KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50 COM 443
CRIV 50 COM 443
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET HET BEKNOPT VERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC LE COMPTE RENDU ANALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
J
USTITIE
C
OMMISSION DE LA
J
USTICE
dinsdag mardi
17-04-2001 17-04-2001
14:15 uur
14:15 heures
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
































AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP Christelijke
Volkspartij
FN Front
National
PRL FDF MCC
Parti Réformateur libéral ­ Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS Parti
socialiste
PSC Parti
social-chrétien
SP Socialistische
Partij
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode + nummer
en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du
n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag (op wit papier, bevat de bijlagen en het
beknopt verslag, met kruisverwijzingen tussen Integraal en
Beknopt Verslag)
CRIV
Compte Rendu Intégral (sur papier blanc, avec annexes et
CRA, avec renvois entre le CRI et le CRA)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV Compte
Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes
:
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be

e-mail : aff.generales@laChambre.be
CRIV 50
COM 443
17/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i


INHOUD
SOMMAIRE
Vraag van mevrouw Géraldine Pelzer-Salandra
aan de minister van Justitie over "de
moeilijkheden waaraan de leden van de
Executieve van de Moslims in België het hoofd
moeten bieden" (nr. 4348)
1
Question de Mme Géraldine Pelzer-Salandra au
ministre de la Justice sur "les problèmes
rencontrés par les membres de l'Exécutif des
musulmans de Belgique" (n° 4348)
1
Sprekers: Géraldine Pelzer-Salandra, Marc
Verwilghen
, minister van Justitie
Orateurs: Géraldine Pelzer-Salandra, Marc
Verwilghen
, ministre de la Justice
Vraag van mevrouw Simonne Creyf aan de
minister van Justitie over "het Penitentiair
Onderzoeks- en Klinisch Observatiecentrum en
de taalkaders" (nr. 4367)
3
Question de Mme Simonne Creyf au ministre de
la Justice sur "le Centre pénitentiaire de
Recherche et d'Observation clinique et les cadres
linguistiques" (n° 4367)
3
Sprekers: Simonne Creyf, Marc Verwilghen,
minister van Justitie, Servais Verherstraeten
Orateurs: Simonne Creyf, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice, Servais
Verherstraeten
Vraag van mevrouw Fientje Moerman aan de
minister van Justitie over "de opvang en
behandeling van geïnterneerden" (nr. 4371)
4
Question de Mme Fientje Moerman au ministre de
la Justice sur "l'accueil et le traitement de
personnes internées" (n° 4371)
4
Sprekers:
Fientje Moerman, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs:
Fientje Moerman, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Vraag van de heer Geert Bourgeois aan de
minister van Justitie over "het gebrek aan
speurders voor de (pro-actieve) bestrijding van
informaticacriminaliteit" (nr. 4379)
6
Question de M. Geert Bourgeois au ministre de la
Justice sur "le manque d'enquêteurs pour la lutte
(pro-active) de la criminalité informatique"
(n° 4379)
6
Sprekers:
Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen, minister van Justitie, Karel Van
Hoorebeke
Orateurs:
Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice, Karel Van
Hoorebeke
Samengevoegde vragen van
9
Questions jointes de
9
- de heer Geert Bourgeois aan de minister van
Justitie over "zijn voornemen om
gevangenisdirecteurs te bestraffen bij
overschrijding van het
gevangenispopulatiequotum" (nr. 4382)
9
- M. Geert Bourgeois au ministre de la Justice sur
"son intention de sanctionner les directeurs de
prison en cas de dépassement du quota prévu
pour la population carcérale" (n° 4382)
9
- de heer Bart Laeremans aan de minister van
Justitie over "zijn voornemen om
gevangenisdirecteurs strafrechtelijk te
sanctioneren bij overbevolking" (nr. 4412)
9
- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur
"son intention de sanctionner les directeurs de
prison en cas de surpopulation" (n° 4412)
9
Sprekers:
Geert Bourgeois, Bart
Laeremans, Marc Verwilghen, minister van
Justitie
Orateurs: Geert Bourgeois, Bart Laeremans,
Marc Verwilghen
, ministre de la Justice
Samengevoegde vragen van
14
Questions jointes de
14
- de heer Hugo Coveliers aan de minister van
Justitie over "de wet van 7 mei 1999 op de
kansspelen, de kansspelinrichtingen en de
bescherming van de spelers" (nr. 4360)
14
- M. Hugo Coveliers au ministre de la Justice sur
"la loi du 7 mai 1999 sur les jeux de hasard, les
établissements de jeux de hasard et la protection
des joueurs" (n° 4360)
14
- de heer Jan Mortelmans aan de minister van
Justitie over "de wet op de kansspelen, de
kansspelinrichtingen en de bescherming van de
spelers" (nr. 4415)
14
- M. Jan Mortelmans au ministre de la Justice sur
"la loi sur les jeux de hasard, les établissements
de jeux de hasard et la protection des joueurs"
(n° 4415)
15
Sprekers: Hugo Coveliers, voorzitter van de
VLD-fractie, Jan Mortelmans, Marc
Verwilghen
, minister van Justitie
Orateurs: Hugo Coveliers, président du
groupe VLD, Jan Mortelmans, Marc
Verwilghen
, ministre de la Justice
Vraag van de heer Servais Verherstraeten aan de
minister van Justitie over "de wetgeving inzake
16
Question de M. Servais Verherstraeten au
ministre de la Justice sur "la législation relative
16
17/04/2001
CRIV 50
COM 443
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
bewakingscamera's" (nr. 4384)
aux caméras de surveillance" (n° 4384)
Sprekers: Servais Verherstraeten, Marc
Verwilghen
, minister van Justitie
Orateurs: Servais Verherstraeten, Marc
Verwilghen
, ministre de la Justice
Vraag van de heer Geert Bourgeois aan de
minister van Justitie over "het experiment in het
Brusselse Hof van Beroep met de actieve rechter"
(nr. 4393)
17
Question de M. Geert Bourgeois au ministre de la
Justice sur "l'expérience de la Cour d'appel de
Bruxelles consistant à faire jouer un rôle actif au
juge" (n° 4393)
18
Sprekers:
Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs:
Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Samengevoegde vragen van
19
Questions jointes de
19
- de heer Geert Bourgeois aan de minister van
Justitie over "de toestand in het Antwerpse
parket" (nr. 4395)
19
- M. Geert Bourgeois au ministre de la Justice sur
"la situation au sein du parquet d'Anvers"
(n° 4395)
19
- de heer Bart Laeremans aan de minister van
Justitie over "de schrijnende situatie bij het
Antwerpse parket" (nr. 4414)
19
- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur
"la situation pénible au parquet d'Anvers"
(n° 4414)
19
- de heer Tony Van Parys aan de minister van
Justitie over "het open conflict tussen het parket
van Antwerpen en de minister van Justitie"
(nr. 4417)
19
- M. Tony Van Parys au ministre de la Justice sur
"le conflit ouvert entre le parquet d'Anvers et le
ministre de la Justice" (n° 4417)
20
Sprekers:
Geert Bourgeois, Bart
Laeremans, Tony Van Parys, Marc
Verwilghen
, minister van Justitie, Hugo
Coveliers
, voorzitter van de VLD-fractie
Orateurs: Geert Bourgeois, Bart Laeremans,
Tony Van Parys, Marc Verwilghen
, ministre
de la Justice, Hugo Coveliers, président du
groupe VLD
Vraag van de heer Karel Van Hoorebeke aan de
minister van Justitie over "de vervolging van de
grow shop in Antwerpen" (nr. 4407)
32
Question de M. Karel Van Hoorebeke au ministre
de la Justice sur "la poursuite à l'encontre des
exploitants du grow shop à Anvers" (n° 4407)
32
Sprekers: Karel Van Hoorebeke, Marc
Verwilghen
, minister van Justitie
Orateurs: Karel Van Hoorebeke, Marc
Verwilghen
, ministre de la Justice
Samengevoegde vraag en interpellatie van
33
Question et interpellation jointes de
33
- de heer Bart Laeremans aan de minister van
Justitie over "de versoepeling van de taalexamens
voor de Brusselse magistraten" (nr. 4413)
33
- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur
"l'assouplissement des examens linguistiques
pour les magistrats bruxellois" (n° 4413)
33
- de heer Geert Bourgeois tot de minister van
Justitie over "de functionele tweetaligheid in
gerechtszaken" (nr. 756)
33
- M. Geert Bourgeois au ministre de la Justice sur
"le bilinguisme fonctionnel en matière judiciaire"
(n° 756)
33
Sprekers:
Geert Bourgeois, Bart
Laeremans, Marc Verwilghen, minister van
Justitie
Orateurs: Geert Bourgeois, Bart Laeremans,
Marc Verwilghen
, ministre de la Justice
Moties
38
Motions
38
CRIV 50
COM 443
17/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1



COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE
COMMISSION DE LA JUSTICE
van
DINSDAG
17
APRIL
2001
14:15 uur
______
du
MARDI
17
AVRIL
2001
14:15 heures
______

De vergadering wordt geopend om 14.30 uur door
de heer Tony Van Parys, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.30 heures par M. Tony
Van Parys, président.
01 Question de Mme Géraldine Pelzer-Salandra
au ministre de la Justice sur "les problèmes
rencontrés par les membres de l'Exécutif des
musulmans de Belgique" (n° 4348)
01 Vraag van mevrouw Géraldine Pelzer-
Salandra aan de minister van Justitie over "de
moeilijkheden waaraan de leden van de
Executieve van de Moslims in België het hoofd
moeten bieden" (nr. 4348)
01.01 Géraldine Pelzer-Salandra (ECOLO-
AGALEV): Monsieur le président, monsieur le
ministre, cela fait deux ans que sont élus les sept
membres de l'Exécutif des musulmans de
Belgique. Ces personnes sont en place pour les
trois années à venir et elles rencontrent de
nombreux problèmes. Notamment, elles
manquent de temps afin d'exercer leur mission.
En effet, seul le président de l'Exécutif possède un
statut spécifique lié à son mandat et il peut donc
consacrer suffisamment de temps à sa fonction.

La gestion d'un culte s'avère être une tâche
lourde. Actuellement, l'équipe des bénévoles qui
s'occupent du culte musulman, arrive à un stade
d'inquiétude important vis-à-vis de certaines
tranches extrémistes qui n'ont jamais reconnu leur
légitimité et qui réalisent un travail énorme sur le
terrain afin de créer un contre-pouvoir.

La légitimité des membres de l'Exécutif est mise
en doute. Pour asseoir cette légitimité et la qualité
du travail fourni, il serait nécessaire de lier un
statut spécifique à la fonction de certains
membres de cet Exécutif.

Vous avez réalisé un premier pas en promettant le
financement de trois temps plein: deux secrétaires
universitaires et un comptable. On ne peut que
saluer votre engagement mais il me semble
insuffisant. Dans ce sens, votre décision paraît
très lente à se concrétiser car vous avez décidé
de soumettre cette proposition lors du contrôle
budgétaire du mois de mai, ce qui risque
d'ajourner toute possibilité d'engagement.

Le délai qui va s'écouler risque de rendre la
situation encore plus inconfortable et
irrémédiablement ingérable. En outre, votre
proposition ne créant aucune liaison entre le
mandat de certains membres de l'Exécutif et les
emplois créés, le problème de légitimité reste.

Pour terminer, monsieur le ministre, la
professionnalisation de trois temps plein
supplémentaires parmi les membres de l'Exécutif
semble nécessaire pour permettre à cet Exécutif
de réaliser correctement son travail.

M. le ministre pourrait-il nous informer du détail
des décisions prises et de ses intentions par
rapport aux diverses remarques que je viens de
formuler?
01.02 Marc Verwilghen, ministre: Monsieur le
président, madame Pelzer, jusqu'à présent, un
crédit permettant de couvrir les frais de
fonctionnement de l'Exécutif des musulmans de
Belgique est inscrit au budget du ministère de la
Justice sous forme de subsides.

C'est une situation provisoire car une
augmentation de 3,8 millions a été demandée
pour ce subside qui s'élevait initialement, pour
l'année 2001, à 24,2 millions de francs. Cette
demande est intervenue dans le cadre du contrôle
budgétaire et il n'est effectivement possible de
mettre les moyens à disposition qu'après
l'approbation par le parlement du budget ajusté.
17/04/2001
CRIV 50
COM 443
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
C'est la loi et même la Constitution qui l'oblige
ainsi.

Dans l'intervalle, c'est le budget tel qu'il a été fixé
dans la loi du 22 décembre 2000 qui doit être
appliqué. Toute autre méthode de travail pourrait
donner lieu à la réclamation des sommes versées
et susciter des observations de la part de la Cour
des comptes.

En l'occurrence, il s'agit de l'attribution de trois
emplois de secrétaires pour lesquels deux
universitaires et un comptable réviseur doivent
être recrutés. Ils assureront, sous le contrôle des
membres de l'Exécutif responsables d'un
département, la préparation et le suivi des
dossiers au sein de l'Exécutif afin de permettre
aux membres de l'Exécutif de moins s'occuper du
traitement journalier des dossiers et de se
consacrer à leur mission en termes de politique à
suivre.

Toutefois, il ne m'appartient pas, en tant que
ministre, de surveiller le lien existant entre les
membres de l'Exécutif et les membres du
personnel. C'est une question qui est interne à
l'Exécutif.

Je souhaite indiquer que, dans ce cadre, l'Exécutif
est invité à établir, chaque année, une estimation
des différentes dépenses en fonction du subside
qui sera inscrit au budget.

C'est à l'Exécutif qu'il revient de remplir les
différents postes de son budget en fonction des
besoins de la communauté musulmane.

Lorsqu'au cours de l'année 2002, la
reconnaissance des communautés locales sera
acquise et que le traitement des imams des
mosquées reconnues seront à charge du budget
du ministre de la Justice, il faudra examiner quels
sont les besoins en personnel de l'Exécutif. Il
faudra également étudier quels mandats, dans le
cadre de l'Exécutif, outre le traitement des
secrétaires, peuvent entrer en ligne de compte
pour un traitement à charge du Trésor. Ce ne sera
toutefois pas possible pour tous les membres de
l'Exécutif. Il a déjà été indiqué à plusieurs reprises
que la qualité de membre de l'Exécutif ne donne
droit à aucune rétribution de la part des autorités.
Les membres qui ont posé leur candidature
connaissaient de prime abord les responsabilités
qu'ils endosseraient. Ils savaient qu'il s'agirait, au
début, d'une lourde tâche, qu'ils devraient
assumer en plus de leurs activités
professionnelles.
Voilà, monsieur le président, la réponse que je
voulais donner aux questions que m'a posées
Mme Pelzer-Salandra.
01.03 Géraldine Pelzer-Salandra (ECOLO-
AGALEV): J'entends bien, monsieur le ministre,
que votre intention est effectivement d'améliorer la
situation. Les mesures que vous proposez seront
appliquées dans quelques mois. La prise en
charge des salaires des secrétaires, notamment,
ne se fera pas avant l'année prochaine. Ceux des
imams seront pris en charge en 2002. J'ai
également noté qu'il y aurait éventuellement une
adaptation du budget, pour voir s'il ne faut pas
prendre en charge un salaire pour quelques
membres de l'Exécutif.

Les intentions sont donc effectivement exprimées.
Toujours est-il que sur le terrain, ces personnes
se trouvent actuellement dans une situation très
difficile. La mise en place d'un Exécutif musulman
était au départ motivée pour essayer de donner
une légitimité à toute une série de personnes qui
n'émanent pas de milieux extrémistes.

Ces gens savaient effectivement qu'ils auraient
une lourde tâche à assumer, mais ils sont
confrontés à une masse de travail tellement
importante qu'il leur est impossible d'être
suffisamment présents sur le terrain puisqu'ils ont
tous des obligations professionnelles en dehors
de l'Exécutif.

Je suppose que vous n'ignorez pas l'ampleur de la
tâche qui est la leur. Je suis persuadée que l'Etat
a eu raison de vouloir intervenir dans ce domaine
et de tenter d'encadrer une communauté dans le
but d'éviter les dérives que l'on connaît ailleurs.
Mais je reste malgré tout sur ma faim et vraiment
insatisfaite par votre réponse.
01.04 Marc Verwilghen, ministre: Madame
Pelzer, permettez-moi de vous dire deux choses.

Premièrement, lorsque j'ai déposé le budget,
j'avais prévu 46 millions pour l'Exécutif musulman.
Cette somme n'a pas été acceptée. Et je vous
conseillerais de rechercher qui est à la base de ce
refus.

Par ailleurs, j'espère que dans le courant de cette
année, les choses évolueront. Et une fois les
reconnaissances faites, j'espère que l'on pourra
effectivement investir ­ dans le sens positif du
terme ­ beaucoup plus de moyens dans cette
communauté.
01.05 Géraldine Pelzer-Salandra (ECOLO-
CRIV 50
COM 443
17/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
AGALEV): Monsieur le ministre, je retiens donc
votre volonté d'améliorer la situation.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Vraag van mevrouw Simonne Creyf aan de
minister van Justitie over "het Penitentiair
Onderzoeks- en Klinisch Observatiecentrum en
de taalkaders" (nr. 4367)
02 Question de Mme Simonne Creyf au ministre
de la Justice sur "le Centre pénitentiaire de
Recherche et d'Observation clinique et les
cadres linguistiques" (n° 4367)
02.01 Simonne Creyf (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, in het Belgisch
Staatsblad van 28 maart 2001 staat een koninklijk
besluit tot vaststelling van de taalkaders in het
Penitentiair Onderzoeks- en Klinisch
Observatiecentrum. De zetel daarvan is in Brussel
gevestigd, maar de werking van het centrum
bestrijkt het hele land. In het Belgisch Staatsblad
van 30 maart 2001 konden wij ook de
personeelsformatie vernemen: het taalkader
voorziet op niveau 1, exclusief de hoogste trap
van directeur, in een verhouding van 55%
Franstaligen en 45% Nederlandstaligen.

Mijn eerste reactie was dat dit een vergissing
moest zijn. Dit is niet aanvaardbaar, tenzij u
argumenteert dat er meer Franstalige zware
misdadigers dan Nederlandstalige zijn. Mijnheer
de minister, is dit een vergissing? Ik heb het
Staatsblad sindsdien nauwlettend gelezen en er
verscheen geen correctie. Als dit geen vergissing
is, kunt u deze taalverhouding dan uitleggen?
02.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, mevrouw Creyf, u weet dat een
koninklijk besluit met betrekking tot de vaststelling
van de taalkaders wordt opgesteld rekening
houdend met een advies dat door de Vaste
Commissie voor Taaltoezicht wordt verstrekt.
Deze commissie heeft haar advies op 29 juni 2000
gegeven naar aanleiding van een vraag die ik op
24 september 1999 formuleerde.

Artikel 43, § 3 van de wetten op het gebruik van
de talen in de bestuurszaken, gecoördineerd bij
het Koninklijk Besluit van 18 juli 1966, bepaalt in
zijn nieuwe leden 1 en 2, en ik citeer: "De Koning
bepaalt voor een duur van ten hoogste zes jaar,
die kan worden verlengd zo een wijziging optreedt,
voor iedere centrale dienst het percentage
betrekkingen dat aan het Nederlands en aan het
Frans kader dient toegewezen, met inachtneming
op alle trappen van de hiërarchie van het wezenlijk
belang dat de Nederlandse en Franse
taalgebieden respectievelijk voor iedere dienst
vertegenwoordigen. Nochtans, voor de graden van
rang 13 en hoger en de graden die gelijkwaardig
zijn, worden de betrekkingen op alle trappen van
de hiërarchie in gelijke percentages verdeeld
tussen de twee kaders. Het tweetalig kader omvat
20% van de betrekkingen van de graden van rang
13 en hoger en van de graden die gelijkwaardig
zijn. Die betrekkingen worden op alle trappen van
de hiërarchie in gelijke mate verdeeld tussen de
twee taalrollen."

Men heeft het dus over percentages en vanaf rang
13 en hoger over gelijke percentages. De in de
percentages weergegeven taalkaders blijven in
principe zes jaar geldig en zijn vernieuwbaar
wanneer geen wijzigingen optreden in de verdeling
van het volume van de in het Nederlands en in het
Frans te behandelen zaken. Daar legt men het
verband met het volume.

Volgens de Raad van State is de functie van de
taalkaders ervoor te zorgen dat de overheid in de
dienst over de effectieven beschikt die nodig zijn
om de afhandeling van de zaken mogelijk te
maken, met inachtneming van de voorschriften
betreffende het gebruik van de talen in
bestuurszaken.

Het POKOC omvat twee departementen en vijf
afdelingen. Het eerste departement is het klinisch
departement, bestaande uit drie afdelingen; met
name de beklaagden, de geïnterneerden en de
veroordeelden.

Het gaat dan over de afdelingen beklaagden,
geïnterneerden en veroordeelden. Het tweede
departement is het departement onderzoek en
bestaat uit de afdelingen wetenschappelijk
onderzoek en vorming en stages. Omdat het
POKOC nog niet operationeel is, beschikken we
uiteraard nog niet over gegevens in verband met
de werklast. Het werkvolume op basis waarvan
het taalkader werd opgesteld, werd afgeleid uit de
gemiddelde dagelijkse bevolking van de
inrichtingen in de periode 1997-1998.

Ik geef u een overzicht van die bevolking. In 1997
waren er 837 Nederlandstalige beklaagden en 963
Franstalige in voorhechtenis. Geïnterneerd waren
382 Nederlandstaligen en 550 Franstaligen.
Veroordeeld waren 832 Nederlandstaligen
tegenover 969 Franstaligen. In totaal geeft dit
2.051 Nederlandstaligen en 2.482 Franstaligen.
De cijfers voor 1998 dan. In voorhechtenis waren
1.332 Nederlandstalige en 1.081 Franstalige
beklaagden. Geïnterneerd waren 423
17/04/2001
CRIV 50
COM 443
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
Nederlandstaligen en 543 Franstaligen.
Veroordeeld waren 838 Nederlandstaligen en
1.067 Franstaligen. Samengeteld gaat dit over
2.593 Nederlandstaligen en 2.891 Franstaligen.
De verhoudingen lopen dus gelijk.

Voor deze periodes geeft het vastgestelde
gemiddelde een percentsgewijze verhouding van
46,36 Nederlandstalige tegenover 53,64
Franstalige dossiers. Ik stelde daarom de
verhouding van 45% Nederlandstalig tegenover
55% Franstalig voor. De Vaste Commissie voor
Taaltoezicht heeft dit trouwens gunstig
geadviseerd. Vanzelfsprekend kan deze verdeling
worden herzien in functie van de dossiers die
daadwerkelijk door het POKOC zullen worden
behandeld, zodat enige soepelheid mogelijk is. Dit
steunt dus niet op een vergissing, maar op de
naakte cijfers. Ik zal er wel over waken dat indien
zich een wijziging in de toestand voordoet, ook de
nodige aanpassingen zullen worden aangebracht.

De voorzitter: Mevrouw Creyf, hebt u de
vierkantswortel uit de cijfers kunnen trekken?
02.03 Servais Verherstraeten (CVP): Mijnheer
de voorzitter, zelfs dan blijven er nog
wanverhoudingen.
02.04 Simonne Creyf (CVP): Mijnheer de
minister, ik ben wel verrast door deze cijfers. Mijn
hypothese dat de cijfers gebaseerd zijn op het feit
dat er meer Franstalige zware misdadigers zijn
blijkt dus te kloppen. Op basis van het aantal
dossiers wordt hier het taalkader vastgelegd. Ik
vind dat een verrassende vaststelling, maar zal nu
de houding om de taalkaders vast te leggen op
basis van het aantal gevallen worden
veralgemeend? In nog andere gevallen is ook
sprake van taalkaders, maar dan is er geen
sprake van het aantal te behandelen dossiers. Ik
vind dit taalkader onaanvaardbaar.
02.05 Minister Marc Verwilghen: Mevrouw Creyf,
uit mathematisch of historisch standpunt bekeken,
begrijp ik uw vraag. In dezelfde omstandigheden
zou een gelijkaardige vraag door elk lid kunnen
worden gesteld.

Sta mij toe twee bedenkingen te maken. Ten
eerste, een kader moet in staat zijn om de zich
aandienende werklast daadwerkelijk te kunnen
verwerken. Ik vind het dan ook nodig dat er een
correlatie bestaat tussen enerzijds de toevloed
van de zaken en anderzijds het kader dat moet
instaan voor de verwerking daarvan.

Ten tweede, de Vaste commissie voor
Taaltoezicht werd om advies verzocht. Dat is een
commissie die in het verleden bewezen heeft de
zaken zeer serieus te benaderen en niet
lichtzinnig te werk te gaan. Ik ben ervan overtuigd
dat, mocht zij zich niet in de cijfers hebben kunnen
terugvinden, zij ook met zoveel woorden hier zou
hebben geprotesteerd. Dat is niet gebeurd,
integendeel werd een gunstig advies verleend op
basis van de voorgestelde cijfers. Dat wijst erop
dat een en ander werd gecontroleerd en dat aan
de hand van het meegegeven cijfermateriaal een
beslissing werd genomen, met in het achterhoofd
de wetenschap dat bijsturingen kunnen gebeuren
en dat soepelheid mogelijk blijft.
02.06 Simonne Creyf (CVP): Ik blijf mij afvragen
of er hier een nieuw principe wordt ingevoerd,
namelijk dat het aantal dossiers bepalend zou zijn
voor het taalkader. We zullen zien of dit ook het
geval is voor andere dossiers, op andere vlakken.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Vraag van mevrouw Fientje Moerman aan de
minister van Justitie over "de opvang en
behandeling van geïnterneerden" (nr. 4371)
03 Question de Mme Fientje Moerman au
ministre de la Justice sur "l'accueil et le
traitement de personnes internées" (n° 4371)
03.01 Fientje Moerman (VLD): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, er werden hier in
het verleden reeds verscheidene vragen gesteld
over internering, maar toch acht ik het de moeite
om er even op terug te komen. De laatste weken
en maanden zijn er eerder onheilspellende
berichten omtrent dit thema verschenen. Het
laatste verscheen dit weekend, toen in de krant
De Morgen melding werd gemaakt van de
zelfmoord van een geïnterneerde in de
gevangenis van Gent.

Als we de situatie van de gevangenis De Nieuwe
Wandeling te Gent en meer bepaald haar afdeling
psychiatrie onder de loep nemen tonen cijfers van
eind 2000 aan dat er een 90-tal delinquenten
waren geïnterneerd. Er zijn echter slechts een 17-
tal plaatsen voorzien om gevangenen op te
vangen die omwille van een geestesstoornis
moeten worden verzorgd. Naar verluidt is de
situatie van De Nieuwe Wandeling te Gent geen
alleenstaand geval, maar is deze vergelijkbaar
met de situatie in andere gevangenissen. Voor
minimum één vierde van de geïnterneerden zou er
geen enkel vorm van deskundige opvang zijn. Dit
betekent concreet dat van de bijna 3.000
geïnterneerden zo'n 750 niet behoorlijk worden
CRIV 50
COM 443
17/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
behandeld. Vooral in Vlaanderen schijnt er een
schrijnend tekort te zijn aan gespecialiseerde
eenheden voor de opvang van deze mensen.
Graag had ik u dan ook de volgende vragen
gesteld, wetende dat dit niet op zeer korte termijn
kan opgelost worden.

Is de bovenstaande verhouding tussen de
enerzijds beschikbare plaatsen voor
geïnterneerden en de daadwerkelijk
geïnterneerden correct? Is deze verhouding
correct voor zowel de Gentse als de totale cijfers?
Indien dit niet het geval is, kunt u ons de correcte
cijfers voorleggen? Zult u op korte termijn
ingrijpen om de situatie in De Nieuwe Wandeling
te verbeteren en zo ja waaruit zullen uw concrete
maatregelen bestaan? Begin december 1999
verklaarde u aan de pers dat de voorbereidingen
voor een nieuw zorgcircuit voor geïnterneerden
volop aan de gang waren. Hoever staat u
hiermee? Welke zijn de kwantitatieve en
kwalitatieve verbeteringen ten opzichte van de
huidige situatie die in het vooruitzicht worden
gesteld voor de opvang en behandeling van
geïnterneerden? Zijn er andere maatregelen die u
voorstelt om de situatie in de toekomst te
verbeteren?

Wanneer we met dergelijke wanverhoudingen, die
toch kunnen leiden tot mensonwaardige
omstandigheden, worden geconfronteerd, loont
het zeker de moeite om hier op korte termijn in te
grijpen.
03.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, ik begrijp de vraag van mevrouw
Moerman zeer goed en het is een vaststelling die
men moet durven maken. Geïnterneerden worden
vaak voor een groot deel aan hun lot overgelaten
en de echte opvolging, zorg en begeleiding die
men eigenlijk verwacht voor deze mensen kan niet
worden gegarandeerd. Dit is geen nieuw
fenomeen, en sleept al een aantal jaar, decennia
zelfs, aan. Wat het aantal geïnterneerden in
België betreft moet er een onderscheid worden
gemaakt. Er zijn enerzijds geïnterneerden die
verblijven in een instelling die afhankelijk is van
het Directoraat-generaal van de strafinrichtingen.
Deze geïnterneerden vallen dus onder de
verantwoordelijkheid van Justitie. Anderzijds zijn
er ook de geïnterneerden die door de commissies
voor de Bescherming van de Maatschappij
werden geplaatst in een instelling die niet
afhankelijk is van een strafinrichting. Dit is een
fundamenteel onderscheid. Dit verplicht mij ook
de door u aangehaalde cijfers gedeeltelijk te
nuanceren.
Wat het aantal geïnterneerden dat binnen de
strafinrichtingen verblijft betreft, geef ik u de
huidige cijfers. In Antwerpen gaat het om 91
personen, in Gent om 89, in Brugge om 18, in
Merksplas om 210, in Turnhout om 37, in Leuven-
hulpgevangenis om 21, in Vorst om 53, in
Jamioulx om 10, in Lantin om 27, in Mons om 6, in
Namur om 11 en in Paifve - de belangrijkste
instelling aan Franstalige kant - om 160. Dit levert
ons een actueel totaal van 733 patiënten op. Het
gaat dus niet om de 3.000 personen die u citeert.
Dat is het globaal cijfer maar ik heb reeds
toegelicht welke opsplitsing moet worden
gemaakt. Het klopt dat vooral de afdeling in Gent,
waar eigenlijk maar 17 plaatsen voorhanden zijn,
compleet overbevolkt is met 89 geïnterneerden.
De geïnterneerden die geen plaats kunnen krijgen
in de psychiatrische afdeling verblijven doorgaans
in de cellulaire afdeling. Zij nemen overdag wel
deel aan de activiteiten van hun doelgroep. De
begeleiding en de behandeling zijn zeer sterk
gepersonaliseerd met het oog op hun problemen.

Over de geïnterneerden die niet in een
strafinrichting of in een instelling van sociaal
verweer verblijven kan ik u geen cijfers
voorleggen. Momenteel loopt binnen de
verschillende commissies voor de Bescherming
van de Maatschappij een onderzoek om tot een
correcte telling van het aantal dossiers te komen.
Dit onderzoek is niet evident en neemt tijd in
beslag omdat verschillende commissies nog niet
geïnformatiseerd zijn.

Om een oplossing te bieden voor de huidige
situatie zijn in de voorbije maanden ­ want het
gaat hier niet om werk dat in functie van uw vraag
wordt verricht - een vijftal belangrijke initiatieven
genomen. Ten eerste, in februari werd op het
niveau van het hoofdbestuur van de
strafinrichtingen een werkgroep opgericht die
bestaat uit medewerkers van het hoofdbestuur en
vertegenwoordigers van de vakwereld. Deze
werkgroep moet met betrekking tot de
psychiatrische annexen in België een stand van
zaken opmaken en concrete voorstellen uitwerken
om de situatie op het terrein aan te passen. Deze
voorstellen zullen betrekking hebben op de
materiële en personele omkadering die de
geïnterneerden moet kunnen worden geboden en
op de eisen die qua behandeling en begeleiding
mogen worden gesteld. Eind juni moet deze
werkgroep trouwens met de eerste resultaten
komen.

Ten tweede, omdat een aantal geïnterneerden
een meer aangepaste begeleiding en behandeling
kan krijgen in een psychiatrische instelling dan in
17/04/2001
CRIV 50
COM 443
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
een gevangenis, is er een project gelanceerd om
te zoeken naar ongeveer 90 plaatsen in
forensische eenheden binnen verschillende
psychiatrische ziekenhuizen. Wij hebben het dan
inderdaad over de oprichting van de zogenaamde
zorgcircuits die buiten de gevangenis zitten. In de
loop van de voorbije maanden werden hiervoor de
nodige contacten gelegd. Met verschillende
klinieken werd reeds een principeovereenkomst
afgesloten. In mijn begroting werd een bedrag van
30 miljoen frank voorzien om een eerste
pilootproject nog dit jaar concreet in te vullen.
Momenteel wordt onderzocht hoeveel
geïnterneerden in de verschillende inrichtingen
kunnen worden ondergebracht en aan welk profiel
deze mensen moeten beantwoorden qua omvang
van het risico. Er moet bekeken worden of het licht
gestoorde patiënten zijn, medium-risk patiënten
dan wel zeer zware gevallen. In het laatste geval
moet men natuurlijk bijkomende maatregelen met
betrekking tot opsluiting treffen.

Tegelijkertijd onderhandelen mijn medewerkers
met de kabinetten van Volksgezondheid en
Sociale Zaken alsmede met het kabinet van
mevrouw Vogels om tot een
samenwerkingsakkoord te komen met betrekking
tot de zorgcircuits. Dit is immers een
aangelegenheid die niet alleen tot de bevoegdheid
van Justitie behoort. Dit samenwerkingsakkoord
zal een kader creëren voor de verzorging van
deze patiënten door gewone psychiatrische
klinieken, met uitzondering van de zware
delinquenten, die natuurlijk dienen te worden
opgesloten.

Ten derde, sinds het begin van dit jaar werd ook
gestart met een project voor penitentiaire
beambten die met geïnterneerden moeten
werken. Het gaat werkelijk om een specialiteit op
zich als men met dit type patiënten moet omgaan.
Het is de bedoeling personeel aan te trekken dat
een meer aangepast profiel heeft om met deze
geïnterneerden te werken. De bestaande posten
personeel moeten de kans krijgen om zich aan te
passen. Om deze reden werden er contacten
gelegd om aangepaste profielen te creëren die
gebruikt kunnen worden bij de rekrutering.

Tegelijkertijd wordt aan een opleiding gewerkt die
zowel door het nieuwe personeel als de reeds
aanwezige mensen moet kunnen worden gevolgd.

De derde maatregel bestaat erin dat binnen de
verschillende strafinrichtingen de geïnterneerden
worden opgevangen door medewerkers van de
psychosociale dienst. Er werden reeds
verschillende stappen gezet om het kader van
deze dienst uit te breiden. Op deze manier zullen
binnen de strafinrichtingen meer personeelsleden
zich kunnen bezighouden met de behandeling en
begeleiding van de geestesgestoorde
delinquenten.

Wat betreft de vijfde en laatste maatregel kan ik u
meedelen dat de opvang van de
geestesgestoorde delinquenten kan worden
overgedragen naar de sector van de
psychiatrische zorgverlening. Deze sector heeft
immers de nodige knowhow daarvoor. Dit vereist
echter serieuze aanpassingen op het vlak van de
infrastructuur, de beveiliging, het personeel en de
opleiding. Veel van deze kennis is momenteel
binnen de strafinrichtingen aanwezig. Om deze
redenen zou aan een doorgedreven
samenwerking of zelfs een privatisering kunnen
worden gedacht. Op dit moment wordt onderzocht
welke mogelijkheden zich op het materiële en het
budgettaire vlak aandienen want als men deze
keuze maakt, moet men over de nodige garanties
beschikken voor de opvang van die patiënten
maar ook voor het uitschakelen van het gevaar
dat zij voor de buitenwereld kunnen betekenen.
03.03 Fientje Moerman (VLD): Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Vraag van de heer Geert Bourgeois aan de
minister van Justitie over "het gebrek aan
speurders voor de (pro-actieve) bestrijding van
informaticacriminaliteit" (nr. 4379)
04 Question de M. Geert Bourgeois au ministre
de la Justice sur "le manque d'enquêteurs pour
la lutte (pro-active) de la criminalité
informatique" (n° 4379)
04.01 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, ik lees in de krant
van 31 maart dat het jaarverslag van het comité-P
voor het jaar 2000 melding maakt van een gebrek
aan speurders voor de pro-actieve bestrijding van
informaticacriminaliteit.

Mijnheer Govaert van de Brusselse Computer
Crime Unit zegt dat noch de federale, noch de
lokale eenheden die belast zijn met de bestrijding
van de informaticacriminaliteit ertoe komen om
pro-actief op te treden met betrekking tot hackers
en pedofiliesites. De meeste Europese landen zijn
volgens hem wel heel actief op dit terrein. We
weten allemaal dat de informaticacriminaliteit moet
worden bestreden en als ik mij niet vergis is dit
ook een van de prioriteiten van uw beleid. Volgens
CRIV 50
COM 443
17/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
hem is er geen ICT-departement in het Nationaal
Instituut voor Criminalistiek en Criminologie
waardoor men moet overgaan tot uitbestedingen
van een aantal opdrachten.

Mijnheer de minister, ik heb terzake een aantal
vragen. Ten eerste, is het juist dat er te weinig
speurders zijn voor de bestrijding van de
informaticacriminaliteit? Hoeveel speurders,
uitgedrukt in voltijdse equivalenten, maken deel uit
van de federale eenheid en van de lokale
eenheden? Hoeveel openstaande vacatures zijn
er?

Ten tweede, is het juist dat de speurders van de
lokale eenheden niet geneigd zijn om over te
stappen naar de federale eenheid omdat zij in dat
geval een netto loonverlies leiden van zowat
10.000 Belgische frank per maand omdat er op
federaal vlak geen extra premies worden
uitbetaald?

Mijn derde vraag heeft betrekking op het Nationaal
Instituut voor Criminalistiek en Criminologie. Is het
juist dat daar geen ICT-departement bestaat
waardoor men voor complexe onderzoeken van
informaticabestanddelen een beroep moet doen
op buitenlandse laboratoria die vrij duur zijn?

Ten vierde, indien dit laatste klopt, had ik graag
van u geweten hoeveel keer een beroep werd
gedaan op die buitenlandse laboratoria? Wat is de
kostprijs daarvan?

