KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50 COM 314
CRIV 50 COM 314
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET HET BEKNOPT VERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC LE COMPTE RENDU ANALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
F
INANCIËN EN DE
B
EGROTING
C
OMMISSION DES
F
INANCES ET DU
B
UDGET
dinsdag mardi
28-11-2000 28-11-2000
14:15 uur
14:15 heures
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP Christelijke
Volkspartij
FN Front
National
PRL FDF MCC
Parti Réformateur libéral Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS Parti
socialiste
PSC Parti
social-chrétien
SP Socialistische
Partij
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode + nummer
en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du
n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag (op wit papier, bevat de bijlagen en het
beknopt verslag, met kruisverwijzingen tussen Integraal en
Beknopt Verslag)
CRIV
Compte Rendu Intégral (sur papier blanc, avec annexes et
CRA, avec renvois entre le CRI et le CRA)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV Compte
Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
CRIV 50
COM 314
28/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Mondelinge vraag van de heer Bruno Van
Grootenbrulle aan de minister van Financiën over
"de gelijkstelling van door de ondernemingen aan
hun personeel aangeboden computers met
voordelen in natura" (nr. 2665)
1
Question orale de M. Bruno Van Grootenbrulle au
ministre des Finances sur "l'assimilation des
ordinateurs offerts par les entreprises à leur
personnel à des avantages en nature" (n° 2665)
1
Sprekers: Bruno Van Grootenbrulle, Didier
Reynders, minister van Financiën
Orateurs: Bruno Van Grootenbrulle, Didier
Reynders, ministre des Finances
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt
aan de minister van Financiën over "het bijzonder
kostenforfait voor burgemeester, schepenen en
OCMW-voorzitter" (nr. 2671)
2
Question orale de Mme Greta D'Hondt au ministre
des Finances sur "le régime forfaitaire spécial
accordé aux bourgmestres, échevins et
présidents de CPAS en matière de dépenses
professionnelles" (n° 2671)
2
Sprekers: Greta D'Hondt, Didier Reynders,
minister van Financiën
Orateurs: Greta D'Hondt, Didier Reynders,
ministre des Finances
Mondelinge vraag van de heer Peter
Vanvelthoven aan de minister van Financiën over
"de achterstallige betalingen van fiscale schulden
van voetbalclubs uit 1ste en 2de nationale
afdelingen" (nr. 2698)
3
Question orale de M. Peter Vanvelthoven au
ministre des Finances sur "les retards de
paiements des dettes fiscales des clubs de
football des première et deuxième divisions
nationales" (n° 2698)
3
Sprekers:
Peter Vanvelthoven, Didier
Reynders, minister van Financiën
Orateurs:
Peter Vanvelthoven, Didier
Reynders, ministre des Finances
Samengevoegde mondelinge vragen van
4
Questions orales jointes de
4
- mevrouw Joke Schauvliege aan de minister van
Financiën over 'het dubbelbelastingverdrag
tussen Nederland en België' (nr. 2714)
-
Mme Joke Schauvliege au ministre des
Finances sur 'la convention entre la Belgique et
les Pays-Bas tendant à éviter la double
imposition' (n° 2714)
- de heer Peter Vanvelthoven aan de minister van
Financiën over 'het nieuwe
dubbelbelastingverdrag tussen België en
Nederland' (nr. 2783)
- M. Peter Vanvelthoven au ministre des Finances
sur 'la nouvelle convention entre la Belgique et les
Pays-Bas tendant à éviter la double imposition'
(n° 2783)
- mevrouw Fientje Moerman aan de minister van
Financiën over 'het nieuwe
dubbelbelastingverdrag tussen België en
Nederland' (nr. 2784)
- Mme Fientje Moerman au ministre des Finances
sur 'la nouvelle convention entre la Belgique et les
Pays-Bas tendant à éviter la double imposition'
(n° 2784)
Sprekers:
Joke Schauvliege, Peter
Vanvelthoven, Fientje Moerman, Didier
Reynders, minister van Financiën
Orateurs:
Joke Schauvliege, Peter
Vanvelthoven, Fientje Moerman, Didier
Reynders, ministre des Finances
Mondelinge vraag van de heer Jacques Chabot
aan de minister van Financiën over "de belasting
op inkomens uit de onderverhuring of overdracht
van huur van niet-gebouwde onroerende
goederen" (nr. 2744)
7
Question orale de M. Jacques Chabot au ministre
des Finances sur "l'imposition des revenus
provenant de la sous-location ou cession de bail
d'immeubles non bâtis" (n° 2744)
7
Sprekers: Jacques Chabot, Didier Reynders,
minister van Financiën
Orateurs: Jacques Chabot, Didier Reynders,
ministre des Finances
Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan de
minister van Financiën over "de
verantwoordelijkheid van de rekenplichtigen"
(nr. 2747)
8
Question orale de M. Luc Goutry au ministre des
Finances sur "la responsabilité des comptables"
(n° 2747)
8
Sprekers: Luc Goutry, Didier Reynders,
minister van Financiën
Orateurs: Luc Goutry, Didier Reynders,
ministre des Finances
Mondelinge vraag van mevrouw Fientje Moerman
aan de minister van Financiën over "het verbod
voor Belgische ingezetenen om in te schrijven op
11
Question orale de Mme Fientje Moerman au
ministre des Finances sur "l'interdiction pour les
résidents belges de souscrire à des emprunts
11
28/11/2000
CRIV 50
COM 314
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
leningen die in het buitenland werden uitgegeven"
(nr. 2768)
émis à l'étranger" (n° 2768)
Sprekers:
Fientje Moerman, Didier
Reynders, minister van Financiën
Orateurs:
Fientje Moerman, Didier
Reynders, ministre des Finances
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan
de minister van Financiën over "de roerende
voorheffing" (nr. 2779)
12
Question orale de M. Yves Leterme au ministre
des Finances sur "le précompte mobilier"
(n° 2779)
12
Sprekers: Yves Leterme, Didier Reynders,
minister van Financiën
Orateurs: Yves Leterme, Didier Reynders,
ministre des Finances
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan
de minister van Financiën over "de
tegemoetkoming van de federale overheid in de
vervoerkosten van de ambtenaren" (nr. 2780)
12
Question orale de M. Yves Leterme au ministre
des Finances sur "la participation du pouvoir
fédéral dans les frais de déplacement des
fonctionnaires" (n° 2780)
12
Sprekers: Yves Leterme, Didier Reynders,
minister van Financiën
Orateurs: Yves Leterme, Didier Reynders,
ministre des Finances
Mondelinge vraag van de heer Karel Van
Hoorebeke aan de minister van Financiën over
"de toekomst van het kadaster en de
registratiekantoren" (nr. 2788)
13
Question orale de M. Karel Van Hoorebeke au
ministre des Finances sur "l'avenir du cadastre et
des bureaux d'enregistrement" (n° 2788)
13
Sprekers: Karel Van Hoorebeke, Didier
Reynders, minister van Financiën
Orateurs: Karel Van Hoorebeke, Didier
Reynders, ministre des Finances
CRIV 50
COM 314
28/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE FINANCIËN
EN DE BEGROTING
COMMISSION DES FINANCES ET
DU BUDGET
van
DINSDAG
28
NOVEMBER
2000
14:15 uur
______
du
MARDI
28
NOVEMBRE
2000
14:15 heures
______
De vergadering wordt geopend om 14.32 uur door
de heer Aimé Desimpel, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.32 heures par M.
Aimé Desimpel, président.
01 Question orale de M. Bruno Van
Grootenbrulle au ministre des Finances sur
"l'assimilation des ordinateurs offerts par les
entreprises à leur personnel à des avantages en
nature" (n° 2665)
01 Mondelinge vraag van de heer Bruno Van
Grootenbrulle aan de minister van Financiën
over "de gelijkstelling van door de
ondernemingen aan hun personeel aangeboden
computers met voordelen in natura" (nr. 2665)
01.01 Bruno Van Grootenbrulle (PS): Monsieur
le président, monsieur le ministre, nous assistons
en ce moment à l'émergence de la société de
l'information caractérisée par un développement
sans précédent de l'Internet.
De plus en plus d'entreprises désirent offrir à leur
personnel un ensemble informatique complet
comprenant un micro-ordinateur, une imprimante,
un modem, un accès à l'Internet et des logiciels
de base gratuitement ou moyennant un prix
relativement modique.
Ces entreprises se posent la question de savoir si
ces offres doivent être considérées comme des
avantages en nature assimilables à un salaire et
donc soumises à l'impôt et à des charges
sociales. Dans ce domaine, la jurisprudence est
ambiguë et dépend de l'appréciation du
contrôleur.
Dans l'affirmative, sur quelle base l'impôt serait-il
calculé compte tenu de la dépréciation au cours
du temps de la valeur de ces produits?
Ne serait-il alors pas opportun de prévoir une
exemption? La taxation est un obstacle au
développement général de l'usage de l'Internet en
Belgique, qui, comme vous le savez, est à la
traîne dans ce domaine en Europe occidentale.
01.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur le
président, j'aimerais tout d'abord préciser que j'ai
répondu à la question 693 du 30 mai 2000 posée
par le sénateur Van Quickenborne à propos du
même sujet: l'achat d'ordinateurs. C'est une
question qui est publiée dans le bulletin des
questions-réponses du Sénat du 18 juillet 2000.
Je ne peux évidemment que confirmer que
l'intervention financière directe ou indirecte d'une
entreprise dans l'achat de matériel informatique -
ou autre d'ailleurs, quel que soit le matériel - ou
dans l'accès à Internet destiné à ses travailleurs
pour leur usage privé, engendre un avantage de
toute nature imposable dans le chef de ces
travailleurs, sur pied des dispositions de l'article
31, alinéa 2, secundo du Code des impôts sur les
revenus 1992. C'est la règle.
En ce qui concerne l'évaluation de l'avantage
imposable, je peux vous préciser que,
conformément aux dispositions de l'article 36 du
même Code, les avantages de toute nature qui
sont obtenus autrement qu'en espèces, sont
comptés pour la valeur réelle qu'ils ont dans le
chef du bénéficiaire. L'avantage correspond donc
au montant que le bénéficiaire devrait payer dans
des circonstances normales pour obtenir
l'avantage. Comme je l'avais précisé dans la
réponse au sénateur Van Quickenborne, il n'existe
pas de mesure fiscale spécifique pour stimuler
l'achat d'ordinateurs à des fins d'utilisation privée.
C'est la situation actuelle. Il peut y avoir une
certaine latitude d'interprétation en fonction, bien
entendu, du type de matériel ou du type de
28/11/2000
CRIV 50
COM 314
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
raccordement à Internet mis à disposition de
membres du personnel pour leur usage privé.
Mais c'est toujours une évaluation fondée sur le
principe que je viens d'évoquer qui doit être
retenue pour calculer le montant de l'avantage en
nature.
Il est bien entendu, car j'ai pris connaissance de
nombreuses propositions tant au parlement qu'au
gouvernement, que si mon collègue des
Télécommunications, des Entreprises publiques et
Participations publiques, M. Daems, envisage de
rendre, par exemple, Internet accessible à tous,
ce qui nécessite l'acquisition ou en tout cas la
possession d'un ordinateur, je suis évidemment
disposé à examiner si un incitant, un stimulant
fiscal n'est pas souhaitable.
Je vous donne à la fois la situation existante: il n'y
a pas de dérogation en termes d'avantage en
nature pour l'acquisition ou la possession de
matériel informatique ou d'accès à Internet, mais
si on souhaite ouvrir ce type de possibilité dans la
législation fiscale, je n'ai évidemment, à titre
personnel, aucune objection à travailler dans cette
voie. Mais j'attends que des propositions
concrètes soient formulées et que, dès lors, on
puisse examiner de quelle manière on peut les
intégrer dans notre législation. Cela peut se faire
soit dans le cadre de l'examen de l'ensemble des
systèmes de déductibilité, dont j'ai annoncé qu'il
était en cours au Conseil supérieur des finances -
et le rapport sera déposé
-
soit de manière
spécifique dans un projet «e-government», «e-
burger» - ou je ne sais quelle autre dénomination
on pourrait lui donner - qui pourrait venir d'un de
mes collègues. Voilà la situation aujourd'hui,
monsieur le président.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Mondelinge vraag van mevrouw Greta
D'Hondt aan de minister van Financiën over
"het bijzonder kostenforfait voor burgemeester,
schepenen en OCMW-voorzitter" (nr. 2671)
02 Question orale de Mme Greta D'Hondt au
ministre des Finances sur "le régime forfaitaire
spécial accordé aux bourgmestres, échevins et
présidents de CPAS en matière de dépenses
professionnelles" (n° 2671)
02.01 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, de bijzondere beroepskosten voor de
burgemeester, schepenen en eventueel ook voor
de OCMW-voorzitter worden jaarlijks vastgelegd.
Voor het inkomstenjaar 1999 bedroegen zij
respectievelijk 181.892 en 109.150 frank.
Historisch is dit forfait gelijk aan het laagste
inkomen dat een burgemeester, schepen of
OCMW-voorzitter krijgt. Dit laagste inkomen wordt
uitgekeerd in de kleinste gemeente, Herstappe.
Vanaf 1 januari 2001 zal voor de berekening van
het forfait voor burgemeester en schepenen een
nieuwe regeling gelden en vanaf 1 april ook voor
de OCMW-voorzitters. Ik vraag mij dus af,
mijnheer de minister, of het bijzonder kostenforfait
voor burgemeester, schepenen en OCMW-
voorzitter voor het inkomstenjaar 2001,
aanslagjaar 2002 nog altijd gelijk zal zijn aan de
bezoldiging van de burgemeester en schepenen
van de gemeente Herstappe. Wat zal de feitelijke
situatie zijn voor het aanslagjaar 2002,
inkomstenjaar 2001?
02.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de
voorzitter, ik kan nog geen definitief of precies
antwoord op die vraag geven. Ik heb de eer u mee
te delen dat de administratie van de
ondernemings- en inkomensfiscaliteit, de AOIF,
op dit ogenblik een nieuw onderzoek voert naar
het berekenen van de forfaitaire beroepskosten
voor de burgemeester, de schepenen en de
OCMW-voorzitters. Dat onderzoek zal leiden tot
de bepalen van een nieuw bedrag.
Deze problematiek is ook het onderwerp van de
parlementaire vraag nr. 490 van 30 oktober 2000
van volksvertegenwoordiger Georges Lenssens.
In het kader van die schriftelijke parlementaire
vraag en misschien ook in antwoord op een
andere mondelinge vraag zal zo spoedig mogelijk
een definitief antwoord worden verstrekt.
Heden kan ik alleen zeggen dat er een onderzoek
gaande is van de AOIF. Na dit onderzoek zal ik u
mijn nieuwe beslissing meedelen.
02.03 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor de verwijzing
naar vraag nr; 490, waarvan ik tot nu toe geen
kennis had. Mijnheer de minister, ik noteer dat het
onderzoek momenteel is uitgevoerd. Ik vermoed
dat u op de schriftelijke vraag geen ander
antwoord kunt geven dan u mij vandaag heeft
gegeven.
Wat de timing betreft, verwacht u dat dit
onderzoek voor 1 januari tot een resultaat en een
voorstel zal leiden?
02.04 Minister Didier Reynders: Niet
noodzakelijk. De vraag heeft betrekking op de
inkomsten van 2001. Het is dus perfect mogelijk
om later een definitieve beslissing te nemen, maar
CRIV 50
COM 314
28/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
ik heb gevraagd zo vlug mogelijk het resultaat van
het onderzoek te krijgen.
02.05 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
minister, 1 januari of 15 januari 2001 maakt het
verschil niet, maar voor de betrokkenen is het
geen neutrale zaak. Voor de rechtszekerheid van
de belastingplichtige is het best dat men zo vlug
mogelijk weet wat de aanslag zal zijn.
02.06 Minister Didier Reynders: Bij een
verhoging van het bedrag zullen de betrokkenen
geen klacht indienen, denk ik. Ik wacht nu op het
resultaat van het onderzoek van het AOIF. Ik wil
zo vlug mogelijk te werk gaan. Voor 1 januari is
misschien mogelijk, maar ik ben er niet zeker van.
Daarom kan ik geen engagement aangaan.
