KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50 COM 295
CRIV 50 COM 295
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET HET BEKNOPT VERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC LE COMPTE RENDU ANALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
F
INANCIËN EN DE
B
EGROTING
C
OMMISSION DES
F
INANCES ET DU
B
UDGET
dinsdag mardi
14-11-2000 14-11-2000
11:00 uur
11:00 heures
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
































AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP Christelijke
Volkspartij
FN Front
National
PRL FDF MCC
Parti Réformateur libéral ­ Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS Parti
socialiste
PSC Parti
social-chrétien
SP Socialistische
Partij
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode + nummer
en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du
n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag (op wit papier, bevat de bijlagen en het
beknopt verslag, met kruisverwijzingen tussen Integraal en
Beknopt Verslag)
CRIV
Compte Rendu Intégral (sur papier blanc, avec annexes et
CRA, avec renvois entre le CRI et le CRA)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV Compte
Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes
:
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be

e-mail : aff.generales@laChambre.be
CRIV 50
COM 295
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i


INHOUD
SOMMAIRE
Interpellatie van mevrouw Alexandra Colen tot de
minister van Financiën over "de aanhoudende
zwakte van de euro en de gevolgen ervan"
(nr. 514)
1
Interpellation de Mme Alexandra Colen au
ministre des Finances sur "la faiblesse persistante
de l'euro et sur les conséquences de cette
faiblesse" (n° 514)
1
Sprekers:
Alexandra Colen, Didier
Reynders, minister van Financiën
Orateurs: Alexandra Colen, Didier Reynders,
ministre des Finances
Moties
4
Motions
4
Interpellatie van de heer Jean-Pierre Viseur tot de
minister van Financiën over "de fiscale uitgaven
van de vennootschapsbelasting" (nr. 523)
5
Interpellation de M. Jean-Pierre Viseur au ministre
des Finances sur "les dépenses fiscales à l'impôt
des sociétés" (n° 523)
5
Sprekers:
Jean-Pierre Viseur, Didier
Reynders, minister van Financiën
Orateurs:
Jean-Pierre Viseur, Didier
Reynders, ministre des Finances
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt
aan de minister van Financiën over "een loopbaan
bij het Aankoopcomité" (nr. 2560)
10
Question orale de Mme Greta D'Hondt au ministre
des Finances sur "une carrière au Comité
d'acquisition" (n° 2560)
10
Sprekers: Greta D'Hondt, Didier Reynders,
minister van Financiën
Orateurs: Greta D'Hondt, Didier Reynders,
ministre des Finances
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan
de minister van Financiën over "de oprichting van
een polyvalent controlecentrum te Tielt" (nr. 2571)
12
Question orale de Mme Trees Pieters au ministre
des Finances sur "la création d'un centre de
contrôle polyvalent à Tielt" (n° 2571)
12
Sprekers: Trees Pieters, Didier Reynders,
minister van Financiën
Orateurs: Trees Pieters, Didier Reynders,
ministre des Finances
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan
de minister van Financiën over "de BTW-verlaging
voor de kringloopcentra" (nr. 2630)
13
Question orale de Mme Trees Pieters au ministre
des Finances sur "la diminution du taux de TVA
pour les centres de récupération" (n° 2630)
13
Sprekers: Trees Pieters, Didier Reynders,
minister van Financiën
Orateurs: Trees Pieters, Didier Reynders,
ministre des Finances
Mondelinge vraag van de heer Dirk Pieters aan de
minister van Financiën over "de bevordering van
het personeel in het ministerie van Financiën"
(nr. 2620)
13
Question orale de M. Dirk Pieters au ministre des
Finances sur "la promotion du personnel au sein
du ministère des Finances" (n° 2620)
13
Sprekers: Dirk Pieters, Didier Reynders,
minister van Financiën
Orateurs: Dirk Pieters, Didier Reynders,
ministre des Finances
Mondelinge vraag van de heer Dirk Pieters aan de
minister van Financiën over "de vergoedingen
voor ambtenaren van de centrale diensten"
(nr. 2621)
14
Question orale de M. Dirk Pieters au ministre des
Finances sur "les indemnités attribuées aux
fonctionnaires des services centraux" (n° 2621)
14
Sprekers: Dirk Pieters, Didier Reynders,
minister van Financiën
Orateurs: Dirk Pieters, Didier Reynders,
ministre des Finances
Mondelinge vraag van de heer Servais
Verherstraeten aan de minister van Financiën
over "het fiscaal regime van vergoedingen
uitbetaald door de curator" (nr. 2623)
16
Question orale de M. Servais Verherstraeten au
ministre des Finances sur "le régime fiscal des
indemnités versées par un curateur" (n° 2623)
16
Sprekers: Servais Verherstraeten, Didier
Reynders
, minister van Financiën
Orateurs: Servais Verherstraeten, Didier
Reynders
, ministre des Finances
CRIV 50
COM 295
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1




