KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50 COM 357
CRIV 50 COM 357
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET HET BEKNOPT VERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC LE COMPTE RENDU ANALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
C
OMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
dinsdag mardi
16-01-2001 16-01-2001
14:30 uur
14:30 heures
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP Christelijke
Volkspartij
FN Front
National
PRL FDF MCC
Parti Réformateur libéral Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS Parti
socialiste
PSC Parti
social-chrétien
SP Socialistische
Partij
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode + nummer
en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du
n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag (op wit papier, bevat de bijlagen en het
beknopt verslag, met kruisverwijzingen tussen Integraal en
Beknopt Verslag)
CRIV
Compte Rendu Intégral (sur papier blanc, avec annexes et
CRA, avec renvois entre le CRI et le CRA)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV Compte
Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
CRIV 50
COM 357
16/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Regeling van de werkzaamheden
1
Ordre des travaux
1
Sprekers: Paul Timmermans
Orateurs: Paul Timmermans
Mondelinge vraag van de heer Richard Fournaux
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de aanwerving van
stagiairs" (nr. 2876)
1
Question orale de M. Richard Fournaux à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "le
recrutement des stagiaires" (n° 2876)
1
Sprekers: Richard Fournaux, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Richard Fournaux, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Mondelinge vraag van de heer Filip Anthuenis aan
de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "het personeelsprobleem
in de horeca tijdens piekmomenten" (nr. 2924)
2
Question orale de M. Filip Anthuenis à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
problèmes de personnel dans le secteur Horeca
lors des moments de pointe" (n° 2924)
2
Sprekers:
Filip Anthuenis, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs:
Filip Anthuenis, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Mondelinge vraag van de heer Servais
Verherstraeten aan de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid over "het
standpunt van topambtenaren met betrekking tot
het "Copernicus" administratieve
hervormingsplan" (nr. 2959)
4
Question orale de M. Servais Verherstraeten à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur
"le point de vue des fonctionnaires dirigeants au
sujet du plan "Copernic" de réforme
administrative" (n° 2959)
4
Sprekers: Servais Verherstraeten, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Servais Verherstraeten, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Mondelinge vraag van de heer Peter
Vanvelthoven aan de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid over "de grote
aanwezigheid van buitenlandse arbeidskrachten
in de voetbalsector" (nr. 2979)
5
Question orale de M. Peter Vanvelthoven à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur
"la présence importante de main-d'oeuvre
étrangère dans le secteur du football" (n° 2979)
5
Sprekers: Peter Vanvelthoven, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Peter Vanvelthoven, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Mondelinge vraag van de heer John Spinnewyn
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "het ontwerp van koninklijk
besluit betreffende de bescherming van de
werknemers tegen de risico's van
duikwerkzaamheden" (nr. 2985)
6
Question orale de M. John Spinnewyn à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "le
projet d'arrêté royal concernant la protection des
travailleurs contre les risques liés aux travaux en
immersion" (n° 2985)
7
Sprekers:
John Spinnewyn, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs:
John Spinnewyn, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Mondelinge vraag van de heer Paul Timmermans
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de elektriciteitssector"
(nr. 2989)
7
Question orale de M. Paul Timmermans à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "le
secteur de l'électricité" (n° 2989)
7
Sprekers: Paul Timmermans, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Paul Timmermans, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Samengevoegde interpellaties en mondelinge
vragen van
9
Interpellations et questions orales jointes de
9
- de heer Guy D'haeseleer tot de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
- M. Guy D'haeseleer à la vice-premier ministre et
ministre de l'Emploi sur "les conséquences
16/01/2001
CRIV 50
COM 357
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
"de nefaste gevolgen van het Rosetta-plan voor
de jongeren" (nr. 620)
néfastes du plan Rosetta pour les jeunes"
(n° 620)
-
mevrouw Trees Pieters aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"de startbanen" (nr. 3037)
- Mme Trees Pieters à la vice-première ministre et
ministre de l'Emploi sur "la convention de premier
emploi" (n° 3037)
- mevrouw Annemie Van de Casteele aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "het Rosetta-plan" (nr. 621)
- Mme Annemie Van de Casteele à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "le
plan Rosetta" (n° 621)
- de heer Filip Anthuenis aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"de resultaten van het Rosetta-plan in
Vlaanderen" (nr. 3068)
- M. Filip Anthuenis à la vice-première ministre et
ministre de l'Emploi sur "les résultats du plan
Rosetta en Flandre" (n° 3068)
- de heer Paul Timmermans tot de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"de uitvoering van de startbanen in de openbare
sector" (nr. 3101)
- M. Paul Timmermans à la vice-première ministre
et ministre de l'Emploi sur "la mise en oeuvre du
plan premier emploi dans le secteur public"
(n° 3101)
Sprekers: Guy D'haeseleer, Trees Pieters,
Filip Anthuenis, Paul Timmermans,
Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid
Orateurs: Guy D'haeseleer, Trees Pieters,
Filip Anthuenis, Paul Timmermans,
Laurette Onkelinx, vice-première ministre et
ministre de l'Emploi
Moties
15
Motions
15
Mondelinge vraag van mevrouw Simonne Creyf
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de gelijkstelling van
stagiairs met werknemers wat de
arbeidsbescherming betreft" (nr. 3077)
16
Question orale de Mme Simonne Creyf à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur
"l'assimilation des stagiaires aux travailleurs en ce
qui concerne la protection au travail" (n° 3077)
16
Sprekers:
Simonne Creyf, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Simonne Creyf, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid en aan de vice-eerste minister
en minister van Begroting, Maatschappelijke
Integratie en Sociale Economie over "de
overdracht van een bedrag van 500 miljoen frank
van de algemene uitgavenbegroting naar de
financiële tegemoetkomingen van de Federale
Staat aan de Gewesten" (nr. 3111)
18
Question orale de Mme Greta D'Hondt à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi et au
vice-premier ministre et ministre du Budget, de
l'Intégration sociale et de l'Economie sociale sur
"le transfert d'un montant de 500 millions de
francs du budget général des dépenses vers les
interventions financières de l'Etat fédéral en
faveur des Régions" (n° 3111)
18
Sprekers: Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt
aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de uitvoering van het advies
nr. 1330 van de Nationale Arbeidsraad over de
inhoudingen op de invaliditeitsuitkeringen en de
brugpensioenen" (nr. 3112)
19
Question orale de Mme Greta D'Hondt au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur
"l'exécution de l'avis n° 1330 du CNT relatif aux
retenues sur les indemnités d'invalidité et de
prépensions" (n° 3112)
19
Sprekers: Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de aangebrachte
verbetering aan de uitslagen van de sociale
verkiezingen van 1995" (nr. 3113)
21
Question orale de Mme Greta D'Hondt à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "la
correction apportée aux résultats des élections
sociales de 1995" (n° 3113)
21
Sprekers: Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
CRIV 50
COM 357
16/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE
ZAKEN
COMMISSION DES AFFAIRES
SOCIALES
van
DINSDAG
16
JANUARI
2001
14:30 uur
______
du
MARDI
16
JANVIER
2001
14:30 heures
______
De vergadering wordt geopend om 14.33 uur door
de heer Joos Wauters, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.33 heures par M. Joos
Wauters, président.
01 Ordre des travaux
01 Regeling van de werkzaamheden
01.01 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO):
Monsieur le président, je préfère joindre ma
question au débat relatif au point 8. Je souhaite en
effet participer à ce débat qui ne manquera pas
d'être passionnant même s'il y a, dans ma
question, un certain nombre de points communs
avec celle de M. Fournaux.
02 Question orale de M. Richard Fournaux à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
sur "le recrutement des stagiaires" (n° 2876)
02 Mondelinge vraag van de heer Richard
Fournaux aan de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid over "de
aanwerving van stagiairs" (nr. 2876)
02.01 Richard Fournaux (PSC): Monsieur le
président, madame la ministre, chers collègues, je
voudrais exprimer l'inquiétude de nombreux
fonctionnaires face à la non application de la
législation relative au recrutement des stagiaires
auprès des ministères. Les ministères ont un
quota fixé de recrutement de stagiaires lequel est
basé sur le volume de chacun de ces ministères.
Depuis le mois de mai 2000, chaque ministre et
tous les responsables de départements ont reçu
de la part de la direction de la comptabilité le
montant de la dépense pour le recrutement des
stagiaires pour la période du 1
er
septembre au
31 décembre 2000 et également pour l'ensemble
de l'année 2001. Suite au projet «Rosetta», il
semble que la décision a été prise de remplacer,
dans les ministères en tout cas, le quota prévu
pour les stagiaires par des personnes répondant
aux critères dits «Rosetta».
Où en est-on dans l'exécution dans chaque
département, ceux qui vous concernent
directement mais également tous les autres? Y a-
t-il une collaboration avec les ministères des
pouvoirs fédérés, de manière à ce que le même
projet soit exécuté de façon identique?
02.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, chers collègues, pour rappel, la loi
«convention/premier emploi» a mis un terme à
l'application de l'arrêté royal 230 qui permettait le
recrutement de stagiaires notamment au profit des
ministères avec une période transitoire qui
permettait aux stagiaires d'achever la période
pour laquelle ils avaient été engagés.
Ces 661 jeunes se répartissent dans les différents
ministères, services publics fédéraux. A l'époque,
une concertation a été menée avec le ministre de
la Fonction publique pour que tout se déroule
convenablement. Une circulaire a été prise le
6
septembre
2000, publiée en date du
19 septembre 2000 et définit le cadre légal, fixe
les conditions de recrutement, précise les
modalités d'engagement; il n'y a d'ailleurs aucun
problème.
Dans les ministères, de nombreux jeunes sont
engagés, non plus sur base de l'arrêté 230 mais,
sur base de la convention «emploi/jeunes».
02.03 Richard Fournaux (PSC): Donc selon la
convention «Rosetta», rien n'a changé dans le
nombre? Le volume reste-t-il le même?
02.04 Laurette Onkelinx, ministre: Seules les
conditions - rémunérations etc. - ont changé.
16/01/2001
CRIV 50
COM 357
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
02.05 Richard Fournaux (PSC): Que se passe-t-
il en ce qui concerne l'éventuelle concertation
avec les ministères des pouvoirs fédérés?
02.06 Laurette Onkelinx, ministre: C'est différent;
c'est d'ailleurs la question de M. Timmermans!
02.07 Richard Fournaux (PSC): Cette
concertation est-elle envisageable?
02.08 Laurette Onkelinx, ministre: Elle a lieu. En
gros, la répartition était la suivante: 1/3 dans les
ministères -
remplacement des anciens
stagiaires -, 1/3 pour des projets fédéraux -
l'embellissement, l'environnement etc. - et 1/3
pour des projets globaux, en concertation avec le
pouvoir fédéral, les Régions et les Communautés.
Cela représentait, au total, près de 2000 jeunes.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
03 Mondelinge vraag van de heer Filip
Anthuenis aan de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid over "het
personeelsprobleem in de horeca tijdens
piekmomenten" (nr. 2924)
03 Question orale de M. Filip Anthuenis à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
sur "les problèmes de personnel dans le
secteur Horeca lors des moments de pointe"
(n° 2924)
03.01 Filip Anthuenis (VLD): Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik stel
mijn vraag over de horeca niet alleen in eigen
naam maar ook in naam van de Socialistische
Partij. Ik heb immers begrepen dat zij het nu ook
opneemt voor de zelfstandigen.
De voorzitter: Is er nog een verschil?
03.02 Filip Anthuenis (VLD): Het wordt allemaal
een beetje grijs.
De voorzitter: Nog een geluk dat er nog groen is.
03.03 Filip Anthuenis (VLD): Mevrouw de
minister, de horeca kampt met een nijpend
personeelstekort. De werkgevers klagen over het
gebrek aan enthousiasme, beschikbaarheid en
kwalificaties van het personeel. Omwille van een
aantal karakteristieken van het horecabedrijf is het
gebrek aan personeel het meest acuut tijdens
piekmomenten waarop de horeca snel moet
kunnen inspelen; vandaar de noodzaak aan een
flexibele, eenvoudige maar ook controleerbare
arbeidswetgeving.
De sector had en heeft nog steeds een kwalijke
reputatie op het vlak van zwartwerk. Dat mag ook
blijken uit het groot aantal controles die overigens
niet altijd op de meest discrete manier gebeuren.
Die reputatie is echter niet enkel te wijten aan de
onwil van de werkgevers. Het gebrek aan
flexibiliteit, het teveel aan complexiteit van de
wetgeving, de werkloosheidsvallen en de fiscale
behandeling van het inkomen dat mensen
verdienen door bij te klussen, zijn toch wel een
aantal factoren die het zwartwerk in de hand
werken. Bovendien is het mechanisme van de
lastenverlagingen vaak niet van toepassing op
kortlopende opdrachten, vermits er een
arbeidsprestatie van minimaal 33% van een
voltijdse job wordt vereist op kwartaalbasis.
Nochtans is het potentieel voor horecapersoneel
aanwezig. Het gaat vaak om lager geschoolde
arbeid en taken die in theorie kunnen worden
vervuld door de grote groep van laaggeschoolde
langdurige werklozen en mogelijk ook
herintreders, zoals bijvoorbeeld huismoeders.
Daarenboven bestaat er een groot aantal
vrijwilligers die iets wensen bij te verdienen in de
horecasector. Daarom is het noodzakelijk om een
flexibel, maar duidelijk en betaalbaar kader te
scheppen, dat het voor de horecasector mogelijk
maakt om op een legale manier in te spelen op
het personeelsprobleem tijdens piekmomenten.
Vanuit het kabinet van de minister van
Middenstand werd al een denkspoor gelanceerd
die een regeling zoals in de fruitpluk voorstelt.
Men zou met andere woorden mensen de
gelegenheid willen geven om gedurende een
aantal dagen of door toekenning van een
contingent arbeidsuren te werken tegen een
forfaitair RSZ-tarief.
Een andere mogelijkheid is te vinden bij de
uitzendsector. Die sector kan een pool van
werknemers vormen, die op korte termijn kunnen
worden opgeroepen. Indien deze sector mee zou
worden opgenomen in het zogeheten DIMONA-
project, zou een administratieve vereenvoudiging
kunnen worden doorgevoerd. Dit denkspoor
impliceert wel een wijziging van de wet op de
uitzendarbeid van 4 juli 1987, die het voor
uitzendbureaus mogelijk moet maken om, zoals in
het geval van invoeguitzendwerk, met
uitzendkrachten contracten van langere duur af te
sluiten. Op die manier kunnen uitzendkantoren
hun uitzendkrachten fideliseren, zoals dat heet, en
investeren in vorming. Meteen zou ook een
antwoord geboden worden op de vraag van de
horecasector voor gekwalificeerd personeel.
CRIV 50
COM 357
16/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
Het oplossen van het personeelsprobleem tijdens
piekmomenten kan natuurlijk geen volledig
antwoord bieden op het probleem van het
zwartwerk. Dit wil echter niet zeggen dat er niets
moet gebeuren, want sommigen willen deze
dossiers koppelen. Het is alleszins duidelijk dat
met dit initiatief om op korte termijn het probleem
van de piekmomenten te verhelpen, een signaal
wordt gegeven aan de horeca. Ik zou er, samen
met een aantal andere collega's, bij de minister
willen op aandringen om naast en in afwachting
van de implementatie van het algemeen
regeringsplan ter bestrijding van het zwartwerk en
de fiscale hervorming, voor de piekmomenten in
de horeca een initiatief te nemen.
Mevrouw de minister, bent u van plan om een
dergelijk initiatief te nemen, te weten het voorstel
van het ministerie van Middenstand dat in een
soortgelijke regeling als voor de fruitpluk voorziet.
Vindt u dat een aanvaardbaar voorstel? Welke
houding neemt u aan ten opzichte van het voorstel
om de uitzendsector erbij te betrekken?
03.04 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de
voorzitter, collega's, ik ben op de hoogte van de
situatie van de werkgevers in de horecasector, die
het hoofd moeten kunnen bieden aan bijzondere
en vaak niet te voorziene vragen. Dat is een van
de kenmerken van deze activiteitensector.
Ik begrijp zeer goed dat het niet steeds eenvoudig
is om terzake een geschikte organisatie van het
werk op poten te zetten. De werkgevers moeten
inderdaad gelijktijdig voldoen aan de eisen van
hun klanten, zowel als aan de bepalingen van de
fiscale en de sociale wetgeving.
Traditioneel wordt deze sector erkend als een van
de sectoren waar het beroep op illegale arbeid
een gewone zaak is. Vaak geven bepaalde
personen, om de vastgestelde ongeregeldheden
te rechtvaardigen, als reden op dat het onmogelijk
is om in te gaan op de eisen van beide partijen
waarover ik het daarnet had. Zij verwaarlozen de
naleving van de sociale wetten met als reden de
logheid van de verplichtingen, zoals het invullen
van meerdere documenten, de inschrijvingen en
dergelijke, waaraan moet worden voldaan op
piekmomenten.
Je dois dire que je ne suis pas tout à fait d'accord
avec cette position. J'estime que la législation
sociale, actuellement en vigueur, offre déjà
beaucoup de possibilités, de souplesse pour
permettre aux employeurs de répondre à tous les
inattendus. Mais encore faut-il, il est vrai, que
l'information passe et qu'on puisse aider le
secteur à intégrer les possibilités qui existent.
L'accomplissement d'heures supplémentaires,
vous le savez, reste possible dans le respect de la
loi du 16 mars 1971 sur le travail.
Pour les travailleurs à temps partiel, des heures
complémentaires peuvent être prestées.
L'employeur a toujours la possibilité de faire appel
à des travailleurs intérimaires, conformément à la
loi du 24 juillet 1987 sur le travail temporaire, le
travail intérimaire et la mise de travailleurs à
disposition. A cet égard, je voudrais attirer votre
attention sur l'une des dispositions que vous avez
votées dernièrement. Elle doit encore faire ses
preuves, mais il faut l'utiliser. Il s'agit de «l'intérim
d'insertion». Cette nouvelle possibilité permet au
secteur intérimaire d'engager, de former des
travailleurs qui peuvent ainsi être intéressés par
les potentialités d'un emploi dans le secteur
HORECA. L'employeur peut aussi avoir recours à
l'engagement de travailleurs supplémentaires
même pour de courtes durées dans le cadre de
contrats de travail à durée déterminée ou à travail
déterminé.
Enfin, pour répondre aux spécificités du secteur
HORECA, une réglementation particulière en
matière de documents sociaux a été adoptée. Elle
est connue sous la dénomination de travailleurs
occasionnels ou "extras".
L'employeur est dispensé de constatation par écrit
d'un contrat de travail pour les travailleurs
engagés pour une durée maximale de deux jours
consécutifs, contrat de travail conclu pour une
durée déterminée ou pour un travail nettement
défini. Cette dispense est prévue par la convention
collective de travail du 28 février 1979, conclue au
sein de la commission paritaire de l'industrie
hôtelière et rendue obligatoire par l'arrêté royal du
2 octobre 1979.
En outre, pour ces mêmes travailleurs
occasionnels ou "extras", l'employeur est dispensé
des obligations résultant de la tenue et de la
conservation du registre du personnel pour les
travailleurs occasionnels, à condition de tenir
simplement un registre de présences. Les
conditions de ce registre sont prévues dans
l'arrêté royal du 13 novembre 1997.
Comme vous l'aurez compris, j'estime que des
outils sont à notre disposition. Nous devons
pouvoir les utiliser.
En ce qui concerne la création de pools
16/01/2001
CRIV 50
COM 357
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
d'employeurs ou de travailleurs, je vous rappelle
qu'il existe une nouvelle législation, que vous avez
votée, relative aux groupements d'employeurs.
Elle permet à un certain nombre d'employeurs de
mutualiser un ensemble de travailleurs afin de les
mettre à disposition de chaque entreprise membre
du groupement dans les périodes ou l'entreprise
en a un besoin particulier.
En résumé, il existe déjà énormément de
spécificités pour le secteur HORECA. Nous avons
tout récemment voté deux nouvelles dispositions,
la première relative à l'intérim d'insertion et la
deuxième au groupement d'employeurs. Dans la
justification de cette nouvelle disposition, on avait
cité la situation dans des secteurs comme celui de
l'HORECA. Avant d'aller plus avant, il faudrait
donc peut-être évaluer l'efficacité des nouvelles
mesures qu'ensemble nous avons prises.
03.05 Filip Anthuenis (VLD): Mevrouw de
minister, volgens u wordt het zwartwerk in de
horecasector beschouwd als een normale zaak. In
de praktijk is dat inderdaad juist, maar de vraag is
of hieraan al dan niet iets zal worden gedaan.
U voegde eraan toe, mevrouw de minister, dat de
huidige wetgeving aan de horecasector voldoende
soepele mogelijkheden biedt, maar in de praktijk
blijkt zulks niet het geval te zijn. Dat is trouwens
de reden waarom ik deze vraag stel.
Voorts, mevrouw de minister, blijkt uit uw
antwoord dat u niet meteen vragende partij bent
voor de piste van de uitzendkrachten. Toch moet
zulks volgens mij van nabij worden bekeken, te
meer daar de uitzendsector zelf vragende partij is
terzake. Doch, een oplossing in die zin is
momenteel nog steeds niet mogelijk.
03.06 Laurette Onkelinx, ministre: Mais si;
l'intérim d'insertion fut tout de même adopté.
03.07 Filip Anthuenis (VLD): Dat ging over de
werkgeversgroeperingen.
03.08 Laurette Onkelinx, ministre: L'intérim
d'insertion fut adopté pour tous les secteurs.
03.09 Filip Anthuenis (VLD): Ja, maar niet via de
poolvorming die werd goedgekeurd. Daarvoor
komen de uitzendkrachten niet in aanmerking. De
uitzendkrachten zijn vragen partij voor het sluiten
van contracten voor onbepaalde duur. Momenteel
is dat echter nog steeds niet mogelijk.
03.10 Laurette Onkelinx, ministre: Je vous
rappelle que nous avons voté deux dispositions
spécifiques qui concernent tous les secteurs, y
compris le secteur Horeca: la première sur
l'intérim d'insertion, qui permet aux sociétés
d'intérim d'engager des personnes, de les former
et de les mettre à disposition - il s'agit d'ailleurs
d'une réforme de la loi de 1987 sur la mise à
disposition, réforme demandée par le secteur -; la
seconde sur le groupement d'employeurs, qui,
dans certaines conditions et de la même manière,
va permettre de solidariser les entreprises d'un
secteur et de procéder à des engagements dans
des périodes de pic.
Il faut d'abord utiliser ces deux nouvelles
possibilités avant d'aller plus loin.
03.11 Filip Anthuenis (VLD): Mijnheer de
voorzitter, we zullen de wetgeving dan evalueren,
maar mijn eerste aanvoelen is toch dat de
horecasector zelf het in ieder geval nog niet
voldoende vindt. We zullen op een later tijdstip
nagaan waar we staan.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Mondelinge vraag van de heer Servais
Verherstraeten aan de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid over "het
standpunt van topambtenaren met betrekking
tot het "Copernicus" administratieve
hervormingsplan" (nr. 2959)
04 Question orale de M. Servais Verherstraeten
à la vice-première ministre et ministre de
l'Emploi sur "le point de vue des fonctionnaires
dirigeants au sujet du plan "Copernic" de
réforme administrative" (n° 2959)
04.01 Servais Verherstraeten (CVP): Mijnheer
de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik wil
me eerst en vooral verontschuldigen voor mijn
afwezigheid tijdens de vorige vergadering, omdat
ik twee andere verplichtingen had.
Aangezien de uitlatingen van de heer Jadot niet
meer zo actueel zijn, kan ik kort zijn. Het is
bekend dat secretaris-generaal Jadot
tegenstander is van de Copernicus-hervorming,
zoals die tot nu toe op stapel staat. Hij heeft daar
ook in het verleden bezwaren tegen geuit en u
hebt hem ooit zelfs daarvoor in bescherming
genomen bij minister Van den Bossche, mevrouw
de minister. Ook bij de voorstelling van het
evaluatierapport over het werkgelegenheidsbeleid
medio december heeft de secretaris-generaal nog
eens zeer plastisch en in striemende
bewoordingen kritiek op de Copernicus-
hervorming geformuleerd en de toekomstige
CRIV 50
COM 357
16/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
leidende ambtenaren op de diverse
departementen zelfs met rijkswachters
vergeleken.
Mevrouw de minister, mijn eerste reeks vragen
zijn de volgende. Distantieert u zich van de
verklaringen van de heer Jadot of kunt u zich
daarachter scharen? Indien u er afstand van
neemt, welke gevolgen verbindt u aan die
uitlatingen?
Ten tweede, even belangrijk als het standpunt van
de secretaris-generaal, die uiteraard recht heeft
op een eigen mening dienaangaande, die hij ook
mag verwoorden, is het feit dat de topambtenaren
van uw ministerie op dezelfde lijn staan en ook
tegenstander zijn van de hervormingen. Zij vinden
zelfs dat hiermee hun prestaties en hun werk
worden geminacht. Vandaar mijn volgende reeks
vragen. Deelt u de mening van de top van uw
ambtenarij en zult u achter hen staan? Ligt hun
standpunt overigens niet in de lijn van dat van uw
partijvoorzitter Di Rupo, die onlangs verklaringen
terzake heeft afgelegd? Met andere woorden,
steunt u dus de partijvoorzitter van de PS wanneer
hij stelt dat de Copernicus-hervormingen in de
huidige vorm geen doorgang kunnen vinden?
04.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, chers collègues, je voudrais apporter
une petite précision.
