SÉANCE PLÉNIÈRE

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

AGALEV-ECOLO

Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales

CVP Christelijke

Volkspartij

FN Front

National

PRL FDF MCC

Parti Réformateur libéral Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement

PS Parti

socialiste

PSC Parti

social-chrétien

SP Socialistische

Partij

VLAAMS BLOK

Vlaams Blok

VLD

Vlaamse Liberalen en Democraten

VU&ID Volksunie&ID21

Afkortingen bij de nummering van de publicaties :

Abréviations dans la numérotation des publications :

DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode + nummer

en volgnummer

DOC 50 0000/000

Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du
n° consécutif

QRVA

Schriftelijke Vragen en Antwoorden

QRVA

Questions et Réponses écrites

CRIV

Integraal Verslag (op wit papier, bevat de bijlagen en het
beknopt verslag, met kruisverwijzingen tussen Integraal en
Beknopt Verslag)

CRIV

Compte Rendu Intégral (sur papier blanc, avec annexes et
CRA, avec renvois entre le CRI et le CRA)

CRIV

Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)

CRIV

Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)

CRABV Beknopt Verslag (op blauw papier)

CRABV Compte

Rendu Analytique (sur papier bleu)

PLEN

Plenum (witte kaft)

PLEN

Séance plénière (couverture blanche)

COM

Commissievergadering (beige kaft)

COM

Réunion de commission (couverture beige)

Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be

Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes :
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be

CRIV 50

COM 433

27/03/2001

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

INHOUD

SOMMAIRE

Vraag van de heer Georges Lenssen tot de
minister van Financiën over "de aanpassing van
de Belgische muntautomaten aan de invoering
van de euro" (nr. 4021)

Question de M. Georges Lenssen au ministre des
Finances sur "l'adaptation des distributeurs
belges fonctionnant au moyen de pièces de
monnaie à l'instauration de l'euro" (n° 4021)

Sprekers:

Georges Lenssen, Didier

Reynders, minister van Financiën

Orateurs:

Georges Lenssen, Didier

Reynders, ministre des Finances

Vraag van de heer Peter Vanvelthoven tot
minister van Financiën over "de vrijstelling van
verkeersbelasting en BTW bij aankoop van een
wagen voor het gebruik van gehandicapten-
vervoer" (nr. 4108)

Question de M. Peter Vanvelthoven au ministre
des Finances sur "l'exonération de la taxe de
circulation et de la TVA à l'achat d'une voiture
destinée au transport de personnes handicapées"
(n° 4108)

Sprekers:

Peter Vanvelthoven, Didier

Reynders, minister van Financiën

Orateurs:

Peter Vanvelthoven, Didier

Reynders, ministre des Finances

Vraag van de heer Dirk Pieters tot de minister van
Financiën over "het verslag van het Rekenhof
over de werkelijke beroepskosten" (nr. 4214)

Question de M. Dirk Pieters au ministre des
Finances sur "le rapport de la Cour des Comptes
concernant les frais professionnels réels".
(n° 4214)

Sprekers: Dirk Pieters, Didier Reynders,
minister van Financiën

Orateurs: Dirk Pieters, Didier Reynders,
ministre des Finances

Vraag van de heer Dirk Pieters tot de minister van
Financiën over "de BTW-regeling van autonome
gemeentebedrijven" (nr. 4215)

Question de Monsieur Dirk Pieters au ministre des
Finances sur "la réglementation en matière de
TVA pour les régies communales autonomes"
(n° 4215)

Sprekers: Dirk Pieters, Didier Reynders,
minister van Financiën

Orateurs: Dirk Pieters, Didier Reynders,
ministre des Finances

Vraag van de heer Daniel Bacquelaine tot de
minister van Financiën over "de belasting op
alimentatie-uitkeringen" (nr. 4246)

Question de M. Daniel Bacquelaine au ministre
des Finances sur "l'imposition des rentes
alimentaires" (n° 4246)

Sprekers: Daniel Bacquelaine, voorzitter van
de PRL FDF MCC-fractie, Didier Reynders,
minister van Financiën

Orateurs: Daniel Bacquelaine, président du
groupe PRL FDF MCC, Didier Reynders,
ministre des Finances

Vraag van de heer Jacques Chabot tot de
minister van Financiën over "het forfaitair gedeelte
van buitenlandse belasting" (nr. 4272)

Question de M. Jacques Chabot au ministre des
Finances sur "la quotité forfaitaire d'impôt
étranger" (n° 4272)

Sprekers: Jacques Chabot, Didier Reynders,
minister van Financiën

Orateurs: Jacques Chabot, Didier Reynders,
ministre des Finances

Vraag van de heer Luc Paque tot de minister van
Financiën over "de financiering van het fonds ter
bestrijding van het tabaksgebruik" (nr. 4291)

Question de M. Luc Paque au ministre des
Financiën sur "le financement du fonds de lutte
contre le tabagisme" (n° 4291)

Sprekers: Luc Paque, Didier Reynders,
minister van Financiën

Orateurs: Luc Paque, Didier Reynders,
ministre des Finances

Samengevoegde vragen van

Questions jointes de

- de heer Dirk Pieters aan de minister van
Financiën over "de elektronische BTW-aangifte"
(nr. 4310)

- M. Dirk Pieters au ministre des Finances sur "la
déclaration de TVA électronique" (n° 4310)

- de heer Geert Bourgeois aan de minister van
Financiën over "de elektronische facturering via
elektronische gegevensuitwisseling en de
elektronische BTW-aangifte" (nr. 4331)

- M. Geert Bourgeois au ministre des Finances
sur "la facturation électronique par échange de
données électronique et la déclaration de TVA
électronique" (n° 4331)

Sprekers: Dirk Pieters, Didier Reynders,
minister van Financiën, Geert Bourgeois

Orateurs: Dirk Pieters, Didier Reynders,
ministre des Finances, Geert Bourgeois

CRIV 50

COM 433

27/03/2001

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

COMMISSIE VOOR DE FINANCIËN

EN DE BEGROTING

COMMISSION DES FINANCES ET

DU BUDGET

van

DINSDAG

MAART

2001

10:00 uur

______

MARDI

MARS

2001

10:00 heures

______

De vergadering wordt geopend om 10.08 uur door
de heer Jef Tavernier, voorzitter.
La séance est ouverte à 10.08 heures par M. Jef
Tavernier, président.

01 Vraag van de heer Georges Lenssen tot de

minister van Financiën over "de aanpassing
van de Belgische muntautomaten aan de
invoering van de euro" (nr. 4021)

01 Question de M. Georges Lenssen au

ministre des Finances sur "l'adaptation des
distributeurs belges fonctionnant au moyen de
pièces de monnaie à l'instauration de l'euro"
(n° 4021)

01.01 Georges Lenssen (VLD): Mijnheer de

voorzitter, mijnheer de minister, collega's, in de
plenaire vergadering van 22 februari 2001 heb ik
reeds een vraag gesteld over de aanpassing van
de Belgische muntautomaten aan de euro. Omdat
ik het antwoord van de minister van Binnenlandse
Zaken ontoereikend vond, wil ik deze vraag
opnieuw stellen in deze commissie. De
aanpassing van de automaten dreigt dramatisch
te worden. Het gaat om ongeveer 400.000
automaten, waarvan 90.000 commerciële
automaten voor snoep, drank, sigaretten en
dergelijke. De Ecofin-raad heeft al heel wat
maatregelen genomen om euromuntstukken ter
beschikking te stellen, maar zoals het er nu aan
toe gaat, denk ik niet dat de sector tegen
1

januari

2002 klaar kan zijn met de

omschakeling. De testen kunnen immers alleen
uitgevoerd worden in de Koninklijke Munt, of
eventueel in het buitenland, maar ook daar zou er
een lange wachttijd zijn.

