KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50 COM 310
CRIV 50 COM 310
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET HET BEKNOPT VERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC LE COMPTE RENDU ANALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
V
OLKSGEZONDHEID
,
HET
L
EEFMILIEU EN DE MAATSCHAPPELIJKE
H
ERNIEUWING
C
OMMISSION DE LA
S
ANTÉ PUBLIQUE
,
DE
L
'E
NVIRONNEMENT ET DU
R
ENOUVEAU DE LA
S
OCIÉTÉ
woensdag mercredi
29-11-2000 29-11-2000
14:00 uur
14:00 heures
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE

































AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP Christelijke
Volkspartij
FN Front
National
PRL FDF MCC
Parti Réformateur libéral ­ Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS Parti
socialiste
PSC Parti
social-chrétien
SP Socialistische
Partij
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode + nummer
en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du
n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag (op wit papier, bevat de bijlagen en het
beknopt verslag, met kruisverwijzingen tussen Integraal en
Beknopt Verslag)
CRIV
Compte Rendu Intégral (sur papier blanc, avec annexes et
CRA, avec renvois entre le CRI et le CRA)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV Compte
Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes
:
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be

e-mail : aff.generales@laChambre.be
CRIV 50
COM 310
29/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i

INHOUD
SOMMAIRE
Samengevoegde mondelinge vragen van
1
Questions orales jointes de
1
- de heer Joos Wauters aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over 'het infectierisico bij
ziekenhuisopnamen' (nr. 2742)
- M. Joos Wauters à la ministre de la Protection
de la consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement sur 'le risque d'infection en cas
d'hospitalisation' (n° 2742)
- de heer Koen Bultinck aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over 'bijkomende ziekenhuisinfecties'
(nr. 2764)
- M. Koen Bultinck à la ministre de la Protection
de la consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement sur 'les infections
supplémentaires en cas d'hospitalisation'
(n° 2764)
Sprekers: Joos Wauters, Koen Bultinck,
Magda Aelvoet
, minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu
Orateurs: Joos Wauters, Koen Bultinck,
Magda Aelvoet
, ministre de la Protection de
la consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement
Mondelinge vraag van mevrouw Anne-Mie
Descheemaeker aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over "het jodiumgebrek in België" (nr.
2746)
5 Question orale de Mme Anne-Mie
Descheemaeker à la ministre de la Protection de
la consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement sur "le manque d'iode en
Belgique" (n° 2746)
5
Sprekers: Anne-Mie Descheemaeker, Magda
Aelvoet
, minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Anne-Mie Descheemaeker, Magda
Aelvoet
, ministre de la Protection de la
consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement
Samengevoegde interpellatie en vraag van
6
Interpellation et question jointes de
6
- de heer Hubert Brouns aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over 'de aanpak van de
dollekoeienziekte' (nr. 565)
6
- M. Hubert Brouns à la ministre de la Protection
de la consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement sur 'les mesures à prendre pour
lutter contre la maladie de la vache folle' (n° 565)
6
- de heer Peter Vanhoutte aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over 'het gebruik van dierenmeel in
veevoeding' (nr. 2790)
6
- M. Peter Vanhoutte à la ministre de la Protection
de la consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement sur 'l'utilisation de farines
animales dans l'alimentation des bestiaux'
(n° 2790)
6
Sprekers: Hubert Brouns, Peter Vanhoutte,
Magda Aelvoet
, minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu, Annemie Van de Casteele, Luc
Paque, Michèle Gilkinet
Orateurs: Hubert Brouns, Peter Vanhoutte,
Magda Aelvoet
, ministre de la Protection de
la consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement, Annemie Van de Casteele,
Luc Paque, Michèle Gilkinet
Moties
15
Motions
15
Spreker: Magda Aelvoet, minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu
Orateur: Magda Aelvoet, ministre de la
Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement
Mondelinge vraag van de heer Peter Vanhoutte
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "het
Careweb-initiatief" (nr. 2891)
16
Question orale de M. Peter Vanhoutte à la
ministre de la Protection de la consommation, de
la Santé publique et de l'Environnement sur
"l'initiative Careweb" (n° 2891)
16
Sprekers: Peter Vanhoutte, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Peter Vanhoutte, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
CRIV 50
COM 310
29/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1




COMMISSIE VOOR DE
VOLKSGEZONDHEID, HET
LEEFMILIEU EN DE
MAATSCHAPPELIJKE
HERNIEUWING
COMMISSION DE LA SANTÉ
PUBLIQUE, DE
L'ENVIRONNEMENT ET DU
RENOUVEAU DE LA SOCIÉTÉ
van
DINSDAG
28
NOVEMBER
2000
14:00 uur
______
du
MARDI
28
NOVEMBRE
2000
14:00 heures
______

De vergadering wordt geopend om 17.50 uur door
mevrouw Yolande Avontroodt, voorzitter.
La séance est ouverte à 17.50 heures par Mme
Yolande Avontroodt, présidente.
01 Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Joos Wauters aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over 'het infectierisico bij
ziekenhuisopnamen' (nr. 2742)
- de heer Koen Bultinck aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over 'bijkomende
ziekenhuisinfecties' (nr. 2764)
01 Questions orales jointes de
- M. Joos Wauters à la ministre de la Protection
de la consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement sur 'le risque d'infection en
cas d'hospitalisation' (n° 2742)
- M. Koen Bultinck à la ministre de la Protection
de la consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement sur 'les infections supplé-
mentaires en cas d'hospitalisation' (n° 2764)
01.01 Joos Wauters (AGALEV-ECOLO):
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister,
collega's, men zegt soms met een boutade dat de
ziekenhuizen de meest ongezonde plaatsen in
onze samenleving zijn. Men hoort dan ook nogal
dikwijls zeggen dat je beter wegblijft uit die
ziekenhuizen.

Uit onderzoek blijkt inderdaad dat 5 tot 10% van
de ziekenhuisopnames leidt tot bijkomende
infecties, los van de ingreep of los van de oorzaak
van de opname. Als deze cijfers kloppen, wil dat
zeggen dat er in Vlaanderen tussen 70.000 en
140.000 personen bijkomende infecties oplopen.
Men gaat er ook vanuit dat één procent daarvan
overlijdt. Als we de brede schatting van 5 tot 10%
aanhouden gaat het hier over 700 tot 1.400
overlijdens. We moeten dit probleem onder ogen
zien en er een oplossing voor trachten te vinden.
U hebt het daarnet gehad over de
antibioticaresistentie die onder andere wordt
doorgegeven door het eten van dierlijk voedsel.
Dit belangrijke probleem doet zich niet alleen voor
bij de kwetsbare groepen, zoals bejaarden,
kinderen of mensen die zware operaties hebben
ondergaan. De infecties doen zich ook voor bij de
zogenaamde normale dagelijkse patiënten.

Ik stel mijn vragen, mevrouw de minister, omdat in
de pers van deze problematiek opnieuw gewag
werd gemaakt. Welke wetenschappelijke
gegevens zijn er terzake voorhanden? Wat zijn de
oorzaken van deze infecties? Over welke infecties
gaat het juist en welke risico's brengen ze met
zich? Is er een differentiatie naargelang de aard
en de grootte van de ziekenhuizen? Is er een
statistisch bewezen causaliteit tussen het oplopen
van die infecties en het overlijden van patiënten?
Indien dit zo zou zijn, hoe doet zich dat voor? Ik
heb zelf een schatting gegeven van het aantal
overlijdens. Welke officiële gegevens bestaan er
daarover, gerelateerd aan de infectieoorzaak?
Welke maatregelen bestaan er in de ziekenhuizen
om dit risico te voorkomen en worden die
maatregelen toegepast? Is er een jaarlijks
controlerapport hieromtrent? Welke bijkomende
maatregelen plant u nog om op deze problematiek
in te spelen?
29/11/2000
CRIV 50
COM 310
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
01.02 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Mevrouw
de voorzitter, mevrouw de minister, collega's,
vanuit de wetenschap dat ik terzake reeds op
1 februari 2000 een vraag heb gesteld en gezien
het antwoord dat ik toen heb gekregen vond ik het
opportuun mij aan te sluiten bij collega Wauters
om u met een aantal bijkomende vragen te
confronteren.

In uw antwoord van 1 februari verklaarde u dat in
het begin van de jaren `90 op internationaal niveau
was afgesproken dat een strikte registratie van
ziekenhuisinfecties niet langer zou gebeuren. Wij
zitten dus met het probleem dat geen exacte
gegevens voorhanden zijn. Zeer concreet hebt u
naar twee studies verwezen: enerzijds, naar een
gedetailleerde Amerikaanse studie van het Center
for Disease Control en, anderzijds, naar een
recente studie van een professor aan de UCL,
waaruit de meest recente Belgische gegevens
blijken. Vandaar mijn eerste logische vraag:
beschikt u sinds uw antwoord van 1 februari
laatstleden over bijkomende nieuwe
wetenschappelijke gegevens betreffende deze
problematiek?

U had in uw antwoord twee concrete maatregelen
naar voren geschoven. Ten eerste, het optrekken
van het aantal ziekenhuishygiënisten tot op de
internationale norm. Ten tweede, misschien toch
een onderzoek naar de mogelijkheid om nauwer
aan begeleiding en controle te doen wat de
ziekenhuisinfectieproblematiek betreft in het kader
van het Wetenschappelijk Instituut voor
Volksgezondheid. Hierbij komt mijn tweede
logische vraag: wat is er op dit moment al
gerealiseerd van de toen aangekondigde
maatregelen?

Wat de ziekenhuishygiënisten betreft, had u toen
terecht - omdat deze maatregel inderdaad een
budgettaire weerslag heeft - aangekondigd dat u
zou moeten overleggen met uw collega, de heer
Frank Vandenbroucke, minister van Sociale
Zaken. Ook hierbij een logische vraag: wat is het
resultaat van dat overleg met minister
Vandenbroucke?
01.03 Minister Magda Aelvoet: Mevrouw de
voorzitter, collega's, wat de wetenschappelijke
gegevens betreft, verwijs ik naar een eerder
antwoord. Op basis van uitvoerige studies, vooral
in de Verenigde Staten, gaat men voor
ziekenhuizen uit van een infectierisico tussen de 5
en 10%. In België bestaat sinds 1992 een
nationale "surveillance" die wordt gecoördineerd
door de afdeling Epidemiologie van het WIV. Voor
de infecties op de afdelingen Intensieve zorgen
bestond tussen 1986 en 1998 een apart
volgsysteem. Uit die cijfergegevens blijkt dat 4,7%
van de daar opgenomen patiënten een
longontsteking en 2,4% een bacteriële infectie
opliepen.

De oorzaken van die infecties liggen zowel bij de
patiënt als bij de omgeving. Over het algemeen
kan men zeggen dat mensen met minder
immunologische weerstand veel vatbaarder zijn
voor infecties, zowel binnen als buiten het
ziekenhuis. Toch staat vast dat zekere afdelingen
binnen het ziekenhuis extra risico's creëren. Het
gebruik van invasieve hulpmiddelen kan
aanleiding geven tot infecties: het plaatsen van
urinaire en vasculaire katheters, intubatie en
ventilatie verhoogt het risico in bijkomende mate.
Elke operatie brengt dus een risico met zich, ten
gevolge van het doorbreken van het doorbreken
van de normale barrière van huid en slijmvliezen.

Om welke soort infecties gaat het voornamelijk?
Welnu, de belangrijkste zijn infecties van de
urinewegen; op de tweede plaats komen
postoperatieve wondinfecties; nadien komen de
infecties van de luchtwegen, vooral pneumonie.
Tot slot zijn er ook een aantal
bloedstroominfecties. Deze categorieën maken
ongeveer twee derden uit van het totale aantal
ziekenhuisinfecties.

U vraagt naar de differentiatie naargelang het
soort ziekenhuis. Volgens de gegevens waarover
ik beschik hangt het vooral van de functie van het
ziekenhuis af. Ziekenhuizen met veel
hoogrisicopatiënten, met grote afdelingen
Intensieve zorgen en waar veel invasieve
handelingen of hoogrisico-ingrepen gebeuren
hebben een hoger aantal infecties. Het gaat meer
bepaald om academische ziekenhuizen, waar een
grotere concentratie wordt vastgesteld. Daarnaast
speelt de hygiëne uiteraard een rol bij het
vermijden van infecties. Daar slaat de balans in de
andere richting door: grotere ziekenhuizen
beschikken doorgaans over meer personeel en
werkingsmiddelen op die specifieke diensten. Het
risico op het oplopen van een infectie hangt dus af
van verschillende factoren.

Over de statistische causaliteit tussen het oplopen
van een infectie en het overlijden van patiënten
zegt men dat naar schatting 1% van de
ziekenhuispatiënten rechtstreeks overlijdt ten
gevolge van een infectie opgelopen in het
ziekenhuis.

Bij 3% draagt de infectie bij tot het overlijden. Op
CRIV 50
COM 310
29/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
een totale patiëntenpopulatie van 1.600.000 op
jaarbasis betekent dit, als je op 1% rekent en
uitgaat van 5% tot 10% kans om een infectie op te
lopen, dat wij het hebben over 650 tot 825
patiënten die overlijden ingevolge de infectie en
2.400 tot 4.900 die overlijden doordat de infectie
heeft bijgedragen aan hun overlijden.

Welke maatregelen bestaan er in ziekenhuizen
om dit te voorkomen? Op de eerste plaats zijn er
de comités voor ziekenhuishygiëne. Deze bestaan
al heel lang. De taken daarvan werden
verduidelijkt in een koninklijk besluit van einde
1988. Dat heeft vooral te maken met het toezicht
op de toepassing van de juiste aseptische
technieken, technieken voor ontsmetting,
sterilisatie enzovoort. Het budget voor de
ziekenhuishygiëne werd in 1999 verhoogd om de
ziekenhuizen in staat te stellen meer personeel
aan te werven voor ziekenhuishygiëne en te
voorzien in de werkingskosten. Dat budget zou de
mogelijkheid moeten bieden een verpleegkundige-
hygiënist aan te stellen per 400 bedden en een
geneesheer-hygiënist per 1.000 bedden. Als wij de
vergelijking zouden maken met de VS, die
algemeen wordt beschouwd als zeer secuur
inzake ziekenhuishygiëne, is de norm daar een
arts-hygiënist per 250 bedden. Dat is inderdaad
nog een grote afstand, maar daar heeft men dan
weer geen verpleegkundige-hygiënist. Dit dient
dus te worden afgewogen.

Dan is er het toezicht op de ziekenhuisinfecties.
Het onderzoek naar de opgelopen infecties
behoort tot de verplichte taken van het comité
voor ziekenhuishygiëne en de ziekenhuishygiënist.
Zij kunnen echter niet volledig worden voorkomen.
Een belangrijke studie uit 1985 heeft aangetoond
dat een derde van alle ziekenhuisinfecties zou
kunnen worden voorkomen via een efficiënt
toezichts- en preventieprogramma. Dat toezicht
moet dan ook vooral zijn gericht op infecties die
vatbaar zijn voor preventiemaatregelen. Ik denk
dan aan goede ontsmetting van invasieve
hulpmiddelen, katheterintubatie enzovoort. Het
toezicht op de ziekenhuisinfecties in België wordt
dus gecoördineerd door het WIV. De resultaten
worden bekendgemaakt in de vorm van rapporten
en door mondelinge presentaties en publicaties.
De deelnemende ziekenhuizen - zij doen hieraan
mee op vrijwillige basis - krijgen na elke periode
dat zij door het WIV werden gevolgd, een uitvoerig
verslag met opmerkingen en eventuele
aanbevelingen. Vanaf het jaar 2000 wordt op het
niveau van de Vlaamse Gemeenschap, naar
aanleiding van het kwaliteitsdecreet dat daar
bestaat, van de ziekenhuizen geëist dat zij hun
gegevens over ziekenhuisinfecties rapporteren
aan de Vlaamse overheid. Daar zet men dus een
stapje verder dan de anderen. De typische
infecties en de bijbehorende gegevens die moeten
worden gerapporteerd, zijn bekendgemaakt via
een rondzendbrief van december 1999. Daarnaast
beschikken de ziekenhuizen ook over talrijke
nationale en internationale richtlijnen en
aanbevelingen voor de preventie van
ziekenhuisinfecties. Nationale richtlijnen worden
opgesteld door, onder meer, de Hoge
Gezondheidsraad en de Groep ter opsporing,
studie en preventie van infecties in de
ziekenhuizen, die daarmee is belast. Daarnaast
bestaan er regionale groeperingen van
ziekenhuishygiënisten om onder meer ervaringen
uit te wisselen.

Welke bijkomende maatregelen worden nu nog
overwogen om die infecties terug te dringen? Op
de eerste plaats zie ik het belang van goede en
permanente opleiding van het personeel in de
ziekenhuizen en dit inzake de verschillende
aspecten van de ziekenhuishygiëne. Ook
voldoende aandacht van de directies is nodig.

Het tweede element is een betere controle op het
aantal werkuren dat wordt besteed aan
ziekenhuishygiëne. Immers, vaak worden de
middelen waarin hiervoor werd voorzien,
aangewend voor andere werkzaamheden.

