KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50 COM 452
CRIV 50 COM 452
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET HET BEKNOPT VERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC LE COMPTE RENDU ANALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
F
INANCIËN EN DE
B
EGROTING
C
OMMISSION DES
F
INANCES ET DU
B
UDGET
dinsdag mardi
24-04-2001 24-04-2001
10:00 uur
10:00 heures
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP Christelijke
Volkspartij
FN Front
National
PRL FDF MCC
Parti Réformateur libéral Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS Parti
socialiste
PSC Parti
social-chrétien
SP Socialistische
Partij
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode + nummer
en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du
n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag (op wit papier, bevat de bijlagen en het
beknopt verslag, met kruisverwijzingen tussen Integraal en
Beknopt Verslag)
CRIV
Compte Rendu Intégral (sur papier blanc, avec annexes et
CRA, avec renvois entre le CRI et le CRA)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV Compte
Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
CRIV 50
COM 452
24/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Vraag van de heer Ludo Van Campenhout aan de
minister van Financiën over "de BTW en de
registratierechten op renovatie in de grote steden"
(nr. 4361)
1
Question de M. Ludo Van Campenhout au
ministre des Finances sur "la TVA et les droits
d'enregistrement applicables aux travaux de
rénovation dans les grandes villes" (n° 4361)
1
Sprekers: Ludo Van Campenhout, Didier
Reynders, minister van Financiën
Orateurs: Ludo Van Campenhout, Didier
Reynders, ministre des Finances
Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de minister
van Financiën over "het gebruik van
getrouwheidskaarten en de privacy" (nr. 4473)
2
Question de Mme Zoé Genot au ministre des
Finances sur "l'utilisation des cartes de fidélité et
la vie privée" (n° 4473)
2
Sprekers: Zoé Genot, Didier Reynders,
minister van Financiën
Orateurs: Zoé Genot, Didier Reynders,
ministre des Finances
Vraag van de heer Jacques Chabot aan de
minister van Financiën over "de rechtsvordering
tegen een aanslag" (nr. 4474)
4
Question de M. Jacques Chabot au ministre des
Finances sur "le recours en justice contre une
imposition" (n° 4474)
4
Sprekers: Jacques Chabot, Didier Reynders,
minister van Financiën
Orateurs: Jacques Chabot, Didier Reynders,
ministre des Finances
Vraag van mevrouw Fientje Moerman aan de
minister van Financiën over "de vrijstelling van
vennootschapsbelasting toegekend aan
vennootschappen die in Tunesië gevestigd zijn"
(nr. 4475)
5
Question de Mme Fientje Moerman au ministre
des Finances sur "l'exonération de l'impôt des
sociétés pour des sociétés établies en Tunisie"
(n° 4475)
5
Sprekers:
Fientje Moerman, Didier
Reynders, minister van Financiën
Orateurs:
Fientje Moerman, Didier
Reynders, ministre des Finances
Vraag van de heer Dirk Pieters aan de minister
van Financiën over "het Belgische voorzitterschap
van de Eurogroep" (nr. 4484)
6
Question de M. Dirk Pieters au ministre des
Finances sur "la présidence belge de
l'Eurogroupe" (n° 4484)
6
Sprekers: Dirk Pieters, Didier Reynders,
minister van Financiën
Orateurs: Dirk Pieters, Didier Reynders,
ministre des Finances
Vraag van de heer Dirk Pieters aan de minister
van Financiën over "de Vlaamse
hypotheekkantoren in Brussel" (nr. 4485)
9
Question de M. Dirk Pieters au ministre des
Finances sur "les bureaux de conservation des
hypothèques flamands à Bruxelles" (n° 4485)
9
Sprekers: Dirk Pieters, Didier Reynders,
minister van Financiën
Orateurs: Dirk Pieters, Didier Reynders,
ministre des Finances
Vraag van de heer Yves Leterme aan de minister
van Financiën over "de grote coupures" (nr. 4494)
10
Question de M. Yves Leterme au ministre des
Finances sur "les grosses coupures" (n° 4494)
10
Sprekers: Yves Leterme, voorzitter van de
CVP-fractie, Didier Reynders, minister van
Financiën
Orateurs: Yves Leterme, président du groupe
CVP, Didier Reynders, ministre des Finances
Vraag van de heer Philippe Seghin aan de
minister van Financiën over "de belastingregeling
inzake stock options" (nr. 4495)
12
Question de M. Philippe Seghin au ministre des
Finances sur "la fiscalité des stock options"
(n° 4495)
12
Sprekers: Philippe Seghin, Didier Reynders,
minister van Financiën
Orateurs: Philippe Seghin, Didier Reynders,
ministre des Finances
CRIV 50
COM 452
24/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE FINANCIËN
EN DE BEGROTING
COMMISSION DES FINANCES ET
DU BUDGET
van
DINSDAG
24
APRIL
2001
10:00 uur
______
du
MARDI
24
AVRIL
2001
10:00 heures
______
De vergadering wordt geopend om 10.19 uur door
de heer Aimé Desimpel, voorzitter.
La séance est ouverte à 10.19 heures par M.
Aimé Desimpel, président.
01 Vraag van de heer Ludo Van Campenhout
aan de minister van Financiën over "de BTW en
de registratierechten op renovatie in de grote
steden" (nr. 4361)
01 Question de M. Ludo Van Campenhout au
ministre des Finances sur "la TVA et les droits
d'enregistrement applicables aux travaux de
rénovation dans les grandes villes" (n° 4361)
01.01 Ludo Van Campenhout (VLD): Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, in de
grote steden is renovatie van het patrimonium, dat
vaak bestaat uit goede maar verouderde
woningen, een goed beleidsinstrument om
verkrotting tegen te gaan en de vrije ruimte te
bewaren. Bij de renovatieprojecten stuit men
echter op een aantal problemen met de BTW- en
registratierechten. Het verlaagde BTW-tarief van
6% geldt bijvoorbeeld niet wanneer de kostprijs
van de werken meer dan 60% van de
verkoopwaarde van het pand bedraagt of wanneer
de structuur of de bestemming van het gebouw
verandert. In dat geval geldt het BTW-tarief van
21%.
Wanneer een aannemer een pand koopt en het
renoveert binnen de regels voor het verlaagde
BTW-tarief van 6%, kan hij de BTW niet
recupereren. De koper moet 12% registratie-
rechten betalen op de totale prijs, dus ook op de
6% BTW die bij de renovatiewerken betaald
werden. Als het gerenoveerd gebouw wordt
verkocht in ruwbouw, worden de registratierechten
berekend op het kadastraal inkomen van de
afgewerkte woning. De kopers kunnen dan
bijgevolg geen aanspraak maken op de
verminderde registratierechten. Dit is in de stad
vaak het geval, zelfs indien op het moment van de
verkoop het voorlopig vastgestelde kadastraal
inkomen nog laag genoeg was om in aanmerking
te komen voor die verlaagde registratierechten.
Vaak is grondige vernieuwbouw dus zelfs duurder
dan nieuwbouw. De fiscale regels vergroten het
prijsverschil nog. Als gevolg daarvan is bouwen
buiten de stad vaak interessanter dan renoveren
in de stad.
Mijnheer de minister, is de interpretatie van de
administratie van Financiën juist, waar deze stelt
dat het BTW-tarief van 6% niet geldt in de hoger
genoemde gevallen? Vindt u het logisch dat de
registratierechten in de hoger genoemde gevallen
moeten worden betaald boven op de niet-
recupereerbare BTW? Is men van plan deze regel
te wijzigen? Vindt u het logisch dat wanneer een
aannemer een gerenoveerd pand in ruwbouw
verkoopt, de BTW-rechten berekend worden op
een ander kadastraal inkomen dan dat bij de
verkoop?
01.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de
voorzitter, collega's, in het eerste voorbeeld dat de
heer Van Campenhout vermeldt, zijn de criteria
slechts van toepassing voor het bepalen of een
verbouwd oud gebouw na de verbouwing kan
worden beschouwd als een nieuw gebouw in de
zin van artikel 44, paragraaf 3, 1°, van het BTW-
wetboek. Deze criteria houden geenszins verband
met de tarifering van onroerende BTW-
handelingen.
Opdat het verlaagde BTW-tarief van 6% kan
worden toegepast, dus bij een 'omvorming', in de
zin van rubriek XXXI van tabel A van de bijlage bij
het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 inzake
24/04/2001
CRIV 50
COM 452
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
BTW-tarieven of van de tijdelijke bepalingen van
artikel 1bis van hetzelfde koninklijke besluit,
moeten de uitgevoerde werken op een relevante
wijze steunen op de oude dragende muren
(inzonderheid de buitenmuren), of meer in het
algemeen, op de wezenlijke elementen van de
structuur van het te renoveren gebouw.
Omdat beide bovengenoemde bepalingen elk een
eigen toepassingsgebied hebben, is het mogelijk
dat de renovatiewerken onderworpen worden aan
het verlaagde BTW-tarief van 6%, zelfs indien het
gebouw na de werken beschouwd wordt als een
nieuw gebouw in de zin van artikel 44 paragraaf 3,
1°.
Ten tweede, het registratierecht op de verkopen
van onroerende goederen wordt in de eerste
plaats vereffend op de tussen de partijen
overeengekomen prijs, in voorkomend geval
verhoogd met de lasten die de verkoper aan de
koper oplegt. De manier waarop die prijs wordt
vastgesteld is niet van belang. Wanneer de door
de verkoper betaalde BTW een rol heeft gespeeld
bij de bepaling van de prijs, maakt dit een
bestanddeel van de prijs uit en is dus bij de met
het registratierecht te belasten grondslag
inbegrepen. Dit kan niet als dubbele belasting
worden beschouwd vermits het gaat om
belastingen van verschillende aard die in hoofde
van verschillende belastingplichtigen worden
geheven. Een wijziging van deze algemene
heffingsregel is bijgevolg niet aangewezen.
Ten derde, voor bescheiden woningen in opbouw
kan de koper de toepassing van het verlaagd
registratierecht van artikel 57 van het Wetboek der
Registratierechten inroepen. In dit geval wordt bij
de registratie van de aankoopakte het gewone
tarief geheven. De vermindering geschiedt door
teruggave van 6,5% die na de vaststelling van het
kadastraal inkomen van de voltooide woning moet
worden aangevraagd voor zover het KI het
toelaatbaar maximum niet overschrijdt.
De wetgever had een sociaal doel voor ogen bij de
invoering van het gunststelsel voor bescheiden
woningen. Het was de bedoeling van de wetgever
de verwerving van een bescheiden woning door
economisch zwakkeren te bevorderen. Daarom
geldt de beperking van het KI. De in
vraaggestelde werkwijze beantwoordt volkomen
aan de geest van deze wetgeving. Op die manier
wordt immers vermeden dat de koper het
gunsttarief geniet op basis van een voorlopig KI
en nadien de woning verder afwerkt, waardoor het
toegelaten maximum KI wordt overschreden en de
opgerichte woning geen bescheiden woning is. Er
zijn geen plannen om dit te wijzigen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Question de Mme Zoé Genot au ministre des
Finances sur "l'utilisation des cartes de fidélité
et la vie privée" (n° 4473)
02 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de
minister van Financiën over "het gebruik van
getrouwheidskaarten en de privacy" (nr. 4473)
02.01 Zoé Genot (ECOLO-AGALEV): Monsieur
le président, monsieur le ministre, chers
collègues, dans le cadre de certaines interviews, il
semble que M. Zenner ait évoqué la possibilité
d'utiliser les données collectées par certaines
entreprises, en particulier celles de la grande
distribution. Il s'agit des données récoltées dans le
cadre de certaines campagnes dans lesquelles
des cartes informatisées, collectant les données
et permettant aux gens d'obtenir des points, sont
données et vendues.
Dans le plan d'action du commissaire du
gouvernement pour une nouvelle culture fiscale,
section 2 «lutte contre la grande fraude fiscale»,
nous pouvons lire qu'en Belgique, la loi relative à
la protection de la vie privée permet le traitement
de données sans le consentement de l'intéressé,
dans l'hypothèse où ce traitement est nécessaire
à la réalisation des objectifs légitimes de
l'organisation qui en est responsable et à la
condition que ne soient pas mis en cause les
intérêts et droits fondamentaux de la personne
concernée. Cela semble poser problème par
rapport aux objectifs poursuivis. Par conséquent,
un groupe de travail chargé d'examiner la manière
de concilier la création interprofessionnelle de
fichiers anti-fraude et la nécessaire protection de
la vie privée a été mis en place.
Au niveau politique, il y a eu de multiples
déclarations où l'importance de s'attaquer aux
«gros poissons» a été évoquée. Cette nouvelle
arme des fichiers des cartes de fidélité me donne
l'impression d'être plutôt calibrée pour des cibles
que l'on pourrait nommer menu fretin que pour
ces gros poissons. J'ai été, par conséquent, assez
étonnée de voir ce point dans la partie concernant
la lutte contre la grande fraude fiscale!
Nous sommes demandeurs d'une levée du secret
bancaire, comme dans les pays voisins. Il me
semble qu'il s'agit d'un outil nettement mieux
calibré pour cette lutte contre la grande fraude
fiscale.
CRIV 50
COM 452
24/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
Voici quelques questions:
Quels sont les contacts que vos services ont à
l'heure actuelle avec la Commission de la vie
privée?
Selon l'article 5 de la loi du 8 décembre 1992
relative à la protection de la vie privée à l'égard
des traitements de données, celles-ci ne peuvent
faire l'objet d'un traitement que pour des finalités
déterminées légitimes. Elles doivent être
adéquates et pertinentes, non excessives par
rapport à ces finalités. Les entreprises ont récolté
ces données à des fins commerciales. Ne pensez-
vous pas que le traitement de ces données que
vous souhaitez réaliser est contraire à la loi sur la
vie privée?
Il importe donc de ne pas permettre une demande
systématique des données quand il n'y a pas un
faisceau de preuves concordantes.
Quelles sont, à l'heure actuelle, les limites du
pouvoir de l'administration fiscale dans ce
domaine?
Au-delà des déclarations, quelles démarches ont
réellement été entreprises par vos services pour
avoir accès aux bases de données des cartes de
fidélité?
Pour quels types de contribuables? Quels sont les
fonctionnaires susceptibles de faire ces
demandes?
Quels systèmes de carte sont concernés à l'heure
actuelle?
S'agit-il de données recueillies et dans combien
de cas?
Au-delà de la problématique «cartes de fidélité»,
le chapitre du plan d'action du commissaire
semblait plus large. Quels sont les types de
fichiers visés par ce chapitre?
