KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50 COM 304
CRIV 50 COM 304
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET HET BEKNOPT VERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC LE COMPTE RENDU ANALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
C
OMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
woensdag mercredi
22-11-2000 22-11-2000
14:15 uur
14:15 heures
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP Christelijke
Volkspartij
FN Front
National
PRL FDF MCC
Parti Réformateur libéral Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS Parti
socialiste
PSC Parti
social-chrétien
SP Socialistische
Partij
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode + nummer
en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du
n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag (op wit papier, bevat de bijlagen en het
beknopt verslag, met kruisverwijzingen tussen Integraal en
Beknopt Verslag)
CRIV
Compte Rendu Intégral (sur papier blanc, avec annexes et
CRA, avec renvois entre le CRI et le CRA)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV Compte
Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
CRIV 50
COM 304
22/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt
aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de patiënten met chronische
ziekten" (nr. 2615)
1
Question orale de Mme Greta D'Hondt au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "les
patients atteints de maladies chroniques"
(n° 2615)
1
Sprekers:
Greta D'Hondt, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Greta D'Hondt, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van de heer Jean-Jacques
Viseur aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de werking van de
ombudsdienst "Pensioenen"" (nr. 2631)
3
Question orale de M. Jean-Jacques Viseur au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
"le fonctionnement du service de médiations pour
les pensions" (n° 2631)
3
Sprekers: Jean-Jacques Viseur, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs: Jean-Jacques Viseur, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van de heer Jean-Jacques
Viseur aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "het cumuleren van een
overlevingspensioen en een ziekte-, invaliditeits-
of werkloosheidsuitkering" (nr. 2632)
4
Question orale de M. Jean-Jacques Viseur au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
"le cumul entre une pension de survie et une
indemnité pour cause de maladie, d'invalidité ou
de chômage volontaire" (n° 2632)
4
Sprekers: Jean-Jacques Viseur, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs: Jean-Jacques Viseur, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van mevrouw Marie-Thérèse
Coenen aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de aanpassing van de WIGW's
barema's en van andere vrijstellingen aan de
verhoging van de pensioenen" (nr. 2636)
6
Question orale de Mme Marie-Thérèse Coenen au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
"l'adaptation du barème des VIPO et d'autres
exonérations à l'augmentation des pensions"
(n° 2636)
5
Sprekers: Marie-Thérèse Coenen, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs: Marie-Thérèse Coenen, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan
de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "de schaalvergroting in Belgische
ziekenhuizen" (nr. 2651)
8
Question orale de Mme Trees Pieters au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur
"l'augmentation d'échelle dans les hôpitaux
belges" (n° 2651)
8
Sprekers:
Trees Pieters, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Trees Pieters, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van mevrouw Yolande
Avontroodt aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de niet-terugbetaling van
cholinesteraseremmers" (nr. 2654)
10
Question orale de Mme Yolande Avontroodt au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
"l'absence de remboursement des inhibiteurs de
Cholinesterase" (n° 2654)
10
Sprekers:
Yolande Avontroodt, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Yolande Avontroodt, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van de heer Joos Wauters aan
de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "de procedures van het Bijzonder
Solidariteitsfonds" (nr. 2740)
13
Question orale de M. Joos Wauters au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "les
procédures applicables au Fonds spécial de
solidarité" (n° 2740)
13
Sprekers:
Joos Wauters, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Joos Wauters, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
CRIV 50
COM 304
22/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE
ZAKEN
COMMISSION DES AFFAIRES
SOCIALES
van
WOENSDAG
22
NOVEMBER
2000
14:15 uur
______
du
MERCREDI
22
NOVEMBRE
2000
14:15 heures
______
De vergadering wordt geopend om 14.15 uur door
de heer Joos Wauters, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.15 heures par M. Joos
Wauters, président.
01 Mondelinge vraag van mevrouw Greta
D'Hondt aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de patiënten met chronische
ziekten" (nr. 2615)
01 Question orale de Mme Greta D'Hondt au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "les patients atteints de maladies
chroniques" (n° 2615)
01.01 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de
Christelijke Mutualiteiten maakten onlangs de
uitslag bekend van hun onderzoek naar de
toekenning van het zorgforfait aan chronische
zieken. De evaluatie bleek positief. Het zorgforfait
bereikt inderdaad de juiste mensen, maar een
actieplan voor de volgende jaren dringt zich op.
De CM willen in dit verband een aantal prioriteiten
naar voren brengen. Zo is er de opname van het
remgeld van geneesmiddelen van categorie B in
de sociale franchise en de fiscale franchise. Er zijn
verder de verhoging van de uitkeringen voor
werkonbekwame en invalide chronische zieken en
de bijsturing van het incontinentieforfait. Bij de
toekenning van het zorgforfait zou dus niet alleen
rekening gehouden mogen worden met de
zorgafhankelijkheid van de chronische zieke, maar
ook met alle kosten die zijn ziekte met zich brengt.
In het licht van uw beleidsvoorstellen, mijnheer de
minister, werd bij de chronische zieken gepeild
naar wat zij belangrijk vinden. Het grootste belang
hechten zij aan de financiële maatregelen. Zij
willen kortom een hoger inkomen. Uit het
onderzoek blijkt immers dat het gezinsinkomen
van meer dan een derde van de chronische
zieken minder dan 40.000 frank per maand
bedraagt. Zij vragen dat de vermindering van
uitgaven voor de gezondheidszorg gemiddeld
36.000 frank op jaarbasis zou bedragen. Ook de
uitbouw van de hulpverlening aan huis is voor vele
chronische zieken prioritair.
Ik besef wel, mijnheer de minister, dat een aantal
van die eisen in uw beleidsbrief worden
opgenoemd. Vraag en antwoord hebben elkaar
inmiddels gekruist. Ik heb er dus geen moeite mee
als u in uw antwoord op mijn vraag zou verwijzen
naar de inleiding van uw beleidsbrief en het debat
dat daaraan volgende week zal worden gewijd.
Vandaag zou u dan de punten kunnen behandelen
die niet specifiek in uw beleidsbrief vermeld zijn.
Mijnheer de minister, ik heb zaterdag samen met
2.000 andere mensen met veel aandacht en
interesse geluisterd naar de antwoorden die u gaf
op de Dag van de Patiënt op de Heizel. Zaterdag
hebt u mijn vragen dus eigenlijk reeds buiten het
Parlement beantwoord. Ik wil u hier toch nog
vragen wat uw mening is over het onderzoek van
de CM en of de resultaten ervan in uw
beleidslijnen kunnen worden ingepast? Op welke
termijn zult u dit dan doen? Ik veronderstel dat uw
beleidsbrief daar een antwoord op geeft?
Voor welke andere voorstellen mogen wij de
spoedige omzetting naar concrete wetteksten
verwachten, en op welke termijn?
Ik wil u ook vragen, mijnheer de minister, op welke
termijn u het zorgforfait wil uitbreiden tot de
chronische zieken die niet onmiddellijk
zorgafhankelijk zijn, maar die door de frequentie of
de langdurigheid van hun hospitalisatie hoge
22/11/2000
CRIV 50
COM 304
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
gezondheidsuitgaven hebben.
Ten slotte wil ik u vragen voor welke initiatieven
het bedrag van 1,5 miljard frank zal worden
aangewend dat u in uw begroting voor 2001 hebt
ingeschreven voor de chronische zieken?
Nogmaals, mijnheer de minister, ik heb er geen
enkele moeite mee als u in uw antwoord zou
verwijzen naar uw beleidsbrief en dat u vandaag
alleen de punten behandelt die niet onmiddellijk in
de beleidsbrief terug te vinden zijn.
01.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, collega's, dit gegeven staat centraal
in de bespreking van de beleidsnota. Ik wil toch
enkele bemerkingen maken. Mevrouw D'Hondt
vraagt mijn mening over het recente onderzoek
van de Christelijke Mutualiteiten. Een stuk van het
onderzoek door CM uitgevoerd heb ik al grondig
gelezen, namelijk dat deel over het inkomen van
de chronisch zieken. Ik heb het nog niet in zijn
geheel kunnen bestuderen. Een aspect dat mij
interessant lijkt en belangrijk is om te signaleren,
is wat gezegd wordt over het incontinentieforfait
en de vraag of het de mensen die het nodig
hebben wel bereikt. Daar durf ik mij nu niet over
uitspreken. Ik heb mijn medewerkers gevraagd
dat aspect van de problematiek grondig te
bestuderen.
De studie van CM voegt zich volgens mij bij een
aantal andere. Er is deze week sprake geweest
van een studie van de VUB. Ik verwijs in de
beleidsnota tot mijn spijt ook nog naar enkele
andere voorbeelden. Ze tonen aan dat de
ongelijkheid op het vlak van toegang tot
gezondheidszorg - meer bepaald de ongelijkheid
inzake gezondheid in onze samenleving
-
toeneemt. Bijgevolg hebben een aantal mensen
het financieel bijzonder moeilijk om hun langdurige
ziekte, ook financieel, door te spartelen.
Ik heb een aantal beslissingen genomen. Ik zal er
dadelijk op terugkomen. Er zijn ook een aantal
zaken in voorbereiding. Die zijn terug te vinden in
de beleidsnota.
Zo is er het project over de maximumfactuur. Ik
zal u nu reeds enige uitleg geven over de
wetgevende techniek. Het project over de
maximumfactuur is een zeer fundamentele
ambitie. Ik wil namelijk het geheel van persoonlijke
uitgaven voor verzekerde prestaties
gezondheidszorg op jaarbasis beperken tot een
maximumbedrag. Ik zal dat doen in functie van het
inkomen. Omdat dit vele jaren werk veronderstelt,
zal ik in etappes werken.
De eerste etappe is het inbrengen van de
geneesmiddelen in de teller van de
franchisesystemen. Dit kan, reglementair
gesproken, met een koninklijk besluit inzake de
sociale franchise worden verwezenlijkt. Voor de
fiscale franchise is er een wijziging in de
wetgeving nodig. Dat leg ik straks voor in de
programmawet. Daarvoor moet de wetgeving
worden gewijzigd. Meer heb ik in de
programmawet niet willen brengen.
De les die ik uit mijn eerste jaar als minister heb
getrokken is te vermijden te veel zaken in de
programmawet in te brengen. Doe alleen het
hoogstnodige. Ik heb de regering dus voorgesteld
om rond het idee maximumfactuur - waarvoor
meer wijzigingen aan de wet moeten worden
aangebracht dan de zeer korte termijnoefening
rond geneesmiddelen - een apart wetsontwerp in
te dienen, want het is belangrijk dat hierover in
deze commissie en in de Kamer een grondig
debat wordt gevoerd.
U hebt mij een vraag gesteld over het zorgforfait.
Het zorgforfait bereikt vandaag een doelgroep van
ongeveer 45.000 mensen. Een grote groep
mensen valt daarbuiten. Zij hebben ook veel
kosten, maar zij voldoen niet aan een van de
geldende afhankelijkheidscriteria om het
zorgforfait te krijgen. Ik voeg daarom een nieuw
uitbreidend criterium toe. Het komt erop neer dat,
als men de voorbije twee jaar 120 dagen in een
ziekenhuis heeft verbleven of 6 keer is
opgenomen, men het zorgforfait kan krijgen, als
men ook voldoet aan de financiële voorwaarde.
Dat betekent dat men twee jaar na elkaar
minstens 10.000 frank remgeld heeft moeten
betalen. Bovendien verhoog ik het
incontinentieforfait van 10.000 frank naar 15.000
frank.
De eerste maatregel inzake het zorgforfait
vergroot de doelgroep tot ongeveer 100.000
mensen. De tweede maatregel inzake het
incontinentieforfait vergroot de doelgroep niet,
maar verhoogt het bedrag naar 15.000 frank.
De studie van de CM volgens dewelke de
doelgroep niet goed gevat wordt door die criteria
verontrust mij dus enigszins.
Ik geef u nu de stand van zaken. Op de
Ministerraad van 6 oktober werd een koninklijk
besluit goedgekeurd betreffende die twee
elementen, zorgforfait en incontinentieforfait. Ik
heb een advies gevraagd aan de Raad van State
op 12 oktober op termijn van een maand maar ik
CRIV 50
COM 304
22/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
wacht nog steeds op antwoord. Ik hoop dat advies
natuurlijk zo snel mogelijk te ontvangen. Ik wil het
nog dit jaar publiceren zodanig dat het dit jaar van
toepassing kan zijn.
Wat het budget betreft, ook dat komt nog ter
sprake. U zult zien dat ik eigenlijk, enerzijds, voor
de eerste etappe "maximumfactuur", het
incorporeren van noodzakelijke geneesmiddelen,
1,4 miljard frank ter beschikking heb voor 2001.
Anderzijds, heb ik voor een aantal
kwaliteitsprojecten rond chronisch zieken maar
ook voor specifieke punctuele problemen van
terugbetaling, zoals voor prothesen, oorapparaten
enzovoort 1,5 miljard frank ter beschikking.
Dat is mijn antwoord op uw vragen. De andere
elementen zullen ter sprake komen bij de
discussie over de beleidsnota.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Question orale de M. Jean-Jacques Viseur
au ministre des Affaires sociales et des
Pensions sur "le fonctionnement du service de
médiations pour les pensions" (n° 2631)
02 Mondelinge vraag van de heer Jean-Jacques
Viseur aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de werking van de
ombudsdienst "Pensioenen"" (nr. 2631)
02.01 Jean-Jacques Viseur (PSC): Monsieur le
président, monsieur le ministre, chers collègues,
je lisais récemment dans une information du
gouvernement fédéral qu'en cas de problème de
pension, «le médiateur pour les pensions vous
écoute» et la publicité disait: «Vous avez une
plainte à propos des prestations du
fonctionnement des services de pension, à propos
du calcul de votre pension légale, de son montant
ou de son paiement; que vous soyez salarié,
indépendant ou fonctionnaire, vous pouvez
adresser toutes vos plaintes portant sur les
pensions légales au médiateur pour les pensions:
le médiateur cherche une solution, etc.».
Mon attention a été attirée par la situation
suivante: quelqu'un, en raison de cette
information, prend contact avec le service de
médiations des pensions à propos de difficultés
rencontrées dans le cadre d'une pension mixte,
pension qui, partiellement, est due par une
institution provinciale.
La réponse du service de médiations des
pensions est qu'il lui est impossible d'intervenir
auprès de l'autorité provinciale conformément au
principe de l'autonomie des autorités locales.
Ou le service de médiations des pensions a une
portée aussi large que la publicité l'indique, et
dans ce cas-là, pourquoi s'abstenir d'intervenir
auprès d'une institution provinciale?
Ou, en raison de la répartition des pouvoirs, ce
service de médiations des pensions ne peut pas
intervenir - il vaudrait mieux d'ailleurs que la
publicité en fasse état - et alors quelles sont, pour
les bénéficiaires de ces pensions exclus de la
compétence des médiateurs, les possibilités
d'introduire des réclamations?
