KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50 COM 296
CRIV 50 COM 296
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET HET BEKNOPT VERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC LE COMPTE RENDU ANALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR HET
B
EDRIJFSLEVEN
,
HET
W
ETENSCHAPSBELEID
,
HET
O
NDERWIJS
,
DE
NATIONALE WETENSCHAPPELIJKE EN
CULTURELE
I
NSTELLINGEN
,
DE
M
IDDENSTAND
EN DE
L
ANDBOUW
C
OMMISSION DE L
'E
CONOMIE
,
DE LA
P
OLITIQUE
SCIENTIFIQUE
,
DE L
'E
DUCATION
,
DES
I
NSTITUTIONS SCIENTIFIQUES ET CULTURELLES
NATIONALES
,
DES
C
LASSES MOYENNES ET DE
L
'A
GRICULTURE
dinsdag mardi
14-11-2000 14-11-2000
14:00 uur
14:00 heures
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP Christelijke
Volkspartij
FN Front
National
PRL FDF MCC
Parti Réformateur libéral Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS Parti
socialiste
PSC Parti
social-chrétien
SP Socialistische
Partij
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode + nummer
en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du
n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag (op wit papier, bevat de bijlagen en het
beknopt verslag, met kruisverwijzingen tussen Integraal en
Beknopt Verslag)
CRIV
Compte Rendu Intégral (sur papier blanc, avec annexes et
CRA, avec renvois entre le CRI et le CRA)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV Compte
Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
CRIV 50
COM 296
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Mondelinge vraag van de heer Karel Van
Hoorebeke aan de minister van Landbouw en
Middenstand over "de toepassing van de wet op
de avondsluiting" (nr. 2399)
1
Question orale de M. Karel Van Hoorebeke au
ministre de l'Agriculture et des Classes moyennes
sur "l'application de la loi relative à la fermeture
du soir" (n° 2399)
1
Sprekers: Karel Van Hoorebeke, Jaak
Gabriels, minister van Landbouw en
Middenstand
Orateurs: Karel Van Hoorebeke, Jaak
Gabriels, ministre de l'Agriculture et des
Classes moyennes
Mondelinge vraag van mevrouw Josée Lejeune
aan de minister van Landbouw en Middenstand
over "de voorschriften inzake reiniging en
desinfectering van voertuigen voor het vervoer
van dieren" (nr. 2589)
3
Question orale de Mme Josée Lejeune au
ministre de l'Agriculture et des Classes moyennes
sur "les prescriptions en matière de nettoyage et
de désinfection de véhicules destinés au transport
d'animaux" (n° 2589)
2
Sprekers: Josée Lejeune, Jaak Gabriels,
minister van Landbouw en Middenstand
Orateurs: Josée Lejeune, Jaak Gabriels,
ministre de l'Agriculture et des Classes
moyennes
Mondelinge vraag van mevrouw Josée Lejeune
aan de minister van Landbouw en Middenstand
over "de administratieve formaliteiten waaraan de
vervoerders van runderen, schapen, geiten en
varkens zijn onderworpen" (nr. 2590)
3
Question orale de Mme Josée Lejeune au
ministre de l'Agriculture et des Classes moyennes
sur "les formalités administratives auxquelles sont
soumis les transporteurs de bovins, ovins, caprins
et de porcs" (n° 2590)
3
Sprekers: Josée Lejeune, Jaak Gabriels,
minister van Landbouw en Middenstand
Orateurs: Josée Lejeune, Jaak Gabriels,
ministre de l'Agriculture et des Classes
moyennes
Interpellatie van de heer Richard Fournaux aan de
minister van Landbouw en Middenstand over "het
optrekken van de zelfstandigenpensioenen"
(nr. 524)
4
Interpellation de M. Richard Fournaux au ministre
de l'Agriculture et des Classes moyennes sur "la
revalorisation de la pension des
indépendants" (n° 524)
4
Sprekers: Richard Fournaux, Jaak Gabriels,
minister van Landbouw en Middenstand
Orateurs: Richard Fournaux, Jaak Gabriels,
ministre de l'Agriculture et des Classes
moyennes
Mondelinge vraag van de heer Richard Fournaux
aan de minister van Landbouw en Middenstand
over "de reglementering inzake het bewijs van
ondernemersvaardigheden" (nr. 2635)
6
Question orale de M. Richard Fournaux au
ministre de l'Agriculture et des Classes moyennes
sur "la réglementation en matière d'attestation de
capacité entrepreneuriale" (n° 2635)
6
Sprekers: Richard Fournaux, Jaak Gabriels,
minister van Landbouw en Middenstand
Orateurs: Richard Fournaux, Jaak Gabriels,
ministre de l'Agriculture et des Classes
moyennes
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan
de minister van Landbouw en Middenstand over
"het attest inzake kennis bedrijfsbeheer in de
programmawet zelfstandig ondernemersschap"
(nr. 2641)
8
Question orale de Mme Trees Pieters au ministre
de l'Agriculture et des Classes moyennes sur
"l'attestation de connaissances en matière de
gestion d'entreprise dans la loi pour la promotion
de l'entreprise indépendante" (n° 2641)
8
Sprekers: Trees Pieters, Jaak Gabriels,
minister van Landbouw en Middenstand
Orateurs: Trees Pieters, Jaak Gabriels,
ministre de l'Agriculture et des Classes
moyennes
Mondelinge vraag van mevrouw Annemie Van de
Casteele aan de minister van Landbouw en
Middenstand over "het Fonds voor de
schadeloosstelling van landbouwbedrijven
getroffen door de dioxinecrisis en de uitbetaling
van schadevergoedingen" (nr. 2640)
9
Question orale de Mme Annemie Van de Casteele
au ministre de l'Agriculture et des Classes
moyennes sur "le Fonds d'indemnisation
d'entreprises agricoles touchées par la crise de la
dioxine et le paiement d'indemnisations" (n° 2640)
9
Sprekers: Annemie Van de Casteele, Jaak
Gabriels, minister van Landbouw en
Orateurs: Annemie Van de Casteele, Jaak
Gabriels, ministre de l'Agriculture et des
14/11/2000
CRIV 50
COM 296
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
Middenstand
Classes moyennes
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan
de minister van Landbouw en Middenstand over
"de gevolgen voor de Belgische boeren van de
BSE-onrust in Frankrijk" (nr. 2650)
12
Question orale de Mme Trees Pieters au ministre
de l'Agriculture et des Classes moyennes sur "les
inquiétudes suscitées en France par la maladie
ESB et les conséquences qui en résultent pour
les fermiers belges" (n° 2650)
12
Sprekers: Trees Pieters, Jaak Gabriels,
minister van Landbouw en Middenstand
Orateurs: Trees Pieters, Jaak Gabriels,
ministre de l'Agriculture et des Classes
moyennes
Samengevoegde mondelinge vragen van
- mevrouw Leen Laenens aan de staatssecretaris
voor Energie en Duurzame Ontwikkeling over "de
naleving van de Kyoto-verbintenissen" (nr. 2595)
- mevrouw Simonne Creyf aan de staatssecretaris
voor Energie en Duurzame Ontwikkeling over "het
Belgisch plan om de Kyoto-doelstellingen te
verwezenlijken" (nr. 2652)
15
Questions orales de
- Mme Leen Laenens au secrétaire d'Etat à
l'Energie et au Développement durable sur "le
respect des engagements de Kyoto" (n° 2595)
- Mme Simonne Creyf au secrétaire d'Etat à
l'Energie et au Développement durable sur "le
plan belge visant à réaliser les objectifs fixés à
Kyoto" (n° 2652)
15
Sprekers: Leen Laenens, Simonne Creyf,
Olivier Deleuze, staatssecretaris voor Energie
en Duurzame Ontwikkeling
Orateurs: Leen Laenens, Simonne Creyf,
Olivier Deleuze, secrétaire d'Etat à l'Energie
et au Développement durable
CRIV 50
COM 296
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR HET
BEDRIJFSLEVEN, HET
WETENSCHAPSBELEID, HET
ONDERWIJS, DE NATIONALE
WETENSCHAPPELIJKE EN
CULTURELE INSTELLINGEN, DE
MIDDENSTAND EN DE
LANDBOUW
COMMISSION DE L'ECONOMIE,
DE LA POLITIQUE SCIENTIFIQUE,
DE L'EDUCATION, DES
INSTITUTIONS SCIENTIFIQUES
ET CULTURELLES NATIONALES,
DES CLASSES MOYENNES ET DE
L'AGRICULTURE
van
DINSDAG
14
NOVEMBER
2000
14:00 uur
______
du
MARDI
14
NOVEMBRE
2000
14:00 heures
______
De vergadering wordt geopend om 14.22 uur door
de heer Jos Ansoms, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.22 heures par M. Jos
Ansoms, président.
01 Mondelinge vraag van de heer Karel Van
Hoorebeke aan de minister van Landbouw en
Middenstand over "de toepassing van de wet
op de avondsluiting" (nr. 2399)
01 Question orale de M. Karel Van Hoorebeke
au ministre de l'Agriculture et des Classes
moyennes sur "l'application de la loi relative à
la fermeture du soir" (n° 2399)
01.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de minister, sinds 11 juli
1999 is de wet op de avondsluiting van winkels
van toepassing. Deze wet maakt een onderscheid
tussen dagwinkels en nachtwinkels. Aan de
goedkeuring ervan gingen nogal wat besprekingen
vooraf. Vooral het NCMV verzette zich krachtig
tegen de wet. Ik herinner mij ook dat collega Luc
Willems zich in het debat fel verzette tegen wat hij
allerlei decadente toestanden rond nachtwinkels
noemde.
Ook vandaag blijft er een zekere weerstand tegen
nachtwinkels bestaan vanwege de uitbaters van
benzinestations die niet aan een autosnelweg
gelegen zijn. Zij mogen weliswaar 24 uur op 24
brandstof leveren, maar voor hun
winkelactiviteiten moeten zij kiezen tussen het
regime van dagwinkel of dat van nachtwinkel. Na
alle hevige debatten die aan de wet voorafgingen
en na enkele bezwaren die later werden geuit, lijkt
het mij goed dat men eens nakijkt wat de stand
van zaken is. Misschien is er reeds een eerste
evaluatie gemaakt van het fenomeen? Ik heb
hierover een aantal vragen voor de minister.
Ten eerste, mijnheer de minister, hoe evalueert u
de nieuwe wet op de avondsluiting? Ten tweede,
wordt de wet op de avondsluiting correct
toegepast? Ten derde, bent u van oordeel dat zich
aanpassingen opdringen na meer dan één jaar
toepassing van de wet? Ten vierde, hebt u kennis
van feiten waar nachtwinkels aanleiding geven tot
overlast voor de buurt? Ik vermoed dat dit niet zo
is. Ik ken een aantal nachtwinkels en ik heb het
gevoel dat alles daar goed verloopt, maar
misschien hebt u in dit verband een ander beeld
en andere informatie? Ten vijfde, wil ik u vragen of
u andere, meer algemene, maatregelen
overweegt om de sluitingstijd van winkels te
versoepelen, zowel overdag, `s nachts, als tijdens
het weekend?
01.02 Minister Jaak Gabriels: Mijnheer de
voorzitter, collega's, ik wil gedetailleerd op de
vragen van collega Van Hoorebeke antwoorden,
meer bepaald op de vragen één, twee en drie.
Mijn antwoord op de vragen vier en vijf zit daar
gedeeltelijk in vervat.
De wet op de avondsluiting werd oorspronkelijk
ingevoerd vanuit het perspectief dat de overheid
14/11/2000
CRIV 50
COM 296
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
het sociale leven en het gezinsleven van de
zelfstandigen moet garanderen, naast hun
concurrentiepositie ten opzichte van de
groothandel. De overheid moet dus, onder andere,
beperkingen opleggen inzake openingsuren. Deze
bezorgdheid van de overheid lijkt me deels
gegrond. Zoals u terecht stelt, collega Van
Hoorebeke, moeten wij ons nu afvragen of de
overheid in het jaar 2000 nog steeds moet
bepalen van welk uur tot welk uur een zelfstandige
zijn klanten mag bedienen binnen de muren van
zijn eigen onderneming. Daarenboven vind ik dat
bij het opstellen van de vorige wet te weinig
rekening gehouden werd met een aantal
maatschappelijke ontwikkelingen, zoals het steeds
toenemend aantal gezinnen met twee verdieners.
Ook hield men geen rekening met het toenemend
aantal vormen van dienstverlening die enkel
rendabel zijn na het wettelijke sluitingsuur om
20 uur. Ik noem als voorbeelden: fitness, sauna,
gelaatsverzorging, en zo verder. De vraag dringt
zich op of het nog maatschappelijk en economisch
opportuun is om bij wet vast te leggen wanneer
een onderneming toegankelijk moet of mag zijn
voor haar cliënteel. Er is meer dan één mogelijke
oplossing, gaande van een algemene herziening
van de wet die een doorgedreven liberalisering
beoogt tot een eenvoudige aanpassing van de lijst
met uitzonderingen. Omdat het hier een gedeelde
bevoegdheid betreft, is er overleg met de minister
van Economische Zaken, Charles Piqué.
Wat betreft de verwijzing naar nachtwinkels en
tankstations in het inleidend gedeelte van de
vraag, kan ik het geachte lid meedelen dat elke
onderneming die in het handelsregister onder de
code 5211 - niet gespecialiseerde kleinhandel en
winkels in overwegend voedings- en
genotmiddelen - ingeschreven staat, moet kiezen
tussen het normale regime - van 5 uur tot 20 uur -
of het regime van de nachtwinkels - van 18 uur tot
7 uur.
Op de vraag of de nieuwe wet op de avondsluiting
correct toegepast wordt, kan ik zeggen dat er zeer
weinig klachten zijn. Het gaat dan om het al of niet
respecteren van de wettelijke bepalingen of de
lawaaihinder. Ik beschik dus niet over gegevens
die toelaten te besluiten dat de wetgeving niet
toegepast wordt. Wat de lawaaihinder betreft,
moet ik er de aandacht op vestigen dat de
gemeentelijke overheid kan optreden. Ze kan ook
maatregelen nemen in verband met zaken die niet
onder de wet van de avondsluiting vallen. Het gaat
onder andere over de horecazaken.
U vroeg of de minister na een jaar werking van
oordeel is dat er reeds aanpassingen noodzakelijk
zijn. Ik zei reeds dat aanpassingen kunnen
gebeuren. Als er in samenspraak met de minister
van Economische Zaken voldoende gegronde
redenen zijn om de wet aan te passen, zullen
deze aanpassingen zich niet in de eerste plaats
richten op het regime van de nachtwinkels, maar
zal het probleem in zijn geheel bekeken en
geëvalueerd worden.
Uw vraag over de omwonenden van nachtwinkels
heb ik reeds in vraag 2 beantwoord. Wat betreft
maatregelen om de sluitingstijd te versoepelen,
verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen 1 en 3.
Samen met mijn collega van Economische Zaken
werk ik thans aan de actualisering van deze
problematiek. Ik ben immers van mening dat de
zaken heel snel evolueren. De thematiek
verandert zeer snel en wij moeten niet achterop
hinken. Wij moeten de verwachtingen van de
mensen op het gepaste tijdstip kunnen invullen.
01.03 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mijnheer
de minister, uit uw antwoord mag ik toch afleiden
dat anderhalf jaar na het inwerkingtreden van de
wet alles vrij goed verloopt en dat, in tegenstelling
tot wat men ons had voorgespiegeld, de
middenstand daar niet zwaar onder lijdt. De
nachtwinkels vormen eigenlijk een aanvullende
activiteit. Er zijn ook geen zware gevallen van
overlast gekend, met uitzondering van één geval
aan de kust, waar Engelsen 's nachts sigaretten
kwamen inkopen. Dit probleem werd echter snel
opgelost. Ik meen dus dat wij dit debat positief
moeten bekijken en opentrekken naar een
algemene evaluatie en eventuele aanpassing van
de wet.
Indertijd heb ik bij de bespreking van deze wet een
nogal vrij libertijns standpunt ingenomen. Ik vond
niet dat men middenstanders zomaar kon
opleggen wanneer zij moeten werken en wanneer
niet. Dit hoeft geen afbreuk te doen aan de
kwaliteit van het leven, noch aan de kwaliteit van
de beroepsuitoefening. Wij moeten ons er echter
wel over bezinnen hoe wij de toekomst tegemoet
moeten gaan. Het doet mij genoegen dat u samen
met uw collega van Economische Zaken deze
problematiek wenst te bekijken en wellicht de
passende initiatieven ter zake zult nemen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: De heer Luc Goutry heeft wegens
afwezigheid gevraagd om zijn mondelinge vragen
nrs. 2411 en 2553 uit te stellen.
02 Question orale de Mme Josée Lejeune au
CRIV 50
COM 296
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
ministre de l'Agriculture et des Classes
moyennes sur "les prescriptions en matière de
nettoyage et de désinfection de véhicules
destinés au transport d'animaux" (n° 2589)
02 Mondelinge vraag van mevrouw Josée
Lejeune aan de minister van Landbouw en
Middenstand over "de voorschriften inzake
reiniging en desinfectering van voertuigen voor
het vervoer van dieren" (nr. 2589)
02.01 Josée Lejeune (PRL FDF MCC): Monsieur
le président, monsieur le ministre, chers
collègues, ma question porte sur la mise en
application de l'arrêté royal du 9 juillet 1999 et de
l'arrêté ministériel fixant les modalités
d'application et d'exécution concernant les
marchés aux bestiaux et relatifs aux conditions
d'enregistrement des transporteurs et d'agrément
des négociants, des points d'arrêt et des centres
de rassemblement.
Les mesures préconisées par cet arrêté royal -
notamment en son article 13 - prévoient que «les
moyens de transport doivent être nettoyés et
désinfectés à l'aide de désinfectants autorisés par
l'autorité compétente, immédiatement après
chaque transport». Cette mesure prévue dans la
première partie dudit article 13 me paraît bien plus
sévère que les contraintes imposées par les
normes européennes.
Par ailleurs, la seconde partie dudit article 13
dispose, pour sa part, que «les moyens de
transport doivent être nettoyés et désinfectés
avant tout chargement d'animaux, s'il a été
précédé d'un transport de produits pouvant
affecter la santé animale». Cette mesure me
semble, à l'inverse de l'autre, tout à fait positive.
Comme vous le savez, monsieur le ministre, le
secteur du commerce de bétail n'a pas manqué
de marquer sa désapprobation vis-à-vis de
certaines mesures jugées inutiles, drastiques, trop
lourdes à supporter financièrement, voire
inapplicables sur le terrain.
De plus, de nombreux transporteurs ne
comprennent pas très bien l'utilité de cette
mesure, étant donné que, pour être transportée,
chaque bête doit bénéficier du statut B4 attestant
que l'animal est sain. J'ajouterai également qu'au
vu du fonctionnement des grands marchés aux
bestiaux - comme à Ciney par exemple -, des
investissements considérables devraient être
consentis pour la construction d'un nombre très
important de stations de nettoyage - sans parler
de la difficulté pratique que pose le nombre
impressionnant de transporteurs passant en
quelques heures sur les marchés.
Par conséquent, M. le ministre pourrait-il me
préciser s'il existe une étude comparative des
mesures adoptées par les différents pays
européens? Et dans l'affirmative, que peut-on en
conclure? En outre, ne suffirait-il pas d'effectuer
un nettoyage complet du moyen de transport
toutes les 24 heures? Enfin, des mesures
d'accompagnement sont-elles prévues pour aider
les marchés aux bestiaux à effectuer les
investissements nécessaires pour la construction
de stations de nettoyage? Si oui, lesquelles?
02.02 Jaak Gabriels, ministre: Monsieur le
président, j'aimerais que Mme Lejeune pose sa
deuxième question, car la matière est plus ou
moins identique.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
03 Question orale de Mme Josée Lejeune au
ministre de l'Agriculture et des Classes
moyennes sur "les formalités administratives
auxquelles sont soumis les transporteurs de
bovins, ovins, caprins et de porcs" (n° 2590)
03 Mondelinge vraag van mevrouw Josée
Lejeune aan de minister van Landbouw en
Middenstand over "de administratieve
formaliteiten waaraan de vervoerders van
runderen, schapen, geiten en varkens zijn
onderworpen" (nr. 2590)
03.01 Josée Lejeune (PRL FDF MCC): Monsieur
le président, monsieur le ministre, le chapitre 5
section 2 de l'arrêté royal du 9 juillet 1999 relatif
aux conditions d'enregistrement des transporteurs
et d'agrément des négociants explique les
différentes démarches administratives auxquelles
sont soumis les transporteurs. Ainsi, le registre
doit mentionner les dates, les heures, les
espèces, les catégories, les origines, la
destination de chaque animal en arrivage ou en
partance ainsi que les références, numéros
d'enregistrement et de licence, etc...
Cependant, monsieur le ministre, nous devons
garder à l'esprit que les transporteurs passent
d'une ferme à l'autre pour amener le bétail le plus
tôt possible au marché.
Par conséquent, j'imagine les difficultés
rencontrées par les transporteurs pour remplir
toutes les formalités exigées pour la tenue du
registre sur support papier ou informatisé,
demandées la nuit entre chaque déplacement.
14/11/2000
CRIV 50
COM 296
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
Monsieur le ministre, le ministère a-t-il été mis au
courant des problèmes pratiques rencontrés par
les transporteurs dans l'application de cet arrêté
royal?
Si oui quelles mesures compte-t-on prendre?
Une simplification des démarches administratives
n'est-elle pas envisageable après une étude en la
matière?
03.02 Jaak Gabriels, ministre: Monsieur le
président, ma réponse concernera donc les deux
questions qui viennent de m'être posées car elles
sont relatives au même sujet.
L'arrêté royal en question constitue la
transposition en droit belge de directives
européennes. Afin de permettre un traçage rapide
et efficace des animaux, pour des raisons de
santé humaine et animale, la base de données
Sanitel doit non seulement contenir l'identification
de tous les animaux et de tous les troupeaux mais
également enregistrer tous les mouvements des
animaux.
