KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50 COM 465
CRIV 50 COM 465
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET HET BEKNOPT VERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC LE COMPTE RENDU ANALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
C
OMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
woensdag mercredi
02-05-2001 02-05-2001
14:30 uur
14:30 heures
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE

































AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP Christelijke
Volkspartij
FN Front
National
PRL FDF MCC
Parti Réformateur libéral ­ Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS Parti
socialiste
PSC Parti
social-chrétien
SP Socialistische
Partij
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode + nummer
en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du
n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag (op wit papier, bevat de bijlagen en het
beknopt verslag, met kruisverwijzingen tussen Integraal en
Beknopt Verslag)
CRIV
Compte Rendu Intégral (sur papier blanc, avec annexes et
CRA, avec renvois entre le CRI et le CRA)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV Compte
Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes
:
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be

e-mail : aff.generales@laChambre.be
CRIV 50
COM 465
02/05/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i

INHOUD
SOMMAIRE
Samengevoegde vragen van
1
Questions jointes de
1
- mevrouw Maggie De Block aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de
leesstaking van het paritair leescomité
accreditering" (nr. 4534)
1
- Mme Maggie De Block au ministre des Affaires
Sociales et des Pensions sur "la grève de la
lecture de la commission paritaire de lecture
accréditation" (n° 4534)
1
- de heer Luc Goutry aan de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen over "de staking van de
Regionale Comités" (nr. 4551)
1
- M. Luc Goutry au ministre des Affaires sociales
et des Pensions sur "la grève des Comités
régionaux" (n° 4551)
1
Sprekers:
Maggie De Block, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Maggie De Block, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van mevrouw Trees Pieters aan de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over "het
fusiebesluit van 7 november 2000" (nr. 4553)
2
Question de Mme Trees Pieters au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "l'arrêté de
fusion du 7 novembre 2000" (n° 4553)
2
Sprekers:
Trees Pieters, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Trees Pieters, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Samengevoegde vragen van
3
Questions jointes de
3
- mevrouw Maggie De Block aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over
"referentieterugbetaling van geneesmiddelen
vanaf 1 juni 2001" (nr. 4535)
3
- Mme Maggie De Block au ministre des Affaires
Sociales et des Pensions sur "le remboursement
de référence des médicaments à partir du 1er juin
2001" (n° 4535)
3
- de heer Luc Goutry aan de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen over "de
referentieterugbetaling" (nr. 4546)
3
- M. Luc Goutry au ministre des Affaires sociales
et des Pensions sur "le remboursement de
référence" (n° 4546)
3
Sprekers: Maggie De Block, Luc Goutry,
Frank Vandenbroucke
, minister van Sociale
Zaken en Pensioenen, Greta D'Hondt
Orateurs: Maggie De Block, Luc Goutry,
Frank Vandenbroucke
, ministre des Affaires
sociales et des Pensions, Greta D'Hondt
Vraag van de heer Jef Valkeniers aan de minister
van Sociale zaken en Pensioenen over "het
selecteren van generische geneesmiddelen"
(nr. 4539)
6
Question de M. Jef Valkeniers au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "la sélection
des médicaments génériques" (n° 4539)
6
Sprekers:
Jef Valkeniers, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Jef Valkeniers, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de sociale fraude" (nr. 4566)
7
Question de Mme Greta D'hondt au ministre des
Affaires Sociales et des Pensions sur "la fraude
sociale" (n° 4566)
7
Sprekers:
Greta D'Hondt, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Greta D'Hondt, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van de heer Daniël Vanpoucke aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"het sociaal statuut van de niet-beschermde
lokale mandatarissen" (nr. 4528)
8
Question de M. Daniël Vanpoucke au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "le statut
social des mandataires locaux non protégés"
(n° 4528)
8
Sprekers:
Daniël Vanpoucke, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Daniël Vanpoucke, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van mevrouw Trees Pieters aan de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over "de
opdracht toevertrouwd door de regering aan
mevrouw Bea Cantillon" (nr. 4567)
9
Question de Mme Trees Pieters au ministre des
Affaires Sociales et des Pensions sur "la mission
confiée par le gouvernement à Mme Bea
Cantillon" (n° 4567)
9
Sprekers: Frank Vandenbroucke, minister
van Sociale Zaken en Pensioenen, Trees
Orateurs: Frank Vandenbroucke, ministre
des Affaires sociales et des Pensions, Trees
02/05/2001
CRIV 50
COM 465
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
Pieters
Pieters
Vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Sociale Voorzorg en Pensioenen
over "de uitvoering van de sociale akkoorden in
de openbare ziekenhuizen" (nr. 4568)
10
Question de M. Jo Vandeurzen au ministre des
Affaires Sociales et des Pensions sur "la mise en
oeuvre des accords sociaux dans les hôpitaux
publics" (n° 4568)
10
Sprekers:
Jo Vandeurzen, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen, Greta D'Hondt
Orateurs:
Jo Vandeurzen, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions, Greta D'Hondt
Vraag van mevrouw Greta D'Hondt aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de dienstencheque" (nr. 4436)
15
Question de Mme Greta D'Hondt à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "le
chèque-services" (n° 4436)
15
Sprekers: Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Vraag van mevrouw Greta D'Hondt aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de mobiliteitstoeslag en de
kinderopvangtoeslag" (nr. 4490)
16
Question de Mme Greta D'Hondt à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "le
complément de mobilité et le complément de
garde d'enfants" (n° 4490)
16
Sprekers: Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Vraag van mevrouw Greta D'Hondt aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de inkomensgarantieuitkering voor
deeltijdse werknemers" (nr. 4499)
17
Question de Mme Greta D'Hondt à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur
"l'allocation de garantie de revenus pour les
travailleurs à temps partiel" (n° 4499)
17
Sprekers: Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Vraag van mevrouw Jacqueline Herzet aan de
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de problematiek van de
ouders die willen herintreden" (nr. 4507)
19
Question de Mme Jacqueline Herzet à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "la
problématique des parents au foyer en demande
de réinsertion" (n° 4507)
19
Sprekers: Jacqueline Herzet, Laurette
Onkelinx
, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Jacqueline Herzet, Laurette
Onkelinx
, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Vraag van de heer Paul Timmermans aan de
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de sancties in het kader
van de invoeginterim" (nr. 4525)
21
Question de M. Paul Timmermans à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
sanctions prévues dans l'intérim d'insertion"
(n° 4525)
21
Sprekers: Paul Timmermans, Laurette
Onkelinx
, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Paul Timmermans, Laurette
Onkelinx
, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Vraag van de heer Paul Timmermans tot de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de startbaanovereenkomst" (nr. 4526)
22
Question de M. Paul Timmermans à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "la
convention de premier emploi" (n° 4526)
22
Sprekers: Paul Timmermans, Laurette
Onkelinx
, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Paul Timmermans, Laurette
Onkelinx
, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
CRIV 50
COM 465
02/05/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1



COMMISSIE VOOR DE SOCIALE
ZAKEN
COMMISSION DES AFFAIRES
SOCIALES
van
WOENSDAG
2
MEI
2001
14:30 uur
______
du
MERCREDI
2
MAI
2001
14:30 heures
______

De vergadering wordt geopend om 14.46 uur door
de heer Jef Valkeniers, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.46 heures par M. Jef
Valkeniers, président.

La question n° 4505 de M. Richard Fournaux est
considérée comme retirée, son auteur n'étant pas
présent.
01 Samengevoegde vragen van
- mevrouw Maggie De Block aan de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over "de
leesstaking van het paritair leescomité
accreditering" (nr. 4534)
- de heer Luc Goutry aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de staking
van de Regionale Comités" (nr. 4551)
01 Questions jointes de
- Mme Maggie De Block au ministre des Affaires
Sociales et des Pensions sur "la grève de la
lecture de la commission paritaire de lecture
accréditation" (n° 4534)
- M. Luc Goutry au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur "la grève des
Comités régionaux" (n° 4551)
01.01 Maggie De Block (VLD): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, net als u ben ik
goed vertrouwd met de activiteiten van het paritair
leescomité van de huisartsen. Enkele van mijn
collega's zijn erin actief. Ik weet dat zij hun taak
zeer gedreven uitvoeren. Ten behoeve van de
andere commissieleden wil ik verduidelijken dat
de dokters die actief zijn in het leescomité alle
publicaties doornemen die handelen over
onderwerpen in verband met de verplichte
bijscholing van de artsen. De huisartsen moeten
aan een voldoende aantal eenheden komen om in
orde te blijven voor hun accreditering. Het
leescomité beslist welke teksten in aanmerking
komen voor de accreditering van de artsen.

Het leescomité is ongeveer vijf jaar actief.
Totnogtoe werken de leden op vrijwillige basis. Zij
worden wel betaald: ze krijgen een uitkering van
200 tot 300 frank, naargelang hun functie in het
leescomité. Onlangs zijn de leden van het
leescomité in staking gegaan omdat zij alle
werkingskosten nog altijd zelf moeten dragen. Die
werkingskosten houden verplaatsingskosten in,
postzegels om invitaties te versturen, papierwerk,
enzovoort. Zij vragen nu de overheid om
werkingsmiddelen. Zij vragen dus niet dat ze beter
betaald zouden worden, maar alleen dat hun
onkosten vergoed zouden worden.

De accreditering van 30.000 artsen gebeurt nog
altijd op vrijwillige basis, zonder enige
overheidstussenkomst in de kosten. Het is
onnodig te zeggen dat de accreditering met veel
werk gepaard gaat. Mijnheer de minister, welke
oplossing ziet u opdat de gemotiveerde artsen van
het leescomité hun werk kunnen verderzetten
zonder de accreditering van de artsen in het
gedrang te brengen? Indien het leescomité in
staking blijft, zouden een aantal collega's artsen
wel eens in moeilijkheden kunnen geraken.

De voorzitter: Collega Goutry is nog niet
aangekomen. Uit de tekst die hij ter voorbereiding
heeft ingediend, valt af te leiden dat zijn vraag
ongeveer dezelfde is als die van collega De Block.
Ik stel voor dat de minister alvast antwoordt en dat
collega Goutry straks het uitgeschreven antwoord
in ontvangst neemt.
01.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, ik zal collega Goutry de tekst van
mijn antwoord overhandigen zodra hij aankomt.

Mijnheer de voorzitter, ik deel de bekommernis
van de twee leden van deze commissie. Een
02/05/2001
CRIV 50
COM 465
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
ontwerp koninklijk besluit tot vaststelling van het
bedrag van het preventiegeld en van de
verplaatsingsvergoedingen voor leden die zetelen
in de accrediteringorganen, werd eind 1999
goedgekeurd door de bevoegde instanties bij het
RIZIV. Dit ontwerp koninklijk besluit werd op 17
januari 2000 overgemaakt aan de minister van
Sociale Zaken. Na goedkeuring door de
inspecteur van Financiën is het op 8 maart 2000
overgemaakt aan de minister van Begroting. In
februari 2001 hebben wij de goedkeuring
ontvangen van de minister van Ambtenarenzaken
en de minister van Begroting. Het ontwerpbesluit
is momenteel voor advies bij de Raad van State.

Op 15 januari 2001 heeft het verzekeringscomité
van het RIZIV bovendien een ontwerp van
koninklijk besluit goedgekeurd dat voorziet in de
oprichting van de Nationale Raad voor
Kwaliteitspromotie en dat de samenstelling en de
opdrachten van de verschillende
accrediteringsinstanties regelt. Dat ontwerp van
koninklijk besluit is eveneens voor advies
voorgelegd aan de Raad van State.
01.03 Maggie De Block (VLD): Mijnheer de
voorzitter, ik kan hierop enkel antwoorden dat we
de inhoud van de genoemde ontwerpen zullen
afwachten.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

De voorzitter: Op de agenda staat nu de vraag
nr. 4535 van mevrouw Maggie De Block. Op de
agenda is de vraag nr. 4546 van de heer Luc
Goutry daaraan toegevoegd. Is dat ongeveer
dezelfde vraag, mijnheer de minister? Zoniet, kunt
u de vragen misschien apart beantwoorden.
01.04 Maggie De Block (VLD): Mijnheer de
voorzitter, wij zouden ook eerst een andere vraag
aan bod kunnen laten komen.
01.05 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, de vraag van de heer Goutry is wat
ruimer dan de vraag van mevrouw De Block wat
de aangehaalde problemen betreft. Ik stel voor dat
ik de beide vragen toch samen beantwoord.

De voorzitter: We zullen met die vragen dan ook
wachten tot de heer Goutry aanwezig is. De heer
Goutry heeft verschillende vragen, daarom zullen
we nu overgaan tot de vraag nr.
4553 van
mevrouw Trees Pieters.
02 Vraag van mevrouw Trees Pieters aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"het fusiebesluit van 7 november 2000"
(nr. 4553)
02 Question de Mme Trees Pieters au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur
"l'arrêté de fusion du 7 novembre 2000"
(n° 4553)
02.01 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, ik heb mijn vraag
al een tijd geleden ingediend, namelijk op 28
maart 2001. Ze staat echter vandaag pas op de
agenda. Ik ken de oorzaak daarvan niet.

In het koninklijk besluit van 7 november 2000
wordt bepaald dat gefusioneerde ziekenhuizen
niet langer op verschillende vestigingsplaatsen
eenzelfde dienst, afdeling, functie,
zorgprogramma, medische dienst en medisch-
technische dienst mogen uitbaten. De
ziekenhuizen hebben twee jaar de tijd om zich
daaraan aan te passen.

Daar het koninklijk besluit alleen van toepassing is
op eerder gefuseerde ziekenhuizen en niet op
instellingen die al decennialang bestaan, kan de
vraag worden gesteld of dat geen schending van
het gelijkheidsbeginsel inhoudt, aangezien een
onderscheid wordt gemaakt tussen ziekenhuizen.
Meer nog, de term `fusieziekenhuis' wordt voor het
eerst gebruikt in een koninklijk besluit van 1989.
Wat gebeurt er met de fusies die vóór de
publicatie van dit koninklijk besluit hebben
plaatsgevonden? Bovendien wordt er vanuit
artsenkringen ook aangehaald dat dit koninklijk
besluit in strijd zou zijn met het koninklijk besluit
van december 1999 dat de erkenningsnormen van
de laboratoria voor klinische biologie omschrijft.

Mijnheer de minister, volgt u die kritieken? Indien
wel, wat zal er gebeuren met dit koninklijk besluit?
Indien niet, hoe ondervangt u de kritieken inzake
de schending van het gelijkheidsbeginsel en de
onverenigbaarheid met het koninklijk besluit van
1999?
02.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, in haar vraag verwijst het geachte lid
naar het koninklijk bsluit van 3 december 1999 dat
de erkenningsnormen voor klinische laboratoria
regelt. De juridische basis voor dat besluit is
echter niet de wet op de ziekenhuizen, maar wel
de ZIV-wet en het koninklijk besluit nummer 143
van 30 december 1982 tot vastlegging van de
voorwaarden waaraan de laboratoria moeten
voldoen voor de tegemoetkoming van de
ziekteverzekering voor verstrekkingen van
klinische biologie. In tegenstelling tot
ziekenhuisdiensten en ziekenhuisfuncties worden
CRIV 50
COM 465
02/05/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
de bedoelde laboratoria dan ook erkend door de
federale minister die de Volksgezondheid onder
zijn bevoegdheid heeft.

Het koninklijk besluit van 7 november 2000 slaat
niet op klinische laboratoria zoals bedoeld in het
vermelde koninklijk besluit van 3 december 1999.
Het fusiebesluit en het besluit van 3 december
1999 staan los van elkaar en interfereren
geenszins.

Het koninklijk besluit van 30 januari 1989,
houdende de vaststelling van de aanvullende
normen voor de erkenning van ziekenhuizen en
ziekenhuisdiensten alsmede tot nadere
omschrijving van de ziekenhuisgroeperingen en
van de bijzondere normen waaraan die moeten
voldoen, werd in 1997 in die zin gewijzigd dat het
niet langer noodzakelijk is dat ieder ziekenhuis
beschikt over een functie klinische biologie. Het
volstaat dat elk ziekenhuis beschikt over een
functie basisactiviteiten van klinische biologie. Wat
de prestaties betreft die de basisactiviteiten te
buiten gaan, volstaat het dat het ziekenhuis via
een samenwerkingsakkoord een beroep kan doen
op een volledig uitgebouwde functie. Het begrip
`basisactiviteit' werd tot op heden niet omschreven
of genormeerd.

Het fusiebesluit belet niet dat de functie
basisactiviteit van de klinische biologie op
verschillende vestigingsplaatsen uitgebaat wordt.
Het verbod geldt evenmin voor de functies van
anesthesiologie, radiologie en revalidatie.

Dat zijn functies waarover ieder ziekenhuis
ingevolge voormeld besluit van 30 januari 1989
moet beschikken, doch die in het kader van de
wet op de ziekenhuizen evenmin werden
omschreven of genormeerd. Door het koninklijk
besluit van 7 november 2000 worden een aantal
fundamentele wijzigingen aangebracht aan het
koninklijk besluit van 31 mei 1989 houdende de
nadere omschrijving van de fusie van
ziekenhuizen en van de bijzondere normen
waaraan die moet voldoen.

Zoals bekend, heeft de hervorming twee
belangrijke doelstellingen. Enerzijds, wordt de
vermindering beoogd van het maximumaantal
bedden waarover de fusie mag beschikken, en dit
om toe te laten het huidige evenwicht inzake
schaalgrootte te behouden en tevens te vermijden
dat bij nieuwe fusies mastodontziekenhuizen tot
stand komen. Anderzijds, is het de bedoeling de
regel te versterken dat in beginsel het gefuseerde
ziekenhuis niet langer op verscheidene
vestigingsplaatsen eenzelfde functie,
zorgprogramma en medisch-technische dienst
uitbaat.

Tot slot benadruk ik dat er geen sprake is van
discriminatie tussen ziekenhuizen. Fusies hadden
en hebben voornamelijk tot doel te komen tot een
herschikking en rationalisatie. Dientengevolge is
de fusiewetgeving tot stand gekomen en werden
randvoorwaarden gecreëerd waaronder de
taakverdeling en rationalisatie konden worden
uitgevoerd. De regelgever wenste voornamelijk te
voorkomen dat zware medisch-technische
diensten, functies en zorgprogramma's zouden
worden opgesplitst.
02.03 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de minister,
is hiermee het gelijkheidsbeginsel niet
geschonden?
02.04 Minister Frank Vandenbroucke: Ik zie niet
in waarom het gelijkheidsbeginsel geschonden
zou zijn. Wij maken een regelgeving voor een
fusieoperatie en die passen wij op ieder
ziekenhuis toe.
02.05 Trees Pieters (CVP): Er wordt dus geen
onderscheid tussen ziekenhuizen gemaakt? De
regel wordt algemeen toegepast?
02.06 Minister Frank Vandenbroucke: Het
fusiebesluit is van toepassing op fusies. Natuurlijk
moet de regel op een bepaald moment worden
toegepast. U hebt gelijk dat het begrip
fusieziekenhuis vroeger niet bestond. Misschien
moet u mijn antwoord eens bestuderen of ik een
foutieve redenering ontwikkel. Ik denk het alvast
niet.
02.07 Trees Pieters (CVP): Dat zal ik zeker
doen, mijnheer de minister, want u hebt uw
antwoord heel snel afgelezen.
02.08 Minister Frank Vandenbroucke: Ik zal het
u meegeven, mevrouw Pieters.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Samengevoegde vragen van
- mevrouw Maggie De Block aan de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over
"referentieterugbetaling van geneesmiddelen
vanaf 1 juni 2001" (nr. 4535)
- de heer Luc Goutry aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de
referentieterugbetaling" (nr. 4546)
03 Questions jointes de
- Mme Maggie De Block au ministre des Affaires
02/05/2001
CRIV 50
COM 465
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
Sociales et des Pensions sur "le
remboursement de référence des médicaments
à partir du 1er juin 2001" (n° 4535)
- M. Luc Goutry au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur "le
remboursement de référence" (n° 4546)
03.01 Maggie De Block (VLD): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, vanaf 1
juni toekomend zal de reeds veelvuldig besproken
referentieterugbetaling voor artsen en patiënten
een feit zijn. Die maatregel was nodig om het
budget van onze gezondheidszorg te beheersen.
Om de patiënten geen hogere kosten voor hun
medicatie te laten betalen, zullen artsen hun
voorschrijfgedrag moeten aanpassen, natuurlijk
met vrijwaring van de therapiekeuze. Aangezien
een arts meestal sterk sociaal bekommerd is en
het beste met zijn of haar patiënt voor heeft, zal de
aanpassing met veel goede wil gebeuren.
Hiervoor is het noodzakelijk dat de artsen over
zoveel mogelijk informatie beschikken. Daarom de
volgende vragen.

Welke informatiecampagnes of maatregelen zal
de administratie op het getouw zetten of welke
rondzendbrieven zal zij vóór 1 juni versturen om
de artsen over de maatregel te informeren? De
meeste artsen hebben de debatten in de Kamer
niet bijgewoond en zijn niet echt op de hoogte van
de inhoud ervan.
03.02 Luc Goutry (CVP): Mijnheer de voorzitter,
ik sluit mij aan bij de vraag van mevrouw De Block
over de referentieterugbetaling.

Bij de bespreking van de programmawet heb ik er
mijn bekommering over uitgedrukt dat de patiënt
het kind van de rekening dreigt te worden. Dat
wordt trouwens bevestigd door de zeer sceptische
uitlatingen van de heer Valkeniers vorige week
over de maatregelen in verband met de
zogenaamde generische geneesmiddelen.

Hoe kan een patiënt weten wat het goedkoopste
geneesmiddel is als de arts niet over deze
informatie beschikt en de informatie hem niet op
een andere manier bereikt? Wij vrezen dat de
patiënt het kind van de rekening zal zijn. Er wordt
wel gezegd dat de patiënt via
informatiecampagnes op de hoogte zal worden
gebracht, maar dit is voor ons een fundamenteel
punt dat wij, naar aanleiding van de vraag van
mevrouw De Block, ook aan de orde willen
brengen.

Mijnheer de minister, u hebt in een aantal
antwoorden gezegd dat het informeren van de
patiënten volledig aan de mutualiteiten wordt
overgelaten. Klopt dit? Zo ja, welke acties zullen
door uw departement binnen uw bevoegdheid
worden opgezet om patiënten erop te wijzen dat zij
erop moeten toezien om terzake vragen aan de
arts te stellen?

Er bereiken ons berichten dat bepaalde artsen
stempels op hun voorschriften zetten zoals:
"Opgelet ­ bericht voor de apotheker: gelieve het
hier voorgeschreven geneesmiddel door het
goedkoopste equivalent te substitueren" of
"Verboden te substitueren". Bent u daarvan op de
hoogte? Wat is de waarde van deze stempels?
Wijst dat er niet op dat de arts zich veilig wil
stellen en aan de informatiecampagne wil
ontsnappen zonder de opportuniteit van deze
maatregel waar te willen maken?

Mijnheer de minister, dit zijn mijn kritische vragen.
Wij zijn ervan overtuigd dat u voor de eerste maal
inzake de generieken daadwerkelijk stappen
tracht te zetten. Wij hebben daarover
bedenkingen, vooral vanuit het oogpunt van de
patiënt. Wij vragen ons af hoe dit in de praktijk,
vanaf 1 juni 2001, op een bewuste manier zal
worden omgezet, zodat de patiënt niet het kind
van de rekening wordt.
03.03 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, mijnheer Goutry, ten eerste, om
hoeveel originele specialiteiten gaat het? Het gaat
om ruim 300 producten die in dit systeem van
verlaagde terugbetaling terechtkomen omdat er
een goedkoper generisch alternatief middel ter
beschikking is.

Ten tweede, bij wie worden de financiële gevolgen
gelegd? Uw kritiek is dat de financiële gevolgen bij
de patiënt worden gelegd. Daarnaast zegt u in uw
schriftelijke voorbereiding dat voor de apothekers
in een behoud van hun winstmarge is voorzien.
Mijn standpunt terzake moet duidelijk zijn. Het is
mijn bedoeling met realistische budgetten voor
geneesmiddelen te werken. Wij spelen dus niet
langer verstoppertje. Daarom maken wij
budgetten die hoog genoeg zijn. Daarom heb ik
het budget voor het jaar 2001 met 8 miljard frank
verhoogd. Ik wens in de toekomst ook toereikende
budgetten te hebben. Dat is natuurlijk enorm
belangrijk voor de patiënten en de apothekers. De
kritiek van de apothekers is eigenaardig als men
de stijging van hun omzet kent. De klacht dat zij
zeer ernstige financiële problemen zullen krijgen
door het referentieterugbetalingsstelsel is vreemd.
Er wordt immers een marge geheven op een zeer
sterk stijgende omzet in de voorbij 15 jaar.
CRIV 50
COM 465
02/05/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
Bovendien heeft het referentieterugbetalings-
systeem als uitdrukkelijke bedoeling voor de
gemeenschap te besparen op oudere originele
specialiteiten waarvoor er alternatieven bestaan.
Op die manier kunnen nieuwe, innoverende
specialiteiten ook sneller worden terugbetaald. Ik
pleit er dan ook voor om nieuwe, innoverende
producten sneller terug te betalen door te
besparen op de kostprijs voor oudere originelen.
Men moet volgens mij in dit debat toch de
algemene doelstelling voor ogen houden die zowel
voor de patiënten als de apothekers goed is. U
mag niet vergeten dat de winstmarge op die
nieuwe, innoverende producten groter is. Ik heb
die winstmarge overigens vergroot.

De apotheker is in de keuze tussen een origineel
en een generisch product zelf geen betrokken
partij als het gaat om het financiële aspect van die
keuze. Als men kiest voor een generisch product
krijgt de apotheker immers dezelfde winstmarge
als voor het origineel product. We hebben dit
gedaan om de apotheker niet te straffen voor het
overstappen op generische producten.