Lorsque je donne mon accord, au niveau du
gouvernement, sur des réformes, j'ai l'habitude
d'assumer par la suite. Donc, effectivement, je
défends l'ensemble des dispositions qui ont été
arrêtées au niveau de ce gouvernement, étant
entendu que tout n'est pas encore terminé pour
mettre en oeuvre les grands principes de la
réforme Copernic.
Voilà en ce qui concerne mon avis.
Deuxièmement, en ce qui concerne M. Jadot,
secrétaire général du ministère de l'Emploi, on ne
l'a pas découvert à l'occasion de ses propos sur
Copernic! Cela fait de nombreuses années,
utilisant une liberté d'expression et une liberté de
parole qui est reconnue dans le statut
administratif, qu'il s'exprime sur des sujets qui le
concernent. C'est ainsi que, depuis des années, le
secrétaire général s'exprime annuellement sur le
suivi et l'efficacité des politiques d'emploi. Je n'y ai
jamais trouvé à redire même si, parfois, sa liberté
de parole l'a amené à critiquer certaines
orientations prises par un gouvernement ou par le
ministre en particulier. C'est bien son droit.
Copernic concerne les fonctionnaires. Il était utile
que M. Jadot s'exprime. D'après mes
informations, cela a d'ailleurs permis une réunion
très fructueuse au niveau du collège des
secrétaires généraux. Chacun a eu l'occasion de
s'exprimer ce qui a permis au ministre de la
Fonction publique de prendre encore mieux en
compte l'avis de son administration sur une
réforme qui la concerne aussi.
04.03 Servais Verherstraeten (CVP): Mevrouw
de minister, ik dank u voor uw verduidelijking. Het
verheugt mij dat u het spreekrecht van de
secretaris-generaal niet wenst in te perken. Ik
hoop dat u hetzelfde zult doen voor de andere
ambtenaren van uw ministerie, zodat we in dit
dossier wat duidelijkheid kunnen krijgen.
Mevrouw de minister, ik heb ook vastgesteld dat u
de Copernicushervorming, zoals zij werd
goedgekeurd door de regering, nog steunt. U
beweert wel dat zij nog niet werd voltooid. Een
aantal punten, waarop de secretaris-generaal en
topambtenaren van uw ministerie kritiek hebben,
hebben betrekking op teksten die reeds werden
goedgekeurd door deze regering. Zo bestaat er al
een ontwerp voor het mandatensysteem, hoewel
er binnen de regering nog wordt gediscussieerd
over het koninklijk besluit. Bepaalde principes die
nu worden bekritiseerd, staan echter wel in het
wetsontwerp dat door u blijkbaar wordt
goedgekeurd en gesteund. Bijgevolg staat uw
standpunt in zekere mate in tegenstelling tot dat
van uw leidende ambtenaren. Dit zal door ons in
de toekomst worden beoordeeld.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Mondelinge vraag van de heer Peter
Vanvelthoven aan de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid over "de grote
aanwezigheid van buitenlandse arbeids
krachten in de voetbalsector" (nr. 2979)
05 Question orale de M. Peter Vanvelthoven à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
sur "la présence importante de main-d'oeuvre
étrangère dans le secteur du football" (n° 2979)
05.01 Peter Vanvelthoven (SP): Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik stel
mijn vraag naar aanleiding van een vrij
choquerende uitspraak van een ex-bondscoach in
de pers huidig trainer van een ploeg, en ik kijk
naar de heer Anthuenis. Op de vraag waarom
zoveel buitenlanders in zijn ploeg spelen,
antwoordt deze trainer dat zij via contacten ter
plaatse goedkope arbeidskrachten kunnen
16/01/2001
CRIV 50
COM 357
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
aantrekken in Afrika. De drie IJslanders waren
vrije spelers. De namen zullen u misschien niet
zoveel zeggen, maar de transfers van Youla en
Köller hebben aangetoond dat deze tactiek de
club een aardige stuiver kan opbrengen. Dit
betekent dat men in het buitenland, buiten Europa,
goedkope arbeidskrachten zoekt om ze
vervolgens aan een hogere prijs te kunnen
voortverkopen. Men speculeert dus op de
meerwaarde die men op die manier kan
realiseren. Aan de hand van de cijfers kan men
vaststellen hoeveel buitenlandse voetballers actief
zijn in de Belgische competitie, niet alleen in de
eerste klasse, maar ook in de lagere klassen.
Mevrouw de minister, in principe bestaat er in
België in migratiestop. Er zijn ook strikte
bepalingen voor het verkrijgen van een
arbeidsvergunning. Zo moeten werkgevers
uitdrukkelijk bewijzen dat een aangeworven
buitenlandse
arbeidskracht - dus
ook
een
buitenlandse voetballer - in het bezit is van een
theoretische kennis of van capaciteiten die
onvindbaar zijn op de Belgische arbeidsmarkt.
Indien de buitenlandse arbeidskracht een bruto
jaarinkomen van 1.147.000 frank of meer heeft,
moet de werkgever bij uitzondering dat bewijs niet
leveren.
Gezien het aantal buitenlandse voetballers in
België, vermoed ik dat een aantal van hen dat
loonplatform niet haalt. Uit uitspraken van de
voetbaltrainers zelf blijkt dat die buitenlandse
spelers in ieder geval niet van een bijzonder hoge
kwaliteit zijn. Hun niveau wordt in principe immers
ook hier gehaald, maar men haalt ze vooral naar
hier omdat ze goedkoop zijn.
Mevrouw de minister, hoe is het mogelijk dat deze
voetbalclubs als werkgever erin slagen massaal
buitenlandse arbeidskrachten, die geen EU-
onderdaan zijn, naar België te halen? Voor een
gewone werkgever is dit immers niet mogelijk.
Zijn deze praktijken u bekend en welke oplossing
kan u ervoor bieden?
05.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, je comprends le sentiment de notre
collègue à ce propos. Je vais vous donner une
réponse correspondant au dispositif légal actuel.
Nous devons nous situer dans le cadre de la loi
spéciale de réforme institutionnelle du 8 août
1980, en son article 6, qui dit que l'application des
normes en matière d'occupation de travailleurs
étrangers relève de la compétence des régions.
Par conséquent, l'octroi des autorisations
d'occupation et des permis de travail pour les
travailleurs étrangers et notamment les sportifs
professionnels est une compétence régionale.
Toutefois, il y a une exception: le pouvoir normatif
relève toujours d'une compétence fédérale. La
base réglementaire se situe dans l'arrêté royal du
9 juin 1999 qui porte exécution de la loi du 30 avril
1999 relative à l'occupation des travailleurs
étrangers. Que dit cette loi? En son article 8, elle
prévoit que, je cite: "En règle générale, pour
l'occupation de tout travailleur étranger,
l'autorisation de l'occupation n'est accordée que
s'il n'est pas possible de trouver, parmi les
travailleurs appartenant au marché de l'emploi, un
travailleur apte à occuper de façon satisfaisante et
dans un délai raisonnable, même au moyen d'une
formation professionnelle adéquate, l'emploi
envisagé".
Des exceptions à cet article sont prévues dans le
même arrêté. Une exception prévoit notamment
que la condition du marché de l'emploi ne
s'applique pas lorsqu'il s'agit de sportifs
professionnels et d'entraîneurs âgés d'au moins
18 ans, pour autant que, dans les deux cas, le
montant de leur rémunération corresponde au
moins au quadruple de la rémunération, fixée
conformément à toute une série de dispositions
de la loi du 24 février 1978 relatives au contrat de
travail du sportif rémunéré.
Par conséquent, l'autorisation d'occupation ne
devrait pas être accordée à un club de football,
par exemple, pour l'engagement d'un
ressortissant hors UE, sauf si sa rémunération
annuelle atteint - chiffres de 1999 - 1.103.902
francs bruts. On constate d'ailleurs que ce
montant n'est que de très peu inférieur au montant
requis par une autre disposition pour les
travailleurs hautement qualifiés: 1.147.000 francs
bruts.
Voilà le contexte légal qui permet ou non d'agir,
toujours en fonction du dispositif légal dûment
négocié avec les régions.
05.03 Peter Vanvelthoven (SP): Mevrouw de
minister, ik dank u voor de nuancering die u in uw
antwoord aanbrengt. Ik begrijp dat het al dan niet
bestaan van misbruiken in deze sector behoort tot
de bevoegdheid van de gewesten. Ik zal mijn
vraag dan ook stellen aan de bevoegde minister
aldaar.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Mondelinge vraag van de heer John
CRIV 50
COM 357
16/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
Spinnewyn aan de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid over "het
ontwerp van koninklijk besluit betreffende de
bescherming van de werknemers tegen de
risico's van duikwerkzaamheden" (nr. 2985)
06 Question orale de M. John Spinnewyn à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
sur "le projet d'arrêté royal concernant la
protection des travailleurs contre les risques
liés aux travaux en immersion" (n° 2985)
06.01 John Spinnewyn (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister,
collega's, mijn vraag gaat over een wetsontwerp
van 1994 ter reglementering van
duikwerkzaamheden. Dat is echter nog steeds niet
van kracht. De wettelijke leemte die er momenteel
op gebied van veiligheid en opleiding heerst, heeft
zowel op nationaal als op internationaal vlak
kwalijke gevolgen. Via een schriftelijke vraag van
een ander parlementslid heb ik kunnen vaststellen
dat het koninklijk besluit in nauw verband staat
met het koninklijk besluit van 3 mei 1999
betreffende tijdelijke of mobiele bouwplaatsen.
Ik citeer u: 'Ik wacht tot het koninklijk besluit van 3
mei 1999, dat momenteel wordt gewijzigd, in het
Belgisch Staatsblad zal zijn verschenen om het
ontwerpbesluit betreffende de bescherming van
de werknemers tegen de risico's van
werkzaamheden in een hyperbare omgeving ter
ondertekening aan de Koning voor te leggen"
Hoever staat het ondertussen met beide
koninklijke besluiten?
06.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, chers collègues, ce projet d'arrêté royal
a été conçu et rédigé, fin des années 80, selon les
traditions de l'époque, et dans le cadre de la loi du
10 juin 1952 concernant la santé et la sécurité des
employeurs.
Les dispositions reprises se présentent comme
des recommandations techniques ayant un impact
sur la fabrication des équipements de travail et de
protection pour lequel le ministère de l'Emploi et
du travail ne dispose d'aucune compétence
juridique. La structure et la formation de ce projet
ne correspondent plus techniquement et
juridiquement aux exigences imposées par la loi
du 4 août 1996 relative au bien-être des
travailleurs lors de l'exécution de leur travail et des
directives européennes en matière de santé et de
sécurité basées sur l'article 118, A du traité.
Pour satisfaire à ces nouvelles exigences, ce
projet a été restructuré et globalisé dans le cadre
de la loi du 4 août 1996 et de l'arrêté royal du 27
mars 1998 relatif à la politique de bien-être au
travail.
Un nouveau projet a été rédigé portant sur la
protection des travailleurs contre les risques liés
aux travaux en milieu «hyperbar». Ce projet réunit
un ensemble de dispositions qui sont à la fois
communes et spécifiques au travail en caisson et
en immersion.
L'adoption par le Conseil européen de la directive
relative aux chantiers temporaires ou mobiles a eu
également une influence déterminante sur le
développement de ce projet. En effet, les travaux
en plongée appareillée et en caisson d'air
comprimé font partie du champ d'application des
chantiers temporaires ou mobiles. Le projet
remanié a donc dû intégrer des dispositions de
référence à l'arrêté royal du 3 mai 1999 relatif aux
chantiers temporaires et mobiles. Il a donc fallu
retravailler les textes en fonction des nouvelles
dispositions de loi, de l'arrêté royal et de la
directive européenne. Un projet d'arrêté royal a
donc été conçu. Il est finalisé. Il va être soumis
pour avis au Conseil supérieur pour la prévention
et la protection au travail, dans les jours à venir,
en vue d'être transmis ultérieurement au Conseil
d'Etat.
En conclusion, le texte intègre la transposition des
directives européennes, la mise en conformité
avec la loi de 1996 relative au bien-être des
travailleurs et les dispositions applicables aux
chantiers temporaires ou mobiles.
Mon intention est de faire aboutir ce projet dans
les meilleurs délais, ce dans l'intérêt du bien-être
des travailleurs de ce secteur d'activité.
06.03 John Spinnewyn (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, ik dank mevrouw de
minister voor haar antwoord. Ik wil enkel
benadrukken dat het wetsontwerp van 1994
dateert. Bovendien werd er ook vorig jaar in de
schriftelijke vraag vermeld dat we er zo snel
mogelijk werk van zouden maken. Ik hoop dat het
ook nu weer geen jaren zal duren.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Question orale de M. Paul Timmermans à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
sur "le secteur de l'électricité" (n° 2989)
07 Mondelinge vraag van de heer Paul
Timmermans aan de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid over "de
elektriciteitssector" (nr. 2989)
16/01/2001
CRIV 50
COM 357
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
07.01 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO):
Monsieur le président, madame la ministre, chers
collègues, il s'agit effectivement d'une question
particulièrement "éclairante". Je veux parler d'une
forme de délocalisation non vers un pays où les
conditions sociales sont moins contraignantes
pour les travailleurs et surtout les employeurs
mais vers une commission paritaire, où les
avantages sociaux sont nettement moins
favorables.
En effet, la question concerne le secteur de
l'électricité, qui connaît, comme de nombreux
autres secteurs, une libéralisation du marché, et
partant, une restructuration importante, et donc
inéluctablement, la mise en oeuvre de critères de
gestion allant dans le sens d'une recherche d'une
plus grande compétitivité, voire d'un plus grand
profit. Tout cela est assorti de restructurations
internes importantes, mais aussi de changements
dans les relations sociales.
Chez Electrabel, qui reste un des producteurs les
plus importants, les contacts avec la clientèle sont
revus et on envisage sérieusement leur
concrétisation non plus à partir d'une relation de
proximité où le client peut avoir un contact avec
son interlocuteur "vendeur d'électricité" mais à
partir de "call centers". Il est même question de
regrouper l'ensemble de ces "call centers" en une
seule unité d'exploitation.
Le problème commence à partir du moment où
les "call centers" ne sont pas affiliés à la même
commission paritaire qu'Electrabel. Ils le sont à la
commission 218, commission paritaire nationale
auxiliaire pour employés, dont les conditions
salariales sont moins avantageuses pour le
travailleur. Il est également question, dans un
certain nombre de cas, qui me sont avancés par
les organisations syndicales, de transfert, contre
leur gré, du statut du personnel d'Electrabel vers
celui de ces "call centers".
Il s'agit, selon moi, d'une forme inquiétante de
remise en cause des avantages sociaux d'un
secteur, qui réalise pourtant de plantureux
bénéficies, et donc, je demande à Mme la
ministre, sur quelle base légale cette décision de
transférer une activité, qui relève d'une activité
commerciale du secteur, peut avoir lieu vers un
autre secteur et une autre commission paritaire: la
218.
Complémentairement, ne conviendrait-il pas, afin
que le sens du service public lié à la production
d'électricité et aux services aux usagers soit
valorisé, d'examiner ce qu'il est possible de faire
pour éviter de telles délocalisations dans les
commissions paritaires?
07.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, monsieur Timmermans, je puis vous
préciser qu'il y aura, pour ce qui concerne ce "call
center" trois unités techniques et juridiques,
respectivement sises à Malines, Charleroi et
Bruxelles.
Pour le reste, effectivement, une société anonyme
dénommée "N-Allô" a été constituée en vue
d'assurer un service téléphonique destiné aux
clients d'Electrabel.
Mon administration et l'inspection des lois sociales
ont été consultées à plusieurs reprises quant au
fait de savoir si l'entreprise devait continuer à
relever de la compétence de la commission
paritaire de l'industrie du gaz et de l'électricité, à
savoir la commission paritaire 326 ou, au
contraire, dépendre de la commission paritaire
nationale auxiliaire pour employés, la commission
paritaire 218.
Vous devez savoir que l'arrêté royal du
17 juin 1985, modifié en 1997, qui a institué la
commission paritaire de l'industrie du gaz et de
l'électricité, vise "les entreprises et organismes de
production, de coordination, de transport et de
distribution du gaz et de l'électricité".
En d'autres termes, il faut savoir si un "call center"
autonome juridiquement et techniquement,
répartissant les appels téléphoniques pour le
compte d'Electrabel, peut être considéré comme
une entreprise de coordination relevant de cette
branche d'activités ou pas.
J'ai reçu un premier rapport de l'inspection des
lois sociales et un premier avis de l'administration
des relations collectives du travail, qui ont conclu
par la négative et ont fait savoir à la société
concernée que l'arrêté royal du 5 janvier 1957
instituant la commission paritaire auxiliaire pour
employés était d'application en l'espèce.
Suite à une réclamation des organisations
syndicales, j'ai demandé qu'une nouvelle enquête
soit effectuée par l'inspection des lois sociales aux
fins de savoir si la société Electrabel était le client
exclusif de "N-Allô", et s'il n'y avait pas lieu de
considérer que cette entreprise agissait en sous-
traitance, et pouvait dès lors être considérée
comme un centre de coordination d'activités du
secteur du gaz et de l'électricité. Du nouveau
rapport d'enquête de l'inspection des lois sociales,
CRIV 50
COM 357
16/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
il ressort qu'Electrabel n'est pas le seul client du
"call center". Sur la base de ce rapport,
l'administration des relations collectives du travail,
a confirmé la première prise de position indiquant
la compétence de la commission paritaire pour
employés, la 218. Je tiens à rappeler que la prise
de position de mon administration n'a bien
entendu qu'une valeur d'avis et que seuls les
cours et tribunaux sont habilités à prendre une
décision et peuvent être saisis du dossier à tout
moment. C'est pourquoi l'administration doit
privilégier une approche purement juridique du
problème.
Par ailleurs, je suis bien consciente des difficultés
que peut provoquer un tel changement pour les
travailleurs impliqués. Toutefois il m'est revenu
que le personnel qui serait affecté dans la
nouvelle société garderait les avantages acquis
antérieurement, lorsqu'il s'agit en tout cas
d'employés occupés précédemment chez
Electrabel, cette disposition n'étant pas applicable
aux personnes nouvellement recrutées. C'est
évidemment aux organisations syndicales
compétentes qu'il appartient de vérifier si de tels
engagements ont été pris et si la direction de la
nouvelle entreprise est prête à les respecter en
prévoyant des clauses particulières dans les
contrats de travail.
Monsieur le président, comme vous pouvez le
constater c'est un dossier pour lequel j'ai pris des
dispositions, j'ai demandé des compléments
d'informations, j'ai eu un dialogue avec toutes les
parties en présence, et il m'appartient aussi de
respecter l'avis éclairé de mon administration
comme de la convention collective et de l'insertion
sociale.
07.03 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO):
Monsieur le président, je n'ai jamais mis en doute,
madame la ministre, le travail de concertation que
vous faites et la qualité du travail de votre
administration. J'ai bien entendu votre réponse et
votre souci de respecter la loi. Convenez
cependant avec moi que certains ont l'art de la
tourner à leur avantage, et plus l'on peut se
procurer des attachés juridiques, plus l'on peut
faire en sorte que la législation sociale soit
favorable. Convenez encore qu'il y a dans la façon
dont l'administration interprète parfois cette loi
deux poids, deux mesures.
Il me revient par ailleurs - et cela aurait pu faire
l'objet d'une autre question - qu'une asbl qui
s'occupe de service aux personnes et
particulièrement aux personnes précarisées va
être "versée" dans la commission paritaire 14 qui
est celle de la construction, où le coût minimum
horaire, charges patronales comprises, est de
1.000 francs, alors que la facture demandée à ces
personnes précarisées est de 150 francs, ce qui
met ces asbl en grande difficulté et dans
l'impossibilité de rendre les services prévus.
Evidemment, je vais d'un extrême à l'autre! Mais
quand je vois une société comme Electrabel qui
s'organise pour baisser ses charges salariales
avec la complicité de l'administration et de la loi, et
d'autre part une asbl qui connaît ces difficultés,
comprenez ma perplexité...
07.04 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, cela relève d'un examen différent du
dossier. Il convient d'examiner s'il y a eu une
demande relative à une indication d'une autre
commission paritaire, notamment pour le secteur
de la construction. Il faut consulter l'enquête qui a
été réalisée par les sections sociales, par le
service des relations collectives. Je n'ai pas les
conclusions, je ne savais pas que vous alliez
m'interpeller à ce sujet, mais je suis évidemment
disposée à l'examiner.
07.05 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO):
Madame la ministre, je me ferai donc un plaisir de
vous interpeller à ce sujet dès la prochaine
réunion de la commission.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
De voorzitter: Mevrouw Els Van Weert heeft zich
laten verontschuldigen. Haar mondelinge vraag
nr. 3023 wordt naar een latere datum verschoven.
08 Samengevoegde interpellaties en
mondelinge vragen van
- de heer Guy D'haeseleer tot de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"de nefaste gevolgen van het Rosetta-plan voor
de jongeren" (nr. 620)
- mevrouw Trees Pieters aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"de startbanen" (nr. 3037)
- mevrouw Annemie Van de Casteele aan de
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "het Rosetta-plan"
(nr. 621)
- de heer Filip Anthuenis aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"de resultaten van het Rosetta-plan in
Vlaanderen" (nr. 3068)
- de heer Paul Timmermans tot de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"de uitvoering van de startbanen in de
openbare sector" (nr. 3101)
16/01/2001
CRIV 50
COM 357
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
08 Interpellations et questions orales jointes de
- M. Guy D'haeseleer à la vice-premier ministre
et ministre de l'Emploi sur "les conséquences
néfastes du plan Rosetta pour les jeunes"
(n° 620)
- Mme Trees Pieters à la vice-première ministre
et ministre de l'Emploi sur "la convention de
premier emploi" (n° 3037)
- Mme Annemie Van de Casteele à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "le
plan Rosetta" (n° 621)
- M. Filip Anthuenis à la vice-première ministre
et ministre de l'Emploi sur "les résultats du plan
Rosetta en Flandre" (n° 3068)
-
M. Paul Timmermans à la vice-première
ministre et ministre de l'Emploi sur "la mise en
oeuvre du plan premier emploi dans le secteur
public" (n° 3101)
08.01 Guy D'haeseleer (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister,
collega's, het Vlaams Blok is van in het begin
steeds een hevige tegenstander geweest van de
startbanen zoals u ze hebt ontworpen, omdat het
plan volgens ons helemaal niet inspeelt op de
verschillende socio-economische realiteiten in de
verschillende gewesten. Ook de cijfers die de
minister steeds aanhaalt, om het succes van het
startbanenplan te onderstrepen, moeten sterk
worden gerelativeerd. Wij hebben in het verleden
steeds gesteld dat het overgrote deel van de
aangeworven jongeren ook zonder het plan
effectief aan het werk zouden zijn geweest. Dit
wordt nu nog maar eens bewezen door een
recente enquête uitgevoerd door het Vlaams
Economisch Verbond, die een aantal perverse
effecten van het Rosetta-plan in de schijnwerpers
stelt. Zo zouden onder meer 84% van de Vlaamse
ondernemingen ook zonder Rosetta-plan evenveel
jongeren hebben aangeworven. Terwijl ze met het
Rosetta-plan meestal maar een tijdelijk contract
op zak hebben, zouden ze zonder het plan in 65%
van de ondernemingen zelfs een vast contract
gekregen hebben.
Ook het verplichtend karakter van het plan zorgt
voor heel wat moeilijkheden. Ongeveer 80% van
de ondernemingen heeft het moeilijk om jongeren
te vinden die voldoen aan de voorwaarden van het
plan. Bovendien zouden ondernemingen die aan
de administratie kunnen aantonen dat ze via de
VDAB en uitzendkantoren vruchteloos hebben
gezocht naar jongeren die in aanmerking kwamen
voor het plan, op veel onbegrip stuiten bij de
administratie. Nochtans spreken de cijfers voor
zich. De jeugdwerkloosheid in Vlaanderen is op
één jaar tijd met bijna 19% gedaald tot ongeveer
17.400 eenheden, zodat men helemaal niet meer
kan spreken, althans wat Vlaanderen betreft, van
een groot jeugdwerkloosheidsprobleem. Tot 64%
van de ondernemingen vindt het Rosetta-plan
nutteloos in zijn huidige vorm, terwijl ongeveer 6%
het zelfs als schadelijk typeert. Ook de
bijkomende administratieve lasten worden door
heel wat ondernemingen als zeer hinderlijk
beschouwd.
De resultaten van deze enquête zijn overduidelijk.
Het is duidelijk dat het startbanenplan, dat in
essentie een Waals plan is, weinig meerwaarde
biedt voor de Vlaamse jongerenwerkgelegenheid.
In Vlaanderen liggen de prioriteiten nu eenmaal
anders dan in Wallonië. Daar vormen bijvoorbeeld
de oudere werklozen een groter probleem dan de
jongere werklozen en verdienen de oudere
werklozen dan ook meer aandacht in Vlaanderen.
Deze grote regionale verschillen maken ook een
federaal gestuurd werkgelegenheidsbeleid
inefficiënt en overbodig.
Mevrouw de minister, sta mij toe u enkele vragen
te stellen. Wat is uw globale reactie op deze
enquête? Denkt u dat aan deze nadelige effecten
voor de Vlaamse jongeren kan worden verholpen
of raakt u er ook stilaan van overtuigd dat een
gedefederaliseerd werkgelegenheidsbeleid meer
dan ooit aangewezen is? Bent u bereid om het
verplichtend karakter, althans voor Vlaanderen, op
te heffen of te herzien? Zijn de berichten juist dat
de administratie geen begrip toont voor bedrijven
die kunnen aantonen dat zij al het mogelijke
hebben gedaan om jongeren aan te werven, doch
deze niet kunnen vinden?
