KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50 COM 320
CRIV 50 COM 320
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET HET BEKNOPT VERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC LE COMPTE RENDU ANALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
J
USTITIE
C
OMMISSION DE LA
J
USTICE
dinsdag mardi
05-12-2000 05-12-2000
10:15 uur
10:15 heures
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP Christelijke
Volkspartij
FN Front
National
PRL FDF MCC
Parti Réformateur libéral Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS Parti
socialiste
PSC Parti
social-chrétien
SP Socialistische
Partij
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode + nummer
en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du
n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag (op wit papier, bevat de bijlagen en het
beknopt verslag, met kruisverwijzingen tussen Integraal en
Beknopt Verslag)
CRIV
Compte Rendu Intégral (sur papier blanc, avec annexes et
CRA, avec renvois entre le CRI et le CRA)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV Compte
Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
CRIV 50
COM 320
05/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan
de minister van Justitie over "de billijke
vergoeding" (nr. 2662)
1
Question orale de Mme Trees Pieters au ministre
de la Justice sur "la rémunération équitable"
(n° 2662)
1
Sprekers: Trees Pieters, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Trees Pieters, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Mondelinge vraag van mevrouw Marie-Thérèse
Coenen aan de minister van Justitie over "het
systeem van de beroepsopleiding en de
voorwaardelijke invrijheidstelling van de
veroordeelden" (nr. 2729)
2
Question orale de Mme Marie-Th. Coenen au
ministre de la Justice sur "le système de
formation professionnelle et la libération
conditionnelle pour les condamnés" (n° 2729)
2
Sprekers: Marie-Thérèse Coenen, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs: Marie-Thérèse Coenen, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Justitie over "de oprichting
van de adviesraad voor de magistratuur"
(nr. 2745)
4
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre
de la Justice sur "l'instauration du conseil
consultatif de la magistrature" (n° 2745)
4
Sprekers: Jo Vandeurzen, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Jo Vandeurzen, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Samengevoegde mondelinge vragen van
6
Questions orales jointes de
6
- de heer Karel Van Hoorebeke aan de minister
van Justitie over 'de inbraakgolf die Vlaanderen
reeds geruime tijd teistert' (nr. 2758)
- M. Karel Van Hoorebeke au ministre de la
Justice sur 'la vague de cambriolages qui sévit en
Flandre depuis assez longtemps' (n° 2758)
- de heer Tony Van Parys aan de minister van
Justitie over 'het georganiseerd karakter van het
toenemend aantal diefstallen in Vlaanderen' (nr.
2772)
- M. Tony Van Parys au ministre de la Justice sur
'le caractère organisé d'un nombre croissant de
cambriolages en Flandre' (n° 2772)
Sprekers: Karel Van Hoorebeke, Tony Van
Parys, Marc Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs: Karel Van Hoorebeke, Tony Van
Parys, Marc Verwilghen, ministre de la
Justice
Mondelinge vraag van mevrouw Frieda Brepoels
aan de minister van Justitie over "de financiële
hulp van de Staat aan slachtoffers van
opzettelijke gewelddaden" (nr. 2759)
11
Question orale de Mme Frieda Brepoels au
ministre de la Justice sur "l'aide financière de
l'Etat aux victimes d'actes intentionnels de
violence" (n° 2759)
11
Sprekers: Frieda Brepoels, voorzitter van de
VU&ID-fractie, Marc Verwilghen, minister van
Justitie
Orateurs: Frieda Brepoels, présidente du
groupe VU&ID, Marc Verwilghen, ministre de
la Justice
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Justitie over "de verwerving
van de Belgische nationaliteit" (nr. 2794)
15
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre
de la Justice sur "l'obtention de la nationalité
belge" (n° 2794)
15
Sprekers: Jo Vandeurzen, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Jo Vandeurzen, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Samengevoegde mondelinge vragen van
17
Questions orales jointes de
17
- de heer Richard Fournaux aan de minister van
Justitie over 'de spelwet' (nr. 2756)
- M. Richard Fournaux au ministre de la Justice
sur 'la loi sur les jeux' (n° 2756)
- de heer Vincent Decroly aan de minister van
Justitie over 'het toenemend aantal
kansspelinrichtingen in de grenssteden' (nr. 2818)
- M. Vincent Decroly au ministre de la Justice sur
'la multiplication de cercles de jeux dans certaines
villes frontalières' (n° 2818)
- de heer Jan Mortelmans aan de minister van
Justitie over 'de wet op de kansspelen en de
problematiek van de gokverslaving' (nr. 2847)
- M. Jan Mortelmans au ministre de la Justice sur
'la loi sur les jeux de hasard et la problématique
de la dépendance du jeu' (n° 2847)
Sprekers:
Richard Fournaux, Vincent
Decroly, Jan Mortelmans, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs:
Richard Fournaux, Vincent
Decroly, Jan Mortelmans, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
05/12/2000
CRIV 50
COM 320
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Justitie over "de
evaluatieopdracht inzake de drugwetgeving" (nr.
2832)
22
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre
de la Justice sur "la mission d'évaluation de la
législation en matière de drogues" (n° 2832)
22
Sprekers: Jo Vandeurzen, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Jo Vandeurzen, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
CRIV 50
COM 320
05/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE
COMMISSION DE LA JUSTICE
van
DINSDAG
5
DECEMBER
2000
10:15 uur
______
du
MARDI
5
DÉCEMBRE
2000
10:15 heures
______
De vergadering wordt geopend om 10.18 uur door
de heer Fred Erdman, voorzitter.
La séance est ouverte à 10.18 heures par M. Fred
Erdman, président.
01 Mondelinge vraag van mevrouw Trees
Pieters aan de minister van Justitie over "de
billijke vergoeding" (nr. 2662)
01 Question orale de Mme Trees Pieters au
ministre de la Justice sur "la rémunération
équitable" (n° 2662)
01.01 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, een
aantal maanden geleden heb ik reeds een vraag
gesteld over de billijke vergoeding, meer specifiek
over de inning ervan. Ik was toen trouwens niet
het enige parlementslid dat vragen stelde over dit
aanslepende dossier.
De inning door de aangestelde vennootschappen
verliep immers op een allesbehalve efficiënte
manier. Nu de geïnde bedragen aan de
artiestenuitvoerders moeten worden uitbetaald,
blijkt ook dat bijzonder moeilijk te gaan. Naar
verluidt zouden reeds 660 miljoen frank aan
taksen geïnd zijn. De gerechtigden hebben
daarvan tot vandaag echter nog geen frank gezien
wegens de grote onenigheid tussen de betrokken
vennootschappen, met name Microcam en
Uradex. Men zegt dat alleen al in 1996 en 1997
ongeveer 150 miljard frank geïnd werd, maar dat
dit bedrag zou opgaan aan de vergoeding van
werkingskosten. Dit alles is informatie van horen
zeggen.
Ik vraag me af of het niet beter is beide
instellingen te fuseren tot één instelling die én voor
de inning, én voor de betaling van de artiestentaks
instaat. Mijnheer de minister, mijn vraag is
tweeledig. Hebt u reeds initiatieven genomen om
te verhelpen aan deze problematiek? Indien ja,
wat zijn uw concrete voorstellen?
01.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, ik zal proberen collega Pieters gerust te
stellen. In dit dossier ging het van in het begin
slecht. Het gaat om een wet, tot stand gekomen in
1995 en 1996. De beheersvennootschappen die
toen in het leven geroepen zijn, zijn niet in staat
geweest de zaak naar behoren op te lossen. We
zitten nu met een probleem dat in 1996 gecreëerd
is en waar toen onvoldoende aandacht aan
besteed is. Er bestaan inderdaad twee
beheersvennootschappen van de rechten van de
uitvoerende kunstenaars. U hebt ze genoemd:
Microcam en Uradex. Die
beheersvennootschappen beheren hoofdzakelijk
twee rechten: de billijke vergoeding en de
vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik.
De vergoeding voor het kopiëren voor eigen
gebruik is op 1 augustus 1995 in werking
getreden. Het bedrag van het deel voor
uitvoerende kunstenaars van deze vergoeding is
ondertussen opgelopen tot 401 miljoen BEF. U
sprak daarnet over 150 miljard BEF. Indien er voor
150 miljard BEF geïnd was, waren er
waarschijnlijk minder problemen. De billijke
vergoeding is op 8 juli 1996 in werking getreden.
Dat is de tweede component. Het bedrag van het
deel voor uitvoerende kunstenaars is ondertussen
opgelopen tot meer dan 265 miljoen BEF. De
cijfers door u geciteerd zijn juist. Die bedragen zijn
op dit ogenblik echter geblokkeerd in afwachting
van het bepalen van de delen van elk
beheersvennootschap.
De verdeling van deze rechten vereist een vaste,
stabiele en autonome structuur. Het ministerie van
Justitie heeft aan de vennootschappen begin dit
jaar het oprichten van een dergelijke structuur
gevraagd. Dat moet de mogelijkheid bieden om de
gemeenschappelijke verdeelregels voor beide
vennootschappen uit te werken en een grotere
05/12/2000
CRIV 50
COM 320
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
synergie tussen beide vennootschappen te
realiseren. Ik denk dat de behoeften van beide
vennootschappen op vlak van inning en verdeling,
de middelen waarover de vennootschappen
moeten kunnen beschikken om aan die behoeften
te voldoen, de middelen waarover de
vennootschappen thans beschikken en de mate
waarin de middelen kunnen worden
samengebracht, moeten vastgesteld worden.
Ook de vertegenwoordiging in het buitenland van
het repertorium van elke vennootschap onder
gelijkwaardige voorwaarden en de
vertegenwoordiging in België van het buitenlands
repertorium in een vast juridisch kader moeten
gewaarborgd worden. Een nauwere
samenwerking tussen de twee vennootschappen
was een mogelijkheid. Een andere mogelijkheid
was de oprichting van een gemeenschappelijk
vennootschap door Uradex en Microcam. Een
laatste mogelijkheid was een fusie van Uradex en
Microcam. U hebt het daarnet aangehaald. Het
gaat hier om twee eigen rechtspersoonlijkheden
die een eigen leven leiden. Ze zijn door mijn
voorganger in het leven geroepen. Ze functioneren
blijkbaar niet naar behoren. Ik heb geprobeerd ze
tot eenstemmigheid te brengen en ze te
overtuigen een inspanning te doen.
Er zijn verschillende vergaderingen gehouden.
Een eerste vergadering vond plaats op
5 september 2000 in het ministerie van Justitie en
poogde de beheersverplichting van de rechten die
hen werden toevertrouwd even in herinnering te
brengen en hen te vragen een keuze te maken.
Tegen 30 september 2000 zouden ze een
antwoord geven op de vragen betreffende de
interne werking van het gemeenschappelijke
vennootschap. Deze vragen moesten voor de
mogelijke oprichting van een gemeenschappelijk
vennootschap opgelost worden. Tegen
15 oktober 2000 moest de definitieve versie van
de statuten van de gemeenschappelijke
vennootschap klaar zijn. Dat waren de twee
opdrachten die gegeven zijn.
Ik moet zeggen dat op 15 oktober 2000, na de
termijn van een onderhandelingsprocedure van
ten minste 18 maanden, de twee
vennootschappen er nog altijd niet in waren
geslaagd om de voornoemde vragen in punt 1 te
beantwoorden. Het ministerie van Justitie diende
vast te stellen dat de vennootschappen Microcam
en Uradex niet in staat waren de rechten die aan
hen werden toevertrouwd te beheren en ik heb
dus overwogen om de vergunning onmiddellijk in
te trekken.
Vervolgens heb ik twee alternatieven voorgesteld.
Het eerste alternatief was een arbitrage opzetten
met als doel de vragen te regelen betreffende
deze vennootschap die alleszins moet
beantwoorden aan de waarborgen die nodig zijn
om die taak te kunnen vervullen. Het tweede
alternatief bestond in de onmiddellijke intrekking
van de vergunning van beide vennootschappen,
rekening houdend met de onmogelijkheid waarin
ze zich bevinden om de rechten te beheren die
aan hen zijn toevertrouwd.
Ten gevolge van de voorgenomen intrekking van
vergunning is dan een initiatief genomen door mijn
administratie om de onderhandelingen te
organiseren met de meeste gelede partij met het
oog op de oprichting van één
beheersvennootschap van de rechten van de
uitvoerende kunstenaars. Dat is de enige
mogelijkheid die nog bestaat om uit de impasse te
geraken. Ik moet alleen vaststellen dat eens te
meer, nadat de wetgever in al zijn wijsheid heeft
bepaald om een materie te laten regelen via
beheersvennootschappen, deze
beheersvennootschappen, met de
onafhankelijkheid die hen kenmerkt, er maar niet
in slagen om orde op zaken te stellen. Dat roept
heel wat vragen op met betrekking op tot de
praktische omzetting van de wet terzake.
01.03 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik hoop dat we hierdoor een punt
kunnen zetten achter de discussie omtrent de
billijke vergoeding. Ik ben daar absoluut tegen, ik
zeg u dat heel duidelijk. Ik denk dat heel veel
collega's daar ook niet voor te vinden zijn gezien
de complexiteit die daaruit voortvloeit. De minister
zegt dat dit een voornemen is. Ik neem aan dat
het allemaal niet zo eenvoudig verloopt, maar ik
hoop dat hij er werk van maakt en verder praat
met de administraties om uiteindelijk te komen tot
één inninginstelling.
De voorzitter: De bundeling van al uw vragen en
de antwoorden die u gekregen hebt, zal een
goede leidraad zijn bij de beoordeling van hoe het
nu verder moet.
01.04 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik ben niet de enige geïnteresseerde.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
02 Question orale de Mme Marie-Thérèse
Coenen au ministre de la Justice sur "le
système de formation professionnelle et la
libération conditionnelle pour les condamnés"
CRIV 50
COM 320
05/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
02 Mondelinge vraag van mevrouw Marie-
Thérèse Coenen aan de minister van Justitie
over "het systeem van de beroepsopleiding en
de voorwaardelijke invrijheidstelling van de
veroordeelden" (nr. 2729)
02.01 Marie-Thérèse Coenen (ECOLO-
AGALEV): Monsieur le président, monsieur le
ministre, il me revient que le centre pénitentiaire
Ecole de Marneffe développe une politique très
dynamique en matière d'occupation des détenus
et organise plusieurs ateliers. De plus, plusieurs
formations professionnelles sont possibles. Mais
on remarque une différence de rémunération
entre le fait de s'inscrire dans un atelier de
production ou de choisir une formation
professionnelle. Le premier est payé de 30 à 45
francs l'heure, cela dépend de l'atelier et de la
productivité. La formation plafonne à 25 francs
l'heure. Ce n'est pas nécessairement très
stimulant et beaucoup font le choix d'une
rentabilité immédiate plutôt que de se former en
vue d'une réinsertion à moyen terme.
Sur quels critères se forment les rémunérations
dans les prisons? N'y a-t-il pas moyen de mettre
sur le même pied une formation qualifiante et
valorisante? N'y a-t-il pas moyen d'accorder une
prime pour inciter ceux et celles qui veulent suivre
un cursus en préparant ainsi leur réinsertion
professionnelle?
De même, une inquiétude très forte se fait jour au
sein des détenus, les durées des peines tendant à
s'allonger. Les libérations conditionnelles se font
de plus en plus rares et sont de plus en plus
difficiles à obtenir, au vu de leur complexité. Pour
beaucoup de cas, les juges ont prononcé des
condamnations en tenant compte de la loi Lejeune
et donc du principe de la libération conditionnelle.
Or, celle-ci n'est plus ou peu appliquée. Les
condamnés ne connaissant pas très bien les
critères d'évaluation, ils ressentent ces mesures
comme une nouvelle condamnation, une
condamnation secondaire.
Une question les préoccupe beaucoup: comment
évolue la pratique de la libération conditionnelle?
Est-ce une impression des détenus ou est-ce une
réalité qui se traduit dans les chiffres? Ne serait-il
pas nécessaire de clarifier les règles du jeu, de
manière à éviter à certains de fausses espérances
de libération?
02.02 Marc Verwilghen, ministre: Monsieur le
président, madame Coenen, votre question
contient deux axes: la gratification des détenus,
d'une part, la libération conditionnelle, d'autre part.
En ce qui concerne la gratification des détenus,
l'article 103 des instructions générales pour les
établissements pénitentiaires dispose que le tarif
relatif aux travaux domestiques et à l'entretien du
mobilier et des bâtiments est fixé par le ministre.
En application de cet article, une circulaire du 29
juillet 1998 détermine les gratifications allouées
aux détenus, y compris ceux qui suivent une
formation professionnelle. Cette gratification
s'applique à tous les établissements du royaume.
Le minimum est ainsi de 25 francs par heure pour
les travailleurs les moins expérimentés ou
qualifiés; il est de 28 francs par heure pour les
travailleurs considérés comme expérimentés ou
qualifiés. Le minimum est enfin de 32 francs par
heure pour des travailleurs qui ont fourni la preuve
d'une qualification supérieure ou qui sont chargés
de la surveillance d'installations techniques
spécialisées.
La circulaire précise que les détenus qui suivent
des cours dans le cadre d'une formation
professionnelle reçoivent 25 francs par heure,
montant qui peut être porté à 28 francs par heure
pour ceux qui font preuve d'une application
particulière ou qui réussissent une formation. Ceci
rencontre votre proposition concernant l'octroi
d'une prime.
En pratique, les détenus sont gratifiés non
seulement pour les heures de cours, mais aussi
pour les heures d'études exigées pour la
formation suivie.
Lorsqu'il s'agit d'un travail en atelier dont le produit
est livré au secteur privé, la règle du plus offrant
est d'application. Cette règle entraîne, dans un
certain nombre d'établissements - par exemple, le
centre pénitentiaire Ecole de Marneffe que vous
venez de citer -, des taux plus favorables que la
moyenne.
Les autres catégories de travail sont davantage
soumises aux contraintes budgétaires du secteur
public et donc relativement moins bien
rémunérées, même si dans certains cas des tarifs
supérieurs au minimum peuvent être appliqués,
notamment pour les travaux particulièrement
lourds.
Le bénéfice produit globalement par le travail en
atelier permet à la Régie du travail pénitentiaire de
financer les sommes allouées aux détenus qui
suivent une formation professionnelle. Aligner les
taux applicables à la formation professionnelle sur
les travaux les mieux rémunérés compromettrait
05/12/2000
CRIV 50
COM 320
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
ces travaux puisque le travail est généralement
perçu comme plus pénible en soi qu'une
formation. Ce caractère pénible justifie un certain
décalage par rapport à la formation afin de
maintenir un équilibre. Le taux de rémunération
est, par ailleurs, revu périodiquement en fonction
de l'évolution des prix, d'une part, et des
possibilités budgétaires, d'autre part.
En ce qui concerne la libération conditionnelle, la
loi Lejeune a été abrogée par la nouvelle loi du
5 mars 1998. Cette nouvelle loi, entrée en vigueur
le 1
er
mars 1999, offre de nombreuses garanties
aux détenus, notamment au niveau du débat
contradictoire et énumère les critères à prendre en
considération pour l'octroi d'une libération
conditionnelle. Le détenu doit présenter un plan de
reclassement, à travers lequel apparaît sa volonté
de se réinsérer dans la société. En outre, il ne
peut y avoir de contre-indications impliquant un
risque sérieux pour la société ou constituant
obstacle aux conditions de réinsertion sociale du
condamné. Ces contre-indications ont trait aux
possibilités de reclassement du condamné, à sa
personnalité, à son comportement en détention,
au risque de voir l'intéressé commettre de
nouvelles infractions et enfin à son attitude à
l'égard des victimes.
Les libérations conditionnelles sont désormais
octroyées par une commission de libération
conditionnelle. Il s'agit d'une commission
indépendante, présidée comme vous le savez par
un magistrat.
Les données en ma possession - non officielles
en ce qui concerne l'année 2000 - concernant le
nombre de libérations conditionnelles et libérations
provisoires en vue d'une libération conditionnelle
sont les suivantes:
- en 1995, 725;
- en 1996, 758;
- en 1997, 892;
- en 1998, 919.
L'année 1999 peut difficilement être prise en
considération puisque les deux systèmes ont été
d'application.
Du 1
er
janvier au 15 novembre 2000, 651
libérations conditionnelles ont été octroyées par
différentes commissions.
Actuellement, rien n'indique une réduction
substantielle du nombre des libérations
conditionnelles octroyées à la suite de la nouvelle
loi relative à la jurisprudence des commissions.
Pour pouvoir comparer les chiffres, il faut savoir
combien de condamnés répondaient aux
conditions exigées pour l'obtention d'une libération
conditionnelle. Une étude approfondie doit donc
être entreprise.
A l'heure actuelle, la commission Holsters oeuvre
à l'introduction d'un tribunal d'application des
peines. Cela implique qu'à l'avenir, certains
éléments seront encore adaptés en fonction des
conclusions de cette commission. Voilà, monsieur
le président, la réponse que je voulais adresser à
Mme Coenen.
02.03 Marie-Thérèse Coenen (ECOLO-
AGALEV): Monsieur le président, monsieur le
ministre, on a, effectivement, signalé à plusieurs
reprises que le plan de reclassement du détenu
fait partie du programme établi en vue de
bénéficier d'une libération conditionnelle ainsi que
de la formation qualifiante que les détenus
peuvent suivre en prison. Nous sommes donc en
présence de deux volets d'une même réalité qui
peuvent se conjuguer: le fait d'acquérir un métier
en suivant des formations qualifiantes et le
développement d'un projet de réinsertion cohérent
et adapté dans la société civile.
Personnellement, je désirerais un soutien très clair
dans le cadre de ce projet global, qui concerne
chaque personne. Par ailleurs, je voudrais faire
remarquer que les formations suivies en prison
n'aboutissent pas nécessairement à une
reconnaissance de la qualification acquise, ce qui
rend difficile la valorisation de cet apprentissage
dans la société civile. Des accords peuvent-ils être
conclus? Existe-t-il des pistes? Des réflexions
sont-elles menées dans le sens d'une coopération
avec les communautés puisque cette matière
relève de leurs compétences?
02.04 Marc Verwilghen, ministre: Monsieur le
président, chère collègue, sur ce point, il faut tenir
compte de deux éléments: les travaux de la
commission Holsters qui ne peuvent être croisés
par d'autres initiatives qui seraient mises sur pied.
Par ailleurs, comme vous l'avez souligné, les
compétences des communautés doivent
également être prises en considération. A l'heure
actuelle, nous essayons d'entretenir un contact
régulier avec les communautés pour examiner de
quelle façon cette problématique, du reste
évoquée par votre question, peut évoluer.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Mondelinge vraag van de heer Jo
Vandeurzen aan de minister van Justitie over
"de oprichting van de adviesraad voor de
CRIV 50
COM 320
05/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
magistratuur" (nr. 2745)
03 Question orale de M. Jo Vandeurzen au
ministre de la Justice sur "l'instauration du
conseil consultatif de la magistrature" (n° 2745)
03.01 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, deze
vraag is reeds zijdelings aan bod gebracht tijdens
de bespreking van de beleidsnota en de begroting,
maar aangezien ik vind dat het een belangrijk
onderdeel betreft van de vroeger gesloten
akkoorden en de totstandgekomen wetgeving,
durf ik de vraag precies en formeel te stellen.
De adviesraad voor de magistratuur is een
representatief orgaan van de magistraten.
Terloops laat ik opmerken dat algemeen wordt
verondersteld dat de Hoge Raad ook de
bevoegdheid heeft om de belangen en de
waardigheid van het ambt te bewaken, wat niet
helemaal correct is. Immers, het is de verkozen
adviesraad, uitsluitend uit magistraten
samengesteld, die hiermee belast is. Er is dus een
substantieel verschil met de Hoge Raad.
De adviesraad voor de magistratuur werd
opgericht bij wet van 8 maart 1999. Daarin werd
bepaald dat de verkiezingen ervan voor de eerste
maal samen met die voor de Hoge Raad voor de
Justitie moeten plaatsvinden. Omdat ze wegens
een aantal omstandigheden niet doorgingen, werd
in het koninklijk besluit van 13 juni 1999 de
verkiezingsprocedure opnieuw geïnitieerd. Tot
vandaag zijn er nog geen verkiezingen geweest,
wel een oproep tot de kandidaten. Ik heb
overigens vernomen dat er niet onmiddellijk een
massale belangstelling voor is. In ieder geval, de
desbetreffende wet is tot nu toe niet uitgevoerd.
