KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50 COM 498
CRIV 50 COM 498
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET HET BEKNOPT VERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC LE COMPTE RENDU ANALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
J
USTITIE
C
OMMISSION DE LA
J
USTICE
dinsdag mardi
12-06-2001 12-06-2001
10:15 uur
10:15 heures
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP Christelijke
Volkspartij
FN Front
National
PRL FDF MCC
Parti Réformateur libéral Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS Parti
socialiste
PSC Parti
social-chrétien
SP Socialistische
Partij
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode + nummer
en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du
n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag (op wit papier, bevat de bijlagen en het
beknopt verslag, met kruisverwijzingen tussen Integraal en
Beknopt Verslag)
CRIV
Compte Rendu Intégral (sur papier blanc, avec annexes et
CRA, avec renvois entre le CRI et le CRA)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV Compte
Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
CRIV 50
COM 498
12/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Vraag van de heer Jos Ansoms aan de minister
van Justitie over "de omzendbrieven betreffende
het opsporingsbeleid van drugs in het verkeer"
(nr. 4748)
1
Question de M. Jos Ansoms au ministre de la
Justice sur "les circulaires relatives à la politique
de dépistage de la conduite sous l'emprise de
drogue" (n° 4748)
1
Sprekers: Jos Ansoms, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Jos Ansoms, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Vraag van de heer Jacques Lefevre aan de
minister van Justitie over de gevolgen van de
verstoting van Marokkaanse vrouwen in België"
(nr. 4767)
2
Question de M. Jacques Lefevre au ministre de la
Justice sur "les effets de la répudiation de
femmes marocaines en Belgique" (n° 4767)
2
Sprekers:
Jacques Lefevre, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs:
Jacques Lefevre, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Vraag van de heer Tony Van Parys aan de
minister van Justitie over "het uitblijven van de
benoeming van de adjunct-administrateur
generaal van de Staatsveiligheid" (nr. 4846)
4
Question de M. Tony Van Parys au ministre de la
Justice sur "l'absence de nomination de
l'administrateur général adjoint de la Sûreté de
l'Etat" (n° 4846)
4
Sprekers: Tony Van Parys, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Tony Van Parys, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Samengevoegde vragen van
7
Questions jointes de
7
- de heer Tony Van Parys aan de minister van
Justitie over "het benoemingsconflict met de Hoge
Raad voor de Justitie" (nr. 4851)
7
- M. Tony Van Parys au ministre de la Justice sur
"le conflit qui l'oppose au Conseil supérieur de la
Justice à propos de nominations" (n° 4851)
7
- de heer Geert Bourgeois aan de minister van
Justitie over "de tweede weigering van de minister
van een voordracht door de Hoge Raad voor de
Justitie" (nr. 4892)
7
- M. Geert Bourgeois au ministre de la Justice sur
"le deuxième refus du ministre concernant le
candidat présenté par le Conseil supérieur de la
Justice" (n° 4892)
7
Sprekers: Tony Van Parys, Geert Bourgeois,
Marc Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs: Tony Van Parys, Geert Bourgeois,
Marc Verwilghen, ministre de la Justice
Interpellatie van mevrouw Jacqueline Herzet tot
de minister van Justitie over "het beleid van de
minister van Justitie inzake de ontvoering van
kinderen door de ouders" (nr. 815)
12
Interpellation de Mme Jacqueline Herzet au
ministre de la Justice sur "la politique du ministre
de la Justice en matière de rapts parentaux"
(n° 815)
12
Sprekers:
Jacqueline Herzet, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs:
Jacqueline Herzet, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Vraag van de heer Francis Van den Eynde aan de
minister van Justitie over "de juridische situatie
van een zogenaamde growshop te Gent"
(nr. 4852)
18
Question de M. Francis Van den Eynde au
ministre de la Justice sur "la situation juridique
d'un 'growshop à Gand'" (n° 4852)
18
Sprekers: Francis Van den Eynde, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs: Francis Van den Eynde, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Vraag van de heer Francis Van den Eynde aan de
minister van Justitie over "de deelname aan een
"blow-in" in het Citadelpark te Gent" (nr. 4874)
19
Question de M. Francis Van den Eynde au
ministre de la Justice sur "la participation à un
"blow-in" au parc de la citadelle de Gand"
(n° 4874)
19
Sprekers: Francis Van den Eynde, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs: Francis Van den Eynde, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Vraag van de heer Bart Laeremans aan de
minister van Justitie over "de studie over het
verband tussen etnische afkomst en criminaliteit"
(nr. 4880)
20
Question de M. Bart Laeremans au ministre de la
Justice sur "l'étude concernant le lien entre
l'origine ethnique et la criminalité" (n° 4880)
20
Sprekers:
Bart Laeremans, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs:
Bart Laeremans, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
12/06/2001
CRIV 50
COM 498
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
Vraag van de heer Tony Van Parys aan de
minister van Justitie over "de vrijlating van de
dame met 250.000 XTC-pillen" (nr. 4886)
20
Question de M. Tony Van Parys au ministre de la
Justice sur "la libération de la dame trouvée en
possession de 250.000 pilules d'extasy" (n° 4886)
20
Sprekers: Tony Van Parys, Jo Vandeurzen,
Marc Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs: Tony Van Parys, Jo Vandeurzen,
Marc Verwilghen, ministre de la Justice
Vraag van de heer Geert Bourgeois aan de
minister van Justitie over "de wijzigingen van het
justitiebeleid op het gebied van
verkeersveiligheid" (nr. 4895)
22
Question de M. Geert Bourgeois au ministre de la
Justice sur "la modification de la politique du
département de la justice en matière de sécurité
routière" (n° 4895)
22
Sprekers:
Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs:
Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Vraag van de heer Geert Bourgeois aan de
minister van Justitie over "de toepassing van de
wet van 16 juni 1993 betreffende de bestraffing
van de ernstige inbreuken op de Internationale
Verdragen van Genève van 12 augustus 1949 en
op de aanvullende protocollen I en II bij die
Verdragen van 8 juni 1977" (nr. 4896)
24
Question de M. Geert Bourgeois au ministre de la
Justice sur "l'application de la loi du 16 juin 1993
relative à la répression des violations graves des
Conventions internationales signées à Genève le
12 août 1949 et des Protocoles I et II additionnels
à ces Conventions adoptés le 8 juin 1977"
(n° 4896)
24
Sprekers:
Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs:
Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Vraag van de heer Geert Bourgeois aan de
minister van Justitie over "de informatisering van
de hoven en rechtbanken" (nr. 4897)
26
Question de M. Geert Bourgeois au ministre de la
Justice sur "l'informatisation des cours et
tribunaux" (n° 4897)
26
Sprekers:
Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs:
Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
CRIV 50
COM 498
12/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE
COMMISSION DE LA JUSTICE
van
DINSDAG
12
JUNI
2001
10:15 uur
______
du
MARDI
12
JUIN
2001
10:15 heures
______
De vergadering wordt geopend om 10.23 uur door
mevrouw Jacqueline Herzet, voorzitter.
La séance est ouverte à 10.23 heures par Mme
Jacqueline Herzet, présidente.
01 Vraag van de heer Jos Ansoms aan de
minister van Justitie over "de omzendbrieven
betreffende het opsporingsbeleid van drugs in
het verkeer" (nr. 4748)
01 Question de M. Jos Ansoms au ministre de
la Justice sur "les circulaires relatives à la
politique de dépistage de la conduite sous
l'emprise de drogue" (n° 4748)
01.01 Jos Ansoms (CVP): Mevrouw de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, vroeger
heb ik u al ondervraagd over de toepassing van
de drugsnota in het verkeer. Toen hebt u zeer
duidelijke standpunten ingenomen.
Ik heb uiteraard ook de bevoegde minister voor
Mobiliteit en Vervoer daarover ondervraagd op
31 januari 2001. Ik citeer haar antwoord letterlijk:
"Ikzelf word door de minister van Justitie
betrokken bij de uitvoering van dit actiepunt van
het regeringsbeleid inzake drugs. Ik wens ook
mee te geven dat daarenboven mijn kabinet in
samenwerking met het kabinet van de minister
van Justitie, met het college van procureurs-
generaal en met de dienst voor het Strafrechtelijk
Beleid, deelgenomen heeft aan het opstellen van
wijzigingen, aanvullingen of richtlijnen van
omzendbrieven van de minister van Justitie aan
het college van procureurs-generaal, bestemd
voor de politiediensten en de parketten, met het
oog op een eenvormig opsporingsbeleid en
vervolgingsbeleid inzake het rijden onder invloed,
zowel van alcohol als andere stoffen. Concreet
betekent dit dat het hier gaat over vier
documenten, waarvan er reeds twee verspreid zijn
en twee nog verspreid moeten worden." Dat was
het antwoord van mevrouw Durant op 31 januari
2001.
Mijn vragen daarbij zijn de volgende.
Ten eerste, hoe ziet dat eenvormig
vervolgingsbeleid inzake het rijden onder invloed
eruit in die vier brieven? Mevrouw Durant spreekt
namelijk over vier documenten. Wat zijn de
verschillen, in grote lijnen, ten opzichte van de
periode vóór de verschijning van die vier
documenten.
Ten tweede zei mevrouw Durant dat twee
omzendbrieven op 31 januari 2001 al verspreid
waren. Zijn die brieven intussen in voege?
Worden ze toegepast? Zo ja, op welke manier?
Ten derde, zijn de twee andere documenten die
op 31 januari nog verspreid moesten worden,
ondertussen al verspreid? Wat is het verschil met
de vroegere situatie? Moesten ze nog niet zijn
verspreid, wat is dan de reden van de vertraging?
01.02 Minister Marc Verwilghen: Mevrouw de
voorzitter, collega Ansoms, u stelt me eigenlijk
twee verschillende vragen.
Ten eerste, er bestaan geen echte verschillen
inzake het beleid dat gevoerd werd voor de
verspreiding van de vier omzendbrieven en het
huidige vervolgingsbeleid. Zowel het
oorspronkelijke vervolgingsbeleid als de vier
omzendbrieven kennen en gebruiken in feite
dezelfde basis, met name de wet van 1998.
De omzendbrieven hebben als doel het beleid te
uniformiseren voor het gehele grondgebied zodat
eenzelfde politieel en gerechtelijk antwoord wordt
geven op de verkeersinbreuken begaan onder
invloed van drugs. De omzendbrieven dienen voor
de precieze instructies: er wordt in gezegd hoe de
procedure moet worden gehanteerd. Van de vier
12/06/2001
CRIV 50
COM 498
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
omzendbrieven zijn er enkele bestemd voor het
werk van de parketten en een aantal voor het
werk van de politiediensten. Die brieven zijn
uiteraard allemaal op elkaar afgestemd. De
procedure is erin beschreven, evenals de in acht
te nemen kenmerken, het optreden eens men
kenmerken vaststelt en de opeenvolgende
stappen. Het onderzoek verloopt namelijk in drie
stappen: eerst de uitwendige kentekens,
vervolgens de urinetest en ten slotte de bloedtest.
Uw tweede vraag verrast mij slechts gedeeltelijk
omdat de vier omzendbrieven alle vier tegelijk in
voege zijn getreden. Ze zijn alle vier verspreid op
20 december 2000. Ze waren dus alle vier voor
31 januari 2001 in werking.
Hoe komt het dan dat de minister voor Mobiliteit
dat antwoord geeft? De reden voor haar
vergissing kan vrij eenvoudig worden uitgelegd.
Artikel 151 paragraaf 1 van de Grondwet bepaalt
uitdrukkelijk dat het strafrechtelijk beleid tot de
bevoegdheid van de minister van Justitie behoort.
Degenen die op dat vlak handelen zijn dus de
minister van Justitie en het college van de
procureurs-generaal. Ik had de vier brieven
tegelijkertijd verstuurd. Wellicht is mevrouw
Durant ervan uitgegaan dat de twee brieven die
ook op haar materies betrekking hebben, de enige
twee waren die verspreid zouden zijn. Dat klopt
niet. Ze zijn alle vier tegelijkertijd verspreid.
01.03 Jos Ansoms (CVP): Mijnheer de minister,
de situatie wordt moeilijk te volgen. Inderdaad,
wanneer de vice-eerste minister van deze
regering op 31 januari in haar antwoord verklaart
dat er nog twee rondzendbrieven moeten worden
opgesteld en verzonden en dat zij daarbij wordt
betrokken, dan mag toch worden aangenomen dat
haar antwoord juist is. Welnu, ik wilde zekerheid
omtrent mijn vermoeden dat beide
rondzendbrieven niet zijn verschenen en daarom
doorzocht ik alle verspreide stukken vanaf 31
januari, precies om die twee nieuwe circulaires
omtrent deze materie te vinden. Uiteraard kostte
dat heel wat tijd.
Het kan echter ook zijn dat, naar aanleiding van
de nieuwe drugsnota en van het cannabisverhaal,
de bedoeling van de vice-eerste minister erin
bestond twee van de vier omzendbrieven van
december te wijzigen om de zaken op elkaar af te
stemmen, waarbij het gebruik van cannabis wordt
toegelaten hetgeen uiteraard repercussies heeft
op het opsporingsbeleid in het verkeer. In haar
hoofde, gezien zij deel uitmaakt van Ecolo, ware
dat trouwens logisch geweest, aangezien zij
wellicht het stringente beleid dat u wenste voort te
zetten in continuïteit van het vorige beleid en
gebaseerd op de wet van 1998, wenste te wijzigen
omwille van de inconsequentie van het
drugsbeleid dat erin bestaat dat enerzijds
cannabis mag worden gebruikt, maar dat een
persoon die onder invloed in het verkeer wordt
betrapt tegen de lamp loopt omdat de effecten
ervan kunnen worden vastgesteld.
Het feit dat de vice-eerste minister twee van de
vier rondzendbrieven wou wijzigen is bijgevolg de
andere logische verklaring die ik terzake kan
vinden.
01.04 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer
Ansoms, ik kan u geruststellen in die zin dat zulks
nooit de bedoeling was van de vice-eerste
minister en dat dit bovendien onmogelijk was
aangezien zij anders zou zijn ingegaan tegen de
bepalingen van artikel 151 van de Grondwet.
01.05 Jos Ansoms (CVP): Mevrouw de
voorzitter, teneinde de ware toedracht van de zaak
te kennen zullen wij de vice-eerste minister
opnieuw ondervragen omtrent deze
aangelegenheid.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Question de M. Jacques Lefevre au ministre
de la Justice sur "les effets de la répudiation de
femmes marocaines en Belgique" (n° 4767)
02 Vraag van de heer Jacques Lefevre aan de
minister van Justitie over de gevolgen van de
verstoting van Marokkaanse vrouwen in België"
(nr. 4767)
02.01 Jacques Lefevre (PSC): Madame la
présidente, monsieur le ministre, chers collègues,
dans certains pays islamiques, la répudiation des
femmes est encore pratiquée. Heureusement, de
moins en moins de pays sont concernés. Je me
suis rendu il y a quelques jours en Tunisie et j'ai
appris que la répudiation y était devenue illégale.
Ce n'est pas encore le cas au Maroc où le code
familial ne répond pas encore aux revendications
légitimes des femmes.
Si, en Belgique, le terme "répudiée" ne figure
heureusement plus sur les cartes d'identité
comme c'était encore le cas il y a quelques
années, une question de fond demeure: la
Belgique peut-elle tolérer la répudiation comme
une forme de divorce? A mon sens, c'est
inacceptable.
Je m'interroge sur les effets du mécanisme de
CRIV 50
COM 498
12/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
répudiation reconnu au Maroc sur les couples
marocains résidant en Belgique. En vertu de
l'article 570 du Code judiciaire, une décision
rendue à l'étranger ne peut être reconnue et
appliquée en Belgique qu'à la condition
notamment que les droits de la défense aient été
respectés, que la décision soit reprise dans un
document officiel et qu'elle ne soit pas contraire à
l'ordre public international.
Je souhaiterais vous poser les questions
suivantes, monsieur le ministre:
1. La répudiation des femmes marocaines est-elle
régulièrement reconnue et appliquée en Belgique?
2. Dans l'affirmative, peut-on considérer que la
condition du respect des droits de la défense est
remplie dans le cadre d'une répudiation, institution
par essence unilatérale?
3.
Peut-on considérer que la répudiation est
conforme à l'ordre public international dès lors que
l'article 16 de la Convention sur l'élimination de
toute forme de discrimination à l'égard des
femmes, établie à New York le 18 décembre 1979
et ratifiée par la Belgique, exclut toute
discrimination fondée sur le sexe dans la
dissolution du mariage et que d'autres instruments
internationaux s'opposent à toute forme de
discrimination fondée sur le sexe?
4. Peut-on considérer la répudiation comme valide
dès lors que l'article 48 du code familial marocain
stipule que la répudiation doit avoir lieu dans le
ressort territorial sur lequel se trouve le domicile
conjugal alors que ce domicile se trouve
précisément en Belgique?
02.02 Marc Verwilghen, ministre: Madame la
présidente, chers collègues, monsieur Lefevre, je
peux aisément répondre à vos questions. Je ferai
notamment référence aux interventions que j'ai
faites, le 8 mars dernier, lors du Conseil des
femmes francophones de Belgique au cours
duquel cette problématique fut abordée.
Votre première question porte sur la
reconnaissance des répudiations intervenues à
l'étranger. Cette matière fait l'objet de circulaires
émanant du ministère de la Justice, datées
respectivement du 18 mars 1980, du 30 avril 1984
et du 27 avril 1994. La doctrine, la jurisprudence
et les circulaires admettent qu'une répudiation
peut être reconnue, même sans exequatur, de la
même façon qu'un divorce, pour autant que les
conditions de l'article 570 du Code judiciaire soient
observées. Il convient de noter que si l'un des
conjoints est de nationalité belge, la répudiation ne
sera pas reconnue, même si l'intéressé possède
également la nationalité d'un Etat qui admet ce
mode de dissolution du mariage. Ce dernier
élément figure dans la circulaire du 27 avril 1994.
J'en arrive à votre deuxième question. Le respect
des droits de la défense est, selon la
jurisprudence, la condition essentielle d'une
éventuelle reconnaissance de la répudiation. S'il y
a reconnaissance, c'est que la juridiction ou
l'autorité saisie a examiné attentivement la
question et a estimé que ces droits étaient
respectés.
Quant à votre troisième question, les cours et
tribunaux examinent la problématique de la
répudiation en tenant compte essentiellement du
respect des droits de la défense. Toutefois, une
partie de la jurisprudence soulève la question de
la compatibilité ou non de la répudiation
unilatérale avec l'ordre public international belge.
Au sein de cette partie de la jurisprudence,
quelques jugements ont considéré que la
répudiation n'est pas contraire en soi à l'ordre
public international belge, alors que la plupart des
décisions la considèrent comme incompatible
avec cet ordre public international. Il convient de
souligner que le Code de droit international privé
en projet adopte, avec comme toile de fond la
volonté de respecter plus d'égalité entre hommes
et femmes, une attitude plus stricte à l'égard de la
répudiation.
L'article 570, alinéa 2, 3° du Code judiciaire
impose comme condition à la reconnaissance
éventuelle d'une décision étrangère que la
compétence du juge étranger ne soit pas fondée
uniquement sur la nationalité du demandeur.
L'article 48 de la Mudawwana (Code du statut
personnel marocain) exige en effet l'intervention
de deux adouls (notaires traditionnels) du ressort
territorial dans lequel se trouve le domicile
conjugal. C'est aux autorités marocaines qu'il
appartient de déterminer si, à leurs yeux, cette
condition de domicile est remplie. Il est indifférent
à ce propos qu'au regard des autorités belges, le
domicile conjugal soit situé en Belgique.
Voilà, madame la présidente, les réponses que je
souhaitais donner à M. Lefevre.
Il va de soi que quand notre Code de droit
international privé sera installé, les conditions que
je viens de vous expliquer, ne seront plus prises
en considération.
12/06/2001
CRIV 50
COM 498
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
La présidente: Monsieur Lefevre, je suppose que
la réponse du ministre n'a pas totalement apaisé
vos inquiétudes.
02.03 Jacques Lefevre (PSC): Madame la
présidente, monsieur le ministre, dans votre
réponse, vous vous référez à l'article 570. Mais
cet article précise notamment que le droit de la
défense doit être respecté. Or, je ne suis pas
certain que les droits des femmes sont respectés
en cas de répudiation.
Monsieur le ministre, puis-je vous suggérer, à
l'occasion de contacts que vous pourriez avoir
avec votre homologue marocain, de lui demander
que soit respecté scrupuleusement l'article 48 de
la Mudawwana, le Code du statut personnel
marocain? Celui-ci ne peut d'ailleurs être appliqué
que sur le territoire marocain. Il n'est donc pas
valable en Belgique.
02.04 Marc Verwilghen, ministre: Madame la
présidente, je voudrais faire deux remarques.
En ce qui concerne le respect de l'article 570, il
existe une jurisprudence d'ailleurs soulignée par
quelques arrêts de la Cour de cassation. Les
choses sont donc suffisamment claires en la
matière.
Quant à la question de savoir si nous pouvons
convaincre les autorités marocaines de suivre, par
exemple, notre Code de droit international privé, je
vous rappelle que nous avons trouvé un accord à
Bruxelles en vue de réunir nos experts dans le but
de faire évoluer le droit international marocain
dans le même sens que le nôtre.
Ces contacts ont été établis. M. Azziman a
marqué sa volonté de suivre notre point de vue en
la matière. Pour notre part, nous tentons de
clôturer le débat relatif à l'établissement de notre
Code international de droit privé. Lorsque nous en
disposerons, nous serons mieux armés pour
convaincre les Marocains d'évoluer dans notre
direction. Mais je répète qu'il existe une volonté
des Marocains dans ce sens Il faut savoir que M.
Azziman, qui a été formé en France, est fort
attaché au respect des principes du Code
international privé qui sont d'ailleurs appliqués
dans son pays. Le problème réside dans le fait
qu'il existe au Maroc un ministre responsable des
cultes. M. Azziman doit donc tenter de convaincre
les autorités marocaines de suivre les principes
qui sont les nôtres.
La présidente: Monsieur le ministre, pourriez-
vous me dire si la répudiation est ressentie aussi
durement par les femmes marocaines qui vivent
au Maroc que par celles qui vivent chez nous? La
répudiation est-elle considérée là-bas comme un
divorce? Les femmes acceptent-elles cet état de
chose?
02.05 Marc Verwilghen, ministre: Lorsque j'ai
visité le Conseil des femmes francophones, j'ai pu
me rendre compte que même les habitantes de
ces pays ont tout à fait les mêmes objections que
nous avons ici.
La présidente: Il est répugnant d'être répudiée.
C'est terrible. J'imagine ce que cela pourrait me
faire si nous étions répudiées de la sorte...
02.06 Marc Verwilghen, ministre:
Personnellement, je ne le ferais pas. Mais il est
vrai que l'acte de répudiation est un acte qui pèse
lourd sur ces femmes et lorsqu'elles décrivent
cette situation, elles font part du même sentiment
que celui de l'ensemble des femmes en Afrique.
02.07 Jacques Lefevre (PSC): Si j'ai fait
référence à la Tunisie, c'est parce qu'il y a peu de
temps, ils ont réussi à la supprimer également
contre la volonté des religieux. Le gouvernement
est devenu un peu plus moderne et a réussi à la
supprimer.
Dans le Coran, un homme est autorisé à avoir
quatre femmes, mais les Tunisiens précisent bien
que dans la deuxième phrase du Coran, il est
précisé que l'homme qui a quatre femmes doit les
traiter de manière égale. Ils reconnaissent que
cela est impossible. Pour cette raison, ils n'en
prennent qu'une. Ils peuvent aussi interpréter
cette phrase du Coran de façon un peu plus
moderne, comme nous le faisons avec la Bible.
Les Marocains devraient s'inspirer de ce qui a été
fait en Tunisie et faire un petit effort dans ce sens.
02.08 Marc Verwilghen, ministre: C'est un peu
comme Henri VIII lorsqu'il voyait ses six femmes;
il disait toujours: «Cela ne va pas durer
longtemps.».
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De vraag nr. 4845 van de heer Lode Vanoost
wordt naar een latere datum verschoven.
03 Vraag van de heer Tony Van Parys aan de
minister van Justitie over "het uitblijven van de
benoeming van de adjunct-administrateur
generaal van de Staatsveiligheid" (nr. 4846)
03 Question de M. Tony Van Parys au ministre
CRIV 50
COM 498
12/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
de la Justice sur "l'absence de nomination de
l'administrateur général adjoint de la Sûreté de
l'Etat" (n° 4846)
03.01 Tony Van Parys (CVP): Mevrouw de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik heb
een vraag gesteld die op dat ogenblik actueel
was, in die zin dat bedoelde adjunct-
administrateur er toen nog niet was. De dag na
het indienen van mijn vraag werd in het Belgisch
Staatsblad een koninklijk besluit gepubliceerd
waardoor een adjunct-administrateur generaal bij
de Veiligheid van de Staat werd benoemd. Met uw
goedvinden pas ik mijn vraag dan enigszins aan.
Waarom heeft het een jaar geduurd vooraleer een
adjunct-administrateur generaal van de Veiligheid
van de Staat werd benoemd? Reeds bij koninklijk
besluit van 6 juni 2000 werd immers mevrouw
Timmermans benoemd en het heeft dus bijna dag
op dag een jaar geduurd eer de vacature werd
ingevuld.
Door zo lang te wachten is inmiddels het koninklijk
besluit verschenen houdende de oprichting van de
federale overheidsdienst Justitie. Vermits deze
benoeming gebeurt op het ogenblik dat de
federale overheid Justitie een feit wordt via het
koninklijk besluit van 23 mei 2001, gepubliceerd
op 29 mei 2001, leidt dat dan niet tot een
probleem? Ik bedoel dat die benoeming op dat
ogenblik moet passen in het nieuwe geheel. Ik stel
deze vraag omdat ik het helemaal niet weet. Als ik
dat koninklijk besluit bekijk stel ik vast dat de
Veiligheid van de Staat onder het rechtstreeks
gezag van de minister van Justitie komt. Deze
evolutie verontrust mij, omdat wij reeds een
gelijkaardige vaststelling hebben gedaan bij de
oprichting van het federaal parket. Wij lijken te
evolueren naar een situatie waarin belangrijke
diensten van Justitie onder het politiek gezag van
de minister van Justitie komen. Deze evolutie is
voor mij niet goed en is zeker te volgen. Vermits
het koninklijk besluit er nu is, is er dan niet een of
andere assessmentprocedure nodig om dergelijke
benoemingen te doen? Oneerbiedig uitgedrukt:
voor de eerste de beste zonechef is nu dergelijk
assessment nodig. Alle steden en gemeenten zijn
daarmee bezig. Voor de adjunct-administrateur
generaal van de Veiligheid van de Staat is dat niet
nodig. Ik neem aan dat dit in het verleden zo was
en dat men dit had kunnen vermijden door de
vacature vlug in te vullen, maar nu de federale
overheidsdienst Justitie er is, moet men dan geen
rekening houden met de beslissing inzake de
objectivering? Is het niet zo dat ingevolge de
oprichting van de federale overheidsdienst Justitie
de aanduiding van de adjunct-administrateur
generaal afhankelijk moet worden gemaakt van
een of andere assessmentprocedure?
Ik heb nog een laatste vraag naar aanleiding van
de recente benoeming. Ik heb vastgesteld dat een
advocaat werd benoemd tot adjunct-
administrateur generaal van de Veiligheid van de
Staat, als ik mij niet vergis. Op welke wijze voldoet
de benoemde in kwestie aan het profiel?
Beschikt degene die wordt benoemd over de
nodige ervaring inzake contraspionage en
terrorisme? Ondergeschikt hieraan wou ik nog
graag het volgende weten. In het verleden werd
meestal een magistraat aangesteld als adjunct
van de administrateur-generaal van de Veiligheid
van de Staat. Welnu, ware het niet aangewezen
om een magistraat van het Openbaar Ministerie
aan te duiden omwille van de onafhankelijkheid
van de functie? Dit heeft uiteraard niets met de
persoon zelf te maken, maar is slechts een
kwestie van organisatie.
Mevrouw de voorzitter, tot hier mijn enigszins
aangepaste vraag. Ik wens mij hiervoor te
verontschuldigen, maar de evolutie in dit dossier
dwong mij ertoe mijn vraag in een ander daglicht
te stellen.
03.02 Minister Marc Verwilghen: Mevrouw de
voorzitter, collega's, er werd mij een aangepaste
vraag gesteld, wat begrijpelijk is gezien het
koninklijk besluit dateert van 31 mei 2001 en
precies op dezelfde dag werd gepubliceerd als de
vraag van de heer Van Parys.
Alvorens de vraag te beantwoorden wens ik mede
te delen dat terzake de gebruikelijke procedure
werd gevolgd. Er verliep weliswaar wat tijd
alvorens de adjunct-administrateur werd
aangeduid. Op uitdrukkelijk verzoek van de
huidige administrateur-generaal, mevrouw
Timmermans, werd de vacature open verklaard
en afgewerkt, ondanks het feit dat de
werkzaamheden omtrent de Copernicus-
akkoorden volop aan de gang zijn.