Elk ziekenhuis moet beschikken over een efficiënt
systeem van controle op ziekenhuisinfecties en
normaal gezien moeten de resultaten hiervan
intern worden besproken en aanleiding geven tot
het nemen van maatregelen. Dit wordt data for
action genoemd.

Het WIV speelt terzake een belangrijke
ondersteunende rol. Het houdt zich bezig met een
aanvullende opleiding van ziekenhuishygiëne-
personeel, ondersteunt ziekenhuizen bij de
interpretatie van de gegevens en zorgt voor de
validatie van de surveillancegegevens die door de
ziekenhuizen worden gerapporteerd.

De vragen die mij werden gesteld zijn enigszins
overlappend. De heer Bultinck had het vooral over
de registratie bij het WIV, in welk verband ik,
volgens hem althans, zou hebben gezegd dat er
geen strikte registratie gebeurt. Wat ik op
1 februari zei was dat op internationaal vlak
afstand wordt gedaan van de systematische
registratie van alle types van ziekenhuisinfecties,
omdat zulks onmogelijk bleek te zijn. Bijgevolg
stelt het WIV aan de ziekenhuizen voor zich vooral
te concentreren op de meest voorkomende
infecties en op de afdelingen met de grootste
29/11/2000
CRIV 50
COM 310
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
risico's.

Sedert 1992 werd een daadwerkelijke registratie
van ziekenhuisinfecties opgestart, maar de lijst is
niet exhaustief. Dat moet trouwens niet absoluut
worden gedaan, maar wat wel moet worden
uitgediept is de keuze van de surveillancethema's
die moeten worden aangepast naar gelang van de
resultaten van de studie over de prevalerende
elementen, die in het verleden door het WIV werd
gemaakt. Hierin werd bepaald dat absolute
prioriteit moet worden gegeven aan ernstige
infecties met een hoge mortaliteitsgraad, met een
hoge prevalentie en met belangrijke
gezondheidsproblemen tot gevolg.

Van het registratieprogramma van het WIV
werden in 1992 twee onderwerpen uitgewerkt,
namelijk de postoperatieve wondinfecties en de
bloedweginfecties. De ziekenhuizen die op
vrijwillige basis deelnamen aan het
toezichtsprogramma, konden zich inschrijven per
periode van drie maanden en nadien konden zij
hieraan permanent deelnemen indien zij zulks
wensten. Momenteel loopt de surveillance van de
bloedweginfecties voort. Als indicatie over de
omvang van de gevallen van ziekenhuisinfectie,
kan ik u zeggen dat er zich in 1999 per 1.000
opgenomen patiënten, slechts 6,2
bloedweginfecties voordeden in de deelnemende
ziekenhuizen.

De registratie van de postoperatieve infecties werd
in 1996 stilgelegd, maar wordt thans opnieuw
gestart; bijkomend toezicht terzake is
noodzakelijk. In het bijzonder de postoperatieve
wondinfecties worden in 2001 gevolgd.

Wat de infecties op de intensieve
zorgenafdelingen betreft, is in samenwerking met
de Belgische Vereniging voor Intensieve
Geneeskunde een surveillance uitgewerkt. Het
betreft vooral de registratie van longontstekingen
en bloedweginfecties. De intensieve
zorgenafdeling is een hoge risicoafdeling voor
ziekenhuisinfecties, omdat er zeer zieke mensen
met sterk verminderde weerstand verblijven. De
incidentie van de infecties ligt er dan ook
beduidend hoger. Dat is ook de reden waarom
precies deze surveillance is opgericht. Ze verloopt
continu en zal ook volgend jaar doorlopen. In 1999
heeft 5,1%, van de mensen op intensieve zorgen
een pneumonie opgelopen. Dat is meer dan bij het
katheder en komt dus neer op een gemiddelde
van 9,7 patiënten op duizend, of 28,2 per duizend
ventilatiedagen. 2% van de patiënten die op die
afdelingen verblijven, ontwikkelen een septicemie.
Voor beide surveillanceonderdelen wordt door het
WIV aan de deelnemende ziekenhuizen feedback
gegeven opdat men verbeteringen kan
aanbrengen. Het WIV geeft hun ook cijfers die
hen in staat stelt vergelijkingen met andere
ziekenhuizen en met het nationaal gemiddelde te
maken.

Sinds 1994 organiseert het WIV ook een
registratieprogramma van meticilineresistente
stafylokokken, meer bepaald de stafylococus
aureus. Wat dit laatste betreft, heeft men kunnen
vaststellen dat het geheel van de inspanningen
ertoe heeft geleid dat we in België een daling zien
van het aantal infecties te wijten aan
multiresistente stafylokokken. De
resistentieproportie binnen het totale aantal van de
stafylokokken van de aureusstam is ook gedaald,
van 24% in 1994 naar 17% in 1999. U ziet dus dat
de inschakeling in een dergelijk programma
daadwerkelijk tot een verbetering op het terrein
leidt.

Deze cijfers tonen natuurlijk aan hoe belangrijk het
is om metingen te blijven uitvoeren en om samen
met de wetenschappelijke verenigingen en de
mensen op het terrein strategieën uit te werken
om de toestand te blijven verbeteren. Op dit
ogenblik is men een inventaris aan het maken
over het toezicht op elk van de verschillende
infecties op het terrein van het WIV. Als die
inventaris klaar is, zal ik met minister
Vandenbroucke onderhandelen.
01.04 Joos Wauters (AGALEV-ECOLO):
Mijnheer de voorzitter, ik wist dat op verschillende
niveaus en echelons de bekommernis groot was
en dat ook een aantal maatregelen werden
genomen. Het blijft me verontrusten dat er
inderdaad een vrijwilligerssurveillance is. We
zouden een vorm moeten vinden waardoor
iedereen zijn verantwoordelijkheid daarin neemt.
Misschien moet u op een bepaald moment ook
optreden. Ik weet dat niet. Ik denk aan het grote
risico dat het met zich brengt. U hebt zelf de
afgeleide 1% en 3% aangehaald. Wij spreken
over een serieus probleem. Misschien kan in
Vlaanderen vanuit de rapportering wat verbetering
optreden, maar ik hoop dat ook voor de andere
gemeenschappen en gewesten hetzelfde kan
worden gerealiseerd. We mogen niet alleen om
Vlaanderen bekommerd zijn.

We moeten nagaan hoe dat juist in elkaar zit. Een
aantal ziekenhuizen wil deze problematiek
verbloemen. Ze pakken niet graag uit met cijfers
in verband met de infectierisico's ten opzichte van
andere ziekenhuizen. Ook dat moeten we, in het
CRIV 50
COM 310
29/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
kader van de rechten van de patiënt, voor elkaar
krijgen. Ik wil wel weten waar ik aan toe ben in de
ziekenhuizen en welk risico ik daar loop. Als
patiënt heb ik het recht om daarop in te spelen.
Daarom moeten we nakijken of we, buiten de
maatregelen en de opvolging die gebeurt, de
problematiek niet wat beter kunnen vatten, zowel
wat de surveillance als de verplichte surveillance
betreft. Zo kan men beter wetenschappelijke
gegevens verzamelen. Nu praat men steeds over
schattingen en dergelijke. Ik heb er vertrouwen in
dat dat in de toekomst zal gebeuren.
01.05 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Mijnheer
de voorzitter, mevrouw de minister, u haalt een
aantal bijkomende elementen aan die het mogelijk
maken om dit dossier verder keurig op te volgen.
Ik dank u daarvoor.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Mondelinge vraag van mevrouw Anne-Mie
Descheemaeker aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over "het jodiumgebrek in België"
(nr. 2746)
02 Question orale de Mme Anne-Mie
Descheemaeker à la ministre de la Protection de
la consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement sur "le manque d'iode en
Belgique" (n° 2746)
02.01 Anne-Mie Descheemaeker (AGALEV-
ECOLO): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de
minister, collega's, in een Europees
wetenschappelijk tijdschrift voor endocrinologie
beschrijft men een studie over het opvallend en
alarmerend gebrek aan jodium bij de Belgen. Dit
wordt onder andere opgespoord via
urineonderzoek. Jodium is een sporenelement
met een belangrijke rol in het metabolisme door
zijn werking bij de vorming van
schildklierhormonen. Een tekort aan jodium in het
lichaam leidt tot de zogenaamde
jodiumdeficiëntieziektes zoals bijvoorbeeld
aantasting van de schildklierfuncties, mentale
achterstand, vermindering van de vruchtbaarheid
en verhoging van de perinatale en infantiele
mortaliteit. Dit betekent uiteraard dat zwangere
vrouwen en jongere kinderen de meest kwetsbare
groep vormen. Ik geef enkele cijfers over de
normale fysiologische behoefte. Voor een baby tot
12 maanden bedraagt die 5 mg per dag, voor een
jong kind tot 6 jaar 9 mg, voor een kind tussen 7
en 12 jaar 12 mg en voor iedereen boven de 12
jaar 15 mg. Bij zwangerschap en borstvoeding
bedraagt de behoefte 20 mg per dag. In 1992 was
hierover al een alarmerende studie verschenen.
Uit de laatste onderzoeken met de zogenaamde
tiromobiel waarbij duizenden schoolkinderen
onderzocht werden blijkt dat de aanvoer van
jodium iets verbeterd is maar nog steeds onder
het aanbevolen strikte minimum van 10 mg per
dag blijft. Men schrijft dit tekort vooral toe aan
inadequate voedingsgewoonten.

Mevrouw de minister, kunnen de
voedingsgewoonten de enige oorzaak zijn van dit
opvallend jodiumgebrek in België? Als dit niet het
geval is, wat zijn dan de andere oorzaken? Als dit
wel het geval is, wat zijn dan de verkeerde
voedingsgewoonten en op welke manier kan of zal
de overheid hierop invloed uitoefenen?

Zal de overheid richtlijnen opstellen of
maatregelen nemen om het jodiumtekort aan te
vullen? Als mogelijkheid wordt verwezen naar de
systematische toevoeging van kaliumjodide aan
het keukenzout, bijvoorbeeld in het brooddeeg bij
de bakker, als structurele oplossing voor het
tekort. Wat dan echter met mensen die zoutloos
eten ter bescherming van hart en bloedvaten?
02.02 Minister Magda Aelvoet: Mevrouw de
voorzitter, collega's, het jodiumtekort in België is
vooral te wijten aan onevenwichtige voeding. Dat
is ook zo in een aantal andere West-Europese
landen. Dat is geen troost. Er is een te lage
consumptie van melk, vis en dergelijke. Bovendien
is het gamma jodiumrijke voedingsmiddelen in ons
Westers dieet eerder beperkt. Voedingsopvoeding
kan leiden tot een hoger jodiumverbruik. Men
moet echter vermijden dat het zodanig
gedramatiseerd wordt dat men te veel zout
gebruikt. Dat kan ook schadelijk zijn. Het invoeren
van jodium in de voedingsketen moet dus op een
geleidelijke en gecontroleerde manier gebeuren. U
sprak over verrijkt tafelzout. Dat is een zaak die
aangemoedigd moet worden. Wij bevorderen ook
het gebruik van jodiumhoudend zout in bakkerijen
en andere voedingsindustrieën. Het totale
zoutgebruik mag echter niet toenemen. Het
toedienen van zout aan zuigelingen en kleine
kinderen is absoluut te vermijden.

De administratie ontvangt heel wat aanvragen in
verband met de notificatie van jodiumhoudend
zout in de voedingsindustrie. De reglementering
van verrijkte voedingsmiddelen wordt voor deze
waren soepel toegepast, precies om dat mogelijk
te maken. Inzake het aanmoedigen van met
jodium verrijkt zout moet erover gewaakt worden
dat dit niet leidt tot een te hoog gebruik. Het is
potentieel schadelijk. Voor personen die een
zoutarm of zoutvrij dieet moeten volgen, stelt dit
29/11/2000
CRIV 50
COM 310
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
een bijzonder probleem. Voor die laatste groep is
het belangrijk dat de medische en paramedische
wereld op de hoogte is van het aanbrengen van
jodiumrijk zout in de voeding en van de mogelijke
gevolgen bij het voorschrijven van aangepaste
voedingssupplementen. Deze personen moeten
een speciaal dieet volgen. De toelichting van het
medisch personeel gebeurt via wetenschappelijke
verenigingen en er is op de website van het
ministerie van Volksgezondheid een rubriek `Hoge
Gezondheidsraad' waar relatief uitgebreide
informatie te vinden is voor aangepaste
jodiumopname. Ik heb de informatie laten printen.
Zo kunt u ze nader bekijken.
02.03 Anne-Mie Descheemaeker (AGALEV-
ECOLO): Mevrouw de voorzitter, ik dank mevrouw
Aelvoet voor haar antwoord, maar ik heb toch nog
een kleine opmerking. Is er geen taak weggelegd
voor de federale overheid om, specifiek in verband
met zwangere vrouwen en zeker in verband met
jonge kinderen, bijvoorbeeld afspraken te maken
of informatie door te sturen via Kind en Gezin?
Zwangere vrouwen en kinderen gaan dit uiteraard
niet innemen in de vorm van zout; daar is dus
duidelijk een tussenkomst gewenst in verband met
een aanvullende manier om dit jodiumgebrek aan
te vullen.
02.04 Minister Magda Aelvoet: Mevrouw, dit moet
ik onderzoeken in overleg met de
gemeenschapsministers bevoegd voor de
volksgezondheid.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Samengevoegde interpellatie en vraag van
- de heer Hubert Brouns aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over 'de aanpak van de
dollekoeienziekte' (nr. 565)
- de heer Peter Vanhoutte aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over 'het gebruik van dierenmeel in
veevoeding' (nr. 2790)
03 Interpellation et question jointes de
- M. Hubert Brouns à la ministre de la Protection
de la consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement sur 'les mesures à prendre
pour lutter contre la maladie de la vache folle'
(n° 565)
-
M. Peter Vanhoutte à la ministre de la
Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur 'l'utilisation
de farines animales dans l'alimentation des
bestiaux' (n° 2790)
03.01 Hubert Brouns (CVP): Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik wil
even dieper ingaan op de aanpak van de
dollekoeienziekte. Een aantal weken geleden
bereikten de Franse BSE-perikelen een
hoogtepunt en op dat moment dacht u eraan te
moeten reageren als minister van
Volksgezondheid. U hebt een persbericht
verspreid waarin werd gesteld dat er op dat
moment geen reden tot paniek was. Er waren
immers geen nieuwe wetenschappelijke
elementen om dringende maatregelen te nemen.
Zo klonk het op 8 november.

Drie dagen later kondigde u, als minister, aan dat
de gedelegeerd bestuurder van het federaal
agentschap zo snel en zoveel als mogelijk testen
zou moeten doorvoeren. Dit gebeurde op dezelfde
dag dat een van onze topexperts, de heer
Vanopdenbosch, een verklaring aflegde waarin hij
stelde dat hij ervan uitging dat de ziekte zich zo
zou ontwikkelen dat wij op termijn met 160.000
gevallen zouden te maken hebben. Niet alleen
deze verklaring maar ook andere verklaringen van
experts lijken in schril contrast te staan met uw
geruststellende verklaringen van dat moment.

Even later dringt ook de Europese Commissie aan
meer maatregelen te nemen. Ze stelt dat alle
risicodieren en dieren boven een bepaalde leeftijd
moeten worden getest. Over die testen bestaat er
heel wat onduidelijkheid. Wij vernemen eerst dat
er een politieke consensus zou zijn in de kring van
de Europese ministers van Landbouw, die stellen
dat vanaf 1 januari 2001 alle risicodieren ouder
dan 30 maanden verplicht zullen getest worden op
BSE. Er was dus een consensus op de Europese
Ministerraad van Landbouw, maar die was niet
naar de wet van het Veterinair Comité. Die
besliste 's anderendaags de testen uit te breiden.
Dit betekent dat vanaf 1 januari 2001, vanaf
volgend jaar dus, alle runderen die als risicodieren
kunnen worden beschouwd, zullen worden getest.

Het moet duidelijk zijn dat dit voor de buitenwereld
niet duidelijk is. Wie heeft nu een beslissing
genomen en welke beslissing zal worden
uitgevoerd? Nadat het Veterinair Comité een
standpunt heeft ingenomen moet dit politiek
vertaald worden. Dat blijkt uit een zin uit een
communiqué dat de dag nadien is verschenen. Ik
citeer: "Het zou kunnen dat deze tests er slechts
geleidelijk aan zouden komen en dat sommige
landen alsnog ontsnappen aan die
testverplichting." Van duidelijkheid gesproken! Dit
zijn officiële communiqués die iedereen kan lezen
mocht hij dat willen, via internet maar ook in de
krant uiteraard.
CRIV 50
COM 310
29/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7

Dat doet mij nog even stilstaan bij de testen zelf.
Ik wil kort schetsen wat die testen ons leren. Als
een besmet kalf gedurende zijn eerste 5 jaar
getest wordt, dan zullen we niets detecteren met
de tests waarover we nu beschikken.