Op welke manier zal hiermee rekening worden
gehouden bij de vaststelling van de boetes, want
die zijn toch niet min, 3000 fr. per dag en per niet-
aangeworvene? Dat kan dus heel vlug oplopen.
Voorziet u in de nabije toekomst in aanpassingen
aan het startbanenplan om tegemoet te komen
aan de verzuchtingen en de noden, vooral in
Vlaanderen?
08.02 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, collega's, een
aantal weken geleden werden de resulaten van de
enquête van het VEV bekendgemaakt. In
december heeft het VEV zijn leden bevraagd. Tot
mijn verbazing hebben 378 bedrijven geantwoord.
Dat lijkt me een relatief groot deel van de
aangesloten leden. In de inleiding stelt het VEV
toch wel bepaald scherp dat het plan nutteloos is
voor de Vlaamse arbeidsmarkt. Het VEV bouwt
zijn theorie uit en stelt dat 88,3% van de Vlaamse
bedrijven even veel jongeren zou hebben
aangeworven zonder Rosetta-banen. Meer nog,
CRIV 50
COM 357
16/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
64,3% van de ondervraagde bedrijven stelt dat ze
zonder Rosetta-banenplan de jongeren een betere
baan hadden kunnen geven en hen een
volwaardige job met een arbeidsovereenkomst
van onbepaalde duur zouden hebben
aangeboden.
Mevrouw de minister, in deze commissie en in de
plenaire vergadering hebben we meerdere malen
gesteld dat ondernemingen in Vlaanderen reeds
moeilijkheden ondervinden om geschikte
arbeidskrachten te vinden. Voor vele
ondernemingen is het bijzonder moeilijk jongeren
te vinden die voldoen aan de voorwaarden van het
Rosetta-banenplan. Tot 29% van de
ondervraagde bedrijven geeft wel toe dat het plan
zijn nut kan hebben omdat ingevolge de
aanwervingen bedrijven een korting krijgen op de
RSZ-bijdragen. U vindt dit concreet terug op
bladzijde 6. Het is het enige nuttige effect voor het
bedrijfsleven, wat meegenomen is in de totale
budgettaire context.
Een van de knelpunten waarnaar de CVP reeds
heeft verwezen zijn de hoge boetes. De boetes
zijn dezelfde als degene die destijds werden
toegepast bij de niet-naleving van de
reglementering inzake de stagecontracten. Wat
bedoelt u met controles? Hoe zult u de bedrijven
beboeten? Ik kom hierop terug.
De nota van het VEV is bijzonder duidelijk en stelt
onomwonden dat het plan in Vlaanderen heel wat
problemen veroorzaakt.
Mevrouw de minister, ik wens u zes vragen te
stellen.
Ten eerste, gaat u akkoord met het resultaat van
de enquête? Beschikt u over gegevens die deze
resultaten kunnen weerleggen?
Ten tweede, hebt u inzake de toepasbaarheid van
de Rosetta-banen in Vlaanderen nog nieuwe
contacten gelegd met uw Vlaamse evenknie, de
heer Landuyt, die met een Vlaams startbanenplan
heeft uitgepakt dat grosso modo overeenstemt
met uw plan? De minister-president van de
Vlaamse regering steekt niet onder stoelen of
banken dat de Vlaamse regering en de sociale
partners tegen uw plan waren. Zij zijn wel akkoord
gegaan met een aangepaste versie. Minister-
president Dewael steunt het VEV in de eis tot
bijsturing van dit plan.
Ten derde, kunt u ons de gegevens bezorgen over
het aantal boetes en de bedragen met betrekking
tot de niet-naleving van de verplichtingen van het
Rosetta-banenplan? In het verleden werd de niet-
naleving van de verplichting inzake de aanwerving
van stagiairs al wel eens over het hoofd gezien.
Men hield rekening met een reeks
onmogelijkheden vooraleer boetes op te leggen.
Hoe gaat u in dit dossier om met de boetes?
Ten vierde, wat zult u doen, in het kader van
sancties en boetes, met bedrijven die kunnen
aantonen dat er geen kandidaten zijn voor de
aangeboden startbaan? Zult u in deze gevallen
ook sancties treffen? Zult u dit door de vingers
zien of zult u ook optreden, bestraffen en
beboeten?
Ten vijfde, de administratieve overlast en de
complexiteit van dit banenplan zijn veel groter dan
bij de stageplannen. Het werd reeds door mijn
collega gezegd en ik herinner mij dat wij dit al
meerdere keren in de bespreking van de Rosetta-
banenplannen hebben aangehaald,. Ik weet dat ik
destijds op de tribune gezegd heb dat er ongeveer
een tiental meer administratieve, complexe
elementen waren ingeschreven. U hebt dat
ontkend. Het VEV stelt dit zeer duidelijk. De
volledig nieuwe aanwervingsverplichting is veel
complexer dan in het verleden. Er zijn nieuwe
berekeningsmethodes, andere
doelgroepenomschrijving, nieuwe formaliteiten en
nieuwe modaliteiten. Daarnaast zijn er, zoals
reeds aangehaald, de Vlaamse startbanenplannen
die ongeveer een gelijkaardig doel hebben,
namelijk de integratie van lagergeschoolde
werkloze jongeren via een individuele
beroepsopleiding.
Ten zesde, overweegt u op basis van deze
enquête bepaalde zaken aan te passen aan de
modaliteiten van het Rosetta-banenplan? Het
resultaat staat op de laatste pagina in de vorm van
twee belangrijke conclusies. Ten eerste kan de
boete geschrapt worden voor bedrijven die
kunnen aantonen dat reële inspanningen om
jongeren te rekruteren niets hebben opgeleverd.
Ten tweede, het moet, zoals in de vroegere
stagereglementering, opnieuw mogelijk worden
om aan de aanwervingsverplichting te voldoen op
het niveau van een economische groep in plaats
van enkel op het niveau van de juridische entiteit.
Tot zover mijn zes concrete vragen, mevrouw de
minister.
08.03 Filip Anthuenis (VLD): Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik zal
niet in herhaling vallen, het probleem is voldoende
aangehaald. Wij volgen eigenlijk de
probleemstelling van de voorgaande sprekers. Wij
informeren graag dus ook nog eens indien u
16/01/2001
CRIV 50
COM 357
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
inderdaad bereid zou zijn om de bevindingen van
het VEV - een aanzienlijke enquête toch wel - te
laten onderzoeken. De belangrijkste bevinding is
dat er eigenlijk in Vlaanderen een verschuiving
wordt bewerkstelligd in de aanwerving van die
jongeren of zelfs het aanwerven van jongeren zou
verhinderen. Ik denk dat indien dit zo is dat we dit
toch eens zouden moeten onderzoeken en de
vraag is of u daartoe bereid bent.
Zou het bovendien ook niet mogelijk zijn om dat
verplichtend karakter, wat blijkbaar toch een
enorm probleem is voor die bedrijven met de toch
wel zware sancties die daartegenover staan, in het
kader van de administratieve vereenvoudiging -
waar wij toch allemaal voorstander van zijn -
eventueel te versoepelen.
Bovendien is er dan nog het voorstel van het VEV
dat nog niet ter sprake is gekomen. Het VEV heeft
ook een alternatief voorgesteld, meer bepaald de
eventuele vrijstelling van de federale Rosetta-
verplichting voor bedrijven die een of andere vorm
van samenwerking ontwikkelen met scholen en zo
de aansluiting van onderwijs en arbeidsmarkt
verbeteren. Er zijn namelijk veel dergelijke
bedrijven. Ik denk dat het VEV hiermee toch een
positief alternatief heeft naar voren geschoven en
dat dit ook even zou moeten onderzocht worden.
Als deze versoepeling eventueel gerealiseerd zou
zijn dan denk ik persoonlijk dat er bovendien nog
mogelijkheden zouden zijn om oudere
werknemers in te schakelen in dat Rosetta-plan.
Dergelijke mogelijkheden zouden dan ook eens
onderzocht moeten worden.
08.04 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO):
Monsieur le président, madame la ministre, chers
collègues, le nombre de questions posées à
l'occasion de ce plan justifie, sans doute, comme
vous l'avez évoqué, un débat qui permettrait une
évaluation sérieuse de ce plan.
Vous avez annoncé un certain nombre de chiffres.
Je les attends, comme d'autres d'ailleurs, avec
impatience. Mais je reconnais qu'il vous est
difficile de les fournir aujourd'hui, tant l'actualité
nous amène, chaque mois, son lot de constats.
Je suis demandeur, comme d'autres de mes
collègues, d'un débat en profondeur qui renverrait
aux objectifs du plan Rosetta.
Rappelons, pour rafraîchir la mémoire de certains,
que les priorités de ce plan étaient avant tout
d'embaucher des "primo-demandeurs", des
jeunes qui n'avaient aucune expérience
professionnelle. Le but était d'éviter qu'ils ne
s'enlisent à la sortie de l'école ou de leur parcours
d'insertion, mais plus encore d'encourager les peu
qualifiés à entrer sur le marché du travail,
notamment en diminuant le coût salarial. C'est
d'ailleurs une des mesures que vous avez
proposées. Pour ma part, je serai attentif au
nombre des peu qualifiés qui seront embauchés
grâce à ce plan.
Ce plan a déjà fait l'objet de nombreuses critiques.
J'émettrai d'ailleurs certaines réserves au moment
opportun.
Bien avant sa mise en place, il était considéré
comme un système surtout utile à la Wallonie. Or,
si l'on se réfère aux chiffres que vous avez
donnés, moins de 30% des contrats concerne
notre région. Ce plan ne bénéficie donc pas,
contrairement aux appréhensions de certains, à la
Wallonie. Maintenant, certains disent qu'il est
surtout utile à la Flandre.
Pour ma part, j'estime que si 84% des entreprises
wallonnes déclaraient ne pas avoir besoin du plan
Rosetta, je les inviterais à rendre les exonérations
de cotisations sociales de façon à pouvoir les
utiliser à des fins bien plus heureuses. Ce serait
peut-être là le gage d'une nouvelle solidarité entre
les plus démunis et les autres.
J'en viens maintenant à ma question qui a trait à
un aspect du plan Rosetta sur lequel je vous ai
déjà interrogée. Si nous pouvons nous réjouir du
succès grandissant de ce plan dans le secteur
privé - je sais que vous avez voulu rassurer
M. Fournaux sur le remplacement des "arrêtés
230" au point que ce dernier a quitté notre
commission -, une partie des engagements du
secteur public concernent des projets globaux et il
faut bien constater que les résultats obtenus ne
sont pas encore à la mesure de ces
engagements. Selon mes informations, deux
ministres ont pris des mesures avec l'ONEM et la
SNCB dont ils ont respectivement la tutelle. Il
s'agit de vous, madame la ministre, et de Mme
Durant. Que font donc les autres ministres? Où en
est l'engagement du plan Rosetta et des contrats
de premier emploi dans les autres ministères?
Comment est-il possible que tant à l'ONEM, qui
est de votre compétence, qu'à la SNCB, qui est de
la responsabilité de Mme Durant, on ait pas
épuisé le quota des engagements? On est à 25
postes à l'ONEM sur 75 et à 76 postes sur 150 à
la SNCB alors que, selon les informations qui
m'ont été communiquées pars le service public
régional de l'emploi wallon, les embauches étaient
prêtes. Quelque chose fait blocage soit sur le plan
administratif, soit sur le plan budgétaire, soit sur le
CRIV 50
COM 357
16/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
plan logistique.
J'attends donc vos réponses à ces questions ainsi
que la mise en oeuvre la plus rapide possible de
l'embauche des jeunes dans le secteur public. Car
il y a encore, contrairement à ce que l'on peut
penser, beaucoup de jeunes disposés à entrer sur
le marché de l'emploi.
De voorzitter: Daar mevrouw Van de Casteele
niet meer aanwezig is, geef ik het woord aan de
minister voor haar antwoord.
08.05 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de
voorzitter, collega's, het zal niemand verwonderen
wanneer ik zeg dat wat mij betreft het Rosetta-
plan nuttig en voordelig is voor zowel Vlaamse,
Waalse als voor Brusselse jongeren. Ik herinner u
eraan dat de Europese Commissie in de herfst
van 1999 kritiek had op het gebrek aan
dynamisme vanwege België ten overstaan van de
werkzoekende van minder dan 25 jaar oud.
Sindsdien heeft het Rosetta-plan de
jongerenstage vervangen en het succes ervan
werd door de Europese Commissie toegejuicht.
Dit heeft dan ook zijn reden. Sedert verschillende
maanden is de daling van de werklozen van
minder dan 25 jaar groter dan de gemiddelde
daling. Het toenemend succes van het Rosetta-
plan, 40157 startbaanovereenkomsten gesloten
op 15 januari 2001, is niet vreemd aan dit
verschijnsel. Wat mij nog meer voldoening
schenkt is het feit dat, mijnheer Timmermans,
40% van deze overeenkomsten ten voordele zijn
van jongeren die geen diploma van het hoger
secundair onderwijs bezitten. Iedereen weet
immers dat het deze werkzoekenden zijn die de
meeste moeilijkheden ondervinden om een baan
te vinden.
Il y a eu 40.157 conventions de premier emploi.
J'ai été interpellée presque semaine après
semaine. A chaque fois, ce chiffre change, il
bouge à la hausse et vous démontre donc le
succès de ce plan, dans toutes les régions du
pays. Sur ces 40.157 conventions, on en compte
environ 25.000 en Région flamande.
Ce succès démontre que les employeurs
respectent leurs obligations individuelles. Je vous
signale, pour ceux qui m'interpellent sur les
sanctions et les contrôles, qu'un seul procès-
verbal d'infraction a été dressé et qu'aucune
indemnité compensatoire n'a été infligée. Je
voudrais qu'on le note bien, contrairement à
certaines rumeurs qui circulent.
Cependant, il faut prendre en compte l'enquête du
"Vlaams Economisch Verbond" et en analyser les
résultats. Une des conclusions - et ce n'est pas la
seule - est que notre effort d'information doit se
poursuivre. Les employeurs ne connaissent pas
encore bien toutes les possibilités offertes par le
plan Rosetta.
En réponse aux critiques selon lesquelles, s'il n'y
avait pas eu le plan Rosetta, on aurait engagé les
jeunes dans un contrat à durée indéterminée ou
qu'il faudrait surtout investir dans la formation, je
voudrais rappeler que la convention de premier
emploi peut revêtir trois formes. Elle peut
consister en un contrat de travail uniquement, à
temps plein ou à mi-temps au moins, conclu,
j'insiste, à durée déterminée ou à durée
indéterminée. Les employeurs peuvent donc,
contrairement à ce que beaucoup croient, donner
un contrat de travail à durée indéterminée aux
jeunes. C'est d'ailleurs le cas pour 50% d'entre
eux.
La convention de premier emploi peut aussi faire
l'objet d'un contrat de travail à temps partiel d'au
moins un mi-temps combiné avec une formation.
Elle peut enfin consister en un apprentissage. Ce
large éventail de possibilités est de nature à offrir
aux jeunes mais aussi à leurs employeurs la
solution la mieux adaptée à leurs besoins
respectifs. Ainsi, dans les sous-régions où il
existe - et il y en a - une pénurie de jeunes ayant
certaines qualifications, le plan Rosetta peut, par
la formation ou par l'apprentissage, assurer la
qualification qui fait défaut.
Les différences qui existent sur le marché de
l'emploi dans chaque sous-région sont prises en
considération. En effet, vous le savez, les comités
subrégionaux où siègent les partenaires sociaux
ne manquent pas de constater des pénuries
relatives de jeunes de moins de 25 ans ayant
quitté l'école depuis moins de 6 mois. Ce constat
permet alors de prendre en compte tous les
demandeurs d'emploi âgés de moins de 25 ans.
Certains comités constatent même des pénuries
qui ont pour effet d'ouvrir le plan Rosetta aux
demandeurs d'emploi âgés de moins de 30 ans.
C'était la fameuse cascade qui a fait l'objet de pas
mal de négociations avec les régions.
En outre, conformément à ce qui a été demandé
par les partenaires sociaux en accord
interprofessionnel 2001-2002, j'ai fait entrer en
ligne de compte, pour le respect de l'obligation
d'occuper des jeunes, les chômeurs depuis un an
au moins et âgés de 45 ans au moins, à condition
qu'il n'y ait plus suffisamment de jeunes
disponibles. Cela se fera dans un ensemble de
16/01/2001
CRIV 50
COM 357
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
mesures destinées à augmenter le taux d'emploi
des travailleurs plus âgés. J'ai déposé des
propositions pour les travailleurs à partir de
45
ans, avec une panoplie de moyens de
prévention, d'aides, des diminutions des
cotisations sociales pour les travailleurs âgés qui
sont différentes selon que le travailleur a 45, 50,
58 ans ou plus.
Cela étant dit, je veux signaler qu'en
novembre
2000, il y avait encore 113.438
demandeurs d'emploi inoccupés âgés de moins
de 25 ans, dont plus de 39.000 en Région
flamande, et 190.392 demandeurs d'emploi
inoccupés âgés de moins de 30 ans, dont plus de
60.000 en Flandre. Ces chiffres sont importants
pour évaluer la nécessité d'un plan axé sur les
jeunes.
Par ailleurs, en ce qui concerne la simplification, la
convention de premier emploi sera très bientôt
considérablement simplifiée. C'est ce qui a été
voté dans la loi-programme de décembre dernier.
Je rappelle que cela répond aux souhaits des
employeurs, puisque c'est en négociation avec
eux que l'on a apporté des simplifications à la
convention.
En outre, j'ai régulièrement des contacts avec les
ministres régionaux de l'Emploi. Ainsi, lors du
dernier de ces contacts, à l'occasion de la séance
du 22 décembre 2000 de la Conférence
interministérielle de l'Emploi, mon collègue Renaat
Landuyt a demandé que la formation individuelle
en entreprise - que l'on appelle IBO en Flandre,
PFI en Wallonie et FPI à Bruxelles - puisse être
prise en considération dans le cadre de la
convention de premier emploi, y compris en ce qui
concerne sa phase de formation, alors qu'à ce
moment-là, il n'existe pas encore de contrat de
travail. Mme Arena, pour la Région wallonne, a
proposé que les entités fédérées modifient leur
réglementation de manière à ce que ces régimes
(IBO, PFI et FPI) constituent d'emblée un
processus d'alternance entre formation et travail.
De la sorte, il pourrait s'agir d'une convention de
premier emploi dès le début de la formation
individuelle. Je m'en réjouis. Car ainsi, la
possibilité d'acquérir une formation grâce à la
convention de premier emploi sera encore
renforcée.
Je rappelle à cet égard qu'en plus des formules
d'alternance précitées, deux mesures prennent en
compte le besoin de formation des jeunes. Il
s'agit, d'une part, de la possibilité donnée à
l'employeur d'affecter à la formation des jeunes
10% de la rémunération du jeune occupé dans
une convention de premier emploi et qui fait l'objet
d'un contrat de travail. Il s'agit, d'autre part, de
l'exemption de l'obligation pour les secteurs
professionnels qui font par ailleurs un effort en
matière d'emploi ou de formation.
J'en viens maintenant aux évaluations, auxquelles
je suis évidemment favorable, et ce pour toutes
les politiques. Ces évaluations ont été prévues
dans la loi "premier emploi". Deux évaluations
doivent être faites: l'une par le Conseil central de
l'économie et l'autre par le Conseil national du
travail. La première de ces évaluations doit avoir
lieu le 1
er
avril prochain. Elle portera sur le respect
par les employeurs privés (secteur marchand) de
leur obligation collective d'occuper 1% de jeunes
en plus de leur obligation individuelle. Elle portera
également sur l'évaluation de l'affectation de cette
partie de 10% de rémunération qui doit être
affectée à la formation.
La deuxième évaluation aura lieu le 1
er
septembre
prochain. Il s'agira d'une évaluation globale de
l'application du plan Rosetta. Elle sera bien
entendu transmise au parlement.
J'ai aussi entendu des critiques sur l'aide
apportée: la diminution des cotisations sociales au
profit de l'engagement des moins qualifiés. Vous
vous souviendrez que pour éviter les effets
d'aubaine, on avait limité cette aide aux moins
qualifiés. Comme je l'ai dit à certains qui ont un
peu échoué avec cet argument, j'aimerais bien
entendre leur propos sur une demande, qui est
faite malgré la pénurie dont on parle sans cesse et
qui ne se traduit pas dans les chiffres du
chômage, et qui concerne une diminution globale
de cotisations sociales en une deuxième vague.
Va-t-on aussi me dire qu'on n'en a pas besoin
puisqu'il y a pénurie et que de toute façon, on va
engager? Il serait intéressant qu'à ce moment-là,
on reprenne les arguments que j'entends en ce
qui concerne Rosetta.
Enfin, j'en viens plus spécifiquement à la question
de M. Timmermans. Vous savez qu'il y avait trois
tiers; je l'ai dit tout à l'heure à M. Fournaux. Le
premier tiers est en cours. Le deuxième tiers - qui
est également en cours - concerne les projets
fédéraux. On commence à engager. Il est vrai que
cela a pris du retard. Mme Durant et moi-même
avons pris les devants en commençant les
engagements en partie sur fonds propres.
L'arrêté final concernant le financement, qui devait
être pris uniquement en conséquence des
dispositions de l'accord pour le budget 2001, est
CRIV 50
COM 357
16/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
inscrit à l'ordre du jour du Conseil des ministres de
vendredi prochain et permettra des engagements
beaucoup plus importants.
08.06 Guy D'haeseleer (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, ik stel alleen maar vast dat
de minister halsstarrig blijft vasthouden aan het
oorspronkelijke concept van de startbanen. Zij
haalt hier een aantal factoren aan om dat te
rechtvaardigen. Om het succes van het plan aan
te tonen wijst zij bijvoorbeeld op de naakte cijfers
inzake het aantal onderschreven overeenkomsten
die steeds stijgen. Uit die enquête blijkt evenwel
dat die cijfers sterk moeten worden gerelativeerd.
Als ik het goed begrepen heb, stelt de minister
ook een uitbreiding van het toepassingsgebied in
het vooruitzicht, om te remediëren aan een aantal
negatieven effecten. Op de duur zal er echter
zoveel gewijzigd en gesleuteld zijn aan het plan
dat er van het oorspronkelijke concept niets meer
overblijft. Daardoor geeft men in de feiten toe dat
het oorspronkelijk plan een slecht plan was.
De kern van de zaak is evenwel dat de minister
doof blijft voor de roep vanuit de gewesten, zeker
vanuit Vlaanderen, naar een beleid dat is
afgestemd op de noden van die gewesten.
Uiteraard wordt er het best op dat bestuursniveau
gestuurd, maar ik vermoed dat we op dat vlak van
deze regering weinig heil moeten verwachten. Het
Vlaams Blok is er echter van overtuigd dat dit de
enige juiste en efficiënte weg is om een goed
tewerkstellingsbeleid te voeren en zal dan ook een
motie in die zin indienen.
08.07 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de
voorzitter, de minister blijft beweren dat het een
succesvol plan is. Wanneer het nuttig en voordelig
is voor een aantal bedrijven, dan onderschrijf ik
dat omdat er centen mee gepaard gaan, terwijl er
in het stageplan geen centen mee gepaard
gingen.
Mevrouw de minister, als u het plan over dezelfde
kam van de loonlastenverlaging scheert, dan kan
ik u nog volgen voor zover u zich tot doelgroepen
richt. U kunt dit echter niet stellen in het kader van
een discussie over het nut en het al dan niet
aanhouden van het plan. Wanneer u stelt dat de
werkloosheid van de minder dan 25-jarigen in dit
land spectaculair gedaald is, dan antwoord ik
daarop dat dit in de eerste plaats te danken is aan
de economische hoogconjunctuur. In tweede
instantie is dit te danken aan het feit dat er zich
minder jongeren aanmelden op de arbeidsmarkt
omwille van demografische omstandigheden.
Mevrouw de minister, u zegt dat er in het
cijfermateriaal sprake is van
40%laaggeschoolden. Ik moet daarop antwoorden
dat de cijfers ook melding maken van 60% hoger
dan laaggeschoolden, waarvoor het project niet
diende. Wanneer u zegt dat u nog maar één straf
hebt toegekend, dan ontvang ik dat als een
boodschap. Nu het plan al ruim een jaar in
werking is, vraag ik u of er al serieuze controles
uitgevoerd zijn? Bent u al geconfronteerd met
Vlaamse bedrijven die beweren niet te kunnen
ingaan op het Rosetta-plan, omdat er zich geen
aangepaste werkgelegenheid voordoet? Hoe zult
u dan reageren? Zult u dan ook in uitzonderingen
voorzien voor de bedrijven die niet voldoen aan
het oorspronkelijke plan?
Wanneer u spreekt over contracten met een
opleiding, dan had ik daar graag cijfermateriaal
over verkregen. Hoeveel contracten gaan gepaard
met een leercontract of met een vorm van
deeltijds leren? U moet toch beschikken over
cijfers dienaangaande. Ik zou deze cijfers graag
willen inzien. Cijfers zijn cijfers, maar wanneer u
zegt dat er in Vlaanderen nog 60.000 werklozen
jongeren zijn, dan zijn die op de arbeidsmarkt
evenwel niet te vinden. Economisch gezien moet
er altijd rekening worden gehouden met een
minimum aantal werklozen die gewoonweg niet
willen werken en dus ook niet op de arbeidsmarkt
kunnen komen. In dit landsgedeelte hebben we te
maken met een bijzondere krapte op de
arbeidsmarkt.
