KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50 COM 417
CRIV 50 COM 417
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET HET BEKNOPT VERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC LE COMPTE RENDU ANALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
C
OMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
dinsdag mardi
13-03-2001 13-03-2001
14:15 uur
14:15 heures
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP Christelijke
Volkspartij
FN Front
National
PRL FDF MCC
Parti Réformateur libéral Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS Parti
socialiste
PSC Parti
social-chrétien
SP Socialistische
Partij
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode + nummer
en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du
n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag (op wit papier, bevat de bijlagen en het
beknopt verslag, met kruisverwijzingen tussen Integraal en
Beknopt Verslag)
CRIV
Compte Rendu Intégral (sur papier blanc, avec annexes et
CRA, avec renvois entre le CRI et le CRA)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV Compte
Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
CRIV 50
COM 417
13/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de startbanen" (nr. 4082)
1
Question orale de Mme Greta D'Hondt à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
premiers emplois" (n° 4082)
1
Sprekers: Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan
de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de vervangingsplicht
inzake brugpensioen" (nr. 3491)
3
Question orale de Mme Trees Pieters à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur
"l'obligation de remplacement en matière de
prépension" (n° 3491)
3
Sprekers: Trees Pieters, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Trees Pieters, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan
de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "het zesde verslag-Jadot"
(nr. 4162)
3
Question orale de Mme Trees Pieters à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "le
sixième rapport Jadot" (n° 4162)
3
Sprekers: Trees Pieters, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Trees Pieters, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Samengevoegde mondelinge vragen van
5
Questions orales jointes de
5
- de heer Hans Bonte aan de vice-eerste minister
en minister van Werkgelegenheid over "het
discriminerend gedrag van uitzendkantoren ten
aanzien van de allochtone werkzoekenden"
(nr. 4020)
- M. Hans Bonte à la vice-première ministre et
ministre de l'Emploi sur "le comportement
discriminatoire d'agences intérimaires à l'égard de
demandeurs d'emploi allochtones" (n° 4020)
- de heer Guy D'haeseleer aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"het voorstel via nepsollicitaties de discriminatie
van allochtonen bij aanwerving te controleren"
(nr. 4141)
- M. Guy D'haeseleer à la vice-première ministre
et ministre de l'Emploi sur "la proposition
d'introduire de fausses candidatures pour vérifier
si les allochtones ne sont pas victimes de
discrimination à l'embauche" (n° 4141)
Sprekers: Hans Bonte, Guy D'haeseleer,
Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid
Orateurs: Hans Bonte, Guy D'haeseleer,
Laurette Onkelinx, vice-première ministre et
ministre de l'Emploi
Mondelinge vraag van mevrouw Maggie De Block
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "het koninklijk besluit
betreffende de tijdelijke en mobiele werkplaatsen"
(nr. 4158)
9
Question orale de Mme Maggie De Block à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur
"l'arrêté royal concernant les chantiers
temporaires et mobiles" (n° 4158)
9
Sprekers: Maggie De Block, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Maggie De Block, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Mondelinge vraag van de heer Jef Valkeniers aan
de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de vertegenwoordigers in
de Plaatselijke
Werkgelegenheidsagentschappen" (nr. 4159)
11
Question orale de M. Jef Valkeniers à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
représentants au sein des Agences locales pour
l'emploi" (n° 4159)
11
Sprekers: Jef Valkeniers, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Jef Valkeniers, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "het overleg met de
11
Question orale de Mme Greta D'Hondt à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "la
concertation avec les communautés en matière
12
13/03/2001
CRIV 50
COM 417
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
gemeenschappen inzake het sociaal statuut van
de opvanggezinnen" (nr. 4169)
de statut social des familles d'accueil" (n° 4169)
Sprekers: Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
CRIV 50
COM 417
13/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE
ZAKEN
COMMISSION DES AFFAIRES
SOCIALES
van
DINSDAG
13
MAART
2001
14:15 uur
______
du
MARDI
13
MARS
2001
14:15 heures
______
De vergadering wordt geopend om 14.24 uur door
de heer Joos Wauters, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.24 heures par M. Joos
Wauters, président.
01 Mondelinge vraag van mevrouw Greta
D'Hondt aan de vice-eerste minister en minister
van Werkgelegenheid over "de startbanen"
(nr. 4082)
01 Question orale de Mme Greta D'Hondt à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
sur "les premiers emplois" (n° 4082)
01.01 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, collega's, de wet
van 24 december 1999 voorzag dat de tewerkstel-
lingsperiode binnen het kader van een startbaan
gelijkgesteld werd met een periode van vergoedde
volledige werkloosheid of met een periode van
inschrijving als werkzoekende, voor de toepassing
van een maatregel ter bevordering van de
tewerkstelling. Er werd hierbij geen onderscheid
gemaakt op het vlak van het scholingsniveau of
de kwalificatie van deze jongeren. Dit is nu de
belangrijke nuance. Er werd met andere woorden
geen onderscheid gemaakt tussen jongeren die al
dan niet in het bezit waren van een diploma van
hoger secundair onderwijs. Concreet betekende
dit dat deze jongeren na afloop van de
startbaanovereenkomst in aanmerking konden
komen voor het banenplan of voor een
tewerkstelling in het kader van een
doorstromingsprogramma, met natuurlijk de voor
de werkgever daaraan verbonden verminderde
werkgeversbijdrage aan de sociale zekerheid.
Of dit oorspronkelijk een positieve maatregel was
om dit ook te voorzien voor hooggeschoolden
nadat zij uit hun startbaan kwamen, laat ik in deze
discussie buiten beschouwing. Wel werd het als
zodanig bestempeld in de wet van
24 december 1999.
De
programmawet van
2 januari 2001 brengt hier een verbetering op aan
en bepaalt dat de gelijkstelling enkel nog geldt
voor de laaggeschoolde jongeren en dit met
terugwerkende kracht tot 1 april 2000. In de
praktijk slaat deze bepaling op heel wat
werkgevers, waarvan een belangrijk deel minder
dan 50 werknemers tewerkstelt.
Mevrouw de minister, het was uw bedoeling en die
van de regering om dergelijke werkgevers niet
rechtstreeks in de regeling voor de startbanen op
te nemen, maar toch onrechtstreeks via het geven
van allerlei stimuli aan te moedigen zich ook in te
schrijven in het startbanenproject. Deze
werkgevers wisten uiteraard dat zij gedurende de
periode van de startbaanovereenkomst niet
konden genieten van de forfaitaire vermindering
van de RSZ, maar engageerden zich heel dikwijls
in de startbanenregeling, precies om na de
startbaan te kunnen genieten van deze
verminderde RSZ-bijdrage. Ik laat opnieuw buiten
beschouwing of dit nu terecht of ten onrechte was.
De Memorie van Toelichting van de
programmawet van 2 januari vermeldt dat er zal
op toegezien worden dat deze wijziging geen
nadeel zal berokkenen aan de werkgevers die
voor de publicatiedatum in het Belgisch Staatsblad
van 3 januari reeds geschoolde jongeren hebben
aangeworven in het kader van een andere
werkgelegenheidsmaatregel die een
werkloosheidsduur of een periode van inschrijving
als werkzoekende vereist en die niet meer in
dienst waren na de startbaanovereenkomst.
In de wet zelf is hierover niets voorzien. Dit staat
alleen in de Memorie van Toelichting.
13/03/2001
CRIV 50
COM 417
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
Ten eerste, mevrouw de minister, wat is er
intussen reeds concreet gedaan om dit
engagement uit de programmawet van
2 januari 2001, uit te voeren?
Ten tweede, werkt de voorziene terugwerkende
kracht tot 1 april 2000 niet een beetje al te ver
terug? Wordt hierdoor de rechtszekerheid jegens
de werkgevers niet aangetast, in vergelijking met
wat oorspronkelijk in de wet van
24 december 1999 werd bepaald en waarmee
men hen heeft aangemoedigd zich in te schrijven
in het project van de startbanen? Overweegt u
een wijziging om deze rechtszekerheid te
herstellen en deze maatregel te herleiden tot de
datum van publicatie in het Staatsblad, met name
3 januari 2001?
01.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de
voorzitter, mevrouw D'Hondt, artikel 41 van de
programmawet van 2 januari 2001 wijzigt artikel
38 van de wet van 24 december 1999 met als doel
de bevordering van de werkgelegenheid. Deze
wijziging heeft een terugwerkende kracht tot
1 april 2000. Alleen de tewerkstelling van nieuwe
laaggeschoolde jongeren in een
startbaanovereenkomst wordt beschouwd als een
periode van werkloosheid of van inschrijving als
werkzoekende voor de toepassing van de
maatregelen ten gunste van de werkgelegenheid
die een duur van werkloosheid of van inschrijving
als werkzoekende vereisen.
Het leek inderdaad niet gepast de gelijkstelling
van de tewerkstelling van geschoolde jongeren te
behouden. Dat zou voor de werkgever een recht
op voordelen hebben geopend en zij zouden ze
hebben tewerkgesteld in het kader van andere
maatregelen ter bevordering van de werk-
gelegenheid. De vermindering van de bijdragen
voor de sociale zekerheid wordt immers slechts
toegekend in het kader van de startbaan-
overeenkomst van tewerkstelling van nieuwe
laaggeschoolde jongeren.
Zoals mevrouw D'Hondt opmerkt, verduidelijkt de
Memorie van Toelichting van de programmawet
dat erover zal worden gewaakt dat deze wijziging
geen nadelen berokkent aan de werkgevers die
voor de datum van de bekendmaking van de
programmawet in het Belgisch Staatsblad reeds
geschoolde jongeren, die niet meer in dienst
waren na de startbaanovereenkomst,
aangeworven zouden hebben in het kader van
een andere maatregel ter bevordering van de
werkgelegenheid. Deze aanwervingen zijn voor
3
januari
2001 zeer zeldzaam. De startbaan-
overeenkomst moet immers ministens één jaar
duren. Het is slechts in geval van vervroegde
beëindiging van de startbaanovereenkomst dat
zulke aanwervingen konden worden gedaan.
Ik kom nu tot de precieze vragen van mevrouw
D'Hondt. Ik heb de aandacht van de Rijksdienst
voor Sociale Zekerheid gevestigd op de
noodzakelijkheid geen nadeel te berokkenen aan
de werkgevers die voor 3 januari 2001 reeds
geschoolde jongeren hebben aangeworven na
afloop van de startbaanovereenkomst.
Bovendien heeft de Rijksdienst voor Arbeids-
voorzieningen maatregelen genomen zodat deze
werkgevers niet worden benadeeld. De heer Back
heeft al de directeurs van de werkloosheids-
bureaus ingelicht over de geldigheid van de
aanwervingskaarten, de opening van het recht tot
het bovenvermelde banenplan en van de
voordelen die daaraan verbonden zijn, verworven
voor 15 januari 2001. De Memorie van Toelichting
waarnaar ik heb verwezen, verzekert, mijns
inziens, op voldoende wijze de juridische
bescherming om rekening te houden met
aanwervingen van geschoolde jongeren voor
3 januari 2001. Ik overweeg geenszins de
bestaande wetgeving te wijzigen.
01.03 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, ik ga met u
akkoord dat omwille van de beperkte tijdsspanne
tussen de inwerkingtreding van de wetgeving op
de startbanen en de nieuwe bepalingen die van
kracht werden door de programmawet van 2
januari 2001 het aantal werknemers die na een
startbaan in een andere tewerkstellingsmaatregel,
die een verlaging van de sociale
zekerheidsbijdrage tot gevolg zouden kunnen
hebben, veeleer gering is. Mij is het echter om de
rechtszekerheid te doen. Na uw antwoord te
hebben gehoord, blijf ik betwijfelen dat een
positieve houding van de RSZ én een brief van de
RVA aan de gewestelijke bureaus voldoende zijn
om een wettelijke bepaling die stelt dat de
terugwerkende kracht tot 1 april geldt, te kunnen
negeren. Wellicht zullen de werkgevers niet
degenen zijn die een proces zullen aanspannen
om meer bijdragen te betalen. Ik herhaal dat het
mij om het principe te doen is. Ik vrees dat
rondzendbrieven wettelijke bepalingen niet kunnen
tenietdoen. We zullen afwachten wat er op het
terrein gebeurt. Mijn vraag strekte ertoe aan te
tonen dat het aan het licht komen van deze
problematiek en de manier waarop hieraan wordt
geremedieerd met een lange terugwerkende
kracht geen fraai werk is. Post factum wil ik
geen waardeoordeel meer vellen. Tijdens de
bespreking van de programmawet heeft de CVP
CRIV 50
COM 417
13/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
terecht zoals blijkt erop gewezen dat de
toekenning van een vermindering van
werkgeversbijdragen aan hogergeschoolden na
een startbaan geen correcte toepassing is van de
loonkostenverlaging voor de laaggeschoolden en
de risicogroepen die u in het begin beoogde. We
zullen afwachten of uw maatregel aanleiding zal
geven tot juridische betwistingen.
01.04 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de
voorzitter, ik zie niet in wie er belang bij zou
hebben deze bepalingen aan te vechten.
01.05 Greta D'Hondt (CVP): Mevrouw de
minister, zij die van de maatregel genoten hebben,
zullen geen proces aanspannen om te stellen dat
de terugwerkende kracht te uitgebreid was.
Iemand die door de nieuwe maatregel niet meer
kan genieten van de voordelen, kan wel een
proces aanspannen. We zullen verdere
ontwikkelingen afwachten.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Mondelinge vraag van mevrouw Trees
Pieters aan de vice-eerste minister en minister
van Werkgelegenheid over "de
vervangingsplicht inzake brugpensioen"
(nr. 3491)
02 Question orale de Mme Trees Pieters à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
sur "l'obligation de remplacement en matière de
prépension" (n° 3491)
02.01 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, collega's, naar
aanleiding van de discussie over de Rosetta-
banen hebben we onderstreept dat vooral
Vlaamse werkgevers het sinds enige tijd moeilijk
hebben om geschikte arbeidskrachten te vinden.