Trouwens in de FOD-justitie zoals gepubliceerd op
23 mei, is uitdrukkelijk bepaald dat er twee
uitzonderingen bestaan, met name de diensten
strafrechtelijk beleid en Veiligheid van de Staat.
De benoeming is gebaseerd op basis van een
profiel en de verstrekte adviezen omtrent de
betrokkene, de heer Buysse, zijn uitstekend. In die
omstandigheden moet de keuze van een advocaat
niet per definitie worden uitgelegd als een
eventueel gebrek aan onafhankelijkheid;
12/06/2001
CRIV 50
COM 498
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
integendeel, advocaten kunnen de nodige
onafhankelijkheid opbrengen. Uiteraard is het
thans aan de heer Buysse om te bewijzen dat
terecht in hem vertrouwen werd gesteld.
Op basis van de adviezen en van alle gegevens
die ik in het dossier aantrof, zijn volgens mij in
deze aangelegenheid alle elementen verenigd om
ervan uit te gaan dat betrokkene over de nodige
kwaliteiten beschikt om deze functie naar behoren
te vervullen.
03.03 Tony Van Parys (CVP): Mijnheer de
minister, uw antwoord roept bij mij nog volgende
bedenkingen op.
Ik begrijp waarom terzake de oude procedure
werd gevolgd. Wat evenwel opvalt is dat, blijkbaar
ingevolge het nieuwe besluit inzake de oprichting
van de overheidsdienst Justitie, zelfs in de nieuwe
procedure voor de diensten strafrechtelijk beleid
en Veiligheid van de Staat, niet wordt voorzien in
een specifieke procedure voor de aanwerving. Er
is bijvoorbeeld geen assessment vereist voor de
aanduiding van de administrateur-generaal of de
adjunct-administrateur-generaal van de Veiligheid
van de Staat, noch voor diegene die de leiding
heeft over de dienst strafrechtelijk beleid. Dat
verbaast mij omdat, gezien men terzake het
hanteren van objectieve criteria nastreeft, er geen
aanleiding bestaat om deze twee diensten als
uitzonderlijk te beschouwen ten opzichte van de
andere diensten in Justitie, zoals de federale
overheidsdienst Justitie en de diensten die
bestaan binnen de rechtelijke organisatie.
Het lijkt mij niet evident dat deze diensten
rechtstreeks onder het gezag van de minister van
Justitie ressorteren en dat in deze zaak geen
assessmentprocedure wordt gepland.
Tot slot wil ik het volgende zeggen in verband met
het aanduiden van een advocaat als adjunct-
administrateur generaal van de Veiligheid van de
Staat.
De minister verklaart dat er geen enkel probleem
is en dat de kandidaat voldoet aan het profiel. Hij
heeft inderdaad voldoende ervaring in
contraspionage en terrorisme, maar als dit de
ervaring van een advocaat is, kan er toch wel een
probleem rijzen. Als hij die ervaring als advocaat
heeft opgedaan, is hij ervaren in de verdediging
van mensen die met deze materie werden
geconfronteerd en zou een probleem van
onafhankelijkheid kunnen rijzen, tenzij u mij vertelt
dat er op dat vlak geen probleem is. Als een
advocaat ervaring heeft in contraspionage en
terrorisme, dan heeft hij die ervaring opgedaan als
advocaat van veronderstel ik betrokkenen. Het
is niet evident dat de man die op een bepaald
ogenblik mensen uit het milieu van het terrorisme
en de contraspionage heeft verdedigd, nadien
adjunct-administrateur generaal van de Veiligheid
van de Staat zou worden. Ik heb het niet over de
persoon, maar over het principe. Hoe kan een
advocaat ervaring in deze materie opdoen, dan
wel via de verdediging van mensen die tot dat
milieu behoren? Ik zou daarover door de minister
van Justitie willen worden gerustgesteld om te
voorkomen dat iemand die mensen uit dat milieu
heeft verdedigd, een leidende functie in de
Veiligheid van de Staat zou krijgen.
03.04 Minister Marc Verwilghen: Mevrouw de
voorzitter, ik heb nog een opmerking.
Men mag natuurlijk niet vergeten dat er, naast de
dienst Strafrechtelijk Beleid of de Veiligheid van
de Staat, nog andere kanalen zijn om controles uit
te voeren. Ik verwijs naar de nauwe
samenwerking van de dienst Strafrechtelijk Beleid
met het college van procureurs-generaal en
diensten zoals de Veiligheid van de Staat, die in
de comités die in het Parlement zijn opgericht, aan
controle onderworpen zijn en blijven.
De advocaat zou alleen maar ervaring kunnen
opdoen als hij zaken bepleit van mensen die
misdrijven hebben gepleegd. Ik ben het daar om
twee redenen hoegenaamd niet mee eens.
Ten eerste, een advocaat kan ook in opdracht van
de overheid advies verlenen in deze zaken. Het is
dus niet al pleitend dat men noodzakelijkerwijze
ervaring opdoet. Dat kan ook in de
adviesverlening en het onderzoek van het dossier
gebeuren.
Ten tweede, men kan op bepaalde ogenblikken
bepaalde diensten van de overheid als raadsman
bijstaan, waardoor men evengoed ervaring kan
opdoen. Het is dus niet noodzakelijk aan de
negatieve kant van de barrière dat men de
ervaring krijgt.
Ik heb het argument dat de stropers soms de
beste boswachters zijn niet gebruikt omdat dat
terzake niet dienend is.
03.05 Tony Van Parys (CVP): Mevrouw de
voorzitter, kan de minister mij dan geruststellen
dat in deze zaak de ervaring en het profiel is
gebaseerd op ervaring als raadsman van diensten
die deze materie volgen en dat de man in kwestie
geen dossiers heeft verdedigd waarbij mensen uit
CRIV 50
COM 498
12/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
de wereld van de contraspionage en het
terrorisme waren betrokken?
03.06 Minister Marc Verwilghen: Dat kan ik
bevestigen.
03.07 Tony Van Parys (CVP): Dat is een wereld
van verschil.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Samengevoegde vragen van
- de heer Tony Van Parys aan de minister van
Justitie over "het benoemingsconflict met de
Hoge Raad voor de Justitie" (nr. 4851)
- de heer Geert Bourgeois aan de minister van
Justitie over "de tweede weigering van de
minister van een voordracht door de Hoge Raad
voor de Justitie" (nr. 4892)
04 Questions jointes de
- M. Tony Van Parys au ministre de la Justice
sur "le conflit qui l'oppose au Conseil supérieur
de la Justice à propos de nominations"
(n° 4851)
- M. Geert Bourgeois au ministre de la Justice
sur "le deuxième refus du ministre concernant
le candidat présenté par le Conseil supérieur de
la Justice" (n° 4892)
04.01 Tony Van Parys (CVP): Mevrouw de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, vorige
week heeft de pers melding gemaakt van een
benoemingsconflict tussen de minister van Justitie
en de Hoge Raad voor de Justitie. Op basis van
het persbericht zou de aanleiding van dit conflict
het feit zijn geweest dat de minister van Justitie de
benoeming van een kandidaat voor het ambt van
voorzitter van de rechtbank van koophandel te
Turnhout, die door de Hoge Raad voor de Justitie
was voorgedragen, tot twee keer toe zou hebben
geweigerd.
Deze dubbele weigering is een incident an sich.
Dat men er het conflict met de Hoge Raad aan
koppelt is een tweede element van de
problematiek die ik de minister voorleg. Via de
diensten van de commissie voor de Justitie
hebben we een paar dagen later een document
ontvangen inzake de activiteiten van de Hoge
Raad voor de Justitie. Uit dit document blijkt tot
twee maal toe dat de weigering om een kandidaat
te benoemen geen alleenstaand feit is. Uit het
document blijkt dat de minister van Justitie reeds
8 maal een met redenen omklede weigering heeft
opgesteld ten aanzien van voordrachten van de
Hoge Raad. 8 maal op 45 benoemingen. Dit
betekent dat de minister in 18% van de gevallen
zou hebben geweigerd de kandidaat van de Hoge
Raad voor te dragen. Het is leuk te wijzen op het
verschil tussen het Nederlandstalig en het
Franstalig landsgedeelte. In het Franstalig
landsgedeelte werden 4 van de 16 benoemingen
geweigerd of 25%. Van de 29 Nederlandstaligen
heeft de minister 4 maal de kandidaat geweigerd.
Dit sluit aan bij een ander element van spanning
tussen de Hoge Raad en de minister. Belangrijke
adviezen van de Hoge Raad worden niet
opgevolgd. Denken we aan het advies over het
federaal parket en het advies betreffende het
wetsontwerp op de algemene vergadering van de
vrederechters en de politierechters. De Hoge
Raad bracht een negatief advies uit over het
amendement van de regering dat niet onmiddellijk
betrekking had op de oorspronkelijke doelstelling
van het wetsontwerp.
Mijnheer de minister, kunt u de dubbele weigering
van de kandidaat verantwoorden? Op welke
criteria hebt u zich gebaseerd? Wordt de functie
van de Hoge Raad voor de Justitie, uw inziens,
niet ondermijnd als u geregeld de voordrachten
niet volgt en de adviezen negeert? Zijn deze
weigering en het naast zich neerleggen van
adviezen geen oorzaak van de conflictsituatie en
de spanningen tussen u en de Hoge Raad?
De pers maakt gewag van een wetgevend initiatief
met betrekking tot de bevoegdheden van de Hoge
Raad waarbij de voordrachtbevoegdheid van de
raad zou worden aangepast. Wat bent u van plan
met deze wetswijziging? Werd terzake overleg
gepleegd met de Hoge Raad?
04.02 Geert Bourgeois (VU&ID): Mevrouw de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, samen
met de heer Vandeurzen had ik reeds het
genoegen u op 24 april 2001 over deze
problematiek te ondervragen. U hebt geantwoord
op een aantal vragen die waren gerezen naar
aanleiding van de weigering van de voordrachten
van de Hoge Raad. We hebben gepeild naar de
redenen van uw houding en naar de graad van
motivering van de adviezen en documenten die u
worden voorgelegd. Een andere vraag had
betrekking op een eerste evaluatie van de
wetgeving.
Mijnheer de minister, de pers maakt opnieuw
gewag van problemen en heeft het over een
aanvaring tussen de minister en de Hoge Raad.
Concreet heeft de aanvaring betrekking op de
aanwijzing tot voorzitter van de rechtbank van
koophandel in Turnhout.
12/06/2001
CRIV 50
COM 498
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
De kandidaat werd na uw eerste weigering voor
de tweede keer voorgedragen door de Hoge Raad
en opnieuw niet benoemd. Ik denk dat het
wenselijk is dat wij als parlementsleden antwoord
krijgen op een aantal vragen hierover.
Mijn eerste vraag peilt naar uw motivatie. Was het
niet de beste kandidaat die voorgedragen werd?
Klopt het persbericht waarin een medewerker van
u stelt dat de Hoge Raad onvoldoende de andere
kandidaatstelling heeft afgewogen en bijna
uitsluitend voortgegaan is op de positieve
adviezen voor één bepaalde kandidaat?
Klopt het dat uw kabinetsmedewerker, die met die
problematiek belast was, op dat moment niet wist
dat de Hoge Raad kon volharden en zodoende
ook bij een tweede beurt dezelfde kandidaat kon
voordragen?
Ten tweede heb ik ondertussen op 11 juni een
document ontvangen van de Hoge Raad voor de
Justitie met als titel "Informatie over de activiteiten
van de Hoge Raad voor de Justitie" waaruit blijkt,
maar voor mij is het een beetje onduidelijk, dat u
tot nu toe 8 voordrachten hebt geweigerd: 4
Franstalige voordrachten door de Commission de
nomination et de désignation en 4
Nederlandstalige voordrachten door de
Benoemings- en Aanwijzingscommissie. De
voetnoot daarbij maakt het weer onduidelijk, want
daarin wordt uitsluitend melding gemaakt van de
vier weigeringen met betrekking tot voordrachten
door de BAC.
Als het document van de Hoge Raad juist is, dan
betreft het hier een zeer hoog percentage. Aan
Franstalige kant weigert u 1 voordracht op vier.
Klopt de situatie op 20 april 2001 van acht
weigeringen tot nu toe en hoeveel voordrachten
daarvan hebt u reeds voor een tweede maal
geweigerd?
Mijn derde vraag gaat over de wetswijziging die u
hebt aangekondigd in antwoord op mijn vraag. U
hebt toen gezegd dat u al adviezen in uw bezit had
van de Hoge Raad voor de Justitie, van uw eigen
administratie en van het Hof van Cassatie. Ik heb
toen gevraagd om kennis te krijgen van die
adviezen omdat ik vind dat wij als wetgever daarbij
betrokken mogen worden. Ik heb nog niet het
genoegen gehad om die adviezen binnen te
krijgen en vandaar mijn vraag. Waarop slaan die
adviezen en in welke richting denkt u?
U hebt toen specifiek op mijn vraag geantwoord
dat de voordrachten die u krijgt en die de basis
vormen voor de beslissingen van de Hoge Raad
matig tot grondig gemotiveerd zijn. U hebt er zich
over beklaagd dat uw omzendbrief met als doel
om over het hele land uniforme adviezen binnen
te krijgen, onvoldoende wordt opgevolgd. Is dit
een van de elementen die u bij wetswijziging zou
willen regelen of zijn er nog zaken waaraan u
denkt?
04.03 Minister Marc Verwilghen: Mevrouw de
voorzitter, collega's, bij de lezing van de vraag die
collega Van Parys mij stelt, is het voor mij duidelijk
dat die vraag geïnspireerd is door het persartikel
van 5 juni. In de vraagstelling van collega Van
Parys in tegenstelling tot de vraagstelling van
collega Bourgeois wordt de terminologie van het
persartikel zelf integraal overgenomen.
Ik betreur dat de journalist niet meer kritische zin
aan de dag heeft gelegd om de waarheid te
achterhalen. Indien hij mijn kabinet had
gecontacteerd, dan waren vele gestelde
vaststellingen volkomen overbodig geweest.
Ik betreur eveneens dat collega Van Parys niet
meer kritische zin aan de dag heeft gelegd en het
artikel zonder meer als waar overneemt.
Vooraf wil ik zeer duidelijk stellen dat het bureau
van de Hoge Raad voor de Justitie zich
uitdrukkelijk gedistantieerd heeft van het
persartikel. Ik betreur het dat de sensatiezucht het
hier gehaald heeft. Volgens het Reglement van de
Kamer, mevrouw de voorzitter, worden geen
vragen gesteld over individuele gevallen terwijl in
die vraag onomwonden sprake is van het
voorzitterschap van de rechtbank van Turnhout en
de afweging van de kandidaturen.
Indien de waarheid haar rechten heeft, moet ik
met betrekking tot dit persartikel toch iets zeggen
over dit specifieke geval en moet ik mijn beslissing
verantwoorden.
Artikel 259ter, § 5, van het Gerechtelijk Wetboek
kent uitdrukkelijk de bevoegdheid aan de Koning
toe om een voordracht van de Hoge Raad van de
Justitie te aanvaarden of te weigeren. Dat is min
of meer het logische gevolg van de politieke
verantwoordelijkheid van de minister van Justitie
voor de voordracht die hij aan de Koning doet. De
parlementaire werkzaamheden liegen er niet om.
Ik citeer uit de Parlementaire Handelingen,
bladzijde 72: "De minister blijft echter politiek
verantwoordelijk voor de benoeming en moet
derhalve het recht hebben een kandidaat niet te
benoemen. De uitoefening van dat elementaire
recht mag dus niet tot een aanvaring leiden". Zo
heeft de journalist het genoemd. "Er kan enkel
CRIV 50
COM 498
12/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
sprake zijn van een meningsverschil.
Desgevallend zal de Raad van State daar verder
over oordelen. Als de minister weigert, moet hij
dat ook gemotiveerd doen, met alle gevolgen
daaraan verbonden."
In geval van een eerste weigering van de minister
heeft de wet het over een nieuwe voordracht door
de Hoge Raad. In een eerste toepassing van deze
wet gebiedt de elementaire zorgvuldigheid om de
juiste draagwijdte van het begrip "een nieuwe
voordracht" te achterhalen. Ik citeer opnieuw uit
de Parlementaire Handelingen, want die zijn niet
altijd verhelderend. De wettekst als zodanig regelt
dit probleem niet zwart op wit met elke uitsluiting
van discussie. Op bladzijde 72 staat wat volgt:
"Artikel 253 § 5, tweede lid bepaalt dat als binnen
de voorgeschreven termijn, 15 dagen, geen
nieuwe voordracht wordt gedaan, uit het eerste
kan worden afgeleid dat het om een nieuwe
kandidaat moet gaan." Elders in de Parlementaire
Handelingen leest men bijna het
tegenovergestelde: "Geeft de
benoemingscommissie geen gevolg aan dit
verzoek, hetgeen kan betekenen dat zij van
mening is dat alleen de door haar voorgestelde
kandidaat geschikt is, dan wordt een nieuwe
oproep tot de kandidaten gepubliceerd." Daaruit
moet u afleiden dat dezelfde kandidaat ook een
tweede maal kan worden voorgedragen.
Zowel mijn kabinet als ikzelf hebben als stelregel
aangenomen wat op een andere plaats in de
Parlementaire Handelingen is weergegeven: "Er
zijn drie mogelijkheden. De commissie aanvaardt
de motivering van de Koning en draagt een
nieuwe kandidaat voor. De commissie aanvaardt
de motivering van de Koning niet en handhaaft
haar kandidaat, waarbij ze antwoordt op de
motivering van de Koning. De commissie
aanvaardt de motivering van de Koning, maar
draagt geen nieuwe kandidaat voor". De
toenmalige eerste minister dat staat ook in dat
verslag bevestigde dat op het achtpartijen-
overleg de drie hypothesen werden beoogd. De
afspraak was dat de Hoge Raad zijn kandidaat
ook zou kunnen handhaven. Wij wisten dit, maar
het staat niet uitdrukkelijk in de wet. Hieraan zal
dus moeten worden gewerkt.
Uit het onderzoek is gebleken dat er geen tweede
weigering geweest omdat dezelfde kandidaat een
tweede maal werd voorgedragen.
Ik wil even op de grond van de zaak ingaan.
Iedere weigering van een voordracht moet worden
gemotiveerd, objectief en op basis van de
motieven die in het dossier zijn opgenomen.
Waarom de journalist hier vermeld heeft dat het
matig tot niet gemotiveerd is gebeurd, is mij nog
altijd een raadsel. Iedere beslissing tot
aanvaarding of weigering van een voordracht,
wordt door mij uitgebreid overwogen. De
verantwoording komt alleen mezelf toe. Het is
ongepast gewag te maken van verklaringen die
enige andere persoon, die er nooit geweest is, zou
hebben afgelegd.
Ik ben me er ten zeerste van bewust dat aan een
tweede weigering zware gevolgen verbonden zijn.
Meer bepaald gaat het om een belangrijke
vertraging bij de opvulling van de vacature. Tot
een weigering wordt dan ook met de grootste
omzichtigheid besloten en enkel en alleen om de
meest geschikte kandidaat op de juiste plaats
benoemd te zien.
Laat me even in detail treden van de zaak die ons
bezighoudt.
Het lijkt me niet verantwoord dat een magistraat
voorzitter zou worden van een rechtbank van
Koophandel, als hij dat mandaat zou moeten
combineren met het instuderen of hernemen van
de materie die er wordt behandeld. Die materie is
de laatste jaren overigens belangrijk gewijzigd
omtrent het handelsrecht. Als voorbeeld geef ik
het faillissement of het concordaat, waarin
spectaculaire wijzigingen plaatsvonden. Die
magistraat heeft de laatste tien jaren niet meer
met die materie gewerkt. Bovendien is hij op bijna
pensioengerechtigde leeftijd gekomen. In de
afweging met andere kandidaturen, onder meer
de kandidatuur van een magistraat met zeer
gunstige evaluatie en gespecialiseerd in het
handelsrecht, komt de voordracht van de
benoemingscommissie mij niet verantwoord voor.
Men zal daarbij ook rekening moeten houden met
de begrijpelijke ontgoocheling die zich bij die
persoon zou kunnen voordoen wanneer hij zijn
werk zal moeten voortzetten zonder het mandaat
te bekomen. Die werkwijze zou het meest
aangewezen zijn als men de rechtbanken wil zien
disfunctioneren. De genoemde magistraat is niet
de kandidatuur die ik wil volgen. Voor mij primeert
enkel de geschiktheid van de kandidaat en het
belang van de goede werking van de justitie. Dat
is het enige waarover ik me bekommer. Het stemt
tot nadenken als men iemand met een lange
ervaring binnen die rechtbank, die al een
mandaatfunctie bekleedt en die het predikaat `zeer
gunstig' meekrijgt, moet afwegen tegenover
iemand die in de laatste tien jaren met die materie
hoegenaamd niet vertrouwd is geweest omdat hij
in een totaal andere branche van het recht werkt.
12/06/2001
CRIV 50
COM 498
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
Ten slotte geef ik een globaal overzicht van de
voordrachten en de weigeringen. Tot op heden,
11 juni 2001,
zijn
honderd
vijfenveertig
voordrachten door de Hoge Raad gedaan.
Vijfentachtig van die voordrachten leidden tot op
heden tot een benoeming of een aanwijzing.
Veertig voordrachten zijn nog niet afgehandeld.
Twintig voordrachten werden niet door mijzelf
gevolgd. Daarvoor zijn er verschillende redenen.
Drie voordrachten konden niet gebeuren
aangezien de voorgedragen kandidaten niet in de
wettelijke voorwaarden verkeerden. Ik vind het
belangrijk om dat op te merken. Ik heb dat gezien,
dus ook anderen zouden dat moeten zien.
Elf voordrachten werden niet gevolgd aangezien
de voorgedragen kandidaten ondertussen in
andere vacatures via de geëigende procedures
zijn benoemd. Dat lijkt me normaal in een
overgangsperiode.
Eén voordracht is niet gevolgd omdat de plaats
ingevolge een vernietiging van een benoeming
door de Raad van State moest worden
geannuleerd.
Vijf voordrachten zijn niet gevolgd omdat ikzelf
van oordeel was dat niet de beste kandidaat werd
voorgedragen of omdat het niet opportuun was de
voorgedragen kandidaat aan de Koning voor te
stellen.
Mijnheer Bourgeois, graag wil ik uw specifieke
vragen beantwoorden. Op uw tweede punt kan ik
antwoorden dat op dit ogenblik geen andere
voordrachten voor een tweede maal zijn
geweigerd buiten de voordrachten die het
voorwerp van de vraag zijn geweest.
Bij uw derde punt kan ik melden dat de wet van
22 december 1998 op verscheidene plaatsen zou
moeten worden herzien. Verschillende instanties
hebben mij daartoe verzocht, zoals het Hof van
Cassatie, de Hoge Raad voor de Justitie met
welke ik een regelmatig contact heb, en ten slotte
op initiatief van het kabinet en de administratie
van Justitie.
Ik geef enkele punten waarop de herziening zou
moeten worden doorgevoerd.
Ten eerste, de mogelijkheid voor de Hoge Raad
om een beroep te doen op ondersteuning voor het
afnemen van de examens. Men moet tot een
systeem komen waarbij de leden van de Hoge
Raad niet uitsluitend voor het afnemen van een
examen worden gemobiliseerd.
Ten tweede moet in een spoedprocedure worden
voorzien bij dringende adviesverlening.
Ten derde, de schorsing van de termijn van 15 juli
tot 15
augustus in het verloop van de
benoemingsprocedure wegens de materiële
onmogelijkheid om tijdens de vakantieperiodes de
dossiers tijdig af te werken. De Hoge Raad voor
de Justitie zou in die periode zelfs niet in
voldoende aantal aanwezig zijn om beslissingen te
nemen, wat tot mogelijke gevolgen leidt.
Ten vierde, een regeling voor het verhoor van
kandidaten moet worden uitgewerkt. Het lijkt me
belangrijk dat daarover regels worden vastgelegd.
Ten vijfde, een termijn moet worden vastgesteld
teneinde magistraten te beletten na een
benoeming te hebben bekomen, zich onmiddellijk
opnieuw kandidaat te stellen voor andere
benoemingen, waardoor de continuïteit van de
jurisdictie in het gedrang komt en dezelfde
plaatsen op zeer korte termijn opnieuw vacant
moeten worden verklaard.
Ten zesde, een aantal onduidelijkheden in het
algemeen moeten worden weggewerkt. Zowel het
Hof van Cassatie, de Hoge Raad voor de Justitie
als de administratie hebben daartoe een aantal
voorstellen gedaan. De voorstellen zitten nu in een
eindfase. Het is de bedoeling om daarna, op basis
van een interkabinettenwerkgroep, het geheel
naar voor te brengen om die aanpassingen zo
spoedig mogelijk door te voeren.
Mevrouw de voorzitter, ik heb zonet geprobeerd
een duidelijk antwoord te geven op de gestelde
vragen. Ik geef me er rekenschap van dat het voor
een van de dossiers haast om een individueel
dossier gaat. Ik heb aan de collega's willen
verduidelijken op welk motief ik me precies heb
gebaseerd om tot die tweede weigering over te
gaan.
04.04 Tony Van Parys (CVP): Mevrouw de
voorzitter, ik wil het volgende nog even toevoegen
aan de problematiek.
Het zal wel weer de fout van de pers zijn maar er
blijkt wel degelijk een tweede weigering te zijn
geweest op de voordracht van de voorzitter van de
rechtbank van koophandel in Turnhout. Dit werd
nog versterkt door de gegevens die ons werden
bezorgd inzake de met redenen omklede
weigering vanwege de Hoge Raad.
Ik meen dat twee dingen van belang zijn. De
oprichting van de Hoge Raad voor de Justitie was
CRIV 50
COM 498
12/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
een heel belangrijk element in de depolitisering
van de benoemingen en bevorderingen. We
moeten dit ook als dusdanig respecteren om te
voorkomen dat deze instantie haar oorspronkelijke
functie niet langer zou kunnen vervullen.
Het lijkt mij ook belangrijk dat wij structurele
spanningsvelden tussen de Hoge Raad en de
minister van Justitie moeten voorkomen. Om die
reden moet het Parlement in deze
aangelegenheden zijn rol kunnen spelen. Wij
kunnen trouwens enkel de minister van Justitie
ondervragen omdat wij ons niet rechtstreeks tot
de Hoge Raad voor de Justitie kunnen wenden.
Het statuut van de Hoge Raad verhindert dit.
Ik neem akte van de wetswijzigingen die er
aankomen. Ik meen dat het belangrijk is dat het
Parlement terzake wordt geïnformeerd. De
specifieke situatie van de Hoge Raad zorgt ervoor
dat er weliswaar overleg kan plaatsvinden tussen
de minister en de Hoge Raad terwijl het Parlement
in deze fase niet betrokken wordt. Aangezien de
Hoge Raad is totstandgekomen dankzij een
kamerbrede meerderheid lijkt het mij belangrijk
dat het Parlement zou worden betrokken bij het
overleg dat terzake zal plaatsvinden. Op die
manier kan men komen tot een wettelijke regeling
die de Hoge Raad in zijn eigen functie respecteert
en bevestigt. Als er enige aanleiding bestaat om
de wetgeving te verfijnen, kunnen vervolgens de
nodige initiatieven worden genomen.
04.05 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de
minister, bedankt voor uw antwoord. Ik heb nog
een paar bedenkingen en wens ook een paar
verduidelijkingen.
Ten eerste, uit de parlementaire voorbereiding
blijkt dat dezelfde kandidaat een tweede maal kon
worden voorgedragen. U hebt wellicht gelijk dat de
wet zelf niet zo duidelijk is, maar ik denk dat het
geheel van wat u voorlas en de bedoeling van de
octopuspartners destijds in die zin gingen.
Ten tweede, moge het duidelijk zijn dat ik van bij
het begin voorstander van de politieke
verantwoordelijkheid was en zelfs verder wou
gaan. Ik ben het met u eens het is de bedoeling
van de wet dat de eindverantwoordelijkheid bij
de minister berust. Dit is een politieke
verantwoordelijkheid. Ik zou u anders zelfs niet
kunnen interpelleren. Als u gebonden zou zijn
door wat de Hoge Raad voordraagt, houdt het
verhaal hier op. In een parlementaire democratie
speelt elk zijn rol en wij kunnen de minister
hierover inderdaad interpelleren. Natuurlijk
ontslaat dit u niet van uw motivatieplicht als u de
voordracht niet volgt. Uit uw antwoord leid ik af dat
u daarvoor de nodige inspanningen doet. Ik zal het
niet over de individuele zaak hebben; ik heb uw
motivatie begrepen. Natuurlijk houdt dit ook
verband met het te paard zitten van de functie van
een mandaathouder. Als dat iemand zou zijn die
uitsluitend een mandaat heeft, uitsluitend een
manager is, zou uw motivatie wellicht niet kloppen
of toch veel minder. Daar ga ik echter niet op in.