Wat de vereenvoudiging betreft, het VEV-dossier
is opgemaakt op 20 december 2000. De
programmawet was toen nog niet verschenen in
het Staatsblad. Bedrijfsleiders hadden op dat
ogenblik nog geen kennis van de vereenvoudiging
die wij goedgekeurd hadden. Ik wil nogmaals
onderstrepen dat wij in de initiële bespreking voor
deze vereenvoudiging gepleit hadden.
Ik ben tevreden dat wij in september 2001 een
globale evaluatie van het plan tegemoet kunnen
zien.
Moties
Motions
Tot besluit van deze bespreking werden volgende
moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions
suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door
de heren Koen Bultinck en Guy D'haeseleer en
luidt als volgt:
16/01/2001
CRIV 50
COM 357
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
"De Kamer,
gehoord de interpellaties van de heer Guy
D'haeseleer en mevrouw Annemie Van de
Casteele
en het antwoord van de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid,
vraagt de regering:
1.
de overdracht van het volledige
tewerkstellingsbeleid naar de gewesten voor te
bereiden;
2. in afwachting hiervan de modaliteiten van het
startbanenplan aan te passen teneinde te
verhelpen aan de perverse effecten voor
Vlaanderen."
Une motion de recommandation a été déposée
par MM. Koen Bultinck et Guy D'haeseleer et est
libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu les interpellations de M. Guy
D'haeseleer et Mme Annemie Van de Casteele
et la réponse de la vice-première ministre et
ministre de l'Emploi,
demande au gouvernement
1. de préparer le transfert intégral de la politique
en matière d'emploi aux Régions;
2. dans l'attente de ce transfert, d'adapter les
modalités du plan "premier emploi" afin de
remédier aux effets pervers produits en Flandre
par le plan actuel."
Een eenvoudige motie werd ingediend door de
dames Pierrette Cahay-André en Maggie De
Block en de heren Hans Bonte, Paul Timmermans
en Bruno Van Grootenbrulle.
Une motion pure et simple a été déposée par
Mmes Pierrette Cahay-André et Maggie De Block
et MM. Hans Bonte, Paul Timmermans et Bruno
Van Grootenbrulle.
Over de moties zal later worden gestemd. De
bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement.
La discussion est close.
09 Mondelinge vraag van mevrouw Simonne
Creyf aan de vice-eerste minister en minister
van Werkgelegenheid over "de gelijkstelling van
stagiairs met werknemers wat de
arbeidsbescherming betreft" (nr. 3077)
09 Question orale de Mme Simonne Creyf à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
sur "l'assimilation des stagiaires aux
travailleurs en ce qui concerne la protection au
travail" (n° 3077)
09.01 Simonne Creyf (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, collega's, u weet
ongetwijfeld waarover het gaat, vermits u over
deze materie al eerder ondervraagd bent, onder
meer door mevrouw Van de Casteele. Zij heeft in
december 1999 hierover al een schriftelijke vraag
gesteld. In november 2000 heeft zij de minister
hierover dan opnieuw ondervraagd.
Op het terrein blijft de chaos en onduidelijkheid
bestaan. Waarover gaat het precies? Krachtens
artikel 2, paragraaf 1, van de wet van
4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de
werknemers bij de uitvoering van hun werk vallen
ook stagiairs onder het toepassingsgebied van
deze wet. Het gaat hier over activiteiten in een
onderneming in het kader van een afgerond
leerprogramma voor het opdoen van
beroepservaring. In die gevallen moet de
onderneming als werkgever worden beschouwd,
omdat ze de stagiairs ook effectief tewerkstelt.
Een van de concrete gevolgen van deze wet is dat
studenten verpleegkunde en verzorging moeten
worden onderworpen aan een medisch
onderzoek. In de praktijk blijkt dat stage-
instellingen de verplichting om de stagiairs aan
een medisch onderzoek te onderwerpen op
verschillende manieren trachten te ontwijken. Op
het terrein doen zich verscheidene al dan niet
geslaagde praktijken voor. Sommige scholen
sturen hun studenten naar de medische inspectie
van het onderwijs om alzo een gratis medisch
onderzoek te verkrijgen, terwijl deze medische
inspectie eigenlijk niet bedoeld is voor leerlingen.
Leerlingen zijn immers geen werknemers van het
departement onderwijs. Het is de stagegever die
verantwoordelijk is voor het medisch onderzoek
en niet de school, dus ook niet het departement
onderwijs.
Andere stage-instellingen stellen aan de
betrokken onderwijsinstellingen voor om de school
een arbeidsgeneeskundig onderzoek te laten
uitvoeren in de onderwijsinstelling zelf. Achteraf
worden dan de kosten verdeeld en verhaald op de
betrokken stage-instelling. Dat is een praktijk die
geregeld plaatsvindt. In de praktijk ondervinden de
onderwijsinstellingen echter ook dat een aantal
stage-instellingen achteraf weigeren om de kosten
voor het medisch onderzoek terug te betalen.
Daardoor ondervinden deze onderwijsinstellingen
uiteraard ernstige financiële nadelen.
Mevrouw de minister, bent u van oordeel dat de
stagegever zelf, gelet op artikel 2 van de wet van
4 augustus 1996, verplicht is de kosten van het
medisch onderzoek op zich te nemen? Een
bijkomende moeilijkheid is bovendien dat het
koninklijk besluit van 3 mei 1999 bepaalt dat de
werkgever de stagiair aan een medisch onderzoek
CRIV 50
COM 357
16/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
moet onderwerpen op elke nieuwe stageplaats.
Wat betekent dit in de praktijk? Studenten
verpleegkunde doen stage in verschillende
instellingen en het gevolg daarvan is dat deze
stagiairs verschillende keren RX- en Thoraxtests
moeten ondergaan. Voor de betrokkenen is dat
allesbehalve leuk. Omgekeerd brengt deze
situatie voor de betrokken stage-instelling
aanzienlijke kosten mee, aangezien stagiairs vaak
wisselen van instelling. Het moet bovendien
gezegd dat deze stage-instellingen geen
tegemoetkoming krijgen voor de bijkomende
kosten die zij moeten leveren.
Mevrouw de minister, gezien er op het terrein de
grootste onduidelijkheid bestaat en iedereen de
zwarte piet aan elkaar doorspeelt, wens ik te
vernemen op welke manier u een einde zult
maken aan deze problematiek? Hoe zult u
duidelijkheid verschaffen over de verplichtingen
van de stage-instellingen? Kan er een regeling
gevonden worden voor de financiële kosten en
vooral hoe wenst u een einde te maken aan deze
onduidelijke toestand?
09.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de
voorzitter, collega's, de wet van 4 augustus 1996
betreffende het welzijn van de werknemers bij de
uitvoering van hun werk stelt stagiairs gelijk met
werknemers. Dit wil zeggen dat stagiairs personen
zijn die gedurende een bepaalde periode binnen
een bedrijf een prestatie leveren in het kader van
een volledig studieprogramma. Dit is bedoeld om
beroepservaring op te doen. Stagiairs die hun
stage in verzorgingsinstellingen lopen, zijn
inderdaad blootgesteld aan professionele
gezondheidsrisico's. Zij moeten bijgevolg het
voorwerp uitmaken van preventie- en
beschermingsmaatregelen. De instelling waar de
stagiair stage loopt wordt hier gelijkgesteld aan
een werkgever.
Een van de moeilijkheden bij het toepassen van
deze reglementering op de stagiairs die werkzaam
zijn in gezondheidsinstellingen, ligt in het feit dat
een stagiair doorgaans verschillende
opeenvolgende stages doorloopt gedurende een
schooljaar. De gelopen risico's kunnen bijgevolg
verschillen van instelling tot instelling, zoals in het
voorbeeld van een rust- en verzorgingstehuis
enerzijds en een dienst voor radiologie anderzijds.
Une autre difficulté réside dans le coût de la
surveillance médicale qui doit être mise sur pied et
dans l'organisation pratique de celle-ci. Le service
pour la prévention et la protection au travail de
l'établissement ne dispose pas d'un personnel
suffisamment nombreux pour s'occuper de
plusieurs milliers de stagiaires. L'établissement ne
dispose pas non plus d'un budget à y affecter.
Dans de telles conditions, il ne serait pas
raisonnable de multiplier les examens médicaux ni
d'en imputer la charge intégrale à chacun des
employeurs successifs dont certains menacent
d'ailleurs de refuser d'accueillir des stagiaires s'ils
doivent supporter de tels coûts.
En vue de rencontrer les objectifs de la loi en
matière de sécurité et de santé au travail, tout en
s'adaptant à ses contraintes, j'envisage de mettre
en oeuvre un dispositif inspiré des orientations
suivantes:
1. L'examen de surveillance de la santé serait
assuré dans le cadre de l'établissement scolaire
par les services de la médecine scolaire. Les
médecins scolaires recevraient à cette fin une
formation de base leur permettant d'exercer cette
compétence. La surveillance médicale des
stagiaires, par ailleurs élèves, resterait ainsi une
compétence des communautés.
2. En fonction des risques particuliers auxquels le
stagiaire peut être exposé durant son stage, le
service pour la prévention et la protection au
travail de l'entreprise utilisatrice ferait pratiquer
des examens complémentaires appropriés dont
seul le coût serait à charge de l'employeur.
Vous comprendrez que compte tenu de la
complexité notamment institutionnelle de ces
dispositifs, les textes réglementaires sont
actuellement en préparation à mon département.
Ils sont discutés au sein d'un groupe de travail
mixte auquel sont associés les communautés et le
Conseil supérieur pour la prévention et la
protection au travail. Mon intention est de rendre
ce nouveau dispositif entièrement opérationnel
pour la prochaine rentrée scolaire. Nous avons
donc encore six mois devant nous pour y arriver.
09.03 Simonne Creyf (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor het antwoord.
Ik ben blij dat we dezelfde uitgangspunten
hebben. Preventie en bescherming zijn belangrijk.
De bewaking van de kostprijs is dat ook. U erkent
ook dat het probleem complex is. Het verheugt me
des te meer dat de minister uiteindelijk een stap
gezet heeft in de richting van de oplossing van het
probleem en dat er bijkomend een werkgroep
bezig is met het formuleren van een voorstel.
Uiteraard moet dat gebeuren in overleg met de
gemeenschappen. Ik hoop dat de
werkzaamheden niet vertraagd worden, gezien het
feit dat de minister hetzelfde antwoord reeds in
16/01/2001
CRIV 50
COM 357
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
december 1999 gegeven heeft.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10 Mondelinge vraag van mevrouw Greta
D'Hondt aan de vice-eerste minister en minister
van Werkgelegenheid en aan de vice-eerste
minister en minister van Begroting,
Maatschappelijke Integratie en Sociale
Economie over "de overdracht van een bedrag
van 500 miljoen frank van de algemene
uitgavenbegroting naar de financiële
tegemoetkomingen van de Federale Staat aan
de Gewesten" (nr. 3111)
10 Question orale de Mme Greta D'Hondt à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi et
au vice-premier ministre et ministre du Budget,
de l'Intégration sociale et de l'Economie sociale
sur "le transfert d'un montant de 500 millions de
francs du budget général des dépenses vers les
interventions financières de l'Etat fédéral en
faveur des Régions" (n° 3111)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid).
(La réponse sera fournie par la vice-première
ministre et ministre de l'Emploi).
10.01 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, collega's, in de
algemene uitgavenbegroting voor het
begrotingsjaar 2000 staat een niet gesplitst
provisioneel krediet ingeschreven voor een bedrag
van 500 miljoen frank. Dit bedrag was bestemd
voor het dekken van allerhande uitgaven
verbonden aan de uitvoering van het plan inzake
startbanen op het niveau van de federale
overheid. In het Staatsblad van 12 januari werd
het koninklijk besluit van 14 december 2000
gepubliceerd. In de vraag was een tikfout
geslopen. De eerste dagen van het nieuwe jaar
oefent men sterk op het nieuwe jaartal en
daardoor maakt men soms fouten. Het gaat niet
om 14 december 2001, maar om
14 december 2000.
Dit koninklijk besluit strekt ertoe het bedrag van
500 miljoen frank over te dragen van het
programma
18 60 1
van
de
algemene
uitgavenbegroting van 2000 onder de
basisallocatie 60
01
27 naar het programma
23 56 8, de financiële tegemoetkoming aan de
gewesten. Het artikel 2 van het bedoelde
koninklijk besluit vermeldt dat het bedrag van
500 miljoen frank verbonden wordt aan de nieuwe
basisallocatie 23 56 80 45 02 wat overeenkomt
met een eenmalige tussenkomst voor de
samenwerkingsakkoorden tussen de federale
staat en de gewesten of gemeenschappen
betreffende de startbanenovereenkomst.
De volgende vragen die ik na lezing van het
koninklijk besluit had, zijn u overgezonden. Heeft
deze overdracht van 500 miljoen frank onderdeel
uitgemaakt van een aanpassing ten gevolge van
een begrotingscontrole of was dit reeds initieel zo
bedoeld? Wat is de reden voor het gebruik van
deze techniek van overdracht van het ene
programma en basisallocatie naar het andere
programma en basisallocatie? Onder welke
voorwaarden werd deze 500 miljoen frank ter
beschikking van de gewesten en de
gemeenschappen gesteld? Daaronder valt
natuurlijk de concrete inspanning die de gewesten
en de gemeenschappen geleverd hebben. Wat
zijn de bewijzen van de financiële lasten die zij op
zich genomen hebben in het kader van het
samenwerkingsakkoord tussen de gewesten, de
gemeenschappen en de federale staat in het
kader van de startbanen? Onder welke
voorwaarden werd ten slotte de 500 miljoen frank
ter beschikking gesteld van de gewesten en de
gemeenschappen? Welke verdeelsleutel wordt
gehanteerd voor de overheveling van deze 500
miljoen frank van de federale overheid naar de
gewesten en gemeenschappen?
10.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, chers collègues, je serai très directe et
très concrète. Les 500 millions sont dès à présent
à la disposition des communautés et régions qui
peuvent donc les utiliser pour l'engagement des
jeunes. Nous avions négocié un nombre d'emplois
en fonction des projets de collaboration Etat
fédéral/régions/communautés qui nous étaient
parvenus.
Les montants attribués dépendent évidemment de
la clé de répartition des emplois sur laquelle un
accord avait été conclu. Je rappelle qu'un accord
a été pris sur une base de 684 emplois, 63 pour la
Communauté française, 7 pour la Communauté
germanophone, 72 pour la Région de Bruxelles-
Capitale, 227 pour la Région wallonne, 315 pour la
Région flamande. Cette clé a été négociée avec
l'accord de l'ensemble des régions et
communautés.
Nous avons à disposition un montant de 500
millions de francs. Il est clair que, lors de
l'ajustement budgétaire, nous verrons si ces
montants sont suffisants pour prendre en charge
les 684 emplois pour lesquels il y a eu
négociation.
CRIV 50
COM 357
16/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
Le montant de 500 millions a notamment été
décidé en fonction du fait que les engagements
commencent cette année avec du retard. C'est
ainsi que nous avons prévu un montant moyen
par emploi de 734.250 francs. C'est insuffisant,
bien entendu, mais c'est dû au fait que des
engagements se feront plus tard.
Tout est prêt désormais. Les régions et les
communautés peuvent engager des jeunes. Les
moyens existent, il n'y a plus de discussion sur les
clés de répartition, plus de discussions
budgétaires non plus au niveau fédéral, donc tout
est en ordre.
10.03 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, als ik het goed begrijp zijn de 500
miljoen frank niet bestemd voor de ondersteuning
door de Gewesten en de Gemeenschappen van
het startbanenplan maar voor de werkelijke
effectieve tewerkstelling in de Gewesten en de
Gemeenschappen, van 680 arbeidsplaatsen,
tewerkstellingsplaatsen. Dit betekent voor om het
even wat. Eigenlijk is het dus zo dat wij, met die
500 miljoen frank, vanuit de federale begroting
tewerkstelling in de Gewesten en de
Gemeenschappen financieren. Heb ik het goed
begrepen?
10.04 Laurette Onkelinx, ministre: N'oubliez pas
que les communautés et les régions, comme les
communes, les provinces et autres, ont leurs
propres obligations.
Dans ce cas-ci, nous nous trouvons dans un
accord par lequel nous avons imaginé
l'engagement sur la base de crédits dégagés par
l'autorité fédérale au profit des régions et des
communautés dans le cadre de partenariats sur
des politiques spécifiques, comme par exemple
les politiques de ville, la sécurité aux abords des
écoles, etc., toute une série de projets qui ont été
déposés par les régions et les communautés.
Les arrêtés royaux qui exécutent les accords de
coopération précisent qu'avant de libérer les
moyens, l'autorité fédérale, c'est-à-dire le
ministère de l'Emploi et du Travail, vérifiera sur la
base de factures dûment documentées le respect
par les communautés et les régions de leur
obligation en matière de recrutement des jeunes
dans le cadre de la convention "premier emploi".
On demande que les régions et les communautés
respectent leur engagement et pour le surplus, sur
la base de projets qui intéressent le fédéral et qui
sont de compétence partagée, un budget de 500
millions est mis à la disposition des communautés
et des régions et sera libéré sur la base de
documents justifiant que cela rentre bien dans le
care des accords pris entre les communautés et
les régions.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11 Mondelinge vraag van mevrouw Greta
D'Hondt aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de uitvoering van het advies
nr. 1330 van de Nationale Arbeidsraad over de
inhoudingen op de invaliditeitsuitkeringen en
de brugpensioenen" (nr. 3112)
11 Question orale de Mme Greta D'Hondt au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "l'exécution de l'avis n° 1330 du CNT relatif
aux retenues sur les indemnités d'invalidité et
de prépensions" (n° 3112)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid).
(La réponse sera fournie par la vice-première
ministre et ministre de l'Emploi).
11.01 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik stel
deze vraag naar aanleiding van het uitgebrachte
advies nr. 1330, maar ook omdat in dit advies nr.
1330 door de NAR herinnerd wordt aan een aantal
vragen die zij reeds geruime tijd stellen. Dit advies
nr. 1330 heeft als onderwerp het koninklijk besluit
nr. 33 betreffende een inhouding op de
invaliditeitsuitkeringen en brugpensioenen en de
wet van 30 maart 1994, die wij allemaal kennen.
Het koninklijk besluit beoogt de aanpassing van
de drempelbedragen.
In het advies nr. 1330 stellen de sociale partners
unaniem een viertal vragen aan de regering. Ik
geprobeerd deze te resumeren na lezing van het
advies van de NAR.
Als eerste punt was er de vraag om de
drempelbedragen, zoals bepaald in de CAO nr. 17
vicies ter van 19 december 2000 dat beoogt
uitvoering te geven aan de collectieve
arbeidsovereenkomst nr.
17, met ingang van
1 januari 2001 aan te passen.
Mevrouw de minister, in het advies werd ook nog
verwezen naar het feit dat de aanpassing voor de
bedragen van 2000 nog niet gebeurd was.
Ondertussen is dat wel gebeurd. Dat onderdeel
van het advies mag als uitgevoerd worden
beschouwd. Ze vragen de aanpassing met ingang
van 1 januari 2001.
16/01/2001
CRIV 50
COM 357
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
20
Zij herinneren ook aan de vraag die zij reeds
gesteld hebben in zeven opeenvolgende adviezen.
Ik heb de nummers opgegeven. Zij stellen de
volgens mij terechte vraag om na te gaan of het
koninklijk besluit dat steeds genomen moet
worden, niet kan voorzien in een formule van
automatische aanpassing na iedere beslissing van
de Nationale Arbeidsraad tot verhoging van de
aanvullende vergoedingen.
Een derde vraag die ze stellen in advies nr. 1330
is dat het eenparig advies van het beheerscomité
van de RVA uitgevoerd wordt. Wij hebben het er
in de commissie in het verleden reeds over gehad.
Het eenparig advies van het beheerscomité van
de RVA strekte ertoe de diverse inhoudingen die
nu moeten gebeuren samen te voegen in artikel
67 van de wet van 21 december 1994 houdende
sociale en diverse bepalingen.
Tot slot werd in het advies nog een vierde vraag
geformuleerd door de sociale partners. Zouden de
maatregelen die ter uitvoering van dit advies
genomen worden, op dezelfde datum van kracht
kunnen worden?
Mijn vraag is zeer eenvoudig en kort. Welk gevolg
zal de minister geven aan dit advies nr. 1330 van
de Nationale Arbeidsraad en concreet aan de vier
vragen die ik daaruit gedestilleerd heb en die ik
daarnet geformuleerd heb?
11.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de
voorzitter, collega's, het advies 1330 van de
Nationale Arbeidsraad van 19
december
2000
werd mij bij brief van de voorzitter, de heer
Windey, ter kennis gebracht op
20 december 2000. In verband met de eerste
vraag die mevrouw D'Hondt stelde, kan ik
bevestigen dat het advies onverwijld zal worden
uitgevoerd. Zowel de aanpassing van de
drempelbedragen die voor het jaar 2000 bepaald
is in advies 139, als die voor 2001 die vastgelegd
is in advies 1330, zal gebeuren via hetzelfde
koninklijk besluit. De nodige instructies werden
reeds aan de bevoegde diensten gegeven om de
gevraagde aanpassingen door te voeren. De
ontwerpen van koninklijk besluit zullen nog in
januari
2001 voorgelegd worden aan de
Ministerraad.
Pour ce qui concerne les questions 2 et 3, je
pense qu'un examen plus approfondi est
nécessaire. En effet, la proposition va dans le
sens d'une simplification par rapport à la situation
actuelle. Pour moi, cela ne peut qu'aller de pair
avec une amélioration.
Je rappelle que le CNT a déjà fait ces propositions
à plusieurs reprises, déjà au temps de Mme Smet,
sans que l'ancien gouvernement se soit engagé à
ce sujet. Je vais donc en première instance faire
vérifier par mes services pour quelles raisons on
ne s'est pas engagé dans le passé. En outre, il
faut bien entendu un dialogue avec le
gouvernement, et d'une manière plus privilégiée
avec le ministre des Pensions, compétent pour au
moins un des deux textes réglementaires, mais
aussi avec le service de la simplification
administrative, qui élabore en ce moment des
pistes concrètes en vue d'une fusion des diverses
retenues dans le cadre de la prépension. Je
pense utile de voir ensemble comment on peut
s'en sortir.
En outre, la solution choisie aura, dans le futur, un
cadre d'application plus étendu. Les partenaires
sociaux dans l'accord interprofessionnel
2001/2002 se sont entendus pour que les
cotisations des employeurs et travailleurs, qui sont
d'application pour la prépension conventionnelle,
soient également appliquées sur les avantages
octroyés dans le cadre des régimes de pseudo-
prépension que l'on appelle plus prosaïquement
les "canada-dry".
Lors de l'exécution de l'avis du CNT auquel Mme
D'Hondt a fait allusion, il devra évidemment être
tenu compte de ce cadre d'application élargi. Une
formule d'adaptation automatique requiert une
modification de la loi. Il en est de même pour
l'application des cotisations sur les arrangements
"canada-dry". Dès que la recherche de la
meilleure piste sera terminée, la concrétisation
sera bien entendu coulée sous forme d'un projet
de loi qui sera soumis le plus rapidement possible
au parlement.
11.03 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, ik zal deze zaak
op de voet volgen. Ik ben het ermee eens dat in
het kader van de vereenvoudiging adviezen
worden gevraagd, maar ik vind ook dat het ene
onderdeel niet noodzakelijk moet wachten op het
andere. Het advies van onder andere het
beheerscomité van de RVA is uitvoerbaar, ook
zonder dat het interessante denkspoor van de
minister wordt gevolgd. Haar ideeën over de
pseudo-brugpensioenen en dergelijke, die zij
meteen wil integreren in deze oefening, wil ik wel
onderschrijven, maar ik denk dat het ene element
het andere niet hoeft uit te sluiten. Het zou een
hele vereenvoudiging zijn als de uitvoering van het
beheerscomité van de RVA op korte termijn kon
gebeuren voor de zaken die op dit ogenblik reeds
gekend zijn. Ik zal in elk geval deze zaak op de
CRIV 50
COM 357
16/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
21
voet volgen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
12 Mondelinge vraag van mevrouw Greta
D'Hondt aan de vice-eerste minister en minister
van Werkgelegenheid over "de aangebrachte
verbetering aan de uitslagen van de sociale
verkiezingen van 1995" (nr. 3113)
12 Question orale de Mme Greta D'Hondt à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
sur "la correction apportée aux résultats des
élections sociales de 1995" (n° 3113)
12.01 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik weet
niet of de informatie die ik gekregen heb, klopt. Ik
heb tot mijn consternatie vernomen dat, op het
ogenblik dat de officiële uitslag van de sociale
verkiezingen van het jaar 2000 moest worden
goedgekeurd, het ABVV als voorafgaande
voorwaarde stelde dat er nog een aanpassing
moest gebeuren aan de uitslag van 1995. Volgens
de informatie die ik kreeg had het ABVV een fout
ontdekt in de resultaten van 1995. Bij de firma
Caterpillar te Charleroi zouden voor het ABVV
namelijk in de officiële uitslag 8.000 stemmen
genoteerd zijn, hoewel daar minder dan 4.000
mensen werkten. De feiten zouden door het ABVV
pas in 2000 ontdekt zijn. Beter laat dan nooit
natuurlijk. Het ABVV vroeg dus om de uitslag van
1995 neerwaarts aan te passen. Indien dat kon,
zou de uitslag van de sociale verkiezingen van
2000 voor hen een winstcijfer opleveren. Zonder
deze correctie bleek uit de cijfers een verlies voor
het ABVV.