Op zich is dat niet erg, want in de incubatietijd van
5 jaar is de ziekte niet overdraagbaar. In de
periode van 5 tot 7 jaar daarentegen, is de
overdraagbaarheid wel aanwezig, maar kunnen
we de ziekte - met de huidige techniek - niet
ontdekken.

Ik denk dat een juiste inschatting zeer belangrijk
is. Nu creëren we immers een beeld dat we door
een veralgemening van de tests het net kunnen
dicht maken, terwijl niets minder waar is. Onze
redenering klopt enkel als we de tests uitvoeren
vanaf 7 tot 7,5 jaar. In deze periode is
overdraagbaarheid en vaststelling van besmetting
mogelijk. Het is dus cruciaal om te weten dat uit
tests bij geslachte dieren tussen 5 en 7 jaar niet
blijkt of zij besmet zijn. Technische uitleg over de
tests is dus van het allergrootste belang en de
communicatie erover dient op punt gesteld. Het
beeld dat het net zich door vermenigvuldiging van
de tests zal sluiten klopt dus niet.

Een andere, reeds door expert Vanopdenbosch
gesignaleerde, problematiek is dat het probleem
zich niet alleen in de rundveesector voordoet. Het
BSE-scenario zal zich wellicht ook in de
schapensector voordoen. Hierover wil ik enkele
vaststellingen en vragen formuleren. In
augustus
2000 gelastte u de gedelegeerd-
bestuurder van het Federaal Agentschap met de
opdracht de werkzaamheden van de verschillende
betrokken administraties te coördineren, de
laatste wetenschappelijke bevindingen te
analyseren en voorstellen te formuleren om de
gezondheidsrisico's verbonden aan deze epidemie
te beperken. Daarnaast zou een werkgroep
evalueren of een volledig verbod van dierenmeel
opportuun is.

Ik wil over dit laatste onderdeel twee vragen
stellen. Ten eerste, heeft de gedelegeerd-
bestuurder ondertussen zijn voorstellen
geformuleerd? Welke waren zijn voorstellen en
welk gevolg hebt u eraan gegeven? In verband
met het dierlijk meel wou ik weten of de
werkgroep zijn activiteiten heeft beëindigd en
welke aanbevelingen werden gedaan? Welke
gevolg werd aan die aanwijzingen gegeven?

Inzake tests vernam ik graag over welke capaciteit
wij in dit land beschikken. Worden maatregelen
genomen om deze capaciteit op te voeren en welk
schema wordt terzake opgesteld? Ondertussen
heeft u een antwoord gegeven op de vraag wie de
tests gaat betalen, maar hoeveel tests werden
volgens het oorspronkelijke programma voorzien?
Wat was de statistische relevantie van die tests?
Hoe motiveert de minister de omslag van
steekproefgewijze tests naar veralgemeende
tests? Waarom kwamen deze maatregelen er
slechts nadat de Europese Commissie daarop
heeft aangedrongen? Wat gebeurt in afwachting
met de dieren die werden getest en met de dieren
die tot hetzelfde lot behoren?

Indien de verklaringen van de heer
Vanopdenbosch correct zijn - en ik neem aan dat
hij als expert toch weet waarover hij spreekt - is
een andere vraag of wij ook voor de
schapensector voorzorgsmaatregelen moeten
nemen. In een persverklaring over dit probleem in
de rundveesector zegt u namelijk dat u het
voorzorgsprincipe toepast. U hebt op een bepaald
moment gezegd dat het zeer belangrijk is om dit
toe te passen. De vraag is in welke mate u dit doet
ten aanzien van de problemen die mogelijk ook in
de schapensector zouden kunnen opduiken.

Mevrouw, fundamenteel is van u ook het volgende
te vernemen. De veralgemening van de testen
wordt door u verantwoordt vanuit het
volksgezondheidsperspectief. In dat geval is het
eigenlijk vreemd dat u vond die testen op 8
oktober niet te moeten laten plaatsvinden, want op
8 oktober hebt u zelfs de bevolking gerustgesteld.
U had daar misschien wel redenen toe, maar drie
dagen later blijkt het toch anders gelopen te zijn
dan u dacht. Drie dagen later verklaarde u
namelijk dat we de testen wél moesten
veralgemenen. Er moet in die periode dus ofwel
zeker, ofwel zeker géén bijkomend
wetenschappelijk onderzoek gebeurd zijn, dat u tot
deze beslissing heeft aangezet. Maar het is toch
vreemd om op zeer korte tijd radicale, andere
standpunten in te nemen. Ik neem aan dat u daar
uw redenen voor gehad hebt en ik neem ook aan
dat wij die dadelijk zullen vernemen.
03.02 Peter Vanhoutte (AGALEV-ECOLO):
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister,
collega's, wat mij vooral zorgen baart in de huidige
ontwikkeling van de BSE-crisis is het feit dat
steeds meer landen binnen en buiten de Europese
Unie overgaan tot het nemen van unilaterale
maatregelen. Men lijkt eigenlijk een beetje de
pedalen kwijt te zijn in deze crisis. Dat is nog al
vertoond in het verleden bij andere gelijkaardige
crisissen, maar ik stel vast dat men zelfs niet meer
wacht op de Europese Unie. Men neemt ad hoc
29/11/2000
CRIV 50
COM 310
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
een aantal maatregelen waarvan men denkt dat
die nuttig zijn of dat die van pas komen, wat ook
de achterliggende gedachte daarvan moge zijn.
Het betreft hier maatregelen zoals in- en
exportverboden, discussies over een algemeen
verbod op dierenmeel in het veevoeder, de
problematiek rond uit welke landen men nog vlees
toelaat en uit welke landen niet. Ik vind het toch
wel merkwaardig dat men de zaak nu ook uitbreidt
van de runderen naar de schapensector. Zoals ik
deze week in een krant las kunnen we dan
misschien na de schapen ook over de herten gaan
praten, en na de herten weer over andere dieren.
In deze discussie lijkt het einde zoek. Ik vraag me
af waar het gezond verstand in dit soort dossiers
blijft.

Mijn vragen in dit verband zijn de volgende. Ten
eerste, ik wil toch eens even peilen naar dat
algemeen verbod op het gebruik van dierenmeel
in veevoeders. We hebben het er tijdens de
dioxinecommissie ook uitgebreid over gehad. Ik
hoop dat ik verkeerd ben, maar ik voorzie dat men
op de Landbouwraad van 4 december onder druk
van een aantal lidstaten een politieke beslissing
zal nemen en dat men op een veralgemeend
verbod zal aansturen. Mijn vraag is of u dit
waarschijnlijk acht, want ik stel vast dat men ook
niet meer louter de wetenschappelijke
bevindingen lijkt te volgen wanneer het op
beslissingen nemen aankomt.

Ten tweede, collega Brouns heeft het uitgebreid
gehad over het gebruik van de testen. Het is
inderdaad belangrijk dat men overschakelt op
testen die sneller resultaten opleveren én dat er
meer testen gebeuren. Ik ben het met collega
Brouns eens wat betreft de kritiek op de leeftijd
van de geteste dieren. Daar is er inderdaad een
probleem, het gaat niet op zomaar te testen om te
testen. Als men bijvoorbeeld in Duitsland eindelijk
een dolle koe gevonden heeft, heeft dat alles te
maken met het feit dat men wat betreft de leeftijd
van de dieren van optiek veranderd is.

Mijn vraag wat de testen zelf betreft sluit aan bij
een opmerking die professor Van Hoof, ons ook al
bekend als expert in de dioxinecomissie, maakte
op de radio in het begin van deze week. Volgens
hem zullen de kosten uiteindelijk weer worden
afgewenteld op de consument. Dan riskeren we
dat de rundveehouders twee keer gestraft zullen
worden. Enerzijds zullen zij op zich al een lagere
afzet van hun runderen hebben. Anderzijds zou
het feit dat het rundvlees door de bijkomende
kosten duurder zou worden, ook weer leiden tot
een lagere afzet. Ik vraag mij dan ook af of de
consument inderdaad zal opdraaien voor die
kosten. Welke rol zal de Europese Unie in dit
verband spelen? Zouden er eventueel financiële
engagementen vanuit die hoek kunnen komen?
03.03 Minister Magda Aelvoet: Mevrouw de
minister, mijnheer Brouns, eerst en vooral ga ik in
op uw vraag inzake wat u noemde de
geruststellende communicatie in de periode rond
8
november
2000. Ik heb al mijn
persmededelingen meegebracht.

Einde augustus 2000 hebben wij naar aanleiding
van de Engelse studie, die terecht veel aandacht
kreeg in de pers, een persbericht verstuurd met
als titel "België volgt de situatie op de voet". Toen
al kondigden wij in de laatste paragraaf daarvan
aan dat wij vanaf 1 januari 2001 zouden beginnen
met het uitvoeren van snelle testen. De invoering
van dergelijke testen zou ertoe leiden dat het
aantal ontdekte gevallen zou toenemen in heel
Europa, dus ook in België. Dat zou ons de
mogelijkheid geven om de epidemie en de
uitbreiding ervan beter te volgen en meer
maatregelen te nemen om de consument te
beschermen. De titel van de mededeling van
8 november was: "Waakzaamheid, maar geen
paniek". Waarom geen paniek? Omdat de reactie
die toen loskwam, voornamelijk in Franstalig
België, gebeurde naar aanleiding van de
maatregelen in Frankrijk, waar het probleem
echter niet groter was dan zes maanden daarvoor.
Op grond daarvan heb ik inderdaad iets gezegd in
dat bericht, en wel dat het geheel van de
maatregelen garant moest staan voor het
beperken van het besmettingsrisico bij runderen
en de overdracht van de gekkekoeienziekte naar
de mensen. Het is niet uit te sluiten - heel Europa
zit in die situatie - dat er een totale situatie zou
ontstaan waarbij een absoluut nulrisico zou
kunnen worden gegarandeerd dankzij goede
maatregelen. Er is wel een verschil met te
proberen alle mogelijke maatregelen te nemen om
een maximale bescherming te krijgen.

Vorige week heb ik het er reeds over gehad en ik
zal niet alles herhalen, maar België heeft in de
hele besluitvorming van Europa resoluut de kaart
van de volksgezondheid getrokken. Zelfs bij de
maatregelen waarin wij hadden voorzien vanaf 1
januari 2001 is er wel degelijk sprake van het
volledig toezicht op alle risicodieren. Wij
veranderen dat niet omwille van Europa.
Risicodieren zijn op de allereerste plaats toch de
noodslachtingen. Bij ons geldt daarvoor geen
leeftijdsbeperking. Het is dus niet vanaf 30
maanden. Op het vlak van de Europese
coördinatie was er wel een probleem, namelijk dat
in de aanloop naar die besluitvorming op de
CRIV 50
COM 310
29/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
Landbouwraad, die overigens nog niet helemaal is
voltooid, er twee elementen speelden. Dat waren
de elementen risicorunderen en een bepaalde test
op alle dieren van een bepaalde leeftijd.
Verwarring ontstond doordat men bij de
risicorunderen nu de bepaling van 30 maanden
heeft voor 1 januari 2001, terwijl voor de
maatregelen voor alle runderen, die moeten
ingaan vanaf 1 juli 2001, ook de beperking geldt
vanaf de leeftijd van 30 maanden. Dat is voor een
stuk een communicatieprobleem. Het probleem
waarmee ik werd geconfronteerd tussen
8 november 2000 en 11 november in termen van
communicatie was dat ik vanaf 8 november een
duidelijk informatief overzicht heb gegeven van de
genomen maatregelen en de maatregelen in
voorbereiding.

Dat was niet alleen conform de Europese
regelgeving, wij stonden zelfs al een stap verder,
aangezien bij ons noodslachtingen, ook van een
beperkt percentage van dieren boven een
bepaalde leeftijdsgrens, waren ingecalculeerd. Dat
is na een gesprek met de heer Vanopdenbosch op
mijn kabinet zo afgesproken.

Op 11 november, om zes of zeven uur 's ochtends
krijg ik dan plots een mededeling van de
commissie, die in paniek begint te reageren op
individuele, unilaterale maatregelen in
verschillende landen en die ineens aan
overshooting doet. De commissie was van oordeel
was dat er veel meer maatregelen moesten
worden getroffen. Daar wij ons toen in een
delicate fase bevonden, heb ik herhaald dat wij al
veel meer deden dan wat Europa vroeg en dat wij
zeker zouden overwegen nog meer te doen. Wij
waren al bezig met het onderzoeken vanaf welke
leeftijd wij een grotere groep zouden kunnen
testen.

Ik zeg u zeer eerlijk dat het wel waar was dat het
omwille van de Europese communicatie was, dat
wij het op dat ogenblik het beste achtten dat
signaal te geven, ook omdat we door het
uitgewerkt standpunt dat wij hebben ingenomen
op de Europese Ministerraad bij de topgroep
zitten, niet alleen voor bepaalde zaken in het
verleden, maar ook wat onze voorstellen voor de
toekomst betreft.

Ik zal gedetailleerder op uw vragen in gaan. Het is
inderdaad zo dat eind augustus de heer Beernaert
reeds de opdracht kreeg om de coördinatie van
een werkgroep van experts op te richten. De heer
Vanopdenbosch is uiteraard het meest beslagen
lid van die werkgroep omdat hij in 1986 in het
wetenschappelijk Europees comité hierover
zetelde. De belangrijkste opdracht van die
werkgroep is het onderzoek naar de gevolgen van
de meest recente wetenschappelijke inzichten en
het uitwerken van voorstellen van maatregelen die
moeten worden genomen. Ook de voorbereiding
van de Belgische standpunten bij de internationale
instanties, het verstrekken van adviezen over de
omzetting van Europese maatregelen in Belgisch
recht en het voorstellen van eigen maatregelen
behoort tot zijn taken.

Er zijn adviezen gegeven over verschillende
dossiers: ten eerste, de versterking van de
maatregelen voor epidemiologische bewaking
door klinische opsporing en door het uitwerken
van een programma voor snelle testen. Ten
tweede, hebben zij een advies uitgewerkt voor het
beheer van de lijst van specifieke risicomaterialen.
Ten derde, zijn zij bezig met de voorbereiding van
een systematiek voor het snel testen van runderen
boven een bepaalde leeftijd. Uiteraard gebeurt dit
met het oog op de bescherming van de
voedselveiligheid. Ten vierde, wenst de werkgroep
een verbod op de verwerking van kadavers in
dierenmeel. Daarover is een uitgebreide
argumentatie voor Europa uitgewerkt. Dat verbod
is immers nog altijd niet verworven op Europees
vlak, hoewel wij daar al zeer lang mee bezig zijn.

De adviezen van die werkgroep hebben mijns
inziens in zeer ruime mate bijgedragen tot de
kwaliteit van de Belgische standpunten in dat
dossier. Zoals u weet is het Belgische beleid in
verband met dierenmeel steeds aan een
Europese context getoetst geweest. Nochtans
mag worden toegevoegd dat wij al initiatieven
namen voordat Europa dat deed. Zo hadden wij
beslist reeds vanaf februari 1998 al het
risicomateriaal bij runderen weg te nemen. Pas in
oktober 2000 werd dit door Europa verplicht.

Wat het toekomstige beleid betreft, zien we dat er
in de nationale standpunten van de EU-lidstaten
elke dag andere variaties opduiken.

Er ontstond een grote blokkadeactie omtrent het
dierenmeel, veel groter dan met betrekking tot de
testen want op dat vlak situeerden wij ons relatief
goed.

Vanaf 1 januari komt er een risicotest voor
runderen boven de 30 maanden, maar wij gaan
duidelijk verder en vanaf 1 juli komt er een
evaluatie voor alle runderen boven de 30
maanden, wat een grote populatie betreft.

In concreto bestond er geen mogelijkheid tot
eensgezindheid wat betreft het dierenmeel,
29/11/2000
CRIV 50
COM 310
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
omwille van het feit dat Frankrijk unilaterale
stappen ondernam en deze zonder meer, gezien
hun voorzitterschap, aan heel Europa wou
opleggen, terwijl andere landen ervan uitgingen
dat hun situatie veilig was en deze maatregelen
onnodig vonden.

Thans blijkt dat bepaalde landen, zoals Spanje en
Duitsland, die zich aanvankelijk erg verzetten
tegen de maatregelen in verband met dierenmeel,
er een andere mening op nahouden naar
aanleiding van de plotse ontdekking van dolle
koeien op hun territorium.

De uittreksels terzake wijzen op een belangrijke
evolutie met betrekking tot de verschillende
standpunten. Men heeft er mij overigens op
gewezen dat het geen toeval is dat in die landen
hier en daar een geval wordt ontdekt alvorens de
testen worden ingevoerd. Immers, op die manier
wordt de bevolking voorbereid op het feit dat
testen zullen uitwijzen dat er zich ook bij hen
problemen voordoen die echter tot op heden niet
werden toegegeven.

Tijdens de commissievergadering van vorige
week lichtte ik uitvoerig ons standpunt toe omtrent
het te voeren beleid. Wij zullen evolueren van een
gradueel naar een totaal verbod van dierenmeel.
Op korte termijn zullen de volgende elementen
onmiddellijk worden ingevoerd: het vermijden van
elke vorm van kapitalisme, organisatie van het
transport derwijze dat kruisbesmetting wordt
uitgesloten, verbod om de producten van
noodslachtingen en de producten die na keuring
niet goed worden bevonden voor menselijke
consumptie, te verwerken tot dierenmeel.