Mijnheer de minister, deze werkwijze brengt
aanzienlijk meer kosten met zich voor de sector,
die volgens mij niet hoort op te draaien voor zaken

waarvoor hij niet verantwoordelijk is. Voor
muntstukken die bij het testen verloren gaan, zijn
er enorme boetes. Naar verluidt zou het gaan om
boetes van 20.000 euro per verloren gegane
munt. Deze situatie lijkt mij onaanvaardbaar. Ik wil
dus pleiten voor het systeem dat gebruikt wordt
voor de eurobiljetten, waartoe men gemakkelijk
toegang krijgt via de Nationale Bank in Brugge en
Mons.

Mijnheer de minister, ik wil u twee concrete vragen
stellen. Ten eerste, welke maatregelen zult u
nemen om de automaten in redelijke
omstandigheden aan de euro aan te passen? Kan
de aanpassing klaar zijn tegen 1 januari 2002?
Bent u bereid daarvoor overleg te plegen met de
sector? Ten tweede, meent u niet dat de boetes
van 20.000 euro voor een verloren munt buiten
proportie zijn? Bent u bereid op Europees niveau
stappen te ondernemen om het bedrag van de
boete te verlagen?

01.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de

voorzitter, collega's, als antwoord op de vraag van
de heer Lenssen van 22 februari jongstleden kan
ik aanvullende informatie geven. Opdat de
automaten tijdig zouden kunnen worden
aangepast heeft de Ecofin-raad op 5 juni 2000
beslist dat de lidstaten van de Eurozone
euromunten mogen uitlenen aan fabrikanten van
toestellen die van munten gebruik maken. De
algemene voorwaarden voor deze
terbeschikkingstelling werden gedefinieerd in een
nota van de Europese Commissie van
22 mei 2000. Omdat het begrip fabrikant te eng
gedefinieerd was, heeft de Europese Ministerraad
op 15

december

2000 besloten de uitleen-

mogelijkheden uit te breiden tot ondernemingen
die automaten uitgerust met muntmechanismen
beheren, onderhouden of bijstellen en dit onder

27/03/2001

CRIV 50

COM 433

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

dezelfde voorwaarden als voor de fabrikanten. Er
werd tevens overeengekomen dat deze
voorwaarden voor het uitlenen van de euromunten
zouden worden herzien in het voorjaar van 2001.
Op de Ecofin-raad van 12 februari 2001 werd
besloten de voorwaarden stapsgewijs te
versoepelen. Het feit dat de voorwaarden
meermaals werden aangepast aan de noden van
de sector bewijst dat er wel degelijk overleg is en
dat we alles in het werk stellen om de sector de
mogelijkheden te geven om de aanpassingen
tijdig uit te voeren.

In België vindt dit overleg plaats in het kader van
de werkzaamheden van het commissariaat-
generaal voor de euro. In een recente brief aan dit
commissariaat heb ik zelfs gevraagd dat er binnen
de betrokken werkgroepen zo snel mogelijk een
pragmatische oplossing met een maximale
flexibiliteit wordt gevonden.

Zoals ik hier zo-even vermeldde, werd op de
Ecofin-raad van 12

februari

2001 besloten de

voorwaarden stapsgewijs te versoepelen teneinde
ze beter af te stemmen op de gradueel
afnemende aanverwante veiligheidsrisico's. Dit
houdt in dat vanaf 1 april 2001, de lidstaten de
boetes zullen mogen reduceren tot 50% van de
oorspronkelijke bedragen. Vanaf 1

juli

2001

mogen de lidstaten deze reduceren tot 25% van
de oorspronkelijke bedragen. Mijnheer Lenssen,
het antwoord op het tweede element van uw vraag
is dus positief. Indien u dit wenst kan ik u hiervan
een schriftelijk exemplaar bezorgen.

01.03 Georges Lenssen (VLD): Mijnheer de

minister, met uw antwoord geeft u toch al enige
duidelijkheid. Dit alles was niet duidelijk uit het
antwoord dat ik kreeg van de minister tijdens de
plenaire vergadering.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

02 Vraag van de heer Peter Vanvelthoven tot

minister van Financiën over "de vrijstelling van
verkeersbelasting en BTW bij aankoop van een
wagen voor het gebruik van gehandicapten-
vervoer" (nr. 4108)

02 Question de M. Peter Vanvelthoven au

ministre des Finances sur "l'exonération de la
taxe de circulation et de la TVA à l'achat d'une
voiture destinée au transport de personnes
handicapées" (n° 4108)

02.01 Peter Vanvelthoven (SP): Mijnheer de

voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het
onderwerp van mijn vraag betreft een

problematiek waarmee u al eerder geconfronteerd
werd. Uit persberichten vernam ik dat u al enkele
initiatieven hebt genomen, onder andere de
oprichting van een werkgroep.

De voorwaarden tot vrijstelling van
verkeersbelasting en BTW bij aankoop van een
wagen voor het gebruik van gehandicapten-
vervoer, zijn strikte voorwaarden en moeten ook
strikt worden geïnterpreteerd. Dat is begrijpelijk.
De voorwaarden zijn echter zo strikt dat de
gehandicapte persoon, voor wie het voertuig wordt
gekocht, ook steeds in dat voertuig aanwezig
moet zijn opdat men die vrijstelling zou kunnen
blijven genieten. Concreet betekent dat
bijvoorbeeld het volgende. Een gezin dat
verplaatsingen wil maken, waarbij de
gehandicapte persoon toevallig op dat moment
niet aanwezig is, moet voor die verplaatsingen een
ander voertuig gebruiken. Men wordt dus haast
gedwongen een tweede voertuig aan te kopen.

U hebt omtrent die problematiek een werkgroep
opgericht. Graag had ik daaromtrent het volgende
geweten.

Hoe staat het met die werkgroep? Wanneer
verwacht u er resultaten van? Wanneer zou de
wetgeving in dat verband verbeterd kunnen
worden?

02.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de

voorzitter, collega's, in mijn antwoorden op de
mondelinge vragen van mevrouw De Meyer en
mevrouw Gerkens over hetzelfde onderwerp, heb
ik reeds meegedeeld dat ik bereid ben om in een
technische werkgroep te laten onderzoeken of de
vrijstelling voor gehandicapten inzake
verkeersbelasting en BTW kan en moet worden
uitgebreid tot andere categorieën van
gehandicapten.