Indien de informatie klopt, mevrouw de minister,
wens ik te weten of uw kabinet inderdaad is
ingegaan op deze vraag om de cijfers aan te
passen. Fouten zijn uiteraard altijd mogelijk, maar
de uitslag van de sociale verkiezingen was reeds
officieel goedgekeurd. Het lijkt me dus heel
eigenaardig dat vijf jaar na de officiële
goedkeuring van die uitslag men een fout ontdekt
die men vervolgens wil laten rechtzetten. Indien
die fout in 1995 inderdaad gebeurde, mevrouw de
minister, was dat dan een gewone, materiële fout?
De uitslag van de sociale verkiezingen wordt
berekend aan de hand van de processen-verbaal
van de verkiezingen. Gaat het hier om een
gewone tikfout of rekenfout? Of, klopt ook het
proces-verbaal van de verkiezingen bij Caterpillar
niet? In dat laatste geval bevinden wij ons toch in
een delicate situatie.
Mevrouw de minister, ik hoop een beetje dat u zult
zeggen dat mijn informatie compleet verkeerd is.
In het andere geval wil ik u toch een aantal
concrete vragen stellen. Kunt u me bevestigen,
mevrouw de minister, dat de uitslag van de sociale
verkiezingen van 1995 werd aangepast in 2000?
Kunt u me bevestigen of ontkennen dat deze
aanpassing gebeurde op basis van foutieve
uitslagen bij de firma Caterpillar te Charleroi? Kunt
u me ook meedelen op basis van welke
bewijsstukken werd vastgesteld dat het proces-
verbaal van de sociale verkiezingen bij Caterpillar
niet correct was? Op basis van welke
bewijsstukken werd dus de uitslag van de sociale
verkiezingen van 1995 in het bedrijf Caterpillar te
Charleroi vastgesteld?
12.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, chers collègues, c'est à l'occasion d'une
réunion du comité d'accompagnement des
Affaires sociales 2000 que la FGTB a porté à la
connaissance de l'administration de l'emploi
qu'une erreur avait été commise, à l'occasion des
élections sociales de 1995, dans l'encodage des
résultats de l'entreprise Caterpillar. Le nombre de
votants constatés était, en effet, supérieur au
nombre de travailleurs.
L'administration des relations individuelles a
procédé à la vérification et a effectivement
constaté qu'une erreur d'encodage avait été
commise à l'époque pour ladite entreprise. Un
nombre de quatre chiffres avait été encodé: 7863
en lieu et place d'un nombre de trois chiffres: 873,
ce pour une seule organisation, la FGTB. Le
programme informatique avait signalé l'erreur,
semble-t-il, mais l'encodage avait néanmoins été
validé. Le procès-verbal complété en entreprise
ne contient pas d'erreurs. Ce n'est donc pas au
niveau de l'entreprise que l'erreur a été commise,
mais bien au niveau de l'encodage régional.
Cette erreur a bien évidemment influencé les
chiffres électoraux en nombre de voix dans le
secteur économique et a eu une incidence sur le
total des résultats en voix pour les organisations.
On en a largement discuté lors du comité
d'accompagnement, les uns voulant que l'on
modifie les résultats de 1995, les autres ne
voulant pas qu'on y touche, tous s'accordant à
admettre l'existence d'une erreur.
Qu'ai-je fait? Je n'ai pas changé les chiffres de
1995, étant donné l'absence de consensus, mais
à l'occasion de la publication des résultats officiels
sur le site Internet du département de l'Emploi, j'ai
fait paraître une remarque apportant une
précision: d'une part, les chiffres de 1995 qui
16/01/2001
CRIV 50
COM 357
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
22
subsistent et, d'autre part, la remarque émanant
du comité d'accompagnement et signalant l'erreur
d'encodage de cette époque.
Selon les désirs, on peut se référer aux chiffres de
1995 contenant l'erreur ou aux chiffres de 1995
sans erreur. Cela me paraissait transparent et
conforme à la réalité que chacun a pu constater.
Néanmoins, seuls les résultats en voix sont
concernés par l'erreur, les résultats en siège,
quant à eux, sont corrects et ne changent en rien.
Je vous signale que pour les résultats 2000 de
l'entreprise Caterpillar de Charleroi, il a été
procédé, à deux reprises, à des vérifications. Ils
ont été approuvés par le comité
d'accompagnement et cette fois, il n'y a pas
d'erreur.
12.03 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, ik ben blij dat het
proces-verbaal over de sociale verkiezingen van
1995 geen enkele fout bevatte. Het blijft niettemin
een bizarre zaak. Het verwondert me dat deze
vaststelling, een fout van niet één maar vier
cijfers, pas gedaan werd op het moment dat deze
vaststelling opportuun was. Ik zal het echter hierbij
laten.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt
gesloten om 16.34 uur.
La réunion publique de commission est levée à
16.34 heures.
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRABV 50 COM 357
CRABV 50 COM 357
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
EKNOPT
V
ERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
A
NALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
C
OMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
dinsdag mardi
16-01-2001 16-01-2001
14:30 uur
14:30 heures
CRABV 50
COM 357
16/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Mondelinge vraag van de heer Richard Fournaux
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de aanwerving van
stagiairs" (nr. 2876)
1
Question orale de M. Richard Fournaux à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "le
recrutement des stagiaires" (n° 2876)
1
Sprekers: Richard Fournaux, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Richard Fournaux, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Mondelinge vraag van de heer Filip Anthuenis aan
de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "het personeelsprobleem
in de horeca tijdens piekmomenten" (nr. 2924)
2
Question orale de M. Filip Anthuenis à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
problèmes de personnel dans le secteur Horeca
lors des moments de pointe" (n° 2924)
2
Sprekers:
Filip Anthuenis, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs:
Filip Anthuenis, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Mondelinge vraag van de heer Servais
Verherstraeten aan de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid over "het
standpunt van topambtenaren met betrekking tot
het "Copernicus" administratieve
hervormingsplan" (nr. 2959)
4
Question orale de M. Servais Verherstraeten à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur
"le point de vue des fonctionnaires dirigeants au
sujet du plan "Copernic" de réforme
administrative" (n° 2959)
4
Sprekers: Servais Verherstraeten, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Servais Verherstraeten, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Mondelinge vraag van de heer Peter
Vanvelthoven aan de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid over "de grote
aanwezigheid van buitenlandse arbeidskrachten
in de voetbalsector" (nr. 2979)
5
Question orale de M. Peter Vanvelthoven à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur
"la présence importante de main d'oeuvre
étrangère dans le secteur du football" (n° 2979)
5
Sprekers: Peter Vanvelthoven, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Peter Vanvelthoven, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Mondelinge vraag van de heer John Spinnewyn
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "het ontwerp van koninklijk
besluit betreffende de bescherming van de
werknemers tegen de risico's van
duikwerkzaamheden" (nr. 2985)
6
Question orale de M. John Spinnewyn à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "le
projet d'arrêté royal concernant la protection des
travailleurs contre les risques liés aux travaux en
immersion " (n° 2985)
6
Sprekers:
John Spinnewyn, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs:
John Spinnewyn, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Mondelinge vraag van de heer Paul Timmermans
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de elektriciteitssector"
(nr. 2989)
7
Question orale de M. Paul Timmermans à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "le
secteur de l'électricité" (n° 2989)
7
Sprekers: Paul Timmermans, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Paul Timmermans, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Samengevoegde interpellaties en mondelinge
vragen van
8
Interpellations et questions orales jointes de
8
- de heer Guy D'haeseleer tot de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"de nefaste gevolgen van het Rosetta-plan voor
9
- M. Guy D'haeseleer à la vice-premier ministre et
ministre de l'Emploi sur "les conséquences
néfastes du plan Rosetta pour les jeunes"
9
16/01/2001
CRABV 50
COM 357
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
de jongeren" (nr. 620)
- mevrouw Trees Pieters aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"de startbanen" (nr. 3037)
9
- Mme Trees Pieters à la vice-première ministre et
ministre de l'Emploi sur "la convention de premier
emploi" (n° 3037)
9
- mevrouw Annemie Van de Casteele aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "het Rosetta-plan" (nr. 621)
9
- Mme Annemie Van de Casteele à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "le
plan Rosetta" (n° 621)
9
- de heer Filip Anthuenis aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"de resultaten van het Rosetta-plan in
Vlaanderen" (nr. 3068)
9
- M. Filip Anthuenis à la vice-première ministre et
ministre de l'Emploi sur "les résultats du plan
Rosetta en Flandre" (n° 3068)
9
- de heer Paul Timmermans tot de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"de uitvoering van de startbanen in de openbare
sector" (nr. 3101)
9
- M. Paul Timmermans à la vice-première ministre
et ministre de l'Emploi sur "la mise en oeuvre du
plan premier emploi dans le secteur public"
(n° 3101)
9
Sprekers: Guy D'haeseleer, Trees Pieters,
Filip Anthuenis, Paul Timmermans,
Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid
Orateurs: Guy D'haeseleer, Trees Pieters,
Filip Anthuenis, Paul Timmermans,
Laurette Onkelinx, vice-première ministre et
ministre de l'Emploi
Moties
14
Motions
14
Mondelinge vraag van mevrouw Simonne Creyf
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de gelijkstelling van
stagiairs met werknemers wat de
arbeidsbescherming betreft" (nr. 3077)
15
Question orale de Mme Simonne Creyf à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur
"l'assimilation des stagiaires aux travailleurs en ce
qui concerne la protection au travail" (n° 3077)
15
Sprekers:
Simonne Creyf, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Simonne Creyf, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid en aan de vice-eerste minister
en minister van Begroting, Maatschappelijke
Integratie en Sociale Economie over "de
overdracht van een bedrag van 500 miljoen frank
van de algemene uitgavenbegroting naar de
financiële tegemoetkomingen van de Federale
Staat aan de Gewesten" (nr. 3111)
16
Question orale de Mme Greta D'Hondt à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi et au
vice-premier ministre et ministre du Budget, de
l'Intégration sociale et de l'Economie sociale sur
"le transfert d'un montant de 500 millions de
francs du budget général des dépenses vers les
interventions financières de l'Etat fédéral en
faveur des Régions" (n° 3111)
16
Sprekers: Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt
aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de uitvoering van het advies
nr. 1330 van de Nationale Arbeidsraad over de
inhoudingen op de invaliditeitsuitkeringen en de
brugpensioenen" (nr. 3112)
18
Question orale de Mme Greta D'Hondt au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur
"l'exécution de l'avis n° 1330 du CNT relatif aux
retenues sur les indemnités d'invalidité et de
prépensions" (n° 3112)
18
Sprekers: Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de aangebrachte
verbetering aan de uitslagen van de sociale
verkiezingen van 1995" (nr. 3113)
19
Question orale de Mme Greta D'Hondt à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "la
correction apportée aux résultats des élections
sociales de 1995" (n° 3113)
19
Sprekers: Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
CRABV 50
COM 357
16/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE
ZAKEN
COMMISSION DES AFFAIRES
SOCIALES
van
DINSDAG
16
JANUARI
2001
14:30 uur
______
du
MARDI
16
JANVIER
2001
14:30 heures
______
De vergadering wordt geopend om 14.33 uur door
de heer Joos Wauters, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.33 heures par M. Joos
Wauters, président.
01 Mondelinge vraag van de heer Richard
Fournaux aan de vice-eerste minister en minister
van Werkgelegenheid over "de aanwerving van
stagiairs" (nr. 2876)
01 Question orale de M. Richard Fournaux à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur
"le recrutement des stagiaires" (n° 2876)
01.01 Richard Fournaux (PSC): Elke minister
heeft kennis gehad van de uitgaven die zijn of haar
departement mag doen voor de indienstneming van
stagiairs. Tal van ambtenaren maken zich ongerust
over het feit dat de wetgeving betreffende de
indienstnemingen, zoals bepaald bij het Rosetta-
plan, op hen niet wordt toegepast. Wat is de reden
van die niet-toepassing? Werd voorts overleg met
de gewesten en gemeenschappen gepleegd voor
de toepassing van dat plan?
01.01 Richard Fournaux (PSC): Chaque ministre
a reçu communication des dépenses possibles
dans son département pour le recrutement des
stagiaires. De nombreux fonctionnaires s'inquiètent
de ne pas voir s'appliquer la législation sur le
recrutement dans le plan « Rosetta ». Quelle est la
raison de cette non-application ? Par ailleurs, y a-t-il
une concertation avec les entités régionales et
communautaires pour l'application de ce plan ?
01.02 Minister Laurette Onkelinx (Frans) :Er
werd in een overgangsperiode van drie jaar tussen
beide stelsels voorzien zodat de stagiairs tot het
einde van hun contract kunnen blijven. 661
jongeren zullen bij de federale ministeries krachtens
het Rosetta-plan in dienst worden genomen. Een
circulaire van september 2000 preciseert het kader
en de voorwaarden voor de indienstneming van die
stagiairs.
01.02 Laurette Onkelinx , ministre (en français):
Une période transitoire entre les deux systèmes a
été prévue pour permettre aux stagiaires de
terminer leur contrat. Il y aura 661 jeunes dans les
ministères fédéraux engagés au titre du plan
« Rosetta ».
Une circulaire de septembre 2000 précise le cadre
et les conditions de recrutement de ces stagiaires.
01.03 Richard Fournaux (PSC): Het aantal
stagiairs in de federale ministeries is dus blijkbaar
onveranderd gebleven.
01.03 Richard Fournaux (PSC): Quant au nombre
de stagiaires, il semble donc inchangé dans les
ministères fédéraux.
01.04 Minister Laurette Onkelinx (Frans) : Het
aantal stagiairs is inderdaad hetzelfde. Het Rosetta-
plan verdeelt de jongeren in drie groepen.
01.04 Laurette Onkelinx , ministre (en français):
C'est le même nombre de stagiaires, en effet. Le
plan Rosetta répartit les jeunes en trois groupes.
Een derde van die jongeren vervangt de voormalige
stagiairs, een derde zal in andere federale projecten
worden ingeschakeld en een derde zal in dienst
worden genomen voor projecten die door de
Un tiers de ces jeunes remplacent les anciens
stagiaires, un tiers sera affecté à d'autres projets
fédéraux et un dernier tiers sera recruté pour des
projets d'initiative communautaire ou régionale.
16/01/2001
CRABV 50
COM 357
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
gemeenschappen of gewesten worden opgezet.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Mondelinge vraag van de heer Filip Anthuenis
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "het personeelsprobleem
in de horeca tijdens piekmomenten" (nr. 2924)
02 Question orale de M. Filip Anthuenis à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
problèmes de personnel dans le secteur Horeca
lors des moments de pointe" (n° 2924)
02.01 Filip Anthuenis (VLD): De horecasector
kampt met en nijpend personeelstekort, vooral
tijdens piekmomenten. Vandaar de noodzaak aan
een flexibele en een eenvoudige arbeidswetgeving
die ook controleerbaar is. De horeca heeft een
slechte reputatie op het gebied van zwartwerk. Dat
is niet alleen de schuld van de werkgevers, maar
komt ook door de te complexe wetgeving, de
werkloosheidsvallen en de fiscale behandeling van
mensen die in de horeca willen bijklussen. Het
mechanisme van de lastenverlagingen is niet van
toepassing op kortlopende opdrachten, vermits er
een arbeidsprestatie van minimum 33 procent van
een voltijdse job wordt vereist op kwartaalbasis.
Nochtans kan de horeca werk bieden aan nog veel
meer mensen: laaggeschoolden, werklozen,
herintreders en thuiswerkende ouders die wat willen
bijverdienen. Met een flexibel, duidelijk en
betaalbaar kader zou de horeca op legale manier
kunnen inspelen op het personeelsprobleem tijdens
piekmomenten. Het kabinet van de minister van
Middenstand stelde een analoge regeling voor met
die van de fruitpluk, waar onder bepaalde
voorwaarden een forfetair RSZ tarief geldt. Een
andere mogelijkheid biedt de uitzendsector, die een
horecapool zou kunnen creëren. Indien de sector
wordt opgenomen in het Dimona-project, zou een
administratieve vereenvoudiging kunnen worden
doorgevoerd. Deze piste impliceert een wijziging
van de wet op de uitzendarbeid van 4 juli 1987. Op
die manier kunnen uitzendkantoren hun
uitzendkrachten fideliseren en investeren in hun
vorming. Ik dring er bij de minister op aan om in
afwachting van de invoering van het plan ter
bestrijding van het zwartwerk en de fiscale
hervorming toch al een initiatief voor de
piekmomenten in de horeca te nemen.
Is de minister van plan een initiatief ter zake te
nemen? Is een analoge regeling met de fruitpluk
mogelijk? Hoe denkt de minister over de piste om
de uitzendsector in te schakelen? Op welke termijn
zal de minister wetsontwerpen of KB's voorleggen
om het probleem van het personeelstekort in de
horeca te verhelpen?
02.01 Filip Anthuenis (VLD): Le secteur horeca
doit faire face à grave pénurie de personnel,
particulièrement en période de pointe. Il
conviendrait dès lors d'instaurer une réglementation
du travail qui soit simple et flexible, et aisément
contrôlable. Le secteur horeca a mauvaise
réputation en ce qui concerne le travail au noir. Il
doit cette réputation non seulement aux employeurs
mais aussi à une législation trop complexe, aux
pièges à l'emploi et au traitement fiscal des
personnes qui travaillent occasionnellement dans
ce secteur. Le mécanisme de réduction des
charges ne s'applique pas aux travaux de courte
durée puisqu'on exige une prestation d'au moins
33% d'un emploi à plein temps sur une base
trimestrielle. Le secteur horeca pourrait toutefois
fournir du travail à un nombre beaucoup plus
important encore de personnes : les chômeurs peu
qualifiés, les travailleurs rentrants et les parents qui
travaillant à domicile qui désirent se faire des
extras. Un cadre souple, clair et financièrement
réaliste permettrait au secteur horeca de résoudre
le problème de personnel aux moments de pointe.
Le cabinet du ministre des Classes moyennes a
proposé un règlement analogue à celui qui a été
mis au point pour la cueillette des fruits et qui
prévoit un tarif ONSS forfaitaire qui s'applique sous
certaines conditions. Une autre possibilité est
offerte par le secteur du travail intérimaire qui
pourrait créer un pool pour le secteur horeca. De
même, l'intégration du secteur horeca au projet
Dinoma permettrait d'opérer une simplification
administrative. Elle impliquerait toutefois une
modification de la loi du 4 juillet 1987 sur le travail
intérimaire. Les agences de travail intérimaire
pourraient fidéliser les personnes qu'elles emploient
travail et investir dans leur formation. En attendant
le plan de lutte contre le travail au noir et la réforme
fiscale, j'insiste auprès de la ministre pour qu'elle
prenne une initiative pour remédier au problème
des pointes dans le secteur horeca.
La ministre envisage-t-elle une telle initiative ? Peut-
on prévoir un règlement analogue à celui instauré
pour la cueillette des fruits ? <Que pense la ministre
de la possibilité de faire appel au secteur du travail
intérimaire
? Dans quels délais la ministre
présentera-t-elle des projets de loi ou des arrêtés
royaux pour résoudre le problème des moments de
CRABV 50
COM 357
16/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
pointe dans le secteur horeca ?
02.02 Minister Laurette Onkelinx (Nederlands):
De horecasector heeft het inderdaad niet makkelijk
om op piekmomenten in te spelen. De werkgevers
moeten zowel voldoen aan de eisen van hun
klanten als aan de sociale en fiscale wetten.
Soms wordt zwartwerk door de sector
gerechtvaardigd door er op te wijzen dat de
wetgeving te log is. Ik kan die argumentatie niet
aanvaarden.
02.02 Laurette Onkelinx , ministre (en
néerlandais) : Le secteur horeca éprouve en effet
des difficultés à réagir avec souplesse aux
moments de pointe. Les employeurs doivent
satisfaire à la fois aux exigences de leurs clients et
à celles des lois sociales et fiscales.
Parfois, le secteur justifie le travail au noir en
invoquant le caractère trop rigide de la législation.
Je ne puis accepter cette argumentation.
(Frans) Ik aanvaard die stellingname niet. De
huidige sociale wetgeving biedt voldoende
mogelijkheden en soepelheid voor de werkgevers
om op onverwachte situaties in te spelen, gebruik
makend van de bestaande mogelijkheden :
overuren in het kader van de wet van 16 maart
1971, extra-uren voor de deeltijdwerkers,
inschakeling van uitzendkrachten overeenkomstig
de wet van 24 juli 1987.
Met de nieuwe mogelijkheid van de invoeginterims
kunnen uitzendkantoren werknemers die
belangstelling hebben voor een baan in de horeca
in dienst nemen en opleiden. De werkgever kan ook
extra werknemers in dienst nemen in het kader van
een arbeidscontract, al of niet met bepaalde duur.
Teneinde op de eigenheden van de horecasector in
te spelen, werd een bijzondere regelgeving
"occasionele of extra werknemers" met betrekking
tot de sociale documenten aangenomen. Wat die
werknemers betreft, is de werkgever vrijgesteld van
de verplichting om een schriftelijk contract op te
stellen en om een aanwezigheidsregister bij te
houden en te bewaren.
Het is dan ook niet opportuun een nieuwe
bijzondere wetgeving voor die sector uit te werken.
Wat de oprichting van "werkgevers- of
werknemerspools" op te richten, bestaat er een
nieuwe wetgeving betreffende de
werkgeversgroeperingen die de werkgevers de
mogelijkheid biedt een aantal werknemers te
mutualiseren en ze ter beschikking te stellen van
elke onderneming die aangesloten is bij de
groepering wanneer die bijzondere noden heeft.
De horecasector vertoont tal van specifieke
kenmerken. Twee nieuwe maatregelen werden
genomen: de invoeginterims en de
werkgeversgroeperingen. Laten wij de
doeltreffendheid van de nieuwe maatregelen
(En français) Je n'accepte pas cette position.
La législation sociale actuelle offre suffisamment de
possibilités et de souplesse pour que les
employeurs puissent répondre à tous les
événements inattendus et intégrer les possibilités
existantes : heures supplémentaires dans le cadre
de la loi du 16 mars 1971, heures complémentaires
pour les travailleurs à temps partiel, appel à des
travailleurs intérimaires conformément à la loi du 24
juillet 1987.
La nouvelle possibilité d'intérim d'insertion permet
aux sociétés d'intérim d'engager et de former des
travailleurs intéressés par un emploi du secteur
Horeca. L'employeur peut aussi engager des
travailleurs supplémentaires dans le cadre d'un
contrat de travail à durée déterminée ou non.
Pour répondre aux spécificités du secteur Horeca,
une réglementation particulière «
travailleurs
occasionnels ou extra » - en matière de documents
sociaux a été adoptée. Pour ces travailleurs,
l'employeur est dispensé de constatation écrite d'un
contrat de travail ainsi que de la tenue et de la
conservation d'un registre de présence. Il n'est donc
pas opportun d'adopter une nouvelle législation
particulière à ce secteur.
Quant à la création de « pools d'employeurs ou de
travailleurs
», il existe une nouvelle législation
relative aux groupements d'employeurs leur
permettant de mutualiser un ensemble de
travailleurs et de les mettre à la disposition de
chaque entreprise membre du groupement quand
elle en a un besoin particulier.
Le secteur Horeca comporte énormément de
spécificités. Deux mesures nouvelles ont été
prises
: l'intérim d'insertion et le groupement
d'employeurs. Avant d'aller plus avant, évaluons
l'efficacité des nouvelles mesures.
16/01/2001
CRABV 50
COM 357
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
evalueren alvorens verder te gaan.
02.03 Filip Anthuenis (VLD): Zwartwerk is geen
normale zaak. De huidige wetgeving biedt
onvoldoende soepele mogelijkheden. De
uitzendsector kan oplossingen bieden en is
vragende partij. Nu kan dit nog niet.
02.03 Filip Anthuenis (VLD): Le travail au noir ne
peut être considéré comme un phénomène normal.
La legislation actuelle pèche par manque de
souplesse. Le secteur intérimaire peut offrir des
solutions et est demandeur. Actuellement, cette
piste est bloquée.
02.04 Minister Laurette Onkelinx (Nederlands):
Dat kan wel.
02.04 Laurette Onkelinx , ministre (en
néerlandais) : Non, elle ne l'est pas.
02.05 Filip Anthuenis (VLD): Niet via de
poolvorming. De uitzendsector kan nog geen
contracten van onbeperkte duur afsluiten.
02.05 Filip Anthuenis (VLD): La constitution d'un
pool est cependant impossible.
Le secteur intérimaire n'est pas encore autorisé à
conclure des contrats à durée indéterminée.
02.06 Minister Laurette Onkelinx (Frans) : Twee
maatregelen werden al goedgekeurd die betrekking
hebben op alle sectoren: de invoeginterim en de
mogelijkheid om gebruik te maken van
werkgeversgroeperingen. Laten wij die
mogelijkheden eerst benutten en evalueren
alvorens andere maatregelen te overwegen.
02.06 Laurette Onkelinx , ministre (en français):
Deux dispositions ont déjà été votées et elles
concernent tous les secteurs : l'intérim d'insertion et
la possibilité de recourir au groupement
d'employeurs.
Utilisons et évaluons ces possibilités avant
d'envisager d'autres mesures.
02.07 Filip Anthuenis (VLD): We zullen de
wetgeving evalueren. Ik denk dat de horecasector
het nog niet voldoende vindt, maar we zullen even
afwachten.
