KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50 COM 449
CRIV 50 COM 449
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET HET BEKNOPT VERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC LE COMPTE RENDU ANALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
C
OMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
woensdag mercredi
18-04-2001 18-04-2001
14:15 uur
14:15 heures
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
































AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP Christelijke
Volkspartij
FN Front
National
PRL FDF MCC
Parti Réformateur libéral ­ Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS Parti
socialiste
PSC Parti
social-chrétien
SP Socialistische
Partij
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode + nummer
en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du
n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag (op wit papier, bevat de bijlagen en het
beknopt verslag, met kruisverwijzingen tussen Integraal en
Beknopt Verslag)
CRIV
Compte Rendu Intégral (sur papier blanc, avec annexes et
CRA, avec renvois entre le CRI et le CRA)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV Compte
Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes
:
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be

e-mail : aff.generales@laChambre.be
CRIV 50
COM 449
18/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i


INHOUD
SOMMAIRE
Vraag van de heer Pierre Chevalier aan de
minister van Sociale zaken en Pensioenen over
"de leefbaarheid van de pensioenen in België"
(nr. 4114)
1
Question de M. Pierre Chevalier au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "la viabilité
des régimes de pensions en Belgique" (n° 4114)
1
Sprekers:
Pierre Chevalier, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Pierre Chevalier, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Samengevoegde vragen van
7
Questions jointes de
7
- de heer Richard Fournaux aan de minister van
Sociale zaken en Pensioenen over "het
gezondheidsbeleid ten aanzien van diabetici"
(nr. 4373)
7
- M. Richard Fournaux au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur "la politique de santé
en faveur des diabétiques" (n° 4373)
7
- de heer Jef Valkeniers aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de
diabetespas" (nr. 4448)
7
- M. Jef Valkeniers au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur "la carte de
diabétique" (n° 4448)
7
Sprekers: Richard Fournaux, Jef Valkeniers,
Frank Vandenbroucke
, minister van Sociale
Zaken en Pensioenen, Greta D'Hondt
Orateurs: Richard Fournaux, Jef Valkeniers,
Frank Vandenbroucke
, ministre des Affaires
sociales et des Pensions, Greta D'Hondt
Vraag van de heer Bruno Van Grootenbrulle aan
de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "het probleem van het minimumpensioen in
het stelsel van de zelfstandigen in geval van een
gemengde loopbaan" (nr. 4128)
10
Question de M. Bruno Van Grootenbrulle au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
"le problème de la pension minimum dans le
régime des travailleurs indépendants en cas de
carrière mixte" (n° 4128)
10
Sprekers: Bruno Van Grootenbrulle, Frank
Vandenbroucke
, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs: Bruno Van Grootenbrulle, Frank
Vandenbroucke
, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van de heer Koen Bultinck aan de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over "de
onbetaalde facturen van ziekenhuizen en
rusthuizen" (nr. 4301)
11
Question de M. Koen Bultinck au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "les factures
impayées des hôpitaux et des maisons de repos"
(n° 4301)
11
Sprekers:
Koen Bultinck, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Koen Bultinck, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van mevrouw Anne-Mie
Descheemaeker aan de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen over "bepaalde chronische
ziekten" (nr. 4303)
12 Question orale de Mme Anne-Mie
Descheemaeker au ministre des Affaires sociales
et des Pensions sur "certaines maladies
chroniques" (n° 4303)
12
Sprekers: Anne-Mie Descheemaeker, Frank
Vandenbroucke
, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs: Anne-Mie Descheemaeker, Frank
Vandenbroucke
, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Interpellatie van de heer Jean-Jacques Viseur tot
de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "de beslissing tot terugbetaling van de
geneesmiddelen 'Plavix' en 'Iscover'" (nr. 751)
13
Interpellation de M. Jean-Jacques Viseur au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
"la décision de remboursement des médicaments
'Plavix' et 'Iscover'" (n° 751)
13
Sprekers: Jean-Jacques Viseur, Frank
Vandenbroucke
, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs: Jean-Jacques Viseur, Frank
Vandenbroucke
, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Moties
16
Motions
16
Vraag van de heer Peter Vanvelthoven aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de RSZ-achterstallen van voetbalclubs per 1
maart 2001" (nr. 4356)
17
Question de M. Peter Vanvelthoven au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "les
arriérés de cotisations à l'ONSS de clubs de
football au 1er mars 2001" (n° 4356)
17
Sprekers:
Peter Vanvelthoven, Frank
Orateurs:
Peter Vanvelthoven, Frank
18/04/2001
CRIV 50
COM 449
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Samengevoegde vragen van
19
Questions jointes de
19
- mevrouw Trees Pieters aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de
referentieterugbetaling voor geneesmiddelen"
(nr. 4359)
19
- Mme Trees Pieters au ministre des Affaires
sociales et Pensions sur "le remboursement de
référence pour les médicaments" (n° 4359)
19
- de heer Jef Valkeniers aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "het invoeren
van referentieprijzen bij generische
geneesmiddelen" (nr. 4442)
19
- M. Jef Valkeniers au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur "l'instauration de prix
de référence en matière de médicaments
génériques" (n° 4442)
19
- de heer Jef Valkeniers aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over
"referentieprijzen bij generische geneesmiddelen"
(nr. 4456)
19
- M. Jef Valkeniers au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur "les prix de
référence en matière de médicaments
génériques" (n° 4456)
19
Sprekers: Trees Pieters, Jef Valkeniers,
Frank Vandenbroucke
, minister van Sociale
Zaken en Pensioenen
Orateurs: Trees Pieters, Jef Valkeniers,
Frank Vandenbroucke
, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Samengevoegde vragen van
21
Questions jointes de
21
- de heer Jo Vandeurzen aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de oprichting
van multidisciplinaire pijncentra (MPC's)"
(nr. 4368)
21
- M. Jo Vandeurzen au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur "la création de
centres multidisciplinaires de la douleur (CMD)"
(n° 4368)
21
- de heer Jef Valkeniers aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de oprichting
van een 20-tal MPC's" (nr. 4441)
21
- M. Jef Valkeniers au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur "la création d'une
vingtaine de CMD" (n° 4441)
21
Sprekers: Jo Vandeurzen, Jef Valkeniers,
Frank Vandenbroucke
, minister van Sociale
Zaken en Pensioenen
Orateurs: Jo Vandeurzen, Jef Valkeniers,
Frank Vandenbroucke
, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van de heer François Bellot aan de minister
van Sociale zaken en Pensioenen over "de lijst tot
vaststelling van de voorwaarden waaronder de
verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering
tegemoetkomt in de kosten van de
farmaceutische specialiteiten en daarmee
gelijkgestelde producten" (nr. 4376)
24
Question de M. François Bellot au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "la liste
fixant les conditions dans lesquelles l'assurance
obligatoire contre la maladie et l'invalidité
intervient dans le coût des spécialités
pharmaceutiques et produits assimilés" (n° 4376)
24
Sprekers:
François Bellot, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
François Bellot, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van mevrouw Annemie Van de Casteele
aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de leeftijdsvoorwaarde voor de
uitbetaling van aanvullende pensioenen"
(nr. 4386)
25
Question de Mme Annemie Van de Casteele au
ministre des Affaires Sociales et des Pensions sur
"la condition liée à l'âge pour le versement de
pensions complémentaires" (n° 4386)
25
Sprekers: Annemie Van de Casteele, Frank
Vandenbroucke
, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs: Annemie Van de Casteele, Frank
Vandenbroucke
, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
CRIV 50
COM 449
18/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1



COMMISSIE VOOR DE SOCIALE
ZAKEN
COMMISSION DES AFFAIRES
SOCIALES
van
WOENSDAG
18
APRIL
2001
14:15 uur
______
du
MERCREDI
18
AVRIL
2001
14:15 heures
______

De vergadering wordt geopend om 14.22 uur door
de heer Joos Wauters, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.22 heures par M. Joos
Wauters, président.
01 Vraag van de heer Pierre Chevalier aan de
minister van Sociale zaken en Pensioenen over
"de leefbaarheid van de pensioenen in België"
(nr. 4114)
01 Question de M. Pierre Chevalier au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "la
viabilité des régimes de pensions en Belgique"
(n° 4114)
01.01 Pierre Chevalier (VLD): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, mijn huidige vraag
had ik aanvankelijk ingediend als een interpellatie.
De conferentie van voorzitters heeft echter in zijn
onmetelijke wijsheid beslist om die interpellatie om
te vormen tot een vraag, alhoewel ik vind dat het
onderwerp belangrijk genoeg is om er een
interpellatie van te maken. De minister van
Pensioenen zal dat zeker met mij eens zijn. Het
zou mijn recht zijn om gebruik te maken van
technieken als moties, maar ik ben een lid van de
meerderheid. Toch vind ik dat een onderwerp als
de leefbaarheid van de pensioenen meer
aandacht verdient dan enkel een vraag, zeker als
ik mijn vraag vergelijk met de soms stupide
voorstellen en vragen die soms ingediend worden.
Zelf merk ik dat nog meer sinds ik voorzitter werd
van de commissie voor de Buitenlandse Zaken.

De voorzitter: Mijnheer Chevalier, u doelt toch
niet op de vierentwintig vragen van de heer
Valkeniers?
01.02 Pierre Chevalier (VLD): Mijnheer de
voorzitter, ik laat de zorg aan u over om te
proberen de heer Valkeniers onder controle te
houden, en ik wens de minister terzake veel moed
toe.

Mijnheer de voorzitter, graag ontvang ik de
toestemming om de tijdslimiet een beetje te
overschrijden. Ik zal er geen misbruik van maken.
Ik vraag echter om uw bekend geduld als ik wat
langer zou spreken dan toegestaan.

Mijnheer de minister, wij hebben vastgesteld dat
de regering voor 2001 een bedrag van 784 miljard
frank heeft uitgetrokken om de pensioenen te
financieren. Daarbij komt 120 miljard frank die
gemeenten en provincies en een aantal
overheidsbedrijven met hun eigen pensioenstelsel
uitbetalen. Er wordt in het totaal dus ongeveer 900
miljard frank gereserveerd voor pensioenen. Dat
bedrag wordt momenteel opgehoest door honderd
actieven ten opzichte van veertig
gepensioneerden. Vrij binnenkort, in 2020, zal die
verhouding echter eenenvijftig gepensioneerden
tegenover honderd actieven zijn. Als men ook de
jongeren in rekening neemt, dan zal elk lid van de
actieve bevolking verantwoordelijk zijn voor één
inactieve en één gepensioneerde.

Daarmee meen ik dat het probleem van de
leefbaarheid en de betaalbaarheid van de
pensioenen onmiddellijk duidelijk gesteld is. Dat is
geen Belgisch, maar een Europees probleem. De
heer Bolkestein, Europees commissaris onder
andere bevoegd voor de interne markt, meent dan
ook dat de Europese landen harde politieke
beslissingen zullen moeten nemen over de
hervorming van hun pensioenstelsel. In dat
verband heb ik een vrij belangrijke mededeling
van de commissie bij; ik zal die uiteraard niet
helemaal voorlezen. De commissie heeft voor de
Raad, het Europees parlement en het
Economisch-sociaal Comité de kritische
elementen vastgelegd die een voldoende
bescherming en de financiële leefbaarheid van de
18/04/2001
CRIV 50
COM 449
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
pensioenen de komende decennia zullen bepalen.
De commissie stelt dat het probleem niet door een
of meer geïsoleerde maatregelen zal kunnen
worden bereikt. Ze heeft het probleem vanuit
diverse invalshoeken bekeken.

Ten eerste, de commissie zegt dat gewerkt moet
worden aan de verhouding van de daadwerkelijk
actieven in verhouding tot het aantal mensen dat
niet werkt. Dat kan opgekrikt worden door het
aantal inactieven te laten dalen. De commissie
suggereert daarbij om het brugpensioen minder
aantrekkelijk te maken, de vaste pensioenleeftijd
te vervangen door een flexibele of een geleidelijke
uittreding, met een mogelijke verhoging van de
pensioenleeftijd en het beter in verhouding
brengen van bijdragen met uitkeringen.

Ten tweede, de commissie zegt dat er een
noodzaak is aan een goede tweede pijler. Vooral
die tweede pijler kan de gepensioneerden toelaten
om hun welvaart op een bepaald peil te houden.

Ten derde, de commissie zegt dat de
betaalbaarheid van de pensioenen afhankelijk is
van een goede economische cultuur en
bedrijfscultuur en de daaraan gekoppelde afbouw
van de overheidsschuld.

Het dient gezegd dat, wat het wettelijk pensioen
betreft, België in de vorige legislatuur
inspanningen heeft verricht op het vlak van de
werknemers- en zelfstandigenpensioenen. De
pensioenleeftijd werd voor mannen en vrouwen op
65 jaar vastgelegd. De brugpensioenleeftijd is
opgetrokken tot 58 jaar. Er waren een aantal
besparingsmaatregelen die door uw voorganger
zijn voorgesteld en door het vorige Parlement zijn
goedgekeurd. Tegelijkertijd is men tot de
vaststelling gekomen dat in het
zelfstandigenstatuut het pensioen onvoldoende
het genoten inkomen vervangt. Het
zelfstandigenpensioen sluit veeleer aan bij een
bijstandsuitkering dan bij een
vervangingsinkomen.

Wat de ambtenaren betreft, zijn er eigenlijk geen
ingrepen verricht, hoewel dat een aantal malen
werd aangekondigd door voormalig eerste
minister Dehaene. In de drie stelsels is het
probleem van het vroegtijdig verlaten van de
arbeidsmarkt wezenlijk. De brugpensioenleeftijd is
wel opgetrokken tot 58 jaar, maar we stellen vast
dat zowel overheid als privé-sector vrij makkelijk
teruggrijpen naar brugpensioen om naakte
ontslagen te vermijden.

Ook het ambtenarenstatuut kent verschillende
vormen van vervroegde uittreding. Ofschoon de
pensioenleeftijd voor mannen en vrouwen officieel
65 jaar is, ligt de feitelijke pensioenleeftijd op 52
jaar bij de vrouwen en 56 jaar bij de mannen. Nog
niet zo lang geleden heeft de regering voor de
federale ambtenaren van niveau 3 en 4 een
uitstapregeling op 55 jaar aangekondigd. Als men
dan kijkt naar de tewerkstelling van die oudere
werknemers, dan ligt die in de Scandinavische
landen, die toch zo dikwijls als model hebben
gediend, rond de 45%. In België is dat rond de
27%. Er is dus op dat vlak nog veel werk aan de
winkel.

Het zal u niet onbekend zijn, mijnheer de minister,
dat de betaalbaarheid van de toekomstige
pensioenen zich het scherpst en het vlugst stelt
voor de ambtenarenpensioenen, want in 2010
zullen er ongeveer 19% meer gepensioneerde
ambtenaren zijn dan in 1995.

Ik heb reeds gesproken over de pistes die de
Europese commissie suggereert. Ik zal daar niet
verder op ingaan om binnen de tijdslimiet te
blijven. Eén van mijn vragen is: kunt u zich
terugvinden in de analyse van de commissie? Ik
zou het echter even willen hebben over het
aanvullend pensioen.

Volgens de commissie zal het aanvullend
pensioen een belangrijke rol gaan spelen om de
levensstandaard van ouderen in de Europese
Gemeenschap op peil te houden. Ons land scoort
op dat vlak zeer slecht. We starten eigenlijk nog
maar pas met het promoten van de tweede pijler.
Er is een wetsontwerp waarop reeds maanden
wordt gewacht. Ik heb vernomen dat mevrouw
Van de Casteele daar een vraag over heeft. Tot
op dit moment moeten wij evenwel vaststellen dat
die tweede pijler veeleer ontmoedigd dan wel
aangemoedigd wordt. De vraag rijst dan ook of het
ingediende wetsontwerp bedrijven wel echt
stimuleert om te investeren in de tweede pijler.
Wat wij over het wetsontwerp weten, is dat het de
nodige flexibiliteit mist. Er zijn al diverse kritieken
geuit door mensen die in de praktijk staan. Zij zijn
de mening toegedaan dat het teveel aan
administratieve verplichtingen kostenverzwarend
is voor de werkgever. Het remt de mobiliteit van
de werknemer en een modern human
resourcesmanagement af. Het creëert
rechtsonzekerheid met strafrechtelijke
consequenties door vaagheden. Het zorgt voor
een beperking op de bedrijfspensioenplannen en
het individueel initiatief en zelfs op het collectief
overleg, vermits de regelgever alles zelf wil
regelen in plaats van dit over te laten aan overleg.
Volgens mensen die daar kritiek op uitoefenen ­
CRIV 50
COM 449
18/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
ik zeg niet dat ik die kritiek deel ­, is het voorstel
te complex en zeker geen administratieve
vereenvoudiging.

Ten slotte dient ook gezegd dat de tweede pijler
zich niet tot de zelfstandigen richt. Blijkbaar is hun
lage pensioen geen impuls voor de overheid om
dan de derde pijler te stimuleren.

Mijnheer de voorzitter, ik besluit met een
opmerking over het Zilverfonds, waarover reeds
zoveel te doen is geweest en dat zou worden
gefinancierd a penitio door de verkoop van die
licenties in de telecommunicatie. Dat heeft niet
zoveel opgebracht als men oorspronkelijk dacht.
De regering heeft echter gezegd dat ze een
Zilverfonds zou oprichten.

Ze zullen middelen reserveren om tussen 2010 en
2030 de extra uitgaven in de verschillende
wettelijke pensioenregelingen op te vangen. Die
middelen zouden hoofdzakelijk in
overheidsobligaties worden belegd.

Eigenlijk wordt de indruk gewekt dat een deel van
de financiering van het wettelijk pensioen op
kapitalisatie wordt gebaseerd, maar de
financiering blijft nog altijd een repartitiesysteem.
Met andere woorden, de huidige generatie
belastingbetalers lost de overheidsschuld uit het
verleden af om zo haar eigen toekomst veilig te
stellen.

Met het Zilverfonds leent de overheid eigenlijk aan
zichzelf en doet ze slechts aan tijdelijke
schuldafbouw. Eens de obligaties van het fonds
worden verkocht, zal die schuld opnieuw
toenemen. Ik heb vroeger altijd van uw partij, een
niet onbelangrijke regeringspartner, vernomen dat
de belangrijkste manier om de pensioenen veilig
te stellen de afbouw van de schuld is. Blijkbaar
verandert men nu het geweer van schouder en
gaat men via het Zilverfonds werken.

Het Zilverfonds heeft de verdienste dat het het
pensioenprobleem financieel zichtbaar maakt,
maar het biedt geen oplossing. Het fonds werd
opgericht om de financieringsproblemen in de
diverse pensioenstelsels te verlichten. Die
verschillende sectoren kennen echter totaal
uiteenlopende pensioenbedragen. Het
ambtenarenpensioen is eerder royaal te noemen,
maar dat van de zelfstandige ligt zelfs ruim
beneden het werknemerspensioen.

In welke mate is het aanvaardbaar dat de
belastingbetaler via het Zilverfonds bijdraagt aan
de financiering van pensioenen waarbij de
spanningskracht tussen de drie stelsels enorm uit
elkaar ligt?

Mijnheer de minister, ik kom tot mijn vragen.

Ten eerste, in welke mate kunt u zich terugvinden
in de analyse van de Europese Commissie?

Ten tweede, ik heb een aantal aanbevelingen
voorgelezen, die u kent van de commissie, om de
inactiviteit te laten dalen en vooral oudere
werknemers langer in het arbeidsproces te
houden. Hoe denkt u in België mensen langer aan
het arbeidsproces te laten participeren? Zult u het
deeltijds pensioen binnen een korte termijnspanne
realiseren? U zult zich herinneren dat dit tijdens de
bespreking van de volmachtwet in de vorige
regering één van de ideeën was. De beslissing is
genomen en het wettelijk kader bestaat. Dit is
nooit uitgevoerd. Zult u dat binnen een korte
termijn realiseren?

Ten derde, het ambtenarenpensioen is qua
financiering het meest problematisch. Er is nog
geen enkele maatregel genomen ter beheersing
van de uitgaven. Zoals het Zilverfonds vandaag is
geconcipieerd, zal de grootste bijdrage precies
naar die ambtenarenpensioenen gaan. Vindt u dat
gerechtvaardigd?

Ten vierde, ik heb u reeds gewezen op de
bestaande kritiek over het voorontwerp van wet
inzake de aanvullende pensioenen. De
uitgewerkte regeling wordt door veel mensen
ervaren als administratief zeer belastend. Ik
verwijs naar de beperking van bestaande
bedrijfsplannen, enzovoort. Hoe situeert u deze
regeling ten opzichte van de mededeling van de
commissie?
01.03 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, collega Chevalier heeft een heel
belangrijk thema aangekaart. Ik ben hem daar
dankbaar voor. Hij verwijst ook terecht naar de
werkzaamheden van de Europese Commissie en
stelt hierdoor dit debat in een Europees kader. Of
het een interpellatie of mondelinge vraag is, is niet
zo essentieel, maar het is wel een zeer essentiële
discussie.

U weet dat wij van het debat over de toekomst van
onze pensioenen een heel belangrijk thema willen
maken tijdens het Belgisch voorzitterschap van de
Europese Unie in de tweede helft van dit jaar. Ik
mag wel zeggen dat ik sterk aan die kar duw
omdat men in Europa een gemeenschappelijke
analyse en gemeenschappelijke doelstellingen
met betrekking tot onze pensioenstelsels moet
18/04/2001
CRIV 50
COM 449
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
ontwikkelen. Deze stelsels vormen een soort van
sociaal kapitaal waarover wij gelukkig beschikken.
Ze scheppen zekerheid voor de toekomst, maar
we moeten er natuurlijk voor zorgen dat die
zekerheid een echte zekerheid is en geen valse.

Ik wil hierover een Europees debat organiseren
waarbij de verschillende Europese landen zich
samen achter een aantal doelstellingen scharen.
Hopelijk kunnen we die gemeenschappelijke
doelstellingen tegen eind 2001 tot stand brengen,
wat een belangrijke verwezenlijking van het
Belgisch voorzitterschap zou zijn. Ik hoop dat dit
de basis kan zijn voor een gemeenschappelijke
uitwisseling van ervaringen.

Een aantal documenten van de Europese
Commissie verwijst naar de
pensioenproblematiek. Mijn beoordeling is nogal
verschillend. Dat Europa met een stem zou
spreken, is een van de uitdagingen. Op het
ogenblik gebeurt dit niet echt. Ook de Europese
instellingen spreken niet met een stem. Begin april
heb ik in Stockholm een toespraak gehouden op
een congres van experts over de
pensioenproblematiek, bijeengeroepen door het
Zweedse voorzitterschap. We hadden de Zweden
aangemoedigd een dergelijk congres te
organiseren, omdat het een brug kan zijn voor een
initiatief tijdens ons voorzitterschap. In de
toespraak, die u terugvindt op mijn website, heb ik
uitdrukkelijk verwezen naar verschillende
documenten van de Commissie, soms erg kritisch
dan weer erg positief.

Laat ik beginnen met de kritische bemerkingen.
Het rapport van de Europese Commissie over de
uitvoering door de lidstaten van de grote
richtsnoeren voor het economisch beleid bevat
een aantal elementen die mij niet erg zinnen. Het
rapport stelt dat we er moeten voor zorgen dat de
uitgaven inzake pensioenen goed beheerst
worden en dat de uitgavendynamiek onder
controle moet worden gehouden. Wat me het
meeste stoort, zijn de elementen waarover het
rapport met geen woord rept. Het rapport zegt niet
dat de leefbaarheid van pensioenen in essentie
afhangt van de werkgelegenheid in de
samenleving of de werkzaamheid. Het rapport
zegt evenmin dat de pensioenen zeer belangrijke
sociale uitgaven zijn waarop men niet zomaar kan
besparen. Het rapport van de Commissie wekt de
indruk dat de pensioenen in de eerste plaats een
vervelende uitgavenpost zijn, waar we het liefst
zoveel mogelijk op willen besparen. Het rapport
wekt de indruk dat het in de eerste plaats een
financiële problematiek is, weliswaar met sociale
randvoorwaarden. Mijns inziens gaat het
daarentegen om een sociale problematiek met
financiële randvoorwaarden. Ik heb die kritische
analyse uitdrukkelijk gemaakt. Het is wellicht niet
de gewoonte dat ministers in officiële toespraken
over officiële documenten van de Commissie een
dergelijk kritische toon aanslaan. Dat was, mijns
inzicht, nodig omdat het document erg eenzijdig is
en alleen de nadruk legt op de snelle
uitgavenstijging. De uitgaven dienen echter om
een ouderwordende bevolking een inkomen te
garanderen.

Over andere documenten van de Commissie heb
ik me erg positief uitgelaten. Dat was onder meer
het geval met betrekking tot een document dat
specifiek handelt over de pensioenproblematiek -
ik veronderstel dat u hiernaar verwijst
-
van
oktober 2000 waarvan de titel eindigt op: "Safe
and sustainable pensions". Dat is, mijns inziens,
een erg goede tekst. In mijn toespraak in
Stockholm heb ik me gebaseerd op de
samenvatting van de 10 grote doelstellingen die
het pensioensysteem volgens de Commissie moet
bevatten. Die 10 doelstellingen, waarvan ik heb
gesteld dat ik ze goed vind, heb ik wel enigszins
anders geordend en verwoord. In ieder geval, die
publicatie van de Commissie is een goed
uitgangspunt voor het debat over de pensioenen.
De publicatie houdt onder meer rekening met
elementen zoals voldoende soepelheid in de
keuzemogelijkheid voor de mensen op het einde
van de loopbaan en de soepele overgang naar het
pensioen. Voorts wordt het belang onderstreept
van een voldoende hoge werkzaamheid in de
samenleving, zodat de bijdragebasis om de
pensioenen te kunnen betalen voldoende groot is.
Nog een stelling is dat er een eerlijke verhouding
moet zijn tussen het pensioen en de lengte van de
loopbaan. Bovendien wordt gevraagd om ervoor te
waken dat werknemers niet in allerlei vervroegde
pensioenschema's worden gedumpt.

Al die elementen zitten ermee vervat en ik heb
daar ook geen probleem mee. Op de vraag of ik
het eens ben met de tekst van de commissie,
antwoord ik dat ik niet noodzakelijk akkoord ga
met elke zinsnede en komma. Ik treed wel de
algemene oriëntering bij, dat ook een goed
uitgangspunt is voor het moeilijke debat dat op
Europees niveau moet worden gevoerd.

Ik zal schematisch ingaan op het beleid dat ik
terzake voer. Laat ik beginnen met te zeggen dat
de essentie ervan is een zo groot mogelijke
actieve participatie in de samenleving. Dat heeft te
maken met aantal jobs natuurlijk, maar het is
meer dan dat. Het gaat erom dat de overheid
gelijke kansen biedt aan vrouwen; het gaat om de
CRIV 50
COM 449
18/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
beschikbaarheid van kinderopvang voor
buitenhuiswerkende ouders; het gaat om positieve
flexibiliteit nodig om werk en gezinsleven met
mekaar te verzoenen en dergelijke meer.

Wil men de werkzaamheid zo groot mogelijk
maken, dan moet men een klassiek
werkgelegenheidsbeleid voeren met daarnaast
creatieve maatregelen inzake pensioen- en
verlofmogelijkheden. In het kader van het
interprofessioneel akkoord 2001-2002 is onder
andere afgesproken om de aanwerving van
werklozen van 55 jaar en ouder aan te moedigen,
bijkomende inspanningen te doen voor de vorming
van oudere werklozen, de vermindering van de
bijdragen te gebruiken om werknemers van 58
jaar en ouder tewerk te stellen, te zorgen voor
outplacement voor werknemers ouder dan 50 jaar
die werkloos worden, en voor vorming van jongere
werknemers door het peterschap van oudere
werknemers en een tijdskrediet in te voeren, een
thema dat in commissie al uitvoerig aan bod is
gekomen. Dus ik denk dat er al een hele batterij
maatregelen worden voorbereid, die de
werkzaamheid van de bevolking, met name de
oudere bevolking, kunnen bevorderen.