02.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur le
président, chers collègues, premièrement, le plan
fera l'objet d'un examen cet après-midi en
discussion avec le commissaire. Nous pouvons
évidemment passer notre temps, dans un
document volumineux, à choisir une ligne et en
faire l'exégèse. Je vous conseille donc de venir
cet après-midi discuter avec M. Zenner de
l'ensemble de la philosophie du projet.
Deuxièmement, il n'y a pas de secret bancaire en
Belgique. Plaider pour sa suppression n'a donc
pas de sens. En outre, le pays qui nous est le plus
proche sur le plan économique, est le
Luxembourg. Il s'agit du pays qui applique le plus
farouchement le secret bancaire à notre égard
chaque fois que nous demandons des
renseignements. Je vous invite donc à vérifier la
situation exacte dans les pays voisins.
Troisièmement, je vous remercie, car ce n'est pas
toujours le langage de votre groupe, d'insister à ce
point sur l'équilibre à trouver entre la protection de
la vie privée et les moyens à mettre en oeuvre par
l'administration fiscale.
Je vais, à la suite de votre question, rappeler à
l'administration fiscale deux éléments qui me
paraissent fondamentaux.
Le premier rappel a déjà été fait par voie de note.
J'ai en effet constaté que certaines
communications avaient été faites ces derniers
jours sur des dossiers fiscaux. J'ai donc rappelé
qu'il existe un secret professionnel dans
l'administration, que des enquêtes doivent être
menées chaque fois que des fuites interviennent
et que des suites pénales ou administratives
doivent intervenir si nécessaire. En effet, j'estime
comme vous que la protection de la vie privée doit
être considérée comme un élément très important
dans la démarche de l'administration.
A la suite de votre question, j'enverrai un
deuxième rappel parce que c'est la règle dans
l'administration fiscale. Je partage, en effet, à
100% votre préoccupation pour que soit considéré
comme un principe de base pour l'administration
fiscale, le respect de la vie privée de nos
concitoyens. Même lorsqu'il s'agit de lutter contre
des éléments de fraude, un équilibre en la matière
doit être maintenu.
Je suis ravi de constater que cette position
semble être défendue avec force par votre
groupe. Ce phénomène est peut-être un peu
nouveau dans cette commission. Mais ce sont là
des changements qui doivent être salués.
En matière fiscale, la collecte de renseignements
auprès de tiers repose, quant à elle, sur les
dispositions des articles 322 et 323 du Code des
impôts sur les revenus 92.
L'opportunité de procéder à pareilles collectes doit
s'apprécier en fonction des circonstances propres
à chaque dossier. Aucune directive générale n'a
dès lors été donnée au sujet de l'exploitation de
renseignements liés aux opérations de type cartes
de fidélité délivrées par le secteur de la grande
24/04/2001
CRIV 50
COM 452
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
distribution à ses clients.
Il est vrai que les mesures prises pour contrer la
grande fraude, que ce soit par les entreprises ou
par l'administration fiscale, peuvent poser, comme
vous l'avez dit, un certain nombre de questions au
regard de la législation relative à la protection de
la vie privée.
C'est dans cet esprit que M. Alain Zenner,
commissaire du gouvernement, a proposé, dans
son plan d'action, de créer un groupe de travail
chargé d'examiner certains aspects de cette
problématique. La mise en place des travaux de
ce groupe est toujours en cours.
Dans la même perspective, M. Zenner a eu des
consultations avec M. Thomas, président de la
Commission de protection de la vie privée. Un
inventaire des questions à examiner a été dressé.
Le commissaire du gouvernement et le président
de la commission ont décidé de poursuivre leurs
concertations.
M. Zenner pourra, sans doute, vous en dire un
peu plus cet après-midi. Mais je tiens à vous
rassurer. Je demande régulièrement à mon
administration de veiller, au-delà du respect du
secret professionnel, à la défense de la vie privée
des contribuables avec lesquels nous sommes en
relation, que ce soit dans les relations avec les
entreprises bancaires, financières, industrielles ou
de services, ou que ce soit dans les relations avec
les contribuables personnes physiques. Je tiens à
rappeler ce fait à cette commission mais je le ferai
également par note à l'ensemble des services de
l'administration fiscale. En tout cas, je suis
heureux de constater cette forte volonté de
protection de la vie privée dans les relations entre
l'administration et les contribuables.
02.03 Zoé Genot (ECOLO-AGALEV): Monsieur
le président, monsieur le ministre, loin de moi
l'idée de vouer un véritable culte à la vie privée.
Par contre, je me prononce en faveur d'un
principe de proportionnalité. C'est ainsi que, selon
moi, une intrusion dans la vie privée doit être
proportionnelle au type d'éléments que l'on
recherche.
J'ai reçu des appels téléphoniques de dames
affolées me disant qu'elles sont au chômage,
qu'elles font les courses de leurs voisines qui ne
savent pas se déplacer et qui me demandent si
elles ont le droit d'utiliser leur carte bancaire pour
ces achats. Dans ce cas, il existe un problème de
proportionnalité.
Je le répète, loin de moi l'idée de dire que la vie
privée doit être un élément primordial. Selon moi,
il doit y avoir une réaction appropriée à chaque
type de fraude soupçonnée.
Je n'ai pas bien compris quels sont les autres
types de fichiers auxquels vous songez ni quelle
est l'ampleur du phénomène à l'heure actuelle. Il
serait intéressant que nous puissions avoir une
idée un peu plus claire à ce sujet. Ce phénomène
est-il fréquent ou tout à fait marginal?
02.04 Didier Reynders, ministre: Monsieur le
président, j'ai dit qu'il n'y avait aucune instruction
générale en la matière. M. Zenner vous dira sur
quel type de piste il peut travailler aujourd'hui.
Mais au-delà de cela, la proportionnalité et
l'examen des moyens utilisés, à savoir notamment
les types de fichiers, ont lieu dossier par dossier. Il
n'existe pas d'autre méthode pour évaluer les
moyens utilisés dans la lutte contre la fraude que
de vérifier, dans un dossier déterminé, s'il y a une
certaine proportion entre les éléments mis en
parallèle.
Je suis désolé que vous receviez de temps en
temps des coups de téléphone ou des courriers
de personnes affolées. Je passe ma vie à tenter
de répondre à des appels ou à des courriers de
personnes qui ont lu des déclarations de
présidents de parti ou de secrétaires fédéraux et
qui s'inquiètent de l'application de telles mesures
à l'ensemble des contribuables. Si je devais me
tracasser chaque fois qu'une déclaration d'un
secrétaire fédéral entraîne une agitation de la part
des contribuables, je ne dormirais plus.
02.05 Zoé Genot (ECOLO-AGALEV): J'aurais
souhaité en savoir plus sur l'ampleur du
phénomène.
02.06 Didier Reynders, ministre: Madame
Genot, comme je l'ai dit en commençant mon
intervention, nous travaillons dans cette
commission en essayant d'organiser des
discussions sur des thèmes généraux. Le
commissaire du gouvernement sera présent cet
après-midi. Aucune instruction générale n'est en
cours. Je n'ai donc pas l'intention de tenir compte
de l'ensemble des fichiers dans quelque domaine
que ce soit. Mais si vous voulez savoir sur quoi
l'administration fiscale travaille aujourd'hui et ce
qu'elle examine, venez cet après-midi: M. Zenner
sera à votre disposition.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
CRIV 50
COM 452
24/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
03 Question de M. Jacques Chabot au ministre
des Finances sur "le recours en justice contre
une imposition" (n° 4474)
03 Vraag van de heer Jacques Chabot aan de
minister van Financiën over "de rechts-
vordering tegen een aanslag" (nr. 4474)
03.01 Jacques Chabot (PS): Monsieur le
président, monsieur le ministre, chers collègues,
l'article 356, alinéa 1
er
du Code des impôts sur les
revenus, applicable à partir de l'exercice
d'imposition 1999, mentionne que lorsqu'une
décision du directeur des contributions ou du
fonctionnaire délégué par lui fait l'objet d'un
recours en justice et que la juridiction prononce la
nullité totale ou partielle de l'imposition pour une
cause autre que la prescription, l'administration
peut, même en dehors des délais prévus aux
articles 353 et 354, soumettre à l'appréciation de
la juridiction saisie qui statue sur cette demande
une cotisation subsidiaire à charge du même
redevable et à raison de tout ou partie des mêmes
éléments d'imposition que la cotisation initiale.
De la lecture de cet article 356, alinéa 1
er
, peut-on
déduire que cet article ne peut pas s'appliquer
dans l'hypothèse où le contribuable a introduit son
action devant le tribunal de première instance
contre une imposition établie à sa charge sans
attendre la décision du directeur? Autrement dit,
l'article 356 ne pourrait pas s'appliquer dans
l'hypothèse où le directeur n'a pas statué dans les
six mois neuf mois si le contribuable a été taxé
d'office après la date de réception du recours
administratif et où le contribuable a soumis le litige
au tribunal de première instance sans attendre la
décision du directeur.
De ce même article, peut-on déduire qu'il ne peut
s'appliquer qu'au seul niveau de la juridiction
saisie de l'action contre l'imposition, à savoir le
tribunal de première instance? Autrement dit,
l'article 356 ne pourrait pas s'appliquer au niveau
de la Cour d'appel étant donné que cette dernière
n'est pas saisie ni d'un recours contre la décision
du directeur, ni d'une action introduite contre
l'imposition.
Enfin, de ce même article 356, peut-on déduire
qu'il ne peut pas s'appliquer dans l'hypothèse où
le tribunal de première instance prononcerait un
dégrèvement de la cotisation initiale et non une
annulation partielle de ladite cotisation?
03.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur le
président, chers collègues, force m'est de
constater, monsieur Chabot, que dans sa
formulation actuelle, le texte de l'article 356
nouveau du CIR 1992 ne peut s'appliquer que
lorsqu'une décision directoriale a effectivement
été rendue. Dans l'hypothèse où le contribuable
introduit une action en justice du fait de l'absence
de décision du directeur, conformément à l'article
1385 undecies, alinéa 2, du Code judiciaire,
l'administration ne peut pas introduire une
cotisation subsidiaire.
Cela signifie que l'administration a donc intérêt à
ce que les décisions interviennent dans le délai de
6 ou de 9 mois en cas de taxation d'office.
Enfin, dans l'état actuel de la jurisprudence, le
prononcé d'un dégrèvement pour cause d'illégalité
autre que la prescription plutôt que d'une
annulation pour la même cause ne fait pas
obstacle au recours à une cotisation de
remplacement. Un arrêt de la Cour de cassation
du 22 octobre 1992 a été pris en ce sens.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
04 Vraag van mevrouw Fientje Moerman aan de
minister van Financiën over "de vrijstelling van
vennootschapsbelasting toegekend aan
vennootschappen die in Tunesië gevestigd zijn"
(nr. 4475)
04 Question de Mme Fientje Moerman au
ministre des Finances sur "l'exonération de
l'impôt des sociétés pour des sociétés établies
en Tunisie" (n° 4475)
04.01 Fientje Moerman (VLD): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, heel wat
Vlaamse confectiebedrijven hebben
dochterondernemingen in Tunesië. Deze
ondernemingen genieten daar de vrijstelling van
vennootschapsbelasting die Tunesië toekent aan
vennootschappen waarvan de verrichtingen
volledig op de uitvoer zijn gericht. Ten gevolge van
deze vrijstelling in Tunesië weigert de Belgische
administratie echter om het DBI, het definitief
belaste inkomstenregime, toe te kennen voor
dividenden die voortkomen uit de Tunesische
werkmaatschappijen die genieten van deze
vrijstelling.
De belastingadministratie beroept zich hiervoor op
artikel 203 § 1, 3° van het Wetboek van
inkomstenbelastingen dat stelt dat inkomsten niet
van de belastbare winst aftrekbaar zijn wanneer
ze worden verleend of toegekend door een
vennootschap voor zover de inkomsten die ze
verkrijgt, niet zijnde dividenden, hun oorsprong
vinden buiten het land van de fiscale woonplaats
24/04/2001
CRIV 50
COM 452
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
en ze in dat land een afzonderlijke
belastingregeling genieten, afwijkend van het
gemeen recht.
Nochtans bestaat de filosofie van het
dubbelbelastingverdrag België-Tunesië erin dat
wanneer een in België gevestigde vennootschap
dividenden ontvangt van een in Tunesië
gevestigde vennootschap, België vrijstelling van
vennootschapsbelasting verleent voor zover die
vrijstelling zou worden verleend als beide
vennootschappen inwoner van België zouden zijn
geweest.
Bent u niet van mening dat in deze situatie een
DBI-aftrek moet worden toegekend?
04.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de
voorzitter, mevrouw Moerman, het is juist dat de
Belgische belastingadministratie thans geen aftrek
van definitief belastinginkomsten verleent inzake
sommige dividenden van Tunesische oorsprong.
Het gaat om dividenden die Belgische
vennootschappen verkrijgen van hun Tunesische
dochtervennootschappen en die voortkomen uit
winst van de uitvoer. Deze werden in mindering
gebracht van de belastbare grondslag van de
belasting op het inkomen in Tunesië.
Mijn administratie weigert deze vermindering op
grond van artikel 203 § 1, 3° van het Wetboek van
inkomstenbelasting 1992. Dat artikel bepaalt dat
dividenden niet aftrekbaar zijn wanneer ze worden
toegekend door "een vennootschap voor zover de
inkomsten die ze verkrijgt, niet zijnde dividenden,
hun oorsprong vinden buiten het land van haar
fiscale woonplaats en ze in het land van de fiscale
woonplaats een afzonderlijke belastingregeling
genieten die afwijkt van het gemeen recht."
De toepassing van artikel 203 § 1, 3° van het
Wetboek van inkomstenbelastingen 1992 ten
aanzien van dividenden van Tunesische
oorsprong, is niet onverenigbaar met het bepaalde
in artikel 21 § 2, 3a) van de Overeenkomst tot het
vermijden van de dubbele belasting tussen België
en Tunesië van 22 februari 1975, met name dat
de dividenden die Belgische vennootschappen
verkrijgen van Tunesische vennootschappen, "in
België van de vennootschapsbelasting zijn
vrijgesteld voor zover vrijstelling zou worden
verleend indien beide vennootschappen inwoner
van België waren geweest."
Bovendien is een dergelijke interpretatie niet
tegenstrijdig met de basisgedachte van de
Overeenkomst tot het vermijden van de dubbele
belasting tussen België en Tunesië. Het wordt
immers gemeenlijk aanvaard dat dit type van
overeenkomst niet alleen een dubbele belasting
wil voorkomen, maar ook een dubbele vrijstelling
wil vermijden.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Dirk Pieters aan de
minister van Financiën over "het Belgische
voorzitterschap van de Eurogroep" (nr. 4484)
05 Question de M. Dirk Pieters au ministre des
Finances sur "la présidence belge de
l'Eurogroupe" (n° 4484)
05.01 Dirk Pieters (CVP): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, mijn vraag verwijst
naar vier recente gebeurtenissen met betrekking
tot de positie van onze minister van Financiën in
het kader van het Europees monetair beleid. Ik
wilde de minister daarover ondervragen.