02.07 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
minister, het is niet neutraal voor de keuze die
mensen moeten maken of zij, ofwel beroep doen
op het kostenforfait, ofwel de kosten zullen
bewijzen. Vermits er nog geen antwoord is, zou
men iedereen kunnen aanraden alle
bewijsmiddelen te bewaren om eventueel later de
kosten te kunnen bewijzen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Mondelinge vraag van de heer Peter
Vanvelthoven aan de minister van Financiën
over "de achterstallige betalingen van fiscale
schulden van voetbalclubs uit 1ste en 2de
nationale afdelingen" (nr. 2698)
03 Question orale de M. Peter Vanvelthoven au
ministre des Finances sur "les retards de
paiements des dettes fiscales des clubs de
football des première et deuxième divisions
nationales" (n° 2698)
03.01 Peter Vanvelthoven (SP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, dit is een vervolg
op de vraag waarop u veertien dagen geleden
hebt geantwoord en waarbij u mij een overzicht
hebt gegeven van de achterstallige betalingen
inzake BTW en RSZ bij de eerste en tweede
nationale voetbalploegen. U hebt toen
meegedeeld dat het in totaal om ongeveer 220
miljoen frank achterstallige betalingen gaat. Een
zeventiental clubs zou hierbij zijn betrokken. Dat is
een gemiddeld bedrag van 13 miljoen frank per
club. Het is duidelijk dat maatregelen op hun
plaats zijn.
Ten eerste, welke maatregelen zijn in het verleden
al genomen? Heeft uw administratie initiatieven
genomen om dat bedrag van 220 miljoen frank te
vorderen?
Ten tweede, werden, zoals het geval is bij de
RSZ, afbetalingsplannen met de diverse clubs
afgesproken? In hoeverre worden die
afbetalingsplannen ook nageleefd? Gemak van
betaling vragen is eenvoudig, maar het is
belangrijk dat die afspraken ook worden
nageleefd.
Ten derde, u kent ongetwijfeld het licentiesysteem
waar de profliga samen met de Koninklijke
Voetbalbond aan werkt. Minister Vandenbroucke
heeft, wat de RSZ-schulden betreft, met beide
instanties contact gehad. Hebt u in deze ook
contact opgenomen? In hoeverre kan dat
licentiesysteem ook voor de fiscale schulden een
oplossing bieden?
03.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de
voorzitter, collega's, zodra we over een
uitvoerbare titel beschikken, en op voorwaarde dat
er geen aanvaardbaar afbetalingsplan werd
overeengekomen dat door de betrokken
voetbalclub wordt nageleefd, putten de ontvangers
al de hen bij wet toegestane middelen uit om de
invordering uit te voeren. Als de
afbetalingsplannen niet worden nageleefd, wordt
de gedwongen invordering hervat. In de praktijk
moet de vervolging bij gebrek aan voldoende
lichamelijke goederen die voor beslag vatbaar zijn
uit hoofde van de belastingsschuldige club
noodgedwongen worden beperkt tot
derdebeslagen. Om een zo hoog mogelijke
invordering van de bedragen te realiseren, werd
contact opgenomen met de Koninklijke Belgische
Voetbalbond teneinde de aflevering van een
licentie aan de profclubs en niet-amateursclubs
afhankelijk te stellen van de naleving van de
fiscale verplichtingen. Volgens de voetbalbond
wordt hiermee rekening gehouden. Ik zal met de
voorzitter van de voetbalbond opnieuw een
gesprek hebben inzake de achterstand en het
nieuwe licentiestelsel. Ik hoop samen met minister
Vandenbroucke een nieuw gezamenlijk stelsel te
kunnen uitwerken waarin engagementen worden
aangegaan inzake sociale en fiscale lasten.
03.03 Peter Vanvelthoven (SP): Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor het antwoord.
Ik meen, enerzijds, dat het licentiesysteem de
problematiek inderdaad gedeeltelijk kan helpen
oplossen. Anderzijds is het zo dat als binnen een
jaar blijkt dat bepaalde clubs geen licentie krijgen
omwille van hun schulden, die fiscale schulden bij
de overheid blijven openstaan.
Mijnheer de minister, het verontrust mij als u zegt
28/11/2000
CRIV 50
COM 314
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
dat er moeilijkheden zijn met betrekking tot
beslaglegging bij voetbalclubs. Zij hebben
inderdaad dikwijls een zeer klein roerend
patrimonium waardoor het moeilijk is om er beslag
op te leggen. Men is dan genoodzaakt om naar
derdebeslag over te gaan. Vormt dat een reëel
probleem? Worden er verschillende clubs met dit
probleem geconfronteerd? Merkt u dit soms alleen
in algemene zin op?
03.04 Minister Didier Reynders: Mijnheer de
voorzitter, ik heb een eerste algemeen antwoord
gegeven. In de praktijk zijn er specifieke
problemen met sommige clubs. We moeten dus,
ten eerste, nagaan of het mogelijk is om tot
nieuwe licenties te komen met een paar specifieke
engagementen van de clubs. Ten tweede, als een
club geen licentie krijgt, moet men tot een
algemene fiscale oplossing komen voor de
invordering.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Samengevoegde mondelinge vragen van
- mevrouw Joke Schauvliege aan de minister
van Financiën over 'het dubbelbelastingverdrag
tussen Nederland en België' (nr. 2714)
- de heer Peter Vanvelthoven aan de minister
van Financiën over 'het nieuwe
dubbelbelastingverdrag tussen België en
Nederland' (nr. 2783)
- mevrouw Fientje Moerman aan de minister van
Financiën over 'het nieuwe
dubbelbelastingverdrag tussen België en
Nederland' (nr. 2784)
04 Questions orales jointes de
-
Mme Joke Schauvliege au ministre des
Finances sur 'la convention entre la Belgique et
les Pays-Bas tendant à éviter la double
imposition' (n° 2714)
-
M. Peter Vanvelthoven au ministre des
Finances sur 'la nouvelle convention entre la
Belgique et les Pays-Bas tendant à éviter la
double imposition' (n° 2783)
-
Mme Fientje Moerman au ministre des
Finances sur 'la nouvelle convention entre la
Belgique et les Pays-Bas tendant à éviter la
double imposition' (n° 2784)
04.01 Joke Schauvliege (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag sluit
aan bij de mondelinge vraag die de heer
Vanvelthoven gesteld heeft op 9 november. Ik wil
het wel over een ander aspect van deze zaak
hebben. De heer Vanvelthoven had het over de
negatieve gevolgen van het nieuwe Nederlandse
belastingstelsel voor de woonmarkt. Ik zou het
graag over iets heel anders hebben. Momenteel
betalen grensarbeiders belastingen in het land
waar ze wonen en sociale zekerheidsbijdragen in
het land waar ze werken. Het nieuwe verdrag dat
tussen Nederland en België werd gesloten zou
bepalen dat zowel de belastingen als de bijdragen
voor de sociale zekerheid in het land waar men
werkt zouden worden betaald. U begrijpt dat dit
zeer positief is voor Belgen die in Nederland
werken. In Nederland is de fiscale druk immers
veel lager dan in België. Nederlanders zijn dan
integendeel niet meer geneigd om in België te
komen werken. Voor hen is het veel voordeliger
om in hun land te blijven. De Vlaamse economie
zal hier de negatieve gevolgen van ondervinden.
Er heerst bij ons al redelijk wat schaarste op de
arbeidsmarkt. U weet dat de Vlaamse economie
heel wat mensen rekruteert in de grensstreek. Ik
kan bijvoorbeeld de regio Luik aanhalen die heel
wat Nederlandse werknemers over de vloer krijgt.
Ook Limburg en de streek waaruit ik afkomstig
ben rekruteren heel wat mensen in Zeeuws-
Vlaanderen.
Mijnheer de minister, ik had dan ook graag van u
vernomen of het inderdaad zo is dat het nieuwe
dubbelbelastingverdrag tussen Nederland en
België opteert voor het werklandprincipe. Als dat
het geval is, had ik ook graag vernomen wat de
reden daarvoor is. Verder vraag ik mij af of u zich
bewust bent van de negatieve gevolgen die
hieraan verbonden zijn voor ons land. Graag had
ik uw mening gehoord. In hoeverre zult u hiermee
rekening houden?
04.02 Peter Vanvelthoven (SP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, de problematiek
werd reeds geschetst door mevrouw Schauvliege.
Men vreest, enerzijds, dat het door het nieuwe
principe dat inhoudt dat men belastingplichtig
wordt in het werkland vooral voor Belgen
aantrekkelijk wordt om in Nederland te gaan
werken. Het wordt aanzienlijk minder aantrekkelijk
voor Nederlandse grensarbeiders om in België te
komen werken. Anderzijds zou de
aantrekkingskracht voor Belgische grensarbeiders
misschien niet zo absoluut zijn als in eerste
instantie het geval lijkt te zijn. Men zegt mij dat de
Nederlandse fiscus een Belgische grensarbeider
die zijn werk in Nederland beëindigt nog tot acht
jaar later zou kunnen confronteren met belangrijke
naheffingen. Verder zou het zo zijn dat de
Belgische grensarbeider die nu belastingen betaalt
in België en over een heel aantal fiscale
aftrekposten beschikt - bijvoorbeeld premies voor
levensverzekeringen en pensioensparen -, deze
aftrekposten zou verliezen als hij in Nederland
wordt belast.
CRIV 50
COM 314
28/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
Mijnheer de minister, ik heb dan ook een aantal
vragen voor u.
Ten eerste, kunt u bevestigen dat onder
toepassing van het nieuwe
dubbelbelastingverdrag de Belgische
grensarbeiders het risico lopen een navordering
van de Nederlandse fiscus te ontvangen, dit tot
acht jaar na het beëindigen van de
grensoverschrijdende betrekking?
Ten tweede, kunt u bevestigen dat de Belgische
grensarbeiders op dat ogenblik al de in België
toegekende fiscale aftrekposten verliezen?
Ten derde, deelt u de vrees van het bedrijfsleven
dat het nieuwe dubbelbelastingverdrag de
schaarste op de arbeidsmarkt - voornamelijk op
de Vlaamse - nog zal opdrijven? Dringen zich op
dat vlak maatregelen op?
Ten vierde, zou u het nuttig vinden om over de
algemene grensarbeiderproblematiek met al zijn
afgeleide gevolgen - en dus niet alleen inzake het
fiscale stelsel - voorafgaand aan de bespreking
van het dubbelbelastingverdrag in de Kamer hier
een open discussie terzake te voeren?
04.03 Fientje Moerman (VLD): Mijnheer de
voorzitter, ik heb ook een aantal vragen omtrent
het toekomstig dubbel belastingverdrag tussen
België en Nederland.
Met de inhaligheid van de fiscus in het
achterhoofd heb ik evenwel geaarzeld alvorens
deze vraag te stellen. Inderdaad, nu er eindelijk
een verdrag tot stand kwam dat de Belgen een
betere behandeling garandeert na een jarenlange
slechte behandeling - zo slecht zelfs dat zij in
Nederland gingen werken - zou ik zo'n verdrag
niet graag op de helling zetten.
Maar misschien zitten er toch een paar addertjes
onder het gras. Zo blijkt dat de fiscale behandeling
van Belgische werknemers in Nederland gunstiger
zal uitvallen, maar dat het integendeel voor de
Nederlanders minder gunstig wordt om in België
werkzaam te zijn. Immers, er wordt slechts
voorzien in een compensatieregeling voor
Nederlanders die op dit moment reeds in België
zijn tewerkgesteld, maar niet voor nieuwe
werknemers. Dit zou kunnen leiden tot bepaalde
distorsies op de arbeidsmarkt, in die zin dat
Nederlandse bedrijven de Belgische arbeidsmarkt
afromen enerzijds en dat het voor veel Vlaamse
bedrijven, vooral gesitueerd in de nabijheid van de
Nederlandse grens, moeilijker zal zijn om
arbeidskrachten in Nederland te rekruteren,
anderzijds.
Mijnheer de minister, kan volgens u het verdrag
ter vermijding van dubbele belastingen dergelijke
distorsies veroorzaken? Ik pleit niet voor een
slechtere behandeling van Belgische werknemers
in Nederland - dat zou onverstandig zijn - maar
wel voor neutraliteit terzake. Ik denk dat elk
dubbel belastingverdrag neutraal moet zijn in zijn
invloed op de arbeidsstromen. Is dat niet het
geval, dan moet het probleem ten opzichte van de
Belgische bedrijven binnen een relatief korte
termijn worden onderkend.
Meent u niet dat het noodzakelijk is om op te
treden zodra eventuele distorsies aan het licht
komen? Moet een bredere aanpak niet worden
overwogen?
Welke maatregelen zullen in het vooruitzicht
worden gesteld om de neutraliteit van het nieuw
belastingverdrag te waarborgen. Zijn
aanpassingen terzake nog mogelijk?
04.04 Minister Didier Reynders: Mijnheer de
voorzitter, collega's, er is een probleem in België
in verband met de sociale lasten en de fiscale
lasten op arbeid. Sinds enkele jaren hebben we
grotere fiscale lasten op arbeid. Het gaat ten
eerste om een probleem van fiscale concurrentie
tussen twee landen en dus ook om een probleem
van fiscale harmonisering op Europees vlak. Door
de niet-indexering van de fiscale barema's
gedurende de laatste zeven jaar hebben we een
concurrentieprobleem op de arbeidsmarkt met
Nederland. Met een crisisbelasting is dat precies
hetzelfde. We moeten nu enkele maatregelen
treffen die de last op arbeid verlagen, niet alleen
voor de fiscale lasten, maar ook voor de sociale
lasten. Het klopt dat we een specifiek probleem
van concurrentie op arbeid hebben, bijvoorbeeld
met Nederland.
Het is niet hetzelfde met het Waals Gewest, want
het is mogelijk een transfer van werknemers te
hebben tussen regio's of gewesten. Tussen
landen is dat een ander probleem. Er zijn ook een
aantal discussies over de fiscale concurrentie
tussen de gewesten. We moeten niet alleen
verdragen sluiten met andere landen, maar ook
met de gewesten om zo een probleem op de
arbeidsmarkt op te lossen.
België kent een probleem inzake de lasten op
arbeid. Het is juist dat het ontwerp voor
dubbelbelastingverdrag met Nederland niet meer
voorziet in een belasting van de grensarbeiders in
28/11/2000
CRIV 50
COM 314
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
hun woonstaat. Ze zullen overeenkomstig de
algemene regel worden belast, volgens dewelke
de belastingheffing over beroepsinkomsten wordt
toegewezen aan de staat waar de werkzaamheid
wordt uitgeoefend. Dit principe is ingeschreven in
het OESO-model van fiscaal verdrag. Het is een
algemeen verdrag tussen landen. Het gaat niet
meer om de woonstaat, maar om de staat waar de
arbeid wordt uitgeoefend. De grensarbeiders zijn
overeenkomstig de EG-regeling 1408
onderworpen aan de sociale zekerheid in de staat
waar zij werken. Op het ogenblik bestaat een
discrepantie tussen de belastingheffing in de
woonstaat en de betaling van sociale bijdragen in
de staat waar men werkt. De verschuiving tussen
de percentages inzake belastingen en sociale
zekerheid in Nederland of België leidt geregeld tot
positieve of negatieve effecten die door de
grensarbeiders moeilijk te rechtvaardigen zijn.
Het ontwerp van een nieuwe overeenkomst
beoogt daarom het opheffen van deze effecten
door te voorzien in een gelijkstelling voor de
belastingheffing en voor de inning van sociale
zekerheidbijdragen. De belastingheffing van
grensarbeiders is een ingewikkeld probleem dat
op verschillende niveaus gevolgen heeft. Het is
moeilijk om in een regeling te voorzien die aan alle
belangen die op het spel staan kan voldoen:
belangen van de grensarbeiders, belangen van de
grensgemeenten, problemen voor de schatkist en
voor de ondernemingen zelf of de arbeidsmarkt.
Zolang de fiscaliteit niet het voorwerp van een
harmonisatie op Europees niveau inzake de
inkomsten op arbeid zal hebben uitgemaakt,
zullen problemen gebonden aan een ongelijke
verdeling van het gewicht van de belasting, onder
andere in de aangrenzende landen, zich blijven
manifesteren. Nu is dat misschien eerder het
geval voor spaargeld. In dat geval is het niet aan
de Belgische federale overheid om een regeling te
treffen die discrepanties voorbrengt en die de
aanwerving van Nederlandse arbeiders door
Belgische ondernemingen ten koste van Belgische
arbeiders in de hand werkt.