Ik heb ook beslist dat een oudere werkloze die
terug aan de slag gaat, met ingang vanaf 1 juli
2000 daar bij de latere pensioenberekening niet
onder mag lijden, zelfs als de nieuwe job minder
goed betaald is. Hiermee elimineren wij de zware
afstraffing die oudere werklozen ondervinden
wanneer ze opnieuw aan het werk gaan. Ik hoop
dat het een voldoende gunstig effect heeft.
Onlangs heb ik de regionale ministers bevoegd
voor Arbeidsbemiddeling en Werkgelegenheid op
die maatregel attent gemaakt.

Wat de openbare pensioensector betreft, heb ik,
buiten het feit dat ik gepleit heb voor het behoud
van de zogenaamde solidariteitsbijdrage, die
eigenlijk voornamelijk de pensioenen van de
openbare sector treft, maatregelen genomen om
de activiteitsgraad in de openbare sector te
verhogen. Een eerste maatregel is in werking
getreden op 1 januari van dit jaar en heeft tot doel
om personeelsleden van de openbare sector die
60 jaar zijn geworden en op pensioen kunnen
gaan, ertoe aan te zetten hun loopbaan voort te
zetten en hun pensioen uit te stellen. De tweede
maatregel is de invoering van het tijdskrediet, met
een globalisering van de uitstapmogelijkheden
over de loopbaan. Daarbij streven wij ernaar dat
werknemers niet meer, zoals in het verleden, op
het einde van hun loopbaan gebruikmaken van de
uitstapmogelijkheden.
Deeltijds pensioen is overigens geen eenvoudig
thema. Toen ik minister werd, heb ik het, omdat
het in de wet was ingeschreven, uitvoerig
besproken met mijn medewerkers. De conclusie
was dat het niet zo gemakkelijk is om een formule
te vinden waarbij men op een rechtvaardige
manier werknemers deeltijds pensioen toekent en
tegelijk allerhande vormen van ontwijking, fraude
en verkeerd gebruik tegengaat. Ik heb daar niet
onmiddellijk een oplossing voor gevonden. Ik ben
wel voor de geleidelijke uitstap, wat vandaag kan
door loopbaanonderbreking, wat door de regering
als een recht wordt erkend en als een bijkomend
recht voor werknemers ouder dan 50 jaar. Voor de
andere uitstapregelingen ­ het gaat niet om
deeltijds pensioen ­, kan men misbruik en fraude
gemakkelijk voorkomen, omdat ze goed kunnen
worden gedefinieerd en afgebakend.

Eigenlijk is dat bij deeltijds pensioen niet zo
simpel. We kunnen daarover misschien eens een
debat organiseren. Het klinkt goed maar het is niet
zo eenvoudig om het in de praktijk te doen.

U had het over het Zilverfonds. Ik wil ontkennen
dat wij op dat vlak het geweer van schouder
veranderen. Wij hebben in het verleden steeds
gezegd dat de beste garantie voor het betaalbaar
blijven van de wettelijke pensioenen erin bestaat
de overheidsschuld te verminderen. Op die manier
wordt ruimte gecreëerd om later wat meer te
kunnen uitgeven. Later zal daarvoor dus opnieuw
wat schuld worden gemaakt.

Het Zilverfonds is een systeem waarbij nu de
broeksriem een beetje wordt aangesnoerd; men
geeft nu niet uit wat men zou kunnen uitgeven.
Het is als het ware de schuld verminderen, want
een daartoe opgericht fonds stijven met obligaties
is voor de Europese commissie precies hetzelfde
als de schuld verminderen. Het gaat echter wel
degelijk om later extra uitgaven te kunnen doen
voor de pensioenen. Later is dat eigenlijk
schuldvorming. Uw analyse is juist maar wij
hebben terzake het geweer niet van schouder
veranderd.

De financiering van het fonds zal niet bestaan uit
de werknemers- en werkgeversbijdragen, maar
wel uit structurele begrotingsoverschotten en
overschotten in de sociale zekerheid. Belangrijk is
dat de regering dit debat in het hart van het
parlementaire werk zal brengen door jaarlijks een
Zilvernota op te stellen waarin het hele beleid
inzake vergrijzing wordt uiteengezet. We gaan
daarover ook spreken met de sociale partners. In
die Zilvernota zal worden vermeld hoeveel geld er
in het fonds wordt gestopt en hoe dat zal worden
18/04/2001
CRIV 50
COM 449
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
gebruikt.

U hebt ook gesproken over de
ambtenarenpensioenen. Het lijkt mij niet echt juist
om te zeggen dat de ambtenarenpensioenen de
grote slokop zullen zijn in de vergrijzing en dat zij
in verhouding meer zullen kosten dan de andere
pensioenstelsels. Het lijkt mij niet echt juist om te
zeggen dat het Zilverfonds vooral de
ambtenarenpensioenen zal financieren. De privé-
pensioenen zijn minder gunstig in vergelijking met
het ambtenarenpensioen maar dat is precies de
reden waarom ik aanvullende pensioenen wil
uitbouwen. Cijfermatig is het echter niet juist dat
de ambtenarenpensioenen de grote slokop zullen
zijn.

Dat brengt mij bij de aanvullende pensioenen. Ik
ben inderdaad erg overtuigd van het belang van
een beleid waarbij aan elke werknemer in dit land,
in elk bedrijf de kans wordt geboden om een
aanvullend pensioen uit te bouwen. De reden
daarvoor is niet dat de eerste pijler tot een soort
aalmoes zou verworden. De werkelijke reden is
dat de aspiraties van de mensen veranderen.
Toen de generatie van onze grootouders op
pensioen ging, was dit om nog enkele jaren een
vrij bescheiden leven te leiden. Als wij vandaag op
pensioen gaan, is dit dikwijls om nog lang en heel
actief te leven. De mensen willen bijvoorbeeld op
reis gaan. Bovendien hebben de betrokkenen in
de mate dat ze voor hun verzorging niet kunnen
terugvallen op kinderen, op een bepaalde leeftijd
steeds meer nood aan professionele zorgen die
hen toch wat kosten. Vermits de aspiraties maar
ook de financiële behoeften volledig zijn
veranderd, kan de eerste pijler daarop geen
afdoend antwoord bieden.

Mijn stelling is dat de eerste pijler perfect in staat
is zijn historische roeping te volbrengen. Wij
moeten dan ook op basis van de gemiddelde
verdienste over het leven van mensen een
bepaalde uitkering kunnen garanderen. De
aspiraties van de mensen liggen vandaag echter
hoger. Mensen willen vooral hun koopkracht, die
ze op het einde van hun loopbaan hadden,
behouden en ze willen daarmee allerhande dingen
ondernemen.

Daar zorgt de eerste pijler echter niet voor, want
die berekent het pensioen in functie van het
gemiddelde inkomen over het hele leven, niet in
functie van het laatste inkomen. Daarom moet
deze aanvulling mogelijk gemaakt worden voor
iedereen.

Ik denk dat door ons een aantal belangrijke
remmingen worden weggenomen. Indien ik u
goed heb begrepen, heeft uw kritische analyse
vooral betrekking op de bestaande situatie. Eerlijk
gezegd, ik betreur het ook dat het zolang heeft
geduurd. Ik heb er op de Ministerraad vaak op
aangedrongen om snel door te werken, maar we
zijn nu eenmaal met zes partijen die allemaal
daarover willen nadenken. Daarom gaat het soms
niet zo snel als ik ­ in mijn ongeduld ­ en u nu
zouden hebben gewenst. Het ontwerp komt eraan
en er moet zeker vóór het reces over worden
gestemd. We zijn bezig met de
uitvoeringsbesluiten en de sociale actoren zijn
intussen goed geïnformeerd, zodat we klaar zijn
om gedurende de volgende jaren geleidelijk de
gedemocratiseerde tweede pijler uit te bouwen.

Ik kom terug op het Europese debat. In Stockholm
heb ik een kort overzicht gegeven van mijn beleid.
Naar mijn gevoel is de manier waarop wij over de
eerste en de tweede pijler denken een
ondogmatische manier is. Men moet een goed
pensioen garanderen. Aan de nieuwe aspiratie,
met name het handhaven van de koopkracht op
het niveau van het laatste inkomen; moet worden
beantwoord. Er moet voor een goed opvangnet
worden gezorgd, wat nu met IGO wordt
gecreëerd. Er moeten voldoende mensen aan de
slag blijven. Volgens mij werd onze benadering
daar goed ontvangen; zij paste goed in het
Europese geheel. Natuurlijk is het aan de anderen
om daarover te oordelen. Met haar benadering is
de Belgische regering klaar voor het Europese
debat. Ik ga er dan ook vanuit dat we dat hier
verder zullen opvolgen.
01.04 Pierre Chevalier (VLD): Mijnheer de
minister, ik dank u voor uw antwoord. Wat Europa
betreft, verwijs ik naar het document dat u
apprecieert. Het document past trouwens
grotendeels in wat destijds werd beslist in
Lissabon en wat door deze regering wordt
onderschreven.

Ik ben het niet eens met een aantal accenten die
door u worden gelegd, onder meer aangaande het
Zilverfonds. U zegt dat het Zilverfonds zal
worden
gefinancierd door structurele
begrotingsoverschotten. Laten we een kat een kat
noemen, het gaat om meeropbrengsten van de
belastingen, want de begroting wordt in overgrote
mate gestijfd door belastinggeld. Dus wordt het
Zilverfonds door belastingsgeld betaald. U hebt
eigenlijk niet geantwoord op mijn vraag of degene
die meer bijdraagt eigenlijk niet wordt bediend.
Ambtenaren betalen ook wel voldoende
belastingen, maar hun pensioenen horen toch wel
bij de hoogste - hoewel ik toegeef dat het niet de
CRIV 50
COM 449
18/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
grote slokkoppen zijn; ze leveren er echter niet de
bijdragen voor. Dus bestaat er niet alleen een
financieel probleem, maar ook een tijdsprobleem.
Iedereen weet immers dat het probleem van de
ambtenarenpensioenen vroeger rijst dan dat van
de werknemerspensioenen; dat werd al
meermaals gezegd door het Planbureau.

Ik apprecieer uw ondogmatische benadering
betreffende de aanvullende pensioenen, die wij
steeds hebben verdedigd en waarover wij tijdens
de vorige legislatuur heroïsche discussies hebben
gevoerd - ik had toen de eer deze commissie voor
te zitten - met uw voorganger, de heer Colla. Ik
stel vast dat u hierover een meer ondogmatische
benadering hebt dan uw voorganger, misschien
omdat er een ander kader bestaat waarin u kunt
functioneren.

Mijnheer de minister, ik zou u willen aanmoedigen
om in de geest van deze coalitie, die gericht is op
structurele hervormingen, deze ook te realiseren
voor het onderdeel van de sociale zekerheid
waarvan u het belang terecht hebt onderstreept,
met name de pensioenen. Wanneer u hiervoor
tegenstand zou ondervinden binnen de regering,
kunt u volgens mij binnen deze meerderheid tot
een oplossing komen, opdat erover zo vlug
mogelijk zou kunnen worden gestemd. We zijn nu
halverwege de legislatuur. Het is tijd om met
resultaten naar buiten te komen en niet alleen de
plannen op tafel te leggen voor het Zilverfonds en
voor de hervorming in de tweede pijler.

Het is tijd dat de plannen effectief worden
uitgevoerd, want pensioenen hebben ­ zoals u
terecht opmerkt ­ een andere betekenis gekregen
dan de betekenis ten tijde van de besluitwetten
van uw eminente voorganger Achille Van Acker,
mijnheer de minister. Toen moest men rekening
houden met loopbanen van werknemers van 16
tot 65 jaar, terwijl het nu gaat om loopbanen van
werknemers van 22 tot 55 jaar. Bovendien leven
de mensen langer en hebben ze andere
behoeften. Met andere woorden, het is absoluut
noodzakelijk dat de tweede pijler een goed
uitgebouwde, niet overgereglementeerde pijler
wordt, waarmee aan eenieders behoeften wordt
tegemoetgekomen.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Questions jointes de
- M. Richard Fournaux au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur "la politique de
santé en faveur des diabétiques" (n° 4373)
- M. Jef Valkeniers au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur "la carte de
diabétique" (n° 4448)
02 Samengevoegde vragen van
- de heer Richard Fournaux aan de minister van
Sociale zaken en Pensioenen over "het
gezondheidsbeleid ten aanzien van diabetici"
(nr. 4373)
- de heer Jef Valkeniers aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de
diabetespas" (nr. 4448)
02.01 Richard Fournaux (PSC): Monsieur le
président, ma question vise la politique que vous
avez décidé d'améliorer - ou de créer finalement -
en ce qui concerne les patients diabétiques. Le
ministre des Affaires Sociales a en effet décidé de
consacrer une part supplémentaire du budget
pour les soins de santé en 2001 à une meilleure
prise en charge des malades chroniques. Vous
avez notamment annoncé des projets pour
développer une approche intégrée du patient
diabétique en revalorisant l'action de ce qu'on
appelle "la première ligne" et en particulier le rôle
du médecin généraliste.

Il se fait qu'à Dinant, existe, depuis un an et demi,
la première Maison belge du Diabète, qui a en fait
été créée suite à une visite dans notre région de
Mme la ministre De Galan, à l'époque, à
l'occasion d'un congrès national de patients
diabétiques. Elle avait entendu le témoignage des
initiateurs d'un projet similaire en France, plus
exactement à Lille où ce type de projet est
fortement développé. La structure à Dinant a été
créée à l'image de celles qui existent dans
d'autres pays depuis plus de dix ans. Il s'agit d'un
projet qui vise à l'éducation, l'information et la
prévention en matière de diabète.

Grâce à une synergie associant les médecins
généralistes, les diabétologues, les pharmaciens,
les pouvoirs publics et les patients, la Maison du
Diabète effectue un travail remarquable, salué par
d'éminents spécialistes, encore très récemment
d'ailleurs à l'occasion d'une conférence
internationale. Une permanence infirmière et
diététicienne y est également organisée, de même
que des conférences.

Monsieur le ministre, les responsables de cette
maison ont pris connaissance avec beaucoup
d'intérêt de votre projet dont la philosophie
générale correspond à ce qu'ils s'efforcent de
réaliser dans leur association.

La question qui se pose à tous et aux différents
niveaux de pouvoir qui ont coordonné la création
de cette maison est de savoir si ce type d'initiative
18/04/2001
CRIV 50
COM 449
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
peut trouver place dans la nouvelle politique que
vous voulez mettre en oeuvre en faveur des
patients chroniques? Concrètement, serait-il
possible d'imaginer une convention INAMI pour
aider au financement de telles initiatives?
02.02 Jef Valkeniers (VLD): Mijnheer de
minister, u hebt 180 miljoen frank aangekondigd
voor de diabetespas en u besluit zonder enige
bewijsvoering dat dit binnen de vijf jaar zou
kunnen leiden tot een halvering van het aantal
dure amputaties. We weten allen dat goede
voetverzorging zeer belangrijk kan zijn bij
diabetespatiënten en eventueel amputaties kan
voorkomen. Toch had ik graag geweten hoe deze
diabetespas deze voorzorgen zal verbeteren, want
als gewezen huisarts ben ik persoonlijk veeleer
sceptisch, aangezien ik vroeger in mijn
huisartsenpraktijk heb mogen vaststellen hoeveel
patiënten de ernst van hun toestand weigerden in
te zien.

Ik ben blij dat collega Fournaux die vraag voor mij
heeft gesteld. Als het inderdaad juist is wat hij
zegt, namelijk dat er bij hem een diabeteshuis
bestaat waar een goede samenwerking is tussen
diabetesspecialisten, huisartsen, patiënten en
zelfs overheden en waar een zeer goede
voorlichting van de patiënt zou bestaan, wat u toch
beoogt, dan zou dit in zijn streek moeten leiden tot
een proportioneel lager aantal amputaties. Dit zou
in zekere zin toch gevolgen moeten hebben? We
hebben daar dus een huis waar alles aanwezig is
wat u beoogt. Heeft dit voor de streek nu reeds
een repercussie? Dit zou immers een bewijs
kunnen zijn dat de maatregelen die u gaat nemen,
inderdaad positieve gevolgen zullen hebben. Ik
zeg in alle eerlijkheid, als gewezen huisarts en
specialist, immers dat ik enigszins vrees dat men
bezig is alles in hokjes te stoppen. We komen
daar straks op terug bij de pijncentra. Alles moet
in hokjes worden gestopt en er moeten medici en
paramedici zijn en dan lijkt alles in orde.

Ik vraag mij af wat er uiteindelijk zal overblijven
voor de huisarts die niet bereid is zich in één van
die hokjes te positioneren en die nog aan
algemene geneeskunde doet. Mevrouw De Block,
die hier naast mij zit, is nog huisarts en deelt voor
een stuk mijn bezwaar dat men alles teveel aan
het opdelen is.
02.03 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, collega's, laat ik mijn antwoord
beginnen met te repliceren op het laatste punt om
vervolgens in te gaan op de vraag over diabetes
en te besluiten met de vraag van de heer
Fournaux.

Het lijkt me verkeerd te zeggen dat ik met het
beleid dat ik wil voeren, de patiënten en de
huisartsen in hokjes steek. Wel denk ik dat we
voor een aantal ziektes nogal bijzondere
benaderingen nodig hebben. Het gaat dan om
verzorging op maat: in plaats van een
confectiepak geef ik een maatpak, naargelang de
ziekte. Diabetes is daar een erg goed voorbeeld
van. Het is niet mogelijk om bijvoorbeeld
voetverzorging terug te betalen aan wie die
verzorging nodig heeft. Evenmin kan elk
dieetadvies, zelfs op voorschrift van de dokter,
worden terugbetaald. Het zou de huisartsen
bovendien onder druk zetten. Voor
diabetespatiënten is zo'n regeling wel mogelijk.
Mits patiënten aan een bepaald risicoprofiel
voldoen en aan een bepaalde ziekte lijden, is het
zinvol hun aan te raden bijvoorbeeld jaarlijks, op
voorschrift van de huisarts, een diëtist te
consulteren, consultatie die dan wordt
terugbetaald. Wie een bepaald risico loopt, kan
ook op voorschrift van de huisarts bijvoorbeeld zijn
visites aan een podoloog terugbetaald krijgen. Dat
veronderstelt echter afbakening: we moeten dan
aan maatzorg doen.

Stoppen we de mensen op die manier in hokjes?
Neen, zeker de huisartsen niet. Ik ga ervan uit dat
de huisarts de sleutelrol speelt in zo'n aanpak.
Daarom zei ik ook twee keer "op voorschrift van
de huisarts"; eventueel kan het ook de
endocrinoloog zijn. Overigens, voor alle op stapel
staande maatregelen in verband met onder
andere chronische pijn en diabetes, willen we
hokjes vermijden en integendeel netwerken
uitbouwen, zodat er samenwerking ontstaat
tussen de huisarts, de endocrinoloog, de diëtist en
eventueel de podoloog. Een goede huisarts doet
dat soms al spontaan. Het lijkt me echter nuttig
zo'n houding aan te moedigen en te valoriseren,
want samenwerking is wat we willen bereiken.

Het is waar dat, in de mate dat mensen de
deontologie respecteren en goed gemotiveerd zijn,
niet teveel regulering en structuren nodig zijn. In
de huidige ziekteverzekering moeten we
desalniettemin een kader scheppen waardoor op
alle zorgniveaus de talloze zorgverstrekkers - niet
alleen artsen
-, waar mogelijk, beter
samenwerken. Ik heb dus geenszins de bedoeling
om hokjes te creëren, maar wel netwerken uit te
bouwen. Netwerken zijn precies het
tegenovergestelde van hokjes.

Met betrekking tot de diabetespas meld ik dat ik
het definitief advies nog niet heb ontvangen van
het comité-Fröhling, het comité voor advies inzake
CRIV 50
COM 449
18/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
de zorgverlening ten aanzien van de chronische
ziekten en specifieke aandoeningen. Ik verwacht
dat wel zeer binnenkort. Het zal ongetwijfeld even
degelijk en onderbouwd zijn als het eerste advies,
dat betrekking had op chronische pijn. Daarin zult
u alle elementen terugvinden
­
ik heb al
voorontwerpen van de definitieve tekst gezien ­
die ten grondslag liggen aan de maatregelen die
we voorstellen.

Ik heb het comité ook zeer expliciet gevraagd mij
een kosten-batenberekening te bezorgen. Met
andere woorden, we hebben argumenten
gevraagd met betrekking tot de in het vooruitzicht
gestelde vermindering van het aantal amputaties.
Volgens wetenschappers ­ ze beweren dat het
cijfer correct is ­ halveert het aantal majeure
amputaties mits systematische opvolging over een
periode van een vijftal jaren. Ik volg het advies van
de wetenschappers, waarover ik niet zelf kan
oordelen, omdat ik geen arts ben. Ik neem aan dat
het advies ernstig is.

Diabetes zal maar één van de aanbevelingen zijn
in het advies van de commissie Frühling. Er zullen
een hele reeks maatregelen worden voorgesteld,
zoals wij dat gedaan hebben rond chronische pijn.
Het is precies de combinatie van maatregelen die
misschien zelfs belangrijker is dan de loutere
optelsom van de individuele effecten.

Dokter Valkeniers, u hebt gelijk als u zegt dat het
niet altijd eenvoudig is om mensen met een
chronische aandoening de ernst van hun situatie
te laten inzien. Dat is essentieel. Er moet
therapietrouw zijn, er moet ook een hulpvraag zijn.
Ik ga er vanuit dat het advies van de commissie
Frühling precies daarvan vertrekt.

En ce qui concerne le cas spécifique de la
"Maison des diabétiques", je dois répéter que si
j'ai déjà pu vous faire part de certaines grandes
lignes relatives à cette initiative, j'attends l'avis du
comité consultatif en matière de délivrance de
soins pour les maladies chroniques et pour des
pathologies spécifiques. Cet avis détaillera les
mesures à prendre visant à améliorer autant la
prise en charge que la qualité de vie des patients
diabétiques.

Je ne peux donc me prononcer à l'heure actuelle
sur la place qu'auront des structures comme celle
de la "Maison des diabétiques" dans cette
nouvelle politique, mais je tiens toutefois à
souligner que l'association des diabétiques de
Belgique a participé à la rédaction de ce projet
d'avis. Cette association porte également une
attention toute particulière à l'éducation,
l'information et la prévention.

Je répète que je ne peux vous donner de détails
en la matière à l'heure actuelle. Cependant, le fait
que l'association ait été un des inspirateurs de
notre proposition constitue une garantie quant à
notre volonté de valoriser la "Maison des
diabétiques" ainsi que toutes les initiatives de ce
genre.
02.04 Jef Valkeniers (VLD): Mijnheer de
minister, ik moet eerlijk zeggen, als ik de huidige
geneeskunde vergelijk met vroeger, dan merk ik
een heel grote evolutie die maakt dat, door de
invoering van zoveel kaders en reglementeringen;
de geneeskunde minder en minder een vrij beroep
wordt. Als ik zie dat 85% van de bevolking
tevreden is met zijn huisarts - er zal altijd 10% zijn
dat niet tevreden is - dan vraag ik mij af waarom
het nodig is om al die netwerken in te voegen. Er
is geen enkel beroep dat de laatste 27 jaar zo
gereglementeerd werd. Daarbij komt nog
nieuwigheden als de invoering van het
ingangsexamen, beperking van het aantal lokale
kwaliteitsgroepen, logo's, peer reviews enzovoort.

Mijnheer de minister, u bent bezig het beroep
totaal te veranderen. Als u zo voortgaat, u weet
dat ik bepaalde van uw initiatieven nogal politiek
geïnspireerd vind, is het beroep geen vrij beroep
meer. Dat is mijn grote vrees. Ik vraag mij af of
men zoals met het "Maison de diabètes" weer
akkoorden gaat afsluiten. Als men zo'n
diabeteshuis krijgt in Dinant, dan gaat men nadien
over heel België een netwerk krijgen van
diabeteshuizen. Is dit de bedoeling? Een huisarts
die degelijk is opgeleid en die zijn werk goed doet,
heeft al die netwerken niet nodig, want hij werkt
zelf met netwerken. Hij heeft zelf mensen naar wie
hij verwijst, zowel medische specialisten als
paramedische die hem kunnen bijstaan. Dat dit
allemaal moet gestructureerd worden, daar ben ik
tegen.
02.05 Richard Fournaux (PSC): Comme le dit
M. Valkeniers, avec une à Dinant cela suffit!
02.06 Jef Valkeniers (VLD): Mais tout cela coûte
de l'argent!
02.07 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik ook had een vraag over diabetici
ingediend.

De voorzitter: Daar uw vraag aan beide ministers
was gesteld, moesten zij nog uitmaken wie uw
vraag zou beantwoorden. Vandaar dat nog geen
beslissing werd genomen. Voor de heer
18/04/2001
CRIV 50
COM 449
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
Valkeniers werd wel een beslissing genomen,
omdat hij 24 vragen had ingediend.
02.08 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik neem akte van het feit dat de
ministers het moeilijk hadden om uit te maken wie
op mijn vraag zou antwoorden. Dat is geen
probleem, maar dat betekent wel dat het volgende
week opnieuw over diabetici zal gaan.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
03 Question de M. Bruno Van Grootenbrulle au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "le problème de la pension minimum dans
le régime des travailleurs indépendants en cas
de carrière mixte" (n° 4128)
03 Vraag van de heer Bruno Van Grootenbrulle
aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "het probleem van het
minimumpensioen in het stelsel van de
zelfstandigen in geval van een gemengde
loopbaan" (nr. 4128)
03.01 Bruno Van Grootenbrulle (PS): Monsieur
le président, monsieur le ministre, chers
collègues, ces derniers mois, des mesures
sociales positives ont été prises par le
gouvernement en vue d'améliorer le sort des
petites pensions. C'est ainsi que les minima du
régime des indépendants bénéficient d'une
revalorisation. Au taux actuel, pour une carrière
complète, la pension minimale pour un
indépendant isolé est de l'ordre de 22.782 francs
par mois.

Lorsque le pensionné a une carrière
professionnelle complète, pour une petite partie
dans le régime des travailleurs salariés en début
de carrière et pour l'autre partie dans celui des
travailleurs indépendants, il apparaît que la
pension minimale qui lui sera octroyée sera
inférieure à celle à laquelle il aurait pu prétendre
s'il avait justifié d'une carrière complète comme
indépendant.

Dans l'exemple suivant, un pensionné isolé a été
salarié pendant 12 ans en début de carrière et
ensuite indépendant pendant 33 ans soit jusqu'à
l'âge de 65 ans. Sa pension dans le régime des
travailleurs salariés est de 5.100 francs. Après
calcul, il s'avère que cette personne a droit à la
pension minimale dans le régime des
indépendants au prorata de sa carrière en qualité
d'indépendant, soit 16.707 francs représentant les
33/45
ième
de 22.782 francs. Il apparaît donc que le
montant du cumul des deux pensions (5.100
francs + 16.707 francs = 21.807 francs) est en
dessous du montant de la pension minimale qui
s'élève à 22.782 francs.

Or, l'intéressé a bien effectué une carrière
complète. Dans un souci de cohérence et de
justice sociale, ne faudrait-il pas prévoir que le
total des pensions ne puisse, en cas de carrière
mixte mais complète, être inférieure à la pension
minimum due pour une carrière complète
d'indépendant?
03.02 Frank Vandenbroucke, ministre: Monsieur
le président, je remercie M. Van Grootenbrulle
pour cette question. Il est vrai que c'est une
situation souvent difficile à expliquer aux
personnes concernées. Je reçois des lettres qui
témoignent de situations comme celle-là et, à vrai
dire, je suis en train d'y réfléchir. Il n'est pas
évident de changer la réglementation en la
matière parce que cela entraîne toute une série de
nouvelles conceptions.