Ten vijfde, welke oplossing hebt u in gedachten
voor dit probleem?
04.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, collega's, in de week voor de
paasvakantie heb ik de gelegenheid gehad om in
Zweden, te Stockholm, een vergadering bij te
wonen waaraan specialisten deelnamen, niet
alleen vanuit Europa, maar vanuit de ganse
wereld, gespecialiseerd in de strijd tegen de
computercriminaliteit, met onder meer de twee
vormen die u hebt aangehaald, enerzijds de
hacking en aanverwante problemen en,
anderzijds, deze van de kinderpornografie via het
internet.

Wat mij is opgevallen is dat wij daar te doen
hadden met uitstekende politiemensen, dat wil
zeggen dat zij van technisch zeer hoogstaand
niveau zijn en zij perfect kunnen omspringen met
het hen voorgelegde materiaal. Voor hun
opzoekingen kunnen zij meestal bogen op de
nodige technische, maar minder op personele
ondersteuning. Dit fenomeen doet zich eigenlijk in
de meeste landen voor. Bovendien blijken niet alle
landen over het nodige wettelijke arsenaal te
beschikken. Wij beschikken dan toch over een
wet inzake de criminaliteit op de informatica en de
informatiesnelwegen en tegelijkertijd kunnen wij
ook terugvallen op een aantal wettelijke
bepalingen in de strijd tegen de mensenhandel en
aansluitend hiermee de kinderpornografie op het
internet. Dit wordt ons door vele landen benijd.

De oorzaak daarvan is voor een stuk, wat de
vertaling in ons land betreft, duidelijk geworden in
de contacten die ik heb gehad met de
politiemensen ter plaatse. Zij hebben mij
meegedeeld dat een belangrijke reorganisatie
heeft plaatsgegrepen waarbij de National
Computercrime Unit, die eigenlijk afhing van de
gerechtelijke politie, werd samengevoegd met het
Bijstand- en Opsporingen Computercrime Unit.
Die maakt dan op haar beurt deel uit van de
Directie voor de Bestrijding van de Economische
en de Financiële Criminaliteit. Gezien de
operationele taken die vroeger door het BOGO
werden waargenomen, die voor een stuk
overlappend zijn met de werkzaamheden van de
regionale Computercrime Units, denk ik dat er een
aantal nieuwe krijtlijnen moeten worden
uitgetekend en dat ook moet worden gezocht om
op een efficiënte wijze de nodige ICT-
ondersteuning te kunnen bieden.

Op basis van de bekomen resultaten zal trouwens
worden bepaald - dat onderzoek is momenteel
lopend - welke de behoeften zijn aan vorming, aan
materieel, aan documentatie ten behoeve van de
leden zowel van die federale Computercrime Units
als van de regionale cellen. De mensen op het
terrein zijn daar erg mee begaan en zij voelen die
problematiek ook zeer goed aan. Zij doen er alles
voor om die werkzaamheden tot een goed einde
te brengen en zij genieten de ondersteuning - ik
denk dat dit hier moet worden onderstreept - van
de diverse directoraten-generaal en niet in het
minst deze van de gerechtelijke pijler. Daar zal ik
straks nog even op terugkomen.

Uw eerste vraag was of het klopt dat er te weinig
speurders zijn voor de bestrijding van de
informaticacriminaliteit. Welnu, het antwoord
daarop is ja als men het cijfermateriaal bekijkt.
Hoeveel speurders, berekend in voltijdse
equivalenten, maken deel uit van de federale
eenheid en van die lokale eenheden? Gezien de
gespecialiseerde aard van deze materie vinden wij
de ICT-speurders terug op het niveau van de
federale politie. Op het nationaal niveau maakt de
federale Computercrime Unit deel uit van de
directie die ik zopas heb vernoemd. Er zijn op
17/04/2001
CRIV 50
COM 443
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
organiek vlak twaalf speurders, één contractuele
informaticus en één administratieve bediende
voorzien. Door omstandigheden zijn er thans 10
speurders effectief beschikbaar, wat eerder matig
is, alhoewel in andere landen de situatie
verhoudingsgewijs ongeveer dezelfde is.

Trouwens, de boem die deze vorm van
criminaliteit heeft genomen is ook bijzonder
belangrijk geworden en vereist meer inspanningen
op dat vlak. Op regionaal niveau situeren zich
twaalf regionale Computercrime Units. Niet alle
gerechtelijke arrondissementen beschikken er
over één. In het totaal beschikken die regionale
Computercrime Units over 38 personeelsleden.

Deze crime-units beschikken in het totaal over 38
personeelsleden. Hierbij moet wel opgemerkt
worden dat de leden van de regionale
computercrime-units in de meeste gevallen meer
dan de helft van hun tijd besteden aan taken van
systeembeheer, help-desk en niet-ICT-gebonden
onderzoeken.

U vraag hoeveel vacatures er zijn. Voor de
federale unit zijn er geen vacatures, en voor de
regionale units zijn er evenmin. Men is bezig met
een onderzoek naar de capaciteiten die in de
toekomst zullen nodig zijn. Daarin moet worden
begrepen dat elke onderzoekscapaciteit deels ook
pro-actief moet kunnen rechercheren.

Herinner u dat wij in het nationaal politieplan
gesteld hebben dat toch minstens vijf procent van
bij de start moest aangewend kunnen worden om
pro-actief te rechercheren. Deze politiemensen
streven hetzelfde doel na.

Op uw vraag of het klopt dat de speurders van de
lokale eenheden niet enthousiast zijn om naar de
federale eenheid over te stappen omdat er op
federaal vlak geen premies zouden zijn, waardoor
sommige speurders tot tienduizend frank per
maand minder zouden verdienen, is mijn antwoord
eveneens bevestigend.

Op dit ogenblik hebben reeds twee leden van de
federale computercrime-unit hun mutatie
gevraagd naar een dienst waar zij oorspronkelijk
vandaan kwamen. Het is ook zo dat niet alle
geïnteresseerden in deze materie ook
geïnteresseerd zijn om in Brussel te komen
werken. Die extra verplaatsing betekent ook nog
eens een extra handicap. Ik heb dan ook aan de
directeur-generaal van de gerechtelijke pijler
gevraagd om op dit vlak een extra inspanning te
doen, en na te gaan op welke manier het
overstappen naar de federale unit aantrekkelijker
kan gemaakt worden, bijvoorbeeld bij wijze van
promotie.

Uw vraag of het zo is dat het Nationaal Instituut
voor de Criminalistiek en de Criminologie geen
ICT-departement heeft, waardoor de speurders
vaak beroep moeten doen op buitenlandse of
externe laboratoria, krijgt u een bevestigend
antwoord.

Ik wil het toch voor een deel relativeren omdat de
politiediensten het onderzoek voeren voor zover
het binnen hun technische mogelijkheden valt. Af
en toe doen zij beroep op private ondernemingen,
geregeld voeren zij zelf herstellingen uit aan de
gegevensdragers om de opgeslagen gegevens te
kunnen recupereren.

Zodra in bepaalde omstandigheden stofvrije
laboratoria een noodzaak zijn, moeten zij uitwijken
naar privé-laboratoria, soms naar het buitenland.

In vier zaken werd aan de parket­magistraten of
aan de onderzoeksrechter voorgesteld om
beschadigde apparatuur door privé-laboratoria te
laten onderzoeken. In elk van deze gevallen
besliste de magistraat om omwille van het
kostenplaatje geen bijkomend onderzoek te laten
doen op het betreffend materiaal omdat er geen
evenredigheid bestond tussen het te verwachten
resultaat van het onderzoek en de kostprijs.

Voor het recupereren van de gegevens op een
beschadigde harde schijf lopen de kosten op tot
vijftienduizend frank voor het opmaken van een
bestek over de kansen op recuperatie van de
data, en tussen de honderdduizend en de
tweehonderdduizend frank voor de effectieve
recuperatie. Deze cijfers worden vanuit het terrein
bekendgemaakt: de directeur-generaal van de
gerechtelijke pijler, maar ook die van de
operationele pijler hebben er oog voor.

We hebben hier te maken met de ontwikkeling
van een unit waar nog maar het begin van de
opdrachten zichtbaar zijn. Ik ben ervan overtuigd
dat wij in deze unit op termijn nog meer zullen
moeten investeren. Dan zullen ook de middelen
moeten geboden worden om hier een echt
antwoord aan te geven.

Weet in elk geval dat deze mensen bijzonder veel
goede wil vertonen, en dat ik zeer veel verwacht
van het onderzoek dat zij op dit ogenblik voeren
om tot een daadwerkelijke ondersteuning te
kunnen komen. Dit is een probleem dat zich in de
meeste Europese landen voordoet tot zelfs in de
Verenigde Staten en Japan, al beschouw ik dat
CRIV 50
COM 443
17/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
niet als verzachtende omstandigheden.
04.03 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de
minister, ik kan mij voorstellen dat het geen
typisch Belgisch probleem is. Dat zal waarschijnlijk
te maken hebben met de concurrentie bij
dergelijke gespecialiseerde opleidingen. De privé-
sector staat buiten concurrentie ten opzichte van
wat de overheid kan bieden. U onderkent het
probleem. Er wordt momenteel een studie
uitgevoerd. Ik hoop dat u daarover op de hoogte
gehouden wordt door de directie-generaal die de
studie uitvoert omtrent de nodige effectieven en
een nieuw organigram uitschrijft. Blijkbaar zijn er
overlappingen tussen het federaal en regionaal
niveau die u wil wegwerken. Het is heel belangrijk
dat de effectieven er zijn.

In een aantal gevallen hebt u beslist om het
onderzoek niet uit te voeren omdat de kostprijs
niet meer evenredig zou zijn. Als men zelf over
voldoende gespecialiseerde kennis en laboratoria
beschikt, zal dit argument wegvallen. Er zal dan
beter gebruik kunnen worden gemaakt van deze
gespecialiseerde eenheid. Ik zal dat opvolgen. Ik
hoop dat u ons ook op de hoogte houdt.
04.04 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer
Bourgeois, u mag ze zelf ook niet onderschatten
in hun vindingrijkheid. Ik zal een voorbeeld geven.
Met betrekking tot kinderpornografie op internet, is
de lokalisatie van slachtoffers, daders en de plaats
waar de feiten zich voordoen heel belangrijk. De
Zweden hebben een programma ontwikkeld dat
ze ter beschikking hebben gesteld van hun andere
collega's, waaronder de Europeanen, de
Amerikanen en de Japanners. Het is nu perfect
mogelijk om beelden die voorkomen op bepaalde
internetfoto's te lokaliseren. Men kan zeer snel
een aantal linken leggen aan de hand van de
aanwezige voorwerpen, zoals stopcontacten of
een computerklavier. Zo kan men te weten komen
in welke plaats bepaalde foto's werden genomen.
Dat programma van herkenning is al volop
uitgewisseld. Zij noemen dat de uitwisseling van
hun good practices. Op dat vlak gaan zij er met
rasse schreden op vooruit. Wij proberen dat ook
maximaal te ondersteunen. Zij leveren dus zelf
ook belangrijke inspanningen.
04.05 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de
voorzitter, ik heb nog een kleine vraag. De
minister zegt dat er twaalf speurders voorzien zijn
en dat er tien effectieven zijn. Daarnet hebt u
echter gezegd dat er geen vacatures zijn of heb ik
dat verkeerd begrepen. U hebt toch gezegd dat er
minstens twee vacatures gingen vrijkomen.
04.06 Minister Marc Verwilghen: Twee personen
hebben hun mutatie aangevraagd. Hun aanvraag
wordt momenteel onderzocht. Dat is de reden
waarom er momenteel nog geen vacante plaatsen
zijn.
04.07 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mijnheer
de voorzitter, ik heb geen probleem met de vraag
van collega Bourgeois, met het antwoord van de
minister en met het debat dat rond deze
problematiek gevoerd wordt. Ik heb echter wel een
probleem met het feit dat men zich steunt op een
artikel dat in de pers verschenen is over een
verslag dat tot op heden nog altijd een
vertrouwelijk karakter heeft. Het is een
activiteitenverslag van het Comité-P dat morgen
zal besproken worden in de
begeleidingscommissie. Collega Van Parys zal
kunnen beamen dat wij telkens weer
geconfronteerd worden met vertrouwelijke
rapporten die in de begeleidingscommissie
moeten voorgelegd worden en die altijd vóór de
bespreking ervan in de pers verschijnen. Dit is
geen goede manier van werken. Ik zou u willen
vragen om dit te signaleren aan kamervoorzitter
De Croo die eveneens voorzitter is van de
begeleidingscommissie.

De voorzitter: Aangezien u en enkele aanwezige
collega's deel uitmaken van die
begeleidingscommissie, moet u zich wenden tot
diegene die terzake de nodige sancties kan
opleggen. De heer De Croo zal wel uitzoeken
waar er zich een lek bevindt. U kan het de
journalist waaraan het document wordt
overgemaakt, niet kwalijk nemen dat hij dit
gebruikt. Het is diegene die het document
overmaakt die in fout is.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Samengevoegde vragen van
- de heer Geert Bourgeois aan de minister van
Justitie over "zijn voornemen om
gevangenisdirecteurs te bestraffen bij
overschrijding van het
gevangenispopulatiequotum" (nr. 4382)
- de heer Bart Laeremans aan de minister van
Justitie over "zijn voornemen om
gevangenisdirecteurs strafrechtelijk te
sanctioneren bij overbevolking" (nr. 4412)
05 Questions jointes de
- M. Geert Bourgeois au ministre de la Justice
sur "son intention de sanctionner les directeurs
de prison en cas de dépassement du quota
prévu pour la population carcérale" (n° 4382)
- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice
17/04/2001
CRIV 50
COM 443
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
sur "son intention de sanctionner les directeurs
de prison en cas de surpopulation" (n° 4412)
05.01 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag is
gebaseerd op een bericht uit de pers, niet op
grond van een geheim rapport, maar blijkbaar op
grond van een voorontwerp van wet, waarvan ik in
een normaal parlement de tekst al zou hebben
kunnen lezen. Aangezien dit document ons in dit
Parlement evenwel niet wordt bezorgd, ben ik
verplicht in dat verband een vraag te formuleren.

Naar verluidt, mijnheer de minister, zou u van plan
zijn om in een wetsontwerp quota voor de
gevangenispopulatie te bepalen. Opvallend is dat
daarin bovendien een strafrechtelijke
verantwoordelijkheid zou worden bepaald voor de
gevangenisdirecteur die in zijn instelling meer
gevangenen toelaat dan het quotum dat hem is
toebedeeld.

De verantwoordelijken in de sector bleken
hierover erg enthousiast te reageren, tot zij de in
kleine lettertjes gedrukte bepalingen lazen over de
mogelijke boetes. Toen nam hun enthousiasme
wat af.

Voorts zou volgens de toelichting bewust worden
gekozen voor een geldboete van 10.000 tot
20.000 frank, maar niet voor een gevangenisstraf,
wellicht om de potentiële gevangenispopulatie niet
op te drijven.

Op enkele uitzonderingen na zullen de
commissieleden het ongetwijfeld met u eens zijn
dat de gevangenispopulatie niet onbeperkt kan of
mag toenemen en dat zij moet worden beheerst.
In die zin werden initiatieven genomen, zowel door
u als door het Parlement. In dat verband denk ik
bijvoorbeeld aan de taakstraffen of aan de
strafuitvoering via elektronisch toezicht in
bepaalde omstandigheden en bij bepaalde
veroordelingen.

Over dergelijke aangelegenheden kan
ongetwijfeld een debat worden gevoerd, maar het
specifiek ontwerp waarvan thans sprake, roept bij
mij enkele vragen op.

Mijn eerste vraag handelt over het geplande
aantal cellen. Ik neem aan, maar ik wil wel
bevestiging hiervan, dat u ervan uitgaat dat de
huidige gevangeniscapaciteit, eventueel afgezien
van modernisering en renovatie, niet moet worden
uitgebreid. Het probleem is uiteraard dat een
quotum, dat wellicht zal worden bepaald naar
gelang van bepaalde omstandigheden die moeten
worden nageleefd om overbevolking in de cellen
te vermijden zodat er geen gedetineerden meer in
de gangen moeten slapen. Wat moet er echter
gebeuren zodra er toch overbevolking ontstaat,
hetgeen, ondanks alle mogelijke wettelijke
maatregelen, niet door de uitvoerende macht kan
worden beheerst? Immers, het is nog steeds de
rechtelijke macht die beslist om de voorlopige
hechtenis toe te passen en de gevangenisstraffen
uitspreekt.

In dat verband zouden er twee systemen mogelijk
zijn: ofwel wordt er een wachtlijst opgesteld en
moeten de veroordeelden hun beurt afwachten om
te worden opgenomen, ofwel zouden de
veroordeelden die op het ogenblik van hun
veroordeling met overbevolking in de gevangenis
worden geconfronteerd, niet in de gevangenis
worden toegelaten en van hun gevangenisstraf
worden ontslagen. Mijnheer de minister, voor welk
van beide systemen zult u opteren?

Ten tweede, is het juist dat, wanneer een
onderzoeksrechter een aanhoudingsbevel wil
uitvaardigen, hij zich eerst zal moeten wenden tot
een plaatsingsambtenaar die als het ware een
dispatchingfunctie zou vervullen op nationaal vlak
en moet meedelen in welke gevangenissen er al
dan niet ruimte is. Dat een plaatsingsambtenaar
een soort fiat moet geven lijkt mij moeilijk
verenigbaar met de wet op de voorlopige
hechtenis. Bovendien, zelfs al zou de
plaatsingsambtenaar zich niet kunnen uitspreken
over het al dan niet opnemen in voorlopige
hechtenis, toch kan hij bepalen waar een
gevangene eventueel moet terechtkomen. In de
veronderstelling dat er slechts ruimte is in een
gevangenis aan de andere kant van het land
zouden er problemen kunnen ontstaan met de
toepassing van de wet. Het zou ook problematisch
zijn als de onderzoeksrechter een
aanhoudingsbevel uitvaardigt en er geen plaatsen
meer vrij blijken te zijn.

Ten derde, er is nogal wat discussie over uw
voornemen om een gevangenisdirecteur te
brandmerken als iemand die een misdrijf begaat
wanneer hij het bij wet vastgelegde quotum
overschrijdt. Is het in het kader van een
veiligheidsbeleid wel een goed signaal om de
uitvoeringsagent zelf te viseren?

Ten vierde, ik denk dat het in een overheidsbeleid
eerder uitzonderlijk is dat wie een maatregel
uitvoert die door andere overheidsinstanties is
genomen ­ in dit geval het plaatsen van een
gevangene ­ strafbaar kan zijn. Normaal gezien
zijn bestraffingen er voor wie een afwijkend
CRIV 50
COM 443
17/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
maatschappelijk gedrag vertoont en de strafwetten
overtreedt. Hier wil men nu de functionerende
directeur van een gevangenis bestraffen wanneer
hij doet wat hij moet doen, met name de
veroordeelden opsluiten. In het huidige
wettenarsenaal, kan hij volgens mij juist bestraft
worden als hij gevangenen vrijlaat. Ik vind dit
allemaal een beetje vreemd. Is dit een eenmalige
maatregel of wenst u dit regelmatig toe te passen?
05.02 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de minister, wij hebben het debat over
uw plannen voor het gevangeniswezen al vaker
gevoerd, maar ik vond dit belangrijk genoeg om er
nog even op terug te komen. U overklast uw
voorgangers van de CVP immers in laksheid. Het
is merkwaardig hoe u en deze regering haast
geobsedeerd lijken door het steeds sneller en
massaler vrijlaten van gevangenen. Met deze
beslissing is mijns inziens een psychologische
grens overschreden, omdat juist die persoon die
moet instaan voor het vasthouden en bewaken
van de gevangenen strafrechtelijk kan worden
gesanctioneerd, omdat hij zijn plicht doet en
uitvoert wat hem is opgedragen.

U hebt hiervoor reeds vernietigende kritiek
gekregen, zoals van Leo Neels, die het heeft over
iets nonsensicaal, verkeerd en niet wenselijk. Hij
zegt dat strafsancties dienen om niet gewenst
maatschappelijk gedrag te sanctioneren, terwijl
het hier gaat over een onderdeel van het
overheidsbeleid. Ik citeer: "Met dit voorstelletje
verliest Justitie aan geloofwaardigheid en
behandelt het een deel van haar verantwoordelijk
personeel op een totaal onaanvaardbare manier.
Men trekt de lijn door van geïmproviseerde
ideetjes, invallen van de dag, gesukkel met halve
wetgevende maatregelen die aan de kern van de
meeste zaken die we willen regelen werkelijk
voorbijgaan." Dat lijkt mij straffe taal van
hoogleraar Neels.

Mijnheer de minister, vindt u het zelf niet vreemd
dat mensen die hun plicht doen en veroordeelden
opsluiten, zelf worden gecriminaliseerd? Bestaan
er voorbeelden van in het buitenland? Waarom is
het zo nadelig dat sommige gevangenen af en toe
eens met twee in één cel zitten? Een situatie zoals
nu in Antwerpen, waar zeven of acht mensen in
één cel zitten, is uiteraard onaanvaardbaar. Daar
kan niemand voorstander van zijn. Dat echter
twee gevangen tijdelijk samen in één cel moeten
zitten, kan men toch niet dramatisch noemen?

Hoe verantwoordt de minister dat uitgerekend de
persoon die het minste invloed heeft op de
instroom van gevangenen, plots strafrechtelijke
sancties riskeert? Wat is de celcapaciteit die
momenteel wordt nagestreefd en wat zal die zijn
nadat alle geplande bijkomende gevangenissen
zijn voltooid? Wat is dus uw finaal objectief voor
de celcapaciteit en wanneer zal dat worden
bereikt?

Ten laatste wil ik u nog iets vragen over de timing
van deze voorstellen. Wanneer zal de geplande
regeling operationeel zijn? Heeft de minister
voldoende mensen om die vroegtijdig vrijgelaten
gevangenen te begeleiden en te controleren. Nu is
er immers al een groot tekort aan psychosociaal
begeleidingspersoneel. Zij hebben onlangs nog
actie gevoerd om dit aan te klagen. Als u van plan
bent om meer mensen te bestraffen met de
zogenaamde enkelband, meent u dan dat er
voldoende personeel zal zijn om al deze mensen
op te vangen?
05.03 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, wanneer sommige personen een
karikatuur maken van het ontwerp betreffende de
quota, de opvolging van de aan gedetineerden
opgelegde voorwaarden en de plaats die aan een
slachtoffer in de strafuitvoering wordt toegekend,
heb ik de indruk dat de essentie niet meer telt en
dat de fameuze Latijnse uitspraak accessoria
sequitur principale of de bijkomstigheden zijn
belangrijker dan de hoofdzaak, hier van
toepassing is.

De strijd tegen de overbevolking van de
gevangenissen is een van de hoofddoelstellingen
van het ontwerp en daarover zal in het Parlement
een fundamenteel debat ­ ik prijs mij daarmee
gelukkig - worden gevoerd. We zullen dan vragen
beantwoorden zoals wat is de capaciteit die een
samenleving jaarlijks ter beschikking stelt om
personen die zich misdragen hebben of misdrijven
hebben gepleegd, op te sluiten om hun straf uit te
zitten. Voorts zullen we het moeten hebben over
het statuut waarop de gedetineerden zullen
mogen bogen. Met andere woorden, wat zijn hun
rechten en plichten als gedetineerde? Ten slotte,
wat zijn de regels als zij als gedetineerden in
contact komen met de buitenwereld? Ik denk dat
iedereen het unisono erover eens is dat daarover
een maatschappelijk debat moet worden
georganiseerd, uiteraard in het Parlement.

Ik kan moeilijk vooruitlopen op de discussie over
het ontwerp inzake de penitentiaire capaciteit en
zal mij ook niet laten verleiden tot uitspraken
dienaangaande. Wel kan ik op een aantal
precieze vragen ingaan. Daarbij onderstreep ik
wel dat ook andere aspecten moeten worden
geregeld, zoals een betere controle op de
17/04/2001
CRIV 50
COM 443
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
vrijgelaten veroordeelde en een betere informatie
aan het slachtoffer.

Er is gevraagd of het huidig aantal cellen volstaat.
Het antwoord is negatief, zeker wanneer we
stellen dat de straffen die door de rechters worden
uitgesproken, volledig moeten worden uitgezeten.
Indien ik mij waag aan een ruwe schatting, dan
zou een verdubbeling van het aantal
gevangeniscellen nog niet volstaan om de
uitgesproken strafmaat werkelijk uit te voeren.

Ik heb voor de heer Laeremans een berekening
gemaakt om hem aan te tonen wat zijn voorstellen
betekenen. Welnu, we spreken vlug over enkele
tientallen miljarden die we in zo'n systeem zouden
moeten investeren. Vandaar dat de vraag rijst ­
dat is ook de reden waarom een parlementair
debat noodzakelijk is ­ of de samenleving wenst
dat die piste wordt bewandeld, of die haar
belangen dient en of de financiële inspanning die
van de burger wordt gevraagd, lonend is voor de
maatschappij en de burger.

Dat de huidige capaciteit ontoereikend is, neemt
niet weg dat de capaciteit die wij nu voorstellen,
met name 8.250 gevangeniscellen, voldoende
moet zijn om de nodige insluitingen te doen om de
maatschappij te beveiligen en de meest ernstige
delicten te bestraffen.

In alle andere gevallen moeten de mogelijkheden
van alternatieven optimaal worden benut. Zijn er
toch veroordeelden teveel dan zullen die toch hun
straf uitzitten. Dit zal mogelijk gebeuren via het
elektronisch toezicht, maar het gaat dus duidelijk
om veroordeelden en personen die daadwerkelijk
hun straf uitzitten. Ik heb als minister van Justitie
geen zeggenschap over de voorlopige hechtenis
en de definitieve uitgesproken straffen. Dit werd
terecht aangehaald door collega Bourgeois. Ik heb
evenmin zeggenschap over de internering. Ik denk
dat daar eigenlijk het schoentje wringt. Dat is ook
de reden geweest waarom men tot een
responsabilisering wil overgaan van al diegenen
die te maken hebben met de bevolking en de
instroom van bevolking in een gevangenis.

Wat kan een machteloze directeur opwerpen
tegen een toevloed die op een bepaald ogenblik,
hetzij van onderzoeksrechters uit, hetzij van
bodemrechters uit wordt veroorzaakt? Dit is de
reden waarom men binnen de quota sprak
overeen algemene responsabilisering, ook van de
regering, die de nodige plaatsen ter beschikking
moet stellen. Daarover moet het debat dan maar
worden gevoerd.
Ik kom tot de boetekwestie, die toch wat
karikaturaal werd voorgesteld. Vandaag worden
gevangenisdirecteurs verplicht elk verzoek om
een gedetineerde op te nemen te aanvaarden. Het
gevolg is dat er in sommige inrichtingen tot 40%
overbevolking is, met alle logische gevolgen voor
de veiligheid van de inrichting, voor het personeel
maar ook voor de gedetineerden zelf. Het volstaat
te verwijzen naar de incidenten die onlangs
plaatsvonden, onder andere in Antwerpen.

De bedoeling van het ontwerp is dat er in de
toekomst in elke strafinrichting een vooraf bepaald
maximum aantal gedetineerden kan worden
opgesloten. Dit getal wordt vastgelegd in functie
van de beschikbare infrastructuur, de werkings-
en personeelsmiddelen. Dit betekent dat als het
aantal bijvoorbeeld op 100 wordt vastgelegd,
vanaf nummer 101 ingevolge de oproeping van
het parket, dezelfde directeurs met reden zullen
kunnen weigeren om een cel toe te wijzen. Er is
namelijk een zeer goed argument. De directeur wil
het risico van een boete niet lopen en kan op
ieders begrip rekenen. De centrale administratie
die moet instaan voor een optimaal beheer van de
schaarse capaciteit zal een oplossing moeten
bedenken. Er zijn verschillende mogelijkheden.
Ofwel beslist de administratie een gedetineerde
over te plaatsen naar een andere instelling waar
geen overbelasting is ofwel plaatst zij de
gedetineerde onder elektronisch toezicht. Dit is
een tweede alternatief. Ofwel roept zij de
veroordeelde die zich uit vrije wil bij de gevangenis
heeft aangeboden binnen maximaal 10 dagen
weer op. In dit geval voorziet het ontwerp
inderdaad erin dat de straf is beginnen lopen op
het moment dat de veroordeelde zichzelf
aanbood. Ik acht het niet gepast een veroordeelde
die zich vrijwillig heeft aangeboden nogmaals te
straffen omdat de capaciteit ontoereikend is. Ik zal
u later echter uitleggen dat deze situatie zich
omzeggens nooit kan voordoen.

Ten slotte vormt deze boete een garantie voor de
werking van het quotasysteem en heeft deze
bovendien ook nog een symbolische functie. Ik
neem trouwens het feit van de overbevolking van
de gevangenissen zeer ernstig op. Dit was ook het
geval voor mijn voorganger. Ik weiger echter nog
langer de perverse effecten van een
overbevolking te accepteren. Ik denk dat we dat
niet langer kunnen tolereren. Wie nu beweert dat
deze maatregel bedoeld is om directeurs te
straffen, wat soms de onderliggende toon is,
handelt mijns inziens zeker niet te goeder trouw.
Indien u de pers aandachtig hebt gevolgd, hebt u
ook opgemerkt dat de gevangenisdirecteurs zich
niet per se geviseerd voelden door deze
CRIV 50
COM 443
17/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
maatregel. Het is niet de heer Meeuws, die naar
mijn weten nog altijd geen gevangenis directeur is,
die daarover een ander mening dient te ventileren.
Ik ben ook wat verrast, collega Laeremans, over
de manier waarop u nu de vraag aanbrengt. U
schrijft op een bepaald ogenblik: "Waarom is het
zo nadelig dat sommige gevangenen met twee of
drie in één cel verblijven?" Ten eerste, u weet dat
er een internationaal verdrag is dat heel duidelijk
stipuleert dat er slechts één gevangene kan zijn
per cel. Dit is een principe. Als ik twee
gevangenen per cel opsluit bent u ongetwijfeld de
eerste om te zeggen dat ik zo de knowhow van de
ene misdadiger doorgeef aan de andere. U dient
dus wel uw keuze duidelijk te maken. Ik denk dat
de internationale verdragen overduidelijk zijn. Eén
gevangene per cel is wat men doorgaans
aanneemt als de goede methode en ik denk dat
België ook moet proberen zich daaraan te houden
vermits zij zich akkoord heeft verklaard met dit
verdrag.

Mijnheer Bourgeois, u vraagt hoe ik het
verantwoord dat uitgerekend wie het minst invloed
heeft op de instroom van gedetineerden plots
strafrechtelijke sancties riskeert voor de
overbevolking. U zult mijn ontwerp kunnen lezen
zodra het terugkeert van de Raad van State. U
zult dan merken dat er een meervoudige
verantwoordelijkheid bestaat, namelijk in hoofde
van de rechterlijke macht die zorgt voor de
instroom, maar ook in hoofde van het openbaar
ministerie en van de gevangenisdirecteur, precies
om iedereen voor zijn verantwoordelijkheid te
plaatsen. Er is trouwens ook een
verantwoordelijkheid in hoofde van de regering.
De regering kan immers op een bepaald ogenblik
de beslissing nemen dat meer cellen nodig zijn om
de nodige capaciteit te leveren om allen op te
sluiten die daadwerkelijk opgesloten moeten
worden.

Het streefcijfer is uiteraard variabel in de tijd. Het
is ook variabel naargelang het type criminaliteit en
het aantal af te handelen gevallen. Nu wordt een
streefcijfer van 8.250 plaatsen voor gedetineerden
vooropgesteld, rekening houdend met de
realisaties in Ittres en Hasselt. Het spreekt vanzelf
dat het de regering toekomt om telkens opnieuw
haar verantwoordelijkheid op te nemen en
desgevallend de keuzes te maken die zich
opdringen. Op die manier wordt een evenwichtig
systeem opgebouwd. Ik heb de indruk dat de
mensen op het terrein gewonnen zijn voor het
nieuwe systeem. Het nieuwe systeem zal
uiteraard moeten gebruikt worden in combinatie
met alternatieve vormen van bestraffing. Het
elektronisch toezicht zal naar mijn oordeel een
belangrijk onderdeel vormen bij de uitvoering van
alternatieve straffen. In een eerste
projectrealisatie worden 300 gevallen van
elektronisch toezicht gepland, in een volgende
realisatie die de regering zich heeft voorgenomen,
gaat het om 1.000 gevallen.
05.04 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord.
Mijnheer de minister, ik neem kennis van uw
verklaring dat we de onderliggende bedoelingen
van het voorontwerp beter zouden zien indien we
de tekst hadden. De titel van het ontwerp is
trouwens ruimer dan het opleggen van de quota.
Het ontwerp heeft ook te maken met de
voorwaarden die aan de gedetineerden worden
opgelegd, en met de positie van het slachtoffer.
Wij zullen het ontwerp dus met veel aandacht
lezen, zodra we daartoe de kans krijgen.

Mijnheer de minister, u zegt dat het niet de
bedoeling was de gevangenisdirecteurs te viseren.
Dit zou maar een van de kleine lettertjes zijn.
Iedereen moet geresponsabiliseerd worden, zegt
u. U zegt echter ook dat u als uitvoerende macht
niet in handen heeft wie in de gevangenis belandt
of niet. Het is inderdaad nog altijd de
onderzoeksrechter die de belangrijkste rol speelt
in de wetgeving op de voorlopige hechtenis. Het is
de rechterlijke macht die de straffen uitspreekt.
Wij zullen hier nog het debat voeren over
de
taakstraffen en over de
strafuitvoeringsrechtbanken. Toch huiver ik een
beetje bij het idee dat er quota zullen worden
bepaald. Volgens mij moet een
gevangeniscapaciteit bestaan in functie van die
quota, en niet omgekeerd. Wij hebben immers het
beleid van minister Wathelet gekend waaruit heel
nefaste gevolgen voortvloeiden. Zo was ons land
maandenlang in de ban van een beslissing waarbij
plots vele gevangenen door lineaire maatregelen
uit de gevangenissen werden verwijderd om de
populatie te beheersen. Er werd toen gebruik
gemaakt van collectieve genademaatregelen en
dergelijke.

Als men nu quota gaat vaststellen over hoeveel
mensen gevangen kùnnen zitten, riskeert men dat
iemand zich aanbiedt met zijn celbriefje in een
gevangenis waar geen plaats is. Hij wordt dan
geacht begonnen te zijn aan het uitstel van zijn
straf. Zo kan hij zelfs geacht worden een maand in
de gevangenis te hebben gezeten voor hij weer
wordt opgeroepen.
05.05 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer
Bourgeois, de betrokkene wordt binnen de tien
dagen opnieuw opgeroepen.
17/04/2001
CRIV 50
COM 443
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
05.06 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de
minister, wij moeten het probleem toch in zijn
geheel bekijken. Er moet dus eerst een debat
gevoerd worden over wie in de gevangenis
thuishoort. Men mag niet eerst nagaan welke
capaciteit er bestaat, en in functie daarvan
bepalen wie in de gevangenis terecht kan. Bij de
bespreking van uw ontwerp zullen wij allicht de
kans krijgen hierop terug te komen.
05.07 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, de minister maakte een
bespiegeling over wat het zou kosten indien alle
celstraffen zouden worden uitgevoerd. Niemand
heeft echter ooit gezegd dat er 16.000 cellen of
meer moeten komen. De minister weet toch dat
de rechters wegens het beleid van snelle vrijlating
anticiperen op die versnelde vrijlating en daarom
zwaardere straffen uitspreken. Indien een
redelijker deel van de straf werd uitgezeten dan nu
het geval is, zou de lengte ervan automatisch
kleiner worden. Dan zou men kunnen komen tot
een behoorlijk aantal cellen, 11.000 of 12.000. De
7.000 of 8.000 bestaande cellen zijn uiteraard veel
te weinig. 11.000 of 12.000 cellen komt meer
overeen met de situatie in Nederland, en met de
enorm gestegen criminaliteit hier, door de
toegenomen zuigkracht voor de maffia.

Mijnheer de minister, ik stel vast dat u 8.250 cellen
als doel vooropstelt. U hebt echter niet gezegd
wanneer dit doel bereikt moet worden. Ik neem
aan dat dit binnen de twee jaar zal zijn. U brengt
niets nieuws. Ook de vorige CVP-ministers
hadden een cijfer van ongeveer 8.000 cellen naar
voor geschoven.

Op een gegeven ogenblik was er zelfs sprake van
9.000, maar blijkbaar werd daar komaf mee
gemaakt. Ik betreur dit.

In verband met het aantal gevangenen per cel,
mijnheer de minister, zei u dat u als eerste zou
protesteren mochten twee gevangenen een cel
delen, omdat zij van elkaar een en ander kunnen
leren. Wij hebben daartegen nooit geprotesteerd.
De situatie in de Antwerpse gevangenis was
werkelijk onaanvaardbaar. Maar het feit dat twee
gedetineerden tijdelijk een cel delen als
onaanvaardbaar bestempelen en daarvoor de
gevangenisdirecteur sanctioneren, dat is volgens
mij wel van het goede teveel en dat is bovendien
een verkeerd signaal.

Ik stel vast, mijnheer de minister, dat u het
individueel comfort van de gevangenen
belangrijker vindt dan de veiligheid in de
samenleving en dan de directe reactie van het
gerecht op crimineel gedrag. Dat betreur ik ten
zeerste.
05.08 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, alvorens te reageren op de laatste
opmerking van de heer Laeremans, wens ik te
zeggen dat ik het fundamenteel eens ben met de
stelling van de heer Bourgeois, in die zin dat het
probleem in zijn geheel moet worden beschouwd.
Dat is trouwens de reden waarom ik een link
maakte tussen het wetsontwerp op de quota, de
werkzaamheden die in het wetsvoorstel met
betrekking tot de interne positie van de
gedetineerden en de werkzaamheden die zullen
voortvloeien uit de commissie Holsters. Ik
beschouw dit als een geheel.

Bovendien verheel ik u niet dat het voorontwerp
van wet dat het daglicht heeft gezien in de
Ministerraad, uiteraard werd besproken met de
commissie Holsters die daarop een belangrijke
impact moet hebben. Immers, de
uitvoeringsrechtbank zal automatisch een
gedeeltelijke responsabilisering van de rechterlijke
macht inhouden.