Wat de meer precieze vraag van de heer
Vanvelthoven betreft, kan ik het volgende
meedelen. De bevoegde diensten van de
administratie van Fiscale Zaken hebben er
momenteel geen weet van dat de Belgische
grensarbeiders een risico zouden lopen om
vanwege de Nederlandse fiscus een navordering
te ontvangen en dit tot acht jaar na de beëindiging
van de grensoverschrijdende betrekking. Mijnheer
Vanvelthoven, indien u evenwel over zeer
concrete informatie in dat verband zou
beschikken, zou ik u willen verzoeken mij die
documentatie te overhandigen zodat ik ze door
mijn administratie kan laten onderzoeken. Ik zal
niet nalaten u zo spoedig mogelijk het resultaat
van dat onderzoek mee te delen.
De vervanging van het "woonplaatsstaatprincipe"
door het "werkstaatprincipe" op het vlak van de
belastingheffing van grensarbeiders -
zoals is
bepaald in het op 10 november 1999
geparafeerde nieuwe Belgisch-Nederlandse
dubbelbelastingverdrag
- zal ongetwijfeld
bepaalde gevolgen hebben op het vlak van de
fiscale aftrekmogelijkheden. De mate waarin dit
het geval zal zijn, hangt evenwel af van de stand
van het interne recht in de woonplaatsstaat op een
welbepaald ogenblik en is bovendien ook
afhankelijk van de wijze waarop de betrokkene in
de werkstaat aanspraken op bepaalde fiscale
aftrekken kan laten gelden.
Ik beschik momenteel niet over tastbare
elementen die erop wijzen dat het nieuwe
dubbelbelastingverdrag de schaarste op de
Vlaamse arbeidsmarkt zou vergroten. Inlichtingen
die op dergelijke problemen wijzen, zijn steeds
welkom.
Mijnheer de voorzitter, volgens de grondwettelijke
regels op het vlak van de parlementaire toetsing
van de internationale verbintenissen van België en
de gebruikelijke praktijken terzake zal de
discussie die sommige leden over deze
aangelegenheid wensen, worden gevoerd in het
kader van de parlementaire
goedkeuringsprocedure van het nieuwe Belgisch-
Nederlandse dubbelbelastingverdrag.
Ik weet dat dit een lange procedure is. Ik heb
zowel in de Senaat als in deze Kamer reeds
gezegd dat deze procedure twee of drie jaar in
beslag zal nemen. Ik heb reeds contact
opgenomen met zowel de heer De Croo als de
heer De Decker in verband met een dergelijke
procedure. Hopelijk kunnen we de nieuwe tekst zo
vlug mogelijk behandelen in het parlement. In
afwachting van de bespreking van de nieuwe
verdragen kan ik slechts een algemeen antwoord
geven.
04.05 Joke Schauvliege (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw
antwoord. Ik begrijp niet goed waarom er niet
gekozen werd voor het woonlandprincipe. Dat sluit
nochtans dicht aan bij de visie dat
arbeidsmobiliteit in Europa voor niemand een
sociaal of fiscaal nadeel mag opleveren? Onlangs
hield het VEV een studiedag rond dit probleem.
Een belangrijk argument dat werd ingebracht
CRIV 50
COM 314
28/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
tegen het woonlandprincipe is dat er heel wat
administratieve beslommeringen bij komen kijken.
04.06 Minister Didier Reynders: Mijnheer de
voorzitter, mevrouw Schauvliege, volgens mij is dit
een langetermijnverbintenis van de vorige regering
in navolging van de OESO-principes. Er bestaat
hierover een internationaal verdrag. Misschien is
het mogelijk hier internationaal opnieuw
onderhandelingen over te voeren tijdens het
Belgische voorzitterschap van de Europese Unie.
Het is geen nieuw gegeven. Het is een algemeen
principe dat op internationaal vlak speelt. De
vorige regering ging ermee akkoord.
04.07 Joke Schauvliege (CVP): Mijnheer de
minister, mag ik u vragen wanneer het
dubbelbelastingverdrag in werking treedt?
04.08 Minister Didier Reynders: Dat hangt af van
de parlementaire procedure. Misschien over twee
jaar.
04.09 Joke Schauvliege (CVP): Misschien over
twee jaar? Er is nog geen vaste datum voor
voorzien?
04.10 Minister Didier Reynders: Wij hebben
inderdaad nog geen vaste termijn. Er is een
probleem in de internationale onderhandelingen
en van de parlementaire procedure. Een jaar
geleden zei ik al: waarschijnlijk binnen de drie jaar.
Nu zeg ik dus: waarschijnlijk binnen de twee jaar.
Volgend jaar zal ik waarschijnlijk zeggen: volgend
jaar.
04.11 Joke Schauvliege (CVP): Er is dus geen
vaste streefdatum, mijnheer de minister? Dit
verdrag zal nochtans een serieus gevolg hebben
voor onze arbeidsmarkt. U weet toch dat Zeeuws-
Vlaanderen, Nederlands Limburg en Noord-
Brabant een belangrijk aantal werknemers leveren
aan ons land? Ik vind het eigenaardig dat u als
liberaal minister het Vlaamse bedrijfsleven op die
manier in de problemen brengt.
04.12 Minister Didier Reynders: Het is nochtans
best mogelijk om bijvoorbeeld in de provincie Luik
een aantal mensen op de arbeidsmarkt te vinden.
04.13 Peter Vanvelthoven (SP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, de grensarbeiders
die nu geconfronteerd worden met een
belastinghervorming in België, een
belastinghervorming in Nederland en een nieuw
dubbelbelastingverdrag willen precies weten waar
zij aan toe zijn. Zij willen achteraf niet meer
geconfronteerd worden met naheffingen vanuit
Nederland. Op zich kunt u daar niets aan doen. Zij
willen niet geconfronteerd worden met het verlies
van bepaalde aftrekposten omdat men er geen
rekening meer mee houdt. Ik wil ervoor pleiten,
mijnheer de minister, dat het voor die mensen
duidelijk wordt wat hun positie precies is na al het
gebeurde. Hier mag niet hetzelfde gebeuren als
een paar jaar geleden, toen Nederland eenzijdig
de hele mix ging veranderen: hogere sociale
lasten, maar lagere fiscale lasten, waardoor de
Belgische overheid uiteindelijk voor
compensatiemaatregelen moest zorgen. Die
maatregelen zijn trouwens onvoldoende gebleken
voor de mensen. Voor hen is duidelijkheid dus
heel belangrijk.
04.14 Fientje Moerman (VLD): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, volgens officieuze
cijfers die ik van de Stichting Grensarbeid heb
gekregen, zouden nu ongeveer drie maal meer
Belgen in Nederland werken dan Nederlanders in
België.
In verband met de aftrekposten en de
navorderingen kan ik melden dat in Nederland een
onbeperkte aftrekbaarheid van de
hypotheeklening geldt. Dit wordt echter later in het
leven gecompenseerd. De Nederlanders steken
zich jaren in de hypotheekschuld omdat dit
aanvankelijk heel interessant is. Later volgt echter
een vrij zware vermogensbelasting op het
onroerend vermogen. Als men vanuit Nederland
terugkeert naar België kan de Nederlandse fiscus
bij zijn heffingen een aantal jaren teruggaan om
de hypotheekaftrekken geheel of gedeeltelijk terug
te vorderen. Tot zover de feiten die mij werden
medegedeeld.
Mijnheer de minister, ik verzoek u haast te maken
met de fiscale hervorming hier. Wij zullen u daarbij
helpen zodat de concurrentiedistorsie iets kleiner
wordt.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Question orale de M. Jacques Chabot au
ministre des Finances sur "l'imposition des
revenus provenant de la sous-location ou
cession de bail d'immeubles non bâtis"
(n° 2744)
05 Mondelinge vraag van de heer Jacques
Chabot aan de minister van Financiën over "de
belasting op inkomens uit de onderverhuring of
overdracht van huur van niet-gebouwde
onroerende goederen" (nr. 2744)
05.01 Jacques Chabot (PS): Monsieur le
28/11/2000
CRIV 50
COM 314
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
président, monsieur le ministre, dans l'hypothèse
où un contribuable donne, en dehors de l'exercice
de son activité professionnelle, en sous-location
un terrain, sera-t-il imposable (à concurrence de la
différence entre le montant total des loyers et
avantages éventuels issus de la sous-location et
le loyer et les charges dues au propriétaire du
terrain) sur les revenus recueillis au titre de
revenus divers?
Dans la négative, en vertu de quel article du CIR,
les revenus provenant de la sous-location ou
cession de bail d'immeubles non bâtis seraient-ils
imposables?
Si le contribuable a installé préalablement à la
sous-location du terrain par exemple des bancs,
des barbecues, etc., ne faudrait-il pas considérer
que les revenus recueillis suite à la sous-location
de ce terrain meublé soient imposables:
-
au titre de revenus divers, à concurrence
de la différence entre 60% des loyers et
avantages éventuels recueillis issus de la
sous-location et le loyer et charges dus au
propriétaire;
-
au titre de revenus mobiliers, à
concurrence de 40% du montant total des
loyers et avantages éventuels recueillis
issus de la sous-location, diminués des
frais exposés en vue de l'acquisition ou de
la conservation de ce revenu ou, à défaut
d'éléments probants, d'un forfait de 50%
du loyer recueilli?
05.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur le
président, chers collègues, les revenus recueillis,
en dehors de l'exercice d'une activité
professionnelle, à l'occasion de la sous-location
d'immeubles meublés ou non constituent des
revenus divers visés à l'article 90,5° du CIR 92.
Cela vaut tant pour les immeubles bâtis que pour
les immeubles non bâtis.
Dès lors qu'un immeuble non bâti est,
préalablement à la sous-location, aménagé au
moyen d'installations telles que des bancs et
barbecues, deux hypothèses doivent être
envisagées selon que celles-ci sont considérées
comme meubles ou comme immeubles par
nature; cette distinction doit être établie selon que
les équipements en question sont ou non
incorporés au sol.
Dans l'hypothèse où les installations sont
considérées comme meubles, les revenus doivent
être répartis en distinguant ceux qui proviennent
de la sous-location de l'immeuble (revenus divers
visés à l'article 90, 5° du CIR 92) de ceux qui
provient de la location de meubles (revenus de
biens mobiliers visés à l'article 17, §1
er
, 3° du CIR
92). Etant donné que la répartition de 60% et 40%
prévue à l'article 4, 1°, b, AR/CIR 92 ne s'applique
qu'aux biens meubles garnissant des habitations,
chambres ou appartements meublés, il y aura lieu,
en l'espèce, d'effectuer la répartition des revenus
sur la base d'éléments de faits et de droit (le cas
échéant au regard des stipulations du contrat)
propres à la situation particulière. La répartition
forfaitaire ne s'applique donc pas dans ce cas.
Dans l'hypothèse où les équipements seraient
considérés comme immeubles par nature, les
revenus seraient qualifiés entièrement comme
revenus divers visés à l'article 90, 5°, CIR 92.
Le montant net des revenus provenant de la sous-
location d'immeubles doit être déterminé
conformément à l'article 100 alinéa 1
er
, 1°, CIR 92
compte tenu des frais que le bénéficiaire justifie
avoir faits ou supportés pendant la période
imposable en vue d'acquérir ou de conserver ces
revenus.
Le revenu net provenant de la location, de l'usage
et de la concession de tous biens mobiliers,
s'entend, conformément à l'article 22, 63, CIR 92,
du montant brut diminué des frais exposés en vue
d'acquérir ou de conserver ce revenu; à défaut
d'éléments probants, et lorsque les biens ne sont
pas affectés à l'exercice d'une activité
professionnelle, ces frais peuvent être fixés,
conformément à l'article 3 de l'arrêté royal
d'exécution du CIR 92, forfaitairement, à 15% du
montant brut des desdits revenus mobiliers.
Monsieur le président, si M. Chabot n'a pas eu
l'occasion de faire le calcul exact de l'imposition
qui va intervenir, je lui remettrai une copie écrite
de ma réponse.
Je répète qu'il faut distinguer, selon les cas, les
types d'aménagements réalisés sur les terrains.
05.03 Jacques Chabot (PS): Monsieur le
président, je tiens à remercier le ministre pour sa
réponse. Je lirai le texte de votre réponse,
monsieur le ministre, et je penserai à vous
pendant l'été.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry
aan de minister van Financiën over "de
verantwoordelijkheid van de rekenplichtigen"
(nr. 2747)
CRIV 50
COM 314
28/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
06 Question orale de M. Luc Goutry au ministre
des Finances sur "la responsabilité des
comptables" (n° 2747)
06.01 Luc Goutry (CVP): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, mijn vraag handelt over de
problemen bij de toepassing van artikel 286 van
de algemene wet op douane en accijnzen. Voor
alle duidelijkheid, collega's, artikel 286 bepaalt dat
"alle borgtochten die bij de wet van invoerders of
andere belastingplichtigen worden gevorderd,
gesteld worden ten genoegen van de ontvanger
die voor het bedrag van de borgtocht
verantwoordelijk blijft". Er staat dus duidelijk dat
de ontvanger voor het bedrag van de borgtocht
verantwoordelijk blijft. Op het terrein blijkt dat
rekenplichtige ontvangers, die onder meer belast
zijn met het vaststellen van het bedrag van de
borgtochten, in bepaalde gevallen door de wet of
door een verordening van de Europese Unie
verplicht worden deze op een bepaalde manier te
berekenen. Het is inderdaad niet altijd duidelijk
hoe die borg moet worden bepaald.
De berekening voor wat men noemt de
doorlopende zekerheid inzake communautair en
gemeenschappelijk douanevervoer zit verankerd
in artikel 360 van de toepassingsbepalingen van
het communautaire, dus het Europese,
douanewetboek. Naar verluidt worden
rekenplichtigen-ontvangers door hun
hiërarchische oversten - zelfs tot en met de graad
van gewestelijk directeur - benaderd om uitleg te
verstrekken over de hoogte van het te vorderen
bedrag. Ik zeg: naar verluidt. Daarover gaat mijn
vraag precies. Tussen de lijnen meen ik te lezen
dat die oversten in bepaalde gevallen
waarschijnlijk niet zo gelukkig zijn met het door de
rekenplichtige-ontvanger te vorderen bedrag. Die
oversten tot en met de gewestelijke directeur
menen blijkbaar zelf een tussenkomst te moeten
doen, een suggestie te doen, of vragen te stellen,
enzovoort. Wellicht is het zo dat een firma bij de
administratie gaat weeklagen over een bepaalde
vordering en zegt: "Wij worden hier geviseerd. De
vordering die men ons oplegt is te hoog. Kunt u
daar niets aan doen?"
Ik wil hier niet beweren dat de ontvangers door
hun oversten worden gedwongen om het bedrag
van een borgtocht te verminderen. Volgens wat
men mij meedeelt zou er in elk geval sprake zijn
van een zekere druk die wordt uitgeoefend door
het stellen van vragen, door bepaalde interventies,
door een bepaalde manier van tussenkomen.
Daardoor voelt de ontvanger zich in een aantal
gevallen niet op zijn gemak. Ik moet opmerken dat
binnen de administratie ter zake geen
doorgedreven vorming bestaat die verder gaat
dan het verwerven van wat basiskennis. De
rekenplichtigen-ontvangers weten dus niet altijd
goed of ze wel zeker mogen zijn van hun stuk en
of ze inderdaad wel juist handelen. Dit betekent
dat zij grote problemen hebben om aan die druk te
weerstaan.
Binnen de administratie blijken concrete
instructies te ontbreken. Een doorlopende
zekerheid kan bijvoorbeeld slechts verstrekt
worden aan bedrijven die financieel gezond zijn.
Zo staat het omschreven. Er staat echter nergens
wat men moet verstaan onder financieel gezond.
Hoe kan men die financiële gezondheid
controleren als ontvanger? Hoe kan men zelf die
toestand appreciëren? Een regelmatige interne
audit waarbij de ontvangers concrete richtlijnen
ontvangen, lijkt me evident te zijn. Die audit blijkt
niet te bestaan. Er gebeurt geen onderzoek
waarna men bepaalde richtlijnen zou kunnen
opstellen die de ontvangers op een eenvormige
manier zouden kunnen gebruiken. Een dergelijk
onderzoek gebeurt niet. Iedereen handelt blijkbaar
naar eigen godsvrucht en vermogen.
Ik kom tot mijn laatste, niet onbelangrijke
opmerking. Uiteindelijk zijn het toch de
rekenplichtigen, de ontvangers, die wettelijk
aansprakelijk zijn en blijven voor de invordering en
voor de toepassing van deze mogelijke
vorderingen.