Ik zou van u nog wel graag een verduidelijking
krijgen. Op 24 april 2001 en nu opnieuw hebt u
gezegd dat u vijf voorgedragen kandidaten niet
voor benoeming hebt aanvaard omdat u hen niet
de meest geschikte of bekwaamste vond, maar u
gebruikte ook het woord "opportuun". Daar heb ik
het moeilijk mee. De wet, de Grondwet zelfs, zegt
dat het uitsluitend gaat om bekwaamheid en
geschiktheid van de kandidaten. Voegt u daar dan
een opportuniteitsoordeel aan toe dat afwijkt van
die twee criteria? Misschien bedoelt u daar niks
anders mee, maar ik kreeg toch graag
verduidelijking. Bij mij roept dit immers vragen op.
Ten derde, blijkbaar is de informatie die wij en de
pers van de Hoge Raad kregen, niet juist. U zegt
dat er tot op heden in feite nog maar vijf
weigeringen zijn, op veertig benoemingen. De
twintig die niet werden gevolgd, berustten op
andere redenen: als men ondertussen elders
benoemd is, is er natuurlijk geen sprake van
weigering. Vijf op veertig dus, of een achtste, of
12,5%.
Ten vierde, ik heb genoteerd waaraan u denkt bij
een wetswijziging. Mij lijkt dat zinnig. Wel wil ik uw
aandacht vragen voor het punt dat ik vorige keer
heb aangeraakt en nu opnieuw: de uniformiteit en
grondigheid van de adviezen van de rechterlijke
orde en van de balie. Een pijnpunt is blijkbaar dat
u met een rondzendbrief oproept om uniforme,
even diepgaande adviezen te krijgen. De vorige
keer hebt u gezegd, althans impliciet, dat die
rondzendbrief niet werd gevolgd. Als dat nog zo is
dat zou ik graag weten lijkt het mij wenselijk dit
ook in de wet op te nemen, zodat over het hele
land bij voordrachten dezelfde kwaliteitsgaranties
worden geboden.
04.06 Minister Marc Verwilghen: Ik zou graag
enkele korte bedenkingen willen koppelen aan de
vraagstelling. Het is geen kwestie van een
schuldige aan te duiden. Men mag weten dat er
een tweede weigering is en men mag daarover
berichten, maar het mag niet voorgesteld worden
als een aanvaring met de betrokkene. Daarom
heb ik ook in het begin met zoveel stelligheid
gezegd dat het bureau van de Hoge Raad voor de
12/06/2001
CRIV 50
COM 498
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
Justitie uitdrukkelijk afstand neemt en zich
distantieert van het persartikel. Als zij dat met
zoveel woorden zegt, dan zal zij daar ook haar
redenen voor hebben.
Ten tweede, wij moeten er inderdaad voor zorgen
dat structurele spanningsvelden die bestaan
door een aantal onduidelijkheden in de wet
worden weggewerkt. In die context moet ook de
uniformiteit van de adviezen worden gezien. De
Hoge Raad voor de Justitie vraagt dat het initiatief
zou worden genomen om erover te waken dat de
adviezen op dezelfde wijze worden geproduceerd
om onderling vergelijkbaar te zijn. Het moet
gezegd dat er een verbeterende tendens
merkbaar is. Dat wordt ook door de Hoge Raad
voor de Justitie met zoveel woorden gezegd.
Wanneer je vaststelt dat er een probleem is met
de bekwaamheid of de geschiktheid van een
kandidaat, dan speelt het opportuniteitsbeginsel
hoegenaamd niet wat mij betreft. Ik heb het al
gezegd, geschiktheid en bekwaamheid van de
kandidaat en de goede werking van de justitie zijn
de enige zaken die daarin een rol mogen spelen.
Ik herhaal nogmaals dat ik er mij perfect
rekenschap van geef dat het overgaan tot
herpublicatie inhoudt dat het doorgaans een
aantal maanden duurt eer de plaats kan ingevuld
worden. Daarom is dit een middel waarmee
bijzonder omzichtig dient omgesprongen te
worden.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Voorzitter: Tony Van Parys.
Président: Tony Van Parys.
05 Interpellation de Mme Jacqueline Herzet au
ministre de la Justice sur "la politique du
ministre de la Justice en matière de rapts
parentaux" (n° 815)
05 Interpellatie van mevrouw Jacqueline Herzet
tot de minister van Justitie over "het beleid van
de minister van Justitie inzake de ontvoering
van kinderen door de ouders" (nr. 815)
05.01 Jacqueline Herzet (PRL FDF MCC):
Monsieur le président, monsieur le ministre, vous
vous rappellerez qu'en 1995, j'avais déposé une
proposition de loi relative à l'enlèvement d'enfants
par celui des parents qui n'en a pas la garde
juridique. Ces enlèvements se produisent
fréquemment lors de l'exercice du droit de visite et
ne tiennent pas compte de l'intérêt propre de
l'enfant, qui est de garder des contacts réguliers
avec ses deux parents, comme spécifié d'ailleurs
dans la Convention des Nations unies sur les
droits de l'enfant, ratifiée par la Belgique.
La conclusion était que la solution devait être
trouvée sur le plan international, en référence à
l'article 11 de la convention qui invite les Etats à
conclure des accords pour régler des cas
d'enlèvement ou à adhérer à des accords
existants.
Des cas récents démontrent hélas, monsieur le
ministre, combien ce sujet est toujours d'une
dramatique et douloureuse actualité. Même s'il est
peut-être délicat de parler d'affaires en cours et
telle n'est pas mon intention , je voudrais faire le
point avec vous sur la politique menée
actuellement par la Belgique, et plus spécialement
par le ministre de la Justice, dans ce domaine.
Il est clair que le nombre de mariages entre
conjoints de nationalité et de culture différentes
augmente, de même, bien sûr, que les divorces
et, par voie de conséquence, les rapts parentaux.
Etrangement, monsieur le ministre, bien que les
experts évaluent les cas nouveaux en Belgique à
plusieurs centaines par an, il n'existe pas de
statistiques officielles. Cela est-il exact? Dans
l'affirmative, pourquoi?
S'il existe en la matière un contentieux avec
différents pays
je pense à la Suède, à
l'Allemagne, à l'Autriche, aux Etats-Unis ou même
à la France , un très grand nombre de cas
concerne des couples mixtes avec un conjoint
originaire d'Afrique du Nord. Je rappelle que dans
ces pays-là, le droit est issu de la loi islamique et
est donc basé sur le Coran. En conséquence,
l'hétérogénéité des droits de la famille dans ces
pays-là et les pays occidentaux rend extrêmement
difficile les décisions de conciliation. De plus,
l'incompatibilité entre les deux systèmes juridiques
fait qu'ils ne parviennent pas à s'emboîter et que
les enfants deviennent donc les otages de la
séparation des parents.
Je sais que vous faites d'énormes efforts pour
remédier à cette situation. Mais, monsieur le
ministre, cette bonne volonté est-elle vraiment
partagée par vos correspondants d'autres pays?
Est-il vrai, par exemple, qu'une réunion organisée
le 10 mai à l'effet d'améliorer la procédure en cas
d'enlèvement parental et de tenter d'aplanir les
divergences de droit, n'a reçu aucun écho de la
part des pays arabo-musulmans? Est-il vrai qu'un
juge belge attend toujours le feu vert pour qu'une
commission rogatoire promise en 2000 puisse se
rendre au Maroc?
CRIV 50
COM 498
12/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
De l'avis unanime, il conviendrait de mettre tout en
oeuvre pour que soient approuvés et ratifiés les
conventions et accords bilatéraux existants, et en
priorité la Convention de La Haye qui facilite le
droit de visite.
Il semblerait, monsieur le ministre, que certains
pays ajoutent tellement de clauses d'exception
que la Convention de La Haye devient parfois
pratiquement inapplicable.
Je rappelle la convention signée avec la France
et, plus récemment, celle signée avec le Maroc,
qui ne serait pas non plus appliquée dans les
meilleurs délais en raison d'énormes lenteurs, de
lacunes et de carences. Quel est le rôle exact du
médiateur dans ce problème? Est-il efficace? Je
veux dire: est-ce qu'il obtient des résultats?
Le traitement des dossiers semble aussi poser
problème. Chaque dossier est-il vraiment traité
dans le chef de chacun avec la volonté d'aboutir?
Je voudrais également savoir combien de
ministres s'occupent des dossiers. Les
commissions ponctuelles remplissent-elles bien
leur mission? Dans quelles conditions? N'avez-
vous pas parfois l'impression, monsieur le
ministre, que certains organisent la mauvaise foi?
Je considère que les droits de l'enfant et de
l'homme en général doivent toujours primer sur
les relations commerciales, économiques ou
diplomatiques. Or il semblerait que ce ne soit
malheureusement pas toujours le cas.
On dit aussi que l'on considère qu'un dossier
avance quand il aboutit sur un simple contact
téléphonique. Peut-on vraiment estimer qu'il s'agit-
là d'un résultat, d'une avancée du dossier?
Par ailleurs, pourquoi est-il si difficile de faire
appliquer une convention d'extradition entre un
pays comme le Kenya et la Belgique?
En conclusion, j'ai l'impression que les pouvoirs
publics ne jouent pas leur rôle. Je serais tentée de
dire que l'on amène presque les parents à devoir
ou à vouloir régler eux-mêmes leurs problèmes,
par défaut d'une action de l'autorité publique. Or,
ce n'est pas une bonne solution. J'aimerais
connaître votre sentiment en la matière.
Monsieur le ministre, quelles sont les mesures
rapides et concrètes que le gouvernement prend
et compte prendre pour régler le sort des familles
séparées de force?
Monsieur le ministre, espérez-vous et comment
comptez-vous faire respecter les différentes
conventions internationales visant à régler le
problème des rapts parentaux? Plus
particulièrement, quelles solutions concrètes
comptez-vous proposer pour venir immédiatement
en aide à la détresse des familles déchirées?
Par ailleurs, quels sont les moyens dont vous
disposez pour traiter les dossiers? Quel est leur
nombre et le nombre de personnes qui y
travaillent spécifiquement? Disposez-vous
d'experts? De spécialistes? D'études? Et surtout,
combien de cas ont-ils été résolus dans le bon
sens?
Pour moi, l'approche du problème tient en quatre
points:
1. La prévention.
2. L'assistance aux familles d'enfants disparus.
3. L'étude du problème à l'échelle internationale.
4. L'étude du système judiciaire au plan national.
Sur ce dernier point, monsieur le ministre, nous
pouvons être satisfaits. Vous avez
remarquablement fait avancer les choses et
modifier la législation dans le sens souhaité.
C'était d'ailleurs une des préoccupations de votre
prédécesseur et de l'ensemble de la commission
de la Justice.
Mais quant aux autres points, où en sommes-
nous réellement? Quelles mesures de prévention
existent-elles aujourd'hui pour éviter le rapt
d'enfants? Quelle est leur efficacité? Vous n'êtes
pas sans savoir que dans ce cas, il faut très
rapidement tenir compte du plus grand nombre
d'indices possibles. Ne faudrait-il pas créer un
outil spécifique chargé de prévenir les rapts
parentaux?
En ce qui concerne l'assistance aux familles
d'enfants disparus, il semblerait aussi que l'on soit
très démuni face à ce genre de problèmes. A cet
égard, je voudrais aborder le point de "Child
Focus". Ne pourrait-on repréciser et renforcer le
rôle de "Child Focus" dans l'appui, le soutien
psychologique qu'il pourrait peut-être accorder aux
familles? Actuellement, je voudrais savoir sur
quelle aide peuvent compter les familles en
difficulté et dans quelle mesure et comment
développer cette aide disposez-vous de moyens
complémentaires? mais en respectant, j'insiste,
la liberté et la volonté des parents.
Quelles mesures diplomatiques en coordination
avec les Affaires étrangères avez-vous déjà prises
ou comptez-vous prendre pour régler les tensions
12/06/2001
CRIV 50
COM 498
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
actuelles et envisager un compromis ou une
solution plus favorable pour les enfants enlevés
nous en parlons depuis longtemps et comme
soeur Anne, j'ai l'impression de ne rien voir venir
en insistant sur la défense de nos propres
valeurs?
Au niveau des mesures internationales, n'est-il
pas grand temps d'envisager que les rapts
parentaux soient arbitrés par une justice
internationale, qui puisse trancher en dehors des
intérêts diplomatiques ou commerciaux des pays
en cause et faire appliquer les décisions,
uniquement dans l'intérêt de l'enfant?
Une convention algérienne datant d'une bonne
dizaine d'années imposait un principe que,
personnellement, je trouve excellent et selon
lequel "les parties contractantes s'engagent à
garantir à l'issue de la visite frontalière, le retour
effectif de l'enfant sur le territoire". Ne pourrait-on
s'en inspirer ou est-ce fait? Est-ce applicable?
Il existe également un droit international en
matière de mariages mixtes. A mon avis, il
conviendrait de le revoir afin de pouvoir se rendre
librement dans les deux pays d'où sont issus les
conjoints. Qu'en est-il d'Interpol enfants? Est-ce
finalisé? Des résultats sont-ils comptabilisés?
Qu'en est-il de la création d'une force
internationale de police?
Pour terminer, monsieur le ministre, je vous dirai
que vous avez une chance, dans le cadre de la
prochaine présidence européenne, de pouvoir
influencer directement les événements, en étant
au coeur des choses. Vous avez là une occasion
unique de proposer des avancées et de faire
passer vos objectifs. Je suis certaine que c'est
l'intérêt de l'enfant qui guidera vos efforts et que
vous obtiendrez des résultats significatifs. Vous
devez savoir que vous êtes le dernier recours, le
dernier espoir pour toutes ces familles déchirées.
Je voudrais aussi que le parlement et plus
précisément notre commission de la Justice
puisse débattre de ces projets. Je vous rappelle
que nous avions constitué à cet effet une
délégation. M. Giet et moi-même en faisions partie
mais elle ne s'est jamais réunie. Monsieur le
ministre, je voudrais vous demander de prendre
l'initiative de la réunir et je vous en remercie, ainsi
que pour les réponses que vous allez apporter à
la problématique que je viens de soulever.
05.02 Marc Verwilghen, ministre: Monsieur le
président, madame Herzet, dans les éléments que
je vais vous livrer, il y aura sans aucun doute une
longue réponse pour certaines questions que vous
m'avez, à juste titre, posées aujourd'hui. Pour la
préparation de ma réponse, je me suis surtout
tenu à l'interpellation telle qu'elle m'a été remise,
alors que parmi vos questions, vous entrez parfois
dans des situations particulières qui, à mes yeux,
méritent également une réponse que je suis prêt à
vous fournir de manière plus large.
Je crois à nouveau que, dans cette matière de
rapts parentaux, le dernier mot n'a pas été dit et je
constate que la volonté mutuelle de chacun de
régler ce problème n'est pas aussi vite traduite
dans la pratique. Pour la Belgique, je ne vous le
cache pas, c'est un des points qui sera à l'ordre
du jour au moment où nous assumerons la
présidence belge de l'Europe et plus
particulièrement dans les relations externes de
l'UE avec, par exemple, les pays du bord
méditerranéen non européens. C'est un des
aspects qui sera traité sans aucun doute.
En matière de rapts parentaux, ma politique vise à
une lutte efficace tant sur le plan curatif que
préventif. Il peut à cet égard être renvoyé aux
discours que j'ai tenus au Sénat le 29 mars 2000
et également le 16 janvier 2001, chaque fois plus
particulièrement sur cette problématique.
La lutte préventive se situe à plusieurs niveaux:
judiciaire, administratif ainsi que les mesures
décidées par mon collègues des Affaires
étrangères en matière, entre autres, de délivrance
de passeports individuels aux mineurs.
Cette lutte se situe également au plan policier en
termes de signalement des personnes dans les
cas à risques. Nous essayons, par l'information
des services douaniers et policiers, d'intervenir
dans ces cas.
L'information juridique des personnes me paraît
également être un élément important dans la prise
en compte préventive des situations potentielles
d'enlèvement d'enfants. Sur ce point, je peux
renvoyer à la brochure que j'ai fait publier
récemment et qui est structurée sur un système
de questions/réponses. Je vous la montrerai.
Cette brochure reçoit une diffusion la plus large
possible.
Afin de répondre de la manière la plus adéquate
possible à votre interpellation, il me paraît indiqué
de distinguer les situations telles que nous les
connaissons actuellement, compte tenu de
l'existence ou de l'absence d'instruments
internationaux en la matière, de celles qui se
profilent à moyenne échéance dans le cadre des
CRIV 50
COM 498
12/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
enceintes internationales comme l'UE, le Conseil
de l'Europe ou la Conférence de La Haye de droit
international privé.
J'aborderai les relations avec Child Focus, le
système international de police et la commission
parlementaire dans la deuxième partie de ma
réponse.
Première partie: les problèmes juridiques.
Quand j'aborde la situation actuelle, je conçois
trois systèmes: un système dit conventionnel, un
système non conventionnel et également un
système de protocole d'accord administratif.
Je commence avec le système conventionnel. La
problématique des rapts parentaux doit être
abordée au regard des instruments actuellement
applicables, à savoir, d'une part, la Convention du
Conseil de l'Europe de 1980, en vigueur depuis le
1
er
février 1986 et, d'autre part, la Convention de
La Haye de 1980, cette dernière étant en vigueur
en Belgique depuis le 1
er
mai 1999.
Cela en dit déjà beaucoup sur la manière
d'installer le principe et la manière de le mettre en
pratique.
Le ministère de la Justice est désigné comme
autorité centrale pour l'application de ces deux
conventions qui ont chacune leurs avantages
propres.
Le recours à l'une ou l'autre convention fait l'objet
d'une analyse approfondie. Pour chacun des
dossiers dont le département est saisi, on choisit
la voie permettant d'aboutir le plus rapidement.
La résolution par la médiation des situations
d'enlèvement n'est prévue que dans le cadre de la
Convention de La Haye.
Le mécanisme n'est pas développé bien qu'une
majorité de dossiers soit résolue par une remise
volontaire des enfants aux parents victimes. Cela
devrait nous amener à mieux utiliser cette piste.
Cette remise volontaire s'opère généralement
lorsque le parent ravisseur est informé du recours
par le parent victime à l'autorité centrale.
Je ne suis pas convaincu que la médiation doit
occuper une place trop importante lorsqu'un
enlèvement a lieu. Ce qui importe, c'est la remise
des choses dans leur précédent état le plus
rapidement possible et ce, par les procédures
judiciaires appropriées quand le parent ravisseur
refuse le renvoi volontaire de l'enfant dans l'Etat
de sa résidence habituelle.
Au plan interne belge, la solution judiciaire des
rapts parentaux a été organisée dans un chapitre
spécial du Code judiciaire, qui prévoit une
procédure en référé initiée sur requête
contradictoire par le ministère public et, en cas de
conflit d'intérêt dans le chef de celui-ci, par un
avocat désigné par l'autorité centrale.
La médiation trouve sa place fondamentale en
amont, lorsqu'un conflit familial surgit et que le
juge du fond doit prendre une décision quant à
l'autorité parentale. Elle trouve également sa
place dès que l'enfant est renvoyé chez le parent
gardien et que des relations personnelles doivent
être organisées entre l'enfant le parent ravisseur.
En dehors du système conventionnel, les dossiers
d'enlèvement d'enfants sont gérés par le ministère
des Affaires étrangères par le biais des
ambassades et consulats belges à l'étranger. Il
semble que nous devions également exploiter
cette piste.
En ce qui concerne les protocoles d'accords
administratifs, pour ce qui a trait aux enlèvements
entre la Belgique et le Maroc ou la Tunisie, il y a
lieu d'indiquer que ceux-ci font l'objet d'un
traitement à l'amiable par l'intermédiaire de
commissions administratives spécifiques
instituées -
on l'oublie souvent
- en structure
permanente. La gestion des dossiers est donc
continue.
La commission, dans sa constitution plénière
(ministères de la Justice et des Affaires
étrangères) se réunit au moins une fois par an.
Ces derniers temps, la fréquence en a été
augmentée au regard des problèmes qui ont
existé ou qui existent encore entre la Belgique et
le Maroc.
Il est important de souligner que les commissions
ne disposent d'aucun pouvoir de contrainte et que
leur rôle est de tenter de rapprocher les parties en
vue d'aboutir au règlement à l'amiable du
différend familial. Ceux qui choisissent cette voie
doivent savoir que cela prend du temps. Comme
dans le mariage, il faut que les deux parties
puissent avancer et trouver un arrangement.
En cas d'échec de la médiation de la commission,
il appartient aux parents concernés de saisir, le
cas échéant, les juridictions de l'un ou l'autre Etat.
La gestion quotidienne de ces dossiers est
12/06/2001
CRIV 50
COM 498
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
assurée par le ministère de la Justice en étroite
collaboration avec celui des Affaires étrangères.
En ce qui concerne la situation de lege ferenda,
l'analyse des conditions dans lesquelles un
enlèvement international d'enfants se produit fait
apparaître que le non-accès d'un parent à son
enfant favorise souvent cet enlèvement. C'est, en
quelque sorte, la clé de voûte du système.
Par ailleurs, la prise en compte insuffisante par le
juge du fond de l'accroissement de la mobilité
internationale des personnes entraîne, dans un
certain nombre de cas, certaines difficultés.
Il est clair qu'un certain nombre de décisions
judiciaires, qui présentent une dimension
internationale ou peuvent potentiellement en
présenter une, contiennent une interdiction pour le
parent qui dispose de l'hébergement principal de
s'établir à l'étranger.
En cas d'établissement à l'étranger du parent qui
dispose de l'hébergement principal, nous nous
trouvons face à une situation d'enlèvement
d'enfant.
Il ne faut pas nier le fait que des interdictions de
quitter le territoire peuvent s'avérer justifiées dans
certains cas mais pas dans tous. Un certain
nombre de ces situations pourraient être évitées
en mettant en place des mécanismes alternatifs,
comme par exemple ceux de l'exequatur à titre
préventif ou des garanties financières ou autres,
qui garantiraient ainsi mieux l'exercice effectif du
droit aux relations personnelles de l'autre parent.
C'est d'ailleurs un système que nous essayons
d'appliquer de plus en plus.
Il convient de mentionner qu'un certain nombre de
mesures aux plans multilatéral et bilatéral sont
actuellement recherchées aux fins d'améliorer les
instruments existants ou de les créer à moyen
terme.
Sur le plan multilatéral, nous travaillons sur quatre
éléments: Conférence de La Haye de droit
international privé, Conseil de l'Europe, Union
européenne et partenariat euro-méditerranéen.
1. La Conférence de La Haye est consciente du
fait que la Convention de La Haye de 1980 est
parfois utilisée de manière abusive quand il s'agit
en fait d'assurer la protection du droit aux relations
personnelles.
Par ailleurs, les dispositions de cette convention
relatives au droit de visite sont considérées
comme tout à fait lacunaires et devraient
certainement être modifiées.
La Conférence de La Haye souhaite apporter des
solutions adéquates à ces problèmes. La
commission des Affaires générales qui se réunira
ce mois à La Haye devrait y accorder toute
l'attention requise et pourrait décider de modifier
la convention de 1980.
Il est normal que certaines propositions que vous
avez formulées seront sur cette table de
discussion, ce mois-ci encore.
2. Au niveau du Conseil de l'Europe, il y a lieu de
mentionner que cette problématique occupe un
groupe de travail restreint sur la garde et le droit
de visite
dont un fonctionnaire de mon
département fait partie qui finalise actuellement
un projet de convention sur les relations
personnelles concernant les enfants, laquelle
remplacera la convention de 1980 pour ce qui
touche au droit de visite. L'aspect préventif a été
pris en compte de manière tout à fait
fondamentale.
C'est ainsi que le texte de la future convention
contient des principes uniformes dont les juges
nationaux doivent tenir compte lorsqu'ils sont
appelés à statuer sur le droit aux relations
personnelles. Ces principes sont basés sur le droit
fondamental de l'enfant d'entretenir de tels
contacts avec ses parents.
Par ailleurs, le projet de convention contient un
certain nombre de garanties auxquelles ce juge
peut avoir recours pour mieux assurer le retour de
l'enfant à sa résidence principale à l'issue d'une
période d'exercice de droit de visite à l'étranger,
ainsi, l'exequatur à titre préventif, des garanties
financières, le dépôt du passeport et d'autres
moyens qui peuvent stimuler l'autre partie à s'en
tenir aux accords ou au jugement.
Le protocole d'accord vise, par ailleurs, à
encourager la médiation en amont, c'est-à-dire
dans le cadre de procédures engagées en relation
avec le droit aux relations personnelles.
3. Au niveau européen, un projet de règlement
relatif à l'exécution mutuelle des décisions
concernant le droit de visite des enfants est en
cours d'élaboration depuis juillet
2000. Cette
proposition a été faite par la France et soutenue
par la Belgique.
Son champ d'application est toutefois limité par
celui couvert par le règlement du Conseil du
CRIV 50
COM 498
12/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
29 mai 2000 relatif à la compétence en matière
matrimoniale et en matière de responsabilité
parentale des enfants communs.
Fin novembre 2000, le conseil "JAI" a décidé
d'élargir le champ d'application de ce projet de
règlement afin d'assurer l'égalité de traitement de
tous les enfants.
La Commission ayant indiqué qu'elle avait
l'intention de déposer un projet de texte à cet
égard en septembre prochain, la présidence belge
aura à gérer ce dossier et le défendra comme
déjà indiqué au Sénat avec beaucoup de
conviction.
Le projet de règlement actuellement en discussion
vise à instaurer le caractère exécutoire des
décisions en matière de droit de visite sans qu'il
soit nécessaire d'engager une procédure
d'exequatur. C'est en effet là qu'on perd son
temps.
Afin d'équilibrer le caractère directement
exécutoire de la décision, des garanties sont
prévues ainsi qu'une procédure de refus
d'exécution et une garantie de retour de l'enfant à
l'issue de son séjour à l'étranger.
L'exécution proprement dite n'est, toutefois, pas
affectée par le projet de règlement. Elle est
réalisée selon la loi de l'Etat membre d'exécution.
4.
Dans le cadre du partenariat euro-
méditerranéen, qui contient un volet
Justice/Affaires intérieures, la Commission
européenne a présenté un projet de programme
régional évoqué à la réunion spéciale des hauts
fonctionnaires du processus de Barcelone, qui
s'est tenue à Montpellier les 5 et 6 juin 2001. Dans
les domaines couverts par ce projet de
programme figure le droit de la famille et, en
particulier, les questions de rapts parentaux.
La Belgique a, dans ce cadre, voulu engager une
initiative en partenariat avec la France, visant à
une sensibilisation des Etats Euro-Med vu
l'importance du respect des droits de l'enfant, en
relation avec la convention ONU sur les droits de
l'enfant. Cette initiative est plus précisément
centrée sur les dispositions de cette convention
concernant les enlèvements parentaux et le droit
aux relations personnelles.
Au plan bilatéral belgo-marocain, il peut être
indiqué qu'un groupe de travail procède
actuellement au réexamen des conventions
bilatérales de 1991, non ratifiées par la Belgique,
et dont l'une a trait au déplacement illicite
d'enfants et au droit de visite. Une première
session de ce groupe de travail a eu lieu, fin mai
dernier, et est fort encourageante quant à la
problématique qui nous occupe aujourd'hui.
Le deuxième volet de ma réponse visera les
relations avec Child Focus, le système
international de police et la commission Rapts
parentaux.
La collaboration entre Child Focus, les autorités
judiciaires ainsi que le ministre de la Justice est
réglée par un protocole d'accord du 30 mars 1998,
actuellement en cours de révision, à la demande
d'ailleurs de Child Focus.
Le protocole d'accord en vigueur confère à Child
Focus le soin de donner aux parents les
informations utiles, en vue de les orienter vers les
services appropriés, compte tenu de la convention
et des conventions applicables.
Child Focus peut également assister les parents
dans leurs démarches auprès de l'autorité
centrale belge, ce qui est très important. Le projet
de révision a été communiqué à la commission
pour la Protection de la vie privée et a reçu un avis
positif. Cela signifie que nous pourrons
probablement avancer sur ce point.
En ce qui concerne la mise sur pied d'un système
international de police, un certain nombre de
travaux sont actuellement menés, tant dans le
cadre d'Interpol que d'Europol. Pour Europol, une
étude, financée par la Commission européenne,
est menée au sein du projet STOP. Ses
conclusions devraient être disponibles pour la fin
de cette année.
En outre, sous la présidence belge, une initiative
sera développée aux fins de l'introduction du
système SIS, plus particulièrement sur le volet des
enlèvements parentaux. Cela signifie que les
services de police auront alors des "guidelines " à
respecter. Le ministre de l'Intérieur ayant une
compétence directe en ces domaines, des
consultants de son département sont intervenus
et son avis est essentiel.
La commission parlementaire "Rapts parentaux"
est composée de plusieurs députés. Je vous
renvoie au document établi par mon
administration pour ce qui concerne les relations
avec le Maroc, à la suite de la demande du
président de la commission de la Justice de la
Chambre, M. Erdman, document qui vient de lui
être adressé et qui vous sera distribué.