Vandaar mijn vraag wat de minister en de regering
van plan zijn om alsnog uitvoering aan die wet te
geven. Het koninklijk besluit van 13 juni zegt dat
de secretaris-generaal van het ministerie, of zijn
vervanger de eerste verkiezingen moet
organiseren. Is daartoe reeds een initiatief
genomen? Wat is de stand van zaken?
Wat is volgens de minister de reden dat er geen
gevolg is gegeven aan de tot tweemaal toe
gepubliceerde oproep tot de kandidaten? Kunnen
we het euvel verhelpen?
Wordt de oprichting van de adviesraad door de
regering beschouwd als een prioriteit, initiatief dat
zij in ieder geval moet uitvoeren?
Mijn voornaamste vraag gaat natuurlijk over de
timing die de minister voorstelt. In amendementen
op de wetteksten inzake de algemene vergadering
van de vrederechters wordt verwezen naar de te
wijzigen wet betreffende de adviesraad. Het is dus
belangrijk dat we het vooropgestelde tijdschema
kennen om de verkiezingen alsnog te laten
organiseren.
03.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer
Vandeurzen, voorafgaandelijk, u bent niet de
enige Limburger die met deze materie begaan is
of daaromtrent het woord voert, overigens terecht.
Wat uw eerste vraag betreft, er zijn tot nu toe twee
pogingen ondernomen om de adviesraad voor de
magistratuur te verkiezen. Een eerste poging
geschiedde met een oproep tot de kandidaten op
4 september 1999 met het oog op de verkiezingen
die op 3 december 1999 zouden worden
gehouden. De verkiezingen moesten echter
worden afgeblazen, omdat er onvoldoende geldige
kandidaturen overbleven om alle wettelijk
voorziene plaatsen in te vullen. Op 4 november
1999 werd er een nieuwe oproep tot de
kandidaten gedaan, met het oog op verkiezingen
die op 2 februari 2000 zouden worden gehouden.
Weerom waren er onvoldoende kandidaten
voorhanden, zodat de verkiezingen eens te meer
moesten worden geannuleerd.
Vooraleer een nieuwe verkiezingsronde wordt
aangevat, werd beslist om het koninklijk besluit
houdende de regeling van de
verkiezingsprocedure aan te passen.
Dat moet een tweede oproep mogelijk maken,
zonder dat de procedure ab initio opnieuw diende
te worden gestart, wat nu wel het geval is. Er werd
ook beslist de wet aan te passen om, enerzijds,
een onduidelijkheid met betrekking tot de
magistraten van het parket-generaal van het Hof
van Cassatie weg te werken en, anderzijds, de
verkiezing van de zogenoemde lekenrechters te
laten vallen, omdat dit een zeer problematische
aangelegenheid is.
Deze wettelijke aanpassingen werden ingediend
als amendement op het wetsvoorstel met
betrekking tot de algemene vergadering van de
vrede- en politierechters. Die vergadering is voor
vandaag of morgen gepland; we kunnen dan
meteen dat probleem oplossen.
Ten tweede, er is wel degelijk gevolg gegeven aan
de oproepen tot kandidaatstelling, maar het is
spijtig dat het aantal kandidaten nog onvoldoende
is. Ik ben niet de aangewezen persoon om te
antwoorden op de vraag waarom die reactie zo
lauw was. Alleen de magistratuur is in staat hierop
05/12/2000
CRIV 50
COM 320
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
een antwoord te geven. Ik stel vast dat sommige
kandidaten zeer geïnteresseerd zijn, maar het
blijven wel rari nantes. De administratie heeft er in
ieder geval het raden naar. Het is misschien te
wijten aan het feit dat de adviesraad een orgaan is
met een louter administratieve bevoegdheid. Zijn
adviezen zijn bovendien niet bindend en niet
schorsend. Dat kan ook aan de basis liggen van
de lauwe reactie.
Uw derde vraag is een belangrijke vraag, die u
trouwens ook naar aanleiding van het
begrotingsdebat hebt gesteld. Vermits in de
oprichting van een adviesraad is voorzien door de
wet van 8
maart
1999, moet de wil van de
wetgever ook op dit vlak uitgevoerd worden. Er
wordt thans gewerkt aan een wijziging van de
voormelde wet die betrekking heeft op de
samenstelling van de kiescolleges. Er heeft zich
hier een probleem voorgedaan met de leden van
het Openbaar Ministerie bij het Hof van Cassatie.
Als die aanpassing samen met de aanpassingen
over de organisatie van de verkiezing kan worden
doorgevoerd, dan moet het mogelijk zijn een
derde en laatste oproep te lanceren. Die oproep
moet dan leiden tot de totstandbrenging van de
adviesraad.
03.03 Jo Vandeurzen (CVP) Mijnheer de
minister, mag ik het zo samenvatten dat er naar
aanleiding van de discussie over de wet op de
algemene vergadering van de vrederechters, een
aantal wijzigingen worden aangebracht in de wet
op de adviesraad? We hebben hier dus te maken
met een soort programmawetje dat hier spontaan
tot stand komt. Op andere momenten heb ik
gehoord dat ik geen amendementen mocht
indienen op wetten die daar geen betrekking op
hadden. We zullen het dus blijkbaar toch doen.
Ook het koninklijk besluit wordt gewijzigd,
waardoor een tweede oproep mogelijk wordt.
Daarna komen er opnieuw verkiezingen. Ik dank
de minister voor het antwoord.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Karel Van Hoorebeke aan de minister
van Justitie over 'de inbraakgolf die Vlaanderen
reeds geruime tijd teistert' (nr. 2758)
- de heer Tony Van Parys aan de minister van
Justitie over 'het georganiseerd karakter van
het toenemend aantal diefstallen in Vlaanderen'
(nr. 2772)
04 Questions orales jointes de
- M. Karel Van Hoorebeke au ministre de la
Justice sur 'la vague de cambriolages qui sévit
en Flandre depuis assez longtemps' (n° 2758)
- M. Tony Van Parys au ministre de la Justice
sur 'le caractère organisé d'un nombre
croissant de cambriolages en Flandre' (n° 2772)
04.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de minister, collega's,
onlangs verschenen in de media berichten over de
inbraakgolf die de laatste maanden ons land en
meer in het bijzonder Vlaanderen teistert. Blijkbaar
is de rijkswacht erin geslaagd die inbraakgolf in
kaart te brengen en heeft zij de actieve bendes
kunnen achterhalen, net als de landen waaruit die
afkomstig zijn. Uiteindelijk gebeurt het nogal veel
in dit land dat iets wordt uitgebracht, dat de media
en het Parlement erop inspelen, dat daarover
vragen worden gesteld en u daarop antwoordt, en
dat enkele weken daarna alles weer in de gewone
plooi valt. Die inbraakgolf is immers geen nieuw of
recent fenomeen, maar iets dat al jaren gebeurt.
De heer Van Parys zal mij toestaan even te
verwijzen naar iets dat gebeurde toen hij minister
van Justitie was. Ik heb toen een interpellatie
gehouden over het opheffen van de Goliathcel.
Deze cel was speciaal opgericht met nationale
bevoegdheid en onder een nationale magistraat
omdat Gent en omstreken maanden werden
geteisterd door - vooral Roemeense - bendes.
Daarmee wil ik maar zeggen dat dit niks nieuws is
en wij daar al jaren mee worden geconfronteerd.
Daarom ook stel ik dit vrij scherp: het is mooi te
weten waar die inbraakgolf zich overal
manifesteert
-
wij hebben daarover een mooi
kaartje gekregen van de rijkswacht - en het is
mooi om weten vanwaar die bendes afkomstig
zijn, maar als ik de commentaar lees van de
veiligheidsexpert van de eerste minister, professor
De Ruyver, wat moet ik daarvan denken? Ik
bedoel het interview dat hij weggaf aan De
Standaard op 23 november 2000 en waarin hij
eigenlijk zegt dat men daartegenover machteloos
staat. Dat is wat mij het meest verontrust. De
veiligheidsexpert noemt als beste oplossing het
economisch steunen van de Oost-Europese
landen. Dat is een waarheid als een koe. Men
moet niet gestudeerd hebben om te beseffen dat
de problemen ter plaatse moeten worden
opgelost, om te vermijden dat zij hierheen komen.
Als men echter vraagt of het nuttig is om rogatoire
commissies naar de landen van oorsprong te
sturen, vraagt hij wat dat allemaal bijbrengt. Als
men dergelijke zaken leest, getuigt dit interview
van grote ontmoediging.
Wij moeten dan de vraag stellen welke oplossing
het ministerie van Justitie daarvoor zal bieden.
Men wordt immers geconfronteerd met mensen
CRIV 50
COM 320
05/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
die blijkbaar goed zijn opgeleid. Als de
persberichten en de verslagen van de rijkswacht
juist zijn, dan zouden die bendes ginder zelfs een
opleiding krijgen.
Als die informatie vervat in de persberichten en de
politieverslagen juist is, dan zouden die benden
aldaar worden opgeleid. Tijdens die opleiding
zouden zij vertrouwd worden gemaakt met ons
rechtssysteem en leren zij omgaan met
verhoortechnieken teneinde zo weinig mogelijk
gegevens prijs te geven. Zij zouden zelfs worden
voorbereid op een eventuele voorlopige hechtenis
van drie tot vier maanden.
Mijnheer de minister, een tiental jaren geleden
kwam er een wetswijziging tot stand waarbij de
criteria tot toepassing van de voorlopige
hechtenis, werden verstrengd. De voorlopige
hechtenis mag slechts worden toegepast in uiterst
dringende of noodzakelijke gevallen en in het
belang van het onderzoek. Het belang van het
onderzoek mag evenwel niet leiden tot een
voorlopige hechtenis van vier, vijf of zes maanden;
terzake geldt een beperking. Bovendien mag de
voorlopige hechtenis geen straf op voorhand en
evenmin een drukkingmiddel zijn. De criteria die
daaromtrent werden vastgelegd zijn dus vrij
streng.
De inbrekersbenden houden er echter rekening
mee dat, wanneer zij worden gesnapt, hen een
voorlopige hechtenis van drie tot maximum vier
maanden kan worden opgelegd.
In mijn hoedanigheid van advocaat zal ik steeds
waken over de naleving van de geldende principes
terzake, maar als wetgever en als behoeder van
de openbare orde kan men zich afvragen in welke
mate de voorlopige hechtenis nog efficiënt is om
dergelijke gangsterbenden niet alleen te
bestrijden, maar ook af te schrikken.
Ik weet wel dat het gaat om een delicaat en
moeilijk debat. Toch moet eens diep worden
nagedacht over de vraag of onze
rechtsinstrumenten nog aangepast zijn aan de
huidige noden. Dat is immers de kern van de
zaak. Ik heb geen pasklare oplossing voor dit
probleem, maar het is tijd om ons erover te
bezinnen.
Mijnheer de minister, net als uw voorganger, de
heer Van Parys, bent u uiteraard op de hoogte van
deze problematiek. Welnu, ik had graag van u
vernomen wat er terzake wordt ondernomen.
Afgezien van het feit dat de inbraakgolven in kaart
werden gebracht, die via de kranten werd
verspreid, afgezien van het feit dat de
Roemeense, Bulgaarse, Hongaarse afkomst van
de bendeleden is gekend, had ik graag geweten
wat op het terrein wordt gedaan ter bestrijding van
die inbraakgolf.
Ongetwijfeld bent u eveneens op de hoogte van
het gebruik of het misbruik dat wordt gemaakt van
het systeem van de voorlopige hechtenis. Welke
aanpassingen meent u te moeten aanbrengen om
op termijn de voorlopige hechtenis als een
afschrikkinginstrument te kunnen aanwenden om
de inbrakenplaag te bestrijden.
04.02 Tony Van Parys (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, het probleem
wordt terecht aangehaald.
Het CBO van de rijkswacht heeft heel opvallende
cijfers bekendgemaakt. We zouden dit jaar met
ongeveer 11.000 inbraken worden
geconfronteerd, wat ten opzichte van vorig jaar
een stijging van 4.000 inbraken betekent. Dat is
een stijging van 60%. Het CBO heeft de analyse
gemaakt en zegt dat het om negen
misdaadorganisaties zou gaan. De Oost-Europese
benden waarover we spreken, zouden zich als
een bedrijf hebben georganiseerd en seriematig te
werk gaan. In bepaalde wijken organiseert men
inbraken van huis tot huis, waarbij men steeds
dezelfde techniek gebruikt.
Collega Van Hoorebeke, in die zin ben ik het niet
helemaal eens met u. Er is een nieuw en recent
element in het geheel opgedoken, met name de
aanzienlijke toename en het georganiseerde
karakter via deze misdaadorganisaties uit Oost-
Europa.
Het probleem is inderdaad angstwekkend. Collega
Van Hoorebeke vraagt zich af - en ik deel zijn
mening - wat wij ervan moeten denken als de
veiligheidsspecialist van de eerste minister zegt
dat de politiediensten tegenover dit fenomeen
machteloos staan.
In de media doken sommige ideetjes op om,
bijvoorbeeld, het leger in te schakelen. Mijnheer
de voorzitter, dit is niet onmiddellijk mijn opinie,
dat zult u begrijpen, maar we moeten wel over
voldoende capaciteit kunnen beschikken om deze
vorm van criminaliteit te lijf te gaan. De reactie dat
men machteloos is, is een reactie van abdicatie.
Men legt er zich bij neer. Dat kan ik niet
aanvaarden omdat dit beleidsmatig een verkeerde
houding is.
We zouden kunnen verwijzen naar de komst van
05/12/2000
CRIV 50
COM 320
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
de nieuwe federale politie, die wel zal moeten
gewapend zijn om deze situatie aan te pakken.
Vorige week bezorgde de minister ons het
document in verband met de gerechtelijke pijler
van de federale politie. Dat document werd
opgesteld door de nationale magistraten mevrouw
Coninckx en de heer Brammert,
onderzoeksrechters Bulté en De Valkeneer, de
luitenant-generaal van de rijkswacht en nu
commissaris-generaal Fransen, de top van de
gerechtelijke politie, kolonel Reviers van het CBO
en kolonel Van Damme van de APSD. In dat
document schrijven zij dat de federale politie die
dingen niet zal kunnen oplossen, want de
voorziene recherchecapaciteit op federaal en
lokaal vlak volstaat niet om aan de behoeften van
de opsporings- en onderzoeksmagistraten te
voldoen.
Dat betekent dat ook in de toekomst het
perspectief niet wordt gecreëerd om deze vorm
van georganiseerde criminaliteit op te lossen,
waardoor wij de burgers eigenlijk geen enkel
perspectief op een oplossing kunnen aanbieden.
Ik wens de minister dan ook een aantal vragen te
stellen.
Wat is de omvang van het fenomeen? Wat doet
men er nu aan en wat zal men er aan doen? Op
welke wijze zal de regering een oplossing vinden
voor de formele stelling van de top van de
magistratuur en de politiediensten dat er
onvoldoende capaciteit is in de nieuwe federale
politie om de gerechtelijke opdrachten uit te
voeren?
04.03 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, mijnheer Van Hoorebeke en mijnheer
Van Parys, bij het beantwoorden van deze vraag
kan men niet om een fenomeen heen dat al lang
werd aangekondigd. Men heeft steeds gezegd dat
het vrije verkeer dat op de val van de Berlijnse
muur zou volgen ook zou zorgen voor een
toevloed van mensen met minder goede
bedoelingen. Men kon dit fenomeen dus
inschatten. Als er op het terrein pro-actief moet
worden gewerkt, dan moet dat niet uitsluitend via
de politiediensten gebeuren, maar ook via de
rechterlijke macht.
Toen deze vraag binnenkwam, heb ik uiteraard
contact opgenomen met de personen die voor
deze materie bevoegd zijn, namelijk de
procureurs-generaal van Gent, Antwerpen en
Brussel. De twee eerst genoemden hebben mij de
inlichtingen tijdig bezorgd. In beide ressorten,
Antwerpen en Gent, wordt gedurende de laatste
maanden een stijgend aantal inbraken in
woningen vastgesteld evenals talrijke gevallen van
home- en carjacking. U hoeft dat eigenlijk niet
rechtstreeks uit die bron te vernemen, het volstaat
dagelijks de krant te lezen. Dan kunt u vaststellen
welke toename deze vorm van criminaliteit kent.
Sommige inbraken zijn het werk van
georganiseerde bendes die zeer professioneel te
werk gaan, weinig sporen nalaten en vaak
voorafgegaan worden door zogenaamde
verkenners. Deze laatsten gaan dan eerst het
terrein bestuderen. Meestal blijkt dat de daders
vreemdelingen zijn, afkomstig uit Oost-Europese
landen, en dat zij bij voorkeur opereren vanuit
onze grootsteden, Antwerpen en Brussel.
In de strijd tegen deze golf van inbraken worden
op geregelde tijdstippen door politie en rijkswacht
gezamenlijke controles uitgevoerd, onder meer
door het volledig afsluiten van verkeerswegen.
Hierdoor wordt het mogelijk over te gaan tot een
grondige identiteitscontrole en voornamelijk tot het
doorzoeken van de voertuigen. Ook deze acties,
waarvan we er in de laatste weken een aantal
hebben gezien, tonen duidelijk aan dat men
hieraan iets tracht te doen op het terrein. Ze gaan
overigens soms gepaard met spectaculair geweld
van daders die zich hieraan trachten te
onttrekken. Er wordt ook een tweede soort actie
ondernomen. Momenteel concentreert men zich
volledig op het helersmilieu omdat werd
vastgesteld dat de daders van dit soort misdrijven
een zeer snelle afzetmarkt vinden voor hun buit.
Door zich te concentreren op het helersmilieu,
wordt het gemakkelijker om deze bendes in kaart
te brengen en de nodige stappen te ondernemen.
Wat de opsporing betreft, wordt er door de
procureurs van beide ressorten tijdens het
rechercheoverleg aandacht besteed aan een
uniforme aanpak met betrekking tot de
vaststellingen, het onderzoek, de informatie-
uitwisseling, het sporenonderzoek, het DNA-
onderzoek en het nazicht van het GSM-verkeer. Al
deze elementen laten soms toe de daders te
identificeren. Het feit dat men dit in de praktijk
toepast en dat hieruit resultaten voortvloeien, duidt
aan dat men met de huidige recherchecapaciteit
iets doet aan het probleem en dat het mogelijk is
om resultaten te boeken. Het is echter duidelijk
dat de ernstige inspanningen van de
politiediensten geen enkel effect hebben als er
geen passend bestraffings- en vervolgingsbeleid
uit voortvloeit.
Op dat punt deel ik de mening van de heer Van
Hoorebeke. Op het terrein moet soms worden
vastgesteld dat de wet op de voorlopige hechtenis
op een merkwaardige manier wordt toegepast.
CRIV 50
COM 320
05/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
Soms legt men niet de vereiste doortastendheid
aan de dag.
Wel kon men eertijds enigszins sturend optreden
naar de onderzoeksrechter. Sinds de hervorming-
Franchimont werd dit volstrekt onmogelijk.
Sommige parketmagistraten zitten als het ware
met de handen in het haar. Zij overhandigen de
onderzoeksrechter een pasklaar dossier, maar
krijgen desondanks van hem niet gedaan dat deze
een aanhoudingsmandaat aflevert, om welke
reden ook. De klacht van de parketmagistraten is
dan ook dat door de rigoureuze toepassingen van
het principe van de scheiding der machten
onmogelijk de verhoopte resultaten kunnen
worden bereikt. Ik ben niet blind voor deze kritiek.
Verschillende pogingen werden reeds, via
informele weg door het college van de procureurs-
generaal of door de procureurs-generaal van de
onderzoeksrechters, ondernomen om de
aandacht te vestigen op de ernst en het belang
van de taak die zij moeten volbrengen om ook
inzake politiewerk enig resultaat te kunnen
garanderen, maar waarop helaas niet altijd
positieve reacties volgen.
Een wijziging van de wet op de voorlopige
hechtenis is mijn inziens nog niet nodig daar de
bepalingen van de wet voldoende mogelijkheden
inhouden om bij het vatten van de daders van
inbraken door de onderzoeksrechter hun
aanhouding te zien bevelen. Ik stel wel vast dat
men in sommige voorstellen tot aanpassing van
wet een verlenging vraagt van de politionele
aanhoudingstermijn, gevolgd door de gerechtelijke
aanhouding. Dit vergt echter een wijziging van de
bepalingen van de Grondwet. Ondertussen mag
dit geen reden zijn om niets te ondernemen want
ik vrees dat wij ondertussen van kwaad naar erger
zullen evolueren. De middelen zijn in de wet van
1990 op de voorlopige hechtenis immers wel
degelijk voorhanden.
Inzake de internationale politionele samenwerking
met de overheden van de ex-Oostbloklanden, een
ander probleem dat terecht werd aangehaald, kan
men zich wel tot de minister van Justitie richten.
Wij weten reeds lang dat deze problematiek
dringend moet worden geoptimaliseerd. Ik was
nog maar één maand minister van Justitie toen ik
de nationale magistraten heb opgedragen om met
alle mogelijke middelen de internationale
samenwerking te bespoedigen, zeker van de
landen waarvan de onderdanen hier misdadige
feiten plegen. Dat moet geoptimaliseerd worden
omdat de politionele en gerechtelijke
samenwerking daardoor alleen kan worden
bevorderd. Dit vereist echter een dialoog, wat
moeilijk wordt als er geen wil van de tegenpartij is.
De betreffende landen moeten dus ook een
inspanning willen leveren en dat verloopt op dit
moment vaak stroef. Daarom zeg ik op elke
bijeenkomst van de ministers van Justitie en
Binnenlandse Zaken inzake de Europese context
en zeker als naar een uitbreiding van de Europese
Unie wordt gepeild, dat de kandidaat-landen
eigenlijk eerst het bewijs moeten leveren van hun
bereidheid om de politiële en gerechtelijke
samenwerking gestalte te geven. Dit zal anders tot
een stroeve en moeilijke samenwerking leiden.
Mijnheer de voorzitter, ik rond af. Het is best
mogelijk dat de veiligheidsdeskundige van de
eerste minister zich bij zekere fataliteiten neerlegt.
Dat zal ik in elk geval niet doen. Doch, als niet
iedereen zijn deel van het werk terzake doet, zal
men binnen de kortst mogelijke termijn in grote
moeilijkheden komen. Dit is tevens een oproep
aan degenen die binnen de rechterlijke macht
mee moeten instaan voor de toepassing van de
wet op de voorlopige hechtenis. Ik hoop dat de
boodschap aankomt.
04.04 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de minister, dank u voor dit
uitvoerig en duidelijk antwoord. Ik ben blij dat u het
pessimisme van de veiligheidsexpert van de
eerste minister niet deelt. U hebt terecht de twee
onderdelen van het probleem behandeld, mijnheer
de minister: enerzijds, het politionele en
anderzijds, het gerechtelijke. U hebt er terecht op
gewezen dat de politionele actoren hun best doen
om dit moeilijke fenomeen te verhelpen. Het zijn
immers zij die 's nachts wegpatrouilles moeten
houden, die overuren moeten kloppen, die in
moeilijke omstandigheden personen moeten
volgen en identificeren. Ik denk dat politioneel dus
alles gedaan wordt om aan het probleem iets te
doen. Ik denk dat we bij de politie gemotiveerde
mensen hebben.
Die motivatie is soms een beetje problematisch
geweest. Mijnheer Van Parys, toen bijvoorbeeld
de nationale hooligancel werd ontbonden, waren
de betrokken rijkswachters tamelijk gefrustreerd,
onder meer de brigade van De Pinte, die ik vrij
goed ken. Zij vonden dat ze met iets groots bezig
waren dat opeens onmogelijk werd gemaakt.
Nadien hebt u in de pers duidelijkheid verschaft
over de ontbinding van die cel. Ik neem wel aan
dat het onderzoek en de vervolging intussen
voortliepen.
