien zullen de
psychiatrische instellingen, die al zo karig zijn
bedeeld, de dupe zijn. Dat is nog gebleken tijdens
de hoorzitting. Ik had een wetsvoorstel ingediend
om met betrekking tot de staatssubsidie het PVT-
fonds te herschikken.

U heeft na uw bezoek aan Sint-Truiden daarover
18/07/2001
CRIV 50
COM 535
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
een verklaring afgelegd. In mijn wetsvoorstel had
ik een berekening gemaakt en ik had een
overschot van 56 miljoen Belgisch frank. U heeft
gezegd dat er op die manier tientallen miljoenen
zullen vrijkomen. Dit geld moet toch worden
uitgegeven ten voordele van PVT-patiënten. Mijn
kritiek is dat dit geld niet goed wordt besteed
omdat het niet volgens de draagkracht wordt
verdeeld. U zegt dat u via de gezinnen een
verfijning wil doorvoeren. Dit zal echter geen groot
aantal zijn zodat u geld zult over hebben. Zou het
dan niet bepleitbaar zijn, rekening houdend met
alle oorzaken, dat de Staat via het overschot op
zijn staatstussenkomst bekijkt hoe de recuperatie
kan gebeuren. Op die manier kan vanaf dat
moment met een schone lei worden gestart en
kunnen de patiënten dit bedrag betalen. Het lijkt
mij echter onheus om zoveel jaren na datum de
patiënten nu een dergelijke factuur te presenteren.
13.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, ik heb de eer het achtbare lid mee te
delen dat het effect van de herzieningen van de
prijs per verblijfdag in psychiatrische
verzorgingstehuizen, zowel negatief als positief,
zullen worden toegekend aan deze initiatieven in
de vorm van een inhaalbedrag. Het spreekt voor
zich dat, aangezien de herzieningen gaan over de
dienstjaren 1991 tot 1996 en ze door de patiënt
moeten worden gedragen, deze inhaalbedragen in
de tijd zullen worden gespreid zodat ze een
dertigtal frank per dag niet zullen overschrijden. Ik
vestig uw aandacht op het feit dat de positieve
inhaalbedragen hoofdzakelijk voortkomen uit de
weerslag van de investeringen ten goede van het
welzijn van de patiënten en dat het dus niet gaat
om historische elementen die de huidige patiënten
niet interesseren. Zoals mijn collega, de minister
van Volksgezondheid, u reeds heeft gemeld, is er
een ontwerp van koninklijk besluit in voorbereiding
dat een wijziging beoogt van het koninklijk besluit
van 2 januari 1991, dat een verhoging van de
staatstussenkomst voor de minstbedeelden
voorziet.
13.03 Luc Goutry (CVP): Mijnheer de minister, ik
heb in uw antwoord geen nieuw element gehoord.
U zegt dat dit bedrag op de patiënten moet
worden verhaald. Volgens mij is dat echter niet het
probleem. Men kan toch moeilijk voor een periode
van 1991 tot 1996, zo lang na datum tot 30 frank
per dag ­ zo'n 9.000 frank per jaar ­ aanrekenen.
Gelet op de kwetsbaarheid van vele van die
mensen lijkt mij dit toch niet haalbaar. Het gaat
hier om chronisch psychiatrische patiënten die zelf
niet weten hoeveel middelen zij hebben.

Ik voorspel u dat uiteindelijk de instelling dit zal
moeten ophoesten. Uit navraag bij een instelling in
mijn streek blijkt dat het gaat om een paar
tientallen miljoenen. Zij hebben ondertussen
een
nieuwbouw geplaatst zodat hun
afschrijvingslasten zijn toegenomen. Bovendien
zullen zij op administratief vlak heel wat werk
moeten verrichten om na te vlooien wie dit
allemaal moet betalen, voor welke periode
enzovoort. Volgens mij is dit een totaal onzinnige
maatregel.

Ik zou durven pleiten voor een financiële amnestie
want de schuld ligt eigenlijk bij de overheid die al
die tijd nagelaten heeft een herziening door te
voeren. Laat ons het overschot, dat we zullen
boeken bij de herschikking van de
staatstussenkomst, aanwenden voor het
veiligstellen van de patiënten. Wat zal er anders
met het overschot gebeuren? Mijn wetsvoorstel
had tot doel het overschot te gebruiken om een
fonds op te richten zodat mensen met
betalingsmoeilijkheden daaruit konden putten. Het
lijkt mij toch een legitieme doelstelling om de
reserves te besteden aan het op peil brengen van
de inhaalbedragen inzake deel A.

Mijnheer de minister, uw antwoord bevat geen
nieuw element voor de oplossing van het
probleem.
13.04 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
Goutry, ik neem akte van uw suggesties.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
14 Questions jointes de
- M. Jean-Marc Delizée au ministre des Affaires
Sociales et des Pensions sur "le financement
des 'soins urgents spécialisés' et l'urgence de
mesures concrètes pour couvrir les déficits
générés par ce service dans les hôpitaux de
petite taille" (n° 5096)
- M. Jean-Marc Delizée au ministre des Affaires
Sociales et des Pensions sur "l'agréation des
SMUR et le caractère rétroactif du financement"
(n° 5097)
14 Samengevoegde vragen van
- de heer Jean-Marc Delizée aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de
financiering van de 'gespecialiseerde
urgentiediensten' en de dringende behoefte aan
concrete maatregelen om de tekorten te dekken
waartoe die dienst in kleine ziekenhuizen leidt"
(nr. 5096)
- de heer Jean-Marc Delizée aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de
erkenning van de MUG's en de terugwerking
CRIV 50
COM 535
18/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
van de financiering" (nr. 5097)
14.01 Jean-Marc Delizée (PS): Monsieur le
président, je suis d'accord pour que mes
questions soient jointes, pour autant, bien
entendu, que le ministre me donne une réponse
complète et précise à mes deux questions, même
s'il est vrai que les problématiques sont assez
liées.

Monsieur le ministre, depuis deux ans, je vous
interroge de manière assez régulière sur le
problème de l'aide médicale urgente dans les
régions rurales éloignées et à faible densité de
population et sur le financement des services
dans les hôpitaux de petite taille.

Nous avons discuté de ce problème à plusieurs
reprises. Nous avons également échangé de
nombreux courriers en dehors des questions
officielles.

En cette fin de session parlementaire, je me
permets de faire le point sur ce dossier.

J'ai déjà eu l'occasion d'insister auprès de vous,
monsieur le ministre, pour qu'une réponse soit
apportée à la situation particulière d'un des plus
petits hôpitaux de Belgique, si ce n'est le plus
petit. Je veux parler du Centre de Santé des
Fagnes, à Chimay. Il s'agit d'un hôpital de 120 lits
qui n'existe qu'en raison d'une dérogation au
nombre minimum de lits possibles dans ce pays.
J'ai également interrogé Mme Aelvoet, ce matin,
sur le même objet car j'ai vraiment la volonté que
l'on fasse le point sur ce problème.

Je dois dire que vos prédécesseurs ­ M. Colla,
Mme De Galan ­, Mme Aelvoet et vous-même
m'ont toujours apporté des réponses positives,
portant sur le fond du problème, ce, avec
beaucoup de politesse et de courtoisie, ce qui est
une bonne chose. Mais les temps évoluent et il
me faut toujours reposer les mêmes questions car
les solutions ne sont pas encore mises en oeuvre.

En ce qui concerne les soins urgents spécialisés,
j'avoue que l'année passée, j'espérais une
solution pour l'année 2000. Elle a été reportée au
budget 2001. Vous avez, en tout cas, affirmé le
caractère rétroactif du financement. Je voudrais
que vous me confirmiez qu'il en sera bien ainsi.
Vous me l'avez déjà confirmé dans un courrier de
décembre 2000 dans lequel vous écrivez: "Si
l'hôpital de Chimay bénéficie, dans le cadre de la
nouvelle politique d'urgence, d'un agrément "soins
urgents spécialisés", son financement sera revu
afin qu'il bénéficie pour ledit service de
l'encadrement prévu par les normes et ce, dès
2000". A cette occasion, vous joignez une note
concernant l'adaptation de la politique relative aux
urgences dans laquelle il est d'ailleurs précisé qu'il
doit être tenu compte explicitement, dans ce
dossier, de l'accessibilité géographique.

Je voudrais, monsieur le ministre, que vous nous
fassiez le point sur la situation. Je ne cache pas
ma déception au regard de la lenteur avec laquelle
ce dossier est examiné. L'hôpital en question
souffre d'un déficit, et comme vous le savez, plus
le temps passe, plus il se creuse. Autrement dit,
les années se succèdent et le déficit augmente.

Pour ma part, j'espérais obtenir une réponse
spécifique aux hôpitaux de petite taille. Il ne s'agit
donc pas seulement du cas de l'hôpital de
Chimay. J'ai d'ailleurs posé une question écrite
pour que l'on détermine quels étaient les hôpitaux
de moins de 350 lits qui devaient financer un
SMUR et des soins urgents spécialisés puisque
l'un ne va pas sans l'autre. Quand une zone est
non couverte et est éloignée de près de 50 km
d'un hôpital, un SMUR est nécessaire car toute
personne a droit à l'aide médicale urgente même
si elle vit dans une zone à faible densité de
population; mais il faut également un service de
soins urgents spécialisés, les deux étant liés.

Toujours est-il qu'il n'y a pas de réponse
spécifique à ce problème. Il y aura sans doute une
réponse d'ensemble dans le cadre d'une politique
d'urgence globale pour l'ensemble du pays.

En ce qui concerne les soins urgents spécialisés,
je voulais vous demander quel est l'état
d'avancement du dossier en matière de normes
de financement. Quand le nouveau système sera-
t-il opérationnel? Pouvez-vous me donner des
précisions de calendrier?

Il semble que les normes futures ­ en tout cas,
c'est ce que l'on m'a dit ­ seraient inférieures aux
normes actuelles. Pourriez-vous confirmer ou
infirmer cette information? Quelle sera le
financement appliqué pour le personnel? Il s'agit
d'un système par points multipliés par 630.000
francs.

S'agirait-il dans ce cas-ci de 15 points à 630.000
francs, ce qui représente plus ou moins 5
équivalents temps plein? Si on monte à 30 points,
on arrive à 10 équivalents temps plein alors que
les responsables estiment qu'il faut 12 équivalents
temps plein pour assurer les normes de 2
personnes 24/24 heures. Quel est votre avis sur
ce sujet? Confirmez-vous cette analyse et
18/07/2001
CRIV 50
COM 535
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
20
comment le financement sera-t-il organisé?

J'ai une autre question. Mme De Galan, sous la
précédente législature avait pris un arrêté royal qui
octroyait 30 points au lieu de 15 pour les hôpitaux
de petite taille. Cet arrêté a été cassé par le
Conseil d'Etat. Qu'en sera-t-il pour les années
1999-2000? Est-ce que le financement se fera sur
base de 15 ou de 30 points au minimum? Quelle
est l'initiative que vous avez prise ou que vous
comptez prendre en la matière?

Je voulais demander aussi si les soins urgents
spécialisés qui sont liés au SMUR seront agréés
et financés avec effet rétroactif, soit pour l'année
2000, soit au jour de leur agrément?

En ce qui concerne la permanence médicale pour
les soins urgents spécialisés liés à un SMUR,
qu'avez-vous prévu dans les hôpitaux de petite
taille? Il faut savoir que le système de financement
par nombre d'admissions est insuffisant pour ces
établissements.

En ce qui concerne le SMUR, là aussi la
procédure de reconnaissance suit son chemin.
J'ai interrogé votre collègue ce matin. Elle
m'informe de sa volonté de faire aboutir ce dossier
dans les prochains mois, certainement cette
année encore. Le financement annuel était de 8,5
millions pour les SMUR agréés, pour être
moderne, cela fait 210.709 euros et 49 cents. Il
semble que ce montant de 8,5 millions soit
insuffisant pour la permanence SMUR pour une
infirmière A1 et ne permettrait de financer que 4,5
temps plein.

Selon votre département, combien de temps plein
faut-il pour assurer une permanence 24/24
heures? C'est un point essentiel dans ce débat et
quel coût prend-on en considération pour un
temps plein? Je crois qu'il y a aussi une
contestation du montant par unité au niveau de la
subvention.

Enfin, dernière question au sujet de la rétroactivité
du financement. Sera-t-il mis en place à partir de
l'agréation, soit le 1
er
juin 1999? Quel sera le
montant prévu? Notre collègue Yvan Mayeur vous
avait interrogé au début de l'année sur le
caractère rétroactif du financement. Vous lui aviez
répondu ceci: "Le financement des SMUR est lié à
leur agrément, à la compétence des
communautés et des régions et il ne pourra être
attribué qu'à partir de la date effective d'agrément.
Je ne peux que respecter la législation et la
réglementation". M. Mayeur, qui a de la suite dans
les idées, a posé une sous-question: qu'en est-il si
les commissions d'agrément agréent avec un effet
rétroactif? Est-ce que le financement suivra? Vous
lui avez répondu: "Je n'ai pas la législation avec
moi mais je pense que oui. Pour en être sûr, je
vais poser la question à mes collaborateurs et
vous faire parvenir une réponse."
Le hasard fait que M. Mayeur est présent et me dit
ne pas avoir reçu cette réponse ultérieurement. Je
profite de l'occasion pour vous poser la question
du caractère rétroactif du financement si les
commissions d'agrément le sollicitent. L'ont-elles
sollicité? Je vous pose aussi la question au cas où
il y aurait du neuf en la matière depuis ces 6
derniers mois.
14.02 Frank Vandenbroucke, ministre: Monsieur
le président, j'ai l'honneur de porter à la
connaissance de l'honorable membre que le
financement de 8,5 millions sera accordé aux
hôpitaux qui disposent d'un SMUR agréé et ce à
partir de la date d'agrément. Ce montant de 8,5
millions constitue un forfait représentant
l'intervention dans les coûts de fonctionnement
d'un SMUR.

Pour assurer une permanence de SMUR 24h/24h,
5 infirmières équivalentes temps plein sont
nécessaires. Toutefois il faut noter que les sorties
et interventions SMUR sont limitées, ce qui
permet en plus à l'hôpital d'affecter en pratique
l'infirmière qui assure la permanence lorsqu'il n'y a
pas d'intervention du SMUR, à d'autres tâches
pouvant ainsi alléger le travail dans le service
d'urgence par exemple.

En ce qui concerne le financement des fonctions
"service d'urgence spécialisé", il faut noter
qu'actuellement un minimum de 15 points est
assuré pour l'hôpital qui dispose d'une telle
fonction agréée. Dès que les normes d'agrément
de cette fonction seront revues ­ les travaux sont
en cours à ce sujet ­ ce financement minimum
pourra être revu notamment pour les hôpitaux de
petite taille qui, sur base d'un critère d'éloignement
géographique, pourraient continuer à disposer
d'une fonction "service d'urgence spécialisé".

Par ailleurs, je vous signale que pour la période du
01/12/1998 au 31/12/1999, le financement
minimum de 30 points a été assuré aux hôpitaux
avec fonction "service d'urgence spécialisé"
agréée.

Dans le cadre de l'assurance obligatoire soins de
santé et indemnités, la nomenclature des
prestations de santé prévoit la prestation suivante
depuis le 1
er
mars 2001 par le biais de la
prestation de nomenclature 590181 avec le libellé
CRIV 50
COM 535
18/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
21
"Honoraires forfaitaires pour la permanence
médicale intra-hospitalière, par admission
hospitalière dans un service aigu A, C, D, E, G, I,
K, L, M ou N d'un hôpital général qui dispose
d'une fonction agréée de soins urgents
spécialisés". Le montant de l'intervention de
l'assurance est fixé à 948 francs alors qu'avant le
1
er
mars 2001, l'intervention de l'assurance pour
une admission dans un hôpital général lié au
service 100 était fixée à 474 francs.

De plus, une nouvelle prestation a été créée au 1
er
mars 2001, à savoir le n° suivant: 590472 avec le
libellé "Honoraires pour assistance médicale
donnée par un médecin d'une fonction de soins
urgents spécialisés, dans le cadre d'une
intervention médicale extra-muros d'un service
mobile d'urgence suite à un appel au centre
d'appel unifié "100". Le montant de l'intervention
de l'assurance pour cette nouvelle prestation est
fixé à 1.694 francs.

En ce concerne l'intervention de l'assurance
obligatoire soins de santé et indemnités, je signale
à l'honorable membre que depuis le 1
er
mars
2001, la nomenclature des prestations de santé
prévoit des nouvelles prestations pour la
permanence médicale intra-hospitalière,
applicables aux patients admis dans un service
aigu A, C, D, E, G, I, K, L, M ou N d'un hôpital
général. Ainsi, il existe des honoraires forfaitaires
pour la permanence médicale intra-hospitalière
applicables aux patients concernés d'un hôpital
qui dispose d'une fonction agréée de soins
urgents spécialisés. Ils s'élèvent à 948 francs. Ces
prestations rémunérées par les honoraires
forfaitaires dont je viens de faire mention sont
remboursables une fois par admission hospitalière
et ne sont pas cumulables entre elles. Ces
prestations sont remboursables sous conditions,
notamment en ce qui concerne la qualification des
prestataires et la façon dont la permanence est
assurée dans l'hôpital.

Aussi, je ne partage pas votre avis lorsque vous
dites que le financement de la permanence
médicale est insuffisant. Prenons l'exemple qui
vous tient à coeur: l'hôpital de Chimay qui dispose
d'une fonction agréée de soins urgents
spécialisés.

Je déduis du rapport d'analyse de l'enregistrement
volontaire du SMUR en 1998, d'une part, que le
nombre de sorties par jour s'élevait à 1,7 et,
d'autre part, que le nombre d'admissions doit
selon mes sources se situer autour de 5.300 par
an ­ ce qui engendre un financement de 6,1
millions de francs (= 5.300 x 948 FB + 1,7 x 365 x
1694).

De plus, vu le nombre limité de sorties, rien
n'empêche les médecins qui assurent la
permanence d'effectuer d'autres prestations
médicales.

Je crois que c'est une solution qui devrait être
satisfaisante. Bien sûr, les questions relatives au
financement minimal sont encore à l'étude à
l'heure actuelle.
14.03 Jean-Marc Delizée (PS): Monsieur le
président, monsieur le ministre, chers collègues,
je pense que c'est très clair pour le SMUR: M. le
ministre répond positivement au caractère
rétroactif à la date de l'agrément. C'est une bonne
nouvelle. Je suis vraiment satisfait d'apprendre
cette information.

Relativement aux soins urgents spécialisés, si j'ai
bien compris, vous avez dit que le Centre de
Santé des Fagnes aurait bénéficié, pour les
années 1998-1999, en réalité des trente points. Je
ne disposais pas de cette information. Mais c'est
possible. Je la vérifierai.

Par ailleurs, je relirai le reste de votre réponse, qui
est assez technique (montants, alphabet). En ce
qui concerne le Centre de Santé des Fagnes, les
calculs qu'ils font sur le financement du SMUR et
des soins urgents spécialisés montrent qu'ils
seraient déficitaires. Je pense qu'ils vous ont fait
parvenir, il y a un an, un document précis sur ce
sujet. Je peux leur demander de l'actualiser. Il
importe de savoir s'ils seront agréés en tant que
soins urgents spécialisés. J'espère qu'il y aura
rapidement une réponse à ce propos. Mme
Aelvoet n'a pas pu me répondre précisément ce
matin à ce sujet. Elle m'a juste dit qu'elle me
répondrait ultérieurement, voire même cet après-
midi. J'attends avec impatience de savoir si les
soins urgents spécialisés seront agréés dans ce
cas et, partant, cofinancés.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
15 Vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"het financieren van de eindejaarstoelage en
het vakantiegeld" (nr. 5101)
15 Question de M. Jo Vandeurzen au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "le
financement de la prime de fin d'année et du
pécule de vacances" (n° 5101)
15.01 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
18/07/2001
CRIV 50
COM 535
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
22
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik wil
even een voorafgaandelijke bedenking maken. Bij
een vorige gelegenheid heb ik gevraagd naar de
wijziging van het besluit inzake het
viscosesynthesemateriaal. Men zou nagaan of dat
van de Raad van State was teruggekomen. Ik
hoop dat het antwoord positief is en dat dit zo snel
mogelijk gebeurt. Ik heb hier echter nog geen
informatie over.
15.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, ik ben hier niet zeker van. Er zijn
zoveel zaken die naar de Raad van State moeten.
15.03 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
minister, mijn vraag gaat concreet over de
eindejaarstoelage en het vakantiegeld in de sector
van de openbare ziekenhuizen. Het probleem is
fundamenteel en werd mij terug onder ogen
gebracht toen ik kennis kreeg van brieven van de
Vereniging van Openbare Verzorgingsinstellingen
gericht aan de minister van Sociale Zaken. Het
ging om meerdere oude brieven. In het
gemeenschappelijk comité voor alle
overheidsdiensten worden akkoorden afgesloten
over de eindejaarstoelagen en nu ook over het
vakantiegeld dat afgestemd wordt op de privé-
sector. Er komt een nieuw intersectoraal akkoord
aan voor 2001-2002 dat in een lineaire
loonsverhoging voor de ambtenaren zal voorzien.
Dat moet door een cascadesysteem ook in de
openbare ziekenhuizen gefinancierd worden. De
Vereniging van Openbare Verzorgingsinstellingen
vroeg u hoe dat allemaal zou worden gefinancierd.
Het gaat om een fundamenteel probleem dat ik al
meerdere keren heb aangekaart en ik meen dat
de collega's zich bewust zijn van deze
problematiek. Als er in het gemeenschappelijk
comité iets wordt afgesproken, dan volgen de
effecten ervan bij de lokale besturen en iets later
in de openbare ziekenhuizen.

Mijn vraag is dan ook principieel. Zult u
de
financiële consequenties van de
onderhandelingen voor de openbare sector in het
gemeenschappelijk comité voor alle
overheidsdiensten met betrekking tot de
eindejaarstoelagen en het vakantiegeld ook
financieren voor de sector van de openbare
ziekenhuizen?

Ik wil nog één bedenking maken en ze is niet
relevant voor de vraag, maar ik kan het niet
nalaten. Ik ga even in op de vraag van de heer
Goutry in verband met de ligdagprijzen. Wij
verkeren in de hallucinante situatie dat we met
jaren vertraging de betalingen krijgen. We krijgen
een betaling voor de kaskredieten die we moeten
aangaan voor de prefinanciering en nu krijgen we
zelfs nog een vergoeding voor de intresten die we
hebben betaald. Dat is natuurlijk de wereld op zijn
kop. Ik snap niet goed hoe wij tot een nieuw
financieringssysteem moeten komen als het
vermogen van de administratie om adequaat te
registreren en te valideren en snel te financieren
niet aanwezig is. Ik kan het niet nalaten om dit
toch maar eens te zeggen. Wij zijn intresten aan
het betalen op de intresten. Uw ministerie
financiert intresten op kaskredieten die moeten
worden aangegaan. Van dergelijk systeem wordt
alleen de bank rijk.
15.04 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, ik weet niet of we de banken daar
rijk mee maken maar als we het sneller doen dan
moeten we ook sneller gaan lenen.
15.05 Jo Vandeurzen (CVP): Het is misschien
beter om iedereen voor zijn verantwoordelijkheid
te plaatsen.
15.06 Minister Frank Vandenbroucke: U hebt
gelijk dat dit een misgegroeide toestand is. Daar
ga ik niet over discussiëren. Het koninklijk besluit
over het viscerose-synthesemateriaal verwacht ik
zeer snel terug van de Raad van State, maar op
dit ogenblik heb ik het nog niet ontvangen.
Volgens mij is het een kwestie van dagen. Op 10
juli laatstleden heb ik het bezorgd aan de Raad
van State met een adviesvraag van drie dagen.
Die drie dagen zijn al voorbij, dus veel langer zal
het niet meer duren.

