KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50 COM 405
CRIV 50 COM 405
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET HET BEKNOPT VERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC LE COMPTE RENDU ANALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
V
OLKSGEZONDHEID
,
HET
L
EEFMILIEU EN DE MAATSCHAPPELIJKE
H
ERNIEUWING
C
OMMISSION DE LA
S
ANTÉ PUBLIQUE
,
DE
L
'E
NVIRONNEMENT ET DU
R
ENOUVEAU DE LA
S
OCIÉTÉ
dinsdag mardi
06-03-2001 06-03-2001
14:00 uur
14:00 heures
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP Christelijke
Volkspartij
FN Front
National
PRL FDF MCC
Parti Réformateur libéral Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS Parti
socialiste
PSC Parti
social-chrétien
SP Socialistische
Partij
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode + nummer
en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du
n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag (op wit papier, bevat de bijlagen en het
beknopt verslag, met kruisverwijzingen tussen Integraal en
Beknopt Verslag)
CRIV
Compte Rendu Intégral (sur papier blanc, avec annexes et
CRA, avec renvois entre le CRI et le CRA)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV Compte
Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
CRIV 50
COM 405
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Samengevoegde mondelinge vragen van
1
Questions orales jointes de
1
- de heer Jean-Marc Delizée aan de vice-eerste
minister en minister van Begroting,
Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie
over "de opvang van niet-begeleide minderjarige
asielzoekers" (nr. 3295)
- M. Jean-Marc Delizée au vice-premier ministre
et ministre du Budget, de l'Intégration sociale et
de l'Economie sociale sur "l'accueil des candidats
réfugiés mineurs non accompagnés" (n° 3295)
- de heer Koen Bultinck aan de vice-eerste
minister en minister van Begroting,
Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie
over "het project voor de opvang van
alleenstaande minderjarige asielzoekers in de wijk
'Witte Huizen' te Ieper" (nr. 3353)
- M. Koen Bultinck au vice-premier ministre et
ministre du Budget, de l'Intégration sociale et de
l'Economie sociale sur "le projet d'accueil pour
demandeurs d'asile mineurs non accompagnés
dans le quartier 'Witte Huizen' à Ypres" (n° 3353)
- de heer Luc Paque aan de vice-eerste minister
en minister van Begroting, Maatschappelijke
Integratie en Sociale Economie over "de opvang
van minderjarigen die een asielaanvraag hebben
ingediend" (nr. 4087)
- M. Luc Paque au vice-premier ministre et
ministre du Budget, de l'Intégration sociale et de
l'Economie sociale sur "l'accueil des mineurs
d'âge ayant introduit une demande d'asile"
(n° 4087)
Sprekers:
Jean-Marc Delizée, Koen
Bultinck, Luc Paque, Johan Vande Lanotte,
vice-eerste minister en minister van Begroting,
Maatschappelijke Integratie en Sociale
Economie
Orateurs: Jean-Marc Delizée, Koen Bultinck,
Luc Paque, Johan Vande Lanotte, vice-
premier ministre et ministre du Budget, de
l'Intégration sociale et de l' Économie sociale
Mondelinge vraag van mevrouw Michèle Gilkinet
aan de vice-eerste minister en minister van
Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale
Economie over "de operatie mazoutcheque"
(nr. 3391)
6
Question orale de Mme Michèle Gilkinet au vice-
premier ministre et ministre du Budget, de
l'Intégration sociale et de l'Economie sociale sur
"l'opération chèque mazout" (n° 3391)
6
Sprekers: Michèle Gilkinet, Johan Vande
Lanotte, vice-eerste minister en minister van
Begroting, Maatschappelijke Integratie en
Sociale Economie
Orateurs: Michèle Gilkinet, Johan Vande
Lanotte, vice-premier ministre et ministre du
Budget, de l'Intégration sociale et de l'
Économie sociale
Mondelinge vraag van de heer Yvan Mayeur aan
de minister van Consumentenzaken, Volks-
gezondheid en Leefmilieu over "de onbetaalde
fakturen in de ziekenhuissector" (nr. 3388)
7
Question orale de M. Yvan Mayeur à la ministre
de la Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur "les factures
impayées dans le secteur hospitalier" (n° 3388)
7
Sprekers: Yvan Mayeur, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken, Volks-
gezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Yvan Mayeur, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
Mondelinge vraag van mevrouw Josée Lejeune
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "het
raadgevend comité binnen het Federaal
Agentschap voor de veiligheid van de
Voedselketen" (nr. 3415)
9
Question orale de Mme Josée Lejeune à la
ministre de la Protection de la consommation, de
la Santé publique et de l'Environnement sur "le
comité consultatif au sein de l'Agence fédérale
pour la sécurité de la chaîne alimentaire"
(n° 3415)
9
Sprekers: Josée Lejeune, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken, Volks-
gezondheid en Leefmilieu, Robert Denis
Orateurs: Josée Lejeune, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement,
Robert Denis
Mondelinge vraag van de heer Hubert Brouns aan
de minister van Consumentenzaken, Volks-
gezondheid en Leefmilieu over "de monitoring van
vis op pcb's" (nr. 3438)
10
Question orale de M. Hubert Brouns à la ministre
de la Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur "le monitoring
permettant de détecter et de mesurer la présence
de PCB dans le poisson" (n° 3438)
10
Sprekers: Hubert Brouns, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken, Volks-
Orateurs: Hubert Brouns, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
06/03/2001
CRIV 50
COM 405
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
gezondheid en Leefmilieu
de la Santé publique et de l'Environnement
Mondelinge vraag van mevrouw Annemie Van de
Casteele aan de minister van Consumenten-
zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
kostprijs van BSE-tests" (nr. 3441)
12
Question orale de Mme Annemie Van de Casteele
à la ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement sur "le
coût des tests ESB" (n° 3441)
12
Sprekers: Annemie Van de Casteele, Magda
Aelvoet, minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Annemie Van de Casteele, Magda
Aelvoet, ministre de la Protection de la
consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement
Mondelinge vraag van de heer Jef Valkeniers aan
de minister van Consumentenzaken, Volks-
gezondheid en Leefmilieu over "de zogenaamde
post-traumatische stress-stoornissen" (nr. 3447)
14
Question orale de M. Jef Valkeniers à la ministre
de la Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur "les prétendus
troubles post-traumatiques dus au stress"
(n° 3447)
14
Sprekers: Jef Valkeniers, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken, Volks-
gezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Jef Valkeniers, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
Mondelinge vraag van de heer Hubert Brouns aan
de minister van Consumentenzaken, Volks-
gezondheid en Leefmilieu over "BSE bij schapen"
(nr. 3454)
15
Question orale de M. Hubert Brouns à la ministre
de la Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur "l'ESB des
moutons" (n° 3454)
15
Sprekers: Hubert Brouns, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken, Volks-
gezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Hubert Brouns, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Consumentenzaken, Volks-
gezondheid en Leefmilieu over "het koninklijk
besluit van 7 november 2000 tot wijziging van het
basisbesluit van 31 mei 1989 houdende nadere
omschrijving van de fusie van de ziekenhuizen en
van de bijzondere normen waaraan deze moeten
voldoen" (nr. 3452)
16
Question orale de M. Jo Vandeurzen à la ministre
de la Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur "l'arrêté royal
du 7 novembre 2000 modifiant l'arrêté royal du
31 mai 1989 précisant la description d'une fusion
d'hôpitaux et des normes particulières qu'elle doit
respecter" (n° 3452)
16
Sprekers: Jo Vandeurzen, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken, Volks-
gezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Jo Vandeurzen, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Consumentenzaken, Volks-
gezondheid en Leefmilieu over "de
programmatienormen voor de creatie van
bijkomende A-bedden in algemene ziekenhuizen
(door reconversie)" (nr. 3514)
17
Question orale de M. Jo Vandeurzen à la ministre
de la Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur "les normes
de programmation pour la création de lits A
supplémentaires dans les hôpitaux généraux (par
reconversion)" (n° 3514)
17
Sprekers: Jo Vandeurzen, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken, Volks-
gezondheid en Leefmilieu, Jef Valkeniers
Orateurs: Jo Vandeurzen, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement,
Jef Valkeniers
Mondelinge vraag van de heer Jef Valkeniers aan
de minister van Consumentenzaken, Volks-
gezondheid en Leefmilieu over "de geplande
nationale borstkankerscreening" (nr. 3515)
20
Question orale de M. Jef Valkeniers à la ministre
de la Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur "le screening
prévu au niveau national relatif au cancer du sein"
(n° 3515)
20
Sprekers: Jef Valkeniers, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken, Volks-
gezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Jef Valkeniers, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
Mondelinge vraag van mevrouw Michèle Gilkinet
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "reclame
22
Question orale de Mme Michèle Gilkinet à la
ministre de la Protection de la consommation, de
la Santé publique et de l'Environnement sur "la
22
CRIV 50
COM 405
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
iii
inzake geneesmiddelen" (nr. 4007)
publicité en matière de médicament" (n° 4007)
Sprekers: Michèle Gilkinet, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken, Volks-
gezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Michèle Gilkinet, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
Mondelinge vraag van de heer Jef Valkeniers aan
de minister van Consumentenzaken, Volks-
gezondheid en Leefmilieu over "de taalproblemen
bij de dringende geneeskundige hulpverlening"
(nr. 4014)
23
Question orale de M. Jef Valkeniers à la ministre
de la Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur "les problèmes
linguistiques qui se posent dans le cadre de l'aide
médicale urgente" (n° 4014)
23
Sprekers: Jef Valkeniers, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken, Volks-
gezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Jef Valkeniers, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
Mondelinge vraag van de heer Koen Bultinck aan
de minister van Consumentenzaken, Volks-
gezondheid en Leefmilieu over "de informatie-
folder die aan de moslimgemeenschap duidelijk
maakt dat er op het offerfeest van 5 en
6 maart 2001 geen schapen mogen geslacht
worden omwille van de maatregelen tegen mond-
en klauwzeer" (nr. 4031)
24
Question orale de M. Koen Bultinck à la ministre
de la Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur "la brochure
expliquant à la communauté islamique les raisons
de l'interdiction de l'abattage d'ovins à l'occasion
de la fête du sacrifice des 5 et 6 mars 2001"
(n° 4031)
24
Sprekers: Koen Bultinck, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken, Volks-
gezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Koen Bultinck, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
Mondelinge vraag van de heer Koen Bultinck aan
de minister van Consumentenzaken, Volks-
gezondheid en Leefmilieu over "de slordigheid in
de communicatie betreffende het algemeen
slachtverbod naar aanleiding van de mond- en
klauwzeercrisis" (nr. 4054)
25
Question orale de M. Koen Bultinck à la ministre
de la Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur "la négligence
dans la communication relative à l'interdiction
générale d'abattage à la suite de la crise de la
fièvre aphteuse" (n° 4054)
25
Sprekers: Koen Bultinck, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken, Volks-
gezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Koen Bultinck, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
Mondelinge vraag van de heer Koen Bultinck aan
de minister van Consumentenzaken, Volks-
gezondheid en Leefmilieu over "de oprichting van
een federaal kadaster van gezondheidsberoepen"
(nr. 4060)
26
Question orale de M. Koen Bultinck à la ministre
de la Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur "la création
d'un cadastre fédéral des professions de la santé"
(n° 4060)
26
Sprekers: Koen Bultinck, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken, Volks-
gezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Koen Bultinck, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
Mondelinge vraag van de heer Luc Paque aan de
minister van Consumentenzaken, Volks-
gezondheid en Leefmilieu over "de oprichting van
een Fonds voor de strijd tegen tabaksverbruik"
(nr. 4086)
27
Question orale de M. Luc Paque à la ministre de
la Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur "la création
d'un Fonds pour la lutte contre le tabagisme"
(n° 4086)
27
Sprekers: Luc Paque, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken, Volks-
gezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Luc Paque, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
CRIV 50
COM 405
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE
VOLKSGEZONDHEID, HET
LEEFMILIEU EN DE
MAATSCHAPPELIJKE
HERNIEUWING
COMMISSION DE LA SANTE
PUBLIQUE, DE
L'ENVIRONNEMENT ET DU
RENOUVEAU DE LA SOCIETE
van
DINSDAG
6
MAART
2001
14:00 uur
______
du
MARDI
6
MARS
2001
14:00 heures
______
La séance est ouverte à 14.08 heures par Mme
Yolande Avontroodt, présidente.
De vergadering wordt geopend om 14.08 uur door
mevrouw Yolande Avontroodt, voorzitter.
01 Questions orales jointes de
- M. Jean-Marc Delizée au vice-premier ministre
et ministre du Budget, de l'Intégration sociale et
de l'Economie sociale sur "l'accueil des
candidats réfugiés mineurs non accompagnés"
(n° 3295)
- M. Koen Bultinck au vice-premier ministre et
ministre du Budget, de l'Intégration sociale et
de l'Economie sociale sur "le projet d'accueil
pour demandeurs d'asile mineurs non
accompagnés dans le quartier 'Witte Huizen' à
Ypres" (n° 3353)
- M. Luc Paque au vice-premier ministre et
ministre du Budget, de l'Intégration sociale et
de l'Economie sociale sur "l'accueil des
mineurs d'âge ayant introduit une demande
d'asile" (n° 4087)
01 Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Jean-Marc Delizée aan de vice-eerste
minister en minister van Begroting,
Maatschappelijke Integratie en Sociale
Economie over "de opvang van niet-begeleide
minderjarige asielzoekers" (nr. 3295)
- de heer Koen Bultinck aan de vice-eerste
minister en minister van Begroting,
Maatschappelijke Integratie en Sociale
Economie over "het project voor de opvang van
alleenstaande minderjarige asielzoekers in de
wijk 'Witte Huizen' te Ieper" (nr. 3353)
- de heer Luc Paque aan de vice-eerste minister
en minister van Begroting, Maatschappelijke
Integratie en Sociale Economie over "de opvang
van minderjarigen die een asielaanvraag
hebben ingediend" (nr. 4087)
01.01 Jean-Marc Delizée (PS): Madame la
présidente, monsieur le ministre, chers collègues,
la problématique des réfugiés politiques mineurs
d'âge non accompagnés est certainement bien
connue de M. le ministre. Il est triste de constater
que des jeunes de cet âge se retrouvent dans les
centres de demandeurs d'asile, sans plus aucun
contact avec leur famille. Il s'agit de jeunes âgés
en général de 14 à 18 ans et, d'après mes
informations, essentiellement de garçons.
Je ne sais pas si leur nombre est en évolution
étant donné que ces jeunes ne peuvent être
renvoyés et restent chez nous, et si le ministre
peut nous donner une estimation du nombre de
jeunes dans cette situation.
La question qui se pose à nous est de savoir
comment ils doivent être accueillis dans les
centres pour réfugiés politiques.
Monsieur le ministre, je crois savoir que vous avez
eu en son temps des contacts ou une concertation
avec les Communautés. Lors de la discussion du
budget 2001, fin novembre, vous avez déclaré que
les Communautés marquaient peu d'intérêt pour
accueillir, en surplus, ces demandeurs d'asile
mineurs d'âge. Vous avez, à l'époque, indiqué que
vous souhaitiez organiser leur accueil au niveau
fédéral, en collaboration avec les CPAS, au
travers d'initiatives locales et éventuellement avec
des associations, mais je me demande si ces
associations ont la structure nécessaire pour
06/03/2001
CRIV 50
COM 405
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
remplir cette mission. Vous nous avez alors parlé
d'une initiative en cours à Alost et d'une autre à
Assesse.
Aujourd'hui, quelques mois plus tard, nous
aimerions connaître l'état d'avancement de ces
expériences. N'y a-t-il pas un accueil plus
spécifique organisé au Petit Château à Bruxelles?
De quels moyens budgétaires disposez-vous pour
l'accueil de ces mineurs d'âge?
En ce qui concerne la collaboration avec le CPAS,
de quelle dotation s'agit-il pour permettre au
CPAS d'assurer plus spécifiquement cet accueil et
pour combien de jeunes?
Existe-t-il néanmoins une collaboration avec les
Communautés? Ces dernières accordent-elles
des subventions supplémentaires à ces CPAS?
Quelles sont les normes d'encadrement par
projet?
Autour des centres d'accueil des réfugiés
politiques, des associations se préoccupent en
général de l'accueil des réfugiés et en particulier
des jeunes, mais ces associations sont
évidemment limitées en temps et l'on ne peut
fonder cet accueil spécifique sur le bénévolat. Ces
jeunes sont en rupture familiale et se retrouvent
dans de grands centres, ce qui n'est certainement
pas un encadrement idéal. Il n'y a pas de
programme d'éducation ou d'animation adapté.
Sur le plan psychologique, la situation est donc
assez difficile pour ces jeunes.
Monsieur le ministre, d'une manière plus générale,
au-delà des deux ou trois initiatives en cours,
j'aimerais aussi savoir comment vous envisagez
de résoudre le problème globalement pour
l'ensemble du pays.
Comment se fait la répartition aujourd'hui? Elle me
semble assez irrégulière. Pour ces candidats
réfugiés mineurs d'âge non accompagnés, y a-t-il
un saupoudrage dans un ensemble de centres,
fédéraux ou de la Croix Rouge? Ou, au contraire,
envisagez-vous de concentrer des moyens
d'encadrement spécifique sur cinq ou six centres
pour l'ensemble du pays pour que ces mineurs
soient mieux encadrés qu'actuellement?
Enfin, dans quel délai pensez-vous pouvoir mettre
en oeuvre cet encadrement spécialisé pour les
mineurs d'âge candidats réfugiés politiques?
Au-delà des initiatives avec les CPAS, ne pouvez-
vous pas, dans les centres qui comptent un
nombre assez significatif de jeunes, prévoir un
encadrement par le biais du fédéral avec un
personnel spécialisé de type éducateur ou
assistant social?
Pensez-vous pouvoir organiser les choses de
cette manière avec les centres actuels?
01.02 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Mevrouw
de voorzitter, ik wens erop te wijzen dat deze
vraag reeds een tijd geleden werd ingediend en nu
pas op de agenda wordt geplaatst waardoor ze,
voor de mensen op het terrein althans, haar
actualiteitswaarde dreigt te verliezen. Ik stel vast
dat twee Franstalige collega's gelijkaardige vragen
hebben.
Mijnheer de minister, er zou dus een project voor
de opvang van minderjarige asielzoekers in de
wijk "Witte Huizen" te Ieper zijn opgestart. Ik
verwijs hiervoor naar een informatievergadering
voor de buurtbewoners die plaatshad op
25
januari, waarbij het Ieperse OCMW
aankondigde met een dergelijk project te willen
starten. Het zou gaan om de vereniging "Ons
Tehuis", die actief is in de bijzondere jeugdzorg en
die in het kader van dit project een 15 à 30
dergelijke jongeren zou willen opvangen.
Mijnheer de minister, ik zou u hieromtrent enkele
vragen willen stellen om te peilen naar de
betrokkenheid van uw eigen kabinet
Maatschappelijke Integratie bij dit zogenaamd
pilootproject. Ik verneem dat uw kabinet op
30 januari hieromtrent overleg had. Klopt dit? Past
dit project in de nieuwe regeling van de materiële
bijstand voor asielzoekers? Telt dit project ook
mee voor het aantal asielzoekers dat door het
OCMW van Ieper moet worden opgevangen? Het
Ieperse OCMW heeft voor de personeelskosten
namelijk niets vastgelegd in zijn begroting. De
vraag rijst of de personeelskosten ten laste vallen
van het kabinet of van de initiatiefnemers,
namelijk het OCMW van Ieper? Ik stel u deze
vragen teneinde de situatie correct in te schatten.
Kan u exact meedelen hoeveel minderjarige
asielzoekers zich in de jaren 1998, 1999 en 2000
aanmeldden? Dit helpt ons om toch enig zicht te
krijgen op de situatie. Ik had dan graag ook een
antwoord op mijn, misschien politiek gevoeligere,
slotvraag, namelijk of uw kabinet op zoek is naar
nog andere geschikte locaties voor de opvang van
minderjarige asielzoekers.
01.03 Luc Paque (PSC): Madame la présidente,
monsieur le ministre, depuis l'origine du
Commissariat général, en février 1988, jusque fin
décembre 1999, 11.340 dossiers ont été ouverts
au nom de demandeurs d'asile mineurs d'âge. Au
31 décembre 1999, le Commissariat général avait
reconnu 2.133 mineurs d'âge ayant introduit une
demande d'asile individuelle et la Commission
CRIV 50
COM 405
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
permanente de Recours en avait, quant à elle,
reconnu 82.
7.381 mineurs avaient vu leur procédure d'asile
définitivement et négativement clôturée, et parmi
ceux-ci, 2.466 n'avaient pas exercé les recours
spécifiques à la procédure d'asile. En 1999, 2.016
mineurs d'âge ont introduit une demande d'asile,
soit une augmentation de 10% par rapport à 1998,
et une proportion de 5,5% du total des
demandeurs d'asile.
Deux questions à ce sujet. Dans le cadre de la
nouvelle procédure d'asile annoncée par le
gouvernement, des mesures seront-elles prises à
l'égard des mineurs étrangers non-accompagnés?
Pensez-vous qu'il serait opportun de prévoir un
accueil spécifique pour ces mineurs, compte tenu
des chiffres mentionnés il y a quelques instants?
Par exemple, un service d'accueil pourrait-il
examiner les liens familiaux, établir avec soin si
l'enfant est vraiment non-accompagné ou
rechercher les parents en vue d'une réunification
familiale?
01.04 Johan Vande Lanotte, ministre: Le fait
qu'il existe des mineurs non accompagnés n'est
pas quelque chose de nouveau. Il s'agit d'une
évolution observée aussi dans d'autres pays. Ce
phénomène pose quelques difficultés.
En effet, il doit s'agir d'un accueil assez spécifique
et qui n'est pas facile à gérer. Il faut protéger les
mineurs et éviter que, dans le cadre de cette
immigration spécifique, la griffe des filières ne
s'abatte sur ces jeunes garçons et ces jeunes
filles.
C'est un sujet sensible et délicat en ce sens qu'on
a affaire à un groupe qui est vulnérable et qui peut
être la victime d'organisations sans scrupules.
Depuis quelques années, le principe en vigueur
est de trouver, pour chaque mineur (on parle en
général de sujets entre 16 et 18 ans), des
possibilités d'accueil adaptées.
Par exemple, lorsque j'étais ministre en 1997,
j'avais demandé un relevé de tous les mineurs
arrivés dans notre pays l'année précédente, à
savoir plus ou moins 600 personnes et ce afin de
constater, au cas par cas, les mesures appliquées
et ainsi de connaître leur situation.
Depuis lors, ce nombre a augmenté. A cet effet,
j'ai demandé les chiffres exacts car, quand on cite
le nombre de 2.000, je pense que ce sont
effectivement des mineurs qui demandent l'asile
mais pas nécessairement non accompagnés.
De plus, sur base des chiffres dont je disposais,
trois quarts des "non-accompagnés" étaient des
jeunes de 16 et 17 ans mais qui étaient
accompagnés d'un membre de leur famille, un
oncle, une tante ou un cousin. Selon notre
système, ces jeunes sont non-accompagnés si
leurs parents ne sont pas présents.
Aujourd'hui, on dénombre 1.443 mineurs non-
accompagnés qui sont entrés en Belgique. De ce
chiffre, 77% ont demandé l'asile. Les jeunes âgés
de 16 à 18 ans sont au nombre de 800. Pour
ceux-ci, l'accueil est relativement facile. Ce sont
de jeunes adultes qui, dans leur pays d'origine,
sont parfois déjà considérés comme adultes. Cela
veut dire qu'il reste plus ou moins 600 personnes
qui entrent comme mineurs et qui ont moins de 16
ans.
Pour chaque individu, on cherche une solution
adaptée. Cette méthode a été et sera toujours
appliquée.
En fin de compte, seuls trois enfants ne pouvaient
recevoir de solution appropriée. Ces enfants
étaient dans des institutions depuis deux ans car
ils sont très difficiles à placer. Deux d'entre eux se
trouvaient à Ypres. Leur père, condamné à
Londres pour traite d'êtres humains, une fois
libéré, voulait que ses enfants le rejoignent en
Grande-Bretagne mais ce pays ne l'a pas autorisé
alors que nous avions fait des démarches afin
qu'ils obtiennent un visa leur permettant d'aller
voir leur père en Angleterre.
A présent, le père a demandé de procéder à un
test génétique pour apporter la preuve qu'il est
bien le père. Nous étions donc face à un cas où
deux garçons âgés de 8 et 9 ans étaient placés
dans une institution.
Le troisième enfant était placé dans une institution
à Anvers du fait qu'il avait été rejeté à deux
reprises par sa mère qui était retournée au
Nigeria. Cet enfant souffrait d'énormes problèmes
psychologiques. Il ne pouvait plus s'adapter à une
vie familiale et son cas exigeait un encadrement
important au sein de l'institution.
Sur un total de 600 cas, voilà donc les trois cas
qui demeuraient sans solution étant donné la
gravité de l'état psychologique ou les difficultés
rencontrées avec la Grande-Bretagne.
Actuellement, les cas problématiques sont en
nombre plus élevé. Notre politique est de veiller à
06/03/2001
CRIV 50
COM 405
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
trouver l'accueil le plus approprié. Notre première
mission est de rechercher la famille pour favoriser
la réunification familiale. Les jeunes non
accompagnés doivent devenir le plus rapidement
des jeunes accompagnés. Dans près de la moitié
des cas, cette opération est facile à réaliser. On
retrouve la famille proche qui accepte les jeunes.
Pour les autres, on entame des recherches dans
les institutions.
In onze zoektocht naar oplossingen voeren wij al
jarenlang discussies met onder andere de
Gemeenschappen. Deze discussies zijn niet echt
aangenaam en zijn ook getekend door
bezorgdheid om de mensen waar het over gaat.
Als het over geld gaat wordt het gesprek altijd
moeizamer. Dat is de realiteit. Het betekent ook
dat de verschillende gesprekspartners ook steeds
meer hetzelfde vertellen. Iedereen lijkt immers te
weten dat er veel gepraat wordt, maar weinig
wordt ondernomen.
Wij hebben twee opties. Ten eerste willen wij in de
centra afzonderlijke entiteiten inrichten om
kinderen op te vangen. Dit project werd in
samenwerking met de Koning Boudewijnstichting
met succes uitgewerkt in het Klein Kasteeltje en
werd positief geëvalueerd. Er is een budget
afgesproken om hetzelfde uit te werken in vier
andere grote centra, waarvan twee in Vlaanderen
en twee in Wallonië. In deze vier centra wordt
telkens voor veertig kinderen en jongeren een
aparte entiteit ingericht, waarmee we een
capaciteit voor 160 jongeren bekomen. Deze
belangrijke verruiming moet precies tegemoet
komen aan wat de heer Delizée aanhaalde.
En effet, M. Delizée a dit qu'ils résidaient dans les
centres ouverts sans accueil spécifique sur la
base de projets pilote mis sur pied pour le Petit
Château.
Dorénavant, il y aura donc quatre entités
spécifiques dans les différents centres qui auront
chacune une capacité de 40 personnes et qui
bénéficieront d'un encadrement adéquat.
01.05 Jean-Marc Delizée (PS): Dans les centres
d'Alost et d'Assesse?
01.06 Johan Vande Lanotte, ministre: Non,
dans les centres ouverts.
Les centres ouverts auront donc une capacité de
200 personnes.
Parallèlement, Assesse est une initiative locale
que nous soutenons. Nous leur accordons une
aide matérielle et la Communauté française
participe également au financement de ce centre.
En outre, nous essayons de faire intervenir le plan
social Maribel afin que la commune n'ait plus à
intervenir pour ce centre; il s'agit d'environ 20
personnes.
En ce qui concerne le centre d'Alost, c'est
différent. On tente de mettre sur pied une
collaboration entre Ypres et Wervik. Les CPAS
travaillent en collaboration avec Ons Tehuis.
Ons Tehuis is een instelling voor bijzondere
jeugdzorg, die problemen heeft op het vlak van
omkadering en die van de gelegenheid gebruik
maakt om een initiatief te nemen. Dat gebeurt in
nauw overleg met ons, en wordt ook
gesubsidieerd als materiële opvang. Zij krijgen
1.440 frank per kind per dag plus de
samenwerking met de Vlaamse Gemeenschap die
nog niet helemaal op punt staat en de toepassing
van de sociale Maribel. Dat laatste moet ertoe
leiden dat dit initiatief in principe niets aan de
gemeente kost.
Het aantal kinderen dat wordt opgevangen, wordt
van het quotum afgetrokken.
Er wordt gewerkt met de voornoemde OCMW's,
omdat zij belangstelling betoond hebben. Ons
Tehuis heeft ervaring met de opvang van zulke
kinderen. Overigens, de twee kinderen waar ik
eerder over sprak, zijn daar ook altijd
opgevangen. Men denkt dus dat hiermee een
goede oplossing wordt geboden. Dat veronderstelt
natuurlijk een goede omkadering. De twee centra,
Ieper en Wervik, zullen instaan voor de materiële
opvang en Ons Tehuis zal de hele begeleiding
verzorgen.
Samenvattend, wat we willen is, enerzijds in 5
grote centra 200 plaatsen vrijmaken en anderzijds,
de centra Ieper en Wervik meer lokaal laten
werken. Dat is alles wat we dit jaar willen
realiseren en dat is al een heel programma. Tegen
het einde van het jaar zullen we een evaluatie
maken van de stand van zaken. Het is alvast niet
onze bedoeling om nog veel nieuwe initiatieven op
te starten. De terbeschikkingstelling van 200
plaatsen zal al heel wat tijd kosten en heel wat
ervaring vereisen.
Ik denk dat we hiermee een goede aanzet geven
tot de opvang van niet-begeleide minderjarigen. Ik
kan u verzekeren dat wij de opvang zo individueel
mogelijk proberen te organiseren. Onze eerste
zorg daarbij is dat de kinderen met hun familie
worden herenigd.
CRIV 50
COM 405
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
01.07 Jean-Marc Delizée (PS): Madame la
présidente, je remercie M. le ministre de ses
réponses.
Sur le plan des statistiques, une photographie plus
précise nous permettrait d'avoir une idée de
l'évolution et de la répartition exacte en la matière.
J'ai pris note des chiffres communiqués par le
ministre.
S'agissant des mineurs réellement non
accompagnés, une des premières démarches à
effectuer est en effet de retrouver des liens
familiaux. On peut être confronté à diverses
situations. Le ministre en a évoqué une. Dans
certains autres cas, les parents sont décédés ou
en totale rupture. L'important est d'arriver à ce que
les jeunes candidats réfugiés, les mineurs non
accompagnés puissent être encadrés, tant dans
les centres fédéraux que dans les centres de la
Croix-Rouge.
Il semble, d'après les chiffres mentionnés par le
ministre que, outre l'expérience relative au Petit
Château pour laquelle un encadrement spécifique
est prévu, il y aura quatre autres centres. Ceux-ci
sont-ils déjà déterminés?
01.08 Johan Vande Lanotte, ministre: Les
moyens que nous avons obtenus nous
permettront d'agir à partir d'avril. Ma demande
portait sur huit centres et j'ai obtenu satisfaction
pour quatre.
01.09 Jean-Marc Delizée (PS): C'est souvent
comme cela que ça se passe. Il fallait en
demander seize!
On peut donc considérer que, dans le courant de
l'année, l'on atteindrait une capacité de plus ou
moins 200 places, ce qui correspond
approximativement au nombre de jeunes placés
dans les centres fédéraux.
01.10 Johan Vande Lanotte, ministre: Ce
nombre de places doit normalement suffire.
01.11 Jean-Marc Delizée (PS): On parle bien
des centres fédéraux. Il faut peut être encore
prendre en considération les centres "Croix-
Rouge". Je présume que cet encadrement sera
donné dans les centres dont la capacité dépasse
un certain quota, par exemple une trentaine de
jeunes.
La question est de savoir si on peut assumer
l'accueil spécifique de tous les mineurs dans
l'ensemble des centres en fonction des besoins.