Sedert de goedkeuring van de wet Franchimont
ontsnappen de onderzoeksrechters aan elke vorm
van controle of druk, behoudens dat de
correctionele raadkamer en de Kamers van
Inbeschuldigingstelling ten gepaste tijde toezicht
uitoefenen. Het is evident dat de bodemrechters
volledig onafhankelijk oordelen. Om de collectieve
genademaatregelen zoals deze zich in het
verleden voordelen ­ en waartoe ik nooit wou
overgaan ­ te vermijden, is de responsabilisering
van de rechterlijke macht vereist. Trouwens, ik
ben ervan overtuigd dat dit de kern van het debat
in de commissie voor de Justitie zal uitmaken.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Samengevoegde vragen van
- de heer Hugo Coveliers aan de minister van
Justitie over "de wet van 7 mei 1999 op de
kansspelen, de kansspelinrichtingen en de
bescherming van de spelers" (nr. 4360)
- de heer Jan Mortelmans aan de minister van
Justitie over "de wet op de kansspelen, de
kansspelinrichtingen en de bescherming van de
spelers" (nr. 4415)
06 Questions jointes de
- M. Hugo Coveliers au ministre de la Justice
sur "la loi du 7 mai 1999 sur les jeux de hasard,
les établissements de jeux de hasard et la
protection des joueurs" (n° 4360)
CRIV 50
COM 443
17/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
- M. Jan Mortelmans au ministre de la Justice
sur "la loi sur les jeux de hasard, les
établissements de jeux de hasard et la
protection des joueurs" (n° 4415)
06.01 Hugo Coveliers (VLD): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag zal
bijzonder kort zijn, misschien net zoals het
antwoord erop trouwens.

In de wet op de kansspelen wordt de
aanwezigheid van geldautomaten verboden in de
kansspelinrichtingen van klasse I, II en III.

De bepalingen in dat verband leken vrij duidelijk,
maar in uw antwoord op een schriftelijke vraag
sprak u niet alleen over de uitsluiting van de
mogelijkheden om geld te genereren met proton
of bancontact, maar ook van een verbod op
geldwisselaars.

Het verschil is duidelijk: via geldautomaten kan
men cash geld afhalen door middel van een
bankkaart, terwijl een geldwisselaar een bankbiljet
zal wisselen in muntstukken. In het gunstigste
geval zal zo'n automaat een briefje van
bijvoorbeeld tweehonderd frank wisselen in tien
stukken van twintig frank, maar uit sommige
automaten zullen er slechts negen stukken van
twintig frank vallen. Dergelijke geldwisselaars
zouden bijzonder handig zijn naast de
parkingmeters; voor de hulpagenten van de politie
zou alzo het argument dat men geen wisselgeld
op zak had, niet meer gelden. Anderen zouden
misschien bezwaar hebben tegen dergelijke
automaten omdat de aanwezigheid van
geldautomaten in de stad de onveiligheid
verhogen.

Mijnheer de minister, wellicht was het destijds niet
de bedoeling van de wetgever en de Kamer - voor
de Senaat was dat anders ­ om de geldwisselaar
te verbieden in de kansspelinrichtingen, maar
enkel de geldautomaten en terecht. Immers, wil
men het toegelaten bedrag van vijfhonderd frank
verliezen in een dergelijke inrichting en men
beschikt slechts over een briefje van vijfhonderd,
dan kan men dat gemakkelijk wisselen in een
geldwisselaar.

Mijnheer de minister, is het de bedoeling om ook
de geldwisselaars te verbieden?
06.02 Jan Mortelmans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, het verwondert mij dat deze
vraag aanleiding geeft tot een debat. Enerzijds
vermeldt het Reglement van de Kamer duidelijk
dat er in feite geen mogelijkheid is tot repliek of
debat op antwoorden van schriftelijke vragen.
Anderzijds is het antwoord van de minister wel
degelijk duidelijk. Bovendien was mijn vraag ook
duidelijk. Ik heb in mijn vraag een duidelijk verschil
gemaakt tussen betaalautomaten, geldwisselaars,
bancontact en proton. De minister antwoordde
daarop het volgende.

Ik citeer: "Derhalve zijn geldwisselaars verboden
en is de mogelijkheid om te betalen met proton of
bancontact uitgesloten." Dat is duidelijk.

Ik weet natuurlijk wat het probleem van de heer
Coveliers is. Hij stelt met lede ogen vast dat de
minister op dit vlak een streng beleid wil voeren.
Wij steunen hem daarin. We kunnen niet omheen
de duizenden slachtoffers van gokverslaving of de
families die daarbij betrokken zijn.
06.03 Hugo Coveliers (VLD): Of men al dan niet
geld kan wisselen, vergroot de verslaving niet.
06.04 Jan Mortelmans (VLAAMS BLOK): Men
heeft de mogelijkheid om met een briefje van
1.000 frank geldstukken af te halen. Dat verhoogt
de kans op een gokverslaving.

Ik denk dat een streng beleid op dit vlak op zijn
plaats is. Daar wringt het schoentje bij de heer
Coveliers. Enkele weken geleden heeft hij tijdens
de plenaire vergadering te kennen gegeven dat,
op basis van een advies van de commissie voor
de Kansspelen en een arrest van het Arbitragehof
dat op komst zou zijn, de wetgeving weleens zou
kunnen veranderen.

Mijnheer Coveliers, u hebt trouwens een
wetsvoorstel ingediend tot wijziging van die wet.
Daarin wilt u het maximaal verlies tot 500 frank
laten optrekken tot 1.000 of 1.500 frank. Daar
komt uw voorstel alleszins op neer.

Mijnheer de voorzitter, de wet stamt inderdaad
nog uit de vorige legislatuur. De
uitvoeringsbesluiten zijn echter het werk van deze
regering. Ik begrijp de zenuwachtigheid, maar ik
zou er toch de nadruk op willen leggen dat, wat
ons betreft, de problematiek van de gokverslaving
al onze aandacht moet blijven verdienen. Derhalve
is het opportuun dat we een strenge regelgeving
hanteren. Ik heb op zich niets tegen een evaluatie
van de wet. Integendeel, het is goed dat we af en
toe eens over ons eigen wetgevend werk
nadenken, maar ik vrees dat een versoepeling van
de wetgeving hier echt niet op zijn plaats is, want
dat is absoluut niet het in belang van onze
maatschappij.
17/04/2001
CRIV 50
COM 443
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
Ik zou u daarom een aantal concrete vragen willen
stellen, mijnheer de minister. Ik heb ze u ook
schriftelijk overgemaakt. Ik hoop dat u bij uw
antwoord blijft op mijn schriftelijke vraag nr. 294.
Werden binnen de regering initiatieven genomen
om de wet op de kansspelen aan te passen? Zo
ja, welke? Blijft de minister bij zijn standpunt een
streng beleid te willen voeren?
06.05 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, ik zal beginnen met de vraag van
collega Coveliers.

Er moet inderdaad worden vastgesteld dat er een
verschil bestaat tussen de Franstalige tekst van
artikel 58 van de wet van de kansspelen van 7 mei
1999 en de Nederlandstalige tekst, die veel ruimer
is. Men spreekt over geldautomaten. Dat zijn alle
automaten die op welke wijze dan ook geld
verdelen. In het Frans spreekt men over des
distributeurs automatiques de billets de banque.
Dat slaat op de automatische verdeelapparaten
van de bankbiljetten.

Ik verwijs naar de parlementaire stukken van de
Senaat 98-99,nr. 1, 419/17, bladzijde 164. De
afwezigheid van de geldautomaten zou de spelers
beletten dat het geld onmiddellijk beschikbaar is
om verder te gaan met hun passie. De Franstalige
tekst is in dit opzicht dus duidelijker.
Geldwisselaars, die ook geldautomaten zijn,
geven enkel stukken terug in plaats van biljetten,
maar genereren geen nieuw geld.

Dit dient ook gezien te worden in het licht van
artikel 58 dat bepaalt en ik citeer opnieuw: "
Niemand mag aan de spelers of gokkers enige
vorm van lening of krediet toestaan". Op die
manier wordt de onduidelijkheid, mijns inziens, uit
de wereld geholpen.

Ik ga dieper in op de vragen van de heer
Mortelmans. Mijnheer Mortelmans ik zie niet in
wat ik zou moeten wijzigen aan het antwoord op
de schriftelijke vraag 294. Ik blijf bij mijn
standpunt. Ik zal de tweede en de derde vraag
samen behandelen. Mijn kabinet heeft een
voorontwerp van wet opgesteld dat de wijziging
beoogt van sommige bepalingen van de wet van 7
mei 1999 op de kansspelen. Deze wijzigingen
hebben enerzijds betrekking op de rechtzetting
van een aantal misvattingen en, komen anderzijds
tegemoet aan een aantal vastgestelde
onvolmaaktheden. Dit voorontwerp werd voor
advies doorgezonden aan de kansspelcommissie.
Het zal zeer binnenkort voor een eerste lezing
naar de Ministerraad worden verzonden. Als
minister van Justitie heb ik het standpunt van de
kansspelcommissie steeds gevolgd en gedeeld.
Het is de bedoeling een streng beleid te voeren.
Dit was immers het opzet van de wet van 7 mei
1999.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Vraag van de heer Servais Verherstraeten
aan de minister van Justitie over "de wetgeving
inzake bewakingscamera's" (nr. 4384)
07 Question de M. Servais Verherstraeten au
ministre de la Justice sur "la législation relative
aux caméras de surveillance" (n° 4384)
07.01 Servais Verherstraeten (CVP): Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de minister, niet alleen
privé-ondernemers maar ook
overheidsinstellingen en gemeentebesturen
voelen steeds meer de behoefte aan om her en
der bewakingscamera's te plaatsen. Wat deze
materie betreft, bevinden we ons op dit ogenblik in
een juridisch vacuüm omdat er inzake de
bewakingscamera's - op een paar uitzonderingen
na zoals de onbemande camera's in het verkeer
geen - specifieke wetgeving bestaat. De leiddraad
is de wet op de privacy en de adviezen terzake
van de commissie voor de Bescherming van de
Persoonlijke Levenssfeer. Alhoewel deze
adviezen van hoog moreel gezag zijn, zijn ze
juridisch niet bindend waardoor er op het terrein
heel wat rechtsonzekerheid heerst. We stellen
vast dat de politiediensten niet uniform reageren
op ingediende klachten terzake. De rechtspraak
terzake is evenmin eenduidig.

Mijnheer de minister, er heerst grote
onduidelijkheid, onder meer inzake bewijskracht
van door bewakingscamera's opgenomen
beelden. We moeten een afweging maken tussen
het doel van de bewakingscamera's en het
respect voor de privacy, twee elementen die wel
eens in conflict met mekaar kunnen komen. In de
krant heb ik gelezen dat een vertegenwoordiger
van uw kabinet stelt dat de invulling van het
juridisch vacuüm met betrekking tot de
bewakingscamera's voor u geen prioriteit is. Is zijn
bewering juist? Bent u van plan terzake initiatieven
te nemen? Bent u van oordeel dat er geen
problemen zijn of denkt u aan andere oplossingen
om de rechtsonzekerheid weg te werken?
07.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, ik wil eerst antwoorden op de laatste
vraag. Het is correct dat het Belgisch recht geen
wetgevende basis heeft om de voorwaarden en de
procedure voor de installatie van de
bewakingscamera's te regelen. Niet de minister
CRIV 50
COM 443
17/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
van Justitie draagt terzake enige bevoegdheid, wel
de minister van Binnenlandse Zaken. Hij zou een
ontwerp van wet kunnen opstellen.

Het is, mijns inziens, overdreven te stellen dat de
Belgische burger volledig onbeschermd is ten
aanzien van de aantasting van de persoonlijke
levenssfeer ingevolge het gebruik van
bewakingscamera's. Zodra beelden worden
verzameld, moet de wet betreffende de
bescherming van de persoonlijke levenssfeer
worden toegepast. Elke opname is per definitie
een soort verwerking. Vanaf de verwerking treedt
de wet in werking.

In de praktijk blijkt evenwel dat niet alle gefilmde
personen noodzakelijk identificeerbaar zijn en dat
identificatie uiterst geavanceerde apparatuur kan
vereisen om daartoe te kunnen overgaan. In dat
geval is er niet langer sprake van het begrip
"persoonsgegevens" in de zin van de wet. Er is
sprake van persoonsgegevens als de gefilmde
personen identificeerbaar zijn. In dat geval moeten
de beginselen van de wet betreffende de
bescherming van de persoonlijke levenssfeer
worden nageleefd, zoals de verplichting om de
burger van de aanwezigheid van
bewakingscamera's op de hoogte te brengen, de
noodzaak om het bereik van de camera's duidelijk
af te bakenen tot hetgeen voor het nagestreefde
doel strikt noodzakelijk is, of de verplichting de
beelden slechts te bewaren gedurende de tijd
nodig om de doelstellingen te kunnen bereiken.

De commissie voor de Bescherming van de
Persoonlijke Levenssfeer is het orgaan dat de
naleving van die beginselen controleert. Die
controle wordt vooreerst verricht aan de hand van
de verplichting tot aangifte. Van iedere volledige of
gedeeltelijk geautomatiseerde verwerking moet
aangifte worden gedaan bij de commissie voor de
Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer,
die in het kader van die verplichting bevoegd is om
bijkomende gegevens te eisen, alsook kan
bevelen dat de gegevens worden gewist of
vernietigd of een verwerking tijdelijk dan wel
definitief moet worden verboden. Overigens
onderzoekt de commissie voor de Bescherming
van de Persoonlijke Levenssfeer de klachten van
de individuen die menen dat hun persoonlijke
levenssfeer is aangetast. Wanneer hun klacht
ontvankelijk is, verricht de commissie alle taken
inzake bemiddeling die ze nodig acht. In geval
geen minnelijke schikking kan worden bereikt,
verleent de commissie advies omtrent de
gegrondheid van de klacht waarbij eventueel aan
de verantwoordelijke voor de verwerking een
aanbeveling wordt gedaan.

De voorzitter van de commissie kan aan de
rechtbank van eerste aanleg alle geschillen
voorleggen die betrekking hebben op de
toepassing van de wet betreffende de
bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Daarmee bedoel ik de volgende twee zaken. Ten
eerste, de commissie heeft geen wettelijke basis.
Daar kan ik als minister van Justitie niet voor
zorgen. Ten tweede, zelfs bij een minimum aan
gegevens, vanaf het punt dat ze tot de
identificeerbaarheid van personen leiden, moeten
de strikte verplichtingen van de wet op de
bescherming van de privacy worden
gerespecteerd.

Ik meen dat we in een evenwicht zitten dat, zelfs
indien het een zekere labiliteit vertoont, toch
aanwezig is en de nodige bescherming kan
bieden.
07.03 Servais Verherstraeten (CVP): Mijnheer
de voorzitter, ik dank de minister voor zijn
antwoord.

Mijnheer de minister, u spreekt van het broze
evenwicht en de labiliteit. Het probleem is echter
dat bij gebrek aan specifieke wetgeving, veel
mensen die ook binnen Justitie
verantwoordelijkheid dragen, daarmee
geconfronteerd worden. Daardoor doen ze al dan
niet overbodig werk. Het is jammer van de
verspilde energie die gedeeltelijk zou kunnen
worden voorkomen en dat is te betreuren.
07.04 Minister Marc Verwilghen: Als men die
energieverspilling wil voorkomen, dan heeft men
daarvoor een wetgeving nodig. Dat valt niet onder
mijn bevoegdheden.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

De voorzitter: Op zijn verzoek wordt de vraag
nr. 4391 van de heer Jacques Simonet uitgesteld
tot volgende week. Daar de samenvoeging van de
vragen van de heren Jacques Simonet en Geert
Bourgeois eigenlijk niet gepast is aangezien beide
vragen niets met elkaar te maken hebben, stel ik
voor de vraag nr.
4393 van de heer Geert
Bourgeois nu te behandelen. (Instemming)
08 Vraag van de heer Geert Bourgeois aan de
minister van Justitie over "het experiment in het
Brusselse Hof van Beroep met de actieve
rechter" (nr. 4393)
08 Question de M. Geert Bourgeois au ministre
17/04/2001
CRIV 50
COM 443
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
de la Justice sur "l'expérience de la Cour
d'appel de Bruxelles consistant à faire jouer un
rôle actif au juge" (n° 4393)
08.01 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag is
geïnspireerd door een artikel uit De Standaard van
9 april 2001. Daarin stond dat in het Brusselse hof
van beroep al drie jaren een experiment zou lopen
met een actieve rechter. Het gaat om een rechter
die het verloop van het proces managet, niet te
verwarren met de managing van de rechtbank
zelf. De actieve rechter speelt een actieve rol in
het verloop van het proces. In samenwerking met
de partijen zorgt hij voor de procesvooruitgang.

De titel van het artikel was een beetje uitdagend
en luidde; "Idee van actieve rechter werkt, maar
flessenhals verschuift. Het plan van Verwilghen
verhoogt achterstand". De inhoud van het artikel
komt erop neer dat het systeem van de actieve
rechter de facto werkt en zijn vruchten afwerpt, in
die zin dat de bij dit experiment gevolgde
procedures toelaten vlugger te pleiten, waardoor
wel een probleem van vonniscapaciteit zou
ontstaan. Hierdoor zou de tijd die gewonnen wordt
bij de voortgang van het proces - het nemen van
conclusies en dergelijke meer - weer grotendeels
verloren gaan.

In 1998 was slechts 10% van de wachtende zaken
klaar om gepleit te worden, terwijl na toepassing
van het experiment in januari 2001 de helft klaar
was om gepleit te worden. In 1998 bleef dus 90%
in de wachtkamer, wat inhoudt dat deze dossiers
moesten wachten op een behandeling voor de
rechtbank om er te kunnen worden gevonnist en
dit door een gebrek aan voldoende capaciteit.

Als ik het krantenbericht mag geloven kunnen er
twee conclusies worden getrokken. Ten eerste,
het systeem op zich werkt en het leidt ertoe dat de
procesgang vooruit gaat. U weet trouwens dat wij
daarvoor een wetsvoorstel hebben uitgewerkt en
ik neem aan dat u nog altijd bezig bent met een
ontwerp terzake.

Een tweede conclusie zou dan zijn dat er verderop
een flessenhals ontstaat. Er zouden voorstellen
zijn om de afhandelingscapaciteit op te drijven en
ik heb daar wel een paar vragen bij omdat het mij
niet geheel duidelijk is wat er precies zou worden
voorgesteld. Men zou enerzijds pleiten voor meer
referendarissen, dus meer bijstand van
magistraten - een oud VU-voorstel zoals u weet -
en anderzijds voor de invoering van een
objectieve werklastmeting. Mijn vragen zijn
drieërlei.

Ten eerste, wat is de precieze inhoud van die
nota's? Ik vraag u niet om die nota's in extenso te
brengen, maar klopt het algemeen beeld dat in de
krant werd weergegeven en dat deze nota's in
grote lijnen het gevolg zouden zijn van deze
studie? Ik besef dat ik, vooruitlopend op uw
antwoord, wat negatieve zinspelingen aan het
maken ben. Klopt deze samenvatting?

's Anderendaags lees ik dan in dezelfde krant dat
deze nota problematisch zou zijn en niet de
goedkeuring wegdraagt van de algemene
vergadering, zodat zij niet voor behandeling of
bespreking geschikt zou zijn. Waarschijnlijk is de
oorzaak hiervan te zoeken in een discussie over
de voorgestelde remedies.

Ten tweede, werd dit experiment in het hele hof
van beroep toegepast of alleen in welbepaalde
kamers en is de nota voor u voldoende om als
basis te dienen voor een beleidsinstrument? Ik
ben heel sterk geïnteresseerd in de resultaten van
dit experiment, precies omdat het betrekking heeft
op het wetsvoorstel dat wij hebben uitgewerkt en
dat nu, na advies van de Raad van State, voor
advies is bezorgd aan de Hoge Raad van Justitie.

Ten derde, mijnheer de minister, wat denkt u van
de aangekaarte problematiek? Verstrekt het u in
uw overtuiging dat de weg van de actieve rol van
de rechter verder moet worden bewandeld?
Welke problemen zijn hieraan verbonden en
welke oplossing stelt u daarbij voor?
08.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, collega Bourgeois, ik heb ook de titel
gelezen in de door u geciteerde krant. Wanneer
men dan achteraf de inhoud leest, dan blijkt dat de
vlag niet volledig de lading dekt. Het hof van
beroep te Brussel heeft in de loop van het jaar
2000 een nota overgemaakt met betrekking tot
procesmanagement. Het systeem steunt
voornamelijk op afspraken, gemaakt tussen de
rechters en de advocaat, ter regeling van de
conclusietermijnen, met inbegrip van - het woord
is niet onbelangrijk - de vaststellingsaanvraag om
te pleiten, wat minder verwijzingen van zaken naar
de rol tot gevolg zou hebben. Het lijkt mij evident
dat wanneer die afspraak wordt gemaakt, er
inderdaad minder zaken naar de rol terugkeren en
dat men afspraken maakt om tot een
vaststellingsaanvraag te komen, maar daarmee is
de zaak natuurlijk nog niet vastgesteld.

Dit systeem wordt niet alleen in het hof van beroep
in Brussel toegepast. Het hof van beroep te Gent
neemt sinds geruime tijd akte van
CRIV 50
COM 443
17/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
conclusietermijnen en stelt zelfs een rechtsdag
vast. Het Gentse systeem gaat een stap verder
dan de vaststellingsaanvraag en stelt de
rechtsdag vast. Op dit ogenblik is het niet
helemaal duidelijk of dit op al de kamers van het
hof van beroep te Brussel als werkmethode wordt
gevolgd. Ik heb de indruk dat het bij de
inleidingskamer van de zaken in graad van hoger
beroep is. Ondanks mijn vraag om inlichtingen,
heb ik terzake geen verdere informatie verkregen.
De vakantieperiode speelt wellicht een rol.

Het is ongetwijfeld een stap in de goede richting
maar het lost niet al de problemen op. Op
wetgevend vlak moet worden ingegrepen om
bepaalde maatregelen afdwingbaar te maken die
de procesgang bevorderen. De zaken die in staat
zijn, moeten door de magistraat kunnen worden
behandeld. Niettegenstaande de afsplitsing van
het parket -
zaken die tot de gerechtelijke
achterstand worden gerekend op grond van artikel
106bis van het Gerechtelijk Wetboek zoals
ingevoerd door de wet van 9 juli 1997, ook wel de
historische achterstand genoemd - blijkt dat de
wachttijden te Brussel opnieuw aanzienlijk
oplopen. Dit bewijst dat zonder wetgevend initiatief
problemen zullen blijven bestaan.

Er moet worden opgemerkt dat het kader van het
hof van beroep te Brussel volzet is, met
uitzondering van 3 raadsheren van wie de
benoeming de volgende dagen mag worden
verwacht. Bovendien is er eveneens voorzien in
de aanwerving van 5 referendarissen voor het hof
van beroep te Brussel. Op dit vlak zijn, mijns
inziens, al de nodige maatregelen getroffen.

Het voorstel om tot de actieve rechter over te
gaan is een voorstel dat verder gaat omdat het
zich op elk niveau situeert, voor elke vorm van
procedure, telkenmale volgens een gelijkaardig
stramien met inbegrip van de rechtsdag waarop
de zaak moet gepleit en behandeld worden. Dat
is
een fundamenteel verschil. De
vaststellingsaanvraag is een stap in de goede
richting. Wij evolueren echter naar een meer
afdwingbare en meer uniforme regeling op elke
graad van procedure, eerste aanleg of hoger
beroep.
08.03 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de
minister, ik kijk met belangstelling uit naar deze
nota.
08.04 Minister Marc Verwilghen: Men heeft de
nota aan mij bezorgd. Het is een denkoefening
van een raadsheer die met het procédé heeft
gewerkt en zijn bevindingen neerschrijft.
08.05 Geert Bourgeois (VU&ID): En de
algemene kamer heeft zijn goedkeuring nog niet
verleend. Het zou me verheugen als dit gebeurt.

Mijnheer de minister, ik stel vast dat onze ideeën
gelijklopend zijn. Ons wetsvoorstel bevat dezelfde
remedies. De gekozen remedie zal gepaard
moeten gaan met een uniform systeem van
werklastmeting. De Hoge Raad voor de Justitie zal
met deze opdracht belast worden. Het aantal
referendarissen zal moeten worden uitgebreid. Op
andere niveaus zullen de griffiers deze taak
moeten waarnemen. In Nederland geven rechters
die schriftrechtelijk moeten delibereren een aantal
eenvoudige zaken onmiddellijk aan de griffier.
Alleen de meer complexe zaken worden door de
rechter behandeld.

We moeten, mijns inziens, een geheel van
maatregelen nemen om de procesgang vooruit te
helpen zodat de rechtzoekende op een behoorlijk
snelle wijze recht krijgt in zaken waarin hij
vragende partij is.

De voorzitter: Chauvinisme dwingt me mee te
delen dat in Antwerpen reeds lang een
overeenkomst bestaat tussen de balie en het hof
die perfect werkt. Alleen de tussentijd tussen de
laatste conclusie en de vaststelling zorgt nog voor
problemen.
08.06 Geert Bourgeois (VU&ID): Een uniform
systeem laat toe om de werklast te meten.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Samengevoegde vragen van
- de heer Geert Bourgeois aan de minister van
Justitie over "de toestand in het Antwerpse
parket" (nr. 4395)
- de heer Bart Laeremans aan de minister van
Justitie over "de schrijnende situatie bij het
Antwerpse parket" (nr. 4414)
- de heer Tony Van Parys aan de minister van
Justitie over "het open conflict tussen het
parket van Antwerpen en de minister van
Justitie" (nr. 4417)
09 Questions jointes de
- M. Geert Bourgeois au ministre de la Justice
sur "la situation au sein du parquet d'Anvers"
(n° 4395)
- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice
sur "la situation pénible au parquet d'Anvers"
(n° 4414)
- M. Tony Van Parys au ministre de la Justice
sur "le conflit ouvert entre le parquet d'Anvers
17/04/2001
CRIV 50
COM 443
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
20
et le ministre de la Justice" (n° 4417)
09.01 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de
voorzitter, dit is een vraag die geregeld terugkomt.
Ik heb mijn oude interpellaties terug
bovengehaald. De heer Van Parys die straks ook
een vraag terzake zal stellen, heeft indertijd als
minister van Justitie ook de eer gehad over de
toestanden in het Antwerpse parket te worden
geïnterpelleerd, onder meer ook naar aanleiding
van publieke verklaringen van magistraten, zoals
bijvoorbeeld van de fiscale substituut die eind
1998 zei dat hij inzake de fiscale strafzaken alleen
de toepassing van de Strafwet kon vragen, omdat
hij niets meer de tijd vond om complexe dossiers
te lezen. Wij hebben de minister van Justitie toen
meermaals geïnterpelleerd over de toestand in het
Antwerpse parket. Er werden dan inderdaad een
aantal maatregelen beloofd. Een van mijn vragen
is dan ook of de destijds beloofde maatregelen
allemaal werden uitgevoerd.

Het betreft in dit geval een iets meer
ophefmakende zaak dan de vorige keer dat
Antwerpen in het nieuws kwam. In een interview in
het weekblad Knack en in De Standaard doet de
heer Van Lijsebeth, de procureur des Konings, zijn
beklag over de middelen en de mensen die hij ter
beschikking krijgt van het ministerie van Justitie. Ik
citeer de titel uit De Standaard: "Wij moeten op
een middeleeuwse manier werken." Hij zou
daarmee naar buiten komen omdat hij geen
respons op zijn herhaalde vragen zou krijgen,
zowel bij brief als bij mondelinge contacten met de
minister. De heer Van Lijsebeth zegt met ongelijke
wapens te moeten strijden tegen de
georganiseerde criminaliteit. Hij zegt dat er een
oorlogssituatie is, maar dat de andere partij over
bijna onbeperkte middelen beschikt en vertrekt
met een grote voorsprong, terwijl zij het op
middeleeuwse wijze moeten doen, zowel op
materieel vlak als op het vlak van de bezetting.

Ik heb mijn interpellatie vrij vroeg ingediend.
Ondertussen is een en ander bijkomend in de
pers verschenen. De dag dat het artikel in de pers
verscheen, heeft de minister de heer Van
Lijsebeth bij zich geroepen waarna een publiek
dispuut ontstond over de cijfers, de bezetting, het
kader. Mijnheer de minister, ik hoop dat u nu
terzake uitsluitsel kunt geven. Ik meen immers in
een laatste reactie gelezen te hebben dat u het
antwoord voor de commissie voor de Justitie wou
voorbehouden, omdat een aantal vragen terzake
werden ingediend.

Mijnheer de minister, ik heb terzake een aantal
vragen.

Ten eerste, wat is er geworden van de middelen
die twee jaar geleden werden beloofd? Ik lees dat
er toen reeds noodmaatregelen werden genomen.
Er zouden zeven parketjuristen worden
toegevoegd. Ik neem aan dat dit er ondertussen
meer zijn geworden. In afspraak met de
procureur-generaal zouden drie leden van het
parket-generaal worden gedetacheerd met een
opdracht van bijstand aan het parket van eerste
aanleg én ook met een auditfuncitie, eigenlijk
vooruitlopend op de Octopus-wetgeving, met
name de functie en de taak die aan de leden van
het parket-generaal zou worden gegeven.
Daarvan wordt veel verwacht, maar is dit ook
uitgevoerd? Wat was het resultaat daarvan?

Een tweede vraag gaat over het fameuze kader.
De heer Van Lijsebeth zegt dat er een bezetting
van 38 op 62 is, waarvan 18 mensen met een
ervaring van minder dan vijf jaar. Hij zegt met
andere woorden dat hij 24 mensen tekort heeft.
De minister zegt dat het over een bezetting van 43
mensen en een tekort van 13 gaat. Er kan slechts
één cijfer kloppen. Ik meen ondertussen begrepen
te hebben dat u, waar u dat voor andere parketten
van Brussel wel zou doen, u voor Antwerpen geen
rekening zou hebben gehouden met de
toegevoegden ingevolge de snelrechtwetgeving.
Dat is in eerste instantie reden om aan te nemen
dat de cijfers van de heer Van Lijsebeth kloppen.
Ik zou echter de juiste stand van zaken willen
kennen, rekening houdend met de recente
toewijzingen van toegevoegde parketmagistraten.

Ten derde, is het juist dat er maar zes magistraten
- en dan nog niet eens voltijds ­ kunnen worden
ingezet in de strijd tegen de georganiseerde
criminaliteit?

Ten vierde, is het juist dat er minstens de helft
meer voltijdse equivalenten zouden moeten zijn
om de georganiseerde criminaliteit efficiënt te
kunnen aanpakken? Zo ja, wat kunt u daaraan
doen? Ik heb ondertussen gehoord dat u een
loonsverhoging aankondigt. Ik neem aan dat
daarvoor een begrotingswijziging nodig is. Die
vraag kan volgens mij in elk geval niet langer
worden ontweken. Ik heb daarnet reeds verwezen
naar het Nederlandse systeem. Uit mijn informatie
blijkt dat er in Nederland op het niveau van de
rechtbanken van eerste aanleg wedden worden
uitbetaald die vergelijkbaar zijn met wedden die bij
ons op het niveau van de hoven van beroep
worden uitbetaald. De ambten zijn door deze
remuneratie uiteraard heel wat aantrekkelijker wat
meer mensen ertoe aanzet om naar het parket of
de zetel over te stappen.
CRIV 50
COM 443
17/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
21

Mijn vijfde vraag gaat over de parketjuristen. In
Antwerpen zouden er 12 parketjuristen zijn terwijl
dit aantal in Brussel 32 bedraagt. Is dit juist? Hoe
verklaart u dit? Is dit geen scheeftrekking en dan
vooral gelet op het belang van het Antwerpse
parket?

De zesde vraag gaat over de aankoopautonomie.
Mijnheer Van Lijsebeth beweert dat hij voor de
aankoop van een nietjesmachine toestemming
moet vragen in Brussel. Ik heb terzake ook reeds
een aantal straffe verhalen gehoord. Ik heb zelf
kunnen vaststellen dat een parketmagistraat met
een lege balpen naar de secretaris van het parket
stapte om te kunnen bewijzen dat hij niet meer
kon schrijven vooraleer hij een nieuwe balpen kon
krijgen. Dit zijn archaïsche toestanden die voor
buitenstaanders nauwelijks begrijpbaar zijn. U
hebt geantwoord dat voor dergelijke zaken wel
degelijk een budget zou worden vrijgemaakt. In
Nederland krijgen de officieren van Justitie een
budget toegekend waarover zij zelf kunnen
beslissen.

Een volgende vraag heeft betrekking op de
onthaal- en vergaderkosten. Er wordt daarvoor in
een bedrag voorzien van 82 euro per maand wat
neerkomt op 3.300 Belgische frank. U zou
nochtans 198 euro, zowat 8.000 frank, per maand
hebben toegezegd. Van dit laatste is echter niets
in huis gekomen. Is dit juist? In het kader van de
contacten die nodig zijn om de georganiseerde
criminaliteit te bestrijden, lijkt het mij nochtans
wenselijk om af en toe mensen op een
ordentelijke manier te kunnen uitnodigen.

De volgende vraag handelt over het autopark. Er
zouden slechts twee tweedehandse wagentjes ter
beschikking staan terwijl een derde wagen reeds
236.000 kilometer op de teller heeft staan. Is dit
juist? Zult u hieraan iets veranderen?

Ten slotte wil ik het hebben over de
informatisering. Ik heb ook daarover reeds eerder
geïnterpelleerd. Ik kreeg toen het antwoord dat
heel het parket van Antwerpen is geïnformatiseerd
en zelfs op een vrij innovatieve manier. Er werd
gezegd dat alle parketmagistraten immers
toegang zouden krijgen tot alle hangende zaken,
ook deze die zij niet zelf behandelen zodat er
interactiviteit ontstaat. Volgens de heer Van
Lijsebeth zijn de computersystemen van de
parketmagistraten en deze van het personeel niet
compatibel zodat een verslag weer helemaal moet
worden overgetypt omdat de systemen niet op
mekaar kunnen worden afgesteld. Er werd
nochtans gezegd dat vanaf het eerste semester
van 1999 een performant systeem zou worden
gebruikt. In het kader van de strijd tegen de
georganiseerde criminaliteit lijkt mij dit geen
onbelangrijk element.

Ik heb ondertussen nog een bijkomende vraag,
mijnheer de minister. U hebt de procureur bij u
geroepen. U hebt gezegd dat u zou nadenken
over het al dan niet instellen van een
tuchtprocedure. Bent u van plan een
tuchtprocedure op te starten tegen de procureur
van Antwerpen?
09.02 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik
begin met een kort citaat: "Gedurende decennia
werden de parketten schromelijk verwaarloosd en
bleven zij hangen in het tijdperk van de
ganzenveer. Nog steeds hoort men klachten van
de parketmagistraten: 70% tot 80% van hun tijd
zijn zij bezig met puur administratief werk. De
parketten kreunen onder het werk. Zij zijn
vandaag absoluut onvoldoende gewapend en
geschoold om kort op de bal te spelen en om de
criminaliteit en de snel wisselende tactieken en
technieken van de criminelen bij te houden. Zij
slagen er zelfs niet in een hedendaagse
communicatie te voeren met de politiediensten. In
grote steden, vooral in Antwerpen en Brussel, is
het beroep van parketmagistraat zo
onaantrekkelijk geworden dat een kwart van de
betrekkingen open staat en niet meer opgevuld
geraakt. Deze minister van Justitie is, net als zijn
voorganger, niet bereid voor een echte ommekeer
te zorgen. Dit kan alleen maar middels een
drastische injectie van mensen en middelen". Dit
waren de woorden van onze fractie amper een
maand geleden, tijdens het debat over het
federaal parket. Een en ander wordt nu meer dan
duidelijk en eindelijk bevestigd door de Antwerpse
procureur, die eindelijk de moed heeft gevonden
naar buiten te komen en te bevestigen wat al zo
lang is geweten.

Wij hebben dit al jaren aangeklaagd, mijnheer de
minister, onder andere bij de bespreking van het
Veiligheidsplan. Iedereen herinnert zich nog dat dit
een dikke turf was, waarin geen enkel hoofdstuk
werd gewijd aan het parket. Nochtans is dit het
zenuwcentrum, de ruggengraat van elk
veiligheidsbeleid. Niettemin is dat parket mee door
uw beleid tot op heden zeer zwaar
veronachtzaamd. Ik heb lang gedacht dat dit een
blinde vlek was bij de huidige regering en de
vorige, maar zeker bij deze meer dan eens
gewaarschuwde regering blijkt dit een bewuste
politiek te zijn. Immers, meer middelen voor de
parketten betekent automatisch meer vervolging,
17/04/2001
CRIV 50
COM 443
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
22
meer straffen, meer repressie dus. Parketten
staan immers heel vaak gelijk aan repressie en
dat strookt niet met het beleid van de roodgroene
coalitie, waarin de blauwe kleur al te vaak en in elk
geval meer en meer wegkwijnt. In ieder geval bent
u door het aanmodderen met de parketten en het
veiligheidsbeleid de objectieve bondgenoot
geworden van de georganiseerde misdaad, meer
nog dan uw voorganger van de CVP. Dat is nu
toch wel duidelijk. Stel dat u zich vandaag zou
beperken tot de mededeling dat er volgende
maand weer enkele magistraten bij zullen komen.
Ik noem u een objectieve bondgenoot van de
georganiseerde misdaad. Door aan te modderen
en door de parketten niet voldoende middelen te
geven, speelt u in elk geval in de kaart van de
georganiseerde misdaad. Dat is duidelijk, dat blijkt
uit de uitspraken van de parketmagistraten. U
lacht daarmee, maar ik vind dat pijnlijk!

Een ding is vandaag duidelijk: vandaag u
beperken tot de mededeling dat er een paar
parketmagistraten bij zullen komen, zal niet
volstaan. De komende maanden zal er immers
ook weer een aantal afvloeien. Het probleem blijft,
het is een structureel probleem geworden. Dit kan
enkel worden verholpen door structurele
maatregelen. Die werden trouwens aangegeven in
een open brief van de parketmagistraten aan uw
adres. Men zegt: "Om de werkdruk tot
aanvaardbare proporties te herleiden, dienen op
korte termijn alvast de nodige middelen te worden
toegekend, niet in het minst een aangepaste en
toereikende administratieve, juridische, materiële
en technologische ondersteuning en financiële
vergoedingen voor bijzondere prestaties". Dit is
alleen maar mogelijk met een combinatie van
factoren, met een cluster van maatregelen. Enkel
zo kan een verbetering worden bereikt. Er is een
paardenmiddel nodig voor onze parketten, zeker
in de hoofdsteden. Er moet dringend van koers
worden veranderd.

Ik heb een aantal concrete vragen, maar ik zal niet
alles herhalen wat reeds werd gezegd. Ten eerste,
er zijn de aantallen natuurlijk en een
verduidelijking van de cijfers. Vindt u de werklast
van 9.210 dossiers per magistraat aanvaardbaar,
of is dat soms nog te laag? Denkt u dat zij nog
beter kunnen?

