KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50 COM 338
CRIV 50 COM 338
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET HET BEKNOPT VERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC LE COMPTE RENDU ANALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
J
USTITIE
C
OMMISSION DE LA
J
USTICE
dinsdag mardi
19-12-2000 19-12-2000
10:15 uur
10:15 heures
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP Christelijke
Volkspartij
FN Front
National
PRL FDF MCC
Parti Réformateur libéral Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS Parti
socialiste
PSC Parti
social-chrétien
SP Socialistische
Partij
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode + nummer
en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du
n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag (op wit papier, bevat de bijlagen en het
beknopt verslag, met kruisverwijzingen tussen Integraal en
Beknopt Verslag)
CRIV
Compte Rendu Intégral (sur papier blanc, avec annexes et
CRA, avec renvois entre le CRI et le CRA)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV Compte
Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
CRIV 50
COM 338
19/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Mondelinge vraag van de heer Tony Van Parys
aan de minister van Justitie over "de benoeming
van een derde nationaal magistraat" (nr. 2953)
1
Question orale de M. Tony Van Parys au ministre
de la Justice sur "la nomination d'un troisième
magistrat national" (n° 2953)
1
Sprekers: Tony Van Parys, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Tony Van Parys, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Mondelinge vraag van de heer Guy Hove aan de
minister van Justitie over "delinquenten die
ontoerekeningsvatbaar verklaard worden"
(nr. 2967)
2
Question orale de M. Guy Hove au ministre de la
Justice sur "les délinquents déclarés
irresponsables de leurs actes" (n° 2967)
2
Sprekers: Guy Hove, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Guy Hove, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Mondelinge vraag van de heer Geert Bourgeois
aan de minister van Justitie over "de
deskundigenonderzoeken in strafzaken"
(nr. 2859)
3
Question orale de M. Geert Bourgeois au ministre
de la Justice sur "les expertises en matière
pénale" (n° 2859)
3
Sprekers:
Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs:
Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Samengevoegde mondelinge vragen van
6
Questions orales jointes de
6
- de heer Tony Van Parys aan de minister van
Justitie over "de topbenoemingen bij de federale
politie" (nr. 2950)
- M. Tony Van Parys au ministre de la Justice sur
"les nominations à la tête de la police fédérale"
(n° 2950)
- de heer Karel Van Hoorebeke aan de minister
van Justitie over "de topbenoemingen bij de
federale politie" (nr. 2973)
- M. Karel Van Hoorebeke au ministre de la
Justice sur "les nominations à la tête de la police
fédérale" (n° 2973)
- de heer Jean-Jacques Viseur aan de minister
van Justitie over "de selectieprocedure met
betrekking tot de aanstelling van de
topverantwoordelijken van de politie en de rol die
Ernst & Young hierbij heeft gespeeld" (nr. 2980)
- M. Jean-Jacques Viseur au ministre de la
Justice sur "la procédure de sélection relative à la
désignation des hauts responsables de la police
et le rôle joué par la société Ernst & Young"
(n° 2980)
Sprekers: Tony Van Parys, Karel Van
Hoorebeke, Jean-Jacques Viseur, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs: Tony Van Parys, Karel Van
Hoorebeke, Jean-Jacques Viseur, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Mondelinge vraag van de heer Karel Van
Hoorebeke aan de minister van Justitie over "de
vervallenverklaringen van het recht tot sturen"
(nr. 2937)
10
Question orale de M. Karel Van Hoorebeke au
ministre de la Justice sur "les déchéances du
permis de conduire" (n° 2937)
10
Sprekers: Karel Van Hoorebeke, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs: Karel Van Hoorebeke, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Interpellatie van de heer Bert Schoofs tot de
minister van Justitie over "het lakse drugbeleid
van de regering" (nr. 590)
12
Interpellation de M. Bert Schoofs au ministre de la
Justice sur "la politique laxiste du gouvernement
en matière de drogues" (n° 590)
12
Sprekers: Bert Schoofs, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Bert Schoofs, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Moties
13
Motions
13
CRIV 50
COM 338
19/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE
COMMISSION DE LA JUSTICE
van
DINSDAG
19
DECEMBER
2000
10:15 uur
______
du
MARDI
19
DÉCEMBRE
2000
10:15 heures
______
De vergadering wordt geopend om 10.15 uur door
de heer Fred Erdman, voorzitter.
La séance est ouverte à 10.15 heures par M. Fred
Erdman, président.
Collega's, de heer Jean-Paul Moerman heeft zich
laten verontschuldigen. Zijn interpellatie nr. 574 en
zijn mondelinge vraag nr. 2844 worden uitgesteld.
De heer Geert Bourgeois is momenteel niet
aanwezig. De mondelinge vraag nr. 2935 van de
heer Jan Mortelmans wordt uitgesteld.
01 Mondelinge vraag van de heer Tony Van
Parys aan de minister van Justitie over "de
benoeming van een derde nationaal magistraat"
(nr. 2953)
01 Question orale de M. Tony Van Parys au
ministre de la Justice sur "la nomination d'un
troisième magistrat national" (n° 2953)
01.01 Tony Van Parys (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, in het Belgisch
Staatsblad van 13 december 2000 werd
uiteindelijk de benoeming gepubliceerd van de
benoeming van een derde nationaal magistraat. Ik
zeg wel degelijk nationaal magistraat, en niet
nationale, al is mijnheer Bourgeois hier niet om mij
eventueel te corrigeren.
Mijn vragen, mijnheer de minister, zijn kort en
eenvoudig. Op welke gronden gebeurde deze
benoeming van een derde nationaal magistraat en
wat was het advies van het College van
procureurs-generaal?
01.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, collega Van Parys, voor de plaats van
nationaal magistraat hebben zich zes kandidaten
aangeboden. U weet dat er een aantal speciale
aanwijzings- en taalvoorwaarden zijn waaraan
voldaan moet worden. Na het verifiëren van de
zes kandidaturen bleken slechts twee kandidaten
aan de vereisten te voldoen, met name mevrouw
Hilde Vandevoorde en mevrouw Isabelle Van
Heers. De benoeming van mevrouw
Vandevoorde, die sinds 22 april 1992 substituut-
procureur des Konings is te Brussel, stoelt op
objectieve criteria. Zo zijn er haar parketervaring,
de aard van de taken waarmee ze tot nu toe
belast werd, haar talenkennis en haar
contactvaardigheid met magistraten,
politiediensten en publiek. Over mevrouw Hilde
Vandevoorde meldt de heer F. Schins, de
voorzitter van het College van procureurs-
generaal, in zijn advies het volgende: "Door haar
degelijke praktijk heeft mevrouw Vandevoorde
bewezen dat zij de materies beheerst die behoren
tot de routine van de nationaal magistraten.
Daarenboven heeft zij een persoonlijkheid die van
grote soepelheid getuigt, wat bij de
coördinatieopdrachten een belangrijke eigenschap
is".
Op grond van dit zeer gunstige advies van het
college heb ik niet geaarzeld mevrouw
Vandevoorde te benoemen, mede omdat ik van
oordeel ben dat zij zonder veel
aanpassingsmogelijkheden zal kunnen worden
ingeschakeld in de werking van het ambt van
nationaal magistraat.
01.03 Tony Van Parys (CVP): Mijnheer de
minister, was er een bepaalde volgorde in het
advies van het College van procureurs-generaal?
01.04 Minister Marc Verwilghen: De zes namen
stonden onder elkaar, en er werd over iedereen
advies uitgebracht. Ik heb het advies niet onder de
ogen, maar ik geloof niet dat er een specifieke
volgorde was.
01.05 Tony Van Parys (CVP): Mijnheer de
19/12/2000
CRIV 50
COM 338
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
minister, ik vroeg dit omdat het enige
verwondering wekte dat de kandidatuur van
mevrouw Van Heers niet in aanmerking werd
genomen. Zij werkt reeds vijf jaar voltijds in dienst
van - als ik het zo mag zeggen - de nationaal
magistraten. Zij heeft daar belangrijke opdrachten
vervuld, tot algehele voldoening. Er waren een
aantal overwegingen waarbij het met het oog op
de continuïteit mogelijk aangewezen was om
mevrouw Van Heers in aanmerking te nemen voor
deze functie. Ik wilde deze argumenten even
voorleggen. Het valt uiteraard onder de
bevoegdheid en de verantwoordelijkheid van de
minister om een keuze te maken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Mondelinge vraag van de heer Guy Hove aan
de minister van Justitie over "delinquenten die
ontoerekeningsvatbaar verklaard worden"
(nr. 2967)
02 Question orale de M. Guy Hove au ministre
de la Justice sur "les délinquents déclarés
irresponsables de leurs actes" (n° 2967)
02.01 Guy Hove (VLD): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, de afgelopen
dagen is er in de verschillende media nogal wat
aandacht besteed aan de problemen van de
delinquenten die ontoerekeningsvatbaar worden
verklaard. Zo was er onder meer een reportage
over de interneringsafdeling van de strafinrichting
te Merksplas. Ik verwijs trouwens ook nog naar
een artikel in De Standaard waaruit ik het
volgende citeer: "Het rijke België dumpt nog altijd
honderden geïnterneerde ontoerekeningsvatbaren
zonder behandeling in gevangenissen. Als
verwaarloosde honden hokken zij in te kleine
cellen of overbevolkte zalen. Sommigen komen
nooit vrij, anderen blijven na hun vrijlating een
risico voor de samenleving."
Welnu, het is ons bekend dat de herstelgedachte
als een rode draad loopt door het beleid van de
minister van Justitie. Dergelijk beleid impliceert dat
er zowel voor het slachtoffer als voor de dader
ruimte moet zijn voor herstel. Toegepast op de
problematiek van de internering betekent dit dat
de dader hier in de eerste plaats als
psychiatrische patiënt moet worden beschouwd en
als dusdanig moet worden behandeld.
Men kan zich dan ook afvragen of zware
psychiatrische patiënten wel thuishoren in
dergelijke inrichtingen. Graag had ik van de
minister vernomen of hierover reeds overleg
plaatsvond met de psychiatrische sector. Zo ja,
welk is hiervan het resultaat? Komt er een
wijziging van de wet tot bescherming van de
maatschappij?
02.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, collega Hove, ik heb samen met u
kunnen vaststellen dat de internering een materie
is die vele burgers in dit land blijft beroeren. Toen
de wet van 1964 werd goedgekeurd, werd deze
beschouwd als een modelwet. Volgens mij klopt
dit trouwens als het gaat om de achterliggende
principes. We hebben echter moeten vaststellen
dat de praktische uitvoering van deze wet heel wat
problemen oplevert. Het voornemen van de
wetgever om deze categorie van psychisch
gestoorde en geestelijk zwakke delinquenten in
een aangepaste omgeving op te vangen, werd
nauwelijks gerealiseerd.
De balans die door de commissie Internering
tijdens de vorige legislatuur werd opgemaakt,
klinkt hoe dan ook negatief. Ik wil even stilstaan bij
de inspanningen uit het verleden. Tijdens de
vorige regering werd een eerste poging
ondernomen om beweging te krijgen in dit dossier.
Ik maakte reeds melding van de commissie
Internering die in 1996 werd opgericht en die haar
rapport in 1999 heeft ingediend. Dit rapport bevat
enkel een reeks aanbevelingen zonder in detail te
gaan en zonder een voorontwerp van wet te
hebben opgesteld.
Er is ook een initiatief van de interministeriële
conferentie voor de Gezondheid. Een
interkabinettenwerkgroep "Forensische
psychiatrie" werd opgestart op 6 oktober 1998. Na
de laatste vergadering van maart 1999 is er niets
concreets bereikt.
Bij mijn aantreden als minister van Justitie heb ik
het dossier van de internering geërfd zonder dat er
een concreet project bestaat om een aanpassing
terzake door te voeren. Steunend op de
aanbevelingen van de commissie Internering en
de gesprekken met de ondervoorzitter heb ik drie
concrete projecten weerhouden. Ten eerste, er
moet een actualisering komen van de wet van
1964. Ten tweede, er moet een zorgcircuit buiten
de strafinrichtingen worden ontwikkeld voor
minder gevaarlijke patiënten, de zogenaamde
medium risk patiënten. Ten derde, de
psychiatrische zorgverlening voor de overige
patiënten moet worden uitbesteed.
Wat de actualisering van de wet tot bescherming
van de maatschappij betreft, kan ik u meedelen
dat ik opdracht heb gegeven aan de heer Oscar
Vandemeulebroucke, de ondervoorzitter van de
CRIV 50
COM 338
19/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
commissie Internering, om een voorontwerp op te
stellen. Hij heeft mij meegedeeld dat hij dit
waarschijnlijk in de eerste maand van 2001 zal
kunnen afronden. Op dat moment beschik ik over
een document waarmee ik na de nodige
vertalingen en aanpassingen naar de Ministerraad
kan stappen.
Wat de ontwikkeling van het zorgcircuit voor
minder gevaarlijke patiënten betreft, heb ik een
beroep moeten doen op mijn collega's van
Volksgezondheid en van Sociale Zaken. Zonder
hun medewerking kan ik op dit vlak stricto sensu
zeer weinig realiseren. Op mijn initiatief is er op 3
februari 2000 een interkabinettenwerkgroep
Justitie-Volksgezondheid-Sociale Zaken opgericht
met het oog op het ontwikkelen van zorgcircuits
voor geïnterneerden. Ter bestudering van de
problematiek hebben de kabinetten van Sociale
Zaken en Volksgezondheid dit onderwerp opnieuw
aanhangig gemaakt bij de interministeriële
conferentie voor het gezondheidsbeleid. Dit is
immers een materie die deels onder de
bevoegdheid van de gemeenschappen valt.
Een bevraging van de sector werd georganiseerd
met als doel zicht te krijgen op de verdeling van de
geïnterneerden en de ziektebeelden. De
problematiek is voor mij echter zo dringend dat ik
intussen zelf ook een aantal concrete initiatieven
heb genomen. Ten eerste ben ik gestart met
concrete onderhandelingen over de opvang, zeg
maar de overname van de zogenaamde medium
riskpatiënten. Hier verschilt het dossier
naargelang het gaat om Vlaanderen of Wallonië.
