KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50 COM 358
CRIV 50 COM 358
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET HET BEKNOPT VERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC LE COMPTE RENDU ANALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
C
OMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
woensdag mercredi
17-01-2001 17-01-2001
14:00 uur
14:00 heures
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
































AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP Christelijke
Volkspartij
FN Front
National
PRL FDF MCC
Parti Réformateur libéral ­ Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS Parti
socialiste
PSC Parti
social-chrétien
SP Socialistische
Partij
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode + nummer
en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du
n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag (op wit papier, bevat de bijlagen en het
beknopt verslag, met kruisverwijzingen tussen Integraal en
Beknopt Verslag)
CRIV
Compte Rendu Intégral (sur papier blanc, avec annexes et
CRA, avec renvois entre le CRI et le CRA)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV Compte
Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes
:
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be

e-mail : aff.generales@laChambre.be
CRIV 50
COM 358
17/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i


INHOUD
SOMMAIRE
Mondelinge vraag van de heer Jan Peeters aan
de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "het verantwoord beleggen in het kader van
de uitbouw van de tweede pensioenpijler"
(nr. 2914)
1
Question orale de M. Jan Peeters au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "les
placements responsables dans le cadre du
développement du deuxième pilier de pensions"
(n° 2914)
1
Sprekers:
Jan Peeters, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Jan Peeters, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van de heer Paul Timmermans
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid en aan de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen over "de toepassing van
het koninklijk besluit nr.
499 van
31 december 1986" (nr. 2917)
2
Question orale de M. Paul Timmermans à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi et au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
"l'application de l'arrêté royal n°
499 du
31 décembre 1986" (n° 2917)
2
Sprekers:
Paul Timmermans, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Paul Timmermans, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van de heer Yvan Mayeur aan
de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "de financiering van de MUG's rekening
houdende met de vertragingen in de
erkenningsprocedure" (nr. 2999)
3
Question orale de M. Yvan Mayeur au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "le
financement des SMUR eu égard aux retards
encourus dans la procédure d'agrément"
(n° 2999)
3
Sprekers:
Yvan Mayeur, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Yvan Mayeur, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de heffing van een
bedrijfsvoorheffing op de uitkeringen uitbetaald
door het Fonds voor Beroepsziekten" (nr. 2926)
4
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "la
perception d'un précompte professionnel sur les
indemnités allouées par le Fonds des maladies
professionnelles" (n° 2926)
4
Sprekers:
Jo Vandeurzen, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Jo Vandeurzen, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de RIZIV-achterstallen"
(nr. 3102)
5
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "les
arriérés de l'INAMI" (n° 3102)
5
Sprekers:
Jo Vandeurzen, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Jo Vandeurzen, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van de heer Olivier Chastel aan
de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "de invordering inzake pensioenen van de
openbare sector" (nr. 2948)
6
Question orale de M. Olivier Chastel au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "la
récupération en matière de pensions du secteur
public" (n° 2948)
6
Sprekers:
Olivier Chastel, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Olivier Chastel, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van de heer Peter
Vanvelthoven aan de minister van Sociale Zaken
en Pensioenen over "de schepenwedde voor
gepensioneerden" (nr. 2978)
7
Question orale de M. Peter Vanvelthoven au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
"le traitement d'échevin en faveur des personnes
pensionnées" (n° 2978)
7
Sprekers:
Peter Vanvelthoven, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
Orateurs:
Peter Vanvelthoven, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
17/01/2001
CRIV 50
COM 358
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
en Pensioenen
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van mevrouw Annemie Van de
Casteele aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de RIZIV-overeenkomsten in de
geestelijke gezondheidszorg" (nr. 2992)
8
Question orale de Mme Annemie Van de Casteele
au ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "les conventions INAMI dans les soins de
santé mentaux" (n° 2992)
8
Sprekers: Annemie Van de Casteele, Frank
Vandenbroucke
, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs: Annemie Van de Casteele, Frank
Vandenbroucke
, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Samengevoegde mondelinge vragen van
11
Questions orales jointes de
11
- de heer Koen Bultinck aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen en aan de minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over "de niet-optimale behandeling van
kanker in ons land" (nr. 3073)
-
M. Koen Bultinck au ministre des Affaires
sociales et des Pensions et à la ministre de la
Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur "le traitement
du cancer dans notre pays, qui n'est pas optimal"
(n° 3073)
- mevrouw Anne Barzin aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de
behandeling van kanker in België" (nr. 3141)
- Mme Anne Barzin au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur "le traitement du
cancer en Belgique" (n° 3141)
Sprekers: Koen Bultinck, Anne Barzin,
Frank Vandenbroucke
, minister van Sociale
Zaken en Pensioenen
Orateurs: Koen Bultinck, Anne Barzin,
Frank Vandenbroucke
, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
CRIV 50
COM 358
17/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1



COMMISSIE VOOR DE SOCIALE
ZAKEN
COMMISSION DES AFFAIRES
SOCIALES
van
WOENSDAG
17
JANUARI
2001
14:00 uur
______
du
MERCREDI
17
JANVIER
2001
14:00 heures
______

De vergadering wordt geopend om 14.12 uur door
de heer Joos Wauters, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.12 heures par M. Joos
Wauters, président.
01 Mondelinge vraag van de heer Jan Peeters
aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "het verantwoord beleggen in
het kader van de uitbouw van de tweede
pensioenpijler" (nr. 2914)
01 Question orale de M. Jan Peeters au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "les
placements responsables dans le cadre du
développement du deuxième pilier de
pensions" (n° 2914)
01.01 Jan Peeters (SP): Mijnheer de voorzitter,
mijn vraag zal zeer kort zijn. De regering maakt
van het uitbouwen van de tweede pensioenpijler
een belangrijk punt in hun regeerakkoord, met
name via het instrument van de sector
pensioenfondsen. Als resultaat daarvan zal er
nogal wat geld gecumuleerd worden in die sector
pensioenfondsen, die ook als belangrijke
investeringsreserves voor het bedrijfsleven in ons
land kunnen dienen. Bijgevolg krijgen wij zo ook
eigenlijk via de pensioenfondsen een instrument in
de sectoren waarnaar vanwege het bedrijfsbeleid
een belangrijke invloed kan uitgaan. Wij vinden
het verantwoord of ethisch beleggen nogal
belangrijk. We denken dat die sector
pensioenfondsen een goed instrument zou zijn om
dat verantwoord en ethisch beleggen in ons
bedrijfsleven aan te moedigen. Wij wensen daar
een aantal criteria aan te verbinden zodat men
belegt op een methode die ecologisch
verantwoord is, die aandacht heeft voor de
leefomgeving van de bedrijven, aandacht heeft
voor mensenrechten, aandacht ook voor de
werknemers in de sectoren en in de bedrijven. In
Groot-Brittannië heeft men in de tweede
pensioenpijler en in de sector pensioenfondsen
een verplichting ingeschreven om bij belegging
van die gelden inderdaad rekening te houden met
die ethische criteria.

Mijn vraag is tweeledig. Ten eerste, wilt u
inderdaad ook werk maken van dat ethisch en
verantwoord beleggen via de sector
pensioenfondsen? Ten tweede, zal in het ontwerp
over de tweede pijler, dat wij in de volgende
maanden waarschijnlijk voorgeschoteld zullen
krijgen, een stimulans of verplichting aanwezig zijn
om de in de sector pensioenfondsen
gecumuleerde kapitalen op een ethische manier te
beleggen?
01.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, ik ben het met het geacht lid eens
dat in het kader van de opbouw van reserves in de
tweede pijler een belangrijke rol moet weggelegd
zijn voor ethisch en verantwoord beleggen. Het
blijkt eigenlijk belangrijk te zijn voor mensen die
een pensioen opbouwen en voor degenen die dit
financieren. Er is een Brits onderzoek geweest dat
aantoont dat 77% van de personen waarvoor een
aanvullend pensioen wordt opgebouwd het eens is
met de stelling dat er aan verantwoord beleggen
moet worden gedaan indien dat niet ten koste
gaat van het rendement. Voor 39% mag dit zelfs
ten koste gaan van het rendement. Slechts 32%
van de ondervraagden in deze Britse enquête
steunde de stelling dat aanvullende pensioenen
alleen rekening moeten houden met het
rendement. Ik zal dan ook voorstellen om in de
nieuwe wet op de aanvullende pensioenen de
verplichting op te nemen dat de pensioeninstelling
in haar jaarlijks verslag een hoofdstuk moet wijden
aan de beleggingstrategie en aan de mate waarin
daar rekening wordt gehouden met sociale,
ethische en leefmilieuaspecten. Dat verslag zal ter
beschikking staan van degene die het pensioen
17/01/2001
CRIV 50
COM 358
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
heeft ingevoerd en moet op eenvoudig verzoek
aan de betrokkene ter beschikking worden
gesteld. Dit is dus geen verplichting, maar de
pensioeninstellingen zullen kleur moeten
bekennen. Ofwel houden ze rekening met de
ethiek van de bedrijven waarin wordt belegd, ofwel
staat louter het rendement voorop en dit zonder
aandacht voor de vraag of de beleggingen
aandelen of obligaties van bedrijven zijn die de
mensenrechten met de voeten treden, wapens
maken en verkopen, het milieu vervuilen of
kinderarbeid inschakelen. Toch wens ik hier aan
te halen dat, zoals het geachte lid reeds in zijn
vraag zei, er nauwelijks rendementsverschillen op
te merken zijn tussen duurzame en gewone
beleggingsstrategieën. In de praktijk wordt dit door
verschillende studies bevestigd. Dit is uiteraard
goed nieuws voor de beleggers die hun morele rol
in de wereld niet los willen zien van de
beleggingspolitiek.
01.03 Jan Peeters (SP): Dat is volgens mij een
bevredigend antwoord.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Question orale de M. Paul Timmermans à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi et
au ministre des Affaires sociales et des
Pensions sur "l'application de l'arrêté royal
n° 499 du 31 décembre 1986" (n° 2917)
02 Mondelinge vraag van de heer Paul
Timmermans aan de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid en aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de toepassing van het koninklijk besluit nr. 499
van 31 december 1986" (nr. 2917)

(La réponse sera fournie par le ministre des
Affaires sociales et des Pensions).
(Het antwoord zal worden verstrekt door de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen).
02.01 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO):
Monsieur le président, monsieur le ministre,
l'arrêté royal n° 499 concerne les jeunes dits
"difficiles à placer sur le marché du travail". Je
précise d'emblée qu'il comporte un certain nombre
d'aspects techniques et, monsieur le ministre, si je
n'ai aucun doute quant à votre capacité de les
comprendre, j'en ai quant à ma capacité de les
exposer clairement.

L'arrêté n° 499 a été modifié dans le cadre du plan
d'action belge pour l'emploi et la limite d'âge,
antérieurement fixée à vingt-cinq ans pour cette
catégorie de "jeunes difficiles à placer", a été
portée à trente ans.

En Wallonie, les entreprises de formation par le
travail ont largement recours à cet arrêté n° 499.
La législation wallonne ne prévoit pas de limite
d'âge pour ces "jeunes difficiles à placer". Dès
lors, dans les actions concrètes mises en oeuvre
par ces entreprises de formation par le travail, on
constate qu'un certain nombre de jeunes ont plus
de trente ans, 20% du public des entreprises en
question, semble-t-il, d'après les statistiques que
j'ai pu obtenir. Ceux-ci réunissent toutes les
qualités techniques pour être qualifiés de "jeunes
difficiles à placer", mais ils dépassent la limite
d'âge fixée par l'arrêté n° 499.

En outre, la législation wallonne oblige les
entreprises de formation par le travail qui
occupent ces jeunes à leur verser, en complément
de leur indemnité - allocation de chômage ou
minimex
-
s'ils en ont une, une somme de
quarante francs de l'heure comme
encouragement à poursuivre leur formation. Il me
revient que d'après les services de l'ONSS,
l'indemnité en question devait faire l'objet de
cotisations sociales. On aurait même menacé
certaines entreprises de formation par le travail de
recouvrer les sommes qu'elles n'auraient pas
versées.

Il semblerait que les services de l'administration
fassent la chasse à tous ceux qui ont plus de
trente ans depuis le 1
er
avril et de ceux qui avaient
dépassé l'âge de vingt-cinq ans avant la
modification de l'arrêté n° 499.

Monsieur le ministre, pouvez-vous me dire s'il est
exact que des poursuites sont engagées et si les
entreprises de formation par le travail qui, le plus
souvent, sont des associations sans but lucratif,
vont se voir réclamer des sommes qui
compromettront leur gestion financière et leur
équilibre budgétaire?

Le cas échéant, ne serait-il pas préférable
d'enjoindre ou d'inviter l'administration à
abandonner les poursuites? A défaut, ne pourrait-
on envisager une modification de l'arrêté n° 499
dans le sens d'une harmonisation des législations
fédérale et régionale, de façon à pouvoir mettre au
travail un maximum de jeunes aujourd'hui en
difficulté?
02.02 Frank Vandenbroucke, ministre: Monsieur
le président, en réponse à sa question, j'ai
l'honneur de faire savoir à l'honorable membre ce
qui suit.
CRIV 50
COM 358
17/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
L'arrêté royal n°499 du 31 décembre 1986
organise un statut social restreint pour les jeunes
défavorisés occupés par certaines ASBL et
accorde à celles-ci des réductions de cotisations
patronales. L'article 2, 2° de cet arrêté impose des
limites d'âge dans le chef des travailleurs. Le
jeune défavorisé engagé par ces ASBL doit être
âgé de 18 ans au moins et ne pas avoir atteint
l'âge de 25 ans. Cette dernière limite a été portée
à 30 ans par une modification introduite par
l'article 61 de la loi du 26 mars 1999, mais elle
n'entre en vigueur qu'au 1
er
janvier 1999.

Les jeunes en formation n'appartenant pas à la
tranche d'âge requise ne tombent pas dans le
champ d'application de l'arrêté royal n°499 et
doivent en principe être assujettis, conformément
aux dispositions de l'article 1
er
de la loi du 27 juin
1999 révisant l'arrêté royal du 28 décembre 1944
concernant la sécurité sociale des travailleurs.

Sans modification des textes légaux, l'Office
national de sécurité sociale est dès lors tenu de
refuser le bénéfice de la mesure aux travailleurs
ne répondant pas aux conditions d'âge et de
percevoir les cotisations sociales sur l'ensemble
des rémunérations perçues, en ce compris les
indemnités de formation et quel qu'en soit le
montant.

De plus, la loi du 7 avril 1999, par son article 4, a
ajouté un article 4bis à l'arrêté royal n°499 qui
soustrait à l'application de la loi du 2 juin 1969
précitée les travailleurs et leurs employeurs dont
les revenus mensuels n'atteignent pas au moins
un montant équivalent au tiers du revenu
minimum mensuel moyen garanti, et ce avec effet
rétroactif au 1
er
janvier 1987.

Cette adaptation a permis de régler nombre de
litiges qui opposaient l'ONSS et les entreprises de
formation par le travail quant aux versements de
cotisations qui n'ouvriraient pas le droit à une
couverture des soins de santé ni des indemnités
d'incapacité.

Il s'agissait donc d'une réponse technique. En
guise de conclusion plutôt politique, je pense
qu'on a déjà fait preuve de souplesse en
augmentant l'âge limite de 25 à 30 ans. J'en ai
discuté au sein de mon cabinet et avec
l'administration car je trouvais la question
pertinente. Mes experts pensent qu'il est vraiment
très difficile d'envisager une nouvelle
augmentation de cette limite d'âge. On créerait en
effet un précédent qui provoquerait de nouvelles
questions. Une nouvelle exception s'ajoute
cependant pour les personnes ayant des revenus
mensuels très limités. On me dit que, dans la
pratique, beaucoup de problèmes ont été réglés
par le biais de cette dernière exception. La
réponse ne vous satisfait peut-être pas
entièrement mais, pour ces ASBL, je suis à la
limite des possibilités existantes au niveau fédéral.
02.03 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO):
Monsieur le président, je remercie le ministre pour
sa réponse technique et politique. Je pense qu'il a
fait le maximum de ce qu'il fallait faire. Je
l'encourage peut-être à réinterpeller ses experts
en tenant compte à la fois d'une situation
particulière, liée à la Région wallonne, et d'un
public particulièrement défavorisé pour lequel la
réalité des entreprises de formation par le travail
est la seule possibilité de les sortir d'une situation
extrêmement difficile. C'est pour cette raison que
la législation sur les entreprises de formation par
le travail a été modifiée en Région wallonne. La
limite d'âge a été supprimée mais on a défini ce
public en termes de caractéristiques particulières
dans sa difficulté de réinsertion professionnelle.