Mijnheer de minister, ik wens u een aantal
concrete vragen te stellen over zaken die mij
vanuit het veld bereiken en ook in het licht van een
goede toepassing van artikel 286. Hebt u ook al
dergelijke klachten van uw administratie gekregen
van ontvangers die zich daar niet goed in hun vel
voelen en daarover hulp vragen.
Wat is het gevolg voor de algemene
verantwoordelijkheid van die mensen? Hoe
moeten die mensen zich houden als er druk of
onduidelijkheid is, als er geen interne audit of
deadlines zijn?
Blijft de ontvanger daardoor ook verantwoordelijk
voor de hoogte van die gevraagde zekerheid of zal
hij slechts een beperkte verantwoordelijkheid
hebben? Stel dat er onder druk een verlaging
wordt ingevoerd, is dat dan nog zijn
verantwoordelijkheid. Dit geldt ook voor de niet-
invorderbaarheid enzovoort.
Er zijn dus toch een aantal vragen naar de
verantwoordelijkheid.
28/11/2000
CRIV 50
COM 314
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
Ten derde, voorziet de betrokken overheid in
voldoende vorming? Vindt u dat er voldoende
vorming door de administratie wordt gegeven om
de ambtenaren-rekenplichtigen voldoende bij te
staan en te voeden om hun ambt naar behoren te
kunnen uitoefenen.
Tot slot, vanaf welke graad is een hiërarchische
meerdere van een rekenplichtige bevoegd om
terzake tussen te komen? Is dat wel toegestaan?
Het is mogelijk dat er een bepaalde hiërarchie
bestaat voor tussenkomsten. In hoever zal dan,
indien dit zo zou zijn, de onmiddellijke
verantwoordelijke - de rekenplichtige - van zijn
wettelijke verantwoordelijkheid worden ontslagen?
06.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de
voorzitter, ik heb een antwoord in twee delen. Ten
eerste, het probleem van verantwoordelijkheid en,
ten tweede, het probleem van administratieve
instructie. Op basis van artikel 286 van de
algemene wet inzake douane en accijnzen
moeten de borgtochten inzake douane en
accijnzen worden gesteld ten genoegen van de
ontvanger-rekenplichtige die voor het bedrag van
de borgtocht aansprakelijk is. Bij het aanvaarden
van de borgtochten kan er bijgevolg geen
tussenkomst zijn van een hiërarchische meerdere
van de ontvanger-rekenplichtige. Het is dus
onmogelijk dat een hiërarchisch meerdere
tussenbeide komt. Dit belet niet dat op geregelde
tijdstippen interne comptabiliteitscontroles worden
verricht waarbij wordt nagegaan of de borgtochten
werden gesteld conform de in de wetgeving of de
in de administratieve richtlijn voorgeschreven
regels. Die controles betreffen zowel de wijze
waarop het bedrag van de borgtocht is berekend
als de uitgunning van de borgen.
Ten tweede, wat de administratieve instructie
betreft: door de administratie worden borgtochten
ter beschikking gesteld van alle ontvangers der
douane en accijnzen. Er is dus een
administratieve instructie. Die bevat onder meer
zeer concrete richtlijnen in verband met het
berekenen van de borgtochten inzake
communautair douanevervoer. Omtrent deze
administratieve richtlijn worden daarenboven
cursussen gegeven in de opleidingscentra
waaraan alle ambtenaren die de taak van
ontvanger-rekenplichtige vervullen hebben
moeten deelnemen. Dit is misschien niet
voldoende, maar er worden veel cursussen
gegeven in de opleidingscentra. Het is dus perfect
mogelijk om naar zo'n cursus te gaan. Tevens
wordt die administratieve richtlijn geregeld
aangepast in het kader van de wijzigende
wetgeving of met het oog op het geven van
oplossingen van problemen die zich in de praktijk
voordoen. Elke ontvanger die vragen heeft bij de
toepassing van deze richtlijn kan daarenboven
steeds terecht bij zijn hiërarchische overste of bij
de centrale administratie. Hij kan ook vragen
stellen aan een parlementslid.
06.03 Luc Goutry (CVP): Mijnheer de voorzitter,
ondanks het feit dat het hier een vrij techniche
aangelegenheid betreft - ik zou natuurlijk ook een
interpellatieverzoek kunnen indienen - zal ik mijn
betoog kort houden.
Mijnheer de minister, in uw toon en in uw
antwoorden klinkt u vrij zeker van uw stuk. Ik hoop
dat u dat inderdaad bent. U zegt vrij cynisch dat
men ook altijd vragen kan stellen aan
parlementsleden. Misschien is het niet slecht dat
dat af en toe gebeurt. Zo komen misschien zaken
aan het licht die anders door het kluwen van de
administratie nooit zouden zijn geweten.
Ik citeer een brief van een ambtenaar die mij
verzoekt om het anoniem te houden en ik doe dat
ook. Hij schrijft: "Op geregelde tijdstippen word ik
door mijn hiërarchische oversten, tot en met de
graad van gewestelijk directeur, officieus
benaderd om uitleg te verstrekken met betrekking
tot de hoogte van het gevorderde bedrag. Tot nu
toe werd ik nog nooit officieel aangezocht om het
bedrag te verminderen, maar de druk die terzake
wordt uitgeoefend, is niet gering." Hij vervolgt:
"Concrete instructies terzake ontbreken en
opgemerkt dient te worden dat vanuit mijn
administratie terzake geen enkele doorgedreven
vorming die verder reikt dan de basiskennis wordt
gegeven."
In uw antwoord zegt u dat die man liegt. Ik zal
hem daarmee confronteren. Het is aan hem om
via een parlementslid - anders komt dat immers
niet naar boven - opnieuw de vraag aan mij te
bezorgen. Dan zal ik u daar verder over
ondervragen.
06.04 Minister Didier Reynders: Het is toch ook
perfect mogelijk om zich rechtstreeks tot de
minister te wenden. Ik kan misschien een ander
antwoord geven, met meer informatie over de
feiten. Indien mogelijk kan u een brief over de
feitelijke toestand overhandigen of kan de
ambtenaar rechtstreeks naar de minister stappen.
Ik kan nu echter geen ander algemeen antwoord
geven. Het is misschien waar, maar ik moet een
onderzoek verrichten. Een rechtstreekse
interventie van de hiërarchie is in ieder geval een
fout. U kunt misschien best de ambtenaar
rechtstreeks naar de minister sturen.
CRIV 50
COM 314
28/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
06.05 Luc Goutry (CVP): Mijnheer de minister, u
begrijpt dat die ambtenaar wat schrik heeft om
zich meteen kenbaar te maken. Ik kan mij
voorstellen dat als men in een bepaalde
administratie werkt, het niet zo eenvoudig is om
zich als witte ridder op te stellen. Er zijn
precedenten gekend die er zelf het slachtoffer van
werden. Ik zal de man in die zin opnieuw
contacteren, luisteren naar zijn verhaal en
misschien komt er een vervolg.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Mondelinge vraag van mevrouw Fientje
Moerman aan de minister van Financiën over
"het verbod voor Belgische ingezetenen om in
te schrijven op leningen die in het buitenland
werden uitgegeven" (nr. 2768)
07 Question orale de Mme Fientje Moerman au
ministre des Finances sur "l'interdiction pour
les résidents belges de souscrire à des
emprunts émis à l'étranger" (n° 2768)
07.01 Fientje Moerman (VLD): Mijnheer de
voorzitter, ik zal trachten in een snel tempo te
spreken om uw tijdslimiet te respecteren.
Op grond van een koninklijk besluit van oktober
1994 heeft de toenmalige minister van Financiën
een staatslening op de euro-obligatiemarkt
opgenomen voor een bedrag van 1 miljard
Deutsche Mark.
Artikel 3, tweede alinea, van dat koninklijk besluit
bevatte een verbod voor Belgische ingezetenen,
uitgezonderd de institutionelen, om in te tekenen
op een in het buitenland uitgeschreven lening. De
Europese Commissie heeft zich daartegen verzet
omdat ze dit beschouwt als een met artikel 73 B
van het EG-verdrag - nu artikel 56 - strijdige
belemmering van het vrije kapitaalverkeer. In
januari 1995 werden de Belgische autoriteiten
verzocht over die maatregel uitleg te geven.
De argumentatie van de Belgische regering was
logisch, namelijk het vermijden van
belastingontduiking door het niet aangeven van de
rente, maar die redenering werd door de
Commissie niet gevolgd. Er kwam een advies. De
regering kreeg tijd om de nodige maatregelen te
nemen. Men heeft dat niet gedaan. Uiteindelijk is
de zaak voor het Hof van Justitie gekomen en op
26 september 2000 is België in deze materie
veroordeeld. Het Hof stelde dat het koninkrijk
België de verplichtingen, die krachtens het verdrag
inzake het vrije kapitaalverkeer op hem rusten,
niet heeft nagekomen door Belgische ingezetenen
te verbieden op schuldbewijzen in te tekenen van
een in het buitenland uitgegeven lening.
Wat is de stand van zaken, mijnheer de minister?
Kunt u schetsen welke concrete implicaties een
dergelijke veroordeling met zich brengt? Werden
tussen het uitvaardigen van het bewuste koninklijk
besluit en de veroordeling nog dergelijke leningen
met dezelfde verbodsbepalingen door de
Belgische overheid onderschreven? Hebt u nu
reeds stappen ondernomen naar aanleiding van
het arrest om dergelijke veroordelingen in de
toekomst te vermijden?
Ik voeg eraan toe dat mijn vraag werd ingediend
voordat in de Raad van Financiën een
principeakkoord over een eenvoudige
bronbelasting werd bereikt.
07.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de
voorzitter, mevrouw Moerman, de Belgische staat
moet zich schikken naar de uitspraak van het Hof.
Het is belangrijk de exacte draagwijdte van het
arrest te analyseren. Er moet worden ingeschat of
de conclusies van het Hof eveneens gelden voor
uitstaande leningen waarvan de feitelijke of
juridische context enigszins afwijkt van deze
waarin de litigieuze lening werd uitgegeven.
Teneinde een volledig en correct interpretatie van
het arrest mogelijk te maken werd een aantal
initiatieven genomen. Er wordt een inventaris
gemaakt van de op dit ogenblik in omloop zijnde
staatsleningen die aan een zelfde of een
gelijkaardige verkoopbeperking zijn onderworpen
en bijgevolg in het toepassingsgebied van het
arrest vallen. De inventaris heeft betrekking op de
zogenaamde publieke en private uitgiften. Dit
betekent beursgenoteerde of niet-
beursgenoteerde uitgiften.Dit betekent zowel de
leningen waarvan de verkoopbeperking alleen in
de contractuele documentatie werd opgenomen
als deze waarvan de verkoopbeperking eveneens
in het machtigingsbesluit werd opgenomen. Men
maakt eveneens een inventarisatie
overeenkomstig dezelfde principes van de op dit
ogenblik nog in omloop zijnde uitgiften met
staatswaarborg van andere entiteiten. Parallel
hiermee werd intern onderzocht welke
maatregelen in de diverse hypothesen zich
kunnen opdringen. Voor zover de budgettaire
ruimte dit toelaat kan terzake eveneens het advies
van een externe advocatenbureau worden
ingewonnen. We zijn bezig met twee inventarissen
en met een studie inzake correctieve maatregelen.
Ik hoop zo snel als mogelijk een paar correctieve
maatregelen te kunnen nemen.
28/11/2000
CRIV 50
COM 314
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
07.03 Fientje Moerman (VLD): Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord.
Het Hof kan wel boetes opleggen als men blijft
inbreuken vaststellen. Dit kan wel financiële
gevolgen hebben voor ons land.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme
aan de minister van Financiën over "de
roerende voorheffing" (nr. 2779)
08 Question orale de M. Yves Leterme au
ministre des Finances sur "le précompte
mobilier" (n° 2779)
08.01 Yves Leterme (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik kijk in de richting van de minister.
Mijn vraag is sinds dit weekend zonder voorwerp.
Ik dacht dat de minister van plan was een
algemene aankondiging van de bereikte resultaten
te doen. Ik ben dan ook graag bereid mijn vraag in
te trekken indien die aankondiging dadelijk komt.
08.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de
voorzitter, we kunnen dat misschien dadelijk na de
vragen doen. De uiteenzetting zal niet zo lang
duren.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme
aan de minister van Financiën over "de
tegemoetkoming van de federale overheid in de
vervoerkosten van de ambtenaren" (nr. 2780)
09 Question orale de M. Yves Leterme au
ministre des Finances sur "la participation du
pouvoir fédéral dans les frais de déplacement
des fonctionnaires" (n° 2780)
09.01 Yves Leterme (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, mijn
vraag gaat eigenlijk over meer dan de
tegemoetkoming van de federale overheid. Mijn
vraag gaat eigenlijk over het fiscaal statuut dat
van toepassing is op de verhoogde bijdrage die de
Vlaamse en de federale overheid verlenen in de
kosten voor gemeenschappelijk openbaar vervoer
voor hun ambtenaren. Begin dit jaar werd dit met
de nodige tamtam aangekondigd door mensen als
Stevaert. Vlaamse ambtenaren rijden gratis met
het openbaar vervoer. Onder pre-electorale druk
en wellicht ook onder druk van het voorbeeld van
de Vlaamse ambtenaren werd door minister Van
den Bossche op een bepaald moment een
beslissing uitgelokt van de Ministerraad om dit
voordeel ook aan de federale ambtenaren toe te
kennen. Terwijl Vlaamse ambtenaren volledig
gratis rijden met het openbaar vervoer moeten
federale ambtenaren nog 12% van hun
treinabonnement betalen. Voor metro, tram en
bus moeten ze nog 20% betalen.
Wat men er in de pre-electorale periode of kort na
de verkiezingen niet bij heeft verteld, is dat dit
normaal krachtens artikel 38, 9° van het WIB als
een voordeel van alle aard moet worden
beschouwd. Het bedrag van de tussenkomst dat
hoger is dan de bedragen die in het koninklijk
besluit van 12 januari van mevrouw Durant
werden opgenomen - wat neerkomt op ongeveer
54% vrijstelling voor de verplichte
werkgeversbijdrage - zal worden belast zo lang er
geen algemene aanpassing van de fiscale
behandeling van tegemoetkomingen inzake woon-
werkverkeer bij koninklijk besluit is doorgevoerd.
Geen enkele minister heeft de eerlijkheid gehad
hierover iets te zeggen. De helft van wat de
ambtenaren krijgen, zal door de federale fiscus
worden afgeroomd.
De politieke moed en het staatsmanschap zijn
kwaliteiten die niet echt veel voorkomen in deze
nieuwe meerderheid. Het lijkt mij belangrijk dat de
betrokken ambtenaren duidelijkheid krijgen. Ik heb
gemeend die duidelijkheid te moeten vragen. Ik
stel vast dat sinds die duidelijkheid doorsijpelt via
verklaringen van minister Van den Bossche in het
weekend, heel wat ambtenaren ontgoocheld zijn
over het compleet gratis vervoer dat hen werd
voorgespiegeld. Op het aspect van de transfer
zullen we het nu niet hebben.
Ten eerste, klopt mijn redenering dat voor het jaar
2000, zowel bij de Vlaamse als de federale
ambtenaren, de verhoogde bijdrage voor de
transportkosten zal worden behandeld als een
voordeel van alle aard? Ik lees in uw beleidsnota
met betrekking tot 2001, ik citeer: "... de
maatregel die in de belastinghervorming voorzien
is om het woon-werkverkeer met
gemeenschappelijk vervoer, alle bijdragen vanuit
de werkgever daarvoor, fiscaal vrij te stellen."
Zou het niet goed zijn dat retroactief toe te
passen? Dat zou een element van intellectuele
eerlijkheid zijn ten opzichte van de ambtenaren.
Dat is althans ons voorstel. Wil u alle
tegemoetkomingen die vanuit de regering met een
groot hart naar voren geschoven zijn, niet
retroactief maken? Tot zover mijn vragen,
mijnheer de minister. Ik stel deze vragen naar
duidelijkheid in naam van de ambtenaren die het
beeld van een grote gunst voor ogen gehouden is.
Zeker op Vlaams niveau is volgens mij niet altijd
CRIV 50
COM 314
28/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
de waarheid verteld.