Welnu, hetzelfde probleem rijst wanneer het gaat
over de door de werkgever verplichte vervanging
van werknemers die op brugpensioen gaan. Zo is
de periode voor het vinden van een vervanger
voor veel bedrijven te kort. Indien er geen
kandidaten worden gevonden die voldoen aan de
vervangingscriteria, is de periode waarbinnen men
nog een beroep op de vrijstellingsprocedure kan
doen, vaak al verstreken. Zelfs als de werkgever
er uiteindelijk in slaagt in een vervanging te
voorzien door een werknemer die voldoet aan de
criteria, wordt hem ofwel een geldboete ofwel een
compensatoire vergoeding opgelegd.
Mevrouw de minister, ik ben ervan overtuigd dat
de meeste werkgevers goede bedoelingen
hebben en hun uiterste best doen geschikte
werknemers te vinden, maar in de huidige
omstandigheden is dat zeker in Vlaanderen haast
onmogelijk. Vandaar mijn zeer concrete vraag of
de regering de modaliteiten voor vervanging niet
kan versoepelen dan wel de periode verlengen.
02.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de
voorzitter, collega's, de sociale gesprekspartners
hebben in hun recentste interprofessioneel
akkoord de bestaande reglementering inzake
brugpensioen voor 2001-2002 verlengd. In het
akkoord lezen we de volgende bepaling: "De
sociale partners verbinden zich ertoe de
problematiek van de vervangingsplicht bij
brugpensioenen te onderzoeken in het kader van
de verhoging van de activiteitsgraad tegen einde
2001".
Het lijkt mij dan ook niet opportuun om op het
ogenblik te sleutelen aan de vervangingsplicht. De
sociale partners, die toch de eerste betrokkenen
zijn, moeten de tijd krijgen om de door hen
aangegane verbintenis hard te maken.
02.03 Trees Pieters (CVP): Mevrouw de
minister, ik heb het interprofessioneel akkoord ook
gelezen en wil de sociale partners uiteraard de
kans geven om tegen einde 2001 tot een
overeenkomst in dat verband te komen. Maar
indien zij hun verbintenis niet hard maken, zult u
zich dan nog achter de sociale partners
verschuilen om geen regeling uit te werken of zult
u een standpunt innemen?
02.04 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, comme vous le savez, je n'ai pas
l'habitude de me cacher derrière les partenaires
sociaux. Je fais mes propres propositions, ce qui
les dérange d'ailleurs parfois.
Dans ce cas, les partenaires sociaux disent qu'ils
vont examiner la question et qu'ils vont tenter de
trouver un accord. Faisons-leur confiance.
Toutefois, s'ils ne parviennent pas à trouver un
accord, nous réfléchirons au problème.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Mondelinge vraag van mevrouw Trees
Pieters aan de vice-eerste minister en minister
van Werkgelegenheid over "het zesde verslag-
Jadot" (nr. 4162)
03 Question orale de Mme Trees Pieters à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
sur "le sixième rapport Jadot" (n° 4162)
03.01 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de
13/03/2001
CRIV 50
COM 417
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
voorzitter, mevrouw de minister, collega's, mijn
vraag gaat over het zesde verslag-Jadot. In 1997
werd in Luxemburg de start inzake een Europees
tewerkstellingsbeleid gegeven. De Europese Raad
bepaalt elk jaar de richtlijnen die elke lidstaat in
een nationaal actieplan moet omzetten.
In maart 2000 werd opnieuw een stap gezet door
de volgende streefdoelen prioritair te stellen: ten
eerste, de verbetering van de inzetbaarheid en de
vermindering van het tekort aan kwalificaties; ten
tweede, het promoten van levenslang leren; ten
derde, groei in de dienstensector en, ten vierde,
het versterken van het gelijkekansenbeleid.
Vooral het eerste punt blijft in België
zorgwekkend. De lage activiteitsgraad van 50- tot
64-jarigen blijft met name ontzettend laag en
schommelt rond de 37%. De redenen hiervoor zijn
onder meer ik herhaal het opnieuw - het
brugpensioen, maar ook andere factoren spelen
een belangrijke rol.
Secretaris-generaal Jadot stelt terecht vragen
over de financiële aansporingen om opnieuw te
gaan werken en de in de tijd onbeperkte
uitbetaling van de werkloosheidsuitkering.
Mevrouw de minister, wat is uw standpunt over de
bemerkingen van de heer Jadot?
Een tweede punt betreft het voor België typerende
sociale overlegmodel. Ziet u dit naar een ander
model evolueren in overeenstemming met wat in
Europa leeft of blijft u voorstander van het behoud
van het huidige overlegmodel?
03.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, je voudrais dire en quelques mots à
Mme Pieters que, comme elle le sait, le problème
du taux d'emploi chez les plus de 45 ans est une
de mes grandes préoccupations.
Vendredi dernier, le Conseil des ministres a
accepté un projet de loi visant à augmenter le taux
d'emploi des plus de 45-50 ans par toute une
série de mesures, que nous aurons l'occasion
d'examiner dans cette commission et qui ont trait
à la formation, à la prévention, à l'action et à la
contrainte. Ces mesures devraient permettre de
suivre la carrière du travailleur en lui permettant
notamment de rester en activité en prévenant les
difficultés d'adaptation aux évolutions
technologiques et autres. Des mesures visent
également à diminuer le coût de l'emploi pour les
plus âgés, d'autres encore permettront à ceux qui
n'ont pas d'emploi et qui ont plus de 45-50 ans de
voir, notamment, leur allocation de chômage
activée.
En effet, il me semble utile, voire indispensable
que ces personnes, qui sont au chômage -et elles
sont de plus en plus nombreuses car, comme
vous le savez, le taux de chômage diminue sauf
pour les plus de 45-50 ans pour qui il augmente
mois après mois-, puissent de nouveau faire
l'objet de la préoccupation des offices de
placement.
Dans ce cadre, un arrêté royal visant à rendre ces
personnes à nouveau disponibles sur le marché
de l'emploi, sera pris prochainement. De plus,
nous allons prendre des mesures visant à
permettre, pour les chômeurs les plus âgés, qui
sont généralement des chômeurs de longue durée
et qui sont au chômage depuis plus d'un an,
l'activation généralisée de leur allocation, à savoir
le paiement, aux entreprises qui les engagent,
d'une prime équivalant à l'indemnité de chômage
moyenne pour une durée allant jusqu'à deux ans.
On constate donc une réelle volonté de se
préoccuper de ces hommes et femmes afin qu'ils
puissent beaucoup plus largement intégrer ou
rester sur le marché de l'emploi. Je rappelle que le
taux d'emploi des plus de 50 ans dans notre pays
est de 38% alors que la moyenne européenne est
de 49% et qu'il est de 71,5% dans un pays
comme la Suède. Nous pouvons donc largement
mieux faire en la matière.
Les propositions qui sont sur la table, qui ont été
acceptées par le gouvernement et que je vous
présenterai lorsque le projet de loi sera déposé,
apportent une réponse au secteur privé. Mais
nous avons d'ores et déjà mis sur pied, en
collaboration avec le ministre de la Fonction
publique, un groupe de travail chargé d'examiner
les mesures que nous pourrions envisager pour le
secteur public. Nous négocions déjà avec
certaines entreprises publiques qui ont un statut
particulier du type Belgacom, pour apporter des
alternatives aux plans sociaux qui ont
généralement pour objet de se séparer du
personnel âgé de plus de 50 ans et qui, selon ces
entreprises, ne sont plus aptes à intégrer les
modifications relatives aux modes de production
ou les évolutions technologiques intégrées à
l'entreprise.
Monsieur le président, je pourrais donner plus de
détails, mais il me semble préférable d'attendre
l'examen du projet de loi et des différentes
propositions de loi ayant trait à cette
problématique.
03.03 Trees Pieters (CVP): Mevrouw de
CRIV 50
COM 417
13/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
minister, u hebt inderdaad geantwoord op de
eerste vraag van de heer Jadot, zeggende dat u
iets zult doen aan de financiële aansporing om
opnieuw te gaan werken, via een premie voor de
tewerkstelling van oudere werklozen. We zullen
zien of dit inderdaad gebeurt wanneer uw ontwerp
op onze banken ligt. Wij hebben hier echter al
zovele intenties gehoord, en zo weinig
wetsontwerpen gezien, dat we beginnen te
twijfelen aan de Ministerraad. Op de Ministerraad
passeren blijkbaar veel ideeën, maar in de Kamer
komen weinig wetsvoorstellen binnen. Wij zullen
nog een beetje geduld moeten oefenen. Straks
zijn we vier jaar verder en dan hebben we de helft
van de beloftes van deze regering nog niet
kunnen behandelen.
Mevrouw de minister, de tweede vraag van de
heer Jadot hebt u niet beantwoord. U hebt met
name niets gezegd over een eventuele aparte
uitbetaling van de werkloosheiduitkering.
03.04 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, nous avons eu une discussion en ce qui
concerne ce paiement illimité dans le temps des
allocations de chômage pour les chefs de
ménage, contrairement aux cohabitants pour qui
ce n'est pas le cas.
Même si l'article 80 fait l'objet de dénonciations
par toutes les organisations féminines de ce pays,
que ce soit au Sud ou Nord et quel que soit le
parti en cause, il fait toujours partie de notre
arsenal juridique.
Je signale simplement que si on limite dans le
temps les allocations de chômage pour les chefs
de ménage, le nombre de chômeurs diminuera
probablement mais le nombre de pauvres
augmentera certainement. Il n'y a donc pas
d'intérêt et il est préférable de travailler par le biais
d'incitants.
03.05 Trees Pieters (CVP): Mevrouw de
minister, zoals u weet heeft de heer Jadot deze
vraag gesteld.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Hans Bonte aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"het discriminerend gedrag van
uitzendkantoren ten aanzien van de allochtone
werkzoekenden" (nr. 4020)
- de heer Guy D'haeseleer aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"het voorstel via nepsollicitaties de
discriminatie van allochtonen bij aanwerving te
controleren" (nr. 4141)
04 Questions orales jointes de
- M. Hans Bonte à la vice-première ministre et
ministre de l'Emploi sur "le comportement
discriminatoire d'agences intérimaires à l'égard
de demandeurs d'emploi allochtones" (n° 4020)
- M. Guy D'haeseleer à la vice-première ministre
et ministre de l'Emploi sur "la proposition
d'introduire de fausses candidatures pour
vérifier si les allochtones ne sont pas victimes
de discrimination à l'embauche" (n° 4141)
04.01 Hans Bonte (SP): Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, collega's, ik verontschuldig
me voor het door elkaar haspelen van de agenda
door mijn afwezigheid. Ik denk in elk geval dat dit
een belangrijk thema is om de minister over te
ondervragen. We kregen cijfers die aantonen hoe
er gediscrimineerd wordt op de arbeidsmarkt.
Gehandicapten, vrouwen, maar zeker ook
allochtonen zijn daarvan het slachtoffer. Het is een
pijnlijke vaststelling dat, enerzijds, door
werkgevers hoge nood geklaagd wordt over de
afwezigheid van geschikte arbeidskrachten en dat,
anderzijds, moet vastgesteld worden dat een
belangrijke groep werkzoekenden niet aan de bak
geraakt of onvoldoende promotiekansen krijgt op
onze arbeidsmarkt. Het is een keiharde
contradictie die om de zoveel tijd boven komt
drijven. In dit geval werd ze naar voren gebracht
door het onderzoek dat gebeurd is bij Adecco. Dat
is een uitzendkantoor dat blijkbaar systematisch
inventariseert welke categorieën van
werkzoekenden men heeft. Ze inventariseren ook
systematisch welke werkgevers niet opgezet zijn
met allochtone werkzoekenden. Op die manier
kunnen ze efficiënt discrimineren. Daar komt het
op neer.
Dit dwingt me in elk geval opnieuw een aantal
vragen te stellen. Zijn of waren die praktijken van
uitzendkantoren u bekend? Heeft men u naar
aanleiding van het overleg dat u met de gewesten
gevoerd heeft, dergelijke zaken gesignaleerd op
gewestelijk niveau? Ik herinner me dat in het
Vlaams Gewest een half jaar geleden een aantal
onderzoeken uitgevoerd werden. Via de analyse
van het consulteren van het GIS, het
geautomatiseerd sollicitatiebestand, had men een
grote discriminatie vastgesteld. Hebben de
gewesten u de voorbije periode op dergelijke
discriminaties gewezen? Hebben ze iets gezegd
over de uitzendkantoren onder hun bevoegdheid?
Voor Vlaanderen is dat T-Interim.
Het antwoord op mijn tweede vraag hebben we al
13/03/2001
CRIV 50
COM 417
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
in de pers kunnen lezen.
We hebben kunnen lezen welke initiatieven u
overweegt om dergelijke feitelijke discriminaties
op de arbeidsmarkt tegen te gaan. Ik wil het
ruimer zien dan de houding ten aanzien van
uitzendbureaus, want ik denk dat dit een gevolg is
van het gedrag van tal van ondernemingen en
werknemers die zeer duidelijke eisen stellen ten
aanzien van die bureaus. Ze willen geen
allochtonen. Welke initiatieven overweegt u om
dergelijke discriminaties van werkgevers tegen te
gaan?