Die werkgroep, waarvan ook de vermelde
volksvertegenwoordigers deel uitmaken, heeft
inmiddels reeds een eerste evaluatie gemaakt van
de huidige stand van de wetgeving en van de
wijze waarop de strikte voorwaarden om de
vrijstelling te kunnen genieten door de
administratie worden toegepast. Ook zijn de
mogelijkheden besproken om die wetgeving
eventueel aan te passen. Er mag immers niet uit
het oog worden verloren dat voor wijzigingen
inzake verkeersbelasting het akkoord van de
gewesten noodzakelijk is en dat voor wijzigingen
op het vlak van de BTW de goedkeuring van de
Europese Commissie noodzakelijk kan zijn.

Die werkgroep onderzoekt ook of de

CRIV 50

COM 433

27/03/2001

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

aanvraagprocedure met betrekking tot de
gehandicapte niet vereenvoudigd kan worden.

Op een volgende vergadering van de werkgroep,
die gepland is voor het einde van deze maand, zal
ook een vertegenwoordiger van de minister van
Maatschappelijke Integratie worden uitgenodigd
om de geschetste problematiek in een zo ruim
mogelijk kader te kunnen onderzoeken en de
meest geschikte oplossingen te vinden.

We gaan dus verder met de werkgroep. Het is
misschien mogelijk om met een nieuw voorstel of
ontwerp van wet naar de commissie te komen.

02.03 Peter Vanvelthoven (SP): Mijnheer de

minister, bedankt voor uw antwoord. Hebt u een
timing in gedachten? Wanneer moet de
werkgroep zijn resultaten aan u voorleggen? Zijn
daarover afspraken gemaakt?

02.04 Minister Didier Reynders: Mijnheer

Vanvelthoven, ik hoop dat ik een nieuw voorstel
ontvang voor eind april. Ik moet echter na eind
april ook nog overleggen met de gewesten. Ik stel
voor dat ik eind april of begin mei naar de
commissie terugkom met een overzicht van de
resultaten van de werkgroep.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

03 Vraag van de heer Dirk Pieters tot de

minister van Financiën over "het verslag van
het Rekenhof over de werkelijke
beroepskosten" (nr. 4214)

03 Question de M. Dirk Pieters au ministre des

Finances sur "le rapport de la Cour des
Comptes concernant les frais professionnels
réels". (n° 4214)

03.01 Dirk Pieters (CVP): Mijnheer de voorzitter,

mijnheer de minister, collega's, het verslag van
het Rekenhof aan de Kamer van Volksvertegen-
woordigers van februari 2001 behandelt de fiscale
controle van de werkelijke beroepskosten. Het
Rekenhof stelt in dit verslag vast dat het aantal
belastingplichtigen die hun werkelijke
beroepskosten aangeven en het totaal bedrag van
de ingebrachte beroepskosten alsmaar stijgen. Er
worden eveneens een aantal tekortkomingen
vastgesteld en verbeteringen gesuggereerd
inzake de administratieve controles. Het Rekenhof
schrijft dat een duidelijke laksheid is vast te stellen
bij de toepassing van bepaalde administratieve
normen.

Zowel de belastingadministratie als de minister

van Financiën hebben zich tegenover het
Rekenhof bereid verklaard om de dossiers beter
op te volgen, in specifieke opleidingen te voorzien
en een verificatieschema uit te werken.

Graag kreeg ik van de minister een antwoord op
de volgende vragen.

Ten eerste, welke beloften werden reeds
gerealiseerd? Welke gevolgen werden reeds aan
dit verslag gegeven?
Ten tweede, zijn uw doelstellingen voldoende om
tegemoet te komen aan alle aanbevelingen van
het Rekenhof?

03.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de

voorzitter, collega's, ik heb de administratie
gevraagd het verslag van het Rekenhof
betreffende de beroepskosten van de
loontrekkenden met de nodige aandacht te
onderzoeken.

De administratie heeft al beloofd de
werkzaamheden voor het bijwerken van de
dossiers te verbeteren, vormingsactiviteit over het
nazicht van de werkelijke kosten te organiseren en
een verificatieschema op te stellen van de
belastingdossiers met werkelijke kosten.

Ik wens er bovendien aan te herinneren dat alle
belastingplichtigen op identieke wijze moeten
behandeld worden. Het spreekt voor zich dat alle
controles op dezelfde doeltreffende wijze moeten
uitgevoerd worden met naleving van de wettelijke
en reglementaire bepalingen. Alle
belastingplichtigen hebben recht op aftrek van de
werkelijke kosten: loontrekkenden, zelfstandigen
en ontvangers van sociale uitkeringen. Ik zie geen
objectieve redenen om een "heksenjacht" te
ontketenen tegen een of ander soort welbepaalde
aangifte maar elke belastingplichtige kan zich
verwachten aan een normaal grondig nazicht van
zijn belastingaangifte.

Voor het overige stel ik u voor, mijnheer de
voorzitter, indien de commissie meer inlichtingen
vraagt, de administrateur-generaal van de
belastingen, de heer De Greef, uit te nodigen die u
alle inlichtingen zal verstrekken die u in dat
verband nuttig acht.

03.03 Dirk Pieters (CVP): Ik denk dat het

inderdaad goed is dat aan een rapport van het
Rekenhof gevolg wordt gegeven. Het is ook goed
dat wij in de Kamer - gezien het statuut van het
Rekenhof u hieraan herinneren.

Enerzijds gaan wij ermee akkoord als u zegt geen

27/03/2001

CRIV 50

COM 433

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

heksenjacht te willen ontketenen maar anderzijds
moeten we toch voldoende waakzaam zijn op dit
punt.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

04 Vraag van de heer Dirk Pieters tot de

minister van Financiën over "de BTW-regeling
van autonome gemeentebedrijven" (nr. 4215)

04 Question de Monsieur Dirk Pieters au

ministre des Finances sur "la réglementation en
matière de TVA pour les régies communales
autonomes" (n° 4215)

04.01 Dirk Pieters (CVP): Mijnheer de voorzitter,

mijnheer de minister, collega's, op grond van de
artikelen 261 en volgende van de gemeentewet
kunnen de gemeenten hun inrichtingen en
diensten organiseren als gemeentebedrijf en
buiten de algemene diensten van de gemeente
om beheren. De Koning bepaalt de activiteiten van
commerciële of industriële aard waarvoor de
gemeenteraad een autonoom gemeentebedrijf
met rechtspersoonlijkheid kan oprichten. Deze
commerciële en industriële activiteiten werden
vastgelegd bij koninklijk besluit van 10 april 1995
en uitgebreid bij koninklijk besluit van 9 maart
1999. Diverse gemeenteraden besloten inmiddels
om autonome gemeentebedrijven op te richten. Er
is echter op het vlak van de BTW een probleem
van rechtsonzekerheid. Ik werd in dat verband
ervan op de hoogte gebracht dat de bevoegde
administratie geen standpunt over het BTW-
statuut van de autonome gemeentebedrijven zou
innemen. Naar mij werd meegedeeld, werden
reeds in 1999 enkele schriftelijke vragen in die zin
aan de administratie toegestuurd en groeit hun
aantal aan. Onlangs werd nog een gelijkaardige
schriftelijke vraag door Patrick Moriau gesteld.

