KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50 COM 531
CRIV 50 COM 531
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET HET BEKNOPT VERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC LE COMPTE RENDU ANALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
J
USTITIE
C
OMMISSION DE LA
J
USTICE
dinsdag mardi
17-07-2001 17-07-2001
10:15 uur
10:15 heures
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE

































AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP Christelijke
Volkspartij
FN Front
National
PRL FDF MCC
Parti Réformateur libéral ­ Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS Parti
socialiste
PSC Parti
social-chrétien
SP Socialistische
Partij
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode + nummer
en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du
n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag (op wit papier, bevat de bijlagen en het
beknopt verslag, met kruisverwijzingen tussen Integraal en
Beknopt Verslag)
CRIV
Compte Rendu Intégral (sur papier blanc, avec annexes et
CRA, avec renvois entre le CRI et le CRA)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV Compte
Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes
:
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be

e-mail : aff.generales@laChambre.be
CRIV 50
COM 531
17/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i

INHOUD
SOMMAIRE
Vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Justitie over "de staking in de
gevangenis van Hasselt" (nr. 5158)
1
Question de M. Jo Vandeurzen au ministre de la
Justice sur "la grève à la prison de Hasselt"
(n° 5158)
1
Sprekers: Jo Vandeurzen, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Jo Vandeurzen, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Justitie over "de gevolgen van de
hervorming van de gerechtelijke kantons"
(nr. 5170)
2
Question de M. Jo Vandeurzen au ministre de la
Justice sur "les conséquences de la réforme des
cantons judiciaires" (n° 5170)
2
Sprekers: Jo Vandeurzen, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Jo Vandeurzen, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Vraag van de heer Yves Leterme aan de minister
van Justitie over "het elektronisch toezicht"
(nr. 5177)
3
Question de M. Yves Leterme au ministre de la
Justice sur "le contrôle électronique" (n° 5177)
3
Sprekers: Yves Leterme, voorzitter van de
CVP-fractie, Marc Verwilghen, minister van
Justitie
Orateurs: Yves Leterme, président du groupe
CVP, Marc Verwilghen, ministre de la Justice
Vraag van de heer Peter Vanvelthoven aan de
minister van Justitie over "het verbod om bij
diefstal met braak een gsm te lokaliseren"
(nr. 5179)
4
Question de M. Peter Vanvelthoven au ministre
de la Justice sur "l'interdiction de localiser un gsm
en cas de vol avec effraction" (n° 5179)
4
Sprekers:
Peter Vanvelthoven, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs:
Peter Vanvelthoven, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Samengevoegde vragen van
5
Questions jointes de
6
- de heer Tony Van Parys aan de minister van
Justitie over "het ontnemen van het vertrouwen
door de voorzitter van de PS aan de minister van
Justitie" (nr. 5181)
5
- M. Tony Van Parys au ministre de la Justice sur
"le retrait de sa confiance au ministre de la
Justice par le président du PS" (n° 5181)
6
- de heer Geert Bourgeois aan de minister van
Justitie over "de spijtoptantenregeling" (nr. 5200)
5
- M. Geert Bourgeois au ministre de la Justice sur
"le régime des repentis" (n° 5200)
6
- de heer Gerolf Annemans aan de minister van
Justitie over "de uitlatingen van Elio Di Rupo" (nr.
5201)
5
- M. Gerolf Annemans au ministre de la Justice
sur "les déclarations de Elio Di Rupo" (n° 5201)
6
Sprekers: Tony Van Parys, Geert Bourgeois,
Gerolf Annemans
, voorzitter van de VLAAMS
BLOK-fractie, Marc Verwilghen, minister van
Justitie
Orateurs: Tony Van Parys, Geert Bourgeois,
Gerolf Annemans
, président du groupe
VLAAMS BLOK, Marc Verwilghen, ministre
de la Justice
Samengevoegde vragen van
16
Questions jointes de
16
- de heer Jo Vandeurzen aan de minister van
Justitie over "de toepassing en de evaluatie van
de snel-Belg-wet" (nr. 5195)
16
- M. Jo Vandeurzen au ministre de la Justice sur
"l'application et l'évaluation de la loi relative à
l'acquisition rapide de la nationalité belge"
(n° 5195)
16
- de heer Bart Laeremans aan de minister van
Justitie over "de evaluatie van de
nationaliteitswetgeving" (nr. 5203)
16
- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur
"l'évaluation de la législation relative à la
nationalité belge" (n° 5203)
16
Sprekers: Jo Vandeurzen, Bart Laeremans,
Tony Van Parys, Fred Erdman, Marc
Verwilghen
, minister van Justitie
Orateurs: Jo Vandeurzen, Bart Laeremans,
Tony Van Parys, Fred Erdman, Marc
Verwilghen
, ministre de la Justice
CRIV 50
COM 531
17/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1




COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE
COMMISSION DE LA JUSTICE
van
DINSDAG
17
JULI
2001
10:15 uur
______
du
MARDI
17
JUILLET
2001
10:15 heures
______

De vergadering wordt geopend om 10.24 uur door
de heer Fred Erdman, voorzitter.
La séance est ouverte à 10.24 heures par M. Fred
Erdman, président.
01 Vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Justitie over "de staking in de
gevangenis van Hasselt" (nr. 5158)
01 Question de M. Jo Vandeurzen au ministre
de la Justice sur "la grève à la prison de
Hasselt" (n° 5158)
01.01 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer minister, collega's, toen ik
deze vraag indiende was de staking in de
gevangenis van Hasselt, een staking die al
uitgedeind is tot Antwerpen, al twaalf dagen aan
de gang. De staking is op dit moment nog niet
beëindigd. Aanvankelijk dacht ik dat het niet de
taak van parlementsleden was om een debat te
beginnen over een sociaal conflict. Ik heb de
vraag toch gesteld omdat de staking zo lang
aansleept en een patstelling steeds dichterbij
komt. Ik vond het daarom toch belangrijk om deze
vraag in publieke vergadering te stellen zodat wij
ons er afdoende over kunnen informeren.

Het probleem van de gevangenis van Hasselt
sleept al gedurende lange tijd aan. Indien ik de
mensen ter plaatse mag geloven werd de
noodklok voor de werksituatie voor het personeel
en de cipiers reeds herhaaldelijk geluid. De
specifieke architectuur van deze instelling heeft
ook gevolgen voor het personeel en de
veiligheidsrisico's die daarmee gepaard gaan. Het
gaat om een zeer specifiek situatie. Het probleem
dat terzake is gerezen wordt naar mijn mening
veroorzaakt door het contrast tussen de visie van
het ministerie van Justitie en de praktische
ervaring van het personeel. Het ministerie van
Justitie bekijkt de cijfers, de personeels- en
kaderbezetting louter theoretisch. Het personeel
ter plaatse heeft het echter over een grote
discrepantie tussen de theoretische en werkelijke
personeelsbehoefte. Als ik de klachten goed
begrijp kan men met het effectief beschikbare
personeel de instelling niet naar behoren uitbaten,
noch de veiligheid waarborgen, noch aan de
gedetineerden de uitoefening van alle rechten
garanderen. Een lokale televisiezender vermeldde
gisteren dat de minister opnieuw een gesprek had
met vertegenwoordigers van het personeel en dat
er een audit van de situatie zou bevolen zijn. Ik zal
mijn vraag ook concreet daarop toespitsen. Er is
een schril contrast tussen de visie ter plaatse en
deze van de administratie waarbij deze laatste
natuurlijk vreest voor de verzuchtingen van andere
instellingen wanneer men hier toegevingen zou
maken.

Deze problematiek kan echter niet onopgelost
blijven. De situatie ter plaats wordt op een bepaald
ogenblik onhoudbaar. Kan de minister begrip
opbrengen voor dit verschil van visie inzake
personeelsbehoefte? Hoe zal de minister trachten
dit conflict op te lossen? Ik neem aan dat men niet
aanvaardt dat dit conflict zo lang aansleept.
01.02 Minister Marc Verwilghen: Collega
Vandeurzen, met betrekking tot het dossier van de
gevangenissen heb ik altijd geprobeerd een
redelijke positie in te nemen. Ten eerste, bij mijn
aankomst op het departement heb ik vastgesteld
dat deze sector jarenlang werd verwaarloosd. Ik
heb ooit gezegd dat een lijk uit de kast is gevallen
en op een bepaald ogenblik heb ik dan toch
geprobeerd een allesomvattend akkoord te
bereiken.

De prestatiedelers werden herbekeken, voor de
bewaking werden een aantal bijkomende mensen
in dienst genomen, er werd een gemengd kader
17/07/2001
CRIV 50
COM 531
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
tot stand gebracht waardoor men meer kon
rekruteren. Op een bepaald ogenblik heb ik er
zelfs voor geopteerd om tijdelijke krachten te
benoemen zodat het mogelijk werd de
gecumuleerde verlofdagen en ­uren te kunnen
opnemen.

Dit akkoord werd op 15 juni 2000 afgesloten.
Nadien werden wij opnieuw met protestacties
geconfronteerd, waarbij ik redelijkerwijze heb
moeten toegeven dat er terecht opmerkingen
werden gemaakt over de uitvoering van het
akkoord. Het aandeel dat de administratie hierin
had, verliep zeer traag. Ik ben dan
tussengekomen bij de administratie om te
beklemtonen dat het afgesloten akkoord tot in de
details moest worden uitgevoerd.

Daarop werd met de administratie en de
vakbonden over substantiële bijkomende
middelen onderhandeld, vooral inzake personeel.
Deze middelen zijn verdeeld over de
strafinrichtingen rekening houdend met de lokale
behoeften. Dit is volgens mij de enige correcte
manier van handelen.

In Hasselt wordt nu andermaal actie gevoerd. Men
moet echter redelijk blijven. Op basis van de
gegevens waarover ik beschik, blijkt dat er in
Hasselt een overschot op het geplande
personeelsbestand is. Bij aanvang van de
moeilijkheden in de sector bestond het kader in
Hasselt uit 43 tot 44 eenheden. Op dit ogenblik is
er een personeelssterkte van 55 mensen, terwijl
het voltallige personeelsbestand gepland is op 47.
Dat zijn dus 8 mensen meer.

Als hetzelfde zich zou voordoen in de 31 andere
strafinrichtingen en arresthuizen die ons land telt,
wordt dit een onhoudbare situatie. De vakbonden
hebben op enkele langdurig zieken gewezen,
maar met 8 mensen extra moet dit toch op te
vangen zijn.

In Hasselt worden nog vier bijkomende agenten
gevraagd, hoewel er reeds een overschot is. Dit
staat in schril contrast met het tekort dat nog
bestaat in andere instellingen. In Antwerpen
bijvoorbeeld geraken de vacatures op het
toegezegde personeelsbestand niet ingevuld. Op
een bepaald ogenblik is er zelfs een rechtstreekse
machtiging aan de directie van de plaatselijke
gevangenis gegeven om mensen te kunnen in
dienst nemen.

De vier bijkomende agenten voor Hasselt zijn dus
niet verantwoord, noch aanvaardbaar. Wel zijn wij
overeengekomen een studie te laten uitvoeren. De
heer Van Acker, regionaal directeur, zal nagaan
hoe de werkprocessen worden ingevuld. Als op
basis van die resultaten zou blijken dat er
inderdaad een of verscheidene bijkomende
krachten noodzakelijk zijn, zal ik de nodige
beslissingen dienaangaande nemen. Ik zal mij
neerleggen bij het besluit van de audit en
verwacht uiteraard van de vakbonden een
gelijkaardige houding. Donderdag worden de
resultaten van deze interne audit meegedeeld aan
de vakbonden en ik hoop dat de situatie dan
gedeblokkeerd geraakt en het incident gesloten is.
01.03 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor het antwoord.
De resultaten van de interne doorlichting worden
dus donderdag bekendgemaakt. Ik hoop uiteraard
dat u een oplossing voor het conflict kunt vinden.

Enerzijds, ontvang ik signalen waaruit blijkt dat
men het apprecieert dat zoveel inspanningen
worden geleverd; anderzijds, is er de twijfel dat de
afspraken niet kunnen of zullen worden
uitgevoerd. Men verwijst hierbij naar de moeizame
weg die moet worden afgelegd inzake selectie en
indienstneming van personeel.

De situatie in Hasselt is toch wel specifiek omdat
het om een kleine gevangenis gaat.

Als een personeelslid ziek wordt in een kleine
gevangenis, dan voelt men dat meer dan in een
grote instelling. Dat element kan zeker ook
meespelen. Volgens mij zijn de eisen van het
personeel ook niet zo overdreven. Sommige
personeelsleden gaan nu eenmaal met pensioen,
anderen vertrekken. Er rijzen ook vragen bij het
personeel over het aantal gevangenen dat daar
wordt ondergebracht. Via de televisie heb ik
gisteren vernomen dat u daaromtrent al enkele
suggesties hebt geformuleerd.

Mijnheer de minister, laat het duidelijk zijn dat mijn
pleidooi niet partijpolitiek maar wel sociaal
geïnspireerd is. Ik vind dat dit sociale conflict op
een beheersbare manier moet worden opgelost. Ik
hoop dat u begrip kunt opbrengen voor de reële
problematiek waar die mensen mee te maken
krijgen. Ik hoop dat de audit in deze meer
duidelijkheid kan brengen, zodat u adequaat kunt
reageren.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Justitie over "de gevolgen van de
hervorming van de gerechtelijke kantons"
CRIV 50
COM 531
17/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
(nr. 5170)
02 Question de M. Jo Vandeurzen au ministre
de la Justice sur "les conséquences de la
réforme des cantons judiciaires" (n° 5170)
02.01 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijn vraag is heel kort. Op 15 oktober
1999 heb ik de minister een schriftelijke vraag
gesteld, die ik overigens ook al eens aan zijn
voorganger had voorgelegd. Hij had te maken met
de openingsuren van de griffies van de
politierechtbanken, afdelingen Beringen, Sint-
Truiden, Genk en Maaseik. Ik erken dat dit
probleem in feite niet in deze commissie aan bod
had hoeven te komen. De genoemde griffies zijn
alleen in de voormiddag open. Dat schept
problemen voor mensen die op de allerlaatste dag
beroep wensen aan te tekenen. Men zou het een
probleem van klantvriendelijkheid kunnen
noemen.

Ik heb recent een antwoord gekregen van de
minister. Daarin stond dat de minister een
koninklijk besluit voorbereidt om de
inwerkingtreding van de nieuwe gerechtelijke
kantons voor te bereiden. Dat vraagt de wijziging
van een bestaand koninklijk besluit. Bij die
gelegenheid zou ook dit probleem worden
bekeken. Men zou daarover adviezen hebben
ingewonnen en zich nu daarover bezinnen.

Ik durf te hopen dat u, anderhalve maand voor de
inwerkingtreding van de nieuwe regels inzake de
gerechtelijke kantons, toch al hebt vernomen of dit
punctuele probleem kan worden opgelost. U moet
me vergeven dat ik deze vraag stel in deze
commissie, mijnheer de voorzitter, maar ik kon
moeilijk vrede nemen met een antwoord op een
vraag uit 1999, waarin staat dat men het
probleem, anderhalve maand voordat het
koninklijk besluit verschijnt, nog aan het
bestuderen is. Vandaar mijn enige vraag: zullen in
het nieuwe koninklijk besluit de openingsuren van
deze griffies worden aangepast?
02.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, naar aanleiding van de hervorming van
de gerechtelijke kantons, krachtens de wet van 25
maart 1999 die op 1 september in werking zal
treden, was het noodzakelijk om het koninklijk
besluit van 19 september 1979 te herzien. Dat
laatste gaat over de vaststelling van de dagen en
uren waarop de griffies van de hoven en de
rechtbanken open zijn. Daarvoor moet een
speciale procedure worden opgestart.

Er wordt advies ingewonnen bij de rechterlijke
overheden en op grond van dat advies wordt
overwogen om de huidige toestand, met
betrekking tot de afdelingen te Genk en Maaseik
van de politierechtbank van Tongeren te wijzigen
maar niet de toestand in de afdelingen te Beringen
en Sint-Truiden van de politierechtbank van
Hasselt. De rechterlijke overheden zijn van
mening dat de griffies van de afdelingen Genk en
Maaseik met ingang van 1 september 2001
toegankelijk kunnen zijn voor het publiek van 8.30
uur tot 12.30 uur en van 13.30 uur tot 16.00 uur.
Diezelfde rechterlijke overheden zijn daarentegen
van mening dat het openhouden in de namiddag
van de griffies van de afdelingen Beringen en Sint-
Truiden zich niet opdringt, rekening houdend met
het geringe aantal behandelde zaken enerzijds en
met de actuele beperkte personeelstoestand van
die politierechtbank anderzijds. Vandaar dat het
voorontwerp van koninklijk besluit voorziet om
enkel de opening van de griffies van die laatste
afdelingen in de voormiddag van 8.30 uur tot
12.30 uur te weerhouden.

Ofwel wint men een advies in en volgt men dat op,
ofwel doet men dat niet. Ik heb het in dit geval wel
degelijk opgevolgd, omdat het advies gemotiveerd
was en die motivering mij redelijk leek.
02.03 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik heb
er alle respect voor dat u de adviezen opvolgt,
maar ik vraag me af of het advies van de klant,
van de rechtsonderhorige wordt gevraagd.
Uniformiteit in de openingsuren van de griffies,
waar men moet zijn om bepaalde akten tijdig te
kunnen stellen, lijkt mij voor het hele land een
prioriteit op gebied van klantvriendelijkheid. Ik
begrijp de adviezen en de reactie niet dat het op
twee plaatsen zo is en in de rest van de provincie
anders. Voor mij is het contradictorisch dat - als er
weinig zaken zijn, - het een probleem is het open
te houden met beperkte personeelseffectieven.
Maar uiteraard is het uw verantwoordelijkheid.
02.04 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, rechterlijke overheden brengen hun
advies niet zomaar uit. Zij consulteren ook balies
wier stem in het uitgebrachte advies te horen is.
Hoe moet men de rechtsonderhorige er anders bij
betrekken?

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Justitie over "het elektronisch
toezicht" (nr. 5177)
03 Question de M. Yves Leterme au ministre de
la Justice sur "le contrôle électronique"
17/07/2001
CRIV 50
COM 531
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
(n° 5177)
03.01 Yves Leterme (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, via het
elektronisch toezicht wordt geprobeerd de
overbevolking van de gevangenissen tegen te
gaan en wij kunnen dit objectief delen. Voor de
praktische organisatie van dit elektronisch toezicht
moet een gedetineerde het bewijs kunnen leveren
van een vaste aansluiting op de verblijfplaats. Wij
begrijpen dat een gsm-aansluiting onvoldoende is,
hoewel met de huidige doorverbindingtechnieken
vragen kunnen worden gesteld over de sluitende
garanties dienaangaande.

Tijdens de hoorzitting rond de concrete
implementatie van de maatregel ­ onder meer in
de ministeriële omzendbrief van 13 oktober 2000
­ bleek dat men voor de technische
ondersteuning van dit project via een openbare
uitbesteding is terechtgekomen bij Belgacom Alert
Services. Als onderaannemer staat Belgacom in
voor de communicatie tussen gedetineerden en
wie hen centraal opvolgt. Nu blijkt dat
gedetineerden met Telenet- of andere aansluiting
niet in aanmerking komen voor elektronisch
toezicht omdat Belgacom Alert Services
uitsluitend werkt via het moederbedrijf Belgacom.

Welnu, ik vind het gebruik van dit criterium
verkeerd, want het jaagt de mensen op kosten om
zich een nieuwe aansluiting aan te schaffen.
Mijnheer de minister, bent u ervan op de hoogte
dat enkel gedetineerden met een Belgacom-
aansluiting in aanmerking komen voor het
elektronisch toezicht? Welke initiatieven zult u
nemen om dit probleem aan te pakken of te
verhelpen?
03.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, collega Leterme, het project
elektronisch toezicht is in de vorige legislatuur
opgestart en ik denk dat het een goed project is.
Zoals vaak het geval is moet men evenwel eerst
de kinderziekten leren kennen en wat u vandaag
signaleert is daar een voorbeeld van. De
administratie heeft mij inderdaad bevestigd dat
wegens technische redenen voorlopig uitsluitend
veroordeelden met aansluiting bij Belgacom onder
elektronisch toezicht kunnen worden geplaatst. De
communicatie tussen de server van het Nationaal
Centrum voor Elektronisch Toezicht en de box in
de verblijfplaats van de onder elektronisch toezicht
gestelde worden aangemeld bij een
veiligheidsplatform, een bijkomende
veiligheidsgarantie die momenteel enkel door de
diensten van Belgacom wordt aangehouden.
Ik heb de Administratie dan ook onmiddellijk
opdracht gegeven om dit probleem in
samenwerking met Belgacom Alert Services op te
lossen. Er wordt zowel aan een oplossing op korte
als op lange termijn gewerkt. Op korte termijn,
binnen een periode van vijftien dagen, zal voor de
veroordeelden met een telefoonaansluiting bij
Telenet of een andere operator een directe
verbinding tussen de box en de server van het
Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht tot
stand worden gebracht met voldoende
veiligheidsgaranties. Zo kunnen zij onder
elektronisch toezicht worden geplaatst. Op
langere termijn zal het huidige veiligheidsplatform
worden vervangen door een ander
veiligheidsplatform zodat elke communicatie
tussen de box en de server kan worden
aangemeld onafhankelijk van de telefoon-
maatschappij, welke ook de betrokken operator is.
Dat is een absolute must. In die context is uw
vraag pertinent en verdient ze op korte termijn een
antwoord.
03.03 Yves Leterme (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister uiteraard voor zijn
antwoord, niet alleen hier in de commissie maar
ook voor de instructies die onmiddellijk gegeven
zijn om het probleem op te lossen. Dat maakt
uiteraard niet het voorwerp uit van deze vraag.
Wellicht kunnen we echter op het gepaste tijdstip
kennis nemen van de evaluatie van de technische
garanties die geboden worden om ervoor te
zorgen dat niet via alle
doorschakelingsmogelijkheden die er nu zijn het
objectief zelf van het elektronisch toezicht wordt
ondergraven. Ik kamen mij wel inbeelden dat
Belgacom Alert Services voorlopig over de nodige
technische instrumenten beschikt om misbruik
tegen te gaan. Het lijkt mij echter niet uitgesloten
dat er in de toekomst methodes gevonden worden
om de indruk te geven dat men thuis naast de
telefoon zit terwijl men in feite op een andere
plaats is. Dit kan echter het voorwerp uitmaken
van een volgende mondelinge vraag of een
element vormen van de evaluatie in deze
commissie.