COMMISSIE VOOR DE FINANCIËN
EN DE BEGROTING
COMMISSION DES FINANCES ET
DU BUDGET
van
DINSDAG
14
NOVEMBER
2000
11:00 uur
______
du
MARDI
14
NOVEMBRE
2000
11:00 heures
______

De vergadering wordt geopend om 11.02 uur door
de heer Jef Tavernier, voorzitter.
La séance est ouverte à 11.02 heures par M. Jef
Tavernier, président.
01 Interpellatie van mevrouw Alexandra Colen
tot de minister van Financiën over "de
aanhoudende zwakte van de euro en de
gevolgen ervan" (nr. 514)
01 Interpellation de Mme Alexandra Colen au
ministre des Finances sur "la faiblesse
persistante de l'euro et sur les conséquences
de cette faiblesse" (n° 514)
01.01 Alexandra Colen (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op
19 oktober 2000 heb ik tijdens mijn uiteenzetting
naar aanleiding van de regeringsverklaring de
waardedaling van de euro reeds aangekaart. Ik
deed dat ook in de plenaire zitting van
26 oktober 2000. De cijfers zijn bekend. Ik zal ze
hier niet herhalen. Sinds zijn introductie op
1 januari 1999 heeft de euro reeds een derde van
zijn waarde ten opzichte van de dollar verloren.
Wij weten welke nefaste invloed dit heeft op de
olieprijs.

In de plenaire vergadering van 26 oktober 2000
antwoordde u met wat ik als een boutade
beschouw dat de waarde van een dollar voor de
Amerikanen één dollar is en dat een euro voor de
Europeanen binnen de Eurozone één euro zou
zijn. Wij zouden de waarde van de euro volgens u
op zichzelf moeten bekijken en niet voortdurend
vergelijken met de dollar. De vergelijking tussen
euro en dollar zou alleen van belang zijn in
verband met de olieprijs. Ik citeer u, mijnheer de
minister: "Het belangrijkste is de interne waarde
van de munt, dus de inflatie". En verder zei u: "We
moeten blijven geloven in de euro als nieuwe
internationale munt". U gelooft daar dus in,
mijnheer de minister. Ik sta er veeleer sceptisch
tegenover. De zwakte van de euro tegenover de
dollar is niet van aard mijn vertrouwen in de euro
te doen toenemen.

Wat u in antwoord op mijn vraag op 26 oktober de
`interne waarde' van de munt noemde, lijkt me
evenmin van aard om meer vertrouwen in de euro
te krijgen. Ook al herstelt de euro zich de
komende weken allicht tegenover de dollar door
de Amerikaanse constitutionele crisis wegens het
geruzie over de verkiezingsuitslag daar, dan nog
neemt het vertrouwen in de euro niet plots toe. Het
europroject blijft riskant. Mijns inziens is het zelfs
tot mislukken gedoemd. Ik geloof niet dat een
muntunie economisch kan werken in een zone
waar door de taal-, cultuur-, en
mentaliteitsverschillen geen of weinig
arbeidsmobiliteit bestaat. Ook politiek neemt het
vertrouwen in de euro af. Daarom dring ik aan op
een dringende reflectie over de euro waarbij ook
de bevolking betrokken moet worden. Het geloof
in de euro als internationale munt is immers aan
het tanen. We moeten rekening houden met een
mogelijke ineenstorting van het project omdat juist
de interne waarde van de munt door de inflatie
niet zo goed meer is.