Tous les Etats membres sont tenus de transposer
cette directive dans son ensemble. Je ne suis pas
au courant d'une étude comparative des mesures
prises par les différents pays européens à ce
sujet. Ce qui est certain, c'est que la Belgique est
un pays exportateur de bovins et que si on ne
respecte pas strictement les directives
européennes, on devra tôt ou tard faire face à des
problèmes d'exportation.
Le respect des dispositions de cette législation
communautaire est une condition sine qua non
pour l'agrément du réseau d'épidémiosurveillance
belge. Une demande d'agrément de notre réseau
vient d'être officiellement introduite auprès de la
Commission. L'agrément de ce réseau facilitera
grandement l'exportation de bovins.
Vous me demandez si un nettoyage complet,
toutes les 24 heures, du moyen de transport ne
pourrait suffire. Après maintes discussions avec le
secteur bovin, j'ai accepté que, dans certains cas,
le nettoyage ne doive pas nécessairement être
effectué après chaque transport et de leur laisser
la faculté de nettoyer le camion soit au marché
avant la charge des animaux soit à la maison,
avant de démarrer à vide, pour autant qu'il soit
nettoyé au minimum une fois par jour.
Aucune mesure fédérale d'accompagnement n'a
été prévue pour aider les marchés aux bestiaux à
effectuer les investissements nécessaires pour la
construction de stations de nettoyage. La seule
mesure d'accompagnement concerne l'installation
du système informatique qui enregistre les entrées
et les sorties des bovins. Il est évident que je
n'émettrai aucune réserve par rapport à la
décision des Régions d'aider les marchés aux
bestiaux, vu leur importance économique. Je
comprends parfaitement les difficultés rencontrées
par le transporteur pour compléter toutes les
formalités administratives exigées dans le chapitre
5 section 2 de ce même arrêté.
Toutefois, il faut comprendre qu'il est impossible
de garantir la traçabilité demandée par tout le
monde si chaque maillon de la chaîne n'assume
pas sa responsabilité. J'ai demandé au service
vétérinaire externe de bien vouloir donner le
temps nécessaire aux gens du terrain pour que
ceux-ci puissent s'adapter aux nouveaux
règlements.
Une simplification des démarches administratives
a déjà fait l'objet de discussions au sein de divers
groupes de travail créés auprès de mon
administration. C'est en raison de grandes
différences entre les capacités des différents
transporteurs qu'on a laissé le choix entre un
système informatisé plus coûteux et un système
manuel beaucoup moins cher mais qui exige plus
de travail administratif.
03.03 Josée Lejeune (PRL FDF MCC): Monsieur
le président, je remercie M. le ministre de sa
réponse. Je n'ai rien à ajouter puisqu'il a répondu
à toutes les questions que j'ai posées.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
04 Interpellation de M. Richard Fournaux au
ministre de l'Agriculture et des Classes
moyennes sur "la revalorisation de la pension
des indépendants" (n° 524)
04 Interpellatie van de heer Richard Fournaux
aan de minister van Landbouw en Middenstand
over "het optrekken van de
zelfstandigenpensioenen" (nr. 524)
04.01 Richard Fournaux (PSC): Monsieur le
président, monsieur le ministre, chers collègues,
ma question fait référence, à un ou deux points
près, à un choix politique. Je me suis réjoui,
monsieur le ministre, d'avoir entendu, dans la
déclaration de gouvernement la volonté de
revaloriser le statut des indépendants. Chacun
sait que leur pension est peu élevée.
Au-delà de la déclaration de principe qui est très
CRIV 50
COM 296
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
positive, je souhaiterais clarifier les choses pour
éviter que l'on ne répande de fausses informations
à ce sujet. Après avoir entendu la déclaration
gouvernementale, j'ai compris que la pension des
indépendants serait revalorisée de 2% en 2002 et
que le même pourcentage serait appliqué pour
2003 et 2004.
Si l'on considère la moyenne des pensions des
indépendants, les 2% représentent en pratique
une augmentation de 400 francs par mois. Pour
autant que notre interprétation de la déclaration
gouvernementale soit correcte, cela signifierait
que les indépendants retraités de ce Royaume
devraient attendre 2204, voire 2005, pour
bénéficier d'une revalorisation cumulative de 6%,
représentant plus ou moins 1.500 francs belges
par mois. Quand on sait que la pension d'un
indépendant est égale à environ 22.000 francs par
mois, il faut reconnaître que ces personnes
devront attendre longtemps pour recevoir une
augmentation minime.
Pourriez-vous, monsieur le ministre, nous donner
votre interprétation de la déclaration
gouvernementale et des chiffres qu'elle contient?
Ma deuxième question a trait au fonctionnement
des institutions parlementaires. Comme on le sait,
votre gouvernement a été totalement favorable à
la création d'une sous-commission relative au
statut des indépendants. Cela signifie-t-il que tout
débat sur le problème de la pension des
indépendants est abandonné du fait que la
déclaration gouvernementale prévoit une
revalorisation des pensions, qui bien sûr ne nous
satisfait pas?
Il conviendrait de nous donner des informations
complémentaires sur les chiffres et les délais
relatifs à la revalorisation de la pension des
indépendants.
Ensuite, quelle est l'adéquation entre la décision
du gouvernement et le fonctionnement de la sous-
commission relative au statut des indépendants,
dont la présidente est parmi nous aujourd'hui et je
l'en remercie?
04.02 Jaak Gabriels, ministre: Monsieur le
président, en ce qui concerne l'interpellation de M.
Fournaux à propos de la régularisation des
pensions, je tiens à dire que, dans le cadre du
plan budgétaire pluriannuel, corrections sociales
comprises, le Conseil des ministres du 17 octobre
a décidé d'appliquer à partir du 1
er
janvier 2002 un
nouveau système de régularisation des pensions
tant pour les indépendants que pour les salariés.
Le 1
er
janvier 2002, les pensions ayant pris cours
avant le 1
er
janvier 1993 seront augmentées de
1%. Dans la mesure où les possibilités
budgétaires le permettent, une nouvelle
augmentation de 1% aura lieu, soit dans le cours
de l'année 2002, soit le 1
er
janvier 2003.
En 2003, cette régularisation sera également
appliquée aux pensions ayant pris cours en 1993,
1994 et 1995. Dès lors, il ne s'agit pas d'une
augmentation d'un montant fixe (400 BEF) mais
d'une hausse de 1 ou 2%.
Il faut souligner qu'il ne s'agit que d'une adaptation
des pensions à la croissance, celle-ci ayant été
calculée sur un niveau de salaire ou de revenus
inférieur à celui d'aujourd'hui sans tenir compte de
la dévaluation de la monnaie.
Depuis 1998, les salariés jouissent d'une prime
annuelle calculée sur-et ajoutée à la pension du
mois de février afin d'adapter les pensions ayant
pris cours avant 1993.
Le 26 mai 2000, le Conseil des ministres a décidé
d'octroyer une prime de 6% par an sur les
pensions du mois de février aux indépendants. A
partir de 2000 cette prime annuelle qui est
calculée sur la base annuelle et qui représente
une revalorisation de 0,5%, sera remplacée par
une revalorisation de la pension même de 1% au
début et de 2% éventuellement par la suite, ce qui
quadruple l'avantage. Cette revalorisation ne
concerne pas, et n'anticipe en rien, la réforme
fondamentale du statut social des indépendants
dans le régime des pensions. De plus, elle fait
l'objet de discussions au sein du groupe de travail
Cantillon d'une part, et de la sous-commission
créée à la Chambre des représentants d'autre part
qui gardent toute leur importance.
C'est sur base de ces données que le
gouvernement a annoncé sa décision de prendre,
en 2001, des mesures avec des objectifs plus
ambitieux qu'une simple revalorisation. Nous
sommes aussi en train d'étudier les
conséquences du groupe de travail Cantillon et
nous espérons, si nos conclusions sont très
claires, pouvoir mettre en oeuvre ce qui est
proposé.
04.03 Richard Fournaux (PSC): Monsieur le
président, je remercie le ministre pour la qualité de
sa réponse.
Ceci dit, lorsque j'ai interpellé le premier ministre
en séance plénière de la Chambre, il m'a bien
14/11/2000
CRIV 50
COM 296
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
parlé de 2%. Mais peu importe, ne polémiquons
pas au sujet des chiffres! Vous me permettrez
toutefois de vous dire qu'alors que l'on parle tant
de la redistribution des fruits de la croissance, je
trouve simplement scandaleux que la pension des
indépendants reste au même niveau qu'avant.
C'est un discours que j'ai toujours tenu, même
lorsque, jadis, mon parti était dans la majorité. Je
regrette profondément que certains partis qui se
sont fait forts d'essayer de conquérir l'électorat
des indépendants en leur promettant monts et
merveilles ne sont pas capables aujourd'hui de
tenir cette promesse. Il faudra attendre 2004, voire
2005, avant de percevoir quelque chose, à moins
bien entendu que le groupe de travail actuellement
à la tâche n'aboutisse à une véritable révolution.
Mais vous me permettrez d'en douter.
04.04 Jaak Gabriels, ministre: Monsieur le
président, j'aimerais dire ce qui suit à M.
Fournaux. Nous avons décidé de mesures qui
nous coûteront plus de cinq milliards sur base
annuelle. Nous voulons augmenter ces montants
dans les mois qui viennent.
Mais les partenaires étaient d'accord d'attendre
les conclusions du groupe de travail présidé par
Mme Cantillon avant de prendre de nouvelles
décisions. En effet, ce groupe de travail a pour
mission d'étudier la possibilité de faciliter le
transfert entre les deux systèmes.
Donc, si demain nous disposons des conclusions
de ce groupe de travail, nous pourrons
immédiatement mettre en oeuvre ses
recommandations.
En conséquence, monsieur Fournaux, votre
conclusion est quelque peu prématurée. Faites
donc preuve d'un peu de patience, car des
associations que vous connaissez très bien sont
également impliquées dans ce groupe de travail.
04.05 Richard Fournaux (PSC): Wait and see!
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
05 Question orale de M. Richard Fournaux au
ministre de l'Agriculture et des Classes
moyennes sur "la réglementation en matière
d'attestation de capacité entrepreneuriale"
(n° 2635)
05 Mondelinge vraag van de heer Richard
Fournaux aan de minister van Landbouw en
Middenstand over "de reglementering inzake
het bewijs van ondernemersvaardigheden"
(nr. 2635)
05.01 Richard Fournaux (PSC): Monsieur le
président, ma question vise ici plus globalement le
problème des capacités entrepreneuriales.
L'article 3 de la loi-programme du 11 avril 1998
définit ce qu'il faut entendre par capacité
entrepreneuriale et dès lors, par extension, ce
qu'est en fait une attestation de capacité.
L'article 30, §1
er
, de l'arrêté royal du
21 octobre 1998 qui est pris en application de
l'article 12 de la loi-programme du 10 février 1998
donne au secrétaire de la Chambre des Métiers et
Négoces, qui est fonctionnaire et qui est sous
l'autorité du ministre, faut-il le rappeler, la mission
de délivrer les attestations sollicitées dans divers
cas, en lieu et place du bureau de la chambre.
En quelque sorte, on a fonctionnarisé la délivrance
de ces attestations.
L'article 9, §
3, de l'arrêté royal du
21 octobre 1998 confirmant, comme il se doit, le
livre 9 du Code du commerce et plus
particulièrement, par exemple, l'article 130,
institue du chef des organes de sociétés le moyen
de preuve d'exercice journalier des compétences
entrepreneuriales.
L'article 27 de l'arrêté royal interdit toute
investigation et, dès lors, toute utilisation de
documents non explicitement nécessaires à
l'instruction des demandes d'attestations. Or, il
semble, selon les informations que nous avons,
que les attestations entrepreneuriales ne sont
jamais ou quasi jamais délivrées par les
secrétaires des Chambres des Métiers et
Négoces.
Le ministre peut-il nous donner une explication à
cette situation qui revient à nier un certain nombre
de dispositions de la législation?
Nous sommes d'autant plus étonnés qu'à
l'analyse, les bureaux des Chambres des Métiers
et Négoces qui ont compétence d'appréciation
basée sur les articles 7 et 8 de l'arrêté royal
mettant en application la loi-programme, sur la
situation des demandeurs qui avancent par
exemple une expérience acquise plutôt qu'un
diplôme, ces chambres, dis-je, interprètent très
largement ces compétences en appréciant, avant
que les activités soient entreprises, si les
demandeurs ont la capacité d'exercer
journellement les capacités entrepreneuriales pour
lesquelles l'attestation est sollicitée.
CRIV 50
COM 296
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
L'article 15, § 1
er,
de la loi-programme a institué
les organes du pouvoir destiné à connaître de
l'éventuel irrespect d'une telle obligation: ni le
secrétaire, ni le bureau de la Chambre n'y sont
mentionnés.
La pratique actuelle élargit l'appréciation - il faut
reconnaître que c'est un terme un peu vague
naturellement - d'une manière qui empêche les
demandeurs de se défendre puisqu'ils se voient
refuser la délivrance de l'attestation sous la
motivation, par exemple, qu'ils ne pourront
exercer journellement leurs compétences. De ce
fait, ils sont quasiment dans l'impossibilité de
prouver le contraire.
Le ministre peut-il expliquer la cohérence qu'il
peut y avoir de refuser à un gérant d'entreprise
l'attestation qu'il apporte ses capacités
entrepreneuriales à sa société alors qu'il reçoit en
son nom propre, en tant que personne physique,
cette même attestation?
Concrètement, dans un dossier dont on a
beaucoup parlé et dont la presse s'est fait l'écho,
on constate que les personnes habilitées à donner
une appréciation estiment qu'un individu en tant
que personne physique a la capacité
entrepreneuriale et lorsqu'il introduit la même
demande de reconnaissance d'activité
professionnelle sur base d'une société, puisqu'il
en est le gérant, on estime qu'il n'en a pas la
capacité!
Ce qui est actuellement prévu dans la loi et qui fait
référence à l'idée d'appréciation risque d'avoir des
effets pervers: dans certaines chambres, on peut
estimer que quelqu'un a les capacités et dans une
autre, face à des éléments identiques, que
quelqu'un ne les a pas.
En termes de délocalisation d'entreprises, cela
pourrait aussi avoir certains effets pervers. En
termes d'égalité du citoyen devant la loi, il est
immoral de voir quelqu'un considéré d'une
certaine manière dans une province par exemple
et d'une autre manière dans une autre province.
Telle est donc notre question, monsieur le
ministre. Ce n'est pas une interpellation au sens
politique du terme, mais plutôt une interpellation
d'ordre technique visant à attirer l'attention du
ministre sur cette situation afin de pouvoir
envisager ensemble la manière avec laquelle
nous pourrions y remédier car, à notre avis, cela
mérite écoute et correction.
05.02 Jaak Gabriels, ministre: Monsieur le
président, chers collègues, je peux donner quatre
éléments de réponse à M. Fournaux.
Premièrement, la loi-programme du
10 février 1998 - et non du 11 avril 1998 - impose
aux Chambres des Métiers et Négoces qui se
trouvent en présence d'une demande d'attestation
d'établissement introduite par une personne
morale de vérifier la réalité de la gestion
commerciale et de la direction journalière
technique dans le chef du préposé à cet effet.
Cette vérification n'est évidemment pas
incompatible avec le libellé de l'article 27 de
l'arrêté royal du 21 octobre 1998 qui ne concerne
que le formulaire de demande.
Deuxièmement, conformément à l'article 12, § 2,
1
er
alinéa, de la loi-programme, seul le bureau est
habilité à vérifier la réalisation des conditions
requises. Il ne peut être dérogé à ce principe que
dans les cas prévus aux articles 28 et 30, § 1, de
l'arrêté royal du 21 octobre 1998.
La compétence du secrétaire est donc facultative
et n'entame en rien la compétence et la
responsabilité du bureau. Celui-ci détermine, dans
les limites de la loi, où et comment le secrétaire
exerce cette compétence en conservant toujours
le droit d'appeler un dossier. Il est évident que
dans la pratique et lorsqu'aucun élément ne s'y
oppose, le secrétaire de la Chambre des Métiers
et Négoces, use de cette faculté qui permet de
délivrer plus rapidement une attestation
d'établissement.
Troisièmement, lorsque la demande émane d'une
personne morale, celle-ci ne peut agir que par
l'intermédiaire d'une personne physique. Dans un
souci de qualité de l'entreprise, la loi-programme
du 10 février 1998 veille donc à ce que la
personne physique qui prouve les capacités
d'exercer sa fonction, le fasse réellement. Ce
principe est établi par les articles 4 et 5, § 2, 2
ième
alinéa, de la loi-programme relatifs aux petites et
moyennes entreprises. Dans diverses
circonstances, il apparaît que la personne
physique ne peut réellement assurer la gestion
journalière ou la direction technique de la
présence morale. C'est le cas, par exemple,
lorsque la personne physique est soumise à une
interdiction ou à une limitation de cumul soit à
cause de son statut, soit sur base de son droit à
un revenu de remplacement.
Quatrièmement, les Chambres des Métiers et
Négoces sont confrontées quotidiennement à des
situations diverses et il est donc normal que les
décisions varient en fonction des cas qui se
14/11/2000
CRIV 50
COM 296
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
présentent. Selon la disposition de la loi-
programme relative aux petites et moyennes
entreprises et l'arrêté d'exécution du
21 octobre 1998, le bureau dispose d'un pouvoir
d'appréciation. Les décisions des Chambres de
Métiers et Négoces peuvent enfin faire l'objet d'un
recours devant le Conseil d'établissement.
J'ajouterai également, de manière à actualiser le
dossier, que nous avons constaté aujourd'hui
qu'un journal a abordé le cas auquel il est
indirectement fait allusion ici et que l'intéressé a
introduit un recours tant auprès du Conseil
d'établissement qu'auprès du Conseil d'Etat.
Le Conseil d'établissement a demandé à
l'employeur de l'intéressé, fonctionnaire
communal en tant que chef des travaux, de
prendre position concernant l'interdiction de cumul
ou d'incompatibilité suite à son statut communal.
Le collège échevinal n'a d'une part pas encore
répondu, tandis que le Conseil d'Etat n'a d'autre
part pas encore rendu son jugement.
05.03 Richard Fournaux (PSC): Monsieur le
président, je remercie le ministre pour la qualité de
sa réponse. Eu égard aux éléments techniques, je
me permettrai de ne pas répliquer maintenant.
Nous prendrons connaissance de la réponse du
ministre et nous reviendrons éventuellement sur
ce dossier, oralement ou par écrit.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
06 Mondelinge vraag van mevrouw Trees
Pieters aan de minister van Landbouw en
Middenstand over "het attest inzake kennis
bedrijfsbeheer in de programmawet zelfstandig
ondernemersschap" (nr. 2641)
06 Question orale de Mme Trees Pieters au
ministre de l'Agriculture et des Classes
moyennes sur "l'attestation de connaissances
en matière de gestion d'entreprise dans la loi
pour la promotion de l'entreprise indépendante"
(n° 2641)
06.01 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, deze vraag gaat
over dezelfde programmawet, meer specifiek over
het luik `beheerskennis' inzake het zelfstandig
ondernemerschap. U hebt op diverse plaatsen
verkondigd dat u het attest inzake kennis van
bedrijfsbeheer overbodig acht. U zou eraan
denken de wet van 1998 af te schaffen.
Ik wil hier het effect van die wet verdedigen. Ik
denk dat we het erover eens zijn dat startende
ondernemingen een belangrijke impuls geven voor
de creatie van nieuwe jobs. Tussen 1984 en 1994
zouden de kleine bedrijven zowat 26% van alle
nieuwe jobs in België gecreëerd hebben. Ik ben er
dus van overtuigd dat het ondernemingsklimaat
voor starters optimaal moet worden uitgebouwd.
Men moet echter niet alle terzake bestaande
bepalingen van tafel vegen. Een studie van het
VBO vermeldt op pagina's 10 en 11 dat tal van
factoren de slaagkansen van startende
ondernemingen bepalen. Deze factoren kunnen in
twee groepen worden opgesplitst. Er zijn enerzijds
de karakteristieken die eigen zijn aan de
onderneming, zoals profiel, kennis en financiële
toestand en anderzijds zijn er de karakteristieken
die eigen zijn aan de starteromgeving, met de
fiscale, parafiscale en andere wettelijke lasten.
Ik wil mij hier beperken tot het element
beheerskennis. De programmawet ter bevordering
van het zelfstandig ondernemingsschap van 10
februari 1998 heeft ertoe geleid dat nieuwe
zelfstandigen vanaf 1 januari 1999 een attest van
kennis van bedrijfsbeheer moeten voorleggen. Dit
attest bestond reeds eerder maar het werd verfijnd
op basis van wat een startend ondernemer moet
weten over het moderne bedrijfsbeheer.
U weet zeer goed, mijnheer de minister, dat de
vorige regering niet over één nacht ijs is gegaan
voor zij uitspraken deed over bepaalde materies,
wat van deze regering niet altijd kan worden
gezegd. Deze maatregel is er gekomen nadat
studies hebben uitgewezen dat 60% van de
falingen zich voordoen bij ondernemingen die
minder dan 5 jaar oud zijn. 30% van de
faillissementen was te wijten aan beheersfouten of
aan een gebrek aan actuele boekhoudkundige en
juridische kennis om een bedrijf te runnen. Meer
dan de helft van de onderzoekers pleitte daarom
voor een versterking van de verplichte
beheerskennis die op dat ogenblik totaal
achterhaald was.
Mijnheer de minister, waarom wilt u ondanks deze
wetenschappelijk gefundeerde feiten het
voorleggen van een attest bedrijfsbeheer opnieuw
afschaffen? Ik heb de studie gelezen die in
opdracht van het VBO werd gemaakt. Daar staat
vermeld dat sinds het invoeren van het betrokken
attest een daling van het aantal starters te noteren
viel. Tegelijk echter blijkt uit de jaarverslagen van
de Kamers van Handel en Nijverheid dat het
aantal faillissementen veel hoger lag in die
sectoren waar geen bedrijfskennis werd geëist en
die niet aan de vestigingswet onderworpen waren.
In deze maatschappelijke context vind ik het
belangrijk jonge ondernemers, die niet beschikken
CRIV 50
COM 296
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
over een aangepaste beroeps- en praktijkkennis
te begeleiden bij hun keuze.