De voorzitter: De leden van deze commissie
zouden zich misschien kunnen onderwerpen aan
dit soort experimenten. Ik meen echter dat ze dan
thuis zullen moeten uitleggen waar ze dan wel
waren. Ik spreek voor mezelf, mijnheer Leterme,
ik viseer niemand.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Vraag van de heer Peter Vanvelthoven aan
CRIV 50
COM 531
17/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
de minister van Justitie over "het verbod om bij
diefstal met braak een gsm te lokaliseren"
(nr. 5179)
04 Question de M. Peter Vanvelthoven au
ministre de la Justice sur "l'interdiction de
localiser un gsm en cas de vol avec effraction"
(n° 5179)
04.01 Peter Vanvelthoven (SP): Mijnheer de
minister, ik heb dit weekend met verbazing kennis
genomen van een merkwaardig verhaal in de
krant dat ik bij u wil checken. Wat deed zich voor?
Een eigenaar van een splinternieuwe Mercedes
werd geconfronteerd met de diefstal van zijn
wagen. Hij verwittigde de politie en hij meende dat
hij de oplossing in handen had omdat er blijkbaar
twee gsm's in zijn voertuig lagen. Hij meldde dat
aan de politie omdat hij wist dat het voertuig aan
de hand van de gsm's kon worden gelokaliseerd.
De politieagenten deelden echter mee dat zij dat
niet zouden voorleggen aan de procureur omdat
die dat stelselmatig zou afwijzen. Mobistar
bevestigt trouwens dat de gsm's via hen
desgevallend kunnen worden gelokaliseerd. Het
Leuvens parket zou de mening toegedaan zijn dat
de wet dat verbiedt. Bij diefstal met braak zou de
wet verbieden dat men een gsm lokaliseert tenzij
er geweld aan te pas komt. Dit leek mij een zeer
merkwaardig verhaal. Mijnheer de minister, klopt
het dat de wet dit verbiedt? Als dat zo is, zou het
dan niet nuttig zijn om eens na te gaan of we geen
mogelijkheid moeten scheppen in de wet om het
lokaliseren van gestolen voertuigen via gsm
mogelijk te maken? Als de wet dat niet verbiedt,
waar komt zo'n verhaal dan vandaan en wat is de
verklaring van het Leuvens parket aan de
journalisten dan waard? Het gaat dus eigenlijk om
een vraag om verduidelijking in deze materie.
04.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, mijnheer Vanvelthoven, ik denk dat het
artikel in kwestie in de krant bij menig burger de
wenkbrauwen heeft doen fronsen want het komt
onbegrijpelijk voor dat wanneer er een technisch
middel is om een lokalisatie van een misdrijf
mogelijk te maken, dat niet onmiddellijk kan
worden geëxploiteerd. Soms evenwel is de wet
hard. De lokalisatie van telecommunicatie is
wettelijk geregeld door artikel 88bis van het
Wetboek van Strafvordering. Dit artikel bepaalt dat
de oorsprong en de bestemming van de
telecommunicatie kan worden gelokaliseerd, maar
dat dit enkel kan op vordering van een
onderzoeksrechter. De onderzoeksrechter heeft
dan de mogelijkheid om indien nodig de
medewerking van een operator, van een
telecommunicatienetwerk of een verlener van een
communicatiedienst te vorderen. Het artikel
situeert zich in het gerechtelijk onderzoek, in dit
dossier moet er dus een onderzoeksrechter
worden aangesteld.

Het parket kan die maatregelen slechts vorderen
voor strafbare feiten die opgesomd zijn in artikel
90ter § 2, 3 en 4 - hiermee wordt de aftapwet in
het Wetboek van Strafvordering omgezet - en
enkel kan het parket dat in geval van betrapping
op heterdaad. Zelfs in dat geval moet de
maatregel binnen de 24 uur bevestigd worden
door de onderzoeksrechter. De wetgever - u of
een uwer voorgangers - hebben het zo gewild.

Diefstal met braak is niet opgenomen in de lijst
van artikel 90ter. Slechts de artikels 470, 471 en
472 zijn erin opgenomen en deze artikelen
behandelen de diefstal met geweld of bedreiging.
Dat wil zeggen dat ook bij betrapping op
heterdaad het parket niet bevoegd is om de
lokalisatie te vorderen, in de gevallen van diefstal
met braak. Voor deze gevallen moet dus een
onderzoeksrechter aangesteld worden die
uitsluitend bevoegd is om deze maatregel te
vorderen. Het verhaal zal bij velen de
wenkbrauwen hebben doen fronsen.

Slechts één conclusie dringt zich op: er kan een
aanpassing van deze wet komen en er bestaat
een meerderheid om dat goedgekeurd te krijgen.
04.03 Peter Vanvelthoven (SP): Mijnheer de
voorzitter, ik denk dat het inderdaad aangewezen
is dat de commissie onderzoekt of een
aanpassing van de wet terzake nodig is en of
zulks opweegt tegen de argumenten die destijds
werden gehanteerd om een dergelijk "verbod" in te
schrijven. We zullen dus misschien met een
initiatief moeten komen.
04.04 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, deze namiddag zal in plenaire
vergadering het wetsontwerp over de telefoontap
worden besproken. De wet wordt uitgebreid,
waarbij zowel actieve als passieve corruptie ook in
de telefoontap kan worden opgenomen. Als wij
snel zijn, kan het een gedroomde gelegenheid zijn
om ook dit in overweging te nemen.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Samengevoegde vragen van
- de heer Tony Van Parys aan de minister van
Justitie over "het ontnemen van het vertrouwen
door de voorzitter van de PS aan de minister
van Justitie" (nr. 5181)
- de heer Greet Bourgeois aan de minister van
17/07/2001
CRIV 50
COM 531
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
Justitie over "de spijtoptantenregeling"
(nr. 5200)
- de heer Gerolf Annemans aan de minister van
Justitie over "de uitlatingen van Elio Di Rupo"
(nr. 5201)
05 Questions jointes de
- M. Tony Van Parys au ministre de la Justice
sur "le retrait de sa confiance au ministre de la
Justice par le président du PS" (n° 5181)
- M. Geert Bourgeois au ministre de la Justice
sur "le régime des repentis" (n° 5200)
- M. Gerolf Annemans au ministre de la Justice
sur "les déclarations de Elio Di Rupo" (n° 5201)
05.01 Tony Van Parys (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, ik moet zeggen
dat ik gehoopt had dat het een rustige week zou
zijn voor Justitie. Dat zou ons hebben toegelaten
om even ondergedompeld te worden in de sfeer
van de Gentse Feesten. Maar helaas, Elio Di
Rupo heeft er anders over beslist. Wij hebben in
de weekendpers het verhaal van Elio Di Rupo
gelezen, een verhaal dat striemend, blamerend,
denigrerend, ridiculiserend, tergend en beledigend
is. Maar wat meer is dan de stijl en de wijze
waarop en het nooit geziene ten aanzien van een
zittend minister in de hoofde van een
partijvoorzitter, mijnheer de minister, is de
vaststelling dat het regeringsbeleid inzake de
criminaliteitsbestrijding op een aantal heel cruciale
punten muurvast zit. Dit is het onderwerp van mijn
vraag.

De strijd tegen de georganiseerde criminaliteit zit
muurvast. Er is de fundamentele discussie over
het al dan niet gebruiken van spijtoptanten. De
eerste minister heeft gezegd dat de oprisping van
de heer Di Rupo een element van overspanning
zou zijn op het einde van een lang werkjaar. We
hebben eerder de indruk dat het om een
chronisch vermoeidheidssyndroom gaat, in die zin
dat deze oprispingen geregeld terugkomen en dat
­ en dit was nieuw in de verklaringen van de
voorzitter van PS ­ de discussie over de
spijtoptanten een fundamentele discussie is. In
het interview zegt hij dat er bij de vorming van de
regering, bij het tot stand komen van het
regeerakkoord, was afgesproken dat er geen
regeling inzake spijtoptanten zou komen. Volgens
Di Rupo wist Marc Verwilghen dit en hij moet dan
ook niet over zeuren. Hij wist dat het er niet kwam.
Dat is radicaal in tegenstelling met wat de minister
van Justitie heeft gezegd, met name dat er een
aanbeveling was van alle parlementaire
onderzoekscommissies en dat deze regeling er
moest komen.

Mijnheer de minister, het wordt tijd dat u terzake
heel duidelijk bent. Wat is er afgesproken in het
regeerakkoord? Was een regeling inzake
spijtoptanten inderdaad een element van het
regeerakkoord of was het zo dat op dat ogenblik
was afgesproken dat die regeling er niet zou
komen?

Ik vind dat u nu de keuze moet maken, een keuze
met betrekking tot de strijd tegen de
georganiseerde criminaliteit. Daarom hebben wij
samen met de Volksunie een wetsvoorstel
ingediend, houdende een wettelijke regeling voor
de spijtoptanten. Wij vragen u heel uitdrukkelijk of
u akkoord gaat met de spoedbehandeling van het
wetsvoorstel van de CVP en de Volksunie, en om
op die manier de situatie van de blokkering weg te
halen, zodat een wettelijke regeling inzake de
spijtoptanten kan worden bereikt.

Een eerste vraag is hoe wij de situatie kunnen
deblokkeren ten aanzien van het probleem van de
spijtoptanten. Er blijkt in het interview met de heer
Di Rupo nog een ander probleem te bestaan, dat
mij al evenzeer verontrust. Er is immers ook een
fundamentele tegenstelling tussen de minister van
Justitie en de PS inzake de strijd tegen de
financiële en economische fraude en inzake de
hervorming van het openbaar ministerie. De
voorzitter van de PS zegt immers heel expliciet
dat het voorstel om een financieel-economisch
auditoraat op te richten, dat bevoegd zou zijn voor
de strijd tegen de financiële en economische
fraude, stuit op verzet van de minister van Justitie.
Op die manier komt de ganse hervorming ­
verticalisatie en horizontalisatie van het openbaar
ministerie ­ in het gedrang.

Hoe dan ook, er is vandaag de vaststelling dat
twee jaar na datum wij nog steeds niet over een
ontwerp of een voorstel beschikken, houdende de
reorganisatie van het openbaar ministerie en de
reorganisatie van de auditoraten. Hierdoor krijgen
wij, onder meer op basis van de vaststellingen van
de verklaringen van de heer Di Rupo, het
vermoeden dat inzake de hervorming van het
openbaar ministerie en de strijd tegen de
financiële en economische fraude, de onenigheid
binnen de regering zo groot is dat wij niet vooruit
kunnen en dat het regeringsbeleid inzake deze
belangrijke materie eveneens is geblokkeerd.

Ik wil u ook zeggen ­ en dit is de "oranje" draad in
mijn betoog ­ dat wij met de CVP-fractie bereid
blijven om de Octopuswetten mee te helpen
uitvoeren. Inzake de verticalisatie, de
hervormingen van de auditoraten, zult u in de CVP
een bondgenoot vinden om de zaak te
deblokkeren. Wij bieden u zonder meer het
CRIV 50
COM 531
17/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
alternatief aan ten opzichte van de oekazes van
de voorzitter van de PS. Nu is er blijkbaar ook op
een ander belangrijk punt inzake de
criminaliteitsbestrijding fundamentele onenigheid
binnen de regering, met name inzake de
bestrijding van de jeugdcriminaliteit.

Wat blijkt? De minister van Justitie heeft gisteren
een persbriefing georganiseerd waaruit blijkt dat
er vijf gesloten instellingen voor jongeren zouden
komen. Wij vonden dit een positieve evolutie
omdat op deze manier het probleem leek opgelost
te worden en wij tot een akkoord zouden kunnen
komen op basis van het wetsvoorstel dat wij deze
namiddag zullen bespreken en waardoor wij
effectief een antwoord kunnen bieden op de
jeugdcriminaliteit. Wat gebeurde er echter?
Precies vandaag lezen we in Le Soir dat de
Franstalige partijen zich zonder meer uitdrukkelijk
verzetten tegen de oprichting van gesloten
instellingen voor jongeren, waardoor er binnen de
regering, met name tussen de minister van Justitie
en de PS en Ecolo, onmiddellijk een blokkage
ontstaat. Ik geloof dat de PRL in deze materie
geen bezwaren heeft. De regering is dus opnieuw
geblokkeerd en we kunnen niet vooruit inzake de
jeugdcriminaliteit en inzake de initiatieven die
noodzakelijk zijn om de jeugdcriminaliteit aan te
pakken.

Mijnheer de minister, wij wensen u dan ook
nogmaals te wijzen op de mogelijkheid die wij u
bieden om via de resolutie en het wetsvoorstel die
wij hebben ingediend de klip van de Franstaligen
in het algemeen en van Di Rupo in het bijzonder te
omzeilen. De conclusie kan enkel zijn dat het
volledige regeringsbeleid inzake de criminaliteits-
bestrijding vastzit.

Ik som even op. De strijd tegen de
straatscriminaliteit en het hooliganisme winnen wij
niet, omwille van het feit dat het snelrecht zelfs
niet meer wordt toegepast. In de strijd tegen de
jeugdcriminaliteit slaagt de regering er niet in een
oplossing te bieden en ik verwijs hierbij naar de
onenigheid inzake de gesloten instellingen. Inzake
de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit is er
onenigheid tussen Di Rupo en de minister van
Justitie inzake de spijtoptanten en de bijzondere
opsporingstechnieken. Wederom een obstakel.
Betreffende de strijd tegen de economische en
financiële criminaliteit is er geen akkoord. Er is
geen akkoord over de financieel-economische
audit zoals dat was voorzien. Er is geen akkoord
over de hervorming van het openbaar ministerie.
Vandaag is er noch een ingediend wetsvoorstel
noch een ingediend wetsontwerp. Ten slotte
stellen wij ook vast dat inzake de mensenhandel
de nationaliteitswetgeving en
regularisatiewetgeving wordt misbruikt door
mensenhandelaars.

Dit is de huidige situatie inzake het
veiligheidsbeleid en het beleid inzake de strijd
tegen de criminaliteit. Men kan spreken van een
totale blokkering omwille van onenigheid tussen
de minister van Justitie en voornamelijk de PS en
de voorzitter van de PS.

Dit doet zich voor op een cruciaal moment in de
legislatuur. Wij zijn vandaag precies halverwege
de legislatuur, twee jaar nadat deze regering is
aangetreden. Enkele dagen geleden is het
Belgisch voorzitterschap van de EU gestart. Er zijn
afspraken gemaakt dat er op het vlak van
wetsontwerpen en -voorstellen voor Justitie tijdens
de volgende zes maanden tijd moet gemaakt
worden voor het Europees voorzitterschap. Dit
houdt in dat al deze obstakels inzake het
justitiebeleid zullen moeten worden opgelost
tijdens het laatste anderhalf jaar van de
legislatuur. Wij weten allemaal dat de laatste
maanden van een legislatuur zeer moeilijk zijn
omdat op dat ogenblik iedereen reeds stellingen
inneemt omwille van electorale belangen. Wij
hebben dus welgeteld nog één jaar om een
antwoord te bieden op de problemen inzake
georganiseerde criminaliteit, jeugdcriminaliteit,
financiële en economische criminaliteit en inzake
de mensenhandel. De vraag is nu hoe de regering
erin zal slagen deze klus te klaren. Ik wil de
minister van Justitie uitdrukkelijk vragen om
vandaag een keuze te maken. Ofwel kiest u
ervoor om het obstakel dat werd opgeworpen door
Di Rupo uit de weg te ruimen. U hebt zelfs niet
gereageerd op de beledigende verklaringen. Ik
hoop dat u vandaag wel een vuist kan en wil
maken.

Ofwel laat u Elio Di Rupo links liggen en kiest u
voor het enige alternatief, met name de heel
concrete en uitgewerkte voorstellen die de CVP
inzake al deze materies heeft ingediend. Wij zijn
en blijven bereid u dit alternatief te bieden. U dient
dan wel de keuze te maken: ofwel kiest u ervoor
om deze beleidsdomeinen en de strijd tegen te
criminaliteit aan te pakken, daarin te slagen en
naar de burger een positieve boodschap uit te
dragen, ofwel kiest u voor de blokkering zoals
deze momenteel door Di Rupo wordt
georganiseerd. Niets doen komt neer op Di Rupo
gelijk geven. Dan komen er geen spijtoptanten,
komt er geen hervorming van het openbaar
ministerie, komen er geen gesloten instellingen
voor jongeren en komt er geen efficiënt beleid in
de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit en
17/07/2001
CRIV 50
COM 531
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
tegen de mensenhandel. Vandaag vragen wij u
daaromtrent duidelijkheid. Wij zeggen u nog eens
dat wij bereid zijn u het alternatief te bieden, maar
dan moet u vandaag een heel duidelijk signaal
geven dat u bereid bent om tegen Di Rupo in te
gaan en tegen de voorzitter van de PS een vuist te
maken. Tot zover, mijnheer de voorzitter, mijn
vragen en bedenkingen naar aanleiding van de
uitlatingen van de voorzitter van de PS.
05.02 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, de voorzitter van
de PS zegt dat hij van Vlaanderen houdt maar niet
van u. Ik weet niet of u daar wakker van ligt. In elk
geval kunnen wij er niet omheen dat hij u niet
alleen niet graag ziet maar dat hij u ook
voortdurend beledigt. Ik heb nog even zijn
opsomming over het veiligheidsplan opgezocht:
"eenzijdig repressief, shockerend, surrealistisch,
poujadistisch, een vervroegde aprilgrap, flirten met
vreemdelingenhaat" en ten slotte "neoliberaal".
Erger kan bijna niet, mijnheer de minister. Nu
noemt hij u een verwend klein kind, want u hebt al
wat speelgoed gekregen maar niet genoeg en u
bent bovendien een leugenaar.

Het was bij de PS een tijdje stil rond de
criminaliteitsbestrijding, maar ik heb de indruk dat
nu de Lambermont-buit binnen is, men weer volop
assertief in de aanval gaat. Die boosdoener
Verwilghen uit het noorden van het land moet
blijkbaar gecounterd worden. Ik kan nog enigszins
begrip opbrengen voor het feit dat u niet reageert
op die aantijgingen, dat u zich er persoonlijk
boven plaatst daar ze dermate lasterlijk,
beledigend en laag bij de grond zijn. Ik heb echter
geen begrip als u beleidsmatig niet reageert, als u
geen reactie hebt op de essentie van de zaak. Wij
hebben de premier reeds gehoord en de premier
maakt zoals gewoonlijk een zeer grote bocht en
spreekt namens de regering zonder iets te
zeggen. Hij beweert de baas te zijn, maar hij fluit
Di Rupo niet terug en zegt vooral niets
inhoudelijks. Di Rupo zegt op zijn beurt dat er bij
de regeringsvorming heel duidelijk een veto werd
geformuleerd tegen de spijtoptantenregeling. Ik
heb het regeerakkoord nog eens nagelezen. Het
is mij eigenlijk niet zo heel duidelijk wat daar
instaat. Ik heb wel nog eens het veiligheidsplan
gelezen: er staat nog eens in dat de vorige
meerderheid er niet in geslaagd is dit goed te
keuren en overigens staat er eigenlijk enkel in dat
het een juridisch-technisch ingewikkeld ontwerp is
dat een grondige studie vergt en dat moet worden
getoetst aan de Europese ontwikkelingen in dit
domein. Wij komen nu tot de essentie van de
zaak. Di Rupo en de gehele PS vallen u aan en
beweren dat er geen beleid is tegen de
georganiseerde criminaliteit, dat de maffia moet
aangepakt worden. Verwilghen heeft zogezegd al
speelgoed genoeg terwijl Di Rupo heel goed weet
dat dit niet zo is. Collega Van Parys heeft dit nog
eens aangetoond. De heer Van Cauwenberghe
noemt Charleroi een rampgebied dat tot
noodgebied zou moeten worden uitgeroepen. De
criminaliteit stijgt hem er boven het hoofd.
Charleroi zou hét centrum van carjacking zijn. Het
noodlot en cynische toeval wou dat de heer Van
Cauwenberghe kort na zijn uitspraak zelf het
slachtoffer werd van carjacking. De
veiligheidsadviseur van de premier heeft er ook
zelf een artikel over geschreven: "De Waalse
minister president Jean-Claude Van
Cauwenberghe luidde enkele weken geleden de
alarmklok. Hij omschreef Charleroi als een
rampgebied op het vlak van criminaliteit. Zijn
stelling werd volmondig bijgetreden door de
justitie- en politieverantwoordelijken."

"Wie in dit land enige belangstelling opbrengt voor
criminaliteitsfenomenen weet al lang dat Charleroi
de afgelopen 10 jaar uitgegroeid is tot de spil van
een aantal criminele fenomenen." Zo gaat hij
voort.

Wij komen tot de kern van de zaak als hij over het
beleid zegt:"Charleroi is een rampgebied, er moet
opgetreden worden, ..." terwijl de middelen om
hiertegen te strijden u ontnomen worden.

Het wetsontwerp over de anonieme getuigen dat
binnenkort in de Kamer zal worden goedgekeurd,
is slechts een schuchtere stap. De regelgeving
wordt dermate ingewikkeld gemaakt en is dermate
gereduceerd dat er in de praktijk moeilijk mee te
werken zal zijn. De vraag is of u op dit
scharniermoment ­ wij zijn halverwege de
legislatuur - een krachtig signaal zult geven dat er
effectief werk zal worden gemaakt van de aanpak
van de georganiseerde criminaliteit.

Graag vernam ik de stand van zaken. Ik heb
begrepen dat het ontwerp in een sterk
gereduceerde vorm en beperkt tot twee soorten
criminaliteit door de interkabinettenwerkgroepen is
gesukkeld, maar dat het in de Ministerraad op het
veto van de heer Di Rupo is gebotst.

De vraag is wat in het regeerakkoord over deze
aangelegenheid is opgenomen en wat de wil is
van de regering. Is het juist dat de heer Di Rupo
van bij het begin neen heeft gezegd? In het
veiligheidsplan staat dat heel vaag omschreven.

Tenslotte is er het fameuze arbeidsauditoraat.
Volgens de heer Di Rupo bent u degene die dit
CRIV 50
COM 531
17/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
economisch, financieel en sociaal auditoraat
tegenhoudt. De verbazing is de wereld nog niet
uit. Ik herinner mij heel goed de Octopus-
besprekingen en weet van wie toen de oppositie
kwam tegen de omvorming van het
arbeidsauditoraat tot een afdeling - het staat zo in
artikel 152 van het gerechtelijk wetboek - van het
parket gespecialiseerd in economische, financiële
en sociale criminaliteit en zaken. Hierdoor zou het
parket inderdaad efficiënt en met een doorbreking
van de vakjes ­ economisch, financieel en sociaal
- de maffia die zich in de bedrijven heeft genesteld
kunnen aanpakken. Toen was het de PS die
dwarslag. Uiteindelijk is het in de tekst
opgenomen in een afgezwakte vorm.

U was, zoals wij eveneens, een voorstander van
één arrondissementsrechtbank en één parket
waardoor een bevoegdheidsoverschrijdende en
efficiënte aanpak mogelijk is. Hoe zit dat nu? Als
de heer Di Rupo nu ongegeneerd zegt dat hij al
lang pleit voor een auditoraat van de
ondernemingen, is dit dan Kafka in het kwadraat?

Bent u veranderd of moeten wij dit bekijken in het
kader van de uitspraak van Van Cauwenberghe
dat Charleroi een rampgebied is waartegen moet
worden gestreden, terwijl als het er echt op
aankomt men niets doet en blokkeert?
05.03 Gerolf Annemans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, ik dank u dat u mijn vraag
aan dit debat hebt willen toevoegen. Ik heb mij
hierbij met een beetje schroom en enigszins
schoorvoetend aangesloten. Het was en is mijn
bedoeling om de eerste minister hierover te
ondervragen. Ik behoud mij dat recht voor. Dat is
reglementair. Het probleem zit niet zozeer bij
minister Verwilghen dan wel bij premier
Verhofstadt en bij het model Verhofstadt-PS en de
wijze waarop dat werkt of niet werkt.

Dit interview is het topje van een ijsberg, want in
feite gaat het hier niet over de spijtoptanten - ik
laat in het midden of de PS voor haar eigen
zaakjes geen regeling inzake spijtoptanten zou
willen - maar over het justitiële- en
veiligheidsbeleid in zijn geheel. Ik sluit mij aan bij
de collega's Bourgeois en Van Parys dat de
regeling inzake drugs helemaal vast zit en dat
erover geen duidelijkheid komt.

Ook inzake het budget van justitie heeft Minister
Verwilghen meermaals moeten ondervinden dat
de PS hem de vleugels kortknipt. Dit probleem is
eigenlijk niet het probleem van minister
Verwilghen maar het probleem van premier
Verhofstadt en van de paarsgroene constructie.
De VLD had de verkiezingen gewonnen op basis
van een radicaal veiligheidsprogramma, het
veiligheidsplan, het V-plan of het Verwilghen-plan.