In Vlaanderen verblijven er ongeveer een 150
medium riskpatiënten in strafinrichtingen. Mits
enige investeringen in personeel en infrastructuur
zouden deze patiënten kunnen worden
opgenomen in het gewone zorgcircuit. Het ligt in
mijn bedoeling om voor deze groep met de drie
partners samenwerkingsakkoorden te sluiten. Een
eerste potentiële partner werd reeds
gecontacteerd. Ik verkies daar voorlopig niet meer
bijzonderheden over mee te delen. Er zijn
onderhandelingen aan de gang en als ik daar in
de huidige stand van het dossier op in zou gaan,
zouden we misschien verder van een akkoord
komen te staan. In Wallonië is de situatie zoals
gezegd enigszins anders. Voor de Waalse
patiënten hebben we een instelling voor sociaal
verweer in Paifve die onder mijn bevoegdheid valt
naast instellingen voor sociaal verweer in Doornik
en Mons. Deze laatste vallen onder de
bevoegdheid van minister Detienne van het
Waalse Gewest. Eerder dan dat Justitie in
Wallonië partners zoekt, wordt gedacht aan een
netwerk rond de instelling in Doornik. Een voorstel
zal worden uitgewerkt door het kabinet van
minister Detienne. Wij verwachten de bespreking
hiervan begin januari 2001.
Wat de uitbesteding van de zorgverlening voor
patiënten in gevangenissen betreft
-
dus per
definitie de gevaarlijke patiënten -, is het onze
bedoeling om de zorg en de behandeling over te
laten aan het personeel van de psychiatrische
klinieken in de buurt van de strafinrichtingen. De
administratie werkt op dit ogenblik een
proefproject uit voor de instelling voor sociaal
verweer te Paifve. Tot slot deel ik u nog mee dat
wordt onderzocht of de opnamecapaciteit van
Paifve nog dit jaar met een veertigtal bedden kan
worden verhoogd.
Ik wil afronden met de bemerking dat een
dusdanig complex dossier over een materie die
jaren niet de oplossing heeft gekregen die ze
verdiende niet in een handomdraai kan worden
geregeld. Het is mijn doelstelling om concrete
projecten uit te werken die ons in de gelegenheid
zullen stellen om op termijn tot een systeem te
komen waarbij de geïnterneerden niet alleen als
patiënten worden beschouwd maar ook als
zodanig worden behandeld.
02.03 Guy Hove (VLD): Mijnheer de minister, ik
dank u voor het antwoord. Ik stel vast dat er veel
beweging is in het dossier. Uw antwoord bevredigt
mij dan ook en wij zullen het dossier verder blijven
volgen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Mondelinge vraag van de heer Geert
Bourgeois aan de minister van Justitie over "de
deskundigenonderzoeken in strafzaken"
(nr. 2859)
03 Question orale de M. Geert Bourgeois au
ministre de la Justice sur "les expertises en
matière pénale" (n° 2859)
03.01 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, ik heb in de Gazet
van Antwerpen gelezen dat de kaderleden van
een bedrijf dat failliet was verklaard vrijuit gingen
in een zaak van bedrieglijk faillissement. De
kaderleden werden verdacht van de verduistering
van minstens 11 miljoen frank aan activa. Het
bedrijf ging in oktober 1993 failliet. Het parket
wees in het dossier een boekhoudkundig expert
aan die naar eigen zeggen tussen 1993 en 1998
wegens tijdsgebrek slechts drie en een half uur
aan de zaak zou hebben besteed. Dit bericht
stond dezelfde dag in de krant als een artikel over
19/12/2000
CRIV 50
COM 338
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
het van kracht worden van de wet inzake de
overschrijding van de redelijke termijn.
Mijn vraag gaat echter niet over deze concrete
zaak of over de betrokken boekhouder. Ik heb
vroeger reeds tegenover de minister en zijn
voorgangers mijn bezorgdheid geuit over het
verloop van de gerechtelijke
deskundigenonderzoeken in strafzaken. Dit geldt
niet alleen voor deze materie, maar ook voor het
gerechtelijk privaatrecht. Dit dossier is geen
uitzondering op de regel dat dergelijke
deskundigenonderzoeken bijzonder lang
aanslepen.
Ik heb dan ook de volgende vragen. Ten eerste,
neemt de minister maatregelen om een snellere
afhandeling van expertises in strafzaken te
garanderen? Kan en zal hij maatregelen nemen?
In andere landen bestaan wettelijke bepalingen
die stellen dat de rechter die een expert aanstelt
ook een termijn moet vastleggen waarvan niet kan
worden afgeweken, tenzij op gemotiveerd
verzoekschrift.
Een tweede vraag gaat over de kwaliteit van die
expertises, waarover nogal eens wordt geklaagd.
Wij herinneren ons levendig de commotie die
ontstond toen bleek dat een zekere mijnheer
Nihoul voorkwam op de lijst van
vastgoeddeskundigen. De regel zegt dat lijsten
kunnen - niet moeten - worden aangelegd. Het
gebeurt op sommige plaatsen niet en soms
gebeurt het volgens mij op een hoogst informele
wijze. Er bestaan eigenlijk geen normen inzake de
kwalificaties van een expert. In vele gevallen
dienen de experts in deze of gene materie zich
zelf aan en komen zo op een lijst terecht. De
onderzoeksrechters worden ertoe aangezet om uit
deze lijsten te kiezen, maar zijn er niet toe
verplicht.
Mijnheer de minister, is het niet aangewezen
bepaalde maatregelen te nemen om minimale
kwaliteitsnormen uit te werken? Ik denk aan een
instituut voor deskundigen, aan opleidingen, aan
bepaalde initiatieven van kamers van deskundigen
die zelf normen opleggen inzake deskundigheid
en integriteit. Op wetgevend vlak staan wij, tenzij
ik mij vergis, nergens.
Ten derde, hoe kan een eventuele controle
worden geregeld? Zou het niet zinvol zijn samen
met het College van procureurs-generaal
aandacht te besteden aan dat punt? De K.I. heeft
toch specifiek als taak toezicht te houden op
gerechtelijke onderzoeken? Dergelijke berichten
stuiten natuurlijk tegen de borst: van 1993 tot
1998 slechts drieëneenhalf uur besteden aan een
expertise is niet van aard om het vertrouwen in de
justitie te herstellen. Een systematische controle
op de afhandeling van de expertises is dus
aangewezen.
Ten vierde, dring ik aan op maatregelen tegen
gerechtelijke deskundigen die hun taak
verwaarlozen. Nogmaals, ik wens niet die ene
persoon te treffen, maar het is onverantwoord dat
een heel onderzoek op die manier verloren gaat.
Ik weet dat volgens een bepaald koninklijk besluit
het ereloon kan worden verminderd, maar dat lijkt
mij een vrij goedkope maatregel.
Moet in bepaalde gevallen ook niet een
aansprakelijkheidsvordering worden overwogen?
Niemand is immers verplicht om een opdracht te
aanvaarden. Als men de opdracht weigert, is dat
geen probleem, maar als men ze aanvaardt, moet
men er ook de verantwoordelijkheid voor dragen.
U hebt al wel een maatregel met betrekking tot de
verhoging van de erelonen van de deskundigen
genomen. Toch moeten er mijns inziens nog
bijkomende maatregelen worden getroffen.
03.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, mijnheer Bourgeois, ik acht uw vraag
terecht. Ik stuit echter op een aantal
moeilijkheden. Dit is immers een materie die mij
vanaf het eerste ogenblik is blijven bezighouden.
Ik denk dat we een onderscheid moeten maken
tussen enerzijds het deskundigenonderzoek in
strafzaken - uw voorbeeld was er zo één - en
anderzijds in privaatrechtelijke, burgerlijke of
handelsrechtelijke geschillen.
Ik spits mij in de eerste plaats toe op het
deskundigenonderzoek in strafzaken. De
actieradius wordt daar natuurlijk beperkt. Het gaat
hier immers over een informatieonderzoek of een
gerechtelijk onderzoek. Uit artikel 43 en 44 van
het wetboek van strafvordering blijkt dat alleen de
procureur des Konings of een gerechtelijk officier
kan beslissen om een deskundige aan te stellen
wanneer hij een misdrijf op heterdaad vaststelt. In
alle andere gevallen moet de aanduiding
gebeuren via een onderzoeksrechter.
De cassatierechtspraak, die constant is en ook
nog eens op 25 oktober 1983 is bevestigd, zegt
dat de onderzoeksrechter vrij en onaantastbaar
oordeelt of een deskundigenonderzoek
noodzakelijk is. De onderzoeksrechter is dus heer
en meester in het bepalen of er een
deskundigenonderzoek moet worden verricht. Ook
beslist hij wie hij als deskundige kiest uit die
bekende informele lijsten zonder bindende kracht.
CRIV 50
COM 338
19/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
Zo staan de zaken er dus voor in strafzaken.
Ik kom nu tot een specifiek antwoord op uw vier
vragen. Ten eerste vraagt u mij of er iets in
ondernomen. Dat is wel degelijk het geval. Aan de
Universiteit van Gent wordt immers een cursus
gerechtelijk recht gedoceerd die er specifiek op is
gericht deskundigen te vormen met het oog op
hun taak. In deze cursus worden alle praktische
problemen, zoals de manier waarop een
deskundigenverslag moet worden opgesteld, door
specialisten aangeraakt. Voor deze cursus had
men in een noodscenario voorzien, daar men
vreesde dat er slechts tien tot vijftien
geïnteresseerden zouden zijn. Nochtans bleken er
niet minder dan 183 promovendi. Dat wijst er dus
op dat bij de mensen die zich met de deze materie
bezig houden, de wil tot bijscholing aanwezig is. Ik
heb professor Taelman, de initiatiefnemer van
deze cursus, gevraagd om samen met mijn
kabinet een aantal bepalingen van het hoofdstuk
Deskundigenonderzoek in het gerechtelijk
wetboek op punt te stellen. Een van die
bepalingen is dat de Koning het initiatief kan
nemen om lijsten op te stellen van mensen die
aan een aantal minimumvoorwaarden voldoen om
als deskundige te kunnen worden aangesteld.
Vanzelfsprekend ben ik blijven stilstaan bij wat wij
zijn tegengekomen tijdens de werkzaamheden in
onze parlementaire onderzoekscommissie en bij
wat we hebben neergeschreven als een
aanbeveling in het tweede rapport van de
commissie. Die voorbereidingen grijpen
momenteel plaats. Ik hoop dus via een wijziging
van het gerechtelijk wetboek een aantal
minimumvoorwaarden voor de benoeming tot
deskundige tot stand te brengen. Daarbij hoop ik
natuurlijk dat de magistraten, of ze nu behoren tot
de zetel of tot het openbaar ministerie, tot
degenen die moeten oordelen in strafzaken of in
privaatrechtelijke aangelegenheden, uit deze
lijsten zullen putten, omdat ze aan bepaalde
kwaliteitsgaranties voldoen.
In uw tweede vraag wilt u weten welke
maatregelen de minister neemt om de minimale
kwaliteit te garanderen. Er is een wettelijk initiatief
om daaraan te kunnen voldoen. Ik moet
vaststellen dat ik tot op heden met de bepalingen
van het wetboek van strafvordering of deze van
het gerechtelijk wetboek niets gebaat ben omdat
ze niet tastbaar genoeg zijn. Vandaar dat ik tot de
voorbereidingsfase ben overgegaan. Ik kan u
alleen nog niet zeggen op welk moment we zullen
kunnen afronden. Ik stel alleen vast dat er op het
terrein veel gretigheid bestaat
-
bij professor
Taelman bijvoorbeeld - om inspanningen te doen
op dit vlak en dat op het kabinet de wil aanwezig is
om wetgevend initiatief te nemen.
Uw derde vraag luidt: welke maatregelen neemt
de minister om de afhandeling van dergelijke
expertises beter te laten controleren? In
strafzaken rust de bewijslast op de schouders van
het Openbaar Ministerie. De kwaliteit kan alleen
gegarandeerd worden wanneer de keuze van de
deskundige aan een aantal minimale voorwaarden
beantwoordt. Het zijn net die minimale
voorwaarden die ik in een gerechtelijk wetboek of
in een koninklijk besluit tot stand wens te brengen.
Uw vierde vraag is terecht. Worden er
maatregelen overwogen tegen gerechtelijke
deskundigen die hun taak verwaarlozen? Ten
eerste, is er inzake strafrecht het koninklijk besluit
van 28 december 1950. Die datum zal wel toeval
zijn. U weet waar die datum voor staat. Misschien
legt dat ook uit waarom er zo weinig gedaan kan
worden aan de vermindering van honoraria. Ik ben
er van overtuigd dat men door het honorarium te
verminderen, niet komt waar men moet komen.
Indien men tot een opdracht geroepen wordt en
deze opdracht aanvaardt, heeft men op dat
moment het engagement en neemt men de
verantwoordelijkheid op om zijn werkzaamheden
conform de regels van het gerechtelijk wetboek
binnen de periodes door de wetgever
voorgeschreven, na te komen. Het gerechtelijk
wetboek bepaalt de mogelijkheden. Buiten de
reductie van het ereloon of het beslissen dat geen
ereloon verschuldigd is, kunnen zelfs
schadevergoedingen opgelegd worden. Dat
bepaalt het gerechtelijk wetboek.
De vraag is of het gerechtelijk wetboek ook op de
strafzaken van toepassing is. Mijn antwoord is
principieel ja omdat het gerechtelijk wetboek een
toepassing van aanvullende regelgeving heeft
wanneer het wetboek van strafvordering
onvoldoende duidelijk is. Ik durf dit niet te
verkopen als een vaststaande rechtspraak. Het
zou ten eerste geen rechtspraak zijn. Ik kan me
wel inbeelden dat men, binnen de rechtspraak die
daaromtrent zou ontstaan, een en ander zou
kunnen meemaken. Ik denk dat dit een van de
artikelen is die, ofwel in het gerechtelijk wetboek
aangepast moeten worden zodanig dat het ook
voor het wetboek van strafvordering mutatis
mutandis moet toegepast worden, ofwel dat er
een aanpassing komt binnen het wetboek van
strafvordering om dit euvel te verhelpen. Pas in
die omstandigheden zullen we erin kunnen slagen
een antwoord te geven op een terecht door u
aangekaarte problematiek. Die problematiek is mij
niet ontsnapt. We werken eraan. Ik kan er voor
19/12/2000
CRIV 50
COM 338
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
het ogenblik echter geen deadline op plaatsen.
03.03 Geert Bourgeois (VU&ID): Mijnheer de
voorzitter, het antwoord van de minister stemt mij
gematigd optimistisch. Het is niet de eerste keer
dat in Justitie aan deze problematiek gewerkt
wordt. Minister De Clerck heeft daar destijds ook
al een werkgroep voor opgericht. En daarvóór was
er ook al een geweest. Minister De Clerck heeft
gewerkt met de zogenaamde actoren van Justitie.
