SÉANCE PLÉNIÈRE

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

AGALEV-ECOLO

Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales

CVP Christelijke

Volkspartij

FN Front

National

PRL FDF MCC

Parti Réformateur libéral Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement

PS Parti

socialiste

PSC Parti

social-chrétien

SP Socialistische

Partij

VLAAMS BLOK

Vlaams Blok

VLD

Vlaamse Liberalen en Democraten

VU&ID Volksunie&ID21

Afkortingen bij de nummering van de publicaties :

Abréviations dans la numérotation des publications :

DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode + nummer

en volgnummer

DOC 50 0000/000

Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du
n° consécutif

QRVA

Schriftelijke Vragen en Antwoorden

QRVA

Questions et Réponses écrites

CRIV

Integraal Verslag (op wit papier, bevat de bijlagen en het
beknopt verslag, met kruisverwijzingen tussen Integraal en
Beknopt Verslag)

CRIV

Compte Rendu Intégral (sur papier blanc, avec annexes et
CRA, avec renvois entre le CRI et le CRA)

CRIV

Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)

CRIV

Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)

CRABV Beknopt Verslag (op blauw papier)

CRABV Compte

Rendu Analytique (sur papier bleu)

PLEN

Plenum (witte kaft)

PLEN

Séance plénière (couverture blanche)

COM

Commissievergadering (beige kaft)

COM

Réunion de commission (couverture beige)

Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be

Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes :
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be

CRIV 50

COM 409

07/03/2001

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

INHOUD

SOMMAIRE

Mondelinge vraag van de heer Servais
Verherstraeten aan de minister van
Ambtenarenzaken en Modernisering van de
openbare besturen over "de federale ICT-
manager" (nr. 4028)

Question orale de M. Servais Verherstraeten au
ministre de la Fonction publique et de la
Modernisation de l'administration sur "le manager
ICT fédéral" (n° 4028)

Sprekers: Servais Verherstraeten, Luc Van
den Bossche, minister van Ambtenarenzaken
en Modernisering van de openbare besturen

Orateurs: Servais Verherstraeten, Luc Van
den Bossche, ministre de la Fonction
publique et de la Modernisation de
l'administration

Mondelinge vraag van de heer Servais
Verherstraeten aan de minister van
Ambtenarenzaken en Modernisering van de
openbare besturen over "de aanwerving,
aanstelling en verloning van de human
ressources managers" (nr. 4090)

Question orale de M. Servais Verherstraeten au
ministre de la Fonction publique et de la
Modernisation de l'administration sur "le
recrutement, la désignation et la rémunération
des responsables des ressources humaines"
(n° 4090)

Sprekers: Servais Verherstraeten, Luc Van
den Bossche, minister van Ambtenarenzaken
en Modernisering van de openbare besturen

Orateurs: Servais Verherstraeten, Luc Van
den Bossche, ministre de la Fonction
publique et de la Modernisation de
l'administration

Opvolging van de politiehervorming

Suivi de la réforme des services de police

Sprekers: Antoine Duquesne, minister van
Binnenlandse Zaken, Géraldine Pelzer-
Salandra

Orateurs: Antoine Duquesne, ministre de
l'Intérieur, Géraldine Pelzer-Salandra

Mondelinge vraag van de heer Marcel Hendrickx
aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
toepassing van de artikelen 238 en 239 van de
wet tot organisatie van een geïntegreerde
politiedienst, gestructureerd op twee niveaus"
(nr. 4001)

Question orale de M. Marcel Hendrickx au
ministre de l'Intérieur sur "l'application des articles
238 et 239 de la loi organisant un service de
police intégré, structuré à deux niveaux" (n° 4001)

Sprekers:

Marcel Hendrickx, Antoine

Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken

Orateurs:

Marcel Hendrickx, Antoine

Duquesne, ministre de l'Intérieur

Mondelinge vraag van de heer Marcel Hendrickx
aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
statuutkeuze van de politieambtenaren" (nr. 4002)

Question orale de M. Marcel Hendrickx au
ministre de l'Intérieur sur "le choix de statut des
agents de police" (n° 4002)

Sprekers:

Marcel Hendrickx, Antoine

Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken

Orateurs:

Marcel Hendrickx, Antoine

Duquesne, ministre de l'Intérieur

Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan
de minister van Binnenlandse Zaken over "de
aanwerving van politieambtenaren in
taalgrensgemeenten" (nr. 4006)

Question orale de M. Yves Leterme au ministre de
l'Intérieur sur "le recrutement d'agents de police
dans des communes situées sur la frontière
linguistique" (n° 4006)

Sprekers: Yves Leterme, voorzitter van de
CVP-fractie, Antoine Duquesne, minister van
Binnenlandse Zaken

Orateurs: Yves Leterme, président du groupe
CVP, Antoine Duquesne, ministre de
l'Intérieur

Mondelinge vraag van de heer Marcel Hendrickx
aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
toekomst van de veiligheids- en
preventiecontracten" (nr. 4043)

Question orale de M. Marcel Hendrickx au
ministre de l'Intérieur sur "l'avenir des contrats de
sécurité et de prévention" (n° 4043)

Sprekers:

Marcel Hendrickx, Antoine

Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken

Orateurs:

Marcel Hendrickx, Antoine

Duquesne, ministre de l'Intérieur

Mondelinge vraag de heer André Frédéric aan de
minister van Binnenlandse Zaken over "de
preventiecontracten" (nr. 4094)

Question orale de M. André Frédéric au ministre
de l'Intérieur sur "les contrats de prévention"
(n° 4094)

07/03/2001

CRIV 50

COM 409

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

Sprekers:

André Frédéric, Antoine

Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken

Orateurs:

André Frédéric, Antoine

Duquesne, ministre de l'Intérieur

Mondelinge vraag van de heer Filip De Man aan
de minister van Binnenlandse Zaken over "de
verdeling van middelen en personeel in het kader
van de politiehervorming" (nr. 4073)

Question orale de M. Filip De Man au ministre de
l'Intérieur sur "la répartition des moyens et des
effectifs dans le cadre de la réforme des polices"
(n° 4073)

Sprekers: Filip De Man, Antoine Duquesne,
minister van Binnenlandse Zaken

Orateurs: Filip De Man, Antoine Duquesne,
ministre de l'Intérieur

Mondelinge vraag van de heer Filip De Man aan
de minister van Binnenlandse Zaken over "het
nieuwe statuut in het kader van de
politiehervorming" (nr. 4074)

Question orale de M. Filip De Man au ministre de
l'Intérieur sur "le nouveau statut prévu dans le
cadre de la réforme des polices" (n° 4074)

Sprekers: Filip De Man, Antoine Duquesne,
minister van Binnenlandse Zaken

Orateurs: Filip De Man, Antoine Duquesne,
ministre de l'Intérieur

Mondelinge vraag van de heer Filip De Man aan
de minister van Binnenlandse Zaken over "de
topbenoemingen in het kader van de
politiehervorming" (nr. 4075)

Question orale de M. Filip De Man au ministre de
l'Intérieur sur "les nominations aux plus hautes
fonctions dans le cadre de la réforme des polices"
(n° 4075)

Sprekers: Filip De Man, Antoine Duquesne,
minister van Binnenlandse Zaken

Orateurs: Filip De Man, Antoine Duquesne,
ministre de l'Intérieur

Mondelinge vraag van mevrouw Karine Lalieux
aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
strijd tegen de illegale immigratie" (nr. 3432)

Question orale de Mme Karine Lalieux au ministre
de l'Intérieur sur "la lutte contre l'immigration
clandestine" (n° 3432)

Sprekers:

Karine Lalieux, Antoine

Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken

Orateurs:

Karine Lalieux, Antoine

Duquesne, ministre de l'Intérieur

Mondelinge vraag van de heer Jacques Simonet
aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
veiligheidsmaatregelen in het kader van de
overgang naar de euro" (nr. 4026)

Question orale de M. Jacques Simonet au
ministre de l'Intérieur sur "les mesures de sécurité
dans le cadre du passage à l'euro" (n° 4026)

Sprekers:

Jacques Simonet, Antoine

Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken

Orateurs:

Jacques Simonet, Antoine

Duquesne, ministre de l'Intérieur

Mondelinge vraag van de heer Jacques Simonet
aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
tijdens de voorbije weken in de Brusselse
agglomeratie gesignaleerde gevallen van car-
jacking" (nr. 4027)

Question orale de M. Jacques Simonet au
ministre de l'Intérieur sur "les car-jackings
signalés ces dernières semaines en
agglomération bruxelloise" (n° 4027)

Sprekers:

Jacques Simonet, Antoine

Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken

Orateurs:

Jacques Simonet, Antoine

Duquesne, ministre de l'Intérieur

Mondelinge vraag van de heer Filip De Man aan
de minister van Binnenlandse Zaken over "de
commissies voor de Hervorming van de
Hulpdiensten" (nr. 4053)

Question orale de M. Filip De Man au ministre de
l'Intérieur sur "les commissions pour la Réforme
des services de secours" (n° 4053)

Sprekers: Filip De Man, Antoine Duquesne,
minister van Binnenlandse Zaken

Orateurs: Filip De Man, Antoine Duquesne,
ministre de l'Intérieur

Mondelinge vraag van de heer Gérard Gobert aan
de minister van Binnenlandse Zaken over "de
administratieve sancties in de gemeenten"
(nr. 4062)

Question orale de M. Gérard Gobert au ministre
de l'Intérieur sur "les sanctions administratives
dans les communes" (n° 4062)

Sprekers:

Gérard Gobert, Antoine

Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken

Orateurs:

Gérard Gobert, Antoine

Duquesne, ministre de l'Intérieur

CRIV 50

COM 409

07/03/2001

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

COMMISSIE VOOR DE

BINNENLANDSE ZAKEN, DE

ALGEMENE ZAKEN EN HET

OPENBAAR AMBT

COMMISSION DE L'INTÉRIEUR,

DES AFFAIRES GÉNÉRALES ET

DE LA FONCTION PUBLIQUE

van

WOENSDAG

MAART

2001

14:00 uur

______

MERCREDI

MARS

2001

14:00 heures

______

De vergadering wordt geopend om 14.19 uur door
de heer Paul Tant, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.19 heures par M. Paul
Tant, président.

De mondelinge vraag nr. 4039 van de heer Pieter
De Crem werd ingetrokken.

01 Mondelinge vraag van de heer Servais

Verherstraeten aan de minister van
Ambtenarenzaken en Modernisering van de
openbare besturen over "de federale ICT-
manager" (nr. 4028)

01 Question orale de M. Servais Verherstraeten

au ministre de la Fonction publique et de la
Modernisation de l'administration sur "le
manager ICT fédéral" (n° 4028)

01.01 Servais Verherstraeten (CVP): Mijnheer

de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, deze
aangelegenheid vergelijk ik met een koppeltje
waartussen het uitraakt en waar beiden zeggen
dat zij het hebben uitgemaakt.

Mijnheer de minister, wat is er in werkelijkheid
gebeurd? Om welke reden werden de plannen in
verband met de informatisering van de openbare
diensten onvoldoende bevonden? Werden de
excuses van de federale ICT-manager, zoals
tegenwerking van de administratie, gebrek aan
personeel en dergelijke, terecht geformuleerd?

Voorts, mijnheer de minister, zei uw woordvoerder
dat het ontslag en de tijdelijke verdere aanstelling
van de betrokken ICT-manager, in afwachting van
zijn vervanging door een mandataris, voor weinig
vertraging zal zorgen, aangezien kan worden
voortgewerkt aan de hand van de plannen die hij

uitwerkte, al blijken deze plannen evenwel
onvoldoende te zijn. Er bleken voornamelijk
problemen te zijn met betrekking tot het
respecteren van de wet op de
overheidsopdrachten. Zijn er in dat opzicht
calamiteiten gebeurd? Zo ja, welke en met welke
gevolgen? Hoe kan ervoor worden gezorgd dat de
wet wordt gerespecteerd? Quid met de timing in
verband met e-government in het licht van dit
ontslag en wat is het effect hiervan?

Voorzitter: Guido Tastenhoye.
Président: Guido Tastenhoye.

01.02 Minister Luc Van den Bossche: Mijnheer

de voorzitter, collega's, het contract dat werd
gesloten met de heer Verhulst bestond uit twee
delen. Het liep voor een periode van een jaar en
nam automatisch een einde op 1 maart van dit
jaar. Tegen het einde van het eerste jaar diende
hij een volledige nota voor te leggen over de
architectuur van de informatica in de federale
administratie. Indien de evaluatie van die nota
positief was, werd zijn contract automatisch
omgezet in een contract van onbepaalde duur.
Bovendien kreeg betrokkene alsdan een toeslag
op de oorspronkelijk genegotieerde wedde.

Ten gronde zijn er eigenlijk drie problemen. Ten
eerste, volgens mij is betrokkene zeer geschikt als
operationeel directeur, maar is hij op conceptueel
vlak iets zwakker. Dat kan ik illustreren aan de
hand van tal van voorbeelden. Een tweede
element dat de hele tijd meespeelde en dat een
beetje verband houdt met wat ik zal uiteenzetten
in het derde punt, is dat wij opteerden voor een
virtuele matrix en dat betrokkene hiervan nooit
veel kaas heeft gegeten. Hij bleef een

07/03/2001

CRIV 50

COM 409

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

hiërarchische matrix beleven.

De eerste keer dat hij voor het college van
secretarissen-generaal verscheen met zijn nota
omtrent de betekenis van de virtuele matrix, heb ik
hem gered door onmiddellijk te zeggen, vooraleer
de secretarissen-generaal hun bazooka's konden
bovenhalen, dat dit een voorbeeld was van een
hiërarchische matrix, maar niet van een virtuele
matrix. Toen ik de filosofie rond de hele operatie
nogmaals uiteenzette, bevestigde betrokkene dat
hij het begrepen had. Het leek mij aldus logisch
hem op te dragen een nieuwe nota te maken
tegen de volgende week.

Ik ontving de nota op vrijdag en tijdens de nacht
van vrijdag op zaterdag, alsook de zaterdag, heb
ik de nota herschreven. Deze nota, die dus niet de
zijne was, werd de maandag door het college van
secretarissen-generaal zonder veel problemen
goedgekeurd; immers, het was een nota ICT-
virtuele matrix.

Gedurende lange tijd was ik erg mild, zowel ten
aanzien van betrokkene als ten aanzien van
andere personen in mijn omgeving, ervan
uitgaande dat het ging om een overgangssituatie
en dat hij nog een en ander moest leren.
Bovendien kwam betrokkene uit een omgeving
met een vrij sterke hiërarchische matrix, wat
trouwens logisch is bij een bank met vele kleine
bankkantoren, hoewel ik heb vastgesteld dat zulks
in alle diensten van deze instelling het geval is.

Dat is dus een tweede zaak: die nieuwe filosofie
heeft hij zich nooit eigen kunnen maken.
Derde element is dat er wel degelijk altijd een
cultuurprobleem is blijven bestaan dat ik
voornamelijk wijt aan het feit dat de leerbaarheid
relatief klein was. De overheid heeft natuurlijk een
eigen cultuur. Voor een stuk heeft hij natuurlijk
gelijk. De overheid heeft een stuk vreselijke
bureaucratie. Welk nutteloos werk om alles
juridisch in orde te maken moet er bijvoorbeeld
niet worden geleverd bij een overgang van een
ministerie naar een federale overheidsdienst! Dat
is godgeklaagd. Dat is Kafka, maar dan werkelijk
verheven tot deugd. Gedeeltelijk heeft hij daar dus
gelijk in. Ik heb ook zelf voldoende meegemaakt
dat mensen uit de privé-sector, die op een kabinet
komen werken, na enkele maanden er zich over
verwonderen dat het nog zo snel gaat. Laten wij
ons daar eens goed van bewust worden: er is
soms een vreselijke bureaucratie. Ik zou
voorbeelden kunnen aanhalen waar men ziek van
wordt. Gisteren of eergisteren heb ik een mail van
25 bladzijden ontvangen met het relaas van
iemand die ambtenaar is geworden en die zijn

stage na een zeven-, achttal maanden voor
bekeken houdt. Dat is om te huilen. Gedeeltelijk
heeft hij dus gelijk.

Gedeeltelijk heeft hij ook ongelijk en dat zie je best
aan de cultuur. Er bestaat een wetgeving op de
overheidsopdrachten. Die is zeker op het vlak van
informatica aangepast. Die is minder aangepast
op het vlak van de dienstverlening. Inzake
informatica is ze perfect valabel. Het komt erop
aan te beseffen dat in de overheid men dat als
instrument moet gebruiken. Dat duurt misschien
wel wat langer, dat is juist. Het betekent ook dat
men op een andere manier formuleert. Die
formulering is een inhoudelijke formulering: ik
zoek hardware die voldoet aan de volgende
voorwaarden; ik zoek software die in het
algemeen volgende eigenschappen moet hebben.
Maar die is niet constructeur-specifiek
geschreven, terwijl ik me kan inbeelden dat
iemand in de privé-sector, zeker iemand die de
neiging heeft directeur-Operaties te zijn, zegt:
laten we product a nemen en product b en dat is
dan opgelost. Die heeft onmiddellijk zijn keuze
gemaakt. Dat is natuurlijk het grote cultuurverschil
en daar zijn wel problemen mee geweest. Laten
wij daar eerlijk in zijn. Daar zijn een aantal malen
echt moeilijkheden geweest waar ik ben
tussengekomen en nee gezegd heb. Er zijn
gevallen waar ik geweigerd heb te tekenen. Op
een bepaald moment maakte een inspecteur van
Financiën een opmerking. Ik kreeg een mail van
de betrokken persoon om mij te zeggen dat hij
een bepaalde zaak onmogelijk vond. Maar, als ik
de inspecteur was, moet ik eerlijk toegeven dat ik
niet inzag wat voor die persoon onmogelijk was. Ik
zag duidelijk dat die persoon enkel de wetgeving
meedeelde. Dat is een probleem geweest dat ik
onder cultuurproblemen resumeer. Dat waren de
drie dingen. Het belangrijkste was echter dat op
het einde ook uit wat hij had afgeleverd, bleek dat
hij conceptueel niet echt de geschikte figuur was.
Directeur-Operaties: ja, volgens mij conceptueel:
neen.