Je ne peux que vous expliquer l'état actuel de la
réglementation et je ne suis pas fermé à la
difficulté que vous mentionnez. La pension
minimum garantie, tant dans le régime des
travailleurs salariés que dans celui des travailleurs
indépendants, ainsi que les revenus garantis aux
personnes âgées ont effectivement été
augmentés à partir du 1
er
juillet 2000. La situation
s'est donc améliorée.

La pension minimum garantie n'est octroyée que
si le montant de la pension de retraite pour une
carrière complète n'est pas inférieur à un montant
déterminé. Si la carrière n'est pas complète mais
qu'elle comprend au moins deux tiers d'une
carrière complète, le même minimum est assuré
mais proportionnellement à la fraction de la
carrière.

Dans le régime des travailleurs salariés, les
années qui se situent après `54, n'entrent en ligne
de compte, pour déterminer si la carrière est
complète ou au moins égale à deux tiers, que si
une occupation complète, en qualité de travailleur
salarié, est prouvée durant l'année considérée.

Par situation complète, il faut entendre toute
occupation pour laquelle une rémunération, pour
un emploi à temps plein comme travailleur salarié,
est payée ou toute occupation comme travailleur
salarié comprenant par année civile au moins 285
jours d'au moins 6 heures par jour ou 1.710
heures. C'était l'ancien système qui a été modifié
lors de la réforme des pensions en 1997 mais ce
système détermine actuellement la pension
CRIV 50
COM 449
18/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
minimale des pensionnés.

Dans l'exemple que vous citez, je constate que la
pension de retraite-salarié octroyée est nettement
en dessous du montant de la pension minimum
garantie pour une carrière similaire, ce qui me
donne à penser que l'intéressé n'a pas eu
d'occupation complète en qualité de travailleur
salarié.

Si cette condition était remplie, il aurait eu une
pension au moins équivalente au montant de la
pension minimum du régime indépendant. Etant
donné que seule une des deux pensions peut être
adaptée, il est donc possible dans le cas d'une
carrière mixte que le total reste en dessous du
montant minimum garanti pour une carrière
complète d'indépendant. Cela choque mais c'est
la conséquence de cette réglementation.

Il convient de noter que, dans un tel cas, un
revenu garanti aux personnes âgées ­
la
GRAPA ­, dont les montants sont équivalents au
montant minimum du régime indépendant ou
même supérieurs au minimum précité, peut être
octroyé après enquête sur les ressources. Si la
personne en question est en difficulté financière,
la GRAPA est une solution pratique.

Dès lors, vous devriez examiner si la GRAPA
n'apporte pas de solution concrète pour cette
personne. Mais il est vrai que, dans ce genre de
carrières mixtes, des situations assez tristes
peuvent survenir. Je réfléchis à cette
problématique.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
04 Vraag van de heer Koen Bultinck aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de onbetaalde facturen van ziekenhuizen en
rusthuizen" (nr. 4301)
04 Question de M. Koen Bultinck au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "les
factures impayées des hôpitaux et des maisons
de repos" (n° 4301)
04.01 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de minister, als u het mij
toestaat, wil ik nog even terugkomen op de
problematiek van de RIZIV-achterstallen aan
ziekenhuizen en rusthuizen. Die problematiek
kwam reeds op 17 januari aan de orde in een
mondelinge vraag van de heer Vandeurzen. Via
de pers konden wij vernemen dat het
verzekeringscomité van het RIZIV op 19 maart
moest vaststellen dat er een belangrijk bedrag aan
onbetaalde facturen open bleef staan. Het ging
om ruim 71 miljard frank.

In het begin van het jaar trok u reeds ruim 16
miljard frank uit om de schuld van het RIZIV aan
de ziekenhuizen en de rusthuizen op te lossen.
Blijkbaar volstond deze maatregel echter niet om
het probleem ten gronde op te lossen.

Mijnheer de minister, ik heb dan ook drie concrete
vragen. Kunt u het bedrag dat via de pers kenbaar
werd gemaakt en binnen het verzekeringscomité
van het RIZIV aan de orde was bevestigen? Is er
een opsplitsing mogelijk tussen de sector van de
ziekenhuizen en die van de rusthuizen? Waaraan
valt dit hoge bedrag aan onbetaalde facturen toe
te schrijven? Ik heb deze vraag reeds een tijd
geleden, namelijk voor het paasreces, ingediend.
Welke maatregelen hebt u intussen kunnen
nemen om het regelmatig terugkerende fenomeen
van de onbetaalde facturen ten gronde op te
lossen?
04.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
Bultinck, ik kan u meedelen dat het bedrag aan
openstaande facturen 71,488 miljard frank
bedroeg op 31 januari 2001. Het kan als volgt
worden opgesplitst: verplegingsinrichtingen 62,425
miljard frank, geneesheren 1,733 miljard frank,
apothekers 1,629 miljard frank en diversen 5,707
miljard frank. Een verdere opsplitsing van deze
bedragen is niet beschikbaar.

Deze situatie wordt verklaard door een aantal
factoren. Ten eerste is er de overschrijding van
het begrotingsobjectief voor 1999. In 1999
bedroegen de geboekte uitgaven voor prestaties
484,2 miljard frank, exclusief accreditering, daar
waar het begrotingsobjectief werd vastgelegd op
477,8 miljard frank. Daar het RIZIV
overeenkomstig de wettelijke bepalingen
maandelijks slechts voorschotten mag storten ten
belope van een twaalfde van de begrote uitgaven,
hebben de verzekeringsinstellingen in de loop van
1999 te weinig financiële middelen ontvangen voor
het betalen van de facturen. Op basis van de
lopende rekeningen van de verzekerings-
instellingen betreft het hier een bedrag van 6,8
miljard frank.

Een tweede factor is de evolutie van het
begrotingsobjectief voor 2000. Momenteel zijn de
exacte geboekte uitgaven voor prestaties voor het
dienstjaar 2000 nog niet gekend. Zeker is dat de
begrotingsdoelstelling voor 2000 van 500,7 miljard
frank zal worden overschreden. Volgens de
voorlopige cijfers over de uitgaven in 2000 zal er
een tekort zijn van 8,6 miljard frank meer dan
18/04/2001
CRIV 50
COM 449
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
verwacht. Mijnheer Goutry, wij hebben hier
onlangs nog over gediscussieerd. Dat zijn echter
de cijfers die men mij geeft. Een bedrag van 6,5
miljard frank is het gevolg van een vertraging in
het boeken van facturen van 1999. Het werkelijke
tekort voor 1999 zou daardoor 14 miljard frank
bedragen en dat van 2000 9,8 miljard frank. Ook
in 2000 hebben de verzekeringsinstellingen dus te
weinig financiële middelen ontvangen voor het
betalen van de facturen.

Er werden een aantal maatregelen genomen om
het bedrag aan onbetaalde facturen te
verminderen. Ten eerste, in de loop van de maand
januari van 2001 werd de lopende rekening voor
het dienstjaar 1999 aangezuiverd. Bovenop het
voorziene twaalfde werd in die maand een
bijkomend bedrag van 6,8 miljard frank
overgemaakt aan de verzekeringsinstellingen.

Ten tweede, het ministerie van Volksgezondheid
heeft in de loop van februari een bedrag van 10,1
miljard frank aan de verzekeringsinstellingen
betaald voor het vereffenen van de ingediende
facturen met betrekking tot het derde kwartaal van
2000.

Het effect van de eerste maatregel in januari werd
helaas tenietgedaan door een overschrijding van
de aangegane uitgaven in die maand ten
overstaan van de raming ten belope van 7,671
miljard frank. De vereffening door het ministerie
van Volksgezondheid in februari zal ertoe leiden
dat het bedrag aan onbetaalde facturen zal
afnemen. Op 31 maart 2001 wordt het nu
geraamd op 60,546 miljard frank.

Ten derde, de vervroegde aanzuivering door het
globaal beheer van de lopende rekening van de
verzekeringsinstellingen op 31 december 1994 is
een bijkomende imputatie door de RSZ en de
RSVZ van 4,2 miljard frank. Overeenkomstig
artikel 200 § 3, 4° van de ZIV-wet worden de
gecumuleerde boekhoudkundige resultaten van
de verzekeringsinstellingen op 31 december 1994
zowel in mali als in boni overgenomen door het
RIZIV. Artikel 200 § 5 bepaalt dat de RSZ, het
globaal beheer en het globaal financieel beheer
van het sociaal statuut der zelfstandigen, voor 31
december 2005 het bedrag dat overeenstemt met
het saldo van de lopende rekening van de
verzekeringsinstellingen aan het RIZIV dienen te
storten. Bij de beheerscomités van de RSZ,
globaal beheer en globaal financieel beheer van
het sociaal statuut der zelfstandigen, wordt een
voorwaardelijke bereidheid vastgesteld om deze
lopende rekening vervroegd terug te betalen. Om
het regelmatig terugkerend probleem van de
onbetaalde facturen ten gronde op te lossen is
een rollend fonds nodig in de orde van grootte van
25 tot 30 miljard frank, dat als bijkomende
voorschotten aan de verzekeringsinstellingen
beschikbaar zou moeten worden gesteld. Helaas
beschikt de Sociale Zekerheid zelf niet over de
nodige middelen om dit fonds beschikbaar te
stellen. Het jaarlijks te financieren bedrag voor de
verplichte verzekering voor geneeskundige
verzorging is in 2001 opgelopen tot 595 miljard
frank. Het huidige niveau aan onbetaalde facturen
vertegenwoordigt daarin dus ongeveer iets meer
dan 10%.

Zoals ik reeds heb aangekondigd, wens ik niet op
de technische ramingen 2001, herzien op basis
van de definitieve cijfers van 2000 die door de
dienst geneeskundige verzorging van het RIZIV
begin mei zullen worden opgemaakt, te wachten.
Op dit ogenblik weet men dat de begroting 2001
met 5 miljard frank werd onderschat. Ik heb ook
maatregelen genomen in het kader van de
begrotingscontrole. Daarom, en ook om de
geregeld terugkerende problemen van de
onbetaalde facturen te vermijden, wil ik gebruik
maken van de correctiemechanismen die mij bij
mijn aantreden als minister van Sociale Zaken
mogelijk werden gemaakt. Het kernkabinet heeft
de toepassing van deze maatregelen
goedgekeurd.
04.03 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Mijnheer
de voorzitter, ik dank de minister voor dit
uitgebreid antwoord.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Mondelinge vraag van mevrouw Anne-Mie
Descheemaeker aan de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen over "bepaalde
chronische ziekten" (nr. 4303)
05 Question orale de Mme Anne-Mie
Descheemaeker au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur "certaines
maladies chroniques" (n° 4303)
05.01 Anne-Mie Descheemaeker (AGALEV-
ECOLO): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, gelukkig zijn niet alle chronische ziekten
invaliderend of levensbedreigend. Naast de
medische behandeling ervan zijn er toch steeds
sociale, psychologische en financiële implicaties.

Ik heb het hier specifiek over coeliakie, een
allergie voor gluten. Met een streng dieet kan deze
ziekte perfect onder controle worden gehouden,
met name door het bannen van alle granen. Dit
CRIV 50
COM 449
18/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
betekent dat men geen brood- of
banketproducten, geen bloem om soepen of
sausen te dikken en geen pasta's mag eten.

Dit heeft ernstige psychologische en sociale
gevolgen. Het betekent concreet: geen maaltijden
op school of op het werk, geen hotelverblijf of
vakantiekampen, geen restaurantbezoek,
feestmaaltijden of personeelsfeesten. Altijd en
overal moet men op zoek gaan naar
speciaalzaken waar deze producten te verkrijgen
zijn. Dit betekent hoe dan ook een meerkost voor
echte basisvoeding.

In ons systeem van ziekteverzekering is er voor dit
soort ziekten, die alleen kunnen worden
behandeld met een dieet, geen enkele
tussenkomst voorzien. Zo bestaat er in Frankrijk
een sterk verlaagd tarief; daar bestaan twee
tarieven voor deze specifieke producten, met dus
een sterk verlaagd tarief voor glutenvrije
producten voor patiënten die daarvoor een
erkenning hebben. Ik kom tot mijn vraag.

Mijnheer de minister, kunt u overwegen in de
toekomst voor die categorie chronische ziekten te
voorzien in een erkenning, en dus een vergoeding,
bijvoorbeeld onder de vorm van een forfaitair
bedrag per jaar? Dit forfaitair bedrag suggereer ik
vooral wegens de administratieve eenvoud. Indien
er twee tarieven zouden bestaan, wordt de
administratie immers veel complexer voor de
verkoper. Een forfaitair bedrag zou de patiënten
toch al enigszins tegemoet komen.
05.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, collega's, de problematiek van de
coeliakiepatiënten is mij niet onbekend. Zij hebben
heel wat problemen omdat zij aanzienlijke
meerkosten hebben wegens het gebruik van
bepaalde voedingsproducten en basisingrediënten
voor de bereiding van hun voeding. Dat vormt een
bijkomende kost bij hun medische kosten en de
sociale gevolgen van hun ziekte.

Het is niet zo eenvoudig een financiële
tegemoetkoming uit te werken voor die producten.
Er bestaan reeds systemen van tegemoetkoming
voor de betaling van voedingsproducten die
worden gebruikt bij bepaalde erfelijke metabole
aandoeningen. In dat geval is de
bevoorradingswijze en de verkrijgbaarheid van de
producten helemaal anders dan in het geval van
coeliakie. Voor wat deze groep betreft, zijn de
producten alleen verkrijgbaar in de apotheek,
terwijl er voor de patiënten waarover u het hebt, er
vrije verkoop bestaat, onder meer in warenhuizen.
Het is dus niet zo eenvoudig. Dat betekent echter
niet dat ik een bijdrage in de vorm van de
forfaitaire tussenkomst die u voorstelt, in toekomst
uitsluit. Ik wil echter wachten op het advies terzake
van het comité Frühling. Bij de reeks
aandoeningen en voorstellen die in deze
adviesraad worden besproken, bevindt zich ook
een voorstel voor een zorgverlenende aanpak
voor patiënten met een maag- en
darmproblematiek, waartoe natuurlijk ook de
problematiek van de coeliakiepatiënten behoort.

Dit voorstel wordt momenteel uitgewerkt door een
werkgroep onder leiding van professor De Vos.
Een betere terugbetaling voor coeliakepatiënten
vormt daarvan een onderdeel. Het voorlopige
voorstel werd mij enkel ter kennisgeving
overhandigd. Het moet nog worden besproken in
de plenaire vergadering en worden goedgekeurd,
alvorens het officieel kan worden overgemaakt
aan mevrouw Aelvoet en aan mezelf. Ik kan dus
niet vooruitlopen op de werkzaamheden en
conclusies van de wetenschappelijk raad, maar ik
merk op dat ook de patiëntengroepen bij deze
besprekingen worden betrokken.
05.03 Anne-Mie Descheemaeker (AGALEV-
ECOLO): Mijnheer de minister, ik schenk
bijzondere aandacht aan deze situatie, omdat er
hier daarstraks reeds werd gesproken over
diabetes. Indien deze patiënten hun dieet iets
minder streng toepassen, compenseren zij dit
eventueel door een paar eenheden insuline meer
of door een pilletje meer; hetzelfde geldt voor
personen met een te hoog cholesterolgehalte. Niet
iedereen is immers even gedisciplineerd. Voor
coeliakiepatiënten is het dieet echter de enige
behandeling en elke zonde wordt afgestraft met
misselijkheid, met pijn en met ziekte. Precies
daarom hebben zij nood aan enige erkenning en
aan een tussenkomst. Ik hoop dat er vanuit dat
comité een oplossing komt.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Interpellation de M. Jean-Jacques Viseur au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "la décision de remboursement des
médicaments 'Plavix' et 'Iscover'" (n° 751)
06 Interpellatie van de heer Jean-Jacques
Viseur tot de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de beslissing tot
terugbetaling van de geneesmiddelen 'Plavix'
en 'Iscover'" (nr. 751)
06.01 Jean-Jacques Viseur (PSC): Monsieur le
président, monsieur le ministre, le Moniteur du 15
février 2001 a publié un arrêté ministériel daté du
18/04/2001
CRIV 50
COM 449
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
12 février qui prévoyait l'admission au
remboursement, à partir du 1
er
mars, des
spécialités Iscover et Plavix - en fait du clopidogrel
- via un nouveau § 188 du chapitre 4 pour la
prévention des accidents vasculaires chez des
patients ayant des antécédents d'accident
vasculaire cérébral ou d'infarctus du myocarde ou
présentant une artérite des membres inférieurs.

Cette nouvelle molécule est introduite en co-
marketing par Bristol, Mayer et Sanofi. Cette
décision de remboursement a été prise malgré
l'avis négatif du Conseil technique des spécialités
pharmaceutiques en date du 14 septembre 2000,
avis négatif qui avait été confirmé par le Comité
de l'assurance en date du 6 novembre 2000. Les
avis négatifs reposaient sur divers éléments
techniques: d'abord la seule étude scientifique qui
est une comparaison avec l'aspirine sur laquelle
est basée l'efficacité de cette molécule est, selon
les spécialistes, discutable sur plusieurs aspects.
Ensuite, le supplément de prix demandé par
rapport aux molécules existantes et notamment
l'aspirine est disproportionné et tout à fait
inacceptable. Enfin, sur base d'une estimation de
la population visée, on pouvait s'attendre à un
budget possible de 6 milliards, rien que pour les
patients atteints d'artérite périphérique, ce qui est
à mettre en balance avec les autres priorités dans
le domaine du remboursement des hypolipéniants
pour la prévention secondaire des maladies
vasculaires.

Une lettre vous a d'ailleurs été adressée par le
Collège intermutualiste national qui protestait suite
à cette décision.

En fait, il y a deux volets. Le premier est l'aspect
scientifique. Le ministre peut s'écarter de l'avis du
CTSP et de l'avis du Comité de l'assurance. Mais
le problème reste que, lorsqu'il n'y a pas de
motivation à l'arrêté ministériel, il faut se reporter à
des éléments d'ordre technique qui auraient
amené le ministre à s'écarter de l'avis formulé par
le Comité technique. Si l'on en croit les firmes
pharmaceutiques, ce qui rendrait ces spécialités
nécessaires, c'est notamment une communication
faite aux Etats-Unis lors d'un congrès à Orlando.
Cela pose un problème: sur base d'une simple
communication et non sur base d'une étude
scientifique approfondie, peut-on ainsi s'écarter de
l'analyse faite par un conseil scientifique de
qualité?

Je n'ai aucune compétence en matière technique
et je me rapporte donc aux avis qui ont été
donnés. Il semble bien que cette communication
porte sur les effets du médicament dans d'autres
cas que ceux pour lequel il est admis au
remboursement en Belgique. Il semble par ailleurs
que l'amélioration par rapport à des molécules
classiques comme l'aspirine est tout à fait
dérisoire puisque le groupe de patients traité sans
cette molécule aurait eu des complications dans
11,47% des cas, alors qu'après traitement avec
cette molécule, on obtient 9,28% des cas. Il n'y a
donc pas de grosse différence et, en tout cas,
cette étude américaine porte sur des cas
différents de ceux pour lesquels l'autorisation est
donnée.

C'est le premier élément. A un certain moment, le
ministre a le droit de s'écarter de l'avis rendu mais
cela peut entraîner certaines conséquences. Il
convient qu'il justifie scientifiquement les raisons
de sa décision.

Le deuxième élément est plus fondamental. Voilà
une décision ministérielle qui, comme telle,
entraîne des risques budgétaires pour les
organismes assureurs et pour la responsabilité
des mutuelles à concurrence de sommes
importantes. D'après les élément mis en avant par
le Collège intermutualiste national, rien que pour
les patients atteints de d'artérite périphérique, le
budget pourrait être augmenté de 6 milliards.

La question a d'ailleurs été posée à vos
représentants au Conseil de l'assurance. Les
organismes mutualistes espéraient qu'en cas de
décision du ministre en contradiction avec les avis
des instances concernées, il se prononce de facto
sur l'incidence budgétaire et que l'on puisse alors
considérer cette décision comme un facteur
"exogène" de telle manière que cela sorte de la
responsabilité des mutuelles. En réalité, c'est
toujours la même question qui se pose: si celui qui
prend la décision n'en assume pas les
conséquences budgétaires ou les fait porter par
d'autres organismes qui, eux, se sont prononcés
en conscience à l'encontre d'une pareille décision,
on se trouve dans une situation déséquilibrée.
Pour être responsable, il faut vraiment avoir la
capacité d'assumer complètement toutes les
responsabilités, ce qui n'est manifestement pas le
cas ici. A mon avis, la protestation émanant du
Collège intermutualiste national est justifiée.
06.02 Frank Vandenbroucke, ministre: Monsieur
le président, chers collègues, le clopidogrel est un
antiagrégant qui, d'après la notice, s'utilise pour
réduire le risque de nouveaux accidents
athérosclérotiques chez les patients ayant déjà eu
un tel accident par le passé, comme une
apoplexie, un infarctus du myocarde ou des
troubles artériels périphériques.
CRIV 50
COM 449
18/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15

Le dossier de remboursement a longuement été
examiné à l'INAMI et a finalement reçu un avis
négatif.
On y était disposé à rembourser le clopidogrel:
- pour les infarctus du myocarde et les attaques
après échec de l'aspirine ou intolérance à celle-ci.
L'aspirine peut également être utilisée ici et est
bien sûr plus économique;
-
pour les troubles artériels périphériques,
moyennant certaines conditions.

Le CTPS n'avait donc aucun problème scientifique
à l'origine. Il n'y a pas eu lieu de s'en étonner étant
donné que l'efficacité et la sûreté du clopidogrel
ont été démontrées dans une étude menée à
grande échelle: l'étude CAPRIE. L'assertion selon
laquelle l'étude scientifique prouvant l'efficacité du
clopidogrel serait discutable à divers points de
vue, est inexacte. L'étude CAPRIE répond à tous
les critères rigoureux de la recherche scientifique.
Cette étude a été réalisée sur un échantillon de
plus ou moins 19.000 patients présentant des
symptômes d'athérosclérose, ayant été victimes
d'un infarctus cardiaque ou d'une attaque
cérébrale ou souffrant de troubles vasculaires
graves des membres inférieurs et comparait les
effets d'un traitement par le clopidogrel à ceux
obtenus avec un traitement par acide
acétylsalicylique, la référence généralement
reconnue.

Les résultats ont démontré que le clopidogrel
permet de prévenir plus de complications ­ la
somme des décès dus à des causes vasculaires,
un infarctus cardiaque ou une attaque cérébrale ­
que ne le permet l'acide acétylsalicylique. Dans la
pratique clinique, il s'ensuit que l'acide
acétylsalicylique peut prévenir près d'une
complication vasculaire majeure sur quatre, tandis
qu'un traitement par le clopidogrel permet d'éviter
près d'une complication vasculaire majeure sur
trois.

Les résultats de cette étude ont été publiés dans
le Lancet du 16 décembre 1996, revue comptant
parmi les plus autorisées dans son genre.

En ce qui concerne le prix, le CTSP a invoqué
l'article 5bis de l'arrêté royal du 2 septembre 1980
pour fixer celui-ci à 1.770 francs belges maximum
par conditionnement, sur la base du prix de Ticlid.
Ce médicament a, jusqu'à présent, été remboursé
suivant certains critères, après accord du
médecin-conseil, et produit des effets secondaires
qui réclament un monitoring strict des patients
ainsi que des contrôles réguliers du sang. Le
clopidogrel ne requiert pas un tel monitoring. La
différence de prix se justifie par la supériorité de la
qualité clinique du clopidogrel sur Ticlid. En outre,
Ticlid existe depuis plus de 20 ans, ce qui, de
facto, rend difficile toute comparaison avec un
produit apparu en 2001. Pour ces raisons, le
surcoût par rapport à Ticlid est plus qu'acceptable.

La comparaison de prix avec l'aspirine n'est pas
pertinente puisque les modalités de
remboursement stipulent que le clopidogrel ne
peut être remboursé qu'en deuxième ligne, en cas
d'inefficacité de l'aspirine ou d'intolérance à celle-
ci. Par ailleurs, le prix autorisé par les Affaires
économiques, de 2.395 FB, qui était déjà inférieur
à la moyenne européenne, a été réduit à 2.359 FB
par la firme. Ce montant est largement inférieur au
prix européen moyen du clopidogrel.

J'ai pris mes responsabilités et j'ai proposé au
Conseil technique des spécialités
pharmaceutiques de résoudre cette situation
comme suit:
- Limiter strictement le prix aux cas pour lesquels
le médicament est vraiment nécessaire, c'est-à-
dire en cas d'affection athérosclérotique comme
les infarctus du myocarde, les attaques cérébrales
et les troubles artériels périphériques, et ce
toujours après l'échec de l'aspirine ou intolérance
à celle-ci.

En retenant l'intolérance à l'aspirine dans les 3
indications, y compris pour les troubles artériels
périphériques, je suis beaucoup plus restrictif que
le CTSP dans son avis initial.

Les dépenses pour Ticlid s'élèvent aujourd'hui à
350 millions de FB par an.

Les dépenses pour Plavix et Iscover ont, sur la
base des critères de remboursement, été
évaluées à 500 millions par an, une fois que les
remboursements ont atteint leur rythme de
croisière. Les conditions que j'ai autorisées pour le
remboursement sont cependant beaucoup plus
sévères que celles qui ont été proposées par le
CTSP. A terme, le Ticlid sera remplacé dans une
large mesure par le clopidogrel. Les chiffres de
l'étranger montrent qu'en un an, c'est-à-dire
depuis qu'il est disponible, le clopidogrel a réduit
de 40% les ventes de Ticlid.

Pour cette raison, j'ai autorisé malgré tout le
remboursement de ce médicament, sous les
conditions susmentionnées.

A cette fin, j'ai appliqué les procédures suivantes:
sur la base de l'article 35, § 3, 5°:
1. après réception de l'avis du CTSP, j'ai soumis à
18/04/2001
CRIV 50
COM 449
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
cette commission une nouvelle proposition qui
était scientifiquement et économiquement fondée;
2.
ensuite, j'ai demandé l'avis nécessaire du
Conseil d'Etat, qui a finalement donné son
approbation;
3. enfin, j'ai obtenu l'accord de mes collègues
compétents pour les Affaires économiques et le
Budget.

C'est ainsi que sur une base entièrement légale,
après un examen et une concertation approfondis,
ayant pris en compte tous les éléments,
notamment l'évaluation des intérêts de la santé
publique et de l'économie, le remboursement a
été autorisé pour le médicament en question.

Ce faisant, j'ai pris mes responsabilités finales en
ce qui concerne le remboursement des
médicaments. L'avis du Conseil technique des
spécialités pharmaceutiques en constitue un
élément important, mais c'est moi qui prends la
décision finale.

Pour les raisons exposées ci-dessus, je ne pense
pas qu'un soi-disant caractère "exogène" puisse
être invoqué étant donné la stricte application de
la loi.
06.03 Jean-Jacques Viseur (PSC): Monsieur le
président, je ne conteste pas la compétence
décisionnelle du ministre. Il n'en reste pas moins
que nous sommes ici en présence d'un avis du
conseil technique qui va totalement à l'encontre de
la décision prise.