Op lange termijn zal de wil van België worden
gemanifesteerd om zich principieel te scharen
achter een totaal verbod van dierenmeel. Dit
veronderstelt een analyse van de mogelijkheden
om dierenmeel zoals het tegenwoordig wordt
vervaardigd, te vervangen en bijkomend
onderzoek te verrichten naar de praktische kant
hiervan. Deze opdracht is evenwel niet eenvoudig
want dit houdt in dat grote hoeveelheden
dierenmeel zullen moeten worden verbrand. Het
kostenplaatje zal navenant zijn en zal voor ons
land een bijzonder ingewikkelde aangelegenheid
worden, aangezien alle aspecten -
ook de
financiële - betreffende
afval
en
slachtafval
behoren tot de bevoegdheid van de gewesten,
terwijl de maatregelen op federaal vlak zullen
worden genomen. Het is bekend dat zulks vaak
leidt tot heel wat wrevel.

Dit alles belette ons echter niet om op een
consequente manier achter dit standpunt te staan.
Op 4 december 2000 zal duidelijk worden welke
concrete stappen Europa terzake zal zetten. Onze
permanente vertegenwoordigers gaven ons een
overzicht van de ontwikkelingen van de voorbije
dagen met betrekking tot dierenmeel.
Aanvankelijk bestond er geen eensgezindheid
terzake, maar de situatie evolueert dagelijks. De
stand van zaken op 28 november verschilt reeds
van die van de dag voordien. Het zou een fulltime
job zijn deze situatie op de voet te volgen.

Hoe dan ook, belangrijk is dat de bakens worden
uitgezet en dat de zaak op een consequente
manier wordt benaderd en verdedigd.

De deskundigengroep die onder leiding van de
heer Beernaert heeft gewerkt, heeft zich
inderdaad uitgesproken voor een
geprogrammeerde uitstap in de richting van een
totaal verbod.

De snelle tests die vanaf 1 januari 2001 worden
uitgevoerd in het kader van de versterking van de
epidemiologische bewaking, zijn door de
commissie beperkt tot risicodieren boven een
bepaalde leeftijd. Wij zullen alle noodslachtingen,
ongeacht de leeftijd, testen. Die testen worden
uitgevoerd door de laboratoria van het CODA te
Ukkel, waar, onder andere, de heer
Vanopdenbosch werkt. Volgens alle informatie die
we daaromtrent hebben gekregen, beschikt dit lab
over voldoende capaciteit om die opdracht te
kunnen uitvoeren.

Er ontstaat een probleem als we vanaf 1juli alle
andere tests zullen doen. Daarom is men nu bezig
om het systeem van geaccrediteerde laboratoria,
dat wij destijds hebben ontwikkeld in het kader
van de pcb- en dioxineanalyses, op te starten. Er
zal een oproep gebeuren tot kandidaat-laboratoria
met een specifieke erkenning. Ik spreek over een
echte accreditatie met het oog op technische
deskundigheid en betrouwbaarheid. Uiteraard zal
men rekening moeten houden met een strikt
lastenkohier, dat zowel de kwaliteit van het werk
als de nodige garanties moet verschaffen inzake
de snelle overdracht van de resultaten. Snelheid is
hier uiteraard zeer belangrijk.

De financiering ligt momenteel ter studie. De
volgende elementen inzake de cofinanciering heb
ik al meegedeeld. Wij hebben erop aangedrongen
dat er een cofinanciering zou komen. Dat principe
is verworven. Hoeveel dat juist zal zijn is op dit
ogenblik onduidelijk. Het saldo zal uiteraard voor
een stuk, op een of andere manier, ten laste van
de eigen overheidsmiddelen komen, maar het zal
CRIV 50
COM 310
29/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
uiteindelijk ook via de markt aan de consument
worden doorgerekend.

Ik moet eerlijk toegeven dat ik daarover niet
verontwaardigd ben. De consument staat er
terecht op dat hij een maximaal gegarandeerd
product krijgt. Dat dit in een periode van extra
waakzaamheid en extra maatregelen iets duurder
wordt, aanvaarden wij ook voor andere producten.
Ik vind dat niet schandalig. Sommige mensen
proberen dat als totaal onaanvaardbaar voor te
stellen. Ik vind dat niet onaanvaardbaar.

Wat de ontwikkeling van de Europese initiatieven
betreft, zal op 4 december duidelijk worden hoever
Europa wil gaan. Wij zullen ons in ieder geval
totaal inzetten om vanaf 1 januari in de
beschreven omvang te starten en ons voor te
bereiden om klaar te zijn tegen 1 juli 2001. Er
wordt inderdaad overwogen om het programma
van de snelle tests te vervolledigen en heel de
programmatie van de tests zoals gepland voor de
risicodieren, waarvan het doel zeer duidelijk de
epidemiologische bewaking is, te vervangen door
systematische tests op alle geslachte runderen
boven een bepaalde leeftijd. De commissie stelt
dertig maanden voor. Het is van uitzonderlijk
belang dat in een open markt zoals die van
Europa, zeker bij een geharmoniseerde
reglementering, maatregelen van die omvang
Europees worden genomen. Anders komen we in
de problemen, zoals de sluiting van de grenzen.

De mogelijkheid om vroeger op een dergelijke
systematische wijze te gaan testen, was niet
eerder voorhanden omwille van het ontbreken van
voldoende performante analysetechnieken. Op de
persconferentie die ik op 18 november heb
gegeven, heb ik zeer duidelijk gezegd wat de
beperkingen van de snelle tests zijn. Ik heb dat
duidelijk verklaard naar aanleiding van het
symposium over BSE en de nieuwe variant van
Creutzfeldt-Jacob, dat op 19 november in België
plaatsvond. Dat was een internationaal kwalitatief
hoogstaand symposium, dat uit onze twee
surveillancesystemen en de continuïteit die
daaraan is gegeven, tot stand is kunnen komen.

Ik ben bereid u een aantal teksten van de
studiedag te bezorgen. Het verslag bevat een
aantal aanbevelingen die de situatie in België nog
kan verbeteren. We zullen alles in het werk stellen
om de aanbevelingen om te zetten in effectieve
maatregelen.

Ik ben me er zeer goed van bewust dat het nog
groter beschermingsniveau die deze testen
oplevert niet leidt tot een nulrisico. Ik wens echter
te benadrukken dat een uitbreiding van de testen
wel een betere inschatting van het totale volume
kan verzekeren.

In Groot-Brittannië dat de grootste epidemie heeft
meegemaakt, dalen de cijfers inzake BSE-
besmetting reeds. Men heeft er 84 gevallen
vastgesteld op 4 jaar. Dit is een paar tientallen per
jaar in het land dat het hevigst werd getroffen. Dat
niemand precies weet hoelang de
incubatieperiode bij de mens is, blijft een factor
van onzekerheid. Als we er zeker van zouden zijn
dat de incubatieperiode bij de mens gelijk is aan
die van de runderen, gemiddeld 5,5 jaar, zouden
we veel beter in staat zijn de omvang van de
besmetting te berekenen. Een miljoen runderen in
Groot-Brittannië tegen 18 runderen in België. Dat
is een groot verschil. Het is correct dat we een
kleinere bevolking hebben. We mogen ons
verwachten aan een paar gevallen van
besmetting. Hoeveel is op dit ogenblik niet te
voorspellen. We moeten alle nuttige maatregelen
nemen. Dit gezondheidsrisico moet echter
eveneens gerelateerd worden aan andere risico's.
Men zal moeten afwegen hoeveel miljarden men
voor de bestrijding van elk van die risico's
overheeft.

Als het resultaat van een snelle test positief is,
krijgt men het statuut van BSE-verdenking. Dit
betekent dat heel het hersenweefsel als verdacht
wordt beschouwd. Het wordt onderworpen aan
een diagnostische laboratoriumanalyse en
vervolgens verbrand. Bij bevestiging van de initiële
diagnose wordt het dier als besmet beschouwd en
worden op de kudde van oorsprong onmiddellijk
de klassieke bestrijdingsmiddelen toegepast. Dan
wordt het surveillancesysteem toegepast op heel
de kudde en de vertakkingen ervan zoals sperma.
Als door fraude of vergissing een niet­
identificeerbaar dier positief wordt bevonden,
kunnen de klassieke maatregelen ten aanzien van
de kudde van oorsprong uiteraard niet worden
genomen. Bij fraude staat men altijd buitenspel.
Dankzij de efficiëntie van het Belgisch
identificatiesysteem zal een dergelijke situatie
eerder uitzonderlijk voorkomen.

U bent zeker op de hoogte van het feit dat Sanitel
momenteel ernstige inspanningen doet om de
identificatie nog sluitender en efficiënter te maken.
Ik haalde onder meer maatregelen aan met
betrekking tot dieren die naar destructiebedrijven
worden overgebracht.

Op dit ogenblik werden in geen andere
maatregelen bij runderen en schapen voorzien
dan deze die door de Europese Commissie in het
29/11/2000
CRIV 50
COM 310
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
kader van de epidemiologische bewaking en de
vroegtijdige opsporing werden gepland, rekening
houdend met onze interpretatie van de
noodslachting, zoals reeds is gezegd. Op basis
van de informatie die ik uit de wetenschappelijke
wereld krijg, kunnen de maatregelen zeer snel
evolueren en dit zodra de resultaten van het
wetenschappelijk onderzoek, dat momenteel in
verband met de gevoeligheid voor BSE van
andere diersoorten wordt gevoerd, bekend zijn.
Op dit ogenblik heeft geen enkel schaap in
natuurlijke omstandigheden BSE heeft ontwikkeld.
Wij verwachten tegen eind december 2000 de
resultaten van de studie.

Voor de risicobeheersing van de
overdraagbaarheid van BSE door schapen wordt
momenteel uitgegaan van het voorzorgbeginsel.
Dat betekent dat, zonder de resultaten van de
lopende studie af te wachten, alle risicomaterialen,
afkomstig van die diersoorten, nu al worden
verwijderd en vernietigd. Dit gebeurt nu reeds voor
schapen en geiten. Indien zou blijken dat
bijkomende maatregelen noodzakelijk zijn, zal de
regering niet aarzelen deze daadwerkelijk te
nemen. Ik kan u verzekeren dat de meest
gereputeerde BSE-experts de ontwikkeling op de
voet volgen en mij daarvan bijna dagelijks op de
hoogte brengen.
03.04 Hubert Brouns (CVP): Mevrouw de
minister, ik dank u uiteraard voor het uitvoerig
antwoord. Ik heb er veel begrip voor dat het
communiceren over een dergelijke
aangelegenheid met de gemeenschap niet
eenvoudig is. Aan de andere kant kunnen we er
niet omheen dat de berichten, misschien niet
volledig overgenomen zoals u ze verspreid hebt,
leiden tot geruststellende vaststellingen. Er wordt
gezegd dat er geen nieuwe wetenschappelijke
elementen zijn om bijkomende testen te doen. Die
berichten steken enigszins af tegen het feit dat
een paar dagen later werd meegedeeld dat het
veralgemenen van de testen ons zou worden
opgelegd. De media nemen uiteraard alleen de
belangrijkste elementen uit de berichten over. We
moeten daar rekening mee houden. We hebben
ervaren hoe belangrijk het is om goed te
communiceren in een crisisperiode. Ook nu blijkt
weer dat er dagelijks dingen veranderen in de
strategie van de lidstaten. Als gevolg van de
testen die de Europese Raad voor Landbouw op
het terrein uitgevoerd wil zien ontwikkelt zich iets
anders dan datgene wat zich in het Permanent
Veterinair Comité ontwikkelt. Deze berichten lopen
echter door elkaar en de goegemeente weet niet
wie wat gezegd heeft.
Op dit moment moet u maar eens vragen aan
degenen die in deze materie geïnteresseerd zijn
welke testen nu uiteindelijk verplicht zijn en in alle
lidstaten zullen worden uitgevoerd. U zegt zelf dat
de politieke afhandeling nog plaats moet vinden.
Als u de media erop naslaat, zult u vaststellen dat
iedereen ervan uitgaat dat de beslissingen
genomen zijn en dat er vanaf 1 januari een aantal
testen zullen worden uitgevoerd.
03.05 Minister Magda Aelvoet: Dat is juist, vanaf
1 januari zullen er een aantal testen worden
uitgevoerd. Het staat echter nog niet vast hoe dat
juist zal gebeuren.
03.06 Hubert Brouns (CVP): Na 4 december zal
men natuurlijk andere berichten naar buiten
moeten brengen. Men zal dan vragen of men nu
weer van houding verandert. Uiteraard vult men
alleen aan of verfijnt men. Het is zeker geen
sinecure om dit over te brengen. Wij zijn ons daar
zeker van bewust. Het geeft ook aan hoe
belangrijk het is dat wij beschikken over een
wetenschappelijk comité, in ons land en in
Europa, dat met gezag kan zeggen waar het om
te doen is. Ik verwijt u niet dat men over die testen
veel te algemeen spreekt. U hebt dat op een
bepaald moment wel aangegeven maar ik wijs
erop dat dit wellicht niet zo is overgekomen. Als ik
mensen daarover vragen stel, zelfs mensen die bij
het IVK werken, dan denken ze na en zeggen ze
dat ze dit eigenlijk inderdaad te sterk
veralgemenen. Zij laten uitschijnen dat alle testen
even belangrijk en resultaatgericht zijn. Dat is
natuurlijk niet het geval. Deze belangrijke nuances
moeten wij in de communicatie aanbrengen zodat
we straks niet opnieuw met misverstanden en
onnodige paniek bij de consument te maken
krijgen. Uiteindelijk is het daarom te doen.

Ik deel uw mening niet volledig als u zegt dat de
consument ook dient te betalen voor de kostprijs
van een veilig product. Als wij zelf nog zoeken wat
we moeten doen en daardoor veralgemenen en
de kostprijs opdrijven, dan mag de consument
daar niet de dupe van worden. U kunt dit natuurlijk
aan het algemeen voorzorgsprincipe toeschrijven.

Ik denk dat wetenschappelijk onderbouwd beleid
ertoe kan leiden dat de prijzen van die producten
niet de hoogte in gejaagd worden. Dat is ook een
belangrijk besluit van de dioxinecommissie. Het
kan er ook toe leiden dat de consument met
minder paniek reageert op maatregelen en dat de
consument niet de pineut is als de kostprijs van
het product opgedreven wordt. Tot zover mijn
bedenkingen. Ik denk dat dit verhaal nog niet ten
einde is. We zullen er zeker nog op terugkomen.
CRIV 50
COM 310
29/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13

Ik denk dat het zeer belangrijk is te weten hoe
mensen op het terrein met bepaalde zaken
moeten omgaan. Ik heb verschillende zaken
genoteerd omdat het zo onwaarschijnlijk lijkt. Zelfs
van een besmette koe weten we niet waar het
bloed naartoe gaat. Alles wordt centraal
opgevangen. Waar zijn we mee bezig? Ik kan me
niet voorstellen dat een besmet dier niet in
quarantaine geplaatst wordt, onderzocht wordt en
in quarantaine blijft tot het de weg vervolgt. Dat is
een bemerking in de rand van de bespreking. Ik
stel vast dat er nog heel wat onwetendheid is bij
mensen op het terrein. Het zijn misschien ook
misverstanden. Hopelijk weet de
verantwoordelijke van een instelling wel wat hij
moet doen. Als men verklaart dat bloed
opgenomen wordt in de container waar de rest
aanwezig is, heeft het testgebeuren geen zin. De
rest wordt namelijk niet vernietigd, maar wordt
verwerkt in de consumptie. Het zijn
verontrustende elementen. Er is een streng
testprogramma, maar het moet goed toegepast
worden.
03.07 Peter Vanhoutte (AGALEV-ECOLO):
Mevrouw de voorzitter, de heer Brouns heeft op
twee belangrijke zaken gewezen, namelijk een
degelijke communicatie en een wetenschappelijke
onderbouw, om geen paniekvoetbal te gaan
spelen. Ik wil daar nog een derde element aan
toevoegen, dat we evenwel minder in handen
hebben. Het betreft het Europese niveau. Ik stel
vast dat daar soms paniekvoetbal wordt gespeeld.
We moeten er alles aan doen om tot concrete
afspraken te komen. De Landbouwraad van 4
december is in aantocht. We wegen misschien
niet zwaar, maar we moeten onze invloed laten
gelden. U zal dat niet nalaten, ook via uw collega.
We moeten daarom tot duidelijke afspraken
komen. We moeten de Europese instanties, zoals
het Permanent veterinair comité duidelijk maken
dat een zinvolle en efficiënte communicatie
uitermate belangrijk is en dat de communicatie
niet van uur tot uur mag veranderen, zoals dit
blijkbaar het geval is. We spreken van een
verregaande Europese integratie op alle niveaus.
Wanneer het er echt op aan komt, bedroeft het mij
te zien dat uiteindelijk vooral de lidstaten aan de
kop van het peloton voor hun eigen economische
en gezondheidsbelangen kiezen en daarbij de
anderen en de Europese samenhang uit het oog
verliezen.
03.08 Annemie Van de Casteele (VU&ID):
Mevrouw de voorzitter, ik sluit mij voor honderd
procent aan bij collega Vanhoutte. Ik denk dat er
inderdaad een overleg nodig is met de burgers.
De vraag rijst of de consument bereid is om, na
afweging van de risico's en de kosten, meer te
betalen. Vanaf 1 juli 2001 wil de minister 200.000
dieren laten testen. Voor de prijs van 4.000 frank
per test, betekent dit 800 miljoen frank per half
jaar. Op jaarbasis betekent dit 1.6 miljard. De
vraag is wie dat zal betalen. Daar komt nog bij dat
het verbod op kadavers bijkomende kosten
oplevert voor de consument. Die kosten zullen
immers doorgerekend worden. Stelt men een
totaal verbod op dierenmeel in, dan kan men zich
afvragen of de bijkomende kosten opwegen tegen
de risico's.