Daarop hebben we de keuze gemaakt. We
konden ook gedaan hebben alsof onze neus
bloedde. Dan zouden we eerst met zaken gezeten
hebben die moesten bijgewerkt worden. Dat
konden we nog doen. Maar dan moesten we hem
voor onbeperkte tijd in dienst nemen en dat leek
mij niet eerlijk te zijn. In november heeft er nog
een gesprek plaatsgevonden tussen hem en mij
over zijn presteren. Ik heb zowel de positieve als
negatieve punten vermeld. Ik heb hem gezegd:
"Erik, het uur van de waarheid is uiteraard uw
verslag. Daar zal het uiteindelijke oordeel over
geveld worden. Als dat goed is, zal er geen

CRIV 50

COM 409

07/03/2001

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

probleem zijn". Ik vond dat het voor mezelf en de
gemeenschap niet verdedigbaar was om iemand
te handhaven van wie ik tot de conclusie was
gekomen dat het niet de geschikte persoon was.
Ik vond dus dat ik een einde moest maken aan het
contract. Ik heb toen een daad gesteld uit
menselijke overwegingen. Ik heb hem geroepen
op de donderdagavond voor de krokusvakantie. Ik
heb hem 's middags het concept van de evaluatie
toegezonden. Ik heb hem dan 's avonds gezegd
dat in die omstandigheden voor mij de
samenwerking was beëindigd. Juridisch kon ik dat
zo doen. Ik wou dat echter ook op menselijk vlak
keurig regelen. Ik ben bereid nog een contract van
6 maanden toe te staan als adviseur, niet meer als
ICT-manager.

Zo kan de betrokkene nog gedurende een
overgangsperiode van zes maanden een aantal
specifieke opdrachten vervullen, rekening
houdend met zijn bekwaamheid. Op
donderdagavond heeft hij dat contract getekend,
waarbij in artikel 1 wordt bepaald dat het vorige
contract is ontbonden en dat het nieuwe, net als
het vorige, in mijn opdracht is opgesteld door
professor Van Eeckhoute van Gent.

Deze operatie zal geen vertraging met zich
brengen, want nu wordt dat plan bijgewerkt door
Frank Robben en Geert Desutter, respectievelijk
professor en medewerker van de kruispuntbank.
Zij zijn goed geplaatst om dat te doen omdat ze
reeds met de zaak vertrouwd zijn. Het e-
government was reeds volledig toevertrouwd aan
Frank Robben en dat wordt niet gewijzigd. Dat is
het hele verhaal. Ik moet eerlijk zeggen dat ik niet
had verwacht dat hij daarover meteen grote
verklaringen zou afleggen aan de pers. Dat is
volgens mij ook niet nuttig voor zijn verdere
carrière, maar goed, vermits het zo gebeurd is heb
ik wel degelijk vanuit mijn verblijfplaats een
communiqué gedicteerd en daarna een interview
gegeven aan de VRT-radio.

Geresumeerd kan ik het volgende zeggen: ten
eerste, het was geen operationeel, maar wel een
conceptueel probleem; ten tweede, was er een
cultuurprobleem en, ten derde, werd vastgesteld
dat die persoon niet vertrouwd was met de virtuele
matrix. Binnen dat cultuurprobleem waren er wel
degelijk af en toe problemen met de
overheidswetgeving en moesten wij optreden.

01.03 Servais Verherstraeten (CVP): Mijnheer

de voorzitter, sta mij toe hierbij een paar
opmerkingen te formuleren.

Dit is eigenlijk een slapstickverhaal, mijnheer de

minister. U hebt de toestand in stand gehouden,
weliswaar op basis van een contract, maar dat
contract had geen wettelijke rechtsgrond. Als ik
uw verhaal hoor, vraag ik mij toch af als hij
conceptueel niet in orde was en zich moeilijk kon
aanpassen aan bepaalde cultuurproblemen of
dat niet is gebleken uit het assessment.

01.04 Minister Luc Van den Bossche: Hij heeft

geen assessment ondergaan; het is een
contractuele aanwerving geweest. Hij was samen
met drie andere kandidaten geselecteerd door een
headhuntersbureau. De tweede van de drie
kandidaten is, naar ik verneem, in dienst genomen
door het Vlaamse Gewest. Er is geen assessment
geweest en bovendien is het vermogen van
iemand om zich aan te passen aan een cultuur
moeilijk na te gaan via een assessment.

01.05 Servais Verherstraeten (CVP): Het is wel

mogelijk om te weten te komen of iemand
conceptuele kwaliteiten heeft. Dat moet daaruit
toch kunnen blijken. Ik neem aan dat een
headhuntersbureau daarop let.

01.06 Minister Luc Van den Bossche: U hebt

gelijk wanneer u zegt dat een assessment meer
indicaties zou hebben gegeven. Dat is nu ook in
de procedure bepaald.

01.07 Servais Verherstraeten (CVP): Ik heb wel

vragen omtrent de kwaliteit van de uitvoering van
het headhuntersbureau, welke het ook moge
geweest zijn.

Het is evident dat hier sprake is van enige
bureaucratie. Het is de taak van de regering om
die kafkaiaanse toestanden af te bouwen. Tot op
heden heb ik daarvan op geen enkel departement
iets gemerkt.

01.08 Minister Luc Van den Bossche: Laten wij

eerlijk zijn. Ik kan toch moeilijk op alle plaatsen
toezicht houden.

01.09 Servais Verherstraeten (CVP): Niet als

minister.

01.10 Minister Luc Van den Bossche: Er zijn

natuurlijk onverlaten die elke ambtenaar
verplichten elk bericht te printen en af te
stempelen. Ik heb daar bedenkingen bij, maar ik
kan toch moeilijk rondgaan om iedereen
persoonlijk te leren hoe hij moet omgaan met een
mail.

01.11 Servais Verherstraeten (CVP): U niet,

maar uw leidinggevende ambtenaren.

07/03/2001

CRIV 50

COM 409

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

De voorzitter: Mijnheer Verherstraeten, wij
moeten dit onderwerp echt afsluiten.

01.12 Servais Verherstraeten (CVP): Mijnheer

de voorzitter, wij zijn toch ernstig bezig!

De voorzitter: Ik moet het reglement toepassen.

01.13 Minister Luc Van den Bossche: Mijnheer

de voorzitter, u moet hier niet de bureaucratie
installeren! Voor die ene keer dat wij een ernstig
gesprek voeren!

01.14 Servais Verherstraeten (CVP): Mijnheer

de minister, als het echt geen probleem oplevert
en u nu kan gaan voortwerken met de heren
Robben en Desutter vraag ik mij af waarom u die
persoon moest aanwijzen in plaats van ab initio
met die twee personen te werken.

01.15 Minister Luc Van den Bossche: Mijnheer

de voorzitter, ik heb de heer Robben
gecontacteerd voor ik met de aanwerving van de
heer Verhulst ben begonnen, want mijn mening
over de heer Robben was toen reeds gevormd.
Die was uitermate gunstig en is dat ook gebleven.
De heer Robben wou daar toen niet op ingaan en
het is maar nadien, naar aanleiding van wat er
met e-government gebeurde, dat ik opnieuw met
Frank Robben contact heb opgenomen. Pas dan
was hij bereid om deeltijds e-government te
combineren met zijn taak bij de
kruispuntdatabank. Het is wel zo, dat ik eerst de
vraag heb gesteld aan mijnheer Frank Robben.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

02 Mondelinge vraag van de heer Servais

Verherstraeten aan de minister van
Ambtenarenzaken en Modernisering van de
openbare besturen over "de aanwerving,
aanstelling en verloning van de human
ressources managers" (nr. 4090)

02 Question orale de M. Servais Verherstraeten

au ministre de la Fonction publique et de la
Modernisation de l'administration sur "le
recrutement, la désignation et la rémunération
des responsables des ressources humaines"
(n° 4090)

02.01 Servais Verherstraeten (CVP): Mijnheer

de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, in
feite is dit voor een stuk het zelfde verhaal. Een
verhaal waarmee u de komende maanden wel
vaker geconfronteerd zal worden. Bij het invullen
van uw mandaathouders zullen er af en toe tussen

de theorie en de praktijk verschillen optreden. Zo
gaan we af en toe goed bedoelde theorieën
voorgeschoteld krijgen, die in de praktijk moeilijk
uitvoerbaar zijn.

Na het koninklijk besluit van 22 mei 2000 kon u 14
human resources managers gaan aanstellen.
Daarvoor hebt u twee selectieproeven
georganiseerd en als ik goed ben ingelicht waren
er voor de eerste proef acht kandidaten en voor
de tweede proef twee kandidaten geslaagd. Dus
had u er eigenlijk al vier tekort. Ik lees nu in de
pers dat er twee niet zouden opdagen. Zijn de
andere acht nu ondertussen al in dienst en
gestart? Zo ja, dan zijn het er zes te weinig. Gaat
u een derde selectieproef organiseren of niet?
Waar komen die acht personen vandaan? Waar
hebben ze gewerkt? Meer specifiek, komen ze uit
kabinetten en werken ze daar nog steeds en ten
slotte, wat is hun loon?

Ik stel deze vragen omdat ik ooit op een
persbericht ben gebotst uitgaande van uw kabinet
op 12 januari, waarin stond dat u een jaarlijkse
toelage gaf van 1 miljoen frank tegen 100% en
dan nog een aantal criteriaveranderingen omtrent
beroepservaring. Daarbij rezen een aantal vragen
omdat de beslissingen rond verwerking en
loonsvoorwaarden reeds gekend waren, maar ik
wou toen niet reageren omdat het nog over een
ontwerp van koninklijk besluit ging, dat tot op
heden nog niet is gepubliceerd. Nu er straks een
derde selectieprocedure plaatsvindt, wou ik u toch
met deze zaak confronteren.

02.02 Minister Luc Van den Bossche: Mijnheer

de voorzitter, collega's, in vogelvlucht: de eerste
selectieronde leverde acht geslaagden, de tweede
selectieronde twee geslaagden, dus in totaal zijn
dat tien geslaagden uit de twee selectieronden.
Dat betekent dat die selecties zeer streng geweest
zijn, maar goed, dat was ook de vraag.

Van die tien zijn er zeven die hun job opgenomen
hebben en ondertussen is er daar ook één van
weggegaan. Een van die overblijvende vier heeft
gevraagd haar indiensttreding te mogen uitstellen
omwille van persoonlijke redenen, namelijk ziekte
van haar echtgenoot. Dat is voorlopig hangende.
De drie andere zijn door anderen echt
weggekocht. Van de laatste ervan ken ik zelfs de
voorwaarden, en die waren derwijze dat ik het
daartegen niet kon opnemen. Dus misschien was
de selectie te goed. In alle geval zijn die mensen
bij een privé-firma gaan werken. Twee ervan
hebben nooit hun job opgenomen en de andere
heeft kort zijn job opgenomen en is nu
weggekocht. Nu blijven er dus zes over. Er komt

CRIV 50

COM 409

07/03/2001

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

een derde procedure. Die wordt gepubliceerd op
17 maart en op 24 maart en einde mei is die
selectie rond. Dat wat betreft het aantal.

De wedde is daar wel degelijk de schaal 10C plus
1 miljoen aan 100%. Die is gewijzigd in de loop
van de procedure omdat ik anders niemand
binnenkreeg, of misschien een of twee kandidaten
van de tien. De geslaagden deelden mij mee dat
ze aan die weddevoorwaarde niet wilden komen.
Ze zouden zich namelijk verslechteren ten
opzichte van wat ze daarvoor verdienden. Dit was
natuurlijk een bittere pil voor sommige
ambtenaren, maar ja, de werkelijkheid van de
markt is de werkelijkheid van de markt. Dus we
hebben dat aangepast, en zoals u ziet is zelfs dat
nog altijd geen sluitende garantie, want er zijn drie
mensen die vertrekken omdat ze elders een beter
loon krijgen. Dat is dus de reden van de wijziging.
Die voorwaarden blijven nu gelden.

De overblijvende zes mensen waren afkomstig uit
de federale overheid, het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest en één was er van Belgacom. Eén
kandidaat was afkomstig van een ministerieel
kabinet, namelijk Peter Wuyts, die gedurende
enkele maanden op mijn kabinet werkte. Hij kwam
van het Vast Wervingssecretariaat. Van de
geselecteerden heb ik er achteraf twee tijdelijk
tewerkgesteld tot wanneer ze allemaal
tewerkgesteld werden vanaf 1 februari. Maar dat
was onder de geselecteerden. Onder andere
diegene die nu weggegaan is naar de privé-sector
heeft drie, vier maanden na zijn selectie bij mij
gewerkt als expert, samen met nog een tweede,
Stéphane Dupont. Wij hebben dus een Franstalige
medewerker, Stéphane Dupont, en een
Nederlandstalige, Jos Avenans, binnengebracht
omdat ik nood had aan expertise inzake HRM.
Vraag mij niet wat hun geloofsovertuiging of hun
politieke kleur is, ik weet het niet. Die mensen zijn
daar drie maanden geweest omdat ze mij
interessant leken. Er was dus één persoon
afkomstig uit een kabinet, en dat was Peter
Wuyts.

Nu is iedereen vanaf 1 februari op de plaats die
hem toegewezen is door de Ministerraad, met
dien verstande dat sommigen er tijdelijk ook taken
bijnemen die afkomstig zijn uit de eerste golf van
de overgang van ministerie naar FOD.

02.03 Servais Verherstraeten (CVP): Mijnheer

de voorzitter, dat was voor een deel mijn vraag.
Krijgt u geen problemen als u straks de wet op de
ambtenarenhervorming en op de mandaathouders
moet uitvoeren omdat er niet op elk departement
een manager zal zitten?

02.04 Minister Luc Van den Bossche: Niet op elk

departement. Sommige departementen zijn
relatief klein. Met 9 of 10 managers kan ik alles
voorzien. Dat moet ik toegeven. Tot einde mei heb
ik de tijd om hem niet te veranderen van plaats
maar om hem een tijdelijke bijopdracht te geven.
We hebben daar gisterenavond nog over gepraat
en er was een akkoord. De mededeling is nu
trouwens naar de regering vertrokken sinds deze
middag.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

De voorzitter: Dan schors ik nu de vergadering
tot we straks opnieuw bijeenkomen en de minister
van Binnenlandse Zaken zijn uiteenzetting zal
geven over het bereikte politieakkoord.

De vergadering wordt geschorst om 14.42 uur.
La séance est suspendue à 14.42 heures.

De vergadering wordt hervat om 15.55 uur.
La séance est reprise à 15.55 heures.

Voorzitter: Paul Tant.
Président: Paul Tant.

03 Suivi de la réforme des services de police
03 Opvolging van de politiehervorming

03.01 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le

président, à la demande des commissaires, j'ai
bien volontiers accepté de faire cet après-midi un
premier exposé synthétique des conclusions
auxquelles le gouvernement est arrivé en ce qui
concerne le financement des polices locales. Il a
été convenu qu'il n'y aurait pas de débat
aujourd'hui, que je remettrai aux membres de la
commission un dossier technique, contenant un
certain nombre d'informations, ainsi que le
demandait M. Smets, de manière à ce que le
débat puisse être plus structuré. On a aussi
exprimé le souhait d'en débattre avec les
ministres concernés. Il s'agit du premier ministre,
mais également du ministre des Pensions
puisqu'il y a un volet social qui n'est pas
négligeable et peut-être le ministre du Budget.
C'est donc bien volontiers que je vous donnerai
cette information synthétique.

Monsieur le président, chers collègues, il s'agit
donc d'un processus qui a commencé il y a
plusieurs mois et qui ne sera achevé que dans les
mois qui viennent. Le régime que nous
connaîtrons en 2001 sur lequel je vais revenir
sera transitoire. Le régime définitif n'entrera en

07/03/2001

CRIV 50

COM 409

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

vigueur que le 1

janvier de l'année prochaine. Au

terme de cette année, où les règles seront fixées
par des dispositions réglementaires (arrêtés
royaux, arrêtés ministériels, circulaires), il sera
procédé à une évaluation parce qu'il y a, sur le
terrain, une très grande diversité de situations. Et
quelle que soit la bonne volonté et tous les efforts
faits par les uns et les autres, il est extrêmement
difficile d'assurer que tous les problèmes ont été
envisagés et qu'il ne subsistera pas, là ou ailleurs,
un certain nombre de difficultés. C'est donc, je
crois, avec beaucoup de sagesse qu'il a été
décidé de procéder à une évaluation à la fin de
l'année 2002. Sur la base de cette évaluation, les
corrections nécessaires seront apportées.
L'intention du gouvernement est d'ailleurs
d'inscrire les principes généraux, les principes
essentiels de ce financement des polices locales,
dans un projet de loi qui devrait être adopté par le
parlement. Et de nouveau, à cette occasion, nous
aurons un grand débat. De plus, les principes
fondateurs du financement au plan local seront
stabilisés dans le cadre de dispositions
législatives.

Nous avons eu beaucoup de contacts et de
concertations, notamment avec les bourgmestres,
à la rencontre desquels je suis allé à deux
reprises dans chacune des provinces du
Royaume.

Nous avons également eu des contacts avec
l'Union des villes et communes et des
représentants légitimes des villes et des
communes de ce pays.

