KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50 COM 407
CRIV 50 COM 407
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET HET BEKNOPT VERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC LE COMPTE RENDU ANALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
J
USTITIE
C
OMMISSION DE LA
J
USTICE
dinsdag mardi
06-03-2001 06-03-2001
14:15 uur
14:15 heures
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP Christelijke
Volkspartij
FN Front
National
PRL FDF MCC
Parti Réformateur libéral Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS Parti
socialiste
PSC Parti
social-chrétien
SP Socialistische
Partij
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode + nummer
en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du
n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag (op wit papier, bevat de bijlagen en het
beknopt verslag, met kruisverwijzingen tussen Integraal en
Beknopt Verslag)
CRIV
Compte Rendu Intégral (sur papier blanc, avec annexes et
CRA, avec renvois entre le CRI et le CRA)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV Compte
Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
CRIV 50
COM 407
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Mondelinge vraag van de heer Tony Van Parys
aan de minister van Justitie over "de criminaliteit
in mega-dancings naar aanleiding van de Zillion-
reportage" (nr. 3511)
1
Question orale de M. Tony Van Parys au ministre
de la Justice sur "la criminalité dans les grandes
discothèques suite au reportage sur "le Zillion""
(n° 3511)
1
Sprekers: Tony Van Parys, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Tony Van Parys, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Mondelinge vraag van de heer Servais
Verherstraeten aan de minister van Justitie over
"de terugkeer van Marc Dutroux naar de
gevangenis van Aarlen" (nr. 4029)
3
Question orale de M. Servais Verherstraeten au
ministre de la Justice sur "le retour de Marc
Dutroux à la prison d'Arlon" (n° 4029)
3
Sprekers: Servais Verherstraeten, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs: Servais Verherstraeten, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Mondelinge vraag van de heer Geert Bourgeois
aan de minister van Justitie over "de
werkzaamheden van de commissie-Franchimont
en de evaluatie van de wet van 12 maart 1998 tot
verbetering van de strafrechtspleging in het
stadium van het opsporingsonderzoek en het
gerechtelijk onderzoek" (nr. 4034)
4
Question orale de M. Geert Bourgeois au ministre
de la Justice sur "les travaux de la commission
Franchimont et l'évaluation de la loi du 12 mars
1998 relative à l'amélioration de la procédure
pénale au stade de l'information et de l'instruction"
(n° 4034)
4
Sprekers:
Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs:
Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Mondelinge vraag van de heer Geert Bourgeois
aan de minister van Justitie over "het
vervolgingsbeleid inzake onttrekking van
minderjarigen door de ouders en familieverlating"
(nr. 4035)
6
Question orale de M. Geert Bourgeois au ministre
de la Justice sur "la politique de poursuite en
matière d'enlèvement d'enfant et d'abandon de
famille" (n° 4035)
6
Sprekers:
Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs:
Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Mondelinge vraag van de heer Geert Bourgeois
aan de minister van Justitie over "de drie aan de
commissie Franchimont onttrokken prioriteiten"
(nr. 4036)
9
Question orale de M. Geert Bourgeois au ministre
de la Justice sur "les trois priorités retirées à la
commission Franchimont" (n° 4036)
9
Sprekers:
Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs:
Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Mondelinge vraag van de heer Karel Van
Hoorebeke aan de minister van Justitie over "het
wettelijk minimumkapitaal van NV's en BVBA's"
(nr. 4045)
11
Question orale de M. Karel Van Hoorebeke au
ministre de la Justice sur "le capital minimum
légal des sociétés anonymes et sociétés privées à
responsabilité limitée" (n° 4045)
11
Sprekers: Karel Van Hoorebeke, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs: Karel Van Hoorebeke, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Mondelinge vraag van de heer Karel Van
Hoorebeke aan de minister van Justitie over "de
autonome politieafhandeling" (nr. 4047)
12
Question orale de M. Karel Van Hoorebeke au
ministre de la Justice sur "le traitement autonome
des plaintes par les services de police" (n° 4047)
12
Sprekers: Karel Van Hoorebeke, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs: Karel Van Hoorebeke, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Mondelinge vraag van de heer Karel Van
Hoorebeke aan de minister van Justitie over "de
problemen die zich voordoen inzake de evaluatie
van magistraten" (nr. 4049)
14
Question orale de M. Karel Van Hoorebeke au
ministre de la Justice sur "les problèmes qui se
présentent quant à l'évaluation des magistrats"
(n° 4049)
14
Sprekers: Karel Van Hoorebeke, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs: Karel Van Hoorebeke, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
06/03/2001
CRIV 50
COM 407
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
Samengevoegde mondelinge vragen van
16
Questions orales jointes de
16
- de heer Bart Laeremans aan de minister van
Justitie over "de bijzonder gunstmaatregelen voor
gevaarlijke criminelen" (nr. 4066)
- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur
"les mesures de faveur spéciales dont bénéficient
des criminels dangereux" (n° 4066)
- de heer Tony Van Parys aan de minister van
Justitie over "een poging tot doodslag tijdens een
intiem bezoek in de gevangenis van Leuven" (nr.
4070)
- M. Tony Van Parys au ministre de la Justice sur
"une tentative de meurtre au cours d'une visite
intime à la prison de Louvain" (n° 4070)
Sprekers: Bart Laeremans, Tony Van Parys,
Marc Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs: Bart Laeremans, Tony Van Parys,
Marc Verwilghen, ministre de la Justice
Mondelinge vraag van de heer Bart Laeremans
aan de minister van Justitie over "de klachten van
het psycho-sociaal personeel van het
gevangeniswezen" (nr. 4067)
19
Question orale de M. Bart Laeremans au ministre
de la Justice sur "les plaintes exprimées par le
personnel psycho-social du secteur pénitentiaire"
(n° 4067)
19
Sprekers:
Bart Laeremans, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs:
Bart Laeremans, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Mondelinge vraag van de heer Bart Laeremans
aan de minister van Justitie over "het organiseren
van criminele activiteiten vanuit de gevangenis"
(nr. 4068)
21
Question orale de M. Bart Laeremans au ministre
de la Justice sur "l'organisation d'activités
criminelles depuis les prisons" (n° 4068)
21
Sprekers:
Bart Laeremans, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs:
Bart Laeremans, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Mondelinge vraag van de heer Tony Van Parys
aan de minister van Justitie over "het immobilisme
in het onderzoek tegen een maffiaspeurder"
(nr. 4071)
22
Question orale de M. Tony Van Parys au ministre
de la Justice sur "l'immobilisme observé dans
l'enquête sur un enquêteur spécialisé dans les
questions relatives à la maffia" (n° 4071)
22
Sprekers: Tony Van Parys, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Tony Van Parys, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
CRIV 50
COM 407
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE
COMMISSION DE LA JUSTICE
van
DINSDAG
06
MAART
2001
14:15 uur
______
du
MARDI
06
MARS
2001
14:15 heures
______
De vergadering wordt geopend om 14.24 uur door
de heer Fred Erdman, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.24 heures par M. Fred
Erdman, président.
De voorzitter: Collega's, wij hebben een
probleem: wij hebben hier geen beeldschermen.
De VTM wil de band niet laten zien. Ik geef
daarom onmiddellijk het woord aan de heer Van
Parys, die voor een toelichting zal zorgen. Men
heeft me wel gezegd dat de beelden van alle in de
Zillion aanwezige politici niet werden uitgezonden.
01 Mondelinge vraag van de heer Tony Van
Parys aan de minister van Justitie over "de
criminaliteit in mega-dancings naar aanleiding
van de Zillion-reportage" (nr. 3511)
01 Question orale de M. Tony Van Parys au
ministre de la Justice sur "la criminalité dans
les grandes discothèques suite au reportage
sur "le Zillion"" (n° 3511)
01.01 Tony Van Parys (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik zal
proberen het gebrek aan audiovisueel materiaal te
compenseren door met het aanwezige verbale
talent de sfeer tot uitdrukking te brengen. Die
sfeer inspireerde de vraag die ik aan de minister
zou willen stellen. Ik meen dat de reportage over
de Zillion en andere megadancings ons allen erg
heeft verrast. Ik geloof dat velen de ogen
opensperden bij het zien van de reportage en
geschrokken waren door de beelden en de
activiteiten die worden ontplooid in dergelijke
gelegenheden. Volgens mij is het goed dat we
daarop ingaan in de commissie voor de Justitie,
en wel vanuit een dubbel oogpunt.
Een eerste oogpunt zijn de vaststellingen zelf ter
plaatse. Ik wil aan de minister vragen op welke
wijze Justitie reageert op de feiten zoals ze in de
reportage werden getoond Die feiten wekten
duidelijk de indruk dat er ernstige misdrijven
werden gepleegd in aanwezigheid of met
deelname van minderjarigen.
De tweede vraag sluit hierbij aan en is naar mijn
aanvoelen belangrijker. Hoe gebeurt de vervolging
van een aantal criminele activiteiten die blijkbaar
plaatsvinden in het milieu van de megadancings?
Die misdrijven vind ik ergerlijk omdat men uitgaat
van winstbejag: men beoogt en realiseert grote
winsten door onder meer minderjarigen als
slachtoffer te gebruiken. Ik meen dat vooral dat
laatste weerzin opwekt. Minderjarigen zijn
kwetsbaar en niet altijd weerbaar. Als zij op zo'n
manier worden geëxploiteerd en als er op die
manier grof geld mee wordt verdiend, dan meen ik
dat het vervolgingsbeleid tegen dit soort misdrijven
prioriteit moet krijgen. Is de minister bereid om
aan bijvoorbeeld de dienst Strafrechtelijk Beleid
de opdracht te geven om meer inzicht te krijgen in
de criminaliteit die in de omgeving van die
megadancings gebeurt?
Volgens mij hebben wij daar te weinig inzicht in.
Het probleem aankaarten was de verdienste van
de reportage. Wij hebben te weinig inzicht inzake
de verschillende vormen van criminaliteit die zich
in dit milieu voordoen ten aanzien van
minderjarigen, onder meer met betrekking tot het
bewaren van de goede zeden, maar ook inzake de
drugscriminaliteit. Ik herinner mij dat bij
drugcontroles in de buurt van megadancings
onstellende vaststellingen gedaan werden. Er
werden veel minderjarigen en meerderjarigen
aangetroffen die in de dancings drugs gebruikt
hadden en zich nadien in het verkeer begaven.
Ik wil een voorstel doen. Aan de dienst
Strafrechtelijk Beleid kan opdracht gegeven
worden om een dossier samen te stellen omtrent
de criminaliteit in deze megadancings. Op basis
daarvan kunnen aan het College van procureurs-
generaal voorstellen gedaan worden met het oog
06/03/2001
CRIV 50
COM 407
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
op het efficiënt vervolgen van deze criminaliteit. Ik
heb in de pers vernomen dat sommige
exploitanten voorstellen hebben gedaan in
verband met een label dat aan sommige dancings
gegeven zou kunnen worden. Deze zouden dan
'crimineelvrij' zijn. Dit kunnen interessante
initiatieven zijn.
Ik denk dat men veel verder moet gaan. Ik meen
dat Justitie haar verantwoordelijkheid moet
nemen. Eerst moet inzicht gekregen worden in de
klaarblijkelijk vele vormen van criminaliteit die in
deze etablissementen terug te vinden zijn. Op
basis daarvan kunnen concrete acties uitgewerkt
worden door het College in het kader van het
vervolgingsbeleid. Dit moet een prioriteit worden
omdat jonge mensen dikwijls het slachtoffer zijn.
Tot zover de vraag die ik aan de minister wil
stellen en de suggestie die ik wil doen.
01.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, mijnheer Van Parys, de feiten uit de
reportage hebben ons verrast. Slechts weinigen
wisten wat daar exact plaatsgreep.
Om te antwoorden op uw twee vragen heb ik
contact opgenomen met de procureur des
Konings te Antwerpen. Dit zal mij trouwens ook in
de mogelijkheid stellen even dieper in te gaan op
uw suggestie.
Mijnheer de voorzitter, wat de feiten betreft die in
de reportage te zien waren, werd door de
procureur des Konings te Antwerpen op
20 februari 2001 een gerechtelijk onderzoek
gevorderd. Dit wil zeggen dat de procureur des
Konings een onderzoeksrechter heeft aangesteld
om deze zaak te onderzoeken tegen twee
personen en tegen onbekenden op basis van een
viervoudige kwalificatie: aanhitsing tot ontucht van
een minderjarige boven de 16 jaar, openbare
zedenschennis en handelingen ten opzichte van
minderjarigen, openbare zedenschennis door
loutere handelingen ten aanzien van andere
aanwezigen en aanhitsing tot ontucht door
gebaren.
Mijnheer Van Parys, wat het tweede deel van uw
vraag betreft, moet ik u meedelen dat de
procureur des Konings te Antwerpen zich zeer
goed bewust is van het feit dat megadancings
probleemgebieden zijn als het gaat om
strafrechtelijke inbreuken die worden gepleegd ten
aanzien van minderjarigen. Ik verwijs trouwens
naar het recente initiatief van deze Kamer om een
wet op de strafrechtelijke bescherming van de
minderjarige goed te keuren. Dit is een duidelijk
signaal van de politieke wereld dat deze zwakkere
categorie personen hoe dan ook moet worden
beschermd.
De procureur des Konings meldt mij dat hij de
misdrijven in de megadancings, voor zover het
gaat om misdrijven ten overstaan van
minderjarigen, in het rechtsgebied Antwerpen als
prioritair zal behandelen. De megadancings
maken trouwens regelmatig voorwerp uit van
controles op drugstrafiek en drugsgebruik. In de
rand daarvan deelt de procureur des Konings van
Antwerpen mij mee dat hij geen kennis had van
dergelijke schouwspelen omdat die niet
plaatsvonden tijdens de controles.
Ik wil ook even op uw suggestie ingaan, mijnheer
Van Parys. Moet de Dienst Strafrechtelijk Beleid
worden ingeschakeld om op deze materie te
reageren? Ik word nu pas met deze vraag
geconfronteerd. Ik heb daarop dan ook geen
pasklaar antwoord maar ik wil daarover wel
nadenken. Al vind ik dat het antwoord van de
procureur des Konings van Antwerpen mij
geruststelt. Hij weet immers dat het een prioritair
probleem is en hij behandelt het ook als dusdanig.
Met andere woorden, hij past het strafrechtelijk
beleid toe zoals dit werd gevraagd, namelijk dat de
zwakkere categorie van de minderjarigen de
nodige bescherming zou krijgen.
Mijnheer de voorzitter, alvorens over te gaan tot
het vragen van een dergelijk onderzoek aan de
Dienst Strafrechtelijk Beleid zal ik dit probleem
voorleggen aan het College van de procureurs-
generaal want ik wil dat in heel België een zelfde
strafrechtelijk beleid wordt gevoerd. Ik moet dit
afspreken op de daarvoor geëigende plaats,
namelijk het College van de procureurs-generaal.
Mijnheer Van Parys, ik zal uw suggestie daar
trouwens ter sprake brengen. Nu we over een
goed geherstructureerde Dienst Strafrechtelijk
Beleid beschikken, lijkt het mij immers niet
ondenkbaar dat het College van de procureurs-
generaal zal beslissen dat een onderzoek moet
plaatsvinden naar de criminaliteit in
megadancings.
01.03 Tony Van Parys (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord,
dat mij op een aantal punten genoegen doet.
Ten eerste blijkt effectief dat het Antwerps parket
zijn verantwoordelijkheid op zich heeft genomen
en een gerechtelijk onderzoek naar de
vaststellingen in de reportage heeft gevorderd.
Een van de belangrijkste overweging is dat er
criminele feiten zijn gepleegd. Het gaat onder
andere over openbare zedenschennis en ontucht
CRIV 50
COM 407
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
tegenover minderjarigen. Voor mij moet er worden
opgetreden, niet zozeer om wie er de slachtoffers
van zijn, maar wel omdat niet streng genoeg kan
worden opgetreden tegen degenen die kwetsbare
personen exploiteren en daarmee hoge winsten
binnenrijven.
De aanpak in het concrete dossier lijkt mij de
goede. In het gerechtelijk onderzoek zal moeten
worden uitgemaakt wat er moet gebeuren.
Dan is er de algemene problematiek. Mijnheer de
minister, u hebt gelijk door te stellen dat u
gerustgesteld bent omdat de procureur te
Antwerpen zijn verantwoordelijkheid op zich
neemt. Toch denk ik dat wij het fenomeen in het
geheel van criminaliteit in megadancings grondig
moeten analyseren. Ik neem aan dat u daarover
eerst nog het advies aan het college moet vragen.
In ieder geval lijkt het fenomeen mij zeer complex.
Ik spreek dan niet alleen over ontucht of openbare
zedenschennis of zedenfeiten. Ook dealen van
drugs komt zeer regelmatig voor in sommige van
deze megadancings. Ga de vaststellingen maar
eens na: soms is 40 tot 50% van de bezoekers
van megadancings die nadien worden
gecontroleerd, onder invloed van drugs. Het
probleem is dan toch wel bijzonder groot, denk ik.
Een initiatief in verband met het strafrechtelijk
beleid lijkt mij dan ook enorm belangrijk. Ik vraag
u om, eenmaal u de zaak bij het college van
procureurs-generaal aanhangig hebt gemaakt,
ons in kennis te stellen van de initiatieven die u op
basis van dat contact zult nemen, zodat wij die
vorm van criminaliteit en het fenomeen op de voet
kunnen volgen en daarop ook gepast kunnen
reageren.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Mondelinge vraag van de heer Servais
Verherstraeten aan de minister van Justitie over
"de terugkeer van Marc Dutroux naar de
gevangenis van Aarlen" (nr. 4029)
02 Question orale de M. Servais Verherstraeten
au ministre de la Justice sur "le retour de Marc
Dutroux à la prison d'Arlon" (n° 4029)
02.01 Servais Verherstraeten (CVP): Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de
gedetineerde Marc Dutroux heeft de
strafinrichtingen al heel wat kopbrekens bezorgd.
Na zijn terugkeer uit de gevangenis van Brugge
naar die van Aarlen, hebben de cipiers hun
klachten in de openbaarheid gebracht. Via de
media vernamen wij dat de cipiers klaagden over
de werkdruk en de psychische last. Daar kunnen
wij uiteraard begrip voor opbrengen. Drie zaken
vielen mij in het bijzonder op.
Ten eerste vind ik opmerkelijk dat er in Brugge
negen cipiers belast waren met de bewaking van
Marc Dutroux. Nochtans bevond deze zich al in
het zwaar bewaakt gedeelte van de gevangenis.
Voor zover de gegevens die wij hebben juist zijn,
dienen er in Aarlen slechts vijf cipiers voor de
bewaking van Marc Dutroux in te staan. Kan u dit
verschil in aantal verklaren? Kan u mij ook zeggen
of die vijf cipiers volstaan? Is de klacht van deze
cipiers gegrond, zijn ze met andere woorden met
te weinig voor deze taak? Is het mogelijk binnen
de bestaande kaders om dit aantal op te trekken
en bent u dat ook van plan? Als dit mogelijk is, zal
dat dan repercussies hebben op de werkdruk en
de werklast van de andere cipiers in de
gevangenis van Aarlen?
Ten tweede, een andere klacht van de cipiers had
betrekking op de voorkeursbehandeling die Marc
Dutroux krijgt. In het bijzonder klaagden zij de
milde houding van het bestuur der
strafinrichtingen aan. Klopt het dat Marc Dutroux
inderdaad een zachtere behandeling geniet dan
de andere gedetineerden? Kan u dit bevestigen of
ontkennen?
Ten derde lieten de cipiers ons weten dat het
gedrag van Marc Dutroux schandelijk is en niet te
harden. Daarom moeten er af en toe maatregelen
worden genomen. Wanneer zij echter
maatregelen voorstellen, is steeds het fiat van de
minister nodig. Kan u dit bevestigen? Geldt deze
regeling ook voor andere gedetineerden? Zo niet,
waarom wordt er dan een onderscheid gemaakt?
02.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, collega's, alvorens in te gaan op de
gestelde vraag wens ik mijn waardering uit te
drukken voor de wijze waarop de bewakers in de
gevangenis van Aarlen zich nu al verschillende
jaren kwijten van hun moeilijke taak.
Het beroep van cipier is sowieso niet eenvoudig
uit te oefenen en ik ben mij ervan bewust dat de
bewaking van bepaalde gedetineerden, en in het
bijzonder iemand zoals Dutroux, nog meer druk
met zich brengt.
Mijnheer Verherstraeten, voor het formuleren van
uw vraag over de verzuchtingen van de cipiers
baseert u zich wellicht op de verklaringen in een
aantal kranten, van twee bewakers, in verband
met de ergerlijke wijze waarop zij hun
beroepsbezigheden moeten uitoefenen.
06/03/2001
CRIV 50
COM 407
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
Van de directeur-generaal van de betrokken
strafinrichtingen vernam ik dat betrokken
beambten vooral misnoegd zijn omwille van de
reacties van sommige van hun Brugse collega's.
Inderdaad, terwijl in Aarlen de bewaking van
Dutroux op zeer professionele wijze wordt
georganiseerd, lokte de kortstondige overbrenging
van betrokkene naar Brugge veel commentaar uit
en het is precies daaromtrent dat de bewakers
van Aarlen het vrij moeilijk hebben.
Voorts verkies ik het niet meteen in te gaan op de
vraag in verband met de verhoging van het aantal
bewakers. Dit aspect van de organisatie van de
strafinrichtingen heeft immers te maken met de
interne en de externe veiligheid. Bovendien moet
elk geval afzonderlijk worden beschouwd; hiermee
bedoel ik dat de situatie voor elke gevangenis
afzonderlijk moet worden nagegaan.
Er werd ook gevraagd of Dutroux een
voorkeursbehandeling krijgt. In dat verband kan ik
slechts vaststellen dat betrokkene de Belgische
Staat heeft gedagvaard en aangeklaagd omdat hij,
althans volgens zijn beweringen, onmenselijk
wordt behandeld. Er wordt gesproken van een
voorkeursbehandeling, maar volgens mij gaat het
veeleer om een aangepast regime. Bepaalde
veroordeelden worden, bijvoorbeeld omwille van
hun persoonlijkheid, hun vluchtgevaarlijkheid of
andere specifieke omstandigheden, in een
specifiek regime ondergebracht, waarbij
veelvuldige controles noodzakelijk zijn en
afzondering van anderen geboden is. Bij andere
gedetineerden moeten medische aspecten in
aanmerking worden genomen, hetgeen ook een
aparte behandeling met zich brengt.
Wat Dutroux betreft, zijn vluchtgevaarlijkheid werd
in het verleden reeds aangetoond; men kent het
personage en men weet hoe hij functioneert. In
die omstandigheden werd de beslissing, die tot de
bevoegdheid van de Aarlense strafinrichting
behoorde, om voor betrokkene te voorzien in een
aangepaste bewaking, op professionele wijze
uitgevoerd.
Dat de toestemming van de minister vereist zou
zijn telkens er maatregelen worden genomen ten
aanzien van Dutroux, is uit de lucht gegrepen. Ik
weet niet wie een dergelijke bewering heeft
verspreid. Hoe dan ook, zowel mijn voorgangers
als ikzelf weten zeer goed dat wat dit aspect
betreft, de gevangenisdirectie bevoegd is om
beslissingen te nemen; de minister wordt hiervan
alleen maar in kennis gesteld en daarmee is de
kous af. Misschien is dat het garen dat sommigen
willen spinnen om te beweren dat de minister van
Justitie zijn vroegere rol nog steeds niet is
vergeten. Wellicht hebben zij dat gerucht hieruit
geput en de wereld ingestuurd, maar ik bevestig u
hierbij daar er niets van aan is.
02.03 Servais Verherstraeten (CVP): Mijnheer
de voorzitter, ik stel met genoegen vast dat er
geen tussenkomsten hebben plaatsgevonden.
Mijnheer de minister, de lof die u aan het adres
van de cipiers in het algemeen en deze van
Brugge en Aarlen in het bijzonder uit, siert u. Ik
stel dat op prijs. Ik stel alleen vast dat het verschil
tussen 9 en 5 een verhouding van quasi 100%
weinig concreet wordt aangepakt. De cipiers
blijven met hun klachten voor een stuk op hun
honger zitten, buiten de lovende woorden die u
verkondigt. Dat betreur ik.
02.04 Minister Marc Verwilghen: Ik zou dit willen
relativeren, collega Verherstraeten. De
gevangenis neemt de beslissing op welke wijze ze
de bewaking zal uitvoeren. Waarom men deze
extra maatregel in Brugge zo ruim heeft genomen,
is mij niet onmiddellijk duidelijk, tenzij op een
bepaald ogenblik de betrokkene naar buiten
moest worden gebracht om buiten de gevangenis,
in een nabije kliniek, te worden onderzocht.
Misschien heeft dat aan de basis gelegen van de
extra maatregelen die men in Brugge heeft
genomen. Men weet immers uit het verleden dat
een verplaatsing van Dutroux niet van gevaar is
ontbloot. Denk aan het ogenblik waarop hij zijn
dossier heeft ingekeken op de griffie in
Neufchâteau en de gevolgen die daaraan moeten
worden verbonden. Ik neem aan dat deze
elementen allemaal een rol hebben gespeeld.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Mondelinge vraag van de heer Geert
Bourgeois aan de minister van Justitie over "de
werkzaamheden van de commissie-
Franchimont en de evaluatie van de wet van 12
maart 1998 tot verbetering van de
strafrechtspleging in het stadium van het
opsporingsonderzoek en het gerechtelijk
onderzoek" (nr. 4034)
03 Question orale de M. Geert Bourgeois au
ministre de la Justice sur "les travaux de la
commission Franchimont et l'évaluation de la
loi du 12 mars 1998 relative à l'amélioration de
la procédure pénale au stade de l'information et
de l'instruction" (n° 4034)
03.01 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de
CRIV 50
COM 407
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
verdere hervorming van het strafprocesrecht is
een van de belangrijke materies waarin
wetgevend werk verwacht wordt. Tijdens de vorige
regeerperiode werd de "kleine Franchimont"
goedgekeurd. De "grote Franchimont", het grote
pakket van het Wetboek van Strafvordering, is
nog niet herzien. Het wetboek dateert van 1808.