Mijnheer Vandeurzen, ik beschik op dit ogenblik
over geen enkel budgettair krediet om de
verhogingen van het vakantiegeld en de
eindejaarspremie in de federale
gezondheidssectoren ten laste te nemen. Een
intersectoraal akkoord, afgesloten binnen het
Comité-A, houdt geen engagement in om de
financiering van de federale gezondheidssectoren
aan te passen. De financiering van de federale
gezondheidssectoren slaat zowel op de private als
op de publieke sector. Concreet dient dus
nagegaan te worden of er middelen kunnen
worden vrijgemaakt om de verhogingen van het
vakantiegeld en de eindejaarspremie, zoals
voorzien in een intersectoraal akkoord, op te
nemen in de financiering voor de hele
gezondheidssector, publiek en privaat. Het in
maart 2000 afgesloten sociaal akkoord met de
gezondheidssector, dat op kruissnelheid een
bijkomende uitgave van meer dan 14 miljard frank
impliceert ten laste van de Staat, laat thans niet
toe om hiervoor de nodige middelen vrij te maken.
CRIV 50
COM 535
18/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
23
15.07 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
minister, de lokale besturen die al gebukt gaan
onder een aantal federale verwachtingen en
opdrachten zullen natuurlijk niet graag horen wat u
nu zegt. Het betekent concreet dat wat ook het
resultaat van de onderhandelingen zal zijn, de
factuur toch naar het lokale bestuur zal gaan. Dit
systeem is onhoudbaar.

De link tussen de lokale besturen en het statuut
van het personeel en het ziekenhuis is een
systeem dat altijd aanleiding geeft tot
controversies. Uw laatste onderhandelingen over
de arbeidsduurvermindering zullen u toch hebben
doen inzien dat daar enorm complexe situaties
ontstaan. De gemeenschappen moeten
tussenkomen, maar daarvoor moeten een aantal
andere beslissingen worden genomen. Dit is ten
gronde een onhoudbare toestand. Het is
onaanvaardbaar dat men over iets gaat
onderhandelen waarvan men weet dat de factuur
door een ander zal worden betaald.
15.08 Minister Frank Vandenbroucke: Ik heb
daar niet over onderhandeld.
15.09 Jo Vandeurzen (CVP): De structuur is
toch van die aard dat de onderhandelingen
effecten geven in de openbare ziekenhuizen. Als u
dat niet financiert via de normale systemen van
ziekenhuisfinancieringen, dan komt de factuur op
de tafel van het lokale bestuur. Het is een punt dat
moet worden toegevoegd aan de lijst van
verzuchtingen van de lokale besturen aan de
federale en de Vlaamse Overheid. Het
mechanisme is niet correct. Ik heb daar al een
wetsvoorstel voor ingediend.Ik had eerlijk gezegd
verwacht dat bij de onderhandelingen over de wet
op de ziekenhuizen dit mechanisme eindelijk zou
worden doorbroken.

Wij moeten accepteren dat openbare
ziekenhuizen een sector op zichzelf zijn. Ook wat
het statuut en de arbeidsvoorwaarden betreft
moeten zij niet gelinkt blijven aan een ander
stelsel, waarbij op het federale niveau
maatregelen worden genomen die de sector niet
gevraagd heeft. Ook maatregelen inzake
eindejaarstoelage of vakantiegeld komen in de
lokale ziekenhuizen terecht. Managers, die deze
situatie dan moeten rechttrekken, zijn van oordeel
dat managen in deze geen oplossing meer kan
bieden.

Mijnheer de minister, de privé-ziekenhuizen zullen
aanvullende pensioenen kunnen geven. De
openbare ziekenhuizen niet.
15.10 Minister Frank Vandenbroucke: We
kunnen niet alles tegelijk.
15.11 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
minister, beseft u welke handicap in de
concurrentiële arbeidsvoorwaarden u daarmee
creëert voor een sector van tienduizenden
werknemers, waarvan meer dan de helft
contractuelen? Aan die contractuelen kan geen
aanvullend pensioen worden aangeboden. Ik
voorspel u, tussen de topkaders van uw
ziekenhuizen en het verpleegkundig personeel zal
dit leiden tot onhoudbare competitieverschillen.

De privé-sector zal dat natuurlijk doen al zal het
niet door u worden gefinancierd maar door de
artsen. Immers, de erelonen kunnen worden
afgeroomd om medisch-technische diensten te
financieren. U zult daar dus opnieuw problemen
krijgen, alleen al omdat het stelsel, het sociaal
carcan waarbinnen de arbeidsvoorwaarden in de
openbare ziekenhuizen tot stand komen, eigenlijk
haaks staat op de dynamiek en de verwachtingen
van de sector en niet competitief is met dat van de
privaatrechtelijke ziekenhuizen.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
16 Question de M. Yvan Mayeur au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "l'entrée
en vigueur prochaine du système
'zorgverzekering' en Communauté flamande"
(n° 5109)
16 Vraag van de heer Yvan Mayeur aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de nakende inwerkingtreding van de
zorgverzekering in de Vlaamse Gemeenschap"
(nr. 5109)
16.01 Yvan Mayeur (PS): Monsieur le président,
monsieur le ministre, au début 2002, le système
d'assurance-soins ­ zorgverzekering ­ devrait
devenir une réalité pour toutes les personnes
dépendantes de Flandre et de la Région
bruxelloise qui feraient une démarche volontaire
en ce sens.

Je ne reviendrai pas sur les ruptures de solidarité
dont cet état de fait est potentiellement porteur. Je
souhaiterais néanmoins être informé des
conséquences de l'assurance-soins en ce qui
concerne la sécurité sociale, d'une part, et
certains types de prestations sociales, d'autre
part.

Premièrement, quel sera le sort réservé à
l'avantage financier ainsi perçu par les particuliers
18/07/2001
CRIV 50
COM 535
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
24
en ce qui concerne l'octroi des prestations de
régime résiduaire? Je pense à la GRAPA, à
l'allocation aux handicapés, au minimex, etc.
Sera-t-il immunisé dans le cadre de l'enquête sur
les ressources? Quid également en ce qui
concerne l'accès au statut VIPO? N'y aurait-il pas
là, en cas d'immunisation, atteinte au principe de
l'égalité?

Deuxièmement, les dispensateurs de services de
proximité, agréés dans le cadre de ce système
d'assurance-soins, seront-ils redevables de
cotisations sociales pour les services qu'ils
rendront aux futurs bénéficiaires de l'assurance-
soins?

Nous comprendrions difficilement que des
exonérations de cotisations sociales soient
envisagées; en effet, cela s'apparenterait à une
intervention indirecte de la sécurité sociale
fédérale au bénéfice d'une partie seulement de
nos concitoyens.
16.02 Frank Vandenbroucke, ministre: Monsieur
le président, à propos de la question posée par M.
Mayeur en ce qui concerne l'entrée en vigueur
prochaine du système "zorgverzekering" en
Communauté flamande, je souhaiterais
communiquer les informations suivantes.

En ce qui concerne le sort réservé à l'avantage
financier perçu par les particuliers, dans le cadre
de l'octroi des prestations des régimes résiduaires
(GRAPA, allocation aux handicapés, minimex), les
interventions du "zorgverzekering" sont à
considérer comme une assistance supplémentaire
et, à ce titre, ne devront pas être prises en
compte. Par exemple, le problème de la GRAPA a
été discuté en commission et c'est la conclusion
qui en est ressortie.

Pour l'accès au statut VIPO, il est tenu compte du
montant des revenus bruts imposables du
ménage, tel qu'il est déterminé en matière d'impôt
sur le revenu. L'élément qui sera déterminant pour
cet aspect sera le caractère fiscalement
imposable ou non de ces avantages financiers
octroyés dans le cadre du décret
"zorgverzekering".

La première question concerne donc la fiscalité.
Normalement, le système VIPO suit la fiscalité.
C'est la règle normale, mais je peux encore la
modifier et accorder des immunisations pour le
statut VIPO, qui ne sont pas accordées dans le
régime fiscal. Cette question concerne plutôt le
ministre des Finances et, normalement, nous
suivons le régime fiscal.

Pour ce qui est du second aspect de votre
question, les cotisations sociales, je rappelle que
le décret de la Communauté flamande prévoit que
l'usager, c'est-à-dire la personne physique qui, en
raison d'une autonomie réduite, demande une
prestation d'aide ou de services médicaux, peut
faire appel soit à un prestataire de soins
professionnel, soit à une structure qui fournit ou
organise, de façon professionnelle, une ou
plusieurs formes d'aide et de services médicaux,
soit à un intervenant de proximité qui fournit de
l'aide et des services non médicaux, sur une base
non professionnelle.

Le régime général de la sécurité sociale des
travailleurs salariés ne prévoit aucun régime
particulier en ce qui concerne les personnes qui
fournissent dans un cadre professionnel des
prestations visées par le décret, dans la mesure
où les prestataires concernés perçoivent une
rémunération dans le cadre d'un contrat de travail,
ils doivent à ce titre être assujetti à la sécurité
sociale des travailleurs salariés.

Cependant, le régime général de la sécurité
sociale des travailleurs salariés prévoit les
exceptions suivantes:
- le bénévolat avec une limite de 10.000 francs par
jour et 40.000 francs par an;
- le travail occasionnel limité à 8 heures par
semaine;
- les travailleurs à domicile ne prestant pas plus
de 4 heures par jour, etc.

C'est la réglementation générale et je ne compte
pas la changer parce qu'un décret
"zorgverzekering" a été pris en Flandre. Le régime
général sera d'application sans que je n'aie à
changer la réglementation.
16.03 Yvan Mayeur (PS): Monsieur le président,
monsieur le ministre, pour ce qui concerne le
deuxième point, sauf chausse-trappes inconnues,
votre réponse me paraît satisfaisante. Par contre,
la première partie de votre réponse m'inquiète.

Si l'assistance supplémentaire est considérée
comme un avantage qui ne doit pas être pris en
compte, qui est donc immunisé dans l'octroi
d'allocations sociales, ce système induit
clairement une rupture d'égalité entre les
populations du Nord et du Sud du pays. Prenons
l'exemple d'un minimexé, situation que je connais
bien, si je dois prendre en considération
l'ensemble de ses ressources et s'il bénéficie d'un
certain nombre d'avantages tels ceux accordés
dans le cadre d'un système "zorgverzekering",
CRIV 50
COM 535
18/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
25
cela signifie très clairement qu'à Bruxelles, je ne
devrais pas considérer ce fait pour l'octroi du
minimex à cette personne, ce qui instaure un
régime inégalitaire envers la population
francophone, qui n'a pas le droit de souscrire à ce
type d'assurance.

C'est donc le pied dans la porte qui est mis du
côté flamand avec ce système, dans la porte d'un
système général de sécurité sociale qui doit rester
identique pour l'ensemble des patients de ce pays.
Cela me semble surprenant et très inquiétant. Il
faudra peut-être prendre des mesures législatives
pour éviter cette situation, parce que c'est
franchement une rupture d'égalité entre
francophones et Flamands pour appeler les
choses comme elles sont, parce qu'on n'a pas
voulu organiser le système dans la sécurité
sociale fédérale. Voilà le noeud du problème. La
prise en charge des personnes âgées, des
personnes dépendantes relève, à mes yeux, d'un
système de sécurité sociale fédéral. La
démonstration est faite qu'un avantage particulier
sera accordé à certains et pas à d'autres. Mes
remarques n'ont rien à voir avec les accords du
Lambermont.
16.04 Frank Vandenbroucke, ministre: Je
comprends la critique et la préoccupation que
vous mentionnez, mais la discussion au sein de
cette commission relative à la manière de
résoudre ces problèmes via des régimes
d'assistance, comme la GRAPA, s'est déroulée de
façon normale et n'a soulevé aucune polémique
au sujet des compensations. Il était donc normal
que la commission réunissant tant des membres
francophones que néerlandophones statue sur
l'immunisation de ces avantages.

Je comprends votre préoccupation de base, mais
la concrétisation d'un tel système signifie qu'une
erreur ou l'autre verra le jour. En l'absence
d'immunisation, d'autres préoccupations naîtront.

Car si nous n'immunisons pas, cela créera
d'autres distorsions. Il y a immunisation pour
d'autres éléments d'assistance. Je ne vois pas
d'autre solution que ce que l'on a déjà fait dans le
système GRAPA, après discussions en
commission.
16.05 Yvan Mayeur (PS): Monsieur le président,
le ministre ne répond pas à ma question. Je n'ai
pas de problème avec le système de la GRAPA et
je comprends qu'on l'immunise. Ma question est
de savoir si le système d'aide aux personnes
dépendantes doit devenir ou non un système qui
concernera l'ensemble de la population, à travers
la sécurité sociale. Ce qui m'inquiète très fort est
l'appellation «zorgverzekering» qui signifie que
c'est une assurance. On est dans un système
assurancé, développé par une communauté, payé
par les Flamands et exonéré par la sécurité
sociale au niveau fédéral. C'est extraordinaire. Je
ne fais pas du communautaire, je défends les
personnes. Franchement, dans ce cas-ci, c'est un
problème de personnes.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

De vraag nr. 5113 van mevrouw Magda De Meyer
wordt omgevormd tot een schriftelijke vraag.
17 Vraag van de heer Luc Goutry aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de besparingen in de rusthuissector" (nr. 5169)
17 Question de M. Luc Goutry au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "les
économies dans le secteur des maisons de
repos" (n° 5169)
17.01 Luc Goutry (CVP): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, dit punt werd reeds
aangekaart naar aanleiding van de algemene
bespreking van het wetsontwerp. De sfeer was op
dat ogenblik zeer gespannen. U hebt me kribbig
geantwoord dat ik moest weten wat ik wou. U
opperde dat ik altijd voorstander ben van een
strikte budgetbewaking maar niet akkoord ga met
uw ingrepen. Ik had er u op gewezen dat u
snoeide in het budget van de rusthuizen.

In de FET van vrijdag 13 juli lees ik een meer
genuanceerd standpunt. U had dit, mijns inziens,
beter tegen mij gezegd. U verklaart, ik citeer: "Ik
besef dat de behoeftes daar de begroting
overtreffen. Voor de komende jaren ga ik dan ook
pleiten voor meer geld. Maar, ondertussen moet
de begrotingsdiscipline ook daar gehandhaafd
worden".

Mijnheer de minister, dat was precies de grond
van mijn bemerking in de plenaire vergadering. Ik
heb gewezen op de onderraming en de technische
fouten in het dossier. Het begrotingscomité is
hiervan op de hoogte en heeft terzake reeds
brieven verstuurd.

Mij is het om het principe te doen. Wat is
de situatie?
Budgetoverschrijdingen
hangen
voortdurend als een zwaard van Damocles boven
ons hoofd. Wat doet u? U haalt het geld ­
gemakshalve, durf ik te zeggen ­ bij die sectoren
waar men het gemakkelijkst kan snoeien. Het
systeem van recuperatie op de derde kwartalen
18/07/2001
CRIV 50
COM 535
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26
bestaat reeds voor de rusthuizen. Men verhoogt
deze recuperatie van 5,9% tot meer dan 11%. Op
die manier rijft men het geld gemakkelijk binnen.
Als tegenargument zou u kunnen stellen dat elke
sector zich aan de orthodoxie moet houden. Dat is
correct. Ik heb het er echter moeilijk mee dat de
sector van de rusthuizen die reeds jaren in een
keurslijf wordt gedrongen en reeds jaren klaagt
dat hij over te weinig middelen beschikt om te
voldoen aan de behoeften ­ u hebt zelf
toegegeven dat er een structurele onderraming is
gebeurd en dat hieraan zal moeten worden
tegemoetgekomen ­ een van de eerste
slachtoffers zal zijn van uw recuperatieoperatie
van 10 miljard frank. Ik vind dit een onheuse
behandeling van de betrokken sector. Ik vind
eveneens dat dit standpunt niet haaks staat op
mijn voortdurend pleidooi voor budgettaire
orthodoxie zoals u hebt beweerd in de plenaire
vergadering.

Op dinsdag 10 juli titelden de kranten dat de Belg
zich blij of rustig slikt. Volgens het artikel zijn
kalmeer- en/of slaapmiddelen in zowat elk
apotheekkastje terug te vinden. Naar verluidt
werden in 2000 van deze middelen ongeveer 14
miljoen verpakkingen verkocht. 14 miljoen
verpakkingen voor 10 miljoen Belgen als men
iedereen meetelt van de jongste spuit tot de
oudste inwoner. Er werden meer verpakkingen
verkocht dan er inwoners zijn. Dit bericht maakt
het voor mij overduidelijk dat er andere sectoren
zijn waarin kan gesnoeid worden dan die van de
rusthuizen. U hebt geantwoord dat u niet in elke
apotheek kan gaan post vatten. Dat is begrijpelijk.
Er werd een interessante campagne gevoerd rond
antibiotica. Wat waren de gevolgen? Het verbruik
daalde. Alhoewel wij nog moeten afwachten of de
gevolgen een langetermijneffect zullen hebben,
was het een geslaagde campagne. Na het bericht
van 10 juli lees ik dat de minister van Sociale
Zaken een campagne zal opzetten met betrekking
tot de kalmeermiddelen. Dit zijn, mijns inziens,
structurele maatregelen om op termijn tot een
betere budgetbeheersing te komen.

Mijnheer de minister, ik weet dat u op korte termijn
niet anders kunt dan noodmaatregelen nemen
omdat de begroting binnen het jaar in evenwicht
moet worden gebracht of, als dat niet mogelijk is,
om de grote overschrijdingen weg te werken. Ik
dring er echter op aan werk te maken van
structurele maatregelen die een langdurend effect
hebben.

Mijnheer de minister, ik kom tot de kern van mijn
betoog. Aanvankelijk had de heer Verhaevert de
overeenkomstencommissie gewaarschuwd dat
het budget van de rusthuizen met 1,5 miljard frank
was overschreden. De vervroegde indexering was
reeds meegerekend. Dit werd bijgestuurd.

Dan is er nog een stuk van de sociale akkoorden,
namelijk de eindeloopbaanonderbreking. Men
heeft dat er uitgehaald. Er is nog iets niet
uitgehaald, een andere implicatie van het sociaal
akkoord: de baremieke opwaardering. Volgens de
berekening zal dat ook 213 miljoen frank
bedragen en dat zit daar nog altijd in. Dan komt
men tot een meer realistisch bedrag en
waarschijnlijk het bedrag waaraan u zich hebt
gehouden voor de berekening, met name iets
minder dan een miljard frank. Laten wij het
daarover hebben, want dat bedrag wenst u te
recupereren.

Donderdag heb ik u reeds vanop de tribune
gemeld dat er een probleem is. Men heeft
verschillende meetsystemen. Het RIZIV bepaalt
dat naargelang het aantal residenten, het aantal
dagen, en baseert zich daarvoor op het
zogenaamde document 7. Dat zijn dus de
facturatiegegevens die binnenkomen en die tot
effectieve boekingen leiden. De rusthuizen vullen
elk semester een vragenlijst in hoeveel mensen er
exact verblijven. Dat is een exacte weergave van
hoeveel mensen op dat ogenblik in een RVT of
een ROB verblijven. Eigenaardig genoeg zijn het
niet die vragenlijsten die voor facturatie dienen.
Die facturatie kent natuurlijk boekhoudkundige
bokkensprongen en brengt met zich dat er
voortdurend onder- en overschattingen zijn
gebeurd. Het zijn eigenlijk vooral structurele
onderschattingen. De sector heeft dat nagezien
vanaf 1998. De conclusie is dat er voor de hele
sector ongeveer 1,3 miljoen dagen bij de
technische raming van 2001 niet in rekening
werden gebracht. Dit komt omdat het RIZIV zich
bij de technische raming op document C, de
facturatiegegevens, heeft gesteund en niet op de
vragenlijsten met de juiste weergave van de
behoeften. Dit is toch wat bedoeld wordt als men
in de pers leest dat u zegt dat de behoeften daar
de begroting overtreffen. Ik lees het zo dat u op de
hoogte bent van het feit dat er een onderschatting
is met meer dan een miljoen dagen in de
rusthuissector en met afgerond 200.000 dagen in
de RVT-sector. Samen komt dit neer op 3.559
residenten die geen vergoeding krijgen omdat ze
niet werden meegerekend. Die behoeften zijn er,
die mensen worden verzorgd. Men rekent
daarvoor de forfaits aan, wat eigenlijk maar
normaal is. Zo komt men op een miljard frank
meer en dat miljard wil u nu aftrekken. Dat is het
punt wat ik wilde aansnijden. Geforceerde
besparingen zijn mogelijk en zo kan men proberen
CRIV 50
COM 535
18/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
27
een tiende van de overschrijding terug te winnen,
maar dat is geen ernstig werk. Uit hetgeen u zegt
meen ik te mogen afleiden dat u dit ook geen
ernstig werk vindt en dat u een nieuwe raming wil
voor de toekomst. Het effect zal wel zijn dat elders
moet worden bespaard. Dat is logisch. Ik heb
echter andere punten aangehaald om duidelijk te
maken dat het niet alleen over de rusthuizen kan
gaan. In nog andere sectoren moet ernstig
onderzoek gebeuren naar overgebruik en dubbel
gebruik, vooral dan in de geneesmiddelensector
en bij de technische prestaties. Behalve voor
klinische biologie en radiologie hebben wij
daarvoor echter niet de goede instrumenten. U
bent daarmee bezig en dat is goed, maar ik kreeg
toch graag een reactie van u.

Is het juist dat er een onderschatting is? Is het
juist dat dit overeenstemt met het bedrag dat de
mensen besparen? Heeft het zin om zo te
besparen? Ik geef toe dat men het beter kan
uitstellen dan het te geven en dan te verminderen,
maar de kwestie van het palliatief forfait doet mij
wel pijn. Hierover hebben wij lang gesproken. De
regeling zou worden ingevoerd in mei. Nu wordt
dit uitgesteld, hopelijk zonder afstel. Immers,
iedereen weet dat die mensen er al zijn in de
rusthuizen. Ergens zal er dus toch een recuperatie
moeten gebeuren. Dat zijn vele dingen die deze
dynamische sector toch op de kar laadt. Wij
moeten ons hoeden voor afbrokkeling daar.
17.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, ik heb een uitgebreid antwoord
voorbereid omdat dit een belangrijke kwestie is.
Dat zal u duidelijk merken. Ik wil ook bevestigen
wat ik aan de Financieel-Economische Tijd heb
gezegd.

Eerst en vooral wil ik erop wijzen dat er een zeer
belangrijk groei is geweest in de middelen die voor
de sector van de residentiële zorg voor ouderen
de voorbije jaren steeds is aangehouden. Van
1991 tot 1999 kende de sector RVT een
geometrisch gemiddelde groei in de uitgaven van
12,37% en deze van de ROB van 11,34%. Van
1999 tot 2001 stijgt de begrotingsinstelling voor
beide sectoren samen met 30%. Dat is een
enorme inspanning op twee jaar tijd. Dat is een
stuk meer dan wat wij gemiddeld de voorbije jaren
hebben gekend. Alleen al in 2001 is voor 4,49
miljard ingeschreven aan nieuwe initiatieven in de
sector en deze initiatieven worden uitgevoerd,
zowel wat reconversie, toepassing, sociaal
akkoord als palliatieve zorg betreft. Dat wijst op
belangrijke investeringen in de zorg voor ouderen
en niet op besparingen op kap van de ouderen.
Ten tweede wens ik het belang te benadrukken
van een strikte begrotingscontrole van de uitgaven
in de ziekteverzekering. Ik heb een aantal
maatregelen ingevoerd, die deze controle moeten
waarborgen. Ik verwijs onder meer naar de
automatische correctie wanneer partiële
begrotingsdoelstellingen worden overschreden.