Un deuxième élément devrait être pris en compte,
à savoir la réalité des demandeurs d'asile qui sont
candidats à la régularisation et pour lesquels les
entreprises de formation par le travail sont,
aujourd'hui, la seule façon de s'insérer
immédiatement et d'apprendre un métier. Je
pense qu'au moins vingt pour cent du public qui
dépasse l'âge de 30 ans, prévu par l'arrêté, sont
candidats à la régularisation. Peut-être faudrait-il
recommander à l'ONSS de ne pas s'acharner - je
ne sais pas si c'est possible légalement - ou, à
défaut, de revoir l'arrêté n° 499, si nécessaire
sous la forme d'une proposition ou d'un projet de
loi, de façon à ce qu'un pas significatif puisse être
fait dans l'Etat social actif.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

De mondelinge vragen nrs. 2952, 3032 en 3120
van de dames Yolande Avontroodt, Michèle
Gilkinet en Jacqueline Herzet zijn wegens het
bezoek aan Auschwitz verdaagd.

De mondelinge vraag nr. 2962 van mevrouw
Greta D'Hondt is ingetrokken.
03 Question orale de M. Yvan Mayeur au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "le financement des SMUR eu égard aux
retards encourus dans la procédure
d'agrément" (n° 2999)
03 Mondelinge vraag van de heer Yvan Mayeur
aan de minister van Sociale Zaken en
17/01/2001
CRIV 50
COM 358
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
Pensioenen over "de financiering van de MUG's
rekening houdende met de vertragingen in de
erkenningsprocedure" (nr. 2999)
03.01 Yvan Mayeur (PS): Monsieur le président,
monsieur le ministre, le financement des services
SMUR a été sensiblement revu à la hausse pour
l'exercice 2000, puisqu'un montant forfaitaire de 8,
5 millions est désormais affecté à chaque SMUR,
à condition qu'il soit agréé. Ce dernier aspect
semble poser problème dans la mesure où, si
mes informations sont exactes, bon nombre de
SMUR ne seraient pas encore agréés en raison
des retards pris dans l'installation des
commissions provinciales d'aide médicale
urgente. Or c'est l'étape préalable fixée par la
réglementation sur l'aide médicale urgente qui
enclenche la procédure d'agrément. De quels
financements pourront bénéficier en 2000 les
services SMUR non encore agréés? Il ne serait
pas équitable que ces services soient pénalisés
dans la mesure où les retards quant à l'installation
des commissions provinciales ne leur sont pas
imputables.

Un financement pour l'année 2000, avec effet
rétroactif au 1
er
janvier est-il envisageable? J'avais
déposé ma question en décembre. Etant donné
que nous sommes à présent en janvier, et que le
budget 2000 est, je suppose, épuisé, une question
technique viendra peut-être s'y greffer.
03.02 Frank Vandenbroucke, ministre: Monsieur
le président, je vais répondre à la question de
manière un peu sèche. Le financement des
SMUR est lié à leur agrément, à la compétence
des communautés et des régions, et donc le
financement ne pourra être attribué qu'à partir de
la date effective d'agrément. Je ne peux que
respecter la législation et la réglementation.
03.03 Yvan Mayeur (PS): Monsieur le ministre, je
vais être plus précis, si les commissions
d'agrément agréent avec effet rétroactif, le
financement suivra-t-il?
03.04 Frank Vandenbroucke, ministre: Je n'ai
pas la législation avec moi, mais je pense que oui.
Pour en être sûr, je vais poser la question à mes
collaborateurs et vous faire parvenir une réponse.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Mondelinge vraag van de heer Jo
Vandeurzen aan de minister van Sociale Zaken
en Pensioenen over "de heffing van een
bedrijfsvoorheffing op de uitkeringen uitbetaald
door het Fonds voor Beroepsziekten" (nr. 2926)
04 Question orale de M. Jo Vandeurzen au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "la perception d'un précompte
professionnel sur les indemnités allouées par le
Fonds des maladies professionnelles" (n° 2926)
04.01 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, mijn
vraag heeft betrekking op de uitkeringen en de
vergoedingen die door het Fonds voor
Beroepsziekten, maar ook door de verzekeraars
arbeidsongevallen worden uitgekeerd en waar we
geconfronteerd worden met de
uitvoeringsmodaliteiten van een wet die onlangs
werd goedgekeurd. Die wet is naar aanleiding van
een arrest van het Arbitragehof opgesteld. Daarbij
is een regeling getroffen voor die gevallen waarin
de vergoeding geen verlies van inkomen
compenseerde en waarbij ingevolge het arrest van
het Arbitragehof in die gevallen op die vergoeding
geen personenbelasting betaald moet worden.

De Kamer heeft een wettelijke regeling getroffen.
Op basis van minder dan 20%
arbeidsongeschiktheid betaalt men geen
bedrijfsvoorheffing en belastingen. Daarboven
wordt de vergoeding bepaald pro rata, met een
systeem van ponderering, tenzij men - als men
een ongeschiktheid heeft van meer dan 20% - kan
aantonen dat die vergoeding geen compensatie is
van een bezoldiging.

Wat blijkt nu? Een aantal mensen is ervan
overtuigd dat ze er geen bedrijfsvoorheffing op
moeten laten inhouden wanneer zij kunnen
aantonen dat ze weliswaar een
arbeidsongeschiktheid van meer dan 20%
hebben, maar deze vergoeding niet krijgen als
compensatie van inkomensverlies. Dat is zeer
eenvoudig aan te tonen met een verklaring van de
werkgever. Toch houdt het Fonds voor
Beroepsziekten bedrijfsvoorheffing in. De reden is
dat de fiscus dat later zal trancheren en dat men
jaren later een stuk terugkrijgt, wanneer blijkt dat
men te veel belastingen betaald heeft.

Voor mensen die een klein inkomen hebben, is
dat zeer vervelend. Dat geeft een enorme
vertraging in de ontvangst van de gelden waarop
men recht meent te hebben. Wanneer men
gerechtigd is op een vergoeding voor een
arbeidsongeval of beroepsziekte met een
arbeidsongeschiktheid van meer dan 20% en men
aan de hand van attesten kan bewijzen dat er
geen inkomensverlies is, is het dan wel nodig dat
het Fonds dan een gedeeltelijke
bedrijfsvoorheffing inhoudt wanneer men de
CRIV 50
COM 358
17/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
vergoedingen uitkeert?
04.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, ik kan bevestigend antwoorden op
de vraag van het geachte lid. Wanneer iemand
gerechtigd is op een vergoeding wegens
arbeidsongeval of beroepsziekte met een
arbeidsongeschiktheid van meer dan 20% en het
bewijs wordt geleverd dat de vergoeding geen
compensatie is voor het verlies van inkomen, dan
is de schuldenaar van de vergoeding
-
de
wetverzekeraar, het Fonds voor
Arbeidsongevallen, het Fonds voor
Beroepsziekten - gerechtigd
om
geen
bedrijfsvoorheffing in te houden op de uit te keren
vergoeding.

Voor het verkrijgen van de vrijstelling van
bedrijfsvoorheffing moet de belastingplichtige niet
in alle gevallen zelf het bewijs leveren. Op grond
van een geheel van elementen kan de
belastingadministratie afleiden dat een vergoeding
wegens arbeidsongeval of beroepsziekte met een
arbeidsongeschiktheid van meer dan 20% geen
compensatie voor inkomensverlies vormt. De
administratie levert dan een attest - het model 276
C 1 - af dat bestemd is voor de schuldenaar van
de prestaties. Deze zal dan bij de latere betalingen
de fiscale vrijstelling toestaan. Men kan de
bovenvermelde informatie ook terugvinden op
pagina 14 van de brochure die de minister van
Financiën in augustus 2000 aan de betrokken
personen heeft gestuurd.
04.03 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
minister, die brochure is mij uiteraard bekend,
maar ik moet toch zeggen dat ik brieven heb van
het fonds waarin zij zeggen: wij blijven
bedrijfsvoorheffing inhouden, ook al brengt u het
bewijs dat het geen compensatie is van een
inkomen.
04.04 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
Vandeurzen, ik stel voor dat u mij eens die brieven
bezorgt met een beetje uitleg erbij. Stuur mij eens
een paar voorbeelden. Dan zal ik dat eens
onderzoeken, want dit is inderdaad eigenaardig.
Het is niet in overeenstemming met hoe het fonds
zou moeten opereren.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Mondelinge vraag van de heer Jo
Vandeurzen aan de minister van Sociale Zaken
en Pensioenen over "de RIZIV-achterstallen"
(nr. 3102)
05 Question orale de M. Jo Vandeurzen au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "les arriérés de l'INAMI" (n° 3102)
05.01 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, uit de krant
vernam ik dat het RIZIV 76 miljard frank
achterstaat met betalingen aan de
verzorgingsinstellingen. Ongeveer 86% van dat
bedrag is bestemd voor de ziekenhuizen; 3% is
voor de geneesheren; 2,5% voor de apothekers
en 8% voor de rustoorden. Volgens het
krantenbericht zou deze achterstand in 1998
tussen 41 miljard en 58 miljard bedragen hebben.
Dat was al ernstig, maar de achterstand is nu dus
nog toegenomen.

Ik weet wel dat ziekenhuizen in de ligdagprijs een
vergoeding krijgen voor de intresten die ze nog
moeten betalen, maar het systeem - dat niet onder
deze regering is ontstaan - is toch vrij eigenaardig.
Eigenlijk worden de banken beter van het feit dat
er achterstallen zijn, die nu nog opgelopen, waar
kredieten voor moeten worden opgenomen, die
dan weer vergoed worden in de ligdagprijs.

Is het correct dat er een groei is van die
achterstand? Zou de minister hierover een aantal
details kunnen geven? Hoe groot is het probleem?
Kan men dit probleem op een systematische
manier verhelpen?
05.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, als antwoord op de vraag van het
achtbaar lid over de betalingsachterstand kan ik
hem meedelen dat eind november 2000 een
uitzonderlijk hoog bedrag aan onbetaalde facturen
werd vastgesteld. Dat bedrag lag 19 miljard frank
hoger dan het jaar voordien. In november 1998
ging het om 48, 3 miljard frank, in november 1999
om 57 miljard frank en in november 2000 om 76
miljard frank. Deze situatie wordt verklaard door
een aantal factoren, namelijk onder meer het
overschrijden van de begrotingsdoelstelling voor
1999. In 1999 bedroegen de geboekte uitgaven
voor prestaties 484,2 miljard frank exclusief de
accreditering; het begrotingsobjectief werd
vastgelegd op 477,8 miljard frank. Daar
overeenkomstig de wettelijke bepalingen het
RIZIV maandelijks slechts voorschotten mag
storten ten belope van 1/12 van de begrote
uitgaven, hebben de verzekeringsinstellingen in de
loop van 1999 te weinig financiële middelen
ontvangen voor het betalen van de facturen. Op
basis van de lopende rekening van de
verzekeringsinstellingen betreft het hier een
bedrag van 6,8 miljard frank.

De evolutie van de begrotingsdoelstelling voor
17/01/2001
CRIV 50
COM 358
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
2000 is een andere verklarende factor. Momenteel
zijn de exacte geboekte uitgaven voor prestaties
voor dit jaar nog niet gekend. Zeker is dat de
begrotingsdoelstelling
2000 - namelijk
500,7
miljard frank - zal worden overschreden. Ik verwijs
naar onze vroegere discussies en de onzekerheid
hierover, maar naar alle waarschijnlijkheid zal
deze overschrijding ongeveer 10 miljard frank
bedragen. Ook in 2000 hebben de
verzekeringsinstellingen te weinig financiële
middelen ontvangen voor het betalen van de
facturen. Het vastgestelde bedrag aan onbetaalde
facturen bedraagt derhalve ongeveer 16 miljard
frank. Dat is het gevolg van het feit dat de
financiële middelen verrekend in het systeem van
1999 en 2000 overeenstemmen met het wettelijk
voorziene 1/12 van de begroting maar niet met de
in de realiteit vastgestelde uitgaven.

Om deze situatie te verhelpen worden een aantal
maatregelen voorbereid. Ik vat ze samen onder
drie grote hoofdingen. Ten eerste, gaat het om het
aanzuiveren van de lopende rekening voor 1999
ten belope van 6,8 miljard frank. De rekeningen
van de ziekteverzekering voor 1999 zijn technisch
afgesloten maar dienen door de bevoegde
instanties nog te worden goedgekeurd. Hierdoor
hebben ze momenteel nog een voorlopig karakter.
Na goedkeuring in de volgende weken kan de
schuld van 6,8 miljard frank via de tussenkomst
van het globaal financieel beheer in januari 2001
worden aangezuiverd. Vervolgens kunnen deze
gelden boven op het voorziene 1/12 van de
begroting voor 2001 aan de
verzekeringsinstellingen worden gestort.

Ten tweede, is er de financiering van de
verpleegdagprijs in 2001 en de vervroegde
storting van 5,2 miljard frank. Het ministerie van
Volksgezondheid betaalt in de loop van de maand
januari aan de verzekeringsinstellingen een
bedrag voor het vereffenen van de ingediende
facturen met betrekking tot het tweede trimester
van 2000. Een vervroegde storting van het bedrag
voor het vereffenen van de facturen met
betrekking tot het derde trimester van 2000 werd
gevraagd. Nadat de noodzakelijke goedkeuringen
zijn verleend, zouden deze bijkomende middelen
kunnen dienen om het bedrag aan onbetaalde
facturen op het niveau van de
verzekeringsinstellingen te verminderen.

Ten derde, is er de vervroegde aanzuivering door
het globaal beheer van de lopende rekening van
de verzekeringsinstellingen op 31 december 1994.
Het gaat om een bijkomende imputatie door de
RSZ en de RSVZ van 4,2 miljard frank.
Overeenkomstig artikel 200, §3,.4° van de ZIV-wet
worden de gecumuleerde boekhoudkundige
resultaten van de verzekeringsinstellingen op 31
december 1994 zowel in mali als in boni
overgenomen door het RIZIV. Artikel 200, §5,
bepaalt dat de RSZ-afdelingen globaal beheer en
globaal financieel beheer van het sociaal statuut
van de zelfstandigen voor 31 december 2005 het
bedrag dat overeenstemt met het saldo van de
lopende rekening van de verzekeringsinstellingen
aan het RIZIV dienen te storten. Indien de
bevoegde beheerscomités op korte termijn een
gunstig advies zouden geven over een vervroegde
betaling aan het RIZIV van dit saldo, dan zouden
de onbetaalde facturen verder kunnen worden
verminderd. In verband met dit dossier werd aan
de minister van Landbouw en Middenstand en aan
het beheerscomité van de sociale zekerheid voor
de werknemers reeds een vraag gericht.

Op korte termijn zal dus 17 miljard frank extra in
het systeem worden ingebracht, wat de huidige
vertraging in de betaling van de zorgverstrekkers,
rusthuizen, ziekenhuizen en andere
verzorgingsinstellingen kan opvangen en het
bedrag aan onbetaalde facturen op het einde van
januari 2001 zal verminderen.
05.03 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor het
gedetailleerd en technisch antwoord. Het
probleem zal terzake zeker worden gereduceerd.
Het probleem bestaat echter reeds langer dan
deze legislatuur. De vraag rijst of wij het probleem
niet ten gronde en structureel moeten aanpakken.
Momenteel is het zo dat men enerzijds, de
interesten aan instellingen vergoedt om kredieten
te kunnen opnemen en op die manier anderzijds,
miljarden achterstand in de betaling oploopt. Zou
het niet mogelijk zijn om terzake één globale,
structurele oplossing te vinden?

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
06 Question orale de M. Olivier Chastel au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "la récupération en matière de pensions du
secteur public" (n° 2948)
06 Mondelinge vraag van de heer Olivier
Chastel aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de invordering inzake
pensioenen van de openbare sector" (nr. 2948)
06.01 Olivier Chastel (PRL FDF MCC): Monsieur
le président, monsieur le ministre, alors que la
législation des pensions permet, dans des cas
spécifiques et déterminés, de renoncer à la
récupération de l'indu auprès de pensionnés
CRIV 50
COM 358
17/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
relevant de l'office national des pensions ou de
l'INASTI, cette latitude n'est pas applicable aux
pensionnés du secteur public.

Dans son rapport annuel de 1999, et plus
précisément dans sa recommandation générale
1999/17, le Collège des médiateurs fédéraux voit
en la cause une forme de discrimination, voire une
injustice, et recommande au parlement d'y mettre
fin. Le collège évoque par ailleurs le dispositif de
l'article 22 de la charte de l'assuré social, loi du 11
avril 1995, qui, en son paragraphe 2, cite cette
possibilité.

S'il est vrai que l'application des dispositions de
l'article 22 de ladite charte est prévue - je cite -
"sans préjudice des règles propres aux différents
secteurs de la sécurité sociale", la différence de
traitement des pensionnés du secteur public
aboutit en fait à une véritable discrimination,
d'autant que, dans son objet, la charte de l'assuré
social vise aussi textuellement la sécurité sociale
du secteur public (article 2, § 1
er
, point B).

