KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50 COM 399
CRIV 50 COM 399
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET HET BEKNOPT VERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC LE COMPTE RENDU ANALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
C
OMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
dinsdag mardi
20-02-2001 20-02-2001
14:15 uur
14:15 heures
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP Christelijke
Volkspartij
FN Front
National
PRL FDF MCC
Parti Réformateur libéral Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS Parti
socialiste
PSC Parti
social-chrétien
SP Socialistische
Partij
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode + nummer
en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du
n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag (op wit papier, bevat de bijlagen en het
beknopt verslag, met kruisverwijzingen tussen Integraal en
Beknopt Verslag)
CRIV
Compte Rendu Intégral (sur papier blanc, avec annexes et
CRA, avec renvois entre le CRI et le CRA)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV Compte
Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
CRIV 50
COM 399
20/02/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Samengevoegde interpellatie en mondelinge
vraag van
1
Interpellation et question orale jointes de
1
- mevrouw Greta D'Hondt tot de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"de uitvoering van het interprofessioneel akkoord
2001-2002" (nr. 677)
1
- Mme Greta D'Hondt à la vice-première ministre
et ministre de l'Emploi sur "l'exécution de l'accord
interprofessionnel 2001-2002" (n° 677)
1
- de heer Hans Bonte aan de vice-eerste minister
en minister van Werkgelegenheid over "het
sociaal akkoord tot invoering van een tijdskrediet"
(nr. 3458)
1
- M. Hans Bonte à la vice-première ministre et
ministre de l'Emploi sur "l'accord social visant à
instaurer un crédit-temps" (n° 3458)
1
Sprekers: Greta D'Hondt, Hans Bonte,
Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid
Orateurs: Greta D'Hondt, Hans Bonte,
Laurette Onkelinx, vice-première ministre et
ministre de l'Emploi
Samengevoegde mondelinge vragen van
7
Questions orales jointes de
7
- mevrouw Trees Pieters aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"het ontwerp van koninklijk besluit inzake tijdelijke
en mobiele werkplaatsen" (nr. 3403)
- Mme Trees Pieters à la vice-première ministre et
ministre de l'Emploi sur "le projet d'arrêté royal en
matière de chantiers temporaires et mobiles"
(n° 3403)
- mevrouw Maggie De Block aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"het koninklijk besluit inzake tijdelijke en mobiele
werkplaatsen" (nr. 3469)
- Mme Maggie De Block à la vice-première
ministre et ministre de l'Emploi sur "l'arrêté royal
en matière de chantiers temporaires et mobiles"
(n° 3469)
Sprekers: Trees Pieters, Maggie De Block,
Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid
Orateurs: Trees Pieters, Maggie De Block,
Laurette Onkelinx, vice-première ministre et
ministre de l'Emploi
Mondelinge vraag van de heer Ludwig
Vandenhove aan de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid over "de situatie
van de beambten bij de PWA's" (nr. 3450)
9
Question orale de M. Ludwig Vandenhove à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur
"la situation des employés auprès des ALE"
(n° 3450)
9
Sprekers: Ludwig Vandenhove, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Ludwig Vandenhove, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Mondelinge vraag van de heer Paul Timmermans
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de overeenkomst inzake
sociale integratie en beroepsintegratie" (nr. 3457)
10
Question orale de M. Paul Timmermans à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "la
convention d'insertion socioprofessionnelle"
(n° 3457)
10
Sprekers: Paul Timmermans, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Paul Timmermans, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Mondelinge vraag van mevrouw Frieda Brepoels
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de wijziging van de
werkloosheidsreglementering voor
grensarbeiders" (nr. 3467)
12
Question orale de Mme Frieda Brepoels à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "la
modification de la réglementation du chômage en
faveur des travailleurs frontaliers" (n° 3467)
12
Sprekers: Frieda Brepoels, voorzitter van de
VU&ID-fractie, Laurette Onkelinx, vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid
Orateurs: Frieda Brepoels, présidente du
groupe VU&ID, Laurette Onkelinx, vice-
première ministre et ministre de l'Emploi
Mondelinge vraag van mevrouw Muriel Gerkens
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "dwangarbeid in Myanmar"
(nr. 3476)
13
Question orale de Mme Muriel Gerkens à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "le
travail forcé au Myanmar" (n° 3476)
13
Sprekers:
Muriel Gerkens, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs:
Muriel Gerkens, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
CRIV 50
COM 399
20/02/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE
ZAKEN
COMMISSION DES AFFAIRES
SOCIALES
van
DINSDAG
20
FEBRUARI
2001
14:15 uur
______
du
MARDI
20
FÉVRIER
2001
14:15 heures
______
De vergadering wordt geopend om 14.20 uur door
de heer Joos Wauters, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.20 heures par M. Joos
Wauters, président.
01 Samengevoegde interpellatie en mondelinge
vraag van
- mevrouw Greta D'Hondt tot de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"de uitvoering van het interprofessioneel
akkoord 2001-2002" (nr. 677)
- de heer Hans Bonte aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"het sociaal akkoord tot invoering van een
tijdskrediet" (nr. 3458)
01 Interpellation et question orale jointes de
- Mme Greta D'Hondt à la vice-première ministre
et ministre de l'Emploi sur "l'exécution de
l'accord interprofessionnel 2001-2002" (n° 677)
- M. Hans Bonte à la vice-première ministre et
ministre de l'Emploi sur "l'accord social visant à
instaurer un crédit-temps" (n° 3458)
01.01 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, collega's, in het
interprofessioneel akkoord dat afgesloten werd
voor 2001-2002 hebben de sociale partners een
nieuw interprofessioneel kader ingesteld om
beroepsarbeid, gezinsleven en vrije tijd te kunnen
combineren. De regering heeft dat
interprofessioneel akkoord goedgekeurd en dit
onderdeel dus ook. De belangrijke bepalingen die
daarin opgenomen zijn, zijn de instelling van een
recht voor de werknemers op een tijdskrediet, het
behoud van de specifieke stelsels van
afwezigheden het palliatief verlof, het
ouderschapsverlof en het zorgverlof voor het
bijstaan van zwaar zieken en de instelling van
één/vijfde-loopbaanonderbreking. Dat zijn de
hoofdkenmerken van dit nieuw interprofessioneel
kader.
Met betrekking tot de instelling van het tijdskrediet
werd onder de sociale partners overeengekomen
en dat is bevestigd door de regering dat tijdens
de beroepsloopbaan de duurtijd 1 jaar zou zijn. Er
werd de mogelijkheid gecreëerd voor sectoren en
ondernemingen om bij CAO de duur van het
tijdskrediet te kunnen verhogen zonder dat die
meer dan 5 jaar van een volledige
beroepsloopbaan kan bedragen.
Naar aanleiding van de bespreking van de
programmawet in december laatstleden, hebben
wij onze ongerustheid uitgesproken over deze
regeling van tijdskrediet. Ook collega Bonte heeft
dat toen gedaan. Hij zal daar nu waarschijnlijk ook
op terugkomen. In de feiten zou deze regeling
voor gezinnen met kinderen een achteruitgang
kunnen betekenen ten opzichte van het huidige
recht op loopbaanonderbreking in plaats van wat
in het regeerakkoord ingeschreven stond maar
wat eigenlijk een maatschappelijke vraag is
namelijk de versterking van de mogelijkheden tot
combinatie van gezin en arbeid, tenzij de sectoren
en de ondernemingen quasi unaniem zouden
beslissen om dat ene jaar tijdskrediet voorzien in
het interprofessioneel akkoord uit te breiden tot
het maximum van 5 jaar.
Ik heb het nog recent in deze commissie gezegd.
De geruchten die ons daaromtrent bereiken zijn
niet van die aard dat zij mij op dit vlak
geruststellen. Ik hoop dat ik het te negatief bekijk.
Sinds het indienen van de vraag tot interpellatie
hebben de sociale partners de CAO afgesloten
om uitvoering te geven aan de instelling van de
bepalingen combinatie gezin en arbeid voorzien in
het interprofessioneel akkoord. Na lezing van deze
CAO is mijn ongerustheid zeker niet
20/02/2001
CRIV 50
COM 399
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
weggenomen.
Mevrouw de minister, deze tekst gaat uiteraard
over de privé-sector. Gaat men proberen om
dezelfde regelingen toe te passen in de openbare
sector? Of zijn deze bepalingen volgens de
regering alleen voor de private sector nuttig en
alleen voor die sector voorbestemd?
Wanneer ik de CAO bekijk, stel ik vast dat in
artikel 2, paragrafen 3 en 4, gesproken wordt over
de uitzonderingen. Mevrouw de minister, ik
verneem graag van u of het hier om dezelfde
uitzonderingen gaat als die welke we al kennen uit
de wet op de beroepsloopbaanonderbreking. Daar
bestaat de mogelijkheid om bijvoorbeeld
kaderpersoneel in leidinggevende functies uit te
sluiten van dit recht. Artikel 3 bevat de kern van de
uitwerking van deze regeling. Ik lees dat het
voorziet in de invoering van het recht op
loopbaanonderbreking van één jaar. Ik kan dus
niet anders dan vaststellen dat dit een
achteruitgang is ten opzichte van de bestaande
3% voor drie jaar. Tenzij ik verkeerd gelezen heb,
houdt artikel 3 ook in dat de mogelijkheid om de
beroepsloopbaan met ¼ of te verminderen nu
afgeschaft worden.
Op dit ogenblik is het in het stelsel van de
beroepsloopbaanonderbreking zo dat in ongeveer
de helft van de sectoren een CAO afgesloten is
waarin het recht van de 3% op een of andere
manier werd uitgebreid. In die sectoren wordt in de
eisenbundel opgenomen dat zij deze regeling
wensen te behouden. Men is in een groot aantal
sectoren op dit ogenblik dus in feite aan het
onderhandelen op basis van een nieuwe
eisenbundel om zo te bevestigen wat er tot nu toe
al bestond.
Wanneer ik deze CAO bekijk, rijst bij mij ook een
belangrijke vraag over artikel 4. Artikel 4 bepaalt
dat de reeds opgenomen loopbaanonderbreking in
rekening wordt gebracht bij de invulling van het
tijdskrediet van één jaar. Hoe moeten wij dit
begrijpen? Geldt dit ook retroactief? Dit zou
betekenen dat zij die vandaag al in het stelsel van
de loopbaanonderbreking zitten eigenlijk ook hun
toekomstig tijdskrediet reeds grotendeels hebben
uitgeput. Of wordt bij het van kracht worden van
deze CAO de teller weer op nul gezet? Anders
wordt deze CAO immers overbodig voor een groot
deel van de mensen die in het oude stelsel een
loopbaanonderbreking van een jaar genoten.
Mevrouw de minister, ik heb ook een vraag over
de anciënniteitregels. De vereiste om een
bepaalde anciënniteit te hebben vooraleer men
een beroepsloopbaanonderbreking kan opnemen,
werd tijdens de voorgaande legislatuur afgeschaft.
Nu wordt ze blijkbaar weer ingevoerd. Ik geef het
concrete voorbeeld van die anciënniteitregels.
Men moet 12 maand in dienst zijn van een
werkgever om het tijdskrediet te kunnen
opnemen. Wanneer iemand wordt aangenomen
die drie maand zwanger is, kan die persoon na de
bevalling dus niet in loopbaanonderbreking gaan?
Zij is immers geen twaalf maand in dienst geweest
bij die werkgever. Het zal mijns inziens moeilijk
zijn om dat aan die persoon uit te leggen. Of heb
ik dit artikel 4 verkeerd gelezen, mevrouw de
minister?
Artikel 9 is volgens mij een heel goede zaak voor
de vijftigplussers. Ik vraag me wel af of de
gecumuleerde voorwaarden inzake anciënniteit
geen hinderpaal kunnen vormen op de toekenning
van dit recht.
Ik heb vervolgens nog twee vragen. In artikel 15
van de CAO heeft men het over 5% "koppen"
terwijl de huidige 3% uitgedrukt is in "volume". Dit
is natuurlijk geen neutrale situatie. Indien die
5%
wordt opgenomen door fulltime
loopbaanonderbrekers is het uiteraard een
verbetering. Als die 5% echter wordt opgenomen
door deeltijdsen is dit een achteruitgang vermits
men in "koppen" telt in plaats van in "volume".
Volgens mij moet terzake enige verduidelijking
komen.
Ik kom dan tot de conclusie van mijn interpellatie.
Na de lezing van de CAO zoals die werd gesloten
in de Nationale Arbeidsraad vraag ik mij af of wij
op het vlak van de gemeenschappelijke
doelstelling binnen redelijke perken in de
mogelijkheid voorzien voor werknemers om
beroepsarbeid te combineren met zorgtaken en
vrije tijd voor alle beoogde doelgroepen een
vooruitgang boeken dan wel of het risico bestaat
dat bepaalde deelgroepen er bekaaid vanaf
komen.
01.02 Hans Bonte (SP): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, ik wil het ook even
hebben over de recente CAO in verband met de
invoering van een recht op tijdskrediet. U weet dat
ons dit na aan het hart ligt.
Ik meen dat het gebrek aan combinatie-
mogelijkheden tussen arbeid en gezin misschien
wel een van de grootste uitdagingen vormt voor
het wegwerken van knelpuntvacatures en feitelijke
werkloosheidsvallen. De federale regering heeft
zich daarin net als de Vlaamse regering
trouwens bijzonder ambitieus getoond bij het
CRIV 50
COM 399
20/02/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
uitwerken van het regeerakkoord. Bij herhaling
werden overigens goede voorstellen terzake
geformuleerd.
Naar aanleiding van het sluiten van het
interprofessioneel akkoord collega D'Hondt heeft
ernaar verwezen heb ik het belang van het
akkoord zelf onderstreept. Tegelijkertijd heb ik
erop gewezen dat de concrete invulling van dat
recht op tijdskrediet op de voet moest worden
gevolgd. Immers, wat terzake in het
interprofessioneel akkoord stond, maakte ons toch
enigszins ongerust.
Ik heb de CAO tot invoering van het tijdskrediet.
Ik zou een ganse reeks vragen willen preciseren
die ook reeds door mevrouw D'Hondt werden
gesteld. Het lijkt mij nuttig mocht de minister ons
de komende weken enige aanduiding geven van
het verschil in het aantal mensen dat vandaag in
theorie recht heeft op beroepsloopbaan-
onderbreking en degenen die recht zouden
hebben op het tijdskrediet zoals omschreven in de
CAO. Ik deel de vrees van mevrouw D'Hondt dat
tengevolge de uitzonderingen inzake het feit dat
het hier echt over een jaar gaat, inzake het feit dat
hier gesproken wordt over werknemers in
ondernemingen met minder dan elf werknemers
een nieuw cijfer men geen recht meer heeft op
voltijdse loopbaanonderbreking, terwijl dat
vandaag wel zo is. Dit laatste werd door mevrouw
D'Hondt niet vermeld. Dan is er nog het feit dat
men ingevolge schaarste uitstel kan verlenen
inzake het toekennen van recht op tijdskrediet.
Het gaat om een pak bijkomende voorwaarden en
dat doet mij eraan twijfelen of het hier geen
schijnmanoeuvre betreft als men spreekt over het
recht op tijdskrediet voor iedereen.
Vandaar mijn vraag, mevrouw de minister, om ons
vandaag of eventueel de komende dagen of
weken een overzicht te geven van het theoretisch
aantal mensen dat vandaag recht heeft op
loopbaanonderbreking en het theoretisch aantal
mensen dat recht zou hebben op dat tijdskrediet.
Dat is een eerste vraag die een aantal vragen van
mevrouw D'Hondt kan objectiveren.
Een tweede element is de blijkbaar unanieme
vraag van de sociale gesprekspartners om toch
nog loonlastverlaging te kunnen krijgen in geval
men overgaat tot vervanging van degene die
tijdskrediet opneemt. Wie het dossier al langer
volgt, weet dat de vervangingsplicht de inzet is
geweest van lange discussies hier en in het
sociaal overleg. Op een bepaald ogenblik kwam
een vorm van compromis tot stand tussen
werkgevers en werknemers. Enerzijds werd de
vervangingsplicht behouden om de zekerheid te
creëren dat men daarvoor uitkeringsgerechtigde
werklozen zou aanwerven. Anderzijds kregen
werkgevers loonlastverlaging in hoofde van de
vervanger. Nu is de vervangingsplicht blijkbaar
niet meer nodig volgens de sociale partners. Toch
blijft men aandringen op lastenverlaging in geval
men wel overgaat tot vervanging. Ik zie daar een
ongerijmdheid. Ik weet niet in welke mate de
regering daarop heeft geantwoord, maar mij lijkt
het consistent mocht er geen lastenverlaging
worden toegekend in hoofde van die personen.
