KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50 COM 368
CRIV 50 COM 368
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET HET BEKNOPT VERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC LE COMPTE RENDU ANALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
F
INANCIËN EN DE
B
EGROTING
C
OMMISSION DES
F
INANCES ET DU
B
UDGET
dinsdag mardi
30-01-2001 30-01-2001
10:00 uur
10:00 heures
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE

































AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP Christelijke
Volkspartij
FN Front
National
PRL FDF MCC
Parti Réformateur libéral ­ Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS Parti
socialiste
PSC Parti
social-chrétien
SP Socialistische
Partij
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode + nummer
en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du
n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag (op wit papier, bevat de bijlagen en het
beknopt verslag, met kruisverwijzingen tussen Integraal en
Beknopt Verslag)
CRIV
Compte Rendu Intégral (sur papier blanc, avec annexes et
CRA, avec renvois entre le CRI et le CRA)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV Compte
Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes
:
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be

e-mail : aff.generales@laChambre.be
CRIV 50
COM 368
30/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i

INHOUD
SOMMAIRE
Mondelinge vraag van mevrouw Muriel Gerkens
aan de minister van Financiën over "de
toepassing van het verlaagd BTW-tarief bij de
aankoop en het onderhoud van autovoertuigen
voor gehandicapten" (nr. 3151)
1
Question orale de Mme Muriel Gerkens au
ministre des Finances sur "l'application du taux de
TVA réduit à l'achat et l'entretien d'un véhicule
automobile utilisé par une personne handicapée"
(n° 3151)
1
Sprekers: Muriel Gerkens, Didier Reynders,
minister van Financiën
Orateurs: Muriel Gerkens, Didier Reynders,
ministre des Finances
Mondelinge vraag van de heer Peter
Vanvelthoven aan de minister van Financiën over
"de fiscale behandeling van vergoedingen
toegekend aan vrijwilligers" (nr. 3154)
2
Question orale de M. Peter Vanvelthoven au
ministre des Finances sur "le traitement fiscal des
indemnités octroyées aux volontaires" (n° 3154)
2
Sprekers:
Peter Vanvelthoven, Didier
Reynders, minister van Financiën
Orateurs:
Peter Vanvelthoven, Didier
Reynders, ministre des Finances
Mondelinge vraag van mevrouw Frieda Brepoels
aan de minister van Financiën over "de niet-
terugbetaling van te hoge bedrijfsvoorheffing of
voorafbetalingen voor het aanslagjaar 2000"
(nr. 3192)
3
Question orale de Mme Frieda Brepoels au
ministre des Finances sur "le non-remboursement
de trop-perçus à titre de précompte professionnel
ou de versements anticipés pour l'exercice
d'imposition 2000" (n° 3192)
3
Sprekers: Frieda Brepoels, voorzitter van de
VU&ID-fractie, Didier Reynders, minister van
Financiën
Orateurs: Frieda Brepoels, présidente du
groupe VU&ID, Didier Reynders, ministre des
Finances
Mondelinge vraag van de heer Karel Pinxten aan
de minister van Financiën over "de
accijnscompenserende belasting" (nr. 3229)
5
Question orale de M. Karel Pinxten au ministre
des Finances sur "la taxe compensatoire des
accises sur le carburant diesel" (n° 3229)
5
Sprekers: Karel Pinxten, Didier Reynders,
minister van Financiën
Orateurs: Karel Pinxten, Didier Reynders,
ministre des Finances
Mondelinge vraag van de heer Karel Pinxten aan
de minister van Financiën over "de belastbare
basis inzake de successierechten" (nr. 3230)
6
Question orale de M. Karel Pinxten au ministre
des Finances sur "la base imposable en matière
de droits de succession" (n° 3230)
6
Sprekers: Karel Pinxten, Didier Reynders,
minister van Financiën
Orateurs: Karel Pinxten, Didier Reynders,
ministre des Finances
Samengevoegde mondelinge vragen van
7
Questions orales jointes de
7
- de heer Luc Sevenhans aan de minister van
Financiën over "bepaalde modaliteiten van het
ontwerp-belastingverdrag België-Nederland"
(nr. 3248)
- M. Luc Sevenhans au ministre des Finances sur
"certaines modalités du projet de convention
fiscale entre la Belgique et les Pays-Bas"
(n° 3248)
- de heer Peter Vanvelthoven aan de minister van
Financiën over "het nieuwe
dubbelbelastingverdrag tussen België en
Nederland" (nr. 3256)
- M. Peter Vanvelthoven au ministre des Finances
sur "la nouvelle convention tendant à éviter la
double imposition, signée entre la Belgique et les
Pays-Bas" (n° 3256)
Sprekers:
Luc Sevenhans, Peter
Vanvelthoven, Didier Reynders, minister van
Financiën
Orateurs:
Luc Sevenhans, Peter
Vanvelthoven, Didier Reynders, ministre des
Finances
Mondelinge vraag van de heer Dirk Pieters aan de
minister van Financiën over "de regionalisering
van de Administratie van het Kadaster, de
Registratie en de Domeinen" (nr. 3252)
9
Question orale de M. Dirk Pieters au ministre des
Finances sur "la régionalisation de l'administration
du Cadastre, de l'Enregistrement et des
Domaines" (n° 3252)
9
Sprekers: Dirk Pieters, Didier Reynders,
minister van Financiën
Orateurs: Dirk Pieters, Didier Reynders,
ministre des Finances
Mondelinge vraag van de heer Ludo Van
Campenhout aan de minister van Financiën over
"de aangekondigde BTW-verlaging op het
bouwen van een eerste gezinswoning in de grote
11
Question orale de M. Ludo Van Campenhout au
ministre des Finances sur "la réduction de TVA
annoncée pour la construction d'une première
habitation familiale dans les grandes villes"
11
30/01/2001
CRIV 50
COM 368
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
steden" (nr. 3253)
(n° 3253)
Sprekers: Ludo Van Campenhout, Didier
Reynders
, minister van Financiën
Orateurs: Ludo Van Campenhout, Didier
Reynders
, ministre des Finances
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Financiën over "de fiscale
behandeling van de mantelzorgtoelagen"
(nr. 3254)
13
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre
des Finances sur "le traitement fiscal des
allocations pour soins de proximité" (n° 3254)
13
Sprekers: Jo Vandeurzen, Didier Reynders,
minister van Financiën
Orateurs: Jo Vandeurzen, Didier Reynders,
ministre des Finances
CRIV 50
COM 368
30/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1



COMMISSIE VOOR DE FINANCIËN
EN DE BEGROTING
COMMISSION DES FINANCES ET
DU BUDGET
van
DINSDAG
30
JANUARI
2001
10:00 uur
______
du
MARDI
30
JANVIER
2001
10:00 heures
______

La séance est ouverte à 10.30 heures par
M. Aimé Desimpel, président.
De vergadering wordt geopend om 10.30 uur door
de heer Aimé Desimpel, voorzitter.

De mondelinge vraag nr. 3138 van mevrouw
Trees Pieters wordt naar een latere datum
verschoven.
01 Question orale de Mme Muriel Gerkens au
ministre des Finances sur "l'application du taux
de TVA réduit à l'achat et l'entretien d'un
véhicule automobile utilisé par une personne
handicapée" (n° 3151)
01 Mondelinge vraag van mevrouw Muriel
Gerkens aan de minister van Financiën over "de
toepassing van het verlaagd BTW-tarief bij de
aankoop en het onderhoud van autovoertuigen
voor gehandicapten" (nr. 3151)
01.01 Muriel Gerkens (ECOLO-AGALEV):
Monsieur le président, des dispositions contenues
dans l'arrêté royal numéro 20 prévoient
l'application d'un taux de TVA réduit à 6% pour
l'achat et l'entretien d'un véhicule utilisé par une
personne handicapée. Ceci est notamment
subordonné à la condition que ledit véhicule serve
exclusivement à la locomotion personnelle de la
personne handicapée. Dans l'usage courant, il
apparaît qu'au sein du ménage cette voiture est
légitimement utilisée pour faire les courses ou
pour amener les enfants à l'école, sans que la
personne handicapée ne soit présente dans le
véhicule. Toutes ces tâches accomplies par le
conjoint, par exemple, facilitent l'intégration de la
personne, qui ne pourrait pas les effectuer elle-
même. Il est d'ailleurs prévu dans la circulaire n° 2
du 30 janvier 1984 que le véhicule soit utilisé
occasionnellement à des déplacements effectués
sans la présence de l'invalide ou du handicapé
mais à des fins en rapport avec sa situation
particulière. Néanmoins, certains contrôles fiscaux
pénalisent, au vu d'une telle situation, ces
personnes handicapées en leur retirant l'attribution
d'un taux de TVA réduit.

Dans quelle mesure l'arrêté royal n° 20 peut-il être
appliqué stricto sensu par le fonctionnaire saisi du
dossier, sans le contrôle ultérieur du directeur du
ministère des finances, de manière à faire
apparaître les abus éventuels quant à l'utilisation
du véhicule?

Les avantages offerts en matière de TVA ayant
pour but de faciliter la vie, et par delà l'insertion
professionnelle de l'assujetti invalide, étant
actuellement conditionnés à la libre interprétation
du contrôleur fiscal, une position claire de
l'administration fiscale dans son ensemble ne
pourrait-elle être adoptée afin d'humaniser
l'interprétation de cet article?

Auparavant, je travaillais dans le secteur en milieu
ouvert avec les personnes handicapées, et j'ai
observé qu'une certaine forme de souplesse était
absolument indispensable pour que ces
personnes puissent s'intégrer dans la vie sociale,
sans pour autant perdre de vue que certains en
abusent.
01.02 Didier Reynders, ministre: Madame
Gerkens, vous l'avez évoqué vous-même, il
résulte du texte même des dispositions réglant le
régime de faveur, que le bénéfice des avantages
fiscaux accordés à certaines catégories de
personnes invalides ou handicapées qui utilisent
une voiture automobile pour le transport sur route
de personnes, est un droit strictement personnel,
qui n'est accordé qu'à l'invalide ou au handicapé
lui-même.

Comme toutes les dispositions d'exception, celles
30/01/2001
CRIV 50
COM 368
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
qui régissent ce régime de faveur sont
d'application restrictive. Il est donc indispensable
que ladite voiture soit affectée exclusivement à la
locomotion personnelle de l'invalide ou du
handicapé. Rien ne s'oppose bien sûr à ce que la
personne invalide se déplace dans cette voiture
en compagnie d'autres personnes ou à ce qu'elle
en confie la conduite à un parent ou à un tiers. En
revanche, la voiture ne peut être utilisée en
l'absence de l'invalide ou du handicapé. Toutefois,
dans le souci de mieux rencontrer certaines
situations, il est admis que la voiture soit utilisée
occasionnellement, sans la présence de ce
dernier, pour des trajets qui sont la conséquence
directe de déplacements que celui-ci doit effectuer
à des fins en rapport avec sa situation particulière,
comme le retour de l'usine, du bureau, de l'école
ou de l'hôpital où l'invalide a été conduit.

Cette tolérance qui n'est subordonnée à aucune
autorisation préalable, n'est pas prévue
expressément dans les textes légaux et
réglementaires et doit, par conséquent,
s'interpréter de manière restrictive. Dès lors, une
personne invalide ou handicapée répondant aux
autres conditions d'application auxquelles les
avantages fiscaux sont subordonnés perd
néanmoins le bénéfice de ces avantages si une
autre personne utilise la voiture en son absence,
pour un trajet qui n'est pas une conséquence
directe d'un des déplacements de la personne
invalide ou handicapée.

Compte tenu de ce qui précède, il n'est pas
possible d'admettre qu'une personne, fût-ce le
conjoint, utilise la voiture en l'absence de l'invalide
ou du handicapé dans les situations visées par les
cas que vous avez cités.

Je veux parler par exemple des courses.

Le point 10 de la circulaire n° 2 du 30 janvier 1984
à laquelle vous vous référez est suffisamment
explicite quant à la portée restrictive de la
tolérance dont il s'agit et me paraît suffisamment
claire pour éviter la libre interprétation du
contrôleur. Vous devez vous rendre compte que
l'administration applique le texte tel qu'il a été
rédigé. La plupart des exemples que vous avez
cités vont au-delà de ce qui est prévu dans le
texte. Si vous visez un cas particulier, je vous
invite bien entendu à le soumettre à mon
administration qui examinera si le cas rentre ou
non dans les conditions requises.

Comme je l'ai déjà dit, monsieur le président, en
réponse à d'autres questions, si des membres de
la commission souhaitent que l'on institue un
groupe de travail pour examiner un certain
nombre de dispositions relatives au statut fiscal lié
notamment aux véhicules automobiles utilisés par
les handicapés, je n'y vois pas d'inconvénient.
Mais on ne peut pas demander à l'administration
d'appliquer d'une manière extensive des textes
clairs. La plupart des exemples que vous avez
cités ne sont pas autorisés aujourd'hui. On peut le
regretter et estimer que la réglementation devrait
être moins restrictive. Dans ce cas, il faudrait la
modifier. Comme je l'ai déjà dit à d'autres
occasions, il serait peut-être opportun qu'à
l'initiative de membres de cette commission, voire
d'autres commissions, on remette sur le métier
l'ensemble de la problématique des avantages
fiscaux liés à la situation particulière d'invalide ou
de handicapé. En tout cas, les textes actuels sont
très clairs et ne souffrent pas d'interprétations
extensives.
01.03 Muriel Gerkens (ECOLO-AGALEV):
Monsieur le président, je remercie le ministre de
sa réponse. Je ne suis pas membre effective de
cette commission mais j'estime qu'il serait
intéressant d'organiser une réflexion plus globale
de la question. Quand on parle de déplacements
occasionnels en l'absence de la personne, il y a
automatiquement une marge d'évaluation de la
part du contrôleur qui se présente auprès de la
famille. Il faudrait examiner ce que l'on peut faire
et ce que pourrait faire la famille pour permettre à
la personne handicapée de participer à une vie
sociale. Je cite le cas de parents qui doivent
conduire leur enfant polyhandicapé à l'école. A cet
effet, ils ont besoin d'une voiture adaptée mais,
ensuite, ces gens doivent aller travailler. A ce
moment-là, ce n'est plus pour la personne
handicapée qu'ils utilisent la voiture. Autrement, ils
devraient retourner chez eux pour changer de
voiture. Dans certaines situations, des
modifications s'imposent pour que chacun s'y
retrouve. Il faudrait adapter la situation à
l'évolution des personnes handicapées dans la
société.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Mondelinge vraag van de heer Peter
Vanvelthoven aan de minister van Financiën
over "de fiscale behandeling van vergoedingen
toegekend aan vrijwilligers" (nr. 3154)
02 Question orale de M. Peter Vanvelthoven au
ministre des Finances sur "le traitement fiscal
des indemnités octroyées aux volontaires"
(n° 3154)
02.01 Peter Vanvelthoven (SP): Mijnheer de
CRIV 50
COM 368
30/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag past in
het jaar van de vrijwilliger, dat nog maar pas is
begonnen. Een van de prioriteiten die door de
vrijwilligersorganisaties wordt gesteld is de
rechtszekerheid omtrent de fiscale behandeling
van de vergoedingen die in het kader van
vrijwilligerswerk aan de betrokken medewerkers
worden toegekend.

De minister van Sociale Zaken heeft enige tijd
geleden de Raad van State een koninklijk besluit
met betrekking tot de vrijstelling van sociale
zekerheidsbijdragen voor advies overgemaakt. De
Raad van State merkte op dat gezien de diversiteit
van de vrijstellingen inzake fiscaliteit, de vrijstelling
van sociale zekerheid moest worden <gekoppeld
aan de vrijstelling van fiscaliteit omdat dit het
meest eenvoudig was. Er bestaan vandaag
immers verschillende regimes. Er is een regime
voor vrijwilligers in de voetbal- en sportwereld en
in andere sectoren zijn er dan weer andere
vrijstellingen. De Raad van State had daar
problemen mee.