02.07 Filip Anthuenis (VLD): Nous évaluerons la
legislation. Je pense que le secteur Horeca
considère que ces initiatives sont insuffisantes,
mais nous attendrons encore un peu.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Mondelinge vraag van de heer Servais
Verherstraeten aan de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid over "het
standpunt van topambtenaren met betrekking tot
het "Copernicus" administratieve
hervormingsplan" (nr. 2959)
03 Question orale de M. Servais Verherstraeten à
la vice-première ministre et ministre de l'Emploi
sur "le point de vue des fonctionnaires dirigeants
au sujet du plan "Copernic" de réforme
administrative" (n° 2959)
03.01 Servais Verherstraeten (CVP): Secretaris-
generaal Jadot is een fel tegenstander van de
Copernicus-hervormingen. Hij verklaarde dit tijdens
de voorstelling van het evaluatierapport over het
werkgelegenheidsbeleid en ventileerde deze opinie
ook in de pers.
Wat is het standpunt van de minister hierover?
Klopt het dat al de topambtenaren van het
ministerie van Arbeid twijfels hebben over de
Copernicus-hervorming en zich geminacht voelen?
Verdedigt zij dit standpunt van de ambtenaren? Wat
vindt de minister van de uitlatingen van de heer
Jadot?
03.01 Servais Verherstraeten (CVP): M. Jadot, le
secrétaire général est un farouche adversaire des
réformes prévues par le plan Copernic. Il a livré
cette opinion à la presse lors de la présentation du
rapport d'évaluation sur la politique de l'emploi.
Quel est le point de vue de la ministre à ce sujet ?
Est-il exact que la réforme Copernic inspire des
doutes à tous les fonctionnaires supérieurs du
ministère du Travail et que ces derniers s'estiment
négligés ? La ministre est-elle d'accord sur ce
point
? Défend-elle le point de vue des
fonctionnaires ? Se rallie-t-elle aux propos de M.
Jadot ?
03.02 Minister Laurette Onkelinx (Frans) : Als ik
in de regering met iets instem, accepteer ik de
collegiaal genomen beslissingen. Niettemin geloof
03.02 Laurette Onkelinx , ministre (en français):
Quand je donne mon accord au gouvernement,
j'assume les décisions prises collégialement.
CRABV 50
COM 357
16/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
ik dat de implementatie van die hervorming
onvoldoende voorbereid is. De vrijheid van spreken
waarvan de heer Jadot gebruik maakt was ons al
eerder bekend. Dat recht wordt hem krachtens zijn
statuut toegekend. Daar heb ik niets op aan te
merken. Ik vind ook dat het nuttig was zijn aldus
geuite mening te horen. Het heeft de minister van
Ambtenarenzaken ertoe gebracht het advies van de
ambtenaren-generaal in te winnen en zijn ontwerp
dienovereenkomstig te verfijnen.
Cependant, j'estime que tout n'est pas prêt pour
mettre cette réforme en oeuvre.
Ce n'est pas à l'occasion de ce dossier que nous
découvrons la liberté de parole dont use M. Jadot.
C'est un droit que lui reconnaît son statut. Je n'ai
rien à y redire. Je trouve que son opinion ainsi
exprimée fut utile. Elle a amené le ministre de la
Fonction publique à entendre l'avis des
fonctionnaires généraux et à affiner son projet.
03.03 Servais Verherstraeten (CVP): Ik verheug
mij erover dat de minister het spreekrecht van
secretaris-generaal Jadot noch van haar andere
medewerkers zal inperken, zodat we toch wat meer
duidelijkheid zullen krijgen in dit dossier. Ik noteer
dat zij nog altijd achter de Copernicus-hervorming
staat. Bepaalde principes die nu bekritiseerd
worden staan wel al in het ontwerp, wat de situatie
ietwat dubbelzinnig maakt. We volgen dit dossier
verder op.
03.03 Servais Verherstraeten (CVP): Je me
réjouis de ce que la ministre n'a pas l'intention de
restreindre le droit à la parole du secrétaire général
ni celui de ses autres collaborateurs, ce qui devrait
nous permettre de voir un peu plus clair dans ce
dossier. Je prends également acte du fait qu'elle
reste favorable à la réforme Copernic. Certains
principes qui font l'objet de critiques figurent dans le
projet et cela rend la situation quelque peu
ambiguë. Nous suivrons ce dossier.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Mondelinge vraag van de heer Peter
Vanvelthoven aan de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid over "de grote
aanwezigheid van buitenlandse arbeidskrachten
in de voetbalsector" (nr. 2979)
04 Question orale de M. Peter Vanvelthoven à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur
"la présence importante de main d'oeuvre
étrangère dans le secteur du football" (n° 2979)
04.01 Peter Vanvelthoven (SP): In ons land is
sinds 1974 een migratiestop afgekondigd. Ook op
het vlak van de arbeidsmigratie gelden zeer strikte
bepalingen voor het verkrijgen van een vergunning.
Alleen voor een arbeidskracht met een bruto
jaarinkomen van ten minste 1.147.000 frank moet
de werkgever geen bewijs leveren dat de vereiste
arbeidskwaliteiten niet te vinden zijn op de
Belgische arbeidsmarkt.
De tactiek om goedkope arbeidskrachten in het
buitenland aan te trekken om ze later duur door te
verkopen aan iedere club is in het voetbalmilieu
schering en inslag. Toch denk ik dat een aantal
buitenlandse spelers noch aan de kwaliteitsnorm,
noch aan het minimum bruto-inkomen voldoet.
Hoe slagen de voetbalclubs erin om voor deze
goedkope arbeidskrachten een arbeidsvergunning
te verwerven? Genieten de voetbalclubs een
gunstiger stelsel dan andere werkgevers voor het
verkrijgen van een arbeidsvergunning voor niet EU-
spelers?
04.01 Peter Vanvelthoven (SP): Depuis 1974, on
annoncé l'arrêt de l'immigration en Belgique.
L'obtention d'une autorisation d'immigration en
Belgique pour y effectuer un travail déterminé est-
elle aussi soumise à des dispositions très strictes. Il
faut que le travailleur bénéficie d'un revenu brut
annuel d'au moins 1.147.000 francs pour que
l'employeur soit dispensé d'apporter la preuve de
l'impossibilité de trouver une personne ayant les
qualités requises sur le marché de l'emploi en
Belgique.
Dans le milieu du football, on applique très
fréquemment une tactique qui consiste à attirer des
joueurs à bon compte à l'étranger pour les revendre
ensuit au prix fort à d'autres clubs. J'ai toutefois le
sentiment qu'un certain nombre de joueurs
étrangers ne répondent ni à la norme de qualité ni à
l'exigence relative au revenu brut minimum.
Comment les clubs de football obtiennent-ils un
permis de travail pour ces joueurs bon marché ?
Les clubs de football bénéficient-ils d'un régime plus
favorable que les autres employeurs pour
l'obtention de permis de travail pour des joueurs
non-ressortissants de l'UE ?
04.02 Minister Laurette Onkelinx (Frans) : Ik zal 04.02 Laurette Onkelinx , ministre (en français) :
16/01/2001
CRABV 50
COM 357
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
u een antwoord geven dat "strookt" met de huidige
wetgevende bepalingen, namelijk artikel 6 van de
bijzondere wet tot hervorming van de instellingen
van 8 augustus 1980. Er bestaat echter een
uitzondering op de bepalingen van dat artikel : de
normatieve bevoegdheid van de federale overheid
binnen de grenzen bepaald bij het koninklijk besluit
van 9 juni 1999. Dat besluit bepaalt dat de
voorwaarde met betrekking tot de arbeidsmarkt niet
geldt voor de beroepssportbeoefenaars of -trainers
van meer dan 18 jaar oud wier bezoldiging viermaal
hoger ligt dan de bezoldiging die in het statuut van
de betaalde sporter werd vastgesteld. Die toelating
kan bijgevolg niet aan een sportclub worden
verleend, tenzij wanneer de jaarlijkse
brutobezoldiging van de sportbeoefenaar hoger ligt
dan 1.103.900 frank.
Je vais vous donner une réponse « collant » avec le
dispositif législatif actuel, à savoir l'article 6 de la loi
spéciale de réformes institutionnelles du 8 août
1980. Il existe toutefois une exception à cet article
qui donne compétence aux Régions en cette
matière: le pouvoir normatif du pouvoir fédéral dans
les limites précisées dans l'arrêté royal du 9 juin
1999. Cet arrêté prévoit que la condition du marché
de l'emploi ne s'applique pas aux sportifs ou
entraîneurs professionnels de plus de 18 ans dont
la rémunération est quatre fois supérieure à la
rémunération fixée dans le statut du sportif
rémunéré.
Dès lors, cette autorisation ne peut être accordée à
un club sportif, sauf si la rémunération annuelle
brute du sportif est supérieure à 1.103.900 francs.
04.03 Peter Vanvelthoven (SP): Ik begrijp dat dit
tot de bevoegdheid van de gewesten behoort. Ik zal
mijn vragen tot dat bestuursniveau richten.
04.03 Peter Vanvelthoven (SP): Je comprends
que cette matière ressortit à la compétence des
Régions. Je me tournerai donc vers ce niveau de
pouvoir pour poser ma question.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Mondelinge vraag van de heer John
Spinnewyn aan de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid over "het ontwerp
van koninklijk besluit betreffende de
bescherming van de werknemers tegen de
risico's van duikwerkzaamheden" (nr. 2985)
05 Question orale de M. John Spinnewyn à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur
"le projet d'arrêté royal concernant la protection
des travailleurs contre les risques liés aux
travaux en immersion " (n° 2985)
05.01 John Spinnewyn (VLAAMS BLOK): De
Hoge Raad voor veiligheid, gezondheid en
verfraaiing der werkplaatsen besliste op 4
november 1994 om het onderzoek van het ontwerp
van KB tot reglementering van de
duikwerkzaamheden toe te vertrouwen aan
volgende organisaties: de Vaste Gemengde
Commissie veiligheid, gezondheid en hygiëne op
het werk, het Nationaal Bedrijfscomité van het
bouwbedrijf en de Belgische Nationale Federatie
van duikbedrijven. Hun werkgroep startte op 21
september 1995 en beëindigde haar
werkzaamheden na drie vergaderingen op 25
januari 1996.
Waarom werd het ontwerp van KB niet omgezet in
een definitief KB? De wettelijke leemte heeft
kwalijke gevolgen op nationaal en internationaal
vlak. Dezelfde situatie doet zich voor bij het KB van
3 mei 1999 in verband met tijdelijke mobiele
bouwplannen. Wat is de minister van plan met
beide KB's?
05.01 John Spinnewyn (VLAAMS BLOK): Le
Conseil supérieur pour la sécurité, la santé et
l'embellissement des ateliers a décidé le 4
novembre 1994 de confier l'examen du projet
d'arrêté royal réglementant les travaux en
immersion aux organisations suivantes : la
Commission permanente mixte pour la sécurité, la
santé et l'hygiène au travail, le Comité d'entreprise
national pour le secteur de la construction et la
Fédération nationale belge des entreprises de
plongée. Le groupe de travail s'est réuni pour la
première fois le 21 septembre 1995 et a clôturé ses
travaux le 25 janvier 1996, après y avoir consacré
trois réunions.
Pourquoi le projet d'arrêté royal n'a-t-il pas été
transposé en un arrêté royal définitif? Ce vide
juridique entraîne des conséquences sur le plan
national et international. Une situation identique se
produit en ce qui concerne l'arrêté royal du 3 mai
1999 à propos des chantiers mobiles temporaires.
Quelles sont les intentions du ministre à propos de
ces deux arrêtés royaux?
05.02 Minister Laurette Onkelinx (Frans): Eind
jaren tachtig is een ontwerp van koninklijk besluit
05.02 Laurette Onkelinx , ministre (en français):
Un projet d'arrêté royal avait été rédigé à la fin des
CRABV 50
COM 357
16/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
opgesteld. Dat ontwerp beantwoordt echter niet aan
de vereisten die de wet van 4 augustus 1996
betreffende het welzijn van de werknemers en de
Europese richtlijnen vaststellen.
Bijgevolg is een nieuw ontwerp opgesteld dat de
werknemers beschermt tegen de risico's van het
werken in een omgeving waar de druk hoger is dan
in de atmosfeer, onder water of in drukcabine. Het
ontwerp zal ook rekening houden met de Europese
richtlijn betreffende de mobiele werkplaatsen
waartoe ook duikwerkzaamheden en het werken in
caisson behoren.
Het ontwerp zal onverwijld aan de Hoge Raad voor
de preventie en de bescherming op het werk
worden voorgelegd. Vervolgens zal het aan de
Raad van State worden overgezonden.Ik wens dit
ontwerp zo snel mogelijk af te ronden.
années 80 ; cependant, ce projet ne correspond
plus aux exigences de la loi du 4 août 1996 sur le
bien-être des travailleurs ni à celles des directives
européennes.
Un nouveau projet a, dès lors, été rédigé : il
concerne la protection des travailleurs contre les
risques liés aux travaux en milieu hyperbare, soit en
immersion, soit en caisson pressurisé. Il tiendra
compte aussi de la directive européenne relative
aux chantiers mobiles, ceux-ci comprenant les
travaux de plongée et en caisson.
Le projet sera incessamment soumis au Conseil
supérieur pour la prévention et la protection au
travail. Il sera ensuite transmis au Conseil d'État.
Je tiens à faire aboutir ce projet dans les plus brefs
délais.
05.03 John Spinnewyn (VLAAMS BLOK): Het
ontwerp dateert al van 1994. Ook vorig jaar werd
beloofd er snel werk van te maken. Ik hoop dat het
nu vlugger gaat.
05.03 John Spinnewyn (VLAAMS BLOK): Le
projet date de 1994. On nous avait déjà promis une
issue rapide l'année dernière. J'espère que cette
fois cela sera réellemment le cas.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Mondelinge vraag van de heer Paul
Timmermans aan de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid over "de
elektriciteitssector" (nr. 2989)
06 Question orale de M. Paul Timmermans à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur
"le secteur de l'électricité" (n° 2989)
06.01 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO): De
elekriciteitssector wordt momenteel
geherstructureerd met het oog op maximale winst.
Zo zouden de betrekkingen met de klanten van
Electrabel door "callcenters" worden overgenomen.
Deze "callcenters" hangen echter af van een paritair
comité dat voor de werknemers minder interessant
is dan dat waar Electrabel van afhangt. Sommige
werknemers zouden tegen hun wil worden
overgeheveld. Hoe kan men die "delocalisaties" van
het ene comité naar het andere voorkomen ? De
grote winsten van de elektriciteitsbedrijven maken
de situatie nog aanstootgevender.
06.01 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO): En
vue de la recherche d'un maximum de profit, le
secteur de l'électricité est en restructuration. Ainsi,
les relations avec la clientèle d'Electrabel seraient
reprises par des call centers.
Or, ces call centers dépendent d'une commission
paritaire moins intéressante pour les travailleurs
que celle dont dépend Electrabel. Certains
travailleurs seraient transférés contre leur gré.
Que peut-on faire pour éviter ces « délocalisations »
entre commissions paritaires ? C'est d'autant plus
choquant que les entreprises d'électricité font des
bénéfices importants.
06.02 Minister Laurette Onkelinx (Frans): Ik
preciseer voor de heer Timmermans dat dit
"callcenter" uit drie technische en juridische
eenheden zal bestaan waaronder één te Brussel en
één te Mechelen. Er werd een NV "N-Allo" opgericht
die een telefonische dienst ter beschikking van de
klanten van Electrabel stelt. De vraag was of het
betrokken bedrijf onder het paritair comité voor gas
en elektriciteit (nr. 326) moest blijven ressorteren of
voortaan tot de bevoegdheid van het aanvullend
nationaal paritair comité voor de bedienden (nr.
06.02 Laurette Onkelinx , ministre (en français) :
Je tiens à préciser à M. Timmermans que ce call
center comportera trois unités techniques et
juridiques dont une à Bruxelles, une à Malines. Une
SA « N-Allo » a été constituée pour assurer un
service téléphonique destiné aux clients
d'Electrabel.
La question s'est posée de savoir si cette entreprise
devait continuer à relever de la commission paritaire
de l'industrie du gaz et de l'électricité (n° 326) ou de
la commission paritaire nationale auxiliaire pour
16/01/2001
CRABV 50
COM 357
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
218) moest behoren. Men moet uitmaken of een
dergelijk "callcenter" dat juridisch en technisch
onafhankelijk is, als een coordinerend bedrijf kan
worden beschouwd dat tot die activiteitstak behoort.
Een eerste advies van de Inspectie van de sociale
wetten en van de administratie van de collectieve
arbeidsbetrekkingen was negatief. Ingevolge een
klacht van de vakbondsorganisaties stelde de
Inspectie van de sociale wetten een onderzoek in
om te weten te komen of Electrabel de enige klant
van "N-Allo" is. Indien "N-Allo" als onderaannemer
fungeert, kan het worden beschouwd als een
coordinatiecentrum van activiteiten binnen de gas-
en elektriciteitssector. In het onderzoeksverslag
werd de bevoegdheid van het paritair comité nr. 218
bevestigd vermits het "callcenter" andere klanten
heeft. De hoven en rechtbanken zijn echter als
enige instantie gemachtigd om daarover uitspraak
te doen. Ik ben mij bewust van de problemen die
deze verandering voor de werknemers meebrengt.
Die bepaling zou evenwel enkel toepasselijk zijn op
nieuw aangeworven personeel. De
vakbondsorganisaties moeten nagaan of dergelijke
verbintenissen werden aangegaan en of de directie
van het nieuwe bedrijf deze nakomt via bijzondere
clausules in de arbeidsovereenkomsten. Ik heb in
dit dossier maatregelen genomen, ik heb met de
betrokken partijen gepraat en ik hou rekening met
het deskundig advies van mijn administratie.
employés (n° 218).
Il faut savoir si un tel call center, autonome
juridiquement et techniquement, peut être considéré
comme une entreprise de coordination relèvant de
cette branche d'activité. Un premier avis de
l'Inspection des lois sociales et de l'Administration
des relations collectives de travail ont conclu par la
négative.
Suite à une réclamation des organisations
syndicales, l'Inspection des lois sociales a entamé
une enquête pour savoir si Electrabel était le client
exclusif de « N-Allo ». Si « N-Allo » agissait comme
sous-traitant, elle pourrait être considérée comme
centre de coordination d'activités du secteur du gaz
et de l'électricité. Le rapport d'enquête a confirmé la
compétence de la commission paritaire n° 218, le
call center ayant d'autres clients.
Toutefois, seuls les cours et tribunaux sont habilités
à prendre une décision en l'espèce.
Je suis consciente des difficultés résultant de ce
changement pour les travailleurs. Toutefois, cette
disposition ne serait applicable qu'aux personnes
nouvellement recrutées.
C'est aux organisations syndicales à vérifier si de
tels engagements ont été pris et si la direction de la
nouvelle entreprise la respecte par des clauses
particulières dans les contrats de travail. C'est un
dossier pour lequel j'ai pris des dispositions,
dialogué avec les parties concernées et pour lequel
je tiens compte de l'avis éclairé de mon
administration.
06.03 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO): Ik
betwijfel niet dat u de wet wil toepassen, maar
sommigen kunnen het zich nu eenmaal veroorloven
een loopje met de wet te nemen. Voorts past uw
administratie de regels niet altijd op eenvormige
wijze toe. Aan het paritair comité voor de bouw werd
bijvoorbeeld een vereniging toegewezen die
werknemers in moeilijkheden tewerkstelt. Het
minimumloon dat voor de van dat paritair comité
afhankelijke ondernemingen is vastgesteld,
overstijgt ruimschoots de financiële mogelijkheden
van deze onderneming. Haar activiteit is dus
bedreigd.
06.03 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO): Je
ne mets pas en doute votre souci d'appliquer la loi
mais vous convenez que certains peuvent se
permettre de jouer avec elle.
Par ailleurs, votre administration n'applique pas
toujours les règles de manière uniforme.
Ainsi, une association qui emploie des travailleurs
en difficulté a été versée à la commission de la
construction. Le montant du salaire minimal prévu
pour les entreprises de cette commission dépasse
de loin ce que peut payer cette entreprise. Son
activité est donc mise en péril.
06.04 Minister Laurette Onkelinx (Frans):
Aangezien u het over de bouw had, heeft uw vraag
betrekking op een ander paritair comité. Ik kan geen
precies antwoord geven op deze onverwachte
vraag.
06.04 Laurette Onkelinx , ministre (en français): Il
s'agit là d'une remarque relative à la position d'une
autre commission paritaire, puisque vous évoquez
la construction. Je n'ai pas de réponse précise à
cette question à laquelle je ne m'attendais pas.
06.05 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO): Ik
zal de vraag later opnieuw en duidelijker stellen.
06.05 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO): Je
reposerai plus précisément cette question.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Samengevoegde interpellaties en mondelinge 07 Interpellations et questions orales jointes de
CRABV 50
COM 357
16/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
vragen van
- de heer Guy D'haeseleer tot de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"de nefaste gevolgen van het Rosetta-plan voor
de jongeren" (nr. 620)
- mevrouw Trees Pieters aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"de startbanen" (nr. 3037)
- mevrouw Annemie Van de Casteele aan de vice-
eerste minister en minister van Werkgelegenheid
over "het Rosetta-plan" (nr. 621)
- de heer Filip Anthuenis aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"de resultaten van het Rosetta-plan in
Vlaanderen" (nr. 3068)
- de heer Paul Timmermans tot de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"de uitvoering van de startbanen in de openbare
sector" (nr. 3101)
- M. Guy D'haeseleer à la vice-premier ministre et
ministre de l'Emploi sur "les conséquences
néfastes du plan Rosetta pour les jeunes"
(n° 620)
- Mme Trees Pieters à la vice-première ministre et
ministre de l'Emploi sur "la convention de
premier emploi" (n° 3037)
- Mme Annemie Van de Casteele à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "le
plan Rosetta" (n° 621)
- M. Filip Anthuenis à la vice-première ministre et
ministre de l'Emploi sur "les résultats du plan
Rosetta en Flandre" (n° 3068)
- M. Paul Timmermans à la vice-première ministre
et ministre de l'Emploi sur "la mise en oeuvre du
plan premier emploi dans le secteur public"
(n° 3101)
07.01 Guy D'haeseleer (VLAAMS BLOK): Volgens
het Vlaams Economisch Verbond is het
Rosettastartbanenplan niet alleen nutteloos in
Vlaanderen, maar heeft het zelfs nefaste gevolgen
bij de tewerkstelling van jongeren..
Van in het begin waren wij tegenstanders van dit
plan. Deze enquête bevestigt onze weerstand.
Bedrijven zouden zonder Rosettabanenplan
evenveel jongeren hebben aangeworven en ze zelfs
een beter statuut hebben gegeven. De bedrijven
hebben het ook moeilijk met het verplichtend
karakter: het is zeer moeilijk om geschikte jongeren
te vinden. Bedrijven die aantonen dat hun zoektocht
vruchteloos was, stoten op veel onbegrip van de
administratie.
De cijfers spreken nochtans voor zich. De
jeugdwerkloosheid daalde het afgelopen jaar met
17 procent, zodat het aantal werkloze jongeren
steeds kleiner wordt. Van de ondernemingen vindt
64 procent het Rosettaplan nutteloos, 6 procent
vindt het zelfs schadelijk. Dit Waalse plan heeft voor
de Vlaamse jongerenwerkloosheid weinig te bieden.
In Vlaanderen hebben eerder de ouderen meer
aandacht nodig.
Wat is de reactie van de minister op deze enquête?
Kan de minister de nadelige effecten wegwerken?
Is er geen gedefederaliseerd
werkgelegenheidsbeleid nodig? Moet het verplicht
karakter van het plan niet worden afgeschaft, zeker
in Vlaanderen? Vertoont de administratie voldoende
begrip voor bedrijven die geen geschikte jongeren
vinden? Zal het startbanenplan zonodig worden
aangepast?
07.01 Guy D'haeseleer (VLAAMS BLOK): Le
Vlaams Economisch Verbond estime que le plan
Rosetta est non seulement inutile pour la Flandre
mais qu'il a en outre des effets négatifs pour
l'emploi des jeunes.
D'emblée, nous nous étions opposés à ce plan. Une
enquête confirme que nous avions raison. Sans le
plan Rosetta, les entreprises auraient engagé tout
autant de jeunes et ceux-ci auraient même pu
bénéficier d'un meilleur statut. Les entreprises
dénoncent également le caractère obligatoire du
plan : il leur est très difficile de trouver les jeunes
qui conviennent. L'administration témoigne d'une
grande incompréhension face aux entreprises qui
sont en mesure de démontrer que leurs recherches
ont été vaines.
Les chiffres sont toutefois évidents. L'an dernier, le
chômage des jeunes a baissé de 17% et le nombre
de jeunes chômeurs baisse continuellement. 64 %
des entreprises estiment que le plan Rosetta est
inutile et 6% d'entre elles l'estiment même nuisible.
Ce plan wallon offre peu de possibilités pour les
jeunes chômeurs flamands. En Flandre, il faudrait
accorder davantage d'attention au problème des
chômeurs âgés.
Comment la ministre réagit-elle à cette enquête ?
Est-elle en mesure de remédier aux effets négatifs
du plan ? Ne faudrait-il pas défédéraliser la politique
de l'emploi ? Le caractère obligatoire du plan ne
devrait-il pas être levé pour la Flandre
?
L'administration est-elle suffisamment
compréhensive pour les entreprises qui ne trouvent
pas les jeunes qui conviennent ? Le plan Rosetta
sera-t-il adapté ?
07.02 Trees Pieters (CVP): Het Vlaams 07.02 Trees Pieters (CVP): Selon le VEV, le Plan
16/01/2001
CRABV 50
COM 357
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
Economisch Verbond (VEV) noemt het
Rosettabanenplan een nutteloze zaak voor
Vlaanderen. Een VEV-enquête wijst uit dat 88,3
procent van de Vlaamse bedrijven evenveel
jongeren zou hebben aangeworven zonder
Rosettabanenplan. Bovendien zegt 64,3 procent
van de ondervraagde bedrijven dat ze zonder dat
plan de jongeren een beter statuut zou hebben
gegeven.