Als kersvers minister hebt u hierover een
geruchtmakend interview gegeven. U verklaarde
de werkzaamheden van de commissie niet te
zullen verlengen. U hebt dat later genuanceerd en
bent op uw boude verklaringen teruggekomen. U
zei dat de heer Franchimont u een bundel van 245
bladzijden had overhandigd die ongeveer 90%
vertegenwoordigt van het werk dat de commissie
moest doen. U beloofde het document te
bestuderen en het Parlement op de hoogte te
houden. Dat was in september 1999. We weten
dat de professoren Denauw en Van den Wyngaert
ontslag hebben genomen. De geruchten doen de
ronde dat u
zoals uw voorgangers
zou
geprobeerd hebben de commissie opnieuw taal-
en cultuurevenwichtig samengesteld te krijgen.
Naar verluidt bent u tot op heden niet in uw opzet
geslaagd.
Mijnheer de minister, hoeveel Nederlandstaligen
en Franstaligen maken deel uit van de
commissie? Bestaat het onevenwicht nog steeds?
Is het correct dat u nieuwe leden hebt gezocht?
Wat is het resultaat? Hebt u sinds september
1999 nog bijkomende documenten met
voorontwerpen van de commissie ontvangen? U
had beloofd het Parlement op de hoogte te
houden. Wat is uw standpunt inzake de nota van
de commissie? Het wetsvoorstel Erdman strekte
ertoe een aantal wijzigingen aan te brengen aan
de kleine Franchimont. Wat is uw standpunt
inzake de evaluatie van het ontwerp Franchimont?
03.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, collega Bourgeois, het is u ongetwijfeld
bekend dat de eigenlijke opdracht van de
commissie-Franchimont ertoe strekte een volledig
nieuw wetboek van strafvordering uit te schrijven.
Dit is een titanenwerk. Een deel van de opdracht
is voltooid en werd de kleine Franchimont
genoemd.
Op een bepaald ogenblik drong de vraag zich op
of men ofwel de commissie haar werkzaamheden
zou laten voltooien, ofwel voor de nog niet
ingevulde taken andere opties zou kiezen.
Ik ga dieper in op uw specifieke vragen. Wat de
samenstelling van de commissie betreft, kan ik
meedelen dat zij bestaat uit de heer Allegaert,
onderzoeksrechter te Kortrijk, professor Traest uit
Gent, de heer Moyersoen, voorzitter van de
rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, de
heer Dejemeppe, procureur des Konings te
Brussel, professor Franchimont, de heer
Nauwinck, advocaat-generaal te Brussel en de
heer Bosly, hoogleraar aan de UCL.
Dat betekent dus dat er momenteel een
Nederlandstalig lid te kort is indien men een
taalevenwicht zou willen behouden. Op een
bepaald ogenblik heeft mijn kabinet contact
opgenomen met Nederlandstalige professoren die
naam en faam genieten in het strafrecht en de
strafvordering om desgevallend in deze
commissie te zetelen, aangevuld met deze
waarover ik het later zal hebben, op het ogenblik
dat de werkzaamheden van deze commissie ter
sprake zullen komen.
Op uw tweede vraag moet ik antwoorden dat er
sedert september 1999 geen nieuwe studies of
ontwerpen zijn geweest vanwege de commissie.
Dit is niet verwonderlijk want dat was ook voor een
deel de afspraak die met professor Franchimont
werd gemaakt.
Ten derde wordt er thans overgegaan tot een
volledige herlezing en/of aanpassing waar nodig
van het document, omdat dit eentalig was
opgesteld. Ondertussen werd hiervan een
vertaling opgemaakt maar heeft de commissie
gevraagd om die ook nog eens volledig te mogen
herlezen en aan te passen. Natuurlijk moet men er
ook rekening mee houden dat, indien er nog
iemand zou bijkomen, deze laatste toch ook
wellicht zijn zeg over deze situatie zal willen doen.
De eerstvolgende vergadering met de commissie
zal nog deze week op 9 maart plaatsvinden.
Ten vierde wordt de aangelegenheid als dusdanig
vanuit het college van de procureurs-generaal
verder opgevolgd door advocaat-generaal Liegois.
Dit belet niet dat de eerste evaluatie, die dateert
van november
1999, nog voldoende stof tot
nadenken biedt om eventuele correcties uit te
voeren. Wij hebben reeds een eerste trein met
correcties uitgevoerd maar wellicht zullen wij
verder moeten gaan. Het uiteindelijk doel is over
een volledig wetboek van strafvordering te kunnen
beschikken. Ik wil het professor Franchimont, die
daar toch voor een groot deel zijn levenswerk van
gemaakt heeft, niet ontnemen om de
werkzaamheden niet tot een goed einde te zien
brengen, al zal ik u straks ook antwoorden welke
deelfacetten nu momenteel door wie worden
uitgevoerd, onder welke voorwaarden en hoe die
zullen worden ingepast in het globaal concept. Dit
is wat wij allemaal wensen. Ik denk dat een goede
06/03/2001
CRIV 50
COM 407
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
wetgever ook effectief wenst dat er een wetboek
van strafvordering komt, een echte steun, zodanig
dat hij niet op een pretoriaanse wijze met
rechtspraak en een stukje rechtsleer, op de haken
en ogen van de oude wet, die reeds dateert uit de
Napoleontische periode, een pasklaar antwoord
kan geven.
03.03 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de
minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb
weliswaar een aantal bijkomende
verduidelijkingen gekregen maar ik maak mij toch
wel een beetje zorgen over het verloop van die
werkzaamheden. Bij onze interpellatie van 29
september 1999 was er "toevallig" de dag
voordien een onderhoud geweest met professor
Franchimont die u toen dat document
overhandigde. Ik begrijp nu dat er "toevallig" op 9
maart een eerstvolgende nieuwe vergadering is. Ik
heb de indruk dat dit alles niet zo vlug vordert,
maar toch pakken geld kost. Ik heb bij u eens
geïnformeerd naar de kostprijs van de
uitbesteding van die wetgevende initiatieven.
Indien ik het goed heb, kost het project-
Franchimont 5 miljoen frank per jaar namelijk aan
de 4 universiteiten elk 1.250.000 frank per jaar.
Sinds de aanstelling van de commissie in 1991
betekent dit op 10 jaar tijd een kostprijs van 35 à
40 miljoen, zelfs met het niet meer participeren
van de Antwerpse universiteit.
Er zou nu een herlezing gebeuren van een
document dat reeds dateert van september 1999.
Ik zou toch willen vragen dat het Parlement op een
of andere manier bij dat grote werk kan betrokken
worden, al was het maar door tussentijdse teksten
te krijgen zodanig dat wij daarover een proactief
debat kunnen voeren en dat wij die
werkzaamheden kunnen volgen. Immers, indien
alles wordt toevertrouwd aan commissies van
professoren met daarbij aan Nederlandstalige
zijde een grote resistentie ten opzichte van de
visies op het strafproces van professor
Franchimont, dan ben ik daarover toch een beetje
bezorgd.
Tot slot heb ik begrepen dat u probeert een
Nederlandstalig lid aan te trekken maar dat dit tot
nu toe niet gelukt is.
03.04 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, wat de kostprijs betreft kan ik de heer
Bourgeois geruststellen; momenteel verlopen de
werkzaamheden "en veilleuse". Buiten de vertaling
die overigens terug werd overgemaakt aan de
commissie, werden geen bijzondere financiële
inspanning geleverd. De vertaling werd door
Justitie zelf op punt gezet.
Op dat vlak had de commissie enige ervaring.
Immers, in 1994 als ik mij niet vergis, kwam
eveneens een vertaling holderdebolder tot stand,
wat kwaad bloed zette langs Nederlandstalige
kant en terecht, want die vertaling was
onleesbaar. Ik neem aan dat de commissie zulks
geen tweede keer zou laten gebeuren, vandaar de
herlezing.
Wat de gekozen datum betreft, dat is zuiver
toeval. Wil men een aantal personen met een
drukke agenda en van wie ik daarnet de namen
noemde, samenbrengen, dan moet ruim
anderhalve maand op voorhand een datum
worden belegd.
03.05 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de
minister, heb ik het goed begrepen dat de
betalingen momenteel worden stopgezet? Dat de
lopende contracten ten bedrage van 1.250.000 Bfr
per jaar en per universiteit momenteel zijn
opgeschort omdat er geen bijkomende
werkzaamheden zijn? Hoe dan ook, het zal nog
steeds een belangrijk bedrag vertegenwoordigen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Mondelinge vraag van de heer Geert
Bourgeois aan de minister van Justitie over
"het vervolgingsbeleid inzake onttrekking van
minderjarigen door de ouders en
familieverlating" (nr. 4035)
04 Question orale de M. Geert Bourgeois au
ministre de la Justice sur "la politique de
poursuite en matière d'enlèvement d'enfant et
d'abandon de famille" (n° 4035)
04.01 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, mijn
vraag handelt over het vervolgingsbeleid inzake
onttrekking van minderjarigen door de ouders -
het niet naleven van het omgangsrecht
waaromtrent rechterlijke beslissingen bestaan - en
familieverlating - met - betaling
van
het
onderhoudsgeld.
Het gaat om een maatschappelijke problematiek
die heel wat personen raakt, gezien het hoog
aantal echtscheidingen Uit de pers, uit
lezersbrieven in kranten en uit reacties die de
parlementsleden ontvangen, blijkt dat heel wat
personen die in een echtscheidingsproblematiek
zijn verwikkeld en ook grootouders worden
geconfronteerd met problemen omtrent het
omgangsrecht.
CRIV 50
COM 407
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
Een dergelijke situatie heeft enorme implicaties.
Als het omgangsrecht niet correct wordt
toegepast, leidt dit vooral bij jonge kinderen tot
vervreemding ten aanzien van de ouder bij wie het
omgangsrecht wordt verhinderd
Hetzelfde geldt wat het probleem van het
onderhoudsgeld betreft. In dat verband werden in
het Parlement trouwens al voorstellen
geformuleerd tot oprichting van een
alimentatiefonds Per definitie zijn het de
eenoudergezinnen die het met een inkomen
moeten stellen en het zo nodige onderhoudsgeld
voor de kinderen moeten ontberen.
Wat het omgangsrecht betreft hebben de
gerechtsdeurwaarders een richtlijn aangenomen
ertoe strekkend de uitvoering niet al te streng door
te zetten door bijvoorbeeld lijfelijke dwang te
gebruiken. Er is dus als het ware sprake van
weigering van rechtsmacht, hetgeen uiteraard tot
wrevel leidt bij diegenen die een vonnis niet zien
uitvoeren.
Een strafrechtelijke procedure zou terzake de
ultieme remedie kunnen zijn, maar uit ervaring
weet ik dat het vervolgingsbeleid zeer verschillend
is van arrondissement tot arrondissement. In
sommige arrondissementen treedt men snel op, in
andere pas na een zevental klachten en naar
verluidt worden in sommige arrondissementen
dergelijke klachten als onbelangrijk beschouwd en
treedt men helemaal niet op, in welk geval de
mensen hun vertrouwen in Justitie uiteraard
verliezen.
Vandaar, mijnheer de minister, dat ik een aantal
beleidsondersteunende vragen wil formuleren.
Mijnheer de minister, hoeveel klachten werden er
de laatste drie jaar ingediend op basis van de
artikelen 369bis en 391bis ik denk uiteraard aan
de jaren waarvoor statistieken werden opgesteld?
Recente cijfers terzake lijken mij belangrijk om in
dit verband een degelijk beleid uit te werken.
Ik denk dat het op beleidsondersteunend vlak
belangrijk is dat we deze gegevens krijgen. Hebt u
er zicht op hoeveel klachten er in deze
problematiek leiden tot vervolging en hoeveel er
leiden tot seponering? Hebt u ook zicht op de
snelheid van de reactie? Ik heb het hierbij dan
over de tijdsspanne van de eerste klacht tot de
effectieve vervolging, die naar mijn aanvoelen
sterk verschilt van arrondissement tot
arrondissement. Ten slotte had ik graag geweten
of u dit als een prioriteit beschouwt in uw
vervolgingsbeleid, of u hieromtrent een richtlijn
hebt uitgevaardigd en of u als bevoegd Minister
van plan bent door een richtlijn voor een uniform
vervolgingsbeleid te zorgen.
04.02 Minister Marc Verwilghen: Collega
Bourgeois, uw vraag is belangrijk in het licht van
het debat dat binnenkort zal plaatsvinden en waar
men eigenlijk een soort hoorrecht zal houden van
een aantal mensen die betrokken zijn bij het tot
stand brengen van een ondersteuningsfonds voor
de betalingen van onderhoudsgelden. Dit is een
discussie die al enige tijd in het Parlement woedt,
maar nog niet ten einde gevoerd werd.
In deze context zijn de statistische gegevens
natuurlijk relevant en kunnen ze ons toch wel iets
leren. Als antwoord op de vraag hoeveel klachten
aangevoerd werden op basis van 396bis en
391bis van het Strafwetboek gedurende de laatste
drie jaar waarvan er statistieken bestaan moet ik u
zeggen dat ik gisteren nog een document heb
ontvangen van de Dienst Strafrechtelijk Beleid.
Mijnheer de Voorzitter, ik ben bereid u straks deze
cijfers te geven omdat deze duidelijk aantonen
hoe men per gerechtelijk arrondissement deze
twee artikels toepast. Zoals de Directie
Geïntegreerde Politiewerking ons meedeelt
moeten we goed voor ogen houden dat de
verstrekte cijfers niet het aantal klachten maar wel
het aantal feiten vertegenwoordigen, die destijds
door de drie algemene politiediensten werden
geregistreerd. Er zijn namelijk vanzelfsprekend
feiten die voorafgaan aan de vernieuwing en de
reorganisatie van de politiediensten.
Krachtens de nomenclatuur van de Directie
Geïntegreerde Politiewerking betreft het cijfers
voor het artikel 369bis en gaat het om het aantal
opgetekende feiten onder de titel "inbreuken
betreffende de bewaring van kinderen, gepleegd
door de ouders" en deze van 391bis onder de titel
"verlating van de familie". Dit werd dus opgesplitst.
Het vergelijkend aantal feiten voor 369bis in 1997
en 1998 luidt als volgt; in 1997 waren er 1.490
feiten, en in 1998 1.361. Voor het artikel 391bis
waren er in 1997 1.101 feiten en in 1998 929
feiten.
Vervolgens kom ik tot de vergelijking van het
aantal feiten in 1998 en 1999. Voor het artikel
369bis waren er in 1998 1.773 feiten en in 1999
1.779 feiten. U ziet dat dit cijfer ongeveer stabiel
blijft. Voor artikel 391bis waren er in 1998 957
feiten en 809 feiten in 1999. De cijfers in de eerste
vergelijking zijn opgesteld op grond van gegevens
die verstrekt werden door 553 gemeenten en deze
van de tweede vergelijking op basis van gegevens
verstrekt door 560 gemeenten.
06/03/2001
CRIV 50
COM 407
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
Uw tweede vraag was gericht op het aantal
klachten dat leidde tot seponeringen en
vervolgingen. Daar geeft de Dienst voor
Strafrechtelijk Beleid statistische gegevens met
betrekking tot de veroordelingen, opschortingen
en interneringen. Deze statistieken werden
opgesteld op basis van veroordelingsbulletins, de
adviezen houdend de opschorting van de
uitspraak van de veroordeling en de
interneringsbulletins die aan de Dienst voor het
Centraal Strafregister werden bezorgd en die door
de strafrechtbanken uitgesproken besluiten
bevatten die in kracht van gewijsde zijn gegaan. U
weet dat de meest recente statistieken met
betrekking tot die veroordelingen dateren van
1996. Ze zullen trouwens zeer lang worden
gepubliceerd. Voor dat jaar blijkt - het is trouwens
het laatste referentiejaar waarvoor we resultaten
hebben dat inzake het niet afgeven van een kind
volgens artikel 369bis en artikel 367 van het
Stafwetboek het 111 veroordelingsbulletins voor
111 veroordeelde individuen betrof en 71 adviezen
van opschorting.
Inzake verlating van familie artikel 391bis van
het Strafwetboek
waren er 747
veroordelingsbulletins voor 741 veroordeelde
individuen en 115 adviezen tot opschorting. Meer
cijfers in dat verband zal ik u straks meedelen.
Het aantal seponeringen op grond van artikel
369bis en 391bis van het Strafwetboek moet
volgens de dienst strafrechtelijk beleid met veel
omzichtigheid worden benaderd. In een aantal
parketten vond de integratie van sommige
informaticagegevens nog niet of slechts
gedeeltelijk plaats, enerzijds, en het risico is niet
denkbeeldig dat de gegevens niet uniform zijn
opgesteld, anderzijds. In de toekomst is een
grotere uniformering vereist om de cijfers van de
diverse gerechtelijke arrondissementen correct te
integreren.
Ik kom thans tot het aantal seponeringen. Ten
eerste, met betrekking tot artikel 369bis van het
Strafwetboek over het niet afgeven van kinderen:
in 1998 werden 7.222 dossiers geseponeerd; in
1999 bedroeg dat aantal 7.530 en in 2000 ging het
om 6.767 gevallen. Ten tweede, met betrekking
tot artikel 391bis van het Strafwetboek, over
familieverlating: in 1998 werden 2.013 dossiers
geseponeerd, in 1999 bedroeg dat aantal 2.274 en
in 2000 ging het om 1.869 gevallen.
Hoewel er nog geen cijfers bestaan omtrent de
snelheid van de reactie van de verschillende
parketten terzake, kan toch worden vastgesteld
dat elke zaak van hoederecht en van
familieverlating verschilt van geval tot geval en
een specifiek antwoord behoeft binnen de termijn
die daarvoor nodig is. Vaak gebeurt het dat
maand na maand een nieuwe klacht.wordt
neergelegd, hetgeen voor een vertragend effect
zorgt aangezien de politiediensten moeten
verzoeken de klachten niet systematisch te
herhalen. Maar dan moet aan de klachten
uiteraard het nodige gevolg worden gegeven.
Vandaar dat de cijfers met betrekking tot de
seponeringen ook gerelativeerd moeten worden.
Immers, er zijn personen die per keer dat zij hun
bezoekrecht niet konden uitoefenen, systematisch
een klacht neerleggen.
Ik kom tot de vierde vraag, met name of ik de
vervolging van deze misdrijven maatschappelijk
prioritair acht en of ik daaromtrent een richtlijn heb
vastgelegd? Welnu, er bestaat geen richtlijn. De
voorrang die ik aan deze materie hecht, is het
resultaat van onder meer het gegeven dat de
nieuwe wet houdende de strafrechtelijke
bescherming van de minderjarigen, op 1 april
2001 van kracht wordt. Deze brengt een aantal
wijzigingen aan betreffende de niet afgeving van
de kinderen, meer bepaald aan hoofdstuk III van
titel 8 van het Strafwetboek. Dat gaat over
inbreuken op minderjarigen, onbekwamen en
familie.
Wat betreft de niet-afgeving van kinderen door
diegenen die het kind ten laste hebben, aan een
persoon die het recht heeft het kind op te eisen,
wordt de bescherming uitgebreid tot de leeftijd van
12 jaar en niet langer 7 jaar, zoals voordien het
geval was. Dat is bepaald in het nieuwe artikel 431
van het Strafwetboek. Artikel 369bis van het
Strafwetboek werd vervangen door artikel 432. De
tweede paragraag voegt er een verzwarende
omstandigheid aan toe, te weten: "Wanneer de
schuldige een minderjarige verbergt gedurende
meer dan 5 dagen ten aanzien van diegenen die
het recht hebbent hem op te eisen of wanneer hij
deze minderjarige onrechtmatig buiten het
grondgebied van het koninkrijk vasthoudt, wordt
hij gestraft met een gevangenisstraf van 1 jaar tot
5 jaar en een geldboete van 5 tot 1.000 frank of tot
een van beide straffen alleen".
Het signaal van de wetgever bestaat precies erin
dat dergelijke misdrijven ook worden vervolgd.
Anders had de wetgever er geen enkel belang bij
zo'n specifiek initiatief te nemen. Het spreekt voor
zich dat wij zullen nagaan hoe de wet in de praktijk
wordt toegepast. Het staat buiten kijf dat de wet in
kwestie werd besproken met het college van
procureurs-generaal en dat werd aangedrongen
CRIV 50
COM 407
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
op een effectief strafrechtelijk vervolg, alsook op
een uitvoering van de vervolging. Uit ervaring weet
ik dat personen zeer snel hun vertrouwen in het
gerecht verliezen wanneer ze over een
rechtmatige titel beschikken, maar deze
rechtmatige titel geen uitvoering kent.
In ieder geval, ik denk dat met de nieuwe
wettelijke bepalingen gedeeltelijk aan de kritiek
wordt tegemoetgekomen.
Overigens verontschuldig ik mij ervoor, mijnheer
de voorzitter, dat mijn antwoord uit een aantal
statistische gegevens bestond. Die zijn nooit
eenvoudig mede te delen.
De voorzitter: Er staan inderdaad een aantal
parlementaire initiatieven op stapel.
04.03 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor zijn uitvoerig
antwoord en kijk uit naar de kopie van de cijfers,
die hij zal laten ronddelen. Ik denk dat het
document beleidsmatig interessant zal zijn.
Toch heb ik een kleine bedenking bij de cijfers.
Informatica, informatisering en statistieken blijven
een teer punt. Wanneer ik merk dat u voor
bepaalde gegevens moet teruggrijpen naar het
jaar 1996, kunt u bezwaarlijk beweren dat we over
heel recente cijfers beschikken, mijnheer de
minister. Toch acht ik ze belangrijk. Zij zullen
toelaten keuzes te maken, wanneer straks een
aantal voorstellen aan bod komt.
Zoals u zegt, moet alles ietwat worden
genuanceerd. Vaak gaat het inderdaad om
verschillende feiten in één dossier en werd er
geen klacht ingediend. Niettemin meen ik dat er
heel veel seponeringen zijn in verhouding tot het
aantal veroordelingen wegens het niet-naleven
van het omgangsrecht. De onvrede die wij bij vele
personen ontwaren, is niet geheel ongegrond,
hoewel ik mij niet waag aan een interpretatie van
de cijfers, voor ik ze onder ogen heb.
Ik ben er alvast tevreden mee dat u uit de nieuwe
wet op de strafrechtelijke bescherming van
minderjarigen de democratische wens van de
wetgever afleidt om aan de problematiek meer
aandacht te besteden en dat u dat ook in uw
beleid ten opzichte van het parket hebt vertaald. Ik
verheug er mij over dat u het college van
procureurs-generaal bij de inwerkingtreding van
de nieuwe wet hebt gevraagd de kwestie van heel
nabij te volgen en na te gaan of, mocht blijken dat
de parketten niet of niet voldoende optreden,
hiervoor richtlijnen moeten worden opgesteld.
04.04 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, ik heb nog één kleine opmerking over
de statistische gegevens. Ik denk dat de voorbije
vier à vijf jaar de verzamelde gegevens veel
betrouwbaarder zijn. Er rest echter één belangrijk
probleem. Het Nationaal Instituut voor Statistiek is
zeer laattijdig met de verwerking van de cijfers
over de veroordelingen. Daarom beschikken we
nu pas over de cijfers van 1996. De achterstand
van vijf jaar bestaat al lange tijd en moet worden
weggewerkt. De moeilijkheid is echter dat men
moet wachten op de uitspraken in kracht van
gewijsde, vooraleer ze in de statistische gegevens
kunnen worden opgenomen. Dat probleem is
uiteraard moeilijk op te lossen. Nochtans worden
er inspanningen gedaan, opdat het Nationaal
Instituut voor Statistiek ook deze gegevens sneller
kan verwerken.
Wat de seponeringen betreft en de instroom van
zaken bij de parketten, meen ik dat we de
vruchten plukken van eerdere inspanningen.
04.05 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de
minister, er is dan wel vooruitgang geboekt, maar
dat betekent niet dat we echt tevreden mogen zijn.
Neem nu Nederland. In de beleidsnota's van
Justitie vindt men elk jaar een terugblik op het
beleid van het voorbije jaar, gestoffeerd met cijfers
over de diverse vervolgingen, over de
seponeringen en het soort misdrijven. Daar is dus
geen sprake van enige statistische achterstand.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Mondelinge vraag van de heer Geert
Bourgeois aan de minister van Justitie over "de
drie aan de commissie Franchimont onttrokken
prioriteiten" (nr. 4036)
05 Question orale de M. Geert Bourgeois au
ministre de la Justice sur "les trois priorités
retirées à la commission Franchimont" (n° 4036)
05.01 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, deze
vraag had ik eigenlijk aan mijn eerste vraag
gekoppeld en ook op die manier ingediend. Dat ze
zo niet in de agenda is ingeschreven, is niet zo
erg. Overigens hebt u, mijnheer de minister, er
reeds gedeeltelijk naar verwezen.