Monsieur le ministre, afin de pallier cette forme de
discrimination et de répondre aux objectifs de la
charte de l'assuré social, quelles sont les mesures
envisagées qui répondraient tant aux
recommandations du collège des médiateurs qu'à
une justice sociale distributive.
06.02 Frank Vandenbroucke, ministre: Monsieur
le président, chers collègues, en effet, le Collège
des médiateurs fédéraux a émis une
recommandation dans son rapport annuel de 1999
quant à la possibilité de renoncer à la récupération
de l'indu dans le régime "pension" du secteur
public.

La doctrine et la jurisprudence de l'article 22 de la
loi du 11 avril 1995, visant à instituer la charte de
l'assuré social, offrent une possibilité de renoncer
et non une obligation. L'article 22 ne change en
rien les règles existantes dans le secteur
concerné, étant donné que son paragraphe 1
er
stipule "sans préjudice des dispositions légales ou
réglementaires propres aux différents secteurs de
la sécurité sociale."

Et le paragraphe 2 du même article utilise le terme
"peut" ce qui signifie qu'il s'agit bien d'une
possibilité et non d'une obligation. Les décisions
de récupération ne doivent mentionner la
possibilité de renoncer et la procédure à suivre
que le cas échéant, voir l'article 15 de la loi du 11
avril 1995.

L'administration des pensions du ministère des
Finances peut déjà, dans un certain nombre de
cas, renoncer à la récupération de l'indu. L'article
59, paragraphe 4 de la loi du 24 décembre 1976
relative aux propositions budgétaires 76-77,
prévoit que les sommes payées indûment, à titre
de pension, dont le montant n'excède pas 300
francs belges, ne sont pas récupérées. J'envisage
de porter ce montant à 3000 francs et de les lier
en outre à l'indice des prix à la consommation.

Le Collège des médiateurs fédéraux est informé
de ce point de vue.
06.03 Olivier Chastel (PRL FDF MCC): Monsieur
le ministre, dans un premier temps, on pourrait se
réjouir que le montant de 300 francs passe à
3.000 francs et qu'il sera en outre indexé. Mais je
ne suis pas sûr que ce soit suffisant. Je n'ai
jamais dit qu'il s'agissait là d'une obligation mais
bien d'une possibilité. Ne pas tenir compte d'un
secteur par rapport à un autre reste une
discrimination puisque la pratique administrative
de l'Office national des pensions et de l'INASTI
consiste à utiliser une disposition similaire à celle
de l'article 22 paragraphe 2 de la charte de
l'assuré social. Je ne vois pas pourquoi on ne
prévoirait pas la même possibilité pour les
pensionnés du secteur public.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Mondelinge vraag van de heer Peter
Vanvelthoven aan de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen over "de schepenwedde
voor gepensioneerden" (nr. 2978)
07 Question orale de M. Peter Vanvelthoven au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "le traitement d'échevin en faveur des
personnes pensionnées" (n° 2978)
07.01 Peter Vanvelthoven (SP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, bij de jongste
gemeenteraadsverkiezingen werden twee
gepensioneerden verkozen en kregen zij een
schepenambt aangeboden. Zij hebben mij
ingelicht over de moeilijke keuze waarvoor ze
worden geplaatst: het behouden van hun
rustpensioen of het aanvaarden van de
schepenwedde, waardoor hun pensioen voorlopig
wordt geschorst. De gemeentewet voorziet ter
zake in een compensatievergoeding, maar de
mandataris mag dan in totaal niet meer ontvangen
dan de schepenwedde voor een gemeente die
tussen de 50 000 en 80 000 inwoners telt, zoals
de gemeente van de twee betrokkenen.

Zij krijgen allebei een behoorlijk pensioen, de natie
17/01/2001
CRIV 50
COM 358
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
zal dus wel niet wakker liggen van hun probleem.
Na het maken van de berekening echter, blijkt dat
zij als schepen nauwelijks enige bijkomende
vergoeding krijgen in verhouding met hun
pensioen. Zij voelen dat aan als een rem om
gepensioneerden tot het actieve politieke beleid te
doen toetreden. Daarom leg ik u die problematiek
voor met de vraag of er bepaalde mogelijkheden
voor deze mensen bestaan.
07.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, collega's, de cumulatie van
vervangingsinkomens - zoals pensioenen - met
beroepsinkomens moet hoe dan ook
beantwoorden aan een beperkende regel.

In dat opzicht kan de wedde van schepenen in
principe niet anders worden behandeld dan de
inkomsten die voortvloeien uit de oefening van
andere beroepsactiviteiten.

De schepenwedde kan thans tot beloop van
293.515 frank bruto per jaar worden gecumuleerd
met een rustpensioen zonder dat het rustpensioen
enige vermindering ondergaat.

De titularis van het schepenambt geniet evenwel
een gunstigere cumulatieregeling voor het
mandaat dat een aanvang nam vóór de
ingangsdatum van zijn pensioen en uiterlijk de
laatste dag van de maand van zijn vijfenzestigste
verjaardag. De inkomsten die voortvloeien uit dit
mandaat mogen onbeperkt worden gecumuleerd
met een rustpensioen dat ingaat tijdens het
mandaat. Tevens moet worden opgemerkt dat de
mandataris zijn schepenwedde kan laten
verminderen tot de toegelaten cumulatiegrens om
aldus zijn volledig rustpensioen te behouden.

Ik meen echter te hebben begrepen dat de
gestelde vraag betrekking heeft op de
compensatievergoeding bedoeld in artikel 19, §1,
van de nieuwe gemeentewet, zoals aangevuld bij
de wet van 4 mei 1999 tot wijziging van de
artikelen 12 en 19, §1, van de nieuwe
gemeentewet, en meer bepaald op de begrenzing
van deze vergoeding. Vermits deze vergoeding,
die overigens niet alleen gederfde pensioenen
compenseert, in geen enkel opzicht de regeling
inzake pensioenen of inzake de cumulatie van
pensioenen met andere inkomens wijzigt, moet ik
de spreker voor een aanvullend antwoord op zijn
vraag verwijzen naar de minister van
Binnenlandse Zaken die hieromtrent bevoegd is.
07.03 Peter Vanvelthoven (SP): Mijnheer de
minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Mondelinge vraag van mevrouw Annemie
Van de Casteele aan de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen over "de RIZIV-
overeenkomsten in de geestelijke
gezondheidszorg" (nr. 2992)
08 Question orale de Mme Annemie Van de
Casteele au ministre des Affaires sociales et
des Pensions sur "les conventions INAMI dans
les soins de santé mentaux" (n° 2992)
08.01 Annemie Van de Casteele (VU&ID):
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, een
aantal maanden geleden heb ik een schriftelijke
vraag gesteld in verband met de RIZIV-
overeenkomsten inzake de geestelijke
gezondheidszorg. Mijnheer de minister, uw
antwoord heeft mij nogal doen schrikken wegens
de ongelijke verdeling van de kredieten die door
het RIZIV aan die conventies worden besteed.
Wat de psychosociale centra betreft werd
bijvoorbeeld ongeveer 28% van de kredieten
besteed aan Vlaanderen, terwijl het grootste
gedeelte naar Brussel gaat. Ik kan nog enigszins
begrijpen dat Brussel een aantrekkingspool is voor
probleemgevallen en dat men daar dus meer
uitgaven heeft, omdat er meer hulpverlening nodig
is. Toch denk ik dat hier sprake is van
scheeftrekking.

Ook wat de RIZIV-conventie voor alcohol- en
drugverslaafden betreft, zien wij dat de verhouding
voor beide gemeenschappen een 50/50-
verhouding is, wat helemaal niet in
overeenstemming is met de bevolkingscijfers.

Het meest frappante voorbeeld is evenwel de
verdeling van de kredieten voor de
kinderpsychiatrie. Toen we enkele maanden
geleden met de commissie voor de
Volksgezondheid ontvangen werden in het
Universitair Centrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie
Antwerpen, schoof men daar enkele cijfers naar
voren die ons de ogen geopend hebben. Zo wees
men ons erop dat uit epidemiologisch onderzoek
blijkt dat er in een grootstedelijke regio als
Antwerpen bij minstens 10 tot 15 procent van de
kinderen en jongeren sprake is van ernstige
psychiatrische problemen. Er is dus een grote
nood, maar een schrijnend tekort aan
interdisciplinaire kinder- en jeugdpsychatrische
hulp. Bovendien zou, aldus het Centrum, bij een
aantal van die kinderen, ook als volwassenen het
gedrag daardoor ernstig gestoord blijven en een
deel van de delinquentie zou daaraan te wijten
zijn. Het is, met andere woorden, zeer belangrijk
CRIV 50
COM 358
17/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
dat kinderen onmiddellijk en adequaat begeleid en
geholpen worden, willen we het samenleven in
onze gemeenschap bevorderen.

Men heeft ons gezegd dat dat zeer frustrerend
werken is. Door de complexe
bevoegdheidsverdeling in de geestelijke
gezondheidszorg wordt het aanbod van de
kinderpsychiatrie vanuit verschillende kanalen
gefinancierd. In Antwerpen komt de financiering
deels ten laste van de Vlaamse Gemeenschap,
van het RIZIV via de ziekenhuisfinanciering en van
het Sociaal Impulsfonds, tegemoetkoming die
overigens op de helling zou staan. Blijkbaar, zo zei
men ons, slaagt men er niet in RIZIV-
overeenkomsten te sluiten, terwijl de Waalse
collega's dat blijkbaar wel kunnen. Volgens mij
liggen de noden in Vlaanderen en Wallonië
nochtans niet zo ver uiteen dat slechts 12% van
de kredieten voor revalidatieovereenkomsten in de
kinderpsychiatrie aan Vlaanderen wordt
toebedeeld en 73% aan Wallonië. Dat werd mij
overigens bevestigd door een aantal betrokkenen
uit de sector die mij naar aanleiding van een
krantenartikeltje dienaangaande hebben
gecontacteerd.

Vooral voor kinderen met ernstige
autismeproblemen zou er erg weinig opvang zijn
in Vlaanderen, hoewel de nood groot is. In
Wallonië zijn er tien centra, met 240 plaatsen. In
Vlaanderen zijn er slechts twee centra met 30
plaatsen, één in Hasselt en één in Oudenaarde.
Ook in de andere provincies bestaat duidelijk nood
aan opvang voor autistische kinderen. Ik begrijp
wel dat de politiek die men in beide
gemeenschappen voert, enigszins kan verschillen,
maar dat verantwoordt volgens mij niet dat men
de middelen uit de federale RIZIV-kas zo ongelijk
gaat verdelen.

Mijnheer de minister, hoe verklaart u deze
verschillende enveloppen? Waarom krijgen
bijvoorbeeld Nederlandstalige MPI's zo moeilijk
een RIZIV-conventie los? Wat zult u doen om in
de toekomst de middelen rechtvaardiger te
verdelen?
08.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, ik heb mevrouw Van de Casteele
schriftelijk al een aantal gegevens meegedeeld.
Daaruit blijkt duidelijk dat er verschillen zijn met
betrekking tot de aard en het aantal
revalidatieovereenkomsten binnen de geestelijke
gezondheidszorg tussen Vlaanderen, Wallonië en
Brussel. Vlaanderen heeft meer centra voor
alcoholisten en druggebruikers dan Wallonië en
Brussel. Er zijn 12 Vlaamse centra, 9 Waalse en 6
Brusselse. Ik zeg hierbij niet of dit een goede of
slechte verdeling is.
08.03 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Er zijn
meer centra, maar ze hebben minder middelen.
08.04 Minister Frank Vandenbroucke: Wallonië
heeft beduidend meer overeenkomsten voor de
opvang van psychotische kinderen dan
Vlaanderen of Brussel. Wallonië heeft er 11,
Vlaanderen 3 en Brussel 4. Ik ga niet alle getallen
herhalen die ik in het schriftelijk antwoord gegeven
heb.

We moeten duidelijk stellen waarover het gaat. Er
is geen enkel verschil in behandeling. Het is onzin
te zeggen dat Vlaamse aanvragen het moeilijker
hebben om centen los te krijgen dan Franstalige.
Uit het onderzoek dat ik daarover heb laten
uitvoeren blijkt dat er gewoon minder aanvragen
zijn. Blijkbaar heeft men in Vlaanderen die nood
ofwel niet ingeschat, ofwel zijn er andere
oplossingen die meer aan bod komen. In de
kinderpsychiatrie is de vaststelling gelijkaardig.
Daar is er gedifferentieerd door
tussenarrondissementen. Waarom hebben
sommige ziekenhuizen in het verleden wel
aanvragen gedaan en andere niet? Waarom is er
Gent niets en in Antwerpen wel? Waarom is er in
Vlaanderen minder dan in Wallonië? Dat heeft te
maken met de aanvragen.

Men kan de overheid niet verwijten dat de
aanvragen zich nogal verschillend ontwikkeld
hebben, tenzij natuurlijk er een verschil in
behandeling zou zijn bij het College van
geneesheren-directeurs bij het RIZIV. Ik heb dat
geverifieerd. Dat blijkt absoluut niet het geval te
zijn. Het afsluiten van die
revalidatieovereenkomsten gebeurt door het
verzekeringscomité van de dienst voor
geneeskundige verzorging van het RIZIV. U weet
dat het verzekeringscomité zeer ruim
samengesteld is, wat volgens mij toch enige
waarborgen biedt voor brede maatschappelijk
controle.

Het probleem zit hem in het volgende: wie heeft
de vragen gesteld en waar zijn de meeste vragen
gesteld? Dat wil niet zeggen dat aan de noden
beantwoord is, maar dat is niet de schuld van de
federale overheid. Men is dit voor een stuk aan
het corrigeren door een feitelijke beleidskeuze.
Die is op zich zeer verantwoord, maar ze heeft tot
gevolg dat dit wat gecorrigeerd wordt. In de
herziening van de revalidatieovereenkomsten is
het zo dat de geneesheren-directeurs
systematisch zeggen dat ze geen doublure willen
17/01/2001
CRIV 50
COM 358
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
in wat zij financieren met datgene wat voor
dezelfde opname gefinancierd werd in het
opnamebudget, want dat gebeurt. Er zijn
revalidatieovereenkomsten die revalidatie in een
internaatsfunctie financieren. Dat internaat wordt
gefinancierd. Dat is eigenlijk onderdeel van een
ziekenhuisgebeuren en eigenlijk is die opname
ook in het ziekenhuisbudget gefinancierd. Dat
haalt men er nu systematisch uit wanneer de
overeenkomsten vernieuwd worden.

Empirisch is het effect dat de verhouding
Vlaanderen-Wallonië wijzigt. Het eruit halen van
de doublure corrigeert in het voordeel van
Vlaanderen. Ik ben niet in staat om u te zeggen
hoe dat element verder zal evolueren, omdat ik
het nog niet uitvoerig genoeg heb kunnen
bestuderen. Het is als het ware een vorm van
verantwoorde zuinigheid en de middelen zijn
overal schaars. Als daarmee in de praktijk ook de
verdeling wijzigt, dan komt dat voor een stuk aan
uw zorg tegemoet. Dat is toch wat de administratie
van het College van geneesheren-directeurs mij
verteld heeft.

De verdeling van de middelen op het vlak van de
revalidatieovereenkomsten, waar u de aandacht
op vestigt - we moeten daar later op terugkomen
in een algemenere discussie - moet in een ruimer
perspectief worden bekeken. Er zijn niet alleen de
aantallen overeenkomsten, maar er is ook de
wijze waarop de patiënten worden opgevangen. Er
moet rekening mee worden gehouden of het gaat
over een opvang in een internaat, een externaat of
om opvang volgens een gemengde formule. Op
het vlak van de residentiële opvang hebben de
opeenvolgende bevoegde ministers de
personeelsnormen voor de ziekenhuisdiensten
voor kinderpsychiatrie verhoogd tot 26 voltijdse
eenheden, geneesheren niet inbegrepen, voor 20
patiëntjes. Dat houdt een substantiële toename
van middelen in, wat ook nodig is voor een
kwaliteitsvolle behandeling.

Als we kijken naar de kinderpsychiatrie als globale
maatschappelijke uitdaging, dan meen ik dat er
nog belangrijke noden zijn. Er zijn ook verschillen
in de behoeften. Op het vlak van de onvervulde
noden doen er zich problemen voor bij bepaalde
leeftijdsgroepen, met name de adolescenten, en
bij bepaalde risicogroepen. Er is ook een te gering
aanbod inzake ambulante opvang en begeleiding.
Uit de internationale literatuur blijkt dat de matige
en ernstige psychische problematiek prevaleert en
dat het aantal manifest psychiatrische stoornissen
tot tweemaal hoger is in een grootstedelijk milieu.
De minimale psychiatrische gegevens die wij
registreren, bevestigen dat. De meerderheid van
de opgenomen kinderen en jongeren zijn
afkomstig uit de grootstedelijke gebieden Brussel,
Antwerpen, Gent en Charleroi.