02.02 Frank Vandenbroucke, ministre: Monsieur
le président, le législateur a effectivement assigné
au service de médiations pour les pensions
l'instruction des plaintes relatives aux activités et
au fonctionnement des services de pension qui
attribuent et paient les pensions légales.
Le collège examine les réclamations qui touchent
à l'établissement des droits à pension légale, leur
paiement et leur montant. Toute personne
intéressée, pensionnée ou future pensionnée,
peut donc introduire une plainte.
La législation belge en matière de sécurité sociale
connaît différents régimes légaux de pension
selon la nature de la carrière professionnelle: le
régime des travailleurs salariés, le régime des
travailleurs indépendants et le régime des
fonctionnaires. A côté de ces régimes principaux
coexistent des régimes spécifiques ou de moindre
importance, qui en dérivent.
Tous les actes et comportements des services de
pension et tous les faits dont le citoyen se plaint,
peuvent être soumis à l'enquête du service de
médiations pour les pensions.
Le contrôle de légalité constitue une des priorités
et réside dans l'examen du respect de la
législation par les services de pension.
L'établissement des droits à pension dans chaque
régime légal de pension, le paiement de la
pension, y compris le délai de paiement, les
modalités de paiement et le calcul du montant,
entrent en ligne de compte dans une enquête
visant à vérifier si la législation et la
réglementation ont été correctement appliquées.
Cela vaut également pour le traitement des
demandes d'estimation de la future pension par le
service Info-Pensions.
Les compétences des médiateurs pour les
pensions sont toutefois limitées aux services de
22/11/2000
CRIV 50
COM 304
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
pension. Ainsi, ils ne sont pas compétents en
matière de plaintes au sujet du fonctionnement
des services du personnel des autorités fédérales,
communautaires ou régionales, qui fournissent
des données de carrière aux services de pension.
De même, l'autonomie de certains organismes ou
parastataux communautarisés et régionalisés,
ainsi que celle des autorités provinciales et
locales, doit être respectée. Le service de
médiations pour les pensions n'est donc pas
compétent pour instruire des plaintes sur des
pensions légales que l'une de ces autorités
attribuerait et/ou paierait elle-même.
Il arrive qu'une institution provinciale délègue la
gestion ou le paiement de ses pensions. Dès lors,
selon l'avis même du Conseil d'Etat, le service de
médiations devient compétent lorsque cette
délégation a été faite au bénéfice d'un service de
pension à l'égard duquel le service de médiations
des pensions est légalement compétent.
A titre d'exemple, je citerai les pensions du
personnel de l'ancienne Province du Brabant
lorsque les services de l'administration des
pensions du ministère des finances ont été
chargés de la gestion.
De plus, certaines prestations et indemnités qui
dans le langage courant sont cataloguées comme
pensions, telles que les prépensions et les
pensions complémentaires, ne sont pas des
pensions légales et le service de médiations n'est
pas non plus compétent à cet égard.
Les bénéficiaires de pensions - ou des avantages
dont je viens de parler - exclus de la compétence
du service de médiations pour les pensions
peuvent faire appel aux procédures ordinaires en
cas de réclamation: ils peuvent s'adresser à
l'administration concernée, au tribunal compétent
ou encore, dans certains cas, aux services de
médiations fédéraux, régionaux ou communaux.
Quand ils s'adressent dans ces cas au service de
médiations pour les pensions, l'arrêté royal du 27
avril 1997 impose aux médiateurs d'informer
immédiatement le plaignant de leur incompétence
et de les renvoyer à la personne, organisme ou
service intéressé.
02.03 Jean-Jacques Viseur (PSC): Monsieur le
président, je constate que le service de
médiations des pensions décline sa compétence
en ce qui concerne les pensions provinciales.
Concernant la dernière phrase du ministre à
propos du renvoi obligatoire vers le service
concerné, je dois bien constater - bien sûr, je
songe à un dossier particulier - que cela n'est pas
toujours fait. En effet, il y a seulement une
déclaration qui dit: «nous sommes incompétents».
02.04 Frank Vandenbroucke, ministre: Tout
d'abord, il s'agit là d'une question de terminologie;
vous dites que «le service de médiations décline».
Non, il s'agit de la loi.
Si vous avez un dossier concret où, selon vous,
on a commis une erreur en ne le renvoyant pas au
service compétent, donnez-le moi et je contacterai
les médiateurs.
02.05 Jean-Jacques Viseur (PSC): D'accord, je
vous le communiquerai.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
03 Question orale de M. Jean-Jacques Viseur
au ministre des Affaires sociales et des
Pensions sur "le cumul entre une pension de
survie et une indemnité pour cause de maladie,
d'invalidité ou de chômage volontaire" (n° 2632)
03 Mondelinge vraag van de heer Jean-Jacques
Viseur aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "het cumuleren van een
overlevingspensioen en een ziekte-,
invaliditeits- of werkloosheidsuitkering"
(nr. 2632)
03.01 Jean-Jacques Viseur (PSC): Monsieur le
président, monsieur le ministre, chers collègues,
durant ces dernières années, nous avons dû gérer
la pénurie, et ce faisant, nous avons parfois pris
des libertés avec le caractère «assurantiel» de la
sécurité sociale.
J'ai sous les yeux un exemple typique relatif à la
situation des conjoints survivants bénéficiant
d'une pension de survie. Ces derniers peuvent,
dans les conditions définies à l'article 64, § 2B, de
l'arrêté royal du 21 décembre 1967, exercer une
activité complémentaire à partir du moment où le
revenu de cette activité ne dépasse pas un certain
montant. Lorsque ces bénéficiaires des pensions
de survie, d'ailleurs parfois assez jeunes, exercent
cette activité complémentaire, ils ou elles cotisent
évidemment aux diverses formes de sécurité
sociale. Cependant, en cas de maladie ou de
chômage, ces bénéficiaires d'une pension de
survie ne peuvent cumuler celle-ci avec les
indemnités de sécurité sociale. Cette situation
présente un double défaut:
1. un défaut d'équité puisque les personnes,
qui bénéficient d'une pension de survie et
CRIV 50
COM 304
22/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
qui exercent une activité professionnelle
dont elles retirent un revenu, se voient
financièrement pénalisées si par
malchance elles perdent involontairement
leur emploi ou tombent malade. Dans ce
cas, elles ne bénéficient évidemment plus
de leur revenu du travail mais elles
perdent aussi le bénéfice des revenus de
remplacement et des allocations sociales
auxquels pourrait prétendre tout travailleur
salarié dans la même situation;
2. un défaut de cohérence juridique puisque
toutes les dispositions relatives au contrat
de travail sont applicables aux pensionnés
qui exercent des activités dans de telles
conditions.
La solution passe par une modification de la loi.
Cependant, indépendamment de la modification
législative qui pourrait nécessiter un certain
temps, le texte prévoit que le Roi peut faire usage
du pouvoir que lui confère l'article 25 de l'arrêté
royal n° 50 pour autoriser le cumul entre la
pension de survie et une allocation sociale de
chômage involontaire ou d'invalidité.
Si l'on veut tenir compte de la situation de ces
personnes, la logique juridique de l'équité voudrait
qu'il soit fait usage de cette possibilité ouverte au
Roi pour limiter les cas les plus flagrants.
Monsieur le ministre, pourriez-vous me dire si
vous avez l'intention d'apporter des modifications
légales ou d'user de ce pouvoir conféré par
l'article 25 de l'arrêté royal n° 50? Si votre réponse
est négative, pourriez-vous me donner la raison
qui justifie cette situation déséquilibrée?
03.02 Frank Vandenbroucke, ministre: Monsieur
le président, chers collègues, en réponse à la
question, je peux communiquer qu'en vertu de
l'article 25 de l'arrêté royal n° 50 du 24 octobre
1967 relatif à la pension de retraite et de survie
des travailleurs salariés, le paiement de la pension
de survie est subordonné à deux conditions:
-
le bénéficiaire ne peut pas jouir d'une
indemnité pour cause de maladie,
d'invalidité ou de chômage involontaire, ni
d'une allocation pour cause d'interruption
de carrière ou de réduction des
prestations, ni d'une indemnité
complémentaire accordée dans le cadre
d'une prépension conventionnelle; à cette
règle, il n'existe pas de dérogation;
-
le bénéficiaire ne peut pas exercer
d'activité professionnelle; par dérogation à
cette condition, l'exercice d'une activité
professionnelle est autorisé pour autant
que l'intéressé en ait fait la déclaration et
que les revenus provenant de cette
activité ne dépassent pas certaines
limites.
C'est la situation actuelle. Nous discutons ici d'un
élément qui se trouve aussi dans ma note de
politique générale, mais vous l'ignoriez,
évidemment. Ce n'est pas une critique de ma part.
Le paiement d'une pension étant soumis à des
règles strictes, il peut en résulter une chute
d'activité parce que tout travail supplémentaire est
découragé. Afin de pouvoir soutenir les efforts des
personnes qui souhaitent travailler, j'ai chargé le
service d'étude du ministère des Affaires sociales
d'examiner cette problématique. Sur la base des
résultats de cette étude, il sera examiné comment
rendre plus attractive la combinaison d'un travail
partiel avec une pension. Fera également l'objet
d'un examen, l'opportunité, dans le cas particulier
des bénéficiaires d'une pension de survie, de
pouvoir cumuler deux revenus de remplacement:
le revenu de remplacement - pension de survie -
sur la base de l'activité du conjoint décédé et le
revenu de remplacement sur la base de sa propre
activité. Il y a parfois des drames personnels, par
exemple, une veuve qui travaillait devient malade
ou chômeuse et ne peut donc pas cumuler son
revenu de remplacement avec la pension de
survie.
Comme vous l'avez mentionné, vous avez déposé
une proposition concernant cette problématique et
Mme Cahay l'a fait également. En ce qui me
concerne, je finalise actuellement une étude et je
suis occupé à en tirer les conclusions.
Je signale que dans ce problème, il faut en outre
tenir compte du fait que les mêmes conditions
existent dans les régimes de pension des
travailleurs indépendants et des agents du secteur
public, de sorte que des modifications éventuelles
devraient être applicables aux trois régimes de
pension. Je dois me concerter avec mon collègue,
Jaak Gabriels, et je ne peux pas m'aventurer dans
des propositions actuellement. Je dois finaliser
l'étude que je suis occupé à mener, comme il est
indiqué dans la note de politique générale.
En conséquence, j'estime qu'il est prématuré
d'envisager une modification dans le seul régime
des travailleurs salariés, mais il faudra
certainement revenir à ce dossier.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
22/11/2000
CRIV 50
COM 304
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
04 Question orale de Mme Marie-Thérèse
Coenen au ministre des Affaires sociales et des
Pensions sur "l'adaptation du barème des VIPO
et d'autres exonérations à l'augmentation des
pensions" (n° 2636)
04 Mondelinge vraag van mevrouw Marie-
Thérèse Coenen aan de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen over "de aanpassing van
de WIGW's barema's en van andere
vrijstellingen aan de verhoging van de
pensioenen" (nr. 2636)
04.01 Marie-Thérèse Coenen (ECOLO-
AGALEV): Monsieur le président, monsieur le
ministre, chers collègues, depuis le 1
er
janvier
2000, le revenu minimum des personnes âgées a
augmenté d'un peu plus de 1.000 francs. On s'en
réjouit. Mais plusieurs personnes m'ont signalé
que cette augmentation avait des effets pervers.
Je vous citerai l'exemple d'une personne
handicapée à plus de 68% qui touche une pension
de l'Etat. Elle a bénéficié pendant un certain
nombre d'années du statut de VIPO. A partir de
1994, les barèmes n'ont plus été indexés par
mesure d'économie. Ensuite, le barème VIPO a
été à nouveau indexé, mais sans tenir compte de
la période de vaches maigres. Il n'y a donc pas eu
de réévaluation des barèmes en tant que telle.
On constate que toute augmentation des pensions
peut entraîner, dans le chef d'un certain nombre
de personnes, la suppression du statut de VIPO si
leur revenu dépasse le plafond de référence. Or,
perdre le statut de VIPO à cause d'une
augmentation relativement faible peut poser
d'énormes problèmes pour ces personnes et
entraîner des conséquences importantes sur leur
niveau de vie réel. En effet, elles perdent des
remboursements préférentiels à la mutualité, une
série d'accès aux soins et des avantages en
matière de journées d'hospitalisation. Il faut tenir
compte aussi des secteurs dérivés. Il y a encore le
problème des transports, mais ce dernier a été
résolu par une mesure que vous avez prise en la
matière. Il y a aussi le problème des déductions
fiscales, des déductions liées au téléphone, au
gaz, à l'électricité, etc. Donc, une augmentation
relativement faible peut entraîner une perte de
statut et celle d'une série d'avantages liés au
statut de VIPO. Cela aura aussi des
conséquences sur les taxes régionales qui sont
perçues sur le revenu des personnes. A ce
niveau-là aussi, ces personnes perdent leur droit à
des réductions.
Qu'en est-il exactement de la liaison des barèmes
de référence avec le niveau des revenus des
personnes âgées? Une adaptation des revenus
est-elle prévue non pas simplement sur la base de
l'index de l'année mais selon un mécanisme de
rattrapage par rapport à la période d'austérité? Un
recensement est-il prévu de tous les systèmes
conditionnels ayant trait au statut VIPO? Si le
statut VIPO reste plafonné à un certain niveau,
ces systèmes conditionnels ne doivent-ils pas être
augmentés afin que ces personnes puissent avoir
accès au statut?
La personne prise en exemple a constaté qu'elle
aurait encore eu droit pendant un an au statut
VIPO. Elle en a été informée trop tard. Je me
demande donc si l'on ne pourrait pas prévoir un
système d'information centralisé en vue de mieux
renseigner les gens sur leurs droits en cours
d'année. En effet, si les personnes ne se
renseignent pas elles-mêmes sur leurs droits, on
constate qu'il y a un problème d'accès à
l'information et à la mise en oeuvre de droits
auxquels elles peuvent normalement prétendre.
04.02 Frank Vandenbroucke, ministre: Monsieur
le président, chers collègues, la question de Mme
Coenen vise une série de problèmes importants
qui touchent à l'architecture même de la politique
sociale. La manière dont les réglementations
sociales s'articulent peut parfois générer des
petits et des grands drames chez certains.
La question posée est donc aussi très
intéressante du point de vue de l'architecture
optimale de la protection sociale, matière qui
connaît de nombreuses contradictions.
Après avoir abordé quelques aspects techniques,
je reviendrai sur le fond de la question.
L'article 1
er
, § 1
er
, alinéa 3 de l'arrêté royal du 8
août 1997 fixant les conditions de revenus et les
conditions relatives à l'ouverture, au maintien et
au retrait du droit à l'intervention majorée de
l'assurance visée à l'article 37, § 1
er
,de la loi
relative à l'assurance obligatoire soins de santé et
indemnités, prévoit que les plafonds prévus sont
liés à l'indice-pivot 143,02 et sont adaptés à
l'indice des prix à la consommation et à l'évolution
du bien-être d'une manière identique à celle en
vigueur pour les pensions.