Mijnheer de minister, vandaar mijn vragen. Ten
eerste, welke zijn de administratieve bepalingen
inzake fiscale behandeling van vergoedingen aan
vrijwilligers? Ten tweede, bent u zinnens hiervoor
een of ander eenvormig systeem uit te werken?
02.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de
voorzitter, collega's, ik kan u een precies antwoord
geven in verband met de circulaire op mijn
departement. Precies met betrekking tot de
rechtszekerheid omtrent het belastingstelsel van
toepassing op de vergoedingen van
vrijwilligerswerk in het algemeen, heeft mijn
administratie op 5 maart 1999 een circulaire
opgesteld met nummer 241 509 803, waarin de
richtlijnen zijn opgenomen voor de niet-belastbare
bedragen van de vergoedingen. Deze richtlijnen
blijven onverminderd van toepassing. Ik heb een
exemplaar van deze circulaire, in de beide
landstalen opgesteld, die ik u graag overhandig.
Tevens heb ik een exemplaar voor het
secretariaat van de commissie.

Er is dus een algemene richtlijn uitgewerkt voor
fiscale behandeling van de vergoedingen van het
vrijwilligerswerk. Het is misschien wel mogelijk dat
tijdens dit jaar van de vrijwilliger een nieuw
initiatief terzake wordt genomen. Een nieuwe
circulaire opstellen behoort daarbij tot de
mogelijkheden. Doch, tot nu toe is de circulaire
van 5 maart 1999 van toepassing.
02.03 Peter Vanvelthoven (SP): Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord
en voor de circulaire, die wij zeker grondig zullen
lezen. Indien volgens ons eenvormigheid nodig is,
dan zullen wij niet nalaten een voorstel te
formuleren.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Mondelinge vraag van mevrouw Frieda
Brepoels aan de minister van Financiën over
"de niet-terugbetaling van te hoge
bedrijfsvoorheffing of voorafbetalingen voor het
aanslagjaar 2000" (nr. 3192)
03 Question orale de Mme Frieda Brepoels au
ministre des Finances sur "le non-
remboursement de trop-perçus à titre de
précompte professionnel ou de versements
anticipés pour l'exercice d'imposition 2000"
(n° 3192)
03.01 Frieda Brepoels (VU&ID): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, vorige
week hebben de heren Dirk Pieters en Hagen
Goyvaert reeds de problematiek in verband met
de achterstand inzake de terugbetalingen aan
steden en gemeenten in de commissie te berde
gebracht. Ik verontschuldig mij trouwens voor mijn
afwezigheid toen, maar ik moest naar de
commissie voor het Reglement. Vandaar dat ik
even terugkom op de problematiek, maar dan in
verband met de te late terugbetaling aan de
personen en de vennootschappen.

Ik heb begrepen dat er sinds enkele maanden
geen eerstegraadsaanslagbiljetten voor het
aanslagjaar 2000 aan de belastingplichtigen,
vennootschappen en natuurlijke personen worden
verstuurd. Voor wie recht heeft op een
terugbetaling als gevolg van een te hoge
bedrijfsvoorheffing of voorafbetaling, heeft het in
gebreke blijven van de administratie zeer nadelige
gevolgen. Enerzijds berooft de niet-terugbetaling
de persoon of de vennootschap in kwestie van
middelen die het best voor andere doeleinden
kunnen worden gebruikt en anderzijds, is er niet
voorzien in enige vergoeding in de vorm van
moratoriuminteresten. De diensten zouden
hebben bevestigd dat ze in gebreke zijn gebleven
en dat het hun verboden is
eerstegraadsaanslagbiljetten uit te sturen.
Vermoedelijk is die handelwijze ingegeven door
het voornemen van het hoofdbestuur om eerst de
achterstand inzake de behandeling van de
bezwaarschriften weg te werken. De betrokken
belastingplichtigen mogen hier niet de dupe van
zijn, want ze hebben daar niets mee te maken.

Mijnheer de minister, uit uw antwoord van vorige
30/01/2001
CRIV 50
COM 368
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
week leid ik af dat u wel bereid bent aan de
gemeenten en steden voor het einde van de
maand voorschotten door te storten. Ik weet
overigens niet of dat al gebeurd is. De
problematiek doet zich echter ook voor voor de
natuurlijke personen en vennootschappen. Kunt u
bevestigen dat de diensten inderdaad tewerkgaan
zoals ik heb beschreven? Steunt u die
handelwijze? Wie heeft daartoe de opdracht
gegeven en wat was de reden? Worden de
aanslagbiljetten voor alle belastingplichtigen
achtergehouden of enkel die voor degenen die
recht hebben op een terugbetaling? Kunt u mij
een idee geven van de omvang van het terug te
betalen bedrag door de Staat? Hoeveel
meeropbrengsten levert de te late terugbetaling op
voor de Staat?

Vervolgens vernam ik graag hoelang deze voor de
betrokken belastingplichtigen toch zeer nadelige
procedure zal worden gevolgd. Is er een
vergoeding voorzien voor de door de
administratieve tekortkoming benadeelde
belastingplichtigen? Sommige vennootschappen
hebben immers recht op de terugbetaling van
ettelijke miljoenen.
03.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de
voorzitter, ik heb reeds vorige week een antwoord
verstrekt op gelijkaardige vragen, maar dan wat
de gemeenten en steden betreft. Overigens
werden de voorschotten intussen doorgestort.

Ik herhaal ook dat mijn departement inspanningen
doet om de informaticaproblemen op te lossen en
het heeft bevestigd dat er een vertraging van
ongeveer 4 maanden is voor de inkohiering van
de personenbelasting. Er is dus geen sprake van
dat er aanslagbiljetten die klaar zijn, zouden
worden achtergehouden; het gaat om een
vertraging in verband met de inkohiering.

Ik heb verschillende maatregelen genomen, zodat
de vertraging tegen het verstrijken van de gewone
wettelijke aanslagtermijn moet zijn ingelopen, dus
uiterlijk tegen 30 juni 2001. Zo heb ik mijn
administratie opgedragen om een nauwkeurig
tijdschema van de werkzaamheden op te stellen
en boordtabellen uit te werken voor de
verantwoordelijke werkleider, zodat ik van nabij de
evolutie kan volgen en onmiddellijk de
maatregelen kan nemen, die nodig zouden blijken
om de wettelijke termijn na te leven.

Vermits die wettelijke termijn slechts verstrijkt op
30 juni 2001 en ik erop zal toezien dat de
administratie die termijn naleeft, kan er geen
sprake zijn van benadeelde belastingplichtigen.
Terzake bestaat er a fortiori geen reden tot
schadevergoeding. Tot nu toe is er dus geen
probleem voor de belastingplichtigen. Misschien is
er wel een vertraging vergeleken met de traditie
en werd er de vorige jaren anders gewerkt, maar
voor mijn administratie loopt de termijn tot 30 juni
2001. Er is dus geen sprake van
schadevergoeding of andere inspanningen voor
de belastingplichtigen. Dergelijke operatie
betekent evenwel voor de Staat een
meeropbrengst van ten minste drie miljard frank.
Er waren de vorige jaren een paar problemen met
de bedrijfsvoorheffing. Die lag te hoog vergeleken
met de definitieve berekening van de belastingen.
Wij moeten tot nu toe dus werken met meer
terugbetalingen aan de belastingplichtigen. Dat is
nu bijna in orde. Via enkele nieuwe koninklijke
besluiten wordt nu gewerkt met een meer precieze
bedrijfsvoorheffing vergeleken met de definitieve
berekening van de belastingen. Vanaf 1 januari
2001 is er ook een vermindering van de
bedrijfsvoorheffing ingevolge de progressieve
afschaffing van de anticrisisbelasting. Vanaf 1
januari 2001 geldt dus een vermindering met 1%
van alle bedrijfsvoorheffing voor alle
loontrekkenden. Dat is dus een vermindering voor
de bedrijfsvoorheffing.

Mijnheer de voorzitter, wat de gemeenten betreft,
heb ik vorige week reeds een antwoord gegeven.
Inzake de belastingplichtigen is er tot nu toe geen
echt probleem. De termijn loopt tot 30 juni 2001 en
dus kunnen wij tot dan werken zonder enige
vergoeding voor vertraging schuldig te zijn.
03.03 Frieda Brepoels (VU&ID): Mijnheer de
minister, ik hoor wel zeggen dat er tot nu toe geen
echt probleem is. Dat is voor de overheid zo, maar
voor de betrokkenen ­ personen en
vennootschappen ­ ligt dat anders. U kunt wel
zeggen dat de wet u tijd geeft tot einde juni 2001,
maar er is duidelijk een vertraging vergeleken bij
de traditie, zoals u zelf zegt. Dit is een vertraging
van vier maanden. Vorige week hebt u
aangehaald dat het voor de gemeenten belangrijk
is of misschien zelfs overbrugbaar als men zich
elk jaar naar een bepaalde periode richt. Dan is er
zelfs geen sprake van een achterstand, als men
ook in die periode ontvangt. Nu lopen personen en
vennootschappen echter een achterstand op van
vier maanden. U hebt ook gezegd dat dit u een
meeropbrengst van drie miljard frank oplevert. Dat
is niet onbelangrijk. Ik zou graag weten wat mijn
collega's van de VLD en van uw partij hierover
denken. Vennootschappen hebben op dit ogenblik
heel vaak problemen op financieel vlak en kunnen
dat geld zeer goed gebruiken, nog beter zelfs dan
de overheid, denk ik. Voor een regering die het
CRIV 50
COM 368
30/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
motto "snel en efficiënt" huldigt, is dergelijke
administratieve tekortkoming minnetjes. Het
informaticaprobleem is niet nieuw, maar vroeger
was die achterstand er niet. In het verleden was er
nooit dergelijke administratieve achterstand en
deed zich niet op dergelijke grove manier enige
achterstand voor op het vlak van administratieve
verwerking. Ik kan dit enkel vaststellen en betreur
het voor degenen die het kind van de rekening
zullen zijn.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

Aangezien de heer Karel Van Hoorebeke niet
aanwezig is, vervalt zijn mondelinge vraag
nr. 3250.
04 Mondelinge vraag van de heer Karel Pinxten
aan de minister van Financiën over "de
accijnscompenserende belasting" (nr. 3229)
04 Question orale de M. Karel Pinxten au
ministre des Finances sur "la taxe
compensatoire des accises sur le carburant
diesel" (n° 3229)
04.01 Karel Pinxten (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik wil de minister vragen naar de status
quaestionis van de dieseltaks, zoals de
accijnscompenserende belasting in de volksmond
wordt genoemd. Deze wet werd ingevoerd in de u
bekende budgettaire context van de wet van 20
december 1995. Als belastbare grondslag
hanteert men de fiscale paardenkracht. U en uw
administratie zijn er uiteraard van op de hoogte
dat er heel wat bezwaarschriften tegen deze
dieseltaks worden ingediend. U weet eveneens
dat voor een wagen met een ouderdom vanaf 10
jaar het bedrag van 75% op 100% wordt gebracht.
Voor een wagen met een fiscale paardenkracht
van 15 komt dat neer op ongeveer 20.000 frank,
een niet onaanzienlijk bedrag.

Zoals vele belastingen, heeft ook deze een impact
op de gebruikers en zijn er in vergelijking met
vroeger nu veel meer krachtige wagens. Zij
hebben een hogere kilowatt, maar een lagere
fiscale paardenkracht, zodat men aan de belasting
ontkomt.

Ik heb daarom een tweeledige vraag voor u en ik
heb ze ook als dusdanig aan u overgemaakt. Ten
eerste, als u, gelet op de hier geschetste evolutie,
deze belasting wil handhaven, overweegt u dan
niet om in plaats van de paardenkracht de kilowatt
als norm te hanteren? Vindt u dat zinvol of niet?
Ten tweede, wat zijn uw plannen met deze
belasting? Beoogt u eventueel een hervorming of
een wijziging?
04.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de
voorzitter, collega's, ons departement krijgt
inderdaad een hoog aantal klachten over de
accijnscompenserende belasting, misschien wel
meer dan 300.000. Zoals de naam aangeeft, stelt
de accijnscompenserende belasting een
bijzondere, gedeeltelijk forfaitaire heffingswijze in
van accijnzen ten laste van autovoertuigen die zijn
uitgerust met een dieselmotor. Dit zijn de
personenwagens, de voertuigen voor dubbel
gebruik en de minibusjes.

Op het ogenblik van de invoering van deze
belasting, werd beslist om barema's vast te stellen
in verhouding tot de verkeersbelasting op de
autovoertuigen betreffende dezelfde voertuigen,
aangezien men de verkeersbelasting bepaalt op
basis van het vermogen van de voertuigen,
uitgedrukt in fiscale paardenkracht en niet op
basis van het vermogen in kilowatt.

Wij behouden dit stelsel. Ik heb niet de intentie om
dat te veranderen. Een hervorming is op heden
niet aan de orde. De wet is de wet en die moet
worden toegepast. Er zijn veel klachten, maar ik
zie geen echte reden om een verandering door te
voeren. We kunnen misschien beter wachten op
de beslissing die het Arbitragehof zal treffen naar
aanleiding van een vraag van het hof van beroep
van Gent die dateert van februari 2000.
04.03 Karel Pinxten (CVP): Mijnheer de minister,
mag ik uit uw duidelijk antwoord ook afleiden dat
uw bereidheid om terzake initiatieven te nemen,
afhangt van de inhoud van het arrest van het
Arbitragehof?
04.04 Minister Didier Reynders: Ik moet de
jurisprudentie van het Arbitragehof steeds in acht
nemen. Dat was ook zo bij andere problemen,
zoals bijvoorbeeld met de rente op
arbeidsongevallen en beroepsziekten.

De wet moet worden nageleefd en in die zin geef
ik ook opdrachten aan mijn administratie. Een
ander antwoord kan ik u niet verstrekken.

De accijnscompenserende belasting is van
toepassing, ook voor al diegenen die klacht
hebben ingediend.
04.05 Karel Pinxten (CVP): Gelet op het verzet,
destijds tegen de dieseltaks, hoopten wij dat de
wijziging van het politieke landschap toch tot een
hervorming zou leiden.
30/01/2001
CRIV 50
COM 368
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
04.06 Minister Didier Reynders: In dat verband
vrees ik voor een ernstig probleem met de
transportsector. Misschien beschikt u evenwel
over meer informatie dan ik in verband met de
beslissing genomen in 1995.
04.07 Karel Pinxten (CVP): Ik beschik inderdaad
over informatie daarover, mijnheer de minister,
maar ik had het precies over de kritiek die destijds
werd geformuleerd. Daarom meende ik dat de
regering, nu de kans zich aanbiedt, deze zou
aangrijpen om gevolg te geven aan de kritiek.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Mondelinge vraag van de heer Karel Pinxten
aan de minister van Financiën over "de
belastbare basis inzake de successierechten"
(nr. 3230)
05 Question orale de M. Karel Pinxten au
ministre des Finances sur "la base imposable
en matière de droits de succession" (n° 3230)
05.01 Karel Pinxten (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, iedereen kent
wellicht de situatie inzake successierechten op
een roerend vermogen, zoals aandelenopties en
dergelijke en vermoedelijk weet iedereen dat
roerend vermogen bijna per definitie, in waarde
volatiel is. Inderdaad, de waarde ervan kan
stijgen, maar kan ook dalen. Er kan aldus een
belangrijk waardeverschil optreden tussen de
datum van overlijden enerzijds en de datum van
aangifte van de nalatenschap anderzijds.