Vlaamse ondernemingen hebben het moeilijk om
geschikte arbeidskrachten te vinden. Het is nog
moeilijker om jongeren te vinden die voldoen aan de
voorwarden van het Rosettabanenplan. Het enige
pluspunt vinden sommige bedrijven de korting op
de RSZ-bijdrage. Een belangrijk knelpunt zijn de
hoge boetes: 3.000 frank per dag per niet
aangeworven werknemer.
Hoe organiseert de minister de controles? Bevestigt
de minister deze enquête of kan zij die weerleggen?
Heeft de minister nog contact gehad met haar
Vlaamse collega over de toepassing van het
Rosettabanenplan in Vlaanderen? Vlaams minister
Dewael steunt de eis van het VEV tot bijsturing van
het plan. Kan de minister ons gegevens bezorgen
over het aantal sancties en de boetes bij niet-
naleving van de verplichtingen in het kader van het
Rosettabanenplan? Wat doet ze met bedrijven die
vruchteloos naar kandidaten hebben gezocht? Zal
zij die ook sanctioneren en beboeten? De
administratieve overlast en de complexiteit van dit
banenplan is veel groter dan die van stageplannen.
De Vlaamse startbanenplannen hebben trouwens
een gelijkaardig doel. Overweegt de minister naar
aanleiding van deze enquête om aanpassingen
door te voeren aan de modaliteiten van het
Rosettabanenplan? Het VEV formuleert twee
conclusies in dat verband: de problematiek van de
boetes voor bedrijven die vruchteloos hebben
gezocht en de wijze van aanwerving die opnieuw
zou moeten gebeuren op het niveau van een
economische groep en niet enkel op het niveau van
een juridische entiteit.
Rosetta ne revêt aucune utilité en Flandre. En effet,
selon une enquête menée par le Vlaams
economisch verbond, 88,3 pour cent des
entreprises flamandes auraient recruté un même
nombre de jeunes en l'absence d'un plan Rosetta.
Par ailleurs, 64, 3 pour cent des entreprises
interrogées affirment que, en l'absence de ce plan,
elles auraient octroyé un meilleur statut aux jeunes
travailleurs qu'elles ont engagés.
Les entreprises flamandes éprouvent des difficultés
à recruter du personnel qualifié. Il est encore plus
difficile de trouver des jeunes qui satisfont aux
conditions fixées par le plan Rosetta. De l'avis des
entreprises, la réduction des cotisations à l'ONSS
constitue le seul point positif du plan.
Par ailleurs, l'amende de 3.000 francs par jour par
travailleur non recruté constitue un réel point
d'achoppement. Comment les contrôles sont-ils
organisés par la ministre? Confirme-t-elle les
chiffres mis en évidence par cette enquête ou est-
elle en mesure de les démentir? A-t-elle encore eu
des contacts avec son homologue flamand à
propos de la mise en oeuvre du plan Rosetta en
Flandre? Le ministre flamand Dewael soutient les
revendications du VEV qui demande que le plan
soit corrigé. La ministre peut-elle nous
communiquer des informations à propos du nombre
de sanctions qui ont été prises et d'amendes qui ont
été perçues pour non-respect des obligations
imposées dans le cadre du plan Rosetta? Quelle
est son attitude à l'égard des entreprises qui ont
cherché en vain à recruter du personnel? Ces
entreprises seront-elles également condamnées à
payer des amendes? Le surcroît de travail
administratif engendré par le plan Rosetta ainsi que
sa complexité sont supérieurs à ceux des plans de
stage. Les plans "premier emploi" flamands
poursuivent d'ailleurs un objectif analogue.
La ministre n'envisage-t-elle pas, à la faveur de
cette enquête, de modifier les modalités du plan
Rosetta? A cet égard, le VEV met en évidence
deux problèmes concrets : les amendes imposées
aux entreprises ayant cherché en vain à recruter du
personnel et le mode de recrutement. Ce dernier
devrait en effet pouvoir être organisé au niveau d'un
groupe économique et non d'une entité juridique.
07.03 Filip Anthuenis (VLD): Ondanks de
aanvankelijke scepsis over de toepasbaarheid van
het Rosettaplan in Vlaanderen, blijkt uit een
onderzoek van het VEV dat 62 procent van de
startbaanovereenkomsten met Vlamingen werd
afgesloten. De VEV-studie preciseert wel dat 88,3
procent van de bedrijven deze jongeren ook zonder
07.03 Filip Anthuenis (VLD): En dépit des doutes
qui existaient à l'origine quant à l'applicabilité du
plan Rosetta en Flandre, une étude organisée par le
VEV fait apparaître que 62% des contrats de
premier emploi ont été conclus avec des Flamands.
L'étude du VEV précise néanmoins que 88,3% de
ces entreprises auraient engagé ces jeunes, même
CRABV 50
COM 357
16/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
Rosettaplan in dienst zou hebben genomen. In dat
geval zou hun contract ook vast geweest zijn in
plaats van tijdelijk. Tweederde van de
ondernemingen vindt het Rosettaplan nutteloos en
verzet zich tegen het verplichte karakter ervan. Zij
hekelen de sanctie die de administratie oplegt aan
ondernemingen die niet aan de wettelijke
verplichtingen voldoen en de administratieve
overlast van alweer een banenplan. Het VEV stelt
voor om bedrijven die nauw met het onderwijs
samenwerken vrij te stellen van de federale
Rosettaverplichting.
Zal de minister de effecten van het Rosettaplan
voor de Vlaamse tewerkstellingsmarkt onderzoeken
en bijsturen indien nodig? Wil de minister het
verplichtend karakter van Rosetta versoepelen? Is
het VEV-voorstel een aanvaardbaar alternatief? Zal
de minister een administratieve vereenvoudiging
van het Rosettaplan overwegen? Denkt de minister
eraan om het Rosettaplan open te stellen voor
oudere werknemers?
en l'absence d'un plan Rosetta. Dans ce cas, ces
personnes auraient bénéficié d'un contrat à durée
indéterminée et non pas temporaire. Deux tiers des
entreprises estiment que le Plan Rosetta est inutile
et en dénoncent le caractère obligatoire. Ils
critiquent vivement les sanctions que
l'administration inflige aux entreprises qui ne
satisfont pas aux obligations légales ainsi que le
surcroît de tracasseries administratives entraînée
par un nouveau plan d'emploi. Le VEV propose que
les entreprises qui travaillent en étroite collaboration
avec le monde de l'enseignement soient exemptées
des obligations fédérales liées au plan Rosetta.
La ministre envisage-t-elle d'examiner les effets du
plan Rosetta sur le marché de l'emploi flamand et
de procéder à des aménagements en cas de
nécessité ? La ministre souhaite-t-elle assouplir le
caractère obligatoire du plan Rosetta ? La
proposition du VEV représente-t-elle une solution
de rechange acceptable ? La ministre envisage-t-
elle de procéder à une simplification administrative
du plan Rosetta ? Songe-t-elle à étendre le plan
Rosetta à des travailleurs âgés ?
07.04 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO): U
heeft een debat aangekondigd. Ik wil cijfers zien, en
vraag een diepgaand debat over het plan. Mij dunkt
dat dat plan op de tewerkstelling van
laaggeschoolden gericht was. Graag vernam ik of
die doelstelling inderdaad bereikt werd.
Op het plan is er heel wat kritiek gespuid.
Sommigen beweerden dat het vooral voor Wallonië
nuttig zou zijn, maar slechts 30% van de
overeenkomsten blijken in Wallonië gesloten te
worden. Voorts moet toegegeven worden dat de
toepassing van het plan in de overheidssector, en
meer bepaald voor de globale projecten, niet is wat
het zou moeten zijn : slechts twee ministers, uzelf
en mevrouw Durant, komen hun verbintenissen na.
En de andere ministers dan ? Noch de RVA, noch
de NMBS halen hun quotum. Hoe komt dat ?
07.04 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO):
Vous avez annoncé un débat. Je reste demandeur
de chiffres et d'un débat en profondeur à propos du
plan. Il me semblait que ce plan était conçu au
bénéfice de gens peu qualifiés. Je serais curieux de
savoir s'il atteint cet objectif.
Ce plan a déjà fait l'objet de nombreuses critiques.
Certains ont même prétendu qu'il serait surtout utile
à la Wallonie. Or seuls 30% des contrats sont
signés en Wallonie.
Il faut aussi reconnaître que son application dans le
secteur public, spécialement en ce qui concerne les
projets globaux, est défaillante.
Seuls deux ministres respectent leurs
engagements : vous-même et Mme Durant. Que
font les autres ministres ?
De plus, ni l'Onem ni la SNCB ne remplissent leur
quota. Pourquoi ?
07.05 Minister Laurette Onkelinx (Nederlands): Ik
ben van mening dat het Rosettaplan nuttig en
voordelig is voor alle jongeren in dit land. Het
Rosettaplan heeft de jongerenstage vervangen en
werd door de Europese Commissie toegejuicht.
Sedert enkele maanden is de daling van het aantal
werklozen onder de 25 jaar groter dan de algemene
daling van de werkloosheid.
Op 4 januari 2001 waren 38.471
startbaanovereenkomsten afgesloten. Het gaat in
40 procent van de gevallen om jongeren zonder
diploma hoger secundair onderwijs. Het succes
toont aan dat ook de werkgevers hun verplichtingen
nakomen. Slechts één proces-verbaal werd
07.05 Laurette Onkelinx , ministre (en
néerlandais) : Je suis convaincue de l'utilité et de
l'avantage du plan Rosetta pour l'ensemble des
jeunes de ce pays. Le plan Rosetta a remplacé les
stages de jeunes et cette initiative a été saluée par
la Commission européenne. Depuis quelques mois,
la baisse du nombre de chômeurs âgés de moins
de 25 ans est plus importante que la diminution
générale du nombre de chômeurs.
Au 4 janvier 2001, 38.471 contrats de premier
emploi avaient été conclus. Dans 40% des cas, il
s'agit de jeunes qui ne possèdent pas de diplôme
de l'enseignement secondaire supérieur. Le succès
démontre que les employeurs remplissent leurs
obligations. Un seul procès-verbal pour infraction a
16/01/2001
CRABV 50
COM 357
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
opgesteld wegens inbreuk.
De enquête van het VEV toont aan dat de
werkgevers niet altijd goed op de hoogte zijn van
alle mogelijkheden van het Rosettaplan. De
startbaanovereenkomst kan bestaan uit een
arbeidsovereenkomst, voltijds of deeltijds, voor
bepaalde of onbepaalde duur. De werkgevers
kunnen dus wel overeenkomsten voor onbepaalde
duur afsluiten met de jongeren. Dit gebeurt
overigens in 50 procent van de gevallen. Een
startbaan kan ook worden gecombineerd met een
opleiding of een leerovereenkomst.
été rédigé.
L'enquête du VEV démontre que les employeurs ne
sont pas toujours bien informés de toutes les
possibilités offertes par le plan Rosetta. Le contrat
de premier emploi peut prendre différentes formes:
contrat de travail à temps plein ou à temps partiel,
contrat à durée déterminée ou indéterminée. Les
employeurs peuvent donc conclure des contrats à
durée indéterminée avec les jeunes. C'est ce qui se
produit d'ailleurs dans 50% des cas. Un premier
emploi peut également être combiné à une
formation ou à un contrat d'apprentissage.
(Frans) Er werden meer dan 14.000
overeenkomsten getekend. De werkgevers komen
hun verplichtingen na. Er werd trouwens maar één
enkel proces-verbaal opgemaakt. Al die geruchten
daarover moeten maar eens ophouden. Wel moet
rekening worden gehouden met de conclusies van
de VEV-enquête. Kennelijk is het Rosettaplan niet
zo bekend bij de werkgevers.
Ik breng in herinnering dat de overeenkomst drie
vormen kan hebben.
(En français) Plus de 14.000 conventions ont été
signées. Les employeurs respectent leurs
obligations. D'ailleurs, un seul PV a été dressé. Il
faut faire cesser les rumeurs à ce sujet.
Il faut néanmoins tenir compte des conclusions de
l'enquête du VEV.
Il semble que les employeurs ne connaissent pas
bien le plan Rosetta.
Je rappelle que cette convention peut prendre trois
formes.
Zij kan bestaan uit een loutere voltijdse of halftijdse
arbeidsovereenkomst van bepaalde of onbepaalde
duur. De arbeidsovereenkomst van onbepaalde
duur voor jongeren maakt 50% uit van de
overeenkomsten. Zij kan ook een deeltijdse
arbeidsovereenkomst behelzen met ten minste een
halftijdse arbeidsduur gecombineerd met een
opleiding of bestaan uit een leercontract.
Die waaier van mogelijkheden die het Rosettaplan
biedt, maakt het mogelijk in subregio's waar er te
weinig geschoolde jongeren zijn, de jongeren via
een opleiding of een leercontract te scholen.
De subregionale comités waarin de sociale
partners vertegenwoordigd zijn stellen vast dat er
te weinig jongeren van minder dan 25 jaar oud zijn
die de school minder dan zes maanden geleden
hebben verlaten om alle banen waarvoor
werkzoekenden van minder dan 25 jaar in
aanmerking komen, in te vullen. Gelet op die
schaarste, hebben sommige comités beslist de
werkzoekenden van minder dan 30 jaar oud voor
het Rosettaplan in aanmerking te laten komen. Het
was over die "cascade" dat tal van
onderhandelingen met de gewesten hebben
plaatsgevonden.
Ik ben bereid, overeenkomstig het
interprofessioneel akkoord 2001-2002, teneinde de
verplichting om jongeren tewerk te stellen na te
leven, personen die ten minste sinds een jaar
werkloos zijn en minstens 45 jaar oud zijn, in
Elle peut uniquement consister en un contrat de
travail, à temps plein ou à mi-temps, à durée
déterminée ou à durée indéterminée. Le contrat de
travail à durée indéterminée destiné aux jeunes
représente 50 % des contrats. Elle peut aussi faire
l'objet d'un contrat de travail à temps partiel d'au
moins un mi-temps combiné avec une formation ou
consister en un apprentissage.
Cet éventail de possibilités du plan Rosetta permet,
dans les sous-régions où existe une pénurie de
jeunes ayant certaines qualifications acquises par la
formation ou l'apprentissage, d'assurer la
qualification qui fait défaut.
Les comités subrégionaux où siègent les
partenaires sociaux constatent les pénuries de
jeunes de moins de 25 ans qui ont quitté l'école
depuis moins de six mois afin de prendre en
compte tous les demandeurs d'emploi âgés de
moins de 25 ans. Certains comités, devant
certaines pénuries, ouvrent le plan Rosetta aux
demandeurs d'emploi âgés de moins de 30 ans. Ce
fut la « cascade » qui a fait l'objet de nombreuses
négociations avec les Régions.
Je suis disposée, conformément à l'accord
interprofessionnel 2001-2002, à faire entrer en ligne
de compte, pour respecter l'obligation d'occuper
des jeunes, les chômeurs depuis un an au moins et
âgés de 45 ans au moins, s'il n'y a plus
CRABV 50
COM 357
16/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
aanmerking te doen komen als er onvoldoende
jongeren beschikbaar zijn. Een en ander zal
kaderen in een reeks maatregelen die ertoe
strekken het werkgelegenheidspeil op te trekken. In
november 2000 waren er in ons land nog 113.438
niet-tewerkgestelde werkzoekenden van minder dan
25 jaar oud, van wie 39.068 in het Vlaams Gewest,
en 190.392 niet-tewerkgestelde werkzoekenden van
minder dan 30 jaar oud, van wie 60.360 in
Vlaanderen.
suffisamment de jeunes disponibles. Cela se fera
dans un ensemble de mesures destinées à
augmenter le taux d'emploi des travailleurs âgés.
En novembre 2000, il y avait encore 113.438
demandeurs d'emploi inoccupés âgés de moins de
25 ans, dont 39.068 en Région flamande, et
190.392 demandeurs d'emploi inoccupés âgés de
moins de 30 ans, dont 60.360 en Flandre.
Het model van de startbanenovereenkomst zal
worden vereenvoudigd. Na verscheidene contacten
met de gewestministers bevoegd voor
werkgelegenheid, is overeengekomen de
reglementeringen voor de individuele opleidingen in
ondernemingen aan te passen zodat zij in het
Rosetta-plan kunnen worden geïntegreerd.
Twee maatregelen komen tegemoet aan de
behoefte de jongeren op te leiden. Ten eerste wordt
de werkgever de mogelijkheid geboden 10% van
het loon van de jongere aan diens opleiding te
besteden. Ten tweede worden de sectoren die een
inspanning leveren op vlak van opleiding of
tewerkstelling vrijgesteld van de verplichting
"Rosetta-overeenkomsten" af te sluiten.
De Centrale Raad voor het bedrijfsleven en de
Nationale Arbeidsraad zullen het plan evalueren. Op
1 april zal worden nagegaan of de particuliere
werkgevers de collectieve verplichting een
percentage jongeren in dienst te hebben, nakomen
en of zij inderdaad 10% van de verloning van de
jongeren aan hun opleiding besteden.
Op 1 september volgt een algemene evaluatie van
het plan, die aan het Parlement zal worden
overgemaakt.
Wat de toepassing van het plan in de openbare
sector betreft, herinner ik eraan dat de procedure
voor de vervanging van de stagiairs uit het oude
systeem is ingezet.
Wat de algemene federale projecten betreft,
hebben mevrouw Durant en ikzelf het voortouw
genomen. Het financieringsbesluit zal echter pas
vrijdag aan de Ministerraad worden voorgelegd,
waarna de inwerkingtreding verder kan worden
voorbereid.
Le modèle de convention de premier emploi sera
simplifié. À la suite de différents contacts avec les
ministres régionaux de l'Emploi, il a été convenu
que les réglementations des formations
individuelles en entreprise seront adaptées de telle
sorte qu'elles puissent s'inscrire dans le plan
Rosetta.
Le besoin de formation des jeunes est aussi couvert
par deux autres mesures : la possibilité offerte à
l'employeur d'affecter 10% de la rémunération du
jeune à sa formation et l'exemption de l'obligation
de conclure des conventions Rosetta pour les
secteurs qui font un effort en matière de formation
ou d'emploi.
Le Conseil central de l'économie et le Conseil
national du travail évalueront le plan.
Le 1
er
avril prochain seront évalués le respect par
les employeurs privés de l'obligation collective
d'occuper un pourcent de jeunes et l'affectation
effective de 10% de la rémunération du jeune à sa
formation.
L'évaluation du 1
er
septembre concernera le plan
dans son ensemble. Cette évaluation sera
transmise au Parlement.
Quant à l'application du plan dans le secteur public,
je rappelle que, pour le remplacement des anciens
stagiaires, la procédure est en cours.
En ce qui concerne les projets globaux fédéraux,
Mme Durant et moi-même avons pris les devants,
mais l'arrêté de financement ne sera déposé qu'au
Conseil des ministres de ce vendredi. A partir de là,
la mise en oeuvre pourra se poursuivre.
07.06 Guy D'haeseleer (VLAAMS BLOK): De
minister houdt halsstarrig vast aan het
oorspronkelijk concept. Ze wijst op de naakte
cijfers,alhoewel die sterk gerelativeerd moeten
worden op basis van de VEV-enquête.
07.06 Guy D'haeseleer (VLAAMS BLOK): La
ministre s'en tient obstinément au concept initial.
Elle souligne les "chiffres bruts" alors qu'il
conviendrait de les relativiser en tenant compte de
l'enquête du VEV.
16/01/2001
CRABV 50
COM 357
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
De minister zal de toepassing van het plan
uitbreiden. Door al die aanpassingen blijft er op de
duur niets over van het oorspronkelijke concept. Wil
men op die manier verdoezelen dat het originele
plan niet deugt?
Ondertussen is er nog steeds geen beleid dat
afgestemd is op de gewesten. Deze regering zal
daar waarschijnlijk geen werk van maken. Dat is
volgens ons nochtans de enige goede weg en wij
zullen dienaangaande een motie indienen.
Elle compte élargir l'application du plan. A la suite
de tous ces aménagements, il ne subsiste
quasiment plus rien du concept initial. Est-ainsi une
manière de cocher le fait que le plan initial n'était
pas bon.
Entre-temps, il n'existe toujours pas de politique qui
tienne compte des Régions. Ce gouvernement ne
mettra vraisemblablement pas une telle politique en
oeuvre. A nos yeux, c'est pourtant la seule bonne
solution et nous déposerons une motion à ce sujet.
07.07 Trees Pieters (CVP): De minister blijft erbij
dat het plan succesvol is. Bepaalde bedrijven
winnen er wel geld bij. Men moet dit echter kaderen
in een algemene loonkostverlaging.
De daling van de jongerenwerkloosheid is te
danken aan de hoogconjunctuur en aan
demografische elementen. Er zijn 60 procent niet-
laaggeschoolden aangeworven. Daarvoor was het
plan niet bedoeld.
Als er nog maar één sanctie werd getroffen, rijst de
vraag of er wel controles werden uitgevoerd. Wat
zal de reactie zijn op bedrijven die de verplichtingen
niet kunnen nakomen? Hoeveel contracten met een
opleiding werden er afgesloten?
Er zijn in Vlaanderen 60.000 werkloze jongeren
volgens de minister, maar zo veel zijn er niet op de
arbeidsmarkt, integendeel, er is krapte. Het VEV-
dossier werd opgesteld vóór de goedkeuring van de
programmawet, die een vereenvoudiging heeft
doorgevoerd. Een evaluatie in september 2001
stemt mij tevreden.
07.07 Trees Pieters (CVP): La ministre maintient
que le plan est un succès. Certaines entreprises
gagnent de l'argent. Il faut cependant resituer les
choses dans le cadre d'une diminution générale des
charges salariales.
La diminution du chômage des jeunes est imputable
à la haute conjoncture et à des éléments
démographiques. On a engagé 60% de non-
qualifiés. Ce n'était pas l'objectif du plan.
Si une seule sanction a été prise, la question se
pose de savoir si des contrôles sont effectués.
Comment réagira-t-on face aux entreprises qui ne
peuvent remplir leurs obligations? Combien a-t-on
conclu de contrats assortis d' une formation,?
Selon la ministre, il y a en Flandre 60000 jeunes
chômeurs alors qu' il n'y en a pas autant sur le
marché de l'emploi! Il y a pénurie de main-d'oeuvre.
Le dossier du VEV avait été rédigé avant l'adoption
de la loi-programme qui prévoit une simplification;
Je me satisfais d'une évaluation en septembre
2001.
Moties
Motions
Tot besluit van deze bespreking werden volgende
moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions
suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de
heren Koen Bultinck en Guy D'haeseleer en luidt als
volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellaties van de heer Guy
D'haeseleer en mevrouw Annemie Van de Casteele
en het antwoord van de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid,
vraagt de regering
1. de overdracht van het volledige
tewerkstellingsbeleid naar de gewesten voor te
bereiden;
2. in afwachting hiervan de modaliteiten van het
startbanenplan aan te passen teneinde te verhelpen
aan de perverse effecten voor Vlaanderen."
Une motion de recommandation a été déposée par
MM. Koen Bultinck et Guy D'haeseleer et est
libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu les interpellations de M. Guy
D'haeseleer et Mme Annemie Van de Casteele
et la réponse de la vice-première ministre et
ministre de l'Emploi,
demande au gouvernement
1. de préparer le transfert intégral de la politique en
matière d'emploi aux Régions;
2. dans l'attente de ce transfert, d'adapter les
modalités du plan de "premier emploi" afin de
remédier aux effets pervers produits en Flandre par
le plan actuel."
CRABV 50
COM 357
16/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
Een eenvoudige motie werd ingediend door de
dames Pierrette Cahay-André en Maggie De Block
en de heren Hans Bonte, Paul Timmermans en
Bruno Van Grootenbrulle.
Une motion pure et simple a été déposée par Mmes
Pierrette Cahay-André et Maggie De Block et MM.
Hans Bonte, Paul Timmermans et Bruno Van
Grootenbrulle.
Over de moties zal later worden gestemd.
De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement.
La discussion est close.
08 Mondelinge vraag van mevrouw Simonne
Creyf aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de gelijkstelling van
stagiairs met werknemers wat de
arbeidsbescherming betreft" (nr. 3077)
08 Question orale de Mme Simonne Creyf à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur
"l'assimilation des stagiaires aux travailleurs en
ce qui concerne la protection au travail" (n° 3077)
08.01 Simonne Creyf (CVP): Ook stagiairs vallen
onder de wet van 1996 op het welzijn van
werknemers bij de uitvoering van hun werk. Dat
heeft onder meer als concreet gevolg dat de
studenten verpleegkunde en verzorging moeten
onderworpen worden aan een medisch onderzoek.
Stage-instellingen blijken deze verplichting op
velerlei wijze te ontwijken. Sommige sturen hun
studenten naar de gratis medische inspectie van het
onderwijs, andere verhalen de kosten op de
onderwijsinstelling, met de belofte ze later terug te
betalen.
Is de minister op de hoogte van deze praktijken?
Hoe zijn ze mogelijk?
Een aantal stage-instellingen blijkt te weigeren om
de kosten voor het medisch onderzoek terug te
betalen aan de betrokkenen onderwijsinstellingen.