Ik heb van de gelegenheid gebruik gemaakt om
een wetsvoorstel dat ik al tijdens de vorige
legislatuur ingediend heb, opnieuw te activeren en
te actualiseren in de hoop dat er nu wel ruimte en
tijd komt om dit aan te pakken. Het is een
wetsvoorstel over de evenredige participatie. Het
is voor een groot deel geïnspireerd op wat in
Nederland en Canada bestaat en tot doel heeft
om werkgevers en ondernemingen te verplichten
om nauwkeurig te registreren wat het aandeel van
minderheden in hun personeelsbestand is en hen
te verplichten een soort antidiscriminatieplan op te
stellen. Denkt u dat een dergelijke regelgeving te
overwegen valt? Volgens mij heeft men daardoor
een concreet instrument om ook in het
bedrijfsleven daadwerkelijk iets te doen aan het
feit dat de huidskleur of de afkomst determinerend
is om aan het werk te geraken.
04.02 Guy D'haeseleer (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister,
collega's, in het kader van de strijd tegen
discriminatie in het algemeen en discriminatie van
allochtonen in het bijzonder heeft de minister
enkele dagen geleden een nieuw voorstel
gelanceerd dat in de sector terecht heel wat stof
deed opwaaien en heel wat kritiek heeft geoogst.
Ik heb deze mondelinge vraag vorige week tijdens
het vragenuurtje in de plenaire vergadering reeds
gesteld. Ik had van de minister verwacht dat ze
daar enige uitleg zou geven in verband met haar
voorstel om nepsollicitanten in te schakelen
teneinde de mogelijke discriminatie van
allochtonen door onze ondernemers aan te tonen.
De minister is toen overgegaan tot een algemene
situatieschets en deelde ons mee dat de regering
amendementen zal indienen op een in de Senaat
ingediend wetsvoorstel teneinde de bewijslast om
te keren. Ook zal de sociale inspectie extra
bevoegdheden krijgen. Er werden
informatierondes georganiseerd.
Op de zeer concrete vragen in verband met het
systeem van nepsollicitanten kreeg ik evenwel
geen antwoord. Ik zal deze vragen nogmaals
stellen in de hoop er een antwoord op te krijgen.
Welke concrete procedure zal hier gevolgd
worden? Houdt de minister vast aan haar systeem
van nepsollicitanten? Ik verwijs hier al naar het
antwoord van minister Landuyt in de Vlaamse
regering. Hij heeft zicht hiertegen gekant. Hoe
zullen de nepsollicitanten geselecteerd worden?
Zullen het inspecteurs van uw ministerie zelf zijn
of zullen er derden worden ingeschakeld? Men
kan bovendien de vraag stellen of het voorstel
juridisch gezien wel toelaatbaar is, aangezien er
sprake is van uitlokking. In dat kader heeft mijn
collega Bart Laeremans vanochtend in de
commissie voor de Justitie minister Verwilghen
ondervraagd. Hij zegt duidelijk dat er sprake is van
provocatie door overheidspersonen waarbij het
optreden van deze personen gepaard gaat met
een overtreding. "De dader van een door de
overheid uitgelokt misdrijf is niet strafbaar", zegt
minister Verwilghen terecht. "De vraag naar de
onrechtmatigheid van het bewijs komt immers
zelfs niet aan de orde aangezien de uitlokking
ertoe leidt dat de strafvordering onontvankelijk is".
Ik wil u ook het laatste meegeven dat minister
Verwilghen als antwoord op de vraag van collega
Laeremans gezegd heeft: "Ik heb echter wel
vragen bij een groots opgezette campagne waarbij
ambtenaren ingeschakeld worden om
systematisch op speurtocht te gaan naar
mogelijke overtredingen van de wet. Indien we
daar aandacht en middelen aan besteden, moeten
we ook systematisch de naleving van andere
wetten die moreel afkeurend gedrag bestraffen,
controleren. Als we die optie kiezen, evolueren we
mijns inziens in een richting waarvan we enkel het
begin kunnen voorspellen. Waar dit eindigt, daar
durf ik mij niet over uitspreken" Tot zover het
antwoord van minister Verwilghen vanochtend in
de commissie voor de Justitie.
04.03 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de
voorzitter, collega's, tijdens de laatste plenaire
vergadering van de Kamer heb ik de gelegenheid
gehad mij uit te drukken over de problematiek van
de discriminatie op de arbeidsmarkt. Laat mij u het
verhaal vertellen van Ralph Lachab, titularis van
een maîtrise in economische wetenschappen en
wonend in de Elzas. Hij is het kind van een
Tunesische vader en een Elzassische moeder. Hij
heeft dus de dubbele nationaliteit. Hij stuurt twee
identieke curriculum vitae naar de aanwervende
bankinstellingen. Deze twee volledig identieke
curriculum vitae bevatten één fout: de ene staat
op naam van Lachab, de naam van zijn vader, de
ander op naam van Meyer, de naam van zijn
moeder. De directie van de human resource van
de onderneming verwondert er zich niet over dat
CRIV 50
COM 417
13/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
de Elzasser vlot Arabisch spreekt en dat hij zijn
volledige loopbaan in Tunesië gedaan heeft.
Enkele dagen later ziet de kandidaat Lachab zijn
sollicitatie afgewezen, terwijl de kandidaat Meyer
meer geluk heeft en een afspraak krijgt. Bij deze
gelegenheid preciseert de betrokkene dat hij
Ralph Lachab heet en ziet dus zijn sollicitatie
afgewezen ondanks een bijzonder positief
onderhoud dat een aanwerving liet vermoeden.
Een gerechtelijke procedure loopt tegen de
bankinstelling.
Dit verhaal dateert van februari 2000 en toont aan
dat het beter is Thierry te heten dan Rachid. Ik
ben ervan overtuigd dat gelijksoortige situaties bij
ons bestaan en dat discriminaties op het werk
zeer talrijk zijn. U hebt zoals ik de gebeurtenissen
van discriminatie in het bedrijf Adecco vernomen,
ik zal ze niet vermelden daar ze het voorwerp
uitmaken van gerechtelijke informatie.
Het thema van etnische discriminatie op het werk
ken ik goed. Een aantal van mijn medewerkers
staan dikwijls met de Openbare Diensten voor
Arbeidsbemiddeling in contact die voor hetzelfde
fenomeen staan. De sociale partners, met name
de vertegenwoordigers van werknemers en
werkgevers, die het wegwerken van het fenomeen
ook wensen, hebben een collectieve
arbeidsovereenkomst nr. 38 betreffende de
aanwerving en de selectie van werknemers
goedgekeurd. Deze werden herhaaldelijk
gewijzigd en de niet-naleving van deze CAO wordt
strafrechtelijk gestraft.
Le problème majeur rencontré par les acteurs de
terrain réside dans la preuve de la discrimination.
Les modes de preuve que notre droit social
connaît ne sont pas satisfaisants et je suis
convaincue qu'un effort législatif doit être accompli
pour parfaire les outils juridiques.
Le gouvernement a adopté mon point de vue.
C'est ainsi que des amendements à la proposition
de loi tendant à lutter contre la discrimination et
modifiant la loi du 15 février 1993 créant un
Centre pour l'Egalité des Chances et la Lutte
contre le Racisme ont été déposés. Ils visent à
introduire un renversement de la charge de la
preuve, qui s'inspire directement des directives
européennes. Ils offrent aussi la possibilité d'avoir
recours à des données statistiques et à des tests
de situation.
Lorsque j'ai présenté publiquement les décisions
du gouvernement, j'ai expliqué ce qu'il en était de
ces deux nouveaux modes de preuve. A cet
égard, des dispositions précises ont été prises.
Ainsi, les données statistiques et ces tests de
situation pourront être invoqués devant une cour
comme preuve de présomption et de
discrimination. Dès lors, la charge de la preuve de
l'absence de discrimination incombera à la
personne mise en cause.
L'exemple que j'avais donné à l'époque était le
suivant. Si une statistique met en évidence une
catégorie de personnes (étrangers, homosexuels,
handicapés, etc.) ne pouvant avoir droit la
matière relative à l'emploi ne prévoyait pas ce cas
de figure, mais cela se pourrait à un logement
social dans un immeuble, parce qu'il est réservé à
des Belges hétérosexuels, d'âge moyen, doué de
leurs pleines capacités physiques ou mentales,
une discrimination peut être constatée.
Dans ce cas, il appartiendra au propriétaire de
l'immeuble de prouver qu'il n'a pas d'attitude
discriminatoire et que cette situation résulte du
fruit du hasard. Mutatis mutandis, la même
possibilité sera offerte en cas de discrimination à
l'embauche au détriment de certaines personnes
sur le marché de l'emploi. Il sera également
possible de faire constater la discrimination par un
huissier au moyen d'un test de situation.
Je m'étais toujours référée à l'exemple du
logement, mais il en va de même pour la
discrimination à l'emploi. Si notre Rachid de tout à
l'heure se voit refuser un logement parce qu'il est
déjà loué, mais qu'une demi-heure plus tard, il se
présente, accompagné d'un huissier, sous le
patronyme de Thierry Meyer et que le logement
est libre, il y aura assurément dans ce cas
possibilité de constater le viol de la loi
antidiscrimination.
Je rappelle que le gouvernement a accepté les
modifications à la proposition de loi que les
sénateurs de tous les partis démocratiques ont
déposée, mais que les modalités d'application de
ces principes doivent encore être précisées par
arrêté royal. La discussion doit encore intervenir à
ce sujet. Cela existe dans d'autres pays de l'Union
européenne sans poser le moindre problème. Il ne
faut donc pas crier au loup!
Outre ces modifications, j'ai voulu rendre
compétente l'inspection du travail pour constater
des infractions à l'article 2bis de la loi du 30 juillet
1981 tendant à réprimer certains actes inspirés
par le racisme ou la xénophobie. Nous attendons
l'avis du Conseil d'Etat. Cette nouvelle
compétence permettra d'intensifier la recherche et
la traque de discriminations.
13/03/2001
CRIV 50
COM 417
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
Comme vous le savez, les inspecteurs du travail
connaissent bien les entreprises pour être sur le
terrain au quotidien. D'ailleurs, pour sensibiliser
ces acteurs, j'ai demandé au département de
l'Emploi de mener une grande opération de
sensibilisation de ce corps d'inspection, en
collaboration avec le Centre pour l'Egalité des
Chances, le ministère de la Justice et les
opérateurs publics de placement.
Ainsi, j'espère sensibiliser tout le personnel pour la
fin de cette année.
La discrimination au travail pourrait aussi
s'appeler "discrimination au chômage". Ainsi, pour
rappel, on compte aujourd'hui encore quelque
350.000 chômeurs complets indemnisés, dont la
moitié est peu qualifiée. Pour ceux-ci, le taux de
chômage est cinq fois plus élevé que celui des
personnes hautement qualifiées. Si on prend en
compte la nationalité, on constate que, pour les
non-Belges hors Union européenne, c'est-à-dire
principalement des personnes de nationalité
turque ou marocaine, le taux de chômage est
encore cinq fois plus élevé.
Cette situation prouve donc qu'il y a
discrimination, qu'il y a réticence à engager des
personnes d'origine ou de nationalité étrangère. Il
nous faut donc plaider pour le multiculturalisme,
convaincre les entreprises d'engager des
travailleurs de toutes nationalités, en se fondant
sur leurs qualifications.
Nous devons certainement fournir des efforts en
matière de formation, mais surtout en matière
d'état d'esprit. Ce matin encore, un responsable
d'Agoria, ex-Fabrimetal, s'est exprimé sur les
ondes d'une de nos radios nationales et a lancé
un appel aux entreprises pour qu'elles engagent
des travailleurs sur le seul critère des
qualifications, et non pas en fonction de
l'appartenance ethnique. Je vous rappelle qu'en
février 2000, de la même façon, le VEV avait
organisé une large campagne contre ces
discriminations, qui avait rassemblé 780 patrons.
C'est une bonne chose; il faut continuer dans
cette voie.
Par ailleurs, je ne sais pas répondre précisément
à la question concernant les plaintes qui sont
parvenues aux régions. Les opérateurs publics de
placement nous disent sans cesse qu'à part à
l'ONEM, il n'y a pas à proprement parler de
plaintes du type "Adecco" qui nous sont
transmises. Cependant, j'attends l'information
officielle à ce propos en provenance des régions.
Je terminerai en abordant le chapitre de la
réouverture de l'immigration pour le placement
des travailleurs qualifiés. Vous savez que bon
nombre d'entreprises plaident pour un système à
l'allemande de "green cards" pour répondre à la
pénurie de main-d'oeuvre dans certains secteurs
de haute qualification. Je pense qu'avant même
de se lancer dans l'examen de cette
problématique, il faudrait prioritairement régler
chez nous ce problème de discrimination à
l'embauche, qui nous permettrait de combler les
pénuries là où elles existent.
04.04 Hans Bonte (SP): Mevrouw de minister, u
hebt op een goede manier geantwoord op onze
vragen. Het wetsvoorstel dat wij hebben
ingediend, dient nog de parlementaire procedure
te volgen voor het op de banken komt te liggen.
Naar mijn inschatting is het een bijzonder complex
dossier? dat ons niet mag verleiden tot
sloganeske verwijten in de ene of de andere
richting. U hebt er terecht op gewezen dat een
aantal mensen uit het VEV de discriminatie op de
arbeidsmarkt aanklagen en u hebt dus inderdaad
oog voor het genuanceerde beeld.
Als men de discriminatie echt wil wegwerken,
meen ik dat het van cruciaal belang is om een
instrumentarium te ontwikkelen om een en ander
op het niveau waar de discriminatie plaatsvindt,
namelijk bij de bedrijven, te objectiveren. Zo kan
men het probleem ook onder de aandacht van alle
betrokkenen, zowel werkgeversorganisaties als
werknemersorganisaties, brengen. Vandaar ons
idee om een registratie in het kader van de sociale
balans en gelijktijdig een actieplan op het niveau
van de onderneming met het oog op een
evenredige participatie in te voeren. Zolang u de
bedrijven niet attent maakt op het probleem, zult u
die vormen van discriminatie deels ongemoeid
laten. Daarom ook wens ik dat snel werk wordt
gemaakt van het wetgevende initiatief dat we
aangekondigd hebben.