Ik kom terug op de werkzaamheden van de
commissie-Franchimont en mijn vraag die ik in
september 1999 heb gesteld. U hebt geantwoord
het grote project, dat vermoedelijk nog 4 jaar kan
duren, niet te willen afwachten om een aantal
06/03/2001
CRIV 50
COM 407
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
prioritaire zaken af te handelen. U hebt een aantal
materies uitgesplitst, onder meer het statuut van
de spijtoptanten, de anonieme getuigen en de
omkering van de bewijslast. De professoren
Traest, Willems en De Ruyver houden zich bezig
met de problematiek van de getuigen. Professor
Bosly bestudeerde de bijzondere
opsporingstechnieken en de proactieve recherche.
Wat de anonieme getuigen betreft, meen ik te
weten dat u reeds goed bent opgeschoten en dat
de Raad van State reeds een advies zou hebben
gegeven op het voorontwerp. Inzake de
opsporingstechnieken heb ik begrepen dat u na
de kritiek van het veld en de hoorzitting in de
Senaat het spoor van professor Bosly verlaten
hebt en zelf een voorstel wenst uit te werken.
Mijnheer de minister, dit zijn prioriteiten. De
commissie Justitie heeft vanmorgen beslist het
geplande "conclaaf" op Hertoginnendal te
annuleren. Een van de redenen is dat er weinig
wetgevend werk komt uit de Ministerraad. De
commissie wenst wel prioritaire aandacht te
besteden aan de voorstellen van het Parlement.
Op mijn voorstel zal nu ook op woensdagmorgen
vergaderd worden. De problematiek inzake de
bijzondere opsporingstechnieken en de proactieve
recherche moet, mijns inziens, worden
afgehandeld.
Mijnheer de minister, wat is de stand van zaken
met betrekking tot de vermelde prioriteiten? Welke
bedragen werden reeds besteed aan de
voorbereiding van de wetgeving terzake?
Wanneer zult u de ontwerpen in het Parlement
indienen? Welke timing hebt u voor ogen? Hebt u
de rondzendbrieven inzake de bijzondere
opsporingstechnieken en de proactieve recherche
onderzocht en aangepast? Ik meen te weten dat
de laatste rondzendbrief dateert van 1996. Hebt u
terzake reeds initiatieven genomen?
05.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, collega Bourgeois, uw vraag stelt mij in
staat een stand van zaken te geven met
betrekking tot prioriteiten in de strijd tegen de
georganiseerde misdadigheid. In hun
aanbevelingen verwijzen de verschillende
onderzoekscommissies er steeds naar dat de
elementen die uit het pakket-Franchimont zijn
uitgelicht, prioritair moeten worden behandeld.
Wat uw eerste vraag betreft, wens ik een aantal
correcties te vermelden omdat ik het taalgebruik
heb moeten aanpassen opdat de vlag de lading
zou dekken. Er is geen sprake meer van het
woord spijtoptant. Er wordt gesproken over
medewerkers van het gerecht. Het voorontwerp
heeft niet tot doel een statuut te verlenen aan de
medewerkers van het gerecht. De kern van het
ontwerp behelst een regeling inzake de
voorwaarden voor het verkrijgen van informatie
van personen die zelf in aanraking zijn gekomen
met het gerecht, de rechtsgevolgen die moeten
worden verleend aan die informatie en de
mogelijke voordelen die de medewerker daarvoor
kan genieten zowel in de fase van het
vooronderzoek als bij de procedure ten gronde en
in de strafuitvoeringsfase. Dit voorontwerp is
geagendeerd op de Ministerraad van volgende
vrijdag.
Evenmin is er sprake van enig wetsontwerp in
verband met de omkering van de bewijslast.
Terzake heeft de Ministerraad op 16 maart een
beslissing genomen daar hij het voorontwerp van
wet heeft goedgekeurd houdende de uitbreiding
van de inbeslagneming, het invoeren van een
bijzonder onderzoek naar vermogensvoordelen en
de verdeling van de bewijslast. Het gaat dus niet
om een omkering van de bewijslast, wel een
verdeling ervan met betrekking tot de herkomst
van zaken waarvan wordt vermoed dat ze
voortkomen uit zware en georganiseerde
criminaliteit. Onder welbepaalde voorwaarden zal
de rechter in het kader van het onderzoek naar de
vermogensvoordelen kunnen beslissen dat de
bewijslast verdeeld wordt. Iemand kan dus
verplicht worden om de herkomst van zijn
goederen aan te tonen.
Het voorontwerp van wet betreffende de
anonieme getuigen wordt thans aangepast op
basis van het intussen aangekomen advies van de
Raad van State. Ik voorzie dit voorstel opnieuw
aan de Ministerraad voor te leggen in de tweede
helft van deze maand. De Ministerraad had in zijn
beslissing van 20 juli 2000 bepaald dat het
ontwerp na advies van de Raad van State
opnieuw moest worden voorgelegd. Het advies
heeft het ontwerp geen essentiële verwijten
gemaakt maar wel een aantal opmerkingen
geformuleerd waarover beslist zal moeten worden.
Wij kunnen dus aannemen dat ook dit punt
binnenkort definitief zal worden afgehandeld.
Over de bijzondere opsporingstechnieken en in
ondergeschikte orde dus ook over de proactieve
recherche worden besprekingen gevoerd in een
werkgroep die samengesteld is uit leden van mijn
kabinet, vertegenwoordigers van de administratie
en leden van het College van procureurs-generaal
en de federale politie. Op 22 en 23 maart zullen zij
proberen dit definitief af te ronden.
Voor de studies over het ontwerp met betrekking
CRIV 50
COM 407
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
tot de anonieme getuigen en de medewerkers van
het gerecht werd samen 2.500.000 frank betaald.
Voor de bijzondere opsporingstechnieken, de
proactieve recherche en de informantenregeling
werd geen enkele studie uitbesteed. De studie
over de nieuwe procedure in verband met de
vermogensvoordelen heeft 1.200.000 frank
gekost.
Gelet op het antwoord dat ik heb gegeven op de
eerste vraag, ligt het natuurlijk in de lijn van de
verwachtingen dat al deze voorontwerpen kracht
van wet zullen kunnen krijgen tijdens deze
legislatuur. Ze worden dus als prioriteiten aanzien.
De richtlijnen inzake de proactieve recherche zijn
voor het laatst aangepast door een
gemeenschappelijke circulaire van het College
van procureurs-generaal. Het gaat om de
vertrouwelijke rondzendbrief Col 4/2000 van 3 mei
2000. Deze rondzendbrief was wetenschappelijk
onderbouwd door een studie uitgevoerd door de
afdeling Criminologie van het NICC. Naar men mij
meedeelt biedt dit op het terrein onze
politiemensen een goede houvast om op een
rationele, aanvaardbare en gecontroleerde wijze
bijzondere opsporingen uit te voeren. Aangezien
het om een vertrouwelijke rondzendbrief gaat, is
hij niet vrijgegeven. Ik kon dat trouwens ook in het
verleden reeds antwoorden op een vraag van de
heer Van Parys. De rondzendbrief is in
gerechtelijke kringen en politiekringen echter goed
bekend en van toepassing.
05.03 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de
minister, misschien zullen we toch een conclaaf
moeten houden. Waarschijnlijk is het hiervoor
echter nog te vroeg. De Ministerraad zal het
eerste ontwerp immers pas in de tweede helft van
maart bespreken. We mogen echter goede hoop
hebben dat het eerste ontwerp nog voor de
vakantie bij ons belandt. De andere zullen dan wel
volgen. Mijnheer de minister, wij zijn het erover
eens dat het dringend noodzakelijk is dat er ter
zake gelegifereerd wordt. Ik verneem dat er een
nieuwe rondzendbrief is en dat de rondzendbrief-
Wathelet niet meer geldig is. In een interview met
een magistraat uit Brussel lees ik dat er nu
gebruik wordt gemaakt van infiltratie, informanten,
pseudo-kopers, gecontroleerde zendingen,
observaties, undercoveroperaties en dergelijke
meer. We hebben nu echter geen wettelijke basis;
er zijn alleen rondzendbrieven. In een rechtstaat
kan men zo niet werken. Er moet dringend
gelegifereerd worden op al die terreinen. Wij zijn
het erover eens dat, als wij de georganiseerde
misdaad op een efficiënte wijze willen aanpakken,
er nieuwe wettelijke wapens gehanteerd moeten
worden. Ik hoop dat de werkgroep die zich
bezighoudt met de opsporingstechnieken en de
proactieve recherche op 22 en 23 maart echt een
voorontwerp zal opstellen zodat er werkelijk zicht
komt op het afronden van dat wetgevend werk.
05.04 Minister Marc Verwilghen: Wat de
bijzondere opsporingstechnieken betreft, zal de
wettelijke basis bestaan uit een kaderwet. Deze
kaderwet zal natuurlijk enige uitvoering moeten
krijgen. Hoe worden deze bijzondere
opsporingstechnieken aangewend? In welke
omstandigheden, onder welke modaliteiten
worden zij gebruikt? Als men dit in een wet
inschrijft is er natuurlijk een tweeledig probleem.
Ten eerste, deze wet moet voortdurend aangepast
worden en zo ontstaat er een gebrek aan
soepelheid. Ten tweede, en dit is veel erger,
kunnen zij die het voorwerp zijn van de bijzondere
opsporingstechnieken, indien dit gedetailleerd
wordt uitgelegd, lezen hoe deze bijzondere
opsporingstechnieken worden toegepast en deze
vrij gemakkelijk teniet doen. De werkwijze die
momenteel sedert 3 mei 2000 door de richtlijn 4-
2000 van kracht is, er één is waardoor
politiediensten juist weten onder welke
modaliteiten en voorwaarden er moet worden
gewerkt. Ik herhaal nog eens dat dit op het terrein
voorlopig duidelijk zijn vruchten blijkt af te werpen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Mondelinge vraag van de heer Karel Van
Hoorebeke aan de minister van Justitie over
"het wettelijk minimumkapitaal van NV's en
BVBA's" (nr. 4045)
06 Question orale de M. Karel Van Hoorebeke
au ministre de la Justice sur "le capital
minimum légal des sociétés anonymes et
sociétés privées à responsabilité limitée"
(n° 4045)
06.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik
heb u recent, in de commissievergadering van
23 januari 2001, omtrent deze problematiek
ondervraagd. U kent het probleem. Door de
omzetting van frank naar euro komen de
bedrijven, de NV's en de BVBA's, die over het
minimumkapitaal beschikken, onder dit wettelijk
minimumkapitaal en is dus strikt juridisch-
theoretisch gezien een kapitaalsverhoging
noodzakelijk. Omdat dit toch gaat om ongeveer
een 250 000 vennootschappen, stelde ik u toen de
vraag of er eventueel een beslissing zou komen
die bepaalt dat er niet zou moeten worden
overgegaan tot een verhoging van het kapitaal,
06/03/2001
CRIV 50
COM 407
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
maar dat er een verlaging van het minimum
maatschappelijk kapitaal zou worden toegestaan.
U antwoordde daar toen op dat het voorstel inzake
een vermindering van de bedragen u niet
opportuun leek omdat, enerzijds, de verhoging
minder dan 1% bedraagt en, anderzijds, de
minimumkapitalen sinds 1985 niet meer werden
gewijzigd. U stelde toen als oplossing voor dat,
aangezien de vennootschappen toch hun statuten
voor 6 februari 2004 dienen aan te passen aan de
nieuwe vennootschapswetgeving, u deze termijn
zou inkorten en dat u aldus de vennootschappen
met het wettelijk minimumkapitaal de kans zou
geven om die aanpassing gelijktijdig door te
voeren.
U zei toen ook dat er een koninklijk besluit zou
worden voorgelegd aan de werkgroep
Administratie Europa en aan de Raad van State.
Dat was toen u standpunt. Daarom verbaasde het
mij dat u ondertussen in een brief aan UNIZO
verklaard zou hebben dat u nu van oordeel bent
dat de kapitaalsverhoging door NV's en BVBA's
met het wettelijk minimumkapitaal niet moet
doorgevoerd worden en dat u, rekening houdend
met het basisbeginsel dat de invoering van de
euro een neutrale operatie moet zijn, besloten
hebt de bedragen in euro met betrekking tot het
wettelijk minimumkapitaal voor de betrokken
vennootschappen te verlagen.
Blijkbaar bent u ondertussen, op korte termijn, van
standpunt veranderd. In elk geval lijkt het
standpunt dat u momenteel inneemt te
beantwoorden aan de verzuchtingen van de
bedrijfswereld. U hebt wel nog niet de wettelijke
minima vastgelegd, wat nochtans ook dringend
zou moeten gebeuren. Daarom stel ik u nog de
volgende vragen.
Welke zullen de nieuwe wettelijk
minimumkapitalen zijn voor de BVBA's en de
NV's? Hebt u daaromtrent reeds een koninklijk
besluit in voorbereiding? Werd dit reeds ter advies
voorgelegd aan de Werkgroep Administratie
Europa en de Raad van State? Dit zijn namelijk
instanties die u de vorige keer aanhaalde als te
raadplegen instanties.
06.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, ik had reeds de gelegenheid om op een
vraag over deze materie te antwoorden. De heer
Van Hoorebeke heeft hiernaar trouwens
verwezen. Ondertussen heeft ook de heer Hove
mij op 13 februari 2001 in de commissie voor de
Justitie een vraag gesteld over deze materie. Ik
heb hem toen geantwoord dat het systeem zou
worden veranderd gedurende een periode die
loopt tot 6 februari 2004.
Deze oplossing gaf geen voldoening voor enkele
vennootschappen die in hun statuten niet
verwijzen naar de gecoördineerde wetten op de
handelsvennootschappen. Bovendien moet bij een
kapitaalsverhoging een minimaal registratierecht
worden betaald van 1000 Belgische frank, terwijl
dit voor de BVBA's slechts 322 frank bedraagt.
Om die reden hebben wij gekozen voor een meer
praktische oplossing. Ik geef u graag de precieze
bedragen: artikel 217 van het wetboek van de
vennootschappen: 18.550 euro voor de BVBA's;
artikel 390 van het wetboek van de
vennootschappen: 18.550 euro voor de CVBA's;
artikel 439 van het wetboek van de
vennootschappen: 61.500 euro voor de NV's;
artikel 665, paragraaf 1 van het wetboek van de
vennootschappen: 6.150 euro voor de
vennootschappen met een sociaal oogmerk en
artikel 794 van hetzelfde wetboek: 6.150 euro voor
de landbouwvennootschappen.
Deze beslissing werd reeds besproken met het
strategisch comité Administratie Europa. Tevens
werd een ontwerptekst van koninklijk besluit tot
wijziging van het euro-KB overgezonden aan dit
comité dat voor de verdere afhandeling van dit
dossier zal zorgen. De Raad van State werd nog
niet om advies gevraagd omdat men dit koninklijk
besluit wil onderbrengen in een globaler koninklijk
besluit dat ook andere wijzigingen inzake de
omzetting van de frank naar de euro zal bevatten.
Op dat ogenblik zullen we er volgens mij beter in
slagen dan wanneer we opteren voor een
nuloperatie. Dat wil zeggen dat er geen kosten
verbonden zijn aan de overgang van de Belgische
frank naar de euro.
06.03 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mijnheer
de minister, ik heb u gezegd dat de tweede piste
die u nu volgt mij de meest aangewezene lijkt. Ik
heb vastgesteld dat de Raad van State nog om
advies moet worden gevraagd. Het zal dan ook
nog enige tijd duren vooraleer terzake een
definitieve beslissing kan worden gepubliceerd. Ik
neem aan dat u uw woorden ook hard zult kunnen
maken. Het lijkt mij aangewezen om de
bedrijfswereld terzake snel duidelijkheid te geven.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Mondelinge vraag van de heer Karel Van
Hoorebeke aan de minister van Justitie over "de
autonome politieafhandeling" (nr. 4047)
07 Question orale de M. Karel Van Hoorebeke
CRIV 50
COM 407
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
au ministre de la Justice sur "le traitement
autonome des plaintes par les services de
police" (n° 4047)
07.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de minister, collega's,
onder impuls van een van uw voorgangers werd
gestart met de autonome politieafhandeling. Dit
houdt in dat de politiediensten gedurende een
zekere termijn een zekere autonomie krijgen om
bepaalde klachten zelf te behandelen. Dit wijkt af
van het systeem waarbij een proces-verbaal
onmiddellijk aan het parket wordt overgezonden.
Op dat moment is het de procureur die instaat
voor de afhandeling van dit proces-verbaal.
In het kader van het proefproject "autonome
politieafhandeling" krijgen de politiediensten de
mogelijkheid om zelf het slachtoffer en de dader te
contacteren en eventueel een minnelijke schikking
mogelijk te maken. Pas als dit binnen een
bepaalde periode niet is gelukt, wordt de zaak
overgezonden aan het parket. Ik meen mij te
herinneren dat dit systeem vrij positief werd
geëvalueerd, alhoewel dit niet in alle
arrondissementen werd aanvaard. Ik herinner mij
dat de heer Duquesne als lid van de oppositie
destijds terzake heel wat voorbehoud maakte.
Ten eerste, ik had vandaag graag geweten of er
reeds een evaluatie werd gemaakt van de
proefprojecten in bepaalde gerechtelijke
arrondissementen inzake autonome
politieafhandeling.
Ten tweede, zal dit systeem worden gehandhaafd
en in voorkomend geval worden veralgemeend?
Heeft de invoering van het systeem tot een meer
efficiënte werking van de diensten van de
procureur des Konings geleid? Het project had
immers tot doel de parketten te ontlasten van een
aantal opdrachten en meer in handen te geven
van de politiediensten, zeker inzake kleine
misdrijven.
07.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, collega Van Hoorebeke, ik zou me er
relatief snel kunnen van afmaken door bondig op
de vragen te antwoorden. Op die manier zou ik
echter aan de essentie voorbijgaan. Hamvraag is
hoe de autonome politieafhandeling wordt
toegepast en of ze een vermindering van de
werkdruk tot gevolg heeft. In mijn antwoord zal ik
me beperken tot de ressorten waar het systeem
wordt toegepast.
Ik begin met Gent. De autonome
politieafhandeling in het ressort Gent werd in
Brugge opgestart in 1996. Na een positieve
evaluatie van de magistratuur en de
politiediensten werd de autonome
politieafhandeling per 15 februari 1999 in heel het
rechtsgebied toegepast. Van de 42.676
correctionele dossiers van het gerechtelijk
arrondissement Gent werden er 16.045 in
autonome politieafhandeling behandeld. Dit
betekent dat de politiediensten de zaak
afhandelen zonder dat de parketmagistraat een
kantschrift hoeft te versturen. Dit wijst erop dat het
systeem goed functioneert. Ik voeg er echter aan
toe dat de politiediensten dit ervaren als een
verzwaring van hun taken.
Wat Antwerpen betreft, wordt het systeem
toegepast in de arrondissementen Antwerpen en
Mechelen. In het arrondissement Turnhout werd
het APA-systeem ingevoerd bij de rijkswacht met
een interne korpsnota van 1 februari 1998. Het
systeem zal in de loop van dit jaar veralgemeend
worden.
In het gerechtelijk arrondissement Hasselt werd
de principiële beslissing genomen het APA-
systeem snel in te voeren. Wat Tongeren betreft,
zal dit eveneens het geval zijn zodra de beide
korpsoversten van de rechtbank van eerste
aanleg en het parket benoemd zijn. Vanaf dat
ogenblik zal men kunnen spreken van een
algemene toepassing van het APA-systeem
binnen dit ressort.
In het ressort Bergen wordt het APA-systeem
toegepast sinds 1999, hoofdzakelijk voor de
dossiers die betrekking hebben op de
verkeerswetgeving. Het pilootproject werd door de
drie betrokken arrondissementen geëvalueerd. De
politiediensten en het parket ervaren het project
en de gebruikte procedure als positief. De exacte
impact van deze procedure op de omvang van de
taken van de magistraten behoeft nog een
grondige studie. Ik kan dit op dit ogenblik niet
opleggen aan de reeds overbelaste parketten.
Het parket van Luik deelt mee dat het te vroeg is
om de effecten van de invoering van het systeem
te kunnen evalueren. De formule van de
autonome politieafhandeling werd slechts op 1
september 2000 in heel het rechtsgebied van het
hof van beroep te Luik ingevoerd, met
uitzondering van het rechtsgebied Marche-en
Famenne.
Wat het gerechtelijk arrondissement Brussel
betreft, heeft het college van procureurs-generaal
de basisregels verspreid van het APA-systeem.
06/03/2001
CRIV 50
COM 407
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
Dit betekent dat het college zich achter een snelle
toepassing van het systeem schaart. Het hof van
beroep te Brussel heeft af te rekenen met de
taalproblematiek. In Leuven spreekt men
Nederlands, in Nijvel Frans; Brussel is tweetalig.
Ik stel vast dat het APA-systeem algemeen wordt
doorgevoerd. Op een bepaald ogenblik heeft men
gekozen voor andere systemen, onder meer van
vereenvoudigde processen-verbaal. Dit
pilootproject loopt in het vijfhoeksoverleg van
Asse. Politiediensten vinden dit een eenvoudiger
methode om de zaken af te handelen omdat ze
niet alleen voor de parketten maar ook voor de
politiediensten tijdsbesparend is.
De afhandeling van het opsporingsonderzoek is
een ander pilootproject. Dit project loopt sinds 1
november 1998 in verschillende
rijkswachtbrigades van het district Asse. Dit is
eveneens een variant op het APA-systeem.
Mijnheer de voorzitter, ik vat samen. De evaluatie
van de proefprojecten wordt in het algemeen als
gunstig ervaren. Er zijn nog een reeks praktische
en technische problemen.
Het systeem van de autonome politieafhandeling
werkt op termijn tijdbesparend voor de parketten.
Blijkbaar brengt het echter nogal veel werk mee
voor de politiediensten. Het systeem van de
vereenvoudigde processen-verbaal is dan weer
tijdbesparend voor zowel de politiediensten als
voor de parketten. Ik vermoed dus dat men meer
in die richting zal opschuiven.
Ten tweede zal de autonome politieafhandeling
veralgemeend kunnen worden. Ik denk dat we de
voltooiing van de politiehervorming zullen moeten
afwachten voor het systeem definitief en
algemeen wordt toegepast.
Ten derde, het uiteindelijke doel is een efficiëntere
werking, zowel van de politiediensten als van de
parketten. Ik kan enkel met een zeker genoegen
vaststellen dat men nu de terughoudendheid laat
varen die men vroeger tegen het systeem had en
dat het allicht komt tot een algemene toepassing
ervan, zeker zodra de politiehervorming voltooid
is.
07.03 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de minister, het verheugt
ook mij dat de terughoudendheid van een aantal
arrondissementen weggevallen is. Het waren
meer bepaald de procureurs-generaal van Luik en
Bergen die in 1996 tegen de invoering van de
autonome politieafhandeling waren. Ik stel vast
dat het Hof van Beroep te Bergen tot 1999 heeft
gewacht met de invoering van die aanpak, die dan
nog enkel werd gehanteerd voor
verkeersovertredingen. In de andere gerechtelijke
arrondissementen wordt de autonome
politieafhandeling toegepast voor alle misdrijven.
In Luik is men met deze aanpak pas gestart op 1
december 2000. Wij mogen tevreden zijn dat men
ook daar tot het besef gekomen is dat het een
goede werkwijze is.
Ik besef zeer goed dat de autonome politieaanpak
of APA een verlichting betekent voor de
parketdiensten maar een verzwaring van de
politietaken inhoudt. Dat is nu eenmaal de keuze
die is gemaakt en het was de bedoeling om ervoor
te zorgen dat vooral kleine misdrijven snel kunnen
worden afgehandeld. Zo heeft het slachtoffer in
kwestie ten minste het gevoel dat er snel gevolg
aan zijn klacht wordt gegeven en krijgt de dader
het gevoel dat hij niet ongestraft een misdrijf kan
plegen.
Ik heb geen probleem met de invoering van
vereenvoudigde processen-verbaal, zoals die in
de Verenigde Staten bestaan. In de Verenigde
Staten maakt men inderdaad enkel een
vereenvoudigd proces-verbaal op en pas wanneer
de klacht belangrijk genoeg blijkt te zijn, gaat men
over tot het opmaken van een uitvoeriger proces-
verbaal. Ik denk dat zo'n systeem ook bij ons moet
kunnen worden toegepast. Zo kunnen de taken
van de politiediensten worden verlicht.
Mijnheer de minister, u verwees naar een
beslissing van het college van procureurs-
generaal om de autonome politieaanpak overal
toe te passen. Geldt die aanpak voor
alle
misdrijven of enkel voor de
verkeersovertredingen, zoals dat nu het geval is in
Bergen?
07.04 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer Van
Hoorebeke, het is de bedoeling het systeem van
toepassing te maken op zoveel mogelijk
misdrijven.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Mondelinge vraag van de heer Karel Van
Hoorebeke aan de minister van Justitie over "de
problemen die zich voordoen inzake de
evaluatie van magistraten" (nr. 4049)
08 Question orale de M. Karel Van Hoorebeke
au ministre de la Justice sur "les problèmes qui
se présentent quant à l'évaluation des
magistrats" (n° 4049)
CRIV 50
COM 407
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
08.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het is
de tijd van evaluatie van de magistraten. Wanneer
men rondloopt in de gerechtsgebouwen, hoort
men er heel wat over. Ik heb uit diverse
gesprekken en commentaren geprobeerd een
aantal pijnpunten of knelpunten te destilleren die
zich voordoen in het kader van de evaluatie van
magistraten. Ik heb dit opgenomen in deze
vraagstelling. Ik zal kort overlopen wat de diverse
problemen daaromtrent zijn.