Er bestaat een enorm contrast tussen dat
veiligheidsplan en wat er sinds het aantreden van
de paars-groene coalitie van terecht is gekomen:
namelijk bijna niets. In dit interview wordt de
blokkering van de situatie volledig bevestigd en
geconsacreerd. Dat is de kern van de zaak.

In het Parlement kan de CVP minister Verwilghen
natuurlijk een wisselmeerderheid aanbieden, maar
dat is allemaal een beetje lulkoek. De zaak zit
muurvast en niemand weet hoe ze weer los kan
komen. Het is natuurlijk al de zoveelste keer dat
De heer Di Rupo een operatie "beschadiging
Verwilghen" opzet, maar Di Rupo is natuurlijk
geen uil. Men kan de zaak misschien
minimaliseren, zoals de eerste minister doet als hij
zegt dat Di Rupo aan vakantie toe is. Men kan op
basis van het interview misschien nog vermoeden
dat Di Rupo een beetje zwakzinnig begint te
worden. Men kan hem eventueel, zoals de VLD-
jongeren doen, een "douteuze persoon" noemen.
Wie tegen dergelijke technieken is bewijst dat de
PS nog niet ontdaan werd van haar ongedierte. Ik
laat het aan de vertaaldiensten over om dat voor
de heer Giet te vertalen. Ik vind persoonlijk ook
dat de heer Di Rupo in het interview een vrij
zwakzinnige indruk maakt, vooral als hij het
Vlaams Blok ervan beschuldigt dat wij nu het
bestaan van gaskamers ontkennen en dat wij ze
morgen gaan bouwen. Als ik dat hoor, dan denk ik
ook dat die man een beetje oververhit is geraakt.
Overigens, mijnheer de minister, minimaliseert hij
hier op een onwettelijke manier de holocaust. Ik
ga dat even laten onderzoeken door onze
juridische dienst. Dit alles echter geheel terzijde.

Essentieel blijft dat die man een vakman is die
weet wat hij zegt en die ernstig moet worden
genomen. Hij weet precies welk effect hij wil
bereiken met dit interview en dat is een
blokkeringeffect. Hij heeft niet geëist, zelfs niet
gehoopt dat minister Verwilghen ontslag zou
nemen. Hij weet echter wel zeer goed dat zijn
aanval doel heeft getroffen: het is afgelopen met
de criminaliteitsbestrijding. Het is afgelopen met
het grote witte-ridderschap en de hervorming van
Justitie. Dit is de begrafenis van dat hele gedoe.
Natuurlijk gloort daar aan de horizon de CVP die
de VLD een wisselmeerderheid gaat bezorgen.
Laten wij elkaar niks wijsmaken. Het is gedaan
met de criminaliteitsbestrijding. Het is gedaan met
alle hervormingen en het is ook gedaan met het
veiligheidsbeleid van de VLD in de regering. Dat is
wat Di Rupo met dit interview, dat op het eerste
17/07/2001
CRIV 50
COM 531
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
gezicht misschien wat ludiek of zwakzinnig lijkt,
heeft bereikt. De Parti Socialiste heeft deze
regering stilgelegd.

Ik wil uiteraard nog verder deelnemen aan dit
debat, want ik ben benieuwd welke deus ex
machina de heer Verwilghen nu weer uit zijn hoed
zal toveren om bepaalde zaken voor mekaar te
krijgen. Eigenlijk is dit vooral het probleem van
eerste minister Verhofstadt. Mijn analyse wordt
immers bevestigd door het pijnlijke stilzwijgen van
Verhofstadt en de VLD over deze zaak. Er
kwamen wel een paar moedige reacties van onze
goede vriend en collega de heer Coveliers en ook
van de VLD-jongeren. Guy Verhofstadt heeft er
zich echter met een grapje vanaf gemaakt. Zelfs
partijvoorzitter De Gucht, die anders nooit om een
krasse uitspraak verlegen zit, heeft nu niets van
zich laten horen. Dat heeft niet alleen te maken
met de in Dendermonde ontstane vijandschap
tussen De Gucht en Verwilghen. Dat heeft
rechtstreeks te maken met het feit dat de VLD ook
niet wil dat Verwilghen in deze zaak onmiddellijk
een PS-confrontatie kan aangaan en onmiddellijk
aan de PS kan laten voelen dat de grootste
regeringspartij erop staat en eist dat er een
veiligheidsbeleid tot stand kan komen. Hier is dus
iets ernstigs aan de hand.

Indien men zou veronderstellen dat er nog iets
aan te doen is: wij zitten al met twee justities, twee
sociale zekerheden en dus in feite met een
gesplitst land. Inzake justitie zijn de twee visies nu
meer dan ooit mijlenver van elkaar verwijderd en
is de kloof groter dan ooit, zo groot zelfs dat er
niet meer geregeerd kan worden. Di Rupo houdt
naar eigen zeggen van Vlaanderen. Dat zal dan
wel het Vlaanderen van Verhofstadt en Dewael
zijn, de mensen waarmee hij de miljarden van de
NMBS kan versassen zonder dat er nog een
Vlaming durft te denken aan wat hij allemaal
verliest. Ik neem aan dat de heer Di Rupo heel
intens houdt van het soort Vlamingen waarmee
men allerlei deals kan sluiten. Van het Vlaanderen
van Verwilghen, die een mandaat kreeg om het
veiligheidsbeleid op te starten, houdt Di Rupo
echter niet. Het gaat om twee justities
en twee veiligheidsbeleiden
met
twee
veiligheidsconcepten. De tegenstelling is
ontegensprekelijk zo fundamenteel van politieke
aard dat het eigenlijk geen debat is voor de
commissie voor de Justitie. Het is misschien
enigszins paradoxaal dat ik een vraag stel aan de
minister waarop ik geen antwoord verwacht. Ik
verwacht trouwens ook niet anders dan dat de
minister van Justitie zegt dat hij vastzit, tenzij hij
de wisselmeerderheid van de heer Van Parys zou
aanvaarden. Hij zal ongetwijfeld verder ontwerpen
opstellen en ze hier binnen brengen. Hij kan ze
dan verder laten mutileren door de PS die ze
amendeert zoals dat voor de anonieme getuigen
het geval was. Een veiligheidsbeleid zoals de VLD
dat aan haar kiezers heeft beloofd, ook in
Antwerpen, is volgens mij door het interview met
de heer Di Rupo totaal begraven.
05.04 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, mijnheer Van Parys, mijnheer
Bourgeois, mijnheer Annemans, ik wil één zaak
vooraf duidelijk stellen. Ik ben het fundamenteel
oneens met wat de heer Di Rupo heeft verklaard
in het interview, maar ik zal mij niet laten verleiden
tot uitspraken op het niveau waarop hij de aanval
heeft geplaatst. Daar wil ik heel duidelijk over zijn.
Ik heb een opdracht gekregen in de regering en ik
zal in de regering beoordeeld en door het
Parlement gecontroleerd worden. Als er een partij
iets over mij te zeggen zou hebben, neem ik aan
dat dit mijn eigen partij zal zijn. Wij hebben een
parlementair debat en ik vind dat dergelijke vragen
moeten kunnen worden gesteld. Ik zal deze
aangelegenheid dus enkel beleidsmatig
aansnijden.

Ik begin bij de regeringsvorming. Op dat ogenblik
was ik goed uitgerust en ik weet dus heel goed
wat toen afgesproken werd en binnen welke
context dat gebeurde. Laat daar geen
onduidelijkheid over bestaan. Ik heb het
regeerakkoord trouwens meegebracht. Met de
kennis waarover wij nu beschikken, zou men
natuurlijk kunnen zeggen dat dit klaarder en
duidelijker geformuleerd had moeten worden. Als
ik echter de eerste van de vier pijlers van het
justitiebeleid lees onder de hoofding "Een veilige
samenleving", dan staat daar: "De uitvoering van
de Octopus-akkoorden. De regering zal ook de
nodige maatregelen nemen om de nog niet
uitgevoerde aanbevelingen van de parlementaire
onderzoekscommissies in de praktijk brengen".
Vervolgens specificeert men om welke het gaat,
namelijk de parlementaire onderzoekscommissie
inzake de vermoorde en vermiste kinderen, de
parlementaire onderzoekscommissie belast met
het onderzoek naar een structureel beleid met het
oog op de bestraffing en de uitroeiing van de
mensenhandel, de parlementaire onderzoeks-
commissie Bende van Nijvel bis en de
parlementaire onderzoekscommissie georga-
niseerde criminaliteit. Natuurlijk werd er ook
gesproken over de aangelegenheid spijtoptanten.
Er is daar een concessie aan verbonden die onder
de titel "Het opstellen van een veiligheidsplan"
staat. Daar lees ik: "De versterking van het
repressieapparaat zal wel gepaard gaan met een
betere bescherming van de fundamentele rechten
CRIV 50
COM 531
17/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
van de burgers die ermee worden geconfronteerd.
Inzonderheid zullen maatregelen worden
genomen om misbruik van het recht van
onderzoek en valse aanklachten tegen te gaan".
Dat is toen afgesproken.

Niemand heeft echter gezegd dat er geen
spijtoptanten zullen komen. Integendeel, ik kom
terug op de besluiten van die vier specifieke
parlementaire onderzoekscommissies.

In het besluit van de parlementaire
onderzoekscommissie voor Dutroux en Nihoul
spreken de leden op bladzijde 164 en 165 over
het wettelijk kader dat tot stand gebracht zal
moeten worden om die materie te regelen.

Het parlementair onderzoek voor de Bende van
Nijvel-II is inzake de aanbevelingen voor de
spijtoptanten het duidelijkst. Op de bladzijden 66
en 68 is zeer minutieus beschreven wat precies
gerealiseerd moet worden.

Ook in het verslag van de bijzondere
Kamercommissie voor de mensenhandel staat
een verwijzing die het debat opent naar het statuut
van de spijtoptantenregeling.

De Senaatscommissie over de georganiseerde
misdaad laat er geen enkele twijfel over bestaan
en verwijst zelfs naar enkele wetsvoorstellen die
klaarliggen om de discussie aan te vatten. Het
gaat om een wetsvoorstel van de heer Boutmans
in de Senaat en een wetsvoorstel van de heren
Lozie en Tavernier in de Kamer. Die voorstellen
zorgen voor een tijdelijke regeling voor de
spijtoptanten in de zaak van de Bende van Nijvel.

Daarbuiten bestond nog een wetsvoorstel van de
toenmalige kamerleden Duquesne en Moerman
met betrekking tot hetzelfde onderwerp.

Het kan niet duidelijker. Ik heb niets verkeerd
begrepen. Niemand heeft toen iets verkeerd
begrepen. Integendeel, in de ­ volgens mij
terechte ­ concessie staat specifiek dat men
maatregelen zou moeten treffen voor degenen die
met valse klachten werken, buiten maatregelen
die meer waarborgen moeten verlenen als men
die bijzondere middelen hanteert. Daarover is
geen discussie mogelijk.

Ook in het Veiligheidsplan werd die methode
genoemd als een van de mogelijkheden om de
strijd tegen de georganiseerde criminaliteit aan te
gaan. Daarin is wel een wijziging gekomen. Op
Europees niveau moest een internationale studie
worden uitgevoerd over de regeling van deze
materie in de verschillende landen. Ook het
systeem in de Verenigde Staten en Canada werd
in die studie betrokken. Die studie is afgewerkt.
Het voorontwerp van wet, dat uit die studie
voortvloeit, heb ik ingediend op de Ministerraad.
Dat heeft moeilijkheden met zich meegebracht.
Op een bepaald ogenblik werd dit probleem
verwezen naar het kernkabinet. De discussies in
het kernkabinet heb ik meegemaakt. Er was een
akkoord in het kernkabinet. Daarover moet ik niet
liegen of treuren. In de zitting van de Ministerraad
zelf werd dit dossier echter geblokkeerd.

Ondertussen is het punt versneld opnieuw op de
politieke agenda gekomen. Het kwam voor het
eerst terug op de agenda toen onderzoeksrechter
Lacroix de slachtoffers van de Bende van Nijvel
ontmoette in een jaarlijks overleg dat een gevolg
is van de aanbevelingen van de parlementaire
onderzoekscommissie geleid door de heer Van
Parys. Op dat ogenblik vroegen verschillende
leden hoe het zat met de aanbeveling in verband
met de spijtoptanten. Die vragen werden niet door
mij gesuggereerd, want ik zat daar toen als
toeschouwer. De regeling voor de spijtoptanten
zou in dat geval een oplossing kunnen bieden. Ik
heb toen de stand van het dossier meegedeeld. Ik
lieg niet over zaken, dus ik heb de reële stand van
zaken meegedeeld. De slachtoffers en families
van slachtoffers van de wandaden en de
misdaden van de Bende van Nijvel koesteren nog
hoop dat er een regeling tot stand komt.

Dit punt kwam ook om een tweede reden terug op
de politieke agenda. Verschillende burgemeesters
kreunen over de ondraaglijkheid van de impact
van de georganiseerde misdadigheid in het
dagelijks leven. De burgemeester van Charleroi
heeft dat probleem duidelijk geformuleerd, maar
hij is zeker niet de enige.

Er voegt zich een derde element aan toe. Het
Centrum voor Gelijke Kansen hield een
colloquium, weliswaar met betrekking tot de
mensenhandel, waarbij op een bepaald ogenblik
drie Italiaanse gewezen magistraten werden
uitgenodigd. Zij zegden dat de spijtoptanten een
wapen zijn dat per excellentie gebruikt moet
worden als men de zwijgplicht wil doorbreken.

Bovendien stel ik vast dat in het debat in de
Senaat van donderdag 12 juli 2001 men refereert
naar de resultaten die in de Verenigde Staten in
de strijd tegen de mensenhandel worden bereikt.
Dat heeft althans mevrouw Lizin met zoveel
overtuiging op het spreekgestoelte verkondigd.
Iedereen weet echter dat de ware reden daarvoor
is dat men terzake over een wettig middel
17/07/2001
CRIV 50
COM 531
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
beschikt om de strijd tegen deze vorm van
georganiseerde misdaad aan te binden.

Op het Europees niveau, in het kader van het
Europees Voorzitterschap, stel ik vast dat er drie
belangrijke, internationale instrumenten zijn die
ons uitnodigen, ons er zelfs uitdrukkelijk op wijzen
om het gebruik van medewerkers in het gerecht
mogelijk te maken.

Ten eerste, is er een resolutie van de Raad van
de ministers van de Europese Unie van 20
december 1996 waarin de term "medewerker van
het gerecht" wordt toegelicht en waarin men
aanbeveelt dat bepaalde voordelen aan
medewerkers van het gerecht worden toegekend,
dat in hun bescherming wordt voorzien en dat
wederzijdse rechtshulp wordt geboden voor
gevallen waarin medewerkers van het gerecht zijn
betrokken.

Aanbeveling nr.13 van 1997 van de Raad van
Europa handelt in hoge mate over de intimidatie
van getuigen en het recht van verdediging. Ik
citeer uit aanbeveling nr. 16 terzake:

"Etant donné le rôle essentiel que les
collaborateurs de la justice jouent dans la lutte
contre la criminalité organisée, ils devraient
recevoir une considération appropriée incluant la
possibilité de bénéficier des mesures prévues par
le programme de protection des témoins. Si
nécessaire, ces programmes pourraient aussi
inclure des arrangements particuliers, tels que des
régimes pénitentiaires spéciaux pour des
collaborateurs de la justice purgeant une peine de
prison."

In het meest recente document van de Raad van
Europa, het ontwerp van aanbeveling van de
Raad van Europa inzake de hoofdprincipes in de
strijd tegen de georganiseerde misdaad staat in
principe 17, ik citeer:

"Les Etats membres devraient assurer une
protection physique ou autre, efficace, aux
témoins et collaborateurs de la justice qui ont
besoin d'une telle protection parce qu'ils ont fourni
ou accepté de fournir des renseignements, de
déposer ou de témoigner dans des affaires de
crime organisé. Il faudrait aussi de telles mesures
de protection pour les personnes qui participent
ou ont participé à une enquête ou à des
poursuites liées à des activités criminelles
organisées, ainsi que pour les proches et les
associés des personnes ayant besoin de cette
protection."
Mijnheer de voorzitter, het is voor mij duidelijk dat
dit op de agenda staat. Ik stel immers vast dat dit
wordt gezegd door burgemeesters, door
parlementaire onderzoekscommissies, die dit met
grote eenstemmigheid aan het Parlement
aanbevelen. Dezelfde parlementaire
onderzoekscommissies worden zelfs in een
regeerakkoord vermeld. Men nodigt ons op basis
van richtlijnen op het Europees forum uit om
aanpassingen te doen en een wetgevend kader te
formuleren. Aan de hand van wat ik bij de
regeringsvorming heb vastgesteld, is het voor mij
duidelijk dat dit punt op de agenda staat. Ik heb
mijn werk gedaan. Ik heb dat ingediend. Ik zal
vragen dat de regering daarover een duidelijke
stelling inneemt. Ik kan niet meer doen dan dat.
Dan zal blijken of dat in de schoot van de regering
wordt aangenomen. Ik heb in elk geval uitgevoerd
waartoe ik mij in het regeerakkoord heb
geëngageerd. Daarover kan geen onduidelijkheid
bestaan.

Er werden een aantal bijkomende vragen door
mijn collega's gesteld. Een eerste bijkomende
vraag had betrekking op de strijd tegen de
economisch-financiële fraude die, volgens het
artikel, niet naar behoren zou zijn gevoerd.

Ik heb daar een totaal andere opvatting over.
Intussen hebben wij immers een ontwerp
opgesteld om een echte 'kaalplukwetgeving' te
organiseren. Dat ontwerp heeft de toets van de
regering doorstaan, en het ligt nu bij de Raad van
State voor advies. Nadien zal het in deze Kamer
worden ingediend.

Intussen is er ook het wetsontwerp over de
verdeling van de bewijslast. Dat ontwerp heeft
hetzelfde parcours afgelegd als het eerste, maar
bovendien heeft de Raad van State er al advies
over uitgebracht. Het ontwerp is dus klaar voor
behandeling in de Kamer.

Verder komt er een centraal 'ontnemingsorgaan'.
Daarvoor is specifiek een magistraat aangeduid.
Daarnaast hebben wij ook een wetsontwerp
opgesteld over de telefoontap bij zaken van
corruptie, dat misschien vanmiddag nog
behandeld wordt. Dit ontwerp betreft niet alleen de
publieke maar ook de private corruptie. Er mag
geen twijfel over bestaan dat private corruptie zeer
vaak een rol speelt in het financieel-economisch
fraudesysteem.

Ik heb bovendien nog niet vermeld dat er een
regeringscommissaris is, die specifiek bevoegd is
voor fiscale fraude. Misschien is mijn kijk op dit
alles anders dan de uwe, ik weet het niet. Het
CRIV 50
COM 531
17/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
CDGFIT heeft intussen de steun gekregen van 12
ambtenaren die van Financiën komen om deze
specifieke vorm van fiscale fraude aan te pakken.
Zij zullen precies onderzoek kunnen voeren naar
de economische en financiële centra waar
eventueel fraude wordt gepleegd.

Ik kom nu tot wat men een van de drie pijlers van
het Octopus-akkoord noemt, namelijk de
'verticalisering' van het openbaar ministerie. Ik
hoef niet te herhalen wat collega Bourgeois
daarnet al zei. Over dit punt is op een bepaald
ogenblik discussie gerezen. De vraag was of men
tegelijk met de verticalisering van het openbaar
ministerie, ook voor een nieuwe, horizontale
omschrijving van de parketten zou zorgen. Het
kernkabinet heeft echter op een bepaald ogenblik
beslist dat in eerste instantie de verticalisering van
het openbaar ministerie tot stand moest komen.
De twee projecten worden dus losgeknipt van
elkaar.

Dit alles neemt niet weg dat de denkoefening over
het financieel-economisch auditoraat moet worden
gemaakt. Denk dus niet dat over de invoering van
dit mechanisme enige betwisting bestaat tussen
de regeringspartijen. De enige betwisting die
mogelijk is, gaat natuurlijk over de plaats van dat
financieel-economisch auditoraat. Komt het onder
leiding van het parket? Maakt het er deel van uit?
Of wordt het een onafhankelijke entiteit die een
eigen leven leidt? Onder wiens gezag zal dat dan
gebeuren? Ik zeg u nu al dat ik niet van plan ben
ervoor te zorgen dat het financieel-economisch
auditoraat geen richtlijnen van de minister van
Justitie zou kunnen ontvangen binnen het
strafrechtelijk beleid. Dit moet heel duidelijk zijn.
Dit ligt toch volledig in de lijn van de Octopus-
akkoorden.

Ik rond mijn opsomming van de Octopus-
akkoorden af. De derde pijler betrof de hervorming
van het jeugdrecht. Ik wil iedereen aan het
volgende herinneren. Het jeugdrecht moest zo
hervormd worden dat het tegelijk de
beschermende en de repressieve aspecten voor
zijn rekening kon nemen. Daarvoor moest een
nieuw ontwerp van wet worden opgesteld.
Mijnheer de voorzitter, er is nu een voorontwerp
waarover ik een informele toelichting heb
gegeven. In deze commissie heb ik daarover
trouwens al een aantal vragen beantwoord. Mijn
ontwerp zal natuurlijk nog verder aangepast
worden via de interkabinettenwerkgroep en via de
nodige adviezen van de Hoge Raad voor de
Justitie en van de gemeenschappen. Zo is er
bijvoorbeeld de vraag of de magistraten van de
jeugdrechtbanken horen bij de zetel van de
rechtbank of bij het openbaar ministerie. Ik heb
dus er geen moeite mee dat mijn ontwerp nog
wordt verfijnd.

In elk geval, ik heb uitgevoerd wat ik moest
uitvoeren. Daar blijf ik bij. Het behoort trouwens tot
mijn essentiële taak voorstellen te ontwikkelen. Nu
komt het erop aan dat over die voorstellen beslist
wordt. Bij die beslissing zal de huidige
meerderheid zich uitspreken hoe het beleid
gevoerd moet worden. Laten wij hopen dat het
gebeurt op basis van de afspraken die wij
gemaakt hebben in het regeerakkoord. Die
afspraken zijn de enige waaraan ik gebonden ben,
en waaraan ik me te houden heb. Indien de
beslissing niet op die basis gebeurt, trek ik mijn
conclusies. Dat is voor mij heel duidelijk.
05.05 Tony Van Parys (CVP): Mijnheer de
voorzitter, sta me toe kort te repliceren. Ik ben
ervan overtuigd dat de minister gelijk heeft. De
regeling inzake de spijtoptanten is absoluut nodig.
Hij heeft mijns inziens volkomen gelijk wanneer hij
uit het regeerakkoord afleidt dat er een afspraak is
over die regeling. Hij heeft ook zeer terecht
verwezen naar de verklaringen van de speurders
in Jumet, de wensen van de slachtoffers en de
conclusies van de Bende-bis-commissie. Die heeft
duidelijk geconcludeerd dat voor de oplossing van
het besproken dossier en van andere dossiers
van georganiseerde criminaliteit dat instrument
nodig is. Dus, mijnheer de minister, u hebt
volkomen gelijk.

Het probleem is dat u een regeling inzake de
spijtoptanten niet door de Ministerraad goed-
gekeurd krijgt en dat u dus niet uitvoert wat u
moet uitvoeren. Waar u werk van moet maken, is
niet alleen de verwezenlijking van uw visie terzake
en die van de VLD, maar ook van het
regeerakkoord. Daarin wordt specifiek een
regeling inzake de spijtoptanten of minstens een
afgeleide daarvan in het vooruitzicht gesteld.