12/06/2001
CRIV 50
COM 498
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
Voilà, monsieur le président, chers collègues, les
réponses que je suis en mesure d'apporter. Mes
explications ont été assez étendues parce que j'ai
abordé le dossier dans son entièreté. Je mets à
votre disposition le questionnaire qui a été élaboré
et qui démontre que nous tentons de remédier à
ce drame, hélas, encore trop souvent présent
dans nos pays.
05.03 Jacqueline Herzet (PRL FDF MCC):
Monsieur le ministre, je voudrais vous remercier
pour la réponse extrêmement fouillée que vous
m'avez apportée. Je considère avec beaucoup de
plaisir que le problème est traité sérieusement, ce
dont on pouvait parfois peut-être un peu douter.
Je suis surtout réjouie de votre volonté de poser le
problème dans le cadre de la présidence
européenne.
Monsieur le ministre, il est évident que ce dont je
vous avais parlé est encore à l'état de projets et il
convient de les mener à terme. Je vous donne
rendez-vous six mois après la présidence
européenne et nous verrons ce que nous avons
obtenu.
J'ai une petite remarque à formuler au niveau de
la prévention. Je vous remercie de pouvoir
disposer de la brochure car c'est important. Je
suis néanmoins étonnée de la facilité avec
laquelle on enlève des enfants, que ce soit sur le
chemin de l'école, dans les plaines de sport,... Il y
a vraiment un effort à faire au niveau local en
sensibilisant encore plus les forces de l'ordre.
C'est au niveau local qu'il faut reporter ces
préoccupations.
En ce qui concerne la médiation, je pense qu'on
n'avertit pas de manière assez claire les parents
qui y font appel. Ce n'est jamais qu'une médiation,
elle est très lente et il faudra, neuf fois sur dix,
aller au-delà et entreprendre d'autres actions. Au
début, je crois que les parents ne savent pas cela.
Dès lors, il faut aussi fournir un effort d'information
plus systématique.
Je constate aussi avec grand plaisir que les
problèmes sont clairement identifiés, que vous
avez des pistes pour les résoudre. Nous vous
soutiendrons évidemment, monsieur le ministre, et
nous serons très vigilants pour la suite à apporter
à toute cette problématique. Chacun peut y être
confronté un jour ou l'autre.
05.04 Marc Verwilghen, ministre: Madame
Herzet, comme c'est prévu dans le plan de
sécurité, la prévention vient avant la répression.
Plus particulièrement en ce qui concerne les rapts
parentaux, lorsque des risques se présentent, la
police locale doit être informée et, dans sa tâche
de police de base, elle devrait intervenir. Vous le
reconnaîtrez cependant comme moi, ce n'est pas
de la compétence du ministre de la Justice.
05.05 Jacqueline Herzet (PRL FDF MCC): Je
crois qu'il faudrait diffuser des brochures à
l'intention des forces locales, nouvelle mouture, et
attirer leur attention sur l'importance de leur rôle
dans les quartiers.
05.06 Marc Verwilghen, ministre: La brochure
est entre autres destinée à ces effectifs.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
06 Vraag van de heer Francis Van den Eynde
aan de minister van Justitie over "de juridische
situatie van een zogenaamde growshop te
Gent" (nr. 4852)
06 Question de M. Francis Van den Eynde au
ministre de la Justice sur "la situation juridique
d'un 'growshop à Gand'" (n° 4852)
06.01 Francis Van den Eynde (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister,
misschien denkt u dat ik u lastig val. Het is
immers nog maar een paar weken geleden sinds
ik deze zaak heb aangekaart in de plenaire
vergadering. Mijnheer de minister, u hoefde toen
zelf niet te antwoorden, want minister Daems
verstrekte het antwoord. Ik dring halsstarrig aan
op een persoonlijk antwoord van u, omdat ik een
"rechtszoekende" ben, zoals men dat zo mooi
noemt in de juridische wereld.
Mijnheer de minister, de Dampoortwijk in Gent is u
wellicht niet helemaal onbekend. Deze wijk wordt
nogal geteisterd. Al een paar jaar functioneert er
open en bloot een growshop, waar men alles voor
het gebruiken van cannabisproducten en
aanverwante aan de man probeert te brengen.
Voor de inwoners van de wijk is het open en bloot
functioneren van deze growshop nogal ergerlijk. Ik
werd gecontacteerd door de ouders van enkele
kinderen die zware drugproblemen hebben. Zij
zeiden me dat dit toch niet kan. Zij moeten zich
erg inzetten om hun kinderen van de drugs te
houden, terwijl die growshop open en bloot
functioneert.
Toen een gelijkaardige winkel in Antwerpen
gesloten werd door het parket, zagen deze ouders
eindelijk licht aan het einde van de tunnel, en ze
kwamen dus bij mij vragen om ook voor Gent een
CRIV 50
COM 498
12/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
en ander aan te kaarten. Ik was daarmee al
begonnen in de Gentse gemeenteraad, waar men
mij vertelde dat er proces-verbaal was opgesteld,
maar dat de zaak nog bij het parket berustte. Daar
wachtte men op een vonnis in de zaak-Antwerpen.
Toen het Antwerpse vonnis er kwam, was het niet
echt mals voor handelspraktijken van deze aard.
De growshop in Antwerpen werd zelfs gesloten.
Mijnheer de minister, toen ik mijn vraag
aanvankelijk stelde, antwoordde minister Daems
dat het parket met de zaak bezig was. Ik heb dit
antwoord aan de Gentse buurtbewoners bezorgd.
Die antwoordden echter dat er op het terrein
intussen niets gebeurde. Omdat op het terrein
blijkbaar alles bij het oude blijft, kom ik u dus
opnieuw "stalken" met het betrokken dossier. Ik
heb begrip voor de ergernis van de ouders.
Mijnheer de minister, ik twijfel er niet aan dat u
mijn begrip zult delen. Ik dank u dus bij voorbaat
voor uw antwoord.
Voorzitter: Fred Erdman, voorzitter.
Président: Fred Erdman, président.
06.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, mijnheer Van den Eynde, ik heb
inlichtingen ingewonnen bij de procureur-generaal
om u van antwoord te kunnen dienen op deze
specifieke vraag. Het blijkt te gaan om een
zogenaamde Frodoshop die in de Dampoortstraat
te Gent is gevestigd. Deze zaak blijkt al een twee
tot drie jaar te bestaan maar is recent van
eigenaar veranderd. Het is naar aanleiding van
vragen in de gemeenteraad te Gent u hebt die
vraag daar toen gesteld en stelt ze hier nu
opnieuw en ook enkele krantenberichten dat het
Gentse parket beslist heeft naar deze zaak een
opsporingsonderzoek op te starten. Dit onderzoek
is momenteel lopende en ik kan er dus geen
commentaar op geven. Het is wachten op de
resultaten van dit onderzoek. Het valt geenszins
uit te sluiten dat het Gentse parket een
gelijkaardig initiatief zou nemen als in Antwerpen
en dat men ook zou streven naar een
zogenaamde beginseluitspraak, op basis waarvan
het verdere beleid kan worden uitgestippeld.
06.03 Francis Van den Eynde (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor
zijn antwoord. Ik zal proberen de mensen uit de
wijk wat geduld te laten opbrengen. Ik vraag de
minister dan ook of hij ons op de hoogte kan
houden indien hij iets verneemt. Ik zal de zaak
persoonlijk blijven volgen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Vraag van de heer Francis Van den Eynde
aan de minister van Justitie over "de deelname
aan een "blow-in" in het Citadelpark te Gent"
(nr. 4874)
07 Question de M. Francis Van den Eynde au
ministre de la Justice sur "la participation à un
"blow-in" au parc de la citadelle de Gand"
(n° 4874)
07.01 Francis Van den Eynde (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de minister, ten eerste, via folders wordt
er op 28 juni 2001 een"blow-in" in het Citadelpark
te Gent aangekondigd door een organisatie die mij
volledig onbekend is. Ik heb niet alleen de folders
zelf gezien, maar ik heb deze informatie ook
teruggevonden op het Internet. U heb gestudeerd
in Gent. Ik veronderstelde zonet dat u de
Dampoortstraat kende, het Citadelpark kent u
ongetwijfeld nog veel beter. De actie is niet de
eerste in Gent, we zijn er al een paar keer mee
geconfronteerd. Nu wordt deze actie gepland voor
het einde van het schooljaar, op het ogenblik dat
opgroeiende jongeren van het middelbaar
onderwijs in de namiddag vrij hebben. De
examens zijn achter de rug, maar in heel wat
gevallen is de school echter nog niet gesloten en
krijgen de jongeren 's namiddags vrij. Vaak gaan
deze jongeren dan eventjes de straat op om te
ontspannen na de examenperiode. Ik heb de
indruk dat de gekozen periode niet onschuldig is.
Ten tweede, er wordt aangekondigd dat deze
actie in feite politiek is omdat de regering te lang
zou talmen met aangekondigde liberalisaties van
het gebruik van cannabis. Wat er ook van zij, op
dit ogenblik is dit nog altijd niet mogelijk vermits er
wettelijk geen verandering is gekomen in de
situatie en mag er dus nog altijd niet geblowd
worden. Acties zoals "blow-ins", die bovendien
aanzetten tot het gebruik van drugs, zijn even
verboden. Ik had willen weten wat de minister van
Justitie terzake dacht en welke maatregelen hij
reeds getroffen heeft om zoiets onmogelijk te
maken.
07.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, collega Van den Eynde, ik heb
informatie ingewonnen bij het parket in Gent. Zij
delen mij mede dat de politiediensten noch de
stedelijke diensten tot op heden kennis hebben
genomen van de blow-in waarnaar u verwijst. U
hebt met hen in contact gestaan en zij proberen
de nodige gegevens te verzamelen. Ook u was
niet in staat om daarover meer te weten te komen.
Teneinde echter niets aan het toeval over te laten,
zal commissaris De Smet van de lokale politie te
Gent nauwlettend de toestand opvolgen en in
12/06/2001
CRIV 50
COM 498
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
20
voorkomend geval onverwijld de procureur des
Konings inlichten. Deze afspraak werd gemaakt.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Vraag van de heer Bart Laeremans aan de
minister van Justitie over "de studie over het
verband tussen etnische afkomst en
criminaliteit" (nr. 4880)
08 Question de M. Bart Laeremans au ministre
de la Justice sur "l'étude concernant le lien
entre l'origine ethnique et la criminalité"
(n° 4880)
08.01 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister,
collega's, klopt het bericht dat het onderzoek over
het verband tussen etnische afkomst en
criminaliteit op uw kabinet is aangekomen? Dit
onderzoek was al aangekondigd voor eind
december, ten vroegste weliswaar. Zult u de leden
van de commissie voor de Justitie in kennis
stellen van de resultaten van dit onderzoek?
Welke conclusies hebt u uit het onderzoek
getrokken? Als u het onderzoek nog niet hebt
ontvangen op uw kabinet, hoe komt het dan dat
het zoveel vertraging heeft? We zijn ondertussen
zes maanden verder dan het ogenblik waarop het
onderzoek werd verwacht. Wanneer zullen de
resultaten dan worden bekendgemaakt?
08.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, collega Laeremans, het
onderzoeksrapport evolueert naar zijn
eindstadium. Het is nog niet volledig af. Na
beëindiging van het rapport zal ik de
begeleidingscommissie vragen of de
onderzoeksopdracht is nagekomen en of ze
wetenschappelijk gegrond is. Dat is de taak van
die commissie. Daarna zal het onderzoeksrapport
worden vertaald in het Frans. Zodra die vertaling
klaar is, zullen de resultaten van het onderzoek
worden voorgelegd aan de commissie voor de
Justitie. Mevrouw Van San zal in de commissie
persoonlijk de resultaten van haar onderzoek
komen toelichten. Als minister van Justitie zal ik
eventueel gepaste beleidsmaatregelen nemen op
basis van het onderzoek. We zitten dus in een
finaal stadium. De vertraging van het onderzoek is
opgetreden door de gezondheidstoestand van een
van de onderzoekers.
08.03 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister,
eindelijk is er een eindfase in zicht. Het heeft zeer
lang geduurd. Ik vrees echter dat het nog even
kan duren als de begeleidingscommissie ruim zijn
tijd neemt en als het dan nog vertaald moet
worden. Ik weet niet hoe omvangrijk de teksten
zijn. In deze commissie hebben we iets dergelijks
meegemaakt met de voorstellen van de
commissie-Dupont die ook maanden vertraging
hebben opgelopen door de vertaling. Ik hoop dat
het sneller zal gaan. Ik vrees echter dat als we al
die fasen nog moeten passeren, we nog voor
maanden zoet zijn. Het rapport was gepland voor
het einde van vorig jaar. Nu lijkt het erop dat het
veeleer het einde van dit jaar zal zijn en dan
evolueren we al bijna naar het einde van deze
legislatuur. Dan zou een onderzoek dat mee
moest dienen om uw beleid te schragen, redelijk
uit de hand zijn gelopen. Ik dring op spoed aan,
want ook wij zijn benieuwd naar de resultaten.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Vraag van de heer Tony Van Parys aan de
minister van Justitie over "de vrijlating van de
dame met 250.000 XTC-pillen" (nr. 4886)
09 Question de M. Tony Van Parys au ministre
de la Justice sur "la libération de la dame
trouvée en possession de 250.000 pilules
d'extasy" (n° 4886)
De voorzitter: Mijnheer Van Parys, ik kan er niet
aan weerstaan de vertaling van uw vragen voor te
lezen. Er staat: "les circonstances de la libération
d'une dame en possession de 250.000 pilules
d'XTC." Je ne crois pas que ce soit effective. Uw
tekst luidde: "in welke omstandigheden werd de
dame met de 250.000 XTC-pillen vrijgelaten." De
vertaler heeft het woord "met" letterlijk, als
bezitsvorm, geïnterpreteerd. Als de situatie niet zo
ernstig was, zou men hartelijk kunnen lachen.
09.01 Tony Van Parys (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, ik wil u
ondervragen over de vrijlating van de dame met
de 250.000 XTC-pillen. Ware het verhaal niet zo
dramatisch geweest, we zouden er inderdaad
hartelijk om kunnen lachen. Het verhaal is echter
onvoorstelbaar.
De dame werd op een gegeven moment
aangetroffen met 250.000 XTC-pillen in haar bezit.
Zij heeft de gevangenis van Antwerpen zonder
meer kunnen verlaten. Dat feit was dit weekend
het gespreksonderwerp bij iedereen die, zoals wij,
zoveel contact heeft met de burgers. Dat verhaal
heeft aan de justitie ongelooflijk veel schade
aangericht. Hoe kon dat gebeuren? Dat is de
vraag waarmee wij als politieke mandatarissen dit
weekend permanent werden geconfronteerd.
CRIV 50
COM 498
12/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
21
Ingevolge de vernietiging van het bevelschrift zit
de dame ondertussen opnieuw in de gevangenis.
Ze werd in verzekerde bewaring opgenomen.
Toch rijzen fundamentele vragen naar het
ontstaan van dat probleem. Het probleem
ontstond op het moment dat men de dame heeft
vrijgelaten. Er zijn twee mogelijkheden.
Ofwel is de gevangenisdirectie in fout, omdat de
gevangenisdirectie de dame ten onrechte heeft
vrijgelaten. Ze werd namelijk vrijgelaten voor het
verstrijken van de beroepstermijn of ondanks de
betekening van beroep.
Ofwel is het parket in de fout gegaan wegens het
nalaten het hoger beroep tegen de beschikking tot
vrijlating van de Raadkamer te betekenen aan de
griffie van de gevangenis.
Dat zijn de enige twee mogelijkheden. De fout ligt
dus bij de gevangenisdirectie of bij het parket. In
beide gevallen behoort dat tot de bevoegdheid van
de minister van Justitie. Zowel de
gevangenisdirectie als de parketmagistraten
vallen onder uw bevoegdheid. De
parketmagistraten zijn namelijk organen van de
uitvoerende macht en functioneren dus in
opdracht van de minister van Justitie.
Mijn vraag staat eigenlijk ook in het SP-
programma en wordt momenteel geconcretiseerd
door de rechtstreekse contacten tussen de
adviseur van de eerste minister en de parketten
en de procureurs des Konings. Door onze
traditionele visie is dat voor ons nog wat wennen.
We hebben het echter wel begrepen. Het gaat om
de vernieuwing van het openbaar ministerie.
Uitwassen zoals deze brengen ons al meteen in
de problemen.
09.02 Jo Vandeurzen (CVP): Tenzij de minister
ontslag neemt.
09.03 Tony Van Parys (CVP): De heer
Vandeurzen heeft gelijk, in die zin dat als destijds
een gevangene ontsnapte of ten onrechte werd
vrijgelaten, er twee ministers ontslag moesten
nemen. In de nieuwe politieke cultuur is dat echter
niet meer zo aangezien de verantwoordelijkheid
werd verplaatst.
Het probleem is ernstig in die zin dat het imago
van justitie erg is aangetast en het vertrouwen van
de publieke opinie in het justitieel apparaat
andermaal in vraag werd gesteld. Vandaar de
evidente vraag aan de minister van Justitie die
terzake bevoegd is: wat is er precies gebeurd in
de gevangenis in Antwerpen? Ging de
gevangenisdirectie in de fout door de dame in
kwestie vrij te laten of ging het parket in de fout
door fouten te maken bij de betekening van de
beslissing dat de Raadkamer beroep aantekende
tegen de vrijlating?
Voorts, mijnheer de minister, had ik graag
geweten welke maatregelen u zult nemen, in
beide gevallen, om te voorkomen dat dergelijke
incidenten zich in de toekomst nog zouden
voordoen. Immers, u, noch de uitvoerende macht,
noch het Parlement, noch het parket, noch justitie
in het algemeen, kunnen zich dergelijke flaters
veroorloven omdat zij iedereen schaden, behalve
degenen die graag profiteren van het negatieve
imago dat justitie hierdoor krijgt. Die rol willen wij
echter geenszins spelen. Vandaar dat ik van
mening ben dat u de nodige initiatieven moet
nemen. Dergelijke tergende toestanden tasten de
geloofwaardigheid in ons justitieel apparaat
immers zeer zwaar aan.
09.04 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, collega's, er zijn eigenlijk twee facetten
verbonden aan het gesprekonderwerp van het
voorbije weekend, namelijk het voorval op zich
waarbij iemand de gevangenis verlaat en de
reactie die nadien ontstond via een uitspraak op
een eenzijdig verzoekschrift.
Terecht stelt de heer Van Parys een vraag
omtrent de essentie van het probleem, met name
wie verantwoordelijk is voor het feit dat de vrouw
effectief de Antwerpse gevangenis kon verlaten.
Zoals u weet, besliste de Raadkamer van Hasselt
dat de dame in kwestie over haar vrijheid kon
beschikken onder voorwaarden. De documenten
met betrekking tot die vrijstelling kwamen via
faxbericht toe in de gevangenis van Antwerpen op
dinsdag 5 juni omstreeks 17.30 uur. Diezelfde
avond werd de dame in vrijheid gesteld en op
woensdag 6 juni maakte het parket een
beroepschrift over tegen de beschikking tot in
vrijheidstelling. Voor zover ik daarover kan
oordelen gebeurde dat dus binnen de wettelijke
termijn.
In de gevangenis van Antwerpen gebeurde aldus
een administratieve fout die haar oorzaak vindt in
de verschillende manieren waarop parketten van
de onderscheiden gerechtelijke arrondissementen
van het ressort Antwerpen, beschikkingen van de
Raadkamer meedelen, al dan niet in geval van
beroep. Dit mag evenwel niet als afdoende
verklaringsgrond worden beschouwd.
12/06/2001
CRIV 50
COM 498
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
22
Hoe dan ook, de voorschriften werden niet correct
toegepast. Momenteel is er een onderzoek aan de
gang om de ware toedracht van de feiten te
achterhalen, die evenwel zeer dicht zal aansluiten
bij wat ik u thans meedeel.
Uiteraard worden er maatregelen genomen om in
de toekomst de herhaling van een dergelijk
voorval te vermijden. Aan de gevangenisdirectie
werd met name een brief verzonden met het
verzoek duidelijke afspraken te maken met
betrekking tot de mededeling van documenten.
Men had eigenlijk moeten opmerken dat het
document dat werd verstuurd met betrekking tot
de vrijstelling onder voorwaarden, niet was
vergezeld van een document waaruit met
zekerheid kon worden afgeleid dat het Openbaar
Ministerie berustte. Men had aldus de vrouw niet
mogen vrijlaten. Het is jammer genoeg anders
verlopen.
Dit incident was evenwel niet van aard om het
vertrouwen van de burger in het justitieel apparaat
aan te scherpen.
Ik heb het dan nog niet over de daaropvolgende
passen en stappen die zich op het oorspronkelijke
incident hebben geënt.
09.05 Tony Van Parys (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik wil de minister danken voor het
antwoord, waaruit duidelijk blijkt dat de
gevangenisdirectie in de fout is gegaan en de
dame heeft vrijgelaten op een ogenblik dat er
minstens nog mogelijkheden waren om beroep
aan te tekenen tegen de beslissing van de
raadkamer tot vrijlating onder voorwaarden.
Gelet op de omvang van het probleem en de
gevolgen ten aanzien van het imago van de
justitie, lijkt het mij niet evident dat een
eenvoudige brief aan de directie om te laten weten
op welke wijze deze zaken in de toekomst moeten
worden behandeld, de enige en meest adequate
reactie is. Op basis van het onderzoek zullen
verantwoordelijkheden moeten worden gesteld
omdat deze fouten dermate vernietigend voor de
justitie zijn dat men ze zich niet kan veroorloven.
09.06 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, wat het tweede onderdeel betreft, wacht
ik het onderzoek af.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10 Vraag van de heer Geert Bourgeois aan de
minister van Justitie over "de wijzigingen van
het justitiebeleid op het gebied van
verkeersveiligheid" (nr. 4895)
10 Question de M. Geert Bourgeois au ministre
de la Justice sur "la modification de la politique
du département de la justice en matière de
sécurité routière" (n° 4895)
10.01 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, mijn aandacht
werd getrokken door een berichtje van de
Ministerraad van 8 juni, dat handelt over
verkeersveiligheid. Ik lees dat op de Ministerraad
werd beslist om een voorontwerp van wet op te
maken tot wijziging van de wet van 18 juli 1990
met betrekking tot het rijbewijs met punten en een
ontwerp van uitvoeringsbesluiten voor deze wet.
Dat gebeurt in samenspraak met het ministerie
van Justitie. Het is dus een samenwerking inzake
verkeer en justitie. Er zouden voorstellen worden
uitgewerkt over het controlebeleid en de
vervolging op het gebied van verkeersveiligheid.
Er zou ook aan voorstellen worden gewerkt rond
de organisatie van de betrokken administraties
van de beide departementen.
Mijnheer de minister, ik moet u er niet van
overtuigen dat verkeersveiligheid een prioritair
punt is. Het staat trouwens met zoveel woorden in
het federaal regeerakkoord, dat tot doel heeft de
verkeersongevallen met persoonlijk letsel te
beperken. Het is een van uw prioriteiten uit uw
federaal veiligheidsplan, waarin u onder 7.9 een
viertal bladzijden aan die verkeersveiligheid wijdt.
Ik heb het jaarverslag van 1999 van het Belgisch
Instituut voor de Verkeersveiligheid bij me, waaruit
nog eens blijkt dat wij niet het trieste record
hebben in Europa, maar het scheelt niet veel. Wat
het aantal doden per miljard voertuigenkilometers
betreft, scoren wij het slechtst op Griekenland na.
We spreken over een aantal van 17,4 waar het
gemiddelde 12,9 doden is. Dat is 35% hoger dan
het Europese gemiddelde. Wat het aantal doden
per 100.000 inwoners betreft, scoren we ook
hoger. We zitten met 14,7 doden per 100.000
inwoners met een gemiddelde van 11,3 in Europa.
Op dat vlak worden we alleen nog overtroffen door
Frankrijk, Spanje, Griekenland en Portugal. Ik
denk dat ik u niet moet overtuigen van de ernst
van de problematiek. U zou er trouwens niet
zoveel aandacht aan besteden.
We zitten in dit land met een blijvende controverse
rond een van de belangrijke pijlers van het beleid,
met name de wet van 18 juli 1990. De idee is in de
jaren '80 gegroeid. In andere landen bestaan
dergelijke wetgevingen al sinds de jaren '70.
Uiteindelijk is op 18 juli 1990 een wet
CRIV 50
COM 498
12/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
23
totstandgekomen. Daar zijn nog altijd geen
uitvoeringsbesluiten voor, behalve dat er nu een
besluit is dat een centraal bestand zou
organiseren, maar dat ook al op enorme
moeilijkheden stoot. Als ik even cynisch mag zijn,
wil ik spreken over een millenniumoverspannende
grap. Straks gaan we ver in het volgende
millennium zijn voordat die wet een uitvoering
kent.
Het is een verplichting van de uitvoerende macht
om wetten uit te voeren. Rechtsinstanties hebben
dat al herhaaldelijk gezegd. Auteurs die daarover
publiceren zeggen dat de aansprakelijkheid van
de overheid in het gedrang komt wanneer aan een
wet geen uitvoering wordt gegeven. Als ik het
regeerakkoord en de standpunten van
regeringspartijen over uw veiligheidsplan lees, had
ik gedacht dat daar prioritair werk van zou worden
gemaakt.
Moet de wet op het rijbewijs met punten
fundamenteel gewijzigd worden? Waarom is deze
wet nog altijd niet uitgevoerd? Het is stilaan een
sage aan het worden. Je leest doorheen de jaren
verschillende interpellaties met diverse
antwoorden. In de vorige legislatuur was dat
mijnheer Peeters en nog daarvoor de diverse
ministers van Verkeer. Toen werd er gezegd dat
het centraal bestand nog gemaakt moest worden
en dat de informatisering van Justitie nog niet op
punt stond. Zijn deze praktische problemen nu
opgelost of zijn er onoverkomelijke moeilijkheden?
Moet de wet aangepast worden?
Er zijn studies gemaakt over het rijbewijs met
punten, onder andere aan de universiteit van
Leuven. Daaruit blijkt dat er in andere landen een
afschrikwekkend effect en een educatieve functie
van uitgaat. In de landen waar dit systeem
bestaat, is er een daling van 7 tot 12%van de
zware ongevallen.
Wat moeten we ons voorstellen bij de werkbare
voorstellen rond het controlebeleid en de
vervolging op het vlak van de verkeersveiligheid?
Komt er een uniform beleid? In Wallonië is er een
verschillend rechterlijk beleid. Er worden veel
minder klassieke straffen uitgesproken, maar
meer alternatieve straffen. Een voorbeeld daarvan
is het verplicht volgen van verkeerscursussen.
Ook in het vervolgingsbeleid loopt een en ander
mank en is er geen coherent beleid over heel
België. Het staat trouwens met zoveel woorden in
het veiligheidsplan dat er naar zal worden
gestreefd om een coherent beleid te hebben over
het hele grondgebied.
Wat gebeurt er met de prioriteit inzake inbreuken
op de wet betreffende de verplichte
aansprakelijkheidsverzekering? Ik heb de indruk
dat die wet massaal overtreden wordt. Er zijn heel
praktische voorstellen om die opspoorbaarheid
duidelijk te maken. Zal daar aandacht aan
gegeven worden?
Mijnheer de minister; we hebben nog maar net de
Copernicus-hervorming gehad. Nu lees ik dat er
zou gedacht worden aan een hervorming van de
administratie waarbij Verkeer en uw departement
betrokken zijn.
10.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, collega Bourgeois, er is een wet van
1990 betreffende het rijbewijs op strafpunten. Tot
op heden blijft men geconfronteerd met de
praktische uitvoering van die wet. De problematiek
wordt onderzocht door een
interkabinettenwerkgroep. Deze werkgroep komt
samen op initiatief van de minister voor Mobiliteit
en Vervoer. Bij de voorstelling van het
veiligheidsplan, werd dit onderdeel specifiek
toegewezen aan de minister voor Mobiliteit en
Vervoer. In de interkabinettenwerkgroep zitten ook
de afgevaardigden van de minister van Begroting,
Binnenlandse Zaken, Ambtenarenzaken, Justitie,
Telecommunicatie en Economie. Deze werkgroep
moet verslag uitbrengen aan de Ministerraad van
zodra ze daartoe in staat is.
De materie moet het voorwerp uitmaken van een
omzendbrief van de minister van Justitie en van
het College van de procureurs-generaal. Als men
wil optreden in verkeersmateries, moet er een
eenvormige toepassing zijn van de geldende
wettelijke en reglementaire bepalingen over het
hele Belgische grondgebied. Dat is voor mij een
conditio sine qua non als men via een
rondschrijven een duidelijke verandering in het
gedrag van de weggebruiker tot stand wil
brengen.