Zou het niet beter zijn eerst het effect van het
invoeren van het attest - dat nog maar anderhalf
jaar werkzaam is
- op het totaal aantal
faillissementen en de oorzaken ervan na te gaan
vooraleer een goed uitgedachte maatregel
opnieuw tenietgedaan wordt? Graag uw standpunt
daaromtrent.
06.02 Minister Jaak Gabriels: Mijnheer de
voorzitter, mevrouw Pieters, in verband met deze
thematiek in de programmawet inzake het
zelfstandig ondernemerschap en het attest
betreffende de kennis van het bedrijfsbeheer, kan
ik zeggen dat ik nog geen enkele beslissing heb
genomen over de verplichte basiskennis van het
bedrijfsbeheer. Het is echter normaal dat een wet
na verloop van tijd geëvalueerd wordt. De wet
over de algemeen verplichte basiskennis van het
bedrijfsbeheer is van kracht sinds 1 januari 1999
en is bijna twee jaar oud. Ik vestig er ook de
aandacht op dat de verplichte basiskennis van het
bedrijfsbeheer rechtstreeks voortvloeit uit artikel 4,
paragraaf 1, van de KMO-programmawet van 10
februari 1998. De eventuele wijzigingen behoren
dus uitsluitend tot de bevoegdheid van de Kamer
van Volksvertegenwoordigers op basis van
debatten.
Ik wil alleen zeggen dat wij niet blind mogen zijn
voor wat er rondom ons gebeurt. Vanaf 1 januari
2001 wordt het attest in Nederland afgeschaft. Ik
denk dat wij de toegang tot het zelfstandig beroep
en het bevorderen van het deelnemen aan het
zelfstandig beroep als uitgangspunt moeten
nemen. Wij moeten ook de nodige zorg hebben
voor het overeind blijven ervan. Elke
reglementering moeten wij daaraan toetsen.
06.03 Trees Pieters (CVP): Ik noteer dat u nog
geen beslissing genomen hebt en dat u, net als ik,
bereid bent een evaluatie te maken. Ik
veronderstel dat de evaluatie op beide fronten
gemaakt kan worden door het aantal
faillissementen te ontleden en na te gaan wat de
oorzaken zijn. Dat zou een goede benadering zijn.
Wat er zich in Nederland afspeelt, kunnen we toch
niet automatisch goedkeuren. We moeten de
Belgische situatie bekijken en nagaan wat er
gebeurt. U zou op het veld gezegd hebben dat u
dit zou terugschroeven. Wij zullen in de Kamer
een wetsontwerp afwachten en nagaan wat het
inhoudt.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
- Présidente : Mme Muriel Gerkens
07 Mondelinge vraag van mevrouw Annemie
Van de Casteele aan de minister van Landbouw
en Middenstand over "het Fonds voor de
schadeloosstelling van landbouwbedrijven
getroffen door de dioxinecrisis en de uitbetaling
van schadevergoedingen" (nr. 2640)
07 Question orale de Mme Annemie Van de
Casteele au ministre de l'Agriculture et des
Classes moyennes sur "le Fonds
d'indemnisation d'entreprises agricoles
touchées par la crise de la dioxine et le
paiement d'indemnisations" (n° 2640)
07.01 Annemie Van de Casteele (VU&ID):
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister,
collega's, in deze commissie werd herhaaldelijk
gedebatteerd over de gevolgen van de
dioxinecrisis voor de landbouwsector, meer
bepaald voor de inkomsten, die vandaag helemaal
niet zijn wat men in het begin van de crisis had
verwacht, en voor de uitbetaling van de
schadevergoedingen.
Op 20 oktober 2000 werd eindelijk het koninklijk
besluit gepubliceerd dat de minister reeds enkele
keren had aangekondigd en dat handelt over de
verplichte en vrijwillige bijdrage van de
veevoedersector aan het Fonds. Oorspronkelijk
wilde u `met de schaal rondgaan', mijnheer de
minister, bij iedereen die mee aan de basis lag
van de dioxinecrisis. Uiteindelijk werd alleen de
veevoedersector door het koninklijk besluit van
20 oktober 2000 getroffen. U zei dat het koninklijk
besluit zou worden opgesteld in overleg met de
sector. Ik moet nu echter vaststellen dat men
vanuit de sector signalen stuurt dat men helemaal
niet zo gelukkig is met het koninklijk besluit.
Daarom mijn eerste vraag: is er overleg gepleegd
met de veevoedersector? Staan de mensen uit de
sector achter dit koninklijk besluit? In hun ogen
althans was het duidelijk - ik kan hen hierin
volgen - dat de contaminatie van de voedselketen
niet door de veevoedersector zelf gebeurde. Er
was externe contaminatie, die uit de energiesector
en de chemische sector afkomstig was. Die twee
sectoren hebben veel winst gemaakt met
transformatoren in de tijd voor men wist dat PCB's
zo'n gevaarlijk goedje waren. Die twee sectoren
ontspringen nu helemaal de dans. In tegenstelling
tot wat vroeger gezegd werd, moeten zij helemaal
niets bijdragen tot het Fonds.
Nu wordt ook duidelijk dat enkel de Belgische
veevoedersector door dit koninklijk besluit wordt
getroffen. Wij weten nochtans allemaal dat onze
14/11/2000
CRIV 50
COM 296
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
landbouwers vaak ook veevoeder in het
buitenland aankopen. Het veroorzaakt
concurrentievervalsing: niet alleen zijn de
veevoeders uit het buitenland goedkoper want de
fabrikanten moeten geen bijdrage betalen voor het
Fonds, maar bovendien ontstaat er het probleem
van de controle van dat buitenlands veevoeder.
Het koninklijk besluit riskeert dus een omgekeerd
effect te hebben, namelijk dat de invoer van
buitenlands veevoeder wordt gestimuleerd, de
eigen veevoederfabrikanten het enige slachtoffer
worden, terwijl op het ingevoerde veevoeder
misschien minder strenge controles bestaan.
Graag kreeg ik van u meer concrete cijfers,
mijnheer de minister, over het aantal bedrijven dat
volgens het huidige koninklijk besluit een bijdrage
moet leveren. Ik neem aan dat u daarvan een
raming hebt gemaakt. Wij weten dat de
veevoedersector vooral geconcentreerd is in
Vlaanderen. Daarom interesseert het me te weten
hoe de verdeling is van de verwachte inkomsten
over de verschillende gewesten. Wat zal de
uiteindelijke opbrengst zijn voor het Fonds? Ik
veronderstel dat de veevoederfabrikanten zullen
kiezen voor de verplicht "vrijwillige" weg, want dat
is aan een lager tarief dan de opgelegde weg,
maar het blijft in feite ook een verplichte weg.
Wat is de gemiddelde bijdrage van een bedrijf?
Het is belangrijk dat te weten. Ik heb gehoord dat
bepaalde bedrijven 12 miljoen frank zouden
moeten betalen. Dat is toch een niet onaardige
som voor een sector die vorig jaar reeds zwaar
getroffen werd.
Houdt dat geen discriminatie in? Hadden de
chemische en de energiesector ook geen bijdrage
moeten leveren? Ik vermoed of vrees dat op basis
van dit koninklijk besluit rechtsgedingen kunnen
worden aangespannen wegens een
discriminatieprobleem en het concurrentievoordeel
voor de buitenlandse veevoederbedrijven.
Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om een
stand van zaken te vragen inzake de uitbetaling
van de schadevergoedingen. Ik ben er mij
evenwel van bewust dat die vraag zowel gesteld
kan worden aan u, wat de landbouwsector betreft,
als aan mevrouw Aelvoet, wat de niet-
landbouwsector betreft. Het loopt soms een beetje
door elkaar. Ik weet dat er voor de
landbouwsector regelmatig cijfers naar buiten
worden gebracht. In de sector zegt men alvast dat
er geregeld informatie wordt verstrekt. Toch
blijven in een aantal deelsectoren, onder andere in
de eiersector, nog een aantal problemen rijzen.
Misschien heeft het te maken met het feit dat men
niet goed weet tot wiens bevoegdheid die sector
behoort. De vleeswarensector behoort dan weer
wel tot de bevoegdheid van mevrouw Aelvoet.
Ook zou er nog in geen enkele broederij al een
schadevergoeding toegekend zijn. Klopt dat? Zijn
er oorzaken voor die achterstand bekend?
Wanneer zullen volgens uw raming, mijnheer de
minister, alle dossiers afgehandeld zijn en zal
iedereen zijn schadevergoeding hebben
gekregen?
07.02 Minister Jaak Gabriels: Mevrouw de
voorzitter, collega's, ik ben blij met de vraag van
mevrouw Van de Casteele in verband met alles
wat de economische schaderegeling voor de
landbouwers betreft. Ik wil haar meteen zeggen
dat ik nooit het beeld heb gebruikt van met de
schaal rond te gaan. Ik heb dat altijd overgelaten
aan een groter expert, de heer Freddy Willockx,
die daar handiger en bedrevener in is.
07.03 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Hij is
weggegaan.
07.04 Minister Jaak Gabriels: Hij gaat binnenkort
weg, zijn schaal was misschien vol. Of de
bedrijven erachter staan, is een ander verhaal. In
feite is alles begonnen onder de vorige regering
toen de braadkippensector zelf had aangeboden
om spontaan 120 miljoen frank bij te dragen,
omdat de crisis zich in het begin vooral
manifesteerde in deze sector. Ik ken geen
landgenoot die graag iets bijdraagt. U weet ook
dat Benefa naar aanleiding van dit koninklijk
besluit een kort geding heeft aangespannen. Dit
kort geding is inmiddels reeds door de rechtbank
afgewezen. Daarover hoef ik mij alvast geen
zorgen meer te maken.
Op uw vragen over het koninklijk besluit van
15 oktober 2000 in verband met de verplichte en
vrijwillige bijdrage door de veevoederssector en
het Fonds voor Schadeloosstelling van
Landbouwbedrijven, wil ik op elke vraag een
concreet antwoord geven.
Ten eerste, op basis van het voornoemd koninklijk
besluit zullen naar schatting een zevenhonderdtal
bedrijven een bijdrage moeten betalen. Een
vijfhonderdtal bevinden zich in het Vlaams Gewest
en een tweehonderdtal zijn gelegen in het Waals
Gewest. Enkele bedrijven hebben hun zetel in het
Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Ten tweede, wat de uiteindelijk verwachte
opbrengst betreft, wordt er gerekend op een
solidariteitsbijdrage van 300 tot 350 miljoen frank.
CRIV 50
COM 296
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
Het moet echter duidelijk zijn dat het hier om een
schatting gaat. Een definitief cijfer kan er nog niet
worden gegeven. Er zijn immers geen cijfers
beschikbaar met betrekking tot de verkoop van de
producten die door de bedrijven zelf geproduceerd
zijn. Er moet bovendien ook rekening worden
gehouden met een zuiver handelsfenomeen. Het
is namelijk zo dat de bedrijven die mengvoeders
alleen aan- en verkopen niet in rekening worden
gebracht. Dat wordt beschouwd als tussenhandel.
Grondstoffen of producten die ingevoerd worden
uit andere lidstaten van de Europese
economische ruimte worden eveneens
uitgesloten, dit in toepassing van artikel 12 van de
wet van 3
december
1999 betreffende de
steunmaatregelen ten gunste van de door de
dioxinecrisis getroffen landbouwbedrijven.
Er zijn nog geen ramingen gedaan met betrekking
tot de verwachte opbrengst per gewest. U vraagt
ook welke de gemiddelde te verwachten
bedrijfsbijdrage is. Gelet op de grote verschillen
en omzetcijfers tussen de verschillende betrokken
bedrijven kan ik daar moeilijk op antwoorden. Er
zijn immers zowel heel grote als heel kleine
bedrijven die vallen onder het toepassingsgebied
van het vernoemde koninklijk besluit en bijgevolg
behoren tot die groep van 700 bedrijven.
Ik ben, om op de vierde vraag te antwoorden, van
oordeel dat het koninklijk besluit geen
discriminatie inhoudt van de veevoedersector ten
opzichte van de andere sectoren, aangezien het
gaat om een solidariteitsbijdrage. Er wordt in het
besluit geen sector aangewezen die voor de
dioxinecrisis verantwoordelijk is.
In verband met de vijfde vraag het volgende.
Artikel 12, eerste lid van de wet van
3 december 1999 betreffende steunmaatregelen
ten gunste van de landbouwbedrijven die door de
dioxinecrisis werden getroffen, bepaalt dat de
Koning aan objectief bepaalde categorieën van
ondernemingen een solidariteitsbijdrage kan
opleggen. In het koninklijk besluit van
15
oktober
2000 worden bepaalde categorieën
aangesproken. Later kan eventueel beslist worden
om ook aan andere sectoren, zoals de energie- of
de chemische sector, een solidariteitsbijdrage op
te leggen.
In antwoord op de zesde vraag kan ik u zeggen
dat de Europese Unie het heffen van een bijdrage
op de invoer van grondstoffen en producten uit de
andere lidstaten van de Europese Unie verbiedt.
Het is bijgevolg niet uit te sluiten dat
veevoederbedrijven uit deze lidstaten door het
koninklijk besluit van 15 oktober 2000 een bepaald
concurrentievoordeel zullen kunnen genieten.
Ik kan u meedelen dat de afhandeling van de
economische schadedossiers verloopt zoals
gepland. Meer dan 85% van alle dossiers die door
de landbouwers werden ingediend, werd al
volledig afgehandeld. Meer dan 60% werd reeds
volledig uitbetaald. Dossiers van economisch
zelfstandig, familiale landbouwbedrijven kregen
prioriteit.
Alle dossiers ingediend ingevolge het ministerieel
besluit van 23 december 1999 voor sommige
levende dieren en sommige producten van
dierlijke oorsprong die vanuit België naar het
buitenland werden verstuurd, zijn behandeld,doch
slechts 20% van de dossiers is volledig afgerond.
Het betreft 14 van de 70 bedrijven die een of meer
dossiers hebben ingediend. Bij deze dossiers is er
geen speciale vertraging voor de eier- en
vleeswarensector.
Verschillende dossiers van broeierijen zijn haast
volledig afgehandeld. Voor een broeierij werd een
voorstel van betaling opgemaakt en
overgezonden. Het is misschien nuttig te
vermelden dat het prijskaartje hier meestal ook
veel hoger ligt.
Tegen het einde van het jaar zullen alle dossiers
afgehandeld en eventueel uitbetaald zijn, of een
voorstel van betaling hebben gekregen. Ik moet
eraan toevoegen dat wij op dit ogenblik al meer
dan 4 miljard frank hebben uitbetaald en dat de
laatste 15% goed is voor meer dan 2 miljard. U
zult begrijpen dat de contentieux, de betwiste
gevallen, zich vooral in die laatste groep bevinden.
Het lijdt geen twijfel dat er hiervoor meer tijd nodig
is, want de juridische dienst moet hiervoor
oplossingen zoeken. We zijn echter bezig met het
opmaken van algemene generieken waarbinnen
de uitbetaling vlot kan geschieden.
Ik meen toch te mogen zeggen dat een dergelijke
operatie, met meer dan 6 miljard rechtstreekse
steun aan de boeren en de bijkomende operatieve
kosten die wij aan de verwerkingsindustrie hebben
moeten betalen, aan Landbouw alleen op negen
maanden tijd 10 miljard heeft gekost, wat een
unicum is in de geschiedenis van dit land.
07.05 Annemie Van de Casteele (VU&ID):
Mevrouw de voorzitter, het is natuurlijk moeilijk om
op alle punten een repliek te geven. Het verbaast
me dat de minister op mijn vraag over de
uitsplitsing van de bedrijven antwoordde dat het
moeilijk was om een onderscheid te maken tussen
de opbrengsten in Vlaanderen en Wallonië. Als hij
14/11/2000
CRIV 50
COM 296
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
echt wilde, had hij dat kunnen berekenen. Hij weet
hoeveel bedrijven er in Vlaanderen zijn en hoe
groot ze zijn. Ik zal zelf de oefening maken en de
minister mijn raming overhandigen. Hij kan dan
zeggen of ze klopt of niet.
De minister blijft het hebben over een
solidariteitsbijdrage vanwege de sector. Er is niet
echt sprake van solidariteit als slechts één sector
moet betalen. Hij zegt dat later misschien een
bijdrage zal worden gevraagd aan de industrie en
de chemische sector, maar ik heb de indruk dat hij
ons met een kluitje in het riet tracht te sturen. We
weten allen dat deze sectoren over zeer goede
lobby's beschikken en dat ze waarschijnlijk nooit
een bijdrage zullen moeten betalen. De
landbouwsector zal dit als een onrecht blijven
aanvoelen. Ik wist zelfs niet dat er een kortgeding
was aangespannen. Blijkbaar tracht men op een
juridische manier zijn gelijk te halen. De minister
heeft toegegeven dat dit voor sommige bedrijven
een ernstig concurrentieprobleem met zich mee
zal brengen. Mijn voornaamste zorg is dat de
sector hierdoor zal worden ontmoedigd om, zoals
in de dioxinecrisis is gebeurd, problemen te
signaleren, en dat in de toekomst niet meer zal
doen omdat ze het deksel op de neus krijgt. Dat
kan niet de bedoeling zijn. Sommige bedrijven
hebben een eigen controlesysteem op poten
gezet. Ook de Belgische overheid heeft strengere
controles opgezet. Onze bedrijven mogen niet het
slachtoffer worden van de concurrentie uit het
buitenland die niet aan een dergelijke controle is
onderworpen. Dit biedt ook geen voordelen voor
de consument.
Ten slotte zijn er de economische
schadevergoedingsdossiers. De minister blijft
beweren dat die voor het einde van het jaar zullen
worden afgerond. Ik hoop dat hij gelijk heeft en dat
alles voor het einde van het jaar zal zijn uitbetaald.
Hij zal zijn collega van Justitie hierop moeten
aanspreken. Ik heb immers gehoord dat een
aantal processen-verbaal onderaan de stapel
blijven liggen zodat de betwisting voor een aantal
bedrijven zal blijven bestaan.
Ook zal ik minister Aelvoet ondervragen.
Landbouw heeft al 60% uitbetaald, voor de niet-
landbouwbedrijven is nog maar 40% uitbetaald.
07.06 Minister Jaak Gabriels: Mevrouw de
voorzitter, er kan natuurlijk altijd een uitsplitsing
worden gemaakt tussen Vlaanderen en Wallonië.
Mijn enige zorg was dat de steun die België wilde
geven, terechtkwam bij die boeren die echt
schade hadden geleden. Of het ging om
Vlamingen of Walen was niet mijn eerste zorg.
Wie deze berekening maakt, zal heel aparte
tabellen moeten opstellen. We hebben die
sectoren en bedrijven uitbetaald die het meeste
schade hebben geleden. Dat is ook logisch bij een
dergelijke crisis.
Eigenlijk kwam het voorstel voor een vrijwillige
bijdrage van de sector zelf. De kippensector heeft
tijdens de eerste fase van de dioxinecrisis aan de
vorige regering voorgesteld om 120 miljoen bij te
dragen. Dit voorstel staat op papier. Als we dit
naar de ganse veevoedersector extrapoleren, is
de stap van 120 miljoen naar 350 miljoen niet echt
overdreven. Zelfs al staat men niet te springen om
spontaan of onder druk een bijdrage te leveren,
dan gaat het nog niet om overdreven kosten.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Mondelinge vraag van mevrouw Trees
Pieters aan de minister van Landbouw en
Middenstand over "de gevolgen voor de
Belgische boeren van de BSE-onrust in
Frankrijk" (nr. 2650)
08 Question orale de Mme Trees Pieters au
ministre de l'Agriculture et des Classes
moyennes sur "les inquiétudes suscitées en
France par la maladie ESB et les conséquences
qui en résultent pour les fermiers belges"
(n° 2650)
08.01 Trees Pieters (CVP): Mevrouw de
voorzitter, mijnheer de minister, in Frankrijk is er
bij de consumenten een grote onrust ontstaan
over de veiligheid van het rundvlees naar
aanleiding van recente evoluties in de BSE-
problematiek.
Deze onrust heeft tot gevolg dat de Fransen de
laatste weken duidelijk minder rundvlees
consumeren, waardoor een overaanbod op hun
markt ontstaat. Volgens bepaalde bronnen zouden
Franse boeren hun runderen nu proberen te
verkopen op Belgische markten. Hierdoor komen
de prijzen van de Belgische markten onder een
neerwaartse druk te staan. De prijzen zijn
momenteel met ongeveer 10 frank per kilo
gedaald.
Verder zou ook onze export richting Frankrijk in
het gedrang kunnen komen. Belgische
rundveehouders dreigen mee het slachtoffer te
worden van een problematiek die ons in feite
vreemd is; althans als we de minister van
Volksgezondheid mogen geloven. In de ons
omringende landen zijn ondertussen al wat
maatregelen getroffen. Spanje verbiedt de invoer
CRIV 50
COM 296
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
van fokvee uit Frankrijk. Italië zal al het dierlijk
meel bannen. Italië doet dit niet alleen voor dierlijk
meel afkomstig van runderen, maar ook voor
dierlijk meel afkomstig van varkens, kippen en vis.
Ik heb een drieledige vraag. Kan de minister die
tendens op de Belgische markt bevestigen? Heeft
de minister hierover concrete cijfers? Welke
maatregelen overweegt de minister als reactie, te
meer daar gisteren in de Financieel Economische
Tijd kon worden gelezen dat David Burden,
Europees commissielid van Volksgezondheid en
Consumentenzaken, de EU-staten vrijdag heeft
opgeroepen om steekproefsgewijs testen op BSE
te doen, vroeger dan gepland, nog voor
1 januari 2001.
08.02 Minister Jaak Gabriels: Mevrouw de
voorzitter, met betrekking tot de vragen van
mevrouw Pieters zou ik graag een omstandig
antwoord geven. Ik wil op voorhand zeggen dat ik
met klem probeer te vermijden dat we in een
spelletje paniekvoetbal terechtkomen dat in
Frankrijk is ontstaan omwille van tegengestelde
verklaringen van de president enerzijds en de
eerste minister anderzijds. Dat dient nergens toe.
Men is alleen gediend met exacte gegevens om te
weten waar men precies aan toe is.