04.05 Guy D'haeseleer (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, vooreerst wil ik opmerken
dat de minister heel goed verhaaltjes kan
vertellen. Ik zit hier echter niet om verhaaltjes te
aanhoren. Ik zou al tevreden zijn als ik een
antwoord zou krijgen op mijn concrete vragen.
De minister heeft andermaal niet geantwoord op
de concrete vraag over de nepsollicitanten. Ik
betreur dat en ik wil hier formeel tegen
protesteren. Moet ik dat misschien zo
interpreteren dat de minister de absurditeit van
haar voorstellen nu ook inziet en dat zij er verder
CRIV 50
COM 417
13/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
over wenst te zwijgen? Het blijft mijn overtuiging
dat de zaak sterk opgeblazen wordt en dat men
het gestelde probleem tot zijn juiste proporties
moet herleiden. Men moet dus niet met een kanon
op een mug schieten. Wij zullen het wetgevende
initiatief van de minister afwachten en ons blijven
verzetten tegen praktijken in ware big brother-stijl.
Dat is niet de juiste manier om bedrijven ertoe aan
te zetten om meer allochtonen aan te werven.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Mondelinge vraag van mevrouw Maggie De
Block aan de vice-eerste minister en minister
van Werkgelegenheid over "het koninklijk
besluit betreffende de tijdelijke en mobiele
werkplaatsen" (nr. 4158)
05 Question orale de Mme Maggie De Block à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
sur "l'arrêté royal concernant les chantiers
temporaires et mobiles" (n° 4158)
05.01 Maggie De Block (VLD): Mijnheer de
voorzitter, ik zal mevrouw de minister en de
collega's de inleiding besparen.
Mevrouw de minister, u hebt in antwoord op een
schriftelijke vraag van de heer Anthuenis
verwezen naar de kostenramingen die varieerden
tussen 0,01% en 1% van de totale kostprijs van de
werken voor Duitsland, 2,5% en 4% voor Italië en
0,2% en 1,5% voor Luxemburg. U voegt er in uw
antwoord echter aan toe dat de hoogste
percentages veeleer betrekking hebben op
kleinere werken zoals de modale
eengezinswoning.
Voor België valt te vrezen dat de kosten hoog
zullen uitvallen. Niet alleen is er
onduidelijkheid
over het aantal beschikbare
veiligheidscoördinatoren, maar bovendien werd
geopteerd voor een maximalistische invulling van
de Europese richtlijn 92/57/EEG. Zo voorziet deze
richtlijn niet in de invoering van een
coördinatiedagboek en opteert België wel voor
deze regeling. Het valt te vrezen dat hiermee een
omslachtige administratieve procedure wordt
opgestart, hoewel het perfect mogelijk zou zijn om
een concrete invulling aan de bouwpartners over
te laten.
Op onze vorige vraag om in de vrijstelling van de
veiligheidscoördinatoren voor particuliere
eengezinswoningen te voorzien, antwoordde u dat
de Europese richtlijn niet toelaat een uitzondering
te maken voor kleinere bouwwerven, zoals de
bouw van eengezinswoningen. We moeten echter
vaststellen dat in het buitenland, meer bepaald in
Frankrijk en Ierland, een dergelijke vrijstelling wel
is ingebouwd. In Frankrijk is de reglementering
alleen van toepassing op "opérations de bâtiments
et travaux publics constituant un chantier clos et
indépendant". In Ierland worden de werken aan
familiale woningen die geen deel uitmaken van
een commerciële activiteit vrijgesteld.
Artikel 3, 2, 2de lid van de Europese richtlijn
92/57/EEG voorziet erin dat de lidstaten na
overleg met de sociale partners mogen afwijken
van de eerste alinea, waarin staat dat de
opdrachtgever of bouwdirectie één of meer
coördinatoren inzake veiligheid en gezondheid
aanstelt voor een bouwplaats waarop
verscheidene ondernemingen werkzaam zullen
zijn.
Mevrouw de minister, kunt u mij een punctueel
antwoord op de volgende vragen geven?
Op welk artikel van de Europese richtlijn baseert u
zich om te verklaren dat er geen vrijstelling voor
particuliere eengezinswoningen kan worden
toegestaan? Wat is volgens u de precieze
draagwijdte van dit artikel van de Europese
richtlijn? Indien de Europese richtlijn geen
vrijstelling toelaat, betekent dit dan dat Frankrijk
en Ierland momenteel deze Europese richtlijn
overtreden? Zo ja, welk initiatief zult u als minister
nemen om deze intra-Europese ongelijkheid
ongedaan te maken? Welke versoepelingen of
vrijstellingen staat de Europese richtlijn
theoretisch wel toe? Indien de Europese richtlijn
wel een mogelijkheid biedt om een vrijstelling voor
particuliere eengezinswoningen toe te staan, zoals
in Frankrijk en Ierland, zult u deze regeling dan
eerstdaags afkondigen?
05.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de
voorzitter, collega's, ik zal nieuwe
verduidelijkingen geven bij de reeds meegedeelde
informatie aan mevrouw De Block en aan de
andere sprekers over deze problematiek van de
veiligheidscoördinatie op de tijdelijke mobiele
werkplaatsen.
Ik wil eerst een correctie aanbrengen. De Franse
regelgeving stelt de eengezinswoningen
geenszins vrij van deze verplichting. Ik nodig
mevrouw De Block uit artikel 235, 4 van de wet
93/1480 te raadplegen.
Mijnheer de voorzitter, ik overhandig deze Franse
wet aan mevrouw De Block.
Wat de precieze vragen van mevrouw De Block
13/03/2001
CRIV 50
COM 417
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
betreft, kan ik het volgende meedelen. De
onmogelijkheid af te wijken van de verplichting
een coördinator voor de verwezenlijking van de
eengezinswoningen aan te wijzen, komt voort uit
de bepalingen van artikel 3, 1 van de Europese
richtlijn 92/57.
Dit artikel 3 bevat drie punten. Ten eerste, de
opdrachtgever of bouwdirectie stelt een of meer
coördinatoren aan voor een bouwplaats waarop
verschillende ondernemingen werkzaam zullen
zijn. Ten tweede, de opdrachtgever of
bouwdirectie zorgt ervoor dat een veiligheids- en
gezondheidsplan wordt uitgewerkt. Ten derde, de
opdrachtgever of bouwdirectie deelt een
voorafgaande kennisgeving van opening van
werkplaats mee.
Het eerste punt voorziet geenszins in een
mogelijkheid tot afwijking. Een dergelijke
mogelijkheid wordt slechts in punt 2 voorzien
betreffende de verplichting een veiligheids- en
gezondheidsplan uit te werken. Deze mogelijkheid
hebben we gebruikt door de invoering in artikel 26
van het koninklijk besluit van een onderscheid
tussen een normaal plan en een vereenvoudigd
plan. De vrijstelling voorzien in artikel 3, 2, tweede
lid heeft dus geen betrekking op de verplichting
coördinatoren aan te wijzen.
De Raad van State had ons overigens uit artikel 4
van het ontwerp van koninklijk besluit een
bepaling laten halen volgens dewelke geen
coördinator moet worden aangewezen op
werkplaatsen waar twee ondernemers gelijktijdig
aan twee verschillende projecten werken die
geografisch gezien zo afstandelijk van elkaar
liggen dat er geen inmenging tussen hen is
betreffende de risico's of twee ondernemers die
na elkaar op eenzelfde plaats werken aan twee
verschillende projecten die in de tijd zo gespreid
zijn dat er ook geen inmenging tussen hen is.
Ainsi, le Conseil d'Etat a lui-même souligné
l'obligation de désigner des coordinateurs dès qu'il
y a plusieurs entrepreneurs en jeu, pour tous
types de chantiers.
L'article 3.2, 2
ème
alinéa de la directive 92/57 CEE
précise que les Etats membres peuvent, après
consultation des partenaires sociaux, déroger à
l'obligation d'établir un plan de sécurité et de
santé, sauf pour une série bien définie de travaux
dangereux énumérés à l'annexe 2 de la directive
ou s'il s'agit de travaux qu'il faut notifier
préalablement, comme il est stipulé à l'article 3.3
de la directive.
Les pays ayant introduit une exemption en ce qui
concerne l'obligation de désigner des
coordinateurs n'ont pas transposé correctement la
directive en leur droit national.
La ministre ne peut prendre des initiatives au
niveau de la réglementation belge que dans la
mesure où les directives européennes le
permettent. Etant donné que les Etats membres
doivent faire rapport tous les quatre ans à la
Commission européenne sur la mise en oeuvre
pratique des dispositions de la directive, la
Belgique attirera l'attention sur cette inégalité dans
son rapport à remettre avant le 1
er
janvier 2002.
Indépendamment d'une dérogation à l'obligation
d'établir un plan de sécurité et de santé, que j'ai
déjà évoquée à l'occasion de la deuxième
question, seule figure la faculté pour les Etats
membres de définir ce qu'il y a lieu d'entendre par
les "travaux exposant les travailleurs à des
risques d'ensevelissement, d'enlisement ou de
chute de hauteur" visés à l'annexe 3 de la
directive.
Enfin, pour répondre à votre dernière question, il
est évident que dès qu'une révision de la directive
permettrait un assouplissement, sa transposition
en droit belge ne manquerait pas de donner lieu à
une évaluation des données issues de
l'expérience, ainsi que des divers avis qui auraient
été exprimés.
Voilà, monsieur le président, toutes les précisions
que je puis apporter dans ce cadre.
Vous voyez que notre champ d'action est
extrêmement limité quant à l'application de la
directive par une interprétation très stricte des
termes qui y sont repris. Comme je l'ai dit, dès
qu'un assouplissement a été prévu, le Conseil
d'Etat n'a pas manqué de nous rappeler à l'ordre.
05.03 Maggie De Block (VLD): Ik ben blij dat u
dat uittreksel gegeven hebt, want met betrekking
tot de Franse wettekst hebben wij duidelijk
foutieve informatie ontvangen. Wat de Ierse
afwijking betreft, zegt u dus dat deze staat afwijkt
van de Europese richtlijn en dat u dit zal
aankaarten bij de Europese Commissie bij de
eerste evaluatie in 2002. In de toekomst blijft er
hopelijk een versoepeling mogelijk.
De tweede alinea van het bewuste artikel 3
verwijst naar de eerste alinea. U zegt dat er
volgens dat artikel geen vrijstelling van de
veiligheidscoördinator mag zijn maar wel van het
opstellen van een veiligheids- en
CRIV 50
COM 417
13/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
gezondheidsplan. Dit laatste vertegenwoordigt wel
het grootste aandeel in de kosten en ik meen dan
ook dat dit belangrijk is.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Mondelinge vraag van de heer Jef Valkeniers
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de vertegenwoordigers
in de Plaatselijke Werkgelegenheids-
agentschappen" (nr. 4159)
06 Question orale de M. Jef Valkeniers à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur
"les représentants au sein des Agences locales
pour l'emploi" (n° 4159)
06.01 Jef Valkeniers (VLD): Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, collega's, het
Vlaams Economisch Verbond en de Vlaamse
Kamers voor Handel en Nijverheid hebben in
overleg met het Verbond van Belgische
Ondernemingen besloten om tot nader bericht
geen vertegenwoordigers meer af te vaardigen
naar de Plaatselijke
Werkgelegenheidsagentschappen. Hoe gaat de
minister dit oplossen? Is deze aanwezigheid
noodzakelijk? Is dit geen reactie van de
werkgevers met de bedoeling de PWA's op te
doeken?
06.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, chers collègues, en application de
l'article 8, §1er, alinéa 3 de l'arrêté-loi de
décembre 1944, modifié à diverses reprises, une
agence locale pour l'emploi, créée sous la forme
d'une ASBL, doit être composée paritairement,
d'une part, de membres représentant le conseil
communal et, d'autre part, de membres
représentant les organisations qui siègent au
Conseil national du travail.
L'article 79, §1er, alinéa 1 de l'arrêté royal du 25
novembre 1991 portant réglementation du
chômage, précise que chaque organisation qui
siège au Conseil national du travail a droit, à sa
demande, à au moins un mandat dans les
organes de gestion de l'ALE. Si l'organisation
refuse un mandat, ce refus n'empêche nullement
la création ou la constitution des organes de
gestion de l'ALE. Puisqu'il y a une obligation légale
que l'ASBL ALE soit composée paritairement de
représentants du conseil communal et de
représentants des organisations sociales, le
mandat refusé par une organisation peut être
accordé à une autre organisation.
Ainsi, après avoir pris connaissance du refus du
Vlaams Economisch Verbond de désigner, au
nom de la FEB, des représentants dans les ALE
dont les organes de gestion doivent être
renouvelés à la suite des élections communales
du 8 octobre dernier, j'ai fait envoyer une circulaire
à toutes les ALE flamandes leur demandant
d'inviter une autre organisation qui siège au
Conseil national du travail, de préférence une
organisation patronale, à désigner un représentant
supplémentaire au sein de l'ALE. Je n'ai pas été
informée par le VEV de son intention finale
concernant les ALE.
06.03 Jef Valkeniers (VLD): Als het Vlaams
Economisch Verbond, de Handelskamer en het
VBO weigeren om iemand te sturen dan zie ik niet
goed in waar we nog vertegenwoordigers van de
werkgeversorganisaties gaan vinden. Dit zijn de
drie die aanwezig zijn tenzij alleen de vakbonden
nog worden uitgenodigd, die natuurlijk ook sociale
gesprekpartners zijn.