U weet dat in de begroting 2001 bijkomende
middelen uitgetrokken worden, die een
progressieve uitbreiding van het aantal
kinderpsychiatrische kinderbedden mogelijk zal
maken. Voor 2001 werd bijna 168 miljoen begroot.
Wij gaan ervan uit dat door een versoepeling van
de programmatiecriteria er op termijn in totaal 195
bedden zullen bijkomen. Dat is een heel
belangrijke uitbreiding van het aanbod. We
moeten ze selectief toewijzen naargelang de reële
noden. Hier speelt natuurlijk het grootstedelijke
aspect van de problematiek erg mee.

Ik denk echter dat er nog geen adequaat antwoord
kan worden geboden op de problematiek van de
residentiële kinder- en jeugdpsychiatrie, indien er
niet gesleuteld wordt aan de lacunes inzake de
ambulante begeleiding en opvang. Hiervoor zijn
de gemeenschappen bevoegd. Op de recentste
interministeriële conferentie voor volksgezondheid
werd dan ook besloten tot de oprichting van een
werkgroep kinder- en jeugdpsychiatrie, die de
problematiek in zijn totaliteit moet bekijken. Die
werkgroep zal eerstdaags voor het eerst
samenkomen.

Een globale beleidsnota inzake de geestelijke
gezondheidszorg vanwege de ministers van
Volksgezondheid en Sociale Zaken zal binnenkort
worden voorgesteld. De problematiek van onder
andere de revalidatieovereenkomsten en de
kinderpsychiatrie zal daarbij uiteraard aan bod
komen.
08.05 Annemie Van de Casteele (VU&ID):
Mijnheer de minister, het is natuurlijk een
ingewikkeld verhaal. Het zou misschien ook goed
zijn om te kijken naar de verdeling van de
middelen bij de rest van de psychiatrie. Ik zal die
vraag in elk geval schriftelijk stellen. De RIZIV-
conventies betreffen uiteraard maar een heel klein
deel van het budget.

Voor mij is niet duidelijk of de kwestie nog kan
worden rechtgetrokken. Wanneer u stelt dat de
verdeling bij de herziening van de
overeenkomsten geleidelijk zal worden
rechtgetrokken, dan doet dat mij denken aan de
kwestie inzake het Fonds voor collectieve
uitrusting en diensten. Is de reden van de
wanverdeling inderdaad dat er aan Vlaamse zijde
minder aanvragen zijn ingediend?
08.06 Minister Frank Vandenbroucke: Er zijn
CRIV 50
COM 358
17/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
inderdaad minder aanvragen ingediend.
08.07 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Dan
heb ik nog geen zicht op het aantal dossiers
waaraan al dan niet een conventie wordt
toegekend. Misschien is het nuttig daarover cijfers
te krijgen, zodanig dat we ons een oordeel kunnen
vormen over het feit of er al dan niet een
onderscheid wordt gemaakt. In ieder geval geeft
het de indruk dat sommigen beter en sneller van
de mogelijkheden geïnformeerd zijn. Dat was ook
het geval bij het Fonds voor collectieve uitrusting
en diensten.
08.08 Minister Frank Vandenbroucke: Het
probleem bij het Fonds voor collectieve uitrusting
en diensten was te wijten aan het residuaire
karakter van de werkzaamheden van het fonds.

Men geeft iets aan initiatieven waarover ook een
reglementering bestaat in de gemeenschap, een
reglementering die veel strenger was in
Vlaanderen, hogere kwaliteit eiste, maar
bovendien nog bijkomend subsidieerde, wat niet
het geval was in Wallonië, waardoor natuurlijk het
fonds voor collectieve uitrusting en diensten veel
meer projecten subsidieerde en bovendien meer
subsidieerde per project in Wallonië. Dat is
natuurlijk duidelijk een scheef mechanisme
waarbij men een slechte verdeling heeft van
maatschappelijke verantwoordelijkheden over de
overheden. Er is ook een bevoegdheidsprobleem
dat u kent. Daar moeten we echt iets aan doen.
Hier moeten we ons afvragen hoe het komt dat
men inderdaad blijkbaar zo verschillend
aanvragen doet? Wat zijn de redenen daarvan?
08.09 Annemie Van de Casteele (VU&ID):
Waarom klaagt men dan zo sterk, ook aan
Vlaamse kant, dat men een veel te zwakke
omkadering heeft, dat kinderen niet goed begeleid
worden in Vlaanderen?
08.10 Minister Frank Vandenbroucke: De
ziekenhuisbedden zijn ook raar verdeeld, zowel
tussen arrondissementen als tussen regio's. Ik
heb dat bekeken. Er zijn grote, goede
ziekenhuizen die dat niet belangrijk vonden en er
zijn er andere die dat erg belangrijk vonden.
08.11 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Ze
klagen toch allemaal dat ze heel lange wachtlijsten
hebben, dat kinderen er dus niet terechtkunnen.
08.12 Minister Frank Vandenbroucke: De
mensen klagen, terecht. De federale overheid kan
niet naar ziekenhuisbeheerders telefoneren om te
zeggen dat ze een aanvraag moeten doen.
08.13 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Wij
zullen het hun zeggen. Aan de persoon die mij
heeft gecontacteerd zal ik in elk geval die raad
geven.
08.14 Minister Frank Vandenbroucke: Misschien
die particuliere persoon niet. Ik zal ze niet
vernoemen maar ik kan die ziekenhuizen
aanwijzen. Waarom heeft het ene ziekenhuis het
wel gedaan en het andere niet? Dat verklaart wel
iets. Wij komen bij de nood aan geestelijke
gezondheidszorg.
08.15 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Het is
in elk geval een toestand die wij niet kunnen
aanvaarden, dat kinderen op die manier ongelijk
behandeld worden. Het is dan misschien de
opdracht van de federale overheid om het aanbod
duidelijker te maken aan alle ziekenhuizen en aan
alle instellingen, zodanig dat zij wel hun aanvraag
zullen doen en zodanig dat op termijn de kredieten
eerlijker verdeeld worden. Ik zal dus zeker op
deze vragen terugkomen.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Koen Bultinck aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen en aan de
minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de niet-
optimale behandeling van kanker in ons land"
(nr. 3073)
- mevrouw Anne Barzin aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de
behandeling van kanker in België" (nr. 3141)
09 Questions orales jointes de
- M. Koen Bultinck au ministre des Affaires
sociales et des Pensions et à la ministre de la
Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur "le
traitement du cancer dans notre pays, qui n'est
pas optimal" (n° 3073)
- Mme Anne Barzin au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur "le traitement du
cancer en Belgique" (n° 3141)

(Het antwoord zal worden verstrekt door de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen.)
(La réponse sera fournie par le ministre des
Affaires sociales et des Pensions.)
09.01 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de minister, collega's,
ondanks het feit dat deze zaak reeds uitgebreid in
de media aan bod is gekomen, wil ik nog even
17/01/2001
CRIV 50
COM 358
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
terugkomen op het thema van de niet optimale
behandeling van kanker in ons land. Dit
maatschappelijk thema heeft voor enige
opschudding gezorgd. Daarom is het goed dat
een aantal dingen officieel in het Parlement
worden gezegd en dat wij ons niet moeten
beperken tot de artikels in de pers. Uiteraard
verwijzen wij naar het artikel in Knack van 10
januari 2001, waarin de voorzitter van de
Belgische Vereniging van Medische Oncologen,
professor Van Belle, nogal krasse uitspraken deed
waaruit blijkt dat 40% van de kankerpatiënten in
België geen optimale behandeling zou krijgen. Ik
wil onmiddellijk de nuancering aanbrengen dat het
artikel is gebaseerd op extrapolaties op basis van
buitenlandse cijfers.

Niettegenstaande dat, mijnheer de minister, zou ik
u een aantal concrete vragen willen stellen.

In de eerste plaats zou ik graag een formele
reactie van u krijgen, in het besef dat in het
artsenkorps blijkbaar nogal wat heisa rond dit
thema wordt gemaakt. Er zou bijna sprake zijn van
een soort artsenoorlog, om een term te gebruiken
die in een aantal kranten stond. Een aantal
artsenvakbonden zouden hebben aangekondigd
bij de Orde der Geneesheren een klacht in te
dienen tegen de betrokken professor. Het is niet
onbelangrijk om alles in zijn juiste context te
plaatsen.

Een tweede vaststelling is dat in ons land
betrouwbaar cijfermateriaal voor de
kankerregistratie duidelijk ontbreekt. U hebt reeds
aangekondigd daarvan werk te willen maken. Op
welke specifieke wijze denkt u dit te kunnen
concretiseren?

Ten derde, in uw beleidsbrief naar aanleiding van
de begroting 2001, hebt u reeds de aankondiging
gedaan dat werk zou worden gemaakt van de
uitwerking van oncologische zorgprogramma's. Ik
vraag u naar een strikte timing.

Ik wil nog een bijkomend element aanhalen. In
een aantal gegeven antwoorden is sprake van een
nationaal college voor oncologie dat zou worden
opgericht. Kunt u dat verduidelijken? Wat zou de
samenstelling van dat college zijn? Is dat een
soort technische cel naar analogie van een aantal
andere instellingen die we in de sector zien
ontstaan of zal het naar analogie van een
oncologisch comité, zoals voor ieder ziekenhuis,
waarbij alle zorgverstrekkers worden betrokken,
worden opgericht?

Ten vierde, er is inderdaad sinds 1999 een
erkenning voor medisch oncologen, maar blijkbaar
schort er nog altijd iets aan de
uitvoeringsmodaliteiten. Wat is daar concreet de
stand van zaken?

Tenslotte, mijnheer de minister, er is een grote
consensus dat kanker ook met preventie heeft te
maken. Als we over preventie spreken, hebben we
het voor een groot stuk over de bevoegdheid van
de gemeenschappen. Het zal u niet verwonderen
dat vanuit onze hoek de vraag komt hoever u
reeds staat met het overleg over dit concrete
dossier met de gemeenschappen.
09.02 Anne Barzin (PRL FDF MCC): Monsieur le
président, monsieur le ministre, ma question porte
également sur le traitement du cancer en Belgique
et fait suite aux déclarations inquiétantes du
professeur Simon Van Belle à l'hebdomadaire
Knack.

Celui-ci affirme que 40% des patients cancéreux
recevraient dans notre pays un traitement
inadéquat, incomplet ou n'en recevraient pas. Ces
chiffres sont basés sur une extrapolation au
départ d'enquêtes menées à l'étranger.

Est-il exact qu'il n'existe pas en Belgique de
statistiques sur le traitement des patients
cancéreux? Si oui, avez-vous l'intention de mettre
en place un registre qui permettrait d'assurer un
meilleur contrôle de la qualité des traitements?

A propos du traitement du cancer, le médecin
traitant se trouve en première ligne tant en ce qui
concerne le dépistage de la maladie que des
conseils à donner au patient sur le choix de
l'hôpital où celui-ci pourra suivre le traitement le
plus efficace.

De quelle manière comptez-vous associer le
médecin généraliste aux programmes de soins
oncologiques que vous annoncez et l'informer sur
les centres spécialisés dans le traitement du
cancer?

Par ailleurs, en ce qui concerne l'approche
multidisciplinaire associant les traitements
existants - chirurgie, radiothérapie, chimiothérapie
- qui ferait actuellement souvent défaut, pourriez-
vous nous donner plus d'informations quant à la
réforme annoncée dans ce domaine et au
programme de formation au traitement des
patients cancéreux?

Entre-t-il dans vos intentions de favoriser, outre
une approche multidisciplinaire, une collaboration
et une meilleure communication entre les équipes
CRIV 50
COM 358
17/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
médicales spécialisées des différents hôpitaux de
notre pays?

De quelle manière le contrôle de qualité des soins
sera-t-il organisé?

Etes-vous favorable à la reconnaissance de
centres anticancéreux, tels que ceux qui existent
en France, qui seraient consacrés exclusivement
au traitement de cette maladie?

Enfin, des mesures seront-elles prises dans le
sens d'un raccourcissement des délais
d'enregistrement des nouveaux traitements de
chimiothérapie?
09.03 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, ik zal proberen de vragen een voor
een te beantwoorden. Ik zal eerst antwoorden op
de vragen die alleen de heer Bultinck heeft
gesteld. Vervolgens zal ik een aantal
gemeenschappelijke vragen beantwoorden. Ten
slotte zal ik de vragen beantwoorden die enkel
mevrouw Barzin heeft gesteld.

Onze reactie op het artikel in Knack was reeds
gedeeltelijk verwerkt in het artikel zelf. Mevrouw
Aelvoet en ikzelf zijn reeds een jaar bezig met een
grondige hervorming van de kankerzorg in België.
Wij leggen nu de laatste hand aan een plan
waarin de organisatie van oncologische
zorgprogramma's en een multidisciplinaire aanpak
centraal staan. Het gaat hier om een nieuw
concept dat tot stand is gekomen in overleg met
meerdere experts in kankerbestrijding.

Die hervorming moet aan patiënten met een
kwaadaardige aandoening maximale
overlevingskansen bieden, ongeacht de instelling
waar ze worden verzorgd. De vernieuwde aanpak
houdt in dat kankerpatiënten via hun eigen arts
een beroep zullen kunnen doen op het medische
team van verschillende specialisten op het gebied
van radio- en chemotherapie en oncologische
heelkunde. Ook psychosociale ondersteuning en
palliatieve zorg moeten daarbij aan bod komen.
De regering heeft in de begroting voor 2001 voor
de post Oncologie 800 miljoen extra
ingeschreven, waarvan 600 miljoen bestemd is
voor de herwaardering van de radiotherapie en
200 miljoen voor de invoering van het
multidisciplinaire oncologische overleg.

Enkele vragen van de heer Bultinck en mevrouw
Barzin hadden te maken met de beschikbaarheid
van statistieken en de controle op de kwaliteit van
de zorg. Ik nuanceer enigszins het gebrek aan
betrouwbaar cijfermateriaal. Desalniettemin wil ik
met de hervorming ook op dat vlak stappen
vooruit zetten. Wat de ziekenhuisactiviteiten
betreft, kunnen het aantal tumoren van een
bepaalde soort en de toediening van
chemotherapie per ziekenhuis vrij goed uit de
verplichte geregistreerde minimale gegevens
alsook uit de facturatiegegevens worden afgeleid.
We hebben dus een systeem. Daarnaast is er een
onafhankelijke weliswaar beperkte
kankerregistratie. In ieder geval stemmen die
gegevens vrij goed overeen met de resultaten uit
de minimale klinische gegevens.

Beleidsondersteunend zijn deze cijfers zeer
informatief. Om de kwaliteit van de oncologische
zorg per individuele patiënt nog beter te kunnen
evalueren zijn alleszins meer gedetailleerde
gegevens nodig over bijvoorbeeld de juiste soort
en toedieningswijze van chemotherapie. Dit moet
voorzien worden in het verslag van het
multidisciplinaire oncologisch consult dat naast
een gestandaardiseerde kankerregistratie een
beschrijving van het behandelingsplan inhoudt,
meestal volgens in het oncologisch
zorgprogramma omschreven richtlijnen. Indien
wordt afgeweken van die richtlijnen - als gevolg
van een beraadslaging in het multidisciplinaire
team - moet dat ook worden gemotiveerd.

Simultaan met de invoering van de oncologische
zorgprogramma's wordt een college voor
oncologie opgericht. Als opdracht krijgt het college
onder andere de begeleiding van de registratie en
de data-analyse, zodat het mogelijk wordt om ons
aan de hand van objectief cijfermateriaal te
vergewissen van de kwaliteit van de oncologische
zorgverstrekking.

Mevrouw Barzin en de heer Bultinck hebben meer
details gevraagd over de timing en de inhoud van
de geplande hervorming. De uitvoeringsbesluiten
worden momenteel voorbereid. Nadien moeten
nog een aantal verplichte adviezen volgen. In
principe verwacht ik dat deze fasen kunnen
worden beëindigd in het najaar van 2001, zodat de
organisatie van de oncologische zorgprogramma's
in de praktijk kan starten tegen eind 2001, begin
2002.

Er was ook een vraag naar de
uitvoeringsmodaliteiten betreffende de erkenning
van de medisch oncologe. Mevrouw Barzin wou
meer uitleg over programmes de formation en
traitement de patients cancereux. De opleiding er
erkenning van specialisten is uiteraard een
bevoegdheid van mevrouw Aelvoet. Het kabinet
van mevrouw Aelvoet heeft mij het volgende
geantwoord - ik citeer -: "De optie is genomen om
17/01/2001
CRIV 50
COM 358
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
de bestaande wettekst rond de erkenning van de
medisch oncologe, die vandaag nog niet wordt
uitgevoerd, omdat de betrokken
erkenningcommissies nog niet zijn samengesteld,
te verfijnen in functie van en af te stemmen op de
oncologische zorgprogramma's."