Ainsi que je l'ai dit, je n'ai aucune compétence.
Mais en entendant la réponse du ministre, on peut
se demander si ce conseil technique a, lui, la
moindre compétence. Il a examiné l'avis rendu à
la suite des études faites aux Etats-Unis, a
considéré que lesdites études étaient insuffisantes
mais aussi que les études et les communications
ultérieures étaient largement insuffisantes. Une
fois encore, ne devons-nous pas nous interroger
soit sur l'incompétence des uns ­ qui sont très
nombreux ­, soit sur la compétence relevant plus
du Pic de la Mirandole du ministre, capable à lui
seul de déterminer la situation?

Il y a un deuxième point sur lequel je souhaite
insister. Je vois deux explications. Soit, le collège
intermutualiste national est vraiment incapable de
gérer la situation budgétaire et dans ce cas, cela
pose quand même des difficultés. Soit il a raison
lorsqu'il dit clairement, dans la lettre qu'il adresse
au ministre, que l'on peut s'attendre à un budget
de six milliards rien que pour les patients atteints
d'artérite périphérique. Mais dans ce dernier cas,
la décision du ministre constitue un facteur
exogène, dont les mutuelles supporteront seules
les conséquences. Car si le coût ne s'élève pas à
500 millions, comme le prétend le ministre, mais
bien à six milliards, ce sont les organisations
mutuelles qui devront en assumer la
responsabilité. On peut évidemment soupçonner
la femme de César. Je ne soupçonne évidemment
pas le ministre. Mais il y a quand même une série
de données techniques extrêmement
convaincantes. Et face à cela, il y a l'avis donné
par la (ou les) firme(s).

Si, dans les mois ou les années à venir, le budget
en régime de croisière atteint bien six milliards,
que va-t-on faire pour aider les organisations
mutuelles, que l'on essaye par ailleurs de mettre
en avant.

Je reste donc assez sceptique après avoir
entendu la réponse du ministre.
06.04 Frank Vandenbroucke, ministre: Pour le
budget 2001 et les suivants, on organisera une
récupération auprès de l'industrie
pharmaceutique. Donc, dans la mesure où il y a
un dépassement du budget, c'est d'abord
l'industrie qui va payer, et pas les mutuelles.
06.05 Jean-Jacques Viseur (PSC): Il vaut mieux
qu'elles paient pour des médicaments utiles que
pour des substituts aux aspirines.
06.06 Frank Vandenbroucke, ministre: Ce n'est
pas un substitut à l'aspirine. Il est clair que l'on ne
peut prescrire ce médicament et en obtenir le
remboursement que s'il y a intolérance à l'aspirine
ou inefficacité de cette dernière. Je crois vraiment
qu'en l'occurrence, les experts des mutuelles ont
été beaucoup trop loin en ce qui concerne le prix.
C'est un prix qui est nettement inférieur à la
moyenne européenne.
06.07 Jean-Jacques Viseur (PSC): Il est
certainement similaire au prix de l'aspirine.
06.08 Frank Vandenbroucke, ministre: J'ai
longuement étudié le dossier. Je crois avoir pris
une décision tout à fait correcte pour la santé
publique. En général, je suis l'avis du conseil
technique, mais dans ce cas-ci, je crois qu'ils ont
vraiment exagéré.

Moties
Motions

Tot besluit van deze bespreking werden volgende
moties ingediend.
CRIV 50
COM 449
18/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
En conclusion de cette discussion les motions
suivantes ont été déposées.

Een motie van aanbeveling werd ingediend door
de heer Jean-Jacques Viseur en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellatie van de heer Jean-
Jacques Viseur
en het antwoord van de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen,
beveelt de regering aan
- bij de beslissingen die zij inzake geneesmiddelen
neemt rekening te houden met de adviezen van
de Technische Raad voor Farmaceutische
Specialiteiten en het Verzekeringscomité;
- wanneer de regering dat advies naast zich
neerlegt, de verzekeringsinstellingen te ontheffen
van de verantwoordelijkheid voor eventuele
overschrijdingen van de begroting voor
geneeskundige verzorging die het gevolg van die
beslissingen zijn."

Une motion de recommandation a été déposée
par M. Jean-Jacques Viseur et est libellée comme
suit:
"La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de M. Jean-Jacques
Viseur
et la réponse du ministre des Affaires sociales et
des Pensions,
recommande au gouvernement,
- de tenir compte dans ses décisions en matière
de médicaments des avis du Conseil Technique
des Spécialités Pharmaceutiques et du Comité de
l'Assurance;
- dans l'hypothèse où le gouvernement passe
outre cet avis, d'exonérer les organismes
assureurs de la responsabilité des dépassements
budgétaires que ces décisions auraient sur le
budget des soins de santé."

Een eenvoudige motie werd ingediend door de
heren François Bellot, Bruno Van Grootenbrulle en
mevrouw Zoé Genot.

Une motion pure et simple a été déposée par MM.
François Bellot, Bruno Van Grootenbrulle et Mme
Zoé Genot.

Over de moties zal later worden gestemd. De
bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement.
La discussion est close.
07 Vraag van de heer Peter Vanvelthoven aan
de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "de RSZ-achterstallen van voetbalclubs
per 1 maart 2001" (nr. 4356)
07 Question de M. Peter Vanvelthoven au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "les arriérés de cotisations à l'ONSS de
clubs de football au 1er mars 2001" (n° 4356)
07.01 Peter Vanvelthoven (SP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, ik heb deze
problematiek in het verleden al herhaaldelijk
aangekaart.

Er waren klaarblijkelijk mistoestanden aan het
groeien. U hebt destijds cijfers terzake
meegedeeld. Mede onder uw impuls hebben de
Belgische Voetbalbond en de profliga een
licentiesysteem uitgewerkt. Dat systeem heeft
onder meer tot doel ploegen slechts tot de
competitie toe te laten op voorwaarde dat de
schuldenlast ten opzichte van de overheid
terugbetaald is ofwel dat een afbetalingsplan werd
opgesteld.

Mijnheer de minister, kunt u de cijfers per 1 maart
2001 meedelen? Op 1 maart moesten de
verschillende voetbalclubs immers hun dossier
indienen bij de Belgische Voetbalbond. Mijn vraag
steunt op de veronderstelling dat het systeem
inderdaad vruchten zal afwerpen en uit uw
antwoord zal blijken dat de schuldenlast is
afgenomen. Gisteren heb ik deze vraag gesteld
aan de minister van Financiën. Tot mijn grote
verbazing heb ik vernomen dat de achterstallige
bedrijfsvoorheffing op 5 maanden tijd verdubbeld
is. Mijnheer de minister, ik zou graag de cijfers
inzake RSZ-bijdragen kennen. Welke
achterstallen bestaan er per 1 maart 2001? Welk
gedeelte van de schulden wordt betwist? Wat is
het totaal verschuldigde bedrag aan de RSZ van
de clubs? Hebben de clubs met achterstallen
effectief een afbetalingsplan met de betrokken
diensten afgesproken?
07.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, collega's, mijn medewerkers hebben
een antwoord voorbereid. Het bevat heel wat
cijfers. Bovendien hebben ze een achtergrondnota
voor de minister opgesteld. Er is geen reden
waarom ik u die nota zou onthouden, die relatief
interessant is. Ik stel voor dat ik eerst lezing geef
van de nota. Daarna kom ik tot de cijfers.

Men wil drie elementen onder de aandacht
brengen. Ten eerste, de voetbalclubs kunnen voor
de aanvraag van hun licentie van de RSZ slechts
een positief attest krijgen
­
een van de
voorwaarden voor een licentie
­
indien ze
bewijzen dat ze hetzij hun schulden hebben
betaald, hetzij een afbetalingsplan en/of een
akkoord van de rechtbank hebben verkregen
18/04/2001
CRIV 50
COM 449
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
waarvan de betaling wordt nageleefd, hetzij een
afbetalingsplan en/of een akkoord met de RSZ
hebben gesloten waarvan de betaling wordt
nageleefd. Dat zijn de voorwaarden voor een
positief attest. Clubs die niet aan die voorwaarden
voldoen, krijgen een negatief attest.

Ten tweede, de term "principieel betwiste RSZ-
schulden" sluit niet uit dat clubs met principieel
betwiste RSZ-schulden ook een positief attest
krijgen van de RSZ. Een betwisting is een
juridische procedure. Alleen voor de schulden die
de RSZ als principieel betwist erkent, geeft ze
dergelijk attest. Dat betekent niet dat elke club die
voor de rechtbank zijn RSZ-schulden betwist, van
de RSZ een positief attest zal krijgen. Men
vermijdt een soort zelfvoedend mechanisme te
installeren.

Ten derde, vooraleer de cijfers mee te delen,
wens ik de commentaar van de medewerkers voor
te lezen. Volgens hen is de schuldevolutie voor de
eerste nationale afdeling ­ rekening houdend met
de recentste betalingen ­ positief. Bij clubs die
echt willen meewerken aan het licentiesysteem,
kan men een daling van de schuld vaststellen,
hetzij door een volledige betaling, hetzij door een
volledige betaling van de RSZ-bijdragen en een
betalingsakkoord over de bijdragen, opslagen,
intresten en gerechtskosten. Het systeem werkt.
De schuld blijft aanzienlijk door de cumulatie van
de bijdragen, opslagen en intresten die aantikken.
Dat is een sneeuwbaleffect. De sneeuwbal rolt en
verdikt voortdurend. Zelfs als het hart van de
sneeuwbal verkwijnt door het rollen, blijft de
sneeuwbal heel aanzienlijk.

De beoordeling van de evolutie in de tweede
nationale afdeling is gematigd. Dat is bekend. Het
aantal clubs met problemen is in de tweede
afdeling vorig jaar groter geworden. Hierdoor is de
RSZ-schuld groter geworden. Hier speelt een
neveneffect van het systeem mee. Er zijn clubs
die wisten dat ze geen licentie zouden krijgen. Die
clubs, die meestal reeds een zware schuldlast
hadden, hebben blijkbaar de zaak maar laten
aanmodderen.

Diegenen die a priori hebben gedacht dat ze niet
aanvaard zouden worden, hebben de schuld
eigenlijk verder laten stijgen. Dat was de
achtergrondinformatie.

Ik kom dan aan de concrete vragen. Voor de vier
kwartalen van 2000 werd door de voetbalclubs
van de eerste nationale afdeling een bedrag van
ongeveer 279,8 miljoen frank aan sociale
zekerheidsbijdragen aangegeven. De voetbalclubs
van de tweede nationale afdeling hebben voor
dezelfde periode een bedrag van ongeveer 63,6
miljoen frank aan sociale zekerheidsbijdragen
aangegeven. Op 15 maart 2001 bedroegen de
achterstallen van de clubs actief in de eerste
nationale afdeling voor de vier kwartalen van 2000
afgerond 36,9 miljoen frank. Dit is als volgt
samengesteld: 31,2 miljoen frank bijdragen, 4,3
miljoen frank opslagen en 1,4 miljoen frank
intresten. De achterstallen voor de daaraan
voorafgaande periode van deze clubs bedroegen
afgerond 88,5 miljoen frank. Het ging om 45,7
miljoen frank bijdragen, 13,5 miljoen frank
opslagen en 29,3 miljoen frank intresten. Er is dus
een aanzienlijke verbetering.

Op 15 maart 2001 bedroegen de achterstallen van
de voetbalclubs die actief zijn in de tweede
nationale afdeling voor de vier kwartalen van 2000
afgerond 24,6 miljoen frank. Het gaat om 20,8
miljoen frank bijdragen, 2,8 miljoen frank opslagen
en 1 miljoen frank intresten. De achterstallen van
deze clubs voor de daaraan voorafgaande periode
bedroegen afgerond 48,5 miljoen frank. Het ging
om 25,8 miljoen frank bijdragen, 5,9 miljoen frank
opslagen en 16,8 miljoen frank intresten.

Gezien de procedure voor het verkrijgen van een
proflicentie voor een aantal clubs nog steeds niet
afgerond is, worden er bij de RSZ nog dagelijks
betalingen geboekt en kunnen de meegedeelde
saldi nog belangrijke schommelingen vertonen. Zo
werden er sedert 15 maart door diverse clubs
betalingen verricht of cheques ter betaling
aangeboden voor een globaal bedrag van om en
bij de 20 miljoen frank. Behoudens wat de meest
recent verstreken kwartalen betreft, heeft de RSZ
de betrokken clubs in betaling gedagvaard
waarvoor de procedure hangende is of is een
vonnis of arrest bekomen dat wordt uitgevoerd.
Van de gevorderde schulden wordt door de RSZ
wat betreft clubs uit de eerste nationale afdeling
slechts een bedrag van 1,7 miljoen frank als
principieel betwist erkend, waaronder 0,8 miljoen
frank aan bijdragen. Met betrekking tot clubs uit
de tweede nationale afdeling wordt door de RSZ
slechts een bedrag van 6,9 miljoen frank als
principieel betwist erkend waarvan 3,7 miljoen
frank aan bijdragen.

Het feit dat een club de schulden niet betaalt en
dat deze schulden via gerechtelijke weg moeten
worden ingevorderd betekent immers nog niet dat
het een betwiste schuldvordering is. De RSZ heeft
een aantal voetbalclubs een afbetalingsakkoord
toegestaan. De termijnen van deze
afbetalingsakkoorden zijn vergelijkbaar met de
termijnen die ook aan andere werkgevers die zich
CRIV 50
COM 449
18/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
in vergelijkbare omstandigheden bevinden worden
toegestaan.
07.03 Peter Vanvelthoven (SP): Mijnheer de
minister, blijkbaar hebben een aantal voetbalclubs
dezelfde problemen als de Belgische Staat een
aantal jaren geleden. Het gaat ook hier om een
sneeuwbaleffect.

U zei dat er voor het jaar 2000 36,9 miljoen frank
achterstand is voor de eerste klasse. U vergelijkt
dat met de voorgaande jaren om te stellen dat dit
een drastische vermindering is. Ik meen echter te
begrijpen dat men de twee moet samentellen.
07.04 Minister Frank Vandenbroucke: Het gaat
daarbij om de totale schuld.
07.05 Peter Vanvelthoven (SP): Dan ga ik
akkoord. U bent verder van oordeel dat het
systeem vruchten afwerpt en dat dit een goede
zaak is.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Samengevoegde vragen van
- mevrouw Trees Pieters aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de
referentieterugbetaling voor geneesmiddelen"
(nr. 4359)
- de heer Jef Valkeniers aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "het
invoeren van referentieprijzen bij generische
geneesmiddelen" (nr. 4442)
- de heer Jef Valkeniers aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over
"referentieprijzen bij generische
geneesmiddelen" (nr. 4456)
08 Questions jointes de
- Mme Trees Pieters au ministre des Affaires
sociales et Pensions sur "le remboursement de
référence pour les médicaments" (n° 4359)
- M. Jef Valkeniers au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur "l'instauration de
prix de référence en matière de médicaments
génériques" (n° 4442)
- M. Jef Valkeniers au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur "les prix de
référence en matière de médicaments
génériques" (n° 4456)
08.01 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, wij hebben het
een tijdje geleden al gehad over de
referentieprijzen voor generische
geneesmiddelen. Vanaf 1 juni wordt het systeem
van de referentieterugbetaling voor
geneesmiddelen ingevoerd.

Nochtans blijft men vanuit diverse hoeken scherpe
kritiek spuien op dat systeem. De partners in de
gezondheidszorg zijn het er blijkbaar niet mee
eens. Niet alleen de artsen en de ziekenfondsen,
maar ook de apothekersverenigingen lieten hun
stem horen. Het verzekeringscomité van artsen
was zelfs ronduit negatief. Met dat stelsel van
terugbetaling vrezen zij dat de patiënt wordt
gebruikt om de arts onder druk te zetten
generische geneesmiddelen voor te schrijven. Dat
zal de vertrouwensrelatie tussen arts en patiënt
niet ten goede komen.

De ziekenfondsen vinden het onaanvaardbaar dat
patiënten voor geneesmiddelen van de categorie
A meer moeten betalen. Ook de
ziekenhuisbeheerders zijn tegen het nieuwe
stelsel, omdat er onvoldoende middelen in de
envelop voor de verpleegdagprijs voorhanden zijn
om medicijnen duurder dan aan de referentieprijs
aan te kopen. De apothekersverenigingen APW
en OPHACO verwijten het gebrek aan een globale
visie inzake het geneesmiddelenbeleid en vragen
zich af wie aansprakelijk is ingeval iets verkeerd
loopt met de producten.

Mijnheer de minister, wat is uw houding tegenover
die talrijke kritische opmerkingen? Bent u van plan
er rekening mee te houden bij de uitwerking van
het geneesmiddelenbeleid of houdt u vast aan de
voorgenomen beslissing?
08.02 Jef Valkeniers (VLD): Mijnheer de
minister, u denkt 1,8 miljard op jaarbasis te
kunnen recupereren dankzij uw zogenaamde
referentieprijzen op basis van de goedkopere
generische geneesmiddelen. Is het niet al te
optimistisch te denken dat die besparing reeds in
de eerste jaren zal worden gerealiseerd? U weet
immers hoe moeilijk geneesheren hun gewoonten
veranderen.

Op een minisymposium over generische
geneesmiddelen van het doktersgild Van Helmont
uit Brussel op 29 maart jongstleden werd de stem
van een innoverend farmaceutisch bedrijf, Glaxo
Smith and Kline, vertolkt door de heer Brabants.
Eerst en vooral onderstreepte hij dat bij de
marktintroductie van nieuwe geneesmiddelen de
prijs hoger ligt, daar het terugwerkende effect
minder lang speelt door het invoeren van
generische geneesmiddelen en referentieprijzen.

In 1988 werden in Duitsland referentieprijzen
ingevoerd. Enkel in 1989 daalde de
kostenaangroei tot 1%. Het jaar daarop stegen de
18/04/2001
CRIV 50
COM 449
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
20
kosten weer met 8%. In Nederland en Zweden
werden de referentieprijzen in 1990 en 1992
ingevoerd, maar er was geen enkel effect op de
uitgaven voor geneesmiddelen. In Noorwegen
werd het systeem na tien jaar op 1 januari 2001
afgeschaft. Het bleek immers niet kosteneffectief
en er was onvrede bij artsen en patiënten.

Heeft het dus wel zin om het systeem in te
voeren? Ook de Belgische patiënten zijn immers
zeer kritisch. Mijnheer de minister, het is een
nieuwe maatregel en u hebt een bepaalde som
die u denkt te kunnen besparen, vooropgesteld.
Wij zien echter dat in het buitenland zo'n systeem
geen of slechts een kortstondig effect had. Mijn
belangrijkste vraag is dus wat u doet verhopen
waarom het in België anders zal verlopen dan in
de andere landen.

De voorzitter: Mijnheer Valkeniers, u hebt twee
vragen aaneengesmeed tot een enkele. Zelfs de
minister is blijkbaar verrast door uw bondigheid.
08.03 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, ik herinner de leden van de
commissie eraan dat het Parlement eind vorig jaar
het desbetreffende systeem heeft vastgelegd. Het
houdt in dat, zodra voor een bepaalde originele
specialiteit een evenwaardig en goedkoper
alternatief bestaat, een nieuwe basis voor de
tegemoetkoming voor die originele specialiteit
wordt ingevoerd. Dat systeem is logisch. Vanuit
het perspectief van de overheid is het immers nog
moeilijk te verdedigen dat er voor een van twee
gelijkwaardige specialiteiten een hogere
tussenkomst zou zijn, zoals vroeger het geval
was.

Ik denk dat ook de artsen, voor wie de
behandeling van de patiënt centraal staat, dit een
aanvaardbaar systeem zullen vinden. Het wordt
immers voortaan mogelijk een budget vrij te
maken dat kan gespendeerd worden aan nieuwe
geneesmiddelen. In het algemeen zijn artsen toch
vragende partij om nieuwe geneesmiddelen
sneller op te nemen in het terugbetalingssysteem.

Het klopt dat nu een remgeld zal worden opgelegd
voor A-geneesmiddelen, die onder het nieuwe
systeem vallen. Ook hier geldt echter de
algemene regel dat dan een alternatief
beschikbaar moet zijn waarvoor de patiënt het
extra remgeld niet hoeft te betalen.

Bovendien is het belangrijk dat in het systeem van
de maximumfactuur patiënten die veel medicatie
nodig hebben, beschermd worden voor het effect
ervan. Het systeem van de maximumfactuur,
tenminste zoals ik het concipieer, zet immers ook
een rem op het extra bedrag dat men moet
betalen voor niet-generische geneesmiddelen,
indien er generische alternatieven bestaan.
Wanneer een patiënt die veel medicatie nodig
heeft, het maximumbedrag heeft bereikt, zal hij
niet gepenaliseerd worden wanneer men hem een
duur origineel geneesmiddel voorschrijft in plaats
van een goedkoper generisch geneesmiddel. Ik
denk dat dit een belangrijk element is.

Collega Valkeniers, ik wil op die manier vooral
personen met een bescheiden inkomen
beschermen die veel medicatie nodig hebben. Ik
houd dus rekening met uw sociale kritiek.
08.04 Jef Valkeniers (VLD): Mijnheer de
minister, wie gaat dat allemaal uittellen? We
moeten toch realistisch zijn?
08.05 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
Valkeniers, dat uittellen is perfect mogelijk.

Terugkomend op de grond van de zaak, het
probleem van de aansprakelijkheid is inderdaad
belangrijk. Het is alvast onze verantwoordelijkheid
dat generische producten gevalideerd worden op
hun kwaliteit. Ik heb er sterk bij mijn collega van
Volksgezondheid, mevrouw Aelvoet, op
aangedrongen dat zij een lijst van generische
producten zou bekendmaken, wat vóór 1 juni
toekomend zal gebeuren.

Ik denk voorts dat de beoogde besparingen van
1,8 miljard zeker gehaald zullen worden.
Bovendien ben ik van plan een intensieve
informatiecampagne op te starten, zowel voor de
voorschrijvers van medicamenten en de
apothekers, als voor het grote publiek.

Mevrouw Pieters haalde het probleem aan van
een eventuele omzeiling van het nieuwe systeem.
Het is uiteraard altijd mogelijk het systeem te
omzeilen waar het nieuwe geneesmiddelen
betreft. Zij worden meer gepromoot dan oude
geneesmiddelen. Niemand heeft me er echter ooit
van kunnen overtuigen dat de introductie van
nieuwe geneesmiddelen wordt versneld door
welke maatregel dan ook: prijsdalingen,
referentieterugbetalingen of andere.

Het spreekt voor zichzelf dat, indien een bedrijf
voor dezelfde aandoening een nieuwe dure
molecule en een oude goedkope molecule op de
markt brengt, het in het algemeen de nieuwe
duurdere zal promoten.
08.06 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de minister,
CRIV 50
COM 449
18/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
21
ik wou met mijn vraag alleen duidelijk maken dat
de partners in de gezondheidszorg bedenkingen
hebben wat u wellicht wel weet. Het stemt dus tot
nadenken dat zij oppositie voeren en dat zij niet
willen meewerken of heel veel kritiek hebben op
dat systeem. U zegt dat u voldoende informatie
zult geven om die partners te overtuigen. Had u
dat niet beter eerder gedaan? Dan had u die
kritiek vooraf kunnen beperken.
08.07 Minister Frank Vandenbroucke: Het treedt
in werking op 1 juni 2001. Nu zijn we nog maar net
voorbij 1 april. Volgens de wet die u hebt
goedgekeurd, wordt een lijst bekendgemaakt op 1
april 2001, maar gaan de prijsdalingen in op 1 juni
2001. Tussen nu en 1 juni kunnen wij dus de
professionelen, de verzekeraars, de apothekers
en het publiek informeren. Intussen kunnen
natuurlijk ook de originelen hun prijzen naar
beneden aanpassen.
08.08 Jef Valkeniers (VLD): Mijnheer de
minister, u schat het op 1,8 miljard frank. In
Duitsland, in Nederland en in Zweden heeft het
echter niets opgeleverd, tenzij zeer tijdelijk.
Waarom blijft u dan optimistisch?

De voorzitter: Dat is zijn natuur, mijnheer
Valkeniers.
08.09 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
Valkeniers, het is een evidente mechanische
berekening. Door het feit dat de
terugbetalingsbasis van een hele reeks producten
wordt verminderd, kan ik de opbrengst berekenen.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Samengevoegde vragen van
- de heer Jo Vandeurzen aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de
oprichting van multidisciplinaire pijncentra
(MPC's)" (nr. 4368)
- de heer Jef Valkeniers aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de
oprichting van een 20-tal MPC's" (nr. 4441)
09 Questions jointes de
- M. Jo Vandeurzen au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur "la création de
centres multidisciplinaires de la douleur (CMD)"
(n° 4368)
- M. Jef Valkeniers au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur "la création d'une
vingtaine de CMD" (n° 4441)
09.01 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, mijn
vraag zal kort zijn en is van principiële aard.
Intussen hebben wij begrepen ­ de minister heeft
het in deze commissie al een paar maal in het
vooruitzicht gesteld
­
dat er een budget zal
worden ter beschikking gesteld om een twintigtal
multidisciplinaire pijncentra of pijnklinieken op te
richten. Daar zouden de patiënten terechtkunnen
voor de behandeling van chronische pijn door een
team van specialisten.

Volgens mij kan er geen enkele discussie bestaan
over de belangrijkheid van het onderwerp en over
de beschikbaarheid van een multidisciplinaire
aanpak van pijn. Ik ben echter geïnteresseerd in
de techniek van de minister om dit te initiëren. Ik
heb immers al gehoord dat er een wet over
gezondheidszorg op stapel staat en dat ook daarin
zou worden geëxperimenteerd. Ik ken ook de
problematiek van de revalidatiecentra en de
conventies in de drugssector. We weten ook dat
de overheid keuzes moet maken.

Wat is het concept van de minister voor deze
initiatieven? Gaan we naar een conventietechniek,
met de voordelen van soepelheid en snelheid?
Deze heeft echter het nadeel dat ze buiten het
klassieke schema van onze Volksgezondheid valt,
met name de federale herkenningscriteria, de
programmatie en de betrokkenheid van de
gemeenschappen in de erkenning; daarbij stelt
zich onder meer de vraag wie beslist met wie
conventies worden gemaakt. Of gaan we in de
richting van programmatienormen in de stijl van
het nieuwe ziekenhuisconcept en de
zorgprogramma's? Dit is de stijl van de verplichte
palliatieve zorg in de ziekenhuizen, waarbij dan
een aantal een zware of bijzondere dienst erkend
krijgt.

Ik denk dat het een principiële keuze is en dat het
erg interessant is te vernemen in welke richting de
minister van Sociale Zaken daarmee uit wil.

De voorzitter: Mijnheer Vandeurzen, dit is een
duidelijke vraag. Mijnheer Valkeniers, kunt u zich
daarbij aansluiten?
09.02 Jef Valkeniers (VLD): Jazeker, mijnheer
de voorzitter. Mijnheer de minister, om erkend te
worden, zouden de multidisciplinaire pijncentra
aan enkele criteria moeten voldoen. De teams
zouden moeten bestaan uit specialisten uit alle
betrokken vakgebieden en ze zouden nogmaals
netwerken moeten uitbouwen met huisartsen,
apothekers, specialisten en ziekenhuizen. Deze
geplande oprichtingen zouden een aanbeveling
zijn van het comité voor Advies inzake Chronische
Ziekten. Het verzekeringscomité, samengesteld
18/04/2001
CRIV 50
COM 449
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
22
uit artsen, ziekenfondsen en andere
zorgverstrekkers, zou tegen 1 mei 2001 een
advies moeten geven over het aantal voor België
noodzakelijke pijncentra. Wellicht zal een twintigtal
pijncentra tegen het einde van de maand
september 2001 van start moeten gaan.