Wat het politionele aspect betreft ben ik het dus
eens met uw antwoord, mijnheer de minister. Ook
wat het gerechtelijke aspect betreft, ga ik akkoord
05/12/2000
CRIV 50
COM 320
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
met uw benadering. Ik pleit hier dus niet voor een
wijziging van de wet op de voorlopige hechtenis. Ik
pleit wel voor een betere toepassing ervan.
Vanochtend hoorden we over de radio nog een
bericht over het snelrecht. Een van de grote
problemen waardoor het snelrecht slecht werkt is
de termijn van de politionele aanhouding die nu
maximum 24 uur bedraagt. Om die termijn te
verlengen moet men de Grondwet aanpassen, wat
tijdens deze legislatuur nog niet kan. Ik beaam uw
standpunt, mijnheer de minister, dat dit geen
reden mag zijn om nu niet op te treden. Het lijkt
me te gemakkelijk om gewoon vast te stellen dat,
enerzijds, de onderzoeksrechter zijn dossier zo
snel mogelijk na de aanhouding wenst af te
sluiten - en dus liever geen verder onderzoek doet
naar de bendes - terwijl, anderzijds, de procureur
de zaak wil opentrekken om de bendes in globo
aan te pakken. Deze laatste wordt dan echter
geconfronteerd met de wet op de voorlopige
hechtenis die verhindert dat mensen langer dan
drie, vier maanden worden vastgehouden. Het
gaat hier bijna om een conflict of interest tussen
de verschillende actoren. Het is mij nog niet
duidelijk hoe u uit deze impasse zult geraken,
mijnheer de minister. Het pleidooi dat procureur
Dejemeppe vanochtend over de radio hield, kwam
erop neer dat het probleem gekend is, maar dat
de procureurs er niets aan kunnen veranderen.
Vanuit de gerechtelijke wereld bereiken ons
voortdurend signalen dat men wel wil, maar niet
kan. Ik zeg hier dus niet dat men niet wil. Dat is
een andere kwestie. Mijnheer de minister,
mijnheer de voorzitter, ik denk dat het goed zou
zijn dat wij het rapport van de procureurs over de
evaluatie van het snelrecht ontvangen. Dan
kunnen wij zelf zien of wat de heer Dejemeppe
over de radio verklaarde wel klopt, en of er aan de
problemen kan worden gesleuteld. Het beklijft,
mijnheer de minister, als wij zo'n boodschap
's
morgens op de radio moeten horen. Het
betekent immers dat wij een wet gemaakt hebben
die weliswaar eerder al vanuit bepaalde hoeken
werd gecontesteerd, maar waarvan de procureur
van Brussel nu duidelijk zegt dat ze niet kan
worden uitgevoerd. Deze boodschap wordt om 8
uur 's morgens naar de burgers van dit land
uitgezonden. Ik wil u dus vragen, mijnheer de
minister, dat wij hier spoedig een evaluatie van het
snelrecht kunnen maken. Ik hoop dus dat wij het
rapport van de procureurs kunnen krijgen om zelf
een oordeel te kunnen vormen en om te kijken of
er aan het probleem iets kan gedaan worden.
04.05 Tony Van Parys (CVP): Mijnheer de
voorzitter, in zijn antwoord legt de minister van
Justitie heel uitdrukkelijk de verantwoordelijkheid
bij het vervolgingsbeleid van de parketten en de
parketten-generaal. Hij haalt uit naar het
vervolgingsbeleid. Wij nemen nota van deze
stelling. Het vervolgingsbeleid wordt gecreëerd
door het openbaar ministerie in samenspraak met
de minister van Justitie. Wanneer het
vervolgingsbeleid slecht is, is er reden om in het
college van procureurs-generaal, onder
voorzitterschap van de minister van Justitie, dit
vervolgingsbeleid bij te sturen zodat wel op een
adequate manier wordt gereageerd.
In verband met de wet op de voorlopige hechtenis
begrijp ik uw antwoord. Het is evenwel
fundamenteel in strijd met wat u in de beleidsnota
vermeld heeft. Daarin zegt u dat de wet op de
voorlopige hechtenis wel aangepast moet worden
in die zin dat het aantal en de duurtijd van de
aanhoudingen beperkt zouden moeten worden.
Dat is precies het tegenovergestelde van wat nu
gezegd wordt.
De Oost-Europese problematiek is een
aangelegenheid die binnen een internationale
context bekeken moet worden. Kunnen de
nationale magistraten dit aan? Vroeger waren ze
met 3, nu zijn er nog 2, binnenkort blijft er nog 1
over. Het lijkt op het verhaal van de 10 kleine
negertjes. Ze krijgen steeds meer opdrachten die
ze met minder mensen moeten vervullen. Ik
geloof dat het Europees voorzitterschap van
België in de tweede helft van volgend jaar een
ideale gelegenheid is om het probleem duidelijk te
maken. Ik deel uw mening dat lidstaten geen deel
van de Europese Unie kunnen uitmaken wanneer
ze zich niet formeel engageren om inzake de
gerechtelijke en de politionele samenwerking hun
medewerking te verlenen. Men kan niet profiteren
zonder de verplichtingen op te nemen die moeten
leiden tot een veilig Europa. Ook dat was een van
de doelstellingen.
Tenslotte blijf ik in de kou staan inzake mijn vraag
naar de toekomstige recherchecapaciteit van de
federale politie. Dit is een enorm probleem dat niet
opgelost is en fors wordt aangeklaagd door de
betrokkenen uit politiediensten en magistratuur. Ik
vraag heel uitdrukkelijk dat de minister van Justitie
een initiatief zou nemen zodat wij kunnen
verzekerd zijn dat er voldoende capaciteit
vanwege de politiediensten zal zijn voor de
gerechtelijke opdrachten. We willen niet
vaststellen dat bepaalde vormen van criminaliteit
of onderzoekscellen onvoldoende bemand kunnen
worden om een aantal fenomenen tegen te gaan.
Het fenomeen van de georganiseerde criminaliteit
is een voorbeeld.
CRIV 50
COM 320
05/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
04.06 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, ik wens mijn antwoord te vervolledigen
na de replieken van de heren Van Hoorebeke en
Van Parys. Wat de prioriteiten betreft is het
veiligheidsplan zeer duidelijk. Van de
georganiseerde criminaliteit en de
geweldscriminaliteit maakt men een prioriteit.
Wanneer het ook in de Kamer de toets heeft
doorstaan, wordt dat meegedeeld aan het College
van procureurs-generaal en weten de betrokkenen
waarop ze zich moeten concentreren. Kortom, ik
vind dat de golf van georganiseerde
geweldcriminaliteit uit de voormalige
Oostbloklanden die momenteel over dit land komt,
prioritair door alle parketten moeten worden
aangepakt. Laat dat duidelijk zijn. Het opsporings-
en vervolgingsbeleid zal de vertaling moeten zijn
van de prioriteit die de regering in haar
veiligheidsbeleid heeft gesteld. Voor mij horen de
car- en homejackings daar zeker en vast bij.
Vervolgens, met betrekking tot de vraag die men
zijdelings heeft gesteld in het debat over het
snelrecht, heb ik in september een vergadering
gehouden met de informele raad van de
procureurs des Konings, zoals ik dat ook bij het tot
stand komen van de wet op het snelrecht heb
gedaan. Ik heb toen alle korpsoversten-procureurs
des Konings bij mij geroepen en ik heb hun
gevraagd of de initiatieven aan hun wensen
beantwoordden en of op deze manier tot een
oplossing kon worden gekomen. Het antwoord
luidde toen ja. We hebben achteraf de reactie
gezien. Toen heb ik hun medegedeeld dat ik van
hen wenste te weten welke aanpassingen in de
wet nodig zijn. Ik heb toen een twintig pagina's
tellend rapport ontvangen en ik zal dat rapport ter
beschikking stellen van de commissie voor de
Justitie. Ik aanzie dat rapport als een positieve
bijdrage. Nochtans voelde ik me verbouwereerd
bij de lezing van de laatste pagina. Daar schrijft de
informele raad van de procureurs des Konings dat
ze niet zeker zijn dat, indien de wijzigingen die zij
in de negentien voorgaande pagina's voorstellen,
wet worden, het snelrecht daadwerkelijk kan
worden toegepast. Dit doet mij toch wel twijfelen
over de bijdrage die is uitgesponnen over de
negentien voorgaande bladzijden. Is dat rapport
eigenlijk wel de inspanning die moet worden
gedaan om daar een werkbaar instrument van te
maken? Ik zal niet beweren dat ze met dat rapport
carte blanche hebben gekregen maar zij hebben
in ieder geval een substantiële bijdrage kunnen
leveren. Gesteld dat de wetgever die bijdrage
volgt, dan moet er een resultaat komen. Ik ben
ook niet bereid om die zaak naar de Griekse
kalender te laten uitstellen, want er is natuurlijk
een belangrijke inspanning gebeurd.
Ik wil de commissie attent maken op een
merkwaardige zaak. Op een bepaald ogenblik heb
ik de uitbreiding van de kaders, zowel van de
zetelende magistratuur als van het parket
toegestaan. Die benoemingen zijn er gekomen en
de magistraten zijn er. Ik vraag mij natuurlijk af
waarom. Als men geen toepassing maakt van het
snelrecht, dan moet men daarbij ernstige vragen
stellen. Ofwel herroep ik die dertig extra
benoemingen - want ze zijn momenteel blijkbaar
overbodig -, ofwel doen ze wat anders, maar ook
daar mag vroeg of laat enige duidelijkheid rond
komen. Ik zal in ieder geval dit rapport
bekendmaken. Ik denk dat, als een rijp beraad
kan plaatsgrijpen, wijzigingen aan die wet
toegepast kunnen worden. Die wet zal dan ook
moeten worden uitgevoerd.
Ten slotte, in verband met de vraag naar de
recherchecapaciteit, wil ik erop wijzen dat de
recherchecapaciteit zowel op het federaal niveau
als het lokaal niveau is bepaald. Ik stel vast dat de
mensen die zich in het verleden hebben
bezighouden met het gerechtelijke werk nu op
post blijven, ieder binnen de geïntegreerde politie
op het lokale of het federale niveau en dat zij
dezelfde taken blijven uitvoeren. Als men nu
beweert dat daarvoor niet voldoende mensen zijn
aangesteld, dan waren er in het verleden ook te
weinig. Ik denk dat men de reeds bestaande
middelen moet aanwenden in goed overleg met
de gerechtelijke diensten. Er wordt verlangd van
de gerechtelijke diensten dat zij de politiediensten
aansturen en ik stel vast dat die politiediensten op
het terrein maximaal hun werk proberen te doen.
Alleen moet daaraan naar buitenuit een goede
vertaling worden gegeven, wat - dat blijkt uit de
praktijk - niet altijd evident is, zoals oorspronkelijk
nochtans kon worden verwacht. Ik blijf dus waken
over de correcte uitvoering, want het is onze enige
mogelijkheid om tegen zulke praktijken op te
treden.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Mondelinge vraag van mevrouw Frieda
Brepoels aan de minister van Justitie over "de
financiële hulp van de Staat aan slachtoffers
van opzettelijke gewelddaden" (nr. 2759)
05 Question orale de Mme Frieda Brepoels au
ministre de la Justice sur "l'aide financière de
l'Etat aux victimes d'actes intentionnels de
violence" (n° 2759)
05/12/2000
CRIV 50
COM 320
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
05.01 Frieda Brepoels (VU&ID): Mijnheer de
minister, collega's, het is precies een jaar geleden
dat collega Verherstraeten de minister heeft
ondervraagd over de achterstand bij het Fonds en
de Commissie voor hulp aan slachtoffers. De
minister stelde toen heel uitdrukkelijk dat hij bereid
was om de werkwijze van de commissie uit te
breiden en te optimaliseren. Hij wou echter
wachten op een studie die het Rekenhof daarover
aan het uitvoeren was. Wij hebben deze studie in
de loop van de maand september ontvangen. Uit
die studie leer ik evenwel dat het auditverslag aan
u werd overgezonden op 1 maart. Dat is ongeveer
negen maanden geleden. Op 21 juni hebt u een
brief aan het Rekenhof geschreven, waarin u een
aantal bemerkingen formuleert. U stelt daarin
letterlijk, en dat is toch wel belangrijk, dat de
doelstelling van de wetgever om het slachtoffer
snel financieel te vergoeden niet is bereikt. Dat
blijkt ook duidelijk uit de audit. Er verloopt meer
dan vijf jaar tussen het plegen van de gewelddaad
en de datum van uitbetaling. Intussen is er een
achterstand opgelopen van bijna 1.900 dossiers.
Voor zover ik heb kunnen vaststellen, heeft de
minister tot op het huidig ogenblik nog geen
commentaar gegeven op de vier fundamentele
aanbevelingen van het Rekenhof, meer bepaald
de betere organisatie van de werkwijze van de
commissie, de verbetering van de procedure zelf,
de invoering van een echte urgentieprocedure en
de mogelijkheid om een resultaatsverplichting aan
de commissie op te leggen. In verband met deze
voorstellen wens ik dan ook enkele concrete
vragen te stellen aan de minister.
Ten eerste, gelet op de vaststelling van het
Rekenhof dat bij ongewijzigd beleid het aantal
hangende dossiers zou stagneren of zelfs stijgen,
overweegt u dan maatregelen - en zo ja, welke - te
nemen? Volgt u het Rekenhof in zijn aanbeveling
om de frequentie van het aantal vergaderingen op
te drijven? Is er ruimte om de personeelsformatie
van het secretariaat uit te breiden overeenkomstig
de behoeften?
Mijn tweede vraag heeft betrekking op cijfers die u
vorig jaar tijdens de bespreking niet bij de hand
had. Bestaat er tussen de Nederlandstalige en
Franstalige kamers een verschil in achterstand
inzake in- en uitstroom? Hebt u daarover
afzonderlijke cijfers met betrekking tot 1997, 1998
en 1999?
Ten derde, inzake de procedure zijn er heel wat
aanbevelingen die bij de hervorming van 1997 niet
doorgevoerd werden, hoewel al de betrokkenen
het eens waren over een snellere procedure.
Stemt u in met de drie geformuleerde suggesties,
te weten de wetswijziging om de bevoegdheden
van het secretariaat te wijzigen of te
verduidelijken, de rondzendbrief die voorgesteld
wordt aan het College van de procureurs-generaal
en een wijziging van het koninklijk besluit
betreffende het uitwisselen van de laatste
Memories?
Mijn vierde vraag heeft betrekking op de
procedure voor de toekenning van de hoofdhulp
en de noodhulp. In de praktijk blijkt dat ze
onderling weinig verschillen. In feite is er dus geen
sprake van een echt systeem van noodhulp met
een radicaal vereenvoudigde procedure. Hoe staat
u daartegenover?
Tot slot, bent u bereid om een
resultaatsverbintenis op te leggen aan de
commissie?
05.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, mevrouw Brepoels, voor het antwoord
zal ik naar een aantal cijfers moeten verwijzen.
Dat is niet altijd van aard om het gesprek dat wij
voeren of het debat daarover op te klaren, maar
het geeft ons wel enig zicht op wat er exact
gebeurt.
Uw twee eerste vragen kan ik samen
beantwoorden en ik start dan even met
cijfergegevens inzake het aantal hangende
dossiers. In 1997 waren er 890 dossiers. In 1998
werden dat er 1.592. In 1999, het jaar waarover
het rapport van het Rekenhof handelt, ging het
over 1.879 zaken. Thans, in de actuele stand, tot
24 november 2000 of verleden week waren het er
1.983. U had een opsplitsing gevraagd naar
taalrol, maar die kan ik u jammer genoeg nu niet
geven. Dat wil niet zeggen dat ik voor andere
cijfers niet kan komen tot een opdeling die dan
toch enig zicht geeft. Er zullen maatregelen
worden genomen om de achterstand weg te
werken. De oplossingen zijn enerzijds te vinden in
de aanwerving van competent personeel en de
aanduiding van nieuwe leden en anderzijds in de
vereenvoudiging van de procedure voor de
commissie. Wat dit tweede punt betreft, verwacht
ik tegen december een rapport op basis waarvan
een aantal voorstellen zal worden uitgewerkt. De
bedoeling is niet om de wetgeving sensu stricto
aan te passen, maar wel om de reglementering
aan te passen in de richting van een grotere
efficiëntie. Men moet de redenen voor de
achterstand niet gaan zoeken bij een eventueel
slecht functioneren van de commissie zoals dat
voor de hand zou liggen. Ik denk dat duidelijk uit
het rapport van het Rekenhof kan worden
opgemaakt dat de commissie op jaarbasis 720
CRIV 50
COM 320
05/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
beslissingen zou moeten kunnen vellen. De cijfers
voor 2000 tonen aan dat dit in normale
omstandigheden een haalbare kaart is. 658
beslissingen werden genomen tot half november
2000. Als wij dat op jaarbasis bekijken, moeten wij
komen tot 687 beslissingen voor het einde van het
jaar. Ik denk dat de commissie dus behoorlijk
werkt, ook al kende zij een moeilijke start en een
aantal problemen die los staan van het
uitgevoerde werk.
Er zijn ook factoren die verklaren waarom de
achterstand bestond. Ten eerste was er het
publiek bekendmaken dat men daarop beroep kan
doen en dat zorgde voor een toevloed van zaken.
Vervolgens hebben wij gezien dat er een zeer
grote toename is geweest van verzoekschriften. Ik
heb cijfers die dat kunnen aantonen. Ik geef u
achtereenvolgens cijfers voor 1997, 1998, 1999
en 2000. Ik geef u drie cijfers, respectievelijk voor
de Franse taalrol, de Nederlandse taalrol en de
beide samen. In 1997 Franstalig 218 en
Nederlandstalig 173, samen 391. In 1998
Franstalig 425 en Nederlandstalig 448, samen
873. In 1999 Franstalig 402 en Nederlandstalig
313, samen 715. In 2000 Franstalig 401 en
Nederlandstalig 285, samen 686. Men heeft ook
moeten wachten tot januari 1999 vooraleer de
nieuwe kamers werden samengesteld. De
commissie werd dus geconfronteerd met een
belangrijke massa verzoekschriften, zonder dat zij
die onmiddellijk heeft kunnen behandelen.
De tweede reden van de achterstand schuilt in het
feit dat in 1999 vier personeelsleden uit het
Franstalig personeelskader met
zwangerschapsverlof gingen. Zij werden
vervangen door een persoon en dit slechts voor
een beperkte tijd. Bovendien verliet een
personeelslid van niveau 1 de dienst en werd die
niet vervangen, met alle gevolgen die daaruit
voortvloeien. Deze twee redenen verklaren
waarom het werk van de commissie niet in vraag
moet worden gesteld, zelfs al kunnen hier en daar
nog verbeteringen worden aangebracht.
Ik beschik ook nog over volgende elementen. De
tijdsduur per dossier is sterk verbeterd. Bij de
dossiers waarin een beslissing werd genomen in
het jaar 2000, dus in de periode van januari tot
september 2000, bedroeg de gemiddelde tijd voor
het nemen van de beslissing inzake noodhulp
afgerond 16 maanden en 26 maanden wat de
hoofdhulp betreft. Dit laatste is dus vijf maanden
sneller dan ten tijde van de audit van het
Rekenhof, wat er op wijst dat er toch al positieve
resultaten zijn die in hoofdorde moeten worden
toegeschreven aan de inzet van het personeel van
de commissie.
De termijn van vijf jaar, waarnaar u verwees in uw
vraag en waarnaar ook in de media werd
verwezen, heeft betrekking op de periode tussen
de datum van de feiten en de datum van de
beslissing van de commissie. Op meer dan de
helft van die termijn - drieëndertig maanden of
bijna drie jaar - heeft de commissie geen enkele
invloed. Immers, vooraleer een slachtoffer voor de
commissie verschijnt, moet hij eerst de
veroordeling van de dader afwachten en in
sommige gevallen kan dit lang duren.
Men kan de commissie aldus niet de traagheid
van de hele procedure verwijten; er verstrijkt
immers een noodzakelijk tijdsverloop voor de
uitputting van de procedure ten gronde, alvorens
men zich tot de commissie kan wenden.
Niettegenstaande al het voorgaande zijn de
termijnen te lang en moeten wij, uit respect voor
de slachtoffers die zo snel mogelijk moeten
worden vergoed, nadenken over een aantal
oplossingen.
Momenteel is de staat van het aantal zittingen als
volgt - en ook ditmaal bespaar ik u de totalen,
maar geef ik u een overzicht van de
opeenvolgende Nederlandstalige en Franstalige
zittingen:
- in 1997: 6 Franstalige en 11 Nederlandstalige;
- in 1998: 13 Franstalige en 11 Nederlandstalige;
- in 1999: 27 Franstalige en 35 Nederlandstalige;
- in 2000: 27 van de 29 zittingen, gepland voor de
Franstaligen en 32 van de 35, gepland voor de
Nederlandstaligen.
Deze cijfers tonen aan dat de commissies
gemiddeld 5,3 keer per maand bijeenkwamen, wat
duidelijk uitlegt waarom het aantal beslissingen
toenam. In dit verband geef ik u het resultaat van
de Nederlandstalige en de Franstalige zittingen
samen:
- in 1997:125 beslissingen;
- in 1998: 192 beslissingen;
- in 1999: 530 beslissingen;
- in 2000: tot op heden 658 beslissingen.
Het gemiddeld aantal beslissingen per zitting nam
eveneens opmerkelijk toe. Ziehier de resultaten
voor de Nederlandstalige en Franstalige zittingen
samen:
- in 1997: 7,35;
- in 1998: 7,9;
- in 1999: 8,55;
05/12/2000
CRIV 50
COM 320
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
- in 2000: 11,15.
In nauwe samenwerking met de commissie zullen
voorstellen worden geformuleerd om de
bestaande problemen op te lossen en om de
commissie de mogelijkheid te geven frequenter te
zetelen. Mocht zulks noodzakelijk blijken, dan zal
eveneens worden voorzien in de nodige opleiding
van het personeel.
Ik kom thans tot de derde vraag. Alle voorstellen
van het Rekenhof werden grondig onderzocht en
zoals ik reeds zei vroeg ik aan de commissie in
dat verband een omstandig advies uit te werken.
Deze maand nog verwacht ik deze nota. Op basis
hiervan zal een aantal wijzingen worden
doorgevoerd en dit werk zal de nodige tijd in
beslag nemen willen wij in de toekomst een
efficiënte en correcte manier vinden om tegemoet
te komen aan de noden en de behoeften van de
slachtoffers.
Op de vierde vraag kan ik antwoorden dat het idee
om de procedure tot noodhulp te versoepelen mij
interessant lijkt. Mijn administratie is daarmee
trouwens al bezig, maar het is nog te vroeg om
hierover gedetailleerde informatie te verstrekken.
De keuzes werden reeds bepaald, maar de
omzetting ervan moet nog voort kunnen worden
uitgewerkt.
Wat uw laatste vraag betreft, herhaal ik wat ik
reeds zei in mijn antwoord op de eerste en de
tweede vraag, namelijk dat de commissie en het
secretariaat, ondanks de vele problemen
waarmee zij werden geconfronteerd, toch
behoorlijk werk hebben gepresteerd. Aangezien
de commissie bovendien administratief-juridisch
onafhankelijk is van de minister van Justitie sta ik
natuurlijk voor het probleem dat ik geen
resultaatsverbintenis kan afdwingen omdat zulks
zou worden beschouwd als een inbreuk op
voornoemde onafhankelijkheid. Ik kan slechts een
verzoek tot hen richten en hopen op de
bereidwilligheid om de nodige inspanningen te
leveren.
05.03 Frieda Brepoels (VU&ID): Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor zijn concreet
en volledig antwoord. De cijfergegevens die hij
aanhaalde geven een goed zicht op de evolutie
van de werking van de commissie, vooral tijdens
het voorbije jaar.