Een derde element heeft betrekking op de situatie
van de mensen die vandaag loopbaanonder-
breking genieten. Dit is meer bepaald de groep
van mensen die het perspectief kennen dat tot op
vandaag door de wetgever werd gecreëerd en wel
dat men vijf jaar loopbaanonderbreking kan
opnemen, mits jaarlijks herhaalde aanvraag.
Blijkbaar is het nu zo dat in het kader van het
tijdskrediet dit tot een jaar wordt beperkt,
behoudens CAO. Zo ontstaat natuurlijk een
situatie van rechtsonzekerheid voor mensen die
reeds een jaar loopbaanonderbreking hebben
genomen of in hun tweede of volgende jaren
zitten. In welke mate zullen die mensen die
meenden een aantal jaren na elkaar loopbaan-
onderbreking te kunnen opnemen, nog verder
kunnen doen met wat zij van plan waren en wat
misschien op de werkvloer werd overeengekomen
met de werkgever? In welke mate zal hun situatie
worden gedwarsboomd door de nieuwe CAO?
Mijn vierde vraag, meer van politieke aard, heeft
betrekking op de uitvoering van het regeerakkoord
waarin een aantal ambitieuze formules werden
opgenomen om arbeid en gezin beter te
verzoenen door te voorzien in een aantal tijdelijke
uitstapformules. In welke mate beschouwt u deze
CAO als de integrale uitvoering van hetgeen in dat
verband werd bepaald in het regeerakkoord? Met
andere woorden, komt de CAO op het tijdkrediet
tegemoet aan uw ambities zowel als aan deze van
de regering, zoals u ze een aantal maanden
geleden in een brede maatschappelijke discussie
naar voren bracht?
01.03 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, chers collègues, je vais donner
quelques réponses précises aux questions qui
m'ont été posées et donner ensuite mon
appréciation politique sur l'accord, demandée
notamment par M. Bonte.
Cette convention collective de travail conclue le 14
février, règle toute une série de dossiers
20/02/2001
CRIV 50
COM 399
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
importants visant l'harmonisation des temps de
vie, temps de travail et temps hors travail, par le
biais d'un régime de crédit-temps, d'un dispositif
de réduction de carrière via la semaine des quatre
jours et d'une réduction des prestations de travail
à un emploi mi-temps.
Cette CCT va remplacer, pour ce qui concerne le
secteur privé, la réglementation actuelle en
matière d'interruption de carrière à partir du
1
er
janvier 2002. Nous aurons l'occasion dans les
prochains mois d'y revenir de manière détaillée.
Cette convention doit encore être complétée par
des dispositifs. Un projet de loi sera d'ailleurs
prochainement examiné par le gouvernement et
viendra dès lors assez rapidement en discussion.
Cette convention concerne des domaines pour
lesquels le gouvernement avait donné son accord,
mais que les partenaires sociaux n'ont pas
examinés, comme la réduction collective du temps
de travail, les réductions individuelles (par
exemple le congé de paternité).
Toute une série de dispositifs complémentaires
seront intégrés dans la loi et rendront obligatoires
les éléments nécessitant un processus législatif,
comme par exemple l'obligation de remplacement,
le montant des allocations, ...
En ce qui concerne spécifiquement le crédit-
temps, il a été prévu que tout travailleur a droit au
cours de sa carrière à un crédit-temps pendant au
moins 12 mois. Ce droit peut être étendu à un
maximum de cinq ans sur toute la carrière via les
conventions collectives sectorielles ou
d'entreprises. Ce crédit peut-être pris dans une
période d'au moins trois mois. Il existe deux
possibilités pour ce faire, soit une interruption
complète de travail, soit une transition vers un
emploi à mi-temps.
Les allocations que le travailleur percevra pendant
qu'il prend ce crédit, seront plus élevées que les
allocations actuelles pour l'interruption de carrière.
Cela vaut plus particulièrement lorsque le
travailleur a au moins 5 ans d'ancienneté auprès
de l'employeur, auquel cas il s'agit en effet d'une
allocation de 20.000 francs par mois.
Afin de concilier l'exercice de ce droit avec le
fonctionnement et l'organisation des entreprises,
un certain nombre de modalités d'exécution ont
été prévues, ainsi l'employeur a toujours la
possibilité d'ajourner la date d'entrée en vigueur
du droit d'un maximum de 6 mois pour un motif
externe ou interne grave. En outre, un mécanisme
de planification et de rôle de préférence est prévu
dans le cas où plus de 5% des travailleurs se
trouvent, en même temps, dans une des formes
d'interruption ou de réduction des prestations.
Je tiens encore à signaler que ce cadre général
peut être complété ou même modifié par des CCT
sectorielles ou d'entreprises. Le plafond de 5%
peut par exemple être rehaussé ou réduit via une
CCT semblable, et le droit au crédit-temps peut
également être prolongé d'un an à un maximum
de 5 ans.
J'en viens à l'une des questions de Mme D'Hondt
relative à l'utilisation dans les secteurs de cette
possibilité de prolongation du droit au crédit-
temps. Je tiens d'abord à signaler que la CCT
n° 77 a été reçue le 19 février 2001 au greffe du
service des relations collectives en vue de
l'enregistrer. Le conseil a également demandé de
la rendre obligatoire par arrêté royal.
Le Conseil national du travail est arrivé à un
consensus, le 14 février. Vous savez que cela n'a
pas été simple puisque, au départ, on pensait
pouvoir aboutir à un consensus pour le 6 février.
Le Conseil vient donc de terminer ses travaux. Il
me semble donc un peu prématuré de déjà
s'interroger sur l'état des négociations sectorielles
en matière d'application du système de crédit-
temps. Ces négociations sectorielles se
dérouleront, dans de nombreux cas, jusqu'à la fin
du premier semestre. Dans certains secteurs, les
négociations ne seront finalisées qu'après les
vacances d'été.
En ce qui concerne les revendications, je tiens
tout d'abord à signaler que, dans un certain
nombre de secteurs, aucune revendication n'a
encore été introduite. Dans des secteurs où les
revendications ne mentionnent provisoirement rien
en matière de crédit-temps, une adaptation est
évidemment possible en fonction de l'accord des
interlocuteurs sociaux.
Un bref aperçu des revendications connues dans
un nombre de commissions paritaires
sélectionnées, rédigé par mon administration,
montre que les partenaires sociaux souhaitent
augmenter de un à maximum cinq ans la durée du
crédit-temps dans diverses branches d'activité. On
souhaite également augmenter dans plusieurs
commissions paritaires le plafond de 5%.
J'en viens maintenant à l'interprétation de certains
articles contenus dans l'accord interprofessionnel.
Mme D'Hondt a notamment parlé de l'article 4.
Dans ce cadre, on prend effectivement en
compte, pour l'application du droit, les périodes
d'interruption de carrière qui ont déjà été utilisées
CRIV 50
COM 399
20/02/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
par les travailleurs. Autrement dit, on ne met pas
les compteurs à zéro. Telle est l'interprétation qu'il
faut faire de l'article 4 tel qu'il a été rédigé.
Sur la base de l'article 5, pour pouvoir bénéficier
du droit au crédit-temps, le travailleur doit avoir été
dans les liens d'un contrat de travail avec
l'employeur pendant douze mois au cours des
quinze mois qui précèdent l'avertissement écrit,
opéré conformément à l'article 12. On parle ici de
l'ancienneté et des liens existant dans le cadre
d'un contrat de travail. Donc, pendant les périodes
de suspension comme le congé de maternité, etc.,
les liens existant dans le cadre d'un contrat de
travail subsistent toujours. Ce qui signifie que le
calcul de l'ancienneté n'est pas interrompu.
Enfin, le chiffre de 5% est effectivement valable
par tête. N'oubliez pas que dans la situation
actuelle, c'est un droit pour 3% qui devient un droit
pour tout le monde. Mais à partir de 5% se
déclenche un processus de négociation pour
l'organisation du travail en fonction du nombre de
personnes qui demandent le droit à l'interruption
de carrière. C'est finalement différent que de
simplement passer de 3% de volume à 5% par
tête. C'est un droit qui est accordé à chaque
travailleur.
Je voudrais encore ajouter que les partenaires
sociaux ont demandé, dans leur avis, au
gouvernement de prévoir, lors de l'élaboration des
dispositions légales, des dispositions transitoires
entre le régime actuel d'interruption de carrière et
le nouveau régime de crédit-temps. De cette
manière, les interruptions complètes de carrière
qui auront été entamées avant la fin 1991, sur la
base de la législation actuelle, se poursuivront en
2002 jusqu'à la fin de la période demandée. Les
régimes de réduction d'un cinquième, d'un quart
ou d'un tiers, qui ont commencé avant le
1
er
janvier
2002, maintiendront également leur
effet.
Il est vrai que, dans le cadre du régime transitoire,
les partenaires sociaux ont demandé au
gouvernement, dans leur avis complémentaire, de
prévoir une diminution des cotisations sociales au
cas où, pendant la période transitoire, il y aurait
obligation de remplacement et pour ne pas que
certains soient défavorisés par rapport à ceux qui
tombent dans le nouveau régime où l'obligation de
remplacement n'existe plus.
C'est une demande qui a été faite au
gouvernement. Il me semble que, sous réserve du
calcul budgétaire qui doit encore être effectué, l'on
pourrait rencontrer la demande des partenaires
sociaux.
Que penser de cet accord? On a un accord; c'est
déjà ça. Vous savez que l'ambition de départ était
certainement supérieure à ce à quoi on est arrivé.
L'accord de gouvernement était plus ambitieux
que le résultat de l'accord interprofessionnel. Mais
dans un pays comme le nôtre, où le modèle social
passe par un intéressement de premier rang des
partenaires à la politique de l'emploi, il est
indispensable de tenir compte de l'avis des
interlocuteurs de terrain. Et ceux-ci estiment en
effet qu'il est indispensable de conclure.
Par rapport à cette ambition, il y a eu des
avancées. Si on n'avait pas mis sur la table les
projets tels que je vous en avais fait part et si on
n'avait pas eu un accord de gouvernement sur ces
régimes importants d'harmonisation des temps de
vie, je crois que dans l'accord interprofessionnel,
on n'aurait jamais abouti à des dispositions telles
que celles qui sont présentées. C'est donc un pas
supplémentaire dans la longue marche qui doit
encore être faite pour qu'on prenne complètement
en compte cette harmonisation des temps de vie.
Et je répète qu'à côté de cet accord, toute une
série de dispositifs seront étudiés par le
gouvernement le 9 mars prochain en vue de
compléter la CCT et de permettre d'avoir un cadre
beaucoup plus large pour la diminution du temps
de travail et pour les différents congés
d'interruption.
01.04 Greta D'Hondt (CVP): Uit de antwoorden
van de minister leid ik af dat wij moeten wachten
op het definitieve resultaat van de sectorale
onderhandelingen. Ik denk dat iedereen die
daarmee vertrouwd is, weet dat het eindresultaat
inderdaad ruimer zal zijn, maar wat nu geen deel
uitmaakt van de onderhandelingen, zal dat nooit
zijn. De eisenbundels kennen we. Wat men
precies zal afsluiten en tot waar men zal gaan,
vormt het onderwerp van de onderhandelingen,
maar wat niet in de eisenbundel staat, wat niet ter
tafel ligt, is voor sommige sectoren een zwaar
discussiepunt. Daar kan men niet onderuit. Ik ga
daar vandaag niet verder op in.
Mijnheer de minister, ik ga ook niet in op een
aantal antwoorden die u gegeven hebt op
concrete vragen. We zullen de gelegenheid
daartoe wel te baat nemen. Een deel van uw
antwoorden wakkeren de ongerustheid aan die ik
rond de CAO en het interprofessioneel akkoord
heb. Het gaat precies over de mate waarin er
vooruitgang geboekt zal worden in het verstrekken
van meer, nieuwe en meer flexibele
mogelijkheden tot combinatie van beroepsleven
20/02/2001
CRIV 50
COM 399
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
en het leven in het algemeen en zorgverlening in
het bijzonder.
Ik zou nog een verduidelijking willen, mevrouw de
minister. Ik ken de wetgeving om de anciënniteit
van 12 maanden voor loopbaanonderbreking en
de schorsing te berekenen. Ik heb een concreet
voorbeeld aangehaald van wat het gevolg zou
kunnen zijn van het opleggen van de
anciënniteitvoorwaarde van 12
maanden
ononderbroken in dienst te zijn. Ik zou er graag
een concreet antwoord op krijgen. Het gaat om
mijn voorbeeld van een werkneemster die in
dienst genomen wordt wanneer ze 3 tot 4
maanden zwanger is. Ook als haar bevallings-
verlof wordt meegeteld, is zij geen 12 maanden
ononderbroken in dienst op het ogenblik dat zij na
haar zwangerschapsverlof het werk zou moeten
hervatten. Zoals de tekst nu voorligt, kan zij niet
aansluitend in loopbaanonderbreking gaan of
tijdkrediet vragen. Hoe legt u dat een jonge
moeder uit?
Ik zou graag van de minister vernemen of ik dat
juist interpreteer.
01.05 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, la réponse à la question concrète qui
m'est posée se trouve dans la lecture
concomitante de cet accord et des dispositifs
actuels qui seront confirmés voire amplifiés dans
le futur projet de loi. En effet, outre cette mesure,
les congés thématiques sont maintenus,
notamment le congé de maternité, de paternité, le
congé parental, le congé pour soins, etc. Tous ces
congés viennent s'ajouter au régime prévu par la
convention collective.
01.06 Greta D'Hondt (CVP): Is dit de
transparantie, de vereenvoudiging van de wet die
wij vragen? Als het zwangerschapsverlof is
opgenomen, kan men vervolgens drie maanden
wettelijk ouderschapsverlof genieten. Dat valt niet
onder dat tijdskrediet, als ik het goed heb
begrepen. Zo kan men aan uw
anciënniteitvoorwaarde voldoen en in loopbaan-
onderbreking gaan. We zijn de zaken inderdaad
zeer sterk aan het vereenvoudigen.
01.07 Hans Bonte (SP): Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, ik wil u eerst bedanken voor
uw toelichting. Over een paar punten wil ik toch
nog mijn ongerustheid uiten. Het is evident dat
men dit moet bekijken in de globaliteit van het
sociaal overleg en het belang dat dit dossier heeft
gehad om tot een interprofessioneel akkoord te
komen. Ik denk dat dit een belangrijke afweging is
die u op een bepaald moment voor de keuze
plaatste. Ik meen dat de regering nog altijd de
juiste keuze heeft gemaakt om deze
interprofessionele onderhandelingen te helpen
slagen. Dit neemt echter niet weg dat ik vandaag
absoluut niet optimistisch bent wanneer u spreekt
over een stap voorwaarts als u die 3% vergelijkt
met die 5%.
Er zijn hier een aantal voorbeelden gegeven. Ik
herhaal nog maar eens dat de grote groep van
werknemers die in een bedrijf met minder dan 11
werknemers tewerkgesteld is, geen recht heeft op
dat tijdskrediet. Dat is een groeiend aandeel van
onze beroepsbevolking. Vandaar dat ik daarjuist
heb gezegd dat het misschien wel een schijn van
recht voor iedereen is, in plaats van een echt recht
voor iedereen en dat ik ongerust blijf over de
cijfers als u een vergelijking zou maken tussen de
theoretische groep die vandaag echt recht heeft
op loopbaanonderbreking en zij die echt recht
zullen krijgen op tijdskrediet.
Ik onderstreep daarbij ook een andere belangrijke
uitholling, in theorie, namelijk het verschil tussen
het aantal "neuzen" en het volume. Het aantal
mensen dat recht heeft op tijdskrediet zou echt
sterk kunnen worden verminderd ten aanzien van
de loopbaanonderbreking, als er bijvoorbeeld een
massale toepassing zou komen van de
vierdaagse werkweek. Daarbij volstaat het dat er
in een bedrijf van honderd werknemers vijf
mensen vier dagen werken. Zo kan er niemand
meer met zijn recht naar de werkgever stappen
om loopbaanonderbreking te krijgen. Dit alles zeg
ik om mijn ongerustheid te illustreren.
Ik kan vandaag niet samen met u zeggen dat het
hier over een stap voorwaarts gaat. Dat zal
afhankelijk zijn van wat in het sociaal overleg in de
sectoren en in de bedrijven zal gebeuren. Ik zal
me niet wagen aan het kijken in een glazen bol,
maar wij zullen in elk geval blijven toezien op de
evolutie van de cijfers van de groepen
werknemers die hierin terechtkomen.