Er wordt inderdaad prioriteit gegeven aan de
inbreuken op de wet voor de verplichte
aansprakelijkheidsverzekering. Er is altijd
vervolging en dit probleem is niet aan de aandacht
van het College van de procureurs-generaal onder
mijn voorzitterschap ontsnapt. Het heeft al op de
agenda voor behandelingen gestaan en het staat
er opnieuw op voor het College dat deze maand
wordt gehouden.
Zal er een administratie opgericht worden of aan
welke wijziging wordt gedacht? Dat probeert de
werkgroep nu uit te klaren. Het is dus voorbarig
om daar een antwoord op te geven.
12/06/2001
CRIV 50
COM 498
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
24
Het is dus duidelijk dat men dit dossier toch zal
moeten afwerken om uitvoering te geven aan een
goedgekeurde wet.
10.03 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de
minister, dank u voor uw antwoord. Ik begrijp dat u
niet veel meer kunt zeggen, maar ik en de
publieke opinie waarschijnlijk met mij blijf toch
wel op mijn honger zitten. Het is stilaan
onbegrijpelijk dat u nogmaals moet bevestigen dat
er geen uitvoeringsmogelijkheden zijn voor een
wet die van 1990 dateert. Ik heb toch het gevoel
dat hieromtrent, zelfs bij de meerderheid, wat
spanning ontstaan is. De politieke wil, zoals deze
in vorige regeringen aan Waalse zijde ontbrak,
blijkt nu ook te ontbreken. Men kan toch niet
blijven beweren dat het onmogelijk is deze wet uit
te voeren. Er is altijd wel ergens een probleem:
informatica, centrale bestanden en zomeer. U
ging er nu niet op in. Er is een zoveelste
werkgroep bestaande uit voldoende
departementen om ervoor te zorgen dat er in de
eerste maand geen verslag zal verschijnen. De
regering is halverwege en het gaat om een
prioriteit in het regeerakkoord. Het is één van uw
prioriteiten, terecht denk ik ook. Wij scoren in
Europa jammer genoeg zeer slecht op vlak van
verkeersveiligheid. Ik hoop maar dat er uiteindelijk
werk van gemaakt wordt. Ik heb mijn twijfels
daaromtrent.
Mijnheer de minister, heel concreet wat de
verplichte aansprakelijkheidsverzekering betreft,
zijn er ook suggesties vanwege het College van
procureurs-generaal? Er zijn al lang voorstellen
om ervoor te zorgen dat iemand die betaald heeft
elk jaar opnieuw met een apart en duidelijk
kenteken zou rondrijden zodanig dat de politie op
een heel eenvoudige manier kan controleren of
het gaat om een wagen die geldig is verzekerd.
10.04 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, ik wou wel nog meedelen dat er aan het
College gevraagd werd dat men in elk geval alle
middelen zou uitputten om de controleerbaarheid
van de verplichte automobielverzekering op te
drijven en men op basis van gegevens die men
vrij gemakkelijk kan raadplegen, nauwkeurig kan
controleren of er een verzekering van het
autovoertuig werd afgeleverd. Als dit niet het geval
is, kan er in elk geval een vervolging worden
opgestart.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11 Vraag van de heer Geert Bourgeois aan de
minister van Justitie over "de toepassing van
de wet van 16 juni 1993 betreffende de
bestraffing van de ernstige inbreuken op de
Internationale Verdragen van Genève van 12
augustus 1949 en op de aanvullende
protocollen I en II bij die Verdragen van 8 juni
1977" (nr. 4896)
11 Question de M. Geert Bourgeois au ministre
de la Justice sur "l'application de la loi du 16
juin 1993 relative à la répression des violations
graves des Conventions internationales
signées à Genève le 12 août 1949 et des
Protocoles I et II additionnels à ces
Conventions adoptés le 8 juin 1977" (n° 4896)
11.01 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, de `genocidewet'
van 1993 staat de laatste dagen en weken sterk in
de actualiteit. Er zijn heel wat politici die er
uitspraken over gedaan hebben; ook ministers
van de regering waar u deel van uitmaakt. Er was
natuurlijk ook heel wat aandacht voor deze wet
naar aanleiding van het Rwanda-proces, maar de
echte politieke molen kwam op gang toen bekend
werd dat er een klacht met burgerlijke partijstelling
was tegen de premier van Israël die op het punt
stond een bezoek te brengen aan ons land. Het
bezoek ging uiteindelijk niet door, maar heel wat
diplomaten en mensen die zich bezighouden met
het buitenlands beleid van deze staat hielden hun
hart vast dat dit tot een majeur incident zou leiden.
Deze wet is eigenlijk gericht tegen
internationaalrechtelijke misdaden en voorziet in
een onbegrensde extraterritorialiteit, ongeacht de
plaats van de misdaad, ongeacht de band met
België; noch qua dader, noch qua slachtoffers. Er
is een internationaal strafgerechtshof, opgericht in
1998, dat mede gedragen wordt door 150 landen.
Men wacht nog op de ratificatie door een
voldoende aantal landen. Zestig landen dienen de
wet te ratificeren vooraleer het internationaal
strafgerechtshof in werking kan treden.
Ondertussen hebben wij deze wet met een
universele gelding en die al een paar keer in het
nieuws kwam, onder meer in verband met
Pinochet, Kabila en Yerodia. Ik begrijp dat er nu
echter heel wat druk is en heel wat stemmen
opgaan om er wijzigingen in aan te brengen. Ik
heb laatst wat cijfermateriaal gelezen dat
aangebracht werd door de heer Delvoye. Ik was al
van plan u hieromtrent een aantal vragen te
stellen. De heer Delvoye haalt aan dat het
Rwandaproces 8 miljoen frank heeft gekost. Een
onderzoeksrechter en een aantal speurders zijn er
een volledig jaar mee bezig geweest.
Een aantal mensen beweerden dat dit
onhoudbaar werd. Een partijgenoot van u zei zelfs
CRIV 50
COM 498
12/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
25
dat België een wereldkruispuntbank dreigt te
worden voor de bestrijding van dergelijke
misdaden. Het hoeft geen betoog dat er inderdaad
een bijzonder lage drempel is om in België een
klacht met burgerlijke partijstelling in te dienen.
Daarbij mag een onderzoeksrechter zelfs niet
eens, volgens de Belgische wet, een
ontvankelijkheidoordeel uitspreken. Tenzij er
manifest geen klacht is, is de onderzoeksrechter
verplicht een onderzoek op te starten.
Mijnheer de minister, een aantal mensen, onder
wie de minister van Buitenlandse Zaken en zijn
omgeving, denkt aan een wijziging van de wet.
Daarbij zou het begrip immuniteit of een
soortgelijke drempel worden ingevoerd wanneer
het gaat over klachten tegen staatshoofden. Men
denkt aan een wet die vergelijkbaar is met de wet
op de ministeriële verantwoordelijkheid. Daarbij
speelt het Parlement een rol, vooraleer het licht op
groen gezet wordt voor een onderzoek. Ik ben
daar zelf geen voorstander van. Ik heb begrepen
dat nog andere mensen in deze zaal niet overtuigd
zijn van het nut van die wettelijke aanpassing. Ten
eerste zou dit leiden tot een onderscheid met
andere beklaagden, wat moeilijk te verantwoorden
is. Ten tweede twijfel ik aan de rol die het
Belgische Parlement zou moeten spelen. Ook wat
de ministeriële verantwoordelijkheid betreft, heeft
het Parlement maar een marginaal toetsingsrecht.
Andere mensen zeggen dat men de
onderzoeksrechter niet mag toelaten
onderzoeksdaden of arrestaties te bevelen
vooraleer hij de betrokkenen persoonlijk heeft
kunnen ondervragen. Ook dit lijkt mij heel moeilijk.
Nog andere mensen denken aan systemen die in
het buitenland al bestaan, waarbij er in de zaak
minstens een of andere betrokkenheid met het
land moet zijn. Ik meen te begrijpen dat Duitsland
een dergelijke wetgeving heeft, waarbij er
minstens een betrokkenheid met Duitsland moet
zijn. Onlangs was er ook het voorbeeld van de
zaak-Pinochet, waar enkele Spanjaarden
voorhielden dat zij het slachtoffer waren van
onmenselijke praktijken waarvoor zij Pinochet
verantwoordelijk achtten.
Mijnheer de minister, volgens de persinformatie
waarover ik beschik, zijn er nu al een twintigtal
soortgelijke klachten, alleen al bij het gerecht in
Brussel. Wat is uw visie daarop? Kunt u me
zeggen of de informatie klopt? Indien dat zo is,
betekent dit een enorme belasting voor het
gerecht in Brussel, dat al enorme achterstanden
kent. Vooral het Franstalig gedeelte van de
Brusselse rechtbank klaagt dat men daar al
overbelast is. Alleen al voor het Rwanda-proces
was een onderzoeksrechter een vol jaar in het
getouw. Wat zou het worden als we permanent
soortgelijke klachten moeten behandelen? Er zijn
heel wat landen in de hele wereld waar van een of
andere inwoner of ex-inwoner op het idee kan
komen om in België een klacht in te dienen.
Mijnheer de minister, denkt u aan een
wetswijziging? Denkt u dat het opportuun of
noodzakelijk is de Belgische wet te wijzigen? Het
Internationaal Hof voor Strafrecht zou hier de
uiteindelijke oplossing moeten bieden, maar zover
zijn we nog niet. Ik neem trouwens aan dat u
intussen initiatieven neemt om de ratificatie van
het verdrag terzake te bespoedigen?
11.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, collega Bourgeois, sinds de
inwerkingtreding van de wet van 16 juni 1993 werd
door een aantal personen een klacht met
burgerlijke partijstelling neergelegd. Een aantal
van die klachten heeft aanleiding gegeven tot een
proces. Zo kwam er onder meer het Rwanda-
proces dat vorige week beëindigd werd door het
Brusselse Hof van Assisen. Een aantal andere
klachten berust nog bij het parket. Zo is er het
dossier over Augusto Pinochet, de gewezen
president van Chili. Er is ook het dossier van
Yerodia Dombasi, de gewezen minister van
Buitenlandse Zaken van de Republiek Congo.
Verder is er een dossier tegen de gewezen leiders
van de Rode Khmers. Een ander dossier werd
geopend tegen Paul Kagame, de huidige
president van Rwanda. Er is een dossier tegen
Basri, de gewezen minister van Binnenlandse
Zaken van Marokko. Ook is er een dossier tegen
Rasfanjani, de gewezen president van de
Republiek Iran.
Zeer recent werd er, na burgerlijke partijstelling,
door het Brussels Parket een dossier geopend
tegen Ariel Sharon, de eerste minister van Israël.
Deze zaken zijn nog in behandeling en het geheim
van het onderzoek laat mij niet toe om hierover
bijzonderheden mede te delen. De klachten zijn
talrijk en hebben bovendien betrekking op
personaliteiten die meestal over een immuniteit
beschikken, verbonden aan hun officiële
hoedanigheid. Een onderzoek zou, vooral in het
kader van dwangmaatregelen, gevolgen kunnen
hebben voor de eventuele relaties met
buitenlandse regeringen. De belangen van onze
landgenoten in het buitenland zouden hierdoor
tevens in gevaar kunnen gebracht worden. Het
internationaal strafgerechtshof zou hiervoor een
oplossing kunnen zijn maar daarvoor moeten de
60 lidstaten tot ratificatie overgaan. Reeds 32
landen hebben dit gedaan, waaronder ook België.
12/06/2001
CRIV 50
COM 498
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26
Op de internationale fora dringen wij er zoveel
mogelijk op aan opdat andere landen dezelfde
inspanning zouden doen. Misschien zal in de loop
van volgend jaar het quotum van 60 worden
bereikt en kan hiermee van start worden gegaan.
Gezien het aantal klachten wenst de regering te
overwegen of er een aanpassing van de wet van
16 juni 1993 moet gebeuren. Het weze dan wel
duidelijk dat men niet zal verzaken aan de
basisbeginselen die in die wet van 1993 zijn
opgenomen. Het zal dus meer een praktische
aanpassing zijn maar over de richting waarin dit
zal evolueren is nog niets gekend.
11.03 Geert Bourgeois (VU&ID): Ik dank de
minister. Ik zal nu niet verder op de zaak ingaan,
maar ik zal nog een schriftelijke vraag stellen
omdat ik nog een aantal andere zaken wil weten
over de toepassing, de kosten en de inzet van de
middelen met betrekking tot deze wetgeving. Ik
begrijp dat de regering van oordeel is dat die wet
inderdaad gewijzigd moet worden. Ik neem aan
dat u hierop nog geen zicht hebt en dat die knoop
nog niet werd doorgehakt. U wenst het principe
van de wet te behouden en ik meen dat er toch
wel een wijziging zal kunnen gebeuren op het
ogenblik dat er een internationaal strafgerechtshof
is. Samen met een aantal anderen in deze zaal
ben ik van mening dat de reeds geopende pistes
in diplomatieke kringen niet de meest
aangewezen pistes zijn.
11.04 Minister Marc Verwilghen: Ik meen dat wij
daarmee in ieder geval rekening zullen moeten
houden. Zelfs indien het internationaal
strafgerechtshof er komt, kan het enkel zetelen
voor zaken in de toekomst.
11.05 Geert Bourgeois (VU&ID): Wij kunnen
daar nog jarenlang mee geconfronteerd worden.
U hebt reeds landen uit zowat alle werelddelen
opgesomd en als het zo doorgaat hebt u een
aantal onderzoeksrechters en een aantal
speurders die voornamelijk met deze zaak bezig
zijn.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
12 Vraag van de heer Geert Bourgeois aan de
minister van Justitie over "de informatisering
van de hoven en rechtbanken" (nr. 4897)
12 Question de M. Geert Bourgeois au ministre
de la Justice sur "l'informatisation des cours et
tribunaux" (n° 4897)
12.01 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de
minister, de Ministerraad van 1 juni over het
Fenix-dossier noopt mij ertoe een vraag te stellen
over de informatisering van het gerecht. Ik heb
daarover in het verleden reeds een aantal vragen
gesteld en ik ben meer en meer geïntrigeerd door
dit dossier. Thuis heb ik hierover een lijvig dossier
met persberichten van vorige regeringen over
gigantische projecten met de eindoplossing voor
het informaticaprobleem in de rechtbanken. Het
gaat hier over mammoetprojecten in verband met
aanpassingen, bijsturingen, evaluaties, zaken die
niet compatibel zijn wel compatibel maken, en
dergelijke meer. Ik zal ze u niet allemaal voorlezen
maar ik ben toch zeer geïntrigeerd door wat er
ook in het nieuwe persbericht staat. Het gaat
namelijk over een algemeen project voor
informatisering van de hoven en de rechtbanken.
Minister Wathelet had dit toch reeds opgelost
samen met uw twee voorgangers. Ik lees echter
dat er opnieuw een contract zou gesloten worden
waarbij er een analyse moet uitgevoerd worden
van zowel de informaticabehoeften van de
eindgebruikers in de hoven en rechtbanken als
van de noodzakelijke kenmerken van een globaal
en geïntegreerd systeem voor een
geïnformatiseerd beheer van de gegevens die
door de verschillende gebruikers worden
behandeld. Aan het einde van deze analyse staat
ook nog dat per niveau van rechtspraak de nodige
eventueel geïntegreerde toepassingen tot stand
moeten worden gebracht en ontwikkeld en tot slot
heeft men het over het uitbouwen van de
dienstverlening met het oog op de invoering en de
werking van een helpdesk.
Betekent dit dat we als het ware van vooraf aan
moeten beginnen? Uit het antwoord op een van
mijn vroegere vragen bleek dat in de
informatisering van Justitie reeds drie miljard is
geïnvesteerd. Ik neem aan dat dit bedrag
inmiddels tot vier of vijf miljard is opgelopen. Toch
zijn er nog fundamentele problemen die erop
wijzen dat de systemen niet compatibel en niet
aangepast zijn.
Komt de inwerkingtreding van de wet van
20 oktober 2000, de zogenaamde wet-Bourgeois,
in het gedrang? De minister heeft zich ertoe
verbonden de artikelen van de wet die betrekking
hebben op de informatisering van de griffies bij de
aanvang van het nieuwe gerechtelijke jaar, op
1 september 2001, in werking te doen treden. Mag
ik uit het antwoord afleiden dat dit in het gedrang
komt of is dit niet zo?
12.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, het Fenix-project heeft tot doel de
dertien bestaande informaticasystemen tot één
CRIV 50
COM 498
12/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
27
systeem terug te brengen. Hierdoor worden
problemen inzake de incompatibiliteit vermeden
en kunnen de middelen voor informatica in Justitie
op een efficiëntere wijze worden beheerd zodat
van de schaalvoordelen kan worden genoten. Er
is slechts één onderhoudscontract nodig, één
helpdesk, enzovoort. Uit de analysefase van het
Fenix-project zal blijken of en wanneer de
bestaande informaticasystemen in Fenix kunnen
worden geïntegreerd. Sommige komen hiervoor
zeker in aanmerking, voor andere liggen de zaken
moeilijker. Er is echter geen sprake van een
tabula rasa waarbij we van nul herbeginnen.
Bovendien zal Fenix gebruikmaken van de
modernste technieken zodat de aanmaak en het
beheer van elektronische dossiers mogelijk wordt.
Met het oog op de inwerkingtreding van de
artikelen 4 tot en met 6 van de wet van
20 oktober 2000 zal het ministerie van Justitie in
overleg met de VVB en de Franstalige balie van
Brussel vanaf het begin van het gerechtelijk jaar
een proefproject opstarten. Beide organisaties
beschikken over de mogelijkheid om digitale
handtekeningen onder hun leden te verspreiden,
wat een voorafgaande voorwaarde is voor het
confidentieel uitwisselen van stukken in een
elektronische omgeving. Op basis van de
ervaringen uit dit proefproject zal het
uitvoeringsbesluit voor de wet op het gebruik van
de telecommunicatiemiddelen worden aangepast.
De uitvoering komt er dus, zij het dat we deels via
een proefproject te werk zullen moeten gaan. Een
volledige toepassing over het gehele grondgebied
en vanaf het begin zal echter niet mogelijk zijn.
12.03 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de
voorzitter, kan de minister meedelen hoeveel het
Fenix-project zal kosten?
12.04 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, er bestaat een raming, maar ik ken de
cijfers niet van buiten. Om de goedkeuring van de
inspectie van Financiën en de minister van
Begroting te krijgen heb ik immers een raming
moeten voorleggen.
12.05 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de
voorzitter, ik stel ook vast dat de minister van de
idee afstapt om vanaf 1 september te starten. Hij
heeft het over een proefproject. Wordt iedereen
die reeds een elektronische handtekening heeft bij
dit project betrokken of worden bepaalde
rechtbanken of arrondissementen uitgekozen?
12.06 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, ik probeer een zo ruim mogelijk project
op te starten, maar de VVB beschikt nu eenmaal
over veel meer mogelijkheden dan de Franstalige
balie van Brussel die ook in staat is dezelfde
service te verlenen. Ik hoop dat de Conférence
des Barreaux francophones et germanophones
het Brussels project overnemen zodat over heel
het grondgebied zal kunnen worden gewerkt. Het
zal iets meer tijd in beslag nemen, maar we zullen
het gewenste resultaat kunnen bereiken.
12.07 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de
voorzitter, er is in een eerste fase dus letterlijk
sprake van een justitie met twee snelheden?
12.08 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, dat is zo.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt
gesloten om 12.55 uur.
La réunion publique de commission est levée à
12.55 heures.
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRABV 50 COM 498
CRABV 50 COM 498
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
EKNOPT
V
ERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
A
NALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
J
USTITIE
C
OMMISSION DE LA
J
USTICE
dinsdag mardi
12-06-2001 12-06-2001
10:15 uur
10:15 heures
CRABV 50
COM 498
12/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Vraag van de heer Jos Ansoms tot de minister
van Justitie over "de omzendbrieven betreffende
het opsporingsbeleid van drugs in het verkeer"
(nr. 4748)
1
Question de M. Jos Ansoms au ministre de la
Justice sur "les circulaires relatives à la politique
de dépistage de la conduite sous l'emprise de
drogues" (n° 4748)
1
Sprekers: Jos Ansoms, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Jos Ansoms, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Vraag van de heer Jacques Lefevre tot de
minister van Justitie over de gevolgen van de
verstoting van Marokkaanse vrouwen in België"
(nr. 4767)
2
Question de M. Jacques Lefevre au ministre de la
Justice sur "les effets de la répudiation de
femmes marocaines en Belgique" (n° 4767)
2
Sprekers:
Jacques Lefevre, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs:
Jacques Lefevre, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Vraag van de heer Tony Van Parys tot de minister
van Justitie over "het uitblijven van de benoeming
van de adjunct-administrateur generaal van de
Staatsveiligheid" (nr. 4846)
4
Question de M. Tony Van Parys au ministre de la
Justice sur "l'absence de nomination de
l'administrateur général adjoint de la Sûreté de
l'Etat" (n° 4846)
4
Sprekers: Tony Van Parys, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Tony Van Parys, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Samengevoegde mondelinge vragen van
5
Questions orales jointes de
5
- de heer Tony Van Parys tot de minister van
Justitie over "het benoemingsconflict met de Hoge
Raad voor de Justitie" (nr. 4851)
- M. Tony Van Parys au ministre de la Justice sur
"le conflit qui l'oppose au Conseil supérieur de la
Justice à propos de nominations" (n° 4851)
- de heer Geert Bourgeois tot de minister van
Justitie over "de tweede weigering van de minister
van een voordracht door de Hoge Raad voor de
Justitie" (nr. 4892)
- M. Geert Bourgeois au ministre de la Justice sur
"le deuxième refus du ministre concernant le
candidat présenté par le Conseil supérieur de la
Justice" (n° 4892)
Sprekers: Tony Van Parys, Geert Bourgeois,
Marc Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs: Tony Van Parys, Geert Bourgeois,
Marc Verwilghen, ministre de la Justice
Interpellatie van mevrouw Jacqueline Herzet tot
de minister van Justitie over "het beleid van de
minister van Justitie inzake de ontvoering van
kinderen door de ouders" (nr. 815)
9
Interpellation de Mme Jacqueline Herzet au
ministre de la Justice sur "la politique du ministre
de la Justice en matière de rapts parentaux"
(n° 815)
9
Sprekers:
Jacqueline Herzet, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs:
Jacqueline Herzet, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Vraag van de heer Francis Van den Eynde tot de
minister van Justitie over "de juridische situatie
van een zogenaamde growshop te Gent"
(nr. 4852)
14
Question de M. Francis Van den Eynde au
ministre de la Justice sur "la situation juridique
d'un 'growshop' à Gand" (n° 4852)
14
Sprekers: Francis Van den Eynde, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs: Francis Van den Eynde, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Vraag van de heer Francis Van den Eynde tot de
minister van Justitie over "de deelname aan een
"blow-in" in het Citadelpark te Gent" (nr. 4874)
15
Question de M. Francis Van den Eynde au
ministre de la Justice sur "la participation à un
"blow-in" au parc de la citadelle de Gand"
(n° 4874)
15
Sprekers: Francis Van den Eynde, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs: Francis Van den Eynde, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Vraag van de heer Bart Laeremans tot de minister
van Justitie over "de studie over het verband
tussen etnische afkomst en criminaliteit"
(nr. 4880)
16
Question de M. Bart Laeremans au ministre de la
Justice sur "l'étude concernant le lien entre
l'origine ethnique et la criminalité" (n° 4880)
16
Sprekers:
Bart Laeremans, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs:
Bart Laeremans, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
12/06/2001
CRABV 50
COM 498
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
Vraag van de heer Tony Van Parys tot de minister
van Justitie over "de vrijlating van de dame met
250.000 XTC-pillen" (nr. 4886)
16
Question de M. Tony Van Parys au ministre de la
Justice sur "la libération de la dame trouvée en
possession de 250.000 pilules d'extasy" (n° 4886)
16
Sprekers: Tony Van Parys, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Tony Van Parys, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Vraag van de heer Geert Bourgeois tot de
minister van Justitie over "de wijzigingen van het
justitiebeleid op het gebied van
verkeersveiligheid" (nr. 4895)
18
Question de M. Geert Bourgeois au ministre de la
Justice sur "la modification de la politique du
département de la justice en matière de sécurité
routière" (n° 4895)
18
Sprekers:
Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs:
Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Vraag van de heer Geert Bourgeois tot de
minister van Justitie over "de toepassing van de
wet van 16 juni 1993 betreffende de bestraffing
van de ernstige inbreuken op de Internationale
Verdragen van Genève van 12 augustus 1949 en
op de aanvullende protocollen I en II bij die
Verdragen van 8 juni 1977" (nr. 4896)
19
Question de M. Geert Bourgeois au ministre de la
Justice sur "l'application de la loi du 16 juin 1993
relative à la répression des violations graves des
Conventions internationales signées à Genève le
12 août 1949 et des Protocoles I et II additionnels
à ces Conventions adoptés le 8 juin 1977"
(n° 4896)
19
Sprekers:
Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs:
Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Vraag van de heer Geert Bourgeois tot de
minister van Justitie over "de informatisering van
de hoven en rechtbanken" (nr. 4897)
20
Question de M. Geert Bourgeois au ministre de la
Justice sur "l'informatisation des cours et
tribunaux" (n° 4897)
20
Sprekers:
Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs:
Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
CRABV 50
COM 498
12/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE
COMMISSION DE LA JUSTICE
van
DINSDAG
12
JUNI
2001
10:15 uur
______
du
MARDI
12
JUIN
2001
10:15 heures
______
De vergadering wordt geopend om 10.23 uur door
mevrouw Jacqueline Herzet.
La séance est ouverte à 10.23 heures par Mme
Jacqueline Herzet.
01 Vraag van de heer Jos Ansoms tot de minister
van Justitie over "de omzendbrieven betreffende
het opsporingsbeleid van drugs in het verkeer"
(nr. 4748)
01 Question de M. Jos Ansoms au ministre de la
Justice sur "les circulaires relatives à la politique
de dépistage de la conduite sous l'emprise de
drogues" (n° 4748)
01.01 Jos Ansoms (CVP): In verband met het
opsporingsbeleid van drugs in het verkeer heb ik op
31 januari een vraag gesteld aan minister Durant.
De minister antwoordde dat ze samenwerkt met de
minister van Justitie inzake het opstellen van
rondzendbrieven bestemd voor de politiediensten
en de parketten, met het oog op een eenvormig
opsporings- en vervolgingsbeleid.
Hoe ziet het eenvormig vervolgingsbeleid inzake het
rijden onder invloed eruit in deze vier brieven?
Welke zijn de verschillen met de stand van zaken
voor het van kracht worden van deze brieven?
Zijn de twee brieven die op 31 januari nog niet
verspreid waren, ondertussen verspreid en "in
voege"? Zo ja, wat is het precieze onderwerp? Zo
neen, wat is de reden voor deze trage uitvoering en
wanneer voorziet de minister in het verspreiden van
deze rondzendbrieven?
01.01 Jos Ansoms (CVP): Le 31 janvier dernier,
j'avais interrogé la ministre Durant sur la politique
de dépistage de la conduite sous l'emprise de
drogues. La ministre avait répondu qu'elle
collabore avec le ministre de la Justice pour mettre
au point des circulaires destinées aux services de
police et aux parquets, en vue de mettre en place
une politique de recherche et de poursuites
uniforme.
Qu'en est-il, dans les quatre circulaires en question,
de la politique uniforme de poursuites en matière de
dépistage de la conduite sous l'emprise de drogue ?
Où se situent les différences par rapport à la
situation antérieure à l'entrée en vigueur de ces
circulaires ?
Les deux circulaires qui n'avaient pas encre été
diffusées le 31 janvier dernier l'ont-elles été et sont-
elles « entrées en vigueur » ? Dans l'affirmative,
sur quoi portent-elles précisément ? Dans la
négative, quelle est la raison du retard et quand le
ministre prévoit-il qu'elles seront diffusées ?
01.02 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): Er
is eigenlijk geen echt verschil in het
vervolgingsbeleid tussen de periode vóór de brieven
en die erna. Beide werken met de wet van 1998.
De brieven hebben tot doel het beleid te
uniformeren voor het ganse grondgebied, om een
gelijkaardig gerechtelijk antwoord te geven op
verkeersinbreuken, begaan onder invloed van
01.02 Marc Verwilghen , ministre (en
néerlandais) : Il n'y a pas réellement de différence
entre la politique de poursuites au cours de la
période antérieure aux circulaires et au cours de
celle qui a suivi. La loi de 1998 en constitue toujours
le fondement.
Les circulaires ont pour objectif d'uniformiser la
politique sur l'ensemble du territoire, afin qu'une
même réponse judiciaire soit réservée aux
12/06/2001
CRABV 50
COM 498
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
drugs. De brieven geven precieze instructies inzake
de door de bevoegde parketten en politiediensten te
volgen procedures.