De apothekers willen echter meer. Zij zouden ook
graag hebben dat hun winstmarge niet daalt als
het origineel in prijs daalt. Ik ga op die vraag
evenwel niet in. Dit heeft geleid tot heel wat frictie
tussen de apothekersbond en mijzelf. Als ik de
winstmarge op een origineel product dat in prijs
daalt niet verlaag, komen we terecht in een
Sovjeteconomie. Dit is niet mogelijk.

Ik zal met de apothekers een algemeen debat
voeren over het distributiesysteem, de
winstmarges, enzovoort. Ik hoop tot een
constructieve oplossing te kunnen komen.

Zal de patiënt de dupe zijn? Op lange termijn
zeker niet want dit moet ervoor zorgen dat nieuwe
geneesmiddelen sneller worden terugbetaald.
Zelfs op korte termijn ben ik van mening dat de
eerste aanwijzingen vrij positief zijn. Er zijn bijna
60 originele specialiteiten, waaronder een aantal
heel belangrijke producten, waarvoor werd
gevraagd om de prijs te laten dalen. Dit bewijst dat
onze houding werkt. Ik heb het aangedurfd en de
industrie levert meteen het bewijs dat de
concurrentie werkt. Ik ben een socialist, zoals u
weet, maar ik ben van mening dat concurrentie
soms heel nuttig kan zijn. Op dit vlak was er
gewoon te weinig concurrentie en men moet de
markt soms laten spelen. De grote internationale
bedrijven hebben onmiddellijk begrepen hoe laat
het was en ze laten dan ook hun prijzen dalen.

Mijnheer Goutry, ik ben van mening dat dit een
gunstige evolutie is maar dit wil nog niet zeggen
dat we aan het einde zijn gekomen van dit
verhaal. De vraag is natuurlijk hoe het
voorschrijfgedrag van de artsen zal evolueren.

Ik kom dan tot de vragen van mevrouw De Block.
Ik ben van mening dat het erg belangrijk is dat de
verschillende actoren goed worden ingelicht over
de wijzigingen die op 1 juni worden doorgevoerd.
Op dit moment bereid ik een informatiecampagne
voor die zich zowel tot de professionelen als het
grote publiek richt. Specifiek voor de artsen
voorzie ik, samen met mevrouw Aelvoet, een
aantal acties: een folder die het hele systeem
uitlegt, een brochure die de concrete informatie
met betrekking tot de verschillende betrokken
geneesmiddelen bevat en een website waarop de
artsen alle concrete informatie kunnen vinden.
Voor de patiënten worden de volgende acties
voorzien: radio- en televisiespots, brochures met
algemene informatie en gedetailleerde informatie
die bij de verzekeringsinstellingen verkrijgbaar is.

Mijnheer Goutry, u hebt ten slotte ook een aantal
vragen gesteld over "stempels" die terug te vinden
zouden zijn op voorschriften. Het antwoord op die
vraag behoort eigenlijk tot de bevoegdheid van
mevrouw Aelvoet. Ik heb contact opgenomen met
haar en ik kan u in haar naam het volgende
meedelen. De stempel "Verboden te substitueren"
is eigenlijk overbodig aangezien de wettelijke
bepalingen substitutie op initiatief van de
apotheker niet toelaten. Een stempel met daarop
de boodschap "Opgelet
­
bericht voor de
apotheker: gelieve het hieronder voorgeschreven
geneesmiddel door het goedkoopste equivalent te
substitueren" lokt bij mevrouw Aelvoet de
volgende reactie uit. De arts maakt zijn voorschrift
op en stelt hierdoor een behandeling in.

De apotheker voert het voorschrift uit. Indien de
stempel integraal deel uitmaakt van het
voorschrift, is dit een vraag van de arts aan de
apotheker en moet de apotheker hiermee
inderdaad ook rekening houden. Het gaat immers
om substitutie op vraag van de arts, wat wel
toegelaten is.
03.04 Maggie De Block (VLD): Mijnheer de
minister, ik zou willen zeggen dat ik toch zeer
oplettend ben geweest bij de bespreking van dit
onderdeel van de programmawet. Ik ben zeker
niet sceptisch. Hoewel ik met de heer Valkeniers
in dezelfde partij zit, mag ik met hem wel van
mening verschillen daarover. Ik wilde gewoon
weten wat u zinnens was en ik ben blij dat u in
alles hebt voorzien en dat alles in orde is. Mijn
enige bezorgdheid is nog dat dit toch niet pas op
02/05/2001
CRIV 50
COM 465
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
30 mei 2001 in de bus zal vallen. U weet dat op 1
juni 2001 de patiënt er staat en dat er moet
worden voorgeschreven. Ik hoop gewoon dat u de
timing respecteert en dat alles op tijd bij de
bevoegde persoon komt.
03.05 Luc Goutry (CVP): Mijnheer de minister,
dank u voor dit antwoord. Wij steunen dit ten volle,
want ook wij vinden dit een interessante piste. Wij
hebben er lang over gepraat, maar uiteindelijk
gebeurde er nooit iets effectief in die zin. Natuurlijk
moeten wij ook aan de omkaderingsmaatregelen
denken. Het zal niet vanzelf gaan. Het valt nu wel
beter mee dan wij dachten, want de industrie voelt
zich blijkbaar toch ook aangesproken. Op
voorhand weet men dat nooit en men kan niet
voorzichtig genoeg zijn om te vermijden dat de
patiënten door de mazen van het net zouden
glippen. Trouwens, de door u opgezette
informatiecampagne waarvan ik tot op heden niets
wist, is inderdaad niet min. Aanvankelijk werd
gezegd dat vooral de ziekenfondsen een
informatiecampagne zouden moeten voeren,
maar nu hoor ik dat dit zal worden ondersteund
door diverse andere zeer toegankelijke media. Dat
biedt de waarborg dat er inderdaad een soort van
stemming op gang komt, waardoor de mensen
hierover gaan praten en waardoor iedereen
daarmee bezig zal zijn. Dat zorgt ook voor een
goede start.

Het antwoord op die stempelgeschiedenis lijkt mij
correct. Het is evident dat substitutie niet kan,
tenzij dan door de geneesheer. Misschien legt dat
iets uit. Zoekt de geneesheer daarmee echter een
vorm van indekking? Wil hij stellen dat hij het niet
wist en de apotheker de boodschap gaf om iets te
vervangen door het goedkoopste?

Er is nog een vraag die hier nog niet werd gesteld.
Bij wijze van bedenking deel ik ze toch nog mee.
In welke mate zou het zinvol zijn om in de
toekomst voorschriften op stofnaam af te laten
leveren, waardoor deze discussie na de
overgangsperiode niet meer zinvol zou zijn? Dan
vertrekt men inderdaad niet meer van merken,
van toegevoegde waarde of winstmarge, maar
gewoon op basis van een stofnaam, van de
werkzame molecule. Dat kwam hier verspreid aan
bod, maar het is niet slecht om dit te blijven
herhalen.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

De voorzitter: Volgens mij sluit vraag 6 aan bij
vraag 5, vermits ze ook gaat over generische
geneesmiddelen. Het lijkt mij dan ook logischer
dat die nu aan bod zou komen, eerder dan vraag
5ter over sociale fraude. Dat is een heel ander
onderwerp. Mevrouw D'Hondt kan haar diverse
vragen daarna na elkaar stellen.
03.06 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, voor mij kan dat gerust, maar de
hoffelijkheid gebiedt wel dat u mij dat ten minste
zou vragen!

De voorzitter: Mevrouw D'Hondt, als ik mij niet
vergis zijn deze vragen eerder ingediend, vermits
ze eerder op de agenda voorkomen en zijn die
andere ons nadien toegestuurd.
03.07 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
dienstdoende voorzitter, ik heb niet de intentie de
werkzaamheden te regelen. Zoals gewoonlijk
schik ik mij nederig naar de werkzaamheden.

De voorzitter: Kom, kom, we gaan daar geen
discussie over voeren. Volgens mij is het logisch
om nu de vraag die aansluit bij de vorige vraag te
stellen en dat doen we dus ook.
04 Vraag van de heer Jef Valkeniers aan de
minister van Sociale zaken en Pensioenen over
"het selecteren van generische
geneesmiddelen" (nr. 4539)
04 Question de M. Jef Valkeniers au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "la
sélection des médicaments génériques"
(n° 4539)
04.01 Jef Valkeniers (VLD): Mijnheer de
minister, de Multipharma-groep is van plan een
selectie te maken uit een aanbod van goedkope
generische geneesmiddelen. Ze zouden nu aan
het prospecteren zijn met welke firma's ze willen
samenwerken en welke geneesmiddelen ze gaan
selecteren. Dit is in strijd met de wettelijke
beschikkingen, daar men geen firma's of
geneesmiddelen mag bevoordelen. Ook is de
kans groot dat de apotheker een ander
geneesmiddel meegeeft dan het voorgeschreven
geneesmiddel. Als ik mij niet vergis heeft de
minister van Volksgezondheid reeds gezegd dat
dit niet kan. Dat stond toch te lezen in de krant.

Mijnheer de minister, hoe denkt u dit probleem op
te lossen? Wij kunnen immers aannemen dat een
apotheker moeilijk alle geneesmiddelen in huis
kan hebben. Ik vrees voor een prijzenslag en het
uitbetalen van premies en andere voordelen in het
zwart.

Ook wil ik nog eens benadrukken dat wat de winst
van de apothekers betreft, het omzetcijfer wel
CRIV 50
COM 465
02/05/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
stijgt, maar daarom niet noodzakelijk ook de
eigenlijke winstmarge. U weet immers ook dat er
veel zeer dure geneesmiddelen zijn waarvoor de
winstmarge voor de apotheker een grens kent.
Het is dus niet omdat de totaliteit van de
farmaceutische uitgaven sterk stijgt, dat er ook
effectief meer winst wordt geboekt. Het zijn
immers net die zeer dure geneesmiddelen die het
totaal van de farmaceutische uitgaven doen
stijgen.
04.02 Minister Frank Vandenbroucke: Dat klopt,
maar ik heb de absolute winstmarge wel met 3%
verhoogd, omdat de producten inderdaad duurder
worden. Op die manier levert dat de apothekers
dit jaar toch een 300 miljoen op en naar schatting
zelfs meer.

De inhoud van de discussie die hier is gevoerd en
die door onder meer de Multipharma-groep is
aangewakkerd, met name een zogezegd
onhanteerbaar overaanbod aan generische
producten, moet ernstig worden gerelativeerd. Er
zijn inderdaad een tiental moleculen waarvoor er
werkelijk een overaanbod aan generische
geneesmiddelen bestaat, maar dat overaanbod
geldt evenzeer voor de originele geneesmiddelen.
Neem nu het geneesmiddel amoxyciline. Dat is
zowel beschikbaar onder verschillende 'originele'
benamingen, als onder vele generische
benamingen. Het probleem is dus aanwezig, maar
slechts voor een beperkt segment van de markt
en ik meen niet dat het onhanteerbaar is.

Wat het onderdeel over substitutie betreft, verwijs
ik enerzijds naar mijn vorig antwoord en
anderzijds naar het publieke antwoord van
minister Aelvoet. Dit valt inderdaad ook onder
haar bevoegdheid en ik meen dat zij in deze
correct heeft gereageerd.

Een ander probleem dat u aankaart is dat van de
betaling van premies in het zwart. Dat is uiteraard
een ontoelaatbaar feit. Ik verwijs hiervoor naar de
bevoegdheden van minister Aelvoet en van
minister Picqué.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

Voorzitter: Joos Wauters.
Président: Joos Wauters.
05 Vraag van mevrouw Greta D'hondt aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de sociale fraude" (nr. 4566)
05 Question de Mme Greta D'hondt au ministre
des Affaires Sociales et des Pensions sur "la
fraude sociale" (n° 4566)
05.01 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, strategisch gezien
komt deze vraag op het goede moment.

Ik stel deze vraag naar aanleiding van de
bekendmaking van de resultaten van een studie
uitgevoerd door het Hoger Instituut van de Arbeid,
het HIVA, waaruit blijkt dat de omvang van de
sociale fraude in ons land op 1,86 miljard euro per
jaar wordt geraamd, wat overeenkomt,
uitgerekend tot op 1 januari 2002, met 75 miljard
Belgische frank.

Deze studie die uiteraard niet de eerste is en
evenmin de laatste zal zijn omtrent fraude, meer
bepaald sociale fraude, in ons land, toont eens te
meer aan dat het fenomeen niet afneemt.

De onderzoekers bevelen een sterkere en betere
controle aan op de naleving van de regels van de
sociale zekerheid.

Mijnheer de minister, ik nam reeds veel
gelegenheden te baat om erop te wijzen dat dit
fenomeen mijn bijzondere aandacht krijgt, al
zolang ik mij bezighoud met sociale zekerheid, en
dat in dat verband een correcte en ernstige
controle moet worden uitgevoerd, uiteraard zonder
te vervallen in een heksenjacht, in overbodige
administratieve rompslomp en zonder onnodige
administratieve verwikkelingen uit te lokken. Men
mag zich evenwel niet verschuilen achter het
risico van een heksenjacht noch achter de
administratieve geplogenheden om geen of
nauwelijks controle uit te voeren.

De onderzoekers zijn van oordeel dat onze
ingewikkelde wetgeving en de administratieve
organisatie van ons sociaal zekerheidsstelsel
mede oorzaak zijn of althans aanwijsbare redenen
zijn voor het bestaan en de omvang van de
sociale fraude.

Mijnheer de minister, terzake beloofde u een
aantal maatregelen te zullen aankondigen omtrent
de modernisering en de vereenvoudiging van het
sociaal zekerheidsstelsel en in dat verband
mochten wij reeds een en ander vernemen van de
regeringscommissaris.

Wellicht nam u kennis van voornoemde studie van
het HIVA. Graag vernam ik of u het eens bent met
de conclusies ervan. Voorts had ik graag geweten
welke concrete maatregelen zich momenteel in de
pipe-line bevinden op het vlak van de
vereenvoudiging en de modernisering van het
02/05/2001
CRIV 50
COM 465
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
stelsel van de sociale zekerheid. Welke
maatregelen en instrumenten zullen worden
aangewend om een ernstige en degelijke controle
uit te voeren op de correcte naleving van de regels
terzake, teneinde de sociale fraude in te dijken.

Tot slot wou ik nog vernemen of de regering
aanpassingen overweegt van het huidig
sanctierecht met betrekking tot het sociaal
zekerheidsstelsel en hoever het staat met de
globale aanpak van de sociale fraude en het
zwartwerk zoals aangekondigd in de oriëntatienota
van 1999? Ik voeg er meteen aan toe dat deze
vraag ook is gericht tot uw collega, de minister van
Werkgelegenheid.
05.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, ik kan mevrouw D'Hondt meedelen
dat de minister van Werkgelegenheid en ikzelf
recent kennis hebben genomen van het artikel
"Bedrijven frauderen voor 75 miljard", dat op 26
april 2001 in het tijdschrift Trends werd
gepubliceerd en dat naar een recente
wetenschappelijke studie van de HIVA-
onderzoekers Jozef Pacolet en An Marchal
verwijst.

Gezien mijn collega noch ikzelf ons op basis van
dit artikel over de voormelde studie, laat staan de
conclusies ervan, kunnen uitspreken, heb ik de
studie onmiddellijk voor nader onderzoek
opgevraagd. Zodra we de HIVA-studie hebben
bestudeerd en de gevolgen ervan kunnen
inschatten, zullen de minister van
Werkgelegenheid en ik een gezamenlijk
schriftelijk antwoord op deze mondelinge vraag
formuleren.
05.03 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik neem aan dat het iets langer duurt
om de studie met twee ministers gezamenlijk te
bestuderen dan één minister of één parlementslid
dit kan doen. U zult van mij toch wel aannemen
dat ik de vraag niet alleen op basis van het artikel
in Trends heb gesteld. Dat ligt niet in mijn aard. Ik
heb de studie uiteraard ook opgevraagd. Ik ga
ervan uit dat ik ze niet sneller kan lezen en
verwerken dan u, maar ik neem aan dat het iets
meer tijd vraagt om de studie met twee ministers
door te nemen. Ik zal met aandacht het eventuele
schriftelijke antwoord lezen, mijnheer de minister,
maar ik acht het belang van deze problematiek zo
zwaar dat ik een discussie
­
woord en
wederwoord
­
prefereer boven het schriftelijk
antwoord. Dit antwoord belet natuurlijk niet dat wij
een aanvullende vraag stellen. De toegevoegde
waarde van een mondelinge vraag is voor mij de
mogelijkheid om te reageren. Op die manier is er
meer intellectuele toegevoegde waarde dan bij
enkel het afschrijven van een artikel, waartoe u
zich bij een schriftelijke vraag kunt beperken. Bij
een mondelinge vraag moet men minstens de
moeite doen om niet alleen Trends, maar ook het
HIVA-rapport te lezen.

De voorzitter: Mevrouw D'Hondt, vorige week of
twee weken geleden hebt u gezegd dat u dit als
mondelinge vraag ging hernemen rond een
andere thematiek. U kunt hier hetzelfde doen, in
woord en wederwoord.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Vraag van de heer Daniël Vanpoucke aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"het sociaal statuut van de niet-beschermde
lokale mandatarissen" (nr. 4528)
06 Question de M. Daniël Vanpoucke au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "le statut social des mandataires locaux non
protégés" (n° 4528)
06.01 Daniël Vanpoucke (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, door de wet van
12 augustus 2000 werd een suppletief sociaal
statuut toegekend aan de niet-beschermde lokale
mandatarissen. Eind vorig jaar hebt u in de
commissie gezegd dat het koninklijk besluit met
de uitvoeringsbesluiten nog enkel op het advies
van de diensten van Tewerkstelling en Arbeid en
het RIZIV wachten om te worden uitgevaardigd.
Wanneer mogen we het koninklijk besluit en de
uitvoeringsbesluiten voor die wet van 12 augustus
2000 verwachten?

Ik stel meteen een vraag in de rand.

Mijnheer de minister, ontstaat door deze regeling
geen discriminatie van de voltijdse mandatarissen,
die onder de regeling vallen en hun wedden
verminderd zien met deze bijdragen, ten opzichte
van de andere mandatarissen die reeds zijn
beschermd door hun statuut als werknemer of
zelfstandige?
06.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, collega's, als antwoord op de vragen
kan ik het volgende meedelen. Het is mijn
bedoeling dat het uitvoeringsbesluit ervoor zorgt
dat de administratieve procedure voor de lokale
mandataris eenvoudig is en tevens snel en correct
kan aangeven of de betrokkene al dan niet recht
heeft op het suppletieve sociale statuut. Het is
eveneens de bedoeling dat het ontwerp van
koninklijk besluit vlot uitvoerbaar is voor de
CRIV 50
COM 465
02/05/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
gemeentelijke administraties en de OCMW's.
Momenteel ligt er een ontwerp van koninklijk
besluit op tafel dat voorziet in zeer weinig
administratieve taken voor de betrokken
mandataris en de betrokken administraties. Dit
ontwerp vereist echter nog het advies van het
Nationaal Intermutualistisch College dat ik
eerstdaags verwacht.

Aangezien het suppletief statuut sinds kort ook
van toepassing is op de OCMW-voorzitters, is het
evident dat ook deze lokale mandatarissen mee in
het koninklijk besluit worden opgenomen, zodat
burgemeesters, schepenen en OCMW-voorzitters
op voet van gelijkheid behandeld worden. Dit is
echter pas zeer recent wettelijk geregeld in de wet
van 20 maart 2001, gepubliceerd 5 april 2001 in
het Staatsblad. Hierdoor diende het initiële
ontwerp van koninklijk besluit waarvan sprake
uiteraard aangepast te worden aan de tekst van
de wet van 20 maart 2001. Dit wat de
burgemeester, de schepenen en de voorzitter en
de leden van het bureau van de districtsraden en
de OCMW-voorzitter betreft.

Met betrekking tot uw tweede vraag of deze
regeling al dan niet voor discriminatie zorgt tussen
de diverse lokale mandatarissen, kan ik verwijzen
naar het standpunt van het Arbitragehof, dat zich
voor de inhoudelijke omschrijving van het
gelijkheidbeginsel aansluit bij de definitie van het
Europese Hof in Straatsburg, gewaarborgd door
artikel 14 van het Europees Verdrag voor de
Rechten van de Mens. De grondwettelijke regels
van de gelijkheid en de niet-gelijkheid sluiten
immers niet uit dat er een verschil in behandeling
tussen categorieën van personen wordt ingesteld,
voor zover dat verschil op een objectief criterium
berust dat redelijk verantwoord is. Een redelijke
verantwoording en een verschil in benadering
moet worden beoordeeld rekening houdend met
het doel en de gevolgen van de maatregel en met
de aard van de terzake geldende beginselen.

Dit suppletief statuut voorziet in een bescherming
die zeer ruim is: door het statuut verkrijgt de
mandataris immers naast een bescherming in
geneeskundige verzorging en
arbeidsongeschiktheid, eveneens recht op
kinderbijslag en een verzekering tegen
werkloosheid. Verder heeft deze wet niets
gewijzigd aan de bijdrageregeling voor het stelsel
van de werknemers of het stelsel van de
zelfstandigen. Zelfs zonder deze wet of wetten
met betrekking tot de invoering van een suppletief
statuut en haar uitvoeringsbesluit zouden de
betrokkenen in welbepaalde omstandigheden
persoonlijke bijdragen aan één of beide stelsels
moeten betalen. Aan dit principe heeft deze wet
niets gewijzigd.

De verhoging van de weddes van de lokale
mandatarissen is voor de aantrekkelijkheid van
het uitoefenen van een politiek mandaat een
goede zaak, maar geeft wel aanleiding tot een
aantal wijzigingen inzake de sociale bescherming
van sommige lokale mandatarissen. Zo is het met
de huidige weddes onmogelijk om persoon ten
laste te zijn voor de ziekteverzekering. Het
suppletief statuut biedt hierbij een effectieve
oplossing voor dergelijke ongewenste en onbillijke
gevolgen van de verhoging van de weddes.
06.03 Daniël Vanpoucke (CVP): Mijnheer de
voorzitter, voor mij is dit een afdoend antwoord.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Vraag van mevrouw Trees Pieters aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de opdracht toevertrouwd door de regering
aan mevrouw Bea Cantillon" (nr. 4567)
07 Question de Mme Trees Pieters au ministre
des Affaires Sociales et des Pensions sur "la
mission confiée par le gouvernement à Mme
Bea Cantillon" (n° 4567)

Trees Pieters
(CVP): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, de werkgroep die
topambtenaren omvat en geleid wordt door de
Antwerpse hoogleraar mevrouw Cantillon kreeg
van u vorig jaar in november als minister van
Sociale Zaken de opdracht de toenadering tussen
het sociale zekerheidstelsel van zelfstandigen en
werknemers te onderzoeken. De pensioenen
werden buiten beschouwing gelaten. Het gedeelte
van deze opdracht door u overgemaakt aan
mevrouw Cantillon werd afgerond eind januari
2001 en aan de regering voorgelegd. U stelde dat
u geen besluiten kon trekken uit de conclusies van
de werkgroep omdat volgens de sociale partners
de conclusies partieel waren. Dit was een
antwoord op een vroegere vraag van mij aan u. U
stelde dat zij niets zouden beslissen vooraleer zij
een globale visie hadden. Het probleem gaat niet
alleen over arbeidsongeschiktheid, kinderbijslag
en gezondheidszorg maar ook over pensioenen.
Zij zouden pas kunnen overgaan tot een globale
visie wanneer er een globaal rapport op tafel lag.
Reeds in februari 2001 werd op de Ministerraad
beslist om de tweede opdracht aan mevrouw
Cantillon te geven vermits men geen partiële
conclusies kon trekken.

U hebt dat nageleefd. De sociale partners vroegen
02/05/2001
CRIV 50
COM 465
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
u dat en u hebt dat gedaan.

De tweede opdracht bestond erin de bestaande
verschillen in pensioenregeling tussen
zelfstandigen en werknemers te onderzoeken en
na te gaan hoe men beide stelsels op elkaar kon
afstellen. Mijn verbazing was groot toen ik vorige
week in De Standaard van 23 april een artikel las
waarin stond dat mevrouw Cantillon sedert vorige
vrijdag een aanvang had gemaakt met de
behandeling van het pensioendossier. Ik stel mij
de vraag waarom er zoveel maanden zijn
verstreken tussen het ter beschikking stellen van
het rapport in januari van dit jaar, de toezegging
van een tweede opdracht en het in gang schieten
van de werkgroep. Ten tweede, werd er gezegd
dat mevrouw Cantillon het tweede deel moest
klaar hebben tegen september van dit jaar. Naar
verluidt zou zij nu klaar zijn tegen de opmaak van
de begroting 2002. Dit waren mijn twee vragen,
mijnheer de minister. Ik ben een beetje ontstemd
omdat alles zo traag gaat.

Ik wijs erop dat in deze Kamer de subcommissie
die zich buigt over het sociaal statuut van de
zelfstandigen haar werkzaamheden eveneens
heeft moeten opschorten en wacht op de
beëindiging van het tweede deel van het rapport.
Ook wij kijken dus uit naar het einde van die
werkzaamheden. Mijn vraag is waarom het vier
maanden moet duren vooraleer mevrouw
Cantillon haar opdracht kan aanvatten?
07.01 Minister Frank Vandenbroucke: Mevrouw
Pieters, ik begrijp uw verbazing zeer goed. Als
mevrouw Cantillon inderdaad zou hebben gewacht
hebben met haar werkzaamheden, zou u gelijk
hebben.