Ik weet niet wat het resultaat was, maar in ieder
geval zijn ze daarmee bezig geweest. Minister
Verwilghen heeft nu professor Taelman en een
ploeg daarmee belast. Ik denk dat dat een goede
zaak is. Er moet in ieder geval een actualisering
komen van de wettelijke bepalingen. Ik hoop ook,
mijnheer de minister, dat u het strafrecht niet
buiten schot zal laten. Uit het antwoord op mijn
laatste vraag blijkt dat u er persoonlijk van
overtuigd bent dat er een artikel van het
gerechtelijk wetboek met betrekking tot de
schadevergoeding van toepassing kan zijn op het
strafrecht. Dat kan eventueel betwist worden.
Ik wil u ook aanraden om rebus sic stantibus in de
huidige wetgeving eens te praten met het College
van procureurs-generaal. Moeten de procureurs-
generaal in bepaalde omstandigheden via de K.I.'s
geen toezicht blijven uitoefenen op de kwaliteit en
het verloop van de onderzoeken? Ik denk dat het
geval dat ik aanhaal niet de uitzondering op de
regel is, maar dat het in sommige gevallen - zoals
zware gevallen van witteboordencriminaliteit
-
symptomatisch is voor het trage verloop van het
onderzoek.
03.04 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, volledigheidshalve nog dit. Ik zal dit
punt laten agenderen op het volgende college. Ik
denk dat het de moeite waard is om daarover van
gedachten te wisselen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Tony Van Parys aan de minister van
Justitie over "de topbenoemingen bij de
federale politie" (nr. 2950)
- de heer Karel Van Hoorebeke aan de minister
van Justitie over "de topbenoemingen bij de
federale politie" (nr. 2973)
- de heer Jean-Jacques Viseur aan de minister
van Justitie over "de selectieprocedure met
betrekking tot de aanstelling van de
topverantwoordelijken van de politie en de rol
die Ernst & Young hierbij heeft gespeeld"
(nr. 2980)
04 Questions orales jointes de
- M. Tony Van Parys au ministre de la Justice
sur "les nominations à la tête de la police
fédérale" (n° 2950)
- M. Karel Van Hoorebeke au ministre de la
Justice sur "les nominations à la tête de la
police fédérale" (n° 2973)
- M. Jean-Jacques Viseur au ministre de la
Justice sur "la procédure de sélection relative à
la désignation des hauts responsables de la
police et le rôle joué par la société Ernst &
Young" (n° 2980)
04.01 Tony Van Parys (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, de discussie over
de topbenoemingen bij de federale politie is een
heel belangrijke discussie. Het gaat hier immers
over het topkader van die mensen die de federale
politie vanaf 1 januari 2001 zullen belichamen. Het
is van groot belang dat er door het Parlement
wordt toegezien op de kwaliteit van de
benoemingen in deze materie. Omtrent deze
benoemingen is er de jongste weken en dagen
heel wat te doen geweest. Eind vorige week
werden die benoemingen dan bekendgemaakt en
dit gaf aanleiding tot heel wat commentaren. Naar
aanleiding hiervan dringen zich een aantal
concrete vragen op.
Een eerste vraag is of deze benoemingen conform
de resultaten van de assessmentprocedure zijn.
Aanleiding tot deze vraag is een nauwelijks
voorstelbaar feit, namelijk dat iemand van de
selectiecommissie het zich heeft veroorloofd een
lek te organiseren. Ik lees vandaag in de krant dat
minister Van den Bossche de betrokken persoon
met naam en toenaam heeft genoemd. Het was
dan nog wel niemand minder dan de procureur-
generaal van Mons, de heer Ladrière, die het
klaarblijkelijk nodig heeft geacht om de lijst, die
het assessmentbureau had in aanmerking
genomen, publiek te maken. Dit is natuurlijk bijna
het einde. Een paar weken geleden had ik reeds
de opmerking gemaakt dat ik niet begreep
waarom de voorzitter van het college niet in deze
selectiecommissie zetelde. Beter had men de
voorzitter van het college genomen, dan was dit
lek misschien voorkomen. Het is werkelijk
crimineel zoiets te doen. Daarbij rijst natuurlijk de
vraag met welke intenties men zoiets doet. Wij
weten allemaal dat dergelijke lekken altijd
bepaalde achterliggende bedoelingen inhouden. Ik
wil dan ook vragen welk initiatief u zult nemen ten
opzichte van een lid van het College van
procureurs-generaal dat in deze zo delicate
materie een dergelijk initiatief neemt en zo aan de
basis ligt van het op de helling zetten van de
ganse procedure. Ik geloof niet dat dit te
CRIV 50
COM 338
19/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
verantwoorden is en ik hoop dat u hierin een
initiatief zult nemen.
Het is natuurlijk zo dat juist door dit lek de lijst
publiek is geworden van degenen die uit de
assessmentprocedure zijn gekomen. Men heeft
dat waarschijnlijk zo gewild. Men kan het ons dan
ook niet kwalijk nemen dat wij er op deze wijze via
de media kennis van gekregen hebben. Wij stellen
dan vast dat bij de uiteindelijke benoemingen een
aantal mensen terug te vinden zijn die niet terug te
vinden waren op de oorspronkelijke lijst van door
het assessmentbureau in aanmerking genomen
kandidaten. Bovendien is bij de gebeurde
benoemingen de enige geslaagde kandidaat van
de gerechtelijke politie niet aangesteld, hoewel hij
door het assessmentbureau wél was
geselecteerd. Daardoor rijzen er natuurlijk en
evident vragen inzake de topbenoemingen.
We herinneren ons de fameuze passage in de
aanbevelingen van de parlementaire
onderzoekscommissie. De expert van de
commissie heeft de passage geïnspireerd waarin
men zegt dat men bij de selectie moet rekening
houden met het principe "the right man or woman
on the right place". Dit principe wordt duidelijk met
voeten getreden, niet alleen omdat men de
objectieve vaststellingen van het assessment-
bureau niet heeft gevolgd.
Ik ben in goed gezelschap als ik dit beweer. Ik las
dit weekeinde De Morgen, een belangrijk dagblad
dat de justitiële materie en de activiteiten van de
minister stipt volgt en tot voor kort zeer goed was
geïnformeerd. Blijkbaar zijn de informatiekanalen
een beetje verlegd. Dit is op dit ogenblik niet aan
de orde, mijnheer de voorzitter, maar in De
Morgen lees ik dat niemand minder dan Ivan De
Witte - in zijn hoedanigheid van verantwoordelijke
van het assessment-bureau Ernst & Young - bij de
vaststelling van de journalist dat men de lijst van
het assessemt-bureau dreigt niet te volgen, het
volgende antwoordt. Ik citeer: "Als het daarop
uitdraait vind ik dat triest. Het was toch de
bedoeling om de meest geschikte mensen te
kiezen." Hierbij wordt duidelijk dat van het principe
"the right man on the right place" niets meer
overblijft. Dit zegt de heer De Witte, die met
kennis van zaken kan spreken omdat hij een kei is
inzake de selectie van personeel en omdat hij de
verantwoordelijkheid voor de objectivering van
deze procedure draagt.
Mijnheer de minister, hoe kan men deze
topbenoemingen verantwoorden vanuit onze
aanbevelingen?
Tenslotte heb ik nog een punctuele vraag over de
benoemingen bij de directiegeneraal van de
gerechtelijke politie. Waren er voor deze twee
functies, met name die van directeur-generaal en
adjunct-directeurgeneraal, adviezen van de
betreffende procureur-generaal en de betreffende
procureur des Konings, zoals door de wet is
voorgeschreven?
04.02 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de minister, het is
interessant om de benoemingen, die ondertussen
effectief zijn gebeurd, te toetsen aan het debat dat
we vorige week hebben gevoerd in de commissie
voor de Binnenlandse Zaken met de minister van
Ambtenarenzaken Van den Bossche, die toen op
mijn initiatief uitvoerig werd ondervraagd over de
al dan niet beweerde fraude die met de
assessment-procedure zou zijn gepaard gegaan.
De topbenoemingen zijn niet onder een gunstig
gesternte gestart. U weet dat een bepaalde
vakbond heeft beweerd dat die
assessmentprocedure met bepaalde
fraudepraktijken zou zijn gepaard gegaan. Dat zijn
zware betichtingen. Minister Van den Bossche
heeft daar via de media herhaaldelijk op
gereageerd en in de commissie voor de
Binnenlandse Zaken heeft hij uitvoerig uitleg
gegeven over de manier waarop de
assessmentprocedure is verlopen. We kunnen
natuurlijk twijfels blijven verspreiden, maar ik denk
dat uit de verklaring van minister Van den
Bossche blijkt dat die assessmentprocedure op
een correcte wijze is gevoerd. Ik heb tijdens het
weekeinde De Morgen niet gelezen, maar ik heb
vanmorgen in De Standaard ook een verklaring
van de heer De Witte gelezen. Hij verklaart dat hij
bereid is alle stukken in verband met de
assessmentprocedure openbaar te maken. Men
moet hem maar eens aantonen dat er fraude is
gepleegd. We kunnen er, volgens mij, vanuit gaan
dat dat niet het geval is geweest. Dat is een goede
zaak.
Minister Van den Bossche heeft duidelijk
verklaard, wat collega Van Parys ook heeft
aangehaald, dat de juiste persoon op de juiste
plaats moet terechtkomen. U kunt dat nalezen in
het Integraal of het Beknopt Verslag. Ik heb toen
opgemerkt dat het in dat geval mogelijk allemaal
rijkswachters of mensen uit de gerechtelijke politie
kunnen zijn. Zou men niet beter rekening houden
met de diverse korpsen, met name de rijkswacht,
de gerechtelijke politie en de stedelijke politie?
Minister Van den Bossche antwoordde daarop dat
hij die keuze niet heeft gemaakt. Hij heeft gekozen
voor de juiste persoon op de juiste plaats, waarbij
19/12/2000
CRIV 50
COM 338
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
hij geen onderscheid wil maken tussen rijkswacht,
gerechtelijke politie en stedelijke politie. Dan is het
opvallend, mijnheer de minister, dat we vrijdag na
de topbenoemingen in de Ministerraad - de subtop
onder Fransen en Closset - ons niet van de indruk
konden ontdoen dat er een verdeling is gebeurd.
Er zijn een aantal mensen van de rijkswacht
aangesteld, er is iemand van de gerechtelijke
politie bij en iemand van de stedelijke politie, met
name de heer De Troch, hoofdcommissaris van
Aalst, wiens capaciteiten en bekwaamheid ik
zeker niet in twijfel trek, maar die in het kader van
de politiehervorming toch altijd op het voorplan
heeft gestaan. Juist die man wordt uitgekozen.
Ook een medewerker van minister Duquesne
komt blijkbaar voor een topbenoeming in
aanmerking.
Het is mogelijk dat deze mensen ook de juiste
personen op de juiste plaatsen zijn, maar er rijzen
toch een aantal vragen.
Mijnheer de minister, de problematiek omtrent de
beweerde fraude in het kader van de
assessmentprocedure is uitgeklaard. Minister Van
den Bossche heeft dat duidelijk tegengesproken.
Hij heeft ons ook gezegd dat hij geen onderscheid
zal maken tussen rijkswacht, gerechtelijke politie
en stedelijke politie. De juiste persoon moet op de
juiste plaats terechtkomen. Nu blijkt er toch
ergens een verdeling te hebben plaatsgevonden.
Mijnheer de minister, op basis van welke criteria is
dat gebeurd? Waarom is een medewerker van de
minister van Binnenlandse Zaken benoemd? Dat
roept toch bepaalde vragen op. Daarom wou ik
vernemen welke criteria men heeft gehanteerd bij
de topbenoemingen.
04.03 Jean-Jacques Viseur (PSC): Monsieur le
président, monsieur le ministre, le contexte de ma
question a déjà été longuement exposé avant mon
arrivée et je ne répéterai donc pas ce que d'autres
ont déjà dit. Il est cependant essentiel que la clarté
soit faite sur les éléments relayés par les médias
quant à la procédure de sélection des hauts
responsables de la nouvelle police et plus
particulièrement sur le rôle joué par la société
Ernst & Young.
Quelle mission exacte a été confiée à cette
société? Quelle a été la procédure qui a présidé à
sa désignation? Pourquoi cette société a-t-elle été
choisie? Y avait-il d'autres candidats?
Est-il exact qu'elle entretient depuis longtemps
des relations commerciales avec la gendarmerie?
En quoi consistent-elles, depuis quand existent-
elles et quelle est leur ampleur? Est-il exact qu'un
ou plusieurs gendarmes détachés participeraient à
la direction ou à l'exécution d'un certain nombre
de tâches de cette société?
Dans ces conditions, cette société a-t-elle
présenté suffisamment de garanties d'objectivité
et d'impartialité pour assurer la fonction qui lui a
été attribuée?
Comment s'est opérée la sélection des candidats?
Quels critères ont été prédéterminés pour réaliser
cette sélection? Tous les candidats ont-ils été
traités de la même manière? Certains candidats
ont-ils bénéficié d'une formation ou d'informations
les préparant à cette épreuve de sélection ou en
rapport avec elle? Si certains candidats ont
bénéficié de cette formation, pourquoi ne pas
l'avoir ouverte à tous? Quel contrôle le
gouvernement a-t-il eu sur la procédure ainsi
suivie?
04.04 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, collega's, heren Van Parys, Van
Hoorebeke en Viseur in het bijzonder, ik zal u een
globaal antwoord verstrekken, tenzij het een zeer
specifieke, punctuele vraag betreft.
Eén. Zijn de benoemingen conform de resultaten
van de assessmentprocedure? De voordrachten
van de minister van Binnenlandse Zaken en
mijzelf zijn gebaseerd op het advies van de
selectiecommissie en de resultaten van het
assessment. Dat moet duidelijk zijn.
Twee. Op welke manier zijn deze benoemingen
de invulling van het principe: "the right man on the
right place"? In de commissie is steeds gezegd
dat met de benoemingen geen rekening zou
worden gehouden met de herkomst van het korps
waartoe de kandidaten behoren. De minister van
Ambtenarenzaken heeft vorige week trouwens
uitdrukkelijk gezegd dat de topbenoemingen door
de meest geschikte kandidaten zouden worden
ingevuld, ongeacht de herkomst uit rijkswacht,
gerechtelijke politie of stedelijke politie. Dit wordt
precies vertaald door het hanteren van het
assessment en de selectieprocedure. Het
koninklijk besluit van 31 oktober 2000 voorziet in
een reeks voorwaarden en een strenge
selectieprocedure met inbegrip van de
assessmentproef. Daarin staat: "De kandidaten
hebben hun keuze gemaakt, na kennisname van
het vereiste profiel". Daarenboven voorziet artikel
5, § 5 van het koninklijk besluit in de mogelijkheid
voor de ministers om, op advies van de
selectiecommissie, aan een kandidaat één van de
andere in het hoofdstuk bedoelde betrekkingen
voor te stellen, waarvoor hij in aanmerking komt.