Mevrouw de minister, u zegt zelf dat er veel
grotere risico's bestaan voor de gezondheid, tabak
bijvoorbeeld. Waarom verbiedt men tabak niet, als
men weet dat dit zoveel mensenlevens per jaar
eist? Ik denk dat men dat debat met de publieke
opinie moet voeren. Men moet ook vermijden dat
men voor dierenvoeding strengere normen
hanteert dan voor de levensmiddelen van
mensen. Op den duur zal slachtafval van vlees,
dat getest en voor consumptie geschikt bevonden
is, niet meer mogen verwerkt worden in
veevoeders. Men kan zich afvragen waartoe dit
leidt. Als men het dierenmeel totaal verbiedt, is de
volgende stap het verbod om beenderen te
gebruiken voor gelatine. In de keuken staat dit
gelijk met het verbod om een goede fond, soep of
consommé te bereiden.
03.09 Minister Magda Aelvoet: Mevrouw Van de
Casteele, ik vraag toch om nuchter te blijven.
Sommige mensen weigeren geneesmiddelen die
zijn verpakt in gelules, precies omdat ze op basis
van gelatine gemaakt worden.
03.10 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Uw
voorganger heeft me ooit uiteengezet waaraan het
procédé van gelatine onderworpen is. Men kan
zich ook afvragen of men voor dierenvoeders
geen bijkomende stappen van verhitting kan
invoeren om de risico's tot een minimum te
beperken.
03.11 Luc Paque (PSC): Madame la présidente,
madame la ministre a commencé sa réponse en
disant qu'il ne faut pas réagir par la panique. Je
suis tout à fait d'accord mais je constate que la
panique ne fait que croître tant en France qu'en
Allemagne.

Pas plus tard que ce matin, sur les ondes de la
RTBF, on apprenait que la panique grandit même
au niveau du secteur puisque les deux
associations agricoles wallonnes ont demandé la
suppression des farines animales.
29/11/2000
CRIV 50
COM 310
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
03.12 Magda Aelvoet, ministre: Est-ce que M.
Happart a capté le message? Il vient de dire le
contraire!
03.13 Luc Paque (PSC): Madame la présidente,
je peux vous transmettre le communiqué de
presse si vous le désirez. Il s'agit principalement
de raisons économiques puisque les marchés des
pays voisins, qui sont nos plus gros clients, vont
être bloqués dans les jours qui viennent. La
panique s'étend donc aux secteurs. Le
consommateur ne s'y retrouve plus non plus. S'il
entend que le secteur dit qu'il faut supprimer les
farines animales, il se dit qu'il doit y avoir anguille
sous roche. Le fait de dire que l'on procède
actuellement à des tests ne rassure absolument
pas le consommateur. En effet, le test permet
éventuellement de déceler une maladie mais ne
permet pas de la combattre avant qu'on ne la
décèle.

Je pense qu'il est plus que temps que le
gouvernement donne un signal fort au niveau de
la communication tant vis-à-vis du consommateur
que du secteur.

De deux choses l'une, ou l'on interdit l'utilisation
de farines animales, avec toutes les
conséquences que peut avoir cette décision tant
au niveau du prix pour le consommateur que pour
le producteur. Mais je vous ai entendu dire tout à
l'heure que l'utilisation des farines animales
devrait être interdite à terme. Dans la situation
actuelle, simplement en disant «à terme», le
consommateur se dit que si l'on interdit les farines
animales dans quelques mois ou quelques
années, c'est qu'il y a un problème actuellement.
La panique ne fait donc que croître.

Ou bien l'on n'interdit pas l'utilisation des farines
animales mais alors on agit en conséquence
puisqu'il faudra bien aider le secteur qui se trouve
dans une situation de blocage. En effet, lui-même
demande qu'on les supprime parce qu'il ne peut
plus exporter. Par ailleurs, si on ne les interdit pas,
il faudra un signal fort en direction du
consommateur pour qu'il comprenne que nos
viandes indigènes ne posent pas de problème.

En conclusion, certains politiques ont usé et
abusé politiquement et médiatiquement de la crise
de la dioxine. Finalement, ils ont tellement
traumatisé le consommateur qu'aujourd'hui il n'a
plus confiance en la qualité des aliments qu'il
consomme. Il est grand temps de rétablir cette
confiance dans l'alimentation. J'espère que le
gouvernement sera moins frileux en cette matière
et que sa frilosité sera inversement proportionnelle
à son hyperactivité lorsque certains de ses
membres étaient dans l'opposition en mai 1999.
03.14 Michèle Gilkinet (ECOLO-AGALEV):
Madame la présidente, je ne peux pas
m'empêcher de réagir aux propos de M. Paque.
Je partage son avis lorsqu'il recommande de faire
attention à la communication et de prendre les
mesures qui s'imposent. Pourtant, je ne peux le
suivre dans ses dernières conclusions. Ce qui se
passe ici est un peu trop simple. C'est vrai qu'il y a
une crise de la vache folle mais, que je sache, ce
n'est pas l'Etat ou le politique qui l'a inventée.
Pour faire face à ce problème, c'est cependant
l'Etat qui doit trouver des solutions en termes de
santé publique. Si je vous suis bien, ni le
consommateur, ni le secteur bovin ne devraient
être pénalisés mais bien l'Etat. Je ne suis pas
d'accord avec cette conclusion. Quant à dire que
les écologistes ne sont pas présents sur ce débat,
je suis outrée d'entendre ces propos dans la
mesure où les premières réactions sont venues
des écologistes. Nous avons apporté le même
soin dans le suivi de ce dossier que pour tout ce
qui s'est produit par le passé. Je ne peux donc
accepter vos propos. C'est une réaction politique
car ce que je viens d'entendre me semble, je le
répète, un peu trop simpliste.
03.15 Minister Magda Aelvoet: Mijnheer de
voorzitter, ik wil op korte tijd graag veel dingen
zeggen. Ten eerste voor wat betreft de
communicatie. Ik heb altijd gezegd dat
waakzaamheid eerst komt, en dat paniek uit den
boze is. Ik denk ook dat dit de enige lijn is die men
kan aanhouden. Want als men zegt: "Arrêter la
panique cela signifie qu'il faut pouvoir redonner
confiance à la population. Cela, on ne le fait pas
par le biais de déclarations mais en proposant des
mesures, qui inspirent ou non confiance. A cet
égard, je puis vous certifier que nous avons
toujours été à l'avant-garde pour défendre les
positions européennes. Par ailleurs, nous avons
pris des mesures nationales; nous avons même
parfois été les seuls à le faire, par exemple en ce
qui concerne les bovins à risques, sans
limitations, etc.. Dès lors, je ne suis pas du tout
d'accord lorsqu'on qualifie les mesures prises de
réaction frileuse. Telle n'est pas ma vision des
choses!

Par ailleurs, pour ce qui est de l'importance du
coût, j'ai revendiqué une intervention tant de la
part de l'Europe que des autorités et elles
interviendront, mais le consommateur devra, en
supporter partiellement les inévitables retombées;
dans la mesure où un effort suffisamment grand
CRIV 50
COM 310
29/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
sera consenti par les acteurs que je viens de
nommer, cela se défend.

Quant à la crédibilité de la communication, le
problème réside dans le fait que personne n'est
maître de la situation au niveau des médias. On
parle des déclarations de l'Europe, des situations
en France, on montre ceci et cela et les citoyens
sont submergés par toutes sortes d'informations.
Même si l'on défend des positions qui, en soi, sont
claires, l'information se disperse et il faut toujours
regagner du terrain, raison pour laquelle nous
avons prévu prochainement une conférence
conjointe entre les organisations de
consommateurs, les scientifiques et les
responsables politiques pour tenir un même
langage.

J'ai bien entendu déjà reçu à plusieurs reprises
les organisations des consommateurs. Je ne me
limite pas au secteur des producteurs, mais il
importe que nous tenions ensemble un discours
cohérent. Cependant, il est un élément que
personne ne peut contrôler: la peur qui s'installe.
On ne peut la faire disparaître d'un simple coup de
baguette magique. C'est en ce sens que j'ai voulu
dire qu'il n'y a pas de risque zéro; il convient de
relier ce risque à d'autres. Nous essayons de faire
le maximum. Concrètement, pour les farines
animales, il est techniquement impossible
d'arriver, demain, à une interdiction à 100%.
Aussi, ne me demandez pas d'annoncer ce que je
ne peux pas réaliser! Il est faux de prétendre que
les mesures doivent s'appuyer sur le concept du
«tout ou rien», mais on peut les étendre. Et dans
un laps de temps que je ne peux déterminer
maintenant, vous serez tenus au courant et nous
tenterons de programmer ... (Interruption de M.
Paque)

Si j'interdis immédiatement, la peur n'augmentera
pas, selon vous. Je voudrais que vous compreniez
qu'en ma qualité de responsable de l'exécution
des dispositions, je ne peux annoncer des
mesures que je ne peux pas concrétiser, car vous
seriez le premier à me le reprocher et de surcroît,
vous pourriez me taxer de menteuse.

Je ne peux pas annoncer une chose pour le
1
er
janvier alors que je ne pourrais pas le faire.

On me parle d'une généralisation des tests. Or, il
est impossible d'avoir suffisamment de matériel
pour réaliser les tests. Demandez-moi le
maximum, d'accord. Mais à l'impossible nul n'est
tenu.

Moties
Motions

Tot besluit van deze bespreking werden volgende
moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions
suivantes ont été deposées.

Een motie van aanbeveling werd ingediend door
de heer Hubert Brouns en mevrouw Joke
Schauvliege en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellatie van de heer Hubert
Brouns
en het antwoord van de minister van
Consumentezaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu
vraagt de regering
- het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van
de Voedselketen onverwijld te operationaliseren;
- het wetsontwerp dat de Koning machtigt de
bevoegdheden van het Federaal Agentschap voor
de Veiligheid van de Voedselketen uit te breiden,
onverwijld aan het parlement voor te leggen;
-
het wetenschappelijk comité van het FAVV
onverwijld samen te stellen, te operationaliseren
alsook het comité de nodige budgettaire middelen
ter beschikking te stellen;
-
een gedeelte van de kosten van het
veralgemeend testen van runderen zelf te dragen
ofwel de nodige maatregelen te treffen dat de
rundveehouders deze kost daadwerkelijk kunnen
doorrekenen aan hun afnemers;
- een informatiecampagne op te starten die de
bevolking inlicht over het nieuwe testsysteem en
de effecten ervan."

Une motion de recommandation a été déposée
par M. Hubert Brouns et Mme Joke Schauvliege et
est libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de M. Hubert Brouns
et la réponse de la ministre de la Protection de la
consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement
demande au gouvernement
- de rendre opérationnelle sans délai l'Agence
fédérale pour la sécurité alimentaire;
- de soumettre sans délai au parlement le projet
de loi autorisant le Roi à élargir les compétences
de l'Agence fédérale pour la sécurité alimentaire;
- de procéder sans délai, à la constitution du
comité scientifique de l'AFSA, de rendre ce
dernier opérationnel et de mettre à sa disposition
les moyens nécessaires à son fonctionnement;
- soit de prendre lui-même en charge les frais liés
à la généralisation des tests effectués sur les
bovins, soit de prendre les mesures nécessaires
pour que les éleveurs bovins puissent répercuter
29/11/2000
CRIV 50
COM 310
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
ces frais sur leurs acheteurs;
- d'organiser, à l'attention de la population, une
campagne d'information à propos du nouveau
système de test et de ses effets."

Een eenvoudige motie werd ingediend door de
dames Maggie De Block, Anne-Mie
Descheemaeker en Michèle Gilkinet.

Une motion pure et simple a été déposée par
Mmes Maggie De Block, Anne-Mie
Descheemaeker et Michèle Gilkinet.
03.16 Minister Magda Aelvoet: Een ontwerp van
wet zal eind volgende week ingediend worden. Ik
heb net het bericht van de Raad van State
gekregen.

De voorzitter: Over de moties zal later worden
gestemd. De bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement.
La discussion est close.

La question orale n° 2774 de Mme Josée Lejeune
est reportée à une date ultérieure.
04 Mondelinge vraag van de heer Peter
Vanhoutte aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over "het Careweb-initiatief" (nr.
2891)
04 Question orale de M. Peter Vanhoutte à la
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement sur
"l'initiative Careweb" (n° 2891)
04.01 Peter Vanhoutte (AGALEV-ECOLO):
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister,
collega's, vooreerst wil ik u danken voor uw
antwoord op mijn vraag van vorige week in de
plenaire vergadering. Uit de reactie van uw collega
Verwilghen blijkt dat dit initiatief inderdaad een
aantal problemen doet rijzen. De privé-firma
waarvan sprake had beter op voorhand
gecontroleerd wat wél en niet kon. Vandaar mijn
vragen.

Ten eerste, zou een nader onderzoek van dit
project momenteel niet zinvol zijn? Het kan gaan
om een advies van de Orde of van een ethische
commissie. Ten tweede, is het niet nuttig om de
talrijke artsen die op dit project ingaan erop te
wijzen dat een dergelijk advies noodzakelijk is
voor men er instapt. Voordat een dergelijk advies
is uitgebracht, houden zij hun medewerking dus
het best in beraad.
04.02 Minister Magda Aelvoet: Mevrouw de
voorzitter, collega's, ik kan in één zin antwoorden.
Ik ben einderdaad van mening dat men een beetje
voorbarig is. Het spreekt vanzelf dat artsen hun
medewerking in beraad houden tot de Commissie
ter Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer
zich over het probleem heeft gebogen. Aangezien
de Commissie over deze zaak een dossier heeft
geopend, zal zij zo vlug mogelijk een reactie
bekendmaken.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

De openbare commissievergadering wordt
gesloten om 19.25 uur.
La réunion publique de commission est levée à
19.25 heures.
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRABV 50 COM 310
CRABV 50 COM 310
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
EKNOPT
V
ERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
A
NALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
V
OLKSGEZONDHEID
,
HET
L
EEFMILIEU EN DE MAATSCHAPPELIJKE
H
ERNIEUWING
C
OMMISSION DE LA
S
ANTÉ PUBLIQUE
,
DE
L
'E
NVIRONNEMENT ET DU
R
ENOUVEAU DE LA
S
OCIÉTÉ
woensdag mercredi
29-11-2000 29-11-2000
14:00 uur
14:00 heures
CRABV 50
COM 310
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i

INHOUD
SOMMAIRE
Samengevoegde mondelinge vragen van
1
Questions orales jointes de
1
- de heer Joos Wauters aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over 'het infectierisico bij
ziekenhuisopnamen' (nr. 2742)
1
- M. Joos Wauters à la ministre de la Protection
de la consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement sur 'le risque d'infection en cas
d'hospitalisation' (n° 2742)
1
- de heer Koen Bultinck aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over 'bijkomende ziekenhuisinfecties'
(nr. 2764)
1
- M. Koen Bultinck à la ministre de la Protection
de la consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement sur 'les infections
supplémentaires en cas d'hospitalisation' (n° 2764
1
Sprekers: Joos Wauters, Koen Bultinck,
Magda Aelvoet
, minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu
Orateurs: Joos Wauters, Koen Bultinck,
Magda Aelvoet
, ministre de la Protection de
la consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement
Mondelinge vraag van mevrouw Anne-Mie
Descheemaeker aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over "het jodiumgebrek in België" (nr.
2746)
4
Question orale de Mme Anne-Mie
Descheemaeker à la ministre de la Protection de
la consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement sur "le manque d'iode en
Belgique" (n° 2746)
4
Sprekers: Anne-Mie Descheemaeker, Magda
Aelvoet
, minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Anne-Mie Descheemaeker, Magda
Aelvoet
, ministre de la Protection de la
consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement
Samengevoegde interpellatie en vraag van
5
Interpellation et question jointes de
5
- de heer Hubert Brouns aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over 'de aanpak van de
dollekoeienziekte' (nr. 565)
5
- M. Hubert Brouns à la ministre de la Protection
de la consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement sur 'les mesures à prendre pour
lutter contre la maladie de la vache folle' (n° 565)
5
- de heer Peter Vanhoutte aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over 'het gebruik van dierenmeel in
veevoeding' (nr. 2790)
5
- M. Peter Vanhoutte à la ministre de la Protection
de la consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement sur 'l'utilisation de farines
animales dans l'alimentation des bestiaux' (n°
2790)
5
Sprekers: Hubert Brouns, Peter Vanhoutte,
Magda Aelvoet
, minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu , Annemie Van de Casteele, Luc
Paque, Michèle Gilkinet
Orateurs: Hubert Brouns, Peter Vanhoutte,
Magda Aelvoet
, ministre de la Protection de
la consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement , Annemie Van de Casteele,
Luc Paque, Michèle Gilkinet
Moties
11
Motions
11
Mondelinge vraag van de heer Peter Vanhoutte
aan minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieuover "het
Careweb-initiatief" (nr. 2891)
11
Question orale de M. Peter Vanhoutte à la
ministre de la Protection de la consommation, de
la Santé publique et de l'Environnement sur
« l'initiative Careweb » (n° 2891)
11
Sprekers: Peter Vanhoutte, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Peter Vanhoutte, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
CRABV 50
COM 310
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1