Dat is echter niet het geval. De waarheid is tegelijk
eenvoudig en gecompliceerd. Mevrouw Cantillon
is meteen aan het werk gegaan en heeft al een
aantal voorbereidende documentaire
werkzaamheden verricht. Eigenlijk is zij reeds
gestart. De leden van de werkgroep wensen
echter een formele start, zodat het duidelijk zou
zijn, ook voor de publieke opinie, wat de
werkgroep inhoudt. Daaruit zou ook blijken dat er
een formele vraag is van de regering. Het is
bijzonder moeilijk geweest om een vergaderdatum
te vinden die paste voor mij, voor alle betrokkenen
in de werkgroep en voor de leden van het
begeleidingscomité. Mijnheer Gabriels heeft zich
tot zijn spijt moeten verontschuldigen. Het is druk
voor iedereen. Dat heeft een paar maanden in
beslag genomen. Mevrouw Cantillon is echter
bezig; zij heeft met haar werkgroep niet gewacht
op deze formele installatie. De afspraak met
mevrouw Cantillon is dat ze tegen 1 augustus
probeert het rapport klaar te hebben. Dat is hoe
dan ook krap, maar dat is de afspraak.
07.02 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik ben blij met het antwoord van de
minister, dat mevrouw Cantillon bezig is. Heel
concreet vraag ik mij alleen nog af wanneer zij
gestart is?
07.03 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, dat zou ik haar moeten vragen. Ik
denk dat zij begonnen is met zich voor te bereiden
onmiddellijk na de beslissing van de regering. Zij
is dus al een tijdje bezig, sinds januari, februari.
07.04 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de minister,
de werkgroep heeft een formele start gevraagd?
Ik neem aan dat het dezelfde werkgroep is als in
het verleden, zonder dat er nieuwe instanties bij
betrokken zijn.
07.05 Minister Frank Vandenbroucke: Er zijn een
paar nieuwe mensen bijgekomen. Men kan
spreken van een soort subgroep die zich speciaal
zal bezighouden met de pensioenen. Daarbij zijn
mensen van Financiën en van het Planbureau
betrokken. Er is dus een kleine wijziging geweest.
07.06 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de minister,
u zegt dat mevrouw Cantillon moet klaar zijn tegen
1 augustus. Dat zullen wij natuurlijk niet kunnen
verifiëren, omdat u hier niet zult zijn en wij
evenmin. Als u in die periode wel nog beschikbaar
bent, zou het interessant zijn indien u de
bevindingen zou bezorgen aan de voorzitter zodat
hij deze op zijn beurt zou kunnen overhandigen
aan de leden van de commissie of van de
subcommissie.
07.07 Minister Frank Vandenbroucke: Mevrouw
Pieters, daartoe wil ik mij engageren. Natuurlijk,
als ik het rapport pas half augustus krijg, dan kan
ik het u ook maar half augustus bezorgen, maar
voor mij is dit geen probleem.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Vraag van de heer Jo Vandeurzen aan de
minister van Sociale Voorzorg en Pensioenen
over "de uitvoering van de sociale akkoorden in
de openbare ziekenhuizen" (nr. 4568)
08 Question de M. Jo Vandeurzen au ministre
des Affaires Sociales et des Pensions sur "la
mise en oeuvre des accords sociaux dans les
hôpitaux publics" (n° 4568)
CRIV 50
COM 465
02/05/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
08.01 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het
probleem van de synchronisatie tussen de
openbare en de private sector inzake de sociale
akkoorden in de ziekenhuizen is hier al
meermaals het voorwerp van discussie geweest.
Ik meen dat veel collega's ervan overtuigd zijn dat
het systeem momenteel zeer complex is en veel
perverse effecten kan hebben. Openbare
ziekenhuizen worden bijvoorbeeld gelinkt aan
lokale besturen, waartegenover een federale
financiering staat.

Naar aanleiding van de uitvoering van de
akkoorden over de arbeidsduurvermindering en de
eindeloopbaanproblematiek wil ik een aantal
vragen stellen die ertoe zouden kunnen leiden dat
veel energie en misverstanden uit de wereld
geholpen worden. Op 24 april 2001 werd het
ministerieel besluit gepubliceerd dat de
financiering voor de ziekenhuizen regelt. Voor eind
april, maar ik veronderstel dat die deadline
ondertussen verlaat is, moeten een aantal
gegevens doorgegeven worden, waarna een
forfaitaire financiering volgt.

Mijn vragen zijn de volgende.

Ten eerste, in het ministerieel besluit wordt
verwezen naar het feit dat men in het ziekenhuis
moet bevestigen dat men ofwel de CAO, voor
zover het ziekenhuis tot de private sector behoort,
ofwel het protocolakkoord afgesloten in de
bevoegde overlegcomités, zal honoreren. Welk
protocolakkoord is van toepassing in de openbare
ziekenhuizen? Ik veronderstel dat in Vlaanderen
het protocol afgesloten is in het comité-C1. Dat
protocolakkoord dateert van 8 maart. Aan dat
protocol is een nota gehecht dat het akkoord
behelst tussen de werkgevers en de syndicale
organisaties uit de overheidssector bevoegd voor
onder meer de ziekenhuizen. Dat is niet
onbelangrijk. Het protocolakkoord bepaalt in
artikel 12 dat men overeenkomt dat men het enkel
uitvoert wat de financiering betreft. Volstaat het,
om te voldoen aan de voorwaarden om te kunnen
genieten van de financiering uit het ministerieel
besluit, om te zeggen dat men dit protocolakkoord
in Vlaanderen honoreert?

Ten tweede heb ik een vraag die belangrijk is voor
de hele sector, waarop een eenvoudig antwoord
mogelijk is. Ze sluit bij mijn eerste vraag aan.
Betekent dat dan ook dat men lokaal kan
overeenkomen dat men slechts een deel van het
akkoord uitvoert? Het gaat dan om het deel voor
de full-timers, meer bepaald voor de verplegende
verzorgenden. Kan men zijn besluitvorming over
de deeltijdsen uitstellen? Ik hoorde namelijk de
vrees dat wie dat zou doen, het protocolakkoord
niet honoreert en bijgevolg niet voldoet aan de
voorwaarden om de financiering van het
ministerieel besluit te bekomen.

Ik merk dat u knikt ter antwoord. Dat zou eigenlijk
al kunnen volstaan als we dat schriftelijk zouden
kunnen vastleggen.

Ten derde, u bent er zich wellicht van bewust dat
de voorziene basisbedragen niet
overeenstemmen met de reële bedragen zoals ze
in de sector worden toegepast. Voor de openbare
ziekenhuizen betekent dat dat er een structureel
tekort is als de financiering de operatie niet voor
100% dekt. Men kan dat recupereren met eigen
saneringen of eigen middelen. Men kan dat echter
ook ten laste leggen van het lokale bestuur van de
plaats waar het ziekenhuis gelegen is. Dat
probleem heeft enerzijds te maken met het feit dat
een aantal onrealistische loonbedragen worden
gebruikt. Ik hoor bijvoorbeeld dat een wat oudere
verpleegkundige uit loopbaanonderbreking
terugkeert om van die maatregel te kunnen
genieten. Anderzijds is het merkwaardig dat de
formule die in het ministerieel besluit staat voor de
deeltijdsen, een formule is die hoe dan ook
aanleiding geeft tot een structureel tekort. De
formule bepaalt dat de deeltijdsen proportioneel
het deel krijgen dat de voltijdsen aan vrije uren
krijgen.

Van wat u geeft, krijgt u in ieder geval slechts de
helft gefinancierd. Volgens de formule moet dit
immers door twee worden gedeeld. Blijkbaar is dit
een andere formule dan die vermeld in het
koninklijk besluit voor de RIZIV-sectoren. Ik hoor
het u graag ontkennen. Ik hoor dus twee verhalen.
Het ene verhaal zegt dat u met de deeltijdsen
alleen doet wat gefinancierd kan worden. Het
andere verhaal wordt door meerdere bronnen
bevestigd. Het stelt dat de formule van die aard is
dat wat ook u doet, u steeds maar de helft
gefinancierd krijgt van wat u toezegt aan vrije
uren, dit als gevolg van de breuk. Als dit laatste
waar zou zijn, dan is het uiteraard zinloos om
daarover te onderhandelen. Er is dan immers
steeds een tekort als men het op de deeltijdsen
toepast. Ik vind het dan ook een vreemde
constructie. Ik kan u begrijpen als u in uw
discussies met de syndicale organisaties stelt dat
dit binnen het budget moet gebeuren. De formule
die u gebruikt, gaat echter verder. Als een
deeltijdse zes uren krijgt, dan krijgt men daar
slecht drie uren van gefinancierd, ook al is zes de
helft van twaalf, wat proportioneel zou zijn ten
opzichte van een voltijdse. Ik formuleer dit in
02/05/2001
CRIV 50
COM 465
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
vraagvorm omdat daarover discussie is ontstaan.

We hebben vastgesteld dat de Vlaamse regering
een omzendbrief heeft opgesteld voor de lokale
besturen en de ziekenhuisbesturen. Dat is
uiteraard uw winkel niet. De minister zegt echter in
die omzendbrief aan de lokale besturen hoe ze dit
moeten lezen. Vervolgens wordt er verwezen naar
het koninklijk besluit dat is opgesteld voor de
RIZIV-sectoren. Dat is dus ook van toepassing op
de openbare ziekenhuizen die niet onder het
koninklijk besluit vallen. Dat lijkt mij wel wat
eigenaardig van constructie. Waarschijnlijk moet
dit echter met de voogdijoverheden worden
bekeken en niet met u. Mijn vragen zijn dus
diegene die in de uitgeschreven tekst staan.
08.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, in antwoord op de vraag van het
geachte lid wil ik vooreerst aanstippen dat de drie
federale ministers bevoegd voor de uitvoering van
het sociaal akkoord voor de gezondheidssector
nog geen protocol van akkoord ontvangen hebben
dat zou afgesloten zijn in de onderafdeling
Vlaanderen van het comité C wat de uitvoering
betreft van de maatregelen inzake
arbeidsduurvermindering en einde loopbaan.
Indien er voor de provinciale en lokale besturen
van Vlaanderen op 8 maart 2001 effectief een
geldig protocol van akkoord afgesloten zou zijn, is
het naar dat protocol dat formeel verwezen wordt
in het financieringsbesluit voor de ziekenhuizen.
Dat is dus inderdaad het soort protocol waar wij
naar verwijzen. Het protocolakkoord van 28
november 2000 afgesloten in het
gemeenschappelijk comité van de
overheidsdiensten, het zogenaamde comité A,
laat toe dat de maatregel van
arbeidsduurvermindering en einde loopbaan enkel
toegepast wordt op de voltijds werkenden.

Voor het financieren van de maatregel trekt de
federale overheid 2,5 miljard frank uit. Rekening
houdend met een raming van het aantal
verpleegkundigen, verzorgenden en
gelijkgestelden van 45 jaar en ouder in de
verschillende diensten, wordt het beschikbaar
budget verdeeld. Wanneer de maatregel op
kruissnelheid is in 2003 zal er 1.344.420.000 frank
worden uitgetrokken voor de privé-sector. Voor de
publieke sector Vlaamse gemeenschap zal het
gaan om 454.700.000 frank. Voor de Franstalige
gemeenschap zal het gaan om 63.200.000 frank
en voor het Waals gewest zal het gaan om
453.810.000 frank. Brussel krijgt 127.320.000
frank. Voor de Duitstalige gemeenschap gaat het
om 600.000 frank. Er staan meer gegevens in de
tabel maar dit is de verdeling voor 2003.

Het budget voor 2001 ­ waarvan u de gegevens in
de tabel vindt ­ werd opgesteld ervan uitgaand dat
de maatregel van arbeidsduurvermindering en
einde loopbaan op 1 juli 2001 in werking treedt.
Het koninklijk besluit van 19 april 2001,
gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 28
april, bevat de financiering van de maatregel voor
de initiatieven van beschut wonen. De ministeriële
besluiten van 17 april 2001, gepubliceerd in het
Belgisch Staatsblad van 24 april, bevatten de
financiering van de ziekenhuizen. Het koninklijk
besluit van 3 april 2001, gepubliceerd in het
Belgisch Staatsblad van 7 april, bevat een regeling
voor de andere sectoren van de federale
gezondheidssector.

Wij hebben ons gebaseerd op de beschikbare
algemene gegevens over het aantal
verpleegkundigen, verzorgenden en
gelijkgestelden van 45 jaar en ouder en zijn
uitgegaan van een gemiddelde kostprijs van 1,4
miljoen per voltijdse eenheid of VTE indien wordt
gekozen voor de bonus in de rustoorden en de
rust- en verzorgingstehuizen en 1,6 miljoen per
VTE in de andere sectoren, en van 1,2 miljoen per
VTE indien wordt gekozen voor
arbeidsduurvermindering in de rustoorden en de
rust- en verzorgingstehuizen en 1,35 miljoen per
VTE in de andere sectoren. Welnu, de voormelde
besluiten beperken de tussenkomst in de
financiering van de minstens halftijdse tot
deeltijdse werkenden tot de helft. Dat is nodig om
binnen het voorziene en toegewezen budget te
blijven.

Laat ik even ingaan op het probleem van de
deeltijdsen. De verantwoordelijkheid ligt volledig
bij de onderhandelaars in de private en publieke
sector. Immers, het fundamentele akkoord van 1
maart 2001 zegt dat er een regeling wordt
uitgewerkt voor minstens halftijds werkenden
volgens criteria van anciënniteit en leeftijd,
weliswaar binnen het budget. Het was dus aan de
onderhandelaars om een voorstel te doen. De
vakbonden in de private sector zagen liever niet
dat een bijkomende leeftijdsvoorwaarde of
voorwaarde van anciënniteit zou worden
ingevoerd en waren voorstander voor een
maatregel voor alle deeltijdsen. Zij hebben dan
zelf gesuggereerd om de tussenkomt tot de helft
te beperken, wat we ook in het financieringsbesluit
hebben ingeschreven. Ik was bijgevolg verbaasd
dat de CAO die in de private sector in december
voor de minstens halftijds en deeltijdse
werknemers werd gesloten, in een regeling
voorziet die daarmee niet volledig overeenstemt.
Er is immers gekozen voor een regeling met twee
CRIV 50
COM 465
02/05/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
trappen. Daarbij is er sprake van een tussenkomst
van 75% voor de driekwart werkenden en van
50% voor de halftijds werkenden, wat duurder is
dan een tussenkomst ten belope van de helft van
de proportionaliteit.

Ik spreek over de private sector. Het is de
verantwoordelijkheid van de onderhandelaars om
zaken voor te stellen die in het budget passen. Ik
ben geenszins van plan het financieringsbesluit
aan te passen aan hun wensen, die geen rekening
houden met de budgettaire grenzen.

Voor de openbare sector geldt hetzelfde. Ik moet
de bewering als zouden de regelingen in de
private en de openbare sector verschillend worden
gefinancierd ontkennen. Men kan wel opwerpen
dat er een verschil is als gevolg van de in
december in de private sector aangegane CAO,
die overigens niet meer door alle werkgevers
wordt gesteund en waarover ook de vakbonden
allerhande discussies voeren. Daarin wordt niet
meer voorzien in een tussenkomst ten belope van
de helft van de proportionaliteit van de deeltijds
werkenden. Dat is echter een probleem waar de
privé-sector zelf moet uitgeraken.

In comité A van de openbare sector is gezegd dat
de invoering van een regel voor de deeltijdsen
optioneel was. De regering heeft wel besloten de
helft van de proportionaliteit te financieren voor
minstens halftijds werkenden.

Hiermee kom ik tot de volgende belangrijke
opmerking. In de loop van de maand september
zullen wij onze besluiten evalueren aan de hand
van de beschikbare concrete gegevens. Wij waren
niet in staat om de verdeling van de verschillende
personeelscategorieën over de instellingen
nauwkeurig in te schatten. We zullen pas wanneer
we beschikken over de cijfers over het aantal
aanvragen en over de verdeling van de
categorieën over de instellingen, de correcte
kostprijs kunnen berekenen.

Het is dus de bedoeling om dan, na de evaluatie in
september 2001, tot een verfijndere financiering te
komen waarbij de reële gemiddelde kostprijs per
functie - verpleegkundige A1, verpleegkundige A2,
verzorgende, gelijkgestelde ­ en overeenkomstig
de barema's geldend in de non-profit privé-sector,
als uitgangspunt zullen worden genomen. De
financiering van de maatregel garandeert dat er
geen structureel tekort in de openbare
ziekenhuizen wordt gegenereerd. De openbare
ziekenhuizen moeten dit natuurlijk, de principes
van het financieringsbesluit kennend, zelf rond
maken.

De federale overheid zal aan de hand van de
concrete gegevens toetsen of de collectieve
overeenkomst, te sluiten in de privé-sector, of de
protocolakkoorden, te sluiten in de openbare
sector, binnen het voorziene en toegewezen
budget blijven. De federale overheid zal in geen
geval een financiering toekennen die hoger ligt
dan het voorziene en toegewezen budget.
Technische correcties door berekeningsfouten
sluit ik in de toekomst natuurlijk niet uit. Dat is dus
iets helemaal anders. Wij verbinden er ons dus
wel toe om de thans gehanteerde gemiddelde
kostprijs aan te passen, als uit een evaluatie in
september zou blijken dat die niet overeenstemt
met de reële gemiddelde kost. Dat is mijn
engagement.

Zodra de federale overheid in het bezit is van de
collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in het
paritair comité 305 van elk van de
protocolakkoorden, zal voor de toepassing van de
financieringsbesluiten de notie 'gelijkgestelden'
worden ingevuld. Als de in de collectieve
arbeidsovereenkomst en de protocolakkoorden
voorgestelde omschrijving van de notie
gelijkgestelden binnen het voorziene en
toegewezen budget blijft, zal de notie worden
overgenomen. Ik herinner eraan dat de
financiering van de maatregel
arbeidsduurvermindering en einde loopbaan
meestal evalueren met index en met een
eventuele toename van het aantal werknemers in
de leeftijdscategorie boven 45 jaar. Bovendien
zullen de bedragen worden aangepast, rekening
houdend met 1% loonsverhoging die in het
akkoord van 1 maart 2001 is voorzien.
08.03 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor het antwoord.

Ik zei eerder al dat dit een informatieve vraag is,
omdat de communicatie terzake essentieel is. Er
bestaat immers heel wat onduidelijkheid op het
terrein.

Ik heb twee bemerkingen. Ten eerste, vanuit
politiek oogpunt is het belangrijk op te merken dat
u een regionaal akkoord
-
de Vlaamse
Gemeenschap C1 - aanvaardt als een onderdeel
van de door u gebruikte financieringstechniek. Dat
akkoord kan dus anders zijn in het Nederlandstalig
en in het Franstalig landsgedeelte.
08.04 Minister Frank Vandenbroucke: Mijn
financiering is wat ze is.
08.05 Jo Vandeurzen (CVP): Dat wil zeggen dat
02/05/2001
CRIV 50
COM 465
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
andere modaliteiten, andere prioriteiten in uw
formule van het ministerieel besluit worden
ingevoegd. Dat is hier de filosofie.
08.06 Minister Frank Vandenbroucke: Dat mag
niet tot gevolg hebben dat er kosten ontstaan die
ik niet met de genoemde budgetten kan dekken.
Als dat zo is, moeten de lokale autoriteiten
daarvoor zelf opdraaien.
08.07 Jo Vandeurzen (CVP): Mijn tweede
bemerking hebt u eigenlijk impliciet al beantwoord.
Volgens de formule die u in het ministerieel besluit
hanteert, wordt de helft van het proportionele
betaald. Tot zover begrijp ik de formule. Volgens
mijn informatie werkt uw financieringsformule
echter zo dat, als u een aantal vrije uren of dagen
geeft, waaraan dus de helft van het proportionele
wordt toegekend, u dit nog eens door twee deelt
om te weten voor hoeveel dit zal worden
gefinancierd. Ik geef een voorbeeld. U geeft twaalf
uur aan een voltijdse. Dat wil zeggen dat u
proportioneel zes uur aan een deeltijdse geeft.
08.08 Minister Frank Vandenbroucke: Wij delen
dat door twee voor de financiering. Meer moet
proportioneel ook niet worden gegeven.
08.09 Jo Vandeurzen (CVP): In plaats van zes
uur geeft u vier uur, maar u betaalt dan maar twee
uur. Dat is toch de formule.
08.10 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
Vandeurzen, de formule is als volgt: als men aan
een voltijdse een voordeel geeft dat in uren of in
opslag X% is, dan geef je aan iemand die
minstens halftijds werkt een financiering voor een
voordeel, gelijk aan X gedeeld door 2%.

Het voordeel voor de voltijdsen bedraagt, in
termen van loonbonus, 5,26% op 1 juli. Wij
financieren de mogelijkheid om een opslag te
geven van 2,5% of een arbeidsduurvermindering
die daarmee overeenkomt.

Waarom doen wij dat? Als de vakbonden een
anciënniteitvoorwaarde hadden willen aanvaarden,
hadden wij meer kunnen financieren. De
vakbonden hebben zelf dit voorstel gedaan. De
deeltijdsen worden op die manier minder
gefinancierd. Ik neem aan dat men ook in de
openbare sector
­
zoals in de privé-sector
­
minder zal doen voor deeltijdsen die halftijds willen
werken.

Ik wil de achtergrond van dit debat toch even
herhalen. Het ergert mij dat men blijkbaar de
geschiedenis niet kent. Men heeft gezegd dat er
een probleem was met verpleegkundigen en
verzorgenden die vanaf een bepaalde leeftijd de
ziekenhuizen verlaten. Het gaat hierbij met name
om mensen die voltijds werken. Om die reden
hebben wij iets gedaan voor die verpleegkundigen
en verzorgenden.

De nacht waarop het akkoord werd gesloten,
vonden de vakbonden dat er ook iets moest
gebeuren voor de deeltijdsen. Wij wezen hen op
het budget van 2,5 miljard Belgische frank.
Daarop stelden zij voor te werken met
anciënniteitvoorwaarden en leeftijdsvoorwaarden
zodat de groep kon worden verkleind. De
vakbonden hebben vervolgens niet de moed om
te zeggen dat ze zelf een onderscheid hebben
gemaakt. Zij waren voorstander van een voordeel
dat de helft van proportioneel is. Wij hebben dit
voorstel overgenomen in ons financieringsbesluit.

Als men met anciënniteitvoorwaarden had gewerkt
voor de deeltijdsen had men de groep beperkt en
eventueel het volledige pakket kunnen
doorvoeren. Ik weet niet zo goed hoe het debat is
verlopen in het Comité-A, maar daar heeft men
gezegd dat het niet moet maar wel kan voor
deeltijdsen. In ons financieringsbesluit hebben wij
een eenvoudige sleutel opgenomen om ons
budget niet te overschrijden.

Als beheerder van een ziekenhuis is het voor u
uiteraard moeilijk, in die zin dat er cijfers werden
gehanteerd die door de vakbonden werden
verstrekt. De kritiek van de werkgevers kwam er
met enige vertraging. Zij vroegen zich af of die
cijfers wel juist waren. Eigenlijk waren wij niet in
staat dit te verifiëren maar die kritiek lijkt mij
terecht. Precies om die reden heb ik een evaluatie
voorgesteld in de maand september. Ondertussen
wens ik dat men start met de verpleegkundigen en
de verzorgenden zodat men zelf kan vaststellen
hoe alles verloopt. Men moet de moed hebben om
aan het personeel uit te leggen dat men soms een
onderscheid moet maken. Ik heb enig begrip voor
het feit dat dit blijkbaar niet lukt, maar mijn geduld
is nu op.
08.11 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik wil de minister enkel zeggen dat hij
het inderdaad beter weet dan wij. Ik deel uw
mening op het vlak van de deeltijdsen, mijnheer
de minister. Ik ervaar dat er een misverstand
bestaat over uw formule. Als u mij op dat vlak
echter kunt geruststellen, is er geen probleem.
08.12 Minister Frank Vandenbroucke: Alles
hangt af van wat de werkgever doet. Als de
werkgever de proportionaliteit toekent aan de
CRIV 50
COM 465
02/05/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
deeltijdse werknemers, hoewel wij slechts de helft
daarvan financieren, dan heeft men uiteraard een
probleem.
08.13 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
minister, ik denk dat we elkaar op dat punt niet
echt begrijpen. Er bestaan volgens mij
verschillende versies van uw formule.

De voorzitter: Mijnheer Vandeurzen, als dit het
geval is, moet daarover duidelijkheid worden
gecreëerd. Volgens mij was de uitleg van de
minister klaar en duidelijk.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08.14 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, mevrouw Onkelinx heeft gevraagd of
ik eventueel op een aantal aan haar gestelde
vragen kan antwoorden, indien gewenst door de
leden. Zij is namelijk verhinderd om hier te zijn
door een ander politiek engagement, in de Senaat
met name.

De voorzitter: Mijnheer de minister, ik zal
daarnaar laten informeren, want ik had gehoord
dat de vergadering in de Senaat ten einde liep.
Mevrouw Onkelinx verving daar zelf minister
Michel. Als de leden met dit voorstel akkoord
gaan, is dat geen probleem, zo niet moeten wij de
vergadering schorsen.
08.15 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, voor mij zijn de aard en de kwaliteit van
het antwoord belangrijker dan de persoon die het
antwoord geeft. Als het antwoord slechts wordt
afgelezen, krijg ik even graag het schriftelijk
antwoord. Dan winnen wij allemaal tijd.
09 Vraag van mevrouw Greta D'Hondt aan de
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de dienstencheque"
(nr. 4436)
09 Question de Mme Greta D'Hondt à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "le
chèque-services" (n° 4436)
09.01 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, op 12 maart 2001
organiseerde het Vlaams Interuniversitair
Onderzoeksnetwerk Arbeidsmarktrapportering,
beter bekend als Viona, een studiedag over de
dienstenwerkgelegenheid. De klemtoon van deze
studiedag lag op de rol van de lokale besturen in
een activerend arbeidsmarktbeleid. Het VVSG
richtte naar aanleiding van deze studiedag
namens de gemeenten en de OCMW's een
dringende oproep aan de federale en Vlaamse
ministers, bevoegd in de materie, om op korte
termijn werk te maken van hun vroegere
engagementen inzake dienstenwerkgelegenheid.
Meer specifiek werd er een belangrijk element
uitgelicht, namelijk een instrument als de
dienstencheque. Een van de conclusies van deze
studiedag is, ik citeer: "Nodig is de ontwikkeling
van aangepaste instrumenten zoals de
dienstencheque, om de diensteneconomie ook
tijdens de lanceringperiode op een behoorlijke
schaal en met de nodige garanties inzake
continuïteit en toegankelijkheid te kunnen
uitbouwen".