Ten tweede is er de infrastructuur. Hoe komt het
dat die mensen bij het Antwerps parket het
moeten stellen met amper drie wagens, waarvan
een oud vehikel en een knalrood
tweedehandsvoertuigje waarmee men nauwelijks
iets kan doen? De gsm-kosten werden niet
vermeld door de procureur, maar daarover hoor ik
klachten van andere parketmagistraten.

Het bedrag dat zij maandelijks mogen opbellen,
zou ook voor onderzoeksrechters veel te laag zijn.

Dan zijn er de problemen met de computers. Hoe
verklaart u dat er geen compatibiliteit is tussen de
diverse diensten? Hoe verloopt trouwens de
communicatie met de politiediensten? Ook daar
rijzen problemen met de informatica.

Ten vierde, wat de financiële sectie betreft, werd
drie jaar gelden door uw voorganger, Tony van
Parys, een noodplan voorgesteld voor 150
dossiers die dreigden te verjaren. Nu lezen we
echter opnieuw dat er verjaring dreigt. Hoe
verklaart u dat en wat is daar gaande?

Ten vijfde, de procureur stelt dat hij telkens weer
de vinger op de wonde heeft gelegd, maar dat hij
geen gehoor kreeg. Hij zei letterlijk dat het was
alsof hij tegen een muur sprak. Dat is toch wel
zeer zwaarwichtige taal van een van de
belangrijkste parketmagistraten van dit land. Wat
antwoordt u daarop en wat gaat u doen om beter
te communiceren met uw parketmagistraten?

Ten zesde, is het de minister ernst met zijn strijd
tegen de georganiseerde misdaad in Antwerpen?
Gaat de minister akkoord met de opties die door
Hugo Coveliers naar voren werden geschoven in
verband met de illegalen en de vermeende
asielzoekers, met name een actieve
opsporingspolitiek en akkoorden met de
herkomstlanden om ze daar te bestraffen? Wij zijn
zeer verheugd met deze wending, want de heer
Coveliers neemt hier grotendeels zaken over die
wij in het verleden ook al hebben gezegd en die
erop neerkomen dat criminele vreemdelingen
terug naar hun land moeten worden gestuurd.
Eindelijk wordt die taal overgenomen. Ik had
echter graag geweten of ook de regering deze taal
overneemt en of u er enig gehoor aan geeft.
09.03 Tony Van Parys (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, ik meen dat wat
vorige week is gebeurd, eigenlijk veel meer is dan
zomaar een incident tussen de procureur des
Konings van Antwerpen en de minister van
Justitie. Er zijn twee zaken die mij tot deze
vaststelling nopen.

Ten eerste is dit incident uitgegroeid tot een open
conflict tussen het parket van Antwerpen en de
minister van Justitie. Wij kunnen niet anders dan
dat concluderen, gezien de zeer scherpe teneur
van de persmededeling van de parketmagistraten
van Antwerpen, van de parketjuristen en van
CRIV 50
COM 443
17/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
23
gerechtelijke stagiairs. Ik geloof dat dit toch wel
een bijzonder uitzonderlijke omstandigheid is,
wetende ­ en we hebben er in deze commissie
over gediscussieerd ­ dat zij opereren onder het
gezag van de minister van Justitie.

Ten tweede, het probleem dat hier rijst heeft
betrekking op een van de topprioriteiten van de
regering, met name de strijd tegen de
georganiseerde criminaliteit, zoals opgenomen in
het Veiligheidsplan. Hier gaat het dus over de
concrete invulling op het terrein van een van de
topprioriteiten van het Veiligheidsplan. Wij weten
ondertussen ook wat dat terrein is, mijnheer de
voorzitter, mijnheer Coveliers. Het terrein is daar
waar tijdens de paasvakantie vier mensen werden
vermoord, naar men zegt als afrekeningen binnen
het milieu van de georganiseerde criminaliteit.

Ik meen, mijnheer de minister, dat de escalatie tot
een open conflict van het incident tussen u en de
procureur mede is veroorzaakt door uw volgens
mij zeer ongelukkige reactie, die ik ook niet
helemaal heb begrepen. Ik dacht dat deze
gegevens een aanleiding konden zijn om het
probleem te erkennen en effectief aan te pakken.
U hebt daarentegen geopteerd voor het trachten
te weerleggen van de cijfers die in een tijdschrift
zijn gepubliceerd. Ik kan me echter niet van de
indruk ontdoen dat u met de cijfers hebt
gegoocheld en dat u de feitelijke gegevens hebt
gemanipuleerd.

De procureur des Konings zegt dat er 23
vacatures zijn, de minister van Justitie spreekt van
6 vacatures in Antwerpen. Als we even de
rekening maken op basis van de gegevens zoals
ze zijn verschenen in de media, dan is het
duidelijk dat de minister blijkbaar de 7
ontbrekende toegevoegde substituten was
vergeten, dat hij het feit negeerde dat er in het
Antwerpse parket 3 mensen niet inzetbaar zijn
hetzij wegens ziekte, hetzij wegens opdrachten
voor de commissie voor de Voorwaardelijke
Invrijheidstelling en de dienst voor Strafrechterlijk
Beleid.

Hij heeft daarnaast zeven benoemingen
meegerekend die op dat ogenblik niet
gepubliceerd waren, waarvan er ondertussen wel
vier in het Staatsblad werden gepubliceerd. Dit
betekent eigenlijk ook dat het probleem wordt
erkend. We kunnen ons alleen maar verheugen
over het feit dat de vier publicaties of vier
benoemingen intussen plaatsvonden en dat er
blijkbaar ook drie toegevoegde substituten zijn
gepubliceerd, alhoewel nog zal moeten blijken of
deze aan Antwerpen zullen worden toegewezen.

De oplossing lag echter voor de hand: er is de
mogelijkheid om contractuele parketjuristen aan te
werven. Dit werd in de vorige legislatuur geregeld.
Dit was de enige correcte reactie op het probleem.
Ik ben het met u eens dat u geen magistraten uit
uw mouw kan schudden. We kunnen wel
parketjuristen benoemen en aanstellen zoals we ­
en ik kijk even in de richting van collega
Bourgeois ­ dit destijds hebben gedaan toen de
heer Bourgeois me interpelleerde in 1998. Er
waren toen 7 vacatures en werden dan ook 7
parketjuristen aangeworven. Ik geloof dat de
oplossing voor het probleem, in afwachting van
voldoende magistraten of kandidaat-magistraten,
bestaat uit de aanwerving van evenveel
contractuele parketjuristen als er vacatures zijn.
Op dat ogenblik zou het parket kunnen
functioneren.

Ik geloof dat wij ook vandaag, bewust van de
omvang van de georganiseerde criminaliteit in het
algemeen en in Antwerpen in het bijzonder, komaf
moeten maken met het virtuele beleid inzake deze
materie. We worden geconfronteerd met 4 doden
binnen een periode van 14 dagen. Het kan niet
meer dat we doen alsof we de georganiseerde
criminaliteit aankunnen. Het volstaat niet een
veiligheidsplan te maken. Wij moeten op het
terrein, op het niveau van de politiediensten en op
het niveau van de magistratuur, voldoende
mensen kunnen inzetten.

Mijnheer de minister, in de mate dat u het
probleem erkent en dat u adequaat reageert, zult
u hiervoor ook steun ondervinden vanuit de
oppositie. Ik heb u ook gezegd dat ik uw reactie
niet begreep omdat het een kans was om
inderdaad samen de initiatieven mee te
ondersteunen om dit probleem effectief aan te
pakken. De vragen die ik u wil stellen zijn dan ook
gelijklopend. Ik zal ze niet herhalen, het zijn de
vragen naar de concrete cijfers, naar de geplande
initiatieven ten aanzien van de procureur des
Konings of de magistraten te Antwerpen. Een
andere vraag die zich opdringt heeft betrekking op
uw bewering in de media dat u tegen de zomer
erin zal slagen het globale probleem van het tekort
aan magistraten op te lossen. Dit lijkt mij
onrealistisch, het huidige gebrek aan middelen
kennende en wetende dat de regering van Justitie
ook geen prioriteit maakt.

Ik zou veel liever hebben dat u zegt dat u via de
parketjuristen het probleem zo goed mogelijk
bekampt, dan dat u voor de zomer een onmogelijk
perspectief schetst, want binnen deze termijn kan
dit probleem toch niet worden opgelost.
17/04/2001
CRIV 50
COM 443
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
24
09.04 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, ik zal de collega's Bourgeois,
Laeremans en Van Parys één globaal antwoord
geven.

Vooraf wil ik echter twee bespiegelingen maken,
één naar de situatie in Antwerpen, meer bepaald
naar de korpsoverste, de heer Van Lijsebeth, en
één bespiegeling van algemene aard.

De heer Van Lijsebeth werd procureur des
Konings kort na mijn aantreden als minister van
Justitie in september 1999. Op dat ogenblik werd
de keuze gemaakt om die magistraat aan te
duiden. Uiteraard zijn er nadien veel contacten
geweest met de heer Van Lijsebeth en met andere
procureurs des Konings die eenzelfde behoefte
hadden om regelmatig contact te leggen. Uit die
contacten hebben beide partijen zeer veel geleerd.
Ik heb die contacten altijd als erg constructief
ervaren. Men heeft inspanningen gedaan in het
kader van het algemeen beleid. Men heeft ook
een aantal persoonlijke problemen geschetst die
soms onooglijk klein leken maar die wel
verstrekkende gevolgen konden hebben. Op een
bepaald ogenblik ging ik op een suggestie van de
procureur des Konings van Antwerpen in. Ik
bracht een bezoek aan de rechtbank van eerste
aanleg en specifiek aan zijn parket met zijn noden.
Wat ik tegen hem zei, is bestemd voor elke
weldenkende en welmenende procureur des
Konings in dit land: mijn deur staat open voor al de
parketmagistraten die zich met een redelijk
verzoek aandienen. Ik heb oor naar hun
problemen en probeer die op te lossen in de mate
van het mogelijke.

Plots dienden zich de feiten aan die mij verrasten,
maar ook de korpsoverste van de procureur des
Konings, procureur­generaal Dekkers, was
verrast nopens de wijze waarop de feiten naar
buiten kwamen. In die context, wanneer de feiten
zich aandienden, had ik een gesprek met de
procureur des Konings. Dat gesprek hebben
sommigen gecatalogeerd als op het matje roepen,
anderen als het de mantel uitvegen. We hebben
echter een ernstig, volwassen gesprek gevoerd
zoals dat mogelijk moet zijn tussen een minister
van Justitie en een procureur des Konings, ook al
is men het niet altijd met elkaars visie eens. Ik
voeg eraan toe dat de gehanteerde cijfers
hoegenaamd niet zijn gemanipuleerd, zoals ik
straks zal aantonen. Als men zou aanhouden dat
de cijfers gemanipuleerd zijn, dan komt de
verantwoordelijkheid ter sprake van eenieder die
bij de goede werking van Justitie betrokken is. Het
gaat dan om de minister van Justitie, de
procureurs des Konings en de administratie van
mijn departement van wie ik de cijfers moet
bekomen. Tot hier mijn eerste persoonlijke
bespiegeling aan het adres van de procureur des
Konings van Antwerpen.

Mijn tweede bespiegeling is van algemene aard.
De problematiek van de parketten is een
problematiek die mij altijd al bekommerd heeft. De
eerste contacten die ik had met de toenmalige
informele raad van de procureurs des Konings is
uitgemond in een aantal wetgevende initiatieven
die ondertussen zijn ondernomen. Men is er in het
geweld van de berichtgeving van de laatste dagen
nogal gemakkelijk overgestapt. Daarom breng ik
ze nog even in herinnering.

Ten eerste, het wetsontwerp waarin de
versoepeling van de benoemingsvoorwaarden
voor de substituten gespecialiseerd in fiscale
zaken is opgenomen, is bijna rond. Het werd na
amendering aan de Senaat toegestuurd. Die
eerste maatregel is het gevolg van de contacten
met de procureurs des Konings, waaronder de
heer Van Lijsebeth.

Ten tweede, in de Kamer werd een wetsontwerp
goedgekeurd waardoor de vergoeding van de
nacht- en weekendprestaties aantrekkelijker wordt
gemaakt en waarbij wordt gesleuteld aan een
premie voor de substituten gespecialiseerd in
fiscale zaken. Dat ontwerp werd door de Kamer
goedgekeurd, maar moet nog worden behandeld
in de Senaat. Het kwam tot stand naar aanleiding
van mijn bezoek van destijds aan Antwerpen. Ook
de informele raad van de procureurs des Konings
had mij op de algemene problematiek met
betrekking tot de fiscale substituten attent
gemaakt.

Ten derde, momenteel krijgt men een premie van
8.000 frank per prestatie, voor zover men
minstens 18 nacht- of weekendprestaties per jaar
heeft geleverd. De regering heeft het wetsontwerp
tot wijziging van artikel 357 van het Gerechtelijk
Wetboek geamendeerd, zodat het voornoemde
bedrag tot 9.500 frank per prestatie wordt
opgetrokken en de voorwaarde van 18 prestaties
wordt geschrapt. Dat is een rechtstreeks gevolg
van het contact dat ik had naar aanleiding van
mijn werkbezoek aan Antwerpen met de procureur
des Konings, de substituten en de gerechtelijke
stagiaires die de problematiek terzake hebben
aangekaart.

Ten vierde, het ontwerp voorziet in de betaling van
een premie vanaf de eerste nacht- of
weekendprestatie tot en met de achttiende
CRIV 50
COM 443
17/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
25
prestatie. Bovendien ligt de premie per prestatie
hoger. De premie die de fiscale substituten,
gespecialiseerd in fiscale zaken, genieten, wordt
naargelang het geval hetzij onmiddellijk hetzij na
twee jaar dienst meer dan verdubbeld, met name
van 105.000 frank tot 264.000 frank per jaar. Aan
de toegevoegde substituten wordt sedert
1
juni
2000 een supplementaire premie van
105.000 frank toegekend.

Daaruit blijkt dat er inspanningen werden gedaan
om de werking van de parketten te verbeteren en
de functie aantrekkelijker te maken. Meer nog, er
werd een voorstel geformuleerd, gesteund door
verschillende procureurs des Konings, om het
ambt van het openbaar ministerie meer kenbaar
te maken bij de jonge juristen, in de hoop hen op
die manier te kunnen werven. Het gaat om een
promotiefilmpje dat binnenkort zal worden
uitgezonden. Het werkstuk is professioneel
gemaakt en heeft duidelijk de bedoeling de jonge
juristen aan te moedigen om te kiezen voor een
carrière bij het parket.

Wij moeten toch eens van het beeld af als zou het
parket minderwaardig zou zijn ten opzichte van de
zetelende magistratuur. Die opmerking wordt vaak
gehoord. Nochtans worden dezelfde wedden
uitbetaald. Wel is er een verschillende aanpak.

Ik kom thans tot de situatie bij het parket van
Antwerpen. Ik zal eerst ingaan op de situatie op de
dag van de publicatie van het artikel in het
weekblad, om vervolgens de toekomstige situatie
in de maand juli 2001 te beschrijven.

Het kader telt 56 personen, waarvan er 43
effectief zijn ingevuld: 1 procureur des Konings, 40
substituten en 2 fiscale substituten. Dat houdt een
bezetting van 76,7% in of 25% te weinig, wat
betekent dat er vacatures zijn voor 13
medewerkers.

Welke evolutie heeft zich sedert de publicatie
voorgedaan? Deze evolutie is natuurlijk geen
onmiddellijk gevolg van de publicatie. Ik wend mij
tot collega Van Parys. U zult weten dat het
voorbereiden van het dossier tot en met de
publicatie in het Belgisch Staatsblad een zekere
tijd in beslag neemt. Ik kan zoiets niet regelen
tussen de publicatie in het weekblad en 14 april
2001.

Door het regelmatig contact tussen de procureur
des Konings en mijn kabinet, was hij nochtans
perfect op de hoogte van wat zich ging voltrekken.
Hij wist via het Belgisch Staatsblad van 14 april
2001 dat vier benoemingen van gerechtelijke
stagiairs tot het ambt van substituut-procureur des
Konings bij het parket van de rechtbank van
eerste aanleg te Antwerpen zouden plaatsvinden,
want die mensen voldeden aan de voorwaarden.
Twee andere benoemingen tot substituut-
procureur des Konings zullen in de loop van de
maand mei gebeuren en in juli zal nog een derde
benoeming volgen. Dit gebeurt volgens hetzelfde
principe. Deze mensen voldoen aan de
voorwaarden, maar hebben de stage later
aangevat en zullen daarom de bewuste stap ook
later zetten.

Drie substituten vertrekken de komende weken.
De benoeming van hun plaatsvervangers is reeds
gebeurd. De eedaflegging vindt eerstdaags plaats.
Ik stel in de aangehaalde cijfers vast dat deze
personen reeds in aanmerking werden genomen
hoewel de eedaflegging nog niet is gebeurd.
Daarom is er een zekere speling. Procureur des
Konings Van Lijsebeth was daarvan op de hoogte.

Wat zal de stand van zaken zijn in juli 2001? In het
kader van 56% zullen op dat moment, met de
mutaties die we krijgen, 47 effectieven aan het
werk zijn. Dat is nog altijd een tekort van 9
personen. Dat blijft mij het meest dwarszitten. In
deze cijfers zijn ook de twee magistraten
opgenomen die afwezig zijn wegens opdracht. Ze
zijn echter op basis van de wettelijke bepalingen
vervangen in bovental. Hun verwijdering uit het
parket heeft dus geen invloed op het
personeelsbestand. Ik wil dat hic et nunc met
zoveel woorden zeggen. Dat geldt zowel voor de
persoon die naar de VI-commissie is gegaan, als
voor de persoon die de dienst voor het
strafrechtelijk beleid leidt.

Voor de 9 niet ingevulde plaatsen wordt bij gebrek
aan kandidaten een beroep gedaan op
parketjuristen om de kaders tijdelijk op te vullen.
Dit is geen definitieve oplossing, maar veeleer een
noodoplossing.

Bij het parket te Antwerpen bestaat de bezetting
nu al uit 12 parketjuristen die pas in deze
legislatuur zijn aangeworven. Daar wil ik toch wel
de nadruk op leggen. Ik heb als minister van
Justitie reeds de toestemming gegeven om nog 3
bijkomende parketjuristen aan te werven op basis
van de nog voorhanden zijnde budgettaire
middelen voor het resultaat van de budgetcontrole
2001. Daar heb ik straks ook nog iets over te
zeggen. Eén jurist is voor de actie
mensensmokkel aangetrokken en de andere twee
worden voor de actie stadscriminaliteit aangeduid.
Als deze drie parketjuristen zijn aangeworven,
zullen er 15 parketjuristen zijn voor de 9 niet-
17/04/2001
CRIV 50
COM 443
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26
ingevulde plaatsen van substituut. Ik meen dat het
voorlopig vervangen van 9 substituten door 15
parketjuristen op dit ogenblik de enig haalbare en
op termijn meest lonende oplossing is. Deze
parketjuristen vormen immers op termijn de ideale
rekruteringspool om door te stoten als substituut.

Ik voeg hier graag aan toe, mijnheer de voorzitter,
dat procureur des Konings Van Lijsebeth en ik een
zeer open gesprek hebben gevoerd. Hij vroeg om
per ontbrekende magistraat een parketjurist te
kunnen krijgen. Ik toon u hier aan, met de cijfers
waarover ik beschik, dat op juli 2001 behoudens
een onverwacht voorval 15 parketjuristen voor 9
openstaande plaatsen aangesteld zullen zijn.

Daarbovenop werden extra middelen
aangevraagd ­ en ik heb deze ook gekregen ­ in
de budgetcontrole voor 2001. Ik spreek over een
kaderuitbreiding met 46 niet-ingevulde plaatsen
voor parketjuristen en referendarissen. Het kader
van de magistraten van de verschillende
rechtsmachten zal van 12,5% tot 15% toenemen,
behalve in Brussel waar ik voor 25% heb
geopteerd omwille van de vele vacante plaatsen
van magistraten aldaar. Deze aanwervingen zijn
aanvaard in het kader van de budgetcontrole.

Deze aanwervingen zijn aanvaard tijdens de
billaterale budgetcontrole mits compensatie op de
bestaande kredieten. Voor mij is het duidelijk dat
er in dit land 3 noodlijdende parketten zijn en 1
parket waarvan het kader altijd al onderbedeeld is
geweest. De drie noodlijdende parketten zijn de
drie grote steden van het land: Brussel, Antwerpen
en Luik. Het parket van Dendermonde worstelt om
historische redenen met een onderbezetting. Ik
ben niet doof gebleven voor de opmerkingen die
terzake werden gemaakt. U herinnert zich wellicht
de vraag van de heer Willems waarna de nodige
schikkingen werden genomen. Het dossier is in
volle voorbereiding. De procureur des Konings van
Dendermonde weet dat substantiële
ondersteuning op komst is.

Op dit ogenblik onderzoekt mijn kabinet op welke
wijze die 46 nieuwe aanwervingen het best
kunnen worden ingevuld en verdeeld over de
parketten. Ik zal voorrang verlenen aan de drie
parketten in kwestie en zeker aan het noodlijdend
parket van Antwerpen.

Ik ga dieper in op de personeelsproblematiek van
het parket van Antwerpen. Het koninklijk besluit
van 13 juni 1999 heeft de personeelsformatie
uitgebreid. Antwerpen kreeg er 6 eenheden bij: 1
bijkomend secretaris, 1 adjunct-secretaris, 2
opstellers en 2 beambten. De huidige
personeelsformatie telt 143 eenheden. 7,5
eenheden werden in bovental toegekend.

Ik wil ingaan op de problematiek die werd
aangekaart inzake de toegevoegde substituten.
Het gaat niet op deze mensen de ene keer wel en
de andere keer niet mee te tellen. De
toegevoegde substituten zijn aan het ressort
toegekend. De procureur-generaal bepaalt waar
de toegevoegde parketmagistraten hun functie
moeten waarnemen. De procureur-generaal zal
terzake afspraken maken met de procureur des
Konings. Ik voeg eraan toe dat deze extra
ademruimte het gevolg is van de wet op het
snelrecht waarvan ik dit weekend met genoegen
heb vastgesteld dat het in Brugge werd toegepast
en klaarblijkelijk geen problemen heeft
veroorzaakt. Ik constateer dat het snelrecht wel
gewerkt heeft maar wens hier verder geen
bedenkingen aan vast te knopen.

Wat het logistiek element betreft, moet het mij van
het hart dat terzake wilde verhalen circuleren. Ik
wil dit rechtzetten. Ten eerste, de informatisering
en het informaticamateriaal dat ter beschikking
wordt gesteld onder meer van procureurs en van
parketten. Op een punt geef ik de parket-
magistraten gelijk. In vergelijking met de middelen
die de georganiseerde misdadigheid kan
aanwenden die meestal de top van de technische
evolutie zijn, hinkt Justitie steeds achterop. Men
kan niet van vandaag op morgen hetzelfde niveau
bereiken. Er werden echter belangrijke
inspanningen geleverd. Elke parketmagistraat
beschikt over een vaste pc met laserafdrukker.
Per 15 parketmagistraten staat 1 draagbare pc ter
beschikking. Elke stagiair beschikt over 1 vaste pc
met laserafdrukker. Het secretariaat van de
korpschef beschikt over 1 vaste pc met
laserafdrukker en 1 draagbare pc met
inktafdrukker. Het administratief personeel
beschikt over een behoorlijk aantal terminals en
een netwerklaserafdrukker. Het is correct dat er
soms incompatibiliteit kan bestaan tussen de
verschillende systemen binnen één rechtbank. Ik
heb vastgesteld dat er binnen onze rechtsmachten
in het algemeen 13 verschillende systemen
voorhanden zijn. Binnenkort wordt een lastenboek
aan de Ministerraad voorgelegd waardoor de
informatica voor de Justitie geüniformeerd wordt
tot één systeem.

Ik kom thans bij het mobiele telefoonmaterieel dat
ter beschikking staat van de parketten van de
procureurs des Konings. Voor de procureur des
Konings, de persmagistraten en de magistraten
van het openbaar ministerie is er telkens één
persoonlijke GSM ter beschikking. Ieder heeft er
CRIV 50
COM 443
17/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
27
één. Er is bovendien een GSM voor het geheel
van de gerechtelijke stagiairs. Daar moet
gehandeld worden naargelang de dossiers die ze
behandelen. Dit is vooral een kwestie van
bereikbaarheid. Ik heb gehoord dat er
opmerkingen waren over de belwaarde die men
krijgt. Ik geef toe dat we dit op een bepaald
ogenblik moeten kunnen evalueren. Het is echter
een kwestie van bereikbaarheid. Als ik mijn
studerende zonen wil bereiken, dan bel ik naar
hun GSM. Dat geldt in eerste instantie. Als
daarbovenop nog andere zaken nodig zijn, dan wil
ik die inspanning doen. We zijn echter hiermee
gestart. De meeste procureurs des Konings, zelfs
als ze enige reserve hebben ten overstaan van de
belwaarde, stellen toch vast dat dit een
noemenswaardige verandering is.

Wat het voertuigenpark betreft, beschikt het
parket van de procureur des Konings van
Antwerpen over twee wagens, een Opel Vectra en
een Renault Laguna en een derde bijkomend
voertuig, een Opel Omega. De eerste twee
voertuigen werden overgenomen van de
gerechtelijke politie. De voorwaarden voor
vervanging van een voertuig worden in het
algemeen vastgelegd door het departement. Dit
hangt af van de ernst van een eventueel ongeval,
grote technische problemen en de kilometerstand.
Een vervanging van deze wagens is momenteel
niet aan de orde. Ik heb er geen kennis van dat dit
gevraagd werd. Het derde voertuig van het parket
is in werkelijkheid het vroegere voertuig van de
procureur-generaal van Antwerpen. Dit voertuig
werd in de loop van 1998 vervangen maar nu
teruggegeven aan de Registratie van de
Domeinen. Het voertuig mag als extra reserve
door het parket van de procureur des Konings van
Antwerpen gebruikt worden. Een voertuig in
overtal kan niet vervangen worden.

Er is meer. In 2001 werd een begrotingskrediet
toegekend voor het aanschaffen van zes
voertuigen voor de parketten van de procureurs
des Konings in het algemeen. De verdeling
daarvan is bekend, namelijk twee voor Brussel,
één voor Antwerpen, Gent, Luik en Charleroi.
Deze wagens zullen van de derde categorie zijn,
wat betekent maximum 1.755 cc benzine voor een
bedrag van 465.500 BTW niet inbegrepen of
2.150 cc diesel voor een bedrag van 522.500
frank BTW niet inbegrepen. De aankoop van de
voertuigen zal geschieden via bemiddeling van het
Federaal Aankoopbureau. Dat is de vaste
procedure. Het dossier is trouwens momenteel in
behandeling. Dat is de juiste melding van wat zich
in de toekomst zal voordoen met betrekking tot
het wagenpark van Antwerpen.

Ik wil hiermee alleen aantonen dat ik alle vragen
grondig wou beantwoorden. Ik deel namelijk de
mening van de heer Van Parys dat dit geen licht
signaal is. Men moet daar niet oppervlakkig mee
omspringen en het is zeker niet mijn bedoeling om
dat te doen. Ik heb eertijds niet geantwoord op de
vraag of ik iets zou ondernemen tegen de
procureur des Konings. Ik zal u ronduit
antwoorden dat ik slechts in één zaak
geïnteresseerd ben, namelijk in de goede werking
van de Justitie. Ik heb geleerd dat iemand
disciplinair het leven moeilijk maken niet van aard
is om oplossingen te zoeken. Ik zal het in positieve
oplossingen zoeken. Ik heb er hier al een aantal
genoemd en er zitten er nog een aantal in de
pijplijn.

Ook wat de aankoop van niet-duurzame goederen
betreft, probeer ik even de puntjes op de i te
zetten. Men heeft het beeld dat Justitie werkt met
middelen uit de vorige eeuw en het keerpunt naar
het volgende millennium nog moet nemen. Wat de
kleine aankopen betreft waarvan men zei dat men
er geen toestemming voor kan krijgen,
bijvoorbeeld boeken, tijdschriften,
bureaubenodigdheden, balpennen, gommen, lijm,
stempeldozen enz., verbaast het mij dat iemand
als de procureur des Konings juist dit heeft
aangehaald. In 1998 werd het Rekenhof gevraagd
om naar het voorbeeld van de vergoedingen voor
griffie- en secretariaatskosten het geld
rechtstreeks te mogen storten aan alle zittende en
staande magistraten.

Dit onderdeel werd door het Rekenhof geweigerd.
Wij zijn aan deze situatie gebonden, maar er is in
elk geval het budget voor de kleine aankopen. Het
verbaasde mij te moeten vaststellen dat in 1999
slechts 40% daarvan werd opgenomen. Ik wil
daarbij nog enigszins in acht nemen dat er een
wisseling van korpsoversten was. Voor 2000 werd
slechts 70% opgenomen. Als men dringend
bureaubenodigdheden moest aankopen, was er
een overschot van 30% dat men gemakkelijk had
kunnen aanwenden.

Voor de aankoop van de duurzame goederen
dient, voorafgaand aan de aankoop, omwille van
budgettaire en technische redenen toelating voor
de aankoop te worden gevraagd aan de bevoegde
dienst van het departement. Dergelijke aanvragen
veroorzaken geen probleem en worden in het
algemeen op een redelijke termijn beantwoord.

De vraag komt wel bij vele procureurs terug om
over een minimum bedrag te kunnen beschikken
om een aantal aankopen te kunnen doen. Ik geef
17/04/2001
CRIV 50
COM 443
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
28
een voorbeeld uit Antwerpen: de heer Van
Lijsebeth zei op een bepaald ogenblik dat het
aanbrengen van wandversiering wonderen zou
kunnen verrichten om zijn mensen te motiveren. Ik
heb niet geaarzeld om op zijn verzoek in te gaan
en de nodige schikkingen te treffen. Ik wil hiermee
aantonen dat ik ook voor kleine details die door
een korpsoverste worden overgebracht begrip kan
opbrengen en dat ik, waar nodig, bereid ben
inspanningen te leveren.

De representatiekosten zijn een heikel punt. Ik
had ook liever een verhoging van het bedrag
gezien. Het werd eerder reeds van 20.000 naar
40.000 frank verhoogd. Ik heb mij op een bepaald
moment inderdaad geëngageerd om dit bedrag
voor de grote parketten naar 80.000 frank te
brengen. Dat werd spijtig genoeg door de
Inspectie van Financiën verworpen. Het werd
eveneens niet in de budgetcontrole van 2001
aangenomen. Daardoor ben ik uiteraard
gebonden. Dat neemt niet weg dat ik in de
toekomst voor deze aspecten oog zal hebben,
omdat een uitwisseling van de zogenaamde good
practices, ook tussen procureurs des Konings van
andere landen, mogelijk moet zijn. Degenen die in
de strijd tegen de georganiseerde misdaad
werken, die a fortiori een internationale connotatie
hebben, verdienen het mijn inziens over een
ernstig bedrag inzake representatiekosten te
kunnen beschikken.

Mijnheer de voorzitter, de conclusie aan de
collega's die deze vraag terecht hebben gesteld, is
dat het mij niet zozeer te doen is om het feit of de
beweringen van de procureur des Konings al dan
niet kunnen worden weerlegd. Dit dossier bevat
een aantal gegevens die een juiste inschatting van
deze situatie mogelijk maken. De slotsom van het
gesprek dat ik met de heer Van Lijsebeth had,
was dat hij ook inzag dat de manier waarop de
kritiek in de pers werd geventileerd, had kunnen
worden vermeden indien er ook een persoonlijk
gesprek had kunnen plaatsgrijpen. Ik heb hem zo
vaak persoonlijk ontvangen, ik zie niet in waarom
ik dat plots zou hebben geweigerd. Dit voelde hij
ook zo aan, maar de publicatie was op dat
ogenblik reeds geschied. De toekomst zal het
positieve of negatieve resultaat hiervan moeten
uitwijzen. Ik hoop alleen dat de procureurs des
Konings beseffen dat de verantwoordelijkheid die
zij dragen in de goede werking van de parketten
en van Justitie even groot is als die van de
minister van Justitie. Ik hoop dat in de toekomst
samen met de procureurs des Konings kan
worden gewerkt aan de verbetering van hun ambt.
Ik sta trouwens altijd open voor dialoog, weliswaar
op basis van de juiste cijfers en via de geëigende
kanalen.

Ik zal deze week waarschijnlijk nog een beslissing
op zeer korte termijn nemen inzake de
bijkomende maatregelen die kunnen worden
getroffen in het kader van de budgetcontrole en de
46 eenheden die worden toegewezen. Ik zal deze
maatregelen uitspreiden over de drie grote
parketten die in absolute nood verkeren.

Eigenlijk zijn er in dit land vijf grote parketten want
er zijn ook nog Charleroi en Gent. Deze laatste
twee parketten hebben blijkbaar niet met dezelfde
problemen af te rekenen als de parketten in
Brussel, Antwerpen en Luik.

Ik hoop daarmee in elk geval te hebben
aangetoond dat de benadering van collega
Laeremans, die het al te gemakkelijk heeft over
een blinde vlek, veel meer lijkt op een karikatuur
dan op de werkelijkheid. Ik ben zeer tevreden te
hebben vernomen dat mensen van de oppositie
de nodige steun zullen verlenen aan het uitwerken
van een aantal oplossingen. Op dat vlak zal men
op deze minister van Justitie kunnen rekenen.
09.05 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de
voorzitter, ik wil proberen een aantal problemen
toch even samen te vatten en te duiden.

Ik dank de minister voor zijn uitvoerig antwoord.
Hij heeft tot in het detail aangetoond dat een
aantal problemen hem niet onberoerd laten. Er
zijn in de afgelopen periode een aantal contacten
geweest. Ik begrijp uit het antwoord van de
minister dat hij het spectaculaire aspect van de
uiting van de bezorgdheden van de procureur
betreurt terwijl hij het tegelijkertijd niet tot een
conflict wil laten komen. De minister zal geen
tuchtprocedure opstarten wat ik juist vind. Het
omgekeerde had ik enkel kunnen betreuren.

Anderzijds ben ik van mening dat die publieke
uiting wellicht niet zomaar is gebeurd. Ik kan mij
voorstellen dat iemand als de heer Van Lijsebeth
niet direct publiek aan de alarmklok gaat hangen
als daarvoor niet de nodige redenen bestaan. In
elk geval heeft dit het voordeel dat opnieuw de
aandacht werd gevestigd op de problematiek. U
beweert dat u bezig was met een aantal zaken
maar volgens mij kan het nooit kwaad dat nieuwe
stimuli worden gegeven.

Ondanks uw uitvoerig antwoord blijven een aantal
fundamentele problemen nog steeds
onbeantwoord. Ik denk daarbij in de eerste plaats
aan de bezetting van het parket. U heeft terzake
reeds een aantal maatregelen genomen maar dan
CRIV 50
COM 443
17/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
29
nog meen ik uit uw antwoord te moeten afleiden
dat die bezetting een groot probleem blijft. U geeft
weliswaar de cijfers zonder de toegevoegde
magistraten maar zelfs met deze laatsten blijft het
probleem van de onderbezetting bestaan.

De kern van het probleem is volgens mij dat
parketmagistraten nog altijd veel te veel
administratief werk moeten leveren dat niet
behoort tot hun "corps business". Volgens mij is er
nood aan een betere administratieve maar ook
juridische ondersteuning. Ik verneem dat u
prioritair aandacht zult besteden aan de grote
arrondissementen. Voor Brussel zou nochtans tot
25% worden gegaan met parketjuristen terwijl dit
voor Antwerpen slechts 12,5% bedraagt.
09.06 Minister Marc Verwilghen: In het kader van
de aanwerving van 46 extra krachten zal ik voor
de drie grote parketten wellicht dezelfde unisone
maatregel moeten treffen waardoor ik moet
overgaan tot bezettingen van 25%.
09.07 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de
minister, voor Antwerpen lijkt mij dit zeker niet
onnodig. Andere sprekers hebben reeds
beklemtoond dat de zware georganiseerde
criminaliteit in deze stad een realiteit vormt.

U heeft verwezen naar de maatregelen ter
verhoging van de vergoeding van nacht- en
weekendwerk. U bent volgens mij evenwel niet
ingegaan op de aankondiging dat er een
loonsverhoging zou komen. Ik meende begrepen
te hebben dat u aan de pers had meegedeeld dat
die verhoging er aankwam. Tenzij u uiteraard
doelde op de verhoging voor nacht- en
weekendwerk. Volgens mij moet het ambt op zich
aantrekkelijker worden gemaakt.
09.08 Minister Marc Verwilghen: Deze
problematiek gaat niet enkel Antwerpen aan. Het
is een probleem van de magistratuur over het
algemeen in dit land. Het aanknooppunt is niet de
problematiek met het parket van Antwerpen. Het
aanknooppunt is wanneer 's anderendaags blijkt
dat weinig kandidaten zich aanmeldden en nog
minder kandidaten slaagden voor het
wervingsexamen uitgeschreven door de Hoge
Raad voor de Justitie. Op termijn laat dat vrezen
dat een leegloop van de parketten zou kunnen
bestaan, omdat men niet tot voldoende
recuperatie van kandidaten kan overgaan. Dat
moet onder meer worden uitgelegd door het feit
dat er tussen de private en de publieke sector toch
wel belangrijke verschillen in lonen bestaan.

Het eenzijdig toekennen van loonsverhoging is
niet mogelijk. Voor een substantiële
loonsverhoging ben ik bereid inspanningen te
leveren. Men moet zich er dan ook van bewust zijn
dat men het recht moet hebben om te zien of
prestaties worden verleend. Aan de hand van een
werklastmeting moet men kunnen nagaan of
arbeid effectief wordt gepresteerd. Voor mij is dat
een conditio sine qua non; het ene is aan het
andere gekoppeld. Ik ben bereid om na te gaan
wat andere landen in Europa doen. De lijst is
bekend. De Belgische magistraten zijn niet de
best betaalden van de Europese Gemeenschap.
Integendeel: we bengelen aan de staart van het
peloton. Ik ben bereid daarvoor inspanningen te
leveren, maar er moeten natuurlijk ook resultaten
tegenover staan. Met de hervormingen binnen het
politielandschap zijn er bovendien nieuwe
spanningsvelden ontstaan tussen de verdiensten
van topfuncties binnen de politiediensten en de
verdiensten van hun natuurlijke leider, het
openbaar ministerie. Ook daarin zal een duchtige
oefening gevoerd moeten worden, afgezien van
andere problemen op het vlak van justitie zoals
wervingen van personeel in de penitentiaire
sector, de justitiehuizen en de psycho-sociale
diensten. Dat werk is dus nog niet klaar.
09.09 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de
minister, ik hoor dat we op dezelfde lijn zitten. Er
staat druk op het ambt. Er zijn ten eerste
spanningen met Europa: op Griekenland na zijn
de Belgische magistraten de slechts betaalden
binnen Europa. Er is ten tweede een kloof met de
privé-sector, die door het tekort op de
arbeidsmarkt met riante arbeidsvoorwaarden
komt. Ten derde werd de politievrede afgekocht
door uw collega, waardoor er een spanning
ontstaat met mensen met een gelijkaardige
opleiding binnen het politieapparaat.