U weet wellicht dat op 28 oktober 2000 twee
Duitse economisten, professor Willem Hankel van
de Universiteit van Frankfurt en professor
Schachtschneider van de Universiteit van
Erlangen-Nürnberg een nieuwe klacht hebben
ingediend tegen de introductie van de euro bij het
Bundesverfassungsgericht, het Duitse
constitutionele Hof. In 1993 had dit Hof aan de
Duitse regering de verplichting opgelegd dat de
euro een stabiele munt moest zijn. Die stabiliteit
veronderstelde een inflatie van maximum 2%.
14/11/2000
CRIV 50
COM 295
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
Beide professoren dienen nu een klacht in omdat
deze verplichting volgens hen niet werd nageleefd.
De inflatie bedraagt immers reeds 2,8% en ze
loopt nog verder op. Daarom willen zij dat het
Duitse constitutionele Hof zich opnieuw uitspreekt
over de euro.

In het oktobernummer van Vector, het financieel-
economisch maandblad van de Fortis-bank, stond
dat bij ons de gemiddelde stijging van de
consumptieprijzen over de eerste negen maanden
van 2000 reeds 2,4% bedroeg tegenover 1% in
dezelfde periode vorig jaar. Ook hier werd de euro
als oorzaak aangewezen. De euro zorgt dus voor
een toenemende inflatie, enerzijds, doordat zijn
zwakte de olieprijzen sterk opdrijft en, anderzijds,
door de opwaartse druk op de importprijzen. Het is
dus duidelijk dat de interne waarde van de euro
onder druk staat. De bevolking voelt de gevolgen
ervan.

In de plenaire vergadering van 26 oktober 2000
zei u nog "dat er geen probleem is voor de
koopkracht. Misschien wel voor de olie, maar niet
voor de koopkracht in het algemeen". Integendeel,
de lage muntwaarde zou voordelig zijn voor de
export van onze ondernemingen, zei u. Ik meen
daarentegen dat er wel degelijk een probleem
bestaat voor de koopkracht wanneer de
consumptieprijzen dit jaar met 2,4% stijgen door
toedoen van de euro in plaats van met 1%. Ook
het argument dat de lage euro onze export zou
dienen, vind ik onjuist. Dit gaat alleen op voor
export naar landen buiten de eurozone. Onze
exportondernemingen zijn echter vooral actief
binnen de eurozone. Onze export gaat voor het
overgrote deel naar onze buurlanden zoals
Nederland, Duitsland, Frankrijk en naar Italië.
Daar speelt het competitief voordeel van de euro
niet.

Op enkele multinationals na, die voornamelijk
buiten Europa exporteren, is de goedkope euro
voor onze exporterende bedrijven niet voordelig.
Bovendien drijft de dure olie hun transportkosten
op.

De euro zorgt daarenboven voor toenemende
politieke spanningen binnen Europa. In de
Financieel Economische Tijd van 26 oktober las ik
dat u de Italiaanse minister van Arbeid hebt
bekritiseerd, omdat hij kritiek had op Wim
Duysenberg, de voorzitter van de ECB. U vond dit
echt onaanvaardbaar en ik lees hier letterlijk dat u
"zich toch ook niet mengt in het Italiaans
werkgelegenheidsbeleid". Ik denk dat we hier iets
problematisch raken. Het is niet uitgesloten dat
het Italiaanse, het Duitse of het Franse
werkgelegenheidsbeleid tegenwoordig een
rechtstreekse invloed heeft op de waarde van
onze munt. Maatregelen en uitspraken van allerlei
buitenlandse politici en instanties hebben vandaag
een rechtstreeks invloed op onze munt, maar we
hebben daar geen enkele politieke controle op.
Waarom zou u als minister daar niets over mogen
zeggen? Als u zich aan de lijn houdt dat alle
politici moeten zwijgen over de euro, behalve de
voorzitter van de Europese Centrale Bank en de
voorzittende minister van Financiën van de
eurogroep, dan kunt u vandaag ook uw mening
niet geven over de munt. U bent immers nog geen
voorzittende minister.

Als een of andere minister die wij absoluut niet
kennen, uw Portugese of Ierse collega
bijvoorbeeld, straks voorzitter wordt van de
eurogroep en de euro naar beneden praat, dan
kunnen wij hem nooit ter verantwoording roepen.
Wij als parlementsleden kunnen u hier dan niet
meer ter verantwoording roepen, want u zit dan in
een positie waarin u - althans naar uw mening -
niets mag zeggen. Dat is dus een politiek
probleem.