Ik kan u bevestigen dat er in Frankrijk onrust is
ontstaan. Die onrust was al een tijdje aan de gang.
De toename van het aantal BSE-gevallen in
Frankrijk ligt proportioneel vrij hoog. Dat is het
minste wat men kan zeggen. De stijging van het
aantal gedetecteerde BSE-koeien is te wijten aan
het uitbreiden van het opsporingssysteem. Dat
zou ik toch even willen onderstrepen. Naast het
opsporen van klinisch zieke dieren is men in
Frankrijk op 8 juni 2000 begonnen met de
zogenaamde snelle post mortem testen in de
slachthuizen. In totaal werden in Frankrijk in het
jaar 2000 reeds 100 BSE-koeien opgespoord. In
vergelijking met de totale veestapel is dit niet
alarmerend hoog. Het is wel een bewijs dat hun
bewakingssysteem efficiënt functioneert. Dat wens
ik toch te onderstrepen.
U vraagt mij of ik iets kan bevestigen en concrete
cijfers heb over een op gang gekomen import van
Franse runderen in België. Concrete cijfers heb ik
nog niet. Ik kan wel bevestigen dat deze toename
er inderdaad is. De veemarkt is net al iedere
markt de plaats bij uitstek waar vraag en aanbod
elkaar ontmoeten. Telkens het aanbod groter is
dan de vraag, daalt de prijs en vice versa. In deze
periode van het jaar zijn er meerdere redenen
waarom het aanbod op onze veemarkten relatief
groter is dan de vraag. Het is het einde van het
weideseizoen. Dat is een periode waarin
rundveehouders traditioneel een aantal dieren
waarvoor ze op stal geen plaats hebben, op de
markt brengen.
Dat zorgt, ten eerste, voor een hoger aanbod en,
ten tweede, kan het bekend worden van het
nutriëntengehalte in Vlaanderen vermeld worden.
Veehouders die over meer dieren beschikken dan
hun nutriëntengehalte hen toelaat, stoten deze
dieren af om hoge heffingen op overschotten te
vermijden.
Ten derde, is België ook een exporteur van
levende slachtrunderen naar onder meer
Frankrijk. Ik kan hierbij bevestigen dat een aantal
Franse kopers van Belgische slachtrunderen
tijdelijk hebben afgehaakt gezien de duidelijke
daling van de vraag naar rundvlees in Frankrijk.
Deze dieren moeten nu op de veemarkten andere
afnemers vinden, wat eveneens op de prijs drukt.
Ten vierde, werd mij bevestigd dat Franse koeien
op de Belgische markten worden aangeboden.
Indien een lidstaat koeien uitvoert naar een
andere lidstaat dienen deze perfect geïdentificeerd
te zijn en vergezeld van een
gezondheidscertificaat. Zonder deze begeleidende
documenten mogen zij ons land niet binnen.
Indien het slachtrunderen betreft, worden deze
dieren voor de slachting nog eens levend gekeurd
door de dierenartsen van het Instituut voor
Veterinaire Keuring. Indien het ingevoerde dieren
betreft die blijven leven, worden zij klinisch
onderzocht door een aangenomen dierenarts van
de invoerder. Dieren die zenuwstoornissen
zouden vertonen, moeten meteen aan de
veterinaire buitendiensten worden gemeld.
Tot slot vraagt u mij of ik maatregelen overweeg
om de interne markt te verstoren. Ik meen dat de
Fransen zo snel mogelijk duidelijkheid moeten
verschaffen over de BSE-situatie in hun land en ik
hoop dat zij dit morgen op het Permanent
Veterinair Comité zullen doen.
Wat de invoer van levende dieren betreft, denk ik
dat het huidige bewakingssysteem voldoende
veiligheid biedt en in afwachting van de resultaten
van het Permanent Veterinair Comité van morgen
ben ik zeker niet geneigd unilaterale maatregelen
tegen Frankrijk te nemen. De Europese
Commissie zou het ons kwalijk nemen en wij
zouden hiermee in ons eigen vel snijden.
Wat de invoer van Frans vlees betreft, weet u dat
dit niet mijn bevoegdheid is maar wel de
14/11/2000
CRIV 50
COM 296
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
bevoegdheid van de minister van
Volksgezondheid.
Wat de suggestie van de Europese
commissarissen Burn en Fischler betreft om alle
koeien vanaf een bepaalde ouderdom op BSE te
testen via een snelle postmortem test, meen ik dat
we eerst moeten nagaan hoe het Permanent
Veterinair Comité hierop morgen zal reageren. Op
de Europese Landbouwraad van maandag staat
dit punt eveneens op de agenda. In dit verband
heeft mijn Nederlandse collega mij vandaag reeds
gecontacteerd om hierover binnen de Benelux een
gezamenlijk standpunt in te nemen, zoals wij dat
trouwens meestal trachten te doen.
Nochtans vind ik dat wij ons op dit punt moeten
hoeden voor paniekvoetbal. Het is immers niet
omdat sommige landen, zoals Italië, Griekenland
en Spanje niet op BSE testen en beweren dat er
bij hen geen gevallen van BSE zijn, dat dit
inderdaad ook zo is. Ik meen dat het
doorgedreven systeem van testen in ons land en
ook in Frankrijk uiteraard moet leiden tot
resultaten die niet altijd even gelukkig zijn maar
die ons ten minste een reëel beeld geven van de
feitelijke situatie en niet van wat men zichzelf
eigenlijk wijsmaakt. In ben ervan overtuigd dat de
handel in levende dieren in Europa een zodanig
vrij verloop heeft gekend, dat de gevolgen hiervan
in elk land bij grondig testen terug te vinden zijn.
Ik denk ook dat de gedelegeerd bestuurder van
het Federaal Agentschap voor Voedselveiligheid
uiteraard dé geplaatste persoon is om hier ter
zake de nodige standpunten in te nemen.
Ik kan ook reeds melden dat wij contacten hebben
binnen de Benelux maar dat wij er voorstander
van zijn dat het overdreven testen, dat eventueel
tot overdreven vaststellingen zou kunnen leiden,
niet extra gesanctioneerd mag worden. Wij
moeten integendeel trachten alle landen te
verplichten om, zoals nu in Frankrijk, even
overdreven te testen. Ik denk dat dit veel nuttiger
is om te weten wat er aan de hand is.
Vanaf 2001 worden binnen de Europese Unie niet
alleen de hersenen van dieren getest. In het
verleden werden de koppen van de dolle koeien
onderzocht en werden ook zo'n 2000 tot 3000
kadavers uit de veestapel verwijderd. Vanaf 2001
zullen dus in België de kadavers van vastgestelde
gevallen van dollekoeienziekte extra getest
worden om inderdaad de oorzaak te vinden.
Het belangrijkste is dat we zo snel mogelijk de
oorzaak vinden. Laat het een strohalm zijn, maar
totnogtoe heeft men dit gelukkig alleen
vastgesteld bij dieren die na 1994 geboren zijn. U
weet dat sedert 1994 de kadavers van dieren die
de dollekoeienziekte hadden niet meer in
dierenvoeding gebruikt mochten worden. Dat werd
toen op Europees niveau besloten. Ik meen dat wij
al veel verder staan. Eerstdaags zullen wij het
koninklijk besluit laten publiceren waarmee wij het
gebruik van kadavers in dierenvoeding ook in
België officieel maken. Frankrijk is daar al een
stap verder in gegaan dan wij. Wij willen echter
paniek vermijden maar wel grondig testen. We
willen ook veel meer geld voor het
wetenschappelijk onderzoek om zo snel mogelijk
de oorzaken te achterhalen. Op die manier
kunnen we de juiste maatregelen nemen. Dat is
de houding die wij in dit dossier moeten
aannemen. Ik zal zeker elk initiatief vanuit de
Europese Commissie om tot een betere en
snellere detectie te komen met enthousiasme
steunen.
08.03 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de minister,
ik dank u voor uw antwoord in verband met deze
prangende problematiek. Mijn vraag is
voornamelijk aangegeven door de mogelijke
economische consequenties voor de
landbouwsector. U zegt dat u niet aan
paniekvoetbal wil doen en dat u wil zien wat er
morgen gebeurt in het Veterinair Comité. Verder
wil u afwachten wat er maandag gebeurt. Dat is
mjjns inziens de juiste houding. Men mag niet aan
paniekvoetbal doen en men moet zich aan de
Europese reglementering houden. Men mag de
zaak echter ook niet te lang laten aanslepen want
de boeren zullen dan opnieuw de eerste
getroffenen zijn. Er is reeds een prijsdaling
merkbaar en blijkbaar is hier ook al Frans vlees op
de markt gekomen. Men kan dus een paar dagen
wachten, maar langer dan twee of drie dagen mag
dat niet duren. Mijnheer de minister, ik raad u aan
om de vrije tribune in De Financieel-Economische
Tijd van vandaag te lezen. Daarin schreef een
bedrijfsleider en jurist een artikel onder de titel
"Dioxine en BSE: een merkwaardige parallel".
08.04 Minister Jaak Gabriels: Mevrouw de
voorzitter, ik wil nog even opmerken dat men heel
voorzichtig moet zijn als men combinaties maakt
die wetenschappelijk niet bewezen zijn. Als men
BSE met dioxine gaat combineren, kan men
misschien overal uitkomen behalve waar men zou
moeten zijn. U weet dat het noodscenario in
Engeland, waar geconstateerd werd dat de
dollekoeienziekte op schapen overdraagbaar is, al
tot voldoende paniek geleid heeft. We moeten ons
zeer terughoudend opstellen maar ondertussen
wel alle maatregelen nemen om te voorkomen dat
er hier iets zou gebeuren. Dat hebben wij ook
CRIV 50
COM 296
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
gedaan. Ik heb het al gehad over het verbod op
kadavers in dierenvoeding dat reeds wordt
toegepast hoewel het koninklijk besluit nog niet
verschenen is. Er zijn geen kadavers meer in
dierenvoeding verwerkt vanaf het moment waarop
wij dit besloten hebben, namelijk bij het uitbreken
van de dioxinecrisis.
Verder wil ik onderstrepen dat wij via het Consum-
programma 16.000 extra testen uitvoeren in dit
land, vooral op dierenvoeding. Donderdag zal de
koning het programma trouwens mee komen
bekijken om vast te stellen hoezeer wij met dit
programma vooruit zijn. Het zit immers met 90%
zekerheid in de dierenvoeding. We moeten dus
uiteraard de zekerheid hebben dat dit zuiver op de
graat is. Ik hoop dat wij ons Consum-programma
zo snel mogelijk zullen kunnen veralgemenen. Na
het pleidooi van onze eerste minister op de Top
van Lissabon heeft de Europese Commissaris
voor Consumentenzaken beloofd dat hij dat zal
doen. Pas wanneer wij allemaal dezelfde strenge
controles uitvoeren kunnen wij door die resultaten
zekerheid krijgen over wat er effectief aan de hand
is in de Europese Unie.
Als twee of drie landen het wel doen en de rest
niet, kunnen we geen duidelijk beeld van Europa
krijgen. Europa moet solidair zijn. Men moet
streng controleren en strenge maatregelen
nemen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Samengevoegde mondelinge vragen van
- mevrouw Leen Laenens aan de
staatssecretaris voor Energie en Duurzame
Ontwikkeling over "de naleving van de Kyoto-
verbintenissen" (nr. 2595)
- mevrouw Simonne Creyf aan de
staatssecretaris voor Energie en Duurzame
Ontwikkeling over "het Belgisch plan om de
Kyoto-doelstellingen te verwezenlijken"
(nr. 2652)
09 Questions orales de
- Mme Leen Laenens au secrétaire d'Etat à
l'Energie et au Développement durable sur "le
respect des engagements de Kyoto" (n° 2595)
- Mme Simonne Creyf au secrétaire d'Etat à
l'Energie et au Développement durable sur "le
plan belge visant à réaliser les objectifs fixés à
Kyoto" (n° 2652)
09.01 Leen Laenens (AGALEV-ECOLO):
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de
staatssecretaris, reeds meer dan tien jaar geleden
hebben de meest gerenommeerde
klimaatdeskundigen, die in het IPCC zijn verenigd,
ons gewaarschuwd voor de gevolgen van de
versnelde opwarming van de aarde als gevolg van
de uitstoot van de door menselijke activiteiten
voortgebrachte broeikasgassen. Gisteren startte in
Den Haag voor de zesde keer de
opvolgingsconferentie daarvan. Regeringen en
experts buigen zich daar over de vooruitgang van
de noodzakelijke maatregelen om het
broeikaseffect in te dijken.
Als we nagaan hoever we in België staan, dan
vermoed ik dat er nog heel wat water naar de zee
zal vloeien voordat we de voorgestelde reductie in
ons land zullen hebben gerealiseerd. We hadden
ons voorgenomen om tegen 2008 de CO
2
-emissie
met 7,5% te verminderen, maar we moeten een
stijging vaststellen die volgens sommige bronnen
oploopt tot 18%. We hadden een CO
2
-
reductieplan, maar dat heeft niet tot de verhoopte
resultaten geleid. We weten dat u in een nieuw
plan hebt voorzien en intussen is dat plan ook aan
de pers voorgesteld. Ik heb het over het voorstel
van nationaal klimaatplan.
Mijn vraag behandelt dat plan en daaraan
gekoppeld onze engagementen in het kader van
de Kyoto-verbintenissen. Op welke manier zal een
sluitende garantie worden geboden opdat nu
effectieve resultaten zullen worden bereikt? De
noodzakelijke versnelde omschakeling naar
zogenaamd groene energie zal niet volstaan. Het
energieverbruik moet drastisch omlaag. Zijn er
hiervoor op federaal niveau op korte termijn
bindende maatregelen te verwachten?
Wat de zesde top in Den Haag betreft, had ik
graag vernomen op welke manier het Belgisch en
Europees niveau hierop werd voorbereid? Wie
was daarbij betrokken? Europees commissaris
Philippe Busquin heeft een tijdje geleden verklaard
dat het halen van de Kyoto-norm ons wel eens
zou kunnen verplichten langer dan gepland
beroep te blijven doen op het gebruik van
kernenergie. Is dit op een of andere manier de
vertolking van een Europees standpunt? Wat is
uw standpunt terzake?
Tenslotte, wat is het Belgisch standpunt - dat ook
op de zesde top zal worden verdedigd - inzake de
problematiek van de verhandelbare
emissierechten? Sluit dat aan bij het Europees
standpunt?
09.02 Simonne Creyf (CVP): Mevrouw de
voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, mijn vraag
heeft ook betrekking op het nationaal klimaatplan.
Dit plan moet België aan een goed Kyoto-rapport
14/11/2000
CRIV 50
COM 296
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
helpen. Dat zal echter niet eenvoudig zijn. De
Kyoto-doelstelling streeft de verlaging van
6 broeikasgassen na. België heeft zich verbonden
tot een uitstootreductie van 7,5% ten opzichte van
het niveau van 1990. In 1998 lagen de emissies
reeds 16% boven deze doelstelling. Met het huidig
beleid met onder meer REG, de hernieuwbare
energie en met het mobiliteitsplan zal in 2010 de
uitstoot van broeikasgassen 20% boven de
doelstelling liggen. Dit is 20 miljoen ton CO
2
te
veel. Het is duidelijk dat we voor een gigantische
uitdaging staan. Dit is eveneens de inzet van de
klimaattop in Den Haag.
Mijnheer de staatssecretaris, wat is het statuut
van het plan? Het plan kreeg de naam "Nationaal
Klimaatplan". Is dit het plan van de regering of is
het uw plan? In La Libre Belgique van
9 november 2000 staat in grote letters, ik citeer:
"Deleuze veut faire payer les pollueurs".
Daarnaast staat: Didier Reynders: "C'est non.
C'est un plan totalement personnel de Deleuze".
Daarom mijns inziens de terechte vraag over het
statuut van het nationaal klimaatplan.
Ik wens eveneens een aantal vragen te stellen
over de inhoud van het plan. De uitstoot van
broeikasgassen wordt verbonden met een aantal
sectoren die terzake een belangrijke rol spelen
zoals het verkeer. Denken we maar aan de
enorme stijging van het vervoer van goederen en
mensen. Het verkeer heeft een aandeel van
25,8
Mton. De huishoudelijke en residentiële
sector is goed voor 32,5 Mton. De industrie neemt
26,9 Mton voor haar rekening. Met 16,9 Mton
heeft de energiesector een kleiner impact op de
uitstoot. Dit kan onder meer omwille van de sterke
aanwezigheid van de nucleaire sector.
Naast de CO
2
-taks besteedt u veel aandacht aan
maatregelen inzake hernieuwbare energie, vooral
windenergie. In Vlaanderen wordt deze vorm van
energie gepromoot via het systeem van groene
certificaten. Deze energie kost ongeveer 3 miljard
frank meer. De kost van de energie zou met
3 miljard frank stijgen omwille van de meerprijs
van 3,2 frank per kilowatt/uur. Is deze meerkost
verantwoord als men weet dat de impact op de
broeikasgassen gering is? Andere sectoren
hebben een zwaardere impact. Is dit de
kostenefficiëntie waarvan sprake in het plan? Om
de haverklap staat in het plan dat maatregelen
kostenefficiënt moeten zijn. Is een extra kostprijs
voor energie van 3 miljard frank kostenefficiënt?
Bovendien verdwijnt deze miljardenbonus
rechtstreeks in de kas van de
elektriciteitsproducent.
Mijnheer de staatssecretaris, u zegt de CO
2
-taks
te zullen compenseren door een verlaging van de
fiscale druk op arbeid. Zal 3 miljard frank hogere
kostprijs omwille van de groene stroomcertificaten
gecompenseerd worden door een verlaging van
de fiscale druk op arbeid? Ik geloof van niet. De
miljardenbonus verdwijnt immers rechtstreeks in
de kas van de elektriciteitsproducenten. De
consument betaalt. Hij heeft geen keuze.
Mijn derde vraag heeft betrekking op de CO
2
-taks
die via dit plan wordt ingevoerd. Het plan voorziet
immers in een hoge CO
2
-taks, zoals onder meer
een verviervoudiging van de accijnzen op het
aardgas. Welke alternatieven hebben de kleine en
middelgrote gebruikers van gas, stookolie,
benzine en elektriciteit om aan deze hoge CO
2
-
taks te ontsnappen? Het spreekt voor zich dat we
minder met de auto kunnen rijden maar ik geloof
niet dat je de mensen kunt verplichten om in de
kou te zitten in hun appartementje of huisje.
Taksen opleggen is een zaak maar heeft men wel
een alternatief om aan deze taksen te
ontsnappen? Wat doet men voor die alternatieve
brandstoffen? In het verslag van de
ampèrecommissie worden terzake voorstellen
gedaan die echter niet in uw plan worden
opgenomen.
Ten vierde, het plan bepaalt dat de helft van de te
reduceren hoeveelheid broeikasgassen zal
worden gerealiseerd via de
flexibiliteitmechanismen en in het bijzonder via de
verhandelbare emissierechten. Deze laatste
worden door de milieubewegingen in vraag
gesteld. Ik meen dat ook Ecolo geen voorstander
is want in een vraag van mevrouw Dardenne aan
minister Aelvoet -
waarop u trouwens heeft
geantwoord - over de klimaattop in Den Haag,
wijst zij op "les effets pervers" van verhandelbare
emissierechten. Ik neem dan ook aan dat het
Ecolo-standpunt het niet heeft gehaald in de
regering en misschien werd het zelfs niet eens
verdedigd. Mijnheer de staatssecretaris, ik neem
aan dat u de weg van het pragmatisme heeft
bewandeld.
Deze flexibiliteitmechanismen maken het mogelijk
om grote delen van de industrie en de
werkgelegenheid in ons land te houden. Tevens
kon de CO
2
-taks op die manier op een sociaal
aanvaardbaar niveau worden gehouden.
Anderzijds hangt zo de realisatie van de Kyoto-
norm in ons land voor een groot deel af van het
buitenland. De vraag is hoe wij zullen inspelen op
deze internationale koolstofmarkt. Heeft de
staatssecretaris hiervoor al iets concreet gedaan?
Wat zijn de plannen? Wij weten dat 40 grote
CRIV 50
COM 296
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
industriële Europese groepen een
simulatieoefening uitvoeren - de GET2 - om te
onderzoeken hoe ze aan deze toekomstige markt
van koolstof en andere broeikasgassen kunnen
deelnemen. Zal de regering de Belgische industrie
hierbij steunen? Beschikt de overheid over
voldoende representatieve gegevens vanuit de
emitterende sectoren om een betrouwbaar en
doelmatig beleid te kunnen voeren?
09.03 Staatssecretaris Olivier Deleuze: Mevrouw
de voorzitter, mevrouw Laenens en mevrouw
Creyf, ik dank u voor uw vragen. Ik erken dat er
een reusachtig probleem is, namelijk de
verwarming van het klimaat. Zonder die
klimaatsverwarming moesten we hier niet spreken
over flexibiliteitmechanismen, CO
2
-taksen
enzovoort. Het probleem verergert nog. Laten wij
dat nooit vergeten. Het vorige rapport van de IPPC
sprak over een temperatuurverhoging tegen 2100
van 1°C tot 3,5°C. Nu heeft men het al over 1,5°C
tot 6°C. Dat is niet niks. De gemiddelde
temperatuur op aarde bedraagt nu 15°C. 6°C wil
echter ook niet zeggen: een derde van 15°C.
Temperatuur wordt berekend volgens een
relatieve schaal. Toch, het is niet niks.
Niemand kan juist voorspellen hoe groot de
verwarming wordt en wat de consequenties zullen
zijn voor onze planeet en voor onze economie. Dit
is een reusachtig probleem. Voor mij is dit
milieuprobleem nummer één, zowel wat de
invloed op de planeet betreft als wat de sociaal-
economische invloed betreft. Het vorige plan, dat
van 1994, heeft gefaald. Er is immers nooit een
akkoord gekomen over de belasting op energie.
Daarom faalde het plan. Dit is geen geheim. Ik wil
de verantwoordelijkheid niet naar een bepaalde
partij toeschuiven. Het is gewoon zo. Het plan
heeft gefaald. Er zal geen oplossing komen voor
de verwarming van het klimaat indien wij de
belasting niet verschuiven van arbeid naar
energie. Ik hoop dat die verschuiving er vlug komt.