Ik ben het met u eens dat er een werklastmeting
moet komen. Eenzijdige maatregelen zouden niet
tot resultaten leiden. In geval er een goede
ondersteuning zou zijn, is een verhoging van het
aantal parketmagistraten misschien niet nodig.
Men zou tot een grotere rendabiliteit moeten
kunnen komen met dezelfde of zelfs minder
werknemers, zolang zij maar met hun hoofdtaak
van opsporing en vervolging bezig kunnen zijn.

Wat het probleem van de budgetautonomie
betreft, wil ik u vragen daar werk van te maken.
De inspectie van Financiën heeft zich daar
blijkbaar tegen verzet.
09.10 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer
Bourgeois, sta me toe u even te onderbreken. Het
verzet van het Rekenhof is veel fundamenteler.
17/04/2001
CRIV 50
COM 443
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
30
09.11 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de
minister, uiteindelijk bepaalt de wetgever wat er
moet gebeuren. Al dan niet binnen het bestaande
wettelijk kader, zullen er toch oplossingen
gevonden moeten worden.

Een van de allergrootste problemen blijft dat van
de informatica. U ontkent niet wat de heer Van
Lijsebeth aanklaagt. Er bestaan twee niet-
compatibele systemen. In de totale gerechtelijke
macht worden zelfs dertien verschillende
systemen gebruikt. Ik hoop dat u daar uitgeraakt.
Ik heb daarover al aan de vorige minister vragen
gesteld en ik heb gelezen wat de heer Wathelet
daarrond heeft gedaan. Het ene mammoetproject
na het andere werd opgestart. Er werd al meer
dan vier miljard geïnvesteerd in informatisering.

Misschien gaat het wel om 4 miljard frank of meer
die werden geïnvesteerd in de informatisering van
Justitie. Na meer dan tien jaar moet toch nog
worden gezegd dat die systemen nog altijd niet
compatibel zijn. Soms is het opvragen van de
meest elementaire informatie, iets waarvoor de
substituten vragende partij zijn, niet mogelijk. Dat
blijft een heel urgent probleem.
09.12 Minister Marc Verwilghen: Dat neemt niet
weg dat ik ook rechters heb ontmoet,
eerstelijnsrechters als vrederechters bijvoorbeeld,
die met een geïnformatiseerd systeem werken
waarover zij zeer tevreden zijn. Zij beschouwen
dat als het meest optimale dat momenteel kan
functioneren. Het is niet zo dat de inspanningen
niet hebben geloond, alleen werden zij niet op
elkaar afgestemd.
09.13 Geert Bourgeois (VU&ID): De parketten
hebben natuurlijk een ander probleem. Zij moeten
wel in een netwerk zitten; zij moeten snel
informatie kunnen vergaren on line, terwijl het voor
een vrederechter gaat om een systeem dat op
zich staat. Als dat goed werkt, kan die best
tevreden zijn.
09.14 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Er blijft
natuurlijk onduidelijkheid bestaan over de cijfers
inzake het aantal magistraten. De minister houdt
het op 56 magistraten, terwijl de 6 of 7 bijkomende
of toegevoegde nog niet in aanmerking werden
genomen. De heer Van Lijsebeth blijft bij 62. Dat
verschil werd niet echt uitgeklaard.

Mijnheer de minister, u blijft spreken over 1 juli
2001. U zegt dat er dan 47 zouden moeten zijn.
Bekijkt men dit op langere termijn, dan weet men
dat er nog magistraten zullen weggaan en dat er
weinig vervanging in het verschiet ligt. Structureel
biedt uw antwoord dus weinig soelaas en dat blijft
zo. Ik denk niet dat er dit jaar en volgend jaar een
enorme daling van het aantal strafdossiers zal zijn.
Het cijfer 350.000 wordt vernoemd voor het aantal
strafdossiers.
09.15 Minister Marc Verwilghen: Collega
Laeremans, wilt u mij dan eens zeggen waar ik die
moet vinden? Zeg mij dat dan. Moet ik mensen
van de straat nemen en er magistraten van
maken? Is het dat wat u bedoelt?
09.16 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Nee,
toch niet. Ik wil precies aanklagen dat dit antwoord
niet volstaat. Het beroep wordt daarmee niet
voldoende aantrekkelijk gemaakt, mee door het
gebrek aan administratieve ondersteuning. Die
mensen moeten veel te veel administratief werk
verrichten en dat is een van de belangrijke
redenen waarom het beroep zo onaantrekkelijk is.
Zelfs als men 50 magistraten zou hebben, blijven
er 350.000 strafdossiers in Antwerpen. Dat is een
werklast van 7.000 dossiers of 30 nieuwe per
werkdag. Dat is absoluut ondraaglijk.
09.17 Minister Marc Verwilghen: Ik begrijp niet
dat een praktijkjurist zoals u beweert te zijn, dat
onderscheid niet kan maken. U gaat toch deze
vergelijking niet maken? U gaat toch niet stellen
dat zoveel dossiernummers die binnenkomen, ook
zovele zaken zijn? Dat betekent dat, als men in
een straat alle foutparkeerders noteert, dit telkens
een dossier oplevert.
09.18 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Er zijn
lichte en zware dossiers, uiteraard.
09.19 Minister Marc Verwilghen: Dit is juist het
management van een goeie korpsoverste. Wees
gerust, de heer Van Lijsebeth kent dat. Hij kent de
prioriteiten en zal wel een aangepast beleid
voeren.
09.20 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Uiteraard, en hij zal dat doen met de middelen
waarover hij beschikt. Het blijft echter zo dat er
een werklast van 7.000 dossiers per
parketmagistraat is. Dat is ongelooflijk veel, dat is
ondraaglijk. Dat is ook een van de bijkomende
oorzaken waarom het zo moeilijk is. Op termijn
moet men de kaders uitbreiden.

Er is een studie geweest waarbij men heeft
gezegd dat in vergelijking met 1900
­
wees
gerust, ik ken de verschillen die er zijn, onder
andere in verkeerszaken ­ men zes keer meer
parketmagistraten zou moeten hebben. Dat zeg ik
CRIV 50
COM 443
17/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
31
natuurlijk ook niet. Uitgaan van 50 of 56 voor een
grootstad als Antwerpen, met de haven en zoveel
internationale aantrekkingskracht en beweging,
dat is toch ook naast de kwestie. Men moet
structureel voor wijzigingen zorgen, bijvoorbeeld
een administratieve kracht voor elke
parketmagistraat. Zo niet, blijft het beroep
onaantrekkelijk. Wat de middelen betreft, ben ik
het ermee eens dat er meer budgettaire ruimte
moet komen. Men wil nu overal managers
plaatsen; dat men hun op dat vlak dan ook enige
beleidsruimte geeft. Wat de wagens betreft, hebt u
het gehad over een of twee wagens meer en dat
biedt te weinig soelaas. In verband met de
communicatie blijft er een groot probleem, meer
bepaald inzake de communicatie tussen parket en
politie.

Ook blijft er een groot probleem bestaan in de
communicatie tussen het parket en de politie. Het
probleem rijst aan beide kanten. Enerzijds moeten
de parketten zeer veel belangrijke informatie van
de politie ontberen en anderzijds klagen de
politiediensten dat zij veel te weinig
feedbackinformatie van de parketten krijgen. Dat
leidt tot ontmoediging en onbegrip en daar moet
bijgevolg iets aan worden gedaan. Er moet een
veel efficiëntere informatie-uitwisseling komen
tussen deze twee diensten. Er is nog een lange
weg af te leggen voor deze goede communicatie
een feit is, maar ik heb er vandaag weinig of niets
over gehoord.

Ten laatste hebt u geen antwoord gegeven op
mijn laatste vraag. Ik wil ze best herhalen, de
betrokkene zit hier immers voor mij. Is het de
minister ernst met de strijd tegen de
georganiseerde misdaad in Antwerpen? Gaat de
minister akkoord met de opties die door de heer
Coveliers naar voren werden geschoven in
verband met illegalen en de vermeende
asielzoekers, met name een actieve
opsporingspolitiek en akkoorden met de
herkomstlanden voor een bestraffing ter plaatse?
09.21 Hugo Coveliers (VLD): Ik wil mijn
standpunt hier wel verduidelijken. Ik heb dat nooit
zo gezegd.
09.22 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Leg
het dan maar uit, mijnheer Coveliers. Ik had graag
de mening van de regering geweten, omdat u
vaak een rookgordijn optrekt, terwijl het standpunt
van de regering vaak veel gematigder is. U zegt
zulke dingen slechts omwille van de schone
schijn. Het echte beleid is echter zwakker en veel
minder blauw dan u wil doen geloven.
De voorzitter: Gezien het belang dat ik hecht aan
de vraagstelling, heb ik ruimte gegeven, mijnheer
Laeremans, maar dan moet u wel bij uw vraag
blijven.
09.23 Tony Van Parys (CVP): Mijnheer de
minister, gezien uw antwoord moeten wij in juni
nog eens afspreken. In juni zal ik u hieromtrent
interpelleren en wel om twee redenen. Ten eerste
gun ik u graag deze twee maanden. Ten tweede
acht ik deze materie zo belangrijk dat een
vrijblijvend engagement geen optie is.

In juni zullen we toetsen of uw engagement ook
effectief wordt ingevuld. U zult mij tegenspreken
als ik het verkeerd heb begrepen, maar volgens
mij houdt uw engagement duidelijk in dat er in juni
evenveel parketjuristen zullen worden aangesteld
als er op dat ogenblik vacatures zijn. Het is daarbij
van het grootste belang dat ook met de
toegevoegde substituten rekening wordt
gehouden. Die worden op dit ogenblik immers
onder de mat geveegd en u goochelt zonder meer
met de cijfers. Er zijn op dit ogenblik zeven
ontbrekende toegevoegde substituten. U moet
zich er dus voor engageren dat er tegen juni
evenveel parketjuristen als vacatures zijn, inclusief
de ontbrekende toegevoegde substituten. In juni
zullen we zien in welke mate men zich aan dit
engagement houdt. U zult het met ons eens zijn
dat het in een omgeving die dermate risicovol is
ten aanzien van de georganiseerde criminaliteit
het belangrijk is om zijn engagement na te komen.
Op dit ogenblik kunnen wij dit echter onmogelijk
projecteren op een verre toekomst. Juni is nog
niet zo ver, maar mochten na de initiatieven in juni
de zaken toch verder escaleren, ontstaat er hoe
dan ook een ernstig probleem.

Ten laatste merk ik op dat er ook een probleem is
met Brussel, als het inderdaad zo is dat Brussel
32 parketjuristen heeft gekregen en Antwerpen
12, eventueel te verhogen naar 15 en hierbij
vergelijk ik niet eens met andere
arrondissementen. Als deze discriminatie nog
wordt versterkt naar aanleiding van de
kaderuitbreiding die u zegt te hebben bekomen en
waardoor er in Brussel nog eens zoveel meer
parketjuristen komen in vergelijking met de andere
arrondissementen, dan ontstaat volgens mij een...
Vul maar aan, mijnheer de minister.
09.24 Minister Marc Verwilghen: Ik ben blij dat
deze vraag wordt gesteld. Volgens mij kan men
van een substantiële onderbezetting spreken
vanaf het ogenblik dat men meer dan 10% in het
kader ontbreekt. Als men een lijn aanhoudt voor
de grote parketten, moet men bij een substantiële
17/04/2001
CRIV 50
COM 443
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
32
onderbezetting van het kader beslissen om per
ontbrekende eenheid in een benoemde
parketjurist te voorzien.

Ik denk dat de werkwijze voor alle grote parketten
dezelfde moet zijn. Ik kan geen substantiële of
onevenredige uitbreiding toestaan op de ene
plaats, terwijl ik op de andere plaats met een
probleem blijf zitten.
09.25 Tony Van Parys (CVP): Er is één specifiek
probleem voor Brussel. Inzake de parketjuristen is
men niet gehouden aan de taalwetgeving,
waardoor het tekort terzake kan worden
gecompenseerd. De magistraten in Brussel
moeten wel tweetalig zijn. Welnu, het tekort aan
magistraten is enerzijds het gevolg van het tekort
aan kandidaten en anderzijds, van het tekort aan
tweetalige kandidaten. Brussel profiteert meer dan
anderen, want de taalwetgeving wordt er niet
toegepast of er worden te weinig inspanningen
gedaan om de taal aan te leren. Een van de
vragen van de interpellatie in juni zal dan ook zijn
of naar aanleiding van de budgetcontrole kan
worden nagegaan of er geen onevenwicht dreigt
te ontstaan tussen Brussel en de andere
arrondissementen, precies omdat de
taalwetgeving op de parketjuristen niet van
toepassing is, wat de procureur des Konings van
Brussel zeer goed heeft begrepen. In ieder geval,
we hebben een afspraak in juni en niet in
september.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10 Vraag van de heer Karel Van Hoorebeke aan
de minister van Justitie over "de vervolging van
de grow shop in Antwerpen" (nr. 4407)
10 Question de M. Karel Van Hoorebeke au
ministre de la Justice sur "la poursuite à
l'encontre des exploitants du grow shop à
Anvers" (n° 4407)
10.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mijnheer
de voorzitter, vooraf laat ik opmerken dat mijn
vraag aanvankelijk veel ruimer was. Ik wilde met
name de stand van zaken in dit verband kennen in
de 27 verschillende gerechtelijke
arrondissementen. Aangezien het kabinet mij erop
wees dat een volledig onderzoek in het korte
tijdbestek tussen de indiening van de vraag en het
stellen ervan onmogelijk was, heb ik mijn vraag
beperkt tot de situatie in Antwerpen, omdat de
problemen daar concreet zijn geworden. Ik heb
mijn algemene vraag bovendien schriftelijk
geformuleerd, omdat de minister meer tijd heeft
om mij een antwoord te bezorgen.

Mijnheer de minister, ondanks veelvuldige
klachten dat het parket van Antwerpen
onvoldoende middelen heeft om de zware
criminaliteit aan te pakken, is het de jongste
tijd
blijkbaar wel geïnteresseerd in
cannabisbestrijding, wat leidde tot de verzegeling
van de grow shop op de Paardenmarkt. Volgens
een krantenartikel nam men ook spulletjes van het
punkwinkeltje Fans in beslag. Ik heb toch wel
enkele vragen bij de ijver die het parket plots aan
de dag legt in de strijd tegen het cannabisgebruik
en tegen het promoten van cannabis, des te meer
omdat het de bedoeling zou zijn om in het kader
van de snelrechtprocedure, die blijkbaar voor
specifieke gevallen wel werkt, - denken we maar
aan een recent voorbeeld - spoedig tot vervolging
over te gaan.

Het parket zou een vervolging instellen op grond
van aanzetting tot druggebruik, artikel 3 van de
wet van 1921, terwijl in het Parlement de nieuwe
drugswet wordt besproken en wellicht
goedgekeurd.

Mijn vragen zijn de volgende. Ten eerste, hoeveel
vervolgingen wegens aanzetting tot druggebruik
werden de voorbije tien jaar in het arrondissement
Antwerpen ingesteld?

Ten tweede, hoeveel veroordelingen werden de
jongste tien jaren voor dergelijke misdrijven
uitgesproken?

Ten derde, welke zijn de constitutieve
bestanddelen van dat misdrijf precies? Is het
louter bezit van waterpijpen of van speciaal
vloeipapier voor joints al dan niet een constitutief
bestanddeel?

Ten vierde, de jongste weken zouden dergelijke
vervolgingen zijn ingesteld. Hebt u terzake gebruik
gemaakt van uw positief injunctierecht om
vervolging op te starten? Zo ja, waarom? Als dit
niet het geval is, waarom ging het parket dan na
jaren van inactiviteit over tot vervolging op grond
van artikel 3 van de thans toepasselijke drugswet?
10.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, ik heb contact laten opnemen met
collega Van Hoorebeke met betrekking tot de door
hem gestelde vragen. Een aantal onderdelen
konden namelijk niet onmiddellijk beantwoord
worden, zoals de vraag hoeveel veroordelingen er
de jongste tien jaar waren voor dergelijke
misdrijven en in welke arrondissementen. Hij heeft
me daarom gevraagd om me toe te spitsen op
Antwerpen.
CRIV 50
COM 443
17/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
33

Mijnheer Van Hoorebeke, uw eerste vraag was
hoeveel vervolgingen er waren tot het aanzetten
van druggebruik de jongste tien jaren. De
procureur des Konings deelt mij mee dat de
statistische gegevens niet toelaten om een
onderscheid te maken tussen de verschillende
soorten van inbreuken op de drugwet. Op basis
van die statistische gegevens is men ook niet in
staat om een welafgelijnd antwoord te geven.

Het derde deel van uw vraag houdt verband met
de constitutieve bestanddelen van het misdrijf.
Bepaalt het bezit van waterpijpen, of vloeipapier
voor jointsigaretten een constructief bestanddeel?
Hier verwijs ik naar het antwoord dat ik gegeven
heb aan collega Van Peel en collega Van
Quickenborne. Het regeringsbeleid is er absoluut
niet op gericht om jongeren en volwassenen aan
te zetten tot het gebruiken van drugs. Het is
samen met het vergemakkelijken van het
druggebruik strafbaar op grond van artikel 3, § 2
van de drugwet van 1921. Het enkel bezit van
waterpijpen, of speciaal vloeipapier voor
jointsigaretten kan aanzien worden als een
vergemakkelijken van of het aanzetten van het
gebruik van drugs. Het kan dus vallen onder die
bepaling, maar het is een loutere feitenkwestie.
Het gecombineerde bezit van cannabis,
waterpijpen of speciaal vloeipapier voor
jointsigaretten is een drugmisdrijf in de zin van het
genoemde artikel.

Ik herhaal echter dat beslissing tot het instellen
van de vervolging behoort tot de bevoegdheid van
het openbaar ministerie, afgezien van een
desgevallend positief injunctierecht dat de minister
kan aanwenden. Men probeert nu aan de hand
van testprocedures daarin duidelijkheid af te
dwingen. Dit zal de bonafide winkeliers ­ die zeker
ook op de markt te vinden zijn ­ in staat stellen
om de juiste krijtlijnen te trekken.
10.03 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mijnheer
de minister, ik moet vrede nemen met het feit dat
de statistieken geen onderscheid kunnen maken.
Dat zal dus ook voor de andere arrondissementen
het geval zijn. Schriftelijke vragen zullen dan ook
weinig uitsluitsel brengen.

Het feit dat men nu gaat vervolgen op basis van
aanzetting tot druggebruik, is toch nieuw. Men
moet dit allemaal plaatsen in wat professor De
Ruyver en de persoonlijke adviseur van de eerste
minister hebben gesteld. Het is een
overgangsperiode waarbij de partijen zich
positioneren, enerzijds, op basis van de
bestaande toestand gesteund op de huidige
drugwet en, anderzijds, op wat er op wettelijk vlak
nog moet komen. Het zal in elk geval boeiend
worden. Dit houdt uiteraard verband met de
benadering van het hele probleem, namelijk het al
dan niet tolereren en de overlast.

In welke mate zal dit prioritair zijn voor het parket?
Zijn er daarover richtlijnen gegeven? Reageren de
parketten wel op de juiste manier net nu het debat
rond de drugwet in het vooruitzicht is?

Is dit wel de aangewezen manier om op dergelijke
situaties te reageren? Zullen de andere parketten
op basis daarvan vervolgen in het vooruitzicht van
het debat dat hieromtrent in het Parlement zal
gevoerd worden?
10.04 Minister Marc Verwilghen: Zoals ik u
gezegd heb, heb ik de andere gegevens
opgevraagd. Zodra ik deze in mijn bezit heb, zal ik
u daarover berichten en kan er verder gezien
worden in welke richting dit zal evolueren.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11 Samengevoegde vraag en interpellatie van
- de heer Bart Laeremans aan de minister van
Justitie over "de versoepeling van de
taalexamens voor de Brusselse magistraten"
(nr. 4413)
- de heer Geert Bourgeois tot de minister van
Justitie over "de functionele tweetaligheid in
gerechtszaken" (nr. 756)
11 Question et interpellation jointes de
- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice
sur "l'assouplissement des examens
linguistiques pour les magistrats bruxellois"
(n° 4413)
- M. Geert Bourgeois au ministre de la Justice
sur "le bilinguisme fonctionnel en matière
judiciaire" (n° 756)
11.01 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, in het raam van
een interpellatie over de problematiek van de
taalwetgeving in gerechtszaken in Brussel zal ik
niet nog eens de voorgeschiedenis herhalen van
alle mogelijke pogingen die reeds ondernomen
werden tot wijziging van de taalwetgeving. Wel wil
ik nog eens herhalen dat men aan Franstalige
zijde de facto eigenlijk meer en meer eentalige
rechtbanken in Brussel organiseert. Het is zo dat
de toegevoegde rechters buiten het
toepassingsveld van de taalwetgeving vallen. Dit is
ook zo voor de parketjuristen. Dit volstaat blijkbaar
nog altijd niet. Men wil absoluut die taalwetgeving
zelf onderuit halen. Na afsluiting van het ontwerp
17/04/2001
CRIV 50
COM 443
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
34
om meer toegevoegde eentalige rechters te
benoemen en na verzet van het Vlaams
Parlement, zou u een koninklijk besluit ontworpen
hebben waarbij 2 kennisniveaus zouden ingevoerd
worden voor de taalwetgeving in gerechtszaken,
een niveau dat een grondige kennis vereist en een
niveau dat functionele kennis vereist.

Ik heb nog eens de moeite gedaan om het geheel
nogmaals op een rijtje te zetten want dit is niet zo
eenvoudig, alleszins niet voor mensen die niet
betrokken waren bij de hele voorgeschiedenis. In
de wet van 1935 waren er 2 niveaus opgenomen:
één van voldoende kennis en één van grondige
kennis. Het niveau van grondige kennis was
vooral bedoeld voor Nederlandstaligen die een
Franstalig diploma behaald hadden zodat zij als
Nederlandstalig magistraat konden zetelen. Op
vraag van de Vlamingen werd dit dubbelniveau
afgeschaft bij de invoering van het gerechtelijk
wetboek, zodat er vanaf 1970 eigenlijk maar één
niveau meer is, met andere woorden, de wet
spreekt over de kennis van de andere taal. Met
het oog daarop kan een getuigschrift behaald
worden. Het koninklijk besluit van 1970 bepaalt de
voorwaarden waaraan men moet voldoen om dit
getuigschrift van de andere taal te behalen: ten
eerste, het lezen van een wettekst in de andere
taal, ten tweede, het voeren van een gesprek over
een dagelijks onderwerp en ten derde, het
schrijven van een commentaar op een vonnis met
behulp van wetboeken en woordenboeken. Het
valt moeilijk anders te omschrijven dan dat hier in
feite een functionele kennis vereist wordt. Dit is
geen tweetaligheidsvereiste maar kennis van de
andere taal, wat reeds functioneel is.

Wat de vereisten betreft in het uitvoeringsbesluit
van de wet van 1970 meen ik dat dit kan
onderschreven worden. Wat echter wel misloopt
en waar recent nog eens de aandacht werd op
gevestigd in een interview met professor emeritus
Depauw van de VUB die stelt dat er wellicht een te
strenge beoordeling gebeurt door de juryleden. Dit
geldt alleszins voor de Franstalige juryleden.
Volgens hem zouden de Nederlandstalige
examinatoren nooit buiten het strikte schema
gaan dat vastligt in het besluit van 1970. De
Franstalige examinatoren daarentegen gaan
echter wel verder. Na de lezing van een Franse
tekst gaan zij over tot het stellen van vragen over
juridische termen in het Frans maar op het
gesprek over alledaagse zaken wordt zeer
gedetailleerd ingegaan.

Wanneer een onderwerp uit het dagelijks leven
wordt behandeld, dan gaan zij daar op een zeer
gedetailleerde wijze op in. Ik wil het voorbeeld
geven van iemand die als hobby opgaf dat hij
porselein verzamelt. Hij werd onmiddellijk
uitgenodigd om verder te vertellen en uit te leggen
hoe het porselein wordt gedateerd en dergelijke
meer. Er bestaat dus veeleer een probleem van te
streng examineren door Franstaligen van
Nederlandstalige kandidaten. Als ik de slaagcijfers
zie en rond mij kijk naar het gemiddelde niveau
van de kennis van de andere taal, ben ik ook
geneigd om dat te gaan geloven. Vandaar dat ik al
vroeger gezegd heb en ik blijf daar bij en ik meen
dat u ook in die richting wil gaan, dat er eigenlijk
maar één wijziging zou moeten gebeuren en dat is
dit examen toe te vertrouwen aan een objectieve
instantie, met name het Selor, dat gewend is om
dergelijke examens te organiseren en dat een
niveau kan bepalen dat beantwoordt aan een
wettelijke norm en uniform zou zijn voor alle
examinandi.

Als ik het nu goed begrijp, wilt u op basis van een
koninklijk besluit twee niveaus gaan invoeren en
wilt u dat de korpsoversten een perfecte
tweetaligheid zouden bewijzen en dat de andere
magistraten blijk zouden geven van een
functionele tweetaligheid. In zoverre u met dat
koninklijk besluit de wet zou gaan wijzigen, denk ik
dat dit absoluut niet kan, des te meer daar de
wetgever in het jaar 1967 bij de invoering van het
Gerechtelijk Wetboek expliciet de twee
kennisniveaus heeft afgeschaft en teruggevallen is
op één kennisniveau. Dit komt de facto eigenlijk
neer - en ik ben geneigd professor Depauw daarin
te volgen - op een functionele tweetaligheid. De
wet voorziet nu alleen maar in een functionele
tweetaligheid en ik denk dat u daar met een
koninklijk besluit absoluut niet wegkomt. Ik ga mij
daar dan ook tegen verzetten vanuit de
bevoegdheid die wij hebben als parlementslid.

Mijn eerste vraag is, mijnheer de minister, of uw
voornemen om bij koninklijk besluit twee
kennisniveaus in te voeren verenigbaar is met de
vigerende taalwetgeving in gerechtszaken. Ik heb
u gezegd waarom ik meen dat dit niet het geval is.

Een tweede vraag heeft betrekking op de splitsing
van de rechtbank in Brussel. De facto organiseert
men eigenlijk een gesplitste rechtbank en de facto
stopt men de rechtbank aan Franstalige zijde vol
met eentaligen. Niettemin verzet men zich tegen
een splitsing van de rechtbank. De enige
oplossing die het u mogelijk zou maken om iets te
wijzigen aan de taalwetgeving bestaat erin het
gerechtelijk arrondissement Brussel te splitsen
naar het model van de Brusselse balie, met Halle-
Vilvoorde en Brussel-Nederlands aan de ene kant
en Brussel-Frans, beperkt tot de 19 gemeenten,
CRIV 50
COM 443
17/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
35
aan de andere kant. Ik denk dat dit de enig
mogelijke oplossing is en ik zou u nogmaals willen
vragen welk standpunt u terzake inneemt. U weet
ondertussen dat aan Nederlandstalige zijde stilaan
alle partijen overtuigd zijn van de noodzaak
daarvan. Een eminent lid van deze commissie
heeft al gezegd dat de splitsing in de sterren
geschreven staat en dat die er ooit moet komen.
Het wordt dus hoog tijd dat u als minister
daaromtrent een standpunt zou gaan innemen.

Ik kom tot mijn derde vraag. Er is niet veel nodig
om een eventuele versoepeling van de
taalwetgeving door te voeren. Deze taalwetgeving
komt er nu op neer dat men zetelt in zijn eigen taal
en dat men de zaken behandelt in de eigen taal.
Door de specifieke situatie in Brussel, waar tal van
stukken in de andere taal zijn opgesteld - dit
geldt
zowel langs Franstalige als langs
Nederlandstalige kant ­ moet men een functionele
kennis hebben om die stukken en die verklaringen
te begrijpen. Hoe denkt u dat een versoepeling
van de taalwetgeving - ik weet niet welke notie
men dan nog van de andere taal zou moeten
hebben - ertoe zou kunnen bijdragen om de
gerechtelijke achterstand weg te werken? Het
tegendeel is waar, denk ik; dit zou alleen maar
leiden tot een vertraging, tot een nog grotere
achterstand! Een aantal magistraten zou
eenvoudigweg niet meer in staat zijn om te
voldoen aan het meest elementaire dat van hen
kan worden verwacht, namelijk het begrijpen van
de stukken en de verklaringen die in het dossier
zitten en die in de andere taal zijn opgesteld. Zij
zouden hiertoe niet meer in staat zijn, wanneer zij
alleen nog maar een summiere taalproef zouden
moeten afleggen.
11.02 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u en
uw voorganger, gewezen minister De Clerck,
maakten al heel wat bokkensprongen. Telkens
werd u beiden teruggefloten, onder meer door de
Vlaamse advocaten en door het Vlaams
Parlement.

Inmiddels besefte men wel dat men in deze
materie met dynamiet speelde.

Mijnheer de minister, wij stellen vast dat u het spel
tactisch zeer handig speelde, in die zin dat u
alvast één oppositiepartij monddood maakte.
Immers, in uw voorstel dat bekend geraakte, nam
u de logica over die de heer De Clerck er destijds
op nahield. Ook hij sprak van een mindere
taalkennis; een lightprocedure zoals dat destijds
werd genoemd.
U gaat evenwel nog een heel eind verder,
mijnheer de minister. De CVP stelde voor dat een
derde de andere taal grondig zou spreken, een
derde voldoende taalkennis zou hebben en dat
een derde eentalig zou zijn. Volgens u moeten
enkel de korpschefs grondig tweetalig zijn en mag
de rest passief tweetalig zijn. Dat is verregaand en
een enorme achteruitgang ten opzichte van de
huidige situatie. Ik ben het volledig eens met de
vorige spreker, in die zin dat zulks de
tweetaligheid van de rechtbank op de helling zet,
precies in een tweetalig arrondissement dat ook
nog een groot deel van Halle-Vilvoorde behelst.
Dit is niet te begrijpen.

Bovendien gaat het andermaal duidelijk om een
eenzijdige toegeving aan de eisen van de
Franstaligen, zonder dat aan de Vlaamse
desiderata wordt gedacht. Ik denk bijvoorbeeld
aan de onevenwichten bij het Hof van Cassatie,
aan de splitsing en dergelijke. Alleen de eisen van
de Franstaligen werden besproken en dit allemaal
dankzij het fabeltje dat het vereiste niveau
onbereikbaar hoog werd voor de meesten. De
Franstaligen zijn erin geslaagd, door lang genoeg
te liegen, dit examen als onmogelijk zwaar en
onhaalbaar voor te stellen. Met de steun van Louis
Michel is men er thans in geslaagd de huidige
minister van Justitie slagzij te doen maken.

In De Standaard van vorige vrijdag las ik hierover
een interessante beschouwing waaruit bleek dat
niet zozeer het niveau op zichzelf en de wetgeving
in se moesten worden gecontesteerd, maar wel de
toepassing ervan, met name de wijze waarop de
Vlaamse kandidaten veel moeilijker worden
behandeld in vergelijking met de Franstaligen.
Welnu, eerst moet hieraan iets worden gewijzigd,
alvorens andere pistes te volgen.

Mijnheer de minister, kunt u de inhoud van dit op
stapel staande koninklijk besluit verduidelijken?
Welke gradaties zullen er worden ingebouwd en
welke taalvereisten zouden gelden voor diverse
functies? Ik denk aan de korpsoversten. De vraag
is ook of dit zal gelden voor de raadsheren in
Cassatie; welke vorm van tweetaligheid zal voor
hen vereist zijn, te meer daar geweten is dat
Franstalige magistraten aldaar Nederlandstalige
dossiers behandelen. Welke norm zal terzake
worden gehanteerd?

Welke is de wettelijke basis voor dergelijke
ingrepen? Destijds werd gezocht om de
wijzigingen bij wet aan te brengen, terwijl u nu via
een koninklijk besluit de omgekeerde richting wil
uitgaan. In de wet wordt geen onderscheid
gemaakt, maar u voert een onderscheid in,
17/04/2001
CRIV 50
COM 443
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
36
mijnheer de minister. Hierdoor gaat u diametraal
in tegen de wet en volgens mij kan dat niet.
Wanneer een vrederechter of aspirant-
vrederechter vaststelt dat hij aan de vereisten in
verband met een grondige taalkennis moet
voldoen, terwijl een gewone magistraat hieraan
niet moet voldoen, dan kan de eerste perfect
discriminatie inroepen en erop wijzen dat er geen
enkele wettelijke basis is om dit onderscheid te
maken. Op basis van de lichtere procedure zou hij
dan wel eens kunnen bekomen waarop hij aast.

Mijnheer de minister, hoe verantwoordt u het dat
in een tweetalige rechtbank, in de tweetalige
hoofdstad van het land, aan de meeste
magistraten alleen een passieve taalkennis van de
andere landstaal wordt gevraagd? In dat verband
wens ik een vergelijking te maken met functies
van een lager niveau, zoals loketbediende in een
gemeente of politieagenten, met alle respect voor
betrokkenen. Deze personen staan lager op de
carrièreladder of op de sociale ladder, maar
niettemin wordt van hen wel een grondige actieve
kennis van de tweede landstaal vereist. Zij moeten
meer kunnen dan louter en alleen een getuige
verstaan: zij moeten personen kunnen
beantwoorden en behelpen in hun taal. Is het niet
merkwaardig dat personen die hoger op de
carrièreladder staan, op hun niveau aan minder
eisen moeten beantwoorden dan diegenen die
zich lager op de carrièreladder bevinden?

Ten slotte, waarom wordt de bespreking van deze
problematiek niet gekoppeld aan het debat over
de splitsing van het gerechtelijk arrondissement?
Ik ben bereid te praten over de taalvereisten als
het debat daaraan wordt gekoppeld. Als men met
twee eentalige rechtbanken zou werken, kan men
daarover spreken, maar niet eerder.
11.03 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, u zult mij toelaten om een globaal
antwoord te geven aan de twee vraagstellers.

Ik begin met het uitgangspunt. Dat is de wet van
15 juni 1935 op het gebruik van de talen in
gerechtszaken, op basis waarvan een aantal
magistraten, zowel van het parket als van de zetel,
moeten aantonen dat ze kennis hebben van een
andere taal dan die waarin zij de examens van
doktor of licentiaat in de rechten hebben afgelegd.
Deze wettelijke verplichting brengt problemen met
zich op het vlak van de indienstneming van
magistraten in het gerechtelijk arrondissement
Brussel en vormt ook één van de hindernissen
voor het wegwerken van de achterstand bij dit
gerecht.
In artikel 43, § 5 van de wet van 15 juni 1935 op
het gebruik van de talen in gerechtszaken, is
bepaald dat in de rechtbank van eerste aanleg, in
de arbeidsrechtbank en in de rechtbank van
koophandel, die hun zetel hebben te Brussel,
evenals in het parket van de procureur des
Konings en in het parket van de arbeidsauditeur,
ten minste één derde van de magistraten door hun
diploma moeten bewijzen dat ze de examens van
doktor of licentiaat in de rechten in het Nederlands
hebben afgelegd. Ten minste één derde van de
magistraten moeten door hun diploma bewijzen
dat zij de examens van doktor in de rechten in het
Frans hebben afgelegd. Bovendien moet twee
derde van alle magistraten van elke rechtbank ­
zowel van de zetel als van het parket ­ het bewijs
leveren van de kennis van de andere taal. In
hetzelfde artikel wordt nader bepaald dat de
Nederlandse en Franse rechtsplegingen steeds
worden gevoerd door de magistraten die door hun
diploma bewijzen dat zij de examens van doktor of
licentiaat in de rechten respectievelijk in het
Nederlands of het Frans hebben afgelegd. Dit
betekent dat twee derden van de magistraten van
de gerechten uit het arrondissement Brussel het
bewijs van de kennis van de andere taal moeten
leveren, terwijl zij met uitzondering van uiterst
zeldzame gevallen waarin op grond van artikel 43,
§ 5, vierde en vijfde lid, de taal van de
rechtspleging wordt gewijzigd, alleen dossiers
mogen behandelen die betrekking hebben op een
rechtspleging gevoerd in de taal van hun diploma.

Deze verplichting tot kennis van de andere taal
heeft tot gevolg dat aan de magistraten de
mogelijkheid wordt geboden kennis te nemen van
stukken die in één van de beide landstalen zijn
opgesteld, ongeacht de taal waarin de zaak wordt
behandeld. Zij heeft ook tot gevolg dat de
indienstneming van magistraten wordt bemoeilijkt
wegens het gebrek aan kandidaten voor ambten
die overeenkomstig de wet zijn voorbehouden aan
kandidaten die in staat zijn het bewijs te leveren
van de kennis van de andere taal.

Zelfs zonder inroeping van het streven naar
continuïteit in de openbare dienstverlening is het,
gelet op de vaste rechtspraak van de Raad van
State, niet mogelijk om eentalige kandidaten te
benoemen. Ik ben daar trouwens ook niet toe
overgegaan.

Het ontwerp van koninklijk besluit is erop gericht
het taalexamen, bedoeld in artikel 43, quinqies
van de wet op zodanige wijze te regelen dat de
inhoud ervan in overeenstemming is met de
kennis van die taal vereist voor de uitoefening van
het ambt. Dat is de achterliggende filosofie. Het
CRIV 50
COM 443
17/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
37
ontwerp voorziet in de wijziging van het schriftelijk
gedeelte van het examen ten aanzien van de
kandidaten voor betrekkingen die niet
noodzakelijkerwijze de kennis vereisen van de
andere taal dan die waarin het diploma is behaald.

De specifieke ambten waarvoor de inhoud van het
taalexamen ongewijzigd blijft, zijn omschreven in
artikel 43, § 4, eerste lid, van de wet van 15 juni
1935, waarin wordt geformuleerd dat niemand in
het arrondissement Brussel tot het ambt van
voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, van
de rechtbank van koophandel of van de
arbeidsarbeidsrechtbank, van procureur des
Konings of van arbeidsauditeur, van werkend of
plaatsvervangend vrederechter, van werkend of
plaatsvervangend rechter in een politierechtbank
of van toegevoegd rechter in het vredegerecht of
een politierechtbank kan worden benoemd indien
hij niet bewijst Nederlands en Frans te kennen.
Artikel 43, § 4bis, tweede lid van dezelfde wet
bepaalt dat in de politierechtbank te Brussel en te
Halle-Vilvoorde één of meer werkende of
toegevoegde rechters het bewijs van de kennis
van het Frans als taal dienen te leveren. Voor alle
andere ambten waarvoor de magistraten het
bewijs van de kennis van de andere taal moeten
leveren en waarop artikel 343, quinqies van de
wet van 1935 van toepassing is, wordt de inhoud
van het schriftelijk gedeelte van het taalexamen
vervangen door een vertaling van een vonnis of
arrest gesteld in de taal waarop het examen
betrekking heeft, in de taal waarin de betrokkene
zijn examen als doktor of licentiaat in de rechten
heeft afgelegd.