Essentieel kunnen de vragen worden herleid tot
de vraag of een autonoom gemeentebedrijf een
BTW-plichtige is volgens artikel 4 van het
Wetboek betreffende de BTW, gelet op het feit dat
het autonoom gemeentebedrijf een onafhankelijk
rechtspersoon is die handelingen van
commerciële of industriële aard stelt, dan wel een
niet-belastingplichtig rechtspersoon volgens artikel
6 van het wetboek, aangezien het bedrijf
handelingen verricht opgenomen in het koninklijk
besluit nummer 26 van 2 december 1970 met
betrekking tot het onderwerpen van de openbare
instellingen aan de BTW.

Ik begrijp dat het in casu om een relatief nieuwe
rechtspersoon gaat en dat de praktische ervaring
met die rechtspersonen in de administratie nog

beperkt is. Ik meen echter dat de lokale besturen
zes jaar na de invoering van een nieuwe
rechtspersoon duidelijk moeten worden
geïnformeerd over het BTW-statuut van die
rechtspersoon, zodat zij bij de oprichting ervan
concrete bestuursplannen kunnen opstellen.

Graag kreeg ik antwoord op de volgende concrete
vraag: is een autonoom gemeentebedrijf een
BTW-plichtige volgens artikel 4 van het Wetboek
betreffende de BTW?

04.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de

voorzitter, collega's, de heer Pieters heeft
inderdaad een concrete vraag gesteld.
Overeenkomstig artikel 6 van het BTW-wetboek
worden de Staat, de Gemeenschappen en de
Gewesten van de Belgische Staat, de provincies,
de agglomeraties, de gemeenten en de openbare
instellingen niet als belastingplichtigen beschouwd
voor de werkzaamheden of handelingen die zij als
overheid verrichten, ook niet indien zij daartoe
rechten, heffingen, bijdragen of retributies innen.
De Koning beschouwt ze wel als belastingplichtige
voor hun werkzaamheden of handelingen indien
de behandeling als niet-belastingplichtige tot
concurrentieverstoring zou leiden. Bovendien
bepaalt Hij de handelingen waarvoor, voor zover
ze niet van onbeduidende omvang zijn, de
bovengenoemde lichamen steeds als
belastingplichtige worden behandeld.

De gemeentebedrijven, met uitzondering van die
waarvan de activiteiten uitdrukkelijk in het
koninklijk besluit nummer 26 van
2 december 1970

met

betrekking

tot

het

onderwerpen van de openbare instellingen aan de
belasting over de toegevoegde waarde zijn
opgenomen, zijn dus niet BTW-plichtig.

Het begrip "gemeentebedrijf" dient echter limitatief
te worden begrepen en omvat slechts de bij artikel
261 van de gemeentewet omschreven
gemeentelijke inrichtingen of diensten die als
bedrijven worden georganiseerd en beheerd
buiten de algemene diensten van de gemeente
om.

In artikel 263bis van de gemeentewet heeft de
Koning de commerciële en industriële activiteiten
bepaald waarvoor de gemeenteraad een
autonoom gemeentebedrijf met rechtspersoon-
lijkheid kan oprichten. Over deze autonome
gemeentebedrijven met rechtspersoonlijkheid
heeft de minister van Binnenlandse Zaken op
9

maart

1995 in de commissie voor de

Binnenlandse Zaken, Algemene Zaken en het
Openbaar Ambt geantwoord dat deze autonome

CRIV 50

COM 433

27/03/2001

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

gemeentebedrijven als rechtspersoon automatisch
onderworpen zijn aan de fiscale bepalingen inzake
belastingen en BTW. Voor de BTW-regeling
vallen deze autonome gemeentebedrijven dus niet
onder de bepalingen van voornoemd artikel 6 van
het BTW-wetboek, maar onder de normale regels
inzake belastingplicht, beoogd door artikel 4 van
dit wetboek.

Dit lijkt mij een klaar een duidelijk antwoord, na
een eerste antwoord van de minister van
Binnenlandse Zaken in 1995.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

05 Question de M. Daniel Bacquelaine au

ministre des Finances sur "l'imposition des
rentes alimentaires" (n° 4246)

05 Vraag van de heer Daniel Bacquelaine tot de

minister van Financiën over "de belasting op
alimentatie-uitkeringen" (nr. 4246)

05.01 Daniel Bacquelaine (PRL FDF MCC):

Monsieur le président, monsieur le ministre, chers
collègues, ma question sera courte.

Le bénéficiaire d'une rente alimentaire visée à
l'article 90 du Code des impôts sur le revenu, est
imposable sur ces rentes au tarif de droit commun
applicable à l'ensemble de ses revenus
imposables, mais à concurrence seulement de
80% du montant perçu, conformément à
l'article 99 du même Code.

Ce principe est-il également d'application en ce
qui concerne les arriérés de rente alimentaire
récupérés auprès du débit-rentier, longtemps
après jugement, par exemple en suite de
procédure judiciaire? En effet, à ce moment, le
bénéficiaire d'une rente alimentaire n'est parfois
plus du tout dans la même situation qu'au moment
où ces rentes ont été prévues. De tels arriérés de
rente sont-ils imposables?

05.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur le

président, monsieur Bacquelaine, une rente
alimentaire n'est taxable chez les bénéficiaires
que s'il s'agit d'une rente payée régulièrement. La
même règle s'applique aussi pour la déductibilité
dans le chef du débiteur. Une rente qui n'est pas
payée régulièrement par le débiteur ne doit donc
pas être déclarée par le bénéficiaire.

J'ajoute d'emblée qu'il existe une dérogation à ce
principe en ce qui concerne les rentes
alimentaires payées en exécution d'une décision
judiciaire qui en a fixé ou augmenté le montant

avec effet rétroactif. Cela ne semble pas être le
cas exposé dans votre question puisque les
procédures judiciaires évoquées visent à forcer le
débiteur à s'acquitter de son obligation alimentaire
et non à déterminer le montant de la rente.

Pour apprécier si une rente alimentaire est payée
régulièrement, il n'est pas requis qu'elle soit
versée avec une périodicité absolue. Bien que
l'obligation alimentaire s'exécute en principe par
anticipation, il est admis qu'une rente alimentaire
est encore payée régulièrement lorsque le
paiement se fait avec un léger retard, c'est-à-dire
lorsque la date de paiement ne se situe pas plus
de trois mois après le début du mois auquel elle
se rapporte. Par exemple, la rente alimentaire
afférente au mois d'avril 2001 est considérée
comme payée régulièrement si elle est versée au
plus tard le 30 juin 2001. Tout paiement tardif
d'une rente alimentaire en dehors de cette
fourchette de trois mois n'est plus considéré
comme régulier et n'est donc plus taxable dans le
chef du bénéficiaire.

05.03 Daniel Bacquelaine (PRL FDF MCC):

Monsieur le président, je remercie le ministre de
sa réponse.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

06 Question de M. Jacques Chabot au ministre

des Finances sur "la quotité forfaitaire d'impôt
étranger" (n° 4272)

06 Vraag van de heer Jacques Chabot tot de

minister van Financiën over "het forfaitair
gedeelte van buitenlandse belasting" (nr. 4272)

06.01 Jacques Chabot (PS): Monsieur le

président, monsieur le ministre, chers collègues,
"Le Vif-L'Express" a publié récemment un dossier
relatif à la quotité forfaitaire d'impôt étranger
(QFIE). Destiné, à l'origine, à éviter la double
imposition des revenus du capital, le mécanisme
QFIE a, selon toute vraisemblance, donné lieu à
des dérives importantes. Ce qui m'amène à vous
poser les questions suivantes.