Wij weten dat dit reeds lang aansleept. Wij willen
de erkenning helemaal articuleren op het uitzicht
van de oncologische zorgprogramma's.

Waar staan wij met het overleg met de
gemeenschappen over de kankerpreventie?
Preventie is een bevoegdheid van de
gemeenschappen. De federale overheid kreeg
van de gemeenschappen nog geen vraag om mee
te werken aan het opstarten van preventief
kankeronderzoek. Wel werd het protocolakkoord
tot samenwerking tussen de federale overheid en
de gemeenschappen op het gebied van
mamografische borstkankerscreening op de
interministeriële conferentie van 25 oktober 2000
ondertekend. De nationale borstkankerscreening
zal dit jaar van start gaan. De diverse bevoegde
overheden zijn momenteel bezig de nodige
voorbereidingen te treffen voor een
daadwerkelijke en kwaliteitsvolle implementatie
van deze borstkankerscreening.

Mme Barzin m'a demandé de quelle manière nous
comptons associer les médecins généralistes
dans les programmes de soins oncologiques.

Le médecin généraliste est évidemment un
maillon important dans les soins oncologiques.
Concrètement, il pourra participer de deux façons
aux programmes de soins oncologiques. Dans la
consultation oncologique multidisciplinaire, le
médecin généraliste aura de préférence la
possibilité de participer à la concertation pour son
patient. Chaque programme de soins
oncologiques sera accompagné par un comité
oncologique, dans lequel siégeront tous les
médecins responsables des soins oncologiques
dans le programme de soins, auquel participeront
des représentants des praticiens de l'art infirmier
oncologique et des experts en soutien
psychosocial. Un représentant des médecins
généralistes locaux sera également invité.

Dès l'instant où les critères de qualité et de
continuité seront remplis et qu'un programme de
soins sera agréé, les médecins généralistes en
seront informés.

Une des innovations de cette réforme réside dans
le fait que les généralistes seront associés dans le
cadre du traitement de chaque patient ainsi que
pour l'organisation du programme de soins
oncologiques.

Madame, vous avez également demandé quelle
était ma position en ce qui concerne la
reconnaissance éventuelle des centres
anticancéreux tels que ceux qui existent en
France et qui seraient exclusivement consacrés
au traitement de cette maladie.

En matière de soins oncologiques, après une
intervention chirurgicale, par exemple ou après
leur administration, il doit toujours rester possible
de faire appel à d'autres fonctions hospitalières,
comme les soins intensifs. La fonction des
urgences est, elle aussi, régulièrement confrontée
à des patients présentant des problèmes
oncologiques.

Au bout du compte, puisque le cancer frappe
pratiquement tous les systèmes organiques,
presque toutes les spécialités doivent, en raison
de leur expertise, être intéressés aux soins
oncologiques. Il me semble dès lors logique de
rassembler ces différentes expertises. Etant
donné la situation en Belgique, les programmes
de soins oncologiques seront donc, dans la
pratique, organisés surtout par des centres ne se
consacrant pas exclusivement au traitement du
cancer. Cependant, cela doit être considéré
comme un atout supplémentaire dans les soins
oncologiques.

J'en viens enfin à la question de savoir si des
mesures seront prises dans le sens d'un
raccourcissement des délais d'enregistrement des
nouveaux traitements de chimiothérapie.

Un des principaux objectifs de la nouvelle politique
en matière de médicaments est précisément de
réduire ces délais parfois trop longs.
Concrètement, en ce qui concerne la
chimiothérapie, je dois ajouter qu'il faut poser les
mêmes exigences que pour les autres
médicaments. Par conséquent, le dossier introduit
doit être convaincant, s'appuyer sur des études
scientifiques sérieuses, prouver la valeur clinique
et démontrer de préférence une supériorité par
rapport aux traitements existants et enfin contenir
des données sur la rentabilité. Donc, même avec
un raccourcissement des procédures, il importera
plus encore à l'avenir d'introduire un dossier
complet et bien étayé scientifiquement. A défaut
d'un tel dossier, il y aura toujours des retards.
09.04 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Mijnheer
de minister, in de eerste plaats wil ik u danken
voor uw zeer uitgebreid antwoord. Ik doe toch nog
CRIV 50
COM 358
17/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
een poging om twee kleine details aan te brengen.
Ik heb u zeer duidelijk een taakomschrijving van
het college voor oncologie horen geven, maar
heeft ook u al enig zicht op de samenstelling
ervan?
09.05 Minister Frank Vandenbroucke: Neen, ik
geef ook toe dat ik niet echt op die vraag heb
geantwoord. Wij zijn nog niet zover dat we al
weten wie deel van dat college zal uitmaken.
09.06 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Er is nog
een tweede element dat ik even wil aanraken. Ik
stel vast - en wij kunnen u daarin volgen - dat u
een aantal bijsturingen in de kankerbehandeling
naar voren schuift. Mag ik daaruit afleiden dat u
van mening bent dat een aantal mensen in het
medisch korps toch een beetje overdrijven door
nu bij de Orde van Geneesheren een klacht in te
dienen tegen de betrokken professor of doet u
daar liever geen uitspraken over? Het ligt
natuurlijk een beetje delicaat, om nu uitspraken te
doen aan het adres van de artsenvakbonden en
collega's artsen.
09.07 Minister Frank Vandenbroucke: Het is niet
echt mijn verantwoordelijkheid om mij uit te
spreken over disputen binnen het medisch korps.
Ik ben er wel vast van overtuigd dat het mogelijk is
om de organisatie van de kankerzorg te
verbeteren. Ik voeg daar wel meteen de nuance
aan toe dat er bijvoorbeeld in een aantal
ziekenhuizen multidisciplinariteit is en in andere
niet. Ik zeg dus niet dat het probleem van een al te
individuele aanpak zich overal voordoet. Dat is
niet zo. Mijn ambitie in die zin is dan ook
genuanceerd. Niet overal moet de situatie
verbeteren, want op een aantal plaatsen is er al
multidisciplinariteit.

Ik heb ook publiek een tweede nuancering
aangebracht. De cijfers van dokter Van Belle zijn
afkomstig uit het buitenland. Dat zegt dus zeer
weinig over België. Ik denk overigens dat dokter
Van Belle gelijk heeft dat ook in landen waar een
betere organisatie is, zoals in Nederland, het
percentage van behandelingen die achteraf niet
optimaal bleken, zeer hoog ligt. De perfecte
genezingsmethode bestaat niet. Dat was ook
allemaal te lezen in het interview met dokter Van
Belle, maar in de media geldt nu eenmaal de
wetmatigheid dat men zich op één cijfer toespitst.
Dat ene cijfer is natuurlijk het cijfer dat op de radio
komt, en waardoor vele gezinnen zeer verontrust
raken. Zo gaat dat nu eenmaal. Ik spreek mij niet
uit over dit dispuut, want het heeft ook iets te
maken met de wijze waarop de media syntheses
maken, waarop zij titels maken en de wijze
waarop bepaalde zaken in kranten worden
voorgesteld. Ik zeg dat zonder kritiek te geven op
de journalisten, want ik vond dit een zeer goed
artikel in Knack.

Ik denk wel dat er een aanzienlijke verbetering
mogelijk is in de organisatie in ons land. Wij
werken daar nu al een jaar zeer intensief aan. Dit
is uiteraard ook een delicate kwestie, want u mag
niet vergeten dat bij een aantal mensen het gevoel
ontstaat dat ze verkeerd bezig zijn. Bovendien is
er de klassieke discussie over welk hospitaal wat
mag doen. Ik kies daarom ook voor een andere
benadering dan de traditionele benadering die
zeer hiërarchisch is en waar men a priori bepaalt
welke hospitalen wat mogen doen. Die werkwijze
heb ik verlaten. Ik heb gekozen voor een soepele
benadering met kwaliteitscriteria. We hebben
inderdaad veel tijd nodig gehad om dat op punt te
stellen.
09.08 Anne Barzin (PRL FDF MCC): Monsieur le
ministre, je suis de votre avis lorsque vous
affirmez que l'organisation dans certains hôpitaux
se déroule correctement et également lorsque
vous dites qu'il y a moyen d'améliorer à certains
endroits la qualité du traitement de cette maladie,
notamment au niveau du dépistage et là, je me
réjouis que vous ayez décidé d'associer les
médecins traitants au programme auquel vous
travaillez. Il en va de même pour ce qui concerne
la multidisciplinarité.

En ce qui concerne la collaboration entre les
différents hôpitaux du pays, les comités
oncologiques se réunissent-ils uniquement au sein
d'un même hôpital?
09.09 Frank Vandenbroucke, ministre: C'est un
comité qui est créé afin de gérer un programme
de soins oncologiques. Mais le programme peut
être le résultat d'un accord de coopération entre
divers hôpitaux. Par exemple, il existe des
hôpitaux qui se distinguent par la présence de
chirurgiens oncologiques ou d'experts en
chimiothérapie mais où il n'y a pas de
radiothérapie. Cela existe.

Lorsqu'il y a un accord de coopération avec un
autre établissement où il y a de la radiothérapie,
un programme de soins oncologiques peut être
organisé et dès lors, un comité oncologique est
prévu dans l'accord de coopération afin de gérer
le programme de soins.
09.10 Anne Barzin (PRL FDF MCC): Il me paraît
essentiel de regrouper les informations des
différents médecins qui s'occupent de ces soins. Il
17/01/2001
CRIV 50
COM 358
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
arrive régulièrement qu'un patient dans un hôpital
ou hôpital universitaire soit orienté vers un
chirurgien du même établissement alors que des
chirurgiens exerçant dans d'autres hôpitaux sont
peut-être plus compétents.

Ma question portait principalement sur les délais
d'enregistrement des nouveaux traitements de
chimiothérapie dans le cas des maladies plus
rares et dans ces cas-là, il est beaucoup plus
difficile d'obtenir des statistiques probantes parce
que ces cas sont rares et dès lors, un temps
précieux peut être perdu en attendant que le
traitement soit enregistré. Je vous remercie pour
la réponse très détaillée.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

De mondelinge vraag nr. 3128 van de heer Hubert
Brouns wordt naar een latere datum verschoven.

La réunion publique de commission est levée à
15.30 heures.
De openbare commissievergadering wordt
gesloten om 15.30 uur.
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRABV 50 COM 358
CRABV 50 COM 358
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
EKNOPT
V
ERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
A
NALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
C
OMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
woensdag mercredi
17-01-2001 17-01-2001
14:12 uur
14:12 heures
CRABV 50
COM 358
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i

INHOUD
SOMMAIRE
Mondelinge vraag van de heer Jan Peeters aan
de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "het verantwoord beleggen in het kader van
de uitbouw van de tweede pensioenpijler"
(nr. 2914)
1
Question orale de M. Jan Peeters au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "les
placements responsables dans le cadre du
développement du deuxième pilier de pensions"
(n° 2914)
1
Sprekers:
Jan Peeters, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Jan Peeters, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van de heer Paul Timmermans
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid en aan de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen over "de toepassing van
het koninklijk besluit nr.
499 van
31 december 1986" (nr. 2917)
2
Question orale de M. Paul Timmermans à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi et au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
"l'application de l'arrêté royal n°
499 du
31 décembre 1986" (n° 2917)
2
Sprekers:
Paul Timmermans, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Paul Timmermans, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van de heer Yvan Mayeur aan
de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "de financiering van de MUG's rekening
houdende met de vertragingen in de
erkenningsprocedure" (nr. 2999)
3
Question orale de M. Yvan Mayeur au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "le
financement des SMURS eu égard aux retards
encourus dans la procédure d'agrément"
(n° 2999)
3
Sprekers:
Yvan Mayeur, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Yvan Mayeur, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de heffing van een
bedrijfsvoorheffing op de uitkeringen uitbetaald
door het Fonds voor Beroepsziekten" (nr. 2926)
4
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "la
perception d'un précompte professionnel sur les
indemnités allouées par le Fonds des maladies
professionnelles" (n° 2926)
4
Sprekers:
Jo Vandeurzen, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Jo Vandeurzen, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de RIZIV-achterstallen"
(nr. 3102)
4
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "les
arriérés de l'INAMI" (n° 3102)
4
Sprekers:
Jo Vandeurzen, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Jo Vandeurzen, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van de heer Olivier Chastel aan
de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "de invordering inzake pensioenen van de
openbare sector" (nr. 2948)
5
Question orale de M. Olivier Chastel au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "la
récupération en matière de pensions du secteur
public" (n° 2948)
5
Sprekers:
Olivier Chastel, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Olivier Chastel, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van de heer Peter
Vanvelthoven aan de minister van Sociale Zaken
en Pensioenen over "de schepenwedde voor
gepensioneerden" (nr. 2978)
6
Question orale de M. Peter Vanvelthoven au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
"le traitement d'échevin en faveur des personnes
pensionnées" (n° 2978)
6
Sprekers:
Peter Vanvelthoven, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
Orateurs:
Peter Vanvelthoven, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
17/01/2001
CRABV 50
COM 358
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
en Pensioenen
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van mevrouw Annemie Van de
Casteele aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de RIZIV-overeenkomsten in de
geestelijke gezondheidszorg" (nr. 2992)
7
Question orale de Mme Annemie Van de Casteele
au ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "les conventions INAMI dans les soins de
santé mentaux" (n° 2992)
7
Sprekers: Annemie Van de Casteele, Frank
Vandenbroucke
, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs: Annemie Van de Casteele, Frank
Vandenbroucke
, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Samengevoegde mondelinge vragen van
9
Questions orales jointes de
9
- de heer Koen Bultinck aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen en aan de minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over "de niet-optimale behandeling van
kanker in ons land" (nr. 3073)
- M. Koen Bultinck au ministre des Affaires
sociales et des Pensions et à la ministre de la
Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur "le traitement
du cancer dans notre pays, qui n'est pas optimal"
(n° 3073)
- mevrouw Anne Barzin aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de
behandeling van kanker in België" (nr. 3141)
- Mme Anne Barzin au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur "le traitement du
cancer en Belgique" (n° 3141)
Sprekers: Koen Bultinck, Anne Barzin,
Frank Vandenbroucke
, minister van Sociale
Zaken en Pensioenen
Orateurs: Koen Bultinck, Anne Barzin,
Frank Vandenbroucke
, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
CRABV 50
COM 358
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1

COMMISSIE VOOR DE SOCIALE
ZAKEN
COMMISSION DES AFFAIRES
SOCIALES
van
WOENSDAG
17
JANUARI
2001
14:12 uur
______
du
MERCREDI
17
JANVIER
2001
14:12 heures
______



De vergadering wordt geopend om 14.12 uur door
de heer Joos Wauters, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.12 heures par M. Joos
Wauters, président.
01 Mondelinge vraag van de heer Jan Peeters
aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "het verantwoord beleggen in het kader van
de uitbouw van de tweede pensioenpijler"
(nr. 2914)
01 Question orale de M. Jan Peeters au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "les
placements responsables dans le cadre du
développement du deuxième pilier de pensions"
(n° 2914)
01.01 Jan Peeters (SP): De regering maakt werk
van de uitbouw van de tweede pensioenpijler en de
sectorpensioenen. Daardoor worden grote reserves
opgebouwd die voor een belangrijk deel in het
bedrijfsleven worden geïnvesteerd.

Er is een verandering te bemerken in de morele
waarden bij de beleggers. Eerlijke handel en
aandacht voor ecologie en voor mensenrechten
nemen in belang toe. Verantwoord beleggen is een
belangrijke doelstelling die vandaag in België nog
onvoldoende bekend is, terwijl het integraal deel
zou moeten uitmaken van het regeringsbeleid ,
gesteund op duurzame ontwikkeling. Is de minister
bereid om het verantwoord beleggen via de sector
van de pensioenfondsen aan te moedigen. Welke
incentives zal hij daartoe aanwenden?
01.01 Jan Peeters (SP): Le gouvernement prépare
le deuxième pilier des pensions et les pensions
sectorielles. On constitue ainsi d'importantes
réserves qui sont en grande partie investies dans
l'entreprise.

On observe un changement des valeurs morales
des investisseurs. Le commerce honnête, l'attention
portée à l'écologie et aux droits de l'homme
prennent de l'importance. Investir de manière
responsable est actuellement encore un objectif
trop mal connu en Belgique alors qu'il devrait faire
partie intégrante d'une politique gouvernementale
fondée sur le développement durable. Le ministre
est-il disposé à encourager l'investissement
responsable par l'entremise du secteur des fonds
de pension ? Quels incitants compte-t-il utiliser à
cet effet ?
01.02 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): De tweede pensioenpijler moet plaats
inruimen voor ethisch verantwoorde beleggen. Een
Britse enquête heeft dat overduidelijk aangetoond.
Ik wil in België dezelfde weg opgaan: de
pensioenfondsen zullen kleur moeten bekennen en
jaarlijks aan hun intekenaars moeten meedelen in
hoeverre de belegde gelden sociale, culturele of
ecologische doelstellingen dienen. Het is bewezen
dat zulke beleggingen zeker geen
rendementsverlies hoeven te impliceren.