06.04 Jef Valkeniers (VLD): Dit is inderdaad
symptoombestrijding. Ik heb echter de indruk dat
dit een protest is en dat ze het systeem wensen te
veranderen. Mijn vraag is dan ook of u er zich
bewust van bent dat dit een vorm van protest is
om u te verplichten het systeem bij te schaven, te
veranderen of eventueel samen uit te werken met
de dienstencheques. Dat is de kern van mijn
vraag. Welke kant gaat u uit? Ik ben in het
verleden altijd voorstander geweest van het
systeem van de PWA's, ook toen bepaalde leden
hier aanwezig spraken van dwangarbeid en
dergelijke. Bepaalde partijen waren ertegen en
hebben er zelfs congressen over gehouden. Mijn
vraag is nu welke conclusies u trekt uit het feit dat
men van die kant weigert mee te werken en hoe u
dit gaat oplossen?
De voorzitter: Mevrouw de minister mag kort
antwoorden als ze wil. Het is een nieuwe vraag,
mijnheer Valkeniers. U hebt gepeild naar de
intenties van de minister. Mevrouw de minister,
een kort antwoord graag.
06.05 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, au sein du comité de gestion de
l'ONEM où les partenaires sociaux sont présents,
une modification concernant les ALE a été
examinée et sera portée au Conseil des ministres
dans le mois qui vient. J'espère que grâce à cette
modification, on assistera à un changement
d'attitude du VEV. Je signale que tout ce qui
concerne les ALE est discuté avec le comité de
gestion de l'ONEM depuis longtemps et que la
FEB en fait partie.
13/03/2001
CRIV 50
COM 417
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Mondelinge vraag van mevrouw Greta
D'Hondt aan de vice-eerste minister en minister
van Werkgelegenheid over "het overleg met de
gemeenschappen inzake het sociaal statuut van
de opvanggezinnen" (nr. 4169)
07 Question orale de Mme Greta D'Hondt à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
sur "la concertation avec les communautés en
matière de statut social des familles d'accueil"
(n° 4169)
07.01 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, collega's, naar
aanleiding van de bespreking en de uiteindelijke
verwerping van ons wetsvoorstel inzake het
statuut van de opvanggezinnen, deelde de
minister van Sociale Zaken tijdens de plenaire
bespreking van woensdag laatstleden mee,
tevens in naam van de minister van
Werkgelegenheid, en ik citeer uit het verslag: "Het
zal misschien de standpunten van de kamerleden
morgen beïnvloeden, maar ik kan u vandaag
reeds meedelen dat mevrouw Onkelinx en ik dit
punt vrijdag zullen agenderen op de Ministerraad
en wij zullen de krachtlijnen van onze benadering
uitleggen op de Ministerraad. Wij zullen een
mandaat vragen om erover te onderhandelen met
de gemeenschappen". Vandaar mijn drie concrete
vragen, gesteld aan beide ministers en waarvan ik
vermoed dat mevrouw Onkelinx ook zal
antwoorden voor minister Vandenbroucke.
Voorzitter: Jean-Marc Delizée.
Président: Jean-Marc Delizée.
Ten eerste, werd het mandaat om inzake het
sociaal statuut van opvanggezinnen overleg te
plegen met de gemeenschappen, vrijdag
laatstleden op de Ministerraad verkregen?
Ten tweede, wat zijn de krachtlijnen van dit
mandaat?
Ten derde, welke termijn heeft de regering
vooropgesteld om in dit dossier tot resultaten te
komen?
07.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, comme mon collègue, le ministre
Vandenbroucke, et moi-même l'avions signalé à
Mme D'Hondt, nous avons forcé l'inscription de ce
point à l'ordre du jour du Conseil des ministres de
vendredi dernier.
Avant de transmettre nos propositions aux autres
entités, les collègues du Conseil des ministres ont
demandé un dernier examen de cette proposition
en intercabinets parce que le ministre des Classes
moyennes et le Premier ministre avaient peut-être
des propositions complémentaires à soumettre à
nos collègues des communautés et des régions.
Le point doit donc être réexaminé cette semaine
ou la semaine prochaine pour permettre de
compléter les propositions mises sur la table par
mon collègue, le ministre Vandenbroucke, et par
moi-même.
07.03 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, ik neem er akte
van dat dit vrijdag op de Ministerraad is
behandeld. Ik heb dit niet kunnen opmaken uit het
verslag van de Ministerraad dat de
parlementsleden hebben ontvangen, waar dit niet
in werd vermeld.
Ik noteer dat de ministers uit de Ministerraad een
periode van één tot twee weken hebben gevraagd
om de voorstellen van u en minister
Vandenbroucke te ontleden en te zien of die niet
met bijkomende voorstellen moeten worden
aangevuld.
Ik verwittig de heer Valkeniers dat hij zich niet
druk moet maken wanneer wij op deze zaak zullen
terugkomen om te vragen wat, gezien de
engagementen van de regering, de stand van
zaken is. Ik verwijs ook naar het gedeelde
ongeduld van een aantal collega's, zowel van de
meerderheid als van de oppositie. Wij zullen
geregeld op dit zeer belangrijk dossier
terugkomen om de evolutie te vernemen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt
gesloten om 15.36 uur.
La réunion publique de commission est levée à
15.36 heures.
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRABV 50 COM 417
CRABV 50 COM 417
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
EKNOPT
V
ERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
A
NALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
C
OMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
dinsdag mardi
13-03-2001 13-03-2001
14:15 uur
14:15 heures
CRABV 50
COM 417
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de startbanen" (nr. 4082)
1
Question orale de Mme Greta D'Hondt à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
premiers emplois" (n° 4082)
1
Sprekers: Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan
de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de vervangingsplicht
inzake brugpensioen" (nr. 3491)
2
Question orale de Mme Trees Pieters à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur
"l'obligation de remplacement en matière de
prépension" (n° 3491)
2
Sprekers: Trees Pieters, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Trees Pieters, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan
de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "het zesde verslag-Jadot"
(nr. 4162)
3
Question orale de Mme Trees Pieters à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "le
sixième rapport Jadot" (n° 4162)
3
Sprekers: Trees Pieters, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Trees Pieters, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Samengevoegde mondelinge vragen van
5
Questions orales jointes de
5
- de heer Hans Bonte aan de vice-eerste minister
en minister van Werkgelegenheid over "het
discriminerend gedrag van uitzendkantoren ten
aanzien van de allochtone werkzoekenden"
(nr. 4020)
- M. Hans Bonte à la vice-première ministre et
ministre de l'Emploi sur "le comportement
discriminatoire d'agences intérimaires à l'égard de
demandeurs d'emploi allochtones" (n° 4020)
- de heer Guy D'haeseleer aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"het voorstel via nepsollicitaties de discriminatie
van allochtonen bij aanwerving te controleren"
(nr. 4141)
- M. Guy D'haeseleer à la vice-première ministre
et ministre de l'Emploi sur "la proposition
d'introduire de fausses candidatures pour vérifier
si les allochtones ne sont pas victimes de
discrimination à l'embauche" (n° 4141)
Sprekers: Hans Bonte, Guy D'haeseleer,
Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid
Orateurs: Hans Bonte, Guy D'haeseleer,
Laurette Onkelinx, vice-première ministre et
ministre de l'Emploi
Mondelinge vraag van mevrouw Maggie De Block
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "het koninklijk besluit
betreffende de tijdelijke en mobiele werkplaatsen"
(nr. 4158)
8
Question orale de Mme Maggie De Block à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur
"l'arrêté royal concernant les chantiers
temporaires et mobiles" (n° 4158)
8
Sprekers: Maggie De Block, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Maggie De Block, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Mondelinge vraag van de heer Jef Valkeniers aan
de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de vertegenwoordigers in
de Plaatselijke
Werkgelegenheidsagentschappen" (nr. 4159)
9
Question orale de M. Jef Valkeniers à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
représentants au sein des Agences locales pour
l'emploi" (n° 4159)
9
Sprekers: Jef Valkeniers, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Jef Valkeniers, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt
aan de vice-eerste minister en minister van
10
Question orale de Mme Greta D'Hondt à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "la
10
13/03/2001
CRABV 50
COM 417
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
Werkgelegenheid over "het overleg met de
Gemeenschappen inzake het sociaal statuut van
de opvanggezinnen" (nr. 4169)
concertation avec les Communautés en matière
de statut social des familles d'accueil" (n° 4169)
Sprekers: Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
CRABV 50
COM 417
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE
ZAKEN
COMMISSION DES AFFAIRES
SOCIALES
van
DINSDAG
13
MAART
2001
14:14 uur
______
du
MARDI
13
MARS
2001
14:14 heures
______
De vergadering wordt geopend om 14.24 uur door
de heer Joos Wauters, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.24 heures par M. Joos
Wauters, président.
01 Mondelinge vraag van mevrouw Greta
D'Hondt aan de vice-eerste minister en minister
van Werkgelegenheid over "de startbanen"
(nr. 4082)
01 Question orale de Mme Greta D'Hondt à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur
"les premiers emplois" (n° 4082)
01.01 Greta D'Hondt (CVP): De wet van 24
december 1999 inzake de startbanen maakte geen
onderscheid qua scholingsgraad of kwalificatie van
de jongeren. Zij hield enkel rekening met de periode
van vergoede volledige werkloosheid of de periode
van inschrijving als werkzoekende. De jongeren
kwamen daarna in aanmerking voor het banenplan
of het doorstromingsprogramma. De werkgever kon
hiervoor genieten van verminderde
werkgeversbijdragen aan de sociale zekerheid.
De programmawet van 2 januari 2001 maakt hierop
een correctie. De gelijkstelling geldt nu enkel nog
voor laaggeschoolde jongeren en dit met
terugwerkende kracht vanaf 1 april 2000.
Heel wat werkgevers hebben sinds 1 april 2000
startbaanovereenkomsten afgesloten. Zij rekenden
erop om nadien van het voordeel van het banenplan
te kunnen genieten.
De memorie van toelichting van de programmawet
van 2 januari 2001 belooft erop toe te zien dat deze
wijziging geen nadeel zou berokkenen aan de
werkgevers die voor januari laatstleden reeds
geschoolde jongeren aangeworven hebben in het
kader van de werkgelegenheidsmaatregel passend
binnen de startbaanovereenkomst. De wet voorziet
echter niet in een dergelijke maatregel.
01.01 Greta D'Hondt (CVP): Dans la loi du 24
décembre 1999 relative aux premiers emplois,
aucune distinction n'a été établie en fonction du
niveau de scolarité ou de la qualification des jeunes.
Il n'y a été tenu compte que de la période de
chômage complet indemnisé ou de la période
d'inscription comme demandeur d'emploi, les
jeunes entrant ensuite en considération pour
bénéficier des avantages du plan pour l'emploi ou
du programme d'insertion professionnelle et les
employeurs pouvant quant à eux verser des
cotisations patronales moindres.
Dans la loi-programme du 2 janvier 2001, un
correctif est apporté à cette réglementation.
L'assimilation ne vaut plus que pour les jeunes peu
scolarisés avec effet rétroactif à partir du 1
er
avril
2000.
Depuis cette date, de nombreux employeurs ont
conclu des conventions de premier emploi,
escomptant pouvoir jouir ensuite de l'avantage
offert par le plan.
Dans l'exposé des motifs de la loi-programme du 2
janvier 2001, les auteurs promettent de veiller à ce
que cette modification ne nuise pas aux employeurs
ayant déjà embauché des jeunes scolarisés avant
janvier dernier dans le cadre de la mesure
s'inscrivant dans la convention premier emploi. Or,
rien n'a été prévu à ce sujet dans la loi.
13/03/2001
CRABV 50
COM 417
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
Hoe zal de minister deze belofte uit de memorie van
toelichting van de programmawet nakomen? Vindt
de minister niet dat de terugwerkende kracht te ver
terug gaat? De rechtszekerheid van de werkgevers
komt hier in het gedrang. Voorziet de minister nog
wijzigingen om de rechtszekerheid te herstellen?
Comment la ministre parviendra-t-elle à respecter
les promesses qu'elle a formulées dans le cadre de
l'exposé des motifs de la loi programme? N'est-elle
pas d'avis que l'effet rétroactif remonte trop loin
dans le temps? La sécurité juridique des travailleurs
se trouve ici menacée. La ministre envisage-t-elle
encore d'apporter des modifications en vue de
renforcer cette sécurité juridique?
01.02 Minister Laurette Onkelinx (Nederlands):
Artikel 41 van de programmawet van 2 januari 2001
wijzigt artikel 38 van de wet van 24 december 1999
en bepaalt dat alleen de tewerkstelling van "nieuwe"
laaggeschoolde jongeren in een
startbaanovereenkomst wordt beschouwd als een
periode van werkloosheid of van inschrijving als
werkzoekende.
Er zal over worden gewaakt dat deze wijziging geen
nadeel berokkent aan de werkgevers die reeds
geschoolde jongeren, die niet meer in dienst waren
na de startbaanovereenkomst, zouden
aangeworven hebben vóór 3 januari 2001. De
Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening heeft in dat
kader maatregelen genomen. De
startbaanovereenkomst moet minstens één jaar
duren.
De memorie van toelichting verzekert een
voldoende juridische bescherming om rekening te
houden met de aanwervingen van vóór 3 januari
2001. Ik overweeg dus niet de bestaande wetgeving
te wijzigen.
01.02 Laurette Onkelinx , ministre (en
néerlandais): L'article 41 de la loi-programme du 2
janvier 2001 modifiant l'article 38 de la loi du 24
décembre 1999 dispose que la mise au travail de
"nouveaux" jeunes peu qualifiés dans le cadre d'une
convention de premier emploi doit être considérée
comme une période de chômage ou d'inscription en
tant que demandeur d'emploi.
Il sera fait en sorte que cette modification
n'engendre aucun inconvénient pour les employeurs
ayant déjà engagé des jeunes qualifiés qui n'étaient
plus en service après la convention de premier
emploi avant le 3 janvier 2001.