Tout d'abord, une importante échéance arrive à
l'horizon. C'est la date du 31 mars prochain. Faute
d'un accord sur les redressements espérés par
l'administration fiscale, une vague de procès
pourrait s'avérer inévitable. Un accord a-t-il été
trouvé entre certaines banques et votre
administration? Cette dernière a-t-elle reçu des
instructions à ce sujet? Des mesures sont-elles
prises pour éviter l'encombrement des juridictions
dès le mois d'avril 2001?

27/03/2001

CRIV 50

COM 433

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

Est-il exact que l'administration fiscale est en
mesure de démontrer que bon nombre des
opérations "QFIE" sont totalement fictives et
effectuées en vase clos?

Quel est le manque à gagner pour l'Etat, d'une
part, pour les mécanismes QFIE et, d'autre part,
pour ce qui est relatif à la taxe sur les opérations
de bourse?

Depuis 1998, une plainte du fisc belge contre les
autorités de Gibraltar se trouverait sur le bureau
du procureur du Roi de Bruxelles. Pouvez-vous
confirmer cette information? Le gouvernement
belge va-t-il déposer plainte auprès de la
Commission européenne? A-t-il l'intention
d'intenter une action devant la Cour européenne
de Justice?

06.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur le

président, chers collègues, je voudrais resituer
l'ensemble de ce dossier en répondant à M.
Chabot.

En ce qui concerne le traitement du contentieux
"QFIE", j'ai accepté, sur proposition de
l'administrateur général adjoint des Impôts et des
directeurs généraux de l'ISI (Inspection spéciale
des impôts) et de l'AFER (Administration de la
fiscalité des entreprises et des revenus), la mise
en place, à compter d'avril 2000, d'un groupe
d'appui au contentieux QFIE, composé de dix
fonctionnaires détachés à cet effet au sein d'une
cellule spéciale. Ces fonctionnaires assurent
notamment la consultation des pièces des
instructions judiciaires en cours auprès du parquet
de Bruxelles pour lesquelles l'Administration
obtient les autorisations de consulter,
régulièrement renouvelées, du procureur général
auprès du parquet de Bruxelles. Ils assurent
également l'envoi de rapports et de pièces à
destination des services contentieux de l'AFER,
en charge de l'examen administratif des
réclamations des contribuables concernés.

Parallèlement, quelque quarante fonctionnaires
des directions classiques "Contributions directes"
de l'AFER ont été chargés du traitement du
contentieux administratif des dossiers concernés.
Vu le caractère ardu des dossiers en cause,
plusieurs séances d'information et de formation
ont été organisées pour épauler ces agents.

Des discussions ont effectivement eu lieu courant
février 2001 avec une institution financière. Ces
discussions portaient tant sur les mécanismes
d'origine italienne que d'origine coréenne,

développés par l'institution en cause. Elles ont
permis de chiffrer le préjudice de l'Etat en ce qui
concerne les produits fiscaux vendus à des clients
belges par cette institution à une fourchette d'un
minimum de 1,8 milliard et d'un maximum de 2,2
milliards, certains éléments devant cependant être
encore vérifiés.

Toutefois, aucune négociation n'a pu être
entamée quant à la prise en charge de ce
montant. L'ancien actionnaire de l'institution
concernée, actionnaire unique pour les périodes
pendant lesquelles les mécanismes querellés ont
été commercialisés en Belgique, ne souhaitait en
effet pas participer à cette prise en charge.

Il y a lieu de rappeler que les accords entre le
contribuable et le fisc ne peuvent avoir trait qu'à
des données de fait, mais ne peuvent en aucun
cas avoir pour objet une question de droit, et qu'un
accord ne peut octroyer à un contribuable des
droits qui sont contraires à la loi. Des accords,
consécutifs à des contrôles, ont été conclus, dans
le passé, au profit de l'Etat, notamment en ce qui
concerne la taxe sur les opérations de bourse,
due à l'Etat belge par les institutions financières
belges sur les opérations relatives aux bons d'Etat
italiens cédés à des clients belges pour lesquels
ces institutions étaient intermédiaires.

Des accords, consécutifs à des contrôles, ont
également été dégagés au profit de l'Etat avec
plusieurs institutions financières pour leur QFIE
propre, notamment en ce qui concerne les
opérations d'origine coréenne, chinoise et
italienne.

Des accords ont également été dégagés au profit
de l'Etat avec certains clients en ce qui concerne
la filière Uruguay.

Aucun accord au profit de l'Etat n'a pu être
dégagé à ce jour avec une institution financière en
ce qui concerne les opérations d'origine italienne,
coréenne ou uruguayenne proposées par ces
institutions à leurs clients. Des solutions amiables
ont été trouvées dans certains cas et pas dans
d'autres.

Certaines directions régionales en charge du
contentieux vont cependant entamer, dans les
semaines à venir, une prise de contact avec les
contribuables concernés pour examiner avec
ceux-ci la possibilité de retrait de leur réclamation.

Il est exact que l'administration fiscale, sur la base
des éléments de dossiers judiciaires, peut
démontrer que bon nombre d'opérations sont

CRIV 50

COM 433

27/03/2001

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

fictives et effectuées en vase clos. Il s'agit
d'opérations dites en boucle, ces boucles pouvant
présenter des chemins variés, soit boucle simple,
soit boucle double. Cette dernière catégorie
présente la particularité d'une double récupération
de QFIE pour un même circuit fictif.

Le manque à gagner de l'Etat a été chiffré, selon
un rapport de 1999, à 14.277.149.681 francs. Les
montants cités comprennent 3,6 milliards déjà
perçus, à savoir la TOB (taxe sur les opérations
de bourse) réclamée aux institutions financières et
payée par celles-ci, la QFIE propre de certaines
institutions financières, pour lesquelles celles-ci
ont accepté un accord au profit de l'Etat et les
accords conclus avec certains clients.

Ces montants comprennent également l'impôt
réclamé aux contribuables acquéreurs des
produits fiscaux commercialisés, essentiellement
des sociétés industrielles et commerciales,
montants pour lesquels aucun accord n'a pu être
dégagé en ce qui concerne leur prise en charge
soit par les contribuables, soit par les institutions
financières.

Sur la base des éléments mis en évidence par les
dossiers judiciaires ainsi que des développements
récents de ceux-ci, l'administration examinera,
notamment en fonction des étapes ultérieures à
ces instructions et des arrêts qui seront pris, la
possibilité d'introduire éventuellement des actions
civiles pour le préjudice que l'Etat aurait subi de
n'avoir pu appréhender l'impôt dû, du fait des faux
éventuellement commis ou des simulations mises
en oeuvre.

Enfin, sur la base de l'article 29, deuxième alinéa
du Code d'instruction criminelle, le fisc belge a
déposé plainte auprès du procureur du Roi de
Bruxelles en ce qui concerne les transactions dont
l'origine se situe à Gibraltar. En raison du
caractère sérieux de l'affaire, différentes
possibilités sont actuellement envisagées dont
celle que vous avez citée, monsieur Chabot.