Ten eerste, mijnheer de minister, is er de
administratieve rompslomp. Allerlei
kennisgevingen, het betekenen van verslagen en
dergelijke, moeten per aangetekende brief met
ontvangstbewijs gebeuren. Dit is niet alleen
administratieve rompslomp, maar stelt ook de
magistraten zelf voor problemen. Men stelt de
vraag of er geen andere manier van werken kan
worden toegepast. Een tweede aspect is het
gebrek aan opleiding. Noch voor de evaluatoren
noch voor de geëvalueerden is er in een opleiding
voorzien. Een dergelijke opleiding lijkt mijns
inziens belangrijk omdat het zeker voor de
geëvalueerden belangrijk is om te weten wat
precies de bedoeling is van het
functioneringsgesprek dat zij zullen hebben met
de korpsoverste en de andere evaluatoren. Uit de
praktijk blijkt dat de magistraten zo'n gesprek als
vrij repressief en sanctionerend ervaren. Ze
menen een goed figuur te moeten slaan, anders
krijgen ze slechte punten. Dat is toch niet de
bedoeling van een evaluatiegesprek.
Ten derde, is er het bewijs van feiten. De
gegevens waarover de evaluatoren beschikken
zijn meestal afkomstig van horen zeggen. Het
komt van diverse bronnen: advocaten, andere
magistraten, Openbaar Ministerie, derden,...
Meestal bestaat er geen schriftelijk bewijs van de
aangeklaagde feiten. De korpsoverste moet in de
toekomst van alles bewijsmateriaal verzamelen
wanneer de beklaagde de feiten ontkent, zelfs als
ze pertinent juist zijn. Zo is mij meegedeeld dat bij
een bepaald feit de betrokken magistraat met een
petitie is rondgegaan bij zijn collega's om het feit
te weerleggen. Er kan dus toch een negatieve
sfeer ontstaan.
Het gaat, ten vierde, ook over het motiveren van
de indicatoren. Er wordt gevraagd van elke
indicator een motivatie te leveren, wat in de
praktijk niet altijd mogelijk is. Er is, ten vijfde, het
verschil van evaluatie in de verschillende
arrondissementen. Om geen spanningen te
veroorzaken in een bepaald korps, kan het
evaluatiecollege beslissen de evaluatie zeer
soepel te laten verlopen waarbij gemakkelijk 'zeer
goed' wordt gegeven aan iedere kandidaat. Wat
gebeurt er indien dergelijke kandidaat in
concurrentie komt met een kandidaat uit een
ander arrondissement waar de evaluatie veel
strenger gebeurde?
Ten zesde, is er het aspect van de beloning. Er is
niet in een beloning voorzien in geval van een
goede tot zeer goede evaluatie, wel in een
bestraffing bij onvoldoende. Dat houdt in dat men
gedurende 3 jaar kan onthouden worden van zijn
baremaverhoging. Voor bepaalde magistraten kan
dat 7.000 tot 8.000 frank netto verschil opleveren.
Wanneer men slecht geëvalueerd wordt, leidt dat
tot een sanctie. Wanneer men goed geëvalueerd
wordt, staat daar niets tegenover. Volgens
sommige magistraten is dat geen goed systeem.
Er is, ten zevende, geen hoger beroep mogelijk.
Dat is blijkbaar een ander knelpunt. Hoe kan men
zijn opmerkingen in verband met de voorlopige
evaluatie dan bekendmaken?
Ten achtste, is er het evaluatiedossier zelf.
Waaruit moet het dossier nu precies bestaan op
het niveau van de rechtbank en op het niveau van
het ministerie van Justitie? Welke zin heeft het dat
de minister de opmerkingen krijgt over de
voorlopige evaluatie, maar niet deze voorlopige
evaluatie zelf? Volstaat het niet dat de minister
alleen de definitieve evaluatie krijgt zonder de
punten?
Ten negende, welke criteria dienen gebruikt te
worden? Volgens welke criteria moet een
vastbenoemde ondervoorzitter geëvalueerd
worden?
Ten tiende, over nieuwe indicatoren. De wet
voorziet erin dat indicatoren steeds exemplarisch
zijn en dat bijkomende indicatoren mogen worden
gebruikt. De ene kandidaat kan bepaalde
indicatoren hanteren die de andere kandidaat dan
weer niet gebruikt. Ik besluit daaruit dat hierdoor
eens te meer ongelijkheid ontstaat tussen de
magistraten.
Deze knelpunten wilde ik opsommen. Ik neem aan
dat u op de hoogte bent van de problematiek die
zich voordoet in het kader van die evaluatie?
Vervolgens wil ik u ook vragen of er maatregelen
getroffen worden om de procedure terzake te
versoepelen en te verfijnen? De procedure van de
evaluatie vind ik van wezenlijk belang om tot een
korps van magistraten te komen dat op een
efficiënte manier kan bijdragen aan een goede
06/03/2001
CRIV 50
COM 407
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
rechtsbediening.
08.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, deze vraag doet mij sterk denken aan
een vraag die ik ooit van mevrouw Genot kreeg.
Dat was een vraag met zesentwintig onderdelen.
Hier gaat het maar over een vraag met tien
onderdelen. Het is een techniek van vragen stellen
die al langer gekend is.
Laten we het erover eens zijn dat alle geschetste
problemen mij stuk voor stuk bekend zijn, uit
brieven die ik ontving, uit opmerkingen die
gemaakt werden.
Dit evaluatiesysteem is nog maar pas opgestart,
zoals de wetgever het heeft gewild en
geconcipieerd. Niets is perfect van bij het begin.
Er moet nog aan gewerkt worden. Met de Hoge
Raad voor de Justitie is de afspraak gemaakt om
over te gaan tot een evaluatie van de eerste
evaluatieronde. Aan de hand van de bevindingen
die in die evaluatie geformuleerd worden, zal het
systeem aangepast worden.
Mijnheer de voorzitter, ik kan een voor een op alle
gestelde vragen ingaan, maar dan vrees ik een vrij
lang en technisch antwoord te moeten geven. Ik
wil deze tien vragen wel globaal beantwoorden
zodat u de inhoud ervan kent. Voor het overige
zou het ons al te ver leiden om op al deze details
in te gaan.
Ik stel voor om de bevindingen van de Hoge Raad
voor Justitie af te wachten. Op dat ogenblik is het
zeker mogelijk om deze materie samen met de
Kamer en de Senaat te bespreken om waar nodig
aanpassingen door te voeren. Op een bepaald
aantal punten zijn die aanpassingen
onbetwistbaar.
De andere opmerkingen kan ik moeilijk bijtreden
omdat ik ze onterecht vind. Daarover zal ik u
straks antwoorden.
08.03 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Ik begrijp
dat het zo goed als onmogelijk is om op al die
punten in te gaan. Ik denk dat het vooral belangrijk
is dat u aangaf op de hoogte te zijn van de
problemen die zich stellen bij het begin van deze
nieuwe procedure, en dat er gedacht wordt aan
het verfijnen ervan.
Toch wil ik u nog vragen in welk tijdsbestek u de
evaluatie van de evaluatieprocedure gepland
heeft? Ik ben van mening dat dit zo spoedig
mogelijk moet zijn. Deze problematiek leeft intens
binnen het magistratenkorps.
08.04 Minister Marc Verwilghen: De Hoge Raad
voor Justitie maakt daar nu werk van en zal mij
zijn conclusies binnen heel korte tijd voorstellen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Bart Laeremans aan de minister van
Justitie over "de bijzonder gunstmaatregelen
voor gevaarlijke criminelen" (nr. 4066)
- de heer Tony Van Parys aan de minister van
Justitie over "een poging tot doodslag tijdens
een intiem bezoek in de gevangenis van
Leuven" (nr. 4070)
09 Questions orales jointes de
- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice
sur "les mesures de faveur spéciales dont
bénéficient des criminels dangereux" (n° 4066)
- M. Tony Van Parys au ministre de la Justice
sur "une tentative de meurtre au cours d'une
visite intime à la prison de Louvain" (n° 4070)
09.01 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister,
collega's, vorige week heeft een zware crimineel,
alsmede een tweevoudige moordenaar, bijna de
kans gezien een derde geliefde of hoe men dat
ook moet noemen in een dergelijke situatie om
te brengen in de intieme kamer van de
gevangenis van Leuven. Het slachtoffer was net
niet dood.
Uiteraard roept dit vragen op over de
lichtzinnigheid waarmee men oordeelt over zeer
gevaarlijke criminelen. Het is niet de eerste keer
dat we meemaken dat een uiterst gevaarlijke
individu zeer clement en zeer begripvol wordt
bejegend inzake voorwaardelijke invrijheidstelling
en andere faciliteiten.
Hier gaat het over een schoolvoorbeeld van een
echte lustmoordenaar, ook wel de slachter van
Menen genoemd. Op achttienjarige leeftijd heeft
hij een willekeurige voorbijganger met een mes in
de rug gestoken. Hij werd voor dit vergrijp tot vijf
jaar gevangenis veroordeeld. Op vierentwintig-
jarige leeftijd heeft hij een vijftienjarig meisje naar
verluidt op een beestachtige wijze met een
aardappelmesje vermoord. Daarvoor kreeg hij een
gevangenisstraf van twintig jaar. Na zeven jaar
was hij evenwel weer op vrije voeten. Onmiddellijk
na zijn vrijlating heeft hij opnieuw geweld-
misdrijven gepleegd. Zo heeft hij als buitenwipper
van een discotheek iemand in elkaar geslagen,
waarvoor hij werd veroordeeld tot twee jaar cel. In
1997 tenslotte heeft hij op een zeer gruwelijke
CRIV 50
COM 407
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
wijze met zeventig messteken een geliefde
vermoord.
De psychiaters omschreven deze man telkens
opnieuw als dodelijk gevaarlijk. Desalniettemin
stellen wij vast dat hij opnieuw kan toeslaan en dat
Justitie hem er zelfs de mogelijkheid toe heeft
gegeven. Mijnheer de minister, u heeft zeer veel
geluk gehad dat het slachtoffer nog in leven is,
want de verantwoordelijkheid van Justitie in deze
zaak valt niet te ontkennen. Het is bijna
hallucinant. Het doet mij denken aan de film The
Silence of the Lambs, waarin een gevangene
zomaar bewakers en bezoekers kan ombrengen.
Mijnheer de minister, hoe was dit mogelijk?
Wie heeft de toelating gegeven om deze vrouw in
de intieme kamer alleen te laten met deze
gevaarlijke crimineel? Onder welke voorwaarden
wordt aan de gevangenen intiem contact
toegestaan? Hoelang moet men in de gevangenis
zitten vooraleer dit is toegelaten? Is dit een recht
voor alle gevangenen of is dit een gunstmaatregel
voor langdurig gestraften? Zijn er verschillende
voorwaarden in de verschillende gevangenissen?
Wordt er dan geen onderscheid gemaakt al naar
gelang het risicogehalte van de gevangene?
Hoelang moet de betrokkene nog zitten? Deze
man betekent immers een enorm groot gevaar. Ik
neem aan dat iedereen het er toch wel over eens
is dat zo iemand nooit meer op de samenleving
mag worden losgelaten. Overweegt u maatregelen
om deze gevaarlijke moordenaar ook na het
uitzitten van de straf af te zonderen van de
samenleving? Welke lessen heeft u uit dit voorval
getrokken over het gebruik van de intieme
kamers?
09.02 Tony Van Parys (CVP): Mijnheer de
voorzitter, de aanleiding van de vraag is dezelfde.
Het is een gruwelijk verhaal, waarbij
levensgevaarlijke verwondingen worden
toegebracht aan de vriendin van een gedetineerde
naar aanleiding van het zogenaamde intiem
bezoek, dat in de gevangenis van Leuven wordt
georganiseerd. Volgens de berichten die ik
daarover heb gelezen, heeft de betrokkene reeds
twee passionele moorden op zijn geweten.
Mijnheer de minister, u begrijpt dat deze feiten
aanleiding geven tot een aantal vragen en
bedenkingen.
De cruciale vraag is of intiem bezoek werd
toegestaan, ondanks eerdere veroordelingen
wegens twee passionele moorden. Indien dit zou
worden bevestigd, is hier klaarblijkelijk sprake van
lichtzinnigheid ten aanzien van de risico's die
daardoor werden genomen. Dat is uitermate
belangrijk voor het slachtoffer en de gevolgen voor
het slachtoffer, maar het is dubbel lichtzinnig ten
opzichte van het instrument van het intiem
bezoek.
Het intiem bezoek is een belangrijk initiatief, dat,
wat mij betreft, moet blijven bestaan. We zullen
daarover verder kunnen praten als we de
voorstellen bespreken omtrent de rechten en de
plichten van gedetineerden in het kader van de
werkzaamheden van de commissie-Dupont. Ik
geloof dat dit een belangrijk instrument is om de
integratiecapaciteit een kans te geven.
Als men het intiem bezoek hypothekeert door het
toe te laten in dergelijke gevallen, riskeert men
reacties die pleiten voor de afschaffing van dit
bezoek. Dat zou niet de bedoeling mogen zijn.
Daarom moet men bijzonder zorgvuldig te werk
gaan in de selectie van de personen die voor dit
intiem bezoek in aanmerking komen. Het
selectiecriterium moet de kans op dergelijke
feitelijkheden maximaal uitsluiten. Op welke wijze
kan het intiem bezoek een element zijn van
integratie? Deze vraag kan maar worden
beantwoord als men inzicht heeft gekregen in de
persoonlijkheidsstructuur, de persoonlijkheid en
de antecedenten van de persoon aan wie men
deze gunst toestaat.
Ik heb de volgende vragen naar aanleiding van
deze feitelijkheden.
Ten eerste, als men twee passionele moorden op
zijn geweten heeft, is het uitgesloten dat men een
dergelijk bezoek in deze omstandigheden
toestaat.
Ten tweede, laat ons niet de verkeerde conclusie
trekken door het intiem bezoek onmogelijk te
maken. Men moet voortaan bijzonder zorgvuldig
te werk gaan en zeker niet lichtzinnig, om het
instrument op zich niet te hypothekeren.
09.03 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, collega Laeremans, collega Van Parys,
de vragen hebben hetzelfde incident tot voorwerp,
maar de tonaliteit die uit de vraagstelling blijkt is
totaal verschillend.
Ik ben van mening dat men in deze materie er in
elk geval moet voor zorgen dat men het kind niet
met het badwater weggooit. Men moet alle nodige
restricties in acht nemen en bijzonder zorgvuldig
te werk gaan voordat men een beslissing neemt.
06/03/2001
CRIV 50
COM 407
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
Gedurende zes maanden is in onze
gevangenissen volop gebruikgemaakt van deze
mogelijkheid, zonder dat enig incident zich heeft
voorgedaan, uitgezonderd het huidig probleem in
Leuven Centraal.
Ik zal niet op het individuele geval ingaan omdat
de procureur des Konings in Leuven een
onderzoek heeft geopend en ik zelf een
administratief onderzoek heb bevolen om tot in het
kleinste detail te worden ingelicht hoe dit mogelijk
was, welke antecedenten in aanmerking werden
genomen en waarom men deze beslissing heeft
genomen. Ik heb deze inlichtingen nog niet
ontvangen, maar zodra ik ze heb gekregen, zal ik
ze u meedelen.
Ook bij de inwerkingtreding van deze maatregel in
september 2000 heb ik duidelijk gezegd dat er een
algemene doorlichting en beoordeling van het
systeem moet komen. Ik wacht op de resultaten
van deze doorlichting voor ik er enige bedenking
aan vastknoop. Ik herhaal dat het geval te Leuven
het eerste incident is in de zes maanden dat deze
gunstmaatregel van kracht is.
De affectieve relaties van de gedetineerden en
hun omgeving, waarvan de ongestoorde bezoeken
deel uitmaken, worden geregeld door de
ministeriële omzendbrief nr. 1715 van 5 juli 2000.
Wat het ongestoorde bezoek betreft, gaat het om
een veralgemening van de proefprojecten die
reeds door mijn voorganger waren opgestart in
twee Waalse en twee Vlaamse gevangenissen.
De toepassing van deze gunstmaatregel werd
echter door een ministeriële omzendbrief
restrictiever gemaakt. Zo worden niet ontvoogde
minderjarigen niet toegelaten, er mag slechts één
bezoeker tegelijk binnen en er is een specifieke
procedure voor voorbereiding en selectie van de
betrokkenen.
Het ongestoord bezoek kan worden toegestaan
aan alle gedetineerden die niet van verloven
kunnen genieten, en dit ten vroegste na een
detentieperiode van drie maanden. Zo is een
minimale observatie van de betrokkene mogelijk.
Men kan de vraag stellen of voor die
observatieperiode niet meer tijd in aanmerking
moet worden genomen dan tot nu toe het geval
was. Deze kwestie moet behandeld worden bij de
algemene evaluatie van het systeem.
Iedere persoon die meerderjarig is of door een
huwelijk ontvoogd is en die een duurzame
affectieve relatie kan aantonen met de
gedetineerde komt in aanmerking voor deze
gunstmaatregel. Het kan gaan om een echtgenoot
of echtgenote, een levenspartner die deel
uitmaakt van het gezin, of om een familielid zoals
vermeld wordt in artikel 31 van het algemeen
reglement. Het kan ook gaan over personen die
gedurende minstens zes maand hun
belangstelling voor de gedetineerde hebben
betoond en waarvan kan worden uitgemaakt dat
hun relatie met de gedetineerde oprecht is.
Een van de belangrijkste uitsluitingsredenen voor
het toekennen van ongestoord bezoek is dat na
multidisciplinair advies van de psychosociale
dienst blijkt dat de persoonlijkheid van een
gedetineerde een contra-indicatie vormt. Ik denk
dat in dit specifieke geval het administratieve
onderzoek dat ik heb bevolen uitsluitsel moet
brengen of men daarmee voldoende rekening
heeft gehouden. Ik deel volledig de mening van
collega Van Parys die zegt dat deze gunst op een
zorgvuldige en restrictieve wijze benaderd moet
worden. In de huidige omstandigheden lijkt het me
echter te ver te gaan om alle ongestoorde
bezoeken op te schorten wegens dit ene incident
in Leuven. Ik wacht het gerechtelijke en het
administratieve onderzoek af.
Mijnheer de voorzitter, op het ogenblik dat ik de
resultaten van het administratieve onderzoek krijg,
zal ik dit mededelen, zodat de bespreking ervan
op de agenda van deze commissie kan worden
geplaatst. Ik meen dat het incident te zwaarwichtig
is om er niet het vereiste belang aan te hechten. Ik
ga niet lichtzinnig over deze kwestie. Ik wil
hierover kunnen oordelen met de nodige afstand
en de nodige nuchterheid. Ik zal op eigen initiatief
op deze kwestie terugkomen zodra ik het rapport
heb ontvangen.
De voorzitter: Mijnheer de minister, misschien
was het een goede suggestie van collega Van
Parys om deze kwestie te berde te brengen op het
ogenblik dat wij onze werkzaamheden aanvatten
met betrekking tot het verslag Dupont. Ik denk dat
uw initiatief daaraan gekoppeld kan geworden.
09.04 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, door de vorige sprekers
werd gezegd dat onze tonaliteit verschilde. Ik heb
echter nooit gezegd dat alle gunstmaatregelen
zomaar moeten worden afgeschaft. Ik heb nooit
gezegd dat dit de evidente conclusie moest zijn
van het gebeurde. Ik denk dat onze tonaliteit op
heel wat punten gelijklopend was. Ik had het net
zo goed als collega Van Parys over de
lichtzinnigheid waarmee mensen allerlei faciliteiten
krijgen. Mijnheer de minister, het lijkt me evident
dat men er alles aan moet doen opdat zeer
CRIV 50
COM 407
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
gevaarlijke criminelen in de toekomst van dit soort
faciliteiten wordt uitgesloten. Ook mensen die
absoluut geen kans meer maken op integratie in
de maatschappij moeten ervan worden
uitgesloten. Het incident in Leuven betrof zo'n
concreet geval. Het ging om iemand die
herhaaldelijk gruwelijke moorden en
moordpogingen gepleegd heeft. Men kan zich
toch niet inbeelden dat zo iemand ooit nog in de
samenleving wordt losgelaten?
Ik had u duidelijk gevraagd wat u van plan bent.
Hoe lang zal die man nog vastzitten? Ziet u een
kans dat zo iemand nog op de samenleving
losgelaten wordt? U heeft het antwoord in het
midden gelaten of u heeft er niet op willen
antwoorden. Ik vind dat spijtig, mijnheer de
minister. Ik vind dat zware criminelen waarvan het
schokkend zou zijn dat ze nog op de maatschappij
worden losgelaten, dergelijke faciliteiten per
definitie niet meer mogen krijgen. In die zin is het
een gunstmaatregel voor mensen die zich op een
ordentelijke manier gedragen hebben en ooit nog
kunnen integreren in de samenleving. Ik had liever
gehoord dat u duidelijk zou zeggen dat die
mensen niet meer voor integratie in aanmerking
komen, geen gebruik meer kunnen maken van dit
soort faciliteiten.
09.05 Tony Van Parys (CVP):Mijnheer de
voorzitter, uit dit zwaar incident moeten we een les
trekken. Men moet de uiterste zorgvuldigheid aan
de dag leggen wanneer men de gunst van het
intiem bezoek toelaat. Het enige perspectief van
de gunst is de kans en de mogelijkheden tot
integratie op termijn.
Een tweede element van conclusie in deze fase
van het onderzoek moet zijn dat we veel meer
inzicht moeten krijgen in de persoon en de
persoonlijkheidsstructuur van dergelijke mensen.
Vandaar dat wetenschappelijk onderzoek in die
zin belangrijk is. Dit was trouwens ook een van de
elementen van de commissie-Dutroux. Wij kunnen
die gunst pas toestaan wanneer er maximale
garanties zijn dat men geen nadeel kan
toebrengen aan anderen die dan slachtoffer
worden, zoals in dit geval.
Collega Decroly en ikzelf zullen namens de
commissie
als ik zo vrij mag zijn
een
wetsontwerp indienen in verband met de rechten
en de plichten van de gedetineerden. Ik denk dat
het goed is als we dit dossier als casus kunnen
gebruiken op basis waarvan we tot een
omschrijving kunnen komen van de voorwaarden
die moeten gecreëerd worden vooraleer men dit
intiem bezoek toestaat. Het uitgangspunt moet zijn
en ik deel uw mening daarin dat een dergelijk
intiem bezoek een belangrijk element is in de
ontwikkeling van de gedetineerde en in de
stappen tot integratie die noodzakelijk zijn. Het
gaat tenslotte om het omgaan met diegene
waarmee men op een bepaald ogenblik zijn plaats
in de samenleving zal moeten herinnemen.
Vandaar dat het bijzonder jammer is dat men hier
op een zeer lichtzinnige manier te werk gegaan is,
zeker wanneer er antecedenten waren. Hierdoor
heeft men niet alleen risico's genomen ten
aanzien van de betrokken persoon, maar ook ten
aanzien van het instrument.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10 Mondelinge vraag van de heer Bart
Laeremans aan de minister van Justitie over
"de klachten van het psycho-sociaal personeel
van het gevangeniswezen" (nr. 4067)
10 Question orale de M. Bart Laeremans au
ministre de la Justice sur "les plaintes
exprimées par le personnel psycho-social du
secteur pénitentiaire" (n° 4067)
10.01 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister,
collega's, in het verleden zijn in deze commissie al
enkele vragen gesteld over de psychiatrische
patiënten in de gevangenis. U heeft onder meer
geantwoord dat op langere termijn een
actualisering van de wetgeving van 1964
noodzakelijk is. Op kortere termijn hoopt u een
deel van de problemen te kunnen afschuiven op
de Gemeenschappen door wat u noemt de
medium risk-patiënten in de
gemeenschapsinstellingen te brengen. Ik heb
ondertussen vernomen dat wat in de
gevangenissen als medium risk geïnterpreteerd
wordt, in de gemeenschapsinstellingen aanzien
wordt als high risk, als grote risicogevallen die
daar bijna niet behandelbaar zijn. U heeft ook de
mogelijkheid naar voren geschoven om personeel
en medisch personeel van de psychiatrische
klinieken in te huren in de gevangenissen. U zou
een soort uitbesteding willen organiseren. U heeft
onder meer verwezen naar een proefproject. Op
basis van die resultaten zou voortgewerkt worden.
Hieromtrent, mijnheer de minister, is reeds
ervaring opgedaan in Frankrijk. Daaruit blijkt dat
die zaken in de praktijk niet altijd even ernstig
genomen worden.
Nogal wat betrokkenen zien het werk in de
gevangenis als een bijverdienste. Het
engagement bij die mensen ontbreekt vaak om
echt werk te maken van hun functie in de
06/03/2001
CRIV 50
COM 407
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
20
gevangenis, die zij eigenlijk als bijkomstig
beschouwen.
Vorige week is opnieuw een klacht naar buiten
gebracht van de psychiaters en de psychosociale
personeelsleden van het gevangeniswezen. Ik
citeer wat daarover is verschenen: "Die nood is al
meermaals geklaagd bij een vertegenwoordiger
van Justitie. Soms doet zo'n man dan een belofte
over meer personeel, maar dan blijkt alweer snel
dat het een loze belofte was, terwijl dat
personeelstekort nu toch dringend moet worden
weggewerkt". Men zegt ook dat de dossiers voor
de voorwaardelijke invrijheidsstelling nog kunnen
worden voorbereid, maar niet die in verband met
de voorlopige invrijheidsstelling, die toch veel
talrijker zijn. Ook het waken over mensen die
gebruik maken van het elektronisch
gevangenisschap lijkt niet meer mogelijk.