Dit roept geen bijzondere vragen op, vermits de
waarde zowel kan dalen als stijgen. Het is
evenwel zo dat de situatie in bepaalde gevallen -
ik denk meer bepaald aan de actuele zaak
Lernout&Hauspie - heel wat bedenkingen oproept.
Inderdaad, in zo'n geval gaat het niet alleen over
een daling van de waarde. Men zou er nog
kunnen van uitgaan dat, wanneer iemand
successierechten moet betalen op een moment
dat de waarde van de nalatenschap niet meer
volstaat om de successierechten te betalen, zulks
eigen is aan risicogedrag. De vraag is echter of
men die situatie kan handhaven wanneer men
wordt geconfronteerd met een evolutie die niet
zonder meer marktgedreven is, maar die op een
bepaald ogenblik, om diverse redenen, leidt tot
schorsing van een aandeel bijvoorbeeld, en
waarbij ook sprake kan zijn van inbreuken op de
fiscale wetgeving.

Met andere woorden, mijnheer de minister, kan in
dergelijke situatie overmacht worden ingeroepen?
Is het mogelijk dat, gelet op de bijzondere aard
van de situatie - schorsing van een aandeel en al
dan niet aanwezigheid van inbreuken op de
strafwetgeving - u in uw hoedanigheid van minister
van Financiën, desgevallend richtlijnen zou geven
aan uw administratie mocht zulks nodig blijken,
met het oog op het treffen van een minnelijke
schikking? Bestaan dergelijke richtlijnen reeds?

De casus is duidelijk genoeg. Ze zal waarschijnlijk
niet eenmalig zijn. Mij lijkt het dat men ergens toch
redelijk moet zijn ten aanzien van dit soort
gevallen, die zich morgen ook in gelijkaardige
situaties kunnen voordoen.
05.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de
voorzitter, zoals de heer Pinxten reeds heeft
vermeld, kan de schommeling in de waarde van
aandelen tussen het tijdstip van het overlijden en
de indiening van de aangifte van nalatenschap in
beide richtingen plaatsvinden. Deze factor kan dus
zowel in het voordeel - in de meeste gevallen - als
in het nadeel van de betrokkene spelen.

Artikel 21,3 van het Wetboek der
Successierechten bepaalt voor openbare effecten
in specifieke regels met betrekking tot de voor de
waardering te volgen werkwijze. Deze moet in de
aangifte worden vermeld volgens de notering in de
op last van de regering maandelijks uitgegeven
prijscourant. In principe is de te hanteren
prijscourant deze die binnen de maand na het
overlijden wordt bekendgemaakt. Op voorwaarde
dat ze hun keuze uitdrukkelijk vermelden in de
aangifte van nalatenschap, staat het de
belanghebbenden evenwel vrij zich te beroepen
op één van de twee daaropvolgende
prijscouranten. Deze werkwijze leidt er alvast toe
dat de aangevers, binnen de vermelde limieten,
de voor hen gunstigste prijscourant kunnen
kiezen, met dien verstande dat slechts een
prijscourant kan worden gekozen voor de
vaststelling van de waarde van alle openbare
effecten in één bepaalde aangifte. Men moet één
prijscourant voor een globale aangifte gebruiken.

Voor de niet-genoteerde effecten gelden de
algemene principes inzake de schatting van de
verkoopwaarde ten dage van het overlijden,
overeenkomstig artikel 19 van het Wetboek der
Successierechten. De handelwijze zal afhangen
van de aard van de vennootschap, van de
omstandigheden waarin de vennootschap zich
bevindt of eventueel van andere factoren die
bepalend kunnen zijn. Indien de waardering blijkt
uit een kort voor het overlijden opgemaakte akte,
bijvoorbeeld ter gelegenheid van de overdracht
van aandelen of van een kapitaalsverhoging of -
CRIV 50
COM 368
30/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
verlaging, kan deze een betrouwbare aanduiding
vormen, hoewel ze de controle door de
administratie niet uitsluit. Indien de waarde uit
geen enkel stuk blijkt, moet ze door de aangevers
worden geraamd, enerzijds rekening houdend met
de intrinsieke waarde en anderzijds de
rendementswaarde, waarbij de verhouding tussen
beide sterk afhankelijk zal zijn van de te schatten
onderneming zelf.

De administratie moet beoordelen of de in de
ingediende aangifte van nalatenschap vermelde
waardering van effecten in overeenstemming is
met voorschriften vervat in het Wetboek der
Successierechten. Gelet op de uitdrukkelijke
bepalingen waarnaar werd verwezen en op artikel
1 van het Wetboek der Successierechten, dat
bepaalt dat het successierecht is verschuldigd op
de algemeenheid van de goederen verkregen uit
de nalatenschap van een rijksinwoner, is het
bijgevolg niet mogelijk tegemoet te komen aan de
vraag om dit roerend vermogen uit de belastbare
basis te lichten. Evenmin kan de minister van
Financiën of een gedelegeerd ambtenaar hierover
een minnelijke schikking treffen. Dit zou overigens
neerkomen op een schending van artikel 172 van
de Grondwet, dat bepaalt dat geen vrijstelling of
vermindering van belasting kan worden ingevoerd
dan door een wet.

Misschien kan dit gebeuren met een decreet na
een overdracht van bevoegdheden in verband met
successierechten op andere gewestelijke
belastingen. Ik denk bijvoorbeeld aan een nieuw
wetsontwerp in verband met een nieuwe
overdracht van gewestelijke belastingen vanaf 1
januari 2002.
05.03 Karel Pinxten (CVP): Mijnheer de
voorzitter, het antwoord van de minister is zeer
duidelijk. Dit betekent natuurlijk wel dat er geen
onderscheid wordt gemaakt tussen een situatie
waarbij een aandeel of aandelen worden
geschorst of zelfs bewezen fraude in het geding
zou zijn en een andere situatie, en daar ging
eigenlijk mijn vraag over. Het antwoord is niet
bemoedigend, maar het is duidelijk.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Luc Sevenhans aan de minister van
Financiën over "bepaalde modaliteiten van het
ontwerp-belastingverdrag België-Nederland"
(nr. 3248)
- de heer Peter Vanvelthoven aan de minister
van Financiën over "het nieuwe
dubbelbelastingverdrag tussen België en
Nederland" (nr. 3256)
06 Questions orales jointes de
- M. Luc Sevenhans au ministre des Finances
sur "certaines modalités du projet de
convention fiscale entre la Belgique et les Pays-
Bas" (n° 3248)
-
M. Peter Vanvelthoven au ministre des
Finances sur "la nouvelle convention tendant à
éviter la double imposition, signée entre la
Belgique et les Pays-Bas" (n° 3256)
06.01 Luc Sevenhans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de
reden voor mijn vraag is vrij eenvoudig. Ik woon in
Brasschaat, een gemeente die vrij bekend bij de
Nederlanders en ik zit ook in de gemeenteraad in
Brasschaat. Daar begint de discussie elk jaar
opnieuw over de vraag of er geen mogelijkheid
bestaat om een bijdrage te vragen aan de
Nederlanders die in grote getale aanwezig zijn in
onze streken. Het gaat uiteraard niet alleen over
Brasschaat, maar over de gehele regio
Noorderkempen, zelfs bijna de halve provincie
Antwerpen. Een van mijn buren bezorgde mij
enkele weken geleden het NRC Handelsblad
waarin een artikel stond over een nieuw ontwerp
van belastingverdrag tussen België en Nederland.

In dat artikel - waarin heel wat fouten stonden -
verklaarde u dat België binnenkort van Nederland
een compensatie wil vragen voor de belastingen
die de Belgische gemeenten mislopen. Uiteraard
heeft deze bedenking mijn steun en het zal u
misschien verbazen, maar ook de meeste
Nederlanders hebben geen probleem om iets bij
te dragen aan de gemeente waar ze wonen.
Wettelijk is er echter geen mogelijkheid toe. U
denkt aan een vorm van terugstorting van een
deel van de Nederlandse belastingopbrengst aan
België.

Mijnheer de minister, kunt u uw verklaringen aan
het NRC Handelsblad bevestigen? Als u het artikel
hebt gelezen, zult u ook een aantal grote fouten in
dat artikel hebben opgemerkt.

Is er in een verdragsclausule voorzien voor de
verrekening van de budgettaire gevolgen voor
voornoemde gemeenten? Zo neen, is er dan nog
wel mogelijkheid om in een dergelijke clausule te
voorzien aangezien reeds in november 1999 een
akkoord tussen België en Nederland is gesloten
over de fiscale gevolgen van deze vorm van
grensarbeid?

Hebt u een idee over welk bedrag we hier praten?
Dat is belangrijk voor de begroting van de
30/01/2001
CRIV 50
COM 368
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
gemeenten die onder druk komen te staan. Het
zou een interessante ruggensteun kunnen
betekenen.

Indien een dergelijke clausule uiteindelijk toch niet
mogelijk zou zijn, in welke actiemiddelen voorziet
het verdrag dan voor voornoemde gemeenten om
de in Vlaanderen wonende Nederlanders toch nog
te belasten?

Kunnen volgens het verdrag de gemeenten in de
toekomst gemeentelijke opcentiemen heffen op
de personenbelasting van de hier residerende
Nederlanders? Dat zou een mogelijkheid kunnen
zijn. Blijven de gemeentelijke opcentiemen op de
onroerende voorheffing van de hier residerende
Nederlanders nog verder mogelijk?
06.02 Peter Vanvelthoven (SP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, reeds in een
eerdere mondelinge vraag heb ik deze
problematiek al aangekaart. Er wordt immers in de
grensstreek verwacht dat, naar aanleiding van de
Nederlandse belastinghervorming die zopas is
ingesteld, een aantal Nederlanders zullen worden
gestimuleerd om vooral in de grensstreek te gaan
wonen.

Een eerste probleem is dat de grondprijzen
stijgen, maar daar gaat mijn vraag nu niet over.

Een ander probleem is dat die Nederlanders in
Nederland blijven werken en dus in Nederland
rijksbelasting blijven betalen, en op die manier
ontsnappen aan de aanvullende
gemeentebelasting, die wordt berekend op de
Belgische rijksbelasting, op de personenbelasting.

Op 9 november hebt u in deze commissie
geantwoord dat "het op 10 november 1999
geparafeerde nieuwe belastingverdrag in
passende oplossingen voor de problematiek van
de invloed van het verdrag op de
gemeentefinanciën voorziet." Voorts specificeert u
dat "hier gaat het over de terugbetaling door de
Nederlandse thesaurie aan de Belgische
gemeenten".

Ik heb ook kennis genomen van het artikel in het
NRC Handelsblad waaruit blijkt dat u terzake
alsnog een clausule in het tot nu toe louter
geparafeerde verdrag vraagt. Dit schept bij mij
enige verwarring omdat ik dacht dat er al in een
clausule voorzien was in het ontwerp-
dubbelbelastingverdrag. Het artikel in het NRC
laat uitschijnen dat deze clausule niet opgenomen
is, maar dat u hiervoor een compensatie aan de
Nederlanders vraagt. Met andere woorden, het
dubbelbelastingverdrag moet dus nog worden
aangepast.

Mijnheer de minister, kunt u hierover enige
duidelijkheid verschaffen? Op welke manier zal
die compensatie worden berekend en op welke
wijze zal ze onder de betrokken gemeenten
worden verdeeld?
06.03 Minister Didier Reynders: Mijnheer de
voorzitter, ik heb altijd gezegd dat terzake voor
België en Nederland naar een oplossing moet
worden gezocht en dat er een specifiek stelsel van
belastingheffing door de Belgische gemeenten zelf
moet worden ingevoerd. Ik heb altijd hetzelfde
geantwoord. Aan het NRC Handelsblad heb ik
gezegd dat dit probleem voor de gemeenten moet
worden opgelost en dat het noodzakelijk is dat er
klaarheid wordt geschapen.

In tegenstelling tot het bestaande verdrag van 19
oktober 1970 bevat het op 10 november 1999
geparafeerde nieuwe dubbelbelastingverdrag
geen specifieke grensarbeiderregeling meer. In de
bestaande regeling wordt het recht van
belastingheffing op het inkomen van
grensarbeiders in principe toegewezen aan de
woonplaatsstaat. In het nieuwe verdrag wordt het
recht van belastingheffing van dat
arbeidsinkomen, overeenkomstig het
modelverdrag van de OESO, principieel
toegekend aan de staat waarin men werkt. Om de
nadelige effecten van de vervanging van het
woonstaatprincipe door het principe van de
werkstaat voor de Belgische grensgemeenten op
te vangen, hebben de belastingdelegaties van
beide landen in het nieuwe verdrag een bepaling
opgenomen waardoor het recht van heffing van de
aanvullende gemeentebelastingen op de
personenbelasting terzake van het volgens de
nieuwe overeenkomst in Nederland belastbare
arbeidsinkomen, voor de betrokken gemeenten
veilig wordt gesteld.

Momenteel kan ik over deze aangelegenheid
alleen maar herhalen wat ik heb geschreven in
mijn brief aan de voorzitters van Kamer en Senaat
van 23 november 1999 inzake de wijziging van de
grensarbeidregeling door het nieuwe verdrag. Mijn
brief vermeldt dat België en Nederland
overeengekomen zijn om conform de
internationale gebruiken en vooruitlopend op de
ondertekening en de staatsrechtelijke
goedkeuringsprocedure van de nieuwe
overeenkomst geen verdere verklaringen af te
leggen.

Ik heb dus een brief gestuurd naar de voorzitters
CRIV 50
COM 368
30/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
van Kamer en Senaat en wacht nu op de
opvolging van de procedure inzake de
ondertekening en goedkeuring in beide
parlementen. Mijn enige commentaar bestaat erin
dat een bepaling in het ontwerpbelastingverdrag in
een correcte oplossing voor de gemeenten
voorziet.

Er is een bepaling voor een correcte oplossing
voor de gemeenten in het ontwerp van het nieuwe
verdrag tussen mijn Nederlandse collega en
mezelf. Ik hoop dat het mogelijk zal zijn om op
korte termijn naar een aantekening over te gaan
en goedkeuring vanwege het Parlement te
verkrijgen. Ik heb het altijd gezegd dat het gaat om
een verschillende procedure, met een termijn van
twee tot drie jaar. Het is spijtig genoeg een werk
van lange adem om tot een duidelijke oplossing
voor de gemeenten te komen.
06.04 Luc Sevenhans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het is mij inderdaad al iets duidelijker, het blijft
echter weinig concreet. U spreekt over een termijn
van twee tot drie jaar om misschien een oplossing
te krijgen. Ik heb niet de indruk dat men bij dit
verdrag de eisen kracht heeft bijgezet. Het
schijnen toch wat wensdromen te zijn. Ik weet niet
of u echt goed kunt onderhandelen met
Nederlanders want dat zijn toch wel harde
onderhandelaars. U hebt mijn volle morele steun
en ik wens u veel geluk, maar de laatste jaren
trokken we altijd aan het kortste eind. Ik denk
maar aan de Scheldeverdieping, de HST, ook
Lambermont als u wilt. Ik hoop dat u, als Waal,
goed kunt onderhandelen met de Nederlanders.