Je dirai pour conclure, monsieur le président, que
j'ai été très heureux de constater qu'un
hebdomadaire publiait un certain nombre
d'informations en découvrant, semble-t-il,
l'existence du problème. Fort heureusement, le
fisc et la justice belges s'en occupent déjà. Dès
lors, il n'est pas question de se demander si nous
allons réagir ou non. Il est un peu tard, même si
cela fait l'objet de la une d'un hebdomadaire, pour
se poser cette question. En effet, des instructions
judiciaires sont en cours auprès des institutions
financières concernées et de leurs clients. De

plus, des cellules ont été mises en place au sein
de l'administration fiscale. Mais il est vrai qu'il est
plus spectaculaire de faire croire que l'on vient de
découvrir un dossier alors qu'en fait, ceux qui l'ont
découvert sont des fonctionnaires de
l'administration fiscale, des magistrats du parquet
ou des juges d'instruction. Je tenais à leur rendre
hommage même si certains journalistes croient
parfois découvrir une situation alors qu'elle a déjà
été mise à jour par des fonctionnaires zélés ou
des magistrats compétents qui ont ouvert des
dossiers à ce sujet.

06.03 Jacques Chabot (PS): Monsieur le

président, je tiens à remercier le ministre pour sa
réponse.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

07 Question de M. Luc Paque au ministre des

Financiën sur "le financement du fonds de lutte
contre le tabagisme" (n° 4291)

07 Vraag van de heer Luc Paque tot de minister

van Financiën over "de financiering van het
fonds ter bestrijding van het tabaksgebruik"
(nr. 4291)

07.01 Luc Paque (PSC): Monsieur le président,

monsieur le ministre, chers collègues, en
août 2000, votre collègue la ministre de la Santé
publique annonçait qu'elle allait libérer un demi-
milliard de francs en vue de constituer un fonds
qui, en coopération avec les communautés et les
régions, pourrait mettre en place un programme
d'envergure pour lutter contre le tabagisme. Les
montants importants au regard des budgets
actuellement consacrés à la lutte contre le
tabagisme auraient dû permettre de mettre en
place des politiques pouvant concurrencer les
campagnes que l'industrie du tabac finance à
grand budget.

Il y a quelques jours, le «CRIOC» annonçait que le
nombre de fumeurs était malheureusement à
nouveau en recrudescence et qu'il était urgent de
mettre en place ce fonds annoncé par le
gouvernement. Lorsque j'ai interrogé la ministre
de la Santé à ce sujet, le 6 mars dernier, elle m'a
répondu qu'elle réfléchissait avec vous à une
initiative pour relever le taux des accises sur les
cigarettes afin de financer un programme en
collaboration avec les communautés. Je reprends
rapidement sa réponse issue de la discussion du
budget 2001, en décembre: «J'ai dit, et cette
réalité tient toujours, que le ministre Reynders
était disposé à entreprendre avec moi une
initiative qui consisterait à élever légèrement les

27/03/2001

CRIV 50

COM 433

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

accises sur le tabac, créant ainsi une masse
d'argent suffisante pour aller de l'avant dans les
compagnes de prévention au niveau des
communautés» et elle ajoutait: «J'ai fait élaborer
un texte très précis qui doit permettre le transfert
des moyens. Ce point sera mis sur le tapis dans le
cadre du contrôle budgétaire, j'espère vivement
obtenir le soutien du Conseil des ministres pour
me permettre d'aller de l'avant», et elle terminait
en répétant: «J'espère vraiment réussir ce projet,
je sais pouvoir compter sur l'appui politique du
ministre des Finances, responsable en la
matière».

Alors monsieur le ministre, mes questions seront
assez simples: pouvez-vous me confirmer les
propos de Mme Aelvoet? Avez-vous par ailleurs
déjà reçu le texte très précis dont elle parle?
Envisagez-vous l'augmentation du taux d'accises
sur les cigarettes pour créer ce fonds? Et si tel est
le cas, où est ce dossier? Dans quel délai voulez-
vous le voir aboutir?

07.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur le

président, chers collègues, sur la première
question, je veux bien me joindre à M. Paque pour
confirmer les propos qu'il a entendus, mais je
n'étais pas là. Je suppose que si vous les répétez
c'est que vous les avez entendus, donc je
confirme que Mme Aelvoet les a probablement
tenus.

Pour ce qui concerne les questions précises qui
me sont adressées, et en particulier la taxation
des cigarettes, je me dois de rappeler à M. Paque
qu'elle est régie par les dispositions de la directive
92/79/CEE du 19 octobre 1992 concernant le
rapprochement des taxes frappant les cigarettes.
L'article 2 de cette directive prévoit l'application
d'une accise minimale globale (spécifique plus ad
valorem hors TVA) dont l'incidence est fixée à
57% du prix de vente au détail (toutes taxes
incluses) pour les cigarettes appartenant à la
classe de prix la plus demandée.

A l'instar de ce qui est fait dans les pays
limitrophes que sont le Grand-duché de
Luxembourg, l'Allemagne ou les Pays-bas, le taux
minimum de 57% est appliqué chez nous sur le
prix de vente au détail qui vient d'être porté à 146
Francs par paquet de 25 cigarettes le
1

février 2001. La taxe globale, toutes taxes

comprises est d'ailleurs de 74,35% de ce même
prix de vente au détail, alors qu'elle n'est que de
67,72% au Luxembourg, 70,79% en Allemagne ou
74,58% aux Pays-Bas. Je rappelle donc que
lorsque nous fumons, nous fumons trois quarts de
taxes et un quart de tabac.

Compte tenu du fait que nous vivons en union
économique avec le Grand-duché de Luxembourg
depuis 1921 et que la politique fiscale a toujours
été menée en coordination entre les deux pays,
cette politique passant par une hausse des prix
périodiques dans les deux pays partenaires, fixée
volontairement par le secteur économique lui-
même comme l'y autorise l'article 9 de la directive
95/59CE du 27 novembre 1995 concernant les
impôts autres que les taxes sur le chiffre d'affaires
frappant la consommation des tabacs
manufacturés, il n'entre donc pas dans mes
intentions de modifier actuellement la fiscalité sur
les cigarettes et d'ainsi m'éloigner encore plus de
celle pratiquée par le Luxembourg.

Il suffit d'ailleurs de regarder ce qui se passe
actuellement en Grande-Bretagne où sévit une
fraude à grande échelle, due à la différence
substantielle de taxation avec les pays voisins.

Nous sommes d'ailleurs dans le peloton de tête
européen en ce qui concerne le prix de vente au
consommateur, celui-ci étant de 144,76 euros par
1.000 pièces, la France ayant un prix de 147,88
euros, l'Allemagne de 134,55 euros, le
Luxembourg de 107,09 euros et les Pays-Bas de
121,61 euros.

En ce qui concerne les statistiques,
13.732.083.100 cigarettes ont été soumises à
l'accise en 2000, de même que 8.716.177 kilos
150 grammes de tabac à rouler.

En conclusion, je poursuis la politique consistant à
pratiquer des augmentations de prix, ce qui
entraîne évidemment une augmentation
importante de recettes pour le Trésor. Comme je
vous l'ai dit, nous l'avons encore fait en février de
cette année. Cela dégage des moyens
supplémentaires.