COMMISSIE VOOR DE
VOLKSGEZONDHEID, HET
LEEFMILIEU EN DE
MAATSCHAPPELIJKE
HERNIEUWING
COMMISSION DE LA SANTE
PUBLIQUE, DE
L'ENVIRONNEMENT ET DU
RENOUVEAU DE LA SOCIETE
van
WOENSDAG
29
NOVEMBER
2000
14:00 uur
______
du
MERCREDI
29
NOVEMBRE
2000
14:00 heures
______



De vergadering wordt geopend om 17.50 uur door
mevrouw Yolande Avontroodt, voorzitter.
La séance est ouverte à 17.50 heures par Mme
Yolande Avontroodt, présidente.
01 Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Joos Wauters aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over 'het infectierisico bij
ziekenhuisopnamen' (nr. 2742)
- de heer Koen Bultinck aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over 'bijkomende ziekenhuisinfecties'
(nr. 2764)
01 Questions orales jointes de
- M. Joos Wauters à la ministre de la Protection
de la consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement sur 'le risque d'infection en cas
d'hospitalisation' (n° 2742)
- M. Koen Bultinck à la ministre de la Protection
de la consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement sur 'les infections
supplémentaires en cas d'hospitalisation' (n°
27
64
01.01 Joos Wauters (AGALEV-ECOLO):
Onderzoekers gaan ervan uit dat 5 tot 10 procent
van in een ziekenhuis opgenomen patiënten
bijkomende infecties oplopen. Concreet zou het
gaan om 70.000 tot 140.000 patiënten, waarvan er
10 procent - of 700 tot 1.400 ­ overlijden naar
aanleiding van deze infecties.

Naast evidente risicogroepen zoals bejaarden,
kinderen en mensen die zware operaties
ondergaan, zijn ook "gewone" patiënten" vaak
slachtoffer van infecties.

Welke wetenschappelijke gegevens zijn er
hieromtrent voorhanden? Over welke infecties gaat
het en wat zijn de oorzaken ervan?

Bestaat er een verschil naargelang de aard en
grootte van de ziekenhuizen? Is er een bewezen
verband tussen het oplopen van deze infecties en
het overlijden van patiënten? Hoeveel mensen
overlijden er jaarlijks aan deze infecties?
01.01 Joos Wauters (AGALEV-ECOLO): Les
chercheurs chiffrent à 5 à 10% le pourcentage de
patients hospitalisés qui contractent une infection
supplémentaire durant leur séjour à l'hôpital. En
chiffres réels, il s'agirait de 70.000 à 140.000
malades, dont 10%, soit 700 à 1400 personnes,
décéderaient même des suites de ces infections.

Outre les groupes à risques évidents (personnes
âgées, enfants, malades ayant subi de lourdes
opérations), ces infections touchent aussi souvent
des patients « ordinaires ».

De quelles données scientifiques dispose-t-on à ce
sujet ? Quelles sont ces infections contractées en
milieu hospitalier et quelles en sont les causes ?

Observe-t-on une différence selon la nature et la
taille des hôpitaux ? Un lien de cause à effet a-t-il
été établi entre de telles infections et le décès de
certains malades ? Combien de personnes meurent
chaque année des suites d'une telle infection ?
29/11/2000
CRABV 50
COM 310
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2

Welke preventieve maatregelen worden er
genomen door de ziekenhuizen? Is er een jaarlijks
controlerapport? Welke maatregelen overweegt de
minister?

Quelles mesures préventives les hôpitaux prennent-
ils ? Un rapport de contrôle annuel est-il publié ?
Quelles mesures la ministre envisage-t-elle ?
01.02 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Op 1
februari antwoordde de minister op mijn vraag in
verband met de ziekenhuisinfecties dat er geen
strikte registratie gebeurt door het WIV. Ik sluit mij
aan bij de vragen van de heer Wauters. Beschikt de
minister reeds over nieuwe wetenschappelijke
gegevens? Wat is het resultaat van het overleg met
minister Vandenbroucke en van de op 1 februari
aangekondigde maatregelen, met name: meer
ziekenhuishygiënisten en een betere opvolging van
de problematiek?
01.02 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Le 1er
février, en réponse à la question que j'avais posée
concernant les infections nosocomiales, la ministre
avait répondu que l'ISSP ne procède à aucun
enregistrement. Ma question rejoint celles posées
par M. Wauters. La ministre dispose-t-elle de
nouvelles données scientifiques ? Quel a été le
résultat de la concertation menée avec le ministre
Vandebroucke et des mesures annoncées le 1
er
février, à savoir, la présence de davantage
d'hygiene dans les hôpitaux et un meilleur suivi de
la question?
01.03 Minister Magda Aelvoet (Nederlands) :Ik
verwijs naar mijn antwoord van 1 februari. Studies
uit de VS toonden aan dat het risico op
ziekenhuisinfecties op 5 à 10 procent kan worden
geraamd. In België werd de problematiek opgevolgd
in de intensieve diensten in de periode 1986-1998.
Daaruit bleek dat 4,7 procent van de patiënten op
intensieve een longontsteking opdeed en 2,4
procent een bacteriële infectie.


De oorzaken zijn te vinden enerzijds bij de
patiënten, anderzijds bij de ziekenhuizen. Bepaalde
ingrepen kunnen aanleiding geven tot infecties
zoals bijvoorbeeld het plaatsen van katheders en
het langdurig gebruik ervan.

De belangrijkste vormen zijn infecties van de
urinewegen, postoperatieve wondinfecties en
infecties van de luchtwegen. Samen nemen ze twee
derden van alle ziekenhuisinfecties voor hun
rekening.

Ziekenhuizen met bijvoorbeeld grote afdelingen
voor intensieve zorgen hebben vaker te maken met
infecties. Academische ziekenhuizen lopen dus een
groter risico inzake infecties. Verder is het risico op
infecties rechtstreeks verbonden met de
hygiënische maatregelen die in een ziekenhuis in
acht worden genomen.

01.03 Magda Aelvoet , ministre (néerlandais) : Je
vous renvoie à la réponse que je vous avais fournie
le 1
er
février. Des études menées aux Etats-Unis
montrent que le risque de contracter une infection
nosocomiale varie de 5 à 10%. En Belgique, cette
question a fait l'objet d'un suivi au sein des services
de soins intensifs, entre 1986 et 1998. Ce suivi a
permis de constater que 4,7% des patients
séjournant aux soins intensifs ont contracté une
pneumonie et 2,4% une infection bactérienne.

Les causes de ces affections sont à rechercher,
d'une part, chez les patients eux-mêmes et, d'autre
part, dans les hôpitaux. Certaines interventions
peuvent provoquer une infection, comme la pose
d'un cathéter et son utilisation prolongée.

Les principales formes d'infection touchent les voies
urinaires, les plaies et les voies respiratoires.
Combinées, elles représentent deux tiers des
infections nosocomiales.


Les hôpitaux qui sont, par exemple, équipés de
grandes unités de soins intensifs sont davantage
touchés par ces infections. Les hôpitaux
universitaires courent donc un risque plus important
en la matière. En outre, le risque d'infection est
directement lié aux mesures d'hygiène prises au
sein d'un établissement hospitalier.

Naar schatting zou circa 1 procent van de patiënten
met een ziekenhuisinfectie rechtstreeks hieraan
overlijden. Bij zo'n 3 à 5 procent van de
geïnfecteerde patiënten, zou deze infectie bijdragen
tot het overlijden.

Ziekenhuizen nemen natuurlijk maatregelen om het
On considère qu'environ 1% des patients souffrant
d'une infection contractée en milieu hospitalier en
meurent directement. Dans quelque 3 à 5% des
cas, cette infection serait la cause du décès des
patients.

Les hôpitaux prennent bien entendu des mesures
CRABV 50
COM 310
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
infectiegevaar tegen te gaan. Comités voor
ziekenhuishygiëne moeten hier nauwkeurig op
toekijken, onder meer door het aanstellen van
voldoende arsten-hygiënisten en verpleegkundigen-
hygiënisten. Wat dit betreft moet ons land nog een
hele achterstand wegwerken ten aanzien van de
Verenigde Staten.
De commissie voor ziekenhuishygiëne is verplicht
de problematiek op te volgen. Volgens een studie
uit 1985 kan een derde van de infecties worden
voorkomen door betere opvolging en
preventiemaatregelen. Het WIV coördineert de
opvolging en maakt regelmatig rapporten. De
ziekenhuizen doen mee op vrijwillige basis. Die
ziekenhuizen krijgen van het WIV opmerkingen en
aanbevelingen.

In de Vlaamse Gemeenschap wordt de rapportering
van een reeks infecties en feiten verplicht door een
omzendbrief van december 1999. Vlaanderen staat
dus een stap verder.
pour réduire les risques d'infection. Les Comités
d'hygiène hospitalière doivent y veiller, notamment
en s'assurant le concours de médecins hygiénistes
et d'infirmières hygiénistes en nombre suffisant. Par
comparaison avec les Etats-Unis, notre pays a
encore un important retard à combler.

La commission chargée de l'hygiène hospitalière
est chargé du suivi de cette problématique. Selon
une étude réalisée en 1985, un meilleur suivi et des
mesures de prévention permettraient d'éviter un
tiers des infections. L'ISSP coordonne le suivi et
établit régulièrement des rapports. Les hôpitaux y
participent sur une base volontaire et reçoivent des
observations et des recommandations de l'ISSP.


En Communauté flamande, une circulaire de
décembre 1999 impose de signaler certaines
infections et faits. La Flandre a donc une longueur
d'avance.
De ziekenhuizen beschikken over tal van nationale
en internationale richtlijnen. Ze worden bijgestaan
door onder meer de Gezondheidsraad.

Om de ziekenhuisinfecties terug te dringen, moet er
meer aandacht worden besteed aan een goede en
permanente opleiding inzake hygiëne van het
personeel. De directies moeten aandacht besteden
aan het probleem. Verder willen we streven naar
een betere controle op de toepassing van de
hygiënerichtlijnen. Ten slotte moet er een efficiënt
systeem inzake de surveillance van
ziekenhuisinfecties worden gehanteerd.
Het WIV speelt hierin een belangrijke
ondersteunende rol. Het WIV staat in voor een
validatie van de gegevens verstrekt door de
ziekenhuizen. Zij zal zich concentreren op de meest
voorkomende infecties en op afdelingen met hoge
infectierisico's. Zij zal verder de surveillancethema's
uitwerken.

Het registratieprogramma van het WIV zal ook
grote aandacht besteden aan de postoperatieve
wondinfecties en de bloedweginfecties.

De surveillance van de bloedweginfecties wordt
momenteel opnieuw opgestart, na het stopzetten
ervan in 1996. Per 1000 patiënten zijn er immers
6,2 bloedweginfecties. Daarvan werd 13 procent
veroorzaakt door een centraal veneuze katheder.
De postoperatieve infecties worden vanaf 2000
opnieuw gevolgd.

De opvolging van infecties op de intensieve
diensten is gedetailleerd uitgewerkt voor
longontstekingen en voor bloedweginfecties. Hier is
Il existe pour les hôpitaux de nombreuses directives
nationales et internationales. Les établissements de
soins sont notamment assistés par le conseil de la
santé.
Pour réduire le nombre d'infections hospitalières, il
faut attacher davantage d'importance à une
formation correcte et permanente du personnel en
matière d'hygiène. Les directions doivent se
préoccuper du problème. Nous voulons, par ailleurs
exercer un contrôle plus efficace de l'application
des directives en matière d'hygiène. Enfin, il faut un
système de surveillance des infections hospitalières
plus efficace lui aussi.
L'Institut scientifique de la Santé publique Louis
Pasteur joue à cet égard un important rôle de
soutien. Il valide les données communiquées par
les hôpitaux. Il se concentre sur les infections les
plus fréquentes et sur les sections présentant les
risques les plus élevés. Il définit, en outre, les
thèmes de surveillance.

Dans le cadre du programme d'enregistrement de
l'ISSP, une grande attention sera accordée aux
infections postopératoires et aux infections par voie
sanguine.
Arès une interruption en 1996, la surveillance des
infections par voie sanguine est aujourd'hui à
nouveau organisée. Pour 1000
patients, on
dénombre en effet 6,2 infections par voie sanguine.
13% de ces infections sont provoquées par la pose
d'un cathéter intraveineux. Les infections
postopératoires sont à nouveau suivies depuis
2000.

Le suivi des infections dans les services de soins
intensifs est organisé de manière détaillée pour les
29/11/2000
CRABV 50
COM 310
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
het risico immers het grootst. De opvolging is
permanent. In 1999 waren er 5,1 procent
longontstekingen op intensieve zorgen. Dat is 9,7
infecties per 1000 patiënten.

De cijfers zijn belangrijk omdat ze de evolutie van
de bestrijding van infecties weergeven. We zullen
deze cijfers vanzelfsprekend nauwkeurig blijven
opvolgen.
infections pulmonaires et pour les infections par
voie sanguine. C'est là que le risque est, en effet, le
plus élevé. Le suivi est permanent. En 1999, on a
observé 5,1% d'infections pulmonaires dans les
services de soins intensifs, ce qui représente
9,7 infections pour 1000 patients.
Les chiffres sont importants parce qu'ils reflètent
l'évolution de la lutte contre les infections. Il va de
soi que nous continuerons de suivre
consciencieusement ces chiffres.
01.04 Joos Wauters (AGALEV-ECOLO): Ik stel
vast dat de overheid zich ter dege bewust is van
deze toch wel ernstige problematiek. Men moet de
situatie nauwkeurig en professioneel blijven
opvolgen. Bijkomend probleem is dat bepaalde
ziekenhuizen het risico op infectie en de eventuele
incidenten proberen te verbloemen. Ze willen geen
slechtere cijfers voorleggen dan hun
"concurrenten".