Ik wil hier nog een laatste punt aan toevoegen.
Heb ik het goed begrepen dat u verklaarde dat de
regering positief zou ingaan op de vraag om
aanwerving van mensen ter vervanging van
werknemers die in tijdskrediet gaan, hoewel daar
geen enkel juridische band mee bestaat, maar dat
men die toch in een supplementaire
lastenverlaging zou brengen. Men zou hierop
ingaan. Dat begrijp ik niet, ook niet in het kader
van de loonlastverlagende politiek van deze
regering. Mocht dat zo zijn, dan kom ik daar zeker
op terug.
CRIV 50
COM 399
20/02/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
01.08 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, le gouvernement a voulu promouvoir
une réglementation du temps de travail qui soit
respectueuse des rythmes de vie. En effet, la loi et
les gouvernements successifs ont bloqué toute
avancée. Pour la première fois, un gouvernement
va loin dans l'ouverture aux différents rythmes de
vie de chaque travailleur. Les interlocuteurs
sociaux n'ont donc plus l'excuse de la loi pour
éviter la discussion. J'ai confiance, bien plus que
vous, dans les négociations qui sont actuellement
en cours. Il y a toute une série de commissions
paritaires où l'on a demandé l'extension à cinq ans
et où sont parfois négociées des augmentations
d'allocations par rapport à ce qui est prévu dans la
CCT du 14 février.
Cela se passe dans de grandes commissions,
comme par exemple la Commission nationale
auxiliaire pour les employés, tout le secteur du
métal, tout le textile! Il y a une volonté d'utiliser
les
souplesses prévues dans l'accord
interprofessionnel pour aller plus loin dans les
réductions individuelles du temps de travail. Les
résultats seront évalués, mais des indices me
laissent présager une bonne volonté d'en discuter
au niveau des secteurs et des entreprises.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Samengevoegde mondelinge vragen van
- mevrouw Trees Pieters aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"het ontwerp van koninklijk besluit inzake
tijdelijke en mobiele werkplaatsen" (nr. 3403)
- mevrouw Maggie De Block aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"het koninklijk besluit inzake tijdelijke en
mobiele werkplaatsen" (nr. 3469)
02 Questions orales jointes de
- Mme Trees Pieters à la vice-première ministre
et ministre de l'Emploi sur "le projet d'arrêté
royal en matière de chantiers temporaires et
mobiles" (n° 3403)
- Mme Maggie De Block à la vice-première
ministre et ministre de l'Emploi sur "l'arrêté
royal en matière de chantiers temporaires et
mobiles" (n° 3469)
02.01 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik
verwijs terzake naar de publicatie in het Belgisch
Staatsblad op 7 februari 2001. Ik ben de eerste
om te vermelden dat daarin een aantal positieve
elementen zijn terug te vinden. Toch werden een
aantal probleemsituaties niet opgelost. Ik denk
daarbij in eerste instantie aan, onder meer, de
kleine opeenvolgende werken. Het voorstel van de
Hoge Raad voor Preventie en Bescherming luidde
dat dit besluit hierop niet van toepassing zou zijn.
U hebt dat echter niet overgenomen. De Raad van
State vindt dit niet verantwoord, de Hoge Raad
voor Preventie en Bescherming dan weer wel. Is
dat onherroepelijk of kunt u daar nog op
terugkomen? Ik denk dat mevrouw De Block haar
vraag ook in die zin zal formuleren.
Wat mij ook verbaast is dat de modaliteiten voor
het van kracht worden van deze wet zijn gewijzigd.
Volgens het besluit zijn de
veiligheidscoördinatoren verplicht op
bouwplaatsen die na 1 mei 2001 worden
opgestart. Had men niet beter rekening
gehouden
met de publicatiedatum van het
aanbestedingsbericht, aangezien nu ook
coördinatoren moeten worden aangesteld voor
reeds vergunde werken?
Ten slotte en het belangrijkste: zal het uitblijven
van het bijzonder besluit waarin de maatregelen
zijn opgenomen inzake de specifieke opleiding
van en examens voor coördinatoren, niet leiden
tot een enorme vertraging in het opleiden van
deze coördinatoren? Met de sociale partners was
duidelijk overeengekomen dat het koninklijk
besluit inzake opleiding en examens op hetzelfde
ogenblik zou worden gepubliceerd. Waarom kan
dit nu niet? Dit zal enorm veel problemen op de
markt creëren. Het is nu meer dan anderhalf jaar
na het verwerpen van het eerste ontwerp van
koninklijk besluit van de hand van mevrouw Smet
door de Raad van State. Na veel geweeklaag
moeten wij nu constateren dat een heel
belangrijke schakel ontbreekt. Nochtans werd met
de sector overlegd en was dit een uitdrukkelijke
vraag van de sector.
02.02 Maggie De Block (VLD): Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik heb
hierover reeds iets gevraagd in plenaire
vergadering. Van het antwoord toen werd ik niet
veel wijzer, dus kom ik hier nog eens op terug.
Mijn vraag sluit aan bij de vraag van mevrouw
Pieters.
Ik had u gevraagd, inzake de noodzaak van
verhoogde veiligheidsmaatregelen voor werk-
nemers in de bouw, een uitzondering te willen
maken voor de kleinere bouwwerven. U hebt toen
geantwoord dat kleinere ondernemingen even veel
en even zware ongevallen kenden als de grotere.
Daarover ging het echter niet: het ging over kleine
bouwwerven. Ik wil dus toch nog eens vragen om
daarvoor een uitzondering te maken. Zoals
gezegd brengt dit voor jonge gezinnen die worden
20/02/2001
CRIV 50
COM 399
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
geconfronteerd met hoge bouwgrondprijzen nog
eens extra kosten met zich. Naargelang de bron
verschillen die van 0,2% tot 6% van het totale
bouwbudget.
Ik denk dat het een aantal gezinnen zal
afschrikken om nog een woning te bouwen of te
verbouwen. Het verwerven van een woning is
nochtans een belangrijk onderdeel van ons
sociaal beleid. Daarom vraag ik een paar
corrigerende maatregelen voor de particuliere
woningbouw. Naast de eventuele vrijstelling voor
de particuliere gezinswoningen zou het wenselijk
zijn om een duidelijk percentage van de extra
kostprijs waaraan de bouwers zich mogen
verwachten, voorop te stellen door bijvoorbeeld
met vaste bedragen te werken. Deze nieuwe
reglementering mag volgens ons geenszins tot
een opwaartse prijzenslag in de bouw leiden.
Wat de veiligheidscoördinatoren betreft, verneem
ik net dat er nog steeds een hiaat is. U had
gezegd dat er een versoepeling voor de opleiding
van veiligheidscoördinaten zou komen zodat er
genoeg veiligheidscoördinatoren beschikbaar
zouden zijn.
Hoeveel coördinatoren zijn vandaag reeds
beschikbaar? Het koninklijk besluit treedt immers
vanaf 1 mei 2001 in werking.
Beschikt het ministerie over een namenlijst of een
aantal referenties, waarop de mensen die willen
bouwen een beroep kunnen doen? Zal deze ter
beschikking van de consumenten worden gesteld?
Overweegt u alsnog een vrijstelling voor de
particuliere gezinswoningen? Hoeveel zal de reële
kostprijs van de aanstelling van de
veiligheidscoördinatoren bedragen?
02.03 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, chers collègues, pour certains dossiers,
je reçois énormément de courrier, de visites ou
d'interpellations notamment de partenaires
sociaux. Mais pour celui-ci, heureusement que
Mmes Pieters et De Block m'interrogent, sinon je
penserais que "tout roule" sur le terrain sans
aucun problème.
Je ne reviendrai pas sur une série de réponses
que j'ai déjà données, notamment à Mme De
Block, lorsqu'elle m'a interpellée en séance
plénière de la Chambre. Mais je voudrais apporter
six précisions supplémentaires.
1.
En ce qui concerne les petits chantiers
simultanés, sans interférence mutuelle, le projet
d'arrêté que j'avais établi prévoyait leur exemption.
Cependant, le Conseil d'Etat a estimé que la
directive européenne ne permettait pas cette
exemption et a demandé qu'elle soit retirée, ce qui
a évidemment été fait dans un souci de sécurité
juridique. Cela dit, mon département appréciera,
dans l'esprit du texte initial, l'application de l'arrêté
à de tels chantiers, pour autant qu'il ne s'agisse
pas d'artifices pour éluder la réglementation mais
bien réellement de chantiers tout à faits étrangers
les uns aux autres.
2. C'est aussi pour des raisons liées à la sécurité
juridique que les dates prises en considération
pour l'application de l'arrêté ne sont pas celles de
la mise en adjudication. Seuls les termes "phase
d'étude", "phase d'élaboration du projet" ainsi que
"réalisation du chantier" figurent dans la loi du
4
août
1996. Toutefois, vous noterez que la
mesure transitoire prévue pour les projets, dont la
phase d'étude est entamée avant le 1
er
mai et
dont la phase d'élaboration aura débuté avant le
1
er
décembre 2001, est moins sévère que la prise
en considération de la date de publication de l'avis
d'adjudication par rapport à cette dernière date.
3. C'est à la demande des partenaires sociaux au
sein du Conseil supérieur pour la prévention et la
protection du travail que la formation des
coordinateurs a été retirée du projet initial pour
faire l'objet d'un arrêté ministériel distinct. Le
Conseil d'Etat, par contre, a estimé que cette
matière essentielle devait être réglée par voie
d'arrêté royal. Le texte, dès lors, a été remanié. Il
est prêt à être soumis à l'avis du Conseil d'Etat. La
formation des coordinateurs ne devrait, de toute
façon, pas en être particulièrement retardée, dans
la mesure où ces formations suivent, en général,
le calendrier académique et débutent donc vers la
mi-septembre.
4. Le coût de la coordination est le prix à payer
pour une meilleure sécurité sur les chantiers en
vue d'obtenir une réduction des accidents, voire
une meilleure productivité. Si les objectifs sont
légitimes considération faite du coût des
accidents de travail tant sur le plan humain que
social, je plaide vraiment en faveur d'une sécurité
maximale les moyens de les atteindre le sont
également. De plus, rien ne permet actuellement
d'affirmer que ce coût sera entièrement supporté
par l'acquéreur final ni qu'il atteindra un niveau
prohibitif ou même dissuasif. Je vous inviterais
bien en fonction de votre étiquette libérale, à faire
confiance au marché! Il appartiendra aux maîtres
d'ouvrage, aux maîtres d'oeuvre et aux
entrepreneurs d'établir ce qu'ils estimeront être un
coût acceptable par tous, tout en exécutant leurs
CRIV 50
COM 399
20/02/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
obligations.
5. Je tiens à confirmer qu'aucune dérogation n'est
envisagée pour la construction de maisons
individuelles; la directive européenne ne le permet
pas. Lors de la question d'actualité, je vous ai
donné des chiffres. On ne peut pas prétendre que
ces chantiers soient moins dangereux que
d'autres. Là aussi, la sécurité des travailleurs doit
être améliorée.
Plusieurs centaines de professionnels sont
actuellement actifs en tant que coordinateurs de la
sécurité. Comme aucune liste n'a été dressée, je
suis incapable de vous citer des chiffres. Mes
services me disent qu'une centaine de
professionnels sont en activité.
Comme vous le savez, il appartient au maître
d'oeuvre de désigner le coordinateur pour le
compte du maître d'ouvrage lorsque celui-ci est un
particulier et que la construction n'est pas destinée
à un usage professionnel ou commercial. Les
professionnels de la construction peuvent
disposer des informations qui leur permettent de
procéder à ces désignations.
Enfin, je vous rappelle ce que je vous ai dit lors de
la réunion relative aux dispositions transitoires
pour élargir la notion de coordinateur de sécurité.
02.04 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de
voorzitter, als de minister zegt dat de sector
gelukkig is, meen ik dat zij de vakbladen eens
moet lezen. Dan zal zij merken dat de sector niet
zo eenparig gelukkig is.
Over de kleine werkplaatsen zal ik het niet meer
hebben. Ik heb al meer dan eens geprobeerd
om
uit te leggen dat Europa wel
uitzonderingsmaatregelen toelaat, maar de
minister gaat daar blijkbaar niet mee akkoord.
Het verbaast mij, mevrouw de minister, dat u nog
tot half september nodig hebt voor het opstellen
van het koninklijk besluit waarin de specifieke
opleidingen en examens vermeld staan. Dat is
nog verschillende maanden. Of heb ik dat
verkeerd begrepen?
02.05 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, ce n'est pas ce que j'ai dit. Le texte est
prêt. On devait le faire par arrêté ministériel mais
le Conseil d'Etat a souhaité que ce soit par arrêté
royal. C'est donc ainsi que nous allons procéder.
Cet arrêté sera soumis au Conseil d'Etat. Il sera
donc prêt bien avant septembre. Je vous signale
toutefois que les formations suivent souvent le
calendrier académique.
02.06 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mag ik de minister erop attent maken
dat de opleiding van de coördinatoren tot een
aanzienlijke vertraging zal leiden, waardoor een
tekort op de markt zal worden gecreëerd?
Mevrouw de minister, u zei dat de sociale partners
erom verzochten deze aangelegenheid te
behandelen in een afzonderlijk koninklijk besluit.
Hiermee heb ik geen enkel probleem, maar
waarom kan dat koninklijk besluit niet gelijktijdig
met het andere worden gepubliceerd? Waarom
moeten er opnieuw maanden overheen gaan?
U wil de hele operatie ingang doen vinden op
1
mei
2001, maar niemand weet aan welke
concrete eisen moet worden voldaan met
betrekking tot de opleiding en de examens. Dat is
volgens mij geen goede aanpak. Ongeveer twee
jaar geleden zei ik dat ook al, maar intussen
worden wij andermaal opgezadeld met een
halfslachtige wet.
02.07 Maggie De Block (VLD): Mevrouw de
minister, voor alle duidelijkheid had ik nog graag
vernomen op basis van welk artikel van de
Europese richtlijn u beslist dat er geen
uitzonderingsmaatregelen bestaan. Immers, in de
pers werd gewag gemaakt van de Franse situatie
waar blijkbaar wel uitzonderingsmaatregelen
gelden voor de kleine werven.
02.08 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, je transmettrai à Mme De Block l'avis
du Conseil d'Etat. J'avais prévu certaines
exceptions mais le Conseil d'Etat ne m'a pas
suivie.
02.09 Maggie De Block (VLD): Mijnheer de
voorzitter, ik weet niet over welk artikel van de
Europese richtlijn het hier precies gaat. Staat dit
vermeld in het advies van de Raad van State?
(Bevestigend antwoord)
De voorzitter: U krijgt informatie uit twee
verschillende hoeken, mevrouw De Block.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Mondelinge vraag van de heer Ludwig
Vandenhove aan de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid over "de situatie
van de beambten bij de PWA's" (nr. 3450)
03 Question orale de M. Ludwig Vandenhove à
20/02/2001
CRIV 50
COM 399
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
la vice-première ministre et ministre de l'Emploi
sur "la situation des employés auprès des ALE"
(n° 3450)
03.01 Ludwig Vandenhove (SP): Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik heb
een concrete vraag over de werking van de
PWA's.
Vermits ik ook actief ben op gemeentelijk niveau,
moet ik vaststellen dat de PWA's vrij goed werk
verrichten inzake het dienstenaanbod en de
sociale economie. In Vlaanderen, waar we een
actief opleidings- en tewerkstellingsbeleid in de
gemeenten voeren, worden we ook
geconfronteerd met het gegeven van de
werkwinkel, waarin alle instanties die op dit vlak
actief zijn gaan samenzitten. Vermits de andere
instanties meestal Vlaams zijn, zult u het met me
eens zijn dat tot nu toe het statuut van de
werkwinkelbeambten beter is dan dat van de
PWA-beambten. Dat is geen eenvoudige situatie,
want die mensen moeten dagelijks samenwerken.
Daarom heb ik een heel concrete vraag. Ik weet
dat er aanzetten zijn om een aantal PWA-
beambten statutair aan te stellen. Hoever staat u
met het koninklijk besluit van 13 juni 1999? Kan
dat niet worden gedeblokkeerd? Kunnen
uitvoeringsbesluiten worden opgesteld zodanig dat
een statutaire aanzet kan worden gegeven tot
inschakeling van een aantal van die PWA-
beambten?