Des mesures en ce sens ont été prises par l'Office
national de l'emploi.
L'exposé des motifs garantit une protection juridique
suffisante quant à la prise en considération des
recrutements antérieurs au 3 janvier 2001. Je
n'envisage donc pas de modifier la législation
existante.
01.03 Greta D'Hondt (CVP): Mijn vraag ging over
het probleem van rechtszekerheid. Ik heb niet de
indruk dat dat probleem door dit antwoord helemaal
opgelost is. Het is mogelijk dat er een juridische
staartje komt aan de bepalingen inzake de
startbaanovereenkomst.
01.03 Greta D'Hondt (CVP): Ma question
concernait le problème de la sécurité juridique. Je
n'ai pas le sentiment que votre réponse résolve
entièrement ce problème. Il est possible que les
dispositions relatives à la convention de premier
emploi aient un prolongement juridique.
01.04 Minister Laurette Onkelinx (Nederlands):
Wie gaat dan die bepalingen aanvallen?
01.04 Laurette Onkelinx , ministre (en
néerlandais): Qui attaquerait les dispositions
concernées ?
01.05 Greta D'Hondt (CVP): Niet wie er voordeel
uit heeft gehaald, wel wie er door omstandigheden
niet van heeft kunnen genieten en door de mazen
van het wettelijk net is gevallen.
01.05 Greta D'Hondt (CVP): Pas les les
bénéficiaires mais ceux qui, en raison de certaines
circonstances, n'ont pas pu en profiter.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de vervangingsplicht
inzake brugpensioen" (nr. 3491)
02 Question orale de Mme Trees Pieters à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur
"l'obligation de remplacement en matière de
prépension" (n° 3491)
02.01 Trees Pieters (CVP): De Vlaamse 02.01 Trees Pieters (CVP): Depuis longtemps
CRABV 50
COM 417
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
werkgevers ondervinden al geruime tijd problemen
om geschikte arbeidskrachten te vinden. In het
kader van het brugpensioen moeten werkgevers in
vervanging voorzien. Dit blijkt geen sinecure. De
periode om een vervanger te vinden is te kort. De
mogelijkheid om een beroep te doen op de
vrijstellingsprocedure verstrijkt te snel. Indien toch in
vervanging wordt voorzien door iemand die niet echt
aan de criteria voldoet, krijgt de werkgever een
boete of een compensatievergoeding opgelegd.
De meeste werkgevers doen hun uiterste best om
geschikte werknemers te vinden, maar zijn vaak in
de onmogelijkheid om aan de vervangingscriteria te
voldoen. Kunnen die criteria niet versoepeld
worden? Kan de periode om in vervanging te
voorzien niet verlengd worden?
déjà, les patrons flamands éprouvent de plus en
plus de difficultés à engager du personnel qualifié.
Dans le cadre du régime de la prépension, les
employeurs doivent prévoir le remplacement de la
personne qui part à la retraite, ce qui relève du
parcours du combattant. Le délai dans lequel ils
doivent trouver un remplaçant est trop court. Le
temps imparti pour recourir à la procédure
d'exemption expire trop rapidement. Si un
remplaçant est néanmoins trouvé mais qu'il ne
satisfait pas entièrement aux critères, l'employeur
se voit infliger une amende ou doit acquitter une
indemnisation.
La majorité des patrons mettent tout en oeuvre pour
engager des travailleurs qualifiés mais ils se
trouvent régulièrement dans l'impossibilité de
répondre aux critères de remplacement. Ces
critères ne pourraient-ils pas être assouplis ? Serait-
il possible d'allonger le délai pour la recherche d'un
remplaçant ?
02.02 Minister Laurette Onkelinx (Nederlands):
De sociale gesprekspartners hebben de bestaande
regeling inzake brugpensioenen verlengd tot 2002.
In hun interprofessioneel akkoord verbinden zij zich
ertoe tegen eind 2001 de problematiek van de
vervangingsplicht bij brugpensioenen te
onderzoeken in het kader van de verhoging van de
activiteitsgraad.
Het lijkt mij niet aangewezen om op dit ogenblik te
sleutelen aan de vervangingsplicht. De sociale
partners moeten de tijd krijgen om het aangegane
engagement tot een goed einde te brengen.
02.02 Laurette Onkelinx , ministre (en
néerlandais): Les interlocuteurs sociaux ont
prolongé jusqu'en 2002 la réglementation en
matière de prépension.
Dans leur accord interprofessionnel, ils s'engagent
à examiner d'ici à la fin 2001 la question de
l'obligation de pourvoir au remplacement d'un
travailleur admis à la prépension et ce, dans le
cadre du relèvement du taux d'activité.
Il ne me paraît actuellement pas indiqué de
modifier le système d'obligation de remplacement. Il
faut donner le temps aux partenaires sociaux de
mener à bien l'engagement souscrit.
02.03 Trees Pieters (CVP): Indien er geen
overeenkomst komt tussen de sociale partners, zal
de minister dan een standpunt innemen en zich niet
langer achter de sociale partners verschuilen?
02.03 Trees Pieters (CVP): Si les partenaires
sociaux ne parvenaient pas à trouver un accord, la
ministre se déciderait-t-elle alors à prendre attitude
et cessera-t-elle de s'abriter derrière les partenaires
sociaux ?
02.04 Minister Laurette Onkelinx (Frans) : Ik heb
de gewoonte voor mijn mening uit te komen maar in
dit dossier vind ik dat wij de sociale partners, die
zich hebben voorgenomen die discussie later te
hervatten, de nodige tijd moeten gunnen.
02.04 Laurette Onkelinx , ministre (en français):
Je n'ai pas l'habitude de cacher mes prises de
position, mais, en l'occurrence, puisque les
interlocuteurs sociaux se proposent de reprendre
plus tard la discussion de cette question, laissons
leur le temps.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "het zesde verslag-Jadot"
(nr. 4162)
03 Question orale de Mme Trees Pieters à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "le
sixième rapport Jadot" (n° 4162)
13/03/2001
CRABV 50
COM 417
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
03.01 Trees Pieters (CVP): De Europese Raad
bepaalt elk jaar de richtsnoeren die elke lidstaat
moet omzetten in een nationaal actieplan. In maart
2000 werden vier streefdoelen als prioriteit voorop
gesteld: de verbetering van de inzetbaarheid en de
vermindering van het tekort aan kwalificaties; het
promoten van levenslang leren; groei in de
dienstensector en het versterken van het gelijke
kansenbeleid.
In België vormt de lage activiteitsgraad van 50 tot
64-jarigen, met name 37 procent, een probleem.
Secretaris-generaal Jadot stelt vragen bij de
financiële aansporing om opnieuw te gaan werken
en bij de in de tijd onbeperkte uitbetaling van
werkloosheidsuitkeringen.
Wat is uw houding ten aanzien van de opmerkingen
van de heer Jadot? Bent u voorstander van het
behoud van het huidige sociaal overlegsysteem?
03.01 Trees Pieters (CVP): Chaque année, le
Conseil européen fixe les lignes directrices que
chaque Etat membre doit transposer dans un plan
d'action national. En mars 2000, quatre objectifs à
atteindre ont été fixés comme priorités
:
l'amélioration de la disponibilité et l'endiguement de
la pénurie de personnel qualifié ; la promotion de la
formation permanente ; la croissance du secteur
des services et le renforcement de la politique
d'égalité des chances.
En Belgique, le faible taux d'activité à savoir 37
pour cent des 50 à 64 ans constitue un problème.
Le secrétaire général Jadot s'interroge sur les
incitants financiers à la remise au travail et sur
l'absence de limitation dans le temps des
allocations de chômage.
Comment réagissez-vous aux observations de M.
Jadot ? Etes-vous partisan du maintien du système
actuel de concertation sociale?
03.02 Minister Laurette Onkelinx (Frans) Ik maak
mij meer bepaald zorgen over het gering aantal 45-
plussers dat nog aan de slag is.
De regering overweegt diverse maatregelen om dat
cijfer op te trekken, gaande van het aansporen tot
het verplichten van de betrokkenen om een baan te
zoeken. Een en ander houdt een activering van de
werkloosheidsuitkeringen in.
Ik vind het in de eerste plaats aangewezen dat de
diensten voor arbeidsbemiddeling zich opnieuw om
de vijftigplussers zouden bekommeren.
Voor de werkloze vijftigplussers die meer dan één
jaar werkloos zijn, zullen werkgevers gedurende
twee jaar een indienstnemingspremie ontvangen die
gelijk is aan de werkloosheidsuitkering.
Het is de bedoeling meer vijftigplussers aan het
werk te krijgen. In ons land zijn maar 38% onder
hen nog aan de slag, terwijl dat cijfer in Zweden
hoger ligt dan 70%.
Wij onderzoeken momenteel welke maatregelen in
de openbare sector moeten worden getroffen en
onderhandelen thans met overheidsbedrijven, zoals
Belgacom, dat overweegt zijn werknemers van
meer dan vijftig jaar te laten afvloeien, teneinde
andere oplossingen uit te werken. In het kader van
de bespreking van de wetsontwerpen die
momenteel worden voorbereid, zal ik u daarover
meer gedetailleerde inlichtingen kunnen
verstrekken.
03.02 Laurette Onkelinx , ministre (en français)
Le faible taux d'activité des personnes de plus de
quarante-cinq ans me préoccupe particulièrement.
Le gouvernement envisage différentes mesures en
vue d'améliorer ce taux d'activité qui peuvent aller
de l'incitation à l'obligation. Cela comprend
l'activation des allocations de chômage.
Il me semble utile, tout d'abord, que les chômeurs
de plus de cinquante ans soient repris en charge
par les offices de placement.
Pour les chômeurs de plus de cinquante ans qui
comptent plus d'un an de chômage, une prime à
l'emploi correspondant à l'indemnité de chômage
sera octroyée à l'employeur pour une durée de deux
ans.
L'objectif est de relever le taux d'emploi des plus de
cinquante ans qui n'est pour l'instant que de 38%,
alors qu'en Suède il dépasse les 70%.
Nous examinons encore les mesures à prendre
concernant le secteur public et nous négocions
avec les entreprises publiques, comme Belgacom,
qui envisagent de se séparer de travailleurs de plus
de cinquante ans afin de définir d'autres solutions.
Pour plus de détails, je vous conseille d'attendre
l'examen des projets de loi en préparation.
03.03 Trees Pieters (CVP): De minister zal iets
doen aan de financiële prikkel voor oudere
werklozen. Wanneer wordt daarover een
wetsontwerp ingediend? Van al die mooie beloften
03.03 Trees Pieters (CVP): La ministre va
examiner la question des incitants financiers pour
les chômeurs âgés. Quand un projet de loi en la
matière sera-t-il déposé ? Toutes les belles
CRABV 50
COM 417
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
van paarsgroen zien wij toch maar heel weinig
resultaat in het Parlement.
Op mijn vraag over de problematiek van de duurtijd
van de werkloosheidsuitkering, heeft de minister
niet geantwoord.
promesses de la coalition arc-en-ciel n'ont jusqu'à
présent guère eu de suites au Parlement.
La ministre n'a pas répondu à ma question sur le
bénéfice illimité dans le temps des allocations de
chômage.
03.04 Minister Laurette Onkelinx (Frans) : Ons
juridisch arsenaal bevat nog steeds de mogelijkheid
om de werkloosheidsuitkering te verhogen voor
gezinshoofden. Als u die mogelijkheid schrapt, zal
het aantal werklozen misschien wel dalen, maar de
armoede zal toenemen. Welk voordeel schuilt hier
dan in?
03.04 Laurette Onkelinx , ministre (en français) :
L'octroi d'allocations de chômage aux chômeurs
chefs de ménage fait toujours partie de notre
arsenal juridique. Si vous le supprimez, le nombre
de chômeurs diminuera peut-être, mais le nombre
de pauvres augmentera. Où est l'avantage ?
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Hans Bonte aan de vice-eerste minister
en minister van Werkgelegenheid over "het
discriminerend gedrag van uitzendkantoren ten
aanzien van de allochtone werkzoekenden"
(nr. 4020)
- de heer Guy D'haeseleer aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"het voorstel via nepsollicitaties de discriminatie
van allochtonen bij aanwerving te controleren"
(nr. 4141)
04 Questions orales jointes de
- M. Hans Bonte à la vice-première ministre et
ministre de l'Emploi sur "le comportement
discriminatoire d'agences intérimaires à l'égard
de demandeurs d'emploi allochtones" (n° 4020)
- M. Guy D'haeseleer à la vice-première ministre
et ministre de l'Emploi sur "la proposition
d'introduire de fausses candidatures pour vérifier
si les allochtones ne sont pas victimes de
discrimination à l'embauche" (n° 4141)
04.01 Hans Bonte (SP): Allochtone
werkzoekenden krijgen niet dezelfde
werkgelegenheidskansen als Belgische
werkzoekenden. Dat blijkt nog maar eens naar
aanleiding van het gerechtelijk onderzoek bij de
firma Adecco. Tal van ondernemingen geven
expliciet te kennen aan uitzendkantoren om geen
allochtone kandidaat-interimarissen door te sturen.
Is de minister op de hoogte van deze praktijk? Zijn
er gelijkaardige problemen bij de
overheidsbemiddelingsdiensten van de regio's?
Hoe zal de minister deze discriminaties op de
arbeidsmarkt tegengaan? Zal de minister
buitenlandse instrumenten die opgezet zijn om tot
een evenredige deelname op de arbeidsmarkt te
komen, onderzoeken?
04.01 Hans Bonte (SP): Les demandeurs d'emploi
allochtones n'ont pas les mêmes chances d'obtenir
un emploi que les demandeurs d'emploi belges.