Dans le courant de cette semaine jour et nuit
d'ailleurs -, le "kern" s'est réuni, a pu conclure et a
pu faire une proposition globale à l'Union des villes
et communes, qui a reçu un large appui.

Quelle est la méthode utilisée pour déterminer la
dotation fédérale qui sera accordée et répartie
entre les 196 zones de police du royaume?

On a rassemblé dans le budget de la police
fédérale (47,2 milliards) non seulement tout ce qui
doit être consacré à la police fédérale mais
également, par solde, ce qui doit être consacré
aux polices locales. Donc, initialement, de ce
montant de 47,2 milliards, 18,4 milliards étaient
consacrés à ce que l'on appelle la dotation
fédérale aux polices zonales et de surcroît, il est
prévu dans le budget fédéral un budget pour
l'appui fédéral et le fonctionnement intégré de
l'ordre de 2,3 milliards.

Dans cette enveloppe de 2,3 milliards, un certain

nombre de dépenses sont prévues, notamment
celles relatives aux investissements nécessaires
en termes de communication ou d'informatique.
Lors de la négociation que nous avons eue, nous
avons d'ailleurs prévu une affectation prioritaire de
750 millions à ces investissements, qui
appelleront bien entendu des plans pluriannuels,
dont il est prévu d'ailleurs qu'ils couvrent l'entièreté
d'une législature communale.

Nous avons également convenu que cette

somme de 750 millions la presse en a parfois
parlé en termes inexacts serait accordée aux
zones de police qui comptent une commune
bénéficiant d'un contrat de sécurité et qui se
trouve dans un des deux premiers quartiles, ce,
eu égard à la "situation de richesse". Les deux
premiers quartiles sont les communes les plus
pauvres sur la base du critère du revenu
imposable par habitant. Donc, on accordera un
droit de tirage prioritaire à ces communes pour ce
qui concerne les investissements.

Mais, cette enveloppe de 1,8 milliard prévoit un
certain nombre de dépenses qui, hier, étaient
couvertes par les communes et qui, demain, le
seront par le budget fédéral. Je prends l'exemple
du traitement des aspirants de police et des
équipements qui leur seront donnés. En effet, hier,
ces derniers étaient à charge des communes et
demain, ils seront à charge du budget fédéral.
Donc, tous ces moyens qui sont prévus dans le
budget fédéral sont de nature à alléger les
dépenses des zones de police.

Comment avons-nous établi cette enveloppe de
18,4 milliards? En reprenant les coûts du salaire
et du fonctionnement des gendarmes transférés et
des CALOG, à l'exclusion de ce qui concerne le
nouveau statut, soit 13,1 milliards, c'est-à-dire un
montant qui était auparavant inscrit au budget de
la gendarmerie. A ce montant doivent s'ajouter
toute une série d'allocations, les contrats de
sécurité, le volet police, la mesure 10/1 (lorsque la
commune compte 10 policiers, elle a la possibilité
d'être subsidiée pour l'engagement d'un onzième)
qui était accordée auparavant par le fonds de
sécurité et la PGR, le tout pour un montant de 3
milliards et une enveloppe supplémentaire de 8
milliards, dont vous avez beaucoup entendu parler
et destinée à couvrir le surcoût statutaire résultant
de la réforme qui a été négociée avec les
organisations syndicales.

Nous avons également réservé 100 millions pour
financer le détachement (ce qui est prévu par la loi
de 1998 sur la police intégrée à deux niveaux) de
policiers locaux dans le cadre de la police

CRIV 50

COM 409

07/03/2001

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

fédérale.

Vous vous rappellerez que le législateur a
souhaité des formules d'interpénétration, de
collaboration active entre les deux niveaux de
police. Exclu ce montant de 100 millions, le
résultat total est donc de 18,4 milliards.

A la suite des discussions, nous avons évolué sur
un certain nombre de points. Calculé sur la base
de 18,4 milliards, par application de ce que l'on a
dénommé "la norme de lacune" - je n'y reviendrai
pas puisqu'il s'agit du fameux calcul de
régression , nous arrivions à un montant par tête
de pipe d'à peu près 673 000 F. Nous avons
décidé de majorer d'abord le premier montant de
18,4 milliards d'environ 360 millions, ce qui permet
de monter le montant à 686 626 F.

Du point de vue de la philosophie du système, la
technique adoptée avec l'utilisation du calcul de
régression prévu par la norme de lacune favorise
ou avantage les communes qui hier, sur le plan
budgétaire, que ce soit dans la part qu'elles
accordent au problème de la sécurité ou dans la
part qu'elles consacrent par habitant, ont engagé
un nombre suffisant de policiers communaux
plutôt que celles qui en ont engagé un nombre
insuffisant, s'en remettant au fonctionnement des
services de gendarmerie pour l'organisation de la
sécurité, services financés par l'autorité nationale.
Ces communes-là, par application de ce système,
recueilleront un avantage. J'y reviendrai.

Outre cette première majoration
d'approximativement 360

millions, nous avons

également voulu que toutes les politiques mises
en oeuvre précédemment puissent être
poursuivies. Dans les moyens rassemblés, je vous
ai cité le problème du volet policier des contrats
de sécurité. C'est la raison pour laquelle nous
avons prévu un montant supplémentaire de
480 millions destiné à financer le personnel civil
du volet police des contrats de sécurité, ce qui
nous donne la certitude absolue de la possibilité,
pour ces zones de police, de suffisamment de
moyens pour faire face à ces dépenses. Malgré
ces efforts, quatre communes avec contrat de
sécurité connaissaient encore une difficulté, un
chiffre négatif. Pour cette raison, nous avons
prévu un montant supplémentaire de 35 millions
qui permet de faire face à ces dépenses.

Ainsi, plus 360 millions, plus 480 millions, plus
encore 35 millions. A partir de là s'est posée la
question de la répartition de cette dotation
fédérale, avec le souci de ne pas accorder des
montants à des zones de polices, à des

communes pour parler simple, qui en profiteraient
aujourd'hui une deuxième fois. Ce à quoi nous
devions arriver, c'est à récompenser ceux qui,
dans le passé, ont opéré des investissements
suffisants en matière de sécurité et amener
progressivement les autres à rétablir l'équilibre.

Bien entendu, tout cela est le fruit d'une longue
histoire. Il aurait été parfaitement déraisonnable,
et insupportable, d'exiger que ce rééquilibrage soit
réalisé en une fois. On a donc opté pour un
rééquilibrage sur deux législatures communales,
soit douze ans, en utilisant un mécanisme de
solidarité: certaines communes obtiendront des
montants supérieurs aux moyens strictement
nécessaires pour faire face à leurs dépenses
actuelles, montants qui leur permettront de faire
face à leurs problèmes de sécurité; elles sont
invitées à consacrer une part de cet avantage à
un effort de solidarité à l'égard de celles qui
devront se mettre en ordre. Ce système sera
dégressif: chaque année c'est le principe des
vases communicants , l'effort de solidarité
diminuera dans certaines communes et les autres
effectueront progressivement

un rééquilibrage;

compte tenu de la période utilisée, ce sera
indolore.

On a d'ailleurs procédé à un examen très pointu
de la situation, zone de police par zone de police.
M. Smets a posé une question à ce sujet tout à
l'heure. Il s'agissait d'examiner les dépenses
consacrées à la sécurité par rapport au budget
global de la commune mais également par rapport
aux dépenses par habitant, et de vérifier si ces
montants correspondent aux dépenses moyennes
effectuées dans des zones de même type. Il est
clair que les dépenses en matière de sécurité ne
sont pas de la même importance dans une grande
agglomération, dans une ville moyenne ou dans
une zone rurale. On a ainsi déterminé des
médianes variant selon la morphologie de la zone.
Dans un premier temps, on demande aux
communes de réaliser un effort personnel pour
atteindre la médiane. On a exclu de cet effort
personnel immédiat les communes les plus
pauvres, celles qui se trouvent dans le premier
quartile, c'est-à-dire celles dont le revenu
imposable par habitant est le plus bas. C'est la
raison pour laquelle on a prévu, dans les moyens
budgétaires globaux, la compensation de cet
effort, et ce, dans le cadre du mécanisme de
solidarité que je viens d'exposer.

Cependant, l'Etat fédéral a également voulu faire
un effort pour alléger l'effort de solidarité demandé
aux communes qui vont être «enrichies». Il a donc
prévu 200 millions pour la prise en charge de la

07/03/2001

CRIV 50

COM 409

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

régularisation de certaines communes, ce qui
représente à peu près la moitié de l'effort. L'effort
total de solidarité qui sera demandé devrait
avoisiner 900 millions sur douze ans, si ma
mémoire ne me trompe pas je n'ai pas les
chiffres sous les yeux.

Cela représente donc 210 millions
supplémentaires par rapport aux chiffres que je
vous ai déjà indiqués.

Subsiste un problème supplémentaire: on a classé
les zones en six catégories. Les catégories 1 et 3
par rapport à la norme KUL sont des zones qui
n'ont vraiment pas de problèmes et qui recevront
donc des moyens supplémentaires. Ce sont celles
qui vont faire cet effort de solidarité. Les zones 2
et 6 comprennent les communes qui devront
régulariser et qui bénéficieront, de manière
dégressive pendant douze ans, de cet effort de
solidarité. Il y a alors un certain nombre de
communes qui ont vraiment un sureffectif de
gendarmes pour le moins étonnant, auquel il faut
essayer de trouver une solution dans des délais
rapides. On a estimé qu'une période de deux ans
était un bon terme. Donc, on va favoriser la
mobilité pour ces effectifs surnuméraires. Mais on
ne peut pas faire cela brusquement; on a prévu
une enveloppe de 300 millions pour faire face aux
dépenses qui vont exister pendant cette période.
Ces 300 millions, c'est un montant qui sera affecté
par la suite et complété pour arriver à un demi-
milliard dans le cadre d'une espèce de fonds de
réserve qui doit permettre, au moment des
évaluations dont je vous ai parlé tout à l'heure, de
faire face à des situations qui, aujourd'hui, sont
imprévues. On pourra se trouver en présence de
difficultés dans l'une ou l'autre commune, des
difficultés que l'on n'aurait pas prévu et auxquelles
les communes, compte tenu de leur situation et de
leurs moyens budgétaires, seraient incapables de
faire face par leurs propres moyens. L'intervention
se fera sur la base de critères objectifs que nous
allons essayer de définir avec l'Union des villes et
communes. Mais nous ne devons pas aller trop
vite. Parce que par définition, nous ne pouvons
pas prévoir aujourd'hui quels seraient les types de
difficultés auxquelles on pourrait avoir à faire face.

Lorsque je dis que des zones doivent faire un
effort de réajustement, je n'ai pas encore tout dit.
Je serais injuste si je prétendais que dans une
zone qui est déficitaire du point de vue de ses
engagements, toutes les communes ont
nécessairement manqué à leur devoir
d'investissement en matière de sécurité. On
pourrait avoir, dans une zone pluricommunale,
une commune qui a parfaitement rempli ses

obligations et d'autres qui ne l'ont pas fait. Donc,
au moment où il faudra rééquilibrer, il serait injuste
de demander dans la même proportion à la
commune qui était en règle de faire cet effort. On
doit donc mettre en place un mécanisme de
répartition intrazonal, qui sera fondé à
concurrence de 60% sur l'application de la norme
de la KUL, puisque le même calcul de régression
a été fait par zone et par commune. Et je vous
rappelle qu'il tient compte de toute une série de
paramètres: le revenu, les charges de minimex, le
chômage, les statistiques en matière de sécurité,
les prestations auxquelles il faut faire face pour
certains types de problèmes, etc.

C'est sur tout cela qu'est fondée la norme de
lacune.

Outre ces 60%, à concurrence de 20% intervient
le critère du revenu imposable par habitant, de
nouveau pour tenir compte de la capacité
contributive d'une commune et, à concurrence de
20% également, le revenu cadastral de manière à
corriger encore davantage le mécanisme de
lacune, par la situation socio-économique, le
visage sur le plan des moyens financiers et
budgétaires de la commune.

J'ajoute que l'on introduira un correctif
supplémentaire: les communes qui bénéficient
d'un contrat de sécurité sont, par définition, des
communes qui doivent affronter des problèmes
difficiles de sécurité; ce sont souvent des
communes plus pauvres. Tout à l'heure, je vous ai
dit que nous avions bien veillé à prévoir les
moyens nécessaires pour garantir la pérennité de
ces contrats de sécurité. Nous corrigerons encore
le mécanisme de répartition intrazonale en disant
que les communes qui bénéficient d'un contrat de
sécurité, donc de moyens, notamment un apport
pour les hommes ou le personnel civil, pourront
être créditées au sein de la zone de cet effort à
leur actif. Ainsi, c'est un correctif supplémentaire
qui a été introduit.

En ce qui concerne les zones 1 et 3, des zones
bénéficiaires, dans l'effort de solidarité qui leur
sera demandé, nous avons également voulu tenir
compte de leur capacité contributive. C'est la
raison pour laquelle, dans les zones où le revenu
imposable par habitant est inférieur à 330 000 F,
l'effort de solidarité sera plafonné à 80% alors que
dans les zones où le revenu imposable par
habitant sera supérieur à 480 000 F, l'effort de
solidarité sera porté à 110%; pour la tranche
intermédiaire entre 330 000 F et 480 000 F, le
pourcentage normal de 100% sera appliqué.

CRIV 50

COM 409

07/03/2001

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

Cette dotation fédérale qui arrive donc à un
montant total de 19,8 milliards sera indexée sur la
base de l'index santé c'est très important pour
les autorités locales mais nous ajouterons un
paramètre supplémentaire qui permettra de tenir
compte, au moins pour une part, des
modifications des dispositions statutaires qui
pourraient intervenir dans le cadre de négociations
menées au plan fédéral puisque c'est à ce niveau
que cela se jouera demain. Ce paramètre
permettra de rendre compte, pour une part en tout
cas, de ces modifications aux dispositions
statutaires de manière à ce que les autorités
locales ne soient pas seules à supporter l'impact
de ces mesures nouvelles.

Je ne suis pas un spécialiste en la matière. C'est
la raison pour laquelle je souhaite que mon
collègue, M. Vandenbroucke, soit présent lors du
débat. Mais vous devez également savoir qu'il y a
aussi un volet social très important.

Pour l'instant, les pensions des gendarmes sont à
charge du budget de la gendarmerie. Ces
gendarmes doivent donc entrer dans le système
général, ce qui inclut un paiement de cotisation. Il
fallait donc trouver les moyens pour faire face à
ces dépenses. Il faut savoir qu'il faut non
seulement tenir compte de la charge des
pensions, mais aussi de celle relative aux
allocations familiales, du coût de la modération
salariale, de la problématique des accidents du
travail, du problème des maladies
professionnelles et de la mise sur pied d'un
service social. Tout cela représente un montant
approximatif de 3 milliards 400 millions. Ce sont
des moyens qui sont prévus dans le plan fédéral.
C'est donc ce dernier niveau qui supportera cette
charge, à l'exclusion des autorités locales.

Enfin, en ce qui concerne les bâtiments, nous
nous sommes mis d'accord sur le principe du
transfert en pleine propriété des bâtiments aux
zones. Mais nous sommes en train de réfléchir à
un mécanisme pour rendre compte en la matière
d'une très grande diversité de situations. Il y a
l'une ou l'autre zone sans bâtiment comme, par
exemple, à Schoten, près d'Anvers. Certaines
zones possèdent des bâtiments ultra-modernes et
d'autres des bâtiments vieillots qui nécessitent des
investissements importants, outre les dépenses
d'entretien. Nous réfléchissons donc pour l'instant
à un système qui permettrait de rendre compte de
cette situation.

Des évaluations ont été faites en cas de
construction de bâtiments. Selon ces évaluations
des coûts, qui sont des coûts de location, 2.400

francs par mètre carré seraient nécessaires,
chaque gendarme devant disposer de 25 m².
Toute une série de paramètres doivent donc
intervenir, outre un taux normal d'amortissement
calculé généralement sur 20 ans. Il faut également
tenir compte du fait que, pour l'entretien des
bâtiments, 200 francs en moyenne sont
nécessaires par m². Ce sont tous ces éléments
qui doivent être pris en considération pour trouver
le mécanisme technique qui permettra la
traduction la plus adéquate.

Je crois ainsi avoir fait rapidement le tour de
l'ensemble de la problématique. Je voudrais
cependant encore ajouter que les autorités locales
ont attiré notre attention sur un problème. Il s'agit
de la disponibilité des polices locales, d'une part,
pour l'accomplissement de certaines missions
judiciaires, d'autre part, pour faire face à des
transports pénitentiaires ou à la surveillance de
certains bâtiments comme les palais de justice.

Le ministre de la Justice et moi-même, nous nous
sommes engagés à revoir ce que l'on appelle la
"Col.6" de manière à s'assurer qu'il n'y ait pas
d'abus de la part des autorités judiciaires. Il est
vrai qu'une nouvelle répartition des tâches doit
intervenir. De manière très légitime, les polices
locales pourront s'occuper, et s'occupent d'ailleurs
déjà, de beaucoup de missions judiciaires. Elles
pourront aussi s'occuper de la petite délinquance
financière. Je pense aux petites faillites
frauduleuses. Il est clair que l'on ne doit pas
abuser et que d'ailleurs, la capacité de faire face à
ces missions judiciaires est variable selon les
endroits. C'est certainement plus facile dans les
entités importantes où il y a déjà une importante
brigade judiciaire que dans des entités plus petites
où il n'y a pas, à proprement parler, de brigade
judiciaire.