Het gebruik van juridische boeken,
woordenboeken en wetboeken wordt in dit geval
verboden. Het ontwerp van dit besluit is erop
gericht de regels van het taalexamen aan te
passen aan de vereisten van het ambt waarvoor
de kennis van de andere taal vereist is, zonder
wijzigingen aan te brengen aan het beginsel van
de kennis van de andere taal in gevallen waarin dit
wettelijk verplicht is. Om naargelang van het ambt
te voorzien in verschillende examens, moet de wet
niet worden gewijzigd. Het is immers zo dat artikel
8 van het koninklijk besluit van 9 september 1935
tot regeling van het examen waarbij de licentiaten
in het notariaat in de gelegenheid worden gesteld
te bewijzen dat zij in staat zijn de voorschriften van
de wet op het gebruik van de talen in
gerechtszaken na te leven, op dezelfde grondslag
van artikel 43quinquies van de wet van 15 juni
1935 op het gebruik van talen in gerechtszaken
voorziet in een examen betreffende de grondige
kennis van de ene of de andere landstaal, alsook
dat overeenkomstig artikel 10 ervan, een examen
over de toereikende kennis van de taal moet
worden afgelegd.

Volledigheidshalve zeg ik erbij dat het de
bedoeling zou zijn om deze examens ook te laten
organiseren door Selor zoals dit ook voor
ambtenaren het geval is. Sta mij ook toe om even
te verwijzen naar de rechtsleer, Het Taalgebruik in
Gerechtszaken van Bindemans. De rechtsleer
stelt dat die werkwijze geenszins in strijd is met de
bepalingen van de wet op grond waarvan de
Koning gemachtigd is de stof van het examen te
bepalen zonder voor te schrijven dat deze stof
dezelfde is voor alle examinandi, ongeacht of zij in
aanmerking wensen te komen voor een
benoeming in het Vlaamse of het Waalse
landsgedeelte of in één van de Brusselse kantons.

Ik zal geen ontwerp van besluit aan de Koning
voorleggen waarvan ik meen dat het onwettig is.
Bovendien staat vast dat men zal moeten wachten
op het advies van de Raad van State waaraan ik
mij in ieder geval zal moeten spiegelen. De
bewering dat de Franstaligen blijven weigeren in
Brussel Nederlands te leren, kan ik dus niet ex
officio bijtreden. Die uitspraak laat ik voor uw
rekening. Tot op heden is er binnen de regering
geen sprake van een opsplitsing van het
arrondissement Brussel. Verder heb ik daarop
geen commentaar meer en zeg ik enkel dat ik
voor het koninklijk besluit zoals het thans in
ontwerpvorm werd ingediend, zal afwachten tot ik
ook het advies van de Raad van State zal hebben
gekregen. Dat zal ik hoe dan ook moeten
nakomen.
11.04 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de
minister, u hebt een zeer omstandig antwoord
gegeven dat voor een groot deel bestond uit het in
herinnering brengen van de wettelijke bepalingen
terzake. Ik ga daar niet verder op in. De kern van
de zaak ligt hierin dat de wet van 1935 al dan niet
toestaat om in een ander kennisniveau te
voorzien. De minister beweert van wel maar heeft
mij niet overtuigd. Ik zal ook uitkijken naar het
advies van de Raad van State daaromtrent. In
ieder geval kan ik nu reeds zeggen dat naar mijn
mening de vergelijking met wat voor de notarissen
bestaat niet opgaat omdat in de wet op het
notariaat precies 2 kennisniveaus opgenomen
zijn. Dit is niet het geval voor de taalwetgeving in
gerechtszaken voor magistraten. Voor het
notariaat bepaalt de wet dat er 2 kennisniveaus
zijn, een volstrekte tweetaligheid en een
functionele tweetaligheid. Op grond daarvan kan
geen argument gevonden worden en wat mij
betreft, blijf ik erbij dat in de huidige situatie het
koninklijk besluit dat u wenst uit te vaardigen, in
17/04/2001
CRIV 50
COM 443
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
38
strijd is met de wet van 1935. In die zin heb ik ook
een motie ingediend om naast de vraag om de
examens verder door Selor te laten organiseren -
waarmee u het eens bent-, dring ik ook aan op de
splitsing van het gerechtelijk arrondissement
Brussel en vraag ik u tevens u ervan te
weerhouden om bij koninklijk besluit de wet van
1935 te wijzigen.
11.05 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, ik heb ook een motie maar
heb nog niet de mogelijkheid gehad om deze in te
dienen. Na mijn korte repliek zal ik dit onmiddellijk
doen. Ik stel vast dat de minister inderdaad veel
verder gaat dan het oorspronkelijk ontwerp De
Clerck tijdens de vorige legislatuur en waarbij men
enkel nog voor de korpsoverste de grondige
kennis wenst voor te behouden. De Franstaligen
worden hiermede meer dan royaal op hun wenken
bediend en het breekijzer om ooit nog werk te
maken van wat volgens collega Erdman in de
sterren geschreven staat, wordt hiermee
weggegooid. Dit is net zoals bij Lambermont. De
Franstaligen krijgen alles en nadien wordt elke
beweging in een betere richting onmogelijk
gemaakt.

De Franstaligen krijgen alles en nadien wordt elke
beweging in een betere richting onmogelijk
gemaakt. Dit vind ik verregaand.

Vervolgens stel ik vast dat de minister zich
baseert op artikel 43 en dus een beperkt aantal
mensen opsomt, zoals de voorzitter van de
rechtbank van eerste aanleg en van de
politierechtbank, en niet van de raadsheren in
Cassatie die dan wel in de andere taal zullen
moeten wijzen. Ook dit is verregaand omdat de
logica voor deze mensen niet wordt
doorgetrokken. Het betekent dat binnenkort
iemand met een zeer lichte of passieve kennis van
onze taal, Nederlandstalige arresten zal mogen
schrijven.

Bovendien is er in de wetgeving geen basis te
vinden om dergelijk onderscheid te maken. U
baseert zich louter op het feit dat dit in een ander
artikel staat. De termen van de wet zijn echter
gelijkaardig: een voorzitter van een
politierechtbank, of een procureur kan niet
benoemd worden indien hij niet bewijst
Nederlands en Frans te kennen. Ook voor de
andere magistraten staat er dat het bewijs moet
worden geleverd van kennis van de Nederlandse
en de Franse taal. De wettekst zegt over beide
categorieën hetzelfde. U wil een onderscheid
inbouwen dat op fictie gebaseerd is. Ik ben er
zeker van dat de Raad van State u ongelijk zal
geven, indien niet in wetgevende zaken, dan toch
in administratieve zaken.

Ik vermoed dat niet weinigen zich zullen geroepen
voelen om dit te laten vernietigen voor de Raad
van State, en met reden.

Wij dienen dan ook een motie in om niet tot deze
uitholling van de wet te komen.

Moties
Motions

Tot besluit van deze bespreking werden volgende
moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions
suivantes ont été déposées.

Een motie van aanbeveling werd ingediend door
de heren Geert Bourgeois en Karel Van
Hoorebeke en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellatie van de heer Geert
Bourgeois
en het antwoord van de minister van Justitie,
beveelt de minister aan
1. de organisatie van het examen "getuigschrift
kennis andere taal" in gerechtszaken aan Selor op
te dragen;
2. het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-
Vilvoorde te splitsen in een gerechtelijk
arrondissement Brussel(N)-Halle-Vilvoorde
enerzijds en Brussel(F) anderzijds;
3. zich te onthouden van een wijziging van de
taalwetgeving in gerechtszaken door middel van
een koninklijk besluit."

Une motion de recommandation a été déposée
par MM. Geert Bourgeois et Karel Van Hoorebeke
et est libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de M. Geert
Bourgeois
et la réponse du ministre de la Justice,
recommande au ministre
1. de confier au Selor l'organisation de l'examen
en vue de l'obtention d'une "attestation de
connaissance de l'autre langue en matière
judiciaire";
2.
de scinder l'arrondissement judiciaire de
Bruxelles-Hal-Vilvorde en un arrondissement
Bruxelles(N)Hal-Vilvorde, d'une part, et
Bruxelles(F), d'autre part;
3.
de s'abstenir de modifier la législation
linguistique en matière judiciaire au moyen d'un
arrêté royal."

Een motie van aanbeveling werd ingediend door
CRIV 50
COM 443
17/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
39
de heer Bart Laeremans en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellatie van de heer Geert
Bourgeois
en het antwoord van de minister van Justitie,
vraagt de regering
- zo snel mogelijk werk te maken van de splitsing
van het Brussels gerecht naar het model van de
balie;
-
in afwachting geen sluikse pogingen te
ondernemen om de taalwet in gerechtszaken uit te
hollen."

Une motion de recommandation a été déposée
par M. Bart Laeremans et est libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de M. Geert
Bourgeois
et la réponse du ministre de la Justice,
demande au gouvernement
- de s'atteler le plus rapidement possible à la
scission de la Justice bruxelloise, sur le modèle de
la scission du barreau bruxellois;
- dans l'attente de cette scission, de ne pas
entreprendre de tentative larvée de vider la
législation linguistique de sa substance."

Een eenvoudige motie werd ingediend door
mevrouw Fauzaya Talhaoui en de heer Hugo
Coveliers.

Une motion pure et simple a été déposée par
Mme Fauzaya Talhaoui et M. Hugo Coveliers.

Over de moties zal later worden gestemd. De
bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement.
La discussion est close.

De openbare commissievergadering wordt
gesloten om 18.09 uur.
La réunion publique de commission est levée à
18.09 heures.
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRABV 50 COM 443
CRABV 50 COM 443
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
EKNOPT
V
ERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
A
NALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
J
USTITIE
C
OMMISSION DE LA
J
USTICE
dinsdag mardi
17-04-2001 17-04-2001
14:15 uur
14:15 heures
CRABV 50
COM 443
17/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i

INHOUD
SOMMAIRE
Vraag van mevrouw Géraldine Pelzer-Salandra
aan de minister van Justitie over "de
moeilijkheden waaraan de leden van de
Executieve van de Moslims in België het hoofd
moeten bieden" (nr. 4348)
1
Question de Mme Géraldine Pelzer-Salandra au
ministre de la Justice sur "les problèmes
rencontrés par les membres de l'Exécutif des
musulmans de Belgique" (n° 4348)
1
Sprekers: Géraldine Pelzer-Salandra, Marc
Verwilghen
, minister van Justitie
Orateurs: Géraldine Pelzer-Salandra, Marc
Verwilghen
, ministre de la Justice
Vraag van mevrouw Simonne Creyf aan de
minister van Justitie over "het Penitentiair
Onderzoeks- en Klinisch Observatiecentrum en
de taalkaders" (nr. 4367)
2
Question de Mme Simonne Creyf au ministre de
la Justice sur "le Centre pénitentiaire de
Recherche et d'Observation clinique et les cadres
linguistiques" (n° 4367)
2
Sprekers: Simonne Creyf, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Simonne Creyf, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Vraag van mevrouw Fientje Moerman aan de
minister van Justitie over "de opvang en
behandeling van geïnterneerden" (nr. 4371)
3
Question de Mme Fientje Moerman au ministre de
la Justice sur "l'accueil et le traitement de
personnes internées" (n° 4371)
3
Sprekers: Fientje Moerman
Orateurs: Fientje Moerman
Vraag van de heer Geert Bourgeois aan de
minister van Justitie over "het gebrek aan
speurders voor de (pro-actieve) bestrijding van
informaticacriminaliteit" (nr. 4379)
4
Question de M. Geert Bourgeois au ministre de la
Justice sur "le manque d'enquêteurs pour la lutte
(pro-active) de la criminalité informatique"
(n° 4379)
4
Sprekers:
Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs:
Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Samengevoegde vragen van
6
Questions jointes de
6
- de heer Geert Bourgeois aan de minister van
Justitie over "zijn voornemen om
gevangenisdirecteurs te bestraffen bij
overschrijding van het
gevangenispopulatiequotum" (nr. 4382)
6
- M. Geert Bourgeois au ministre de la Justice sur
"son intention de sanctionner les directeurs de
prison en cas de dépassement du quota prévu
pour la population carcérale" (n° 4382)
6
- de heer Bart Laeremans aan de minister van
Justitie over "zijn voornemen om
gevangenisdirecteurs strafrechtelijk te
sanctioneren bij overbevolking" (nr. 4412)
6
- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur
"son intention de sanctionner les directeurs de
prison en cas de surpopulation" (n° 4412)
6
Sprekers:
Geert Bourgeois, Bart
Laeremans, Marc Verwilghen, minister van
Justitie
Orateurs: Geert Bourgeois, Bart Laeremans,
Marc Verwilghen
, ministre de la Justice
Samengevoegde vragen van
8
Questions jointes de
8
- de heer Hugo Coveliers aan de minister van
Justitie over "de wet van 7 mei 1999 op de
kansspelen, de kansspelinrichtingen en de
bescherming van de spelers" (nr. 4360)
8
- M. Hugo Coveliers au ministre de la Justice sur
"la loi du 7 mai 1999 sur les jeux de hasard, les
établissements de jeux de hasard et la protection
des joueurs" (n° 4360)
8
- de heer Jan Mortelmans aan de minister van
Justitie over "de wet op de kansspelen, de
kansspelinrichtingen en de bescherming van de
spelers" (nr. 4415)
8
- M. Jan Mortelmans au ministre de la Justice sur
"la loi sur les jeux de hasard, les établissements
de jeux de hasard et la protection des joueurs"
(n° 4415)
8
Sprekers: Hugo Coveliers, voorzitter van de
VLD-fractie, Jan Mortelmans, Marc
Verwilghen
, minister van Justitie
Orateurs: Hugo Coveliers, président du
groupe VLD , Jan Mortelmans, Marc
Verwilghen
, ministre de la Justice
Vraag van de heer Servais Verherstraeten aan de
minister van Justitie over "de wetgeving inzake
bewakingscamera's" (nr. 4384)
9
Question de M. Servais Verherstraeten au
ministre de la Justice sur "la législation relative
aux caméras de surveillance" (n° 4384)
9
Sprekers: Servais Verherstraeten, Marc
Verwilghen
, minister van Justitie
Orateurs: Servais Verherstraeten, Marc
Verwilghen
, ministre de la Justice
17/04/2001
CRABV 50
COM 443
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
Vraag van de heer Geert Bourgeois aan de
minister van Justitie over "het experiment in het
Brusselse Hof van Beroep met de actieve rechter"
(nr. 4393)
10
Question de M. Geert Bourgeois au ministre de la
Justice sur "l'expérience de la Cour d'appel de
Bruxelles consistant à faire jouer un rôle actif au
juge" (n° 4393)
10
Sprekers:
Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs:
Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Samengevoegde vragen van
11
Questions jointes de
11
- de heer Geert Bourgeois aan de minister van
Justitie over "de toestand in het Antwerpse
parket" (nr. 4395)
11
- M. Geert Bourgeois au ministre de la Justice sur
"la situation au sein du parquet d'Anvers"
(n° 4395)
11
- de heer Bart Laeremans aan de minister van
Justitie over "de schrijnende situatie bij het
Antwerpse parket" (nr. 4414)
11
- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur
"la situation pénible au parquet d'Anvers"
(n° 4414)
11
- de heer Tony Van Parys aan de minister van
Justitie over "het open conflict tussen het parket
van Antwerpen en de minister van Justitie"
(nr. 4417)
11
- M. Tony Van Parys au ministre de la Justice sur
"le conflit ouvert entre le parquet d'Anvers et le
ministre de la Justice" (n° 4417)
11
Sprekers:
Geert Bourgeois, Bart
Laeremans, Tony Van Parys, Marc
Verwilghen
, minister van Justitie
Orateurs: Geert Bourgeois, Bart Laeremans,
Tony Van Parys, Marc Verwilghen
, ministre
de la Justice
Vraag van de heer Karel Van Hoorebeke aan de
minister van Justitie over "de vervolging van de
grow shop in Antwerpen" (nr. 4407)
18
Question de M. Karel Van Hoorebeke au ministre
de la Justice sur "la poursuite à l'encontre des
exploitants du grow shop à Anvers" (n° 4407)
18
Sprekers: Karel Van Hoorebeke, Marc
Verwilghen
, minister van Justitie
Orateurs: Karel Van Hoorebeke, Marc
Verwilghen
, ministre de la Justice
Samengevoegde vraag en interpellatie van
19
Question et interpellation jointes de
19
- de heer Bart Laeremans aan de minister van
Justitie over "de versoepeling van de taalexamens
voor de Brusselse magistraten" (nr. 4413)
19
- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur
"l'assouplissement des examens linguistiques
pour les magistrats bruxellois" (n° 4413)
19
- de heer Geert Bourgeois tot de minister van
Justitie over "de functionele tweetaligheid in
gerechtszaken" (nr. 756)
19
- M. Geert Bourgeois au ministre de la Justice sur
"le bilinguisme fonctionnel en matière judiciaire"
(n° 756)
19
Sprekers:
Geert Bourgeois, Bart
Laeremans, Marc Verwilghen, minister van
Justitie
Orateurs: Geert Bourgeois, Bart Laeremans,
Marc Verwilghen
, ministre de la Justice
Moties
22
Motions
22
CRABV 50
COM 443
17/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1

COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE
COMMISSION DE LA JUSTICE
van
DINSDAG
17
APRIL
2001
14:15 uur
______
du
MARDI
17
AVRIL
2001
14:15 heures
______



De vergadering wordt geopend om 14.30 uur door
de heer Tony Van Parys, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.30 heures par M. Tony
Van Parys, président.
01 Vraag van mevrouw Géraldine Pelzer-Salandra
aan de minister van Justitie over "de
moeilijkheden waaraan de leden van de
Executieve van de Moslims in België het hoofd
moeten bieden" (nr. 4348)
01 Question de Mme Géraldine Pelzer-Salandra
au ministre de la Justice sur "les problèmes
rencontrés par les membres de l'Exécutif des
musulmans de Belgique" (n° 4348)
01.01 Géraldine Pelzer-Salandra (ECOLO-
AGALEV): De leden van de Executieve van de
Moslims van België beschikken over te weinig tijd
om hun taken naar behoren te vervullen. Enkel de
voorzitter van de Executieve heeft een specifiek
statuut. Momenteel wordt de legitimiteit van die
Raad ter discussie gesteld door sommige
extremistische groeperingen die de
geloofwaardigheid ervan trachten te ondermijnen.
Men zou sommige leden van de Executieve een
specifiek statuut moeten toekennen. U heeft er zich
toe verbonden drie voltijdse medewerkers, namelijk
twee universitaire secretarissen en een
boekhouder, te financieren. Die lofwaardige
inspanning is echter ontoereikend, temeer daar de
tenuitvoerlegging van die beslissing enige tijd in
beslag zal lijken te nemen. Aangezien die drie
betrekkingen los staan van het mandaat van
sommige leden van de Executieve, bieden zij geen
oplossing voor het probleem van de legitimiteit. Drie
extra voltijdse krachten zijn nodig om de Executieve
te professionaliseren. Wat zijn uw intenties
dienaangaande?
01.01 Géraldine Pelzer-Salandra (ECOLO-
AGALEV) : Les membres de l'Exécutif des
Musulmans de Belgique rencontrent des problèmes
de manque de temps pour l'exercice de leur
mission, seul leur président bénéficiant d'un statut
spécifique. Or, actuellement, la légitimité de ce
Conseil est remise en cause par un travail de sape
mené par certaines franges extrémistes. L'octroi à
certains membres de l'Exécutif d'un statut
spécifique s'impose. Vous avez pris l'engagement
de financer trois temps pleins ­ deux secrétaires
universitaires et un comptable. Cet effort est louable
mais insuffisant, et ce d'autant plus que la mise en
oeuvre de cette décision s'annonce lente. Par
ailleurs, ces trois emplois étant sans liaison avec le
mandat de certains membres de l'Exécutif, ils
laissent en suspend le problème de la légitimité.
Trois temps pleins supplémentaires seraient
nécessaires pour assurer la professionnalisation de
l'Exécutif. Quelles sont vos intentions à ce sujet ?
01.02 Minister Marc Verwilghen (Frans): De
werkingskosten van de Executieve van de Moslims
van België worden momenteel gedekt door een
subsidie die in de begroting van het ministerie van
Justitie is opgenomen. Gevraagd werd die subsidie
van 24,2 tot 28 miljoen op te trekken, maar dat
verzoek zal pas na de goedkeuring van de
aangepaste begroting kunnen worden ingewilligd.
01.02 Marc Verwilghen , ministre (en français) :
Jusqu'à présent, les frais de fonctionnement de
l'Exécutif des Musulmans de Belgique sont couverts
par un subside inscrit au budget du ministère de la
Justice. Une demande d'augmentation de ce
subside de 24,2 millions à 28 millions a été
formulée, mais elle ne pourra être mise en oeuvre
qu'après approbation du budget ajusté.
17/04/2001
CRABV 50
COM 443
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
De drie extra voltijdse medewerkers waarvoor die
verhoging werd gevraagd, zouden de werklast voor
de leden van de Executieve moeten verlichten. Het
komt mij echter niet toe toezicht uit te oefenen op
de banden tussen de leden van de Executieve en
de personeelsleden.

De Executieve behoort zelf de diverse posten van
haar begroting in te vullen.

De personeelsbehoeften van de Executieve zullen
in 2002 worden herbekeken. Het zal echter niet
mogelijk zijn alle leden van de Executieve een
bezoldigd statuut te verlenen. De kandidaten voor
een post binnen de Executieve waren van die
situatie op de hoogte.
Les trois temps pleins pour lesquels cette
augmentation a été attribuée doivent soulager la
charge de travail qui s'impose aux membres de
l'Exécutif. Toutefois, il ne m'appartient pas de
surveiller le lien existant entre les membres de
l'Exécutif et les membres du personnel.

C'est à l'Exécutif qu'il revient de remplir les
différents postes de son budget.

Les besoins en personnel de l'Exécutif seront
réévalués en 2002. Cependant, tous les membres
de l'Exécutif ne pourront pas être rétribués. Les
candidats à un poste au sein de l'Exécutif étaient
informés de cette situation.
01.03 Géraldine Pelzer-Salandra (ECOLO-
AGALEV): U wil de situatie wel degelijk verbeteren.
Die maatregelen zullen echter pas over enkele
maanden uitwerking hebben. In de praktijk hebben
de betrokkenen het zeer moeilijk. Ook al wisten zij
dat zij daarvoor niet zouden worden bezoldigd, toch
worden zij vandaag met een onoverkomelijke
werklast geconfronteerd. De minister bedoelt het
wel goed, maar een en ander valt toch wat
magertjes uit.
01.03 Géraldine Pelzer-Salandra (ECOLO-
AGALEV) : Votre intention est effectivement
d'améliorer la situation. Mais ces mesures ne
sortiront leurs effets que dans quelques mois. Sur le
terrain, ces personnes sont dans une situation très
difficile. Même s'ils savaient qu'ils ne seraient pas
rétribués, elles sont aujourd'hui confrontées à une
charge insurmontable. Les intentions sont là, mais
c'est tout de même un peu léger.
01.04 Minister Marc Verwilghen (Frans) : In de
begroting die ik had ingediend had ik daarvoor 46
miljoen uitgetrokken. Dat bedrag werd niet
toegekend. Het ware interessant na te gaan wie
zich daartegen heeft verzet.
01.04 Marc Verwilghen , ministre (en français) :
Lorsque j'ai déposé le budget, j'avais prévu 46
millions. Ils n'ont pas été octroyés. Il faudrait voir de
qui provient le blocage.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Vraag van mevrouw Simonne Creyf aan de
minister van Justitie over "het Penitentiair
Onderzoeks- en Klinisch Observatiecentrum en
de taalkaders" (nr. 4367)
02 Question de Mme Simonne Creyf au ministre
de la Justice sur "le Centre pénitentiaire de
Recherche et d'Observation clinique et les cadres
linguistiques" (n° 4367)
02.01 Simonne Creyf (CVP): In het Belgisch
Staatsblad van 28 maart jongstleden wordt het
taalkader van het Penitentiair Onderzoeks- en
Klinisch Observatiecentrum (POKO) voor het niveau
1 vastgesteld op 55F en 45N. Gaat het hier om een
vergissing? Wat is hiervoor de verantwoording?
02.01 Simonne Creyf (CVP): Le Moniteur Belge
du 28 mars dernier a fixé le cadre linguistique du
Centre pénitentiaire de Recherche et d'Observation
clinique à 55F et 45N.
S'agit-il d'une erreur ? Comment justifiez-vous ces
chiffres ?
02.02 Minister Marc Verwilghen (Nederlands):
Op basis van art. 43 van de wet van 18 juli 1966
heeft de Vaste Commissie voor taaltoezicht een
advies uitgebracht waarbij rekening gehouden wordt
met het aantal te behandelen zaken. Volgens de
Raad van State moeten de taalkaders instaan voor
een vlotte afhandeling van de zaken in functie van
het aantal dossiers.
Het POKO is nog niet operationeel zodat er nog
geen gegevens zijn over de werklast. Op basis van
02.02 Marc Verwilghen, ministre (en néerlandais)
: Sur la base de l'article 43 de la loi du 18 juillet
1966, la commission permanente de contrôle
linguistique a rendu un avis tenant compte du
nombre d'affaires à traiter. Le Conseil d'Etat estime
que les cadres linguistiques doivent permettre un
traitement rapide des affaires en fonction de leur
nombre.

Le CPROC n'est pas encore opérationnel, de sorte
CRABV 50
COM 443
17/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
het gemiddelde van de dagelijkse bevolking komen
we tot een verhouding van 46,36 procent
Nederlandstaligen en 53,60 procent Franstaligen.
Daarom heeft de Vaste Commissie voor taaltoezicht
gunstig geadviseerd voor een verhouding 55
Franstaligen en 45 procent Nederlandstaligen, die
eventueel kan worden herzien.
qu'aucune donnée concernant la charge de travail
n'est disponible. Sur la base de la moyenne de la
population quotidienne, nous obtenons un rapport
de 46,36%N et de 53,6%F. C'est la raison pour
laquelle la commission permanente de contrôle
linguistique a rendu un avis favorable au rapport de
55Fet 45N. Ces chiffres pourraient éventuellement
être modifiés.
02.03 Simonne Creyf (CVP): Ik ben verrast door
die cijfers. Er zouden dus meer Franstalige zware
misdadigers zijn. Zal men nu voortaan taalkaders
vastleggen op basis van het aantal dossiers? Ik vind
dat onaanvaardbaar.
02.03 Simonne Creyf (CVP): Ces chiffres me
surprennent. Le nombre de grands criminels
francophones serait donc plus important. Les
cadres linguistiques seront-ils désormais
déterminés en fonction du nombre de dossiers ?
C'est inacceptable à mes yeux.
02.04 Minister Marc Verwilghen (Nederlands):
Een taalkader moet beantwoorden aan het
werkvolume. Bovendien heeft de Vaste Commissie
een advies uitgebracht om die verhouding goed te
keuren, goed wetende dat een aanpassing mogelijk
is.
02.04 Marc Verwilghen , ministre (en néerlandais)
: Un cadre linguistique doit de répondre au volume
de travail. En outre, la CPCL a rendu un avis visant
à approuver ce cadre, sachant très bien qu'une
adaptation est possible
02.05 Simonne Creyf (CVP): Men voert hier dus
een nieuw principe in. Wordt dit veralgemeend voor
andere taalkaders voor andere aangelegenheden ?
02.05 Simonne Creyf (CVP): On introduit donc ici
un nouveau principe.Ce principe sera-t-il étendu à
d'autres cadres linguistiques et pour d'autres
matières ?
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Vraag van mevrouw Fientje Moerman aan de
minister van Justitie over "de opvang en
behandeling van geïnterneerden" (nr. 4371)
03 Question de Mme Fientje Moerman au
ministre de la Justice sur "l'accueil et le
traitement de personnes internées" (n° 4371)
03.01 Fientje Moerman (VLD): In de media
verschenen onheilspellende berichten over de
opvang en behandeling van geïnterneerden. In de
afdeling psychiatrie van de Nieuwe Wandeling te
Gent verblijven 90 geïnterneerden, terwijl maar 17
plaatsen voorzien zijn voor geestesgestoorde
veroordeelden.

De Gentse situatie zou vergelijkbaar zijn met
andere gevangenissen. Vooral in Vlaanderen heerst
een schrijnend tekort aan eenheden
gespecialiseerd in gerechtspsychiatrie. Van 3000
gedetineerden worden er 750 niet behoorlijk
behandeld. Is de weergegeven verhouding wat de
Gentse gevangenis betreft correct en kan ze
geëxtrapoleerd worden naar het geheel der
Belgische gevangenissen? Zal u op korte termijn
ingrijpen om de Gentse situatie te verbeteren? Hoe
ver staat het met het aangekondigde nieuwe
zorgcircuit voor geïnterneerden. Wat zal u in de
toekomst nog ondernemen om de situatie verder te
verbeteren?
03.01 Fientje Moerman (VLD): Les médias ont
publié de sinistres communiqués sur l'accueil et le
traitement dont font l'objet des personnes internées.
La section de psychiatrie de l'établissement
«
Nieuwe Wandeling
», à Gand, héberge 90
personnes internées alors que 17 places seulement
sont prévues pour des condamnés déficients
mentaux.

La situation à Gand serait comparable à celle
d'autres prisons. En Flandre surtout, on observe un
manque flagrant d'unités spécialisées en psychiatrie
judiciaire. Sur 3000 détenus, 750 ne sont pas
correctement traités. La proportion citée pour la
prison de Gand est-elle conforme à la réalité et
vaut-elle pour l'ensemble des prisons belges ?
Interviendrez-vous à court terme pour améliorer la
situation à Gand? Où en est le nouveau circuit de
soins annoncé pour les personnes internées ?
Quelles autres démarches entreprendrez-vous à
l'avenir pour continuer à améliorer la situation ?
Minister Marc Verwilghen,: (Nederlands) Binnen 03.02 Marc Verwilghen, ministre (en néerlandais):
17/04/2001
CRABV 50
COM 443
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
de strafinrichtingen verblijven 733 patiënten.
Betreffende de geïnterneerden die niet in een
instelling verblijven, afhangende van het directoraat-
generaal, kan ik nog geen cijfers voorleggen. De
afdeling te Gent is inderdaad compleet overbevolkt
met 89 geïnterneerden voor 17 plaatsen. De
geïnterneerden waarvoor geen plaats is in de
psychiatrische afdeling, verblijven doorgaans op de
cellulaire afdeling, maar ze nemen overdag deel
aan de activiteiten van hun doelgroep.
Les établissements pénitentiaires comptent
733 patients. Je ne peux encore fournir aucun
chiffre concernant les personnes internées qui ne
résident pas dans un établissement dépendant de
la direction générale. Il est exact que la section de
Gand est véritablement surpeuplée, avec
89
personnes internées pour 17
places. Les
personnes internées pour qui il ne reste plus de
place dans la section psychiatrique, résident
généralement dans la section cellulaire mais elles
participent, pendant la journée, aux activités de leur
groupe-cible.
In februari werd een werkgroep opgericht binnen
het Hoofdbestuur voor de strafinrichtingen teneinde
concrete voorstellen uit te werken met betrekking
tot de personele en materiële omkadering van de
geïnterneerden. De eerste resultaten worden eind
juni verwacht. Verder is het project van de
zorgcircuits gelanceerd. Daartoe werden 90
plaatsen gezocht in psychiatrische ziekenhuizen.
Met verschillende klinieken werd reeds een
principeakkoord bereikt. Mijn begroting voorziet in
30 miljoen om een eerste pilootproject dit jaar nog
concrete invulling te geven. Het
samenwerkingsakkoord met de andere ministeries
moet een kader bieden aan de verzorging van niet
gevaarlijke geïnterneerden in gewone
psychiatrische klinieken. Mijn medewerkers
onderzoeken aan welk profiel de geïnterneerden
moeten voldoen om in aanmerking te komen.
Verder is dit jaar een project gestart om personeel
aan te trekken met een meer aangepast profiel.
Daarnaast werden stappen ondernomen om het
kader van de psychosociale diensten in de
strafinrichtingen uit te breiden.

Tenslotte wordt gedacht aan een doorgedreven
samenwerking met de sector van de psychiatrische
zorgverlening, of zelfs aan privatisering. De
mogelijkheden op materieel en budgettair vlak
worden onderzocht.

Het incident is gesloten
Un groupe de travail a été créé en février au sein de
l'administration principale des établissements
pénitentiaires pour élaborer des propositions
concrètes concernant l'encadrement matériel et
personnel des patients internés.Les premiers
résultats sont attendus pour la fin juin. Le projet des
circuits de soins a en outre été lancé. 90 places
sont recherchées à cette fin dans les hôpitaux
psychiatriques. Un accord de principe a déjà été
conclu avec différentes cliniques. Mon budget
prévoit 30 millions pour concrétiser, cette année
encore, un premier projet pilote. L'accord de
coopération avec les autres ministères doit offrir un
cadre pour les soins à apporter aux personnes
détenues non dangereuses résidant dans des
cliniques psychiatriques ordinaires. Mes
collaborateurs étudient le profil auquel doivent
correspondre les personnes détenues pour pouvoir
être prises en considération. Cette année, un projet
a par ailleurs été lancé pour recruter du personnel
présentant un profil plus approprié. Des démarches
ont en outre été entreprises pour élargir le cadre
des services psychiatriques dans les
établissements pénitentiaires.
On envisage enfin une collaboration poussée avec
le secteur des soins psychiatriques ou même une
privatisation. Les possibilités matérielles et
budgétaires sont à l'étude.


L'incident est clos
.
04 Vraag van de heer Geert Bourgeois aan de
minister van Justitie over "het gebrek aan
speurders voor de (pro-actieve) bestrijding van
informaticacriminaliteit" (nr. 4379)
04 Question de M. Geert Bourgeois au ministre
de la Justice sur "le manque d'enquêteurs pour la
lutte (pro-active) de la criminalité informatique"
(n° 4379)
04.01 Geert Bourgeois (VU&ID): Volgens het
Comité- P zijn er te weinig speurders om de
informaticacriminaliteit te bestrijden. Is dit correct?
Hoeveel speurders maken deel uit van de federale
en lokale eenheden? Hoeveel vacatures zijn er?


Is het juist dat speurders van de lokale eenheden
04.01 Geert Bourgeois (VU&ID): Selon le comité
P, le nombre d'enquêteurs n'est pas suffisant pour
combattre la criminalité informatique. Ces
informations sont-elles exactes ? Combien
d'enquêteurs font partie des unités fédérales et
locales ? Combien y a-t-il de postes vacants ?

Est-il exact que les enquêteurs des unités locales
CRABV 50
COM 443
17/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
aarzelen om naar de federale eenheid over te
stappen omdat ze daar minder zullen verdienen?

Is het juist dat er in het Nationaal Instituut voor de
criminalistiek geen ICT-departement bestaat,
waardoor speurders een beroep moeten doen op
buitenlandse privé-laboratoria? Hoe vaak gebeurde
dit al en wat was de kostprijs hiervan? Hoe zal de
minister dit probleem oplossen?
hésitent à rejoindre l'unité fédérale car ils y seraient
moins bien rémunérés ?

Est-il exact qu'il n'existe pas de département ICT au
sein de l'Institut national de criminalistique, ce qui
obligerait les enquêteurs à faire appel à des
laboratoires privés étrangers ? Combien de fois
cela s'est-il produit et quel en a été le coût ?
Comment le ministre compte-t-il résoudre ce
problème ?
04.02 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): De
nieuw opgerichte Federal Computer Crime Unit
(FCCU) is bezig met een behoeftestudie, die moet
uitmonden in een voorstel van de verdere uitbouw
van de onderzoekscapaciteit van regionale units.


Het is juist dat er te weinig speurders zijn voor de
bestrijding van de informaticacriminaliteit. De FCCU
heeft 12 speurders, 1 informaticus en 1
administratief bediende. Op dit ogenblik zijn maar
10 speurders beschikbaar. Er zijn 12 regionale units
die in totaal over 38 personeelsleden beschikken.

Noch in de FCCU, noch op regionaal vlak zijn er
vacatures. Het is juist dat speurders van de lokale
eenheden niet geneigd zijn om naar de FCCU over
te stappen. Ik heb de directeur-generaal gevraagd
hiertoe een speciale inspanning te leveren.
04.02 Marc Verwilghen, ministre (en néerlandais)
: La Federal Computer Crime Unit (FCCU),
nouvellement constituée, mène pour l'instant une
étude des besoins qui devra déboucher sur une
proposition visant à étendre la capacité
d'investigation des unités régionales.

Il est exact qu'il y a actuellement trop peu
d'enquêteurs pour lutter efficacement contre la
criminalité informatique. La FCCU dispose de 12
enquêteurs, 1 informaticien et 1 employé
administratif. Actuellement, seuls 10 enquêteurs
sont effectivement disponibles.