De mensen eisen concreet dat het loon beter zou
zijn om het beroep terug aantrekkelijk te maken.
Men vraagt ook om het personeelskader uit te
breiden van 300 naar 400 mensen.
Ik heb een aantal concrete vragen, mijnheer de
minister.
Wat antwoordt u op de scherpe grieven en
klachten van die personeelsleden? Heeft de
minister een verhoging van het loon voor deze
mensen gepland zodat dit beroep weer
aantrekkelijk kan worden? Zullen de kaders
worden uitgebreid, zoals in de praktijk heel hard
nodig blijkt?
10.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, collega Laeremans, ik heb de vragen
heel goed begrepen, maar uw inleiding niet. U had
het over de interneringen en het feit dat de
medium risk-patiënten in geval van internering
naar de gemeenschappen zouden verhuizen. Dat
heeft niet onmiddellijk iets te maken met de
kwestie die hier nu ter sprake komt.
De psychosociale diensten van de
strafinrichtingen hebben een belangrijke
adviesopdracht, zeker inzake maatregelen zoals
het penitentiair verlof, de halve vrijheid en de
voorlopige en voorwaardelijke invrijheidsstelling.
Sedert kort is ook het elektronisch toezicht van
toepassing.
De vraag rijst in welke mate de invoering van
nieuwe maatregelen ook effectief een verhoging
van de werklast veroorzaakt. Een en ander is
afhankelijk van de categorie van de gedetineerden
waarmee men werkt, van het aantal
gedetineerden dat men krijgt toegewezen,
enzovoort.
Vandaag moeten we vaststellen dat vooral de
procedure van de voorwaardelijke
invrijheidsstelling zeer belastend is voor alle
betrokken diensten. Een doorstroming van
veroordeelden naar het elektronisch toezicht moet
het aantal gedetineerden verminderen. Bijgevolg
vermindert ook de werklast van de psychosociale
dienst. Ik kan u alleszins meedelen dat op dit
ogenblik geen nieuwe opdrachten voor deze
dienst worden gepland. Wat dat betreft is geen
verzwaring van de arbeid in het vooruitzicht
gesteld door het feit dat er nog een extra categorie
aan zou worden toegevoegd.
Voor 2001 werd het aantal psychologen met 16
eenheden opgevoerd. De administratie van de
strafinrichtingen heeft al verschillende malen een
dossier ingediend voor een uitbreiding van het
kader van de psychosociale dienst, waarbij
telkens wordt uitgegaan van een ideale casenood,
met name 1 intervenant per 20 gedetineerden. De
werklast moet echter worden geanalyseerd
volgens de activiteiten van de intervenant. Is het
een psycholoog of een maatschappelijk assistent?
Deze analyse is momenteel in uitvoering. Aan de
hand van de resultaten hiervan, zal een
kaderuitbreiding van de psychosociale dienst aan
de administratie en de budgettaire controle
worden voorgelegd. De psychologen en de
maatschappelijk assistenten maken deel uit van
het federaal openbaar ambt. Hun loon hangt af
van het geldelijk statuut van het rijkspersoneel. Ik
heb tot nu toe geen moeilijkheden ondervonden
om gepast personeel voor de invulling van de
betrekkingen bij de psychosociale dienst aan te
werven. Dat wijst er duidelijk op dat daar een
marktsegment is dat openligt, waarop men
postuleert en waarvoor men voortdurend
kandidaten vindt.
Ik begrijp voor een stuk de kritiek die wordt geuit,
maar we moeten een zekere relativering durven in
te bouwen. Daarmee onderschatten we het
probleem niet. Het is in elk geval de bedoeling om
aan de hand van de doorlichting die nu wordt
doorgevoerd, een werklastmeting effectief te
bewerkstelligen, waardoor we op een
aanvaardbare en objectieve wijze kunnen
aantonen wat men juist nodig heeft.
10.03 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik stel
met genoegen vast dat u een kaderuitbreiding
voorbereidt. U relativeert het probleem om
geschikt personeel te vinden. Ik verwijs naar de
CRIV 50
COM 407
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
21
grote moeilijkheden in Merksplas waar men voor
200 geïnterneerden slechts over 1 psychiater
beschikt. Er is geen sprake van een
kaderuitbreiding voor Merksplas. Dit is
merkwaardig.
U vond het eigenaardig dat ik een verband leg met
de gemeenschappen. In uw antwoorden van 19
december 2000 en 9 januari 2001 op de vragen
van de heren Van Hove en Goutry verwijst u
echter zelf naar interministeriële gesprekken met
Volksgezondheid en met de gemeenschappen. U
verwijst eveneens naar uw collega Detienne die
bevoegd is voor de instellingen in Doornik, waar u
een aantal mensen naartoe wilt schuiven. Uit de
contacten met de sector heb ik begrepen dat de
mensen die op dit ogenblik in de gevangenis
verblijven niet in aanmerking komen om naar
de gemeenschapsinstellingen
te
worden
overgeplaatst omdat die instellingen dit is zeker
het geval in Doornik veel te open en soepel zijn.
Het regime is er niet streng genoeg om gevaarlijke
mensen binnen te houden. Het lijkt me logisch dat
een hervorming van het systeem wordt overwogen
waardoor men evolueert naar een gevangenis-
instelling uitsluitend voor geïnterneerden. Op die
manier kunnen deze mensen op een doeltreffende
manier worden geholpen. De huidige opvang in
Merksplas zorgt helemaal niet voor een geschikte
opvang van deze mensen. Als deze mensen
opnieuw vrijgelaten worden, zijn zij niet voorbereid
op een herinschakeling in de samenleving en
zorgen zij opnieuw voor problemen. Ik hoop dat
men op een doordachte manier zal te werk gaan.
Deze problematiek kan, mijns inziens, grondiger
worden besproken in het licht van de hervorming
van de wetgeving inzake de geïnterneerden.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11 Mondelinge vraag van de heer Bart
Laeremans aan de minister van Justitie over
"het organiseren van criminele activiteiten
vanuit de gevangenis" (nr. 4068)
11 Question orale de M. Bart Laeremans au
ministre de la Justice sur "l'organisation
d'activités criminelles depuis les prisons"
(n° 4068)
11.01 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister,
collega's, uit krantenartikels van donderdag
22
februari
2001 blijkt dat een Antwerpse
portiersbende werd opgerold die in grote mate
werd geleid vanuit de gevangenis van Gent waar
een Albanese portier gedetineerd werd voor
geweldplegingen. De Albanees was het kopstuk
van de bende en gespecialiseerd in het afpersen
van discoteken, cafés en eettenten in de buurt van
het station van Antwerpen. Volgens de
krantenberichten beschikte de man niet alleen
over een televisietoestel in zijn cel maar ook over
video, een dvd-speler en een draagbare
computer. Hij leefde in de meest luxueuze
omstandigheden.
Mijnheer de minister, dit deed me denken aan
berichten over toestanden in de Zuid-Amerikaanse
gevangenissen waar cocaïnekoningen hun
activiteiten vanuit de gevangenis voortzetten. Van
Zuid-Amerika mag men dat verwachten. Dat dit in
ons land gebeurt, doet de wenkbrauwen fronsen.
Mijnheer de minister, zijn deze berichten correct?
Hoe kunnen gevangenen vanuit hun cel criminele
activiteiten voortzetten? Men kan verwachten dat
dit binnen de muren of in het peeskamertje
gebeurt. Dat men een bende kan leiden die buiten
de gevangenis opereert, is bijna onvoorstelbaar.
Op welke manier communiceren deze mensen
met de buitenwereld? Mogen zij gsm's gebruiken
en het internet? Ik kan me moeilijk voorstellen dat
dit wordt toegelaten. Hoe komt het dat sommige
gevangenen een dergelijk luxueus bestaan
kunnen veroorloven? Wordt het bezit en gebruik
van bepaalde elektronische toestellen in
gevangenissen niet gelimiteerd of aan
voorwaarden onderworpen? Wat is uw standpunt
terzake? Welke maatregelen hebt u genomen
naar aanleiding van deze feiten?
11.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, collega Laeremans, u zult begrijpen dat
ik met betrekking tot de zaak niet op het
gerechtelijk onderzoek inga. Dat gerechtelijk
onderzoek zal moeten aantonen hoe een en ander
verlopen is en hoe het mogelijk is geweest dat
bepaalde opdrachten al of niet werden gegeven. Ik
zal mij beperken tot hetgeen in het algemeen van
toepassing is.
Gevangenen kunnen op drie manieren
communiceren met de buitenwereld. Ten eerste,
kunnen zij dat via briefwisseling. Daarvoor is een
circulaire van 9 juni 1986 van toepassing.
Ten tweede kunnen zij dat via de telefoon die in
de gevangenis voorzien is en die zij kunnen
gebruiken ingevolge een circulaire van
28 juni 1996.
Ten derde kunnen zij dat via het oude systeem,
met name het bezoek, volgens de laatste
ministeriële omzendbrief dienaangaande.
06/03/2001
CRIV 50
COM 407
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
22
Gedetineerden leven niet onder een glazen stolp.
Communicatie met de buitenwereld is niet alleen
mogelijk, maar gedeeltelijk ook noodzakelijk met
het oog op reïntegratie. In sommige
omstandigheden is het onvermijdelijk dat
ernstig
misbruik ontstaat; dan moet er
opgetreden kunnen worden.
Het gebruik van informatica door gedetineerden
op cel en in gemeenschappelijke lokalen, is
geregeld in de circulaire van 27 februari 1998.
Externe verbindingen of communicatie met andere
computers zijn niet toegestaan. De apparaten en
de software worden door bemiddeling van de
directie aangekocht bij een erkende verdeler op
kosten van de gedetineerde zelf ofwel via een
huur. Een cd-rom-drive is toegestaan, maar een
cd-rom-writer is verboden. Het bezit van gsm-
toestellen door gedetineerden is verboden. Daar
heb ik in het verleden al op geantwoord. Ondanks
het verbod heb ik vastgesteld dat in sommige
omstandigheden dergelijke toestellen gevange-
nissen werden binnengesmokkeld.
Daarmee stel ik het probleem in het algemeen.
Dat neemt niet weg dat in geval van incidenten,
zoals het incident dat nu ontmaskerd is, men
wellicht zal moeten overgaan tot het trekken van
lessen en het nemen van voorzorgsmaatregelen
om te verhinderen dat misbruiken die kunnen
ontstaan, ook zouden evolueren tot de proporties
die we gekend hebben in de zaak van de
afpersing. Ik denk dat we ook hier met een dossier
zitten waarbij we gelijkaardige vaststellingen
moeten maken als in het dossier dat daarnet is
besproken. Ik stel voor dat, wanneer er meer
duidelijkheid rond deze zaak komt, deze zaak ook
als casus kan worden behandeld.
11.03 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u
hebt uitvoerig geantwoord op de problematiek van
de communicatie vanuit de gevangenis naar
buiten. U antwoordt geruststellend inzake
briefwisseling, telefoon en bezoekrecht. Niettemin
zal men zeer waakzaam moeten zijn.
In verband met alle apparatuur die deze mensen
zich mogen veroorloven en blijkbaar in de cel
mogen bezigen, antwoordt u echter niet zo
uitvoerig. Uit krantenberichten begrijp ik dat het
om een luxueuze cel ging, waarin kan worden
beschikt over zowel een video als een dvd-speler
als een draagbare computer. Voor iemand die het
hoofd is van een pooierbende en die zware feiten
heeft begaan, lijkt dit me wat van het goede te
veel. Ik kan begrijpen dat gevangenen in sommige
situaties over een tv beschikken, al dan niet op
cel. Daar kan men over discussiëren. Maar
luxueuze toestanden zoals ik net opsomde, vind ik
onverantwoord. Ik hoop dat u op dit vlak zult
optreden. We zullen hierop zeker terugkomen
tijdens het debat over het gevangeniswezen, dat
binnenkort wordt gehouden.
De voorzitter: U zult dan de gelegenheid krijgen
om die volgens u "luxueuze" cellen te bekijken. Ik
moet eerlijk zeggen dat ik ondanks mijn ervaring
die luxe zelf nog niet heb mogen vaststellen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
12 Mondelinge vraag van de heer Tony Van
Parys aan de minister van Justitie over "het
immobilisme in het onderzoek tegen een
maffiaspeurder" (nr. 4071)
12 Question orale de M. Tony Van Parys au
ministre de la Justice sur "l'immobilisme
observé dans l'enquête sur un enquêteur
spécialisé dans les questions relatives à la
maffia" (n° 4071)
12.01 Tony Van Parys (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, mijn
aandacht werd getrokken door een bericht in de
pers waarin melding werd gemaakt van een
onderzoek tegen een speurder die
gespecialiseerd is in de strijd tegen de Russische
maffia. Men maakte ook melding van het feit dat in
dit onderzoek geen enkele vooruitgang wordt
boekt.
Dit immobilisme zou leiden tot de toch wel
merkwaardige situatie waarbij de betrokken
persoon reeds zowat een jaar thuis is en zijn loon
krijgt uitbetaald alhoewel hij sinds april van vorig
jaar helemaal niet meer werd verhoord of
verontrust in het kader van het gerechtelijk
onderzoek, noch in het kader van het onderzoek
van de inspectiediensten van de federale politie. In
dit geval gaat het om de inspectiediensten van de
ex-gerechtelijke politie want het gaat klaarblijkelijk
om een speurder die destijds tot de gerechtelijke
politie behoorde.
De vragen die rijzen naar aanleiding van dit
krantenartikel zijn de volgende. Ten eerste, is het
juist dat dit onderzoek lijdt aan immobilisme? Is
het juist dat de betrokkene sinds april van vorig
jaar niet meer werd verhoord of verontrust? Ik zou
hierbij een tweetal bedenkingen kunnen maken.
Als de man niets kan worden aangerekend dan
moet men op een bepaald ogenblik het onderzoek
snel en efficiënt kunnen afronden zodat hij zijn
opdrachten kan hernemen. Als er evenwel
CRIV 50
COM 407
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
23
effectief iets aan de hand is dan meen ik dat het
onderzoek heel snel uitsluitsel moet bieden zodat
de criminaliteit opnieuw kan worden aangepakt.
Er werd trouwens melding gemaakt van het feit
dat het Duitse Bundeskriminalamt belangstelling
toonde voor dit dossier. De opmerking zou zelfs
zijn gemaakt dat dit BKA verwonderd was over de
Belgische aanpak en het stilzitten van de
onderzoekers. Zij zouden dan ook zelf initiatieven
willen nemen om een aantal betrokkenen in het
dossier te ondervragen. Dit is uiteraard niet
onmiddellijk een pluim op de hoed van de
onderzoekers in dit dossier.
Dezelfde vragen gelden uiteraard ten aanzien van
het inspectieonderzoek van de federale politie.
Gelet op de toch wel bijzonder moeizame opstart
van de federale politie rijst de vraag trouwens of
deze inspectiediensten op dit ogenblik gewapend
zijn om een dergelijk onderzoek goed en grondig
te voeren. Naar aanleiding van dit artikel rijst de
vraag of de speurders die belast zijn met de strijd
tegen de Russische maffia voldoende ruimte en
ondersteuning krijgen. Het artikel meldde dat
specialisten die belast zijn met de strijd tegen de
Russische maffia en behoorden tot de BOB op
enkele na zijn vertrokken of op het punt staan om
te vertrekken. Als dit wordt bevestigd, is dit
uiteraard een bijzonder negatief signaal.
Als dit wordt bevestigd, is dat een bijzonder
negatief signaal. Deze vragen moeten een
duidelijk antwoord krijgen, zodat wij zicht krijgen
op het dossier waarvan sprake en op de wijze
waarop mensen moeten functioneren die de heel
delicate opdracht krijgen om deze vanuit Rusland
georganiseerde criminaliteit aan te pakken.
12.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, collega's, ik herken in deze vraag twee
onderdelen. Een onderdeel heeft betrekking op
het individuele dossier op zich. Daarover heb ik
inlichtingen gevraagd aan het parket-generaal van
Brussel. Uit het antwoord kan ik afleiden dat het
gerechtelijk onderzoek nog loopt, met alle daaraan
verbonden gevolgen. Ik kan mij er slechts toe
engageren te blijven aandringen bij het parket-
generaal om in elk geval alle mogelijkheden uit te
putten om dit onderzoek zijn normaal verloop te
laten kennen. Voor het overige is dit onderzoek
nog bezig en dus nog niet afgesloten.
Een tweede reeks van vragen heeft betrekking op
de algemene aanpak. Vooraleer daarop in te
gaan, antwoord ik eerst nog op een punctuele
vraag inzake de mogelijke belangstelling van het
Duitse Bundeskriminalamt voor dit dossier en de
eventuele verwondering van het BKA over de
Belgische aanpak. Het parket-generaal bij het hof
van beroep te Brussel zegt dat geen enkel
onderzoek van Duitse speurders op Belgisch
grondgebied bekend is in het licht van deze
affaire. Ik geef u dit antwoord zoals ik het heb
gekregen.
Ik kom dan tot de speurders die belast werden
met de strijd tegen de Russische maffia en de
vraag of zij voldoende ondersteuning en ruimte
krijgen. Toen ik gisteren de economisch-financiële
sectie van het parket in Parijs bezocht, was ik
eerlijk gezegd toch wel verrast over de wijze
waarop deze dienst werd gesteund. Men heeft de
inspanning gedaan om 30 onderzoeksrechters en
evenveel parketmagistraten die zijn
gespecialiseerd in economisch-financiële
delinquentie en de strijd tegen de georganiseerde
misdaad, samen te brengen met specialisten van
belastingdiensten, douane, beurs en alle
instellingen die ook maar op enige wijze via hun
expertise zouden kunnen bijdragen tot het
oplossen van de zaken. In een multidisciplinair
kader brengt men al deze mensen samen in een
pool die dan nog eens extra ondersteuning krijgt
van, in Belgische termen, leden van de federale
politie. Ik denk dat wij daar alleen nog maar
kunnen van dromen in dit land. Dit is een
gediversifieerde aanpak. Met de huidige
politiehervorming zullen wij deze fenomenen
inderdaad ook op die manier moeten bestrijden.
De Fransmannen daarentegen waren jaloers op
onze evolutie naar een federaal parket. Zij zijn
daar nog niet aan toe, maar hopen dat ook op
korte termijn te realiseren.
Dan is er de personeelsbezetting van de
inspecteurs die zich bezighouden met de
problematiek van de Russische maffia. Ik ben
ervan overtuigd dat alles in het werk moet worden
gesteld om, net als bij andere afdelingen die zich
bezighouden met de strijd tegen banditisme en de
georganiseerde misdaad, deze eenheden te
versterken en te steunen. Als ik daar ben gaan
kijken, was dat ook met de hoop dat ook wij
daaruit de nodige conclusies kunnen trekken en
dat België dezelfde inspanning kan leveren als
Frankrijk.
In die omstandigheden hoop ik dan ook dat de
strijd tegen de maffia in het algemeen en tegen de
Russische maffia in het bijzonder onverminderd
kan voortgezet worden. Het blijkt, onder meer ook
uit een aantal dossiers in ons land en vooral in de
grootsteden dat deze laatste een echte kwaal is,
waartegen efficiënt moet kunnen opgetreden
worden. Collega Van Parys zal willen begrijpen dat
06/03/2001
CRIV 50
COM 407
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
24
ik momenteel niet meer over deze zaak
individueel kan zeggen maar hij mag er zeker van
overtuigd zijn dat ik zal blijven aandringen bij het
parket-generaal alles in het werk te stellen om
deze zaak grondig uit te klaren.
12.03 Tony Van Parys (CVP): Mijnheer de
Minister, ik moet u zeggen dat het antwoord dat u
door het parket-generaal in Brussel werd
meegedeeld voor mij niet volstaat. Men zegt dat
het onderzoek nog niet is afgesloten. De vraag
was of het ooit afgesloten zal worden. Dat is toch
wel de vraag die men zich bij dit dossier moet
stellen. Ik geloof dat, wanneer er elementen
zouden zijn, zoals in het artikel, waaruit blijkt dat
de betrokkene sinds april 2000 niet werd
verhoord, er dan aanleiding is, precies in hoofde
van dat parket-generaal om initiatieven te nemen
om het dossier naar zich toe te trekken en te laten
nagaan of dit inderdaad het geval is. Het fameuze
artikel 136bis, ons allen bekend, stelt het parket-
generaal precies in staat te vragen dat de KI
eventueel initiatieven zou nemen om te zien of in
het dossier vooruitgang werd geboekt. Ik moet u
dus zeggen dat het antwoord van het parket-
generaal totaal onvoldoende is omdat men de
instrumenten heeft om initiatieven te nemen.
Mag ik zo vrij zijn u voor te stellen - het is uw
bevoegdheid - om het parket-generaal te vragen
om in deze van die bevoegdheid gebruik te maken
om op die manier na te gaan of dit dossier
werkelijk nog vooruitgang wordt geboekt of niet.
In het tweede element van uw antwoord haalt u
aan dat er geen onderzoek van het
Bundeskriminalamt bij het parket bekend is. Ik
neem uiteraard akte van uw antwoord, dit zal mij
inspireren om nog wat verder in dit dossier te
graven om deze reactie van het parket-generaal in
contrast te stellen met de informatie die
hieromtrent kan worden verkregen.
Met betrekking tot uw algemeen antwoord, moet ik
u zeggen dat ik samen met u droom van de
aanpak van de georganiseerde criminaliteit zoals
die bijvoorbeeld in Parijs gebeurd maar ik wens
toch een antwoord op mijn concrete vraag. Is het
juist dat de speurders die belast waren met het
onderzoek naar de georganiseerde criminaliteit
vanuit Rusland en destijds tot de BOB behoorden,
vertrokken zijn of op het punt staan te vertrekken?
Ik meen dat dit een heel concrete vraag is, waar ik
dan ook een concreet antwoord op wens zodat we
minstens wat gerustgesteld worden. Ik hoop dat
we dan een signaal zullen krijgen waarop
onmiddellijk zal moeten opgetreden worden, in die
zin dat we over de nodige capaciteit zullen moeten
beschikken om de georganiseerde misdaad aan
te pakken. We kennen de discussie omtrent deze
capaciteit en hebben geen garantie, omdat we in
het Parlement de controlemogelijkheden niet
hebben. Wanneer we dan signalen krijgen, vind ik
dat we daar onmiddellijk moeten op reageren.
Zoniet falen we in onze opdracht, zowel vanuit het
Parlement als controleorgaan, vanuit de minister
in zijn functie binnen de uitvoerende macht.
12.04 Minister Marc Verwilghen: Ik denk dat ik
daarstraks door mijn bewoordingen ook heb laten
verstaan dat ik ook niet tevreden ben met het
antwoord dat ik kreeg van het parket-generaal te
Brussel en dat ik zal aandringen om duidelijkheid
te verkrijgen.
Ten tweede, met betrekking tot de ex-BOB-leden
die in deze cel zaten kan ik antwoorden dat deze
twee mensen door de politiehervorming naar een
andere bestemming aan het vertrekken zijn. We
lopen dus het risico dat de cel die daarmee belast
was twee van haar steunpilaren verliest. Ik zal
daar dus tussenkomen in het federale deel van de
politiediensten om alle nodige garanties te
verkrijgen dat dit soort onderzoek daadwerkelijk
kan worden voortgezet.
12.05 Tony Van Parys (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, ik denk dat deze
discussie noodzakelijk is. Ik wil voor mijn collega's
van de meerderheid nog eens benadrukken dat
wij bij de bespreking van het federaal parket
gewezen hebben op de capaciteit voor
gerechtelijke opdrachten, en zeker op de
gespecialiseerde mensen. Dit bewijst precies wat
nu aan het gebeuren is binnen de federale politie.
Men geeft nu de voorrang aan bestuurlijke en
administratieve opdrachten. Men vrijwaart echter
niet de noodzakelijke mensen voor
gespecialiseerde aangelegenheden.
Het gaat hier om twee mensen. Er waren er maar
twee, en die worden weggetrokken, terwijl we in
Parijs een pool hadden van wel dertig
onderzoeksrechters en dergelijke. Collega's van
de meerderheid, ik verzoek u toch ook aandacht
te besteden aan het enorme probleem dat aan het
ontstaan is inzake de terbeschikkingstelling van
geschikte mensen in gespecialiseerde
onderzoeken. Ik kan hier niet genoeg de nadruk
op leggen. Men kan hier grote theorieën
verkondigen over de strijd tegen de
georganiseerde criminaliteit, maar als de enige
twee gespecialiseerde mensen vertrekken,
kunnen we over die strijd beter zwijgen.
Het incident is gesloten.
CRIV 50
COM 407
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
25
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt
gesloten om 16.44 uur.
La réunion publique de commission est levée à
16.44 heures.