Deze regelgeving maakt het mogelijk om de
CRIV 50
COM 338
19/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
bovenvermelde principes verder te verzekeren".
Er is terzake geen afbreuk mogelijk.
Drie. De heer Van Parys haalde een incident aan
met betrekking tot één van de leden van de
selectiecommissie. Ik heb gisteren de uitlatingen
terzake vernomen. Ik onderzoek deze kwestie.
Wanneer men tot een selectiecommissie behoort,
moet men een aantal verplichtingen respecteren
en dus ook de verplichting met betrekking tot het
behouden van de discretie.
Vier. Een punctuele vraag. Werd, met betrekking
tot de kandidaat directeur-generaal en de
kandidaat adjunct-directeur-generaal, een advies
verleend? Het door de wet voorziene advies
betreft enkel de directeur-generaal. Ik heb het
advies van het College van procureurs-generaal
en de bevoegde procureur des Konings gekregen.
Mijnheer de voorzitter, hiermee heb ik een
antwoord op de vragen van de heren Van Parys
en Van Hoorebeke verstrekt.
Quant aux interrogations soulevées par le
collègue Jean-Jacques Viseur, je dois avouer que
par rapport à la lettre que j'ai reçue de la
Chambre, les questions sont d'une tout autre
nature et ont trait à la procédure de sélection
relative à la désignation des hauts responsables
de la police ainsi qu'au rôle joué par la société
Ernst & Young. Cette société a été désignée par
l'intermédiaire du ministre de la Fonction publique.
Je vous invite donc à vous adresser à lui. Ce sont
des éléments envers lesquels il a engagé sa
responsabilité et il vous communiquera sa
réponse. Pour ma part, je ne dispose pas
d'éléments suffisants que pour vous donner une
réponse satisfaisante.
04.05 Tony Van Parys (CVP): Mijnheer de
minister, ik betwist de stelling volgens dewelke het
eerste advies van de assessmentprocedure werd
gevolgd bij de uiteindelijke benoeming. Immers, uit
de mediaberichten ingevolge het lek Ladrière, als
ik het zo mag noemen, blijkt dat de uiteindelijke
benoemingen niet conform de lijst van het
assessmentbureau zijn. Ik kan deze stelling
overigens betwisten omwille van het feit dat het
lek aantoonde welke kandidaten door het
assessment bureau naar voren werden gebracht.
De meest evidente vraag die thans rijst is op basis
waarvan werd afgeweken van de zogenaamde
objectieve sleutel die werd ingebouwd. Graag
kreeg ik een antwoord op deze vraag.
Het zal evenwel niet volstaan te onderzoeken
waar het lek ontstond. Minister Van den Bossche
heeft inmiddels duidelijk verklaard wie het lek
heeft georganiseerd en voegde eraan toe dat op
basis daarvan concrete initiatieven zullen moeten
worden genomen. Dat moet inderdaad gebeuren,
voor zover uiteraard het tuchtrecht een initiatief
toelaat. Immers, op basis van de huidige
bepalingen zal zulks niet eenvoudig zijn. Dit was
misschien wel mogelijk geweest op basis van de
tuchtwet waarvan collega Coveliers voorstelt dat
zij wordt uitgesteld. Hoe dan ook, wij zullen
nogmaals kunnen zien in welke mate men in staat
is te reageren op specifieke disfuncties, met alle
gevolgen van dien.
Ik blijf erbij dat deze benoemingen een karikatuur
zijn van de aangekondigde objectivering, precies
omdat het ingelaste element daartoe, een
interventie van het assessmentbureau, niet werd
gerespecteerd. Om voor mij tot op heden
onduidelijke en onbekende redenen werd de lijst
zoals zij was voorgelegd, niet gevolgd.
04.06 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mijnheer
de minister, we beschikken natuurlijk niet over
juiste gegevens om te zeggen dat uw antwoord
niet juist is. Ik ga er dus vanuit dat u de juiste
informatie verstrekt. Toch wens ik twee
bedenkingen te formuleren.
Ten eerste, wanneer men iets lekt, dan is het
omdat men ten overstaan van de buitenwereld iets
wil aanklagen. Ik denk dat er klaarheid moet
worden geschapen over de redenen waarom de
heer Ladrière dat heeft gedaan en dat we
daarover een verslag moeten ontvangen.
Ten tweede, u beaamt wat ook minister Van den
Bossche heeft gezegd, met name dat men geen
rekening zou houden met de herkomst van de te
benoemen personen. Ook hier ga ik ervan uit dat
dit wellicht zo is geweest. Toch vraag ik mij af
waarom dan toch nog iemand van de gerechtelijke
of van de stedelijke politie, waarom dan de
medewerker van de minister. Zijn dit dan allemaal
grote toevalligheden dat men daar de juiste
mensen heeft gekregen zonder rekening te
houden met hun herkomst? Ik blijf daar dus toch
met een aantal vragen zitten.
Ik hoop dat dit in de toekomst kan worden
uitgeklaard. Immers, het slechtste wat er kan
gebeuren is dat die topbenoemingen en die top
van de politie beginnen te werken met een zweem
van partijdigheid en politieke benoemingen die
daaromtrent zouden zijn gevoerd.
04.07 Jean-Jacques Viseur (PSC): Monsieur le
19/12/2000
CRIV 50
COM 338
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
président, je poserai donc la question précise au
ministre de la Fonction publique. Je constate en
cette matière un glissement de compétences qui
est un peu curieux. Les ministres de la Justice et
de l'Intérieur sont normalement responsables de
ces matières. Il est assez étonnant que l'on ait
transféré la responsabilité d'un acte majeur, à
savoir faire un tel choix. Dans la logique de
l'accord Octopus, on constate une volonté de ne
pas créer une gendarmerie unique, mais de veiller
à ce qu'un équilibre soit maintenu entre les
différentes forces composant la police. A présent,
les deux ministres se désengagent vis-à-vis de ce
choix alors qu'ils seront responsables à l'égard
des personnes ainsi nommées.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: Collega's, ik vestig uw aandacht op
het feit dat op vraag van het voorzitterschap een
interpellatie van de heer Bert Schoofs aan de
agenda wordt toegevoegd.
05 Mondelinge vraag van de heer Karel Van
Hoorebeke aan de minister van Justitie over "de
vervallenverklaringen van het recht tot sturen"
(nr. 2937)
05 Question orale de M. Karel Van Hoorebeke
au ministre de la Justice sur "les déchéances
du permis de conduire" (n° 2937)
05.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de minister, de cijfers van
het jaarverslag 1999 van het Belgisch Instituut
voor de Verkeersveiligheid met betrekking tot de
vervallenverklaring van het recht op sturen,
hebben mij ten zeerste verbaasd. Ik citeer de
cijfers van bladzijde 104. Er wordt een
onderscheid gemaakt tussen het aantal
vervallenverklaringen met examen en het aantal
vervallenverklaringen zonder examen. Er werden
36.877 vervallenverklaringen uitgesproken in
1995, 42.951 in 1996, 46.284 in 1997, 43.856 in
1998 en 33.548 in 1999. In 1999 waren er 10.000
minder dan in 1998, toen er reeds minder gevallen
werden geteld dan in 1997.
Men zou hieruit kunnen afleiden dat ons verkeer
veiliger is geworden en dat onze chauffeurs meer
gedisciplineerd rijden. Nochtans staat de
vermindering van het aantal vervallenverklaringen
in schril contrast met het aantal processen-verbaal
dat in 1999 werd opgesteld. Het gaat om 510.065
gevallen. Deze cijfers bewijzen uiteraard niets,
maar de Europese cijfers inzake het aantal
dodelijke verkeersslachtoffers, vermeld in het
tijdschrift Via Secura van deze maand, tonen aan
dat het aantal verkeersslachtoffers in België vrij
hoog ligt. Het aantal dodelijke verkeersslachtoffers
per 100.000 inwoners bedraagt in Luxemburg
13,5, in België 13,7, in Frankrijk 14,3 en in Spanje
14,6. Griekenland en Portugal scoren zeer hoog
met respectievelijk 21,2 en 22,4. In het Verenigd
Koninkrijk telt men jaarlijks 6 verkeersdoden per
100 000 inwoners, 6,5 in Zweden, 6,9 in
Nederland en 9,5 in Duitsland, ondanks het grote
aantal snelle wagens.
De afname van het aantal vervallenverklaringen
en de vaststelling dat er in 1999 1.397 dodelijke
slachtoffers werden geteld, doet heel wat vragen
rijzen. Dit betekent dat er dagelijks vier doden
vallen in het verkeer.
In het bovengenoemde tijdschrift wordt tevens
verwezen naar de richtlijn van de minister van
Justitie inzake de verkeersagressie, die sedert 1
september 2000 van kracht is. Men kan
onmogelijk beweren dat de verkeersveiligheid de
jongste jaren is verhoogd en dat de chauffeurs
meer gedisciplineerd zouden zijn geworden.
Graag had ik van de minister vernomen hoe de
verlaging van het aantal vervallenverklaringen kan
worden verklaard. Is het een gevolg van
bijzondere richtlijnen aan het openbaar ministerie
van de politierechtbanken? Staat het aantal
processen-verbaal in 1999 niet in schril contrast
met de verlaging van het aantal
vervallenverklaringen? Welke maatregelen
overweegt de minister terzake te nemen? Kan het
college van procureurs-generaal hierover geen
eenvormige richtlijn opstellen? Hierover moet
uiteraard worden beslist door de politierechter of
eventueel door de correctionele rechtbank. Er is
nood aan een mentaliteitswijziging bij de
politierechters, die zouden moeten beseffen dat
hun uitspraken een belangrijke rol kunnen spelen
bij de verhoging van de verkeersveiligheid. Het
beleid terzake heeft in de praktijk nog niet veel
opgeleverd.
Hierbij wil ik mijn laatste vraag aansluiten over het
verkeersveiligheidsplan. Dit is weliswaar veeleer
een bevoegdheid van de minister van
Binnenlandse Zaken, maar ik denk dat u er ook bij
betrokken bent, mijnheer de minister. In welke
mate kan de werking van de
verkeersveiligheidsplannen bijdragen tot een
hogere verkeersveiligheid op ons grondgebied? Ik
denk dat iedereen die regelmatig in het verkeer
komt, kan beamen dat het agressief rijgedrag in
ons land helaas hoog scoort. Wij mogen zeker
niet trots zijn op het ongedisciplineerde rijgedrag
van onze autobestuurders. Men moet dus alles in
het werk stellen om deze toestand zo snel
CRIV 50
COM 338
19/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
mogelijk om te keren.
05.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, collega Van Hoorebeke, de vraag die
men bij de analyse van de cijfers moet stellen is of
we er niet per definitie uit mogen afleiden dat er
meer verkeersveiligheid is, alleen al wegens het
vaker uitspreken van vervallenverklaringen?
Ik wil een algemene beschouwing uiten. Ik heb
zelf kunnen vaststellen dat in de afgelopen tien
jaar een belangrijke evolutie in de cijfers kon
worden waargenomen. Er is een terugloop in het
aantal zware verkeersongevallen, dus ongevallen
met dodelijke afloop of met persoonlijk letsel,
zowel bij meerderjarigen als minderjarigen. Dit is
een heuglijke vaststelling. Men moet echter ook
durven vaststellen dat het wagenpotentieel even
spectaculair toeneemt, omgekeerd evenredig dus.
Dit toegenomen wagenpotentieel verklaart voor
een groot deel dat er meer verkeersovertredingen
worden vastgesteld. Er zijn immers veel meer
deelnemers aan het verkeer. Het is dus niet
evident dat de zware verkeersongevallen, de
negatieve kant van de verkeersbalans, niet
eveneens in aantal stijgen.
In antwoord op uw eerste en uw derde vraag kan
ik u zeggen dat het voor mij niet duidelijk is of er
een correlatie bestaat tussen het aantal
processen-verbaal en de vermindering van het
aantal uitspraken inzake het verval van het recht
op sturen. De beslissing die de rechter terzake
neemt kan immers afhangen van vele factoren,
die hij vrij in rechte en in feite kan beoordelen en
waarop hij zich voor zijn uitspraak kan baseren.
Misschien is het zo dat er meer feiten worden
vastgesteld via proces-verbaal, maar dit zegt nog
niets over de ernst of over de juiste aard van de
feiten. Het zegt ons ook niet of de feiten aanleiding
moeten geven tot het ontzetten uit het recht te
sturen Tot daar mijn antwoord op uw vragen 1 en
3, mijnheer Van Hoorebeke.
In uw tweede vraag vroeg u of dit te maken had
met bijzondere richtlijnen die verstrekt werden aan
de politierechters. Het principe van de scheiding
der machten werd uiteengezet in artikel 151 van
de Grondwet. Ik heb dus hoegenaamd geen
bevoegdheid om een richtlijn te geven aan de
zetelende rechters. Bovendien is het positieve
injunctierecht dat ik eventueel zou kunnen
inroepen beperkt tot de uitvoering van de
strafvordering, niet tot de rechtspraak. Voor de
uitvoering van de strafvordering moet ik natuurlijk
via het Openbaar Ministerie passeren. Ik heb geen
bevoegdheid om bijzondere richtlijnen uit te
vaardigen over het vervallen verklaren van het
recht op sturen door de rechters. Als er een
vermindering bestaat van het aantal
vervallenverklaringen van het recht op sturen, kan
dit dus niet op naam geschreven worden van
dergelijke richtlijnen. Die zijn er niet. Laat dit
duidelijk zijn.
In uw vierde vraag vroeg u of het College van de
procureurs-generaal concrete richtlijnen zal geven
om de uitspraak van vervallenverklaringen te
hanteren als een efficiënt instrument ter
bevordering van de verkeersveiligheid. Ik moet u
zeggen dat het College dit niet kan doen. Zij kan
dat evenmin doen als de minister van Justitie, op
basis van hetzelfde principe van de scheiding der
machten. Het College kan hoogstens proberen uit
te leggen aan de zetelende rechters dat daar
bijzondere aandacht aan gewijd moet worden en
dat in die context de nodige stappen moeten
worden gezet. Er zijn ter zake toch reeds een
aantal inspanningen gebeurd. U hebt verwezen
naar de richtlijnen over verkeersagressie. Daar
kan het Openbaar Ministerie als
veiligheidsmaatregel preventief - nog vooraleer er
dus een definitieve sanctie wordt uitgesproken
door de rechter ten gronde - overgaan tot het
intrekken van het rijbewijs. Dit vervallen verklaren
van het recht op sturen geldt voor een bepaalde
periode. Het Openbaar Ministerie maakt van die
richtlijn gebruik. Voor het overige kan het enkel bij
de rechters ten gronde de aandacht vestigen op
de mogelijkheden die zij hebben om de
vervallenverklaring van het recht op sturen uit te
spreken voor bepaalde vervelende
verkeershandelingen.