Etant donné cette règle, une indexation de la
pension minimum ne peut donc pas avoir pour
effet de faire dépasser à un titulaire le plafond
prévu pour l'octroi du droit à l'intervention majorée.
Celui-ci est fixé actuellement, à la suite de
l'indexation intervenue le 1
er
septembre 2000, à
484.007 francs, augmenté de 89.602 francs par
personne à charge.
CRIV 50
COM 304
22/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
Il est vrai que dans la mesure où il pouvait y avoir,
jusqu'à présent, un ou deux mois de
différenciation, cela pouvait causer des
problèmes. Mais si les mécanismes d'indexation
sont exactement les mêmes, cela ne pose, en
principe, aucun problème, parce que le plafond
est lui-même indexé.
Il en va autrement d'une majoration de la pension
comme celle que vous évoquez et qui est
intervenue au début de l'année 2000, majoration
qui est venue s'ajouter à l'indexation. Certaines
personnes ayant bénéficié de cette majoration et
dont les revenus se situaient auparavant juste au-
dessous du plafond, ont ainsi effectivement pu
perdre leurs régimes préférentiels.
Je vais d'ailleurs à cet égard vous communiquer
une note chiffrée, de laquelle il ressort que si l'on
compare, d'une part, les plafonds et, d'autre part,
les pensions minima, pour une personne vivant
seule ou un ménage disposant de la pension
minimum, la majoration de 1.000 francs que
j'avais proposée ne peut pas poser de problèmes.
Le problème se pose lorsqu'il y a cohabitation. La
pension minimum est largement au-dessous du
plafond VIPO. Si une personne est isolée et vit de
sa pension, elle n'aura aucun problème car le
montant de sa pension ne dépassera jamais le
plafond suite à la majoration que j'ai donnée. Le
problème concerne les personnes vivant au sein
d'une famille et pour qui le revenu familial est
évidemment pris en compte dans le système
VIPO.
Dès lors, il est possible que la majoration de la
pension d'un des partenaires fasse perdre à l'un
ou l'autre le statut VIPO préférentiel. Cela dépend
des montants.
Je crois que l'on est confronté à un problème
fondamental ainsi qu'à une certaine contradiction
insoluble: les mécanismes et les outils sont tels
qu'avec le système VIPO préférentiel limité par un
plafond - où tout est noir ou tout est blanc -, la
personne qui ne dépasse pas le seuil bénéficie de
l'avantage à 100% tandis que celle qui le dépasse,
perd tout avantage. Cela crée toute une série de
problèmes.
C'est l'inconvénient de ce système de ciblage
basé sur ce genre de plafond. A vrai dire, mais ce
n'est pas ma compétence et donc je reste
prudent, je regrette que tant au niveau fédéral
qu'au niveau des communautés et des régions,
motivées par des initiatives faisant preuve
d'inspirations tout à fait louables, de plus en plus
de systèmes basés sur ce type de seuils ont été
mis en place ciblant certaines couches
défavorisées de la société. Les gens qui
dépassent ce plafond à cause d'une mesure,
perdent toute une série d'avantages.
Les parlementaires régionaux et fédéraux
devraient réfléchir lorsqu'ils proposent des
mesures qui, à première vue, sont des mesures
bien ciblées. C'est vraiment une contradiction de
la politique sociale. Je pense pouvoir apporter une
solution par le biais de ce que j'appelle la «facture
maximale». Dans la première étape, ce système
comprendrait plusieurs seuils, lesquels
protégeraient les personnes contre la perte de tout
avantage parce que le deuxième seuil ne serait
pas encore atteint.
J'imagine un exemple. Supposons que le premier
seuil s'arrête à 100 - 100.000 ou 500.000 francs,
peu importe -; le deuxième seuil à 120.
Par exemple, pour ceux dont le revenu se situe
au-dessous de 100, nous fixons la facture
maximale annuelle à 15.000 francs; pour ceux
dont le revenu se situe entre 100 et 110, nous
fixons cette facture maximale à 20.000 francs.
Cela signifie qu'un pensionné qui, par le biais de
la majoration hors index que j'ai évoquée,
dépasse le premier seuil, ne pourrait sur une base
annuelle qu'être pénalisé, en cas de grave
maladie, a rato de 5.000 francs, la différence entre
la première et la deuxième facture maximale.
Un système de facture maximale, plutôt graduel
en termes de seuil et de limitation, est déjà
beaucoup plus adéquat que le mécanisme actuel
comportant un seul plafond, le VIPO préférentiel,
où tout n'est que noir ou blanc.
Si la facture maximale est instaurée, j'espère
pouvoir dans une première étape fixer une facture
maximale pour les revenus les plus modestes,
notamment le VIPO préférentiel, mais également
une deuxième facture maximale pour des revenus
modestes sans être les plus faibles. Nous
pourrons alors corriger quelque peu l'effet pervers
de ce type de majoration. Pour celui qui reçoit un
supplément mensuel de 1.000 francs grâce à une
mesure appliquée sur les pensions - soit 12.000
francs brut par an et sans doute moins en net -, si
l'effet négatif est limité à 5.000
francs au
maximum, les résultats sont déjà beaucoup plus
nuancés.
C'est une des raisons pour lesquelles j'estime que
le système VIPO est de plus en plus inadéquat. Il
22/11/2000
CRIV 50
COM 304
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
faut un système de protection complémentaire,
visant la facture sur une base annuelle et
prévoyant des gradations permettant un lissage
plus souple de la protection.
Nous en discuterons lors des débats sur la loi-
programme et toutes les mesures d'exécution,
notamment quand j'introduirai un projet séparé sur
le concept de la facture maximale. Je pourrai alors
vous en parler d'une manière plus concrète
qu'aujourd'hui.
Vous avez également évoqué la problématique de
l'information des personnes concernées. Je
reviens à ma note technique.
Pour obtenir le droit à l'intervention majorée, le
titulaire doit souscrire une déclaration sur
l'honneur et la remettre à sa mutuelle. C'est à
cette dernière, donc la mutuelle, que revient par le
biais de la presse mutualiste notamment, la tâche
d'informer ses affiliés de la possibilité éventuelle
d'obtenir le régime préférentiel, pour autant, bien
entendu, que les revenus du ménage des
personnes concernées soient inférieurs au
plafond. La mutuelle n'ayant pas connaissance
des revenus de ses affiliés, une démarche de
ceux-ci demeure donc nécessaire.
C'est un inconvénient, mais c'est aussi une des
contradictions de la politique sociale. Si on voulait
avoir un système automatique, alors les mutuelles
ou l'INAMI devraient avoir accès à toutes les
statistiques et même toutes les données
immédiates concernant les revenus de gens. Mais
la loi sur la vie privée ne le permet pas.
Je suis en train de faire des simulations sur l'idée
de la facture maximale. J'ai dû exercer d'énormes
pressions sur le ministère des Finances pour
obtenir des données concernant les revenus,
uniquement pour faire mes recherches, même
pas pour faire de la politique concrète! Donc ce
n'est pas simple du tout. Il y a là une autre
contradiction: c'est l'idée de la protection de la vie
privée, l'idée que des statistiques fiscales, des
données concernant les revenus ne sont pas
distribuées comme cela à une mutuelle, avec la
conséquence que les personnes concernées
doivent elles-mêmes activer cette protection, et
avec les conséquences négatives que vous avez
évoquées.
La faisabilité d'une protection plus automatique,
qui ne dépende pas de l'action de la personne
concernée, est aussi un des débats qu'il faudra
avoir lorsqu'on va concrétiser l'idée de la facture
maximale. Car, à vrai dire, je voudrais que ce soit
plus automatique que le système actuel de la
franchise ou du VIPO.
04.03 Marie-Thérèse Coenen (ECOLO-
AGALEV): Monsieur le ministre, je vous remercie
pour votre réponse. Il est vrai que cela touche,
comme vous le dites, à l'architecture de la sécurité
sociale et que le fait d'avoir un barème «soit on
est dedans, soit on est dehors» crée parfois des
injustices. Certaines personnes ont même pensé
refuser une augmentation parce que dans
l'équilibrage à faire entre les avantages du statut
et le revenu, quand cela se joue à 500 ou 1.000
francs, il est clair que pour beaucoup, on
commence à calculer de la sorte. Surtout qu'il y a
beaucoup d'autres droits qui sont liés au statut,
vous l'avez souligné.
Je n'ai pas déposé une interpellation, j'ai posé une
question, mais je trouve que ce serait un beau
sujet d'étude pour avancer plus finement.
Enfin, au niveau de la démarche individuelle et du
droit privé de la protection des personnes, ce n'est
pas de votre ressort, ce n'est pas vous qui gérez
cela, mais, dans cette philosophie de la politique
beaucoup plus proche du citoyen, de l'information
plus proche du citoyen, le portail d'informations,
n'y aurait-il pas moyen d'ouvrir une piste?
On pourrait peut-être, par ce biais-là, attirer
l'attention des personnes sur le fait qu'elles sont
au-dessous d'un certain plafond de revenu officiel
et qu'elles peuvent, individuellement, faire appel à
toute une série de démarches. Cela devrait être
possible, à mon avis, dans les systèmes
informatisés et mécanisés que l'on connaît. Mais
on ne sait pas ce qui se passe au-dessous de
500.000 francs de revenu par an. C'est aussi un
no man's land qui reste important.
Je trouve que ce serait peut-être une piste de
travail.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
05 Mondelinge vraag van mevrouw Trees
Pieters aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de schaalvergroting in
Belgische ziekenhuizen" (nr. 2651)
05 Question orale de Mme Trees Pieters au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "l'augmentation d'échelle dans les hôpitaux
belges" (n° 2651)
05.01 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de
CRIV 50
COM 304
22/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
overheid in dit land is er sedert decennia van
uitgegaan dat schaalvergroting in ziekenhuizen
schaalvoordelen genereert. Precies omdat de
kosten in de gezondheidszorg in het algemeen en
in de ziekenhuissector in het bijzonder explosief
gestegen zijn, heeft de overheid ingegrepen in de
schaalgrootte via allerlei normen en wetten die ze
aan die sector oplegt. Zo werd onder meer eind de
jaren '80 een minimumconcept van kracht
waardoor de ziekenhuizen die niet meer aan dit
concept voldeden de keuze hadden ofwel te
sluiten ofwel te fusioneren. In de jaren die daarop
volgden legde de wetgever de normen vast voor
drie verschillende geformaliseerde
samenwerkingsverbanden: de groepering, de
fusie en de associatie.
Na een aantal jaren op die manier te hebben
gewerkt werd zopas een nieuw onderzoek
afgerond over het feit of die genomen
maatregelen wel tot de gewenste effecten hebben
geleid. Of, anders gezegd, of grotere ziekenhuizen
effectief goedkoper werken dan kleinere, of nog
anders gezegd: bestaan de schaalvoordelen die
de overheid hanteert om haar beleid te
verantwoorden ook echt?
De studie die ik onder ogen heb gekregen is
alleen gebaseerd op de verpleegdagprijs. Dat is
dus maar één element van de totale kostprijs van
het ziekenhuis. Op basis van onderdeel B1 van de
verpleegdagprijs
-
en deze gegevens zijn
gebaseerd op cijfers van het ministerie - komen
de onderzoekers tot de conclusie dat er geen
algemene tendensen te ontdekken zijn waarbij de
gemiddelde kosten in relatie staan tot de grootte
van het ziekenhuis.
Wat de globale verpleegdagprijs betreft, krijgt men
ongeveer dezelfde conclusies. De kleinste
ziekenhuizen scoren zwak, maar hetzelfde geldt
voor alle ziekenhuizen met meer dan 300 bedden.
In beide gevallen, zowel voor onderdeel B1 als
voor de globale verpleegdagprijs scoren de
ziekenhuizen met 200 tot 300 bedden het best. De
econometrische analyse levert ook geen causaal
verband tussen de grootte van de ziekenhuizen en
het bedrag van de verpleegdagprijs. Eenvoudig
gesteld: grotere ziekenhuizen zijn wat
verpleegdagprijzen betreft niet goedkoper.
Ten slotte werd in de studie nog de rendabiliteit
van grote en kleine ziekenhuizen ontleed. Ook hier
werd geen eenduidig beeld gevonden. Enerzijds,
scoren grotere ziekenhuizen beter wanneer de
gemiddelde waarden per jaar bekeken worden;
anderzijds, blijkt dat de nettomarge van de
grootste ziekenhuizen een dalende trend vertoont,
hoewel de nettomarge van ziekenhuizen met 200
tot 300 bedden opnieuw een stijgende trend
vertoont.
Besluit van de studie is: er kan zeker niet worden
beweerd dat grotere ziekenhuizen goedkoper zijn
voor de overheid of rendabeler werken dan
kleinere - daarmee bedoel ik dan boven de 200
bedden. Weliswaar behaalt de groep van de
kleinste ziekenhuizen vaak de slechtste score,
maar hetzelfde geldt bijna even vaak voor de
groep van de grootste ziekenhuizen.
Mijnheer de minister, in vele regio's van dit land
wordt thans gewerkt aan fusies van ziekenhuizen
met het oog op operationaliteit en rendabiliteit. Uit
cijfers van het Rijksinstituut voor Ziekte- en
Invaliditeitsverzekering blijkt dat de
ziekenhuissector met onder meer zijn
verpleegdagprijs, betaling per prestatie en
infrastructuurinvesteringen, verantwoordelijk is
voor meer dan de helft van de uitgaven in de
gezondheidssector. Ondertussen hebt u de
middelen voor de gezondheidszorg drastisch
verhoogd met meer dan 8% of 542 miljard frank
voor 2001. Toch meen ik dat de
beleidsverantwoordelijken de begroting nauwgezet
onder controle moeten blijven houden want ook
hier blijven de kosten explosief stijgen.
Ik citeer Luc Coene, kabinetschef van de eerste
minister, vandaag in de Financieel Economische
Tijd: "De uitgaven van de ziekteverzekering blijven
zorgen baren". En verder: "Een rationeel gebruik
van de middelen moet mogelijk zijn."
Ik heb reeds gesteld dat dit enkel ging over de
verpleegdagprijs, dus slechts over één element. Ik
vraag mij af of het hier gaat om een studie van
een verwaaide professor of om de realiteit en
moet de overheid qua grootte een nieuw
ziekenhuisconcept opstellen.
05.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, collega's, de studie die mevrouw
Pieters aanhaalt is mij niet bekend. Zij kan mij van
de studie misschien een kopie of de referentie en
de naam van "verwaaide hoogleraar" bezorgen,
want dat interesseert mij wel.
De laatste bekende gegevens over de
boekhoudkundige kosten, die thuishoren onder
het onderdeel B1 van de verpleegdagprijs, dateren
van 1994. Dat is dus van vóór de fusiegolf van de
laatste jaren. Met andere woorden, op basis van
de boekhoudkundige kosten van B1 kan men op
dit ogenblik onmogelijk vaststellen of door fusies
al dan niet schaaleffecten zijn opgetreden.
22/11/2000
CRIV 50
COM 304
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
Misschien kunt u mij de studie overhandigen, want
dit is iets wat ik niet begrijp.