U stelt dat u de regering zal vragen stelling te
nemen. Mijnheer de minister, daar kan ik u niet
bijtreden, want u hebt dat al gevraagd. Het
wetsontwerp is in de Ministerraad besproken en u
hebt moeten vaststellen dat er een veto kwam
vanwege de PS. We zijn dus de fase voorbij
waarbij u de regering vraagt stelling te nemen. De
regering heeft dat al gedaan. De Ministerraad
heeft er zich tegen uitgesproken met een non
possumus. Dat werd vandaag trouwens nog
versterkt door de uitspraken van Elio Di Rupo.

De concrete vraag is dus: "wat nu?". U zegt dat de
uitwerking van die regeling in het regeerakkoord is
17/07/2001
CRIV 50
COM 531
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
opgenomen, dat het uw overtuiging is dat die er
moet komen en dat zowel de slachtoffers van de
Bende van Nijvel als de speurders erom vragen.
Toch stellen we vast dat de regering er niet in
slaagt zo'n regeling bij het Parlement in te dienen.
U hebt dus de keuze, mijnheer de minister. Ofwel
zoekt u een alternatief. En dat alternatief bestaat,
met name het wetsvoorstel van de CVP en de
Volksunie dat conform de conclusies van
onderzoekscommissie Bende bis is, zoals die
precies in het regeerakkoord zijn opgenomen.
Ofwel doet u dat niet en dan kiest u voor de
blokkering. U kiest dan voor de weg waarbij er
geen regeling inzake de spijtoptanten komt en er
geen instrument voor de strijd tegen de
georganiseerde criminaliteit ter beschikking wordt
gesteld.

Dezelfde opmerking gaat op voor de problematiek
van het jeugdrecht en de jeugdcriminaliteit. Het is
onvoorstelbaar dat vanochtend nog onder andere
op de VRT-radio uitdrukkelijk wordt gezegd dat er
5 gesloten instellingen voor jongeren komen ­ ik
hoopte dat het bericht juist was ­, terwijl op
hetzelfde moment in de Franstalige media het
bericht wordt tegengesproken. Amper vier weken
geleden moest u trouwens op mijn vraag of er al
in kredieten daartoe was voorzien, antwoorden dat
de middelen moesten worden geschrapt, omdat
een wetsontwerp terzake niet door de
Ministerraad was goedgekeurd.

Het ergste is dat hierdoor de burger wordt
bedrogen. U als minister van Justitie wekt de
indruk dat er 5 gesloten instellingen voor jongeren
komen, hoewel u weet dat PS-ministers en
ministers van de groenen daar niet mee akkoord
gaan. Opnieuw stel ik u voor de keuze. Ofwel
meent u dat er 5 gesloten centra voor jongeren
moeten komen ­ en ongetwijfeld is dat inderdaad
uw persoonlijke overtuiging, die trouwens
overeenkomt met het standpunt van de VLD en
met het partijprogramma dat uzelf hebt verdedigd
­ en kiest u voor de door ons aangereikte
oplossing, met name het concrete voorstel dat
zeer evenwichtig is. Ofwel doet u dat niet en dan
moet het ook gedaan zijn met het afleggen van
verklaringen op het publieke forum, waarvan u
weet dat u ze niet hard kunt maken.

U voert dan helemaal niet uit wat u zegt, u geeft
de mensen alleen de indruk dat u dit doet.
Telkens opnieuw worden wij geconfronteerd met
dezelfde strategie en hetzelfde stramien in
denken, doen en handelen. De verticalisatie, de
omvorming van het openbaar ministerie en het
auditoraat. Uit wat u zegt, blijkt opnieuw de
fundamentele tegenstelling tussen u en de PS
daaromtrent. De discussie is fundamenteel, het
gaat om de plaats van dit economisch-financieel
auditoraat. De PS zegt dat dit buiten de
bevoegdheid van de minister van Justitie moet
worden geplaatst en binnen de administratie. U
zegt ­ naar mijn aanvoelen terecht ­ dat dit onder
de controle van de minister van Justitie moet
blijven omdat het binnen het strafrechtelijk beleid
valt. Dat was de uitdrukkelijke keuze die in de
Octopus-wetten werd gemaakt. Als u dit meent,
dan moet u nu ook een keuze maken. Ofwel kiest
u voor het Octopus-akkoord en dan zullen wij u
steunen, ofwel mist u de moed om dit te doen en
Di Rupo links te laten liggen, en dan kiest u voor
een systeem waarbij het openbaar ministerie en
het auditoraat niet worden omgevormd. U hebt
nog één jaar de tijd om al deze hervormingen door
te voeren. U zult ze alleen kunnen doorvoeren als
u een alternatieve meerderheid aanvaardt. Uit uw
antwoord blijkt immers zonneklaar dat inzake de
straatcriminaliteit, de jeugdcriminaliteit, de
georganiseerde criminaliteit, de financieel-
economische criminaliteit en de mensenhandel
dat de blokkering totaal is.

Met deze boodschap naar de burger gaan aan het
einde van de legislatuur is dodelijk, niet alleen
voor de democratische meerderheidspartijen,
maar ook voor de democratische oppositie-
partijen. Vandaar dat ik durf zeggen dat wij
bondgenoten zijn in deze materie en ik u uitdaag
om dit binnen het jaar op te lossen samen met de
voorstellen die wij terzake hebben uitgewerkt. U
moet de stap zetten, u moet de moed hebben om
dit nu te doen. Als u dat nu niet doet, dan rest u
maar één mogelijkheid, namelijk conclusies
trekken als u vaststelt dat u wat u wou uitvoeren u
niet kunt uitvoeren.
05.06 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de
minister, ik heb een paar bedenkingen bij uw
openhartig en duidelijk antwoord. Als ik de
conclusie trek, moet ik echter vaststellen dat het
er niet goed uitziet voor de strijd tegen de
georganiseerde criminaliteit. Ik begin met het
laatste punt. U hebt gezegd dat de klemtoon op de
vertikalisatie ligt. Daarna zou men het auditoraat
aanpakken. U hebt echter tegelijk heel goed laten
verstaan dat ook daar de zaken geblokkeerd zijn.
U zegt terecht dat het auditoraat, dat trouwens
wettelijk een afdeling is van het parket in eerste
aanleg, moet vallen onder het algemeen
strafrechtelijk beleid. U hebt meteen de vinger op
de wonde gelegd. Blijkbaar bestaat ook daar
discussie over. Ook daaraan wil de PS niet
meewerken. Men wil dit blijkbaar bij een andere
minister of administratie onderbrengen zodat ook
in het individuele vervolgingsrecht kan worden
CRIV 50
COM 531
17/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
ingegrepen. Wij zeggen dat dit een stap te ver is
en dat het strijdig is met artikel 151. Ook deze
hervorming is dus geblokkeerd, boven op de hele
lijst die de heer Van Parys al heeft opgesomd.

Ten tweede is er het belangrijkste punt, de
spijtoptanten. U hebt gezegd dat dit in het
regeerakkoord staat en u hebt alle argumenten
daarvoor aangehaald. U hebt onder andere
verwezen naar de onderzoekscommissies, het
colloquium van het Centrum voor Gelijkheid van
Kansen en de burgemeester van Charleroi. U hebt
gezegd dat dit door de kern is geraakt en
vervolgens geblokkeerd werd op de Ministerraad.
U zult het daar terugbrengen. Nu komen we tot de
kern van de zaak. U antwoordt niet op de
beledigingen van Di Rupo en ik geef u daarin
gelijk. Beleidsmatig zal hieruit echter een
conclusie moeten worden getrokken. Er bestaat in
het Parlement een meerderheid voor die
aangelegenheid. Die aangelegenheid staat in het
regeerakkoord. In de vorige legislatuur hebben
Agalev, Ecolo en de PRL een wetsvoorstel
ingediend. Uw collega uit de regering, de heer
Deleuze, heeft uw voorganger daarover
geïnterpelleerd en hem met aandrang gevraagd
om een regeling uit te werken. Het blijkt echter dat
de PS njet zegt. Dat is het voorbeeld bij uitstek
van de contrafederatie in dit land. Eén partij, de
sterkste partij van Wallonië, zegt dat dit niet
doorgaat en dan zit het ook geblokkeerd.

Uw politiek antwoord luidt als volgt: "Het werd niet
goedgekeurd in de Ministerraad, maar ik zal het
nogmaals voorleggen". Dit is een tweede kans die
in de politiek niet zo vaak voorkomt. Ofwel trekt u
onmiddellijk uw conclusies, ofwel probeert u een
tweede keer. Dit zou u kunnen doen wanneer u
wordt gesteund door een aanzienlijke
meerderheid in deze commissie. Het uur van de
waarheid breekt natuurlijk aan wanneer u het
opnieuw aan de Ministerraad voorlegt.

Het is essentieel voor u en voor uw partij, en het is
een onderdeel van het regeerakkoord en van de
talloze aanbevelingen van het Parlement. Het
publiek wil dat de criminaliteit wordt aangepakt.
Indien u dan weer niet slaagt, moet u uw
conclusies trekken. Ik vrees dat de alternatieve
meerderheid, die er dan ongetwijfeld is, geen
afdoend antwoord biedt. In de ogen van het
publiek staat u dan immers voor een beleid,
waarvan u een verkiezingsthema hebt gemaakt en
dat door de regering wordt onderschreven, maar
dat door de PS wordt geblokkeerd. Op dat
ogenblik zult u voor een fundamentele keuze
staan.
Ik vind deze aangelegenheid zo belangrijk dat ik
de eerste minister erover zal ondervragen.
Daartoe heb ik een interpellatieverzoek ingediend,
want de premier zal er zich niet kunnen blijven van
afmaken met de woorden: "De heer Di Rupo is
een beetje verward en heeft wat vakantie nodig,
maar ik blijf de baas in de regering".

Deze regering zal uiteindelijk moeten zeggen waar
het op aankomt. Als u gaat voor een tweede kans
dan moet u dat heel dringend doen. Ik heb het
voorstel van collega Van Parys mee ondertekend
en wij zijn vast van plan om daar de
spoedbehandeling voor te vragen. Dan zal er
inderdaad een keuze gemaakt moeten worden,
zowel in het Parlement als in de commissie en zal
de publieke opinie duidelijk weten waar het om
gaat, wie wat blokkeert en wie het uiteindelijk voor
het zeggen heeft in dit land.
05.07 Gerolf Annemans (VLAAMS BLOK): Ik wil
toch even het volgende onderstrepen. Ten eerste,
wat de spijtoptanten betreft noteer ik dat de
minister meedeelt en herbevestigt dat die regeling
een oplossing zou kunnen bieden in het dossier
van de Bende van Nijvel, dat de slachtoffers die
mening zijn toegedaan en dat als de PS dat
blokkeert, ze minstens ook een potentiële
oplossing van de Bende van Nijvel blokkeert.

Ten tweede, is het een politiek belangrijke
uitspraak van de minister dat hij politieke druk zet
op de zaak. Voor het overige stel ik vast dat de
minister de zaak niet politiek bekijkt maar op zijn
klassieke, technische manier van de goede bonus
pater familias van het ministerie van Justitie maar
niet als politicus. Ik raad hem aan om dit in
toekomst wel te doen want uiteindelijk kan en zal
de politiek de bonus pater familias stilleggen als
het erop aankomt.

Het is heel bewonderenswaardig dat wij hier alle
drie het antwoord krijgen dat bedoeld was voor de
heer Di Rupo. Ik heb het antwoord van de minister
beluisterd en ik hoop dat de heer Giet het ook
allemaal goed beluisterd heeft zodat hij dit
antwoord aan de heer Di Rupo kan doorgeven.
Eventueel kan het Beknopt Verslag van het
antwoord van de minister ook aan de heer Di
Rupo bezorgd worden, maar ik vrees dat het hem
niet zal overtuigen.

Dan is een politieke visie nodig. De heer
Verhofstadt heeft bij de heer Di Rupo mogelijk
gepolst naar zijn idee over de spijtoptanten. Als
antwoord krijgt Verhofstadt nu een publiek
interview. Mogelijk heeft de heer Verhofstadt nog
niets geprobeerd en krijgt hij het interview met de
17/07/2001
CRIV 50
COM 531
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
heer Di Rupo ongevraagd. In beide gevallen heeft
de PS een ongelooflijk sterk afwijzend signaal
gegeven. Als de heer Verwilghen zijn ontwerp niet
aanpast of tot een aanpassing niet bereid is ­ en
dat heb ik hier vandaag genoteerd ­ dan komt het
er niet door. Zo duidelijk is dit politieke feit. Het
interview is dus geen juridische argumentatie van
de PS tegen dat ontwerp waarop een juridische
argumentatie van de minister moet volgen pro het
ontwerp. Dat interview is een absolute afwijzing.
Het is niet alleen een afwijzing van de
spijtoptanten noch alleen een blamage voor de
heer Verwilghen. De PS trekt hiermee een
dubbele streep onder gelijk welke ambitie van de
VLD om iets te doen aan het VLD-programma na
alle toegevingen inzake Lambermont. De VLD had
gehoopt op goedwilligheid van de PS om, na de
regularisatie van vreemdelingen, de drugswet en
de naturalisaties, nu het veiligheidsbeleid uit te
voeren. De PS antwoordt echter negatief. In dit
interview spreekt de PS voor het eerst terug vrij na
Lambermont. Dit interview trekt een dubbele
streep onder Verwilghen en dus onder het
veiligheidsbeleid van de VLD.

Mijnheer de minister, dat is een politieke analyse.
Die wijkt af van uw minutieuze, juridische
argumentatie tegenover de heer Di Rupo. Als een
roeper in de woestijn blijf ik dit interview een heel
belangrijk politiek feit noemen. Niemand weet nog
hoe men daaraan uit geraakt. Wij laten u rustig
verder werken aan al uw ontwerpen. Wij zullen
ons met deze zaak moeten richten tot de heer
Verhofstadt, die ik zondag al heb geïnterpelleerd
en die wellicht iets meer zal kunnen vertellen.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Samengevoegde vragen van
- de heer Jo Vandeurzen aan de minister van
Justitie over "de toepassing en de evaluatie van
de snel-Belg-wet" (nr. 5195)
- de heer Bart Laeremans aan de minister van
Justitie over "de evaluatie van de
nationaliteitswetgeving" (nr. 5203)
06 Questions jointes de
- M. Jo Vandeurzen au ministre de la Justice sur
"l'application et l'évaluation de la loi relative à
l'acquisition rapide de la nationalité belge"
(n° 5195)
- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice
sur "l'évaluation de la législation relative à la
nationalité belge" (n° 5203)
06.01 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de
vragen en de aard van het debat over de snel-
Belg-wet vertonen volgens mij veel gelijkenissen
met het net gevoerde debat. De aanleiding van
mijn vraag ontstond vorige donderdag in de
commissie voor de Justitie. De nota van de
administratie en het rapport kenden we toen nog
niet. Ik zag het einde van deze termijn naderen.
Wij hadden geen klank of teken meer van de
evaluatie van de snel-Belg-wet. Nochtans was dat
uitdrukkelijk afgesproken. Dit debat had in mei al
moeten plaatsvinden. Veel mensen hebben zich
verscholen achter het vooruitschuiven van die
evaluatie. Mei ligt al geruime tijd achter ons en ik
hoorde over die evaluatie niets meer. Daarom heb
ik enkele vragen ingediend die ik nu nog in de
commissievergadering aan de minister kan
voorleggen.

Voorafgaandelijk wil ik onze visie over de
nationaliteitsverwerving benadrukken. Wij willen
niets insinueren, maar de onwil van de
meerderheid tot het voeren van een debat
verplicht ons ertoe op een aantal nagels te blijven
kloppen. Men zou daardoor een verkeerd beeld
kunnen krijgen over onze visie over de
nationaliteitsverwerving en over de mensen die de
Belgische nationaliteit aanvragen. In de vorige
legislatuur heeft de CVP gekozen voor de
nationaliteitsverwerving als een belangrijke stap in
de integratie.

Wij blijven van oordeel dat verreweg het meeste
aantal mensen dat een aanvraag indient, te
goeder trouw handelt. Bovendien zijn wij van
mening dat de nationaliteit toegankelijk moet zijn
voor iedereen die integratiebereid is en hier
duurzaam, op een legale manier verblijft. Het
verwerven van de nationaliteit moet een recht zijn
en niet zozeer een gepolitiseerde gunst. Ik wil dit
nogmaals benadrukken omdat dit volgens mij
belangrijk is voor de beeldvorming over het
dossier.

In vorige vragen heb ik reeds gesuggereerd dat de
gevraagde audit volgens mij niet zozeer
betrekking had op de snel-Belg-wet. Het
stilzwijgen van een aantal leden van deze
commissie op het moment dat de minister deze
audit heeft aangekondigd, had mij dit reeds
moeten doen vermoeden. De enige conclusie die
ik kan trekken, is dat men de wet niet zal
evalueren maar nog meer wil tegemoetkomen aan
de verzuchtingen van een aantal mensen zodat
alternatieve akten nog sneller worden aanvaard,
de termijn van 1 maand wordt gerespecteerd en
het systeem wordt verbeterd.

Dit is alleszins de instructie zoals ik ze meen te
hebben begrepen uit de opdracht zoals die door
CRIV 50
COM 531
17/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
de onderzoekers werd geformuleerd. Men heeft
met deze studie geen evaluatie willen uitvoeren
van de snel-Belg-wet maar integendeel
onderzoeken hoe men deze wet nog meer kon
oliën. Dat is onder meer de reden waarom Agalev
en Ecolo zich niet hebben verzet tegen deze
studie.

Ik werd in mijn overtuiging gesterkt toen ik
zaterdag de "Synthesenota betreffende de
evaluatie van de snel-Belg-wet" onder ogen kreeg.
De administratie zegt hierin uitdrukkelijk dat de
dienst als voornaamste instructie heeft gekregen
niet zozeer te zoeken naar een wijziging van de
wet van 1 maart 2000 maar eerder de technische
verbeteringen van de wet over te nemen die de
professoren Caestecker en Rea hebben
voorgesteld. Als dit de opdracht was die aan de
administratie werd gegeven dan weten we wat de
ambitie is van de meerderheid. Ik blijf dan ook
sterk ontgoocheld. Een evaluatie van de wet moet
volgens mij meer zijn dan het suggereren van een
aantal technische verbeteringen.

In de studie zoals die door de minister volgens de
eerder gemaakte afspraken ter inzage werd
gegeven, heb ik kunnen vaststellen dat er geen
veiligheidsanalyse werd uitgevoerd. Velen
beweren dat er een grote weerstand bestaat tegen
het aanvaarden van alternatieve stukken omdat er
twijfel bestaat over de geloofwaardigheid van die
stukken. Iedereen is het erover eens dat de
termijn van 1 maand onhoudbaar is en toch vind ik
hierover niets terug in de suggesties. Ik stel ook
vast dat men niet heeft onderzocht hoe deze wet
interfereert met het migratiebeleid. De minister
van Binnenlandse Zaken heeft hiervoor reeds in
1999 gewaarschuwd. Ik kan geen antwoord
vinden op de bezwaren van de ambtenaren van
de burgerlijke stand die beweren dat men gelet op
de hoeveelheid van akten zal worden
geconfronteerd met onnauwkeurigheden. Dit zijn
allemaal zaken die niet aan bod zijn gekomen in
de evaluatie.

Ik heb in de audit wel vastgesteld dat de wet op
een dramatisch geïmproviseerde manier de
wereld is ingestuurd. De gemeentebesturen
wisten van toeten of blazen, de ambtenaren waren
niet voorbereid en de parketten wezen op het
ontbreken van instructies en dit alles op een
moment dat er een boom was van aanvragen. De
eerste maanden waren dan ook zeer
problematisch. Heel veel mensen op het terrein ­
ik hoop dat de heer Coveliers dit kan bevestigen ­
die verantwoordelijk zijn voor de veiligheid en de
geloofwaardigheid van bepaalde akten en die
bekommerd zijn om de integratie van de
migranten, hebben heel veel moeite met het
toepassen van de ficties van de wet ­ het
vermoeden van integratiebereidheid, het
accepteren van alternatieve akten en het
respecteren van de termijn van 1 maand. Dit
verklaart ook waarom een aantal diensten het
zeer moeilijk hebben met de toepassing van de
wet. Het gaat hier niet om een gebrek aan
loyauteit of bereidheid om een politieke beslissing
uit te voeren want het heeft gewoon te maken met
het instinct van de betrokkenen die in het
algemeen belang geen beslissingen kunnen
nemen in een dergelijk korte termijn.

Om toch enkele dagen tijd te winnen zullen zij
bijvoorbeeld de ontvangstverklaring uitstellen of
zullen ze bepaalde akten weigeren. Het perverse
van de studie is nu dat wordt geconcludeerd dat
de betrokken ambtenaren hun job niet naar
behoren doen, dat de adviezen moeten worden
afgeslankt en dat de regelgeving nog soepeler
moet worden toegepast. De administratie zegt dat
er geen eenduidige interpretatie van bepaalde
begrippen hoeft te komen, omdat de
omzendbrieven en het koninklijk besluit voldoende
zijn. De wetenschappers besluiten dat er niet veel
moet worden veranderd, behalve dan dat de
ambtenaren met meer voluntarisme de wet
moeten toepassen. Zij moeten meer gemotiveerd
zijn en soepel alternatieve akten aanvaarden. De
Dienst Vreemdelingenzaken moet nog minder
adviezen uitreiken. Als de dienst van de Veiligheid
van de Staat zegt dat hij noodzakelijkerwijs
andere opdrachten moet schrappen of niet
uitvoert, omdat hij bij hoge prioriteit adviezen moet
geven inzake de nationaliteitsverwerving, dan is
dat jammer en dan moet hij daar maar mee leven.

Ik was echt verbaasd over de studie en ik kan mij
niet van de indruk ontdoen dat de auteurs ervan in
een keurslijf werden gestoken en niet mochten
zeggen dat de wet moet worden gewijzigd.
Hoewel ze vaststellen in de studie dat de
vooropgestelde termijn nooit wordt gehaald, dat
op het terrein wordt gevraagd om een minimale
verplichting van integratiebereidheid herin te
voeren en dat wordt aangeklaagd dat er van alles
verkeerd gaat met de alternatieve akten en ze dus
toegeven dat er wat aan de hand is, mogen
daaruit volgens hen geen verregaande conclusies
worden getrokken. Kennelijk mag de administratie
geen wetswijziging voorstellen. Hoe dan ook
vragen we in het najaar een debat over de
voornoemde wet.

Sta me toe een typisch voorbeeld te schetsen dat
precies mijn kritiek aantoont. Iedereen noemt in
de studie de termijn van een maand voor een
17/07/2001
CRIV 50
COM 531
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
behoorlijk advies onhaalbaar. Welnu, de heer
Coveliers beweerde destijds bij de bespreking van
de wet in antwoord op mijn vraag of een parket
binnen de maand te weten kon komen of een
ander parket in een ander landsgedeelte of
taalgebied opsporingen verrichtte of informatie ter
beschikking had die aanleiding konden geven tot
een negatief advies, dat het met een druk op de
knop van de computer van alle nodige inlichtingen
kennis kan nemen. Volgens het rapport doet geen
enkel parket internationaal onderzoek naar de
aanvrager. De bestaande systemen worden
systematisch niet geraadpleegd. Geen enkel
parket gaat kijken of er in een ander gerechtelijk
arrondissement informatie is over de aanvrager.
Technisch kan het zelfs niet, tenzij een
parketmedewerker het initiatief neemt om een
andere te telefoneren, want het federale systeem
dat zulks mogelijk moet maken, is niet eens
operationeel. De administratie noemt dat een
goede suggestie, waaruit ik afleid dat de studie
terecht stelt dat zulks inderdaad niet gebeurt. Zij
antwoordt dat zij aan de aanbeveling tegemoet
zou kunnen komen, indien ze technisch
uitvoerbaar is.