Si j'ai bien compris, cet objectif ne sera pas atteint
cette année-ci. D'après les chiffres que vous nous
avez communiqués, nous n'y arriverions pas avec
les 200 places! Cependant, c'est déjà un pas.
Dans les centres où il y a, en fonction de
l'hébergement disponible, un nombre significatif
de places, je prends l'exemple de Florennes où il y
a une trentaine de places, si quelques éducateurs
pouvaient dispenser un encadrement
complémentaire, ils pourraient alors mieux
répondre à la demande. Sans perdre de vue qu'un
grand centre ne peut offrir de situations idéales à
cause des difficultés que de tels centres peuvent
engendrer comme la promiscuité, etc.
01.12 Johan Vande Lanotte, ministre: Ces 200
places doivent suffire étant donné que les chiffres
comprennent des jeunes de 17-18 ans dont on
retrouver la famille et qui alors la rejoignent. Pour
eux, l'accueil est tout à fait différent.
01.13 Jean-Marc Delizée (PS): Vous pensez
répondre au problème avec 200 places!
01.14 Johan Vande Lanotte, ministre: Je vous ai
parlé des trois sur six cents personnes pour
lesquelles en fin de compte, il y avait encore des
difficultés. Cela donne une idée du nombre de
personnes qui arrivent dans ces centres et qui,
deux jours plus tard, sont hébergées par un
proche. Leur nombre est assez élevé.
01.15 Jean-Marc Delizée (PS): Selon mon
information, fin février, 150 mineurs étaient placés
dans des centres.
01.16 Johan Vande Lanotte, ministre: Ces gens
entrent et sortent immédiatement.
01.17 Jean-Marc Delizée (PS): Certains restent.
01.18 Johan Vande Lanotte, ministre: Ces 200
places devraient suffire. Si ce n'est pas le cas, le
nombre de places sera renforcé. Il n'est pas
réalisable d'ouvrir chaque mois une entité
spécifique.
01.19 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Mijnheer
de minister, u weet uiteraard dat wij politiek van
mening zullen blijven verschillen wat de opvang
van asielzoekers betreft. Dit zal u niet
verwonderen. Ik kan u in deze zaak echter alleen
maar bedanken. Ik heb u een aantal informatieve
vragen gesteld. U hebt ze zeer correct
beantwoord.
06/03/2001
CRIV 50
COM 405
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
01.20 Luc Paque (PSC): Monsieur le ministre, je
vous remercie pour les réponses que vous avez
apportées. Si j'ai bien compris, en matière
d'accueil spécifique pour ces mineurs non-
accompagnés, il y a des places réservées dans
les centres d'accueil. Néanmoins, je ne crois pas
avoir entendu de votre part qu'un service
spécifique s'occuperait de ces jeunes. Dans le cas
précis des mineurs, et je parle des plus jeunes
puisque comme vous l'avez dit, les 16-18 ans
c'est une catégorie différente de celle des enfants,
c'est l'intérêt de l'enfant qui doit prévaloir, que ce
soit en matière de demande d'asile ou de
retrouver sa famille, mais aussi dans toute la
procédure qu'il doit suivre. Je pense notamment à
une personne qui pourrait l'aider dans la
recherche de sa famille ou de l'obtention du statut
de demandeur d'asile. J'attire votre attention sur le
fait que, dans le cas présent, l'on est face à des
personnes fragiles, qu'il faut aider, dont il faut tenir
compte dans le cadre de cette politique.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
02 Question orale de Mme Michèle Gilkinet au
vice-premier ministre et ministre du Budget, de
l'Intégration sociale et de l'Economie sociale
sur "l'opération chèque mazout" (n° 3391)
02 Mondelinge vraag van mevrouw Michèle
Gilkinet aan de vice-eerste minister en minister
van Begroting, Maatschappelijke Integratie en
Sociale Economie over "de operatie
mazoutcheque" (nr. 3391)
02.01 Michèle Gilkinet (ECOLO-AGALEV):
Madame la présidente, monsieur le ministre,
chers collègues, vous avez déclaré sur les
antennes de la RTBF que les demandes
introduites auprès des CPAS concernant les
chèques mazout ont été beaucoup moins
nombreuses que ce que vous aviez pensé au
départ. J'aimerais revenir sur le bilan que vous
faites de cette opération car il me semble, étant
donné que je connais énormément de personnes
dans le cas, que la diffusion de l'information n'a
peut-être pas été faite de manière à retomber sur
le public le plus fragilisé et le public qui en avait
réellement besoin.
Je voudrais revenir sur la manière dont la diffusion
de cette information a été faite. Je voudrais savoir
si vous estimez qu'elle a été suffisamment large
pour atteindre les couches les plus pauvres de la
population. Je voudrais savoir si, à l'avenir, pour
ce type d'opération, il ne serait pas intéressant de
mettre en place un système d'information tout à
fait spécifique qui implique éventuellement
d'autres acteurs locaux. Je voudrais savoir aussi,
puisque vous dites vous-même que le budget n'a
pas été dépensé, pourquoi, à ce moment-là, vous
n'avez pas décidé de prolonger, quelque part,
cette opération.
02.02 Johan Vande Lanotte, ministre: Madame
la présidente, chers collègues, le premier élément
qui est très important dans cette campagne, c'est
le fait que le prix du mazout a fortement diminué
quelques semaines après que l'on ait commencé.
Quand on a fait les prévisions, on n'en a pas tenu
compte, donc il est normal que l'on ait cette
situation. Quand on voit le chiffre moyen du prix
du mazout ces 20 dernières années, c'était
environ 14 francs. On peut donc dire que le prix
"normal" est de 14 francs, même si à certains
moments, il a été de 8 ou 9 francs, ce qui était
assez bas, il y a deux ans. Les deux derniers mois
de l'opération, le prix était à ce niveau, parfois un
peu moins, parfois un peu plus.
Les gens qui n'ont pas acheté de mazout pendant
la période où il n'était pas encore nécessaire
d'avoir beaucoup de chauffage, les mois d'août et
de septembre, ont pu en acheter pendant la
période de novembre-décembre à un prix assez
normal et pour lequel une intervention n'était plus
possible. C'est la première explication du niveau
et la plus importante. Sachant que la mesure
s'étend du 1
er
juillet au 31 décembre, il est clair
que ce sont les deux derniers mois qui sont les
plus difficiles, c'est là que les gens achètent. Mon
estimation est que c'était moins que prévu mais
pas anormal.
Je pense qu'il n'y a pas beaucoup de gens qui ne
connaissaient pas la mesure. Je n'ai pas eu cette
impression. A propos des autorités locales, pas
mal de CPAS ont expliqué cela aux personnes
dont ils savaient qu'elles utilisaient du mazout. Les
CPAS n'ont pas mal réagi à ce sujet. Les
assistants sociaux l'ont expliqué aux gens. On voit
parfois, ici et là, que c'est un peu différent et que
certaines communes sont allées très loin, mais
dans la globalité, je pense que les médias et
l'action des CPAS ont fait que la plupart de gens
ont été atteints. Mais le fait de demander la
contribution, c'est autre chose.
Il faut donc voir si c'est vraiment nécessaire pour
les personnes. De toute façon, la mesure était
largement connue. La seule alternative que l'on
aurait pu choisir, c'était d'octroyer d'office
l'indemnité à ceux qui y avaient droit. Mais dans
ce cas-ci, ce n'était pas envisageable car on ne
disposait pas d'une base de données attestant à
CRIV 50
COM 405
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
la fois que les gens rencontrent des problèmes
financiers et se chauffent au mazout. Ces deux
éléments sont indispensables.
A mon avis, on aurait pu faire mieux, non pas par
la publicité car elle était suffisante et les CPAS ont
bien rempli leur fonction, mais en octroyant
d'office l'indemnité. Mais, comme je vous l'ai dit,
cette possibilité n'était pas envisageable. Au
début, on a pensé pouvoir accorder l'indemnité
automatiquement mais cela s'est avéré impossible
car on ne connaissait pas les quantités de mazout
achetées. On a jugé qu'il n'était pas faisable de se
baser sur les factures.
A mon avis, la campagne a été très bien faite. La
télévision nous a bien aidés. Quant aux journaux,
c'est autre chose car il est vrai que beaucoup de
gens ne les lisent pas. Il n'en est pas de même en
ce qui concerne la télévision: lorsqu'une nouvelle
est diffusée à la télévision, beaucoup de gens le
savent.
Nous ne prolongeons pas l'opération parce que le
prix est actuellement relativement bas puisqu'il se
situe aux alentours de 14 francs le litre.
02.03 Michèle Gilkinet (ECOLO-AGALEV):
Madame la présidente, je remercie le ministre des
réponses qu'il m'a apportées.
Néanmoins, il aurait peut être été possible de
prévoir l'octroi automatique de l'indemnité à partir
du moment où l'on connaissait la situation sociale
des gens qui se chauffent au mazout.
En outre, il apparaît dans un certain nombre de
cas que des appartement font l'objet de sous-
locations. Celui qui achète le mazout n'est pas
nécessairement la personne qui touche le revenu
bas. Parfois, il sous-loue l'appartement en
facturant les frais de mazout. Dans ces cas-là,
des disparités sociales sont apparues.
02.04 Johan Vande Lanotte, ministre: Je ne
vous comprends pas. Des instructions ont été
données pour éviter cela.
02.05 Michèle Gilkinet (ECOLO-AGALEV): La
plupart des cas qui ont été portés à ma
connaissance avaient trait à ce problème.
02.06 Johan Vande Lanotte, ministre: On a
donné des informations aux CPAS et je sais que
certains CPAS les ont bien suivies.
02.07 Michèle Gilkinet (ECOLO-AGALEV): Je
pense que des améliorations pourraient être
apportées. De toute façon, la plupart des cas que
j'ai identifiés avaient trait à ce problème-là.
02.08 Johan Vande Lanotte, ministre: Et le
CPAS n'a pas réagi?
02.09 Michèle Gilkinet (ECOLO-AGALEV): Non.
02.10 Johan Vande Lanotte, ministre: Ce n'était
pas un bon CPAS mais d'autres l'ont fait.
02.11 Michèle Gilkinet (ECOLO-AGALEV): Tout
le monde ne dépend pas du CPAS de Bruxelles.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La question orale n°
3442 de M. Daniel
Bacquelaine sera posée par écrit.
03 Question orale de M. Yvan Mayeur à la
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement sur
"les factures impayées dans le secteur
hospitalier" (n° 3388)
03 Mondelinge vraag van de heer Yvan Mayeur
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
onbetaalde fakturen in de ziekenhuissector"
(nr. 3388)
03.01 Yvan Mayeur (PS): Madame la présidente,
madame la ministre, chers collègues, en
décembre dernier, je vous interrogeais à propos
de la création d'un observatoire social au sein du
ministère des Affaires sociales, de la Santé
publique et de l'Environnement. A ce moment-là,
vous m'aviez indiqué que vous aviez pris une
initiative afin de faire réaliser une collecte de
données auprès des hôpitaux pour obtenir
notamment des informations relatives aux patients
qui sont dans l'incapacité d'acquitter leurs factures
hospitalières, soit en partie soit totalement.
Un cri d'alarme a été lancé lors des journées
d'étude organisées par l'Associations des
établissements publics de soins. Le phénomène
des factures impayées par les patients,
généralement pour des raisons d'ordre social, est
de plus en plus aigu.
Quelles conclusions pouvez-vous tirer à la suite
de la collecte des données annoncée?
Pouvez-vous confirmer ou infirmer le tableau
dressé par l'A.E.P.S. et par l'ensemble des
institutions hospitalières qui pratiquent des soins
de première ligne?
06/03/2001
CRIV 50
COM 405
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
Enfin, des mesures sont-elles envisageables à ce
sujet? Ces mesures, je les connais. Vous aussi.
J'aimerais savoir quand une intervention sociale
dans le prix de journée des hôpitaux sera dûment
inscrite comme telle, même si c'est plutôt au
ministre Vandenbroucke que s'adresse cette
question. J'estime en tout cas que la seule
solution est d'intégrer les charges sociales des
hôpitaux dans leur prix de journée. C'est
évidemment mon opinion mais, si vous avez une
autre idée sur la question, je serais intéressé de la
connaître.
03.02 Magda Aelvoet, ministre: Madame la
présidente, cher collègue, l'Observatoire social
auquel vous faites référence s'occupe en priorité
de mettre sur pied un bon service social au sein
des hôpitaux.
Un questionnaire a été envoyé à chaque institution
dans le courant du troisième trimestre 2000 et un
groupe d'experts se réunit régulièrement à ce
sujet.
Les résultats de l'enquête ne sont pas encore
affinés à ce jour, le rapport définitif devrait sortir
dans les prochains mois mais, entre-temps, on
peut déjà tirer certaines conclusions.
En ce qui concerne les normes, seuls les hôpitaux
universitaires ont la possibilité de prévoir des
effectifs suffisants pour le service social. Pour les
lits A, T, K et SP psychogériatriques, le travailleur
social est prévu dans les normes. Par contre, pour
les services SP traitement, SP palliatifs et G, il est
seulement précisé qu'ils peuvent faire appel à un
travailleur social sans que les normes concrètes
soient précisées, avec tout ce que cela comporte
comme problèmes.
Il ressort provisoirement de cette enquête que le
nombre de travailleurs sociaux dans les
institutions hospitalières équivaut actuellement à
un millier d'emplois à temps plein financés à
concurrence de 71,6% par le prix de journée B1 et
B4. Quelque 18% des services sociaux ont un ou
même moins d'un équivalent temps plein, mais
aucun hôpital de plus de 250 lits n'est dans ce
cas.
La moyenne des travailleurs sociaux est de 3,9
emplois équivalents temps plein.
Dans les hôpitaux publics, leur tâche consiste
davantage en la coordination des soins,
notamment la préparation à la sortie, l'aide
matérielle et, surtout, la liaison entre le médecin,
le patient et l'équipe soignante.
Les tâches qui ne peuvent pas être suffisamment
remplies sont surtout celles qui permettent de
faire prendre conscience des différences
professionnelles attachées à l'hôpital, des
problèmes sociaux liés à l'état de santé et la
possibilité de développer un travail spécifique.
En ce qui concerne l'augmentation des factures
impayées pour raison sociale, il est tout à fait
exact que ce phénomène a été confirmé par le
groupe de travail d'experts. Dès lors, il a été
décidé d'adapter l'arrêté ministériel de 1986 à
cette situation en prévoyant une augmentation du
montant annuel.
Pour l'année 2000, ce montant a été porté à 250
millions. Pour 2001, il est passé à 350 millions de
francs. Cette somme a été répartie de la façon
suivante: 132 millions pour les hôpitaux à haut
risque de journées CPAS et de factures impayées
et 160 millions pour effectuer des corrections
portant sur l'influence des factures sociales sur le
nombre des DGPN et DGN.
Ensuite, il reste encore un montant plus réduit, de
l'ordre de 38
millions, destiné à prendre en
compte les problèmes spécifiques de langue et
les caractéristiques interculturelles. Une dernière
petite somme de 20 millions est prévue pour les
hôpitaux qui ont développé des accords de
coopération avec les médecins généralistes, pour
passer l'information, etc.
J'attends donc les rapports complets. Il y a eu une
augmentation jusqu'à 350 millions, dont plus de
300 millions se rapportent aux hôpitaux à gros
risques. Je reste persuadée qu'en fonction des
résultats complets, il faudra prendre des mesures
complémentaires.
03.03 Yvan Mayeur (PS): Madame la ministre,
j'aimerais bien recevoir le texte écrit de votre
réponse. Il contient en effet des données chiffrées
qui m'intéressent et qui me permettraient de poser
des questions plus précises, trop techniques pour
être abordées dès maintenant; peut-être pourrais-
je éventuellement les poser par écrit.
Une remarque générale: en fait, la loi sur les
hôpitaux et leur financement prévoit la possibilité
d'engager des assistants sociaux, mais cela reste
une faculté. Quand vous dites que 71% du coût
des assistants sociaux dans les hôpitaux sont pris
en charge par le B1 et le B4, au fond, l'initiative est
laissée à la discrétion du gestionnaire hospitalier,
ce qui ne constitue pas nécessairement une
CRIV 50
COM 405
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
priorité. J'aimerais donc savoir si c'est vraiment
cela qui est affecté ou si l'on dit que le prix de
journée le couvre.
Le débat est un peu plus technique, mais non
négligeable. L'hôpital que je connais bien dispose
de vingt assistants sociaux pour 434 lits, dont dix
sont payés par les primes ACS et d'autres
sources issues de la Région plutôt que de l'Etat
fédéral et de la Santé publique. Voilà où nous en
sommes: c'est ainsi que nous nous débrouillons
aujourd'hui afin de pouvoir faire face aux coûts
sociaux. La situation mérite que l'on mesure
exactement ce que cela représente.
03.04 Magda Aelvoet, ministre: Et pour ce qui
est des factures impayées, les deux montants les
couvrent-ils?
03.05 Yvan Mayeur (PS): Non, pas du tout. Rien
que pour les hôpitaux du réseau Iris, les neuf
hôpitaux bruxellois, je crois que le montant des
impayés sur une année atteignait les 250 millions,
pour 2000 lits, ce qui n'est pas négligeable.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
04 Question orale de Mme Josée Lejeune à la
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement sur
"le comité consultatif au sein de l'Agence
fédérale pour la sécurité de la chaîne
alimentaire" (n° 3415)
04 Mondelinge vraag van mevrouw Josée
Lejeune aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over "het raadgevend comité binnen
het Federaal Agentschap voor de veiligheid van
de Voedselketen" (nr. 3415)
Madame Lejeune, vous avez la parole pour poser
votre question. Je rappelle néanmoins que nous
avons eu une discussion avec M. Beernaert, nous
avons eu la discussion du projet de loi; à présent,
des questions. Il conviendrait de s'intégrer un peu
dans le débat de la commission.
04.01 Josée Lejeune (PRL FDF MCC): Madame
la présidente, madame la ministre, je n'ai
malheureusement pas participé aux auditions et
j'en viendrai donc à ma question.
Si vous me le permettez, je vous rappellerai
brièvement l'historique. Depuis le 24 janvier 2001,
l'Agence fédérale pour la sécurité de la chaîne
alimentaire (AFSCA) dispose d'un comité
scientifique composé de dix-huit experts nationaux
et de deux experts internationaux pour bénéficier
d'une base de travail solide et objective; du moins,
je l'espère. Il existe également un comité
consultatif dont la structure est fixée par l'article 2
de l'arrêté royal du 19 mai 2000 relatif à la
composition et au fonctionnement du comité
consultatif institué auprès de l'AFSCA.
Ces compétences d'avis permettront de guider
l'AFSCA dans l'exercice général de ses missions.
Je pense effectivement que le rôle assumé par
ces deux comités sera bénéfique. Il va de soi que
la composition de ces deux structures est
extrêmement importante pour l'efficacité du
fonctionnement du système mis en place.
Cependant, madame la ministre, comme vous le
savez certainement - du moins, je l'espère - le
monde agricole et les vétérinaires s'inquiètent de
la composition et du fonctionnement du comité
consultatif. En outre, des membres d'une
organisation de défense des animaux y seraient
représentés.
J'en viens à mes questions.
Quelles sont exactement les tâches et les
compétences de ce comité?
Est-il exact que des membres du comité
appartiennent à une organisation de défense des
animaux? Dans quelle catégorie de l'article 2 de
l'arrêté royal du 19 mai 2000 traitant de la
composition de ce comité sont-ils repris?
04.02 Magda Aelvoet, ministre: Madame la
présidente, chers collègues, concernant les
tâches et compétences du comité consultatif, je
me réfère au texte de loi qui prévoit explicitement
ces matières.
Ce matin, à l'occasion du débat sur le projet de loi
tendant à modifier la loi du 4 février, on a évoqué
la possibilité de préciser les tâches de ce comité,
mais dans un sens plutôt restrictif. L'amendement
proposé a été retiré, mais il est question de
réintroduire un amendement qui recevrait l'appui
de la commission, ce qui nécessite un délai
permettant à la commission de se réunir.
J'en viens à la composition du comité consultatif.
Dans le cadre de la loi, et plus précisément de
l'arrêté royal du 19 mai qui traite en détail de ce
comité, il avait été prévu que différents secteurs
puissent présenter des candidats, excepté le
secteur de la production et de la fabrication -
denrées alimentaires, etc. Je n'ai pas les chiffres
sous les yeux, mais huit personnes devaient
06/03/2001
CRIV 50
COM 405
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
représenter à la fois les intérêts des
consommateurs et des intérêts dits annexes,
lesquels ont cependant de plus en plus d'impact
sur l'attitude des consommateurs. Comme vous
avez pu le voir dans ce débat que l'on peut
qualifier de société, le respect du bien-être de
l'animal a de plus en plus d'importance aux yeux
du consommateur. C'est ainsi que sur les huit
personnes qui, en quelque sorte, représentaient
les consommateurs, une, à savoir M.
Vandenbosch, appartient à une organisation de
défense des animaux, l'association Gaia.
Un arrêté a été délibéré en conseil des ministres
et accepté par l'ensemble des ministres. Il nous
paraissait important qu'une telle dimension soit
également prise en compte s'agissant de se
prononcer sur un certain nombre de situations.
Objectivement, cela permet un autre type de
relations entre les organisations.
Vous n'êtes pas sans connaître le conflit qui s'est
déroulé à Ciney, il y a quelques semaines. Pour
ma part, je suis persuadée qu'il faut améliorer les
conditions en vue du bien-être animal. Aucun sujet
n'a suscité autant de lettres émanant tant de
francophones que de néerlandophones. Il me
semble politiquement vraiment important qu'une
organisation comme Gaia soit attentive aux
arguments avancés par d'autres. J'ai d'ailleurs
personnellement demandé à Gaia ainsi qu'aux
organisateurs des marchés de bestiaux de se
réunir autour d'une table pour trouver ensemble
des solutions. J'estime, en effet, que les querelles
ne servent à rien. Je souhaite que chacun
comprenne la totalité des enjeux. Et il est vrai que
sur une trentaine de personnes, une représente le
bien-être animal.
04.03 Josée Lejeune (PRL FDF MCC): Madame
la présidente, je tiens tout d'abord à remercier
Mme la ministre pour sa réponse.
Ne pensez-vous pas, madame la ministre, qu'il
soit maladroit, étant donné les tensions actuelles,
de désigner l'organisation Gaia pour représenter
les consommateurs, conformément à l'article 2, 1°
qui prévoit sept représentants des organisations
des consommateurs? Ne pensez-vous pas qu'il
serait opportun de procéder à une modification de
ces désignations pour tenter de calmer la
situation?
04.04 Magda Aelvoet, ministre: Madame
Lejeune, la désignation d'un représentant de Gaia
a eu lieu à un moment où les confrontations
n'étaient pas aussi importantes.
Ceci dit, il me paraît important que l'on se penche
ensemble sur les problèmes. Il faut savoir que l'on
assiste régulièrement à des tensions entre
producteurs et consommateurs. Il est donc
préférable d'instaurer un dialogue adulte plutôt
que d'avoir à faire face à des situations que l'on
ne parvient pas à maîtriser.
04.05 Josée Lejeune (PRL FDF MCC): Madame
la ministre, je partage tout à fait votre point de
vue. Mais ne pensez-vous pas que les désigner
officiellement peut être considéré comme une
provocation? N'est-il pas préférable de réunir au
préalable les intéressés autour d'une table et de
procéder éventuellement à un changement de
désignation.
04.06 Magda Aelvoet, ministre: Certainement
pas. Des changements de désignations
susciteraient de nombreuses protestations.
04.07 Robert Denis (PRL FDF MCC): Madame
la présidente, permettez-moi d'intervenir pour dire
que ce qui gêne le plus le secteur c'est le manque
d'objectivité de Gaia. Le film qui a été réalisé à
Ciney par cette organisation n'est qu'inobjectivité
et manipulation. On nous a présenté, dans ce film,
un animal souffrant d'un abcès de l'oeil vieux de
plus d'un mois, un autre dont la peau avait été
brûlée par le soleil, un autre encore souffrant d'un
abcès du genou et non d'une blessure résultant de
la maltraitance humaine. Tout cela est très
gênant. Mais je partage votre point de vue si vous
avez prévu leur présence pour expliquer les faits.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De mondelinge vraag nr. 3425 van de heer Daniël
Vanpoucke wordt naar een latere datum
verschoven.
De mondelinge vraag nr. 3434 van mevrouw
Trees Pieters is ingetrokken.
05 Mondelinge vraag van de heer Hubert
Brouns aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over "de monitoring van vis op
pcb's" (nr. 3438)
05 Question orale de M. Hubert Brouns à la
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement sur
"le monitoring permettant de détecter et de
mesurer la présence de PCB dans le poisson"
(n° 3438)
05.01 Hubert Brouns (CVP): Mevrouw de
CRIV 50
COM 405
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
voorzitter, mevrouw de minister, collega's, eind
1999 werd een koninklijk besluit gepubliceerd tot
vaststelling van maximale gehaltes aan dioxines
en pcb's in voedingsmiddelen. Op dat moment
werden er geen normen vastgelegd voor vis.
Nochtans tonen een aantal cijfers van het IVK aan
dat er wel degelijk pcb's aanwezig zijn in vis. In
een aantal gevallen werden zelfs pcb-normen
gehaald die boven de 200 nanogram Pcb's per
gram vet liggen. Deze norm werd destijds ook
gehanteerd voor vlees.
Toen die uitslagen werden bekendgemaakt, bleek
het volgens u niet noodzakelijk om de bevolking
hiervoor te waarschuwen. Er werden toen geen
voorzorgsmaatregelen genomen. U hebt wel
besloten de Hoge Raad voor de Gezondheid om
een advies te vragen. In een persbericht van 9 juni
hebt u die uitslagen gerelativeerd en gezegd dat
er weinig risico was voor de consument. U
verwees daarvoor naar het gemiddelde
percentage vet in vlees en vis en naar het
voedselconsumptiepatroon.
Wat dit laatste betreft, werd u gevraagd of het niet
nodig was daarover een enquête te organiseren.
Uit uw antwoord bleek dat voor zo'n groot
onderzoek geen middelen voorhanden waren.
Mevrouw de minister, denkt u aan het organiseren
van een dergelijk onderzoek? Op die manier
zouden we een objectief zicht kunnen krijgen op
het voedselconsumptiepatroon van onze
bevolking.
Bij het aanhalen van de lage percentages vet in
vis moeten we volgens mij opletten voor mogelijke
misleiding. Vissoorten vertonen niet allemaal
hetzelfde vetgehalte, want er zijn zowel vetarme
als vetrijke vissoorten. Vooral in die laatste reeks
vissen kunnen de percentages vet wel een gevaar
opleveren omdat ze nagenoeg vergelijkbaar zijn
met de percentages vet in vlees. Onlangs heeft
professor Schepens verklaard dat er in zalm wel
degelijk pcb-gehaltes aanwezig zijn die op termijn
voor problemen kunnen zorgen. Hij vergeleek de
waarden met waarden die ten tijde van de
dioxinecrisis werden vastgesteld.
Mevrouw de minister, in welke mate is u met deze
problematiek bezig? Wilt u rekening houden met
een advies van de Hoge Raad voor de
Gezondheid of een enquête over het
consumptiepatroon van onze bevolking zodat
voorzorgen kunnen worden genomen bij het eten
van vetrijke vis?
05.02 Minister Magda Aelvoet: Mevrouw de
voorzitter, mijnheer Brouns, zoals u zegt is het
inderdaad juist dat ik, op het ogenblik dat u mij
daar vragen over gesteld hebt, had aangekondigd
dat ik drie dingen ging doen. In de eerste plaats
zou ik het advies inwinnen van de Hoge
Gezondheidsraad, wat ik trouwens reeds gedaan
had voor ik u antwoordde en u zult zich herinneren
dat die cijfers mij toen net bereikt hadden.
Ten tweede had ik gezegd dat er, rekening
houdend met het feit dat het gros van de vis
geïmporteerde vis is, die ofwel uit andere
Europese landen komt ofwel van nog verder weg,
ten aanzien van het vastleggen van een norm in
vis moest gestreefd worden naar een Europese
besluitvorming, omdat we anders in een situatie
zouden terecht komen met verschillende normen.
Op Europees vlak zouden we dan niet het recht
hebben om bepaalde vissoorten te weigeren,
terwijl we wel zeer strenge normen opleggen aan
de eigen binnenlandse visvangst.
Een derde zaak die ik toen heb gezegd is dat er
effectief een duidelijk verschil is tussen de soorten
vis, en al naargelang van de soort kunnen er hoge
concentraties aan vet zijn. Dit geeft dan ook
aanleiding tot een grotere concentratie van pcb's.
Ik meen mij overigens te herinneren, als mijn
geheugen mij niet in de steek laat, dat ik u toen
cijfers gegeven heb, onder andere omtrent de
normen die in enkele Europese landen wel zijn
vastgelegd en waar u dus ook kunt zien dat al
naar gelang van de categorie van vis er een ander
gehalte van pcb aanvaard wordt. Ik herinner mij
bijvoorbeeld, dat in Nederland, wat de paling
betreft, men een gehalte aanvaardde van 5.000
pcb, wat dus enorm hoog is. Dan komt u
inderdaad in de buurt van die hoge uitschieters die
we hadden bij vlees, en waar we heel vaak boven
de duizend en de tweeduizend uitkwamen en waar
we zelfs tot de tienduizend zijn geraakt. Althans in
de resultaten die ik in de tweede fase van die
problematiek heb meegemaakt.
Ik heb de Hoge Gezondheidsraad gevraagd
advies uit te brengen. Na een aantal
vergaderingen hadden ze eerst vooropgesteld in
november rond te zijn. Nu blijkt dat ze nog niet
klaar zijn. Ondertussen hebben wij wel, mede op
basis van de tussentijdse rapporten van de Hoge
Gezondheidsraad, die zaak zeer sterk op
Europees vlak aan de orde gesteld, wat een
absolute noodzaak is. Wat dat betreft kan ik u
zeggen dat er nog deze week een vergadering
plaatsvindt over pcb's in vis op Europees niveau
en we hopen dat er nu eindelijk een doorbraak zal
komen in verband met het vastleggen van een
aantal normen.
06/03/2001
CRIV 50
COM 405
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
Ten vierde, wat betreft de voedselgewoonten, zijn
er zeker, ook binnen Europa, zeer grote
verschillen aangaande het gebruik van vis en het
type vis in de voeding.
In verband met de begroting van 2001 heb ik u
toen gezegd dat we de gevraagde 20 miljoen, om
een uitgebreide voedselenquête te doen, bij de
begrotingsronde niet gekregen hadden. Ik heb
wel, in het verlengde van een bepaalde uitgave die
in 2000 niet kon gedaan worden, middelen
gereserveerd voor beperkte enquêtes die men nu
aan het uitvoeren is. Voor de financiering van de
nationale peiling hebben we de diensten voor
wetenschappelijke, technologische en culturele
aangelegenheden aangesproken om hiervoor
tussen te komen. Voorlopig ben ik zeker van
beperkte enquêtes die ons een beperkt overzicht
zullen geven. Waar ik alsnog op hoop is een
tussenkomst op het niveau van de DBTC, zodat
dat we dit jaar nog een volledig pakket kunnen
opnemen.
05.03 Hubert Brouns (CVP): Mevrouw de
voorzitter, ik bedank uiteraard de minister voor
haar antwoord, waarin zij schetst wat er gebeurd
is sinds het antwoord dat ze een jaar geleden
heeft verstrekt.
Dat de overheid met preventiecampagnes soms
enige angst wekt ik verwijs naar de heer
Valkeniers die het in verband met een ander
onderwerp heeft over een angstpsychose mag
haar er toch niet van weerhouden bepaalde
vaststellingen bekend te maken. En we kunnen er
niet omheen dat professor Schepens rapporteert
dat de normen bij zalm ruimschoots overschreden
zijn. De overheid moet de bevolking op een
objectieve manier informeren over het fenomeen,
zonder paniek te zaaien, waarvoor collega
Valkeniers bevreesd is.