Dans le cadre d'une concertation avec les
bourgmestres, mais également avec les autorités
judiciaires, les procureurs du Roi, les procureurs
généraux et l'ensemble des services de police, on
fera une appréciation de la situation,
arrondissement par arrondissement. On sera
extrêmement prudent à la suite de cette analyse.
On prendra des dispositions réglementaires de
manière à s'assurer que jamais il ne puisse y avoir
un abus de la part des autorités judiciaires en ce
qui concerne l'utilisation des capacités de police
au niveau local.

Nous allons essayer aussi de trouver des
formules, notamment sur les transports
pénitentiaires. Ils peuvent représenter une
mobilisation importante d'hommes. Par le passé,

07/03/2001

CRIV 50

COM 409

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

des calculs ont été faits et on a constaté que cela
pouvait concerner une capacité allant de 50 à 500
hommes. Il faut reconnaître que tous ces
transports ne sont pas des transports dangereux
posant d'importants problèmes de sécurité. Il y a
d'ailleurs une certaine forme de gaspillage à
utiliser uniquement des policiers à cet effet. Par
contre, il est vrai que certains transports
requièrent une participation policière parce que
des risques sont inhérents au transport. Nous
essaierons tous ensemble de trouver la formule la
plus adéquate pour faire face à ce type de
situation.

J'ai conscience, monsieur le président, que j'ai été
incomplet mais je crois avoir présenté un tableau
assez synthétique de l'accord. Tout d'abord, cette
discussion s'est menée dans un excellent climat. Il
y a eu de la part des autorités locales une réelle
volonté de collaboration extrêmement positive.
Elles ont fait un certain nombre de propositions
dont nous avons pu tenir compte ou nous inspirer.
Bien sûr, on recherche toujours des moyens
supplémentaires, mais cela n'a probablement pas
été l'élément déterminant. Une volonté s'est
manifestée de trouver ensemble des mécanismes
justes, à la fois pour faire face aux besoins, mais
également pour mettre en oeuvre un système de
répartition qui permette plus de justice dans les
efforts fournis par le fédéral en faveur des
autorités locales. Il n'y a certainement eu aucun
gaspillage de moyens. Le compte a été fait avec
la rigueur du comptable.

Cela signifie-t-il que, de manière générale, les
moyens prévus pour la sécurité, spécialement au
plan local, sont suffisants? C'est l'expérience qui
va le démontrer, non pas sur la base
d'impressions mais selon une méthode
rigoureuse. Comme vous le savez, le
gouvernement a déjà présenté son premier plan
national de sécurité. Il fixe un certain nombre
d'objectifs, avec en parallèle les moyens qui
doivent être mis en oeuvre pour les atteindre. C'est
une première mouture. Demain, ce plan sera
complété par des plans zonaux de sécurité qui, de
la même manière, fixeront les objectifs de sécurité
dans chaque zone avec, en parallèle, les moyens
nécessaires.

C'est donc sur la base d'une méthode plus
rigoureuse que l'on déterminera demain si les
moyens sont suffisants ou non.

C'est aussi à la lumière de l'expérience que
demain, on pourra fixer une ou des normes
idéales d'effectifs dans chacune des zones. Dans
un premier temps, il faudra faire l'expérience et

l'apprentissage du fonctionnement d'une police
intégrée à deux niveaux: d'une part une police
fédérale avec ses compétences, son rôle d'appui
à l'égard des autorités locales et d'autre part, des
polices locales avec leur propre fonctionnement
autonome. C'est uniquement à la lumière de cette
expérience que l'on pourra fixer les normes
idéales des objectifs à atteindre. Par cela même,
on pourra se doter, aux plans fédéral et local, des
moyens nécessaires pour y faire face.

Le président: Merci, monsieur le ministre, pour
votre introduction. Chers collègues, avant de
donner la parole à ceux qui le désirent, je tiens à
souhaiter la bienvenue à notre nouveau collègue,
M. Campstein, qui vient de prêter serment en
séance publique. Je le remercie pour l'intérêt qu'il
porte à notre commission en y assistant.

03.02 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le

président, ce qui a été prévu ce matin, c'est que
nous vous donnions maintenant une information
sur le fonctionnement des différents groupes et
que la discussion, les questions et le débat, aient
lieu la semaine prochaine sur la base des
documents.

Le président: D'accord, ce matin, j'étais à la
Conférence des présidents, nous passons alors
aux questions qui ont été déposées.

03.03 Antoine Duquesne, ministre: Non, nous

allons vous faire un rapport sur la manière dont
les groupes que nous avons installés sont en train
de fonctionner. C'est l'engagement que j'avais
pris.

03.04 Géraldine Pelzer-Salandra (ECOLO-

AGALEV): Si je peux me permettre, monsieur le
ministre, vous vous étiez également engagé à
nous fournir un certain nombre de documents
pour nous permettre d'avoir une base écrite.

03.05 Antoine Duquesne, ministre: Je vous ai dit

tout à l'heure que j'avais pris l'habitude, avec tout
ce qui m'est imposé, de me dire tous les matins
qu'à la fin de la journée, j'aurai enfin fait un
miracle. Je n'y suis pas encore arrivé, mais je ne
désespère pas. Cela étant, j'ai pris ce matin
l'engagement de faire des tableaux concernant
toutes les communes du Royaume, soit 589, je
dois vous dire que même en me privant de
déjeuner, je n'y serais pas arrivé. Mais le travail
est en cours et vous les recevrez.

Le président: Monsieur le ministre, est-il possible
de disposer de ce document la semaine
prochaine?

CRIV 50

COM 409

07/03/2001

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

03.06 Antoine Duquesne, ministre: On va tout

faire pour y parvenir, il ne s'agit pas de mauvaise
volonté.

Monsieur le président, je tenterai d'être bref en
m'attachant aux éléments essentiels et les plus
actuels relatifs à la mise en place de la réforme
des polices ou à la continuation de celle-ci
puisque comme vous le savez, le niveau fédéral
est déjà sérieusement installé.

L'ensemble des activités relatives à cette réforme
avait été confié, il y a plus d'un an, à une série de
groupes de travail contrôlés par un groupe pilote,
déjà mentionné par M. le ministre, et qui fait
régulièrement rapport devant un comité
d'accompagnement.

L'un des deux niveaux de police ayant été mis en
place entre-temps, à savoir la police fédérale, et
les travaux de mise en place des polices locales
ayant bien progressé, il est apparu qu'il devenait
inopportun de maintenir ces dix groupes de travail
puisque certains avaient terminé leur mission et je
citerai en exemple le groupe de travail chargé de
l'élaboration du projet de plan national de sécurité.

D'autres groupes de travail voyaient leurs
attributions intégralement reprises par l'une ou
l'autre direction générale de la police fédérale.
Ces structures ont été remplacées par deux
cellules qui relèvent directement du ministre de
l'Intérieur pour accompagner, globalement, les
mouvements de mise en place de la réforme des
polices.

La première structure est un secrétariat
administratif et technique chargé de faire le lien
entre les services de police et, en particulier, entre
la police fédérale, l'administration de la police
générale du Royaume et le ministre et son
cabinet. Dans l'immédiat, il est chargé d'assurer,
pour le compte du ministre, le suivi de la mise en
place de la réforme des polices.

La deuxième structure est la direction chargée des
relations avec la police locale. Elle dépend
également directement du ministre et relève de
l'autorité du commissaire général de la police
fédérale. Cette direction qui sera, en particulier,
chargée d'élaborer des normes de fonctionnement
et d'organisation des polices locales et d'assurer
le suivi des plans zonaux de sécurité, a été
soustraite pendant un certain temps à l'autorité du
commissaire général pour dépendre directement
du ministre et prendre immédiatement en charge
le suivi de l'installation des polices locales.

Le ministre a estimé qu'il était symboliquement
important que cette direction ne soit pas un
démembrement, une entité dépendante de la
police fédérale, mais plutôt une structure
autonome sous la responsabilité directe du
ministre. Ces deux structures assurent le suivi
quotidien de la mise en place de la réforme des
polices.

En ce qui concerne la police fédérale à son plus
haut niveau, deux étapes essentielles ont été
franchies, à la fin de l'année passée, pour
l'organisation de sa gestion et de son
administration générale. Un arrêté ministériel
répartit les attributions de la police fédérale entre
la police générale du Royaume et la police
fédérale elle-même. En décembre dernier, un
protocole relatif à une « cogestion » de la police
fédérale entre le ministre de l'Intérieur et le
ministre de la Justice a été établi pour déterminer
la manière dont ils s'impliqueraient l'un et l'autre
dans la prise des décisions essentielles
concernant la police fédérale.

La police fédérale proprement dite est
actuellement dotée, pour l'année 2001, d'un
budget rassemblant les disponibilités financières
de l'ancien budget de la gendarmerie, de la police
judiciaire, du service général d'appui policier.
Depuis la fin de l'année passée, elle est dotée, au
niveau central, des personnalités qui occupent, en
son sein, les postes-clés: le commissaire général,
cinq directeurs généraux, cinq directeurs
généraux adjoints et la plupart des directeurs
composant ces directions générales, à savoir 34
sur les 40 requis.

Le premier tour de sélection des directeurs n'a
pas permis de pourvoir immédiatement à la
désignation de quarante candidats. Seuls trente-
quatre ont pu être retenus. Un deuxième tour est
actuellement en cours pour sélectionner les six
directeurs manquants. Ce deuxième tour se
clôturera dans le courant du mois d'avril, après
quoi les six directeurs manquants auront été
désignés et l'ensemble des cinq directions
générales sera totalement équipé en matière de
personnel.

Les niveaux déconcentrés de la police fédérale -
je vous rappelle qu'il y en a deux: le niveau des
directeurs coordinateurs administratifs (les
DIRCO) et le niveau des directeurs des services
judiciaires (les DIRJU)

ont également leurs

titulaires. Vingt-sept directeurs judiciaires ont été
désignés. Pour ce qui concerne les DIRCO, le
premier tour de la procédure de sélection n'a pu

07/03/2001

CRIV 50

COM 409

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

en sélectionner que dix-huit sur les vingt-sept.
Neuf doivent encore être désignés: cinq pour la
Région flamande, trois pour la Région wallonne et
un pour Bruxelles. Le deuxième tour en ce qui
concerne ces neuf emplois à pourvoir est en cours
et devrait également se clôturer dans le courant
du mois d'avril.

Toujours en ce qui concerne ces niveaux
déconcentrés, les règles de fonctionnement,
d'organisation et de structure ont été précisées
par deux circulaires qui datent de la fin de l'année
passée et qui sont communes aux ministres de la
Justice et de l'Intérieur, puisque ces deux niveaux
travaillent aussi bien pour l'un que pour l'autre.

Pour le surplus, en ce qui concerne le personnel
de la police fédérale, un arrêté ministériel qui a été
pris au tout début de cette année règle une
procédure de mise en place de l'ensemble des
personnels qui composent actuellement la police
fédérale. Il s'agit d'à peu près 17.500 à 18.000
personnes, c'est-à-dire toute l'ancienne
gendarmerie et l'ancienne police judiciaire. Cette
masse d'hommes sera progressivement ramenée
au nombre de 10.000, lorsque dans le courant de
l'année 2001, les 7.539 anciens gendarmes qui
sont actuellement dans les brigades territoriales
de la police fédérale passeront dans les corps de
police locale.

La mise en place de ce personnel est en cours et
nous attendons, pour la fin de ce mois au plus
tard, un organigramme détaillé jusqu'au dernier
homme de l'ensemble de la police fédérale qui va
être proposé par le commissaire général, en
concertation avec les cinq directeurs généraux.

Les dossiers qui sont actuellement les plus
brûlants pour la police fédérale qui fabrique elle-
même ses propositions, qu'elle soumet au
ministre , concernent notamment l'affectation de
l'appui fédéral on en a parlé tout à l'heure , qui
représente une marge budgétaire de quelque 2,3
milliards. La police nous fabrique des propositions
d'affectation de ces 2,3 milliards au travers d'une
trentaine de postes dont la plupart bénéficient
directement aux polices locales.

Le second dossier le plus urgent que la police
fédérale instruit actuellement, c'est l'inventaire du
patrimoine des brigades territoriales de la police
fédérale, de même que l'inventaire de ce qui se
trouve au sein des polices communales. Ces
inventaires sont dressés en vue de préparer la
fusion de ces deux instances dans les corps de
police locale et de pouvoir appliquer un système
de transfert des biens meubles vers les corps de

police locale d'une manière identique pour tous, et
ce conformément aux dispositions qui figurent
dans un projet de loi qui a été déposé la semaine
dernière à la commission de l'Intérieur et qui figure
aujourd'hui à l'agenda de cette commission. C'est
le projet de loi couramment appelé "projet de loi
fresque", qui modifie la loi du 7 décembre 1998.
Dans ce projet, on décrit la manière dont les biens
meubles des anciennes brigades de gendarmerie
et des polices communales seront transférés aux
polices locales.

Enfin, le troisième dossier parmi les plus urgents
pour la police fédérale, c'est une réflexion qui
concerne le détachement d'officiers de liaison
auprès des gouverneurs de province. La loi du 7
décembre 1998 dispose que les gouverneurs de
province ont à leur disposition un ou plusieurs
officiers de liaison venant du service de police
intégrée, c'est-à-dire soit de la police fédérale, soit
de la police locale.

La réflexion porte actuellement sur le nombre de
ces personnes et sur leurs attributions
respectives, d'ailleurs à la demande criante des
divers gouverneurs de province qui nous ont écrit
à cet égard. Voilà pour la police fédérale.

En ce qui concerne la police locale, sa mise en
place est déjà préparée depuis le mois
d'avril 2000 par la désignation d'un certain nombre
de zones de police pilotes: 22 initialement, une
bonne soixantaine à la fin de l'année passée et le
mouvement est en train de s'étendre. Cette mise
en place est accompagnée par le ministre de
l'Intérieur, par le biais de plusieurs circulaires: une
vingtaine ont déjà été diffusées qui décrivent la
manière de travailler en fait et de se comporter
comme une future police locale. Le timing espéré
de cette mise en place de la police locale se
termine le 1

janvier 2002. Les instruments

servant à faire respecter ce timing apparaissent
dans le même projet de loi qui figure dans
l'agenda des travaux de ce jour de la commission
de l'Intérieur; il s'agit toujours du projet de loi
"fresque" qui prévoit des mécanismes de tutelle
contraignante, de tutelle coercitive permettant au
ministre de l'Intérieur d'intervenir de manière
contraignante s'il apparaissait que certaines
zones, pour une raison ou une autre, sont en
retard sur le timing espéré.

Les dossiers les plus brûlants, les plus urgents ou
les plus actuels pour la mise en place de la police
locale concernent tout d'abord la détermination
des modalités d'octroi des subventions
communales et fédérales aux zones de police.
C'est le dossier qui a fait l'objet de réunions cette

CRIV 50

COM 409

07/03/2001

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

semaine, il y a deux nuits de cela, et sur lequel
nous reviendrons la semaine prochaine.

Le deuxième dossier le plus urgent concerne la
désignation des chefs de corps dans les corps de
police locale. Ces procédures ont déjà démarré
dans plus de 100 zones sur les 196 zones
existantes. Je parle des appels aux candidats: ils
sont pris sur l'initiative du bourgmestre dans les
zones monocommunales ou du collège de police
dans les zones pluricommunales. Nous avons
incité les autorités locales à procéder au plus vite
à cet appel aux candidats et à procéder au plus
vite à leur sélection de manière à être en mesure
de ne pas perdre de temps dans la présentation
des candidats. Cette présentation peut se faire
relativement vite dans les zones
monocommunales puisqu'elle dépend d'une
initiative du conseil communal; elle devra attendre
le début du mois d'avril dans les zones
pluricommunales puisque l'initiative émane là du
conseil de police qui ne peut, juridiquement
parlant, commencer à fonctionner que le 2 avril
2001. Mais l'espoir est qu'en avril 2001, tout le
monde soit prêt à proposer au ministre un chef de
corps de manière à ce que, symboliquement, dans
les zones, même si les corps ne sont pas encore
constitués, les personnels concernés puissent
clairement identifier quel sera leur chef de demain.
C'est très important.

Le troisième dossier le plus urgent concernant la
mise en place des zones de police ou les polices
locales consiste en l'élaboration d'un arrêté royal
qui régit les normes d'organisation et de
fonctionnement des corps de police locale. Ce
projet d'arrêté royal, ainsi que la circulaire qui
l'accompagne, est prêt. Le second arrêté royal,
tout aussi urgent et qui dépend des discussions
relatives à l'attribution des moyens budgétaires,
est un arrêté qui fixe les normes minimales
d'objectifs dans les différentes zones. Maintenant
que les clés de répartition budgétaire et les
résultats sont connus, on peut en tirer des
conclusions sur les objectifs minimaux que nous
pourrons imposer aux zones. Cet arrêté pourra
être préparé dans les jours qui viennent puisque la
solution budgétaire est maintenant connue.

Toujours actuel est cet inventaire du patrimoine
des polices communales dont je viens de parler et
qui est réalisé grâce à l'appui fourni par la police
fédérale en vue du transfert des biens meubles
des polices communales vers les polices locales.

Enfin, dernier dossier finalisé, qui concerne
exclusivement la police locale: l'élaboration d'un
vade-mecum qui permettra aux zones de police

de concevoir et de rédiger leur plan zonal de
sécurité.

Il y a finalement une série de dossiers communs
aux deux niveaux de police, qui sont tout aussi
urgents et plus ou moins en voie soit d'élaboration
soit de finalisation. Le premier est celui de
l'uniforme: un marché a été conclu avec une firme
chargée de procéder au design de cet uniforme.
L'entreprise est occupée à nous dessiner
l'uniforme et, dans les toutes prochaines
semaines, nous devrions connaître le look auquel
répondront les futurs policiers.