Het gebruik maken van automatische correcties
vereist een grote zorgvuldigheid op het ogenblik
dat voor elke sector van de ziekteverzekering een
partiële doelstelling wordt opgemaakt. De
verdeling van de middelen die door de Algemene
Raad ter beschikking worden gesteld onder de
vorm van een globale begrotingsdoelstelling voor
het geheel van de geneeskundige verzorging,
gebeurt door het Verzekeringscomité. Dat comité
neemt kennis van de technische ramingen die
door de dienst worden opgemaakt. De sector is
vertegenwoordigd in het Verzekeringscomité.

De technische ramingen in de sector van de
rusthuizen en rust- en verzorgingstehuizen worden
in de regel opgemaakt op basis van
boekhoudkundige gegevens. Dat is de normale
manier van werken. Daar waar voor de meeste
sectoren rekening wordt gehouden met de
uitgaventrend van de laatste vijf jaar, moet er voor
de rusthuissector op een veel kortere termijn
worden gewerkt, gezien de impact van de
reconversie op de uitgavenontwikkeling. De initiële
ramingen voor 2001 werden gemaakt op basis
van de gegevens 1998 en 1999.

Er is een tweede gegevensbron, met name
semestriële vragenlijsten die door de instellingen
zelf aan het RIZIV worden overgemaakt. Daar
waar voor de jaren 1998 en 1999 kon worden
vastgesteld dat de geboekte dagen telkens lager
liggen dan de opgegeven dagen uit de
vragenlijsten, blijkt dit in 2000 niet het geval te zijn.
Indien men een raming maakt op basis van de
vragenlijst, dus als men doet wat u voorstelt, dan
komt men voor 2001 tot een overschrijding van
1.370 miljoen voor het geheel van de sector.
Daarmee moet echter rekening worden gehouden
met het effect van de vervroegde aanpassing aan
de index.

Het is op basis van deze analyse dat de regering
heeft beslist om een correctie, respectievelijk
recuperatie, te doen ten bedrage van 972 miljoen
frank. Indien men de trendberekening op basis
van boekhoudkundige gegevens herneemt, maar
ditmaal rekening houdend met de ondertussen
gekende gegevens van 2000, dan bekomt men
een grotere overschrijding, met name 1.737
miljard. De verklaring van deze vaststelling ligt in
18/07/2001
CRIV 50
COM 535
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
28
het jaar 2000. Er werden namelijk in dat jaar
1.251.808 meer dagen geboekt dan aanvankelijk
geraamd. Dit getal komt overeen met 3.430
rechthebbenden. Een nadere analyse leert dat er
in 2000 een sterkere toename is van het aantal
geboekte dagen dan in de voorgaande jaren. De
toename is 3,97% tegenover 1,6% de jaren
voordien. Voor één verzekeringsinstelling, de
Christelijke Mutualiteit, worden er ook meer
ligdagen geboekt die betrekking hebben op het
voorgaande jaar dan voordien. Dat laatste heeft
alleen betrekking op 1.325 rechthebbenden.

Er is daar dus ergens een probleem opgetreden in
verband met de Christelijke Mutualiteiten.

Indien men, rekening houdend met deze
verschuivingen in de boekingen, een
gecorrigeerde raming doet op basis van de
boekhoudkundige gegevens van de drie jaren,
komt men uit op een overschrijding van 1317,5
miljoen frank. Dat is dus eigenlijk hetzelfde
resultaat als via de methode op basis van
vragenlijsten.Tegelijk stelt men dan wel vast dat er
weer een verschil is tussen het aantal opgegeven
patiënten in de vragenlijsten en het getal dat men
verkrijgt vanuit de trendmethode.

De stelling dat er voor 2001 een onderraming zou
zijn die overeenkomt met 3.500 zorgbehoevende
ouderen kan dus op basis van deze gegevens niet
zonder meer worden bevestigd. Op de eerste
plaats moet het fenomeen van afwijking tussen de
vragenlijsten en de boekhoudkundige gegevens
worden uitgeklaard en ik heb aan de
administratieve controlediensten gevraagd dit ten
gronde te onderzoeken. Ik dring er daarbij op aan
dat dit snel gebeurt zodat voor de
begrotingsopmaak 2002 een betrouwbare en niet-
gecontesteerde ramingmethode wordt
gehanteerd. Dit zal ook het voorwerp uitmaken
van bespreking in een werkgroep van de regering.

Wat uw tweede vraag betreft, kan ik u melden dat
de correctie in de sector RVT een vermindering
van de forfaits van 3,65% gedurende vier
maanden inhoudt, of 1,2% op jaarbasis. Naar mijn
mening is dat haalbaar.

Wat de rustoorden betreft, zal de lineaire
correctie, na verrekening van de P, die ongeveer
220 miljoen frank zal bedragen, dus betrekking
hebben op ongeveer 430 miljoen frank op een
begrotingsdoelstelling van 15,8 miljard frank, of
2,7% op jaarbasis. Dit zou een lineaire
vermindering betekenen van ongeveer 11% op de
forfaits van het derde trimester. Het is belangrijk
dat de sector juiste gegevens heeft. Er circuleren
ook cijfers die niet juist zijn.
17.03 Luc Goutry (CVP): U extrapoleert het naar
een jaar.
17.04 Minister Frank Vandenbroucke: Het is
2,7% op jaarbasis en 11% op de forfaits van het
derde trimester. Er circuleren echter nogal wat
wilde cijfers.

Ik ontken niet dat lineaire maatregelen geen
onderscheid maken tussen goede en minder
goede beheerders. Des te belangrijker is het om
preventief te kunnen werken. Enerzijds, moet een
betere ramingmethode daartoe bijdragen, maar,
anderzijds, is het evenzeer belangrijk om te
kunnen komen tot een veel transparanter
financieringssysteem. Dit is één van mijn ambities
bij een vernieuwd ouderenzorgbeleid dat ik vanaf
2003 wens te realiseren.

Zoals het geacht lid weet, wordt in 2002 de laatste
fase van de reconversie voorzien voor de
omschakeling van 5.000 ROB-bedden in RVT-
bedden. Tegelijk wens ik ook de aandacht erop te
vestigen dat in de praktijk niet altijd de zwaarst
zorgbehoevenden het eerst in aanmerking worden
genomen om in een RVT-bed te worden
opgenomen. Wij moeten dus de vraag durven
stellen of de reconversie wel op de meest
doelmatige wijze wordt ingevuld.

Inzake het verbeterd systeem van de inschaling
kan ik u melden dat een werkgroep van
deskundigen in opdracht van de Interministeriële
Conferentie in eerste instantie en op korte termijn
een advies zal uitbrengen over gevalideerde
schalen voor de evaluatie van zorgbehoefte. Ik
wens er toe te komen dat schalen gebruikt worden
voor wat hun primaire bedoeling is, namelijk als
klinisch instrument voor het correct inschatten van
wat een patiënt aan zorg behoeft. Pas in tweede
instantie komt de omzetting naar financiering. Ik
meen dat het absoluut nodig is om eerst en vooral
het gebruik van instrumenten als steun bij het
zorgproces in te voeren en pas dan er een
afleiding van te maken naar financiering. Zo niet is
het risico te groot dat de inschaling wordt
beïnvloed door financiële overwegingen. Ik wens
in elk geval vanaf 2003 te kunnen starten met het
gebruik van een nieuwe schaal als klinisch
zorginstrument.

In antwoord op de laatste vraag kan ik zeggen dat
de regering beslist heeft dat het forfait voor het
verbeteren van de palliatieve functie vanaf
1 oktober 2001 van toepassing zal zijn. Dat is niet
iets wat wij zeer bewust vertraagd hebben. Wij
CRIV 50
COM 535
18/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
29
waren gewoon in vertraging met de uitvoering.
1 mei was een maximalistische datum. Wij gaan
dat nu zeker vanaf 1 oktober 2001 kunnen doen.

Ten slotte wens ik te beklemtonen dat ik bij de
opmaak van de begroting 2002 opnieuw zal
pleiten voor bijkomende investeringen in de
ouderenzorg.
17.05 Luc Goutry (CVP): Mijnheer de minister,
het is zeker belangrijk wat u daar zegt. Als de
sector in de toekomst echter meer middelen nodig
heeft, dan zal dat ook gevolgen hebben voor de
verwante of omliggende sectoren. U kunt het
budget van die ene sector niet verhogen zonder
dat ook te doen voor die andere sectoren. Dat
probleem is inderdaad niet zo eenvoudig op te
lossen.

We zouden hier best een heel technische
discussie kunnen houden over storingen in het
facturatieritme en dergelijke. Ofwel gaan we ervan
uit dat de behoeften reëel zijn en dat ervoor moet
worden betaald, ofwel zijn ze niet reëel en zijn ze
gestegen.

Is het eventueel mogelijk dat u in het laatste deel
van uw antwoord wilt laten doorschemeren dat u
sterk twijfelt aan de inschaling? U zei op een
bepaald ogenblik: "Het is niet altijd zo dat de
meest zware zorgbehoevenden ook terechtkomen
in de daartoe aangewezen bedden en dus in de
juiste vergoedingssystemen". Ik begreep niet
helemaal wat u daarmee bedoelde. Had u het
daarmee over de inschaling? Men screent de
patiënten toch, via een vragenlijst? Op basis
daarvan worden dan de forfaits aangerekend
maar men kan toch maar het aantal RVT-forfaits
aanrekenen dat men ter beschikking heeft? De
covering is bovendien niet volledig. Er is maar een
dekking van 85%. Dat betekent dat sowieso al
15% van de bejaarden die zwaar zorgbehoevend
zijn moeten worden uitbetaald via een klein ROB-
forfait, dat bovendien nog lineair wordt afgetopt.

De heer Mayeur Mahieu doet hier trouwens iets
onbegrijpelijks met de zorgverzekering. Men kan
dat wel in Wallonië doen maar in Vlaanderen heeft
men een exacte behoefteninschaling voor de
bejaarden. Men komt daar te kort. Men heeft
onvoldoende RVT's. Door het moratorium dat
maar niet wil wijken, blijft de toestand bevroren,
ook voor Brussel en Wallonië. Daar heeft men
eigenlijk genoeg. Daar is de toestand comfortabel.
Men zal er geen vragen stellen over de RVT's en
de ROB's, want daar heeft men inderdaad een
ruimere covering van RVT's en daar zal men,
zoals u zegt, de 3,65% wel kunnen opvangen. U
beweert tenminste dat u dat haalbaar vindt. In
Vlaanderen is de toestand echter anders. Hier
heerst een onderbezetting van de RVT's. We
hebben hier te maken met een lineaire besparing
op de rusthuisbedden en nu krijgen we er nog een
knauw bovenop.

Ik volg dit probleem nu al geruime tijd. Ik denk
eerlijk gezegd dat dit voor hen toch een structureel
probleem is. De instellingen zullen natuurlijk wel
kunnen blijven werken. Dat kunnen ze altijd. Het is
toch echter niet de bedoeling dat dit ten koste gaat
van de dagprijzen die de bejaarden moeten
betalen, of gedeeltelijk ten koste van de reserves
van de rusthuizen? Die reserves zijn voor andere
zaken nodig. We zullen die in de toekomst, gezien
de demografische voorspellingen, meer dan nodig
hebben.

Ik heb naar u geluisterd. Ik vind het vooral
belangrijk dat ik uw bekommernis heb gehoord. Ik
meen dat we allebei heel goed weten dat we niet
hierop moeten besparen.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
17.06 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, mag ik zelf een suggestie doen? De
heer Hendrickx zit hier geduldig te wachten op een
zeer uitvoerig antwoord van mijn kant op zijn
vraag nr.
5193. Mag ik hem dat eventueel
schriftelijk overhandigen?
17.07 De voorzitter: Als de heer Hendrickx
daarmee akkoord gaat, dan zie ik daar geen
graten in.
18 Question de M. Luc Paque au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur
"l'obtention de la carte de stationnement pour
les handicapés" (n° 5185)
18 Vraag van de heer Luc Paque aan de
minister van Sociale Voorzorg en Pensioenen
over "het verkrijgen van een parkeerkaart voor
gehandicapten" (nr. 5185)
18.01 Luc Paque (PSC): Monsieur le président,
monsieur le ministre, la question que je vais vous
poser est relativement courte et bien concrète.
Elle reflète les difficultés qu'éprouvent les
personnes handicapées dans le dédale des
obligations qu'elles doivent compléter et
auxquelles elles doivent se soumettre lorsqu'elles
acquièrent un véhicule. Parmi ces démarches, il y
a celles à effectuer pour l'obtention de la carte de
stationnement.
18/07/2001
CRIV 50
COM 535
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
30
Il s'avère qu'actuellement, le document fourni par
le ministère des Affaires sociales vaut tant pour la
réduction de la TVA et l'exemption de la taxe de
circulation, que pour l'obtention de la carte. Par
contre, les personnes qui sont soumises à l'ancien
système, dont l'attestation a été émise par le
service de santé administrative de l'INAMI, ne
pourraient pas faire valoir cette attestation pour
l'obtention de la carte de stationnement.

Ma question tend simplement à savoir pourquoi ce
document n'est pas valable.

J'ai, par ailleurs, une question plus générale, que
j'ai d'ailleurs déjà posée au ministre des Finances
pour ses volets exemption de taxe et diminution
de TVA. Ne pourrait-on envisager un genre de
guichet unique, où un seul document suffirait pour
l'ensemble des "avantages" dont les personnes
handicapées pourraient bénéficier? Car si je ne
me trompe, un des objectifs du gouvernement est
aussi la simplification administrative.
18.02 Greet Van Gool, commissaire du
gouvernement (en présence du ministre):
Monsieur le président, en réponse à la question de
l'honorable membre, j'ai l'honneur de vous
communiquer que la carte de stationnement est
délivrée aux différentes catégories de personnes
suivantes: les personnes atteintes d'une invalidité
permanente de 80% au moins, les personnes dont
l'état de santé provoque une réduction
d'autonomie d'au moins douze points, les
personnes atteintes d'une invalidité permanente
découlant directement des membres inférieurs et
occasionnant un taux d'invalidité de 50% au
moins, les personnes atteintes de paralysie
entière des membres supérieurs ou ayant subi
l'amputation de ces membres et enfin les invalides
civils et militaires de guerre ayant au moins 50%
d'invalidité de guerre.

La personne qui sollicite la délivrance d'une carte
de stationnement doit accompagner sa demande
soit d'une attestation de l'autorité judiciaire ou
administrative établissant que la personne remplit
les conditions médicales, soit du certificat médical
ad hoc complété par le médecin traitant. Une
expertise médicale est éventuellement réalisée,
mais uniquement si l'assuré social ne peut
produire les attestations judiciaires ou
administratives.

Le service de santé administratif ­ qui ne dépend
pas de l'INAMI mais bien du ministère des Affaires
sociales, de la Santé publique et de
l'Environnement ­ a en effet réalisé des expertises
en matière d'exonération de taxe sur les véhicules
automobiles, dont certaines conditions médicales
étaient identiques à celles de la délivrance de la
carte de stationnement. Mais ce service ne
pratique plus de telles expertises depuis 1991.
Une attestation émanant du service de santé
administratif ne pose dès lors aucune difficulté,
même si elle est antérieure à 1991, pour autant
qu'il soit satisfait aux conditions médicales
requises.

En ce qui concerne votre deuxième question, il est
vrai que l'on envisage un système plus simple
pour la délivrance des attestations et pour tous les
droits dérivés des personnes handicapées. Cela
cadre d'ailleurs parfaitement dans ma mission
générale de simplifier et de rendre plus accessible
la sécurité sociale.
18.03 Luc Paque (PSC): Monsieur le président,
madame, je vous remercie pour votre réponse. Je
pense effectivement qu'il est plus que temps que
l'on s'attelle à simplifier toutes ces formalités car il
n'est pas toujours facile pour les personnes de s'y
retrouver dans ce dédale de démarches. Il faut
parfois une attestation X d'un côté et une
attestation Y de l'autre, sans parler des
interférences entre les différents services.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
19 Question de M. Luc Paque au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "l'octroi
d'allocations de handicapé dans le cadre d'une
demande en aggravation" (n° 5186)
19 Vraag van de heer Luc Paque aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de toekenning van tegemoetkomingen aan
gehandicapten bij een aanvraag om herziening
wegens verergering" (nr. 5186)
19.01 Luc Paque (PSC): Monsieur le président,
monsieur le ministre, chers collègues, ma
deuxième question concerne également les
handicapés. Lorsqu'une personne qui bénéficie
déjà d'allocations de handicapé, introduit une
demande en aggravation, elle doit compléter une
série de formalités, dont notamment l'obligation de
rentrer les formules 3 et 4 ­ il s'agit des
documents relatifs à la perte d'autonomie ­ dans
les trente jours de la demande.

Il arrive que la personne ne rentre pas ces
documents dans les délais prescrits. Dès lors, ma
question est de savoir pourquoi une personne qui
bénéficie déjà d'une allocation de handicapé, mais
qui omet de rentrer les documents dans les délais
prévus, voit non seulement sa demande en
CRIV 50
COM 535
18/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
31
aggravation refusée, mais, dans certains cas ­ et
ceci est beaucoup plus grave ­, l'allocation qu'elle
perçoit déjà est tout simplement supprimée. Dès
lors, la personne se retrouve dans une situation
plus que difficile puisqu'elle ne bénéficie plus de
son allocation de handicapé et doit avoir recours
au CPAS ou à d'autres formes d'aide en attendant
que la situation soit régularisée.
19.02 Greet Van Gool, commissaire du
gouvernement (en présence du ministre):
Monsieur le président, en réponse à la question,
j'ai l'honneur de communiquer à l'honorable
membre qu'une demande en vue d'obtenir une
allocation de personne handicapée produit ses
effets le premier jour du mois qui suit celui au
cours duquel elle a été introduite, c'est-à-dire le
jour où la personne handicapée s'est présentée
pour la première fois auprès de son administration
communale.

Cette règle vaut tant pour les premières
demandes que pour les demandes en révision
administrative ou médicale. Il n'y a donc pas
d'effet rétroactif. Comme vous l'avez dit, le
bourgmestre remet au demandeur une série de
documents portant sur les revenus de son
ménage ainsi que sur les certificats médicaux. La
personne handicapée doit faire compléter ce
formulaire médical par un médecin de son choix.

L'intéressé dispose alors d'un délai de trente jours
pour rentrer l'ensemble de ces documents auprès
de son administration communale. Passé ce délai,
le bourgmestre transmet la demande au service
des allocations pour personnes handicapées,
lequel, après enregistrement de la demande,
adresse un rappel à l'assuré social l'invitant à faire
parvenir le document manquant dans un délai de
quinze jours. Ce n'est que si le demandeur ne
satisfait pas à cette sollicitation que la demande
d'allocation fait l'objet d'un refus. Toutefois,
lorsque le rappel d'un document lui est adressé, la
personne handicapée peut toujours obtenir la
prolongation du délai pour rentrer le formulaire
manquant. De même, lorsque la décision du refus
lui est notifiée, l'assuré social peut également
solliciter une reprise d'instruction de sa demande
s'il peut avancer un motif justifiant le fait qu'il n'ait
pas fourni les informations nécessaires dans les
délais impartis.

J'ajoute que dans le cadre de l'exécution de la
charte de l'assuré social, je vais examiner
comment rendre moins pénibles pour les
personnes handicapées les décisions de rejet ou
de révision d'office ou sur demande.
19.03 Luc Paque (PSC): Monsieur le président,
je remercie Mme Van Gool de sa réponse. Je
comprends que lorsque la demande introduite
n'est pas complète, il peut s'en suivre un refus.
J'ai bien compris aussi qu'il n'y a pas d'effet
rétroactif. Cependant, je connais le cas d'une
personne qui s'est vu retirer les allocations de
handicapé qu'elle touchait auparavant, et qui
n'avaient donc aucun rapport avec la demande en
aggravation. J'ose espérer que ce cas est une
exception et qu'il ne s'agit pas de la pratique
générale dans ce genre de demande.
19.04 Greet Van Gool, commissaire du
gouvernement (en présence du ministre): Je veux
bien examiner ce cas. Je vous demanderai de
m'en communiquer les détails.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

La réunion publique de commission est levée à
13.02 heures.
De openbare commissievergadering wordt
gesloten om 13.02 uur.
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRABV 50 COM 535
CRABV 50 COM 535
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
EKNOPT
V
ERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
A
NALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
C
OMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
woensdag mercredi
18-07-2001 18-07-2001
10:00 uur
10:00 heures