Er is nog een tweede politiek probleem. Voor de
noordelijke landen zoals Duitsland, Nederland en
België, is de eenheidsmunt zwakker dan hun
vroegere nationale munt. In zuidelijke landen zoals
Portugal, Italië en Spanje, staat de nieuwe munt
sterker dan hun vroegere nationale munt stond.
Wij trekken hen omhoog, zij trekken ons omlaag.
Er is hier dus sprake van een, om het in Belgische
termen uit te drukken, solidariteitsmechanisme
tussen het noorden en het zuiden. De zwakke
euro zorgt nu echter voor een versterking van de
olieschok, waarvan de effecten meer gevoeld
worden in het noorden dan in het zuiden. De
noordelijke landen, die koudere winters hebben,
en bijgevolg meer energie verbruiken voor hun
basisbehoeften zoals verwarming, worden meer
getroffen door de duurdere olieprijzen dan de
mediterrane landen. De lasten van de zwakke
euro zijn dus niet voor iedereen dezelfde. Daarom
verwondert het mij niet dat ruim 80% van de
Duitse bevolking tegen de euro is gekant. Als de
euro zwak blijft, de olieprijs blijft stijgen - en het
ziet er niet naar uit dat de olieprijs zal dalen - en er
een koude en lange winter volgt, is het niet
onmogelijk dat het volksverzet in Duitsland tegen
de euro nog toeneemt. Misschien blaast Duitsland
het europroject wel af. In Beieren heeft de
minister-president zich reeds openlijk
uitgesproken tegen de munt. De economische
wetmatigheden zijn immers sterker dan de
politieke.
CRIV 50
COM 295
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
Sommigen, onder meer Peter Baert in de
Financieel Economische Tijd van 26 oktober,
denken dat een betere communicatie het imago
van de euro kan redden. Ik geloof dat niet. Politiek
propaganda is niet in staat om het vertrouwen van
de bevolking in de euro te herstellen, zeker niet
als de bevolking elke dag opnieuw de negatieve
gevolgen van de euro aan den lijve ondervindt.
Integendeel, dergelijke propaganda zal de
geloofwaardigheid van de politici ondermijnen. Dat
proces is trouwens al aan de gang.

Onze exportbedrijven die actief zijn in de
eurozone, onze middenstanders, de werknemers
en de spaarders ondervinden dus hinder van de
euro. Die euro zorgt voor grote problemen. Het
getuigt van politieke onverantwoordelijkheid om
hier blind voor te blijven. De bevolking maakt zich
wel degelijk zorgen. Omdat de regering hierop tot
dusver niet heeft ingespeeld, stel ik voor om de
euro te onderwerpen aan een volksraadpleging.
Als de minister het met mijn analyse niet eens is,
dan wens ik u te vragen welke argumenten u hebt
om te geloven dat er voor de euro beterschap in
zicht is. Waarom verwacht u dat de waarde van de
euro binnenkort zal stijgen ten opzicht van de
dollar? Waarom verwacht u dat de inflatie zal
dalen? Indien u deze waardestijging van de euro
niet verwacht, tot op welk niveau wil de Belgische
regering de euro laten zakken alvorens iets te
ondernemen? Ik zou daar graag een zeer
concreet antwoord op krijgen. Ik vind het
onvoldoende dat u zich, zoals bij de vorige vraag,
beperkt tot algemeenheden waarin u stelt dat met
de koopkracht alles in orde is, dat de export
opbloeit dankzij de euro en dat het alleen een
zaak is van betere communicatie. Dat is de kern
van mijn interpellatie.
01.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de
voorzitter, ik heb in plenaire vergadering reeds
geantwoord op een mondelinge vraag van
mevrouw Colen, want zij haalde zelfs enkele
zinnen uit mijn antwoord aan.

Mevrouw Colen was, is en blijft gekant tegen de
invoering van de euro. Dat was reeds zo in 1999
en 1998, toen de euro 30% meer waard was dan
nu. Misschien pleit u voor de invoering van een
specifieke munt voor een regio, een stad of een
land, ik weet het niet.