01.04 Joos Wauters (AGALEV-ECOLO): Je
constate que les pouvoirs publics sont parfaitement
au fait de l'existence des risques d'infection
nosocomiale, qui sont sérieux. L'évolution de ce
dossier doit être suivie avec minutie et de manière
professionnelle. A cet égard, l'attitude de certains
hôpitaux qui, soucieux de présenter des chiffres
plus rassurants que leurs concurrents, cherchent à
dissimuler l'existence de ce risque et les incidents
qui se sont éventuellement produits, constitue un
problème supplémentaire.
01.05 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Ik dank de
minister voor haar uitgebreid antwoord.
01.05 Koen Bultinck (VLAAMS BLOK): Je
remercie la ministre pour sa réponse détaillée.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Mondelinge vraag van mevrouw Anne-Mie
Descheemaeker aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over "het jodiumgebrek in België" (nr.
2746)
02 Question orale de Mme Anne-Mie
Descheemaeker à la ministre de la Protection de
la consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement sur "le manque d'iode en
Belgique" (n° 2746)
02.01 Anne-Mie Descheemaeker (AGALEV-
ECOLO): In een wetenschappelijk artikel slaan
onderzoekers alarm over het gebrek aan jodium bij
de Belgen, wat kan leiden tot aandoeningen van de
schildklier, mentale achterstand, verminderde
vruchtbaarheid en verhoogde kindersterfte.
Zwangere vrouwen en jonge kinderen zijn een zeer
kwetsbare groep. Uit de onderzoeken blijkt dat de
meeste mensen dagelijks te weinig jodium
innemen, dit als een gevolg van hun eetgewoonten.
Zijn er nog andere oorzaken? Hoe kan de overheid
de eetgewoonten beïnvloeden? Wat met mensen
die zoutloze diëten volgen?
02.01 Anne-Mie Descheemaeker (AGALEV-
ECOLO):
Dans un article scientifique, les chercheurs tirent la
sonnette d'alarme : les Belges manquent d'iode, ce
qui peut causer des affections de la glande
thyroïde, une arriération mentale, une diminution de
la fertilité et une augmentation de la mortalité
infantile. Les femmes enceintes et les enfants en
bas âge constituent des groupes à risque. Il ressort
des études qu'en raison de nos habitudes
alimentaires, la plupart d'entre nous ont un apport
journalier en iode insuffisant. Y a-t-il d'autres
causes à cette carence? Comment les pouvoirs
publics peuvent-ils influer sur les habitudes
alimentaires ? Qu'en est-il des personnes astreintes
à des régimes sans sel ?
02.02 Minister Magda Aelvoet (Nederlands): Het
jodiumtekort in België is te wijten aan
onevenwichtige voeding. Het gamma jodiumrijke
voedingsproducten is hier overigens eerder klein.
Het invoeren en gebruiken van jodiumverrijkt
voedsel moet zeer goed worden opgevolgd. Het
toevoegen van jodium in voedingszout is niet
02.02 Magda Aelvoet , ministre (néerlandais) : En
Belgique, le manque d'iode est dû à une
alimentation déséquilibrée. Il n'existe d'ailleurs chez
nous que peu de produits alimentaires riches en
iode. L'importation et l'utilisation d'aliments enrichis
en iode doit faire l'objet d'un suivi minutieux.
L'adjonction d'iode dans le sel de cuisine n'est pas
CRABV 50
COM 310
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
zonder gevaar. Een te hoog jodiumverbruik is
immers schadelijk. Dat geldt niet alleen voor
zuigelingen en personen die een zoutloos dieet
moeten volgen en waarvoor aangepaste
voedingssupplementen nodig zijn. Op de website
van de Hoge Gezondheidsraad wordt uitgebreid
informatie verschaft in verband met jodiumopname.
sans danger. Une consommation abusive d'iode est
en effet nocive. Cela ne vaut pas uniquement pour
les nourrissons et les personnes astreintes à un
régime sans sel, qui doivent absorber des
compléments alimentaires appropriés.
Le site internet du Conseil supérieur de la Santé
fournit des informations détaillées sur l'absorption
d'iode.
02.03 Anne-Mie Descheemaeker (AGALEV-
ECOLO): Overweegt de federale overheid om Kind
en Gezin
in te schakelen om het probleem van
jodiumtekort bij jonge kinderen en zwangere
vrouwen aan te pakken?
02.03 Anne-Mie Descheemaeker (AGALEV-
ECOLO): Les autorités fédérales envisagent-elles
de faire appel à une organisation comme « Kind en
Gezin » pour s'atteler au problème du manque
d'iode chez les enfants et chez les femmes
enceintes ?
02.04 Minister Magda Aelvoet (Nederlands): Ik zal
deze vraag doorspelen aan de Gemeenschappen
die de gesprekspartners zijn van Kind en Gezin.
02.04 Magda Aelvoet ministre (néerlandais) : Je
transmettrai cette question aux Communautés qui
sont les interlocuteurs directs de ces organisations.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Samengevoegde interpellatie en vraag van
- de heer Hubert Brouns aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over 'de aanpak van de
dollekoeienziekte' (nr. 565)
- de heer Peter Vanhoutte aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over 'het gebruik van dierenmeel in
veevoeding' (nr. 2790)
03 Interpellation et question jointes de
- M. Hubert Brouns à la ministre de la Protection
de la consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement sur 'les mesures à prendre pour
lutter contre la maladie de la vache folle' (n° 565)
- M. Peter Vanhoutte à la ministre de la Protection
de la consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement sur 'l'utilisation de farines
animales dans l'alimentation des bestiaux' (n°
27
90)
03.01 Hubert Brouns (CVP): Enkele weken
geleden bereikten de Franse BSE-perikelen een
nieuw hoogtepunt. De Belgische minister van
Volksgezondheid reageerde daarop geruststellend.
Toch kondigde zij op begin november aan dat zij het
Federaal Agentschap voor de voedselveiligheid
(FAVV) zou vragen om zo snel mogelijk een zo
hoog mogelijk aantal testen door te voeren. Een
Europese topexpert verklaarde toen ook dat zowat
160.000 personen de variant van Creutzfeldt-Jakob
zouden ontwikkelen.


De Europese Commissie dringt aan op meer
maatregelen. Alle risicodieren zouden vanaf 1
januari 2001 moeten worden getest. Welke tests
zullen dat zijn? Bovendien vreest men een
uitbreiding tot de schapensector.

Welke voorstellen deed het FAVV en welk gevolg
wordt eraan gegeven?

Heeft de werkgroep, die moet nagaan of alle dierlijk
meel moet worden verboden, al conclusies
getrokken? Zo ja, welk gevolg wordt eraan
gegeven?
03.01 Hubert Brouns (CVP): Il y a quelques
semaines, les péripéties françaises à propos de l'
ESB atteignaient un nouveau point culminant. Notre
ministre de la Santé publique a tenté de rassurer la
population. Elle a néanmoins annoncé, début
novembre, qu'elle demanderait à l'Agence fédérale
de la Sécurité alimentaire d'effectuer le plus
rapidement possible un maximum de tests. Un des
plus grands experts européens déclarait à ce même
moment qu'environ 160.000 personnes
développeraient une variante de la maladie de
Creutzfeldt-Jakob.

La commission européenne exige des mesures. A
partir du 1
er
janvier 2001, tous les animaux à
risques devraient être testés. De quels tests s'agira-
t-il? En outre, on craint que la maladie s'étende au
cheptel ovin.

Quelles propositions l'AFSA a-t-elle faites ? Quelle
suite a été donnée à ces propositions ?

Le groupe de travail qui devait étudier la possibilité
d'une interdiction généralisée des farines animales
a-t-il déjà déposé ses conclusions
? Dans
l'affirmative, quelle suite y donnera-t-on ?
29/11/2000
CRABV 50
COM 310
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6

Hoe groot is de Belgische testcapaciteit? Hoe kan
die worden opgevoerd? Welk schema van
capaciteitsuitbreiding wordt vooropgesteld? Wie
betaalt de tests? Wat is de statistische relevantie
van de reeds uitgevoerde tests? Waarom worden
testen veralgemeend, doch alleen na aandringen
van de Europese Commissie? Wat gebeurt er met
de dieren en bedrijven tijdens het wachten op de
uitslag?

Komen er maatregelen met betrekking tot de
schapensector?

De quelle capacité la Belgique dispose-t-elle en
matière de tests ? Comment cette capacité pourrait-
elle être augmentée ? Quelles sont les propositions
en la matière ? Qui finance les tests ? Quelle est la
valeur statistique des tests déjà effectués
?
Pourquoi la généralisation des tests n'a-t-elle été
décidée qu'après insistance de la commission
européenne ? Qu'advient-il des animaux et des
exploitations dans l'attente des résultats ?

Des mesures seront-elles prises en ce qui concerne
le secteur ovin ?
03.02 Peter Vanhoutte (AGALEV-ECOLO): Een
groeiend aantal landen nam naar aanleiding van de
BSE-crisis verregaande maatregelen zonder
Europese richtlijnen af te wachten. Men pleit voor
een importverbod op rundvlees en dieren uit landen
waar BSE voorkomt en voor een totaal verbod op
het gebruik van diermeel in veevoeder. Bovendien
zou men het probleem uitbreiden tot schapen.

Hoe staat België tegenover de unilaterale
maatregelen van een groeiend aantal Europese
landen?
Is een totaal verbod op het gebruik van diermeel in
veevoeder op Europees niveau mogelijk?

Bestaat er betreffende de te hanteren testmethodes
een Europese consensus? Hoe kadert de Belgische
sneltest hierin? Hoe zullen de kosten worden
betaald? Hoe zal worden vermeden dat de
rundveehouders slachtoffer zijn, ten gevolge van
een daling van de afzet?
03.02 Peter Vanhoutte (AGALEV-ECOLO): Dans
le cadre de la crise de l'ESB, un nombre croissant
de pays ont pris des mesures radicales, sans
attendre les directives européennes. On plaide pour
une interdiction des importations de viande bovine
et d'animaux en provenance de pays présentant
des cas d'ESB et pour une interdiction totale de
l'emploi de farines carnées dans les aliments pour
bétail. La question est étendue aux ovins.
Quelles attitude la Belgique adopte-t-elle à l'égard
des mesures unilatérales prises par des pays
européens de plus en plus nombreux?
Une interdiction totale de l'utilisation de farines
carnées dans les aliments pour bétail est-elle
envisageable à l'échelle européenne ?
Existe-t-il en Europe un consensus européen à
propos des tests à mettre en oeuvre? Qu'en est-il, à
cet égard, du test rapide instauré en Belgique? A
charge de qui seront les coûts? Comment évitera-t-
on que les éleveurs de bovins perdent des
débouchés ?
03.03 Minister Magda Aelvoet (Nederlands) :Ik
heb op geen enkel moment overdreven
geruststellend gereageerd. In augustus kondigde ik
al de invoering van de sneltesten aan voor België
en de ganse EU. Het accent in mijn
persmededelingen lag steeds op waakzaamheid.
Het is echter niet uit te sluiten dat er ­ ondanks alle
maatregelen om maximale bescherming in te
voeren ­ toch besmetting voorkomt. Dat is zo in de
hele EU. Cruciaal in deze problematiek is de term
"risicodier". Bij ons vallen daaronder in de eerste
plaats de noodslachtingen. De Europese
Landbouwraad wil twee soorten tests coördineren,
namelijk deze op dieren vanaf een bepaalde leeftijd
en deze op de zogenaamde risicodieren.



Op 8 november gaf ik een overzicht van de
genomen en de te nemen maatregelen. Op 11
november echter kwam er een paniekreactie van de
commissie. Zij oordeelde toen dat de maatregelen
03.03 Magda Aelvoet , ministre (néerlandais) A
aucun moment, je n'ai eu une réaction exagérément
rassurante. En août déjà, j'ai annoncé l'introduction
des tests rapides pour la Belgique et l'ensemble de
l'Union européenne. Mes communiqués de presse
ont toujours mis l'accent sur la vigilance. Il n'est
toutefois pas à exclure qu'en dépit de toutes les
mesures visant à assurer une protection maximale,
une contamination se produise néanmoins. Il en va
de même dans l'ensemble de l'U.E. La notion de
« animal à risque » est très importante dans ce
cadre. Chez nous, ce terme recouvre
essentiellement les abattages d'urgence. Le Conseil
européen de l'Agriculture veut coordonner deux
types de tests, à savoir ceux pratiqués sur les
animaux à partir d'un certain âge et ceux pratiqués
sur les animaux dits à risque.

Le 8 novembre, j'ai présenté un inventaire des
mesures prises et à prendre. Le 11 novembre est
toutefois intervenue la réaction de panique de la
Commission. Celle-ci estimait à l'époque que les
CRABV 50
COM 310
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
nog verregaander moesten zijn. Wij hebben
inderdaad gehandeld in reactie op de evoluties in
andere Europese landen.
mesures devaient être plus poussées encore. Nous
avons effectivement agi en réaction aux évolutions
dans d'autres pays européens.
De gedelegeerd bestuurder van het FAVV heeft een
expertenwerkgroep opgericht. Begin september is
ze met haar werkzaamheden gestart. Deze
werkgroep moet suggesties maken voor het beleid,
onder meer op het vlak van de wetenschappelijke
inzichten. Ook moeten de Belgische standpunten bij
internationale instanties worden voorbereid en
moeten er adviezen worden verstrekt om de
Europese maatregelen in Belgisch recht om te
zetten. Deze groep heeft al over verschillende
dossiers advies gegeven: versterking van
maatregelen inzake epidemiologische bewaking van
overdraagbare spongiforme encephalopathieën
door snelle opsporing en testen; het beheer van de
lijst van specifieke risicomaterialen en het verbod
op de verwerking van kadavers in dierenmeel.



Het Belgisch beleid in verband met diermeel werd
steeds getoetst aan de Europese context. Op 27 juli
1994 werd reeds verboden eiwitten van zoogdieren
in voeders van herkauwers te verwerken.
Binnenkort wordt een M.B. gepubliceerd in verband
met de uitsluiting van diermeel afkomstig van
kadavers in alle diermeel, wat sinds de dioxinecrisis
rees een feit is. Op lange termijn wil België een
gradueel totaalverbod op diermeel invoeren. Dat
stelt vele problemen, bijvoorbeeld de bevoorrading
door plantaardige eiwitten en de ecologisch
verantwoorde destructie van slachtafval. Daarover
neemt de federale overheid beslissingen, maar de
Gewesten draaien op voor de kosten. Dat lokt
vanzelfsprekend reacties uit.
L'administrateur délégué de l'AFSA a mis en place
un groupe de travail qui a entamé ses activités
début septembre. Ce groupe de travail est appelé à
faire des suggestions dans le domaine politique,
dans le cadre notamment d'une approche
scientifique. Il doit aussi préparer les positions que
la Belgique défendra devant les instances
internationales et rendre des avis en vue de la
transposition des mesures européennes dans le
droit belge. Ce groupe de travail a déjà formulé des
avis dans divers dossiers comme le renforcement
des mesures de contrôle épidémiologique des
encéphalopathies spongiformes transmissibles, par
la mise en oeuvre d'une procédure de détection
rapide et des tests, la mise à jour de la liste des
matières présentant des risque spécifiques et
l'interdiction de l'utilisation de cadavres dans les
farines animales.

La politique belge concernant les farines animales
s'inscrit dans le contexte européen. L'utilisation de
protéines de mammifères dans le fourrage des
ruminants avait été interdite dès le 27 juillet 1994.
Bientôt, un arrêté ministériel interdira l'utilisation de
farines, fabriquées à partir de cadavres et destinées
à l'alimentation animale, ce qui est une réalité
depuis la crise de la dioxine. À long terme, la
Belgique veut interdire progressivement toute
production de farines animales. Cette démarche
pose de nombreux problèmes, comme celui de
l'approvisionnement en protéines végétales et la
destruction des abats dans des conditions
écologiquement acceptables. Le gouvernement
fédéral prend les décisions en cette matière mais
les Régions en supportent les coûts. Cette situation
engendre bien évidemment des réactions.
Op 4 december zal duidelijk worden hoever Europa
wil gaan. Inzake de testen is er nog geen
consensus. Er wordt nog dagelijks over
gediscussieerd. De expertengroep heeft zich
uitgesproken voor een verbod van het gebruik van
diermeel in veevoeder.


Betreffende snelle tests uitgevoerd op runderen
ouder dan 30 maanden, zal rekening worden
gehouden met een strikt lastenboek dat de kwaliteit
van de test moet waarborgen en garanties moet
verschaffen inzake snelle overdracht van
analyseresultaten.

De financiering van de snelle test wordt momenteel
onderzocht. We hebben aangedrongen op een co-
Le 4 décembre, il apparaîtra clairement jusqu'où
l'Europe veut aller. A propos des tests, aucun
consensus ne s'est encore dégagé. Cette matière
fait encore quotidiennement l'objet de discussions.
Le groupe d'experts s'est prononcé en faveur d'une
interdiction des farines animales dans les aliments
pour bétail.

La qualité des tests rapides effectués sur les
animaux âgés de plus de 30 mois devra être
garantie par un cahier des charges strict. Une
transmission rapide des résultats des analyses
devra également constituer une garantie.


Le financement des tests rapides est actuellement à
l'étude. Nous avons instamment plaidé en faveur
29/11/2000
CRABV 50
COM 310
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
financiering. Er is een akkoord over dit principe,
maar nog niet over het saldo. De kosten zullen
worden doorberekend aan de consument. Ik vind dit
niet onaanvaardbaar. Het is de consument die
belang heeft bij kwaliteitsgaranties van het vlees.


Wat de tests betreft zullen vanaf 1 januari 2001 alle
runderen, ouder dan 24 maanden en die voor
noodslachting worden aangeboden, worden getest,
gekoppeld aan een monitoring op alle dode
runderen, ouder dan 30 maanden. Vanaf 1 juli 2001
worden alle runderen, ouder dan 30 maanden, die
ter slachting worden aangeboden, getest. Het gaat
hier om circa 400.000 tests.
d'un cofinancement. Si un accord de principe a été
conclu à ce sujet, la question du solde n'a pas
encore été résolue. Les frais seront répercutés sur
les consommateurs. Les garanties de qualité de la
viande servant avant tout les intérêts de ces
derniers, l' idée n'est pas inacceptable à mes yeux.

Par ailleurs, à partir du 1
er
janvier 2001, tous les
bovins âgés de plus de 24 mois présentés à
l'abattage d'urgence seront soumis à un test.
L'ensemble des cadavres de bovins âgés de plus
de 30 mois feront l'objet d'un monitoring. A partir du
1
er
juillet 2001, un test sera effectué sur tous les
bovins âgés de plus de 30 mois présentés à
l'abattage. Dans le cadre de cette dernière mesure,
quelque 400.000 tests seront mis en oeuvre.
Er wordt overwogen om het programma van de
snelle tests te vervolledigen en om systematische
tests op alle geslachte runderen boven een
bepaalde leeftijd toe te passen. Het is zeer
belangrijk dat de maatregelen op Europees niveau
worden genomen om unilaterale maatregelen te
voorkomen.

Men moet, om op een systematische wijze tests
door te kunnen voeren, beschikken over gegevens
inzake de reële incidentie. De huidige diagnostische
benadering laat niet toe alle gevallen van de ziekte
op te sporen.