Alle gekheid op een stokje, mijnheer de minister, u
weet ook dat de gemeenten momenteel in
moeilijke papieren geraken. Dit zou inderdaad
toch al een oplossing voor de grensgemeenten
kunnen zijn. De gemeente moet enerzijds een
infrastructuur ter beschikking stellen van zijn
inwoners, daar krijgen de gemeenten in dit geval
van de Nederlanders niets voor terug. Ik herhaal
dat de meeste Nederlanders, in gesprekken met
gemeenten, reeds blijk hebben gegeven van de
wil om een bijdrage te leveren. Het ligt niet aan de
mensen zelf, het ligt werkelijk op het vlak van de
staat. De Belgische Staat zou dus van de
Nederlandse Staat middelen moeten ontvangen.
Welnu, ik houd mijn hart vast. Ik wens u veel
succes, maar ik geloof er niet echt in, tenzij u een
zeer creatieve oplossing vindt. Ik zal u wel
steunen als u deze oplossing vindt.
06.05 Peter Vanvelthoven (SP): Mijnheer de
voorzitter, ik zal zeer kort zijn. De onduidelijkheid
is voor mij hiermee van de baan. Mijnheer de
minister, u zegt formeel dat in het ontwerp een
bepaling is voorzien die het recht van heffing
inzake aanvullende gemeentebelasting veilig stelt
voor de gemeenten waar veel Nederlanders
wonen. Wat de concrete toepassing betreft zijn we
ongeduldig. Deze zal namelijk ook bepalen in
hoeverre we hiermee tot een oplossing komen.
Daarover zijn we dus ongeduldig.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Mondelinge vraag van de heer Dirk Pieters
aan de minister van Financiën over "de
regionalisering van de Administratie van het
Kadaster, de Registratie en de Domeinen"
(nr. 3252)
07 Question orale de M. Dirk Pieters au ministre
des Finances sur "la régionalisation de
l'administration du Cadastre, de
l'Enregistrement et des Domaines" (n° 3252)
07.01 Dirk Pieters (CVP): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, tijdens de
commissievergadering van dinsdag 21 november
2000 heb ik mij niet alleen vanuit persoonlijk
standpunt maar ook namens de CVP
uitgesproken voor een regionalisering van de
Administratie van het Kadaster, de Registratie en
de Domeinen. Ik drong toen vooral aan op de
regionalisering van de diensten van het Kadaster.
De opbrengst aan onroerende voorheffing
bedraagt meer dan honderd miljard frank, die
integraal naar de lokale overheden gaat, althans
als we onder lokale overheden, volgens deze
definitie, begrijpen gemeenten, provincies en
gewesten. De kosten voor personeel, utrusting en
gebouwen worden door de federale overheid
gedragen. Het is begrijpelijk dat de federale
overheid niet investeert in een administratie
waarvan de activiteit voor de federale overheid
niets opbrengt.

Alles wat grondgebonden is vormt typisch een
gewestelijke materie. Het Kadaster staat voor 99%
ten dienste van de gemeenten, de provincies en
de Gewesten. Het documentaire belang van de
federale staat, waar u in uw antwoord op wees,
mijnheer de minister, wettigt volgens ons niet dat
deze dienst volledig federaal georganiseerd blijft.
Het is evengoed mogelijk dat het federale niveau
toegang krijgt tot de documenten die door het
Gewest worden opgesteld. Waarom kom ik
daarop terug? De resultaten van de
onderhandelingen over de uitvoering van het
Lambermont- en Hermesakkoord onderbouwen
eigenlijk mijn stelling. Er werd weliswaar
30/01/2001
CRIV 50
COM 368
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
afgesproken om het Kadaster dan toch niet te
regionaliseren.

Er zal evenwel een samenwerkingsakkoord
worden gesloten over het beheer van de
kadastrale gegevens die de gewesten nodig
hebben.

De gewesten zouden voor de vaststelling van de
onroerende voorheffing zelfs een eigen kadastraal
inkomen kunnen invoeren.

Mijnheer de minister, kunt u hieromtrent wat uitleg
verschaffen. Uiteraard wil ik niet vooruitlopen op
het grote debat dat zal worden gevoerd na de
indiening van de teksten - als dat ooit gebeurt -
maar ik wens duidelijkheid te krijgen over de
concrete beslissingen terzake.

Waarom werd de logische stap tot volledige
regionalisering niet gezet?

Voorts kreeg ik graag een antwoord op de
volgende specifieke vragen.

Ten eerste, zal de gewestelijke onroerende
voorheffing in de federale personenbelasting
worden verrekend? Zo ja, wordt dan rekening
gehouden met de gewestelijk of met de federaal
bepaalde kadastrale inkomens?

Ten tweede, houdt de regeling in dat de gewesten
desgewenst tot een kadastrale perequatie kunnen
overgaan?

Ten derde, is u het ermee eens dat tijdens de
onderhandelingen een regeling werd uitgewerkt
die de zaak erg complex maakte, terwijl men altijd
pleidooien houdt voor een vereenvoudiging van
het belastingstelsel?

Ten vierde, vreest u niet dat het kadaster een nog
grotere verliespost wordt voor het ministerie van
Financiën en bijgevolg nog meer stiefmoederlijk
zal worden behandeld?
07.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de
voorzitter, in tegenstelling tot wat de heer Pieters
denkt, wordt de onroerende voorheffing in principe
niet meer verrekend met de belasting die aan de
federale Staat is verschuldigd.

Op voorstel van de vorige regering, heeft de
wetgever de verrekening van de onroerende
voorheffing opgeheven, eerst op het vlak van de
vennootschapsbelasting en daarna op het vlak
van de personenbelasting. Een verrekening blijft
slechts mogelijk in de mate dat een
belastingplichtige intresten betaalt op een lening
die hij heeft aangegaan om zijn woning te
verwerven of te behouden. In dergelijke gevallen
gaat het niet meer over een echte verrekening van
de voorheffing, maar om een aftrek die forfaitair
wordt berekend onder verwijzing naar het bedrag
van het kadastraal inkomen. Er is dan ook geen
reden voorhanden om die verrekening, waarvan
de belastingplichtigen zullen kunnen blijven
genieten, in vraag te stellen. Dat blijft en dat moet
blijven. Het is een verrekening in verband met het
kadastraal inkomen.

De oriënteringen die inzake gewestelijke
belastingen worden aangenomen, lijken mij in het
algemeen van aard te zijn de toestand te
verduidelijken. In de mate waarop de gewesten in
de toekomst bevoegd zouden moeten worden om
de belastinggrondslag van de onroerende
voorheffing vast te stellen, zal het hen alleszins
mogelijk zijn een andere grondslag dan het
kadastraal inkomen in aanmerking te nemen. Het
kadastraal inkomen zal dan, zoals dat eveneens
het geval is, het element blijven om de
belastinggrondslag in de personenbelasting vast
te stellen.

Ik wens de aandacht van de heer Pieters en de
commissieleden te vestigen op het feit dat de
Administratie van het Kadaster niet meer bestaat
en dat ze werd omgevormd tot de Administratie
van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen.

In het kader van het Copernicusplan heeft de
regering trouwens beslist om deze administratie
om te vormen tot een administratie van de
Patrimoniale Documentatie, waarvan de
voornaamste opdracht erin zal bestaan de
juridische zekerheid op het vlak van de zakelijke
rechten te waarborgen. Aangezien dit een civiele
materie is, is het een federale bevoegdheid om
dat te waarborgen.

Het kadaster blijft dus federaal, maar ik moet een
samenwerkingsakkoord sluiten voor het beheer
van de administratie van de patrimoniale
documentatie. Het is een akkoord tussen
enerzijds de federale overheid en anderzijds alle
gewesten gezamenlijk of elk gewest apart. Het is
misschien mogelijk om een
samenwerkingsakkoord te sluiten tussen de
federale overheid en alle gewesten of drie
verschillende akkoorden tussen de federale
overheid en de drie gewesten. Een federaal
kadaster en een forfaitaire verrekening in verband
met het kadastraal inkomen in de
personenbelasting blijven bestaan. In
samenwerking met de gewesten moet worden
CRIV 50
COM 368
30/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
gewerkt aan een moderne administratie van de
patrimoniale documentatie. Het kadaster blijft een
federale bevoegdheid en er blijft een federale
administratie bestaan, maar ik pleit voor een
samenwerkingsakkoord tussen de federale
overheid en alle gewesten voor een gezamenlijk
beheer van de Administratie van de Patrimoniale
Documentatie. Misschien kan ik één gezamenlijk
akkoord met de gewesten afsluiten, zoniet moet ik
werken met drie verschillende
samenwerkingsakkoorden.
07.03 Dirk Pieters (CVP): Mijnheer de minister, ik
dank u voor het antwoord dat een aantal
verduidelijkingen geeft. U hebt echter niet
geantwoord op mijn vraag of het allemaal
eenvoudiger wordt. Uit uw antwoord meen ik te
kunnen opmaken dat het niet eenvoudiger zal
worden.

Mijnheer de minister, u stelt dat er argumenten
zijn om de materie als federale bevoegdheid te
behouden. U zegt dat het een administratie van
het patrimonium wordt die in de eerste plaats de
civiele rechtszekerheid moet behartigen. Waarom
moet deze dienst deel uit maken van het
departement van Financiën? Kan men de dienst
niet beter overhevelen naar het departement van
Justitie? Kan de autonomie van de gewesten met
betrekking tot het bepalen van de grondslag
beperkt worden of bepalen de gewesten de
grondslag op autonome wijze?
07.04 Minister Didier Reynders: De gewesten
kunnen een andere grondslag kiezen dan het
kadastraal inkomen. Ik herhaal dat een gewest
een andere belastinggrondslag kan kiezen. Het
kadaster blijft federaal. De forfaitaire berekening
van de personenbelasting blijft bestaan. Er is geen
band tussen het federale kadaster en de
beslissingen van de gewesten inzake de
belastingen. Er is de algemene maatregel inzake
de forfaitaire berekening van de
personenbelasting. Vanaf 2002 zullen de
gewesten een andere grondslag kunnen kiezen.
07.05 Dirk Pieters (CVP): Mijnheer de minister,
concreet betekent dat dat de gewesten een
kadastrale perequatie kunnen vastleggen.
07.06 Minister Didier Reynders: Inderdaad.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Mondelinge vraag van de heer Ludo Van
Campenhout aan de minister van Financiën
over "de aangekondigde BTW-verlaging op het
bouwen van een eerste gezinswoning in de
grote steden" (nr. 3253)
08 Question orale de M. Ludo Van Campenhout
au ministre des Finances sur "la réduction de
TVA annoncée pour la construction d'une
première habitation familiale dans les grandes
villes" (n° 3253)
08.01 Ludo Van Campenhout (VLD): Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de minister, via de pers
hebben we vernomen dat u van plan bent om het
BTW-tarief te verlagen voor het bouwen van een
eerste gezinswoning in de grote steden. Uw
bijzondere aandacht voor de versterking van de
woonfunctie van de grote steden en de stedelijke
kernen verheugt me. U houdt eveneens een
pleidooi voor een verlaging van de
registratierechten en een herziening van de
kadastrale inkomens in de grote steden.

Bijlage H bij de zesde BTW-richtlijn schrijft een
verlaagd BTW-tarief voor inzake levering, bouw,
renovatie en verbouwing van het in het kader van
het sociaal beleid verstrekte huisvesting. Het
koninklijk besluit nr. 20 voorziet in een aantal
verlaagde BTW-tarieven. Er werd een Europese
richtlijn goedgekeurd die lidstaten toelaat
gedurende maximum 3 jaar en tot 31 december
2002 een verlaagd BTW-tarief toe te passen op
een aantal arbeidsintensieve diensten. In het licht
van deze richtlijn besliste de regering het verlaagd
BTW-tarief toe te passen op herstellings- en
renovatiewerken die betrekking hebben op
gebouwen tussen 5 en 15 jaar oud.

Mijnheer de minister, alhoewel ik uw voornemens
steun wens ik een aantal technische vragen te
stellen.

Past de door u aangekondigde maatregel in het
beleid inzake sociale huisvesting of past hij
veeleer in het beleid inzake een verlaagd BTW-
tarief voor arbeidsintensieve diensten? Aan welke
sociale aspecten zal moeten worden voldaan?
Hoelang zal de maatregel gelden? Ik herinner
eraan dat het verlaagd BTW-tarief voor
arbeidsintensieve diensten slechts tot eind 2002
loopt.

De vraag is of de Europese instanties zullen
instemmen met een verschillend tarief op basis
van plaatselijke indicatoren.

Hoe meent de minister te voorzien in een concrete
afbakening van de grote steden? Zal worden
gewerkt met statistische sectoren?

Voorts had ik nog graag een en ander vernomen
30/01/2001
CRIV 50
COM 368
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
in verband met de timing. Wij steunen de
genomen maatregelen, maar indien hij niet snel
concreet wordt, bestaat het gevaar dat sommige
personen hun bouwplannen, vooral in grote
steden, uitstellen. Inderdaad, het financiële
verschil vóór en na de toepassing van de
maatregel is zeer groot.
08.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de
voorzitter, collega's, de regering nam reeds een
eerste maatregel in verband met de BTW inzake
huisvesting. Het BTW-tarief op renovatiewerken
aan gebouwen ouder dan vijf jaar werd
verminderd van 21 procent tot 6 procent.

Dat is een eerste maatregel op Europees, geldig
voor een termijn van drie jaar. Thans moet het
arbeidsintensief karakter van een dergelijke
maatregel worden geëvalueerd. De vraag is of het
mogelijk is een verslag te zenden naar de
Europese commissie met, bijvoorbeeld, een paar
inlichtingen in verband met jobcreatie of een
andere positieve evolutie met betrekking tot de
arbeid in de bouwsector.

Ik pleit voor een tweede maatregel. De commissie
voor de Financiën van de Kamer organiseerde
enkele hoorzittingen met de bouwsector en met
andere betrokkenen, om een oplossing te vinden
met betrekking tot de verlaging van de BTW. Het
is evenwel bijna onmogelijk om een algemene
vermindering van het BTW-tarief tot 12 procent of
tot 6 procent door te voeren.

Er bestaan verschillende pistes, zoals bijvoorbeeld
met betrekking tot de sociale huisvesting. Ik denk
in dat verband aan een oude maatregel van 1996.

Er is ook een tweede mogelijkheid, met name een
piste in verband met de grote steden. Wij pleiten
voor een paar specifieke initiatieven in de grote
steden. In dat verband deed ik een voorstel.
Momenteel vindt een interministeriële conferentie
plaats voor het grootstedenbeleid. Ik pleitte voor
een specifieke maatregel in verband met de BTW
voor de eerste nieuwbouw van een gezin, met een
maximum bedrag.

In sommige steden of delen van steden kunnen
wij niet overgaan tot een daling van het BTW-tarief
tot 12 procent of tot 6 procent. Dat is evenwel
perfect mogelijk met de goedkeuring van de
Europese commissie en het zou mogelijk zijn
hieromtrent een akkoord te sluiten voor specifieke
maatregelen in de grote steden. Daarvoor pleitte
ik reeds in verband met de arbeidsintensieve
maatregelen in 1999. Ik zei reeds in de commissie
dat het mogelijk moest zijn om een specifieke
maatregel te nemen in sommige steden of delen
van steden. Tot op heden beperkt dit zich tot een
voorstel. Ik hoorde enkele federaties in de
commissies en ik weet welke acties werden
ondernomen.

Er zijn een paar duidelijke pistes. Ten eerste, een
maatregel voor een eerste nieuwbouw van een
gezin behaalde een consensus. Ten tweede, een
maatregel voor een eerste nieuwbouw, maar met
een maximum bedrag.

Ten derde, om budgettaire redenen is het
misschien noodzakelijk om met een specifieke
maatregel voor de grote steden te starten. Ik denk
dat het misschien wel een goede zaak is om met
drie voorwaarden een eerst bouw te voorzien. In
sommige delen van steden is het mogelijk iets te
doen. Dat is een goede evolutie. We hebben al
een eerste maatregel wat de renovatie betreft en
we kunnen dus gaan naar een tweede maatregel
voor de nieuwbouw. Ik heb dit in de
interministeriële conferentie voorgesteld. Het moet
nog in de regering en misschien ook in de
commissie voor de Financiën worden besproken.
Ik denk dat dit voorstel aansluit bij de
verschillende voorstellen die in de commissie
werden gedaan. Het is misschien mogelijk een
consensus te bereiken met de drie specifieke
voorwaarden. Tot nu toe is het een louter
persoonlijk voorstel. Ik zal zien of het mogelijk is
zowel in de regering als in het Parlement een
akkoord te bereiken over een dergelijke nieuwe
maatregel voor de bouwsector en voor de
renovatie van sommige delen van grote steden.
08.03 Ludo Van Campenhout (VLD): Mijnheer
de voorzitter, ik dank de minister voor zijn
antwoord. Ik hoop dat zijn voorstellen kunnen
worden gerealiseerd. Het is in overeenstemming
met het regeerakkoord waarin de versterking van
de stedelijke kringen is opgenomen.