Ten eerste, de financiële markten hadden
verwacht dat de raad van bestuur van de
Europese Centrale Bank in zijn vergadering van
11 april 2001 zou hebben beslist tot een verlaging
van de rentetarieven van de Europese Centrale
Bank. De minister van Financiën heeft die
vergadering bijgewoond en heeft vooraf via de
pers bekendgemaakt dat hij voor een verlaging
zou pleiten. De raad van bestuur heeft tijdens die
vergadering echter beslist de rentetarieven niet te
wijzigen. Daarmee hangt mijn eerste vraag
samen. Vreest u niet, mijnheer de minister, dat uw
aanwezigheid en uw aangekondigd pleidooi voor
een renteverlaging dergelijke wijziging juist
verhinderd hebben? Een wijziging van de rente
zou immers overgekomen zijn als een toegeving
van de Europese Centrale Bank aan politieke druk
en haar geloofwaardigheid in de toekomst bij de
financiële analisten ernstig hebben aangetast.
Zelfs de Financial Times heeft dat gisteren
uitdrukkelijk vermeld.
Ten tweede, volgens het verdrag tot de oprichting
van de Europese Unie mag de voorzitter van de
raad, in casu de Ecofin-ministerraad, de
vergaderingen van de raad van bestuur van de
Europese Centrale Bank bijwonen. Die bepaling is
niet opgenomen in de lijst van artikels waarvan het
verdrag bepaalt dat ze niet van toepassing zijn op
de lidstaten met derogatie. Zweden is tijdens het
eerste semester van 2001 voorzitter van de
Ministerraad en heeft dus het recht de
vergaderingen bij te wonen. België daarentegen
had dat recht niet.
Vandaar mijn vraag: is uw aanwezigheid in
CRIV 50
COM 452
24/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
Frankfurt al dan niet in strijd met het verdrag? Zijn
de beslissingen die in uw aanwezigheid werden
genomen eigenlijk wel geldig?
Ten derde, tijdens een persconferentie op 12
februari 2001 hebt u zich uitgesproken tegen een
versterking van de rol van de Europese
Commissie in de Eurogroep. Daarmee ging u in
tegen de visie van onder meer Frankrijk. Enkele
dagen later heeft oud-commissievoorzitter
Jacques Santer de minister van Financiën
daaromtrent een veeg uit de pan gegeven door
hem er publiekelijk aan te herinneren dat de
Eurogroep, zijnde een informele partitie van de
Ministerraad, onder de eerste pijler valt.
Bent u met uw standpunt over de rol van de
Commissie in de Eurogroep niet regelrecht
ingegaan tegen de traditionele Belgische houding
met betrekking tot de rol van de Europese
Commissie? Wordt uw standpunt gedeeld door de
eerste minister en door uw collega van
Buitenlandse Zaken? Was dat standpunt
gecoördineerd met de gewesten en de
gemeenschappen en had dat onderwerp het
voorwerp uitgemaakt van een bespreking tijdens
een coördinatievergadering op Buitenlandse
Zaken?
Ik heb nog een vraag die niet schriftelijk ingediend
is, maar die ik hier wel aan wil toevoegen. U vond
het vorige week nodig openlijk te vragen wanneer
voorzitter Duisenberg zou opstappen. Was het
nodig om dat openbaar te doen? Was het
opportuun om zelfs die vraag te stellen? Schaadt
dat niet de rol die u binnen enkele maanden zal
moeten spelen als voorzitter?
05.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de
voorzitter, ten eerste is de onafhankelijkheid van
de Europese Centrale Bank gebaseerd op het
Verdrag. De regels zijn dus erg duidelijk.
Wat mij betreft, heb ik in mijn uiteenzetting, in het
bijzonder in het kader van het Europees
Parlement een drietal weken geleden, gewoon
gewezen op een bepaalde vertraging van de groei
in de eurozone en op de noodzaak om in die
omstandigheden een passend beleid te voeren.
Dat betekende onder andere ook dat de Europese
Centrale Bank haar verantwoordelijkheid moest
opnemen.
De verantwoordelijkheid ligt enerzijds bij de
verschillende landen. Inzake de begroting vindt er
dus een decentralisatie plaats. Anderzijds vindt er
inzake het monetaire beleid een centralisatie bij
de Europese Centrale Bank plaats. Ik voer
helemaal geen open pleidooi voor een
renteverlaging. Ik heb niets gezegd over een
eventuele renteverlaging. Ik blijf erbij dat dit een
onafhankelijke verantwoordelijkheid van de
Europese Centrale Bank is. Tot nu toe ervaren we
dus alleen een zekere groeivertraging in de
Eurozone. Dat is een feit. Ik herhaal: de lidstaten
moeten hun verantwoordelijkheid opnemen inzake
de coördinatie van het begrotingsbeleid, maar het
monetaire beleid blijft de onafhankelijke
verantwoordelijkheid van de Europese Centrale
Bank. Dit is altijd mijn standpunt geweest. Ook nu
ik als minister van Financiën van België voorzitter
word van de Eurogroep, blijft dat mijn standpunt.
Dit jaar zal ik zes maal de raad van de
gouverneurs van de Europese Centrale Bank
bijwonen. Dit wordt zo bepaald in het interne
reglement van de Europese Centrale Bank, niet in
het Verdrag. Dit is gewoon een traditie. Er bestaat
een akkoord tussen de 15 ministers van de Ecofin
om de voorzitter van de Eurogroep naar de raad
van de gouverneurs in Frankfurt te sturen, in
plaats van de voorzitter van de Ecofin indien deze
laatste niet uit een land van de Eurozone komt.
Dat is nu het geval. De voorzitter van de Ecofin is
een Zweed, en Zweden is nog steeds geen lid van
de Eurozone. Artikel 3 van het interne reglement
van de Europese Centrale Bank wordt dus
gewoon toegepast. De data van de vergaderingen
werden een paar maanden geleden
bekendgemaakt. Iedereen weet dus wanneer de
voorzitter van de Eurogroep naar Frankfurt gaat.
Dit jaar zal dat zes of zeven maal gebeuren.
De Eurogroep is een zuiver informele instantie die
geen beslissingsrecht heeft. De Europese
Commissie maakt er deel van uit omdat haar
aanwezigheid noodzakelijk werd geacht om
redenen van efficiëntie die niets te maken hebben
met de traditionele institutionele regels en de
traditionele evenwichten. Het is trouwens in die
geest dat ook de Europese Centrale Bank
stelselmatig uitgenodigd wordt op de
vergaderingen van de Eurogroep. Er zijn dus
steeds meer vergaderingen van de Eurogroep in
aanwezigheid van de Europese Commissie en
van de Europese Centrale Bank, maar de
Eurogroep blijft een informele groep waarin alleen
de ministers van Financiën van de 12
Eurolidstaten zetelen. Er bestaat een akkoord, dat
dateert van de Europese Raad van Luxemburg,
over het functioneren van de Eurogroep, dat de
voorzitter van een Europese ministeriële groep de
akkoorden van de Europese Raad zal toepassen.
Op alle vergaderingen pleit ik ervoor, dat de rol
van de Europese Commissie in de Europese
24/04/2001
CRIV 50
COM 452
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
instellingen nog belangrijker zou worden. Ik heb
zelfs gepleit voor de directe verkiezing van de
voorzitter van de Europese Commissie. Als
voorzitter van een Europese instelling moet ik
echter de Europese akkoorden toepassen. Dit is
nu het geval in verband met de aanwezigheid van
de Europese Commissie in de Eurogroep. Ik ga
naar Frankfurt als voorzitter, met toepassing van
artikel 3 van het intern reglement van de Europese
Centrale Bank. Ik heb trouwens een zeer goede
relatie met de voorzitter van de ECB, de heer
Duisenberg. Ook als voorzitter blijf ik volhouden
dat de lidstaten een duidelijk standpunt moeten
formuleren inzake het Europese begrotingsbeleid,
maar ook inzake het Europese monetaire beleid
en alle andere Europese zaken.
De problematiek van het voorzitterschap van de
Europese Centrale Bank is op dit ogenblik niet
aan de orde, noch in de eurogroep, noch in de
Europese Centrale Bank, noch in de Ecofin. De
heer Duisenberg heeft een verklaring afgelegd na
de laatste vergadering van de Europese Centrale
Bank. Nu worden er geen verklaringen meer
afgelegd, geen vragen gesteld en bijgevolg geen
antwoord gegeven.
De voorzitter: Mijnheer de minister, voor de
Belgische economie is het een must dat de rente
drastisch daalt. Hopelijk gebeurt dit deze week. Zo
niet zal dit catastrofale gevolgen hebben.
05.03 Dirk Pieters (CVP): Mijnheer de voorzitter,
u breekt een lans voor de renteverlaging. Voor de
minister is het blijkbaar een delicaat probleem.
Mijnheer de minister, u moet er rekening mee
houden dat pleidooien geïnterpreteerd worden
door derden. Ik doe u eer aan met u te vergelijken
met Alan Greenspan. Als hij al is het maar
eventjes laat uitschijnen dat de economische
groei een klein beetje kan verminderen, reageren
de markten prompt. Wellicht moeten we aan uw
woorden niet dezelfde betekenis geven. Ik herhaal
echter dat u er zich rekenschap van moet geven
dat de autonome positie van de Europese
Centrale Bank ten opzichte van de politiek
bijzonder gevoelig ligt. Ik vermoed dat u uw les
geleerd hebt.
Wat uw aanwezigheid betreft, was uw antwoord
interessant. Ik heb deze vraag gesteld omdat ik
daarover informatie heb gekregen. Uw toelichting
is interessant om te weten wat terzake in de
interne reglementen is opgenomen. Een andere
reden voor deze vraag is de vaststelling dat op het
ogenblik van uw verschijning heibel uitbreekt.
Vroeger was dit niet het geval.
Wat uw relatie met de heer Duisenberg betreft,
hoop ik dat ze goed is. Ik zie niet in waarom dit
niet het geval zou zijn. Ik neem akte van uw beider
afspraak geen verklaringen meer af te leggen. Dat
lijkt me het verstandigste. Het is, mijns inziens,
onze plicht u erop te wijzen dat dergelijke vragen,
die controverses uitlokken, beter niet in de
openbaarheid worden gebracht.
05.04 Minister Didier Reynders: Mijnheer de
voorzitter, ik dank de heer Pieters voor de
vergelijking die hij maakt met de heer Greenspan.
Het is altijd leuk dat te horen, zeker van de
oppositie.
Kranten, zeker The Financial Times, kunnen
uitspraken interpreteren. Ik blijf bij mijn standpunt
dat er een verschil is tussen het begrotingsbeleid
met een decentralisatie van de Eurogroep en het
monetair beleid met een centralisatie in handen
van de Europese Centrale Bank. De autonomie
van de Europese Centrale Bank is opgenomen in
het verdrag. Dit is een belangrijk element.
Parlementsleden en zelfs de voorzitter van de
commissie mogen standpunten inzake het
monetair beleid innemen. Ik blijf bij mijn standpunt
dat de Europese Centrale Bank autonoom moet
beslissen.
Volgende zaterdag woon ik samen met de heer
Duisenberg de G7-vergadering in Washington bij.
De Europese Commissie is niet
vertegenwoordigd. Ik woon de G7-vergadering bij
als voorzitter van de Eurogroep. De voorzitter van
de Europese Centrale Bank vergezelt me.
Ik zal in Washington onze redenering herhalen: wij
stellen in de eurozone een groei vast tussen 2,5
en 3% in 2001 en 2002. Dat is overigens geen
exceptionele groei, want de cijfers vorig jaar
waren beter. In ieder geval zijn we realistisch
optimistisch voor dit en volgend jaar, wat ik ook
uitdrukkelijk zal zeggen aan de heren Greenspan
en O'Neil. Hopelijk zullen zij ook enige toelichting
geven bij het Amerikaans beleid, niet alleen op het
vlak van de begroting, maar ook op monetair vlak.
Verklaringen in dat verband zouden voor ons zeer
nuttig zijn. Graag ben ik bereid verslag uit te
brengen na de G-7 vergadering in Washington.
De vergelijking die de heer Pieters maakt, klinkt
mij alvast zeer prettig in de oren.
05.05 Dirk Pieters (CVP): Mijnheer de minister,
ik hoop dat u zich door mijn vergelijking niet gaat
bezondigen aan zelfoverschatting.
U hebt grotendeels herhaald wat u steeds hebt
gezegd. Omdat u zich wel hebt laten verleiden tot
CRIV 50
COM 452
24/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
enkele uitspraken over de economische groei,
vraag ik mij af of ik u er ook toe kan brengen een
uitspraak te doen over uw inschatting van de
inflatieontwikkeling?
05.06 Minister Didier Reynders: Mijnheer
Pieters, vooralsnog menen wij dat we tot een
stabilisatie van de inflatie kunnen komen.
Uiteindelijk hangt dat af van een aantal factoren,
zoals onder meer de olieprijzen. Bovendien is er
bijvoorbeeld in Nederland een Spanje een hogere
inflatie dan in België en de rest van de eurozone.
Desalniettemin lijkt het erop dat er geen groot
risico op te hoge inflatie bestaat. Wij blijven ik
herhaal het realistisch optimistisch voor dit en
volgend jaar.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Vraag van de heer Dirk Pieters aan de
minister van Financiën over "de Vlaamse
hypotheekkantoren in Brussel" (nr. 4485)
06 Question de M. Dirk Pieters au ministre des
Finances sur "les bureaux de conservation des
hypothèques flamands à Bruxelles" (n° 4485)
06.01 Dirk Pieters (CVP): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, van de
internationale scène gaan we voor deze vraag
naar de lokale politiek. Hoewel ik burgemeester
van Halle ben, heb ik in de commissie nog nooit
een vraag gesteld over een specifiek lokaal
probleem. In dit geval overstijgt de problematiek
overigens de grenzen van mijn stad.
Op 17 januari heb ik een schriftelijke vraag
gesteld, meer bepaald de vraag nummer 568. Ik
heb mij als regel voorgenomen om, indien ik
binnen de drie maanden geen antwoord op een
schriftelijke vraag heb ontvangen, de vraag
mondeling te berde te brengen. Vandaar dat ik
deze problematiek hier durf aan te kaarten.