Indien u daar geen concreet antwoord op kunt
geven, wil ik u vragen om in een volgend overleg
met de Vlaamse collega van Arbeid en
Tewerkstelling te bekijken hoe in de werkwinkels
de discrepantie tussen de statuten van de
verschillende personeelsleden, ook al zijn ze
afhankelijk van verschillende niveaus in dit land,
zoveel mogelijk kan verdwijnen. Dat is essentieel
voor de werking van de Vlaamse werkwinkels.
03.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, chers collègues, l'arrêté royal du 13 juin
1999 fixant le cadre organique de l'ONEm prévoit
une création de 324 emplois statutaires dans le
système ALE auprès de l'ONEm, administration
centrale, services extérieurs et agences locales
pour l'emploi.
De ces emplois 83 sont prévus au niveau 1 et 241
au niveau 2+.
Pour l'exécution concrète de cet arrêté, je devais
tout d'abord obtenir l'accord du ministre de la
Fonction publique, du ministre du Budget et de
l'ONEm lui-même. Un tel accord a entre-temps
été atteint vu la décision du conseil des ministres
du 22 décembre 2000 autorisant l'emploi de
membres du personnel contractuels pour des
besoins exceptionnels et provisoires pour 2001.
844 postes de travail contractuels sont prévus
pour les agences locales pour l'emploi parmi
lesquels 324 peuvent être transformés en emplois
statutaires.
Il nous reste encore à fixer un timing concret pour
la transformation. Il convient de tenir compte des
améliorations amenées aux dispositifs ALE tels
que je les ai exposées à votre commission lors de
notre discussion de décembre 2000. Je
soumettrai d'ici peu les résultats concrets de ces
améliorations traduites en modifications
réglementaires au Conseil des ministres.
Nous pourrons donc également discuter du projet
de loi y afférent en temps opportun. La promotion
de rapports de coopération avec d'autres acteurs
locaux d'emploi, tels que la Maison d'emploi ou les
Boutiques d'emploi, aura naturellement une
influence sur le fonctionnement des agences
locales pour l'emploi et donc également sur l'ordre
de la conversion en emplois statutaires. On y
reviendra lors de la discussion du projet de loi.
Un autre véritable débat de fond existe. Les
agents ALE et les agents du Fédéral travaillent
intelligemment en bonne coopération avec des
agents de services régionaux, notamment ceux du
VDAB. Il reste cependant que les salaires ne sont
pas les mêmes. Cette question nous est
continuellement posée. Le VDAB est généreux!
03.03 Ludwig Vandenhove (SP): Mevrouw de
minister, uw antwoord verheugt me. Kunt u een
concrete timing vooropstellen?
03.04 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de
voorzitter, ik zal snel en efficiënt werken.
03.05 Ludwig Vandenhove (SP): Mevrouw de
minister, ik dring aan op een snel initiatief omdat
de onzekerheid in de sector heel groot is.
De voorzitter: We verwachten snel een ontwerp
van de minister.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Question orale de M. Paul Timmermans à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
sur "la convention d'insertion socio-
CRIV 50
COM 399
20/02/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
04 Mondelinge vraag van de heer Paul
Timmermans aan de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid over "de
overeenkomst inzake sociale integratie en
beroepsintegratie" (nr. 3457)
04.01 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO):
Monsieur le président, madame la ministre, chers
collègues, le plan Rosetta, ou convention de
premier emploi, connaît un succès certain. En
effet, si je m'en réfère à ce que la presse relate,
plus de 45.000 conventions auraient été conclues.
04.02 Laurette Onkelinx, ministre: De mémoire,
je crois que le chiffre exact est 45.641.
04.03 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO): Ce
qui est certain, c'est que Rosetta a grandi bien
plus vite que ce que ses géniteurs n'imaginaient et
je m'en réjouis.
Parmi ces conventions, on compte bon nombre de
statuts, énumérés par l'article 23, 3°, dont un a
plus particulièrement attiré mon attention, c'est la
convention d'insertion socioprofessionnelle.
Si ma mémoire d'ancien responsable de centre de
formation en alternance est bonne, cette
convention supplée à un statut qui n'existait pas
pour le contrat d'apprentissage supplétif. Il
remplaçait en fait une convention organisée par
les institutions scolaires pour offrir le maximum de
garanties à l'insertion dans l'entreprise,
notamment sur le plan pédagogique.
Je me réjouis que les CEFA soient soucieux de la
qualité de la formation. Néanmoins, la convention
d'insertion socioprofessionnelle est revêtue d'un
caractère transitoire.
Madame la ministre, j'aimerais connaître le
nombre de conventions qui ont été conclues sur
ce mode-là. Par ailleurs, si ma mémoire de
syndicaliste ne me fait pas défaut, il me semble
que le contrat d'apprentissage supplétif ne passe
pas le stade d'une commission du Conseil
national du travail. J'aimerais donc savoir pourquoi
il ne sort pas de cette commission pour arriver sur
le terrain de l'entreprise.
Enfin, quelle relation y a-t-il éventuellement entre
la problématique de l'insertion dans l'entreprise via
le plan Rosetta et les intentions annoncées dans
votre note de politique générale, à savoir des
initiatives dans un cadre unique de formation en
immersion?
J'espère ne pas trop mélanger les genres, mais il
y a là quelques interrogations au sujet desquelles
j'aimerais obtenir un apaisement.
04.04 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, chers collègues, j'aurai une évaluation
précise du nombre d'emplois Rosetta et du type
de convention conclu, à la date anniversaire, c'est-
à-dire dans un mois. Pour le moment, je dispose
du chiffre global, que je vous ai cité tout à l'heure:
45.641. On peut compter qu'il y en a 1.000
supplémentaires chaque semaine. Quelques
accords au niveau du secteur public montrent
qu'on aura, pour le dernier mois avant la date
anniversaire, une augmentation sensible. J'ai
demandé à mon administration de réellement
affiner ses statistiques: je veux connaître le
nombre de conventions par région, savoir les
différents types de convention par région, tout en
tenant compte du domicile des travailleurs. Nous
disposerons alors d'un outil statistique assez fiable
dans le mois qui vient. Je me permettrai de vous
transmettre ces informations dès que je les aurai.
Je veux toutefois tenter d'apporter une réponse à
votre question. Sur la base du fameux rapport
Jadot, on peut considérer que le nombre de FAC -
c'est-à-dire les formations en alternance dans le
secteur de la construction - avoisine les 600
conventions et que les CAI les contrats
d'apprentissage industriel sont actuellement
évalués à 800. Les conventions conclues sur la
base de l'arrêté n° 495 étaient de 1.276 au
1
er
janvier 2001.
En ce qui concerne les autres volets de votre
question, je regrette le retard mis à la conclusion
d'un accord au CNT sur la mise en place de
contrats d'apprentissage supplétifs.
J'ai donc décidé, comme cela avait été indiqué
dans la déclaration du 17 octobre, de prendre une
initiative que j'espère déterminante afin de
rencontrer ce problème et de tenter de régler le
foisonnement des statuts en matière de contrat de
formation
en
entreprise les
stages,
les
conventions, les apprentissages divers...
Ce sera inclus dans les deux projets de loi qui
devraient normalement être présentés le 9 mars
au gouvernement et qui ont trait non seulement à
tous les types de réductions individuelles et
collectives et à l'augmentation du taux d'activité
pour les travailleurs âgés mais, également, à
l'augmentation des performances des jeunes
travailleurs à travers la formation.
Dans ces projets sera inclus un dispositif pour
20/02/2001
CRIV 50
COM 399
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
encourager à plus de formations en alternance par
le biais d'une uniformisation des statuts.
04.05 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO):
Monsieur le président, madame la ministre,
j'attendrai, comme Rosetta, avec impatience le
premier anniversaire. Nous attendons tous, je
pense, ces chiffres avec impatience afin d'en tirer
un certain nombre d'éléments d'analyse. Je
souhaite qu'à cette occasion, un débat soit
organisé sur le développement d'une filière de
formations en alternance étant donné que la
mesure permettrait, peut-être, de pratiquer en
Belgique ce genre de système tel qu'il est imaginé
en référence au modèle allemand. Il s'inscrirait
d'autant plus dans le cadre des lignes directrices
européennes en matière d'emploi et de formation
qui visent la formation tout au long de la vie et
pour lequel un plan d'action nationale devra sans
doute être établi.
Parce que je souhaite ce débat, je resterai attentif
à cette mesure transitoire qu'est la convention
d'insertion parce que j'estime que plus tôt nous la
remplacerons par un véritable statut, plus l'intérêt
des jeunes travailleurs en entreprise sera valorisé.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
05 Mondelinge vraag van mevrouw Frieda
Brepoels aan de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid over "de
wijziging van de werkloosheidsreglementering
voor grensarbeiders" (nr. 3467)
05 Question orale de Mme Frieda Brepoels à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
sur "la modification de la réglementation du
chômage en faveur des travailleurs frontaliers"
(n° 3467)
05.01 Frieda Brepoels (VU&ID): Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, collega's, vóór
1 januari van dit jaar ontvingen ambtenaren en
onderwijspersoneel die in België wonen en in
Nederland werken, op het ogenblik dat ze
werkloos werden, vanuit Nederland een
werkloosheidsuitkering en een aanvullend wettelijk
bedrag. Met andere woorden, ze werden
beschouwd als Nederlandse inwoners. Daar
hebben ze nu geen recht meer op en ze vallen
onder de normale werkloosheidswet met
uitvoering van een Europese verordening die
bepaalt dat de werkloosheidsuitkering moet
worden betaald door het land waar de betrokkene
woont overeenkomstig de regelgeving in het land
waar de betrokkene woont. Er zou een
overgangsmaatregel zijn uitgewerkt voor degenen
die thans reeds werkloos zijn. Dat betekent dat de
Belgische reglementering van toepassing wordt.
Mevrouw de minister, kunt u de nieuwe regel
bevestigen? Zo ja, wat zijn de concrete gevolgen
voor de betrokkenen? Uit een eerste persreactie
van uw kabinet heb ik begrepen dat men eerst in
België moet hebben gewerkt wil men
in
aanmerking komen voor een
werkloosheidsuitkering. Ik vraag mij dan ook af
hoe een en ander rijmt met de nieuwe regeling.
Wat met degenen die nu reeds werkloos zijn en
de overgangsmaatregel tot 2003 genieten? Wat
met de grensarbeiders die reeds geruime tijd hun
premie in Nederland betalen volgens de
Nederlandse werkloosheidswet en dus ook
rekenen op de aanvullende wettelijke uitkering,
het zogenaamde ambtenarenwachtgeld?
Ten slotte, vallen buitenlanders die hier werken en
in het buitenland wonen, ook onder de Europese
verordening?
05.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de
voorzitter, het gaat om een heel moeilijk dossier.
Mevrouw Brepoels verwijst naar een wijziging van
de Nederlandse wetgeving met betrekking tot de
toekenning van werkloosheidsuitkeringen aan
gewezen Nederlandse ambtenaren die volledig
werkloos zijn. De situatie van die ambtenaren
wordt geregeld door de Nederlandse regelgeving
en de Europese Unie - verordening nr. 1408/71.
Uit artikel 10 van die verordening blijkt dat de
toekenning van werkloosheidsuitkeringen
afhankelijk kan worden gesteld van een
verblijfsvoorwaarde. De verschillende lidstaten
kennen slechts werkloosheidsuitkering toe aan
volledig werklozen die woonachtig zijn op hun
grondgebied.
Apparemment, cette condition n'a pas été fixée
dans le passé par la réglementation néerlandaise
vis-à-vis des anciens fonctionnaires. Je pense
pouvoir déduire des communiqués de presse que
les Pays-Bas vont désormais poser cette
condition. Les Pays-Bas appliqueront ainsi le
principe général de la condition de séjour à une
catégorie qui bénéficiait auparavant d'un
traitement préférentiel.
Pour l'avenir, on distingue les situations qui
suivent.
Première situation: un fonctionnaire des autorités
néerlandaises habite et travaille aux Pays-Bas. Il
devient chômeur complet et bénéficie d'allocations
CRIV 50
COM 399
20/02/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
néerlandaises. En cas de déménagement vers la
Belgique en tant que demandeur d'emploi, avant
l'éventuelle extinction du droit néerlandais, l'article
69 du règlement de l'Union européenne peut être
d'application. Dès lors, l'intéressé peut percevoir
des allocations néerlandaises pendant trois mois
en Belgique, avec le formulaire E-303, s'il est
inscrit comme demandeur d'emploi en Belgique et
se soumet au contrôle. Il peut ensuite, après un
emploi en Belgique, être indemnisé conformément
à l'assurance-chômage belge s'il satisfait aux
conditions classiques d'admissibilité et
d'indemnisation.
Deuxième situation: un fonctionnaire des autorités
néerlandaises habite et travaille aux Pays-Bas. Il
devient chômeur complet et bénéficie donc
d'allocations néerlandaises. Cette personne
déménage en Belgique parce qu'elle a trouvé un
emploi. Elle peut alors, en cas de chômage
complet ultérieur en Belgique, être indemnisée
conformément à l'assurance-chômage belge si
elle satisfait aux conditions classiques
d'admissibilité et d'indemnisation.
Troisième situation: un fonctionnaire des autorités
néerlandaises habite en Belgique et travaille aux
Pays-Bas. L'intéressé est considéré comme
travailleur transfrontalier, étant donné qu'il
retourne au moins chaque semaine en Belgique.
En cas de chômage complet, il bénéficie alors
d'allocations belges.
Quatrième et dernière situation: un fonctionnaire
des autorités néerlandaises habite en Belgique,
travaille aux Pays-Bas. Il n'est pas considéré
comme travailleur frontalier parce qu'il ne retourne
pas chaque semaine en Belgique mais, comme
travailleur visé à l'article 71, 1-BI, du règlement de
l'Union européenne. En cas de chômage complet,
il bénéficie d'allocations soit belges soit
néerlandaises, en fonction de son choix.
L'intéressé doit alors se soumettre aux contrôles
et être inscrit comme demandeur d'emploi dans le
pays à la charge duquel il se trouve.
Pour ce qui concerne les anciens fonctionnaires
qui tombent sous la réglementation transitoire,
l'explication que j'ai donnée pour les deux
premières catégories ne s'applique qu'à partir de
l'expiration de la réglementation transitoire. Je
vous communiquerai le document tout à l'heure.
Ce que je viens de dire n'a pas d'influence sur les
règles qui s'appliquent aux travailleurs
transfrontaliers ordinaires, c'est-à-dire qui ne sont
pas actifs en tant que fonctionnaire auprès des
autorités néerlandaises. Pour eux, la situation
reste inchangée.
Pour en revenir à vos questions concrètes, j'ai pris
connaissance de cette problématique par des
communiqués de presse. Il faut encore savoir si
ceux-ci sont corrects. Si c'est le cas, la mesure
n'a alors aucune influence sur la situation du
travailleur transfrontalier ordinaire. La condition
d'avoir travaillé en Belgique n'est pas pertinente
vis-à-vis du travailleur transfrontalier ordinaire.
J'ai déjà expliqué ce qu'il advient de la situation
des anciens fonctionnaires. La Belgique applique
en fait le règlement de l'Union européenne en la
matière.
05.03 Frieda Brepoels (VU&ID): Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister uiteraard voor haar
zeer uitgebreid antwoord. Zij heeft in haar inleiding
gezegd dat dit een zeer moeilijk probleem is. Ik
moet eerlijk zeggen dat ik ook niet alle situaties
concreet heb kunnen volgen. Als ik het antwoord
van de minister kan meenemen, denk ik echter
dat ik heel wat onrust kan wegnemen bij sommige
mensen. Zij hebben dit immers alleen via de pers
vernomen. Ik vind dat zeer merkwaardig. Ik stel
immers vast dat de Belgische regering in het
kader van een aantal andere dossiers heel wat
contacten onderhoudt met Nederland. Het is dus
merkwaardig dat men in een buurland als
Nederland dergelijke maatregelen toepast zonder
enig overleg met de betrokken minister in ons
land. Ik heb begrepen dat er weinig of geen
informatie gaat naar de mensen die bij deze
problematiek betrokken zijn. Ik zal het antwoord
van de minister dan ook verder onderzoeken. Ik
hoop dat ik hierop niet hoef terug te komen maar
indien nodig zal ik zeker bijkomende vragen
stellen.
05.04 Laurette Onkelinx, ministre: J'ai eu peur!
Je me suis retrouvée dans la situation de mes
examens en droit international privé ou public où
l'on faisait des exercices de situations. J'ai craint
que Mme Brepoels ne me pose une situation
complémentaire! Mais nous sommes bien restés
dans le cadre proposé. Il y avait un système
préférentiel qui a été annulé. Mais l'on en revient
actuellement aux règles classiques au niveau de
l'Union européenne. On ne peut donc rien
reprocher à ce niveau-là à l'attitude des Pays-Bas.