(Interruption de M. François Dufour.)
08.04 Didier Reynders, ministre: Monsieur
Dufour, pendant les auditions réalisées en
commission, les associations professionnelles ont
notamment précisé que la mesure de diminution
de TVA pour la rénovation à 6% ne visait pas les
démolitions et reconstructions. Cela pose un
énorme problème dans les villes car on ne peut
pas considérer fiscalement une démolition et une
reconstruction comme étant une rénovation. Cela
me paraît d'ailleurs assez logique: si on démolit
complètement un immeuble, on reconstruit sur un
terrain. Dès lors, dans les villes, on pourrait
imaginer une mesure spécifique dans le cadre
CRIV 50
COM 368
30/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
d'une démolition/reconstruction, à savoir
l'application d'un même taux réduit. Il est utile de
le préciser.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Mondelinge vraag van de heer Jo
Vandeurzen aan de minister van Financiën over
"de fiscale behandeling van de
mantelzorgtoelagen" (nr. 3254)
09 Question orale de M. Jo Vandeurzen au
ministre des Finances sur "le traitement fiscal
des allocations pour soins de proximité"
(n° 3254)
09.01 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik kan
mijn vraag zeer kort houden. De heer
Vanvelthoven en ikzelf hebben de minister
hierover enige tijd geleden ondervraagd. Dat
gebeurde naar aanleiding van een bewering van
een administratie in de provincie Limburg dat het
lokale bestuur fiches moest opstellen voor de
uitkering van mantelzorgtoelagen. De minister
heeft toen geantwoord dat dat standpunt niet
correct was en zou worden herroepen. In de
discussie is echter nog eens expliciet gevraagd
naar de problematiek van de fiches. Moeten de
lokale en provinciale besturen die op basis van
een reglement zo'n uitkering geven, individuele en
gezamenlijke fiches opmaken? De minister heeft
gezegd dat hij dat zou laten nakijken en dat in een
persbericht zou duidelijk maken.

Misschien is het mij ontgaan, maar ik heb de
indruk dat dit persbericht nog niet is opgesteld.
Daarom wil ik mijn vraag nog eens formeel stellen.
Moet een lokaal bestuur, als het op basis van een
reglement een mantelzorgtoelage uitkeert,
daarvoor fiches maken, individuele en
gezamenlijke? Van welke aard moeten die dan
zijn? Hoe motiveert de minister zijn standpunt?
09.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de
voorzitter, mijnheer Vandeurzen, het persbericht
over de mantelzorgtoelage is vorige week
rondgestuurd. Ik heb een kopie bij. Ik heb niet de
kans gehad om te zien of het in de kranten is
verschenen, maar de mededeling is zeker
verzonden. Met uitzondering van het Belgisch
Staatsblad, ben ik niet bij machte om een
persmededeling in de krant plaatsen. Misschien
hebben de krantenredacties beslist niets te doen
met mijn bericht. U kan in ieder geval een kopie
van mij krijgen.

Uit dit bericht kan worden afgeleid dat de
mantelzorgtoelage niet belastbaar is en er geen
fiches 281.10 dienen te worden opgemaakt zolang
men voldoet aan de voorwaarden van de
administratieve rondzendbrief van 5 maart 1999.
Ik som die voorwaarden even op. Ten eerste, de
zorgverstrekker moet een vrijwilliger zijn. Ten
tweede, de opdrachtgever kan onder meer een
instelling zonder winstoogmerk of een
overheidsdienst zijn. Ten derde, de vergoeding
per verkrijger mag niet meer bedragen dan 1000
frank (24,79 euro) per dag en 40.000 frank
(991,57 euro) per jaar. In het kader van het
onderzoek is de belastingdienst evenwel steeds
gerechtigd een nominatieve lijst van de
uitgekeerde sommen per verkrijger op te vragen.

Ik zal u de persmededeling geven. Misschien bent
u beter in staat om deze te verspreiden dan ik.
09.03 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor het antwoord,
maar ik vrees dat dit geen technische oplossing
biedt. Als enkel één lokaal bestuur een
mantelzorgtoelage uitkeert van minder dan 40.000
frank, dan moet die geen fiches opmaken. Dat
begrijp ik uit uw persmededeling. De volgende zin
in uw persmededeling daarentegen zegt dat
wanneer een van de vermeende grenzen in een
belastbaar tijdperk wordt overschreden, alle
inkomsten voor hetzelfde belastbaar tijdperk
voortvloeiende uit het vrijwilligerswerk in principe
als belastbaar worden beschouwd. Dan moeten er
dus wel fiches worden gemaakt.

Welnu, in de provincie Limburg is het zo dat
enerzijds de provincie een eigen reglement heeft
en mantelzorgtoelage uitkeert en anderzijds de
lokale besturen ook hun reglementen hebben en
mantelzorgtoelagen uitkeren. De gemeenten
kunnen derhalve niet weten of in hoofde van de
ontvanger het bedrag van 40.000 al dan niet wordt
overschreden. Hoe kan men dan weten of er een
fiche moet worden opgemaakt of niet?
09.04 Minister Didier Reynders: Er zijn een
aantal voorwaarden aan verbonden. Zo kan er een
klein overschot zijn.

(Onderbreking door de heer Jo Vandeurzen.)
09.05 Didier Reynders, ministre: Le problème est
identique avec les associations sportives. Si la
même personne exerce une série d'activités, dites
bénévoles, à des endroits différents, on va devoir
passer par des fiches.
C'est une question d'information entre l'autorité et
les personnes concernées. Je ne peux pas donner
d'autre réponse.
30/01/2001
CRIV 50
COM 368
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14

L'on a essayé, suite à la question que vous
posiez, de reprendre l'ensemble des éléments qui
figurent dans les conditions de traitement fiscal de
la situation des bénévoles. Je vous ai aussi
communiqué la circulaire complète. Il est évident
que lorsqu'on dépasse la limite, on entre dans la
logique du fisc. Je suis conscient du fait que ce
n'est pas simple pour les institutions qui
distribuent des indemnités en la matière. Mais,
dans la situation actuelle, il n'y a pas d'autre
réponse que l'une des trois limites qui sont
reprises dans le communiqué. C'est une question
d'information entre bénéficiaire et institution
concernée. Il s'agit, dans ce cas, d'une relation de
confiance avec l'institution concernée sinon avec
mon département, ce qui est plus difficile.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

De openbare commissievergadering wordt
gesloten om 11.55 uur.
La réunion publique de commission est levée à
11.55 heures.
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRABV 50 COM 368
CRABV 50 COM 368
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
EKNOPT
V
ERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
A
NALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
F
INANCIËN EN DE
B
EGROTING
C
OMMISSION DES
F
INANCES ET DU
B
UDGET
dinsdag mardi
30-01-2001 30-01-2001
10:30 uur
10:30 heures
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
































AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP Christelijke
Volkspartij
FN Front
National
PRL FDF MCC
Parti Réformateur libéral ­ Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS Parti
socialiste
PSC Parti
social-chrétien
SP Socialistische
Partij
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode + nummer
en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du
n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag (op wit papier, bevat de bijlagen en het
beknopt verslag, met kruisverwijzingen tussen Integraal en
Beknopt Verslag)
CRIV
Compte Rendu Intégral (sur papier blanc, avec annexes et
CRA, avec renvois entre le CRI et le CRA)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV Compte
Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes
:
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be

e-mail : aff.generales@laChambre.be
CRABV 50
COM 368
30/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i

INHOUD
SOMMAIRE
Mondelinge vraag van mevrouw Muriel Gerkens
aan de minister van Financiën over "de
toepassing van het verlaagd BTW-tarief bij de
aankoop en het onderhoud van autovoertuigen
voor gehandicapten" (nr. 3151)
1
Question orale de Mme Muriel Gerkens au
ministre des Finances sur "l'application du taux de
TVA réduit à l'achat et l'entretien d'un véhicule
automobile utilisé par une personne handicapée"
(n° 3151)
1
Sprekers: , Didier Reynders, minister van
Financiën
Orateurs: , Didier Reynders, ministre des
Finances
Mondelinge vraag van de heer Peter
Vanvelthoven aan de minister van Financiën over
"de fiscale behandeling van vergoedingen
toegekend aan vrijwilligers" (nr. 3154)
3
Question orale de M. Peter Vanvelthoven au
ministre des Finances sur "le traitement fiscal des
indemnités octroyées aux volontaires" (n° 3154)
3
Sprekers:
Peter Vanvelthoven, Didier
Reynders, minister van Financiën
Orateurs:
Peter Vanvelthoven, Didier
Reynders, ministre des Finances
Mondelinge vraag van mevrouw Frieda Brepoels
aan de minister van Financiën over "de niet-
terugbetaling van te hoge bedrijfsvoorheffing of
voorafbetalingen voor het aanslagjaar 2000" (nr.
3192)
3
Question orale de Mme Frieda Brepoels au
ministre des Finances sur "le non-remboursement
de trop-perçus à titre de précompte professionnel
ou de versements anticipés pour l'exercice
d'imposition 2000" (n° 3192)
3
Sprekers: Frieda Brepoels, voorzitter van de
VU&ID-fractie, Didier Reynders, minister van
Financiën
Orateurs: Frieda Brepoels, président du
groupe VU&ID , Didier Reynders, ministre
des Finances
Samengevoegde mondelinge vragen van
4
Questions orales jointes de
4
- de heer Karel Pinxten aan de minister van
Financiën over "de accijnscompenserende
belasting" (nr. 3229)
- M. Karel Pinxten au ministre des Finances sur
"la taxe compensatoire des accises sur le
carburant diesel" (n° 3229)
- de heer Karel Van Hoorebeke aan de minister
van Financiën over "de accijnscompenserende
heffing" (nr. 3250)
- M. Karel Van Hoorebeke au ministre des
Finances sur "la taxe compensatoire des accises"
(n° 3250)
Sprekers: Karel Pinxten, Didier Reynders,
minister van Financiën
Orateurs: Karel Pinxten, Didier Reynders,
ministre des Finances
Mondelinge vraag van de heer Karel Pinxten aan
de minister van Financiën over "de belastbare
basis inzake de successierechten" (nr. 3230)
5
Question orale de M. Karel Pinxten au ministre
des Finances sur "la base imposable en matière
de droits de succession" (n° 3230)
5
Sprekers: Karel Pinxten, Didier Reynders,
minister van Financiën
Orateurs: Karel Pinxten, Didier Reynders,
ministre des Finances
Samengevoegde mondelinge vragen van
7
Questions orales jointes de
7
- de heer Luc Sevenhans aan de minister van
Financiën over "bepaalde modaliteiten van het
ontwerp-belastingverdrag België-Nederland"
(nr. 3248)
- M. Luc Sevenhans au ministre des Finances sur
"certaines modalités du projet de convention
fiscale entre la Belgique et les Pays-Bas"
(n° 3248)
- de heer Peter Vanvelthoven aan de minister van
Financiën over "het nieuwe
dubbelbelastingverdrag tussen België en
Nederland" (nr. 3256)
- M. Peter Vanvelthoven au ministre des Finances
sur "la nouvelle convention tendant à éviter la
double imposition, signée entre la Belgique et les
Pays-Bas" (n° 3256)
Sprekers:
Luc Sevenhans, Peter
Vanvelthoven, Didier Reynders, minister van
Financiën
Orateurs:
Luc Sevenhans, Peter
Vanvelthoven, Didier Reynders, ministre des
Finances
Mondelinge vraag van de heer Dirk Pieters aan de
minister van Financiën over "de regionalisering
van de administratie van het Kadaster, de
Registratie en de Domeinen" (nr. 3252)
8
Question orale de M. Dirk Pieters au ministre des
Finances sur "la régionalisation de l'administration
du Cadastre, de l'Enregistrement et des
Domaines" (n° 3252)
8
Sprekers: Dirk Pieters, Didier Reynders,
minister van Financiën
Orateurs: Dirk Pieters, Didier Reynders,
ministre des Finances
30/01/2001
CRABV 50
COM 368
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
Mondelinge vraag van de heer Ludo Van
Campenhout aan de minister van Financiën over
"de aangekondigde BTW-verlaging op het
bouwen van een eerste gezinswoning in de grote
steden" (nr. 3253)
9
Question orale de M. Ludo Van Campenhout au
ministre des Finances sur "la réduction de TVA
annoncée pour la construction d'une première
habitation familiale dans les grandes villes"
(n° 3253)
9
Sprekers: Ludo Van Campenhout, Didier
Reynders
, minister van Financiën , François
Dufour
Orateurs: Ludo Van Campenhout, Didier
Reynders
, ministre des Finances , François
Dufour
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Financiën over "de fiscale
behandeling van de mantelzorgtoelagen"
(nr. 3254)
11
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre
des Finances sur "le traitement fiscal des
allocations pour soins de proximité" (n° 3254)
11
Sprekers: Jo Vandeurzen, Didier Reynders,
minister van Financiën
Orateurs: Jo Vandeurzen, Didier Reynders,
ministre des Finances
CRABV 50
COM 368
30/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1

COMMISSIE VOOR DE FINANCIËN
EN DE BEGROTING
COMMISSION DES FINANCES ET
DU BUDGET
van
DINSDAG
30
JANUARI
2001
10:30 uur
______
du
MARDI
30
JANVIER
2001
10:30 heures
______



De vergadering wordt geopend om 10.40 uur door
de heer Aimé Desimpel.
La séance est ouverte à 10.40 heures par M. Aimé
Desimpel.
01 Mondelinge vraag van mevrouw Muriel
Gerkens aan de minister van Financiën over "de
toepassing van het verlaagd BTW-tarief bij de
aankoop en het onderhoud van autovoertuigen
voor gehandicapten" (nr. 3151)
01 Question orale de Mme Muriel Gerkens au
ministre des Finances sur "l'application du taux
de TVA réduit à l'achat et l'entretien d'un véhicule
automobile utilisé par une personne handicapée"
(n° 3151)
01.01 Muriel Gerkens (ECOLO-AGALEV): Het
koninklijk besluit nr. 20 bevat een aantal bepalingen
betreffende de toepassing van het verlaagde BTW-
tarief van 6% voor de aankoop en het onderhoud
van een voertuig dat uitsluitend bestemd is voor
gebruik door een gehandicapte persoon.

Het gewone gebruik van het voertuig door het hele
gezin zou het leven voor de gehandicapte een stuk
eenvoudiger maken en ook diens integratie
vergemakkelijken, ook al bestuurt de gehandicapte
het voertuig bijwijlen niet zelf (cf. de circulaire nr. 2
van 30 januari 1984).

Mensen die van deze regeling gebruik kunnen
maken, worden soms benadeeld bij fiscale
controles.
In hoeverre kan de verantwoordelijke ambtenaar
het koninklijk besluit nr. 20 aanwenden zonder
verdere controle door de directeur van het
ministerie van Financiën ? Kan er niet voor gezorgd
worden dat dit artikel op een menselijke manier
wordt geïnterpreteerd waardoor de integratie in de
hand wordt gewerkt ? Momenteel beslist de
belastingcontroleur naar eigen goeddunken hoe hij
een en ander interpreteert.
01.01 Muriel Gerkens (ECOLO-AGALEV) :
L'arrêté royal n° 20 comprend des dispositions
concernant l'application d'un taux de TVA de 6%
sur l'achat et l'entretien d'un véhicule utilisé
exclusivement par une personne handicapée.


Toutefois, l'usage courant du véhicule au sein du
ménage permettrait de faciliter la vie et l'intégration
de la personne handicapée même si elle devait
occasionnellement ne pas utiliser le véhicule elle-
même, ainsi que le stipule la circulaire n° 2 du 30
janvier 1984.

Certains contrôles fiscaux pénalisent néanmoins les
bénéficiaires de ce régime.