A titre transitoire, ce qui était également convenu,
parce que nous en avions besoin à partir du mois
d'avril, puisque le statut change à ce moment-là,
c'est la désignation de signes distinctifs et des
grades des futurs policiers. Ils seront, demain à
partir du 1

avril identiques. Nous sommes

tombés d'accord avec la firme chargée du
"design" de l'uniforme sur la manière d'identifier
les grades aux deux niveaux de police. La
désignation sera la même. Une différence de ton
distinguera le niveau local du niveau fédéral mais
les grades seront désignés de la même manière
que l'on soit fédéral ou local.

La question du logo et l'identité visuelle de la
future police est au même stade de réalisation.
Une firme est chargée de nous concevoir l'identité
visuelle à partir du logo qui a été déterminé il y a
deux ans. Cette firme est désignée et procède
actuellement à la description de l'identité visuelle
sur tous les supports qui entoureront les policiers
locaux et fédéraux.

Troisième dossier commun: le recrutement et la
sélection du personnel. Aujourd'hui démarre la
campagne de recrutement et de sélection du
personnel de la future police intégrée. Vous
pourrez le découvrir ce soir sur vos écrans de
télévision et, à partir de demain, dans la presse
quotidienne ou hebdomadaire. Il s'agit d'une
campagne de sélection orchestrée par la direction
chargée du recrutement et de la sélection de la
police intégrée et qui est relative au recrutement
du cadre de base pour les deux niveaux de police.

Le quatrième dossier commun est celui des
statuts. Il n'a pas été suffisant d'élaborer le projet
d'arrêté royal plus connu sous le nom de "projet
d'arrêté royal mammouth", il faut en outre que ce
projet d'arrêté royal soit lui-même complété par
d'autres projets d'arrêtés royaux ou d'arrêtés
ministériels, voire de circulaires. Tous ces textes
sont en cours d'élaboration pour que l'essentiel
la plus grosse masse d'entre eux soit disponible

07/03/2001

CRIV 50

COM 409

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

au 1

avril 2001.

Enfin, dernier sujet d'actualité qui est plutôt "piloté"
par le ministre de la Justice - nous n'entrerons
donc pas ici dans les détails: il s'agit de la
réflexion relative à la construction et aux modalités
d'accès et de stockage d'informations dans la
banque de données policière.

Voilà où l'on en est.

De voorzitter: Zijn er mensen die nog even
wensen in te gaan op de verstrekte informatie?
Wij zullen volgende week in elk geval de kans
krijgen om daarover van gedachten te wisselen,
zeker over de financiële implicaties. Ik stel voor
dat wij daarvoor de nodige tijd uittrekken. Intussen
is de dag al een eind gevorderd. Ik stel dus voor
om over te gaan naar de ingediende vragen. Ik
verzoek alle collega's geen lange inleiding te
houden maar de vraag gewoon ter tafel te leggen.
Er kan dan een kort antwoord van de minister
volgen.

04 Mondelinge vraag van de heer Marcel

Hendrickx aan de minister van Binnenlandse
Zaken over "de toepassing van de artikelen 238
en 239 van de wet tot organisatie van een
geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op
twee niveaus" (nr. 4001)

04 Question orale de M. Marcel Hendrickx au

ministre de l'Intérieur sur "l'application des
articles 238 et 239 de la loi organisant un
service de police intégré, structuré à deux
niveaux" (n° 4001)

04.01 Marcel Hendrickx (CVP): Mijnheer de

voorzitter, mijnheer de minister, collega's, artikel
238 bepaalt dat de politieraad in een zone met
meerdere gemeenten binnen de twee jaar na het
in werking treden van het artikel kan beslissen een
vrijwillige maatregel te nemen voorafgaand aan de
pensionering. Wij hebben het daar zojuist al even
over gehad. Artikel 239 zegt daarentegen dat de
gemeente aan een dergelijk personeelslid 80%
wachtgeld moet betalen. Bedoelt men in artikel
239 dat de gemeente van oorsprong van het lid
van de politie moet betalen of moet dit door de
politieraad worden gedaan zoals in artikel 238
bepaald is? Als het om de gemeente van
oorsprong gaat, kan men in een grote zone met
meerdere gemeenten tot vrij eigenaardige
situaties komen. Als er één grote gemeente is en
een aantal kleine, dan heeft de financiële impact
van deze 80% niet veel te betekenen voor de
kleine gemeenten maar voor een grote gemeente
kan dit tot belangrijke bedragen oplopen. In onze
politiezone betekent dat voor mijn stad

bijvoorbeeld een jaarlijkse meeruitgave van 25
miljoen frank. Artikel 26 van de wet zegt dat er bij
stemmingen over begrotingen,
begrotingswijzigingen en jaarrekeningen...

De voorzitter: Collega's, mag ik u vragen om
enige stilte in acht te nemen? Ik zie dat de
mensen van de diensten zelfs niet in staat zijn de
spreker te verstaan, laat staan notities te nemen.
Ik sta erop dat men een poging doet om naar
elkaar te luisteren of elkaar tenminste laat praten.

04.02 Marcel Hendrickx (CVP): Ik herhaal even

de vraag of artikel 26 op een dergelijke beslissing
van toepassing is. Geldt hiervoor soms gewoon
een hoofdelijke stemming?

Er zijn dus drie vragen waarop ik graag een
antwoord zou krijgen. Ten eerste, komt het
wachtgeld zoals in artikel 239 bepaald ten laste
van de politieraad of van de gemeente van
oorsprong? Ten tweede, geldt artikel 26 bij de
stemming over het al dan niet toepassen van
artikel 238? Ten derde, als de politieraad beslist
om artikel 238 toe te passen, is er dan in een
financiële tegemoetkoming voorzien voor de
gemeenten vanuit de federale overheid?

04.03 Minister Antoine Duquesne: Mijnheer de

voorzitter, collega's, aangezien artikel 238 van de
wet van 7 december 1998, ingevolge artikel 248
van dezelfde wet in voege treedt bij de oprichting
van de zones, komt het wachtgeld ten laste van de
zones. Ten gevolge van de toepassing van artikel
25 van dezelfde wet, geldt de gewone stemming
bij eenvoudige meerderheid. Mijn antwoord op uw
derde vraag: de wet van 1998 voorziet niet in een
financiële tegemoetkoming voor de gemeenten of
de politiezones.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

05 Mondelinge vraag van de heer Marcel

Hendrickx aan de minister van Binnenlandse
Zaken over "de statuutkeuze van de
politieambtenaren" (nr. 4002)

05 Question orale de M. Marcel Hendrickx au

ministre de l'Intérieur sur "le choix de statut des
agents de police" (n° 4002)

05.01 Marcel Hendrickx (CVP): Mijnheer de

voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik kan
het zeer kort houden. Vanmorgen werd gezegd
dat er mogelijk een uitstel van de keuze komt. Ik
neem dus aan dat deze vraag reeds werd
beantwoord. De rest van mijn vraag vervalt
daardoor, indien er inderdaad een uitstel van

CRIV 50

COM 409

07/03/2001

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

keuze komt. Staat dat al vast, mijnheer de
minister?

Le président: C'est ce que vous aviez dit!

05.02 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le

président, c'est exact. Je compte, d'ailleurs, à
l'occasion de l'examen de la loi FRESC et dans un
souci de sécurité juridique, déposer un
amendement en ce sens. Les statuts entrent en
vigueur, mais trois mois supplémentaires sont
accordés pour éviter certaines conséquences
négatives en cas d'absence de choix à la date du
1

avril.

De voorzitter: Vermits de vraag al op voorhand
beantwoord was zijn we aan de derde vraag toe.
U kunt de vraag als gesteld beschouwen. Ik
verwijs naar het antwoord van deze voormiddag
dat hierop neerkwam, voor diegenen die het
moeten verslaan, dat het statuut vastgelegd zal
zijn per 1 april 2001, maar dat men over een
ruimere tijd zal beschikken, drie bijkomende
maanden, om de keuze te maken voor het oude of
voor het nieuwe statuut.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

06 Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme

aan de minister van Binnenlandse Zaken over
"de aanwerving van politieambtenaren in
taalgrensgemeenten" (nr. 4006)

06 Question orale de M. Yves Leterme au

ministre de l'Intérieur sur "le recrutement
d'agents de police dans des communes situées
sur la frontière linguistique" (n° 4006)

06.01 Yves Leterme (CVP): Mijnheer de

voorzitter, ik verontschuldig mij op voorhand dat ik
de kwaliteiten van collega Hendrickx niet zal
kunnen benaderen, laat staan overtreffen.
Mijnheer de minister, collega's, we hebben al een
paar keer over de situatie in de
taalgrensgemeente Mesen gesproken, waar het
bijzonder moeilijk was om iemand te vinden die
daar als veldwachter aan de slag zou gaan. In het
algemeen stellen wij vast dat in
taalgrensgemeenten de aanwerving van
tweetalige kandidaten voor de openstaande
functies van politieambtenaren moeilijk is. Artikel
15, paragraaf 2 van de wetten op het gebruik van
de talen in bestuurszaken bepaalt immers dat de
elementaire kennis van de tweede taal een
vereiste is voor de beoefenaars van het
politieambt in de taalgrensgemeenten.
Tengevolge van de bepalingen in de wet, de
organisatie van de geïntegreerde politiedienst

gestructureerd op twee niveaus van 7 december
1998, is het grondgebied ingedeeld in politiezones
en werkt men op basis van die zones.

Het feit dat de voornoemde gemeenten samen
met de taalgrensgemeenten in politiezones zijn
onderverdeeld, zorgt voor een merkwaardige
situatie die, als ik het goed voor heb, in de
commissie al een paar keer zijdelings werd
aangebracht. Vandaag zou ik van de minister
graag een duidelijk antwoord krijgen op de
volgende twee vragen.

Ten eerste, wat betekent die onderverdeling
volgens de nieuwe wetgeving voor de aanwerving
van het politiepersoneel in de desbetreffende
zones, waaronder gemeenten ressorteren met
een bijzonder statuut krachtens de wet op het
gebruik van de talen in bestuurszaken?

Ten tweede, geldt de vereiste tweetaligheid voor
alle nieuwe politieambtenaren die men in die
zones wenst aan te werven?

06.02 Minister Antoine Duquesne: Mijnheer de

voorzitter, collega's, krachtens artikel 10 van de
wet van 7 december 1998 moet de lokale politie
van een meergemeentenzone op een zodanige
wijze worden georganiseerd, dat ze in elke
gemeente van de zone over één of meer
politieposten beschikt. Enkel de leden van de
politiediensten ingedeeld bij een politiepost in een
taalgrensgemeente, zullen aan de
tweetaligheidvereisten van artikel 15, § 2 van de
gecoördineerde taalwetten moeten voldoen.

Voor de lokale politie van een ééngemeentezone,
zoals Moeskroen en Voeren, is bovenvermeld
artikel 15, § 2 op al het personeel van de hele
zone van toepassing. Om het probleem van de
mogelijke leemtes in de taalkennis van de
personeelsleden te verhelpen, zullen de diensten
zo moeten worden georganiseerd dat voor de
omgang met het publiek het Frans of het
Nederlands overeenkomstig de wet kan worden
gebruikt. Bij de aanwerving van de leden van de
politiediensten zal met bovenstaande taalvereisten
rekening moeten worden gehouden. Opdat de
kandidaten die bij een politiedienst aan de
taalgrens wensen te postuleren, kunnen slagen in
de taalexamens van Selor, zullen aan het
politiepersoneel tijdens de basisopleiding
taalcursussen worden gegeven.

06.03 Yves Leterme (CVP): Mijnheer de

voorzitter, ik ken de materie niet zo goed. Ik heb
het ook niet zo goed begrepen, mijnheer de
minister. Betekent het dat in de hele politiezone,

07/03/2001

CRIV 50

COM 409

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

los van de situatie van de politiepost in een
taalgrensgemeente, waarvan u uitdrukkelijk zegt
dat het personeel moet voldoen aan de
taalvereisten, steeds de tweetaligheidsvereisten
moeten worden vervuld voor de concrete
organisatie en de praktische werking van de
zone?

06.04 Antoine Duquesne, ministre: Le problème

du bilinguisme au sein des services de police doit
faire l'objet d'une attention toute particulière. Vous
évoquez les communes de la frontière linguistique
mais je dois vous dire que, par exemple, les
bourgmestres de Bruxelles souhaitent disposer
d'agents bilingues. Ils ont beaucoup de difficultés
à obtenir des candidatures et à pouvoir ainsi
recruter.

C'est la raison pour laquelle on a prévu, dans les
statuts, une prime de bilinguisme. Lorsque
j'entends un certain nombre de responsables
locaux, je pense qu'il faut mener une réflexion sur
le contenu des formations dispensées. Il faut un
certain niveau d'exigences afin de prendre en
compte nos attentes à l'égard d'un policier présent
sur le terrain et en contact avec la population.
C'est une préoccupation que je partage et c'est
pour cette raison que j'ai demandé à mes services
de réfléchir sérieusement à ce problème.

06.05 Yves Leterme (CVP): Dus u gaat via de

feitelijke werking van Selor een aantal vereisten
stellen inzake tweetaligheid?

06.06 Antoine Duquesne, ministre: Certes, des

exigences sont fixées, et nous allons, par une
formation adéquate, faire en sorte que les
candidats qui se présentent puissent répondre à
ces exigences.

Le président: Monsieur le ministre, afin d'éviter
tout malentendu, votre intention est-elle bien
d'exiger de la totalité du personnel des zones
concernées qu'il soit bilingue?

06.07 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le

président, il convient que le personnel en rapport
avec le public puisse répondre dans les deux
langues.

Le président: Il doit donc être bilingue?

06.08 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le

président, il doit avoir une connaissance des deux
langues.

06.09 Yves Leterme (CVP): Dit zal dan via Selor

georganiseerd worden?

06.10 Antoine Duquesne, ministre: Ce sera

organisé par Selor, mais nous allons parce que
cela n'est pas évident donner une formation
adéquate de manière que les candidats puissent
répondre aux exigences fixées.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

07 Mondelinge vraag van de heer Marcel

Hendrickx aan de minister van Binnenlandse
Zaken over "de toekomst van de veiligheids- en
preventiecontracten" (nr. 4043)

07 Question orale de M. Marcel Hendrickx au

ministre de l'Intérieur sur "l'avenir des contrats
de sécurité et de prévention" (n° 4043)

07.01 Marcel Hendrickx (CVP): Mijnheer de

voorzitter, mijnheer de minister, collega's, bij uw
aantreden kondigde u aan de veiligheids- en
preventiecontracten te zullen evalueren. Anderhalf
jaar later was die evaluatie nog niet rond. En
daarom besliste u de contracten met een half jaar
te verlengen, te weten tot 30 juni 2001.

Deze evaluatie was zinvol en hier en daar zelfs
noodzakelijk. Bij de bespreking van uw
beleidsnota wees ik evenwel erop dat een
dergelijke evaluatie heel wat onrust veroorzaakt bij
betrokkenen omdat het meestal gaat om gesco's
of om personen met een tijdelijk contract.

Naar verluidt zal de evaluatie eind juni nog niet
klaar zijn en zullen de contracten andermaal met
en half jaar worden verlengd. Bovendien heeft de
nakende politiehervorming tot gevolg dat diegenen
die onder dergelijke contracten werken, helemaal
niet meer weten waar zij aan toe zijn en zich
uiteraard erg ongerust voelen.

Ziehier, mijnheer de minister, mijn uitgebreide
reeks vragen in dit verband.

Ten eerste, een degelijke preventiewerking stelt
een langetermijnplanning voorop en vereist
continuïteit in het beleid. Aangezien over de
contracten jaarlijks wordt onderhandeld hebben de
gemeenten geen zekerheid nopens de verlenging
van hun projecten, met alle gevolgen van dien. De
vraag is of de veiligheids- en preventiecontracten
in de toekomst op dezelfde manier worden
gefinancierd. Met andere woorden, zullen na 30
juni 2001 opnieuw veiligheids- en
preventiecontracten worden gesloten worden met
de betrokken gemeenten en zo ja, van welke duur
zullen deze contracten zijn? Is het niet mogelijk
om eindelijk contracten van drie tot vijf jaar te

CRIV 50

COM 409

07/03/2001

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

sluiten om alzo te zorgen voor meer continuïteit en
meer zekerheid?

Ten tweede, in het preventiecontract met het
ministerie is er sprake van een geïntegreerd
gemeentelijk veiligheidsbeleid. Dit hield tot op
heden in dat de bestuurlijke overheid
verantwoordelijk was voor de coördinatie van het
geïntegreerd preventiebeleid. Maar, mijnheer de
minister, waar situeert u binnen uw toekomstig
preventiebeleid de preventie- en de
veiligheidsdiensten? Zal de preventiedienst zich in
de toekomst binnen het gemeentebestuur blijven
situeren of zullen de preventiewerkers worden
overgeheveld naar het zonaal politiecorps?

Voor mijn derde vraag neem ik als voorbeeld een
regio die ik erg goed ken, met 111.584 inwoners.
In die regio zou de preventiedienst kunnen worden
ondergebracht bij de zonale politiedienst. Maar
zou in dat geval dezelfde actieradius, met name
de volledige politiezone, moeten worden bediend?
In bevestigend geval zal het aantal manschappen
moeten worden opgedreven en de vraag is of
hiervoor in bijkomende financiële middelen wordt
voorzien.

Ten vierde, wordt er werk gemaakt van het statuut
van de preventiewerkers en de
preventieambtenaars? Hoe zal dat statuut worden
opgesteld?

Ten vijfde, het lijkt mij belangrijk om de
preventieambtenaar een duidelijke plaats te geven
in het lokale veiligheidsbeleid. Welk is zijn
toekomstig mandaat en aan wie dient in de eerste
plaats verantwoording te worden afgelegd?