09.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de
voorzitter, mijnheer Leterme, ik heb altijd een klaar
en duidelijk antwoord gegeven. Iedereen moet
belastingen betalen, zelfs ambtenaren. Er bestaat
bijgevolg een belasting op dergelijke
terugbetalingen. In de huidige stand van de
wetgeving moet de tenlasteneming door de
werkgever van het bedrag dat de verplichte
bijdrage overschrijdt in principe wordt belast als
een "voordeel van alle aard", toegekend aan de
werknemer. Een uitzondering wordt gemaakt
wanneer de verplichte bijdrage kleiner is dan
11.000 frank. In dit geval wordt de vrijstelling
uitgebreid tot de totale bijdrage van de werkgever,
begrensd tot de prijs van het sociaal abonnement
en met een maximumbedrag van 11.000 frank.
Die regel geldt voor alle werknemers, dus ook
voor de Vlaamse en de federale ambtenaren. Dit
is de huidige stand van zaken, maar ik wacht op
een beslissing van de regering in verband met
mijn voorstel. Ik zal eerstdaags een wetsontwerp
aan de regering voorleggen om de tussenkomst
van de werkgever in de kostprijs van het
abonnement dat op regelmatige wijze door
werknemers wordt genomen bij een maatschappij
voor gemeenschappelijk vervoer - openbaar of
privaat - volledig vrij te stellen. De voorgestelde
inwerkingtreding zal het aanslagjaar 2001 zijn. Het
zal dus gelden voor de inkomsten van 2000.
Dezelfde retroactiviteit geldt voor de afschaffing
van de crisisbijdrage. Ik heb totnogtoe geen klacht
ontvangen in verband met de retroactiviteit voor
de vermindering van belastingen.
Ik herhaal, ik zal aan de regering een voorstel
voorleggen. Het gaat over het algemeen om een
vermindering van een virtuele ontvangst. Het is
normaal dat na twee verschillende beslissingen -
een in de Vlaamse regering en een in de federale
regering - een dergelijke retroactiviteit wordt
toegepast. Ik zal een voorstel doen voor het
aanslagjaar 2001 voor alle werknemers en niet
alleen voor ambtenaren.
09.03 Yves Leterme (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, het verheugt mij
dat het feit dat wij de aandacht op dit dossier
hebben gevestigd, onmiddellijk gevolg krijgt.
Mijnheer Tavernier, u vindt dit om te lachen, maar
ik denk dat uw exuberante lach een teken van
zenuwachtigheid is. Men zal in de chronologie
vaststellen dat op onze vraag wordt ingegaan. Dit
is niet meer dan terecht. Ik doe opmerken dat de
bepaalde werknemers die dit voordeel niet
genieten wellicht zullen worden aangezet om dit
eveneens van hun werkgever te vragen.
09.04 Minister Didier Reynders: Mijnheer de
voorzitter, mijnheer Leterme, dit was een
beslissing van de regering, genomen tijdens het
begrotingsconclaaf. Ik heb al een paar inlichtingen
terzake doorgegeven aan de sociale partners,
meer bepaald wat de terugbetaling van de kosten
voor gemeenschappelijk vervoer betreft. Ik heb
aan de sociale partners beloofd dat het zeker voor
het aanslagjaar 2002 zou gelden en dat ik zou
proberen een oplossing te vinden voor het
aanslagjaar 2001. Nu heb ik een ontwerp tot
wijziging van artikel 38 van het WIB 1992, inzake
de bijdrage van de werkgever in de reiskosten van
de woonplaats naar de plaats van tewerkstelling,
ingediend, dat geldt vanaf het aanslagjaar 2001. Ik
hoop dat dit voor iedereen met terugwerkende
kracht mogelijk is voor de inkomsten van het jaar
2000, zonder kritiek in verband met juridische
zekerheid en dergelijke meer.
09.05 Yves Leterme (CVP): Mijnheer de
minister, om de communicatie binnen de regering
te schetsen doe ik opmerken dat zondag door de
minister van Ambtenarenzaken, die toch enige
band heeft met het Openbaar Ambt, nog werd
beweerd dat de bijdrage voor 2000 zal worden
belast en dat het normaal is dat, wanneer men
een voordeel geeft, dit voor een stuk door de
fiscus wordt afgeroomd. Misschien had u die
evidentie, die volgens u in regeringskringen
bestaat, wat beter moeten uitspreiden in uw
regering.
09.06 Minister Didier Reynders: Ik denk dat het
ging over een verklaring betreffende het
aanslagjaar 2000. Ik ben geen specialist inzake
Openbaar Ambt, maar ik meen te hebben gehoord
dat de bijdrage voor 2000 zal worden belast.
Dat is misschien geen referentie naar de
inkomsten. Ik zal dus een voorstel doen voor het
aanslagjaar 2001.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10 Mondelinge vraag van de heer Karel Van
Hoorebeke aan de minister van Financiën over
"de toekomst van het kadaster en de
registratiekantoren" (nr. 2788)
10 Question orale de M. Karel Van Hoorebeke
au ministre des Finances sur "l'avenir du
cadastre et des bureaux d'enregistrement"
(n° 2788)
10.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mijnheer
de voorzitter, er zou momenteel wat onzekerheid
28/11/2000
CRIV 50
COM 314
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
bestaan bij de diensten van het kadaster en de
registratiekantoren. Naar verluidt zouden beide
diensten samensmelten. Volgens het recent
gesloten Lambermontakkoord zouden de fiscale
bevoegdheden van het kadaster en de
registratiekantoren overgaan naar de gewesten.
Het kadaster en de registratiekantoren zouden
dan nog louter fungeren als een databank met
betrekking tot het vermogensbestand van
onroerende eigendom. Hierover wens ik een
drietal vragen te stellen.
Ten eerste, is het juist dat de diensten van het
kadaster en de registratiekantoren zullen
samensmelten? Zo ja, wanneer vindt die
samensmelting plaats?
Ten tweede, zal de fiscale bevoegdheid van het
huidig kadaster en de huidige registratiekantoren
verdwijnen en overgeheveld worden naar de
gewesten, en zal er op die manier geen enkele
fiscale bevoegdheid meer blijven bij het kadaster
en de registratiekantoren?
Ten derde, wat zal de uiteindelijke bevoegdheid
zijn van het kadaster en de registratiekantoren?
Men heeft mij gezegd dat de bevoegdheid van
kadaster en registratiekantoren op federaal niveau
zal beperkt worden tot een loutere databank
inzake het patrimoniumbestand Klopt dit?
10.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de
voorzitter, dit onderwerp is al verschillende malen
behandeld in mondelinge vragen. Op 26 oktober
2000 werd geantwoord op een vraag van de heer
de Clippele; op 16 november 2000 werd
geantwoord op een vraag van de heer Van
Quickenborne en op 21 november 2000 werd een
vraag beantwoord van mevrouw Moerman en de
heer Pieters. Op het gevaar af in herhaling te
vallen, kan ik thans het volgende mededelen:
De regeling van sommige regionale belastingen,
opgenomen in het Sint-Hedwigakkoord in overleg
tussen verschillende ministers, verschillende
overheidsdiensten en verschillende partijen, moet
deel uitmaken van een wetsontwerp dat eerlang
door de regering zal worden ingediend. De
uiteindelijke beslissing ligt uiteraard bij het
parlement, na een voorafgaand debat. Zo lang de
regionalisatie van sommige belastingen geen feit
is, is het moeilijk de administratieve
bevoegdheden te bepalen die uiteindelijk
toegekend zullen worden. Vast staat dat wij op het
federale vlak nog een administratie voor het
kadaster en voor registratie en domeinen moeten
behouden. Volgens de opdracht van de ACRED
moet in de eerste plaats de administratie van de
documentatie van het patrimonium federaal blijven
- dat werd bevestigd aan mevrouw Moerman en
de heer Pieters op 21 november 2000 -, zelfs
indien de gewesten er later toegang zullen toe
krijgen en op basis daarvan een eigen
documentatiebank zullen kunnen samenstellen.
Dit werd vastgelegd naar aanleiding van de
Copernicushervorming. Wij zullen dus, conform de
regeringsbeslissing, een fiscale administratie
behouden, inzonderheid wat de patrimoniale
documentatie betreft.
Het is te vroeg om een precies antwoord te
verstrekken in verband met een ontwerp van wet
betreffende de regionalisering van sommige
belastingen.
10.03 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mijnheer
de minister, het feit dat er verschillende vragen
gesteld worden, bewijst dat er veel onzekerheid
heerst. Door uw vraag bevestigt u die
onzekerheid. U moet toch weten waar u als
regering naartoe gaat. Wanneer de akkoorden,
opgenomen in het Lambermontakkoord,
uitgevoerd worden, blijft er dan geen fiscale
bevoegdheid bij het kadaster en de
registratiekantoren? Zullen zij op federaal vlak dan
louter een documentatiedienst inzake het
onroerend patrimonium zijn? U moet daar als
regering toch zicht op hebben. U kunt er zich toch
niet vanaf maken met het feit dat er nog over
gestemd moet worden. U hebt als regering toch
een langetermijnvisie.
10.04 Minister Didier Reynders: Mijnheer de
voorzitter, de invoering van nieuwe hervorming is
gepland voor 1 januari 2002. Er moet dus een
ontwerp van wet komen. Het is altijd zo, mijnheer
Van Hoorebeke, dat er voor een hervorming
misschien een rechtsonzekerheid is omtrent een
stemming in het parlement. We willen een
federale administratie voor het kadaster
behouden. Dat is een regeringsbeslissing in het
kader van de Copernicushervorming. Dat zal dus
het geval zijn. Als het nodig is kunnen enkele
ambtenaren overgeplaatst worden. Daarover is
nog niet beslist. De enige beslissing die genomen
is, gaat over een administratie van het kadaster
voor de federale overheid. Een overdracht van
bevoegdheden in verband met belastingen is een
andere zaak. Het is niet hetzelfde als een
overdracht van bevoegdheden in verband met
ambtenaren of administraties.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
CRIV 50
COM 314
28/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
De openbare commissievergadering wordt
gesloten om 15.50 uur.
La réunion publique de commission est levée à
15.50 heures.
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRABV 50 COM 314
CRABV 50 COM 314
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
EKNOPT
V
ERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
A
NALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
F
INANCIËN EN DE
B
EGROTING
C
OMMISSION DES
F
INANCES ET DU
B
UDGET
dinsdag mardi
28-11-2000 28-11-2000
14:15 uur
14:15 heures
CRABV 50
COM 314
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Mondelinge vraag van de heer Bruno Van
Grootenbrulle aan de minister van Financiën over
"de gelijkstelling van door de ondernemingen aan
hun personeel aangeboden computers met
voordelen in natura" (nr. 2665)
1
Question orale de M. Bruno Van Grootenbrulle au
ministre des Finances sur "l'assimilation des
ordinateurs offerts par les entreprises à leur
personnel à des avantages en nature" (n° 2665)
1
Sprekers: Bruno Van Grootenbrulle, Didier
Reynders, minister van Financiën
Orateurs: Bruno Van Grootenbrulle, Didier
Reynders, ministre des Finances
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt
aan de minister van Financiën over "het bijzonder
kostenforfait voor burgemeester, schepenen en
OCMW-voorzitter" (nr.2671)
2
Question orale de Mme Greta D'Hondt au ministre
des Finances sur "le régime forfaitaire spécial
accordé aux bourgmestres, échevins et
présidents de CPAS en matière de dépenses
professionelles" (n° 2671).
2
Sprekers: Greta D'Hondt, Didier Reynders,
minister van Financiën
Orateurs: Greta D'Hondt, Didier Reynders,
ministre des Finances
Mondelinge vraag van de heer Peter
Vanvelthoven aan de minister van Financiën over
"de achterstallige betalingen van fiscale schulden
van voetbalclubs uit 1ste en 2de nationale
afdelingen" (nr. 2698)
2
Question orale de M. Peter Vanvelthoven au
ministre des Finances sur "les retards de
paiements des dettes fiscales des clubs de
football des première et deuxième divisions
nationales" (nr. 2698)
2
Sprekers:
Peter Vanvelthoven, Didier
Reynders, minister van Financiën
Orateurs:
Peter Vanvelthoven, Didier
Reynders, ministre des Finances
Samengevoegde mondelinge vragen van
3
Questions orales jointes de
3
- mevrouw Joke Schauvliege aan de minister van
Financiën over "het dubbelbelastingverdrag
tussen Nederland en België" (nr. 2714)
3
- Mme Joke Schauvliege au ministre des
Finances sur «la convention entre la Belgique et
les Pays-Bas tendant à éviter la double
imposition» (n° 2714)
3
- de heer Peter Vanvelthoven aan de minister van
Financiën over "het nieuwe
dubbelbelastingverdrag tussen België en
Nederland" (nr. 2783)
3
- M. Peter Vanvelthoven au ministre des Finances
sur «la nouvelle convention entre la Belgique et
les Pays-Bas tendant à éviter la double
imposition» (n° 2783)
3
- mevrouw Fientje Moerman aan de minister van
Financiën over "het nieuwe
dubbelbelastingverdrag tussen België en
Nederland" (nr. 2784)
3
- Mme Fientje Moerman au ministre des Finances
sur «la nouvelle convention entre la Belgique et
les Pays-Bas tendant à éviter la double
imposition» (n° 2784)
3
Sprekers:
Joke Schauvliege, Peter
Vanvelthoven, Fientje Moerman, Didier
Reynders, minister van Financiën
Orateurs:
Joke Schauvliege, Peter
Vanvelthoven, Fientje Moerman, Didier
Reynders, ministre des Finances
Mondelinge vraag van de heer Jacques Chabot
aan de minister van Financiën over "de belasting
op inkomsten uit de onderverhuur of overdracht
van huur van ongebouwde onroerende goederen"
(nr. 2744)
6
Question orale de M. Jacques Chabot au ministre
des Finances sur "l'imposition des revenus
provenant de la sous-location ou cession de bail
d'immeubles non bâtis" (n° 2744)
6
Sprekers: Jacques Chabot, Didier Reynders,
minister van Financiën
Orateurs: Jacques Chabot, Didier Reynders,
ministre des Finances
Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan de
minister van Financiën over "de
verantwoordelijkheid van de rekenplichtigen"
(nr. 2747)
8
Question orale de M. Luc Goutry au ministre des
Finances sur "la responsabilité des comptables"
(n° 2747)
8
Sprekers: Luc Goutry, Didier Reynders,
minister van Financiën
Orateurs: Luc Goutry, Didier Reynders,
ministre des Finances
Mondelinge vraag van mevrouw Fientje Moerman
aan de minister van Financiën over "het verbod
9
Question orale de Mme Fientje Moerman au
ministre des Finances sur "l'interdiction pour les
9
28/11/2000
CRABV 50
COM 314
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
voor Belgische ingezetenen om in te schrijven op
leningen die in het buitenland werden uitgegeven"
(nr. 2768)
résidents belges de souscrire à des emprunts
émis à l'étranger" (nr. 2768)
Sprekers:
Fientje Moerman, Didier
Reynders, minister van Financiën
Orateurs:
Fientje Moerman, Didier
Reynders, ministre des Finances
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan
de minister van Financiën over "de roerende
voorheffing" (nr. 2779)
10
Question orale de M. Yves Leterme au ministre
des Finances sur "le précompte mobilier"
(n° 2779)
10
Sprekers: Yves Leterme
Orateurs: Yves Leterme
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan
de minister van Financiën over "de
tegemoetkoming van de federale overheid in de
vervoerkosten van de ambtenaren." (nr 2780)
10
Question orale de M. Yves Leterme au ministre
des Finances sur "la participation du pouvoir
fédéral dans les frais de déplacement des
fonctionnaires." (n° 2780)
10
Sprekers: Yves Leterme, Didier Reynders,
minister van Financiën
Orateurs: Yves Leterme, Didier Reynders,
ministre des Finances
Mondelinge vraag van de heer Karel Van
Hoorebeke aan de minister van Financiën over
"de toekomst van het kadaster en de
registratiekantoren" (nr. 2788)
11
Question orale de M. Karel Van Hoorebeke au
ministre des Finances sur "l'avenir du cadastre et
des bureaux d'enregistrement" (n° 2788)
11
Sprekers: Karel Van Hoorebeke, Didier
Reynders, minister van Financiën
Orateurs: Karel Van Hoorebeke, Didier
Reynders, ministre des Finances
CRABV 50
COM 314
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE FINANCIËN
EN DE BEGROTING
COMMISSION DES FINANCES ET
DU BUDGET
van
DINSDAG
28
NOVEMBER
2000
14:15 uur
______
du
MARDI
28
NOVEMBRE
2000
14:15 heures
______
De vergadering wordt geopend om 14.32 uur door
de heer Aimé Desimpel, voorzitter.