J'aimerais savoir dans quelle mesure la lecture de
l'arrêté royal n° 20 peut être appliquée par le
fonctionnaire responsable sans contrôle ultérieur du
directeur du ministère des Finances et si l'on peut
envisager d'humaniser l'interprétation claire de cet
article, soumis pour l'instant à la libre interprétation
du contrôleur fiscal. Cela faciliterait la vie et
l'insertion socio-professionnelle de l'invalide.
01.02 Minister Didier Reynders (Frans) :
Krachtens artikel 77, § 2 van het BTW-wetboek en
tabel A, rubrieken XXII en XXVI van de bijlage van
het koninklijk besluit nr. 20, zijn de fiscale voordelen
die aan bepaalde categorieën van invaliden of
01.02 Didier Reynders , ministre (en français) : En
vertu des dispositions réglant le régime de faveur
dont il s'agit (C.T.V.A, art 77 §2 ; A.R. 20, ann, tabl.
A, rubr XXII et XXVI), le bénéfice des avantages
fiscaux accordés à certaines catégories d'invalides
30/01/2001
CRABV 50
COM 368
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
gehandicapten voor het gebruik van een auto
worden verleend, een strikt persoonsgebonden
recht. Zoals alle uitzonderingsbepalingen wordt dit
voordeel restrictief toegekend.

De gehandicapte of invalide persoon mag zich
verplaatsen in het gezelschap van anderen, en mag
een derde in zijn plaats het voertuig laten besturen.

Om tegemoet te komen aan bepaalde
omstandigheden is het toegestaan dat het voertuig
gebruikt wordt zonder dat de gerechtigde erbij is
voor trajecten die rechtstreeks samenhangen met
de specifieke omstandigheden waarvan sprake.


Deze tolerantie is niet onderworpen aan een
voorafgaande toestemming en wordt evenmin
geregeld door een wettekst, en moet restrictief
geïnterpreteerd worden.

In situaties zoals bedoeld door mevrouw Gerkens is
het dus niet toegestaan dat het voertuig door
anderen, zelfs de echtgenoot van de gehandicapte,
wordt gebruikt in afwezigheid van de gerechtigde.

Punt 10 van de circulaire nr. 2 van 30 januari 1984
is duidelijk genoeg om een vrije interpretatie door
de controleur onmogelijk te maken.
ou de handicapés utilisant un véhicule automobile
pour le transport sur route est un droit strictement
personnel. Comme toutes les dispositions
d'exception, celle-ci est d'application restrictive.

La personne invalide ou handicapée peut se
déplacer en compagnie d'autres personnes et
confier la conduite du véhicule à un tiers.

Toutefois, pour mieux répondre à certaines
situations, il est admis que le véhicule puisse être
utilisé sans la présence du titulaire pour des trajets
qui sont la conséquence directe de déplacements à
effectuer à des fins en rapport avec sa situation
particulière.

Cette tolérance, qui n'est soumise à aucune
autorisation préalable ni prévue dans un texte légal,
doit s'interpréter de manière restrictive.


On ne peut donc admettre qu'une personne ­
même le conjoint ­ utilise le véhicule en l'absence
du titulaire dans les situations visées par Mme
Gerkens.

Le point 10 de la circulaire n° 2 du 30 janvier 1984
est suffisamment clair pour éviter une libre
interprétation du contrôleur fiscal.
Mocht mevrouw Gerkens een welbepaald dossier
beogen, ben ik bereid het door mijn administratie te
laten onderzoeken.
Als de commissieleden dat wensen, kunnen binnen
de commissie werkgroepen worden opgericht om
de criteria voor toekenning van aan bijzondere
situaties gekoppelde financiële voordelen te
onderzoeken. Men kan mij in dit geval echter niet
vragen duidelijke teksten extensief te interpreteren.
Si Mme Gerkens devait viser un cas particulier, je
suis disposé à le faire examiner par mon
administration.
Si des commissaires le souhaitent, des groupes de
travail peuvent être constitués au sein de cette
commission pour étudier les critères d'octroi
d'avantages financiers liés à des situations
particulières.

Dans le cas présent, on ne peut me demander une
interprétation extensive de textes clairs.
01.03 Muriel Gerkens (ECOLO-AGALEV): Het
ware interessant dat probleem vanuit een bredere
invalshoek te onderzoeken. Wanneer het voertuig
wordt gebruikt zonder dat de invalide of
gehandicapte daarbij aanwezig is, is er sprake van
een interpretatie door de controleur die de situatie
moet beoordelen. Ik denk hierbij aan een
welbepaald geval waarbij ouders een voertuig
gebruiken om hun gehandicapt kind naar school te
vervoeren en zich nadien naar het werk te begeven.
Op die manier hoeven zij niet naar huis terug te
keren om van voertuig te veranderen en verliezen
zij geen tijd. Er zouden criteria moeten worden
uitgewerkt die iedereen ten goede komen.
01.03 Muriel Gerkens (ECOLO-AGALEV) : Il
serait intéressant d'organiser une réflexion plus
globale consacrée à cette problématique.

Quand on parle de déplacement en dehors de la
présence de la personne invalide ou handicapée, il
y a forcément une interprétation du contrôleur
chargé d'apprécier la situation.
Je pense à un cas précis : celui de parents qui
utilisent un véhicule pour conduire leur enfant
handicapé à l'école et ensuite pour se rendre au
travail, évitant ainsi la perte de temps qui résulterait
d'un retour au domicile pour changer de véhicule.

Il conviendrait de trouver des critères permettant à
chacun de s'y retrouver.
CRABV 50
COM 368
30/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Mondelinge vraag van de heer Peter
Vanvelthoven aan de minister van Financiën over
"de fiscale behandeling van vergoedingen
toegekend aan vrijwilligers" (nr. 3154)
02 Question orale de M. Peter Vanvelthoven au
ministre des Finances sur "le traitement fiscal
des indemnités octroyées aux volontaires" (n°
3154)
02.01 Peter Vanvelthoven (SP): De
vrijwilligersorganisaties vragen dat in dit
internationale jaar van de vrijwilliger werk zou
worden gemaakt van een billijke fiscale behandeling
van de vergoedingen aan vrijwilligers. Deze mensen
hebben grote nood aan fiscale rechtszekerheid.

Wat zijn momenteel de reglementaire en de
administratieve bepalingen inzake de fiscale
behandeling van de vrijwilligersvergoedingen? Komt
daar verandering in?
02.01 Peter Vanvelthoven (SP): Les organisations
de bénévoles demandent qu'à l'occasion de cette
année internationale du bénévolat, un système de
traitement fiscal équitable des indemnités octroyées
aux bénévoles soit mis en place. Les bénévoles ont
un réel besoin de sécurité juridique sur le plan
fiscal.

Quelles dispositions réglementaires et
administratives régissant actuellement le traitement
fiscal des indemnités octroyées aux volontaires?
Seront-elles modifiées?
02.02 Minister Didier Reynders (Nederlands): Om
fiscale rechtszekerheid te bieden aan de vrijwilligers
hebben mijn diensten op 5 maart 1999 een
rondzendbrief opgesteld, waarin de richtlijnen staan
in verband met de niet belastbare bedragen van
vrijwilligersvergoedingen. Die richtlijnen zijn nog
altijd onverminderd van toepassing. Ik zal u de
rondzendbrief bezorgen.
02.02 Didier Reynders , ministre (en néerlandais):
Afin d'assurer la sécurité juridique des volontaires,
mes services ont établi le 5 mars 1999 une
circulaire détaillant les directives relatives aux
quotités non imposables des indemnités dont
bénéficient les bénévoles. Ces directives sont
toujours d'application. Je vous transmettrai la
circulaire.
02.03 Peter Vanvelthoven (SP): Ik zal de brief
bestuderen en zo nodig een voorstel tot meer
eenvormigheid indienen.
02.03 Peter Vanvelthoven (SP): J'examinerai ce
document et je déposerai le cas échéant une
proposition pour renforcer l'uniformité en la
matière.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Mondelinge vraag van mevrouw Frieda
Brepoels aan de minister van Financiën over "de
niet-terugbetaling van te hoge
bedrijfsvoorheffing of voorafbetalingen voor het
aanslagjaar 2000" (nr. 3192)
03 Question orale de Mme Frieda Brepoels au
ministre des Finances sur "le non-
remboursement de trop-perçus à titre de
précompte professionnel ou de versements
anticipés pour l'exercice d'imposition 2000" (n°
31
92)
03.01 Frieda Brepoels (VU&ID): Sinds enkele
maanden verstuurt de administratie geen
aanslagbiljetten voor het aanslagjaar 2000 meer,
terwijl die nochtans klaar liggen. Dat is bijzonder
nadelig voor belastingplichtige personen of
vennootschappen die recht hebben op de
terugbetaling van bedrijfsvoorheffing of
voorafbetaling. Men vermoedt dat het Hoofdbestuur
der directe belastingen eerst de achterstand inzake
bezwaarschriften wil wegwerken.


Steunt de minister deze handelwijze? Over hoeveel
aanslagbiljetten gaat het? Hoeveel daarvan hebben
03.01 Frieda Brepoels (VU&ID): Depuis quelques
mois, l'administration n'envoie plus aux
contribuables d'avertissements-extraits de rôle pour
l'année d'imposition 2000 alors qu'ils sont prêts.
Cette pratique est en particulier dommageable pour
les personnes ou les sociétés contribuables qui ont
droit au remboursement du précompte
professionnel ou de paiements anticipés. On peut
supposer que l'administration centrale des
contributions directes veut d'abord combler l'arriéré
en matière de réclamations.

Le ministre soutient-il cette pratique ? Combien
d'avertissements-extraits de rôle cette pratique
30/01/2001
CRABV 50
COM 368
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
een terugbetaling tot gevolg? Hoe groot is het totale
bedrag van de terugbetaling? Hoeveel wint de staat
met het uitstel? Hoe lang moet dit nog duren?
Worden de benadeelden vergoed? Klopt het bericht
dat de gemeenten voorschotten zullen ontvangen?
concerne-t-elle ? Combien d'entre eux donnent lieu
à remboursement ? A combien s'élève le montant
total du remboursement ? Combien ce retard fait-il
gagner à l'Etat ? Combien de temps cette situation
durera-t-elle encore ? Les personnes et sociétés
lésées seront-elles indemnisées ? Est-il exact que
les communes recevront des avances ?
03.02 Minister Didier Reynders (Nederlands): De
vertraging van de incohiering wordt geraamd op vier
maanden. Het gaat dus niet om aanslagbiljetten die
al klaar zijn. Er zijn twee oorzaken: het tekort aan
informatici en de rampzalige toestand van het
informaticamateriaal. Inmiddels kreeg ik van de
minister van Ambtenarenzaken de toestemming om
meer informatici aan te werven.
De Ministerraad keurde ook het informaticaplan
2001-2005 goed, waardoor 540 miljoen frank
bijkomend kon worden uitgegeven in 2001.

De vertraging moet tegen 30 juni 2001 ingelopen
zijn. Ik volg de zaak van nabij aan de hand van een
nauwkeurig tijdsschema en boordtabellen.
Desnoods neem ik maatregelen. Schadevergoeding
zal dus niet aan de orde zijn. Overigens wordt de
bedrijfsvoorheffing thans nauwkeuriger berekend
dan vroeger.
03.02 Didier Reynders , ministre (en
néerlandais) : Le retard de l'enrôlement est évalué à
quatre mois. Il ne s'agit donc pas d'avertissements-
extraits de rôle qui seraient déjà prêts. Ce retard a
deux causes : le manque d'informaticiens et le
piteux état du matériel informatique. Entre-temps,
mon collègue de la Fonction publique m'a autorisé à
recueillir davantage d'informations. Le conseil des
ministres a d'autre part approuvé le plan
informatique 2001-2005 qui a permis de dépenser
540 millions de francs de plus en 2001.

Ce retard devra être comblé d'ici au 30 juin 2001.
Je suivrai attentivement l'évolution de ce dossier en
fonction d'un calendrier précis et de tableaux de
bord. Au besoin, je prendrai des mesures. Il n'y
aura donc pas d'indemnisations. Au demeurant, le
précompte professionnel est calculé avec plus de
précision aujourd'hui qu'auparavant.
03.03 Frieda Brepoels (VU&ID): De overheid heeft
natuurlijk geen probleem, maar de
vennootschappen wel. De overheid blijft weliswaar
binnen de wettelijke termijn, maar betaalt wel later
terug dan vroeger. Dat is een probleem voor de
financiële toestand van de ondernemingen.
Bovendien deed die achterstand zich vroeger niet
voor. Die ontwikkeling is betreurenswaardig.
03.03 Frieda Brepoels (VU&ID): Si cette situation
n'engendre évidemment pas de problèmes pour les
pouvoirs publics, il en va tout autrement pour les
entreprises. Certes, l'Etat respecte les délais légaux
mais rembourse plus tard que par le passé, et ce au
détriment des finances des entreprises. Par ailleurs,
jamais un tel arriéré n'a été enregistré par le passé.
Nous assistons à une évolution regrettable.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Karel Pinxten aan de minister van
Financiën over "de accijnscompenserende
belasting" (nr. 3229)
- de heer Karel Van Hoorebeke aan de minister
van Financiën over "de accijnscompenserende
heffing" (nr. 3250)
04 Questions orales jointes de
- M. Karel Pinxten au ministre des Finances sur
"la taxe compensatoire des accises sur le
carburant diesel" (n° 3229)
- M. Karel Van Hoorebeke au ministre des
Finances sur "la taxe compensatoire des
accises" (n° 3250)
04.01 Karel Pinxten (CVP): De in 1995 ingevoerde
dieseltaks hanteert, zoals de verkeersbelasting, de
fiscale PK als belastbare grondslag. Die PK speelt
een doorslaggevende rol bij de aankoop van een
wagen. Autoconstructeurs maken daarom snellere
wagens met een lage PK, maar met een hoge
kilowatt. Dat bevordert de verkeersveiligheid niet.
De dieseltaks varieert bovendien niet met het aantal
gereden kilometers en werkt dus niet ontradend,
noch is hij milieubevorderend. Waarom wordt de
fiscale PK niet vervangen door de KW? Overweegt
04.01 Karel Pinxten (CVP): Comme c'est
également le cas pour la taxe de circulation, les
chevaux fiscaux constituent la base imposable de la
taxe sur le diesel instaurée en 1995. Ces chevaux
fiscaux jouent un rôle déterminant lors de l'achat
d'un véhicule. Les constructeurs automobiles
produisent dès lors des voitures plus rapides avec
une puissance fiscale moindre mais davantage de
kilowatts. Cette tendance ne favorise guère la
sécurité routière. Par ailleurs, la taxe sur le diesel
ne varie pas en fonction du nombre de kilomètres
CRABV 50
COM 368
30/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
de minister een hervorming van de dieseltaks?





De voorzitter : De heer Van Hoorebeke is niet
aanwezig om zijn vraag nr. 3250 te stellen.
parcourus et n'est donc ni dissuasive ni
respectueuse de l'environnement. Pourquoi les
chevaux fiscaux ne sont-ils pas remplacés par les
kilowatts? Le ministre envisage-t-il de réformer la
taxe sur le dielsel.