L'instruction menée chez Adecco le fait apparaître
une fois de plus. Nombre d'entreprises demandent
expressément aux agences d'interim de ne pas leur
envoyer des candidats allochtones.
La ministre est-elle informée de cette pratique ?
Des problèmes similaires se posent-ils dans les
services régionaux chargés d'aider les chômeurs à
trouver un emploi ? Comment la ministre compte-t-
elle lutter contre ces discriminations sur le marché
du travail ? Examinera-t-elle les instruments mis au
point à l'étranger afin de garantir une participation
proportionnelle des autochtones et des allochtones
sur le marché du travail ?
04.02 Guy D'haeseleer (VLAAMS BLOK): Minister
Onkelinx zou van plan zijn zogenaamde
nepsollicitanten in te schakelen om eventueel
discriminerend gedrag van werkgevers ten opzichte
van allochtonen bij aanwerving op te sporen.
Welke procedure zal hier gevolgd worden? Hoe
zullen de nepsollicitanten geselecteerd worden? Op
basis waarvan zal discriminatie bewezen worden?
Kan men hier niet spreken over uitlokken van
discriminatie?
04.02 Guy D'haeseleer (VLAAMS BLOK): La
ministre Onkelinx aurait l'intention de recourir à de
fausses candidatures pour vérifier si les allochtones
ne sont pas victimes de discrimination à
l'embauche.
Quelle procédure compte-t-elle mettre en oeuvre?
Comment sélectionnera-t-elle ces faux candidats ?
Sur quelle base prouvera-t-elle la discrimination ?
13/03/2001
CRABV 50
COM 417
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
Op mijn vraag in de plenaire vergadering vorige
donderdag kreeg ik op deze vragen geen antwoord.
De minister zei wel dat de Sociale Inspectie extra
bevoegdheden zou krijgen en dat er
amendementen in de maak zijn om discriminatie
strenger aan te pakken.
In de commissie voor de Justitie heeft minister
Verwilghen verklaard dat uitlokking hoe dan ook niet
toegelaten is en dat de dader van een door de
overheid uitgelokt misdrijf vrijuit gaat.
Ook heeft minister Verwilghen vraagtekens
geplaatst bij het inzetten van ambtenaren in
nepsollicitaties. Dit opent de deuren voor het
massaal inzetten van ambtenaren om sociaal
laakbare situaties op te sporen en dit zou heel ver
kunnen leiden.
N'est-ce pas provoquer la discrimination que d'agir
de la sorte ? La ministre n'a pas répondu à ces
questions quand je l'ai interrogée à ce sujet jeudi
dernier, en séance plénière, même si elle a déclaré
que l'Inspection sociale serait dotée de
compétences supplémentaires et que des
amendements étaient en préparation afin
d'intensifier la lutte contre cette forme de
discrimination.
En commission de la Justice, le ministre Verwilghen
a déclaré que les provocations étaient en tout état
de cause prohibées et que les auteurs de délits
suscités par des services de l'Etat ne seraient pas
poursuivis.
D'autre part, le ministre Verwilghen a déclaré qu'il
doutait de l'opportunité de demander à des
fonctionnaires de poser de fausses candidatures
car, selon lui, cela ouvrirait la porte à l'utilisation
massive de fonctionnaires pour débusquer des
abus sociaux, ce qui pourrait mener à des
égarements.
04.03 Minister Laurette Onkelinx (Nederlands): In
de plenaire zitting heb ik reeds op deze vragen
geantwoord.
Voorbeelden uit de praktijk, ook in andere Europese
landen, bewijzen overvloedig dat arbeidskrachten
van allochtone afkomst op zoek naar werk vaak
gediscrimineerd worden. Ook discriminatie op de
werkvloer is zeer wijdverbreid. Naar de
discriminatiepraktijken bij Adecco loopt momenteel
een onderzoek. De sociale partners hebben een
CAO 38 gesloten betreffende de aanwerving van
werknemers.
04.03 Laurette Onkelinx , ministre (en
néerlandais): J'ai déjà répondu à ces questions en
séance plénière.
Des exemples concrets, dont certains nous
viennent aussi de l'étranger, prouvent à suffisance
que les demandeurs d'emploi allochtones font
souvent l'objet de discriminations. La discrimination
est également très fréquente sur les lieux de travail.
Les pratiques discriminatoires d'Adecco font
actuellement l'objet d'une enquête.
Les partenaires sociaux ont conclu la CCT 38 à
propos du recrutement de travailleurs.
(Frans) Het hoofdprobleem blijft het bewijzen van
de discriminatie. Er moet een inspanning op
wetgevend vlak worden geleverd, zodat de
bewijslast inzake discriminatie niet alleen voor
tewerkstellings- maar ook voor woningdossiers
wordt omgekeerd. Er zal ook een beroep kunnen
worden gedaan op statistische gegevens en
situationele tests. De regering heeft haar
besprekingen terz ake nog niet afgerond. Dergelijke
bewijsmethoden worden ook in het buitenland
aangewend.
Om die problemen te illustreren, grijp ik terug naar
een al gebruikt voorbeeld. Als de statistieken
aantonen dat een bepaalde categorie mensen niet
in aanmerking komt voor een sociale woning, kan
hun discriminatie worden vastgesteld en moet de
eigenaar van het gebouw die met een tegenbewijs
(En français) Le problème majeur reste la preuve
de la discrimination. Un effort législatif doit être fait
à ce propos pour renverser la charge de la preuve
en matière de discrimination, non seulement en
matière d'emploi mais aussi en matière de
logement. Il sera aussi possible d'avoir recours à
des données statistiques et à des tests de situation.
Nous en discutons encore au gouvernement. Ces
méthodes de preuves existent dans d'autres pays.
Je vais reprendre un exemple que j'ai déjà utilisé
pour illustrer ces problèmes.Si les statistiques
mettent en évidence une catégorie de personnes
qui ne peut avoir droit à un logement social, la
discrimination peut être constatée et la preuve
inverse doit être fournie par le propriétaire de
CRABV 50
COM 417
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
weerleggen. Voor de discriminatie bij
indienstneming zullen dezelfde
bewijsmogelijkheden worden geboden. Deze
discriminatie zal ook door een deurwaarder kunnen
worden vastgesteld. De regering heeft die
wijzigingen aan het wetsvoorstel aanvaard. Er is
echter nog nood aan een koninklijk besluit dat de
toepassing van die principes verduidelijkt.
Die situatie bestaat ook in andere Europese landen.
l'immeuble.La même possibilité sera donnée pour
prouver la discrimination à l'embauche, qui pourra
également être constatée par huissier. Le
gouvernement a accepté ces modifications à la
proposition de loi, mais il faut encore un arrêté royal
pour préciser les modalités d'application de ces
principes.
Cette situation existe également dans d'autres pays
européens.
Bovendien wil ik de Sociale Inspectie de
bevoegdheid geven om overtredingen van de wet
van 1981 tegen het racisme vast te stellen. Wij
wachten nog op het advies van de Raad van State.
In samenwerking met het ministerie van Justitie, het
Centrum voor gelijkheid van kansen en de
arbeidsbureaus zullen we een
sensibiliseringscampagne naar de inspecteurs toe
organiseren.
Discriminatie bij de indienstneming is een van de
oorzaken van het hoge werkloosheidscijfer bij
allochtonen van Turkse en Marokkaanse origine.
De bedrijven moeten ervan overtuigd worden dat ze
voor indienstnemingen enkel mogen afgaan op de
kwalificatie van de sollicitanten. Zowel Agoria als
het VEV hebben zich trouwens al in die zin over de
kwestie uitgelaten. Er moet aan een
mentaliteitswijziging gewerkt worden.
Ik heb geen antwoord op uw vraag over het aantal
klachten. De gewestelijke bureaus discussiëren
daarover, maar ik wacht op nadere informatie.
Sommigen vragen om opnieuw de deur open te
zetten voor de immigratie van gekwalificeerde
werknemers. Mij dunkt dat we, voor er dergelijke
maatregelen getroffen worden, eerst het probleem
van de discriminatie van allochtonen bij de
indienstneming moeten oplossen.
En outre, je veux rendre l'Inspection du travail
compétente pour constater les infractions à la loi de
1981 contre le racisme. Nous attendons l'avis du
Conseil d'État.
Nous organiserons, en collaboration avec le
ministère de la Justice, le Centre pour l'égalité des
chances et les offices publics de placement, une
campagne de sensibilisation des inspecteurs.
La discrimination à l'embauche est aussi une des
causes des taux de chômage élevés des
travailleurs turcs et marocains. Il nous faut
convaincre les entreprises de ne prendre en compte
à l'embauche que la qualification. Tant Agoria que
le VEV se sont déjà exprimés en ce sens. C'est un
état d'esprit qu'il faut changer.
Quant à la question du nombre de plaintes, je ne
sais vous répondre. Les offices régionaux en
discutent, mais j'attends plus d'information.
Certains demandent la reprise de l'immigration de
travailleurs qualifiés. J'estime qu'avant de prendre
des mesures en ce sens, il faut résoudre le
problème de la discrimination à l'embauche.
04.04 Hans Bonte (SP): Dit is een zeer complex
dossier. We mogen er ons niet toe laten verleiden
de schuld op de een of andere partij te schuiven. Ik
ben ervan overtuigd dat het bieden van een
instrumentarium aan bedrijven, de objectieve
registratie in het kader van de sociale balans en het
opstellen van een actieplan een stap in de goede
richting zijn. We moeten zo snel mogelijk verder
gaan met het wetgevend werk.
04.04 Hans Bonte (SP): Il s'agit d'un dossier
particulièrement complexe. Nous ne devons pas
succomber à la tentation de faire endosser la
responsabilité à l'une ou l'autre partie. Je suis
convaincu que l'attribution d'instruments aux
entreprises, l'enregistrement objectif dans le cadre
du plan social et l'élaboration d'un plan d'action
constituent un pas dans la bonne direction. En
l'occurrence, nous devons poursuivre le travail
législatif le plus rapidement possible
04.05 Guy D'haeseleer (VLAAMS BLOK): Ik heb
geen antwoord gekregen op mijn concrete vragen
over het inzetten van nepsollicitanten. Ziet de
04.05 Guy D'haeseleer (VLAAMS BLOK): Je n'ai
pas obtenu de réponse aux questions concrètes
que j'ai posées concernant les fausses
13/03/2001
CRABV 50
COM 417
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
minister nu al het absurde van haar voorstel in?
Het aangehaalde probleem wordt sterk overroepen.
Het Vlaams Blok meent dat de voorgestelde
techniek van nepsollicitanten helemaal niet de
aangewezen methode is om werkgevers aan te
zetten tot het in dienst nemen van allochtonen.
candidatures. La ministre se rend-elle déjà compte
de l'absurdité de sa proposition?
Le problème est exagéré. Le Vlaams Blok estime
que la technique du recours aux fausses
candidatures n'est pas la méthode appropriée pour
inciter les employeurs à engager des étrangers.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Mondelinge vraag van mevrouw Maggie De
Block aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "het koninklijk besluit
betreffende de tijdelijke en mobiele
werkplaatsen" (nr. 4158)
05 Question orale de Mme Maggie De Block à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur
"l'arrêté royal concernant les chantiers
temporaires et mobiles" (n° 4158)
05.01 Maggie De Block (VLD): Inzake de
aanstelling van een veiligheidscoördinator op
tijdelijke en mobiele werkplaatsen werd een
versoepeling toegestaan voor werven van minder
dan één miljoen frank. Voor de bouwwerven van
particuliere eengezinswoningen is een vrijstelling of
minstens een veel verregaander versoepeling
wenselijk. De kostprijs valt daar veel hoger uit. In
Frankrijk en Ierland is er in een dergelijke vrijstelling
voorzien. Artikel 3, 2, 2
de
lid van de Europese
richtlijn, 92/57/EEG bepaalt dat de lidstaten na
overleg met de sociale partners mogen afwijken van
de eerste alinea. De minister antwoordde echter op
een schriftelijke vraag van de heer Anthuenis dat dit
niet kon.
Op welke artikelen van de richtlijn baseert de
minister zich? Overtreden Frankrijk en Ierland
momenteel de Europese richtlijn? Welk initiatief zal
de minister nemen om deze ongelijkheid weg te
werken? Welke versoepelingen of vrijstellingen
staat de richtlijn toe? Zal de minister, indien blijkt
dat het mag, eenzelfde regeling als in Frankrijk en
Ierland afkondigen?
05.01 Maggie De Block (VLD): Les dispositions
concernant la désignation d'un coordinateur de
sécurité pour les chantiers temporaires et mobiles
ont été assouplies pour les chantiers ne dépassant
pas un million de francs. II est souhaitable de
prévoir une exemption, ou du moins un
assouplissement beaucoup plus important, pour les
chantiers d'habitations unifamiliales pour lesquelles
le coût d'un coordinateur serait proportionnellement
beaucoup plus élevé. La France et l'Irlande ont
prévu une telle exemption. L'article 3, 2, alinéa 2 de
la directive européenne 92/57/CEE stipule que les
Etats membres, en concertation avec les
partenaires sociaux, peuvent déroger à l'alinéa
premier. Pourtant, réponse à une question écrite de
M. Arthemis, la ministre a déclaré que la chose
n'était pas possible.
Sur quels articles de la directive la ministre se
fonde-t-elle? La France et l'Irlande enfreignent-elles
actuellement la directive européenne? Quelle
initiative la ministre compte-t-elle prendre pour
mettre fin à cette inégalité? Quels
assouplissements ou exemptions la directive
autorise-t-elle
? Le cas échéant,
la ministre
annoncera-t-elle une réglementation identique à
celle de la France et de l'Irlande?