Het incident is gesloten.
01.02 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais): Le deuxième pilier des pensions doit
stimuler les investissements éthiques. Une étude
britannique l'a clairement montré. Je veux
m'engager sur la même voie en Belgique : les fonds
de pension devront annoncer la couleur et faire
savoir chaque année à leurs souscripteurs dans
quelle mesure ils servent des objectifs sociaux,
culturels ou écologiques. Il est prouvé que de tels
investissements n' impliquent pas de pertes de
rentabilité.

17/01/2001
CRABV 50
COM 358
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
L'incident est clos.
02 Mondelinge vraag van de heer Paul
Timmermans aan de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid en aan de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over "de
toepassing van het koninklijk besluit nr. 499 van
31 december 1986" (nr. 2917)
02 Question orale de M. Paul Timmermans à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi et
au ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "l'application de l'arrêté royal n° 499 du
31 décembre 1986" (n° 2917)
02.01 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO): In
het kader van de wet van 26 maart 1999 tot
uitvoering van het Belgische actieplan voor de
werkgelegenheid 1998 werd het koninklijk besluit nr.
499 van 31 december 1986 gewijzigd en werd de
leeftijdsgrens opgetrokken van 25 tot 30 jaar.

De Waalse regelgeving voorziet evenwel helemaal
niet in een leeftijdsgrens, en 20% van de
kandidaten die aan het gewenste profiel
beantwoorden om door de entreprises de formation
par le travail
(ondernemingen voor opleiding door
arbeid) te worden aangenomen, is ouder dan 30.
De Waalse regelgeving bepaalt bovendien dat deze
personen een vergoeding van 40 frank per uur
ontvangen bij wijze van aanmoedigingspremie. De
RSZ-diensten vinden nu dat er sociale-
zekerheidsbijdragen moeten worden betaald op die
vergoeding. De jacht op de 30-plussers is blijkbaar
geopend !

Klopt het dat er vervolging werd ingesteld ? De
terugvordering van bepaalde sommen zou een
zware aderlating betekenen voor de begroting van
de entreprises de formation par le travail. U kan
door middel van een injunctie een einde maken aan
de vervolgingen. Is een wijziging van het koninklijk
besluit nr. 499 mogelijk ?
02.01 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO):
Dans le cadre de la loi du 26 mars 1999 visant à la
mise en oeuvre du plan d'action belge pour l'emploi
1998, l'arrêté royal n° 499 du 31 décembre 1986 a
été modifié: la limite d'âge est passée de 25 à 30
ans.


Or, la législation wallonne ne prévoit aucune limite
d'âge et 20% des personnes présentant toutes les
qualifications requises pour être engagées par les
EFT a plus de 30 ans. En outre, la législation
wallonne prévoit le versement à ces personnes
d'une indemnité de 40 francs par heure en guise
d'encouragement. Les services de l'ONSS
considèrent que des cotisations de sécurité sociale
doivent être perçues sur cette indemnité. La chasse
aux personnes de plus de 30 ans semble aussi été
ouverte.



Est-il exact que des poursuites ont été entamées?
La récupération de certaines sommes pourrait
grever le budget des entreprises pour la formation
par le travail. Une injonction de votre part pourrait
mettre un terme aux poursuites. Une modification
de l'arrêté royal n° 499 est-elle envisageable?
02.02 Minister Frank Vandenbroucke (Frans) :
Het koninklijk besluit nr. 499 van 31 december 1986
kent verminderingen van werkgeversbijdragen toe
voor kansarme jongeren die door sommige vzw's
worden tewerkgesteld. Een en ander is echter
gekoppeld aan een leeftijdsvoorwaarde. De
bovengrens van 25 jaar werd tot 30 jaar
opgetrokken.

De RSZ is verplicht het voordeel van die maatregel
te weigeren wanneer niet aan de
leeftijdsvoorwaarde is voldaan.

Krachtens de wet van 7 april 1999 is het koninklijk
besluit nr. 499 van toepassing op werknemers wier
inkomen lager ligt dan een derde van het
gewaarborgd gemiddeld minimuminkomen.

Dank zij die aanpassing konden tal van geschillen
die tussen de RSZ en de entreprises de formation
02.02 Frank Vandenbroucke , ministre (en
français): L'arrêté royal n° 499 du 31 décembre
1986 accorde des réductions de cotisations
patronales pour les jeunes défavorisés occupés par
certaines ASBL, avec une condition d'âge. La limite
supérieure de 25 ans a été portée à 30 ans.



L'ONSS est tenue de refuser le bénéfice de la
mesure si la condition d'âge n'est pas respectée.


La loi du 7 avril 1999 a fait bénéficier de l'arrêté
royal n° 499 les travailleurs dont les revenus
n'atteignent pas le tiers du revenu minimum moyen
garanti.

Cette adaptation a permis de régler nombre de
litiges opposant l'ONSS à des entreprises de
CRABV 50
COM 358
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
par le travail waren gerezen, worden opgelost.

Men is al zeer gul geweest. Mijn deskundigen zijn
van mening dat de leeftijdsgrens nog bezwaarlijk
kan worden opgetrokken, want men dreigt aldus
een precedent te scheppen.

In de praktijk werden tal van problemen opgelost op
grond van de uitzondering die op het bedrag van het
inkomen stoelt.

Het antwoord is misschien niet geheel bevredigend,
maar ik geloof dat de federale overheid niet meer
kan doen.
formation par le travail.


Une largesse a déjà été accordée. Mes experts
estiment difficile d'encore augmenter la limite d'âge,
car on risque ainsi de créer un précédent.

En pratique, beaucoup de problèmes ont été réglés
sur base de l'exception fondée sur le montant des
revenus.

La réponse n'est peut-être pas entièrement
satisfaisante, mais je crois que le fédéral ne peut
faire plus.
02.03 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO): De
situatie in Wallonië is heel specifiek. Enkel de
entreprises de formation par le travail kunnen een
aantal mensen weer in het zadel helpen. Hetzelfde
geldt voor de vluchtelingen die een regularisatie-
aanvraag hebben ingediend. De EFT's zijn dan ook
erg belangrijk. Een wijziging van het koninklijk
besluit nr. 499 zou zeker in hun voordeel spelen.
02.03 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO): La
situation wallonne est particulière. Seules les
entreprises pour la formation par le travail peuvent
sortir un certain nombre de gens de l'ornière. Il en
va de même pour les réfugiés demandeurs d'une
régularisation. Les EFT sont donc très importantes.
Une modification de l'arrêté 499 leur serait donc
bénéfique.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Mondelinge vraag van de heer Yvan Mayeur
aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "de financiering van de MUG's rekening
houdende met de vertragingen in de
erkenningsprocedure" (nr. 2999)
03 Question orale de M. Yvan Mayeur au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "le
financement des SMURS eu égard aux retards
encourus dans la procédure d'agrément"
(n° 2999)
03.01 Yvan Mayeur (PS): De financiering van de
MUG's werd in 2000 opgetrokken, op voorwaarde
dat zij erkend zijn. De provinciale commissies voor
dringende medische hulp zijn echter nog niet
geïnstalleerd en hebben die MUG's derhalve nog
niet kunnen erkennen.

Over welke financiering zullen zij in 2000 kunnen
beschikken? Het zou immers onbillijk zijn mochten
zij worden benadeeld.

Zal er geen technisch probleem rijzen ten gevolge
van het afsluiten van de begrotingen?
03.01 Yvan Mayeur (PS): Le financement des
SMURS a été revu à la hausse en 2000, pourvu
qu'ils soient agréés. Or, les commissions
provinciales d'aide médicale urgente ne sont pas
encore installées et n'ont, donc, pas pu les agréer.


De quel financement pourront-ils bénéficier en
2000 ? Il ne serait pas équitable qu'ils soient
pénalisés.

N'y aura-t-il pas un problème technique résultant de
la clôture des budgets ?
03.02 Minister Frank Vandenbroucke (Frans) :
De financiering van de MUG's is gekoppeld aan hun
erkenning, die onder de gewesten en
gemeenschappen ressorteert. De financiering zal
dus pas kunnen worden toegekend vanaf de datum
waarop de erkenning effectief heeft
plaatsgevonden.
03.02 Frank Vandenbroucke , ministre (en
français): Le financement des SMURS est lié à leur
agrément, lequel ressortit à la compétence des
Communautés et Régions. Le financement ne
pourra donc être accordé qu'à partir de la date
effective d'agrément.
03.03 Yvan Mayeur (PS) : Kunnen de commissies
erkenningen verlenen met terugwerkende kracht?
03.03 Yvan Mayeur (PS): Les commissions
d'agrément peuvent-elles agréer avec effet
rétroactif ?
17/01/2001
CRABV 50
COM 358
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
03.04 Minister Frank Vandenbroucke (Frans) : Ik
denk het wel. Voor alle zekerheid zal ik u dat
antwoord schriftelijk bevestigen.
03.04 Frank Vandenbroucke , ministre (en
français): Je crois que la réponse est oui. Pour toute
certitude, je vous confirmerai cette réponse par
écrit.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "de heffing van een bedrijfsvoorheffing op
de uitkeringen uitbetaald door het Fonds voor
Beroepsziekten" (nr. 2926)
04 Question orale de M. Jo Vandeurzen au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "la perception d'un précompte professionnel
sur les indemnités allouées par le Fonds des
maladies professionnelles" (n° 2926)
04.01 Jo Vandeurzen (CVP): Het Fonds voor
beroepsziekten en het Fonds voor
arbeidsongevallen deelden aan rechthebbenden
mee dat geen bedrijfsvoorheffing meer wordt
ingehouden wanneer de
arbeidsongeschiktheidsgraad niet meer dan 20
procent bedraagt, dit ingevolge de wet van 19 juli
2000. Die regeling geldt ook voor wie een rust- of
overlevingspensioen geniet. Voor wie een hogere
arbeidsongeschiktheidsgraad heeft, zou vanaf 1
januari 2001 bedrijfsvoorheffing worden ingehouden
na aftrek van het vrijgesteld gedeelte. Indien men
echter het Fonds kan aantonen dat de vergoeding
geenszins een compensatie van een bezoldiging
inhoudt, dan moet volgens artikel 39 van het WIB, §
1, 3
e
lid, evenmin op deze vergoeding een belasting
worden betaald. In dat geval is ook de inhouding
van een gedeeltelijke bedrijfsvoorheffing niet
terecht.

Hebben de betrokken Fondsen het recht een
gedeeltelijke bedrijfsvoorheffing in te houden bij een
arbeidsongeschiktheidsgraad van meer dan 20
procent, wanneer bewezen wordt dat de vergoeding
geen compensatie is voor het verlies van inkomen?
04.01 Jo Vandeurzen (CVP):Le Fonds des
maladies professionnelles et le Fonds des
accidents de travail ont communiqué aux ayant-droit
qu'aucun précompte professionnel n'est plus retenu
lorsque le taux d'incapacité de travail ne dépasse
pas les 20%, conformément à la loi du 19 juillet
2000. Cette réglementation vaut aussi pour ceux qui
bénéficient d'une pension de retraite ou de survie.
Pour ceux dont le taux d'incapacité de travail est
plus élevé, le précompte professionnel sera retenu
après déduction de la partie exonérée à partir du
1er janvier 2001. Si l'on peut prouver au Fonds que
l'indemnité ne constitue pas une compensation
d'une rémunération, selon l'article 39 du CIR,
paragraphe 1er, troisième alinéa, aucun impôt n'est
dû non plus sur cette indemnité. Dans ce cas, la
retenue d'un précompte professionnel partiel n'est
pas justifiée.


Les fonds concernés ont-ils le droit de retenir un
précompte professionnel partiel en cas d'incapacité
de travail de plus de 20% quand il est prouvé que
l'indemnité n'est pas une compensation de la perte
de revenus ?
04.02 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Ik kan bevestigend antwoorden: de
schuldenaar van een vergoeding voor
arbeidsongeval of beroepsziekte hoeft geen
bedrijfsvoorheffing in te houden op die vergoeding.
Daartoe moet de arbeidsongeschiktheid meer dan
20 procent bedragen en moet de belastingplichtige
bewijzen dat de vergoeding geen compensatie van
inkomensverlies vormt. De belastingdiensten staan
dan via een attest 276 C1 de fiscale vrijstelling toe.

Ik zou de brieven van de klagers graag inzien, want
ik heb de indruk dat het Fonds hier niet helemaal
opereert zoals het zou moeten.
04.02 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais): Je puis vous confirmer que le débiteur
d'une indemnité pour accident de travail ou maladie
professionnelle ne doit retenir aucun précompte
professionnel sur cette indemnité. Il faut pour cela
que l'incapacité de travail soit supérieure à 20% et
que le contribuable apporte la preuve que
l'indemnité ne constitue pas la compensation d'une
perte de revenus. Les services des impôts
accordent alors l'exonération fiscale via l`attestation
276 C 1.

J'aimerais voir les lettres des plaignants car j'ai le
sentiment que le système ne fonctionne pas tout à
fait comme il le devrait.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen 05 Question orale de M. Jo Vandeurzen au
CRABV 50
COM 358
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "de RIZIV-achterstallen" (nr. 3102)

ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "les arriérés de l'INAMI" (n° 3102)
05.01 Jo Vandeurzen (CVP): Het RIZIV zou een
betalingsachterstand van 76 miljard frank hebben
ten opzichte van de verzorgingsinstellingen, de
ziekenhuizen en de rustoorden. De ziekenhuizen
krijgen wel een vergoeding voor de intresten via de
ligdagprijs, maar dit is toch een zeer vreemd
systeem.

Klopt het bericht dat de betalingsachterstand steeds
groter wordt en dat het RIZIV de verschuldigde
betalingen altijd maar later doet? Wat is de
werkelijke omvang van het probleem? Hoe denkt de
minister dit te verhelpen?
05.01 Jo Vandeurzen (CVP): Les arriérés de
l'INAMI dans le paiement des institutions de soins,
des hôpitaux et des maisons de repos se montent à
76 milliards. Par le biais de la journée
d'hospitalisation, on indemnise les hôpitaux pour les
intérêts mais ce système n'en est pas moins très
particulier.


Est-il exact que les arriérés de paiement ne cessent
de croître et que n'INAMI effectue les paiements
avec toujours plus de retard? Quelle est l'ampleur
réelle du problème ? Comment le ministre compte-
t-il y remédier?
05.02 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): De onbetaalde facturen liepen eind
november inderdaad erg hoog op. Terwijl de
achterstallen in november 1998 48 miljard frank
bedroegen en in november 1999 57 miljard, ging
het vorig jaar om 76 miljard. Als verklaring hiervoor
zie ik het overschrijden van de
begrotingsdoelstellingen 1999 en 2000, in dat
laatste jaar met ongeveer 10 miljard frank.
Daardoor ontvangen de verzekeringsinstellingen
jaarlijks te weinig middelen voor het betalen van
hun facturen aan de verzorgingsinstellingen.
05.02 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais): Fin novembre, les factures impayées
représentaient effectivement un montant assez
considérable. En novembre 1998, les arriérés
s'élevaient à 48 milliards, en novembre 1999, ils
atteignaient 57 milliards et, l'an dernier, le montant
était de 76 milliards. J'explique cette situation par le
dépassement des objectifs budgétaires de 1999 et
de 2000. En 2000, le dépassement a atteint 10
milliards. Dès lors, les organismes d'assurance
reçoivent chaque année trop peu de moyens pour
payer leurs factures aux institutions de soins.
We voorzien in een drietal maatregelen. De
aanzuivering van de lopende rekening van 1999
voor een bedrag van 6,8 miljard. Dit moet gebeuren
via de tussenkomst van het globaal financieel
beheer in januari 2001. Betreffende de financiering
van de verpleegdagprijs zal er een vervroegde
storting worden gedaan van 5,2 miljard. Ten slotte
zal er een vervroegde aanzuivering worden
doorgevoerd van het globaal beheer van de
rekening van de verzekeringsinstellingen op 31
december 1994 ten belope van 4,2 miljard. Op korte
termijn zal er dus in totaal 17 miljard extra in het
systeem worden ingebracht, waardoor het bedrag
van de onbetaalde facturen aanzienlijk zal verlagen
tegen het einde van januari 2001.
Nous prévoyons trois mesures. Il y aura l'apurement
du compte courant de 1999 pour un montant de 6,8
milliards de francs. Ceci devrait se faire en janvier
2001, par l'intervention de la gestion financière
globale. En ce qui concerne le financement du prix
de la journée d'hospitalisation, il y a aura un
versement anticipé de 5,2 milliards de francs. Enfin,
il y a aura un apurement anticipé de la gestion
globale du compte des organismes assureurs au 31
décembre 1994, pour un montant de 4,2 milliards
de francs. A court terme, c'est donc un montant de
17 milliards de francs qui sera apporté au système.
Le montant des factures impayées pourra ainsi être
considérablement réduit pour la fin du mois de
janvier 2001.
05.03 Jo Vandeurzen (CVP): Het probleem is dus
niet nieuw. Een structurele oplossing is nodig, want
de huidige toestand is onhoudbaar. Het is toch
onlogisch dat instellingen intrestvergoedingen
krijgen van hetzelfde instituut dat hun niet of veel te
laat betaalt!
05.03 Jo Vandeurzen (CVP): Le problème n'est
donc pas nouveau. Il faut trouver une solution
structurelle car la situation actuelle est intenable. Il
n'est pas logique que des institutions reçoivent une
indemnisation de l'institut même, qui ne les paie pas
ou qui paie avec retard.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Mondelinge vraag van de heer Olivier Chastel 06 Question orale de M. Olivier Chastel au
17/01/2001
CRABV 50
COM 358
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "de invordering inzake pensioenen van de
openbare sector" (nr. 2948)
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "la récupération en matière de pensions du
secteur public" (n° 2948)
06.01 Olivier Chastel (PRL FDF MCC): De
pensioenwetgeving biedt niet de mogelijkheid af te
zien van de vordering van bedragen die onterecht
aan gepensioneerden van de openbare sector
werden uitbetaald, terwijl die mogelijkheid voor de
RVP en het RISVZ wel bestaat. Het College van
federale ombudsmannen beschouwt dit als een
discriminatie en oordeelt dat de wetgeving terzake
strijdig is met het Handvest van de verzekerde.