Een toename van het aantal tests zal de consument
in hogere mate beschermen, maar zal het risico niet
volledig laten verdwijnen. Een positief resultaat van
een snelle test vormt in rechte een bevestiging van
het statuut "verdenking van BSE". Onmiddellijk
worden na bevestiging door een labo-analyse
maatregelen genomen ten opzichte van het dier en
de betrokken kudde.In het geval dat door fraude of
vergissing een niet-identificeerbaar dier positief
wordt bevonden, kunnen die maatregelen uiteraard
niet worden genomen. Gelet op Belgisch traceer- en
identificatiesysteem is dit eerder hypothetisch. Toch
kan fraude nooit volledig uitgesloten worden. Sanitel
doet inspanningen om de identificatie nog efficiënter
te maken.

Er worden geen andere maatregelen getroffen dan
deze die in Europees verband werden genomen in
het kader van de epidemiologische bewaking en
vroegtijdige opsporing. Andere tests kunnen niet
worden ingevoerd voordat de onderzoeksmethode
voor andere diersoorten gevalideerd zijn. Er loopt
onderzoek naar BSE-gevoeligheid bij andere
diersoorten. Voor de risicobeheersing in verband
met overdraagbaarheid van BSE door schapen en
geiten wordt momenteel uitgegaan van het
voorzorgsbeginsel. Alle risicomaterialen van deze
Il est envisagé de mener à bien le programme du
test rapide et de tester systématiquement tous les
bovins abattus ayant dépassé un âge donné. Il est
très important de prendre ces mesures à l'échelon
européen afin d'éviter que soient adoptées des
dispositions unilatérales.


Pour pouvoir réaliser systématiquement des tests, il
faut pouvoir disposer de données montrant
l'incidence réelle. L'approche actuelle, fondée sur
des diagnostics, ne permet pas de détecter tous les
cas de maladie.

En augmentant le nombre de tests, on accroîtra la
protection des consommateurs mais on n'annulera
pas les risques. Un résultat positif d'un test rapide
constitue, en droit, une confirmation du statut
« présomption d'ESB ». Dès la confirmation par une
analyse de laboratoire, des mesures sont prises à
l'égard de l'animal et du troupeau concernés. Si un
animal non identifiable est contrôlé positif à cause
d'une fraude ou d'une erreur, il est évidemment
possible de ne pas prendre ces mesures. Mais,
compte tenu du système belge de traçabilité et
d'identification, il s'agit là d'une situation
hypothétique. Toutefois, la fraude ne peut jamais
être totalement exclue. Sanitel s'efforce d'accroître
encore l'efficacité de l'identification.

Aucune mesure n'est prise en dehors de celles qui
ont été adoptées sur le plan européen, dans le
cadre de la surveillance épidémiologique et de la
détection rapide. Il ne sera pas possible d'instaurer
d'autres tests avant la validation des méthodes de
recherche pour d'autres espèces animales. La
sensibilité d'autres espèces à l'ESB est
actuellement à l'étude et on se fonde sur le principe
de précaution pour maîtriser les risques de
transmission de l'ESB par les moutons et les
chèvres. Tous les matériaux à risque issus de ces
CRABV 50
COM 310
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
diersoorten worden vernietigd. Indien zou blijken dat
bijkomende maatregelen nodig zijn, zullen wij ze
nemen. De expertengroep-BSE volgt de
ontwikkelingen op de voet.
espèces sont détruits. S'il était nécessaire de
prendre des mesures supplémentaires, nous les
prendrions. Le groupe d'experts ESB est
particulièrement attentif aux évolutions dans ce
domaine.
03.04 Hubert Brouns (CVP): Het is niet
gemakkelijk om over zo'n complexe
aangelegenheid te communiceren met de
bevolking. Maar dit mag niet beletten dat men de
mensen de realiteit voor ogen moet houden. Te
geruststellende mededelingen kunnen het
verkeerde effect sorteren.

De visies op deze problematiek kunnen zeer snel
veranderen. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan de
sneltests: wat en in welke hoeveelheid men gaat
testen, kan van dag tot dag worden aangepast.

Ten slotte ben ik ervan overtuigd dat er meer
aandacht moet worden besteed aan wat er gebeurt
met bijvoorbeeld het bloed van besmette dieren. De
betrokken personen in de slachthuizen of bij het IVK
zijn zelf niet op de hoogte waar dit bloed
terechtkomt.
03.04 Hubert Brouns (CVP): Il n'est pas facile de
communiquer avec la population sur un sujet aussi
complexe. Mais il faut néanmoins dire la vérité aux
gens. Des communiqués trop lénifiants peuvent
avoir un effet pervers.


Les points de vue sur cette problématique peuvent
changer très rapidement. Je songe, par exemple,
aux tests rapides : l'objet du test et les quantité à
tester peuvent être adaptés d'un jour à l'autre.

Enfin, j'estime qu'il faut être très attentif à ce que
devient, par exemple, le sang des animaux
contaminés. Les personnes concernées dans les
abattoirs et à l'IEV ne le savent pas elles-mêmes.
03.05 Peter Vanhoutte (AGALEV-ECOLO):
Goede communicatie; wetenschappelijk onderzoek
en ook de Europese houding zijn belangrijke
elementen om paniek te vermijden. Vooral op dit
laatste punt wordt er momenteel paniekvoetbal
gespeeld. Van een Europese integratie is er weinig
te bemerken, want heel wat lidstaten geven de
voorkeur aan hun eigen economie en
volksgezondheid.
03.05 Peter Vanhoutte (AGALEV-ECOLO): Une
communication appropriée, une étude scientifique
et l'attitude adoptée par l'Europe sont autant
d'éléments importants pour éviter la panique. Les
réactions de panique augmentent. L'intégration
européenne n'est guère perceptible en l'espèce,
bon nombre de pays accordant la priorité à leur
propre économie et à leur propre santé publique.
03.06 Annemie Van de Casteele (VU&ID): De
tests die men nu van plan is door te voeren gaan
heel veel geld kosten, evenals de vernietiging van
kadavers. Wie gaat dat allemaal betalen?

Als men dierenmeel volledig gaat verbieden, gaat
men strenger zijn voor dierenvoeder dan voor
mensenvoedsel. We mogen nu ook niet gaan
overdrijven.
03.06 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Les
tests que l'on envisage de mettre en oeuvre ainsi
que la destruction de cadavres se révéleront
coûteux. Qui va payer la facture ?

Une d'interdiction totale des farines animales
traduirait une attitude plus sévère à l'égard de
l'alimentation destinée à la consommation animale
qu'à l'égard de celle destinée à l'alimentation
humaine. Nous devons nous garder de tout excès
en la matière.
03.07 Luc Paque (PSC): U zegt dat we niet mogen
panikeren, maar de paniek neemt nog toe, met
name in Frankrijk en Duitsland.

Vanochtend nog bracht de RTBF een verslag over
de paniek binnen de sector zelf. De twee - Waalse
beroepsorganisaties eisen een verbod op
dierenmeel. Als de sector al zo reageert, zit er dan
geen addertje onder het gras ?
03.07 Luc Paque (PSC): Vous nous dites qu'il ne
faut pas réagir par la panique, mais celle-ci ne fait
que croître, en France et en Allemagne notamment.

Ce matin, la RTBF faisait état de cette panique au
niveau du secteur lui-même, les deux associations
professionnelles wallonnes notamment réclamant la
suppression des farines animales. Si le secteur
réagi ainsi, n'y a-t-il pas anguille sous roche ?
29/11/2000
CRABV 50
COM 310
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
Bovendien stellen de tests de consument geenszins
gerust. De ziekte wordt aan het licht gebracht, maar
niet bestreden.

De regering moet een duidelijk signaal geven en
goed communiceren.

Ofwel komt er een verbod op dierenmeel, maar als
dat, zoals u zegt, nog lang uitblijft, zal dit niet het
beoogde effect sorteren, ofwel komt er geen verbod
en dan moet de sector, die haar producten niet
meer zal kunnen exporteren naar de buurlanden,
steun krijgen.

Ook de consument moet een duidelijk signaal
krijgen en ervan overtuigd worden dat er geen
problemen of risico's verbonden zijn aan de
consumptie van Belgisch vlees.

De hele mediaheisa rond de dioxinecrisis heeft
twijfel gezaaid bij de consument. Diens vertrouwen
moet absoluut hersteld worden.
De plus, les tests ne rassurent pas les
consommateurs. Ils révèlent une maladie, mais ils
ne la combattent pas.

Par ailleurs, le gouvernement doit donner un signal
fort en matière de communication.

Soit on interdit les farines animales mais si, comme
vous le dites, c'est à terme, cela n'aura pas l'effet
recherché. Soit on n'interdit pas l'utilisation des
farines animales et il faudra alors, de toute manière,
aider le secteur qui ne pourra plus exporter sur les
marchés voisins.

Il faudra aussi donner un signal fort aux
consommateurs pour les convaincre qu'il n'y a pas
de problème ni de risque liés à la consommation de
la viande indigène.

L'utilisation médiatique de la crise de la dioxine a
semé le doute dans l'esprit du consommateur. Il
faut absolument rétablir la confiance dans la
consommation.
03.08 Michèle Gilkinet (ECOLO-AGALEV):Ik wil
reageren op wat de heer Paque heeft gezegd. Wat
hier gebeurt is enigszins simplistisch. De crisis
bestaat, maar het is niet de overheid die ze heeft
veroorzaakt. In tegenstelling tot wat de heer Paque
beweert hebben de Groenen wel degelijk oog voor
dat probleem.
03.08 Michèle Gilkinet (ECOLO-AGALEV): Je
tiens à réagir aux propos de M. Paque. Ce qui se
passe ici est un peu simple. La crise existe, mais ce
n'est pas l'Etat qui l'a provoquée. De plus, nous,
Écolos, sommes très attentifs à cette
problématique, contrairement à ce que dit M.
Paque.
03.09 Minister Magda Aelvoet (Nederlands): Wat
de communicatie betreft, heb ik steeds het accent
gelegd op waakzaamheid.
03.09 Magda Aelvoet , ministre (néerlandais) : En
ce qui concerne la communication, j'ai toujours mis
l'accent sur la vigilance.
(Frans) Op het stuk van de maatregelen, vervulde
België altijd een voortrekkersrol in Europa. Onze
reacties zijn verre van terughoudend.

Inzake de kosten zal Europa een tegemoetkoming
moeten doen en een deel ervan zal onvermijdelijk
op de consument worden afgewenteld.

Wat de geloofwaardigheid inzake de communicatie
betreft, kan niemand de media beïnvloeden. Wij
hebben terzake met de consumentenverenigingen,
de wetenschappers en de politieke
verantwoordelijken een gezamenlijke conferentie
belegd.

Op de alsmaar toenemende angst hebben wij
evenwel geen greep! Wij kunnen die niet plots
wegtoveren. Het is onmogelijk het gebruik van
dierenmeel tegen 1 januari 2001 volledig te
verbieden. Ik zal geen maatregelen aankondigen
die niet haalbaar zijn. Veralgemeende tests zijn
onmogelijk bij gebrek aan voldoende materiaal. U
(français) Nous avons toujours été à l'avant-garde
de l'Europe pour prendre des mesures. Nos
réactions sont loin d'être frileuses.

Quant au poids du coût, l'Europe devra intervenir et
une partie retombera inévitablement sur le
consommateur.

Quant à la crédibilité en matière de communication,
personne n'est maître de ce qui se passe au niveau
des médias. A cet égard, nous avons prévu une
conférence conjointe avec les associations de
consommateurs, les scientifiques et les
responsables politiques.

Une chose cependant ne peut être contrôlée : la
peur qui s'installe ! On ne peut la faire disparaître
par un coup de baguette magique. Pour les farines
animales, il est impossible d'arriver à une
interdiction à 100% au 1
er
janvier prochain. Je ne
peux annoncer ce que je ne peux faire. Il est
impossible d'obtenir le matériel nécessaire pour
CRABV 50
COM 310
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
mag mij veel vragen, maar niet het onmogelijke.
généraliser les tests. Demandez-moi le maximum,
mais pas l'impossible.
Moties

Tot besluit van deze bespreking werden volgende
moties ingediend.

Een eerste motie van aanbeveling werd ingediend
door mevrouw Joke Schauvliege en Hubert Brouns
en luidt als volgt:

"De Kamer,

gehoord de interpellatie van de heer Hubert Brouns
en het antwoord van de regering

vraagt de regering het Federaal Agentschap voor
de Veiligheid van de Voedselketen onverwijld te
operationaliseren;

het wetsontwerp dat de Koning machtigt de
bevoegdheid van het Federaal Agentschap voor de
Veiligheid van de Voedselketen uit te breiden,
onverwijld aan het Parlement voor te leggen;

het wetenschappelijk comité van het FAVV
onverwijld samen te stellen, te operationaliseren
alsook het comité de nodige budgettaire middelen
ter beschikking te stellen;

een gedeelte van de kosten van het veralgemeend
testen van runderen zelf te dragen ofwel de nodige
maatregelen te treffen dat de rundveehouders deze
kost daadwerkelijk kunnen doorrekenen aan hun
afnemers;

een informatiecampagne op te starten die de
bevolking inlicht over het nieuwe testsysteem en de
effecten ervan."

Een eenvoudige motie werd ingediend door de
dames Michèle Gilkinet, Maggie De Block en Anne-
Marie Descheemaeker.

Over deze moties zal later worden gestemd; De
bespreking is gesloten.
Motions

En conclusion de cette discussion, les motions
suivantes ont été déposées.

Une motion de recommandation, déposée par Mme
Joke Schauvliege et M. Hubert Brouns, est libellée
comme suit :
« La Chambre,

ayant entendu l'interpellation de M. Hubert Brouns
et la réponse du gouvernement


demande au gouvernement de rendre
opérationnelle sans délai l'Agence fédérale pour la
sécurité alimentaire ;

de soumettre sans délai au Parlement le projet de
loi autorisant le Roi à élargir les compétences de
l'Agence fédérale pour la sécurité alimentaire ;

de procéder sans délai, à la constitution du comité
scientifique de l'AFSA
; de rendre ce dernier
opérationnel et de mettre à sa disposition les
moyens nécessaires à son fonctionnement ;


soit de prendre lui-même en charge les frais liés à
la généralisation des tests effectués sur les bovins,
soit de prendre les mesures nécessaires pour que
les éleveurs de bovins puissent répercuter ces frais
sur leurs acheteurs ;

d'organiser, à l'intention de la population, une
campagne d'information sur le nouveau système de
tests et ses effets. »

Une motion pure et simple a été déposée par Mmes
Maggie De Block, Michèle Gilkinet et Anne-Mie
Descheemaeker.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement.
De bespreking is gesloten.
La discussion est close.
04 Mondelinge vraag van de heer Peter
Vanhoutte aan minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieuover "het
Careweb-initiatief" (nr. 2891)
04 Question orale de M. Peter Vanhoutte à la
ministre de la Protection de la consommation, de
la Santé publique et de l'Environnement sur
« l'initiative Careweb » (n° 2891)
04.01 Peter Vanhoutte (AGALEV-ECOLO): Een
aantal farmaceutische bedrijven wil via Careweb
medische informatie verzamelen. Dit roept
04.01 Peter Vanhoutte (AGALEV-ECOLO):
Certaines firmes pharmaceutiques cherchent à
recueillir des informations médicales par l'entremise
29/11/2000
CRABV 50
COM 310
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
deontologische en ethische vragen op. Is de privacy
van de patiënt wel voldoende beschermd? Uit het
antwoord in plenaire vergadering bleek dat de
minister evenmin enthousiast is over dit privé-
initiatief. Wordt de zaak onderzocht? Komt er een
advies van de Orde van geneesheren of van een
ethische commissie? Moeten de artsen dit advies
afwachten vooraleer ze hun medewerking aan
Careweb toezeggen.
de Careweb. Cette démarche appelle des questions
d'ordre déontologique et éthique. La vie privée du
patient est-elle suffisamment protégée ? La réponse
fournie par le ministre en séance plénière ne
traduisait pas un enthousiasme débordant. Cette
question est-elle à l'étude ? Attend-on un avis de
l'Ordre des Médecins ou d'une commission
d'éthique ? Les médecins doivent-ils attendre de
connaître la teneur de cet avis avant d'accepter de
collaborer à Careweb ?
04.02 Minister Magda Aelvoet (Nederlands): Ik ben
van mening dat men wat voorbarig is tewerk
gegaan. Omwille van de elementaire voorzichtigheid
doen artsen er beter aan hun medewerking in
beraad te houden tot er een advies is van de
ethische commissie. Die commissie onderzoekt het
probleem en zal zo vlug mogelijk advies uitbrengen.
04.02 Magda Aelvoet , ministre (néerlandais) : Il
me paraît que l'on est allé un peu vite en besogne.
L'élémentaire prudence commanderait que les
médecins suspendent leur collaboration jusqu'à ce
que la commission d'éthique ait rendu son avis.
Cette commission étudie le problème et remettra
son avis dans les meilleurs délais.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De vergadering wordt gesloten om 19.25 uur.
La séance est levée à 19.25 heures.

Document Outline