Ik herhaal nogmaals dat dit niet kan via een
richtlijn. Hoogstens kan men, via een brief, daarop
de aandacht vestigen.
Uw vijfde vraag heeft betrekking op de
maatregelen die er worden genomen om het
veiligheidsplan uit te voeren. Ik ben volop bezig
met het uitwerken van het aspect
verkeersveiligheid, ten minste wat het juridische
aspect betreft. Het gaat dan vooral over
verkeersongevallen met een persoonlijk letsel. De
juridische aspecten van de verkeersveiligheid zijn
een onderdeel van het federaal veiligheids- en
detentieplan. Momenteel houdt een werkgroep
van mijn kabinet zich intens bezig met de
evaluatie van de bestaande regelgeving en
circulaires inzake het verkeer, onder meer de
richtlijn over de onmiddellijke intrekking van het
rijbewijs. Het betreft hier een circulaire van
7 december 1998. Ook over het rijden in staat van
dronkenschap of een soortgelijke staat bestaat
een richtlijn om controles uit te voeren op degenen
19/12/2000
CRIV 50
COM 338
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
die onder invloed van drugs een wagen besturen.
De cijfers die we daarover de jongste tijd in de
pers te horen kregen zijn niet erg geruststellend.
De proeven die metterdaad op het terrein worden
uitgevoerd, zijn hier een reactie op.
U hebt al gesproken over mijn richtlijn over de
verkeersagressie. Daarenboven wordt er
momenteel overleg gepleegd tussen mijn collega's
van Binnenlandse Zaken en Mobiliteit. Dit overleg
handelt specifiek over de bescherming van de
slachtoffers van verkeersongevallen. Wij proberen
een aantal sturende maatregelen te nemen voor
de zwakke weggebruikers en voor degenen die
per definitie het slachtoffer worden van
verkeersinbreuken.
Tot slot deel ik u mee dat ik op 7 december 2000
een brochure over de opvang van gezinnen heb
voorgesteld. Het gaat hier in het bijzonder over de
opvang van ouders en familie die het slachtoffer
zijn geworden van een verkeersongeval met
dodelijke afloop of zware letsels tot gevolg. Deze
brochure is ook ter beschikking gesteld van de
leden van de commissie voor de Justitie. Op het
terrein is de brochure met open armen ontvangen.
Men heeft daar nu een nuttig instrument waarin
een aantal essentiële vragen worden beantwoord.
Die antwoorden hebben betrekking op duizenden
families die met dit probleem geconfronteerd
worden.
05.03 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mijnheer
de minister, ik dank u voor uw antwoord. Uiteraard
weet ik ook dat de zittinghoudende rechter vrij
beslist zonder enige richtlijn te moeten in acht
nemen. Toch zult u moeten toegeven dat het
opvallend is dat er in één jaar 10.000
vervallenverklaringen minder zijn. De
verkeersdeelneming is dan wel toegenomen,
maar dit geldt ook voor Nederland en Duitsland.
Nederland en Duitsland scoren evenwel zeer laag
inzake dodelijke ongevallen.
In 1999 bedroeg het aantal dodelijke ongevallen
1.397. Dat blijft ondraaglijk veel. Het verheugt me
dat u via uw bevoegdheden een concrete invulling
wilt geven aan het verkeersveiligheidsplan. Daarbij
is het zeer belangrijk dat er prioriteit gegeven
wordt aan de opvang van gezinnen die
geconfronteerd worden met een slachtoffer. In het
verleden werden deze gezinnen niet geïnformeerd
en bleven ze te veel in de kou staan. Alle
mogelijke middelen moeten worden aangewend
om de verkeersonveiligheid in ons land in
belangrijke mate terug te dringen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Interpellatie van de heer Bert Schoofs tot de
minister van Justitie over "het lakse drugbeleid
van de regering" (nr. 590)
06 Interpellation de M. Bert Schoofs au ministre
de la Justice sur "la politique laxiste du
gouvernement en matière de drogues" (n° 590)
06.01 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de minister, op 2 en 3
december vond een drugsrazzia van de
gerechtelijke politie plaats in dancing Shaft in
Lommel. Deze interpellatie dateert van enige tijd
geleden en had betrekking op die feiten. Intussen
is de kwestie in de actualiteit gebleven om niet te
zeggen dat ze brandend actueel blijft. Bij de inval
in de dancing werden wapens aangetroffen, wat in
het kader van mijn interpellatie niet zo belangrijk
is. Er werden echter ook drugs aangetroffen en
minderjarigen. Zo was er het pikante voorval van
een jong meisje dat onwel werd tijdens de actie en
naar het ziekenhuis werd afgevoerd. Nadien
kwam ze terug de discotheek binnen alsof er niets
aan de hand was. Kortom, Limburg was geschokt
door die feiten. Inmiddels heeft de burgemeester
van Lommel de dancing gesloten. Naar aanleiding
van deze feiten heeft de procureur des Konings te
Hasselt een opmerkelijke oproep gedaan aan de
regering. Hij hekelde in de pers onder meer het
lakse drugsbeleid. Ik zal hem even kort citeren:
"We hebben voldoende ruimte in ons
vervolgingsbeleid om de nodige aandacht aan het
drugsprobleem te besteden. Zo lang het
drugsgebruik in de wet staat, zullen wij kordaat
optreden, zeker voor de ouders die met het
drugsgebruik van hun kinderen worden
geconfronteerd en om een kordate aanpak
vragen".
Mijnheer de minister, zoals u weet is inmiddels
ook dancing Outline in Diest het voorwerp
geworden van een drugsrazzia. Ze ligt dicht bij de
grens van Limburg en ook dicht bij het
rechtsgebied van de procureur van Hasselt. Na de
razzia is ook die dancing gesloten. Onlangs nog
werden wij geconfronteerd met opmerkelijke
cijfers inzake drugsgebruik, vooral bij jonge
mensen tijdens het weekend en achter het stuur.
Alcohol raakt meer en meer in de verdrukking
door het toenemend gebruik van cannabis, speed,
XTC en dergelijke.
Mijnheer de minister, hebt u kennis genomen van
de uitspraken van de procureur van Hasselt? Bent
u voldoende op de hoogte? Zo niet, hebt u contact
genomen met de procureur des konings om beter
op de hoogte te worden gebracht van zijn
CRIV 50
COM 338
19/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
verzuchtingen en zijn wensen met betrekking tot
het beleid dat hij immers van de nodige kritiek
voorziet? Bent u bereid in te gaan op de oproep
van de procureur des Konings om alle soorten
drugs gewoon te verbieden? Hij maakt immers
geen onderscheid tussen soft- en harddrugs. Bent
u bereid om consequent de wet toe te passen en
geen aandacht te schenken aan alle
hersenspinsels die uit de linkse hoek van uw
regering komen? Bent u bereid om de procureur
des Konings te volgen?
06.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, ik vrees dat ik de heer Schoofs zal
moeten teleurstellen. Mijnheer Schoofs, ik heb uw
vraag ontvangen maar ik was niet op de hoogte
van de uitlatingen die de procureur des Konings
heeft gedaan. Hij heeft mij ook niet van tevoren
meegedeeld dat hij dergelijke uitlatingen zou
doen. Dat is trouwens ook geen geplogenheid. Ik
heb contact genomen met de procureur-generaal
van Antwerpen aangezien dit het geëigende
kanaal is om de stelling van de procureur des
Konings bevestigd of ontkracht te zien. In het
geval van bevestiging kan ik zo vernemen binnen
welke context een en ander werd gezegd. Ik heb
nog geen antwoord ontvangen van de procureur-
generaal. Zodra ik dat antwoord ontvang, zal ik
niet nalaten het u onverkort over te maken. Ik wil
wel antwoorden op uw vraag, maar momenteel
ben ik daar niet toe bij machte bij gebrek aan de
inlichtingen die ik moet ontvangen voor een
afdoend antwoord.
06.03 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Mijnheer
de minister, intussen hebt u kennis genomen van
de sluiting van dancings in en rond Limburg. In
Limburg zitten we met een groot probleem, ook al
omdat de drugstrafiek vanuit Nederland en
Duitsland onze provincie binnensluipt. Ik wil dan
ook graag uw standpunt hierover horen. Welke
maatregelen zult u nemen en welke stimuli zult u
de parketten geven om met betrekking tot het
drugsgebruik rond dancings in de nodige
gerechtelijke middelen te voorzien?
06.04 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer
Schoofs, het antwoord is eenvoudig. Ik ben een
legalist en ik weet wat er momenteel in de
wetgeving staat en op welke internationale
verdragen werd ingegaan. Er is verder ook een
richtlijn die werd uitgevaardigd. Dat zijn de
instrumenten waarover ik momenteel beschik, op
dit ogenblik zijn er geen andere.
Moties
Motions
Tot besluit van deze bespreking werden volgende
moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions
suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door
de heer Bert Schoofs en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellatie van de heer Bert Schoofs
en het antwoord van de minister van Justitie,
verzoekt de regering om een kordaat beleid te
voeren ten aanzien van het probleem van
druggebruik, inzonderheid bij jongeren, en om de
maatschappelijke overlast die erdoor veroorzaakt
wordt, krachtdadig in te dijken."
Une motion de recommandation a été déposée
par M. Bert Schoofs et est libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de M. Bert Schoofs
et la réponse du ministre de la Justice,
demande au gouvernement de s'attaquer
fermement au problème de la consommation de
drogues, en particulier chez les jeunes, et de
réduire avec détermination la nuisance sociale
engendrée par ce problème."
Een eenvoudige motie werd ingediend door de
heren Hugo Coveliers, Thierry Giet, Guy Hove en
Fientje Moerman.
Une motion pure et simple a été déposée par MM.
Hugo Coveliers, Thierry Giet, Guy Hove et Fientje
Moerman.
Over de moties zal later worden gestemd. De
bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement.
La discussion est close.
De openbare commissievergadering wordt
gesloten om 11.48 uur.
La réunion publique de commission est levée à
11.48 heures.
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRABV 50 COM 338
CRABV 50 COM 338
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
EKNOPT
V
ERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
A
NALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
J
USTITIE
C
OMMISSION DE LA
J
USTICE
dinsdag mardi
19-12-2000 19-12-2000
10:15 uur
10:15 heures
CRABV 50
COM 338
19/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Mondelinge vraag van de heer Tony Van Parys
aan de minister van Justitie over "de benoeming
van een derde nationaal magistraat" (nr. 2953)
1
Question orale de M. Tony Van Parys au ministre
de la Justice sur "la nomination d'un troisième
magistrat national" (n° 2953)
1
Sprekers: Tony Van Parys, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Tony Van Parys, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Mondelinge vraag van de heer Guy Hove aan de
minister van Justitie over "delinquenten die
ontoerekeningsvatbaar verklaard worden"
(nr. 2967)
2
Question orale de M. Guy Hove au ministre de la
Justice sur "les délinquants déclarés
irresponsables de leurs actes" (n° 2967)
2
Sprekers: Guy Hove, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Guy Hove, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Mondelinge vraag van de heer Geert Bourgeois
aan de minister van Justitie over "de
deskundigenonderzoeken in strafzaken"
(nr. 2859)
3
Question orale de M. Geert Bourgeois au ministre
de la Justice sur "les expertises en matière
pénale" (n° 2859)
3
Sprekers:
Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs:
Geert Bourgeois, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Samengevoegde mondelinge vragen van
5
Questions orales jointes de
5
- de heer Tony Van Parys aan de minister van
Justitie over "de topbenoemingen bij de Federale
Politie" (nr. 2950)
5
- M. Tony Van Parys au ministre de la Justice sur
"les nominations à la tête de la police fédérale"
(n° 2950)
5
- de heer Karel Van Hoorebeke aan de minister
van Justitie over "de topbenoemingen bij de
Federale Politie" (nr. 2973)
5
- M. Karel Van Hoorebeke au ministre de la
Justice sur "les nominations à la tête de la police
fédérale" (n° 2973)
5
- de heer Jean-Jacques Viseur aan de minister
van Justitie over "de selectieprocedure met
betrekking tot de aanstelling van de
topverantwoordelijken van de politie en de rol die
Ernst & Young hierbij heeft gespeeld" (nr. 2980)
5
- M. Jean-Jacques Viseur au ministre de la
Justice sur "la procédure de sélection relative à la
désignation des hauts responsables de la police
et le rôle joué par la société Ernst & Young"
(n° 2980)
5
Sprekers: Tony Van Parys, Karel Van
Hoorebeke, Jean-Jacques Viseur, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs: Tony Van Parys, Karel Van
Hoorebeke, Jean-Jacques Viseur, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Mondelinge vraag van de heer Karel Van
Hoorebeke aan de minister van Justitie over "de
vervallenverklaringen van het recht tot sturen"
(nr. 2937)
8
Question orale de M. Karel Van Hoorebeke au
ministre de la Justice sur "les déchéances du
permis de conduire" (n° 2937)
8
Sprekers: Karel Van Hoorebeke, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs: Karel Van Hoorebeke, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Interpellatie van de heer Bert Schoofs tot de
minister van Justitie over "het lakse drugbeleid
van de regering" (nr. 590).
10
Interpellation de M. Bert Schoofs au ministre de la
Justice sur "la politique laxiste du gouvernement
en matière de drogues" (n° 590).
10
Sprekers: Bert Schoofs, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Bert Schoofs, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Moties
11
Motions
11
CRABV 50
COM 338
19/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE
COMMISSION DE LA JUSTICE
van
DINSDAG
19
DECEMBER
2000
10:15 uur
______
du
MARDI
19
DÉCEMBRE
2000
10:15 heures
______
De vergadering wordt geopend om 10.20 uur door
de heer Fred Erdman, voorzitter.
De voorzitter: De heer Moerman laat zich
verontschuldigen. Zijn interpellatie nr. 574 en zijn
vraag nr. 2844 gaan dus niet door.
La séance est ouverte à 10.20 heures par M. Fred
Erdman, président.
Le président: M. Moerman s'est fait excuser. Son
interpellation n° 574 et sa question n° 2844 sont
donc reportées.
01 Mondelinge vraag van de heer Tony Van Parys
aan de minister van Justitie over "de benoeming
van een derde nationaal magistraat" (nr. 2953)
01 Question orale de M. Tony Van Parys au
ministre de la Justice sur "la nomination d'un
troisième magistrat national" (n° 2953)
01.01 Tony Van Parys (CVP): In het Staatsblad
van 13 december verscheen de benoeming van de
derde nationaal magistraat. Op welke gronden
gebeurde die benoeming? Wat was het advies van
het College van procureurs-generaal?