Mijnheer de minister, de vertegenwoordigers van
de artsen vinden uw centra totaal overbodig en
zien niet in waarom ze zich over grote afstanden
zouden moeten verplaatsen om overleg te plegen
over hun pijnpatiënten. Is het echt nodig om
hiervoor 144 miljoen frank uit te geven?
09.03 Minister Frank Vandenbroucke: 144,5
miljoen frank.
09.04 Jef Valkeniers (VLD): Ik heb zonet de heer
Vandeurzen gehoord. Gaan wij blijven verdergaan
met die conventietechnieken en die
programmaties? In hoeverre blijft dat verenigbaar
met de vrije uitoefening van de geneeskunde?
Een aantal van uw initiatieven lijken mij vanuit uw
kabinet politiek geïnspireerd. Ik zeg dat zoals het
is. Die initiatieven zijn helemaal niet in
overeenstemming met de wijze waarop ik
geneeskunde heb uitgeoefend en waarop ik de
verdere uitoefening van de geneeskunde in dit
land zie.
09.05 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, ik wil om te beginnen bevestigen dat
ik over deze kwestie een advies van het comité-
Frühling heb ontvangen. Zoals aan de twee
vraagstellers bekend is, heb ik het comité Frühling
in de eerste plaats gevraagd om criteria te
bepalen waaraan een aandoening moet voldoen
om op de prioritaire lijst te komen en om daarna
een prioritaire lijst op te stellen van ziekten en
aandoeningen die in aanmerking kunnen komen
voor een projectmatige vernieuwing en om ten
slotte projectvoorstellen dienaangaande over te
zenden. Ik heb eigenlijk in drie tijden gewerkt met
die commissie. Eerst algemene criteria, dan de
domeinen, bepaald in functie van die algemene
criteria en dan de huidige, concrete uitwerking van
projecten, domein per domein.

Het rapport over chronische pijn is het eerste
projectvoorstel dat mij in oktober 2000 door het
comité-Frühling werd overgemaakt. Daarin
worden aanbevelingen gedaan inzake de aanpak
van chronische pijn. De oprichting van
multidisciplinaire centra voor de evaluatie en de
behandeling van pijn is daar één van de
belangrijkste aanbevelingen van. Ik nodig de leden
bij deze dan ook uit om kennis te nemen van dit
advies en de uitgebreide motivatie en toelichting
van de aanbevelingen uit dit advies.

Nu moet ik vooraf stellen dat niet alle voorgestelde
maatregelen uit dat advies van het comité-
Frühling tot mijn bevoegdheid behoren. Zo wordt
inzake preventie een aantal maatregelen
voorgesteld die tot doel hebben het aantal
gevallen van chronische pijn als gevolg van een
inadequate, medicamenteuze en niet-
medicamenteuze, behandeling van een acute
aandoening te verminderen, bijvoorbeeld door
gerichte informatie, zowel naar het publiek als
naar de zorgverstrekkers, maar ook via de
opleiding en de vorming van zorgverstrekkers op
diverse niveaus. We hebben hier een heel breed
domein, waar diverse andere overheden ook
bevoegd voor zijn.

Andere aanbevelingen, onder andere op het
gebied van de behandeling van patiënten, situeren
zich veeleer op het terrein waarvoor ikzelf en de
minister van Volksgezondheid bevoegd zijn. Zowel
wat de eerste als wat de tweede lijn betreft kunnen
maatregelen genomen worden. Die voorstellen
worden momenteel bestudeerd, onder meer door
het Verzekeringscomité, waarnaar ik heb
verwezen. Ze worden ook op hun haalbaarheid
getoetst. Daarbij zal uiteraard ook de financiering
worden onderzocht.

Ik sta achter de aanbeveling om op de derde lijn
een beperkt aantal multidisciplinaire centra op te
richten voor de evaluatie en de behandeling van
pijn. Het staat iedereen uiteraard vrij te twijfelen
aan het nut van aanbevelingen van een
wetenschappelijke adviesraad. Dat bepaalde
groepen de oprichting van dergelijke
multidisciplinaire centra overbodig vinden, is me
ook al ter ore gekomen. Het tegenargument dat
artsen zich te ver moeten verplaatsen om over
hun patiënten overleg te plegen, was mij nog niet
bekend. Ik wens daar ook niet op in te gaan. In
ieder geval, diverse studies hebben het nut van
dergelijke centra bewezen. De desbetreffende
literatuurreferenties die de meerwaarde van
dergelijke MPC's op het vlak van de geïntegreerde
behandeling van de moeilijkste gevallen aantonen,
zijn in het advies van het comité-Fröhling en zijn
bijlagen terug te vinden.

Ik som nog eens even de opdrachten van de
pijncentra op. Ten eerste staan ze op verwijzing
van de huisarts in voor de evaluatie en de
behandeling van pijn. Ten tweede bouwen ze
netwerken uit met huisartsen, apothekers,
specialisten, ziekenhuizen en alle relevante
actoren. Ten derde ondersteunen en bevorderen
ze de deskundigheid van zorgverstrekkers. Ten
CRIV 50
COM 449
18/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
23
vierde verstrekken ze informatie aan patiënten.

Indien men wenst dat die pijncentra hun
opdrachten naar behoren vervullen, dan moet
men ze ook de nodige werkingsmiddelen, de
adequate infrastructuur en vooral een correct
samengesteld multidisciplinair team ter
beschikking stellen. Het is evident dat zoiets geld
kost. Ik denk dat die investering niet zo groot is.

Ik heb het moeilijk om de kritiek van de heer
Valkeniers te vatten dat ik politiek geïnspireerde
initiatieven zou nemen. Vanzelfsprekend zijn mijn
beslissingen in hoge mate politiek. Ik voer het
beleid.
09.06 Jef Valkeniers (VLD): Mijnheer de
minister, sta me toe dat ik u even onderbreek. Er
worden toch allerlei conventies gesloten, zoals
zorgprogramma's.
09.07 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
Valkeniers, we zullen daar op een ander moment
voort over discussiëren.

Ik rond af met wat politiek voor mij betekent.
Volgens mij is politiek op een coherente, adequate
en ondogmatische manier een antwoord bieden
aan noden van mensen. Ik maak uiteraard een
politieke keuze. Bij gelegenheid kunnen we op die
aanpak uitgebreid terugkomen. Ik geloof sterk in
die aanpak, maar daarmee zeg ik niet dat die
perfect is. Op het congres van de Belgian Pain
Society, waar ik over dit onderwerp sprak, kreeg ik
voor die aanpak een uitermate grote steun. Dat
betekent niet dat we elke aanbeveling van de
Belgian Pain Society gevolgd hebben.

Mogelijk spelen er ook enkele misverstanden.
Iemand zei eens dat die netwerken een soort van
structuren zouden zijn, wat niet het geval is. Het
netwerk bestaat erin dat de pijncentra contacten
onderhouden met de betrokkenen. Ik ben geen
voorstander van de oprichting van nieuwe
structuren.
09.08 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
voorzitter, eigenlijk was ik het antwoord op mijn
vraag aan het afwachten.

Mijnheer de minister, ik treed uw prioriteiten
volledig bij. Ook ik vind dat netwerken,
multidisciplinaire aanpak en echelonnering
belangrijk zijn. Mijn vraag was echter: welk
concept zal worden gebruikt? Ik herinner eraan
dat voor de palliatieve zorg er ook een concept
werd uitgewerkt. Op de eerste lijn is er het
Palliative Support Team. Bovendien mogen
sommige ziekenhuizen een aantal bedden voor
palliatieve zorg tellen. Op een of andere manier
past dat allemaal in de structuur van onze
gezondheidszorg. Wat de chronische
pijnbehandeling betreft, bent u echter van plan de
forfaits van daghospitalisatie op de
verpleegdagprijs aan te rekenen. Daarmee zet u
de conventie gedeeltelijk op de helling. Zal de
chronische pijnbehandeling op de diverse
echelons volgens de bekende procedures
gebeuren waarbij de erkenningcriteria voor de
diverse niveaus worden veralgemeend met
verplichte samenwerking in netwerken, zoals dat
het geval is bij de palliatieve zorg? Of zal men de
procedures omzeilen en via de
verzekeringstechniek werken? Aangezien u
verklaart enkel advies aan het Verzekeringscomité
te vragen, veronderstel ik dat een conventie zal
worden gesloten. Ik kijk alvast met veel
belangstelling naar de reactie van uw collega, de
minister van Volksgezondheid, en de Vlaamse
minister van Volksgezondheid. U maakt immers
op die manier een parallel circuit. Graag had ik
vernomen welke keuze u wilt maken, mijnheer de
minister.
09.09 Jef Valkeniers (VLD): Mijnheer de
voorzitter, de heer Vandeurzen heeft daarnet
duidelijk om klaarheid gevraagd omtrent de
conventie.

Mijnheer de minister, u zei dat u deelnam aan het
colloquium voor de pijnspecialisten. Welnu,
volgens mij is dat ook een lobby, net zoals op het
vlak van de palliatieve zorgen waar er eveneens
een lobby ontstaat die tracht de lakens zoveel
mogelijk naar zich toe te trekken. Het is niet
omdat de pijncentra het volledig met u eens zijn,
dat er ook een consensus is bij degenen die
praktiseren.

Net zoals andere collega's in deze commissie,
zoals de heer Bacquelaine bijvoorbeeld, heb ik
ook in de praktijk gestaan en wel gedurende zes
jaar. Welnu, men kan niet beweren dat men elke
dag patiënten naar pijncentra moet verwijzen. Men
geeft anders wel de indruk dat het tegenwoordig
niet meer mogelijk is algemene geneeskunde te
verstrekken en dat het niet meer anders kan dan
patiënten naar pijncentra te verwijzen.

Pijncentra zijn niet te vergelijken met een
radiologische of een oncologische dienst die
absoluut noodzakelijk zijn. Een pijncentrum is
volgens mij geen onontbeerlijke dienst in de
praktijk.
09.10 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
18/04/2001
CRIV 50
COM 449
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
24
de voorzitter, misschien was ik een beetje
onzorgvuldig en had ik er moeten op wijzen dat ik
niet wil vooruitlopen op wat in het
verzekeringscomité wordt gezegd over de
modaliteiten.
09.11 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
minister, ik kan mij moeilijk voorstellen dat het
verzekeringscomité anders zou reageren.

Waarom vraagt u het ook niet aan de nationale
raad voor ziekenhuisvoorzieningen?

Ik pleit niet voor de ene of de andere optie, maar
ik vrees dat er andermaal een nieuw arsenaal
instrumenten wordt gecreëerd terwijl er al zoveel
bestaan.

Als u het vraagt aan het verzekeringscomité en
niet aan de nationale raad voor ziekenhuis-
voorzieningen, dan heeft u eigenlijk al een keuze
gemaakt. Dat betreur ik.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10 Question de M. François Bellot au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "la
liste fixant les conditions dans lesquelles
l'assurance obligatoire contre la maladie et
l'invalidité intervient dans le coût des
spécialités pharmaceutiques et produits
assimilés" (n° 4376)
10 Vraag van de heer François Bellot aan de
minister van Sociale zaken en Pensioenen over
"de lijst tot vaststelling van de voorwaarden
waaronder de verplichte ziekte- en
invaliditeitsverzekering tegemoetkomt in de
kosten van de farmaceutische specialiteiten en
daarmee gelijkgestelde producten" (nr. 4376)
10.01 François Bellot (PRL FDF MCC):
Monsieur le président, monsieur le ministre, par
arrêté ministériel du 14 décembre 2000, la
fourniture d'oxygène médical a été soustrait des
préparations magistrales pour être incorporée
dans les spécialités pharmaceutiques.

Pour rappel, antérieurement, l'oxygène médical
était remboursé par l'INAMI à raison de 21,3
francs par multiple de 100 litres. La
reconnaissance de l'oxygène médical en qualité
de spécialité pharmaceutique fut aussi l'occasion
pour les fournisseurs d'oxygène de revoir à la
hausse leur prix de fourniture.

Faute d'un accord entre l'OPHACO et l'APB,
l'INAMI et les fournisseurs d'oxygène, la
délivrance de celui-ci par les pharmacies entraîne
une perte pour chaque unité délivrée. A titre
d'exemple, l'oxygène médical gazeux fléron (200
bars), référence de code 4000/246, est fourni aux
officines au prix de 924 francs + TVA de 6%, soit
979 francs. L'absence d'accord entre les
partenaires conduit à un remboursement au
bénéfice des pharmaciens à hauteur de 852
francs correspondant à l'ancien tarif, soit une
perte de 127 francs par tranche de 4,2 m3.

M. le ministre peut-il indiquer quelles dispositions il
compte prendre pour dégager l'accord
indispensable entre l'INAMI, les représentants des
pharmaciens et les fournisseurs d'oxygène et
éviter que ne perdure la situation, les fournisseurs
réclamant des tarifs de vente aux pharmaciens
d'officine supérieurs aux remboursements
appliqués par les offices de tarification?

L'arrêté ministériel avait-il fait l'objet de
négociations préalables dans le secteur médico-
pharmaceutique pour déterminer à la fois les prix
de vente pour les distributeurs d'oxygène, les prix
de vente par les pharmaciens et le
remboursement par l'INAMI?
10.02 Frank Vandenbroucke, ministre: Monsieur
le président, monsieur Bellot, dans l'arrêté royal
du 17 mars 1997 fixant les conditions dans
lesquelles l'assurance obligatoire soins de santé
et indemnités intervient dans le coût des
préparations magistrales et des produits
assimilés, l'oxygène en bonbonne était considéré
comme une matière première et l'oxygène liquide
comme une préparation magistrale.

En raison des obligations découlant de la directive
91/356/CEE de la Commission du 13 juin 1991, la
Belgique a été obligée d'adapter sa législation afin
de faire de l'oxygène une spécialité
pharmaceutique, comme l'on fait les autres Etats
membres européens.

Suite à l'enregistrement de l'oxygène comme
spécialité, il a fallu adapter l'arrêté ministériel du 2
septembre 1980 fixant les conditions dans
lesquelles l'assurance obligatoire contre la
maladie et l'invalidité intervient dans le coût des
spécialités pharmaceutiques et des produits
assimilés, afin d'inscrire l'oxygène dans la liste
des spécialités pharmaceutiques remboursables
et de fixer une base de remboursement pour
celui-ci.

La liste jointe à cet arrêté du 2 septembre 1980 a
d'abord été adaptée par l 'arrêté ministériel du 20
septembre 2000, mais pour des raisons
CRIV 50
COM 449
18/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
25
techniques ­ l'oxygène y était mentionné par m3,
ce qui compliquait la tarification des petites
quantités- une concertation a été menée avec
toutes les parties concernées (l'industrie, les
pharmaciens, les organismes assureurs), et un
nouvel arrêté a été élaboré.

Cet arrêté ministériel du 14 décembre 2000,
modifiant la liste jointe à l'arrêté du 2 septembre
1980, mentionne chaque conditionnement
individuel sur la liste en ce qui concerne l'oxygène
gazeux et a supprimé l'oxygène liquide en
attendant une nouvelle fixation de prix par le
ministère des Affaires économiques. A ce sujet,
mon cabinet, celui de la Santé publique et des
Affaires économiques se sont encore réunis, il y a
deux semaines. En ce moment, les Affaires
économiques semblent ne pas encore posséder
les informations nécessaires, à fournir par les
firmes.

Cet arrêté a été examiné dans tous les conseils et
comités compétents au sein de l'INAMI. Le 12
octobre 2000, le conseil technique des spécialités
pharmaceutiques a formulé une proposition qui a
été examinée le 16 octobre 2000 par le comité de
l'assurance.

Les discussions menées au sein de l'INAMI ont
été précédées par des discussions tenues en mon
cabinet avec toutes les parties intéressées.

Le conseil technique des spécialités
pharmaceutiques a également mis au point une
proposition afin de rayer l'oxygène de la liste.
Cette proposition sera examinée le 27 avril 2001
en commission de convention
pharmaciens/organismes assureurs. Ensuite, elle
sera transmise à la commission de contrôle
budgétaire et au comité de l'assurance.

Cette proposition a accusé du retard parce qu'au
cours de plusieurs réunions, le conseil technique
des spécialités pharmaceutiques n'a pas examiné
ce point qui était pourtant inscrit à l'ordre du jour.
Le 22 décembre 2000, le secrétaire a informé le
conseil de la publication de l'arrêté ministériel du
14 décembre 2000. Ce n'est qu'au cours de la
réunion du 16 mars 2001 qu'un avis mitigé à été
émis. A présent, la procédure doit encore suivre
son cours afin qu'il puisse être procédé à la
radiation de l'oxygène gazeux en tant que
préparation magistrale.

Je tiens à souligner que je ne peux procéder à la
radiation de l'oxygène liquide dans les
préparations magistrales avant que le problème
du prix, évoqué ci-avant, n'ait été réglé.
10.03 François Bellot (PRL FDF MCC): En fait,
ce qui se passe aujourd'hui, c'est que les
fournisseurs appliquent déjà l'arrêté ministériel et
que, faute d'un accord, les offices de tarification
remboursent toujours sur la base de l'ancien
accord. Cela provoque des conflits majeurs au
point que certains fournisseurs refusent
désormais d'approvisionner les pharmaciens qui,
eux-mêmes, refusent de payer le nouveau prix.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11 Vraag van mevrouw Annemie Van de
Casteele aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de leeftijdsvoorwaarde voor
de uitbetaling van aanvullende pensioenen"
(nr. 4386)
11 Question de Mme Annemie Van de Casteele
au ministre des Affaires Sociales et des
Pensions sur "la condition liée à l'âge pour le
versement de pensions complémentaires"
(n° 4386)
11.01 Annemie Van de Casteele (VU&ID):
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister,
blijkbaar heeft collega Chevalier al zijdelings over
de problematiek van de aanvullende pensioenen
gesproken. Ik wil niet vooruitlopen op de discussie
die wij zeker zullen voeren op het moment dat het
ontwerp wordt ingediend en waarvoor wij,
vermoed ik, nog altijd wachten op het advies van
de Raad van State.
11.02 Minister Frank Vandenbroucke: We
wachten nog.
11.03 Annemie Van de Casteele (VU&ID): De
sector is blijkbaar veel beter op de hoogte van
voorontwerpen dan de parlementsleden. Als
parlementsleden worden wij aangeschreven met
commentaar op teksten waarover wij zelf niet
beschikken.

We hebben ooit het voorstel gedaan dat
voorontwerpen, op het moment dat zij aan
belangengroepen worden overgemaakt, tenminste
ook aan de bevoegde commissieleden zouden
worden gegeven zodat wij zo'n toestanden kunnen
vermijden. Die openheid ontbreekt blijkbaar ook
bij de huidige regering. Dat was in het verleden
ook het geval.

Mijnheer de minister, collega D'Hondt heeft u
hierover al een vraag gesteld. Er is wat commotie
ontstaan over het voorontwerp van wet
betreffende de aanvullende pensioenen, met
18/04/2001
CRIV 50
COM 449
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26
name over artikel 27 in verband met de leeftijd
waarop de aanvullende pensioenuitkeringen
kunnen worden opgevraagd. De vakbonden
hebben gesignaleerd dat de situatie van de
brugpensioenen daarbij bewust of onbewust uit
het oog is verloren.

Ik ben ervan uitgegaan, mijnheer de minister, dat
het bewust is gebeurd. Ondanks het feit dat in het
regeerakkoord de tekst over de pensioenen en
brugpensioenen wat dubbelzinnig is en ondanks
de meningverschillen die daarover binnen de
regering zouden bestaan, wordt het systeem van
brugpensioenen onder druk van het commentaar
op Europees niveau wat meer in vraag gesteld.

Ik wil het systeem ook niet van vandaag op
morgen afschaffen. Voor een aantal zware
beroepen moeten brugpensioenen in de toekomst
misschien blijven bestaan, maar dat neemt niet
weg dat de wens om de activiteitsgraad bij de
ouderen te verhogen, tenminste moet samengaan
met een ontmoediging van het systeem van
brugpensioenen. Daarom hoopte ik dat artikel 27
een stukje mee in die richting ging en mee was
bedoeld om het systeem van brugpensioenen te
ontmoedigen.

Toen ik uw antwoord op de vraag van collega
D'Hondt las, dacht ik daarin gelijk te krijgen. Er
was wat heibel in de media geweest omdat men
onterecht de leeftijdsvoorwaarde van 65 jaar naar
voor had geschoven voor de aanvullende
pensioenen, terwijl u de bedoeling had om die
gelijk te schakelen met de wettelijke
pensioenleeftijd. U hebt mevrouw D'Hondt erop
gewezen dat er een probleem was voor bestaande
CAO's, waardoor mensen inderdaad in hun
rechten zouden kunnen worden geschaad.
Daarover zou verder worden onderhandeld om na
te gaan op welke wijze men in
overgangsmaatregelen zou kunnen voorzien. Ik
was toch wel verrast toen ik in de pers las dat uw
kabinetschef de deur nog wat verder openzette en
verklaarde dat de minister bereid is om
bijvoorbeeld de rente vervroegd te laten opnemen,
maar bijvoorbeeld wel de rente op te nemen of het
systeem voor bepaalde doelgroepen vroeger
mogelijk te maken. U zou daarover in tussentijd
verder onderhandelen.

Wat is het resultaat van die onderhandelingen,
mijnheer de minister? Voorziet u toch in een
bijkomende versoepeling voor de
bruggepensioneerden die verdergaat dan
overgangsmaatregelen? In welke richting gaat die
versoepeling?
11.04 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, collega's, deze discussie moet
worden gevoerd op het ogenblik dat het
wetsontwerp wordt behandeld. De vraag heeft een
actualiteitswaarde. Daarom wil ik erop ingaan.

Er was geen band tussen dit ontwerp "tweede
pijler" en de discussie inzake de
werkzaamheidsgraad van oudere werknemers in
ons land die spijtig genoeg afgedankt worden lang
voor ze de pensioengerechtigde leeftijd hebben
bereikt. Aanvullende pensioenen en
activiteitsgraad van oudere werknemers zijn twee
belangrijke dossiers. Ik heb het ene nooit gezien
als een instrument voor het andere. Dat een
leeftijdsvoorwaarde moet worden ingeschreven
voor het aanvullende pensioen werd ingegeven
door een ander element.

Ik was bang, mijns inziens terecht, dat bij een
verregaande promotie van tweedepijlerpensioenen
zonder leeftijdsvoorwaarde een soort van
beleggingsclub zou worden geïnstalleerd. Een
werkgever zou een personeelslid immers kunnen
meedelen hic et nunc niet over voldoende
financiële middelen te beschikken voor een
loonsverhoging maar wel binnen drie jaar. De
werkgever stort het geld gedurende drie jaar in
een fonds en moet hierop quasi geen bijdragen
betalen. Na de drie jaar moet de werknemer niet
meer dan 16,5% belastingen betalen op het
bedrag. Dat is het fiscaal en parafiscaal voordeel
dat aan de tweede pijler is verbonden. Als men
niet werkt met een langetermijnvisie en geen
minimale leeftijd vastlegt, organiseert men een
beleggingsclub. Omdat de tweede pijler over
pensioenen of langetermijnvoorzorgssparen
handelt, heb ik een mechanisme gezocht om deze
lange termijn effectief te garanderen.

Eerst dacht ik eraan het aanvullend pensioen met
fiscale en parafiscale voordelen alleen toe te
kennen als men effectief met pensioen gaat. Dit
schept echter problemen voor de brugpensioenen.
Bruggepensioneerden kunnen zich
gediscrimineerd voelen. Zij moeten wachten op
het wettelijk pensioen tot 65. Anderen kunnen
vroeger met pensioen. Daarom heb ik een andere
keuze gemaakt en een leeftijdsgrens van 60 jaar
ingelast. Op dat ogenblik kan men met de fiscale
en parafiscale voordelen het aanvullend pensioen
genieten. Deze regeling breekt in in een aantal
bestaande regelingen. Van in het begin heb ik
gesteld dat voor dit probleem een
overgangsbepaling moest worden gezocht. Vrij
snel heb ik laten uitschijnen dat ik zocht naar een
overgangsperiode. Ik heb dit niet onmiddellijk
publiek bekendgemaakt omdat ik begreep dat
CRIV 50
COM 449
18/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
27
hierover overleg moest worden gepleegd.