La réunion publique est ouverte à 14.32 heures par
M. Aimé Desimpel, président.
01 Mondelinge vraag van de heer Bruno Van
Grootenbrulle aan de minister van Financiën over
"de gelijkstelling van door de ondernemingen
aan hun personeel aangeboden computers met
voordelen in natura" (nr. 2665)
01 Question orale de M. Bruno Van Grootenbrulle
au ministre des Finances sur "l'assimilation des
ordinateurs offerts par les entreprises à leur
personnel à des avantages en nature" (n° 2665)
01.01 Bruno Van Grootenbrulle (PS): Steeds
meer bedrijven bieden hun personeel gratis of tegen
een zacht prijsje een compleet computersysteem
aan. Daarbij vragen deze bedrijven zich af of dit
beschouwd moet worden als een met een
bezoldiging gelijk te stellen voordeel in natura,
waarop derhalve belasting en sociale bijdragen
verschuldigd zouden zijn. De jurisprudentie
dienaangaande is niet duidelijk en een en ander
hangt af van het oordeel van de controleur.
Gaat het hier om een voordeel in natura ? Zo ja, op
welke grondslag wordt dit voordeel berekend,
rekening houdend met de snelle
waardevermindering van dergelijke producten ?
Zou het niet opportuun zijn in een uitzondering te
voorzien ? Een belasting is immers niet erg
bevorderlijk voor de veralgemening van het
internetgebruik in België.
01.01 Bruno Van Grootenbrulle (PS):
Actuellement, de plus en plus d'entreprises désirent
offrir à leur personnel un ensemble informatique
complet, gratuitement ou moyennant un prix
modique.
Ces entreprises se demandent s'il s'agit d'un
avantage en nature assimilable à un salaire et donc
soumis à l'impôt et aux charges sociales. La
jurisprudence en ce domaine est ambiguë et
dépend de l'appréciation du contrôleur.
S'agit-il d'un avantage en nature ?
Si oui, sur quelle base serait calculé celui-ci,
compte tenu de la dépréciation rapide de la valeur
de ces produits ?
Ne serait-il pas opportun de prévoir une exception,
la taxation faisant obstacle à un développement
général de l'usage de l'Internet en Belgique ?
01.02 Minister Didier Reynders : Een
rechtstreekse of onrechtstreekse financiële
tegemoetkoming van een onderneming in de
aankoop van materiaal, ongeacht of het al dan niet
computers betreft, of in de kosten voor een
internetaansluiting, is een voordeel in natura. De
raming van het belastbaar voordeel zal op grond
van de reële waarde van het goed geschieden.
Momenteel is er geen enkele specifieke fiscale
maatregel met betrekking tot de aankoop van
01.02 Didier Reynders , ministre: L'intervention
financière, directe ou indirecte, d'une entreprise
dans l'achat de matériel, informatique ou non, ou de
connexions à l'Internet engendre un avantage en
nature. L`évaluation de l'avantage imposable se
base sur la valeur réelle des biens.
Actuellement, il n'existe aucune mesure fiscale
spécifique visant l'achat d'ordinateur à des fins
28/11/2000
CRABV 50
COM 314
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
computers voor privédoeleinden. Als de regering
echter internet voor iedereen toegankelijk wil
maken, dan zal ik laten onderzoeken of fiscale
stimuli in het leven kunnen worden geroepen. Ik
wacht op concrete voorstellen.
privées. Toutefois, si le gouvernement souhaite
rendre l'Internet accessible à tous, j'examinerai la
création d'incitants fiscaux. J'attends des
propositions concrètes en la matière.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Mondelinge vraag van mevrouw Greta
D'Hondt aan de minister van Financiën over "het
bijzonder kostenforfait voor burgemeester,
schepenen en OCMW-voorzitter" (nr.2671)
02 Question orale de Mme Greta D'Hondt au
ministre des Finances sur "le régime forfaitaire
spécial accordé aux bourgmestres, échevins et
présidents de CPAS en matière de dépenses
professionelles" (n° 2671).
02.01 Greta D'Hondt (CVP): De bijzondere
forfaitaire beroepskosten voor burgemeester en
OCMW-voorzitter worden jaarlijks vastgesteld en
zijn gelijk aan het laagste inkomen van een
burgemeester of OCMW-voorzitter, namelijk die van
Herstappe.
De nieuwe bezoldigingsregeling voor de lokale
gekozenen zal de bezoldiging van de
gemeentesecretaris als referentie nemen. Zal het
bijzonder kostenforfait nog steeds gelijk zijn aan de
bezoldigingen in Herstappe in het jaar 2001?
02.01 Greta D'Hondt (CVP): Le régime forfaitaire
spécial accordé aux bourgmestres et aux
présidents de CPAS en matière de dépenses
professionnelles est fixé annuellement et est égal
au revenu le plus bas pouvant être perçu par un
bourgmestre ou un président de CPAS, à savoir
celui que perçoit celui de Herstappe.
La rémunération du secrétaire communal servira de
référence au nouveau règlement pécuniaire
applicable aux élus locaux. Le régime forfaitaire
spécial en matière de dépenses professionnelles
sera-t-il encore, en 2001, égal aux rémunérations
versées à Herstappe ?
02.02 Minister Didier Reynders : Ik kan nog geen
precies antwoord geven op deze vraag, die ook het
onderwerp vormt van de schriftelijke vraag 490 van
de heer Lenssen. De administratie onderzoek dit
momenteel.
02.02 Didier Reynders , ministre: Je ne suis pas
encore en mesure de vous fournir une réponse
précise à cette question. Cette matière fait
également l'objet de la question écrite n° 490 de M.
Lenssen. Mon administration examine actuellement
cette question.
02.03 Greta D'Hondt (CVP): Zal dit onderzoek
vóór 1 januari 2001 worden afgerond?
02.03 Greta D'Hondt (CVP): Cet examen sera-t-il
clôturé avant le 1
er
janvier 2001 ?
02.04 Minister Didier Reynders : Ik dring erop aan
de resultaten zo vlug mogelijk ter beschikking te
stellen, maar beloof niet dat het onderzoek vóór 1
januari 2001 zal zijn afgerond.
02.04 Didier Reynders , ministre: J'insiste pour
que les résultats soient disponibles le plus
rapidement possible mais je ne puis vous promettre
que l'examen sera clôturé avant le 1
er
janvier 2001.
02.05 Greta D'Hondt (CVP): Voor de
rechtszekerheid moeten de betrokkenen zo vlug
mogelijk weten waar ze aan toe zijn. Zo weten ze of
ze een beroep kunnen doen op het forfait of dat ze
hun kosten met bewijsstukken moeten inbrengen.
02.05 Greta D'Hondt (CVP): Dans l'intérêt de la
sécurité juridique, les intéressés doivent être
informés le plus rapidement possible, afin qu'ils
puissent bénéficier du forfait ou être remboursés de
leurs frais sur présentation de documents
justificatifs.
02.06 Minister Didier Reynders : Het bedrag zal
verhogen, dus ik verwacht geen klachten.
02.06 Didier Reynders , ministre: Le montant sera
majoré. Je ne m'attends donc pas à recevoir de
plaintes.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Mondelinge vraag van de heer Peter
Vanvelthoven aan de minister van Financiën over
03 Question orale de M. Peter Vanvelthoven au
ministre des Finances sur "les retards de
CRABV 50
COM 314
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
"de achterstallige betalingen van fiscale
schulden van voetbalclubs uit 1ste en 2de
nationale afdelingen" (nr. 2698)
paiements des dettes fiscales des clubs de
football des première et deuxième divisions
nationales" (nr. 2698)
03.01 Peter Vanvelthoven (SP): Op 9 november
meldde de minister dat de voetbalclubs uit eerste en
tweede klasse samen 220 miljoen frank
achterstallige BTW en bedrijfsvoorheffing
verschuldigd zijn. Heeft de belastingadministratie al
maatregelen getroffen om dit aanzienlijke bedrag in
te vorderen? Werden er afbetalingsplannen
opgesteld? Worden die nageleefd? Houdt het
licentiesysteem van de voetbalbond rekening met
die schulden?
03.01 Peter Vanvelthoven (SP): Le 9 novembre
dernier, le ministre a fait savoir que les clubs de
football de première et de deuxième divisions sont
redevables , au total, d'un arriéré de TVA et de
précompte professionnel de 220 millions de francs.
L'administration fiscale a-t-elle déjà pris des
mesures pour récupérer cette somme
considérable ? Des plans de remboursement ont-ils
été arrêtés ? Le système d'octroi des licences de
l'Union belge de football tient-il compte de ces
dettes ?
03.02 Minister Didier Reynders : De ontvangers
kunnen over alle door de wet bepaalde middelen
beschikken om tot een gedwongen vordering over
te gaan. Als er afbetalingsplannen bestaan en als
die worden nageleefd, hoeft men zijn toevlucht
daartoe niet te nemen. De voetbalbond is bereid om
in het nieuwe licentiesysteem engagementen op te
nemen betreffende de fiscale en sociale
verplichtingen van de clubs.
Beslagleggingen bij voetbalclubs zijn moeilijk,
aangezien ze meestal over een beperkt
patrimonium beschikken. Dat blijkt uit een aantal
concrete gevallen.
03.02 Didier Reynders , ministre: Les percepteurs
disposent de tous les moyens prévus par la loi pour
procéder à la récupération des créances. S'il existe
des plans de remboursement et si ceux-ci sont
respectés, il n'est pas nécessaire d'en arriver là.
La fédération de football est prête, dans le cadre du
nouveau système de licences, à prendre des
engagements relatifs aux obligations fiscales et
sociales des clubs.
Il est difficile de procéder à des saisies dans les
clubs de football, puisque leur patrimoine est
généralement limité, comme le montrent plusieurs
cas concrets.
03.03 Peter Vanvelthoven (SP): Dat laatste is
verontrustend. Ik hoop dat men via het nieuwe
licentiesysteem preventief kan werken.
03.03 Peter Vanvelthoven (SP): C'est inquiétant.
J'espère que le nouveau système de licences
permettra d'agir préventivement.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Samengevoegde mondelinge vragen van
- mevrouw Joke Schauvliege aan de minister van
Financiën over "het dubbelbelastingverdrag
tussen Nederland en België" (nr. 2714)
- de heer Peter Vanvelthoven aan de minister van
Financiën over "het nieuwe
dubbelbelastingverdrag tussen België en
Nederland" (nr. 2783)
- mevrouw Fientje Moerman aan de minister van
Financiën over "het nieuwe
dubbelbelastingverdrag tussen België en
Nederland" (nr. 2784)
04 Questions orales jointes de
- Mme Joke Schauvliege au ministre des
Finances sur «la convention entre la Belgique et
les Pays-Bas tendant à éviter la double
imposition» (n° 2714)
- M. Peter Vanvelthoven au ministre des Finances
sur «la nouvelle convention entre la Belgique et
les Pays-Bas tendant à éviter la double
imposition» (n° 2783)
- Mme Fientje Moerman au ministre des Finances
sur «la nouvelle convention entre la Belgique et
les Pays-Bas tendant à éviter la double
imposition» (n° 2784)
04.01 Joke Schauvliege (CVP): Op dit moment is
het zo dat Nederlands-Belgische grensarbeiders
belastingen betalen in het woonland en
socialezekerheidsbijdragen in het werkland. Klopt
het dat het nieuwe verdrag tussen Nederland en
België voortaan voor het werklandprincipe kiest? Zo
ja, wat is daarvan de reden?
04.01 Joke Schauvliege (CVP): A l'heure actuelle,
les travailleurs frontaliers néerlandais et belges
s'acquittent de leurs impôts dans le pays où ils
résident et de leurs cotisations sociales dans le
pays où ils travaillent. Est-il exact que la nouvelle
convention entre les Pays-Bas et la Belgique opte
désormais pour le pays de travail
? Dans
28/11/2000
CRABV 50
COM 314
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
Belgische werklozen zien hun
werkgelegenheidskansen vergroten, want werken in
het fiscaal duurdere België wordt voor Nederlanders
onaantrekkelijk. Maar dat betekent meteen ook dat
de Vlaamse - en in mindere mate ook de Waalse -
arbeidsmarkt krapper zal worden door het
verdwijnen van de Nederlandse grensarbeid. Hoe
zal de minister daarmee rekening houden?
l'affirmative, pourquoi ?
Des chômeurs belges voient leurs chances de
trouver un emploi renforcées dans la mesure où
l'exercice d'une activité professionnelle sur le
territoire belge, où la charge fiscale est plus lourde,
devient peut attrayante pour les Néerlandais.
Cependant, la disparition du travail frontalier aux
Pays-Bas entraînera également un rétrécissement
des marchés de l'emploi flamand et wallon.
Comment le ministre tiendra-t-il compte de cette
réalité ?
04.02 Peter Vanvelthoven (SP): Het
dubbelbelastingverdrag tussen België en Nederland
verbetert de positie van de Belgische
grensarbeiders, die belastingplichtig worden in het
werkland. De situatie van de Nederlandse
grensarbeiders wordt wat minder rooskleurig.
Juristen waarschuwen er echter voor dat Belgische
grensarbeiders ook met enkele negatieve
implicaties kunnen worden geconfronteerd: forse
naheffingen door de Nederlandse fiscus tot acht
jaar na de beeïndiging van het contract en het
verlies van in België bestaande fiscale
aftrekmogelijkheden.
Zijn deze waarschuwingen terecht?
Zal de krapte op de Vlaamse arbeidsmarkt hierdoor
nog vergroten? Moet over dit alles geen grondig
parlementair debat worden gevoerd?
04.02 Peter Vanvelthoven (SP): La convention
préventive de la double imposition conclue entre la
Belgique et les Pays-Bas améliore la position du
travailleur frontalier belge qui paiera désormais ses
impôts dans le pays où il travaille. En revanche, la
situation des travailleurs frontaliers néerlandais est
moins enviable.
Les juristes mettent cependant en garde contre
certaines implications négatives de la convention,
auxquelles les travailleurs belges risquent
également d'être confrontés. Ainsi, le risque de voir
le fisc néerlandais procéder à un redressement
fiscal très important, jusqu'à huit ans après
l'expiration du contrat de travail, serait réel et les
travailleurs frontaliers belges perdraient les
possibilités de déduction fiscale dont ils
bénéficiaient jusqu'à présent.
Ces mises en garde sont-elles justifiées ?
Cette mesure engendrera-t-elle véritablement un
rétrécissement du marché de l'emploi flamand ? Ce
dossier ne devrait-il pas faire l'objet d'un débat
approfondi au Parlement ?
04.03 Fientje Moerman (VLD): Tegen begin 2003
wordt een nieuw belastingverdrag tussen Nederland
en België van kracht. Belgische bedrijven vrezen
dat de Nederlandse ondernemingen voortaan hun
arbeidsmarkt zullen afromen en dat het voor hen
moeilijker zal worden iemand te vinden op de
Nederlandse markt.
Is de minister niet van mening dat een
belastingverdrag neutraal moet zijn ten aanzien van
de arbeidsstromen? Aanvaardt hij dergelijke
distorsies? Zijn aanpassingen nog mogelijk? Welke
concrete maatregelen stelt de minister in het
vooruitzicht?
04.03 Fientje Moerman (VLD): Une nouvelle
convention tendant à éviter la double imposition
entre la Belgique et les Pays-Bas entrera en vigueur
début 2003. Or, les sociétés belges craignent que
les sociétés néerlandaises leur soufflent les
meilleurs éléments sur le marché du travail, et que
les sociétés belges aient davantage de mal à
trouver de la main-d'oeuvre sur le marché du travail
néerlandais.
Le ministre n'estime-t-il pas qu'une convention
fiscale ne doit pas influer sur les flux de main-
d'oeuvre ? Acceptera-t-il de telles distorsions ? Des
modifications de la convention sont-elles encore
possibles ? Quelles mesures concrètes le ministre
propose-t-il ?
04.04 Minister Didier Reynders : De fiscale last op
de arbeid moet worden verminderd: het verschil op
dit vlak tussen België en Nederland ligt immers aan
04.04 Didier Reynders , ministre: Les charges
fiscales sur le travail doivent être revues à la baisse.