Le président : M. Van Hoorebeke étant absent, il
ne pourra poser sa question n° 3250.
04.02 Minister Didier Reynders (Nederlands): Op
het ogenblik van de invoering van de dieseltaks
werd beslist om barema's vast te stellen in
verhouding tot de verkeersbelasting. Die
verkeersbelasting is zelf gevestigd op basis van het
vermogen, uitgedrukt in fiscale PK en niet in
kilowatt. Een wijziging daarvan is op dit ogenblik
niet aan de orde. We wachten wel op een uitspraak
van het Arbitragehof in een zaak van het hof van
beroep te Gent.
04.02 Didier Reynders , ministre (en néerlandais)
: Au moment de l'instauration de la taxe sur le
diesel, il avait été décidé que les barèmes afférents
à cette taxe seraient établis par référence à la taxe
de circulation. Celle-ci est établie sur la base de la
puissance du véhicule, exprimée en chevaux
fiscaux et non en kilowatts. Une modification de
cette réglementation n'est actuellement pas à
l'ordre du jour. Nous attendons cependant une
décision de la Cour d'arbitrage dans une affaire
concernant la Cour d'appel de Gand
04.03 Karel Pinxten (CVP): Zal de minister
afhankelijk van de uitspraak een wijziging van de
dieseltaks in overweging willen nemen?
04.03 Karel Pinxten (CVP): La taxe sur le diesel
sera-t-elle éventuellement modifiée en fonction de
la décision de la Cour d'arbitrage?
04.04 Minister Didier Reynders (Nederlands): Wij
volgen uiteraard de jurisprudentie van het
Arbitragehof, doch nu moet de wet worden
toegepast.
04.04 Didier Reynders , ministre (en néerlandais)
: Nous sommes, en effet, très attentifs à l'évolution
de la jurisprudence de la Cour d'arbitrage, mais la
loi doit être appliquée.
04.05 Karel Pinxten (CVP): Wij hopen dat een
wijziging wordt overwogen, omdat zoveel kritiek is
gerezen binnen de transportsector.
04.05 Karel Pinxten (CVP): Nous espérons qu'une
modification de la réglementation actuelle sera
envisagée, en particulier en raison des critiques
nombreuses formulées par le secteur des
transports.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Mondelinge vraag van de heer Karel Pinxten
aan de minister van Financiën over "de
belastbare basis inzake de successierechten" (nr.
3230)
05 Question orale de M. Karel Pinxten au ministre
des Finances sur "la base imposable en matière
de droits de succession" (n° 3230)
05.01 Karel Pinxten (CVP): De waarde van
roerend vermogen dat belegd werd in aandelen,
kan sterk variëren, wat bij overlijden tot grote
verrassingen kan leiden voor de nabestaande,
aangename en onaangename. Tussen de datum
van overlijden, de datum waarop de
successierechten worden bepaald, en de datum van
aangifte van de nalatenschap, kan de waarde van
het vermogen sterk toe- of afnemen.

Bestaat er een minnelijke schikking voor het geval
het vermogen zozeer in waarde vermindert dat het
zelfs niet meer volstaat om de successierechten te
betalen?
05.01 Karel Pinxten (CVP): Les fortes variations
auxquelles est sujette la valeur du patrimoine
mobilier investi en actions occasionnent parfois de
grosses surprises ­ agréables ou désagréables ­
pour les héritiers d'investisseurs décédés. Entre la
date du décès ­ à laquelle les droits de succession
sont établis - et celle de la déclaration de la
succession, la valeur du patrimoine peut subir
augmenter ou diminuer fortement.

Une formule de règlement amiable est-elle prévue
pour les cas dans lesquels la diminution de la valeur
du patrimoine est telle que celui-ci ne suffit même
plus pour payer les droits de succession?
30/01/2001
CRABV 50
COM 368
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
05.02 Minister Didier Reynders (Nederlands): De
schommeling in de waarde van aandelen kan zowel
in het voordeel als in het nadeel van de
betrokkenen spelen. In de meeste gevallen zelfs in
hun voordeel. In de vraag wordt geen onderscheid
gemaakt tussen de op de beurs genoteerde
effecten en andere.

Het wetboek der successierechten stelt in artikel 21,
III, specifieke regels vast met betrekking tot de voor
de waardering van openbare effecten te volgen
werkwijze. Deze moeten in de aangifte vermeld
worden volgens de notering in de prijscourant, die
door de regering maandelijks wordt gepubliceerd. In
principe moet men de prijscourant hanteren die
verschijnt binnen de maand na het overlijden. Men
mag zich echter ook baseren op een van de twee
daaropvolgende prijscouranten, maar men moet
dan wel die keuze uitdrukkelijk vermelden op de
aangifte. Uiteraard gebruikt men slechts één
prijscourant voor de waardebepaling van alle
openbare effecten in één bepaalde aangifte.

Wat de niet-genoteerde effecten betreft, gelden
overeenkomstig artikel 19 de algemene principes
inzake de schatting van de verkoopwaarde op de
dag van het overlijden. Indien de waardering blijkt
uit een kort voor het overlijden opgemaakte akte,
bijvoorbeeld ter gelegenheid van een
aandelenoverdracht of een kapitaalswijziging, kan
deze akte een betrouwbare aanduiding vormen,
hoewel ze de controle van Financiën niet uitsluit.
Indien de waarde uit geen enkel stuk blijkt, moet de
aangever ze ramen, rekening houdend met de
intrinsieke en de rendementswaarde, warbij de
verhouding tussen beide sterk afhankelijk zal zijn
van de te schatten onderneming zelf.
05.02 Didier Reynders , ministre (en néerlandais):
Selon les cas, la fluctuation des cours des actions
peut être bénéfique ou défavorable aux intéressés.
Dans la majorité des cas, ceux-ci y trouvent un
avantage. Dans le cadre de la présente question, il
n'est pas établi de distinction entre les valeurs
cotées et les autres.

Le code des droits de succession fixe, à l'article 21,
III, des règles spécifiques concernant la procédure
à suivre pour estimer les titres publics. Ceux-ci
doivent être mentionnés dans la déclaration d'impôt
sur la base de la cotation mentionnée au Prix
courant
, une publication mensuelle du
gouvernement. En principe, il y a lieu de se fonder
sur le Prix courant publier au cours du mois qui suit
le décès. Il est toutefois permis aussi de se fonder
sur un des deux numéros suivants, à condition de le
préciser explicitement dans la déclaration. Le même
Prix Courant doit bien entendu être utilisé pour
l'ensemble des titres mentionnés dans une même
déclaration.


Conformément à l'article 19, les principes généraux
relatifs à l'estimation de la valeur marchande le jour
du décès s'appliquent aux valeurs non cotées. Si la
valeur figure dans un acte établi peu avant le décès,
par exemple à l'occasion d'un transfert d'actions ou
d'une modification du capital, cet acte peut
constituer une indication fiable, sans pour autant
qu'un contrôle par le département des Finances soit
à exclure. Si aucune pièce ne mentionne la valeur,
le contribuable doit procéder lui-même à une
estimation en tenant compte de la valeur
intrinsèque et de la valeur de rendement, le rapport
entre les deux dépendant dans une large mesure
de la société qui fait l'objet de l'estimation.
De administratie beoordeelt of het wetboek der
successierechten werd gevolgd bij de aangifte.
Gelet op artikel 1 van dat wetboek is het onmogelijk
dit roerend vermogen uit de belastbare basis te
lichten. Successierechten zijn immers verschuldigd
op de algemeenheid van de goederen in een
nalatenschap. Ook minnelijke schikkingen zijn
onmogelijk. Dit zou een schending van de Grondwet
betekenen, want alleen een wet kan vrijstellingen of
belastingverminderingen invoeren. Ik wil terloops
wel vermelden dat een wetsontwerp betreffende
een nieuw concept van de gewestbelastingen vanaf
2002 op termijn tot wijzigingen kan leiden.
L'administration vérifie si les dispositions du Code
des droits de succession ont été respectées lors de
la déclaration. Conformément à l'article 1er de ce
Code, il est impossible de soustraire ce patrimoine
mobilier à la base imposable. Les droits de
succession sont en effet dus sur l'universalité des
biens dans le cadre d'une succession. Les
transactions sont également impossibles. Il s'agirait
d'une violation de la Constitution, car seule une loi
peut instaurer des exonérations ou des réductions
d'impôt. Je tiens néanmoins à souligner au passage
qu'un projet de loi introduisant un nouveau concept
en matière d'impôts régionaux à partir de 2002
pourrait donner lieu, à terme, à certaines
modifications.
05.03 Karel Pinxten (CVP): Uw antwoord is
duidelijk, maar niet bemoedigend. Er wordt ook in
het wetboek der successierechten geen
05.03 Karel Pinxten (CVP): Votre réponse est
claire, mais elle n'est guère encourageante. Le
Code des droits de succession ne fait pas de
CRABV 50
COM 368
30/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
onderscheid gemaakt tussen schorsing van
aandelen, fraude, en andere.
distinction entre la suspension d'actions, la fraude,
etc.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Luc Sevenhans aan de minister van
Financiën over "bepaalde modaliteiten van het
ontwerp-belastingverdrag België-Nederland"
(nr. 3248)
- de heer Peter Vanvelthoven aan de minister van
Financiën over "het nieuwe
dubbelbelastingverdrag tussen België en
Nederland" (nr. 3256)
06 Questions orales jointes de
- M. Luc Sevenhans au ministre des Finances sur
"certaines modalités du projet de convention
fiscale entre la Belgique et les Pays-Bas"
(n° 3248)
- M. Peter Vanvelthoven au ministre des Finances
sur "la nouvelle convention tendant à éviter la
double imposition, signée entre la Belgique et les
Pays-Bas" (n° 3256)
06.01 Luc Sevenhans (VLAAMS BLOK): Aan de
NRC zou minister Reynders hebben verklaard dat
België een compensatie wil voor de belastingen die
de Belgische gemeenten mislopen door het
toenemend aantal Nederlanders in die gemeenten.
Klopt die informatie? Is door het bilaterale
belastingverdrag voorzien in zo een
compensatieclausule? Hoe groot zou de
terugstorting zijn? Kunnen de gedupeerde
gemeenten de Nederlanders desnoods zelf
belasten, via bijvoorbeeld gemeentelijke
opcentiemen op hun personenbelasting en
onroerende voorheffing ?
06.01 Luc Sevenhans (VLAAMS BLOK): Le
ministre Reynders aurait déclaré dans un article
publié par le journal néerlandais NRC-Handelsblad
que la Belgique souhaite obtenir une compensation
pour les taxes dont sont privées les communes
belges, compte tenu du nombre croissant de
ressortissants néerlandais venant habiter dans ces
communes. Cette information est-elle exacte? La
convention fiscale bilatérale prévoit-elle une telle
clause compensatoire? A combien s'élèverait le
remboursement? Les communes concernées
peuvent-elles le cas échéant taxer elles-mêmes les
ressortissants néerlandais par le biais de centimes
additionnels communaux à l'impôt des personnes
physiques ou par le biais du précompte immobilier?
06.02 Peter Vanvelthoven (SP): De Nederlandse
belastinghervorming lokt heel wat Nederlanders
naar Belgische grensgemeenten. Daardoor stijgen
de grond- en woningprijzen zeer sterk in die
grensgemeenten. Voorts ontsnappen de
Nederlanders in België aan de gemeentelijke
aanvullende belasting. Uit de pers verneem ik nu
dat de minister een compensatie wenst te verkrijgen
voor deze gederfde belastingen.

Is die compensatieregeling opgenomen in het
nieuwe belastingverdrag of dient daarover nog te
worden onderhandeld? Hoe wil men die
compensatie berekenen, en hoe wil men ze
verdelen over de gemeenten?
06.02 Peter Vanvelthoven (SP): La réforme
fiscale appliquée aux Pays-Bas incite de nombreux
ressortissants néerlandais à venir s'installer dans
les communes frontalières belges où le prix des
terrains et des maisons connaît dès lors une
hausse sensible. Par ailleurs, ces ressortissants
néerlandais échappent à l'impôt communal. Nous
avons pu lire dans la presse que le ministre
entendait obtenir une compensation.

Une telle clause compensatoire figure-t-elle dans la
nouvelle convention fiscale ou des négociations
doivent-elle encore être menées dans ce cadre?
Comment entend-on calculer le montant de cette
compensation et selon quelles modalités sera-t-elle
répartie entre les communes?
06.03 Minister Didier Reynders (Nederlands): Ook
ik pleit voor een duidelijke regeling voor de
gemeenten. Om de nadelige effecten van de
vervanging van het woonstaatprincipe door het
principe van de werkstaat voor de Belgische
grensgemeenten op te vangen, hebben de
belastingdelegaties van beide landen in het nieuwe
verdrag een bepaling opgenomen waardoor het
recht van heffing van de aanvullende
gemeentebelastingen op de personenbelasting
06.03 Didier Reynders , ministre (en néerlandais)
: Je suis également partisan de règles claires pour
les communes. Pour compenser les conséquences
désavantageuses pour les communes frontalières
belges du remplacement du principe de l'Etat de
résidence par le principe de l'Etat d'exercice de
l'activité, les délégations des deux pays ont inclus
dans la nouvelle Convention un règlement qui
assure aux communes concernées le droit de
percevoir la taxe communale additionnelle à l'impôt
30/01/2001
CRABV 50
COM 368
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
terzake van het volgens de nieuwe overeenkomst in
Nederland belastbare arbeidsinkomen, voor de
betrokken gemeenten veilig wordt.

Over de ondertekening en de staatsrechtelijke
goedkeuring van de nieuwe overeenkomst wens ik
geen verklaringen af te leggen. Die procedure duurt
helaas wel twee tot drie jaar.
des personnes physiques se rapportant aux
revenus du travail imposables aux Pays-Bas en
vertu de la nouvelle Convention.

Je ne souhaite pas faire d'autres déclarations avant
la signature et la ratification du nouveau traité. La
procédure prend malheureusement deux à trois
ans.
06.04 Luc Sevenhans (VLAAMS BLOK): Daarmee
werd een en ander verduidelijkt. Ik vrees dat we nog
2 à 3 jaar zullen wachten op weinig of niets. De
Nederlanders zijn immers harde onderhandelaars.
Ondertussen verliezen de gemeenten heel wat
inkomsten die ze nodig hebben.
06.04 Luc Sevenhans (VLAAMS BLOK): On
comprend mieux ce qui se passe. Je crains que
nous devions encore attendre deux à trois ans pour
ne rien obtenir ou alors fort peu de choses. En effet,
les Néerlandais n'ont pas pour habitude de faire des
concessions quand ils négocient. Entre-temps, les
communes perdent beaucoup de moyens financiers
dont elles auraient bien besoin.
06.05 Peter Vanvelthoven (SP): Het ontwerp van
belastingverdrag bevat dus een principiële
compensatieclausule. We kijken nu ongeduldig uit
naar de concrete uitwerking.
06.05 Peter Vanvelthoven (SP): Le projet de
convention fiscale comporte donc une clause
compensatoire de principe. Nous sommes
impatients d'en voir les effets concrets.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Mondelinge vraag van de heer Dirk Pieters aan
de minister van Financiën over "de
regionalisering van de administratie van het
Kadaster, de Registratie en de Domeinen"
(nr. 3252)
07 Question orale de M. Dirk Pieters au ministre
des Finances sur "la régionalisation de
l'administration du Cadastre, de l'Enregistrement
et des Domaines" (n° 3252)
07.01 Dirk Pieters (CVP): De Lambermont-bis-
onderhandelingen bevestigen mijn overtuiging dat
de administratie van het Kadaster, de Registratie en
de Domeinen zou moeten worden geregionaliseerd.
Toch zal dat naar verluidt niet gebeuren. De
Gewesten zouden wel, naast het federale KI, een
eigen KI kunnen invoeren voor de vaststelling van
de onroerende voorheffing.


Zal de gewestelijke onroerende voorheffing
verzekerd worden in de federale
personenbelasting? Bent u het ermee eens dat de
uitgewerkte regeling de onroerende belastingen
complexer dan ooit maakt? Zal het kadaster niet
nog stiefmoederlijker dan vroeger behandeld
worden? De federale overheid zal immers niet
investeren in een dienst waar zij geen financieel
belang bij heeft. De opbrengst van 100 miljard frank
gaat namelijk grotendeels naar de lokale
overheden. Toch blijft de federale overheid
verantwoordelijk voor personeel en gebouwen.
Ware een volledige regionalisering niet verkieslijker
geweest?
07.01 Dirk Pieters (CVP): Les négociations
Lambermont bis me confortent dans l'opinion que
l'administration du cadastre, de l'enregistrement et
des domaines devrait être régionalisée. Mais il ne
semble pas qu'on se dirige vers une régionalisation.
Cela dit, les Régions pourraient néanmoins
instaurer, outre le revenu cadastral fédéral, un
revenu cadastral qui leur soit propre aux fins de
l'établissement du précompte immobilier.