Quant à savoir à quelles fins sont utilisés les
moyens, il s'agit d'un débat budgétaire général. Il
n'y a évidemment pas de recettes affectées en la
matière. Il est évident qu'à la fois l'augmentation
de la consommation et l'augmentation des prix
entraînent une augmentation sensible des
recettes fiscales en matière de tabac, notamment
grâce à cette nouvelle augmentation des prix
intervenue au début de cette année.

Il appartient évidemment au ministre de la Santé
publique, et cela a été fait à l'occasion du débat
sur les drogues, de soumettre des propositions
concernant des dépenses dans ce secteur de la
prévention.

CRIV 50

COM 433

27/03/2001

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

En ce qui me concerne, je veille de manière
efficace, en fonction des chiffres de recettes à
faire rentrer le plus possible les accises sur le
tabac. Je crois d'ailleurs que la politique
d'augmentation des prix peut avoir un impact sur
la limitation de la consommation. Pour le moment,
l'ensemble des mesures prises semble
effectivement, malgré tout, conduire à une
augmentation de la consommation des produits.

07.03 Luc Paque (PSC): Monsieur le président,

monsieur le ministre, je dois malheureusement
constater que la ministre de la Santé n'est pas sur
la même longueur d'ondes que le ministre des
Finances. En effet, ce qu'elle me déclare en
commission n'est pas confirmé par le ministre des
Finances qui me dit lui-même qu'il n'envisage pas
d'augmenter les accises. Pourtant, monsieur le
ministre, vous avez des alliés de choix qui sont les
fumeurs eux-mêmes puisque 60% d'entre eux
sont prêts à payer deux francs d'accises
supplémentaires. Cela a été confirmé par l'étude
du CRIOC.

Je ne comprends pas pourquoi vous ne suivez
pas cette proposition. D'autre part, la réponse me
semble quelque peu contradictoire et me choque
même quand j'entends que les accises
concernant le tabac augmentent puisque la
consommation augmente. Il y a une contradiction,
dès lors que l'on souhaite une diminution de la
consommation de tabac.

07.04 Didier Reynders, ministre: Monsieur le

président, je peux comprendre que l'on ne
souhaite entendre que ce que l'on a envie de
reprendre en réplique. Je n'ai pas dit que les
accises augmentaient uniquement en fonction de
l'augmentation de la consommation. Les effets de
manche sont évidemment plus simples que la
technique fiscale. Mais dans la technique fiscale
que nous pratiquons, monsieur Paque, il s'agit de
discuter d'augmentations de prix, c'est la règle
européenne. Chaque fois que l'on augmente le
prix d'un franc, nous recevons 58 centimes
d'accises supplémentaires. C'est à travers
l'augmentation des prix que nous réalisons
l'augmentation de la recette fiscale.

Il se fait qu'en outre, malgré cette augmentation
de prix, il y a aussi une augmentation de la
consommation, parfois même en commission des
Finances! (Sourires) Que voulez-vous que j'y
fasse si l'on autorise de fumer, même en
commission? Je ne suis pas fumeur, je constate
simplement la situation.

Dès lors, les recettes augmentent et il n'y a
aucune contradiction avec ce que ma collègue de
la Santé publique annonce. Les recettes fiscales
augmentent sur le tabac. Les moyens sont donc
là. Autre chose est de savoir comment les utiliser
mais, vous le savez, sur le plan budgétaire nous
essayons d'éviter les recettes affectées. Il y a
donc une augmentation sensible des recettes
fiscales mais nous le faisons à travers une
augmentation des prix, ce qui rapporte tout autant,
voire plus, qu'une simple augmentation des
accises. C'est tout, mais il faut le comprendre et,
je le répète, c'est un peu technique.

07.05 Luc Paque (PSC): Ne vous inquiétez pas,

monsieur le ministre, je suis à même de
comprendre la réponse que vous avez apportée à
ma question. Néanmoins, je dois
malheureusement constater que pour ce qui est
de la création de ce fameux fonds d'un demi-
milliard, on est toujours très loin de la solution.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

08 Samengevoegde vragen van

- de heer Dirk Pieters aan de minister van
Financiën over "de elektronische BTW-aangifte"
(nr. 4310)
- de heer Geert Bourgeois aan de minister van
Financiën over "de elektronische facturering via
elektronische gegevensuitwisseling en de
elektronische BTW-aangifte" (nr. 4331)

08 Questions jointes de

- M. Dirk Pieters au ministre des Finances sur
"la déclaration de TVA électronique" (n° 4310)
- M. Geert Bourgeois au ministre des Finances
sur "la facturation électronique par échange de
données électronique et la déclaration de TVA
électronique" (n° 4331)

08.01 Dirk Pieters (CVP): Mijnheer de voorzitter,

mijnheer de minister, collega's, ik verwijs naar wat
wij vorige week in de krant hebben gelezen, meer
bepaald de tegenstrijdige verklaringen van
enerzijds de premier en anderzijds de
regeringscommissaris.

08.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur le

président, comme certains membres de la
commission ne le savent peut-être pas encore, je
vous signale qu'un accident de train
particulièrement grave est survenu ce matin. Aux
dernières nouvelles, on déplorerait neuf morts
dans cet accident qui a eu lieu entre Wavre et
Louvain. Si j'en parle en commission des
Finances, c'est parce que nous prenons des
mesures pour nous rendre sur place. Le ministre

27/03/2001

CRIV 50

COM 433

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

de l'Intérieur n'étant pas en Belgique, on m'a
demandé de le remplacer. Par conséquent, je
devrai peut-être quitter la commission pour aller
sur les lieux. J'essaierai de répondre aux
questions mais je vous prierai de m'excuser si je
dois quitter la commission. Vous me comprendrez
étant donné la gravité de l'événement.

Le président: Cela ne pose aucun problème.

08.03 Dirk Pieters (CVP): Mijnheer de minister,

ik heb daar alle begrip voor.

Tijdens het gesprek met de laureaten van de
wedstrijd "Onderneming van het jaar" heeft eerste
minister Verhofstadt verklaard dat de BTW-
aangifte vanaf april overal elektronisch ingediend
kan worden. Daar staat de uitspraak van
regeringscommissaris Alain Zenner tegenover die
verklaarde dat dit onmogelijk is omdat wij nog in
de testfase zitten. Pas in het najaar zou de
algemene invoering van de elektronische BTW-
aangifte mogelijk zijn.

Welke van de twee verklaringen is correct?

08.04 Minister Didier Reynders: Mijnheer de

voorzitter, collega's, de technische vooruitgang
inzake netwerken en de recente ontwikkelingen
met betrekking tot de elektronische handtekening
zouden aan de belastingplichtigen de mogelijkheid
moeten bieden om zijn aangiften langs
elektronische weg te verzenden.

Op termijn moeten de elektronische aangiften
stoelen op een grootpubliek standaard, type
Internet, gecombineerd met geavanceerde
elektronische handtekening gecertificeerd door
een erkend organisme. De onmogelijkheid om
een BTW-aangifte via internet in te dienen, was te
wijten aan het ontbreken van een nationale
wetgeving, die de problematiek van het gebruik
van de digitale handtekening volledig regelt.