CRABV 50
COM 535
18/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i


INHOUD
SOMMAIRE
Vraag van de heer Daniel Bacquelaine tot de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de opsporing van borstkanker" (nr. 4919)
1
Question de M. Daniel Bacquelaine au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "le
dépistage du cancer du sein" (n° 4919)
1
Sprekers: Daniel Bacquelaine, voorzitter van
de PRL FDF MCC-fractie, Frank
Vandenbroucke
, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs: Daniel Bacquelaine, président du
groupe PRL FDF MCC , Frank
Vandenbroucke
, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van de heer Daniel Bacquelaine tot de
minister van Sociale Voorzorg en Pensioenen
over "de evolutie van het DOSZ-dossier"
(nr. 5192)
2
Question de M. Daniel Bacquelaine au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur
"l'évolution du dossier OSSOM" (n° 5192)
2
Sprekers: Daniel Bacquelaine, voorzitter van
de PRL FDF MCC-fractie, Frank
Vandenbroucke
, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs: Daniel Bacquelaine, président du
groupe PRL FDF MCC , Frank
Vandenbroucke
, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van de heer Jean-Jacques Viseur tot de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de wijziging van de wetgeving betreffende het
overlevingspensioen" (nr. 4927)
3
Question de M. Jean-Jacques Viseur au ministre
des Affaires Sociales et des Pensions sur "la
modification de la législation en matière de
pension de survie" (n° 4927)
3
Sprekers: Jean-Jacques Viseur, Frank
Vandenbroucke
, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs: Jean-Jacques Viseur, Frank
Vandenbroucke
, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van de heer Yves Leterme tot de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over "de
vaststelling van ongeschiktheid van kinderen met
aangeboren hartafwijkingen" (nr. 4975)
4
Question de M. Yves Leterme au ministre des
Affaires Sociales et des Pensions sur "la
déterminination du handicap dont sont affectés
les enfants souffrant d'une malformation
cardiaque congénitale" (n° 4975)
4
Sprekers: Yves Leterme, voorzitter van de
CVP-fractie, Frank Vandenbroucke, minister
van Sociale Zaken en Pensioenen
Orateurs: Yves Leterme, président du groupe
CVP , Frank Vandenbroucke, ministre des
Affaires sociales et des Pensions
Vraag van de heer Yves Leterme aan de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over "de
normering toepasselijk op fusieziekenhuizen"
(nr. 5007)
5
Question de M. Yves Leterme au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "les normes
s'appliquant aux hôpitaux fusionnés" (n° 5007)
5
Sprekers: Yves Leterme, voorzitter van de
CVP-fractie, Frank Vandenbroucke, minister
van Sociale Zaken en Pensioenen
Orateurs: Yves Leterme, président du groupe
CVP , Frank Vandenbroucke, ministre des
Affaires sociales et des Pensions
Vraag van mevrouw Simonne Creyf tot de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de vrijwilliger en de wet op de buitenlandse
arbeidskrachten" (nr. 5054)
6
Question de Mme Simonne Creyf au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "le
bénévolat et et la loi relative aux travailleurs
étrangers" (n° 5054)
6
Sprekers:
Simonne Creyf, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Simonne Creyf, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van de heer Luc Goutry tot de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de
verpleegdagprijs" (nr. 5030)
8
Question de M. Luc Goutry au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "le prix de la
journée de soins" (n° 5030)
8
Sprekers:
Luc Goutry, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Luc Goutry, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van de heer Yvan Mayeur tot de minister
9
Question de M. Yvan Mayeur au ministre des
9
18/07/2001
CRABV 50
COM 535
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
van Sociale Zaken en Pensioenen over "de
behandeling van Alzheimerpatiënten" (nr. 5029)
Affaires sociales et des Pensions sur "le
traitement des patients atteints d'Alzheimer"
(n° 5029)
Sprekers:
Yvan Mayeur, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Yvan Mayeur, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van de heer Jo Vandeurzen tot de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over "zorg en
opvang van comapatiënten" (nr. 5033)
10
Question de M. Jo Vandeurzen au ministre des
Affaires Sociales et des Pensions sur "les soins
prodigués aux patients comateux" (n° 5033)
10
Sprekers:
Jo Vandeurzen, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Jo Vandeurzen, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van mevrouw Joke Schauvliege tot de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de gevolgen van inkomensgarantie voor ouderen
op de religieuze gemeenschappen" (nr. 5038)
11
Question de Mme Joke Schauvliege au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "les
conséquences de la garantie des revenus aux
personnes âgées pour les communautés
religieuses" (n° 5038)
11
Sprekers:
Joke Schauvliege, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Joke Schauvliege, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van de heer Luc Goutry tot de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de
geldigheidsduur van attesten voor verhoogde
kinderbijslag" (nr. 5059)
12
Question de M. Luc Goutry au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "la durée de
validité des attestions pour les allocations
familiales majorées" (n° 5059)
12
Sprekers:
Luc Goutry, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Luc Goutry, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van mevrouw Trees Pieters tot de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over "de
pensioenen van zelfstandigen" (nr. 5062)
13
Question de Mme Trees Pieters au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "les
pensions des indépendants" (n° 5062)
13
Sprekers:
Trees Pieters, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Trees Pieters, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van de heer Luc Goutry tot de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de kosten
van psychiatrische verzorgingstehuizen"
(nr. 5093)
14
Question de M. Luc Goutry au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur le coût des
maisons de soins psychiatriques" (n° 5093)
14
Sprekers:
Luc Goutry, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Luc Goutry, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Samengevoegde vragen van
16
Questions jointes de
16
- de heer Jean-Marc Delizee aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de
financiering van de 'gespecialiseerde
urgentiediensten' en de dringende behoefte aan
concrete maatregelen om de tekorten te dekken
waartoe die dienst in kleine ziekenhuizen leidt"
(nr. 5096)
16
- M. Jean-Marc Delizee au ministre des Affaires
Sociales et des Pensions sur "le financement des
'soins urgents spécialisés' et l'urgence de
mesures concrètes pour couvrir les déficits
générés par ce service dans les hôpitaux de
petite taille" (n° 5096)
16
- de heer Jean-Marc Delizée aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de erkenning
van de MUG's en de terugwerking van de
financiering" (nr. 5097)
16
- M. Jean-Marc Delizée au ministre des Affaires
Sociales et des Pensions sur "l'agréation des
SMUR et le caractère rétroactif du financement"
(n° 5097)
16
Sprekers:
Jean-Marc Delizée, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Jean-Marc Delizée, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
CRABV 50
COM 535
18/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
iii
Vraag van de heer Jo Vandeurzen tot de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over "het
financieren van de eindejaarstoelage en het
vakantiegeld" (nr. 5101)
18
Question de M. Jo Vandeurzen au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "le
financement de la prime de fin d'année et du
pécule de vacances" (n° 5101)
18
Sprekers:
Jo Vandeurzen, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Jo Vandeurzen, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van de heer Yvan Mayeur tot de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over "de
nakende inwerkingtreding van de zorgverzekering
in de Vlaamse Gemeenschap" (nr. 5109)
19
Question de M. Yvan Mayeur au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "l'entrée en
vigueur prochaine du système 'zorgverzekering'
en Communauté flamande" (n° 5109)
19
Sprekers:
Yvan Mayeur, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Yvan Mayeur, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van de heer Luc Goutry tot de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de
besparingen in de rusthuissector" (nr. 5169)
21
Question de M. Luc Goutry au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "les
économies dans le secteur des maisons de
repos" (n° 5169)
21
Sprekers:
Luc Goutry, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen , Marcel Hendrickx
Orateurs:
Luc Goutry, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions , Marcel Hendrickx
Vraag van de heer Luc Paque tot de minister van
Sociale Voorzorg en Pensioenen over "het
verkrijgen van een parkeerkaart voor
gehandicapten" (nr. 5185)
24
Question de M. Luc Paque au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "l'obtention
de la carte de stationnement pour les handicapés"
(n° 5185)
24
Sprekers: Luc Paque
Orateurs: Luc Paque
Vraag van de heer Luc Paque tot de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de
toekenning van tegemoetkomingen aan
gehandicapten bij een aanvraag om herziening
wegens verergering" (nr. 5186)
25
Question de M. Luc Pacque au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "l'octroi
d'allocations de handicapé dans le cadre d'une
demande en aggravation" (n° 5186)
25
Sprekers: Luc Paque
Orateurs: Luc Paque
CRABV 50
COM 535
18/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1


COMMISSIE VOOR DE SOCIALE
ZAKEN
COMMISSION DES AFFAIRES
SOCIALES
van
WOENSDAG
18
JULI
2001
10:00 uur
______
du
MERCREDI
18
JUILLET
2001
10:00 heures
______



De vergadering wordt geopend om 10:00 uur door
de heer Joos Wauters, voorzitter.
La séance est ouverte à 10:00 heures par M. Joos
Wauters, président.
01 Vraag van de heer Daniel Bacquelaine tot de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de opsporing van borstkanker" (nr. 4919)
01 Question de M. Daniel Bacquelaine au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "le dépistage du cancer du sein" (n° 4919)
01.01 Daniel Bacquelaine (PRL FDF MCC): In het
kader van de grootschalige
borstonderzoekscampagne met het oog op het
opsporen van borstkanker werd een enkel voor
radiologen bestemd, specifiek
nomenclatuurnummer ingevoerd.

Er zijn echter ook serologen, die geen radioloog
zijn, die zich in dat soort onderzoek gespecialiseerd
hebben. Het zou jammer zijn als men zich hun
vakkennis niet ten nutte zou maken in het kader van
die campagne.

Vindt de minister het niet opportuun serologen ook
tot die nomenclatuurcode toe te laten ? Welke
criteria moeten daar gebeurlijk voor gehanteerd
worden ?
01.01 Daniel Bacquelaine (PRL FDF MCC) :
Dans le cadre de l'examen de masse organisé en
vue du dépistage du cancer du sein, un numéro de
nomenclature a été créé et sera réservé aux seuls
radiologues.

Cependant, il existe des sénologues, souvent des
gynécologues, non radiologues, qui se sont
spécialisés dans ce domaine. Dans le cadre de
cette campagne, il peut être regrettable de se priver
de cette compétence.

Que pense le ministre de l'opportunité de donner
l'accès du code de nomenclature à des sénologues
non radiologues et suivants quels critères ?
01.02 Minister Frank Vandenbroucke (Frans) :
Wat het uitvoeren van die onderzoeken betreft, zijn
er een aantal fundamentele verschillen met de
radiologen.


Ook gynaecologen hebben maar toegang tot enkele
nomenclatuurcodes. Artsen mogen bepaalde
onderzoeken uitvoeren voor hun patiënten.

Bij de borstonderzoekscampagne gaat het om in
principe gezonde vrouwen. Het is geen kwestie van
bepaalde specifieke vakkennis.

We moeten de Europese normen naleven.
01.02 Frank Vandenbroucke , ministre (en
français) : En ce qui concerne l"accès à la pratique
de ces examens, il existe des différences
essentielles avec les radiologues.

Les gynécologues n'ont accès qu'à certains codes
de la nomenclature. Les médecins sont autorisés à
pratiquer certains examens pour les malades qu'ils
soignent.
Dans le cadre de ce dépistage, il s'agit
majoritairement femmes en bonne santé.


Il n'est pas question de compétences. Il faut
correspondre aux normes européennes.
18/07/2001
CRABV 50
COM 535
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
Het lijkt mij dan ook niet opportuun de
gynaecologen tot die nomenclatuurnummers toe te
laten.
Il ne semble donc pas opportun de donner cet
accès aux gynécologues.
01.03 Daniel Bacquelaine (PRL FDF MCC): De
behandeling van mensen die al ziek zijn is één
zaak, het opsporen van een ziekte is een andere
zaak. In sommige streken in ons land zijn het geen
radiologen die dergelijke onderzoeken verrichten. Ik
betreur dat men geen gebruik wenst te maken van
de know how van bepaalde specialisten.
Als die vakkennis voor het rapen ligt maar men er
wegens administratieve impedimenten niets mee wil
aanvangen, is dat een spijtige zaak.
Mij dunkt dat die maatregel naar willekeur ruikt.
01.03 Daniel Bacquelaine (PRL FDF MCC) : Les
malades c'est une chose ; le dépistage, une autre.
Dans certaines régions du pays, ceux qui font le
dépistage ne sont pas radiologues.
Je regrette que l'on se prive de l'expérience de
certains spécialistes.

Lorsqu'il y a des compétences existantes, il est
regrettable que que l'on s'en prive par des mesures
administratives.
Je trouve que c'est une mesure quelque peu
arbitraire.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Vraag van de heer Daniel Bacquelaine tot de
minister van Sociale Voorzorg en Pensioenen
over "de evolutie van het DOSZ-dossier"
(nr. 5192)
02 Question de M. Daniel Bacquelaine au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "l'évolution du dossier OSSOM" (n° 5192)
02.01 Daniel Bacquelaine (PRL FDF MCC): Bij de
voorstelling van uw algemene beleidsnota in
november jongstleden gaf u al aan dat de
reglementering betreffende de Dienst voor
overzeese sociale zekerheid gemoderniseerd en
aan de recente maatschappelijke evolutie
aangepast diende te worden.

Wat werd er intussen ondernomen om die
doelstelling te bereiken ?

Binnen de DOSZ werd een commissie ingesteld die
dat vraagstuk moet bestuderen in het licht van het
streven naar een grotere gelijkheid tussen mannen
en vrouwen in het kader van de DOSZ-wetgeving.
Wat is de stand van zaken van de werkzaamheden
van die commissie, en zijn er al resultaten ?
02.01 Daniel Bacquelaine (PRL FDF MCC) : En
novembre dernier, lors de la présentation de votre
note de politique générale, vous indiquiez que la
réglementation de l'OSSOM devait être modernisée
et adaptée aux évolutions récentes de la société.



Quelles sont les initiatives qui ont été prises pour
rencontrer cet objectif ?

Une commission a été mise sur pied au sein de
l'OSSOM pour étudier cette problématique dans le
cadre d'une plus large égalité entre hommes et
femmes au sein de la législation de l'OSSOM.
Où en sont les travaux et les résultats de cette
commission ?
02.02 Minister Frank Vandenbroucke (Frans) :
De DOSZ-regelgeving moet worden
gemoderniseerd.


Het is onontbeerlijk om mannen en vrouwen op
gelijke voet te behandelen als men zich aan de
Belgische en Europese regelgeving wil
conformeren.

De kwestie van het in aanmerking nemen van de
legerdienst en de burgerdienst bij de vaststelling
van de pensioenrechten moet eveneens aan bod
komen in de discussie, net als de indexering van de
renten van de Zwitserse onderdanen, ingevolge het
akkoord dat tussen de Europese Unie en
02.02 Frank Vandenbroucke , ministre (en
français) : Il est nécessaire de moderniser la
réglementation de l'OSSOM.

Assurer l'égalité de traitement entre hommes et
femmes est indispensable si l'on veut se conformer
aux législations belges et européennes.

La question de la prise en compte du service
militaire et du service civil dans la fixation des droits
à la pension doit également intervenir dans la
problématique, de même que l'indexation des
rentes des ressortissants suisses, suite à l'accord
intervenu entre l'Union européenne et la Suisse. Un
groupe de travail au sein de l'OSSOM traite ce
dossier mais, puisque l'affaire est complexe, un
CRABV 50
COM 535
18/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
Zwitserland werd gesloten. Een werkgroep binnen
de DOSZ behandelt dat dossier maar aangezien het
een ingewikkelde aangelegenheid betreft, werd een
grondig onderzoek gevraagd.
De DOSZ bereidt momenteel de wetteksten voor.
Er werden kredieten voor de begroting 2002
aangevraagd en in geval terzake een akkoord wordt
bereikt, zal ik niet nalaten de nodige wetgevende
initiatieven te nemen.
examen approfondi a été demandé.


L'OSSOM en est à la préparation des textes légaux.
Des crédits pour le budget 2002 ont été demandés
et, en cas d'accord, je ne manquerai pas de
prendre les initiatives législatives nécessaires.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

03 Vraag van de heer Jean-Jacques Viseur tot de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de wijziging van de wetgeving betreffende het
overlevingspensioen" (nr. 4927)
03 Question de M. Jean-Jacques Viseur au
ministre des Affaires Sociales et des Pensions
sur "la modification de la législation en matière
de pension de survie" (n° 4927)
03.01 Jean-Jacques Viseur (PSC): In januari
jongstleden heeft onze commissie verscheidene
wetsvoorstellen besproken die ertoe strekken de
cumulatie van een overlevingspensioen en een
vervangingsinkomen bij ziekte of werkloosheid
mogelijk te maken.
De minister verklaarde toen dat hij zich bewust is
van de moeilijke situatie waarin eenoudergezinnen
verkeren wanneer de weduwnaar of de weduwe, die
ervoor hebben gekozen uit te werken te gaan maar
niet meer te verdienen dan toegestaan,
arbeidsongeschikt of werkloos worden en hij stelde
voor de desbetreffende wetsvoorstellen te laten
analyseren.

Voorts stelde de minister een alternatief voor, dat
erin bestaat de cumulatie toe te staan van een
vervangingsuitkering en een forfaitaire uitkering die
het overlevingspensioen zou vervangen en die op
het bedrag van het gewaarborgd inkomen zou zijn
afgesteld.

Tevens zou de kwestie van de
overlevingspensioenen van de ambtenaren in de
analyse van de minister moeten worden
geïntegreerd en zou ook het gevaar van het creëren
van nieuwe discriminaties ten nadele van andere
categorieën van uitkeringen moeten worden
onderzocht.
De minister had beloofd binnen een maand een
nota dienaangaande te bezorgen. Vijf maanden
later zou ik willen weten of hij die beloofde analyses
heeft laten uitvoeren.
03.01 Jean-Jacques Viseur (PSC) : En janvier
dernier, notre commission a examiné différentes
propositions de loi visant à autoriser le cumul entre
une pension de survie et un revenu de
remplacement en cas de maladie ou de chômage.

A l'époque, le ministre était conscient de la situation
difficile des familles monoparentales lorsque, ayant
fait le choix de travailler dans les limites des
revenus autorisés, le veuf ou la veuve se trouve en
incapacité de travail ou au chômage et avait
proposé de faire analyser les propositions de loi y
relatives.


Par ailleurs, le ministre proposait une alternative, à
savoir autoriser un cumul entre l'allocation de
remplacement de revenus et une allocation
forfaitaire qui remplacerait la pension de survie et
qui serait aligné sur le montant de la GRAPA.


De plus, la question relative aux pensions de survie
des fonctionnaires devait également être intégrée
dans l'analyse du ministre, ainsi que l'analyse du
risque de créer de nouvelles discriminations en
défaveur d'autres catégories d'allocataires.


Le ministre nous avait annoncé une note dans un
délai d'un mois. Cinq mois plus tard, j'aimerais
savoir s'il a procédé aux analyses annoncées.
03.02 Minister Frank Vandenbroucke (Frans) :
De kwestie van de cumulatie van twee
vervangingsinkomens werd grondig onderzocht. De
maatregel zal erin bestaan het recht op
werkloosheidsuitkeringen te garanderen en
tegelijkertijd het overlevingspensioen te behouden.
03.02 Frank Vandenbroucke , ministre (en
français) : Le fait de cumuler deux revenus de
remplacement a fait l'objet d'un examen approfondi.
La mesure consistera à garantir le droit au
chômage tout en maintenant la pension de survie.
Cette mesure sera applicable dans les trois régimes
18/07/2001
CRABV 50
COM 535
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
Die maatregel zal van toepassing zijn in de drie
pensioenstelsels. Ik hoop binnenkort de nodige
akkoorden terzake met onze collega's te kunnen
sluiten.
de pension.
J'espère obtenir incessamment les accords
nécessaires avec nos collègues.
03.03 Jean-Jacques Viseur (PSC): Men gaat in
de goede richting, maar als U het me toestaat zal ik
dit punt voor over vier maanden in mijn agenda
plaatsen.
03.03 Jean-Jacques Viseur (PSC): On va dans la
bonne direction mais je remettrai, si vous le
permettez, ce point dans mon agenda dans quatre
mois.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Vraag van de heer Yves Leterme tot de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de vaststelling van ongeschiktheid van kinderen
met aangeboren hartafwijkingen" (nr. 4975)
04 Question de M. Yves Leterme au ministre des
Affaires Sociales et des Pensions sur "la
déterminination du handicap dont sont affectés
les enfants souffrant d'une malformation
cardiaque congénitale" (n° 4975)
04.01 Yves Leterme (CVP): Ouders van kinderen
met aangeboren hartafwijkingen ondervinden heel
wat moeilijkheden om hun recht op verhoogde
kinderbijslag te doen gelden. Het is nog steeds de
officiële Belgische schaal ter bepaling van de graad
van invaliditeit (OBSI) van 1946, zoals gewijzigd bij
KB's van 1975 en 1976, die van toepassing is. Het
hanteren van de specifieke schaal voor
hartafwijkingen die professor Gewillig heeft
voorgesteld, zou heel wat moeilijkheden kunnen
vermijden.

Hoe staat het met de criteria ter beoordeling van
aangeboren hartafwijkingen? Wordt er overlegd
over een nieuwe schaal? Hoe kan een arbitraire
beoordeling worden vermeden?
04.01 Yves Leterme (CVP): Les parents d'enfants
souffrant de malformations cardiaques congénitales
éprouvent beaucoup de difficultés à faire valoir leur
droit à des allocations familiales majorées. Le
Barème officiel belge des invalidités (BOBI) de
1946, tel qu'il a été modifié par les arrêtés royaux
de 1975 et de 1976, est toujours d'application.
L'utilisation du barème spécifique pour les
malformations cardiaques, tel qu'il a été proposé
par le professeur Gewillig, permettrait d'éviter de
nombreuses difficultés.

Qu'en est-il des critères d'appréciation des
malformations cardiaques congénitales? A-t-on
organisé une concertation à propos de l'utilisation
d'un nouveau barème? Comment éviter une
appréciation arbitraire?
04.02 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): De basis voor de vaststelling van de
ongeschiktheid is nog steeds de OBSI-schaal, maar
er werden al heel wat wijzigingen aangebracht om
beter rekening te houden met bepaalde problemen
van kinderen. Door het KB van 3 mei 1991 is het
mogelijk rekening te houden met de graad van
zelfredzaamheid. Het KB van 29 april 1999 voert vijf
bijkomende criteria in om een
percentagevermeerdering te verkrijgen. Zij houden
verband met de aandoening, met de behandeling,
de algemene toestand, de progressieve aantasting
van orgaansystemen en de invloed op de
levensverwachting.

Omdat er nog heel wat knelpunten bestaan, heb ik
mijn diensten gevraagd een grondige hervorming
van het systeem uit te werken. In februari vond in
dat verband overleg plaats met experts en in mei
werden patiënten- en ouderverenigingen gehoord.
De bevindingen worden meegedeeld aan mijn
kabinet en aan de medewerkers van
04.02 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais): Le taux d'invalidité s'apprécie toujours
sur la base du BOBI mais de nombreuses
modifications y ont déjà été apportées afin de mieux
pouvoir tenir compte de certains problèmes que
connaissent les enfants. L'arrêté royal du 3 mai
1991 permet ainsi de tenir compte du degré
d'autonomie. L'arrêté royal du 29 avril 1999 prévoit
cinq critères supplémentaires permettant d'obtenir
une augmentation du taux d'invalidité. Ces critères
ont trait à l'affection, au traitement médical, à l'état
général, à l'atteinte progressive des organes et à
l'influence sur l'espérance de vie.


Etant donné que de nombreux problèmes
subsistent, j'ai demandé à mes services d'étudier
une réforme fondamentale du système. Dans cette
optique, une concertation a été organisée en février
avec les experts et en mai les associations de
patients et de parents ont été entendues. Les
conclusions sont transmises à mon cabinet et aux
CRABV 50
COM 535
18/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
regeringscommissaris Van Gool. Er vindt dus
grondig overleg plaats over de beoordeling van de
ongeschiktheid van zieke kinderen.
collaborateurs du commissaire du gouvernement
Van Gool. L'appréciation de l'invalidité des enfants
malades fait donc l'objet d'une concertation
approfondie.
04.03 Yves Leterme (CVP): De minister werkt aan
een grondige hervorming. Ik zal opvolgen wat er
van die intenties terechtkomt. In elk geval schijnt er
nu wat licht voor de ouders van deze kinderen.
04.03 Yves Leterme (CVP): Le ministre prépare
donc une réforme approfondie. Je suivrai avec
attention dans quelle mesure ces intentions seront
mises en oeuvre. Quoi qu'il en soit, les parents de
ces enfants semblent voir apparaître le bout du
tunnel.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de normering toepasselijk op
fusieziekenhuizen" (nr. 5007)
05 Question de M. Yves Leterme au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "les normes
s'appliquant aux hôpitaux fusionnés" (n° 5007)
05.01 Yves Leterme (CVP): Met de KB's van 6
mei 1997 en 31 mei 1989 streefde de federale
regering schaalvergroting in de ziekenhuissector na.
Men maakte fusies mogelijk, zonder de verplichting
tot centralisatie. Gefusioneerde ziekenhuizen
konden dus ziekenhuisactiviteiten aanbieden op
verschillende campi.


Daarna kwam er echter een beweging naar
centralisatie op gang. En dan beginnen de
kunstgrepen om op campi die ver van elkaar liggen,
toch een vorm van ziekenhuisvoorziening aan te
bieden. Zo ontstonden de antennes met
consultatiemogelijkheden. Sommige hebben zelfs
bedden.

Aan welke normen moeten zulke antennes
voldoen? Mag zo een antenne als subafdeling van
een hoofdziekenhuis die bedden inrichten? Leiden
de fusies al tot besparingen?
05.01 Yves Leterme (CVP): Par le biais des
arrêtés royaux du 6 mai 1997 et du 31 mai 1989,
l'objectif du gouvernement fédéral était de réaliser
des économies d'échelle dans le secteur hospitalier.
Des fusions étaient possibles mais la centralisation
n'était pas obligatoire. Les hôpitaux qui avaient
fusionné pouvaient donc offrir des services
hospitaliers sur différents sites.