De vier brieven zijn alle vier tegelijkertijd verspreid
op 20 december 2000, dus voor 31 januari 2001. De
minister van vervoer is er blijkbaar verkeerdelijk
vanuit gegaan dat maar twee van de vier brieven
verspreid waren. Artikel 151, § 1 van de Grondwet
voorziet er trouwens uitdrukkelijk in dat de minister
van Justitie en het College van procureurs-generaal
bevoegd zijn inzake het vervolgingsbeleid voor
verkeersinbreuken, begaan onder invloed van
drugs.
infractions aux règles de la circulation commises
sous l'emprise de la drogue. Les circulaires
donnent des instructions précises concernant les
procédures à suivre par les parquets et les services
de police compétents.
Les quatre circulaires ont été diffusées
simultanément le 20 décembre 2000, c'est-à-dire
avant le 31 janvier. La ministre des Transports
semble avoir considéré erronément que deux des
quatre circulaires seulement avaient été diffusées.
L'article 151, §1
er
, de la Constitution prévoit
d'ailleurs expressément que le ministre de la
Justice et le collège des procureurs généraux sont
compétents pour la politique de poursuites en cas d'
infractions commises sous l'emprise de la drogue.
01.03 Jos Ansoms (CVP): Het wordt voor ons wel
erg moeilijk op deze manier. De vice-premier
kondigde op 30 januari aan dat nog twee
rondzendbrieven moesten verschijnen. Ik heb veel
tijd verloren met het zoeken naar die documenten,
omdat ik ervan uitging dat het antwoord van de
vice-premier wel zou kloppen. Of had zij misschien
toch de bedoeling om wijzigingen aan te brengen?
Als lid van de Agalev-Ecolo fractie lijkt dat immers
logisch voor haar. Het drugsbeleid is nu
inconsequent: enerzijds mag men bepaalde drugs
gebruiken, anderzijds loopt men daardoor in het
verkeer wél tegen de lamp.
01.03 Jos Ansoms (CVP): La situation risque fort
d'être très complexe pour nous. Le 31 janvier, la
vice première ministre annonce que 2 circulaires
doivent encore être publiées. J'ai perdu beaucoup
de temps à rechercher ces documents, supposant
que la réponse de la vice première ministre était
correcte. Avait-elle peut-être l'intention d'apporter
des modifications aux circulaires existantes ? Une
telle attitude peut en effet paraître logique de la part
d'un membre du groupe Ecolo-Agalev.
Actuellement, la politique en matière de drogue
manque de cohérence : d'une part on autorise la
consommation de certaines drogues et de l'autre
une telle attitude pose des problèmes en matière de
circulation.
01.04 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): Ik
kan me niet voorstellen dat de vice-premier zou
ingaan tegen de bepalingen van artikel 151, § 1 van
de Grondwet.
01.04 Marc Verwilghen , ministre (en néerlandais)
: Je ne puis imaginer que la vice première ministre
prendrait des mesures contraires à l'article 151, §
1
er
, de la Constitution.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Vraag van de heer Jacques Lefevre tot de
minister van Justitie over de gevolgen van de
verstoting van Marokkaanse vrouwen in België"
(nr. 4767)
02 Question de M. Jacques Lefevre au ministre
de la Justice sur "les effets de la répudiation de
femmes marocaines en Belgique" (n° 4767)
02.01 Jacques Lefevre (PSC): Voor de erkenning
van in Marokko erkende verstotingen binnen in
België verblijvende Marokkaanse echtparen moet
overeenkomstig het Belgische Gerechtelijk
Wetboek aan een aantal inhoudelijke en
vormvoorwaarden worden voldaan.
Wordt de verstoting van Marokkaanse vrouwen in
België op reguliere wijze erkend ?
Kan men stellen dat de voorwaarde met betrekking
tot de eerbiediging van de rechten van de
verdediging in dit kader vervuld is ?
02.01 Jacques Lefevre (PSC): La reconnaissance
des répudiations reconnues au Maroc concernant
des couples marocains résidant en Belgique est
soumise, en vertu du Code judiciaire belge, à des
conditions de forme et de fond.
La répudiations des femmes marocaines est-elle
régulièrement reconnue en Belgique ?
Peut-on considérer que la condition du respect des
droits de la défense est remplie dans ce cadre ?
CRABV 50
COM 498
12/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
Kan men stellen dat verstoting in overeenstemming
is met het verdrag betreffende het bannen van elke
vorm van discriminatie jegens vrouwen ?
Is verstoting binnen een in België verblijvend
Marokkaans koppel wel geldig ? De Marokkaanse
wet bepaalt immers dat over de verstoting uitspraak
moet worden gedaan in het ambtsgebied waar het
echtelijke domicilie gelegen is.
Peut-on considérer que la répudiation est conforme
à la Convention sur l'élimination de toute forme de
discrimination à l'égard des femmes ?
La répudiation concernant un couple marocain
résidant en Belgique est-elle valable dans la
mesure où la loi marocaine prévoit que la
répudiation doit être prononcée dans le ressort
territorial du domicile conjugal ?
02.02 Minister Marc Verwilghen (Frans) : In het
Belgische recht wordt verstoting erkend indien aan
de voorwaarden zoals omschreven in artikel 570
van het Gerechtelijk Wetboek voldaan wordt. Als
een van de echtgenoten de Belgische nationaliteit
heeft, wordt de verstoting niet erkend.
De eerbiediging van de rechten van de verdediging
is een conditio sine qua non. De rechtscolleges
kijken er dan ook waakzaam op toe dat die
voorwaarde steeds vervuld is.
02.02 Marc Verwilghen , ministre (en français): En
droit belge, la répudiation est reconnue pour autant
que soient observées les conditions de l'article 570
du Code judiciaire. Si l'un des conjoints est belge, la
répudiation ne sera pas reconnue.
Le respect des droits de la défense est une
condition essentielle, dont les juridictions examinent
attentivement la satisfaction.
De hoven en rechtbanken behandelen de verstoting
vooral uit het oogpunt van de rechten van de
verdediging. Voor een gedeelte van de rechtspraak
rijst de vraag of eenzijdige verstoting al dan niet
strijdig is met de Belgische openbare internationale
orde.
Het privaatrechtelijk internationaal Wetboek dat
momenteel in de maak is en streeft naar een
grotere gelijkheid van mannen en vrouwen, is
minder soepel ten aanzien van verstoting.
Artikel 570, lid 2, 3° van het Gerechtelijk Wetboek
legt als voorwaarde voor een uitvoerbaarverklaring
van een beslissing van een buitenlandse rechter op
dat de rechter niet enkel wegens de nationaliteit van
de eiser bevoegd is. Het komt de Marokkaanse
autoriteiten toe na te gaan of de in artikel 48 van de
Mudanwana (Marokkaans Wetboek betreffende de
rechtspositie van de personen) vervatte voorwaarde
met betrekking tot de verblijfplaats al dan niet is
vervuld.
Het spreekt vanzelf dat die voorwaarden
achterhaald zullen zijn vanaf het ogenblik waarop
ons privaatrechtelijk internationaal Wetboek van
kracht zal zijn.
Les cours et tribunaux examinent essentiellement la
répudiation sous l'angle des droits de la défense.
Pour une partie de la jurisprudence se pose la
question de la compatibilité ou de la contrariété de
la répudiation unilatérale avec l'ordre international
public belge.
Le Code international privé, en projet, dans le souci
de plus d'égalité entre les hommes et les femmes,
adopte une attitude plus stricte à l'égard de la
répudiation.
L'article 570 al. 2, 3°, du Code judiciaire impose
comme condition à la reconnaissance d'une
décision étrangère que la compétence du juge
étranger ne soit pas uniquement fondée sur la
nationalité du demandeur. Il appartient aux autorités
marocaines de déterminer si la condition de
domicile prévue à l'article 48 de la Mudawwana
(code de statut personnel marocain) est ou non
remplie.
Il va de soi que, lorsque notre Code international
privé sera d'application, ces conditions seront
dépassées.
02.03 Jacques Lefevre (PSC): Ik ben er niet zeker
van dat de rechten van de vrouw in het kader van
die procedure worden geëerbiedigd.
Kan u geen druk uitoefenen op uw Marokkaanse
ambtgenoot opdat die procedure niet zou gelden
voor echtparen die in België verblijven?
02.03 Jacques Lefevre (PSC): Je ne suis pas sûr
que les droits de la femme soient respectés dans
cette procédure.
Ne pourriez-vous faire pression sur votre
homologue marocain pour qu'elle ne soit pas
applicable aux couples résidant en Belgique.
12/06/2001
CRABV 50
COM 498
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
02.04 Minister Marc Verwilghen (Frans) : De
toepassing van artikel 570 van het Gerechtelijk
Wetboek wordt ernstig onderzocht.
Er werden contacten gelegd in het kader van de
goedkeuring bij ons van het privaatrechtelijk
internationaal Wetboek teneinde een evolutie van
het Marokkaans recht te bewerkstelligen.
De
voorzitter: Komt de verstoting voor
Marokkaanse vrouwen die in Marokko leven even
hard aan als voor degenen die in België leven?
Wordt de verstoting in Marokko beschouwd als een
vorm van echtscheiding die door de Marokkaanse
vrouwen wordt aanvaard ?
02.04 Marc Verwilghen , ministre (en français):
L'application de l'article 570 du Code judiciaire fait
l'objet d'un examen sérieux.
Des contacts sont en cours dans le cadre de
l'adoption, chez nous, de notre codex international
privé, dans le but de faire évoluer le droit marocain.
La présidente: La répudiation est-elle ressentie
aussi durement par les femmes marocaines vivant
au Maroc que par celles vivant en Belgique ?
Considère-t-on, au Maroc, la répudiation comme
une forme de divorce acceptée par les femmes
marocaines ?
02.05 Minister Marc Verwilghen (Frans): Ik heb
bij mijn bezoek aan de Conseil des femmes
francophones vastgesteld dat de vrouwen in
Marokko de verstoting even moeilijk verwerken als
hun zusters in België.
De verstotingsprocedure legt inderdaad een zware
last op deze vrouwen.
02.05 Marc Verwilghen , ministre (en français ) :
Lorsque j'ai rendu visite au Conseil des femmes
francophones, j'ai pu constater que la répudiation
est subie avec autant de difficultés par les femmes
au Maroc qu'en Belgique.
C'est, en effet, une procédure qui pèse très lourd
pour ces femmes.
02.06 Jacques Lefevre (PSC): Tunesië schafte de
procedure onlangs af.
Er werd een modernere interpretatie aan de koran
gegeven.
02.06 Jacques Lefevre (PSC): En Tunisie, elle a
été supprimée récemment.
Le Coran a été interprété de manière plus moderne.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Tony Van Parys tot de
minister van Justitie over "het uitblijven van de
benoeming van de adjunct-administrateur
generaal van de Staatsveiligheid" (nr. 4846)
03 Question de M. Tony Van Parys au ministre de
la Justice sur "l'absence de nomination de
l'administrateur général adjoint de la Sûreté de
l'Etat" (n° 4846)
03.01 Tony Van Parys (CVP): Toen ik deze vraag
indiende, was er nog geen nieuwe adjunct-
administrateur generaal van de Staatsveiligheid. De
dag voor de indiening werd in het Belgisch
Staatsblad het besluit gepubliceerd die de
benoeming vastlegde.
Waarom heeft het zo lang geduurd vooraleer de
vacature werd ingevuld? Door het lange wachten is
ondertussen het KB gepubliceerd die de oprichting
van de Federale Overheidsdienst Justitie regelt.
Heeft dit laatste geen impact op de komende
benoemingen bij de Staatsveiligheid? Moeten er
assessments komen voor de leidende functies
binnen de Staatsveiligheid?
Is het aangewezen om een magistraat van het
openbaar ministerie te benoemen tot adjunct-
administrateur generaal van de Staatsveiligheid?
Tony Van Parys} (CVP): Lorsque j'ai déposé ma
demande afin de vous adresser cette question, un
nouvel administrateur général adjoint de la Sûreté
de l'Etat n'était toujours pas nommé. Mais ce jour-
là, l'arrêté royal portant nomination d'un nouveau
patron de la Sûreté a été publié au Moniteur belge.
Pourquoi avez-vous laissé ce poste vacant pendant
si longtemps ? Sur ces entrefaites, l'arrêté créant le
service public fédéral de la justice a été publié. Cet
arrêté n'influera-t-il pas sur les prochaines
nominations à la Sûreté de l'Etat ? Organiserez-
vous des tests pour évaluer l'aptitude des candidats
à exercer les fonctions dirigeantes au sein de la
Sûreté ?
Enfin, n'est-il pas opportun de faire en sorte que la
fonction d'administrateur général adjoint de la
Sûreté de l'Etat revienne à un magistrat du
ministère public ?
CRABV 50
COM 498
12/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
03.01 Minister Marc Verwilghen (Nederlands):
Het KB dateert van 31 mei 2001. De heer Buysse
wordt hierdoor voor een periode van vijf jaar in de
functie van adjunct-administrateur generaal van de
Staatsveiligheid benoemd. We hebben volledig de
oude procedure gevolgd.
Voor de diensten Staatsveiligheid en Strafrechterlijk
Beleid worden uitzonderingen voorzien.
De kwalificaties van de heer Buysse zijn uitstekend.
Hij heeft alle kwaliteiten om zijn functie uit te
oefenen.
03.01 Marc Verwilghen , ministre (en néerlandais)
: L'arrêté royal, pris le 31 mai 2001 et publié à la
date à laquelle notre collègue Van Parys a posé sa
question, nomme M. Buyse à cette fonction pour
une période de cinq ans.L'ancienne procédure a été
pleinement respectée.
Des exceptions sont prévues en ce qui concerne
les services de la Sûreté de l'Etat et de la Politique
criminelle.
M. Buyse, dont les qualifications sont excellentes,
réunit toutes les qualités pour exercer la fonction qui
lui a été confiée.
03.02 Tony Van Parys (CVP): Ik begrijp dat men
hier de oude procedure heeft gevolgd. Wat me
verwondert, is dat in de nieuwe procedure geen
specifieke procedure voorzien is voor de
aanwervingen bij de Staatsveiligheid en de dienst
Strafrechterlijk Beleid. Het verwondert me dat men
hier een uitzondering maakt en dat deze diensten
rechtstreeks ressorteren onder de minister van
Justitie.
Ik kom terug op het eventueel aanduiden van een
advocaat op een topfunctie in de Staatsveiligheid.
Hij heeft misschien wel ervaring in contraspionage
van terrorisme, maar dan als verdediger van
iemand uit dat milieu.
03.02 Tony Van Parys (CVP): Je comprends
qu'en l'espèce, l'ancienne procédure ait été
appliquée. Par contre, je suis surpris d'apprendre
que la nouvelle procédure ne prévoit pas de règles
de recrutement spécifiques pour la Sûreté de l'Etat
et le service de la Politique criminelle. Je m'étonne
également que l'on fasse une exception pour ce
dossier et que ces services ressortissent
directement au ministre de la Justice.
Je reviens un instant sur l'attribution éventuelle
d'une fonction-clé au sein de la Sûreté de l'Etat à un
avocat. Si l'intéressé peut se prévaloir d'une
expérience utile en matière de contre-espionnage et
de lutte contre le terrorisme, il n'a acquis cette
dernière qu'en qualité de défenseur d'une personne
issue de ces milieux.
03.03 Minister Marc Verwilghen (Nederlands):
Een advocaat kan niet alleen al pleitend in een
bepaalde zaak ervaring opdoen, dit kan
bijvoorbeeld evengoed gebeuren bij het geven van
adviezen.
03.03 Marc Verwilghen , ministre (en
néerlandais): Un avocat peut acquérir de
l'expérience en plaidant dans une affaire
déterminée, mais, par exemple, aussi en rendant
des avis.
03.04 Tony Van Parys (CVP): Bestaan in deze
concrete benoeming de nodige garanties dat de
persoon in kwestie via de geëigende weg de nodige
ervaring heeft opgedaan?
03.04 Tony Van Parys (CVP): Cette nomination
nous garantit-elle que la personne en question a
accumulé l'expérience requise en suivant le
parcours approprié?
03.05 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): Ja.
03.05 Marc Verwilghen, minister (en néerlandais):
Oui.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Tony Van Parys tot de minister van
Justitie over "het benoemingsconflict met de
Hoge Raad voor de Justitie" (nr. 4851)
- de heer Geert Bourgeois tot de minister van
Justitie over "de tweede weigering van de
minister van een voordracht door de Hoge Raad
voor de Justitie" (nr. 4892)
04 Questions orales jointes de
- M. Tony Van Parys au ministre de la Justice sur
"le conflit qui l'oppose au Conseil supérieur de la
Justice à propos de nominations" (n° 4851)
- M. Geert Bourgeois au ministre de la Justice sur
"le deuxième refus du ministre concernant le
candidat présenté par le Conseil supérieur de la
Justice" (n° 4892)
12/06/2001
CRABV 50
COM 498
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
04.01 Tony Van Parys (CVP): De meeste
voordrachten van kandidaten voor de functie van
magistraat, die sedert 5 december vorig jaar door
de Hoge Raad voor Justitie worden gedaan, werden
door de minister aanvaard. Vier keer kwam het tot
een "aanvaring". Het conflict bereikte een
hoogtepunt doordat de minister tot twee maal toe de
voorgedragen kandidaat voor de functie van
voorzitter van de rechtbank van koophandel te
Turnhout weigerde. De betrekking werd zelfs weer
vacant verklaard. Volgens een adviseur van de
minister woog de Hoge Raad de tegenkandidatuur
niet voldoende af. Volgens een document dat in de
commissie Justitie werd verspreid, heeft de minister
al in 18 procent van de gevallen de voorgedragen
kandidaat geweigerd. Verder werden belangrijke
adviezen van de Hoge Raad, bijvoorbeeld inzake
het federaal parket, niet gevolgd door de minister,
wat ook wijst op spanningen met de Hoge Raad.
Waarom weigerde de minister de voordracht tot
twee maal toe? Welke criteria hanteert hij bij de
afweging van kandidaten? Wordt de functie van de
Hoge Raad zo niet ondermijnd?
04.01 Tony Van Parys (CVP): Le ministre a
accepté la plupart des présentations de candidats à
une fonction de magistrat auxquelles procède,
depuis le 5 décembre 2000, le Conseil supérieur de
la Justice. Ministre et Conseil sont entrés en conflit
quatre fois. Ces conflits ont atteint leur apogée
lorsque le ministre a refusé par deux fois le
candidat présenté pour la fonction de président du
tribunal de commerce de Turnhout. La fonction a
même été déclarée à nouveau vacante. Selon un
conseiller du ministre, le Conseil supérieur de la
Justice n'a pas estimé à sa juste valeur la contre-
candidature. D'après un document distribué en
commission de la Justice, le ministre a déjà refusé
le candidat présenté dans 18 % des cas. Pourquoi
le ministre a-t-il refusé à deux reprises le candidat
présenté à Turnhout ? De plus, il n'a pas suivi des
avis importants du Conseil supérieur, notamment
en ce qui concerne le parquet fédéral. C'est là un
nouvel indice de frictions entre le ministre et le
Conseil. Tout cela ne porte-t-il pas atteinte à la
crédibilité du Conseil supérieur ?
04.02 Geert Bourgeois (VU&ID): Wat is de
motivering van de minister om tot twee keer toe de
kandidaat voor het voorzitterschap van de
rechtbank van koophandel te Turnhout te weigeren?
In de pers spreekt men over een "aanvaring". Klopt
het krantenbericht dat de kabinetsmedewerker van
de minister niet wist dat de Hoge Raad een
kandidaat een tweede keer kan voordragen na
weigering door de minister, en klopt het dat de
minister meende dat de Hoge Raad de
tegenkandidaatstelling niet voldoende had
afgewogen? Zijn er nog andere voordrachten die de
minister een tweede maal weigerde? Waarop slaat
de door de minister aangekondigde wetswijziging?
Uit een document van de Hoge Raad dat ik
gisteravond ontving blijkt inderdaad, zoals collega
Van Parys al opmerkte, dat de minister reeds acht
keer een voorgedragen kandidaat weigerde, maar
de voetnoot is onduidelijk.
04.02 Geert Bourgeois (VU&ID): Pour quelle
raison le ministre a-t-il refusé à deux reprises de
nommer le candidat à la présidence du tribunal de
commerce de Turnhout ? Selon la presse, il y aurait
eu un "accrochage". Les informations parues dans
la presse selon lesquelles le collaborateur de
cabinet du ministre ignorait que le Conseil supérieur
avait présenté une deuxième fois la candidature
après le refus du ministre sont-elles exactes ? Est-il
exact que le ministre était d'avis que le Conseil
supérieur n'avait pas suffisamment pris en
considération l'autre candidature ? Le ministre a-t-il
déjà refusé deux fois d'autres listes de nominations
? Quels sont les fondements de la modification de
la loi annoncée par le ministre? Un document du
Conseil supérieur que j'ai reçu hier soir révèle, en
effet, que le ministre, comme l'a fait observer M.
Van Parys, a déjà refusé 8 fois le candidat
présenté. La note en bas de page n'est toutefois
pas claire.
04.03 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): De
vraag werd blijkbaar geïnspireerd door een
persartikel van 5 juni jongstleden, waarvan zelfs de
onaangepaste terminologie werd overgenomen in
de vraagstelling van collega Van Parys. De
journalist had beter contact opgenomen met mijn
kabinet. Ik betreur ook het gebrek aan kritische zin
van collega Van Parys.
Het Bureau van de Hoge Raad heeft zich volkomen
van het persartikel gedistantieerd. Het is een
tendentieus artikel en het moet worden betreurd dat
04.03 Marc Verwilghen , ministre (en
néerlandais): La question a vraisemblablement été
inspirée d'un article de presse paru le 5 juin dernier,
dont notre collègue Van Parys a même reproduit la
terminologie inadéquate. Il aurait mieux valu que le
journaliste prennne contact avec mon cabinet. Je
déplore également le manque de sens critique dont
a fait preuve M. Van Parys.
Le Bureau du Conseil supérieur s'est entièrement
distancié de cet article de presse par trop
tendancieux. Par ailleurs, il faut déplorer que la
recherche du sensationnalisme l'emporte dans une
CRABV 50
COM 498
12/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
ook op een dergelijk gevoelig terrein de zucht naar
sensatie de bovenhand haalt.
Het Reglement van de Kamer verbiedt vragen over
individuele gevallen als deze. Ik zie mij evenwel
verplicht om mijn beslissing met betrekking tot dit
specifiek geval te verantwoorden. Artikel 259ter §5
van het Gerechtelijk Wetboek kent uitdrukkelijk aan
de Koning de bevoegdheid toe om een voordracht
door de Hoge Raad al dan niet te aanvaarden. De
uitoefening van dit elementaire recht kan niet leiden
tot een "aanvaring". Hoogstens kan er sprake zijn
van een meningsverschil.
Uit een nauwkeurige lezing van de voorbereidende
werken van de wet van 22 december 1998, die
artikel 259ter §5 heeft ingevoerd, blijkt dat men niet
kan spreken van een tweede weigering door de
minister, nu dezelfde kandidaat een tweede keer
werd voorgedragen.
matière aussi délicate.
En vérité, le règlement de la Chambre interdit toute
question au sujet de cas individuels comme celui-ci.
Je me vois toutefois obligé de justifier ma décision
concernant ce cas spécifique. L'article 259 ter, § 5,
du Code judiciaire attribue explicitement au Roi la
compétence d'accepter ou non une quelconque
candidature proposée par le Conseil supérieur.
L'exercice de ce droit élémentaire ne peut conduire
à un `accrochage' mais tout au plus à une
divergence d'opinion.
Une lecture attentive des travaux préparatoires de
la loi du 22 décembre 1998 insérant l'article 259ter,
§ 5, montre qu'on ne peut faire état d'un second
refus par le ministre, à présent que le même
candidat vient d'être proposé pour la deuxième fois.
Het is evident dat de weigering van een voordracht
moet worden gemotiveerd. Dat is ook gebeurd. De
verantwoording van de beslissing komt uitsluitend
toe aan de minister. Iedere beslissing wordt
uitgebreid overwogen. Het is ongepast gewag te
maken van verklaringen van derden die er nooit zijn
geweest.
Een weigering is alleen verantwoord teneinde de
meest geschikte kandidaat op de juiste plaats
benoemd te zien. De benoeming van iemand die,
reeds op pensioengerechtigde leeftijd, de materie
die wordt behandeld door de rechtbank van
koophandel nog moet instuderen of hernemen
omdat hij er de laatste tien jaar volkomen van
vervreemd is, en dit moet combineren met het
mandaat van voorzitter, lijkt mij niet verantwoord.
Er zijn de laatste tijd spectaculaire wijzigingen
geweest in het handelsrecht. Men moet absoluut
bijblijven.
Le rejet de la candidature présentée a été dûment
motivé. La justification de la décision appartient
uniquement au ministre. Chaque décision est
longuement pesée. Il ne sied pas de se référer à
des déclarations de tiers qui n'ont jamais existé.
Un refus ne peut être motivé que par le souci d'une
réelle adéquation entre le candidat et la fonction à
pourvoir. Un candidat proche de l'âge de la retraite
qui doit encore étudier ou revoir la matière
ressortissant au tribunal de commerce, parce qu'il
n'a pas eu l'occasion de la pratiquer pendant les dix
dernières années, et qui doit combiner la fonction à
pourvoir avec un mandat de président ne me
semble pas présenter le profil adéquat.
Récemment, le droit commercial a subi des
modifications spectaculaires. Il faut absolument que
les magistrats demeurent au fait de l'évolution du
droit.
In de afweging tegenover de andere kandidaturen,
kwam de voordracht van de benoemingscommissie
me niet verantwoord voor. De onterecht
voorbijgestoken kandidaat zou zich ontgoocheld
voelen, hij zou wel het werk moeten doen, zonder
de benoeming te krijgen. Voor mij primeert de
geschiktheid van de kandidaat en het belang van
justitie. In dit concreet geval is voor mij de keuze
duidelijk geweest.
Tot op 11 juni 2001 werden al 145 voordrachten
door de Hoge Raad gedaan: 85 hiervan leidden tot
een benoeming of aanwijzing, terwijl 40
voordrachten nog niet zijn afgehandeld.
Ik heb 20 voordrachten niet gevolgd: drie gezien de
voorwaarden niet voldaan waren; elf gezien de
Au regard des autres candidatures, la proposition
formulée par la commission de nomination ne me
semblait pas justifiée. Le candidat injustement lésé
se sentirait déçu : il devrait faire le travail sans
obtenir la nomination. A mes yeux, l'aptitude des
candidats et l'intérêt de la justice priment. Dans ce
cas concret, le choix fut aisé.
Sur les 145 dossiers présentés par le Conseil
supérieur jusqu'au 11 juin 2001, 85 ont fait l'objet
d'une nomination et 40 ne sont pas encore clôturés.
Je n'ai pas suivi le Conseil pour 20 présentations : 3
ont été rejetées parce que les candidats ne
12/06/2001
CRABV 50
COM 498
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
voorgedragen kandidaten al in andere vacatures
werden benoemd; één omdat de plaats moest
worden geannuleerd, ná vernietiging van de
benoeming door de Raad van State; vijf tot slot
omdat ik zelf van oordeel was dat niet de beste
kandidaat werd voorgedragen of dat het niet
opportuun was de kandidaat aan de Koning voor te
stellen.
satisfaisaient pas aux conditions requises, 11 sont
devenues sans objet parce que les candidats
proposés avaient été nommés à d'autres fonctions,
une a été annulée parce que la fonction à pourvoir
devait être supprimée, à la suite d'une décision en
ce sens du Conseil d'Etat, et cinq n'ont pas été
suivies parce que j'ai moi-même estimé que le
candidat proposé n'était pas le meilleur et qu'il
n'était dès lors pas opportun que je soumette sa
nomination au Roi.
Op dit ogenblik worden geen andere voordrachten
voor een tweede maal geweigerd.
De wet van 22 december 1998 wordt op
verschillende punten herzien. Het Hof van Cassatie
en de Hoge Raad hebben dit verzocht. De
administratie en mijn kabinet hebben voorstellen
gedaan. Enkele punten zullen gewijzigd worden: de
mogelijkheid voor de Hoge Raad om beroep te
doen op ondersteuning voor het afnemen van
examens; het voorzien in een spoedprocedure voor
dringende adviesverlening; de schorsing van de
termijn van 15 juli tot 15 augustus in het verloop
van de benoemingsprocedures omwille van de
vakantieperiode; het uitwerken van een regeling
voor het verhoor van de kandidaten; het voorzien in
een termijn waarbinnen een benoemde magistraat
zich niet opnieuw kan kandidaat stellen voor een
andere functie om de continuïteit van de jurisdictie
niet in het gedrang te brengen. Verder worden een
aantal onduidelijkheden weggewerkt.
A l'heure où je vous parle, aucune autre
présentation de candidat n'a été refusée à deux
reprises.