Kort na haar aantreden als minister van
Werkgelegenheid heeft mevrouw Onkelinx een
einde gemaakt aan het bestaande experiment
inzake dienstencheques. Toen reeds, in 1999,
kondigde zij aan dat er een nieuw stelsel van
dienstencheques in aantocht was, namelijk de
buurtdienstencheques. Sinds het opstellen en
indienen van deze vraag op 17 april 2001 heb ik in
de krant kunnen lezen dat op de Ministerraad een
aantal voorstellen werd geformuleerd.

Men spreekt over vier concrete voorstellen. We
zullen zien wat ervan terecht zal komen. Op 27
april 2001 las ik dat een van die voorstellen heel
concreet over de dienstencheques ging. Daarom
heb ik mijn vraag ook enigszins aangepast.

Ten eerste, deelt de minister de conclusies van de
studiedag van Viona over de diensten voor
werkgelegenheid en de rol van de lokale besturen
daarin? Ten tweede, is er reeds gevolg gegeven
aan de oproep van de VVSG? Ten derde, ­ deze
vraag heb ik aangepast aan wat ik in de krant las
­ mevrouw de minister, wat hebt u nu concreet
voorgesteld aan de Ministerraad als nieuwe
formule voor de dienstencheque?
09.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, je vous prie d'excuser mon retard;
j'étais retenue au Sénat.

De voorzitter: Uw verontschuldigingen zijn ten
volle aanvaard.
09.03 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, chers collègues, je vous confirme tout
d'abord que le projet de loi concernant le
développement des services de proximité est bien
inscrit à l'ordre du jour du conseil des ministres de
vendredi prochain. Vous savez que ce projet avait
été adopté en première lecture il y a déjà plusieurs
mois. Il a fait l'objet d'un avis du Conseil d'Etat et a
également été envoyé pour avis à la Commission
02/05/2001
CRIV 50
COM 465
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
européenne parce qu'il remettait en cause le
principe de "saine concurrence" au sein de l'Union
européenne. La Commission européenne nous a
donc remis un avis nous permettant d'aller de
l'avant en la matière.

Au cours du conseil des ministres de vendredi
prochain, nous examinerons également l'avant-
projet d'accord de coopération qui a été négocié
entre le fédéral et les régions. Très
prochainement, nous pourrons entamer au sein
de cette commission une discussion sur les
dispositions contenues dans le projet de loi.

Pour répondre plus concrètement à votre question
au sujet de la concertation qui entoure ce projet
de loi, je puis vous confirmer qu'une "task force",
composée de représentants de mon cabinet, de
l'ONEM, de la Région flamande et de la "Vlaamse
Vereniging van Steden en Gemeenten", prépare
depuis des mois la mise en place concrète du
nouveau dispositif. Lors du colloque du 12 mars
dernier, il a été souligné qu'il existait effectivement
une volonté commune des pouvoirs locaux
flamands de la Région flamande et de l'Etat
fédéral ­ cette volonté existe bien entendu aussi
du côté francophone ­ de travailler ensemble pour
permettre la réussite du nouveau système, et ce
au bénéfice des citoyens.

Très concrètement, les "werkwinkels" joueront un
rôle essentiel dans la concrétisation du nouveau
dispositif. Comme vous le savez, les ALE font
partie intégrante de ces "werkwinkels". Je compte
sur la participation active des ALE pour contribuer
à la réussite du projet. Le projet permet à une asbl
d'être employeur. L'ALE pourra donc elle-même
mettre en place des services de proximité de
manière professionnelle en engageant des
salariés, mais elle pourra également et surtout
participer à la création d'entreprises spécialisées
dans les services de proximité.

Enfin, dans le cadre des "werkwinkels", les agents
des ALE auront un rôle essentiel à jouer pour
permettre la réussite des nouveaux projets. Leur
expérience en matière de service de proximité
sera en effet précieuse pour favoriser la mise en
place et l'information relative à cette nouvelle
politique. Je crois savoir que la "Vlaamse
Vereniging van Steden en Gemeenten" partage
entièrement cette vision du dispositif. C'est avec
les pouvoirs locaux, les régions et le fédéral que,
chacun dans ses compétences, nous essayons
d'assurer la réussite du dispositif en question.
09.04 Greta D'Hondt (CVP): Mevrouw de
minister, ik wil even controleren of ik volgende
zaken correct heb begrepen.

Ten eerste, het nieuwe stelstel voor
dienstencheques zal via de PWA-dienst werken,
die wordt ingebed in de lokale werkwinkels. Ten
tweede, vrijdag wordt dit nogmaals in de
Ministerraad besproken en wij zullen het niet lang
daarna hier in deze commissie onder ogen krijgen.
Ik veronderstel dat dat in mei of juni zal zijn. Heb
ik dat allemaal goed begrepen?
09.05 Laurette Onkelinx, ministre: En ce qui
concerne le projet de loi, je précise que celui-ci
sera, vendredi, sur la table du gouvernement pour
une deuxième lecture. Toutefois, étant donné les
modifications apportées à la suite de l'avis du
Conseil d'Etat et de la négociation que nous avons
eue avec l'ensemble des partenaires que j'ai cités,
je demanderai au gouvernement de le soumettre
à nouveau à l'avis du Conseil d'Etat, ce pour en
assurer la sécurité juridique avant de le déposer à
la Chambre.

De voorzitter: Dat betekent, mevrouw de
minister, dat wij eind mei of begin juni deze
documenten mogen verwachten.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10 Vraag van mevrouw Greta D'Hondt aan de
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de mobiliteitstoeslag en
de kinderopvangtoeslag" (nr. 4490)
10 Question de Mme Greta D'Hondt à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "le
complément de mobilité et le complément de
garde d'enfants" (n° 4490)
10.01 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, sedert 1 juli 2000
heeft een langdurige werkloze die een betrekking
van onbepaalde duur aanneemt, recht op een
mobiliteitstoeslag.

De mobiliteitstoeslag wordt aan de werkloze
toegekend die een betrekking aanvaardt die "niet
passend is omwille van de lange duur van de
verplaatsing en de dagelijkse afwezigheid uit de
woning die daaruit resulteert".
De mobiliteitstoeslag wordt uitbetaald bovenop de
werkloosheidsuitkering en wordt slechts eenmalig
toegekend.

Naast diverse andere, was dit een van de
instrumenten om langdurige werklozen te
stimuleren om opnieuw aan de slag te gaan en de
val van de werkloosheid gedeeltelijk tegen te
CRIV 50
COM 465
02/05/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
gaan.

Naast de mobiliteitstoeslag werd voorzien in een
toeslag voor kinderopvang voor alleenwonende
ouders met kinderen ten laste en die het werk
hervatten. Ook dit is een stimulans om een van de
klassieke werkloosheidsvallen te overbruggen.

Mevrouw de minister, deze twee belangrijke
instrumenten traden ongeveer negen maanden
geleden in werking en ik had graag vernomen
hoeveel aanvragen er werden ingediend, zowel
voor de mobiliteitstoeslag als voor de toeslag voor
kinderopvang. Tevens had ik graag geweten
welke de procentuele verdeling is van deze
aanvragen naar geslacht en naar regio en welke
de totale kostprijs is van de toekenning van deze
premies tot op heden.
10.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, en ce qui concerne cette allocation de
mobilité et pour la période s'étalant de juillet 2000
à février 2001, seules 37 demandes ont été
enregistrées. Elles visaient 21 hommes et 16
femmes, dont 5 cas pour la Flandre, 31 pour la
Wallonie, et 1 pour Bruxelles.

En ce qui concerne l'indemnité pour les familles
monoparentales, pour la même période, 57
primes ont été accordées, dont 55 concernaient
des femmes. La répartition par région est la
suivante: 23 en Flandre, 25 en Wallonie et 8 à
Bruxelles.

L'allocation de mobilité a coûté pendant cette
période 1.110.000 francs et la prime de garde
d'enfants, 1.710.000 francs.

Si le succès rencontré par cette mesure ne
semble pas probant, je vous rappelle que la
demande émanait majoritairement des partenaires
sociaux. C'est dans le cadre de la discussion que
nous avons eue ensemble que ces primes ont été
allouées. Certes, leur application est relativement
récente et le dispositif ne paraît pas encore bien
connu. On enregistre donc une centaine
d'interventions jusqu'à présent et avant de
procéder à une évaluation réelle du système, il
conviendrait d'attendre encore un peu. Rien
n'empêche évidemment, après un temps
d'application plus long, de revoir le système en le
perfectionnant.
10.03 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, de cijfers zijn niet
spectaculair.

Ik neem met de grootste voorzichtigheid de
mobiliteitspremie, waarvoor men een vrij lange
periode van huis moet zijn. Naarmate het
openbaar vervoer beter werkt, verkleint die
doelgroep. Wat de kinderopvangpremie betreft,
verwondert het mij toch dat slechts een gedeelte
er beroep op heeft gedaan, omdat dit toch dikwijls
wordt aangehaald als een van de redenen om te
aarzelen
­
zeker voor langdurig werklozen en
eenoudergezinnen ­ om opnieuw aan het werk te
gaan.

Negen maanden is natuurlijk niet lang, maar als
het een met aandrang gestelde vraag van de
sociale partners was, veronderstelt iedereen dat
deze uitdrukkelijke vraag op terreinervaring is
gestoeld en dat zij vermoedden dat daar een
grotere groep dan deze op zou hebben
gereageerd. Daarom vraag ik mij twee zaken af.

Moeten we niet nakijken of die groep in de laatste
drie maanden opmerkelijk is gegroeid, want alles
heeft zijn groeiproces en inrijperiode nodig. Als die
groep na de flauwte van de eerste maanden
vooral in de laatste drie maanden is gegroeid, zou
ik kunnen besluiten dat de zaak begint te werken.
Anders zou het misschien goed zijn om hieraan
nog wat bekendheid te geven. Mijn ervaring is dat
men dit op het terrein zeer slecht kent. Als men
langdurig werklozen ontvangt, blijkt dat zij
nauwelijks op de hoogte zijn dat zij daar beroep op
kunnen doen. Zeker met betrekking tot de
kinderopvang lijkt me dat deze mogelijkheid, zeker
in gebieden waar de tewerkstellingsmogelijkheden
niet zo ver van huis liggen en vooral de
kinderopvangkosten zwaar wegen, te weinig
bekend is. Ik wil nog eens extra aandacht vragen
om dit via de regionale instanties, de VDAB,
FOREM, BVDA, de RVA, de PWA en dergelijke
iets meer bekend te maken.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11 Vraag van mevrouw Greta D'Hondt aan de
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de
inkomensgarantieuitkering voor deeltijdse
werknemers" (nr. 4499)
11 Question de Mme Greta D'Hondt à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur
"l'allocation de garantie de revenus pour les
travailleurs à temps partiel" (n° 4499)
11.01 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, ik heb u daarover
op 14 november 2000 geïnterpelleerd. U hebt toen
onder meer geantwoord ­ in bevestiging van de
door mij aangekaarte problematiek
­
dat elke
02/05/2001
CRIV 50
COM 465
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
frank nettoloonstijging wordt gecompenseerd door
een frank verlies aan inkomensgarantieuitkering
binnen het systeem zoals het bestond en bestaat
en dat elke stimulans om meer te werken
ontbreekt.

U hebt gezegd dat u dit zult verhinderen. De
formule voor de berekening van de
inkomensgarantie-uitkering moet worden
aangepast zodat bijkomende arbeidsduur ook
resulteert in een bijkomend nettoloon. Door het
wegwerken van deze werkloosheidsval wordt juist
de overgang naar meer arbeidsuren
aangemoedigd. U zei toen dat dit niet enkel mijn
bezorgdheid is, maar ook die van heel de
regering. Ik was daar op dat ogenblik tevreden
mee en veronderstelde dat er heel vlug iets zou
gebeuren.

Mevrouw de minister, ik verneem graag van u
hoever u staat met de aangekondigde aanpassing
van de berekeningsformule voor de
inkomensgarantie. Hoe wilt u inzake de
inkomensgarantie de penalisering van elke extra
inspanning vermijden? Al in november 2000, of
wellicht nog vroeger, waren wij het roerend eens
dat er vlug een aanpassing moest gebeuren.
Hoever staat u daar nu mee?
11.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, il est vrai que nous partageons un
objectif commun, mais il n'est pas évident de le
mettre en oeuvre.

Lors de l'élaboration budgétaire 2001, un certain
nombre de décisions ont été prises dans le cadre
de la lutte contre les pièges à l'emploi. Il a, par
exemple, été décidé de mieux protéger le
chômeur qui recommence à travailler, que ce soit
pour une courte durée ou non, contre une
exclusion pour chômage de longue durée. Pour
cette suspension en raison du chômage de longue
durée, le revenu du ménage est en effet pris en
considération. Pour le calcul du revenu du
ménage, l'allocation de chômage du chômeur
même n'est pas comprise. Si néanmoins il ou elle
reprend le travail brièvement, ce revenu du travail
entre alors en ligne de compte. De par ce travail,
même s'il n'y a pas réellement une augmentation
du revenu net, il peut arriver que le chômeur soit
donc brusquement suspendu. Depuis le 1
er
avril,
la disposition a donc été adoptée; elle est parue
au Moniteur samedi dernier. Jusqu'à un montant
net d'environ 130.000 francs par an, un revenu de
travail salarié est neutralisé dans le calcul du
revenu du ménage.

Dans cette même série de décisions, la mesure à
laquelle Mme D'Hondt fait référence a également
été prévue. Il s'agit de l'adaptation du système des
allocations de garantie de revenus. C'est en effet
l'allocation complémentaire que les chômeurs
peuvent percevoir sous certaines conditions
lorsqu'ils commencent à travailler à temps partiel.
Le but de cette allocation est de veiller à ce que le
revenu net pendant le temps de travail à temps
partiel soit toujours plus élevé que le revenu net
du chômage.

Dans ce système, qui est déjà en vigueur depuis
plus de cinq ans, il y a toutefois un problème: la
formule qui fixe le montant de l'allocation de
chômage complémentaire est établie de telle
manière que le travailleur n'est pas rémunéré s'il
preste des heures supplémentaires. C'est donc
clairement un piège à l'emploi. Ce qu'il gagne en
effet en plus en revenu net, il le perd, puisque
l'allocation de chômage est réduite à due
concurrence.

Pour supprimer ce piège à l'emploi, j'ai obtenu,
dans le cadre du budget 2001, que l'on inscrive un
montant de 907 millions et pour 2002, 2 milliards
619 millions.

Le problème ne réside pas dans le principe, mais
sur la manière de réaliser ce système fort
complexe d'un point de vue technique. En
collaboration avec les services de l'ONEm et
l'administration, nous sommes en train d'examiner
plusieurs pistes. En effet, l'objectif est non
seulement de supprimer les pièges à l'emploi,
mais également de simplifier le système. De plus,
nous voulons tenter d'éviter que certains
travailleurs à temps partiel n'aient moins, par ce
nouveau système, que ce qu'ils perçoivent
actuellement. Cela représente un exercice
manifestement délicat.

Cette étude technique sera achevée fin mai. Et
nous voudrions présenter ce système avec une
application au 1
er
septembre prochain, ce qui
permettrait finalement de respecter l'enveloppe
budgétaire qui a été dégagée.
11.03 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, hoop doet leven.
Uw medewerker, de heer Van Thuyne, zal het mij
allicht niet kwalijk nemen wanneer ik even ons
gemeenschappelijk verleden ophaal, en zeg dat
het mij verwondert dat de anders zo perfomante
RVA de periode van november 2000 tot eind mei
2001 nodig heeft om een oplossing te vinden voor
dit probleem. Het is niet de gewoonte van de RVA
om ergens zo lang over te doen.
CRIV 50
COM 465
02/05/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
De voorzitter: Mevrouw D'Hondt, de heer Van
Thuyne kan hier moeilijk een persoonlijk feit
inroepen. Ik stel dus voor dat wij het hierbij bij
laten.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
12 Question de Mme Jacqueline Herzet à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
sur "la problématique des parents au foyer en
demande de réinsertion" (n° 4507)
12 Vraag van mevrouw Jacqueline Herzet aan
de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de problematiek van de
ouders die willen herintreden" (nr. 4507)
12.01 Jacqueline Herzet (PRL FDF MCC):
Monsieur le président, madame la ministre,
j'aimerais poser une nouvelle fois le problème de
ce que l'on appelle communément les femmes
rentrantes. Ce terme peu flatteur désigne
également des hommes même s'ils constituent
une minorité. La demande de ces femmes est
récurrente, mais n'a jamais été résolue. Pendant
des années, ces hommes et ces femmes, pour la
majorité, ont consacré leur vie à leur famille, et ce
faisant, ont laissé des emplois vacants
accessibles à d'autres. A un moment donné de
leur vie, ils souhaitent reprendre une vie
professionnelle, se réinsérer, principalement
quand ils achèvent l'éducation de leurs enfants.

Ces personnes sont alors confrontées à des
situations extrêmement difficiles du point de vue
de la sécurité sociale. La plupart ne sont pas
inscrites au chômage, n'ont pas de statut social
défini, et ne cotisent pas pour leur pension. De
plus, elles n'ont pas accès aux différents plans de
résorption du chômage trop souvent réservés aux
chômeurs complets indemnisés. Il apparaît
d'ailleurs légitime qu'un employeur préférera
engager une main-d'oeuvre «subventionnée».

Quelles sont les mesures que vous comptez
prendre pour favoriser la réinsertion et l'embauche
de ces demandeurs d'emploi hommes ou
femmes? Pensez-vous par exemple à des
incitants financiers égaux à ceux octroyés pour
l'engagement des personnes bénéficiant des
plans de résorption du chômage? Pensez-vous
donner priorité aux personnes ayant travaillé
bénévolement pendant des années dans des
ASBL qui, au moment d'engager, engagent
d'autres personnes? Pensez-vous à plus de
souplesse notamment dans les quotas de
journées exigées? Il existe certainement d'autres
possibilités.

Une demande récurrente qui ne concerne pas
uniquement les femmes rentrantes, est la prise en
compte des années consacrées à l'éducation des
enfants dans le calcul de la pension. Allez-vous
enfin pouvoir régler leur statut social et fiscal?
Dans quels délais?

Une centaine de milliers de femmes sont dans ce
cas et attendent de vous, madame le ministre, des
réponses précises à leurs préoccupations.

J'aimerais savoir, mais cette question n'était pas
prévue, où nous en sommes quant à la réflexion
sur les droits dérivés? Allons-nous nous diriger
vers des droits individuels?
12.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, chère collègue, ce genre de propos est
agréable à entendre et il est vrai que si, à un
moment donné, y compris votre formation soutient
l'individualisation, nous pourrons peut-être
avancer dans ce sens, mais nous comptons sur
vous pour convaincre l'ensemble de vos
collègues.

En ce qui concerne plus spécifiquement la
pension, il faudra poser la question à M.
Vandenbroucke, puisque c'est lui le ministre
responsable.

Vous savez que la population belge en âge actif
se compose actuellement d'environ de 6.750.000
personnes et que parmi ces actifs potentiels,
seulement 4 millions sont au travail. Il s'agit tant
de salariés que d'indépendants, de travailleurs du
service public ou encore de travailleurs
transfrontaliers.

Parmi les 2,750 millions de non actifs, il n'y a
«que» 350.000 chômeurs complets indemnisés. Il
y a donc une réserve latente de travail d'un peu
plus de 2 millions de personnes en Belgique.
Dans une période où de plus en plus de difficultés
apparaissent pour remplir des vacances
d'emplois, il est normal qu'on se tourne vers cette
importante réserve latente de travail.

Chaque personne de ce groupe de plus de 2
millions n'est pas nécessairement intéressée par
le travail sur le marché. Toutefois, au sein de ce
groupe, il y en a certainement qui souhaitent
s'intégrer dans le marché du travail et c'est le
devoir des autorités de les y encourager et non
pas de faire le contraire.

En font partie des milliers d'hommes et de
femmes, néanmoins principalement des femmes
02/05/2001
CRIV 50
COM 465
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
20
qui, après une période de retrait du marché du
travail, souhaitent se réinsérer. Ces personnes
«rentrantes» ont généralement interrompu leur
activité professionnelle pendant plusieurs années
afin de se consacrer à l'éducation de leurs
enfants.

Selon moi, la prévision de mesures de soutien de
leur réintégration sur le marché du travail est
importante mais n'est qu'une solution secondaire.
Ce n'est pas la priorité première. Il serait mieux de
permettre à ces travailleurs de ne pas devoir
quitter leur travail. C'est la raison pour laquelle
j'accorde tellement d'importance aux mesures
permettant une meilleure conciliation entre la vie
professionnelle et la vie privée. A cet égard, je
précise que le gouvernement a accepté ce projet
de loi facilitant cette harmonisation et qui permet
des mesures, comme le crédit temps ou
l'interruption de carrière à 1/5 temps par exemple,
qui permettent certainement d'éviter de devoir
sortir par nécessité du marché du travail en
fonction de sa situation familiale, que ce soit pour
un homme ou pour une femme.

Dans le même contexte, des décisions fiscales
ont été prises, comme par exemple sur la
déduction de frais de garde d'enfants. La
déduction est passée de 80% à 100% à partir de
l'année de revenus 2000. On travaille également
sur un développement plus important des
possibilités d'accueil de l'enfance soutenue par les
régions. Cela prouve que notre préoccupation
primordiale pour le moment est cette conciliation,
pour les hommes et les femmes, entre les
différents temps de vie.

Pour ce qui concerne la situation des femmes qui
n'auront pas pu bénéficier de ces dispositions,
notre objectif est de soutenir leur réintégration sur
le marché du travail en faisant bénéficier à
l'employeur qui les engage des mesures de
réduction du coût salarial.

La technique utilisée à cet effet est la suivante. De
nombreuses mesures en faveur de l'emploi, qui
accordent à l'employeur une réduction de
cotisations patronales à la sécurité sociale en cas
d'embauche, s'adressent aux chômeurs ayant
droit à une allocation.

Dans toutes ces mesures en faveur de groupes
cibles, axées sur les chômeurs indemnisés, les
personnes "rentrantes" sont assimilées aux
chômeurs indemnisés.

Cela s'est fait pour le plan +1 via la loi du 12 août
2000, comme pour le plan +2/+3; pour le plan
"avantages à l'embauche", c'est-à-dire la mesure
générale de soutien à l'embauche de chômeurs
de longue durée, via l'arrêté royal du 18 juillet
2000; pour l'intérim d'insertion, toujours via la loi
du 12 août 2000 et l'arrêté d'exécution du 25
septembre 2000; idem pour les groupements
d'employeurs; et enfin, pour le remplacement du
travailleur en interruption de carrière, via un
certain nombre d'arrêtés, et ce tant pour
l'interruption de carrière dans le secteur privé que
dans le secteur public. Pour le remplacement des
prépensionnés, cette assimilation existait déjà
depuis 1992.

Il y a toutefois un problème dans la définition
actuelle de la notion de "rentrante". En effet, une
des conditions pour être considérée comme
"rentrante" est de ne pas avoir travaillé au cours
des deux dernières années en tant que salariée
ou indépendante. Cela signifie que tout emploi,
même si celui-ci est de courte durée, efface la
période d'inactivité précédente.

Dès lors, afin de remédier à cette anomalie dans
le cadre d'une révision générale des mesures de
promotion de l'intégration des chômeurs de
longue durée, un projet d'arrêté royal est aussi
inscrit à l'ordre du jour du Conseil des ministres de
ce vendredi. Dans ce projet d'arrêté royal, cette
condition selon laquelle on ne peut avoir travaillé
pendant la période préalable a été assouplie. Si,
au cours des 18 derniers mois, on a été
demandeur d'emploi pendant 12 mois, l'employeur
bénéficiera, lors de l'embauche, d'une réduction
des cotisations de 75%. Si on a été demandeur
d'emploi au moins 24 mois au cours des 36
derniers mois, l'employeur bénéficiera alors, en
cas d'embauche, d'une réduction des cotisations
de 100%.

Voilà des mesures qui viendront appuyer cette
volonté de réinsérer celles et ceux qui ont dû
arrêter leur activité professionnelle.

Je suis consciente que je ne réponds pas de la
sorte à votre question sur le statut fiscal, social
des femmes au foyer. C'est une réflexion de
société très importante. Il faut certainement
évaluer le coût budgétaire d'une telle mesure.
J'ose à peine l'imaginer... Par ailleurs, il ne
faudrait pas non plus que ce soit un piège à
l'émancipation des femmes et une volonté,
comme cela se passe pour l'instant dans d'autres
régimes politiques, d'asseoir le rôle de la femme
au foyer par le biais d'un statut concernant le
travail qu'elle réalise en faveur des enfants et de
la tenue du ménage.
CRIV 50
COM 465
02/05/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
21
12.03 Jacqueline Herzet (PRL FDF MCC):
Monsieur le président, je suis quelque peu
étonnée de la dernière partie de la réflexion de
Mme la ministre.

Madame la ministre, la vie évolue, les jeunes
changent aussi et les personnes dont nous
parlons font partie d'une génération entre 40 et 50
ans. D'ici quelques années, il n'y en aura plus
parce que, désormais, toutes les jeunes femmes
travaillent parce qu'elles sont obligées de le faire
et pour concilier mieux, je l'espère, leur vie
professionnelle et leur vie privée.