En effet, les écarts qu'accusent à ce niveau la
CRABV 50
COM 314
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
de basis van een concurrentieprobleem. Een
Europese harmonisatie zou dan ook een oplossing
bieden voor dit probleem.
Volgens het nieuwe dubbelbelastingverdrag tussen
België en Nederland zullen de arbeiders worden
belast in het werkland. De onderliggende
redenering is dat deze arbeiders nu ook hun sociale
bijdragen in het werkland moeten betalen en op
deze manier heffen we de verschillen in
behandeling tussen de grensarbeiders op. Dit is in
overeenstemming met een Oeso-beslissing.
Dit probleem is complex en heeft gevolgen op
verschillende niveaus: voor de grensarbeiders, de
grensgemeenten, de Schatkist en de bedrijven.
Zolang de fiscaliteit niet Europees wordt
geharmoniseerd, zullen er problemen blijven rijzen.
De administratie heeft geen weet van een mogelijke
navordering vanwege de Nederlandse fiscus tot 8
jaar na datum. Kan de heer Vanvelthoven de
administratie daarover nadere informatie bezorgen?
Het op 10 november 1999 geparafeerde
dubbelbelastingverdrag zal ongetwijfeld gevolgen
hebben voor de fiscale aftrekmogelijkheden. Die
zijn evenwel in beide landen zelf in volle
ontwikkeling ten gevolge van fiscale hervormingen.
Ter zake moeten wij dus afwachten.
Dat het nieuwe dubbelbelastingverdrag de krapte
op de Vlaamse arbeidsmarkt zou vergroten, wordt
niet door mij bekende gegevens aangetoond.
De discussie over de inhoud van het verdrag krijgt
nog alle kansen tijdens de parlementaire
goedkeuringsprocedure. Ik heb die opgestart bij de
voorzitters van beide kamers.
Belgique et les Pays-Bas sont à l'origine du
problème qui pourrait être résolu par une
harmonisation fiscale européenne.
En vertu de la nouvelle convention conclue entre la
Belgique et les Pays-Bas, qui tend à éviter la double
imposition, les travailleurs seront imposés dans le
pays où ils travaillent. Le raisonnement sous-jacent
est que les travailleurs paient également leurs
cotisations sociales dans ce pays, de sorte qu'il est
mis fin aux différences de traitements entre les
travailleurs frontaliers. Cet arrangement est
conforme à une décision de l'OCDE.
Il s'agit d'un problème complexe dont les
répercussions sont notamment ressenties par les
travailleurs frontaliers, les communes frontalières, le
Trésor et les entreprises. Tant que nous ne nous ne
serons pas dotés d'une fiscalité européenne
harmonisée, les problèmes subsisteront.
L'administration n'a pas connaissance de la
possibilité pour le fisc néerlandais de procéder,
dans un délai qui pourrait aller jusqu'à huit années,
à une perception a posteriori. M. Vanvelthoven
pourrait-il fournir à ce sujet de plus amples
informations à l'administration ?
La convention relative à la double imposition signée
le 10 novembre 1999, aura certes des
conséquences au niveau des possibilités de
déduction fiscale. Cependant ? il est trop tôt pour
évaluer ces possibilités puisqu'elles fortement
influencées par les réformes fiscales auxquelles
procèdent les deux pays.
Il ne peut être déduit des données dont j'ai
connaissance que la nouvelle convention relative à
la double imposition renforcera la pénurie de main
d'oeuvre sur le marché du travail flamand.
Le contenu de la convention pourra encore être
discuté dans le cadre de la procédure d'approbation
parlementaire que j'ai ouverte au niveau des
présidents des deux chambres.
04.05 Joke Schauvliege (CVP): Consequent
kiezen voor het woonlandprincipe ware logischer
geweest. Dat vergemakkelijkt het verkeer van
personen binnen de Unie.
04.05 Joke Schauvliege (CVP): Il aurait été plus
logique d'opter pour le principe suivant lequel on
paie ses impôts dans le pays où on habite. La
circulation des personnes au sein de l'Union s'en
serait trouvée facilitée.
04.06 Minister Didier Reynders : Over het nu
ingevoerde principe bestond al een akkoord
binnen de vorige regering. Ook de Oeso stuurt
04.06 Didier Reynders , ministre: Le principe
instauré aujourd'hui faisait déjà l'objet d'un accord
au sein du gouvernement précédent. L'OCDE nous
28/11/2000
CRABV 50
COM 314
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
ons in die richting.:
incite aussi à nous engager dans cette voie.
04.07 Joke Schauvliege (CVP): Wanneer wordt
het nieuwe verdrag van kracht?
04.07 Joke Schauvliege (CVP): Quand la
nouvelle convention entrera-t-elle en vigueur ?
04.08 Minister Didier Reynders : Over twee jaar,
na de parlementaire goedkeuringsprocedure.
04.08 Didier Reynders , ministre: Dans deux ans,
au terme de la procédure d'approbation
parlementaire.
04.09 Joke Schauvliege (CVP): Het is jammer dat
men met dit verdrag onze ondernemers in de
problemen brengt. Ik denk aan West-Vlaanderen en
Limburg.
04.09 Joke Schauvliege (CVP): Il est dommage
qu'en approuvant cette convention, on mette en
difficulté nos entrepreneurs. Je songe à la Flandre
occidentale et au Limbourg.
04.10 Minister Didier Reynders : Niets belet de
Limburgse bedrijfsleiders om werkkrachten uit het
Luikse te betrekken.
04.10 Didier Reynders , ministre: Rien n'empêche
les chefs d'entreprise limbourgeois de recruter dans
la région liégeoise.
04.11 Peter Vanvelthoven (SP): De
grensarbeiders moeten precies weten waar ze aan
toe zijn. Ik vraag dat we duidelijkheid verschaffen
over de gevolgen voor hen van al deze fiscale
aanpassingen.Zullen zij al dan niet worden
geconfronteerd met Nederlandse naheffingen en
het verlies van Belgische fiscale
aftrekmogelijkheden?
04.11 Peter Vanvelthoven (SP): Les travailleurs
frontaliers doivent savoir exactement à quoi s'en
tenir. Je demande que nous fassions la clarté sur
les conséquences qu'entraîneront tous ces
aménagements fiscaux pour ces travailleurs.
Seront-ils confrontés à une surimposition par les
autorités fiscales néerlandaises et perdront-ils
l'avantage des possibilités de déduction fiscale
offertes par le gouvernement belge ?
04.12 Fientje Moerman (VLD): Officieuze cijfers
leren mij dat er thans drie keer meer Belgen in
Nederland werken dan omgekeerd.
Wat de navorderingen betreft: in Nederland is de
hypotheeklening volledig aftrekbaar. Men belast wel
zwaar het toegenomen vermogen na de voltooiing
van de aflossing. Het gaat dus om een correctie
achteraf die volgens de Nederlandse redenering
ook op de grensarbeiders moet worden toegepast.
Zij profiteerden immers ook mee van de genoemde
grotere korting.
04.12 Fientje Moerman (VLD): En consultant les
chiffres officiels, j'ai constaté qu'il y avait trois fois
plus de Belges travaillant aux Pays-Bas que de
Néerlandais employés chez nous.
Pour ce qui est de la surimposition, il faut dire que
chez nos voisins du Nord, l'emprunt hypothécaire
est entièrement déductible. Cependant, lorsque
l'emprunt a été amorti, le patrimoine bonifié est
soumis à une taxation plus lourde que chez nous. Il
s'agit donc d'un correctif a posteriori qui, selon le
raisonnement adopté par les autorités
néerlandaises, devrait être également appliqué aux
travailleurs frontaliers. Elles estiment en effet que
ces travailleurs ont bénéficié de l'exonération plus
importante en vigueur en Hollande.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Mondelinge vraag van de heer Jacques
Chabot aan de minister van Financiën over "de
belasting op inkomsten uit de onderverhuur of
overdracht van huur van ongebouwde
onroerende goederen" (nr. 2744)
05 Question orale de M. Jacques Chabot au
ministre des Finances sur "l'imposition des
revenus provenant de la sous-location ou
cession de bail d'immeubles non bâtis" (n° 2744)
05.01 Jacques Chabot (PS): Worden de
inkomsten die een belastingplichtige ontvangt uit de
onderverhuur van een stuk grond buiten het kader
van zijn beroepswerkzaamheid als diverse
inkomsten belast ? Zo neen, krachtens welk artikel
van het wetboek van de inkomstenbelastingen zijn
05.01 Jacques Chabot (PS): Si un contribuable
sous-loue, en dehors de l'exercice de son activité
professionnelle, un terrain, sera-t-il imposable sur
les revenus recueillis au titre de revenus divers ?
Dans la négative, en vertu de quel article du code
des impôts sur le revenu, les revenus provenant de
CRABV 50
COM 314
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
de inkomsten uit de onderverhuur of de overdracht
van huur van ongebouwde onroerende goederen
belastbaar ?
Als de belastingplichtige voor hij het stuk grond
onderverhuurt bijvoorbeeld banken heeft geplaatst,
moeten de inkomsten uit die onderverhuur dan niet
aangemerkt worden als diverse inkomsten en als
zodanig worden belast, ten belope van het verschil
tussen 60% van de huurgelden en eventuele
voordelen uit de onderverhuur en de aan de
eigenaar verschuldigde huur en lasten ?
Of moeten deze inkomsten beschouwd worden als
roerende inkomsten en derhalve belast worden ten
belope van 40% van het totale bedrag van de
huurgelden en eventuele voordelen uit de
onderverhuur, verminderd met de kosten voor het
verwerven of behouden van die inkomsten, of bij
gebrek aan bewijzen, met een forfait van 50% van
de geïnde huur.
la sous-location ou cession de bail d'immeubles non
bâtis seraient-ils imposables ?
Si le contribuable a installé, préalablement à la
sous-location du terrain, des aménagements tels
que des bancs, ne faudrait-il pas considérer que les
revenus recueillis suite à cette sous-location sont
imposables au titre de revenus divers, à
concurrence de la différence entre 60% des loyers
et avantages éventuels issus de la sous-location et
le loyer et charges dues au propriétaire ? Ou sont-
ils imposables au titre de revenus mobiliers, à
concurrence de 40% du montant total des loyers et
avantages éventuels issus de la sous-location,
diminués des frais exposés en vue de l'acquisition
ou de la conservation de ce revenu, ou, à défaut
d'éléments probants, d'un forfait de 50% du loyer
recueilli ?
05.02 Minister Didier Reynders : Inkomsten uit de
onderverhuur van gemeubileerde of
ongemeubileerde onroerende goederen, buiten het
kader van de beroepswerkzaamheid, moeten
aangemerkt worden als diverse inkomsten zoals
bedoeld in artikel 90 van het WIB 1992. Dat geldt
zowel voor gebouwde als voor ongebouwde
onroerende goederen.
Wanneer een ongebouwd onroerend goed vóór de
onderverhuur voorzien werd van installaties zoals
banken of barbecues, zijn er twee mogelijkheden,
naargelang de betrokken installaties al dan niet in
de grond zijn verankerd.
Wanneer de installaties als roerend worden
beschouwd, moeten de inkomsten worden
uitgesplitst, en moet een onderscheid worden
gemaakt tussen de inkomsten uit de onderverhuur
van het onroerend goed en de inkomsten uit de
verhuur van de meubels. Het onderscheid stoelt op
feitelijke en juridische elementen die eigen zijn aan
de specifieke situatie.
Ik wijs u erop dat de in artikel 4 van het WIB 1992
bedoelde 60%-40%-verhouding enkel geldt voor
roerende goederen ter stoffering van gemeubelde
woningen, kamers of appartementen.
Als de installaties beschouwd worden als onroerend
van aard, worden de inkomsten geheel aangemerkt
als diverse inkomsten zoals bedoeld in artikel 90
van het WIB 1992.
De netto inkomsten uit de onderverhuur van
onroerende goederen moeten worden bepaald
05.02 Didier Reynders , ministre: Les revenus
recueillis, en dehors de l'exercice d'une activité
professionnelle, à l'occasion de la sous-location
d'immeubles meublés ou non constituent des
revenus divers visés à l'article 90 du CIR92. Cela
vaut tant pour les immeubles bâtis que pour les
immeubles non bâtis.
Dès lors qu'un immeuble non bâti est,
préalablement à la sous-location, aménagé au
moyen d'installations telles que des bancs et
barbecues, deux hypothèses doivent être
envisagées selon que les équipements en question
sont ou non incorporés au sol.
Tout d'abord, dans l'hypothèse où les installations
sont considérées comme meubles, les revenus
doivent être répartis en distinguant ceux qui
proviennent de la sous-location de l'immeuble de
ceux qui proviennent de la location des meubles, la
répartition de ces revenus devant se faire sur la
base d'éléments de fait et de droit propres à la
situation particulière. Je rappelle que la répartition
de 60% et 40% prévue à l'article 4 du CIR92 ne
s'applique qu'aux biens meubles garnissant des
habitations, chambres ou appartements meublés.
Ensuite, dans l'hypothèse où les équipements sont
considérés comme immeubles par nature, les
revenus sont qualifiés entièrement comme revenus
divers visés à l'article 90 du CIR92.
Le montant net des revenus provenant de la sous-
location d'immeubles doit être déterminée compte
28/11/2000
CRABV 50
COM 314
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
rekening houdend met de kosten die de verkrijger
aangeeft en rechtvaardigt voor het belastbaar
tijdperk met het oog op het verwerven of behouden
van die inkomsten.
De netto inkomsten uit de verhuur, het gebruik et de
concessie van roerende goederen is gelijk aan het
brutobedrag min de kosten die gedaan werden voor
het verwerven of behouden van die inkomsten. Bij
gebrek aan bewijsmiddelen, en wanneer de
goederen niet bestemd zijn voor de uitoefening van
een beroepswerkzaamheid, mogen die kosten
forfaitair worden vastgesteld op 15% van het
brutobedrag van de voormelde roerende inkomsten.
tenu des frais que le bénéficiaire justifie avoir faits
ou supportés pendant la période imposable en vue
d'acquérir ou de conserver ces revenus.
Le revenu net provenant de la location, de l'usage
et de la concession de tous biens mobiliers,
s'entend du montant brut diminué des frais exposés
en vue d'acquérir ou de conserver ces revenus. A
défaut d'éléments probants et lorsque les biens ne
sont pas affectés à l'exercice d'une activité
professionnelle, ces frais peuvent être fixés
forfaitairement à 15% du montant brut desdits
revenus mobiliers.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan
de minister van Financiën over "de
verantwoordelijkheid van de rekenplichtigen"
(nr. 2747)
06 Question orale de M. Luc Goutry au ministre
des Finances sur "la responsabilité des
comptables" (n° 2747)
06.01 Luc Goutry (CVP): Volgens artikel 286 van
de algemene wet inzake douane en accijnzen
moeten de ontvangers-rekenplichtigen het bedrag
van de borgtochten vaststellen en zijn ze daar
verantwoordelijk voor. Soms bepalen de wet of een
Europese verordening hoe deze borg moet worden
berekend; vaak ontbreken regels.
Naar verluidt worden rekenplichtigen door hun
hiërarchische oversten soms op het matje geroepen
omdat de borgtocht volgens de firma in kwestie te
hoog zou zijn. De rekenplichtigen krijgen echter
geen vorming of concrete instructies in dit verband.
De rekenplichtigen zijn dus wel verantwoordelijk
volgens de wet, maar worden niet passend
begeleid. Een interne audit is onbestaande. De
ontvangers-rekenplichtigen vinden het niet altijd
gemakkelijk om in deze omstandigheden te moeten
werken.
Is de minister op de hoogte van de vraag om
bijstand van de rekenplichtigen? Hoe moeten zij
reageren op de interventies van hun hiërarchische
oversten? Blijven zij verantwoordelijk voor de
hoogte van de borgtochten? Is een hiërarchische
overste bevoegd om tussenbeide te komen? Meent
de minister dat de rekenplichtigen voldoende
vorming krijgen?
06.01 Luc Goutry (CVP): En vertu de l'article 286
de la loi générale relative aux douanes et accises,
les receveurs-comptables sont tenus de déterminer
le montant des cautions et en assument la
responsabilité. Dans certains cas, la fixation de la
caution est réglée par la loi ou par un règlement
européen ; souvent, il n'y a aucune réglementation
en la matière.