Ik wil de regering ­ dit voorstel heb ik eveneens
aan de vakorganisaties gedaan
­
een
overgangsperiode tot 31 december 2009
voorstellen waarin we de toepassing van
bestaande pensioenreglementen en bestaande
CAO's niet dwarsbomen met de
leeftijdsvoorwaarde. Een bestaand reglement of
CAO dat bepaalt dat men kan vertrekken op 55
jaar met een groepsverzekering zal niet ongedaan
worden gemaakt voor 31 december 2009. Op dat
ogenblik moet een ander regime in werking
treden. De overgang moet een keer gebeuren. Ik
had dit aangekondigd. Ik heb mijn voorstel aan de
vakbonden en het VBO meegedeeld. Zij maakten
zich immers grote zorgen. Deze ruime
overgangsperiode is, mijns inziens, de beste
oplossing. Het gaat immers over mensen die
contracten hebben afgesloten en werken binnen
bestaande pensioenreglementen. Zij verwachten
dat ze op een bepaald ogenblik deze gelden
kunnen ontvangen. Ik herhaal dat ik dit een goede
oplossing vind. De overgangsperiode zal worden
opgenomen in het ontwerp na het advies van de
Raad van State. Ik hoop dat dit snel gebeurt zodat
de Kamer dit ontwerp snel kan behandelen.
11.05 Annemie Van de Casteele (VU&ID):
Mijnheer de minister, bestaande afspraken
moeten inderdaad niet doorkruist worden. Daar
moeten echter wel grenzen aan zijn. U zegt dat
het niet uw bedoeling was om van het systeem
een systeem van beleggingsclubs te maken, maar
wat is de grens tussen een beleggingsclub en een
royale ontslagvergoeding, gekoppeld aan een
aantrekkelijk systeem van brugpensioen, dat wij
eigenlijk willen afremmen. Ik meen dat men daar
in de toekomst oog voor moet hebben en het
systeem van de brugpensioenen niet extra
aantrekkelijk mag maken door het systeem van de
tweede pensioenpijler. Wij zullen dit in het
achterhoofd moeten houden bij het bespreken van
het wetsontwerp.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

De openbare commissievergadering wordt
gesloten om 16.40 uur.
La réunion publique de commission est levée à
16.40 heures.
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRABV 50 COM 449
CRABV 50 COM 449
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
EKNOPT
V
ERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
A
NALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
C
OMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
woensdag mercredi
18-04-2001 18-04-2001
14:15 uur
14:15 heures

CRABV 50
COM 449
18/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i


INHOUD
SOMMAIRE
Vraag van de heer Pierre Chevalier tot de minister
van Sociale zaken en Pensioenen over "de
leefbaarheid van de pensioenen in België"
(nr. 4114)
1
Question de M. Pierre Chevalier au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "la viabilité
des régimes de pensions en Belgique" (n° 4114)
1
Sprekers:
Pierre Chevalier, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Pierre Chevalier, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Samengevoegde mondelinge vragen van
4
Questions orales jointes de
4
- de heer Richard Fournaux tot de minister van
Sociale zaken en Pensioenen over "het
gezondheidsbeleid ten aanzien van diabetici"
(nr. 4373)
- M. Richard Fournaux au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur "la politique de santé
en faveur des diabétiques" (n° 4373)
- de heer Jef Valkeniers aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de
diabetespas" (nr. 4448)
- M. Jef Valkeniers au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur "la carte de
diabétique" (n° 4448)
Sprekers: Richard Fournaux, Jef Valkeniers,
Frank Vandenbroucke
, minister van Sociale
Zaken en Pensioenen
Orateurs: Richard Fournaux, Jef Valkeniers,
Frank Vandenbroucke
, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van de heer Bruno Van Grootenbrulle tot
de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "het probleem van het minimumpensioen in
het stelsel van de zelfstandigen in geval van een
gemengde loopbaan" (nr. 4128)
6
Question de M. Bruno Van Grootenbrulle au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
"le problème de la pension minimum dans le
régime des travailleurs indépendants en cas de
carrière mixte" (n° 4128)
6
Sprekers: Bruno Van Grootenbrulle, Frank
Vandenbroucke
, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs: Bruno Van Grootenbrulle, Frank
Vandenbroucke
, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van de heer Koen Bultinck tot de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over "de
onbetaalde facturen van ziekenhuizen en
rusthuizen" (nr. 4301)
7
Question de M. Koen Bultinck au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "les factures
impayées des hôpitaux et des maisons de repos"
(n° 4301)
7
Sprekers:
Koen Bultinck, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Koen Bultinck, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van mevrouw Anne-Mie
Descheemaeker aan de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen over "bepaalde chronische
ziekten" (nr. 4303)
8
Question orale de Mme Anne-Mie
Descheemaeker au ministre des Affaires sociales
et des Pensions sur "certaines maladies
chroniques" (n° 4303)
8
Sprekers: Anne-Mie Descheemaeker, Frank
Vandenbroucke
, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs: Anne-Mie Descheemaeker, Frank
Vandenbroucke
, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Interpellatie van de heer Jean-Jacques Viseur tot
de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "de beslissing tot terugbetaling van de
geneesmiddelen 'Plavix' en 'Iscover'" (nr. 751).
9
Interpellation de M. Jean-Jacques Viseur au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
"la décision de remboursement des médicaments
'Plavix' et 'Iscover'" (n° 751).
9
Sprekers: Jean-Jacques Viseur, Frank
Vandenbroucke
, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs: Jean-Jacques Viseur, Frank
Vandenbroucke
, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Moties
11
Motions
11
Vraag van de heer Peter Vanvelthoven tot de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de RSZ-achterstallen van voetbalclubs per 1
maart 2001". (nr. 4356)
11
Question de M. Peter Vanvelthoven au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "les
arriérés de cotisations à l'ONSS de clubs de
football au 1er mars 2001". (n° 4356)
11
18/04/2001
CRABV 50
COM 449
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
Sprekers:
Peter Vanvelthoven, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Peter Vanvelthoven, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Samengevoegde mondelinge vragen van
13
Questions orales jointes de
13
- mevrouw Trees Pieters tot de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de
referentieterugbetaling voor geneesmiddelen"
(nr. 4359)
- Mme Trees Pieters au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur "le remboursement
de référence pour les médicaments" (n° 4359)
- de heer Jef Valkeniers aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "het invoeren
van referentieprijzen bij generische
geneesmiddelen" (nr. 4442)
- M. Jef Valkeniers au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur "l'instauration de prix
de référence en matière de médicaments
génériques" (n° 4442)
- de heer Jef Valkeniers aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over
"referentieprijzen bij generische geneesmiddelen"
(nr. 4456)
- M. Jef Valkeniers au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur "les prix de
référence en matière de médicaments
génériques" (n° 4456)
Sprekers: Trees Pieters, Jef Valkeniers,
Frank Vandenbroucke
, minister van Sociale
Zaken en Pensioenen
Orateurs: Trees Pieters, Jef Valkeniers,
Frank Vandenbroucke
, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Samengevoegde mondelinge vragen van
15
Questions orales jointes de
15
- de heer Jo Vandeurzen tot de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de oprichting
van multidisciplinaire pijncentra (MPC's)"
(nr. 4368)
- M. Jo Vandeurzen au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur "la création de
centres multidisciplinaires de la douleur (CMD)"
(n° 4368)
- de heer Jef Valkeniers aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de oprichting
van een 20-tal MPC's" (nr. 4441)
- M. Jef Valkeniers au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur "la création d'une
vingtaine de CMD" (n° 4441)
Sprekers: Jo Vandeurzen, Jef Valkeniers,
Frank Vandenbroucke
, minister van Sociale
Zaken en Pensioenen
Orateurs: Jo Vandeurzen, Jef Valkeniers,
Frank Vandenbroucke
, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van de heer François Bellot tot de minister
van Sociale zaken en Pensioenen over "de lijst tot
vaststelling van de voorwaarden waaronder de
verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering
tegemoetkomt in de kosten van de
farmaceutische specialiteiten en daarmee
gelijkgestelde producten" (nr. 4376)
16
Question de M. François Bellot au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "la liste
fixant les conditions dans lesquelles l'assurance
obligatoire contre la maladie et l'invalidité
intervient dans le coût des spécialités
pharmaceutiques et produits assimilés" (n° 4376)
16
Sprekers:
François Bellot, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
François Bellot, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Vraag van mevrouw Annemie Van de Casteele tot
de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "de leeftijdsvoorwaarde voor de uitbetaling
van aanvullende pensioenen" (nr. 4386)
17
Question de Mme Annemie Van de Casteele au
ministre des Affaires Sociales et des Pensions sur
"la condition liée à l'âge pour le versement de
pensions complémentaires" (n° 4386)
17
Sprekers: Annemie Van de Casteele, Frank
Vandenbroucke
, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs: Annemie Van de Casteele, Frank
Vandenbroucke
, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
CRABV 50
COM 449
18/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1

COMMISSIE VOOR DE SOCIALE
ZAKEN
COMMISSION DES AFFAIRES
SOCIALES
van
WOENSDAG
18
APRIL
2001
14:15 uur
______
du
MERCREDI
18
AVRIL
2001
14:15 heures
______



De vergadering wordt geopend om 14.22 uur door
de heer Joos Wauters, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.22 heures par M. Joos
Wauters, président.
01 Vraag van de heer Pierre Chevalier tot de
minister van Sociale zaken en Pensioenen over
"de leefbaarheid van de pensioenen in België"
(nr. 4114)
01 Question de M. Pierre Chevalier au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "la
viabilité des régimes de pensions en Belgique"
(n° 4114)
01.01 Pierre Chevalier (VLD): Mijn interpellatie
werd omgevormd tot een vraag, terwijl het
onderwerp nochtans meer verdient.

Voor 2001 is er 900 miljard frank gereserveerd voor
pensioenen. Tegen 2020 zullen er 51
gepensioneerden staan tegenover 100 actieven .
Het gaat om een Europees probleem en er zullen
dan ook harde politieke beslissingen nodig zijn om
het pensioenstelsel te hervormen.

De Europese Commissie meent dat het aantal niet-
actieven moet dalen, dat er behoefte is aan een
goede tweede pijler om de gepensioneerden in
staat te stellen hun welvaartspeil te behouden en
dat de betaalbaarheid van de pensioenen
afhankelijk is van een goede economische cultuur
en van de vermindering van de overheidsschuld.
01.01 Pierre Chevalier (VLD): Mon interpellation a
été transformée en question alors que le sujet
mériterait mieux.

Pour 2001, 900 milliards de francs ont été réservés
pour les pensions. En 2020, il y aura 51 pensionnés
pour 100 actifs. Il s'agit d'un problème européen et
il faudra prendre des décisions politiques
draconiennes pour réformer le régime des
pensions.

La Commission européenne estime que le nombre
d'inactifs doit baisser, qu'il faut un bon deuxième
pilier pour permettre aux pensionnés de conserver
leur niveau de vie et que les pensions ne pourront
être payées que moyennant un bon climat
économique et une diminution de la dette publique.
De vorige regering nam al een aantal belangrijke
maatregelen door de pensioenleeftijd voor mannen
en vrouwen op 65 jaar te brengen voor werknemers
en zelfstandigen en door de brugpensioenleeftijd op
te trekken tot 58 jaar. Op het vlak van de
ambtenarenpensioenen waren er echter geen
ingrepen.

Belangrijk probleem blijft het voortijdig verlaten van
de arbeidsmarkt, ook door de ambtenaren, voor wie
de betaalbaarheid van de pensioenen het snelst
problematisch zal worden.

Inzake het bevorderen van de tweede pijler hinkt
Le gouvernement précédent avait déjà pris des
mesures importantes en portant l'âge de la pension
des travailleurs et des indépendants à 65 ans pour
les hommes et les femmes et en portant l'âge de la
prépension à 58 ans. Aucune mesure n'avait
toutefois été prise au niveau de la pension des
fonctionnaires.

La sortie prématurée du marché du travail demeure
un problème important. Cela vaut également pour
les fonctionnaires car le financement de leur
pension posera rapidement des problèmes.

La Belgique est à la traîne en ce qui concerne la
18/04/2001
CRABV 50
COM 449
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
België achterop. Het bestaande wetsontwerp krijgt
heel wat kritiek: het zou weinig flexibel en te
complex zijn. Bovendien is de tweede pijler niet op
de zelfstandigen gericht.


Het Zilverfonds, dat de nodige extra middelen voor
de periode 2010-2030 moet opbrengen, heeft de
verdienste dat het de pensioenproblemen zichtbaar
maakt. Het lost ze echter niet op. De middelen
worden belegd in obligaties en er komt dus maar
een tijdelijke schuldvermindering. Bovendien kan
men zich afvragen of het rechtvaardig is dat de
belastingbetaler moet bijdragen aan dit systeem,
rekening houdend met de grote verschillen tussen
de diverse pensioenen.


Wat denkt de minister over de analyse van de
Europese Commissie?

Hoe zal men in België mensen langer laten
participeren aan het arbeidsproces? Komt er snel
een deeltijds pensioen?


Is het wel te rechtvaardigen dat het Zilverfonds
vooral bijdraagt aan het ambtenarenpensioen,
precies daar waar men niets doet om de uitgaven te
beheersen.


Het wetsontwerp op de aanvullende pensioenen,
die de welvaart van de gepensioneerden op peil
moet houden, wordt als betuttelend en
administratief belastend ervaren. Hoe reageert de
minister op die kritiek? Hoe zal hij de zelfstandigen
aanmoedigen om een aanvullend pensioen op te
bouwen?
promotion du deuxième pilier. Le projet de loi
existant fait l'objet de nombreuses critiques parce
qu'il serait trop complexe et qu'il manquerait de
flexibilité. En outre, le deuxième pilier ne concerne
pas les indépendants.

Le Fonds de vieillissement, qui devait permettre de
dégager les fonds supplémentaires nécessaires
pour couvrir la période 2010-2030, a le mérite de
mettre en lumière le problème du financement des
pensions. Il ne les résout toutefois pas. Les fonds
sont investis en obligations et la réduction de la
dette n'est, dès lors, que temporaire. En outre,
compte tenu des différences importantes entre les
diverses pensions, on peut se demander s'il est
équitable que le contribuable doive contribuer à ce
système.

Quel est l'avis du ministre sur l'analyse de la
Commission européenne ?

Comment s'y prendra-t-on en Belgique pour faire
participer les gens plus longtemps au processus de
travail ? La pension à temps partiel sera-t-elle
instaurée rapidement ?

Est-il justifiable que le Fonds de vieillissement
concerne essentiellement les pensions des
fonctionnaires dès lors que c'est précisément dans
ce secteur que rien n'est fait pour maîtriser les
dépenses ?

Le projet de loi sur les pensions complémentaires,
qui doit assurer le niveau de bien-être des
pensionnés, est considéré comme paternaliste et
complexe d'un point de vue administratif. Quelle est
la réaction du ministre face à ces critiques ?
Comment compte-t-il encourager les indépendants
à se constituer une pension complémentaire ?
01.02 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Het Europese element in deze
materie is inderdaad van cruciaal belang. Ik hoop
een Europees debat te kunnen voeren inzake
pensioenen in het kader van het Europese
voorzitterschap. Het is een verre wens dat Europa
met één stem zou spreken, nu is dat absoluut niet
het geval.

Ik verwijs naar mijn recente toespraak in
Stockholm, waarvan de tekst kan worden
teruggevonden op mijn website. In die toespraak
bekritiseer ik het Europees rapport, dat richtlijnen
bevat betreffende het economisch beleid,
voornamelijk omwille van wat er niet in staat: met
name dat pensioenen een sociale uitgave betreffen
waar niet zomaar op bespaard kan worden. De
problematiek is in essentie sociaal met financiële
01.02 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais): Dans cette matière, l'aspect européen
est évidemment crucial. J'espère pouvoir mener un
débat européen concernant les pensions à
l'occasion de notre présidence européenne. On
peut espérer que l'Europe parle un jour d'une seule
voix. Aujourd'hui, ce n'est absolument pas le cas.

Je vous renvoie à mon récent discours de
Stockholm, dont le texte se trouve sur mon site
internet. J'y critique le rapport qui contient des
directives concernant la politique économique,
principalement à cause de ce qui ne s'y trouve pas :
les pensions constituent une dépense sociale qui ne
peut aisément faire l'objet d'économies. Le
problème est essentiellement social avec des
contingences financières et non l'inverse. Je me
suis exprimé positivement sur les autres documents
CRABV 50
COM 449
18/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
bijkomstigheden, en niet financieel met sociale
bijkomstigheden.

Over andere documenten van de Europese
Commissie heb ik mij positief uitgelaten. De tien
doelstellingen die volgens de Commissie in het
pensioenbeleid moeten zitten, vind ik goed, De
regeling moet voldoende soepel zijn, de
werkzaamheid in de samenleving voldoende hoog,
de hoogte van het pensioen moet gelinkt zijn aan de
duur van de loopbaan en er moet vermeden
worden mensen zomaar in allerhande statuten te
droppen.
de la commission.

J'approuve les dix objectifs que la Commission veut
voir inscrits dans la politique des pensions. La
réglementation doit être suffisamment souple, le
taux d'activité dans la société suffisamment élevé,
le montant de la pension doit être lié à la durée de
la carrière et il faut éviter de placer les gens dans
toutes sortes de statuts.
Ik ben het dus niet eens met elke komma uit de
tekst van de Europese Commissie, maar wel met
de teneur.

Mijn beleid wil de actieve participatie in het
maatschappelijk leven aanmoedigen. Dat heeft te
maken met jobs, maar ook met flexibiliteit,
gezinsleven, kinderopvang. Die gedifferentieerde
aanpak zie je al in het interprofessioneel akkoord
2001-2002, waar bijzondere aandacht naar de
vorming en outplacement van 45-plussers gaat.



Ik probeer wel degelijk om ook in de openbare
sector de activiteitsgraad te verhogen door
ambtenaren boven de 60 te vragen hun pensioen
uit te stellen en door het tijdskrediet in te voeren.


Ik zie wel iets in deeltijds pensioen, maar in de
praktijk is dit een moeilijke klus, omdat fraude
moeilijk te controleren is. Er zijn wel al andere
maatregelen die een geleidelijke uitstap mogelijk
maken, zoals de loopbaanonderbreking.
Si je ne suis pas d'accord avec chaque virgule du
texte de la Commission européenne, je puis
cependant me rallier à sa teneur.

La politique que je mets en oeuvre tend à
encourager la participation active à la vie sociale.
C'est une question non seulement d'emplois mais
encore de flexibilité, de vie familiale et d'accueil
d'enfants. Cette approche différenciée se manifeste
déjà dans l'accord interprofessionnel 2001-2002,
qui s'intéresse particulièrement à la formation et à
l'outplacement des travailleurs âgés de plus de 45
ans.

J'oeuvre bel et bien en faveur d'une augmentation
du taux d'activité, également dans le secteur public
en demandant aux fonctionnaires de plus de 60 ans
de reporter leur mise à la retraite et en instaurant le
crédit-temps.

Je ne suis pas opposé à l'idée de la retraite à temps
partiel mais elle me semble difficile à mettre en
oeuvre en raison des risques de fraude. D'autres
mesures permettant un retrait progressif de la vie
professionnelle ­ telle l'interruption de carrière ­
existent déjà.
De beste garantie om de toekomstige pensioenen
te kunnen betalen is het terugdringen van de
overheidsschuld. Dat gebeurt door het Zilverfonds.
Dit fonds wordt gefinancierd door structurele
begrotingsoverschotten en door overschotten in de
sociale zekerheid. Er komt een jaarlijkse Zilvernota
en een debat met de sociale partners.

Het klopt niet dat de ambtenarenpensioenen de
grote slokop zijn, wel dat ze hoger liggen, omdat ze
berekend worden op het laatste loon. Daarom zijn
de aanvullende pensioenen ,of de tweede pijler, die
nodig zijn om een nog lang actief leven te
financieren, zo belangrijk. De eerste pijler volstaat
nog altijd om zijn historisch doel te vervullen, maar
niet om aan de nieuwe aspiraties van de
gepensioneerden te beantwoorden. Het
La meilleure façon de garantir la viabilité des
régimes de pensions est de réduire la dette
publique. C'est le rôle du fonds de vieillissement,
qui sera alimenté par des excédents budgétaires
structurels et des excédents de la sécurité sociale.
Ce fonds de vieillissement fera l'objet d'une note
annuelle et d'un débat avec les partenaires sociaux.

Il est faux de prétendre que les pensions des
fonctionnaires se tailleraient la part du lion. Ce qui
est vrai, en revanche, c'est qu'elles sont plus
élevées car elles sont calculées en fonction du
dernier salaire perçu. D'où l'importance des
pensions complémentaires ou deuxième pilier pour
financer une vie encore longue et active au terme
de la carrière professionnelle. Le premier pilier
continuera à remplir son rôle historique mais ne
18/04/2001
CRABV 50
COM 449
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
wetsontwerp daarover komt eraan.
sera pas suffisant pour répondre aux nouvelles
aspirations des pensionnés. Le projet de loi en la
matière sera bientôt déposé.
In Stockholm heb ik een uiteenzetting gehouden
over mijn visie op het belang van de eerste en de
tweede pijler en, meer algemeen, op de
pensioenen. Mijn standpunt werd blijkbaar positief
onthaald.
A Stockholm, j'ai présenté un exposé sur les
régimes de pension et, en particulier, sur
l'importance du premier et du deuxième pilier.
Visiblement, mon point de vue a été bien accueilli.
01.03 Pierre Chevalier (VLD): Ik ben het niet eens
met een aantal punten: structurele
begrotingsoverschotten zijn belastingopbrengsten
en die spijzen het Zilverfonds. Over de
rechtvaardigheid daarvan heeft de minister niet
geantwoord.

De minister benadert deze problematiek minder
dogmatisch dan vroeger soms het geval was. Ik
meen dat het ogenblik gekomen is om met teksten
voor de dag te komen, ook over de tweede pijler.
01.03 Pierre Chevalier (VLD): Je suis en
désaccord sur un certain nombre de points. Les
excédents budgétaires structurels sont des recettes
fiscales et alimentent le fonds de vieillissement. Le
ministre n'a rien dit sur l'équité d'un tel système.


Le ministre a une approche moins dogmatique du
problème que ce ne fut parfois le cas par le passé.
J'estime que le moment est venu de légiférer, y
compris en ce qui concerne le deuxième pilier.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Richard Fournaux tot de minister van
Sociale zaken en Pensioenen over "het
gezondheidsbeleid ten aanzien van diabetici"
(nr. 4373)
- de heer Jef Valkeniers aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de
diabetespas" (nr. 4448)
02 Questions orales jointes de
- M. Richard Fournaux au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur "la politique de
santé en faveur des diabétiques" (n° 4373)
- M. Jef Valkeniers au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur "la carte de
diabétique" (n° 4448)
02.01 Richard Fournaux (PSC): U heeft beslist
dat een deel van het extra geld voor geneeskundige
verzorging in 2001 naar een betere opvang van
chronisch zieken zou gaan. Onlangs kondigde u
een geïntegreerde benadering van de
diabetespatiënt aan, met een herwaardering van de
eerstelijnszorg.

Anderhalf jaar geleden werd het eerste "Huis van de
diabetici" van België in Dinant geopend. Deze
organisatie is actief op het gebied van vorming en
informatie over en preventie van diabetes. Dankzij
de synergie van alle betrokkenen levert dit Huis
voortreffelijk werk, wat ook door specialisten erkend
wordt. De uitstraling die ervan uitgaat doet zich in
de hele Franse Gemeenschap gevoelen.

Hoe kan een dergelijke structuur, die stoelt op een
filosofie die geheel overeenkomt met de strekking
van uw ontwerp, in het nieuwe beleid ten behoeve
van de chronisch zieken worden ingebed ?


Gezien de samenhang van de doelstellingen en de
werkmethode van deze organisatie zou ze, als ze
02.01 Richard Fournaux (PSC) : Vous avez
décidé de consacrer une part du budget
supplémentaire accordé aux soins de santé en
2001 à une meilleure prise en charge des malades
chroniques et, récemment, vous avez annoncé le
développement d'une approche intégrée du patient
diabétique en revalorisant l'action de première ligne.
A Dinant existe, depuis un an et demi, la première
« Maison des diabétiques » de Belgique qui oeuvre
à l'éducation, l'information et la prévention en
matière de diabète. Grâce à une synergie associant
toutes les personnes intéressées, cette maison
effectue un travail remarquable salué par les
spécialistes et a un rayonnement dans toute la
Communauté française.

Comment une telle structure, dont la philosophie
correspond à celle de votre projet, peut-elle trouver
une place dans la nouvelle politique que vous
mettez en oeuvre en faveur des malades
chroniques ?

Vu la cohérence des objectifs et de la méthode de
cette organisation, elle pourrait, si elle disposait de
moyens supplémentaires,
participer au
CRABV 50
COM 449
18/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
over bijkomende middelen zou beschikken, kunnen
bijdragen tot de ontwikkeling van deze
gezondheidsbeleidsmatige benadering. Kan er
bijvoorbeeld niet gedacht worden aan een RIZIV-
overeenkomst op dat vlak ?
développement de cette approche de santé
publique. Ne pourrait-on pas, par exemple, imaginer
une convention INAMI en ce domaine ?
02.02 Jef Valkeniers (VLD): De minister beweert
dat een investering van 180 miljoen frank op vijf jaar
tijd een vermindering van het aantal dure
amputaties bij diabetespatiënten tot gevolg zou
hebben. De minister bewijst dit echter niet. Als
gewezen arts ben ik overtuigd van het belang van
een goede voetverzorging voor diabetespatiënten,
maar ik wel bang dat men bezig is alles in hokjes te
stoppen. Ik vraag mij af wat de arts, die gewoon
huisarts wil blijven met een algemene praktijk,
uiteindelijk zal moeten doen..
02.02 Jef Valkeniers (VLD): Le ministre prétend
qu'un investissement de 180 millions de francs,
étalé sur cinq ans aurait pour effet de réduire le
nombre d'amputations coûteuses chez les patients
diabétiques, mais il ne fournit aucune preuve pour
appuyer ses dires. En tant qu'ancien médecin, je
suis pleinement conscient de l'importance de la
qualité des soins administrés aux pieds des patients
diabétiques. Vu la tendance actuelle à tout vouloir
compartimenter, je me demande ce que pourra
encore faire le médecin dont l'unique souhait est de
demeurer médecin généraliste.
02.03 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Het klopt niet dat mijn beleid alle
ziektes in hokjes wil stoppen, wel dat bepaalde
ziekten, zoals diabetes, maatzorg vereisen. De
huisarts heeft de sleutel voor een dergelijke zorg in
handen. Wij pleiten niet voor hokjes, wel voor
netwerken tussen de betrokken artsen en
paramedici.



Overregulering moet worden geweerd, maar de
ziekteverzekering moet zorgen voor de nodige
structuren opdat de artsen en betrokkenen op een
bepaalde manier gaan samenwerken.
02.03 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais): Il n'est pas exact que je veuille
compartimenter toutes les sortes de maladies. En
revanche, il est vrai que certaines maladies, comme
le diabète, nécessitent des soins sur mesure. C'est
le généraliste qui dispose de la clé pour ce type de
soins. Nous ne plaidons pas pour un
compartimentage, mais pour la mise en place de
réseaux entre les médecins et les paramédicaux.

Il faut éviter l'excès de régulation, mais l'assurance
maladie doit mettre en place les structures
nécessaires afin que les médecins et les autres
personnes concernées puissent collaborer d'une
certaine manière.
Ik verwacht het advies van het comité-Frühling over
de zorgverlening ten aanzien van de chronische
ziekten en specifieke aandoeningen. Dit advies zal
de elementen die aan de basis liggen van de
voorgestelde maatregelen, omvatten, naast
kosteneconomische berekeningen, zoals de
mogelijke reductie van bepaalde amputaties.

Het advies zal, naast de diabetespas, nog een
reeks maatregelen omvatten, tot verbetering van de
levenskwaliteit en met het oog op een meer
geïntegreerde zorgverlening.

Het klopt dat het niet eenvoudig is patiënten met
een chronische aandoening de ernst van hun ziekte
te doen inzien, wat nochtans essentieel is. De
Commissie heeft rekening gehouden met dat
element bij het uitwerken van haar advies.

J'attends prochainement l'avis du Comité Frühling
sur le traitement des maladies chroniques et des
affections spécifiques. Cet avis portera sur les
éléments qui constituent la base des mesures
proposées, parallèlement à l'évaluation économique
des coûts, telles que la réduction éventuelle de
certaines amputations.

Outre la carte pour diabétiques, l'avis proposera
une série de mesures tendant à améliorer la qualité
de vie des patients et à favoriser une meilleure
intégration des soins.

Il est exact qu'il n'est pas aisé de faire comprendre
aux malades chroniques la gravité de leur situation,
ce qui constitue pourtant une étape essentielle. Le
Comité a pris cet aspect en compte dans le cadre
de la formulation de son avis.
(Frans) Ik wacht op het advies van het adviescomité
over de zorgverstrekking ten behoeve van
chronisch zieken en patiënten met specifieke
(En français) J'attends l'avis du Comité consultatif
en matière de dispensation de soins pour des
maladies chroniques et des pathologies
18/04/2001
CRABV 50
COM 449
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
pathologieën. In dat advies moeten de maatregelen
opgesomd worden die nodig zijn voor een betere
zorgverlening en een hogere levenskwaliteit voor
diabetici. Aan de hand van dat advies zal een
beslissing kunnen worden genomen over de plaats
die het "Huis van de diabetici" in het kader van dat
nieuwe beleid moet krijgen.

De Belgische vereniging van diabetici heeft aan het
ontwerp-advies meegewerkt, en ik kan u
verzekeren dat er veel aandacht is voor vorming,
preventie en voorlichting.
spécifiques. Cet avis détaillera les mesures à
prendre pour améliorer tant la prise en charge que
la qualité de vie des patients diabétiques, et
permettre de décider quelle place accorder à « la
maison des diabétiques
» dans cette nouvelle
politique.


L'association diabétique de Belgique a participé à la
rédaction de ce projet d'avis et je vous assure
qu'elle attache beaucoup d'attention à l'éducation,
la prévention et l'information.
02.04 Jef Valkeniers (VLD): De geneeskunde is
erg geëvolueerd en wordt steeds minder een vrij
beroep. Nochtans was en is 85 procent van de
bevolking tevreden met zijn huisarts. Ik vraag me
dan ook af waarvoor al die toestanden en
reglementen zoals toegangsexamens,
diabeteshuizen en dergelijke, nodig zijn.