Zonder die maatregel zullen wij in België net
zomin als in de andere OESO-landen de Kyoto-
doelstellingen bereiken. Zo simpel en zo moeilijk
ligt de zaak.
Ik heb een document laten ronddelen. Het is een
voorstel van plan. Het is geen plan waarover
reeds beslist werd. Het is een voorstel. Het werd
eerder uitgedeeld aan een aantal betrokkenen op
het politieke vlak, vooraleer het aan de pers werd
doorgespeeld. Die betrokkenen zijn in de eerste
plaats de gewesten, de leden van de federale
regering en natuurlijk het parlement en de
betrokken sectoren, de sectoren die deel
uitmaken van het VBO, en de leden van de
Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling.
Dit voorstel behandelt in hoofdzaak drie reeksen
maatregelen. De eerste reeks bevat de
traditionele sectoriële maatregelen. Die
maatregelen zijn doeltreffend, maar ze volstaan
niet. Zij behoren ofwel tot de bevoegdheid van de
federale overheid of tot die van de gewesten.
Een tweede reeks maatregelen bestaat uit
convenanten, vrijwillige akkoorden die de diverse
sectoren sluiten. Dit is een gewestelijke materie.
De federale overheid moet bepalen wanneer een
convenant kan leiden tot een uitzondering op het
verhogen van de energiebelasting. Dit is de
uitsluitende bevoegdheid van het federale niveau.
Het Kyoto-protocol zegt niet hoe efficiënt
bijvoorbeeld het produceren van een ton papier
precies moet zijn, wel dat België zijn uitstoot van
broeikasgassen in absolute cijfers moet verlagen
met 7,5%. Het gaat over die absolute cijfers. De
convenanten met de sectoren moeten passen
binnen de doelstellingen van het Kyoto-protocol.
Er moet in de convenanten dus ook bepaald
worden hoe ze controleerbaar zijn. Het is niet de
bedoeling dat de gewesten een competitie
beginnen over de convenanten. Het is niet zo dat
het gewest met het minst strenge convenant wint
omdat de industrieën zich dan zullen bevestigen.
Dat zou een koers in de verkeerde richting zijn. Dit
zou helemaal niet goed zijn voor het Kyoto-
protocol. Ik denk trouwens dat de federale
regering zo'n competitie in de verkeerde richting
niet zou steunen. De federale stok achter de deur
is dat de federale overheid de vrijstellingen
verleent op de energiebelasting. Tot zover de
tweede reeks maatregelen, de convenanten.
Een derde reeks maatregelen maakt gebruik van
het flexibiliteitmechanisme. Ik dank u, mevrouw
Creyf, voor uw zorg voor de Ecolostandpunten. Ik
deel uw zorg. Wij zijn daarin bondgenoten. Zowel
België, Europa, als de Federale Raad voor
Duurzame Ontwikkeling hebben dezelfde opinie
over het flexibiliteitmechanisme. Deze opinie is in
hoofdzaak tweevoudig.
Het gaat hoofdzakelijk om een tweevoudige
opinie. Er moet ten eerste een grens komen aan
de contributie van de flexibiliteitsmechanismen.
Die grens is 50% van de geleverde inspanning.
Ten tweede moeten het echte maatregelen zijn.
Dat betekent dat het principieel geen probleem is
bij joint implementation en emission creation. Dat
zijn de maatregelen die worden genomen tussen
de landen die behoren tot de lijst in bijlage 1 van
het Kyoto-protocol. Het gaat dan om de landen die
een grens hebben voor de uitstoot van CO
2
. Daar
14/11/2000
CRIV 50
COM 296
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
kan men goed zien hoe dat georganiseerd moet
worden. Men kan goed zien welke grens
bijvoorbeeld Duitsland en België hebben. Daar
kan een markt worden georganiseerd voor CO
2
-
uitstoot.
Het gaat moeilijker wat betreft clean development
mechanism, een flexibiliteitsmechanisme dat
uitsluitend de landen omvat die geen grenzen aan
de uitstoot hebben via bijlage 1 van het Kyoto-
protocol. Dat is moeilijk te schatten. De eerste
uitdaging is de conferentie van Den Haag, waar
over het zogezegde mechanisme van de SINX
werd gesproken. Het gaat om het planten van
bossen wat zal leiden tot het verdwijnen van CO
2
door fotosynthese. Dat is heel betwistbaar want
niemand kan dat meten. Sommige bossen stoten
zowel CO
2
uit als ze gebruiken. Er moet bekeken
worden of dat iets bijdraagt. Bomen stockeren in
een zekere mate CO
2
, maar doen niets
verdwijnen. Indien men in 2000 bomen plant, in
2010 de doelstellingen van Kyoto bereikt en in
2011 de bomen verbrandt of laat verrotten, is dat
een vertraging van de CO
2
-uitstoot maar geen
oplossing. De grote discussie in Den Haag gaat
over die SINX.
De vierde maatregel gaat over CO
2
-fiscaliteit.
Zoals bepaald in de regeringsverklaring zal er een
verschuiving komen van fiscaliteit op werk naar
fiscaliteit op energie. Ik geef een verduidelijking.
Er is geen sprake van verhoging van de globale
fiscale en parafiscale druk. Niemand wenst dat.
Het gaat over een verschuiving van de fiscaliteit
op werk naar fiscaliteit op energie. In eerste
instantie zullen we zien wat er gebeurt op
Europees vlak, ook tijdens het Belgische
voorzitterschap van de Europese Unie. Dan zullen
we zien of er akkoorden gesloten zijn betreffende
een gekwalificeerde meerderheid voor
ecofiscaliteit. Indien dat niet het geval is, zullen we
nagaan of er akkoorden gesloten zijn over het
versoepelen van de mechanismen die toelaten dat
minder dan 15 landen akkoorden sluiten over de
fiscaliteit? Dat loopt een beetje naast de Europese
instellingen.
Indien geen enkel voorstel goedgekeurd wordt op
Europees vlak, zullen wij zien wat mogelijk is in
het licht van wat er gebeurt bij onze voornaamste
handelspartners. Dit is vergelijkbaar met de wet
op het concurrentievermogen wat betreft het
salaris. Laten we echter uitgaan van de eerste
stappen. Dit was de tweede verduidelijking. Er
komt geen verhoging op fiscaal en parafiscaal
vlak en we zullen op Europees vlak overleggen.
Het derde punt betreft de sociale impact van
dergelijke maatregelen. Zodra er een effect is op
de werkgelegenheid, betekent dit per definitie dat
de werknemers meer "salaire poche" overhouden.
Uiteraard is er dan een verhoging van de
koopkracht.
Ik wil nog verduidelijken welke maatregelen door
de regering genomen werden wat betreft de prijs
van de energie: electriciteit, gas en brandstof. Het
comité dat toeziet op de electriciteit heeft
aanbevolen dat er vanaf 1 januari 2001 een
verlaging van factuur zal zijn van 3.000 frank,
BTW inbegrepen. Dit geldt voor zij die genieten
van een speciaal sociaal tarief. Vanaf
1
januari
2001 zal er voor alle anderen een
verlaging zijn van 1.400 frank, BTW inbegrepen.
Vanaf 1 januari 2001 komt er een verlaging van
1.400 frank, BTW inbegrepen, voor al de anderen.
Dit bedrag wordt verkregen door de vaste term in
twee te delen. Dat zijn de bedragen wat de
elektriciteit betreft. U weet dat tegen 1 juli 2002 de
elektriciteitsprijs voor de kleine verbruiker gelijk
moet zijn aan die van de omringende landen. Dat
zal waarschijnlijk leiden tot een bijkomende
prijsdaling voor de kleine verbruiker.
Ten tweede, inzake de gasprijzen stelt het
controlecomité voor om vanaf 1 januari 2001 de
rekening te verminderen met 3200 frank, BTW
inbegrepen, voor al degenen die voldoen aan de
criteria voor de stookoliecheques. Dit alles komt
niet als een geschenk uit de hemel gevallen, maar
is een gevolg van de regeringsbeslissingen van
5 april en 20 juli 2000. Het werd tijd dat de kleine
verbruiker minder moet betalen wegens het de
facto bestaan van een gas- en
elektriciteitsmonopolie. De mensen die zich niet
met gas verwarmen krijgen 2000 megajoule gratis
en een verlaging van de proportionele term. In
totaal wordt de rekening in 2001 voor deze
mensen verminderd met 5000 frank, BTW
inbegrepen.
- Voorzitter: de heer Jos Ansoms
Wat de stookoliecheque betreft, het gaat hier om
een maximale bijdrage van 5.000 frank op basis
van hetgeen ze hebben betaald. Dat betekent dus
dat iemand die een sociaal tarief geniet en zich
met gas verwarmt en elektriciteit gebruikt voor
verlichting, zijn rekening in 2001 met 6.000 frank
ziet verminderen. Wie zich met stookolie verwarmt
en gas en elektriciteit gebruikt voor keuken en
verlichting, krijgt een vermindering van 12.000
frank van zijn rekening.
Mijn politiek is heel duidelijk. Het moet namelijk
CRIV 50
COM 296
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
afgelopen zijn met de jarenlange invloed van de
monopolies op de prijs die de kleine verbruiker
moet betalen. De regering heeft al beslissingen
genomen en het controlecomité volgt die
beslissingen.
Hoe werden de standpunten van België
voorbereid? Het antwoord hierop zal ik voorlezen.
Het Belgische standpunt werd voorbereid onder
het samenwerkingsakkoord internationaal
milieubeleid, met name in het Coördinatiecomité
internationaal milieubeleid en de stuurgroep
Broeikasteffect. Het Belgische standpunt werd op
Europees niveau verdedigd in de Raad leefmilieu,
in de werkgroep leefmilieu en in de ad hoc
werkgroep klimaat. In duidelijker bewoordingen, er
is dus een mandaat voor de Belgische delegatie
die in Den Haag aanwezig is. Volgende week zal
ik trouwens een hele week in Den Haag zijn. Onze
delegatie weet wat ze moet verdedigen en deze
kennen hun fall back positions. Wij moeten die fall
back positions uiteraard niet openbaar maken,
anders beginnen wij de onderhandelingen vanaf
onze terugvalpositie en dat is uiteraard niet de
bedoeling van deze twee weken in Den Haag.
Over de kernenergie wil ik drie zaken zeggen.
Europa neemt alleen clean developmentprojecten
in aanmerking. Het zijn projecten die in de derde
wereld worden gevoerd om het verminderen van
de CO
2
-uitstoot te berekenen. Die vermindering
komt op naam te staan van de landen die in deze
projecten hebben geïnvesteerd. Kernenergie is
geen project dat Europa in zijn postieve lijst
vermeldt. Dat is het standpunt van Europa en dit
werd bevestigd in deze gesprekken.
Voor China, Brazilië, Zuid-Korea, India of Pakistan
hangt een eventuele beslissing voor het bouwen
van nieuwe kerncentrales af van dit clean
developmentmechanisme. Europa daarentegen
komt niet voor op de lijst waarop het clean
developmentmechanisme van toepassing is.
Wat de kernenergie betreft, snijd ik nog een
volgende punt aan: de datum waartegen België de
Kyoto-doelstelling voor het verlagen van de CO
2
-
uitstoot moet halen, 2010, is een administratieve
datum. Ik heb dat niet beslist. In de
regeringsverklaring staat dat de eerste
kerncentrale in België wordt gedesactiveerd
wanneer zij veertig jaar oud zal zijn. Dat is in 2014,
niet in 2010. Of u dat nu fijn vindt of niet, het al
dan niet gebruiken van kernenergie heeft geen
invloed op de verwezenlijking van de
doelstellingen van Kyoto door België. Ik weet wel
dat de opwarming van de aarde niet stopt op
31 december 2010. Als wij nu zouden beslissen
nieuwe kerncentrales te bouwen of de zeven
bestaande af te bouwen, zou dat geen enkele
invloed hebben op de inspanningen die we
moeten leveren om de Kyoto-doestellingen te
halen. Bovendien duurt het tien jaar vooraleer het
eerste kilowattuur op een andere manier wordt
geproduceerd.
Mijn conclusie is dat kernenergie geen alibi kan
zijn voor het niet bereiken van de Kyoto-
doelstelligen. Ik hoop dat wij de doelstellingen
halen en ik zal daar alles voor doen. Ik ben alvast
bereid u hier geregeld een stand van zaken te
geven. Het is niet toevallig dat wij dit zo hebben
beslist tijdens de regeringsonderhandelingen in
juni 1999.
Het verheugt mij dat Vlaanderen en zeker ook
Wallonië streven naar het behalen van certificaten
inzake groene stroom en windenergie. Dat zou
moeten leiden tot een verhoging van het aandeel
van de groene elektriciteit. Als we daar werk van
maken, verwacht ik dat dit tegen 2020 ongeveer
10% zal bedragen.
Twee derde van de windenergie zal geleverd
worden door windmolens off shore. Daar is wind
en daar is plaats. Wij zullen zien of die er komen.
Wij hebben daar al vaak over gesproken. Eens te
meer herhaal ik dat de koninklijke besluiten weldra
zullen worden uitgevaardigd. Dat ligt echter niet
voor de hand, want ik schrijf niet alles zelf.
In de discussie over alternatieve energie moet
men zich volgende vragen stellen. Wat is het
rendement? Wat kost de temperatuursverhoging
de samenleving en wie betaalt die? Hoe kunnen
die kosten in een markteconomie - ikzelf ben
overigens voorstander van een geregulariseerde
markteconomie - in de prijs van de elektriciteit
worden verrekend? Zo'n verrekening is mogelijk,
maar is niet volledig; de kennis van de
economisten is tenslotte niet grenzeloos. Men
moet zich dus niet alleen afvragen waarom
elektriciteit afkomstig van windmolens 3,5 frank
per kilowattuur kost en elektriciteit van
kerncentrales slechts 1,5 frank. Men mag zich niet
verkijken op die bedragen, want wie zal berekenen
hoeveel bijvoorbeeld het bewaren van kernafval
gedurende duizend jaar kost?
We zijn geen samenleving waar juristen,
ingenieurs of economisten de beslissing nemen.
De samenleving beslist en vindt momenteel dat
windenergie op zee en op het land geen slechte
zaak is.
Inzake de opwarming van de aarde is de vraag
14/11/2000
CRIV 50
COM 296
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
20
niet: zullen wij iets ondernemen, maar wanneer
zullen wij iets kunnen ondernemen? Dat was
immers niet het geval in 1996. Het gaat er niet om
te weten wie verantwoordelijk was in vroegere
dossiers. Het gaat over onze gemeenschappelijke
bereidheid om nu iets te ondernemen, niet alleen
in België maar in Europa en de andere OESO-
landen zodat dit later niet in meer dramatische
omstandigheden moet gebeuren.
09.04 Leen Laenens (AGALEV-ECOLO):
Mijnheer de voorzitter, ik heb goed geluisterd naar
de staatssecretaris. Hij zegt dat hij hierop later wil
terugkomen om - hopelijk - een positieve evaluatie
te maken. Wij moeten misschien afspraken
maken over de manier waarop naar concrete
resultaten moet worden overgegaan.
09.05 Simonne Creyf (CVP): Mijnheer de
staatssecretaris, ik wil u bedanken voor uw
uitvoerige uiteenzetting van het probleem en het
plan. U bent moeilijke kwesties niet uit de weg
gegaan. Dat kunnen wij appreciëren.
Ten eerste, inzake het nationaal klimaatplan, hebt
u het over een voorstel. Het moet de bedoeling
zijn om in België werkelijk tot een plan te komen.
Het betreft immers een ernstige zaak. Ik stel vast
dat iedereen, afhankelijk van bevoegdheden en
territorium, heden zijn eigen weg bewandelt. Er is
bovendien een coherentieprobleem inzake de
beleidsmaatregelen van de federale en de
regionale regeringen. Ik geef terzake het
voorbeeld van de groene stroomcertificaten van
Vlaanderen die niet in Wallonië kunnen worden
gebruikt. Dat kan toch niet. Elke minister is op een
of andere manier in deze materie betrokken. Ik
stel daarom een task force onder leiding van de
eerste minister voor, met alle ministers en op alle
niveaus, om tot een echt klimaatplan voor België
te komen.
Ten tweede, dit plan betekent een vooruitgang. Ik
denk aan wat in Rio de Janeiro is gebeurd. Daar
werden allerlei voorstellen gedaan, zoals onder
andere de 7,5%-emissieverlaging tegenover 1990,
zonder goed de consequenties in te calculeren
van de beslissing. Andere landen zijn niet zover
gegaan. In uw plan worden een aantal simulaties
gedaan en scenario's onderzocht. De studies in
het plan zijn echter mijn inziens te technisch
inzake de probleemstelling en de inbreng van elke
sector terzake. In het plan ontbreken de eventuele
gevolgen van de geplande maatregelen, meer
bepaald de verhoging van de CO
2
-taks, de
gevolgen voor de tewerkstelling inzake de
sectorale akkoorden met de industrie, de gevolgen
voor de positie van onze bedrijven, de gevolgen
voor de koopkracht van de gezinnen, enzovoort.
Wij moeten een duidelijk standpunt innemen.
Hoeveel lasten kunnen de bedrijven ondergaan
vooraleer ze vertrekken? We willen ze immers
hier houden. Ook voor de gezinnen kan men de
taksen niet blijven verhogen zonder de mensen
alternatieven te bieden.
U hebt gezegd dat de regering maatregelen
genomen heeft rond de kostprijs van de energie.
Dat is correct en de maatregelen zijn wel selectief,
maar ze zijn goed. Ze zijn echter bedoeld om de
huidige kostenstijging te compenseren. Ik heb nog
altijd geen antwoord op de vraag welke
alternatieven er voor de mensen zijn voor de CO
2
-
taks en de verviervoudiging van de accijnzen op
gas?
U zegt dat er geen sprake is van een fiscale
verhoging, wel van een verschuiving van de last
van werk naar energie. Ik vind dat een prachtige
belofte en ik hoop dat het ook werkelijk zo zal zijn.
We zullen zien.
Bij de prijsverhoging van de groene-
stroomcertificaten is dat alleszins niet het geval. In
Vlaanderen werd de stijging van de
elektriciteitsprijs niet gecompenseerd door een
verlaging van de lasten op arbeid.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt
gesloten om 16.27 uur.
La réunion publique de commission est levée à
16.27 heures.
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRABV 50 COM 296
CRABV 50 COM 296
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
EKNOPT
V
ERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
A
NALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR HET
B
EDRIJFSLEVEN
,
HET
W
ETENSCHAPSBELEID
,
HET
O
NDERWIJS
,
DE
NATIONALE WETENSCHAPPELIJKE EN
CULTURELE
I
NSTELLINGEN
,
DE
M
IDDENSTAND
EN DE
L
ANDBOUW
C
OMMISSION DE L
'E
CONOMIE
,
DE LA
P
OLITIQUE
SCIENTIFIQUE
,
DE L
'E
DUCATION
,
DES
I
NSTITUTIONS SCIENTIFIQUES ET CULTURELLES
NATIONALES
,
DES
C
LASSES MOYENNES ET DE
L
'A
GRICULTURE
dinsdag mardi
14-11-2000 14-11-2000
14:00 uur
14:00 heures
CRABV 50
COM 296
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Mondelinge vraag van de heer Karel Van
Hoorebeke aan de minister van Landbouw en
Middenstand over "de toepassing van de wet op
de avondsluiting" (nr. 2399).
1
Question orale de M. Karel Van Hoorebeke au
ministre de l'Agriculture et des Classes moyennes
sur "l'application de la loi relative à la fermeture
du soir" (n° 2399).
1
Sprekers: Karel Van Hoorebeke, Jaak
Gabriels, minister van Landbouw en
Middenstand
Orateurs: Karel Van Hoorebeke, Jaak
Gabriels, ministre de l'Agriculture et des
Classes moyennes
Mondelinge vraag van mevrouw Josée Lejeune
aan de minister van Landbouw en Middenstand
over "de voorschriften inzake reiniging en
desinfectering van voertuigen voor het vervoer
van dieren" (nr. 2589).
2
Question orale de Mme Josée Lejeune au
ministre de l'Agriculture et des Classes moyennes
sur "les prescriptions en matière de nettoyage et
de désinfection de véhicules destinés au transport
d'animaux" (n° 2589).
2
Sprekers: Josée Lejeune, Jaak Gabriels,
minister van Landbouw en Middenstand
Orateurs: Josée Lejeune, Jaak Gabriels,
ministre de l'Agriculture et des Classes
moyennes
Mondelinge vraag van mevrouw Josée Lejeune
aan de minister van Landbouw en Middenstand
over "de administratieve formaliteiten waaraan de
vervoeders van runderen, schapen, geiten en
varkens zijn onderworpen" (nr. 2590)
3
Question orale de Mme Josée Lejeune au
ministre de l'Agriculture et des Classes moyennes
sur "les formalités administratives auxquelles sont
soumis les transporteurs de bovins, ovins, caprins
et de porcs" (n° 2590)
3
Sprekers: Josée Lejeune, Jaak Gabriels,
minister van Landbouw en Middenstand
Orateurs: Josée Lejeune, Jaak Gabriels,
ministre de l'Agriculture et des Classes
moyennes
Interpellatie van de heer Richard Fournaux aan de
minister van Landbouw en Middenstand over "het
optrekken van de zelfstandigenpensioenen" (nr.
524)
4
Interpellation de M. Richard Fournaux au ministre
de l'Agriculture et des Classes moyennes sur "la
revalorisation de la pension des
indépendants" (n° 524)
4
Sprekers: Richard Fournaux, Jaak Gabriels,
minister van Landbouw en Middenstand
Orateurs: Richard Fournaux, Jaak Gabriels,
ministre de l'Agriculture et des Classes
moyennes
Mondelinge vraag van de heer Richard Fournaux
aan de minister van Landbouw en Middenstand
over "de reglementering inzake het bewijs van
ondernemersvaardigheden" (nr. 2635)
5
Question orale de M. Richard Fournaux au
ministre de l'Agriculture et des Classes moyennes
sur "la réglementation en matière d'attestation de
capacité entrepreneuriale" (n° 2635)
5
Sprekers: Richard Fournaux, Jaak Gabriels,
minister van Landbouw en Middenstand
Orateurs: Richard Fournaux, Jaak Gabriels,
ministre de l'Agriculture et des Classes
moyennes
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan
de minister van Landbouw en Middenstand over
"het attest inzake kennis bedrijfsbeheer in de
programmawet zelfstandig ondernemersschap"
(nr. 2641).