Plusieurs points de la loi du 22 décembre 1998
seront revus. La Cour de cassation et le Conseil
supérieur l'ont demandé. L'administration et le
cabinet ont formulé des propositions. Les quelques
points à modifier sont les suivants: la possibilité
sera offerte au Conseil supérieur de bénéficier
d'une aide pour faire passer des examens,
l'instauration d'une procédure d'urgence pour les
avis urgents, la suspension entre le 15 juillet et le
15 août du délai prévu dans le déroulement des
procédures de nomination en raison de la période
des vacances, l'élaboration d'un règlement pour
l'audition des candidats et l'instauration d'un délai
avant l'expiration duquel un magistrat nommé ne
peut poser à nouveau sa candidature à une autre
fonction afin de ne pas nuire à la continuité de la
juridiction. En outre, nous allons éliminer toute une
série d'imprécisions.
04.04 Tony Van Parys (CVP): Het persbericht was
alleszins correct: er is wel degelijk een tweede
weigering geweest in dit concreet dossier.
De Hoge Raad is een goed instrument, haar rol en
eigen functie moeten voldoende worden
gewaardeerd.
Er komen dus een aantal aanpassingen aan de
wetsbepalingen inzake de Hoge Raad. Ik hoop dat
het Parlement ter zake zijn steentje zal kunnen
bijdragen.
04.04 Tony Van Parys (CVP): Le communiqué de
presse était de toute manière correct: ce dossier a
effectivement fait l'objet d'un deuxième refus.
Le Conseil supérieur constitue un bon instrument
dont le rôle et la fonction doivent être valorisés.
Les dispositions légales relatives au Conseil
supérieur seront modifiées en certains points.
J'espère que le Parlement pourra y contribuer.
04.05 Geert Bourgeois (VU&ID): Ik heb nog
enkele bedenkingen. Uit de parlementaire
voorbereiding blijkt inderdaad dat eenzelfde
kandidaat een tweede maal kan worden
voorgedragen, hoewel de wet zelf niet zo duidelijk
is. Ik ben het met de minister eens dat de minister
van Justitie de eindverantwoordelijkheid draagt
inzake de voordrachten. Dit ontslaat hem echter niet
van de motiveringsverplichting. Uit het antwoord leid
ik af dat hij inderdaad motiveert.
04.05 Geert Bourgeois (VU&ID): J'ai encore
quelques interrogations. Les travaux préparatoires
font apparaître qu'un deuxième candidat peut
effectivement être présenté une seconde fois
quoique la loi ne soit pas très claire sur ce point. Je
rejoins le ministre quand il dit que le ministre de la
justice porte la responsabilité finale en matière de
présentations de candidats. Toutefois, cela ne le
dispense pas de l'obligation de motivation. Je
déduis de sa réponse qu'il motive effectivement ses
décisions.
CRABV 50
COM 498
12/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
Ik zou graag nog verduidelijkt willen zien op grond
van welke criteria de minister voordrachten weigert.
Hij spreekt over het willen benoemen van de meest
geschikte kandidaat maar liet ook vallen dat hij
sommige benoemingen niet "opportuun" achtte. Een
opportuniteitsoordeel komt de minister van Justitie
echter niet toe.
De informatie van de Hoge Raad klopt dus niet. De
minister zegt dat slechts vijf kandidaten werden
geweigerd in plaats van acht. Wanneer kandidaten
reeds elders werden benoemd, kan men inderdaad
bezwaarlijk van een weigering door de minister
spreken.
Ik vraag de aandacht voor de uniformiteit en
grondigheid van de adviezen van de rechterlijke
orde en balie. In een rondzendbrief roept de
minister op om dergelijke adviezen te verkrijgen,
maar naar verluidt wordt de rondzendbrief niet
gevolgd. Indien dat zo is, is het misschien goed de
wet te wijzigen teneinde in het hele land op
uniforme wijze kwaliteitsgaranties te krijgen bij
voordrachten.
J'aimerais d'autre part obtenir des éclaircissements
quant aux critères en fonction desquels le ministre
refuse des candidats présentés. Il parle de son
intention de nommer le candidat le plus apte, mais il
a aussi laissé entendre qu'il ne jugeait pas
opportunes certaines nominations. Or, il
n'appartient pas au ministre de porter des
jugements d'opportunité.
Les informations communiquées par le Conseil
supérieur sont donc inexactes. Le ministre dit que
seulement cinq candidats ont été réfusés, et non
huit. Effectivement, quand des candidats ont déjà
été nommés ailleurs, on peut difficilement parler de
refus ministériel.
Je demande que l'on veille à garantir l'uniformité et
la précision des avis de l'ordre judiciaire et du
barreau. Dans une circulaire, le ministre lance un
appel pour que les instances concernées donnent
de tels avis, mais il me revient que sa circulaire ne
serait pas suivie. Si tel est effectivement le cas, il
serait peut-être bon de modifier la loi afin
d'uniformiser dans l'ensemble du pays les garanties
qualitatives concernant les présentations de
candidats.
04.06 Minister Marc Verwilghen (Nederlands):
Dat er een tweede weigering is geweest, mag
gerust door de pers worden vermeld. Maar ik verzet
me met klem tegen termen als "aanvaring". De
Hoge Raad heeft zich trouwens gedistantieerd van
de teneur van het artikel. Dat zegt toch voldoende.
Indien wetswijzigingen werkelijk nodig zijn,
bijvoorbeeld inzake de uniformiteit van de adviezen,
mag hiermee niet gedraald worden.
Het gebruik van het woord "opportuun" in deze
context van benoemingen is eigenlijk niet
opportuun. (Glimlachjes) Er mag in dergelijke
benoemingsdossiers zeker geen
opportuniteitsbeginsel worden gehanteerd.
Het incident is gesloten.
04.06 Marc Verwilghen , ministre (en
néerlandais): je ne vois aucun inconvénient à ce
que la presse signale qu'il y a eu un deuxième
refus. Je m'insurge toutefois fermement contre
l'utilisation de termes tels que « accrochage ». Le
Conseil supérieur a d'ailleurs pris ses distances à
l'égard de cet article, ce qui en dit long.
Si la loi doit effectivement être modifiée par
exemple en ce qui concerne l'uniformité des avis
tout atermoiement est à proscrire.
L'utilisation du terme « opportun » est précisément
inopportun dans le contexte de nominations.
(Sourires) Le principe de l'opportunité ne peut être
appliqué dans des dossiers de nominations.
L'incident est clos.
05 Interpellatie van mevrouw Jacqueline Herzet
tot de minister van Justitie over "het beleid van
de minister van Justitie inzake de ontvoering van
kinderen door de ouders" (nr. 815)
05 Interpellation de Mme Jacqueline Herzet au
ministre de la Justice sur "la politique du ministre
de la Justice en matière de rapts parentaux"
(n° 815)
05.01 Jacqueline Herzet (PRL FDF MCC): In
1995 heb ik een wetsvoorstel ingediend betreffende
kinderontvoeringen. De oplossing voor deze
problematiek moet op internationaal niveau gezocht
worden, op grond van artikel 11 van het hierover
gesloten verdrag.
05.01 Jacqueline Herzet (PRL FDF MCC): En
1995, j'avais déposé un projet de loi relatif à
l'enlèvement d'enfants. La solution devait être
trouvée sur le plan international sur base de l'article
11 de la Convention consacrée à ce sujet.
12/06/2001
CRABV 50
COM 498
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
De toename van het aantal gemengde huwelijken
zorgt ook voor een stijging van het aantal
ontvoeringen. Hierover zijn er geen officiële
statistieken. Hoe komt dat ?
In heel wat gevallen gaat het om gemengde koppels
waarvan een van de partners van Noord-Afrikaanse
origine is. Er rijzen problemen in verband met de
onverenigbaarheid van de rechtssystemen. U ijvert
dapper voor toenadering, maar uw inspanningen
vallen naar verluidt niet in goede aarde bij uw
gesprekspartners. Wat is de stand van zaken ? Ik
denk meer bepaald aan een met Marokko gesloten
overeenkomst voor minnelijke schikkingen.
L'augmentation du nombre de mariages mixtes
aggrave le problème. Il n'existe à ce sujet aucune
statistique officielle. Pourquoi ?
De nombreux cas concernant des couples mixtes
dont un conjoint est originaire d'Afrique du Nord.
Des problèmes d'incompatibilité des systèmes
juridiques se posent. Vous faites beaucoup d'efforts
pour parvenir à un rapprochement, mais il
semblerait que ceux-ci ne rencontrent pas la bonne
volonté de vos interlocuteurs. Qu'en est-il ? Je
pense notamment à une Convention de Règlement
amiable conclue avec le Maroc.
Wat is precies de rol van de bemiddelaar ? Boekt hij
resultaten ?
Streven de betrokken partijen bij de behandeling
van elk dossier naar een oplossing ?
Kwijten de commissies ad hoc zich naar behoren
van hun opdracht ?
Mijns inziens moet het personenrecht primeren
boven het economische recht en de diplomatieke
betrekkingen.
Deze situatie doet de bevolking geloven dat de
overheid haar rol niet speelt en drijft ouders ertoe
op eigen houtje te handelen.
Welke maatregelen denkt de regering te nemen ?
Zal u de onderscheiden internationale verdragen op
dat gebied doen naleven ?
Over welke middelen beschikt u om de dossiers te
behandelen ?
In hoeveel gevallen werd reeds een oplossing
bereikt ?
Welke preventiemaatregelen zijn er ? Moet er geen
specifiek preventie-instrument gecreëerd worden ?
Zou Child Focus niet vaker kunnen worden
ingeschakeld om psychologische bijstand te
verlenen aan de families ?
Welke diplomatieke maatregelen worden er en
zullen er worden genomen met het oog op de
verdediging van onze eigen waarden ?
Quel est le rôle exact du médiateur ? Obtient-il des
résultats ?
Chaque dossier est-il traité avec la volonté d'aboutir
dans le chef des parties concernées ?
Les commissions ponctuelles exécutent-elles bien
leurs missions ?
Selon moi, le droit des personnes doit primer sur le
droit économique et les relations diplomatiques.
Cette situation amène la population à croire que les
pouvoirs publics ne jouent pas leur rôle et poussent
les parents à agir de leur côté, ce qui n'est pas la
bonne solution.
Quelles mesures le gouvernement compte-t-il
prendre ?
Comptez-vous faire respecter les différentes
conventions internationales ?
De quels moyens disposez-vous pour traiter les
dossiers ?
Combien de cas ont-il été solutionnés ?
Quelles mesures de prévention existent-elles ? Ne
faudrait-il pas créer un outil spécifique ?
En matière d'assistance aux familles, ne pourrait-on
renforcer le rôle de Child Focus en termes d'appui
psychologique ?
Quelles mesures diplomatiques sont-elles, et
seront-elles prises, dans l'optique de la défense de
nos propres valeurs ?
Wat de internationale maatregelen betreft, zouden
de ontvoeringen van kinderen door de ouders voor
Au niveau des mesures internationales, les rapts
parentaux devraient être traités par une juridiction
CRABV 50
COM 498
12/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
een internationaal rechtscollege moeten komen.
Met Algerije is een conventie gesloten die de
terugkeer van het kind na een buitenlands bezoek
waarborgt. Wordt dat voorbeeld gevolgd?
Het internationaal recht inzake gemengde
huwelijken moet worden aangepast met name voor
wat de ontvoeringen door de ouders betreft.
Wat is de balans van de Europol-actie rond
kinderen? Hoe ver staat het met het internationaal
politioneel systeem?
U zal het nakende Belgische voorzitterschap van de
EU kunnen aangrijpen om uw doelstellingen terzake
kenbaar te maken en schot in de zaak te brengen.
U moet beseffen dat die verscheurde gezinnen hun
laatste hoop op u vestigen.
Het Parlement zou over die ontwerpen moeten
kunnen debatteren. Ik verzoek u de daartoe
opgerichte commissie ad hoc bijeen te roepen.
internationale. Une convention conclue avec
l'Algérie prévoit la garantie du retour de l'enfant au
domicile après une visite à l'étranger. S'en inspire-t-
on ?
Le droit international, en matière de mariage mixte,
devrait être revu, notamment en ce qui concerne les
rapts parentaux.
Quel est le bilan de l'action d'Europol enfants et où
en est l'installation du système international de
police ?
Je crois que la future présidence belge de l'Union
européenne vous permettra de réaliser vos objectifs
et de faire bouger les choses. Sachez que vous
représentez le dernier espoir pour ces familles
déchirées .
Je voudrais que le Parlement puisse débattre de
ces projets. Je vous demande de prendre l'initiative
de réunir la commission à cet effet.
05.02 Minister Marc Verwilghen (Frans):
Sommige vragen die u heeft gesteld komen niet
voor in uw interpellatieverzoek. Ik zal ze later
beantwoorden. In deze zaak is het laatste nog niet
gezegd en de diverse betrokkenen maken niet
allemaal even snel werk van de intenties die zij
terzake hebben geuit.
Wat de ontvoeringen van kinderen door de ouders
betreft, streef ik naar een herstellende zowel als
een preventieve aanpak, op gerechtelijk, politioneel
en administratief vlak. Ik heb met name een
brochure dienaangaande uitgegeven.
De juridische instrumenten die momenteel van
toepassing zijn, zijn de Overeenkomst van de Raad
van Europa van 1980 en de Overeenkomst van Den
Haag van 1980.
Het ministerie van Justitie werd aangewezen als
centrale overheid voor de toepassing van beide
overeenkomsten.
Enkel de Overeenkomst van Den Haag voorziet in
een bemiddelingsregeling : ik ben er niet van
overtuigd dat men daar te allen tijde gebruik moet
van maken. Het belangrijkste is dat er een actie
komt die snel effect sorteert, via de geëigende
gerechtelijke procedures.
Het Gerechtelijk Wetboek voorziet in een procedure
in kortgeding.
05.02 Marc Verwilghen, ministre (en français):
Certaines de vos questions n'étaient pas prévues
par votre demande d'interpellation. J'y répondrai
ultérieurement. En cette matière, le dernier mot n'a
pas été dit et la traduction de la volonté exprimée
de part et d'autre n'est pas concrétisée avec une
célérité égale.
En matière de rapts parentaux, ma politique vise
une lutte tant curative que préventive, sur les plans
tant judiciaire que policier et administratif. J'ai
notamment fait publier une brochure à ce sujet.
Les instruments juridiques actuellement applicables
sont la Convention du Conseil de l'Europe de 1980
et la Convention de La Haye de 1980.
Le ministère de la Justice est désigné comme
autorité centrale pour l'application de ces deux
conventions.
Seule la Convention de La Haye prévoit un système
de médiation. Je ne suis pas convaincu qu'il faille
toujours y recourir. L'important est de garantir une
action aux effets rapides, par le biais de procédures
judiciaires appropriées.
Le Code judiciaire prévoit une procédure en référé.
Los van de overeenkomsten treedt ook het
ministerie van Buitenlandse Zaken op.
En dehors du système conventionnel, c'est le
ministère des Affaires étrangères qui intervient.
12/06/2001
CRABV 50
COM 498
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
België heeft nu met Marokko en ook met Tunesië
een regeling uitgewerkt voor minnelijke schikkingen.
De bevoegde administratieve commissies, die geen
dwangmaatregelen kunnen opleggen, zijn
samengesteld uit vertegenwoordigers van de
ministeries van Justitie en Buitenlandse Zaken.
Bij sommige rechterlijke beslissingen over situaties
met een internationale dimensie werd rekening
gehouden met het verhoogde risico, doordat de
ouder die het hoederecht heeft, het verbod wordt
opgelegd om zich in het buitenland te vestigen. Een
dergelijk verbod is evenwel niet altijd
gerechtvaardigd; vaak zijn er alternatieve
oplossingen mogelijk.
Wat de conferentie van Den Haag betreft, is men
zich bewust van de noodzaak van een verbetering
van het verdrag van Den Haag. Een wijziging van
de tekst zit in de pijplijn. Een aantal van uw
voorstellen zal worden besproken.
Bij de Raad van Europa buigt een beperkte
werkgroep, die werd ingesteld met het oog op een
aanpassing van de bepalingen met betrekking tot
het bezoekrecht, zich over deze problematiek.
Aan het aspect preventie werd voldoende
aandacht besteed.
Un mécanisme de traitement à l'amiable est
instauré entre la Belgique et le Maroc et également
la Tunisie. Les commissions administratives
compétentes, sans pouvoir de contrainte, sont
composées de représentants des ministères de la
Justice et des Affaires étrangères.
Un certain nombre de décisions judiciaires
concernant des situations présentant une
dimension internationale tiennent compte du risque
accru en prononçant au parent gardien de s'établir
à l'étranger. Cependant, une telle interdiction n'est
pas toujours justifiée, auquel cas des solutions
alternatives peuvent être recherchées.
La Conférence de La Haye est consciente de la
nécessité d'améliorer la Convention de La Haye.
Une modification est envisagée. Certaines de vos
propositions seront discutées.
Au Conseil de l'Europe, cette problématique occupe
un groupe de travail restreint, créé en vue de
remplacer les dispositions relatives au droit de
visite.
L'aspect préventif a été fondamentalement pris en
compte!
De tekst van de toekomstige conventie bevat
uniforme principes waarmee de nationale rechters
rekening moeten houden wanneer zij zich
uitspreken over het recht op persoonlijke relaties,
en een reeks garanties waarop de rechter zich kan
beroepen om na een buitenlands bezoek de
terugkeer van het kind naar zijn hoofdverblijfplaats
beter te waarborgen.
Het protocolakkoord strekt ertoe de bemiddeling
aan de bron te bevorderen (procedures die worden
ingeleid betreffende het recht op persoonlijke
relaties).
Op Europees niveau wordt sinds juli 2000 gewerkt
aan een ontwerp van verordening betreffende de
wederzijdse uitvoering van de beslissingen inzake
het bezoekrecht van de kinderen. Het
toepassingsgebied ervan wordt beperkt door de
verordening van 29 mei 2000 van de Raad
(bevoegdheid inzake huwelijksaangelegenheden en
inzake ouderlijke verantwoordelijkheid voor
gemeenschappelijke kinderen).
Teneinde de gelijke behandeling van alle kinderen
te waarborgen heeft de buitengewone Europese
Raad van Tampere over Justitie en Binnenlandse
Le texte de la future Convention contient des
principes uniformes, dont les juges nationaux
doivent tenir compte, lorsqu'ils statuent sur le droit
aux relations personnelles, et certaines garanties
auxquels le juge peut avoir recours pour mieux
assurer le retour de l'enfant à sa résidence
principale à l'issue d'un droit de visite à l'étranger.
Le protocole d'accord vise à encourager la
médiation en amont (procédures engagées en
relation avec le droit aux relations personnelles).
Au niveau européen, un projet de Règlement relatif
à l'exécution mutuelle des décisions concernant le
droit de visite des enfants est en cours d'élaboration
depuis juillet 2000. Son champ d'application est
limité par celui du Règlement du Conseil du 29 mai
2000 (compétence en matière matrimoniale et en
matière de responsabilité parentale des enfants
communs).
Fin novembre 2000, le Conseil « JAI », pour assurer
l'égalité de traitement de tous les enfants a décidé
d'élargir le champ d'application du Règlement. La
CRABV 50
COM 498
12/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
Aangelegenheden eind november 2000 beslist het
toepassingsgebied van de verordening uit te
breiden. De Commissie is van plan daarover in
september 2001 een ontwerptekst in te dienen.
Zoals in de Senaat al werd aangegeven, zal België
tijdens zijn voorzitterschap dit initiatief beheren en
verdedigen.
Commission a l'intention de déposer un projet de
texte à cet égard en septembre prochain. La
présidence belge gérera et défendra ce projet
comme déjà indiqué au Sénat.
De ontwerp-verordening die momenteel wordt
besproken, strekt ertoe de uitvoerbaarheid van de
beslissingen op het stuk van het bezoekrecht in te
stellen. Om het rechtstreeks uitvoerbaar karakter
van de beslissingen te compenseren werd voorzien
in een aantal garanties waaronder die van de
terugkeer van het kind na het verblijf in het
buitenland alsook in een procedure van weigering
van uitvoering.
In het kader van het euro-mediterraan partnership,
dat ook een gedeelte "Justitie-Binnenlandse Zaken"
omvat, heeft de Europese Commissie een ontwerp
van regionaal programma voorgesteld dat
betrekking heeft op het familierecht en de
ontvoeringen van kinderen door de ouders.
In dat kader heeft België samen met Frankrijk een
initiatief genomen teneinde de landen van het euro-
mediterraan partnership voor die kwestie te
sensibiliseren.
Op Belgisch-Marokkaans bilateraal vlak
heronderzoekt een werkgroep momenteel de door
België niet-geratificeerde bilaterale overeenkomsten
van 1991, waaronder een overeenkomst die
betrekking heeft op het onwettig verplaatsen van
kinderen en het bezoekrecht. De eerste resultaten
zijn interessant.
De samenwerking tussen Child Focus, de
gerechtelijke autoriteiten en de minister van Justitie
wordt geregeld door een protocol-akkoord van
maart 1998, dat thans wordt herzien. Krachtens dat
protocol heeft Child Focus tot taak de ouders in te
lichten en hen naar de bevoegde diensten door te
verwijzen.
Wat het instellen van een internationaal
politiesysteem betreft, zijn momenteel
werkzaamheden aan de gang in het kader van
Interpol en Europol. De door Europol verrichte
studie in het kader van een "STOP"-project, die
door de Commissie wordt gefinancierd, zou eind
2001 beschikbaar moeten zijn.
Tijdens het Belgisch voorzitterschap zal een initiatief
worden opgezet om de ontvoeringen van kinderen
door de ouders op te nemen in het SIS-systeem, na
raadpleging van de minister van Binnenlandse
Zaken, die terzake bevoegd is. Wat de
Le projet de Règlement en discussion vise à
instaurer le caractère exécutoire des décisions en
matière de droit de visite. Pour équilibrer le
caractère directement exécutoire de la décision,
des garanties dont celle du retour de l'enfant au
domicile après son séjour à l'étranger ainsi qu'une
procédure de refus d'exécution, sont prévues.
Dans le cadre du partenariat euro-méditerranéen
contenant un volet « Justice-Affaires intérieures »,
la Commission européenne a présenté un projet de
programme régional couvrant le droit de la famille et
les rapts parentaux.
Dans ce cadre, la Belgique a pris une initiative en
partenariat avec la France visant à la sensibilisation
des Etats euro-med.
Au plan bilatéral belgo-marocain, un groupe de
travail réexamine les conventions bilatérales de
1991 non ratifiées par la Belgique, dont l'une
concerne le déplacement illicite d'enfants et le droit
de visite. Les premiers résultats sont intéressants.
La collaboration entre Child Focus, les autorités
judiciaires et le ministre de la Justice est réglée par
un protocole d'accord de mars 1998 en cours de
révision. Ce protocole confère à Child Focus le soin
d'informer les parents et de les orienter vers les
services appropriés.
Quant à la mise sur pied d'un système international
de police, des travaux sont actuellement menés
dans le cadre d'Interpol et d'Europol.
L'étude d'Europol menée au sein d'un projet
«STOP» et financée par la Commission devrait être
disponible fin 2001.
Sous la présidence belge, une initiative visera à
introduire dans le système «SIS» les enlèvements
parentaux après consultation du ministère de
l'Intérieur directement compétent en cette matière.
En ce qui concerne la commission parlementaire
12/06/2001
CRABV 50
COM 498
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
parlementaire commissie "Ontvoeringen van
kinderen door de ouders" betreft, kan worden
verwezen naar het document betreffende de
betrekkingen met Marokko dat door mijn bestuur
naar aanleiding van het verzoek van de voorzitter
van de commissie voor de Justitie van de Kamer
werd opgesteld.
«Rapts parentaux», on peut renvoyer au document
établi par mon administration relatif aux relations
avec le Maroc, suite à la demande du président de
la commission de la Justice de la Chambre.
05.03 Jacqueline Herzet (PRL FDF MCC): Ik stel
tot mijn genoegen vast dat het probleem ernstig
aangepakt wordt. U heeft het echter over plannen,
die tot een goed einde moeten worden gebracht.
Over zes maanden, na het Belgische EU-
voorzitterschap, zal ik u hierover dan ook opnieuw
om tekst en uitleg vragen.
Het verwondert me met welk gemak kinderen
blijkbaar ontvoerd kunnen worden. Op lokaal niveau
moet een inspanning worden gedaan.
Ouders moeten systematischer ingelicht worden
over de logheid en de beperkingen van de
bemiddelingsregeling.
U kan op onze steun rekenen, maar wij zullen dit
uiterst ernstige probleem met de grootste aandacht
blijven volgen.
05.03 Jacqueline Herzet (PRL FDF MCC): Je
constate avec plaisir que le problème est traité
sérieusement, mais vous parlez de projets qu'il faut
mener à terme. Je vous donne rendez-vous dans
six mois, après la présidence européenne.
Je suis étonnée de la facilité avec laquelle on
enlève des enfants. Un effort doit également être
accompli au niveau local.
Une information plus systématique doit être fournie
aux parents au sujet de la lenteur et des limites du
système de médiation.
Nous vous soutenons, mais resterons très attentifs
à ce gravissime problème.
05.04 Minister Marc Verwilghen (Frans) :
Conform het Veiligheidsplan komt informatie vóór
preventie. De lokale politie zal worden ingelicht. Het
is dan aan die politiediensten om op te treden.
05.04 Marc Verwilghen , ministre (en français):
Comme prévu dans le Plan de Sécurité,
l'information doit précéder la prévention. Les forces
de police locale sont informées. Il leur appartient
d'agir.
05.05 Jacqueline Herzet (PRL FDF MCC):
Kunnen er geen brochures worden verspreid bij de
lokale politiediensten met informatie over hun
nieuwe takenpakket ?
05.05 Jacqueline Herzet (PRL FDF MCC): Ne
pourrait-on éditer une brochure à l'intention des
forces de police locales pour les informer de leurs
nouvelles missions ?
05.06 Minister Marc Verwilghen (Frans): Dat is
één van de doelstellingen van de brochure.
05.06 Marc Verwilghen , ministre (en français): La
brochure déjà parue, poursuit, entre autres, cet
objectif.
Voorzitter: Fred Erdman.
Président: Fred Erdman.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Vraag van de heer Francis Van den Eynde tot
de minister van Justitie over "de juridische
situatie van een zogenaamde growshop te Gent"
(nr. 4852)
06 Question de M. Francis Van den Eynde au
ministre de la Justice sur "la situation juridique
d'un 'growshop' à Gand" (n° 4852)
06.01 Francis Van den Eynde (VLAAMS BLOK):
Na een gerechtelijke uitspraak werd in Antwerpen
voor een paar dagen een zogenaamde "growshop"
definitief gesloten en dit omdat de uitbaters wegens
aanzet tot druggebruik werden veroordeeld.
06.01 Francis Van den Eynde (VLAAMS BLOK):
A l'issue d'un jugement, un growshop situé à Anvers
a été fermé définitivement il y a quelques jours, les
exploitants ayant été condamnés pour incitation à la
consommation de drogues.
CRABV 50
COM 498
12/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
In Gent bestaat al sinds een bepaalde tijd een
gelijkaardige zaak in de Dampoortstraat. De Gentse
stadspolitie heeft een proces-verbaal opgemaakt en
men wacht op verdere opdrachten van het parket.
Kan de minister bij het Gentse Openbaar Ministerie
aandringen om met de rechtspraak van de
Antwerpse rechtbank rekening te houden en de
betrokken winkel te sluiten?
Depuis un certain temps, un magasin du même
type a ouvert ses portes à Gand dans la
Dampoortstraat. La police de la ville de Gand a
rédigé un procès verbal et on attend les instructions
du parquet. Le ministre pourrait-il insister auprès du
ministère public de Gand pour qu'il tienne compte
du jugement prononcé récemment à Anvers et qu'il
ordonne la fermeture de ce magasin ?
06.02 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): Er
werden ter zake dringende inlichtingen ingewonnen
bij de procureur te Gent. Het blijkt te gaan om de
FRODO-shop aan de Dampoortstraat te Gent. Deze
zaak wisselde recent van eigenaar.
Naar aanleiding van een recente bevraging in de
Gentse gemeenteraad werd door het Gentse parket
beslist een opsporingsonderzoek op te starten.
Dit onderzoek is nog lopende en de resultaten
ervan dienen te worden afgewacht. Het valt niet uit
te sluiten dat het Gentse parket een gelijkaardig
initiatief zal nemen als het Antwerps parket naar
aanleiding van het zogenaamde cannabismuseum.
06.02 Marc Verwilghen , ministre (en néerlandais)
: Des informations ont été demandées d'urgence
auprès du procureur de Gand. Il s'agirait d'un
FRODO-shop situé dans la Dampoortstraat à Gand.
Le magasin a récemment changé de propriétaire.
Après une concertation organisée récemment au
sein du conseil communal de la ville de Gand, le
parquet de Gand a décidé d'ouvrir une information.
Cette information est encore en cours et nous en
attendons donc les résultats. Il n'est pas à exclure
que le parquet de Gand décide d'entreprendre la
même initiative que le parquet d'Anvers dans
l'affaire du "musée du cannabis".
06.03 Francis Van den Eynde (VLAAMS BLOK):
Ik zal de wijkbewoners proberen gerust te stellen.
Hopelijk houdt de minister ons op de hoogte van
eventuele evoluties in dit dossier.