05.04 Minister Magda Aelvoet: Zodra ik beschik
over de gegevens uit de beperkte enquêtes, zal ik
ze openbaar maken. We moeten echter wel
concrete informatie kunnen vestrekken. Zo zijn er
bijvoorbeeld soorten vis waarin het vet zich op
bepaalde plaatsen concentreert en voor de rest
weinig problemen geven. Men moet al een vrij
gedetailleerd zicht hebben op de soorten vis, op
de frequentie waarmee de normen worden
overschreden enzovoort, vooraleer men naar de
bevolking kan stappen. Herinner u welk een storm
onrust werd teweeggebracht door een studie naar
chloor in de Brusselse zwembaden. Ondanks
onvoldoende gegevens was de onrust toen zeer
groot.
Ik ben het helemaal met u eens, mijnheer Brouns,
dat er correcte en zakelijke informatie moet
worden verstrekt, gestoeld op steekhoudende
feiten. Ik zal dit jaar ongetwijfeld publiekelijk een
aantal verklaringen afleggen over pcb's in vis en ik
hoop dat ze verantwoord zullen zijn en met
voldoende gegevens kunnen worden gestaafd.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Mondelinge vraag van mevrouw Annemie
Van de Casteele aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over "de kostprijs van BSE-tests"
(nr. 3441)
06 Question orale de Mme Annemie Van de
Casteele à la ministre de la Protection de la
consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement sur "le coût des tests ESB"
(n° 3441)
06.01 Annemie Van de Casteele (VU&ID):
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister,
collega's, mijn vraag stel ik naar aanleiding van de
publicatie van uw ministerieel besluit van 5
februari 2001 inzake de financiering van de
laboratoriumtests voor het opsporen van BSE. Tot
mijn verbazing is voorzien in een kostprijs van
6.000 frank per rund, BTW inbegrepen. Weliswaar
moet die kostprijs worden doorgerekend aan
buitenlandse eigenaars die hun dieren hier laten
slachten. Waarschijnlijk was dat ook de reden
voor dat ministerieel besluit, namelijk de
vaststelling dat België, in tegenstelling tot andere
landen, de testen terugbetaalt in een eerste
periode. Zo haalde men er voordeel bij door zijn
dieren in België te laten slachten. De maatregelen
die eind 2000 werden opgedrongen door Europa
inzake BSE moesten zo snel worden genomen dat
niet alle beslissingen heel goed konden worden
overwogen op dat ogenblik. Meer bepaald kan er
discussie bestaan over de kwaliteit van de tests
die door België werden gekozen voor BSE. Nu
alles wat op kruissnelheid komt kan dat misschien
wel en kan men zich ook vragen stellen over de
kostprijs van die testen.
Vanwaar komt dat bedrag van 6.000 frank?
Vroeger sprak u steeds over 4.000 frank. In de
begroting hebben wij voorzien in een budget van
600 miljoen frank. Per test komt Europa tussen
voor een bedrag van 600 frank. Mijn vraag werd
vooral geïnspireerd door een bericht op de
website van Agri-Holland. Daarop was informatie
te vinden inzake tests in Nederland waar men,
wellicht onder druk van de bedrijven, probeert af
CRIV 50
COM 405
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
te dingen op de prijs van de BSE-testen.
Particuliere laboratoria in Nederland en Duitsland
zeggen de tests veel goedkoper te kunnen doen
dan de tests die nu in Nederland worden
uitgevoerd. Er is sprake van 160 gulden en dat ligt
al veel lager dan die 6.000 Belgische frank, maar
ook lager dan de 4.000 frank waarover tot nu toe
werd gesproken.
Als eerste vraag wil ik van u graag vernemen hoe
uw prijs juist is samengesteld. Daarmee zijn
verschillende aspecten verbonden: men heeft de
tests en de laboratoriumkosten, maar ook de
personeelskosten in de slachthuizen, de analyse,
de stalen die moeten worden genomen, de
transportkosten enzovoort. Ik zou ook graag
weten of die 6.000 frank dan ook de prijs is die
wordt aangerekend op de begroting per test. Of
wordt een lager bedrag aangerekend? Met welke
laboratoria wordt op dit ogenblik samengewerkt?
Welke prijs krijgen zij dan voor de tests die zij
uitvoeren? Ook dat is mij niet helemaal duidelijk.
In het licht van de informatie die daarover in het
buitenland circuleert, wil ik nog graag weten of u
ook andere aanbestedingen in aanmerking heeft
genomen of dat in de toekomst ook zult doen. Het
is immers zeker dat er na die overgangsperiode
ook nog BSE-tests zullen worden uitgevoerd. Uw
eigen Federaal Agentschap voor de Veiligheid van
de Voedselketen heeft op een bepaald ogenblik
gezegd dat de tests vanaf 24 maanden zouden
moeten kunnen worden uitgevoerd. Inzake de
tests moeten wij daarom nagaan of er geen betere
tests zijn en volgen hoe dat op de markt evolueert.
Ook inzake de kostprijs is de vraag of men dat op
de voet volgt en of men zich ervan vergewist dat
men in België de beste tests heeft inzake
prijs/kwaliteitsverhouding.
06.02 Minister Magda Aelvoet: Mevrouw de
voorzitter, collega's, de prijs van 6.000 frank wordt
alleen aangerekend aan personen die met dieren
uit het buitenland naar België komen, in de hoop
dat ze de testen gratis zouden kunnen laten
uitvoeren. Nu willen we dat er een all-inprijs wordt
betaald, waarin zowel de testkit als de
monsterafname, de analyses van de labo's en
dergelijke, worden aangerekend. We hebben daar
nog een klein schepje bovenop gedaan door te
melden dat wij absoluut niet gediend zijn met de
houding om te proberen te profiteren op de zak
van de Belgische belastingbetaler. Dit moet een
ontradend effect hebben.
De eigenlijke prijs, die tijdens het opstarten van de
BSE-campagne aan de labo's werd betaald,
bedroeg 4.000 frank, exclusief BTW. In die prijs
zat de ophaling van de monsters in de
slachthuizen wel inbegrepen. Deze kosten werden
door de meeste labo's op 200 frank berekend. De
Biorat-testkit kostte tot 10 februari 932 frank. Daar
is verder op afgepingeld tot iets boven de 900
frank. Er is een nieuwe onderhandelingsronde
gepland op het moment dat het aantal testen zou
toenemen.
De eigenlijke kostprijs van het bemonsteren van
de dieren is niet zo simpel in te schatten. Het IVK
is momenteel bezig met een vergelijkende studie
om te achterhalen via welke methode men het
snelst vooruit kan gaan en de kostprijs zo laag
mogelijk kan maken. Grosso modo kunnen er
momenteel maximum 4 bemonsteringen per uur
plaatsvinden. Rekeninghoudend met het feit dat
een DMO circa 1.200 frank per uur krijgt, kan men
zeggen dat de bemonsteringsprijs zich rond de
350 frank bevindt.
In de opstartfase waren maar enkele labo's
erkend, waardoor er weekend- en nachtwerk
moest gebeuren. De heer Beernaerts en het
Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de
Voedselketen hebben onderhandeld omdat 4.000
frank geen normale prijs is. Op het overleg van
eind januari is beslist dat vanaf 1 februari de prijs
van de labo's naar 3.100 frank zou worden
gebracht omdat er nu meer competitie is tussen
de verschillende labo's en nacht- en weekendwerk
niet meer op dezelfde manier moet worden
betaald. Eind februari zal de prijs opnieuw worden
onderhandeld.
Ik wil met plezier de spreadsheet uitdelen waarin
een overzicht wordt gegeven van het aantal
behandelde facturen. Ik zal ze aan de commissie
overhandigen. Uit dit document blijkt dat wij na
anderhalve maand werken ongeveer 103 miljoen
frank uitgaven hebben.
Alle mogelijkheden worden benut om een
economisch verantwoorde prijs te negotiëren.
Internationaal zegt men dat de Biorat-test een van
de beste tests is, die de scherpste metingen kan
doen. Daarom heeft de Belgische regering voor
Biorat gekozen. De kosten evolueren, voor niet-
buitenlanders, per bemonstering heel duidelijk in
dalende lijn en daar wordt ook verder op
toegezien.
06.03 Annemie Van de Casteele (VU&ID):
Mevrouw de minister, ik ben een beetje verrast
door het bedrag van 4.000 frank. Toen u vroeger
over 4.000 frank sprak, dacht ik dat de
bijkomende kosten voor de DMO's het IVK in
die prijs waren begrepen. Dit blijkt nu niet te
kloppen. Als die 4.000 frank alleen voor de
06/03/2001
CRIV 50
COM 405
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
labokosten was, is dat ferm overdreven geweest.
Het interesseert me te weten bij welke labo's
daarover akkoorden werden gesloten.
Ik wil nogmaals wijzen op de situatie in Nederland,
waar de test zelf 62,5 gulden kost. De Rijksdienst
voor de Keuring van Vee en Vlees schat er het
werk op 100 gulden. Vergelijk dit met de kost voor
het IVK. De labo-analyse die in Nederland
door
het Instituut voor Dierenhouderij en
Dierengezondheid wordt uitgevoerd, kost 125
gulden.
Er is toch een groot verschil tussen die 125 gulden
en de 4000 BEF die wij in België aan de
laboratoria moeten geven. Bovendien protesteren
particuliere laboratoria momenteel in Nederland,
omdat zij dit goedkoper kunnen uitvoeren. Ook
SGS biedt prijzen aan die veel lager zijn. Het
verwondert mij dat wij geen goedkopere
alternatieven vinden. Mogelijk ligt dit aan de
kwaliteit of de keuze van de test. Er kunnen
argumenten zijn om de ene test boven de andere
te verkiezen. Misschien moet ook dat geëvalueerd
worden. Ik wil erop aandringen om ervoor te
zorgen dat de laboratoria de tests zo goedkoop
mogelijk uitvoeren. Wellicht proberen de
laboratoria wat van de situatie te profiteren.
06.04 Minister Magda Aelvoet: Mevrouw Van de
Casteele, dat is ongetwijfeld zo. Om die reden
werd er gedurende één maand 4.000 BEF
betaald; vanaf 1 februari was dat nog maar 3.000
BEF per test. Men is aan het onderhandelen om
dit bedrag nog meer te doen dalen.
06.05 Annemie Van de Casteele (VU&ID): In
vergelijking met Nederland wordt hier toch nog
meer betaald.
06.06 Minister Magda Aelvoet: De bedragen die
voor de tests worden gevraagd, zijn inderdaad
sterk overdreven. Daarom zijn de
onderhandelingen over een prijsverlaging bezig.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Mondelinge vraag van de heer Jef Valkeniers
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
zogenaamde post-traumatische stress-
stoornissen" (nr. 3447)
07 Question orale de M. Jef Valkeniers à la
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement sur
"les prétendus troubles post-traumatiques dus
au stress" (n° 3447)
07.01 Jef Valkeniers (VLD): Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, collega's, de
post-traumatische stress-stoornis is volgens
professor Summerfield uit Londen uitgevonden
om de Amerikaanse Vietnamveteranen te
beschermen tegen de kritiek en de
beschuldigingen van de bevolking. Dankzij de
nieuwe diagnose konden zij niet alleen een
slachtofferrol aannemen, maar kregen zij
bovendien een uitkering van de staat. Volgens
professor Summerfield is de post-traumatische
stress-stoornis dan ook een politiek geïnspireerde
uitvinding.
Moeten wij niet voorzichtig zijn met het
zogenaamde Balkansyndroom, dat in dezelfde
richting dreigt te evolueren? Er kon immers nog
nooit een causaal verband met een toxisch of
schadelijk agens worden aangetoond.
07.02 Minister Magda Aelvoet: Mijnheer
Valkeniers, dit klopt niet. Deze stoornis kwam
blijkbaar reeds voor in de Amerikaanse
handboeken over psychiatrische nosografie vanaf
het begin van de twintigste eeuw onder de
benaming oorlogsneurose of traumatische
neurose voor. Het woord post-traumatische
stress-stoornis zou in het Amerikaans handboek
Diagnostic and Statistical Manual of Mental
Disorder door de American Psychiatric
Association, afgekort APA, verder ontwikkeld zijn.
Het bestaan van PTSD aan de gevolgen van de
Vietnamoorlog toeschrijven is misschien een lichte
geschiedkundige vereenvoudiging.
Het zogenaamde Balkansyndroom heeft alleen op
militairen betrekking. De veiligheid van de
krijgsmacht valt daarom onder de bevoegdheid
van het ministerie van Landsverdediging.
Generaal Van Hove van Landsverdediging heeft
aan een commissie van wetenschappelijke
experts opdracht gegeven om deze zaak te
onderzoeken. In afwachting van de resultaten
daarvan zal ik mij van verder commentaar
onthouden.
07.03 Jef Valkeniers (VLD): Mevrouw de
minister, het gaat over een politieke ziekte. U
geeft een zeer voorzichtig politiek antwoord. Ik zal
de vraag aan de minister van Landsverdediging
stellen, maar wij moeten terzake toch voorzichtig
zijn. Een militair weet dat hij in moeilijke
omstandigheden moet werken; dat maakt een
deel van zijn beroep uit. Als allerlei
ziektesymptomen, die een militair na een militair
optreden begint te vertonen, moeten worden
vergoed, is het ver gekomen.
CRIV 50
COM 405
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
Ik zal de vraag stellen aan uw collega van
Landsverdediging.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Mondelinge vraag van de heer Hubert
Brouns aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over "BSE bij schapen" (nr. 3454)
08 Question orale de M. Hubert Brouns à la
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement sur
"l'ESB des moutons" (n° 3454)
08.01 Hubert Brouns (CVP): Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, collega's, het
wetenschappelijk sturingscomité van de Europese
Commissie heeft op 8 en 9 februari een advies
uitgebracht over BSE bij schapen. Het
wetenschappelijk comité bevestigt dat BSE bij
schapen en geiten wel degelijk aanwezig kan zijn.
Tegelijkertijd zeggen zij dat het nog te vroeg is om
definitief aan te tonen dat de ziekte zich ook bij
schapen voordoet. Men zou dat pas binnen twee
jaar kunnen doen. Wij stellen deze vraag dus uit
voorzorg.
Ook blijkt dat de gevolgen van BSE bij schapen
als er al besmetting is veel verder zouden
strekken dan bij runderen. Dat wordt in hetzelfde
rapport gesteld. Bij schapen zou immers ook het
weefsel besmet zijn. Met andere woorden, het
hele schaap zou risicomateriaal worden. Zelfs de
melk van het schaap zou besmet zijn. Men pleit
dan ook voor meer wetenschappelijk onderzoek,
het ontwikkelen van snelle testen en het opzetten
van een individueel registratiesysteem. Voorts
pleit men voor het intensiever opsporen van
scrapie. Dit zou onder andere kunnen door bij de
dieren de amandelen te onderzoeken
Mevrouw de minister, ik heb een aantal vragen om
na te gaan in welke mate wij daar in ons land mee
bezig zijn. In welke mate komt scrapie voor bij
Belgische schapen? Heeft men daar gegevens
over? Wordt op het voorkomen van scrapie in de
slachthuizen door het IVK toegezien? Zult u
initiatieven nemen om scrapie in kaart te brengen?
Acht u het testen van de amandelen als suggestie
vanuit het wetenschappelijk comité zinvol? Zult u
maatregelen nemen om het registratiesysteem
voor schapen te individualiseren? Op welke
termijn zou dat haalbaar zijn? Wordt extra geld
uitgetrokken om verder wetenschappelijk
onderzoek te doen en voor het ontwikkelen van
snelle testen?
08.02 Minister Magda Aelvoet: Mijnheer Brouns,
u hebt het advies zeer correct weergegeven. Aan
de ene kant stelt het dat men dit nog niet heeft
kunnen vaststellen in natuurlijke vorm terwijl men
aan de andere kant laat uitschijnen dat het een
mogelijkheid is waarmee rekening moet worden
gehouden. Vandaar ook de aanbeveling van,
onder andere, verdere studie.
Wat de situatie in België betreft, wij hebben een
monitoringsysteem dat sedert 1990 functioneert.
Hiermee hebben wij een vrij nauwkeurige
registratie van de zichtbaar geworden gevallen
van scrapie. We mogen in alle eerlijkheid zeggen
dat dit monitoringsysteem relatief goed
functioneert aangezien we als gevolg van de
veralgemeende screening door de snelle tests bij
runderen kunnen vaststellen dat het aantal
gevallen daar overeenstemt met de trend die wij
via het monitoringsysteem hebben vastgesteld.
Met betrekking tot het in kaart brengen van de
problematiek staat België er beter voor dan heel
wat andere landen. Ik geef u even de
vaststellingen uit de afgelopen tien jaar. In 1992 is
er één haard vastgesteld met vijf aangetaste
schapen afkomstig uit Nederland. In 1997 werden
er twee haarden vastgesteld met respectievelijk
één en vier aangetaste schapen. In 1998 was er
één geval en in 1999 waren er twee gevallen. In
totaal ging het dus om 26 aangetaste schapen
verdeeld over zes haarden. In de slachthuizen zijn
strikte maatregelen van toepassing met betrekking
tot zichtbare vaststellingen van scrapie. Alle
schapen of geiten die ouder zijn dan twaalf
maanden en die bij het gezondheidsonderzoek
voor het slachthuis zenuwstoornissen vertonen,
blijk geven van de nasleep van een evolutieve
ziekte die niet met zekerheid in verband kan
worden gebracht met een andere etiologie dan
overdraagbare spongiforme encefalopathie,
stervend worden aangeboden of gestorven zijn
aan een onbekende oorzaak worden automatisch
als verdacht beschouwd van aantasting door ERT.
In dat geval wordt het dode of levende dier naar
CODA gestuurd waar een onderzoek naar
overdraagbare spongiforme encefalopatie moet
worden uitgevoerd. De veterinaire diensten van
Landbouw worden dan op de hoogte gebracht,
zodat zij het bedrijf van herkomst kunnen
blokkeren.
Tussen 1997 en 1999 werden geen schapen of
geiten als verdacht beschouwd in de slachthuizen.
In de loop van het jaar 2000 was dat voor 8
schapen en 3 geiten wel het geval.
06/03/2001
CRIV 50
COM 405
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
In een vroeg stadium van besmetting door scrapie
bevatten de amandelen van schapen inderdaad
prionen. Het onderzoek op levende schapen kan
dus ook zinvol zijn. In de praktijk gebeurt het
echter enkel op gedode of geslachte schapen.
Sedert 2 juli 1996 is er een koninklijk besluit van
kracht betreffende de identificatie en de registratie
van schapen, geiten en hertachtigen. Hierbij is het
verplicht om alle kleine herkauwers individueel te
identificeren.
Op het ogenblik wordt bekeken of een bijkomende
financiering voor het wetenschappelijk onderzoek
in verband met die problematiek of voor de
ontwikkeling van de bij die diersoorten bruikbare
snelle diagnosetesten, moet worden overwogen.
Het advies terzake is nog maar pas
binnengekomen en ik kan daarover dus nog geen
maatregelen aankondigen. Ik heb de opdracht
gegeven na te gaan op welke post wij hiervoor
eventueel kredieten zouden kunnen aanspreken.
08.03 Hubert Brouns (CVP): Mevrouw de
voorzitter, ik dank de minister voor het antwoord,
dat zeer uitgebreid was. Ik meen dat wij op alle
vragen voldoende antwoord hebben gekregen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Mondelinge vraag van de heer Jo
Vandeurzen aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over "het koninklijk besluit van
7 november 2000
tot
wijziging
van
het
basisbesluit van 31 mei 1989 houdende nadere
omschrijving van de fusie van de ziekenhuizen
en van de bijzondere normen waaraan deze
moeten voldoen" (nr. 3452)
09 Question orale de M. Jo Vandeurzen à la
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement sur
"l'arrêté royal du 7 novembre 2000 modifiant
l'arrêté royal du 31
mai
1989 précisant la
description d'une fusion d'hôpitaux et des
normes particulières qu'elle doit respecter"
(n° 3452)
09.01 Jo Vandeurzen (CVP): Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, collega's, mijn
eerste vraag handelt over het koninklijk besluit dat
op 8 februari 2001 in het Belgisch Staatsblad is
verschenen. Dit koninklijk besluit wijzigt een
basisbesluit met betrekking tot de criteria waaraan
fusies van ziekenhuizen moeten voldoen. Ik vond
dit een wat eigenaardige wijziging omdat er een
getrapt datasysteem werd ingevoerd met
betrekking tot het aantal bedden dat ziekenhuizen
nog mogen hebben na een fusie.
Kan de minister de specifieke reden geven
waarom deze modaliteiten in het koninklijk besluit
werden opgenomen? Moet het koninklijk besluit zo
worden verstaan dat fusies van vóór 8 februari
2000 en opgericht in toepassing van het
basisbesluit van 1989 na een zekere
overgangsperiode maximum 1000 bedden mogen
hebben? Is dit een juiste interpretatie? Zijn er
ziekenhuizen die zich in die situatie bevinden?
Wat is de specifieke reden waarom men bij de
fusies van ziekenhuizen het aantal bedden heeft
laten variëren overeenkomstig de data waarop de
fusie werd gerealiseerd en de plaats waar het
ziekenhuis is gelegen? Het zou mij ten zeerste
benieuwen hiervan de achterliggende logica te
vernemen.
09.02 Minister Magda Aelvoet: Mevrouw de
voorzitter, collega's, in de jaren '80 zijn er vanuit
de overheid duidelijke aanzetten gegeven om
fusies tot stand te brengen. Op dat ogenblik was
er immers een heel groot aantal zeer kleine
ziekenhuizen.
Ondertussen tekende zich op bepaalde plaatsen
een beweging af waarbij zodanig grote
ziekenhuizen ontstonden dat men zich kon
afvragen of dit wel een optimale omvang is voor
een ziekenhuis. Om die reden werd na
overlegvergaderingen de beslissing genomen om
enigszins terug te keren op de reeds gezette
stappen. Er zijn heel wat fusies die niet verder zijn
gegaan dan een concentratie van 500, 600 of 700
bedden. Slechts enkele uitschieters zitten boven
dit aantal. Uit de internationale literatuur blijkt dat
dit niet echt het beste formaat is.
Rekening houdend met de beweging die reeds
aan de gang was, wilden wij na een bepaalde
overgangsperiode komen tot een maximum van
700 bedden. Die overgangsperiode werd
uitsluitend geïnspireerd door de fusieprocessen
die al aan de gang waren. Het is immers zeer
moeilijk om maatregelen te nemen die de reeds
gemaakte afspraken van de ene op de andere
dag onmogelijk maken.
Het wijzigen van regels of het invoeren van
bepaalde grenzen moet op een geleidelijke manier
gebeuren. Wij wilden niet met een brutale hakbijl
te werk gaan.
Concreet betekent dit dat de maximale capaciteit
op 700 bedden wordt gebracht voor alle fusies die
in de toekomst worden gerealiseerd. Fusies die
evenwel tot stand zijn gekomen na 8 februari 2001
CRIV 50
COM 405
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
maar vóór 1 januari 2002 mogen nog over een
maximum van 900 bedden beschikken. Het was
onze bekommernis om wat reeds aan de gang
was niet onmogelijk te maken. In totaal bevinden
vijf ziekenhuizen zich in die situatie. Het gaat dus
meer bepaald om vijf ziekenhuizen die door de
fusie een capaciteit kunnen bereiken tussen 500
en 1.000 bedden.
De modaliteiten die in het koninklijk besluit zijn
ingebouwd met betrekking tot de
overgangsregeling, kunnen alleen worden
verklaard vanuit de bekommering niet te willen
terugkomen op het verleden. De
overgangsperiode van 900 bedden wil de huidige
processen niet bemoeilijken. Tegelijk wordt
hiermee al een duidelijk signaal gegeven van
vermindering van de maximum bedcapaciteit. De
modulering naar plaats kan voor de grote
agglomeraties hierdoor worden verklaard, dat
grote agglomeraties gemakkelijker tot fusies
kunnen komen die tegelijk een voldoende
diversiteit in het aanbod toelaten.
09.03 Jo Vandeurzen (CVP): Mevrouw de
minister, dank u voor dit antwoord. Mij is niet
geheel duidelijk waarom het in een grootstedelijk
gebied gemakkelijker zou zijn om te fusioneren
dan in andere streken. Mij lijkt de ruimtelijke
ordening in grote steden van die aard dat het
samenbrengen op een site van dergelijk
ziekenhuis veel moeilijker is dan in andere
gebieden. Ik versta die logica niet goed. Ik versta
en waardeer de manier waarop dat is opgebouwd
en het respect voor een aantal lopende
engagementen. Binnenkort krijgen wij echter een
debat over de wijziging van de ziekenhuiswet
waarbij u voor de financiering af zult stappen van
het begrip "bedden" en een andere filosofie zult
hanteren. Ik vraag mij dan ook af of het debat over
het aantal bedden van een ziekenhuis nog de
meest relevante manier is om de schaal van een
ziekenhuis te kennen. Neem substitutie door
daghospitalisatie en ambulante activiteiten: het zal
allemaal meer en meer door elkaar lopen.
Bovendien blijft de vraag wat fusie op twee sites
dan betekent. Zevenhonderd bedden op een site
is een ander probleem dan twee sites met
driehonderdvijftig bedden die samen een
ziekenhuis vormen. Dat lijkt mij toch zeer
verschillend inzake problematiek. Ik versta en volg
uw koninklijk besluit, maar mij lijkt een breder
debat aangewezen over optimale schaalgrootte
om een aantal dingen op een kwaliteitsvolle
manier te kunnen organiseren. Dit verbinden aan
het aantal bedden lijkt mij niet echt meer het
criterium om daarover in de toekomst te
debatteren.
09.04 Minister Magda Aelvoet: Het element om
uitbreiding naar steeds grotere gehelen niet te
steunen leek ons nog wel relevant. Dat blijkt ook
uit nogal wat commentaren die men daarover in
de internationale onderzoeksliteratuur terugvindt.
Er was een tijd dat men inderdaad oordeelde: hoe
groter, hoe beter. Nu besteedt men veel meer
aandacht aan de vraag wat een gepaste grootte is
om nog dingen te kunnen doen. Ik ben het met u
eens dat bedden geen ultiem criterium zijn, dat is
evident. Toch is dit een factor die relatief
belangrijk is bij fusies en in dat licht werd dit
koninklijk besluit zo uitgewerkt.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10 Mondelinge vraag van de heer Jo
Vandeurzen aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over "de programmatienormen voor
de creatie van bijkomende A-bedden in
algemene ziekenhuizen (door reconversie)"
(nr. 3514)
10 Question orale de M. Jo Vandeurzen à la
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement sur
"les normes de programmation pour la création
de lits A supplémentaires dans les hôpitaux
généraux (par reconversion)" (n° 3514)
10.01 Jo Vandeurzen (CVP): Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, collega's,
toevallig las ik in een tijdschrift van het VOV het
verslag van de Vlaamse Adviesraad voor de
erkenning van de verzorgingsvoorzieningen. Dit
debat ging onder meer over de reconversie van de
K-bedden. Daarin wordt opnieuw een manifest
tekort aan opvangmogelijkheden voor
psychiatrische patiënten in algemene
ziekenhuizen vastgesteld. Dit is uiteraard een zeer
delicaat debat, temeer daar de psychiatrische
ziekenhuizen hierover niet enthousiast zijn. Ik stel
echter vast dat de behoefte aan geestelijke
gezondheidszorg, ook intramuraal, toeneemt. In
algemene ziekenhuizen is er een drempel inzake
deze problematiek, waardoor veel patiënten in T-
bedden terechtkomen. Iedereen is het erover eens
dat de dringende noodzaak bestaat om de
programmatie van de A-bedden te evalueren en
tot nieuwe criteria te komen.
Ten eerste, klopt het dat er een tekort aan A-
bedden in algemene ziekenhuizen is? Worden
maatregelen genomen om de verdere reconversie
naar A-bedden mogelijk te maken? Ik pleit niet
voor meer bedden, maar voor een aanpassing van
06/03/2001
CRIV 50
COM 405
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
het programmatieplafond.
Ten tweede, wil ik hieraan de discussie over de
zorgcircuits koppelen. In de sector moet de
samenwerking in goede omstandigheden
gebeuren, met transmurale zekerheden en met
linken naar de gespecialiseerde psychiatrische
ziekenhuizen. Zal er terzake nog ontwikkeling
zijn? Immers, door het arrest van het Arbitragehof
bent u bevoegd voor alles wat
ziekenhuisgebonden samenwerking betreft en
kunt u spreken over de samenwerking van het
psychiatrisch ziekenhuis met het algemeen
ziekenhuis. Wij missen terzake een belangrijke
link met de ambulante sector. Op welke wijze
denkt u de transmurale zorgcircuits in de
geestelijke gezondheidszorg verder te
ontwikkelen, gelet op het arrest van het
Arbitragehof? Is het verstandig zich, volgens de
beslissing van het Arbitragehof, te beperken tot de
zaken die federaal en meestal intramuraal van
aard zijn. Dat is niet de beste formule om een
goed zorgcontinuüm in de geestelijke
gezondheidszorg te kunnen ontwikkelen.
10.02 Minister Magda Aelvoet: Mevrouw de
voorzitter, collega's, voor de aanvang van de
tweede reconversiegolf die eind vorig jaar werd
beëindigd, werd een nauwkeurige inventaris van
het aantal A-bedden in de algemene ziekenhuizen
gemaakt. Daaruit bleek dat er vóór de reconversie
een overprogrammatie van A-bedden, met name
van 140%, was. In het kader van de
reconversiegolf kon men vaststellen dat de
algemene ziekenhuizen meer dan 340 A-bedden
wilden creëren door middel van omzetting van
andere bedindexen. Vanuit juridisch oogpunt is het
uiteraard niet mogelijk nog meer A-bedden in de
algemene ziekenhuizen te creëren, gezien de
overprogrammatie vóór de tweede reconversie.
Daarom heb ik in augustus 2000 een advies aan
de permanente werkgroep Psychiatrie van de
Nationale Raad van de Ziekenhuisvoorzieningen
gevraagd. Dit advies zal mij in mei 2001 worden
toegezonden.
Uit registratiegegevens van de algemene
ziekenhuizen en aan de hand van universitaire
studies kon worden vastgesteld dat 30% van de
patiënten, naast de A-diensten, als secundaire
diagnose psychische problemen vertonen. Er is
bijgevolg nood aan een adequaat antwoord op de
aanwezigheid van psychische problemen in
algemene ziekenhuizen. Hiertoe loopt op dit
ogenblik wetenschappelijk onderzoek met
betrekking tot de aard en de inhoud van de
liaisonpsychiatrie.
Daarnaast heb ik zelf ook een werkgroep van
experts samengesteld om een nauwkeurige
analyse te maken van de psychiatrische
problematiek in de algemene ziekenhuizen.
Bedoeling is dat ook deze werkgroep tegen medio
2001 concrete voorstellen formuleert voor de
vormgeving en desgevallend de verbetering van
het psychiatrisch aanbod. Dat is een zeer
moeilijke zaak. In feite wordt heel veel zeer zwaar
psychiatrisch werk gedaan in psychiatrische
ziekenhuizen, die geregeld signalen geven dat ze
over te weinig middelen beschikken. Algemene
ziekenhuizen willen best een deel van de
psychiatrische problemen naar zich toetrekken.
Ongetwijfeld heeft voor diagnose, korte opname
en minder ingewikkelde problemen de
laagdrempeligheid van een algemeen ziekenhuis
bepaalde voordelen. Maar men moet de kerk toch
wat in het midden houden. Ik ben zeer benieuwd
naar de aanbevelingen van de Werkgroep
Psychiatrie en naar de voorstellen van de experts
die ik de komende maanden zal ontvangen.