Het is mij evenwel nog niet duidelijk, mijnheer de
minister, op welke wijze de achterstand wordt
weggewerkt. U zei dat de gemiddelde tijdsduur dit
jaar al wordt teruggedrongen tot 16 maanden wat
de noodhulp betreft en tot 26 maanden wat de
hoofdhulp betreft. Dat is uitstekend voor de
dossiers van dit jaar. Maar, mochten er geen
concrete maatregelen worden genomen op het
vlak van de personeelsbezetting, dan zal de
opgelopen achterstand de werking van de
commissie blijven nahollen. Ik meen evenwel te
hebben begrepen dat u terzake reeds voorstellen
deed.
Ten tweede, u hebt ook verwezen naar de periode
van vijf jaar of meer tijdens dewelke het
slachtoffer op hulp moet wachten. Een periode
van 33 maanden wordt naar voren gebracht voor
heel de afwikkeling van de veroordeling van de
dader.
Ik las in het auditrapport dat in een aantal andere
landen, zoals Nederland en Frankrijk, men direct
na de feiten een aanvraag kan indienen. Op die
manier krijgt men te maken met een periode van
maximaal 1 jaar, waarbinnen een uitspraak wordt
gedaan over het toekennen van hulp aan het
slachtoffer.
Ook voor het toekennen van provisies of
voorschotten werd in die landen een veel sneller
systeem ontwikkeld. Ik begrijp dat u dat een
goede suggestie vindt, maar daarnaast blijft de
periode van 33 maanden. Misschien moeten we
nog eens verder onderzoeken welke
wetswijzigingen nodig zijn om aan de slachtoffers
ook een toelating te geven om direct na het
plegen van de feiten een aanvraag te kunnen
indienen.
05.04 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, mevrouw Brepoels, wat de vraag met
betrekking tot de achterstand betreft, kan ik u
meedelen dat het aantal zittingen aanzienlijk wordt
opgevoerd, precies om te bereiken dat meer
zaken kunnen worden behandeld. Het is de enige
inhaaloperatie die kan worden doorgevoerd,
samen met de ondersteuning van het personeel
dat, als het competent, snel en efficiënt kan
werken, oplossingen kan bieden.
U geeft de suggestie om bijna gelijktijdig met de
behandeling van de zaak ten gronde de indiening
van een procedure mogelijk te maken. Die
procedure vergt evenwel een wetswijziging. De
wetgever heeft in zijn vorig standpunt vastgelegd
dat eerst de procedure ten gronde moet worden
uitgeput. Met andere woorden, er moet eerst een
definitieve beslissing zijn genomen, die erga
omnes, de rechten van het slachtoffer erkent
vooraleer de stap te kunnen zetten in de
afwikkeling ervan.
CRIV 50
COM 320
05/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
Dit is een belangrijke wetswijziging. Ik zeg niet dat
ik er per definitie tegen ben, maar hier is het nodig
om op een essentiële voorwaarde, die de
wetgever zelf in al zijn wijsheid heeft weerhouden,
terug te komen. Als die opportuniteit bestaat, zal
daar desgevallend op worden ingegaan, maar het
is wel een andere stelling dan diegene die tot nu
toe werd geponeerd.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De mondelinge vraag nr. 2769 van de heer Guido
Tastenhoye wordt naar een latere datum
verschoven.
06 Mondelinge vraag van de heer Jo
Vandeurzen aan de minister van Justitie over
"de verwerving van de Belgische nationaliteit"
(nr. 2794)
06 Question orale de M. Jo Vandeurzen au
ministre de la Justice sur "l'obtention de la
nationalité belge" (n° 2794)
06.01 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, mijn
korte vraag is geïnspireerd door wat ik via de
media heb vernomen over het nieuwe
migratiebeleid van de regering. 's Avonds zag ik
op de televisie een vermoeide eerste minister de
trap afdalen om de pers mee te delen dat hij
voorlopig niets te melden had omdat alleen het
kernkabinet had vergaderd en de voltallige
regering de dag erna één en ander moest
bevestigen. Hij zei echter wel dat er onder meer
een aantal beslissingen werd genomen over een
aantal knelpunten bij het uitvoeren van de nieuwe
wet op het verwerven van de Belgische
nationaliteit. In de daaropvolgende dagen heb ik
met grote belangstelling geluisterd naar wat de
eerste minister in de Kamer aankondigde over de
beslissing van de regering. Verder heb ik een
aantal kranten gelezen, al heb ik ze misschien niet
allemaal nauwkeurig uitgevlooid. Ik heb echter de
indruk dat bij de discussie in de regering Ecolo en
anderen aangedrongen hebben op afspraken in
verband met het toepassen van de nieuwe
nationaliteitswetgeving. Toen het ei van de nieuwe
migratienota gelegd was, was er van deze wet
geen sprake meer bij de besluitvorming. Ik ben
dan ook zeer benieuwd naar wat er door de
regering met betrekking tot deze wet zou zijn
afgesproken in de marge van het grote debat.
Mijnheer de minister, u hebt de
nationaliteitswetgeving onder uw hoede. Zijn er
naar aanleiding van deze discussie beslissingen of
opties genomen? Zijn er opdrachten gegeven aan
administraties of aan uw collega's van de
Ministerraad? Zijn daarvoor budgetten
gereserveerd? Is er eventueel afgesproken dat
men met het Parlement contact zou opnemen in
verband met de nationaliteitswet? Dit laatste punt
benieuwt mij zeer. U weet dat ik mijn bezorgdheid
hierover reeds heb geuit in de Kamer.
De voorzitter: Mijnheer Vandeurzen, het is u niet
aan te zien dat u zo nieuwsgierig bent.
06.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, op de Ministerraad van
10
november
2000 zijn er vier maatregelen
genomen met betrekking tot deze materie.
Ten eerste, inzake de naturalisaties werd beslist
dat de minister van Justitie in overleg met de
minister van Binnenlandse Zaken en de voorzitter
van de Kamer van Volksvertegenwoordigers in
een werkgroep op zeer korte termijn de
werkprocessen van de behandeling van de
nationaliteit en de naturalisatieaanvragen dient te
hertekenen, dit met de nadruk op de
informatisering en om de criteria voor het
bekomen van naturalisatie te verduidelijken. In
uitvoering van deze beslissing van de Ministerraad
werd intussen overleg gepleegd met de dienst
Nationaliteit van de administratie van het
departement Justitie, met het kabinet van de
minister van Binnenlandse Zaken en met de
voorzitter van de naturalisatiecommissie van de
Kamer. De gemengde werkgroep wordt
samengesteld teneinde de werkprocessen te
verbeteren. Daarbij komt de adviesproblematiek
zeker aan de orde. Dit slaat dan op de adviezen
die verleend moeten worden door de parketten, de
dienst Vreemdelingenzaken en de dienst
Veiligheid van de Staat. Wat de verduidelijking
van de criteria voor naturalisatie betreft, wordt
momenteel de rechtspraak van de commissie
voor de Naturalisaties bestudeerd. De heer
Vandeurzen weet dat uiteraard. Er wordt
overwogen om deze criteria te verspreiden bij de
andere actoren.
Ten tweede werd beslist dat de minister van
Justitie en de minister van Binnenlandse Zaken
een rondzendbrief zullen opstellen voor de
ambtenaren van de burgerlijke stand om hen te
wijzen op hun verplichtingen teneinde te
voorkomen dat de federale diensten belast
worden met dossiers die niet aan de wettelijke
voorwaarden voldoen. Met betrekking tot de
nationaliteitsverklaring en de naturalisatie wordt in
de rondzendbrief van 24 april 2000 bepaald dat de
ambtenaar van de burgerlijke stand zich ervan
05/12/2000
CRIV 50
COM 320
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
dient te vergewissen dat het dossier volledig is
vooraleer hij het overmaakt aan de procureur des
Konings in geval van nationaliteitsverklaring of aan
de Kamer van Volksvertegenwoordigers als het
om een naturalisatie gaat. Een verzoek tot
naturalisatie moet wel binnen een termijn van
vijftien dagen worden overgezonden, of het nu
volledig is of niet. Om de volledigheid van het
dossier na te gaan controleert de ambtenaar van
de burgerlijke stand of de akten en
stavingstukken, bepaald in het koninklijk besluit
van 13 december 1995, het koninklijk besluit van 4
april 2000 en het koninklijk besluit van 16 april
2000 bij de nationaliteitsverklaring of het verzoek
om naturalisatie gevoegd zijn.
Deze akten en stavingstukken dienen te bewijzen
dat aan de voorwaarden van artikel 12bis en
artikel 19 van de wet op de Belgische nationaliteit
werd voldaan. De ambtenaar van de burgerlijke
stand heeft zo een indirecte controle op het al dan
niet vervuld zijn van de grondvoorwaarden van
deze twee procedures.
Ten derde, zal de naleving van de betrokken
rondzendbrief inzake de Belgische nationaliteit
worden geëvalueerd. Deze evaluatie zal in een
ruimer kader geschieden. Met name de EHSAL en
de ULB kregen een onderzoeksopdracht
toegekend om na te gaan in welke mate de
efficiëntie en de effectiviteit van de nieuwe
procedure kan worden verbeterd. Daartoe zullen
sleutelfiguren worden bevraagd en een
veldonderzoek worden verricht naar het
functioneren van de Belgische bestuurlijke en
gerechtelijke instanties, betrokken bij de
procedure voor de nationaliteitsverwerving. Het
onderzoek zal drie maanden in beslag nemen en
de resultaten mogen tegen het einde van het
eerste trimester van volgend jaar worden
verwacht, zodat deze op het ogenblik van de
evaluatie ter beschikking zullen zijn.
Ten vierde, werd de minister van Binnenlandse
Zaken gemachtigd om 14 bijkomende
personeelsleden aan te werven voor de
behandeling van de naturalisatieaanvragen op het
niveau van de dienst voor Vreemdelingzaken.
06.03 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, het is
merkwaardig dat deze beslissingen niet in het
pakket, dat de eerste minister hier heeft
toegelicht, werden vermeld. Twee weken eerder
vroeg ik in deze commissie immers een evaluatie
van de snel-Belg-wet omdat de procedures niet
tijdig lopen, omdat er een veiligheidsrisico is,
omdat de criteria niet overal op dezelfde manier
worden toegepast, omdat er een probleem met de
geloofwaardigheid van vervangende documenten
is. Men zei toen dat men met een evaluatie rustig
ging afwachten tot het jaar was verstreken. Nu
hoor ik tot mijn verbazing dat men een aantal
universiteiten met opdrachten heeft belast en dat
men een dringend overleg over de informatisering
heeft gepleegd om tijdig een aantal adviezen te
kunnen uitbrengen. Ik hoor met nog meer
verbazing dat er contact met de voorzitter van de
commissie voor de Naturalisaties plaatsvond over
de criteria die in de commissie werden vastgelegd.
Met dezelfde verbazing hoor ik dat, wat ik reeds
enkele weken geleden met veel stelligheid had
gevraagd, de toepassing van de criteria via
transparante uniforme richtlijnen aan de parketten
zou worden meegedeeld, dat daarover intern
overleg wordt gepleegd tussen bevoegde
ministers en de voorzitter van de Kamer en zelfs
de voorzitter van de commissie voor de
Naturalisaties.
Ik had mij van een evaluatie op korte termijn niet
meer voorgesteld dan wat ik nu hoor. Ik ben zeer
tevreden dat een heleboel zaken nu in beweging
zijn, ondanks het voorwenden van een niets-aan-
de-hand-houding. Ik zou graag eens rustig
nalezen wat de minister heeft aangekondigd. Wat
mij echter zeer boeit, is de positie van de
commissie voor de Naturalisaties, de voorzitter
van de commissie en de voorzitter van de Kamer.
De voorzitter van de commissie is immers de
spreekbuis van de commissie. Ik zal ook aan mijn
fractieleider vragen in de Conferentie van de
Voorzitters duidelijk te maken dat, als men wil
discussiëren over de manier waarop de criteria die
de commissie heeft vastgelegd op het terrein
zullen worden getoetst - ik pleitte er zelf voor om
dit eerst wetenschappelijk te onderbouwen zodat
dit correct, kwalitatief en uniform zou gebeuren en
dat werd toen in de commissie door de voorzitter
weggeschoven - men toch minstens met de
commissie voor de Naturalisaties contact moet
hebben. Dit contact mag niet tot de voorzitter van
de Kamer, noch tot de voorzitter van de
commissie voor de Naturalisaties worden beperkt.
Ik zal de vraag ook aan de heer Eerdekens
stellen.
Ik verbaas mij over het feit dat dit nu allemaal kan
en gebeurt. Het bevestigt mijn inziens alleszins
mijn vermoedens en kritieken die ik in de
commissie vanuit een eerlijke bekommering over
de gang van zaken heb geuit. Ik zal het antwoord
van de minister nauwkeurig lezen. Ik zal ook zeker
in de commissie voor de Naturalisaties de
standpunten van de voorzitter van de commissie
terzake opvragen en nadrukkelijk vragen dat zij op
CRIV 50
COM 320
05/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
een correcte, goed onderbouwde manier de
criteria die de commissie heeft opgesteld, op het
terrein zullen controleren. Dat zijn wij zowel aan de
aanvrager als aan de Kamer verschuldigd.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
07 Questions orales jointes de
- M. Richard Fournaux au ministre de la Justice
sur 'la loi sur les jeux' (n° 2756)
- M. Vincent Decroly au ministre de la Justice
sur 'la multiplication de cercles de jeux dans
certaines villes frontalières' (n° 2818)
- M. Jan Mortelmans au ministre de la Justice
sur 'la loi sur les jeux de hasard et la
problématique de la dépendance du jeu'
(n° 2847)
07 Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Richard Fournaux aan de minister van
Justitie over 'de spelwet' (nr. 2756)
- de heer Vincent Decroly aan de minister van
Justitie over 'het toenemend aantal
kansspelinrichtingen in de grenssteden'
(nr. 2818)
- de heer Jan Mortelmans aan de minister van
Justitie over 'de wet op de kansspelen en de
problematiek van de gokverslaving' (nr. 2847)
07.01 Richard Fournaux (PSC): Monsieur le
président, monsieur le ministre, ma question est à
la fois générale et particulière, puisque j'aimerais
obtenir des réponses très précises de votre part.
Comme vous le savez, la loi sur les jeux a été
votée juste avant la fin de la précédente
législature. Depuis lors, si la loi elle-même a été
publiée, il n'en a pas été de même pour ses
arrêtés de mise en application.
Ce dossier m'intéresse personnellement.
Beaucoup de choses ont été dites, y compris dans
la presse. Je sais que l'on a soupçonné que des
interventions extérieures au moment du vote de la
loi auraient quelque peu vicié ce dernier. Est-ce
une des explications de l'absence d'arrêtés
d'application?
Je ne veux évidemment pas que le ministre
réponde à cette question, mais j'aimerais
connaître le sentiment du gouvernement sur la
situation actuelle.
Que se passe-t-il concrètement sur le terrain?
Pour les casinos, rien ne change. Ils sont toujours
contrôlés par les procureurs généraux
compétents: celui de Liège pour les quatre
casinos installés en Wallonie et celui de Bruges
pour les quatre autres installés en Flandres. Ils
n'ont toujours pas accès aux jeux automatiques et
le contrôle des jeux s'exerce toujours de la même
manière. A Dinant, la seule chose qui a changé,
c'est le concessionnaire, mais je crois que tout le
monde est au courant de cela.
Outre le fait qu'elle régit la légalisation des jeux
dans les casinos, qu'elle permet l'entrée des jeux
automatiques dans les casinos sous le contrôle du
gouvernement et qu'elle donne éventuellement la
possibilité au gouvernement de créer ou de laisser
créer un nouveau casino à Bruxelles, la loi
contient une nouvelle réglementation pour
l'ouverture soit des luna-parcs, soit d'une
troisième catégorie de salles de jeux. Or, dans les
faits, il n'y a toujours pas de loi, puisqu'il n'y a pas
d'arrêté d'application. Et l'on constate dans
certaines villes touristiques du pays ou dans des
grandes villes, la création parfois un peu
anarchique de salles de jeux. Durant les congés
de la Toussaint, j'ai visité la côte et ai été surpris
de voir l'installation de ces salles de jeux dans des
villes comme La Panne de manière quasi
anarchique.
Je serais curieux d'apprendre si toutes ces salles
de jeux ont obtenu des autorisations d'ouverture
en bonne et due forme de la part des autorités
communales.
Monsieur le ministre, je suis persuadé que la
situation actuelle risque de nuire à l'ensemble de
ce secteur d'activité. De plus, je pense que cela
risque de nuire à certaines entreprises que j'oserai
qualifier d'honorables, qui souhaitent s'investir
dans ce secteur avec toutes les garanties légales
exigées par le législateur ou par les autorités
judiciaires. Et cela va, me semble-t-il, à l'encontre
de la volonté du législateur de mieux organiser ce
secteur d'activité pour éviter certaines dérives,
notamment à caractère social.
Je me permettrai de solliciter du ministre qu'il me
dise son intention, et celle du gouvernement, en
ce qui concerne la publication des arrêtés
d'application de la loi sur les jeux. Pourrait-on
imaginer le dépôt d'une nouvelle proposition de
loi? Nous avons en effet appris que M. Coveliers,
qui est chef de groupe d'un des partis les plus
importants de ce parlement et dont sont issus à la
fois le premier ministre et le ministre de la Justice,
avait déposé un nouveau texte. Cela traduit-il une
intention délibérée dans le chef du gouvernement
ou du ministre de la Justice?
Le gouvernement va-t-il simplement publier des
arrêtés relatifs à la loi initialement votée?
05/12/2000
CRIV 50
COM 320
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
Deuxièmement, en attendant la décision sur une
nouvelle loi ou sur les arrêtés d'application, le
gouvernement ou le ministre compte-t-il donner
des directives aux communes pour savoir s'il faut
accepter, refuser, contrôler ou laisser faire en
matière de création de ces salles de jeux?
Troisièmement, le gouvernement compte-t-il
demander que certaines autorisations délivrées
par des communes soient tout simplement
retirées, même s'il y a eu des investissements?
C'est ce que laisse penser une intervention dans
les médias de M. Vande Lanotte qui est très
proche des autorités communales d'Ostende et
qui n'a pas hésité à dire qu'il était favorable à la
fermeture de toute une série d'établissements.
Pour conclure, je veux insister sur le fait que ce
dossier est un débat de société important et que je
suis convaincu qu'il y a en Belgique et à l'étranger
des gens honorables désireux d'investir dans ce
secteur d'activité.
Mais il faut veiller à ce qu'une situation
d'indécision, de confusion ou de flou comme celle
dans laquelle nous vivons actuellement
n'aboutisse pas à ce que tout le monde soit mis
dans le même sac, ou à interdire à certains
d'ouvrir des maisons de jeux dans un cadre tout à
fait légal alors que d'autres, par ailleurs,
pratiqueraient un laisser-faire sans réaction de la
part des autorités judiciaires, gouvernementales
ou, pourquoi pas, communales.
07.02 Vincent Decroly (ECOLO-AGALEV):
Monsieur le président, monsieur le ministre, j'ai
une question à ajouter à celles de M. Fournaux.
La commission des jeux de hasards s'est-elle
réunie depuis sa création? Les motifs qui
m'amènent à vous poser cette question ont trait à
la problématique des villes frontalières déjà
évoquée par mon prédécesseur.
Je me base notamment sur la situation de la
région frontalière du Nord de la France: les villes
de Mouscron, Menin, Tournai
-
peut-être plus
accessoirement. Ces villes attirent de nombreux
français tant des investisseurs qui ne peuvent pas
investir dans l'hexagone - où ces cercles de jeux
sont purement et simplement interdits - que des
clients simplement intéressés par ce type de
loisirs.
Cette clientèle est française mais belge également
car ces derniers ne restent pas indifférents à ce
type d'opportunité et dès lors un véritable marché
se développe dans des conditions qui
apparaissent aujourd'hui totalement anarchiques.
D'ordinaire, j'ai un a priori positif pour tout ce qui
relève de l'anarchie. Mais dans ce domaine-ci, la
situation du point de vue légal et l'itinéraire de
certaines masses d'argent sont peu transparents.
Il ne faut pas laisser faire mais plutôt réglementer
dans ce domaine comme dans beaucoup
d'autres.
L'impasse juridique et technique dans laquelle se
trouvent les communes, laisse circonspect. Par
exemple à Mouscron, j'ai appris que de
nombreuses demandes d'installation de cercles
de jeux de classe 2 - sept en l'occurrence - se
trouvent sur la table du secrétaire communal alors
que cinq cercles de ce type sont déjà en activité.
Cette situation débouche sur des formes de
spéculation et les autorités communales sont a
quia face à ce type d'avalanche.
Dès lors, il nous semble qu'il y a un problème de
limites à poser et que le législateur national et le
gouvernement ont des responsabilités à exercer
dans ce domaine-là.
Quand viendront ces arrêtés d'application? Ou
bien irons-nous vers une loi qui se substituerait à
la précédente? Mais dans quel sens et dans quel
délai?
Je le répète, la commission des jeux de hasards
s'est-elle déjà réunie?
07.03 Jan Mortelmans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister,
collega's, de problematiek van de kansspelen en
de daaraan gekoppelde gokverslaving is al meer
dan eens in deze Kamer aan bod gekomen.
Vorige week donderdag stelde collega Grauwels
er nog een vraag over. Ik heb mij aangesloten bij
de vragen van de vorige collega's omdat ik van
mening ben dat over een en ander nogal wat
onduidelijkheid blijft bestaan. Ik kom niet terug op
de dramatische gevolgen die gokverslaving met
zich kan brengen. Iedereen kent wel van ver of
van dichtbij mensen die gokverslaafd zijn. De
neerwaartse spiraal waarin deze mensen geraken
is soms onomkeerbaar. De gevolgen voor hun
naaste verwanten zijn soms nefast. Ik vind dat de
regering er geen onduidelijkheid over mag laten
bestaan dat deze wet, die nu reeds meer dan een
jaar oud is, eindelijk moet worden toegepast.
Mijnheer de minister, in deze commissie hebt u op
een reeks vragen geantwoord dat u de
zogenaamde slots uit de cafés wil bannen. Ze
CRIV 50
COM 320
05/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
zouden dan terechtkomen in de lunaparken en de
casino's, de kansspelinrichtingen van klasse 1 en
2 dus. Mevrouw Grauwels meende uit het
vragenuurtje van vorige week te mogen opmaken
dat slots ook uit de lunaparken gebannen moesten
worden. Ik ben daar zelf niet zo zeker van, omdat
een besluit van de Ministerraad moet worden
bepaald per klasse van kansspelinrichting. De lijst
die nu goedgekeurd werd in de Ministerraad bevat
als ik mij niet vergis alleen de inrichtingen van
klasse 3. Ik zou hierover graag wat verduidelijking
krijgen, mijnheer de minister.
De problematiek van de kansspelen mag mijns
inziens niet beperkt worden tot de automaten. De
markt van de kansspelindustrie evolueert
razendsnel. Nepcasino's rijzen als paddestoelen
uit de grond en de verschillende soorten
automaten volgen diezelfde evolutie. Ik vrees dat
de kansspelindustrie profiteert van de
onduidelijkheid die bewust of onbewust wordt
gecreëerd ter gelegenheid van de overgang van
de oude naar de nieuwe wetgeving. Er wordt
geprofiteerd van wat zij als een vacuüm in de wet
zien. De nieuwe wet is immers nog niet van
toepassing op alle artikels. Volgens mij bestaat dit
vacuüm niet echt, en kan en moet men nog
steeds optreden op basis van de oude wet zodat
de excessen die voortspruiten uit deze
problematiek kunnen worden aangepakt. Ik denk
in het bijzonder aan die spelautomaten waarmee
men meer dan 500 frank per uur kan verliezen en
waarvoor men naast muntstukken ook briefjes van
1.000 of 2.000 frank of zelfs betaalkaarten kan
gebruiken. Waarom werd tegen deze illegale
praktijken tot nu toe niet opgetreden op basis van
de nog steeds geldende wet van 1902?
Tot slot, mijnheer de minister, herhaal ik de
vragen die ik in mijn verzoek heb vermeld. Wat is
de stand van zaken met betrekking tot de
uitvoeringsbesluiten van de nieuwe wet? Ik
vermoed dat in de Ministerraad reeds een tweetal
besluiten goedgekeurd is. Welke maatregelen
hebt u getroffen om een betere controle mogelijk
te maken na de inwerkingtreding van de nieuwe
wetgeving? Ik dank u bij voorbaat voor uw
antwoord.