Er zijn in Brussel drie hypotheekkantoren
gevestigd, die uitsluitend Vlaamse gemeenten
bestrijken, namelijk het vierde, het zesde en het
zevende kantoor. Om diverse redenen werd vanaf
1985 gevraagd dat het vierde en het zevende
kantoor naar Vlaanderen zouden worden
overgeheveld en in Halle gevestigd. Men heeft
echter altijd beweerd dat zoiets onmogelijk was
zolang de hypotheekkantoren niet
geautomatiseerd waren. Nu is dat wel het geval.
Reeds in december 1999 waren alle
hypotheekkantoren in het land geautomatiseerd.
De manuele methode is helemaal afgeschaft.
Vanaf 1 januari 2001 wordt uitsluitend de
geautomatiseerde verwerking toegepast. Dat blijkt
uit antwoorden in onze commissie op 20
december 2000 en op 14 maart 2001.
Ik heb eveneens vastgesteld dat de voornoemde
Vlaamse hypotheekkantoren eind april, begin mei
van vorig jaar wegens werken inzake verwijdering
van asbest naar het Schumanplein te Brussel zijn
verhuisd. Bovendien doet het gerucht de ronde
dat die kantoren uiterlijk in september of oktober
van dit jaar in een gebouw in de
Regentschapsstraat zullen worden ondergebracht.
De overheid heeft dus geen gebruikgemaakt van
twee uitstekende gelegenheden om die Vlaamse
kantoren in Vlaams-Brabant, bijvoorbeeld Halle, in
te planten.
Graag had ik het antwoord van de minister
vernomen op de volgende vragen:
Kunnen de drie Vlaamse hypotheekkantoren
verhuizen naar Vlaams-Brabant in plaats van naar
de Regentschapsstraat te Brussel? Vanaf
wanneer is deze verhuis mogelijk? Indien de
verhuis naar Vlaams-Brabant onmogelijk is,
waarom is verhuizen naar Vlaanderen zoveel
moeilijker dan verhuizen naar het Schumanplein
of de Regentschapsstraat?
06.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de
voorzitter, mijnheer Pieters, de gegevens die u
hebt opgesomd, zijn correct. Ik moet u feliciteren.
U bent zeer goed op de hoogte van wat er bij de
administratie gebeurt.
Het vierde, zesde en zevende hypotheekkantoor
te Brussel omvatten inderdaad uitsluitend
gemeenten van de provincie Vlaams-Brabant.
Hiërarchisch hangen deze kantoren af van de
directie van de sector Registratie van Mechelen.
De Administratie van het Kadaster, de Registratie
en de Domeinen heeft het vast voornemen om de
zetel van de betrokken hypotheekkantoren over te
brengen naar andere locaties in de provincie
Vlaams-Brabant. Op dit ogenblik is er in deze
provincie echter geen enkel rijksadministratief
centrum waar de zetels van de bedoelde
hypotheekkantoren zouden kunnen worden
gevestigd.
Aangezien de hypotheekkantoren pas sedert
1 januari 2001 geautomatiseerd zijn, is bovendien
het vinden van locaties en de overbrenging van de
drie hypotheekkantoren, uiteraard met inbegrip
van de verhuis van de ganse computer-
infrastructuur, niet in een handomdraai te
verwezenlijken.
24/04/2001
CRIV 50
COM 452
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
De verhuis van de bedoelde drie hypotheek-
kantoren in mei 2000 van de Regentschapsstraat
naar het Schumanplein en de wederverhuis in
omgekeerde richting in de loop van september
2001 moet als een zeer tijdelijke situatie worden
beschouwd, die noodzakelijkerwijs voortvloeit uit
het feit dat in het gebouw in
de
Regentschapsstraat uiterst dringende
werkzaamheden in verband met de acute
verwijdering van asbeststoffen niet langer konden
worden uitgesteld.
U begrijpt ook, mijnheer Pieters, dat een geschikte
locatie kiezen, moet gebeuren in het kader van de
gemeenten die deel uitmaken van de drie
ambtsgebieden, de belangrijkste gemeenten in de
streek en de verplaatsingen voor het publiek en
het personeel.
Ik bevestig echter nadrukkelijk dat de nodige
stappen worden ondernomen om de drie
hypotheekkantoren zo spoedig mogelijk over te
brengen naar de provincie Vlaams-Brabant. Een
vaste datum daarvoor is echter niet bepaald.
06.03 Dirk Pieters (CVP): Mijnheer de voorzitter,
ik dank de minister voor zijn antwoord. Wij zullen
dit verder opvolgen.
Ik dank u voor het compliment dat ik goed
geïnformeerd ben. Dat zit zo. Ik was destijds ook
reeds lid van de commissie voor de Financiën. U
was toen ook lid van de commissie. U kwam
weliswaar quasi nooit, maar toen u er was, stelde
u vragen waaruit bleek dat u ook goed
geïnformeerd was. Ik heb mij daardoor laten
inspireren. Bovendien heeft de heer De Croo ons
de volgende raad meegegeven: u mag alleen
vragen stellen, waarvan u het antwoord al kent.
Dat heeft mij eveneens geïnspireerd.
06.04 Minister Didier Reynders: Dat is nochtans
niet altijd het geval voor de heer De Croo.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Financiën over "de grote
coupures" (nr. 4494)
07 Question de M. Yves Leterme au ministre
des Finances sur "les grosses coupures"
(n° 4494)
07.01 Yves Leterme (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, zonder
valse bescheidenheid wijs ik erop dat ik het
antwoord op mijn vraag nog niet ken. Ik heb de
staat van genade van collega Pieters en van de
minister nog niet bereikt.
Mijnheer de minister, mijn vraag houdt verband
met de introductie van de euro. Als ik het bij het
rechte eind heb, bedraagt het volume, in financiële
termen, van het chartaal geld in ons land
ongeveer 520 miljard frank. Dat betekent dat er
voor voornoemd bedrag bankbriefjes in ons land
circuleren.
Indien de informatie waarover ik beschik nog
steeds juist is, is 50% van de financiële waarde
hiervan omgezet in bankbriefjes van 10.000 frank.
Dit betekent dat van de 520 miljard frank die bij de
bevolking circuleert in chartaal geld, er 260 miljard
is omgezet in bankbriefjes van 10.000 frank.
Men moet geen specialist zijn om vast te stellen
dat de bankbriefjes van 10.000 frank die enkele
jaren geleden werden geïntroduceerd, nauwelijks
aan de oppervlakte komen.
Het is gemakkelijk waar te nemen dat de 260
miljard Belgische frank Belgische frank die bestaat
uit coupures van 10.000 frank, amper circuleren.
Specialisten hebben daarop reeds gewezen.
Deze stelling wordt door deskundigen in verband
gebracht met het feit dat de coupures van 10.000
frank vaak liggend geld is, te gebruiken als zwart
geld, misdaadgeld, kortom geld dat niet graag
openbaar wordt gebruikt.
Al lang geleden werd beslist bij de introductie van
de euro, eind van dit jaar, onze nationale Bank
die gespecialiseerd is terzake - grote coupures te
laten drukken. Er zouden zelfs bankbriefjes met
de tegenwaarde van 500 euro - dus iets meer dan
20.000 frank huidige waarde - in omloop worden
gebracht.De modale burger zal wellicht weinig
gebruik maken van een bankbiljet van die waarde.
Een aantal observatoren, specialisten in het
geldverkeerd, vrezen dat dergelijke grote
coupures vooral zullen worden aangewend als
tegenwaarde voor activiteiten die het daglicht
beter niet zien.
Vandaar, mijnheer de minister, dat ik uw aandacht
hierop vestig, al is het misschien wat laat. De
voorbije weken deed u enkele ongelukkige
uitspraken omtrent de euro. U beloofde evenwel
uw leven te beteren op dat vlak. Het lijkt mij goed
dat u uw les heeft geleerd.
Al werd al lang geleden beslist zeer grote
coupures in euro met een tegenwaarde van
20.000 frank in omloop te brengen, toch lijkt het
CRIV 50
COM 452
24/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
mij aangewezen dit nogmaals te overwegen en
opnieuw na te gaan of de hoogste coupure van
200 euro niet zou volstaan, zeker in een sfeer
waarin elektronisch betalingsverkeer voor
courante verrichtingen steeds meer wordt
gepromoot.
Mijnheer de minister, hoeveel biljetten van 10.000
frank zijn er momenteel in omloop? Volgens de
informatie waarover ik beschik zou het gaan om
een tegenwaarde van ongeveer 250 miljard.
Onderzochten de diensten van de Nationale Bank
reeds om welke reden deze bankbriefjes
omzeggens niet worden gebruikt in het courant
betalingsverkeer?
Onderzochten uw diensten of de diensten die zich
bezighouden met witwasoperaties reeds wat de
invloed zal zijn van de introductie van een nieuwe
coupure met een tegenwaarde van het dubbele
van de coupure van 10.000 frank, op de financiële
stromen van zwart geld en misdaadgeld?
Hoeveel coupures van 500 euro zullen in ons land
in omloop worden gebracht en dus in het
internationaal betalingsverkeer terechtkomen
aangezien de euro per definitie grens-
overschrijdend zal zijn?
Tenslotte, mijnheer de minister, wil ik u vragen of
u het een goede beleidsdaad vindt dat coupures
van 500 euro in omloop worden gebracht bij de
introductie van de euro in ons betalingsverkeer?
07.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de
voorzitter, mijnheer Leterme, eind maart 2001
bedroeg het aantal biljetten van 10.000 Belgische
frank dat in omloop was 25,5 miljoen stuks. Dit
vertegenwoordigt dus een bedrag van 255 miljard
frank, of ongeveer de helft van de totale waarde
van de fiduciaire omloop, die op dat ogenblik
496,3 miljard frank bedroeg. De fiduciaire omloop
schommelt wel dagelijks, in het kader van de
opvragingen en stortingen van de financiële
instellingen aan de loketten van de Nationale
Bank. Gedurende het jaar vertoont
de biljettenomloop
bovendien
seizoensschommelingen die gekenmerkt worden
door een verhoging bij het naderen van de
zomervakantie en aan het eind van het jaar, en
door een daling in het begin van het jaar en in de
herfst.
Het biljet van 10.000 frank is zowel een betaal- als
een spaarmiddel. De anonimiteit van de gebruiker
is een van de essentiële kenmerken van een
bankbiljet. Bijgevolg is het moeilijk om het
precieze gebruik van deze bankbiljetten te weten
te komen. De jaarlijkse terugkeerfrequentie van
de bankbiljetten kan enkel indicaties leveren over
het gebruik ervan. De terugkeerfrequentie is de
verhouding tussen het aantal biljetten dat
gedurende een jaar bij de Nationale Bank wordt
gestort en het gemiddeld aantal biljetten dat in
omloop is. Het meet dus hoeveel keer een
bepaalde coupure gemiddeld in de loop van het
jaar naar de Nationale Bank terugkeert. Een biljet
van 10.000 frank keert op een jaar gemiddeld 1,8
keer terug naar de Nationale Bank. Een biljet van
1.000 frank, dat vrij vaak gebruikt wordt voor
courante betalingen heeft een terugkeerfrequentie
van 4,4 keer per jaar. Hieruit kan men afleiden dat
een belangrijk deel van de biljetten van 10.000
frank als spaarmiddel wordt gebruikt. Deze
spaarfunctie blijkt de jongste jaren zelfs nog groter
te worden door het relatief lage niveau van de
intrestvoet.
Op zich zou de invoer van een biljet van 500 euro
geen grote invloed mogen hebben op de
frauduleuze financiële stroom van zwart geld, of
geld dat afkomstig is uit criminaliteit, rekening
houdend met de diverse middelen die reeds
beschikbaar zijn om onwettige transacties af te
wikkelen. Wij behouden dus de huidige wetgeving
in verband met de strijd tegen de fraude ook voor
de biljetten van 500 euro, zoals dat het geval was
voor de biljetten van 10.000 frank.
In de eurozone zullen 360 miljoen biljetten van
500 euro worden geproduceerd. Daarvan worden
er 15 miljoen in België verspreid. Deze cijfers
omvatten niet enkel de biljetten die nodig zijn voor
de biljettenomloop, maar ook die voor de
logistieke stock.
Mijnheer Leterme, in verband met uw laatste
vraag over de productie van de biljetten van 500
euro, kan ik u zeggen dat op 7 juli 1998 door de
raad van gouverneurs van de Europese Centrale
Bank de coupures van de euro werden
vastgesteld. Ik wil die verantwoordelijkheid van de
Europese Centrale Bank respecteren. U kunt
pleiten voor een andere mening, waarin de
Europese Centrale Bank niet langer onafhankelijk
is, maar ik blijf bij mijn standpunt dat het
vaststellen van de coupures de
verantwoordelijkheid is van de Europese Centrale
Bank.
Op 7 juli 1998 heeft de raad van gouverneurs van
de Europese Centrale Bank de coupures voor de
euro vastgesteld. Dit is een beslissing van de
Europese Centrale Bank. Deze beslissing houdt er
onder meer rekening mee dat coupures met een
24/04/2001
CRIV 50
COM 452
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
tegenwaarde vergelijkbaar met 500 euro reeds
jaren in omloop zijn: in Nederland onder de vorm
van 1.000 gulden en in Duitsland onder de vorm
van 1.000 Deutsche mark. In deze twee landen
vertegenwoordigen ze ongeveer een derde van de
waarde van de biljettenomloop. Het is perfect
mogelijk dezelfde toestand te krijgen in de
eurozone. Nederland en Duitsland werken reeds
met grote coupures. Het is perfect mogelijk na
een aantal maanden of na 1 jaar een evaluatie te
vragen over de circulatie van de verschillende
coupures in de eurozone.
07.03 Yves Leterme (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, ik stel in de cijfers
de bevestiging vast van het gebrek aan circulatie
van de briefjes van 10.000 frank. Deze briefjes
vertegenwoordigen een financiële waarde van 255
miljard frank. Meer dan de helft van de biljetten
zijn briefjes van 10.000 frank. We stellen vast dat
deze briefjes weinig circuleren. Het staat buiten
kijf dat dit een belangrijk spaarmiddel is. Zeker bij
lage rentetarieven is het belangrijk dat het
mogelijk blijft dat mensen een aantal briefjes van
10.000 frank bijhouden als spaargeld.
Mijnheer de minister, u kunt niet ontkennen dat de
255 miljard frank aan briefjes van 10.000 frank
laat uitschijnen dat een deel van dit geld niet
gebruikt wordt als fysiek spaargeld maar veeleer
misdaadgeld is. Ik dring aan op maatregelen. Na 6
maanden of 1 jaar circulatie zal de evaluatie meer
duidelijkheid moeten brengen over de manier
waarop de inwisseling van nationale munten en
niet-Europese munten in euro's heeft
plaatsgevonden en over het aantal meldingen van
witwasoperaties.