Le précompte immobilier régional sera-t-il incorporé
dans l'impôt des personnes physiques fédéral ?
Pensez-vous comme moi que le règlement élaboré
rend plus complexe que jamais les impôts
fonciers ? Le cadastre ne sera-t-il pas encore traité
plus mal qu'avant
? En effet, l'Etat fédéral
n'investira pas dans un service qui ne présente pour
lui aucun intérêt financier puisque ce sont les
autorités locales qui bénéficieront de cette recette
de 100 milliards de francs. Toutefois, le pouvoir
fédéral reste responsable pour le personnel et les
bâtiments. Une régionalisation complète n'eût-elle
pas été préférable ?
07.02 Minister Didier Reynders (Nederlands): De
verrekening van de onroerende voorheffing werd
07.02 Didier Reynders , ministre (en néerlandais):
Le gouvernement précédent a supprimé l'imputation
CRABV 50
COM 368
30/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
door de vorige regering afgeschaft, zowel voor de
vennootschaps- als voor de personenbelasting. Wat
uiteraard wel is blijven bestaan, is de mogelijkheid
om de intresten van hypothecaire leningen forfaitair
af te trekken.

Het is waar dat de Gewesten in de toekomst
zouden kunnen opteren voor een andere
belastinggrondslag dan het bestaande KI. Tegelijk
zal dat laatste blijven dienen als grondslag in de
personenbelasting.

Het Copernicusplan wil de federale administratie
van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen
omvormen tot een moderne administratie van de
Patrimoniale Documentatie. Die blijft nodig, gezien
de federale bevoegdheden op fiscaal vlak. Ik geef
de voorkeur aan een samenwerkingsakkoord
tussen deze vernieuwde administratie en de drie
Gewesten samen. Als dat niet haalbaar is, moet het
gewest per gewest.
du précompte immobilier tant pour l'impôt des
sociétés que pour l'impôt des personnes physiques.
La possibilité de déduction forfaitaire des intérêts
d'emprunts hypothécaires a évidemment été
maintenue.

A l'avenir, les Régions pourraient, en effet, opter
pour une autre base imposable que le revenu
cadastral existant. Ce dernier sera cependant
maintenu comme base imposable pour l'impôt des
personnes physiques.

Le plan Copernic tend à remplacer l'administration
fédérale du Cadastre, de l'Enregistrement et des
Domaines par une administration moderne de la
Documentation patrimoniale. Eu égard aux
compétences fédérales en matière fiscale, celle-ci
conserve en effet sa raison d'être. J'accorde la
préférence à un accord de coopération entre cette
administration rénovée et les trois Régions. Si ce
n'est pas possible, il faudra conclure un accord
avec chaque Région séparément.
07.03 Dirk Pieters (CVP): De uitleg van de
minister toont aan dat de hervorming de zaken
zeker niet eenvoudiger maakt. Waarom wordt de
administratie voor het Patrimonium ondergebracht
bij Financiën en niet bij Justitie? Hoe groot is de
autonomie van de Gewesten bij het bepalen van de
grondslag?
07.03 Dirk Pieters (CVP): Les explications du
ministre démontrent que la réforme ne va pas
simplifier les choses. Pourquoi l'administration du
Patrimoine relèvera-t-elle désormais du
département des Finances et non pas de celui de la
Justice ? Dans quelle mesure les Régions sont-
elles autonomes dans la détermination de l'assiette
de l'impôt?
07.04 Minister Didier Reynders (Nederlands): De
Gewesten kunnen autonoom een andere grondslag
dan het KI kiezen.
07.04 Didier Reynders , ministre (en néerlandais)
: Les Régions peuvent opter de façon autonome
pour une assiette autre que le revenu cadastral.
07.05 Dirk Pieters (CVP): Ze kunnen dus ook een
kadastrale perequatie doorvoeren?
07.05 Dirk Pieters (CVP): Elles pourront donc
également procéder à une péréquation cadastrale ?
07.06 Minister Didier Reynders (Nederlands):
Inderdaad.
07.06 Didier Reynders , ministre (en néerlandais)
: En effet.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Mondelinge vraag van de heer Ludo Van
Campenhout aan de minister van Financiën over
"de aangekondigde BTW-verlaging op het
bouwen van een eerste gezinswoning in de grote
steden" (nr. 3253)
08 Question orale de M. Ludo Van Campenhout
au ministre des Finances sur "la réduction de
TVA annoncée pour la construction d'une
première habitation familiale dans les grandes
villes" (n° 3253)
08.01 Ludo Van Campenhout (VLD): Naar
verluidt wil de minister de BTW op de bouw van een
eerste gezinswoning in grote steden verlagen.
Kadert dit in het beleid inzake sociale huisvesting of
in de maatregel van een verlaagde BTW op
arbeidsintensieve diensten? Op basis van welke
concrete sociale aspecten wil de minister dit
uitvoeren, waarmee en voor welke periode? Zal de
08.01 Ludo Van Campenhout (VLD): Il me revient
que le ministre veut réduire la TVA applicable à la
construction d'une première habitation familiale
dans une grande ville. Cette mesure s'inscrit-elle
dans une politique de logement social ou dans le
contexte de l'application du taux réduit de la TVA
aux services à coefficient de travail intensif ? Sur la
base de quels aspects sociaux concrets, quand et
30/01/2001
CRABV 50
COM 368
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
EU geen bezwaar hebben tegen het BTW-tarief op
basis van plaatselijke indicatoren, het onderscheid
dus tussen bepaalde steden en andere
woonbuurten? In welke gebieden wil de minister de
lage BTW toepassen en hoe zullen ze worden
afgebakend? Is het niet eenvoudiger en minder
discriminerend te opteren voor het wetsvoorstel-
Desimpel, dat een BTW-verlaging voor de sociale
woningbouw wil?
pour quelle durée le ministre souhaite-t-il appliquer
cette mesure? L'Union européenne ne s'opposera-t-
elle pas à la fixation du taux de TVA en fonction
d'indicateurs locaux, en l'espèce la distinction entre
certaines villes et certains quartiers? Dans quelles
régions le ministre veut-il appliquer le taux réduit et
comment ces zones seront-elles délimitées ? Ne
serait-il pas plus simple et moins discriminatoire
d'opter pour la proposition de loi Desimpel, qui vise
à instaurer une réduction de la TVA pour la
construction de logements sociaux ?
08.02 Minister Didier Reynders (Nederlands): De
BTW werd reeds verlaagd naar 6 procent voor
renovatiewerken aan gebouwen ouder dan vijf jaar.
Die maatregel geldt voor drie jaar. Na de evaluatie
ervan zal een verslag worden gestuurd naar de
Europese Commissie met informatie over de
positieve evolutie in de arbeidsgraad in de bouw.


Ik pleit daarnaast voor een tweede maatregel in
verband met een verlaging van de BTW in de bouw,
naar aanleiding van hoorzittingen met die sector.
We zouden selectief kunnen optreden ten aanzien
van de sociale huisvesting ­ zoals in 1996 al
gebeurde ­ of van de grote steden. Dit voorstel ligt
nu ter bespreking bij de Interministeriële
Conferentie voor het grote stedenbeleid. Een BTW-
verlaging voor de eerste gezinswoning in sommige
grootsteden of delen ervan is voor de Europese
Commissie mogelijk.



Het gaat echter nog maar over een voorstel, met
verschillende oriëntatiepunten: het moet gaan om
een eerste gezinswoning, met een vastgesteld
maximumbedrag voor de bouwwerken, en het
voorstel moet budgettair in functie staan van de
grootsteden. Over die drie voorwaarden groeit
wellicht een consensus, zodat een ontwerp kan
worden ingediend in de commissie voor de
Financiën.
08.02 Didier Reynders , ministre (en néerlandais):
La TVA a déjà été réduite à 6 % pour les travaux de
rénovation réalisés sur des immeubles de plus de
cinq ans. Cette mesure sera d'application pendant
trois ans. Après son évaluation, un rapport
contenant des informations sur l'évolution positive
du taux d'activité dans le secteur de la construction
sera adressé à la Commission Européenne.

A la suite d'auditions de représentants de ce
secteur, je préconise en outre une seconde mesure
liée à une réduction de la TVA dans la construction.
Nous pourrions mener une politique sélective en
matière de logement social, comme en 1996, ou
dans le domaine des grandes villes. La proposition
visant à instaurer une telle politique est
actuellement à l'examen à la conférence
interministérielle pour la politique des grandes villes.
Pour la Commission Européenne, une réduction de
la TVA pour le premier logement familial dans
certaines grandes villes ou certains quartiers est
acceptable.

Mais il ne s'agit encore que d'une proposition
traduisant différents axes d'orientation : il doit s'agir
d'un premier logement familial avec un montant
maximum fixé pour les travaux de construction et la
proposition doit être budgétairement en rapport
avec l'envergure des grandes villes concernées. Un
consensus se dégagera sans doute sur ces trois
conditions, de sorte qu'un projet de loi pourra être
déposé en commission des Finances.
08.03 Ludo Van Campenhout (VLD): Ik hoop met
u dat de gewenste maatregelen mogelijk zullen
blijken in het kader van het grootstedenbeleid.
08.03 Ludo Van Campenhout (VLD): J'espère
comme vous que les mesures souhaitées pourront
être réalisées dans le cadre de la politique des
grandes villes.
08.04 François Dufour (PS): Men had het over de
nieuwbouwwoningen. Tal van gebouwen in de
stadscentra zijn in slechte staat en is er meer nood
aan renovatie van gebouwen dan aan nieuwbouw.
08.04 François Dufour (PS) : Le cas des
nouvelles constructions a été évoqué. Je voudrais
toutefois rappeler qu'au centre des villes, il y a de
nombreux immeubles en mauvais état et qu'il y est
donc plus souvent question de réhabilitation
d'immeubles que de nouvelles constructions.
08.05 Minister Didier Reynders (Frans): Tijdens 08.05 Didier Reynders , ministre (en français) : Au
CRABV 50
COM 368
30/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
de hoorzittingen in de commissie onderstreepten de
beroepsorganisaties dat de BTW-verlaging voor
renovatiewerkzaamheden niet van toepassing is in
geval van afbraak en reconstructie van gebouwen.
In de steden zou men het BTW-tarief van 6 % niet
enkel voor renovatiewerken kunnen toepassen
maar ook voor afbraak- en reconstructiewerken een
lager tarief kunnen hanteren.
cours des auditions en commission, un point a été
souligné par les organisations professionnelles : la
mesure de diminution de la TVA en cas de
rénovation d'immeubles ne s'applique pas aux
démolitions et reconstructions d'immeubles.
Dans les villes, on pourrait aller au-delà de la
rénovation au taux de TVA de 6% et appliquer un
taux réduit en cas de démolition et de
reconstruction.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Financiën over "de fiscale
behandeling van de mantelzorgtoelagen"
(nr. 3254)
09 Question orale de M. Jo Vandeurzen au
ministre des Finances sur "le traitement fiscal
des allocations pour soins de proximité" (n°
3254)
09.01 Jo Vandeurzen (CVP): De minister
kondigde, naar aanleiding van vragen van collega
Vanvelthoven en mezelf, een persbericht aan
waarin hij de fiscale behandeling van de
mantelzorgtoelage zou verduidelijken. Dit
persbericht laat op zich wachten. Moet de instantie
die mantelzorgtoelages verstrekt, fiscale fiches
opmaken? Welke en waarom?
09.01 Jo Vandeurzen (CVP): Interrogé à ce sujet
par notre collègue Vanvelthoven et moi-même, le
ministre avait annoncé qu'il préciserait dans un
communiqué de presse le traitement fiscal des
allocations pour soins de proximité. Or, ce
communiqué de presse se fait attendre. L'instance
chargée de délivrer ces allocations sera-t-elle tenue
d'établir des fiches fiscales
? Lesquelles
?
Pourquoi ?
09.02 Minister Didier Reynders (Nederlands): De
persmededeling werd vorige week verstuurd. De
mantelzorgtoelage is niet belastbaar. Er hoeven dus
geen fiscale fiches te worden opgemaakt, voor
zover is voldaan aan de voorwaarden van de
rondzendbrief van 5 maart 1999: de zorgverstrekker
moet een vrijwilliger zijn, de opdrachtgever is een
VZW of overheidsdienst, en de vergoeding mag niet
hoger zijn dan 1000 frank per dag en 40.000 frank
per jaar. De belastingdienst kan wel steeds een
nominatieve lijst van de uitgekeerde sommen per
verkrijger opvragen.
09.02 Didier Reynders , ministre (en néerlandais):
J'ai envoyé ce communiqué de presse la semaine
dernière. L'allocation pour soins de proximité n'est
pas imposable. Par conséquent, il n'est pas
nécessaire d'établir des fiches fiscales pour autant
qu'il ait été satisfait aux conditions de la circulaire
du 5 mars 1999 : le dispensateur de soins doit être
un bénévole, le donneur d'ordre doit être une asbl
ou un service public et l'allocation ne peut être d'un
montant supérieur à 1.000 francs par jour et à
40.000 francs par an. Cela étant dit, le service fiscal
pourra toujours demander une liste nominative des
sommes versées par bénéficiaire.
09.03 Jo Vandeurzen (CVP): Uiteraard kan een
lokaal bestuur geen uitkering van minder dan
40.000 frank toekennen, en dan hoeven geen
belastingfiches opgemaakt te worden, dat is
duidelijk. Maar hoe kan een gemeente weten of het
genoemde bedrag bereikt is in hoofde van de
ontvanger? Het is toch mogelijk dat een andere
instelling dan de gemeente eveneens een toelage
verstrekt, waardoor het grensbedrag wordt
overschreden?
09.03 Jo Vandeurzen (CVP): Il va sans dire
qu'une administration locale peut octroyer une
allocation d'un montant inférieur à 40.000 francs par
an et qu'aucune fiche fiscale ne doit être établie en
l'espèce. C'est évident. Mais comment une
commune peut-elle savoir si le montant cité est
atteint du côté du bénéficiaire ? Est-il vraiment
exclu qu'une autre instance que la commune
octroie une allocation, ce qui pourrait se traduire par
un dépassement du plafond fixé?
(Frans) Hoe kan men dat weten als eenzelfde
persoon verscheidene activiteiten als vrijwilliger
uitoefent ?
(En français) Comment le savoir notamment quand
une même personne exerce plusieurs activités
bénévoles ?
09.04 Minister Didier Reynders (Frans) : Voor
sportverenigingen zijn de fiscale voorwaarden voor
09.04 Didier Reynders , ministre (en français) :
Dans le cas des associations sportives, les
30/01/2001
CRABV 50
COM 368
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
vrijwilligers die bij verscheidene instellingen
werkzaam zijn, vastgesteld. Daar is men
genoodzaakt met fiches te werken. Dat is geen
eenvoudige situatie voor de instellingen die de
vergoedingen toekennen. De enige oplossing is een
van de drie voormelde alternatieven. Het probleem
komt dus eigenlijk neer op een kwestie van
vertrouwen tussen de vrijwilliger en de betrokken
instelling.
conditions fiscales des bénévoles exerçant des
activités dans plusieurs institutions sont fixées et
l'on se voit contraint d'établir des fiches.

Cette situation n'est pas simple pour les institutions
qui doivent distribuer les indemnités et il n'y a pas
d'autre solution que l'une des trois qui ont été
évoquées auparavant.

Le problème se résume à une question de
confiance entre le bénévole et l'institution qui
l'emploie ou avec mon administration, ce qui est
plus difficile.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 11.55 uur.
La réunion publique de commission est levée à
11.55 heures.

Document Outline