10.03 Jef Valkeniers (VLD): Mevrouw de
voorzitter, graag wil ook ik de heer Vandeurzen
wat uitleg verschaffen. Het feit dat heel wat
psychiatrische patiënten in D-bedden liggen, is
ook te wijten aan het feit dat zij niet wensen de
naam te hebben in een psychiatrisch ziekenhuis te
worden verpleegd. Zij kiezen dus expliciet voor
een D-bed.
Mevrouw de minister, we zullen de resultaten van
de studies moeten afwachten, maar ik wil toch
waarschuwen voor te grote vrijgevigheid inzake
bedden. Ziekenhuizen houden graag al hun
bedden vol omdat dat een gemakkelijke bron van
inkomsten is. Hoe meer bedden er zijn, des te
meer bedden zullen er vol liggen. Als vakman wil
ik u aanraden daarmee voorzichtig te zijn.
10.04 Minister Magda Aelvoet: Over het
algemeen ben ik vrij voorzichtig. Ik wil wel uw
aandacht vestigen op het volgende feit. Vanuit de
sector is er in 1997 een goed advies gekomen.
Wij moeten met de sector psychiatrie evolueren
naar een beweging waarbij de huidige verticale
benadering, met onder andere de psychiatrische
bedden, de PVT, het beschermd wonen en de
centra voor geestelijke gezondheidszorg, een
soort ommekeer meemaakt waaruit zorgcircuits
zouden moeten komen die patiënten begeleiden
van het ene naar het andere naargelang hun reële
behoeften. Dat was een zeer duidelijk advies van
de Werkgroep Permanente Psychiatrie van 1997.
Op dat advies hebben wij ondertussen
voortgewerkt. Het is de bedoeling om van de
CRIV 50
COM 405
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
uitsluitende beddenbenadering los te komen.
10.05 Jef Valkeniers (VLD): Mevrouw de
voorzitter, aanvankelijk werden de centra voor
geestelijke gezondheidszorg bij hun ontstaan
verplicht samen te werken met de A-diensten.
Bijna nergens is die samenwerking er,
uitgezonderd de enkele stafleden die parttime in
de ene en in de andere dienst werken. Waar die
samenwerking ontbreekt, is er 100% concurrentie:
zij zijn dan antagonisten.
De voorzitter: Over dit probleem is een
wetsvoorstel ingediend namens de CVP-fractie.
Dit voorstel zal spoedig besproken worden. Dan
kan dit debat voortgezet worden.
10.06 Minister Magda Aelvoet: Mevrouw de
voorzitter, ik wil nog even antwoorden op de
tweede vraag van de heer Vandeurzen. Wat gaat
er gebeuren in verband met de transmurale
zorgcircuits? De motivering van het arrest van het
Arbitragehof laat ruimte toe voor de
totstandkoming van een geïntegreerd
gezondheidsbeleid. Dit betekent dat iedere
competente overheid haar deel neemt van wat hij
gemachtigd is te doen. Concreet zal de federale
overheid de definitie van het begrip `netwerk van
zorgvoorzieningen' moeten beperken tot het
geheel van zorgaanbieders, zorgverstrekkers,
zorginstellingen en zorgdiensten waarvoor het
instellen van een organieke wetgeving of
normering niet tot de bevoegdheid van de
gemeenschap behoort.
Hieruit volgt dat het begrip zorgcircuit eveneens
beperkt zal worden tot het geheel van
zorgprogramma's en andere voorzieningen
waarvoor het instellen van een organieke
wetgeving of normering duidelijk niet tot de
bevoegdheid van de gemeenschap behoort. Zoals
in het verleden zal niettemin overleg met de
gemeenschappen moeten plaatsvinden met het
oog op de afstemming van het gezondheidsbeleid
op de verschillende niveau's. Wij kunnen het ons
effectief niet veroorloven om, omwille van een
relatief ingewikkelde staatsstructuur, een situatie
te hebben waarbij zorgcircuits niet tot stand
zouden kunnen komen. Wat dit laatste betreft,
wens ik mij binnen de perken van de beschikbare
speelruimte en in samenwerking met gewesten en
gemeenschappen, hiervoor blijven inzetten.
10.07 Jo Vandeurzen (CVP): Mevrouw de
voorzitter, ik dank de minister voor het antwoord.
Ik had twee vragen, maar ik zal even specifiëren.
U zegt dat de programmatie van de A-bedden niet
uitgeput is, wat een beetje in strijd is met de
informatie waarover ik beschik. Voor Vlaanderen
zou er enkel nog een marge zijn voor het
reconverteren van grote A-bedden naar partiële A-
bedden. Voor het overige zou er geen enkel
manoeuvre meer mogelijk zijn. Het ligt niet in mijn
aard om te denken dat mijn cijfers de enige juiste
zijn maar dit is toch wel eigenaardig. Hebt u
daarbij een uitsplitsing naar de gemeenschappen
en de regio's? Dit zou immers kunnen betekenen
dat het een specifiek Vlaams probleem zou zijn.
Volgens mijn informatie zou er in Vlaanderen
enkel nog ruimte zijn van grote A-bedden naar
kleine. Voor het overige zit alles muurvast.
10.08 Minister Magda Aelvoet: Ik zal mij bij de
administratie verder bevragen om daarover meer
duidelijkheid te bekomen.
10.09 Jo Vandeurzen (CVP): Ik heb een tweede
bedenking. Indien ik het goed heb begrepen, zegt
u dat u binnen uw bevoegdheden zorgcircuits zult
toelaten. Dan krijgen wij dus een situatie waarbij
men intramurale zorgcircuits hebt tussen
psychiatrische en algemene ziekenhuizen wat
toch intramuraal herkenbaar is in het kader van
federale normen enerzijds met daarnaast een
systeem van de gemeenschappen voor de
ambulante sector. Indien dit zo moet
georganiseerd worden, lijkt mij dit toch zeer
ingewikkeld.
10.10 Minister Magda Aelvoet: In de psychiatrie
is de algemene tendens toch de mensen
maximaal proberen te ondersteunen, zodanig dat
zij in hun thuissituatie kunnen blijven. Lukt dat niet
dan met ambulante ondersteuning en indien
nodig, mits residentiële opvang. Die lijn moet
sowieso ontwikkeld worden. Trouwens wat het
eerste niveau betreft, is het duidelijk zo, dat een
deel van de gelden van het RIZIV een
ondersteuning zijn ten aanzien van de geestelijke
gezondheid op de eerste lijn via rechtstreekse
tussenkomsten en ondersteuning van mensen die
in hun gewone leef- en werksituatie toch nog
blijven functioneren dankzij een adequate
ondersteuning. Hierover hebben wij echter geen
gedetailleerde gegevens.
10.11 Jo Vandeurzen (CVP): Indien dit de
fundamentele optie is, wat naar mijn mening toch
de goede optie is, dan zou het toch niet verstandig
zijn om te zeggen dat wij nu een concept van
zorgcircuits hebben, waarbij wij iedereen
incentives gaan geven om erin te stappen en
waarbij dit zich alleen zou kunnen afspelen bij
diegenen die federaal onder de hoede van de
minister van Volksgezondheid resorteren terwijl
juist de belangrijkste link deze is die naar buiten
06/03/2001
CRIV 50
COM 405
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
20
zou moeten gemaakt worden.
10.12 Minister Magda Aelvoet: Mijnheer
Vandeurzen, de bedoeling is uiteraard om op de
interministeriële conferentie van de ministers van
Volksgezondheid met gewesten en
gemeenschappen samen afspraken te maken,
zodanig dat de kring volledig wordt. Vermits men
het over de grond van de zaak wel degelijk eens
is, is dat niet moeilijk om te realiseren. Het vraagt
inderdaad inspanningen, maar het is niet
onmogelijk.
10.13 Jef Valkeniers (VLD): Ik heb mij destijds
verzet tegen de oprichting van centra voor
geestelijke gezondheidszorg
U zult dat terugvinden in de Handelingen. Ik was
voorstander van de toevoeging van een
ambulante equipe aan de bestaande A-dienst.
Dan zouden de mensen worden gevolgd. Die
centra voor geestelijke gezondheidszorg werken
niet 's nachts noch de weekends. Bovendien
werken zij ook niet samen met een A-dienst. Zij
staan competitief tegenover mekaar. Het ideaal
zou zijn geweest aan de bestaande A-dienst een
equipe toe te voegen. Dat mocht echter niet
omdat die A-diensten zouden hebben gediend als
toevoerterrein voor de hospitalisatie.
Men is toen eigenlijk van het verkeerde principe
uitgegaan. Het verheugt mij vast te stellend dat
men terugkeert naar wat vroeger werd
voorgesteld.
De voorzitter: Mijnheer Valkeniers, dat zullen ze
in Vlaanderen niet graag horen!
10.14 Jef Valkeniers (VLD): Mevrouw de
voorzitter, dat kan wel zo zijn, maar weet u wel wat
dit kost? Ik heb berekend wat de kostprijs was van
de huur van de gebouwen en van het aanwezige
paramedische personeel. Ik kwam uit op een
bedrag van 9.000 frank per consultatie tegen 135
frank per consultatie in het ziekenhuis.
De voorzitter: Is dat zo? In ieder geval is dit een
kwestie voor de Vlaamse bevoegdheid.
10.15 Jef Valkeniers (VLD): Dat kan goed zijn. Ik
wil alleen maar zeggen dat men de moed moet
hebben om bepaalde zaken af te spreken.
De voorzitter: Op dit niveau is dat niet mogelijk.
Dit is een zuiver gewestelijke kwestie.
10.16 Jo Vandeurzen (CVP): Mevrouw de
voorzitter, is het met het oog op de
erkenningscriteria niet verstandig om een
samenwerkingsakkoord op te stellen?
De voorzitter: Ik wens daar nu niet verder op in te
gaan. Wij houden er nu over op.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11 Mondelinge vraag van de heer Jef Valkeniers
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
geplande nationale borstkankerscreening"
(nr. 3515)
11 Question orale de M. Jef Valkeniers à la
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement sur
"le screening prévu au niveau national relatif au
cancer du sein" (n° 3515)
11.01 Jef Valkeniers (VLD): Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, hebt u uw
programma Borstkankerscreening gepland samen
met uw collega Vandenbroucke?
11.02 Minister Magda Aelvoet: Laten wij zeggen
dat de heer Vandenbroucke inging op vragen die
uitgingen van de Gemeenschappen, met name de
Vlaamse Gemeenschap, die het verst gevorderd
was met de aanloop tot een dergelijke campagne.
11.03 Jef Valkeniers (VLD): Maar wie is er nu
verantwoordelijk?
11.04 Minister Magda Aelvoet: U kunt uw vragen
tot mij richten en ik zal u een antwoord geven.
11.05 Jef Valkeniers (VLD): Ik vrees dat u mij
opnieuw zult verwijzen naar een collega. (Nee)
In dit programma Borstkankerscreening geldt een
uitnodiging van de overheid als voorschrift, ook al
is de fysieke aanwezigheid van de radioloog niet
vereist. Ik hoef u niet te zeggen dat dit indruist
tegen de consensus die huisartsen, gynaecologen
en radiologen hierover in februari 1999 hadden
bereikt. Men denkt met deze campagne vooral de
lagergeschoolde vrouwen te bereiken alhoewel
het juist die vrouwen zijn die nooit die bij de
huisartsen op raadpleging gaan en zich nooit laten
screenen op borstkanker. Artsen blijven dus
essentieel als vertrouwenspersoon bij het
informeren en sensibiliseren van de patiënt. Dient
er dus niet dringend een overleg te komen met de
drie bovenvermeldde artsengroepen en is inzake
borstkankerscreening bijvoorbeeld geen rol
weggelegd voor het algemeen medisch dossier bij
de huisarts?
CRIV 50
COM 405
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
21
11.06 Minister Magda Aelvoet: Ik ga volledig
akkoord wanneer u zegt dat artsen als
vertrouwenspersoon essentieel blijven, ook
gedurende een campagne voor
borstkankerscreening. Het protocol dat hierover is
afgesproken in de interministeriële conferentie
voor volksgezondheid in oktober bepaalt heel
duidelijk en ik citeer: "...dat de gemeenschappen
er zich toe verbinden een voorlichtingscampagne
met betrekking tot het opstarten van de
massascreening op te zetten". De
gemeenschappen zetten dus deze campagne op,
die gericht is op de betrokken doelgroep en de
behandelende arts, en vragen de artsen daarbij
om medewerking. En verder: "De
gemeenschappen verbinden er zich toe de
resultaten van de screening steeds te bezorgen
aan de verwijzende arts, aan een arts naar keuze
van de patiënt en aan de huisarts mits de vrouw
haar toestemming daartoe geeft". Na lezing van
deze twee artikels blijkt duidelijk dat de huisarts
niet uit het proces van de massascreening
verwijderd wordt en dat hij toegang zal hebben tot
de resultaten van de screening mits de vrouw haar
toestemming heeft gegeven.
Zoals u kunt vaststellen is de voorlichtings-
campagne bestemd voor een zeer ruime groep:
vrouwen tussen de 50 en de 69 jaar, en hun
behandelende artsen. Het protocolakkoord legt
dus ook de nadruk op de medewerking van de
behandelende artsen bij het informeren en het
sensibiliseren van hun patiënten. Dit wordt ook
heel duidelijk vermeld in de uitnodiging. Men kan
ofwel rechtsreeks met de uitnodiging naar de
screeningcentra gaan ofwel op onrechtstreekse
wijze, met andere woorden door een verwijzing
van de patiënt door de arts. De twee formules
bestaan. Het lijkt me niet echt zinvol op dit
ogenblik nog aanvullend overleg hieromtrent te
organiseren, nu de campagne al volop loopt,
vooral omdat de tweede optie uitdrukkelijk open
gehouden wordt en daar ook daadwerkelijk
beroep op gedaan wordt.
11.07 Jef Valkeniers (VLD): Mijn eerste vraag
was en ik denk dat dit wel uw materie is of een
uitnodiging van de overheid kan gelden als
voorschrift. Dit valt zeker te betwisten. De fysieke
aanwezigheid van de radioloog is niet vereist,
hoewel er dan voor de nomenclatuur, wanneer de
radioloog niet aanwezig is, problemen zijn inzake
terugbetaling. Dit weet u zeer goed. De Staat
eigent zich dus het recht toe om twee maal af te
wijken van een reglementering die hij zelf heeft
bepaald. Om een medische prestatie te mogen
uitvoeren moet er een voorschrift zijn van de
geneesheer en moet de geneesheer aanwezig
zijn. Hier laat de Staat deze uitnodiging als
voorschrift gelden en die radioloog moet er dan
eigenlijk ook niet bij.
Men moet een beetje consequent zijn. Dat geldt
ook voor de staat. Men legt de geneesheren
bepaalde maatregelen op die moeten worden
gevolgd, maar als vadertje staat zelf iets doet,
veegt die daar zijn broek aan en doet hij wat hij
wil. Dat kan toch niet!
11.08 Minister Magda Aelvoet: In dit geval gaat
het om een zeer bepaalde groep die men op een
zo gemakkelijk mogelijke manier een kans wil
bieden. Daarom is dit ook gratis, wat normaal ook
niet het geval is. Hier wordt een extra inspanning
gedaan, omdat borstkanker inderdaad de eerste
doodsoorzaak blijkt bij vrouwen. Daaraan moet
iets gebeuren.
11.09 Jef Valkeniers (VLD): Mevrouw, daarmee
ga ik akkoord. Mijn tweede vraag vermeldt
duidelijk dat de groep die verwaarloost een
onderzoek te laten uitvoeren, ook aan die
uitnodiging geen gevolg geeft, tenzij de huisdokter
als vertrouwenspersoon daarheen verwijst.
11.10 Minister Magda Aelvoet: Er werd in
voorzien dat men ook via doorverwijzing van
huisarts of behandelende arts gebruik kan maken
van de faciliteiten.
11.11 Jef Valkeniers (VLD): Als ik minister ben,
nodig ik de mensen uit. Gezien hun leeftijd en de
frequentie van borstkanker raad ik hun dan aan
om dringend een preventief onderzoek te laten
uitvoeren. Ik vraag hun dan hun huisarts te zien,
die hun een voorschrift zal bezorgen om het
onderzoek te laten uitvoeren. Dat is de manier
waarop wij geneeskunde verstaan in dit land. Zo
komt de eerste lijn aan haar trekken. U geeft de
mensen de goede raad om te gaan, terwijl de
geneesheer het onderzoek laat doen en het
resultaat bijhoudt. Nu heeft men beloofd de
huisartsen in kennis te zullen stellen, maar dat
moeten wij nog zien. Ik ben zelf vele jaren huisarts
geweest en nadien specialist, maar van al die
onderzoeken die vroeger gebeurden, heb ik nooit
enige uitslag gezien, dit ondanks massale
screenings. Dit zal van zeer nabij moeten worden
gevolgd om te weten of de huisarts inderdaad enig
resultaat zal krijgen. Wat als de patiënte niet wil
dat haar huisdokter weet dat zij gegaan is? U voelt
het probleem. Een deel zal toch door de mazen
vallen. Ik vind dat dit verkeerd werd aangepakt.
Het komt de huisarts toe het initiatief te nemen.
06/03/2001
CRIV 50
COM 405
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
22
11.12 Minister Magda Aelvoet: Dat is uw
appreciatie. Er werd voor gekozen de twee wegen
mogelijk te maken, rechtstreeks of via
doorverwijzing.
11.13 Jef Valkeniers (VLD): Wij zullen zien. Ik
zal deze vraag ook aan uw collega stellen.
De voorzitter: Ik denk dat dit inderdaad goed is.
Het uitgewerkte consensusmodel was een unicum
en toch is men daaraan voorbijgegaan. Dat versta
ik eerlijk gezegd ook niet.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Les questions orales n
os
3518 de M. Olivier
Chastel et 3519 de Mme Josée Lejeune sont
reportées à une date ultérieure.
12 Question orale de Mme Michèle Gilkinet à la
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement sur
"la publicité en matière de médicament"
(n° 4007)
12 Mondelinge vraag van mevrouw Michèle
Gilkinet aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over "reclame inzake
geneesmiddelen" (nr. 4007)
12.01 Michèle Gilkinet (ECOLO-AGALEV):
Madame la présidente, madame la ministre, chers
collègues, je voudrais vous interroger sur la
publicité en matière de médicaments. Le journal
du médecin, vous le savez, est largement financé
par la publicité de médicaments. Aussi me suis-je
livrée à une analyse rapide des publicités reprises
dans le numéro 1329. Voici mes constatations et
les questions qu'elles soulèvent.
Dans ce journal, j'ai relevé 27 publicités. 6 d'entre
elles comportaient des notices lisibles, 7 des
notices à lisibilité très limitée, 10 des notices
complètement illisibles et 4 publicités étaient sans
notices.
J'ai également observé que ce journal proposait
une participation à un séminaire à l'étranger, pour
lequel des points d'accréditation ont été
demandés.
Pouvez-vous me décrire la manière dont le
contrôle sur les publicités en matière de
médicaments est réalisé? A quels critères
techniques, ces publicités doivent-elles répondre?
Selon mon analyse, trois quarts des publicités
n'offrent pas de lisibilité suffisante pour les
notices. Vos services ont-ils partagé la même
analyse? Qu'est-il entrepris pour y remédier? Les
firmes pharmaceutiques qui recourent
ponctuellement ou régulièrement à l'utilisation de
techniques qui ne permettent pas de rencontrer le
cahier de charges en matière de publicité sont-
elles pénalisées? De quelle manière?
En ce qui concerne le second point, est-il habituel
de donner des points d'accréditation pour un
séminaire suivi à l'étranger et financé, en partie au
moins, par l'industrie pharmaceutique?
12.02 Magda Aelvoet, ministre: Madame la
présidente, les principales prescriptions légales en
matière de publicité écrites sont les suivantes:
- la publicité doit être conforme aux éléments de la
notice scientifique et aux éléments du dossier qui
ont été acceptés lors de l'enregistrement du
médicament;
-
la publicité doit constituer un ensemble et
comporter, au moins de manière lisible, la
dénomination, la composition qualitative du
médicament, sa forme pharmaceutique, les
éléments des rubriques indications, posologie,
contre-indications et effets indésirables, les
titulaires d'enregistrement, le numéro
d'enregistrement, la classification, etc..
Toutefois, ces mentions ne sont pas obligatoires
pour les publicités qui ne comportent que la
dénomination du médicament, ce qui est le cas
pour les quatre publicités relevées sans notices
par l'honorable membre.
En ce qui concerne les autres publicités
présentant des arguments promotionnels, je
partage votre analyse à propos du manque de
lisibilité, sinon de l'absence totale de lisibilité.
Cette situation est vraiment contraire aux
dispositions réglementaires qui précisent que les
éléments de la notice doivent être inclus dans la
publicité et y apparaître de manière lisible, ce qui
est évident pour qu'ils puissent remplir leur rôle
d'information.
Mes services en ont déjà fait, maintes fois, la
remarque à certaines firmes pharmaceutiques et
aux éditeurs de revues et journaux médicaux, qui
diffusent un grand nombre de publicités.
Actuellement, les mentions de la notice sont
incluses dans les publicités, ce qui ne fut pas
toujours le cas, mais la partie qui leur est
accordée dans l'espace publicitaire est trop
souvent limitée au strict minimum, de telle façon
que les inscriptions en deviennent parfois
confuses et illisibles, signes patents d'une réelle
volonté récalcitrante pour appliquer ce qui est
considéré comme un mal nécessaire. D'autre part,
il faut noter que les informations figurant dans les
CRIV 50
COM 405
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
23
notices sont de plus en plus volumineuses, ce qui
ne facilite objectivement pas la situation.
Aujourd'hui, l'inspection de la pharmacie n'est en
mesure d'affecter qu'un mi-temps au contrôle de
la publicité et les contrôles spontanés, a posteriori,
des publicités pour les praticiens, ne peuvent être
entrepris qu'après le traitement, dans les délais
légaux, des dossiers de visa et de notification de
publicité pour le public.
Toutefois, l'effectif devrait être renforcé
prochainement et il est prévu d'entreprendre une
action visant à rappeler, de façon générale,
l'obligation de lisibilité des mentions légales à
poursuivre et à respecter.
12.03 Michèle Gilkinet (ECOLO-AGALEV):
Madame la présidente, je remercie Mme la
ministre pour les réponses très précises qu'elle
m'a apportées.
Personnellement, je reste persuadée qu'il s'agit là
d'une technique délibérée. Si ce ne l'était pas,
nous trouverions beaucoup plus de cas dus au
hasard tandis que maintenant, puisque trois
quarts des publicités ne correspondent pas au
prescrit légal, nous avons des raisons de nous
inquiéter. Je me demande donc dans quelle
mesure nous ne devons pas y voir un aspect
délibéré.
Je me pose alors la question de la possibilité
d'inverser cet aspect, pour le rendre délibérément
conforme au prescrit légal, uniquement grâce à un
contrôle. Pour l'avenir, il serait peut-être utile
d'examiner l'opportunité d'imposer des pénalités:
une firme serait sanctionnée dès qu'elle ne
respecterait pas le prescrit légal.
Je souhaite une réflexion en la matière.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
13 Mondelinge vraag van de heer Jef Valkeniers
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
taalproblemen bij de dringende geneeskundige
hulpverlening" (nr. 4014)
13 Question orale de M. Jef Valkeniers à la
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement sur
"les problèmes linguistiques qui se posent
dans le cadre de l'aide médicale urgente"
(n° 4014)
13.01 Jef Valkeniers (VLD): Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, collega's, vorig
jaar heeft u de leden van onze commissie beloofd
een vergadering te beleggen met alle betrokken
actoren om de taalproblemen bij de dringende
geneeskundige hulpverlening in het Brusselse
definitief op te lossen.
Heeft deze vergadering reeds plaatsgegrepen? Zo
ja, hoe ziet u de verdere evolutie en hoe denkt u
voor een positieve oplossing van dit probleem te
zorgen?
13.02 Minister Magda Aelvoet: Mevrouw de
voorzitter, mijnheer Valkeniers, zoals ik had
beloofd, heb ik inderdaad een interministeriële
vergadering over de taalproblematiek ingericht.
Ook werd een werkgroep belast met de
taalproblematiek bij de dringende medische
hulpverlening. Deze werkgroep is al tweemaal
samengekomen en heeft de leden uitgenodigd om
via positieve maatregelen naar concrete
oplossingen te zoeken. Zij hebben op dit ogenblik
een inventaris gemaakt van hun visie op de
problemen en de mogelijke, praktische
oplossingen. Elk van die voorstellen wordt nu
bekeken en bediscussieerd. Bovendien is het niet
onbelangrijk mede te delen dat men de vice-
gouverneur van Vlaams-Brabant alsook de
voorzitter van de vaste commissie van
Taaltoezicht heeft verzocht zich hiervoor mee in te
zetten.
Ik verwacht dat het werk van deze werkgroep
uitmondt in praktische en realistische
maatregelen. Die zullen dan worden voorgelegd
op een volgende interministeriële conferentie,
waarna de zaak kan worden bezegeld. Mijn
vertrouwen is groot dat wij goede voorstellen
zullen bekomen. Ik vraag enkel even geduld te
oefenen tot de zaak is afgerond. Er wordt gevolg
gegeven aan deze zaak en de geest waarin de
vergaderingen zich afspelen, lijkt vrij positief te
zijn.
13.03 Jef Valkeniers (VLD): Mevrouw de
minister, wanneer hebben die vergaderingen dan
plaatsgegrepen? U kan mij dat antwoord
misschien schriftelijk bezorgen. Ook had ik graag
geweten wie deel uitmaakt van deze commissie.
Ik veronderstel dat de vice-gouverneur waarover u
spreekt, de heer Desolre is? Dat is dus een
Franstalig man.
13.04 Minister Magda Aelvoet: Dat is inderdaad
zo.
13.05 Jef Valkeniers (VLD): Die man heeft toch
nog niet veel blijken gegeven van enig Vlaams
06/03/2001
CRIV 50
COM 405
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
24
bewustzijn! We zullen afwachten wat er gebeurt.
Ik heb enig voorbehoud bij het slagen van deze
opdracht. Maar goed, misschien komt de man wel
tot inkeer!
Ik heb evenwel nog een laatste vraag. Wanneer,
mevrouw de minister, verwacht u een antwoord?
Men is immers nogal ongeduldig in onze
gemeente, alsook in de omliggende gemeenten.
Dit thema sleept immers al meer dan dertig jaren
aan. Al zolang worden er vragen over gesteld en
worden er antwoorden gegeven, maar er is
uiteindelijk nog niets van gekomen. Het zou fijn
zijn, mocht er eens iets positiefs uit de bus komen.
13.06 Minister Magda Aelvoet: Uw vraag is
genoteerd en u zal de gevraagde gegevens
krijgen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
14 Mondelinge vraag van de heer Koen Bultinck
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
informatiefolder die aan de
moslimgemeenschap duidelijk maakt dat er op
het offerfeest van 5 en 6 maart 2001 geen
schapen mogen geslacht worden omwille van
de maatregelen tegen mond- en klauwzeer"
(nr. 4031)
14 Question orale de M. Koen Bultinck à la
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement sur
"la brochure expliquant à la communauté
islamique les raisons de l'interdiction de
l'abattage d'ovins à l'occasion de la fête du
sacrifice des 5 et 6 mars 2001" (n° 4031)
14.01 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Mevrouw
de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, deze
week zou er een informatiefolder verspreid
worden die de mensen van de
moslimgemeenschap duidelijk moet maken dat er
geen schapen mogen worden geslacht tijdens het
offerfeest dat deze dagen gevierd wordt omwille
van de maatregelen tegen mond- en klauwzeer.
Het initiatief zou het resultaat zijn van een
samenwerking tussen de ministeries van
Landbouw en Volksgezondheid, het Vast
Secretariaat voor Preventie en de
moslimexecutieve van België. Als ik goed ben
ingelicht, zou deze folder opgesteld zijn in zowel
het Nederlands als het Frans en in bijkomende
orde ook in het Turks en het Arabisch. Hij zou
verspreid worden via gemeentebesturen,
politiediensten, buurtwerkers, het Centrum voor
Gelijkheid van Kansen en de moslimexecutieve.
Mevrouw de minister, wij hadden u graag een
aantal vragen gesteld, in eerste orde over de juiste
inhoud van de folder. Ten tweede, wat kost die
informatiebrochure en wie betaalt dit in essentie?
Ten derde, wie draagt de eindverantwoordelijkheid
en wie is de verantwoordelijke uitgever? Klopt het
dat de folder in de vier voornoemde talen wordt
verspreid? Houdt de verspreiding van een folder in
het Turks en Arabisch geen overtreding van onze
taalwetgeving in?
Als u het mij toestaat, wil ik u nog een bijkomende
vraag stellen. Komt dit initiatief niet rijkelijk laat als
ik zie dat een aantal Limburgse gemeenten reeds
een slachtverbod hadden afgekondigd en dat zelfs
een krant die u gunstig gezind zou moeten zijn, De
Morgen, op 1 maart stelde dat uw algemeen
slachtverbod rijkelijk laat kwam? Ook een aantal
informatieambtenaren bij de Limburgse
gemeenten stelden vragen bij het feit dat de hele
procedure zo laat op gang is gekomen.
Voorzitter: Michèle Gilkinet.
Présidente: Michèle Gilkinet.
14.02 Minister Magda Aelvoet: Mijnheer Bultinck,
eerst en vooral heb ik de tekst hier bij mij in de
verschillende talen. Frans en Nederlands zullen
voor u geen probleem zijn. Voor de rest vermoed
ik dat u evenveel moeilijkheden zult hebben als ik.
Ik zal u dit onmiddellijk ter beschikking stellen. In
feite ging het er om zeer duidelijk de kern van de
zaak mee te delen en ook het waarom te
verduidelijken. Bij de start van de maatregelen
bestond bij een deel van de moslimgemeenschap
de indruk dat dit iets was dat speciaal tegen hen
gericht was. De betrokken verantwoordelijken
wilden alle onduidelijkheid wegnemen.
Op de zaterdag van de week voor de
krokusvakantie werd de beslissing genomen om
een algemeen transportverbod in te stellen.
Op
maandag en dinsdag hebben we
overlegvergaderingen gehad om te zien hoe dit
verder evolueerde. De eerste interpretatie was dat
er met dit transportverbod ook de facto een
slachtverbod was. In de maanden voordien
hadden wij immers reeds een bijzondere
inspanningen geleverd om de gemeenten
initiatieven te doen nemen om voor die dagen
aparte kleine slachtateliers in te richten om te
vermijden dat men op grote schaal thuis zou
slachten, met alle problemen die dat oplevert. Wij
vertrokken dus vanuit de optiek dat het
transportverbod de facto ook een slachtverbod
inhield. Dinsdagavond kregen wij tijdens overleg
met de moslimexecutieve informatie binnen
CRIV 50
COM 405
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
25
waaruit bleek dat op een aantal plaatsen,
voornamelijk op het platteland, de mensen hun
schapen al thuis hadden. Daardoor kregen wij dus
het probleem dat diegenen die hun schapen thuis
hadden ze toch nog zouden kunnen slachten, dit
in tegenstelling met de anderen. Toen is beslist
om vanaf de volgende dag een algemeen
slachtverbod in te stellen. We wilden vermijden
dat er een discriminatie zou ontstaan tussen de
mensen op het platteland en die in de steden.
Veel vlugger kon dit niet gebeuren. Wij hebben
deze maatregel genomen en de folder wordt
uiteraard deze week verspreid. Anders zouden het
vijgen na Pasen zijn. Men insinueerde in alle types
van kranten zaken die er helemaal niet op leken.
Uw volgende vraag zal daar nog een betere
illustratie van zijn. U zult zien dat de folder op 28
februari is opgesteld.
De folder werd op 28 februari 2001 opgesteld en
door het crisiscentrum naar de gemeenten
gezonden. Dat was de enige manier om ervoor te
zorgen dat de folder zeer vlug werd verspreid. Dat
gebeurde onder de verantwoordelijkheid van de
bevoegde ministers van Landbouw,
Volksgezondheid, Justitie en Binnenlandse Zaken.