Welke maatregelen worden overwogen?
06.01 Olivier Chastel (PRL FDF MCC): Le
Collège des médiateurs fédéraux considère comme
une discrimination le fait que la législation sur les
pensions ne permet pas de renoncer à la
récupération de l'indu auprès des pensionnés
relevant du secteur public - contrairement à l'ONP
ou à l'INASTI - et en contradiction avec la possibilité
prévue par la Charte des assurés.


Quelles sont les mesures envisagées ?
06.02 Minister Frank Vandenbroucke (Frans):
Het Handvest van de verzekerde voorziet terzake in
een mogelijkheid en niet in een verplichting. Het
wijzigt geenszins de regels die in de verscheidene
sectoren gelden.

De onder de minister van Financiën ressorterende
Administratie der pensioenen kan al afzien van de
invordering van niet-verschuldigde bedragen
wanneer die de som van 300 frank niet
overschrijden. Ik ben van plan dit bedrag tot 3000
frank op te trekken en het aan de index van de
consumptieprijzen te koppelen. Het College van de
federale ombudsmannen is hiervan op de hoogte
gebracht.
06.02 Frank Vandenbroucke , ministre (en
français): La Charte des assurés prévoit une
possibilité et non une obligation . Elle ne modifie en
rien les règles en vigueur dans les différents
secteurs.


L'administration des pensions du ministère des
Finances peut déjà renoncer à la récupération de
l'indu lorsque le montant n'excède pas 300 francs.
J'envisage de porter ce montant à 3.000 francs et
de le lier à l'indice des prix à la consommation. Le
Collège des médiateurs fédéraux en a été informé.
06.03 Olivier Chastel (PRL FDF MCC): We
kunnen alleen maar blij zijn met de verhoging en de
indexering van het bedrag. Alleen zie ik niet in
waarom dezelfde regeling niet voor alle sectoren
kan gelden.
06.03 Olivier Chastel (PRL FDF MCC): On peut
se réjouir de l'augmentation et de l'indexation du
montant. Cependant, je ne vois pas pourquoi le
même régime ne serait pas appliqué à tous les
secteurs.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Mondelinge vraag van de heer Peter
Vanvelthoven aan de minister van Sociale Zaken
en Pensioenen over "de schepenwedde voor
gepensioneerden" (nr. 2978)
07 Question orale de M. Peter Vanvelthoven au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "le traitement d'échevin en faveur des
personnes pensionnées" (n° 2978)
07.01 Peter Vanvelthoven (SP): Naar aanleiding
van de gemeenteraadsverkiezingen van 8 oktober
2000 werden verschillende gepensioneerden vanaf
1 januari schepen. Naar ik verneem worden zij tot
een keuze gedwongen: ofwel behouden zij hun
rustpensioen, ofwel aanvaarden zij hun
schepenwedde en vervalt hun pensioen. Een
compensatievergoeding is mogelijk, maar de
mandataris mag dan in totaal nog niet meer
ontvangen dan de schepenwedde van een
gemeente tussen de 30.000 en de 50.000 inwoners.

07.01 Peter Vanvelthoven (SP): Au lendemain
des élections communales du 8 octobre 2000, des
pensionnés sont échevins depuis le 1
er
janvier
2001. Il me revient qu'ils seraient obligés de faire le
choix suivant : soit conserver leur pension de
retraite, soit accepter leur traitement d'échevin et
perdre leur pension. Il serait envisageable de leur
accorder une indemnité compensatoire mais, au
total, le mandataire ne pourrait de toute façon
percevoir plus que le traitement d'un échevin en
fonction dans une commune comptant de 30 000 à
50 000 habitants.
CRABV 50
COM 358
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
Betekent deze beperking geen rem op het
betrekken van gepensioneerden bij het
gemeentebeleid.
Cette restriction n'aura-t-elle pas pour effet
d'entraver la participation des pensionnés à la
politique communale ?
07.02 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): De cumulatie van
vervangingsinkomens ­ zoals pensioenen ­ met
een beroepsinkomen, ook een schepenwedde,
moet worden beperkt. Een schepenwedde kan tot
293.515 frank bruto per jaar worden gecumuleerd
met een rustpensioen. Indien het mandaat vóór het
pensioen en uiterlijk de laatste dag van de maand
van de 65
ste
verjaardag een aanvang nam, mogen
de inkomsten volledig worden gecumuleerd met het
pensioen dat ingaat tijdens het mandaat. De
mandataris kan ook zijn schepenwedde laten
verminderen tot de cumulatiegrens om zijn volledig
rustpensioen te behouden.


Voor een antwoord op de vraag over de
compensatievergoeding bedoeld in artikel 19 §1 van
de nieuwe gemeentewet, verwijs ik naar de minister
van Binnenlandse Zaken, die ter zake bevoegd is.
07.02 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais): Le cumul de revenus de
remplacement - tels que les pensions - avec un
revenu professionnel, y compris avec un traitement
d'échevin, doit être limité. Un traitement d'échevin
peut être cumulé avec une pension de retraite à
concurrence de 293.515 francs par an. Si le mandat
d'échevin a pris cours avant la pension et au plus
tard le dernier jour du mois du 65
ème
anniversaire de
l'intéressé, le traitement d'échevin peut être
intégralement cumulé avec la pension qui a pris
cours pendant l'exercice du mandat. Le mandataire
peut demander la réduction de son traitement
d'échevin jusqu'au seuil de cumul à partir duquel il
peut conserver l'intégralité de sa pension.

En ce qui concerne la réponse à la question relative
à l'indemnité de compensation visée à l'article 19, §
1er de la nouvelle loi communale, je renvoie au
ministre de l'Intérieur qui est compétent en la
matière.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Mondelinge vraag van mevrouw Annemie Van
de Casteele aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de RIZIV-overeenkomsten in
de geestelijke gezondheidszorg" (nr. 2992)
08 Question orale de Mme Annemie Van de
Casteele au ministre des Affaires sociales et des
Pensions sur "les conventions INAMI dans les
soins de santé mentaux" (n° 2992)
08.01 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Uit het
antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 215 blijkt dat
de Vlaamse centra voor geestelijke
gezondheidszorg over veel minder middelen
beschikken dan de Waalse. De RIZIV-enveloppe
bedraagt respectievelijk 708 miljoen en 860 miljoen
frank. Ongeveer 28 procent van de kredieten gat
naar Vlaanderen, het grootste deel gaat naar
Brussel en Wallonië. Voor Brussel is dat misschien
nog te verantwoorden.


Het meest frappant is de verdeling inzake
kinderpsychiatrie. Tenminste 10 tot 15 procent van
de jongeren in de regio Antwerpen heeft ernstige
psychische problemen, zo werd gezegd bij een
bezoek aan de afdeling kinderpsychiatrie van het
Middelheimziekenhuis, problemen die vaak tot een
blijvende stoornis leiden of aanleiding geven tot
delinquentie. Bij gebrek aan middelen bestaat voor
deze noden geen opvang. Vooral voor autistische
kinderen is de situatie schrijnend. Hoe verklaart de
minister de scheefgroei in de verschillende
enveloppes? Het is onwaarschijnlijk dat de noden in
de verschillende gewesten -Brussel daargelaten-
08.01 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Il
ressort de la réponse à ma question écrite n° 215
que les centres flamands de soins de santé
mentaux disposent de nettement moins de moyens
que les centres wallons. Les enveloppes INAMI
prévues à cet effet s'élèvent respectivement à 708
millions et 860 millions de francs. Environ 28% des
crédits vont à la Flandre. La plus grande partie des
crédits va donc à Bruxelles et à la Wallonie. En ce
qui concerne Bruxelles, cette situation peut
éventuellement encore s'expliquer.

Le cas le plus flagrant concerne la répartition des
moyens pour la psychiatrie pédiatrique. Selon des
responsables de la section de psychiatrie
pédiatrique de l'hôpital Middelheim d'Anvers, 10 à
15% des jeunes de la région d'Anvers sont
confrontés à de graves problèmes psychiques. Ces
problèmes conduisent souvent à des troubles
permanents ou encore à la déliquance. Or, faute de
moyens, il n'est pas possible de répondre aux
besoins dans ce domaine. La situation est
particulièrement pénible en ce qui concerne les
enfants autistes. Comment le ministre peut-il
expliquer cette distorsion au niveau des
17/01/2001
CRABV 50
COM 358
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
sterk uiteenlopen. Wat zal de minister doen om de
middelen rechtvaardiger te verdelen?
enveloppes? Il est peu probable que les besoins
dans les différentes Régions, à l'exception de
Bruxelles, soient aussi disparates. Quelles mesures
le ministre a-t-il l'intention de prendre pour garantir
une répartition plus équitable des moyens?
08.02 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Er zijn inderdaad duidelijke
verschillen tussen de regio's. In Vlaanderen zijn er
meer centra voor alcohol- en druggebruikers. In
Wallonië zijn er meer centra voor de opvang van
psychotische kinderen. Er bestaat echter geen
enkel verschil in behandeling. Er zijn in Vlaanderen
gewoonweg minder aanvragen voor
kinderpsychiatrie. Er zijn geen verschillen inzake de
behandeling van de aanvragen door de
geneesheren-directeurs. Het is niet de schuld van
de overheid dat er in Vlaanderen minder aanvragen
zijn.



Bij de herziening van de revalidatie-
overeenkomsten hebben de geneesheren-
directeurs zich voorgenomen om eventuele
doublures te vermijden. Zij zullen dus geen
financiering verlenen voor zaken die reeds
opgenomen zijn in de financiering van de
ziekenhuisopnames. Op die manier zal de
verhouding tussen Vlaanderen en Wallonië
veranderen, ten gunste van Vlaanderen. Er is
voldoende maatschappelijke controle op een billijke
verdeling van de middelen. De verdeling van de
middelen in het kader van de revalidatie-
overeenkomsten moet in een ruimer perspectief
worden gezien. Niet enkel het aantal
overeenkomsten is bepalend. Er gebeuren
inspanningen op het vlak van de residentiële
opvang.

Op het vlak van de kinderpsychiatrie situeren de
noden zich op het niveau van de adolescenten, de
risicogroepen en de ambulante opvang en
begeleiding. Het blijkt grotendeels om een
grootstedelijke problematiek te gaan. De begroting
voorziet in bijkomende middelen: er wordt bijna 168
miljoen frank ter beschikking gesteld. In totaal
komen er 195 bedden bij. Er dient te worden
gesleuteld aan ambulante begeleiding en opvang,
die een gewestelijke bevoegdheid zijn. De
interministeriële conferentie besliste tot de
oprichting van een werkgroep kinder- en
jeugdpsychiatrie. Een globale beleidsnota wordt
eerstdaags voorgesteld.
08.02 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais): Il existe effectivement de grandes
différences entre les Régions. La Flandre compte
davantage de centres de prise en charge des
alcooliques et des toxicomanes tandis que la
Wallonie compte plus de centres s'occupant
d'enfants psychotiques. Toutefois, il n'existe aucune
différence de traitement. Le fait est qu'il y a tout
simplement moins de demandes dans le domaine
de la psychiatrie infantile en Flandre. On ne
constate aucune différence sur le plan du traitement
des demandes par les médecins-directeurs.
L'autorité publique n'est pas responsable du fait
qu'il y a moins de demandes en Flandre.

Dans le cadre de la révision des conventions de
rééducation, les médecins-directeurs se sont
proposés d'éviter les doublons éventuels. Par
conséquent, ils n'octroieront pas de financement
pour des aspects qui sont déjà intégrés dans le
financement des hospitalisations. De cette manière,
le rapport entre la Flandre et la Wallonie se
modifiera au profit de la Flandre. Un contrôle social
suffisant est exercé pour veiller à une répartition
équitable des crédits. Il convient de resituer dans un
cadre plus large la répartition des crédits dans le
cadre des conventions de rééducation. Le nombre
de conventions n'est pas le seul facteur
déterminant. Des efforts sont déployés dans le
domaine de la prise en charge résidentielle.



Sur le plan de la psychiatrie infantile, les besoins se
situent chez les adolescents, dans les groupes à
risque, et au niveau de l'admission et du suivi
ambulatoires. A l'évidence, ce problème se pose
essentiellement dans les grandes villes. Le budget
prévoit des crédits supplémentaires : près de 168
millions de francs sont dégagés afin de couvrir les
besoins concernés. Il y aura au total 195 lits de
plus. Il faut modifier le système d'admission et de
suivi ambulatoires qui sont de la compétence des
Régions. La conférence interministérielle a décidé
de créer un groupe de travail chargé de la
psychiatrie infantile et juvénile. Une note de
politique globale sera présentée prochainement.
08.03 Annemie Van de Casteele (VU&ID):
Misschien moeten wij ook de situatie in de globale
psychiatrie onderzoeken. Ik zal daarover een
08.03 Annemie Van de Casteele (VU&ID):Peut-
être faut-il aussi examiner la situation globale de la
psychiatrie. Je poserai une question écrite à ce
CRABV 50
COM 358
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
schriftelijke vraag stellen. Zijn er minder aanvragen
gebeurd in Vlaanderen?
sujet.
Y-a-t-il eu moins de demandes en Flandre ?
08.04 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Inderdaad.
08.04 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais):Oui, en effet.
08.05 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Welke
aanvragen kregen dan een conventie? Of was niet
iedereen vooraf voldoende geïnformeerd om het nut
van de aanvraag juist in te schatten?
08.05 Annemie Van de Casteele (VU&ID):Quelles
demandes ont-elles fait l'objet d'une convention ?
Ou chacun n'avait-il pas été suffisamment informé
pour estimer correctement l'utilité de la demande ?
08.06 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): In geval van het Fonds voor
collectieve uitrusting en diensten was er een
scheeftrekking tussen Vlaanderen en Wallonië.
Bovendien was er een bevoegdheidsprobleem.

Hier moet echter worden onderzocht hoe het komt
dat er zo'n verschil in aanvragen is en waarom
sommige ziekenhuizen dit gegeven niet prioritair
vonden, wat dan weer de lange wachtlijsten voor
patiëntjes met zich meebracht. Onze nota
geneeskundige gezondheidszorg zal dat moeten
verhelpen.
08.06 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais): Dans le cas du Fonds d'équipements
et de services collectifs, il y a eu une distorsion
entre la Flandre et la Wallonie. Il y avait en outre un
problème de compétences.