Bovendien is het onderdeel B1 van het budget
verpleegdagprijs een verdeling van een
beschikbaar budget waarin de reële
boekhoudkundige kosten lang niet de enige
elementen zijn die de grootte van het onderdeel
B1 bepalen. We zullen hierop moeten terugkomen
bij de bespreking van de ziekenhuisfinanciering. In
de berekening van B1 verwijst men onder meer
naar de boekhoudkundige kosten, maak vaak is er
een groot verschil tussen wat een ziekenhuis
betaald krijgt onder de noemer B1 en wat men de
boekhoudkundige kosten noemt. De ligduur,
uitgedrukt in een aantal dagen PAL of NAL speelt
hier eveneens een belangrijke rol.
In de toekomst wil ik het verband tussen de
grootte van het budget B1 en de reële kost nog
verder verminderen aangezien vanaf 2001 een
nieuwe berekeningswijze wordt geïntroduceerd die
het beschikbare budget op een totaal andere
manier zal verdelen.
Ik begrijp niet op welke manier de studie waarnaar
u verwijst de kosten verdeelt, maar ze interesseert
mij sterk, temeer omdat ik kritisch sta tegenover
een evolutie naar mastodontziekenhuizen.
Hierover wil ik nog enkele elementen aanhalen.
In het koninklijk besluit van 31 mei 1989 is
bepaald dat de maximale grootte van een fusie de
1.000 bedden niet mag overschrijden. Een
ontwerp van besluit dat binnenkort in het Belgisch
Staatsblad verschijnt, wijzigt bovendien deze
bepaling. Elke fusie die vanaf 1 januari 2002 tot
stand komt buiten de grote agglomeraties -
Brussel, Antwerpen, Luik, Gent, en Charleroi -
mag slechts over maximaal 700 bedden
beschikken. De fusies die tot stand komen tussen
het ogenblik van de inwerkingtreding van dit
besluit en 1 januari 2002 mogen nog over
maximum 900 bedden beschikken.
Deze vermindering ten aanzien van de huidige
maximumgrens van 1.000, wil vermijden dat in de
toekomst nog te omvangrijke ziekenhuizen tot
stand zouden komen. Het maximum van 1.100
bedden na fusie, in de hoger vermelde
agglomeraties, bleef ongewijzigd, met dien
verstande dat er geen afwijking door de bevoegde
minister meer vereist is.
Ik werk dus eerder in de omgekeerde richting. Ik
denk inderdaad dat, afhankelijk van de aard van
het ziekenhuis, ziekenhuizen van 400 tot 500
bedden uiterst performant kunnen zijn. Dit cijfer
wordt in het buitenland gehanteerd als optimale
schaal.
Je moet al speciale argumenten hebben om
daarvan af te wijken. Ik durf mij daarover zelfs niet
uitspreken want ik vind niet echt conclusies in die
buitenlandse studies. Het is duidelijk dat er geen
enkel argument bestaat om te evolueren naar
ziekenhuizen met 800 à 1.000 bedden.
05.03 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik heb
het artikel, dat een uittreksel is van een Ehsal-
publicatie, met verbazing gelezen. Uit een gesprek
met de auteur, Bart Kimpe, heb ik kunnen
concluderen dat hij bij zijn stelling blijft. De studie
werd 2 of 3 jaar geleden uitgevoerd.. De man
werkt nu in een gefusioneerd ziekenhuis met 400
tot 500 bedden.
Ik stel in mijn buurt toch vast dat nu reeds een
aantal grote fusies wordt voorbereid die pas over
10 jaar zullen kunnen werken. Deze vaststelling
stemde mij tot nadenken en ik vond het dan ook
interessant om u dit mee te delen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: De mondelinge vraag nr. 2690 van
de heer Daniel Bacquelaine wordt naar een latere
datum verschoven.
06 Mondelinge vraag van mevrouw Yolande
Avontroodt aan de minister van Sociale Zaken
en Pensioenen over "de niet-terugbetaling van
cholinesteraseremmers" (nr. 2654)
06 Question orale de Mme Yolande Avontroodt
au ministre des Affaires sociales et des
Pensions sur "l'absence de remboursement des
inhibiteurs de Cholinesterase" (n° 2654)
06.01 Yolande Avontroodt (VLD): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik heb
deze vraag op de agenda geplaatst nadat ik in de
pers de houding of beslissing van de minister in dit
verband kon lezen. Ik wil daarover duidelijkheid
krijgen. Bovendien hebben wij in deze commissie
een resolutie ingediend inzake heel de
Alzheimerproblematiek en de behandeling van
dementerenden. Hierbij vraag ik om misschien
aan de hand van het antwoord van de minister dit
thema enigszins sneller op de agenda te laten
komen. Mijn motivatie hiervoor is, mijnheer de
minister, dat ik gisteren met enthousiasme uw
toelichting bij de beleidsnota heb gehoord.
U wilt tot een vernieuwing van het beleid komen,
CRIV 50
COM 304
22/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
onder meer door gezondheidsdoelen te stellen en
door een grotere objectiveerbare aandacht voor
kwaliteit en voor evidence based medicine. Dat
zijn toch al drie zeer duidelijke pijlers, maar de
nadruk ligt op de pijler die u het meest na aan het
hart ligt, te weten de maximale
gezondheidsfactuur. Voor een doelgroep die u
toch heel na aan het hart ligt, wringt er hier toch
iets. Ik heb dus vier argumenten waarmee ik u om
aandacht vraag. Deze groep van patiënten past
perfect bij de chronische zieken en verder is er de
maximale factuur, alleen voor de terugbetaalbare
prestaties. In de pers verschenen een aantal
uitlatingen van professoren die niet van de minste
zijn, namelijk professor Dom van Leuven en
professor Baeyens, al jaren experts in integrale
behandeling, opvolging, preventie, nazorg en al
wat men wil inzake de begeleiding en behandeling
van dementerenden. Zij hebben nogmaals gepleit
voor enige verfijning van uw besluit of voor enige
terugbetaling voor de cholinesterase-inhibitoren of
de nieuwe generatie medicamenten die zich
aandient inzake de evolutie van Alzheimer of
beginnende Alzheimer of MCI - mild cognitive
impairiment syndrome, met excuses voor dit
jargon. U weigert deze medicatie terug te betalen
en dat kan ik niet volgen. Wij zijn vrijwel het enige
land in Europa dat geen terugbetaling kent voor
deze medicatie. Even goed als ik weet u dat, als
men wordt geconfronteerd met beginnende
dementering en met een duidelijke
Alzheimerdiagnose, er onomstreden bewijzen zijn
dat gedurende een beperkte periode van
misschien enkele jaren een behoorlijke winst in
kwaliteit van levensjaren kan worden gerealiseerd.
Dat geldt niet alleen in de eerste plaats voor de
betrokkene, maar in de tweede plaats ook voor de
omgeving van de dementerende patiënt, wat ook
uw zorg is naar ik lees. Ik deel uw mening dat ook
daar iets moet gebeuren. Preventie is er
vooralsnog niet, maar ondersteuning voor de
omgeving van dementerenden is nodig.
Het gaat hier niet over het één of het ander. Ik
meen dat men voor de begeleiding en de
behandeling van dementen perfect "good medical
practice guidelines" kan opstellen, specifiek voor
de situatie in België. Men moet rekening houden
met de bestaande structuren en de mogelijkheden
om mantelzorg te steunen. We kunnen niet blijven
volhouden dat die medicatie niet terugbetaalbaar
is.
De discussie die daarover moet worden gevoerd,
moet gaan over de indicatiestelling. Men kan niet
zomaar eenieder daar vrij in laten. U hebt zelf een
pleidooi gehouden voor de responsabilisering van
de verschillende actoren. Ik denk dat hier perfect
een responsabilisering kan worden ingebouwd, als
men in samenwerking met de beroepsgroepen en
rekening houdend met de wetenschappelijke
stand van zaken een verfijnde indicatiestelling zou
opmaken. In die welomlijnde indicaties zou
terugbetaling dan toch in aanmerking moeten
komen.
Ziehier, mijnheer de minister, mijn vier vragen.
Ten eerste, in de pers hebt u de weigering van
terugbetaling bevestigd, ondanks het positieve
advies van de Technische Commissie. Kan u mij
zeggen waarop uw weigering is gebaseerd? Acht
u dat niet in tegenspraak met de "evidence based
medicine", een richtlijn die u wel wil hanteren voor
uw gezondheidspolitiek?
Ten tweede, u haalt de kostprijs aan als argument
voor de weigering van terugbetaling. Hebt u al wel
een studie laten maken, of kent u een studie
waarin het aantal patiënten in België wordt
geraamd? Er circuleren daaromtrent verschillende
cijfers. Hoeveel mensen lijden eigelijk aan
Alzheimer? Hoeveel komen er daarvan in
aanmerking voor een behandeling met
cholinesteraseremmers?
Ten derde, in datzelfde persartikel zegt u dat de
begeleiding en de ondersteuning van de
mantelzorg prioritair zijn. Kan u mij daar al iets
concreets over meedelen?
Ten vierde, er zijn heel wat verwachtingen gewekt
door de zorg die u aan het geneesmiddelenbeleid
hebt besteed. Hoe zal u daar mee omgaan?
Zullen er perspectieven worden geopend voor
nieuwe geneesmidden? Zo ja, waarom worden
deze geneesmiddelen dan niet terugbetaald?
- Voorzitter: de heer Jean-Marc Delizée
06.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, collega's, dit is een belangrijke
kwestie en ik wil een misverstand rechtzetten. Ik
heb niet resoluut geweigerd om deze nieuwe
medicatie terug te betalen. Ik heb daar maanden
over nagedacht en steeds nieuwe adviezen
gevraagd. Uiteindelijk heb ik besloten het nog niet
terug te betalen. Dat sluit niet uit dat ik het later
wel zal toestaan. Het wordt echter niet
terugbetaald binnen het budget van 2000 of 2001.
Dat heeft te maken met het verplicht stellen van
prioriteiten, ondanks een nog steeds beperkt
budget.
Ik ben het eens met de vier knelpunten die werden
22/11/2000
CRIV 50
COM 304
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
aangehaald. Er is zelfs nog een vijfde element
waar het schoentje knelt, met name dat er keuzes
moeten worden gemaakt om prioriteiten te
bepalen. En, zonder te overdrijven, kan ik u
zeggen dat ik soms wakker lig van bepaalde
keuzes die moeten worden gemaakt. De
aangelegenheid die ons thans bezighoudt is een
goed voorbeeld van een bijzonder moeilijke keuze.
Sta mij toe eerst en vooral een paar technische
elementen naar voren te brengen. Momenteel zijn
er in België drie specialiteiten geregistreerd voor
de symptomatische behandeling van lichte tot
matige vormen van Alzheimer-dementie, die
behoren tot dezelfde groep van de
acetylcholenisterase-inhibitoren.
De eerste specialiteit, met name Tachrine van het
merk Cochnex werd een tijdje geleden door het
RIZIV niet aanvaard voor terugbetaling, omwille
van het feit dat er wel bewijzen zijn van
werkzaamheid op cognitief vlak, maar niet op het
vlak van de onafhankelijkheid, en omwille van
belangrijke neveneffecten voor de lever. Ingevolge
levertoxiciteit komt dit geneesmiddel niet meer in
aanmerking voor terugbetaling.
Inmiddels worden twee andere specialiteiten door
het RIZIV behandeld, namelijk Donepesil van het
merk Aricept en Rivastigmine van het merk
Excelon. Uiteindelijk werd gewacht op mijn
uitspraak na een zeer genuanceerd en nauwelijks
positief te noemen advies vanwege de Technische
Raad voor Farmaceutische Specialiteiten. Het
advies was doorspekt met vele pro's en contra's.
Aricept en Excelon zijn niet meer zo toxisch voor
de lever als Tachrine. De doeltreffendheid van
Donepesil en Rivastigmine is vergelijkbaar, voor
zover zulks kan worden beoordeeld in afwezigheid
van vergelijkende studies. Dat betekent dat zij de
cognitieve functies, alsook het dagelijks
functioneren van de patiënt zeker verbeteren. Er
bestaan echter geen studies over de invloed van
deze geneesmiddelen op de graad van
zorgbehoefte. Uit een recente studie blijkt dat met
een product uit dezelfde groep, Metrifonaat, een
vermindering van de psychologische burdon of
care voor de zorgverlener wordt waargenomen,
maar de bewezen verbetering is beperkt en treedt
niet bij iedereen op.
Hier speelt uiteraard een belangrijke sociale
dimensie. Immers, ook al is de werking van de
geneesmiddelen beperkt en niet individueel
voorspelbaar, toch is er een zeker effect merkbaar
op groepsniveau. Vanzelfsprekend hoopt iedere
individuele patiënt op een effect en wie bemiddeld
is kan zich meer hoop veroorloven dan wie arm is.
Dat is een sociaal probleem. In de meeste
Europese landen, met uitzondering van België en
Denemarken, is voorzien in een terugbetaling,
evenwel volgens verschillende modaliteiten. Het is
dus inderdaad juist dat alleen in België en
Denemarken niet wordt voorzien in terugbetaling.
Een volgend belangrijk element inzake onze
terughoudendheid is dat de ziekte moeilijk te
diagnosticeren is.
Het gaat om een duur geneesmiddel dat 135 frank
per dag kost. Volgens ons telt België ongeveer
100.000 Alzheimerpatiënten. Rekening houdend
met de aanvaarde indicaties - geen beginnende
maar ook geen vergevorderde dementie - en met
het aantal patiënten dat in de praktijk een
voorgeschreven therapie volgt, dan schommelt de
potentiële markt voor de medicatie rond 15.000 tot
20.000 patiënten. Dat stelt een jaarlijks budget
voor van 739 tot 985 miljoen frank. Dat zijn
althans de berekeningen van het RIZIV, want
volgens de farmaceutische firma's zou zulks een
jaarlijks budget voorstellen van 200 tot 300 miljoen
frank. Momenteel weet ik niet welke de precieze
cijfers terzake zijn.
Het is op budgettair vlak in elk geval een
belangrijke beslissing.
Samengevat kan ik u zeggen dat er slechts
geringe medische evidentie is, niettegenstaande
de kostprijs vrij hoog is. Er ontbreken studies die
duidelijk aantonen dat de patiënt zich beter voelt,
dat de toestand van de familie draagbaar wordt, of
dat de zorgbehoefte afneemt. Er zijn geen studies
die de werkzaamheid en de doeltreffendheid van
de geneesmiddelen in die groep vergelijken. De
beoordeling van de werkzaamheid van het
geneesmiddel op individuele basis is zeer moeilijk.
De arts ziet een patiënt en dient een
geneesmiddel toe. Men kan niet voor elke patiënt
voorspellen wat het resultaat zal zijn. Het
geheugen gaat verder achteruit en de vraag is of
de toestand zonder het geneesmiddel slechter zou
zijn. Een beoordeling op dit vlak is heel moeilijk.