Mais on a ensuite assisté à un mouvement de
centralisation. Toute une série d'artifices ont été
utilisés pour que des sites éloignés les uns des
autres puissent tout de même offrir un service
hospitalier. Des antennes de consultation ont ainsi
vu le jour. Certaines d'entre elles bénéficient même
de lits.

A quelles normes ces antennes doivent-elles
répondre ? Une antenne qui fait office de sous-
section d'un hôpital principal peut-elle également
disposer de lits ? Les fusions ont-elles déjà permis
de réaliser des économies?
05.02 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Verdere schaalvergroting van
ziekenhuizen is niet opportuun. Dat zou nog meer
ziekenhuizen er toe aanzetten `zware' medisch-
technische diensten en zorgprogramma's na te
streven. Bovendien komt zo de bereikbaarheid voor
de patiënt in het gedrang. Netwerkvorming is meer
aangewezen, zodat er duidelijkere afspraken en
een betere taakverdeling komen inzake het uitbaten
van medisch-technische diensten, functies en
zorgprogramma's.




Het KB van 31 mei 1989, gewijzigd bij besluit van 6
05.02 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais): Il n'est pas opportun de poursuivre les
économies d'échelle au niveau des hôpitaux. En
effet, une telle opération inciterait encore les
hôpitaux à développer davantage les services et les
programmes médico-techniques "lourds". En outre,
l'accessibilité pour les patients risque d'être
menacée. Il conviendrait plutôt d'encourager la
formation de réseaux afin que des accords clairs
soient conclus et que la répartition des tâches soit
améliorée en ce qui concerne l'exploitation des
services médico-techniques, des fonctions et des
programmes de soins.

L'arrêté royal du 31 mai 1989, modifié par l'arrêté
royal du 6 mai 1997 fixe les types de services, de
18/07/2001
CRABV 50
COM 535
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
mei 1997, bepaalt welke van deze diensten,
functies en programma's nog op diverse
vestigingsplaatsen uitgebaat kunnen worden. Het
doel is om `papieren' fusies weg te werken en reële
inhoud te geven aan de fusies. Deze regeling is van
toepassing op vestigingsplaatsen die al een
vestigingsplaats van een fusionerend ziekenhuis
waren.

Aan welke criteria het begrip `vestigingsplaats' moet
voldoen, wordt momenteel niet bepaald. Bij een
opsplitsing in `vestigingsplaatsen' of `antennes'
moet aan alle architectonische normen inzake
medische en verpleegkundige permanentie op de
diverse plaatsen worden voldaan. De geneesheren
die daar werken, zijn per definitie geneesheren
verbonden aan het ziekenhuis, zodat alle
bepalingen van de ziekenhuiswet op hun situatie
van toepassing zijn.

Het ontwerp van wet inzake gezondheidszorg
voorziet in een wijziging van artikel 68 van de wet
op de ziekenhuizen. Zo kunnen bijzondere normen
voor de vestigingsplaatsen van ziekenhuizen
vastgesteld worden en krijgt de Koning de
bevoegdheid om het begrip `vestigingsplaats' te
definiëren en te reguleren, zelfs indien er geen
sprake is van een fusie. Ook de voorwaarden tot
opsplitsing van ziekenhuizen of diensten,
zorgprogramma's en functies moeten omschreven
worden en er moet vastgesteld worden wat
gezamenlijk word uitgebaat.

Het uitvoeringsbesluit van deze nieuwe wettelijke
bepaling zal de organisatie van de ziekenhuizen
terzake op een duidelijke en transparante wijze
moeten ordenen. Pas nadat deze regeling volledig
is toegepast, kan een evaluatie volgen van de
hervormingen van 1997.
fonctions et de programmes qui peuvent encore
être exploités sur les différents sites. L'objectif est
de supprimer les fusions "virtuelles" et de donner un
contenu réel aux fusions. Cette réglementation
s'applique aux sites qui, auparavant, faisaient déjà
office de site pour un hôpital fusionné.


Les critères auxquels doit répondre la notion de
"site" n'ont pas encore été déterminés. Lorsque l'on
procède à une scission entre "sites" et "antennes", il
faut respecter toutes les normes architectoniques
en matière de permanence médicale et infirmière
sur les différents emplacements. Les médecins qui
y travaillent sont par définition des médecins liés à
l'hôpital de telle sorte que toutes les dispositions de
la loi sur les hôpitaux s'appliquent à leur situation.


Le projet de loi portant des mesures en matière de
soins de santé prévoit une modification de l'article
68 de la loi sur les hôpitaux. Ainsi, on pourra établir
des normes particulières pour les sites des hôpitaux
et la compétence visant à définir et à réguler le
concept de "site" ressortira au Roi, même s'il n'est
pas question d'une fusion. Il faut également définir
les conditions de scission des hôpitaux ou des
services, des programmes de soins et des
fonctions. Il faut également déterminer les éléments
qui seront exploités en commun.


L'arrêté d'exécution de cette nouvelle disposition
légale permettra de régler clairement et en toute
transparence l'organisation des hôpitaux. Ce n'est
qu'après avoir pleinement mis en oeuvre cette
réglementation que l'on pourra procéder à une
évaluation des réformes entamées en 1997.
05.03 Yves Leterme (CVP): Dit antwoord biedt
perspectieven voor het behoud van antenne-
activiteiten. In mijn regio juich ik dat zeker toe.
05.03 Yves Leterme (CVP): Cette réponse offre
des perspectives de maintien des activités dans les
antennes. Je m'en réjouis pour ma région.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: De heer Chabot stelt zijn vraag nr.
5027 uit.
Le président: M. Chabot retire sa question n° 5027.
06 Vraag van mevrouw Simonne Creyf tot de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de vrijwilliger en de wet op de buitenlandse
arbeidskrachten" (nr. 5054)
06 Question de Mme Simonne Creyf au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "le
bénévolat et et la loi relative aux travailleurs
étrangers" (n° 5054)
06.01 Simonne Creyf (CVP): Kunnen
vreemdelingen in ons land vrijwilligerswerk
uitoefenen? Indien we er van uitgaan dat
vrijwilligerswerk onder gezag gebeurt, zijn sommige
06.01 Simonne Creyf (CVP): Les étrangers sont-
ils autorisés à exercer dans notre pays des activités
bénévoles?. Si nous partons du principe que les
activités bénévoles sont accomplies sous l'autorité
CRABV 50
COM 535
18/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
bepalingen van het arbeidsrecht van toepassing en
ook de wet inzake de tewerkstelling van
buitenlandse werknemers (artikel 3, § 1, 10).
Volgens dat artikel kunnen vreemdelingen geen
vrijwilligerswerk verrichten als ze geen
arbeidscontract hebben en bijgevolg ook geen
arbeidskaart of een voorlopige toelating tot
tewerkstelling. Volgens ons kunnen ze slechts
vrijwilligerswerk verrichten voor de werkgever en de
organisatie wanneer ze een arbeidscontract hebben
afgesloten.



Wij vragen duidelijkheid over de motie "gezag" in
het arbeidsrecht. Om vreemdelingen
vrijwilligerswerk te kunnen laten doen, moet deze
categorie expliciet uit het toepassingsgebied van de
wet worden geschrapt. Ofwel wordt de voorwaarde
behouden, maar opnieuw geformuleerd, zodat
vreemdelingen niet over een arbeidsvergunning
maar wel over een verplichting tot vergunning voor
vrijwilligerswerk moeten beschikken. Deze
voorwaarde zou soepeler verstrekt kunnen worden
dan een arbeidsvergunning. Hoe staat de minister
hier tegenover?
d'une autre personne, certaines dispositions du
droit du travail sont d'application, ainsi que la loi
relative à l'occupation des travailleurs étrangers
(article 3, alinéa 1
er
, 1°). Conformément à cet
article, les étrangers ne peuvent exercer des
activités bénévoles s'ils ne sont pas engagés sous
un contrat de travail et n'ont donc ni permis de
travail, ni permis de travail provisoire. Selon nous,
les étrangers sont uniquement autorisés à exercer
des activités bénévoles pour leur employeur ou une
organisation avec laquelle ils ont conclu un contrat
de travail.

Nous souhaitons obtenir des précisions à propos de
la notion d'"autorité" en droit du travail. Pour que les
étrangers soient autorisés à exercer des activités
bénévoles, cette catégorie doit être expressément
exclue du champ d'application de la loi. Les
conditions pourraient également être maintenues,
mais formulées autrement, pour que les étrangers
ne soient plus tenus de détenir un permis de travail,
mais un permis de bénévolat. Un tel permis pourrait
être délivré avec davantage de souplesse qu'un
permis de travail. Quelle est l'attitude du ministre à
l'égard de ce problème?
06.02 Regeringscommissaris Greet Van Gool,
toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen (Nederlands) in aanwezigheid van
minister Frank Vandenbroucke: Er bestaat geen
principieel probleem voor de uitoefening van een
activiteit als vrijwilliger door een niet-Belg op het
Belgische grondgebied, voor zover die persoon
voldoet aan de voorwaarden om toegelaten te
worden tot het Belgische grondgebied. Dat laatste is
echter een bevoegdheid van de minister van
Binnenlandse Zaken.

De vragen over het werken onder gezag en over de
arbeidsovereenkomst behoren tot de bevoegdheid
van de minister van Arbeid. De vraag over de
arbeidskaart behoort tot de bevoegdheid van de
deelstaatministers bevoegd voor Werkgelegenheid.
06.02 Greet Van Gool , commissaire du
gouvernement, adjointe au ministre des Affaires
sociales et des Pensions (en néerlandais) en
présence de Frank Vandenbroucke, ministre:
L'exercice d'une activité bénévole par un non-Belge
sur le territoire belge ne pose pas de problème
particulier, pour autant que la personne concernée
satisfasse aux conditions d'accès au territoire belge.
Cette dernière matière ressortit toutefois à la
compétence du ministre de l'Intérieur.

Les questions relatives à l'exercice de l'autorité et
au contrat de travail relèvent quant à elles de la
ministre de l'Emploi. Quant à la question relative au
permis de travail, elle doit être adressée aux
ministres régionaux de l'Emploi.
06.03 Simonne Creyf (CVP): Dit antwoord is
volstrekt onvoldoende. Mevrouw Van Gool verwijst
naar de ministers van Binnenlandse Zaken en van
Arbeid. Zij is toch verantwoordelijk voor de
coördinatie van de vrijwilligers!
06.03 Simonne Creyf (CVP): Cette réponse est
tout à fait insuffisante. Mme Van Gool renvoie aux
ministres de l'Intérieur et des Affaires sociales et du
Travail. Elle est pourtant responsable de la
coordination des bénévoles !
06.04 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Mevrouw Creyf stelt vragen over
arbeidsrecht, dat is niet mijn bevoegdheid. Over
welke vreemdelingen heeft ze het?
06.04 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais): Les questions de Madame Creyf
concernent le droit du travail, qui ne relève pas de
mes compétences. De quels étrangers s'agit-il ?
06.05 Simonne Creyf (CVP): Ik heb het over
verschillende categorieën, ook over mensen in de
06.05 Simonne Creyf (CVP): Il s'agit de plusieurs
catégories d'étrangers, y compris les personnes en
18/07/2001
CRABV 50
COM 535
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
regularisatieprocedure. Verenigingen die met
vrijwilligers werken, laten me weten dat er
problemen zijn, omdat vergunningen worden
afgeleverd voor prestaties bij een bepaalde
werkgever.
cours de régularisation. Des associations travaillant
avec des bénévoles m'ont fait savoir qu'elles
connaissent des problèmes du fait que les permis
sont délivrés en contrepartie de prestations
effectuées chez un employeur déterminé.
06.06 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Uw vraag was veel ruimer
geformuleerd. Die kreeg een antwoord. Preciezere
vragen moeten door de andere bevoegde ministers
worden beantwoord.
06.06 Frank Vandenbroucke , ministre (): Votre
question était formulée en termes très généraux. J'y
ai répondu. Il appartient aux ministres compétents
de répondre à des questions plus précises.
06.07 Simonne Creyf (CVP): Mevrouw Van Gool
heeft hierover al veel coördinerend werk verricht.
Haar uiterst bondige antwoord verbaast me dus.


De voorzitter: Dit kan zeker aan bod komen op de
hoorzitting die we op 24 september aan het
vrijwilligerswerk zullen wijden. Aan de hand van
precieze vragen kan de minister het probleem tegen
dan in kaart brengen.
06.07 Simonne Creyf (CVP): Mme Van Gool a
réalisé un travail considérable en matière de
coordination. Le caractère extrêmement succinct de
sa réponse m'étonne d'autant plus

Le président: Ce point pourra certainement être
abordé lors de l'audition du 24 septembre qui sera
consacrée au bénévolat. Des questions précises
permettront au ministre de mieux situer le problème
d'ici là.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Vraag van de heer Luc Goutry tot de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over "de
verpleegdagprijs" (nr. 5030)
07 Question de M. Luc Goutry au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "le prix de
la journée de soins" (n° 5030)
07.01 Luc Goutry (CVP): Is de minister op de
hoogte van het feit dat de ziekenhuisbeheerders de
verpleegdagprijs voor 2001 nog niet kennen? Welke
maatregelen zal hij nemen?


Het ministerie van Volksgezondheid werkt aan de
herzieningsdossiers van de verpleegdagprijzen voor
1995 en 1996. Ook voor 1994 moet nog een
herziening gebeuren. Is de minister op de hoogte
van het feit dat de ziekenhuisbeheerders na zeven
jaar hun definitieve budget dus nog niet kennen?
Welke maatregelen neemt hij?

07.01 Luc Goutry (CVP): Le ministre est-il au
courant du fait que les gestionnaires d'hôpitaux
ignorent toujours le prix de la journée de soins en
2001? Quelles mesures envisage-t-il de prendre
pour remédier à cette situation?

La ministre de la Santé publique se penche
actuellement sur les dossiers de révision des prix
de la journée de soins pour 1995 et 1996. Pour
1994 également, les prix doivent encore être revus.
Le ministre sait-il qu'après sept ans, les
gestionnaires d'hôpitaux ne savent toujours pas
quel est leur budget définitif? Quelles mesures
prendra-t-il pour combler cette lacune?
07.02 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): De budgetvoorstellen voor 2001 van
onderdelen B1 en B2 voor de algemene
ziekenhuizen worden binnenkort overgemaakt aan
de betreffende instellingen. De vertraging is te
wijten aan het te laat kennen van de nodige
elementen voor de berekening van de budgetten en
aan de aanpassing van de informaticaprogramma's
die de berekening maken. De ziekenhuizen kregen
ondertussen hun PALINAL-cijfers voor 1995 en
1996, opgesteld op basis van hun MKG-gegevens.

De procedures in de commissie voor toezicht op
een evaluatie van statische gegevens die verband
07.02 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais) : Les propositions budgétaires pour
2001 relatives aux volets B1 et B2 concernant les
hôpitaux généraux seront prochainement
transmises aux institutions concernées. La longueur
des délais est due à la communication tardive des
éléments nécessaires au calcul des budgets et à
l'adaptation des programmes informatiques pour
l'établissement des calculs. Dans l'intervalle, les
hôpitaux ont reçu leurs chiffres DJP-DJN pour
1995-1996, établis sur la base de leurs données
relatives au RCM.

Les procédures au sein, d'une part, de la
CRABV 50
COM 535
18/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
houden met de medische activiteit in ziekenhuizen,
en in de Nationale Raad voor
ziekenhuisvoorzieningen zijn lopend. De definitieve
afrekening op basis van de gegevens van 1994 met
betrekking tot dienstjaar 1994 wordt binnenkort
overgemaakt aan de ziekenhuizen. De bevoegde
diensten van mijn administratie zijn bezig met de
herzieningen van het budget van financiële
middelen voor 1997 en 1998.
commission chargée du contrôle et de l'évaluation
des données statistiques relatives à l'activité
médicale des hôpitaux et, d'autre part, du Conseil
national des équipements hospitaliers sont en
cours. Les services compétents de mon
administration revoient actuellement le budget des
moyens financiers pour 1997 et 1998.
07.03 Luc Goutry (CVP): Ik heb niet alles
begrepen.
07.03 Luc Goutry (CVP): Je n'ai pas tout compris
07.04 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Voor 2001 kregen we bepaalde
noodzakelijke gegevens laattijdig en bovendien
werd het informaticasysteem aangepast.

Eigenlijk is er een structureel probleem, omdat de
begroting pas in september wordt opgesteld. Ik
denk eraan in de toekomst met juli-juli-budgetten te
werken voor de ziekenhuizen, maar zal dat met de
commissie bespreken in september.

Voor 1995 en 1996 hebben de ziekenhuizen de
cijfers gekregen. Die voor 1994 volgen. Voor 1997
en 1998 is de herziening aan de gang.
07.04 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais): Pour 2001, nous avons reçu certaines
données avec retard. En outre, le système
informatique a été adapté.


A vrai dire, il se pose un problème structurel, parce
que le budget n'est établi qu'en septembre.
J'envisage à l'avenir de travailler avec les budgets
de juillet pour les hôpitaux, mais la commission ne
va-t-elle pas examiner ce point en septembre ?

Pour 1995 et 1996, les hôpitaux ont reçu les
chiffres. Ceux de 1994 suivent. Pour 1997 et 1998,
la révision est en cours.
07.05 Luc Goutry (CVP): Er is nog een
achterstand in de oude structuur. Dat sleep je mee
als je met een nieuwe structuur begint. Daarvoor
moet een regeling worden gezocht.
07.05 Luc Goutry (CVP): Il subsiste un certain
retard pour ce qui est de l'ancienne structure. On
traine ce retard derrière soi lorsqu'on commence à
fonctionner sur la base d'une nouvelle structure. Il
faut régler cette question.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Vraag van de heer Yvan Mayeur tot de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de behandeling van Alzheimerpatiënten"
(nr. 5029)
08 Question de M. Yvan Mayeur au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "le
traitement des patients atteints d'Alzheimer"
(n° 5029)
08.01 Yvan Mayeur (PS): Wij hebben vorig jaar
voorbehoud gemaakt bij de terugbetaling van
cholinesteraseremmers bij de behandeling van deze
ziekte. Immers het therapeutisch effect van dit
product is te beperkt en de kost ervan te hoog voor
de verplichte verzekering geneeskundige
verzorging. U heeft uw standpunt begin maart 2001
nogmaals bevestigd.

Ik bevraag u vandaag opnieuw aangezien onder de
rubriek "alzheimer" 331 miljoen op de begroting zijn
uitgetrokken op grond van artikel 56 van de RIZIV-
wet, dat voor speciale modellen van
zorgverstrekking een tegemoetkoming op proef
door de ziekteverzekering mogelijk maakt.
08.01 Yvan Mayeur (PS) : L'an passé, vous nous
aviez annoncé vos réserves en ce qui concerne le
remboursement des inhibiteurs de cholinestérase
dans le traitement de cette maladie, surtout parce
que l'effet thérapeutique est trop limité et que le
coût est trop élevé pour l'assurance, soins de santé
obligatoires. Début mars 2001, vous avez encore
confirmé votre point de vue.

Je vous réinterroge aujourd'hui parce que 331
millions sont inscrits sous la rubrique « Alzheimer »
au budget 2001, en vertu de l'article 56 de la loi
INAMI qui rend possible une intervention de
l'assurance-maladie, à titre expérimental pour des
modèles spéciaux de dispensation de soins.
18/07/2001
CRABV 50
COM 535
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
Zou dit geld niet moeten worden gebruikt om centra
die experimenteren met de cognitieve behandeling
van alzheimer te financieren? Zij zouden de
opdracht kunnen krijgen de nieuwe moleculen
volgens vast te stellen methodes te testen?
Cet argent ne devrait-il pas être utilisé pour financer
des centres pilotes en matière de traitement cognitif
de l'Alzheimer, lesquels pourraient se voir assigner
pour mission de tester les nouvelles molécules
selon des modalités à déterminer ?
08.02 Minister Frank Vandenbroucke (Frans):
Dat is inderdaad een belangrijke vraag. Op de
begroting administratieve kosten 2001 van het
RIZIV was oorspronkelijk 331 miljoen uitgetrokken
voor de rubriek "alzheimer". Het RIZIV had dit
bedrag ingeschreven zonder terzake een duidelijk
project te hebben.

Ter gelegenheid van de begrotingscontrole van
maart 2001 werd dit bedrag bij gebrek aan een
duidelijk project tot zo'n 50 miljoen teruggebracht.

Ik werk nu een voorstel uit om na te gaan onder
welke voorwaarden de verzekering geneeskundige
verzorging zou kunnen tegemoetkomen in de
terugbetaling van de remmers. Ik zal op grond van
artikel 56 de noodzakelijke middelen vrijmaken voor
een medische evaluatie op grond waarvan wij
kunnen nagaan of er nood is aan een terugbetaling
van de remmers. Zodra ik een concreet voorstel
heb, zal ik u dat schriftelijk bezorgen.

De commissie-Frühling onderzoekt momenteel de
mogelijkheden om de verzorging via cognitieve
behandelingen te verbeteren.
08.02 Frank Vandenbroucke , ministre (en
français) : C'est une question importante, en effet.
Au budget Frais administratifs 2001 de l'INAMI était
inscrit à l'origine un montant de 331 millions sous la
rubrique "Alzheimer". C'est l'INAMI qui avait inscrit
le montant, mais sans projet précis.


Á l'occasion du contrôle budgétaire de mars 2001,
ce montant a été ramené à quelque 50 millions du
fait de l'absence de projet précis.

À ce jour, j'élabore une proposition pour voir dans
quelles conditions l'assurance soins de santé
pourrait intervenir pour le remboursement de ces
inhibiteurs. En vertu de l'article 56, je vais mobiliser
les moyens nécessaires pour évaluer la nécessité
de rembourser ces inhibiteurs sur base d'une
évaluation médicale. Dès que j'aurai une
proposition concrète, je vous la communiquerai par
écrit.

La commission Frühling étudie actuellement les
possibilités d'amélioration des soins via des
traitements cognitifs.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Vraag van de heer Jo Vandeurzen tot de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"zorg en opvang van comapatiënten" (nr. 5033)
09 Question de M. Jo Vandeurzen au ministre
des Affaires Sociales et des Pensions sur "les
soins prodigués aux patients comateux"
(n° 5033)
09.01 Jo Vandeurzen (CVP): De pers berichtte
over een familie die een comapatiënt thuis wilde
verzorgen. In instellingen was geen plaats, maar
ook de ondersteuning van thuisopvang bleek zeer
moeilijk.



Kent de minister deze problematiek? Welke
oplossingen zijn mogelijk? Kan de thuiszorg niet
beter ondersteund worden, bijvoorbeeld door
nachtopvang, door financiering van de opvang en
door nachtelijk toezicht thuis door professionelen?
09.01 Jo Vandeurzen (CVP): Il a été question
récemment dans la presse d'une famille souhaitant
soigner à domicile un patient comateux. Aucune
institution ne pouvait accueillir le patient mais, par
ailleurs, les conditions pour une prise en charge à
domicile n'étaient pas davantage réunies.

Le ministre est-il au courant de ce problème?
Quelles solutions pourraient être mises en oeuvre?
Ne pourrait-on améliorer les conditions de la prise
en charge à domicile, par exemple en prévoyant un
accueil de nuit, en assurant le financement de
l'accueil et en prévoyant une surveillance de nuit à
domicile par des professionnels?
09.02 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Behalve de SP-diensten in
ziekenhuizen en een paar inrichtingen die een
revalidatieovereenkomst voor niet-aangeboren
09.02 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais) : En dehors des services de soins
palliatifs dans les hôpitaux et de quelques
institutions ayant conclu avec l'INAMI une
CRABV 50
COM 535
18/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
hersenletsels hebben gesloten met RIZIV, zijn er
geen aangepaste structuren onder federale
regelgeving die langdurige comapatiënten kunnen
opvangen, ook niet 's nachts.