Je vais vous donner le document qui m'a servi de
base pour la réponse.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
20/02/2001
CRIV 50
COM 399
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
06 Question orale de Mme Muriel Gerkens à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
sur "le travail forcé au Myanmar" (n° 3476)
06 Mondelinge vraag van mevrouw Muriel
Gerkens aan de vice-eerste minister en minister
van Werkgelegenheid over "dwangarbeid in
Myanmar" (nr. 3476)
06.01 Muriel Gerkens (ECOLO-AGALEV):
Monsieur le président, madame la ministre, chers
collègues, j'ai interrogé le ministre Michel sur la
visite de la Troïka au Myanmar, et sur les suites
éventuelles données par la Belgique à cette
recommandation de l'OIT concernant la Birmanie.
Il nous a informé que vous lui aviez écrit afin de
savoir quelles dispositions la Belgique allait
prendre.
Pour situer la question, en juin de l'année passée,
l'OIT a mis en évidence la situation du travail forcé
au Myanmar, et a dénoncé cet Etat et la junte au
pouvoir, pour défaut d'application des mesures qui
leur étaient demandées. Le Myanmar avait jusque
fin novembre pour se mettre en règle, il ne l'a pas
fait. Une procédure, la première que l'OIT
applique, a été prise visant à lancer une
recommandation à l'ensemble de ses Etats
membres, et donc également des entreprises qui
sont sur ces territoires, pour que de fortes
mesures de rétorsion soient prises et que plus
aucun échange qui puisse soutenir la junte et le
travail forcé dans ce pays, n'ait lieu.
Les Etats devaient signaler les mesures qu'ils
allaient prendre pour le 16 février. J'aurais voulu
savoir si la Belgique y avait répondu ou si elle était
en train de le faire? Au niveau des conseils des
ministres européens, la Belgique compte-t-elle
continuer le rôle intense qu'elle joue dans cette
matière? Il est demandé de faire le relevé des
entreprises qui ont un siège en Belgique et qui ont
des relations avec la Birmanie (investissements,
importations, exportations,...) ainsi qu'un relevé
de la valeur totale des opérations commerciales
que cela représente, et d'en informer les
entreprises.
Il faut continuer à faire pression sur cet Etat qui
s'est engagé, à la suite des pressions de l'Union
européenne, dans la relation avec l'ASEAN, vers
une démarche de démocratisation. La junte a
repris les contacts avec le parti démocratique élu
en 1990, mais elle a besoin de l'Union
européenne pour faire vivre son pays. On peut
faire semblant de démocratiser un Etat, il faut
continuer à être vigilant. La Belgique a déjà, me
semble-t-il, tenu un rôle moteur, et ceci est à
nouveau une belle occasion.
06.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, chers collègues, je voudrais tout
d'abord confirmer ce que Mme Gerkens vient de
dire. La résolution de juin est effectivement
intervenue, ainsi que la confirmation qu'une
enquête avait été effectuée. M. Somavia a fait un
rapport à la suite de l'enquête effectuée au
Myanmar, selon laquelle la situation n'avait pas
évolué malgré la résolution de juin. Dès lors, le
conseil d'administration a, conformément au
mandat qui lui avait été donné par la Conférence
internationale du travail, pris la décision de mettre
les mesures décidées par celle-ci en application.
Cela s'est décidé en juin, et non en novembre
selon la commission d'enquête. En ce qui
concerne les mesures, il s'agit d'empêcher que les
relations politiques, économiques ou
commerciales puissent contribuer à la persistance
du travail forcé, et cela sort des compétences de
mon département. C'est l'ensemble des relations
extérieures et de collaboration économique qui
sont visées. Dès lors, nous avons répondu
immédiatement à la sollicitation du Bureau
international du travail.
On a donc demandé aux ministres du
gouvernement fédéral d'examiner, chacun dans
sa sphère de compétences, les dispositions qui
pourraient contribuer à l'efficacité des mesures
préconisées par le BIT.
Cette procédure est neuve. A ma connaissance,
c'est la première fois que le Bureau international
du Travail fait montre d'une telle détermination.
C'est donc un exemple.
Cela vaut la peine que le gouvernement fédéral,
les régions et les communautés collaborent pour
remettre au BIT un projet complet à propos de ce
que la Belgique compte faire pour répondre aux
conclusions qu'il a remises. En ce qui concerne
l'Europe, c'est davantage au niveau du Conseil
des Affaires générales que le problème se posera.
M. Michel m'a fait savoir qu'en tout cas il appuiera
toutes les initiatives émanant de l'Europe.
Dès que je disposerai des informations relatives à
l'action des ministres, je ne manquerai pas de
vous en faire part.
06.03 Muriel Gerkens (ECOLO-AGALEV):
Monsieur le président, je remercie la ministre de
sa réponse. La Belgique n'est pas le seul pays en
retard par rapport à la date fixée par le BIT, sans
doute parce que c'est la première fois que de
telles dispositions sont prises, mais il est important
CRIV 50
COM 399
20/02/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
de réagir.
J'attirerai l'attention sur un secteur qui me semble
devoir être surveillé: celui des agences de voyage.
En effet, les voyages en Birmanie font l'objet d'une
forte promotion pour le moment. On découvre ce
pays qui est tout à fait remarquable en termes de
paysage et de population. Mais ces voyages
permettent aussi d'introduire des devises
étrangères et donc de soutenir indirectement la
junte et toutes ces conditions de travail forcé.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La réunion publique de commission est levée à
15.53 heures.
De openbare commissievergadering wordt
gesloten om 15.53 uur.
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRABV 50 COM 399
CRABV 50 COM 399
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
EKNOPT
V
ERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
A
NALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
C
OMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
dinsdag mardi
20-02-2001 20-02-2001
14:15 uur
14:15 heures
CRABV 50
COM 399
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Samengevoegde interpellaties en mondelinge
vragen van
1
Interpellations et questions orales jointes de
1
- mevrouw Greta D'Hondt tot de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"de uitvoering van het interprofessioneel akkoord
2001-2002" (nr. 677).
- Mme Greta D'Hondt à la vice-première ministre
et ministre de l'Emploi sur "l'exécution de l'accord
interprofessionnel 2001-2002" (n° 677).
- de heer Hans Bonte aan de vice-eerste minister
en minister van Werkgelegenheid over "het
sociaal akkoord tot invoering van een tijdskrediet"
(nr. 3458)
- M. Hans Bonte à la vice-première ministre et
ministre de l'Emploi sur "l'accord social visant à
instaurer un crédit temps" (n° 3458)
Sprekers: Greta D'Hondt, Hans Bonte,
Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid
Orateurs: Greta D'Hondt, Hans Bonte,
Laurette Onkelinx, vice-première ministre et
ministre de l'Emploi
Samengevoegde mondelinge vragen van
5
Questions orales jointes de
5
- mevrouw Trees Pieters aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"het ontwerp van koninklijk besluit inzake tijdelijke
en mobiele werkplaatsen" (nr. 3403)
- Mme Trees Pieters à la vice-première ministre et
ministre de l'Emploi sur " le projet d'arrêté royal en
matière de chantiers temporaires et mobiles"
(n° 3403)
- mevrouw Maggie De Block aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"het koninklijk besluit inzake tijdelijke en mobiele
werkplaatsen" (nr. 3469)
- Mme Maggie De Block à la vice-première
ministre et ministre de l'Emploi sur "l'arrêté royal
en matière de chantiers temporaires et mobiles"
(n° 3469)
Sprekers: Trees Pieters, Maggie De Block,
Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid
Orateurs: Trees Pieters, Maggie De Block,
Laurette Onkelinx, vice-première ministre et
ministre de l'Emploi
Mondelinge vraag van de heer Ludwig
Vandenhove aan de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid over "de situatie
van de beambten bij de PWA's" (nr. 3450)
8
Question orale de M. Ludwig Vandenhove à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur
"la situation des employés auprès des ALE"
(n° 3450)
8
Sprekers: Ludwig Vandenhove, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Ludwig Vandenhove, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Mondelinge vraag van de heer Paul Timmermans
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de sociaal-economische
inschakelingsovereenkomst" (nr. 3457)
9
Question orale de M. Paul Timmermans à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "la
convention d'insertion socioprofessionnelle" (n°
3457)
9
Sprekers: Paul Timmermans, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Paul Timmermans, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Mondelinge vraag van mevrouw Frieda Brepoels
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de wijziging van de
werkloosheidsreglementering voor
grensarbeiders" (nr. 3467)
11
Question orale de Mme Frieda Brepoels à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "la
modification de la réglementation du chômage en
faveur des travailleurs frontaliers" (n° 3467)
11
Sprekers: Frieda Brepoels, voorzitter van de
VU&ID-fractie, Laurette Onkelinx, vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid
Orateurs: Frieda Brepoels, président du
groupe VU&ID , Laurette Onkelinx, vice-
première ministre et ministre de l'Emploi
Mondelinge vraag van mevrouw Muriel Gerkens
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "dwangarbeid in Myanmar"
(nr. 3476)
12
Question orale de Mme Muriel Gerkens à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "le
travail forcé au Myanmar" (n° 3476)
12
Sprekers:
Muriel Gerkens, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs:
Muriel Gerkens, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
CRABV 50
COM 399
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE
ZAKEN
COMMISSION DES AFFAIRES
SOCIALES
van
DINSDAG
20
FEBRUARI
2001
14:15 uur
______
du
MARDI
20
FEVRIER
2001
14:15 heures
______
De vergadering wordt geopend om 14.15 uur door
de heer Joos Wauters, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.15 heures par M. Joos
Wauters, président.
01 Samengevoegde interpellaties en mondelinge
vragen van
- mevrouw Greta D'Hondt tot de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"de uitvoering van het interprofessioneel akkoord
2001-2002" (nr. 677).
- de heer Hans Bonte aan de vice-eerste minister
en minister van Werkgelegenheid over "het
sociaal akkoord tot invoering van een
tijdskrediet" (nr. 3458)
01 Interpellations et questions orales jointes de
- Mme Greta D'Hondt à la vice-première ministre
et ministre de l'Emploi sur "l'exécution de
l'accord interprofessionnel 2001-2002" (n° 677).
- M. Hans Bonte à la vice-première ministre et
ministre de l'Emploi sur "l'accord social visant à
instaurer un crédit temps" (n° 3458)
01.01 Greta D'Hondt (CVP): In het
interprofessioneel akkoord 2001-2002 werden
afspraken gemaakt over de combinatie van arbeid
en gezinsleven. Er wordt een tijdskrediet ingevoerd
voor werknemers; de stelsels van specifieke
afwezigheden worden behouden en er wordt een
systeem ingesteld van loopbaanonderbreking van
een vijfde. Dankzij de tijdslimiet zouden
werknemers een jaar loopbaanonderbreking
kunnen nemen tijdens hun beroepsloopbaan.
Sectoren en bedrijven zouden bij CAO dit
tijdskrediet kunnen verhogen tot maximaal vijf jaar.
Deze regeling betekent een achteruitgang voor
gezinnen met kinderen, tenzij sectoren en bedrijven
het tijdskrediet massaal zouden uitbreiden tot vijf
jaar.
Hoever staan de sectoren met de uitvoering van het
interprofessioneel akkoord? Zijn er sectoren waarin
het tijdskrediet niet verhoogd zal worden? Zo ja,
welke? In welke sectoren zal het tijdskrediet wel
worden verhoogd? Geldt de regeling van de CAO
van de NAR ook voor de openbare sector? In deze
CAO wordt verwezen naar uitzonderingen: kunt u
01.01 Greta D'Hondt (CVP): L'accord
interprofessionnel 2001-2002 comporte un certain
nombre de dispositions devant permettre de mieux
harmoniser travail et vie familiale. C'est ainsi qu'un
régime de crédit temps est instauré pour les
travailleurs. Les régimes d'absence pour motifs
spécifiques sont maintenus et un nouveau régime
d'interruption de carrière à 1/5
ième
est instauré.
Grâce au régime du crédit temps, les travailleurs
pourraient bénéficier d'une interruption de carrière
d'une durée d'un an au cours de leur carrière
professionnelle. Les secteurs et les entreprises
pourraient dans le cadre d'une CCT augmenter ce
crédit temps pour le porter à 5 ans maximum.
Ce nouveau régime constitue en fait un recul pour
les ménages avec enfants, à moins que les
secteurs et les entreprises ne décident en masse
de porter le crédit temps à 5 ans.
Qu'en est-il de l'exécution de l'accord
interprofessionnel dans les secteurs? Certains
secteurs ont-ils l'intention de ne pas augmenter la
durée du crédit temps? Dans l'affirmative, lesquels?
Dans quels secteurs le crédit temps sera-t-il
augmenté? Le régime inscrit dans la CCT du CNT
s'applique-t-il également au secteur public? Il est
20/02/2001
CRABV 50
COM 399
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
deze uitzonderingen verduidelijken?
Kan de minister bevestigen dat deze regeling
minder gunstig is voor werknemers die hun
loopbaan willen onderbreken voor de opvoeding van
hun kinderen, in de sectoren waar het tijdskrediet
niet wordt verhoogd?
fait référence dans cette CCT à des dérogations.
De quoi s'agit-il exactement?
La ministre peut-elle confirmer que ce régime est
moins favorable pour les travailleurs qui souhaitent
interrompre leur carrière professionnelle pour
s'occuper de l'éducation de leurs enfants, dans les
secteurs où le crédit temps ne sera pas augmenté?
De voorwaarde van anciënniteit voor
loopbaanonderbreking wordt bijvoorbeeld opnieuw
ingevoerd.
Zal de anciënniteitsvoorwaarde geen
onoverkomelijke hinderpaal vormen voor de
uitvoering van artikel 9 van de CAO?
In artikel 15 van de CAO zou het gaan om 5 procent
koppen, de huidige 3 procent is daarentegen
uitgedrukt in volume. Hoe moet dit geïnterpreteerd
worden?
La condition en matière d'ancienneté sera par
exemple réintroduite pour l'interruption de carrière.
Cette condition ne constituera-t-elle pas un obstacle
insurmontable en ce qui concerne l'exécution de
l'article 9 de la CCT?
Dans l'article 15 de la CCT il s'agirait de 5% de
"têtes", alors que les 3% actuellement prévus sont
exprimés en "volume". Comment dès lors
interpréter ces chiffres?
Wordt de gemeenschappelijke doelstelling om
beroepsarbeid beter te combineren met zorgtaken
voor álle doelgroepen wel beter bereikt dan bij de
bestaande loopbaanonderbreking?
Le nouveau régime permettra-t-il mieux que le
régime d'interruption de carrière existant de
combiner pour tous les groupes cible travail et
tâches de soins?
01.02 Hans Bonte (SP): Op 15 februari sloten de
sociale partners een interprofessionele CAO tot
uitvoering van een tijdskrediet, ter vervanging van
de bestaande loopbaanonderbreking. Ik benadruk
het belang van die CAO, maar de concrete invulling
moet worden verduidelijkt. Wat is de precieze
inhoud van die CAO?
Bestaat er een verschil in aantal personen dat nu
recht heeft op loopbaanonderbreking en het
theoretisch aantal dat recht zal hebben op het
tijdskrediet? Over welke aantallen gaat het?
Voor de loopbaanonderbreking werd een
compromis bereikt in die zin dat rechthebbenden
verplicht vervangen werden door
uitkeringsgerechtigde werklozen, maar dat de
werkgevers wel een loonlastverlaging voor de
vervangers kregen. In welke mate blijft die
vervangingsplicht bestaan?
Krijgen huidige loopbaanonderbrekers de garantie
dat ze hun maximale periode van vijf jaar kunnen
uitdoen?
Het regeerakkoord voorzag in een krediet van een
jaar loopbaanonderbreking voor iedereen. Komt de
nieuwe CAO daaraan tegemoet?
01.02 Hans Bonte (SP): Le 15 février 2001, les
partenaires sociaux ont conclu une CCT
interprofessionnelle instaurant un régime de crédit
temps remplaçant l'actuel régime d'interruption de
carrière. J'insiste sur l'importance de cette CCT,
même si les aspects concrets doivent encore être
précisés. Quel est la portée exacte de cette CCT?
Le nombre de personnes ayant actuellement droit à
une interruption de carrière est-il différent du
nombre théorique de personnes entrant en ligne de
compte pour un crédit temps? Quel est pour chacun
des régimes le nombre de personnes concernées?