Dit zorgt ervoor dat ik enigszins terughoudend
ben. Er is nood aan enorm goede onderzoeken en
de bijkomende kosten van deze onderzoeken
schatten wij op ongeveer 45 tot 100 miljoen
Belgische frank per jaar.
Een zekerheidsdiagnose tijdens het leven van de
mensen is niet mogelijk. Ook ervaren artsen
komen dikwijls slechts tot een
waarschijnlijkheidsdiagnose. Bovendien moet men
de indicatie hoe dan ook beperken tot lichte of
CRIV 50
COM 304
22/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
matig ernstige vormen van dementie. Als er ooit
een positieve beslissing terzake wordt genomen -
wat ik echt niet uitsluit -, kan het slechts mits
bepaalde onderzoeken of resultaten.
Men neemt wel eens aan dat de medicatie kan
worden gestopt na enkele maanden proeftherapie
bij diegenen die niet reageren. Ik heb daarover
mijn twijfels, hoezeer ik ook denk dat veel artsen
de nodige moed tonen in hun relatie met hun
patiënten. Het is niet gemakkelijk om aan een
patiënt of diens familie te zeggen dat iets
waarschijnlijk niet helpt en dat het dan ook beter is
om ermee te stoppen. Dat doet mij ook aarzelen.
Ik kom dan tot de alternatieven. Je moet je
uiteraard afvragen of die som van 500 of 750
miljoen frank aan iets anders kon worden besteed.
Volgens mij zijn er op het vlak van Alzheimer-
dementie nog andere, dringende noden. Er zijn
een aantal veelbelovende initiatieven van
begeleiding van patiënten en mantelzorg die
moeten kunnen worden gesteund. Er zijn goede
studies waaruit blijkt dat hulp aan mantelzorgers
de zorgbehoefte en ook de noodzaak aan een of
andere vorm van begeleiding of institutionalisering
vermindert. Het Comité voor Chronische Ziekten
dat ik heb geïnstalleerd, heeft de problematiek van
zorg voor dementerende patiënten reeds
besproken. Ik wens dat de problematiek van
Alzheimer-dementie en geriatrische aandoeningen
in het algemeen in de toekomst als een prioriteit
wordt behandeld. Mevrouw Aelvoet en ikzelf zijn
daarvoor vragende partij.
We moeten volgens mij even wachten op het
advies van het Comité voor Chronische Ziekten
over andere vormen van begeleiding en therapie
die misschien belangrijker zijn en een onmiddellijk
resultaat opleveren. Volgens mij kunnen we nu
nog niet beslissen over de terugbetaling. Zelfs al is
het budget voor medicamenten iets groter
geworden, dan nog moeten we beseffen dat het
een beperkt budget is. Ik ben ervan overtuigd dat
een positieve beslissing tot een overschrijding van
het budget zou leiden.
Ik wil nog even verwijzen naar het feit dat we met
betrekking tot mantelzorg wel over "evidence"
beschikken. Er zijn gerandomiseerde studies
waaruit blijkt dat hulp aan en van mantelzorgers
de hulpbehoefte vermindert. Ik verwijs
bijvoorbeeld naar "A Family Intervention to the
Laynursing" "Homeplacement of Patients with
Alzheimer Disease" "Randomized Control Trial"
die in 1996 werd gepubliceerd. We moeten ons
afvragen waarom we daarin geen geld steken.
Ik wil nog eens beklemtonen dat ik mij er niet voor
afsluit om in de toekomst, als ons budget groeit en
er minder scherpe keuzes moeten worden
gemaakt, wel positief te beslissen. Overigens,
morgen ontmoet ik de professoren Dom en
Baeyens om daarover te spreken.
06.03 Yolande Avontroodt (VLD): Mijnheer de
minister, ik ben het zeker met u eens dat men af
en toe wakker ligt van de keuzes die men moet
maken. Dat is inderdaad een enorm belangrijke
beslissing. Ook ben ik het met u eens dat het is
bewezen dat ondersteuning van de mantelzorg
een enorm belangrijk element is bij de begeleiding
van de dementerende. Ik denk dat ook hier dan
een zeer belangrijk element is dat met de
gewesten of gemeenschappen terzake overleg
wordt gepleegd of een samenwerkingsakkoord
wordt gesloten. Zeer belangrijk is een vroege en
juiste diagnose, vroege oriëntatie en begeleiding.
Op Vlaams niveau bestaan er al enkele zeldzame
gespecialiseerde centra die begeleiding en
ondersteuning van de familie en de omgeving van
de dementerende verzekeren. Dat is altijd nog
maar projectmatig en de subsidiëring gebeurt dus
projectmatig. Dat is zeker positief. Moeilijk heb ik
het wel met uw uitspraak dat dit zoveel gaat
kosten. Ik ben vragende partij om dit te
objectiveren. Men kan hiervoor een studie
bestellen of vragen of weet ik veel, hoe het er in
het buitenland aan toe gaat. Men moet daarvoor
niet ver gaan. In Frankrijk heeft men de gegevens.
Dat zijn niet zo vreselijk grote budgetten, indien
dat in de juiste indicatiestelling gebeurt. Patiënten
moeten dan bijna worden gecoresponsabiliseerd.
Ik denk dat dit een van de elementen is van een
geïntegreerde ziektebegeleiding of -benadering. Ik
voeg mij dan bij de club die op hoop leeft. Ik denk
dat dit een bijzonder belangrijk signaal is naar de
mensen en de familieleden van de steeds groter
wordende groep Alzheimerpatiënten.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Mondelinge vraag van de heer Joos Wauters
aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de procedures van het
Bijzonder Solidariteitsfonds" (nr. 2740)
07 Question orale de M. Joos Wauters au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "les procédures applicables au Fonds
spécial de solidarité" (n° 2740)
07.01 Joos Wauters (AGALEV-ECOLO):
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister,
collega's, het Bijzonder Solidariteitsfonds vervult
een belangrijke rol inzake de terugbetaling van
22/11/2000
CRIV 50
COM 304
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
kosten voor patiënten en is volgens mij een goede
aanvulling bij de verplichte ziekteverzekering in
geval van zeldzame ziekten die belangrijke
uitgaven vergen. Voorts kunnen via dit fonds
bepaalde behoeften worden aangetoond,
waardoor bepaalde elementen eventueel kunnen
worden opgenomen in de verplichte verzekering.
De voorbije jaren werden inspanningen geleverd
voor een beter functioneren van het Bijzonder
Solidariteitsfonds, zulks na aandringen en
suggesties van sommige patiëntengroepen.
Sommige groepen namen daarin zelfs het
voortouw.
Vorig jaar, mijnheer de minister, kondigde u een
koninklijk besluit aan dat de werking van het fonds
nog zou verbeteren, maar op dat vlak knelt het
schoentje. Inderdaad, in ons streven naar een
optimale werking van het Bijzonder
Solidariteitsfonds zijn wij van oordeel dat het
aangekondigde koninklijk besluit lang op zich laat
wachten. Ik had graag vernomen welke de
redenen zijn van die vertraging en binnen welke
termijn de afhandeling hiervan kan worden
verwacht.
07.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, collega's, het is juist dat het
koninklijk besluit dat ik aankondigde, met
betrekking tot het Bijzonder Solidariteitsfonds, nog
niet werd gepubliceerd, waardoor ik alle begrip
kan opbrengen voor de ongerustheid van de
commissievoorzitter en van de betrokken
patiënten.
Hoewel alle inhoudelijke elementen en
voorwaarden voor voornoemd koninklijk besluit
zijn vervuld, het noodzakelijk bijkomend budget
dienaangaande werd vrijgemaakt via publicatie
van het ministerieel besluit van 7 september 2000,
verschenen in het Belgisch Staatsblad van
7 oktober 2000 - de administratie voorzag in een
verhoging van het budget van het fonds van
50 miljoen frank - en het document in kwestie
zowel door het Verzekeringscomité als door de
Inspectie van Financiën en door de minister van
Begroting werd goedgekeurd, verscheen het nog
niet in het Belgisch Staatsblad omwille van een
procedureprobleem van de Raad van State.
Op voorstel van mijn administratie werd advies
binnen de drie dagen - een spoedadvies - aan de
Raad van State aangevraagd. Dat leek mij
verantwoord, hoewel het mij onverantwoord lijkt
een advies te vragen zonder termijn, want dan
kunnen de zaken soms erg lang aanslepen. Op
19 september deelde de Raad van State mij mede
dat hij onmogelijk zo'n dringend advies kon
verstrekken en verklaarde de aanvraag niet-
ontvankelijk.
Ik zoek thans een juridische oplossing voor dit
probleem en ik hoop het koninklijk besluit waarvan
sprake zo snel mogelijk te kunnen publiceren want
ik meen inderdaad dat heel wat personen hierop
wachten.
07.03 Joos Wauters (AGALEV-ECOLO):
Mijnheer de minister, het lijkt mij wel belangrijk te
weten welke richting de juridische oplossing zal
uitgaan.
Het verheugt mij dat inhoudelijk gezien alles in
orde is om het koninklijk besluit te laten
publiceren, maar er moet wel zo snel mogelijk een
oplossing worden gevonden voor het
procedureprobleem terzake. Kunt u hierop een
termijn plakken?
07.04 Minister Frank Vandenbroucke: Wij
kunnen proberen een advies op een maand te
vragen, maar misschien moet daarop toch twee of
drie maanden worden gewacht. Wij zitten
werkelijk met een groot probleem.
07.05 Joos Wauters (AGALEV-ECOLO): Als ik
het goed begrijp, mijnheer de minister, werd er
nog geen nieuwe beslissing genomen na de
mededeling van niet-ontvankelijkheid vanwege
van de Raad van State.
07.06 Minister Frank Vandenbroucke: Ik heb
alles voorgelegd aan mijn administratie met de
vraag naar alternatieven te zoeken op het vlak van
de procedure. Volgens mijn administratie moet het
document opnieuw worden voorgelegd voor
advies, maar dat sleept maanden aan, ofwel moet
het zonder meer worden gepubliceerd.
07.07 Joos Wauters (AGALEV-ECOLO): Is dat
de keuze die u nog moet maken?
07.08 Minister Frank Vandenbroucke: Ik ben
geneigd om het koninklijk besluit zonder meer te
laten publiceren.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt
gesloten om 15.52 uur.
La réunion publique de commission est levée à
15.52 heures.
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRABV 50 COM 304
CRABV 50 COM 304
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
EKNOPT
V
ERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
A
NALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
C
OMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
woensdag mercredi
22-11-2000 22-11-2000
14:15 uur
14:15 heures
CRABV 50
COM 304
22/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt
aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de patiënten met chronische
ziekten" (nr. 2615)
1
Question orale de Mme Greta D'Hondt au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "les
patients atteints de maladies chroniques" (n°
2615)
1
Sprekers:
Greta D'Hondt, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Greta D'Hondt, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van de heer Jean-Jacques
Viseur aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de werking van de
ombudsdienst "Pensioenen"" (nr. 2631)
2
Question orale de M. Jean-Jacques Viseur au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
"le fonctionnement du service de médiations pour
les pensions" (n°2631)
2
Sprekers: Jean-Jacques Viseur, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs: Jean-Jacques Viseur, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van de heer Jean-Jacques
Viseur aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "het cumuleren van een
overlevingspensioen en een ziekte-, invaliditeits-
of werkloosheidsuitkering" (nr.2632)
4
Question orale de M. Jean-Jacques Viseur au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
«le cumul entre une pension de survie et une
indemnité pour cause de maladie d'invalidité ou
de chômage volontaire» (n° 2632)
4
Sprekers: Jean-Jacques Viseur, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs: Jean-Jacques Viseur, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van mevrouw Marie-Thérèse
Coenen aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de aanpassing van de WIGW-
barema's en van andere vrijstellingen aan de
verhoging van de pensioenen" (nr. 2636)
5
Question orale de Mme Marie-Thérèse Coenen au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
"l'adaptation du barème des VIPO et d'autres
exonérations à l'augmentation des pensions"
(n°2636)
5
Sprekers: , Frank Vandenbroucke, minister
van Sociale Zaken en Pensioenen
Orateurs: , Frank Vandenbroucke, ministre
des Affaires sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan
de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "de schaalvergroting in Belgische
ziekenhuizen" (nr. 2651)
7
Question orale de Mme Trees Pieters au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur
"l'augmentation d'échelle dans les hôpitaux
belges" (n° 2651)
7
Sprekers:
Trees Pieters, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Trees Pieters, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van mevrouw Yolande
Avontroodt aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de cholinesteraseremmers" (nr.
2654)
9
Question orale de Mme Yolande Avontroodt au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
"l'absence de remboursement des inhibiteurs de
cholinesterase" (n° 2654)
9
Sprekers:
Yolande Avontroodt, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Yolande Avontroodt, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van de heer Joos Wauters aan
de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "de procedures van het Bijzonder
Solidariteitsfonds" (nr. 2740)
10
Question orale de M. Joos Wauters au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "les
procédures applicables au Fonds spécial de
solidarité" (n° 2740)
10
Sprekers:
Joos Wauters, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Joos Wauters, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
CRABV 50
COM 304
22/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE
ZAKEN
COMMISSION DES AFFAIRES
SOCIALES
van
WOENSDAG
22
NOVEMBER
2000
14:15 uur
______
du
MERCREDI
22
NOVEMBRE
2000
14:15 heures
______
De vergadering wordt geopend om 14.15 uur door
de heer Joos Wauters, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.15 heures par M. Joos
Wauters, président.
01 Mondelinge vraag van mevrouw Greta
D'Hondt aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de patiënten met chronische
ziekten" (nr. 2615)
01 Question orale de Mme Greta D'Hondt au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "les patients atteints de maladies
chroniques" (n° 2615)
01.01 Greta D'Hondt (CVP): Op basis van een
onderzoek naar de toekenning van het zorgforfait
aan chronisch zieken, schuiven de Christelijke
Mutualiteiten (CM) een aantal prioriteiten naar
voren. In het licht van de beleidsvoorstellen van de
minister werd gepeild naar wat chronisch zieken
belangrijk vinden. Financiële maatregelen een
hoger inkomen genieten de hoogste prioriteit. Ook
de verdere uitbouw van de hulpverlening aan huis
vinden de zieken belangrijk.
Wat denkt de minister over de resultaten van het
onderzoek van de CM en over hun voorstellen in
verband met de chronisch zieken?
Wanneer zullen die voorstellen in wetgeving worden
omgezet?
Voor wanneer mag de uitbreiding van het zorgforfait
voor chronisch zieken die niet zorgafhankelijk zijn,
maar hoge gezondheidsuitgaven hebben, worden
verwacht?
Voor welke initiatieven zal het 1,5 miljard worden
aangewend waarin de begroting 2001 voor de
chronisch zieken voorziet? Ik heb er geen moeite
mee als de minister voor zijn antwoord op sommige
vragen naar zijn beleidsbrief, die later vanmiddag
01.01 Greta D'Hondt (CVP): Les mutualités
chrétiennes ont défini leurs priorités sur la base
d'une étude portant sur l'octroi du forfait aux
patients atteints d'une maladie chronique. Elles ont
cherché à déterminer ce que les malades souffrant
d'une affection chronique jugent important, en ayant
à l'esprit les propositions ministérielles les
concernant. Il est apparu que ces patients
accordent la plus grande priorité à des mesures
financières. En clair, ils souhaitent voir leurs
revenus augmenter. Ils appellent également de
leurs voeux un développement des soins à domicile.