De stage-instellingen, worden beschouwd als de
werkgever van de stagiair en moeten de kosten
dragen van het medisch onderzoek. Gaat de
minister hiermee akkoord? Het KB van 3 mei 1999
voorziet dat de werkgever de stagiair aan een
medisch onderzoek moet onderwerpen op elke
nieuwe stageplaats. Dit betekent een grote kost
voor de stage-instellingen die hiervoor geen
tegemoetkomingen ontvangen. Hoe wil de minister
een einde stellen aan deze problematiek?
08.01 Simonne Creyf (CVP): Les stagiaires
tombent également sous l'application de la loi de
1996 relative au bien-être des travailleurs dans le
cadre de l'exécution de leur travail. Une des
conséquences concrètes de cet état de choses est
que les étudiants en art et soins infirmiers doivent
subir un examen médical. Or, il s'avère que nombre
d'établissements de stage éludent cette obligation
de multiples manières. Certains envoient leurs
étudiants à la visite médicale organisée
gratuitement par l'enseignement, d'autres font payer
cette visite médicale aux établissements
d'enseignement en leur promettant de les
rembourser ultérieurement.
Le ministre est-il informé de ces pratiques ? Sont-
elles permises ?
Une série d'établissements de stage refusent de
rembourser le coût de l'examen médical aux
établissements d'enseignement concernés, les
établissements de stage étant considérés comme
les employeurs des stagiaires et étant tenus à ce
titre de supporter les coûts de la visite médicale. Le
ministre approuve-t-il ce principe ? L'arrêté royal du
3 mai 1999 prévoit que les employeurs ont
l'obligation de faire passer une visite médicale à
leurs stagiaires chaque fois que ceux-ci travaillent
dans un nouveau lieu de stage. Il en découle un
coût important à charge des établissements de
stage qui ne reçoivent aucune intervention pour
couvrir ces frais. Comment le ministre envisage-t-il
de mettre un terme à ce problème ?
08.02 Minister Laurette Onkelinx (Nederlands):
De wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn
van de werknemers bij de uitvoering van hun werk
stelt stagiairs gelijk met werknemers. De stagiairs in
verzorgingsinstellingen zijn blootgesteld aan
professionele gezondheidsrisico's en zijn
onderworpen aan preventie- en
beschermingsmaatregelen. De instelling waar de
stagiair stage loopt geldt als werkgever. Stagiairs
lopen echter vaak stage in verschillende instellingen
08.02 Laurette Onkelinx , ministre (en
néerlandais): La loi du 4 août 1996 relative au bien-
être des travailleurs dans le cadre de l'exécution de
leur travail assimile les stagiaires aux travailleurs.
Les stagiaires affectés à des établissements de
soins sont exposés à des risques sanitaires
professionnels et sont soumis à des mesures de
prévention et de protection. L'établissement où le
stagiaire accomplit son stage est considéré comme
l'employeur de celui-ci. Cependant, les stagiaires
16/01/2001
CRABV 50
COM 357
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
gedurende een schooljaar en de risico's kunnen
verschillen van instelling tot instelling.
accomplissent souvent leur stage dans plusieurs
établissements au cours d'une année scolaire et les
risques auxquels ils sont exposés peuvent varier
d'un établissement à l'autre.
(Frans) Bovendien beschikt de Dienst voor
preventie en bescherming op het werk noch over
het personeel, noch over de middelen om zich over
duizenden stagiairs te ontfermen. Die last kan
redelijkerwijs ook niet op de werkgevers
afgeschoven worden. Ik denk er dan ook over de
examens aan de diensten van de
schoolgeneeskunde toe te vertrouwen. De
schoolartsen zouden daartoe een basisopleiding
krijgen. Als de mogelijkheid bestaat dat de stagiair
aan bijzondere risico's wordt blootgesteld, zou de
dienst voor preventie en bescherming op het werk
bijkomende examens organiseren, waarvan de
kosten ten laste van de werkgever zouden komen.
De teksten zitten in de pijplijn en worden thans
besproken door een werkgroep, waarbij ook de
gemeenschappen betrokken zijn. Een en ander
moet bij het begin van het volgende schooljaar
operationeel zijn.
(En français): De plus, le service pour la prévention
et la protection au travail ne dispose pas du
personnel pour s'occuper de plusieurs milliers de
stagiaires, ni d'un budget suffisant. Il n'est pas
raisonnable de faire supporter cette charge aux
employeurs.
Dès lors, j'envisage de faire assurer les examens
par les services de la médecine scolaire. Les
médecins scolaires recevraient une formation de
base.
Si le stagiaire peut être exposé à des risques
particuliers, le service de la prévention et de la
protection au travail organiserait les examens
complémentaires dont le coût serait à charge de
l'employeur.
Les textes sont en préparation et sont discutés
dans un groupe de travail auquel les Communautés
sont associées. Mon intention est de faire en sorte
que le dispositif soit opérationnel, dès la prochaine
rentrée scolaire.
08.03 Simonne Creyf (CVP): Ik ben blij dat we
beiden erkennen dat preventie belangrijk is en dat
de materie complex is. Ik hoor dat een werkgroep
bezig is een voorstel te formuleren en hoop dat dit
snel zal gebeuren.
08.03 Simonne Creyf (CVP): Je constate avec
satisfaction que nous sommes toutes les deux
d'avis que la prévention est importante et que la
matière est complexe. J'apprends qu'un groupe de
travail prépare une proposition et j'espère qu'il
aboutira rapidement.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Mondelinge vraag van mevrouw Greta
D'Hondt aan de vice-eerste minister en minister
van Werkgelegenheid en aan de vice-eerste
minister en minister van Begroting,
Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie
over "de overdracht van een bedrag van 500
miljoen frank van de algemene uitgavenbegroting
naar de financiële tegemoetkomingen van de
Federale Staat aan de Gewesten" (nr. 3111)
09 Question orale de Mme Greta D'Hondt à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi et
au vice-premier ministre et ministre du Budget,
de l'Intégration sociale et de l'Economie sociale
sur "le transfert d'un montant de 500 millions de
francs du budget général des dépenses vers les
interventions financières de l'Etat fédéral en
faveur des Régions" (n° 3111)
09.01 Greta D'Hondt (CVP): In de algemene
uitgavenbegroting voor het jaar 2000 staat een niet-
gesplitst provisioneel krediet ingeschreven ten
belope van 500 miljoen frank, bestemd voor
allerhande uitgaven in verband met de uitvoering
van het startbanenplan op het niveau van de
federale overheid.
In een KB van 14 december 2000 wordt dit bedrag
van 500 miljoen overgedragen naar programma 23-
56-8 inzake de financiële tegemoetkomingen aan
de gewesten. Het bedrag wordt verbonden met de
basisallocatie inzake de eenmalige tussenkomst
voor de samenwerkingsakkoorden tussen de
09.01 Greta D'Hondt (CVP): Le budget général
des dépenses pour l'année 2000 prévoit un crédit
provisionnel non dissocié d'un montant de 500
millions de francs pour des dépenses de toute
nature liées à la mise en oeuvre du plan fédéral
relatif aux conventions de premier emploi.
Un arrêté royal du 14 décembre 2000 tranfère ce
montant de 500 millions de francs au programme
23.56-8 relatif aux interventions financières aux
Régions. Le montant est lié à l'allocation de base
pour l'intervention unique pour les accords de
coopération entre l'Etat fédéral et les Régions et
CRABV 50
COM 357
16/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
federale staat en de gewesten of de
gemeenschappen over de
startbaanovereenkomsten.
Maakte deze overdracht deel uit van een
aanpassing ten gevolge van een
begrotingscontrole? Waarom werd deze techniek
gebruikt? Onder welke voorwaarden wordt dit
bedrag ter beschikking gesteld van de gewesten of
de gemeenschappen? Welke concrete
inspanningen hebben zij geleverd of welke te
bewijzen financiële lasten hebben zij op zich
genomen in het kader van het
samenwerkingsakkoord tussen hun en de federale
overheid? Welke verdeelsleutel wordt er
gehanteerd voor de verdeling van deze 500 miljoen
tussen de gewesten en de gemeenschappen?
Communautés concernant les conventions de
premier emploi.
Ce transfert fait-il partie d'un ajustement réalisé à la
suite d'un contrôle budgétaire? Pourquoi avoir opté
pour cette technique? Sous quelles conditions le
montant en question est-il mis à la disposition des
Communautés et des Régions? Quels efforts
concrets ont-elles réalisé ou quelles charges
financières ont-elles assumé dans le cadre de
l'accord de coopération conclu avec l'Etat fédéral?
Sur la base de quelle clé le montant de 500 millions
de francs sera-t-il réparti entre les Communautés et
les Régions?
09.02 Minister Laurette Onkelinx (Frans): De 500
miljoen voor de indienstneming van jonge
werkzoekenden in het kader van de algemene
federale plannen worden vanaf vandaag ter
beschikking gesteld van de gemeenschappen en de
gewesten. De samenwerkingsakkoorden die tussen
de federale staat, de gemeenschappen en de
gewesten zijn gesloten, voorzien in de volgende
verdeling: van het algemeen bedrag van 500
miljoen voor 684 banen, wordt 46.257.750 frank
voor 63 banen aan de Franse Gemeenschap
toegekend, 2.912.750 frank voor 7 banen aan de
Duitstalige gemeenschap, 52. 866.000 frank voor
72 banen aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest,
166.674.750 frank voor 227 banen aan het Waalse
Gewest en 231.288.750 frank voor 315 banen aan
het Vlaamse Gewest.
Er werd over de verdeelsleutel onderhandeld en de
gewesten en gemeenschapen gaven terzake hun
akkoord. Wij zullen nagaan of het totale budget dat
voor die 684 banen is gepland en waarvoor werd
uitgegaan van een kostprijs van 734.250 frank per
baan, toereikend is. Het betreft hier een gemiddeld
bedrag aangezien de begrotingsvastleggingen pas
later worden plaatsvinden. De gewesten en
gemeenschappen kunnen dus vanaf nu tot de
vastleggingen overgaan.
09.02 Laurette Onkelinx, ministre (En français):
Les 500 millions sont, dès à présent, à la disposition
des Communautés et des Régions pour
l'engagement de jeunes demandeurs d'emploi dans
le cadre des plans globaux fédéraux.
Les accords de coopération conclu entre l'Etat
fédéral, les Communautés et les Régions prévoient
l'attribution des montants suivants : sur une base de
684 emplois correspondant au montant global de
500 millions, 63 emplois pour 46.257.750 francs
vont à la Communauté française, 7 emplois pour
2.912.750 francs à la Communauté germanophone,
72 emplois pour 52.866.000 francs à la Région de
Bruxelles-Capitale, 227 emplois pour 166.674.750
francs à la Région wallonne et, enfin, 315 emplois
pour 231.288.750 francs à la Région flamande.
Cette clef de répartition a été négociée et a reçu
l'accord des Régions et Communautés. Nous
verrons si les montants prévus suffisent pour
prendre en charge les 684 emplois. Ils représentent
734.250 francs par emploi. C'est un montant
moyen, parce que les engagements budgétaires
n'auront lieu qu'ultérieurement.
Les Régions et les Communautés peuvent donc
procéder, dès à présent, aux engagements.
09.03 Greta D'Hondt (CVP): Deze opheldering
doet meteen nieuwe vragen rijzen. De 500 miljoen
is dus bestemd voor de ondersteuning van het
startbanenplan, meer precies voor de effectieve
tewerkstelling - het gaat om 680 arbeidsplaatsen -
bij de gewesten en gemeenschappen. Eigenlijk
financieren we met 500 miljoen frank van de
federale begroting arbeidsplaatsen bij de gewesten
en gemeenschappen. Heb ik dat goed begrepen?
09.03 Greta D'Hondt (CVP): Cette clarification
appelle aussitôt de nouvelles questions. Les cinq
cents millions concernés sont donc destinés à
assurer une meilleure assise financière au plan
concernant les conventions de premier emploi, en
particulier pour ce qui regarde l'emploi effectif des
jeunes bénéficiaires puisque 680 emplois sont en
jeu dans les Régions et les Communautés. Au fond,
nous finançons des emplois régionaux et
communautaires en puisant 500 millions dans le
budget fédéral. Ai-je bien compris cet élément ?
16/01/2001
CRABV 50
COM 357
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
09.04 Minister Laurette Onkelinx (Frans): De
gemeenschappen en de gewesten hebben hun
eigen verplichtingen. Wij hebben voor de gewesten
en de gemeenschappen in vastleggingen voorzien
op federale kredieten voor specifieke projecten
zoals bijvoorbeeld het stedenbeleid. In de
uitvoeringsbesluiten wordt duidelijk gesteld dat de
minister van Tewerkstelling en Arbeid nagaat of de
gemeenschappen en de gewesten hun
verplichtingen inzake startbaanovereenkomsten
nakomen. Het budget van 500 miljoen zal pas
worden losgemaakt als aangetoond is dat de
gewesten en de gemeenschappen de projecten in
de samenwerkingsakkoorden ten uitvoer brengen.
09.04 Laurette Onkelinx , ministre (en français):
Les Communautés et les Régions ont leurs propres
obligations. Nous avons prévu des engagements
sur des crédits fédéraux au profit des Régions et
des Communautés pour la réalisation de projets
spécifiques comme, par exemple, la politique de la
ville.
Les arrêtés royaux d'exécution précisent que la
ministre de l'Emploi vérifiera que les Communautés
et les Régions respectent leurs engagements en
matière de convention de premier emploi.
Le budget de 500 millions ne sera libéré que sur
présentation des preuves que les Régions et
Communautés appliquent les projets repris dans les
accords de coopération.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10 Mondelinge vraag van mevrouw Greta
D'Hondt aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de uitvoering van het advies
nr. 1330 van de Nationale Arbeidsraad over de
inhoudingen op de invaliditeitsuitkeringen en de
brugpensioenen" (nr. 3112)
10 Question orale de Mme Greta D'Hondt au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "l'exécution de l'avis n° 1330 du CNT relatif
aux retenues sur les indemnités d'invalidité et de
prépensions" (n° 3112)
10.01 Greta D'Hondt (CVP): In het advies nr. 1330
van 19 december 2000 betreffende een inhouding
op invaliditeitsuitkeringen en brugpensioenen
vragen de sociale partners aan de regering om de
drempelbedragen inzake aanvullende vergoedingen
aan te passen ten gunste van bejaarde werknemers
indien zij werden ontslagen op 1 januari 2000. De
sociale partners vragen zich af of een KB niet zou
kunnen voorzien in een formule van automatische
aanpassing telkens de Nationale Arbeidsraad
beslist om de aanvullende vergoeding te verhogen.
De sociale partners vragen ook de uitvoering van
het eenjarig advies van de RVA dat voorziet in de
samenvoeging van diverse wettelijke inhoudingen.
Zij vragen tevens om de uitvoeringsmaatregelen
van dit advies gelijktijdig van kracht te laten worden.
Welk gevolg zal de minister geven aan de adviezen
van de Nationale Arbeidsraad?
10.01 Greta D'Hondt (CVP): Dans l'avis n° 1330
du 19 décembre 2000 relatif aux retenues sur les
indemnités d'invalidité et de prépensions, les
partenaires sociaux demandent au gouvernement
d'adapter les montants minimums des allocations
complémentaires des travailleurs âgés licenciés au
1
er
janvier 2000. Les partenaires sociaux
demandent s'il ne serait pas possible de prévoir, par
la voie d'un arrêté royal, une formule d'adaptation
automatique chaque fois que le Conseil national du
travail décide de majorer l'allocation
complémentaire.
Les partenaires sociaux demandent également que
l'avis unanime de l'ONEM, qui prévoit la fusion des
différentes retenues légales soit suivi d'effets. Ils
souhaitent aussi que les mesures d'exécution de
cet avis entrent en vigueur simultanément.
Quelles suites la ministre donnera-t-il aux avis du
Conseil national du travail ?
10.02 Minister Laurette Onkelinx (Nederlands):
Op 20 december jongstleden is het advies nr. 1330
van de NAR aan mij overgemaakt. Zowel de
drempelbedragen van het advies nr. 1296 voor het
jaar 2000 als die van het advies nr. 1330 voor het
jaar 2001 zullen aangepast worden door hetzelfde
KB. Daartoe hebben de bevoegde diensten al de
nodige instructies gekregen.De ontwerpen van KB
zullen deze maand nog voorgelegd worden aan de
Ministerraad.
10.02 Laurette Onkelinx , ministre (en
néerlandais) : L'avis n° 1330 m'a été remis le 20
décembre dernier. Tant les montants minimum de
l'avis n° 1296 pour l'année 2000 que ceux de l'avis
n° 1330 pour l'année 2001 seront adaptés par le
même arrêté royal. Les services compétents ont
reçu les instructions nécessaires à cet effet. Les
projets d'arrêté royal seront présenté ce mois-ci
encore au Conseil des ministres.
CRABV 50
COM 357
16/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
(Frans) De andere kwesties moeten grondig
onderzocht worden. Het voorstel strekt ertoe de
zaak te vereenvoudigen, en dus te verbeteren.
Niettemin werd er geen gevolg gegeven aan het
voorstel, dat mijn voorgangster werd voorgelegd.
Wij gaan thans na waarom niet. Aangezien er
reglementen worden overgenomen en mijn collega
van Pensioenen voor een daarvan bevoegd is,
buigen wij ons samen over de kwestie. De dienst
voor de Administratieve Vereenvoudiging wordt bij
dat onderzoek betrokken.
De oplossing waarvoor uiteindelijk gekozen wordt,
zal binnen een ruim kader worden
geïmplementeerd; ook de voordelen in het kader
van de pseudo-brugpensioenregelingen zullen
daaronder vallen. Voor de automatische aanpassing
is een wetswijziging vereist, net als voor de
toepassing van de bijdragen op de pseudo-
brugpensioenregelingen. Er zal dienaangaande dan
ook een wetsontwerp worden ingediend bij het
Parlement.
(En français) Un examen approfondi des autres
questions est nécessaire. La proposition vise à
simplifier, donc à améliorer, la situation.
Cependant, cette proposition faite à mon
prédécesseur n'a pas été retenue. Nous vérifions
les raisons de ce refus. En outre, comme il s'agit de
reprendre deux textes réglementaires dont l'un est
de la compétence de mon collègue des Pensions,
nous étudions ensemble la question. Le service de
la simplification administrative est associé à cet
examen.
La solution choisie aura un cadre d'application
étendu. Il reprendra aussi les avantages octroyés
dans le cadre des régimes de pseudo-prépension.
Quant à la formule d'adaptation automatique, elle
requiert une modification de la loi. C'est le cas aussi
de l'application des cotisations sur des
arrangements de pseudo-prépension.
Un projet de loi sera soumis au Parlement.
10.03 Greta D'Hondt (CVP): Het advies van de
RVA kan al worden uitgevoerd zonder de
problematiek van de pseudo-brugpensioenen te
laten bestuderen. Ik vind zo'n studie zeker op zijn
plaats, maar vind dat ze losgekoppeld moet blijven
van de uitvoering van het advies van het
beheerscomité van de RVA. Ik blijf deze materie
opvolgen.
10.03 Greta D'Hondt (CVP): L'avis de l'ONEM
peut déjà être demandé sans faire étudier la
question des pseudo -préretraites. Je pense qu'une
telle étude est pertinente mais qu'elle doit se faire
indépendamment de l'avis du comité de gestion de
l'ONEM. Je continuerai à suivre cette matière.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11 Mondelinge vraag van mevrouw Greta
D'Hondt aan de vice-eerste minister en minister
van Werkgelegenheid over "de aangebrachte
verbetering aan de uitslagen van de sociale
verkiezingen van 1995" (nr. 3113)
11 Question orale de Mme Greta D'Hondt à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur
"la correction apportée aux résultats des
élections sociales de 1995" (n° 3113)
11.01 Greta D'Hondt (CVP): Op het ogenblik dat
de officiële uitslag van de sociale verkiezingen 2000
moest worden goedgekeurd, eiste het ABVV een
aanpassing van de uitslag van 1995. Het zou na vijf
jaar een fout hebben ontdekt bij Caterpillar in
Charleroi. Een correctie zou betekenen dat het
ABVV in 2000 winst zou boeken. Tot mijn grote
consternatie verneem ik dat de officiële uitslag van
1995 inderdaad zou zijn aangepast. Zo zullen
officiële uitslagen altijd betwistbaar blijven. Welke
bewijsstukken waren er overigens? Was het PV van
1995 onjuist?
Werd de uitslag van 1995 in 2000 aangepast?
Gebeurde dat op basis van foutieve uitslagen bij
Caterpillar? Op basis van welke bewijsstukken werd
de nieuwe uitslag van 1995 vastgesteld?
11.01 Greta D'Hondt (CVP): Au moment
d'approuver les résultats des élections sociales de
2000, la FGTB demande que les résultats de 1995
soient adaptés. Elle aurait décelé une erreur chez
Caterpillar, à Charleroi, après cinq ans. Une
correction impliquerait que la FGTB serait en
progression en 2000. À ma grande consternation,
j'apprends que les résultats de 1995 seraient en
effet adaptés. Les résultats officiels seront toujours
contestables. De quelles preuves disposait-on ? Le
PV de 1995 était-il incorrect ?
Les résultats de 1995 ont-ils été adaptés en 2000 ?
Cela s'est-il passé sur la base de résultats erronés
à Caterpillar ? Sur la base de quelles preuves cette
erreur a-t-elle été constatée ? Sur la base de
16/01/2001
CRABV 50
COM 357
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
20
quelles preuves a-t-on établi les nouveaux résultats
de 1995 ?
11.02 Minister Laurette Onkelinx (Frans): Tijdens
een vergadering van het begeleidingscomité voor
de sociale verkiezingen van 2000, heeft de FGTB
de administratie van Tewerkstelling en Arbeid
meegedeeld dat tijdens die sociale verkiezingen van
1995 bij het encoderen van de resultaten voor
CATERPILLAR een fout werd gemaakt.
In dat bedrijf werden toen meer stemmen
uitgebracht dan er werknemers waren. De
bevoegde administratie stelde vast dat in het
voormelde bedrijf een fout werd gemaakt bij het
encoderen van de FGTB-stemmen. Hoewel het
computerprogramma de fout had gesignaleerd,
werden de geëncodeerde gegevens gevalideerd.
De fout gebeurde niet op ondernemingsniveau
maar op het ogenblik van het encoderen van de
regionale gegevens. Ze had invloed op de
stemmenaantallen in de betrokken sector en ook op
het totaal aantal stemmen voor alle organisaties.
De kwestie is tijdens de vergaderingen van het
begeleidingscomité besproken. Aangezien terzake
geen consensus werd bereikt, heb ik beslist om de
publicatie van de officiële resultaten op de website
van het departement Werkgelegenheid van een
commentaar te vergezellen, in plaats van de
resultaten van 1995 aan te passen. De website
vermeldt zowel de oorspronkelijke cijfers voor 1995,
die door het begeleidingscomité zijn goedgekeurd
als de gecorrigeerde cijfers die behalve een juiste
vergelijking van de scores die de vakorganisaties
die in 1995 aan de sociale verkiezingen deelnamen,
behaalden ook een beeld geven van de omvang
van de fout.
De fout slaat alleen op het aantal stemmen. Wat de
zetels betreft, zijn de resultaten volledig correct.
De resultaten van Caterpillar-Charleroi voor
2000werden tweemaal nagekeken en werden door
het begeleidingscomité goedgekeurd.
11.02 Laurette Onkelinx , ministre (en français) :
Lors d'une réunion du Comité d'accompagnement
des élections sociales 2000, la FGTB a porté à la
connaissance de l'administration de l'Emploi qu'une
erreur avait été commise à l'occasion des élections
sociales 1995, dans l'encodage des résultats de
l'entreprise CATERPILLAR.
Le nombre de votants était supérieur au nombre de
travailleurs. L'administration des relations
individuelles a constaté qu'une erreur d'encodage
avait été commise dans ladite entreprise pour une
organisation, la FGTB. Le programme informatique
avait signalé l'erreur mais l'encodage avait été
néanmoins validé.
Ce n'est pas au niveau de l'entreprise que l'erreur a
été commise, mais au moment de l'encodage
régional. Elle a influencé les chiffres électoraux en
voix dans le secteur économique et a eu une
incidence sur le total des résultats en voix pour
toutes les organisations.
Lors des réunions du Comité d'accompagnement,
cette question a fait l'objet d'une discussion. Vu
l'absence de consensus, j'ai décidé, non de
changer les résultats 1995, mais d'apporter une
remarque à l'occasion de la publication des
résultats officiels sur le site internet du département
de l'Emploi. Apparaissent sur le site les chiffres
originaires de 1995 approuvés par le Comité
d'accompagnement et les chiffres corrigés qui
permettent de procéder à une comparaison des
résultats obtenus par les différentes organisations,
ainsi qu'une observation relative à l'erreur.
Seuls les résultats en voix sont concernés par
l'erreur, les résultats en sièges étant tout à fait
corrects.
Quant aux résultats 2000 de l'entreprise
CATERPILLAR de Charleroi, ils ont été vérifiés à
deux reprises et approuvés par le Comité
d'accompagnement.
11.03 Greta D'Hondt (CVP): Ik ben blij dat het
proces-verbaal geen enkele fout bevatte. Het blijft
bizar dat de direct betrokkenen pas tot bepaalde
vaststellingen komen als dat voor hen opportuun is.
11.03 Greta D'Hondt (CVP): Je me réjouis de ce
que le procès-verbal ne comportait aucune erreur. Il
est pour le moins étrange que les personnes
directement concernées n'arrivent à certaines
constatations que quand cela les arrange.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
CRABV 50
COM 357
16/01/2001
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
21
De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 16.34 uur.
La réunion publique de commission est levée à
16.34 heures.
Document Outline