U verwijst naar andere landen zoals Nederland,
Duitsland en Zwitserland waar coupures van die
omvang in circulatie zijn. Zwitserland is nog geen
EU-land. Aan het ritme van uw verklaringen
inzake de intrestvoeten zal het, mijns inziens, nog
een heel tijdje duren vooraleer Zwitserland tot de
EU toetreedt! Mijnheer de minister, het zal u niet
ontgaan zijn dat in Nederland en Duitsland heel
wat kritiek is losgebarsten over de grote coupures.
Daarom is het nuttig dat er midden volgend jaar
een evaluatie plaatsvindt om te onderzoeken of de
introductie van zo'n grote coupure invloed heeft
gehad op de gemakkelijkheid waarmee
misdaadgeld in euro werd omgezet.
07.04 Minister Didier Reynders: Mijnheer de
voorzitter, ik ga akkoord met een dergelijke
evaluatie.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Question de M. Philippe Seghin au ministre
des Finances sur "la fiscalité des stock
options" (n° 4495)
08 Vraag van de heer Philippe Seghin aan de
minister van Financiën over "de
belastingregeling inzake stock options"
(nr. 4495)
08.01 Philippe Seghin (PRL FDF MCC):
Monsieur le président, monsieur le ministre, chers
collègues, le régime actuel des stock options est
celui d'une taxation qui, selon le cas, varie de 7,5
à 15%, et cela au moment de l'attribution de
l'option et non lors de l'exercice de celle-ci.
Autrement dit, l'avantage imposable n'est pas
déterminé par le gain réalisé lors de l'exercice de
l'option. Selon mes informations que vous
confirmerez sans doute, monsieur le ministre,
nous sommes un des rares pays à procéder de la
sorte.
Pouvez-vous rappeler les motifs qui ont guidé ce
choix dans l'élaboration du nouveau statut fiscal
des stock options tel qu'il découle de la loi de
mars 1999? A-t-il produit les effets recherchés,
particulièrement au niveau du nombre
d'entreprises utilisant le système des stock
options?
Dans le cadre d'un marché boursier à la baisse,
ce mode de taxation ne constitue-t-il pas un frein
au développement de ce type d'épargne destiné,
pour rappel, à motiver et à fidéliser les
collaborateurs d'entreprises?
La modernisation d'un marché financier
n'implique-t-elle pas que l'on reconsidère ce
régime fiscal à l'aune d'une évaluation de
l'expérience actuelle?
08.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur le
président, chers collègues, je situerai dans un
premier temps la fiscalité sur les stock options,
ainsi que M. Seghin m'y a invité.
Les dispositions en matière d'options sur actions,
instaurées par la loi du 26 mars 1999 relative au
plan d'action belge pour l'emploi 1998 et portant
des dispositions diverses, ont été prises pour la
raison que le régime fiscal antérieur était
insuffisant à deux égards: d'une part, les
conditions d'application du cadre légal spécifique
étaient d'une telle sévérité que le régime était peu
appliqué dans la pratique; d'autre part, le
traitement fiscal des options sur actions, tel qu'il
existait, engendrait une grande insécurité
juridique.
CRIV 50
COM 452
24/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
L'objectif prioritaire de cette législation est de
mettre en place un système qui réponde aux
exigences suivantes: il doit être souple de manière
à être utilisé par les entreprises, simple de
manière à ce que l'entreprise et les bénéficiaires
soient assurés d'une sécurité juridique maximale
quant au traitement fiscal des avantages obtenus
et il doit être à la disposition de toutes les
entreprises, quels que soient leur taille, le nombre
de leurs travailleurs, le fait d'être cotées en bourse
ou non ou d'autres distinctions qui pourraient
encore être formulées.
Enfin, il convient de noter qu'à côté du système
des stock options, il existe un système permettant
la participation des travailleurs au capital et aux
résultats de leur entreprise. Ce texte a été voté à
l'unanimité par la Chambre et n'a pas fait l'objet, je
pense, d'une évocation au Sénat. Ce qui signifie
que nous pourrons prendre les arrêtés d'exécution
et, je l'espère, permettre l'entrée en vigueur du
nouveau système de participation pour les
comptes clôturés au 31 décembre 2001 si, du
moins, tous les arrêtés peuvent sortir dans les
temps prévus, ce que je souhaite.
Grâce à la mise en oeuvre de ces systèmes
complémentaires, la Belgique a résorbé son
retard en matière d'incitants à l'égard des
travailleurs et a même pris une certaine avance
en innovant dans le domaine de la participation
des travailleurs au capital et aux bénéfices des
entreprises. Cependant, je précise que vu le
caractère récent de la disposition de mars 1999,
mon administration ne dispose pas à l'heure
actuelle de données statistiques dans ce domaine.
En effet, les données ne seront disponibles que
dans le cadre de l'exploitation statistique des
données relatives à l'enrôlement de l'exercice
d'imposition 2000. Les échos qui proviennent d'un
certain nombre d'entreprises et de secteurs
montrent qu'il y a eu une certaine utilisation du
nouveau mécanisme. Je pense que l'on devrait
voir apparaître cette utilisation dans les données
statistiques mais pour l'instant, je n'en dispose
pas encore.
La réponse à votre troisième question est
négative. Le système a permis de résoudre
nombre de questions ayant trait au manque de
sécurité juridique de l'ancien système et le
système devrait faire l'objet d'interprétations
ministérielles, de lege lata.
Quant à l'évolution du système fiscal en la
matière, on m'a fait part, à plusieurs reprises, d'un
certain nombre de problèmes techniques
rencontrés dans la législation et son application en
matière de stock options
La plupart de ces problèmes techniques pourront
très probablement être résolus par voie de
circulaires ministérielles.
Je m'explique. Vous savez que j'ai installé une
"task force" pour évaluer la situation de la place
financière belge. Dans ce cadre, un groupe de
travail s'est réuni pour examiner les problèmes
techniques liés aux "stock options". Nous allons
régler un certain nombre de ces problèmes
techniques par le biais de circulaires
ministérielles.
Mais, manifestement, le régime fiscal tel qu'il est
organisé pour l'instant a l'avantage de rentrer
dans la logique même du système fiscal belge en
général. La personne qui reçoit des "stock
options" sait, au moment où elle accepte le plan,
le montant de l'impôt qu'elle sera amenée à payer.
Je crois que le mécanisme a l'avantage d'être
clair. On peut évidemment toujours imaginer
d'encore renforcer les avantages liés à ce
mécanisme. Mais ce n'est pas le choix qui a été
fait à ce jour par le gouvernement puisque, ainsi
que je le disais tout à l'heure, nous avons choisi
d'ouvrir la participation à l'ensemble des
travailleurs à travers les plans de participation qui
ont été examinés récemment en commission et
qui ont été votés par le parlement.
Je confirme que si des difficultés techniques
apparaissent pour certaines modalités
d'application ce qui semble être le cas , les
circulaires seront prises pour y apporter des
solutions.
08.03 Philippe Seghin (PRL FDF MCC):
Monsieur le président, monsieur le ministre, à
question précise, réponse précise. Je vous
remercie.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La réunion publique de commission est levée à
11.29 heures.
De openbare commissievergadering wordt
gesloten om 11.29 uur.
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRABV 50 COM 452
CRABV 50 COM 452
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
EKNOPT
V
ERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
A
NALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
F
INANCIËN EN DE
B
EGROTING
C
OMMISSION DES
F
INANCES ET DU
B
UDGET
dinsdag mardi
24-04-2001 24-04-2001
10:00 uur
10:00 heures
CRABV 50
COM 452
24/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Vraag van de heer Ludo Van Campenhout aan de
minister van Financiën over "de BTW en de
registratierechten op renovatie in de grote steden"
(nr. 4361)
1
Question de M. Ludo Van Campenhout au
ministre des Finances sur "la TVA et les droits
d'enregistrement applicables aux travaux de
rénovation dans les grandes villes" (n° 4361)
1
Sprekers: Ludo Van Campenhout, Didier
Reynders, minister van Financiën
Orateurs: Ludo Van Campenhout, Didier
Reynders, ministre des Finances
Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de minister
van Financiën over "het gebruik van
getrouwheidskaarten en de privacy" (nr. 4473)
2
Question de Mme Zoé Genot au ministre des
Finances sur "l'utilisation des cartes de fidélité et
la vie privée" (n° 4473)
2
Sprekers: Zoé Genot, Didier Reynders,
minister van Financiën
Orateurs: Zoé Genot, Didier Reynders,
ministre des Finances
Vraag van de heer Jacques Chabot aan de
minister van Financiën over "de rechtsvordering
tegen een aanslag" (nr. 4474)
5
Question de M. Jacques Chabot au ministre des
Finances sur "le recours en justice contre une
imposition" (n° 4474)
5
Sprekers: Jacques Chabot, Didier Reynders,
minister van Financiën
Orateurs: Jacques Chabot, Didier Reynders,
ministre des Finances
Vraag van mevrouw Fientje Moerman aan de
minister van Financiën over "de vrijstelling van
vennootschapsbelasting toegekend aan
vennootschappen die in Tunesië gevestigd zijn"
(nr. 4475)
6
Question de Mme Fientje Moerman au ministre
des Finances sur "l'exonération de l'impôt des
sociétés pour des sociétés établies en Tunisie"
(n° 4475)
6
Sprekers:
Fientje Moerman, Didier
Reynders, minister van Financiën
Orateurs:
Fientje Moerman, Didier
Reynders, ministre des Finances
Vraag van de heer Dirk Pieters aan de minister
van Financiën over "het Belgische voorzitterschap
van de Eurogroep" (nr. 4484)
6
Question de M. Dirk Pieters au ministre des
Finances sur "la présidence belge de
l'Eurogroupe" (n° 4484)
6
Sprekers: Dirk Pieters, Didier Reynders,
minister van Financiën
Orateurs: Dirk Pieters, Didier Reynders,
ministre des Finances
Vraag van de heer Dirk Pieters aan de minister
van Financiën over "de Vlaamse
hypotheekkantoren in Brussel" (nr. 4485)
8
Question de M. Dirk Pieters au ministre des
Finances sur "les bureaux de conservation des
hypothèques flamands à Bruxelles" (n° 4485)
8
Sprekers: Dirk Pieters, Didier Reynders,
minister van Financiën
Orateurs: Dirk Pieters, Didier Reynders,
ministre des Finances
Vraag van de heer Yves Leterme aan de minister
van Financiën over "de grote coupures" (nr. 4494)
9
Question de M. Yves Leterme au ministre des
Finances sur "les grosses coupures" (n° 4494)
9
Sprekers: Yves Leterme, voorzitter van de
CVP-fractie, Didier Reynders, minister van
Financiën
Orateurs: Yves Leterme, président du groupe
CVP , Didier Reynders, ministre des
Finances
Vraag van de heer Philippe Seghin aan de
minister van Financiën over "de belastingregeling
inzake stock options" (nr. 4495)
10
Question de M. Philippe Seghin au ministre des
Finances sur "la fiscalité des stock options"
(n° 4495)
10
Sprekers: Philippe Seghin, Didier Reynders,
minister van Financiën
Orateurs: Philippe Seghin, Didier Reynders,
ministre des Finances
CRABV 50
COM 452
24/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE FINANCIËN
EN DE BEGROTING
COMMISSION DES FINANCES ET
DU BUDGET
van
DINSDAG
24
APRIL
2001
10:00 uur
______
du
MARDI
24
AVRIL
2001
10:00 heures
______
De vergadering wordt geopend om 10.19 uur door
de heer Aimé Desimpel.
La séance est ouverte à 10.19 heures par M. Aimé
Desimpel.
01 Vraag van de heer Ludo Van Campenhout aan
de minister van Financiën over "de BTW en de
registratierechten op renovatie in de grote
steden" (nr. 4361)
01 Question de M. Ludo Van Campenhout au
ministre des Finances sur "la TVA et les droits
d'enregistrement applicables aux travaux de
rénovation dans les grandes villes" (n° 4361)
01.01 Ludo Van Campenhout (VLD): Het BTW-
tarief van 6 procent is een uitstekend instrument om
verkrotting tegen te gaan en renovatie te stimuleren.
Het genoemde tarief geldt echter niet indien de
kostprijs van de werken meer dan 60 procent van
de verkoopwaarde bedraagt of als de structuur of
de bestemming van het gebouw wordt gewijzigd. Is
de minister bereid die beperkingen op te heffen?
Tegen wanneer?
Bij renovatie door een eigenaar-aannemer moet de
koper ook registratierechten betalen op het BTW-
bedrag. Is dat wel logisch? Wil de minister die
belasting wijzigen? Tegen wanneer?
Als het gerenoveerde gebouw in ruwbouwtoestand
werd verkocht, wordt toch het KI van de afgewerkte
woning als grondslag voor de registratierechten
gebruikt. Een verminderd tarief wordt daardoor
uitgesloten. Is dat wel logisch? Tegen wanneer wil
de minister dat eventueel wijzigen?
01.01 Ludo Van Campenhout (VLD): Le taux de
TVA de 6 % est un excellent instrument pour éviter
la formation de taudis et stimuler la rénovation.
Toutefois, ce taux réduit ne s'applique pas si le coût
des travaux excède 60 % de la valeur de vente ou
si la structure ou la destination du bâtiment est
modifiée. Le ministre est-il disposé à supprimer ces
restrictions ? Quand pourrait-il prendre une décision
en ce sens ?
En cas de rénovation par un propriétaire-
entrepreneur, l'acheteur doit aussi payer des droits
d'enregistrement sur le montant de la TVA. Est-ce
bien logique ? Le ministre a-t-il l'intention de
modifier cette taxe ? Quand pourrait-il s'y employer
?
Au cas où le bâtiment rénové a été vendu à l'état de
gros oeuvre, le revenu cadastral de l'habitation
achevée sert tout de même de base aux droits
d'enregistrement, ce qui exclut un taux réduit. Est-
ce bien logique ? Quand le ministre compte-t-il
éventuellement changer cet état de choses ?
01.02 Minister Didier Reynders (Nederlands): In
het eerste geval blijft vermindering wel degelijk
mogelijk. Men moet namelijk het onderscheid
maken tussen enerzijds de regels die bepalen of
een vernieuwd gebouw al dan niet als een nieuw
gebouw beschouwd moet worden, en anderzijds de
BTW-tarifering van onroerende handelingen. De
ene beperking brengt dus niet noodzakelijk de
01.02 Didier Reynders , ministre (en néerlandais):
Dans le premier cas, une réduction reste bel et bien
possible. Il faut en effet faire la distinction entre,
d'une part, les règles sur la base desquelles on
détermine si un bâtiment rénové doit être le cas
échéant considéré comme un nouveau bâtiment et,
d'autre part, les taux de TVA applicables aux
opérations immobilières. Donc, une restriction n'en
24/04/2001
CRABV 50
COM 452
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
andere met zich mee.