Ik ken het opvangprobleem voor zwaar
zorgafhankelijke niet-oudere patiënten. In
residentiële voorzieningen voor gehandicapten zijn
er lange wachtlijsten en een aantal mensen komt
terecht in rust- en verzorgingstehuizen.



In verband met de ondersteuning van de
thuisopvang voert de overeenkomstcommissie op
mijn vraag discussies met de verpleegkundigen en
het RIZIV over een grondige herziening van de
nomenclatuur. Aan de orde is onder andere een
organisatie van een 24 uur-verzorging.
Nachtopvang en toezicht 's nachts door
ziekenhuisoppassers kan de thuiszorg versterken.



Ik zal hier aandacht aan besteden bij de
ontwikkeling van het beleid ten aanzien van
ouderen en niet-ouderen en ik zal voor beide
groepen overleg plegen met de Gemeenschappen
en Gewesten. Een belangrijke vraag daarbij is of er
aparte circuits voor ouderen en niet-ouderen
opgezet moeten worden, dan wel of de zorgcircuits
beide groepen adequaat kunnen opvangen.
convention de rééducation fonctionnelle pour les
patients souffrant de lésions cervicales non
congénitales, la réglementation fédérale ne prévoit
pas de structures adaptées à l'accueil, de jour ou de
nuit, de patients plongés dans un coma de longue
durée.

Je connais le problème que constitue l'accueil de
patients encore jeunes présentant un degré de
dépendance élevé. Les listes d'attente pour les
établissements résidentiels accueillant des
handicapés sont longues et un nombre élevé de
patients se retrouvent dans les maisons de soins et
de repos.

En ce qui concerne l'appui à la prise en charge à
domicile, la commission des conventions mène
actuellement, à ma demande, des discussions avec
le personnel soignant et l'INAMI à propos d'une
révision approfondie de la nomenclature. Figure
notamment à l'ordre du jour de ces discussions
l'organisation de soins 24 heures sur 24. L'accueil
de nuit et l'organisation d'une surveillance par du
personnel hospitalier pourraient renforcer les soins
à domicile.

Je m'intéresserai à ce dossier dans le cadre de la
définition de notre politique à l'égard des patients
jeunes et âgés et organiserai, pour ces deux
catégories, une concertation avec les
Communautés et les Régions. A cet égard, se pose
la question de savoir s'il faut privilégier la création
de circuits séparés pour les patients jeunes et âgés
ou organiser un accueil adapté à chaque groupe au
sein des circuits de soins existants.
09.03 Jo Vandeurzen (CVP): Creativiteit is
geboden om de kansen, die er wel degelijk zijn, te
benutten. De confrontatie tussen het onverbiddelijke
financieringsmechanisme en de menselijke nood is
soms erg hard.
09.03 Jo Vandeurzen (CVP): Il faut faire preuve
de créativité pour exploiter les occasions qui se
présentent effectivement. La confrontation entre le
mécanisme de financement impitoyable et la
détresse humaine est parfois très dure.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10 Vraag van mevrouw Joke Schauvliege tot de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de gevolgen van inkomensgarantie voor
ouderen op de religieuze gemeenschappen"
(nr. 5038)
10 Question de Mme Joke Schauvliege au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "les conséquences de la garantie des
revenus aux personnes âgées pour les
communautés religieuses" (n° 5038)
10.01 Joke Schauvliege (CVP): De nieuwe wet
over de inkomensgarantie voor ouderen is nadelig
voor leden van religieuze gemeenschappen. Het
basisbedrag is veel lager dan de vroegere regeling
van het gewaarborgd inkomen. Daarenboven
worden alle middelen binnen een gemeenschap in
aanmerking genomen, zodat het werkelijk
uitgekeerde bedrag nog lager ligt. De
10.01 Joke Schauvliege (CVP): La nouvelle loi
concernant la garantie de revenus pour les
personnes âgées est désavantageuse pour les
membres d'une communauté religieuse. Le
montant de base est beaucoup moins élevé que
dans le règlement précédent relatif au revenu
garanti. En outre, on prend en considération
l'ensemble des moyens existant au sein d'une
18/07/2001
CRABV 50
COM 535
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
inkomensgarantie zal voortdurend worden
herberekend, zodat de religieuzen zich zorgen
maken over dreigende bestaansonzekerheid en
laattijdige betalingen.


Deelt de minister deze analyse? Komt er een
specifiek uitvoeringsbesluit voor religieuzen? Of
heeft de minister andere manieren klaar om de
nadelige gevolgen van de nieuwe wet te
neutraliseren?
communauté, ce qui a pour effet de réduire encore
le montant réellement versé. La garantie de revenus
sera continuellement recalculée, de sorte que les
religieux sont sous la menace de l'insécurité
d'existence et de versements tardifs.

Le ministre partage-t-il mon analyse? Prévoit-il un
arrêté d'exécution spécifique pour les religieux?
Dispose-t-il d'autres moyens pour neutraliser les
conséquences néfastes de la nouvelle loi?
10.02 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): De gevolgen van de
inkomensgarantie voor ouderen kunnen geen
nadelen inhouden voor religieuzen die al een
gewaarborgd inkomen genieten. De bepalingen
gelden enkel voor ouderen die vanaf juli 2001 in het
stelsel stappen.


We wilden een gelijke behandeling van alle
ouderen. De inkomensgarantie is een individueel
recht, maar gedijt wel binnen een bijstandssysteem,
waarbij rekening wordt gehouden met bijvoorbeeld
het aantal personen dat op eenzelfde adres is
ingeschreven. Het is daardoor mogelijk dat er
praktische problemen, zoals een frequente
herziening van de bedragen, rijzen voor bepaalde
bevolkingscategorieën. Ik wil daar niet op
vooruitlopen, maar ik zal wel waakzaam blijven en
de toestand regelmatig evalueren.
10.02 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais): La garantie de revenus pour les
personnes âgées ne peut avoir de conséquences
négatives pour les religieux qui bénéficiaient déjà
d'un revenu garanti. Les dispositions s'appliquent
uniquement aux personnes âgées qui entrent dans
le régime à partir de juillet 2001.

La garantie revenus est un droit individuel qui
s'inscrit dans un système d'assistance qui tient
compte d'autres personnes domiciliées à la même
adresse. Des problèmes pratiques, comme la
révision fréquente des montants, peuvent ainsi se
poser pour catégories de la population. Je ne veux
pas anticiper sur l'évolution de la situation mais j'y
resterai attentif et je procéderai régulièrement à
son évaluation.
10.03 Joke Schauvliege (CVP): Wanneer wil de
minister een oplossing zoeken voor deze nadelige
gevolgen? Wat is de timing?
10.03 Joke Schauvliege (CVP): Quand le ministre
pense-t-il trouver une solution à ces effets
défavorables ? Quel est le calendrier ?
10.04 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Ik werk voort, maar we moeten nog
meer studiewerk verrichten. Alles is immers in alles.
Er is ook de problematiek van ouders die bij hun
kinderen gaan wonen bijvoorbeeld. Ik voer daarover
nog budgettaire discussies. Ik kan daarom nog
geen precieze timing geven.
10.04 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais): Je vais de l'avant mais le travail
d'étude n'est pas encore suffisant. En effet, tout est
en tout. Il se pose aussi le problème des parents qui
vont habiter chez leurs enfants, par exemple. Je
mène encore des discussions budgétaires à ce
sujet. Je ne peux pas encore avancer de calendrier
précis.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11 Vraag van de heer Luc Goutry tot de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over "de
geldigheidsduur van attesten voor verhoogde
kinderbijslag" (nr. 5059)
11 Question de M. Luc Goutry au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "la durée de
validité des attestions pour les allocations
familiales majorées" (n° 5059)
11.01 Luc Goutry (CVP): Het ministerie van
Sociale Zaken levert na een medisch onderzoek in
het kader van de verhoogde kinderbijslag attesten
af met een beperkte geldigheidstermijn van drie
jaar, ook voor zwaar gehandicapte kinderen wier
11.01 Luc Goutry (CVP): A l'issue d'une enquête
médicale, le ministère des Affaires sociales délivre,
dans le cadre des allocations familiales majorées,
une attestation d'un délai de validité limité de trois
ans, également pour les enfants souffrant d'un
CRABV 50
COM 535
18/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
toestand niet kan verbeteren.

Is het niet aangewezen voor deze categorie attesten
af te leveren die geldig zijn tot de leeftijd van 21
jaar? Door de vermindering van het aantal
medische onderzoeken zouden deze dossiers ook
sneller kunnen worden afgehandeld. Ik wil graag
ook suggereren om de problematiek in zijn geheel
te bekijken en niet fragmentair aan te pakken.
handicap grave et dont l'état n'est pas susceptible
de s'améliorer.
Ne serait-il pas opportun de délivrer, pour cette
catégorie, des attestations valables jusqu'à l'âge de
21 ans? La diminution du nombre d'examens
médicaux permettrait également de traiter ces cas
plus rapidement. Je suggérerais aussi d'examiner
les problèmes dans leur ensemble et de ne pas
travailler de manière fragmentaire.
11.02 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Ik ga ermee akkoord dat we de
hervorming in haar geheel moeten bekijken.

Wat uw concrete vraag betreft: een dienstorder van
16 april 1999 vraagt de artsen voor chronische
aandoeningen met een slechte prognose een zo
lang mogelijke erkenning en voor minstens vijf jaar,
toe te kennen. Tussentijdse controles kunnen ook in
zulke gevallen zinvol zijn om de graad van
zelfredzaamheid, die ook in rekening wordt
gebracht, te evalueren.

Bij de hervorming van het stelsel van verhoogde
kinderbijslag in 2002 zal uitgebreid aandacht gaan
naar de procedures voor de toekenning van
attesten.

De problemen die sommige ouders ondervinden
door een tijdelijk verlies van de verhoogde
kinderbijslag, vinden hun oorsprong niet in de
afhandelingstermijn van de medische onderzoeken,
die gemiddeld 2,4 maand bedraagt. Wel is het zo
dat kinderbijslagfondsen zich vaak niet houden aan
de aanvraagtermijn van 90 dagen voor een
ambtshalve herziening.
11.02 Frank Vandenbroucke ministre (en
néerlandais): J'estime également que la réforme
doit être considérée dans son ensemble.

A propos de votre question concrète, un ordre de
service du 16 avril 1999 demande aux médecins
d'octroyer, pour les affections chroniques dont le
pronostic est défavorable, l'attestation la plus
longue possible et d'une durée d'au moins cinq ans.
En pareil cas, des contrôles intermédiaires peuvent
également être utiles pour évaluer le degré
d'autonomie, dont il est également tenu compte.

Lors de la réforme du régime des allocations
familiales majorées qui aura lieu en 2002, une
attention particulière sera portée aux procédures de
délivrance des attestations.

Les problèmes rencontrés par certains parents à la
suite d'une perte temporaire des allocations
familiales majorées ne trouvent ne sont pas dues
au délai de clôture des examens médicaux, qui est
en moyenne de 2 ou 4 mois. Il apparaît que,
souvent, ce sont les fonds d'allocations familiales
qui ne respectent pas le délai de 90 jours pour la
demande d'une révision d'office.
11.03 Luc Goutry (CVP): U kondigt de hervorming
aan voor 2002. Dat is zeer belangrijk, want deze
zaak ligt gevoelig bij vele jonge ouders.

De herschaling gebeurt vaak in het nadeel van het
kind, waardoor ouders gedemotiveerd worden. Zij
spannen zich in, gaan geregeld op controle en zien
hun inspanningen niet beloond. Ik zie aan uw
reactie dat u dit probleem kent.
11.03 Luc Goutry (CVP): Vous annoncez la
réforme pour 2002. C'est très important car il s'agit
d'un point important pour de nombreux jeunes
parents.

La révision se fait souvent au détriment de l'enfant,
ce qui a un effet démotivant pour les parents. Ils
consentent des efforts, se rendent régulièrement au
contrôle et ne sont pas récompensés. Je crois
deviner, à votre réaction, que le problème vous est
connu.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
12 Vraag van mevrouw Trees Pieters tot de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de pensioenen van zelfstandigen" (nr. 5062)
12 Question de Mme Trees Pieters au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "les
pensions des indépendants" (n° 5062)
12.01 Trees Pieters (CVP): Wat is de stand van
zaken in de werkgroep-Cantillon in verband met de
verbetering van de zelfstandigenpensioenen?
12.01 Trees Pieters (CVP): Où en sont les travaux
du groupe de travail Cantillon pour ce qui est de
l'amélioration des pensions des indépendants ?
18/07/2001
CRABV 50
COM 535
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
12.02 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Op 20 april startte de werkgroep-
Cantillon met het tweede deel van de studie, het
deel over de pensioenen. De werkgroep bereidt een
omstandig document voor dat de bestaande
toestand beschrijft en oplossingen voorstelt. Binnen
de werkgroep functioneert een technische
werkgroep rond pensioenen. Een documentair
gedeelte zal vooruitberekeningen tot 2015 omvatten
om de budgettaire repercussies te kunnen
evalueren. Het definitieve rapport wordt
waarschijnlijk in september ingediend.

De regering zal op basis van de uitgebrachte
adviezen, en na sociaal overleg, nagaan welke
verbeteringen haalbaar zijn binnen de beschikbare
budgettaire ruimte.
12.02 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais): Le 20 avril, le groupe de travail
Cantillon a entamé la seconde partie de son étude,
qui a trait aux pensions. Il prépare un document
circonstancié décrivant la situation existante et
proposant des solutions. Au sein de ce groupe de
travail, un sous-groupe de travail technique planche
sur les pensions. Une partie documentaire
comprendra des prévisions jusqu'en 2015 destinées
à pouvoir évaluer les répercussions budgétaires. Le
rapport définitif sera probablement déposé en
septembre.


Le gouvernement vérifiera, sur la base des avis
rendus et à l'issue d'une concertation sociale,
quelles améliorations peuvent être apportées dans
les limites budgétaires actuelles.
12.03 Trees Pieters (CVP): Ik vind het goed dat er
opties zijn tot 2015, omdat de problemen zich vooral
zullen voordoen in de periode 2010-2015. Ik dring
erop aan dat de regering snel beslissingen zou
nemen, omdat de speculaties anders alleen maar
verscherpen. Een remediëring van de budgettaire
effecten is erg belangrijk. In 2001 is er nog net geen
tekort, maar vanaf 2002 zullen die zich zeker
voordoen en de tekorten zullen nog groter worden in
de periode 2010-2015. In september moet dit alles
dringend aangepakt worden.


De subcommissie is tot september opgeschort en
we zullen dan, na het horen van mevrouw Cantillon,
een standpunt omtrent de zelfstandigen formuleren.


Ik wacht ook nog op de brief die de minister mij
heeft beloofd.
12.03 Trees Pieters (CVP): Je trouve positif qu'il y
ait des options jusqu'en 2015 car les problèmes se
poseront surtout pendant la période 2010-2015. Je
demande instamment au gouvernement de prendre
rapidement des décisions, sinon les spéculations ne
feront que s'aggraver. Il est très important de pallier
les incidences budgétaires. En 2001, il n'y a pas
encore de déficit, quoiqu'il s'en ait fallu de peu, mais
à partir de 2002, ce sera bel et bien le cas et les
déficits s'aggraveront encore pendant la période
2010-2015. En septembre, il faudra d'urgence
prendre tout cela à bras-le-corps.

Les travaux de la sous-commission sont suspendus
jusqu'en septembre et nous adopterons alors une
position concernant les indépendants après avoir
entendu Mme Cantillon.

Par ailleurs, j'attends toujours la lettre que le
ministre a promis de m'adresser.
12.04 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Die brief krijgt u zeker. Ik heb mijn
medewerker er vanmorgen nog over aangesproken.
12.04 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais) : Soyez assuré de recevoir cette lettre.
J'en parlais, ce matin encore, à mon collaborateur
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
13 Vraag van de heer Luc Goutry tot de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over "de
kosten van psychiatrische verzorgingstehuizen"
(nr. 5093)
13 Question de M. Luc Goutry au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur le coût des
maisons de soins psychiatriques" (n° 5093)
13.01 Luc Goutry (CVP): KB's van juli 1990
regelen de prijsbepaling van psychiatrische
verzorgingstehuizen. De PVT-prijs omvat een
onderdeel A dat de kosten dekt van investeringen,
intrestlasten en afschrijvingen, en een deel B, dat
de zogenaamde hotelkosten dekt. Deel A en B1 zijn
13.01 Luc Goutry (CVP): La fixation des prix des
maisons de soins psychiatriques est régie par des
arrêtés royaux datant de 1990. Le prix MSP
comporte un volet A, couvrant les frais
d'investissement, les charges d'intérêts et les
amortissements, et un volet B, couvrant les frais
CRABV 50
COM 535
18/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
ten laste van de bewoners. Deel B2 dekt de
verzorgings- en begeleidingskosten. Die B2-kosten
zijn integraal opgenomen in de RIZIV-
tegemoetkoming onder de vorm van een forfait.

In de beginperiode werd deel A forfaitair vastgesteld
op 100 frank, in afwachting van een herziening. Die
herziening heeft vele jaren op zich laten wachten.
Recent zijn voor een aantal PVT's de berekeningen
gemaakt. Het bedrag van 100 frank is al jaren
ontoereikend en zal nu aanleiding geven tot het
factureren aan de bewoners van een groot
inhaalbedrag. Sommige vroegere bewoners zijn
ondertussen overleden of overgeplaatst, zodat
nieuwe bewoners mee opdraaien voor een
historische kost waar ze niets mee te maken
hebben. Dat is onrechtvaardig.



Minister Aelvoet van Volksgezondheid wilde erop
toezien dat het bedrag betaalbaar zou blijven en dat
de facturatieperiode eventueel verlengd zou
worden. Wat denkt minister Vandenbroucke
hierover?
dits d'hôtel. Les volets A et B1 sont à charge des
pensionnaires. Le volet B2 couvre les frais de soins
et d'accompagnement et sont intégralement pris en
charge par l'INAMI sous la forme d'un forfait.

A l'origine, le volet A était fixé sur une base
forfaitaire à 100 francs, dans l'attente d'une révision.
Cette révision s'est fait attendre de nombreuses
années. Des calculs ont été effectués récemment
pour une série de MSP. Le montant de 100 francs
est insuffisant depuis des années. Un montant
complémentaire important devra être réclamé aux
pensionnaires. Dans l'intervalle, certains d'entre eux
sont décédés ou ont été transférés dans d'autres
établissements, de sorte que les nouveaux
occupants sont également tenus de payer des frais
liés au passé de l'établissement auxquels ils sont
totalement étrangers. Voilà qui constitue une
injustice.

La ministre de la Santé, Mme Aelvoet, entend faire
en sorte que le montant à rembourser reste
raisonnable et que les paiements soient
éventuellement étalés sur une période plus longue.
Qu'en pense le ministre Vandenbroucke?
13.02 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Het effect van de herzieningen van
de prijs per verblijfdag van de psychiatrische
verzorgingstehuizen, zowel positief als negatief, zal
toegekend worden aan deze initiatieven in de vorm
van een inhaalbedrag. Aangezien de herzieningen
over de dienstjaren 1991 tot 1996 gaan en ze door
de patiënt dienen te worden gedragen, zullen deze
inhaalbedragen in de tijd gespreid worden en niet
meer dan 30 frank per dag belopen. De positieve
inhaalbedragen komen voornamelijk voort uit de
weerslag van de investeringen in het voordeel van
het welzijn van de patiënten.

Er is een ontwerp-KB in voorbereiding dat in een
verhoging van de staatstussenkomst voor de
minstbedeelden voorziet.
13.02 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais): L'effet tant positif que négatif de la
révision du prix de la journée d'hospitalisation dans
une maison de soins psychiatriques sera répercuté
sur ces initiatives sous forme d'un montant de
rattrapage. Etant donné que les révisions portent
sur les exercices 1991 à 1996 et qu'elles doivent
être supportées par les patients, les montants de
rattrapage seront répartis dans le temps et ne
s'élèveront pas à plus de 30 francs par jour. Les
montants de rattrapage positifs résultent
essentiellement des investissements réalisés pour
le bien-être du patient.

Un projet d'arrêté royal en cours de préparation
prévoit une augmentation de l'intervention de l'Etat
pour les plus démunis.
13.03 Luc Goutry (CVP): Uw antwoord bevat niets
nieuws. Deel A komt inderdaad ten laste van de
patiënt. Het gaat om chronische patiënten die zelf
niet weten wat hun budget is. Hoogstwaarschijnlijk
zal alles ten laste komen van het ziekenhuis zelf.
Financiële amnestie lijkt aangewezen. De overheid
heeft immers nagelaten om de herziening te
berekenen. Het overschot kan best gebruikt worden
om de patiënten veilig te stellen.
13.03 Luc Goutry (CVP): Votre réponse n'apporte
aucun élément nouveau. Le volet A sera
effectivement à charge du patient. Il s'agit de
patients chroniques qui ne connaissent pas eux-
mêmes le montant de leur budget. Il est plus que
vraisemblable que le tout sera à charge de l'hôpital.
Il me paraît indiqué d'accorder une amnistie
fiscale, les pouvoirs publics ayant omis de calculer
le montant des révisions. L'excédent pourrait très
bien être utilisé pour mettre les patients à l'abri.
13.04 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Ik noteer uw suggesties.
13.04 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais): Je prends acte de vos suggestions.
18/07/2001
CRABV 50
COM 535
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
14 Samengevoegde vragen van
- de heer Jean-Marc Delizee aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de
financiering van de 'gespecialiseerde
urgentiediensten' en de dringende behoefte aan
concrete maatregelen om de tekorten te dekken
waartoe die dienst in kleine ziekenhuizen leidt"
(nr. 5096)
- de heer Jean-Marc Delizée aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de erkenning
van de MUG's en de terugwerking van de
financiering" (nr. 5097)
14 Questions jointes de
- M. Jean-Marc Delizee au ministre des Affaires
Sociales et des Pensions sur "le financement des
'soins urgents spécialisés' et l'urgence de
mesures concrètes pour couvrir les déficits
générés par ce service dans les hôpitaux de
petite taille" (n° 5096)
- M. Jean-Marc Delizée au ministre des Affaires
Sociales et des Pensions sur "l'agréation des
SMUR et le caractère rétroactif du financement"
(n° 5097)
14.01 Jean-Marc Delizée (PS): Met betrekking tot
de financiering van de dringende medische
hulpverlening in landelijke gebieden heb ik u en uw
collega van Volksgezondheid, mevrouw Aelvoet, al
vragen gesteld over de grote moeilijkheden waarin
het gezondheidscentrum Les Fagnes in Chimay
verkeert.
Er werden toezeggingen gedaan, maar ik kan mijn
ontgoocheling over de traagheid waarmee het
dossier evolueert en over het uitblijven van een
antwoord met betrekking tot specifieke situaties
zoals die van het gezondheidscentrum Les Fagnes
in Chimay, vandaag niet langer verbergen.