Que pense le ministre des résultats de l'étude
réalisée par les Mutualités Chrétiennes et de leurs
propositions concernant les patients atteints d'une
maladie chronique ?
Quand ces propositions seront-elles traduites dans
la législation ?
Quand va-ton élargir le champ d'application du
forfait prévu pour les patients atteints d'une maladie
chronique qui , même s'ils ne nécessitent pas de
soins, doivent néanmoins faire face à des dépenses
de santé élevées?
A quelles initiatives sera affecté le 1,5 milliard
réservé aux patients atteints d'une maladie
chronique dans le budget 2001 ? Je ne verrais
aucun inconvénient à ce que le ministre renvoie,
pour répondre à certaines questions, à sa note de
22/11/2000
CRABV 50
COM 304
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
besproken wordt, zou verwijzen.
politique, qui sera examinée en fin d'après-midi.
01.02 Minister Frank Vandenbroucke : Ik heb het
deel betreffende het inkomen van chronisch zieken
in het onderzoek van de CM reeds ingekeken, maar
heb dit nog niet grondig genoeg kunnen doen. Er
zijn nog verschillende andere studies over het
inkomen van langdurig zieken. Ook die studies
zullen worden onderzocht.
Er is een aantal maatregelen genomen die in het
beleidsplan zijn opgenomen, wat later wordt
besproken.
Eén maatregel is het systeem van de
maximumfactuur. Een eerste onderdeel daarvan is
de inbreng van geneesmiddelen. Dit zal door middel
van een KB gebeuren voor de sociale franchise;
inzake de fiscale franchise moet dit gebeuren door
een wijziging van de wetgeving.
Ik wens de maximumfactuur niet in een
programmawet te stoppen, maar wil daarvoor een
apart wetsontwerp opstellen en een grondig debat
daaromtrent voeren in het Parlement.
Het zorgforfait bereikt vandaag 45.000 zieken. Een
aantal mensen valt daarbuiten. Daarom willen wij
een criterium toevoegen. Als men de voorbije twee
jaar 120 dagen in het ziekenhuis verbleef of
zesmaal werd opgenomen, komt men in
aanmerking voor het zorgforfait. Natuurlijk gelden
ook nog de financiële voorwaarden. Op die manier
zullen 100.000 zieken in aanmerking komen voor
het forfait.
Ik verhoog het incontinentieforfait van 10.000 naar
15.000 frank.
Ik heb op 12 oktober een advies over deze
maatregelen gevraagd aan de Raad van State.
Voor de maximumfactuur heb ik een bedrag van 1,4
miljard in de begroting van 2001 ingeschreven. Voor
specifieke terugbetalingen is dat 1,5 miljard.
01.02 Frank Vandenbroucke , ministre: J'ai déjà
pris connaissance du volet relatif aux revenus des
malades chroniques qui figure dans l'étude menée
par les mutualités chrétiennes, mais je ne n'ai pas
encore eu l'occasion de l'examiner en détail.
D'autres études ont par ailleurs été consacrées aux
revenus des malades de longue durée. Ces études
font également l'objet d'un examen.
Le plan de politique définit un certain nombre de
mesures que nous discuterons ultérieurement.
Une des mesures porte sur le système de la facture
maximale dont la part des médicaments constitue le
premier élément. La question de la franchise
sociale sera réglée par la voie d'un arrêté royal.
Quant à la franchise fiscale, elle donnera lieu à une
modification de la législation.
Je ne souhaite pas inscrire la facture maximale
dans une loi programme, mais j'opterais plutôt en
faveur d'un arrêté royal et de l'organisation d'un
débat de fond au Parlement à ce sujet.
Le forfait des soins concerne aujourd'hui 45.000
malades. Comme certaines personnes sont exclues
de ce système, nous souhaiterions ajouter un
critère. Si, au cours des deux dernières années,
une personne a séjourné 120 jours dans un hôpital
ou si elle a été hospitalisée à six reprises, elle a le
droit de bénéficier du forfait de soins. Les conditions
financières restent évidemment d'application. Grâce
à cette mesure, 100.000 malades pourront
bénéficier du forfait.
J'ai décidé de rehausser le forfait d'incontinence qui
passe de 10.000 à 15.000 francs.
Le 12 octobre, j'ai demandé au Conseil d'Etat de se
prononcer sur ces mesures.
J'ai prévu un montant de 1,4 milliard de francs au
budget 2001 pour la facture maximale ; 1,5 milliard
de francs sera affecté aux remboursement
spécifiques.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Mondelinge vraag van de heer Jean-Jacques
Viseur aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de werking van de
ombudsdienst "Pensioenen"" (nr. 2631)
02 Question orale de M. Jean-Jacques Viseur au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "le fonctionnement du service de médiations
pour les pensions" (n°2631)
02.01 Jean-Jacques Viseur (PSC): Met
toepassing van de wet van 26 juli 1996 werd bij
02.01 Jean-Jacques Viseur (PSC): L'arrêté royal
du 27 avril 1997 a instauré un service de médiation
CRABV 50
COM 304
22/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
koninklijk besluit van 27 april 1997 een
Ombudsdienst voor pensioenen ingesteld.
Krachtens dat koninklijk besluit heeft die dienst tot
doel klachten met betrekking tot de vaststelling van
de rechten van de gepensioneerden, de uitbetaling
van het bedrag van die uitkeringen en de
handelingen en de werking van die
pensioendiensten te onderzoeken.
Die ombudsdienst weigert echter op te treden
wanneer de klachten betrekking hebben op
pensioenen die door een provinciale instelling zijn
verschuldigd. Worden klachten met betrekking tot
sommige pensioenen niet door die ombudsdienst
behandeld? Zo ja, waar kunnen de gerechtigden
van die pensioenen, die door de ombudsdienst niet
worden behandeld, met hun klachten terecht?
de pensions en application de la loi du 26 juillet
1996.
Selon cet arrêté royal, ce service a pour but
d'examiner les réclamations ayant trait à
l'établissement des droits des pensionnés, au
paiement du montant de ces prestations, aux
activités et au fonctionnement des services des
pensions.
Il semblerait que le service de médiation refuse
d'intervenir en cas de réclamations relatives à des
pensions dues par une institution provinciale.
Certaines pensions sont-elles exclues du service de
médiation
? Si oui, quelles sont, pour les
bénéficiaires de ces pensions exclus de la
compétence des médiateurs, les possibilités de
faire des réclamations ?
02.02 Minister Frank Vandenbroucke : Alle
handelingen en beslissingen van de
pensioendiensten, alsook alle feiten waarover de
burgers klachten hebben, kunnen voor onderzoek
aan de Ombudsdienst voor pensioenen worden
voorgelegd.
De controle op de wettelijkheid behoort tot de
kerntaken van de dienst. Een enquête die ertoe
strekt of de wettelijkheid en de regelgeving correct
werden toegepast houdt rekening met de
vaststelling van de pensioenrechten in elk wettelijk
pensioenstelsel, de uitbetaling van het pensioen,
met inbegrip van de betalingstermijn, de
betalingsmodaliteiten en de berekening van het
bedrag. Dat geldt eveneens voor de behandeling
van aanvragen tot raming van het toekomstig
pensioenbedrag door de dienst Info-pensioenen.
De bevoegdheden van de ombudsmannen zijn
beperkt tot de pensioendiensten. Zij zijn niet
bevoegd met betrekking tot klachten ten aanzien
van personeelsdiensten die de gegevens meedelen.
De ombudsdienst is evenmin bevoegd voor het
onderzoek van klachten over wettelijke pensioenen
toegekend of betaald door gemeenschaps- en
gewestoverheden of provinciale en plaatselijke
overheden.
Een provinciale instelling kan het beheer of de
uitbetaling van haar pensioenen delegeren en de
ombudsdienst wordt bevoegd wanneer die delegatie
is gebeurd ten voordele van een pensioendienst
waarvoor hij bevoegd is.
De ombudsdienst is evenmin bevoegd wanneer het
brugpensioenen, aanvullende pensioenen of andere
02.02 Frank Vandenbroucke , ministre: Tous les
actes et comportements des services de pension, et
tous les faits dont se plaint le citoyen, peuvent être
soumis à enquête du Service de médiation pour les
pensions.
Le contrôle de légalité représente une des priorités.
Une enquête qui vise à vérifier si la législation et la
réglementation sont correctement appliqués tient
compte de l'établissement des droits à pension
dans chaque régime légal de pension, du paiement
de la pension, y compris le délai de paiement, des
modalités de paiement et du calcul du montant.
Cela vaut aussi pour le traitement des demandes
d'estimation de la future pension par le service Info-
pensions.
Les compétences des médiateurs sont limitées aux
services de pension. Ils ne sont pas compétents en
matière de plaintes contre les services du personnel
qui fournissent les données.
Le service de médiation n'est pas compétent non
plus pour instruire des plaintes sur les pensions
légales attribuées ou payées par des organismes
communautaires ou régionalisés, par les autorités
provinciales et locales.
Une institution provinciale peut déléguer la gestion
ou le paiement de ses pensions, le service de
médiation devint compétent lorsque cette délégation
a été faite au bénéfice d'un service de pensions
pour lequel il est compétent.
Le service de médiation n'est pas non plus
compétent à l'égard des prépensions, pensions
22/11/2000
CRABV 50
COM 304
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
uitkeringen die geen wettelijke pensioenen zijn,
betreft.
In voormelde gevallen kunnen de gerechtigden zich
wenden tot het betrokken bestuur, de bevoegde
rechtbank of de federale, gewestelijke of
gemeenschapsombudsdienst. Als zij zich tot de
ombudsdienst voor pensioenen wenden, dan is die
verplicht hen te melden dat hij onbevoegd is.
complémentaires et autres indemnités qui ne sont
pas des pensions légales.
Dans les cas précités, les bénéficiaires peuvent
s'adresser à l'administration concernée, au tribunal
compétent ou aux services de médiation fédéraux,
régionaux ou commerciaux. S'ils s'adressent au
service de médiation pour les pensions, ce dernier
est tenu de les informer de son incompétence.
02.03 Jean-Jacques Viseur (PSC): Ik stel vast dat
de ombudsdienst "Pensioenen" zijn bevoegdheid
inzake de provinciale instellingen van zich afschuift.
Ook wordt niet altijd doorverwezen naar de
betrokken dienst, wat nochtans verplicht is.
02.03 Jean-Jacques Viseur (PSC): Je constate
que le service de médiation des personnes renonce
à sa compétence en ce qui concerne les institutions
provinciales.
Quant au renvoi obligatoire vers le service
concerné, cela n'est pas toujours fait.
02.04 Minister Frank Vandenbroucke : De
ombudsdienst schuift zijn verantwoordelijkheid niet
van zich af. Het is gewoon de wet. Als er een
vergissing gebeurd is, verzoek ik u mij het bewuste
dossier over te leggen.
02.04 Frank Vandenbroucke , ministre : Le
service de médiation ne décline pas sa
compétence. Il s'agit de la loi. Si une erreur a été
commise, je vous demanderais de me faire parvenir
le dossier concerné.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Mondelinge vraag van de heer Jean-Jacques
Viseur aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "het cumuleren van een
overlevingspensioen en een ziekte-, invaliditeits-
of werkloosheidsuitkering" (nr.2632)
03 Question orale de M. Jean-Jacques Viseur au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur «le cumul entre une pension de survie et une
indemnité pour cause de maladie d'invalidité ou
de chômage volontaire» (n° 2632)
03.01 Jean-Jacques Viseur (PSC): Gerechtigden
van een overlevingspensioen mogen krachtens het
koninklijk besluit van 21 december 1967 bijklussen.
In geval van ziekte of werkloosheid kunnen zij hun
overlevingspensioen evenwel niet aanvullen met
een sociale uitkering.
De nadelen van die situatie zijn tweeërlei. Enerzijds
is de regeling niet billijk, aangezien gerechtigden
van een overlevingspensioen die nog een
beroepsactiviteit uitoefenen financieel gestraft
worden als ze hun werk verliezen wegens ziekte of
onvrijwillige werkloosheid. Niet alleen ontvangen ze
niet langer hun inkomen uit arbeid, maar ze
genieten evenmin de sociale uitkering waarop ze
als loontrekkende in dezelfde situatie aanspraak
hadden kunnen maken. Anderzijds is er een gebrek
aan juridische coherentie. Alle bepalingen
betreffende de arbeidsovereenkomst zijn immers
toepasselijk op gepensioneerden die in een
dergelijk verband een werkzaamheid uitoefenen.
Ik heb een wetsvoorstel ingediend teneinde deze
situatie recht te trekken. In afwachting van een
wetswijziging zou de Koning mij dunkt krachtens het
koninklijk besluit nr. 50 van zijn macht gebruik
03.01 Jean-Jacques Viseur (PSC): Les
bénéficiaires d'une pension de survie peuvent, en
vertu de l'arrêté royal du 21 décembre 1967,
exercer une activité complémentaire.
Cependant, en cas de maladie ou de chômage, ces
bénéficiaires ne peuvent cumuler leur pension de
survie avec les indemnités de sécurité sociale.
Cette situation présente un double défaut.
Tout d'abord, un défaut d'équité. Les personnes
bénéficiant d'une pension de survie et qui exercent
une activité professionnelle se verront
financièrement pénalisées si elles perdent leur
emploi en raison de chômage involontaire ou de
maladie. En effet, elles ne pourront bénéficier ni de
leur revenu du travail, ni des allocations sociales
auxquelles pourrait prétendre tout travailleur salarié
dans la même situation. Ensuite, un défaut de
cohérence juridique, puisque toutes les dispositions
relatives au contrat de travail sont applicables aux
pensionnés qui exercent des activités dans de tels
liens.
J'ai déposé une proposition de loi visant à corriger
cette situation. En attendant une modification
législative, le Roi pourrait, selon moi, faire usage de
son pouvoir, en vertu de l'arrêté royal n° 50, pour
CRABV 50
COM 304
22/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
kunnen maken om de cumulatie van een
overlevingspensioen en een invaliditeits- of
werkloosheidsuitkering toe te staan.
Is u van plan de wet in die zin te wijzigen ? Zo neen,
waarom niet ?
autoriser le cumul entre une pension de survie et
une allocation de chômage involontaire ou
d'invalidité.
Entre-t-il dans vos intentions d'apporter de telles
modifications ? Si non, pourquoi ?
03.02 Minister Frank Vandenbroucke : De
pensioengerechtigde die een beroepsactiviteit
wenst uit te oefenen, kan hiervoor een afwijking
bekomen op voorwaarde dat hij de activiteit
aangeeft en dat de inkomsten die eruit voortvloeien
een bepaald bedrag niet overstijgen. Om een
pensioen te ontvangen moet aan strenge
voorwaarden worden voldaan, wat elke
professionele nevenactiviteit ontmoedigt. Dat kan
een daling van de beroepsactiviteit tot gevolg
hebben. Om degenen die willen werken te steunen,
heb ik opdracht gegeven tot een onderzoek terzake.