Ondertussen handhaaft de regering de termijn van
een maand, hoewel bekend is dat er geen
onderzoek wordt verricht. Dat vind ik zeer
verwonderlijk. Symptomatisch is dat maar één
persoon vindt dat de termijn van een maand mag
worden gehandhaafd, met name de heer
Eerdekens, voorzitter van de commissie voor de
Naturalisaties. Ongelofelijk! Ik begrijp niet dat de
onderzoekers, als ze ernstig werk wilden leveren,
alleen de voorzitter van de commissie hebben
ondervraagd. Dat vind ik een wetenschappelijk
bedenkelijke werkwijze. Er is er maar één die in
een als het ware mediterrane stijl de termijn geen
probleem noemt, omdat de commissie, als er
meer tijd nodig is, dat toestaat. De termijn van 1
maand kan dus volgens hem behouden blijven.

Vergeten we echter niet dat twee derde van de
procedures niet bij de commissie voor de
Naturalisaties worden ingeleid, dat de klok
onverbiddelijk is en dat de procedures dan
automatisch worden afgehandeld. De voorzitter
van de commissie geeft toe dat de termijn te kort
is, maar aangezien de commissie de regels
terzake soepel toepast, is volgens hem een
wijziging niet nodig. Het opstellen van algemene
regels is er blijkbaar teveel aan.

Wat mij het meeste irriteert, is dat niet wordt
ingegaan op een redelijke vraag om een ernstige
termijn en om meer onderzoeksmiddelen.
Aangezien er moet worden gezocht naar een
minderheid van malafide personen, zou het toch
getuigen van common sense om daaraan
tegemoet te komen. Het is immers genoegzaam
bekend dat de maffia in onze samenleving met
spoed infiltreert en dat er ook inzake de
regularisatie gelijkaardige problemen rijzen. Het
jaarverslag inzake de mensenhandel noemt valse
stukken zelfs probleem nummer 1.

Het irriteert mij dat wij hierover geen gesprek
kunnen voeren wegens een aantal ideologische
idee-fixen. Liever neemt men de veiligheid mee in
de boot dan dat men toegeeft dat er op een aantal
punten nog verbeteringen mogelijk zijn. Dit doet
mijn gevoel voor parlementaire ethiek geweld aan.
Ik verwacht dat er een debat kan plaatsvinden en
dat men de zaken in een redelijk overleg kan
aanpakken.

Mijnheer de minister, zullen wij een debat kunnen
houden over de grond van de zaak, over de
effecten van de wet, over de mechanismen, over
de veiligheidsanalyse, en over de effecten van
andere beleidsdomeinen? Zullen wij in staat zijn
een aantal grondvoorwaarden te wijzigen? Ik hoop
dat u niet zult zeggen dat dit tot het parlementair
initiatief behoort. Dit wetsontwerp is immers een
regeringsinitiatief. Zelfs de wijziging van de
naturalisatieprocedure was een initiatief van de
regering. Ik verwacht dus dat de regering een
debat ten gronde zal houden, in plaats van zich te
beperken tot technische aanpassingen in
koninklijke besluiten of via rondzendbrieven
waarvoor de administratie de suggesties geleverd
heeft.

Mijnheer de minister, mijn tweede vraag betreft de
richtlijnen die aan de parketten gegeven moeten
worden in verband met het onderzoek naar
naturalisatieaanvragen. De vraag gaat meer
bepaald over de timing. U hebt in de commissie
een ontwerp van een brief voorgelegd. De
commissie had tegen deze brief geen bezwaar.
De commissie heeft ook een rechtspraak
ontwikkeld over de elementen die moeten worden
afgewogen bij de naturalisatieaanvragen. U hebt
mij toen gezegd dat het college van procureurs-
generaal nog een advies moest geven. Dat staat
trouwens zo in de wet. Mijn vraag is nu dus heel
eenvoudig: is er al een advies van het college over
de omzendbrieven aan de parketten over de
naturalisatiedossiers in functie van de rechtspraak
die de commissie heeft opgesteld? Zo ja, mogen
wij dit advies dan kennen?

Mijnheer de minister, mijn derde vraag is meer
punctueel. Ze heeft betrekking op een fenomeen
dat in de commissie al een tijdje aan de orde is,
CRIV 50
COM 531
17/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
met name de schijnhuwelijken. Ik benadruk wel
dat het niet gaat om de meerderheid van de
betrokken dossiers.

Ter indicatie: op 2 mei 2001 heeft de commissie
over zowat alle dossiers een beslissing genomen.
De commissie heeft toen 150 suggesties van de
Dienst Vreemdelingenzaken om negatief te
adviseren - omdat het om een schijnhuwelijk kon
gaan - voor nader onderzoek naar de parketten
verwezen. Wij weten dat de dienst
Vreemdelingenzaken Ik hoop dat de huidige
meerderheid dat niet wil ontkennen. Tijdens de
vorige legislatuur hebben meerderheidspartijen en
minderheidspartijen samen een wetgeving
opgesteld omdat burgemeesters van alle partijen
het signaal gaven dat het probleem nader moest
worden onderzocht. Ik noem maar de heer
Eerdekens, mevrouw Herzet en mevrouw Lizin.
De Dienst Vreemdelingenzaken heeft al gezegd
dat het aantal schijnhuwelijken stijgt. Die indruk
bestaat toch. Een huwelijk geeft immers
aanleiding tot een legaal verblijf in ons land. Gelet
op de korte duur van bepaalde huwelijken,
vermoedt de Dienst Vreemdelingenzaken dat
regelmatig een huwelijk wordt aangegaan om een
verblijf in ons land te organiseren. Ik beklem
nogmaals dat het niet gaat over de meerderheid
van de dossiers. Bovendien betreft het een
delicate materie. Men kan wel iets vermoeden,
maar wie zal beslissen over de feitelijkheid?

De commissie heeft dus besloten dergelijke zaken
voor nader onderzoek naar de parketten te sturen.
Ter indicatie, in een commissiezitting gebeurde
dat voor 150 dossiers. Er is nog geen reactie van
het parket, maar volgens mij gaat het hier over
meer dan een eenmalige, punctuele, vraag om
advies. Het gaat hier om een fenomeen.

Mijnheer de minister, bestaan er richtlijnen voor de
parketten in verband met de aanpak van
schijnhuwelijken? Het betreft een materie
waarvoor ook de lokale besturen de parketten
kunnen vorderen. Hebben de parketten bepaalde
instructies gekregen? Bestaan er bepaalde
afspraken voor de aanpak van dergelijke zaken?
In de meerderheid van de gevallen is het huwelijk
bovendien al beëindigd, vooraleer de aanvraag
voor de nationaliteit toekomt. Eerst wordt het
verblijfsrecht verworven door het huwelijk, daarna
ontbindt men het huwelijk, en vervolgens vraagt
men de nationaliteit aan.

Kan het parket vanuit de bestaande wetgeving
nog adequaat handelen aangezien er geen
huwelijk meer is? Wat is dan nog de relevantie
van het onderzoek door het parket? Heeft het
parket misschien de wettelijke verplichting om op
alle vragen van de commissie voor de
Naturalisaties te antwoorden? Wat mij bekommert
is de relatie tussen de bestaande wetgeving, de
bevoegdheden van de parketten en de vragen van
de commissie. Alvorens hiervoor weer een
oneindig aantal procedures op gang te brengen,
denk ik dat hierover duidelijkheid moet bestaan.
Dat zijn mijn vragen aan u.

De voorzitter: Het woord is aan de heer
Laeremans over hetzelfde onderwerp.
06.02 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, ik dank u dat deze vraag
alsnog aan de agenda kon toegevoegd worden. Ik
zag pas laat gisteravond de bijkomende agenda
en ik vond het toch belangrijk genoeg om ook in
dit debat aanwezig te zijn.

Voor de mondelinge vragen geldt een eigenaardig
systeem. In principe kan men volgens de regels
interpellaties tot op het allerlaatste moment van de
dag op de agenda plaatsen. Voor mondelinge
vragen is dit niet voorzien en moeten wij telkens
rekenen op de goede wil van de voorzitter. Dit is
eigenlijk een hiaat in de manier van werken van
deze Kamer. Toch ben ik blij deze vraag te
kunnen stellen.

Ik wens tevens te benadrukken dat ik verheugd
ben over de stellingname van de CVP in dit
dossier. Gedurende de voorbije jaren is de CVP
zeer veel belang gaan hechten aan de
nationaliteitswetgeving. Dit was ooit anders.
Tijdens de voorbije legislaturen heeft deze partij
systematisch meegewerkt om de wetgeving
alsmaar verder te versoepelen en het
integratiecriterium zeer sterk uit te hollen. Net
zoals bij het drugsdossier heeft de CVP hier de
rode loper uitgerold voor de wetswijzigingen die
wij aan het begin van deze legislatuur gekend
hebben en die geresulteerd hebben in de
wetgeving die sedert 1 mei 2000 van toepassing
is. Om het met de bijbel te zeggen, zal er veel
vreugde zijn voor de zondaar die zich bekeert en
dat is hier toch zeker van toepassing.
06.03 Tony Van Parys (CVP): U moet wel
precies zijn.
06.04 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): U weet
wat ik bedoel. Er zijn zeer veel citaten in de bijbel
over de zondaars en u kent ze ongetwijfeld beter
dan ikzelf. Wij zijn ten zeerste verheugd dat de
CVP op dit vlak een duidelijke stellingname heeft
ingenomen. Wij betreuren enkel dat telkens weer
opnieuw moet gezegd worden dat het erg zou zijn
17/07/2001
CRIV 50
COM 531
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
20
indien men dit fout zou interpreteren of dat dit van
toepassing zou zijn op het merendeel van de
aanvragers van de nationaliteit. Het gaat hier
slechts om een zeer kleine minderheid van 1 op
100. Als ik hier echter zelf cijfers hoor van 150
mogelijke gevallen van schijnhuwelijken in de
nieuwe lichting waarover zopas in de Kamer werd
gestemd of waarover hier binnenkort zal worden
gestemd, dan gaat het natuurlijk over veel grotere
aantallen dan 1%.

De synthesenota die wij dit weekend hebben
gekregen, ontgoochelt ons ten zeerste vooral
omdat de wet zelf niet ter discussie wordt gesteld
en er nergens wordt verwezen naar de massale
misbruiken van de nationaliteitswetgeving door
criminelen. Er wordt ook nergens verwezen naar
de eventuele uitbreiding van de mogelijkheid om
de nationaliteit ook af te nemen bij frauduleuze of
criminele aanvragen of nadat manifeste onwil tot
enige integratie is gebleken. In deze synthesenota
was er ook geen enkele bevraging over de
termijnen. Dit wordt blijkbaar niet ter discussie
gesteld. Ik stel ook vast dat collega Vandeurzen
meer weet over de studie van de professoren
Caestecker en Rea die veel uitgebreider is dan
deze 23 bladzijden.

De voorzitter: Deze studie ligt hier ter inzage.
06.05 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Dit is
mij nog niet bekend.

De voorzitter: De studie ligt ter inzage van de
commissie en van alle leden.
06.06 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Dit
was misschien samen met deze nota? Ik had
begrepen dat deze studie zou gekopieerd worden.

De voorzitter: Neen, ik heb gevraagd om na te
kijken of er eventueel bijkomende exemplaren
zouden kunnen ter beschikking gesteld worden.
Dat is een andere situatie. De afspraak was dat de
minister de studie ter beschikking zou stellen.

Ik heb iedereen meegedeeld dat ze ter
beschikking lagen en de synthesenota is
rondgestuurd.
06.07 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Aangezien de nota die geen 15.000 bladzijden telt,
ter beschikking ligt dan kunnen we ze eventueel
kopiëren.
06.08 Fred Erdman (SP): U kan ze op uw eigen
kosten kopiëren.
06.09 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Dat is
geen probleem.

Ik had graag de precieze vraagstelling van de
minister aan de professoren geweten en ook of de
minister in zijn vraagstelling zelf de mogelijkheid
tot een eventuele wetswijziging heeft voorzien of
daarover enige bevraging heeft laten gebeuren. Ik
heb nog enkele bijkomende vragen.

Ten eerste, wat is het statuut van deze
synthesenota? Moet de minister deze nota van de
administratie nog evalueren en hieruit de beste
zaken nemen? Gaat de regering over deze nota
nog overleg plegen of komt de nota integraal
overeen met het standpunt van de minister?
Welke politieke conclusies trekt de minister uit het
verslag en de ambtelijke nota? Is ook hij de
mening toegedaan dat er aan de wet zelf niets
moet veranderd worden of gaat hij eventuele
wetswijzigingen of amendementen terzake
steunen?

Ten tweede, beschikt de minister over concrete
cijfers in verband met het aantal gevallen waarbij
de onmogelijkheid wordt vastgesteld om aan een
echte geboorteakte te komen? In welk percentage
van de diverse vormen van nationaliteits-
verwerving wordt momenteel genoegen genomen
met een akte die de geboorteakte vervangt of
bestaan hierover geen cijfers? In welke mate moet
deze regeling verder versoepeld worden? Deze
gedetailleerde vragen werden pas vanmorgen
door de diensten aan het kabinet overgemaakt, ik
neem het dus de minister niet kwalijk als hij de
vragen niet in detail kan beantwoorden.

Ten derde, gaat de minister akkoord met de
aanbeveling om de dienst Vreemdelingenzaken
vanuit de gemeenten enkel nog te gaan
contacteren bij problematische gevallen? Heeft
het advies van de dienst Vreemdelingenzaken
enkel toegevoegde waarde in verband met het
verblijfselement? Dat is volgens mij de synthese,
het enige criterium waar nog advies moet
gevraagd worden bij de dienst
Vreemdelingenzaken. Ik verneem zonet dat er 150
gevallen zijn waarbij de dienst Vreemdelingen-
zaken wijst op mogelijke schijnhuwelijken. Zulke
adviezen zouden eventueel na de inwilliging van
deze aanbeveling wegvallen. Is de minister ook
deze mening toegedaan of vindt hij het advies van
de dienst Vreemdelingenzaken in alle gevallen
gewettigd en interessant?

Ten vierde, gaat de minister akkoord met de
voorgestelde beperking van het advies van de
Veiligheid van de Staat tot de "bedreiging van de
CRIV 50
COM 531
17/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
21
openbare orde"? Volgens mij onderzoekt de
Veiligheid van de Staat meer dan dit. In welke
mate houdt dit een inperking in van de huidige
adviesbevoegdheid van de Veiligheid van de
Staat? Wat met het advies dat gegeven wordt
over mensen die behoren tot bepaalde
fundamentalistische groepen maar die zelf niet
actief de openbare orde bedreigen? Vindt de
minister dat dit moet ingeperkt worden?

Ten vijfde, in welke mate ondersteunt de minister
de voorstellen om ook een beperkte verblijfsduur
te laten meetellen? De nota is hierover bijzonder
vaag. Men wil een nieuwe indeling van onbeperkt
verblijfsduur, beperkt verblijfsduur en een andere
meer uniforme omschrijving. Het is niet duidelijk
welke vormen van beperkte verblijfsduur mee in
rekening kunnen worden gebracht bij het
berekenen van de termijn en bij de criteria die
gelden voor de inwilliging van de diverse vormen
van de nationaliteitsaanvraag. Daar had ik graag
duidelijkheid over.
06.10 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, collega's Vandeurzen en Laeremans,
de manier waarop dit dossier werd behandeld is
naar mijn mening geen goede methode van
werken. Ik neem de vraagstellers niets kwalijk,
laat dat duidelijk zijn. Gisterennamiddag heb ik de
vraag van de heer Vandeurzen gekregen. Er kan
altijd iets mislopen, het laattijdig doorgeven van de
vraag kan gebeuren. Doch, de vraag van de heer
Laeremans heb ik pas deze morgen om 9.30 uur
ontvangen, met alle gevolgen van dien. Ik moet
een antwoord geven dat niet de details bevat die
ik zou willen geven als antwoord op deze vraag.

Mijnheer de voorzitter, voor mij was het
uitgangspunt altijd vrij duidelijk. Er is een wet tot
stand gekomen en in die wet is er uitdrukkelijk in
een evaluatie voorzien. Om de evaluatie mogelijk
te maken is er ook een studie verricht. Ik vind niet
dat het toekomt aan professoren, zelfs indien zij
de grootste achting genieten, om de evaluatie van
een wet te maken. Dat is iets wat de wetgever
moet doen. De wetgever moet terzake zijn
verantwoordelijkheid opnemen en het debat
voeren. Om het debat inhoudelijk te stofferen heb
ik u ten eerste de synthesenota en het document
van de studie ter beschikking gesteld. Ten tweede
heb ik ook de opmerkingen die mijn administratie
op deze studie heeft gemaakt, waarin ze sommige
aanbevelingen bijtreedt en in andere
aanbevelingen een ander standpunt aanneemt,
meegedeeld. Dus niets belet dat dit debat
plaatsvindt. Ik meen dat als de wetgever er zich
toe verboden heeft om dit debat te houden, het
dan ook gehouden moet worden en dan zal de
regering stelling moeten innemen. Laat daarover
geen enkele onduidelijkheid bestaan.

Ik heb hiermee dan ook meteen geantwoord op de
twee eerste vragen die de heer Vandeurzen mij
heeft gesteld. Wat de derde vraag betreft zal ik vrij
kort zijn. U hebt me daar al een paar keer een
vraag over gesteld. Het is zo dat het college van
procureurs-generaal door mij gevraagd is om
stelling in te nemen. Ik heb daar reeds een aantal
keren op aangedrongen. Ik heb hun richtlijnen
echter nog niet bekomen, desondanks mijn
aandringen, noch naar aanleiding van het laatste
college. Wat dat betreft blijf ik aandringen, dit is
een zaak die zo spoedig mogelijk moet worden
opgeklaard.

Uw vierde vraag over de schijnhuwelijken is van
technische aard, maar zij is de moeite waard om
ze te onderzoeken. Daar is het probleem van de
schijnhuwelijken gesteld met betrekking tot het
verkrijgen van de Belgische nationaliteit. Dit feit
doet zich alleen voor in het geval een vreemdeling
de nationaliteit van zijn Belgische partner wil
verkrijgen en deze persoon dit doet door een
verklaring van nationaliteitskeuze, zoals bepaald
in artikel 16. Hij bekomt dan die nationaliteit en
vervolgens wordt het huwelijk nietig verklaard. Dat
is de casus belli als ik het zo mag noemen.

Sedert het Wetboek van 1985 wordt het huwelijk
met een Belg niet automatisch gekoppeld aan het
bekomen van de Belgische nationaliteit. Dat stelt
nog een aantal problemen, zeker bij een latere
nietigverklaring van het huwelijk want dat heeft
dan niet tot gevolg dat de buitenlandse echtgenoot
zijn verkregen nationaliteit verliest. De parketten
kunnen maar naar aanleiding van het advies dat
zij omtrent de verklaring van de nationaliteitskeuze
moeten uitbrengen, eventuele schijnhuwelijken
opsporen. Het huwelijk is immers een van de
grondvoorwaarden die voorzien zijn in het artikel
16 van het Wetboek op de Belgische nationaliteit.

Het is overigens logisch dat de dienst
Vreemdelingenzaken, in het kader van het advies
dat deze dienst verstrekt met betrekking tot de
naturalisatieaanvragen, wijst op de eventuele
risico's van de schijnhuwelijken. Te meer daar in
het artikel 146bis van het burgerlijk wetboek wordt
bepaald dat er geen sprake is van huwelijk in
geval de intentie van minstens een van de
echtgenoten enkel is gericht op het bekomen van
een verblijfsrechterlijk voordeel dat is verboden
aan de staat van de gehuwden. Aangezien de
dienst Vreemdelingenzaken de situatie met
betrekking tot het verblijf nagaat, geeft hij
logischerwijze kennis van tekenen die wijzen op
17/07/2001
CRIV 50
COM 531
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
22
eventuele schijnhuwelijken met het oog op het
verkrijgen van een verblijfsvergunning.

Het gaat in dat geval om een probleem
betreffende het verblijf en niet zozeer betreffende
de nationaliteit. Dat is het standpunt dat door de
diensten werd ontwikkeld en zoals het wordt
toegepast. Mutatis mutandis zal dat punt bij de
evaluatie ter sprake komen.

Een aantal vragen van de heer Laeremans heb ik
indirect reeds beantwoord toen ik inging op de
vragen van de heer Vandeurzen. Hij heeft mij
daarnaast een aantal cijfergegevens gevraagd en
een aantal stellingen naar voren geschoven
waarover de dienst Vreemdelingenzaken een
standpunt moet innemen. Ik zal die vragen,
waarop ik vandaag geen antwoord kan
verstrekken, doorspelen aan de betrokken dienst.

Ten slotte verklaar ik mij nogmaals ter
beschikking van de Kamer op het ogenblik van de
evaluatie van de wet.
06.11 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
minister, wanneer ik lees: "De wetswijzigingen
voorgesteld door de actoren op het terrein worden
hier niet aangehaald, aangezien de dienst als
voornaamste instructie heeft gekregen niet te
werken in de zin van een wijziging van de wet,
maar eerder de technische verbetering van de wet
over te nemen", dan kan dat niet anders dat u de
instructie hebt gegeven dat er geen ruimte is voor
een debat.

Het is eveneens fascinerend dat de wijsheid
opeens van de wetgever moet komen, terwijl het
initiatief om de wijzigingen aan de nationaliteitswet
aan te brengen, van de regering komt. Het is de
regering geweest die de snel-Belg-wet op de
agenda heeft geplaatst. Het is zoals in de
voorgaande discussie. Toen hebt u ook gezegd
dat u uw werk hebt gedaan en dat het de regering
is die zich daarover moet uitspreken, waarna het
Parlement in alle wijsheid kan beslissen.
Nogmaals, het oorspronkelijke ontwerp komt van
u.

Hoe dan ook, de nota toont manifest aan dat er
zich een probleem inzake veiligheid voordoet en
dat is toch uw verantwoordelijkheid bij uitstek als
minister van Justitie. U organiseert een
gestoffeerde gedachtewisseling over de wet en
het Parlement kan daaruit zijn conclusies trekken.
De meerderheidspartijen hebben echter allang
begrepen dat er niet veel aanpassingen aan de
wet mogen worden aangebracht. Het is echter een
kwestie van veiligheid en algemeen belang en ik
vind dat u als minister van Justitie het standpunt
zou moeten verdedigen dat de termijn van een
maand moet worden gewijzigd, aangezien de
problemen terzake manifest zijn.

Op het probleem van de schijnhuwelijken komen
we waarschijnlijk later terug. Naarmate het begrip
"integratiebereidheid" in de nationaliteitswetgeving
wordt losgelaten, komt de nationaliteitswetgeving
steeds meer in het spoor van het migratiebeleid.
Immers, een van de fundamenten voor de
verwerving van de nationaliteit, namelijk de
verankering in de samenleving, wordt opgeheven.
Dat leidt onvermijdelijk tot vragen wat met
personen die via een schijnhuwelijk een
verblijfsvergunning hebben verworven en definitief
in het land kunnen blijven door de
nationaliteitsverwerving via de naturalisatie en wat
met meerderjarige kinderen die steeds in het
buitenland hebben gewoond, van een ouder die
door naturalisatie Belg wordt en die dankzij de
snel-Belg-wet de toegang tot het grondgebied
krijgen?

Die kritiek komt niet alleen van de oppositie;
minister Duquesne heeft reeds in 1999 de
commissie voor de Naturalisaties uitdrukkelijk in
een brief gewaarschuwd voor de interferentie van
de toen vigerende nationaliteitswetgeving in het
migratiebeleid. Dat fenomeen is alleen versterkt.