Registratierechten worden vereffend op de
overeengekomen verkoopprijs, onafhankelijk van
de wijze waarop die tot stand kwam. De door de
verkoper betaalde BTW kan daarvan een onderdeel
vormen. Een wijziging van de algemene
heffingsregel is niet aangewezen.
De invoering van een gunststelsel voor bescheiden
woningen had steeds een sociaal doel. Als men het
verlaagde tarief op het voorlopige KI zou gaan
toepassen, schiet men dit doel voorbij. Het blijft
nodig om te verifiëren of de afgewerkte woning nog
wel bescheiden is. Ik ben niet van plan dat systeem
te wijzigen.
entraîne pas nécessairement une autre.
Les droits d'enregistrement sont perçus sur le prix
de vente convenu, indépendamment du mode de
fixation de ce prix. La TVA payée par le vendeur
peut en être une composante. Il n'est pas opportun
de modifier la règle générale de taxation.
L'instauration d'un régime de faveur pour les
habitations modestes a toujours eu un but social. Si
on appliquait le taux réduit au RC provisoire, on
n'atteindrait pas ce but. Il est toujours nécessaire de
vérifier si l'habitation terminée est encore réellement
modeste. Je n'ai pas l'intention de modifier ce
système.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Vraag van mevrouw Zoé Genot aan de
minister van Financiën over "het gebruik van
getrouwheidskaarten en de privacy" (nr. 4473)
02 Question de Mme Zoé Genot au ministre des
Finances sur "l'utilisation des cartes de fidélité et
la vie privée" (n° 4473)
02.01 Zoé Genot (ECOLO-AGALEV): In interviews
met de heer Zenner werd gewag gemaakt van de
mogelijkheid om gebruik te maken van de
gegevens die door sommige firma's, met name in
de distributiesector, worden ingewonnen via
gecomputeriseerde klantenkaarten.
Het actieplan van de regeringscommissaris stelt dat
de wet betreffende de bescherming van de
persoonlijke levenssfeer de verwerking mogelijk
maakt van gegevens, ook zonder de toestemming
van de betrokkene, voor zover die
gegevensverwerking noodzakelijk is voor het
bereiken van de gewettigde doelstellingen van de
organisatie die er verantwoordelijk voor is en mits
de fundamentele rechten en belangen van de
betrokkene niet in het gedrang komen.
Op politiek niveau werden een aantal eigenlijk best
sympathieke uitspraken gedaan waarbij vooral
onderstreept werd hoe belangrijk het is om in de
eerste plaats de "grote vissen" aan te pakken. Ik
heb de indruk dat een wapen van het kaliber van de
klantenkaarten niet bepaald berekend is op het
vangen van die categorie van criminelen, maar
veeleer gericht is tegen de "kleine garnalen".
Wij willen een opheffing van het bankgeheim; dat
lijkt ons veel doeltreffender in de strijd tegen de
grote belastingfraude.
Welke contacten zijn er tussen uw diensten en de
commissie voor de bescherming van de
persoonlijke levenssfeer ?
Krachtens de wet van 8 december 1992 mogen
02.01 Zoé Genot (ECOLO-AGALEV) : Dans le
cadre d'interviews de M. Zenner, est évoquée la
possibilité d'utiliser les données collectées par
certaines entreprises, surtout de la grande
distribution, dans le cadre d'opérations «carte de
fidélité informatisée».
Dans le plan d'action du Commissaire du
gouvernement, il est notamment mentionné que la
loi relative à la protection de la vie privée permet le
traitement de données, sans le consentement de
l'intéressé, dans la mesure où ce traitement est
nécessaire à la réalisation des objectifs légitimes de
l'organisation qui en est responsable, et à la
condition que ne soient pas mis en cause les
intérêts et droits fondamentaux de la personne
concernée.
Au niveau politique, de multiples déclarations,
sympathiques au demeurant, ont évoqué
l'importance de s'attaquer en premier lieu aux «gros
poissons». J'ai l'impression que l'arme des fichiers
des cartes de fidélité est mal calibrée pour ces
cibles et semble plutôt dirigée vers du « menu
fretin ».
Nous sommes demandeurs d'une levée bancaire,
outil qui nous semble plus opportun pour l'efficacité
de vos services dans la lutte contre la grande
fraude fiscale.
Quels sont les contacts entre vos services et la
Commission de protection de la vie privée?
Selon la loi du 8 décembre 1992, les données ne
CRABV 50
COM 452
24/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
persoonsgegevens slechts worden verwerkt voor
duidelijk omschreven en wettige doeleinden en
mogen ze niet worden gebruikt op een wijze die
onverenigbaar is met die doeleinden.
Denkt u niet dat de door u gewenste verwerking van
de dossiers in strijd is met de wet betreffende de
bescherming van de persoonlijke levenssfeer, daar
de bedrijven die gegevens voor commerciële
doeleinden verzamelen ?
Binnen welke grenzen kan de belastingadministratie
stelselmatig gegevens van een kaart aanwenden ?
Welke stappen hebben uw diensten ondernomen
om toegang te krijgen tot deze databanken ?
Welke categorieën van belastingplichtigen worden
er in het vizier genomen ?
Welke ambtenaren kunnen een dergelijke aanvraag
doen ? Om welke kaartsystemen gaat het ?
Werden er al gegevens verzameld ? Om hoeveel
gevallen gaat het ? Voor welk type van bestanden
denkt u samenwerkingsvormen op te zetten ?
peuvent faire l'objet d'un traitement que pour des
finalités déterminées légitimes, et ne peuvent être
utilisées de manière incompatible avec ces finalités.
Ne pensez-vous pas que le traitement des données
que vous souhaitez réaliser est contraire à la loi sur
la vie privée, les entreprises récoltant ces données
à des fins commerciales ?
Quelles sont les limites aux pouvoirs de
l'administration fiscale quant à la production
systématique des données d'une carte ?
Quelles démarches ont été faites par vos services
pour avoir accès à une base de données ?
Pour quels types de contribuable ?
Quels sont les fonctionnaires susceptibles de faire
les demandes ? Quels systèmes de cartes sont
concernés
? Des données ont-elles déjà été
recueillies ? Dans combien de cas ? Enfin, quels
sont les types de fichiers pour lesquels vous
envisagez des collaborations ?
02.02 Minister Didier Reynders (Frans): Tijdens
een discussie met de regeringscommissaris
vanmiddag zal het plan ter bestrijding van de grote
belastingfraude besproken worden. U bent van
harte uitgenodigd.
Ik attendeer u erop dat er in België geen
bankgeheim bestaat. Voorts dank ik u dat u de
nadruk legt op het noodzakelijke evenwicht tussen
bescherming van de privacy enerzijds en de door
de belastingadministratie in te zetten middelen
anderzijds.
Het beroepsgeheim moet worden gevrijwaard, maar
tegelijk moeten er onderzoeken kunnen worden
gevoerd, eventueel met administratieve of
strafrechtelijke gevolgen.
De bescherming van de persoonlijke levenssfeer
moet bij de administratie hoog in het vaandel staan,
ook wanneer ze te maken krijgt met fraude. Het
doet mij veel plezier dat uw fractie net als ik
bekommerd is om de privacy van de mensen.
Het inwinnen van informatie bij derden stoelt op de
artikelen 322 en 323 van het Wetboek van de
inkomstenbelastingen.
De opportuniteit van een dergelijke
informatieverschaffing moet voor elk dossier
getoetst worden aan de specifieke situatie. Er
werden geen algemene richtlijnen gegeven met
02.02 Didier Reynders , ministre (en français): Le
plan de lutte contre la grande fraude fiscale fera
l'objet d'un examen lors d'une discussion avec le
Commissaire du gouvernement, cet après-midi. Je
vous y invite.
Je rappelle qu'il n'y a pas de secret bancaire en
Belgique. Par ailleurs, je vous remercie d'insister
sur le nécessaire équilibre entre la protection de la
vie privée et les moyens à mettre en oeuvre par
l'administration fiscale.
Le secret professionnel doit être sauvegardé, tandis
que les enquêtes et les éventuelles suites
administratives ou pénales doivent pouvoir
intervenir.
La protection de la vie privée est à placer très haut
dans les valeurs de l'administration, même
lorsqu'elle est confrontée à des éléments de fraude.
Je suis ravi de voir que votre groupe est préoccupé,
comme moi, de cette protection.
La collecte de renseignements auprès de tiers
repose sur les articles 322 et 323 du Code des
impôts sur les revenus.
L'opportunité de pareilles collectes doit s'apprécier
en fonction des circonstances propres à chaque
dossier. Aucune directive générale n'a été donnée
quant à l'exploitation de renseignements liés aux
24/04/2001
CRABV 50
COM 452
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
betrekking tot het gebruik van informatie uit door
distributiebedrijven uitgegeven klantenkaarten.
De maatregelen die de bedrijven of de
belastingadministratie treffen om de grote fraude te
bestrijden kunnen vragen doen rijzen in het licht van
de wet betreffende de bescherming van de
persoonlijke levenssfeer.
In die geest heeft de heer Zenner voorgesteld een
werkgroep in te stellen om een aantal aspecten van
deze problematiek uit te diepen. Die werkgroep
wordt momenteel samengesteld.
In diezelfde context heeft de heer Zenner ook een
ontmoeting gehad met de heer Thomas, voorzitter
van de commissie voor de bescherming van de
persoonlijke levenssfeer, waarop een inventaris
werd opgemaakt van de te bespreken kwesties.
Beide heren hebben eveneens beslist nog verder
overleg te plegen.
cartes de fidélité délivrées par la grande distribution.
Les mesures prises pour contrer la grande fraude,
par les entreprises ou par l'administration fiscale
peuvent poser question au vu de la législation
relative à la protection de la vie privée.
C'est dans cet esprit que M. Zenner a proposé de
créer un groupe de travail chargé d'examiner
certains aspects de cette problématique, dont la
mise en place est en cours.
Dans la même perspective, M. Zenner a rencontré
M. Thomas, président de la Commission de
protection de la vie privée, et un inventaire de
questions à examiner a été dressé. Ils ont, par
ailleurs, décidé de poursuivre leurs concertations.
Het spreekt voor zich dat ik geregeld verzoek erop
toe te zien dat zowel in de relaties met de
ondernemingen als met de natuurlijke personen het
beroepsgeheim en de privacy worden
gerespecteerd.
Il est évident que, tant dans les relations avec les
entreprises que dans celles avec les personnes
physiques, je demande régulièrement que l'on veille
au respect du secret professionnel et au respect de
la vie privée.
02.03 Zoé Genot (ECOLO-AGALEV): Wij vragen
met aandrang dat de inmenging in het privé-leven in
evenredigheid tot de gezochte gegevens zou zijn. Ik
werd opgebeld door radeloze vrouwen die zich
afvroegen of ze nog aankopen voor anderen
konden doen en hun getrouwheidskaart konden
gebruiken.
Het is niet mijn bedoeling de bescherming van de
privacy hoe dan ook te verdedigen, maar de reactie
van de administratie moet aan elk type fraude zijn
aangepast. Komen de situaties die u in gedachte
heeft frequent voor of zijn ze uitzonderlijk?
02.03 Zoé Genot (ECOLO-AGALEV): Nous
insistons spécialement sur une proportionnalité
entre l'intrusion dans la vie privée et les éléments
qu'on recherche. J'ai eu des coups de téléphone de
dames affolées qui se demandaient si elles
pouvaient encore faire des achats pour d'autres
personnes en utilisant la carte de fidélité de celles-
ci.
Loin de moi l'idée de défendre la protection de la vie
privée à tout prix, mais la réaction de
l'administration doit être adaptée à chaque type de
fraude soupçonnée. Ces cas auxquels vous songez
sont-ils fréquents ou marginaux?
02.04 Minister Didier Reynders (Frans): Ik
herhaal dat er terzake geen enkele algemene
richtlijn is.
Het streven naar evenwicht tussen de bescherming
van de privacy en het onderzoek van de gebruikte
middelen gebeurt voor elk dossier afzonderlijk.
Ten slotte trachten ook wij tegemoet te komen aan
alle bekommernissen van de belastingplichtigen.
02.04 Didier Reynders , ministre (en français): Je
le répète, il n'y a aucune instruction générale en la
matière.
L'équilibre entre la protection de la vie privée et
l'examen des moyens utilisés se fait dossier par
dossier.
Enfin, nous essayons, nous aussi, de répondre à
toutes les inquiétudes des contribuables.
02.05 Zoé Genot (ECOLO-AGALEV): Wat is
omvang van dit fenomeen ?
02.05 Zoé Genot (ECOLO-AGALEV) : Quelle est
l'ampleur du phénomène?
CRABV 50
COM 452
24/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
02.06 Minister Didier Reynders (Frans): Er
worden daarover besprekingen georganiseerd. Als
u deze namiddag komt, kan de heer Zenner uw
vragen beantwoorden.
02.06 Didier Reynders , ministre (En français):
Nous organisons actuellement des discussions à ce
sujet.
Venez cet après-midi, M. Zenner sera là pour vous
répondre.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Jacques Chabot aan de
minister van Financiën over "de rechtsvordering
tegen een aanslag" (nr. 4474)
03 Question de M. Jacques Chabot au ministre
des Finances sur "le recours en justice contre
une imposition" (n° 4474)
03.01 Jacques Chabot (PS): Artikel 356 van het
WIB 1992 bepaalt dat wanneer een rechtscollege
een aanslag om een andere reden dan verjaring
nietig heeft verklaard, de administratie, zelfs buiten
de termijnen, dit rechtscollege een subsidiaire
aanslag op naam van de belastingschuldige ter
beoordeling kan voorleggen.
Is dit artikel van toepassing wanneer de
belastingplichtige zijn vordering bij de rechtbank van
eerste aanleg heeft ingesteld zonder de beslissing
van de directeur der belastingen af te wachten of
wanneer de directeur zich niet heeft uitgesproken
binnen zes maanden of negen maanden als de
belastingplichtige ambtshalve wordt belast - na de
ontvangstdatum van het administratieve beroep?
Geldt dit artikel alleen voor de rechtbank van eerste
aanleg en voor de gevallen waarin die rechtbank
beslist de oorspronkelijke aanslag te verlichten in
plaats van die aanslag gedeeltelijk nietig te
verklaren?
03.01 Jacques Chabot (PS) : L'article 356 du CIR
mentionne que lorsqu'une juridiction a prononcé la
nullité de l'imposition pour une cause autre que la
prescription, l`administration peut, même en dehors
des délais, soumettre à cette juridiction une
cotisation subsidiaire à charge du redevable.