Over de oorzaak van de verzwakking van de euro
ten opzichte van de dollar is reeds heel wat inkt
gevloeid. Iedereen is het evenwel over de
volgende twee punten eens. Ten eerste, aan de
huidige koers is de euro zwaar ondergewaardeerd
en, ten tweede, niet één, maar meerdere
oorzaken werkten de koersdaling in de hand. Een
van die oorzaken is het economisch groeiverschil
tussen de Verenigde Staten en de eurozone. De
hogere winstverwachtingen in de Verenigde
Staten lokken Europese investeerders naar de
Amerikaanse markt en dit zet de euro onder druk.

Een andere factor is dat institutionele beleggers in
de eurozone vroeger een portefeuille beheerden
die gediversifieerd was op het gebied van de
munt, met beleggingen in, bijvoorbeeld, Belgische
en Franse frank of Duitse marken. Nu al die
munten opgegaan zijn in de euro, moeten zij hun
portefeuille opnieuw diversifiëren en dit houdt per
definitie een belegging in andere munten dan de
euro in, dus bijvoorbeeld in dollars.

De sterke economie van de eurozone, dus ook die
van de Belgische bewijzen - wat de minister van
Begroting vandaag nog bevestigd heeft en ook
tijdens het begrotingsdebat nog aan bod kan
komen - dat de verzwakking van de euro tot nu
toe geen nefaste gevolgen op onze economie
heeft uitgeoefend. Recente herberekeningen van
het Planbureau hebben uitgewezen dat de
opwaardering van de dollar sinds april 2000 tot
gevolg heeft gehad dat de Belgische uitvoer van
goederen en diensten op middellange termijn
toeneemt met meer dan 1%, zowel naar de landen
buiten als binnen de eurozone.

De verbeterde concurrentiepositie van de landen
van de eurozone leidt immers tot een toename
van de economische activiteit en dus tot een
expansie van de uitvoermarkten binnen de
eurozone zelf. Dit beïnvloedt het BBP op positieve
wijze. De economische groei stijgt in 2000 met
0,4% en in 2001 met 0,3%.

Op het gebied van de werkgelegenheid worden op
middellange termijn 17.000 nieuwe
arbeidsplaatsen verwacht.

De verbetering van het economische klimaat heeft
ook een gunstige weerslag op de
overheidsfinanciën. Aan een te lange
onderwaardering van de euro zijn natuurlijk
bepaalde risico's verbonden, vooral als die
gepaard gaan met hoge aardolieprijzen. Het
gevaar ligt, zoals u begrijpt, vooral in een
mogelijke opstoot van de inflatie.

Op basis van de reeds eerder geciteerde
berekeningen van het Planbureau blijkt dat de
stijging van de dollarkoers sinds april van dit jaar
de inflatie doet versnellen met 0,5% op korte
termijn en met 0,1 tot 0,2% op middellange
termijn. Het beleid van de Europese Centrale
14/11/2000
CRIV 50
COM 295
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
Bank is dan ook gericht op het instandhouden van
de prijsstabiliteit. Dit is trouwens ook de
uitdrukkelijke opdracht van de Europese Centrale
Bank.

In afwachting van de herwaardering van de euro
moet ons beleid erop gericht zijn de fundamenten
van de economische activiteit te versterken. Op
Europees vlak kan dit worden gerealiseerd onder
andere door een versterking van de coördinatie
van het economisch beleid.

Het is een doel voor de Ecofin, maar ook voor de
Eurogroep, voor de ministers van de eurozone en
op nationaal vlak door het voeren van een
verantwoorde begrotingspolitiek. We kunnen
besprekingen hebben over de begrotingspolitiek
van vorige week. Het gaat ook over het
doorvoeren van structurele hervormingen,
inclusief belastinghervormingen, waarover wij het
volgende week trouwens zullen hebben.

Ik blijf een voorstander van de euro, maar dat is
niet uw opinie zoals u evenmin in 1998 of 1999
voor de euro was. Ook al houdt u nog jaren aan
uw mening vast, toch zal ik de euro blijven
steunen. Stel dat wij in 1999, ten tijde van de
dioxinecrisis, nog een Belgische frank hadden
gehad, dan bevonden wij ons in een uitermate
zwakke positie. En dit is nog maar één voorbeeld.
Ik heb er nog een paar andere, maar dit ene
voorbeeld illustreert waarom ik een voorstander
blijf van de Euro.
01.03 Alexandra Colen (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u
houdt vast aan uw positie en blijft wachten op de
opwaardering van de euro. In mijn geval gaat het
niet om een principiële kwestie. Van bij het begin
heb ik gesignaleerd dat er problemen zouden
kunnen komen met de euro en dat we niet
massaal euforisch achter die idee aan moesten
lopen.