Ik ben ervan overtuigd dat een debat over de
nationaliteitskwestie ook een debat is over het
migratiebeleid. De vraag naar welke
verblijfsvergunning in aanmerking wordt genomen
voor de nationaliteit komt eigenlijk neer op de
vraag of bijvoorbeeld personen met een tijdelijke
verblijfsvergunning om hier te studeren of om op
een ambassade te werken, de Belgische
nationaliteit kunnen verwerven. Dan overruled de
nationaliteitswetgeving op Europese schaal de wet
van 1980 op het Belgisch grondgebied. Die vraag
moet beleidsmatig opgelost worden.

Zolang er geen duidelijkheid is zal er onvrede zijn
bij de aanvragers omdat sommige gemeenten
bepaalde vergunningen wel accepteren en andere
diezelfde vergunningen niet accepteren. Dit komt
door het gebrek aan transparantie dat men in
deze zaak weigert te creëren. Dit leidt tot onvrede
op het terrein. Ik verwacht veel van het debat,
maar ik vrees dat dit debat tussen de
meerderheidspartijen zal gebeuren en dat er geen
echte discussie zal zijn.
06.12 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, ik heb van in het begin
gezegd dat ik er geen probleem mee heb dat de
CRIV 50
COM 531
17/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
23
minister op een aantal concrete vragen inzake de
cijfers niet kan antwoorden, maar ik heb ze al
gesteld zodat er later een antwoord op kan volgen.
Dit kan mijns inziens gerust met de gewone post
ook naar de andere commissieleden gestuurd
worden.

Op een aantal meer fundamentele vragen heb ik
echter geen antwoord gekregen, onder andere op
de vraag naar het statuut van deze tekst en
daarmee samenhangend of de minister vindt dat
de wet zelf moet veranderd worden. De minister
laat dit in het midden en stelt dat het Parlement dit
moet beslissen. Het Parlement is inderdaad de
enige instantie die een wet kan wijzigen. Maar
collega Vandeurzen heeft het bij het rechte eind
als hij stelt dat dit in essentie een
regeringsontwerp was en dat, als vanuit de
regering geen wetswijziging gesuggereerd wordt,
de evaluatie uiteindelijk op niets zal uitdraaien.

Indien er geen wetswijziging komt en indien de
afname en het verstrengen van de
nationaliteitsbepaling alsook de periode niet in
vraag worden gesteld in deze commissie, dan wil
ik de VLD waarschuwen, collega Coveliers, want
het zal uw laatste kans zijn. Als u in september of
oktober geen enkele poging doet om die wet te
verbeteren, dan moet u ook niet proberen om bij
de verkiezingen te zeggen dat het een slechte wet
is. U hebt herhaaldelijk, gesteund door uw liberale
voorman bij het Laatste Nieuws de heer
Vanderkelen, gezegd dat de snel-Belg-wet op
niets trekt. Dit is uw laatste kans om de zware
fouten die u gemaakt hebt te herstellen. Doet u dit
niet dan is het uw verantwoordelijkheid.

Als er een evaluatie komt dan hoop ik dat die in de
meest brede zin kan gebeuren en dat al diegenen
die met de veiligheid van onze samenleving te
maken hebben duidelijk kunnen zeggen wat er
met die wet misloopt. Ik verwijs hier naar de
mensen van de dienst Vreemdelingenzaken, van
de Veiligheid van de Staat en de mensen van de
parketten van de grote steden. Zij kunnen duidelijk
op de mankementen van deze wet wijzen en dan
kunnen wij misschien een aantal van de mensen
van de meerderheidspartijen overtuigen.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

De openbare commissievergadering wordt
gesloten om 12.33 uur.
La réunion publique de commission est levée à
12.33 heures.
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRABV 50 COM 531
CRABV 50 COM 531
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
EKNOPT
V
ERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
A
NALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
J
USTITIE
C
OMMISSION DE LA
J
USTICE
dinsdag mardi
17-07-2001 17-07-2001
10:15 uur
10:15 heures

CRABV 50
COM 531
17/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i


INHOUD
SOMMAIRE
Vraag van de heer Jo Vandeurzen tot de minister
van Justitie over "de staking in de gevangenis van
Hasselt" (nr. 5158)
1
Question de M. Jo Vandeurzen au ministre de la
Justice sur "la grève à la prison d'Hasselt"
(n° 5158)
1
Sprekers: Jo Vandeurzen, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Jo Vandeurzen, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Vraag van de heer Jo Vandeurzen tot de minister
van Justitie over "de gevolgen van de hervorming
van de gerechtelijke kantons" (nr. 5170)
2
Question de M. Jo Vandeurzen au ministre de la
Justice sur "les conséquences de la réforme des
cantons judiciaires" (n° 5170)
2
Sprekers: Jo Vandeurzen, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Jo Vandeurzen, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Vraag van de heer Yves Leterme tot de minister
van Justitie over "het electronisch toezicht"
(nr. 5177)
3
Question de M. Yves Leterme au ministre de la
Justice sur "le contrôle électronique" (n° 5177)
3
Sprekers: Yves Leterme, voorzitter van de
CVP-fractie, Marc Verwilghen, minister van
Justitie
Orateurs: Yves Leterme, président du groupe
CVP , Marc Verwilghen, ministre de la
Justice
Vraag van de heer Peter Vanvelthoven tot de
minister van Justitie over "het verbod om bij
diefstal met braak een gsm te localiseren"
(nr. 5179)
4
Question de M. Peter Vanvelthoven au ministre
de la Justice sur "l'interdiction de localiser un gsm
en cas de vol avec effraction" (n° 5179)
4
Sprekers:
Peter Vanvelthoven, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs:
Peter Vanvelthoven, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Vraag van de heer Tony Van Parys tot de minister
van Justitie over "het ontnemen van het
vertrouwen door de voorzitter van de PS aan de
minister van Justitie" (nr. 5181)
4
Question de M. Tony Van Parys au ministre de la
Justice sur "le retrait de la confiance du président
du PS au ministre de la Justice" (n° 5181)
4
Sprekers: Tony Van Parys, Geert Bourgeois,
Jos Ansoms, Gerolf Annemans
, voorzitter
van de VLAAMS BLOK-fractie, Marc
Verwilghen
, minister van Justitie
Orateurs: Tony Van Parys, Geert Bourgeois,
Jos Ansoms, Gerolf Annemans
, président
du groupe VLAAMS BLOK , Marc
Verwilghen
, ministre de la Justice
Samengevoegde mondelinge vragen van
11
Questions orales jointes de
11
- de heer Jo Vandeurzen tot de minister van
Justitie over "de toepassing en de evaluatie van
de snel-Belg-wet" (nr. 5195)
- M. Jo Vandeurzen au ministre de la Justice sur
"l'application et l'évaluation de la loi relative à
l'acquisition rapide de la nationalité belge" (n°
5195)
- de heer Bart Laeremans aan de minister van
Justitie over "de evaluatie van de
nationaliteitswetgeving" (nr. 5203)
- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur
"l'évaluation de la législation relative à la
nationalité belge" (n° 5203)
Sprekers: Jo Vandeurzen, Bart Laeremans,
Marc Verwilghen
, minister van Justitie
Orateurs: Jo Vandeurzen, Bart Laeremans,
Marc Verwilghen
, ministre de la Justice
CRABV 50
COM 531
17/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1


COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE
COMMISSION DE LA JUSTICE
van
DINSDAG
17
JULI
2001
10:15 uur
______
du
MARDI
17
JUILLET
2001
10:15 heures
______



De vergadering wordt geopend om 10.24 uur door
de heer Fred Erdman, voorzitter.
La séance est ouverte à 10.24 heures par M. Fred
Erdman, président.
01 Vraag van de heer Jo Vandeurzen tot de
minister van Justitie over "de staking in de
gevangenis van Hasselt" (nr. 5158)
01 Question de M. Jo Vandeurzen au ministre de
la Justice sur "la grève à la prison d'Hasselt"
(n° 5158)
01.01 Jo Vandeurzen (CVP): Deze vraag heb ik
ingediend omdat de staking in de gevangenis van
Hasselt zo lang aansleepte. De specifieke
architectuur van de gevangenis van Hasselt heeft
gevolgen voor het personeel en creëert
veiligheidsrisico's. De visie van het ministerie van
Justitie en de praktische ervaring van het personeel
lopen niet gelijk. Er is een grote afstand tussen de
theoretische en de werkelijke personeelsbehoefte.
Het effectief beschikbare personeel kan de
instelling niet naar behoren uitbaten, noch er de
veiligheid verzekeren, noch de rechten van de
gedetineerden garanderen.

De situatie wordt onhoudbaar. Kan de minister
begrip opbrengen voor het verschil van visie inzake
personeelsbehoefte? Hoe zal hij dit conflict trachten
op te lossen?
01.01 Jo Vandeurzen (CVP): J'ai déposé cette
demande de question parce que la grève à la prison
d'Hasselt perdure. L'architecture caractéristique de
la prison de Hasselt a des implications en matière
de personnel et de sécurité. La conception du
ministère de la Justice ne correspond pas à celle du
personnel qui possède, lui l'expérience du terrain.
Un grand écart se creuse entre besoins théoriques
et réels en matière de personnel. Le personnel
effectivement disponible ne suffit pas à assurer la
bonne gérance de l'établissement, la sécurité et le
respect des droits des détenus.


La situation est intenable. Le ministre peut-il
comprendre la différence de conception des
besoins en personnel? Comment compte-t-il
apaiser ce conflit?
01.02 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): Ik
heb altijd geprobeerd een redelijke positie in te
nemen. Bij mijn aantreden heb ik vastgesteld dat de
gevangenissector jarenlang werd verwaarloosd. Op
een bepaald ogenblik heb ik geprobeerd een
allesomvattend akkoord te bereiken.
01.02 Marc Verwilghen , ministre (en
néerlandais): Je me suis toujours efforcé de
défendre une position raisonnable. Lors de mon
entrée en fonction, j'ai constaté que le secteur des
établissements pénitentiaires avait été négligé des
années durant. A un moment, j'ai cherché à obtenir
un accord global.
Na dat akkoord van 15 juni 2000 kwamen er nieuwe
protestacties ingevolge de slechte uitvoering van
het akkoord door de administratie. Daarop werd met
administratie en vakbonden onderhandeld over
belangrijke bijkomende middelen, die over de
strafinrichtingen werden verdeeld volgens de
behoeften.
Après la conclusion de cet accord du 15 juin 2000,
de nouvelles actions de protestation ont été
organisées pour dénoncer les carences de
l'administration dans l'exécution de l'accord. Aussi
des négociations ont-elles été entamées avec
l'administration et les syndicats au sujet de l'octroi
d'importants moyens supplémentaires, répartis
17/07/2001
CRABV 50
COM 531
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2



In Hasselt wordt nu andermaal actie gevoerd,
ondanks een personeelsoverschot van 8 op een
personeelsbestand van 47. De vier bijkomende
agenten die Hasselt vraagt, zijn dus niet
verantwoord. Wel werd beslist dat de regionale
directeur een interne audit zou uitvoeren over de
invulling van de werkprocessen. Ik zal de resultaten
van de audit, die voor donderdag zijn, volgen en
verwacht van de vakbonden hetzelfde.
entre les différents établissements pénitentiaires en
fonction des besoins.

A Hasselt, on manifeste à nouveau, malgré un
excédent de personnel de 8 unités, sur un effectif
de 47 personnes. Les quatre agents
supplémentaires réclamés par Hasselt ne se
justifient donc pas. Il a cependant été décidé que le
directeur régional procéderait à un audit interne sur
la concrétisation des méthodes de travail. Les
résultats de l'audit sont attendus pour jeudi; je les
étudierai attentivement et j'attends des syndicats
qu'ils fassent de même.
01.03 Jo Vandeurzen (CVP): Ik hoop dat er een
oplossing komt voor het conflict. Er bestaat heel wat
twijfel over de naleving van de gemaakte afspraken.
De toestand in Hasselt is specifiek, omdat het om
een kleine gevangenis gaat.
01.03 Jo Vandeurzen (CVP): J'espère qu'une
solution sera trouvée à ce conflit. Il y a des doutes
quant au respect des accords conclus. La situation
à Hasselt est cependant bien particulière, parce qu'il
s'agit d'une petite prison.
De eisen van het personeel zijn niet overdreven.
Het sociaal conflict moet worden opgelost.
Les exigences formulées par les membres du
personnel ne sont pas exagérées. Il y a lieu de
résoudre ce conflit social.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Vraag van de heer Jo Vandeurzen tot de
minister van Justitie over "de gevolgen van de
hervorming van de gerechtelijke kantons" (nr.
5170)
02 Question de M. Jo Vandeurzen au ministre de
la Justice sur "les conséquences de la réforme
des cantons judiciaires" (n° 5170)
02.01 Jo Vandeurzen (CVP): De griffier van de
politierechtbanken ­ afdelingen Beringen, Sint-
Truiden, Genk en Maaseik ­ zijn alleen in de
voormiddag open. Zullen in het nieuwe KB inzake
de inwerkingtreding van de nieuwe gerechtelijke
kantons, de openingsuren van deze griffies worden
aangepast?
02.01 Jo Vandeurzen (CVP): Les greffes des
tribunaux de police à Beringen, Saint-Trond, Genk
et Maaseik ne sont ouverts que le matin. Le nouvel
arrêté royal relatif à l'instauration des nouveaux
cantons judiciaires prévoit-il une adaptation des
heures d'ouverture de ces greffes?
02.02 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): Na
advies bij de rechterlijke overheden zal de situatie in
Genk en Maaseik, behorend tot de politierechtbank
Tongeren, worden gewijzigd. Dit is niet het geval
voor de afdelingen Beringen en Sint-Truiden,
behorend tot de politierechtbank Hasselt. Genk en
Maaseik zullen voortaan geopend zijn van 8.30 uur
tot 12.30 uur en van 13.30 uur tot 16.00 uur.
Beringen en Sint-Truiden blijven 's namiddags dicht
wegens het beperkt personeelsbestand en het
geringe aantal zaken.
02.02 Marc Verwilghen , ministre (en néerlandais)
: Consécutivement à l'avis recueilli auprès des
autorités judiciaires, la situation des greffes de
Gand et de Maaseik, qui ressortissent au tribunal de
police de Tongres, sera modifiée. Ce n'est pas le
cas des greffes de Beringen et Saint-Trond, qui
ressortissent au tribunal de police de Hasselt. Les
greffes de Genk et de Maaseik seront désormais
ouverts de 8h30 à 12h30 et de 13h30 à 16 h. Les
greffes de Beringen et de Saint-Trond resteront
fermés l'après-midi, compte tenu des effectifs
restreints et du nombre d'affaires limité.
02.03 Jo Vandeurzen (CVP): Ik respecteer dat die
adviezen worden opgevolgd, maar wordt ook het
advies van de rechtsonderhorige gevraagd?
Uniformiteit in de openingsuren van de griffies lijkt
mij een prioriteit qua klantvriendelijkheid.
02.03 Jo Vandeurzen (CVP): Je respecte le fait
que l'on se conforme aux avis mais demande-t-on
également l'avis du justiciable ? A mon estime, il
conviendrait d'uniformiser les heures d'ouverture
des greffes pour les rendre plus conviviaux.
CRABV 50
COM 531
17/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
02.04 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): De
rechtsonderhorige wordt hierbij betrokken via de
balies, zonder wie de rechterlijke overheden geen
advies uitbrengen.
02.04 Marc Verwilghen , ministre (en néerlandais)
: Le justiciable participe au processus par
l'entremise des barreaux, sans lesquels le pouvoir
judiciaire ne serait pas en mesure de rendre d'avis.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Yves Leterme tot de
minister van Justitie over "het electronisch
toezicht" (nr. 5177)
03 Question de M. Yves Leterme au ministre de la
Justice sur "le contrôle électronique" (n° 5177)
03.01 Yves Leterme (CVP): Via het elektronisch
toezicht wordt geprobeerd de overbevolking in de
gevangenissen tegen te gaan. Bij elektronisch
toezicht moet een gedetineerde het bewijs leveren
van een vaste telefoonaansluiting op de
verblijfplaats. De technische ondersteuning van dit
project is via openbare aanbesteding toegewezen
aan Belgacom Alert Services. Nu blijkt dat
gedetineerden met een Telenet- of andere
aansluiting niet in aanmerking komen voor
elektronisch toezicht omdat Belgacom Alert
Services alleen via Belgacom werkt. Hoe zal de
minister dat verhelpen?
03.01 Yves Leterme (CVP): L'objectif du contrôle
électronique est de remédier à la surpopulation
dans les prisons. Pour bénéficier de ce système, un
détenu doit prouver qu'il dispose d'un raccordement
à une ligne téléphonique fixe sur son lieu de
résidence. Pour cette opération, le soutien
logistique a été octroyé par adjudication à
"Belgacom Alert Services". Or, il apparaît, à
présent, que des détenus disposant d'un
raccordement à Telenet ou à une autre compagnie
ne peuvent pas être pris en considération pour le
contrôle électronique parce que la société
"Belgacom Alert Services" ne collabore qu'avec
Belgacom. Comment le ministre compte-t-il
remédier à cette situation ?
03.02 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): Dit
project werd in de vorige legislatuur gestart. Het is
een goed project, maar het vertoont kinderziekten,
zoals het aspect waarnaar u verwijst. Het is
inderdaad zo dat alleen veroordeelden met een
Belgacom-aansluiting in aanmerking komen. Het
vereiste bijkomende veiligheidsplatform wordt enkel
door Belgacom geleverd.
03.02 Marc Verwilghen , ministre (en néerlandais)
: Ce projet a été lancé au cours de la législature
précédente. Il s'agit d'un bon projet mais qui connaît
des problèmes de rodage, dont celui auquel vous
faites référence. Il est exact que seules les
personnes condamnées disposant d'un
raccordement à Belgacom peuvent être retenues.
L'infrastructure de sécurité complémentaire requise
n'est livrée que par Belgacom.
Ik heb de administratie opdracht gegeven om dit
probleem op te lossen in samenwerking met
Belgacom Alert Services. Op korte termijn, binnen
een periode van vijftien dagen, zal voor
veroordeelden met een aansluiting bij een andere
operator een directe verbinding worden tot stand
gebracht tussen de box en de server van het
Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht. Op
langere termijn wordt het huidige veiligheidsplatform
vervangen door een ander veiligheidsplatform dat
onafhankelijk is van de operator.
J'ai chargé l'administration de résoudre ce
problème en concertation avec Belgacom Alert
Services. A court terme, dans un délai de quinze
jours, les détenus abonnés auprès d'un autre
opérateur recevront une connexion directe entre le
boîtier et le serveur du Centre national de contrôle
électronique. A plus long terme, l'infrastructure
actuelle de sécurité sera remplacée par une autre,
indépendante de l'opérateur.
03.03 Yves Leterme (CVP): We kunnen misschien
later de technische garanties evalueren die ervoor
moeten zorgen dat de doorschakeling het objectief
van het elektronisch toezicht niet kan ondergraven.
Ik kan mij voorstellen dat men in de toekomst weer
andere methodes vindt om de indruk te wekken dat
men zich thuis naast de telefoon bevindt.
03.03 Yves Leterme (CVP): Ultérieurement, nous
pourrions procéder à l'évaluation des dispositifs
techniques qui doivent donner la garantie que
l'objectif du contrôle électronique ne pourra pas être
contourné par le recours à des procédés de
transferts. J'imagine qu'a l'avenir, on trouvera
encore d'autres méthodes pour faire croire qu'on
se trouve chez soi, à proximité du téléphone.
17/07/2001
CRABV 50
COM 531
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Vraag van de heer Peter Vanvelthoven tot de
minister van Justitie over "het verbod om bij
diefstal met braak een gsm te localiseren"
(nr. 5179)
04 Question de M. Peter Vanvelthoven au
ministre de la Justice sur "l'interdiction de
localiser un gsm en cas de vol avec effraction"
(n° 5179)
04.01 Peter Vanvelthoven (SP): Dit weekend
hoorde ik een vreemd verhaal. Een Mercedes werd
gestolen met twee GSM's in. De eigenaar hoopte
dat het voertuig zou worden gelokaliseerd aan de
hand van de GSM's, maar de politie zei hem dat de
procureur dit stelselmatig afwijst. Volgens het
Leuvens parket zou de wet dit verbieden. Is dat
correct? Moet men dan de wet niet wijzigen? Waar
komt anders het verhaal vandaan?
04.01 Peter Vanvelthoven (SP): Ce week-end, j'ai
eu vent d'une histoire curieuse. Une voiture de
marque Mercedes contenant deux GSM a été
volée. Le propriétaire espérait que le véhicule
pourrait être localisé grâce aux GSM mais la police
lui a répondu que le procureur du Roi refusait
systématiquement de recourir à ce procédé de
recherche. Le parquet de Louvain considère que ce
procédé est interdit par la loi. Est-ce exact? Dans
l'affirmative, la loi ne devrait-elle pas être modifiée?
Dans la négative, quelle est l'origine de cette
anecdote?
04.02 Minister Marc Verwilghen (Nederlands):
Het krantenartikel zal bij velen de wenkbrauwen
doen fronsen. Wanneer een techniek, die de
lokalisatie van een misbruik mogelijk maakt, niet
wordt ingezet, verbaast dit velen. Maar de wet is
soms hard. De lokalisatie van telecommunicatie is
wettelijk geregeld door artikel 88 bis van het
Wetboek voor Strafvordering. Alleen de
onderzoeksrechter mag de medewerking van een
telecommunicatienetwerkoperator of een verlener
van een communicatiedienst vorderen. Het parket
mag dergelijke maatregelen slechts vorderen voor
strafbare feiten, opgesomd in artikel 90 ter, § 2, 3
en 4 en enkel bij betrapping op heterdaad. De
maatregel moet binnen de 24 uur worden bevestigd
door de onderzoeksrechter. Diefstal met braak is
niet opgenomen in de lijst van artikel 90 ter.
Misschien kan de wet worden aangepast.
04.02 Marc Verwilghen , ministre (en néerlandais)
: Nombreux sont ceux qui auront froncé les sourcils
à la lecture de cet article de presse. On s'étonne
qu'une technique qui permet la localisation d'un
abus ne soit pas mise en oeuvre. Mais la loi est
parfois très rigoureuse. La localisation de
télécommunications est réglée par l'article 88 bis du
Code d'Instruction criminelle. Seul le juge
d'instruction est habilité à requérir la collaboration
d'un opérateur de réseau de télécommunications ou
d'un prestataire de services de communication. Le
parquet ne peut exiger de telles mesures que pour
les délits énoncés à l'article 90 ter, § 2, 3 et 4, et
uniquement en cas de flagrant délit. La mesure doit
alors être confirmée par le juge d'instruction dans
les 24 heures. La liste à l'article 90 ter ne comprend
pas le vol avec effraction. Il convient peut-être de
modifier la loi.
04.03 Peter Vanvelthoven (SP): Eventueel kan in
deze commissie een wetgevend initiatief worden
genomen.
04.03 Peter Vanvelthoven (SP): Cette
commission pourra éventuellement légiférer.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Tony Van Parys tot de
minister van Justitie over "het ontnemen van het
vertrouwen door de voorzitter van de PS aan de
minister van Justitie" (nr. 5181)
05 Question de M. Tony Van Parys au ministre de
la Justice sur "le retrait de la confiance du
président du PS au ministre de la Justice"
(n° 5181)
05.01 Tony Van Parys (CVP): De aantijging van
de heer Di Rupo jegens minister Verwilghen is
blamerend, denigrerend, tergend en beledigend.
Nooit werd een minister in functie zo door een
partijvoorzitter van de meerderheid aangepakt.
05.01 Tony Van Parys (CVP): Les accusations
lancées par M. Elio Di Rupo contre le ministre de la
Justice sont dénigrantes, vexatoires et insultantes.
Jamais un ministre en fonction n'a été ainsi pris à
partie par le président d'une formation de la
majorité.
Iedereen is het erover eens dat de strijd tegen de Chacun admet la nécessité de renforcer la lutte
CRABV 50
COM 531
17/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
georganiseerde criminaliteit moet worden
opgevoerd, maar de heer Di Rupo fulmineert als
minister Verwilghen de spijtoptanten wil invoeren.
Wat waren hierover de afspraken bij de vorming
van deze regering? Ons wetsvoorstel hierover zal
iedereen dwingen om kleur te bekennen. Daarom
vragen we een hoogdringende behandeling. Ook
over de strijd tegen de economische en fiscale
fraude en over de hervorming van het openbaar
ministerie raken de PS-voorzitter en de minister het
niet eens. We zitten dus eens te meer in een
impasse.