Tot slot nog dit, mijnheer de minister. Momenteel
zetelt een beperkt aantal preventieambtenaren in
het vijfhoeksoverleg. Is het uw intentie om de
toekomstige preventieambtenaar een structurele
plaats te geven in de zonale veiligheidsraad?

07.02 Minister Antoine Duquesne: Mijnheer de

voorzitter, collega's, alvorens de verschillende
vragen te beantwoorden, wens ik mee te delen dat
het resultaat van de evaluatie van de verschillende
veiligheids- en preventiecontracten enkele weken
geleden naar de betrokken burgemeesters
gestuurd werd; dus ook naar u, mijnheer
Hendrickx.

Ik kom thans tot de gestelde vragen.

Les contrats de sécurité déjà prolongés jusqu'au
30 juin 2001 seront maintenus jusque fin 2001. Je
ne sais pas si j'ai eu l'occasion de le dire dans

mon exposé tout à l'heure. C'est une des
décisions qui vient d'être prise mais que je dois
maintenant formaliser devant le gouvernement.

Par ailleurs, le volet prévention se poursuivra
tandis que les moyens octroyés au volet police
seront demain intégrés dans la dotation fédérale.
C'est la raison pour laquelle je vous ai dit tout à
l'heure qu'on avait procédé à certaines corrections
des montants, pour assurer la continuation de
l'action grâce à l'octroi des moyens nécessaires.

En ce qui concerne la durée des contrats,
j'envisage de proposer au gouvernement des
contrats d'une durée supérieure à un an, à partir
de 2002.
La durée de 3 ou 4 ans que vous proposez pour
les contrats me semble par contre fort longue car
certains projets ne fonctionnant pas de manière
satisfaisante doivent parfois être réorientés.

Ensuite, le service de prévention restera au niveau
communal. Un meilleur statut en faveur des
travailleurs de prévention est souhaitable. Cela
dépend toutefois de la volonté des autorités
communales. Le personnel qui travaille au sein
des contrats est en effet du personnel communal.

Enfin, le rôle du fonctionnaire de prévention sera
conservé. Il restera, comme le prévoit la circulaire
du 11

mars

1998, le conseiller privilégié du

bourgmestre en matière de prévention. Il
appartiendra donc au bourgmestre, qui reste,
conformément à l'article 133 de la loi communale,
le responsable pour sa commune en matière de
sécurité, de veiller à ce que l'on tienne compte de
ces initiatives de prévention communale au sein
de la zone. Si la loi du 7 décembre 1998 offre la
possibilité pour le fonctionnaire de prévention
d'être invité à titre d'expert au sein du conseil
zonal de sécurité, ce sera au bourgmestre qu'il
appartiendra de s'assurer, au sein du collège de
police, que sa politique communale de prévention
s'intègre dans celle développée au niveau de la
zone de police.

07.03 Marcel Hendrickx (CVP): Ik wens daar

nog een korte vraag aan toe te voegen. Mijnheer
de minister, moet ik daaruit besluiten dat de
mensen van de Preventiedienst alleen voor de
gemeente werken waaraan het contract is
toegekend en niet voor de gehele zone?

07.04 Antoine Duquesne, ministre: Le volet

prévention strictement civil est tout à fait étranger
au problème de l'organisation des services de
police. On aura donc demain, comme aujourd'hui,
un contrat avec la commune.

07/03/2001

CRIV 50

COM 409

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

08 Question orale de M. André Frédéric au

ministre de l'Intérieur sur "les contrats de
prévention" (n° 4094)

08 Mondelinge vraag de heer André Frédéric

aan de minister van Binnenlandse Zaken over
"de preventiecontracten" (nr. 4094)

08.01 André Frédéric (PS): Monsieur le

président, monsieur le ministre, chers collègues,
je serai bref puisqu'un certain nombre de
réponses ont déjà été données en réponse à la
question de notre collègue Hendrickx.

Je voulais, en tout cas, monsieur le ministre, vous
faire part cette après-midi de l'inquiétude
grandissante des travailleurs de terrain, que ce
soit dans le cadre des contrats de sécurité de
société, ou dans celui des contrats de prévention.

Si je vous ai bien entendu, monsieur le ministre,
vous avez confirmé que non seulement les
moyens budgétaires étaient prévus pour veiller à
ce que ces contrats de sécurité puissent se
poursuivre jusqu'au 31 décembre 2001 mais aussi
que l'intention ferme du gouvernement est de les
maintenir, voire de les développer puisqu'on
donnera une forme de pérennité aux actions en
leur donnant une visibilité dans le temps. Il est
essentiel, comme le disait M. Hendrickx tout à
l'heure, que les gens sur le terrain ne doivent pas
se demander ce qu'ils deviendront dans six mois.

J'attire l'attention du ministre sur le fait qu'en
Région wallonne, les projets de lutte contre
l'exclusion sociale initiés en 1992 ont, pour
poursuivre les même objectifs, pris la forme de
plans sociaux intégrés qui, comme les triennaux
des travaux, sont des triennaux sociaux. Cette
durée de 3 ans peut être considérée comme
efficace dans les communes qui bénéficient
actuellement de ce type de projet.

L'inquiétude est grande également en ce qui
concerne les contrats de prévention, ce, d'autant
plus que l'on en parle peu. Cela concerne
majoritairement des communes de plus petite
taille et, en tout cas, des communes qui se situent
en milieu rural ou semi-rural.

Monsieur le ministre, je voudrais attirer votre
attention sur le sujet. Je l'ai d'ailleurs déjà fait
dans le cadre de débats budgétaires. Le
renforcement des moyens en milieu urbain a
provoqué un certain nombre de résultats positifs

en termes de diminution de petite criminalité. Mais
on assiste aussi au transfert d'un certain nombre
de problèmes des centres urbains vers le milieu
rural et semi-rural. Il est vrai que l'on peut
constater la diminution de certains faits. Mais il
faut bien constater que l'on retrouve le même type
de problèmes en périphérie des centres urbains et
je pense ici en particulier au "deal".

Ma question est très précise. Des contrats de
prévention fonctionnent remarquablement bien. Ils
sont attribués à des communes qui se sont
associées en intercommunales. Je prends
l'exemple de l'Ourthe-News, dans la région de
l'Ourthe-Amblève, qui est associé à ma commune.
Les gens qui travaillent dans ces contrats de
prévention ont développé un certain nombre de
synergies très efficaces, y compris avec la police
fédérale, les polices locales et tous les acteurs de
terrain. Ma question est simple. Avez-vous oui ou
non l'intention de maintenir le financement en
2001 et dans les années qui suivent?

08.02 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le

président, monsieur Frédéric vous allez pouvoir
rassurer l'ensemble du personnel dont vous vous
êtes fait l'écho.

Il n'est pas question de sacrifier les contrats de
prévention au nom de la réforme des polices. Les
contrats de sécurité, en ce compris les volets
policier et prévention et les contrats de prévention,
seront prolongés jusqu'au 31 décembre 2001.

A partir du 1

janvier 2002, le budget alloué aux

villes et communes dans le cadre du volet policier,
tombera dans la dotation fédérale aux communes
pour la réforme des polices.

Les initiatives de prévention, développées dans
les contrats de sécurité de société, ainsi que les
contrats de prévention seront poursuivis à partir
du 1

janvier 2002, ce, en fonction des résultats

de l'évaluation de chacun des contrats.

L'enveloppe budgétaire globale actuelle sera
reconduite pour la politique de prévention. Il n'est,
en effet, pas question d'imputer le budget inhérent
à la réforme des polices sur celui de la prévention,
qui reste une priorité pour le ministère de
l'Intérieur au même titre que les initiatives
policières.

La prévention doit rester un maillon essentiel dans
une politique de sécurité intégrée, comme c'est
d'ailleurs prévu dans le plan fédéral de sécurité.

La politique de prévention sera donc maintenue

CRIV 50

COM 409

07/03/2001

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

via la politique contractuelle déjà initiée.

Ces informations, je l'espère, doivent permettre de
rassurer les hommes et les femmes de terrain qui,
chaque jour, s'appliquent à donner à la prévention
l'attention et la qualité requises.

En ce qui concerne la durée des contrats, je viens
de dire à M. Hendrickx que je pensais qu'il était
souhaitable d'allonger la durée des contrats, mais
que prévoir des durées trop longues pourrait
représenter un certain risque.

Par contre, la question que l'on peut se poser est
de savoir si on ne sort pas du champ des
dispositions contractuelles concernant les
expériences qui ont donné des résultats. Il
conviendrait de s'interroger sur la nécessité de
pérenniser celles-ci, non seulement dans les
communes qui bénéficient de ces contrats de
sécurité mais également dans d'autres. Il est utile
d'y réfléchir; c'est ce à quoi je m'emploie pour
l'instant.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

De mondelinge vraag nr. 4072 van de heer Pieter
De Crem werd ingetrokken.

09 Mondelinge vraag van de heer Filip De Man

aan de minister van Binnenlandse Zaken over
"de verdeling van middelen en personeel in het
kader van de politiehervorming" (nr. 4073)

09 Question orale de M. Filip De Man au

ministre de l'Intérieur sur "la répartition des
moyens et des effectifs dans le cadre de la
réforme des polices" (n° 4073)

09.01 Filip De Man (VLAAMS BLOK): Mijnheer

de voorzitter, heel wat van deze vragen zijn reeds
beantwoord door de minister van Binnenlandse
Zaken in zijn uiteenzetting van daarnet. Ik zal
evenwel een aantal vragen moeten stellen omdat
ze niet echt werden beantwoord.

Mijnheer de minister, ik heb deze vragen eigenlijk
al meermaals gesteld. Ik vrees dat ik ook vandaag
geen antwoord zal krijgen. Er is evenwel hoop
want u hebt gezegd dat de berekeningen voor de
bijna 600 gemeenten nagenoeg zijn afgewerkt
zodat wij zeer binnenkort daarover zullen kunnen
beschikken. Ik zal dan zelf de verdeling maken
waarop ik reeds lang aandring.

Mijnheer de minister, ik had van u graag gehoord
of wij volgende week die documentatie zullen
ontvangen. Dit lijkt mij bijzonder belangrijk voor

het debat. Als wij niet uiterlijk op maandag over
deze informatie beschikken, zitten wij andermaal
rond de pot te draaien. Mijnheer de voorzitter, het
is uw taak om erop aan te dringen dat de
commissie goed wordt gedocumenteerd om te
kunnen debatteren.

Mijnheer de minister, hoe zit het met de verdeling
van de 18,4 miljard Belgische frank, die nu is
opgetrokken naar 20 miljard frank, over de drie
gewesten? Zullen wij maandag de berekeningen
krijgen? Zullen we ook een lijst krijgen van wat er
te gebeuren staat met de overtollige rijkswachters
in de diverse zones? Ik neem aan dat u dit
allemaal zult berekenen zodat u kunt meedelen in
welke zones er moeten bijkomen en in welke
zones er moeten weggaan. U zult daarvoor
werken met een soort aanmoedigingspremies. U
zult de rijkswachters ertoe aanzetten om te
muteren naar zones waar ze wel nodig zijn. Ik
vraag mij af in hoeverre men rijkswachters zal
kunnen bewegen om te verhuizen. Er zijn heel wat
familiale omstandigheden onder meer een eigen
woning die dit kunnen verhinderen. U moet ons
toch eens uitleggen hoe u erin zult slagen om
rijkswachters van de ene zone naar de andere te
laten verhuizen. Ik neem aan dat men dit met een
premie niet zo gemakkelijk voor elkaar zal krijgen
tenzij men met zeer forse bedragen uitpakt.

Op de vraag welke sommen zullen worden
uitgekeerd per politieman werd daarstraks een
antwoord gegeven. Over het akkoord met de
steden heb ik ook al iets gehoord. Ik heb iets
minder gehoord over de gewesten. Ik weet niet of
u recent met de gewesten hebt onderhandeld
maar ik weet wel dat nogal wat kopstukken uit de
diverse gewesten en meer bepaald uit Brussel en
Wallonië te keer gingen en hoge eisen stelden.
Bestaat er eigenlijk wel een akkoord met de drie
gewesten over wat u dinsdag heeft uitgedokterd?

Er werd reeds gesproken over het geld dat zal
worden geïnvesteerd in de gemeenten. Ik zal dit
punt dan ook laten vallen.

Ik denk dat we de discussie over het
solidariteitsmechanisme best verleggen naar
volgende week omdat we dan misschien zullen
kunnen begrijpen hoe het precies in elkaar zit,
want het lijkt me toch bijzonder gecompliceerd,
met uitzonderingen boven op uitzonderingen.

De solidariteit zal naar ik nu verneem geen 6
of zelfs geen 10 jaar duren, maar 12 jaar,
mijnheer de minister. Ik vind dat behoorlijk lang.
Over het principe van de solidariteit wil ik volgende
week ook wel eens een boompje opzetten, want ik

07/03/2001

CRIV 50

COM 409

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

denk dat we daar tot rare bevindingen zullen
komen. Dat zal volgende week meer en beter aan
de orde komen.

09.02 Minister Antoine Duquesne: Mijnheer de

voorzitter, collega's, de regering heeft de verdeling
van de federale dotatie aan de politiezones
verfijnd. De federale dotatie aan de politiezones
bedraagt bijna 18,8 miljard frank. Dat bedrag zal
worden verdeeld op basis van een budgettaire
verdeelsleutel die door de KUL werd berekend.
Eenmaal de verdeling is gebeurd, tot een bedrag
van 686.626 frank per eenheid van de
verdeelsleutel, moet een solidariteitsmechanisme
worden ingevoerd om de politiezones te helpen
die het moeilijk hebben en de kosten niet kunnen
betalen met de middelen die aanvankelijk werden
toebedeeld. In zones met te veel rijkswachters zal
de politiemensen worden verzocht hun
overplaatsing aan te vragen naar zones die over
voldoende budgettaire middelen beschikken, maar
een tekort aan manschappen hebben.

Het solidariteitsmechanisme wordt gestijfd door
een bijdrage van de federale staat en van de
begunstigde zones. Deze laatsten leveren een
bijdrage van ongeveer 34,5% van het
begrotingsoverschot dat ze dankzij de verdeling
van de globale dotatie hebben gekregen. De
solidariteit is degressief en spreidt zich over twee
gemeentelijke legislaturen. De federale staat
draagt 500 miljoen frank bij. Dat bedrag komt
bovenop de 18,8 miljard frank. Die financiële
middelen zullen in de eerste plaats aan de zones
met de meest beperkte budgettaire mogelijkheden
worden toegewezen.

Het solidariteitsmechanisme heeft de verdienste
enerzijds, de zones die zich steeds hebben
ingezet voor de veiligheid te belonen en
anderzijds, situaties uit het verleden recht te
zetten en mogelijkheden te bieden om het vereiste
niveau te halen.

Over de oplossing van de regering moet nog wel
een samenwerkingsakkoord met de gewesten
worden gesloten. De eerste minister zal het
overleg terzake binnenkort opstarten.

09.03 Filip De Man (VLAAMS BLOK): Mijnheer

de voorzitter, ik dank de minister voor het
antwoord.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

10 Mondelinge vraag van de heer Filip De Man

aan de minister van Binnenlandse Zaken over

"het nieuwe statuut in het kader van de
politiehervorming" (nr. 4074)

10 Question orale de M. Filip De Man au

ministre de l'Intérieur sur "le nouveau statut
prévu dans le cadre de la réforme des polices"
(n° 4074)

10.01 Filip De Man (VLAAMS BLOK): Mijnheer

de voorzitter, mijnheer de minister, collega's,
blijkbaar is een grondwetswijziging nodig om het
statuut te kunnen invoeren.

Mijnheer de minister, denkt u dat tegen 1 april
2001 rond te kunnen krijgen? U hebt een
tweederde meerderheid nodig. De regering
beschikt niet eens over een tweederde
meerderheid. Op welke manier zult u slagen in uw
opzet?

Heeft de Raad van State nog bedenkingen inzake
een aantal artikelen van het mammoetbesluit?

Mijnheer de voorzitter, ik wens nog even de
aandacht te vestigen op twee kleine vraagjes. Een
handelt over de 12-urendag. De minister kan die
vraag gerust volgende week beantwoorden. De
andere vraag handelt over de perequatie. Ik
vermoed dat het punt vanmorgen ter sprake is
gekomen. Ik zal uw antwoord terzake kunnen
terugvinden in het verslag van de bespreking die
vanochtend heeft plaatsgehad.

10.02 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le

président, chers collègues, la modification à
l'article 184 de la Constitution a été introduite au
Sénat. Elle est actuellement traitée par la
commission compétente. La séance plénière est
programmée le 12 mars 2001. Par la suite, l'article
sera traité par la Chambre et, j'espère, par la
séance plénière du 26 mars 2001.
La date du 1

avril n'est pas remise en cause. Le

cas échéant le statut pourra être mis en vigueur
avec effet rétroactif.

Il existe une controverse juridique mais je souhaite
que les choses soient clarifiées. Je continue à
prétendre qu'il n'existe pas de problème juridique.
Afin de lever la controverse, je profite de cette
modification de l'article 184, qui ne concerne pas
que cela, pour clarifier les choses.

Je suis convaincu, après avoir relu les travaux
préparatoires de la loi de 1998, que tous ceux qui
ont fait des déclarations à ce moment et qui ont
voté la loi, à savoir bien plus que la majorité des
2/3, seront tout à fait conséquents avec eux-
mêmes et se réjouiront non seulement de pouvoir
adapter la terminologie mais de lever une

CRIV 50

COM 409

07/03/2001

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

équivoque sur le plan juridique.