Vous ne répondez pas à ma question mais je
suppose qu'il n'y a peut-être pas moyen d'y
répondre plus précisément pour l'instant. Ne
pourrait-on pas, au moins, être un peu moins
rigide dans le nombre de journées requis pour
pouvoir prétendre à ces mesures?
12.04 Laurette Onkelinx, ministre: C'est ce que
nous allons faire vendredi.
12.05 Jacqueline Herzet (PRL FDF MCC):
Madame la ministre, le plan de résorption
s'applique-t-il aussi aux femmes dites
"rentrantes"?
12.06 Laurette Onkelinx, ministre: Madame, je
vous ai expliqué que, ce vendredi, nous allons
travailler à l'assouplissement des conditions
d'accès. Il ne faut pas oublier, toutefois, les
régimes qui sont réservés à l'activation des
allocations de chômage. Quand il n'y a pas
d'allocations de chômage, il n'est pas possible de
les activer.

Nous planchons non pas sur ce régime
d'activation mais sur le régime de réduction des
cotisations sociales, ce que nous allons faire ce
vendredi. Mais pour pouvoir en bénéficier, il faut
d'abord être au chômage et, pour l'obtenir, il faut
d'abord passer par l'activation des allocations de
chômage.
12.07 Jacqueline Herzet (PRL FDF MCC): Il n'y
a donc pas de solution dans l'immédiat pour cette
catégorie?
12.08 Laurette Onkelinx, ministre: Si, mais pas
parmi les mesures que je viens de citer.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
13 Question de M. Paul Timmermans à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur
"les sanctions prévues dans l'intérim
d'insertion" (n° 4525)
13 Vraag van de heer Paul Timmermans aan de
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de sancties in het kader
van de invoeginterim" (nr. 4525)
13.01 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO):
Madame la ministre, je vous interpelle sur une des
conséquences des mesures du plan Crocus ou
Printemps et particulièrement sur l'intérim
d'insertion. Il ne s'agit pas d'une question
théorique, il s'agit d'une question qui est vécue
avec beaucoup de difficulté dans la réalité.

Lorsqu'on examine les conventions qui sont
passées à l'occasion de la mise au travail de
minimexés via l'intérim d'insertion, on se rend
compte d'un certain nombre de problèmes. Ils
sont dus vraisemblablement de une double
ambiguïté. Tout d'abord, il s'agit à la fois d'un
contrat temporaire ou intérimaire mais à durée
indéterminée, les deux termes étant, me semble-t-
il antinomiques - mais on a assoupli la loi de 1987
sur la mise à disposition de main d'oeuvre dans ce
sens. La deuxième ambiguïté est la confusion
entre l'aide sociale et la sécurité sociale puisque,
en voulant faire passer les minimexés d'un
système vers l'autre ­ d'un système caritatif vers
un système de sécurité sociale -, ce qui est
louable, les signataires de la convention sont, à la
fois, ceux qui détiennent le droit d'octroyer
l'indemnité de minimex et aussi l'entreprise
intérimaire, et jamais la personne qui est
concernée.

On peut donc trouver dans l'article 10 de la
convention qui selon moi est la convention de
base qui a été présentée par le gouvernement à
l'issue du plan Printemps, un texte assez étonnant
sur le plan de la pratique sociale - je ne suis pas
juriste, mais j'ai suffisamment pratiqué le droit
social ­ qui dit que "le refus réitéré et non-fondé
par le travailleur d'une mission ou d'une formation
prévues dans le contrat de travail peut être
considéré comme une faute grave. Dans ce cas,
l'entreprise notifie sa décision au CPAS". Il y a
donc là un premier problème.

Que signifie "refus réitéré et non-fondé"?
Comment l'apprécie-t-on? Quels sont les moyens
de défense de l'ex-minimexé devenu travailleur,
sachant que les organisations syndicales se
préoccuperont, je l'espère, de son problème?
Quelles sont les conséquences sur l'octroi de
l'aide sociale en cas de refus, et donc lorsqu'on a
identifié une faute grave?
02/05/2001
CRIV 50
COM 465
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
22
L'entreprise Adecco a ajouté dans le même article
10 - c'est la seule convention dans laquelle j'ai
trouvé cet ajout après avoir examiné les
conventions de plusieurs entreprises d'intérim qui
me sont parvenues via un conseiller CPAS - que
"dans ce cas, l'entreprise de travail intérimaire doit
se concerter avec le CPAS sur les mesures à
prendre", ce qui me paraît une immixtion tout à fait
particulière dans le droit à l'aide sociale. Il y a
donc une triple contrainte sur le travailleur au nom
de l'activation des allocations sociales qui est à la
fois la contrainte du CPAS sur le droit à l'aide
sociale, la contrainte de l'entreprise intérimaire
avec laquelle le contrat est passé et la contrainte
de l'entreprise utilisatrice du prestataire, voire de
l'opérateur de formation, avec toutes les
conséquences que l'on peut imaginer sur le
minimexé.

J'imagine que cela a échappé à la vigilance des
juristes qui ont rédigé la convention et qu'il ne
s'agit pas d'une volonté délibérée de nuire à
l'insertion du minimexé.
13.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, je vais répondre à la question de M.
Timmermans - et il le comprendra sûrement -
uniquement pour ce qui concerne ma
compétence. M. Vande Lanotte - je suppose que
vous lui poserez aussi cette question, monsieur
Timmermans - y répondra pour ce qui concerne la
problématique de la relation de travail entre le
minimexé et l'entreprise intérimaire et l'action du
CPAS.

Pour moi, c'est assez simple: la relation de travail
entre l'intérimaire et l'entreprise d'intérim est une
relation de travail normal. C'est la loi de 1978.
C'est le contrat de travail. Donc, s'il y a un
problème par rapport au contenu du contrat, vous
savez comment cela fonctionne.

Pour ce contrat, comme c'est le cas pour tout
autre contrat, tout ce que fait l'employeur peut être
contesté devant les tribunaux du travail.

Si l'employeur estime qu'il y a faute grave et qu'il
décide de renvoyer un travailleur par suite d'un
refus d'une mission ou d'une formation, soit le
travailleur l'accepte, soit c'est le tribunal du travail
qui intervient.

Pour ce qui me concerne, il s'agit d'un contrat de
travail normal. Je n'ai rien d'autre à ajouter sur ce
point.

Le rapport entre cette relation de travail et le
CPAS relève de la politique de l'aide sociale et de
la volonté de réinsérer durablement les minimexés
sur le marché de l'emploi. Vous comprendrez
donc que je préfère que le ministre Vande Lanotte
s'exprime à ce sujet.
13.03 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO):
Monsieur le président, je compte, bien entendu,
interpeller M. Vande Lanotte sur le sujet, d'autant
plus qu'il m'a renvoyé à vous pour une question
relative au groupement d'employeurs alors que je
l'interrogeais globalement sur le plan Crocus. Mais
il est vrai que l'on peut imaginer que quelques
difficultés de communication puissent intervenir de
temps en temps.

Madame la ministre, je ne constate pas la
présence d'une mauvaise volonté dans la
convention, mais il s'agit d'un public
particulièrement fragilisé qui n'est pas familiarisé
avec les droits syndicaux, qui sera très heureux
d'avoir un emploi et qui ne pensera pas à se
défendre en se référant aux droits liés à
l'application du contrat de travail de 78.

Je voudrais attirer votre attention sur le fait que les
formations sont aussi comprises dans une notion
de refus de travail. Dans ce cas, nous nous
situons peut-être dans le contexte d'une
proposition qui a été déposé par l'un de nos
collègues et qui avait trait à la formation
professionnelle convenable.
Donc si un minimexé, dans le cadre de son
contrat avec l'entreprise d'intérim, dit qu'une telle
formation ne l'intéresse pas, il peut être licencié
pour faute grave. On se situe là en dehors de la
jurisprudence habituelle.
Un certain nombre de problèmes doivent donc
être renvoyés au tribunal du travail, mais il serait
souhaitable d' amender la convention en vue
d'assurer une meilleure protection du minimexé.
13.04 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, monsieur Timmermans, j'ai pris bonne
note de vos remarques.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
14 Question de M. Paul Timmermans à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "la
convention de premier emploi" (n° 4526)
14 Vraag van de heer Paul Timmermans tot de
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de
startbaanovereenkomst" (nr. 4526)
14.01 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO):
Monsieur le président, madame la ministre,
CRIV 50
COM 465
02/05/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
23
comme bon nombre d'entre nous, je suis heureux
du succès rencontré par la mesure. Et les 55.000
embauchés, à moins que le chiffre n'ait encore
évolué depuis la dernière conférence de presse,
dans ce cadre montrent à suffisance qu'il y a un
besoin de jeunes sur le marché du travail. Par
rapport aux 18.000 stages de jeunes recensés en
1999, on peut dire que c'est un plein succès. C'est
un tel succès que même les employeurs
néerlandophones en redemandent. C'est la
preuve qu'ils sont peut-être plus réceptifs que ne
le prétendaient certains collègues et qu'en tout
cas la Wallonie n'est pas le principal bénéficiaire
de cette mesure comme certains collègues,
absents aujourd'hui, et heureusement d'ailleurs, le
prétendaient.

Je voudrais maintenant revenir aux objectifs
annoncés dans le plan Rosetta. Au-delà des
55.000 conventions conclues, le plan visait
essentiellement des jeunes peu qualifiés
­
un
système de prime évitait les effets d'aubaine et si
on dérogeait à la qualification, on n'avait pas droit
à la prime - sortant d'un parcours d'insertion, soit
de l'école, de façon à ce qu'ils évitent de gaspiller
leur compétence.

Je sais que les chiffres sont difficiles à rassembler
et à compulser et qu'il est difficile de faire des
croisements. Une évaluation est prévue. Les
Régions sont déjà en train d'en faire une. Peut-
être ferons-nous la nôtre quand elles auront fait la
leur, mais le débat est en cours.

J'aimerais savoir quelle est la proportion de ces
55.000 conventions qui ont effectivement été
conclues avec des jeunes peu qualifiés et étant
sortis depuis six mois de l'école ou du parcours
d'insertion.
14.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, le dispositif commence à être salué
dans l'ensemble des régions, études universitaires
à l'appui et c'est tant mieux. Mais vous savez que
l'évaluation globale se fera, comme il était prévu
par la loi, par le Conseil national du travail en
septembre prochain.

Le 26 avril dernier, j'ai reçu en convention "papier"
51.344 conventions auxquelles il faut ajouter
toutes les conventions prévues par la loi en
dérogation par le fait que l'on engage des jeunes
du public-cible selon une politique d'augmentation
du personnel développée par l'entreprise ou le
secteur. Mon administration me dit que, si on
additionne ces conventions "papier" avec les
conventions "dérogation", nous dépassons le
chiffre de 55.000. On peut, il est vrai, s'en réjouir.

Pour ce qui concerne les conventions "papier" ou
"article 41", je ne peux pas dire combien
donneront lieu à des réductions de cotisations
sociales. En effet, comme vous le savez, il faut
que l'entreprise ait atteint les 3% d'engagements
en équivalent temps plein pour qu'elles puissent
prétendre à bénéficier, pour les moins qualifiés
des travailleurs, des réductions de cotisations.

Par contre, à titre de comparaison et sur base des
chiffres les plus récents disponibles à l'ONSS, soit
le troisième trimestre 2000, je peux vous indiquer
que 12.093 jeunes moins qualifiés engagés dans
le cadre du plan Rosetta ont été déclarés à
l'ONSS par les entreprises; 273 conventions
avaient donné lieu à une réduction trimestrielle de
20.000 francs; 732 à la réduction de 45.000
francs; 11.088 n'ont donné lieu à aucune réduction
et 11,12% de ces réductions ont été accordées à
des entreprises non soumises à l'obligation
d'embauche. Je ne sais pas si ces proportions
peuvent être reportées sur les 51.000 "article 80"
et sur le paquet de plus de 55.000. Je pense qu'il
faudra attendre le mois de septembre pour obtenir
toutes les données permettant l'évaluation.

Je peux aussi vous préciser que mon
département procède à un double comptage: un
premier à la réception des dossiers et un second
après vérification et encodage. Cela explique
qu'alors que nous avons reçu 51.344 conventions
article 41, seules 46.494 d'entre elles sont
vérifiées et encodées. Sur base de ce dernier
chiffre, je constate que 13.322 conventions ont été
conclues par des jeunes dans les 6 mois de leur
sortie de l'école, soit 25,65% du total et que 112
conventions ont été conclues à l'issue d'un
parcours d'insertion, soit 0,24%.
14.03 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO):
Merci madame la ministre. A l'instar des
partenaires sociaux, pourrions-nous disposer des
chiffres que vous leur fournissez, de manière à
établir notre propre évaluation du système?
J'attends avec impatience le mois de septembre
pour mener ce débat sur l'évaluation après les
travaux du CNT.
14.04 Laurette Onkelinx, ministre: On me fait
remarquer à très juste titre que j'ai commis une
petite erreur. J'ai parlé des conventions "article
41" incluses, mais c'est hors article 41.
14.05 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO): Au
moment de l'évaluation, il sera opportun de revoir
la notion de pénurie car, malgré le succès du plan,
les dernières statistiques de l'ONEM montrent qu'il
02/05/2001
CRIV 50
COM 465
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
24
y a encore 93.000 jeunes en allocation d'attente.
J'ai peine à croire le discours des employeurs
quand ils disent qu'on ne trouve pas de jeunes.

Je pense que, parmi ces 93.000 jeunes, un grand
nombre sont disposés à intégrer le marché du
travail, même s'ils ne répondent pas au profil type
recherché par l'employeur. Le mouton à cinq
pattes n'existe donc pas ni en Wallonie ni en
Flandre. On pourrait imaginer des programmes de
formation qui permettent non seulement de
s'engager dans l'emploi mais aussi dans la
qualification.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

De vragen nrs. 4532 van de heer Daniel
Bacquelaine, 4548 van mevrouw Greta D'Hondt
en 4540 van de heer Filip Anthuenis worden naar
een latere datum verschoven.

De openbare commissievergadering wordt
gesloten om 17.02 uur.
La réunion publique de commission est levée à
17.02 heures.
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRABV 50 COM 465
CRABV 50 COM 465
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRESENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
EKNOPT
V
ERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
A
NALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
C
OMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
woensdag mercredi
02-05-2001 02-05-2001
14:30 uur
14:30 heures
CRABV 50
COM 465
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i

INHOUD
SOMMAIRE
Samengevoegde mondelinge vragen van
1
Questions orales jointes de
1
- mevrouw Maggie De Block tot de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de
leesstaking van het paritair leescomité
accreditering" (nr. 4534)
- Madame Maggie De Block au ministre des
Affaires Sociales et des Pensions sur "la grève de
la lecture de la commission paritaire de lecture
accréditation" (n° 4534)
- de heer Luc Goutry tot de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen over "de staking van de
Regionale Comités" (nr. 4551)
- M. Luc Goutry au ministre des Affaires sociales
et des Pensions sur "la grève des Comités
régionaux" (n° 4551)
Sprekers:
Maggie De Block, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Maggie De Block, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van mevrouw Trees Pieters tot de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over "het
fusiebesluit van 7 november 2000" (nr. 4553)
2
Question de Mme Trees Pieters au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "l'arrêté de
fusion du 7 novembre 2000" (n° 4553)
2
Sprekers:
Trees Pieters, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Trees Pieters, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Samengevoegde mondelinge vragen van
3
Questions orales jointes de
3
- mevrouw Maggie De Block tot de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "referentie
terugbetaling van geneesmiddelen vanaf 1 juni
2001" (nr. 4535)
- Mme Maggie De Block au ministre des Affaires
Sociales et des Pensions sur "le remboursement
de référence des médicaments à partir du 1er juin
2001" (n° 4535)
- de heer Luc Goutry tot de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen over "de
referentieterugbetaling". (nr. 4546)
- M. Luc Goutry au ministre des Affaires sociales
et des Pensions sur "le remboursement de
référence" (n° 4546)
Sprekers: Maggie De Block, Luc Goutry,
Frank Vandenbroucke
, minister van Sociale
Zaken en Pensioenen
Orateurs: Maggie De Block, Luc Goutry,
Frank Vandenbroucke
, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van de heer Jef Valkeniers tot de minister
van Sociale zaken en Pensioenen over "het
selecteren van generische geneesmiddelen"
(nr. 4539)
4
Question de M. Jef Valkeniers au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "la sélection
des médicaments génériques" (n° 4539)
4
Sprekers:
Jef Valkeniers, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Jef Valkeniers, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van mevrouw Greta D'hondt tot de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over "de
sociale fraude". (nr. 4566)
5
Question de Mme Greta D'hondt au ministre des
Affaires Sociales et des Pensions sur "la fraude
sociale". (n° 4566)
5
Sprekers:
Greta D'Hondt, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Greta D'Hondt, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van de heer Daniël Vanpoucke tot de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"het sociaal statuut van de niet-beschermde
lokale mandatarissen" (nr. 4528)
6
Question de M. Daniël Vanpoucke au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "le statut
social des mandataires locaux non protégés"
(n° 4528)
6
Sprekers: Daniël Vanpoucke
Orateurs: Daniël Vanpoucke
Vraag van mevrouw Trees Pieters tot de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over "de
opdracht toevertrouwd door de regering aan
mevrouw Bea Cantillon" (nr. 4567)
7
Question de Mme Trees Pieters au ministre des
Affaires Sociales et des Pensions sur "la mission
confiée par le gouvernement à Mme Cantillon"
(n° 4567)
7
Sprekers: Frank Vandenbroucke, minister
van Sociale Zaken en Pensioenen , Trees
Pieters
Orateurs: Frank Vandenbroucke, ministre
des Affaires sociales et des Pensions , Trees
Pieters
02/05/2001
CRABV 50
COM 465
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
Vraag van de heer Jo Vandeurzen tot de minister
van Sociale Voorzorg en Pensioenen over "de
uitvoering van de sociale akkoorden in de
openbare ziekenhuizen" (nr.4568)
8
Question de M. Jo Vandeurzen au ministre des
Affaires Sociales et des Pensions sur "la mise en
oeuvre des accords sociaux dans les hôpitaux
publics" (n° 4568)
8
Sprekers:
Jo Vandeurzen, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Jo Vandeurzen, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van mevrouw Greta D'Hondt tot de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de dienstencheque" (nr. 4436)
11
Question de Mme Greta D'Hondt à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "le
chèque-services" (n° 4436)
11
Sprekers: Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid , Greta D'Hondt
Orateurs: Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi ,
Greta D'Hondt
Vraag van mevrouw Greta D'Hondt tot de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de mobiliteitstoeslag en de
kinderopvangtoeslag" (nr. 4490)
12
Question de Mme Greta d'Hondt à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "le
complément de mobilité et le complément de
garde d'enfants" (n° 4490)
12
Sprekers: Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Vraag van mevrouw Greta D'Hondt tot de vice-
eerste minister en minister ven Werkgelegenheid
over "de inkomensgarantieuitkering voor
deeltijdse werknemers" (nr. 4499)
13
Question de Mme Greta D'Hondt à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur
"l'allocation de garantie de revenus pour les
travailleurs à temps partiel" (n° 4499)
13
Sprekers: Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Vraag van mevrouw Jacqueline Herzet tot de
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de problematiek van de
ouders die willen herintreden" (nr. 4507)
15
Question de Mme Jacqueline Herzet à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "la
problématique des parents au foyer en demande
de réinsertion" (n° 4507)
15
Sprekers: Jacqueline Herzet, Laurette
Onkelinx
, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Jacqueline Herzet, Laurette
Onkelinx
, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Vraag van de heer Paul Timmermans tot de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de sancties in het kader van de
invoeginterim" (nr. 4525)
17
Question de M. Paul Timmermans à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
sanctions prévues dans l'intérim d'insertion"
(n° 4525)
17
Sprekers: Paul Timmermans, Laurette
Onkelinx
, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Paul Timmermans, Laurette
Onkelinx
, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Vraag van de heer Paul Timmermans tot de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de startbaanovereenkomst" (nr. 4526)
18
Question de M. Paul Timmermans à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "la
convention de premier emploi" (n° 4526)
18
Sprekers: Paul Timmermans, Laurette
Onkelinx
, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Paul Timmermans, Laurette
Onkelinx
, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
CRABV 50
COM 465
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1

COMMISSIE VOOR DE SOCIALE
ZAKEN
COMMISSION DES AFFAIRES
SOCIALES
van
WOENSDAG
02
MEI
2001
14:30 uur
______
du
MERCREDI
02
MAI
2001
14:30 heures
______



De vergadering wordt geopend om 14.21 uur door
de heer Jef Valkeniers.
La séance est ouverte à 14.21 heures par M. Jef
Valkeniers.
01 Samengevoegde mondelinge vragen van
- mevrouw Maggie De Block tot de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de
leesstaking van het paritair leescomité
accreditering" (nr. 4534)
- de heer Luc Goutry tot de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen over "de staking van de
Regionale Comités" (nr. 4551)
01 Questions orales jointes de
- Madame Maggie De Block au ministre des
Affaires Sociales et des Pensions sur "la grève de
la lecture de la commission paritaire de lecture
accréditation" (n° 4534)
- M. Luc Goutry au ministre des Affaires sociales
et des Pensions sur "la grève des Comités
régionaux" (n° 4551)
01.01 Maggie De Block (VLD): De artsen van het
paritair leescomité accreditering zijn in staking. Zij
vragen dringend werkingsmiddelen van de
overheid. Ziet de minister een oplossing, zodat de
accreditering niet in het gedrang komt?


De voorzitter: De heer Goutry die een inhoudelijk
gelijkaardige vraag indiende is nog niet
aangekomen. De minister kan nu onmiddellijk
antwoorden.
01.01 Maggie De Block (VLD): Les médecins de
la commission paritaire de lecture accréditation sont
en grève. Ils réclament des pouvoirs publics l'octroi
d'urgence de moyens de fonctionnement. Le
ministre entrevoit-il une solution qui ne porte pas
atteinte à l'accréditation ?

Le président: M. Goutry, qui avait introduit une
question de même portée, n'est toujours pas arrivé.
Le ministre peut répondre immédiatement.
01.02 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Het ontwerp-KB dat het presentiegeld
en de verplaatsingsvergoedingen voor de leden in
de accrediteringsorganen vaststelt en dat de
bevoegde RIZIV-instanties eind 1999 hebben
goedgekeurd, heeft de gewone weg doorlopen en
bevindt zich nu voor advies bij de Raad van State.

Het ontwerp-KB dat voorziet in de oprichting van de
Nationale Raad voor Kwaliteitspromotie en dat de
samenstelling en de opdrachten van de
accrediteringsinstanties regelt, werd eveneens voor
advies overgemaakt aan de Raad van State.
01.02 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais): Le projet d'arrêté royal fixant les
jetons de présence et les indemnités de
déplacement pour les membres des organes
d'accréditation, que les instances compétentes de
l'INAMI ont approuvé fin 1999, a suivi le parcours
normal et vient d'être soumis pour avis au Conseil
d'Etat.

Le projet d'arrêté royal prévoyant la création du
conseil national pour la promotion de la qualité et
réglant la composition et les missions des instances
d'accréditation a également été soumis pour avis au
Conseil d'Etat.
01.03 Maggie De Block (VLD): Ik kijk uit naar de
inhoud van de KB's.
01.03 Maggie De Block (VLD): Je suis impatiente
de prendre connaissance du contenu des arrêtés
02/05/2001
CRABV 50
COM 465
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
royaux.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Vraag van mevrouw Trees Pieters tot de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"het fusiebesluit van 7 november 2000" (nr. 4553)
02 Question de Mme Trees Pieters au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "l'arrêté
de fusion du 7 novembre 2000" (n° 4553)
02.01 Trees Pieters (CVP): Het KB van 7
november regelt de fusie van ziekenhuizen:
gefusioneerde ziekenhuizen mogen niet langer
dezelfde diensten uitbaten op verschillende
vestigingsplaatsen. Die beperking geldt echter niet
voor instellingen die al lang bestaan. Is dat geen
schending van het gelijkheidsbeginsel? Wat met
fusies die plaats hadden vóór het KB van 1989? En
is het nieuwe KB niet strijdig met het KB van
december 1999 over de laboratoria voor klinische
biologie?
02.01 Trees Pieters (CVP): L'arrêté royal du 7
novembre 2000 règle la fusion des hôpitaux : les
hôpitaux fusionnés ne peuvent plus offrir les mêmes
services sur différents sites. Cette restriction ne
s'applique toutefois pas aux établissements
hospitaliers qui existent depuis longtemps. N'y a-t-il
pas là une violation du principe d'égalité ? Qu'en
est-il des fusions opérées avant l'arrêté royal de
1989 ? Le nouvel arrêté royal n'est-il pas contraire à
l'arrêté royal de décembre 1999 concernant les
laboratoires de biologie clinique ?
02.02 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): De juridische basis van het KB van 3
december 1999 is niet de wet op de ziekenhuizen,
maar de ZIV-wet en het KB van 30 december 1982.
De bedoelde laboratoria worden erkend door de
federale minister van Volksgezondheid.

Het KB van 7 november 2000 slaat niet op klinische
labo's, zoals bedoeld in het KB van 3 december
1999. Het fusiebesluit en het besluit van 3
december 1999 staan los van mekaar.

Het KB van 30 januari 1989 werd in 1997 gewijzigd,
zodat ieder ziekenhuis niet langer moet beschikken
over een functie klinische biologie. Het volstaat dat
ieder ziekenhuis beschikt over een functie
"basisactiviteiten van klinische biologie".

Qua prestaties die de basisactiviteit te buiten gaan,
volstaat het dat het ziekenhuis via een
samenwerkingsakkoord een beroep kan doen op
een volledig uitgebouwde functie.

Het fusiebesluit belet niet dat de functie
"basisactiviteiten klinische biologie" op verschillende
vestigingsplaatsen wordt uitgebaat.