07.04 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, collega's Fournaux, Decroly en
Mortelmans, ik neem aan dat bij de
totstandkoming van een nieuwe wet altijd een
zekere onduidelijkheid gecreëerd wordt. De vraag
is echter of bepaalde mensen in deze sectoren er
geen belang bij hebben nog meer onduidelijkheid
te creëren. Het moet echter duidelijk zijn dat de
nieuwe wet er is, en dat hij moet worden
uitgevoerd. Daarover kan geen enkele betwisting
bestaan.
Je répondrai séparément aux questions qui m'ont
été posées par MM. Fournaux, Decroly et
Mortelmans afin d'être le plus précis possible.
Monsieur Fournaux, il est exact que, sous la
précédente législature, le parlement a voté in
extremis une loi visant à reformer le système des
jeux organisés par le secteur privé dans notre
pays.
Cette loi règle non seulement la problématique
des jeux organisés dans les casinos, mais aussi
dans les autres lieux où les jeux de hasard seront
autorisés moyennant un ensemble de conditions
déterminées par la loi elle-même ou par la voie
d'arrêtés royaux.
Ces autres lieux de jeu sont les débits de boisson
et les salles de jeux automatiques qu'on appelle
également les luna-parcs
Ces salles de jeux constituent une nouveauté
introduite par la nouvelle loi. Jusque là, la loi de
1902 ne tolérait la présence de jeux de hasard
que dans deux lieux de jeux: les débits de
boisson, pour autant que les jeux qui y étaient
exploités comportaient une part prépondérante
d'habilité dans le déroulement du jeu dans le chef
du joueur, d'autre part, les endroits où les jeux de
pur hasard étaient permis, mais strictement
réglementés - dont notamment un certain nombre
de casinos.
La loi de 1999 a également introduit une
nouveauté essentielle, à savoir la création de la
commission des jeux de hasard, dont les
membres - nommés pour un terme de trois ans -
représentent les cinq ministres directement
concernés par la problématique des jeux. Ladite
commission, instaurée en ce début d'année,
remet un avis sur toute la législation relative aux
jeux de hasard - en ce compris, sur les règles
normatives qui régissent la matière. Elle exerce
également un contrôle sur le secteur des jeux et
remplit une tâche à la fois administrative et de
police, dans la mesure où elle se trouve investie
de la mission de délivrer, de suspendre et de
retirer les cinq types de licence d'exploitation
prévus par la nouvelle loi.
Par ailleurs, même si d'aucuns suspectent que la
rédaction du projet de loi eût pu être influencée
par l'un ou l'autre groupes de pression, la preuve
n'en a toutefois pas pu être apportée. Il n'en
demeure pas moins que le Parlement a - après
05/12/2000
CRIV 50
COM 320
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
20
l'adoption de moult amendements - voté le texte
de loi à une très large majorité. Aussi, quand bien
même il devrait être établi que d'éventuelles
manoeuvres frauduleuses auraient été menées
pour influencer la rédaction du projet de loi, ce
dernier n'en demeurerait pas moins obligatoire. Le
contrôle parlementaire, effectué tant par les
députés que par les sénateurs, à l'occasion des
débats relatifs au projet en lui-même et aux
multiples amendements proposés, témoigne
d'ailleurs de la sincérité du législateur quant à
cette législation.
Partant, la seule préoccupation du ministre de la
Justice est d'assurer la mise en application de
cette loi du 7 mai 1999. Ainsi, grâce au travail
accompli tant par mon cabinet que par les
membres de la commission des jeux de hasard,
les textes des arrêtés réglementant les jeux de
classe 2 et 3 sont-ils déjà rédigés et ont-ils déjà
été soumis, pour la plupart d'entre eux, à l'avis du
Conseil d'Etat et de l'Inspection des Finances.
En outre, un sort similaire est réservé aux arrêtés
qui réglementent les licences des classes D et E,
ainsi qu'à celui qui confère la qualité d'officier de
police judiciaire à certains membres de la
commission des jeux de hasard et à son
secrétariat.
J'ai toujours affirmé ma volonté que soit mise en
oeuvre, avant la fin de cette année, la réforme - au
moins dans sa partie consacrée aux débits de
boisson. Je pense pouvoir confirmer aujourd'hui
que ce souhait sera concrétisé, non seulement en
ce qui concerne ces derniers, mais également en
ce qui concerne les salles de jeux automatiques.
De même, l'avancement du travail normatif
portant sur les casinos est plus que satisfaisant.
Vous savez sans nul doute que la loi impose que
ceux-ci soient également tenus à des impératifs
culturels. Dans ce contexte, une concertation sera
organisée prochainement avec les Communautés
en vue d'envisager la mise en oeuvre de cette
obligation qui pourrait ainsi intervenir dans un
délai de trois à six mois.
Pour répondre à M. Decroly, je vous rappellerai
que la loi du 7 mai 1999 se limite à fixer un cadre
général concernant l'usage des jeux dans notre
pays et nécessite, dès lors, la rédaction d'une
trentaine d'arrêtés. Certes, les problèmes
rencontrés sont nombreux, compte tenu de la
technologie des machines en cause. Néanmoins,
comme je viens de vous l'exposer, plusieurs
arrêtés ont déjà été rédigés et soumis au Conseil
des ministres ou à l'avis du Conseil d'Etat.
Du reste, je n'ai jamais caché le fait que j'estime
prioritaire l'entrée en vigueur des arrêtés visant à
réglementer les jeux de la classe 2 (luna-parcs) et
de la classe 3 (les débits de boisson). Aussi,
l'arrêté qui détermine la liste des jeux de la classe
3 a-t-il été soumis pour approbation au Conseil
des ministres du 17 novembre et est-il
actuellement examiné par le Conseil d'Etat.
L'urgence a d'ailleurs été invoquée. Deux autres
arrêtés, réglementant cette classe de jeux et la
licence correspondante, sont terminés et ont
également été soumis à l'avis du Conseil d'Etat.
Partant, ces trois textes devraient être publiés à la
fin de ce mois au Moniteur belge, après toutefois
que le Conseil des ministres ait marqué son
accord définitif sur ceux-ci.
En ce qui concerne les établissements de classe 2
et donc les luna-parcs, l'arrêté royal, fixant la liste
des jeux autorisés dans les luna-parcs, a
également été présenté au conseil des ministres
de ce vendredi 1
er
décembre. Cet arrêté sera
transmis cette semaine encore pour avis au
conseil d'Etat. L'urgence a été invoquée.
Un second arrêté, réglementant des règles
d'exploitation de ces jeux de classe 2, a été
transmis, ce vendredi au conseil d'Etat pour avis.
Un troisième arrêté, déterminant les conditions
d'obtention des licences B en mettant en oeuvre la
limitation à 180 du nombre de luna-parcs prévus
par la loi, sera transmis, avant la fin de cette
semaine, pour avis urgent au conseil d'Etat.
Un sixième arrêté déterminant les conditions
d'octroi des licences E (les placeurs) sera
également transmis dans le courant de cette
semaine au conseil d'Etat.
Un septième arrêté déterminant les conditions
d'octroi des licences D (personnel employé dans
les établissements de classe 1 et 2) est
actuellement soumis à la commission des jeux de
hasard qui se prononcera, lors de sa séance du
mercredi 6 décembre, sur le projet.
Un huitième arrêté, pris en exécution de l'article
19 de la loi et visant à déterminer les prix des
licences A, B, C et E, a également été présenté au
conseil des ministres de ce vendredi 1
er
décembre. L'avis du conseil d'Etat sera aussi
sollicité durant le courant de cette semaine.
Deux autres arrêtés, pour lesquels l'avis de la
commission des jeux de hasard a déjà été émis
(l'un réglementant le problème de concertation,
CRIV 50
COM 320
05/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
21
l'autre celui des plaintes) seront également
soumis à l'avis du conseil d'Etat avant la fin de ce
mois.
Un onzième arrêté, conférant la qualité d'officier
de policier judiciaire à certains membres de la
commission des jeux de hasards et de son
secrétariat, est également achevé. Il sera
également transmis à très bref délai au conseil
d'Etat en vue de pouvoir être publié dans les
délais les plus brefs.
Plusieurs autres arrêtés, réglementant,
notamment l'octroi, le retrait et la suspension des
licences, la réglementation des jeux de casinos,
seront discutés lors des prochaines réunions de la
commission des jeux de hasard.
Tous les arrêté énumérés ont évidemment été
soumis à l'avis préalable de la commission des
jeux de hasard qui se réunit très régulièrement et
au moins deux fois par mois. Cependant, j'ai pu
constater que, ces derniers temps, cette moyenne
a été largement dépassée.
Mijnheer Mortelmans, voor uw eerste vraag
verwijs ik naar het antwoord dat ik aan de heer
Decroly heb gegeven. Een twaalftal besluiten
bevindt zich in een eindfase.
Zo kom ik tot uw tweede vraag. De wet van 7 mei
1999 verbiedt niet uitdrukkelijk en formeel de
virtuele casino's. Het artikel 4 van de wet bepaalt
dat het verboden is onder om het even welke
vorm op rechtstreekse of onrechtstreekse wijze
een of meer kansspelen of inrichtingen van
kansspelen uit te baten dan deze die door de wet
zijn toegelaten. Inbreuken op artikel 4 worden
gestraft met een gevangenisstraf van 6 maanden
tot 5 jaar en met een boete van 100 frank tot
100.000 frank. Bovendien zijn de artikelen 301 en
302 van het Strafwetboek niet afgeschaft en
blijven zij gelden voor iedere gebruiker van de
server. De strafrechtelijke verantwoordelijkheid
van de leveranciers van infrastructuur, toegang of
diensten kan worden aangemerkt wanneer ze
kennis zouden hebben van de aanwezigheid van
kansspelen op het netwerk of op de server.
Teneinde de daadwerkelijke inwerkingstelling van
de reeds opgestelde besluiten per 1 januari 2001
te garanderen worden nog voor het einde van de
maand december zeer strikte richtlijnen aan de
politiediensten en de parketten toegestuurd.
Daarenboven zal een van de besluiten dat
binnenkort gepubliceerd zal worden aan bepaalde
leden van de commissie Kansspelen de
hoedanigheid van officier van de gerechtelijke
politie verlenen. De commissie zal op zeer strikte
wijze waken over de toepassing van de wet en de
uitvoeringsbesluiten en zal een essentiële rol
spelen in het opsporen en het bestraffen van de
inbreuken.
Om elk misverstand te vermijden, verwijs ik er
tenslotte naar dat in de lijst van categorie 2, met
name de lunaparken, die deze week werd
goedgekeurd, een dubbele beslissing werd
genomen. Van de zes spelen die daarin worden
voorzien, worden er vijf weerhouden. De minister
bekomt de toelating om bij ministerieel besluit die
vijf categorieën te verduidelijken en te omschrijven
over welke het exact gaat. De zesde categorie, die
van de slots, is verwijderd uit categorie 2 en
verhuist naar categorie 1.
07.05 Richard Fournaux (PSC): Monsieur le
président, je poserai trois questions précises.
Premièrement, monsieur le ministre, vous parlez
de 180 luna-parcs, est-ce à dire qu'on fermera les
autres?
07.06 Marc Verwilghen, ministre: 180, oui.
07.07 Richard Fournaux (PSC): Deuxièmement,
les arrêtés royaux pris jusqu'à présent autorisent-
ils les jeux automatiques dans les casinos?
07.08 Marc Verwilghen, ministre: Dans les
casinos, des jeux de hasard de tout type peuvent
être exploités sous une classification divisée en
trois sections. En 3, nous avons décidé de deux
types de jeux. En 2, il s'agit de cinq types de jeux,
et, pour le 1, l'arrêté royal n'est pas encore pris.
07.09 Richard Fournaux (PSC): 3. En ce qui
concerne les jeux dans les cafés, je ne me
souviens plus de la catégorie.
07.10 Marc Verwilghen, ministre: Il s'agit de la
catégorie 3 dans laquelle deux types de jeux sont
retenus.
07.11 Richard Fournaux (PSC): Cela signifie-t-il
que les projets de la loterie nationale pourront se
concrétiser: la video-loterie?
07.12 Marc Verwilghen, ministre: Si ces jeux
sont du même type que les jeux autorisés, oui.
S'ils ne sont pas du même type, c'est non.
07.13 Richard Fournaux (PSC): Je reformule ma
question: avez-vous fixé le type de jeu autorisé
dans les cafés en fonction des projets de la loterie
nationale ou pas?
05/12/2000
CRIV 50
COM 320
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
22
07.14 Marc Verwilghen, ministre: Non. Nous
avons suivi l'avis formulé par la commission des
jeux de hasard.
07.15 Richard Fournaux (PSC): Monsieur le
ministre, je vous remercie.
07.16 Jan Mortelmans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor het
uitvoerige antwoord. Ik zal het antwoord grondig
bestuderen. We zullen ervoor zorgen dat de
maatregelen die u voorgesteld hebt, uitgevoerd
worden. Ik ga er ook mee akkoord dat de
onduidelijkheid gecreëerd kan worden door
anderen die er baat bij hebben.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De interpellaties nr. 574 van de heer Jean-Paul
Moerman en nr. 558 van de heer Ferdy Willems
worden naar een latere datum verschoven.
08 Mondelinge vraag van de heer Jo
Vandeurzen aan de minister van Justitie over
"de evaluatieopdracht inzake de
drugwetgeving" (nr. 2832)
08 Question orale de M. Jo Vandeurzen au
ministre de la Justice sur "la mission
d'évaluation de la législation en matière de
drogues" (n° 2832)
08.01 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik heb
deze vraag ingediend om te weten wat de minister
heeft gevraagd aan het College van procureurs-
generaal over de toepassing van de
drugwetgeving. Dat gebeurde op het ogenblik dat
ik in de discussies over de beleidsnota van de
minister meende te kunnen vernemen dat hij
daarin een initiatief had genomen. Natuurlijk heb
ik vandaag de kranten ook gelezen. Ik heb
begrepen dat het kernkabinet vanavond en de
regering morgen het gedoogbeleid wellicht
gestalte zullen geven. Het enige wat ik vandaag
met een glimlach lees is dat minister Aelvoet een
extra woordvoerder voor de drugnota zou hebben
aangetrokken. Sta dat een christen-democraat
toe, die zoals vele christen-democraten weinig
competent is inzake communicatie. De minister
van Volksgezondheid neemt nu een extra
woordvoerder in dienst voor drie dagen, met als
enige opdracht dat de drugnota, eenmaal
goedgekeurd, goed en juist wordt uitgelegd. Ik stel
mij daar allerlei bij voor. Ik ben enorm
gefascineerd door deze regering die toch een
trendbreuk ging veroorzaken door open
communicatie. Laat mij toch zeggen dat ik inzake
het drugbeleid bij herhaling heb aangekondigd dat
het niet de vraag was wat de regering zou
beslissen, maar wel hoe ze dat zou vertellen. De
heer Slangen volstond niet, de heer Geerts komt
nu de heer Slangen vervoegen.
De voorzitter: In Antwerpen zou men zeggen dat,
als hij daar niet in slaagt om dat in drie dagen uit
te leggen, hij nogal een sigaar zou roken.
08.02 Jo Vandeurzen (CVP): Een sigaar
waarvoor dan overigens geen reclame mag
gemaakt worden, dat begrijpt u wel: wij ontraden
het gebruik van rookwaren. De heer Geerts zou
onder meer bekend zijn van de groene rubriek van
een krant. Ik heb ook gelezen dat men het kweken
van vrouwelijke planten ook nog gaat gedogen,
dus ik ben zeer benieuwd naar de communicatie.
Alle gekheid op een stokje. Ik had van de minister
uit eerdere antwoorden begrepen dat
internationale verdragen de marges inzake het
gedogen beperkingen oplegden. Uit zijn
uitspraken in De Zevende Dag had ik ook
begrepen dat de minister net als wij bekommerd
was over de vraag hoe ouders met kinderen nog
over deze zaken zouden kunnen praten als de
regering het signaal geeft dat men zal gedogen. In
het debat over de beleidsnota heb ik gehoord dat
de minister van Justitie, alvorens in het luchtledige
te spreken over het vervolgbeleid, van het college
wenste te vernemen hoe op het terrein de
opsporing, de vervolging en de bestraffing zouden
worden georganiseerd. Mijn vragen zijn dan ook
heel eenvoudig.
Mijnheer de minister, van welke aard was de
vraag die aan het College werd gesteld? Werd het
verslag reeds overgemaakt en kan de commissie
hiervan inzage krijgen?
08.03 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, ik zal mijn antwoord op de vraag van de
heer Vandeurzen in drie luiken indelen.
Ten eerste, het colloquium tot evaluatie van de
richtlijn van 8 mei 1998 met betrekking tot het
vervolgingsbeleid inzake het bezit van en de
handel in verdovende middelen, vond plaats op 16
mei en op 13 juni 2000, met de in verdovende
middelen gespecialiseerde magistraten bij de
parketten van de rechtbanken van eerste aanleg
en bij de hoven van beroep. Het colloquium had
hoofdzakelijk tot doel de magistraten te horen over
de opmerkingen van de dienst strafrechtelijk
beleid in de evaluatienota van de circulaire van
1998, alsook over de vaststellingen van de
professoren De Ruyver en Casselman.
CRIV 50
COM 320
05/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
23
De voornaamste aangehaalde punten hebben
betrekking op het volgende:
1. De praktijk van de vereenvoudigde processen-
verbaal waarvan het gebruik zich toevallig en niet-
eenvormig aanmeldt. Bovendien wordt naar voren
gebracht dat deze vereenvoudigde processen-
verbaal in de realiteit niet altijd voorkomen.
2. De circulaire van 1998 maakt een duidelijk
onderscheid tussen de gewone gebruiker en de
gebruiker die maatschappelijke overlast bezorgt of
die in een probleemsituatie terechtkomt en aldus
een problematisch gebruiker blijkt te zijn. Beide
noties werden door de magistraten gepreciseerd
en een duidelijke definitie van beide begrippen
werd opgesteld.
3. De denkoefening van de magistraten slaat
eveneens op de toepasbaarheid van de
transacties ten aanzien van wat men noemt de
recreatieve druggebruiker.
4. De magistraten bogen zich eveneens over de
bemiddeling in strafzaken en het therapeutisch
advies. Alternatieven voor de vervolging
-
de
bemiddeling in strafzaken en de dienstverlening -
worden absoluut niet systematisch toegepast,
hoewel zij een waaier aan mogelijkheden bieden.
Het therapeutisch advies is eveneens een
benadering die het de leden van het parket
mogelijk moet maken te voorkomen dat een groot
deel van de gebruikers onnodig voor de rechtbank
moet verschijnen, door de mogelijkheden die deze
techniek in het sociaal-medisch milieu creëert.
5. De autonomie van de politiediensten bij een
crisissituatie van de betrokkenen.
6. De inbeslagneming van middelen die werden
verhandeld.
7.
De inwerkingstelling van een kwantitatieve
evaluatiemethode van de richtlijn.
8. De noodzaak van het opstellen van regels
inzake de behandeling met vervangingsmiddelen
die soms te gemakkelijk aan gebruikers met
verscheidene risico's worden voorgeschreven. In
1999 werden 90 gevallen vastgesteld van
overdosis met methadon, soms in samenhang
met andere medicijnen, enkel in het Brussels
arrondissement. Dit cijfer behelst overigens 80%
van de gevallen van overdosis. Tevens bestaat de
noodzaak om artsen en gebruikers te omkaderen.
Dit zijn grosso modo de punten die ter sprake
kwamen.
Ten tweede, er werd reeds met deze opmerkingen
rekening gehouden bij het opstellen van het
drugsplan van de regering. Wat de methodologie
betreft wordt een nieuwe vergadering gepland
voor het eerste trimester van 2001 en zij zal
wellicht plaatsvinden nog vóór het einde van de
maand januari teneinde, op basis van de
aanbevelingen van de parketten, een
kwantitatieve evaluatiemethode te integreren in de
nieuwe rondzendbrief mocht zulks nodig blijken.
Ten derde, hoewel dit evaluatiedocument slechts
dienstig is voor strikt intern gebruik bij het
departement van Justitie, belet volgens mij niets
het ter kennis te brengen van het Parlement. Op
dat vlak ben ik aldus bereid op het verzoek in te
gaan, ook al ligt een strikt juridische interne
bevraging aan de grondslag van dit document.
08.04 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor zijn omstandig
antwoord en het verheugt mij dat hij de gevraagde
documenten ter beschikking zal stellen.
Ik had evenwel nog een paar vragen, onder
andere omtrent de kwantitatieve benadering, maar
ik neem aan dat deze onderwerpen morgen en
overmorgen nog uitvoerig aan bod zullen komen
in de vergaderingen van de Kamer. Ik voeg er
echter meteen aan toe dat, mocht morgen de
regering een beslissing terzake nemen, er
vanwege de parketten niet veel meer te zeggen
valt.
Voorts, mijnheer de minister, nog dit. In de
omzendbrief die werd opgesteld tijdens de vorige
legislatuur werd het problematisch gebruik van
drugs wel degelijk gedefinieerd.
Het gedoogbeleid zal het volgehouden, geregeld
gebruik niet langer als problematisch gebruik
definiëren, wat in de rondzendbrief weldegelijk het
geval was. Als we de volgende dagen gaan
discussiëren over het gedoogbeleid dat de
regering misschien zal installeren, is het nuttig om
met dat soort documenten te werken. Ik ben het
met de minister eens dat we niet alleen in slogans
en in termen van communicatieproblematiek
moeten denken, maar ook de techniciteit van de
dingen moeten beschouwen. Dat moet in een
parlementair debat de basis van de discussie zijn.
08.05 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, ik wil voorzichtigheidshalve elk
misverstand wegnemen.
05/12/2000
CRIV 50
COM 320
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
24
Ik betwist niet dat in de richtlijn van 1998 de
problematische gebruiker was omschreven. We
hebben alleen vastgesteld dat daaraan
verschillende interpretaties zijn gegeven. De
evaluatie heeft ons geleerd dat we een verfijning
moeten aanbrengen zodat iedereen er wel
hetzelfde onder begrijpt. De rest zal aan bod
komen eens een verdere beslissing is genomen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt
gesloten om 12.42 uur.
La réunion publique de commission est levée à
12.42 heures.
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRABV 50 COM 320
CRABV 50 COM 320
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRESENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
EKNOPT
V
ERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
A
NALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
J
USTITIE
C
OMMISSION DE LA
J
USTICE
dinsdag mardi
05-12-2000 05-12-2000
10:15 uur
10:15 heures
CRABV 50
COM 320
05/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan
de minister van Justitie over "de billijke
vergoeding" (nr. 2662)
1
Question orale de Mme Trees Pieters au ministre
de la Justice sur "la rémunération équitable"
(n° 2662)
1
Sprekers: Trees Pieters, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Trees Pieters, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Mondelinge vraag van mevrouw Marie-Thérèse.
Coenen aan de minister van Justitie over "het
systeem van de beroepsopleiding en de
voorwaardelijke invrijheidsstelling van de
veroordeelden" (nr. 2729)
2
Question orale de Mme Marie-Thérèse. Coenen
au ministre de la Justice sur "le système de
formation professionnelle et la libération
conditionnelle pour les condamnés" (n° 2729)
2
Sprekers: , Marc Verwilghen, minister van
Justitie
Orateurs: , Marc Verwilghen, ministre de la
Justice
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Justitie over "de oprichting
van de Adviesraad voor de magistratuur" (nr.
2745)
4
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre
de la Justice sur "l'instauration du conseil
consultatif de la magistrature" (n° 2745)
4
Sprekers: Jo Vandeurzen, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Jo Vandeurzen, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Samengevoegde mondelinge vragen van
5
Questions orales jointes de
5
- de heer Karel Van Hoorebeke aan de minister
van Justitie over 'de inbraakgolf die Vlaanderen
reeds geruime tijd teistert' (nr. 2758)
5
- M. Karel Van Hoorebeke au ministre de la
Justice sur « la vague de cambriolages qui sévit
en Flandre depuis assez longtemps' »(n° 2758)
5
- de heer Tony Van Parys aan de minister van
Justitie over 'het georganiseerd karakter van het
toenemend aantal diefstallen in Vlaanderen' (nr.