Le Conseil d'Etat n'a pas encore rendu un avis
officiel quant à l'arrêté dit mammouth. Cet avis
devait me parvenir durant le mois de décembre.
Je suis dépendant de toute une série d'instances
qui doivent me remettre des avis.

L'article VI.1.7 du projet d'arrêté royal mammouth
prévoit que, pour des services de permanence
organisés structurellement en services effectués à
l'intérieur, ceux-ci peuvent être planifiés pour une
durée de 12 heures. Ceci exige, néanmoins, la
négociation syndicale au sein du comité de
concertation de base ou du comité supérieur de
concertation.

Enfin, en ce qui concerne la péréquation des
pensions, la réponse me semble claire. Je me
réfère à l'article 18 ainsi qu'à la réponse donnée
ce matin: aucun système de péréquation n'est
prévu.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

11 Mondelinge vraag van de heer Filip De Man

aan de minister van Binnenlandse Zaken over
"de topbenoemingen in het kader van de
politiehervorming" (nr. 4075)

11 Question orale de M. Filip De Man au

ministre de l'Intérieur sur "les nominations aux
plus hautes fonctions dans le cadre de la
réforme des polices" (n° 4075)

11.01 Filip De Man (VLAAMS BLOK): Mijnheer

de voorzitter, ook dit verhaal is gekend. Een paar
maanden geleden is men u daarover beginnen
ondervragen, mijnheer de minister. U hebt al een
aantal malen antwoord gegeven. De laatste maal
stelde u dat er nog een zestal functies moest
worden ingevuld. Er waren toen al elf functies
toegekend aan Vlamingen, zeventien aan
Franstaligen, wat mij natuurlijk de wenkbrauwen
deed fronsen. Als ik mij niet vergis, heb ik u in
plenaire vergadering gevraagd hoe het daarmee
zit. Ik neem aan dat er, op zijn Belgisch, een
50/50-verdeling zal komen die ikzelf natuurlijk
betwist. Maar goed, dat is de regel die gevolgd
wordt. Ik vraag u dus nu of de overblijvende zes
plaatsen alle naar Vlamingen zijn gegaan. Het
gaat om niet onbelangrijke jobs, namelijk de top
bij de federale politie. Ik denk dus dat deze vraag
zeker gerechtvaardigd is. Ik zou graag van de
minister, net als vorige maand, een schriftelijk
overzicht krijgen van de vermelde
topbenoemingen, dus met vermelding van naam,
herkomst van het korps en taalaanhorigheid.

Het tweede gedeelte gaat over de zonechefs. Er
moeten bijna 200 topbenoemingen gebeuren bij
de lokale politie in de 196 zones. Ik had graag
geweten hoe het daarmee staat. Tijdens de
toelichting van de minister daarnet heb ik gehoord
dat er eigenlijk nog maar in de helft van de
gemeenten oproepen zijn gelanceerd, wat mij toch
zeer bevreemdt. Men zou eigenlijk zo snel
mogelijk de zonechefs moeten kennen. Dat is toch
uitermate belangrijk als men met die nieuwe
politiestructuur op lokaal vlak van start wil gaan. Ik
vraag mij af wat er daar eigenlijk hapert. Is dat aan
de gemeenten te wijten of ligt dat aan ik
insinueer niets en ik zal beleefd blijven - een
gebrek aan voorlichting, informatie vanuit het
federale niveau? U moet mij dat toch eens
uitleggen, want, als men nu nog maar de
oproepen lanceert of een aantal nog moet
lanceren, zitten we nog maar aan het begin van
een bij mijn weten vrij lange procedure. Er
moeten assessmentproeven worden afgelegd. Er
moeten lokale commissies worden opgestart om
over de resultaten van het assessment een
oordeel te geven en u hebt in het Belgisch
Staatsblad van 27 februari 2001 laten weten dat
men eigenlijk nog een beetje zal moeten wachten.
Dat is allemaal nogal bevreemdend. Ik vraag mij
dus af wanneer we de eerste beslissingen van de
commissies zullen kennen. Zal dat in een aantal
gevallen nog gebeuren voor de zomer of zal dat
sowieso uitlopen tot in de herfst?

De politieraden hebben daar ook een woordje over
te zeggen. U hebt gezegd dat het in de
gemeentezones maar kan vanaf april omdat ze
dan officieel geïnstalleerd worden. Mijn vraag is:
op welk ogenblik gaan die politieraden hun
politiechef kennen? Gaan die nog maanden
moeten wachten op de naam van die meneer of
mevrouw?

Nog een laatste vraagje terzijde, mijnheer de
minister. Het gaat over het vaststellen van de
plaats waar de centrale zetel komt in elke
politiezone omdat men natuurlijk ook met de
informaticaplanning zit. Er is een telematicaplan
dat ten uitvoer wordt gelegd, maar het is natuurlijk
moeilijk werken als men niet eens weet in welk
gebouw de centrale zetel van de politiezone komt.
Kunt u me grosso modo een overzichtje geven
van het aantal zones waarvoor deze beslissing al
is genomen?

11.02 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le

président, M. De Man a probablement été
inattentif, parce que mon collaborateur a tout à
l'heure donné une réponse très complète et très

07/03/2001

CRIV 50

COM 409

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

précise à bon nombre des questions qu'il pose.
Bis repetita placent.

De procedure voor de selectie van de zes
openstaande functies in de federale politie loopt
momenteel. Het is derhalve onmogelijk om de
taalrol van de laureaten nu reeds te kennen.

J'ai déjà dit, monsieur De Man, et je vous répète
que mon souci est de réaliser un parfait équilibre
sur le plan linguistique.

Een overzicht werd u bezorgd bij mijn antwoord op
uw mondelinge vraag nr. 632 van dit jaar. Ik heb u
het document gegeven.

De procedures voor de selectie van de zonale
korpschefs worden momenteel opgestart. Dit
gebeurt onder de verantwoordelijkheid van de
burgemeester van het politiecollege. Momenteel is
de oproep tot de kandidaten reeds in een
honderdtal zones gepubliceerd. Het toezicht op
het aantal kandidaten gebeurt lokaal. Tot op
heden werden mij geen problemen terzake
gemeld.

In sommige zones werd reeds met de
assessmentproeven gestart. De lokale
commissies kunnen reeds worden opgestart. De
eerste beslissingen kunnen misschien deze
maand reeds worden genomen.

11.03 Filip De Man (VLAAMS BLOK): Mijnheer

de minister, ik had van u graag vernomen waarom
dit allemaal zo lang moet duren? U weet al een
hele poos dat er politieraden, politiecolleges,
zonechefs, enzovoort moeten komen. Vandaag
zegt u dat er al 100 van de 200 oproepen
vertrokken. Dat is kras. Ik had graag terzake uitleg
gekregen. Ligt de oorzaak bij de gemeenten die
niet snel genoeg van start zijn gegaan, of hebt u
niet genoeg druk uitgeoefend om de gemeenten
daartoe aan te zetten?

11.04 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur De

Man, soit vous n'êtes pas toujours attentif, soit
vous n'avez pas de mémoire. J'ai longuement
répété devant cette commission que l'on prendrait
du retard dans ces procédures, et ce pour des
raisons tout à fait objectives et justifiées. En effet,
vous vous souviendrez probablement que nous
avons connu, l'année dernière, des élections
communales. Il était bien entendu souhaitable
d'installer les nouvelles autorités communales
avant de lancer les procédures de sélection, de
recrutement et de nomination. Aucun être
raisonnable ne peut donc m'adresser de
reproches à cet égard.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

12 Question orale de Mme Karine Lalieux au

ministre de l'Intérieur sur "la lutte contre
l'immigration clandestine" (n° 3432)

12 Mondelinge vraag van mevrouw Karine

Lalieux aan de minister van Binnenlandse
Zaken over "de strijd tegen de illegale
immigratie" (nr. 3432)

12.01 Karine Lalieux (PS): Monsieur le

président, monsieur le ministre, chers collègues,
l'Union européenne s'est attelée, depuis quelques
années déjà, à se doter d'une série d'instruments
destinés à lutter contre l'immigration irrégulière. Il
va de soi que pour atteindre l'efficacité dans un tel
domaine, des solutions doivent être négociées au
niveau européen.

Néanmoins, il n'est pas permis de recourir à tous
les moyens pour lutter contre l'immigration
clandestine. Nous devons rester respectueux des
droits de l'homme et de certaines conventions
internationales. Cela semble aller de soi mais
pourtant il y a lieu de s'inquiéter des différentes
initiatives débattues aujourd'hui au niveau du
Conseil JAI.

Le point que je voudrais soulever concerne la
proposition de décision-cadre visant à renforcer
l'arsenal pénal pour la répression de l'aide à
l'entrée, à la circulation et au séjour irréguliers
défendu par la présidence française. L'objectif de
cette initiative vise au rapprochement des
législations pénales des différents Etats membres.

La proposition initiale de la France était plus
qu'alarmante puisqu'elle avançait une définition
très large de cette infraction: le fait de faciliter
intentionnellement par une aide directe ou
indirecte l'entrée, la circulation ou le séjour
irréguliers dans un Etat membre d'un étranger
ressortissant d'un pays tiers à l'Union européenne.

Vous avez remarqué, comme moi, qu'il n'y a là
aucune trace d'un critère de but lucratif, ce qui
signifie qu'on n'opère plus aucune distinction entre
raison humanitaire et objectif financier.

Sous la présidence suédoise, la proposition a été
amendée mais dans un sens qui ne lève pas
toutes les équivoques, loin s'en faut. Le critère de
but lucratif a été introduit, mais uniquement en ce
qui concerne l'aide au séjour irrégulier. Pour l'aide
à l'entrée irrégulière, il n'est pas fait mention du
critère de but lucratif, mais bien d'une clause

CRIV 50

COM 409

07/03/2001

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

humanitaire qui spécifie qu'une personne ayant
aidé à l'entrée d'un clandestin peut être exonérée
de la responsabilité si elle prouve qu'elle a agi
pour raison humanitaire.

En l'état, cette proposition de décision-cadre n'est
pas acceptable car comment peut-on apporter
une telle preuve? Si l'on se réfère à notre
législation, vous aurez remarqué, comme moi,
que la notion humanitaire doit être bien définie
puisque dans notre loi étaient exonérées dans un
premier temps des poursuites pénales toute
personne qui, pour des raisons humanitaires,
aidait un clandestin. Face à une telle formulation
et à l'interprétation extrêmement restrictive que les
tribunaux en ont donnée, le législateur est
intervenu pour substituer aux termes "raison
purement humanitaire"; l'expression "pour des
raisons principalement humanitaires".

Monsieur le ministre, pouvez-vous me rassurer en
m'expliquant la position belge au sein du Conseil
JAI? La Belgique défend-elle le critère du but
lucratif, à la fois pour l'entrée et le séjour
irréguliers? Je pense que le recours à ce critère
est le seul et le meilleur moyen d'éviter de
sanctionner des associations ou des personnes
animées d'un sentiment humanitaire. Si elle devait
faire appel à cette notion de raison humanitaire,
pouvez-vous nous détailler la position que la
Belgique défendrait?

12.02 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le

président, chers collègues, je m'étais déjà
longuement imprégné de cette question parce que
j'espérais pouvoir répondre à Mme Lalieux déjà
lors de la précédente séance.

Lors du Conseil Justice et Affaires intérieures du
1

décembre 2000, les ministres ont décidé de

poursuivre, à la lumière des observations
formulées par les délégations, l'examen du projet
de directive visant à définir l'aide à l'entrée, à la
circulation et au séjour irréguliers les
incriminations -, d'une part, et de décision-cadre
visant à renforcer le code pénal pour la répression
de ces mêmes infractions les sanctions -,
d'autre part.

A cet égard, je tiens à rappeler que, lors de ce
Conseil, la Belgique, soutenue par la Commission
européenne, a réaffirmé sa volonté de voir incluse
dans le projet de la présidence française une
clause humanitaire. A cette occasion, j'ai
longuement cité la loi belge mais également un
certain nombre de déclarations fort intéressantes
qui ont été faites ici au parlement à l'occasion de
la discussion de ce même problème, mais sur le

plan interne.

Les deux projets de textes sont donc actuellement
examinés par les instances du Conseil.

En ce qui concerne l'exigence du but lucratif, je
vous rappelle que la réglementation belge
actuellement en vigueur - les articles 77 et 77bis
de la loi du 15 décembre 1980 - ne fait nullement
mention de ce critère comme élément constitutif
de l'infraction, et ce tant pour l'aide à l'entrée que
pour l'aide au séjour irrégulier. Par contre, les
sanctions en principe prévues ne sont pas
appliquées si l'aide ou l'assistance est offerte à
l'étranger pour des raisons principalement
humanitaires.

Dans le cadre des négociations européennes, la
Belgique a accepté que le but lucratif soit retenu
comme critère dans le cadre de l'aide au séjour
irrégulier.

En ce qui concerne l'aide à l'entrée, le but lucratif
n'a pas été retenu. Toutefois, la Belgique et
donc moi en particulier poursuit ses efforts en
vue de l'insertion dans le projet de directive d'une
clause humanitaire obligatoire qui exonérerait de
poursuites pénales l'aide ou l'assistance offerte à
un étranger pour des raisons principalement
humanitaires.

Je sens qu'en soutenant cette position, la
Belgique rencontre l'objectif fixé par le projet de la
présidence française, à savoir la lutte contre le
trafic des êtres humains, tout en évitant
explicitement que les personnes qui fournissent
une aide ou une assistance humanitaire puissent
être poursuivies.

12.03 Karine Lalieux (PS): Monsieur le

président, monsieur le ministre, je vous remercie
et j'espère que vous serez entendu au sein du
conseil européen des ministres.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

De mondelinge vraag nr. 3513 van de heer Jo
Vandeurzen wordt naar een latere datum
verschoven.

13 Question orale de M. Jacques Simonet au

ministre de l'Intérieur sur "les mesures de
sécurité dans le cadre du passage à l'euro"
(n° 4026)

13 Mondelinge vraag van de heer Jacques

Simonet aan de minister van Binnenlandse
Zaken over "de veiligheidsmaatregelen in het

07/03/2001

CRIV 50

COM 409

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

kader van de overgang naar de euro" (nr. 4026)

13.01 Jacques Simonet (PRL FDF MCC):

Monsieur le président, monsieur le ministre, chers
collègues, ma question est quelque peu suscitée
par l'actualité, dans la mesure où on a connu
encore tout récemment une attaque de fourgon
blindé au cours de laquelle les agresseurs n'ont
pas hésité à brandir des armes automatiques de
forte puissance. En outre, je pense que c'est aussi
l'occasion pour notre commission de rendre
hommage au courage des transporteurs de fonds.

Ma question porte plus précisément sur les
déclarations récentes du ministre des Finances,
qui a communiqué, il y a quelques jours, les
grandes lignes du scénario belge de passage à
l'euro fiduciaire.

Il faut se réjouir de ce que le gouvernement ait
voulu aborder de front les problèmes logistiques
posés par le remplacement du franc belge par
l'euro, et en particulier la question de la sécurité
qui y est liée.

Incontestablement, la mise à disposition d'euros, à
la fois pour les grandes banques, mais aussi pour
un certain nombre de complexes de grande
distribution, à partir du mois de septembre
prochain, entraînera un accroissement sensible
des transports de fonds et par voie de
conséquence, des risques qu'ils constituent.
Au-delà des fonds qui seront transférés vers les
banques et vers les centres de grande distribution,
toute une série d'opérations programmées par M.
Reynders visent à retirer, à juste titre d'ailleurs, les
francs belges de la circulation.

Lorsque le ministre des Finances a présenté son
projet, la presse s'est fait l'écho de l'affectation
d'un budget d'un milliard cent millions, qui serait
réservé dixit M. Reynders à couvrir les frais
liés à l'escorte des convois. Je crois effectivement
qu'il est indispensable pour le gouvernement
d'assurer un encadrement policier adéquat, de
manière à garantir autant que faire se peut la
sécurité des convoyeurs et de la population.

Je voudrais donc poser au ministre de l'Intérieur
quelques questions précises.

Tout d'abord, le ministre peut-il nous confirmer
que tant pour les transports à l'intérieur des villes
que pour les transport entre villes, les services de
la police fédérale seront les seuls à être mobilisés
pour ces opérations d'escorte de fonds?

Dans l'affirmative, c'est-à-dire s'il n'y a que la

police fédérale qui est concernée, cette nouvelle
mission va mobiliser un grand nombre de
personnel de la police fédérale. Avez-vous
envisagé de solliciter la police locale pour assurer
des tâches qui sont traditionnellement dévolues à
la police fédérale? Dans l'affirmative, quelles sont
les tâches que vous envisagez de confier à la
police locale? Prévoyez-vous dans ce cas des
sources de financement spécifiques afin de
couvrir les frais liés à la prise en charge de ces
tâches par les polices locales?

Enfin, si la police locale devait participer à la
sécurisation des convois, les moyens dégagés par
le gouvernement vont-ils faire l'objet d'une
subvention fédérale spécifique aux zones de
police, subvention qui viendrait alors compléter
celles prévues par les arrêtés d'exécution de la loi
de décembre 1998?

13.02 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le

président, chers collègues, la politique qui va être
menée en la matière doit être une politique
concertée et intégrée, non seulement aux deux
niveaux de police belge, mais aussi avec tous les
acteurs concernés, et également au plan
européen.

L'un des points que j'ai fait inscrire à l'ordre du jour
du conseil JAI sous la présidence belge, est
précisément de coordonner nos actions
spécialement sur le plan de l'information policière
au plan européen.

En ce qui concerne le financement, vous faites
référence à une réponse qui vous a été donnée
par le ministre des Finances. Compte tenu de
mon expérience du coût des services de sécurité,
je crois que le montant d'un milliard cent millions
est sous-évalué pour les services de police. A
l'occasion du contrôle budgétaire, je compte pour
ma part, prudemment, demander une
augmentation de la provision prévue à cet effet.