02.04 Jef Valkeniers (VLD): La médecine a
beaucoup évolué et est de moins en moins une
profession libérale. Néanmoins, la population se
considère satisfaite à 85% de son médecin
généraliste. Je m'interroge, dès lors, sur la
nécessité de toutes ces mesures et de ces
règlements, notamment en ce qui concerne les
examens d'entrée et les maisons pour diabétiques.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Bruno Van Grootenbrulle
tot de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "het probleem van het minimumpensioen in
het stelsel van de zelfstandigen in geval van een
gemengde loopbaan" (nr. 4128)
03 Question de M. Bruno Van Grootenbrulle au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "le problème de la pension minimum dans le
régime des travailleurs indépendants en cas de
carrière mixte" (n° 4128)
03.01 Bruno Van Grootenbrulle (PS): Ten
gevolge van recente regeringsmaatregelen werden
de minimumbedragen in het stelsel van de
pensioenen voor zelfstandigen opgetrokken.
Wanneer een zelfstandige een volledige loopbaan
achter de rug heeft maar tijdens het begin van zijn
loopbaan als loontrekkende heeft gewerkt, ligt zijn
pensioen lager dan dat van een persoon die een
volledige loopbaan achter de rug heeft maar enkel
als zelfstandige heeft gewerkt. Zou men er niet
kunnen voor zorgen dat een gemengde volledige
loopbaan automatisch recht geeft op het
minimumpensioen dat wordt toegekend aan
zelfstandigen die een volledige loopbaan achter de
rug hebben?
03.01 Bruno Van Grootenbrulle (PS) : De
récentes mesures prises par le gouvernement ont
permis une revalorisation des minima du régime
des pensions des indépendants. Cependant,
lorsqu'une personne indépendante justifie d'une
carrière complète dont le début a été effectué sous
le régime des salariés, sa pension s'avère inférieure
à celle d'une personne qui justifie d'une carrière
complète uniquement comme indépendant. Ne
pourrait-on prévoir qu'une carrière mixte, si elle est
complète, donne d'office droit à la pension minimum
due pour une carrière complète d'indépendant ?
03.02 Minister Frank Vandenbroucke (Frans):
Sinds 1 juli 2000 werden het gewaarborgd
minimumpensioen, zowel in het stelsel van de
loontrekkenden als in dat van de zelfstandigen, en
het gewaarborgd inkomen voor bejaarden
opgetrokken. Het gewaarborgd minimumpensioen
wordt enkel toegekend als het bedrag van het
rustpensioen voor een volledige loopbaan niet lager
ligt dan een welbepaald bedrag. Als de betrokkene
geen volledige loopbaan achter de rug heeft, maar
wel ten minste twee derde van een volledige
03.02 Frank Vandenbroucke , ministre (en
français): La pension minimum garantie, tant dans
le régime des salariés que dans celui des
indépendants, ainsi que le revenu garanti aux
personnes âgées, ont été augmentés depuis le 1
er
juillet 2000. La pension minimum garantie n'est
octroyée que si le montant de la pension de retraite
pour une carrière complète n'est pas inférieur à un
montant déterminé. Si la carrière n'est pas
complète, mais qu'elle comprend au moins deux
tiers d'une carrière complète, le même minimum est
CRABV 50
COM 449
18/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
loopbaan, wordt hetzelfde minimumbedrag
toegekend in verhouding tot het loopbaangedeelte.
Voor de loontrekkenden worden de jaren na 1954
enkel in aanmerking genomen als de betrokkene
voor het jaar in kwestie een volledige tewerkstelling
als loontrekkende kan bewijzen. In het geval van
een gemengde loopbaan is het mogelijk, aangezien
slechts één van de twee pensioenen kan worden
aangepast, dat het totaalbedrag lager ligt dan het
minimumbedrag voor een volledige loopbaan als
zelfstandige. Na onderzoek kan echter een
gewaarborgd inkomen voor bejaarden, dat
overeenstemt met het minimumbedrag in het stelsel
van de zelfstandigen, of ­ binnenkort ­ een
inkomensgarantie voor bejaarden ­ waarvan de
bedragen zelfs hoger zullen liggen dan voornoemd
minimum ­ worden toegekend. Tot besluit ben ik
mij bewust van de complexiteit van de stelsels en
van het precair karakter van bepaalde situaties.
Daarom beraad ik mij momenteel over
mogelijkheden om op beide punten verbeteringen
aan te brengen.

assuré proportionnellement à la fraction de carrière.
Pour les salariés, les années se situant après 1954
n'entrent en ligne de compte que si, durant l'année
considérée, une occupation complète en qualité de
travailleur salarié est prouvée. Dans le cas d'une
carrière mixte, étant donné que seule une des deux
pensions peut être adaptée, il est possible que le
total demeure en deçà du minimum pour une
carrière complète d'indépendant. Cependant, un
revenu garanti aux personnes âgées, équivalent au
minimum du régime indépendant ou ­ bientôt ­ une
garantie de revenus aux personnes âgées ­ dont
les montants seront même supérieurs au minimum
précité - peut être octroyé après enquête. En
conclusion, sachez que j'ai conscience non
seulement de la complexité des régimes, mais
aussi de la précarité de certaines situations. C'est
pourquoi je réfléchis actuellement à des possibilités
d'améliorations dans ces deux sens.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Vraag van de heer Koen Bultinck tot de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de onbetaalde facturen van ziekenhuizen en
rusthuizen" (nr. 4301)
04 Question de M. Koen Bultinck au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "les
factures impayées des hôpitaux et des maisons
de repos" (n° 4301)
04.01 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): De
minister trok 16 miljard uit om de schuld van het
RIZIV bij ziekenhuizen en rusthuizen op te lossen.
Op 19 maart zou er echter nog steeds een
openstaande schuld van 71,4,miljard frank zijn. Kan
de minister dit bedrag bevestigen en opsplitsen
naar de rusthuis- en de ziekenhuissector? Waaraan
is dit bedrag toe te schrijven? Welke maatregelen
zal de minister nemen?
04.01 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Le
ministre a prévu un crédit de 16 milliards de francs
pour combler la dette de l'INAMI envers les
hôpitaux et les maisons de repos. Mais, au 19
mars, la dette s'élèverait encore à 71,4 milliards de
francs. Le ministre est-il en mesure de confirmer ce
montant? Quelle est la répartition de ce montant
entre le secteur hospitalier et celui des maisons de
repos? Quelles sont les causes de cette dette ?
Quelles mesures le ministre compte-t-il prendre ?
04.02 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Het bedrag aan openstaande
facturen bedraagt 71.488 miljoen op 31 januari
2001. Aan de verplegingsinrichtingen is nog 62.425
miljoen verschuldigd, aan de geneesheren 1.733
miljoen en aan de apothekers 1.629 miljoen; 5.707
miljoen is toe te schrijven aan de categorie
"diversen". De toestand is ontstaan doordat de
begrotingsdoelstelling 1999 werd overschreden, en
doordat ook in 2000 de verzekeringsinstellingen te
weinig financiële middelen hebben ontvangen voor
het betalen van de facturen.

In de loop van januari 2001 werd de lopende
rekening voor het dienstjaar 1999 aangezuiverd.
Een bijkomend bedrag van 6,8 miljard werd
04.02 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais) : Au 31 janvier 2001, le montant des
factures impayées s'élevait à 71.488 millions de
francs. 62.425 millions de francs devaient encore
être remboursés aux établissements de soins,
1.733 millions aux médecins et 1.629 millions aux
pharmaciens. 5.707 millions relèvent de la catégorie
"divers". Cette situation est le résultat du
dépassement de l'objectif budgétaire de 1999 et du
fait qu'en 2000 également, les organismes
assureurs n'ont pas obtenu suffisamment de
moyens financiers pour payer les factures.

Dans le courant du mois de janvier 2001, le compte
courant de l'exercice 1999 a été apuré. Un montant
supplémentaire de 6,8 milliards de francs a été
18/04/2001
CRABV 50
COM 449
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
overgemaakt aan de verzekeringsinstellingen. In de
loop van februari heeft het ministerie van
Volksgezondheid nog eens 10,1 miljard
overgemaakt voor de vereffening van facturen met
betrekking tot het derde kwartaal 2000. Het effect
van de maatregel in januari wordt tenietgedaan
doordat de raming die maand met 7.671 miljoen
frank werd overschreden. De vereffening van
februari zal er echter tot leiden dat het bedrag aan
onbetaalde facturen op 31 maart 2001 geraamd
wordt op 60.546 miljoen.
transféré aux organismes assureurs. Dans le
courant du mois de février, le ministère de la Santé
publique a encore transféré 10,1 milliards de francs
pour régler les factures portant sur le troisième
trimestre de l'année 2000. L'effet de la mesure de
janvier est réduit à néant par le dépassement de
l'estimation pour ce même mois d'un montant de
7.671 millions de francs. Les mesures prises pour le
mois de février auront pour effet de porter l'
estimation concernant les factures impayées au 31
mars 2001 à un montant de 60.546 millions de
francs.
Ook zorgen we voor een vervroegde aanzuivering
door het globaal beheer van de lopende rekening
van de verzekeringsinstellingen eind 1994.

Om het terugkerend probleem van de onbetaalde
facturen ten gronde op te lossen is een rollend
fonds van 25 à 30 miljard frank nodig. Die middelen
zijn er nu niet. De onbetaalde facturen
vertegenwoordigen in 2001 ongeveer tien procent
van het jaarlijks te financieren bedrag voor de
verplichte verzekering voor geneeskundige
verzorging, in casu 595 miljard. Ik zal, ook omdat de
begroting 2001 met 5 miljard is onderschat, gebruik
maken van een aantal correctiemechanismen. Ik
heb daarvoor de steun van het kernkabinet.
Nous procédons également à un apurement
anticipé par la gestion globale du compte courant
des organismes assureurs fin 1994.

Un fonds de roulement de 25 à 30 milliards de
francs est nécessaire pour résoudre
fondamentalement le problème récurrent des
factures impayées. Ces moyens ne sont
actuellement pas disponibles. Pour 2001, les
factures impayées représentent quelque 10% du
montant annuel à financer pour l'assurance
obligatoire en matière de soins médicaux, c'est-à-
dire 595 milliards. J'utiliserai des mécanismes de
correction car le budget 2001 a été sous-estimé de
5 milliards. Je bénéficie pour cela du soutien du
cabinet restreint.
Het incident is gesloten.

L'incident est clos.
05 Mondelinge vraag van mevrouw Anne-Mie
Descheemaeker aan de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen over "bepaalde chronische
ziekten" (nr. 4303)
05 Question orale de Mme Anne-Mie
Descheemaeker au ministre des Affaires sociales
et des Pensions sur "certaines maladies
chroniques" (n° 4303)
05.01 Anne-Mie Descheemaeker (AGALEV-
ECOLO): Onze ziekteverzekering voorziet niet in
een tussenkomst voor chronische ziekten die
behandeld worden met een dieet, zoals bijvoorbeeld
coeliakie of glutenallergie. Overweegt de minister
een vergoeding toe te kennen voor de behandeling
van dergelijke ziekten, bijvoorbeeld in de vorm van
een jaarlijks forfaitair bedrag?
05.01 Anne-Mie Descheemaeker (AGALEV-
ECOLO):Notre assurance maladie ne prévoit pas
d'intervention pour les maladies chroniques qui sont
traitées au moyen d'un régime, telles que la maladie
coeliaque ou intolérance au gluten. Le ministre
envisage-t-il d'octroyer une allocation pour le
traitement de ce type de maladie, par exemple sous
la forme d'un montant forfaitaire annuel ?
05.02 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Het uitwerken van een financiële
tegemoetkoming voor de aankoop van de dure
voedingsproducten door coeliakiepatiënten is niet
zo eenvoudig, omdat deze producten niet alleen in
apotheken, maar ook in warenhuizen kunnen
worden aangekocht. Ik sluit een forfaitaire
tussenkomst in de toekomst echter niet uit, maar wil
de uitspraak van het adviescomité inzake de
zorgverlening ten aanzien van chronische ziekten
en specifieke aandoeningen afwachten. Een
05.02 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais) : Étant donné que les personnes
atteintes de maladie coeliaque peuvent acheter
certains produits alimentaires coûteux non
seulement en pharmacie mais également en
grandes surfaces, il n'est pas particulièrement
commode de mettre au point un système
d'intervention financière. Je n'exclus cependant pas
qu'il puisse y avoir à l'avenir une intervention
forfaitaire mais je préfère attendre l'avis du comité
d'avis en matière de soins de santé en ce qui
CRABV 50
COM 449
18/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
werkgroep onder leiding van professor De Vos
werkt een voorstel omtrent de coeliakiepatiënten uit.
De patiëntengroepen worden bij de besprekingen
betrokken.
concerne les maladies chroniques et les affections
spécifiques. Un groupe de travail dirigé par le
professeur De Vos élabore une proposition en ce
sens pour les personnes atteintes de maladie
coeliaque. Les associations de patients sont
associées aux discussions.
05.03 Anne-Mie Descheemaeker (AGALEV-
ECOLO): Voor coeliakiepatiënten is een streng
dieet de enige remedie. Zij verwachten daarvoor
dan ook een bepaalde tussenkomst.
05.03 Anne-Mie Descheemaeker (AGALEV-
ECOLO): Pour les personnes souffrant de maladie
coeliaque, un régime strict est le seul remède. Ils
attendent donc une intervention spécifique en la
matière.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Interpellatie van de heer Jean-Jacques Viseur
tot de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "de beslissing tot terugbetaling van de
geneesmiddelen 'Plavix' en 'Iscover'" (nr. 751).
06 Interpellation de M. Jean-Jacques Viseur au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "la décision de remboursement des
médicaments 'Plavix' et 'Iscover'" (n° 751).
06.01 Jean-Jacques Viseur (PSC): De
terugbetaling van ISCOVER en PLAVIX
(Clopidogrel), twee farmaceutische specialiteiten die
vaataandoeningen moeten voorkomen, wordt
toegestaan bij ministerieel besluit van 12 februari
2001. Die beslissing kwam er ondanks negatieve
adviezen van de Technische Raad voor
Farmaceutische Specialiteiten (TRFS) en het
verzekeringscomité die onderstreepten dat de
studie over de efficiëntie aanvechtbaar is, de prijs
onaanvaardbaar en de kostprijs buitensporig.

Het koninklijk besluit geeft de motieven niet weer
die ertoe hebben geleid dat men de negatieve
adviezen naast zich neerlegde. Wat zijn die
motieven? Wat is de financiële weerslag van de
beslissing? Is de minister niet van oordeel dat de
uitgaven die met die terugbetalingen gepaard gaan
en die het intermutualistisch college op 6 miljard
raamt een exogene factor vormen?
06.01 Jean-Jacques Viseur (PSC) : Deux
spécialités pharmaceutiques, Iscover et Plavix
(Clopidogrel), destinées à prévenir les accidents
vasculaires sont admises au remboursement par
arrêté ministériel du 12 février 2001. Cette décision
a été prise malgré les avis négatifs du Conseil
technique (CTSP) et du comité de l'assurance qui
soulevaient l'aspect discutable de l'étude sur
l'efficacité, le prix inacceptable et le coût total jugé
excessif.



L'arrêté ne contient pas les motifs qui ont poussé à
s'écarter des avis négatifs. Quels sont-ils ? Quelle
est l'incidence financière de cette décision ? Le
ministre ne pense-t-il pas que les dépenses
engendrées par ces remboursements, de l'ordre de
6 milliards selon le Collège intermutuelliste,
constituent un facteur exogène de dépense?
06.02 Minister Frank Vandenbroucke (Frans):
Clopidogrel wordt voorgeschreven om nieuwe
verwikkelingen van atherosclerose bij patiënten die
er al gehad hebben, te voorkomen.

Het RIZIV was bereid dit geneesmiddel onder
bepaalde voorwaarden, waaronder intolerantie voor
aspirine als preventiemiddel tegen hartinfarct, terug
te betalen.

De werkzaamheid en onschadelijkheid van het
middel werden aangetoond in een in het vakblad
"The Lancet" verschenen gedegen studie.
Acetylsalicylzuur (aspirine) voorkomt gemiddeld één
complicatie op vier, Clopidogrel één op drie. De prijs
werd vastgesteld op grond van de prijs voor Triclid,
dat momenteel bij dezelfde indicaties wordt
06.02 Frank Vandenbroucke , ministre (en
français): Le Clopidogrel s'utilise pour réduire de
nouveaux accidents athérosclérotiques chez des
patients en ayant déjà eus.

L'Inami était disposé à rembourser ce médicament
sous certaines conditions, dont l'intolérance à
l'aspirine, dans la prévention de l'infarctus du
myocarde.

L'efficacité et la sûreté de ce produit ont été
démontrées par une étude scientifique sérieuse
publiée dans le Lancet. Là où l'acide
acétylsalicylique prévient une complication
moyenne sur quatre, le clopidogrel en prévient une
sur trois. Le prix a été fixé en fonction de celui du
Triclid, médicament actuellement prescrit dans les
18/04/2001
CRABV 50
COM 449
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
voorgeschreven. Het prijsverschil wordt
gerechtvaardigd door de klinische superioriteit van
Clopidogrel. Een prijsvergelijking met aspirine houdt
geen steek, want Clopidogrel mag enkel worden
voorgeschreven bij onwerkzaamheid van of
intolerantie voor aspirine. Bovendien ligt de
vastgestelde prijs lager dan de gemiddelde prijs van
Clopidogrel in Europa.
mêmes indications. La différence de prix se justifie
par la supériorité clinique du Clopidogrel. La
comparaison de prix avec l'aspirine n'est pas
pertinente, puisque le Clopidogrel ne peut être
prescrit qu'en cas d'inefficacité ou d'intolérance à
l'aspirine. De plus, le prix fixé est inférieur au prix
moyen du Clopidogrel en Europe.
Ik heb bijgevolg voorgesteld de terugbetaling te
beperken tot de gevallen waarin het geneesmiddel
werkelijk nodig is en aspirine bovendien niet hielp.
De voorwaarden zijn strenger dan de door de TRFS
voorgestelde voorwaarden.

Uitgaande van deze voorwaarden worden de
terugbetalingskosten op 500 miljoen per jaar
geraamd. Voor Tricid bedragen die kosten
momenteel 350 miljoen. Op termijn zal dit
geneesmiddel door Clopidogrel worden vervangen.

Ik heb bijgevolg een nieuw voorstel voor advies aan
de TRFS voorgelegd. Ik heb de goedkeuring
gekregen van de Raad van State en van mijn
collega's van Economie en Begroting.

De terugbetaling is bijgevolg op een geheel legale
grond toegestaan. Ik heb mijn verantwoordelijkheid
op mij genomen. Het advies van de TRFS is
belangrijk, maar ik dien de beslissing te nemen.
Deze terugbetaling vormt geenszins een exogene
factor.
J'ai proposé, dès lors, de limiter le remboursement
aux cas pour lesquels le médicament est vraiment
nécessaire, et toujours après l'échec de l'aspirine.
Les conditions imposées sont plus strictes que ce
que proposait le CTSP.

Sur ces bases, on estime les dépenses de
remboursement à 500 millions par an. Pour le
Triclid, ces dépenses s'élèvent actuellement à 350
millions. A terme, ce dernier médicament sera
remplacé par le Clopidogrel.

J'ai, dès lors, soumis à l'avis du CSTP une nouvelle
proposition; j'ai obtenu l'approbation du Conseil
d'État et celui de mes collègues de l'Économie et du
Budget.

Le remboursement a été, dès lors, autorisé sur une
base entièrement légale. J'ai pris mes
responsabilités; l'avis du CTSP est important mais
la décision m'incombe. Ce remboursement ne
constitue en rien un facteur exogène.
06.03 Jean-Jacques Viseur (PSC): Er is hier
duidelijk sprake van tegenstrijdige bevoegdheden :
die van de minister enerzijds en die van de leden
van de technische raad anderzijds, wier advies
volledig haaks staat op de beslissingen van de
minister.

Wiens bevoegdheid moet er in twijfel getrokken
worden ? Hoe moet de verantwoordelijkheidszin in
deze gezien worden, zowel bij het intermutualistisch
college, dat bang is voor exogene kostenfactoren
tengevolge van die beslissingen, als bij de minister,
die een financiële impact van zo'n zes miljard
onbeduidend en verantwoord vindt ?
06.03 Jean-Jacques Viseur (PSC) :
Manifestement, il y a ici une grande contradiction
entre compétences: celle du ministre, d'une part, et
celles des membres du Conseil technique, d'autre
part, qui ont rendu un avis totalement contraire aux
décisions du ministre.

Dès lors, de quelle(s) compétence(s) faut-il douter ?
De plus, comment définir le sens des
responsabilités, tant du Collège intermutuelliste, qui
craint la création d'un facteur exogène de dépenses
à cause de ces décisions, que du ministre qui juge
minime et justifiable une incidence financière de
l'ordre de six milliards ?
06.04 Minister Frank Vandenbroucke (Frans) : U
mag niet vergeten dat er, ingeval de begroting voor
de terugbetalingen overschreden wordt, geld
teruggevorderd wordt bij de
geneesmiddelenindustrie. Ik heb de indruk dat de
deskundigen van de ziekenfondsen in dit dossier de
prijszetting zo zwaar mogelijk hebben willen
beïnvloeden. Doorgaans deel ik de mening van de
TRFS, maar in dit geval doe ik dat, na ampele
bestudering van het dossier, niet.
06.04 Frank Vandenbroucke , ministre (en
français) : N'oublions pas qu'en cas de
dépassement du budget prévu pour les
remboursements, nous opérons une récupération
auprès de l'industrie pharmaceutique. Dans ce
dossier, j'ai le sentiment que les experts des
mutuelles ont cherché à outrance à peser sur le
prix. Généralement, je suis l'avis du CTSP, mais en
l'occurrence je m'en suis écarté après avoir bien
étudié le dossier.
CRABV 50
COM 449
18/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
06.05 Jean-Jacques Viseur (PSC): Een substituut
voor aspirine mag geen aanleiding geven tot
budgetoverschrijding. De geschiedenis zal
oordelen.
06.05 Jean-Jacques Viseur (PSC) : Il ne faudrait
pas qu'il y ait dépassement pour un substitut de
l'aspirine. L'histoire jugera.
Moties
Motions
De voorzitter: Tot besluit van deze bespreking
werden volgende moties ingediend.
Le président: En conclusion de cette discussion les
motions suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de
heer Jean-Jacques Viseur en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellatie van de heer Jean-Jacques
Viseur
en het antwoord van de minister van Sociale Zaken
en Pensioenen,
beveelt de regering aan
- bij de beslissingen die zij inzake geneesmiddelen
neemt rekening te houden met de adviezen van de
Technische Raad voor Farmaceutische
Specialiteiten en het Verzekeringscomité;
-
wanneer de regering dat advies naast zich
neerlegt, de verzekeringsinstellingen te ontheffen
van de verantwoordelijkheid voor eventuele
overschrijdingen van de begroting voor
geneeskundige verzorging die het gevolg van die
beslissingen zijn."
Une motion de recommandation a été déposée par
M. Jean-Jacques Viseur et est libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de M. Jean-Jacques
Viseur
et la réponse du ministre des Affaires sociales et
des Pensions,
recommande au gouvernement,
- de tenir compte dans ses décisions en matière de
médicaments des avis du Conseil Technique des
Spécialités Pharmaceutiques et du Comité de
l'Assurance;
- dans l'hypothèse où le gouvernement passe outre
cet avis, d'exonérer les organismes assureurs de la
responsabilité des dépassements budgétaires que
ces décisions auraient sur le budget des soins de
santé."
Een eenvoudige motie werd ingediend door de
heren François Bellot, Bruno Van Grootenbrulle en
mevrouw Zoé Genot.
Une motion pure et simple a été déposée par MM.
François Bellot, Bruno Van Grootenbrulle, Jef
Valkeniers et Mme Zoé Genot.
Over de moties zal later worden gestemd. De
bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La
discussion est close.
De bespreking is gesloten.
La discussion est close.
07 Vraag van de heer Peter Vanvelthoven tot de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de RSZ-achterstallen van voetbalclubs per 1
maart 2001". (nr. 4356)
07 Question de M. Peter Vanvelthoven au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "les arriérés de cotisations à l'ONSS de clubs
de football au 1er mars 2001". (n° 4356)
07.01 Peter Vanvelthoven (SP): Gisteren heb ik
mijn vraag over de achterstallige bedrijfsvoorheffing
en BTW van voetbalclubs al aan minister Reynders
opgesteld. Nu gaat het over de RSZ-achterstallen.
Welk bedrag zijn de eerste- en tweedeklassers
ondertussen al verschuldigd aan de Staat? Wat was
de toestand op 1 maart? Op dat moment moesten
de clubs immers een saneringsdossier indienen,
willen ze nog een licentie krijgen. Worden deze
schulden betwist door de clubs? Hebben ze een
afbetalingsplan afgesproken met de administratie?
07.01 Peter Vanvelthoven (SP): Hier,
j'interrogeais le ministre Reynders à propos des
arriérés de précompte professionnel et de TVA des
clubs de football. Aujourd'hui, ma question porte sur
les arriérés de cotisations ONSS. A combien
s'élèvent les arriérés de cotisations ONSS des
clubs de première et de deuxième division? Quelle
était la situation au 1
er
mars 2001, date à laquelle
les clubs souhaitant obtenir une licence devaient
avoir introduit un dossier d'assainissement? Ces
dettes sont-elles contestées par les clubs
concernés? Ont-ils convenu d'un plan de
remboursement avec l'administration?
18/04/2001
CRABV 50
COM 449
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
07.02 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): De clubs kunnen, met het oog op hun
licentie , van de RSZ slechts een positief attest
krijgen wanneer ze hun schulden hebben afbetaald
of een afbetalingsplan hebben opgesteld en dat
naleven.


Principieel betwiste schulden hebben betrekking op
een juridische procedure. Het is echter niet omdat
een club gevorderde schulden betwist, dat ze
vanzelf een positief attest zal krijgen.


Voor de clubs van eerste nationale is de evolutie
globaal genomen positief, maar er speelt een
sneeuwbaleffect van opslagen en intresten. De
evolutie voor de clubs van tweede nationale is
gematigd te noemen: de RSZ-schuld stijgt zelfs,
omdat een aantal clubs de zaak lieten
aanmodderen, wetend dat ze toch niet aan de
voorwaarden zullen kunnen voldoen.


De voetbalclubs van de eerste nationale afdeling
gaven voor 2000 een bedrag van 279,8 miljoen
frank aan sociale zekerheidsbijdragen aan, die van
de tweede nationale afdeling een bedrag van 63,6
miljoen frank.


Op 15 maart 2001 bedroegen de achterstallen van
de voetbalclubs van eerste nationale voor 2000 36,9
miljoen frank, de achterstallen voor de
voorafgaande periode 88,5 miljoen frank. Op
diezelfde datum beliepen de achterstallen van de
clubs van tweede nationale voor 2000 24,6 miljoen
frank, die voor de voorgaande periode 48,5 miljoen
frank. Er worden echter dagelijks betalingen
geboekt bij de RSZ, zodat die bedragen nog kunnen
schommelen.

Voor vroegere kwartalen heeft de RSZ de clubs in
betaling gedagvaard en loopt de procedure óf
bestaat er een vonnis of arrest.
07.02 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais) : L'attestation positive, nécessaire en
vue de l'obtention d'une licence, ne sera délivrée
par l'ONSS qu'à la condition que les clubs aient
payé leurs dettes ou conclu un plan
d'assainissement qui doit évidemment être
respecté.

Des dettes contestées par principe font l'objet d'une
procédure judiciaire. Ce n'est pas parce qu'un club
conteste des dettes dont le paiement lui est réclamé
qu'il obtiendra automatiquement une attestation
positive.

En ce qui concerne les clubs de première division,
l'évolution est globalement positive mais les
majorations et intérêts produisent un effet boule de
neige. Quant à l'évolution des clubs de deuxième
division, elle peut être qualifiée de modérée. La
dette à l'égard de l'ONSS est même en
augmentation, certains clubs ayant laissé s'enliser
les dossiers, sachant qu'ils ne satisferaient jamais
aux conditions requises.

Pour l'an 2000, les déclarations de cotisations
sociales effectuées par les clubs de football de la
première division nationale portent sur un montant
de 279,8 millions environ, ce montant étant de 63,6
millions de francs pour les clubs de la deuxième
division nationale.

Le 15 mars 2001, les clubs de football de première
division accusaient un arriéré de cotisations de 36,9
millions de francs pour l'an 2000 et de 88,5 millions
de francs pour la période antérieure. A la même
date, les arriérés accusés par les clubs de
deuxième division s'élevaient à 24,6 millions de
francs pour l'an 2000 et à 48,5 millions de francs
pour la période antérieure. De nouveaux paiements
étant toutefois enregistrés chaque jour par l'ONSS,
ces montants peuvent encore varier.