Cet article s'applique-t-il dans l'hypothèse où le
contribuable a introduit son action devant le tribunal
de première instance sans attendre la décision du
directeur des Contributions, ainsi que dans les cas
où le directeur n'a pas statué dans les six mois ou
neuf mois si le contribuable est taxé d'office après
la date de réception du recours administratif ?
S'applique-t-il uniquement au niveau du Tribunal de
Première Instance, et dans les cas où ce tribunal
prononcerait un dégrèvement de la cotisation initiale
et non une annulation partielle de ladite cotisation ?
03.02 Minister Didier Reynders (Frans): Het
nieuwe artikel 356 van het WIB 1992 kan pas
worden toegepast wanneer de directeur een
beslissing heeft genomen. Als een rechtsvordering
wordt ingesteld wegens het uitblijven van een
beslissing mag de administratie geen subsidiaire
aanslag vestigen.
De administratie heeft er belang bij dat de
beslissingen binnen de termijn van zes maanden
of negen maanden voor de ambtshalve aanslagen
vallen.
Wanneer geen nietigverklaring maar een
belastingverlichting wegens een andere
onwettigheid dan verjaring wordt uitgesproken, blijft
de vestiging van een vervangende aanslag
mogelijk. Dit blijkt duidelijk uit het advies dat het Hof
van Cassatie terzake op 22 oktober 1992 uitbracht.
03.02 Didier Reynders , ministre (en français): Le
texte de l'article 356 nouveau C.I.R. 1992 ne peut
s'appliquer que lorsqu'une décision directoriale a
été rendue. En cas d'action judiciaire pour cause
d'absence de décision, l'administration ne peut
introduire une cotisation subsidiaire.
Elle a intérêt à ce que les décisions interviennent
dans le délai de six mois, ou de neuf mois pour la
taxation d'office.
Le prononcé d'un dégrèvement pour cause
d'illégalité autre que la prescription, plutôt que d'une
annulation, ne fait pas obstacle au recours à une
cotisation de remplacement. L'avis de la Cour de
Cassation du 22 octobre 1992 est éloquent en la
matière.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Vraag van mevrouw Fientje Moerman aan de 04 Question de Mme Fientje Moerman au
24/04/2001
CRABV 50
COM 452
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
minister van Financiën over "de vrijstelling van
vennootschapsbelasting toegekend aan
vennootschappen die in Tunesië gevestigd zijn"
(nr. 4475)
ministre des Finances sur "l'exonération de
l'impôt des sociétés pour des sociétés établies
en Tunisie" (n° 4475)
04.01 Fientje Moerman (VLD): Tunesische
dochterondernemingen van Vlaamse
confectiebedrijven genieten daar vrijstelling van
vennootschapsbelasting, omdat ze volledig op de
uitvoer gericht zijn.
De Belgische administratie beroept zich op het
artikel 203§1, 3° WIB 1992 om het regime van
definitief belaste inkomsten (DBI) niet toe te kennen
aan dividenden van deze Tunesische bedrijven. De
filosofie achter het dubbelbelastingverdrag tussen
België en Tunesië was nochtans dat België
vrijstelling van vennootschapsbelasting verleent
voor zover die vrijstelling zou worden verleend als
beide vennootschappen in België waren gevestigd.
Meent de minister dat de DBI-aftrek in zo'n geval
moet worden toegekend?
04.01 Fientje Moerman (VLD): Ma question porte
sur les filiales tunisiennes d'entreprises de
confection flamandes, qui sont exemptées de
l'impôt des sociétés dans ce pays parce qu'elles
sont entièrement tournées vers l'exportation.
L'administration belge, invoquant l'article 203, § 1
er
,
3° du CIR 1992, refuse d'appliquer aux dividendes
de ces entreprises tunisiennes le régime des
revenus définitivement taxés. En vertu de la
philosophie qui sous-tend le traité de double
imposition conclu entre la Belgique et la Tunisie, la
Belgique accorde une exemption de l'impôt des
sociétés pour les dividendes d'une société établie
en Tunisie, à la condition que cette exemption serait
également accordée si les deux sociétés étaient
établies en Belgique.
De l'avis du ministre, la déduction pour revenus
définitivement taxés ne devrait-elle pas être
appliquée en l'espèce?
04.02 Minister Didier Reynders (Nederlands): Het
is juist dat de Belgische belastingadministratie geen
zogenaamde aftrek van definitief belaste inkomsten
verleent voor sommige dividenden van Tunesische
oorsprong. Artikel 203, §1, 3° van het Wetboek van
Inkomstenbelastingen 1992 staat een dergelijke
aftrek niet toe, als de betrokken inkomsten reeds
een afzonderlijke belastingregeling genieten in het
land van de fiscale woonplaats. Het artikel is niet
onverenigbaar met artikel 21, §2, 3° van de
dubbelbelastingovereenkomst met Tunesië van 22
februari 1975. Bovendien is deze interpretatie
evenmin strijdig met de geest van die
overeenkomst, die niet alleen dubbele belasting
maar ook dubbele vrijstelling wil voorkomen.
04.02 Didier Reynders , ministre (en néerlandais):
Il est exact que l'administration fiscale belge
n'applique pas de déduction pour revenus
définitivement taxés pour certains dividendes
d'origine tunisienne. L'article 203, § 1
er
, 3° du CIR
1992 n'autorise pas une telle déduction lorsque les
revenus concernés bénéficient déjà d'un régime
fiscal distinct dans le pays où est fixée la résidence
fiscale. L'article n'est pas incompatible avec l'article
21, § 2, 3°a) du traité de double imposition belgo-
tunisien du 22 février 1975. Par ailleurs, cette
interprétation n'est pas davantage contraire à
l'esprit du traité qui cherche à prévenir non
seulement la double imposition mais également la
double exonération.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Dirk Pieters aan de minister
van Financiën over "het Belgische
voorzitterschap van de Eurogroep" (nr. 4484)
05 Question de M. Dirk Pieters au ministre des
Finances sur "la présidence belge de
l'Eurogroupe" (n° 4484)
05.01 Dirk Pieters (CVP): De financiële markten
verwachtten dat de ECB de rentetarieven zou
verlagen. Dit is echter niet gebeurd. Heeft dit te
maken met de aangekondigde aanwezigheid van de
minister van Financiën en zijn aangekondigd
pleidooi voor renteverlaging? Wil de ECB hiermee
bewijzen niet toe te geven aan politieke druk?
Het Verdrag tot oprichting van de Europese
05.01 Dirk Pieters (CVP): Les marchés financiers
s'attendaient à ce que la BCE baisse les taux
d'intérêt. Or, il n'en a rien été. Cela est-il lié à la
présence annoncée du ministre des Finances et à
son plaidoyer annoncé en faveur de la baisse des
taux d'intérêt ? La BCE veut-elle donc démontrer
par cette attitude qu'elle ne compte pas céder aux
pressions politiques ?
Le Traité instituant la Communauté européenne
CRABV 50
COM 452
24/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
Gemeenschap bepaalt dat de voorzitter van de
Ecofin-ministerraad de Raad van Bestuur van de
ECB mag bijwonen. Zweden heeft dus het recht de
vergaderingen bij te wonen, België niet. Is uw
aanwezigheid in Frankfurt niet in strijd met het
Verdrag en zijn de beslissingen dus wel geldig?
Ook bent u tegen een sterkere rol van de
Eurocommissie in de Eurogroep, tegen Frankrijk in.
Gaat dit standpunt niet in tegen de traditionele
Belgische houding? Delen de eerste minister en de
minister van Buitenlandse Zaken uw standpunt?
Hebt u dit standpunt gecoördineerd met de
Gewesten en Gemeenschappen tijdens de
coördinatievergadering op Buitenlandse Zaken?
Was het wel opportuun om als minister van
Financiën en voorzitter van de Eurogroep over het
ontslag van de heer Duysenberg te praten?
prévoit que le président du conseil des ministres
Ecofin peut assister au conseil d'administration de
la BCE. Donc, la Suède a le droit d'assister aux
assemblées de ce conseil d'administration. En
revanche, la Belgique n'y est pas autorisée. Votre
présence à Francfort n'est-elle pas contraire au
Traité et les décisions prises par la BCE quand
vous étiez présent sont-elles bien valables ?
Par ailleurs, vous êtes opposé à ce que la
Commission européenne joue un rôle plus
important au sein de l'Eurogroupe, contrairement à
la France. Ne rompez-vous pas ainsi avec la
position que défend traditionnellement la Belgique ?
Le premier ministre et le ministre des Affaires
étrangères partagent-ils votre point de vue ? La
position que vous avez défendue est-elle le fruit
d'une concertation avec les Régions et les
Communautés lors de la réunion de coordination
aux Affaires étrangères ?
Etait-il bien opportun que le ministre des Finances
et le président de l'Eurogroupe évoquent la
démission de M. Duysenberg ?
05.02 Minister Didier Reynders (Nederlands): De
onafhankelijkheid van de ECB is gebaseerd op het
Verdrag. Haar beslissing de rentetarieven niet te
wijzigen, werd ingegeven door haar beoordeling van
de toestand en de evolutie van de prijsstabiliteit.
Mijn tussenkomst was geen open pleidooi voor
renteverlaging, maar een bedenking bij de
vertraging van de groei in de Eurozone en bij een
passende reactie van de ECB op deze evolutie.
Mijn aanwezigheid bij de vergaderingen van de ECB
is gewettigd door artikel 3 van het interne
reglement, dat bepaalt dat de Raad van
Gouverneurs zelf personen kan uitnodigen.
De Eurogroep is een informele instantie zonder
beslissingsrecht. De Commissie maakt er deel van
uit omwille van efficiëntie, niet omdat traditionele
evenwichten zouden moeten worden
gerespecteerd. De werking van de groep wordt op
gemeenschappelijke en collegiale wijze vastgelegd.
Ik heb goede relaties met de voorzitter van de ECB.
Dat voorzitterschap ligt momenteel niet ter discussie
binnen de Eurogroep of Ecofin. Ik wens daar voor
de rest geen verklaringen over af te leggen.
05.02 Didier Reynders , ministre (en néerlandais):
L'indépendance de la BCE repose sur le Traité. Si
la BCE a décidé de ne pas modifier ses taux
d'intérêt, c'est en raison de l'évaluation de la
situation à laquelle elle a procédé et de l'évolution
de la stabilité des prix. Mon intervention n'était pas
un plaidoyer en faveur d'une baisse des taux
d'intérêt, mais une réflexion au sujet du
ralentissement de la croissance dans la Zone euro
et au sujet d'une réaction appropriée de la BCE à
cette évolution.
Ma présence aux assemblées de la BCE trouve sa
justification dans l'article 3 du règlement interne qui
prévoit que le conseil des gouverneurs peut inviter
lui-même certaines personnes.
L'Eurogroupe est une instance non officielle
dépourvue de droit de décision. La Commission en
fait partie pour des raisons d'efficacité, non parce
que des équilibres traditionnels devraient soi-disant
être respectés. Le fonctionnement de l'Eurogroupe
est réglé en commun et collégialement.
J'entretiens de bonnes relations avec le président
de la BCE dont la fonction n'est pas remise en
cause actuellement, ni au sein de l'Eurogroupe ni
au sein de l'Ecofin. Je ne souhaite pas faire d'autres
commentaires à ce propos.
De voorzitter: Het is noodzakelijk voor de
Belgische economie dat de rentevoeten zo spoedig
mogelijk verlaagd worden door een beslissing van
Le président: Il est nécessaire pour l'économie
belge que les instances européennes décident le
plus rapidement possible d'une réduction des taux
24/04/2001
CRABV 50
COM 452
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
de Europese instanties.
d'intérêts.
05.03 Dirk Pieters (CVP): De pleidooien van de
minister moeten ondubbelzinnig zijn. De markten
reageren immers heel alert. De autonome positie
van de Europese Centrale Bank ligt terecht heel
gevoelig en mag niet in het gedrang komen.
Ik ben blij met uw goede relaties met voorzitter
Duysenberg en met uw gemeenschappelijke
voornemen verder discreet te blijven.
05.03 Dirk Pieters (CVP): Le ministre doit tenir
des plaidoyers sans équivoque. Les marchés
réagissent en effet de manière très vigilante.
L'autonomie de la Banque centrale européenne, qui
semble se caractériser par une grande sensibilité,
ne doit pas être compromise.
Je me réjouis des excellentes relations que vous
entretenez avec le président Duisenberg et de votre
intention commune de continuer à faire preuve de
discrétion.
05.04 Minister Didier Reynders (Nederlands): De
media zullen altijd hun eigen interpretatie geven,
maar de onafhankelijkheid van de ECB staat
uiteraard boven alles. Binnenkort zal ik samen met
de heer Duysenberg naar de G 7 gaan als voorzitter
van de Eurogroep, maar zonder vertegenwoordiger
van de Commissie. Daar zal ik mijn standpunten
herhalen. De verwachte groei blijft realistisch-
optimistisch en ik hoop commentaren van Alan
Greenspan te kunnen loswerken. Na deze G 7 kan
ik verdere uitleg aanbieden.
05.04 Didier Reynders , ministre (en néerlandais)
: Les médias donneront toujours leur propre
interprétation, mais l'indépendance de la BCE reste
primordiale. J'accompagnerai prochainement M.
Duisenberg à la réunion du G7 en tant que
président du groupe européen. La Commission n'y
sera pas représentée. Je réitérerai mes points de
vue à cette occasion. Les attentes en matière de
croissance restent réalistes et optimistes et j'espère
pouvoir susciter des commentaires de la part de M.
Alan Greenspan. Je serai en mesure de vous
fournir davantage d'explications à l'issue de la
réunion du G7.
05.05 Dirk Pieters (CVP): De minister gaf zijn kijk
op de groei, maar wat verwacht hij van de inflatie?
05.05 Dirk Pieters (CVP): Le ministre nous a livré
son opinion sur la croissance mais qu'en est-il de
l'inflation ?
05.06 Minister Didier Reynders : Er zijn
aanwijzingen dat die kan worden gestabiliseerd. Het
is wel uitkijken naar de evolutie van de olieprijzen
en naar de prestaties van landen als Spanje, die wel
met grotere inflatieproblemen kampen. Ook hier zijn
we dus realistisch-optimistisch.
05.06 Didier Reynders , ministre (en néerlandais):
Certains éléments donnent à penser qu'elle peut se
stabiliser. Il faudra être attentif à l'évolution des prix
du pétrole et résultats qu'enregistreront certains
pays comme l'Espagne, qui doivent faire face à des
problèmes d'inflation plus importants. A cet égard,
nous sommes tout à la fois réalistes et optimistes.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Vraag van de heer Dirk Pieters aan de minister
van Financiën over "de Vlaamse
hypotheekkantoren in Brussel" (nr. 4485)
06 Question de M. Dirk Pieters au ministre des
Finances sur "les bureaux de conservation des
hypothèques flamands à Bruxelles" (n° 4485)
06.01 Dirk Pieters (CVP): Aangezien mijn
schriftelijke vraag nr. 568 na drie maanden nog
altijd werd beantwoord, vraag ik nu mondeling of
een verhuis van drie Vlaamse hypotheekkantoren
het vierde, het zesde en het zevende naar een
Vlaams-Brabantse gemeente mogelijk is. Nu de
automatisering van de kantoren een feit is, staat
mijns inziens niets zo een verhuis nog in de weg. Of
overweegt men weer een verhuis binnen Brussel?