Het verbod geldt evenmin voor de functies
anesthesiologie, radiologie en revalidatie, die in elk
ziekenhuis, volgens het KB van 30 januari 1989,
aanwezig moeten zijn, maar die in het kader van de
wet op de ziekenhuizen niet worden omschreven
noch genormeerd.
02.02 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais): La loi sur les hôpitaux n'est pas la
base juridique sur laquelle se fonde l'arrêté royal du
3 décembre 1999. Cette base juridique est
constituée par la loi sur l'AMI et par l'arrêté royal du
30 décembre 1982. Les laboratoires concernés sont
agréés par le ministre fédéral de la Santé publique.
L'arrêté royal du 7 novembre 2000 ne concerne pas
les laboratoires de biologie clinique tels que visés
par l'arrêté royal du 3 décembre 1999. L'arrêté
relatif aux fusions et l'arrêté du 3 décembre 1999
sont indépendants l'un de l'autre.
L'arrêté royal du 30 janvier 1989 a été modifié en
1997. Il n'est plus nécessaire que chaque hôpital
dispose d'une fonction de biologie clinique. Il suffit
que chaque hôpital dispose d'une fonction
« activités de base de biologie clinique »

Pour les prestations qui dépassent la fonction de
base, il suffit à l'hôpital d'avoir conclu un accord de
coopération lui permettant de faire appel à un
établissement disposant d'une fonction de biologie
clinique complète.
L'arrêté sur les fusions n'interdit pas que la fonction
«activités de base de biologie clinique» soit
pratiquée sur différents sites.

Cette interdiction ne s'applique pas davantage aux
fonctions d'anesthésiologie, de radiologie et de
revalidation qui, conformément à l'arrêté royal du 30
janvier 1989, doivent être assurées dans chaque
hôpital mais qui ne sont ni définies, ni soumises à
des normes dans le cadre de la loi sur les hôpitaux.
Het KB van 7 november 2000 wijzigt het KB van 31
mei 1989 over de fusies van ziekenhuizen op een
aantal fundamentele punten. De hervorming heeft
tot doel te vermijden dat mastodontziekenhuizen
L'arrêté royal du 7 novembre 2000 modifie l'arrêté
royal du 31 mai 1989 relatif aux fusions d'hôpitaux
en ce qui concerne une série de points
fondamentaux. La réforme a pour objectif d'éviter
CRABV 50
COM 465
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
zouden ontstaan door de beperking van het aantal
bedden én te vermijden dat het gefusioneerde
ziekenhuis op verschillende vestigingsplaatsen
eenzelfde functie, zorgprogramma en medisch-
technische dienst zou uitbaten.

Er is geen sprake van discriminatie. De
fusieregeling kwam er met het oog op herschikking
en rationalisatie. Daarbij werd ervoor gezorgd dat
"zware" medisch-technische diensten, functies en
zorgprogramma's niet zouden worden opgesplitst.
l'apparition d'hôpitaux-mastodontes en limitant le
nombre de lits et en évitant que l'hôpital fusionné
exploite une fonction, un programme de soins et un
service médico-technique uniques en différents
sites.

Il n'est nullement question de discrimination. La
réglementation en matière de fusion répondait à un
souci de réorganisation et de rationalisation. A cet
égard, la scission des services médico-techniques
lourds, des fonctions et des programmes de soins a
été évitée.
02.03 Trees Pieters (CVP): Is het
gelijkheidsbeginsel daarbij niet geschonden?
02.03 Trees Pieters (CVP): En l'espèce, le
principe d'égalité n'est-il pas violé?
02.04 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Ik zie niet in waarom. Bestudeert u
mijn antwoord maar eens rustig.
02.04 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais) : Je ne vois pas en quoi il le serait. Je
vous invite à étudier ma réponse à tête reposée.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Samengevoegde mondelinge vragen van
- mevrouw Maggie De Block tot de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "referentie
terugbetaling van geneesmiddelen vanaf 1 juni
2001" (nr. 4535)
- de heer Luc Goutry tot de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen over "de
referentieterugbetaling". (nr. 4546)
03 Questions orales jointes de
- Mme Maggie De Block au ministre des Affaires
Sociales et des Pensions sur "le remboursement
de référence des médicaments à partir du 1er juin
2001" (n° 4535)
- M. Luc Goutry au ministre des Affaires sociales
et des Pensions sur "le remboursement de
référence" (n° 4546)
03.01 Maggie De Block (VLD): Op 1 juni gaat de
referentieterugbetaling van start. Het is de
bedoeling dat de artsen hun voorschrijfgedrag
aanpassen, zonder dat hun therapeutische vrijheid
wordt aangepast. Zijn de artsen wel voldoende
geïnformeerd over deze nieuwe maatregelen?
03.01 Maggie De Block (VLD): Le remboursement
de référence entre en vigueur au 1
er
juin, l'objectif
étant que les médecins adaptent leur comportement
prescripteur, sans qu'il soit porté atteinte à leur
liberté thérapeutique. Les médecins sont-ils
suffisamment informés de ces nouvelles mesures?
03.02 Luc Goutry (CVP): De toepassing van de
referentieterugbetaling op 1 juni dreigt voor de
patiënten een dure grap te worden als de artsen
geen goedkopere generieken voorschrijven.

Voor hoeveel originele specialiteiten zal de
referentieprijs gelden? Waarom wordt de financiële
last volledig bij de patiënt gelegd, en niet
gedeeltelijk bij de apothekers? Wie zal de patiënten
informeren, zodat ze weten dat hun arts
referentiegeneesmiddelen moet voorschrijven? En
wat zijn de stempels waard die sommige artsen nu
al op hun voorschriften aanbrengen om de
apothekers substitutie aan te bevelen of te
verbieden?
03.02 Luc Goutry (CVP): L'application, à partir du
1
er
juin, du remboursement de référence risque de
se révéler coûteuse pour les patients dont les
médecins ne prescrivent pas de médicaments
génériques meilleur marché.
A combien de spécialités originales le prix de
référence s'appliquera-t-il. Pourquoi la charge
financière incombe-t-elle uniquement au patient et
n'est-elle pas partiellement reportée sur les
pharmaciens? Par qui les patients seront-ils
informés que leur médecin est tenu de leur
prescrire des médicaments de référence? Quelle
est la valeur des cachets que certains médecins
apposent dès à présent sur leurs prescriptions pour
recommander ou interdire aux pharmaciens de
procéder à la substitution?
03.03 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Op 1 juni zullen 300 specialiteiten
terugbetaald worden tegen referentieprijs. De
03.03 Frank Vandenbroucke, ministre (en
néerlandais): A partir du 1er juin, 300 spécialités
seront remboursées au prix de référence. Les
02/05/2001
CRABV 50
COM 465
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
financiële gevolgen zijn voor de apotheker, die in
bepaalde gevallen zijn winstmarge dreigt te
verliezen. De klacht van de apothekers is nochtans
verwonderlijk. Zij kenden de afgelopen 10 à 15 jaar
een stijgende omzet. De referentieterugbetaling
heeft tot doel te besparen op oude geneesmiddelen
waarvoor een alternatief bestaat en zodoende over
extra middelen te beschikken voor innoverende
geneesmiddelen. Ik ben echter niet bereid de
winstmarge van de apotheker te behouden als de
prijs van originele geneesmiddelen daalt. De patiënt
wordt niet de dupe: voor 60 originele
geneesmiddelen werd al een prijsverlaging
aangevraagd, dankzij het spel van de concurrentie.

Ik bereid een informatiecampagne voor gericht op
de artsen en het grote publiek. Voor de artsen komt
er een folder, een brochure en een website, voor de
patiënten radio- en tv-spots, brochures en
gedetailleerde informatie via de
verzekeringsinstellingen.



Het antwoord inzake de substitutiestempels werd
me bezorgd door minister Aelvoet, die hiervoor
bevoegd is. Substitutie op initiatief van de apotheker
is zo al verboden, dus heeft een stempel in die zin
geen betekenis. Substitutie op vraag van de arts,
die aanbevolen wordt op het voorschrift, is wel
toegestaan.
premiers à souffrir de cette mesure seront les
pharmaciens car ils risquent de perdre leur marge
bénéficiaire. Ils n'ont pourtant pas à se plaindre. Au
cours des 10 à 15 dernières années, leur chiffre
d'affaires n'a cessé d'augmenter. Le
remboursement de référence doit permettre de
réaliser des économies sur d'anciens médicaments
pour lesquels il existe un produit de substitution et
de dégager ainsi des moyens supplémentaires pour
de nouveaux médicaments. Toutefois, je n'ai pas
l'intention de maintenir la marge bénéficiaire des
pharmaciens si le prix des médicaments originaux
venait à baisser. Le patient n'est pas dupe : la
concurrence est telle qu'une baisse de prix a déjà
été demandée pour 60 médicaments originaux.
Je prépare actuellement une campagne
d'information à destination des médecins et du
grand public. Pour les médecins, cette campagne
se fera sous la forme d'un dépliant, d'une brochure
et d'un site internet. Pour les patients, elle se fera
sous la forme de spots diffusés à la radio et à la
télévision, de brochures et d'une diffusion
d'informations détaillées par l'intermédiaire des
organismes assureurs.
La réponse relative aux cachets apposés sur les
médicaments de substitution m'a été transmise par
la Ministre Aelvoet, compétente pour cette matière.
La substitution à l'initiative du pharmacien n'est pas
autorisée. L'instauration d'un cachet de substitution
n'aurait aucun sens. En revanche, la substitution est
autorisée lorsqu'elle est prescrite par le médecin.
03.04 Maggie De Block (VLD): Ik ben blij dat de
minister de artsen grondig wil informeren. Daarmee
mag niet worden getalmd.
03.04 Maggie De Block (VLD): Je me réjouis du
fait que le ministre entend fournir des informations
détaillées aux médecins. Il convient cependant de
faire diligence.
03.05 Luc Goutry (CVP): Wij steunen het
referentiesysteem, maar vragen meer aandacht
voor de omkaderingsmaatregelen, zodat de patiënt
zeker niet de dupe wordt. Artsen, patiënten en
apothekers moeten daarom ruim worden
geïnformeerd. De artsen mogen hun
verantwoordelijkheid niet afschuiven op de
apothekers. In dit verband wil ik nogmaals pleiten
voor voorschriften op stofnaam.
03.05 Luc Goutry (CVP): Nous sommes partisans
du système de référence, mais nous demandons
qu'on précise les mesures d'encadrement, afin
d'éviter que le patient ne soit la dupe. D'où
l'importance d'une ample information des médecins,
des patients et des pharmaciens. Il est inadmissible
que les médecins rejettent leur responsabilité sur
les pharmaciens. A cet égard, je voudrais plaider
une fois de plus pour une prescription basée sur le
principe actif.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Vraag van de heer Jef Valkeniers tot de
minister van Sociale zaken en Pensioenen over
"het selecteren van generische geneesmiddelen"
(nr. 4539)
04 Question de M. Jef Valkeniers au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "la
sélection des médicaments génériques" (n° 4539)
04.01 Jef Valkeniers (VLD): Binnenkort zou de
Multipharma-groep een oordeel vormen over firma's
en generische geneesmiddelen, wat strijdig is met
04.01 Jef Valkeniers (VLD): Le groupe
Mutlipharma devrait prochainement se prononcer
sur les firmes et les médicaments génériques, ce
CRABV 50
COM 465
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
de wettelijke beschikkingen. Voor de apotheker
dreigt een stockprobleem.
Hoe denkt de minister dit probleem op te lossen?
Dreigt er geen prijzenslag te ontstaan? De minister
mag anderzijds niet uit het oog verliezen dat de
winstmarge van de apothekers geplafonneerd is,
zodat een grotere omzet niet automatisch in meer
winst resulteert.
qui est contraire aux dispositions légales. Les
pharmaciens risquent d'être confrontés à un
problème de stock.
Comment le ministre pense-t-il pouvoir résoudre le
problème ? Ne risque-t-on pas d'assister à une
bataille des prix? Mais le ministre ne doit pas non
plus perdre de vue que la marge bénéficiaire des
pharmaciens est plafonnée de sorte qu'un chiffre
d'affaires plus élevé ne se traduit pas
automatiquement par une augmentation des
bénéfices.
04.02 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Ik heb dat plafond dit jaar al verhoogd
met 3 procent.


Het overaanbod aan generische geneesmiddelen
bestaat slechts voor een tiental moleculen,
waarvoor er ook al een overaanbod aan originele
geneesmiddelen is. Amoxicilline is daarvan een
voorbeeld.

Voor de vraag inzake substitutie verwijs ik naar mijn
vorig antwoord en naar dat van minister Aelvoet.


Voor de vraag inzake prijzenslag en dergelijke
verwijs ik naar de ministers van Volksgezondheid
en Economische Zaken.
04.02 Frank Vandenbroucke, ministre (en
néerlandais): Cette année, j'ai déjà augmenté le
plafond de 3%.


La surabondance de l'offre des médicaments
génériques ne concerne qu'une dizaine de
molécules pour lesquelles l'offre de médicaments
originaux est elle-même déjà surabondante.
Amoxicilline en est un exemple.

Je vous renvoie à ma précédente réponse et à celle
de la ministre Aelvoet pour la question concernant
la substitution.

En ce qui concerne les problèmes concernant les
batailles des prix et autres, je vous renvoie aux
ministres de la protection de la Santé publique et de
l'Economie.
Het incident is gesloten.

Voorzitter: de heer Joos Wauters.
L'incident est clos.

Président: M. Joos Wauters.
05 Vraag van mevrouw Greta D'hondt tot de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de sociale fraude". (nr. 4566)
05 Question de Mme Greta D'hondt au ministre
des Affaires Sociales et des Pensions sur "la
fraude sociale". (n° 4566)
05.01 Greta D'hondt (CVP): Een studie van het
Hoger Instituut voor de Arbeid (HIVA) schat de
omvang van de sociale fraude in België op circa 75
miljard frank. De studie roept op tot een efficiëntere
controle op de naleving van de regels van de
sociale zekerheid. De sociale fraude wordt volgens
de studie vooral in de hand gewerkt door de
complexiteit van de sociale zekerheid.

De minister van Sociale Zaken kondigde al een
aantal maatregelen aan inzake de vereenvoudiging
van de socialezekerheidsprocedures. Hoe ver staat
het met deze maatregelen? Gaat de minister
akkoord met de conclusies van de HIVA-studie?
Hoe wil hij de fraude bestrijden?

Zal het sanctierecht worden aangepast?
05.01 Greta D'hondt (CVP): Une étude de l'Institut
supérieur du Travail (IST) estime l'ampleur de la
fraude sociale en Belgique à quelque 75 milliards
de francs. Les auteurs de cette étude prônent une
efficacité accrue du contrôle du respect des règles
de la sécurité sociale. Selon eux, cette fraude est
surtout favorisée par la complexité de notre
système.

Le ministre des Affaires sociales a déjà annoncé
une série de mesures visant à simplifier les
procédures existantes. Où en sont ces mesures ?
Le ministre approuve-t-il les conclusions de l'étude
réalisée par l'IST ? Comment compte-t-il combattre
la fraude ?

Adaptera-t-il le droit sanctionnel ?
02/05/2001
CRABV 50
COM 465
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
Hoe ver staat de regering met de globale aanpak
van de sociale fraude en het zwartwerk, die in de
oriëntatienota van 1999 werd aangekondigd?
Où en est l'approche globale de la fraude sociale et
du travail au noir que se proposait de suivre le
gouvernement, comme il l'avait annoncé dans sa
note d'orientation de 1999 ?
05.02 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Minister Onkelinx en ikzelf hebben
het artikel in Trends ook gelezen. Dit artikel , dat
gebaseerd is op de wetenschappelijke HIVA-studie
over de sociale fraude, is wat magertjes om
conclusies te trekken. Ik wil eerst de studie zelf
onder de loep nemen. Dan zal ik, samen met mijn
collega, uw vragen schriftelijk beantwoorden.
05.02 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais): La ministre Onkelinx et moi-même
avons également lu l'article paru dans Trends. Cet
article, qui se fonde sur l'étude scientifique réalisée
par le HIVA à propos de la fraude sociale, ne
permet pas de tirer des conclusions. Je souhaite
d'abord prendre connaissance de l'étude elle-
même. Je répondrai alors par écrit à vos questions
avec ma collègue.
05.03 Greta D'hondt (CVP): Ik heb me gebaseerd
op de studie, niet alleen op het artikel. Wellicht
duurt het voor twee ministers iets langer om de
studie door te nemen. Persoonlijk verkies ik de
mondelinge procedure, die een reactie mogelijk
maakt. Ik zal het schriftelijk antwoord met aandacht
bestuderen en nadien een nieuwe vraag stellen.
05.03 Greta D'hondt (CVP): Je me suis fondée
sur l'étude et pas seulement sur l'article. Sans
doute faut-il un peu plus de temps à deux ministres
pour parcourir l'étude. Personnellement, je préfère
la procédure orale qui permet de réagir. J'étudierai
attentivement la réponse écrite et poserai ensuite
une nouvelle question.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Vraag van de heer Daniël Vanpoucke tot de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"het sociaal statuut van de niet-beschermde
lokale mandatarissen" (nr. 4528)
06 Question de M. Daniël Vanpoucke au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "le
statut social des mandataires locaux non
protégés" (n° 4528)
06.01 Daniël Vanpoucke (CVP): De wet van 12
augustus 2000 kent een aanvullend sociaal statuut
toe aan niet-beschermde lokale mandatarissen.
Eind 2000 berichtte de minister dat de
uitvoeringsbesluiten van deze wet enkel nog
wachten op het advies van Tewerkstelling en van
het RIZIV. Toch is er vandaag nog altijd geen
sprake van dit KB.

Wanneer komt dit KB er?

Zal de regeling geen discriminatie veroorzaken ten
nadele van de voltijdse mandatarissen, van wie de
weddes zullen worden verminderd met deze
bijdragen, ten aanzien van de andere
mandatarissen, die al beschermd zijn door hun
statuut als werknemer of zelfstandige?
06.01 Daniël Vanpoucke (CVP): La loi du 12 août
2000 confère un statut social complémentaire aux
mandataires locaux non protégés. Fin 2000, le
ministre a annoncé que les arrêtés d'exécution de
cette loi devaient encore faire l'objet de l'avis du
ministère de l'Emploi et de l'INAMI. Aujourd'hui, il
n'est pourtant toujours pas question de cet arrêté
royal..

Quand cet arrêté royal sera-t-il publié ?

Le régime ne provoquera-t-il pas une discrimination
des mandataires à temps plein dont les traitements
seront diminués de ces cotisations, par rapport aux
autres mandataires qui sont déjà protégés par leur
statut de salarié ou d'indépendant ?
06.02 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Het KB met de uitvoeringsbesluiten
moet de administratieve procedure voor de lokale
mandatarissen vereenvoudigen, zodat zij snel kan
aangeven of betrokkene al dan niet recht heeft op
het aanvullend sociaal statuut. Ook moet het KB
vlot uitvoerbaar zijn voor de administraties van
gemeenten en OCMW's. Het ontwerp-KB vereist
nog het advies van het Nationaal Intermutualistisch
College, dat eerstdaags wordt verwacht.
06.02 Frank Vandenbroucke , (en néerlandais)
ministre: L'arrêté royal d'exécution doit simplifier la
procédure pour les mandataires locaux, pour
permettre de déterminer rapidement si l'intéressé a
droit ou non au statut social supplétif. L'arrêté royal
doit aussi pouvoir être rapidement applicable aux
administrations des communes et des CPAS. Le
projet d'arrêté doit encore faire l'objet de l'avis du
collège national intermutualiste qui est attendu sous
peu.
CRABV 50
COM 465
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7

Het KB zal ook de OCMW-voorzitter opnemen,
aangezien het aanvullend statuut sinds kort ook van
toepassing is op die voorzitters. Dit wordt geregeld
in de wet van 20 maart 2001. Dit heeft natuurlijk ook
een wijziging met zich meegebracht van het
ontwerp-KB.


De heer Vanpoucke vraagt zich af of er geen
gevaar is voor eventuele discriminatie tussen de
diverse lokale mandatarissen. Ik verwijs naar het
standpunt van het Arbitragehof inzake de
inhoudelijke omschrijving van het
gelijkheidsbeginsel. De grondwettelijke regels qua
gelijkheid en niet-gelijkheid sluiten immers niet uit
dat diverse categoriën van personen verschillend
worden behandeld, voor zover dat verschil op een
objectief en redelijk verantwoord criterium stoelt.
Een verschil in behandeling moet worden
beoordeeld in het licht van doel en gevolgen en
rekening houdend met de geldende beginselen.

Het aanvullend statuut zorgt voor een zeer ruime
bescherming: de mandataris krijgt ook recht op
kinderbijslag en een werkloosheidsverzekering.

De wet inzake het suppletiestatuut heeft geen
wijzigingen aangebracht aan de bijdrageregeling
voor het stelsel van de werknemers of van de
zelfstandigen. Dit statuut biedt ook een oplossing
voor de ongewenste en onbillijke gevolgen van de
weddeverhoging van de lokale mandatarissen,
waardoor deze niet langer persoon ten laste konden
zijn voor de ziekteverzekering.


L'arrêté royal concernera également les présidents
de CPAS, auxquels le statut supplétif est également
applicable depuis peu. Ce point est réglé par la loi
du 20 mars 2001. Il en est bien évidemment
aussitôt résulté une modification du projet d'arrêté
royal.

M. Vanpoucke se demande s'il y a éventuellement
un risque de discrimination entre les différents
mandataires locaux. Je renvoie à la position de la
Cour d'arbitrage concernant la définition du principe
d'égalité. En effet, les règles constitutionnelles en
matière d'égalité et de non-égalité n'excluent pas un
traitement différencié pour différentes catégories de
personnes, pour autant que cette différence repose
sur un critère objectif et légitime. Une différence de
traitement doit être jugée à la lumière de l'objectif
poursuivi et de ses conséquences, ainsi que des
principes en vigueur.

Le statut supplétif offre une très large protection : le
mandataire bénéficie aussi du droit aux allocations
familiales et à l'assurance-chômage.

La loi sur le statut supplétif n'a pas apporté de
modifications au règlement en matière de
cotisations dans le régime des salariés ou des
indépendants. Le statut supplétif remédie
également aux conséquences indésirables et
injustes de l'augmentation de traitement des
mandataires locaux qui ne pouvaient dorénavant
plus être considérés comme personne à charge au
regard de l'assurance-maladie.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Vraag van mevrouw Trees Pieters tot de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de opdracht toevertrouwd door de regering aan
mevrouw Bea Cantillon" (nr. 4567)
07 Question de Mme Trees Pieters au ministre
des Affaires Sociales et des Pensions sur "la
mission confiée par le gouvernement à Mme
Cantillon" (n° 4567)
Trees Pieters (CVP): Onlangs beëindigde de
werkgroep-Cantillon haar onderzoek naar de
toenadering tussen de socialezekerheidsstelsels
van werknemers en zelfstandigen. In een volgende
opdracht zou de afstemming van de
pensioenregeling van beide categorieën worden
onderzocht.

Tot die bijkomende opdracht werd in februari al
beslist door de Ministerraad. Waarom ontving
mevrouw Cantillon haar opdracht dan pas op 20
april? Wanneer moet het tweede rapport klaar zijn?
Waarom wordt er niet sneller gewerkt in dit zo
belangrijke dossier?
Trees Pieters (CVP):Le groupe de travail Cantillon
vient de terminer son étude sur le rapprochement
entre les régimes de sécurité sociale des salariés et
des indépendants. Sa prochaine mission consistera
à examiner l'adéquation entre le régime de pension
des deux catégories.

Dans l'intervalle, le Conseil des ministres a déjà pris
une décision en février. Pourquoi Mme Cantillon
n'a-t-elle été chargée de cette mission que le 20
avril ? Pour quand le second rapport doit-il être
prêt ? Pourquoi n'avance-t-on pas plus rapidement
dans ce dossier crucial ?
02/05/2001
CRABV 50
COM 465
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
07.01 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Het is niet zo dat mevrouw Cantillon
heeft gewacht. Er werd voorbereidend werk verricht.
De leden van de werkgroep willen wel een formele
start. Het is wat moeilijk gebleken om een datum te
vinden voor de installatievergadering. De afspraak
is dat mevrouw Cantillon met een resultaat voor de
dag zou komen tegen 1 augustus, maar dat is krap.
07.01 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais) : Mme Cantillon n'a pas attendu. Des
travaux préparatoires ont été réalisés. Cela dit, les
membres du groupe de travail souhaitent que leurs
travaux puissent officiellement débuter. Or, on a eu
quelque mal à fixer une date pour la réunion
d'installation. Il a été convenu que Mme Cantillon
présente des résultats concrets d'ici le 1
er
août,
mais il est vrai que ce délai est plutôt court.
07.02 Trees Pieters (CVP): Ik ben blij te horen dat
mevrouw Cantillon aan het werk is. Wanneer is zij
gestart?
07.02 Trees Pieters (CVP): Je me réjouis
d'entendre que Mme Cantillon est à pied d'oeuvre.
Quand a-t-elle entamé ses travaux ?
07.03 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Zodra de regering de beslissing heeft
genomen, in februari.
07.03 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais) : Depuis que le gouvernement a pris
une décision, c'est-à-dire en février.
07.04 Trees Pieters (CVP): Dit is toch dezelfde
werkgroep als voorheen?
07.04 Trees Pieters (CVP): Il s'agit bien du même
groupe de travail qu'auparavant ?
07.05 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Er zijn een paar nieuwe mensen
bijgekomen en de opdracht is gewijzigd.
07.05 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais) : Sa composition a été élargie et sa
mission a été modifiée.
07.06 Trees Pieters (CVP): Wij zullen op 1
augustus, tijdens het reces dus, moeilijk kunnen
verifiëren of het verslag klaar is. Kan de minister
ons daarover informeren?
07.06 Trees Pieters (CVP): Le 1er août, soit en
pleines vacances parlementaires, il nous sera
difficile de vérifier si le rapport est prêt. Le ministre
nous informera-t-il à ce sujet ?
07.07 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Ik zal u de teksten bezorgen zodra ik
erover beschik.
07.07 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais) : Je vous communiquerai les textes
dès qu'ils seront en ma possession.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Vraag van de heer Jo Vandeurzen tot de
minister van Sociale Voorzorg en Pensioenen
over "de uitvoering van de sociale akkoorden in
de openbare ziekenhuizen" (nr.4568)
08 Question de M. Jo Vandeurzen au ministre
des Affaires Sociales et des Pensions sur "la
mise en oeuvre des accords sociaux dans les
hôpitaux publics" (n° 4568)
08.01 Jo Vandeurzen (CVP): De financiering van
de arbeidsduurvermindering en de
eindeloopbaanproblematiek zorgt in de
ziekenhuizen voor verwarring. Het MB van 24 april
2001 regelt de financiële modaliteiten van het
sociaal akkoord dat terzake werd afgesloten. Het
MB bepaalt dat de ziekenhuizen een bedrag krijgen
ter financiering van de eindeloopbaanmaatregelen.
Daartoe moeten de nodige gegevens worden
ingediend. De ziekenhuizen moeten aantonen dat
ze de principes van de sociale akkoorden naleven.
Naar welke protocollen wordt hier formeel
verwezen? Gaat het om het protocol dat op 8 maart
2001 in het Comité-C was afgesloten?