En ce qui concerne la mobilisation des services de
la police fédérale, je vous ai partiellement
répondu. Le problème de la sécurité est lié au
transport de différentes valeurs (monnaie, billets,
anciennes devises, etc...) et doit faire l'objet d'une
approche globale. Cet aspect a fait l'objet de
débats et de concertations entre différents
départements ministériels, le commissariat
général à l'euro, les partenaires privés, etc...

Il va de soi que si la police fédérale est impliquée
dans le cadre des missions qui lui sont confiées
par la loi, la police locale sera également
concernée. D'autres services de l'Etat devront être

CRIV 50

COM 409

07/03/2001

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

en mesure de fournir un appui logistique ou
matériel, le cas échéant. Nous avons d'ailleurs
décrit toute une série de scénarii permettant de
faire face à toutes les éventualités, notamment en
ce qui concerne la mobilisation des transports
pour lesquels il faudra requérir des effectifs
importants et prévoir des scénarii alternatifs.

La police locale sera-t-elle sollicitée pour assumer
des tâches traditionnellement dévolues à la police
fédérale: vous savez maintenant que la répartition
des tâches entre police fédérale et police locale se
fera d'une part sur base des nouvelles dispositions
légales en la matière (loi 1998), et d'autre part, sur
base de concertations spécifiques au niveau local
et supra local. Cette répartition se fera non
seulement en fonction des moyens disponibles
localement mais aussi en tenant compte de la
charge de travail policière globale. En effet,
l'impact de la sécurité lié au passage de l'euro sur
les autres matières policières, ne sera pas
identique dans tout le pays. Nous avons rencontré
le même type de difficulté à l'occasion de
l'organisation de l'Euro 2000.

Conformément aux accords Octopus et au
développement relatif à la constitution de la
dotation fédérale aux zones de police, l'exercice
de missions à caractère fédéral doit faire l'objet de
dispositions particulières.

La loi prévoit que lorsque des missions à
caractère fédéral sont confiées à des polices
locales, cela fait l'objet d'une rémunération de la
part du budget fédéral.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

14 Question orale de M. Jacques Simonet au

ministre de l'Intérieur sur "les car-jackings
signalés ces dernières semaines en
agglomération bruxelloise" (n° 4027)

14 Mondelinge vraag van de heer Jacques

Simonet aan de minister van Binnenlandse
Zaken over "de tijdens de voorbije weken in de
Brusselse agglomeratie gesignaleerde gevallen
van car-jacking" (nr. 4027)

14.01 Jacques Simonet (PRL FDF MCC):

Monsieur le président, monsieur le ministre, chers
collègues, l'agglomération bruxelloise a fait, ces
dernières semaines, l'objet de plusieurs car-
jackings. Ceux-ci sont directement liés à
l'actualité. En effet, lorsque j'ai déposé ma
question au ministre, au cours d'une même
journée, à la mi-février, pas moins de six car-
jackings avaient été constatés en agglomération

bruxelloise et un certain nombre de
municipalistes, à Bruxelles en tout cas, ont eu
l'écho de quelques faits similaires ces dernières
semaines.

Je pense donc très honnêtement que les services
de police locaux, aujourd'hui, n'ont pas une vision
suffisamment globale de la problématique liée à
ce phénomène qui, selon moi, est une forme de
délinquance, qui commence à inquiéter et à
traumatiser une partie de notre population et qui,
surtout, entretient, de manière assez pernicieuse,
le sentiment d'insécurité chez certains de nos
concitoyens.

Vos services, monsieur le ministre, ont une vision
beaucoup plus globale de la criminalité sur
l'ensemble du territoire belge et donc, peut-être
que, par le biais des réponses que vous pourrez
nous fournir, nous aurons une vision qui embrasse
l'ensemble de la problématique.

D'après les chiffres dont vous disposez, avez-vous
le sentiment que les car-jackings sont réellement
en recrudescence? Est-ce un phénomène propre
à l'agglomération bruxelloise ou se constate-t-il
dans l'ensemble du pays, voire dans l'ensemble
des zones urbaines du pays?
Même si je sais que vous poussez la délicatesse à
ne vous déplacer qu'en break Skoda, avez-vous le
sentiment qu'un certain nombre de véhicules sont
plus spécifiquement visés que d'autres? Ainsi, en
Région bruxelloise, on a constaté pas mal de car-
jackings de BMW série 3. Y a-t-il réellement une
recrudescence par rapport à ce type de modèle?
Les services de la police fédérale ont-ils
connaissance car ce doit être le cas - d'un
certain nombre de filières organisées, qui
expliqueraient, dans l'affirmative de la réponse à
la précédente sous-question, la prédilection
affichée pour certaines marques?
Quelles sont les démarches entreprises par les
services de police pour combattre cette forme
spécifique de criminalité que sont les car-jackings,
plus particulièrement, comment s'articule, en la
matière, le travail entre les policiers fédéraux et
les policiers locaux?
Les services du secrétariat à la politique de
prévention, qui dépendent de votre ministère, ont-
ils développé ou ont-ils l'intention de développer
des campagnes particulières, visant à prévenir
ces vols avec violence?

14.02 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le

président, monsieur Simonet, comme vous aimez
pratiquer l'humour, je me permettrai de vous
recommander, si vos craignez le car-jacking, de
vous rendre au parlement en vélo. Avec une

07/03/2001

CRIV 50

COM 409

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

bonne condition physique comme la vôtre, ce ne
serait pas une épreuve insurmontable! Hélas, une
autre question parlementaire a révélé l'existence
également d'un grand nombre de vols de vélos.

Avant toute chose, il est intéressant de signaler
qu'à l'heure actuelle, il n'existe aucune définition
juridique du car-jacking. L'évolution du car-jacking
est relativement stable. Si l'on compare les
chiffres des six derniers mois de l'année 2000 à
ceux du premier semestre, on peut constater que
le nombre de car-jackings commis sur le territoire
national a connu une baisse d'environ 15%.

Le mois de janvier 2001 comparé au mois de
janvier 2000 enregistre cependant une légère
hausse sans que celle-ci soit significative.
L'agglomération bruxelloise n'est pas la seule
touchée par ce phénomène mais détient toutefois
la deuxième place après Charleroi. D'une part, en
fonction du but à atteindre, les groupes d'auteurs
seront différents ainsi que les marques de
véhicules visées. Un car-jacking peut être commis
avant, pendant ou après la perpétration d'autres
faits criminels. Le véhicule sera alors sélectionné
sur base de ses performances. Les véhicules car-
jackés à destination du trafic de voitures sont
généralement des véhicules haut de gamme, ce
qui implique que les auteurs agissent sur
commande. D'autre part, les auteurs qui volent un
véhicule, quel que soit le modus operandi utilisé,
en vue d'en faire un usage momentané sont
moins attentifs à la marque.

Le plan national de sécurité reprend les vols à
main armée, dont les car-jackings et home-
jackings font partie, comme phénomènes de
sécurité prioritaires pour la police fédérale.
Chaque service judiciaire déconcentré comprend
une équipe spécialisée dans le trafic des
véhicules au sens large.

Au sein de la direction générale judiciaire, le
service "trafic véhicules" de la direction de la
criminalité contre les biens s'occupe du
phénomène au niveau national. Sa tâche est de
coordonner les enquêtes menées dans les
différents arrondissements, de suivre les dossiers,
d'établir des liens entre les différents faits et de
fournir un appui aux polices locale et fédérale
déconcentrées. L'approche stratégique du
phénomène en termes de forme d'apparition,
d'ampleur, de gravité et d'évolution dans le temps
et l'espace est également étudiée à ce niveau.

Une plate-forme nationale de concertation de la
criminalité liée aux voitures a été créée au sein du
secrétariat permanent à la politique de prévention.

Son objectif consiste en la réalisation d'une
approche intégrale et intégrée du phénomène de
la criminalité liée aux voitures. Au sein de cette
plate-forme, un groupe de travail se penche
actuellement sur l'aspect violence du phénomène
dans le but de formuler prochainement une
proposition de politique en la matière. En outre,
des mesures techno-préventives sont élaborées
en vue de la sécurisation des habitations et
garages afin de limiter autant que possible le
risque de home-jacking. Il importe en effet de
sensibiliser et de stimuler la population, à
sécuriser ses biens en respectant quelques règles
de base. Une vidéo relative aux vols de et dans
les voitures, notamment au car-jacking, sera
réalisée sous peu.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

15 Mondelinge vraag van de heer Filip De Man

aan de minister van Binnenlandse Zaken over
"de commissies voor de Hervorming van de
Hulpdiensten" (nr. 4053)

15 Question orale de M. Filip De Man au

ministre de l'Intérieur sur "les commissions
pour la Réforme des services de secours"
(n° 4053)

15.01 Filip De Man (VLAAMS BLOK): Mijnheer

de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, kunt
u mij informeren over de stand van zaken, de
werkzaamheden en de samenstelling van de, naar
verluidt, zes commissies? Is het waar dat in geen
enkele van deze commissies een
vertegenwoordiger van de vrijwilligers werd
opgenomen? Als dat zo is, is dat dan wel
verstandig? Immers, de burgerbescherming en de
brandweer moeten voor een belangrijk deel
beroep doen op vrijwilligers. Denkt u niet dat die
enig recht op inspraak hebben? Zult u te dien
einde tussenbeide komen?

15.02 Minister Antoine Duquesne: Mijnheer de

voorzitter, collega's, er werden vijf werkgroepen
opgericht in het kader van mijn plannen tot
hervorming van de civiele bescherming. De eerste
bestudeert de problematiek van het
personeelsstatuut, de tweede de opleiding van het
civiele veiligheidspersoneel, de derde de
operationele structuur en organisatie, de vierde de
institutionele structuur en organisatie en de vijfde
de interventie- en noodplanning. Deze
werkgroepen werden samengesteld op basis van
voorstellen gedaan door de conferentie van
provinciegouverneurs, de Vereniging van
Belgische Steden en Gemeenten, de beide
vleugels van de Koninklijke Belgische

CRIV 50

COM 409

07/03/2001

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

Brandweerfederatie, de directeurs van de
provinciale brandweerscholen en de chefs van de
operationele eenheden van de Civiele
Bescherming. Deze werkgroepen hebben
gemiddeld drie maal vergaderd en zullen mij einde
maart 2001 op een eerste plenaire vergadering
hun eerste conclusies voorleggen.

Wanneer er geen vrijwilligers werden opgenomen
in de werkgroepen, is dit omdat zij niet als
kandidaat werden voorgedragen door de vermelde
instanties. Na elke plenaire vergadering is
voorzien in een informatieve vergadering voor de
representatieve vakorganisaties en de federaties
van brandweer en civiele bescherming waarvan
de vrijwilligers deel uitmaken. Zo is iedereen op de
hoogte van de evolutie van dit project. In dit
verband moet ik u er op wijzen dat de
professionaliteit van de hulpverlening zeer
belangrijk is. Ook van de vrijwilligers zal dus een
hoge graad van professionalisme worden
gevraagd. Dit neemt niet weg dat rekening dient
gehouden met dit specifiek aspect van hun
statuut. Daarom zal in het kader van deze
hervorming bijzondere aandacht aan hen worden
geschonken. Alle besluiten ter zake zullen tot
stand komen binnen een structureel overleg.

De zesde werkgroep is een gemengde werkgroep
Volksgezondheid-Binnenlandse zaken die mij en
mijn collega zal adviseren voor de oplossing van
de problemen die zich voordoen in de sector van
de dringende medische hulpverlening, een domein
dat tot onze gedeelde bevoegdheid behoort.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

16 Question orale de M. Gérard Gobert au

ministre de l'Intérieur sur "les sanctions
administratives dans les communes" (n° 4062)

16 Mondelinge vraag van de heer Gérard

Gobert aan de minister van Binnenlandse Zaken
over "de administratieve sancties in de
gemeenten" (nr. 4062)

16.01 Gérard Gobert (ECOLO-AGALEV):

Monsieur le président, monsieur le ministre, chers
collègues, cette loi couvre le droit pour les
communes d'imposer des sanctions
administratives afin de réprimer les infractions
plus efficacement et plus rapidement que par le
biais de juridictions pénales.
Cette loi a été publiée au Moniteur du 10 juin 1999
et l'arrêté, fixant la procédure de désignation du
fonctionnaire chargé de la perception des
amendes, est paru, quant à lui, le 2 février dernier.
Il s'agit d'un outil législatif de proximité qui permet

aux communes de gérer rapidement certains
comportements anti-sociaux et permet de
désengorger la justice. Il s'agit donc d'un outil fort
intéressant.
Les arrêtés d'application étant parus, rien ne
s'oppose à ce que les communes puissent mettre
en oeuvre ces sanctions administratives.
Cependant, la loi paraît assez complexe sur le
plan pratique. Les communes sont dans
l'expectative, de même que l'Union des villes et
des communes.
Il règne une certaine hésitation et beaucoup de
villes et de communes attendent, soit une
circulaire explicative, soit une brochure.
Ma question est très simple: monsieur le ministre,
pouvez-vous me dire dans quels délais et dans
quelles formulations vous comptez adresser aux
communes une circulaire ou une brochure dans
ce sens?

16.02 Antoine Duquesne, ministre: Monsiuer le

président, chers collègues, je vais pouvoir
répondre de manière très concise afin d'apaiser
vos inquiétudes. L'administration m'a soumis un
projet de circulaire fournissant des explications
aux communes et ce, relativement à la loi du 13
mai 1999 traitant des sanctions administratives
dans les communes.
Il existe un arrêté royal d'exécution.
En ce moment, j'examine le projet afin de prendre
en compte cette circulaire.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

De samengevoegde mondelinge vraag nr. 4076
van de heer Karel Van Hoorebeke en interpellatie
nr. 722 van de heer Pieter De Crem worden naar
een latere datum verschoven.

La réunion publique de commission est levée à
18.13 heures.
De openbare commissievergadering wordt
gesloten om 18.13 uur.

CRABV 50

COM 409

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

INHOUD

SOMMAIRE

Mondelinge vraag van de heer Servais
Verherstraeten aan de minister van
Ambtenarenzaken en Modernisering van de
openbare besturen over "de federale ICT-
manager" (nr. 4028)

Question orale de M. Servais Verherstraeten au
ministre de la Fonction publique et de la
Modernisation de l'administration sur "le manager
ICT fédéral" (n° 4028)

Sprekers: Servais Verherstraeten, Luc Van
den Bossche, minister van Ambtenarenzaken
en Modernisering van de openbare besturen

Orateurs: Servais Verherstraeten, Luc Van
den Bossche, ministre de la Fonction
publique et de la Modernisation de
l'administration

Sprekers: Servais Verherstraeten, Luc Van
den Bossche, minister van Ambtenarenzaken
en Modernisering van de openbare besturen

Orateurs: Servais Verherstraeten, Luc Van
den Bossche, ministre de la Fonction
publique et de la Modernisation de
l'administration

Opvolging van de politiehervorming

Suivi de la réforme des services de police

Sprekers: Antoine Duquesne, minister van
Binnenlandse Zaken , Géraldine Pelzer-
Salandra

Orateurs: Antoine Duquesne, ministre de
l'Intérieur , Géraldine Pelzer-Salandra

Sprekers:

Marcel Hendrickx, Antoine

Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken

Orateurs:

Marcel Hendrickx, Antoine

Duquesne, ministre de l'Intérieur

Mondelinge vraag van de heer Marcel Hendrickx
aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
statuutkeuze van de politieambtenaren" (nr. 4002)

Question orale de M. Marcel Hendrickx au
ministre de l'Intérieur sur "le choix de statut des
agents de police" (n° 4002)

Sprekers:

Marcel Hendrickx, Antoine

Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken

Orateurs:

Marcel Hendrickx, Antoine

Duquesne, ministre de l'Intérieur

Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan
de minister van Binnenlandse Zaken over "de
aanwerving van politieambtenaren in de
taalgrensgemeenten" (nr. 4006)

Question orale de M. Yves Leterme au ministre de
l'Intérieur sur "le recrutement d'agents de police
dans les communes situées sur la frontière
linguistique" (n° 4006)

Sprekers: Yves Leterme, voorzitter van de
CVP-fractie, Antoine Duquesne, minister van
Binnenlandse Zaken

Orateurs: Yves Leterme, président du groupe
CVP , Antoine Duquesne, ministre de
l'Intérieur

Mondelinge vraag van de heer Marcel Hendrickx
aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
toekomst van de veiligheids- en
preventiecontracten" (nr. 4043)

Question orale de M. Marcel Hendrickx au
ministre de l'Intérieur sur "l'avenir des contrats de
sécurité et de prévention" (n° 4043)

Sprekers:

Marcel Hendrickx, Antoine

Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken

Orateurs:

Marcel Hendrickx, Antoine

Duquesne, ministre de l'Intérieur

Mondelinge vraag de heer André Frédéric aan de
minister van Binnenlandse Zaken over "de
preventiecontracten" (nr. 4094)

Question orale de M. André Frédéric au ministre
de l'Intérieur sur "les contrats de prévention"
(n° 4094)

07/03/2001

CRABV 50

COM 409

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

Sprekers:

André Frédéric, Antoine

Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken

Orateurs:

André Frédéric, Antoine

Duquesne, ministre de l'Intérieur

Mondelinge vraag van de heer Filip De Man aan
de minister van Binnenlandse Zaken over "de
verdeling van de middelen en personeel in het
kader van de politiehervorming" (nr. 4073).

Question orale de M. Filip De Man au ministre de
l'Intérieur sur " la répartition des moyens et des
effectifs dans le cadre de la réforme des polices "
(n° 4073°