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRABV 50 COM 407
CRABV 50 COM 407
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
EKNOPT
V
ERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
A
NALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
J
USTITIE
C
OMMISSION DE LA
J
USTICE
dinsdag mardi
06-03-2001 06-03-2001
14:15 uur
14:15 heures
CRABV 50
COM 407
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Mondelinge vraag van de heer Tony Van Parys
aan de minister van Justitie over "de criminaliteit
in mega-dancings naar aanleiding van de Zillion-
reportage" (nr. 3511)
1
Question orale de M. Tony Van Parys au ministre
de la Justice sur "la criminalité dans les grandes
discothèques suite au reportage sur "le Zillion""
(n° 3511)
1
Sprekers: Tony Van Parys, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Tony Van Parys, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Mondelinge vraag van de heer Servais
Verherstraeten aan de minister van Justitie over
"de terugkeer van Marc Dutroux naar de
gevangenis van Aarlen" (nr. 4029)
2
Question orale de M. Servais Verherstraeten au
ministre de la Justice sur "le retour de Marc
Dutroux à la prison d'Arlon" (n° 4029)
2
Sprekers: Servais Verherstraeten, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs: Servais Verherstraeten, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Mondelinge vraag van de heer Geert Bourgeois
aan de minister van Justitie over "de
werkzaamheden van de commissie-Franchimont
en de evaluatie van de wet van 12 maart 1998 tot
verbetering van de strafrechtspleging in het
stadium van het opsporingsonderzoek en het
gerechtelijk onderzoek" (nr. 4034)
4
Question orale de M. Geert Bourgeois au ministre
de la Justice sur "les travaux de la commission
Franchimont et l'évaluation de la loi du 12 mars
1998 relative à l'amélioration de la procédure
pénale au stade de l'information et de l'instruction"
(n° 4034)
4
Sprekers:
Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs:
Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Mondelinge vraag van de heer Geert Bourgeois
aan de minister van Justitie over "het
vervolgingsbeleid inzake onttrekking van
minderjarigen door de ouders en familieverlating"
(nr. 4035)
5
Question orale de M. Geert Bourgeois au ministre
de la Justice sur "la politique de poursuite en
matière d'enlèvement d'enfant et d'abandon de
famille" (n° 4035)
5
Sprekers:
Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs:
Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Mondelinge vraag van de heer Geert Bourgeois
aan de minister van Justitie over "de drie aan de
commissie-Franchimont onttrokken prioriteiten"
(nr. 4036)
7
Question orale de M. Geert Bourgeois au ministre
de la Justice sur "les trois priorités retirées à la
commission Franchimont" (n° 4036)
7
Sprekers:
Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs:
Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Mondelinge vraag van de heer Karel Van
Hoorebeke aan de minister van Justitie over "het
wettelijk minimumkapitaal van NV's en BVBA's"
(nr. 4045)
8
Question orale de M. Karel Van Hoorebeke au
ministre de la Justice sur "le capital minimum
légal des sociétés anonymes et sociétés privées à
responsabilité limitée" (n° 4045)
8
Sprekers: Karel Van Hoorebeke, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs: Karel Van Hoorebeke, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Mondelinge vraag van de heer Karel Van
Hoorebeke aan de minister van Justitie over "de
autonome politieafhandeling" (nr. 4047)
9
Question orale de M. Karel Van Hoorebeke au
ministre de la Justice sur "le traitement autonome
des plaintes par les services de police" (n° 4047)
9
Sprekers: Karel Van Hoorebeke, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs: Karel Van Hoorebeke, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Vraag van de heer Karel Van Hoorebeke tot de
minister van Justitie over "de problemen die zich
voordoen inzake de evaluatie van magistraten"
(nr. 4049)
10
Question de M. Karel Van Hoorebeke au ministre
de la Justice sur "les problèmes qui se présentent
à l'évaluation des magistrats" (n° 4049)
10
Sprekers: , Marc Verwilghen, minister van
Justitie
Orateurs: , Marc Verwilghen, ministre de la
Justice
06/03/2001
CRABV 50
COM 407
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
Samengevoegde mondelinge vragen van
11
Questions orales jointes de
11
- de heer Bart Laeremans aan de minister van
Justitie over "de bijzonder gunstmaatregelen voor
gevaarlijke criminelen" (nr. 4066)
- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur
"les mesures de faveur spéciales dont bénéfiient
des criminels dangereux" (n° 4066)
- de heer Tony Van Parys aan de minister van
Justitie over "een poging tot doodslag tijdens een
intiem bezoek in de gevangenis van Leuven" (nr.
4070)
- M. Tony Van Parys au ministre de la Justice sur
"une tentative de meurtre au cours d'une visite
intime à la prison de Louvain" (n° 4070)
Sprekers: Bart Laeremans, Tony Van Parys,
Marc Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs: Bart Laeremans, Tony Van Parys,
Marc Verwilghen, ministre de la Justice
Mondelinge vraag van de heer Bart Laeremans
aan de minister van Justitie over "de klachten van
het psychosociaal personeel van het
gevangeniswezen" (nr. 4067)
13
Question orale de M. Bart Laeremans au ministre
de la Justice sur "les plaintes exprimées par le
personnel psycho-social du secteur pénitentiaire"
(n° 4067)
13
Sprekers:
Bart Laeremans, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs:
Bart Laeremans, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Mondelinge vraag van de heer Bart Laeremans
aan de minister van Justitie over "het organiseren
van criminele activiteiten vanuit de gevangenis"
(nr. 4068)
14
Question orale de M. Bart Laeremans au ministre
de la Justice sur "l'organisation d'activités
criminelles depuis les prisons" (n° 4068)
14
Sprekers:
Bart Laeremans, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs:
Bart Laeremans, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Mondelinge vraag van de heer Tony Van Parys
aan de minister van Justitie over "het immobilisme
in het onderzoek tegen een maffiaspeurder"
(nr. 4071)
15
Question orale de M. Tony Van Parys au ministre
de la Justice sur "l'immobilisme observé dans
l'enquête sur un enquêteur spécialisé dans les
questions relatives à la maffia" (n° 4071)
15
Sprekers: Tony Van Parys, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Tony Van Parys, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
CRABV 50
COM 407
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE
COMMISSION DE LA JUSTICE
van
DINSDAG
06
MAART
2001
14:15 uur
______
du
MARDI
06
MARS
2001
14:15 heures
______
De vergadering wordt geopend om 14.24 uur door
de heer Fred Erdman, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.24 heures par M. Fred
Erdman, président.
01 Mondelinge vraag van de heer Tony Van Parys
aan de minister van Justitie over "de criminaliteit
in mega-dancings naar aanleiding van de Zillion-
reportage" (nr. 3511)
01 Question orale de M. Tony Van Parys au
ministre de la Justice sur "la criminalité dans les
grandes discothèques suite au reportage sur "le
Zillion"" (n° 3511)
01.01 Tony Van Parys (CVP): De reportage over
de Zillion en andere megadancings heeft elkeen
verrast.
Hoe reageert Justitie op de criminele feiten die
werden getoond en die plaatsvonden in
aanwezigheid van minderjarigen?
Hoe worden de misdrijven in megadancings, die
enkel grote winst beogen en waarvan minderjarigen
het slachtoffer zijn, vervolgd? Krijgen deze
misdrijven prioriteit? Is de minister bereid de Dienst
Strafrechtelijk Beleid een onderzoeksopdracht te
geven in dit verband? Ook recente drugscontroles
waren zeer verontrustend. Op basis van dergelijk
onderzoek zouden voorstellen kunnen worden
geformuleerd om tot een passend vervolgingsbeleid
te komen.
01.01 Tony Van Parys (CVP): Tout le monde a été
surpris par le reportage consacré à la discothèque
le "Zillion" et à d'autres mégadiscothèques.
Comment le ministre de la Justice réagit-il aux
images criminelles qui ont été montrées et aux faits
qui se sont déroulés en présence de mineurs ?
A quelles poursuites donnent lieu les délits commis
dans des mégadiscothèques qui ne se soucient que
de l'aspect lucratif alors que des mineurs en sont
les victimes ? La priorité va-t-elle à ces délits ? Le
ministre envisage-t-il de charger le service de la
politique pénale d'enquêter à ce propos ? De
récents contrôles concernant la consommation de
drogues se sont également avérés particulièrement
inquiétants. Une enquête permettrait de formuler
des propositions en vue de la mise en oeuvre d'une
politique de poursuites adéquate.
01.02 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): De
procureur des Konings te Antwerpen heeft naar
aanleiding van de feiten in de reportage op 20
februari een gerechtelijk onderzoek gevorderd
wegens aanhitsing tot ontucht en openbare
zedenschennis.
Het rechtsgebied Antwerpen geeft prioritair gevolg
aan misdrijven in megadancings ten overstaan van
minderjarigen. Er gebeuren regelmatig
drugscontroles. Er werden daarbij geen
schouwspelen vastgesteld als die in de Zillion. Ik
ben bereid na te denken over de mogelijke
inschakeling van de dienst Strafrechtelijk Beleid, al
01.02 Marc Verwilghen , ministre (en néerlandais)
: A la suite des faits présentés le 20 février
2001dans le reportage concerné, le procureur du
Roi d'Anvers a ordonné une enquête judiciaire pour
incitation à la débauche et atteinte aux bonnes
moeurs.
Dans le ressort d'Anvers, les poursuites dans le
cadre de délits commis en présence de mineurs
dans des mégadiscothèque sont considérées
comme prioritaires. Des contrôles relatifs à la
consommation de drogue sont opérés
régulièrement. Lors de ces contrôles, les services
06/03/2001
CRABV 50
COM 407
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
heeft het antwoord van de Antwerpse procureur-
generaal me gerustgesteld. Vooreerst moet de
suggestie echter worden voorgelegd aan het
college van procureurs-generaal.
de police n'ont pas été amenés à constater que des
spectacles comme ceux du Zillion avaient été
organisés. Je puis envisager de faire
éventuellement appel au service de la politique
pénale, bien que la réponse du procureur général
d'Anvers m'ait rassuré. Toutefois, la suggestion
devra préalablement en être faite au collège des
procureurs généraux.
01.03 Tony Van Parys (CVP): Ik ben tevreden
over dit antwoord.
Het parket van Antwerpen heeft dus een
gerechtelijk onderzoek gevorderd. Wie een
kwetsbare groep exploiteert uit winstbejag moet
worden vervolgd.
De globale problematiek van criminaliteit in en om
megadancings verdient een grondige analyse. Een
initiatief gericht naar de dienst Strafrechtelijk Beleid
lijkt dus aangewezen. Ik vraag de minister de
commissie verder op de hoogte te houden.
01.03 Tony Van Parys (CVP): Votre réponse me
réjouit.
Le parquet d'Anvers a donc demandé une enquête
judiciaire Ceux qui abusent de la vulnérabilité d'une
catégorie de la population doivent être poursuivis.
Le problème global de la criminalité dans les
mégadiscothèques et aux alentours doit faire l'objet
d'une étude fondamentale. Aussi me paraît-il
indiqué de prendre une initiative pour y associer le
service de la politique. Je demanderai au ministre
d'informer la commission de la suite réservée à
cette affaire.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Mondelinge vraag van de heer Servais
Verherstraeten aan de minister van Justitie over
"de terugkeer van Marc Dutroux naar de
gevangenis van Aarlen" (nr. 4029)
02 Question orale de M. Servais Verherstraeten
au ministre de la Justice sur "le retour de Marc
Dutroux à la prison d'Arlon" (n° 4029)
02.01 Servais Verherstraeten (CVP): Marc
Dutroux is uit het penitentiair centrum van Brugge
teruggekeerd naar zijn cel in Aarlen. Na het protest
van de Brugse cipiers uiten ook de Aarlense
bewakers hun ongenoegen omtrent de onhoudbaar
geworden dagelijkse scheldpartijen en
vergeldingsacties van Dutroux. De cipiers zijn maar
met vijf om hem te bewaken en beschuldigen het
bestuur Strafinrichtingen van een te milde houding
tegenover Dutroux. Bij elke crisis moeten de cipiers
de toelating van de minister afwachten alvorens
maatregelen tegen Dutroux te kunnen ondernemen.
Waarom is dat zo? Krijgt Dutroux een
voorkeursbehandeling en waarom? Hoe denkt de
minister tegemoet te komen aan de Aarlense
cipiers, en kan het aantal cipiers verhoogd worden
naar negen, zoals in Brugge het geval was? Van
waar dat verschil in aantal bewakers?
02.01 Servais Verherstraeten (CVP): Marc
Dutroux a quitté le centre pénitentiaire de Bruges
pour réintégrer sa cellule à la prison d'Arlon. Après
que les gardiens de l'établissement pénitentiaire de
Bruges eurent protesté, ceux de la prison d'Arlon
ont à leur tour dénoncé les altercations
quotidiennes avec Dutroux et les mesures de
rétorsion de ce dernier, devenues inacceptables.
Les gardiens ne sont que 5 pour le surveiller et ils
accusent la direction de l'établissement d'adopter
une attitude trop clémente à son endroit. A chaque
crise, les gardiens doivent attendre l'autorisation du
ministre pour pouvoir prendre des mesures contre
Dutroux. Pourquoi cette attitude? Dutroux bénéficie-
t-il d'un régime de faveur et pourquoi ? Comment le
ministre pense-t-il pouvoir répondre aux attentes
des gardiens d'Arlon ? Pourrait-on porter à neuf le
nombre de gardiens, comme à Bruges ? Pourquoi
cette différence?
02.02 Minister Marc Verwilghen (Nederlands):
Het beroep van cipier is op zich al erg moeilijk,
maar de bewaking van een dergelijke gedetineerde
is erg lastig. Ik heb ook alle respect voor het werk
dat die cipiers leveren. Terwijl de bewaking van
02.02 Marc Verwilghen , ministre (en néerlandais)
: La profession de gardien de prison est déjà très
difficile en soi mais la surveillance d'un détenu
comme celui-ci constitue une tâche particulièrement
ingrate. J'éprouve dès lors le plus grand respect
CRABV 50
COM 407
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
Dutroux in Aarlen reeds lange tijd op professionele
wijze wordt georganiseerd, heeft de kortstondige
overbrenging van betrokkene naar Brugge veel
commentaar uitgelokt. In Aarlen heeft men het daar
moeilijk mee.
Ik verneem van de directeur-generaal van de
strafinrichtingen dat beide bewakers die
verklaringen hebben gedaan in een aantal kranten
vooral misnoegd zijn omwille van de reacties van
sommige van hun Brugse collega's.
Op de vraag naar de verhoging van het aantal
bewakers ga ik niet in omdat het een aspect betreft
van de organisatie van de strafinrichtingen die met
de in- en externe veiligheid heeft te maken. Dit
moet gevangenis per gevangenis worden bekeken.
Dutroux heeft de Belgische Staat aangeklaagd
omdat hij onmenselijk zou behandeld worden. U
spreekt van een voorkeursbehandeling. Dutroux is
onderworpen aan een aangepast regime. Bepaalde
personen kunnen in een eigen regime met
veelvuldige controles worden ondergebracht,
bijvoorbeeld op grond van hun persoonlijkheid, of
omwille van medische redenen. Dutroux heeft zich
reeds als een vluchtgevaarlijk individu bewezen. Ik
meen dan ook dat de beslissing van de Aarlense
gevangenis om hem aan een speciaal regime te
onderwerpen, terecht was.
De toestemming van de minister moet niet
afgewacht worden alvorens maatregelen tegen
Dutroux kunnen worden genomen.
pour le travail accompli par ces gardiens. Alors que
la surveillance de Marc Dutroux à Arlon est
organisée depuis longtemps déjà de manière
professionnelle, le bref séjour de l'intéressé à
Bruges a suscité de nombreux commentaires. A
Arlon, cette situation dérange. Le directeur général
des établissements pénitentiaires m'apprend que
les deux gardiens qui ont fait les déclarations que
l'on sait dans plusieurs journaux sont plus
particulièrement mécontents de la réaction de
certains de leurs collègues brugeois.
Je ne m'abstiendrai de tout commentaire sur la
question relative à l'augmentation du nombre des
gardiens parce qu'il s'agit d'un aspect concernant
l'organisation des établissements pénitentiaires lié à
la sécurité interne et externe.
Marc Dutroux, qui se plaint de faire l'objet de
traitements inhumains, a poursuivi l'Etat belge en
justice. Vous évoquez un traitement de faveur. Marc
Dutroux est soumis à un régime adapté. Certaines
personnes peuvent être soumises à un régime
particulier, assorti de nombreux contrôles, en
raison, notamment, de leur personnalité ou de leur
état de santé. Marc Dutroux a déjà prouvé que son
désir d'évasion fait de lui un individu dangereux. A
mes yeux, la décision des autorités de la prison
d'Arlon de soumettre Marc Dutroux à un régime
spécial était donc parfaitement justifiée.
La mise en place de mesures à l'égard de Marc
Dutroux ne requiert pas l'autorisation du ministre de
la Justice.
02.03 Servais Verherstraeten (CVP): De lof die
de minister uit aan de cipiers van Brugge en Aarlen
siert hem. Maar mijn vraag betreffende het aantal
bewakers, en met name het verschil tussen de
gevangenissen van Brugge en Aarlen op dit punt,
kreeg nog geen bevredigend antwoord.
02.03 Servais Verherstraeten (CVP): L'éloge que
le ministre fait des gardiens de Bruges et d'Arlon
l'honore. Mais je n'ai pas obtenu de réponse
satisfaisante à ma question concernant le nombre
de gardiens et plus particulièrement concernant la
différence qui existe entre les prisons de Bruges et
d'Arlon à ce niveau.
02.04 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): De
gevangenis beslist hoe de bewaking moet worden
georganiseerd. Waarom de bewaking in Brugge zo
ruim werd genomen, is mij niet meteen duidelijk.
Wellicht is het feit dat hij moest verplaatst worden
daarbij een bepalende factor geweest. Dutroux
heeft zich in het verleden, toen hij in Neufchâteau
zijn dossier wou inkijken, reeds vluchtgevaarlijk
getoond.
02.04 Marc Verwilghen , ministre (en
néerlandais): L'établissement pénitentiaire
détermine l'organisation de la surveillance. Je ne
vois pas directement pourquoi le nombre de
gardiens assignés à la surveillance de Dutroux était
aussi élevé à Bruges. Le fait qu'il ait dû être déplacé
a peut-être été un facteur déterminant. Lorsque, par
le passé, Dutroux a demandé à consulter son
dossier à Neufchâteau, il s'est déjà avéré que son
désir d'évasion fait de lui un individu dangereux.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Mondelinge vraag van de heer Geert 03 Question orale de M. Geert Bourgeois au
06/03/2001
CRABV 50
COM 407
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
Bourgeois aan de minister van Justitie over "de
werkzaamheden van de commissie-Franchimont
en de evaluatie van de wet van 12 maart 1998 tot
verbetering van de strafrechtspleging in het
stadium van het opsporingsonderzoek en het
gerechtelijk onderzoek" (nr. 4034)
ministre de la Justice sur "les travaux de la
commission Franchimont et l'évaluation de la loi
du 12 mars 1998 relative à l'amélioration de la
procédure pénale au stade de l'information et de
l'instruction" (n° 4034)
03.01 Geert Bourgeois (VU&ID): De minister was
aanvankelijk niet van plan om het mandaat van de
commissie- Franchimont te verlengen. Deze werkt
echter intussen in alle stilte voort, zonder dat het
Parlement hiervan op de hoogte is. In september
1999 heeft de heer Franchimont aan de minister
een verslag uitgebracht. Hoever staat het daarmee?
De commissie is echter nog steeds niet paritair
samengesteld na het ontslag van een aantal
Nederlandstalige leden. Daarom enkele vragen.
Hoeveel Nederlands- en Franstaligen maken deel
uit van de commissie- Franchimont? Welke
financiële steun kreeg die commissie? Heeft de
minister een beslissing genomen inzake de
werkzaamheden van de commissie-Franchimont?
Welke verdere evaluatie ziet de minister? Kan de
minister een stand van zaken meedelen?
03.01 Geert Bourgeois (VU&ID): Au départ, le
ministre n'avait pas l'intention de prolonger le
mandat de la Commission Franchimont. En
attendant, cette Commission poursuit ses travaux
dans la plus grande discrétion, sans que le
Parlement en soit tenu informé. En septembre
1999, M. Franchimont a fait rapport au ministre. Où
en sont ces travaux ?
La Commission n'est toutefois pas encore
composée paritairement après la démission de
plusieurs de ses membres néerlandophones. C'est
ce qui m'amène à vous poser quelques questions.
Combien de néerlandophones et de francophones
compte la Commission Franchimont ? Quel soutien
financier a reçu cette Commission ? Le ministre a-t-
il pris une décision en ce qui concerne ses travaux
? Comment les choses devraient-elles évoluer,
selon le ministre ? Est-il en mesure de nous
communiquer un bilan ?
03.02 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): De
commissie-Franchimont had tot opdracht om de
volledige strafwet te herschrijven. Die
titanenopdracht werd intussen met een "mini-
Franchimont" voorlopig beantwoord. De commissie-
Franchimont heeft op dit ogenblik één
Nederlandstalig lid te weinig. Daarvoor wordt een
vervanging gezocht. Ik heb sedert september 1999
geen nieuwe studies ontvangen. Het document
wordt thans herlezen. De commissie vergadert
trouwens op 9 maart eerstkomend. De
aangelegenheid wordt verder opgevolgd door
advocaat-generaal Liegéois. De eerste evaluatie
biedt al heel wat stof tot discussie.
03.02 Marc Verwilghen , ministre (en
néerlandais): La Commission Franchimont avait
pour mission de réécrire toute la loi pénale. Cette
mission titanesque a débouché provisoirement sur
un «
mini-Franchimont
». Mais il manque
actuellement un membre néerlandophone. On
cherche aujourd'hui à pourvoir à son remplacement.
Depuis septembre 1999, je n'ai pas reçu de
nouvelles études. A l'heure qu'il est, le document
concerné est à la relecture. La Commission se
réunira d'ailleurs le 9 mars prochain. L'avocat
général Liégeois suivra l'évolution de ce dossier.
Mais la première évaluation pourrait déjà donner
lieu à un débat.
03.03 Geert Bourgeois (VU&ID): Ik maak me wel
zorgen omtrent de werkzaamheden van die
commissie. Het lijkt niet erg vlot te verlopen. Het
project kost vijf miljoen frank per jaar en loopt al tien
jaar. Het document van september 1999 wordt nog
steeds geëvalueerd. Het zou goed zijn mocht de
Kamer die studie kunnen inzien.
03.03 Geert Bourgeois (VU&ID): Je me fais
néanmoins du souci à propos des travaux de la
commission, qui ne semblent pas vraiment
progresser. Le projet, qui court depuis déjà 10 ans,
coûte cinq millions par an. L'évaluation du
document de septembre 1999 est toujours en
cours. La consultation de cette étude serait utile à la
Chambre.
03.04 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): De
kostprijs van de commissie mag niet worden
overdreven. De vertaling is thans nog bezig. Wij
willen niet hervallen in de toestand van 1994, toen
wij een afschuwelijke vertaling kregen.
03.04 Marc Verwilghen , ministre (en
néerlandais): Il ne faut pas exagérer le coût des
travaux de lacommission. La traduction n'est pas
encore finalisée. Nous voulons éviter la répétition
de la situation de 1994, lorsque nous avions reçu
une traduction lamentable.
CRABV 50
COM 407
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
03.05 Geert Bourgeois (VU&ID): De lopende
contracten zijn dus opgeschort?
03.05 Geert Bourgeois (VU&ID): Les contrats en
cours ont-ils donc été suspendus?
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Mondelinge vraag van de heer Geert
Bourgeois aan de minister van Justitie over "het
vervolgingsbeleid inzake onttrekking van
minderjarigen door de ouders en
familieverlating" (nr. 4035)
04 Question orale de M. Geert Bourgeois au
ministre de la Justice sur "la politique de
poursuite en matière d'enlèvement d'enfant et
d'abandon de famille" (n° 4035)
04.01 Geert Bourgeois (VU&ID): Er ontstaat heel
wat wrevel omtrent het niet naleven van de
onderhoudsplicht. Dat veroorzaakt grote financiële
problemen voor heel wat éénoudergezinnen.
Terzake verschilt het vervolgingsbeleid van
arrondissement tot arrondissement. Sommige
parketten treden niet op. Daarom zou ik willen
weten hoeveel klachten er in de laatste drie jaren
werden ingediend. Hoeveel werden er
geseponeerd? Heeft de minister zicht op de
reactiesnelheid van de diverse parketten? Vindt hij
deze misdrijven prioritair?
04.01 Geert Bourgeois (VU&ID): Le non-respect
de l'obligation de verser des aliments suscite bien
des frictions et entraîne de sérieux problèmes
financiers pour bon nombre de familles
monoparentales. La politique en matière de
poursuites diffère selon l'arrondissement. Ainsi,
certains parquets ne poursuivent pas. Je
souhaiterai dès lors connaître le nombre de plaintes
déposées au cours des trois dernières années.
Combien de ont été classées? Le ministre peut-il
nous éclairer sur la rapidité à laquelle les différents
parquets réagissent aux plaintes? Le ministre
considère-t-il ces délits comme prioritaires?
04.02 Minister Marc Verwilghen (Nederlands):
Vooreerst valt op te merken dat de cijfers niet het
aantal klachten, maar wel het aantal geregistreerde
feiten betreffen. Op basis van de gegevens van 553
gemeenten komen we voor 1997 en 1998 op basis
van artikel 369bis op respectievelijk 1.490 en 1.361,
op basis van artikel 391bis op respectievelijk 1.101
en 929.
Op basis van de gegevens van 560 gemeenten
komen we voor 1998 en 1999 op basis van artikel
369bis op respectievelijk 1.773 en 1.779 en op
basis van artikel 391bis op respectievelijk 957 en
809.
De meest recente statistieken inzake
veroordelingen, opschortingen en interneringen zijn
van 1996. Inzake het "niet-afgeven van een kind"
volgens de artikelen 369bis en 367 van het
Strafwetboek waren er 111 veroordelingsbulletins
voor 111 veroordeelde individuen en 71 adviezen
tot opschorting. Inzake verlating van familie volgens
artikel 391bis waren er 747 veroordelingsbulletins
voor 741 veroordeelde individuen en 115 adviezen
tot opschorting.