De kostprijs ervan wordt op hun begrotingen
ingeschreven. Er werd immers ook een 0800-
nummer ter beschikking gesteld, waar honderden
personen met hun vragen terecht konden en dat
zeer doeltreffend was. Daardoor kon een feest dat
in de moslimgemeenschap zeer hoog staat
aangeschreven, toch doorgaan met respect voor
het transportverbod en de veiligheidsmaatregelen
en waren de wrijvingen minimaal. Ik ben tevreden
over de manier waarop de zaak is verlopen. De
moslimgemeenschap is hierover eveneens
tevreden; zij heeft de verantwoordelijkheid voor
haar eigen gemeenschap op zich genomen en
heeft zich verantwoord gedragen. De Belgische
regering heeft trouwens uitstekende commentaren
gekregen, ook in de pers van Marokko. De manier
waarop wij het hebben aangepakt, siert ons land
in plaats van het te onteren.
14.03 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Mevrouw
de minister, ik kom nog even terug op het aspect
van de taalwetgeving, dat u tracht te vermijden. Er
kan terzake toch een probleem rijzen. In het
Nederlandstalig taalgebied mag men ervan
uitgaan dat alleen Nederlandstalige folders
worden verspreid. Ik besef dat volgens de
taalwetgeving en de Vaste Commissie voor
Taaltoezicht exacte vertalingen toegelaten zijn.
Welke garantie hebben wij dat de teksten in het
Turks en het Arabisch correcte vertalingen zijn
van de Nederlandse en de Franse tekst?
14.04 Minister Magda Aelvoet: Aangezien de
taalwetgeving toelaat om exacte vertalingen te
verspreiden, werd uiteraard een beroep gedaan
op personen die de taal machtig waren en die op
grond van hun samenwerking met officiële
instellingen voldoende konden worden vertrouwd
inzake een correcte vertaling. Daarover bestaat
geen onduidelijkheid.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
15 Mondelinge vraag van de heer Koen Bultinck
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
slordigheid in de communicatie betreffende het
algemeen slachtverbod naar aanleiding van de
mond- en klauwzeercrisis" (nr. 4054)
15 Question orale de M. Koen Bultinck à la
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement sur
"la négligence dans la communication relative à
l'interdiction générale d'abattage à la suite de la
crise de la fièvre aphteuse" (n° 4054)
15.01 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Mevrouw
de voorzitter, mevrouw de minister, op 28 maart
2001 werd door uw diensten een bericht verspreid,
waarin een algemeen slachtverbod ingevolge de
mond- en klauwzeercrisis werd aangekondigd.
Later werd het bericht gecorrigeerd in die zin dat
het algemeen slachtverbod werd beperkt tot
schapen, lammeren en geiten.
Vanochtend nog heb ik bij de bespreking van het
wetsontwerp op het Federaal Agentschap voor de
Voedselveiligheid nog gesteld dat het bericht in de
landbouw- en de vleessector van mijn streek voor
nogal wat paniek heeft gezorgd. Een krantenkop
in De Gazet van Antwerpen van 1 maart 2001 was
niet mals: "De minister jaagt de vleessector de
daver op het lijf". Wanneer ik de chronologie van
de Belga-berichten overloop, is het eerste Belga-
bericht op 28 februari 2001 om 17.25 uur
verspreid. Om 17.40 uur volgde een bevestiging
van dat bericht. Pas om 17.57 uur volgde de toch
wel belangrijke precisering dat het alleen om een
slachtverbod voor schapen en geiten zou gaan.
Mevrouw de minister, het is niet de eerste maal
dat u communicatieproblemen hebt. Wij
herinneren ons allemaal levendig de berichtgeving
over de gsm-gesprekken tussen u en de eerste
minister ten tijde van de dioxinecrisis.
We hebben ook de zeer onduidelijke
communicatie gezien in de hele problematiek rond
het legaliseren van softdrugs. Dit zou het derde
06/03/2001
CRIV 50
COM 405
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26
pijnlijke incident op rij zijn waarbij u blijk zou geven
van enige slordigheid in uw communicatie.
Mevrouw de minister, welke maatregelen treft u
om in de toekomst dergelijke "slordigheden" te
vermijden?
15.02 Minister Magda Aelvoet: Mijnheer Bultinck,
het gaat hier niet om enige slordigheid van mijn
diensten, het gaat om een slordigheid van Belga.
U zult ook zien dat geen enkele andere krant dat
op die manier naar buiten heeft gebracht. Geen
enkel ander medium, radio of televisie, heeft dit
bericht zo naar buiten gebracht. Mijn kabinet heeft
correcte informatie gegeven. Belga heeft een fout
gemaakt en een half uur later heeft Belga die ook
rechtgezet. Een welbepaalde krant heeft echter
om redenen die haar eigen zijn het bericht op die
manier naar buiten gebracht. Wat die redenen
zijn, moet u hen maar vragen. Alle andere kranten
hadden ons gecontacteerd om te vragen wat er
met het Belga-bericht gebeurd was. Wij konden
daarop antwoorden dat Belga zich doodgewoon
vergist had. Ik kan u trouwens aan de hand van e-
mails en faxen bevestigen dat het oorspronkelijke
bericht dat wij aan Belga gestuurd hebben correct
en volledig was.
Als parlementslid met toegang tot een leeszaal
waarin alle mogelijke kranten liggen, zou u toch
enige achterdocht hebben moeten voelen als
alleen De Gazet van Antwerpen dat op die manier
naar buiten brengt. Als men suggereert dat de
hele vleessector de daver op het lijf heeft, dan
moet ik u toch vragen hoe alle boeren binnen een
half uur zouden kunnen weten wat er op de Belga-
telex stond. Dit was een bewust verkeerde
voorstelling van zaken. Wij hebben de betrokken
krant trouwens een rechtzetting gevraagd en die is
er niet gekomen. U kunt de conclusie zelf trekken.
Wat de dioxinecrisis betreft, is de kern van de
zaak dat ik aan mijn ministerieel besluit geen
komma heb moeten veranderen. Ik heb geen
bijsturing gekregen die erop moest wijzen dat er
een fout werd gemaakt. Er is een
communicatiefout gemaakt, maar intelligente
commentatoren hebben daar al lang hun
conclusie uit getrokken.
15.03 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Mevrouw
de minister, ik stel vast dat u zich wat opwindt en
ik wil geen nodeloze polemiek voeren, maar wij
hebben voor een deel geen andere mogelijkheid
dan u over een dergelijke zaak te ondervragen. U
hebt zeer krasse uitspraken gedaan over De
Gazet van Antwerpen. Ik voel mij zeker niet
verplicht om die krant hier te verdedigen; ik neem
alleen akte van uw krasse uitspraken.
15.04 Minister Magda Aelvoet: U hebt toch ook
gezien dat geen enkele andere krant die fout
gemaakt heeft?
15.05 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK):
Uiteraard.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Voorzitter: Yolande Avontroodt.
Présidente: Yolande Avontroodt.
16 Mondelinge vraag van de heer Koen Bultinck
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
oprichting van een federaal kadaster van
gezondheidsberoepen" (nr. 4060)
16 Question orale de M. Koen Bultinck à la
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement sur
"la création d'un cadastre fédéral des
professions de la santé" (n° 4060)
16.01 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Mevrouw
de voorzitter, mevrouw de minister, collega's,
reeds eerder kondigde u aan dat u een kadaster
voor de gezondheidsberoepen zou invoeren. Nu
blijkt dat u dit zou willen verwerken in het
koninklijk besluit nr. 78 van 1967. Ik heb dan ook
een aantal vragen om verduidelijking. Waarom wilt
u het voornoemde kadaster invoeren via een
wijziging van koninklijk besluit 78? De gegevens
die de beroepsbeoefenaars moeten vermelden
zijn zeer gedetailleerd en de sancties bij niet-
opgave blijken zeer zwaar te zijn. Vreest u niet in
aanvaring te komen met de wet op de privacy? De
reacties van het medisch korps zijn, als ik naar de
Artsenkrant mag verwijzen, vrij negatief. Is er enig
overleg geweest met de beroepsverenigingen? Zo
ja, wat was het resultaat? Wat is de verdere timing
voor het invoeren van dit kadaster?
16.02 Minister Magda Aelvoet: Mevrouw de
voorzitter, collega's, in feite kan ik daar met twee
grote punten op antwoorden.
Het is duidelijk dat het over alle
gezondheidsberoepen gaat. Het is belangrijk om
daar voldoende gegevens over te hebben om te
vermijden dat men fantaisistische uitspraken
doet
over de behoefte aan een of ander
gezondheidsberoep. Wij hebben die informatie
nodig om een toekomstgericht beleid te kunnen
voeren.
U weet zeer goed dat er een debat aan de gang is
over de vraag of de numerus clausus in de
CRIV 50
COM 405
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
27
Vlaamse Gemeenschap of het visasysteem in de
Franse Gemeenschap al dan niet moeten worden
gewijzigd in het licht van een eventuele herziening
van het aantal beschikbare artsen dat op de
fondsen van het RIZIV een beroep zal doen. Wat
dat betreft, is een kadaster een heel nuttig
instrument. Hierover zijn een aantal contacten
geweest. De oorspronkelijke teksten zijn
aangepast. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat
hieraan op een loyale manier wordt meegewerkt
en dat dit als een afdwingbaar advies wordt
beschouwd? Dat punt is nog niet helemaal
uitgeklaard. We zoeken een stok achter de deur
die voor beide partijen aanvaardbaar is.
Later is hier op het niveau van de administratie
nog verder aan gewerkt en heeft men een vrij
lange lijst van vragen opgesteld, die effectief op
weerstand stootten. Het is de bedoeling om
hierover met de sector een akkoord te bereiken. In
het oorspronkelijk idee wou men de bepalingen
rond dit kadaster opnemen in de Gezondheidswet,
die voor de komende maanden is gepland. Ik heb
ondertussen beslist om hierover met de sector
een goed akkoord te bereiken. Ik wil in ieder geval
voor de zomervakantie een ontwerp aan de
Kamer kunnen voorleggen, dat zich situeert
binnen het koninklijk besluit nr. 78, wat de meest
gemakkelijke oplossing is. De controverse heeft
niets te maken met de keuze voor koninklijk
besluit nr. 78. Het heeft wel te maken met de
hoeveelheid gegevens die zullen worden
opgevraagd en de vorm die ze moeten aannemen.
16.03 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Mevrouw
de minister, als ik u goed heb begrepen, vindt u
het wel degelijk haalbaar dat een akkoord met de
betrokken artsengroeperingen en anderen zou
kunnen worden gesloten.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De mondelinge vraag nr. 4084 van mevrouw
Simonne Creyf wordt naar een latere datum
verschoven.
17 Question orale de M. Luc Paque à la ministre
de la Protection de la consommation, de la
Santé publique et de l'Environnement sur "la
création d'un Fonds pour la lutte contre le
tabagisme" (n° 4086)
17 Mondelinge vraag van de heer Luc Paque
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
oprichting van een Fonds voor de strijd tegen
tabaksverbruik" (nr. 4086)
17.01 Luc Paque (PSC): Madame la présidente,
madame la ministre, en août 2000, vous nous
annonciez qu'un budget de 500 millions de francs
belges serait dégagé par le gouvernement fédéral
pour mettre en place, en collaboration avec les
Communautés, des actions de prévention contre
le tabagisme.
Lors du débat sur le budget 2001 et la discussion
sur votre note de politique générale, je vous ai fait
part de notre inquiétude de ne pas voir de montant
inscrit en faveur de la lutte contre le tabagisme.
Entre-temps, une enquête a été réalisée par le
CRIOC et la presse en a récemment fait une
présentation. En effet, nous constatons une
recrudescence du nombre de fumeurs. Je ne
reprendrai pas ici toute l'étude car vous la
connaissez certainement aussi bien que moi. Je
me contenterai de quelques points importants.
Nous constatons qu'en 2000, le pourcentage de
fumeurs est en hausse: il représente 30% des
Belges qui consomment chaque jour leur lot de
tabac. Il faut remonter à 1996 pour trouver un taux
comparable. Ce sont surtout les jeunes qui se
portent de plus en plus vers le tabac.
Par ailleurs, en 2000, l'Etat belge a perçu près de
70 milliards de francs de recettes fiscales sur la
vente des produits de tabac et en a consacré
7 millions, c'est-à-dire 1/10000
e
de ces recettes,
pour sensibiliser la population aux méfaits du
tabac. C'est deux fois moins qu'en 1999. Bien sûr,
la prévention du tabagisme est évidemment un
ouvrage à remettre sans fin sur le métier.
Malheureusement, les moyens dont disposent les
Communautés sont manifestement insuffisants.
En décembre, toujours lors de la discussion du
budget, suite à votre réponse, je m'étais réjoui
d'entendre votre intention d'organiser une
coopération entre les entités fédérées et l'Etat
fédéral pour mettre en place une politique de
prévention qui puisse rivaliser avec les moyens de
communication utilisés par l'industrie du tabac.
J'aurai dès lors deux questions à vous poser:
qu'en est-il des projets annoncés en août 2000 et
confirmés en décembre 2000 d'utiliser ce budget
d'un demi-milliard pour la lutte contre le
tabagisme? Quels sont les contacts, du moins s'il
y en a déjà eu, entre l'Etat fédéral et les
Communautés pour cette coordination des
politiques en cette matière?
17.02 Magda Aelvoet, ministre: Madame la
présidente, chers collègues, à cette époque, lors
de la discussion du budget 2001, je vous ai bien
06/03/2001
CRIV 50
COM 405
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
28
dit que nous ne disposions pas alors des sommes
prévues; d'ailleurs, vous aviez pu le constater
rapidement.
D'autre part, j'ai dit
et cette réalité tient
toujours que le ministre Reynders était disposé
à entreprendre avec moi une initiative qui
consisterait à élever légèrement les accises sur le
tabac, créant ainsi une masse d'argent suffisante
pour aller de l'avant dans des campagnes de
prévention au niveau des Communautés.
J'ai fait élaborer un texte très précis qui doit
permettre le transfert des moyens. Ce point sera
mis sur le tapis dans le cadre du contrôle
budgétaire; j'espère vivement obtenir le soutien du
conseil des ministres pour me permettre d'aller de
l'avant. Du côté des Communautés et des
Régions concernées, une volonté politique existe
pour réussir l'accord de coopération nécessaire à
cette campagne. Il s'agit de ne pas empiéter sur
les compétences des Communautés et Régions: il
faut rester très vigilant quant à la formulation des
textes pour éviter toute désinvolture ultérieure.
J'espère vraiment réussir ce projet. Je sais
pouvoir compter sur l'appui politique du ministre
des Finances, responsable en la matière.
Bien entendu, pour ce qui est de l'organisation
proprement dite des campagnes, cela devra se
faire au niveau des Communautés et des Régions
compétentes.
On a en effet constaté que seules les campagnes
touchant les gens à l'endroit sensible produisent
un effet. Implorer les gens de ne pas fumer, leur
prédire un cancer, etc. sont des éléments qui ne
produisent pas d'effet. A ce niveau-là, nous avons
pris contact avec d'autres pays européens pour
vérifier quelles sont les campagnes qui ont bien
marché. Celles qui ont été les plus efficaces et ont
entraîné la plus grande chute du nombre des
fumeurs ont été menées par la Grande-Bretagne.
Ce pays a recherché les symboles qui pouvaient
ébranler l'esprit et la volonté des personnes
concernées.
17.03 Luc Paque (PSC): Madame la présidente,
je remercie Mme la ministre de sa réponse.
J'espère que son projet pourra aboutir le plus
rapidement possible. Vous avez déjà des alliés,
madame la ministre, puisque l'étude du CRIOC
précise que 60% des fumeurs sont prêts à payer 2
francs supplémentaires pour la mise sur pied de
campagnes de prévention.
Je compte sur votre diplomatie dans vos contacts
avec les Communautés afin que les campagnes
puissent avoir lieu dans un esprit de concertation
et de collaboration entre toutes les communautés.
Il ne faudrait pas qu'une communauté fasse plus
de prévention qu'une autre. Sur le plan financier,
on constate que le tabagisme coûte 50 milliards
par an à l'INAMI puisque près de 20.000
personnes décèdent chaque année du tabac. Il
est donc important que les Communautés fassent
preuve d'un esprit civique à cet égard.
Comme vous l'avez dit, les campagnes de
prévention doivent être percutantes. Il ne suffit pas
d'écrire sur un paquet de tabac ou de cigarettes
que le tabac nuit à la santé ou peut provoquer le
cancer. A mon avis, il est trop tard pour agir à ce
moment-là car la démarche a déjà été faite. Plus
on s'y prendra tôt, de la manière la plus efficace
possible, plus les résultats seront positifs. Je
compte sur votre énergie en la matière. J'espère
que vos contacts avec les Communautés et le
ministre des Finances pourront être concrétisés le
plus rapidement possible.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De mondelinge vraag nr. 4078 van mevrouw
Trees Pieters wordt naar een latere datum
verschoven.
La réunion publique de commission est levée à
16.46 heures.
De openbare commissievergadering wordt
gesloten om 16.46 uur.
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRABV 50 COM 405
CRABV 50 COM 405
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
EKNOPT
V
ERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
A
NALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
V
OLKSGEZONDHEID
,
HET
L
EEFMILIEU EN DE MAATSCHAPPELIJKE
H
ERNIEUWING
C
OMMISSION DE LA
S
ANTÉ PUBLIQUE
,
DE
L
'E
NVIRONNEMENT ET DU
R
ENOUVEAU DE LA
S
OCIÉTÉ
dinsdag mardi
06-03-2001 06-03-2001
14:00 uur
14:00 heures
CRABV 50
COM 405
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Samengevoegde mondelinge vragen van
1
Questions orales jointes de
1
- de heer Jean-Marc Delizée aan de vice-eerste
minister en minister van Begroting,
Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie
over "de opvang van niet-begeleide minderjarige
asielzoekers" (nr. 3295)
- M. Jean-Marc Delizée au vice-premier ministre
et ministre du Budget, de l'Intégration sociale et
de l' Économie sociale sur "l'accueil des candidats
réfugiés mineurs non accompagnés" (n° 3295)
- de heer Koen Bultinck aan de vice-eerste
minister en minister van Begroting,
Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie
over "het project voor de opvang van
alleenstaande minderjarige asielzoekers in de wijk
"Witte Huizen" te Ieper" (nr. 3353)
- M. Koen Bultinck au vice-premier ministre et
ministre du Budget, de l'Intégration sociale et de l'
Économie sociale sur "le projet d'accueil pour
demandeurs d'asile mineurs non accompagnés
dans le quartier "Witte Huizen" à Ypres" (n° 3353)
- de heer Luc Paque tot de vice-eerste minister en
minister van Begroting, Maatschappelijke
Integratie en Sociale Economie over "de opvang
van minderjarigen die een asielaanvraag hebben
ingediend" (nr. 4087)
- M. Luc Paque au vice-premier ministre et
ministre du Budget, de l'Intégration sociale et de
l'Economie sociale sur "l'accueil des mineurs
d'âge ayant introduit une demande d'asile"
(n° 4087)
Sprekers:
Jean-Marc Delizée, Koen
Bultinck, Luc Paque, Johan Vande Lanotte,
vice-eerste minister en minister van Begroting,
Maatschappelijke Integratie en Sociale
Economie
Orateurs: Jean-Marc Delizée, Koen Bultinck,
Luc Paque, Johan Vande Lanotte, vice-
premier ministre et ministre du Budget, de
l'Intégration sociale et de l' Économie sociale
Mondelinge vraag van mevrouw Michèle Gilkinet
aan de vice-eerste minister en minister van
Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale
Economie over "de operatie "mazout-cheque"
(nr. 3391)
5
Question orale de Mme Michèle Gilkinet au vice-
premier ministre et ministre du Budget, de
l'Intégration sociale et de l' Économie sociale sur
"l'opération "chèque mazout"" (n° 3391)
5
Sprekers: Michèle Gilkinet, Johan Vande
Lanotte, vice-eerste minister en minister van
Begroting, Maatschappelijke Integratie en
Sociale Economie
Orateurs: Michèle Gilkinet, Johan Vande
Lanotte, vice-premier ministre et ministre du
Budget, de l'Intégration sociale et de l'
Économie sociale
Mondelinge vraag van de heer Yvan Mayeur aan
de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
onbetaalde facturen in de ziekenhuissector"
(nr. 3388)
5
Question orale de M. Yvan Mayeur à la ministre
de la Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur "les factures
impayées dans le secteur hospitalier" (n° 3388)
5
Sprekers: Yvan Mayeur, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Yvan Mayeur, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
Mondelinge vraag van mevrouw Josée Lejeune
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "het
raadgevend comité binnen het Federaal
Agentschap voor de veiligheid van de
Voedselketen" (nr. 3415)
7
Question orale de Mme Josée Lejeune à la
ministre de la Protection de la consommation, de
la Santé publique et de l'Environnement sur "le
comité consultatif au sein de l'Agence fédérale
pour la sécurité de la chaîne alimentaire"
(n° 3415)
7
Sprekers: Josée Lejeune, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu , Robert
Denis
Orateurs: Josée Lejeune, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement ,
Robert Denis
Mondelinge vraag van de heer Hubert Brouns aan
de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
monitoring van vis op PCB's" (nr. 3438)
8
Question orale de M. Hubert Brouns à la ministre
de la Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur "le monitoring
permettant de détecter et de mesurer la présence
de PCB dans le poisson" (n° 3438)
8
06/03/2001
CRABV 50
COM 405
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
Sprekers: Hubert Brouns, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Hubert Brouns, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
Mondelinge vraag van mevrouw Annemie Van de
Casteele aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over "de kostprijs van BSE-tests"
(nr. 3441)
9
Question orale de Mme Annemie Van de Casteele
à la ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement sur "le
coût des tests ESB" (n° 3441)
9
Sprekers: Annemie Van de Casteele, Magda
Aelvoet, minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Annemie Van de Casteele, Magda
Aelvoet, ministre de la Protection de la
consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement
Mondelinge vraag van de heer Jef Valkeniers aan
de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
zogenaamde post-traumatische stress-
stoornissen" (nr. 3447)
11
Question orale de M. Jef Valkeniers à la ministre
de la Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur "les troubles
liés au stress post-traumatique" (n° 3447)
11
Sprekers: Jef Valkeniers, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Jef Valkeniers, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
Mondelinge vraag van de heer Hubert Brouns aan
de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "BSE bij
schapen" (nr. 3454)
11
Question orale de M. Hubert Brouns à la ministre
de la Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur "l'ESB des
moutons" (n° 3454)
11
Sprekers: Hubert Brouns, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Hubert Brouns, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "het
koninklijk besluit van 7
november
2000 tot
wijziging van het basisbesluit van 31 mei 1989
houdende nadere omschrijving van de fusie van
de ziekenhuizen en van de bijzondere normen
waaraan deze moeten voldoen" (nr. 3452)
13
Question orale de M. Jo Vandeurzen à la ministre
de la Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur "l'arrêté royal
du 7 novembre 2000 modifiant l'arrêté royal du
31 mai 1989 précisant la description d'une fusion
d'hôpitaux et des normes particulières qu'elle doit
respecter" (n° 3452)
13
Sprekers: Jo Vandeurzen, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Jo Vandeurzen, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
programmatienormen voor de creatie van
bijkomende A-bedden in algemene ziekenhuizen
(door reconversie)" (nr. 3514)
14
Question orale de M. Jo Vandeurzen à la ministre
de la Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur "les normes
de programmation pour la création de lits A
supplémentaires dans les hôpitaux généraux (par
reconversion)" (n° 3514)
14
Sprekers: Jo Vandeurzen, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu , Jef
Valkeniers
Orateurs: Jo Vandeurzen, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement ,
Jef Valkeniers
Mondelinge vraag van de heer Jef Valkeniers aan
de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de geplande
nationale borstkankerscreening" (nr. 3515)
16
Question orale de M. Jef Valkeniers à la ministre
de la Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur "le screening
prévu au niveau national relatif au cancer du sein"
(n° 3515)
16
Sprekers: Jef Valkeniers, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Jef Valkeniers, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
CRABV 50
COM 405
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
iii
Mondelinge vraag van mevrouw Michèle Gilkinet
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "reclame
inzake geneesmiddelen" (nr. 4007)
17
Question orale de Mme Michèle Gilkinet à la
ministre de la Protection de la consommation, de
la Santé publique et de l'Environnement sur "la
publicité en matière de médicament" (n° 4007)
17
Sprekers: Michèle Gilkinet, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Michèle Gilkinet, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
Mondelinge vraag van de heer Jef Valkeniers aan
de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
taalproblemen bij de dringende geneeskundige
hulpverlening" (nr. 4014)
19
Question orale de M. Jef Valkeniers à la ministre
de la Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur "les problèmes
linguistiques qui se posent dans le cadre de l'aide
médicale urgente" (n° 4014)
19
Sprekers: Jef Valkeniers, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Jef Valkeniers, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
Mondelinge vraag van de heer Koen Bultinck aan
de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
informatiefolder die aan de moslimgemeenschap
duidelijk maakt dat er op het offerfeest van 5 en 6
maart 2001 geen schapen mogen geslacht
worden omwille van de maatregelen tegen mond-
en klauwzeer" (nr. 4031)
19
Question orale de M. Koen Bultinck à la ministre
de la Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur "la brochure
expliquant à la communauté islamique les raisons
de l'interdiction de l'abattage d'ovins à l'occasion
de la fête du sacrifice des 5 et 6 mars 2001" (n°
4031)
19
Sprekers: Koen Bultinck, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Koen Bultinck, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
Mondelinge vraag van de heer Koen Bultinck aan
de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
slordigheid in de communicatie betreffende het
algemeen slachtverbod naar aanleiding van de
mond- en klauwzeercrisis" (nr. 4054)
21
Question orale de M. Koen Bultinck à la ministre
de la Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur "la négligence
dans la communication relative à l'interdiction
générale d'abattage à la suite de la crise de la
fièvre aphteuse" (n° 4054)
21
Sprekers: Koen Bultinck, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Koen Bultinck, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
Mondelinge vraag van de heer Koen Bultinck aan
de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
oprichting van een federaal kadaster van
gezondheidsberoepen" (nr. 4060)
22
Question orale de M. Koen Bultinck à la ministre
de la Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur "la création
d'un cadastre fédéral des professions de la
Santé" (n° 4060)
22
Sprekers: Koen Bultinck, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Koen Bultinck, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
Mondelinge vraag van de heer Luc Paque aan de
minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
oprichting van een Fonds voor de strijd tegen
tabaksverbruik" (nr. 4086)
22
Question orale de M. Luc Paque à la ministre de
la Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur "la création
d'un Fonds pour la lutte contre le tabagisme"
(n° 4086)
22
Sprekers: Luc Paque, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Luc Paque, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
CRABV 50
COM 405
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE
VOLKSGEZONDHEID, HET
LEEFMILIEU EN DE
MAATSCHAPPELIJKE
HERNIEUWING
COMMISSION DE LA SANTE
PUBLIQUE, DE
L'ENVIRONNEMENT ET DU
RENOUVEAU DE LA SOCIETE
van
DINSDAG
06
MAART
2001
14:00 uur
______
du
MARDI
06
MARS
2001
14:00 heures
______
De vergadering wordt geopend om 14.08 uur door
mevrouw Yolande Avontroodt, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.08 heures par Mme
Yolande Avontroodt, présidente.
01 Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Jean-Marc Delizée aan de vice-eerste
minister en minister van Begroting,
Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie
over "de opvang van niet-begeleide minderjarige
asielzoekers" (nr. 3295)
- de heer Koen Bultinck aan de vice-eerste
minister en minister van Begroting,
Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie
over "het project voor de opvang van
alleenstaande minderjarige asielzoekers in de
wijk "Witte Huizen" te Ieper" (nr. 3353)
- de heer Luc Paque tot de vice-eerste minister en
minister van Begroting, Maatschappelijke
Integratie en Sociale Economie over "de opvang
van minderjarigen die een asielaanvraag hebben
ingediend" (nr. 4087)
01 Questions orales jointes de
- M. Jean-Marc Delizée au vice-premier ministre
et ministre du Budget, de l'Intégration sociale et
de l'
Économie sociale sur "l'accueil des
candidats réfugiés mineurs non accompagnés"
(n° 3295)
- M. Koen Bultinck au vice-premier ministre et
ministre du Budget, de l'Intégration sociale et de
l' Économie sociale sur "le projet d'accueil pour
demandeurs d'asile mineurs non accompagnés
dans le quartier "Witte Huizen" à Ypres" (n° 3353)
- M. Luc Paque au vice-premier ministre et
ministre du Budget, de l'Intégration sociale et de
l'Economie sociale sur "l'accueil des mineurs
d'âge ayant introduit une demande d'asile"
(n° 4087)
01.01 Jean-Marc Delizée (PS): Mijnheer de
minister, in november 2000 zegde u ons dat u wilde
dat de federale overheid, samen met de OCMW's
en het maatschappelijk middenveld, de opvang van
jonge asielaanvragers zou organiseren. Er blijven
dienaangaande echter problemen bestaan, met
name wat de niet-begeleide minderjarigen betreft.
Zij worden immers niet op een behoorlijke manier
opgevangen. Voor die doelgroep werden geen
opleidings- of animatieprogramma's uitgewerkt.
Hoe zit het met de al opgezette proefprojecten?
Welke begrotingskredieten werden daarvoor
uitgetrokken? Hoe wordt de opvang van die
jongeren georganiseerd? Hebben de OCMW's
01.01 Jean-Marc Delizée (PS) : En novembre
2000, vous nous expliquiez, Monsieur le Ministre,
votre souhait de voir l'État fédéral organiser, en
collaboration avec les CPAS et les associations,
l'accueil des jeunes demandeurs d'asile. Des
problèmes subsistent cependant. Ils concernent
notamment les mineurs non accompagnés. Ceux-ci
ne bénéficient pas d'un encadrement idéal. Aucun
programme d'éducation ou d'animation n'est prévu.
Où en sont les expériences déjà menées ? Quels
moyens budgétaires y a-t-on consacrés ? Comment
l'accueil de ces jeunes est-il organisé ? Les CPAS
ont-ils reçu une dotation
? Pour combien de
06/03/2001
CRABV 50
COM 405
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
daarvoor een dotatie gekregen? Voor hoeveel
jongeren? Hebben de gemeenschappen daarvoor
aanvullende subsidies toegekend?
Hoe worden de jonge asielzoekers over de
verschillende centra verspreid? Wanneer zullen
gespecialiseerde opvangstructuren worden
opgezet?
jeunes ? Les Communautés ont-elles octroyé une
subvention complémentaire ?
Comment les jeunes demandeurs d'asile sont-ils
répartis entre les différents centres ? Dans quel
délai comptez-vous mettre en place un
encadrement spécialisé ?
01.02 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK) : Op 25
januari kondigde het Ieperse OCMW een
opvangproject voor minderjarige asielzoekers aan in
de wijk "Witte Huizen". Er zouden vijftien tot dertig
jongeren worden opgevangen.
Is het kabinet Maatschappelijke Integratie betrokken
bij dit project? Past dit project in de nieuwe regels
met betrekking tot materiële bijstand? Valt dit
project binnen het aantal asielzoekers dat door het
OCMW van Ieper moet worden opgenomen?
Betaalt het kabinet een deel van de kosten?
Hoeveel minderjarige kandidaat-asielzoekers
kwamen er in 1998, 1999 en 2000 België binnen?
Zoekt het kabinet nog andere locaties voor de
opvang van minderjarige kandidaat-asielzoekers?
01.02 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK) : Le 25
janvier dernier, le CPAS d'Ypres a annoncé son
intention de mettre en oeuvre, dans le quartier
«
Witte Muur
», un projet d'accueil pour
demandeurs d'asile mineurs. 15 à 30 jeunes
seraient accueillis dans le cadre de ce projet.