Kunnen de ziekenhuizen met de syndicale
08.01 Jo Vandeurzen (CVP): Le financement de la
réduction du temps de travail et de l'aménagement
de la fin de carrière provoque la confusion dans les
hôpitaux. L'arrêté ministériel du 24 avril 2001, qui
régit les modalités financières de l'accord social
conclu en la matière, prévoit d'octroyer un montant
aux hôpitaux afin de leur permettre de financer les
mesures qu'ils prennent en matière d'aménagement
de la fin de carrière. Mais, à cet effet, ils devront
introduire un dossier prouvant qu'ils respectent les
principes des accords sociaux. A quels protocoles
d'accord renvoie-t-on en l'espèce ? S'agit-il du
protocole d'accord conclu le 8 mars 2001 au sein
du Comité C ?

Les hôpitaux peuvent-ils conclure eux-mêmes un
CRABV 50
COM 465
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
organisaties een lokaal protocol afsluiten, dat in
eerste fase alleen maar de maatregel met
betrekking tot de voltijdse verplegenden uitvoert?
Wat met de deeltijds werkenden?
protocole d'accord avec les organisations
syndicales, ne mettant en oeuvre, dans une
première phase, que la mesure relative aux
soignants à temps plein ? Qu'en est-il du personnel
travaillant à temps partiel ?
08.02 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): De drie federale bevoegde ministers
hebben nog geen protocol van akkoord,
ondertekend door de Vlaamse afdeling van het
Comité C, ontvangen. Indien er voor de provinciale
en lokale Vlaamse besturen op 8 maart 2001 een
geldig protocol zou zijn afgesloten, is het naar dat
akkoord dat wordt verwezen in het
financieringsbesluit voor de ziekenhuizen.

Het protocolakkoord van 28 november 2000
afgesloten in het Comité A zorgt ervoor dat de
maatregel inzake arbeidsduurvermindering en
eindeloopbaan enkel wordt toegepast op de
voltijdsen. Voor de financiering hiervan trekt de
federale overheid 2,5 miljard frank uit, geld dat
verdeeld wordt rekening houdend met het aantal
verpleegkundigen, verzorgenden en gelijkgestelden.
In 2003 zal ­ op kruissnelheid ­ het budget voor de
privé-sector 1.344 miljoen bedragen, 454 voor de
Vlaamse Gemeenschap, 63 voor de Franse
Gemeenschap, 453 voor het Waals Gewest, 127
voor Brussel en 0,60 voor de Duitstalige
Gemeenschap.

Het budget 2001 werd opgesteld vanuit het
standpunt dat de maatregel op 1 juli in werking
treedt. Het KB van 19 april 2001 bevat de
financiering ervan voor het beschut wonen. De MB's
van 17 april 2001 bevatten de financiering voor de
ziekenhuizen, het KB van 3 april 2001 de regeling
voor de andere sectoren.
08.02 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais) : Les trois ministres fédéraux
compétents n'ont pas encore reçu de protocole
d'accord signé par la section flamande du Comité
C. Si un protocole en bonne et due forme avait été
conclu le 8 mars 2001 pour les administrations
provinciales et locales flamandes, c'est à cet accord
que se référerait l'arrêté de financement des
hôpitaux.


En vertu du protocole d'accord du 28 novembre
2000 conclu au sein du Comité A, les mesures en
matière de réduction du temps de travail et de fin de
carrière s'appliquent uniquement aux emplois à
temps plein. Pour le financement de ces mesures,
les autorités fédérales dégageront 2,5 milliards de
francs qui seront répartis compte tenu des effectifs
des personnels infirmier, soignant et assimilé. Une
fois atteinte la vitesse de croisière, le budget 2003
se présentera comme suit, en millions de francs :
secteur privé : 1.344 ; Communauté flamande : 454
; Communauté française : 63 ; Région wallonne :
453 ; Bruxelles : 127 ; Communauté germanophone
: 0,60.

Le budget 2001 a été élaboré compte tenu de
l'hypothèse que la mesure entrerait en vigueur le 1
er
juillet. L'arrêté royal du 19 avril 2001 règle le
financement du logement protégé. Les arrêtés
ministériels du 17 avril 2001 règlent le financement
des hôpitaux, les autres secteurs étant réglés par
l'arrêté royal du 3 avril 2001.
Op grond van de algemene gegevens over het
aantal verpleegkundigen, verzorgden en
gelijkgestelden van 45 jaar en ouder en uitgaande
van de gemiddelde kost, beperken deze besluiten
de financiering voor de minstens halftijds, maar niet
voltijds werkenden, tot de helft om binnen het
budget te blijven. De CAO voor de privé-sector wijkt
wat af van de resultaten van de onderhandelingen,
maar het budget zal niet worden aangepast.



De besluiten zullen in september 2001 worden
geëvalueerd. Het is de bedoeling om dan tot een
verfijnde financiering te komen, waarbij de reële
kost per functie en de barema's in de particuliere
non-profitsector als uitgangspunt zullen worden
genomen. Er zullen dus geen structurele tekorten
Sur la base des données générales relatives au
nombre de membres du personnel infirmier et
soignant, et de travailleurs assimilés, âgés de 45
ans et plus, et en prenant pour point de référence le
coût moyen, ces arrêtés limitent à la moitié le
financement prévu pour ceux qui travaillent au
moins à mi-temps, mais non à plein-temps pour ne
pas dépasser l'enveloppe budgétaire. La CCT
applicable au secteur privé diverge légèrement des
résultats des négociations, mais le budget ne sera
pas adapté.

Les arrêtés concernés seront évalués en septembre
2001. Le but visé est d'affiner alors le financement
et nous nous y emploierons en nous fondant sur le
coût réel par fonction et sur les barèmes en vigueur
dans le secteur non marchand privé. Par
conséquent, nous ne générerons pas de déficits
02/05/2001
CRABV 50
COM 465
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
worden genegeerd in de openbare ziekenhuizen.
De federale overheid zal erop toezien dat de
collectieve overeenkomst en de protocolakkoorden
binnen het budget blijven. Wel zal de thans
gehanteerde kostprijs worden aangepast als zou
blijken dat die niet overeenstemt met de reële
gemiddelde kost.

Zodra de federale overheid in het bezit is van de
CAO, afgesloten in het paritair comité 305 en van
elk van de protocolakkoorden, zal de notie
"gelijkgestelden" worden ingevuld. De notie zal
worden overgenomen van de CAO en de
protocolakkoorden als die binnen het toegewezen
budget blijven.


De financiering van de maatregel van de
arbeidsduurvermindering en de eindeloopbaan zal
mee evolueren met de index en het aantal
werknemers ouder dan 45 jaar. De bedragen
worden aangepast aan de loonsverhoging die werd
afgesproken in het akkoord van 1 maart 2000.
structurels dans les hôpitaux publics. Le pouvoir
fédéral veillera à ce que la convention collective et
les protocoles d'accord n'entraînent pas un
dépassement du budget. Toutefois, le prix coûtant
en vigueur actuellement serait adapté s'il s'avérait
ne pas coïncider avec le coût moyen réel.


Dès que le pouvoir fédéral sera en possession de la
CCT conclue au sein de la commission paritaire n°
305 et de chacun des protocoles d'accord, il
s'emploiera à donner un contenu concret à la notion
abstraite de "personnes assimilées". Nous
puiserons cette notion dans la CCT et dans les
protocoles d'accord, à condition qu'ils n'engendrent
pas de dépassement du budget.

Le financement des mesures de réduction du temps
de travail et de fin de carrière évoluera en fonction
de l'indice des prix et du nombre de travailleurs de
plus de 45 ans. Les montants seront adaptés à
l'augmentation des salaires qui a été convenue
dans l'accord du 1
er
mars 2000.
08.03 Jo Vandeurzen (CVP): Communicatie is
essentieel. Onduidelijkheid moet worden vermeden.
De minister aanvaardt dus een regionaal akkoord
als uitgangspunt voor de financiering.
08.03 Jo Vandeurzen (CVP): La communication
est essentielle. Il fait éviter l'imprécision. Le ministre
accepte donc que le financement s'appuie sur un
accord régional.
08.04 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Inderdaad, maar ik blijf binnen het
budget van 2,5 miljard.
08.04 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais): Effectivement mais je reste dans
l'enveloppe budgétaire de 2,5 milliards.
08.05 Jo Vandeurzen (CVP): De
verdelingsformule klopt echter niet. De minister
betaalt maar de helft van het proportionele.
08.05 Jo Vandeurzen (CVP): La formule
appliquée pour la répartition n'est toutefois pas
correcte. Le ministre ne paie que la moitié du
proportionnel.
08.06 Minister Frank Vandenbroucke :
(Nederlands) Dat is onjuist. Een voordeel van x
procent voor de voltijdsen geeft een financieel
voordeel van x : 2 voor de halftijdsen. Een voordeel
van 5 procent voor de voltijdsen wordt dus
gereduceerd tot 2,5 procent voor een halftijdse of
tot een overeenstemmende
arbeidsduurvermindering. De vakbonden wilden
immers geen anciënniteitsvoorwaarden
aanvaarden. Dat is de reden waarom wij zó
financieren. Het protocol ontstond precies omdat
iets moest worden gedaan voor de voltijdse
verpleegkundigen en verzorgenden. De nacht van
de ondertekening van het akkoord vroegen de
vakbonden echter ook de toepassing van de
maatregel op de deeltijdsen, zonder de anciënniteit
in rekening te brengen. Precies daarom werd die
formule uitgedokterd. Had men met
anciënniteitvoorwaarden gewerkt, dan was de groep
beperkt geweest en had men geen proportionaliteit
08.06 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais): C'est faux. Un avantage de x pour
cent pour les emplois à temps plein donne un
avantage financier de x:2 pour cent pour les
emplois à mi-temps. Un avantage de 5 % pour les
temps pleins est donc ramené à 2,5 % pour les mi-
temps ou à une réduction du temps de travail
correspondante. Les syndicats ne voulaient en effet
accepter aucune condition d'ancienneté. C'est
pourquoi nous optons pour ce mode de
financement. Le protocole a précisément vu le jour
parce qu'il fallait faire quelque chose pour le
personnel infirmier et soignant occupé à temps
plein. La nuit de la signature de l'accord, les
syndicats ont toutefois demandé que la mesure soit
également appliquée aux temps partiels sans prise
en compte de l'ancienneté. C'est justement pour
cela que cette formule a été imaginée. Si l'on avait
tenu compte de l'ancienneté, le groupe aurait été
limité et il n'aurait pas fallu introduire de
CRABV 50
COM 465
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
moeten hoeven in te voeren.

We zullen de evaluatie maken in september. We
kunnen starten met verplegenden en verzorgenden.
Men moet de mensen maar durven zeggen dat
soms en onderscheid wordt gemaakt.
proportionnalité.

Nous procéderons à l'évaluation en septembre.
Nous pouvons commencer avec le personnel
infirmier et soignant. Il faut aussi oser dire aux gens
qu'une distinction est parfois établie.
08.07 Jo Vandeurzen (CVP): Als de minister er
gerust in is dat er geen deficit zal ontstaan, dan is er
geen probleem. Er schijnt echter een misverstand
te bestaan over de gehanteerde formule.
08.07 Jo Vandeurzen (CVP): Si le ministre a
l'assurance qu'aucun déficit ne se creusera, il n'y
aucun problème. Il semble pourtant qu'il existe un
malentendu à propos de la formule retenue.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Vraag van mevrouw Greta D'Hondt tot de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de dienstencheque" (nr. 4436)
09 Question de Mme Greta D'Hondt à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "le
chèque-services" (n° 4436)
09.01 Greta D'Hondt (CVP): Op een studiedag
van het Vlaams interuniversitair onderzoeksnetwerk
arbeidsmarktrapportering (VIONA) werd gewezen
op de rol van de lokale besturen op de
arbeidsmarkt. Daarbij werd gewezen op de
engagementen van de overheid inzake de
dienstencheque voor de uitbouw van de
diensteneconomie. De minister heeft het systeem
van dienstencheques afgeschaft en vervangen door
de zogenaamde buurtdienstencheques.


Is de minister het eens met de voorstellen van
VIONA? Heeft zij reeds initiatieven genomen om
tegemoet te komen aan die noden? Hoever staat
het met haar nieuw systeem van cheques?
09.01 Greta D'Hondt (CVP): Le rôle des pouvoirs
locaux sur le marché du travail a été mis en
évidence lors d'une journée d'étude du Vlaams
interuniversitair onderzoeksnetwerk
arbeidsmarktrapportering (VIONA)
,.Les
engagements pris par les autorités publiques en
matière de chèques services en vue du
développement de l'économie de services ont par
ailleurs été mis en évidence. La ministre a supprimé
le système des chèques services et l'a remplacé
par ce que l'on appelle les chèques services de
proximité.

La ministre adhère-t-elle aux propositions du
VIONA ? A-t-elle déjà pris des initiatives pour
satisfaire les besoins ? Où en est son nouveau
système de chèques ?
09.02 Minister Laurette Onkelinx (Frans): Het
wetsontwerp staat wel degelijk op de agenda van de
Ministerraad van volgende vrijdag. Het was voor
advies aan de Europese Commissie bezorgd.
Dankzij dat advies kunnen wij verdere stappen
doen.

Ook het voorontwerp inzake samenwerking tussen
het federale niveau en de Gewesten zal op de
Ministerraad van vrijdag worden besproken.

Een taskforce bestaande uit vertegenwoordigers
van mijn kabinet, de RVA, het Vlaamse Gewest en
de Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten
(VVSG) bereidt sinds maanden de instelling van die
nieuwe voorziening voor.

Tijdens het colloquium van 12 maart jongstleden
werd onderstreept dat de Vlaamse lokale
overheden, het Vlaams Gewest en de federale
overheid streven naar samenwerking om het
succes van het nieuwe ten behoeve van de burgers
09.02 Laurette Onkelinx , ministre (en français) :
Le projet de loi est bien inscrit à l'ordre du jour du
Conseil des ministres de vendredi prochain. Il avait
été envoyé à la Commission européenne, pour avis,
et la Commission européenne nous en a donné un
qui nous permet d'aller de l'avant.

Au Conseil des ministres de vendredi passera aussi
l'avant-projet de coopération entre le pouvoir fédéral
et les Régions.

Depuis des mois, une taskforce composée de
représentants de mon cabinet, de l'ONE, de la
Région flamande et du VVSG (Vlaamse Vereniging
van Steden en Gemeenten) prépare la mise en
place concrète du nouveau dispositif.

Lors du colloque du 12 mars dernier, a été
soulignée la volonté commune des pouvoirs locaux
flamands, de la Région flamande et de l'État fédéral
de travailler ensemble pour permettre la réussite du
nouveau système au bénéfice des citoyens.
02/05/2001
CRABV 50
COM 465
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
uitgewerkte systeem te waarborgen.

De werkwinkels zullen dus een essentiële rol
vervullen bij de verwezenlijking van de nieuwe
voorziening, vooral omdat de PWA's integraal deel
uitmaken van die werkwinkels. De PWA's zullen zelf
op professionele wijze buurtdiensten kunnen
instellen en hun ervaring terzake kunnen aanreiken.


De VVSG deelt deze zienswijze en samen zullen wij
- lokale overheden, Gewesten en federale overheid
- voor het welslagen van deze onderneming zorgen.


Les werkwinkels auront donc un rôle essentiel dans
la concrétisation du nouveau dispositif, d'autant que
les ALE font partie intégrante de ceux-ci. Les ALE
pourront elles-mêmes mettre en place des services
de proximité de manière professionnelle et apporter
leur expérience en matière de services de
proximité.

Le VVSG partage cette vision des choses et c'est
ensemble ­ pouvoirs locaux, Régions et État fédéral
­ que nous assurerons la réussite de ce dispositif.
09.03 Greta D'hondt (CVP): Het nieuwe stelsel
van dienstencheques zal dus ook gelden voor de
PWA's in de Werkwinkels? Na de Ministerraad van
vrijdag zal het ontwerp kunnen worden besproken in
de Kamer. Wanneer is dat precies?
09.03 Greta D'hondt (CVP): Le nouveau régime
des chèques services s'appliquera donc également
aux ALE dans les "boutiques emploi". Le projet
pourra être débattu à la Chambre après le Conseil
des ministres de vendredi. Mais à quelle date
exactement ?
09.04 Minister Laurette Onkelinx (Frans) :
Inderdaad, maar er zijn wijzigingen geweest, en ter
wille van de rechtszekerheid zal ik vragen om de
tekst nogmaals aan de Raad van State voor te
leggen, teneinde binnen drie dagen over een nieuw
advies te beschikken, waarna ik een en ander bij de
Kamer zal indienen.
09.04 Laurette Onkelinx , ministre (en français) :
En effet, mais il y a eu des modifications et, pour la
sécurité juridique, je demanderai que le texte soit
renvoyé une fois encore au Conseil d'État afin
d'avoir un nouvel avis, dans les trois jours. Je le
déposerai alors sur le bureau de la Chambre.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10 Vraag van mevrouw Greta D'Hondt tot de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "de mobiliteitstoeslag en de
kinderopvangtoeslag" (nr. 4490)
10 Question de Mme Greta d'Hondt à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "le
complément de mobilité et le complément de
garde d'enfants" (n° 4490)
10.01 Greta D'Hondt (CVP): Sinds 1 juli 2000
ontvangt een langdurig werkloze die een betrekking
aanvaardt die "niet passend" is omwille van de duur
van de verplaatsingen of van de dagelijkse
afwezigheid, een mobiliteitstoeslag. De toeslag is
eenmalig.

Aan een alleenwonende ouder wordt een
kinderopvangtoeslag toegekend. Dit is ook een
maatregel om een werkloosheidsval tegen te gaan.

Hoeveel personen hebben de mobiliteitstoeslag
aangevraagd? Hoeveel personen hebben de
kinderopvangtoeslag aangevraagd? Wat is de
procentuele verdeling naar geslacht en regio? Wat
is de totale kostprijs?
10.01 Greta D'Hondt (CVP) : Depuis le 1
er
juillet
2000, le chômeur de longue durée qui accepte un
emploi « inadéquat », en raison de la durée des
déplacements nécessaires ou de la durée de son
absence de son domicile, reçoit un complément de
mobilité unique.

Le parent isolé reçoit un complément de garde
d'enfants. Il s'agit également d'une mesure destinée
à lutter contre les pièges du chômage.

Combien de personnes ont déjà demandé un
complément de mobilité ? Combien ont demandé
un complément de garde d'enfants ? Quelle est la
répartition des demandeurs en fonction de leur sexe
et de leur région ? Quel est le coût global de cette
mesure ?
10.02 Minister Laurette Onkelinx (Frans) : Voor
wat de mobiliteitsvergoeding betreft waren er in de
periode juli 2000 tot februari 2001 slechts 37
aanvragen. Het ging om 21 mannen en 16 vrouwen.
10.02 Laurette Onkelinx , ministre (en français) :
En ce qui concerne l'allocation de mobilité, pendant
la période de juillet 2000 à février 2001, il n'y a eu
que 37 demandes. Cela touchait 21 hommes et 16
CRABV 50
COM 465
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
Voor Vlaanderen ging het om 5 gevallen, voor
Wallonië om 31 en 1 voor Brussel.

Voor wat de vergoeding voor eenoudergezinnen
betreft werden voor dezelfde periode 57 premies
toegekend. 55 daarvan betroffen vrouwen. Slechts
in 2 gevallen ging het om mannen. De verdeling per
Gewest is als volgt: 23 in Vlaanderen, 25 in
Wallonië en 8 in Brussel.

De mobiliteitsvergoeding heeft in die periode
1.110.000 BEF en de kinderopvangpremie
1.710.000 BEF gekost.

Het gaat om maatregelen die voorgesteld werden
door de sociale partners. De maatregelen zijn nog
niet lang van kracht en dus nog niet zo goed
gekend.

Zelfs al gaat het in totaal maar om een honderd
gevallen tot op heden, dan nog is dit belangrijk.
Deze premie kan voor deze honderd mensen
determinerend geweest zijn om de stap te zetten
naar arbeid.

Voor een echte evaluatie is het nog te vroeg. Na
een wat langere toepassingsperiode moeten we
nagaan of het systeem eventueel niet moet worden
bijgeschaafd.
femmes. Pour la Flandre, il s'agissait de 5 cas, pour
la Wallonie de 31 et d'1 pour Bruxelles.

En ce qui concerne l'indemnité pour les familles
monoparentales, pour la même période 57 primes
ont été accordées, dont 55 concernaient des
femmes. Seuls 2 cas touchaient des hommes. La
répartition par région est la suivante
: 23 en
Flandre, 25 en Wallonie et 8 à Bruxelles.

L'allocation de mobilité a coûté durant cette période
1.110.000 FB, la prime de garde d'enfants
1.7010.000 FB.

Il s'agit de mesures proposées par les partenaires
sociaux. Elles ne sont pas d'application depuis
longtemps et donc pas encore très connues.


Même s'il ne s'agit que d'une centaine de cas
jusqu'à présent, c'est important. Cette prime peut
avoir été déterminante pour cette centaine de
personnes afin d'entreprendre des démarches vers
le travail.

Il est encore trop tôt pour une évaluation réelle.
Après une période d'application un peu plus longue,
nous devrons voir si le système ne doit pas
éventuellement être perfectionné.
10.03 Greta D'Hondt (CVP): De cijfers zijn
inderdaad niet spectaculair. De mobiliteitspremie
kan minder worden aangevraagd als het openbaar
vervoer verbetert.

Dat er zo weinig een beroep wordt gedaan op de
kinderopvangbijslag verbaast mij wel. De sociale
partners, die toch terreinervaring hebben, vroegen
die.

Is de groep gegroeid tijdens de laatste drie
maanden? Anders moet men de maatregelen beter
bekend maken.
10.03 Greta D'Hondt (CVP): Il est vrai que les
montants n'ont rien de spectaculaire. On octroiera
moins de primes de mobilité si les transports
publics s'améliorent.

Ce qui me surprend, c'est le recours limité aux
compléments de garde d'enfants qui ont pourtant
été exigées par les partenaires sociaux, qui
possèdent tout de même une grande expérience du
terrain.
Le groupe s'est-il élargi au cours des trois derniers
mois ? Dans la négative, il faudrait faire mieux
connaître ces mesures.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11 Vraag van mevrouw Greta D'Hondt tot de vice-
eerste minister en minister ven Werkgelegenheid
over "de inkomensgarantieuitkering voor
deeltijdse werknemers" (nr. 4499)
11 Question de Mme Greta D'Hondt à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur
"l'allocation de garantie de revenus pour les
travailleurs à temps partiel" (n° 4499)
11.01 Greta D'Hondt (CVP): Op 14 november
2000 interpelleerde ik de minister over de
inkomensgarantie ­ uitkering voor deeltijdse
werknemers. De minister kondigde in haar
antwoord een aanpassing van de
berekeningsformule aan, waardoor bijkomende
arbeidsduur ook zou resulteren in meer nettoloon.
11.01 Greta D'Hondt (CVP): Le 14 novembre
2000, j'ai interpellé la ministre au sujet de
l'allocation de garantie de revenus pour les
travailleurs à temps partiel. Dans sa réponse, la
ministre avait annoncé que la formule de calcul
serait adaptée de manière telle qu'un allongement
du temps de travail se traduise également par une
02/05/2001
CRABV 50
COM 465
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
Hoe ver staat het daarmee? Hoe zal de formule
worden gewijzigd?
augmentation du salaire net. Qu'en est-il ? En quoi
consistera cet aménagement ?
11.02 Minister Laurette Onkelinx : (Frans) In het
kader van de begrotingsopmaak 2001 werd er een
aantal bijkomende beslissingen genomen omtrent
de strijd tegen de werkloosheidsvallen. Zo werd
bijvoorbeeld beslist om de werkloze die het werk
hervat beter te beschermen tegen de uitsluiting
wegens langdurige werkloosheid. Voor die
schorsing wegens langdurige werkloosheid wordt
immers rekening gehouden met het gezinsinkomen.
Voor het berekenen van dit gezinsinkomen wordt de
werkloosheidsuitkering van de werkloze zelf niet
meegerekend. Hervat hij of zij echter kort het werk,
dan wordt wel rekening gehouden met dit inkomen
uit arbeid. Door dit werk, zelfs al is er geen echte
stijging van het netto-inkomen, kan het dus
gebeuren dat de werkloze plots wel geschorst kan
worden. Sinds 1 april is dit aangepast: tot een
bedrag van ongeveer 130.000 BEFnetto per jaar
wordt een inkomen uit loontrekkende arbeid
geneutraliseerd in de berekening van het
gezinsinkomen.