04.02 Marc Verwilghen , ministre (en
néerlandais): Je tiens avant tout à faire observer
que les chiffres ne concernent pas le nombre de
plaintes mais le nombre de faits enregistrés. Sur la
base des données de 553 communes, nous en
arrivons pour 1997 et 1998, pour l'article 369bis, à
respectivement 1.490 et 1.361 et, pour l'article
391bis, à respectivement 1.101 et 929.
Sur la base des données de 560 communes, nous
en arrivons pour 1998 et 1999, pour l'article 369bis,
à respectivement 1.773 et 1.779 et, pour l'article
391bis, à respectivement 957 et 809.
Les dernières statistiques en matière de
condamnations, sursis et internements datent de
1996. En ce qui concerne la non-présentation
d'enfant, suivant les articles 369bis et 367 du Code
pénal, il y avait 111 bulletins de condamnations
pour 111 individus condamnés et 71 avis de sursis.
En matière d'abandon de famille, suivant l'article
391bis, il y avait 747 bulletins de condamnations
pour 741 individus condamnés et 115 avis de
sursis.
De cijfers met betrekking tot het aantal
seponeringen op grond van artikel 369bis en 391bis
van het Strafwetboek moeten met omzichtigheid
worden gehanteerd, wegens de niet volledige
integratie van informaticagegevens en wegens niet-
uniforme gegevens. Inzake artikel 369bis het niet-
afgeven van kinderen werden in 1998 7.222
Les chiffres relatifs au nombre de classements sans
suite fondés sur l'article 369bis et 391bis du Code
pénal doivent être utilisés avec prudence en raison
de l'intégration incomplète des données
informatiques et de données non uniformes. En ce
qui concerne l'article 369bis la non-présentation
d'enfants -, 7222 dossiers ont été classés sans
06/03/2001
CRABV 50
COM 407
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
dossiers geseponeerd, in 1999 7.530 en in 2000
6.767. Inzake artikel 391bis verlating van familie
werden in 1998 2.013 dossiers geseponeerd, in
1999 2.274 en in 2000 1.869.
Ik beschik niet over gegevens inzake de snelheid
van reactie van de parketten. Elk geval is uiteraard
verschillend. Opeenvolgende maandelijkse klachten
werken vaak vertragend en vervalsen ook het
aantal seponeringen.
De voorrang die ik aan deze materie hecht, hangt
samen met de nieuwe wet houdende de
strafrechtelijke bescherming van minderjarigen die
op 1 april 2001 van kracht wordt en die een aantal
wijzigingen aanbrengt betreffende de niet-afgeving
van kinderen. Het nieuwe artikel 431 van het
Strafwetboek breidt de bescherming uit tot de
leeftijd van 12 jaar, vroeger tot 7 jaar.
suite en 1998, pour 7530 en 1999 et 6767 en 2000.
En ce qui concerne l'article 391bis abandon de
famille - 2013 dossiers ont été classés sans suite
en 1998, pour 2274 en 1999 et 1869 en 2000.
Je ne dispose pas de données relatives à la rapidité
de la réaction des parquets. Chaque cas est bien
sûr différent. Le dépôt de plaintes répétées au
cours de plusieurs mois consécutifs a pour effet de
ralentir la procédure et donne une image erronée du
nombre de classements sans suite.
La prépondérance que j'accorde à cette matière se
traduit par la nouvelle loi relative à la protection
pénale des mineurs qui entrera en vigueur le
1
er
avril 2001 et qui apporte quelques modifications
en ce qui concerne la non-présentation d'enfants.
Le nouvel article 431 du Code pénal étend la
protection jusqu'à l'âge de 12 ans au lieu de 7 ans
précédemment.
Artikel 432 vervangt artikel 369 bis en voegt in
paragraaf twee een verzwarende omstandigheid in,
bij het vasthouden van een minderjarige tijdens
meer dan vijf dagen en bij het vasthouden van een
minderjarige buiten het grondgebied van het
Koninkrijk. Daaruit blijkt duidelijk de bedoeling van
de wetgever om deze feiten te laten vervolgen.
Deze aangelegenheid kwam reeds aan bod op het
college van procureurs-generaal.
L'article 432 remplace l'article 369bis et ajoute au
paragraphe 2 des circonstances aggravantes
lorsque le mineur est retenu pendant plus de cinq
jours et lorsqu'il est retenu en dehors du territoire du
Royaume. Il semble que le législateur ait
réellement l'intention de faire poursuivre ces faits.
Cette question a déjà été abordée par le collège
des procureurs généraux.
04.03 Geert Bourgeois (VU&ID): Informatica en
statistieken blijven een probleem. De cijfers zijn niet
altijd recent. Toch kunnen ze interessant zijn als
beleidsondersteuning. Er zijn heel wat seponeringen
en de onvrede is dus wellicht niet geheel onterecht.
Ik ben blij dat de minister deze aangelegenheid en
de nieuwe wet heeft aangekaart bij het college van
procureurs-generaal. Indien nodig zullen de
parketten de nodige richtlijnen moeten krijgen om
de regelgeving ook in praktijk om te zetten.
04.03 Geert Bourgeois (VU&ID):.L'informatique et
les statistiques continuent de poser problème. Les
chiffres ne sont pas toujours récents mais peuvent
servir à l'appui de la politique à mettre en oeuvre.
Les classements sans suite sont légion et le
mécontentement n'est probablement pas tout à fait
illégitime.
Je me félicite de ce que le ministre ait évoqué cette
question et la nouvelle loi devant le collège des
procureurs généraux. <au besoin, les parquets
recevront les directives qui leur permettront de
transposer la réglementation dans la pratique.
04.04 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): De
jongste jaren is er heel wat vooruitgang geboekt
inzake de betrouwbaarheid van de statistieken. Het
NIS is wel vaak erg laat met zijn gegevens.
Inzake de seponeringen, plukken we thans de
vruchten van het beleid van de jongste jaren.
04.04 Marc Verwilghen , ministre (en
néerlandais): La fiabilité des statistiques s'est
améliorée au cours des dernières années mais les
données de l'INS arrivent souvent avec un retard
considérable.
En ce qui concerne les classements sans suite,
nous cueillons aujourd'hui les fruits de la politique
du passé.
04.05 Geert Bourgeois (VU&ID): Er is
vooruitgang, maar er loopt nog heel wat mank. Ik
verwijs terzake onder meer naar Nederland.
04.05 Geert Bourgeois (VU&ID): Il y a progrès
mais les problèmes restent nombreux. Je songe
notamment au cas des Pays-Bas.
CRABV 50
COM 407
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Mondelinge vraag van de heer Geert
Bourgeois aan de minister van Justitie over "de
drie aan de commissie-Franchimont onttrokken
prioriteiten" (nr. 4036)
05 Question orale de M. Geert Bourgeois au
ministre de la Justice sur "les trois priorités
retirées à la commission Franchimont" (n° 4036)
05.01 Geert Bourgeois (VU&ID): De regering
heeft beslist om een aantal projecten als prioritair te
beschouwen. Deze zijn het statuut van de
spijtoptanten, anonieme getuigen en de omkering
van de bewijslast; de bijzondere
opsporingstechnieken en de proactieve recherche
en een regeling aangaande informanten.
Inzake de anonieme getuigen is er intussen advies
van de Raad van State op het voorontwerp. Inzake
bijzondere opsporingstechnieken zou uw kabinet
een eigen voorstel uitwerken omdat u geen
genoegen zou nemen met het voorstel van
professor Bosly.
Wat is de stand van zaken voor elk van de
genoemde prioriteiten? Welke bedragen werden tot
op heden voor elk van deze uitbestede taken
betaald? Zullen de drie prioriteiten kracht van wet
krijgen tijdens deze legislatuur?
05.01 Geert Bourgeois (VU&ID): Le
gouvernement a décidé de considérer un certain
nombre de projets comme prioritaires. Il s'agit du
statut des repentis, des témoins anonymes et du
renversement de la charge de la preuve, ainsi que
des techniques spéciales de recherche, de la
recherche proactive et de la réglementation relative
aux informateurs.
En ce qui concerne les témoins anonymes, le
Conseil d'Etat a entre-temps rendu son avis à
propos de l'avant-projet. Quant aux techniques
spéciales de recherche, votre cabinet aurait élaboré
sa propre proposition parce que vous ne semblez
pas vous satiqsfaire de la proposition du professeur
Bosly.
Quel est l'état de la situation pour chacune des
priorités citées ? Quels montants ont-ils été payés
jusqu'à présent pour chacune de ces tâches ? Ces
trois priorités acquerront-elles force de loi au cours
de la présente législature ?
Heeft de minister de omzendbrieven over de
bijzondere opsporingstechnieken en de proactieve
recherche onderzocht en aangepast?
Le ministre a-t-il examiné et adapté les circulaires
relatives aux techniques de recherche spéciales et
aux enquêtes proactives?
05.02 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): De
term "spijtoptanten" werd inmiddels vervangen door
"medewerkers met het gerecht". Het genoemde
ontwerp, dat behandeld zal worden op de
Ministerraad van 9 maart, regelt het verkrijgen van
informatie van deze personen. Bovendien gaat het
niet zozeer om een omkering, als wel om een
verdeling van de bewijslast, in geval van vermogens
die vermoedelijk voortkomen uit zware of
georganiseerde criminaliteit.
Het voorontwerp van wet betreffende de anonieme
getuige wordt na een lichte aanpassing op advies
van de Raad van State in de tweede helft van de
maand aan de Ministerraad voorgelegd.
De werkgroep bijzondere opsporingstechnieken
komt op 22 en 23 maart samen om een definitieve
tekst te schrijven. De studies over de anonieme
getuige en de medewerkers met het gerecht kostten
samen 2,5 miljoen frank, die over
vermogensvoordelen 1,2 miljoen frank.
Ik verwacht dat de genoemde voorontwerpen
05.02 Marc Verwilghen , ministre (en néerlandais)
: Au terme "repentis" s'est substitué, dans
l'intervalle, celui de "collaborateurs de la justice". Le
projet déjà cité, qui sera examiné le 9 mars
prochain au Conseil des ministres, réglemente
l'obtention d'informations par l'intermédiaire de ces
personnes. Par ailleurs, il ne s'agit pas tant d'une
inversion que d'une répartition de la charge de la
preuve, pour des biens patrimoniaux à propos
desquels la présomption qu'ils proviennent
d'activités liées à la criminalité grave et organisée
existe.
Quant à l'avant-projet de loi relatif aux témoins
anonymes, il sera soumis, après une légère
modification inspirée par le Conseil d'Etat, au
Conseil des ministres au cours de la deuxième
moitié de ce mois.
Le groupe de travail chargé de se pencher sur les
techniques spéciales de recherche se réunira les 22
et 23 mars pour rédiger un texte définitif. Les
études relatives aux témoins anonymes et aux
collaborateurs de la justice représentent,
conjointement, un coût de 2,5 millions de francs,
celle consacrée aux avantages patrimoniaux, 1,2
millions de francs.
06/03/2001
CRABV 50
COM 407
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
tijdens deze regeerperiode kracht van wet krijgen.
De laatste circulaire van het college van procureurs-
generaal over proactieve recherche dateert van 3
mei 2000. Deze circulaire COL 4/2000 werd
wetenschappelijk onderbouwd.
Selon mes attentes, les avant-projets de loi précités
devraient entrer en vigueur sous la présente
législature. La dernière circulaire du collège des
procureurs généraux relative à la recherche
proactive date du 3 mai 2000. Il s'agit de la
circulaire COL 4/2000 qui est fondée sur des
travaux scientifiques.
05.03 Geert Bourgeois (VU&ID): Het wetgevend
werk terzake is dringend, kwestie van de bestaande
praktijken wettelijk te regelen. Justitie moet
gewapend zijn tegen de methoden van de
georganiseerde misdaad. Tegelijk moet men de
rechtsstaat eerbiedigen.
05.03 Geert Bourgeois (VU&ID): Il faut d'urgence
légiférer, afin de prévoir un cadre légal pour les
pratiques existantes. La justice doit s'armer contre
les méthodes dont se sert la criminalité organisée,
tout en respectant les principes de l'Etat de droit.
05.04 Minister Marc Verwilghen (Nederlands):
De wettelijke basis voor de bijzondere
opsporingstechnieken zal de vorm aannemen van
een kaderwet. Concretisering van de wet moet in de
vorm van uitvoeringsbesluiten, met het oog op
soepelheid en vertrouwelijkheid. Voorlopig schept
de genoemde circulaire de nodige duidelijkheid.
05.04 Marc Verwilghen , ministre (en néerlandais)
: La base légale des techniques de recherche
spéciales prendra la forme d'une loi-cadre. Le texte
de loi sera ensuite concrétisé par des arrêtés
d'exécution, dans un souci de flexibilité et de
confidentialité. Pour l'instant, la dite circulaire
permet d'éviter l'ambiguïté.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Mondelinge vraag van de heer Karel Van
Hoorebeke aan de minister van Justitie over "het
wettelijk minimumkapitaal van NV's en BVBA's"
(nr. 4045)
06 Question orale de M. Karel Van Hoorebeke au
ministre de la Justice sur "le capital minimum
légal des sociétés anonymes et sociétés privées
à responsabilité limitée" (n° 4045)
06.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): In een brief
aan Unizo laat de minister weten dat hij beslist heeft
de bedragen in euro die betrekking hebben op het
minimumkapitaal van NV's en BVBA's te verlagen,
vermits de invoering van de euro een neutrale
operatie moet zijn.
Hoeveel zal het nieuwe wettelijk minimumkapitaal
bedragen? Kreeg de minister al een positief advies
van de bevoegde werkgroep en van de Raad van
State?
06.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Dans une
lettre adressée à Unizo, le ministre indique qu'il a
décidé de réduire les montants libellés en euro
portant sur le capital minimum des sociétés
anonymes et des sociétés privées à responsabilité
limitée, le passage à l'euro étant censé être une
opération neutre.
A combien s'élèvera le capital minimum légal ainsi
redéfini ? Le ministre a-t-il déjà reçu un avis positif
du groupe de travail compétent et du Conseil d'Etat
?
06.02 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): De
precieze bedragen zullen de volgende zijn: artikel
214 van het Wetboek van Vennootschappen,
18.550 euro voor de BVBA's; artikel 390, 18.550
euro voor de CVBA's; artikel 439, 61.500 euro voor
de NV's, artikel 665, § 1, eerste lid, 6.150 euro voor
vennootschappen met sociaal oogmerk en artikel
794, 6.150 euro voor de
landbouwvennootschappen.
Het strategisch comité Admi-euro heeft deze
beslissing reeds besproken en zal het dossier
verder afhandelen. Het advies van de Raad van
State werd nog niet gevraagd, aangezien dit KB zal
worden opgenomen in een globaler KB met
06.02 Marc Verwilghen , ministre (en
néerlandais) : Les montants exacts seront les
suivants : article 214 du Code des Sociétés, 18.550
euros pour les SPRL ; article 390, 18.550 euros
pour les SCRL ; article 439, 61.500 euros pour les
S .A. ; article 665, §1
er
, premier alinéa, 6.150 euros
pour les sociétés à finalité sociale et article 794,
6.150 euros pour les sociétés agricoles.
Le comité stratégique Admi-euro a déjà examiné
cette décision et poursuivra l'examen du dossier.
L'avis du Conseil d'Etat n'a pas encore été
demandé étant donné que cet arrêté royal sera
inclus dans un arrêté royal global où auront été
CRABV 50
COM 407
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
wijzigingen inzake de omzetting van de frank naar
de euro.
intégrées des modifications relatives au passage du
franc à l'euro.
06.03 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Deze piste
is inderdaad het meest aangewezen. Er zou snel de
nodige duidelijkheid moeten komen voor de
vennootschappen.
06.03 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Cette piste
est effectivement la plus indiquée. Pour les sociétés
elles-mêmes, il conviendrait de faire la clarté le plus
vite possible.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Mondelinge vraag van de heer Karel Van
Hoorebeke aan de minister van Justitie over "de
autonome politieafhandeling" (nr. 4047)
07 Question orale de M. Karel Van Hoorebeke au
ministre de la Justice sur "le traitement
autonome des plaintes par les services de
police" (n° 4047)
07.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Reeds
geruime tijd opleden is men gestart met autonome
politieafhandeling, waardoor de politiediensten een
grotere vrijheid genieten om klachten te
behandelen, zonder dat deze onmiddellijk aan het
parket worden overgemaakt.
Heeft men die werkwijze reeds geëvalueerd? Wordt
het systeem uitgebreid? Heeft het al geleid tot meer
efficiëntie van de diensten van de procureurs des
Koning, wat toch de bedoeling is van deze nieuwe
procedure?
07.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Cela fait
déjà longtemps que l'on a lancé le traitement
autonome des plaintes par les services de police.
Cette réforme a eu pour effet de laisser davantage
de liberté aux services de police dans le traitement
des plaintes, celles-ci n'étant plus transmises
directement au parquet.
A-t-on déjà procédé à l'évaluation de cette
méthode? Ce système sera-t-il étendu ? S'est-il
déjà traduit par une efficacité accrue au sein des
services du procureur du Roi, puisque tel était
l'objectif de cette nouvelle procédure ?
07.02 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): De
autonome politionele afhandeling (APA) wordt
sedert 15 februari 1999 in het hele rechtsgebied van
het Gentse hof van beroep toegepast. Dat blijft zo in
de toekomst, want de ervaring is gunstig: de
werklast van de parketten verminderde aanzienlijk.
Voorts is het APA-systeem inmiddels ook in werking
in de arrondissementen Antwerpen en Mechelen. In
het arrondissement Turnhout is het ingevoerd bij de
rijkswacht. In het arrondissement Hasselt wordt het
binnenkort ingevoerd, terwijl men in Tongeren
wacht op de nieuwe korpschefs. Ook hier wordt dus
positief geëvalueerd en uitbreiding in het
vooruitzicht gesteld.
In het rechtsgebied van het hof van beroep van
Bergen wordt APA toegepast voor de
verkeerswetgeving en eveneens gunstig
geëvalueerd. In Luik werd het systeem nog maar
pas ingevoerd: het is er te vroeg voor een
beoordeling.
Voor Brussel is er nog geen regeling per algemene
circulaire. Het taalprobleem is daar niet vreemd
aan. Bovendien zou de schaal van het parket een
herstructurering meebrengen die met het huidige
kader niet haalbaar is. Ook de politiehervorming
07.02 Marc Verwilghen , ministre (en
néerlandais): Depuis le 15 février 1999, le
traitement policier autonome (TPA) est appliqué
dans l'ensemble de la juridiction de la Cour d'appel
de Gand. Cela ne changera pas à l'avenir car cette
expérience s'est révélée positive puisque le volume
de travail des parquets a considérablement
diminué.
Entre-temps, système du TPA est entré en vigueur
dans les arrondissements d'Anvers et de Malines. Il
a été instauré à la gendarmerie de Turnhout. Sous
peu, il s'appliquera aussi dans l'arrondissement de
Hasselt tandis qu'à Tongres, de nouveaux chefs de
corps sont attendus. Là encore donc, on considère
qu'il s'agit d'une évolution positive et on envisage
d'appliquer le système.
Dans la juridiction de la Cour d'appel de Mons, le
système du TPA est appliqué au dossiers relatifs au
code de la route et l'évaluation y est également
positive. Le système venant d'être introduit à Liège,
il est trop tôt pour se prononcer sur les résultats.
En ce qui concerne Bruxelles, aucune circulaire
prévoyant un règlement général n'a encore été
envoyée. Les problèmes linguistiques ne sont pas
étrangers à cette situation. En outre, l'importance
06/03/2001
CRABV 50
COM 407
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
doorkruist een en ander. Wel zijn er enkele
pilootprojecten.
De veralgemening van het gunstig beoordeelde
APA-systeem kan niet voor de voltooiing van de
politiehervorming. Een grotere efficiëntie bij politie
en parket is het uiteindelijke doel.
du parquet bruxellois nécessiterait une
restructuration qui ne peut être réalisée avec le
cadre actuel. La réforme des polices pose aussi
certains problèmes à cet égard. Il existe toutefois
quelques projets pilotes.
Bien qu'il fasse l'objet d'une appréciation positive, il
sera impossible de généraliser le système du TPA
avant la clôture de la réforme des polices. L'objectif
final est d'accroître l'efficacité de la police et du
parquet.
07.03 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): De
terughoudendheid ten aanzien van APA vanwege
bepaalde ressorten is ondertussen gelukkig
weggevallen. Ik denk hierbij onder meer aan het
ressort Luik. De APA is een verlichting voor het
werk van het parket, maar houdt een verzwaring in
van het politiewerk. Dat is echter een keuze die
gemaakt is en waarvan men de consequenties
moet dragen.
Zal de APA voor alle misdrijven worden toegepast,
of alleen voor verkeersovertredingen, zoals nu in
Bergen het geval is?
07.03 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Dans
l'intervalle, l'attitude réservée que certains ressorts
adoptent à l'égard du traitement policier autonome
semble heureusement avoir disparu. A cet égard, je
songe notamment au ressort de Liège. Le TPA
allège le travail du parquet mais entraîne un surcroît
de travail pour les services de police. C'est un choix
qui a été fait et dont il faut supporter les
conséquences.
Le TPA s'appliquera-t-il à l'ensemble des délits ou
uniquement aux infractions au code de la route,
comme c'est actuellement le cas à Mons?
07.04 Minister Marc Verwilghen (Nederlands):
Voor zoveel mogelijk misdrijven.
Het incident is gesloten.
07.04 Marc Verwilghen , ministre (en
néerlandais): Il s'appliquera à un maximum de
délits.
L'incident est clos.
08 Vraag van de heer Karel Van Hoorebeke tot de
minister van Justitie over "de problemen die zich
voordoen inzake de evaluatie van magistraten"
(nr. 4049)
08 Question de M. Karel Van Hoorebeke au
ministre de la Justice sur "les problèmes qui se
présentent à l'évaluation des magistrats" (n°
4049)
08.01 De heer Karel Van Hoorebeke (VU&ID): De
nieuwe wet op de evaluatie van magistraten houdt
het gevaar in dat hij aanleiding kan geven tot een
administratieve rompslomp.
Ander zwak punt is dat er noch voor de evaluatoren,
noch voor de geëvalueerden in een opleiding
voorzien is. Dit zou nochtans nuttig zijn, zeker in het
kader van het "functioneringsgesprek".
De gegevens waarover de evaluatoren beschikken,
hebben vaak weinig bewijskracht. Schriftelijke
bewijzen zijn zeldzaam. Moet de korpsoverste zelf
op zoek gaan naar bewijzen?
De indicatoren moeten worden gemotiveerd. Dat is
onmogelijk en volgens mij onnodig, tenzij de
evaluatie afwijkt.
Het verschil van evaluatie tussen de verschillende
08.01 M. Karel Van Hoorebeke (VU&ID): La
nouvelle loi sur l'évaluation des magistrats risque de
générer des tracasseries administratives.
Autre source de problèmes, la nouvelle loi ne
prévoit de formation ni pour les examinateurs, ni
pour les examinés. Or, une telle évaluation serait
pourtant utile, en particulier dans le cadre de la
"discussion de fonctionnement".
Souvent, les données dont disposent les
examinateurs manquent de force probante. Les
preuves écrites sont rares. Le chef de corps doit-il
personnellement rechercher des preuves?
Une motivation est requise, ce qui me paraît
impossible, voire inutile, hormis le cas
d'appréciations divergentes.
La nouvelle loi ne met pas fin aux différences en
CRABV 50
COM 407
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
arrondissementen wordt door de nieuwe wet niet
tenietgedaan. Dit zal de spanningen blijven
veroorzaken. Er is een bestraffing voorzien in geval
van slechte evaluatie, maar geen beloning in geval
van een zeer goede evaluatie. Moet hieraan niet
verholpen worden? Er is evenmin in een
mogelijkheid tot hoger beroep voorzien. Er bestaat
dus twijfel omtrent het evaluatiedossier.
matière d'évaluation observées selon les
arrondissements. Des tensions subsisteront donc.
Une sanction est prévue en cas d'évaluation
négative, mais il n'y a pas de récompense en cas
d'évaluation très favorable. Ne faut-il pas remédier
à cette situation? Le recours n'a pas davantage été
prévu. Le dossier d'évaluation appelle des
réticences.
Waaruit moet dit dossier bestaan op het niveau van
de rechtbank en op het niveau van het ministerie
van Justitie? Volstaat het niet dat de minister enkel
de definitieve evaluatie krijgt, zonder de punten?
Volgens welke criteria dient een vastbenoemde
ondervoorzitter geëvalueerd te worden? De
indicatoren zijn slechts exemplarisch en variëren
per kandidaat. Dit leidt tot ongelijkheid.
Is de minister op de hoogte van de problemen die
zich kunnen voordien ingevolge de nieuwe wet op
de evaluatie van de magistraten?
Zal de minister concrete maatregelen nemen om
ervoor te zorgen dat de magistratuur die evaluatie
als positief en billijk ervaart?
En quoi doit consister ce dossier au niveau du
tribunal et au niveau du ministère de la Justice ? Si
le ministre reçoit uniquement l'évaluation définitive
sans la notation, n'est-ce pas suffisant ?
Sur la base de quels critères un vice-président
nommé à titre définitif doit-il être évalué ? Les
indicateurs ne sont qu'un exemple et varient d'un
candidat à l'autre. Cela crée des inégalités.
Le ministre est-il au courant des problèmes que
peut poser la nouvelle loi sur l'évaluation des
magistrats?
Le ministre prendra-t-il des mesures concrètes pour
veiller à ce que la magistrature considère cette
évaluation comme positive et équitable ?
08.02 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): Ik
stel voor te wachten op het verslag van de Hoge
Raad voor Justitie. Wel kan ik u reeds schriftelijk
enkele elementen van antwoord bezorgen.