01.01 Tony Van Parys (CVP): La nomination du
troisième magistrat national a été publiée au
Moniteur Belge du 13 décembre. Sur quelles bases
se fonde cette nomination ? Quel avis le Collège
des procureurs généraux a-t-il rendu?
01.02 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): Er
boden zich zes kandidaten aan, waarvan er slechts
twee voldeden aan alle wettelijke en andere
vereisten voor een nationaal magistraat. De
benoeming van mevrouw Hilde Vandevoorde stoelt
op objectieve criteria en op het advies van de
voorzitter van het College van procureurs-generaal.
Op grond van dat zeer gunstig advies heb ik niet
geaarzeld haar te benoemen. Ik meen dat zij zonder
veel aanpassingsmoeilijkheden zal kunnen worden
ingeschakeld in de werking van het ambt van
nationaal magistraten.
01.02 Marc Verwilghen , ministre: (en
néerlandais) Parmi les six candidats qui ont posé
leur candidature, deux seulement satisfaisaient à
l'ensemble des exigences fixées par la loi pour
l'accès au poste de magistrat national. La
nomination de Mme Hilde Vandervoorde repose sur
des critères objectifs et sur l'avis rendu par le
président du Conseil des procureurs généraux. Sur
la base de cet avis favorable, je n'ai pas hésité à
nommer cette personne. Je pense qu'elle pourra
endosser sa nouvelle fonction de magistrat national
sans rencontrer trop de problèmes d'adaptation.
01.03 Tony Van Parys (CVP): Was er een
volgorde van kandidaten opgenomen in het advies?
01.03 Tony Van Parys (CVP): L'avis mentionnait-il
un classement des candidats ?
01.04 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): Ik
denk het niet.
01.04 Marc Verwilghen , ministre: (néerlandais)
Je ne le pense pas.
01.05 Tony Van Parys (CVP): Het wekt
verwondering dat de kandidatuur van mevrouw Van
Heers de voorkeur niet kreeg. Zij werkt al vijf jaar tot
eenieders voldoening voor de nationaal magistraat,
zodat haar benoeming de continuïteit zou hebben
01.05 Tony Van Parys (CVP): Il est étonnant de
constater que la préférence n'a pas été accordée à
la candidature de Mme Van Heers. Elle travaille en
effet depuis cinq ans pour le magistrat national, à la
satisfaction générale. Sa nomination aurait permis
19/12/2000
CRABV 50
COM 338
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
gediend.
de travailler dans la continuité.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Mondelinge vraag van de heer Guy Hove aan
de minister van Justitie over "delinquenten die
ontoerekeningsvatbaar verklaard worden"
(nr. 2967)
02 Question orale de M. Guy Hove au ministre de
la Justice sur "les délinquants déclarés
irresponsables de leurs actes" (n° 2967)
02.01 Guy Hove (VLD): De media hebben recent
nogal wat aandacht besteed aan het probleem van
de ontoerekeningsvatbaar verklaarde delinquenten.
In het licht hiervan werd onlangs een reportage
uitgezonden over de interneringsafdeling van de
strafinrichting in Merksplas. Ook De Standaard
bracht schrijnende toestanden aan het licht.
De minister van Justitie hecht veel belang aan de
rol van het element herstel in rechtszaken. Dit wil
zeggen dat de geïnterneerde dader van misdrijven
op de eerste plaats een psychiatrisch patiënt is, die
dan ook als dusdanig moet worden beschouwd.
Horen zware psychiatrische patiënten wel thuis in
stafinrichtingen?
Werd er hierover al overleg gepleegd met de
psychiatrische sector? Zo ja, met welk resultaat?
Komt er eventueel een wijziging van de wet tot
bescherming van de maatschappij?
02.01 Guy Hove (VLD): Il a été beaucoup question
récemment dans les médias du problème des
délinquants déclarés irresponsables de leurs actes.
C'est ainsi qu'un reportage a notamment été
diffusé, il y a peu, à propos de la section
internement de l'établissement pénitentiaire de
Merksplas. Le journal "De Standaard" a également
attiré l'attention sur certaines situations pénibles.
Le ministre de la Justice attache beaucoup
d'importance à la notion de "réparation" en matière
pénale. Cela signifie que l'auteur interné de délits
est avant tout un patient psychiatrique qui doit, dès
lors, être considéré comme tel.
Est-il normal que des patients psychiatriques lourds
soient enfermés dans des établissements
pénitentiaires?
Une concertation a-t-elle déjà eu lieu à ce sujet
avec le secteur psychiatrique? Le cas échéant, quel
a été le résultat de cette concertation?
Procédera-t-on éventuellement à une modification
de la loi de défense sociale?
02.02 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): De
wet van 1964 wilde voor de genoemde categorie in
een aangepaste opvang en behandeling voorzien,
weliswaar in een gesloten kader. De praktische
uitvoering van de wet stuit op veel problemen. De
evaluatie uit 1999 door de Commissie Internering is
zelfs ronduit negatief.
De vorige regering poogde dit te verhelpen: er werd
een interkabinettenwerkgroep forensische
psychiatrie opgestart op 6 oktober 1998. De
werkgroep is nog niet tot concrete resultaten
gekomen. Ik erfde dus een voorbijgestreefde en
sterk bekritiseerde internering zonder dat enig
vernieuwingsproject in de steigers stond. Ik steunde
op aanbevelingen van en gesprekken met de
Commissie Internering om mij op drie projecten te
concentreren. Een eerste opdracht, de actualisering
van de wet, werd toevertrouwd aan de heer Oscar
Vandemeulebroeke, ondervoorzitter van de
Commissie Internering. Een voorontwerp van tekst
is bijna afgerond. Wat de ontwikkeling van een
zorgcircuit voor minder gevaarlijke patiënten betreft,
doe ik een beroep op Volksgezondheid en Sociale
02.02 Marc Verwilghen , ministre (en
néerlandais): La loi de 1964 tendait à organiser
pour cette catégorie de délinquants un accueil et un
traitement adaptés, mais dans un cadre fermé. La
mise en oeuvre pratique de la loi soulève de
nombreux problèmes. L'évaluation réalisée en 1999
par la commission Internement est même
totalement négative.
Le gouvernement précédent a tenté de remédier au
problème. Un groupe de travail intercabinets
"psychiatrie légale" a été constitué le 6 octobre
1998. Les travaux du groupe de travail n'ont encore
donné aucun résultat concret. J'ai donc hérité dans
ce cadre d'un système d'internement dépassé et
critiqué mais pour lequel aucun projet de réforme
n'était en chantier. Je me suis fondé sur des
recommandations de la commission Internement
pour me concentrer sur trois projets. Une première
mission, portant sur l'actualisation de la loi, a été
confiée à M. Oscar Vandemeulebroeke, vice-
président de la commission Internement. Un avant-
projet de texte est pratiquement prêt. En ce qui
concerne la mise en place d'un circuit de soins pour
CRABV 50
COM 338
19/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
Zaken. Er werd een interkabinettenwerkgroep
opgericht. Het probleem werd de Interministeriële
Conferentie voor het Gezondheidsbeleid
voorgelegd. Een bevraging van de sector werd
georganiseerd.
des patients non dangereux, j'ai demandé l'aide des
départements de la Santé publique et des Affaires
sociales. Un groupe de travail intercabinets a été
constitué. La question a également été soumise à la
conférence interministérielle pour la politique en
matière de santé publique. Des représentants du
secteur ont également été entendus.
De problematiek is voor mij hoogdringend. Ik heb
zelf reeds enkele concrete initiatieven genomen. Zo
ben ik gestart met concrete onderhandelingen over
de opvang van medium risk patiënten. In
Vlaanderen verblijven 150 zulke patiënten in
strafinrichtingen. Mits investeringen in personeel en
infrastructuur zouden deze patiënten in gewone
zorgcircuits kunnen worden opgenomen. Het is de
bedoeling om voor deze groep met drie partners
samenwerkingakkoorden af te sluiten. Een eerste
studieronde wordt geëvalueerd op 9 januari. Een
potentiële partner werd reeds gecontacteerd.
De situatie in Wallonië is anders. Daar hebben we
een instelling voor sociaal verweer in Paifve, onder
mijn bevoegdheid, en een instelling voor sociaal
verweer in Doornik en Mons, onder de bevoegdheid
van het Waals Gewest. Hier denk ik aan een
netwerk rond de instelling te Doornik.
Wat de uitbesteding van de zorgverlening voor
patiënten in gevangenissen betreft, willen we die
zorg en behandeling overlaten aan psychiatrische
klinieken in de buurt van de strafinrichtingen. De
administratie werkt een proefproject uit voor de
instelling in Paifve. Het is mijn doel om tot concrete
projecten te komen die op termijn systematisch
zullen leiden tot een beleid dat geïnterneerde
patiënten ook als patiënt behandeld worden.
A mes yeux, il est urgent de régler ce problème. J'ai
déjà pris quelques initiatives concrètes à titre
personnel. Ainsi, j'ai commencé par engager des
négociations sur la prise en charge des patients dits
à risque moyen. En Flandre, cent cinquante patients
appartenant à cette catégorie séjournent en prison.
Si on investissait dans du personnel supplémentaire
et des infrastructures étendues, ces patients
pourraient être pris en charge dans les circuits de
soins ordinaires. Pour cette catégorie, nous avons
l'intention de conclure des accords de coopération
avec trois partenaires. Une première journée
d'études sera l'objet d'une évaluation le 9 janvier.
Un partenaire potentiel a déjà été contacté.
En Wallonie, la situation est différente. Il y a un
établissement de défense sociale à Paifve, qui est
de ma compétence, et deux établissements de
défense sociale à Tournai et à Mons, qui relèvent
de la Région wallonne. Dans ce domaine, je songe
à aménager un réseau gravitant autour de
l'établissement tournaisien.
En ce qui concerne les soins dispensés à des
patients détenus dans des établissements
pénitentiaires, notre intention est de les confier à
des cliniques psychiatriques situées à proximité des
prisons. L'administration est en train d'élaborer un
projet pilote pour l'établissement de Paifve.
L'objectif que je poursuis est l'élaboration de projets
concrets qui, à terme, aboutiront systématiquement
à une politique qui tendra à traiter les patients
internés comme des patients ordinaires.
02.03 Guy Hove (VLD): Dit antwoord bevredigt
me: er zit beweging in het dossier. We blijven het op
de voet volgen.
02.03 Guy Hove (VLD): Cette réponse me satisfait
car elle indique que ce dossier bouge. Nous
continuerons d'y porter une attention toute
particulière à l'avenir.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Mondelinge vraag van de heer Geert
Bourgeois aan de minister van Justitie over "de
deskundigenonderzoeken in strafzaken"
(nr. 2859)
03 Question orale de M. Geert Bourgeois au
ministre de la Justice sur "les expertises en
matière pénale" (n° 2859)
03.01 Geert Bourgeois (VU&ID): De correctionele
rechtbank van Dendermonde zou de verdachten in
een dossier van bedrieglijk faillissement vrijuit
hebben laten gaan wegens overschrijding van de
03.01 Geert Bourgeois (VU&ID): Dans un dossier
relatif à une faillite frauduleuse, le tribunal
correctionnel de Termonde aurait relaxé les
suspects pour dépassement du délai raisonnable.
19/12/2000
CRABV 50
COM 338
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
redelijke termijn. De door de rechtbank aangestelde
boekhoudkundig expert had door tijdsgebrek meer
dan vijf jaar nodig om zijn verslag in te dienen,
hoewel hij slechts 3,5 uren werkte aan dit dossier.
Ik wees reeds meermaals op de problemen met
expertises in strafzaken, doch ook in gerechtelijk
privaatrecht, die voor enorme vertragingen zorgen
en die nauwelijks worden opgevolgd. Hoe zal de
minister een snellere afhandeling, een minimale
kwaliteit en een betere opvolging ervan
garanderen? Worden maatregelen overwogen
tegen deskundigen die hun taak verwaarlozen?
Komt er een aansprakelijkheidsvordering?
Le temps nécessaire lui faisant défaut, l'expert
comptable désigné par le tribunal a pris plus de cinq
ans pour remettre son rapport. Il n'a consacrét que
3,5 heures au dossier.
J'ai souligné à plusieurs reprises les problèmes
générés par les expertises dans des affaires
pénales et dans le droit judiciaire privé. Il en résulte
d'énormes retards, de sorte que le suivi ne peut
guère être assuré. Que compte faire le ministre
pour garantir un traitement plus rapide, une qualité
minimale et un meilleur suivi de ces affaires ?
Envisage-t-il des mesures à l'encontre des experts
négligents ? Une action en responsabilité est-elle
envisagée ?
03.02 Minister Marc Verwilghen (Nederlands):
Het deskundigenonderzoek in strafzaken is niet
wettelijk geregeld. Het Wetboek van Strafvordering
bepaalt alleen dat bij betrapping op heterdaad de
procureur des Konings of een officier van
gerechtelijke politie in het kader van een
opsporingsonderzoek een deskundigenonderzoek
kan bevelen. Het is ook mogelijk dat de
onderzoeksrechter of het vonnisgerecht een
deskundige aanstelt. De onderzoeksrechter
oordeelt in alle vrijheid of het
deskundigenonderzoek al dan niet nodig is. Het
vonnisgerecht kan ambtshalve of op verzoek van
een van de partijen tot een deskundigenonderzoek
besluiten.
In Gent wordt een cursus gerechtelijk recht -
deskundigenonderzoek gegeven om de
deskundigen beter op hun taak voor te bereiden.
Die cursus wordt gretig en massaal gevolgd. Het
hoofdstuk deskundigenonderzoek in het
Gerechtelijk Wetboek moet inderdaad op punt
worden gezet, rekening houdend met de
aanbevelingen van de parlementaire
onderzoekscommissie. Dat wetgevend werk wordt
thans voorbereid, zodat in de toekomst
kwaliteitsgaranties en andere wettelijk zullen
worden ingeschreven.
Wat de aanpassing van het Wetboek van
Strafvordering betreft, zitten wij nog in de
voorbereidende fase. Ik kan nog niet voorspellen
wanneer het werk zal zijn afgerond.
Het is niet aan de minister te bepalen welke
deskundige in een bepaalde zaak moet worden
aangesteld, maar aan de procureur, de
onderzoeksrechter of de rechter. Men doet meestal
een beroep op een lijst die door het parket werd
opgesteld. Er bestaan ook privé-publicaties van
zulke specialisten. De kwaliteit van de deskundigen
lijkt me dus verzekerd te zijn.