7
Question orale de Mme Trees Pieters au ministre
de l'Agriculture et des Classes moyennes sur
"l'attestation de connaissances en matière de
gestion d'entreprise dans la loi pour la promotion
de l'entreprise indépendante" (n°2641).
7
Sprekers: Trees Pieters, Jaak Gabriels,
minister van Landbouw en Middenstand
Orateurs: Trees Pieters, Jaak Gabriels,
ministre de l'Agriculture et des Classes
moyennes
Mondelinge vraag van mevrouw Annemie Van de
Casteele aan de minister van Landbouw en
Middenstand over "het Fonds voor de
schadeloosstelling van landbouwbedrijven
getroffen door de dioxinecrisis en de uitbetaling
van schadevergoedingen" (nr. 2640).
8
Question orale de Mme Annemie Van de Casteele
au ministre de l'Agriculture et des Classes
moyennes sur "le Fonds d'indemnisation
d'entreprises agricoles touchées par la crise de la
dioxine et le paiement d'indemnisations" (n°2640).
8
Sprekers: Annemie Van de Casteele, Jaak
Orateurs: Annemie Van de Casteele, Jaak
14/11/2000
CRABV 50
COM 296
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
Gabriels, minister van Landbouw en
Middenstand
Gabriels, ministre de l'Agriculture et des
Classes moyennes
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan
de minister van Landbouw en Middenstand over
"de gevolgen voor de Belgische boeren van de
BSE-onrust in Frankrijk"(nr. 2650)
9
Question orale de Mme Trees Pieters au ministre
de l'Agriculture et des Classes moyennes sur "les
inquiétudes suscitées en France par la maladie
ESB et les conséquences qui en résultent pour
les fermiers belges" (n° 2650)
9
Sprekers: Trees Pieters, Jaak Gabriels,
minister van Landbouw en Middenstand
Orateurs: Trees Pieters, Jaak Gabriels,
ministre de l'Agriculture et des Classes
moyennes
Samengevoegde vragen :
11
Questions jointes :
11
- van mevrouw Leen Laenens aan de
staatssecretaris voor Energie en Duurzame
Ontwikkeling over "de naleving van de Kyoto-
verbintenissen" (nr. 2595)
11
- de Mme Leen Laenens au secrétaire d'Etat à
l'Energie et au Développement durable sur "le
respect des engagements de Kyoto" (n° 2595)
11
- van mevrouw Simonne Creyf tot de
staatssecretaris voor Energie en Duurzame
Ontwikkeling over "het Belgisch plan om de
Kyoto-doelstellingen te verwezenlijken" (nr. 2652).
11
- de Mme Simonne Creyf au secrétaire d'Etat à
l'Energie et au Développement durable sur « le
plan belge visant à réaliser les objectifs fixés à
Kyoto » (n° 2652).
11
Sprekers: Leen Laenens, Simonne Creyf
Orateurs: Leen Laenens, Simonne Creyf
CRABV 50
COM 296
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR HET
BEDRIJFSLEVEN, HET
WETENSCHAPSBELEID, HET
ONDERWIJS, DE NATIONALE
WETENSCHAPPELIJKE EN
CULTURELE INSTELLINGEN, DE
MIDDENSTAND EN DE
LANDBOUW
COMMISSION DE L'ECONOMIE,
DE LA POLITIQUE SCIENTIFIQUE,
DE L'EDUCATION, DES
INSTITUTIONS SCIENTIFIQUES
ET CULTURELLES NATIONALES,
DES CLASSES MOYENNES ET DE
L'AGRICULTURE
van
DINSDAG
14
NOVEMBER
2000
14:00 uur
______
du
MARDI
14
NOVEMBRE
2000
14:00 heures
______
De vergadering wordt geopend om 14.22 uur door
de heer Jos Ansoms, voorzitter.
La réunion publique est ouverte à 14.22 heures par
M. Jos Ansoms, président.
01 Mondelinge vraag van de heer Karel Van
Hoorebeke aan de minister van Landbouw en
Middenstand over "de toepassing van de wet op
de avondsluiting" (nr. 2399).
01 Question orale de M. Karel Van Hoorebeke au
ministre de l'Agriculture et des Classes
moyennes sur "l'application de la loi relative à la
fermeture du soir" (n° 2399).
01.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Sedert 11
juli 1999 is de wet op de avondsluiting van
toepassing, die een onderscheid maakt tussen dag-
en nachtwinkels. Vooral de uitbaters van
benzinestations met winkel langs de autoweg zijn
niet tevreden met die wet.
Hoe evalueert de minister de wet? Wordt ze correct
toegepast? Zijn aanpassingen nodig? Is er sprake
van lawaaihinder en overlast in de buurt van
nachtwinkels? Overweegt de minister
versoepelingen van de sluitingstijd?
01.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): La loi
relative à la fermeture du soir est d'application
depuis le 11 juillet 1999. Elle établit une distinction
entre les magasins ouverts le jour et ceux ouverts la
nuit. Cette loi mécontente principalement les
gérants de stations-service avec magasin, situées
le long des autoroutes.
Comment le ministre évalue-t-il cette loi ? Est-elle
appliquée correctement ? Faut-il procéder à des
aménagements ? Peut-on faire état de nuisances
sonores ou autres à proximité des magasins de
nuit
? Le ministre envisage-t-il d'assouplir les
heures de fermeture ?
01.02 Minister Jaak Gabriels : De wet op de
avondsluiting kwam er vanuit bezorgdheid van de
overheid om het gezins- en arbeidsleven van de
zelfstandigen beter op elkaar af te stemmen en om
de concurrentiepositie te vrijwaren. Vraag is of de
overheid wel dient tussenbeide te komen in deze
aangelegenheden. Bovendien werd weinig rekening
gehouden met het toenemend aantal
tweeverdieners. Die gezinnen kunnen enkel buiten
de kantooruren een beroep doen op bepaalde
diensten.
01.02 Jaak Gabriels , ministre: En instaurant cette
loi sur les heures de fermeture, les pouvoirs publics
visaient à mieux concilier la vie familiale et
professionnelle des indépendants et à préserver
leur compétitivité. La question est de savoir si, dans
ce dossier, les autorités doivent effectivement
intervenir. Par ailleurs, il n'a guère été tenu compte
du nombre croissant de ménages à deux revenus
qui ne peuvent recourir à certains services qu'en
dehors des heures de bureau.
14/11/2000
CRABV 50
COM 296
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
Een doorgedreven liberalisering van de wet is
mogelijk, alsook een aanpassing van de lijst van
uitzonderingen. Daarover is overleg nodig met de
minister bevoegd voor Economie.
Wat de benzinestations betreft, alle winkels
ingeschreven onder nr. 5211 van het
handelsregister moeten kiezen tussen het dag- en
nachtregime.
Ik beschik niet over aanduidingen dat de wet niet
correct zou worden toegepast. Voor lawaaihinder
zijn de gemeenten bevoegd. Aanpassingen zijn
mogelijk. Ze zullen echter niet specifiek over de
nachtwinkels gaan, maar meer algemeen van aard
zijn.
On peut envisager une large libéralisation de cette
loi, tout comme une adaptation de la liste des
dérogations. A cet effet, il convient d'organiser une
concertation avec le ministre qui a l'économie dans
ses attributions.
En ce qui concerne les stations-service, il est à
noter que tous les magasins inscrits sous le n° 5211
du registre de commerce doivent choisir entre le
régime de jour ou de nuit.
Rien ne me permet de penser que cette loi n'est
pas appliquée correctement. Les nuisances
sonores sont de la compétence des communes. Si
des aménagements sont envisageables, ils ne se
rapporteront pas spécifiquement aux magasins de
nuit mais seront de portée plus générale.
Een versoepeling van de sluitingstijden kan worden
overwogen. Deze problematiek evolueert zeer snel,
de wetgeving mag niet te veel achterop hinken. Ik
onderzoek de kwestie samen met mijn collega van
Economische Zaken.
Un assouplissement des heures de fermeture est
envisageable. Ce problème évoluant très
rapidement, la loi doit également être adaptée.
J'étudie la question avec mon collègue des Affaires
économiques.
01.03 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): De
nachtwinkels bezorgen blijkbaar niet te veel
concurrentie voor de dagwinkels en ze zorgen niet
voor hinder voor de omwonenden.
De kwaliteit van het leven is belangrijk, ook voor
middenstanders, maar dat betekent nog niet dat de
overheid tot in de kleinste details hun leven moet
regelen. Ik ben blij dat de ministers dit punt willen
bekijken.
01.03 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Les
magasins de nuit ne font visiblement pas trop de
concurrence aux magasins de jour et ne constituent
pas une gêne pour le voisinage.
La qualité de vie est importante, également pour
les commerçants, mais cela ne signifie pas que
l'État doive régler la vie de ces derniers jusque dans
les moindres détails. Je me réjouis de ce que les
ministres soient disposés à réexaminer la situation.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Mondelinge vraag van mevrouw Josée
Lejeune aan de minister van Landbouw en
Middenstand over "de voorschriften inzake
reiniging en desinfectering van voertuigen voor
het vervoer van dieren" (nr. 2589).
02 Question orale de Mme Josée Lejeune au
ministre de l'Agriculture et des Classes
moyennes sur "les prescriptions en matière de
nettoyage et de désinfection de véhicules
destinés au transport d'animaux" (n° 2589).
02.01 Josée Lejeune (PRL FDF MCC): De
maatregelen die het koninklijk besluit van 9 juli 1999
betreffende de erkenningsvoorwaarden van
vervoerders, handelaars, stopplaatsen en
verzamelcentra in zijn artikel 13 betreffende de
reiniging en desinfectering van de voertuigen
voorschrijft, zijn veel strenger dan de Europese
normen. Vele vervoerders hebben zich tegen die
drastische maatregelen verzet. Ze begrijpen er het
nut niet van, des te meer daar alleen dieren met het
statuut B4, dat een goede gezondheid bewijst,
kunnen worden vervoerd. Gelet op de werking van
de veemarkten zou de bouw van reinigingscentra
bovendien aanzienlijke investeringen vergen.
02.01 Josée Lejeune (PRL FDF MCC): Les
mesures préconisées par l'arrêté royal du 9 juillet
1999 concernant les conditions d'enregistrement
des transporteurs et d'agrément des négociants,
des points d'arrêts et des centres de
rassemblement, notamment en son article 13, relatif
au nettoyage et à la désinfection des moyens de
transport, sont bien plus sévères que les contraintes
préconisées par les normes européennes. De
nombreux transporteurs se sont opposés à ces
mesures drastiques et beaucoup ne comprennent
pas l'utilité de ces obligations, d'autant que, pour
être transportée, chaque bête doit bénéficier du
statut B4 attestant que l'animal est sain. De plus, au
vu du fonctionnement des marchés aux bestiaux,
CRABV 50
COM 296
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
Bestaat er een vergelijkende studie voor wat betreft
de maatregelen die de verscheidene Europese
landen namen? Zo ja, wat kan daaruit worden
besloten?
Zou het niet volstaan de voertuigen om de 24 uur
aan een heel grondige schoonmaakbeurt te
onderwerpen? Worden maatregelen gepland om de
veemarkten te helpen bij de investeringen die
noodzakelijk zijn voor de bouw van
reinigingscentra? Zo ja, welke?
des investissements considérables devraient être
consentis pour la construction de stations de
nettoyage.
Existe-t-il une étude comparative des mesures
prises par les différents pays européens ? Si oui,
que peut-on en conclure ?
Ne serait-il pas suffisant d'effectuer un nettoyage
complet des moyens de transport toutes les 24
heures ? Des mesures sont-elles prévues pour
aider les marchés aux bestiaux à effectuer les
investissements nécessaires pour la construction
de stations de nettoyage ? Si oui, lesquelles ?
02.02 Minister Jaak Gabriels : Mag ik mevrouw
Lejeune verzoeken ook haar tweede vraag te
stellen, want mijn antwoord betreft beide vragen.
02.02 Jaak Gabriels , ministre: Puis-je demander
à Mme Lejeune de poser sa dixième question,
parce que ma réponse porte sur les deux questions.
03 Mondelinge vraag van mevrouw Josée
Lejeune aan de minister van Landbouw en
Middenstand over "de administratieve
formaliteiten waaraan de vervoeders van
runderen, schapen, geiten en varkens zijn
onderworpen" (nr. 2590)
03 Question orale de Mme Josée Lejeune au
ministre de l'Agriculture et des Classes
moyennes sur "les formalités administratives
auxquelles sont soumis les transporteurs de
bovins, ovins, caprins et de porcs" (n° 2590)
03.01 Josée Lejeune (PRL FDF MCC): In
hoofdstuk 5, afdeling 2 van het koninklijk besluit van
9 juli 1999 staan de onderscheiden administratieve
formaliteiten omschreven die de vervoerders
moeten vervullen.
Vervoerders die de ene boerderij na de andere
aandoen om vee op te halen en het zo snel mogelijk
op de markt te brengen moeten 's nachts, tussen
twee verplaatsingen door, de vereiste formaliteiten
vervullen, en dat zorgt voor heel wat moeilijkheden.
Is de minister op de hoogte van die praktische
problemen ? Kan een en ander niet vereenvoudigd
worden ?
03.01 Josée Lejeune (PRL FDF MCC): Dans le
chapitre 5 section 2 de l'arrêté royal du 9 juillet,
figurent les différentes démarches administratives
imposées aux transporteurs.
Les transporteurs passant d'une ferme à l'autre
pour amener le plus tôt possible le bétail sur les
marchés, ils rencontrent de nombreuses difficultés
pour accomplir, la nuit, entre deux déplacements,
les formalités exigées.
Le ministère est-il au courant de ces problèmes
pratiques
? Une simplification des démarches
exigées est-elle envisageable ?
03.02 Minister Jaak Gabriels : Met het koninklijk
besluit van 9 juli 1999 worden de Europese
bepalingen dienaangaande, met het oog op een
snelle en doeltreffende tracering van de vervoerde
dieren, in Belgisch recht omgezet. Alle EU-lidstaten
zijn gehouden die richtlijn in zijn geheel om te zetten
in nationaal recht. Ik ben niet op de hoogte van het
bestaan van een vergelijkende studie hieromtrent.
België voert natuurlijk ook runderen uit, en als de
Europese richtlijnen ter zake niet zouden worden
nageleefd, zouden er grote problemen rijzen.
De naleving van de Europese regelgeving is
absoluut noodzakelijk om de aan de Commissie
03.02 Jaak Gabriels , ministre: L'arrêté royal du 9
juillet 1999 est la transposition en droit belge des
dispositions européennes en la matière afin de
permettre le traçage rapide et efficace des animaux
transportés. Tous les États européens sont tenus
de transposer la directive relative à la banque de
données Sanitel dans son ensemble. Je ne suis pas
au courant d'une étude comparative sur ce sujet.
Toutefois, la Belgique étant exportatrice de bovins,
nous devrons faire face à des problèmes importants
en cette matière si les directives européennes
n'étaient pas respectées.
Le respect de la législation communautaire est
indispensable pour obtenir l'agrément de notre
14/11/2000
CRABV 50
COM 296
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
gevraagde erkenning van ons netwerk voor
epidemiologisch toezicht te verkrijgen. Na heel wat
discussies heb ik uiteindelijk ingestemd met een
schoonmaakbeurt na elk transport maar vóór het
laden van de dieren. Er zijn geen incentives van de
federale overheid voor reinigingsinstallaties. De
enige begeleidingsmaatregel was de installatie van
het computersysteem voor de registratie van de
verplaatsingen. Ik zal mij evenwel niet verzetten
tegen gewestelijke steun voor de veemarkten.
Traceerbaarheid is maar gewaarborgd als elke
schakel van de ketting goed functioneert. Een
administratieve vereenvoudiging werd besproken :
zo kan gekozen worden tussen een (dure)
registratie via de computer en een goedkopere
maar moeizamere manuele registratie.
réseau d'épidémio-surveillance que nous avons
demandé à la Commission. Après différentes
discussions, j'ai accepté que le nettoyage soit opéré
après chaque transport, mais avant la charge
d'animaux. Il n'y a pas d'incitants fédéraux pour les
installations de nettoyage. La seule mesure
d'accompagnement a été l'installation du système
informatique pour l'enregistrement des
déplacements. Je ne m'opposerai pas aux aides
régionales aux marchés de bestiaux. Il n'est
possible de garantir la traçabilité que si chaque
maillon assure sa tâche. Une simplification
administrative a été discutée : ainsi, le choix est-il
possible entre un enregistrement informatisé,
coûteux et un enregistrement manuel, moins cher
mais plus contraignant.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Interpellatie van de heer Richard Fournaux
aan de minister van Landbouw en Middenstand
over "het optrekken van de
zelfstandigenpensioenen" (nr. 524)
04 Interpellation de M. Richard Fournaux au
ministre de l'Agriculture et des Classes
moyennes sur "la revalorisation de la pension
des indépendants" (n° 524)
04.01 Richard Fournaux (PSC): Het verheugt me
dat de regering in haar verklaring aankondigde de
zelfstandigenpensioenen in 2002, 2003 en 2004
telkens met 2% te zullen verhogen.
De 2% van 2002 komen overeen met een
maandelijkse verhoging van 400 frank. De
gepensioneerde zelfstandigen zullen dus 2004 of
2005 moeten afwachten alvorens hun pensioen met
een volle 8% wordt opgewaardeerd, wat dan
overeenstemt met een maandelijkse verhoging van
1500 frank. Niet alleen is dat lang wachten,
bovendien blijft de verhoging erg gering.
Welke cijfermatige interpretatie geeft u aan die
verklaring?
De regering heeft voor het zelfstandigenstatuut een
subcommissie ingesteld. Is het debat over het
zelfstandigenpensioen niet meer aan de orde?
04.01 Richard Fournaux (PSC): Je me réjouis de
trouver dans la déclaration gouvernementale la
décision d'une revalorisation des pensions des
indépendants. Il s'agirait d'une augmentation de 2%
en 2002, en 2003 et en 2004.
Ces 2%, en 2002, représenteraient une
augmentation de 400 francs par mois. Autrement
dit, les indépendants retraités devront attendre 2004
ou 2005 pour obtenir une revalorisation totale de
8%, ce qui représenterait, à ce moment, une
augmentation de 1.500 francs par mois.
Non
seulement le délai est long mais, de plus, cette
augmentation me semble fort faible.
Quelle est votre interprétation chiffrée de cette
déclaration ?
Le gouvernement a institué une sous-commission
sur le statut des indépendants. Le débat sur la
pension de ceux-ci en est-il devenu caduc ?
04.02 Minister Jaak Gabriels : Wat de regularisatie
van de pensioenen betreft, heeft de Ministerraad op
17 oktober jongstleden beslist vanaf 1 januari 2002
een nieuw systeem toe te passen voor alle
pensioenen. De pensioenen die vóór 1 januari 1993
in gingen zouden met 1% worden verhoogd. Als de
begroting het toelaat, zal in de loop van 2002 of op
1 januari 2003 nog eens 1% extra worden
toegekend. De pensioenen die in 1993, 1994 en
1995 ingingen worden op 1 januari 2003 met 1%
verhoogd. Het betreft hier een aanpassing aan de
groei.
04.02 Jaak Gabriels , ministre: En ce qui concerne
concerne la régularisation des pensions, le Conseil
des ministres du 17 octobre dernier a décidé
d'appliquer un nouveau système à partir du 1
er
janvier 2002 pour toutes les pensions. Celles qui
ont pris cours avant le 1 janvier 1993 seraient
augmentées de 1%. Si le budget le permet, 1%
supplémentaire pourrait être accordé soit au cours
de l'année 2002 ou au 1
er
janvier 2003. Les
pensions qui ont pris cours en 1993, 1994 et 1995
bénéficieront d'une augmentation de 1% au 1
er
janvier 2003. Il s'agit d'une adaptation à la
CRABV 50
COM 296
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
Sinds 1998 genieten gepensioneerde
loontrekkenden een jaarlijkse premie die op het
pensioen van de maand februari wordt berekend.
Op 26 mei 2000 heeft de Ministerraad beslist die
premie ook aan gepensioneerde zelfstandigen toe
te kennen.
Vanaf 2002 wordt die premie die een opwaardering
van 0,5% vertegenwoordigt, vervangen door een
opwaardering van 1% en later misschien 2%. Die
opwaardering loopt geenszins vooruit op de al
aangevatte hervorming van het
zelfstandigenpensioen.
Wij zullen de conclusies van de Cantillon-werkgroep
bestuderen in de hoop dat de terzake
geformuleerde eisen erin zullen worden
opgenomen.
croissance.
Depuis 1998, les salaires bénéficient d'une prime
nouvelle calculée sur la pension du mois de février.
Le 26 mai dernier, le Conseil des ministres a décidé
d'octroyer la même prime sur la pension des
indépendants.
A partir du 2002, cette prime, qui représente une
revalorisation de 0,5%, sera remplacée par une
revalorisation d'1% au début et peut-être de 2% par
après. Cette revalorisation n'anticipe en rien la
réforme des pensions des indépendants déjà
entreprise.
Nous étudions les conclusions du groupe de travail
Cantillon, en espérant y inclure les revendications
faites en cette matière.
04.03 Richard Fournaux (PSC): Toen ik de eerste
minister interpelleerde, gewaagde hij van twee
procent. Ik vind dat de zelfstandigen schandalig
lage pensioentjes trekken ! En dat zei ik ook al toen
mijn partij nog in de regering zat. Ik betwijfel of de
werkgroep de regeling radicaal zal veranderen.
04.03 Richard Fournaux (PSC): Lorsque j'ai
interpellé le premier ministre, il a parlé de deux
pour-cent. Je trouve scandaleux le niveau de
pension des indépendants. Je le disais déjà lorsque
mon parti partageait le pouvoir. Je doute que le
groupe de travail révolutionne le système.