Zonder het beëindigen van de wetgevende
projecten met betrekking tot de elektronische
handtekening af te wachten, hebben
mijn administratie

verschillende

beroepsverenigingen niettemin naar praktische
werkwijzen gezocht. Deze werkwijzen moeten
aanvaardbaard zijn en waarborgen bieden die
geschikt zijn voor alle belanghebbende partijen.
Naar aanleiding hiervan mag men niet uit het oog
verliezen dat de BTW-aangifte, in voorkomend
geval, een schuldbekentenis of vordering
uitmaakt waarvan de gevolgen belangrijk kunnen
zijn voor de Staat alsook voor de aangever.

Overigens moeten de verschillende
informaticaprocedures op het vlak van veiligheid
en de behandeling van de gegevens verkregen
via elektronische weg, verder worden uitgewerkt
op het niveau van de administratie. Het gaat er
niet om de mogelijkheid te geven om de aangiften
via elektronische weg in te dienen zonder dat de
administratieve procedures in overeenstemming
zouden zijn gebracht met de nieuwe technieken.

In afwachting van de elektronische BTW-aangifte
voor het grote publiek, heeft Financiën beslist een
eerste project op kortere termijn en op kleinere
schaal te lanceren.

Dit laatste beoogt de indiening van de BTW-
aangifte op basis van een specifiek elektronisch
formaat en gesteund op protocols, af te sluiten
tussen de fiscus en de professionele gebruikers.
Dit biedt tijdelijk de mogelijkheid om langs de
elektronische handtekening om te gaan.

Dit project biedt het voordeel dat het door een
betrekkelijk kleine groep gebruikers vlug kan
worden aangewend. Het berust op een
partnerschap tussen de fiscale experts, de
boekhouders-experts en de administratie. Een
testfase, verwezenlijkt met behulp van
verschillende boekhoudkundige en fiscale
operatoren, is in de loop van het eerste semester
van dit jaar gepland. De eerste online-tests zullen
in april 2001 plaatsvinden. Het systeem zou zich in
juni in een operationele fase moeten bevinden. Als
dit is voltooid, zullen de zogenaamde
elektronische aangiften, zonder back-up op
papier, bij de als doelgroep gekozen personen
kunnen aanvangen. Zodra het project in evenwicht
is, zullen de technische specificaties ervan worden
gepubliceerd teneinde het niet geheel en al
vertrouwelijk te houden en de informatie open te
stellen voor een ruimer publiek.

Het gebruikte EDI-formaat is zeker voorbehouden
aan een relatief gespecialiseerd publiek, maar de
praktische weerslag van het project zal heel
waarschijnlijk niet te veronachtzamen zijn, gezien
iets minder dan 60% van de BTW-aangiften
momenteel worden ingediend door de leden van
de beroepsverenigingen die bij dit project
rechtstreeks zijn betrokken. Het ontwerp met
enkele professionele actoren heeft betrekking op
60% van de BTW-aangiften.

Gelijklopend hiermee wordt de indiening van de
BTW-aangiften via het Internet in samenwerking
met de gebruikers voorbereid. Met het oog hierop
werd, op initiatief van regeringscommissaris Alain
Zenner, hier nu aanwezig, een denkgroep

CRIV 50

COM 433

27/03/2001

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

opgericht waarin private en publieke partners op
zodanige wijze samenkomen dat de
bekommernissen van alle betrokken partijen
kunnen worden onderzocht.

Om de algemene invoering van de BTW-aangiften
via het Internet zo snel mogelijk te kunnen
verwezenlijken, zal eerstdaags een tijdelijke
samenwerking met de tussenkomende bank van
de sociale zekerheid worden onderzocht, meer
bepaald op het vlak van de beveiligings- en
verwerkingscapaciteit. Als dit onderzoek een
gunstig resultaat oplevert, kan die samenwerking
ons kostbare tijd besparen in afwachting van het
op punt stellen van een definitief en uitgebreider
systeem dat door Financiën wordt uitgewerkt.

Reglementaire wijzigingen koninklijke besluiten
en administratieve rondzendbrieven zullen nodig
zijn. Een eerste uitgewerkt voorstel wordt door de
belastingadministratie onderzocht.

Het is juist dat de eerste fase van de
verwezenlijking van de elektronische BTW-
aangifte meer tijd heeft gevergd dan gepland.

Alles wordt momenteel in het werk gesteld om
ervoor te zorgen dat dit project vlug van start kan
gaan. We zien er eveneens op toe dat de
dagelijkse informaticabewerkingen niet worden
gehypothekeerd. Het departement van Financiën
ondervindt inderdaad nogal wat problemen in
verband met de verouderde informatica, die nog
niet worden opgelost in het informaticaplan 2001-
2005 waarvoor ik een belangrijke verhoging van
het budget heb verkregen en waarvan de
uitvoering al aan de gang is.

Mijnheer de voorzitter, het eerste ontwerp heeft
betrekking op meer dan 60% van de BTW-
aangiften. Wij zijn momenteel in onderhandeling
met de sociale zekerheid over een nieuw stelsel
voor een breder publiek. De heer Zenner zal over
het ontwerp voor de elektronische BTW-aangiften
meer commentaar geven tijdens de presentatie
van zijn nieuw plan.

08.05 Dirk Pieters (CVP): Mijnheer de voorzitter,

ik dank de minister voor het omstandige antwoord
inzake dit vooruitstrevend en zeer positief te
onthalen project. Mijnheer de minister, uit uw
antwoord kan ik afleiden dat er nog heel wat
voorbereidend werk moet gebeuren maar dat men
daarmee bezig is.Wij kunnen ons hierover alleen
verheugen. Ik vermoed dat dit niet klaar zal zijn
tegen 1 april. Wij moeten dus vaststellen dat de
eerste minister zich eens te meer vergaloppeerd
heeft in zijn gebruikelijke goed-nieuwsshow tenzij

het een te vroege 1 aprilgrap was.

De voorzitter: Mijnheer Bourgeois, de vraag van
de heer Pieters werd reeds gesteld en het
antwoord werd gegeven.

08.06 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de

voorzitter, is het elektronisch factureren aan bod
gekomen? Dat was het tweede deel van mijn
vraag nr. 4331.

08.07 Didier Reynders, ministre: Monsieur le

président, j'ai une réponse complémentaire pour
cet après-midi sur l'aspect de la facturation. Ces
deux questions sont différentes.

De voorzitter: U zult deze namiddag dieper
ingaan op de elektronische facturatie.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

De openbare commissievergadering wordt
gesloten om 11.07 uur.
La réunion publique de commission est levée à
11.07 heures.

CRABV 50

COM 433

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

INHOUD

SOMMAIRE

Vraag van de heer Georges Lenssen tot de
minister van Financiën over "de aanpassing van
de Belgische muntautomaten aan de invoering
van de euro" (nr. 4021)

Question de M. Georges Lenssen au ministre des
Finances sur "l'adaptation des distributeurs
belges fonctionnant au moyen de pièces de
monnaie à l'instauration de l'euro" (n° 4021)

Sprekers:

Georges Lenssen, Didier

Reynders, minister van Financiën

Orateurs:

Georges Lenssen, Didier

Reynders, ministre des Finances

Vraag van de heer Peter Vanvelthoven tot de
minister van Financiën over "de vrijstelling van
verkeersbelasting en BTW bij aankoop van een
wagen voor het gebruik van
gehandicaptenvervoer" (nr. 4108)