03.02 Marc Verwilghen , ministre (en
néerlandais): Il n'existe pas de dispositions légales
pour les expertises en matière pénale. Le Code
d'instruction criminelle prévoit qu'en cas de flagrant
délit, le procureur du Roi ou un officier de la police
judiciaire peut, dans le cadre d'une information,
ordonner une expertise. Il se peut aussi que le juge
d'instruction ou la juridiction appelée à connaître de
la cause désigne un expert. Le juge d'instruction
décide en toute autonomie de faire procéder à une
expertise. La juridiction de jugement peut décider,
d'office ou à la demande d'une des parties, de faire
procéder à une expertise.
A Gand, une formation en droit judiciaire et
expertise permet de mieux préparer les experts.
Les cours connaissent un très vif succès. Le
chapitre du Code judiciaire qui a trait à l'expertise
doit, en effet, être adapté à la lumière des
recommandations de la commission d'enquête
parlementaire. Ce travail législatif est actuellement
en préparation et les garanties relatives à la qualité
et aux autres aspects seront définies légalement à
l'avenir.
En ce qui concerne les aménagements à apporter
au Code d'instruction judiciaire, nous en sommes
encore au stade préparatoire. Je ne puis pas
encore avancer de date.
Il n'incombe pas au ministre mais au procureur, au
juge d'instruction ou au juge de désigner l'expert qui
sera chargé d'une affaire déterminée. Le choix se
fait généralement sur une liste établie par le
parquet. Il existe également des publications
privées en la matière. La qualité des experts me
semble donc dûment garantie.
CRABV 50
COM 338
19/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
De bewijslast bij strafzaken berust bij het openbaar
ministerie. Het deskundigenonderzoek kadert in die
bewijsvoering. De parketmagistraat of
onderzoeksrechter moet de expert dan ook
controleren en tot spoed aanmanen. Een uiterste
datum kan worden opgelegd. Onverantwoorde
vertraging kan tot een vermindering van het
honorarium leiden en tot disciplinaire maatregelen.
En matière pénale, la charge de la preuve incombe
au ministère public et l'expertise fait partie de la
procédure de l'administration de la preuve. Le
magistrat du parquet ou le juge d'instruction doivent
dès lors contrôler l'expert et l'inciter à faire
diligence. Aucun élai ne peut être imposé. Un retard
injustifié peut entraîner une réduction des
honoraires, voire des mesures disciplinaires.
03.03 Geert Bourgeois (VU&ID): Het antwoord
van de minister van Justitie stemt mij gematigd
optimistisch. Het gaat wel om de zoveelste
werkgroep. Wat waren de resultaten van de vorige
werkgroepen? Dat is niet heel duidelijk.
Ik hoop dat de minister ook het strafrecht niet buiten
schot laat.
Misschien is het ook nuttig om te spreken met het
college van procureurs-generaal dat kon
meewerken aan een kwaliteitsonderzoek en aan de
versnelling van de afhandeling van hangende
zaken.
03.03 Geert Bourgeois (VU&ID): Je suis
modérément optimiste après avoir entendu la
réponse du ministre de la Justice. En effet, on crée
un énième groupe de travail sans avoir la moindre
certitude en ce qui concerne les résultats obtenus
par les autres groupes de travail.
J'espère que le ministre réformera aussi le droit
pénal.
Peut-être serait-il utile d'avoir un échange de vues
avec le collège des procureurs généraux, dans la
mesure où ces hauts magistrats peuvent participer
à un audit et contribuer à accélérer le traitement des
affaires courantes.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Tony Van Parys aan de minister van
Justitie over "de topbenoemingen bij de Federale
Politie" (nr. 2950)
- de heer Karel Van Hoorebeke aan de minister
van Justitie over "de topbenoemingen bij de
Federale Politie" (nr. 2973)
- de heer Jean-Jacques Viseur aan de minister
van Justitie over "de selectieprocedure met
betrekking tot de aanstelling van de
topverantwoordelijken van de politie en de rol die
Ernst & Young hierbij heeft gespeeld" (nr. 2980)
04 Questions orales jointes de
- M. Tony Van Parys au ministre de la Justice sur
"les nominations à la tête de la police fédérale"
(n° 2950)
- M. Karel Van Hoorebeke au ministre de la
Justice sur "les nominations à la tête de la police
fédérale" (n° 2973)
- M. Jean-Jacques Viseur au ministre de la
Justice sur "la procédure de sélection relative à
la désignation des hauts responsables de la
police et le rôle joué par la société Ernst &
Young" (n° 2980)
04.01 Tony Van Parys (CVP): Het Parlement moet
nauwlettend toezien op de kwaliteit van de
topbenoemingen bij de federale politie. Concrete
vragen dringen zich op: verliepen die
topbenoemingen wel volgens de
assessmentprocedure?
De procureur-generaal van Mons, de heer Ladrière,
lekte de kandidatenlijst van het assessmentbureau.
Welke intenties moeten hem worden
toegeschreven? Op deze wijze zet hij alle
benoemingen terug op de helling. Zal de minister
optreden tegen de heer Ladrière?
Bij de uiteindelijke benoemingen figureren namen
die niet op de lijst van het assessmentbureau
stonden. Bovendien werd slechts één topfiguur van
04.01 Tony Van Parys (CVP): Le Parlement doit
veiller attentivement à la qualité des nominations à
la tête de la police fédérale. Un certain nombre de
questions concrètes se posent. Ainsi, a-t-on bien
suivi la procédure d'évaluation pour procéder à ces
nominations ?
Le procureur général de Mons, M. Ladrière, est à
l'origine d'une fuite concernant la liste des candidats
du bureau d'évaluation. Quelles intentions se
cachent derrière son attitude ?
Parmi les nominations définitives, figurent les noms
de personnes qui ne sont pas mentionnées sur la
liste du bureau d'évaluation. En outre, un seul
19/12/2000
CRABV 50
COM 338
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
de gerechtelijke politie aangesteld. Dat doet vragen
rijzen over het verloop van de benoemingen en het
respect voor het principe "the right man/woman on
the right place". Dat principe is overduidelijk met de
voeten getreden. Ook De Morgen maakte melding
van het feit dat van de oorspronkelijke
rangschikking zou zijn afgeweken. De heer De
Witte van het verantwoordelijke assessmentbureau
Ernst & Young betreurt in de krant deze evolutie,
omdat ze afwijkt van de gemaakte afspraken en de
eerder gedane beloften.
membre de premier plan de la police judiciaire
figure parmi les élus, ce qui soulève un certain
nombre de questions sur le déroulement de la
procédure de nomination et sur le respect du
principe qui commande que l'on désigne à une
fonction la personne appropriée. Ce principe a été
galvaudé. Le quotidien "De Morgen" a également
révélé que l'on aurait dérogé au classement initial.
Dans un article, M. De Witte, qui travaille pour le
bureau responsable de l'évaluation Ernst &Young,
regrette la tournure que prend ce dossier étant
donné que les accords conclus et les promesses
faites ne sont pas respectés.
Waren er al dan niet adviezen van de procureurs-
generaal en procureurs des Konings over beide
topbenoemingen, zoals dit door de wet wordt
voorgeschreven?
Le procureur général et le procureur du Roi avaient-
ils rendus un avis concernant les deux nominations,
conformément à la loi,?
04.02 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Minister
Van den Bossche van Ambtenarenzaken verklaarde
een tijdje geleden in de commissie Binnenlandse
Zaken op vragen over de topbenoemingen bij de
federale politie, dat de meest geschikten zouden
worden benoemd. Er zou geen rekening worden
gehouden met het feit of de kandidaten afkomstig
zijn uit rijkswacht, gerechtelijke politie of
gemeentelijke politie, ondanks onze suggestie om
toch ook rekening te houden met de verscheidene
korpsen.
Een bepaalde vakbond betichtte de minister van
fraude, maar minister Van den Bossche heeft naar
mijn oordeel voldoende bewijs geleverd van het
tegendeel.
Voor de minister was het belangrijkste criterium dat
de juiste persoon op de juiste plaats komt. Verleden
vrijdag heeft de Ministerraad de topbenoemingen
goedgekeurd. Nogal wat mensen hebben de indruk
dat er uiteindelijk toch verdeeld werd tussen de
korpsen en dat een aantal bekende namen
opduiken. Kan de minister deze indruk ontkrachten?
Werd het principe dat de beste man voor elke
topfunctie zou worden aangesteld, gerespecteerd?
04.02 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Il y a
quelque temps, le ministre de la Fonction publique,
M. Van den Bossche, avait déclaré en commission
de l'Intérieur, en réponse à des questions
concernant les nominations à la tête de la police
fédérale, que les personnes les plus compétentes
seraient nommées et qu'il ne serait pas tenu
compte de l'appartenance des candidats à la
gendarmerie, à la police judiciaire ou à la police des
villes et des communes, en dépit de notre
proposition visant à néanmoins prendre en
considération les différents corps en présence.
Un syndicat a accusé le ministre de fraude mais je
pense que le ministre Van den Bossche a à
suffisance apporté la preuve du contraire.
Le ministre estimait que le plus important est de
placer "la bonne personne à la bonne place".
Vendredi dernier, le Conseil des ministres a
approuvé les nominations à la tête de la police
fédérale. Nombreux sont ceux qui partagent le
sentiment qu'il a, en définitive, été procédé à une
"répartition" entre les différents corps et qu'un
certain nombre de figures célèbres refont surface.
Le ministre est-il en mesure de démentir ces
affirmations? A-t-on respecté le principe qu iveut
que chaque fonction dirigeante soit occupée par la
personne la plus appropriée ?
04.03 Jean-Jacques Viseur (PSC): Ik wil het
voornamelijk hebben over de selectieprocedure
voor de topfuncties bij de politie en de rol die het
bedrijf Ernst & Young daarin speelde.
Welke opdracht kreeg het bedrijf precies? Op grond
van welke procedure werd voor dit bedrijf gekozen?
Heeft het bedrijf handelsbetrekkingen met de
04.03 Jean-Jacques Viseur (PSC): J'évoquerai
principalement la procédure de sélection relative à
la désignation des hauts responsables de la police
et le rôle joué par la société Ernst & Young.
Quelle mission a-t-elle exactement été confiée à
cette société ? Quelle procédure a présidé au choix
de celle-ci ? Entretient-elle des relations
CRABV 50
COM 338
19/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
rijkswacht? Zo ja, kunt u die omschrijven? Klopt het
dat een of meerdere gedetacheerde rijkswachters
bij dit bedrijf directiefuncties uitoefenen? Zo ja, kunt
u die functies omschrijven?
Hoe zijn de kandidaten geselecteerd? Genoten
sommige kandidaten ter voorbereiding van de
selectie een opleiding? Zo ja, waarom kregen niet
alle kandidaten een opleiding? Welke controle
oefende de regering op de selectie uit?
commerciales avec la gendarmerie et quelle en est
la teneur
? Est-il exact qu'un ou plusieurs
gendarmes détachés exercent des fonctions de
direction dans cette société ? Si oui, en quoi ces
fonctions consistent-elles ?
Enfin, comment la sélection des candidats s'est-elle
opérée ? Certains candidats ont-ils bénéficié d'une
formation les préparant à cette sélection ? Si oui,
pourquoi l'ensemble des candidats n'a-t-il pas
bénéficié de cette formation ? Quel contrôle le
gouvernement a-t-il exercé sur cette sélection ?
04.04 Minister Marc Verwilghen (Nederlands):
Alle voordrachten door de minister van
Binnenlandse Zaken en mezelf gebeurden wel
degelijk via de selectiecommissie en de
assessmentprocedure. Het principe "the right man
on the right place" werd gehuldigd, onder meer
doordat geen rekening werd gehouden met het
korps van herkomst. De meest geschikte personen
werden geselecteerd voor de topbenoemingen bij
de federale politie. Het KB over deze benoemingen
bevat de voorwaarden en bepalingen in verband
met de selectie- en assessmentprocedure, en stelt
de ministers in staat op advies van de
selectiecommissie kandidaten voor de
benoemingen voor te stellen.
Het incident in verband met een lid van de
selectiecommissie wordt onderzocht. Ook ik hecht
belang aan de discretieplicht.
Voor de kandidaat directeur-generaal heb ik wel
degelijk het door de wet opgelegde advies
ingewonnen. Voor de adjunct-directeur is zo'n
advies niet vereist.
04.04 Marc Verwilghen , ministre (en
néerlandais): Tous les candidats présentés par le
ministre de l'Intérieur et moi-même ont été dûment
choisis par la commission de sélection, sur la base
de la procédure d'évaluation. Par référence au
principe "the right man in the right place", il n'a pas
été tenu compte du corps dont sont issus les
candidats. Les plus qualifiés ont été sélectionnés
pour les nominations à la tête de la police fédérale.
L'arrêté royal relatif à ces nominations énonce les
conditions et dispositions régissant la procédure de
sélection et d'évaluation et permet aux ministres de
proposer des candidats sur la base de l'avis formulé
par la commission de sélection.
L'incident relatif à un membre de la commission de
sélection est actuellement à l'examen. Je suis
également très attaché au devoir de réserve.
En ce qui concerne le candidat à la fonction de
directeur général, j'ai effectivement demandé l'avis
imposé par la loi. Pour le directeur adjoint, un tel
avis n'est pas requis.
(Frans) Mijnheer Viseur, de vragen die u gesteld
heeft zijn niet de vragen waarvan sprake in de brief
die de Kamer mij heeft toegezonden.
De firma Ernst & Young werd met de opdracht
belast via de minister van Ambtenarenzaken. U
wende zich dus tot hem met uw vragen
dienaangaande.
(En français ) A M. Viseur, je dirai que les questions
qu'il a posées sont tout à fait différentes de celles
contenues dans le courrier qui m'a été transmis par
la Chambre.
La société Ernst et Young a été désignée par
l'intermédiaire du ministre de la Fonction publique.
C'est donc lui qui doit être interrogé.
04.05 Tony Van Parys (CVP): Ik heb de stellige
indruk dat het oorspronkelijk advies van het
assessmentbureau bij de uiteindelijke benoemingen
niet werd gevolgd. Het lek heeft dit trouwens
aangetoond. Ik vraag me af waarom dan toch van
de eerder gemaakte afspraak werd afgeweken.
Welke krachten zijn hier aan het werk geweest?
Zal de lekkende procureur-generaal van Mons, de
04.05 Tony Van Parys (CVP): J'ai le sentiment
très net que l'avis initial du bureau d'évaluation n'a
pas été suivi lorsque les nominations ont finalement
été décidées. La fuite l'a d'ailleurs démontré. Je me
demande, dès lors, pourquoi il a été dérogé à
l'accord conclu précédemment. Quelles pressions
ont été exercées?