Wat is de stand van zaken in het dossier
betreffende de financieringsnormen van de GUD's ?
Naar verluidt zal de lat voor de toekomstige normen
een stuk lager gelegd worden dan voor de huidige
normen. Hoe zullen de personeelskosten
gefinancierd worden ? Gaat men uit van 15 punten,
of ongeveer 5 voltijdse medewerkers, of van 30
punten, ± 10 voltijders, in het besef dat je om aan
de normen (twee personen voor een dienstverlening
gedurende vierentwintig uur per dag) te voldoen
minimaal 12 voltijdwerkers nodig hebt ?
Bij een door mevrouw De Galan indertijd
vastgesteld koninklijk besluit, dat door de Raad van
State nietig verklaard is, werden 30 in plaats van 15
punten toegekend voor kleine ziekenhuizen. Op
grond waarvan zal de financiering voor 1999-2000
geregeld worden ?
Mag men hopen dat de aan de erkende MUG's
verbonden GUD's met terugwerkende kracht
gefinancierd worden ?
14.01 Jean-Marc Delizée (PS): A propos du
financement de l'aide médicale urgente dans les
régions rurales, je vous ai interrogé, ainsi que votre
collègue Madame Aelvoet, au sujet des difficultés
importantes que rencontre le Centre de santé des
Fagnes à Chimay.

Des promesses ont été faites, mais je ne peux
aujourd'hui cacher ma déception quant à la lenteur
de l'évolution de ce dossier et l'absence de réponse
spécifique sur des situations spécifiques comme
celle du Centre de santé des Fagnes à Chimay.


Quel est l'état d'avancement du dossier des normes
de financement des SUS ? Il semble que les
normes futures seront inférieures aux normes
actuelles. Quel financement sera applicable pour le
personnel ? 15 points, soit environ 5 temps plein et
30 points, soit environ 10 temps plein, sachant qu'il
faut au minimum 12 temps plein pour assurer les
normes de deux personnes 24 h sur 24 !




Mme De Galan avait pris un arrêté royal, qui a été
cassé par le Conseil d'Etat, qui octroyait 30 points
au lieu de 15 pour les hôpitaux de petite taille. Sur
quelle base se fera le financement 1999-2000 ?


Peut-on espérer que les SUS liés aux SMUR
agréés seront financés avec effet rétroactif ?
Hoe gaat men de nacht- en weekenddienst voor de
MUG financieren, in het besef dat de huidige
middelen, die gekoppeld zijn aan het aantal
opgenomen patiënten, ontoereikend zijn ?

Uw collega, mevrouw Aelvoet, heeft onlangs
verklaard dat de erkenningsprocedure voor MUG's
eerdaags zou worden afgerond, maar ik vraag me
Qu'est-il prévu pour financer la permanence
médicale liée à un SMUR, sachant que le
financement actuel lié au nombre d'admission est
très insuffisant.

Quant à la procédure de reconnaissance des
SMUR votre collègue, Mme Alvoet, vient de me
déclarer qu'elle devrait aboutir, mais je me
CRABV 50
COM 535
18/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
af wanneer precies.

Een koninklijk besluit voorzag in een jaarlijkse
financiering van 8,5 miljoen BEF voor de
personeelskosten van die diensten. In de praktijk
dekt het voor de medische permanentie door een
A1-verpleegster vooropgestelde bedrag slechts de
kosten voor 4,5 voltijders.

Hoeveel voltijdwerkers zijn er volgens uw
departement nodig om dag en nacht een
dienstverlening aan te bieden ? Met welke kosten
rekent men voor een voltijder ?

Mogen we hopen dat erkende MUG's met
terugwerkende kracht gefinancierd zullen worden
sinds hun invoering op 1 juni 1999 ? U heeft de
heer Mayeur een antwoord beloofd, maar hij wacht
nog steeds.
demande quand.

Par arrêté royal, un financement annuel de 8,5
millions était prévu pour couvrir les frais de
personnel de ce service. Dans la pratique, le
montant prévu pour assurer la permanence SMUR
par une infirmière A1 ne permettait de financer que
4,5 temps plein.

Combien faut-il de temps plein, selon votre
département, pour assurer une permanence 24h
sur 24 ? Quel coût prend-t-on en compte pour un
temps plein ?

Quant à la rétroactivité, peut-on espérer que les
SMUR, qui seront agrées, obtiendront ce
financement depuis leur mise en place au 1
er
juin
1999 ? Vous aviez promis une réponse à M. Mayeur
mais il ne l'a pas encore reçue. Quel financement
sera applicable pour le personnel ?
14.02 Minister Frank Vandenbroucke (Frans): De
8,5 miljoen gaan naar de ziekenhuizen die over een
erkende MUD beschikken en dit vanaf de datum
van de erkenning. Het betreft een forfaitair bedrag.
Om ervoor te zorgen dat de MUD de klok rond een
permanentie hebben, zijn 5 voltijdse verpleegsters
nodig, die echter ook nog andere taken kunnen
vervullen, bijvoorbeeld op de urgentiedienst.

Inzake de financiering van de gespecialiseerde
urgentiediensten (GUD) wordt de ziekenhuizen die
hiervoor een erkenning genieten een minimum van
125 punten gewaarborgd. De erkenningnormen
zullen worden herzien en sommige kleine
ziekenhuizen zouden die dienst op grond van hun
geografische isolement kunnen behouden.

Voor de periode van december 1998 tot december
1999 werd de ziekenhuizen met een erkende GUD
een financiering ter waarde van 30 punten
gewaarborgd.

In het kader van de verplichte verzekering is de
tegemoetkoming op 948 frank vastgesteld in plaats
van de 474 frank die vóór 1 maart 2001 golden.

Op die datum is een nieuwe prestatie gecreëerd,
namelijk het nr. 590472, voor de gevallen waarbij na
het oproepen van de 100-diensten extra muros een
beroep op een arts wordt gedaan. Deze prestatie
kost 1.694 frank. Voorts voorziet de nomenclatuur
in het kader van de verplichte verzekering in nieuwe
prestaties zoals de forfaitaire honoraria voor de
medische permanentie, die per opname eenmalig
terugbetaalbaar is.

Ik ben het bijgevolg met u eens dat de financiering
14.02 Frank Vandenbroucke , ministre (en
français) : Le financement de 8,5 millions sera
accordé aux hôpitaux qui disposent d'un SMUR
agréé et ce, à partir de la date d'agrément. Le
montant est forfaitaire. Pour assurer une
permanence SMUR 24 heures sur 24, cinq
infirmières temps plein sont nécessaires mais
peuvent aussi remplir d'autres tâches, dans le
service des urgences, par exemple.

En ce qui concerne le financement des fonctions
« services d'urgences spécialisés », un minimum de
15 points est assuré pour l'hôpital qui dispose d'une
telle fonction agréée. Les normes d'agrément
seront revues, et certains hôpitaux de petite taille
pourraient continuer à disposer de cette fonction sur
base d'un critère d'éloignement géographique.

Pour la période du 1er décembre 1998 au 31
décembre 1999, le financement de 30 points a été
assuré aux hôpitaux avec SOS agréé.


Dans le cadre de l'assurance obligatoire, le montant
de l'intervention est fixé à 948 francs au lieu de 474
francs avant le 1
er
mars 2001.

A cette date, une nouvelle prestation a été créée, à
savoir le n° 590472, concernant l'intervention extra
muros d'un médecin suite à un appel au service
« 100 » et dont le montant est de 1.694 francs.
Toujours depuis cette date, la nomenclature, dans
le cadre de l'assurance obligatoire prévoit de
nouvelles prestations comme celles des horaires
forfaitaires pour la permanence médicale,
remboursables une fois par admission.
18/07/2001
CRABV 50
COM 535
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
van de medische permanentie ontoereikend is.
Je ne partage donc pas votre avis selon lequel le
financement de la permanence médicale est
insuffisant
Wat het voorbeeld betreft dat u zo na aan het hart
ligt, kan ik zeggen dat het ziekenhuis van Chimay
over een gespecialiseerde spoedgevallenfunctie
beschikt. Uit het analyseverslag blijkt dat gemiddeld
1,7 keer per dag uitgerukt moet worden, en dat het
aantal ziekenhuisopnamen rond de 5.300 per jaar
schommelt. Dat geeft een financiering ten bedrage
van 6,1 miljoen. Gezien het geringe aantal keren
dat moet worden uitgerukt, kunnen de artsen die de
medische permanentie verzorgen tussendoor ook
andere medische handelingen verrichten. Mij dunkt
dat dit in uw ogen een goede oplossing zou moeten
zijn.
Quant à l'exemple qui vous tient à coeur, je dirai
que l'hôpital de Chimay dispose d'une fonction
agréée de soins urgents spécialisés. Le rapport
d'analyse indique que le nombre de sorties pas jour
s'élevait à 1,7, et le nombre d'admissions par an se
situe autour de 5.300 il en résulte un financement
de 6,1 millions. Vu le nombre limité de sorties, rien
n'empêche les médecins qui assurent la
permanence d'effectuer d'autres prestations
médicales. Je crois que c'est une solution qui
devrait être satisfaisante pour vous.
14.03 Jean-Marc Delizée (PS): Over de MUG's
heeft u een duidelijk antwoord gegeven. U geeft een
positief antwoord op mijn vraag betreffende de
terugwerking tot de datum waarop de erkenning
verleend werd.
Wat de GUD's betreft zou het gezondheidscentrum
van Chimay volgens u voor 1998 en 1999 dertig
punten toebedeeld gekregen hebben. Dat is
mogelijk maar ik wist dat niet. De berekeningen
voor de MUG's en GUD's zouden inderdaad
geactualiseerd moeten worden. Ik zal nadere
inlichtingen inwinnen. Dan is er nog de erkenning
als GUD. Ik hoop hierover snel een antwoord te
krijgen, aangezien mevrouw Aelvoet mij daarnet
geen concreet antwoord heeft kunnen geven.
14.03 Jean-Marc Delizée (PS) : En ce qui
concerne le SMUR, votre réponse est claire. Vous
répondez positivement à l'effet rétroactif à la date
de l'agrément.

Quant aux SUS, le centre de santé de Chimay
aurait, pour les années 1998 et 1999, bénéficié,
selon vous, des trente points. C'est possible. Je
l'ignorais. Certes, les calculs relatifs au SMUR et
aux SUS demanderaient une actualisation. Je vais
m'informer. Reste la reconnaissance en tant que
SUS. J'espère obtenir une réponse rapide à cet
égard, étant donné que Mme Aelvoet n'a pu me
fournir une réponse précise tout à l'heure.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
15 Vraag van de heer Jo Vandeurzen tot de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"het financieren van de eindejaarstoelage en het
vakantiegeld" (nr. 5101)
15 Question de M. Jo Vandeurzen au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "le
financement de la prime de fin d'année et du
pécule de vacances" (n° 5101)
15.01 Jo Vandeurzen (CVP): Mag ik bij wijze van
inleiding vragen hoe ver het staat met het KB op de
terugbetaling van viscero-synthesemateriaal? De
vereniging van openbare verzorgingsinstellingen
vroeg schriftelijk hoe de minister de
eindejaarstoelage en het vakantiegeld in de sector
van de openbare ziekenhuizen zal financieren. Per
brief van 11 juni 2001 werd nog eens om
duidelijkheid gevraagd.


Het afsluiten van een nieuw intersectoraal akkoord
binnen het Comité A zal onvermijdelijk
consequenties hebben op de personeelsuitgaven in
de openbare ziekenhuizen. Hoe zal de minister de
financiële consequenties van deze
onderhandelingen in de openbare sector
15.01 Jo Vandeurzen (CVP): En guise
d'introduction, je voudrais vous demander ce qu'il
en est de l'arrêté royal relatif au remboursement
des matériaux de viscéro-synthèse.
L'association des établissements de soins publics a
demandé par écrit comment le ministre financera la
prime de fin d'année et le pécule de vacances dans
le secteur des hôpitaux publics. Par lettre datée du
11 juin 2001, des précisions ont une nouvelle fois
été demandées.

La conclusion au sein du comité A d'un nouvel
accord intersectoriel aura inévitablement des
conséquences en matière de dépenses de
personnel pour les hôpitaux publics. Comment le
ministre entend-il parer aux conséquences
financières que ces négociations entraînent pour le
CRABV 50
COM 535
18/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
ondervragen?
secteur public ?
15.02 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Ik verwacht het KB waarnaar u vraagt
eerstdaags terug van de Raad van State.

Ik beschik niet over enig budgettair krediet om de
verhogingen van het vakantiegeld en de
eindejaarspremie in de federale
gezondheidssectoren ten laste te nemen. Een
intersectoraal akkoord, afgesloten binnen het
Comité A, houdt geen engagement in om de
financiering van de federale gezondheidssectoren
aan te passen. Er moet worden nagegaan of de
geplande verhogingen van vakantiegeld en
eindejaarspremie kunnen worden opgenomen in de
financiering van de gezondheidssector, publiek en
privaat. Het sociaal akkoord met de
gezondheidssector van maart 2000 biedt niet de
mogelijkheid daarvoor de nodige middelen vrij te
maken.
15.02 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais): Le Conseil d'Etat devrait me retourner
prochainement l'arrêté royal dont vous parlez.

Je ne dispose pas du moindre crédit budgétaire
pour financer l'augmentation du pécule de vacances
et de la prime de fin d'année dans les secteurs de
santé relevant du fédéral. La conclusion d'un accord
intersectoriel au sein du comité A ne comporte pas
d'obligation d'adapter le financement des secteurs
de santé fédéraux. Il faudrait étudier la possibilité
d'intégrer les augmentations prévues pour le pécule
de vacances et la prime de fin d'année dans le
financement du secteur des soins de santé, tant
public que privé. L'accord social conclu en mars
2000 avec le secteur des soins de santé ne permet
pas de libérer les moyens nécessaires à cet effet.
15.03 Jo Vandeurzen (CVP): De factuur gaat dus
naar de lokale besturen. Die toestand is
onaanvaardbaar en onhoudbaar. De
onderhandelingen over de ambtenaren hebben
gevolgen voor de openbare ziekenhuizen en de
lokale besturen draaien op voor de financiering. Dit
pervers mechanisme zou moeten worden
doorbroken. Het leidt bovendien tot concurrentie
met de private ziekenhuizen, die wel in staat zullen
zijn om bijvoorbeeld, aanvullende pensioenen te
betalen.
15.03 Jo Vandeurzen (CVP): Les administrations
locales devront donc payer. Cette situation est
intenable et inadmissible. Les négociations relatives
à la fonction publique ont des conséquences pour
les hôpitaux publics et ce sont les administrations
locales qui en font les frais. Il faut mettre un terme à
ce mécanisme pervers. En outre, cette situation
mène à une concurrence avec les hôpitaux privés.
Ceux-ci seront en effet en mesure de payer, par
exemple, une pension complémentaire.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
16 Vraag van de heer Yvan Mayeur tot de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de nakende inwerkingtreding van de
zorgverzekering in de Vlaamse Gemeenschap"
(nr. 5109)
16 Question de M. Yvan Mayeur au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "l'entrée en
vigueur prochaine du système 'zorgverzekering'
en Communauté flamande" (n° 5109)
16.01 Yvan Mayeur (PS): Begin 2002 zou de
zorgverzekering een feit moeten zijn voor alle
zorgbehoevende Vlamingen en voor de Brusselaars
die daartoe de nodige demarches doen.


Wat zijn daarvan de gevolgen voor de sociale
zekerheid en bepaalde sociale verstrekkingen ?


Wat gebeurt er met het aldus aan particulieren
toekende geldelijke voordeel in het licht van de
toekenning van uitkeringen in het kader van het
residuele stelsel ? Wordt dat bedrag vrijgesteld bij
het inkomstenonderzoek ? Hoe zit het met de
toekenning van het WIGW-statuut ?
16.01 Yvan Mayeur (PS) : Le système
d'assurance soins ­ zorgverzekering - devrait,
début 2002, devenir une réalité pour toutes les
personnes dépendantes en Flandre, ainsi que pour
les Bruxellois qui feraient une démarche en ce
sens.

Quelles en seront les conséquences en ce qui
concerne la sécurité sociale et certains types de
prestations sociales ?

Quel sera le sort réservé à l'avantage financier ainsi
perçu par les particuliers en ce qui concerne l'octroi
des prestations du régime résiduaire ?
Sera-t-il immunisé dans le cadre de l'enquête sur
les ressources ? Quid de l'accès au statut VIPO ?
18/07/2001
CRABV 50
COM 535
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
20
Als dat bedrag inderdaad vrijgesteld wordt, is dat
dan geen inbreuk op het gelijkheidsbeginsel ?

Moeten de in het kader van die zorgverzekering
erkende buurtdienstwerkers sociale bijdragen
betalen voor de diensten die zij toekomstige
begunstigden van de zorgverzekering verlenen ?

Wij zouden er niet in kunnen komen dat een
vrijstelling van de sociale bijdragen wordt
toegestaan. Dat zou neerkomen op een indirecte
tegemoetkoming van de federale sociale zekerheid
ten voordele van een deel van onze medeburgers.

N'y aurait-il pas, en cas d'immunisation, atteinte au
principe d'égalité ?


Par ailleurs, les dispensateurs de services de
proximité, agréés dans le cadre de ce système
d'assurance soins, seront-ils redevables de
cotisations sociales pour les services qu'ils rendront
aux futurs bénéficiaires de l'assurance-soins ?
Nous comprendrions difficilement que des
exonérations de cotisations sociales soient
envisagées ; cela correspondrait à une intervention
indirecte de la sécurité sociale fédérale au bénéfice
d'une partie seulement de nos concitoyens.
16.02 Minister Frank Vandenbroucke (Frans):
Wat het financiële voordeel van de zorgverzekering
in het kader van de residuele regeling betreft, zal de
tegemoetkoming worden aangemerkt als een
aanvullende steun, en derhalve niet worden
meegerekend op fiscaal vlak.

Voor de toekenning van het WIGW-statuut zal
worden uitgegaan van het belastbare bruto
gezinsinkomen zoals bepaald bij het Wetboek van
de inkomstenbelastingen. De vraag of een en ander
nu al dan niet belastbaar is in het kader van het
zorgverzekeringsdecreet is van fiscale orde, en die
vraag moet u dus aan de minister van Financiën
stellen.

Wat de sociale bijdragen betreft, bepaalt het
decreet van de Vlaamse Gemeenschap dat de
gebruiker een beroep kan doen op een
professionele hulpverlener, een structuur of een
buurtwerker. Deze moet ingeschreven zijn bij de
sociale zekerheid. Er zijn weliswaar uitzonderingen
voor occasionele prestaties of vrijwilligerswerk,
maar in deze wordt de algemene reglementering
niet gewijzigd.
16.02 Frank Vandenbroucke , ministre (en
français): Concernant le système du
zorgverzekering, dans le cadre des avantages
financiers dans le régime résiduaire, les
interventions vont être considérées comme une
assistance complémentaire. A ce titre, ce ne sera
pas pris en compte en matière fiscale.
Pour l'accès au statut VIPO, sera pris en compte le
revenu brut imposable du ménage tel que prévu par
le Code de l'impôt sur les revenus. Quant à
connaître le caractère fiscalement imposable ou
non dans le cadre de ce décret ­ zorgverzekering,
la question est d'ordre fiscal et c'est donc une
question à poser au ministre des finances.



Pour ce qui est des cotisations sociales, le décret
de la Communauté flamande prévoit que l'usager
peut faire appel à un prestataire de soins
professionnel, à une structure ou à un intervenant
de proximité.
Les intervenants doivent être assujettis à la sécurité
sociale. Il y a, certes, des exceptions pour le travail
occasionnel ou le bénévolat mais, ici, il s'agit de la
réglementation générale qui ne sera pas modifiée.
16.03 Yvan Mayeur (PS): Wat het tweede punt
betreft geeft uw antwoord voldoening.

Daarentegen betreur ik het eerste punt van uw
antwoord want het komt erop neer dat er met het
stelsel van bijkomende hulpverlening een
ongelijkheid tussen het Noorden en het Zuiden van
het land wordt geschapen. Er is dus een breuk in de
gelijkheid.
Ik ben de mening toegedaan dat er één systeem
voor de patiënten van het hele land moet zijn. Ik
acht het noodzakelijk om wetgevende maatregelen
te treffen om dit te voorkomen.
De kern van de zaak ligt bij het federaal stelsel.
16.03 Yvan Mayeur (PS): Pour le deuxième point,
votre réponse est satisfaisante.

Par contre, je regrette le premier point de votre
réponse puisque cela revient à dire que l'on va,
avec le système de l'assistance complémentaire,
créer une inégalité entre le Nord et le Sud du pays.
Il y a donc là rupture d'égalité.

Je pense qu'il faut un système unique pour les
patients de ce pays et qu'il faudra prendre des
mesures législatives pour éviter cela.

Le noeud du problème réside dans le système
fédéral.
CRABV 50
COM 535
18/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
21
16.04 Minister Frank Vandenbroucke (Frans): Ik
ben op de hoogte van de kritiek waarover U het
hebt. In de Commissie gewaarborgd inkomen voor
bejaarden werd dat als normaal beschouwd omdat
dit op een kost neerkomt.
16.04 Frank Vandenbroucke , ministre (en
français): Je connais la critique que vous
mentionnez. Dans la commission GRAPA, cela a
été ressenti comme normal, parce que cela
correspond à un coût.
16.05 Yvan Mayeur (PS): Mijn vraag is of de
hulpverlening aan afhankelijke personen in Wallonië
en in Vlaanderen verschillend moet zijn ?
16.05 Yvan Mayeur (PS): Ma question est de
savoir si l'aide aux personnes dépendantes doit être
différente en Wallonie et en Flandre ?
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
17 Vraag van de heer Luc Goutry tot de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over "de
besparingen in de rusthuissector" (nr. 5169)
17 Question de M. Luc Goutry au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "les
économies dans le secteur des maisons de
repos" (n° 5169)
17.01 Luc Goutry (CVP): De minister verweet me
vorige week in commissie incoherentie toen ik hem
ondervroeg over de aangekondigde besparingen in
de sector van de rust- en verzorgingstehuizen.
Nochtans verklaarde hij op 13 juli aan de FET dat
de behoeften in de sector de begroting overtreffen
en dat daar in de toekomst wat zal moeten worden
aan gedaan. Ik heb het gevoel dat men de
budgetoverschrijding wil verhalen op een weinig
weerbare sector en dat andere sectoren, zoals de
geneesmiddelensector, te veel ongemoeid worden
gelaten.

Aanvankelijk had men het over een
budgetoverschrijding van 1,5 miljard, na twee
correcties kwam men uit op een bedrag van bijna
één miljard. Het RIZIV en de rusthuizensector
hanteren echter verschillende meetsystemen. Dat
leidt tot een voortdurende onderraming van het
aantal dagen door het RIZIV.
17.01 Luc Goutry (CVP): La semaine dernière, le
ministre m'a reproché en commission d'être
incohérent lorsque je l'ai interrogé sur les
économies annoncées dans le secteur des maisons
de repos et de soins. Le 13 juillet, il a pourtant
déclaré dans le Financieel Economische Tijd que
les besoins du secteur dépassaient le budget et qu'il
faudra remédier à cette situation dans le futur. J'ai
le sentiment que l'on veut faire supporter le coût de
ce dépassement budgétaire par un secteur
vulnérable alors que d'autres secteurs, comme celui
des médicaments, n'est nullement inquiété.

A l'origine, on évoquait un dépassement budgétaire
de 1,5 milliard mais après avoir procédé à deux
corrections, on est arrivé à un total de presque un
milliard. Or, l'INAMI et le secteur des maisons de
repos utilisent d'autres méthodes de calcul, ce qui
entraîne invariablement une sous-estimation du
nombre total de jours par l'INAMI.
Hoe verantwoordt men deze nieuwe besparingen?
Zijn die besparingen trouwens haalbaar? Beseft
men wel dat zulke lineaire maatregelen de motivatie
in de instellingen aantasten?