De CVP blijft bereid om de Octopuswetten mee uit
te voeren. Wij willen de verticalisatie van het OM en
de oprichting van financieel-economische
auditoraten graag deblokkeren. Het volgende punt
van onenigheid dat nu aan het licht komt, betreft de
strijd tegen de jeugdcriminaliteit.
contre la criminalité organisée, mais M. Di Rupo
fulmine contre le ministre Verwilghen qui souhaite
instaurer une réglementation pour les repentis.
Qu'a-t-il été convenu à ce sujet lors de la formation
du gouvernement? Notre proposition de loi à ce
sujet obligera chacun à prendre attitude en la
matière. Nous demandons, dès lors, que ce dossier
soit traité d'urgence. Le président du PS et le
ministre ne sont pas d'accord non plus à propos de
la lutte contre la fraude fiscale et économique ou de
la réforme du ministère public. Nous nous trouvons
dès lors, une fois de plus, dans une impasse.

Le CVP reste disposé à oeuvrer à la mise en oeuvre
des lois octopartites. Nous sommes prêts à
débloquer les projets relatifs à l'organisation
verticale du ministère public et à la création d'un
auditorat financier et économique. Un autre point
d'accrochage concerne la lutte contre la criminalité
juvénile.
De minister verklaarde gisteren aan de pers dat er
vijf gesloten instellingen voor jongeren zouden
komen, maar vandaag lezen we in Le Soir al dat de
PS en Ecolo zich daartegen verzetten. De regering
is dus opnieuw geblokkeerd. Via ons voorstel van
resolutie en ons wetsvoorstel kan zij de klip van de
Franstaligen omreilen.



De criminaliteitsbestrijding zit vast: het snelrecht
werkt niet, de gesloten instellingen voor
jeugddelinquenten komen er niet, er is geen
consensus over de spijtoptanten en de bijzondere
opsporingstechnieken, noch over de bestrijding van
de economische en financiële criminaliteit of de
hervorming van het openbaar ministerie. Onze
nationaliteits- en regularisatiewetgeving wordt
misbruikt door mensenhandelaars. Alle obstakels in
het justitiebeleid zullen moeten worden opgelost na
het EU-voorzitterschap en in het laatste anderhalf
jaar van deze legislatuur. Hoe zal de regering daarin
slagen? De minister moet nu een vuist maken tegen
Di Rupo en reageren op diens beledigende
verklaringen.
Hier, le ministre a annoncé à la presse la création
de cinq établissements fermés pour mineurs.
Cependant, nous lisons dans Le Soir d'aujourd'hui
que le PS et Ecolo s'y opposent. Nous assistons
donc, une fois de plus, à un blocage au sein du
gouvernement. Notre proposition de résolution ainsi
que notre proposition de loi permettent au
gouvernement de contourner les objections
francophones.

La lutte contre la criminalité est dans une impasse:
la justice rapide ne fonctionne pas et les
établissements fermés pour délinquants mineurs ne
voient pas le jour. En outre, les repentis, les
techniques spéciales de recherche, la lutte contre la
criminalité économique et financière et la réforme
du ministère public sont autant de dossiers à
propos desquels il n'existe toujours pas de
consensus. Les filières actives dans la traite des
êtres humains recourent abusivement à nos lois en
matière de naturalisation et de régularisation. Après
la présidence belge de l'UE, durant les 18 derniers
mois de l'actuelle législature donc, il faudra lever
tous les obstacles rencontrés dans le domaine de la
politique en matière de justice. Comment le
gouvernement s'y prendra-t-il? Le ministre doit à
présent faire front contre M. Di Rupo et répondre à
ses déclarations dénigrantes.
Indien de minister daartoe bereid is, kan hij kiezen
voor de uitgewerkte CVP-voorstellen over al deze
materies en aldus een positieve boodschap
uitdragen naar de burger.
Si le ministre est ouvert à nos suggestions, il peut
opter pour les les propositions du CVP sur ces
matières, et ainsi donner un signal positif au
citoyen.
05.02 Geert Bourgeois (VU&ID): De PS-voorzitter
verklaart van Vlaanderen te houden, maar niet van
minister Verwilghen, die hij daarenboven
05.02 Geert Bourgeois (VU&ID): Le président du
PS déclare aimer la Flandre, mais pas le ministre
Verwilghen, qu'il n'arrête pas d'insulter. Si je puis
17/07/2001
CRABV 50
COM 531
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
voortdurend beledigt. Ik heb er begrip voor dat de
minister zich persoonlijk boven deze lasterlijke
aantijgingen plaatst, maar niet dat hij niet
beleidsmatig reageert op de essentie. De premier
reageerde al, echter zonder iets te zeggen. Volgens
Di Rupo was er bij de regeringsvorming een
duidelijk veto tegen de spijtoptantenregeling. Het
regeerakkoord is weinig duidelijk en volgens het
veiligheidsplan vergt dit juridisch-technisch
ingewikkeld ontwerp grondige studie.




Di Rupo en de PS vallen de minister aan en
beweren dat er geen beleid is tegen de
georganiseerde misdaad, terwijl Verwilghen "al
genoeg speelgoed heeft". Jean-Claude Van
Cauwenberghe noemde Charleroi vorige week nog
een rampgebied op het vlak van criminaliteit.
comprendre que le ministre se tienne
personnellement au-dessus de la mêlée et ne
souhaite pas réagir à ces accusations diffamatoires,
je ne comprends pas qu'il ne prenne pas les
mesures nécessaires pour adapter sa politique en
fonction de la nature des critiques. Le premier
ministre a quant à lui réagi, mais en silence. Aux
dires de M. Di Rupo, un veto clair avait été opposé
à la réglementation concernant les repentis lors de
la formation du gouvernement. L'accord de
gouvernement n'est toutefois pas très clair et, selon
le plan de sécurité, le projet juridico-technique
complexe requiert une étude approfondie.

M. Di Rupo et le PS s'en prennent au ministre en lui
reprochant l'absence de politique de lutte contre la
criminalité organisée, alors que M. Verwilghen "a
déjà bien assez de joujoux". La semaine dernière
encore, Jean-Claude Van Cauwenberghe avait
qualifié Charleroi de zone sinistrée en matière de
criminalité.
De vraag is of men op dit scharniermoment,
halverwege de zittingsperiode, een krachtig signaal
zal geven dat er effectief werk wordt gemaakt van
de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit.

Ik heb begrepen dat het ontwerp over de anonieme
getuigen sterk werd beperkt, maar in de
Ministerraad op het veto van de heer Di Rupo is
gestuit. Wat zegt het regeerakkoord en wat wil de
regering? Is het waar dat de PS van bij het begin
neen heeft gezegd?


Volgens de heer Di Rupo is het de minister van
Justitie die het economisch, financieel en sociaal
auditoraat tegenhoudt. Wie had er ten tijde van de
Octopusbesprekingen bezwaren tegen de
omvorming van het arbeidsauditoraat tot een
afdeling gespecialiseerd in economische, financiële
en sociale criminaliteit? Het was de PS die toen
voor een afgezwakte tekst zorgde. Wel pleit de heer
Di Rupo ­ en naar zijn zeggen sinds lang ­ voor
een auditoraat van de ondernemingen.

Wat gebeurde er? Wordt er iets geblokkeerd?
La question est de savoir si nous allons, à mi-
législature, donner un signal fort de la volonté de
lutter efficacement contre la criminalité organisée.


Je crois avoir compris que si le projet de loi relatif
aux témoins anonymes a subi des modifications
importantes, M. Di Rupo y a cependant opposé son
veto en Conseil des ministres. Que prévoit l'accord
de gouvernement et que souhaite le
gouvernement? Est-il exact que le PS s'est dès le
départ opposé à ce projet?

Aux dires de M. Di Rupo, l'instauration de l'auditorat
économique, financier et social se heurterait à
l'opposition du ministre de la Justice. Lors des
négociations Octopus, qui s'est opposé à la
transformation de l'auditorat du travail en une
section spécialisée dans la criminalité économique,
financière et sociale? C'est le PS qui a alors fait en
sorte qu'un texte édulcoré soit élaboré. M. Di Rupo
affirme cependant plaider depuis longtemps pour la
création d'un auditorat des entreprises.

Que se passe-t-il? Y a-t-il un blocage?
05.03 Jos Ansoms (CVP): Ik wens over dit
ontwerp de eerste minister te ondervragen. Dit
probleem ligt bij hem en bij de werkwijze van het
model Verhofstadt-PS.

Dit interview is het topje van de ijsberg. Het gaat om
het hele justitiële en veiligheidsbeleid. De regeling
inzake drugs zit vast, de PS kortwiekt het
justitiebudget. Van het veiligheidsplan van de VLD
komt niets terecht.
05.03 Jos Ansoms (CVP): Je souhaite interroger
le premier ministre à ce sujet. Il est à l'origine du
problème. C'est la méthode de travail du modèle
Verhofstadt-PS qui est en cause.

Cette interview n'est que la partie visible de
l'iceberg: l'ensemble de la politique en matière de
justice et de sécurité pose problème, la
réglementation en matière de drogue est dans une
impasse, le PS rogne sur le budget de la justice et
CRABV 50
COM 531
17/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
le plan de sécurité du VLD reste dans les cartons.
05.04 Gerolf Annemans (VLAAMS BLOK): Van
het federaal veiligheidsplan is nog niet al te veel in
huis gekomen. Het interview met Di Rupo wijst op
het failliet van het plan. Het is niet de eerste keer
dat Di Rupo Verwilghen aanpakt. Alle pogingen
vanuit de meerderheid om de laatste aanval te
minimaliseren, zijn natuurlijk iets te doorzichtig. Ik
vind natuurlijk ook wel dat Di Rupo over zijn toeren
is. Toch is de aanval niet zonder tactisch doel: Di
Rupo wil de nieuwe criminaliteitsbestrijding en de
justitiehervorming doen stoppen. De PS legt de
regering stil.



Zowel de premier als de VLD zwijgen als vermoord
over deze zoveelste aanval. Zelfs VLD-voorzitter De
Gucht, die anders wel over alles een mening heeft,
laat niets van zich horen. De VLD wil blijkbaar niet
dat Verwilghen een confrontatie met de PS aangaat
en eist dat het veiligheidsplan wordt gerealiseerd.
05.04 Gerolf Annemans (VLAAMS BLOK): On n'a
pas encore concrétisé beaucoup de mesures
prévues par le plan fédéral de sécurité. L'interview
donnée par le ministre Di Rupo illustre l'échec de ce
plan. Ce n'est pas la première fois que M. Di
Rupo s'en prend à M. Verwilghen. Toutes les
tentatives de la majorité pour minimiser cette
dernière attaque sont évidemment quelque peu trop
transparentes. Personnellement, j'estime
également que M. Di Rupo a quelque peu disjoncté
mais son attaque n'en a pas moins un but tactique :
Di Rupo veut stopper la nouvelle approche de la
lutte contre la criminalité ainsi que la réforme de la
Justice. Le PS paralyse le gouvernement.

Tant le premier ministre que le VLD ne soufflent
mot au sujet de cette énième attaque. Même M. De
Gucht, le président du VLD, ne dit rien alors qu'il
exprime généralement son opinion à propos de tout
et de rien. Le VLD ne veut apparemment pas d'une
confrontation entre Verwilghen et le PS et exige que
le plan de sécurité soit mis en oeuvre.
België had al twee sociale zekerheden, nu heeft het
ook twee justities. De facto is het dus al gesplitst.
De heer Di rupo blokkeert alles. Nochtans houdt hij
van Vlaanderen, zo zegt hij zelf. Van een
Vlaanderen wellicht dat zonder nadenken miljarden
doorsluist naar Wallonië. Zeker niet van een
Vlaanderen dat een krachtig veiligheidsbeleid wil
voeren. De kloof is heel breed en diep geworden.



Minister Verwilghen dient moedige ontwerpen in,
maar die worden dan verminkt door de echte
regeringsbaas Di Rupo. Zonder wisselmeerderheid
met de CVP zal de VLD zijn veiligheidsbeleid nooit
kunnen waarmaken.
La Belgique avait deux sécurités sociales,
maintenant elle a également deux justices. Tout est
dès lors déjà scindé dans les faits. Di Rupo bloque
tout mais il affirme toutefois aimer la Flandre. Il
aime vraisemblablement une Flandre qui transfère
sans réfléchir des milliards à la Wallonie mais
certainement pas une Flandre qui tient à mener une
politique de sécurité vigoureuse. Le fossé qui
sépare la Flandre et la Wallonie est devenu très
large et très profond.

Le ministre Verwilghen dépose des projets
courageux mais ceux-ci sont dénaturés par le vrai
chef du gouvernement, M. Di Rupo. Sans majorité
de rechange avec le CVP, le VLD ne parviendra
jamais à réaliser sa politique de sécurité.
05.05 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): Ik
ben het oneens met wat de heer Di Rupo in het
interview heeft verklaard, maar ik zal me niet laten
verleiden tot ondoordachte uitspraken. De regering
en het Parlement zullen oordelen over mijn werk.

Ik weet nog perfect wat er tijdens de
regeringsonderhandelingen werd afgesproken. De
tekst van het akkoord is ook duidelijk, al had die,
achteraf gezien, nog duidelijker gekund. De
aanbevelingen van de parlementaire
onderzoekscommissies zullen in de praktijk worden
gebracht, zo staat er. In die context werd over de
spijtoptanten gesproken.
05.05 Marc Verwilghen , ministre (en
néerlandais): Je suis en désaccord avec les propos
tenus par M. Di Rupo dans l'interview en question
mais je ne me laisserai pas aller à des propos
irréfléchis. Le gouvernement et le Parlement
jugeront mon travail.

Je sais encore parfaitement ce qui a été convenu
lors des négociations qui ont précédé la constitution
du gouvernement. Le texte de l'accord est clair,
même si par la suite, il s'est révélé qu'il aurait pu
être plus clair encore. Ce texte prévoit que les
recommandations des commissions d'enquête
parlementaires seront concrétisées. Dans ce
contexte, il a été question des repentis.
17/07/2001
CRABV 50
COM 531
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
Niemand heeft beweerd dat er geen spijtoptanten
zullen komen. Integendeel. Vier parlementaire
onderzoekscommissies wezen op de noodzaak
ervan. De Senaatscommissie over de
georganiseerde misdaad verwees zelfs naar het
wetsvoorstel-Boutmans in de Senaat en dat van de
heren Tavernier en Lozie in de Kamer. Daarnaast
bestond nog een wetsvoorstel van de heren
Duquesne en Moerman. Ook in het veiligheidsplan
werd naar de spijtoptanten verwezen als
mogelijkheid in de strijd tegen de georganiseerde
criminaliteit.

Er werd een internationale studie uitgevoerd naar
de regeling in de verschillende EU-landen, in de VS
en Canada. Het voorontwerp van wet dat daaruit
voortvloeide, heb ik ingediend in Ministerraad. Er
was daarover een akkoord in het Kernkabinet, maar
in de Ministerraad werd het dossier geblokkeerd.
Het punt kwam pas opnieuw in de actualiteit toen
onderzoeksrechter Lacroix de slachtoffers van de
bende van Nijvel ontmoette in het jaarlijks overleg
dat uit de aanbevelingen van de
onderzoekscommissie ontstond. De slachtoffers en
hun families koesteren nog hoop dat er een regeling
komt. Bovendien kreunen verschillende
burgemeesters over de ondraaglijke impact van de
georganiseerde misdaad op het dagelijks leven en
hield het Centrum voor Gelijke Kansen een
colloquium over de spijtoptanten.




Mevrouw Lizin verwees in de Senaat naar de
resultaten van de strijd tegen de mensenhandel in
de Verenigde Staten, maar daar beschikt men over
een wettelijk middel om de strijd ertegen aan te
binden.

Op Europees niveau is er een resolutie van de raad
van ministers van de EU van 20 december 1996
waarin wordt aanbevolen bepaalde voordelen toe te
staan aan medewerkers van het gerecht.
Aanbeveling nr. 13 van 1997 van de Raad van
Europa handelt over de intimidatie van getuigen en
het recht van verdediging. Het meest recente
document is het ontwerp van aanbeveling van de
Raad van Europa inzake de hoofdprincipes in de
strijd tegen de georganiseerde misdad. Principe 17
handelt over de bescherming van getuigen en
medewerkers van het gerecht.

Uitspraken van burgemeesters, aanbevelingen van
parlementaire onderzoekscommissies en Europees
en Europese richtllijnen dringen allemaal aan op
een wettelijk kader van deze materie. Ik heb mijn
werk gedaan en heb een ontwerp ingediend. Ik zal
Nul n'a prétendu qu'il n'y aurait pas de repentis.
Quatre commissions parlementaires d'enquête on
mis en évidence le contraire. La commission du
Sénat qui s'est penchée sur la criminalité organisée
s'est même référée aux propositions de loi de M.
Boutmans, d'une part, et de MM. Tavernier et Lozie,
d'autre part, déposées respectivement au Sénat et
à la Chambre. A ces propositions, il convient d'en
ajouter une troisième, déposée par MM. Duquesne
et Moerman. Le plan de sécurité se référait
également aux repentis comme instrument éventuel
dans la lutte contre la criminalité organisée.

Une étude internationale a été consacrée aux
réglementations en vigueur dans les différents pays
de l'UE, aux Etats-Unis et au Canada. L'avant-projet
de loi distillé de ces différentes initiatives a été
déposé par mes soins au Conseil des ministres.
Alors qu'un accord s'était dégagé en cabinet
restreint, le dossier a été bloqué au Conseil des
ministres. La question des repentis a fait à nouveau
la une de l'actualité lorsque le juge d'instruction
Lacroix a rencontré les victimes des tueurs du
Brabant dans le cadre de la concertation annuelle
organisée à la suite des recommandations
formulées par la commission d'enquête. Les
victimes et leurs familles nourrissent toujours
l'espoir de voir mise en oeuvre une réglementation
relative aux repentis. Par ailleurs, les différents
bourgmestres se plaignent de l'impact insupportable
de la criminalité organisée sur leur vie quotidienne
et le Centre pour l'égalité des chances a organisé
un colloque sur le thème des repentis.

Mme Lizin a évoqué au Sénat les résultats
enregistrés dans le domaine de la lutte contre la
traite des êtres humains aux Etats-Unis où il existe
toutefois un instrument égal à cet effet.


Au niveau européen il existe une résolution du
Conseil de ministres de l'UE du 20 décembre 1996
recommandant d'accorder certains avantages à des
collaborateurs de la justice. La Recommandation n°
13 de 1997 du Conseil de l'Europe traite de
l'intimidation de témoins et des droits de la défense.
Le document le plus récent est le projet de
recommandation du Conseil de l'Europe relatif aux
principes de base de la lutte contre le crime
organisé. Le Principe 17 a trait à la protection des
témoins et des collaborateurs de la justice.


Les déclarations de bourgmestres, les
recommandations de commissions parlementaires
d'enquête et les directives européennes vont toutes
dans le sens de la mise en place d'un cadre légal
en cette matière. J'ai fait mon travail en déposant
CRABV 50
COM 531
17/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
vragen dat de regering duidelijk stelling kiest.

Er werd een aantal bijkomende vragen gesteld. De
eerste ging over de strijd tegen de economisch-
financiële fraude.
un projet. Je demanderai au gouvernement de
prendre clairement attitude.
Un certain nombre de questions complémentaires
ont été formulées. La première concernait la
répression de la fraude économico-financière.
Het ontwerp betreffende de zogenaamde
kaalplukwetgeving ligt voor advies bij de Raad van
State. Het zal nadien bij de Kamer worden
ingediend. Het ontwerp over de verdeling van de
bewijslast kan al worden behandeld door de Kamer.
Het ontwerp over de telefoontap kan misschien nog
vanmiddag worden behandeld.


Er werd een regeringscommissaris bevoegd voor
de fiscale fraude aangesteld en de CDGFIT heeft
de steun gekregen van 12 ambtenaren van
Financiën.

De verticalisering van het openbaar ministerie werd
door het kernkabinet inderdaad losgekoppeld van
de horizontale omschrijving van de parketten. Dit
neemt niet weg dat er kan nagedacht worden over
het financieel-economisch auditoraat. Komt dit
onder leiding van het parket of staat het
onafhankelijk? Ik meen dat de justitieminister
richtlijnen moet kunnen geven aan dit auditoraat
binnen het strafrechtelijk beleid. Dat staat ook in de
Octopusakkoorden. Die akkoorden willen ook een
hervorming van het jeugdrecht. Mijn ontwerp
daarover wordt via de interkabinettenwerkgroep, de
adviezen van de Hoge Raad en de
Gemeenschappen aangepast.


Ik heb voorstellen gedaan. De huidige meerderheid
moet beslissen in welke richting het beleid gestuurd
wordt, met respect voor de afspraken in het
regeerakkoord ­ anders trek ik mijn conclusies.
Le projet de loi relatif à la confiscation des biens
des criminels a été transmis pour avis au du
Conseil d'Etat pour ensuite être déposée à la
Chambre. Celle-ci peut déjà entamer la discussion
du projet de loi relatif à la répartition de la charge de
la preuve. Le projet de loi relatif à l'écoute
téléphonique pourrait peut-être encore être abordé
cette après-midi.

Un commissaire de gouvernement compétent en
matière de fraude fiscale a été désigné et
l'OCDEFO bénéficie désormais de l'appui de12
fonctionnaires du département des Finances.

Le cabinet restreint a, en effet, dissocié la structure
horizontale des parquets de la future organisation
verticale du ministère public, ce qui n'exclut
toutefois pas une réflexion sur l'installation d'un
auditorat financier et économique. Celui-ci sera-t-il
placé sous la direction du parquet ou sera-t-il
autonome? J'estime que le ministre de la justice
doit, dans le cadre de la politique pénale, pouvoir
donner des directives à cet auditorat, comme le
prévoient les accords octopartites qui visent
également la réforme du droit de la jeunesse. Le
groupe intercabinets adaptera mon projet de loi qui
tiendra compte des avis du Conseil supérieur de la
Justice et des Communautés.

J'ai formulé des propositions. La majorité actuelle
doit décider, dans le respect de l'accord de
gouvernement, de l'orientation à donner à la
politique, faute de quoi j'en tirerai les conclusions
qui s'imposent.
05.06 Tony Van Parys (CVP): Uit de woorden van
de minister maak ik op dat er twee jaar geleden wel
degelijk afspraken werden gemaakt over het
onmisbare instrument van de spijtoptanten. De
minister moet die afspraak uitvoeren, maar hij laat
zich in de Ministerraad verlammen door de PS. De
PS-stem klinkt blijkbaar luider dan die van het
regeerakkoord, van de speurders en van de Bende-
slachtoffers. De minister kan zich nog achter het
CVP-VU-voorstel scharen, dat de conclusies van de
Bende-commissie herneemt. Als hij dat niet doet, is
hij medeverantwoordelijk voor de blokkering.