Op grond van de onderzoeksresultaten zal worden
uitgezocht hoe de combinatie werk-pensioen
aantrekkelijker kan worden gemaakt.
Voorts zal ook worden nagegaan of het opportuun
is dat gerechtigden van een overlevingspensioen
twee vervangingsinkomens ontvangen: het
pensioen dat uit de beroepsactiviteit van de
overleden echtgenoot voorvloeit en het
vervangingsinkomen dat op grond van de eigen
activiteit wordt toegekend.
Het probleem is niet eenvoudig aangezien in de
pensioenstelsels voor de zelfstandigen en voor de
overheidsambtenaren dezelfde voorwaarden
gelden. Eventuele aanpassingen moeten dus voor
de drie pensioenstelsels gelden.
Ik weet dat mevrouw Cahay lang geleden terzake al
een voorstel indiende en dat ook u hierover een
voorstel hebt ingediend. Het huidige onderzoek is
echter nog niet afgerond. Bovendien moet ik
hierover overleg plegen met mijn collega Gabriëls.
Nu een wijziging doorvoeren die zich tot het stelsel
van de loontrekkenden beperkt, is dus voorbarig.
03.02 Frank Vandenbroucke , ministre: Le
bénéficiaire d'une pension peut bénéficier d'une
dérogation en vue de l'exercice d'une activité
professionnelle, pour autant qu'il en ait fait la
déclaration et que les revenus de cette activité ne
dépassent pas certaines limites. Le paiement d'une
pension étant soumis à des règles strictes, il peut
en résulter une chute d'activité parce que tout
travail supplémentaire est découragé. Afin de
soutenir les personnes qui souhaitent travailler, j'ai
demandé l'examen de cette problématique. Sur
base des résultats de cette étude, il sera examiné
comment rendre plus attractive la combinaison de
travail avec une pension.
L'opportunité, dans le cas particulier des
bénéficiaires d'une pension de survie, de cumuler
deux revenus de remplacement (la pension, sur la
base de l'activité du conjoint décédé et le revenu de
remplacement sur la base de sa propre activité)
fera également l'objet d'un examen.
Ce problème n'est pas simple : il faut aussi tenir
compte de ce que les mêmes conditions existent
dans les régimes de pension de travailleurs
indépendants et des agents du secteur public. Dès
lors, des modifications éventuelles devraient être
applicables aux trois régimes de pension.
Je sais qu'il existe des propositions : la vôtre et
celle de madame Cahay-André, déposée il y a
longtemps. Cependant, l'étude actuelle n'est pas
terminée. De plus, je dois réaliser une concertation
avec mon collègue Gabriëls. Il est donc encore
prématuré d'envisager une modification dans le
seul régime des travailleurs salariés.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Mondelinge vraag van mevrouw Marie-
Thérèse Coenen aan de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen over "de aanpassing van
de WIGW-barema's en van andere vrijstellingen
aan de verhoging van de pensioenen" (nr. 2636)
04 Question orale de Mme Marie-Thérèse Coenen
au ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "l'adaptation du barème des VIPO et d'autres
exonérations à l'augmentation des pensions"
(n°2636)
04.01 Marie-Thérèse Coenen (ECOLO-AGALEV):
Per 1 januari 2000 werd het minimuminkomen voor
bejaarden met iets meer dan 1.000 frank verhoogd.
04.01 Marie-Thérèse Coenen (ECOLO-AGALEV):
Depuis le 1
er
janvier 2000, le revenu minimum des
personnes âgées a augmenté d'un peu plus de
1.000 francs.
22/11/2000
CRABV 50
COM 304
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
Met die beleidsbeslissing geeft de regering uiting
aan haar wil om de laagste pensioenen op te
trekken, maar die beslissing heeft kwalijke effecten.
Sommige personen kunnen bijvoorbeeld niet langer
aanspraak maken op het WIGW-statuut omdat hun
bruto-inkomsten sinds de inwerkingtreding van die
maatregel en de daaruit voortvloeiende verhoging
van hun barema, het toegestane grensbedrag
overschrijden. Die beslissing heeft ernstige
gevolgen voor de betrokkenen : verlies van
terugbetaling aan voorkeurtarieven door het
ziekenfonds, beperking van de toegang tot de
verzorging, verhoging van de ligdagprijs bij opname
in het ziekenhuis.
Dat komt bovenop het verlies van de 50% reductie
bij de spoorwegen, dat thans wordt gecompenseerd
door de invoering van een forfaitair tarief voor
bejaarden, maar ook bovenop het verlies van het
recht op belastingaftrek van de Belgacomfacturen.
De betrokkenen komen evenmin nog in aanmerking
voor het recht op een sociaal tarief voor gas en
elektriciteit.
Hoe zit het met de koppeling van de
referentiebarema's aan het inkomen van de
bejaarden? Is een aanpassing gepland die rekening
houdt met de nodige inhaalbeweging die verband
houdt met de periode van bezuinigingen?
Werd met betrekking tot de diverse sectoren van de
sociale zekerheid een inventaris gemaakt van alle
aan voorwaarden gekoppelde stelsels, teneinde de
referentiebedragen aan de financiële gevolgen van
de politieke beslissingen ten gunste van de laagste
inkomens aan te passen? Overweegt men ten slotte
de personen die gelet op hun inkomsten aanspraak
op een voorkeurregeling zouden kunnen maken,
voor te lichten?
Bien que cette politique traduise la volonté
d'augmenter le niveau des pensions les plus
basses, elle a des effets pervers. Par exemple, une
personne s'est vue supprimer son statut de VIPO
parce que, depuis la prise de cette mesure et
l'indexation subite de son barème, ses revenus
bruts dépassent le plafond autorisé. Les
conséquences sont lourdes pour cette personne,
ainsi que pour toutes les autres qui se trouvent
dans la même situation : perte du bénéfice des
remboursements préférentiels par la mutualité,
limitation de l'accès aux soins, augmentation du prix
de la journée d'hospitalisation.
Cela se conjugue avec la suppression de la
réduction de 50% sur les tarifs des chemins de fer,
aujourd'hui compensée par le prix forfaitaire du
transport pour les personnes âgées, mais aussi
avec la perte du droit à la déduction fiscale pour les
factures Belgacom. De son côté, Electrabel
supprime aussi le droit au tarif social pour le gaz et
l'électricité.
Qu'en est-il de la liaison des barèmes de référence
avec le niveau des revenus des personnes âgées ?
Une adaptation, qui tienne compte du rattrapage
nécessaire lié à la période d'austérité, est-elle
prévue?
Concernant les différents secteurs de la sécurité
sociale, existe-t-il un recensement de tous les
systèmes conditionnels, de manière à ajouter les
montants de référence aux conséquences
financières des décisions politiques favorisant les
revenus les plus faibles ? Enfin, une information
des personnes dont les revenus permettraient
d'accéder à un statut préférentiel est-elle
envisageable ?
04.02 Minister Frank Vandenbroucke : Het
koninklijk besluit van 8 augustus 1997 bepaalt dat
de vastgestelde maxima aan spilindex 143,02 zijn
gekoppeld en dat zij aan het indexcijfer en aan de
evolutie van de welvaart worden aangepast. Een
indexering van het minimumpensioen kan dus niet
tot gevolg hebben dat het plafond waarin is voorzien
voor het recht op een verhoogde tegemoetkoming,
zou worden overschreden. Dat plafond bedraagt nu
484.007 BEF plus 89 602 BEF per persoon ten
laste.
Het voorgaande geldt niet voor de
pensioenverhoging die begin 2000 in werking trad.
Het is mogelijk dat personen wier inkomen zich
voorheen net onder het plafond bevond, het recht
op voorkeurregelingen hebben verloren. Het
04.02 Frank Vandenbroucke , ministre: L'arrêté
royal du 8 août 1997 prévoit que les plafonds
prévus sont liés à l'indice pivot 143,02 et sont
adaptés à l'index et à l'évolution du bien-être. Une
indexation de la pension minimum ne peut donc
faire dépasser le plafond prévu pour le droit à
l'intervention majorée. Le plafond, actuellement, est
de 484.007 francs, plus 89.602 francs par personne
à charge.
La situation est différente pour la majoration de la
pension intervenue au début de l'année 2000.
Effectivement, certaines personnes dont les
revenus se situaient auparavant juste en-dessous
CRABV 50
COM 304
22/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
probleem doet zich alleen voor bij samenwonende
bejaarden. Het is echter bijna onoplosbaar omdat
verschillende mechanismen in strijd zijn met elkaar.
Dat is te wijten aan het vaststellen van plafonds.
Het sociaal beleid is dus tegenstrijdig. De
maximumfactuur zal tot een betere bescherming
leiden. Dat stelsel zou immers gepaard gaan met
een systeem van drempels. Dat trapsgewijs
systeem zou meer aangewezen zijn dan de huidige
stelsels van verhoogde tegemoetkomingen. Een
tweede maximumfactuur voor de middeninkomens
kan bijdragen tot het voorkomen van averechtse
gevolgen. Ik denk dat het WIGW-systeem door een
meer trapsgewijs systeem kan worden vervangen.
Om het recht op een verhoogde tegemoetkoming te
verkrijgen, moet de titularis een verklaring op
erewoord afleggen en deze aan zijn ziekenfonds
bezorgen. De ziekenfondsen moeten hun leden
over de mogelijkheid om het voorkeurstelsel te
genieten inlichten. Toch is het recht op een
verhoogde uitkering, die op één inkomensgrens
stoelt en die tot bepaalde sociale groepen is
beperkt, niet de beste oplossing om hen die hoge
gezondheidsuitgaven hebben, een maximale
bescherming te bieden. Het plan voor een
maximumfactuur wordt nu onderzocht. Soms is het
echter moeilijk om goede simulaties uit te voeren
omdat onvoldoende nauwkeurige gegevens over
het inkomen van de mensen beschikbaar zijn. Als ik
het ministerie van Financiën om meer inlichtingen
vraag, beroept het zich op het recht op privacy, wat
begrijpelijk is.
Dat probleem zullen wij ook hebben als wij een
meer automatisch beschermingssysteem willen
invoeren.
du plafond ont pu perdre des régimes préférentiels.
Cela peut s'avérer problématique pour les
personnes âgées vivant en couple, uniquement.
Mais il s'agit presque d'une question insoluble, car
les différents mécanismes peuvent se contredire.
Cela est dû à la fixation de plafonds. La politique
sociale s'avère donc contradictoire. Par le biais de
la facture maximale, les personnes seront
protégées davantage. Car ce système serait couplé
à un système de seuils. Le système graduel serait
plus indiqué que les systèmes actuels
d'interventions majorées. Une seconde facture
maximale, pour les revenus intermédiaires,
permettrait d'éviter les effets pervers. Le système
VIPO me paraît devoir être remplacé par un
système plus graduel.
Pour obtenir le droit à l'intervention majorée, le
titulaire doit faire une déclaration sur l'honneur et la
remettre à sa mutuelle. Cette dernière devrait
informer ses affiliés de la possibilité d'obtenir le
régime préférentiel. Cependant, le droit à l'allocation
majorée, basée sur une seule limite de revenus et
limitée à quelques catégories sociales, n'est pas la
meilleure solution pour garantir une protection
maximale à ceux qui ont des frais médicaux élevés.
Le projet de la facture maximum est actuellement à
l'étude. Toutefois, j'éprouve parfois des difficultés
pour faire de bonnes simulations, car je manque
d'informations précises sur les revenus des
personnes. Le ministère des Finances invoque le
droit à la vie privée quand je lui en demande
davantage, ce qui est bien normal.
C'est un problème que nous rencontrerons aussi
quand nous voudrons mettre en oeuvre un système
de protection plus automatique.
04.03 Marie-Thérèse Coenen (ECOLO-AGALEV):
De manier waarop de sociale zekerheid thans
gestructureerd is, kan tot contradicties leiden. Zou
men ter wille van het recht op eerbiediging van de
privacy en het recht op informatie geen gebruik
kunnen maken van het aanslagbiljet? Kan u die
oplossing overwegen?
04.03 Marie-Thérèse Coenen (ECOLO-AGALEV):
En effet, l'architecture actuelle de la sécurité sociale
peut conduire à des contradictions. Pour le droit des
personnes à protéger leur vie privée, et pour le droit
à l'information, on pourrait peut être utiliser la feuille
d'avertissement-extrait de rôle. Pourriez-vous
envisager cette solution ?
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters
aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "de schaalvergroting in Belgische
ziekenhuizen" (nr. 2651)
05 Question orale de Mme Trees Pieters au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "l'augmentation d'échelle dans les hôpitaux
belges" (n° 2651)
05.01 Trees Pieters (CVP): De overheid gaat er
de laatste decennia van uit dat schaalvergroting in
de ziekenhuizen voor schaalvoordelen zorgt. Ze
heeft via allerlei normen en wetten ingegrepen in de
schaalgrootte. Het minimumconcept van het einde
05.01 Trees Pieters (CVP):Ces dernières
décennies, les pouvoirs publics ont estimé que
l'augmentation d'échelle dans les hôpitaux était
avantageuse et ils l'ont favorisée en imposant
diverses normes et lois. Le concept minimaliste de
22/11/2000
CRABV 50
COM 304
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
van de jaren tachtig zorgde ervoor dat heel wat
ziekenhuizen moesten fuseren of sluiten.
Onlangs werd een nieuw onderzoek afgerond
omtrent de vraag of grotere ziekenhuizen effectief
goedkoper werken dan kleinere. Bestaan al dan niet
die schaalvoordelen die als verantwoording voor het
beleid van de overheid worden gehanteerd?
Volgens deze studie is er geen causaal verband
tussen de grootte van de ziekenhuizen enerzijds en
het bedrag van de verpleegdagprijs anderzijds en
zijn grotere ziekenhuizen qua ligdagprijs niet
goedkoper.
Er kan dus niet worden beweerd dat grotere
ziekenhuizen goedkoper zouden zijn voor de
overheid of rendabeler zouden werken dan de
kleinere. De kleinste ziekenhuizen scoren hier vaak
het slechtst, maar hetzelfde geldt voor de grootste
ziekenhuizen.
Is het resultaat van deze studie realistisch en moet
de overheid een nieuw ziekenhuisconcept qua
omvang voordragen?
la fin des années 80 a donné lieu à de nombreuses
fusions et fermetures d'hôpitaux.
Une nouvelle étude a été menée récemment afin de
déterminer si les coûts de fonctionnement des
grands hôpitaux sont effectivement moins élevés
que ceux des petits. Ces économies d'échelle qui
sont à la base de la politique des pouvoirs publics
existent-elles vraiment ? Selon cette étude, il n'y a
pas de lien de cause à effet entre la taille des
hôpitaux d'une part, et le montant du prix de la
journée de soins d'autre part et le prix de la journée
d'hospitalisation n'est pas moins élevé dans les
grands hôpitaux.