Il y a 12 unités régionales qui disposent au total de
38 membres du personnel. Aucun emploi n'est
vacant, ni au sein de la FCCU, ni dans les unités
régionales. Il est exact que les enquêteurs des
unités locales ne sont guère disposés à demander
leur transfert à la FCCU. J'ai demandé au directeur
général de fournir un effort particulier dans ce
cadre.
Speurders doen inderdaad een beroep op
buitenlandse privé-laboratoria. Dat is het geval als
stofvrije laboratoriumomstandigheden nodig zijn. In
vier gevallen werd voorgesteld beschadigde
apparatuur door privé-labo's te laten onderzoeken.
Les enquêteurs font en effet appel à des
laboratoires privés étrangers. C'est le cas lorsqu'il
faut travailler dans des laboratoires exempts de
poussières. Dans quatre cas, on a proposé de faire
examiner des appareils endommagés par des
laboratoires privés.
04.03 Geert Bourgeois (VU&ID): Het gaat hier
niet om een typisch Belgisch probleem. Ik hoop dat
we verder worden ingelicht over de inspanningen
die worden geleverd. Hopelijk komt er een betere
uitrusting van de speciale units.
04.03 Geert Bourgeois (VU&ID): Il ne s'agit pas
d'un problème typiquement belge. J'espère que
nous continuerons à être informés des efforts qui
sont faits. Espérons que nos unités spéciales
puissent disposer d'un meilleur équipement.
04.04 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): Via
internet kan men bijvoorbeeld nu reeds
pornografische boodschappen lokaliseren en kan
men weten waar de foto's werden opgenomen. Er
worden dus wel degelijke goede inspanningen
geleverd, ook op internationaal vlak.
04.04 Marc Verwilghen, ministre (en néerlandais)
:On peut déjà localiser les messages
pornographiques via internet et l'on peut savoir où
les photos ont été enregistrées. De sérieux efforts
ont donc déjà été accomplis, y compris sur le plan
international.
04.05 Geert Bourgeois (VU&ID): Er zijn volgens
de minister geen vacatures in de FCCU's, hoewel
er maar 12 informatici tewerkgesteld zijn?
04.05 Geert Bourgeois (VU&ID): Selon le ministre
il n'y a pas d'emplois vacants alors que seulement
12 informaticiens ont été recrutés!
17/04/2001
CRABV 50
COM 443
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
04.06 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): Er
zijn een aantal mutaties aangevraagd. Dat verklaart
het feit dat er nog geen vacatures zijn.
04.06 Marc Verwilghen, ministre (en néerlandais):
Certaines mutations ont été demandées. Cela
explique le fait qu'il n'y ait pas encore d'emploi
vacant.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Samengevoegde vragen van
- de heer Geert Bourgeois aan de minister van
Justitie over "zijn voornemen om
gevangenisdirecteurs te bestraffen bij
overschrijding van het
gevangenispopulatiequotum" (nr. 4382)
- de heer Bart Laeremans aan de minister van
Justitie over "zijn voornemen om
gevangenisdirecteurs strafrechtelijk te
sanctioneren bij overbevolking" (nr. 4412)
05 Questions jointes de
- M. Geert Bourgeois au ministre de la Justice sur
"son intention de sanctionner les directeurs de
prison en cas de dépassement du quota prévu
pour la population carcérale" (n° 4382)
- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur
"son intention de sanctionner les directeurs de
prison en cas de surpopulation" (n° 4412)
05.01 Geert Bourgeois (VU&ID): De minister is
van plan per gevangenis een quotum op te leggen.
De gevangenisdirecteur zou dan verantwoordelijk
zijn voor het handhaven van dat quotum. Volstaat
het huidig aantal cellen ? Wordt een beurtrol of een
wachtlijst opgemaakt voor de veroordeelden?


Klopt het dat een onderzoeksrechter verplicht is de
plaatsingsambtenaar te verwittigen zodat deze een
geschikte gevangenis moet zoeken? Is het wel een
goed signaal om de gevangenisdirecteur
verantwoordelijk te maken? Waarop is die idee
gestoeld?
05.01 Geert Bourgeois (VU&ID): Le ministre
entend imposer un quota pour la population
carcérale dans chaque établissement pénitentiaire.
C'est au directeur de prison qu'incomberait la
responsabilité de respecter ce quota. Le nombre
actuel de cellules est-il suffisant ? Etablira-t-on une
liste d'attente pour les détenus, ou travaillera-t-on
par roulement ?

Est-il exact que le juge d'instruction est obligé
d'avertir le fonctionnaire de reclassement pour que
celui-ci cherche une prison adéquate ? La
responsabilisation du directeur de prison constitue-
t-elle un signal approprié ? Sur quel principe
repose-t-elle?
05.02 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): De
gevangenisdirecteur doet zijn plicht als hij
veroordeelden opsluit en hij heeft zelf geen invloed
op de instroom van veroordeelden. Is het dan niet
vreemd om juist hem te straffen? Bestaan hiervan
voorbeelden in het buitenland? Waarom is het
nadelig dat sommige gevangenen tijdelijk met twee
of drie op één cel verblijven? Welke celcapaciteit
wordt momenteel nagestreefd? Wanneer moet de
geplande regeling operationeel zijn? Is er voldoende
personeel om vroegtijdig vrijgelaten gevangenen te
begeleiden en te controleren?
05.02 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Le
directeur de l'établissement pénitentiaire remplit sa
mission lorsqu'il enferme des condamnés et il n'a
lui-même aucune influence sur l'afflux des
personnes condamnées. N'est-ce pas étrange qu'il
soit sanctionné ? Existe-t-il des exemples de ce
type de mesures à l'étranger ? Pour quelle raison
est-il préjudiciable de faire séjourner
temporairement certains détenus à deux ou à trois
dans une même cellule ? Quelle capacité carcérale
vise-t-on à atteindre actuellement ? Quand la
réglementation prévue doit-elle entrer en vigueur ?
Y a-t-il suffisamment de personnel pour assurer
l'accompagnement et le contrôle des détenus
libérés anticipativement ?
05.03 Minister Marc Verwilghen (Nederlands):
Het huidige en geplande aantal cellen volstaat niet
als alle straffen worden uitgevoerd zoals ze
vandaag door rechters worden opgelegd. Om al die
opsluitingen te doen die nodig zijn voor de
beveiliging van de maatschappij en voor de
bestraffing van de meest ernstige delicten , volstaat
dat aantal echter wel.
05.03 Marc Verwilghen, ministre (en néerlandais)
: Le nombre actuel de cellules et celui qui est prévu
seraient insuffisants si l'ensemble des
condamnations telles qu'elles sont formulées
aujourd'hui par les juges étaient exécutées. Mais ce
nombre est suffisant pour incarcérer les individus
qui représentent une menace pour la société ou qui
ont commis les délits les plus graves.
CRABV 50
COM 443
17/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7

Veroordeelden in overtal zullen hun straf verder
uitzitten via het elektronisch toezicht. Over voorlopig
gehechten en geïnterneerden heb ik geen
zeggenschap. Het ontwerp voorziet in een
maximaal vooraf bepaald aantal gedetineerden per
strafinrichting. De gevangenisdirecteur die dit aantal
laat overschrijden riskeert een boete. Ofwel stuurt
de centrale administratie een gedetineerde naar
een andere inrichting, ofwel stelt zij een
gedetineerde onder elektronisch toezicht, ofwel
roept zij de veroordeelde maximaal tien dagen later
weer op in het geval hij zich uit vrije wil had
aangeboden in de gevangenis. De straf begint dan
te lopen vanaf de dag dat de veroordeelde zich
aanmeldde.

Les condamnés excédentaires purgeront leur peine
dans le cadre du système de surveillance
électronique. Je n'ai aucune autorité sur les détenus
en détention provisoire. Le projet prévoit un nombre
maximum de détenus fixé au préalable par
établissement pénitentiaire. Le directeur de
l'établissement qui dépasserait ce nombre risque
une amende. Soit l'administration centrale transfère
un détenu vers un autre établissement, soit elle
place un détenu sous surveillance électronique, soit
elle rappelle le détenu au maximum 10 jours après
qu'il s'est présenté volontairement à la prison. La
peine commence à courir à la date à laquelle le
détenu s'est présenté.
De boete garandeert de goede werking van het
quota-systeem en heeft een symboolfunctie. Ze is
niet bedoeld om directeurs te straffen.

De heer Laeremans vraagt waarom het erg is om
tijdelijk meerdere gedetineerden in één cel te
stoppen. Er is een internationaal verdrag dat
bepaalt dat slechts één gedetineerde per cel mag
worden opgesloten. België heeft dat verdrag
ondertekend.

De rechterlijke macht en niet de
gevangenisdirecteur bepaalt de instroom. Dat is
juist. Op dit vlak houdt het ontwerp echter rekening
met een meervoudige verantwoordelijkheid van de
rechterlijke macht, van de gevangenisdirecteur en
van de regering.

Het streefcijfer is momenteel een celcapaciteit van
8250, maar de regering zal telkenmale haar
verantwoordelijkheid moeten nemen.
L'amende garantit le bon fonctionnement du
système des quotas et a une fonction symbolique.
Elle n'est pas destinée à sanctionner les directeurs.

M. Laeremans se demande en quoi il serait grave
d'héberger plusieurs détenus dans une même
cellule. En vertu d'un traité international, ratifié par
la Belgique, une cellule ne peut accueillir qu'un seul
détenu.


C'est le pouvoir judiciaire et non le directeur de la
prison qui détermine le nombre d'entrants. C'est
exact. A cet égard, le projet tient compte d'une
responsabilité partagée du pouvoir judiciaire, du
directeur de prison et du gouvernement.


Le chiffre qui est actuellement retenu en matière de
cellules correspond à une capacité de 8250 mais le
gouvernement devra à chaque fois assumer sa
responsabilité.
05.04 Geert Bourgeois (VU&ID): We zullen het
ontwerp met veel aandacht lezen.

Het is inderdaad niet de minister die bepaalt wie in
de gevangenissen terechtkomt. We zullen het debat
over de strafuitvoeringsrechtbanken binnenkort
voeren.

Ik huiver evenwel als ik hoor dat er quota zullen
worden bepaald. Een debat over wie er in de
gevangenissen thuis hoort, wordt onvermijdelijk.
05.04 Geert Bourgeois (VU&ID): Nous lirons le
projet avec beaucoup d'attention.

Ce n'est en effet pas le ministre qui décide qui est
incarcéré. Nous mènerons prochainement le débat
sur les tribunaux d'exécution des peines.


Je frémis toutefois quand j'entends que des quotas
seront fixés. On ne peut plus éluder le débat sur la
question de savoir qui est à sa place en prison.
05.05 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Rechters spreken zwaardere straffen uit omdat ze
anticiperen op de ruime toepassing van vervroegde
vrijlatingen. Een capaciteit van 11 à 12.000 cellen
zou redelijk zijn. Wanneer zou deze capaciteit
overigens bereikt worden? Het individueel comfort
05.05 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Les
juges prononcent des peines plus lourdes parce
qu'ils anticipent la large application des libérations
anticipées. Une capacité de 11.000 à
12.000 cellules serait raisonnable. Le nombre de
8.250 que préconise le ministre est insuffisant.
17/04/2001
CRABV 50
COM 443
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
van de gevangene is voor de minister blijkbaar
belangrijker dan de veiligheid in de samenleving.
Quand cette capacité sera-t-elle d'ailleurs atteinte ?
Le confort individuel des détenus importe
manifestement plus aux yeux du ministre que la
sécurité de la société.
05.06 Minister Marc Verwilghen (Nederlands):
Het probleem moet natuurlijk in zijn geheel worden
bekeken. Het debat over de
strafuitvoeringsrechtbanken zal inderdaad
binnenkort moeten worden gevoerd.

De bodemrechter moet in volle onafhankelijkheid
kunnen blijven functioneren.
05.06 Marc Verwilghen, ministre (en néerlandais):
Le problème doit bien sûr être examiné dans son
ensemble. Le débat relatif aux tribunaux d'exécution
des peines devra, en effet, avoir lieu
prochainement.

Le juge de fond doit pouvoir continuer à travailler en
toute indépendance.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Samengevoegde vragen van
- de heer Hugo Coveliers aan de minister van
Justitie over "de wet van 7 mei 1999 op de
kansspelen, de kansspelinrichtingen en de
bescherming van de spelers" (nr. 4360)
- de heer Jan Mortelmans aan de minister van
Justitie over "de wet op de kansspelen, de
kansspelinrichtingen en de bescherming van de
spelers" (nr. 4415)
06 Questions jointes de
- M. Hugo Coveliers au ministre de la Justice sur
"la loi du 7 mai 1999 sur les jeux de hasard, les
établissements de jeux de hasard et la protection
des joueurs" (n° 4360)
- M. Jan Mortelmans au ministre de la Justice sur
"la loi sur les jeux de hasard, les établissements
de jeux de hasard et la protection des joueurs"
(n° 4415)
06.01 Hugo Coveliers (VLD): Artikel 58, laatste
lid, van de nieuwe wet van 7 mei 1999 op de
kansspelen, de kansspelinrichtingen en de
bescherming van de spelers verbiedt de
aanwezigheid van geldautomaten in
kansspelinrichtingen klasse I, II en III. Volgens het
antwoord van de minister op schriftelijke vraag nr.
294 zijn daardoor ook geldwisselaars verboden.
Mijns inziens was het de bedoeling van de wetgever
om enkel de mogelijkheid tot betaling met Proton of
Bancontact te verbieden. Een geldwisselaar is geen
geldautomaat. Kan de minister meer duidelijkheid
verschaffen?
06.01 Hugo Coveliers (VLD): L'article 58, dernier
alinéa, de la nouvelle loi du 7 mai 1999 sur les jeux
de hasard, les établissements de jeux de hasard et
la protection des joueurs interdit la présence de
distributeurs automatiques de billets dans les
établissements de jeux de hasard des classes I, II
et III. A en croire la réponse apportée par le ministre
à la question écrite n° 294, cette interdiction vaut
également pour les appareils de change.
Selon moi, l'intention du législateur était de
seulement interdire la possibilité de payer à l'aide
des systèmes Proton et Bancontact. Un appareil de
change n'est pas un distributeur automatique de
billets. Le ministre peut-il apporter des précisions en
la matière ?
06.02 Jan Mortelmans (VLAAMS BLOK): Een
versoepeling van de wetgeving is zeker niet
wenselijk.

Blijft de minister bij zijn antwoord op mijn
schriftelijke vraag nr. 29? Heeft de regering
initiatieven genomen om de wet op de kansspelen
aan te passen? Zo ja, welke? Houdt de minister
vast aan zijn streng beleid?
06.02 Jan Mortelmans (VLAAMS BLOK): Un
assouplissement de la législation n'est absolument
pas souhaitable.

Le ministre maintient-il sa réponse à ma question
écrite n° 294 ? Le gouvernement a-t-il pris des
initiatives pour adapter la loi sur les jeux de hasard
? Dans l'affirmative, lesquelles ? Le ministre s'en
tient-il à une ligne dure ?
06.03 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): De
Nederlandstalige tekst van artikel 58 is veel ruimer
dan de Franstalige: de eerste heeft het over
"geldautomaten", de tweede over "distributeurs
automatiques de billets de banque".
06.03 Marc Verwilghen, ministre (en néerlandais):
La version néerlandaise de l'article 58 a un sens
beaucoup large que la version française. Dans la
première, il est question de "geldautomaten" alors
que la seconde parle de "distributeurs automatiques
de billets de banque".
CRABV 50
COM 443
17/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9

Tijdens de bespreking in de Senaat bleek dat
zonder geldautomaten er geen geld meer ter
beschikking is van de spelers. De Franstalige tekst
is duidelijker: geldwisselaars genereren geen nieuw
geld. Volgens artikel 58 mag niemand aan de
gokkers overigens enige vorm van krediet of lening
toestaan.

Lors des débats au Sénat, il est apparu que sans
"geldautomaten", les joueurs seraient privés
d'argent. Le texte français est plus clair en ce sens
que les appareils de change ne génèrent pas
d'argent nouveau. Aux termes de l'article 58,
aucune forme de crédit ou de prêt ne peut d'ailleurs
être accordée aux parieurs.
Ik hoef niets toe te voegen aan mijn antwoord op de
schriftelijke vraag nr. 294 van de heer Mortelmans.

Mijn kabinet heeft een voorontwerp van wet
opgesteld dat sommige onvolkomenheden in de wet
van 7 mei 1999 op de kansspelen wil rechtzetten.
Dit voorontwerp ligt nu voor advies voor bij de
Kansspelcommissie.

Ik deel het standpunt van de Kansspelcommissie en
wil een streng beleid blijven voeren.
Je n'ai rien à ajouter à ma réponse à la question
écrite n° 294 de M. Mortelmans.

Mon cabinet a élaboré un avant-projet de loi tendant
à corriger certaines imperfections de la loi du 7 mai
1999 sur les jeux de hasard. Cet avant-projet a été
transmis pour avis à la Commission des jeux de
hasard.

Je partage le point de vue de cette commission et
entends mener en la matière une politique stricte.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Vraag van de heer Servais Verherstraeten aan
de minister van Justitie over "de wetgeving
inzake bewakingscamera's" (nr. 4384)
07 Question de M. Servais Verherstraeten au
ministre de la Justice sur "la législation relative
aux caméras de surveillance" (n° 4384)
07.01 Servais Verherstraeten (CVP): Gemeenten
of particulieren die een bewakingscamera willen
installeren kunnen zich alleen baseren op het
advies van de Commissie voor de bescherming van
de persoonlijke levenssfeer. Er bestaat immers nog
geen wetgeving over bewakingscamera's. De
Commissie baseert zich voor haar adviezen op de
privacywet. Deze adviezen zijn evenwel niet
bindend.

In de praktijk rijzen heel wat problemen over
bewakingscamera's en treden geregeld misbruiken
op. Een wettelijke regeling is daarom dringend
noodzakelijk.

Is het juist dat deze wettelijke regeling van de
minister geen prioriteit is? Hoe wil de minister de
problemen anders oplossen?
07.01 Servais Verherstraeten (CVP): Les
communes et les particuliers qui souhaitent installer
une caméra de surveillance ne peuvent se fonder à
cet effet que sur l'avis de la Commission pour la
protection de la vie privée, dès lors que cette
matière n'est régie par aucune législation. La
Commission fonde ses avis sur la législation
relative à la protection de la vie privée. Ces avis ne
sont cependant pas contraignants.

Dans la pratique, bon nombre de problèmes
résultent de l'utilisation souvent abusive de caméras
de surveillance. Dès lors, une réglementation légale
s'impose d'urgence en cette matière.

Est-il exact que l'élaboration d'une réglementation
légale en cette matière ne constitue pas une priorité
aux yeux du ministre? Quelles solutions autres que
législatives le ministre envisage-t-il d'apporter à ce
problème?
07.02 Minister Marc Verwilghen (Nederlands):
Het is juist dat de installatie van bewakingscamera's
niet wettelijk is geregeld. Het is de minister van
Binnenlandse Zaken die ter zake bevoegd is.


Het is overdreven te stellen dat de burger volledig
onbeschermd is. In de praktijk zijn niet alle gefilmde
personen identificeerbaar, zodat het begrip
"persoonsgegevens" van de privacywet niet van
07.02 Marc Verwilghen , ministre (en néerlandais)
: Il est exact que l'installation de caméras de
surveillance n'est régie par aucune réglementation
légale. Cette matière ressortit à la compétence du
ministre de l'Intérieur.

Il est exagéré de prétendre que le citoyen se trouve
totalement démuni face à cette forme de
surveillance. Dans la pratique, toutes les personnes
filmées ne sont pas identifiables, de sorte que la
17/04/2001
CRABV 50
COM 443
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
toepassing is. Als de personen wel identificeerbaar
zijn, moet de wet wél worden nageleefd. De
Commissie van de bescherming van de
persoonlijke levenssfeer controleert de naleving van
de wet aan de hand van de verplichting tot aangifte.
De Commissie onderzoekt ook de klachten van
personen die menen dat hun privacy is aangetast.
Als de klacht ontvankelijk is, bemiddelt de
commissie. Als geen minnelijke schikking mogelijk
is, adviseert ze over de gezondheid van de klacht
en richt ze eventueel een aanbeveling tot de
verantwoordelijke van de verwerking.
notion de "données personnelles", telle qu'elle est
inscrite dans la loi sur la protection de la vie privée,
n'est pas d'application. Si les personnes filmées
sont identifiables, la loi doit être appliquée.

La Commission pour la protection de vie privée
veille au respect de la loi sur la base de l'obligation
de déclaration. Elle examine également les plaintes
formulées par les personnes estimant avoir été
victime d'une violation de leur vie privée. Si la
plainte est recevable, la Commission assure une
fonction de médiation. Si aucun règlement amiable
ne semble possible, elle se prononce sur le
fondement de la plainte et adresse éventuellement
une recommandation au responsable du traitement
de ladite plainte.
De voorzitter van de Commissie kan geschillen
voorleggen aan de rechtbank van eerste aanleg.
Le président de la Commission peut soumettre des
différends au tribunal de première instance.
07.03 Servais Verherstraeten (CVP): Het
ontbreken van een wetgeving levert voor de
betrokkenen heel wat moeilijkheden op en leidt tot
veel verspilling van energie.
07.03 Servais Verherstraeten (CVP): L'absence
de législation est source de nombreuses difficultés
pour les personnes concernées et génère un
gaspillage d'énergie.
07.04 Minister Marc Verwilghen (Nederlands):
Om dit te voorkomen is een wettelijke regeling
nodig. Maar dit is niet mijn bevoegdheid.
07.04 Marc Verwilghen, ministre (en néerlandais)
: Pour éviter cela, il faut une réglementation légale,
ce qui ne relève pas de ma compétence.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Vraag van de heer Geert Bourgeois aan de
minister van Justitie over "het experiment in het
Brusselse Hof van Beroep met de actieve
rechter" (nr. 4393)
08 Question de M. Geert Bourgeois au ministre
de la Justice sur "l'expérience de la Cour d'appel
de Bruxelles consistant à faire jouer un rôle actif
au juge" (n° 4393)
08.01 Geert Bourgeois (VU&ID): Volgens een
bericht in de pers liep in Brussel een experiment
betreffende de actieve rol van de rechter als
manager van het proces, die met de partijen
termijnen kan afspreken. De zaken zijn hierdoor
gemiddeld na vijf maanden pleitklaar, terwijl dat
vroeger 23 maanden duurde. Anderzijds zou de
capaciteit om uitspraken te doen onvoldoende zijn,
zodat de pleitklare zaken toch bleven liggen.

Wat is de inhoud van de nota's die hieromtrent aan
u werden bezorgd? Liep het experiment in alle
kamers van het hof van beroep? Is het resultaat
bruikbaar als beleidsvoorbereidend instrument?
Wat antwoordt de minister op de aangekaarte
problematiek?
08.01 Geert Bourgeois (VU&ID):La presse s'est
fait l'écho d'une expérience menée à Bruxelles
concernant le rôle actif du juge qui, en tant que
"manager" du procès, était habilité à fixer des délais
avec les parties. Les affaires semblaient prêtes à
être plaidées après cinq mois en moyenne contre
23 auparavant. Toutefois, la capacité à prononcer
un jugement serait insuffisante, de sorte que les
affaires prêtes à être jugées restent malgré tout en
suspens.
Quelle est la teneur des notes qui vous ont été
transmises à ce sujet ? L'expérience a-t-elle été
menée dans toutes les chambres de la Cour
d'appel ? Les résultats peuvent-ils servir à élaborer
une politique ? Quelle réponse le ministre apporte-t-
il à la problématique évoquée ?
08.02 Minister Marc Verwilghen (Nederlands):
Het hof van beroep te Brussel maakte in de loop
van 2000 een nota over met betrekking tot het
procesmanagement. Dit systeem steunt op
afspraken tussen rechter en advocaten tot regeling
08.02 Marc Verwilghen , ministre (en néerlandais)
: Dans le courant de l'année 2000, la Cour d'appel
de Bruxelles a transmis une note relative au
"management" des procès. Le système repose sur
des accords entre le juge et les avocats concernant
CRABV 50
COM 443
17/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
van conclusietermijnen met inbegrip van de
vaststellingsaanvraag om te pleiten. Dit systeem
wordt ook in het hof van beroep te Gent toegepast,
met inbegrip zelfs van de vaststelling van
rechtsdag.
Het is niet duidelijk of alle kamers van het Brusselse
hof dezelfde werkmethode volgen. Zijn kader is
volzet.

Bovendien wordt voorzien in de aanwerving van vijf
referendarissen. Prioritair voor het kabinet is thans
de uitwerking van een methode die uniform in elke
graad van de procedure kan worden toegepast,
waarbij meer in de richting van het Gentse systeem
wordt gedacht en de vaststelling van rechtsdag dus
wordt ingesloten.
les délais relatifs aux conclusions, en ce compris la
fixation des plaidoiries Ce système est également
appliqué à la Cour d'appel de Gand, également
pour la fixation des audiences.

Il n'est pas certain que toutes les chambres de la
Cour de Bruxelles appliquent la même méthode de
travail.

Le cadre de la Cour de Bruxelles est complet. Il est
en outre prévu de recruter cinq référendaires.
Le cabinet accorde actuellement la priorité à
l'élaboration d'une méthode applicable à chaque
degré de la procédure et allant dans le sens du
système gantois, lequel s'étend donc la fixation des
audiences
08.03 Geert Bourgeois (VU&ID): Ik wacht op de
nota van de minister.
08.03 Geert Bourgeois (VU&ID): J'attends la note
du ministre.
08.04 Minister Marc Verwilghen (Nederlands):
Die nota wordt opgesteld door een raadsheer. Ik zal
haar zeker doorspelen aan de commissieleden.
08.04 Marc Verwilghen , ministre (en
néerlandais): Cette note a été rédigée par un
conseiller.Je ne manquerai pas de la transmettre
aux membres de la commission.
08.05 Geert Bourgeois (VU&ID): Wij zullen
moeten komen tot een uniforme berekening van de
werklast zodat men komt tot een soepele en vlotte
behandeling.
08.05 Geert Bourgeois (VU&ID): Nous devrons
parvenir à un calcul uniforme du volume de travail
pour permettre un traitement souple et rapide.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Samengevoegde vragen van
- de heer Geert Bourgeois aan de minister van
Justitie over "de toestand in het Antwerpse
parket" (nr. 4395)
- de heer Bart Laeremans aan de minister van
Justitie over "de schrijnende situatie bij het
Antwerpse parket" (nr. 4414)
- de heer Tony Van Parys aan de minister van
Justitie over "het open conflict tussen het parket
van Antwerpen en de minister van Justitie"
(nr. 4417)
09 Questions jointes de
- M. Geert Bourgeois au ministre de la Justice sur
"la situation au sein du parquet d'Anvers"
(n° 4395)
- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur
"la situation pénible au parquet d'Anvers"
(n° 4414)
- M. Tony Van Parys au ministre de la Justice sur
"le conflit ouvert entre le parquet d'Anvers et le
ministre de la Justice" (n° 4417)
09.01 Geert Bourgeois (VU&ID): Twee jaar
geleden beloofde de minister bijkomende middelen
en manschappen voor Justitie. De procureur des
Konings van Antwerpen wijst echter op de ongelijke
strijd met de georganiseerde criminaliteit. De
parketten, onder meer in Antwerpen, hebben echter
niet de nodige middelen om de misdaad te
bestrijden.



Welke bijkomende middelen werden er in de laatste
twee jaar ter beschikking gesteld van het gerecht?
Klopt het dat slechts 38 magistraten in dienst zijn?
09.01 Geert Bourgeois (VU&ID): Il y a deux ans,
le ministre avait promis à la justice une
augmentation de ses moyens et une extension de
cadre. Le procureur du Roi d'Anvers souligne
cependant l'inégalité de la lutte qui oppose la justice
à la criminalité organisée. Les parquets, et
notamment celui d'Anvers, ne disposent pas des
moyens nécessaires pour combattre la criminalité.



Quels moyens supplémentaires ont été mis à la
disposition de la justice au cours des deux
dernières années? Est-il exact qu'il n'y a que 38
17/04/2001
CRABV 50
COM 443
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
Is het juist dat slechts 6 magistraten voor de
georganiseerde misdaad ter beschikking staan?
Werd rekening gehouden met de toegevoegde
parketmagistraten? Zal er een loonsverhoging
worden doorgevoerd om de functies aantrekkelijker
te maken? Is er ook geen tekort aan parketjuristen,
zeker in vergelijking met Brussel? Zal er nu eindelijk
een budget zijn voor de infrastructuur- en
onthaalkosten van de magistraten? Klopt het dat het
wagenpark bestaat uit enkele oude wagens? Hoe
staat het met de toegankelijkheid van alle
gerechtelijke gegevens voor alle magistraten? Zijn
de computerschermen wel "compatibel" ? Zal de
minister een tuchtonderzoek instellen tegen de
procureur des Konings van Antwerpen?
magistrats en service et que seulement 6 d'entre
eux peuvent être chargés de dossiers relatifs à la
criminalité organisée? Ce chiffre comprend-il les
magistrats de parquet adjoints? Sera-t-il procédé à
une augmentation des traitements pour rendre ces
fonctions plus attrayantes? N'y a-t-il pas également
un manque de juristes du parquet, surtout par
comparaison avec Bruxelles? Un budget sera-t-il
enfin prévu pour l'infrastructure et les frais de
réception des magistrats? Est-il exact que le parc
automobile ne se compose que de quelques vieux
véhicules? Qu'en est-il de l'accès de tous les
magistrats aux données judiciaires? Les écrans
d'ordinateur sont-ils effectivement compatibles? Le
ministre a-t-il l'intention d'ouvrir une enquête
disciplinaire à charge du procureur du Roi
d'Anvers?
09.02 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Bij de
bespreking van de begroting van Justitie heeft mijn
fractie reeds gewezen op het gebrek aan
belangstelling van deze regering voor Justitie. Dat
wordt nu bewezen door de reactie van de procureur
des Konings van Antwerpen. De procureur van
Antwerpen maakte onlangs inderdaad zijn beklag
over het gebrek aan steun voor het parket, wat in de
kaart speelt van de georganiseerde misdaad. Wij
pleiten daarom voor een drastische koerswijziging.

Hoeveel parketmagistraten zijn er nu in Antwerpen?
Wanneer wordt werk gemaakt van extra
parketjuristen? Is het nog verantwoord dat elk
magistraat meer dan 9.000 dossiers moet
verwerken? Hoe staat het met het wagenpark van
de Antwerpse magistratuur? Waarom wordt zo
sterk beknot in GSM- en onthaalkosten? Hoe is het
mogelijk dat de PC's niet compatibel zijn? Hoe
verklaart de minister dat zoveel dossiers verjaard
zijn?
09.02 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Lors de
l'examen du budget de la Justice, mon groupe avait
déjà souligné combien le gouvernement se
désintéressait de la justice. La réaction du
procureur du Roi d'Anvers confirme aujourd'hui ce
désintérêt. Le procureur anversois s'est plaint
récemment de ce que son parquet est
insuffisamment soutenu, une situation qui est du
pain bénit pour le crime organisé. C'est la raison
pour laquelle nous préconisons un changement
radical de cap.
Combien de magistrats de parquet y a-t-il
actuellement à Anvers ? Quand recrutera-t-on des
juristes de parquet supplémentaires ? Est-il encore
concevable que chaque magistrat doive traiter plus
de 9.000 dossiers ? Quel est l'état actuel du parc
automobile de la magistrature anversoise ?
Pourquoi lui impose-t-on des restrictions aussi
sévères en matière d'utilisation de GSM et de frais
de réception ? Comment se peut-il que ses
ordinateurs ne soient pas compatibles ? Comment
le ministre explique-t-il que tant de dossiers soient
prescrits ?
09.03 Tony Van Parys (CVP): Het incident van
vorige week was veelbetekenend. Het gaat om een
open conflict tussen het parket van Antwerpen en
de minister. Veiligheid was nochtans een
topprioriteit van deze regering.

De minister van Justitie heeft nogal onhandig
gereageerd op het incident en de cijfers
gemanipuleerd. Hij heeft onder meer geen rekening
gehouden met allerhande vacatures en nog niet
uitgevoerde benoemingen. Nochtans is het in het
kader van de georganiseerde criminaliteit dringend
noodzakelijk dat kordaat wordt opgetreden.

Hoeveel effectieven zijn er werkelijk beschikbaar op
het parket in Antwerpen? Hoeveel detacheringen
09.03 Tony Van Parys (CVP): L'incident qui s'est
produit la semaine dernière est très révélateur. Il
s'agit d'un conflit ouvert entre le parquet d'Anvers et
le ministre. La sécurité figurait pourtant parmi les
priorités du gouvernement.

Le ministre de la Justice a réagi plutôt
maladroitement à l'incident et a manipulé les
chiffres. Il n'a notamment pas tenu compte d'offres
d'emploi diverses et de nominations non encore
effectuées. Or, en matière de criminalité organisée,
il est urgent d'intervenir avec fermeté.


Quels effectifs sont réellement disponibles au
parquet d'Anvers ? Combien y a-t-il de
CRABV 50
COM 443
17/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
zijn er of onbeschikbaarheden om andere
redenen?

Hoeveel effectieven worden ingezet in de strijd
tegen de georganiseerde criminaliteit? Hoeveel
zouden dat moeten zijn?

Hoe zal de minister het tekort aan
parketmagistraten en de remuneratieproblemen
oplossen?

Zullen maatregelen worden genomen tegen de
procureur des Konings of zijn medewerkers? Hoe
zal de minister het conflict met het Antwerps parket
oplossen?
détachements ou d'indisponibilités pour d'autres
motifs ?

Quels effectifs sont engagés dans la lutte contre la
criminalité organisée ? Quels devraient en être les
chiffres ?

Comment le ministre envisage-t-il de résoudre les
problèmes la pénurie de magistrats du parquet et
de la rémunération ?

Le procureur du Roi et ses collaborateurs ont-ils fait
l'objet de mesures ? Comment le ministre compte-t-
il résoudre le conflit avec le parquet d'Anvers ?
09.04 Minister Marc Verwilghen (in het
Nederlands): Er is geen sprake van manipulatie
van cijfers.

Het wetsontwerp waarin de versoepeling van de
benoemingsvoorwaarden voor substituten
opgenomen wordt is bijna rond. De vergoeding
voor de nacht- en weekendprestaties wordt
aantrekkelijker. Dit wetsvoorstel moet nog
besproken worden in het Parlement. De premie van
8.000 F per nacht- of weekendprestatie wordt
gewijzigd. Voordien moest men per jaar 18 nacht-
of weekendprestaties verrichten. Nu wordt de
premie 9.500 F en de voorwaarde van 18 nacht- of
weekendprestaties per jaar verwalt. Er wordt een
premie betaald vanaf de eerste nacht-of
weekendprestatie en dat tot en met achttien
prestaties. Daarboven ligt de premie hoger. De
premie voor de fiscale substituten wordt meer dan
verdubbeld. Aan de toegevoegde substituten wordt
sinds 1 juni 2000 een premie van 105.000 frank
toegekend.
09.04 Marc Verwilghen , ministre (néerlandais):
Les chiffres n'ont pas été manipulés.

Le projet de loi qui prévoit l'assouplissement des
conditions de nomination pour les substituts est
presque prêt. Les indemnités pour les prestations
de nuit et de week-end seront augmentées. La
proposition de loi y relative doit encore être discutée
au Parlement. Les règles relatives à la prime de
8000 francs par nuit ou par prestation en fin de
semaine seront modifiées. Précédemment, il fallait
travailler 18 nuits ou week-ends pour y avoir droit.
Désormais, la prime est majorée à 9500 francs et la
condition relative au 18 nuits ou week-end est
supprimée. Une prime sera accordée dès la
première nuit ou prestation en fin de semaine et
jusqu'à la 18
ème
. En outre, la prime sera majorée. La
prime pour les substituts fiscaux sera plus que
doublée. Par ailleurs, les substituts adjoints
bénéficient d' une prime de 105.000 francs depuis
le 1
er
juin 2000.
Er werd een voorstel gedaan om het ambt van
parketmagistraat meer bekend te maken bij jonge
juristen. Het parket is niet minderwaardig ten
opzichte van de zetel. Men moet van dat beeld af.

In Antwerpen zijn er op dit ogenblik 13 vacatures.
Procureur des Konings Van Lijsebeth wist dat in het
Belgisch Staatsblad vier benoemingen van
gerechtelijke stagiairs werden gepubliceerd. Drie
benoemingen tot substituut-procureur zullen volgen.
De drie substituten die gaan vertrekken leggen
eerstdaags de eed af, maar zij maken nu nog deel
uit van het kader van het Antwerpse parket.

In juli 2001 zullen negen plaatsen niet ingevuld zijn
op het Antwerpse parket. Bij gebrek aan kandidaten
wordt tijdelijk een beroep gedaan op parketjuristen.
Het parket te Antwerpen bestaat nu reeds uit 12
parketjuristen die in deze legislatuur werden
Une proposition a été faite pour faire mieux
connaître la fonction auprès des jeunes juristes. Le
parquet n'est pas moins valable que le siège. Il faut
se défaire de cette image.

Treize postes sont actuellement vacants à Anvers.
Le procureur du Roi Van Lijsebeth savait que quatre
nominations de stagiaires judiciaires ont été
publiées au Moniteur belge. Trois nominations de
substituts du procureur vont suivre. Les trois
substituts en partance vont prêter serment très
prochainement mais ils font encore partie du cadre
du parquet d'Anvers.

En juillet 2001, neuf emplois ne seront pas pourvus
au parquet d'Anvers. En raison du manque de
candidats, on fait provisoirement aux juristes de
parquet.Le parquet d'Anvers compte actuellement
12 juristes de parquet qui ont été recrutés sous
17/04/2001
CRABV 50
COM 443
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
aangeworven. Ik heb toestemming gegeven om er
nog 3 aan te werven.
l'actuelle législature. J'ai donné mon accord pour
que l'on en engage trois de plus.
Daarna zullen er 15 parketjuristen zijn voor de 9
niet- ingevulde plaatsen van substituut. Op dit
ogenblik is dat de enige haalbare oplossing.

Extra middelen werden verkregen binnen de
budgetcontrole 2001, namelijk een kaderuitbreiding
van 46 parketjuristen en referendarissen. Het kader
van de magistraten zal dus gaan van 12,5 procent
naar 15 procent, behalve het kader van Brussel dat
25 procent bedraagt omwille van de vele vacante
plaatsen. Deze aanwervingen zijn aanvaard in het
kader van de budgetcontrole mits compensatie op
de bestaande kredieten. Er zijn in dit land drie
noodlijdende parketten ,met name Brussel,
Antwerpen en Luik ; dat van Dendermonde is altijd
al onderbezet geweest.


Wat het personeel van het parket van Antwerpen
betreft, werd de personeelsformatie uitgebreid met
6 eenheden, namelijk een secretaris, een adjunct-
secretaris, twee opstellers en twee beambten. De
huidige personeelsformatie telt 143 eenheden en
7,5 eenheden werden bovental toegekend. De
toegevoegde parketmagistraten zijn aan het ressort
toegevoegd. Zij zijn het gevolg van de wet op het
snelrecht.

Op logistiek gebied werden bijkomende middelen
verstrekt. Op dit gebied loopt justitie inderdaad
achter op de georganiseerde criminaliteit. Per
magistraat wordt in één vaste PC met laser-
afdrukker voorzien en per vijftien magistraten werd
in één draagbare PC voorzien.
Ensuite, il y aura 15 juristes de parquet pour les 9
places de substitut non conférées. En ce moment,
c'est la seule solution réaliste.