En ce qui concerne l'interruption carrière, un
compromis avait été trouvé. Celui-ci prévoyait que
les bénéficiaires devaient obligatoirement être
remplacés par des chômeurs complets indemnisés
mais que les employeurs pouvaient bénéficier d'une
réduction des charges salariales pour les
remplaçants. Dans quelle mesure l'obligation de
remplacement est-elle maintenue?
Les personnes qui bénéficient actuellement d'une
interruption de carrière ont-ils la garantie qu'ils
pourront épuiser la période maximale de 5 ans?
L'accord de gouvernement prévoyait un crédit d'un
an d'interruption de carrière pour tous. En est-il tenu
compte dans la nouvelle CCT?
01.03 Minister Laurette Onkelinx (Frans): De 01.03 Laurette Onkelinx , ministre (en français) :
CRABV 50
COM 399
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
sociale partners hebben op 14 februari de CAO nr.
77 gesloten die voorziet in verscheidene
mogelijkheden om het gezinsleven met het
beroepsleven te combineren: tijdskrediet,
vermindering van de loopbaanduur via de
vierdagenweek, deeltijdwerk, enz. Wat de
particuliere sector betreft, zal die CAO met ingang
van 1 januari 2002 de huidige regelgeving inzake
loopbaanonderbreking vervangen.
De CAO moet worden aangevuld met
wetsbepalingen betreffende onder meer het bedrag
van de uitkeringen, het afschaffen van de
verplichting tot vervanging, enz.
Elke werknemer heeft krachtens sectorale CAO's of
CAO's op ondernemingsniveau tijdens zijn loopbaan
recht op een tijdskrediet van ten minste 12
maanden en ten hoogste 5 jaar. Dat krediet kan in
periodes van drie maanden worden opgenomen
volgens twee modaliteiten : ofwel een volledige
onderbreking van de arbeid, ofwel een
overschakeling op een halftijdse baan.
De uitkering die men tijdens die periode van
tijdskrediet ontvangt, ligt hoger dan de huidige
uitkering voor loopbaanonderbreking.
Teneinde dat recht met de werking en de
organisatie van de ondernemingen te verzoenen,
werd in nadere regelen voor de tenuitvoerlegging
voorzien.
Het algemeen raamwerk kan door sectorale CAO's
of CAO's op ondernemingsniveau worden
aangevuld of zelfs gewijzigd. Het recht op het
tijdskrediet kan worden verlengd van één jaar tot
ten hoogste vijf jaar.
Dan kom ik tot een van de vragen van mevrouw
D'Hondt met betrekking tot die mogelijkheid tot
verlenging. De CAO nr. 77 werd op 19 februari 2001
ontvangen met het oog op de registratie ervan door
de dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen.
De NAR heeft gevraagd dat zij algemeen bindend
zou worden verklaard. De NAR heeft op 14 februari
een consensus bereikt. Het is voorbarig om nu al te
vragen hoe het zit met sectorale onderhandelingen
met betrekking tot de toepassing van het
tijdskrediet.
In sommige gevallen zullen de sectorale
onderhandelingen pas na de zomervakantie rond
zijn.
Een aantal sectoren hebben hun eisen nog niet
bekendgemaakt. Op grond van de eisen die in
sommige geselecteerde paritaire comités werden
geformuleerd, heeft mijn bestuur aangetoond dat de
sociale partners de duur van het tijdskrediet van
één tot vijf jaar willen optrekken en het plafond van
5% willen verhogen.
Les partenaires sociaux ont conclu, le 14 février, la
CCT n° 77 qui règle plusieurs possibilités de
combinaison de la vie professionnelle et familiale :
crédit temps, réduction du temps de carrière via la
semaine de 4 jours, passage au travail à mi-temps.
Pour le secteur privé, la CCT remplacera la
réglementation actuelle en matière d'interruption de
carrière à partir du 1
er
janvier 2002.
La CCT doit être complétée par des dispositions
légales relatives notamment au montant des
allocations et à la suppression de l'obligation de
remplacement.
Quant au crédit temps, tout travailleur y a droit au
cours de sa carrière, pendant au mois 12 mois
jusqu'à un maximum de 5 ans, via des CCT
sectorielles ou d'entreprises.
Ce crédit peut être pris en périodes d'au moins 3
mois selon deux modalités
: une interruption
complète du travail ou une transition vers un emploi
à mi-temps.
Les allocations perçues pendant ce crédit sont plus
élevées que les allocations actuelles pour
interruption de carrière.
Afin de concilier ce droit avec le fonctionnement et
l'organisation des entreprises, on a prévu des
modalités d'exécution.
Le cadre général peut être complété et même
modifié par des CCT sectorielles ou d'entreprises.
Le droit au crédit temps peut être prolongé d'un an
à un maximum de 5 ans.
J'en arrive à une des questions de Mme D'Hondt
relative à cette possibilité de prolongation.
La CCT n° 77 a été reçue le 19 février 2001 en vue
d'enregistrement au service des relations collectives
de travail.
Le CNT a demandé la déclaration générale
contraignante de l'accord.
Bien qu'il soit arrivé à un consensus, le 14 février, il
est prématuré de s'interroger sur l'état des
négociations sectorielles pour l'application du
système de crédit temps.
Les négociations sectorielles ne seraient terminées,
dans certains cas, qu'après les vacances d'été.
Un certain nombre de secteurs n'a pas encore fait
état de revendications. A partir des revendications
formulées dans certaines commissions paritaires
sélectionnées, mon administration a montré que les
partenaires sociaux souhaitent l'augmentation de un
à cinq ans de la durée du crédit temps, ainsi que
l'augmentation du plafond de 5 %.
20/02/2001
CRABV 50
COM 399
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
Artikel 4 van het interprofessioneel akkoord houdt
rekening met de door de werknemers al
opgenomen perioden : de teller wordt dus niet
teruggedraaid tot 0. In artikel 5 is er sprake van een
anciënniteit onder het verband van een
arbeidsovereenkomst. De vereiste anciënniteit van
12 maanden wordt niet onderbroken door een
bevallingsverlof bijvoorbeeld. Tot 5% gaat het om
een individueel recht; als meer dan 5% van de
werknemers een aanvraag doet, moet er worden
onderhandeld, afhankelijk van het aantal
aanvragers.
Mijnheer Bonte, de sociale partners hebben de
regering gevraagd in overgangsmaatregelen te
voorzien om de overgang van het huidige stelsel
naar de tijdskredietregeling vlot te doen verlopen.
Wie op basis van de huidige wetgeving voltijds of
deeltijds met loopbaanonderbreking is gegaan,
behoudt dat statuut.
Het vraagstuk van de verplichte vervanging, waarop
de sociale partners zinspelen in hun aanvullend
advies, zal door de regering worden onderzocht en
kan ter tafel komen in het kader van de
begrotingscontrole.
Het regeerakkoord legde de lat hoger dan het
akkoord dat uiteindelijk bereikt werd. In een
systeem als het onze moet echter rekening worden
gehouden met de verlanglijstjes van de
onderscheiden partners. Dankzij het regeerakkoord
staan we met dit interprofessioneel akkoord een
stap dichter bij een betere harmonisatie van
beroeps- en gezinsleven. Die doelstelling zal verder
worden nagestreefd door andere maatregelen die
op 9 maart aan de regering zullen worden
voorgelegd.
Pour ce qui est de l'article 4 de l'accord
interprofessionnel, on tient compte des périodes
déjà prises par les travailleurs : les compteurs ne
sont donc pas remis à zéro. Pour ce qui est de
l'article 5, on parle d'une ancienneté dans les liens
d'un contrat de travail. Un congé de maternité, par
exemple, n'interrompt pas cette période
d'ancienneté requise de 12 mois. Enfin, il s'agit d'un
droit individuel jusqu'à 5 %. A partir de 5 %, il faut
recourir à la négociation en fonction du nombre de
personnes qui en font la demande.
En réponse à M. Bonte je précise que les
partenaires sociaux ont demandé au gouvernement
de prévoir des mesures de transition entre le
régime actuel et le régime du crédit temps. Les
interruptions de carrière multiples et partielles
entamées sur la base de la législation actuelle
seront maintenues.
La question de l'obligation de remplacement, à
laquelle les partenaires sociaux font allusion dans
leur avis complémentaire, sera examinée par le
gouvernement et pourrait être prise en compte dans
le cadre du contrôle budgétaire.
L'accord de gouvernement était plus ambitieux que
l'accord obtenu. Mais dans un système comme le
nôtre, il est indispensable d'intégrer les demandes
des différents partenaires. L'accord gouvernemental
a donc permis d'arriver à ce que cet accord
interprofessionnel soit un pas vers l'harmonisation
des temps de vie, qui sera encore complété par
d'autres mesures qui arriveront sur la table du
gouvernement le 9 mars.
01.04 Greta D'Hondt (CVP): Ik stel vast dat we
nog moeten wachten op het resultaat van de
sectorale onderhandelingen. Maar wat nu nog niet
wordt besproken binnen de eisenbundel, zal niet in
het finaal akkoord worden teruggevonden.
Een deel van de antwoorden van de minister
hebben mijn onrust niet kunnen wegnemen, vooral
wat betreft de roep om een grotere flexibiliteit
tussen beroeps- en privé-leven en om een optimale
combinatie van professioneel leven en de
zorgtaken.
Ik wil nog vragen of er een regeling is voor jonge
moeders die minder dan twaalf maanden werken en
die een tijdskrediet of een loopbaanonderbreking
willen laten aansluiten op hun zwangerschapsverlof.
Is er hier geen verslechtering ten aanzien van de
vorige situatie?
01.04 Greta D'Hondt (CVP): Je constate que nous
devons encore attendre le résultat des négociations
sectorielles. Mais les éléments du cahier de
revendications qui n'ont pas encore été abordés, ne
figureront pas dans l'accord final.
Certains éléments de réponse fournis par la
ministre n'ont pas apaisé mes inquiétudes, surtout
en ce qui concerne la demande d'une flexibilité
accrue entre vie professionnelle et vie privée et en
ce qui concerne une combinaison optimale entre vie
professionnelle et tâches de soins.
Je souhaiterais encore demander à la ministre ce
qui a été prévu pour les jeunes mères qui travaillent
moins de 12 mois et qui souhaitent prolonger leur
congé de maternité par un crédit temps ou par une
interruption de carrière ? N'y a-t-il pas un recul sur
ce plan?
CRABV 50
COM 399
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
01.05 Minister Laurette Onkelinx (Frans) :
Wanneer men dat akkoord naast de huidige
bepalingen legt, heeft men het antwoord op die
vraag : de bepalingen van de CAO met betrekking
tot het verlof worden aangevuld met bepalingen
betreffende het verlof om zeer specifieke redenen.
01.05 Laurette Onkelinx , ministre (en français) :
La réponse se trouve dans une lecture
concomitante de cet accord et des dispositions
actuelles
: les congés thématiques viennent
s'ajouter aux dispositions de la CCT relatives aux
congés.
01.06 Greta D'Hondt (CVP): Is dat wat de minister
verstaat onder een transparantie of
vereenvoudiging van de wetgeving?
01.06 Greta D'Hondt (CVP): Est-ce ce que la
ministre entend par transparence ou simplification
de la législation ?
01.07 Hans Bonte (SP): De regering deed er goed
aan een nieuwe CAO mogelijk te maken.
Werknemers in bedrijven met minder dan elf
werknemers zullen echter geen tijdskrediet krijgen;
het gaat hier dus slechts om een schijnrecht.
Bovendien moeten de cijfers vergeleken worden om
erop toe te zien dat het volume rechthebbenden niet
verkleint ten opzichte van de
loopbaanonderbrekers. Wij zullen de evolutie in de
cijfers waakzaam volgen. Blijkbaar worden de
vervangers toch in een supplementaire
lastenverlaging opgenomen. Ik ga daarmee niet
akkoord.
01.07 Hans Bonte (SP): Le gouvernement a bien
fait de permettre la conclusion d'une nouvelle CCT.
Néanmoins, les personnes travaillant au sein
d'entreprises comptant moins de 11 travailleurs, ne
pourront pas bénéficier du crédit temps. Il ne s'agit
donc pas véritablement d'un nouveau droit. En
outre, il faut comparer les chiffres pour veiller à ce
que le volume des ayants droit ne diminue pas par
rapport à celui des personnes ayant opté pour une
interruption de carrière. Nous suivrons avec
attention l'évolution de ces chiffres. Il y aurait quand
même une réduction supplémentaire des charges
en ce qui concerne les remplaçants. Je m'oppose à
cette idée.
01.08 Minister Laurette Onkelinx (Frans) : De
sociale partners vragen al geruime tijd dat de wet
wordt versoepeld. Het is de eerste maal dat een
regering zo ver gaat om het gezinsleven en het
beroepsleven beter op elkaar af te stemmen. Men
kan de wet dan ook niet langer als voorwendsel
aangrijpen om tegen de eisen in te gaan.
Sommige CAO's, en niet van de minste, maken
gewag van eisen waaruit duidelijk blijkt dat men
verder wil gaan op sectoraal en
ondernemingsniveau met het oog op een betere
harmonisatie van het gezinsleven en het
beroepsleven.
01.08 Laurette Onkelinx , ministre (en français) :
Depuis plusieurs années, les partenaires sociaux
réclament plus de souplesse dans la loi. C'est la
première fois qu'un gouvernement va aussi loin
dans le respect du rythme de vie des travailleurs. La
loi ne peut donc plus être prise comme prétexte
pour contrer des revendications.
Certaines CCT, et non des moindres, font état de
revendications qui démontrent une réelle volonté
d'aller plus loin, au niveau des secteurs et des
entreprises, dans le sens de la prise en compte de
l'harmonisation des rythmes de vie.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Samengevoegde mondelinge vragen van
- mevrouw Trees Pieters aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"het ontwerp van koninklijk besluit inzake
tijdelijke en mobiele werkplaatsen" (nr. 3403)
- mevrouw Maggie De Block aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"het koninklijk besluit inzake tijdelijke en mobiele
werkplaatsen" (nr. 3469)
02 Questions orales jointes de
- Mme Trees Pieters à la vice-première ministre et
ministre de l'Emploi sur " le projet d'arrêté royal
en matière de chantiers temporaires et mobiles"
(n° 3403)
- Mme Maggie De Block à la vice-première
ministre et ministre de l'Emploi sur "l'arrêté royal
en matière de chantiers temporaires et mobiles"
(n° 3469)
02.01 Trees Pieters (CVP): Het KB betreffende de
tijdelijke en mobiele werkplaatsen is eindelijk
verschenen. Het werd gepubliceerd in het Belgisch
Staatsblad van 7 februari. Hoewel het positieve
aspecten omvat, is het wel degelijk vatbaar voor
02.01 Trees Pieters (CVP): L'arrêté royal relatif
aux chantiers temporaires et mobiles a enfin été
publié au Moniteur belge du 7 février 2001. Même
s'il comporte certains éléments positifs, il y a
également des critiques à formuler.
20/02/2001
CRABV 50
COM 399
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
kritiek.
Er werd geen rekening gehouden met het voorstel
van de Hoge Raad voor preventie en bescherming
op het werk om kleine, opeenvolgende werken, niet
onder de toepassing van het nieuwe besluit te laten
vallen. In tegenstelling tot de Raad van State vindt
de bouwsector dat dit kan verantwoord worden. Wat
is het standpunt van de minister?
Volgens het ontwerp van KB moeten er
veiligheidscoördinatoren aanwezig zijn op
bouwplaatsen die na 1 mei worden gestart. Was het
niet beter geweest om rekening te houden met de
publicatiedatum van het aanbestedingsbericht,
aangezien nu ook coördinatoren moeten worden
aangesteld voor reeds vergunde werken?
Het uitblijven van het bijzondere besluit waarin
maatregelen werden opgenomen inzake specifieke
opleidingen en examens voor coördinatoren, leidt
tot grote vertragingen bij de opleiding van de
coördinatoren. Er was nochtans overeengekomen
dat het KB inzake opleiding en examens op
hetzelfde ogenblik zou gepubliceerd worden.
Il n'a pas été tenu compte de la proposition du
Conseil supérieur pour la prévention et la protection
sur les lieux de travail d'écarter du champ
d'application du nouvel arrêté les travaux successifs
de faible importance. Contrairement au Conseil
d'Etat, le secteur de la construction estime qu'une
telle approche peut se justifier. Quel est votre point
de vue?
Conformément à l'arrêté royal, des coordonnateurs
de sécurité devront être présents sur les chantiers
qui débuteront après le 1
er
mai. N'aurait-il pas été
préférable de tenir compte de la date de publication
de l'avis d'adjudication, étant donné qu'il faudra à
présent désigner également des coordonnateurs
pour des travaux qui ont déjà été adjugés?