2772)
5
- M. Tony Van Parys au ministre de la Justice sur
« le caractère organisé d'un nombre croissant de
cambriolages en Flandre' » (n° 2772)
5
Sprekers: Karel Van Hoorebeke, Tony Van
Parys, Marc Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs: Karel Van Hoorebeke, Tony Van
Parys, Marc Verwilghen, ministre de la
Justice
Mondelinge vraag van mevrouw Frieda Brepoels
aan de minister van Justitie over "de financiële
hulp van de Staat aan slachtoffers van
opzettelijke gewelddaden" (nr. 2759)
8
Question orale de Mme Frieda Brepoels au
ministre de la Justice sur "l'aide financière de
l'Etat aux victimes d'actes intentionnels de
violence" (n° 2759)
8
Sprekers: Frieda Brepoels, voorzitter van de
VU&ID-fractie, Marc Verwilghen, minister van
Justitie
Orateurs: Frieda Brepoels, président du
groupe VU&ID , Marc Verwilghen, ministre de
la Justice
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Justitie over "de verwerving
van de Belgische nationaliteit" (nr. 2794)
10
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre
de la Justice sur "l'obtention de la nationalité
Belge" (n° 2794)
10
Sprekers: Jo Vandeurzen, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Jo Vandeurzen, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Samengevoegde mondelinge vragen van
11
Questions orales jointes de
11
- de heer Richard Fournaux aan de minister van
Justitie over 'de wet op de kansspelen' (nr. 2756)
11
- M. Richard Fournaux au ministre de la Justice
sur 'la loi sur les jeux' (n° 2756)
11
- de heer Vincent Decroly aan de minister van
Justitie over 'het toenemende aantal
kansspelinrichtingen in de grenssteden' (nr. 2818)
11
- M. Vincent Decroly au ministre de la Justice sur
'la multiplication de cercles de jeux dans certaines
villes frontalières' (n° 2818)
11
- de heer Jan Mortelmans aan de minister van
Justitie over 'de wet op de kansspelen en de
problematiek van de gokverslaving' (nr. 2847)
11
- M. Jan Mortelmans au ministre de la Justice sur
'la loi sur les jeux de hasard et la problématique
de la dépendance du jeu' (n° 2847)
11
Sprekers:
Richard Fournaux, Vincent
Decroly, Jan Mortelmans, Marc Verwilghen,
Orateurs:
Richard Fournaux, Vincent
Decroly, Jan Mortelmans, Marc Verwilghen,
05/12/2000
CRABV 50
COM 320
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
minister van Justitie
ministre de la Justice
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Justitie over "de
evaluatieopdracht inzake de drugwetgeving" (nr.
2832)
15
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre
de la Justice sur "la mission d'évaluation de la
législation en matière de drogues" (n° 2832)
15
Sprekers: Jo Vandeurzen, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Jo Vandeurzen, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
CRABV 50
COM 320
05/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE
COMMISSION DE LA JUSTICE
van
DINSDAG
05
DECEMBER
2000
10:15 uur
______
du
MARDI
05
DECEMBRE
2000
10:15 heures
______
De vergadering wordt geopend om 10.18 uur door
de heer Fred Erdman, voorzitter.
La réunion publique est ouverte à 10.18 heures par
M. Fred Erdman, président.
01 Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters
aan de minister van Justitie over "de billijke
vergoeding" (nr. 2662)
01 Question orale de Mme Trees Pieters au
ministre de la Justice sur "la rémunération
équitable" (n° 2662)
01.01 Trees Pieters (CVP): Het dossier
betreffende de billijke vergoeding blijft met
moeilijkheden kampen. De uitbetaling van de
geïnde bedragen aan de artiesten-uitvoerders blijkt
moeizaam te verlopen. Er zouden reeds 660 miljoen
frank aan taksen zijn geïnd, maar de gerechtigden
hebben daarvan nog niets ontvangen.
Welke initiatieven nam de minister reeds om deze
problemen te verhelpen? Overweegt de minister het
oprichten van één instelling die instaat voor de
inning en de betaling van de artiestentaks?
01.01 Trees Pieters (CVP): Le dossier de la
rémunération équitable continue de poser des
problèmes. Le paiement aux artistes-interprètes des
sommes perçues s'avère laborieux. Des taxes pour
un montant de 660 millions auraient déjà été
perçues, mais les ayants droit n'en ont pas encore
vu la couleur.
Quelles initiatives le ministre a-t-il déjà prises pour
résoudre ces problèmes ? Envisage-t-il de créer
une institution unique chargée de la perception et
du paiement de la taxe des artistes ?
01.02 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): Dit
dossier heeft van bij het begin een slechte start
genomen. De problemen ontstonden al in 1996.
Er bestaan inderdaad twee
beheersvennootschappen, Microcam en Uradex,
die bevoegd zijn voor de inning van de billijke
vergoeding en de vergoeding voor het kopiëren
voor eigen gebruik. Betreffende deze laatste
vergoeding werd tot op heden 401 miljoen geïnd;
betreffende de billijke vergoeding werd 265 miljoen
geïnd.
De verdeling van de rechten vereist een autonome
en vaste structuur. Daarom moet er één structuur
worden opgericht die als taak heeft: de uitwerking
van de gemeenschappelijke verdeelregels; de
organisatie van een grote synergie tussen beide
vennootschappen; de vertegenwoordiging in het
buitenland van het Belgische repertorium en van het
buitenlands repertorium in België. Er zijn dus
01.02 Marc Verwilghen , ministre (néerlandais):
Ce dossier a pris un mauvais départ. Les difficultés
ont débuté dès 1996.
Il existe effectivement deux sociétés de gestion,
Microcam et Uradex, qui ont compétence pour
percevoir la rémunération équitable ainsi que la
rémunération dont est redevable toute personne qui
photocopie tout ou partie d'oeuvres pour son usage
personnel. S'agissant de cette dernière
rémunération, il a été perçu jusqu'à présent 401
millions de francs. Concernant la rémunération
équitable, 265 millions de francs ont été perçus.
La répartition des droits requiert une structure
autonome et permanente. C'est la raison pour
laquelle il faut créer une structure unique dont la
mission consistera à fixer les clés de répartition
communes, à organiser une synergie étroite entre
les deux sociétés, et à garantir la représentation à
l'étranger du répertoire belge et du répertoire
étranger en Belgique. Il y a trois possibilités : soit
05/12/2000
CRABV 50
COM 320
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
mogelijkheden om tot een stabiele en autonome
structuur te komen: een betere samenwerking, of
één vennootschap, of een fusie. Ik heb
coördinerend opgetreden onder meer in een
vergadering van 5 september. Op 15 oktober waren
de vennootschappen er echter nog steeds niet in
geslaagd een bevredigend antwoord te formuleren
en de hun toevertrouwde rechten te beheren.
Ik heb volgende alternatieven voorgesteld: of een
arbitrageprocedure of de onmiddellijke intrekking
van de vergunning, gezien de onmogelijkheid om de
hun toevertrouwde rechten te beheren.
Mijn administratie heeft dan onderhandelingen
opgestart met de meest gerede partij met het oog
op de oprichting van één vennootschap.
améliorer la collaboration pour mettre en place une
structure stable et autonome, soit créer une société
unique, soit réaliser une fusion. J'ai joué un rôle de
coordination, notamment lors d'une réunion du 5
septembre. Toutefois, le 15 octobre, les sociétés
n'étaient toujours pas parvenues à formuler une
réponse satisfaisante ni à gérer les droits qui leur
étaient confiés.
J'ai proposé les solutions de remplacement
suivantes : soit instituer une procédure d'arbitrage,
soit leur retirer immédiatement la licence, vu leur
inaptitude à gérer les droits qui leur sont confiés.
Mon administration a alors engagé des négociations
avec la partie la plus diligente en vue de créer une
société unique.
01.03 Trees Pieters (CVP): Ik hoop dat wij weldra
het einde beleven van deze geschiedenis en dat de
minister verder werkt aan een oplossing. Ik wil er
wel aan toevoegen dat ik gekant ben tegen het
ganse systeem.
01.03 Trees Pieters (CVP): J'espère que nous
connaîtrons bientôt l'épilogue de cette affaire et que
le ministre continue à rechercher une solution. Mais
je tiens également à préciser que je m'oppose à
l'ensemble du système.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Mondelinge vraag van mevrouw Marie-
Thérèse. Coenen aan de minister van Justitie
over "het systeem van de beroepsopleiding en de
voorwaardelijke invrijheidsstelling van de
veroordeelden" (nr. 2729)
02 Question orale de Mme Marie-Thérèse.
Coenen au ministre de la Justice sur "le système
de formation professionnelle et la libération
conditionnelle pour les condamnés" (n° 2729)
02.01 Marie-Thérèse Coenen (ECOLO-AGALEV):
Het penitentiair centrum van Marneffe beschikt over
diverse werkplaatsen om de gedetineerden bezig te
houden. De gedetineerden kunnen tevens
verscheidene beroepsopleidingen volgen. Jammer
genoeg ontvangen zij maar een uurloon van ten
hoogste 25 frank wanneer zij een opleiding volgen,
terwijl gedetineerden die in de werkplaats aan de
slag zijn 30 tot 45 frank ontvangen. Kan men de
uurlonen van degenen die een opleiding volgen en
degenen die in de werkplaats aan de slag zijn niet
gelijkschakelen?
De straffen worden bovendien alsmaar langer en de
voorwaardelijke invrijheidsstellingen alsmaar
zeldzamer, terwijl de rechters bij het uitspreken van
veroordelingen rekening houden met de wet-
Lejeune. Vele gedetineerden ervaren dat als een
nieuwe veroordeling. Zou het bijgevolg niet van
meer objectiviteit getuigen om de spelregels nader
toe te lichten teneinde te voorkomen dat sommigen
valse hoop zouden koesteren?
02.01 Marie-Thérèse Coenen (ECOLO-AGALEV):
Le Centre pénitentiaire de Marneffe propose divers
ateliers pour occuper les détenus. Ceux-ci peuvent,
en outre, bénéficier de plusieurs formations
professionnelles. Malheureusement, on ne reçoit
que maximum 25 francs l'heure quand on suit une
formation, tandis que l'atelier est payé de 30 à 45
francs. N'y a-t-il pas moyen de mettre sur le même
pied une formation qualifiante et un travail en
atelier ?
Par ailleurs, la durée des peines tend à s'allonger et
les libérations conditionnelles se font de plus en
plus rares, alors que les juges ont souvent
prononcé des condamnations en tenant compte de
la loi Lejeune. Beaucoup ressentent cela comme
une nouvelle condamnation. Ne serait-il, dès lors,
pas plus objectif de préciser les règles du jeu, pour
éviter à certains de fausses espérances ?
02.02 Minister Marc Verwilghen (Frans): Artikel
103 van de Algemene Instructies voor de
Strafinrichtingen bepaalt dat het tarief voor
02.02 Marc Verwilghen , ministre (français):
L'article 103 des Instructions générales pour les
établissements pénitentiaires dispose que le tarif
CRABV 50
COM 320
05/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
huishoudelijk werk en het onderhoud van het
meubilair en de gebouwen door de minister wordt
vastgesteld.
Met toepassing van dat artikel stelt de circulaire van
29 juli 1998 de vergoedingen vast die aan de
gedetineerden worden toegekend, met inbegrip van
degenen die een beroepsopleiding volgen. Het
minimumuurloon bedraagt 25 frank voor de minst
ervaren en geschoolde werknemers, 28 frank voor
ervaren en geschoolde werknemers en 32 frank
voor werknemers met een hogere opleiding.
De gedetineerden die cursussen volgen in het kader
van een beroepsopleiding, ontvangen 25 frank per
uur, een bedrag dat tot 28 frank wordt verhoogd
voor degenen die blijk geven van een bijzondere
inzet of die voor de opleiding slagen. De
gedetineerden ontvangen die bedragen niet enkel
voor de uren tijdens welke zij cursus hebben
gevolgd, maar ook voor de uren tijdens welke zij
studeren.
relatif aux travaux domestiques et à l'entretien du
mobilier et des bâtiments est fixé par le ministre.
En application de cet article, la circulaire du 29 juillet
1998 détermine les gratifications allouées aux
détenus, y compris ceux qui suivent une formation
professionnelle. Le minimum est de 25 francs
l'heure pour les travailleurs les moins expérimentés
ou qualifiés, de 28 francs l'heure pour les
travailleurs expérimentés ou qualifiés et de 32
francs l'heure pour les travailleurs faisant preuve
d'une qualification supérieure.
Les détenus qui suivent des cours dans le cadre
d'une formation professionnelle reçoivent 25 francs
l'heure, montant porté à 28 francs l'heure pour ceux
faisant preuve d'une application particulière ou qui
réussissent la formation. Les détenus sont gratifiés
non seulement pour les heures de cours, mais
encore pour les heures d'étude.
Wanneer de werkstukken uit de werkplaats door de
particuliere sector worden afgenomen, geldt de
regel van de meest biedende. Vandaar dat op een
aantal plaatsen, waaronder het centrum in
Marneffe, bovengemiddelde tarieven gehanteerd
worden. Met de opbrengst van de werkplaatsen
financiert de Regie voor penitentiaire arbeid de
vergoedingen voor gedetineerden die een
beroepsopleiding volgen. Het op hetzelfde peil
brengen van de vergoedingen voor de
beroepsopleiding en die voor de best betaalde
arbeid zou de arbeidsregeling op de helling zetten,
want arbeid wordt doorgaans als penibeler
beschouwd dan het volgen van een opleiding. De
vergoeding wordt periodiek herzien op grond van de
prijsevolutie en de budgettaire ruimte.
In de wet van 5 maart 1998 betreffende de
voorwaardelijke invrijheidstelling staan de criteria
voor de toekenning duidelijk opgesomd. De
gedetineerde moet een reclasseringsplan
voorleggen, waaruit zijn wil om zich opnieuw in de
maatschappij te integreren moet blijken. Er mogen
geen contra-indicaties zijn die een ernstig risico
inhouden voor de reclassering of deze in de weg
staan. In 1995 werden er 725 gedetineerden
voorwaardelijk in vrijheid gesteld of voorlopig
vrijgelaten met het oog op een voorwaardelijke
invrijheidstelling, in 1996 758, in 1997 892 en in
1998 919.
Uit de beschikbare cijfers voor de periode van 1
januari tot 15 november 2000 (651 voorwaardelijke
invrijheidstellingen) kan niet worden geconcludeerd
Lorsqu'il s'agit d'un travail en atelier dont le produit
est livré au secteur privé, s'applique la règle du plus
offrant. Ceci explique l'existence de taux plus
favorables que la moyenne dans certains
établissements, dont le Centre de Marneffe.Le
bénéfice produit par le travail en atelier permet à la
Régie du travail pénitentiaire de financer ce qui est
alloué aux détenus qui suivent une formation
professionnelle. Aligner le taux applicable à la
formation professionnelle sur les travaux les mieux
rémunérés compromettrait ceux-ci puisque le travail
est généralement perçu comme plus pénible qu'une
formation. Par ailleurs, le taux des rémunérations
est revu périodiquement en fonction de l'évolution
des prix et des possibilités budgétaires.
La nouvelle loi du 5 mars 1998 relative à la
libération conditionnelle énumère clairement les
critères d'octroi. Le détenu doit présenter un plan de
reclassement montrant sa volonté de réinsertion. Il
ne peut y avoir de contre-indication impliquant un
risque sérieux ou faisant obstacle à la réinsertion
sociale. Il y a eu 725 libérations conditionnelles ou
provisoires en vue de libération conditionnelle en
1995, 758 en 1996, 892 en 1997 et 919 en 1998.
Les chiffres actuellement disponibles pour la
période du 1
er
janvier au 15 novembre 2000 (651
libérations conditionnelles) ne permettent pas
05/12/2000
CRABV 50
COM 320
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
dat het aantal gedetineerden dat door de
commissies voor de voorwaardelijke
invrijheidstelling voorwaardelijk in vrijheid gesteld
wordt spectaculair zou zijn gedaald. Een grondiger
studie waarin ook rekening gehouden wordt met het
aantal veroordeelden dat voor vrijlating in
aanmerking komt, zou daarvoor nodig zijn.
De instelling van een strafuitvoeringsrechtbank,
waaraan gewerkt wordt door de commissie-
Holsters, zal wellicht nog andere aanpassingen in
de hand werken.
d'affirmer que le nombre des libérations
conditionnelles octroyées par des Commissions de
libération conditionnelle ait baissé de façon
substantielle. Une étude plus fine tenant compte du
nombre de condamnés se trouvant dans les
conditions de libération serait nécessaire.
L'introduction d'un tribunal d'application des peines,
à laquelle oeuvre la Commission Holsters,
provoquera encore d'autres adaptations
02.03 Marie-Thérèse Coenen (ECOLO-AGALEV):
Het reclasseringsplan maakt eveneens deel uit van
de opleiding. Het zijn twee aspecten van eenzelfde
werkelijkheid die een volledige steun verdienen.
Aangezien de in de gevangenis georganiseerde
opleidingen niet erkend zijn, is het moeilijk ze
daarbuiten te doen gelden. Is het mogelijk hiertoe
akkoorden met de Gemeenschappen te sluiten?
02.03 Marie-Thérèse Coenen (ECOLO-AGALEV):
Le plan de reclassement fait aussi partie de la
formation qualifiante. Il y a là deux volets d'une
même réalité méritant un soutien global.
Le fait que les formations acquises en prison ne
sont pas reconnues en rend la valorisation difficile à
l'extérieur. Des accords dans ce sens avec les
Communautés sont-ils envisageables ?
02.04 Minister Marc Verwilghen (Frans): Zowel
met de werkzaamheden van de commissie-Holsters
als met de bevoegdheden van de
Gemeenschappen moet rekening worden
gehouden. Wij houden contact met de
Gemeenschappen teneinde uit te zoeken hoe de
kwestie verder moet worden aangepakt.
02.04 Marc Verwilghen , ministre (français): Il faut
tenir compte de deux éléments : les travaux de la
Commission Holsters et les compétences des
Communautés. Nous entretenons des contacts
avec celles-ci afin de voir comment nous pouvons
évoluer dans cette problématique.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Justitie over "de oprichting
van de Adviesraad voor de magistratuur" (nr.
2745)
03 Question orale de M. Jo Vandeurzen au
ministre de la Justice sur "l'instauration du
conseil consultatif de la magistrature" (n° 2745)
03.01 Jo Vandeurzen (CVP): Krachtens artikel 7
van de wet van 8 maart 1999 worden de
verkiezingen voor de Adviesraad voor de
magistratuur voor het eerst georganiseerd op
hetzelfde ogenblik als die voor de Hoge Raad voor
de Justitie. Dat is echter niet gebeurd. Het KB van
13 juni 1999 heeft dan de procedure vastgelegd.
Heeft de secretaris-generaal van het ministerie van
Justitie al initiatieven genomen? Wat is de stand
van zaken?
Hoe verklaart de minister dat er geen reactie kwam
op de twee oproepen tot kandidaatstelling?
Is de oprichting van deze Adviesraad een prioriteit
voor de minister? Hoe staat het met de timing?
03.01 Jo Vandeurzen (CVP): L'article 7 de la loi
du 8 mars 1999 dispose que les premières
élections pour le Conseil consultatif de la
magistrature seront organisées en même temps
que celles du Conseil supérieur de la Justice. Cela
n'a malheureusement pas été le cas. La procédure
a ultérieurement été définie par l'arrêté royal du 13
juin 1999.
Le secrétaire général du ministre de la Justice a-t-il
déjà pris des initiatives ? Quel est l'état
d'avancement de ce dossier ?
Comment le ministre explique-t-il que les deux
appels aux candidats n'aient suscité aucune
réaction ?
Le ministre considère-t-il la création de ce conseil
consultatif comme une priorité ? Qu'en est-il du
respect du calendrier ?
CRABV 50
COM 320
05/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
03.02 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): Er
zijn al twee oproepen geweest tot kandidaten: op 4
september 1999 en op 4 november 1999, twee
maal met onvoldoende kandidaten. Er werd beslist
het KB aan te passen om een tweede oproep
mogelijk te maken zonder de hele procedure
opnieuw te moeten beginnen. Wij wensen ook de
wet aan te passen, om een onduidelijkheid weg te
werken met betrekking tot de magistraten van het
parket-generaal van het Hof van Cassatie en om de
verkiezing van de "lekenrechters" eruit te halen.
Ik kan moeilijk beoordelen waarom er zo weinig
reactie kwam, dat komt de magistratuur toe.
Misschien heeft zulks te maken met de louter
adviserende bevoegdheid van de Adviesraad.
Het ligt zeker in mijn bedoeling de Adviesraad op te
richten. Na de nodige wetswijzigingen kan wellicht
met succes een derde oproep worden
georganiseerd.
03.02 Marc Verwilghen ministre (néerlandais) :
Deux appels aux candidats ont déjà été organisés:
le 4 septembre 1999 et le 4 novembre 1999. Mais à
chaque fois, les candidatures ont été
insuffisamment nombreuses. Il a été décidé
d'adapter l'arrêté royal afin de pouvoir procéder à un
nouvel appel aux candidats, sans avoir à
recommencer l'ensemble de la procédure. Nous
souhaitons également adapter la loi pour remédier à
une imprécision concernant les magistrats du
parquet général de la Cour de cassation et
supprimer le chapitre relatif à l'élection des juges
extérieurs au monde judiciaire.
Je n'ai pas d'explication pour le manque de
candidats. C'est une tâche qui incombe à la
magistrature. Peut-être le caractère purement
consultatif du conseil est-il en cause.
J'ai la ferme intention d'installer ce conseil
consultatif. Un troisième appel aux candidats pourra
être organisé après que la loi aura été modifiée
comme il convient.
03.03 Jo Vandeurzen (CVP): Er zal een wijziging
van de wet op de Adviesraad worden doorgevoerd.
Er zal verder een KB tot wijziging van de
verkiezingsprocedure worden opgesteld, teneinde
een tweede oproep tot kandidaten mogelijk te
maken. Ik dank de minister voor dit duidelijk
antwoord.
03.03 Jo Vandeurzen (CVP): La loi relative au
conseil consultatif sera donc modifiée. Pour le
surplus, un arrêté royal modifiant la procédure
électorale sera élaboré, en vue de permettre un
second appel aux candidats. Je remercie le ministre
pour la précision de sa réponse.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Karel Van Hoorebeke aan de minister
van Justitie over 'de inbraakgolf die Vlaanderen
reeds geruime tijd teistert' (nr. 2758)
- de heer Tony Van Parys aan de minister van
Justitie over 'het georganiseerd karakter van het
toenemend aantal diefstallen in Vlaanderen' (nr.
2772)
04 Questions orales jointes de
- M. Karel Van Hoorebeke au ministre de la
Justice sur « la vague de cambriolages qui sévit
en Flandre depuis assez longtemps' »(n° 2758)
- M. Tony Van Parys au ministre de la Justice sur
« le caractère organisé d'un nombre croissant de
cambriolages en Flandre' » (n° 2772)
04.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Sedert
geruime tijd wordt Vlaanderen geteisterd door een
inbraakgolf. Hiervoor zouden Oost-Europese
bendes verantwoordelijk zijn. De rijkswacht heeft
trouwens die misdaden in kaart gebracht. Het
fenomeen is overigens al jaren aan de gang.
Volgens professor De Ruyver staat men
machteloos tegen de toename van inbraken. Welke
oplossingen zal het departement van Justitie
voorstellen? Blijkbaar gaat het hier om goed
opgeleide misdadigers. Enkele jaren geleden heeft
men de voorlopige hechtenis sterk beperkt. De
inbrekerbendes zijn daarvan op de hoogte. Is die
voorlopige hechtenis dan nog wel efficiënt? Moeten
wij niet overwegen om hier als wetgever op te
04.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Depuis un
certain temps, la Flandre est confrontée à une
vague de cambriolages qui seraient le fait de
bandes venues d'Europe de l'Est. La gendarmerie a
d'ailleurs dressé une carte de ces délits. Du reste,
ce phénomène est connu depuis plusieurs années.