06.01 Dirk Pieters (CVP): Etant donné que ma
question écrite n° 586 est toujours sans réponse
après trois mois, je demande maintenant et
oralement s'il est envisageable de transférer trois
bureaux flamands de conservation des
hypothèques - le 4
ème
, le 6
ème
et le 7
ème
- vers une
commune du Brabant flamand. Dès lors que ces
bureaux ont été informatisés, je ne vois pas quel
pourrait être le problème. Envisagerait-on
éventuellement un trandfert à l'intérieur de
Bruxelles ?
06.02 Minister Didier Reynders (Nederlands): De 06.02 Didier Reynders , ministre (en néerlandais):
CRABV 50
COM 452
24/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
heer Pieters is blijkbaar goed geïnformeerd.
Het vierde, zesde en zevende hypotheekkantoor te
Brussel omvatten uitsluitend gemeenten van de
provincie Vlaams-Brabant, die hiërarchisch
afhangen van de directie te Mechelen. De verhuis
van deze kantoren naar een locatie in Vlaams-
Brabant is gepland, maar stuit op enkele
problemen. Op dit ogenblik is er geen
rijksadministratief centrum beschikbaar. Bovendien
zijn deze kantoren recent geautomatiseerd en is de
verhuis van de computerinfrastructuur niet
eenvoudig.
De verhuis van de Regentschapsstraat naar het
Schumanplein en de wederverhuis in september
2001 is een tijdelijke situatie, die enkel te wijten is
aan de acute verwijdering van asbeststoffen.
Uiteindelijk moeten we een geschikte locatie kiezen
in functie van de belangrijkste gemeenten in de
streek en van de verplaatsingen voor publiek en
personeel.
M. Pieters est manifestement bien informé.
Les 4
e
, 6
e
et 7
e
bureaux des hypothèques à
Bruxelles comprennent exclusivement des
communes de la province du Brabant flamand, qui,
à leur tour, dépendent hiérarchiquement de la
direction de Malines. Le déménagement de ces
bureaux vers un autre site dans le Brabant flamand
est prévu mais certains problèmes se posent.
Aucune cité administrative de l'Etat n'est disponible
en ce moment. En outre, ces bureaux ont été
automatisés récemment et le déménagement de
l'équipement informatique n'est pas aisé.
Le déménagement de la rue de la Régence vers le
rond-point Schuman et le redéménagement en
septembre 2001 constituent des situations
temporaires uniquement imputables à la nécessité
de procéder d'urgence à des travaux de
désamiantage. Enfin, nous devons choisir un site
approprié en fonction des communes les plus
importantes de la région et en tenant compte des
déplacements à effectuer par le public et le
personnel.
06.03 Dirk Pieters (CVP): Ik weet dat u destijds
evenzeer goed geïnformeerd was, wanneer u als
commissielid een vraag stelde. Bovendien leerde
parlementsvoorzitter De Croo mij dat men het best
vragen stelt waarop men het antwoord reeds kent.
06.03 Dirk Pieters (CVP): Le fait que je sois bien
informé provient de mon expérience antérieure en
commission. J'ai d'ailleurs pu constater que vous
étiez tout aussi bien informé lorsque vous posiez
des questions en tant que commissaire. De plus, M.
De Croo, président de la Chambre, m'a appris qu'il
est préférable de poser des questions dont on
connaît déjà la réponse.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Vraag van de heer Yves Leterme aan de
minister van Financiën over "de grote coupures"
(nr. 4494)
07 Question de M. Yves Leterme au ministre des
Finances sur "les grosses coupures" (n° 4494)
07.01 Yves Leterme (CVP): Grote geldcoupures
zijn voor de gewone consument niet erg handig,
maar wel voor fraudeurs, misdadigers en
valsmunters. Een afschaffing van het briefje van
10.000 frank ligt dan ook voor de hand. Toch komt
er binnenkort een nog grotere coupure van 500
euro - meer dan 20.000 frank - waarmee je
daarenboven in heel Europa terecht kunt. Maakt dit
het risico op stromen van misdaadgeld en zwart
geld niet nog groter? Welke ervaringen heeft men
met onze biljetten van 10.000 frank? Kan de
minister er, als voorzitter van de Eurogroep, niet
voor zorgen dat 200 euro het grootste biljet wordt?
07.01 Yves Leterme (CVP): Les grosses coupures
ne sont pas très pratiques pour le consommateur
classique mais le sont pour les fraudeurs, les
criminels et les faux-monnayeurs. Une suppression
du billet de 10.000 francs s'impose donc. Or, une
coupure encore plus grosse de 500 euros plus de
20.000 francs belges sera bientôt mise en
circulation. En outre, cette coupure pourra être
utilisée sur tout le territoire européen. Cette
perspective n'augmente-t-elle pas le risque des flux
d'argent sale et d'argent noir ? Quels
enseignements a-t-on pu tirer de l'utilisation de nos
billets de 10.000 francs ? En tant que président de
l'Eurogroupe, le ministre ne pourrait-il pas faire en
sorte que le billet de 200 euros soit la plus grosse
coupure ?
07.02 Minister Didier Reynders (Nederlands): 07.02 Didier Reynders , ministre (en néerlandais)
24/04/2001
CRABV 50
COM 452
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
Een jaar geleden waren er 25,5 miljoen biljetten van
10.000 frank in omloop, voor een bedrag van 255
miljard dus. Dit is zowat de helft van de fiduciaire
omloop.
Het is moeilijk om een precies zicht te krijgen op het
gebruik van deze biljetten, aangezien ze ook als
anoniem spaarmiddel worden gebruikt. Gemiddeld
keert zo een biljet slechts 1,8 keer per jaar terug
naar de bank: er wordt dus veel gespaard in hoge
coupures.
Ik denk niet dat de coupure van 500 euro de
frauduleuze financiële stromen zal doen toenemen.
Er zijn immers genoeg andere middelen om
onwettige transacties af te wikkelen. Er komen 360
miljoen van zulke biljetten. Onze fraudebestrijding
blijft onveranderd gelden na de invoering van de
hoge eurocoupures.
De eurocoupures werden op 7 juli 1998 vastgelegd
door de gouverneurs van de Europese Centrale
Bank. Die onafhankelijkheid respecteer ik.
Nederland en Duitsland hebben trouwens al
coupures met zo een grote waarde. De circulatie
van de eurocoupures kan na verloop van tijd
worden geëvalueerd.
: L'année passée, 25,5 millions de billets de 10.000
francs étaient en circulation, ce qui représente donc
un montant de 255 milliards de francs, soit la moitié
de la circulation fiduciaire.
Il est difficile de se faire une idée précise de
l'utilisation de ces billets puisqu'ils sont également
utilisés comme un moyen d'épargne anonyme. En
moyenne, ce type de billet ne retourne que 1,8 fois
par an à la banque : les grosses coupures sont
donc souvent utilisées comme moyen d'épargne.
Je ne pense pas que la coupure de 500 euros
augmentera les flux financiers frauduleux. En effet,
il existe bien d'autres moyens pour réaliser des
transactions financières illégales. 360 millions de
billets de ce type seront mis en circulation. Nous ne
changerons pas notre politique en matière de lutte
contre la fraude fiscale, y compris après
l'introduction des grosses coupures en euro.
La valeur des coupures en euro a été fixée le 7
juillet 1998 par les gouverneurs de la Banque
centrale européenne. Je respecte cette
indépendance. Les Pays-Bas et l' Allemagne
disposent d'ailleurs déjà de coupures dont la valeur
est aussi élevée. La circulation des coupures en
euro pourra faire l'objet d'une évaluation après un
certain délai.
07.03 Yves Leterme (CVP): De lage
circulatiecijfers van de hoge coupures worden
bevestigd. Zij figureren blijkbaar in de eerste plaats
als spaarmiddel. In totaal gaat het om niet minder
dan 255 miljard frank. U zal toch niet ontkennen dat
er ook wel wat misdaadgeld bij is? Wellicht is het
mogelijk een en ander te evalueren als de
omwisselingoperatie voltooid is.
Overigens is de status van de reeds bestaande zeer
hoge coupures in landen als Nederland en
Duitsland ook nu al niet bepaald onomstreden, en
dat precies om dezelfde reden.
07.03 Yves Leterme (CVP): Les chiffres relatifs à
la faible circulation des grandes coupures se
confirment. Apparemment, celles-ci servent surtout
à l'épargne. Il s'agit, au total, d'une somme de pas
moins de 255 milliards de francs. Vous ne pouvez
assurément pas nier qu'une partie de cet argent
provient d'activités criminelles ? Une fois l'opération
de conversion terminée, il devrait être possible de
procéder à une évaluation de la situation.
En outre, aux Pays-Bas ou en Allemagne par
exemple, le statut des très grandes coupures qui
existent aujourd'hui est plutôt controversé, et ce
pour exactement la même raison.
07.04 Minister Didier Reynders (Nederlands): Ik
sluit mij aan bij uw vraag om een evaluatie.
07.04 Didier Reynders , ministre (en néerlandais):
Je me rallie à votre demande d'une évaluation.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Vraag van de heer Philippe Seghin aan de
minister van Financiën over "de
belastingregeling inzake stock options" (nr. 4495)
08 Question de M. Philippe Seghin au ministre
des Finances sur "la fiscalité des stock options"
(n° 4495)
08.01 Philippe Seghin (PRL FDF MCC): Waarom
is op de stock options een belasting van 7,5% of
15% verschuldigd op het ogenblik van hun
toekenning en niet van hun uitoefening?
08.01 Philippe Seghin (PRL FDF MCC) : Les
stock options sont taxées à 7,5% ou 15% au
moment de l'attribution des options et non de leur
exercice.
CRABV 50
COM 452
24/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
Welke weerslag had die keuze op het aantal
ondernemingen dat gebruik maakt van stock
options?
Remt de terugval van de beurzen de ontwikkeling
van deze spaarvorm niet af? Vereist de
modernisering van onze financiële markten geen
herziening van het voor de stock options geldende
belastingstelsel?
Pourquoi ?
Quels ont été les effets de ce choix, au niveau du
nombre d'entreprises qui utilisent les stock
options ?
Le marché boursier en baisse ne constitue-t-il pas
un frein au développement de ce type d'épargne ?
La modernisation de nos marchés financiers
n'implique-t-elle pas une reconsidération du régime
fiscal des stock options ?
08.02 Minister Didier Reynders (Frans): De bij
wet van 26 maart 1999 ingestelde bepalingen
inzake aandelenopties zijn er gekomen omdat het
vroegere belastingstelsel te streng was en tot grote
juridische onzekerheid leidde.
Met de huidige wetgeving werd een systeem
ingesteld dat soepeler is en door alle
ondernemingen kan worden gebruikt; het is
eenvoudig genoeg om inzake de fiscale
behandeling van de verkregen voordelen een
maximale juridische zekerheid te waarborgen.
Naast de stock options beschikt België nu over een
systeem dat de werknemers de mogelijkheid biedt
een participatie te nemen in het kapitaal en de
resultaten van hun onderneming, zodat het zijn
achterstand inzake incentives voor de werknemers
heeft weggewerkt.
Aangezien de wet recent is, zullen de statistische
gegevens betreffende het aantal ondernemingen
die gebruik maken van stock options pas
beschikbaar zijn nadat de gegevens voor de
inkohiering van het aanslagjaar 2000 zijn ontleed.
Het antwoord op uw derde vraag is negatief. Het
systeem zou het voorwerp moeten uitmaken van de
lege lata ministeriële interpretaties.
De technische problemen waar wij op stootten
inzake de wetgeving en haar toepassing zullen via
ministeriële circulaires worden geregeld. De task
force die de Belgische beurs moet evalueren is
opgericht. In dit kader zal een werkgroep zich
specifiek over de stock options buigen.
De logica van het Belgische fiscale systeem blijft
hierbij gerespecteerd. Wie inschrijft op een stock
options plan, aanvaardt de hierop geheven
belasting.
08.02 Didier Reynders , ministre (en français):
Les dispositions en matière d'options sur actions,
instaurées par la loi du 26 mars 1999, ont été prises
parce que le régime fiscal antérieur était trop sévère
et engendrait une grande insécurité juridique.
La législation actuelle a mis en place un système
plus souple et utilisable par toutes les entreprises,
et assez simple pour assurer une sécurité juridique
maximale quant au traitement fiscal des avantages
obtenus.
A côté des stock options, la Belgique a, aujourd'hui,
un système permettant la participation des
travailleurs au capital et aux résultats de leur
entreprise, ce qui lui a permis de résorber son
retard en matière d'incitants à l'égard des
travailleurs.
Vu le caractère réduit de la loi, les données
statistiques sur le nombre d'entreprises participant
aux stock options ne seront disponibles qu'après
exploitation des données de l'enrôlement de
l'exercice 2000.
A votre troisième question, la réponse est négative.
Le système devrait faire l'objet d'interprétations
ministérielles de lege lata.
Les problèmes techniques que nous avons
rencontrés par rapport à la législation et à son
application seront résolus par voie de circulaires
ministérielles. La task force chargée d'évaluer la
place financière belge a été mise sur pied, et c'est
dans ce cadre qu'un groupe de travail se penchera
sur le cas spécifique des stock options.
La logique du système fiscal belge est, entre-temps,
respectée. Le montant de l'impôt est accepté par
celui qui souscrit à un plan de stock options.
Het mechanisme is ten minste duidelijk. Een aantal
voordelen zouden nog wat kunnen worden
uitgebreid, maar dat is niet onze bedoeling. Wij
Le mécanisme a le mérite d'être clair. Certes, on
pourrait renforcer certains avantages, mais là n'est
pas notre but. Nous voulons surtout ouvrir ce
24/04/2001
CRABV 50
COM 452
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
willen de regeling vooral openstellen voor zo veel
mogelijk werknemers. Als er technische problemen
zouden rijzen, zouden er richtlijnen worden
uitgevaardigd om bepaalde situaties recht te
trekken.
système au plus grand nombre de travailleurs. Si
des difficultés techniques apparaissaient, des
directives seraient prises afin de remédier à
certaines situations.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 11.29 uur.
La réunion publique de commission est levée à
11.29 heures.
Document Outline