On ne peut donc affirmer que les grands hôpitaux
soient moins coûteux pour les pouvoirs publics ni
qu'ils fonctionnent de manière plus rentable que les
petits. Il est vrai que les petits hôpitaux enregistrent
les moins bons résultats à cet égard, mais cette
constatation vaut aussi pour les plus grands.
Les résultats de cette étude sont-ils réalistes et les
pouvoirs publics doivent-ils revoir leur conception
quant à la taille des hôpitaux ?
05.02 Minister Frank Vandenbroucke : Ik ben niet
op de hoogte van de betrokken studie maar heb er
zeer veel interesse voor. Op basis van de budgetten
B1, waarvan de laatste dateren van 1994, kan
onmogelijk worden vastgesteld of door de fusies
schaaleffecten zijn opgetreden. Het verband tussen
de grootte van het budget B1 en de reële kost zal
verminderen vanaf 2001 aangezien dan een nieuwe
berekeningswijze wordt gehanteerd, die het
beschikbare budget op een totaal andere manier zal
verdelen.
In het KB van 31 mei 1989 is bepaald dat de
maximale grootte van een fusie de 1000 bedden
niet mag overschrijden. Vanaf 1 januari 2002 zal
elke fusie buiten de grote agglomeraties trouwens
maximaal over 700 bedden mogen beschikken.
Door deze vermindering willen we vermijden dat in
de toekomst nog te omvangrijke ziekenhuizen tot
stand zouden komen.
Ik ben ervan overtuigd dat ziekenhuizen van 400 à
500 bedden zeer performant zijn. Er is geen enkel
argument om naar ziekenhuizen van 800 tot 900 te
streven.
05.02 Frank Vandenbroucke , ministre: Je ne suis
pas informé de cette étude, mais elle m'intéresse
beaucoup. Sur la base des budgets B1, dont les
derniers datent de 1994, il est impossible de
déterminer si les fusions ont produit des effets
d'échelle. Le lien entre l'importance du budget B1 et
le coût réel se relâchera à partir de 2001, dès lors
qu'une nouvelle méthode de calcul sera appliquée,
qui répartira le budget disponible d'une tout autre
manière.
L'arrêté royal du 31 mai 1989 précise que la taille
maximale d'une fusion ne peut excéder les
1.000 lits. A partir du 1
er
janvier 2002, toute fusion
réalisée en dehors d'une grande agglomération
pourra d'ailleurs disposer de 700 lits au maximum.
Nous voulons, avec cette diminution, éviter que des
hôpitaux trop vastes puissent encore voir le jour à
l'avenir.
Je suis convaincu que les hôpitaux de 400 à 500 lits
sont très performants. Aucun argument ne justifie le
passage à des hôpitaux de 800 à 900 lits.
05.03 Trees Pieters (CVP): Ik heb met de auteur
van betrokken studie een gesprek gehad. Het is
een studie van de EHSAL. Hij werkt zelf in een
gefuseerd ziekenhuis met een vierhonderdtal
bedden en weet dus waarover hij spreekt.
Ik stel vast dat er momenteel op heel wat plaatsen
05.03 Trees Pieters (CVP):J'ai eu un entretien
avec l'auteur de l'étude en question. Il s'agit d'une
étude de l'EHSAL. Il travaille lui-même dans un
hôpital fusionné de 400 lits et sait donc de quoi il
parle.
CRABV 50
COM 304
22/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
ziekenhuizen zinnens zijn te fuseren. Het gaat dus
om een problematiek waarvan we het belang zeker
niet mogen onderschatten.
Het incident is gesloten.
Je constate qu'en bien des endroits, des hôpitaux
ont l'intention de fusionner. Il ne s'agit donc pas
d'une problématique dont nous pourrions sous-
estimer l'importance.
L'incident est clos.
06 Mondelinge vraag van mevrouw Yolande
Avontroodt aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de cholinesteraseremmers"
(nr. 2654)
06 Question orale de Mme Yolande Avontroodt
au ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "l'absence de remboursement des inhibiteurs
de cholinesterase" (n° 2654)
06.01 Yolande Avontroodt (VLD): Ik stel deze
vraag onder meer omdat wij een resolutie over
Alzheimerpatiënten en andere dementerende
bejaarden hebben ingediend. Ik maak van de
gelegenheid gebruik om een snelle behandeling
ervan te vragen. Bovendien heeft de minister in zijn
beleidsnota zijn prioriteiten inzake het
gezondheidsbeleid aangeduid. Ook het belang dat
hij hecht aan de maximale factuur vormde voor mij
een argument om mijn vraag te stellen.
Er is een discussie ontstaan over de beslissing van
de minister om cholinesteraseremmers niet meer
terug te betalen. Men twijfelt immers aan de
doeltreffendheid van het geneesmiddel en men
vindt het te duur. De professoren Dom en Baeyens
wijzen echter wel op de efficiëntie van het product
voor patiënten met het Alzheimersyndroom. Is de
houding van de minister in overeenstemming met
zijn beleid gesteund op medische evidentie? Kan hij
de terugbetaling niet baseren op strenge
voorwaarden? Is het aanvaardbaar dat de minister
enkel geld wil besteden aan begeleiding en niet aan
behandeling van de ziekte? Heeft hij door de
verhoging van het budget voor nieuwe
geneesmiddelen geen valse hoop gewekt?
Voorzitter : de heer Jean-Marc Delizée.
06.01 Yolande Avontroodt (VLD): Je pose cette
question car nous avons déposé une résolution
relative aux patients atteints de la maladie
d'Alzheimer et d'autres formes de démences qui
touchent les personnes âgées. Je profite de
l'occasion pour demander qu'elle soit traitée
rapidement. En outre, le Ministre a indiqué quelles
sont ses priorités en matière de santé dans sa note
de politique générale. L'importance qu'il accorde à
la facture maximale m'a aussi poussée à poser
cette question.
La décision du Ministre de ne plus rembourser les
inhibiteurs de cholinesterase a donné lieu à un
débat. L'efficacité de ce médicament est mise en
doute et on estime qu'il est trop cher. Les
Professeurs Dom et Baeyens soulignent cependant
que ce produit est efficace chez les patients atteints
de syndromes d'Alzheimer. L'attitude du ministre
est-elle conforme à sa politique fondée sur les
évidences médicales ? Ne peut-il soumettre le
remboursement à des conditions très strictes ?
Peut-on admettre que le Ministre ne veuille financer
que l'accompagnement et non le traitement de la
maladie ? N'a-t-il pas suscité de vains espoirs en
annonçant une augmentation du budget pour les
nouveaux médicaments ?
Présidence : M. Jean-Marc Delizée
06.02 Minister Frank Vandenbroucke : Ik heb niet
resoluut geweigerd om deze geneesmiddelen terug
te betalen. Ik heb heel doordacht prioriteiten
bepaald. Ik sluit niet uit dat ik ooit nog van mening
zal veranderen.
De geringe medische evidentie staat tegenover een
zeer hoge kostprijs. Het opleggen van strenge
voorwaarden aan het gebruik van deze middelen is
in de praktijk zeer moeilijk. De diagnose van
Alzheimerdementie is moeilijk, arbeidsintensief en
biedt tijdens het leven weinig zekerheid. Vermits de
werkzaamheid van deze middelen alleen werd
onderzocht bij lichte tot matig-ernstige vormen van
dementie, mogen ze alleen in die stadia worden
terugbetaald.
06.02 Frank Vandenbroucke , ministre: Je n'ai
pas définitivement refusé de rembourser ce
médicament. J'ai déterminé des priorités mûrement
réfléchies. Je ne dis pas qu'il est exclu que je
change d'avis.
Nous sommes confrontés à un prix de revient élevé
pour un produit dont l'efficacité médicale n'est guère
établie. Il est très difficile dans la pratique de
soumettre l'utilisation d'un médicament à des
conditions très sévères. Il est difficile d'établir le
diagnostic de la maladie d'Alzheimer. Cela
demande beaucoup de travail et ce diagnostic reste
incertain tant que le patient est en vie. Dans la
mesure où l'efficacité de ces médicaments n'a été
étudiée que pour des cas de démence légère ou
modérée, ils ne peuvent être remboursés que pour
22/11/2000
CRABV 50
COM 304
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
Er zijn andere dringende noden bij
Alzheimerdementie: begeleiding en mantelzorg
verdienen ondersteuning omdat ze de zorgbehoefte
blijkt te verminderen. Het bevoegde RIZIV-comité
heeft deze problematiek al besproken.
Alzheimerdementie en andere geriatrische
aandoeningen zullen in de toekomst alleen maar
toenemen, omwille van de veroudering. Daarom zal
het comité zorgvernieuwende projecten, die ikzelf
en minister Aelvoet zullen voorstellen, bespreken.
De terugbetaling van alle geneesmiddelen zou tot
budgetoverschrijding leiden. Naar schatting is voor
de terugbetaling van deze geneesmiddelen een
budget van 739 tot 985 miljoen frank vereist. Het is
nodig prioriteiten aan te duiden.
Patiëntenbegeleiding en mantelzorg is er een van.
Het is natuurlijk mogelijk dat de beslissing om niet
terug te betalen in de toekomst wordt herbekeken,
als er meer evidentie is en de begroting dat toelaat.
ces stades de l'affection.
Il y a d'autres besoins criants qui concernent la
maladie d'Alzheimer : l'accompagnement et les
soins de proximité méritent d'être soutenus car il
permettent de réduire la demande de soins. Le
comité compétent de l'INAMI a déjà discuté de cette
problématique. La fréquence d'apparition de la
maladie d'Alzheimer et d'autres affections
gériatriques ne fera qu'augmenter à l'avenir, en
raison du vieillissement. C'est pourquoi ce sujet
sera débattu au sein du comité chargé d'étudier les
projets liés à la question du renouvellement des
soins, dont la Ministre Aelvoet et moi-même allons
proposer la création.
Le remboursement de tous les médicaments
amènerait à dépasser le budget. Le coût du
remboursement de ces médicaments varierait de
739 à 985 millions. Il faut fixer des priorités au
nombre desquelles figurent l'accompagnement des
patients et les soins de proximité. Il est bien
entendu possible de revenir à l'avenir sur la
décision de ne pas rembourser ces médicaments,
pour autant que l'on dispose de davantage de
preuves médicales et que le budget le permette.
06.03 Yolande Avontroodt (VLD): Ik begrijp dat
de minister soms wakker ligt als hij dergelijke
keuzes moet maken. (Glimlachjes) Ik ben het met
hem eens dat een ondersteuning van de mantelzorg
belangrijk is. Daartoe kan met de
Gemeenschappen een samenwerkingsakkoord
worden gesloten. Maar ik heb het wel moeilijk met
het kostprijsargument van de minister. Ik vraag dat
hij dit argument zou objectiveren en in de ons
omringende landen eens zou gaan kijken.
De terugbetaling zou een belangrijk teken van hoop
zijn voor de familieleden van de patiënten.
06.03 Yolande Avontroodt (VLD): Je comprends
que les choix qu'ils sont amenés à opérer
quotidiennement puissent parfois empêcher les
ministres de dormir. (Sourires). Je partage votre
souhait de soutenir les soins de proximité. A cet
effet, un accord de coopération peut être conclu
avec les Communautés. Cependant, je rejette
l'argument financier invoqué par le ministre. Je lui
demanderais de faire preuve de plus d'objectivité en
la matière et d'aller voir comment d'autres pays
règlent cette matière.
En remboursant le médicament, on adresserait un
message d'espoir aux patients et aux membres de
leur famille.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Mondelinge vraag van de heer Joos Wauters
aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "de procedures van het Bijzonder
Solidariteitsfonds" (nr. 2740)
07 Question orale de M. Joos Wauters au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "les procédures applicables au Fonds spécial
de solidarité" (n° 2740)
07.01 Joos Wauters (AGALEV-ECOLO): Het
Bijzonder Solidariteitsfonds werkt de laatste jaren
steeds beter, onder meer door toedoen van
verschillende patiëntengroepen.
Er werd vorig jaar een KB aangekondigd om de
werking van het Fonds nog te verbeteren. Dat KB is
er nog niet. Wanneer zal het worden gepubliceerd?
07.01 Joos Wauters (AGALEV-ECOLO): Depuis
quelques années, le fonctionnement du Fonds
spécial de solidarité ne cesse de s'améliorer, à
l'intervention notamment de certains groupes de
patients.
L'année passée, on a annoncé l'élaboration d'un
arrêté royal dans le but de poursuivre l'amélioration
de ce Fonds. Cet arrêté royal se fait toujours
attendre. Quand sera-t-il publié ?
CRABV 50
COM 304
22/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
07.02 Minister Frank Vandenbroucke : Het KB is
inderdaad nog niet gepubliceerd. Nochtans zijn alle
inhoudelijke voorwaarden vervuld, zoals
bijvoorbeeld de verhoging van het budget. Daarover
werd door de Ministerraad al langer een beslissing
genomen.
Reden voor de vertraging is een procedurekwestie
bij de adviesaanvraag bij de Raad van State, ten
gevolge van het hanteren van de
urgentieprocedure. De Raad van State heeft de
urgentie afgewezen.
Ik zoek nu een uitweg voor deze procedurekwestie
om het KB zo snel mogelijk te kunnen publiceren.
07.02 Frank Vandenbroucke , ministre: L'arrêté
royal n'a effectivement pas encore été publié. Or,
toutes les conditions portant sur le contenu ont été
remplies, comme la revue à la hausse du budget.
Le Conseil des ministres a depuis longtemps pris
une décision à ce sujet.
L'origine de ce retard est à rechercher au niveau de
la procédure lors de la demande d'avis déposée
auprès du Conseil d'Etat, à la suite du recours à la
procédure d'urgence que le Conseil d'Etat a rejeté.
Je recherche actuellement une solution à ce
problème de procédure afin de pouvoir publier
l'arrêté royal le plus rapidement possible.
07.03 Joos Wauters (AGALEV-ECOLO): In welke
zin ziet u een juridische oplossing en binnen welke
termijn?
07.03 Joos Wauters (AGALEV-ECOLO): Quel
type de solution juridique envisagez-vous et dans
quels délais sera-t-elle mise en oeuvre?
07.04 Minister Frank Vandenbroucke : Ik heb mijn
administratie gevraagd alternatieven te zoeken.
Ofwel publiceren we het zonder advies, ofwel
wachten we nog enkele maanden op het advies,
maar dat kan vrij lang duren.
Ik ben geneigd om het zonder advies te publiceren.
07.04 Frank Vandenbroucke , ministre: J'ai
demandé à mon administration de trouver des
solutions de rechange. Soit nous publions l'arrêté
royal sans avoir obtenu d'avis, soit nous attendons
encore quelques mois , mais cette situation ne peut
pas perdurer.
Je serais enclin à publier cet arrêté sans l'avis du
Conseil d'Etat.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 15.52 uur.
La réunion publique de commission est levée à
15.52 heures.
Document Outline