Le cabinet de l`Intégration sociale est-il associé à ce
projet ? Ce même projet est-il en conformité avec
les nouveaux règlements concernant l'assistance
matérielle et a-t-il été conçu en tenant compte du
nombre de demandeurs d'asile que le CPAS
d'Ypres est tenu d'accueillir ? Une partie des frais
est-elle prise en charge par le cabinet ? Combien
de candidats demandeurs d'asile mineurs sont
arrivés en Belgique en 1998, 1999 et 2000 ?
Le cabinet est-il encore à la recherche d'autres
endroits où accueillir des candidats demandeurs
d'asile mineurs?
01.03 Luc Paque (PSC): Van februari 1988 tot
eind december 1999 heeft het Commissariaat-
generaal 2.133 van de 11.340 door minderjarigen
ingediende aanvragen goedgekeurd. De
beroepscommissie heeft er nog 82 goedgekeurd.
Ongeveer 7381 aanvragen werden verworpen. In
1999 steeg het aantal asielaanvragen van
minderjarigen met 10% tegenover 1998. Bestaan er
specifieke maatregelen voor de opvang van niet-
begeleide minderjarigen? Ware het niet opportuun
om in specifieke maatregelen te voorzien?
01.03 Luc Paque (PSC) : De février 1988 à fin
décembre 1999, sur 11.340 demandes d'asile
déposées par des mineurs d'âge, le Commissariat
général en a reconnu 2.133, la Commission de
recours 82. Quelque 7.381 démarches ont été
refusées.
En 1999, les demandes d'asile de mineurs d'âge a
crû de 10% par rapport à 1998.
Des mesures spécifiques sont-elles prévues pour
l'accueil des mineurs non accompagnés ?
Ne serait-il pas opportun de prévoir un accueil
spécifique ?
01.04 Minister Johan Vande Lanotte (Frans):
Alsmaar meer niet-begeleide minderjarigen vragen
asiel aan in Europa. Die kinderen en jongeren
opvangen is geen sinecure. Het is inderdaad een
delicate aangelegenheid omdat de betrokkenen
kwetsbaar zijn en achter sommigen onder hen
netwerken van mensensmokkel schuilgaan.
Tot die groep minderjarigen behoren zowel heel
jonge kinderen als bijna volwassenen. Die laatste
categorie is het talrijkst.
Wij trachten elke jongere aangepaste opvang te
bieden. Ik had destijds informatie over de situatie
van die jongeren gevraagd. Drie vierde van de niet-
begeleide minderjarigen was tussen 16 en 18 jaar
01.04 Johan Vande Lanotte , ministre (en
français) : Il y a de plus en plus de mineurs non
accompagnés qui déposent des demandes d'asile
en Europe. L'accueil de ces enfants et adolescents
est difficile. La question est en effet délicate, car il
s'agit de personnes vulnérables et derrière
certaines de ces personnes se trouvent des
réseaux de traite d'êtres humains.
De plus, parmi ces mineurs, il y a de très jeunes
enfants et des presque adultes. Ceux-ci sont les
plus nombreux.
Nous cherchons à offrir un accueil adéquat à
chacun de ces jeunes. J'avais, en son temps,
demandé des informations sur la situation.
Trois-quarts des mineurs non accompagnés avaient
CRABV 50
COM 405
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
en werd begeleid door een oom of een ander
familielid. Aangezien dit familielid hun vader noch
hun moeder was, werden de jongeren als niet-
begeleid beschouwd.
Ik verzocht om de actualisering van die cijfers.
Zodra ik over de nieuwe cijfers beschik, zal ik ze u
meedelen.
Momenteel bevinden zich in België 1443 niet-
begeleide minderjarigen. 77% van hen hebben asiel
aangevraagd. Achthonderd onder hen zijn tussen
16 en 18 jaar oud.
Wij zoeken voor ieder individu naar een geschikte
oplossing. Uiteindelijk bleven er drie gevallen over
waarvoor wij geen oplossing vonden. Het betrof
immers kinderen die zich in een moeilijke
gezinssituatie bevonden. De vader van twee van
hen was veroordeeld en bevond zich in Londen.
Bij het zoeken naar een oplossing, trachten wij eerst
de familie op te sporen. Als wij er niet in slagen de
vader of de moeder te vinden, vertrouwen wij het
kind aan naaste familie toe.
entre 16 et 18 ans et étaient accompagnés d'un
oncle ou d'un autre membre de leur famille. Ils
étaient considérés comme non accompagnés, le
membre de la famille n'étant ni leur père, ni leur
mère.
J'ai demandé que ces chiffres soient actualisés. Je
vous les communiquerai dès que j'en disposerai.
Aujourd'hui, 1.443 mineurs non accompagnés se
trouvent en Belgique, dont 77 % ont demandé
l'asile. Huit cents d'entre eux ont entre 16 et 18 ans.
Pour chaque individu, nous recherchons une
solution appropriée. A la fin du relevé, il restait trois
cas pour lesquels nous n'avions pas trouvé de
solution. Il s'agissait, en effet, d'enfants connaissant
une situation familiale difficile. Le père de deux
d'entre eux était condamné et se trouvait à Londres.
Quand nous recherchons une solution, nous
tentons d'abord de localiser la famille. Si nous ne
retrouvons pas le père ou la mère, nous confions
l'enfant à la famille proche.
(Nederlands): We voeren hierover al jarenlang een
discussie met de Gemeenschappen. Vooral geld is
een probleem. Daarom doen we veel zelf.
Er zijn twee mogelijke opties. We kunnen kinderen
opvangen in de open centra. Dat is al één keer
gebeurd, in samenwerking met de Koning
Boudewijn-stichting en dat project is positief
geëvalueerd. Het is nu de bedoeling om deze optie
uit te breiden tot vier andere grote open centra,
waardoor er 160 plaatsen bij zouden komen.
(En néerlandais) Nous discutons de cette question
avec les Communautés depuis des années déjà.
Ce sont surtout les moyens financiers qui
constituent un problème. C'est pourquoi nous
réalisons beaucoup nous-mêmes.
Il y a deux options possibles. On peut accueillir les
enfants dans des centres ouverts. Ce type d'accueil
a déjà été organisé une fois, en collaboration avec
la Fondation Roi Baudouin, et le projet a été évalué
positivement. L'objectif est maintenant d'étendre
cette option à quatre autres grands centres et de
créer ainsi 160 places supplémentaires.
(Frans) Om en bij de tweehonderd jongeren zouden
kunnen worden opgevangen in vijf gespecialiseerde
diensten die in de open centra zijn gehuisvest.
Voorts wordt het initiatief van Assesse voortgezet.
Wij staan er in voor de financiering van de materiële
kosten. De Franse Gemeenschap verleent
eveneens een tegemoetkoming en wij trachten
ervoor te zorgen dat de betrokkenen de voordelen
van de sociale Maribel zouden genieten.
(En français) Environ deux cents jeunes pourraient
être accueillis dans cinq services spécialisés
installés dans les centres ouverts. En outre,
l'initiative d'Assesse se poursuit. Nous y finançons
les frais matériels. La Communauté française
intervient aussi et nous essayons de les faire
bénéficier du Maribel social.
(Nederlands) Ons Tehuis zal instaan voor de
begeleiding van de centra in Ieper en Wervik, die op
hun beurt verantwoordelijk zijn voor de materiële
kant. Ze zullen per persoon 1440 frank per dag
ontvangen zoals voor de materiële opvang. Er zal
een nauwe samenwerking zijn met de Vlaamse
Gemeenschap en de sociale Maribel zal worden
toegepast. Deze maatregelen moeten ervoor
zorgen dat de gemeenten niet zullen moeten
(En néerlandais) Ons Tehuis sera chargé de
l'accompagnement des centres d'Ypres et de
Wervik qui seront, à leur tour, responsables de
l'aspect matériel. Ils recevront 1440 francs par
personne et par jour, tout comme pour l'accueil
matériel. Il sera collaboré étroitement avec la
Communauté flamande et le Maribel social sera
appliqué. Ces mesures doivent faire en sorte que
les frais ne soient pas à charge des communes.
06/03/2001
CRABV 50
COM 405
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
opdraaien voor de kosten. De kinderen die worden
opgevangen, zullen worden afgetrokken van het
quotum.
Assesse en Ieper worden dus ingeschakeld op
lokaal niveau. We opteren in de eerste plaats voor
grote centra. Er zullen dit jaar geen bijkomende
initiatieven worden genomen. In totaal zullen er 200
plaatsen worden gecreëerd. Op het einde van het
jaar zullen we een algemene evaluatie houden. Het
is duidelijk dat onze eerste zorg bestaat in het
herenigen van het kind met zijn familie.
Les enfants accueillis seront déduits du quota.
Il est donc fait appel à Assesse et Ypres au niveau
local. Nous optons principalement pour des grands
centres. Nous ne prendrons plus de nouvelles
initiatives cette année. 200 places seront créées au
total. A la fin de l'année, nous procéderons à une
évaluation générale. Notre principale préoccupation
est de favoriser les retrouvailles entre l'enfant et sa
famille.
01.05 Jean-Marc Delizée (PS): Wij zouden graag
over een nauwkeuriger statistisch overzicht
beschikken. We moeten er immers voor zorgen dat
alle minderjarigen worden vergezeld zowel in de
federale centra als in de andere. U heeft ons
meegedeeld dat vier nieuwe centra zouden worden
geopend. Weet men al in welke gemeenten ?
01.05 Jean-Marc Delizée (PS) : Nous aimerions
obtenir une «photographie» statistique plus précise.
Il convient en effet de veiller à ce que l'ensemble
des mineurs soit accompagné, que ce soit dans les
centres fédéraux ou dans les autres.
Vous nous avez expliqué que quatre nouveaux
centres seraient ouverts. Sait-on déjà dans quelles
localités?
01.06 Minister Johan Vande Lanotte (Frans):
Neen.
01.06 Johan Vande Lanotte , ministre (en
français): Non.
01.07 Jean-Marc Delizée (PS): Mij dunkt dat 200
plaatsen niet zullen volstaan. Daarnaast moet
worden voorzien in een aangepaste begeleiding.
01.07 Jean-Marc Delizée (PS) : Selon moi, les
200 places seront insuffisantes. Par ailleurs, il
convient de prévoir un accompagnement spécialisé.
01.08 Minister Johan Vande Lanotte (Frans) : De
vooropgestelde 200 plaatsen zouden wel moeten
volstaan. Men mag ook niet vergeten dat het
merendeel van die jongeren tussen 16 en 18 jaar
vrij snel onderdak vindt bij familieleden die hier al
verblijven.
01.08 Johan Vande Lanotte ,ministre (en
français) : Les deux cents places devraient suffire. Il
ne faut pas oublier que parmi ces nombreux jeunes
entre 16 et 18 ans, la plupart trouve assez vite un
accueil auprès d'un membre de leur famille déjà
installé chez nous.
01.09 Jean-Marc Delizée (PS): Momenteel zitten
er 150 jongeren in de federale centra.
01.09 Jean-Marc Delizée (PS) : Il y a actuellement
150 jeunes dans les centres fédéraux.
01.10 Minister Johan Vande Lanotte (Frans) :
Het is daar een voortdurend komen en gaan van
jongeren. Van de 600 minderjarigen over wie ik het
daarnet had, zijn er nog maar drie voor wie geen
oplossing gevonden is. Er kan worden gedacht aan
andere gespecialiseerde entiteiten, maar dan enkel
na een evaluatie van de huidige regeling.
01.10 Johan Vande Lanotte , ministre (en
français) : Il en entre et il en sort en permanence.
Des 600 mineurs dont je vous parlais il y a un
instant, il n'en est resté que trois sans solution.
Nous pourrions envisager d'autres entités
spécialisées, mais uniquement après évaluation de
l'expérience actuelle.
01.11 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Ik dank de
minister voor het antwoord op mijn vraag naar
concrete, correcte informatie.
01.11 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Je
remercie le ministre d'avoir satisfait à ma demande
d'obtenir des informations concrètes et correctes.
01.12 Luc Paque (PSC): In de opvangcentra
worden dus plaatsen voor die minderjarigen
voorbehouden. Maar er is niet voorzien in een
aangepaste begeleiding voor die jongeren. De
kwetsbaarste groep heeft nochtans hulp nodig.
01.12 Luc Paque (PSC) : Pour ces mineurs, des
places sont donc réservées dans les centres
d'accueil. Mais aucun accompagnement spécifique
n'est prévu pour eux. Actuellement, les personnes
les plus fragiles ont pourtant besoin d'aide.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
CRABV 50
COM 405
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
02 Mondelinge vraag van mevrouw Michèle
Gilkinet aan de vice-eerste minister en minister
van Begroting, Maatschappelijke Integratie en
Sociale Economie over "de operatie "mazout-
cheque" (nr. 3391)
02 Question orale de Mme Michèle Gilkinet au
vice-premier ministre et ministre du Budget, de
l'Intégration sociale et de l' Économie sociale sur
"l'opération "chèque mazout"" (n° 3391)
02.01 Michèle Gilkinet (ECOLO-AGALEV): U
heeft verklaard dat er minder aanvragen voor het
verkrijgen van "mazout-cheques" zijn
binnengekomen dan verwacht.
Werd de informatie ter zake voldoende verspreid
onder de minst bedeelden ? Zou men de OCMW's
en de plaatselijke verenigingen niet bij de
informatieverstrekking moeten betrekken ?
Waarom werd de operatie niet na 31 december
2000 verlengd aangezien de geplande begroting
niet werd besteed ?
02.01 Michèle Gilkinet (ECOLO-AGALEV) : Vous
avez déclaré que les demandes de chèques
«mazout» ont été moins nombreuses que prévues.
La diffusion de l'information a-t-elle été suffisante
auprès des plus pauvres
? Ne faudrait-il pas
associer à cette diffusion les CPAS et les
associations locales ?
Le budget n'a pas été dépensé
; pourquoi
l'opération n'a-t-elle pas été prolongée après le 31
décembre 2000?
02.02 Minister Johan Vande Lanotte (Frans): De
prijs van de stookolie is na het begin van de
operatie fors gedaald. De normale prijs is 14 frank.
De mensen die in oktober of november stookolie
kochten, hebben bijgevolg niet veel geld gekregen
aangezien de prijs iets meer dan 14 frank bedroeg.
Ik heb niet de indruk dat er veel mensen niet van
deze maatregel op de hoogte waren. Naast de
media hebben de OCMW's wel degelijk de
bevolking ingelicht. Volgens mij was die informatie
dus voldoende. Er was maar één verbetering
mogelijk: die hulp ambtshalve toekennen. Daartoe
beschikten wij echter niet over voldoende
gegevens. Anderzijds wordt die operatie niet
verlengd omdat de prijs zich rond 14 frank heeft
gestabiliseerd.
02.02 Johan Vande Lanotte , ministre (en
français): Le prix du mazout a fortement diminué
après le début de l'opération. Le prix normal est de
14 francs. Les gens qui ont acheté du mazout en
octobre ou novembre n'ont donc pas reçu
beaucoup d'argent puisque le prix était faiblement
supérieur à 14 francs.
Je n'ai pas l'impression que peu de gens
connaissent la mesure. Les CPAS ont bien informé
la population, en complément aux médias. Selon
moi, cette information était donc suffisante.
Une seule amélioration était possible : l'attribution
d'office de l'aide. Nous manquions cependant de
données pour le faire.
Par ailleurs, nous ne prolongeons pas l'opération,
parce que le prix s'est stabilisé autour des 14
francs.
02.03 Michèle Gilkinet (ECOLO-AGALEV): Ik
dank de minister. Ik stel voor dat ook rekening
wordt gehouden met de huursituatie waarin de
eigenaar de stookolie aankoopt en hem vervolgens
samen met de lasten factureert.
Ik ken gevallen van huurders die geen cheque
kregen omdat er geen aankoopfactuur was.
02.03 Michèle Gilkinet (ECOLO-AGALEV) : Je
remercie le ministre. Je suggère que l'on tienne
compte aussi des locations où c'est le propriétaire
qui achète le gazole et le facture ensuite avec les
charges.
Je connais des cas où le locataire n'a pas bénéficié
du chèque, puisqu'il n'avait pas la facture d'achat!
02.04 Minister Johan Vande Lanotte (Frans):
Theoretisch hadden de OCMW's hiermee rekening
moeten houden en ik denk dat ze dat meestal ook
hebben gedaan.
02.04 Johan Vande Lanotte , ministre (en
français) : Théoriquement, le CPAS aurait dû en
tenir compte et je crois qu'ils l'ont fait en général.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Mondelinge vraag van de heer Yvan Mayeur
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
onbetaalde facturen in de ziekenhuissector"
03 Question orale de M. Yvan Mayeur à la
ministre de la Protection de la consommation, de
la Santé publique et de l'Environnement sur "les
factures impayées dans le secteur hospitalier"
06/03/2001
CRABV 50
COM 405
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
(nr. 3388)
03.01 Yvan Mayeur (PS): U verklaarde in
december 1999 dat u aan de basis lag van het
initiatief om bij de ziekenhuizen gegevens op te
vragen zodat informatie beschikbaar zou zijn over
de patiënten die niet in staat zijn hun
ziekenhuisfactuur in een keer af te lossen.
Vooral voor de in grote steden gelegen
ziekenhuizen, vormen de wegens sociale redenen
niet-betaalde facturen een alsmaar acuter
probleem.
Hoe zal u dat probleem verhelpen?
03.01 Yvan Mayeur (PS): Vous avez déclaré, en
décembre 1999 avoir pris l'initiative de collecter des
données auprès des hôpitaux pour obtenir
notamment des informations relatives aux patients
se trouvant dans l'incapacité d'acquitter leur facture
hospitalière en une seule fois.
Or, le phénomène des factures impayées pour
raisons sociales serait de plus en plus aigu, surtout
dans les hôpitaux de nos grandes villes.
Que comptez-vous faire ?
03.02 Minister Magda Aelvoet (Frans): Het
sociale waarnemingscentrum moet erop toezien dat
er een goed sociaal vangnet is in de ziekenhuizen.
Uit een onderzoek blijkt dat de sociale dienst enkel
in de universitaire ziekenhuizen voldoende bemand
is.
Momenteel zijn er in de ziekenhuizen 1000 voltijds
equivalenten voor maatschappelijk werkers. Deze
worden ten belope van 71,6% gefinancierd door de
BI/B4-regeling. Amper 20% van de 292
geregistreerde sociale diensten beschikt over één
voltijds equivalent of zelfs minder. Wel verkeert
geen enkel ziekenhuis met meer dan 250 bedden in
die situatie.
Het gemiddelde aantal maatschappelijk werkers in
de sociale dienst bedraagt 3,9 VTE. In de openbare
ziekenhuizen bestaat hun taak er vooral in het
zorgaanbod te coördineren.
Er is onmiskenbaar een stijging van het aantal om
sociale redenen onbetaalde facturen. Wij hebben
het ministerieel besluit van 1986 aangepast. In 2000
werd er voor die post dan ook al een bedrag van
250 miljoen op de begroting uitgetrokken. Voor
2001 zal dat bedrag nog worden opgetrokken tot
350 miljoen, waarvan het leeuwendeel ten behoeve
van ziekenhuizen waar het risico op dit soort
wanbetaling zeer groot is. Dat gaat dan om zo'n 300
miljoen, en de rest gaat naar ziekenhuizen die
samenwerkingsakkoorden hebben gesloten met
huisartsen of met kosten zitten wegens taal- of
culturele problemen.
Die bedragen kunnen nog herzien worden op grond
van de conclusies van het volledige verslag, dat we
nog niet ontvangen hebben.
03.02 Magda Aelvoet , ministre (en français):
L'Observatoire social doit veiller à la mise en place
d'un bon système social dans les hôpitaux. Une
enquête a été menée. Il en ressort que seuls les
hôpitaux universitaires bénéficient d'un effectif
suffisant dans leur service social.
Actuellement, les travailleurs sociaux occupent,
dans les hôpitaux, 1000 équivalents temps plein.
Ceux-ci sont financés à 71,6 % par le B1/B4. Près
de 20 % des 292 services sociaux répertoriés
disposent d'un ETP, voire moins. Toutefois, aucun
hôpital de plus de 250 lits ne se trouve dans cette
situation. La moyenne de travailleurs sociaux par
service social est de 3,9 ETP.
Dans les hôpitaux publics, la tâche consiste
davantage à coordonner les soins.
L'augmentation du nombre de factures impayées
pour des raisons sociales est avérée. Nous avons
adopté l'arrêté ministériel de '86. Aussi en 2000, le
budget prévoyait 250 millions pour ce sujet. Pour
2001, 350 millions sont prévus, en majeure partie
en faveur des hôpitaux où le risque de ce type
d'impayé est élevé ; ce qui nous amène à quelque
300 millions, le reste étant destiné à aider les
hôpitaux qui ont des accords de coopération avec
des médecins généralistes, ou bien qui ont des frais
liés à des problèmes linguistiques ou culturels.
Nous pourrions revoir ces montants en fonction des
conclusions du rapport complet que nous
attendons.
03.03 Yvan Mayeur (PS): De wet op de
financiering van de ziekenhuizen voorziet in de
mogelijkheid om maatschappelijk assistenten in
dienst te nemen. Dat is echter geen verplichting. In
tal van ziekenhuizen wordt een gedeelte van de
maatschappelijk assistenten betaald met kunst- en
03.03 Yvan Mayeur (PS): La loi sur le financement
des hôpitaux prévoit la possibilité d'engagement
d'assistants sociaux. Ce n'est pas une obligation.
Dans de nombreux hôpitaux, une partie des
assistants sociaux sont payés en «bricolant», grâce
au système des ACS et donc grâce aux Régions.
CRABV 50
COM 405
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
vliegwerk, dankzij het GESCO-systeem en dus
dankzij de gewesten.
Het aantal onbetaalde facturen blijft zeer hoog.
Quant aux factures impayées, elles restent très
nombreuses...
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Mondelinge vraag van mevrouw Josée
Lejeune aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "het
raadgevend comité binnen het Federaal
Agentschap voor de veiligheid van de
Voedselketen" (nr. 3415)
04 Question orale de Mme Josée Lejeune à la
ministre de la Protection de la consommation, de
la Santé publique et de l'Environnement sur "le
comité consultatif au sein de l'Agence fédérale
pour la sécurité de la chaîne alimentaire"
(n° 3415)
04.01 Josée Lejeune (PRL FDF MCC): Sinds 24
januari jongstleden beschikt het Federaal
Agentschap voor de veiligheid van de Voedselketen
over een wetenschappelijk comité.
Er bestaat ook een raadgevend comité waarvan de
structuur bij het koninklijk besluit van 19 mei 2000
wordt geregeld. In landbouwkringen en bij de
dierenartsen maakt men zich echter zorgen over de
samenstelling en de precieze werking van dat
raadgevend comité.
04.01 Josée Lejeune (PRL FDF MCC) : Depuis le
24 janvier dernier, l'Agence fédérale pour la sécurité
de la chaîne alimentaire dispose d'un comité
scientifique.
Il existe aussi un comité consultatif dont la structure
est fixée par l'arrêté royal du 19 mai 2000. Mais le
monde agricole et les vétérinaires s'inquiètent de la
composition et du fonctionnement exact de ce
comité consultatif.
Wat zijn de bevoegdheden van dat raadgevend
comité? Klopt het dat bepaalde leden van het
comité tot een organisatie behoren die voor de
dierenrechten opkomt? Zo ja, onder welke
categorieën van artikel 2 van het koninklijk besluit
van 12 mei 2000 vallen zij?
Alors, quelles sont les tâches et compétences de ce
comité consultatif ? Est-il vrai que des membres de
celui-ci appartiennent à un organisme de défense
des animaux ? Si oui, au sein de quelles catégories
de l'article 2 de l'arrêté royal du 12 mai 2000 sont-ils
repris ?
04.02 Minister Magda Aelvoet (Frans): De taken
van het raadgevend comité zijn door de wet
duidelijk gedefinieerd. Ze zouden door een meer
restrictieve omschrijving kunnen worden
verduidelijkt.
Zoals was gepland, konden verschillende sectoren
kandidaten voorstellen van wie er acht de
consumenten moesten vertegenwoordigen. Die
consument wordt trouwens in zijn gedrag alsmaar
meer beïnvloed door het dierenwelzijn. Een van die
acht vertegenwoordigers is lid van de
dierenrechtenorganisatie GAIA. Het betreft de heer
Michel Vandebosch.
Het is voor een organisatie als GAIA belangrijk zijn
oor te luisteren te leggen bij de anderen. Daarom
heb ik GAIA gevraagd de directeurs van de
veemarkten te ontmoeten.
04.02 Magda Aelvoet , ministre (en français) : Les
tâches du comité consultatif sont clairement
définies par la loi. Elles pourraient encore être
précisées, de manière plus restrictive.
Il avait été prévu que différents secteurs pouvaient
proposer des candidats. Huit d'entre eux devaient
représenter les consommateurs. Et le bien-être
animal a de plus en plus d'impact sur le
comportement des consommateurs. Un de leurs
huit représentants est donc membre d'une
association de protection des animaux, à savoir
GAIA. Il s'agit de M. Michel Vandenbosch.
Il est important qu'une association comme GAIA
écoute les autres. C'est pourquoi je lui ai demandé
de rencontrer les directeurs des marchés aux
bestiaux.
04.03 Josée Lejeune (PRL FDF MCC): Vindt u,
gelet op de huidige spanningen, niet dat het
aanwijzen van een lid van Gaia als
vertegenwoordiger van de consumenten,
buitengewoon onhandig is?
04.03 Josée Lejeune (PRL FDF MCC) : Vu les
tensions, ne pensez-vous pas que le choix de
désigner un membre de GAIA comme représentant
des consommateurs constitue une maladresse ?
06/03/2001
CRABV 50
COM 405
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
04.04 Minister Magda Aelvoet (Frans) : De keuze
voor Gaïa dateert van voor die gebeurtenissen. Er
zijn echter ook spanningen tussen de consumenten
en de producenten. Naar mijn mening moeten die
spanningen in een gesprek onder volwassenen
worden uitgeklaard.
04.04 Magda Aelvoet , ministre (en français) : Le
choix de GAIA a été fait avant les événements.
Cependant, les tensions existent aussi entre les
consommateurs et les producteurs. Mais j'estime
que ces tensions doivent être examinées dans un
débat entre adultes.
04.05 Josée Lejeune (PRL FDF MCC): Is het
geen provocatie om precies die vertegenwoordiger
aan te wijzen? Discussiëren is één zaak, maar die
organisatie een officiële vertegenwoordiging
aanbieden, dat is van het goede teveel!
04.05 Josée Lejeune (PRL FDF MCC) : N'est-ce
pas une provocation de désigner ce représentant-
là ? Discuter, soit ! Mais offrir une représentation
officielle, c'est trop !
04.06 Robert Denis (PRL FDF MCC): De sector
heeft het vooral moeilijk met het gebrek aan
objectiviteit van Gaia. Op de beeldopnamen die die
organisatie in Ciney heeft gedraaid zijn vooral oude
wonden te zien. Ik aanvaard dan ook enkel dat Gaia
aan de onderhandelingen zou deelnemen op
voorwaarde dat die organisatie dankzij die
vergaderingen correct over de situatie zou worden
geïnformeerd
04.06 Robert Denis (PRL FDF MCC) : Ce qui
gêne le plus le secteur, c'est le manque d'objectivité
de GAIA. Le film que cette association a réalisé à
Ciney montre des blessures assez anciennes. Je
n'accepte donc la présence de GAIA à la table des
négociations qu'à condition que ces réunions
permettent à cette organisation d'être correctement
informée de la situation.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Mondelinge vraag van de heer Hubert Brouns
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
monitoring van vis op PCB's" (nr. 3438)
05 Question orale de M. Hubert Brouns à la
ministre de la Protection de la consommation, de
la Santé publique et de l'Environnement sur "le
monitoring permettant de détecter et de mesurer
la présence de PCB dans le poisson" (n° 3438)
05.01 Hubert Brouns (CVP): Cijfers van een
monitoringprogramma van het IVK op PCB's
toonden begin 2000 aan dat vis teveel PCB's bevat:
in 6 op 10 gevallen was sprake van meer dan 200
mg PCB's per gram vet, wat ook de norm is die
geldt voor vlees.
De minister relativeerde de problematiek door te
verwijzen naar het gemiddeld percentage vet in
vlees en vis en naar het voedselconsumptiepatroon.
Ze zou de Hoge Raad voor de Gezondheid om
advies vragen. Onlangs verklaarde professor
Schepens dat er met zalm, een vette vissoort, wel
degelijk een probleem is.
Is er ondertussen een voedselconsumptie-enquête
uitgevoerd? Is de minister nog van plan dit te doen?
Zal de minister voorzorgsmaatregelen nemen en de
bevolking waarschuwen voor de consumptie van
vetrijke vis?
05.01 Hubert Brouns (CVP): Au début de l'année
2000, un programme de monitoring de l'IEV a
permis de constater une teneur excessive de PCB
dans le poisson. Dans 6 cas sur 10, on a mesuré
plus de 200ng de PCB par gramme de graisse. La
norme pour le poisson est la même que pour la
viande.
La ministre avait relativisé le problème en évoquant
le pourcentage de graisse moyen présent dans la
viande et le poisson et en se référant aux habitudes
alimentaires. Elle avait ajouté qu'elle demanderait
l'avis du Conseil supérieur de la santé. Il y a peu, le
professeur Schepens a déclaré que le saumon, un
poisson gras, pose réellement un problème.
Une enquête sur les habitudes alimentaires a-t-elle
été menée entre-temps ? La ministre envisage-t-
elle encore une telle enquête
? Compte-t-elle
prendre des mesures et mettre la population en
garde contre la consommation de poissons à chair
grasse ?
05.02 Minister Magda Aelvoet (Nederlands): Ik
heb u eerder gezegd drie zaken te zullen doen: het
advies inwinnen van de Hoge Gezondheidsraad, het
05.02 Magda Aelvoet , ministre (en néerlandais):
Je vous ai déjà fait part précédemment de mon
intention de faire trois choses : recueillir l'avis du
CRABV 50
COM 405
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
aankaarten op Europees niveau van een PCB-norm
voor vis, en het onderzoek naar de verschillende
soorten vis en hun vetgehalte. In enkele Europese
landen bestaan er reeds normen, maar die zijn
steeds van toepassing op bepaalde vissoorten. In
Nederland bijvoorbeeld is 5000 PCB toegelaten
voor paling.
Het definitieve advies van de Hoge
Gezondheidsraad heb ik nog niet ontvangen. Ik
kreeg wel al een aantal tussentijdse rapporten.
Deze rapporten werden aangewend om de zaak op
Europees niveau aan te kaarten. Deze week wordt
er op dit niveau vergaderd inzake PCB's in vis. Wij
hopen dat dit uiteindelijk zal leiden tot het
vastleggen van Europese normen.
Ik heb ook reeds vermeld dat we de gevraagde 20
miljoen frank voor een grote voedselenquête niet
hebben gekregen. We voeren ondertussen wel
beperkte enquêtes uit. Ik hoop vooralsnog de
middelen te krijgen om een algemene
voedselenquête te houden.
Conseil supérieur de la santé, évoquer le problème
d'une norme de PCB pour le poisson au niveau
européen et faire procéder à une étude concernant
les différentes sortes de poisson et leur teneur en
graisse. Quelques pays européens se sont déjà
dotés de normes qui ne concernent toutefois que
quelques sortes de poissons. Pour les PCB
présents dans les anguilles, les Pays-Bas
appliquent la norme de 5000 unités.
Je ne suis pas encore en possession de l'avis du
Conseil supérieur de la santé mais j'ai déjà reçu
une vingtaine de rapports intérimaires. C'est sur la
base de ces rapports que la question a été évoquée
à l'échelon européen. A ce niveau, des négociations
seront menées cette semaine à propos de la
présence de PCB dans le poisson. Nous espérons
que ces négociations déboucheront sur la fixation
de normes européennes.
Je vous ai déjà indiqué que nous n'avons pas
obtenu les vingt millions demandés pour procéder à
une vaste étude sur les habitudes alimentaires. En
attendant, nous effectuons néanmoins des études
plus restreinte. J'espère que nous pourrons
disposer des moyens nécessaires à la mise sur
pied d'une enquête générale.