04.04 Minister Jaak Gabriels : De regering heeft al
voor meer dan 5 miljard frank per jaar maatregelen
getroffen. Wij willen die inspanning nog verhogen,
maar de werkgroep heeft gevraagd het verdere
verloop van de werkzaamheden af te wachten.
Zodra wij over de conclusies van de werkgroep
beschikken, zullen we ze in praktijk brengen
04.04 Jaak Gabriels , ministre: Le gouvernement
a déjà pris des mesures pour plus de 5 milliards par
an. Nous voulons encore accroître cet effort, mais
le groupe de travail demande qu'on attende la suite
des travaux. Si nous disposons, demain, des
conclusions de ce groupe, nous les mettrons en
oeuvre.
04.05 Richard Fournaux (PSC): We zullen wel
zien.
04.05 Richard Fournaux (PSC): Nous verrons
bien!
05 Mondelinge vraag van de heer Richard
Fournaux aan de minister van Landbouw en
Middenstand over "de reglementering inzake het
bewijs van ondernemersvaardigheden" (nr. 2635)
05 Question orale de M. Richard Fournaux au
ministre de l'Agriculture et des Classes
moyennes sur "la réglementation en matière
d'attestation de capacité entrepreneuriale" (n°
2635)
05.01 Richard Fournaux (PSC): Hoewel artikel 3
van de programmawet van februari 1998 het bewijs
van ondernemingsvaardigheden omschrijft en een
koninklijk besluit van 1998 de secretaris van de
Kamer van Ambachten en Neringen met het
verstrekken van het bewijs belast, het middel instelt
waarmee die ondernemingsvaardigheden moeten
worden bewezen en elk gebruik van documenten
die niet nuttig zijn voor de behandeling van de
bewijsaanvragen verbiedt, schijnen die bewijzen
bijna nooit te worden verstrekt.
Heeft u een verklaring voor het niet toepassen van
05.01 Richard Fournaux (PSC): Quoique l'article
3 de la loi-programme de février 1998 définisse
l'attestation de « capacité entrepreneuriale », qu'un
arrêté royal d'octobre 1998 donne au secrétaire de
la Chambre des métiers et négoces la mission de la
délivrer, institue le moyen de preuve des
compétences entrepreneuriales et interdise toute
utilisation de documents non nécessaires à
l'instruction des demandes d'attestations, il semble
que ces attestations ne soient quasi jamais
délivrées.
14/11/2000
CRABV 50
COM 296
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
de wet? Dit verbaast ons des te meer omdat de
bureaus van de Kamers van Ambachten en
Neringen hun bevoegdheid sterk uitbreiden door de
situatie te onderzoeken van de personen die om
een bewijs te verkrijgen, hun ervaring in plaats van
een diploma doen gelden. Artikel 15 van de
programmawet vermeldt noch het bureau noch de
secretaris als organen die beslissen over het niet-
naleven van die verplichting. In de huidige regeling
kunnen aanvragers zich niet verdedigen wanneer
hun een bewijs wordt geweigerd.
Avez-vous une explication à cette négation de la
loi ? Nous sommes d'autant plus étonnés que les
bureaux des Chambres des métiers et négoces
élargissent largement leurs compétences en
examinant la situation des personnes qui avancent
leur expérience en place d'un diplôme pour obtenir
une attestation. L'article 15 de la loi-programme ne
mentionne ni le bureau ni le secrétaire comme
organe connaissant de l'irrespect de cette
obligation. La manière actuelle empêche les
demandeurs de se défendre si l'on refuse
l'attestation.
Zij verkeren in de onmogelijkheid hun capaciteiten
aan te tonen. Hoe valt de weigering om een
zaakvoerder tegenover zijn bedrijf het bewijs te
laten leveren van zijn ondernemerskwaliteiten te
rijmen met het feit dat hij dat attest in eigen naam
zou kunnen bekomen ? Die situatie is ons inziens
lichtjes amoreel, qua gelijkheid voor de wet.
Luisterbereidheid en bijsturing zijn hier vereist.
Ils sont dans l'impossibilité de prouver leur capacité.
Pourquoi refuser à un gérant de prouver ses
capacités entrepreneuriales en tant que gérant de
sa société, alors qu'il pourrait recevoir cette
attestation en son nom propre ? En termes d'égalité
devant la loi, il nous semble que cette situation qui
mérite écoute et correction est quelque peu
amorale.
05.02 Minister Jaak Gabriels : Krachtens de
programmawet van 10 februari 1998 moeten de
Kamers van Ambachten en Neringen de realiteit
van het commercieel beheer en het dagelijkse en
technische bestuur verifiëren. Die verificatie is niet
in strijd met artikel 27 van het koninklijk besluit van
21 oktober 1998, dat enkel over het
aanvraagformulier gaat. Alleen het bureau is
gemachtigd te verifiëren of aan de gestelde
voorwaarden voldaan wordt. Het bureau stelt vast in
welke gevallen de secretaris die bevoegdheid kan
uitoefenen. In de praktijk maakt de secretaris van
die mogelijkheid gebruik, waardoor sneller attesten
kunnen worden uitgereikt.
05.02 Jaak Gabriels , ministre: La loi programme
du 10 février 1998 impose aux Chambres des
métiers et négoces la vérification de la réalité de la
gestion commerciale et de la direction journalière
technique. Cette vérification n'est pas incompatible
avec l'article 27 de l'arrêté royal du 21 octobre 1998
qui ne concerne que le formulaire de demande.
Seul le bureau est habilité à la vérification des
conditions requises ; il détermine les cas où le
secrétaire peut exercer cette compétence. Dans la
pratique, le secrétaire use de cette faculté qui
permet une délivrance plus rapide de l'attestation.
De aanvraag mag dan al uitgaan van een
rechtspersoon, toch moet zij betrekking hebben op
een natuurlijke persoon. De wet ziet erop toe dat de
natuurlijke persoon die ondernemersfunctie
daadwerkelijk uitoefent. In bepaalde
omstandigheden blijkt dat hij dat niet kan,
bijvoorbeeld om redenen die verband houden met
de cumulatie. Er zijn heel wat uiteenlopende
situaties en de beslissingen moeten daarop worden
toegesneden. De beoordelingsbevoegdheid berust
bij het bureau. Tegen die beslissingen kan beroep
worden aangetekend.
In het door de pers aangehaald geval heeft de
kandidaat beroep aangetekend. Er werd een
aanvraag ingediend bij het gemeentebestuur,
waarvan de aanvrager ambtenaar is, om de
voorwaarde inzake verenigbaarheid te controleren.
Het beroep bij de Raad van State is nog in
behandeling.
Si la demande émane d'une personne morale, elle
doit cependant concerner une personne physique.
La loi veille à ce que la personne physique exerce
réellement cette fonction entrepreneuriale. Dans
certaines circonstances, il apparaît qu'elle ne peut
exercer cette volonté, par exemple pour des raisons
de cumul. Les situations sont diverses et les
décisions doivent être adaptées. Le bureau dispose
d'un pouvoir d'appréciation. Il existe des recours
contre ces décisions.
Dans le cas relaté par la presse, le candidat a
introduit des recours. Une demande a été adressée
à l'administration communale, dont le demandeur
est fonctionnaire, pour vérifier la condition de
compatibilité. Le recours au Conseil d'État est
toujours en suspens.
CRABV 50
COM 296
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
05.03 Richard Fournaux (PSC): Ik dank de
minister voor zijn antwoord en zal later op die
kwestie terugkomen.
05.03 Richard Fournaux (PSC): Je remercie le
ministre pour sa réponse mais je me permettrai de
revenir sur la question plus tard.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters
aan de minister van Landbouw en Middenstand
over "het attest inzake kennis bedrijfsbeheer in
de programmawet zelfstandig
ondernemersschap" (nr. 2641).
06 Question orale de Mme Trees Pieters au
ministre de l'Agriculture et des Classes
moyennes sur "l'attestation de connaissances en
matière de gestion d'entreprise dans la loi pour la
promotion de l'entreprise indépendante"
(n°2641).
06.01 Trees Pieters (CVP): Nieuwe
ondernemingen zijn belangrijk voor de
werkgelegenheid. Tussen 1985 en 1994 werd 26
procent van de nieuwe banen in België door starters
gecreëerd. Hun slaagkansen zijn zowel afhankelijk
van de omgeving als van de kwaliteiten van de
ondernemer zelf. Bij die laatste speelt kennis een
belangrijke rol. Onderzoek wees al uit dat 30
procent van de faillissementen te wijten is aan
beheersfouten. Versterking van beheerskennis leek
wenselijk en daarom wordt sinds 1 januari 1999 een
attest van kennis over het bedrijfsbeheer geëist van
kandidaat-zelfstandigen.
Wij horen nu echter dat de minister die maatregel
opnieuw wil intrekken. Waarom? Moet niet eerst het
effect van de maatregel op het aantal
faillissementen nagegaan worden? Het attest doet
het aantal starters misschien wel dalen, maar het
verhoogt de overlevingskansen van de starters.
06.01 Trees Pieters (CVP): Les nouvelles
entreprises sont importantes pour l'emploi. Entre
1985 et 1994, 26% des nouveaux emplois ont été
créés par de nouvelles entreprises. Les chances de
réussite de ces dernières dépendent autant de
l'environnement que des qualités de l'entrepreneur
lui-même. Pour celui-ci, les connaissances jouent
un rôle majeur. Des études ont montré que 30%
des faillites sont dues à des erreurs de gestion. Il
semblait souhaitable de renforcer les
connaissances en gestion. C'est pourquoi une
attestation de connaissances en gestion
d'entreprise est exigée du candidat-indépendant
depuis le 1
er
janvier 1999.
Or, il nous revient à présent que le ministre souhaite
supprimer cette mesure. Pourquoi ? Ne faut-il pas
d'abord en mesurer l'effet sur le nombre de
faillites ? L'attestation a peut-être pour effet de
réduire le nombre de nouvelles entreprises, mais
elle augmente leurs chances de survie.
06.02 Minister Jaak Gabriels : Ik heb terzake nog
geen beslissing genomen. Dat neemt niet weg dat
een maatregel van twee jaar oud geëvalueerd mag
worden. Tegelijk moet men beseffen dat de regeling
voortvloeit uit de wet van 10 februari 1998.
Eventuele wijzigingen zijn dus aan de Kamer van
Volksvertegenwoordigers.
06.02 Jaak Gabriels , ministre: Je n'ai pas encore
pris de décision en la matière. Cela ne signifie pas
qu'une mesure prise il y deux ans ne puisse pas
faire l'objet d'une évaluation. Mais il ne faut pas
oublier que cette réglementation découle de la loi
du 10 février 1998. Il appartient dès lors à la
Chambre des Représentants d'apporter
d'éventuelles modifications à la loi.
06.03 Trees Pieters (CVP): De minister heeft dus
nog geen beslissing genomen, maar is bereid een
evaluatie te maken. Die moet gebaseerd zijn op een
analyse van de oorzaak van de faillissementen.
Nederland kan daarbij niet altijd als voorbeeld
worden genomen. Wij moeten voortgaan op de
Belgische situatie. Wij wachten af wat de inhoud
van het wetsontwerp zal zijn.
06.03 Trees Pieters (CVP): Le ministre n'a donc
pris aucune décision mais est disposé à procéder à
une évaluation qui devra être fondée sur une
analyse des causes des faillites. Les Pays-Bas ne
doivent pas être systématiquement pris comme
modèle. Nous devons tenir compte de la situation
belge. Nous attendons de prendre connaissance du
contenu du projet de loi.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Voorzitter : Mevrouw Muriel Gerkens.
Présidente : Mme Muriel Gerkens.
07 Mondelinge vraag van mevrouw Annemie Van 07 Question orale de Mme Annemie Van de
14/11/2000
CRABV 50
COM 296
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
de Casteele aan de minister van Landbouw en
Middenstand over "het Fonds voor de
schadeloosstelling van landbouwbedrijven
getroffen door de dioxinecrisis en de uitbetaling
van schadevergoedingen" (nr. 2640).
Casteele au ministre de l'Agriculture et des
Classes moyennes sur "le Fonds d'indemnisation
d'entreprises agricoles touchées par la crise de la
dioxine et le paiement d'indemnisations"
(n°2640).
07.01 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Over
de schadeloosstelling na de dioxinecrisis zijn al veel
vragen gesteld. Volgens de minister moeten alleen
de veevoederbedrijven bijdragen in het
dioxinefonds.
Kan de minister een raming geven van het aantal
bedrijven dat op grond van het KB van 15 oktober
2000 een bijdrage zal moeten betalen aan het
Fonds voor de Schadeloosstelling van
landbouwbedrijven getroffen door de dioxinecrisis?
Hoe zijn zij verdeeld over de gewesten? Welke
opbrengst verwacht men, in totaal en per gewest?
Hoe hoog is de gemiddelde bijdrage per bedrijf?
Discrimineert het KB de mengvoedersector niet ten
aanzien van de energie- en chemiesector? Moeten
die ook niet bijdragen? Ontstaat er geen
concurrentievoordeel voor buitenlandse
veevoederbedrijven?
Hoeveel schadedossiers werden reeds
afgehandeld? Klopt het dat vooral de eier- en
vleeswarensector lang moeten wachten? Hoe komt
dat? Tegen wanneer zullen alle rechthebbenden
vergoed zijn?
07.01 Annemie Van de Casteele (VU&ID):
L'indemnisation consécutive à la crise de la dioxine
a déjà fait l'objet de nombreuses questions. Selon le
ministre, les entreprises qui produisent des aliments
pour bétail doivent contribuer au Fonds
d'indemnisation.
Le ministre peut-il fournir une estimation du nombre
d'entreprises qui devront, en vertu de l'arrêté royal
du 15 octobre 2000, verser une contribution au
Fonds d'indemnisation des entreprises agricoles
touchées par la crise de la dioxine? Comment ces
entreprises sont-elles réparties entre les Régions ?
A combien est évalué le montant des contributions,
globalement et par Région ? Quel est le montant de
la contribution moyenne par entreprise ?
L'arrêté royal n'instaure-t-il pas une discrimination à
l'égard du secteur des aliments composés par
rapport aux secteurs énergétique et chimique ? Ces
secteurs ne doivent-ils pas, eux aussi, contribuer au
Fonds? La mesure n'induit-elle pas un avantage
concurrentiel pour les entreprises étrangères
d'aliments pour bétail ?
Combien de dossiers d'indemnisation ont déjà été
traités ? Est-il vrai que les secteurs des oeufs et de
la viande doivent attendre particulièrement
longtemps ? A quoi cela est-il dû ?
A quelle date toutes les indemnisations seront-elles
versées ?
07.02 Minister Jaak Gabriels : Onder de vorige
regering bood de braadkippensector spontaan aan
120 miljoen frank bij te dragen. Algemeen is het zo
dat niemand graag betaalt! Bemefa spande een kort
geding aan tegen het KB van 15 oktober 2000,
maar dat werd afgewezen.
Een 700-tal bedrijven zal een bijdrage betalen, een
500-tal in Vlaanderen, een 200-tal in Wallonië en
enkele in Brussel.
De opbrengst zal 300 à 350 miljoen frank bedragen.
Het gaat om een schatting. Bedrijven die enkel
veevoeder aan- en verkopen en bedrijven die enkel
grondstoffen invoeren uit het buitenland, vallen niet
onder de bijdragemaatregel. Er zijn nog geen
schattingen over de opbrengst per gewest.
Een gemiddelde bijdrage is moeilijk vast te stellen,
omdat er zowel heel kleine als heel grote bedrijven
07.02 Jaak Gabriels , ministre: Sous la législature
précédente, le secteur des poulets à rôtir avait
spontanément proposé d'apporter une contribution
de 120 millions de francs. Généralement, personne
n'aime payer ! Bemefa a engagé une procédure en
référé contre l'arrêté royal du 15 octobre 2000, mais
elle a été rejetée.
Quelque 700 entreprises apporteront une
contribution financière, dont plus ou moins 500 en
Flandre, 200 en Wallonie et quelques-unes à
Bruxelles.
Le montant total se situera entre 300 et 350 millions
de francs. Il s'agit d'une estimation. Les entreprises
qui ne vendent et n'achètent que des aliments pour
bétail et celles qui n'importent que des matières
premières ne sont pas concernées par cette
mesure. Nous ne savons pas encore combien cette
mesure rapportera par Région.
Il est difficile de fixer une contribution moyenne, car
il y a des petites et des grandes entreprises.
CRABV 50
COM 296
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
zijn.
Het KB discrimineert niet tussen sectoren: geen
enkele wordt als verantwoordelijke aangeduid. Het
gaat om een solidariteitsregeling die door de Koning
wordt opgelegd. Het is niet uitgesloten dat er ook
voor andere sectoren zo een regeling wordt
ingevoerd. Concurrentievoordeel voor andere
Europese bedrijven is niet uitgesloten, maar tegelijk
onvermijdelijk: de Europese wetgeving laat geen
invoerheffingen toe.
Meer dan 85 procent van alle ingediende
landbouwdossiers werd reeds behandeld. Niet
minder dan 60 procent werd reeds uitbetaald.
Economisch zelfstandige bedrijven werden prioritair
behandeld. Voor de eier- en vleeswarensector doet
zich geen bijzondere vertraging voor.
Tegen het einde van het jaar zullen alle aanvragen
afgehandeld zijn of op zijn minst beantwoord met
een voorstel. Het is evident dat de moeilijke
dossiers, waarover een meningsverschil bestaat,
het langst overblijven. Dat neemt niet weg dat wij
inmiddels op 9 maanden tijd 4 miljard frank hebben
uitbetaald.
L'arrêté royal n'établit pas de discrimination entre
les deux secteurs : il ne désigne aucun des deux
comme responsable. Il s'agit d'une mesure de
solidarité imposée par le Roi. Il n'est pas exclu
qu'une mesure semblable soit instaurée pour
d'autres secteurs. Il est possible qu'il en résulte un
avantage concurrentiel pour les autres entreprises
européennes, mais c'est inévitable : la législation
européenne n'autorise pas les taxes sur les
importations.
Plus de 85% de tous les dossiers agricoles
introduits ont déjà été traités. Le paiement a eu lieu
dans pas moins de 60% des cas. Les entreprises
économiquement indépendantes ont été traitées en
priorité. Pour les secteurs des oeufs et de la viande,
il n'y a aucun retard particulier.
À la fin de l'année, toutes les demandes auront été
traitées ou, du moins, auront Fait l'objet d'une
proposition. Bien évidemment, les dossiers
difficiles, pour lesquels il existe une différence
d'appréciation, restent le plus longtemps en
suspens. Il n'empêche qu'en 9 mois, nous avons
déjà versé 4 milliards de francs.
07.03 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Het
lijkt me onwaarschijnlijk dat de opbrengst niet kan
geraamd worden per gewest. Ik zal dus zelf de
oefening maken.
Indien slechts één sector betaalt, kan men
bezwaarlijk over solidariteit spreken. Het is normaal
dat de sector zich slachtoffer voelt. Bovendien wordt
de sector ontmoedigd om latere problemen te
melden. De sector lijdt concurrentieel nadeel door
het controlesysteem, dat in het buitenland niet
bestaat.
De bedrijven zouden nog vóór het eind van het jaar
worden uitbetaald, behalve wanneer er betwisting
is. Naar verluidt zouden de dossiers van bedrijven
met betwisting echter onderaan de stapel blijven
liggen.
07.03 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Il me
paraît peu vraisemblable qu'il ne soit pas possible
de préciser le produit de la contribution pour
chaque Région. Je ferai donc l'exercice moi-même.
Il est difficile de parler de solidarité dès lors qu'un
seul secteur cotise. Il est normal que ce secteur se
sente lésé. On le décourage en outre de signaler
des problèmes qui se poseraient ultérieurement. Le
secteur est défavorisé par rapport à la concurrence,
en raison du système de contrôle, qui n'existe pas à
l'étranger.
Les entreprises seraient indemnisées avant la fin de
l'année, à moins qu'il n'y ait contestation. Il
semblerait néanmoins que les dossiers contestés
restent en dessous de la pile.
07.04 Minister Jaak Gabriels : Het kwam er voor
ons in de eerste plaats op aan de getroffen boer te
vergoeden, onafhankelijk van de omstandigheid in
welk gewest hij woont. Ik leg er voorts de nadruk op
dat de sector zelf een dergelijk solidariteitsregeling
op grond van bijdragen voorstelde.
07.04 Jaak Gabriels , ministre: Pour nous, il
s'agissait avant tout d'indemniser les agriculteurs
concernés, quelle que soit la Région où ils habitent.
J'insiste par ailleurs sur le fait que c'est le secteur
lui-même qui a proposé un système de solidarité
axé sur des contributions financières.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters
aan de minister van Landbouw en Middenstand
over "de gevolgen voor de Belgische boeren van
08 Question orale de Mme Trees Pieters au
ministre de l'Agriculture et des Classes
moyennes sur "les inquiétudes suscitées en
14/11/2000
CRABV 50
COM 296
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
de BSE-onrust in Frankrijk"(nr. 2650)
France par la maladie ESB et les conséquences
qui en résultent pour les fermiers belges" (n°
2650)
08.01 Trees Pieters (CVP): De recente evolutie in
de BSE-problematiek in Frankrijk leidt tot een
dalende consumptie en dus een overaanbod van
rundvlees. De verkoop van Frans rundvlees in
België zet onze prijzen onder druk. Anderzijds dreigt
onze uitvoer naar Frankrijk in het gedrang te
komen. Bevestigt de minister die gegevens?
Beschikt hij over concrete cijfers? Welke
maatregelen overweegt de minister?
08.01 Trees Pieters (CVP): L'évolution de l'ESB
observée récemment en France produit deux effets
dans ce pays : une baisse de la consommation et,
par conséquent, une offre excédentaire de viande
bovine. La vente de viande bovine française en
Belgique exerce une certaine pression sur nos prix.
D'autre part, nos exportations à destination de la
France risquent d'être mises en péril. Le ministre
confirme-t-il ces informations
? Dispose-t-il de
chiffres concrets ? Quelles mesures envisage-t-il de
prendre?