08.02 Marc Verwilghen , ministre (en
néerlandais): Je propose d'attendre le rapport du
Conseil supérieur de la justice. Je puis toutefois
d'ores et déjà vous communiquer par écrit quelques
éléments de réponse.
08.03 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Ik ga
akkoord met deze suggestie van de minister.
Binnen welk tijdsbestek ziet de minister de
afhandeling van de evaluatie van de eerste
evaluatieronde?
08.03 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): J'accepte
cette suggestion du ministre de la Justice.
Dans quel délai le ministre pense-t-il que la
première phase d'évaluation sera terminée ?
08.04 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): De
Hoge Raad voor de Justitie werkt volop aan die
evaluatie en zal er binnenkort mee naar buiten
komen.
08.04 Marc Verwilghen , ministre (en
néerlandais): Le Conseil supérieur de la Justice se
consacre intensivement à cette évaluation et en
présentera les résultats prochainement.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Bart Laeremans aan de minister van
Justitie over "de bijzonder gunstmaatregelen
voor gevaarlijke criminelen" (nr. 4066)
- de heer Tony Van Parys aan de minister van
Justitie over "een poging tot doodslag tijdens
een intiem bezoek in de gevangenis van Leuven"
(nr. 4070)
09 Questions orales jointes de
- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur
"les mesures de faveur spéciales dont bénéfiient
des criminels dangereux" (n° 4066)
- M. Tony Van Parys au ministre de la Justice sur
"une tentative de meurtre au cours d'une visite
intime à la prison de Louvain" (n° 4070)
09.01 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Vorige
week heeft een gevangene in Leuven-Centraal bijna
09.01 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): La
semaine dernière un détenu de la prison de Louvain
06/03/2001
CRABV 50
COM 407
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
de kans gezien zijn vriendin om te brengen in de
zogenaamde intieme kamer.
Onder welke voorwaarden mag de intieme kamer
gebruikt worden? Geldt het recht voor iedere
gevangene of is het enkel een gunstmaatregel voor
langdurig gestraften? Verschilt de praktijk van
gevangenis tot gevangenis? Wordt er geen
onderscheid gemaakt naargelang het risicogehalte
van de gevangene?
In het geval van de crimineel uit Leuven, spraken de
psychiaters over een dodelijk gevaarlijke crimineel?
Hoe kon deze man alleen gelaten worden met een
vrouw in de intieme kamer?
Hoe lang moet de betrokkene nog zitten?
Overweegt de minister maatregelen om deze
moordenaar ook na zijn eventuele vrijlating af te
zonderen.
Welke lessen trekt de minister uit dit voorval?
a failli tuer son amie dans la pièce réservée aux
rencontres intimes.
Dans quelles conditions cette pièce peut-elle être
utilisée? Chaque détenu a-t-il droit à cette faveur ou
est-elle réservée aux détenus condamnés à de
longues peines d'emprisonnement ? La situation
diffère-t-elle en fonction des prisons ? Tient-on
compte du risque que peut représenter le détenu ?
Dans le cas du détenu de Louvain, les psychiatres
le qualifiaient d'extrêmement dangereux. Comment
cet homme a-t-il pu être laissé seul avec une
femme dans la pièce intime?
Combien d'années de prison l'homme en question
doit-il encore purger ? Le ministre envisage-t-il de
prendre certaines mesures à l'égard de cet
assassin après son éventuelle libération?
Quelles leçons le ministre tire-t-il de cet incident ?
09.02 Tony Van Parys (CVP): Een gedetineerde
heeft onlangs in de Leuvense centrale gevangenis
zijn vriendin ernstig toegetakeld. De dader zou al
twee passionele moorden op zijn geweten hebben
Hoe komt het dat intiem bezoek werd toegestaan
aan iemand die een veroordeelde dubbele
passionele moordenaar is?
Werden wel de nodige voorzorgen genomen,
gezien de antecedenten van de betrokkene? Elke
vorm van lichtzinnige omgang met deze
mogelijkheid tot intiem contact, moet worden
vermeden.
Welke conclusies worden uit deze ernstige feiten
getrokken?
09.02 Tony Van Parys (CVP): Récemment, un
détenu de la prison de Louvain a gravement blessé
son amie. L'auteur des faits aurait déjà commis
deux crimes passionnels.
Comment expliquez-vous que l'on ait autorisé la
visite intime pour une personne condamnée pour
deux crimes passionnels ?
Toutes les mesures de précaution ont-elles été
prises, compte tenu des antécédents de l'intéressé
? Il faut éviter d'appliquer à la légère cette
possibilité de visites intimes.
Quelles conclusions a-t-on tiré de ces faits très
graves ?
09.03 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): De
tonaliteit van de vraagstellers is totaal verschillend.
We moeten ons ervoor hoeden het kind niet met het
badwater weg te gooien. Dit is het eerste incident in
zes maand. Op deelvragen met betrekking tot dit
individuele geval zal ik niet ingaan.
Het parket van Leuven heeft een onderzoek
geopend. Daarnaast heb ik een administratief
onderzoek bevolen. Ik wacht verder op de
resultaten van de algemene evaluatie van de
maatregel.
De affectieve relaties van gedetineerden worden
geregeld bij ministeriële omzendbrief nr. 1715 van 5
juli 2000. Bij het ongestoord bezoek gaat het om de
veralgemening van proefprojecten in twee Vlaamse
en twee Waalse gevangenissen. Het ongestoord
09.03 Marc Verwilghen , ministre (en
néerlandais): Le ton des auteurs des questions est
totalement différent. Prenons garde de ne pas jeter
le bébé avec l'eau du bain. Il s'agit du premier
incident en six mois. Je ne répondrai pas aux
questions qui portent sur des cas individuels.
Le parquet de Louvain a ouvert une enquête. J'ai en
outre ordonné une enquête administrative. J'attends
les résultats de l'évaluation générale de la mesure.
Les relations affectives des détenus sont réglées
par la circulaire ministérielle n° 1715 du 5 juillet
2000. La visite intime est la généralisation de
projets pilotes en cours dans deux prisons
flamandes et deux prisons wallonnes. La visite
CRABV 50
COM 407
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
bezoek kan worden toegestaan aan alle
gedetineerden die geen verloven genieten en ten
vroegste na drie maanden detentie. Iedere persoon
meerderjarig of ontvoogd door het huwelijk die
een duurzame affectieve relatie met de
gedetineerde kan aantonen, komt in aanmerking.
Wanneer uit een multidisciplinair advies van de
psychosociale dienst blijkt dat de persoonlijkheid
van de gedetineerde een contra-indicatie vormt is
dit een belangrijke uitsluitingsgrond.
Vooralsnog wacht ik het resultaat van de
onderzoeken en van de algemene doorlichting af.
intime peut être accordée aux détenus qui ne
bénéficient pas de congés au plus tôt après trois
mois de détention. Toute personne majeure ou
émancipée par le mariage qui peut prouver une
relation affective durable avec le détenu entre en
ligne de compte.
Si un avis multidisciplinaire rendu par le service
psychosocial fait apparaître que la personnalité du
détenu constitue une contre-indication, il s'agira
d'un motif de refus sérieux.
Pour l'instant, j'attends le résultat des enquêtes et
de l'audit général.
09.04 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Volgens
mij was de tonaliteit van mijn interventie
gelijklopend met die van collega Van Parys.
Het is uiterst belangrijk dat gruwelijke en
meervoudige moordenaars nooit meer op de
samenleving worden losgelaten.
Ik betreur dat de minister niet geantwoord heeft op
mijn vraag naar de duur van de straf van de dader
en naar de gevolgen van zijn misdaad in de intieme
kamer op die straftijd.
De intieme kamer moet een gunstmaatregel blijven
die men niet aan iedereen toestaat.
De crimineel uit Leuven-Centraal komt hiervoor
allerminst in aanmerking.
09.04 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): J'estime
que mon intervention et celle de M. Van Parys
avaient la même teneur.
Il est extrêmement important que des assassins
récidivistes ayant commis des crimes
particulièrement atroces ne puissent plus jamais se
retrouver dans la société.
Je regrette que le ministre n'ait pas répondu à ma
question relative à la durée de la peine infligée à
l'auteur du crime et aux conséquences des faits
commis dans la pièce intime sur la durée de cette
peine.
L'accès à la pièce intime doit demeurer une mesure
de faveur qui n'est pas accordée à tous les détenus.
Le criminel détenu à la prison de Louvain ne devait
certainement pas bénéficier de cette mesure.
09.05 Tony Van Parys (CVP): De les die we uit dit
ernstig incident moeten trekken, is dat men uiterst
omzichtig moet omgaan met het instrument van de
intieme omgang. We moeten meer inzicht proberen
te krijgen in de psyche van bepaalde gevangenen,
alvorens men hun de gunst van de intieme omgang
toestaat. Wellicht kunnen we deze problematiek
integreren in de komende bespreking van het
verslag van de commissie-Dupont inzake het
statuut van de gedetineerden.
09.05 Tony Van Parys (CVP): La leçon que nous
devons tirer de cet incident sérieux est que qu'il faut
aborder la question des relations intimes avec une
extrême prudence. Nous devons chercher à mieux
comprendre le psychisme de certains détenus
avant de les autoriser à avoir des relations intimes.
Nous pourrons sans doute inscrire cette
problématique à l'ordre du jour de la prochaine
discussion du rapport de la commission Dupont
relatif au statut des détenus.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10 Mondelinge vraag van de heer Bart
Laeremans aan de minister van Justitie over "de
klachten van het psychosociaal personeel van
het gevangeniswezen" (nr. 4067)
10 Question orale de M. Bart Laeremans au
ministre de la Justice sur "les plaintes exprimées
par le personnel psycho-social du secteur
pénitentiaire" (n° 4067)
10.01 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Vorige
week maakte het psychosociaal personeel van het
gevangeniswezen zijn grieven bekend aan het
ministerie van Justitie. De betrokkenen klagen over
een toenemende takenuitbreiding zonder een
parallelle uitbreiding van het personeelskader.
Gevolg is dat voor de dossiers inzake voorlopige
10.01 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): La
semaine dernière, le personnel psycho-social du
secteur pénitentiaire a fait part de ses griefs au
ministère de la Justice. Les intéressés se plaignent
d'une extension constante des tâches qui ne
s'accompagne pas d'une extension parallèle du
personnel.
Il en résulte que, dans les dossiers concernant les
06/03/2001
CRABV 50
COM 407
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
invrijheidsstelling geen ernstige verslagen meer
kunnen worden gemaakt en dat het elektronisch
gevangenschapsysteem te weinig kan worden
opgevolgd.
Voorziet de minister in een loonsverhoging voor de
voornoemde personeelsleden? Zullen de kaders
worden uitgebreid?
libérations provisoires, il n'est plus possible d'établir
de rapports sérieux et que le suivi requis ne peut
être assuré dans le système de la détention
électronique .
Le ministre envisage-t-il une hausse de salaire pour
les membres du personnel nommés ? Les cadres
seront-ils élargis ?
10.02 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): De
psychosociale diensten hebben een belangrijke
adviesopdracht inzake het extern statuut van de
gedetineerden. Sinds kort werd het elektronisch
toezicht ingevoerd. De vraag stelt zich of dit ook een
effectieve verhoging van de werklast veroorzaakt.
Dat is afhankelijk van het aantal en de categorie
gedetineerden waarmee men werkt. Een
doorstroming van veroordeelden naar het
elektronisch toezicht vermindert het aantal
gedetineerden. Alleszins vallen op dit ogenblik geen
nieuwe opdrachten te verwachten voor deze dienst.
Voor 2001 werd het aantal psychologen met 16
opgevoerd. De administratie van de strafinrichtingen
heeft al herhaaldelijk een dossier ingediend voor
uitbreiding van het kader van de psychosociale
dienst. Momenteel wordt een analyse van de
werklast uitgevoerd aan de hand waarvan een
dossier zal worden voorgelegd aan de
administratieve en budgettaire controle.
De verloning van de leden van de psychosociale
dienst hangt af van het geldelijk statuut van het
rijkspersoneel, waartoe zij behoren. Tot op heden
heb ik geen moeilijkheden ondervonden om gepast
personeel aan te trekken.
10.02 Marc Verwilghen , ministre (en néerlandais)
: Les services psychosociaux remplissent une
importante fonction de conseil en ce qui concerne le
statut extérieur des détenus. La surveillance
électronique a récemment été introduite. Reste à
savoir si cette méthode entraînera une
augmentation effective de la charge de travail. Cela
dépendra du nombre et de la catégorie de détenus
concernés. L'application du régime de la
surveillance électronique aux nouveaux condamnés
diminuera le nombre de détenus. Quoi qu'il en soit,
à l'heure actuelle, il ne faut pas s'attendre à ce que
ce service soit chargé de nouvelles missions.
Le nombre de psychologues a été augmenté de 16
unités pour 2001. L'administration des
établissements pénitentiaires a déposé à plusieurs
reprises un dossier demandant l'extension du cadre
du service psychosocial. En ce moment, on
procède à une analyse de la charge du travail, et en
fonction des résultats de cette analyse, un dossier
sera soumis au contrôle administratif et budgétaire.
La rémunération des membres du service
psychosocial est fonction du statut pécuniaire du
personnel de l'Etat, dont ils font partie. Jusqu'à
présent, je n'ai pas eu de mal à recruter des
collaborateurs adéquats.
10.03 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Ik stel
vast dat de minister een kaderuitbreiding
voorbereidt. De minister denkt geen problemen te
hebben met het vinden van bijkomend personeel; in
Merksplas bleek dat nochtans niet zo gemakkelijk.
Ik begrijp dat de huidige gevangenen niet in
aanmerking komen om naar een
gemeenschapsinstelling te gaan. Daar ben ik blij
om. Het is belangrijk om psychiatrische patiënten
niet samen te zetten met andere criminelen.
10.03 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Je note
que le ministre prépare une extension de cadre. Il
estime qu'il n'aura pas de mal à trouver du
personnel supplémentaire mais à Merksplas il n'a
guère été aisé de trouver du personnel. Je note
que les détenus actuels n'entrent pas en ligne de
compte pour un établissement communautaire. Je
m'en félicite. Il est important que les patients
psychiatriques ne se trouvent pas avec d'autres
criminels.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11 Mondelinge vraag van de heer Bart
Laeremans aan de minister van Justitie over "het
organiseren van criminele activiteiten vanuit de
gevangenis" (nr. 4068)
11 Question orale de M. Bart Laeremans au
ministre de la Justice sur "l'organisation
d'activités criminelles depuis les prisons"
(n° 4068)
11.01 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): De
kranten berichtten dat in Antwerpen onlangs een
11.01 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Les
journaux ont annoncé l'arrestation, à Anvers, d'un
CRABV 50
COM 407
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
portiersbende werd opgerold die tientallen
miljoenen afperste van discotheken, cafés en
eettenten in de stationsbuurt. Merkwaardig is dat
deze bende geleid werd vanuit de gevangenis, door
middel van TV, video en computer. Kloppen die
berichten? Hoe is het mogelijk dat gevangenen
vanuit hun cel hun criminele activiteiten kunnen
voortzetten? Werken zij via GSM of Internet? Is het
bezit van elektronische toestellen in gevangenissen
gelimiteerd?
gang de portiers qui avaient extorqué des dizaines
de millions à des discothèques, des cafés et des
bistros-restaurants à proximité de la gare. Ce qui
est surprenant, c'est que ce gang auraitt été dirigé
depuis une prison, au moyen de télévisuers, de
vidéos et d'ordinateurs. Est-ce exact ? Comment se
fait-il que des détenus puissent poursuivre leurs
activités criminelles depuis leur cellule ? Dans les
prisons, la possession d'appareils électroniques fait-
elle l'objet d'un contrôle ?
11.02 Minister Marc Verwilghen (Nederlands):
Gedetineerden leven niet onder een glazen stolp. Zij
communiceren onder meer via briefwisseling,
telefoon en bezoek met de buitenwereld. Wat de
telefoon betreft, kunnen zij slechts gebruikmaken
van de in de gevangenis voorziene
telefoontoestellen.
Communicatie met de buitenwereld is nodig voor
hun reïntegratie. Misbruiken zijn onvermijdelijk.
Het gebruik van informatica op cel en in
gemeenschappelijk lokaal is geregeld bij circulaire
van 27 februari 1998, maar externe verbindingen of
communicatie met andere computers zijn niet
toegestaan. Apparaten en software worden via de
directie aangekocht op kosten van de gedetineerde
zelf, ofwel gehuurd. Een Cd-rom drive is
toegestaan, een Cd-rom writer daarentegen
verboden.
Het bezit van een GSM is eveneens verboden. Uit
incidenten zoals het vernoemde moeten zeker
lessen getrokken worden om misbruiken te
voorkomen.
11.02 Marc Verwilghen , ministre (en
néerlandais): Les détenus ne vivent pas sous une
cloche de verre. Ils communiquent avec le monde
extérieur, notamment par échange de courrier, par
téléphone et lors de visites. En ce qui concerne le
téléphone, ils ne peuvent faire usage que des
appareils téléphoniques installés dans la prison.
La communication avec le monde extérieur est
nécessaire à leur réintégration. Des abus sont
inévitables.
L'utilisation de l'informatique dans les cellules et
dans un local commun est régie par la circulaire du
27 février 1998 mais des connexions externes ou la
communication avec d'autres ordinateurs ne sont
pas autorisées. Le matériel et les logiciels sont
achetés ou loués par la direction aux frais du
détenu. Le lecteur de cédéroms est autorisé mais
pas le graveur de cédéroms.
La détention d'un GSM est, elle aussi, interdite.
Il faut très certainement tirer des enseignements
d'incidents comme celui-ci pour éviter les abus.
11.03 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Het
antwoord van de minister is geruststellend, maar
waakzaamheid blijft geboden.
Toch is het verwonderlijk dat een gevangene in een
zogenaamde luxe cel kan beschikken over allerlei
elektronische toestellen.
De voorzitter: Ik heb nog niet te veel luxecellen
gezien.
11.03 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): La
réponse du ministre est rassurante mais la vigilance
reste de mise.
Il est pour le moins étonnant qu'un détenu puisse
disposer de divers appareils électroniques dans une
cellule luxueuse.
Le président: Je n'ai pas encore vu beaucoup de
cellules de luxe.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
12 Mondelinge vraag van de heer Tony Van Parys
aan de minister van Justitie over "het
immobilisme in het onderzoek tegen een
maffiaspeurder" (nr. 4071)
12 Question orale de M. Tony Van Parys au
ministre de la Justice sur "l'immobilisme observé
dans l'enquête sur un enquêteur spécialisé dans
les questions relatives à la maffia" (n° 4071)
12.01 Tony Van Parys (CVP): De pers bericht dat
het onderzoek tegen een speurder naar de
Russische maffia geen vooruitgang boekt. De
speurder zou al een jaar thuiszitten, zijn loon
uitbetaald krijgen en sinds april 2000 niet meer zijn
verhoord. Klopt dit krantenbericht?
12.01 Tony Van Parys (CVP): J'ai appris par la
presse que l'enquête sur enquêteur chargé d'un
dossier de la maffia russe est dans une impasse. Il
semble que cet enquêteur ne travaillerait plus
depuis une année tout en touchant sa rémunération
et n'aurait plus été interrogé depuis avril 2000.
06/03/2001
CRABV 50
COM 407
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
Heeft het Duitse Bundes Kriminal Amt (BKA)
belangstelling voor dit dossier? Heeft het kritiek op
de Belgische aanpak? Hoe verloopt het onderzoek
door de federale politie? Krijgen de speurders,
belast met de strijd tegen de Russische maffia,
voldoende ruimte en ondersteuning?
Is het merendeel van de specialisten inzake
Russische maffia van de ex-BOB al uit Brussel
vertrokken of staan ze op punt dit te doen?
Cette information est-elle exacte ? Le BKA
(Bundeskriminalamt) s'intéresse-t-il à ce dossier ?
Critique-t-il l'approche belge ? Comment se déroule
l'enquête de la police fédérale ? Les enquêteurs
chargés de la lutte contre la maffia russe ont-ils
toute latitude d'agir et bénéficient-ils du soutien
requis? La plupart des spécialistes de la maffia
russe de l'ancienne BSR ont-ils déjà quitté Bruxelles
ou sont-ils sur le point de le faire ?
12.02 Minister Marc Verwilghen (Nederlands):
Zoals u weet doe ik geen mededelingen over
lopend onderzoek. Het parket-generaal van het hof
van beroep te Brussel deelt mee dat geen
onderzoek van Duitse speurders op Belgisch
grondgebied bekend is in het onderzoek tegen een
maffiaspeurder. Zoals bij andere afdelingen die zich
bezig houden met banditisme en georganiseerde
misdaad, meen ik dat de personeelsbezetting van
de inspecteurs die het probleem van de Russische
maffia aanpakken, uitgebreid moet worden. Een
efficiënt personeelskader zou verdeeld moeten
worden over de afdelingen inlichtingen,
strafrechterlijke en financiële onderzoeken en de
operationele steuneenheden. We zouden moeten
kunnen evolueren naar een federaal parket, maar
dat is een toekomstdroom. België moet wellicht
dezelfde inspanningen leveren als die in Frankrijk
werden geleverd. Meer kan ik over de concrete
zaak niet meedelen, maar ik blijf bij het parket
aandringen op een grondige en spoedige
afhandeling.
12.02 Marc Verwilghen , ministre (en
néerlandais): Comme vous le savez, je me refuse à
faire des déclarations sur une instruction en cours.
Le parquet général de la Cour d'appel de Bruxelles
communique qu'il n'a pas connaissance d'une
enquête menée par des enquêteurs allemands sur
le territoire belge dans l'instruction à charge d'un
enquêteur chargé de dossiers concernant la maffia.
Comme dans d'autres sections ayant pour mission
de lutter contre le banditisme et le crime organisé,
j'estime que le cadre des inspecteurs en charge du
dossier de la maffia russe doit être étendu. Pour
être efficace, il faudrait une répartition du cadre du
personnel entre la section renseignements, la
section enquêtes pénales et financières, et les
unités de soutien opérationnel. Nous devrions
pouvoir évoluer vers un parquet fédéral, mais cela
relève encore de l'utopie. La Belgique devra sans
doute fournir les mêmes efforts que ceux que la
France a fournis. Je ne peux en dire plus sur cette
affaire précise, mais je continuerai d'insister auprès
du parquet pour qu'il la traite de manière
approfondie et avec célérité.
12.03 Tony Van Parys (CVP): Ik neem geen
genoegen met het antwoord dat de minister van het
parket-generaal gekregen heeft. Zal de zaak ooit
worden afgesloten? Er is aanleiding om initiatieven
te nemen, vermits de zaak al een jaar stilligt. Artikel
136bis laat aan het parket-generaal toe om
initiatieven te nemen. Het beschikt over de
instrumenten.
Mijns inziens moet de minister het parket-generaal
aanmanen tot actie. De minister zegt dat er geen
onderzoek door het Duitse parket bezig is. Ik neem
er akte van, maar ga dit grondiger kijken.
Is het juist dat de ex-BOB-ers van Brussel, belast
met de bestrijding van de Russische maffia,
vertrokken zijn?
De Russische maffia moet met alle middelen
bestreden worden, zowel door de uitvoerende als
door de wetgevende macht. Daar moeten de nodige
mensen en middelen voor worden ingezet.
12.03 Tony Van Parys (CVP): La réponse que le
ministre a reçue du parquet général ne me satisfait
pas. Cette affaire sera-t-elle clôturée un jour?
Conformément à l'article 136bis, l'immobilisme qui
la caractérise depuis un an justifierait une initiative
du parquet général qui dispose d'instruments à cet
effet.
A mon estime, le ministre doit enjoindre le parquet
de prendre une initiative. Selon le ministre, aucune
enquête du parquet allemand ne serait actuellement
en cours. Je prends acte de cette déclaration mais
ne manquerai de m'informer plus avant à ce
propos.
Est-il exact que les anciens membres de la BSR de
Bruxelles, chargés de la lutte contre la maffia russe,
sont partis?
La maffia russe doit être combattue par tous les
moyens, par les pouvoirs tant exécutif que législatif.
Les moyens humains et matériels nécessaires à cet
effet doivent être prévus.
CRABV 50
COM 407
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
12.04 Minister Marc Verwilghen (Nederlands) : Ik
ben evenmin gelukkig met het antwoord van het
parket-generaal van Brussel. De twee BOB-ers zijn
naar een andere cel verplaatst, wat het onderzoek
zal bemoeilijken. Ik zal aandringen op een grotere
continuïteit.
12.04 Marc Verwilghen , ministre (en néerlandais)
: La réponse fournie par le parquet général de
Bruxelles ne me satisfait pas davantage que vous.
Les deux membres de la BSR ont été mutés vers
une autre cellule, ce qui ne facilitera guère
l'enquête. J'insisterai pour qu'une plus grande
continuité soit assurée.
12.05 Tony Van Parys (CVP): Dat is absoluut
noodzakelijk. Er is een negatieve evolutie bij de
federale politie, waarbij specialisten worden
verplaatst. Het mag niet zijn dat de twee BOB-ers
die op de hoogte waren van de zaak, worden
overgeplaatst.
12.05 Tony Van Parys (CVP): Voilà qui est
absolument indispensable. La tendance à muter
des spécialistes correspond à une évolution
négative à la police fédérale. Il est inadmissible que
les deux membres de la BSR qui connaissaient le
mieux ce dossier aient été mutés.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 16.44 uur.
La réunion publique de commission est levée à
16.44 heures
Document Outline