Selon le professeur De Ruyver, nous sommes
impuissants face à la multiplication de ces
cambriolages. Quelles solutions le département de
la Justice va-t-il proposer
? Nous sommes
apparemment en présence de bandits bien
organisés. Voici quelques années, on a
drastiquement limité la détention provisoire et les
bandes de malfaiteurs le savent. La détention
provisoire est-elle dès lors encore efficace ? Ne
05/12/2000
CRABV 50
COM 320
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
treden? Welke maatregelen overweegt de minister?
devons-nous pas envisager d'intervenir sur le plan
législatif ? Quelles mesures le ministre compte-t-il
prendre ?
04.02 Tony Van Parys (CVP): Het CBO van de
rijkswacht signaleerde voor dit jaar een stijging met
60 procent van het aantal inbraken, voor rekening
van 9 Oost-Europese misdaadorganisaties, die
systematisch te werk gaan. Het probleem is
angstwekkend. De veiligheidsexpert van de eerste
minister, professor De Ruyver, meent dat de
politiediensten machteloos staan. Het inzetten van
het leger lijkt me niet meteen het goede spoor,
maar abdicatie is eveneens uit den boze. Uit een
recente nota van de top van de magistratuur en van
de politiediensten over de gerechtelijke pijler van de
federale politie blijkt dat de opsporingscapaciteit
onvoldoende zal blijven.
Wat is de omvang van het fenomeen? Wat wordt
ondernomen? Wat zal worden ondernomen? Hoe
reageert de minister op het standpunt over de
onvoldoende capaciteit binnen de toekomstige
federale politie?
04.02 Tony Van Parys (CVP): Pour cette année, le
BCR de la gendarmerie a signalé une augmentation
de 60 pour cent du nombre des effractions. Cette
recrudescence est attribuée à neuf organisations
criminelles originaires d'Europe orientale, opérant
de manière systématique, et constitue un
phénomène particulièrement inquiétant. De l'avis de
l'expert en matière de sécurité du premier ministre,
M. De Ruyver, les services de police sont
impuissants face à cette situation. L'engagement de
l'armée ne me semble pas nécessairement
constituer la meilleure solution, mais une abdication
des pouvoirs publics ne me semble pas davantage
souhaitable. Il ressort d'une note récente rédigée
par de hauts responsables de la magistrature et des
services de police à propos du pilier judiciaire de la
police fédérale que les capacités de recherche des
services concernés sont insuffisantes.
Quelle est l'ampleur du phénomène? Quelles
initiatives a-t-on déjà prises? Lesquelles envisage-t-
on de prendre encore? Quelle est la réaction du
ministre face aux déclarations dénonçant un
manque de capacité au sein de la future police
fédérale?
04.03 Minister Marc Verwilghen (Nederlands):
Men voorspelt reeds lang dat de val van de
Berlijnse Muur een toevloed van personen met
slechte bedoelingen vanuit Oost-Europa zou
teweegbrengen.
In Antwerpen en Gent werd de laatste maanden
een stijgend aantal inbraken en car-jackings
vastgesteld. Een groot deel daarvan wordt gepleegd
door georganiseerde bendes, die zeer professioneel
te werk gaan.
Op geregelde tijdstippen worden door de politie en
de rijkswacht grote controles uitgevoerd op
openbare wegen. Men gaat zich nu ook steeds
meer op de helers concentreren, omdat op die
manier gemakkelijker netwerken kunnen worden
ontdekt. De vaststellingen en het onderzoek van
sporen, DNA en GSM-verkeer worden er nu
bovendien op een uniforme manier gedaan, wat het
ganse onderzoek vergemakkelijkt.
De resultaten van deze werkwijze bewijzen dat ze
efficiënt is en dat het wel mogelijk is om met de
huidige structuur in te grijpen.
Ik geef toe dat er wel een en ander mank loopt op
het vlak van de bestraffing. De wet-Franchimont
04.03 Marc Verwilghen , ministre (néerlandais):
On annonce depuis belle lurette qu'à la suite de la
chute du mur de Berlin, nos contrées seraient
confrontées à un afflux d'européens de l'Est
malintentionnés.
Ces derniers mois, on a constaté à Anvers et à
Gand une augmentation du nombre de
cambriolages et de car-jackings, commis en
majeure partie par des bandes organisées qui
agissent en véritables professionnels.
La police et la gendarmerie opèrent régulièrement
des contrôles à grande échelle sur la voie publique.
On s'intéresse de plus en plus aux receleurs dans
la mesure où les réseaux peuvent ainsi être plus
facilement découverts. Par ailleurs, les constats,
l'examen des traces, les analyses d'ADN et le
relevé des communications GSM font désormais
l'objet d'un traitement uniforme, ce qui bénéficie à
l'ensemble de l'instruction.
Les résultats prouvent que la méthode de travail est
efficace et que la structure actuelle permet d'agir.
Je concède que des problèmes subsistent en ce qui
concernent les sanctions. Dans de nombreux cas,
CRABV 50
COM 320
05/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
maakt het in heel wat gevallen onmogelijk om tot
een aanhouding over te gaan.
la loi Frachimont empêche de procéder à des
arrestations.
De rigoureuze toepassing van de scheiding der
machten maakt het de parketmagistraten moeilijk.
De wet op de voorlopige hechtenis biedt nochtans
voldoende mogelijkheden. Vanuit sommige hoeken
wordt gepleit voor een verlenging van de politionele
en de gerechtelijke aanhouding. Daartoe is echter
een grondwetswijziging vereist. De wet op de
voorlopige hechtenis biedt voldoende
mogelijkheden om op te treden.
Daarnaast moet de internationale politionele
samenwerking met de Oost-Europese landen
verbeteren. Die landen zijn daartoe echter niet altijd
bereid. Kandidaat-lidstaten van de EU zouden dus
bereid moeten zijn tot internationale politionele en
gerechtelijke samenwerking.
Ik leg me zeker niet neer bij de feiten. Eenieder
moet echter zijn deel doen. De magistratuur moet
haar rol spelen bij de uitvoering van de wet op de
voorlopige hechtenis.
La stricte application de la séparation des pouvoirs
rend difficile le travail des magistrats de parquet.
D'aucuns plaident pour une prolongation des
détentions de police et judiciaire mais une telle
mesure suppose une révision de la Constitution. La
loi sur la détention préventive offre cependant
suffisamment de possibilités.
Par ailleurs, nous devons renforcer notre
collaboration avec les pays d'Europe de l'Est, tant
sur le plan de la police que de la justice. Ces pays
n'y sont cependant pas toujours disposés. Les pays
européens candidats à l'adhésion devraient donc
accepter une telle collaboration internationale.
Je refuse de m'incliner devant les faits. Chacun doit
faire sa part du travail. La magistrature doit jouer
son rôle dans la mise en oeuvre de la loi sur la
détention préventive.
04.04 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Ik dank de
minister voor zijn duidelijk antwoord. De
politiediensten staan voor moeilijke taken en
vervullen deze naar behoren. Wel is er een zekere
frustratie omdat men onvoldoende gebruik maakt
van de bestaande kennis.
Ik pleit dan ook voor een betere toepassing van de
voorlopige hechtenis. Ter zake moet men het
bestaande belangenconflict van de diverse
gerechtelijke instellingen trachten te overbruggen.
Als de procureur-generaal van Brussel dan nog zegt
dat de bestaande wetgeving onuitvoerbaar is, wordt
het wel al te gortig.
04.04 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Je remercie
le ministre pour sa réponse claire. Les services de
police sont confrontés à des tâches difficiles et les
remplissent comme il se doit. Il règne cependant
une certaine frustration parmi ces services, parce
qu'on met insuffisamment à profit les
connaissances existantes.
Je plaide dès lors en faveur d'une meilleure
application de la détention provisoire. En la matière,
il faut s'efforcer de surmonter les conflits d'intérêt
entre les différentes insitutions judiciaires. Si le
procureur général de Bruxelles affirme de surcroît
que la législation n'est pas applicable, cela dépasse
les bornes.
04.05 Tony Van Parys (CVP): De minister legt de
verantwoordelijkheid bij het vervolgingsbeleid van
de parketten en de parketten-generaal. Dit beleid
wordt echter onder meer door de minister van
Justitie opgesteld. Indien er daar problemen zijn,
moet de minister ook maatregelen nemen.
De minister neemt inzake de wet op de voorlopige
hechtenis een tegenovergesteld standpunt in dan
voorheen.
Ik vrees dat de nationale magistraten, die nu maar
met twee zijn, de toevloed uit Oost-Europa niet
zullen aankunnen.
Ik kreeg geen duidelijk antwoord op mijn vraag
04.05 Tony Van Parys (CVP): Aux yeux du
ministre, ce sont les parquets et les parquets
généraux qui sont responsables de la politique des
poursuites. Cependant, c'est notamment aussi le
ministre de la Justice qui définit cette politique. Si
des problèmes se posent à ce niveau, il appartient
également au ministre de prendre des mesures.
Le ministre adopte à l'égard de la loi relative à la
détention préventive une position opposée à celle
qu'il défendait auparavant.
Je crains que les magistrats nationaux, qui ne sont
plus que deux, ne pourront faire face à l'afflux de
réfugiés en provenance de l'Europe de l'Est.
Il n'a pas été répondu clairement à ma question
05/12/2000
CRABV 50
COM 320
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
inzake de recherchecapaciteit van de federale
politie. Ik roep de minister op om de nodige
initiatieven te nemen en ervoor te zorgen dat er
voldoende capaciteit zal zijn om de gerechtelijke
opdrachten te vervullen.
relative aux pouvoirs d'investigation de la police
fédérale. J'invite le ministre à prendre les initiatives
nécessaires pour veiller à ce que cette police
dispose d'une capacité suffisante pour remplir les
missions judiciaires qui lui seront confiées.
04.06 Minister Marc Verwilghen (Nederlands) :
De georganiseerde misdaad en de geweldmisdaad
zijn twee speerpunten van het Veiligheidsplan en
moeten dus prioritair zijn in het opsporings- en
vervolgingsbeleid van alle parketten.
Ik heb de informele raad van procureurs des
Konings in september gevraagd welke
aanpassingen nodig zijn aan de wet op het
snelrecht. Zij stelden een verslag van een twintigtal
pagina's op, maar drukken op de laatste pagina hun
twijfel uit bij de toepasbaarheid van het snelrecht na
doorvoering van alle voorgestelde wijzigingen. De
nodige kaderuitbreiding met het oog op de
toepassing van het snelrecht kwam er, maar het
snelrecht wordt niet toegepast. Daar stel ik me
vragen bij.
04.06 Marc Verwilghen , ministre (néerlandais) :
La criminalité organisée et la criminalité
accompagnée de violence sont deux pierres
angulaires du plan de sécurité et doivent donc être
prioritaires dans le cadre de la politique de
recherche et de poursuite de tous les parquets.
En septembre, j'ai demandé au conseil informel des
procureurs du Roi quels aménagements il convenait
à son estime d'apporter à la loi sur la comparution
immédiate. Les procureurs du Roi ont rédigé un
rapport d'une vingtaine de pages mais, à la dernière
page, ils ont exprimé leurs doutes quant à la
possibilité d'appliquer la procédure de comparution
immédiate après y avoir apporté toutes les
modifications proposées. L'extension de cadre
requise en vue de l'application de cette procédure
est entrée en vigueur. Or, cette procédure n'est pas
appliquée. J'avoue que cela me rend perplexe.
De recherchecapaciteit werd op federaal en lokaal
niveau vastgesteld. Iedereen die momenteel
dergelijk werk verricht, zal in de toekomst in
dezelfde functie blijven. Indien er een probleem zou
zijn bij de federale politie, dan betekent dit dat er
momenteel ook een tekort aan capaciteit is.
Les capacités de recherche ont été déterminées au
niveau fédéral et local. Tous ceux qui sont
actuellement affectés à ce type de missions,
resteront en place. L'apparition d''un problème au
sein de la police fédérale indiquerait que celle-ci est
actuellement confrontée à un manque de capacité.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Mondelinge vraag van mevrouw Frieda
Brepoels aan de minister van Justitie over "de
financiële hulp van de Staat aan slachtoffers van
opzettelijke gewelddaden" (nr. 2759)
05 Question orale de Mme Frieda Brepoels au
ministre de la Justice sur "l'aide financière de
l'Etat aux victimes d'actes intentionnels de
violence" (n° 2759)
05.01 Frieda Brepoels (VU&ID): Slachtoffers van
gewelddaden kunnen financiële hulp krijgen van de
Staat indien de dader niet gekend of niet solvabel
is. Nu blijkt uit een audit van het Rekenhof dat
slachtoffers vaak vijf jaar moeten wachten op hulp.
De bevoegde commissie voor hulp aan slachtoffers
van opzettelijke gewelddaden blijkt nooit echt goed
te hebben gewerkt en heeft een achterstand van
bijna 2000 dossiers. Totnogtoe heeft de minister
nog niet gereageerd op de aanbevelingen van het
Rekenhof ter zake.
Welke maatregelen zal de minister nemen? Wordt
er gedacht aan een uitbreiding van het personeel?
Is er een verschil in de achterstand tussen de
Nederlandse en Franse kamer? Wordt de
procedure gewijzigd? Wordt het systeem van de
05.01 Frieda Brepoels (VU&ID): Les victimes
d'actes de violence peuvent bénéficier d'une aide
financière de l'Etat si l'auteur n'est pas connu ou
n'est pas solvable. Or, il ressort d'un audit de la
Cour des comptes que les victimes doivent souvent
attendre cinq ans pour obtenir aide. La commission
compétente pour l`aide aux victimes d'actes
intentionnels de violence n'a jamais vraiment bien
fonctionné et accuse un retard de près de
2.000 dossiers. Jusqu'à présent, le ministre n'a pas
encore réagi aux recommandations de la Cour des
comptes en la matière.
Quelles mesures le ministre prendra-t-il ? Envisage-
t-on une augmentation du personnel ? Le retard
accumulé est-il différent selon qu'il s'agisse de la
chambre néerlandophone ou de la chambre
francophone ? La procédure est-elle modifiée ? Le
CRABV 50
COM 320
05/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
noodhulp nog toegepast? Denkt de minister aan
een verplichting tot resultaatsverbintenis?
système de l'aide d'urgence est-il encore appliqué ?
Le ministre envisage-t-il une obligation de résultat ?
05.02 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): In
1997 waren er 8 hangende dossiers; in 1998 1592;
in 1999 1879 en op 24 november 2000 waren het er
1983. Ik kan u hiervoor geen opsplitsing per taalrol
geven.
Om de achterstand weg te werken zal competent
personeel worden aangeworven en zal de
procedure voor de commissie worden
vereenvoudigd. Eind december zal er daarover een
rapport klaar zijn, op basis waarvan een aantal
voorstellen zal worden uitgewerkt.
De commissie zou per jaar 720 beslissingen
moeten kunnen nemen. Dit jaar zal de commissie
waarschijnlijk 687 beslissingen kunnen nemen. Ze
werkt dus zeer behoorlijk, rekening houdend met de
moeilijke start.
Omwille van de zeer goede informatiecampagne
over het bestaan van de commissie, nam het aantal
verzoekschriften spectaculair toe. In 1997 waren er
218 Franstalige en 173 Nederlandstalige
verzoekschriften; in 1998 respectievelijk 425 en
448; in 1999 402 en 313 , en in 2000 401 en 285.
Pas in januari 1999 werden de nieuwe kamers
samengesteld. Verder waren er in 1999 vier
personeelsleden in zwangerschapsverlof, die
slechts door één persoon werden vervangen. Deze
elementen lagen mee aan de basis van de
achterstand. De gemiddelde tijdsduur per dossier is
in 2000 sterk verbeterd en ligt inzake noodhulp op
circa 16 maanden en inzake hoofdhulp op circa 26
maanden. Deze positieve resultaten zijn te danken
aan de grote inzet van het personeel van de
commissie.
In de termijn van vijf jaar zit de periode vóór de
veroordeling van de dader vervat. Toch moet de
vergoedingsprocedure zelf worden versneld. Het
stijgend aantal zittingen van de commissie
resulteerde in een groter aantal beslissingen. Ook
het gemiddeld aantal beslissingen per zitting is
toegenomen. In samenwerking met de commissie
zal worden gezocht naar een oplossing voor de
bestaande problemen onder meer door frequentere
zittingen en door de nodige opleiding voor het
personeel.
05.02 Marc Verwilghen , ministre (néerlandais) :
En 1997, on dénombrait 8% de dossiers pendants
pour 1.592 en 1998, 1.879 en 1999 et 1.983 au
24 novembre 2000. Je ne puis pas vous fournir la
ventilation par rôle linguistique.
Pour résorber le retard, on recrutera du personnel
compétent et on simplifiera la procédure devant la
commission. Un rapport sur cette question sur la
base duquel des propositions seront élaborées.
sera disponible fin décembre.
La commission devrait pouvoir prendre
720 décisions par an. Cette année, elle pourra
vraisemblablement en prendre 687 . Elle fonctionne
donc très convenablement, compte tenu des débuts
difficiles.
A la suite de l'excellente campagne d'information
qui a été menée pour faire connaître l'existence de
la commission, le nombre de requêtes a
spectaculairement augmenté. En 1997, on a
dénombré 218 requêtes du côté francophone et 173
du côté néerlandophone; en 1998, il y en eu
respectivement 425 et 448 ; en 1999, 402 et 313
requêtes et, en 2000, 401 et 285.
Les nouvelles chambres n'ont été constituées qu'en
janvier 1999. En 1999, quatre membres du
personnel ont bénéficié d'un congé de maternité et
n'ont été remplacés que par une seule personne, ce
qui explique en partie le retard accumulé.
La durée moyenne de traitement des dossiers, qui
a sensiblement diminué en 2000, est d'environ
16 mois pour l'aide d'urgence et de 26 mois pour
l'aide principale. Ces résultats positifs sont dus aux
efforts importants déployés par le personnel de la
commission.
Le délai de cinq ans recouvre la période antérieure
à la condamnation de l'auteur. La procédure
d'indemnisation proprement dite doit cependant être
accélérée. L'augmentation du nombre de réunions
de la commission a permis de prendre davantage
de décisions. Le nombre moyen de décisions par
réunion s'est lui aussi accru. En collaboration avec
la commission, on cherchera à résoudre les
problèmes existants, notamment en augmentant le
rythme des réunions et donnant au personnel la
formation requise.
De voorstellen van het Rekenhof worden
onderzocht en zullen aanleiding geven tot
wijzigingen. Intussen is mijn administratie bezig met
een versoepeling van het systeem van noodhulp.
Les propositions de la Cour des comptes sont à
l'étude et donneront lieu à des modifications. En
attendant, mon administration s'efforce d'assouplir
le système de l'aide d'urgence. La commission a
05/12/2000
CRABV 50
COM 320
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
De commissie heeft totnogtoe goed gewerkt en het
idee van een resultaatsverbintenis is dus overbodig.
bien travaillé jusqu'à présent et l'idée d'une
obligation de résultat est donc superflue.
05.03 Frieda Brepoels (VU&ID): Het antwoord van
de minister geeft een goed inzicht in de werking van
de commissie. Hoe zal echter de achterstand
worden ingelopen? De achterstand in de uitbetaling
van hulp is ook wel een gevolg van het gerechtelijk
onderzoek. In andere landen kan wel financiële hulp
worden toegekend zonder te moeten wachten op
het gerechtelijk dossier.
05.03 Frieda Brepoels (VU&ID): La réponse du
ministre donne une idée précise du fonctionnement
de la commission. Comment le retard sera-t-il
toutefois comblé ? Le retard dans le versement de
l'aide résulte également de l'instruction judiciaire.
Dans d'autres pays, on peut accorder une aide
financière sans attendre le dossier judiciaire.
05.04 Minister Marc Verwilghen (Nederlands):
Het aantal zittingen wordt opgevoerd, mede om de
achterstand in te lopen. Ook de opleiding van het
personeel kan daartoe bijdragen. De suggestie van
mevrouw Brepoels om de vergoedingsprocedure
onmiddellijk na de feiten te starten, noodzaakt een
wetswijziging.
05.04 Marc Verwilghen , ministre (néerlandais):
Le nombre de séances est accru, notamment pour
combler le retard. La formation du personnel peut
également y contribuer.
La suggestion de Madame Brepoels de lancer la
procédure d'indemnisation aussitôt après les faits
nécessite une modification de la loi.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Justitie over "de verwerving
van de Belgische nationaliteit" (nr. 2794)
06 Question orale de M. Jo Vandeurzen au
ministre de la Justice sur "l'obtention de la
nationalité Belge" (n° 2794)
06.01 Jo Vandeurzen (CVP): Tijdens de
besprekingen over het asielbeleid zou de regering
een aantal afspraken gemaakt hebben over de
nationaliteitsverwerving.
Klopt die informatie? Zijn er al budgetten
gereserveerd? Werden afspraken gemaakt inzake
overleg met diverse instanties, onder meer met het
Parlement? Wat werd er in de marge van dit debat
door de regering beslist? Is er in budgetten voorzien
voor deze wetswijziging?
06.01 Jo Vandeurzen (CVP): Au cours du débat
sur la politique d'asile, le gouvernement aurait
conclu certains accords relatifs à l'acquisition de la
nationalité belge.
Cette information est-elle exacte ? Des budgets
sont-ils déjà prévus à cet effet ? A-t-on décidé d'une
concertation avec différentes instances, dont le
Parlement ? Quelles décisions le gouvernement a-t-
il prises en marge de ce débat ? Des budgets sont-
ils prévus pour modifier cette loi ?
06.02 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): Er
werden vier maatregelen genomen. Er zal een
gemengde werkgroep worden samengesteld om de
werkprocessen van de behandeling van de
nationaliteits- en naturalisatieaanvragen te
hertekenen. Daartoe werd reeds overleg gepleegd
met het kabinet van de minister van Binnenlandse
Zaken, met de voorzitter van de
Naturalisatiecommissie van de Kamer en met de
dienst Nationaliteit van de administratie van het
departement Justitie.
Betreffende de verduidelijking van de criteria voor
naturalisatie, wordt momenteel de rechtspraak van
de commissie Naturalisatie bestudeerd.
Er zal een omzendbrief worden bezorgd aan de
ambtenaren van de burgerlijke stand. Zij moeten er
zich van vergewissen dat het dossier volledig is
alvorens het wordt doorgestuurd naar de procureur
06.02 Marc Verwilghen , ministre (néerlandais):
Quatre mesures ont été décidées. Un groupe de
travail mixte sera constitué en vue de redéfinir la
procédure à mettre en oeuvre pour traiter les
demandes de nationalité et de naturalisation. Une
concertation a déjà eu lieu à ce sujet avec le
cabinet du ministre de l'Intérieur, le président de la
commission des naturalisations de la Chambre et le
service des nationalités du département de la
Justice.
En ce qui concerne les critères de naturalisation à
préciser, on examine actuellement la jurisprudence
de la commission des naturalisations.
Une circulaire sera transmise aux fonctionnaires de
l'état civil. Ceux-ci doivent s'assurer que le dossier
est complet avant de l'envoyer au procureur du Roi.
Les fonctionnaires ont en quelque sorte un droit de
CRABV 50
COM 320
05/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
des Konings. De ambtenaren hebben dus een soort
controlerecht op de basisvoorwaarden voor de twee
procedures.
De naleving van de circulaire zal worden
geëvalueerd in het kader van de studieopdracht aan
EHSAL en ULB daaromtrent. Bij het einde van het
eerste trimester van volgend jaar zullen de
onderzoeksresultaten bekend zijn.
De minister van Binnenlandse Zaken werd
gemachtigd veertien extra personeelsleden aan te
werven voor de behandeling van de
naturalisatieaanvragen op de dienst
Vreemdelingenzaken.
contrôle sur les conditions de base des deux
procédures.