L'absence d'arrêté spécial relatif aux formations et
examens spécifiques pour les coordonnateurs de
sécurité entraîne d'importants retards sur le plan de
la formation des coordonnateurs. Il avait pourtant
été convenu que les deux arrêtés royaux seraient
publiés simultanément.
02.02 Maggie De Block (VLD): In het Belgisch
Staatsblad van 7 februari 2001 verscheen het KB
inzake tijdelijke en mobiele werkplaatsen. Er werd al
meermaals aangedrongen op realiteitszin bij het
aanstellen van veiligheidscoördinatoren op kleine
bouwwerven. Het KB komt daaraan geenszins
tegemoet. Wij bepleiten een vrijstelling voor
bouwwerven van particuliere woningen,
mogelijkheid waarin de wet van 4 augustus voorziet.
De veiligheidscoördinatoren betekenen een zware
extra kost voor de bouwheer. Men raamt die op 0,2
tot 6 procent van het totale bouwbudget. Een aantal
gezinnen zal worden afgeschrikt om een woning te
bouwen of te verbouwen. Daarom zijn corrigerende
maatregelen nodig voor de particuliere woningbouw.
Naast de vrijstelling voor de gezinswoningen
moeten de bouwheren duidelijkheid krijgen over de
kostprijs, bijvoorbeeld via vaste bedragen. De
nieuwe reglementering mag niet leiden tot een
opwaartse prijzenslag.
02.02 Maggie De Block (VLD): Le Moniteur belge
du 7 février 2001 a publié l'arrêté royal relatif aux
chantiers temporaires et mobiles. On a déjà
souvent insisté sur le fait qu'il convenait de faire
preuve de sens des réalités dans le cadre de la
désignation des coordonnateurs de sécurité pour
les petits chantiers. Or, cela n'a nullement été le
cas dans cet arrêté royal. Nous plaidons pour une
dispense pour les chantiers concernant des
habitations individuelles. La loi du 4 août prévoit une
telle possibilité. Les coordonnateurs de sécurité
représentent une importante charge supplémentaire
pour le maître de l'oeuvre. Ce coût est estimé à 0,2
à 6% du budget total. Un certain nombre de
ménages hésiteront à construire ou à transformer
une habitation. Il conviendrait donc de prendre des
mesures spéciales pour la construction des
maisons individuelles. Outre cette dispense pour les
habitations particulières, le maître de l'oeuvre
devrait également savoir à quoi s'en tenir en
matière de coûts, grâce par exemple à des
montants fixes. Il faut éviter que la nouvelle
réglementation n'entraîne une hausse des prix.
De minister beloofde een versoepeling in de
opleiding van de veiligheidscoördinatoren, om vlug
in het nodige aantal te kunnen voorzien. Hoeveel
veiligheidscoördinatoren zijn er vandaag
beschikbaar? Is er een namenlijst en wordt deze ter
beschikking van de consumenten gesteld?
La ministre avait promis un assouplissement de la
formation des coordinateurs de sécurité afin que
l'on puisse disposer rapidement du nombre
nécessaire. Combien de coordinateurs de sécurité
sont actuellement disponibles ? Existe-t-il une liste
nominative et sera-t-elle mise à la disposition des
consommateurs ?
CRABV 50
COM 399
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
Zal de minister voorzien in een vrijstelling voor
particuliere gezinswoningen? Hoeveel zal de
veiligheidscoördinator kosten?
La ministre a-t-elle l'intention de prévoir une
dispense pour les maisons particulières ? Combien
coûtera le recours à un coordinateur de sécurité ?
02.03 Minister Laurette Onkelinx (Frans) :
Omwille van de rechtszekerheid heeft de Raad van
State de bepaling betreffende de vrijstelling voor de
gelijktijdige kleine werkplaatsen zonder wederzijdse
interferenties uit het ontwerp van koninklijk besluit
geschrapt. In de geest die de wetgever
oorspronkelijk voorstond, zal mijn departement de
toepassing van het besluit op die werkplaatsen
evalueren.
Alweer om redenen van rechtszekerheid stroken de
data voor de toepassing van het besluit niet met die
van de aanbesteding.
De opleiding van de coördinatoren werd op verzoek
van de sociale partners uit het oorspronkelijke
ontwerp gelicht, en wordt nu geregeld bij een
afzonderlijk ministerieel besluit, dat onder impuls
van de Raad van State werd omgezet in een
koninklijk besluit. Een en ander zou niet tot een
achterstand op het voor de opleidingen vastgelegde
tijdschema moeten leiden.
02.03 Laurette Onkelinx , ministre (en français) :
Pour des raisons de sécurité juridique, le Conseil
d'Etat a fait retirer la disposition du projet d'arrêté
royal qui avait trait à l'exemption des petits chantiers
simultanés sans interférences mutuelles. Mon
département appréciera, dans l'esprit initial,
l'application de l'arrêté à ces chantiers.
C'est aussi pour des raisons de sécurité juridique
que les dates prises en compte pour l'application de
l'arrêté ne sont pas celles de la mise en
adjudication.
C'est à la demande des partenaires sociaux que la
formation des coordinateurs a été retirée du projet
initial pour faire l'objet d'un arrêté ministériel
distinct, transformé en arrêté royal sous l'impulsion
du Conseil d'État. Le calendrier des formations ne
devrait pas être retardé.
De coördinatiekosten zijn de prijs die moet worden
betaald wil men de veiligheid op de bouwplaatsen
waarborgen, het aantal ongevallen doen
verminderen en de productiviteit verhogen. Die
doelstellingen en de daartoe aangewende middelen
zijn legitiem.
Het is nog te vroeg om te stellen dat die kosten
volledig door de uiteindelijke koper zullen worden
gedragen en zo buitensporig hoog zullen zijn dat ze
een ontradend effect zullen hebben.
De opdrachtgever, de bouwmeester en de
aannemer stellen een voor hen aanvaardbare prijs
vast, zonder daarbij afbreuk te doen aan hun
verplichtingen.
Er is in geen enkele afwijking voorzien voor de
bouw van individuele woningen. De Europese
richtlijn staat dit niet toe en de veiligheid op de
bouwplaatsen moet worden verbeterd.
Honderden vakmensen werken momenteel als
veiligheidscoördinator. Zij zijn niet geregistreerd. De
bouwmeester wijst een coördinator aan voor de
opdrachtgever wanneer die een particulier is en de
bouw niet voor beroeps- of handelsdoeleinden is
bestemd. Wie werkzaam is in de bouwsector, kan
over de informatie in verband met de aanwijzingen
Le coût de la coordination est le prix à payer pour
plus de sécurité, moins d'accidents et plus de
productivité sur les chantiers.
Ces objectifs et les moyens pour les atteindre sont
légitimes.
On ne peut affirmer actuellement que ce coût sera
totalement à la charge de l'acquéreur final ni qu'il
atteindra un niveau prohibitif, voire dissuasif.
Ce sont les maîtres d'ouvrage, les maîtres
d'oeuvres et les entrepreneurs qui établiront ce
qu'ils estiment être un coût acceptable, tout en
exécutant leurs obligations.
Aucune dérogation n'est envisagée pour la
construction de maisons individuelles. La directive
européenne ne le permet pas et la sécurité sur ces
chantiers doit être améliorée.
Plusieurs centaines de professionnels travaillent
actuellement en tant que coordinateurs de la
sécurité. Ils n'ont pas fait l'objet d'un recensement.
C'est le maître d'oeuvre qui désigne un coordinateur
pour le maître d'ouvrage quand celui-ci est un
particulier et que la construction n'a pas d'usage
professionnel ou commercial. Les professionnels de
20/02/2001
CRABV 50
COM 399
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
beschikken.
la construction peuvent disposer des informations
pour procéder à ces désignations.
02.04 Trees Pieters (CVP): De sector is niet
gelukkig met dit KB. De minister is blijkbaar niet op
de hoogte van die onvrede.
Europa staat wel degelijk uitzonderingsmaatregelen
toe betreffende de kleine werkplaatsen.
Voor het KB inzake de opleidingen hebt u nog tijd
nodig tot half september. Waarom nog zo lang
wachten?
02.04 Trees Pieters (CVP): Le secteur n'est pas
satisfait de cet arrêté royal. Mais la ministre semble
l'ignorer.
L'Europe autorise néanmoins des mesures à titre
exceptionnel pour les lieux de travail restreints.
En ce qui concerne l'arrêté royal relatif aux
formations, vous attendez jusqu'à la mi-septembre.
Pourquoi attendre si longtemps ?
02.05 Minister Laurette Onkelinx (Frans): Aan de
tekst, die nu klaar is om naar de Raad van State te
worden overgezonden, zal ruim vóór september,
wanneer de opleidingen van de coördinatoren
starten, de laatste hand worden gelegd.
02.05 Laurette Onkelinx , ministre (en français):
Le texte, qui est prêt à être soumis au Conseil
d'État, sera achevé bien avant septembre, moment
où commencent les formations de coordinateurs.
02.06 Trees Pieters (CVP): Dit gaat de opleiding
van de coördinatoren vertragen, zodat er een tekort
op de markt gaat ontstaan. Zolang die verwarring
blijft bestaan, zal de regeling halfslachtig blijven. De
introductiedatum van 1 mei 2001 wordt daardoor
steeds minder realistisch.
02.06 Trees Pieters (CVP): Cela va contribuer à
retarder la formation des coordinateurs de telle
sorte qu'il risque d'y avoir une pénurie sur le
marché. Tant que cette confusion subsistera, la
réglementation restera ambiguë. La date d'entrée
en vigueur, fixée au 1
er
mai 2001, devient ainsi de
moins en moins réaliste.
02.07 Maggie De Block (VLD): Op basis van welk
artikel van de Europese richtlijn besluit u dat er
geen uitzonderingsmaatregelen mogelijk zijn? In
Frankrijk zijn er wel uitzonderingen gemaakt.
Waarom dan niet bij ons?
02.07 Maggie De Block (VLD): Sur la base de
quel article de la directive européenne concluez-
vous qu'aucune dispense n'est possible
? En
France, des exceptions ont pourtant été prévues.
Pourquoi pas chez nous ?
02.08 Minister Laurette Onkelinx (Frans) : Ik had
persoonlijk in een aantal uitzonderingen voorzien.
02.08 Laurette Onkelinx , ministre (en français) :
J'avais personnellement prévu certaines
exceptions.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Mondelinge vraag van de heer Ludwig
Vandenhove aan de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid over "de situatie
van de beambten bij de PWA's" (nr. 3450)
03 Question orale de M. Ludwig Vandenhove à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur
"la situation des employés auprès des ALE"
(n° 3450)
03.01 Ludwig Vandenhove (SP): De PWA's zijn
uitgegroeid tot een onmisbare schakel in de
dienstverlening voor de burger. De opdrachten en
verantwoordelijkheden van de beambten bij de
PWA's worden nu aanzienlijk uitgebreid. Er wordt
bovendien van die beambten verwacht dat zij op
Vlaams niveau een creatieve rol spelen binnen de
zogenaamde Werkwinkels. Ik pleit er voor om hun
ervaring te gebruiken in de evolutie van de sociale
tewerkstelling.
Is het mogelijk om voor het KB van 13 juni 1999,
verschenen in het Belgisch Staatsblad van 15 juli
03.01 Ludwig Vandenhove (SP): Les ALE sont
devenues un maillon indispensable dans le cadre
des services offerts aux citoyens. Les missions et
responsabilités des agents des ALE ont été
considérablement élargies. Par ailleurs, en Flandre,
ces agents sont appelés à jouer un rôle créatif dans
le cadre des "werkwinkels" (les boutiques de
l'emploi). Je plaide pour que l'expérience acquise
par le personnel des ALE soit mise au profit du
développement de l'emploi social.
Les arrêtés d'exécution de l'arrêté royal du 13 juin
1999, paru au Moniteur belge du 15 juillet 1999, ne
CRABV 50
COM 399
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
1999, zo snel mogelijk uitvoeringsbesluiten op te
stellen? Zodoende kan een aanzet worden gegeven
tot de statutaire inschakeling van de PWA-
beambten.
Indien zulks niet mogelijk is, zal het dan mogelijk
worden dat binnen de Werkwinkels mensen met
een verschillend statuut en verschillende verloning
zullen worden tewerkgesteld? Dit kan eventueel de
werking van de Werkwinkels voor de klanten
hypothekeren.
Is er overleg tussen het federale en het gewestelijke
niveau om eventuele discrepanties voor PWA-
beambten weg te werken?
pourraient-ils être pris dans les meilleurs délais, afin
d'ouvrir la voie à l'octroi d'un emploi statutaire aux
agents des ALE?
Dans la négative, le recours, par les "werkwinkels",
à des personnes ayant des rémunérations et des
statuts différents risque d'altérer la qualité des
services offerts aux clients.
Une concertation est-elle organisée entre les
niveaux fédéral et régional afin d'éliminer les
distorsions éventuelles entre les statuts des
différents agents des ALE?
03.02 Minister Laurette Onkelinx (Frans) : Het
koninklijk besluit van 13 juni 1999 tot vaststelling
van het organiek kader van de RVA voorziet in 324
statutaire betrekkingen in het PWA-stelsel bij de
RVA, waarvan 83 van niveau 1 en 241 van niveau
2+.
Aangezien de ministers van Begroting en van
Ambtenarenzaken, alsook de RVA tijdens de
Ministerraad van 22 december 2000 hun
instemming hebben betuigd, wordt in 844
contractuele betrekkingen voor de PWA's voorzien,
waarvan 324 tot statutaire betrekkingen kunnen
worden omgevormd.
Wat het tijdschema voor de tenuitvoerlegging
betreft, zal rekening moeten worden gehouden met
de verbeteringen van het PWA-stelsel, die in een
wetsontwerp zullen worden gegoten. Het
bevorderen van samenwerkingsverbanden met
andere plaatselijke actoren op het stuk van de
werkgelegenheid zal eveneens een invloed hebben
op het aantal betrekkingen dat tot statutaire
betrekkingen zal worden omgevormd.
De PWA-beambten werken in goede
verstandhouding met de gewestelijke diensten,
zoals de VDAB, maar de bezoldigingen verschillen.
Dat doet een ernstig probleem rijzen.
03.02 Laurette Onkelinx , ministre (en français) :
L'arrêté royal du 13 juin 1999, fixant le cadre
organique de l'ONEM, prévoit la création de 324
emplois statutaires dans le système ALE auprès de
l'ONEM, dont 83 de niveau 1 et 241 de niveau 2+.
L'accord des ministres du Budget et de la Fonction
publique, ainsi que celui de l'ONEM, a été obtenu
lors du Conseil des ministres du 22 décembre
2000 : 844 postes de travail contractuels sont
prévus pour les ALE, dont 324 peuvent être
transformés en emplois statutaires.
Pour le timing de mise en oeuvre, il faudra tenir
compte des améliorations apportées au système
ALE, qui ferait l'objet d'un projet de loi.
La promotion de rapports de coopération avec
d'autres acteurs locaux de l'emploi aura également
une influence sur l'ordre de conversion en emplois
statutaires.
Les agents ALE travaillent en bonne intelligence
avec des services régionaux comme le VDAB, mais
les salaires ne sont pas les mêmes. Cela pose un
problème de fond.
03.03 Ludwig Vandenhove (SP): Kunt u een
concrete timing geven? De ongerustheid in de
sector is groot. Er moet snel een oplossing komen.
03.03 Ludwig Vandenhove (SP): Pourriez-vous
nous communiquer un calendrier concret ? Le
secteur manifeste une grande inquiétude. Une
solution doit intervenir à brève échéance
03.04 Minister Laurette Onkelinx (Frans): Het zal
zeer snel gebeuren.
03.04 Laurette Onkelinx , ministre (en français) :
Cela ira très vite.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Mondelinge vraag van de heer Paul 04 Question orale de M. Paul Timmermans à la
20/02/2001
CRABV 50
COM 399
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
Timmermans aan de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid over "de sociaal-
economische inschakelingsovereenkomst" (nr.
3457)
vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur
"la convention d'insertion socioprofessionnelle"
(n° 3457)
04.01 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO): Het
Rosetta-plan is een succes. Tot nu toe werden er
45.000 startbaanovereenkomsten gesloten.
De startbaanovereenkomst overkoepelt een aantal
statuten, waaronder de sociaal-economische
inschakelingsovereenkomst. Daarbij wordt een
minimaal juridisch kader geschapen voor
inschakelingsformules zoals die welke bijvoorbeeld
door scholen als CEFA worden toegepast. Het is
een voorlopig kader in afwachting van het
vooralsnog niet bestaande aanvullende
leercontract.