Pour les trimestres précédents, l'ONSS a introduit
une action en justice à l'encontre des clubs. Dans
certaines affaires, cette action est toujours en
cours; dans d'autres, un jugement ou un arrêt a
déjà été rendu.
De RSZ erkent voor de clubs van eerste nationale
slechts 1,7 miljoen frank van de gevorderde
schulden als betwist, waarvan 0,8 miljoen aan
bijdragen; voor de clubs van tweede nationale gaat
het om 6,9 miljoen frank, waarvan 3,7 miljoen aan
bijdragen.


Met bepaalde clubs heeft de RSZ een
afbetalingsakkoord afgesloten. De termijnen zijn
Pour les clubs de première nationale, l'ONSS ne
reconnaît qu'une contestation portant sur un
montant de 1,7 million de francs en ce qui concerne
les créances, dont un montant de 0,8 million de
francs de cotisations. Pour les clubs de deuxième
nationale, ces montants s'élèvent respectivement à
6,9 millions et 3,7 millions.

L'ONSS a conclu un accord de remboursement
avec certains clubs. Les délais sont comparables à
CRABV 50
COM 449
18/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
vergelijkbaar met die toegestaan aan andere
werkgevers.
ceux accordés à d'autres employeurs.
07.03 Peter Vanvelthoven (SP): Ik begrijp dat u
de achterstand van 36,9 miljoen frank een
drastische vermindering vindt. Het totaalplaatje is
echter nog altijd verre van fraai.


U bent van oordeel dat het systeem zijn vruchten
aan het afwerpen is. Ik hoop dat u gelijk hebt.
07.03 Peter Vanvelthoven (SP): Je peux
comprendre que vous considérez qu'un arriéré d'un
montant de 36,9 millions constitue une amélioration
substantielle. Toutefois, la situation globale est loin
d'être remarquable.

Vous estimez que le système est en train de porter
ses fruits. J'espère que vous avez raison.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Samengevoegde mondelinge vragen van
- mevrouw Trees Pieters tot de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de
referentieterugbetaling voor geneesmiddelen"
(nr. 4359)
- de heer Jef Valkeniers aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "het invoeren
van referentieprijzen bij generische
geneesmiddelen" (nr. 4442)
- de heer Jef Valkeniers aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over
"referentieprijzen bij generische
geneesmiddelen" (nr. 4456)
08 Questions orales jointes de
- Mme Trees Pieters au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur "le remboursement
de référence pour les médicaments" (n° 4359)
- M. Jef Valkeniers au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur "l'instauration de
prix de référence en matière de médicaments
génériques" (n° 4442)
- M. Jef Valkeniers au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur "les prix de
référence en matière de médicaments
génériques" (n° 4456)
08.01 Trees Pieters (CVP): Het systeem van de
referentieterugbetaling voor geneesmiddelen dat op
1 juni wordt ingevoerd, stuit op kritiek vanwege
artsen, ziekenfondsen en apothekersverenigingen.
De artsen vrezen dat de patiënt wordt gebruikt om
hen onder druk te zetten om generische
geneesmiddelen voor te schrijven. Ziekenfondsen
en ziekenhuisbeheerders vinden het
onaanvaardbaar dat patiënten meer zullen moeten
betalen voor categorie A-geneesmiddelen. De
apothekersverenigingen hekelen het gebrek aan
globale visie inzake het geneesmiddelenbeleid en
vragen zich af wie de verantwoordelijkheid draagt
indien met deze producten iets misloopt.

Zal de minister met deze kritiek rekening houden bij
het verder uitwerken van het
geneesmiddelenbeleid?
08.01 Trees Pieters (CVP): Le système du
remboursement de référence, qui entrera en
vigueur au 1
er
juin prochain, fait l'objet de critiques
de la part des médecins, des mutualités et des
associations de pharmaciens. Les médecins
craignent que l'on utilise le patient pour les inciter
à prescrire des médicaments génériques. Les
mutualités et les gestionnaires d'hôpitaux estiment
qu'il est inacceptable que les patients devront payer
plus pour les médicaments de catégorie A. Les
associations de pharmaciens dénoncent le manque
de vision d'ensemble en matière de politique des
médicaments et ils se demandent qui sera
responsable en cas de problèmes avec les produits
en question.
Le ministre tiendra-t-il compte de ces critiques dans
l'élaboration future de la politique en matière de
médicaments ?
08.02 Jef Valkeniers (VLD): De minister denkt op
basis van de referentieprijzen van de generische
geneesmiddelen jaarlijks 1,8 miljard te kunnen
besparen. Daartoe moet echter het
voorschrijfgedrag van artsen worden gewijzigd. In
heel wat Europese landen bleek dit systeem geen
enkel of slechts op zeer beperkte termijn effect te
hebben. Waarom zou dat in België anders zijn?
08.02 Jef Valkeniers (VLD): Le ministre pense
pouvoir économiser 1,8 milliard par an en se basant
sur les prix de référence des médicaments
génériques. Il convient toutefois pour cela de
modifier le comportement prescripteur des
médecins. Dans de nombreux pays européens, ce
système n'a pas eu d'effet ou seulement à très
court terme. Pourquoi en serait-il autrement en
Belgique ?
08.03 Minister Frank Vandenbroucke 08.03 Frank Vandenbroucke , ministre (en
18/04/2001
CRABV 50
COM 449
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
(Nederlands): Het systeem van de
referentieterugbetaling werd reeds vastgelegd in de
wet houdende sociale bepalingen die begin dit jaar
werd gepubliceerd. Het Parlement zelf heeft dus
voor dit systeem gekozen.

Het nieuwe systeem houdt in dat een nieuwe basis
van tegemoetkoming wordt ingevoerd voor de
originele specialiteit zodra daarvoor een
evenwaardig goedkoper alternatief bestaat. Zo
wordt vermeden dat de overheid voor een van beide
een hogere tussenkomst zou betalen, en komt er
een budget vrij om nieuwe geneesmiddelen in de
terugbetaling op te nemen.

Inderdaad wordt een remgeld opgelegd aan de A-
geneesmiddelen die onder het systeem vallen,
maar ook hier is steeds een alternatief beschikbaar
waarvoor de patiënt geen extra remgeld hoeft te
betalen. De maximumfactuur beschermt ook
mensen die veel medicatie nodig hebben. De
generische producten moeten gevalideerd zijn qua
kwaliteit. Mijn collega Aelvoet zal erover waken dat
enkel die originele specialiteiten worden
opgenomen waarvoor evenwaardige alternatieven
bestaan en dient ter zake een verslag in voor 1
juni.

De beoogde besparingen van 1,8 miljard zullen
gehaald worden.

Als de geneesheren hun voorschrijfgedrag niet
aanpassen, valt de meerkost ten laste van de
patiënt. Ik bereid een informatiecampagne voor
voor professionelen en publiek. Verder zullen ook
de verzekeringsinstellingen de patiënt informeren.

Omzeiling is altijd mogelijk in het kader van het
promoten van nieuwe geneesmiddelen. Het is
duidelijk dat een bedrijf dat een nieuw, duurder
geneesmiddel en een oud, goedkoper
geneesmiddel produceert tegen dezelfde
aandoening, het nieuwe product intensiever zal
promoten.
néerlandais): Le système du remboursement de
référence figure déjà dans la loi portant diverses
dispositions sociales qui a été publiée au début de
cette année. C'est donc le Parlement lui-même qui
a opté pour ce système.
Le nouveau système prévoit d'introduire une
nouvelle base d'intervention pour les spécialités
originales dès qu'il existe une alternative
équivalente mais moins chère. On évite ainsi que
l'État paie une intervention plus élevée pour l'un des
deux. De plus, cette mesure permet de libérer un
budget destiné au remboursement de nouveaux
médicaments.

On impose, en effet, un ticket modérateur aux
médicaments A concernés par le système, mais ici
aussi, il existe toujours une alternative pour laquelle
le patient n'est pas obligé de payer de ticket
modérateur supplémentaire. La facture maximum
protège également les personnes qui ont besoin de
beaucoup de médicaments. La qualité des produits
génériques doit être validée. Mme Aelvoet veillera à
ce qu'on ne reprenne que les spécialités originales
pour lesquelles il existe des alternatives
équivalentes. Elle déposera un rapport pour le 1
er
juin.

Nous espérons une économie de 1,8 milliard.

Si les médecins ne modifient pas leurs habitudes de
prescription, le surcoût sera à la charge du patient.
Je prépare une campagne d'information pour les
professionnels et le public. Les organismes
assureurs informeront également le patient.

Il est évidemment toujours possible de contourner
les nouvelles mesures dans le cadre de la
promotion des nouveaux médicaments. Il est clair
qu'une entreprise qui produit un nouveau
médicament plus cher et un vieux médicament
meilleur marché contre la même affection
concentrera ses efforts de promotion sur le
nouveau produit.
08.04 Trees Pieters (CVP): De partners in de
gezondheidszorg hebben heel wat kritiek bij dit
systeem. Was het niet beter geweest hen vooraf te
betrekken bij deze wijziging?

08.04 Trees Pieters (CVP): Les partenaires du
secteur des soins de santé se sont montrés
particulièrement critiques vis-à-vis de ce système.
N'aurait-il pas été plus opportun de les associer aux
discussions?
08.05 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Op 1 april werd de lijst gepubliceerd
op 1 juni treedt het systeem in werking. Wij hebben
dus nog enkele maanden om artsen en apothekers
te informeren en de firma's kunnen hun prijzen nog
aanpassen.
08.05 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais) : La liste a été publiée le 1
er
avril et le
système entrera en vigueur le 1
er
juin. Nous avons
donc encore quelques mois pour informer les
médecins et les pharmaciens. En outre, les firmes
peuvent encore adapter leurs prix.
CRABV 50
COM 449
18/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
08.06 Jef Valkeniers (VLD): Ik herhaal mijn vraag:
waarom is de minister optimistisch over het
budgettaire resultaat als men ziet dat in het
buitenland weinig resultaten werden geboekt?

08.06 Jef Valkeniers (VLD): Je réitère ma
question : pour quelle raison le ministre se dit-il
optimiste quant aux résultats budgétaires alors que
peu de résultats ont été enregistrés à l'étranger ?

08.07 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Ik maak een simpele mechanische
berekening en dan ken ik de besparing.
08.07 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais) : J'effectue un simple calcul
mécanique et j'obtiens une économie.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Jo Vandeurzen tot de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de oprichting
van multidisciplinaire pijncentra (MPC's)"
(nr. 4368)
- de heer Jef Valkeniers aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de oprichting
van een 20-tal MPC's" (nr. 4441)
09 Questions orales jointes de
- M. Jo Vandeurzen au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur "la création de
centres multidisciplinaires de la douleur (CMD)"
(n° 4368)
- M. Jef Valkeniers au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur "la création d'une
vingtaine de CMD" (n° 4441)
09.01 Jo Vandeurzen (CVP): De minister trekt een
budget van 144 miljoen frank uit voor de oprichting
van twintig multidisciplinaire pijncentra (MPC'S),
waar chronische pijn kan worden behandeld.

Volgens welk concept worden deze pijnklinieken
uitgebouwd? Komen er erkennings- en
programmatienormen of kiest men voor de
conventietechniek? Zullen in elk ziekenhuis
pijndeskundigen aanwezig moeten zijn?
09.01 Jo Vandeurzen (CVP): Le ministre a prévu
un budget de 144 millions de francs pour la création
de vingt centres multidisciplinaires de la douleur
(CMD) qui se consacreraient au traitement des
douleurs chroniques. Sur quel concept ces cliniques
de la douleur sont-elles fondées ? A-t-on prévu des
normes d'agrément ou de programmation ou a-t-on
opté pour la technique des conventions ? Chaque
établissement hospitalier devra-t-il disposer de
spécialistes de la douleur ?
09.02 Jef Valkeniers (VLD): De multidisciplinaire
pijncentra zouden bestaan uit teams met
specialisten van allerlei slag, die netwerken zouden
moeten vormen met onder meer de huisartsen.
Wellicht zouden eind september reeds 20 pijncentra
van start kunnen gaan.

De artsen vinden deze centra overbodig. Ze vragen
zich af of het nuttig is dat ze grote afstanden zullen
moeten afleggen om hun patiënten te bezoeken en
ook of het wenselijk is zo'n aanzienlijk budget te
besteden aan de pijncentra. De artsen stellen zich
eveneens vragen over de manier waarop hun
beroep tegenwoordig wordt georganiseerd. De
minister lijkt politiek geïnspireerde maatregelen te
nemen.
09.02 Jef Valkeniers (VLD): Les centres
multidisciplinaires de la douleur se composeraient
d'équipes de spécialistes de disciplines diverses,
qui formeraient des réseaux, notamment avec les
médecins généralistes. Vingt centres de ce type
pourraient être opérationnels dès la fin du mois de
septembre.
Les médecins estiment que ces centres sont
superflus et s'interrogent sur l'utilité de devoir
parcourir de si grandes distances pour visiter leurs
patients. De plus, ils se demandent s'il est
souhaitable de consacrer un budget aussi important
à ces centres. Ils se posent également des
questions sur la manière dont leur profession est
organisée actuellement. Le ministre semble prendre
des mesures d'inspiration politique.
09.03 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Over de chronische pijnpatiënten heb
ik in oktober een advies ontvangen van het comité-
Frühling, het adviescomité voor chronische zieken.
Dit comité beveelt onder meer aan om
multidisciplinaire pijncentra op te richten.

Sommige aanbevelingen, zoals die in verband met
09.03 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais): En ce qui concerne les patients
souffrant de douleurs chroniques, j'ai reçu, en
octobre, un avis du Comité Frühling, le comité
consultatif pour les maladies chroniques. Ce dernier
recommande, entre autres, de créer des centres
multidisciplinaires de la douleur.
Certaines recommandations, telles celles qui
18/04/2001
CRABV 50
COM 449
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
preventie, vallen niet onder mijn bevoegdheid.
Maatregelen kunnen op de eerste en op de tweede
lijn worden getroffen. De voorstellen worden
momenteel op hun haalbaarheid, ook financieel,
onderzocht door het Verzekeringscomité.

Op de derde lijn steun ik de oprichting van
pijnklinieken, al wordt er door sommigen getwijfeld
aan het nut van zulke centra. Ik geloof in de
betrouwbaarheid van de diverse wetenschappelijke
studies.
Zonder werkingsmiddelen en infrastructuur kunnen
deze centra vanzelfsprekend hun taak niet naar
behoren vervullen. Ze hebben vooral een doordacht
samengesteld multidisciplinair team nodig.

Het initiatief kadert in mijn politiek van
zorgvernieuwing voor chronische patiënten. Deze
doelgroep heeft specifieke noden en daar wil ik als
politicus een adequaat antwoord op bieden. Ik krijg
voor mijn aanpak volle steun van de Belgian Pain
Society
. De kritiek als zou ik allerlei nieuwe
structuren in het leven roepen klopt niet: netwerken
zijn immers geen structuren.
concernent la prévention, ne relèvent pas de ma
compétence. Des mesures peuvent être prises au
niveau de la première et de la deuxième ligne. Le
Comité de l'assurance examine actuellement la
faisabilité des propositions, y compris sur le plan
financier.
Au niveau de la troisième ligne, je soutiens la
création de centres de la douleur, bien que certains
émettent des doutes quant à leur utilité. Je crois en
la fiabilité des différentes études scientifiques.

Il va de soi que, sans moyens de fonctionnement ni
infrastructure, ces centres ne peuvent remplir
correctement leur tâche. Ce dont ils ont surtout
besoin, c'est d'une équipe multidisciplinaire
efficace.
L'initiative s'inscrit dans le cadre de ma politique de
renouvellement des soins aux patients chroniques.
Ce groupe cible a des besoins spécifiques auxquels
je tiens, en tant qu'homme politique, à répondre
comme il se doit. A cet égard, je bénéficie du
soutien total de la « Belgian Pain Society ». La
critique selon laquelle je créerais de nouvelles
structures est dénuée de fondement : les réseaux
ne sont pas des structures.
09.04 Jo Vandeurzen (CVP): Ik ga akkoord met
de prioriteiten van de minister. Welk concept zal
echter worden gehanteerd? Wordt dit systeem
ingebed in de bestaande structuren of werken we
via de verzekeringstechniek en dus via conventie.
09.04 Jo Vandeurzen (CVP): J'approuve les
priorités du ministre. Toutefois, je me demande quel
concept sera utilisé. Intégrerons-nous le système
dans les structures existantes ou travaillerons-nous
par le biais de la technique de l'assurance et,
partant, de la convention ?
09.05 Jef Valkeniers (VLD): Samen met de heer
Vandeurzen vraag ik meer duidelijkheid over het
concept.

De minister zegt aanwezig te zijn geweest op het
colloquium van de pijnspecialisten. Welnu, dat is
ook een lobby die een zo groot mogelijk stuk van
het laken naar zich toe wil trekken. Vrije
geneeskunde wordt stilaan onmogelijk, als er voor
alles structuren en gespecialiseerde instellingen
zijn.
09.05 Jef Valkeniers (VLD): Je demande, tout
comme M. Vandeurzen, qu'on fasse la clarté
concernant ce concept.

Le ministre affirme qu'il était présent au colloque
organisé par les spécialistes de la lutte contre la
douleur. Ces spécialistes forment également un
lobby qui s'efforce de tirer la couverture à lui. Si
pour toutes les situations l'on met en place des
structures et des institutions spécialisées, l'exercice
d'une médecine libérale deviendra impossible.
09.06 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Ik wil niet vooruitlopen op wat het
Verzekeringscomité zal zeggen omtrent de
modaliteiten.
09.06 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais) : Je ne tiens pas à anticiper sur ce que
le Comité de l'assurance dira au sujet des
modalités.
09.07 Jo Vandeurzen (CVP): Het feit alleen al dat
de vraag enkel aan het Verzekeringscomité wordt
gesteld, is een keuze.
09.07 Jo Vandeurzen (CVP): Le fait de n'avoir
posé la question qu'au Comité de l'assurance est
déjà un choix en soi.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10 Vraag van de heer François Bellot tot de
minister van Sociale zaken en Pensioenen over
10 Question de M. François Bellot au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "la liste
CRABV 50
COM 449
18/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
"de lijst tot vaststelling van de voorwaarden
waaronder de verplichte ziekte- en
invaliditeitsverzekering tegemoetkomt in de
kosten van de farmaceutische specialiteiten en
daarmee gelijkgestelde producten" (nr. 4376)
fixant les conditions dans lesquelles l'assurance
obligatoire contre la maladie et l'invalidité
intervient dans le coût des spécialités
pharmaceutiques et produits assimilés" (n° 4376)
10.01 François Bellot (PRL FDF MCC): Sinds 14
december 2000 is zuurstof voor medische
doeleinden niet langer een magistrale bereiding,
maar wel een farmaceutische specialiteit. De
leveranciers hebben van de gelegenheid gebruik
gemaakt om hun prijzen op te trekken. Bij gebrek
aan een akkoord tussen de Algemene
Pharmaceutische Bond, het RIZIV en de
leveranciers, gebeurt de terugbetaling aan de
apothekers nog altijd op grond van de oude prijzen,
wat een inkomensverlies voor de apothekers
meebrengt. Welke maatregelen zal u treffen om
ervoor te zorgen dat terzake een akkoord kan
worden gesloten? Werd met de sector
onderhandeld over het besluit van 14 december
2000?
10.01 François Bellot (PRL FDF MCC) : Depuis le
14 décembre 2000, l'oxygène médical n'est plus
une préparation magistrale, mais une spécialité
pharmaceutique. Ce changement fut l'occasion
saisie par les fournisseurs pour augmenter leurs
prix.
Cependant, faute d'un accord entre l'Association
pharmaceutique belge, l'INAMI et les fournisseurs,
le remboursement aux pharmaciens se fait toujours
en fonction de l'ancien prix, engendrant ainsi une
perte pour les pharmaciens.

Quelles mesures comptez-vous prendre pour que
se dégage un accord ? L'arrêté du 14 décembre
2000 avait-il fait l'objet de négociations dans le
secteur ?
10.02 Minister Frank Vandenbroucke (Frans) :
Ten gevolge van de richtlijn 91/356 van de
Europese Commissie heeft België van zuurstof een
farmaceutische specialiteit moeten maken en het
ministerieel besluit van 2 september 1980 moeten
aanpassen teneinde een terugbetalingsbasis vast te
stellen. Wat gasvormige zuurstof betreft, is elke
conditionering in de lijst opgenomen. In de TRFS, in
het Verzekeringscomité en op mijn kabinet werden
daarover met alle betrokken partijen gesprekken
gevoerd.
Aangezien de Technische Raad voor
Farmaceutische Specialiteiten met zijn advies heeft
getalmd, moet de procedure voor de schrapping
van gasvormige zuurstof uit de lijst van magistrale
bereidingen worden voortgezet.
De prijs van vloeibare zuurstof moet nog worden
vastgesteld. Het ministerie van Economische Zaken
lijkt nog niet over de nodige inlichtingen terzake te
beschikken. Het spreekt bijgevolg vanzelf dat ik
vloeibare zuurstof niet uit de lijst van magistrale
bereidingen kan schrappen.
10.02 Frank Vandenbroucke , ministre (en
français) : Du fait de la directive 91/356 de la
Commission européenne, la Belgique a dû faire de
l'oxygène une spécialité pharmaceutique et adapter
l'arrêté ministériel du 2 septembre 1980 afin de fixer
une base de remboursement.
En ce qui concerne l'oxygène gazeux, chaque
conditionnement est repris dans la liste. Des
discussions ont eu lieu avec tous les intéressés au
CTSP, au Comité de l'assurance, ainsi qu'au sein
de mon cabinet.
Le conseil technique pharmaceutique ayant tardé à
remettre son avis, la procédure doit se poursuivre
pour radier l'oxygène gazeux de la liste des
préparations magistrales.
Quant à l'oxygène liquide, le prix doit encore en être
fixé. Le ministère des Affaires économiques ne
semble pas encore posséder les informations
nécessaires. Il est dès lors évident que je ne puis
procéder à la radiation de l'oxygène liquide de la
liste des préparations magistrales.
10.03 François Bellot (PRL FDF MCC): De
leveranciers passen het ministerieel besluit al toe.
Het feit dat de tariferingscentra de oude tarieven
blijven toepassen leidt voor de apothekers tot
ernstige problemen. Sommige leveranciers
weigeren zuurstof te leveren en sommige
apothekers weigeren de nieuwe prijs te betalen !
10.03 François Bellot (PRL FDF MCC) : Les
fournisseurs appliquent déjà l'arrêté ministériel.
Mais les centres de tarification en restent aux tarifs
anciens, ce qui pose des problèmes majeurs aux
pharmaciens. Certains fournisseurs refusent de
livrer l'oxygène. Certains pharmaciens refusent de
régler le nouveau prix !
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11 Vraag van mevrouw Annemie Van de Casteele
tot de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
11 Question de Mme Annemie Van de Casteele
au ministre des Affaires Sociales et des Pensions
18/04/2001
CRABV 50
COM 449
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
over "de leeftijdsvoorwaarde voor de uitbetaling
van aanvullende pensioenen" (nr. 4386)
sur "la condition liée à l'âge pour le versement de
pensions complémentaires" (n° 4386)
11.01 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Naar
aanleiding van het protest van de vakbonden bij het
wetsontwerp op de aanvullende pensioenen heeft
de minister verduidelijkt dat hij een parallellisme tot
stand wil brengen tussen het wettelijk en het
aanvullend pensioen. Beide zouden ingaan op 65
jaar, met een mogelijke vervroeging vanaf 60 jaar.
Omdat dit geen oplossing brengt voor
bruggepensioneerden zou de minister een tweede
versoepeling overwegen.

Wat is het resultaat van de
vakbondsonderhandelingen op dit vlak? Onder
welke voorwaarden zou toch aanvullend pensioen
kunnen worden gevraagd vóór de leeftijd van 60
jaar? Overweegt de minister in de toekomst ook
afwijkingen op het parallellisme met het wettelijk
pensioen? Moet het brugpensioen niet eerder
ontmoedigd worden?
11.01 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Le
mouvement de protestation syndicale au sujet du
projet de loi relatif aux pensions complémentaires a
donné l'occasion au ministre de préciser qu'il
entendait créer un parallélisme entre la pension
légale et la pension complémentaire. Elles
prendraient toutes deux cours à 65 ans, avec une
anticipation éventuelle à 60 ans. Etant donné que
cela ne résoud pas le problème des prépensionnés,
le ministre envisagerait un deuxième
assouplissement.
A quel résultat ont abouti les négociations
syndicales sur ce point ? A quelles conditions le
versement d'une pension complémentaire pourrait-il
néanmoins être demandé avant l'âge de 60 ans ?
Le ministre envisage-t-il de prévoir aussi, à l'avenir,
des dérogations à ce parallélisme avec la pension
légale ? Ne convient-il pas de freiner le recours à la
prépension ?
11.02 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Er was voor mij geen band tussen de
tweede pijler en de activiteitsgraad van oudere
werknemers. De leeftijdsvoorwaarde werd
ingegeven door de vrees dat aanvullende
pensioenen een soort beleggingsclub zouden
worden. Daarom was de eerste idee het aanvullend
pensioen, met zijn fiscale en parafiscale voordelen,
te koppelen aan het wettelijk pensioen.
Omdat dit de bruggepensioneerden zou
discrimineren, die pas vanaf 65 jaar recht hebben
op het wettelijk pensioen, werd gekozen voor de
leeftijdsgrens van 60 jaar. Om te vermijden dat de
toepassing van deze grens bestaande
pensioenreglementen en CAO's zou doorkruisen,
heb ik voorgesteld tot 31 december 2009 een
overgangsperiode in te lassen.

Dit voorstel werd overgemaakt aan de vakbonden
en het VBO. De Raad van State moet nog zijn
advies geven bij het ontwerp betreffende de
aanvullende pensioenen.
11.02 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais): A mes yeux, il n'existait aucun lien
entre le deuxième pilier et le taux d'activité des
travailleurs âgés. Si cette condition liée à l'âge a été
instaurée, c'est parce que l'on craignait que les
détenteurs de pensions complémentaires
deviennent une sorte de club d'investisseurs. C'est
la raison pour laquelle l'idée était d'abord de
coupler la pension complémentaire, avec ses
avantages fiscaux et parafiscaux, à la pension
légale. Etant donné que ce système aurait
discriminé les prépensionnés, qui n'ont droit à la
pension légale qu'à partir de 65 ans, nous avons
décidé d'opter en faveur de la limite d'âge de 60
ans. Pour éviter que l'instauration de cette limite
d'âge n'enfreigne les règlements existants en
matière de pensions et certaines CCT, j'ai proposé
l'insertion d'une période transitoire jusqu'au 31
décembre 2009.
Cette proposition a été transmise aux syndicats et à
la FEB. Le Conseil d'Etat n'a pas encore rendu son
avis sur le projet de loi relatif aux pensions
complémentaires.
11.03 Annemie Van de Casteele (VU&ID):
Bestaande afspraken mogen niet doorkruist
worden, maar er moeten grenzen gerespecteerd
worden. Het systeem van brugpensioenen moet niet
verder aantrekkelijk gemaakt worden via het
uitbreidende systeem van de tweede pensioenpijler.
11.03 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Des
accords existants ne peuvent pas être mis en péril
mais des limites doivent être respectées. Le
système des prépensions ne doit pas encore être
rendu plus attrayant par l'extension du deuxième
pilier des pensions.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 16.40 uur.
La réunion publique de commission est levée à
16.40 heures.
CRABV 50
COM 449
18/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19

Document Outline