05.03 Hubert Brouns (CVP): Professor Schepens
stelt in zijn rapport vast dat de normen die destijds
als aanvaardbaar werden vastgelegd voor vlees ver
overschreden werden voor vis. Ik meen dat de
bevolking dat moet weten. Het is de taak van de
overheid om objectieve informatie te verstrekken,
evenwel op zo'n manier dat geen angstpsychose
wordt veroorzaakt.
05.03 Hubert Brouns (CVP): Le Professeur
Schepens constate dans son rapport que les
normes qui avaient été considérées à l'époque
comme acceptables pour la viande sont largement
dépassées pour le poisson. J'estime que la
population doit en être informée. Il incombe aux
autorités de diffuser des informations objectives,
mais de manière à ne pas faire naître de psychose.
05.04 Minister Magda Aelvoet (Nederlands): Ik
zal de bevolking zeker informeren, maar ik moet
eerst over voldoende gegevens beschikken,
vooraleer ik correcte en zakelijke informatie aan de
bevolking kan bezorgen.
05.04 Magda Aelvoet , ministre (en néerlandais) :
Je ne manquerai pas d'informer la population, mais
pour pouvoir fournir à la population des informations
correctes et objectives, je dois d'abord disposer de
données suffisantes.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Mondelinge vraag van mevrouw Annemie Van
de Casteele aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over "de kostprijs van BSE-tests"
(nr. 3441)
06 Question orale de Mme Annemie Van de
Casteele à la ministre de la Protection de la
consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement sur "le coût des tests ESB"
(n° 3441)
06.01 Annemie Van de Casteele (VU&ID): In
artikel 2 van het MB van 5 februari 2001 over de
financiering van de laboratoriumtest voor het
opsporen van BSE worden de kosten vastgesteld
op 6.000 frank per rund, BTW inbegrepen. Voordien
stelde de minister een prijs van 4.000 frank voorop.
Waar komen deze bedragen vandaan? Hoe komt
06.01 Annemie Van de Casteele (VU&ID):
L'article 2 de l'arrêté ministériel du 5 février 2001
relatif au financement du test de laboratoire de
l'encéphalopathie spongiforme bovine stipule que
les frais liés à l'exécution de ces tests s'élèvent à
6000 francs par bovin, TVA incluse. La ministre
avait auparavant avancé un prix de 4000 francs.
06/03/2001
CRABV 50
COM 405
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
het dat Nederland dit veel goedkoper kan? Kan de
minister een juiste prijsanalyse geven, opgesplitst in
manuren, personeelskost, labo-onderzoek, de kit en
het transport? Welke prijs wordt per test
aangerekend op de begroting van het ministerie?
Welke labo's voeren de tests uit en voor welk
bedrag? Zijn alle mogelijkheden onderzocht om de
testen goedkoper te laten uitvoeren?
D'où proviennent ces montants? Comment
expliquer que les tarifs pratiqués aux Pays-Bas sont
bien moins élevés? La ministre pourrait-elle nous
communiquer une analyse précise des prix ventilés
de la façon suivante : les heures de travail, les frais
de personnel, les analyses en laboratoire, le kit et le
transport ? Quel est par test le coût à charge du
budget du ministère ? Quels laboratoires effectuent
les tests et pour quel montant? Toutes les
possibilités ont-elles été envisagées afin de
permettre une diminution du coût de ces tests ?
06.02 Minister Magda Aelvoet (Nederlands): De
prijs van 6.000 frank wordt alleen gevraagd aan
invoerders van dieren vanuit het buitenland in
België. Deze prijs omvat de BIORAD testkit, de
monstername en de analysekosten van de labo's.
Bij het begin van de BSE-crisis lag de prijs op 4.000
frank exclusief BTW, waarbij de prijs voor het
ophalen van monsters door de labo's zelf geschat
werd op 200 frank, en de prijs van een testkit 932,
intussen ongeveer 900, frank bedroeg.
Het IVK doet een vergelijkende studie naar de
snelste methode en de laagste kostprijs. Nu
gebeuren ongeveer vier bemonsteringen per uur.
De prijs aan de Belgische labo's werd van 4.000 op
3.100 frank gebracht na overleg eind januari.
Inmiddels is er immers meer concurrentie tussen de
verschillende labo's en zijn de labo's beter bemand,
zodat nacht- en weekendwerk overbodig werd. Over
die prijs wordt opnieuw onderhandeld. Alle
mogelijkheden worden benut om over een zo
aanvaardbaar mogelijke prijs te onderhandelen. Ik
wil nog benadrukken dat het internationaal bekend
is dat de bioradtest een van de beste tests is, en dat
die kwaliteit ook betaald wordt.
06.02 Magda Aelvoet , ministre (en néerlandais) :
La somme de 6.000 francs doit uniquement être
acquittée par les importateurs d'animaux provenant
de l'étranger. Le prix comprend le kit de test
BIORAD, le prélèvement d'échantillons et les frais
d'analyse en laboratoire.
Au début de la crise de l'ESB, le prix s'élevait à
4.000 francs, TVA non comprise. Le prix de
l'enlèvement des échantillons était évalué à 200
francs et le prix du kit de test s'élevait à 932 francs,
prix qui est aujourd'hui de 900 francs environ.
L'IEV effectue une étude comparative visant à
trouver la méthode la plus rapide au prix le plus
bas. A l'heure actuelle, on procède à quatre
échantillonnages par heure. Le prix pratiqué par les
laboratoires belges a été ramené de 4.000 à 3.100
francs, à l'issue d'une concertation menée à la fin
du mois de janvier. Dans l'intervalle, la concurrence
entre les différents laboratoires s'est accrue et ils
disposent d'un personnel plus nombreux, ce qui a
rendu superflu le travail de nuit et pendant le week-
end. Les prix font l'objet de nouvelles négociations.
Tout est mis en oeuvre afin d'aboutir à un prix
acceptable. Je souhaiterais encore insister sur le
fait qu'au niveau international, le teste BIORAD est
considéré comme l'un des plus performants. Cette
qualité a évidemment un prix.
06.03 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Ik heb
altijd gedacht dat de 4.000 frank een inclusief
bedrag was. Nu ik verneem dat dit bedrag slechts
de labokosten dekt en niet de IVK-kost, ben ik des
te benieuwder naar de afspraken met de labo's.
Nederland zit ver beneden onze prijzen, en daar
zeggen particuliere labo's nog lager te kunnen
gaan. We moeten blijven streven naar een
voordeliger oplossing.
06.03 Annemie Van de Casteele (VU&ID): J'ai
toujours cru que le prix de 4000 francs était un prix
tout compris. Dès lors que j'apprends que cette
somme ne couvre que les frais de laboratoire et
non les frais de l'IEV, je suis d'autant plus curieuse
de connaître la teneur des accords passés avec les
laboratoires. Aux Pays-Bas, les prix sont nettement
inférieurs aux nôtres et dans ce pays, certains
laboratoires privés prétendent encore pouvoir
diminuer ces prix. Nous devons continuer à
chercher une solution plus avantageuse.
06.04 Minister Magda Aelvoet (Nederlands): Daar
werken we aan. Via harde onderhandelingen willen
we beletten dat labo's van de toestand profiteren.
06.04 Magda Aelvoet , ministre (en néerlandais):
C'est ce que nous faisons. En négociant avec
fermeté, nous voulons éviter que certains
laboratoires ne profitent de la situation.
CRABV 50
COM 405
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Mondelinge vraag van de heer Jef Valkeniers
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
zogenaamde post-traumatische stress-
stoornissen" (nr. 3447)
07 Question orale de M. Jef Valkeniers à la
ministre de la Protection de la consommation, de
la Santé publique et de l'Environnement sur "les
troubles liés au stress post-traumatique"
(n° 3447)
07.01 Jef Valkeniers (VLD): Volgens de
Londense professor Summerfield is de post-
traumatische stress-stoornis uitgevonden om
Vietnamveteranen tegen kritiek te beschermen en
hun een uitkering te verschaffen. Moeten we
daarom ook niet voorzichtig zijn met het
Balkansyndroom, waarvoor geen oorzaak werd
gevonden?
07.01 Jef Valkeniers (VLD): Selon le professeur
londonien M. Summerfield, le sydrome du stress
post-traumatique a été inventé pour protéger les
vétérans du Vietnam contre les critiques et leur
octroyer une allocation. Ne devrions-nous, dès lors,
faire preuve de la plus grande prudence en ce qui
concerne le syndrome des Balkans, dont les causes
n'ont pas encore été identifiées?
07.02 Minister Magda Aelvoet (Nederlands): Het
begrip "post-traumatisch stress-syndroom" werd in
het handboek van de American Psychiatric
Association voor het eerst opgenomen. Deze
stoornis werd later aan de Vietnamveteranen
toegeschreven.
Het Balkanpatroon heeft enkel betrekking op
militairen en valt dus onder de bevoegdheid van de
minister van Landsverdediging. Er werd een
commissie samengesteld om deze zaak te
onderzoeken. Ik zal dus geen verder antwoord
verschaffen vooraleer de resultaten van deze
commissie te kennen.
07.02 Magda Aelvoet , ministre (en néerlandais) :
Le syndrome du stress post-traumatique est
mentionné pour la première fois dans le manuel de
l'American Psychatric Association. Ce trouble n'a
été mis en relation avec les vétérans du Vietnam
que plus tard.
Le syndrome des Balkans concernant uniquement
des militaires, il ressortit à la compétence du
ministre de la Défense nationale. Une commission
chargée d'examiner ce dossier a été mise en place.
Je m'abstiendrai donc de répondre plus avant à
cette question, dans l'attente des résultats des
travaux de cette commission.
07.03 Jef Valkeniers (VLD): Dit is een duidelijk
politiek antwoord. Ik zal mijn vraag opnieuw stellen
aan de minister van Landsverdediging. Ik vrees dat
wanneer militairen of andere personen bij
buitenlandse missies worden ingezet, zij na hun
thuiskomst bepaalde symptomen zullen veinzen om
vergoedingen los te krijgen.
Het incident is gesloten.
07.03 Jef Valkeniers (VLD): Voilà une réponse
clairement politique. Je ne manquerai pas
d'interroger également le ministre de la Défense
nationale à ce sujet. Je crains qu'à l'avenir, des
militaires ou d'autres personnes engagées dans des
missions à l'étranger ne simulent certains
symptômes à leur retour afin d'obtenir une
indemnisation.
L'incident est clos.
08 Mondelinge vraag van de heer Hubert Brouns
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "BSE bij
schapen" (nr. 3454)
08 Question orale de M. Hubert Brouns à la
ministre de la Protection de la consommation, de
la Santé publique et de l'Environnement sur
"l'ESB des moutons" (n° 3454)
08.01 Hubert Brouns (CVP): Op 8 en 9 februari
bevestigde het Wetenschappelijk Sturingscomité
van de Europese Unie dat BSE bij schapen en
geiten goed mogelijk is. Of de ziekte ook voorkomt
bij schapen, zullen we pas binnen twee jaar weten.
Als dat het geval is, is het hele schaap, en ook de
melk, risicomateriaal. Er werd gepleit voor meer
onderzoek, snellere testen, een registratiesysteem
en een intensievere opsporing van scrapie.
08.01 Hubert Brouns (CVP): Les 8 et 9 février
derniers, le Comité de pilotage scientifique de
l'Union européenne a confirmé que les moutons et
les chèvres pouvaient être atteints d'ESB. Nous ne
saurons que dans deux ans si la maladie s'observe
effectivement aussi chez les moutons. Si tel est le
cas, c'est le mouton en entier, y compris le lait, qui
présente des risques. On a plaidé en faveur d'une
recherche plus poussée, de tests plus rapides, d'un
06/03/2001
CRABV 50
COM 405
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
In welke mate komt scrapie voor bij Belgische
schapen? Ziet het IVK daarop toe? Wordt scrapie in
kaart gebracht? Is testen van de amandelen van de
schapen zinvol? Komt er een geïndividualiseerd
registratiesysteem? Wanneer? Wordt geld ter
beschikking gesteld voor wetenschappelijk
onderzoek en snelle testen?
système d'enregistrement et d'une détection plus
intensive de la tremblante.
Quelle est la prévalence de la tremblante chez les
ovins belges ? L'IEV surveille-t-il la situation? Les
cas de tremblante sont-ils répertoriés ? Cela a-t-il
un sens d'examiner les amygdales des moutons?
Un système d'enregistrement individualisé sera-t-il
mis en place ? Quand le sera-t-il? Des moyens
financiers seront-ils dégagés pour la recherche
scientifique et des tests rapides ?
08.02 Minister Magda Aelvoet (Nederlands): We
moeten inderdaad rekening houden met de
mogelijkheid dat BSE bij schapen en geiten
voorkomt.
Sinds 1990 registreren wij in België alle zichtbaar
geworden gevallen van scrapie. Dit
monitoringsysteem werkt vrij goed. In vergelijking
met andere landen hebben wij de gevallen in België
goed in kaart kunnen brengen.
In 1992 is één haard ontdekt met vijf schapen die
uit Nederland kwamen, in 1997 werden twee
haarden ontdekt, in 1998 één, en in 1999 twee. In
totaal werden in deze zes haarden zesentwintig
aangetaste schapen aangetroffen.
In de Belgische slachthuizen zijn strikte
maatregelen van toepassing. Schapen of geiten die
ouder zijn dan 12 maanden worden in een aantal
gevallen allemaal als verdacht beschouwd.
08.02 Magda Aelvoet , ministre (en néerlandais) :
Nous devons effectivement tenir compte de
l'éventualité de cas d'ESB chez les moutons et les
chèvres.
Depuis 1990, la Belgique enregistre tous les cas de
tremblante visibles. Ce système de monitoring
fonctionne relativement bien. En comparaison avec
d'autres pays, nous avons bien pu répertorier les
cas observés en Belgique. Un foyer a été découvert
en 1992 ; il s'agissait de cinq moutons provenant
des Pays-Bas. Deux foyers ont été découverts en
1997, un en 1998 et deux en 1999. La maladie a
été observée chez 26 moutons au total dans ces
foyers.
Des mesures très strictes sont appliquées dans les
abattoirs belges. Dans un certain nombre de cas,
les moutons et les chèvres âgés de plus de 12 mois
sont tous considérés comme suspects.
Bij elk verdacht overlijden waar we een zenuwziekte
vermoeden, wordt het dier onderzocht en worden
de diensten van Volksgezondheid op de hoogte
gebracht. Van 1997 tot 1999 werden geen
verdachte dieren aangetroffen, in 2000 acht
verdachte schapen en drie geiten.
De amandelen van schapen bevatten prionen in
een vroeg stadium van scrapie. In praktijk wordt
deze onderzoekstechniek niet toegepast.
Alle schapen, geiten en hertachtigen moeten
geregistreerd zijn.
Of er geld komt voor bijkomend onderzoek en
ontwikkeling van snelle testen, wordt nog
onderzocht.
Lors de chaque décès suspect pour lequel il existe
une présomption de maladie nerveuse, l'animal est
examiné et les services du département de la Santé
publique sont avertis. De 1997 à 1999, aucun
animal suspect n'a été repéré. En 2000, il y a eu
huit cas suspects chez les moutons et trois chez les
chèvres.
Les amygdales des moutons contiennent des prions
à un stade précoce de la tremblante. Cette
technique d'examen n'est pas utilisée dans la
pratique.
Tous les moutons, chèvres et cervidés doivent être
enregistrés.
On examine pour l'instant les possibilités de
dégager des moyens pour procéder à des examens
complémentaires et pour développer des tests
rapides.
08.03 Hubert Brouns (CVP): Ik dank de minister
voor haar antwoord.
08.03 Hubert Brouns (CVP): Je remercie la
ministre pour sa réponse
CRABV 50
COM 405
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "het
koninklijk besluit van 7
november
2000 tot
wijziging van het basisbesluit van 31 mei 1989
houdende nadere omschrijving van de fusie van
de ziekenhuizen en van de bijzondere normen
waaraan deze moeten voldoen" (nr. 3452)
09 Question orale de M. Jo Vandeurzen à la
ministre de la Protection de la consommation, de
la Santé publique et de l'Environnement sur
"l'arrêté royal du 7
novembre
2000 modifiant
l'arrêté royal du 31
mai
1989 précisant la
description d'une fusion d'hôpitaux et des
normes particulières qu'elle doit respecter"
(n° 3452)
09.01 Jo Vandeurzen (CVP): Het KB van 7
november 2000 tot wijziging van het basisbesluit
van 31 mei 1989 verscheen op 8 februari 2001 in
het Belgisch Staatsblad. Het voert een aantal
hervormingen door onder meer betreffende het
aantal bedden waarover een ziekenhuis na de fusie
mag beschikken.
Welke redenen lagen aan de basis van dit KB?
Klopt het dat ziekenhuizen gefuseerd vóór 8
februari 2000 en opgericht in toepassing van het
basisbesluit van 1989, maximum 1000 bedden
mogen hebben? Zijn er ziekenhuizen in die situatie?
Hoe motiveert de minister de modulering van het
aantal bedden volgens de datum waarop de fusie
werd gerealiseerd en de locatie van het ziekenhuis?
09.01 Jo Vandeurzen (CVP): L'arrêté royal du 7
novembre 2000 modifiant l'arrêté royal du 31 mai
1989 a été publié au Moniteur belge le 8 février
2001. Cet arrêté royal prévoit une série de
réformes, notamment au sujet du nombre de lits
dont peuvent disposer les hôpitaux après la fusion.
Quelle est la raison d'être de cet arrêté royal ? Est-
il exact que les hôpitaux fusionnés avant le 8 février
2000 et créés en application de l'arrêté de base de
1989 peuvent disposer de 1000 lits maximum ?
Certains hôpitaux se trouvent-ils dans cette
situation ? Comment le ministre explique-t-il le
choix du nombre de lits en fonction de la date de la
fusion et de la localisation de l'hôpital ?
09.02 Minister Magda Aelvoet (Nederlands): In de
jaren '80 werden aanzetten gegeven om fusies te
verwezenlijken. Intussen werden de ziekenhuizen
zo groot, dat men de vraag kan stellen of sommige
ziekenhuizen niet te groot werden. We hebben
daarom besloten de omvang van ziekenhuizen te
beperken tot 700 bedden.
De overgangsperiode werd geïnspireerd door
fusieoperaties die al aan de gang waren. Voor de
toekomst wordt de capaciteit beperkt tot 700
bedden, maar tot 900 bedden voor de aan de gang
zijnde fusies. Het gaat om vijf ziekenhuizen.
In grote steden kan gemakkelijker worden
gefuseerd zonder de diversiteit in het gedrang te
brengen.
09.02 Magda Aelvoet , ministre (en néerlandais):
Au cours des années 1980, on a commencé à
inciter les hôpitaux à procéder à des fusions. Entre-
temps, certains hôpitaux ont atteint de telles
dimensions qu'on est en droit de se demander s'ils
ne sont pas trop grands. Nous avons dès lors
décidé de limiter à 700 unités le nombre de lits dans
les hôpitaux.
La période de transition est le résultat dans des
opérations de fusion déjà en cours. A l'avenir, la
capacité des hôpitaux sera limitée à 700 lits mais
on tolérera un nombre de 900 lits dans les hôpitaux
dont la fusion était déjà en cours. Au total, 5
hôpitaux sont concernés.
Les fusions sont plus aisées dans les grandes villes
sans qu'il soit nécessaire de porter atteinte à la
diversité.
09.03 Jo Vandeurzen (CVP): Waarom is fusie in
grootstedelijke gebieden makkelijker? Het lijkt mij
net andersom.
Ik begrijp de logica van het systeem en heb respect
voor engagementen die zijn aangegaan, maar ik
vind het aantal bedden niet langer relevant als
criteria om de schaal van een ziekenhuis te
bepalen. Ik denk dat een breder debat nodig is
met andere criteria om de optimale schaal te
09.03 Jo Vandeurzen (CVP): Pourquoi une fusion
est-elle plus facile dans les agglomérations
?
J'aurais cru que c'était le contraire.
Je comprends la logique du système et je respecte
les engagements qui ont été souscrits, mais je
considère que le nombre de lits n'est plus un critère
pertinent pour déterminer la taille d'un hôpital. Je
pense qu'il convient de mener un débat plus large,
en prenant d'autres critères en considération, pour
06/03/2001
CRABV 50
COM 405
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
bepalen.
déterminer la taille optimale.
09.04 Minister Magda Aelvoet (Nederlands): Wij
wilden niet naar steeds grotere gehelen gaan. Ook
volgens de internationale literatuur is dat niet
gunstig. Het aantal bedden is niet het ultieme
criterium, maar heeft bij fusies toch wel een relatief
belang.
09.04 Magda Aelvoet , ministre (en néerlandais):
Nous ne voulions pas nous orienter vers des
ensembles de plus en plus grands. Dans la
littérature internationale aussi, on constate qu'une
telle évolution n'est pas souhaitable. Le nombre de
lits n'est pas le critère ultime mais, en cas de
fusions, il revêt néanmoins une importance relative.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10 Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
programmatienormen voor de creatie van
bijkomende A-bedden in algemene ziekenhuizen
(door reconversie)" (nr. 3514)
10 Question orale de M. Jo Vandeurzen à la
ministre de la Protection de la consommation, de
la Santé publique et de l'Environnement sur "les
normes de programmation pour la création de lits
A supplémentaires dans les hôpitaux généraux
(par reconversion)" (n° 3514)
10.01 Jo Vandeurzen (CVP): De algemene
ziekenhuizen vragen om meer ruimte in de
programmatienormen voor de creatie van
bijkomende A-bedden. Ondertussen werd het
begrip "zorgencircuits" uit de ziekenhuiswet
verwijderd na een arrest van het Arbitragehof.
Vindt de minister dat er een tekort is aan A-bedden
in algemene ziekenhuizen? Ik pleit niet voor meer
bedden, maar voor een grotere reconversievrijheid.
Komen er maatregelen om de verdere conversie
naar A-bedden mogelijk te maken?
Op welke manier wil de minister de transmurale
zorgcircuits ontwikkelen, nu volgens het
Arbitragehof de federale overheid alleen bevoegd is
voor de ziekenhuisgebonden aangelegenheden? Is
het opportuun om samenwerkingsmodellen in de
geestelijke gezondheidszorg uit te werken op het
federale niveau, dat zich noodzakelijkerwijs beperkt
tot de erkenning en de reglementering binnen haar
beperkte bevoegdheden?
10.01 Jo Vandeurzen (CVP): Les hôpitaux
généraux demandent que les normes de
programmation permettent la création de lits A
supplémentaires. Entre-temps, un arrêt de la cour
d'Arbitrage a abrogé le concept de « circuits de
soins » dans la loi sur les hôpitaux.
La ministre estime-t-elle que les hôpitaux généraux
manquent de lits A ? Je ne demande pas de lits A
supplémentaires mais une plus grande liberté de
reconversion. Des mesures sont-elles envisagées
afin de poursuivre la reconversion en lits A ?
De quelle manière la ministre entend-elle
développer les circuits de soins transmuraux, à
présent que la cour d'Arbitrage estime que les
compétences de l'autorité fédérale se limitent aux
matières hospitalières ? Est-il opportun d'élaborer
au niveau du fédéral, qui doit se limiter dans le
cadre de ses compétences à l'agrément et à la
réglementation, des modèles de coopération en
matière de santé mentale?
10.02 Minister Magda Aelvoet (Nederlands): Voor
de aanvang van de tweede reconversiegolf werd
een inventaris gemaakt van de A-bedden in de
algemene ziekenhuizen. Er was een
overprogrammatie van 140 procent. Van de A-
bedden kwamen er 340 bedden tot stand door
reconversie van andere bedden. Nog meer A-
bedden creëren is dus juridisch onaanvaardbaar.
Ik heb de permanente werkgroep psychiatrie om
advies gevraagd. Dat zal mij pas begin mei
bereiken. Tot dertig procent van de patiënten in de
algemene ziekenhuizen vertonen psychische
problemen. Ik laat experts de problematiek
onderzoeken en voorstellen formuleren. De
laagdrempeligheid van een algemeen ziekenhuis
10.02 Magda Aelvoet , ministre (en néerlandais):
Avant de passer à la seconde vague des
reconversions, on a inventorié les lits A des
hôpitaux généraux Il y avait une surprogrammation
de 140 pour cent. 340 lits ont été transformés en lits
A par reconversion. La création de lits A
supplémentaires est donc juridiquement
inacceptable.
J'ai demandé au groupe de travail permanent
« psychiatrie » un avis qui ne me parviendra que
début mai. Dans les hôpitaux généraux, jusqu'à
trente pour cent des patients présentent des
problèmes psychiques. J'ai chargé des experts
d'examiner la question et de formuler des
CRABV 50
COM 405
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
heeft voordelen, maar ik ben zeer benieuwd naar de
voorstellen die ik zal ontvangen.
propositions. La facilité d'accès des hôpitaux
généraux présente des avantages mais je suis
curieuse de voir les propositions que je recevrai.
10.03 Jef Valkeniers (VLD): Sommige patiënten
willen zelf niet graag in een A-bed verpleegd
worden, omwille van de beeldvorming. Ik vind dat
de minister niet te vrijgevig moet zijn: ziekenhuizen
willen graag volle bedden. Hoe meer bedden je ze
dus geeft, hoe meer ze er vullen. Voorzichtigheid is
geboden.
10.03 Jef Valkeniers (VLD): Certains patients ne
souhaitent pas être soignés dans un lit A en raison
de l'image qui en est donnée. J'estime que la
ministre ne doit pas se monter trop généreuse : les
hôpitaux aiment que leurs lits soient occupés. Plus
on leur donne de lits, plus ils veilleront à ce qu'ils
soient occupés. La prudence s'impose.
10.04 Minister Magda Aelvoet (Nederlands): Ik
ben vrij voorzichtig. Vanuit de sector kwam in 1997
een zeer goed advies. We moeten met de sector
psychiatrie evolueren naar een situatie waarbij de
zorgcircuits patiënten begeleiden naargelang hun
behoeften. Het uiteindelijke doel is om van het
systeem van de A-bedden af te stappen.
10.04 Magda Aelvoet , ministre: (en néerlandais)
Je suis relativement prudente. Le secteur a remis
un excellent avis en 1997. Nous devons faire en
sorte que le secteur de la psychiatrie évolue de
manière à ce que les circuits de soins
accompagnent les patients en fonction de leurs
besoins. L'objectif ultime est d'abandonner le
système des lits A.
De voorzitter: De CVP-fractie heeft een
wetsvoorstel ingediend hierover; we moeten het
debat nu niet voeren.
Le président: Le groupe CVP a déposé une
proposition de loi à ce sujet ; nous ne devons pas
mener ce débat maintenant.
10.05 Minister Magda Aelvoet (Nederlands): In
verband met de transmurale zorgcircuits: het arrest
van het Arbitragehof laat ruimte voor een
geïntegreerde gezondheidsdienst. De
bevoegdheden moeten worden afgebakend en
overleg met de Gemeenschappen blijft nodig. Ik blijf
mij dus inzetten voor zorgcircuits, in samenwerking
met de Gemeenschappen.
10.05 Magda Aelvoet , ministre: (en néerlandais)
En ce qui concerne les circuits de soins transmuros,
l'arrêt de la Cour d'arbitrage n'exclut pas la
possibilité d'un service de santé intégré. Les
compétences doivent être bien délimitées et une
concertation avec les Communautés demeure
nécessaire. Je continue donc à défendre les circuits
de soins, en collaboration avec les Communautés.
10.06 Jo Vandeurzen (CVP): Volgens mijn
informatie is er in Vlaanderen alleen nog ruimte
voor de omvorming van grote A-bedden naar
partiële A-bedden. Heeft de minister haar gegevens
uitgesplitst in Gewest en Gemeenschap?
10.06 Jo Vandeurzen (CVP): D'après les
informations qui sont en ma possession, la Flandre
ne dispose plus que de l'espace nécessaire à la
reconversion de grands lits A en lits A partiels. La
ministre a-t-elle ventilé ses données par Région et
par Communauté ?
10.07 Minister Magda Aelvoet (Nederlands): Ik
zal de vraag stellen aan mijn administratie.
10.07 Magda Aelvoet , ministre (en néerlandais):
Je poserai la question à mon administration.
10.08 Jo Vandeurzen (CVP): De minister wil zich
strikt binnen haar bevoegdheidsdomein bewegen.
Zij erkent dus de intramurale zorgcircuits, terwijl de
Gemeenschappen voor de ambulante zorg instaan.
Wordt dat niet allemaal heel ingewikkeld? Is er
genoeg doorstroming tussen beide niveaus?
10.08 Jo Vandeurzen (CVP): La ministre veut
absolument mener son action dans le cadre de son
champ de compétences. Elle reconnaît donc les
circuits de soins intra-muros alors que les
Communautés sont responsables des soins
ambulatoires. Ce dossier ne devient-il pas très, très
compliqué ? Y a-t-il des suffisamment d'échanges
entre les deux niveaux de pouvoir ?
10.09 Minister Magda Aelvoet (Nederlands): Dat
is alleszins de bedoeling. Op de interministeriële
conferentie worden hierover afspraken gemaakt. Ik
heb goede hoop dat dit lukt, aangezien we het eens
zijn over de uitgangsfilosofie: eerst thuiszorg, dan
10.09 Magda Aelvoet , ministre (en néerlandais):
C'est en tout cas mon objectif. Des accords seront
conclus à ce propos dans le cadre de la conférence
interministérielle. J'ai bon espoir que l'entreprise
réussisse étant donné que nous sommes d'accord
06/03/2001
CRABV 50
COM 405
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
ambulante zorg, en dan pas de residentiële zorg.
sur la philosophie de départ: les soins à domicile
d'abord, les soins ambulatoires ensuite et, enfin,
les soins résidentiels.
10.10 Jef Valkeniers (VLD): Alles dreigt heel duur
te worden. Als men wil saneren, moet men durven
snijden.
10.10 Jef Valkeniers (VLD): La facture risque
d'être fort élevée. Pour assainir, il faut oser opérer
des coupes sombres dans les dépenses.
De
voorzitter: U begeeft zich op het
bevoegdheidsterrein van de Gemeenschappen.
Le président: Vous vous aventurez dans le
domaine des compétences communautaires.
10.11 Jo Vandeurzen (CVP): Ik pleit voor een
samenwerkingsakkoord.
10.11 Jo Vandeurzen (CVP): Je préconise un
accord de coopération.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11 Mondelinge vraag van de heer Jef Valkeniers
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
geplande nationale borstkankerscreening"
(nr. 3515)
11 Question orale de M. Jef Valkeniers à la
ministre de la Protection de la consommation, de
la Santé publique et de l'Environnement sur "le
screening prévu au niveau national relatif au
cancer du sein" (n° 3515)
11.01 Jef Valkeniers (VLD): Minister
Vandenbroucke heeft beslist dat in het kader van
het programma borstkankerscreening een
uitnodiging van de overheid als voorschrift geldt. Dit
druist in tegen de consensus die de huisartsen, de
gynaecologen en de radiologen hierover hebben
bereikt in februari 1999. De minister wil met het
initiatief vooral lagergeschoolde vrouwen bereiken,
hoewel juist zij nooit bij de huisarts gaan en zich ook
niet zullen laten screenen. Artsen blijven als
vertrouwenspersoon essentie.
Is overleg met de drie vermelde artsengroepen niet
aangewezen? Is er voor borstkankerscreening geen
rol weggelegd voor het veralgemeende globaal
medisch dossier bij de huisarts?
11.01 Jef Valkeniers (VLD): Le ministre
Vandenbroucke a décidé que, dans le cadre du
programme de dépistage du cancer du sein, une
invitation adressée par les pouvoirs publics a valeur
de prescription. Cette décision va à l'encontre du
consensus atteint en la matière par les généralistes,
les gynécologues et les radiologues en février 1999.