Hoeveel sociaal-economische
inschakelingsovereenkomsten werden er al
gesloten ? Wat staat de uitwerking van het
aanvullende leercontract door de NAR (al jaren) in
de weg ? Is er een verband tussen dat probleem en
de in de algemene beleidsnota naar voren
gebrachte intenties met betrekking tot de
ontwikkeling van één kader voor de opleiding op de
werkvloer ?
04.01 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO) : Le
plan Rosetta connaît un succès certain. 45.000
conventions de premier emploi auraient été
conclues à ce jour.
La convention de premier emploi prend en
considération un certain nombre de statuts, dont la
convention d'insertion socio-professionnelle. Elle
donne un cadre juridique minimal à des formes
d'insertion déjà pratiquées par des écoles de type
CEFA. Ce cadre est provisoire et la mise en place
du contrat d'apprentissage supplétif n'existe
toujours pas.
Combien y a-t-il eu de conventions socio-
professionnelles conclues ?
Quels éléments empêchent depuis plusieurs
années la mise au point du contrat d'apprentissage
supplétif par le CNT et donc sa mise en place ?
Y a-t-il un lien entre cette problématique et les
intentions de la note de politique générale relatives
à un cadre unique pour la formation en immersion ?
04.02 Minister Laurette Onkelinx (Frans): Wat de
statistische gegevens betreft, heb ik mijn
administratie gevraagd een balans op te maken van
de situatie op 01-02-2001 en de resultaten daarvan
verder uit te werken. Op die manier zullen we tegen
het einde van de maand over een deugdelijk
statistisch overzicht beschikken.
Ook ik betreur de achterstand die werd opgelopen
bij de totstandkoming van een akkoord binnen de
NAR over de invoering van de aanvullende
leercontracten.
Zoals al aangegeven in de regeringsverklaring van
17 oktober jongstleden heb ik een maatregel
getroffen waarmee ik korte metten met dit probleem
hoop te maken en een regeling hoop te vinden voor
de veelheid van statuten inzake
opleidingsovereenkomsten in de bedrijven.
Er is een wetsontwerp in de maak, dat na
voorlegging om advies aan de Raad van State in
het Parlement zal worden ingediend in het kader
van het wetsontwerp tot verbetering van de
werkgelegenheidsgraad.
04.02 Laurette Onkelinx , ministre (en français):
En ce qui concerne les informations à caractère
statistique, j'ai demandé à mon administration de
dresser un bilan au 1/2/2001 et d'en affirmer les
résultats. Nous disposerons aussi d'un bon relevé
statistique d'ici la fin du mois.
Je regrette moi aussi le retard dans la conclusion
d'un accord au sein du CNT sur la mise en place
des contrats d'apprentissage supplétif.
Comme indiqué dans la déclaration
gouvernementale du 17 octobre dernier, j'ai décidé
d'une mesure que j'espère déterminante pour
affronter ce problème et régler le foisonnement des
statuts en matière de contrats de formation en
entreprises.
Un projet de loi est en cours d'élaboration et sera,
après avis du Conseil d'État, déposé au Parlement
dans le cadre du projet de loi visant à améliorer le
taux d'occupation des travailleurs.
04.03 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO): Ik
wacht met ongeduld op de cijfers. Ik hoop dat wij
intussen een debat kunnen wijden aan een stelsel
van alternerend leren, dat bijvoorbeeld naar het
04.03 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO) :
J'attendais les chiffres avec impatience. J'espère
que nous aurons entre-temps un débat sur une
filière de formation en alternance, tenant compte,
CRABV 50
COM 399
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
Duitse voorbeeld zou worden gemodelleerd. Het
Duitse model kadert immers in de Europese
plannen terzake.
Ik zal de regeling inzake de overeenkomsten met
aandacht blijven volgen en zal blijven ijveren voor
de noodzaak van een echt statuut.
par exemple, du modèle allemand, lequel a le
mérite de s'inscrire dans le cadre des plans
européens.
Je resterai attentif au système des conventions et à
la nécessité d'un véritable statut.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Mondelinge vraag van mevrouw Frieda
Brepoels aan de vice-eerste minister en minister
van Werkgelegenheid over "de wijziging van de
werkloosheidsreglementering voor
grensarbeiders" (nr. 3467)
05 Question orale de Mme Frieda Brepoels à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur
"la modification de la réglementation du
chômage en faveur des travailleurs frontaliers"
(n° 3467)
05.01 Frieda Brepoels (VU&ID): Tot 1 januari
2001 ontvingen Nederlandse werkloos geworden
ambtenaren en leraren hun werkloosheidsuitkering
plus een bovenwettelijke aanvulling of wachtgeld
voor ambtenaren vanuit Nederland. Zij werden
behandeld als inwoners van Nederland. Sinds 1
januari 2001 vallen zij echter onder de normale
werkloosheidswet. Overeenkomstig EU-coördinatie-
verordening 1408/71 krijgen zij een
werkloosheidsuitkering uitbetaald door het
woonland en volgens de regelgeving van het
woonland. De huidige wachtgeldgerechtigden in
België behouden - als overgangsmaatregel - tot
2003 hun Nederlands wachtgeld.
Wat zijn de concrete gevolgen van de nieuwe
regelgeving in Nederland voor de grensarbeiders?
Moet men eerst in België gewerkt hebben om recht
te hebben op een werkloosheidsuitkering? Wat met
de grensarbeiders die nu reeds werkloos zijn en van
de overgangsmaatregel genieten tot 2003? Wat met
hen die al jarenlang premies betalen voor de
Nederlandse werkloosheidswet en die rekenen op
een Nederlandse uitkering plus bovenwettelijke
aanvullingen? Moet België zich aan de EU-
verordening aanpassen?
05.01 Frieda Brepoels (VU&ID): Jusqu'au 1
er
janvier 2001, les fonctionnaires et enseignants
néerlandais devenus chômeurs percevaient leur
allocation de chômage majorée d'un complément
extralégal ou une allocation d'attente pour les
fonctionnaires, à charge des autorités
néerlandaises. Ils étaient considérés comme des
résidents néerlandais. Depuis le 1
er
janvier 2001
toutefois, ils relèvent de la loi ordinaire sur le
chômage. Conformément au règlement
coordinateur européen 1408/71, il perçoivent une
allocation de chômage qui leur est versée par le
pays où ils résident et suivant la réglementation de
ce pays. Les personnes qui ont actuellement droit à
une allocation d'attente en Belgique conserveront
à titre de mesure transitoire leur allocation
d'attente néerlandaise jusqu'en 2003.
Quelles sont les conséquences concrètes de la
nouvelle réglementation néerlandaise pour les
travailleurs frontaliers
? Doit-on avoir d'abord
travaillé en Belgique pour avoir droit à une
allocation de chômage
? Qu'en est-il des
travailleurs frontaliers qui sont déjà chômeurs et
bénéficient de la mesure transitoire jusqu'à 2003 ?
Qu'en est-il des personnes qui versent des primes
depuis des années, conformément à la loi
néerlandaise sur le chômage, et qui comptent bien
percevoir une allocation néerlandaise majorée de
certains compléments extra-légaux ? La Belgique
doit-elle s'adapter au règlement UE ?
05.02 Minister Laurette Onkelinx (Nederlands): U
verwijst naar een wijziging in de regelgeving inzake
werkloosheidsuitkering aan volledig werkloze
Nederlandse ambtenaren. De EU-verordening
1408/71 bepaalt in artikel 10 dat de toekenning van
werkloosheidsuitkeringen afhankelijk is van een
verblijfsvoorwaarde: alleen personen die wonen op
het grondgebied hebben dit recht.
05.02 Laurette Onkelinx , ministre (en
néerlandais): Vous faites référence à une
modification de la réglementation en matière
d'allocations de chômage octroyées aux
fonctionnaires néerlandais qui sont chômeurs
complets. Le règlement UE 1408-71 prévoit en son
article 10 que l'octroi d'allocations de chômage
dépend d'une condition de séjour. Autrement dit,
seules les personnes domiciliées sur le territoire y
ont droit.
20/02/2001
CRABV 50
COM 399
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
(Frans) Blijkbaar is die voorwaarde in het verleden
niet vastgesteld in de Nederlandse regelgeving.
Nederland zal voortaan de algemene voorwaarde
inzake het verblijf doen gelden voor een categorie
die vroeger een voorkeursbehandeling genoot.
Kortom, ik heb van de problematiek weet gekregen
via perscommuniqués. Als die kloppen, heeft de
maatregel geen enkele weerslag op de situatie van
de "gewone" grensarbeider. Wat de voormalige
ambtenaren betreft, past België de EU-verordening
toe.
(En français): Apparemment, la réglementation
néerlandaise n'a pas fixé cette condition par le
passé.
Les Pays-Bas vont désormais poser la condition
générale de séjour à une catégorie bénéficiant
auparavant d'un traitement préférentiel.
En bref, j'ai pris connaissance de cette
problématique par le biais des communiqués de
presse. S'ils sont corrects, la mesure n'a aucune
influence sur la situation du travailleur transfrontalier
« ordinaire ».
Quant aux anciens fonctionnaires, la Belgique leur
applique le règlement de l'Union européenne.
05.03 Frieda Brepoels (VU&ID): Het gaat duidelijk
om een complex probleem. Dit antwoord zal
gelukkig nogal wat onrust bij de betrokkenen
kunnen wegnemen.
Ik ben wel verbijsterd over het gebrek aan
communicatie tussen de bevoegde Belgische en
Nederlandse ministers inzake dit dossier. De
Nederlanders hebben blijkbaar een toch wel
verregaande maatregel ingevoerd zonder
voorafgaandelijk overleg met de Belgische regering
en zonder veel informatie naar de betrokkenen.
05.03 Frieda Brepoels (VU&ID): Il bien
évidemment d'un problème complexe. Cette
réponse permettra fort heureusement d'apaiser
quelque peu l'inquiétude manifestée par les
intéressés.
J suis frappée dans ce dossier par le manque de
communication entre les ministres belge et
néerlandais compétents.
Les Néerlandais semblent avoir introduit une
mesure relativement extrême sans aucune
concertation préalable avec le gouvernement belge
et en n'ayant communiqué que fort peu
d'informations aux personnes concernées.
05.04 Minister Laurette Onkelinx (Frans):
Uiteindelijk wordt op Europees niveau een klassiek
systeem ingesteld.
05.04 Laurette Onkelinx , ministre (en français) :
On en revient, en fait, à un système classique au
niveau européen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Mondelinge vraag van mevrouw Muriel
Gerkens aan de vice-eerste minister en minister
van Werkgelegenheid over "dwangarbeid in
Myanmar" (nr. 3476)
06 Question orale de Mme Muriel Gerkens à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur
"le travail forcé au Myanmar" (n° 3476)
06.01 Muriel Gerkens (ECOLO-AGALEV):
Dwangarbeid bestaat nog altijd in Myanmar, zelfs
na de resolutie van de IAO, die in november
jongstleden werd bekrachtigd. Het komt erop aan
ervoor te zorgen dat de betrekkingen met Myanmar
niet tot een consolidatie van de dwangarbeid in dat
land leiden.
Heeft België ingespeeld op de aanbevelingen van
de IAO die ertoe strekken dwangarbeid te
bestrijden? Heeft België een lijst opgesteld van in
ons land gevestigde ondernemingen die
betrekkingen met Myanmar onderhouden? Werd
berekend welke waarde die transacties
vertegenwoordigen? Werden die ondernemingen in
kennis gesteld van de resoluties van de IAO en van
het gevolg dat België daaraan zal geven? Kan
06.01 Muriel Gerkens (ECOLO-AGALEV) : Le
travail forcé persiste en Birmanie, même après la
résolution de l'OIT à ce sujet, confirmée en
novembre dernier. Il s'agit de faire en sorte que les
relations avec la Birmanie ne puissent y conforter le
régime du travail forcé.
La Belgique a-t-elle répondu aux recommandations
de l'OIT visant à lutter contre le travail forcé ? A-t-
elle établi une liste des entreprises situées dans
notre pays, et maintenant des relations avec la
Birmanie ? Le calcul de la valeur de ces opérations
a-t-il été fait ? Les compagnies ont-elles été averties
des résolutions de l'OIT et des suites qu'y donne la
Belgique ?
La Belgique ne peut-elle favoriser une position
CRABV 50
COM 399
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
België er niet voor zorgen dat er een
samenhangend gemeenschappelijk Europees
standpunt tot stand komt?
européenne commune cohérente ?
06.02 Minister Laurette Onkelinx (Frans): De
raad van bestuur van het IAB heeft in november
jongstleden kennis genomen van het verslag van de
onderzoekscommissie die door de directeur-
generaal van het IAB, de heer Juan Somavia, ter
plaatse was gestuurd. Daaruit blijkt dat de situatie
sinds juni niet is geëvolueerd. Overeenkomstig het
mandaat dat door de Internationale Conferentie
voor de Arbeid werd verleend, heeft de raad van
bestuur beslist de maatregelen waartoe die
conferentie had beslist, in de praktijk om te zetten.
Zij strekken er voornamelijk toe te voorkomen dat
politieke, economische of handelsrelaties tot het
voortbestaan van dwangarbeid bijdragen. Ik heb de
minister van Buitenlandse Zaken gevraagd de
nodige schikkingen te treffen opdat België zich aan
de resolutie van de Internationale Conferentie voor
de Arbeid en aan de aanbevelingen van de
onderzoekscommissie zou conformeren.
De heer Michel en ikzelf zijn overeengekomen de
federale ministers te vragen dat zij elk in het kader
van hun eigen bevoegdheden zouden onderzoeken
welke bepalingen zouden bijdragen tot een
doeltreffende toepassing van de door de IAO
voorgestelde maatregelen.
Het is de eerste maal dat het internationaal
arbeidsrecht zo ver gaat. Zodra ik de antwoorden
op die vragen heb ontvangen, zal ik de heer
Somavia inlichten over wat er in België zal worden
gedaan. België zal zich bij elk Europees initiatief op
dat vlak aansluiten.
Het lijkt me absoluut noodzakelijk dat de
vooropgestelde maatregelen in de praktijk
doeltreffend zijn, want het is de eerste keer dat de
IAO in deze fase is aanbeland en dergelijke
maatregelen treft.
06.02 Laurette Onkelinx , ministre (en français):
Le conseil d'administration du BIT, en novembre
dernier, a pris connaissance du rapport de la
commission d'enquête envoyée sur place par le
directeur général du BIT, Juan Somavia. Il en
ressort que la situation n'a pas évolué depuis juin.
Conformément au mandat donné par la Conférence
internationale du Travail, le Conseil d'administration
a décidé de mettre les mesures décidées par celle-
ci en application.
Elles visent essentiellement à empêcher que les
relations politiques, économiques ou commerciales
contribuent à la persistance du travail forcé. J'ai
demandé au ministre des Affaires étrangères de
prendre les dispositions nécessaires pour que la
Belgique se conforme à la résolution de la
Conférence internationale du Travail et aux
recommandations de la commission d'enquête.
Avec M. Michel, nous avons convenu de demander
aux ministres fédéraux d'examiner, chacun dans sa
sphère, les dispositions contribuant à l'efficacité des
mesures préconisées par l'OIT.
C'est la première fois que le droit international du
Travail va aussi loin.
Dès que j'aurai reçu des réponses à cette
demande, j'informerai M. Somavia de ce qui sera
mis en oeuvre en Belgique. La Belgique s'associera
bien-sûr à toute initiative européenne.
Il me paraît indispensable que les mesures
préconisées soient efficaces sur le terrain car c'est
la première fois que l'OIT en arrive à ce stade et à
ce type de mesures.
06.03 Muriel Gerkens (ECOLO-AGALEV): Wij zijn
inderdaad niet de enigen die met vertraging op de
volkomen nieuwe vraag van de IAO ingaan.
Ik vestig de aandacht van de minister op de sector
van de reisagentschappen, die bijzonder geschikt
zijn om deviezen in te voeren en dus het regime te
steunen en de dwangarbeid onrechtstreeks te
bestendigen.
Het incident is gesloten.
06.03 Muriel Gerkens (ECOLO-AGALEV) : Nous
ne sommes, en effet, par les seuls à être en retard
pour répondre à la demande, inédite, de l'OIT.
J'attire l'attention de la ministre sur le secteur des
agences de voyage, particulièrement propice à
l'introduction de devises et donc au soutien au
régime et au renforcement indirect du travail forcé.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 15.53 uur.
La réunion publique de commission est levée à
15.53 heures.
Document Outline