Il faut cependant examiner les causes de cette
différence en nombre de demandes et se demander
pourquoi certains hôpitaux n'ont pas jugé qu'il
s'agissait d'une priorité, ce qui s'est traduit par une
longue liste d'attente pour les patients. Notre note
relative aux soins de santé médicaux devra
remédier à la situation.
08.07 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Ik
dring erop aan dat de middelen op termijn beter
zullen worden verdeeld en zal hierop nog
terugkomen.
08.07 Annemie Van de Casteele (VU&ID):J'insiste
pour que les moyens soient mieux répartis à l'avenir
et je reviendrai sur la question.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Koen Bultinck aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen en aan de minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over "de niet-optimale behandeling
van kanker in ons land" (nr. 3073)
- mevrouw Anne Barzin aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de
behandeling van kanker in België" (nr. 3141)
09 Questions orales jointes de
- M. Koen Bultinck au ministre des Affaires
sociales et des Pensions et à la ministre de la
Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur "le traitement
du cancer dans notre pays, qui n'est pas optimal"
(n° 3073)
- Mme Anne Barzin au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur "le traitement du
cancer en Belgique" (n° 3141)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen.)
(La réponse sera fournie par le ministre des Affaires
sociales et des Pensions.)
09.01 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): De
voorzitter van de Belgische Vereniging van medisch
oncologen doet in het weekblad Knack van 10
januari uitspraken waaruit blijkt dat 40 procent van
de kankerpatiënten geen optimale behandeling
krijgt. Wat is de reactie van de betrokken ministers
op het artikel? In welke initiatieven voorzien wij om
tot een betere kankerregistratie te komen? Welke
timing heeft de minister van Sociale Zaken klaar
voor de aangekondigde uitwerking van
oncologische zorgprogramma's? Wat is de stand
van zaken met betrekking tot de
09.01 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Dans
l'hebdomadaire Knack du 10 janvier dernier, le
président de l'association belge des oncologues à
révélé que 40 % des malades du cancer ne
bénéficient pas d'un traitement optimal. Comment
les ministres concernés réagissent-ils à cet article?
Que fait-on pour améliorer l'enregistrement des cas
de cancer? Quel délai le ministre des Affaires
sociales prévoit-il pour l'application des
programmes de soins annoncés? Où en sont les
modalités d'exécution relatives à la reconnaissance
des oncologues et où en est la concertation avec
17/01/2001
CRABV 50
COM 358
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
uitvoeringsmodaliteiten betreffende de erkenning
van de medische oncologen en wat is de stand van
zaken betreffende het overleg met de
gemeenschappen inzake de kankerpreventie?

Ondertussen werd door allerlei specialisten al heftig
gereageerd op dit artikel uit Knack. Men wil er zelfs
een rechtszaak van maken. Hoe kijkt de minister
tegen dit conflict aan? Wie heeft er nu gelijk?
les Communautés en matière de prévention du
cancer ?



Entre-temps, de nombreux spécialistes ont déjà
réagi avec vigueur à l'article. Certains voudraient
même aller en justice. Que pense le ministre de ce
conflit ? Qui a raison ?
09.02 Anne Barzin (PRL FDF MCC): Volgens
professor Simon Van Belle, voorzitter van de
Belgische Vereniging van medische oncologen, zou
de behandeling van kankerpatiënten in België in
40% van de gevallen onaangepast, ontoereikend of
zelfs onbestaande zijn. Dit percentage berust op
een extrapolatie van in het buitenland gevoerde
onderzoeken. Klopt het dat er voor België geen
statistieken betreffende de behandeling van
kankerpatiënten bestaan? Zo ja, bent u van plan
een register in te stellen zodat de kwaliteit van de
behandelingen beter kan worden gecontroleerd?

De ziekte moet, op niveau van de eerstelijnszorg,
door de huisarts worden opgespoord. Hoe wilt u
hem betrekken bij de oncologische
zorgprogramma's die u aankondigt? Bent u van
plan hem in te lichten over de gespecialiseerde
centra inzake kankerbehandeling?

Een multidisciplinaire aanpak die de bestaande
behandelingen combineert, ontbreekt op dit
ogenblik. Kan u ons meer informatie geven over de
ter zake aangekondigde hervorming en het
opleidingsprogramma voor de behandeling van
kankerpatiënten? Zal u ook een betere
samenwerking en communicatie tussen de teams
van artsen-specialisten aanmoedigen?


Hoe zal de controle op de kwaliteit van de medische
verzorging worden georganiseerd? Bent u
voorstander van de erkenning van gespecialiseerde
centra die zich exclusief met de behandeling van
kankers bezighouden? Zullen de
registratietermijnen van nieuwe
chemotherapiebehandelingen worden ingekort?
09.02 Anne Barzin (PRL FDF MCC): Selon le
professeur Simon Van Belle, président de l'Union
belge des oncologues médicaux, 40% des patients
cancéreux recevraient, dans notre pays, un
traitement inadéquat, incomplet, ou n'en recevraient
pas. Ce taux est basé sur une extrapolation des
résultats d'enquêtes menées à l'étranger. Est-il
exact qu'il n'existe pas, en Belgique, de statistiques
relatives au traitement des patients cancéreux ? Si
c'est le cas, envisagez-vous de créer un registre
permettant d'assurer un meilleur contrôle de la
qualité des traitements ?

Le médecin généraliste est en première ligne pour
le dépistage de la maladie. De quelle manière
comptez-vous associer ce médecin aux
programmes de soins oncologiques que vous
annoncez ? Envisagez-vous de l'informer sur les
centres spécialisés dans le traitement du cancer ?

Actuellement, l'approche multidisciplinaire associant
les traitements existants fait défaut. Pourriez-vous
nous fournir davantage d'informations sur la
réforme annoncée dans ce domaine et sur le
programme de formation au traitement des patients
cancéreux
? Comptez-vous favoriser également
une collaboration et une meilleure communication
entre les équipes médicales spécialisées ?

Comment le contrôle de la qualité des soins sera-t-il
organisé ? Etes-vous favorable à la reconnaissance
de centres anticancéreux exclusivement consacrés
au traitement de cette maladie ? Enfin, va-t-on
raccourcir les délais d'enregistrement des nouveaux
traitements de chimiothérapie ?
09.03 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Op dit ogenblik leggen de kabinetten
van Volksgezondheid en Sociale Zaken de laatste
hand aan een plan waarin oncologische
zorgprogramma's en een multidisciplinaire aanpak
centraal staan. Via hun arts kunnen
kankerpatiënten een beroep doen op een medisch
team van specialisten inzake radio- en
chemotherapie en oncologische heelkunde. Ook
psychologische ondersteuning en palliatieve zorg
09.03 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais): A l'heure actuelle les cabinets de la
Santé et des Affaires sociales, mettent la dernière
main à un plan dans lequel les programmes de
soins oncologiques et l'approche multidisciplinaire
occuperont une place centrale. Les patients
cancéreux auront la possibilité, par l'entremise de
leur médecin, de faire appel à une équipe médicale
de spécialistes en radiothérapie, chimiothérapie et
chirurgie oncologique .Le soutien psychosocial et
CRABV 50
COM 358
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
moeten aan bod komen. De begroting 2001 voorziet
in 800 miljoen extra, 600 miljoen voor de
herwaardering van de radiotherapie en 200 voor het
multidisciplinair oncologisch overleg.


Er bestaat niet echt een gebrek aan betrouwbaar
cijfermateriaal. Het aantal tumoren van een
bepaalde soort en de toediening van chemotherapie
kunnen worden afgeleid uit de verplicht
geregistreerde minimale gegevens en uit de
facturatiegegevens. Daarnaast is er de
onafhankelijke kankerregistratie, met een beperkte
onderregistratie.
les soins palliatifs doivent aussi être prévus. Le
budget 2001 prévoit 800 millions supplémentaires,
600 millions pour la revalorisation de la
radiothérapie et 200 millions pour la concertation
multidisciplinaire en oncologie.

Il n'y a pas de manque de données chiffrées
fiables. Le nombre de tumeurs d'un certain type
peut être déduit des données du résumé clinique
minimum qui est obligatoire et des données de la
facturation. Il y a en outre un enregistrement
indépendant des cancers, avec une classification
limitée.
Het multidisciplinair oncologisch consult zal meer
gedetailleerde gegevens moeten omvatten, met
naast een gestandaardiseerde kankerregistratie ook
een beschrijving van het behandelingsplan, volgens
de in het oncologisch zorgprogramma omschreven
richtlijnen.

Er wordt ook een College voor oncologie opgericht,
dat de registratie en data-analyse zal begeleiden.


Wat de timing betreft: de uitvoeringsbesluiten
worden voorbereid, waarna de verschillende
verplichte adviezen zullen volgen. Ik verwacht dat
de organisatie van de oncologische
zorgprogramma's kan starten eind 2001, begin
2002.

De opleiding en erkenning van specialisten is een
bevoegdheid van minister Aelvoet. Haar kabinet
deelt me mee dat de optie is genomen om de
bestaande wetteksten rond de erkenning van
medisch oncologen te verfijnen in functie van de
oncologische zorgprogramma's. De betrokken
erkenningscommissies zijn echter nog niet
samengesteld.

De preventie is een bevoegdheid van de
gemeenschappen. Er werd nog niet gevraagd om
mee te werken aan het opstarten van preventief
kankeronderzoek. Wel werd op 25 oktober een
protocolakkoord afgesloten tot samenwerking
inzake borstkankerscreening. Deze nationale
screening zal dit jaar van start gaan.
La consultation oncologique mutlidisciplinaire devra
générer des données plus détaillées, avec un
enregistrement standardisé des pathologies
cancéreuses et une description du traitement,
conformément aux directives contenues dans le
programme de soins oncologiques.

Un collège pour l'oncologie sera également
constitué. Il assurera la coordination de
l'enregistrement et de l'analyse des données.

En ce qui concerne le calendrier, je puis vous dire
que les arrêtés d'exécution sont en cours de
préparation. Après cela, il faudra recueillir les
différents avis obligatoires. Je pense que la mise en
oeuvre des programmes de soins oncologiques
pourra débuter fin 2001, début 2002.

La formation et l'agrément des spécialistes relèvent
de la compétence de la ministre Aelvoet. Son
cabinet m'a fait savoir que l'option prise est d'affiner
les textes légaux existants en ce qui concerne
l'agrément des oncologues médicaux en fonction
des programmes de soins oncologiques. Les
commissions d'agrément concernées n'ont
cependant pas encore été constituées.

La prévention relève de la compétence des
Communautés. Aucune demande de collaboration à
des programmes de dépistage du cancer n'a
encore été faite. Toutefois, un protocole d'accord a
été conclu le 25 octobre dernier pour organiser une
collaboration dans le cadre du dépistage du cancer
du sein. Ce dépistage, organisé au niveau national,
débutera cette année.
(Frans) De huisarts kan op twee manieren
deelnemen aan de oncologische zorgprogramma's.
Hij wordt betrokken bij het multidisciplinaire
oncologische overleg voor zijn patiënt, en wordt ook
uitgenodigd om zitting te hebben in het
oncologische comité dat elk programma begeleidt.
Als aan de criteria inzake kwaliteit en continuïteit
(En français): Le médecin généraliste pourra
participer de deux manières aux programmes de
soins oncologiques. Il participera à la concertation
oncologique multidisciplinaire pour son patient. Il
sera également invité à participer au comité
oncologique qui accompagnera chaque
programme. Dès l'instant où les critères de qualité
17/01/2001
CRABV 50
COM 358
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
voldaan is en een programma erkend is, wordt de
huisarts ingelicht. Dat is een van de interessante
nieuwigheden van de hervorming.


In het kader van de kankertherapie moet het te
allen tijde mogelijk zijn een beroep te doen op
andere ziekenhuisfuncties. Kanker kan trouwens
nagenoeg al onze organen aantasten, en
kankerbestrijding is dan ook een zaak van
specialisten uit alle deelgebieden van de medische
wetenschap. Het lijkt derhalve logisch om alle
specialisten te verenigen. Oncologische
zorgprogramma's worden dus in de eerste plaats
georganiseerd door niet specifiek in kankertherapie
gespecialiseerde centra. Dat is een extra troef !

Een van de belangrijkste doelstellingen van het
nieuwe geneesmiddelenbeleid is het inkorten van
de registratietermijnen voor nieuwe
chemotherapieën. Voor deze behandelingen gelden
dezelfde vereisten als voor andere
geneesmiddelen. Het zal dan ook meer dan ooit
belangrijk zijn om een volledig en wetenschappelijk
goed onderbouwd dossier in te dienen. Anders zal
de registratie sowieso vertraging oplopen.
et de continuité seront remplis et qu'un programme
sera agréé, les médecins généralistes en seront
informés. C'est l'une des innovations intéressantes
de cette réforme.

En matière de soins oncologiques, il doit toujours
rester possible de faire appel à d'autres fonctions
hospitalières. Par ailleurs, le cancer frappe
pratiquement tous les systèmes organiques : toutes
les spécialités doivent être intéressées aux soins
oncologiques. Il semble donc logique de les
rassembler. Les programmes de soins
oncologiques seront donc organisés surtout par des
centres non spécialisés dans le traitement du
cancer. C'est un atout supplémentaire.


Un des principaux objectifs de la nouvelle politique
en matière de médicaments est de réduire les
délais d'enregistrement des nouveaux traitements
de chimiothérapie. Les exigences sont identiques
pour ces derniers à celles qui s'appliquent aux
autres médicaments. Il importera donc plus encore,
à l'avenir, d'introduire un dossier complet et bien
étayé scientifiquement. A défaut, il y aura toujours
des retards.
09.04 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Hebt u al
een zicht op de samenstelling van de commissies
voor oncologie?
09.04 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Avez-vous
déjà une idée de la composition de ces
commissions d'oncologie?
09.05 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Nee.
09.05 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais): Non.
09.06 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Vindt u
het overdreven als collega's uit het medisch korps
klacht zouden neerleggen tegen professor Van
Belle ,die de uitspraken deed in Knack , of doet u
daarover liever geen uitspraak?
09.06 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Estimez-
vous qu'il serait excessif que des pairs du
professeur Van Belle concerné portent plainte
contre lui, ou préférez-vous observer le silence?
09.07 Minister Frank Vandenbroucke
(Nederlands): Het is niet mijn taak mij in te laten
met disputen binnen het medisch korps. Ik denk wel
dat een verbetering mogelijk is in de organisatie in
ons land. Ik kies ook voor een benadering die een
beetje anders is dan de traditionele, doorgaans
hiërarchische manier. Maar we hebben inderdaad
veel tijd nodig gehad om dat op punt te stellen.
09.07 Frank Vandenbroucke , ministre (en
néerlandais): Il ne m'appartient pas de m'immiscer
dans des disputes internes du corps médical. Je
crois cependant que notre pays peut améliorer son
système d'organisation en la matière. Ici aussi, je
suis favorable à une approche qui se démarque
quelque peu de l'approche traditionnelle,
généralement davantage hiérarchisée. Néanmoins,
sa mise au point a effectivement pris beaucoup de
temps.
09.08 Anne Barzin (PRL FDF MCC): In sommige
ziekenhuizen is alles inderdaad perfect
georganiseerd. Elders is de situatie dan weer voor
verbetering vatbaar. U heeft in dat verband gewag
gemaakt van een oncologisch comité. Wordt er in
elk ziekenhuis een dergelijk comité ingesteld ?
09.08 Anne Barzin (PRL FDF MCC): Il est exact
que, dans certains hôpitaux, l'organisation est déjà
parfaite. Ailleurs, la situation peut encore être
améliorée. Vous avez, à ce sujet, parlé d'un comité
oncologique. Serait-il créé dans chaque hôpital ?
CRABV 50
COM 358
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
09.09 Minister Frank Vandenbroucke (Frans) :
Dat comité wordt opgericht om een oncologische
zorgsovereenkomst te beheren. Een dergelijk
programma kunnen verscheidene ziekenhuizen
samen hebben opgesteld.
09.09 Frank Vandenbroucke , ministre (en
français) : C'est un comité qui est créé pour gérer
un accord de soins oncologiques. Un tel
programme peut avoir été élaboré conjointement
par plusieurs établissements.
09.10 Anne Barzin (PRL FDF MCC): Mij dunkt dat
het van wezenlijk belang is dat de door de
onderscheiden artsen vergaarde informatie
samengebracht wordt. Voor de behandeling van
bepaalde zeldzamere ziekten is het moeilijk om
statistisch materiaal te verzamelen, wat een
inkorting van registratietermijnen dan weer
problematisch maakt.

De voorzitter: Een aantal collega's zijn momenteel
op werkbezoek in Auschwitz. Daardoor vervallen de
vragen van mevrouw Avontroodt (nr. 2952),
mevrouw Gilkinet (nr. 3032) en mevrouw Herzet (nr.
3120) en de heer Brouns (nr. 3128). Mevrouw
D'Hondt trekt haar vraag (nr. 2962) in.

Het incident is gesloten.
09.10 Anne Barzin (PRL FDF MCC): Il me paraît
essentiel de regrouper les informations recueillies
par les différents médecins.
En matière de traitement de certaines maladies plus
rares, il est difficile de rassembler des statistiques
ce qui pose des problèmes en termes de
raccourcissement des délais d'enregistrement.


Le président: Plusieurs collègues effectuent en ce
moment une visite de travail à Auschwitz. De ce fait,
les questions de Mmes Avontroodt (n° 2952),
Gilkinet (n° 3032) et Herzet (n° 3120) et de M.
Brouns (n° 3128) sont supprimées. Mme D'Hondt
quant à elle retire sa question n° 2962.

L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 15.30 uur.
La réunion publique de commission est levée à
15.30 heures.

Document Outline