In diezelfde reeks beslissingen was eveneens in de
maatregel voorzien waarnaar Mevr. D'Hondt nu
verwijst. Het gaat om een aanpassing van het
stelsel van de inkomensgarantie-uitkering. Dit is de
aanvullende uitkering die werklozen die deeltijds
beginnen te werken onder bepaalde voorwaarden
kunnen ontvangen. Het doel van die uitkering is er
voor te zorgen dat het netto-inkomen in de periode
van deeltijdse arbeid steeds hoger is dan het netto-
inkomen uit werkloosheid. Aan dit stelsel, dat reeds
meer dan 5 jaar in voege is, is echter een probleem
verbonden. De formule die de hoogte van de
aanvullende werkloosheidsuitkering bepaalt is zo
opgesteld dat de werknemer niet beloond wordt
wanneer hij meer uren gaat werken. Wat hij immers
meer verdient aan nettoloon verliest hij doordat de
werkloosheidsuitkering met hetzelfde bedrag wordt
verminderd.


Om die werkloosheidsval weg te werken is in de
begroting 2001 een bedrag van 907 miljoen frank
ingeschreven. Voor 2002, werd reeds een
beslissing genomen voor 2 miljard 619 miljoen
frank.

U zal het echter met mij eens zijn als ik zeg dat dit
stelsel van inkomensgarantie-uitkering zeer
complex is op technisch vlak. Samen met de
administratie en de diensten van de RVA worden
momenteel een aantal pistes onderzocht. De
bedoeling is immers niet alleen die
werkloosheidsval weg te werken, maar in de mate
11.02 Laurette Onkelinx , ministre (en français) :
Dans le cadre de l'élaboration budgétaire 2001, un
certain nombre de décisions supplémentaires ont
été prises dans le cadre de la lutte contre les pièges
à l'emploi. Ainsi, par exemple, il a été décidé de
mieux protéger le chômeur qui recommence à
travailler contre une exclusion pour chômage de
longue durée. Pour cette suspension en raison de
chômage de longue durée, le revenu du ménage
est en effet pris en considération. Pour le calcul de
ce revenu du ménage, l'allocation de chômage du
chômeur-même n'est pas comprise. Si néanmoins il
ou elle reprend le travail brièvement, ce revenu du
travail entre alors en ligne de compte. De par ce
travail, même s'il n'y a pas réellement une
augmentation du revenu net, il peut arriver que le
chômeur puisse donc brusquement être suspendu.
Depuis le 1
er
avril, jusqu'à un montant net d'environ
130.000 BEF par an, un revenu de travail salarié est
neutralisé dans le calcul du revenu du ménage.


Dans cette même série de décisions, la mesure à
laquelle Mme D'Hondt fait à présent référence était
également prévue. Il s'agit de l'adaptation du
système d'allocation de garantie de revenus. C'est,
en fait, l'allocation complémentaire que les
chômeurs peuvent percevoir sous certaines
conditions lorsqu'ils commencent à travailler à
temps partiel. Le but de cette allocation est de
veiller à ce que le revenu net, pendant la période de
travail à temps partiel, soit toujours plus élevé que
le revenu net du chômage. Dans ce système, qui
est déjà en vigueur depuis plus de cinq ans, il y a
toutefois un problème. La formule qui fixe le
montant de l'allocation de chômage
complémentaire est établie de telle manière que le
travailleur n'est pas rémunéré s'il fait des heures
supplémentaires. Ce qu'il gagne, en effet, en plus
en revenu net, il le perd puisque l'allocation de
chômage est réduite du même montant.

Afin de supprimer ce piège à l'emploi, un montant
de 907 millions de francs a été inscrit au budget
2001. Pour 2002, une décision a déjà été prise pour
2 milliards 619 millions.


Vous devrez néanmoins être d'accord avec moi si
je dis que ce régime d'allocation de garantie de
revenus est très complexe d'un point de vue
technique. En collaboration avec l'administration et
les services de l'ONEM, plusieurs pistes sont
actuellement examinées. En effet, l'objectif est non
seulement de supprimer ce piège à l'emploi, mais
CRABV 50
COM 465
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
van het mogelijke ook dit stelsel, binnen de
budgettaire grenzen, te vereenvoudigen.

Dit technisch onderzoek zou eind mei afgelopen
moeten zijn, zodat die maatregel tegen 1 september
van kracht kan worden. Een dergelijke timing komt
perfect overeen met de budgettaire enveloppe, die
voor 2001 ongeveer één derde bedraagt van het
bedrag waarin voor 2002 is voorzien.
également de simplifier ce système, dans la mesure
du possible, au sein des limites budgétaires.

Cette étude technique devrait être achevée fin mai,
de sorte que cette mesure puisse être d'application
pour le 1
er
septembre. Un tel timing correspond tout
à fait à l'enveloppe budgétaire, qui s'élève pour
2001 à environ 1/3 de ce qui est prévu pour 2002.
11.03 Greta D'Hondt (CVP): Het verwondert mij
dat de RVA zoveel tijd nodig heeft om hiervoor
oplossingen te formuleren.
11.03 Greta D'Hondt (CVP): Je m'étonne qu'il
faille tellement de temps à l'ONEM pour formuler
des solutions à ce problème.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
12 Vraag van mevrouw Jacqueline Herzet tot de
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de problematiek van de
ouders die willen herintreden" (nr. 4507)
12 Question de Mme Jacqueline Herzet à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "la
problématique des parents au foyer en demande
de réinsertion" (n° 4507)
12.01 Jacqueline Herzet (PRL FDF MCC): Ik wil
met deze vraag de moeilijkheden onder de
aandacht brengen die herintredende ouders
ondervinden : dat zijn vrouwen - maar ook mannen
- die na jaren voor het gezin te hebben gezorgd,
opnieuw aan het arbeidsproces willen deelnemen.
Meer bepaald hun sociale-zekerheidstoestand blijkt
uiterst problematisch.

Vaak hebben ze het immers niet opportuun geacht
zich als werkzoekende te laten inschrijven (meestal
om principiële redenen), en ze hebben dan ook
geen welomschreven sociaal statuut. Daarbij komt
nog dat ze geen bijdragen betaald hebben.

Dientengevolge komen ze niet in aanmerking voor
de onderscheiden werkgelegenheidsplannen. Een
werkgever geeft immers de voorkeur aan een
"gesubsidieerde" kracht.

Welke maatregelen denkt u te nemen om
herintreders te helpen opnieuw een baan te vinden
? Hoe denkt u de kwestie van het sociaal en fiscaal
statuut te regelen ? Binnen welke termijn zullen de
wederinschakelingsplannen worden uitgewerkt ?
Zullen de afgeleide rechten eindelijk als reële
rechten worden beschouwd ?
12.01 Jacqueline Herzet (PRL FDF MCC) : Je
tiens à évoquer les difficultés rencontrées par ce
qu'on appelle les femmes « rentrantes », à savoir
des femmes qui ­ je précise que cette
problématique concerne également des hommes ­
après avoir consacré plusieurs années de leur vie à
leur famille, souhaitent reprendre une vie
professionnelle. Elles se trouvent confrontées à une
situation très difficile en matière de sécurité sociale.
Très souvent, ces personnes n'ont pas jugé bon de
s'inscrire au chômage ­ généralement pour cause
d'éthique personnelle ­ et n'ont donc pas de statut
social défini. A cela, s'ajoute le fait que ces
personnes n'ont pas cotisé.

De ce fait, ces personnes n'ont pas accès aux
différents plans de résorption du chômage. De plus,
un employeur préfère engager une main-d'oeuvre
« subventionnée ».

Quelles mesures comptez-vous prendre pour
favoriser la réinsertion et l'embauche de ces
demandeurs d'emploi ? Comptez-vous régler le
problème de leur statut social et fiscal ? Dans quels
délais les plans de réinsertion seront-ils mis en
place ? Enfin, en ce qui concerne les droits dérivés,
vont-ils enfin être considérés comme des droits
réels ?
12.02 Minister Laurette Onkelinx (Frans) : In
België is er een latente reserve van iets meer dan 2
miljoen arbeidskrachten. Sommigen onder hen
willen echt aan de slag op de arbeidsmarkt. Het is
aan de overheid om hen daartoe aan te moedigen.
Het betreft voornamelijk vrouwen die opnieuw aan
het werk willen nadat zij een tijdje uit het
arbeidscircuit verdwenen zijn omdat zij hun
12.02 Laurette Onkelinx , ministre (en français) :
En Belgique, il existe une réserve latente de travail
d'un peu plus de 2 millions de personnes. Au sein
de ce groupe, certains souhaitent s'intégrer dans ce
même marché. C'est aux autorités qu'il appartient
de les y encourager. Il s'agit principalement de
femmes qui, après une période de retrait du marché
de travail consacrée à l'éducation des enfants,
02/05/2001
CRABV 50
COM 465
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
kinderen hebben opgevoed.

Het uitwerken van maatregelen ter bevordering van
het opnieuw inschakelen van die herintreders en
herintreedsters is maar "de op één na beste"-
oplossing. Men zou er immers beter voor zorgen dat
die mensen niet hoeven te stoppen met werken.
Daarom hecht ik zoveel belang aan maatregelen die
het mogelijk maken het beroepsleven en het
gezinsleven beter op elkaar af te stemmen.


Op 9 maart jongstleden heeft de Ministerraad een
wetsontwerp goedgekeurd dat het mogelijk maakt
die doelstelling, via instrumenten zoals het
tijdskrediet en de vier vijfden-baan, te bereiken.

Tevens mag men niet uit het oog verliezen dat ook
een belastingmaatregel werd goedgekeurd die een
integrale aftrek van de kosten voor kinderopvang
vanaf het inkomstenjaar 2000 mogelijk maakt.

Een dergelijk beleid, aangevuld met de verdere
uitbouw van opvangstructuren dankzij de
ondersteuning door de Gewesten, zou moeten
helpen voorkomen dat mensen verplicht zijn om te
stoppen met werken.

Bovendien werden nog enkele wijzigingen in de
regelgeving aangebracht teneinde de
herinschakeling van die mensen op de
arbeidsmarkt te bevorderen, dankzij maatregelen
ter vermindering van de loonkosten voor de
werkgevers.
souhaitent se réintégrer.


La prévision de mesures de soutien à la
réintégration de ces réentrants et réentrantes sur le
marché du travail n'est qu'une solution « second
best
. » En effet, il vaut mieux éviter que ces
travailleurs aient à quitter leur travail pour
commencer. C'est pourquoi j'accorde autant
d'importance aux mesures permettant une
meilleure conciliation entre la vie professionnelle et
la vie privée.

Le 9 mars dernier, le Conseil des ministres a
approuvé un projet de loi visant à cette
harmonisation, via notamment le crédit-temps et le
travail à 4/5 temps.

De plus, il ne faut pas perdre de vue la mesure
fiscale qui permet la déduction des frais de garde
d'enfants à 100 % à partir de l'année de revenus
2000.

Une telle politique, complétée par le développement
des possibilités d'accueil de l'enfance soutenu par
les Régions, devrait empêcher que l'arrêt de travail
semble la seule solution possible.


Par ailleurs, certaines adaptations réglementaires
ont été réalisées en vue de soutenir la réintégration
de ces personnes sur le marché du travail, via des
mesures de réduction du coût salarial pour les
employeurs.
Het gaat onder andere om het plus-één-, het plus-
twee-, het plus-drie-plan, het voordeelbanenplan en
de invoeginterim, die ingesteld zijn bij wet van 12
augustus 2000, koninklijk besluit van 18 juli 2000 en
andere besluiten die betrekking hebben op deze
personen. De definitie van "herintreder" is
vanzelfsprekend een ander paar mouwen.Om als
herintreder te worden beschouwd mag men de
laatste twee jaar namelijk niet als loontrekkende of
zelfstandige hebben gewerkt. Dit betekent dat elke
arbeid de voorafgaande periode van werkloosheid
doet vervallen. Om die anomalie te verhelpen heb ik
de Ministerraad een ontwerp van koninklijk besluit
voorgelegd dat die inactiviteitsvoorwaarde
versoepelt. Die nieuwe aanpassing verhoogt de
kans op herintreden van de betrokkenen op de
arbeidsmarkt aanzienlijk. Het sociale en fiscale
statuut van de vrouwen die niet uit werken gaan,
moet vooral fiscaal worden geëvalueerd. Dit mag
echter geen val zijn die de vrouwenemancipatie
belemmert.
Il s'agit, notamment, des plans +1, +2 et +3, le plan
avantages à l'emploi, l'intérim d'insertion, etc., mis
en oeuvre par la loi du 12 août 2000, par l'arrêté
royal du 18 juillet 2000 et d'autres arrêtés à
l'attention de ces personnes. Certes, reste la
définition de la notion de « réentrante ». En effet,
une des conditions pour être considérée comme
telle est de ne pas avoir travaillé au cours des deux
dernières années en tant que salarié ou
indépendant. Autrement dit, tout emploi efface la
période d'inactivité précédente. Pour remédier à
cette anomalie, j'ai soumis un projet d'arrêté royal
au Conseil des ministres, pour que la condition
d'inactivité soit assouplie. Cette nouvelle adaptation
constituera une amélioration considérable de la
chance d'intégration de ce groupe de personnes
dans le marché du travail. Quant au statut social et
fiscal des femmes au foyer, il doit être évalué,
surtout d'un point de vue fiscal. Toutefois, ce ne
peut être un piège à l'émancipation de la femme.
12.03 Jacqueline Herzet (PRL FDF MCC): De 12.03 Jacqueline Herzet (PRL FDF MCC) : La vie
CRABV 50
COM 465
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
maatschappij evolueert vanzelfsprekend. De
betrokken vrouwen zijn tussen 40 en 50 jaar oud.
Dit zal niet meer het geval zijn voor de volgende
generaties. Kunnen sommige voorwaarden niet
worden versoepeld?
évolue, certes, et les femmes concernées ont entre
40 et 50 ans. Ce ne sera plus le cas pour les
générations futures. Ne pourrait-on pas être moins
exigeant dans certains cas ?
12.04 Minister Laurette Onkelinx (Frans):
Sommige stelsels zijn voorbehouden voor de
activering. Dat is een ander probleem.
12.04 Laurette Onkelinx , ministre (en français) :
Il y a des régimes réservés à l'activation. C'est un
autre problème.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
13 Vraag van de heer Paul Timmermans tot de
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de sancties in het kader
van de invoeginterim" (nr. 4525)
13 Question de M. Paul Timmermans à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
sanctions prévues dans l'intérim d'insertion"
(n° 4525)
13.01 Paul Timmermans (ECOLO AGALEV): Uit
het onderzoek van de overeenkomsten tot invoering
van de invoeginterim blijkt dat er problemen zijn.
Artikel 10 van de basisovereenkomst bepaalt dat de
herhaalde en ongegronde weigering door een
werknemer van een uitzendopdracht en/of een
opleiding in het kader van de arbeidsovereenkomst
als een zware fout kan worden beschouwd, en dat
de beslissing in dat geval aan het OCMW wordt
betekend. Wat moet er verstaan worden onder
"herhaalde en ongegronde weigering" ? Hoe kan de
werknemer-gewezen bestaansminimumtrekker zich
verdedigen, als het OCMW betrokken partij is bij de
overeenkomst ? Kan het OCMW op basis daarvan
beslissingen nemen met betrekking tot de
toekenning van het bestaansminimum ? In de door
Adecco gewijzigde overeenkomsten staat voorts te
lezen dat het uitzendbureau, als de aangenomen
werknemer zijn ontslag wil indienen zonder daarom
al een andere baan te hebben gevonden, of zijn
werk opgeeft of een opdracht en/of een opleiding
herhaaldelijk en zonder gegronde reden weigert,
overleg moet plegen met het OCMW over de te
nemen maatregelen. Kan een uitzendbureau
zomaar van het OCMW eisen dat er overleg
gepleegd wordt over de te nemen maatregelen
wanneer een werknemer zijn ontslag wil indienen of
er de brui aan geeft ?
13.01 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO) :
L'examen des conventions mettant sur pied l'intérim
d'insertion laisse apparaître des éléments
problématiques. Ainsi, à l'article 10 de la convention
de base, on peut lire que le refus réitéré et non
fondé par le travailleur d'une mission d'intérim et/ou
d'une formation prévue dans le contrat de travail
peut être considéré comme une faute grave et que,
dans ce cas, la décision est notifiée au CPAS. Que
signifie le « refus réitéré et non fondé » ? Quels
sont les moyens de défense du travailleur ex-
minimexé dans la mesure où le CPAS est partie
intégrante au contrat ? Celui-ci peut-il prendre des
décisions sur l'octroi du minimex
? Dans les
conventions amendées par la firme Adecco, on peut
lire encore que quand la personne engagée
souhaite donner sa démission sans avoir trouvé un
autre emploi - ainsi qu'en cas d'abandon d'emploi
ou de refus réitéré et non fondé par le travailleur
d'une mission et/ou d'une formation -, l'entreprise
de travail intérimaire doit se concerter avec le CPAS
sur les mesures à prendre. Est-il normal que
l'entreprise de travail intérimaire exige du CPAS
une concertation sur les dispositions à prendre
lorsque la personne souhaite démissionner ou
lorsqu'elle a abandonné son emploi ?
13.02 Minister Laurette Onkelinx (Frans) : Ik kan
alleen maar antwoorden over de punten waarvoor ik
bevoegd ben. Voor de rest wendt u zich tot de heer
Vande Lanotte. Wat mij betreft is de betrekking
tussen uitzendkracht en uitzendbureau een gewone,
bij arbeidscontract geregelde relatie. Als de
werkgever meent dat er een zware fout begaan is,
in het kader van een weigering om een opleiding te
volgen bijvoorbeeld, kan de werknemer dit
aanvaarden, of kan de zaak voor de
arbeidsrechtbank gebracht worden, die bevoegd is
voor dergelijke geschillen.
13.02 Laurette Onkelinx , ministre (en français) :
Je ne peux répondre qu'en ce qui concerne mes
compétences. Pour le reste, vous devez vous
adresser à M. Vande Lanotte. Pour moi, la relation
entre l'intérimaire et la société d'intérim est une
relation de contrat de travail normal. Si l'employeur
estime qu'il y a faute grave, dans le cadre d'un refus
de formation par exemple, soit le travailleur
accepte, soit c'est le tribunal du travail qui est
compétent.
02/05/2001
CRABV 50
COM 465
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18

Voor het overige ressorteert dat onder het
welzijnsbeleid en ik verkies dat de heer Vande
Lanotte zich daarover zou uitspreken.
Pour le reste, cela relève de la politique de l'aide
sociale, sur laquelle je préfère que M. Vande
Lanotte s'exprime.
13.03 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO): Ik
zal minister Vande Lanotte daarover interpelleren.
Het betreft kansarmen die niet goed op de hoogte
zijn van hun syndicale rechten. De overeenkomst
moet worden verbeterd met het oog op een betere
bescherming van de betrokkenen.
13.03 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO) : Je
compte interpeller M. Vande Lanotte sur le sujet.
Ici, il s'agit d'un public fragilisé, non-habitué aux
droits syndicaux. Il conviendrait d'améliorer la
convention dans le sens d'une plus grande
protection de ce public.
13.04 Minister Laurette Onkelinx (Frans) : Dat is
ook mijn bedoeling!
13.04 Laurette Onkelinx , ministre (en français) :
C'est bien mon intention !
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
14 Vraag van de heer Paul Timmermans tot de
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de
startbaanovereenkomst" (nr. 4526)
14 Question de M. Paul Timmermans à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "la
convention de premier emploi" (n° 4526)
14.01 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO): De
startbaanovereenkomst bestaat inmiddels al weer
een jaar. Dat plan strekt ertoe laaggeschoolde
jongeren een eerste werkervaring te bieden.

Volgens u zijn er 72.000 pas afgestudeerde
jongeren onder de 25 die al meer dan vijf maanden
werkloos zijn. Er werden zo'n 55.000
overeenkomsten regulier gesloten. Hoeveel
jongeren ontvingen of ontvangen de premie in
vergelijking met de aangekondigde cijfers? Hoeveel
jongeren die zes maanden geleden hun studie
afbraken of uit een inschakelingsparcours stapten
zijn intussen via een startbaanovereenkomst aan de
slag geraakt?
14.01 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO) :
Voici plus d'un an que la convention de premier
emploi a été mise en place. Ce plan vise les jeunes
primo-demandeurs et peu qualifiés.

Selon vous, « 72.000 jeunes de moins de 25 ans
entrent dans leur sixième mois de chômage après
leurs études. » Quelque 55.000 conventions ont
été conclues normalement. Par rapport aux chiffres
annoncés, combien ont bénéficié ou bénéficieront
de la prime ? Combien de jeunes ayant quitté leurs
études ou un parcours d'insertion depuis 6 mois
ont-ils été insérés dans l'entreprise via une
convention de premier emploi ?
14.02 Minister Laurette Onkelinx (Frans): In
september moet de NAR een eerste balans van het
systeem opmaken ! Op 26 april had mijn
departement ­ buiten de op artikel 41 stoelende
overeenkomsten die de overeenkomsten "papier"
wordt genoemd ­ 51.344 startbaanovereenkomsten
ontvangen waaronder 20.538 door laaggeschoolde
jongeren waren ondertekend.

Op grond van die gegevens kan men niet aangeven
hoeveel overeenkomsten tot verlaagde
werkgeversbijdragen aanleiding zullen geven (3
procent van de aanwervingen door de onderneming
moet immers uit voltijdsequivalenten bestaan). Op
basis van de jongste RSZ-cijfers kan ik u bij wijze
van vergelijking zeggen dat voor dit trimester de
ondernemingen 12.093 laaggeschoolde Rosetta-
jongeren bij de RSZ hebben aangegeven. 273
overeenkomsten
gaven aanleiding tot een
14.02 Laurette Onkelinx , (en français) ministre :
Le CNT doit établir, en septembre, un premier bilan
du dispositif ! Au 26 avril, hors convention conclue
sur base de l'article 41 - appelée convention
« papier » - mon département avait reçu 51.344
conventions de premier emploi, dont 20.538
conclues par des jeunes moins qualifiés.


On ne peut indiquer, sur base de ces éléments,
combien donneront lieu à des réductions de
cotisations patronales (il faut effectivement que
l'entreprise ait atteint 3 % d'engagement en
équivalent temps plein) Sur base des chiffres les
plus récents de l'ONSS, à titre de comparaison, je
peux vous indiquer que, pour ce trimestre, 12.093
jeunes moins qualifiés dans le cadre du plan
Rosetta ont été déclarés à l'ONSS par les
entreprises ; 273 conventions ont donné lieu à une
CRABV 50
COM 465
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
driemaandelijkse vermindering met 20.000 frank,
732 gaven aanleiding tot een vermindering met
45.000 frank en 11.088 gaven geen aanleiding tot
een vermindering.

Zo'n 11,12 procent van die verminderingen werden
toegekend aan ondernemingen die niet aan de
aanwervingsverplichting worden onderworpen.

Mijn departement gaat over tot een dubbele telling:
een eerste bij ontvangst van de dossiers en een
tweede na verificatie en codering. Daarom worden
slechts 46.494 van de 51.344 ontvangen
overeenkomsten nagekeken en gecodeerd.

Zo'n 13.322 overeenkomsten werden afgesloten
binnen een termijn van zes maanden nadat de
betrokkene de school had verlaten (25,65 %) terwijl
112 overeenkomsten werden afgesloten na afloop
van een inschakelingstraject (0,24 %).
réduction trimestrielle de 20.000 francs, 732
conventions à une réduction de 45.000 francs et
11.038 conventions à aucune réduction.


Quelque 11,12 % de ces réductions ont été
accordées à des entreprises non soumises à
l'obligation d'embauche.

Mon département procède à un double comptage :
un premier à la réception des dossiers, et un
second après vérification et encodage. C'est
pourquoi, sur 51.344 conventions reçues, seules
46.494 sont vérifiées et encodées.

Quelque 13.322 de ces conventions ont été
conclues dans les 6 mois de la sortie de l'école
(25,65 %), et 112 à l'issue d'un parcours d'insertion
(0,24 %).
14.03 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO): Ik
zou graag willen dat u de cijfers die u net heeft
aangehaald, aan de commissieleden zou meedelen
zodat zij hun eigen evaluatie kunnen maken.
Ondanks het feit dat die actie veel succes oogstte,
bevinden 93.000 jongeren zich nog steeds in
wachtsituatie. Men kan dus moeilijk de werkgevers
geloven die beweren dat zij geen kandidaten
genoeg hebben.

Misschien zou het wenselijk zijn een
opleidingsprogramma op touw te zetten zodat
jongeren zich tegelijk in de arbeidsmarkt kunnen
inschakelen en een kwalificatie kunnen verwerven.
(Het incident is gesloten)
14.03 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO) :
J'aimerais que vous communiquiez aux
commissaires les chiffres que vous venez de citer
pour qu'ils puissent faire leur propre évaluation.
Malgré le succès de l'opération, 93.000 jeunes sont
encore en situation d'attente. On peut donc
difficilement croire les employeurs qui prétendent
manquer de candidats.



Un programme de formation serait peut-être
souhaitable pour que les jeunes puissent s'engager
à la fois dans l'emploi et dans la qualification.
Het incident is gesloten.

De voorzitter: De vragen nrs 4532 en 4548
worden uitgesteld, aangezien de aanwezigheid van
de heer Bacquelaine vereist is in de commissie
Justitie. Mevrouw D'Hondt gaat akkoord met dit
uitstel.

Uitstel ook voor vraag nr. 4540 van de heer
Anthuenis.

De vraag van de heer Fournaux (nr. 4505) wordt
geschrapt, aangezien hij al tweemaal niet kwam
opdagen.
L'incident est clos.

Le président: La présence de M. Bacquelaine
étant requise en commission de la Justice, les
questions n° 4532 et 4548 sont reportées. Mme
D'Hondt marque son accord sur ce report.


La question n° 4540 de M. Anthuenis est
également reportée.

M. Fournaux ne s'étant pas présenté à deux
reprises, sa question (n° 4505) est supprimée.
De vergadering wordt gesloten om 17.02 uur.
La séance est levée à 17.02 heures.

Document Outline