06.03 Francis Van den Eynde (VLAAMS BLOK):
Je m'efforcerai de rassurer les habitants du
quartier. J'espère que le ministre nous tiendra au
courant des évolutions éventuelles dans ce dossier.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Vraag van de heer Francis Van den Eynde tot
de minister van Justitie over "de deelname aan
een "blow-in" in het Citadelpark te Gent"
(nr. 4874)
07 Question de M. Francis Van den Eynde au
ministre de la Justice sur "la participation à un
"blow-in" au parc de la citadelle de Gand"
(n° 4874)
07.01 Francis Van den Eynde (VLAAMS BLOK):
In een pamflet van een vereniging die zichzelf A
Stoned Student Union noemt, wordt opgeroepen om
op 28 juni in Gent aan een "blow-in" in het
Citadelpark deel te nemen. Dat is niet de eerste
keer. Bovendien kiest men deze keer doelbewust
een dag waarop heel wat scholieren vrij hebben.
Het gebruik van drugs is in ons land nog steeds
verboden. Vermits "blow-ins" neerkomen op het
verbruiken van verdovende middelen in groep,
meen ik te mogen aannemen dat de minister de
nodige schikkingen hieromtrent zal nemen. Zo
neen, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen zal hij
nemen?
07.01 Francis Van den Eynde (VLAAMS BLOK):
Un pamphlet rédigé par une association qui se
surnomme elle-même A stoned student union invite
les gens à participer à un blow-in le 28 juin prochain
à Gand, dans le parc de la citadelle. Cette invitation
n'est pas la première. En outre, les organisateurs
ont spécialement choisi une journée au cours de
laquelle les élèves sont libres. Dans notre pays, la
consommation de drogues reste interdite. Etant
donné que le blow-in consiste à consommer des
stupéfiants en groupe, j'espère entendre de la voix
du ministre qu'il prendra les dispositions
nécessaires. Dans la négative, pour quelle raison
s'abstiendra-t-il ? Dans l'affirmative, en quoi
consisteront ces dispositions ?
07.02 Minister Marc Verwilghen (Nederlands):
Het parket van Gent heeft mij het volgende
meegedeeld. Volgens de procureur des Konings te
Gent zijn noch de politiediensten, noch de stedelijke
07.02 Marc Verwilghen , ministre (en néerlandais)
: Voici la réponse que le parquet de Gand m'a fait
parvenir: A l'issue d'un contact téléphonique avec le
procureur du Roi de Gand, il est apparu que ni les
12/06/2001
CRABV 50
COM 498
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
diensten tot op heden op de hoogte zijn van het
doorgaan van de bewuste "blow-in" in het
Citadelpark te Gent op 28 juni vanaf 12 uur.
Tijdens een coördinatievergadering op 7 juni liet de
heer Van den Eynde weten dat hij ook geen verdere
informatie meer heeft bekomen omtrent deze "blow-
in". Teneinde niets aan het toeval over te laten zal
commissaris De Smet van de lokale politie te Gent
nauwlettend de toestand opvolgen.
services de police ni les services de la ville n'étaient
pour l'heure informés du fameux `blow-in' qui devrait
se tenir au Parc de la citadelle à Gand le 28 juin à
partir de 12 heures.
Lors d'une réunion de coordination qui s'est tenue le
7 juin dernier, monsieur Van den Eynde a fait savoir
qu'il n'avait reçu aucune autre information à propos
de ce `blow-in'. Afin de ne rien laisser au hasard, le
Commissaire De Smet de la police locale de Gand
suivra la situation de près.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Vraag van de heer Bart Laeremans tot de
minister van Justitie over "de studie over het
verband tussen etnische afkomst en criminaliteit"
(nr. 4880)
08 Question de M. Bart Laeremans au ministre de
la Justice sur "l'étude concernant le lien entre
l'origine ethnique et la criminalité" (n° 4880)
08.01 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Naar
verluidt zouden de resultaten van de studie die de
minister liet uitvoeren over het verband tussen
etnische afkomst en criminaliteit ter beschikking van
de minister liggen. Klopt deze informatie? Zo ja, zal
deze commissie het rapport kunnen inkijken?
Welke conclusies kunnen nu al uit het onderzoek
worden getrokken?
08.01 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Il nous
revient que les résultats de l'étude commanditée
par le ministre concernant le lien entre l'origine
ethnique et la criminalité seraient en sa possession.
Cette information est-elle exacte
? Dans
l'affirmative, la commission pourra-t-elle prendre
connaissance du rapport? Quelles conclusions
peut-on déjà tirer de cette enquête ?
08.02 Minister Marc Verwilghen (Nederlands):
Het onderzoeksrapport is nog niet volledig
afgerond. Na de afronding van het rapport zal ik de
begeleidingscommissie vragen of de
onderzoeksopdracht is nagekomen en
wetenschappelijk gegrond is. Daarna zal het rapport
vertaald worden in het Frans en voorgelegd worden
aan de commissie Justitie. Mevrouw Van San zal in
de commissie Justitie de resultaten van het
onderzoek persoonlijk komen toelichten. Te
gepaster tijde zal de minister van Justitie
beleidsmaatregelen nemen op basis van dit
onderzoek.
08.02 Marc Verwilghen , ministre (en néerlandais)
: La rédaction du rapport d'enquête n'est pas
encore totalement achevée. Dès que ce rapport
sera finalisé, je demanderai à la Commission
d'accompagnement si la mission d'étude a été
menée à bien et si elle est scientifiquement fondée.
Après avoir été traduit en français, le rapport sera
ensuite présenté à la commission de la Justice.
Madame Van San viendra commenter
personnellement les résultats de l'enquête en
commission de la Justice. Le ministre de la Justice
prendra en temps opportun les initiatives politiques
qui s'imposent sur la base de cette enquête.
08.03 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Als de
begeleidingscommissie nog ruim haar tijd neemt en
wij bovendien nog moeten wachten op een integrale
vertaling, komt wellicht het einde van het jaar in
zicht. Het einde van de regeerperiode komt dan
naderbij, terwijl dat rapport toch bedoeld was om
mede uw beleid te schragen. Ik dring daarom aan
op spoed.
08.03 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Si la
Commission d'accompagnement prend tout son
temps et que nous devons attendre en outre la
traduction intégrale, nous arriverons vite à la fin de
l'année. La fin de la législature sera alors également
déjà en vue, alors que le rapport était initialement
destiné à sous-tendre votre politique. J'insiste dès
lors pour que l'on fasse preuve de diligence.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Vraag van de heer Tony Van Parys tot de
minister van Justitie over "de vrijlating van de
dame met 250.000 XTC-pillen" (nr. 4886)
09 Question de M. Tony Van Parys au ministre de
la Justice sur "la libération de la dame trouvée en
possession de 250.000 pilules d'extasy" (n° 4886)
09.01 Tony Van Parys (CVP): Een dame die met 09.01 Tony Van Parys (CVP): Une dame trouvée
CRABV 50
COM 498
12/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
250.000 XTC-pillen werd aangetroffen, heeft zonder
meer de gevangenis van Antwerpen kunnen
verlaten. Dit verhaal heeft ongelooflijk veel schade
aangericht aan het geloof in de justitie. Intussen zit
de dame, ingevolge de vernietiging van het
bevelschrift, wel weer opgesloten in verzekerde
bewaring.
Het probleem is echter ontstaan op het ogenblik dat
de dame werd vrijgelaten. Er werden fouten
gemaakt. Er zijn twee mogelijkheden. Ofwel heeft
de directie van de gevangenis haar te vroeg
vrijgelaten, ofwel heeft het parket nagelaten het
hoger beroep bij de griffie van de gevangenis te
betekenen. Beide fouten ressorteren onder de
verantwoordelijkheid van de minister van Justitie.
De vernieuwing van het openbaar ministerie dringt
zich in elk geval op. Andermaal werd het vertrouwen
in de werking van de justitie geschokt.
Wat is er precies gebeurd in dit dossier? Welke
maatregelen neemt de minister om dezelfde flaters
in de toekomst te vermijden?
en possession de 250.000 pilules d'extasy à été
libérée de la prison d'Anvers sans autres
formalités. Cette histoire a considérablement
ébranlé la confiance du public dans la Justice.
Entre-temps, l'intéressée a été réincarcérée, le
mandat ayant été annulé
Le problème a toutefois surgi au moment de la
libération. Des erreurs ont été commises. De deux
choses l'une. Soit la direction de la prison a libéré
prématurément la détenue, soit le parquet a omis
de signifier l'appel au greffe du tribunal. La
responsabilité de ces deux erreurs incombe au
ministre de la Justice.
Le renouvellement du ministère public s'impose en
tout état de cause. La confiance dans le
fonctionnement de la Justice a été ne fois de plus
ébranlée.
Que s'est-il exactement passé dans ce dossier ?
Quelles mesures le ministre compte-t-il prendre
pour éviter la répétition de telles bévues ?
09.02 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): Er
zijn twee facetten aan die problemen. Het voorval
op zich en de reactie achteraf. De documenten voor
vrijstelling zijn op 5 juni omstreeks 17.30 uur in de
gevangenis van Antwerpen per fax aangekomen.
Dezelfde avond werd de vrouw vrijgesteld. Het
parket heeft het beroep tegen de invrijheidstelling
overgemaakt op woensdagmorgen 6 juni, binnen de
termijn.
Er is door de gevangenis van Antwerpen een
administratieve fout begaan, te wijten aan de
verschillende toepassingen van de voorschriften
door de verschillende parketten. Een onderzoek zal
worden opgestart om de juiste toedracht na te gaan.
Verder zullen maatregelen worden genomen om
een herhaling te voorkomen. Dit incident heeft het
vertrouwen van de burger in het gerecht helaas niet
bevordert.
09.02 Marc Verwilghen , ministre (en
néerlandais): Ce problème revêt deux facettes:
l'incident proprement dit et la réaction qu'il a
provoquée. Les documents relatifs à la remise en
liberté sont arrivés par fax à la prison d'Anvers le 5
juin, aux environs de 17.30 heures. La détenue a
été libérée le soir même. Le parquet a communiqué
qu'il interjetait appel contre cette relaxe le mercredi
matin 6 juin, c'est-à-dire dans le délai prévu.
La prison d'Anvers a commis un erreur
administrative qui a son origine dans les
applications divergentes des règles des différents
parquets. Nous allons mener une enquête pour
déterminer les circonstances exactes de l'incident.
Par ailleurs, nous allons prendre des mesures pour
éviter toute répétition. Cet incident n'est
malheureusement pas de nature à rétablir la
confiance des citoyens dans la justice.
09.03 Tony Van Parys (CVP): De
gevangenisdirectie is dus in de fout gegaan. De
gevolgen zijn echter zo groot dat een brief aan de
gevangenisdirecties niet volstaat. Dergelijke fouten
kan men zich eenvoudig niet veroorloven.
09.03 Tony Van Parys (CVP): Il ressort de la
réponse du ministre que c'est la direction de la
prison qui a commis une erreur dont les
conséquences sont telles qu'un courrier aux
directions des établissements pénitentiaires ne
suffira pas à la réparer. De telles erreurs sont tout
bonnement impardonnables.
09.04 Minister Marc Verwilghen (Nederlands):
Wat dat laatste betreft, wacht ik de resultaten van
het onderzoek af.
09.04 Marc Verwilghen , ministre (en néerlandais)
: A propos de ce dernier point, j'attends les résultats
de l'enquête.
12/06/2001
CRABV 50
COM 498
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10 Vraag van de heer Geert Bourgeois tot de
minister van Justitie over "de wijzigingen van het
justitiebeleid op het gebied van
verkeersveiligheid" (nr. 4895)
10 Question de M. Geert Bourgeois au ministre
de la Justice sur "la modification de la politique
du département de la justice en matière de
sécurité routière" (n° 4895)
10.01 Geert Bourgeois (VU&ID): Op de laatste
Ministerraad werd beslist om een voorontwerp van
wet op te maken tot wijziging van de wet van 18 juli
1991 betreffende het rijbewijs met punten en ook
met betrekking tot een ontwerp van
uitvoeringsbesluiten.
De verkeersveiligheid is één van de prioriteiten van
de minister. België scoort in dat verband heel slecht
op Europees niveau. De uitvoeringsbesluiten stoten
op enorme moeilijkheden. Zijn die praktische
problemen nu opgelost? Wordt de wet op het
rijbewijs met punten nu al dan niet uitgevoerd,
afgeschaft of gewijzigd?
Wat wordt bedoeld met werkbare voorstellen rond
het controlebeleid en de vervolgingen op het vlak
van de verkeersveiligheid? Komt er een uniform
beleid over het hele land? In Wallonië is er een
totaal ander rechterlijk beleid.
Wordt er prioriteit gegeven aan het optreden tegen
inbreuken op de wet betreffende de verplichte
aansprakelijkheidsverzekering? Deze wet wordt
massaal overtreden.
Zal er één administratie opgericht worden? Aan
welke wijzigingen wordt er gedacht?
10.01 Geert Bourgeois (VU&ID): Lors du dernier
Conseil des ministres, le gouvernement a décidé
d'élaborer un avant-projet de loi tendant à modifier
la loi du 18 juillet 1991 relative au permis à points
ainsi qu'un projet d'arrêtés d'exécution.
La sécurité routière - domaine dans lequel la
Belgique réalise un piètre score par rapport à ses
partenaires européens - constitue l'une des
priorités du ministre. La loi relative au permis à
points sera-t-elle mise en oeuvre, abrogée ou
modifiée? Les arrêtés d'exécution suscitent
d'énormes difficultés. Ces problèmes pratiques ont-
ils été résolus?
Qu'entend-on par "propositions opérationnelles" en
ce qui concerne la politique de contrôle et de
poursuites en matière de sécurité routière? Une
politique uniforme sera-t-elle mise en oeuvre dans
l'ensemble du pays? En Wallonie, les autorités
judiciaires adoptent une attitude tout autre qu'en
Flandre.
Interviendra-t-on prioritairement à l'encontre des
violations de la loi relative à l'assurance-
responsabilité obligatoire, qui fait l'objet d'infractions
à grande échelle?
Va-t-on vers une seule administration? Quelles
modifications envisage-t-on d'apporter à la situation
existante?
10.02 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): De
wet van 1991 betreffende het rijbewijs met punten
bestaat, maar we worden nog geconfronteerd met
haar praktische uitvoering. De problematiek zal
onderzocht worden door een
interkabinettenwerkgroep. Het verslag van deze
werkgroep zal aan de Ministerraad worden
voorgelegd begin september.
Deze aangelegenheid maakt het voorwerp uit van
rondzendbrieven die een eenvormige toepassing
van de geldende wettelijke en reglementaire
bepalingen over het gehele Belgische grondgebied
garanderen. Er bestaat inderdaad een prioriteit op
het vlak van de vervolgingen ter zake. Het is
voorbarig te antwoorden op de vraag over de
administratieve hervorming in afwachting van de
10.02 Marc Verwilghen , ministre (en néerlandais)
: La loi de 1991 relative au permis à points existe
bel et bien, mais nous sommes toujours confrontés
à des difficultés de mise en oeuvre pratique. Le
problème sera examiné par un groupe de travail
intercabinets, qui présentera son rapport au conseil
des ministres début septembre.
Cette matière fait l'objet de circulaires garantissant
une application uniforme des dispositions légales et
réglementaires en vigueur sur l'ensemble du
territoire belge. Une priorité a en effet été établie en
ce qui concerne les poursuites dans ce domaine. Il
serait prématuré de répondre à la question sur la
réforme administrative; il faut attendre les
conclusions du groupe de travail.
CRABV 50
COM 498
12/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
besluiten van de werkgroep ter zake.
10.03 Geert Bourgeois (VU&ID): Ik blijf toch op
mijn honger zitten. Ik heb het gevoel dat er over dit
punt spanningen zijn in de meerderheid. Er worden
steeds praktische problemen aangehaald om de
uitvoeringsbesluiten uit te stellen. Ik hoop toch dat
we binnenkort resultaten zien van de
interkabinettenwerkgroep.
Er zijn reeds praktische voorstellen van het college
van de procureurs-generaal om bijvoorbeeld een
teken aan te brengen op het voertuig als men de
verzekering betaald heeft, zodat men dit
gemakkelijk kan controleren.
10.03 Geert Bourgeois (VU&ID): Je reste
néanmoins sur ma faim. J'ai le sentiment que cette
question provoque des tensions dans la majorité. Le
gouvernement ne cesse d'invoquer des difficultés
d'ordre pratique pour justifier le report des arrêtés
d'exécution. Néanmoins, j'espère que les travaux
effectués au sein du groupe de travail intercabinets
porteront leurs fruits.
Le collège des procureurs généraux a déjà émis
des propositions concrètes aux termes desquelles
le propriétaire d'un véhicule ayant payé son
assurance y apposerait une marque destinée à
faciliter les contrôles.
10.04 Minister Marc Verwilghen (Nederlands):
Het college van procureurs-generaal werd
inderdaad verzocht erop toe te zien dat de controle
op de verplichte autoverzekering zo goed mogelijk
zou worden uitgevoerd.
10.04 Marc Verwilghen , ministre (en
néerlandais): Le collège des procureurs généraux a
effectivement été invité à faire en sorte d'optimiser
les contrôles en matière d'assurance automobile
obligatoire.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11 Vraag van de heer Geert Bourgeois tot de
minister van Justitie over "de toepassing van de
wet van 16 juni 1993 betreffende de bestraffing
van de ernstige inbreuken op de Internationale
Verdragen van Genève van 12 augustus 1949 en
op de aanvullende protocollen I en II bij die
Verdragen van 8 juni 1977" (nr. 4896)
11 Question de M. Geert Bourgeois au ministre
de la Justice sur "l'application de la loi du 16 juin
1993 relative à la répression des violations
graves des Conventions internationales signées
à Genève le 12 août 1949 et des Protocoles I et II
additionnels à ces Conventions adoptés le 8 juin
1977" (n° 4896)
11.01 Geert Bourgeois (VU&ID): Het recente
Ruanda-proces en de klacht met burgerlijke
partijstelling tegen premier Sharon van Israël
hebben de aandacht gevestigd op de wet van 1993
inzake vervolging voor schendingen van de
mensenrechten. In de regering gaan er stemmen op
om deze wet te wijzigen. Wij dreigen namelijk de
"wereldrechtbank" voor dergelijke misdaden te
worden, omdat de wet universele geldigheid bezit.
Zo zou men denken aan een voorafgaande
parlementaire procedure met betrekking tot de
immuniteit. Ofwel zou men voorwaarden inbouwen
zoals de mogelijkheid om de beklaagde te
ondervragen, of het aantonen van persoonlijke
betrokkenheid door de aanklager. In elk geval
vergroot dit dossier de reeds problematische
overbelasting van het Brussels gerecht.
Heeft de minister zicht op het aantal ingediende of
lopende klachten gegrond op deze wet?
Denkt de minister aan een wetswijziging? Komt er
11.01 Geert Bourgeois (VU&ID): Le procès récent
dans le dossier du génocide rwandais et la plainte
avec constitution de partie civile contre le premier
ministre israélien, M. Sharon, nous ont rappelé à
l'existence de la loi de 1993 relative à la répression
des violations des droits de l'homme. Or, au sein du
gouvernement, des voix s'élèvent pour modifier
cette loi. La raison en est que nous risquons de
devenir le "tribunal mondial" compétent pour traiter
ce genre de crimes parce que la loi concernée
possède une valeur universelle. Certains membres
du gouvernement songeraient ainsi à une
procédure parlementaire préliminaire concernant
l'immunité. Suivant une autre hypothèse, on
intégrerait certaines modalités telles que la
possibilité d'interroger l'inculpé ou la démonstration
d'une implication personnelle par le plaignant. En
tout cas, ce dossier aggrave encore la dramatique
surcharge de l'appareil judiciaire bruxellois.
Le ministre a-t-il un aperçu du nombre de plaintes
déposées ou pendantes fondées sur cette loi ?
Envisage-t-il une modification de la loi ? Adhérera-t-
12/06/2001
CRABV 50
COM 498
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
20
een ratificatie van het initiatief om een internationale
strafrechtbank op te richten?
il à l'initiative visant à créer un tribunal pénal
international ?
11.02 Minister Marc Verwilghen (Nederlands):
Sedert de inwerkingtreding van de wet van 16 juni
1993 zijn er inderdaad klachten ingediend met
stelling van burgerlijke partij, onder meer lastens
de Chileen Augusto Pinochet, de Congolees
Yerodia Ndombasi en tegen de leiders van de Rode
Khmers. Ook lastens Paul Kagame van Rwanda,
tegen Basri, gewezen Marokkaans minister, tegen
Rafsandjani, de gewezen president van Iran, en
zelfs tegen Ariël Sharon, de premier van Israël,
lopen klachten. Het geheim van het onderzoek laat
me niet toe bijzonderheden over deze onderzoeken
mede te delen.
De klachten zijn dus talrijk en hebben daarenboven
betrekking op personaliteiten die meestal over
immuniteit beschikken. Een onderzoek kan
bijgevolg een weerslag hebben op de relaties met
vreemde regeringen en kan zelfs de belangen van
onze landgenoten in het buitenland in gevaar
brengen. Een oplossing zou een Internationaal
Strafgerechtshof zijn, maar dat voorstel moet door
zestig landen geratificeerd worden.
Al deze overwegingen hebben de regering ertoe
gebracht een aanpassing van de wet van 16 juni
1993 te overwegen. Er zal echter niet verzaakt
worden aan de basisbeginselen van deze wet.
11.02 Marc Verwilghen , ministre (en
néerlandais): Depuis l'entrée en vigueur de la loi du
16 juin 1993, des plaintes avec constitution de
partie civile ont en effet été déposées, notamment à
charge du Chilien Augusto Pinochet, de Yerodia
Ndombasi et des chefs de file des Khmers rouges.
Des plaintes ont également été déposées contre le
Ruandais Paul Kagame, l'ancien ministre marocain
Basri, l'ancien président iranien Rafsandjani et
même contre le premier ministre israélien Ariël
Sharon. Le secret de l'instruction ne m'autorise pas
à vous communiquer les détails de ces différentes
enquêtes.
Les plaintes sont donc nombreuses et concernent
en outre des personnalités qui disposent la plupart
du temps d'une immunité. Une enquête peut influer
sur nos relations avec les gouvernements étrangers
et même mettre en péril les intérêts de nos
compatriotes à l'étranger. Une solution consisterait
à créer un tribunal pénal international mais cette
proposition doit être ratifiée par 60 pays.
L'ensemble de ces considérations a poussé le
gouvernement à envisager l'aménagement de la loi
du 16 juin 1993. Mais les principes fondamentaux
de la loi ne seront pas remis en question.
11.03 Geert Bourgeois (VU&ID): De verdere
details zal ik proberen te vernemen via een
schriftelijke vraag. Ik blijf er evenwel bij dat van de
reeds gesuggereerde denkwegen het aantonen van
de betrokkenheid de beste is, in afwachting van een
internationale regeling.
11.03 Geert Bourgeois (VU&ID): J'essaierai
d'obtenir plus de détails par le biais d'une question
écrite. Je persiste cependant à dire que de toutes
les pistes de réflexion suggérées, celle qui consiste
à démontrer l'implication est la plus appropriée, en
attendant une réglementation internationale en la
matière.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
12 Vraag van de heer Geert Bourgeois tot de
minister van Justitie over "de informatisering van
de hoven en rechtbanken" (nr. 4897)
12 Question de M. Geert Bourgeois au ministre
de la Justice sur "l'informatisation des cours et
tribunaux" (n° 4897)
12.01 Geert Bourgeois (VU&ID): De Ministerraad
van 1 juni 2001 stemde in met het uitschrijven van
een openbare aanbesteding voor dienstverlening op
het gebied van informatica in het kader van het
Phenix-dossier. Er zou weer een analyse uitgevoerd
worden van de behoeften van de rechtbanken.
Betekent dit dat de volledige informatisering van
hoven en rechtsbanken dient heraangepakt te
worden?
12.01 Geert Bourgeois (VU&ID): Le Conseil des
ministres du 1
er
juin 2001 a marqué son accord sur
le lancement d'une adjudication publique de
services dans le domaine de l'informatique, dans le
cadre du dossier PHENIX. Il devrait être procédé à
l'analyse des besoins des tribunaux.
Cela signifie-t-il qu'il y a lieu de repenser
l'informatisation des cours et des tribunaux dans
son ensemble?
CRABV 50
COM 498
12/06/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
21
Wat betekent dit concreet voor de inwerkingtreding
van de wet van 20 oktober tot introductie van
nieuwe telecommunicatiemiddelen in de
gerechtelijke en de buitengerechtelijke procedure?
Quelles en sont les conséquences concrètes pour
l'entrée en vigueur de la loi du 20 octobre 2000
relative à l'utilisation de moyens de
télécommunication et de la signature électronique
dans la procédure judiciaire et extrajudiciaire?
12.02 Minister Marc Verwilghen (Nederlands):
Het Phenix-project heeft tot doel de dertien
bestaande informaticasystemen binnen de
rechterlijke orde tot één geïntegreerd systeem te
herleiden. Dit vermijdt problemen van
incompatibiliteit en laat toe de middelen op een
efficiënte manier te beheren, dankzij de
schaalvergroting. Het uitgangspunt is niet een
tabula rasa te maken van wat vandaag bestaat.
Daarnaast zal Phenix gebruik maken van de
modernste technieken, en zal het aanmaken en
beheren van een elektronisch dossier toelaten.
Met het oog op de inwerkingtreding van de artikelen
4 tot 6 van de wet op de communicatiemiddelen zal
de minister van Justitie een proefproject opstarten
in overleg met de Vlaamse balies en de Franstalige
balie van Brussel. Beide organisaties beschikken
over de mogelijkheid digitale handtekeningen onder
hun leden te verspreiden, hetgeen een voorwaarde
vormt voor het confidentieel uitwisselen van stukken
in een elektronische omgeving.
Op basis van de ervaringen uit dit proefproject zal
het uitvoeringsbesluit voor de wet worden
opgesteld.
12.02 Marc Verwilghen , ministre (en néerlandais)
: Le projet PHENIX a pour objectif d'intégrer les
treize systèmes informatiques existant au sein de
l'ordre judiciaire, afin d'éviter les problèmes
d'incompatibilité et de permettre, grâce à
l'agrandissement d'échelle, une gestion plus
efficace des moyens disponibles. Il ne s'agit donc
nullement de faire table rase de ce qui existe
actuellement.
Parallèlement, PHENIX recourra aux techniques les
plus modernes et permettra l'élaboration et la
gestion électronique des dossiers.
En vue de l'entrée en vigueur des articles 4 à 6 de
la loi sur les moyens de communication, le ministre
de la Justice lancera un projet pilote en concertation
avec les barreaux flamands et le barreau
francophone de Bruxelles. Ces deux organisations
ont la possibilité de diffuser les signatures digitales
parmi leurs membres, ce qui constitue une
condition à l'échange confidentiel de documents
dans un environnement électronique.
L'arrêté d'exécution relatif à cette loi sera pris sur la
base de l'expérience acquise dans le cadre de ce
projet-pilote
12.03 Geert Bourgeois (VU&ID): Heeft de
minister al zicht op de kostprijs van het Phenix-
project?
12.03 Geert Bourgeois (VU&ID): Je souhaiterais
vous adresser une question encore : avez-vous
déjà une idée de ce que coûtera le projet PHENIX?
12.04 Minister Marc Verwilghen (Nederlands):
Ja. Ik heb al de concrete cijfers, maar kan ze nu
niet uit het hoofd citeren.
12.04 Marc Verwilghen , ministre (en
néerlandais): Oui. Je dispose déjà des chiffres
concrets mais je ne puis vous les citer de mémoire.
12.05 Geert Bourgeois (VU&ID): Loopt het
proefproject over het hele land of wordt het beperkt
tot bepaalde arrondissementen?
12.05 Geert Bourgeois (VU&ID): Le projet-pilote
s'étendra-t-il à l'ensemble du pays ou se limitera-t-il
à certains arrondissements?
12.06 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): Ik
zou het zo ruim mogelijk willen. Vlaanderen en
Brussel zijn klaar. Ik hoop dat de Franstalige balie
bij Brussel zal aansluiten.
12.06 Marc Verwilghen , ministre (en
néerlandais): Je voudrais élargir le projet autant que
possible. La Flandre et Bruxelles sont prêts.
J'espère que les barreaux francophones rejoindront
Bruxelles.
12.07 Geert Bourgeois (VU&ID): In de
aanvangsfase zal men dus met twee snelheden
werken?
12.07 Geert Bourgeois (VU&ID): Dans la
première phase, ce sera donc un projet à deux
vitesses ?
12.08 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): Ik 12.08
Marc Verwilghen , ministre (en
12/06/2001
CRABV 50
COM 498
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
22
vrees van wel, maar dat is tijdelijk.
néerlandais): Je le crains, mais ce ne sera de toute
façon que temporaire.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 12.55 uur.
La réunion publique de commission est levée à
12.55 heures.
Document Outline