Klopt het dat er flink werd onderraamd? Komen er
nieuwe RVT-erkenningen? Wanneer komt er een
verbeterd systeem om de zorgbehoefte in te
schalen? Wordt het palliatief forfait nogmaals
uitgesteld?
Comment justifie-t-on ces nouvelles économies ?
Sont-elles d'ailleurs réalisables ? Est-on conscient
du fait que ces nouvelles mesures linéaires minent
la motivation du personnel de ces établissements ?

Est-il exact que les chiffres ont été fortement sous-
estimés? Procèdera-t-on à l'agrément de nouvelles
maisons de repos? Quand améliorera-t-on le
système d'évaluation des besoins en matière de
soins ? Le forfait palliatif est-il à nouveau reporté ?
17.02 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Ik bevestig wat ik tegen de FET-
journalist heb gezegd.


De voorbije jaren is een belangrijke groei in de
middelen voor de residentiële zorg voor ouderen
aangehouden, de laatste twee jaar met 30 procent.
17.02 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais): Je vous confirme ce que j'ai dit au
journaliste du Financieel-Economische Tijd.

Ces dernières années, les dépenses dans le
secteur des soins résidentiels pour personnes
âgées ont beaucoup augmenté. Au cours des deux
dernières années, elles ont augmenté de 30 %.
18/07/2001
CRABV 50
COM 535
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
22
Alleen al in 2001 is voor 4,49 miljard aan nieuwe
initiatieven ingeschreven en in uitvoering gebracht.



Dit belet niet dat het belangrijk blijft om een strikte
begrotingscontrole te voeren voor de uitgaven in de
ziekteverzekering. Een van de maatregelen om zo
een begrotingscontrole mogelijk te maken, is de
automatische correctie wanneer partiële
begrotingsdoelstellingen worden overschreden.

De technische ramingen in de sector van de RVT's
worden opgemaakt op basis van boekhoudkundige
gegevens. Terwijl voor de meeste sectoren de
uitgaventrend over de laatste vijf jaren wordt
bekeken, moet voor de rusthuissector met veel
kortere termijnen worden gewerkt, omwille van de
impact van de reconversie op de
uitgavenontwikkeling. De initiële ramingen 2001
werden gemaakt op basis van de gegevens van
1998 en 1999. De semestriële vragenlijsten die door
de instellingen aan het RIZIV worden overgemaakt,
vormen een tweede gegevensbron.


Op basis van deze analyse en rekening houdend
met de vervroegde aanpassing van de index, heeft
de regering beslist om een correctie, respectievelijk
recuperatie van 972 miljoen te doen.

In het jaar 2000 werden meer dagen geboekt dan
aanvankelijk geraamd. Er is ook een sterkere
toename van het aantal geboekte dagen dan in de
voorgaande jaren. Rekening houdend met deze
verschuivingen en met de boekhoudkundige
gegevens van de jaren 1998-2000, komt men uit op
een overschrijding van 1.317,5 miljoen frank, wat
overeenkomt met het bedrag dat op basis van de
vragenlijsten werd bekomen. Er is wel een verschil
in het aantal opgegeven patiënten tussen beide
methodes.


De stelling dat het voor 2001 om een
onderschatting van het aantal zorgbehoevende
ouderen van 3.500 personen zou gaan, kan niet
zonder meer worden bevestigd. Eerst moet het
fenomeen van de afwijking tussen vragenlijsten en
boekhoudkundige gegevens worden uitgeklaard. Ik
heb de administratieve controlediensten gevraagd
dit snel en grondig te onderzoeken om een
betrouwbare begrotingsopmaak 2002 te kunnen
doen.

De correctie in de sector van de RVT houdt een
vermindering in van de forfaits van 3,65 procent
gedurende vier maanden. Dit betekent 1,2 procent
Pour la seule année 2001, un montant de 4,49
milliards a été réservé et employé pour financer de
nouvelles initiatives.

Il n'empêche qu'il reste important d'effectuer un
contrôle budgétaire strict pour les dépenses dans le
secteur de l'assurance maladie. Une des mesures
permettant ce type de contrôle budgétaire est la
rectification automatique lorsque des objectifs
budgétaires partiels ne sont pas atteints.

Les prévisions techniques dans le secteur des MRS
sont établies sur la base de données comptables.
Si, pour la plupart des secteurs, on observe la
tendance des dépenses sur les cinq dernières
années, il faut travailler avec des délais beaucoup
plus courts pour le secteur des maisons de repos
en raison des effets de la reconversion sur
l'évolution des dépenses. Les estimations initiales
pour 2001 ont été effectuées sur la base des
données se rapportant à 1998 et 1999. Les
questionnaires semestriels que les établissements
transmettent à l'INAMI constituent une deuxième
source d'informations.

Sur la base de cette analyse et compte tenu de
l'indexation anticipée, le gouvernement a décidé de
procéder à une rectification ou à une récupération
de 972 millions.

Au cours de l'année 2000, un plus grand nombre de
journées que prévu initialement ont été
enregistrées. On observe aussi une plus forte
augmentation du nombre de journées enregistrées
qu'au cours des années précédentes. Compte tenu
de ces glissements et des données comptables des
années 1998-2000, on en arrive à un dépassement
budgétaire de 1 317, 5 millions de francs, ce qui
correspond au montant obtenu sur la base des
questionnaires. On constate toutefois une
différence entre les deux méthodes en ce qui
concerne le nombre de patients déclarés.

On ne peut réfuter sans précaution la thèse selon
laquelle, en 2001, le nombre de personnes âgées
nécessitant des soins aurait été sous-estimé parce
qu'il y en aurait eu en réalité 3 500 de plus. Il
convient tout d'abord d'éclaircir le phénomène de la
différence entre questionnaires et données
comptables. J'ai demandé aux services de contrôle
administratifs d'examiner cette question rapidement
et en profondeur afin de pouvoir confectionner un
budget 2002 fiable.

La rectification dans le secteur des MRS implique
une réduction des forfaits de 3,65 % pendant quatre
mois. Cela équivaut à 1,2 % sur une base annuelle,
ce qui est réaliste selon moi. En ce qui concerne les
CRABV 50
COM 535
18/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
23
op jaarbasis, wat volgens mij haalbaar is. Wat de
rustoorden betreft, gaat het om een correctie van
2,7 procent op jaarbasis of een lineaire
vermindering van 11 procent op de forfaits van het
derde trimester. Het is belangrijk dat deze juiste
cijfers in de sector circuleren!

Lineaire maatregelen maken geen onderscheid
tussen goede en minder goede beheerders.
Daarom is het belangrijk om preventief te werken.
Een betere ramingmethode en een transparanter
financieringssysteem moeten dit mogelijk maken.
Dat bewerkstelligen is mijn ambitie.


In 2002 wordt de laatste fase van de reconversie
voor de omschakeling van 5.000 ROB- in RVT
bedden gepland. Toch worden in de praktijk de
zwaarst zorgbehoevenden niet altijd in aanmerking
genomen voor opname in RVT bedden. Ik betwijfel
dan ook of de reconversie altijd op de meest
doelmatige wijze wordt ingevuld.
maisons de repos, il s'agit d'une rectification de 2,7
% sur une base annuelle, soit une réduction linéaire
de 11 % sur les forfaits du troisième trimestre. Il
importe que ces chiffres exacts circulent dans le
secteur !

Quand on prend des mesures linéaires, on n'établit
pas de distinction entre les bons et les moins bons
gestionnaires. C'est pourquoi il importe d'effectuer
un travail de prévention. On devrait pouvoir le faire
en améliorant la méthode de prévision et en rendant
le système de financement plus transparent. La
réalisation de ces objectifs est mon ambition.

La dernière phase de la reconversion de 5 000 lits
MRPA en lits MRS est programmée pour 2002.
Cependant, en pratique, les personnes nécessitant
le plus de soins n'entrent pas toujours en
considération pour être admises dans une MRS.
Par conséquent, je doute que la reconversion
s'effectue toujours de la manière la plus efficace.
Een werkgroep van experts in opdracht van de
interministeriële conferentie moet op korte termijn
een advies uitbrengen over een beter systeem van
inschaling van de zorgbehoeften. Het is absoluut
nodig om de evaluatie-instrumenten in de eerste
plaats als steun bij het zorgproces te gebruiken en
pas in tweede instantie als een
financieringsmechanisme. De inschaling mag niet
gebeuren op basis van financiële overwegingen. Ik
wil in 2003 kunnen starten met een nieuwe schaal
als klinisch zorginstrument.


De regering heeft beslist om het forfait voor het
verbeteren van de palliatieve zorg toe te passen
vanaf 1 oktober 2001; 1 mei bleek niet haalbaar.


Bij de opmaak van de begroting 2002 zal ik opnieuw
pleiten voor bijkomende investeringen in de
ouderenzorg.
A la demande de la Conférence interministérielle,
un groupe de travail composé d'experts doit rendre
à bref délai un avis sur un système d'évaluation des
besoins en soins plus perfectionné. Il est
indispensable d'utiliser en premier lieu les
instruments d'évaluation comme une aide dans le
processus de soins et seulement en deuxième lieu
comme mécanisme de financement. L'évaluation
ne peut s'appuyer sur des considérations
financières. En 2003, je veux pouvoir disposer
d'une nouvelle échelle comme instrument pour les
soins cliniques.

Le gouvernement a décidé d'appliquer le forfait
destiné à améliorer les soins palliatifs à partir du 1
er
octobre 2001. La date du 1
er
mai s'était avérée
irréaliste.

Lors de la confection du budget 2002, je
préconiserai une fois encore des investissements
dans les soins pour les personnes âgées.
17.03 Luc Goutry (CVP): Als u meer middelen
nodig heeft voor deze sector, zal dat gevolgen
hebben voor de omliggende sectoren. Dat is
moeilijk op te lossen.

Ofwel zijn de behoeften juist ingeschat en moeten
de middelen stijgen. Ofwel zijn de behoeften niet
juist. Dat gedeelte van uw antwoord snap ik niet
helemaal. Heeft u het dan over een verkeerde
inschaling? De patiënten worden toch uitvoerig
gescreend en op die basis worden de forfaits
berekend.
17.03 Luc Goutry (CVP): Si vous estimez que ces
secteurs requièrent plus de moyens, cela aura
fatalement des répercussions sur les secteurs
voisins. Ce problème est difficile à résoudre.

Soit les besoins ont été évalués correctement et les
moyens doivent être accrus, soit l'évaluation de ces
besoins ne correspond pas à la réalité. Je ne
comprends pas bien cet aspect de votre réponse.
S'agirait-il d'une mauvaise évaluation? Les patients
font tout de même l'objet d'un suivi minutieux et les
forfaits sont calculés sur cette base.
18/07/2001
CRABV 50
COM 535
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
24
Vooral de toestand in Vlaanderen is zorgwekkend.
De bezetting van de RVT's is problematisch, er is
een lineaire terugschroeving van het aantal
rusthuisbedden en nu krijgen ze er nog een knauw
bovenop. Het is niet goed als dit alles ten koste gaat
van de dagprijs die de bejaarde moet betalen of van
de reserves van het rusthuis. Daar zijn die reserves
niet voor bedoeld.


Ik ben wel verheugd te horen dat de minister echt
bekommerd is om deze zaak.
La situation en Flandre est particulièrement
préoccupante. L'occupation des MRS pose un
problème. Le nombre de lits dans les maisons de
repos subit une réduction linéaire et un nouveau
coup leur est porté à cet égard. Il ne faut pas que
tout cela se fasse au détriment du prix de la journée
à payer par la personne âgée ou des réserves de la
maison de repos, lesquelles ne sont pas
constituées à cet effet.

Je me réjouis d'apprendre que le ministre se
préoccupe réellement de cette affaire.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Mijnheer Hendrickx zal zijn vraag nr.
5193 niet stellen.
Le président: M. Hendrickx ne posera pas sa
question n° 5163.
17.04 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Ik stel voor dat ik mijn uitgebreide
antwoord op de vraag nr. 5193 van de heer
Hendrickx over de RSZ-achterstallen van
voetbalclubs schriftelijk overmaak aan de
vraagsteller.
17.04 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais): Je propose à M. Hendrickx de lui
transmettre par écrit la réponse détaillée à sa
question n° 5163 sur les arriérés de cotisations
ONSS des clubs de football.
17.05 Marcel Hendrickx (CVP): Akkoord.
17.05 Marcel Hendrickx (CVP): Je suis d'accord.
18 Vraag van de heer Luc Paque tot de minister
van Sociale Voorzorg en Pensioenen over "het
verkrijgen van een parkeerkaart voor
gehandicapten" (nr. 5185)
18 Question de M. Luc Paque au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "l'obtention
de la carte de stationnement pour les
handicapés" (n° 5185)
18.01 Luc Paque (PSC): Een gehandicapte moet
tig administratieve verplichtingen nakomen om zijn
rechten op bepaalde (wettelijke) "faciliteiten" te
doen gelden. Waarom kan op basis van het attest
van het RIZIV tot toekenning van een vermindering
van de BTW op auto's en vrijstelling van de
verkeersbelasting niet in één moeite door
ambtshalve een parkeerkaart uitgereikt worden ?
Kan er niet in één enkel loket of document voorzien
worden voor de toekenning van attesten voor
gehandicapten ?
18.01 Luc Paque (PSC): La personne handicapée
est soumise à nombre d'obligations administratives
pour faire valoir ses droits à certaines « facilités »,
inscrites légalement. Pourquoi l'attestation émanant
de l'INAMI, accordant la réduction de TVA
automobile et l'exemption de la taxe de circulation,
ne permet-elle pas d'office de bénéficier de la carte
de stationnement ? Enfin, ne pourrait-on envisager
un guichet unique où un seul document pourrait être
suffisant pour l'obtention des attestations pour les
personnes handicapées ?
18.02 Regeringscommissaris Greet Van Gool
,toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen (Frans), in aanwezigheid van minister
Frank Vandenbroucke: De parkeerkaart wordt
uitgereikt aan personen met een blijvende
invaliditeitsgraad van ten minste 80 procent ;
personen met een verminderde zelfredzaamheid
van ten minste twaalf punten tengevolge van hun
gezondheidstoestand, gemeten conform de
geldende gids en toepasselijke schaal in het kader
van de wetgeving betreffende de
tegemoetkomingen aan gehandicapten; personen
met een blijvende invaliditeit aan de onderste
ledematen van ten minste 50%; personen met
18.02 Greet Van Gool , commissaire du
gouvernement, adjointe au ministre des Affaires
sociales et des Pensions (en français) en présence
du ministre Frank Vandenbroucke: La carte de
stationnement est délivrée aux personnes qui sont
atteintes d'une invalidité permanente de 80% au
moins
; aux personnes dont l'état de santé
provoque une réduction d'autonomie d'au moins
douze points, mesurés conformément au guide et à
l'échelle applicables dans le cadre de la législation
relative aux allocations aux handicapés
; aux
personnes atteintes d'une invalidité permanente
découlant directement des membres inférieurs et
occasionnant un taux d'invalidité de 50% au moins ;
CRABV 50
COM 535
18/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
25
volledig verlamde onderste ledematen en van wie
die ledematen geamputeerd zijn; en civiele en
militaire oorlogsinvaliden met een
oorlogsinvaliditeitsgraad van ten minste 50%.

Wie een parkeerkaart aanvraagt, moet ofwel een
attest van een administratieve of gerechtelijke
overheid inleveren waarin wordt vastgesteld dat de
betrokkene aan de medische voorwaarden voldoet,
ofwel een medisch attest ad hoc voorleggen dat
door de behandelende arts werd ingevuld.

Eventueel volgt er een medisch onderzoek, zij het
enkel als de verzekerde geen gerechtelijk of
administratief attest kan overleggen.

De administratieve gezondheidsdienst, die onder
het ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid
en Leefmilieu ressorteert, heeft vroeger
onderzoeken uitgevoerd met het oog op vrijstelling
van de verkeersbelasting, maar doet dat niet meer
sinds 1991.

Een attest van de administratieve
gezondheidsdienst vormt dan ook geen probleem,
ook al dateert het van vóór 1991, voor zover aan de
gestelde medische vereisten wordt voldaan.

Om op uw tweede vraag te antwoorden, kan ik
zeggen dat er voor de toekenning van attesten en
andere formaliteiten over een eenvoudiger regeling
nagedacht wordt.
aux personnes atteintes de paralysie entière des
membres supérieurs ou ayant subi l'amputation de
ces membres ; aux invalides civils et militaires de
guerre ayant au moins 50% d'invalidité de guerre.

La personne qui sollicite la délivrance d'une carte
de stationnement doit accompagner sa demande
soit d'une attestation d'une autorité judiciaire ou
administrative établissant que la personne remplit
les conditions médicales, soit du certificat médical
ad hoc complété par le médecin traitant.

Une expertise médicale est éventuellement réalisée
uniquement si l'assuré ne peut produire
d'attestation judiciaire ou administrative.

Le service de santé administratif, qui dépend du
ministère des Affaires sociales, de la Santé
publique et de l'Environnement, a réalisé des
expertises en matière d'exonération de taxes sur
les véhicules automobiles mais ne le fait plus
depuis 1991.

Une attestation du service de santé administratif ne
pose, dès lors, aucune difficulté même si elle est
antérieure à 1991, pour autant qu'il soit satisfait aux
conditions médicales requises.

Concernant votre deuxième question, on envisage
un système plus simple pour ce qui est de l'octroi
des attestations et autres formalités.
18.03 Luc Paque (PSC): Mij dunkt dat het hoog
tijd is dat die formaliteiten vereenvoudigd worden,
want het is voor die mensen niet gemakkelijk om
hun weg nog te vinden in die administratieve
doolhof.
18.03 Luc Paque (PSC): Je pense qu'il est temps
que l'on simplifie ces formalités parce que ce n'est
pas facile pour ces personnes de se retrouver dans
ce dédale.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
19 Vraag van de heer Luc Paque tot de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over "de
toekenning van tegemoetkomingen aan
gehandicapten bij een aanvraag om herziening
wegens verergering" (nr. 5186)
19 Question de M. Luc Pacque au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "l'octroi
d'allocations de handicapé dans le cadre d'une
demande en aggravation" (n° 5186)
19.01 Luc Paque (PSC): In artikel 14 van het
koninklijk besluit van 6 juli 1987 is sprake van
"geweigerde tegemoetkomingen" voor die
tegemoetkomingen waarvoor een nieuwe aanvraag
werd ingediend. Het artikel bepaalt evenwel niet dat
die weigering terugwerking heeft voor de vroeger
ontvangen tegemoetkomingen. Waarom wordt de
voor de aanvraag wegens verergering ontvangen
tegemoetkoming opgeheven wanneer de arts de
formulieren 3 en 4 niet binnen de voorgeschreven
termijn heeft ingevuld en opgestuurd ?
19.01 Luc Paque (PSC):L'article 14 de l'arrêté
royal du 6 juillet 1987 parle d'«allocations refusées»
pour les allocations qui font l'objet d'une nouvelle
demande mais ne stipule pas que ce refus a un
effet rétroactif sur les allocations perçues
auparavant. Pourquoi, lorsqu'un bénéficiaire
d'allocations introduit une demande «
en
aggravation », faut-il que l'allocation perçue avant
cette démarche lui soit supprimée si son médecin
n'a pas complété et rentré les formules 3 et 4 dans
les délais prescrits ?
18/07/2001
CRABV 50
COM 535
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26
19.02 Regeringscommissaris Greet Van Gool
,itoegevoegd aan de minister voor Sociale Zaken en
Pensioenen (Frans) in aanwezigheid van Frank
Vandenbroucke minister: Een aanvraag om een
tegemoetkoming te verkrijgen heeft uitwerking de
eerste dag van de maand volgend op de maand van
indiening. Die regel geldt zowel voor de eerste
aanvragen als voor de aanvragen tot
administratieve of medische herziening. Van
terugwerkende kracht is dus geen sprake.

De gehandicapte moet de van het gemeentebestuur
ontvangen geneeskundige formulieren door een
geneesheer naar keuze laten invullen. De
betrokkene beschikt over een termijn van 30 dagen
om alle stukken bij het bestuur in te dienen.
Wanneer die termijn voorbij is, stuurt de
burgemeester de aanvraag naar de dienst voor
tegemoetkomingen aan gehandicapten die, na
registratie van de aanvraag, een herinneringsbericht
naar de sociaal verzekerde stuurt met het verzoek
de ontbrekende stukken binnen 15 dagen te
bezorgen. Pas wanneer daaraan niet wordt voldaan,
wordt de aanvraag tot tegemoetkoming geweigerd.
Wanneer de betrokkene die rappel ontvangt, kan hij
altijd een verlenging van de termijn bekomen.
Bovendien kan de betrokkene aan wie de beslissing
tot weigering wordt betekend, altijd om een nieuw
onderzoek van zijn aanvraag verzoeken, wanneer
hij een geldig motief kan aanvoeren dat verklaart
waarom de vereiste inlichtingen niet tijdig werden
verstrekt.

Er zal worden nagegaan op welke wijze de situaties
van verwerping minder nadelig kunnen worden
gemaakt.
19.02 Greet Van Gool , commissaire du
gouvernement, adjointe au ministre des Affaires
sociales et des Pensions (en français), en présence
du ministre Frank Vandenbroucke: Une demande
en vue d'obtenir une allocation produit ses effets le
premier jour du mois qui suit celui au cours duquel
elle a été introduite. Cette règle vaut tant pour les
premières demandes que pour les demandes en
révision administrative ou médicale. Il n'y a donc
pas d'effet rétroactif.

La personne handicapée doit faire compléter les
formules médicales, obtenues par son
administration communale, par un médecin de son
choix. L'intéressé dispose d'un délai de 30 jours
pour rentrer tous les documents auprès de son
administration. Passé ce délai, le bourgmestre
transmet la demande au service des allocations aux
personnes handicapées, lequel, après
enregistrement de la demande, adresse un rappel à
l'assuré social, l'invitant à faire parvenir les
documents manquants dans un délai de 15 jours.
Ce n'est que lorsque le demandeur ne satisfait pas
à cette sollicitation que la demande d'allocations fait
l'objet d'un refus. Lorsque le rappel lui est adressé,
l'intéressé peut toujours obtenir la prolongation du
délai. De plus, lorsque la décision de refus lui est
notifiée, l'intéressé peut toujours solliciter une
reprise d'instruction de sa demande s'il peut
avancer un motif justifiant le fait qu'il n'ait pas fourni
les informations requises dans les délais impartis.


Nous allons examiner comment nous pouvons
rendre moins difficiles les situations de rejet.
19.03 Luc Paque (PSC): Ik heb begrip voor een
weigering wanneer de aanvraag niet volledig is. Ik
heb echter weet van het geval van een
gehandicapte wiens aanvraag tot tegemoetkoming
gewoon werd geweigerd.
19.03 Luc Paque (PSC): Lorsque la demande
n'est pas complète, je comprends le refus. Par
contre, je connais le cas d'une personne qui s'est
vue refuser sa demande d'allocation tout
simplement. J'espère qu'il s'agit d'un cas unique.
19.04 Regeringscommissaris Greet Van Gool ,
toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioen (Frans) , in aanwezigheid van minister
Frank Vandenbroucke: Als u me dat precieze
geval meedeelt zal ik de toestand laten natrekken.
19.04 Greet Van Gool , commissaire du
gouvernement, adjointe au ministre des Affaires
sociales et des Pensions (en français) en présence
du ministre Frank vandenbroucke: Veuillez me
communiquer ce cas précis et j'examinerai la
situation.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 13.02 uur.
La réunion publique de commission est levée à
13.02 heures.

Document Outline