L'application de la circulaire doit faire l'objet d'une
évaluation dans le cadre de la mission d'étude
confiée à l'EHSAL et à l'ULB. Les résultats seront
disponibles à la fin du premier trimestre de l'année
prochaine.
Le ministre de l'Intérieur a été autorisé à recruter 14
agents supplémentaires pour traiter les demandes
de naturalisation à l'Office des étrangers.
06.03 Jo Vandeurzen (CVP): Ik heb reeds vroeger
een evaluatie gevraagd van de snel-Belg-wet. Dat
werd altijd verwezen naar volgend jaar. Nu verneem
ik dat diverse adviezen werden gevraagd en dat er
daaromtrent overleg is tussen de diverse
departementen. Wat is nu de positie van de
voorzitter van de commissie voor de Naturalisaties?
Is er ook overleg met de commissieleden? Hoe dan
ook worden mijn vermoedens bevestigd. Ik wens
dan ook duidelijk te weten welke criteria de
commissie voor de Naturalisaties hanteert.
06.03 Jo Vandeurzen (CVP): Dans le passé,
j'avais déjà demandé une évaluation de la loi
relative à la naturalisation accélérée. Cette
évaluation a été systématiquement repoussée à
l'année suivante. Or, j'apprends que divers avis ont
été demandés et qu'ils font l'objet d'une
concertation entre les divers départements. Quelle
position adopte actuellement le président de la
commission des naturalisations ? Les membres de
la commission sont-ils aussi associés à la
concertation ? Quoi qu'il en soit, mes doutes sont
confirmés. Par conséquent, j'aimerais que le
ministre me dise clairement quels critères utilise la
commission des naturalisations.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Richard Fournaux aan de minister van
Justitie over 'de wet op de kansspelen' (nr. 2756)
- de heer Vincent Decroly aan de minister van
Justitie over 'het toenemende aantal
kansspelinrichtingen in de grenssteden' (nr.
2818)
- de heer Jan Mortelmans aan de minister van
Justitie over 'de wet op de kansspelen en de
problematiek van de gokverslaving' (nr. 2847)
07 Questions orales jointes de
- M. Richard Fournaux au ministre de la Justice
sur 'la loi sur les jeux' (n° 2756)
- M. Vincent Decroly au ministre de la Justice sur
'la multiplication de cercles de jeux dans
certaines villes frontalières' (n° 2818)
- M. Jan Mortelmans au ministre de la Justice sur
'la loi sur les jeux de hasard et la problématique
de la dépendance du jeu' (n° 2847)
07.01 Richard Fournaux (PSC): De
uitvoeringsbesluiten voor de wet waarbij de
kansspelen gelegaliseerd worden, zijn nog altijd niet
vastgesteld.
Hoewel ik het kan waarderen dat er eerst klaarheid
geschapen wordt over de manier waarop die wet tot
stand is gekomen, ben ik wel degelijk voorstander
van het wetgevend initiatief zelf. Niettemin wil ik het
Parlement en de minister opmerkzaam maken op
een aantal wanpraktijken bij de inrichting van
dergelijke spelen. De wet omvat nieuwe bepalingen
betreffende de opening van lunaparken of
speelzalen.
07.01 Richard Fournaux (PSC): Les arrêtés
d'application de la loi légalisant la pratique du jeu
n'ont pas été pris.
Quoique j'approuve le fait qu'il faille d'abord faire
toute la clarté sur la manière dont cette loi est
passée, je confirme que je suis favorable à
l'initiative législative elle-même. Je me dois
néanmoins d'alerter le Parlement et le ministre sur
une certaine dérive dans l'organisation des jeux. La
loi prévoyait, en effet, de nouvelles dispositions pour
l'ouverture des lunaparks ou des salles de jeux.
05/12/2000
CRABV 50
COM 320
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
Het huidige status-quo dreigt afbreuk te doen aan
de wil van de wetgever. Wat denkt de regering in
deze te ondernemen ? Zal collega Coveliers, een
nieuw wetsvoorstel indienen ?
Le statu quo actuel risque fort de nuire à la volonté
du législateur. Que va faire le gouvernement en
cette matière ? Une nouvelle proposition de loi sera-
t-elle déposée par notre collègue M. Coveliers ?
Zal de regering de gemeenten instructies geven
betreffende de inrichting van speelzalen ? Kunnen
er bepaalde vergunningen worden ingetrokken, ook
al werd er intussen geïnvesteerd ? De huidige
onduidelijke situatie mag niet tot gevolg hebben dat
eerbare bedrijven die in de sector zouden willen
investeren, op één hoop gegooid worden met
andere firma's.
Le gouvernement compte-t-il donner des directives
aux communes en matière de création de salles de
jeux ? Certaines autorisations pourraient-elles être
retirées, même s'il y a eu un investissement ? Il
faudrait éviter que le flou actuel ait pour résultat de
« mettre dans le même sac » que d'autres des
entreprises honorables, désireuses d'investir dans
le secteur.
07.02 Vincent Decroly (ECOLO-AGALEV): De
heer Fournaux heeft de belangrijkste vragen al
gesteld. Ik wil er nog één aan toevoegen : is de
Kansspelcommissie sinds haar oprichting al
bijeengekomen ? Moeskroen, Mesvin en Doornik
zijn grenssteden waar heel wat Fransen naartoe
komen. Groepen die in de sector van de in Frankrijk
verboden speelzalen opereren, maken zich nu
meester van die steden en trekken een aanzienlijk
Frans én Belgisch cliënteel aan. De betrokken
gemeenten hebben de middelen niet of
onvoldoende middelen om de vele aanvragen tot
inrichting van een speelzaal tegen te houden. De
wet van 7 mei 1999 beperkt evenwel het aantal
speelzalen van klasse II, maar blijkbaar zijn er nog
geen uitvoeringsbesluiten. Wanneer zullen die
worden vastgesteld ?
07.02 Vincent Decroly (ECOLO-AGALEV): M.
Fournaux a posé les questions essentielles. J'en
ajouterai une. La Commission des jeux de hasard
s'est-elle déjà réunie depuis sa création
?
Mouscron, Menin et Tournai sont des villes
frontalières qui attirent de nombreux Français. Les
groupes qui s'occupent de cercles de jeux, interdits
en France, ont commencé à investir ces villes,
attirant ainsi une importante clientèle française et
belge. Les communes concernées n'ont pas ou ont
peu de moyens pour bloquer les nombreuses
demandes d'installation de ces cercles de jeux. Or,
la loi du 7 mai 1999 limite le nombre de cercles de
classe II, mais il semble qu'il n'y ait encore aucun
arrêté d'application. Quand ces arrêtés seront-ils
pris ?
07.03 Jan Mortelmans (VLAAMS BLOK): De
desastreuze gevolgen van gokverslaving zijn
gekend. De slots kwamen vorige week nog aan
bod. Mevrouw Grauwels meende uit het antwoord
van de minister te mogen besluiten dat deze ook uit
lunaparken zouden moeten verdwijnen. Volgens mij
is dat niet zo zeker. Graag wat meer duidelijkheid
daarover. De markt van de kansspelindustrie
evolueert razendsnel. Nepcasino's profiteren van
het bestaande juridisch vacuüm.
Hoe staat het met de uitvoeringsbesluiten van de
nieuwe wet? Kan in afwachting daarvan worden
opgetreden tegenover speelhallen en nepcasino's?
Welke maatregelen heeft de minister genomen met
het oog op een betere controle na de
inwerkingtreding van de wet?
07.03 Jan Mortelmans (VLAAMS BLOK): Les
conséquences désastreuses de l'assuétude aux
jeux sont suffisamment connues. Les slots ont été
évoqués la semaine dernière encore par Mme
Grauwels, qui a estimé pouvoir déduire de la
réponse du ministre que celui-ci entendait les bannir
des lunaparcs. Quel est exactement votre point de
vue à ce propos? Le marché des jeux de hasard
évolue à une vitesse vertigineuse. Les casinos
virtuels profitent de l'actuel vide juridique.
Qu'en est-il des arrêtés d'exécution de la nouvelle
loi? Dans l'attente de leur entrée en vigueur, des
mesures sont-elles prises à l'encontre des
lunaparcs et des casinos virtuels? Quelles mesures
le ministre a-t-il prises en vue de la mise en place
d'un contrôle plus efficace après l'entrée en vigueur
de la loi?
07.04 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): Er
is een wet en die moet worden uitgevoerd. Dit staat
buiten kijf. Ik vrees dat een aantal actoren baat
hebben bij onduidelijkheid en dat zij deze ook mee
creëren.
07.04 Marc Verwilghen , ministre (néerlandais):
Cette matière est régie par une loi, laquelle doit être
appliquée. Je crains qu'en l'espèce, l'imprécision ne
serve les intérêts de certains, qui se plaisent dès
lors à l'entretenir.
CRABV 50
COM 320
05/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
(Frans)De nieuwe wet reglementeert kansspelen in
casino's, in drankgelegenheden en, en dat is nieuw,
in speelzalen. Tevens werd de Kansspelcommissie
in het leven geroepen, die advies moet uitbrengen
over de wetgeving, controle moet uitoefenen op de
sector en ook optreedt als politieagent. Voorts heeft
de commissie een administratieve taak, daar zij de
vijf soorten vergunningen die momenteel bestaan,
uitreikt, opschort en intrekt. De commissie heeft
haar werkzaamheden in het begin van dit jaar
aangevat.
Het is niet bewezen dat pressiegroepen hun
stempel zouden hebben gedrukt op het
wordingsproces van deze wet. Het Parlement heeft
de wettekst trouwens met een ruime meerderheid
aangenomen. Als zou worden aangetoond dat
lobbyisten de besluitvorming hebben beïnvloed,
moet de wet worden aangepast. Uit de
parlementaire controle blijkt de oprechtheid van de
wetgever. De minister moet zich nu alleen nog
bekommeren om de uitvoering van de wet.
De besluiten betreffende de inrichtingen van klasse
II en III zijn klaar. Over een aantal daarvan hebben
de Raad van State en de Inspectie van Financiën
hun advies al uitgebracht. De andere besluiten
zullen de komende dagen al aan de Raad van State
om advies worden voorgelegd.
Hetzelfde staat ook te gebeuren voor de
vergunningen voor de inrichtingen van klasse D en
E. Andere besluiten zijn ook bijna rond.
Ik wil die hervorming nog voor het einde van het
jaar in praktijk brengen, toch zeker wat de
drankgelegenheden betreft. Wat de casino's betreft,
zijn we goed opgeschoten met het normatieve werk.
Zoals u weet zijn de casino's wettelijk verplicht ook
aan bepaalde culturele vereisten te voldoen.
In die context wordt er overleg gepleegd met de
Gemeenschappen, en de desbetreffende besluiten
zullen binnen drie à zes maanden worden
vastgesteld.
Mijnheer Decroly, de wet van 7 mei 1999 legt enkel
een algemeen kader vast. Er moeten meer dan
dertig besluiten worden vastgesteld. Een aantal
daarvan werden al een de Ministerraad voorgelegd,
andere werden de Raad van State om advies
overgezonden. Het besluit tot vaststelling van de
lijst van spelen van klasse III ligt momenteel bij de
Raad van State.
Al die teksten zouden nog voor het einde van het
jaar in het Belgisch Staatsblad moeten verschijnen.
(en français)La nouvelle loi réglemente les jeux de
hasard dans les casinos, les débits de boissons et,
ce qui est une nouveauté, dans les salles de jeux.
Cette loi a également créé la Commission des jeux
de hasard, qui a un rôle d'avis sur la législation, de
contrôle du secteur et de police. Elle a aussi un rôle
administratif, puisqu'elle accorde, suspend et retire
les cinq types de licences existantes. Elle a
commencé ses travaux au début de l'année.
Une influence de groupes de pression dans le cadre
de l'élaboration de cette loi n'a pas été démontrée.
Le Parlement l'a d'ailleurs adoptée à une large
majorité. Si une telle influence devait être
démontrée, le texte de la loi devrait être adapté. Le
contrôle parlementaire démontre la sincérité du
législateur. Le seul souci du ministre doit être la
mise en oeuvre de la loi.
Les textes des arrêtés relatifs aux classes II et III
sont rédigés. Le Conseil d'État et l'Inspection des
Finances ont donné leur avis sur plusieurs de ceux-
ci. Les autres arrêtés seront soumis au Conseil
d'État dans les prochains jours.
Un sort identique est réservé aux licences des
classes D et E. D'autres arrêtés sont aussi en voie
d'achèvement.
Ma volonté est de mettre cette réforme en oeuvre,
au moins en ce qui concerne les débits de boissons
avant la fin de cette année. Quant aux casinos, le
travail normatif est bien avancé. Vous le savez, la
loi impose que les casinos soient tenus à des
impératifs culturels.
Dans ce contexte, une concertation est organisée
avec les Communautés et les arrêtés seront pris
dans un délai de trois à six mois.
A M. Decroly, je dirai que la loi du 7 mai 1999 ne
fixe qu'un cadre général. Plus d'une trentaine
d'arrêtés doivent être rédigés. Certains ont déjà été
soumis au Conseil des ministres et d'autres à l'avis
du Conseil d'État. L'arrêté déterminant la liste des
jeux admis pour la classe III est au Conseil d'État.
Tous ces textes devraient paraître au Moniteur
belge avant la fin de l'année.
05/12/2000
CRABV 50
COM 320
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
Elf koninklijke besluiten werden reeds of worden
eerdaags door de Ministerraad besproken. Voor
een aantal daarvan werd het advies van de Raad
van State bij hoogdringendheid gevraagd. Het gaat
meer bepaald om de besluiten betreffende de lijst
van spelen en de vergunning voor inrichtingen van
klasse II en III; de voorwaarden voor de toekenning
van de vergunning B, D en E; de kostprijs van de
vergunningen; overleg- en klachtenprocedures; en
de aan de leden van de Kansspelcommissie te
verlenen hoedanigheid van officier van gerechtelijke
politie.
Andere besluiten, onder meer over de toekenning,
de intrekking en de opschorting van de
vergunningen en over de reglementering van de
casinospelen, moet de Kansspelcommissie nog
bespreken.
Onze arrêtés royaux ont été discutés au Conseil
des ministres ou le seront bientôt. L'urgence a été
demandée au Conseil d'État pour un certain
nombre d'entre eux. Ils concernent notamment la
liste des jeux et la licence des classes II et III, les
conditions d'obtention des licences B, D, E, les prix
des licences, la concertation et les plaintes et la
qualité d'officiers de police judiciaire à conférer à
des membres de la Commission de jeux de hasard.
Plusieurs autres arrêtés, relatifs notamment à
l'octroi, le retrait et la suspension des licences ainsi
qu'à la réglementation de jeux de casinos, seraient
à discuter par la Commission des jeux de hasard.
(Nederlands) De wet van 7 mei 1999 verbiedt niet
de virtuele casino's. Maar inbreuken op artikel 4 van
deze wet, dat het verbod om één of meer
kansspelen uit te baten bepaalt, worden bestraft
met een gevangenisstraf van zes maanden tot vijf
jaar en een boete van 100 tot 100.000 frank. De
artikelen 301 en 302 van het Strafwetboek blijven
van kracht.
Nog voor het einde van deze maand zullen zeer
strikte richtlijnen aan de politiediensten en de
parketten worden toegestuurd.
De commissie voor de kansspelen zal waken over
de toepassing van de wet en de
uitvoeringsbesluiten en zal een essentiële rol spelen
in het opsporen en bestraffen van inbreuken in deze
materie.
(en néerlandais) La loi du 7 mai 1999 n'interdit pas
les casinos virtuels. Cependant, les infractions à
l'article 4 de cette loi, relatif à l'interdiction
d'exploiter un ou plusieurs jeux du hasard, sont
punies d'une peine d'emprisonnement de 6 mois à
5 ans et d'une amende de 100 à 100.000 francs.
Les articles 301 et 302 du Code pénal restent
d'application.
Avant la fin du mois, des directives strictes seront
envoyées aux services de police et aux parquets.
La commission des Jeux du hasard veillera à
l'application de la loi et de ses arrêtés d'exécution et
jouera un rôle essentiel dans recherche et dans la
répression des infractions en la matière.
07.05 Richard Fournaux (PSC): U heeft het over
180 lunaparken. Worden de overige gesloten?
07.05 Richard Fournaux (PSC): Vous parlez de
180 lunaparks. Fermera-t-on les autres ?
07.06 Minister Marc Verwilghen (Frans): ik 180
zeg, bedoel ik ook 180.
07.06 Marc Verwilghen , ministre (en
français):180, c'est 180.
07.07 Richard Fournaux (PSC): Zijn de in de
casino's toegestane gokautomaten die waarin de
koninklijke besluiten voorzien?
07.07 Richard Fournaux (PSC): Pour les casinos,
les jeux automatiques autorisés sont-ils ceux
prévus par les arrêtés royaux ?
07.08 Minister Marc Verwilghen (Frans): Voor de
casino's is in verscheidene kansspelen voorzien:
voor klasse II in vijf en voor klasse III in twee.
07.08 Marc Verwilghen , ministre (en français):
Pour les casinos, plusieurs types de jeux sont
prévus. Pour la classe II, il y en a cinq, et pour la
classe III, il y en a deux.
07.09 Richard Fournaux (PSC): Hoe zit het met
de kansspelen in de cafés?
07.09 Richard Fournaux (PSC): Qu'en est-il des
jeux dans les cafés?
07.10 Minister Marc Verwilghen (Frans): Twee 07.10 Marc Verwilghen , ministre (en français):
CRABV 50
COM 320
05/12/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
spelen zijn toegestaan. Slots zijn verboden.
Deux jeux sont retenus. Les slots sont exclus.
07.11 Richard Fournaux (PSC): Zullen de spelen
die de Nationale Loterij plant, worden toegelaten?
07.11 Richard Fournaux (PSC): Les jeux
envisagés par la Loterie seront-ils autorisés?
07.12 Minister Marc Verwilghen (Frans) : Ja, op
voorwaarde dat ze vergelijkbaar zijn met de
toegestane spelen.
Wij zullen vanzelfsprekend het advies van de
commissie voor de Kansspelen inwinnen.
07.12 Marc Verwilghen , minister (en français):
S'ils sont du même type que ceux qui sont
autorisés, oui ; nous prendrons évidemment l'avis
de la Commission des jeux de hasard.
07.13 Jan Mortelmans (VLAAMS BLOK): Ik zal
het uitvoerig antwoord bestuderen en de uitvoering
van de maatregelen opvolgen.
07.13 Jan Mortelmans (VLAAMS BLOK):
J'étudierai la réponse détaillée et veillerai à
l'exécution des mesures.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Justitie over "de
evaluatieopdracht inzake de drugwetgeving" (nr.
2832)
08 Question orale de M. Jo Vandeurzen au
ministre de la Justice sur "la mission
d'évaluation de la législation en matière de
drogues" (n° 2832)
08.01 Jo Vandeurzen (CVP): De minister heeft
onlangs tijdens het debat over zijn beleidsnota
verklaard dat hij aan het college van procureurs-
generaal een evaluatie van het drugsbeleid zou
vragen.
Wat is de draagwijdte van die evaluatieopdracht?
Intussen blijkt de regering vandaag een beslissing
te willen nemen inzake het gedoogbeleid. De
minister van Volksgezondheid heeft zelfs voor drie
dagen een communicatieambtenaar aangesteld!
Blijkbaar volstaat de heer Slangen nog niet.
Er zijn internationale overeenkomsten die een
gedoogbeleid regelen. Hoe zal de opsporing en de
vervolging in het vervolg worden georganiseerd?
Heeft de minister intussen al een verslag
ontvangen?
08.01 Jo Vandeurzen (CVP): Lors du récent débat
sur sa note de politique générale, le ministre a
indiqué qu'il demanderait au collège de procureurs
généraux une évaluation de la politique menée en
matière de drogues.
Quelle est la portée de cette mission d'évaluation ?
Cela dit, le gouvernement semble vouloir décider
dès aujourd'hui de la politique à mener en matière
de tolérance. La ministre de la Santé publique a
même désigné un fonctionnaire chargé de la
communication pendant trois jours! Décidément, M.
Slangen ne semble plus donner satisfaction.
Il existe pourtant des accords internationaux
définissant la politique en matière de tolérance de la
drogue. Comment le dépistage et les poursuites
seront-ils organisés à l'avenir ? Le ministre a-t-il
déjà reçu un rapport ?
08.02 Minister Marc Verwilghen (Nederlands):
Het evaluatiecolloquium van de richtlijn van 8 mei
1998 van 16 mei en 13 juni met gespecialiseerde
magistraten wilde de magistraten horen over de
opmerkingen van de Dienst Strafrechtelijk Beleid en
over de vaststellingen van de professoren De
Ruyver en Casselman.
Bij de evaluatie bleek dat de processen-verbaal
eerder op toevallige en niet-eenvormige wijze
worden opgesteld, werden de begrippen gewone
gebruiker en problematische gebruiker duidelijk
gedefinieerd, werd de toepasbaarheid inzake
08.02 Marc Verwilghen , ministre (néerlandais):
Les participants au colloque d'évaluation de la
directive du 8 mai 1998, qui s'est tenu les 16 mai et
13 juin en présence de magistrats spécialisés, ont
souhaité entendre les magistrats au sujet des
observations du service de la politique criminelle et
des constatations des professeurs Deruyver et
Casselman.
Cette évaluation a fait apparaître que les procès-
verbaux sont dressés de façon plutôt hasardeuse et
non uniforme, que les notions d'utilisateur ordinaire
et d'utilisateur à problèmes sont clairement définies,
que l'applicabilité du concept de consommateurs de
05/12/2000
CRABV 50
COM 320
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
recreatieve druggebruikers nagegaan en kwamen
de bemiddeling in strafzaken en het therapeutisch
advies aan bod.
Verder werden de volgende elementen aangehaald:
de autonomie van de politiediensten bij een
crisissituatie van de betrokkene; de inbeslagneming
van de verhandelde middelen; de inwerkingstelling
van een kwantitatieve evaluatiemethodologie van de
richtlijn, en de noodzaak van het opstellen van
regels inzake de behandeling met
vervangingsmiddelen.
Met deze opmerkingen werd rekening gehouden bij
de opstelling van het drugsplan. Waarschijnlijk zal
er in januari 2001 een nieuwe vergoeding
plaatshebben inzake de methodologie. Op basis
van de aanbevelingen van de parketten zal een
kwantitatieve evaluatiemethode worden
geïntegreerd in een omzendbrief.
Het Parlement kan over de evaluatie beschikken.
drogues à des fins récréatives est contrôlée et que
la médiation pénale et l'avis thérapeutique sont pris
en considération.
En outre, les éléments suivants ont été cités :
l'autonomie des services de police quand l'intéressé
se trouve en état de crise, la saisie des substances
ayant fait l'objet de la transaction, l'entrée en
vigueur d'une méthode d'évaluation quantitative de
la directive et la nécessité d'édicter des règles en
matière de traitement des produits de substitution.
Il a été tenu compte de ces observations lors de la
rédaction du plan de lutte antidrogue. Une nouvelle
réunion sera probablement consacrée à la
méthodologie en janvier 2001. Sur la base des
recommandations des parquets, une méthode
d'évaluation quantitative sera intégrée dans la
circulaire.
Le Parlement pourra disposer de l'évaluation.
08.03 Jo Vandeurzen (CVP): Ik ben verheugd dat
de minister de nodige inlichtingen zal geven. Reeds
in een vorige omzendbrief werd het zogenaamde
problematisch gebruik geregeld. Daarom is het
nuttig om een debat in het Parlement te houden.
08.03 Jo Vandeurzen (CVP) Je me réjouis que le
ministre fournisse les informations requises.
L'usage dit « à problèmes » avait déjà été réglé
dans une circulaire précédente. C'est la raison pour
laquelle un débat parlementaire doit être consacré à
cette question.
08.04 Minister Marc Verwilghen (Nederlands): Ik
wil alle dubbelzinnigheid wegnemen inzake dat
problematisch gebruik.
08.04 Marc Verwilghen , ministre (néerlandais):
Je tiens à dissiper toute équivoque en ce qui
concerne cet usage problématique.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 12.42 uur.
La réunion publique de commission est levée à
12.42 heures.
Document Outline