08.02 Minister Jaak Gabriels : Laten we in dit
dossier geen voorbeeld nemen aan het Franse
paniekvoetbal. De onrust aldoor wordt veroorzaakt
door de stijging van het aantal opgespoorde BSE-
gevallen. Een belangrijke rol wordt daarin gespeeld
door de verbetering van het bewakings- en
detectiesysteem. Dat functioneert dus goed.
Wat de invoer uit Frankrijk betreft, die neemt
inderdaad toe. In deze periode wordt het overtal van
weidedieren op de markt gebracht. Daar komt de
Vlaamse nutriëntenregeling bij. In Frankrijk wordt
ook minder ingekocht door de dalende vraag naar
rundvlees. Ingevoerde slachtrunderen moeten van
de nodige documenten voorzien zijn. De veterinaire
buitendiensten moeten dieren met
zenuwstoornissen meteen onderzoeken. Ons
huidige bewakingssysteem werkt tot nu toe naar
behoren.
Unilaterale maatregelen tegen Frankrijk zijn niet
wenselijk en zouden ook door Europa niet
gewaardeerd worden.
De invoer van dode dieren is niet mijn bevoegdheid,
maar wel die van Volksgezondheid.
Landen als Spanje, Italië en Griekenland
beschikken niet over een doeltreffend
controlesysteem en doen alsof er niets aan de hand
is. Een doorgedreven testsysteem zoals in België
en Frankrijk bestaat, geeft een realistisch beeld. De
gedelegeerd bestuurder van het Federaal
Agentschap voor Voedselveiligheid is de
aangewezen persoon om een standpunt in te
nemen. Doorgedreven testen mag zeker niet
worden bestraft, wel integendeel. Vanaf 2001 zullen
bijkomende tests gebeuren op 3000 à 4000
kadavers, dit om de oorzaak van BSE op te sporen.
Paniek is uit den boze. Ons land zal elk voorstel van
08.02 Jaak Gabriels , ministre: Ne nous laissons
pas emporter, dans ce dossier, par le vent de
panique qui souffle sur la France. L'inquiétude qui y
règne est provoquée par une augmentation du
nombre de cas d'ESB détectés. L'amélioration des
systèmes de surveillance et de détection en sont à
l'origine. Ces systèmes fonctionnent donc bien.
Les importations en provenance de France
augmentent effectivement. Le surplus d'animaux de
pâturage est mis sur le marché au cours de cette
période. La réglementation flamande relative aux
nutriments est également à prendre en
considération dans ce cadre. Les achats sont
également moins importants en France en raison
de la baisse de la demande de viande bovine. Les
bovins importés doivent être munis des documents
nécessaires. Les services vétérinaires extérieurs
doivent examiner immédiatement les animaux
présentant des troubles nerveux. Jusqu'à présent,
notre système actuel de surveillance fonctionne
correctement.
Des mesures unilatérales contre la France ne sont
pas souhaitables et ne seraient pas appréciées par
l'Union européenne.
L'importation d'animaux morts ne relève pas de ma
compétence mais bien de celle du département de
la Santé publique.
Des pays comme l'Espagne, l'Italie et la Grèce ne
disposent pas d'un système de contrôle efficace et
se comportent comme si aucun problème ne se
posait. Un système performant de tests, tel qu'il
existe en Belgique et en France, donne une image
réaliste de la situation. L'administrateur délégué de
l'Agence fédérale pour la Sécurité alimentaire est la
personne la mieux à même de prendre position. La
mise en oeuvre de tests poussés ne peut
certainement pas être sanctionnée, au contraire. A
partir de 2001, des tests supplémentaires seront
effectués sur 3.000 à 4.000 cadavres, dans le but
d'identifier les causes de l'ESB. Il n'y a aucune
CRABV 50
COM 296
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
de Europese Commissie steunen dat gericht is op
een betere detectie en op het vinden van de
oorzaak.
raison de céder à la panique. Notre pays appuiera
toute proposition de la Commission européenne
visant à améliorer la détection et à identifier la
cause des problèmes.
08.03 Trees Pieters (CVP): U waarschuwt voor
paniekvoetbal en vraagt om te wachten op de
bijeenkomsten van morgen en maandag.
Ondertussen daalt de prijs. Men mag dus niet te
lang wachten. In de Financieel-Economische Tijd
waarschuwt vandaag iemand voor een BSE-crisis
die de dioxinecrisis evenaart.
08.03 Trees Pieters (CVP): Vous mettez en garde
contre toute précipitation, et vous nous demandez
d'attendre les résultats des réunions de demain et
de lundi. En attendant, les prix chutent. Nous ne
pouvons donc pas attendre trop longtemps. Le
Financieel-Economische Tijd d'aujourd'hui met en
garde contre une crise de l'ESB qui pourrait être
aussi grave que celle de la dioxine.
08.04 Minister Jaak Gabriels : Men moet
voorzichtig zijn met dergelijke onwetenschappelijke
associaties. Die leiden tot nodeloze paniek. Het is
beter alle nodige maatregelen te nemen. Wij voeren
in ons land bijvoorbeeld 16.000 bijkomende testen
van dierenvoeding uit.
08.04 Jaak Gabriels , ministre: La prudence est de
mise, avec de telles associations peu scientifiques.
Celles-ci ne font qu'inutilement semer la panique. Il
est préférable de prendre toutes les mesures utiles.
Ainsi, nous effectuons dans notre pays 16.000 tests
supplémentaires sur des aliments pour animaux.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Samengevoegde vragen :
- van mevrouw Leen Laenens aan de
staatssecretaris voor Energie en Duurzame
Ontwikkeling over "de naleving van de Kyoto-
verbintenissen" (nr. 2595)
- van mevrouw Simonne Creyf tot de
staatssecretaris voor Energie en Duurzame
Ontwikkeling over "het Belgisch plan om de
Kyoto-doelstellingen te verwezenlijken" (nr.
2652).
09 Questions jointes :
- de Mme Leen Laenens au secrétaire d'Etat à
l'Energie et au Développement durable sur "le
respect des engagements de Kyoto" (n° 2595)
- de Mme Simonne Creyf au secrétaire d'Etat à
l'Energie et au Développement durable sur « le
plan belge visant à réaliser les objectifs fixés à
Kyoto » (n° 2652).
09.01 Leen Laenens (AGALEV-ECOLO): In Den
Haag loopt momenteel een belangrijke
klimaatconferentie, waar men de vooruitgang zal
evalueren aangaande de Kyoto-doelstellingen
betreffende het indijken van het broeikaseffect.
Het is nu al duidelijk dat het CO
2
-reductieplan niet
tot de verhoopte resultaten leidt. Hoe ziet het
bijgestelde plan eruit? Komen er dwingende
maatregelen inzake energiebesparing? Waar en
hoe werd het Belgisch standpunt voor deze COP6-
conferentie voorbereid? Zal de Kyoto-norm ons
dwingen om langer dan gepland met kernenergie te
werken, zoals Europees commissaris Busquin
beweert? Welk standpunt neemt België in rond de
verhandelbare emissierechten?
09.01 Leen Laenens (AGALEV-ECOLO): La Haye
accueille actuellement une importante conférence
sur le climat, au cours de laquelle on évaluera les
progrès réalisés en ce qui concerne les objectifs de
Kyoto relatifs à la limitation de l'effet de serre.
Il est dès à présent établi que le plan de réduction
des émissions de CO
2
ne permettra pas d'atteindre
les objectifs poursuivis. Qu'en est-il de la version
corrigée de ce plan ? Des mesures contraignantes
seront-elles prises en matière d'économies
d'énergie ? Quand et comment la position qui sera
défendue par notre pays à l'occasion de cette
conférence a-t-il été préparé ? La norme de Kyoto
nous contraindra-t-elle à recourir plus longtemps
que prévu à l'énergie nucléaire, comme l'affirme le
commissaire européen, M. Busquin
? Quelle
position la Belgique adoptera-t-elle en ce qui
concerne les droits d'émission négociables.
09.02 Simonne Creyf (CVP): De staatssecretaris
heeft vorige woensdag zijn klimaatplan voorgesteld,
dat België moet helpen te voldoen aan de Kyoto-
doelstellingen. Bij het huidige beleid zal de uitstoot
09.02 Simonne Creyf (CVP): Mercredi dernier, le
secrétaire d'Etat à l'Energie nous a présenté son
plan relatif au climat, qui devrait permettre à la
Belgique de réaliser les engagements pris dans le
14/11/2000
CRABV 50
COM 296
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
in 2010 20 procent boven de doelstelling liggen.
Wat is het statuut van het plan? Is het een plan van
de regering of van de staatssecretaris?
De energiesector heeft een minder belangrijke
impact op de uitstoot van broeikasgassen dan het
verkeer, de industrie, de huishoudelijke en
residentiële sector. Toch voorziet het plan in een
miljardenbonus voor hernieuwbare energie die
terechtkomt bij de elektriciteitsproducenten. Is die
meerkost wel verantwoord? Komt er ter
compensatie een verlaging van de fiscale druk op
arbeid?
Het plan voorziet in een hoge CO
2
-taks. Hoe
kunnen de kleine en middelgrote gebruikers
daaraan ontsnappen? Wat doet men voor de
alternatieve brandstoffen?
cadre de la conférence de Kyoto. A politique
inchangée, les émissions devraient être, en 2010,
supérieures de 20 pour cent aux objectifs fixés.
Quel est le statut de ce plan ? Constitue-t-il une
initiative du gouvernement ou du secrétaire d'Etat ?
L'impact du secteur de l'énergie sur l'émission de
gaz responsables de l'effet de serre est moins
important que celui de la circulation routière, des
secteurs domestique et résidentiel et de l'industrie.
Malgré cela, le plan prévoit un bonus de plusieurs
milliards de francs en faveur des énergies
renouvelables, pour les producteurs d'électricité. Ce
surcoût est-il justifié ? Sera-t-il compensé par une
réduction de la pression fiscale sur le travail ?
Le plan prévoit l'instauration d'une taxe CO
2
élevée.
Comment les petits et moyens consommateurs
pourront-ils y échapper ? Qu'en est-il des formules
de rechange pour les carburants ?
De reductie van de broeikasgassen moet volgens
het plan voor de helft gebeuren via de
verhandelbare emissierechten. Daardoor kan België
zijn industrie en werkgelegenheid grotendeels
behouden en blijft de CO
2
-taks op een
aanvaardbaar niveau. Daardoor ook echter hangt
de realisatie van de Kyoto-norm voor een groot deel
van het buitenland af.
Hoe zal België zich bewegen op die internationale
koolstofmarkt? Staat de regering achter de
Belgische industrie? Beschikt ze over voldoende
emissiegegevens om een betrouwbaar beleid te
kunnen voeren?
Selon le plan, la réduction des gaz à effet de serre
devra être réalisée pour moitié par le biais des
droits d'émission négociables, ce qui signifierait que
la Belgique conserverait en grande partie son
industrie et son emploi, et que la taxe CO2 ne
dépasserait pas un niveau acceptable. Mais cela
aurait également pour conséquence que notre
capacité à atteindre la norme de Kyoto dépendrait,
dans une mesure importante, de l'étranger.
Comment la Belgique se comportera-t-elle sur le
marché international du carbone ?
Le gouvernement soutient-il l'industrie belge
?
Dispose-t-il de suffisamment de données sur les
émission de CO
2
pour pouvoir mener une politique
fiable ?
09.03 Staatssecretaris Olivier Deleuze : De
opwarming van de aarde is een reusachtig
probleem dat steeds erger wordt. Men verwacht een
stijging van de gemiddelde temperatuur van 1,5 tot
6 graden tegen 2100. Het vorige plan om daaraan
iets te doen uit 1994 heeft gefaald en wel omdat
er geen fiscale aanpak van het energieverbruik in
verwerkt zat. Zonder degelijke maatregelen zijn de
doelstellingen van Kyoto eenvoudig niet haalbaar,
niet hier en nergens ter wereld.
Mijn nieuwe tekst heeft het statuut van een voorstel
van plan. Ik stel drie reeksen van maatregelen voor.
De eerste, de sectorale, zijn op zich onvoldoende,
maar ze zijn wel doeltreffend.
09.03 Olivier Deleuze secrétaire d'Etat :: Le
réchauffement de la planète est un problème
colossal qui s'aggrave sans cesse. On s'attend à ce
que la température moyenne augmente de 1,5 à 6
degrés d'ici à 2100. Le précédent plan de lutte
contre ce phénomène, qui date de 1994, n'a pas
porté ses fruits parce qu'il avait fait l'impasse sur
une approche fiscale de la consommation
d'énergie. En l'absence de telles mesures, les
objectifs fixés à Kyoto sont tout simplement
irréalisables que ce soit dans notre pays ou dans le
reste du monde.
Mon nouveau texte revêt le statut de proposition de
plan. Je propose trois séries de mesures. Il y a
d'abord des mesures sectorielles. Même si elles
sont insuffisantes en soi, elles sont néanmoins
efficaces.
Convenants of vrijwillige akkoorden zijn een tweede
mogelijke maatregel. Het gaat om een gewestelijke
Une deuxième TUPE DE mesure possible est la
conclusion de conventions ou d'accords volontaires.
CRABV 50
COM 296
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
maatregel, maar het federale niveau beslist welke
convenants kunnen leiden tot een vrijstelling van
fiscale lasten op energie. Communautaire
competitie moet echter worden vermeden, want dan
zou het soepelste gewest de meeste bedrijven
aantrekken.
België, Europa en de Federale Raad voor
duurzame ontwikkeling hebben het volgende
oordeel over het flexibiliteitsmechanisme, de
zogenaamde emissiehandel: de grens wordt gelegd
op 50 procent van de inspanning en het moet gaan
om echte maatregelen. Joint implementation en
emission trade zijn mogelijk tussen landen met
dezelfde grens. Met landen zonder emissiegrens ligt
dat veel moeilijker. Bepaalde maatregelen, zoals
het aanplanten van bossen, zijn moeilijk
kwantificeerbaar, aangezien die zowel CO
2
verhogend als verlagend zijn.
De regeringsverklaring bepleit een verschuiving van
de fiscaliteit die op arbeid gebaseerd is, naar een
belasting op energieverbruik. De totale belasting
mag echter niet stijgen. Tijdens het EU-
voorzitterschap van België zullen wij zien of er op
Europees vlak iets te bereiken valt unaniem of
met een gekwalificeerde meerderheid op het vlak
van ecofiscaliteit. Is dat niet zo, dan zullen we zien
wat we zelf kunnen doen.
De sociale effecten van die verschuiving betekenen
in de eerste plaats dat de koopkracht zal verhogen
als de belasting op arbeid verlaagt. Vanaf 1 januari
2001 komt er een verlaging van 3.000 frank van de
elektriciteitsrekening voor de sociaal getarifeerden
en van 1.400 frank voor alle anderen. Tegen 1 juli
2002 moet de elektriciteit even duur zijn als in de
ons omringende landen. Ook dat zal wellicht een
prijsdaling opleveren. Vanaf 1 januari 2001 komt er
bovendien voor gas een verlaging van 3.200 frank
voor dezelfde sociaal getarifeerden. Voor mensen
die zich met een andere brandstof verwarmen, komt
er iets gelijkwaardigs. Dit alles is gebaseerd op de
aanbevelingen van het Controlecomité,
aanbevelingen die omgezet worden in
regeringsbeslissingen.
Il s'agit d'une mesure régionale mais c'est le fédéral
qui décide quelles conventions peuvent donner lieu
à une exonération des charges fiscales en matière
d'énergie. Il convient cependant d'éviter toute
compétition entre Régions parce que, dans ce cas,
la Région la plus souple attirerait la majorité des
entreprises.
La Belgique, l'Europe et le Conseil fédéral pour le
développement durable sont d'accord pour dire
qu'en ce qui concerne le mécanisme de flexibilité
pour l'échange des droits d'émissions, celui-ci ne
peut porter que sur 50% de l'effort et qu'il doit s'agir
de véritables mesures. La joint implementation et
l'emission trade sont possibles entre pays ayant le
même taux. La situation est beaucoup plus
complexe pour les pays sans taux d'émission
maximum. Certaines mesures, comme
l'aménagement de nouvelles forêts, peuvent
difficilement être évaluées sur le plan quantitatif
puisqu'elles provoquent à la fois une augmentation
et une baisse du taux de CO
2
.
La déclaration du gouvernement plaide en faveur
d'un glissement de la fiscalité sur le travail vers une
fiscalité sur la consommation d'énergie.
Globalement, les impôts ne peuvent cependant
augmenter. Au cours de la présidence belge de
l'UE, nous verrons si des progrès pourront être
réalisés par des mesures prises à l'unanimité ou
à majorité qualifiée - au niveau de l'écofiscalité. Si
ce n'est pas le cas, nous étudierons les mesures à
prendre au niveau belge.
Sur le plan social, ce glissement entraînera une
augmentation du pouvoir d'achat si la fisalité sur le
travail diminue. A partir du 1
er
janvier 2001, la
facture d'électricité des personnes bénéficiant du
tarif social connaîtra une baisse de 3.000 francs,
alors que tous les autres bénéficieront d'une baisse
de 1.400 francs. A partir du 1
er
juillet 2002, la
Belgique doit pratiquer les mêmes prix que les pays
voisins, ce qui entraînera probablement aussi une
baisse.A partir du 1
er
janvier 2001, la facture de gaz
des bénéficaires du tarif social baissera, quant à
elle, de 3.200 francs. Les personnes utilisant
d'autres combustibles bénéficieront de mesures
similaires. Toutes ces mesures sont basées sur les
recommandations du comité de contrôle, lesquelles
ont été transposées en décisions
gouvernementales.
Voorzitter: de h. Jos Ansoms
Président : M. Jos Ansoms
De maximale bijdrage van de stookoliecheque
bedraagt 5.000 frank. Mijn beleid is erop gericht de
invloed van het monopolie op de prijs voor de
consument terug te dingen. Met Controlecomité
Le montant maximum du chèque-mazout se chiffre
à 5 000 francs. Ma politique vise à réduire
l'incidence du monopole sur le prix payé par le
consommateur. Le comité de contrôle y est enfin
14/11/2000
CRABV 50
COM 296
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
heeft daar eindelijk oren naar.
Het Belgische standpunt werd voorbereid in het
coördinatiecomité voor het internationaal
milieubeleid en de stuurgroep broeikaseffect. Het
werd verdedigd op het Europese niveau. De
Belgische delegatie in Den Haag kent haar opdracht
en haar fall back positie.
De Clean development mechanisms omvatten
volgens het Europees standpunt geen kernenergie.
De Belgische Kyoto-doelstelling is vastgelegd voor
2010. De desactivering van de eerste Belgische
kerncentrale zal plaatshebben in 2014. Het verlaten
van kernenergie staat los van het halen van de
Kyoto-doelstellingen. Kernenergie mag geen alibi
zijn om de doelstelling niet te bereiken.
Ik verheug me over het streven naar groene
certificaten door Vlaanderen en Wallonië. Tegen
2020 zal 10 procent van de energie groen zijn; twee
derde daarvan zal off shore worden geproduceerd.
Mevrouw Creyf vraagt zich of wat het rendement is
van dergelijke maatregelen. De prijs ervan is
moeilijk af te wegen tegen de prijs van de
opwarming van het klimaat of de stockage van
nucleair afval.
sensible.
La position de la Belgique a été préparée au sein du
comité de coordination pour la politique
internationale en matière de protection de
l'environnement et du groupe d'experts chargé de
l'effet de serre. Elle a été défendue à l'échelon
européen. La délégation belge à La Haye connaît
sa mission et sait quelle position de repli elle peut
adopter.
Selon la position adoptée par les autorités
européennes, les clean development mechanisms
ne comprennent pas l'énergie nucléaire. La
Belgique est censée réaliser l'objectif de Kyoto en
2010. La première centrale nucléaire belge sera
désactivée en 2014. L'abandon de l'énergie
nucléaire est indépendant de la réalisation des
objectifs de Kyoto. L'énergie nucléaire ne peut
servir d'alibi pour ne pas atteindre ces objectifs.
Je me réjouis de ce que la Flandre et la Wallonie
aspirent à se doter de certificats écologiques. D'ici à
2020, 10% de l'énergie sera écologique et deux
tiers seront produits off shore. Mme Creyf
s'interroge sur le rendement d'une telle mesure. On
peut difficilement en évaluer le prix par rapport à la
facture du réchauffement climatique ou du stockage
des déchets nucléaires.
De vraag is niet zozeer of we iets gaan doen aan de
global warming als wel wanneer we in staat zullen
zijn om iets te doen. Hoe langer we wachten hoe
dramatischer het wordt.
La question n'est pas véritablement de savoir si
nous allons prendre des mesures contre un
réchauffement global mais plutôt de savoir si nous
sommes capables de faire quelque chose. Plus
nous attendons, plus la situation devient
dramatique.
09.04 Leen Laenens (AGALEV-ECOLO): Ik pleit
voor een gezamenlijke evaluatie van de opvolging
van dit dossier.
09.04 Leen Laenens (AGALEV-ECOLO): Je
plaide en faveur d'une évaluation conjointe des
suites données à ce dossier.
09.05 Simonne Creyf (CVP): De staatssecretaris
heeft een gedegen antwoord gegeven. Wel
betreuren we het dat de minister zijn voorstel niet
tot een waarachtig plan omvormt. Elke excellentie
blijft op zijn bevoegdheidsterrein. Er is dringend
meer coherentie nodig. Een task force zou daarvoor
kunnen zorgen.
We hebben ook te weinig zicht op de gevolgen van
het plan op de draagkracht van bedrijven en
gezinnen. Er zijn grenzen aan die draagkracht.
09.05 Simonne Creyf (CVP): La réponse du
secrétaire d'Etat ne manque pas de substance.
Nous regrettons néanmoins que le ministre ne
transforme pas sa proposition en un véritable plan.
Chaque ministre s'en tient à ses compétences
propres. Une « task force » permettrait d'accroître
la cohérence qu'il est de plus en plus urgent
d'instaurer.
Il nous est difficile de nous faire une idée précise
des conséquences de ce plan sur les capacités
financières des entreprises et des ménages. Ces
capacités ont des limites.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
CRABV 50
COM 296
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 16.27 uur.
La réunion publique de commission est levée à
16.27 heures.
Document Outline