Il semble que les comptables se font parfois
rappeler à l'ordre par leurs supérieurs
hiérarchiques, parce que la société concernée juge
la caution trop élevée. Or, les comptables ne
reçoivent pas de formation ni d'instructions
concrètes à ce sujet. Légalement responsables, les
comptables ne bénéficient cependant pas d'un
accompagnement approprié. Il n'est pas prévu
d'audit interne. Les receveurs-comptables
éprouvent parfois des difficultés à travailler dans de
telles conditions..
Le ministre est-il au courant de la demande
d'assistance formulée par les comptables
?
Comment ces derniers doivent-ils réagir aux
interventions de leurs supérieurs hiérarchiques ?
Seront-ils toujours responsables du montant de la
caution
? Un supérieur hiérarchique a-t-il la
compétence d'intervenir ? Le ministre estime-t-il
que les comptables sont suffisamment formés ?
06.02 Minister Didier Reynders : Rekenplichtigen
zijn volgens artikel 286 van de wet inderdaad zelf
verantwoordelijk voor de borgtochten die ze
vaststellen. Directe tussenkomsten door de
hiërarchische overste zijn dan ook onmogelijk. Wel
kan men een interne controle organiseren om na te
gaan of bij het vaststellen van de borgtochten de
06.02 Didier Reynders , ministre: Conformément
à l'article 286, les comptables assument la
responsabilité des cautions qu'ils établissent. Toute
intervention directe du supérieur hiérarchique est
donc exclues. En revanche, il est possible
d'organiser un contrôle interne visant à vérifier si la
fixation de ces cautions est conforme à la législation
CRABV 50
COM 314
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
wetgeving en de administratieve richtlijnen worden
gevolgd.
De administratieve instructies zijn gedetailleerd en
ter beschikking van alle ontvangers-rekenplichtigen
van douane en accijnzen. Voor hen worden ook
cursussen georganiseerd. Met vragen kunnen deze
mensen steeds terecht bij hun oversten, bij
parlementsleden of bij de minister.
et aux directives administratives.
Les instructions administratives sont détaillées et
mises à la disposition de tous les receveurs-
comptables des douanes et des accises. Des cours
sont également organisés à leur attention. Ces
personnes peuvent également adresser leurs
éventuelles questions à leurs supérieurs, aux
parlementaires et au ministre.
06.03 Luc Goutry (CVP): Mijn informatie komt
blijkbaar niet overeen met het standpunt van de
administratie en de minister. Ik heb mijn vraag
gebaseerd op een brief van een ontvanger-
rekenplichtige, die me vroeg anoniem te blijven. Ik
zal het antwoord van de minister in ieder geval
doorspelen aan de man die door zijn overste wel
degelijke aangemaand werd om een borgtocht te
verlagen.
06.03 Luc Goutry (CVP): Mes informations ne
semblent pas coïncider avec le point de vue de
l'administration et du ministre. J'ai fondé ma
question sur une lettre d'un receveur comptable qui
a souhaité conserver l'anonymat. Je transmettrai la
réponse du ministre à cette personne qui a été
sommée par son supérieur de réduire le montant
d'une caution.
06.04 Minister Didier Reynders : Een
hiërarchische overste mag niet tussenbeide komen
in concrete dossiers. Ik raad de persoon in kwestie
dan ook aan om zich onmiddellijk tot de minister te
wenden, zodat er kan worden opgetreden.
06.04 Didier Reynders , ministre: Un supérieur
hiérarchique ne peut pas intervenir dans des
dossiers concrets. Je conseille à la personne en
question de s'adresser directement au ministre afin
que des mesures puissent être prises.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Mondelinge vraag van mevrouw Fientje
Moerman aan de minister van Financiën over
"het verbod voor Belgische ingezetenen om in te
schrijven op leningen die in het buitenland
werden uitgegeven" (nr. 2768)
07 Question orale de Mme Fientje Moerman au
ministre des Finances sur "l'interdiction pour les
résidents belges de souscrire à des emprunts
émis à l'étranger" (nr. 2768)
07.01 Fientje Moerman (VLD): Op 4 oktober 1994
nam de toenmalige minister van Financiën op de
euro-obligatiemarkt een lening op voor een bedrag
van 1 miljard DEM. Het betreffende KB verbood
Belgische ingezetenen op die lening in te tekenen.
De Europese Commissie tekende beroep aan tegen
die maatregel bij het Europese Hof van Justitie,
omdat hij strijdig zou zijn met het EG-Verdrag en
omdat de Belgische regering op een eerder advies
van de Commissie ter zake niet reageerde. Het Hof
gaf de Commissie gelijk op 26 september 2000.
Wat zijn de gevolgen van deze veroordeling?
Werden tussen de uitvaardiging van het KB en de
veroordeling nog andere dergelijke leningen
uitgeschreven? Welke stappen zette de minister om
voortaan dergelijke veroordelingen te vermijden?
07.01 Fientje Moerman (VLD): Le 4 octobre 1994,
le ministre des Finances en fonction à l'époque
avait contracté, sur le marché obligataire européen,
un emprunt d'un milliard de marks allemands.
L'arrêté royal pris à cette occasion interdisait aux
ressortissants belges de souscrire à cet emprunt.
La Commission Européenne a interjeté appel
auprès de la Cour européenne de justice contre
cette mesure parce qu'elle la jugeait contraire au
Traité CE et que le gouvernement belge n'avait pas
donné de suite à un avis antérieur de la
Commission en la matière. La Cour a donné raison
à la Commission le 26 septembre 2000.
Quels sont les effets de cette condamnation ?
D'autres emprunts ont-ils été émis entre la
promulgation de l'arrêté royal et la condamnation ?
Quelles démarches le ministre a-t-il entreprises
pour éviter à l'avenir de telles condamnations ?
07.02 Minister Didier Reynders : Wat is de
precieze draagwijdte van het arrest van het Hof?
Geldt het alleen voor de genoemde lening of ook
voor alle min of meer gelijkaardige? Om die vraag
07.02 Didier Reynders , ministre: Quelle est la
portée exacte de l'arrêt de la Cour ? S'applique-t-il
au seul emprunt cité ou à tous les emprunts plus ou
moins comparables ? Pour répondre à cette
28/11/2000
CRABV 50
COM 314
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
te kunnen beantwoorden, laten wij een inventaris
opstellen van alle leningen waarbij de overheid
betrokken is als initiatiefnemer of
waarborgverstrekker. Wij laten ons over mogelijke
maatregelen adviseren door een gespecialiseerd
adviesbureau.
question, nous procédons à l'inventaire de tous les
emprunts dans le cadre desquels l'Etat agit en tant
qu'initiateur ou garant. Pour de telles mesures, nous
nous faisons conseiller par un bureau d'études
spécialisé.
07.03 Fientje Moerman (VLD): Niet-naleving van
arresten van het Hof kan financiële gevolgen
hebben.
07.03 Fientje Moerman (VLD): Le non-respect
d'arrêts de la Cour peut avoir des conséquences
financières.
07.04 Minister Didier Reynders : Daarvan ben ik
mij bewust.
07.04 Didier Reynders , ministre: J'en suis bien
conscient.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme
aan de minister van Financiën over "de roerende
voorheffing" (nr. 2779)
08 Question orale de M. Yves Leterme au
ministre des Finances sur "le précompte
mobilier" (n° 2779)
08.01 Yves Leterme (CVP): Aangezien de minister
straks een mededeling doet over de problematiek
van het belasten van spaargeld binnen de EU, trek
ik mijn vraag terug.
08.01 Yves Leterme (CVP): Le ministre ayant
annoncé qu'il fera une communication sur la
problématique de la taxation de l'épargne au sein
de l'UE, je retire ma question.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme
aan de minister van Financiën over "de
tegemoetkoming van de federale overheid in de
vervoerkosten van de ambtenaren." (nr 2780)
09 Question orale de M. Yves Leterme au
ministre des Finances sur "la participation du
pouvoir fédéral dans les frais de déplacement
des fonctionnaires." (n° 2780)
09.01 Yves Leterme (CVP): Omzendbrief nr. 494
van 20 juli 2000 laat voor federale personeelsleden
de volgende twee bepalingen in werking treden
vanaf 1 september 2000. Ten eerste: de
tegemoetkoming van de federale overheid in de
prijs van treinkaarten en de abonnementen op tram
en bus, wordt vastgesteld op 88 procent van deze
prijs in tweede klasse. Ten tweede: bij vast tarief
voor een stadsnet wordt de tegemoetkoming 80
procent van de prijs van dit abonnement. De fiscale
aftrekbaarheid van deze vergoedingen wordt
evenwel beperkt tot het bedrag van de
werkgeversbijdrage, dat niet meer werd verhoogd
sinds het KB van 12 januari 2000 en daardoor lager
is dan de genoemde percentages. Een groot deel
van het "cadeau" zal dan ook gewoon weer worden
geïnd door de fiscus!
Hoe moet de verhoogde vergoeding fiscaal worden
aangegeven? Geldt die regeling ook voor de
Vlaamse ambtenaren die gratis van het openbaar
vervoer gebruik maken? Wordt het grensbedrag dat
genoemd wordt in artikel 38,9° van het WIB nog
aangepast voor het inkomstenjaar 2000? Voor wie
zal die eventuele oplossing gelden: alleen voor
ambtenaren, of ook voor arbeiders en bedienden?
09.01 Yves Leterme (CVP): La circulaire n° 494
du 20 juillet 2000 fait entrer en vigueur les deux
dispositions suivantes pour les fonctionnaires
fédéraux à partir du 1
er
septembre 2000.
Premièrement : l'intervention du pouvoir fédéral
dans le prix des cartes de train et des abonnements
aux transports en commun est fixée à 88% du prix
en deuxième classe. Deuxièmement : l'intervention
est de 80% du prix des abonnements urbains. La
déductibilité fiscale de ces indemnités est toutefois
limitée au montant de la cotisation patronale qui,
n'ayant plus été augmentée depuis l'arrêté royal du
12 janvier 2000, est inférieure aux pourcentages
cités. Le fisc récupérera donc purement et
simplement une grande partie du « cadeau »!
Comment faut-il déclarer l'intervention majorée?
Cette règle s'applique-t-elle également aux
fonctionnaires flamands qui voyagent gratuitement
en transports en commun ? La limite citée à l'article
38, 9° du CIR sera-t-elle modifiée pour l'année
d'imposition 2000 ? A qui cette solution éventuelle
s'appliquera-t-elle : aux seuls aux fonctionnaires ou
également aux ouvriers et employés ?
CRABV 50
COM 314
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
09.02 Minister Didier Reynders : Iedereen moet
belastingen betalen, ook de ambtenaren. Een
voorrecht wordt belast, tenzij het bedrag van 11.000
frank niet wordt overschreden in de
werkgeversbijdrage. Dit bedrag komt onder meer
overeen met de sociale abonnementen.
Ik zal eerstdaags een wetsontwerp voorleggen aan
de federale regering om de werkgeversbijdrage
voor dergelijke abonnementen volledig fiscaal vrij te
stellen. Het ontwerp zal van toepassing zijn op het
aanslagjaar 2001.
09.02 Didier Reynders , ministre: Tout le monde
doit payer des impôts, y compris les fonctionnaires.
Tout privilège donne lieu à imposition, à moins que
le montant de 11.000 francs ne soit pas dépassé au
niveau de la cotisation patronale. Ce montant
correspond notamment aux abonnements sociaux.
Je présenterai prochainement au gouvernement
fédéral un projet de loi prévoyant l'exonération
fiscale intégrale de la cotisation patronale pour de
tels abonnements. Ce projet s'appliquera à l'année
d'imposition 2001.
09.03 Yves Leterme (CVP): Het verheugt me dat
onze vraag om aandacht voor dit dossier
onmiddellijk beantwoord wordt.
09.03 Yves Leterme (CVP): Je me réjouis de ce
que le ministre ait répondu sans délai à notre
demande de porter une attention accrue à ce
dossier.
09.04 Minister Didier Reynders : Het gaat om een
beslissing van de regering die werd genomen
tijdens het begrotingsconclaaf. In elk geval gaat de
vernieuwing in tegen het aanslagjaar 2002. Voor het
daaraan voorafgaande jaar 2001 zal ik een
wetsontwerp indienen, tot wijziging van artikel 38
van het WIB.
09.04 Didier Reynders , ministre: Il s'agit d'une
décision gouvernementale qui a été prise pendant
le conclave budgétaire. En tout cas, cette innovation
entraînera des effets avant l'année d'imposition
2002. Pour l'année d'imposition précédente, 2001
donc, je déposerai un projet de loi modifiant l'article
38 du CIR.
09.05 Yves Leterme (CVP): De minister van
Ambtenarenzaken zei in het weekend wel dat een
dergelijk voordeel ook belast moet worden. De
regeringsleden moeten de violen dringend gelijk
stemmen.
09.05 Yves Leterme (CVP): Le ministre de la
Fonction publique a déclaré ce week-end qu'un tel
avantage devait aussi être taxé. Il est urgent que les
membres de la coalition accordent leurs violons.
09.06 Minister Didier Reynders : Ik vermoed dat
de minister het had over het aanslagjaar 2000.
09.06 Didier Reynders , ministre: Je présume que
le ministre parlait de l'année d'imposition 2000.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10 Mondelinge vraag van de heer Karel Van
Hoorebeke aan de minister van Financiën over
"de toekomst van het kadaster en de
registratiekantoren" (nr. 2788)
10 Question orale de M. Karel Van Hoorebeke au
ministre des Finances sur "l'avenir du cadastre et
des bureaux d'enregistrement" (n° 2788)
10.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Het
kadaster en de registratiekantoren zouden
samensmelten. Hun fiscale bevoegdheden zouden
naar de gewesten gaan en zij zouden louter een
databank voor het patrimoniumbestand worden.
Kloppen deze berichten? Zo ja, vanaf wanneer zal
deze samensmelting plaatsvinden?
10.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Le cadastre
et les bureaux d'enregistrement fusionneraient.
Leurs compétences fiscales seraient transférées
aux Régions et ils seraient réduits à de simples
banques de données du patrimoine.
Ces informations sont-elles exactes
? Dans
l'affirmative, quand cette fusion prendra-t-elle effet ?
10.02 Minister Didier Reynders : Over dit
onderwerp werden al heel wat vragen gesteld in
Kamer en Senaat.
Het Sint-Hedwigsakkoord handelde onder meer
over de regionalisering van een aantal belastingen.
Dit zal zijn beslag krijgen in een bijzonder
10.02 Didier Reynders , ministre: Ce sujet a
suscité récemment de nombreuses questions à la
Chambre comme au Sénat.
L'accord de la Sainte-Thérèse portait, entre autres
choses, sur la régionalisation de certains impôts.
Cet accord se matérialisera par un projet de loi
28/11/2000
CRABV 50
COM 314
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
wetsontwerp, waarover het Parlement uiteraard het
laatste woord heeft. Het is voorbarig om nu al over
de bevoegdheden van de diverse administraties te
spreken. Ik kan wel bevestigen dat er binnen de
federale overheid een administratie voor
patrimonium en documentatie blijft bestaan. De
gewesten zullen toegang krijgen tot dit
gegevensbestand.
spécial, au sujet duquel le Parlement aura, bien sûr,
le dernier mot. Il serait cependant prématuré
d'évoquer les compétences des différentes
administrations. Je puis en revanche confirmer qu'il
y aura toujours une administration du patrimoine et
de la documentation au niveau fédéral. Les Régions
auront accès à ces fichiers.
10.03 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): De
onzekerheid bij de huidige diensten is groot: het
aantal parlementaire vragen toont dit aan. De
federale regering moet hier toch een
langetermijnvisie op hebben?
10.03 Karel Van Hoorebeke (VU&ID):
L'incertitude qui règne au sein des services actuels
est grande. Le nombre élevé de questions
parlementaires en témoigne. Le gouvernement
fédéral doit bien avoir défini une vision à long terme
à ce sujet ?
10.04 Minister Didier Reynders : De hervorming
moet gestalte krijgen tegen 1 januari 2002 en zal
worden geregeld in een ontwerp van wet.
Hervormingen gaan steeds met enige onzekerheid
gepaard, dat is onvermijdelijk. Het is onmogelijk
heel de praktische invulling nu al in te schatten.
10.04 Didier Reynders , ministre: La réforme doit
prendre forme d'ici au 1
er
janvier 2002 et sera
réglée par le biais d'un projet de loi. Des réformes
entraînent inévitablement une certaine incertitude. Il
est impossible de déjà évaluer concrètement
l'ensemble de la mise en oeuvre.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 15.50 uur.
La réunion publique de commission est levée à
15.50 heures.
Document Outline