Des moyens supplémentaires ont été dégagés dans
le cadre du contrôle budgétaire 2001. En clair, il
s'agit d'une extension de cadre de 46 juristes de
parquet et référendaires. Le cadre des magistrats
passera donc de 12,5 % à 15 %, exception faite de
celui de Bruxelles qui est de 25 % en raison des
nombreuses places vacantes. Ces recrutements
ont été approuvés dans le cadre du contrôle
budgétaire moyennant une compensation sur les
crédits existants. Notre pays compte trois parquets
moribonds - Bruxelles, Anvers et Liège ­ et celui de
Termonde a toujours souffert d'un manque
d'effectifs.

En ce qui concerne le personnel du parquet
d'Anvers, le cadre a été étendu de 6 unités, à savoir
un secrétaire, un secrétaire adjoint, deux rédacteurs
et deux employés. Le cadre actuel compte 143
unités et 7,5 unités ont été octroyées en surnombre.
Les magistrats de parquet de complément ont été
ajoutés au ressort. Ils sont le résultat de la loi sur la
procédure accélérée.


Des moyens supplémentaires ont été accordés sur
le plan de la logistique. Dans ce domaine, la justice
accuse un retard sur la criminalité organisée. Il a
été prévu un ordinateur fixe et une imprimante laser
par magistrat ainsi qu'un ordinateur portable pour
quinze magistrats.
Per stagiair werd in één vaste PC met laserdrukker
voorzien. Het secretariaat van de korpschef krijgt
één vaste PC met laserdrukker en één draagbare
PC met inktdrukken. Het administratief personeel
beschikt over voldoende terminals en een netwerk-
laserdrukker.
Un poste de travail fixe avec imprimante laser est
prévu pour chaque stagiaire. Le secrétariat du chef
de corps disposera d'un PC fixe muni d'une
imprimante laser et d'un portable avec imprimante à
jet d'encre. Le personnel administratif quant à lui
sera équipé d'un nombre suffisant de terminaux et
d'une imprimante laser en réseau.
Incompatibiliteit tussen verschillende systemen op
éénzelfde rechtbank is mogelijk. We zullen de
informatie voor heel Justitie binnenkort
uniformiseren.

De procureur des Konings, de persmagistraat en de
magistraten van het openbaar ministerie hebben elk
één persoonlijke GSM. Er is één GSM voor het
geheel van de gerechtelijke stagiairs. Het gaat
vooral om de bereikbaarheid, minder om de
belwaarde.
Il est possible que différents systèmes utilisés au
sein d'un même tribunal soient incompatibles. Nous
procéderons prochainement à l'uniformisation de
l'informatique pour l'ensemble de la Justice.

Le procureur du Roi, le magistrat chargé des
contacts avec la presse et les magistrats du
ministère public disposent chacun d'un GSM
personnel. Les stagiaires judiciaires ne disposent,
au total, que d'un seul GSM. A cet égard, ce qui
importe, la possibilité de les joindre importe plus
que la valeur des communications.
CRABV 50
COM 443
17/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15

Het parket van de procureur des Konings van
Antwerpen beschikt over twee wagens die werden
overgenomen van de gerechtelijke politie. Het derde
voertuig hoorde toe aan de procureur-generaal van
Antwerpen. Het mag als extra reserve gebruikt
worden. Vermits het in overtal is, kan het niet
worden vervangen. In 2001 werd een
begrotingskrediet toegekend voor de aankoop van 6
voertuigen van derde categorie voor de parketten
van de procureurs des Konings, waarvan 1 voor
Antwerpen.

Ik wil niet over dit signaal vanwege de procureur
des Konings heenstappen. Mij interesseert echter
alleen de goede werking van Justitie. Disciplinaire
acties zijn dan niet zo nuttig.

Het verbaast me trouwens dat de heer Van
Lijsebeth niet weet dat hij op basis van artikel 382
G.W. verbruiksgoederen, waaronder
bureaubenodigdheden , mag aankopen.

Le parquet du procureur du Roi d'Anvers dispose
de deux véhicules provenant de la police judiciaire.
Un troisième véhicule, qui appartenait au procureur
général d'Anvers, peut être utilisé à titre de réserve.
Ce véhicule étant en surnombre, il ne peut être
remplacé. Un crédit budgétaire a été octroyé en
2001 pour l'achat de 6 véhicules de troisième
catégorie pour les parquets des procureurs du Roi,
dont un pour Anvers.



Il n'entre nullement dans mes intentions d'ignorer ce
signal. Ce qui importe à mes yeux, c'est le bon
fonctionnement de la justice. A cet égard, les
actions disciplinaires ne sont pas d'une grande
utilité.
Il m'étonne que M. Van Lijsebeth ne sache pas
qu'en vertu de l'article 382 du Code judiciaire, il
n'est pas autorisé à acheter des biens de
consommation, y compris du matériel de bureau.
Het Rekenhof heeft de storting van gelden voor
rechtstreekse betaling van kleine uitgaven
geweigerd. Het parket van Antwerpen had een
overschot op het budget kleine uitgaven. Aankopen
waren dus mogelijk.

Voor de aankoop van duurzame goederen moet
eerst toelating worden gevraagd. Ter zake reageer
ik ook op kleine verzoeken.


Inzake de representatiekosten werd bij een
begrotingscontrole 2001 een krediet van 80.000
frank gevraagd. De Inspectie van financiën heeft de
aanvraag negatief geadviseerd. Het krediet 2001
voor de procureur des Konings te Antwerpen blijft
dus 40.000 frank.

De heer Van Lijsebeth zag ondertussen ook in dat
een persoonlijk gesprek een ander beeld had
kunnen creëren in de pers. Ik hoop dat alle
procureurs des Konings beseffen dat zij een even
grote verantwoordelijkheid dragen als de minister.
Ik wil werken aan een verbetering van het ambt en
sta open voor dialoog, maar dan wel op basis van
correcte gegevens. Ik zal wellicht nog deze week de
bijkomende maatregelen nemen.
La Cour des comptes a refusé le versement de
fonds pour le paiement direct de petites dépenses
pour lesquelles le parquet d'Anvers disposait d'un
excédent budgétaire. Il était donc parfaitement
possible de procéder à des achats.

En ce qui concerne l'acquisition de biens durables,
une autorisation de paiement doit être demandée
au préalable. En cette matière, je réagis également
à des demandes relatives à des petits montants.

En ce qui concerne les frais de représentation, un
crédit de 80.000 francs a été demandé dans le
cadre du contrôle budgétaire. L'Inspection des
finances avait émis un avis négatif à ce propos.
Pour 2001, le crédit pour le procureur du Roi
d'Anvers s'élève donc à 40.000 francs.

Quant à savoir si certaines allégations sont exactes
ou non, ce n'est pas mon souci majeur. M. Van
Lijsebeth avait bien compris qu'un entretien
personnel aurait induit une tout autre image dans la
presse. J'espère que les procureurs du Roi
comprennent que leur responsabilité est aussi
grande que celle du ministre. Je souhaite oeuvrer en
faveur d'une amélioration de la fonction et suis
ouvert au dialogue, mais sur la base d'informations
correctes. Je prendrai sans doute cette semaine
encore des mesures complémentaires.
De drie grote parketten met problemen krijgen
daarbij voorrang. De andere grote parketten, Gent
en Charleroi, kennen niet dezelfde problemen.
Les trois grands parquets confrontés à des
problèmes sont prioritaires à cet égard. Les autres
grands parquets, Gand et Charleroi, ne connaissent
pas les mêmes difficultés.
17/04/2001
CRABV 50
COM 443
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
09.05 Geert Bourgeois (VU&ID): Dank u voor dit
uitvoerig antwoord. De minister betreurt het feit dat
de procureur zijn onvrede publiekelijk uitte, maar
wenst tot mijn tevredenheid geen tuchtprocedure op
te starten. De heer Van Lijsebeth ging wellicht niet
zonder reden over tot die stap. Positief is dat de
problematiek weer onder de aandacht kwam.


Er blijft een aantal problemen over. Vooreerst is er
de onderbezetting van het parket.
Parketmagistraten zouden administratief en
juridisch beter moeten worden ondersteund. In
Brussel zouden er 25 procent parketjuristen komen,
in Antwerpen slechts 12,5 procent.
09.05 Geert Bourgeois (VU&ID): Je remercie le
ministre pour cette réponse détaillée. Le ministre
regrette que le procureur ait exprimé publiquement
son insatisfaction mais ne souhaite pas, et je m'en
félicite, ouvrir une procédure disciplinaire. Monsieur
Van Lijsebeth n'a sans doute pas franchi ce pas
sans raison. Le fait que la problématique retienne à
nouveau l'attention est une bonne chose.

Certains problèmes subsistent. Citons tout d'abord
le manque d'effectifs au parquet. Les magistrats du
parquet devraient bénéficier d'un meilleur soutien
administratif et juridique. 25 pour cent de juristes de
parquet seraient engagés à Bruxelles contre 12,5
pour cent seulement à Anvers.
09.06 Minister Marc Verwilghen (Nederlands):
Voorlopig 15 procent en op termijn zullen er in alle
grote parketten 25 procent parketjuristen komen.

09.06 Marc Verwilghen , ministre (en
néerlandais): Il s'agit de 15 pour cent pour le
moment mais, à terme, tous les grands parquets
pourront compter sur 25 pour cent de juristes de
parquet.
09.07 Geert Bourgeois (VU&ID): Dat zal zeker
nodig zijn voor de grote havenstad die Antwerpen
is.

Het tweede punt, waarop u niet ingegaan bent, is of
er een loonsverhoging zou komen. Die zou het
ambt aantrekkelijker kunnen maken.
09.07 Geert Bourgeois (VU&ID): Ce sera
assurément nécessaire pour la grande ville
portuaire qu'est Anvers.
Le second point sur lequel vous n'avez pas répondu
concerne l'augmentation de traitement qui pourrait
rendre la fonction plus attrayante.
09.08 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): Dit
gaat niet enkel Antwerpen aan. Bij het
wervingsexamen blijkt dat er onvoldoende
kandidaten zijn geslaagd. Er bieden zich te weinig
kandidaten aan. Het probleem ligt waarschijnlijk bij
de verloning. Tussen de private sector en de
publieke sector bestaan inderdaad grote
loonverschillen. Ik wil wel tot een loonsverhoging
overgaan maar ik wil controleren of de prestaties
wel degelijk worden geleverd.



Ook in verband met de hervormingen in het
politielandschap moet men onderzoeken of er een
voldoende verschil bestaat tussen de lonen van de
politiemensen en hun chefs, de magistraten.
09.08 Marc Verwilghen , ministre (en
néerlandais): Cela ne concerne pas qu'Anvers. A
l'issue de l'examen de recrutement, on a constaté
qu'il y avait un nombre insuffisant de lauréats. Il faut
préciser que trop peu de candidats se présentent à
ce type de concours. C'est probablement le niveau
des rémunérations qui en est la cause. Des écarts
salariaux importants séparent les secteurs public et
privé. Je veux bien augmenter les traitements, mais
j'entends bien m'assurer que les services attendus
par la population sont effectivement rendus.

De même, concernant les réformes dans le secteur
de la police, il importe de vérifier si un écart salarial
suffisant sépare les policiers de leurs chefs, les
magistrats.
09.09 Geert Bourgeois (VU&ID): Het ambt zelf
staat onder druk. In Europa hebben we, op
Griekenland na, de slechtst betaalde magistraten.
Daarnaast speelt de vergelijking met privé-sector en
het politieapparaat. Er zou inderdaad een
werklastmeting moeten komen om tot een grotere
rendabiliteit te komen met dezelfde effectieven.


09.09 Geert Bourgeois (VU&ID): La fonction de
magistrat elle-même est soumise actuellement à
une forte pression. Après leurs collègues grecs, les
magistrats belges sont les moins bien payés
d'Europe. En outre, il faut rapporter leurs
rémunérations à celles pratiquées dans le secteur
privé et à celles des policiers. Il faudra
effectivement calculer le volume de travail pour
parvenir à une rentabilité accrue avec les mêmes
effectifs.
CRABV 50
COM 443
17/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17

Daarnaast zou er wat moeten gebeuren op het vlak
van de representatiekosten. Ook op het vlak van de
uniformisering van de informatisering is er nog heel
wat werk aan de winkel.

Par ailleurs, il faudrait remédier au problème des
frais de représentation. Et il reste du pain sur la
planche en ce qui concerne l'uniformisation des
outils informatiques.
09.10 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): De
inspanningen werden onvoldoende op mekaar
afgestemd. Sommige vrederechters zijn wel zeer
tevreden met hun systeem.
09.10 Marc Verwilghen , ministre (en
néerlandais): Les efforts fournis ont été
insuffisamment coordonnés. Certains juges de paix
sont très satisfaitsdu système dont ils sont dotés.
09.11 Geert Bourgeois (VU&ID): Parketten
kampen met een ander soort problemen dan
vrederechters.

09.11 Geert Bourgeois (VU&ID): Les parquets
sont confrontés à un autre type de difficultés que les
juges de paix.
09.12 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Er blijft
onduidelijkheid over de cijfers. De heer Van
Lijsebeth heeft het over 62 magistraten, de minister
over 56, exclusief de 6 of 7 bijkomende rechters.
Op 1 juli zouden nog slechts 47 magistraten aan het
werk zijn. Er zullen nog magistraten weggaan. In
hun vervanging kan niet voorzien worden. Men
heeft ondertussen 350.000 strafdossiers. Ook de te
beperkte administratieve ondersteuning en de
dagelijkse nieuwe instroom van strafdossiers maakt
het beroep uitermate onaantrekkelijk.
09.12 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Il
subsiste des incertitudes quant aux chiffres. M. Van
Lijsebeth parle de 62 magistrats, le ministre de 56,
à l'exclusion des 6 ou 7 juges de complément. Au
1
er
juillet, il ne resterait plus que 47 magistrats en
activité. D'autres magistrats vont s'en aller et ne
pourront être remplacés. Et, en attendant, il y a
350.000 dossiers répressifs à traiter. Le soutien
administratif insuffisant et le nouvel afflux quotidien
de dossiers répressifs rendent la profession
extrêmement peu attrayante.
09.13 Minister Marc Verwilghen (in het
Nederlands): Ik begrijp niet dat iemand uit de
praktijk niet het onderscheid maakt tussen grote en
kleine dossiers. Elke parkeerovertreding geeft
bijvoorbeeld aanleiding tot een nieuwe
notitienummer.
09.13 Marc Verwilghen , ministre (en
néerlandais): Je ne comprends pas que l'on ne
fasse pas de distinction entre des dossiers très
importants et d'autres qui le sont beaucoup moins.
Ainsi, chaque infraction pour stationnement illicite
correspond à un nouveau numéro
d'enregistrement.
09.14 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Er blijft
een werklast van 7000 dossiers per
parketmagistraat bestaan. Er moet dus een
uitbreiding van het personeelskader komen,
eventueel door bij elke parketmagistraat een
administratieve kracht toe te voegen. De middelen
die de minister voorop stelt blijven ontoereikend.

De communicatie tussen parket en politie blijft
mank verlopen. Er moet op dit vlak nog een lange
weg worden afgelegd, maar de minister heeft
hierover blijkbaar niets te zeggen.

Gaat de minister akkoord met de voorstellen van de
heer Coveliers? Wat is het standpunt van de
minister en de regering? Is dat even "blauw
gekleurd" als dat van de heer Coveliers?

De voorzitter: Laten we bij het onderwerp blijven. Ik
ben, gezien het belang van het onderwerp, zeer
soepel bij het toepassen van de tijdslimieten.
09.14 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): le
volume de travail est toujours de 7000 dossiers par
magistrat du parquet. Il convient dès lors d'élargir le
cadre du personnel, éventuellement en adjoignant à
chaque magistrat du parquet un collaborateur
administratif. Les moyens prévus par le ministre ne
sont pas suffisants.

La communication entre le parquet et la police reste
déficiente. Dans ce domaine, il reste beaucoup de
chemin à parcourir, mais le ministre semble n'avoir
rien à dire à ce sujet.

Le ministre est-il favorable aux propositions de M.
Coveliers ? Quel est le point de vue du ministre et
du gouvernement ? Est-il aussi « bleu » que cellui
de M. Coveliers ?

Le président: Ne nous écartons pas du sujet. Étant
donné l'importance de la matière, je suis très souple
quant au respect des temps de parole.
17/04/2001
CRABV 50
COM 443
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
09.15 Tony Van Parys (CVP): Ik zal de minister in
juni over dit alles opnieuw interpelleren. Deze
materie is zo ernstig dat wij geen genoegen kunnen
nemen met een louter engagement van de minister.
In juni moeten er evenveel parketjuristen zijn als er
vacatures zijn, en moeten tevens de 7 toegevoegde
substituten zijn ingeschakeld.

De discriminatie tussen Brussel en de andere
arrondissementen is onaanvaardbaar groot.
09.15 Tony Van Parys (CVP): J'interpellerai une
nouvelle fois le ministre en juin sur ce sujet. Cette
matière est trop importante pour que nous nous
contentions d'un simple engagement du ministre.
En juin, il devra y avoir autant de juristes du parquet
que de postes vacants. En outre, les sept substituts
de complément devront être en fonction.

La discrimination dont Bruxelles fait l'objet par
rapport aux autres arrondissements est
inacceptable.
09.16 Minister Marc Verwilghen (Nederlands):
Indien bij een substantiële onderbezetting van het
kader wordt voorzien in een parketjurist voor elke
niet-ingevulde job, moet dat in àlle
arrondissementen op dezelfde wijze gebeuren.
Daardoor ontstaat het onevenwicht met Brussel.
09.16 Marc Verwilghen , ministre (en
néerlandais): Si, en cas de pénurie importante de
personnel, on prévoit un juriste de parquet pour
chaque poste vacant, il faudra le faire dans tous les
arrondissements, ce qui entraînera un déséquilibre
par rapport à Bruxelles.
09.17 Tony Van Parys (CVP): In Brussel is men
voor de parketjuristen niet gehouden aan de
taalwetgeving. Dit zal het tweede element zijn van
mijn interpellatie van juni 2001, met name in welke
mate dit voor wanverhoudingen zorgt in vergelijking
met de andere arrondissementen.
09.17 Tony Van Parys (CVP): A Bruxelles, la
législation linguistique ne s'applique pas aux juristes
du parquet. Cet élément sera le deuxième point de
l'interpellation que je développerai en juin 2001 à
propos de la question de savoir dans quelle mesure
il en résulte des déséquilibres par rapport aux
autres arrondissements.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10 Vraag van de heer Karel Van Hoorebeke aan
de minister van Justitie over "de vervolging van
de grow shop in Antwerpen" (nr. 4407)
10 Question de M. Karel Van Hoorebeke au
ministre de la Justice sur "la poursuite à
l'encontre des exploitants du grow shop à
Anvers" (n° 4407)
10.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): De
Antwerpse Cannabis grow shop werd op last van
het parket gesloten. Er zou snel tot vervolging
worden overgegaan wegens het aanzetten tot
druggebruik. De snelrechtsprocedure zou worden
toegepast.

Hoeveel vervolgingen en hoeveel veroordelingen
wegens dat misdrijf waren er de jongste tien jaar?
In welke arrondissementen? Deze vraag naar
statistische gegevens heb ik een schriftelijke vraag
herhaald.

Wat zijn de constitutieve bestanddelen van dit
misdrijf?

Maakte de minister gebruik van zijn positief
injunctierecht om de vervolging op te starten?
10.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Le
"cannabis grow shop" a été fermé sur ordre du
parquet. Les poursuites pour incitation à la
consommation de drogues ne devraient pas se faire
attendre.


Combien de poursuites et de condamnations pour
ce motif a-t-on dénombrées au cours des dix
dernières années? Dans quels arrondissements?
Cette question relative à des données statistiques
est la répétition d'une question écrite antérieure.

Quels sont les éléments constitutifs de ce délit?


Le ministre a-t-il fait usage de son droit d'injonction
positive pour que des poursuites soient ouvertes?
10.02 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): Ik
verwijs naar mijn antwoorden op vragen van de
heer Van Peel in de plenaire vergadering van 8
maart 2001 en van de heer Van Quickenborne in de
Senaat op 29 maart, waarbij ik erop heb gewezen
10.02 Marc Verwilghen , ministre (en néerlandais)
Je me réfère aux réponses que j'ai fournies à M.
Van Peel en séance plénière le 8 mars 2000 et à M.
Van Quickenborne au Sénat le 29 mars, dans
lesquelles j'avais souligné que la politique du
CRABV 50
COM 443
17/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
dat het regeringsbeleid er absoluut niet op gericht is
aan te zetten tot het gebruiken van drugs. Samen
met het vergemakkelijken van drugsgebruik is zulks
trouwens strafbaar op grond van artikel 3 §2 van de
drugswet van 24 februari 1921. Ik kan geen
opgesplitst statistisch antwoord geven aangezien
geen onderscheid gemaakt wordt tussen de diverse
inbreuken op de drugswet.

Het louter bezit van waterpijpen en speciaal
vloeipapier voor jointsigaretten kan onder deze
bepaling vallen, dat is een feitenkwestie. Het
gecombineerde bezit met cannabis is a fortiori een
drugsmisdrijf.


De beslissing tot het instellen van vervolging komt
het openbaar ministerie toe, behoudens het positief
injunctierecht van de minister. Aan de hand van
test-cases wordt nu getracht duidelijkheid te krijgen,
wat de bonafide winkeliers ten goede zal komen.
gouvernement ne vise pas du tout à encourager la
consommation de drogues. Faciliter l'usage de la
drogue est d'ailleurs punissable aux termes de
l'article 3 paragraphe 2 de la loi sur la drogue du 24
février 1921. Je ne puis pas fournir de statistiques
puisqu'il n'est pas établi de distinction entre les
diverses infractions à la loi sur la drogue.


La possession d'un narguilé ou de papier spécial
pour confectionner des joints suffit pour tomber
sous d'application de cette disposition. Il s'agit de
faits. Nous sommes en présence d'un délit, a fortiori
si cette possession s'accompagne de la détention
de cannabis.

La décision de suspendre les poursuites revient au
ministère public, à moins que le ministre ne fasse
usage de son droit d'injonction positive. On cherche
maintenant, au moyen, de "test-cases" de mettre
les choses au point, ce qui sera bénéfique pour les
commerçants de bonne foi.
10.03 Karel Van Hoorebeke (VU&ID):
Waarschijnlijk zal ik door gebrek aan statistische
informatie ook geen antwoord krijgen op mijn
schriftelijke vraag inzake de andere
arrondissementen.

Er wordt blijkbaar nu strenger opgetreden dan
vroeger. Ik vraag me af of die reactie van het
parket, in het vooruitzicht van het grote drugdebat in
de Kamer, wel gepast is.
10.03 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Vu le
manque de données statistiques, je ne recevrai
probablement pas de réponse à ma question écrite
concernant les autres arrondissements.

Il semble que l'on soit plus répressif que par le
passé. Je me demande si l'attitude du parquet est
bien appropriée, étant donné le vaste débat sur la
drogue qui doit avoir lieu à la chambre.
10.04 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): Ik
heb de andere gegevens opgevraagd en zal ze u
bezorgen in de mate natuurlijk dat ik ze zelf kan
verkrijgen.


Het incident is gesloten.
10.04 Marc Verwilghen , ministre (en
néerlandais): J'ai demandé les autres données et je
vous les communiquerai, à condition bien
évidemment que je les obtienne moi-même.

L'incident est clos.
11 Samengevoegde vraag en interpellatie van
- de heer Bart Laeremans aan de minister van
Justitie over "de versoepeling van de
taalexamens voor de Brusselse magistraten"
(nr. 4413)
- de heer Geert Bourgeois tot de minister van
Justitie over "de functionele tweetaligheid in
gerechtszaken" (nr. 756)
11 Question et interpellation jointes de
- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur
"l'assouplissement des examens linguistiques
pour les magistrats bruxellois" (n° 4413)
- M. Geert Bourgeois au ministre de la Justice sur
"le bilinguisme fonctionnel en matière judiciaire"
(n° 756)
11.01 Geert Bourgeois (VU&ID): Uit de pers
verneem ik dat de minister een ontwerp van KB
heeft opgesteld waarbij de tweetaligheidsvereiste
voor magistraten in het arrondissement Brussel zou
worden versoepeld tot een functionele
tweetaligheid, behalve voor de korpschefs. Op die
manier zou de minister iets willen doen aan de
11.01 Geert Bourgeois (VU&ID): J'apprends par
la presse que le ministre a rédigé un projet d'arrêté
royal assouplissant les exigences de bilinguisme
pour les magistrats de l'arrondissement de
Bruxelles dont on n'exigerait plus qu'un bilinguisme
fonctionnel, sauf pour les chefs de corps. Le
ministre veut ainsi remédier à l'arriéré judiciaire
17/04/2001
CRABV 50
COM 443
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
20
gerechtelijke achterstand in dit arrondissement.

Volgens professor De Pauw zijn deze taalexamens
niet onoverkomelijk. Nu reeds beschikt Brussel ter
wille van de Franstaligen over het maximale aantal
toegevoegde rechters. De Franstaligen verzetten
zich tegen de opsplitsing van het gerechtelijk
arrondissement, maar organiseren intussen een
feitelijke splitsing door aan Franstalige kant
eentaligen te laten rechtspreken in een tweetalige
hoofdstad. Een passieve kennis van het Nederlands
volstaat niet om beklaagden en getuigen exact en
eenduidig te begrijpen.


Is de door de minister voorgestelde regeling
verenigbaar met de taalwetgeving in
gerechtszaken? In welke mate zal dit gebrek aan
grondige tweetaligheid bijdragen tot het inhalen van
de gerechtelijke achterstand en tot de correcte en
efficiënte werking van het gerecht? Indien de
Franstaligen weigeren Nederlands te leren, is de
splitsing van het gerechtelijk arrondissement dan
niet aangewezen?

dans cet arrondissement.

Selon le professeur De Pauw, ces examens
linguistiques ne sont pas insurmontables. Dans
l'intérêt des francophones, Bruxelles dispose déjà
actuellement du nombre maximum de juges de
complément. Alors qu'ils s'opposent à la scission de
l'arrondissement judiciaire, les francophones
organisent une scission de fait en permettant, du
côté francophone, des unilingues rendre la justice
dans une capitale bilingue. Une connaissance
passive du néerlandais n'est pas suffisante pour
comprendre, avec précision et sans équivoque, les
accusés et les témoins.

Le règlement proposé par le ministre est-il
compatible avec la législation sur l'emploi des
langues en matière judiciaire ? Dans quelle mesure
cette absence de bilinguisme approfondi va-t-elle
contribuer à résorber l'arriéré judiciaire et à un
fonctionnement correct et efficace de la justice ? Si
les francophones refusent d'apprendre le
Néerlandais, n'y a-t-il pas lieu de scinder
l'arrondissement judiciaire ?

11.02 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): De
minister kondigde onlangs aan via soepeler
taalexamens het wervingsprobleem bij het
Brusselse gerecht te willen oplossen. Kan hij meer
uitleg geven bij dit op til zijnde KB? Is dit KB wel
wettig? Hoe kan men in een tweetalige rechtbank in
een tweetalige hoofdstad vrede nemen met slechts
passieve tweetaligheid van de magistraten?
Waarom koppelt men dit debat niet aan dat over de
splitsing van het gerechtelijk arrondissement?



De minister zwicht eens te meer voor de eisen van
de Franstaligen, die al lang het fabeltje vertellen dat
de lat zo hoog wordt gelegd dat de vereiste
tweetaligheid niet haalbaar is. Ondertussen
weigeren ze de splitsing van het arrondissement in
overweging te nemen.
11.02 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Le
ministre annonçait récemment son intention de
résoudre les problèmes de recrutement que connaît
la justice bruxelloise en assouplissant les examens
linguistiques. Pourrait-il nous éclaircir sur l'arrêté
royal qui est en préparation en cette matière? Cet
arrêté est-il vraiment légal? Comment pourrait-on
se contenter d'un bilinguisme passif chez des
magistrats siégeant dans un tribunal bilingue situé
dans une capitale bilingue? Pourquoi cette question
et celle de la scission de l'arrondissement judiciaire
ne font-elles pas l'objet d'un seul et même débat?

Le ministre cède une fois de plus aux
revendications des francophones, qui soutiennent
depuis belle lurette que les exigences en matière de
bilinguisme sont tellement élevées qu'il n'est pas
possible d'y satisfaire mais qui, dans le même
temps, refusent d'envisager la scission de
l'arrondissement judiciaire.
11.03 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): De
wet van 1935, die het taalgebruik in gerechtszaken
regelt, maakt het moeilijk om in Brussel voldoende
magistraten in dienst te nemen, waardoor ook de
gerechtelijke achterstand niet kan worden
weggewerkt. Door die wet moet een derde van de
Brusselse gerechts- en parketmagistraten een
Nederlandstalig diploma hebben en een derde een
Franstalig.

Twee derde van de magistraten van de gerechten
11.03 Marc Verwilghen , ministre (en
néerlandais): La loi de 1935, qui règle l'usage des
langues dans les tribunaux, rend difficile le
recrutement de suffisamment de magistrats à
Bruxelles, ce qui empêche de résorber l'arriéré
judiciaire. Cette loi prévoit qu'à Bruxelles, un tiers
des magistrats du siège et du parquet doivent être
porteurs d'un diplôme établi en néerlandais et un
tiers d'un diplôme établi en français.

Deux tiers des magistrats des tribunaux de
CRABV 50
COM 443
17/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
21
uit het arrondissement Brussel moeten
daarenboven het bewijs van de kennis van de
andere taal leveren, terwijl ze toch bijna uitsluitend
dossiers mogen behandelen die betrekking hebben
op een rechtspleging gevoerd in de taal van hun
diploma.

Dit bemoeilijkt de indienstneming van magistraten
wegens een gebrek aan kandidaten die dit bewijs
kunnen leveren. Het is echter niet mogelijk,
ingevolge de rechtspraak van de Raad van State,
eentalige kandidaten te benoemen.

Het ontwerp-KB voorziet in de wijziging van het
schriftelijk gedeelte van het examen voor
kandidaten die betrekkingen ambiëren die niet
noodzakelijkerwijs de kennis vereisen van de
andere taal dan die waarin het diploma is behaald.
De ambten waarvoor het taalexamen ongewijzigd
blijft, zijn deze omschreven in artikel 41 para. 4 en
4bis van de wet van 15 juni 1935. De wijziging van
het examen bestaat erin dat voortaan een vertaling
van een vonnis of een arrest in de diplomataal
wordt gevraagd.
l'arrondissement de Bruxelles doivent en outre
fournir la preuve de leur connaissance de l'autre
langue, alors même qu'ils ne peuvent presque
exclusivement traiter que des dossiers relatifs à une
procédure menée dans la langue de leur diplôme.


La pénurie de candidats pouvant fournir cette
preuve rend dès lors plus difficile le recrutement de
magistrats. Il n'est toutefois pas possible, selon le
Conseil d'État, de nommer des candidats
unilingues.

Le projet d'arrêté royal prévoit la modification de la
partie écrite de l'examen pour les candidats à des
fonctions qui n'exigent pas nécessairement la
connaissance de l'autre langue que celle du
diplôme. Les postes pour lesquels l'examen
linguistique reste inchangé sont décrits à l'article 41,
§ 4, et 4bis de la loi du 15 juin 1935. Le nouvel
examen consiste à traduire un jugement ou un arrêt
dans la langue du diplôme.
De wet hoeft niet te worden gewijzigd om,
naargelang het ambt, te voorzien in verschillende
examens. Het KB van 9 september 1935 op het
notariaat en de wet van 15 juni 1935 voorzien
immers op dezelfde wijze in een examen
betreffende de grondige kennis van de andere
landstaal. Volgens de rechtsleer is die werkwijze
niet strijdig met de wet. Volgens de wet bepaalt de
Koning de stof van het examen, zonder voor te
schrijven dat die stof dezelfde is voor alle
examinandi, ongeacht of zij zullen benoemd worden
in Vlaanderen, Wallonië of Brussel. Ik wacht het
advies van de Raad van State af en zal mij
daarnaar schikken. Het is de bedoeling de examens
door SELOR te laten organiseren.

Ik ga niet akkoord met de bewering dat de
Franstaligen weigeren Nederlands te leren. Er is
ook geen sprake van een splitsing van het
arrondissement Brussel.

Het ontwerp-KB zal pas na aanpassing aan het
advies van de Raad van State worden ingediend.
Une modification de la loi n'est pas nécessaire pour
prévoir des examens différents selon la fonction
exercée. L'arrêté royal du 9 septembre 1935 sur le
notariat et la loi du 15 juin 1935 prévoient en effet
de la même manière un examen portant sur la
connaissance approfondie de l'autre langue
nationale. Selon la doctrine, cette procédure n'est
pas contraire à la loi. Celle-ci prévoit en effet que le
Roi détermine la matière de l'examen, mais elle ne
dit pas que cette matière doit être identique pour
tous les candidats, qu'ils soient nommés en
Flandre, en Wallonie ou à Bruxelles. Je compte
charger le SELOR d'organiser les examens.



Je réfute l'affirmation selon laquelle les
francophones refuseraient d'apprendre le
néerlandais. Il n'est pas non plus question de
scinder l'arrondissement de Bruxelles.

Le projet d'arrêté royal sera déposé après avoir été
adapté en fonction de l'avis du Conseil d'État.
11.04 Geert Bourgeois (VU&ID): De minister
heeft de wettelijke bepalingen ter zake nogmaals
herhaald. Hij heeft me echter niet overtuigd. Ik zal
alleszins het advies van de Raad van State
afwachten. De vergelijking met de notarissen gaat
trouwens niet op, want daar bestaan er nog steeds
twee kennisniveaus. Het KB dat de minister
aankondigt, is naar mijn mening strijdig met de wet
van 1935.
11.04 Geert Bourgeois (VU&ID): Le ministre a
encore répété les dispositions législatives en la
matière mais il ne m'a pas convaincu. J'attendrai de
toute façon l'avis du Conseil d'État. On ne peut
toutefois pas faire de comparaison avec les notaires
pour lesquels il est toujours prévu deux niveaux de
connaissance. J'estime que l'arrêté royal annoncé
par le ministre est contraire à la loi de 1935.
17/04/2001
CRABV 50
COM 443
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
22

Ik zal een motie van aanbeveling indienen waarin ik
de minister vraag om de examenprocedure via
SELOR te laten verlopen, om over te gaan tot de
splitsing van het gerechtelijk arrondissement van
Brussel en om de wet van 1935 niet bij KB te
wijzigen.
Je déposerai une motion de recommandation
demandant au ministre de confier au SELOR
l'organisation de ces examens, de procéder à la
scission de l'arrondissement judiciaire de Bruxelles
et de ne pas modifier par arrêté royal la loi de 1935.
11.05 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): De
minister gaat veel verder dan het ontwerp-De
Clerck: hij wil enkel nog voor de korpsoversten de
volledige tweetaligheid behouden. De Franstaligen
worden op hun wenken bediend.

De minister baseert zich op artikel 43 en somt een
aantal functies op; de raadsheren in Cassatie zijn
daar niet bij, wat eigenaardig is, want zij moeten
toch arresten vellen.


De minister baseert zich op het feit dat de
bepalingen in verschillende artikelen staan, maar de
gebruikte terminologie is dezelfde. Het onderscheid
dat hij maakt is dan ook onterecht. De Raad van
State zal hem terugfluiten. Ik dien tot slot van mijn
interpellatie een motie in.
11.05 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Le
ministre va bien au-delà du projet de loi. Il entend
désormais limiter l'obligation de bilinguisme parfait
aux chefs de corps. Les francophones obtiennent
ainsi totale satisfaction.

Le ministre se fonde sur l'article 43 et énumère une
série de fonctions. Les conseillers près la Cour de
Cassation en sont exclus, ce qui ne manque pas
d'étonner puisqu'ils sont appelés à rendre des
arrêts.

Le ministre fait valoir que les dispositions sont
contenues dans plusieurs articles. Ceux-ci utilisent
toutefois la même terminologie, de sorte que la
distinction opérée par le ministre ne se justifie pas.
Par conséquent, le Conseil d'Etat le rappellera à
l'ordre. Je conclurai mon interpellation par le dépôt
d'une motion.
Moties
Motions
De voorzitter: Tot besluit van deze bespreking
werden volgende moties ingediend.
Le président: En conclusion de cette discussion les
motions suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de
heren Geert Bourgeois en Karel Van Hoorebeke en
luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellatie van de heer Geert
Bourgeois
en het antwoord van de minister van Justitie,
beveelt de minister aan
1. de organisatie van het examen "getuigschrift
kennis andere taal" in gerechtszaken aan Selor op
te dragen;
2. het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-
Vilvoorde te splitsen in een gerechtelijk
arrondissement Brussel(N)-Halle-Vilvoorde
enerzijds en Brussel(F) anderzijds;
3. zich te onthouden van een wijziging van de
taalwetgeving in gerechtszaken door middel van
een koninklijk besluit."
Une motion de recommandation a été déposée par
MM. Geert Bourgeois et Karel Van Hoorebeke et
est libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de M. Geert Bourgeois
et la réponse du ministre de la Justice,
recommande au ministre
1. de confier au Selor l'organisation de l'examen en
vue de l'obtention d'une "attestation de
connaissance de l'autre langue en matière
judiciaire";
2.
de scinder l'arrondissement judiciaire de
Bruxelles-Hal-Vilvorde en un arrondissement
Bruxelles(N)Hal-Vilvorde, d'une part, et
Bruxelles(F), d'autre part;
3. de s'abstenir de modifier la législation linguistique
en matière judiciaire au moyen d'un arrêté royal."
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de
heer Bart Laeremans en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellatie van de heer Geert
Bourgeois
en het antwoord van de minister van Justitie,
Une motion de recommandation a été déposée par
M. Bart Laeremans et est libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de M. Geert Bourgeois
et la réponse du ministre de la Justice,
demande au gouvernement
CRABV 50
COM 443
17/04/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
23
vraagt de regering
- zo snel mogelijk werkt te maken van de splitsing
van het Brussels gerecht naar het model van de
balie;
-
in afwachting geen sluikse pogingen te
ondernemen om de taalwet in gerechtszaken uit te
hollen."
- de s'atteler le plus rapidement possible à la
scission de la Justice bruxelloise, sur le modèle de
la scission du barreau bruxellois;
-
dans l'attente de cette scission, de ne pas
entreprendre de tentative larvée de vider la
législation linguistique de sa substance."
Een eenvoudige motie werd ingediend door
mevrouw Fauzaya Talhaoui en de heer Hugo
Coveliers.
Une motion pure et simple a été déposée par Mme
Fauzaya Talhaoui et M. Hugo Coveliers.
Over de moties zal later worden gestemd
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement
De bespreking is gesloten.
La discussion est close.
De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 18.10 uur.
La réunion publique de commission est levée à
18.10 heures.

Document Outline