Over de gesloten instellingen voor jongeren gaven
de Nederlands- en Franstalige media vanmorgen
05.06 Tony Van Parys (CVP): Je déduis des
propos du ministre que des accords ont
effectivement été conclus il y a deux ans à propos
de l'instrument indispensable que constitue une
réglementation relative aux repentis. Le ministre
doit mettre ces accord en oeuvre mais son action
est paralysée par l'attitude adoptée par le PS au
sein du Conseil des ministres. Apparemment, le PS
pèse plus lourd que l'accord de gouvernement, les
enquêteurs et les victimes des tueurs du Brabant.
Le ministre peut encore se rallier à la proposition du
CVP et de la VU, qui reprend les conclusions de la
commission banditisme. S'il n'opte pas pour cette
solution, il se fait le complice du blocage actuel.

En ce qui concerne les établissements fermés pour
jeunes, les médias francophones et
17/07/2001
CRABV 50
COM 531
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
totaal verschillend nieuws. Wie bedriegt er de
burger? Komen die centra er, ondanks het verzet
van PS en groenen? Of doet de minister weer eens
stoer tegenover de buitenwereld, zonder dat hij zijn
verklaringen hard kan maken?
néerlandophones se sont fait l'écho ce matin
d'informations très différentes. Qui trompe le
citoyen? Ces centres verront-ils le jour, en dépit de
l'opposition du PS et des verts? Où, une fois de
plus, le ministre roule-t-il des mécaniques face à
l'opinion publique sans pouvoir concrétiser ses
engagements?
De minister voert helemaal niet uit wat hij zegt.
Telkens weer blijkt de tegenstelling met de PS. De
discussie is fundamenteel, het gaat om de plaats
van het economisch-financieel auditoraat. In onze
ogen heeft de minister gelijk als hij zegt dat dit
onder de controle moet staan van de minister van
Justitie, omdat het binnen het strafrechtelijk beleid
valt. De minister moet nu de keuze maken. Hij heeft
nog één jaar de tijd om alle hervormingen door te
voeren. Daarvoor zal een alternatieve meerderheid
nodig zijn. In deze materie zijn wij bondgenoten. De
minister heeft maar één mogelijkheid, anders zal hij
niet kunnen uitvoeren wat hij wilde uitvoeren.
Le ministre ne joint aucunement l'acte à la parole,
se heurtant chaque fois à l'opposition du PS. Cette
discussion revêt une importance capitale, s'agissant
de la place de l'auditorat financier et économique. A
nos yeux, le ministre a raison lorsqu'il affirme que
cet auditorat doit ressortir au contrôle du ministre de
la Justice parce qu'il relève de la politique
criminelle. Il appartient à présent au ministre de
faire un choix. Il lui reste un an pour mener à bien
cette réforme. En cette matière, nous sommes ses
alliés. Il ne dispose que d'une seule possibilité. S'il
ne la saisit pas, il ne pourra réaliser la réforme qu'il
souhaitait mettre en place.
05.07 Geert Bourgeois (VU&ID): Het ziet er niet
goed uit voor de strijd tegen de georganiseerde
criminaliteit. Blijkbaar wil men het bij een andere
minister of administratie onderbrengen. Dat is in
strijd met artikel 151. Ook dat is echter
geblokkeerd. In het Parlement bestaat een
meerderheid voor een spijtoptantenregeling, die ook
in het regeerakkoord staat. De PS stelt echter een
veto. De sterkste partij in Wallonië blokkeert alles.
05.07 Geert Bourgeois (VU&ID): L'avenir
s'annonce bien sombre pour la lutte contre la
criminalité organisée. Apparemment, le
gouvernement s'interroge encore sur l'opportunité
de faire ressortir l'auditorat à la politique criminelle
générale. Apparemment, on cherche à le rattacher
à un autre ministre ou à une autre administration.
Voilà qui est contraire à l'article 151. Nous
assistons, ici également, à un blocage. Au sein du
Parlement, une majorité de membres sont
favorables à la mise en place d'une réglementation
relative aux repentis, qui est également prévue par
l'accord de gouvernement. Le PS y a toutefois
opposé son veto. Le parti le plus puissant de
Wallonie bloque tout.
In deze commissie vindt u wellicht een meerderheid
voor uw plannen, maar in de Ministerraad wordt u
hoogstwaarschijnlijk teruggefloten. Moet u dan niet
dringend conclusies trekken als een
meerderheidspartij u belet om een wezenlijk punt uit
het regeerakkoord uit te voeren? Ik zal ook de
premier hierover ondervragen.
Au sein de cette commission, vous trouverez sans
doute une majorité en faveur de vos projets mais
vous serez certainement rappelé à l'ordre au
Conseil des ministres. Si vous constatez qu'un parti
de la majorité vous empêche de mettre en oeuvre
un point essentiel de l'accord de gouvernement, ne
devez-vous pas d'urgence tirer les conclusions qui
s'imposent? Je ne manquerai pas d'interroger
également le premier ministre à ce sujet.
Deze regering moet zeggen waar het op aankomt.
Ik heb het voorstel-Van Parijs mee ondertekend en
wil er de hoogdringendheid voor vragen. Het
Parlement moet weten wie wat blokkeert en wie het
uiteindelijk voor het zeggen heeft in dit land.
Le gouvernement doit dévoiler les enjeux. J'ai
contresigné la proposition de M. Van Parys, pour
laquelle je demande l'urgence. Le Parlement doit
savoir qui bloque des dossiers ­ et lesquels - et qui
détient réellement le pouvoir dans ce pays.
05.08 Gerolf Annemans (VLAAMS BLOK): Ik
noteer dat een regeling voor de spijtoptanten
volgens de minister een oplossing kan bieden in het
dossier van de Bende van Nijvel en dat de PS dat
05.08 Gerolf Annemans (VLAAMS BLOK): Je
prends acte des propos du ministre qui estime
qu'une réglementation relative aux repentis
permettrait peut-être de faire avancer le dossier des
CRABV 50
COM 531
17/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
blokkeert. De minister verklaart dat hij politiek druk
uitoefent, maar ik stel alleen vast dat hij de zaak op
zijn klassieke, technische manier bekijkt. Bovendien
bemerk ik dat wij hier het antwoord krijgen, bedoeld
voor Di Rupo. Hopelijk wordt het hem door de heer
Giet bezorgd.

Duidelijk is dat het spijtoptantenontwerp zal moeten
worden aangepast op vraag van de PS. De VLD
had na Lambermont, de regularisatie, de drugswet
en de naturalisaties op enige goodwill van de PS
gehoopt voor de uitvoering van het
veiligheidsbeleid, maar vangt bot. Ik blijf erbij dat
het bewuste interview een dubbele streep trekt
onder justitieminister Verwilghen. Premier
Verhofstadt zal daarover wellicht meer uitleg
kunnen geven.
tueurs du Brabant et affirme que le PS fait de
l'obstruction. Le ministre déclare exercer une
pression politique mais je constate cependant qu'il
s'en tient à une approche technique du dossier,
comme à son habitude. Par ailleurs, j'observe qu'on
nous donne la réponse destinée à M. Di Rupo à qui,
espérons-le, M. Giet la communiquera.
Il apparaît clairement que le projet relatif aux
repentis devra être aménagé à la demande du PS.
Le VLD, qui avait espéré qu'après les accords de
Lambermont, l'opération de régularisation, les
naturalisations et la loi sur les drogues, le PS
témoignerait de la bonne volonté concernant la
politique de sécurité, en est pour ses frais. Je reste
convaincu que le ministre de la Justice subira les
conséquences fâcheuses de l'interview. Sans doute
le premier ministre Verhofstadt pourra-t-il fournir de
plus amples informations à ce sujet.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Jo Vandeurzen tot de minister van
Justitie over "de toepassing en de evaluatie van
de snel-Belg-wet" (nr. 5195)
- de heer Bart Laeremans aan de minister van
Justitie over "de evaluatie van de
nationaliteitswetgeving" (nr. 5203)
06 Questions orales jointes de
- M. Jo Vandeurzen au ministre de la Justice sur
"l'application et l'évaluation de la loi relative à
l'acquisition rapide de la nationalité belge" (n°
51
95)
- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur
"l'évaluation de la législation relative à la
nationalité belge" (n° 5203)
06.01 Jo Vandeurzen (CVP): Het debat over de
snel-Belg-wet had al in mei moeten plaatsvinden,
maar het was wachten op de evaluatie. Ik benadruk
dat de CVP de nationaliteitsverwerving beschouwt
als een belangrijke stap in de integratie.
06.01 Jo Vandeurzen (CVP): Le débat sur la loi
accélérant la procédure de naturalisation était prévu
pour le mois de mai, mais il fallait attendre
l'évaluation. Je souligne que le CVP considère
l'acquisition de la nationalité comme un pas
important dans le processus d'intégration.
De meerderheid van de aanvragers is te goeder
trouw. Wie zich wil integreren, moet de nationaliteit
kunnen verwerven. Dat moet een recht zijn, geen
gepolitiseerde gunst.

Wellicht wil men de snel-Belg-wet niet evalueren,
maar wil men wel onderzoeken hoe deze wet nog
meer kan oliën. Daarom hebben Agalev en Ecolo
zich niet verzet tegen deze studie. In de
synthesenota van de administratie worden alleen
enkele technische verbeteringen aan de wet
gesuggereerd, op voorstel van de professoren Rea
and Caestecker.

In de studie werd geen veiligheidsanalyse gemaakt.
Er zou een grote weerstand bestaan tegen het
aanvaarden van alternatieve bewijsstukken omdat
getwijfeld wordt aan hun geloofwaardigheid. De
termijn van één maand is ook te kort. Daarover vind
ik echter geen suggesties. Ik stel er wel in vast dat
de wet op een zeer geïmproviseerde manier de
La majorité des demandeurs est de bonne foi.
Celui qui veut s'intégrer doit pouvoir acquérir la
nationalité. Il doit s'agir d'un droit, non d'une faveur
politisée.

Sans doute n'a-t-on pas l'intention d'évaluer la
procédure de naturalisation accélérée mais
voudrait-on envisager la manière de l'assouplir.
Agalev et Ecolo n'y sont pas opposés. La note de
synthèse de l'administration ne comporte que
quelques aménagements techniques à apporter à la
loi sur la proposition des professeurs Rea et
Caestecker.

L'étude ne comporte pas d'analyse en matière de
sécurité. L'admission d'autres documents probants
suscite une grande résistance parce que leur valeur
est mise en doute. Le délai d'un mois est
également insuffisant mais je ne trouve trace
d'aucune suggestion à ce propos. Je constate, en
revanche, que la loi a vu le jour dans l'improvisation,
17/07/2001
CRABV 50
COM 531
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
wereld is ingestuurd. Dat verklaart waarom een
aantal diensten moeilijkheden ondervond met het
toepassen van de wet.
ce qui explique les difficultés que rencontrent
certains services à la mettre en oeuvre.
Het zijn niet deze mensen die hun job niet doen; de
regering heeft slecht werk geleverd. En nu vraagt
men dat deze ambtenaren de wet voluntaristisch
zouden toepassen: hoe minder adviezen, hoe beter,
en hoe korter die adviezen, hoe liever.


De auteurs van de studie durven gewoon niet te
zeggen dat de wet niet deugt en moet worden
gewijzigd op het vlak van termijnen,
integratiebereidheid en akten. Een termijn van één
maand is onhoudbaar om behoorlijke adviezen in te
winnen. De gegevensuitwisseling tussen de
parketten verloopt daarvoor veel te stroef. Alleen de
heer Eerdekens, voorzitter van de commissie
Naturalisaties nota bene, vindt de termijn lang
genoeg. En anders kan die wel soepel worden
toegepast, aldus de heer Eerdekens. Waarom dan
geen wetswijziging doorvoeren? Dat is toch geen
onredelijke vraag! Vindt men het niet belangrijk dat
we de malafide asielzoekers kunnen opsporen?
Ce ne sont pas les agents de ces services qui ne
font pas leur travail mais c'est le gouvernement qui
a mal travaillé. On demande à présent à ces
fonctionnaires d'appliquer résolument la loi: il est
souhaitable que les avis soient les moins nombreux
et les plus succincts possibles.

Les auteurs de l'étude n'osent tout simplement pas
dire qu'il s'agit d'une mauvaise loi qui doit être
modifiée en ce qui concerne les délais, la volonté
d'intégration et les documents. Un délai d'un mois
est insuffisant pour rendre de bons avis. L'échange
d'informations entre les parquets est beaucoup trop
laborieux. Seul M. Eerdekens, qui n'est autre que le
président de la commission des naturalisations,
juge le délai suffisant. Il estime qu'au besoin, il peut
être interprété souplement. Pourquoi ne pas
modifier la loi? La demande n'a tout de même rien
de déraisonnable! N'est-il pas important d'identifier
les demandeurs d'asile de mauvaise foi?
Ik ben vragende partij voor een debat over de
maatschappelijke effecten van de wet. De regering
beperkt zich te veel tot KB's met allerlei technische
aanpassingen.

Heeft het College van procureurs-generaal al een
advies afgeleverd over de rondzendbrieven met
richtlijnen, die aan de parketten worden gestuurd
betreffende de naturalisatiedossiers?

De dienst Vreemdelingenzaken wijst op een stijging
van de schijnhuwelijken. De zaken worden
doorgestuurd naar de parketten voor nader
onderzoek. Hebben de parketten richtlijnen
gekregen inzake de aanpak van dit fenomeen? In
nogal wat gevallen wordt het verblijfrecht verworven
door het huwelijk, daarna wordt het huwelijk
ontbonden en vervolgens wordt de nationaliteit
aangevraagd.
Je demande qu'un débat soit consacré aux
conséquences sociales de la loi. Il me paraît que le
gouvernement n'a que trop tendance à ne recourir
qu'à des arrêtés royaux comportant toutes sortes
d'adaptations techniques.
Le Collège des procureurs généraux a-t-il déjà
rendu un avis sur les circulaires adressées aux
parquets pour leur communiquer les directives à
suivre pour le traitement des dossiers de
naturalisation ?
L'Office des étrangers signale une augmentation du
nombre de mariages blancs. Les dossiers sont
transmis aux parquets en vue d'un examen
approfondi. Les parquets ont-ils reçu des directives
sur la manière d'appréhender le phénomène? Dans
de nombreux cas, une fois le droit de séjour obtenu,
le mariage est dissous et une demande de
naturalisation est introduite.
Kan het parket vanuit de bestaande wetgeving nog
adequaat handelen wanneer er geen huwelijk meer
is? Er is dringend nood aan meer duidelijkheid over
de relatie tussen de bestaande wetgeving, de
bevoegdheid van de parketten en de vragen van de
commissie.
Si le mariage a été dissous, le parquet peut-il
encore agir adéquatement dans l'état actuel de la
législation? La relation entre la législation existante,
la compétence des parquets et les questions de la
commission doit être clarifiée au plus vite.
06.02 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Wij
verheugen ons over de stellingname van de CVP,
die zich de voorbije jaren steeds meer is gaan
interesseren voor de nationaliteitswetgeving.
Voordien had ze echter jarenlang meegewerkt aan
06.02 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Nous ne
pouvons que nous réjouir de l'attitude du CVP, qui
manifeste depuis quelque temps un intérêt
croissant pour la législation sur la nationalité.
Pourtant, pendant des années, il n'a cessé de
CRABV 50
COM 531
17/07/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
een steeds verdere versoepeling ervan en aan een
uitholling van het integratiecriterium. Wat niet klopt
is dat deze problematiek slechts op één procent van
de aanvragen zou slaan.

De synthesenota ontgoochelt ons: de wet wordt niet
ter discussie gesteld, er wordt niet verwezen naar
de misbruiken van de nationaliteitswetgeving door
criminelen, er is geen sprake van het ontnemen van
de nationaliteit bij fraude of onwil tot integratie en de
termijnen worden niet in vraag gesteld. De heer
Vandeurzen weet veel meer over de studie van de
professoren.
préconiser l' assouplissement des conditions,
contribuant ainsi à vider le critère d'intégration de
toute substance. Il n'est pas exact que ce problème
ne concerne qu'un pour cent des demandes.

La note de synthèse est décevante : la loi ne fera
l'objet d'aucun débat, le problème de la violation de
la législation sur la nationalité par les criminels n'est
pas abordé, la possibilité d'un retrait de la
nationalité en cas de fraude ou d'absence de
volonté d'intégration n'est pas évoquée et les délais
ne sont pas remis en question. Monsieur
Vandeurzen en sait beaucoup plus long sur l'étude
des professeurs.
De voorzitter: De studie was ter inzage van de
commissie en van alle leden.
Le président: L'étude avait été mise à la disposition
de la commission et des membres.
06.03 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Wat was
de precieze vraagstelling van de minister aan de
professoren? Had hij het over een mogelijke
wetswijziging?

Wat is het statuut van de nota? Zal daarover nog
worden overlegd? Meent de minister dat de wet niet
dient te worden gewijzigd?

In hoeveel gevallen blijkt het onmogelijk een echte
geboorteakte voor te leggen? Voor welk percentage
van de verschillende vormen van
nationaliteitsverwerving wordt genoegen genomen
met een vervangende akte?

Gaat de minister akkoord met de aanbeveling de
dienst Vreemdelingenzaken enkel nog te
contacteren in probleemgevallen, meer bepaald in
verband met het verblijfselement?

Gaat de minister akkoord met de voorgestelde
beperking van het advies van de Staatsveiligheid tot
de bedreiging van de openbare orde?

Steunt de minister het voorstel om ook een
beperkte verblijfsduur in rekening te brengen?
06.03 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Quelles
questions le ministre a-t-il posées exactement aux
professeurs? A-t-il évoqué une possible
modification de la loi ?

Quelle suite sera réservée à cette note ? Fera-t-elle
encore l'objet d'une concertation ? Le ministre ne
pense-t-il pas qu'il faille modifier la loi ?

Dans combien de cas le dépôt d'un acte de
naissance authentique s'avère-t-il impossible
?
Dans combien de cas faut-il, pour les différents
modes d'acquisition de la nationalité, se contenter
d'un document de substitution?

Le ministre approuve-t-il la recommandation de ne
plus solliciter désormais l'Office des étrangers que
pour les cas à problèmes, en particulier en ce qui
concerne la question du séjour ?

Le ministre approuve-t-il la proposition prévoyant de
limiter l'avis de la Sûreté de l'Etat à la menace pour
l'ordre public ?

Le ministre soutient-il la proposition relative à la
limitation de la durée de séjour?
06.04 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): In
de betrokken wet is de evaluatie uitdrukkelijk
voorzien. Dit moet door de wetgever gebeuren en
niet door professoren. Het debat moet worden
gevoerd op basis van de synthesenota, de studie
van een aantal professoren en de bemerkingen van
mijn administratie.

Het advies van het College van procureurs-generaal
inzake de richtlijnen heb ik nog niet ontvangen.

Wat de schijnhuwelijken betreft, wordt sedert 1985
het huwelijk met een Belg niet automatisch gelinkt
06.04 Marc Verwilghen , ministre (en néerlandais)
: L'évaluation est expressément prévue dans la loi.
Elle est doit être faite par le législateur et non pas
par les professeurs. Il convient de mener le débat
sur la base de la note de synthèse, de l'étude
réalisée par un certain nombre de professeurs et
des observations faites par mon administration.

Je n'ai pas encore reçu l'avis du Collège des
procureurs généraux à propos des directives.


En ce qui concerne les mariages blancs, le mariage
17/07/2001
CRABV 50
COM 531
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
aan het bekomen van de Belgische nationaliteit. De
parketten kunnen maar naar aanleiding van het
advies dat zij omtrent de verklaring van de
nationaliteitskeuze moeten uitbrengen, eventuele
schijnhuwelijken opsporen. De dienst
Vreemdelingenzaken gaat de situatie met
betrekking tot het verblijf na en zo worden tekenen
die wijzen op een schijnhuwelijk, met het oog op het
krijgen van een verblijfsvergunning, opgespoord.
avec une personne de nationalité belge n'entraîne
plus automatiquement, depuis 1985, l'obtention de
la nationalité belge. Les parquets ne peuvent
découvrir des mariages blancs que dans le cadre
de l'avis qu'ils doivent rendre à propos de la
déclaration du choix de la nationalité. En vérifiant la
situation en ce qui concerne le séjour, l'Office des
étrangers parvient à découvrir des indices
permettant de soupçonner un mariage blanc
contracté en vue de l'obtention du permis de séjour.
Het probleem is het verblijf, niet de nationaliteit. De
vragen van de heer Laeremans zal ik schriftelijk
beantwoorden.
Ce n'est pas la nationalité mais le séjour qui fait
problème. Je répondrai par écrit aux questions de
M. Laeremans.
06.05 Jo Vandeurzen (CVP): De mensen op het
terrein pleiten voor een wetswijziging, maar de
minister gaat daar niet op in. Er is duidelijk een
veiligheidsprobleem, maar de meerderheid wil van
geen aanpassingen weten. Naast het probleem van
de schijnhuwelijken is er dat van de
integratiebereidheid. Daar stapt men nu volledig van
af. Wat zal men doen met personen die via een
schijnhuwelijk de nationaliteit hebben verkregen?
De heer Duquesne waarschuwde tien jaar geleden
al voor dat fenomeen. Heeft iemand die een
tijdelijke verblijfsvergunning heeft om te studeren
recht op de Belgische nationaliteit?
06.05 Jo Vandeurzen (CVP): Sur le terrain, on
réclame une modification de la loi mais le ministre
fait la sourde oreille. Il se pose manifestement un
problème de sécurité mais la majorité ne veut pas
entendre parler d'une modification. Outre le
problème des mariages blancs, il y a également
celui de la volonté d'intégration. Cette condition est
totalement abandonnée. Qu'adviendra-t-il des
personnes qui ont obtenu la nationalité belge par le
biais d'un mariage blanc? Il y a dix ans de cela, M.
Duquesne avait lancé une mise en garde à ce
sujet. Une personne disposant d'un permis de
séjour temporaire en qualité d'étudiant peut-il
prétendre à la nationalité belge?
Sommige gemeenten aanvaarden bepaalde
vergunningen wel, andere dan weer niet. Dit leidt tot
onvrede op het terrein.
Des communes acceptaient certains permis tandis
que d'autres les refusaient. Cette situation a suscité
le mécontentement sur le terrain.
06.06 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Vindt de
minister zelf een wetswijziging al dan niet
noodzakelijk? De regering moet bereid zijn een
teken in die richting te geven. De VLD krijgt nog een
kans om haar luide kritiek ­ onder meer bij monde
van de heer Coveliers ­ op de snel-Belg-wet in
concrete daden om te zetten. De betrokken
ambtenaren van de dienst Vreemdelingenzaken,
van de parketten en van de Staatsveiligheid hebben
wellicht al voldoende aanwijzigingen om te bewijzen
wat er met de wet misloopt.


Het incident is gesloten.
06.06 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Le
ministre estime-t-il qu'une modification de la loi
s'impose? Le gouvernement doit être disposé à
donner un signal en ce sens. Le VLD a encore la
possibilité de transformer en actes concrets les
vives critiques ­ exprimées notamment par la
bouche de M. Coveliers ­ à propos de la loi sur
l'acquisition rapide de la nationalité. Les
fonctionnaires de l'Office des étrangers, des
parquets et de la Sûreté de l'Etat disposent
probablement déjà d'indications suffisantes pour
mettre en évidence les lacunes de la loi.

L'incident est clos.
De vergadering wordt gesloten om 12.33 uur.
La séance est levée à 12.33 heures.

Document Outline