Cette initiative du ministre vise surtout à atteindre
les femmes moins qualifiées, alors que celles-ci
précisément ne consultent jamais le médecin
généraliste et ne se soumettront pas davantage à
l'examen de dépistage. Les médecins demeurent
un maillon essentiel en tant que personnes de
confiance.
Une concertation avec les trois groupes de
médecins cités ne s'indique-t-elle pas ? Le dossier
médical généralisé, tenu par le médecin généraliste,
ne pourrait-il être un élément à prendre en compte
dans le cadre du dépistage du cancer du sein ?
11.02 Minister Magda Aelvoet (Nederlands):
Artsen zijn inderdaad essentieel als
vertrouwenspersoon, ook voor de borstscreening.
Wanneer ik uit het protocol citeer, lees ik dat de
Gemeenschappen zich ertoe verbinden een
voorlichtingscampagne op te zetten, die gericht is
op de doelgroep èn hun artsen. Aan de
Gemeenschappen wordt gevraagd de uitslag van
de screening door te sturen naar de verwijzende
arts, naar een arts naar keuze of naar de huisarts,
mits toestemming van de vrouw. Uit deze artikels
blijkt dat de huisarts niet op de achtergrond
verdwijnt, integendeel. De campagne is bestemd
voor een zeer ruime groep vrouwen èn hun arts.
11.02 Magda Aelvoet , ministre (en néerlandais)
Les médecins sont en effet un maillon essentiel en
tant que personnes de confiance, notamment en ce
qui concerne le dépistage du cancer du sein. On
peut lire dans le protocole que les Communautés
s'engagent à mettre sur pied une campagne
d'information axée à la fois sur le groupe cible et
sur les médecins. Il est demandé aux
Communautés d'envoyer le résultat des examens
au médecin prescripteur, à un médecin au choix ou
au généraliste, moyennant l'accord de la femme. Le
médecin généraliste n'est donc pas ignoré, au
contraire. La campagne est destinée à un très large
groupe de femmes et à leur médecin.
CRABV 50
COM 405
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
Er is keuze uit twee opties: ofwel stopt de vrouw
rechtstreeks naar de screeningscentra, ofwel laat
ze zich verwijzen door haar huisarts. Beide formules
staan open.
Extra overleg is op dit ogenblik niet erg zinvol,
temeer daar de huisarts bij de screening betrokken
blijft.
Nous avons le choix entre deux options : ou bien la
femme se rend directement aux centres de
dépistage, ou bien elle fait intervenir son médecin
traitant. Les deux formules sont possibles.
Une concertation supplémentaire ne présente guère
d'intérêt à l'heure actuelle, d'autant que le
généraliste reste associé au dépistage.
11.03 Jef Valkeniers (VLD): Kan een uitnodiging
van de overheid gelden als voorschrift, ook als de
radioloog niet fysisch aanwezig is? Dat wijkt af van
de regels.
11.03 Jef Valkeniers (VLD): Une invitation
adressée par les pouvoirs publics peut-elle servir de
prescription, même lorsque le radiologue n'est pas
présent physiquement ? C'est une dérogation aux
règles existantes.
11.04 Minister Magda Aelvoet (Nederlands): In dit
geval gaat het om een zeer bepaalde groep voor
wie men de toegang tot het onderzoek zo
gemakkelijk mogelijk wil maken.
11.04 Magda Aelvoet , ministre (en néerlandais):
En l'occurrence, il s'agit d'un groupe très restreint
pour lequel il faut, autant que faire se peut, faciliter
l'accès à l'examen.
11.05 Jef Valkeniers (VLD): Mijn tweede vraag
ging over die vrouwen die geen gevolg geven aan
de uitnodiging. De huisarts moet hen naar het
onderzoek sturen.
11.05 Jef Valkeniers (VLD): Ma seconde question
avait trait aux femmes qui ne donnent pas suite à
l'invitation. Il faut alors que leur médecin de famille
les envoie subir l'examen.
11.06 Minister Magda Aelvoet (Nederlands):
Daarom precies kan men ook van de dienst gebruik
maken via doorverwijzing door de huisarts.
11.06 Magda Aelvoet , ministre (en néerlandais):
Le service doit également pouvoir servir à envoyer
les femmes chez leur médecin de famille.
11.07 Jef Valkeniers (VLD): Dat zou de regel
moeten zijn. In welke mate zal de huisarts anders
de resultaten krijgen?
11.07 Jef Valkeniers (VLD): Ce devrait être la
règle. Sinon, comment ce médecin pourra-t-il
prendre connaissance des résultats ?
11.08 Minister Magda Aelvoet (Nederlands): Wij
hebben ervoor gekozen beide wegen mogelijk te
maken.
11.08 Magda Aelvoet , ministre (en néerlandais):
Nous avons décidé d'offrir les deux possibilités.
De voorzitter: De uitgewerkte consensus tussen
huisartsen, gynaecologen en radiologen was een
unicum en men is eraan voorbijgegaan. Dat begrijp
ik ook niet goed.
Le président: Le consensus entre les médecins de
famille, les gynécologues et les radiologues
constituait une première et nous l'avons ignoré. Je
n'en comprends pas très bien la raisoni.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
12 Mondelinge vraag van mevrouw Michèle
Gilkinet aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "reclame
inzake geneesmiddelen" (nr. 4007)
12 Question orale de Mme Michèle Gilkinet à la
ministre de la Protection de la consommation, de
la Santé publique et de l'Environnement sur "la
publicité en matière de médicament" (n° 4007)
12.01 Michèle Gilkinet (ECOLO-AGALEV): De
Artsenkrant wordt in ruime mate gefinancierd met
inkomsten uit reclameadvertenties voor
geneesmiddelen. Ter illustratie : nr. 1329 bevat 27
advertenties, waarvan er 6 duidelijk leesbaar, 7 min
of meer leesbaar, 10 onleesbaar zijn en 4 zonder
bijsluiter zijn afgedrukt. Daarnaast stelt het tijdschrift
zijn lezers voor deel te nemen aan een seminar in
het buitenland, waarvoor accreditatiepunten worden
12.01 Michèle Gilkinet (ECOLO-AGALEV): Le
journal du médecin est largement financé par la
publicité pour des médicaments. Dans son numéro
1329, sur vingt-sept publicités, six sont lisibles, sept
ont une lisibilité limitée, dix sont illisibles et quatre
ne comportent pas de notice. De plus, le journal
propose la participation à un séminaire à l'étranger
pour lequel des points d'accréditation ont été
demandés.
06/03/2001
CRABV 50
COM 405
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
gevraagd.
Aan welke technische criteria moeten die
reclameadvertenties voldoen ? Hoe wil men
onleesbare advertenties, euvel waaraan drie vierde
van de advertenties mank gaat, leesbaarder maken
? Hebben firma's die technieken aanwenden welke
niet aan de vereisten voldoen, sancties te vrezen,
en zo ja, welke ? Is het gebruikelijk dat
accreditatiepunten worden toegekend voor het
bijwonen van een seminar in het buitenland dat
althans gedeeltelijk door de farmaceutische
industrie wordt gefinancierd ? Welke regels gelden
er op dat gebied ?
A quels critères techniques ces publicités doivent-
elles répondre ? Qu'est-il entrepris pour remédier
au manque de lisibilité de trois quarts de ces
publicités ? Les firmes qui recourent à l'utilisation de
techniques ne rencontrant pas le cahier des
charges sont-elles pénalisées et comment ? Est-il
habituel d'accorder des points d'accréditation pour
un séminaire suivi à l'étranger et financé, en partie
au moins, par l'industrie pharmaceutique ? Quelles
sont les règles en cette matière ?
12.02 Minister Magda Aelvoet (Frans):
Reclameadvertenties moeten conform de bij de
registratie van het geneesmiddel opgegeven
gegevens in de bijsluiter en het wetenschappelijke
advies zijn.
De verpakking moet aan een aantal voorwaarden
voldoen en een aantal verplichte gegevens
vermelden. Dat geldt niet wanneer in de reclame
enkel de naam van het geneesmiddel wordt
vernoemd. Dat is het geval voor vier van de door u
aangehaalde reclameadvertenties.
Wat de andere middelen betreft, ben ik het eens
met uw analyse. Er worden immers
verkoopbevorderende elementen toegevoegd aan
de naam van het geneesmiddel, en de gegevens uit
de bijsluiter worden niet vermeld.
Vaak rijst er ontegensprekelijk een probleem op het
stuk van de leesbaarheid van de informatie over
geneesmiddelen. Dikwijls is dat een kwestie van
kwaadwilligheid van de producent. Mijn diensten
hebben de farmaceutische industrie reeds
herhaaldelijk hierop geattendeerd.
Er staat ook steeds meer in de bijsluiter, wat de
zaak er ook niet gemakkelijker op maakt.
Jammer genoeg is er niet genoeg personeel om die
informatie te controleren, en wij zullen dan ook
meer mensen in dienst nemen. Voorts willen wij
actie ondernemen om te wijzen op de noodzaak van
duidelijk leesbare wettelijke vermeldingen.
12.02 Magda Aelvoet , ministre (en français): La
publicité doit être conforme aux éléments de l'avis
scientifique et aux éléments de la notice de
l'enregistrement du médicament.
Sa présentation doit respecter certaines conditions
et mentions obligatoires, sauf pour des publicités ne
mentionnant que le nom du médicament. C'est le
cas de quatre des publicités que vous mentionnez.
Pour les autres produits, je rejoins votre analyse,
puisque les éléments promotionnels sont ajoutés au
nom du médicament et que les éléments de la
notice ne sont pas présentés.
Un problème réel de lisibilité se pose souvent en
matière d'information sur les médicaments et
dénote la mauvaise volonté des producteurs. Mes
services en ont maintes fois fait la remarque aux
firmes pharmaceutiques.
Par ailleurs, les informations contenues dans les
notices sont de plus en plus volumineuses, ce qui
ne facilite pas les choses.
L'effectif chargé du contrôle de ces informations
n'est malheureusement pas suffisant et nous
comptons le renforcer. Nous comptons aussi
entreprendre une action rappelant la nécessaire
lisibilité des mentions légales.
12.03 Michèle Gilkinet (ECOLO-AGALEV): Ik blijf
erbij dat die techniek opzettelijk wordt toegepast
door die firma's. Kan hier niets aan gedaan worden
door controles ? Zou het niet nuttig zijn te voorzien
in sancties in geval van niet-naleving van de
wettelijke voorschriften ?
12.03 Michèle Gilkinet (ECOLO-AGALEV) : Je
reste persuadée qu'il s'agit d'une technique
délibérée dans le chef de ces firmes. Peut-on
inverser cet aspect par un contrôle ? Ne serait-il pas
utile de prévoir des pénalités en cas de non-respect
du prescrit légal ?
CRABV 50
COM 405
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Voorzitter: mevrouw Michèle Gilkinet
Présidence: Mme Michèle Gilkinet.
13 Mondelinge vraag van de heer Jef Valkeniers
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
taalproblemen bij de dringende geneeskundige
hulpverlening" (nr. 4014)
13 Question orale de M. Jef Valkeniers à la
ministre de la Protection de la consommation, de
la Santé publique et de l'Environnement sur "les
problèmes linguistiques qui se posent dans le
cadre de l'aide médicale urgente" (n° 4014)
13.01 Jef Valkeniers (VLD): Vorig jaar beloofde de
minister alle actoren samen te brengen om de
taalproblemen bij dringende geneeskundige
hulpverlening in het Brusselse op te lossen. Vond
die vergadering al plaats? Zo ja, wat is de evolutie
en welke oplossing komt er?
13.01 Jef Valkeniers (VLD): L'année dernière, la
ministre avait promis de réunir tous les
protagonistes afin de résoudre les problèmes
linguistiques rencontrés dans le cadre de l'aide
médicale urgente à Bruxelles. Cette réunion a-t-elle
eu lieu ? Dans l'affirmative, quelle est l'évolution du
dossier et quelles solutions ont été trouvées?
13.02 Minister Magda Aelvoet (Nederlands): Ik
heb inderdaad een interministeriële conferentie
samengeroepen rond de taalproblematiek. Er is een
werkgroep opgericht met betrekking tot de
dringende medische hulpverlening. Die werkgroep
wil via positieve maatregelen komen tot concrete
oplossingen. Er is een inventaris van problemen en
praktische mogelijke oplossingen opgesteld. Die
laatste worden momenteel bediscussieerd. De vice-
gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant is
gehoord. Ik verwacht dat hier goede voorstellen
zullen uitkomen en vraag nog even geduld tot de
zaak is afgerond.
13.02 Magda Aelvoet , ministre (en néerlandais) :
J'ai effectivement convoqué une conférence
interministérielle pour discuter des problèmes
linguistiques. Un groupe de travail a été constitué
pour examiner le problème dans le cadre de l'aide
médicale urgente. Ce groupe de travail souhaite
parvenir à des solutions grâce à l'adoption de
mesures positives. Un inventaire des problèmes
existe et d'éventuelles solutions pratiques sont
élaborées. Ces dernières font actuellement l'objet
de discussions. Le vice-gouverneur de la province
du Brabant flamand a été entendu. J'espère que
tous ces éléments permettront de déboucher sur
des propositions positives et je vous demande de
faire preuve d'encore un peu de patience, jusqu'à
ce que ce dossier soit bouclé.
13.03 Jef Valkeniers (VLD): Wanneer hebben die
vergaderingen plaatsgevonden? Wie maakt deel uit
van de commissie? Is de vice-gouverneur de heer
Desolre, een Franstalige?
13.03 Jef Valkeniers (VLD): Quand les réunions
en question ont-elles eu lieu ? Qui fait partie de
cette commission ? Le vice-gouverneur, M. Desolre,
est-il francophone ?
13.04 Minister Magda Aelvoet (Nederlands): Ja.
13.04 Magda Aelvoet , ministre (en néerlandais) :
Oui.
13.05 Jef Valkeniers (VLD): Dat stelt me zeker
niet gerust. Wanneer verwacht de minister een
antwoord?
13.05 Jef Valkeniers (VLD): Cette réponse
n'apaise pas mes inquiétudes. Pour quelle date la
ministre attend-elle une réponse ?
13.06 Minister Magda Aelvoet (Nederlands): Ik
zal u de precieze antwoorden schriftelijk bezorgen.
Het incident is gesloten.
13.06 Magda Aelvoet , ministre (en néerlandais):
Je vous transmettrai par écrit les réponses
précises.
L'incident est clos.
14 Mondelinge vraag van de heer Koen Bultinck
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
informatiefolder die aan de moslimgemeenschap
14 Question orale de M. Koen Bultinck à la
ministre de la Protection de la consommation, de
la Santé publique et de l'Environnement sur "la
brochure expliquant à la communauté islamique
06/03/2001
CRABV 50
COM 405
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
20
duidelijk maakt dat er op het offerfeest van 5 en 6
maart 2001 geen schapen mogen geslacht
worden omwille van de maatregelen tegen mond-
en klauwzeer" (nr. 4031)
les raisons de l'interdiction de l'abattage d'ovins
à l'occasion de la fête du sacrifice des 5 et 6 mars
2001" (n° 4031)
14.01 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Begin
deze week kregen de moslims een informatieve
folder over het slachtverbod van schapen. Het
dreigende mond- en klauwzeer stuurt dus het
offerfeest van de moslims van 5 en 6 maart in de
war. Landbouw en Volksgezondheid werkten hierbij
samen met de Moslimexecutieve. De folder werd
opgesteld in het Nederlands, Frans, Turks en
Arabisch.
Wat is de juiste inhoud van de folder? Wat kost hij
en wie betaalt dat? Wie is de
eindverantwoordelijke? Wie is de verantwoordelijke
uitgever? Was de folder viertalig? Is dat geen
overtreding van de taalwetgeving? Waarom kwam
de folder zo rijkelijk laat? Hoe verliep de
verspreiding?
14.01 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): En début
de semaine, les musulmans ont reçu une brochure
relative à l'interdiction d'abattre des d'ovins. La
menace de la fièvre aphteuse a empêché
l'organisation de la fête du sacrifice des 5 et 6 mars.
Les départements de l'Agriculture et de la Santé
publique ont travaillé en collaboration avec l'exécutif
des musulmans. La brochure a été rédigée en
français, en néerlandais, en turc et en arabe.
Que contient exactement cette brochure ? Quel est
son coût et qui le prendra en charge ? Qui est le
responsable final ? Qui est l'éditeur responsable ?
La brochure était-elle rédigée en quatre langues ?
En l'occurrence, ne s'agit-il pas d'une violation de la
législation linguistique ? Pourquoi cette brochure a-
t-elle été élaborée aussi tardivement ? Comment
s'en est déroulée la diffusion ?
14.02 Minister Magda Aelvoet (Nederlands): De
folder wilde zeer duidelijk uitleggen wat de inhoud
was van de maatregel en waarom ze werden
getroffen. In de moslimgemeenschap was immers
de indruk gerezen dat de maatregel tegen haar was
gericht.
De zaterdag van de week voor de krokusvakantie
werd beslist een algemeen transportverbod in te
stellen. Maandag en dinsdag waren er
overlegvergaderingen. De indruk bestond dat er een
de facto slachtverbod was. Dinsdagavond
vernamen wij echter dat op een aantal plaatsen de
mensen hun schapen al thuis hadden. Daarom
werd de volgende dag een algemeen slachtverbod
uitgevaardigd. Dit moest discriminatie vermijden.
De folder werd opgesteld op 28 februari en ging,
voor een snelle verspreiding, via het crisiscentrum
naar de gemeenten. Dit gebeurde door de vier
bevoegde ministers. Ik ben tevreden met de wijze
waarop de campagne is verlopen. De wijze waarop
we dit hebben aangepakt siert ons land, dat lazen
we ook in Turkse en Marokkaanse kranten.
14.02 Magda Aelvoet , ministre (en néerlandais):
L'objectif de la brochure était d'expliquer clairement
le contenu des mesures et leurs raisons d'être. La
communauté musulmane a eu en effet l'impression
que ces mesures étaient dirigées contre elle.
Le samedi des vacances de carnaval, il a été
décidé d'imposer une interdiction générale de
transport. Lundi et mardi, des réunions de
concertation ont été organisées. Le sentiment était
qu'il y avait une interdiction d'abattage de fait. Mardi
soir, nous avons néanmoins appris qu'à certains
endroits, certains détenaient déjà leurs moutons
chez eux. C'est la raison pour laquelle, le
lendemain, nous avons prononcé l'interdiction
générale d'abattage. Il s'agissait d'éviter toute
discrimination.
La brochure a été rédigée le 28 février et a été
envoyée aux communes par l'entremise du centre
de crise, afin que la diffusion soit plus rapide. Cette
opération a été orchestrée par les quatre ministres
compétents. Je suis satisfaite de la façon dont la
campagne s'est déroulée. L'approche que nous
avons privilégiée dans ce dossier honore notre
pays, comme en témoignent des articles parus
dans des journaux turcs et marocains.
14.03 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Mogen wij
er niet van uitgaan dat er in het Nederlandstalige
taalgebied alleen Nederlandstalige folders verspreid
mogen worden? Hoe kunt u ons garanderen dat het
Nederlands in het Arabisch correct is vertaald?
14.03 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Ne
pouvons-nous partir du principe que dans la région
de langue néerlandaise, seules des brochures en
néerlandais peuvent être distribuées ? Comment
pouvez-vous nous garantir que le néerlandais est
bien traduit en arabe ?
14.04 Minister Magda Aelvoet (Nederlands): De 14.04 Magda Aelvoet , ministre: (en néerlandais)
CRABV 50
COM 405
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
21
taalwetgeving staat ons toe om exacte vertalingen
te verspreiden. Wij hebben gewerkt met vertalers
en instellingen die absoluut betrouwbaar zijn.
La législation sur l'emploi des langues nous permet
de diffuser des traductions exactes. Nous avons fait
appel à des traducteurs et des organismes tout à
fait fiables.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
15 Mondelinge vraag van de heer Koen Bultinck
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
slordigheid in de communicatie betreffende het
algemeen slachtverbod naar aanleiding van de
mond- en klauwzeercrisis" (nr. 4054)
15 Question orale de M. Koen Bultinck à la
ministre de la Protection de la consommation, de
la Santé publique et de l'Environnement sur "la
négligence dans la communication relative à
l'interdiction générale d'abattage à la suite de la
crise de la fièvre aphteuse" (n° 4054)
15.01 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Op 28
februari werd eerst een algemeen slachtverbod
opgelegd, dat later werd beperkt tot schapen en
geiten.
In de sector zorgde dat voor paniek. Tussen het
eerste en correcte Belgabericht verliep ruim een
half uur. Blijkbaar kampt de minister nog altijd met
een communicatieprobleem. Dat is al het derde
incident. Ik verwijs naar de gebrekkige
dioxinecommunicatie en de drugrichtlijn. Hoe zullen
dergelijke slordigheden in de toekomst worden
vermeden?
15.01 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Le
28 février, on a d'abord décrété une interdiction
générale d'abattage qui a ensuite été limitée aux
moutons et aux chèvres.
Cette mesure a provoqué la panique dans le
secteur. Plus d'une demi-heure s'est écoulée entre
le premier communiqué de l'agence Belga et le
communiqué correct. La ministre est manifestement
toujours aux prises avec un problème de
communication. Il s'agit déjà du troisième incident
de ce genre. Je vous rappelle la communication
déficiente lors de la crise de la dioxine et la directive
sur les drogues. Comment évitera-t-on de telles
négligences à l'avenir ?
15.02 Minister Magda Aelvoet (Nederlands): Het
gaat niet om een slordigheid van mijnentwege of
van mijn diensten maar om een slordigheid van
Belga. Belga heeft die informatie na een half uur
rechtgezet.Slechts één krant heeft het foutieve
bericht overgenomen, terwijl alle andere kranten het
eerste Belga-bericht gecheckt en gecorrigeerd
hebben. U had zich beter kunnen informeren door
niet uitsluitend de Gazet van Antwerpen te lezen.
Wij hebben de Gazet van Antwerpen om een
rechtzetting gevraagd. Die is er niet gekomen. Daar
kan iedereen zijn conclusies uit trekken.
Wat de dioxine-affaire betreft, ik heb naderhand niet
één komma aan mijn ministerieel besluit moeten
veranderen.
15.02 Magda Aelvoet , ministre (en néerlandais) : Il
s'agit d'une négligence non de moi-même ou de
mes services, mais de l'agence Belga qui a
d'ailleurs rectifié l'erreur une demi-heure plus tard.
Un journal seulement a relayé l'information erronée,
les autres journaux ayant procédé à la vérification
de la première information diffusée par l'agence
Belga et corrigé l'erreur. Vous auriez dû mieux vous
informer en ne vous bornant pas à lire la Gazet van
Antwerpen. Ce quotidien n'a par ailleurs pas fait
droit à notre demande de rectification. A chacun
d'en tirer les conclusions qu'il souhaite.
En ce qui concerne l'affaire de la dioxine, je n'ai pas
dû changer la moindre virgule à mon arrêté
ministériel par après.
15.03 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Wij
hebben geen andere mogelijkheid dan de minister
te ondervragen. Ze heeft vrij krasse uitspraken
gedaan ten aanzien van de Gazet van Antwerpen.
Ik neem er akte van; ik voel me niet de verdediger
van een krant.
15.03 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Nous
n'avons d'autre possibilité que d'interroger la
ministre, qui n'a pas ménagé la Gazet van
Antwerpen. J'en prends acte. Je n'ai pas pour
vocation de défendre un journal.
15.04 Minister Magda Aelvoet (Nederlands): U
hebt ook wel gezien dat geen enkele andere krant
dat zo heeft gepubliceerd.
15.04 Magda Aelvoet , ministre (en néerlandais) :
Vous aurez également remarqué qu'aucun autre
journal n'a présenté ces informations de cette
manière.
06/03/2001
CRABV 50
COM 405
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
22
Het incident is gesloten.
Voorzitter: Michèle Gilkinet.
L'incident est clos.
Présidence: Michèle Gilkinet.
16 Mondelinge vraag van de heer Koen Bultinck
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
oprichting van een federaal kadaster van
gezondheidsberoepen" (nr. 4060)
16 Question orale de M. Koen Bultinck à la
ministre de la Protection de la consommation, de
la Santé publique et de l'Environnement sur "la
création d'un cadastre fédéral des professions de
la Santé" (n° 4060)
16.01 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): De
minister kondigde al eerder een kadaster voor
gezondheidsberoepen aan. Men wil dit nu
verwerken in KB 78 van 10 november 1967.
Waarom kiest de minister voor die techniek? Vreest
de minister geen schending van de wet op de
privacy? Is er overleg geweest met de
beroepsverenigingen? Met welk resultaat?
Wanneer wordt het kadaster uitgevoerd?
16.01 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): La création
d'un cadastre des professions de la santé avait
déjà été annoncée précédemment par la ministre.
On semble à présent vouloir régler cela dans le
cadre de l'arrêté royal du 10 novembre 1967.
Pourquoi la ministre opte-t-elle en faveur de cette
technique? Ne redoute-t-elle pas une violation de la
loi sur la vie privée? Une concertation a-t-elle été
organisée avec les associations professionnelles?
Avec quel résultat? Quand le cadastre sera-t-il
créé?
16.02 Minister Magda Aelvoet (Nederlands): Er is
een debat aan de gang over onder meer het
numerus clausus-systeem. Een kadaster zou
daarbij een nuttig instrument kunnen zijn.
De bepalingen rond het kadaster zullen niet, zoals
oorspronkelijk gepland, in de nieuwe
gezondheidswet worden opgenomen. We willen
binnen het overleg een goed akkoord bereiken en
kunnen daarom niet overhaast te werk gaan;
Niettemin zal ik een wetsontwerp, dat gesitueerd is
in het KB van 1978, voorbereiden voor de zomer.
Het gaat in de discussies vooral om de vraag
hoeveel gegevens er zullen worden opgevraagd en
welke vorm de "stok achter de deur" moet
aannemen.
Het probleem van het medische kadaster zal ter
bespreking worden voorgelegd aan de Hoge Raad
op de vergadering van 23 maart 2001.
16.02 Magda Aelvoet , ministre (en néerlandais):
Un débat est notamment en cours au sujet du
problème du numerus clausus. Un cadastre pourrait
constituer un instrument utile à cet égard.
Les dispositions relatives à ce cadastre ne seront
pas intégrées dans la nouvelle loi sur la santé,
comme prévu initialement. Dans le cadre de la
concertation, nous souhaitons conclure un bon
accord. Il convient donc de ne pas agir avec
précipitation. Je préparerai encore avant l'été un
projet de loi prévu dans le cadre de l'arrêté royal de
1978.
Les discussions portent essentiellement sur le
nombre de données à recueillir et sur la forme que
devront prendre les « sanctions ».
Lors de la réunion du 23 mars 2001, nous
proposerons au Conseil supérieur de débattre du
problème du cadastre médical.
16.03 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): De
minister acht een akkoord op korte termijn dus
haalbaar.
16.03 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): La ministre
estime dès lors qu'un accord pourrait être conclu à
bref délai.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
17 Mondelinge vraag van de heer Luc Paque aan
de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
oprichting van een Fonds voor de strijd tegen
tabaksverbruik" (nr. 4086)
17 Question orale de M. Luc Paque à la ministre
de la Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur "la création
d'un Fonds pour la lutte contre le tabagisme"
(n° 4086)
17.01 Luc Paque (PSC): In augustus 2000
verheugden wij ons nog over de intentie van de
17.01 Luc Paque (PSC): En août 2000, nous nous
étions réjouis de l'intention de la ministre d'inscrire
CRABV 50
COM 405
06/03/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
23
minister om een bedrag van 500 miljoen in te
schrijven op de begroting 2001 voor samenwerking
met de Gemeenschappen in de strijd tegen het
roken.
Ondanks recente cijfers waaruit blijkt dat het
tabaksgebruik toeneemt, werd er hiervoor echter
geen geld uitgetrokken op de begroting 2001. De
samenwerking met de Gemeenschappen is
nochtans noodzakelijk om weerwerk te bieden
tegen de tabaksindustrie en de grote middelen die
zij inzet voor communicatie.
Wat is er van uw intentie geworden ? Hoe zit het
met de coördinatie met de Gemeenschappen ?
500 millions dans le budget de 2001 pour collaborer
avec les Communautés dans la lutte contre le
tabagisme.
Or, malgré la recrudescence du tabagisme, aucun
montant ne figure au budget 2001. La coopération
avec les Communautés est cependant nécessaire
pour rivaliser avec les moyens de communication
de l'industrie du tabac.
Financièrement, quelles sont vos intensions pour
financer cette lutte? Où en est la coordination avec
les Communautés ?
17.02 Minister Magda Aelvoet (Frans) : Tijdens
de bespreking van de begroting 2001 heb ik
duidelijk gezegd dat er niet in specifieke middelen
zou worden voorzien, maar dat minister Reynders
bereid was samen met mij het initiatief te nemen
om de accijnzen op sigaretten lichtjes te verhogen
teneinde een in samenwerking met de
Gemeenschappen uit te voeren programma te
financieren.
Ik ga nu na hoe die middelen kunnen worden
overgeheveld, en hoop daarvoor het fiat van de
regering te krijgen. Ik weet dat de deelgebieden
bereid zijn een samenwerkingsakkoord te sluiten.
17.02 Magda Aelvoet , ministre (en français) : J'ai
dit clairement au cours de la discussion du budget
2001 que ce dernier ne prévoyait pas de moyen
spécifique, mais que le ministre Reynders est
disposé à prendre avec moi une initiative visant à
relever un peu le taux d'accises sur les cigarettes
afin de financer un programme, en collaboration
avec les Communautés.
J'étudie les façons de procéder au transfert des
moyens et j'espère obtenir l'accord du
gouvernement. Je sais que les entités fédérées
sont prêtes à conclure un accord de coopération.
Ik hoop dat project tot een goed einde te kunnen
brengen. Ik weet dat ik op de politieke steun van de
minister van Financiën zal kunnen rekenen.
De campagnes zelf moeten door de
Gemeenschappen worden georganiseerd. Het komt
erop aan het publiek aan te spreken en de
gevoelige snaar te raken.
Er werd contact opgenomen met andere Europese
landen om de doeltreffendheid van sommige
campagnes te evalueren.
Wij vinden de Britse campagne zeer geslaagd
omdat daar met de juiste symboliek werd gewerkt.
J'espère pouvoir mener ce projet à bien. Je sais
déjà que j'aurai l'appui politique du ministre des
Finances.
Quant à l'organisation proprement dite des
campagnes, celle-ci doit se faire au niveau des
Communautés. Il importe de toucher le public, de
trouver le point sensible.
Des contacts ont été pris avec d'autres pays
européens pour évaluer l'efficacité de certaines
campagnes.
Nous estimons que la Grande-Bretagne a réussi sa
campagne en trouvant les symboles qui
s'imposaient.
17.03 Luc Paque (PSC): Ik hoop dat uw plan zo
spoedig mogelijk een succes wordt.
U heeft heel wat bondgenoten, aangezien het OIVO
beweert dat de meeste rokers bereid zijn twee frank
meer op te hoesten voor het opzetten van
preventieprogramma's.
Het programma moet de vrucht zijn van een
evenwichtige samenwerking tussen
Gemeenschappen. Het mag niet zo zijn dat één
Gemeenschap voor alle inspanningen inzake
17.03 Luc Paque (PSC) : J'espère que votre projet
aboutira le plus rapidement possible.
Vous avez des alliés, puisque le CRIOC dit qu'une
majorité de fumeurs est prête à payer deux francs
de plus pour que des programmes de prévention
soient mis sur pied.
Le programme doit être conçu dans un esprit de
collaboration équilibrée entre Communautés. Il ne
s'agit pas qu'une Communauté produise tous les
efforts de prévention à elle seule.
06/03/2001
CRABV 50
COM 405
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
24
preventie opdraait.
Hoe vroeger men de zaken aanpakt, hoe positiever
de resultaten zullen uitvallen.
Plus on s'y prend tôt, plus les résultats seront
positifs.
De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 16.43 uur.
La réunion publique de commission est levée à
16.43 heures.
Document Outline