05.02 Minister Laurette Onkelinx (Nederlands):
De Franse regelgeving stelt de
eensgezinswoningen geenszins vrij van de
verplichting tot de aanstelling van een
veiligheidscoördinator.
Het is onmogelijk om van de verplichting voor
eengezinswoningen af te wijken op basis van artikel
3,1 van de richtlijn 92/57/EEG. De vrijstelling
voorzien in artikel 3, 2, tweede lid heeft geen
betrekking op de verplichting coördinatoren aan te
wijzen. De Raad van State vroeg zelfs om uit artikel
4 van het ontwerp van besluit een bepaling te laten
05.02 Laurette Onkelinx , ministre (en
néerlandais): La réglementation française dispense
les responsables de chantiers de maisons
unifamiliales de l'obligation relative à un
coordinateur de la sécurité.
L'article 3, 1 de la directive 92/57/CEE ne permet
pas de déroger à l'obligation pour les maisons
unifamiliales. La dispense prévue à l'article 3, 2,
alinéa deux n'a aucun rapport avec l'obligation de
désigner un coordinateur.Le Conseil d'Etat a même
demandé d'abroger, à l'article 4 du projet d'arrêté,
une disposition relative à l'exemption de
CRABV 50
COM 417
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
halen inzake de vrijstelling van coördinatoren voor
bepalde werven.
coordinateurs pour des chantiers déterminés.
(Frans) De Raad van State had erop gewezen dat
de verplichting om coördinatoren aan te wijzen geldt
voor elke soort werkplaats waar verscheidene
aannemers bij betrokken zijn. Artikel 3,2, 2
de
lid van
de richtlijn 92/57/EEG bepaalt dat de lidstaten, na
raadpleging van de sociale partners, kunnen
afwijken van de verplichting om een veiligheids- en
gezondheidsplan op te stellen, behalve voor de
werken die bijzondere gevaren meebrengen, zoals
omschreven in de bijlage II of de werken waarvoor
een voorafgaande kennisgeving moet plaatsvinden
(art. 3,3).
De landen die een vrijstelling van de verplichting om
coördinatoren aan te wijzen, hebben toegekend,
hebben de richtlijn niet correct omgezet.
De minister kan enkel initiatieven op het niveau van
de Belgische regelgeving nemen als de Europese
richtlijnen dat mogelijk maken. Aangezien de
lidstaten om de vier jaar verslag over de
tenuitvoerlegging van de richtlijn moeten
uitbrengen, zal België in zijn voor 1/1/2002 uit te
brengen verslag de aandacht op de ongelijkheid op
het stuk van de omzetting vestigen.
De lidstaten beschikken enkel over de mogelijkheid
om te bepalen wat moet worden verstaan onder
werken waarbij de werknemers aan gevaren van
bedelving, vastraken of vallen worden blootgesteld,
zoals vermeld in bijlage III.
Zodra een herziening van de richtlijn zulks mogelijk
zal maken, zal de omzetting in Belgisch recht
aanleiding geven tot een evaluatie op grond van de
opgedane ervaring en de geformuleerde adviezen.
(En français): Pour tout type de chantier, dès que
plusieurs entrepreneurs sont en présence, le C.E.
avait souligné l'obligation de désigner des
coordinateurs. L'article 3,2, 2
ème
alinéa de la
directive 92/57/CEE stipule que les États membres
peuvent, après consultation des partenaires
sociaux, déroger à l'obligation d'établir un plan de
sécurité et de santé, sauf pour des travaux
dangereux définis à l'annexe II ou des travaux à
notifier préalablement (art. 3,3).
Les pays ayant supprimé l'obligation de désigner
des coordinateurs n'ont pas transposé correctement
la directive.
La ministre ne peut prendre d'initiatives au niveau
de la réglementation belge que si les directives
européennes le permettent. Les pays devant faire
un rapport, tous les quatre ans, sur la mise en
oeuvre de la directive, la Belgique attirera l'attention
sur cette inégalité dans la transposition, dans son
rapport à remettre avant le 1/1/2002.
Les Etats membres disposent de la seule faculté de
définir ce qu'il faut entendre par travaux exposant
les travailleurs à des risques d'ensevelissement,
d'enlisement ou de chute de hauteur visés à
l'annexe III.
Dès qu'une révision de la directive le permettra, sa
transposition en droit belge donnera lieu à une
évaluation des données de l'expérience et des avis
exprimés.
05.03 Maggie De Block (VLD): Wij hebben
blijkbaar verkeerde informatie ontvangen over de
Franse wettekst. De minister zal de versoepeling
die Ierland wil doorvoeren, aankaarten op Europees
niveau. Wij zijn benieuwd naar het resultaat.
Hopelijk blijft een versoepeling voor
eengezinswoningen in de toekomst toch mogelijk.
Wij wijzen er nog op dat het opstellen van een
veiligheids- en gezondheidsplan de grootste kosten
veroorzaakt.
05.03 Maggie De Block (VLD): Il semble que nous
n'ayons pas été correctement informés sur le texte
de loi français. La ministre évoquera
l''assouplissement demandé par l'Irlande au niveau
européen. Nous attendons les résultats de cette
démarche. J'espère qu'un assouplissement restera
possible à l'avenir pour les maisons unifamiliales
Nous tenons à souligner, une fois encore, qu'un
plan de sécurité et de santé sera extrêmement
coûteux.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Mondelinge vraag van de heer Jef Valkeniers
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de vertegenwoordigers in
de Plaatselijke
Werkgelegenheidsagentschappen" (nr. 4159)
06 Question orale de M. Jef Valkeniers à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
représentants au sein des Agences locales pour
l'emploi" (n° 4159)
06.01 Jef Valkeniers (VLD): Het Vlaams
Economisch Verbond en de Vlaamse Kamers voor
handel en nijverheid hebben, in overleg met het
06.01 Jef Valkeniers (VLD): En concertation avec
la Fédération des entreprises de Belgique, le
Vlaams Economisch Verbond et les chambres
13/03/2001
CRABV 50
COM 417
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
Verbond van Belgische Ondernemingen, besloten
om tot nader bericht geen vertegenwoordigers meer
af te vaardigen naar de plaatselijke
werkgelegenheidsagentschappen (PWA).
Is de minister al op de hoogte van deze beslissing?
Zo ja, wat denkt zij erover? Is de aanwezigheid van
die vertegenwoordigers wel noodzakelijk?
Beogen de werkgevers via deze beslissing
misschien het opdoeken van de PWA's?
flamandes de commerce et d'industrie ont décidé,
jusqu'à nouvel ordre, de ne plus envoyer de
représentants dans les agences locales pour
l'emploi (ALE).
La ministre est-elle au courant de cette décision ?
Dans l'affirmative, qu'en pense-t-elle ? Le présence
de ces représentants est-elle bien nécessaire ?
Par cette décision, les travailleurs cherchent-ils à
faire supprimer les ALE ?
06.02 Minister Laurette Onkelinx (Frans) : Een
plaatselijk werkgelegenheidsagentschap moet
paritair samengesteld zijn uit vertegenwoordigers
van de gemeenteraad en vertegenwoordigers van
de organisaties die zitting hebben in de Nationale
Arbeidsraad.
Elk van die organisaties heeft recht op ten minste
één vertegenwoordiger.
Als een organisatie een mandaat weigert, moet dat
zitje worden toegekend aan een andere organisatie
met zitting in de NAR.
Aangezien het VEV weigert zijn
vertegenwoordigers aan te wijzen, heb ik alle
Vlaamse PWA's door middel van een circulaire
instructie gegeven een andere organisatie die zitting
heeft in de NAR, bij voorkeur een
werkgeversorganisatie, te verzoeken een
bijkomende vertegenwoordiger aan te wijzen.
06.02 Laurette Onkelinx , ministre (en français) :
Une agence locale d'emploi doit être composée
prioritairement de membres représentant le Conseil
communal et de membres représentant les
organisations qui siègent au Conseil national du
travail.
Chacune de ces organisations a droit à au moins un
représentant.
Cependant, si une organisation refuse un mandat, il
doit impérativement être attribué à une autre
organisation siégeant au CNT.
Puisque le VEV refuse de désigner ses
représentants, j'ai envoyé une circulaire à toutes les
ALE flamandes afin qu'elles invitent une autre
organisation siégeant au CNT, de préférence une
organisation patronale, à désigner un représentant
supplémentaire.
06.03 Jef Valkeniers (VLD): Waar zal men nog
vertegenwoordigers van de werkgevers vinden als
het VEV, de handelskamers en het VBO weigeren
mee te werken? Of zullen enkel de vakbonden
deelnemen?
06.03 Jef Valkeniers (VLD): Où faudra-t-il
dénicher les représentants des employeurs si le
VEV, les Chambres de Commerce et la FEB
refusent de collaborer ? Ou les syndicats seront-ils
les seuls à participer ?
06.04 Minister Laurette Onkelinx (Frans): Indien
nodig zullen wij een vertegenwoordiger van een
werkgeversorganisatie aanwijzen. De wet schrijft de
pariteit voor.
06.04 Laurette Onkelinx , ministre (en français):
S'il le faut, nous désignerons un représentant
d'organisation patronale. La loi impose la parité.
06.05 Jef Valkeniers (VLD): Ik heb de indruk dat
de werkgevers deze beslissing zien als een vorm
van protest tegen het huidige systeem. Is dat ook
de indruk van de minister?
06.05 Jef Valkeniers (VLD): J'ai l'impression que
les employeurs considèrent cet abandon comme
une forme de protestation contre le système actuel.
La ministre partage-t-elle ce sentiment?
06.06 Minister Laurette Onkelinx (Frans) : Een
wijziging van de PWA-regeling wordt besproken
door het beheerscomité van de RVA en zal de
regering worden voorgelegd. Ik hoop dat het VEV
zijn standpunt op grond daarvan zal bijsturen.
06.06 Laurette Onkelinx , ministre (en français):
Une modification du système des ALE est discutée
au comité de gestion de l'Onem et sera soumise au
gouvernement. J'espère qu'elle permettra au VEV
de changer sa position.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Mondelinge vraag van mevrouw Greta
D'Hondt aan de vice-eerste minister en minister
07 Question orale de Mme Greta D'Hondt à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur
CRABV 50
COM 417
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
van Werkgelegenheid over "het overleg met de
Gemeenschappen inzake het sociaal statuut van
de opvanggezinnen" (nr. 4169)
"la concertation avec les Communautés en
matière de statut social des familles d'accueil"
(n° 4169)
07.01 Greta D'Hondt (CVP): Het wetsvoorstel over
het sociaal statuut van de opvanggezinnen is
verworpen. Minister Vandenbroucke deelde de
Kamer mee dat het niet de verantwoordelijkheid van
de federale regering is om kinderopvang te
organiseren, maar wel om in een degelijke sociale
opvang voor werkende ouders te voorzien.
Hetzelfde geldt voor onthaalouders. De minister
kondigde overleg met de Gemeenschappen aan.
Gaat de Ministerraad ermee akkoord om overleg te
plegen met de Gemeenschapen over het sociaal
statuut van opvanggezinnen?
Wat zijn de krachtlijnen van dit mandaat van de
Ministerraad?
Welke termijn stelt de regering voorop om tot een
erkend statuut te komen?
07.01 Greta D'Hondt (CVP): La proposition de loi
relative au statut des familles d'accueil a été
rejetée. Le ministre Vandenbroucke a déclaré à la
Chambre qu'il n'appartient plus au gouvernement
fédéral d'organiser l'accueil des enfants mais de
veiller à l'encadrement social des parents qui
travaillent, un raisonnement identique s'appliquant
aux familles d'accueil. Le ministre a annoncé qu'il
organiserait une concertation avec les
Communautés.
Le Conseil des ministres a-t-il marqué son accord
sur l'organisation d'une concertation avec les
Communautés à propos du statut social des
familles d'accueil?
Quelles sont les lignes de force du mandat octroyé
en ce sens par le Conseil des ministres?
Quand le gouvernement espère-t-il pouvoir
proposer un statut reconnu pour les familles
d'accueil?
Voorzitter: Jean-Marc Delizée.
Président: Jean-Marc Delizée.
07.02 Minister Laurette Onkelinx (Frans) : De
heer Vandenbroucke en ikzelf hebben voorstellen
gedaan om een degelijk sociaal statuut uit te
werken voor opvangouders.
Andere ministers willen nog andere voorstellen
dienaangaande bespreken tijdens
interkabinettenvergaderingen.
Tijdens een volgende Ministerraad zal verslag
worden uitgebracht van die vergaderingen. Ik houd
u graag op de hoogte van het verdere verloop van
dit dossier, mevrouw.
07.02 Laurette Onkelinx , ministre (en français) :
M. Vandenbroucke et moi-même avons fait des
propositions en vue de doter les gardiennes
encadrées d'une protection sociale.
D'autres ministres souhaitent discuter, en réunion
inter-cabinets, d'autres propositions à ce sujet.
Un rapport sur ces réunions inter-cabinets sera
soumis à un prochain Conseil des ministres. Je
tiendrai volontiers Mme D'Hondt informée de la
suite de ce dossier.
07.03 Greta D'Hondt (CVP): Ik ben blij dat het
dossier vrijdag op de Ministerraad aan bod is
gekomen. Er waren een aantal ministers die
vroegen om gedurende een tweetal weken de
voorstellen verder te laten onderzoeken in een
interkabinettenwerkgroep. We zullen de zaak verder
opvolgen.
07.03 Greta D'Hondt (CVP): Je me réjouis que ce
dossier ait été traité vendredi au Conseil des
ministres. Un certain nombre de ministres ont
demandé de soumettre pendant deux semaines les
propositions concernées à un examen approfondi
au sein d'un groupe de travail intercabinets. Nous
suivrons attentivement l'évolution de ce dossier.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 15.36 uur.
La réunion publique de commission est levée à
15.36 heures.
Document Outline