M. Ladrière, le procureur général de Mons, qui est à
19/12/2000
CRABV 50
COM 338
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
heer Ladrière, worden bestraft voor zijn
ontoelaatbaar gedrag? Welke instrumenten staan
minister Verwilghen hiervoor ter beschikking?
l'origine des fuites, sera-t-il sanctionné pour son
comportement inadmissible? De quels instruments
le ministre Verwilghen dispose-t-il?
04.06 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Ik ga ervan
uit dat de minister de juiste informatie verstrekt.
Toch kan men niet ontkennen dat er altijd een
oorzaak is voor een lek. Het lek in dit dossier wijst
erop dat men iets heeft willen aanklagen.
De minister beaamt dat er geen rekening werd
gehouden met de korpsen waaronder de
kandidaten ressorteren. Daar blijf ik vragen bij
hebben. Er hangt toch weer een zweem van
partijdigheid over de topbenoemingen.
04.06 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Je suppose
que les informations fournies par le ministre sont
correctes. On ne peut toutefois nier qu'il y a toujours
une cause aux fuites. La fuite qui s'est produite
dans ce dossier indique que l'on a cherché à
dénoncer quelque chose.
Le ministre confirme qu'il n'a pas été tenu compte
de l'appartenance des candidats à un corps ou à un
autre. Je continue à m'interroger à ce sujet. Ces
nominations au sommet ont malgré tout encore des
relents partisans.
04.07 Jean-Jacques Viseur (PSC): Wij stellen
hier een merkwaardige bevoegdheidsverschuiving
vast. Voor dergelijke materies zijn in principe de
ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie
bevoegd, want het gaat hier om topbenoemingen,
en nu verwijst men mij door naar de minister van
Ambtenarenzaken. Ik ben bang dat ik het niet goed
begrijp.
04.07 Jean-Jacques Viseur (PSC): On assiste ici
à un curieux glissement de compétences. Alors que
ces matières relèvent en principe de la
responsabilité des ministres de l'Intérieur et de la
Justice, puisqu'il s'agit de nominations à un haut
niveau, on me renvoie au ministre de la Fonction
publique. Je crains de ne pas bien comprendre.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Mondelinge vraag van de heer Karel Van
Hoorebeke aan de minister van Justitie over "de
vervallenverklaringen van het recht tot sturen"
(nr. 2937)
05 Question orale de M. Karel Van Hoorebeke au
ministre de la Justice sur "les déchéances du
permis de conduire" (n° 2937)
05.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Uit het
jaarverslag 1999 van het Belgisch Instituut voor de
Verkeersveiligheid blijkt dat het aantal
vervallenverklaringen van het recht op sturen, met
en zonder examen, sterk gedaald is in vergelijking
met de vorige jaren. Wat is de oorzaak van deze
daling? Rijden onze chauffeurs plotseling veel
veiliger? Volgens de Europese statistieken alleszins
niet. Houdt de daling verband met bijzondere
richtlijnen die aan politierechters zijn verstrekt?
De verlaging van het aantal vervallenverklaringen
staat in schril contrast met het aantal processen-
verbaal dat voor 1999 meer dan een half miljoen
bedroeg. Hoe verklaart de minister deze
discrepantie?
Zal het college van procureurs-generaal concrete
richtlijnen geven om het uitspreken van de
vervallenverklaringen van het recht tot sturen als
een efficiënt instrument ter bevordering van de
verkeersveiligheid te hanteren? Zullen deze
richtlijnen leiden tot meer eenvormigheid?
05.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Il ressort du
rapport annuel 1999 de l'Institut belge de la sécurité
routière que le nombre de déchéances du droit de
conduire, avec ou sans obligation de représenter
l'examen, a fortement diminué par rapport aux
années antérieures. Quelles sont les causes de
cette diminution? Les conducteurs belges se
seraient-ils à ce point assagis? Les statistiques
européennes ne vont en tout cas pas dans ce sens.
Cette diminution serait-elle plutôt due à des
directives particulières données aux juges de
police?
Cette diminution du nombre de déchéances
contraste vivement avec le nombre de procès-
verbaux dressés en 1999, à savoir plus d'un demi-
million. Comment le ministre explique-t-il ce
contraste?
Le Collège des procureurs généraux donnera-t-il
des directives concrètes pour que les déchéances
du droit de conduire soient utilisées comme
instrument efficace de promotion de la sécurité
routière? Ces directives permettront-elles de
réaliser une plus grande uniformité?
CRABV 50
COM 338
19/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
Welke maatregelen zijn genomen om het
verkeersveiligheidsplan uit te voeren? In hoeverre
kan dit plan concreet bijdragen tot minder
verkeersslachtoffers?
Quelles mesures ont été prises pour garantir la
mise en oeuvre du plan de sécurité routière? Dans
quelle mesure ce plan pourra-t-il concrètement
contribuer à diminuer le nombre de victimes de la
route?
05.02 Minister Marc Verwilghen (Nederlands):
We kunnen uit de daling van het aantal
vervallenverklaringen niet afleiden dat er meer
verkeersveiligheid is. De laatste tien jaar is er wel
een daling van het aantal zware ongevallen met
doden. Tegelijkertijd was er een enorme
verkeerstoename, meer specifiek van zware
wagens. Er zijn dus meer overtredingen en PV's
omdat er veel meer deelnemers zijn aan het
wegverkeer.
Hierover bestaat geen grondige studie. We weten
niet of er een correlatie bestaat tussen het aantal
processen-verbaal en het aantal
vervallenverklaringen. De rechter is vrij en
onafhankelijk in zijn beoordeling van de feiten in de
PV's. Er kunnen dus meer feiten zijn gepleegd dan
er vervallenverklaringen worden uitgesproken. Ik
kan door de scheiding der machten geen richtlijnen
aan de rechters uitvaardigen. Mijn positief
injunctierecht is immers beperkt tot het uitoefenen
van de strafvordering. De vermindering van het
aantal vervallenverklaringen heeft dus zeker niets te
maken met richtlijnen. Ook het college van
procureurs-generaal heeft die bevoegdheid niet.
Binnen het federaal veiligheids- en detentieplan
wordt ook aandacht besteed aan de
verkeersveiligheid, meer bepaald aan de
verkeersongevallen met persoonlijk letsel. Een think
tank zal op mijn kabinet de vigerende
strafwetgeving op het vlak van de verkeersveiligheid
bestuderen. Ik verwijs bijvoorbeeld naar de
onmiddellijke intrekking van het rijbewijs en naar het
rijden onder invloed van alcohol, drugs of
geneesmiddelen.
Ik heb een richtlijn uitgevaardigd over
verkeersagressie met de bedoeling de
verkeersinbreuken met gebruik van geweld
eenduidig aan te pakken.
De ministers van Binnenlandse Zaken, Mobiliteit en
ikzelf plegen overleg over de bescherming van het
slachtoffer in verkeersongevallen.
Op 7 december heb ik een brochure voorgesteld
over de opvang van kinderen en hun familie die het
slachtoffer worden van een verkeersongeval.
05.02 Marc Verwilghen , ministre (en
néerlandais): La diminution du nombre des
déchéances n'est pas nécessairement le signe
d'une amélioration de la sécurité routière. La chute
du nombre d'accidents graves avec mort d'homme
au cours des dix dernières années est allée de pair
avec un accroissement considérable du trafic
routier concernant, en particulier, les véhicules
lourds. La multiplication des procès-verbaux et des
infractions est donc liée à la multiplication des
usagers de la route.
Aucune étude approfondie n'a été consacrée à
cette matière. Nous ignorons s'il existe une
corrélation entre le nombre des procès-verbaux et
celui des déchéances. Le juge évalue les faits
consignés dans les procès-verbaux en toute liberté
et indépendance. Le nombre des faits commis peut
donc excéder celui des déclarations de déchéance.
La séparation des pouvoirs m'interdit de donner des
directives aux juges. Mon droit d'injonction positif se
limite, en effet, à l'exercice de l'action pénale. La
diminution du nombre des déchéances est donc
totalement étrangère à l'existence d'éventuelles
directives. Le Collège des procureurs généraux
n'est pas davantage compétent en cette matière.
Le plan fédéral de sécurité et de détention traite
également de la sécurité routière, plus
particulièrement des accidents de circulation
provoquant des dommages corporels. La législation
en vigueur en matière de sécurité routière sera
étudiée en détail par un groupe de travail constitué
au sein de mon cabinet. A titre d'exemple, je me
réfère au retrait immédiat du permis de conduire et
à la conduite sous l'influence d'alcool, de drogues
ou de médicaments.
J'ai promulgué une directive relative à l'agressivité
au volant dans le but de réprimer sans équivoque
les infractions au code la route commises avec
violence.
Les ministres de l'Intérieur et de la Mobilité et moi-
même nous concertons à propos de la protection
des victimes d'accidents de la route.
Le 7 décembre, j'ai proposé la diffusion d'une
brochure sur l'accueil d'enfants victimes d'un
accident de la route et de leur famille.
19/12/2000
CRABV 50
COM 338
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
05.03 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Uit het
antwoord van de minister leid ik af dat de zetelende
rechter vrij beslist. Er zijn geen duidelijke richtlijnen.
Het blijft een feit dat Nederland en Duitsland veel
lager scoren wat betreft het aantal verkeersdoden.
Deze problematiek moet een prioriteit vormen voor
de regering. Teveel families worden elk jaar
getroffen door het verlies van gezinsleden bij
verkeersongevallen.
Het incident is gesloten.
05.03 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Je déduis
de la réponse du ministre que le juge du siège
décide librement. Il n'y a pas de directives précises.
Il n'en demeure pas moins qu'aux Pays-Bas et en
Allemagne, le nombre de victimes de la circulation
est nettement moins élevé. Ce problème devrait
constituer une priorité pour le gouvernement. Trop
de familles sont touchées chaque année par la
perte d'un être cher décédé dans un accident de la
circulation.
L'incident est clos.
06 Interpellatie van de heer Bert Schoofs tot de
minister van Justitie over "het lakse drugbeleid
van de regering" (nr. 590).
06 Interpellation de M. Bert Schoofs au ministre
de la Justice sur "la politique laxiste du
gouvernement en matière de drogues" (n° 590).
06.01 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Naar
aanleiding van een aantal recente incidenten in
Lommel en Diest, waarbij sprake is van
drugdelicten en drughandel in de buurt van
discotheken, stelde de procureur des Konings te
Hasselt dat het drugbeleid van de nationale
overheid sterk te wensen overlaat. Hij klaagde
onder meer aan dat er een feitelijk gedoogbeleid
wordt gevoerd inzake drugs, omdat de vorige
regering de laagste vervolgingsprioriteit aan de
drugbestrijding heeft gegeven en deze regering dit
lakse beleid overneemt.
Is de minister op de hoogte van de uitlatingen van
de procureur des Konings te Hasselt?
Zal hij met hem contact opnemen om nader kennis
te maken met zijn uitlatingen?
Zal minister Verwilghen afstappen van het feitelijk
gedoogbeleid? Zo neen, waarom niet?
06.01 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Faisant
allusion à des incidents liés à des faits de
consommation et de trafic de drogue qui se sont
produits à Lommel et à Diest, à proximité de
discothèques, le procureur du Roi de Hasselt a
déclaré que la politique en matière de drogue mise
en oeuvre par les autorités fédérales laisse
fortement à désirer. Il a notamment dénoncé la
politique de tolérance en matière de drogue, le
gouvernement précédent ayant décidé que la lutte
contre la toxicomanie aurait le degré de priorité le
plus bas et l'actuel gouvernement ayant adopté la
même position.
Le ministre est-il au courant des déclarations du
procureur du Roi de Hasselt?
A-t-il l'intention de prendre contact avec lui pour
discuter du problème?
Le ministre a-t-il, par ailleurs, l'intention de mettre
un terme à cette politique de tolérance en matière
de drogues? Dans la négative, pourquoi?
06.02 Minister Marc Verwilghen (Nederlands):
Uw vraag heeft mij te elfder ure bereikt. Ik was niet
op de hoogte van de uitlatingen van de procureur
des Konings. Ik nam contact op met procureur-
generaal Dekkers te Antwerpen, maar kreeg nog
geen antwoord. Ik kan u dus momenteel geen
afdoend antwoord geven.
06.02 Marc Verwilghen , ministre (en
néerlandais): Votre question ne m'a été
communiquée que tardivement. Je n'étais pas au
courant des déclarations du procureur du Roi. J'ai
pris contact avec le procureur général Dekkers
d'Anvers mais je n'ai pas encore reçu de réponse. Il
m'est donc impossible de vous donner une réponse
satisfaisante pour l'instant.
06.03 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Welk
standpunt neemt de minister principieel in
tegenover de sluiting van de dancings en het welig
tierend druggebruik er rond?
06.03 Bert Schoofs (VLAAMS BLOK): Quelle est
la position du ministre en ce qui concerne la
fermeture des dancings et le fait que la
consommation de drogue est très répandue à
proximité de ceux-ci?.
06.04 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): Ik
ben een legalist. Ik weet wat in onze wetgeving, in
06.04 Marc Verwilghen , ministre (en
néerlandais): Je suis un légaliste. Je sais ce que
CRABV 50
COM 338
19/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
de internationale verdragen en in bestaande
richtlijnen staat en wens dat te respecteren.
stipulent notre législation, les traités internationaux
et les diverses directives et j'entends respecter ces
dispositions.
Moties
Motions
Tot besluit van deze bespreking werden volgende
moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions
suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de
heer Bert Schoofs en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellatie van de heer Bert Schoofs
en het antwoord van de minister van Justitie,
verzoekt de regering om een kordaat beleid te
voeren ten aanzien van het probleem van
druggebruik, inzonderheid bij jongeren, en om de
maatschappelijke overlast die erdoor veroorzaakt
wordt, krachtdadig in te dijken."
Une motion de recommandation a été déposée par
M. Bert Schoofs et est libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de M. Bert Schoofs
et la réponse du ministre de la Justice,
demande au gouvernement de s'attaquer
fermement au problème de la consommation de
drogues, en particulier chez les jeunes, et de
réduire avec détermination la nuisance sociale
engendrée par ce problème."
Een eenvoudige motie werd ingediend door de
heren Hugo Coveliers, Thierry Giet, Guy Hove en
mevrouw Fientje Moerman.
Une motion pure et simple a été déposée par MM.
Hugo Coveliers, Thierry Giet, Guy Hove et Fientje
Moerman.
Over de moties zal later worden gestemd.
De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement.
La discussion est close.
De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 11.48 uur.
La réunion publique de commission est levée à
11.48 heures.
Document Outline