Ik stel vast dat dit thema op Europees vlak een
heilig huisje is, waarover geen discussie mogelijk
is. Bij de invoering kon dit niet en nu - nadat blijkt
dat niet alles even vlot verloopt - mag hierover niet
echt gediscussieerd worden. De voorbije weken
hebben wij vastgesteld dat de Europese Centrale
Bank moet waken over de prijsstabiliteit die
inderdaad in het gedrang komt. De ECB blijkt niet
in staat het waardeverlies van de euro te stoppen.

U wilt blijkbaar af van de fixatie op de wisselkoers
van dollar. Welnu, de zwakke euro heeft al tot een
toename van de inflatie geleid. U zegt - aan de
hand van cijfers van het Planbureau - dat wij in
afwachting van een waardestijging van de euro
slechts ons beleid kunnen voortzetten. Vindt u niet
dat een koerswijziging te overwegen valt, waarbij
rekening wordt gehouden met de negatieve
gevolgen van de zwakke euro?

Ik begrijp wel dat u geen fundamentele kritiek op
de euro mag formuleren, omdat dat tot een
verdere verzwakking van de munt kan leiden, wat
uw Europese collega's u kwalijk zouden nemen.
Wat een minister van 10 miljoen Belgen zegt,
heeft inderdaad een weerslag op 250 miljoen
Europeanen. Daarom precies kan u niet
antwoorden op vragen gesteld door
vertegenwoordigers van deze 10 miljoen mensen.
U zit vast aan het Europroject en hier komen we
op een terrein waar geen enkele controle meer is,
een duidelijk bewijs van het gebrek aan
democratische legitimiteit van het project.

Uw collega's staan voor hetzelfde dilemma: men
heeft inderdaad een gezamenlijke munt gecreëerd
voor een Europa dat nog lang geen eenheid is,
cultureel evenmin als politiek.

Eigenlijk heeft de vorige regering de kar voor het
paard gespannen. Nu zit men vast en geraakt
men niet vooruit. En dat is precies het probleem.
De introductie van de euro erodeert langzaam
maar zeker de politieke geloofwaardigheid rond
het hele project, en het is geen kwestie van cijfers
van het Planbureau. Politici spannen niet
ongestraft de kar voor het paard, want de mensen
die mee op de kar zitten aanvaarden niet dat ze
vast zitten en nergens geraken.

Het is mogelijk dat de huidige politieke
moeilijkheden in de Verenigde Staten leiden tot
een lichte heropleving van de euro tegenover de
dollar. In overeenstemming met uw eerdere
woorden stel ik dat wij ons daarop niet mogen
fixeren. Het euroconcept blijft fundamenteel
verkeerd. De euro mist de politieke legitimiteit om
als eenheidsmunt te fungeren. Het volk ziet dit op
dit moment blijkbaar duidelijker in dan zijn leiders.
Daarom wil ik er nogmaals op aandringen dat er in
ons land, net als eerder in Denemarken, een
referendum komt waar de bevolking zich kan
uitspreken over de vraag of ze verder wil gaan
met het euro-experiment, vooraleer eind volgend
jaar de grote omwisseling van munten en briefjes
van start gaat.

Moties
Motions

Tot besluit van deze bespreking werden volgende
moties ingediend.
CRIV 50
COM 295
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
En conclusion de cette discussion les motions
suivantes ont été déposées.

Een motie van aanbeveling werd ingediend door
mevrouw Alexandra Colen en de heer Hagen
Goyvaerts en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellatie van mevrouw Alexandra
Colen
en het antwoord van de minister van Financiën,
gelet op de stijging van de inflatie door enerzijds de
hogere energieprijzen ten gevolge van de lage
euro, en anderzijds door de opwaartse druk op de
importprijzen, eveneens ten gevolge van de lage
euro;
gelet op het gebrek aan democratische legitimiteit
van de Europese eenheidsmunt;
verzoekt de regering om, alvorens eind volgend
jaar de grote muntinwisseling plaatsvindt waarbij
muntstukken en biljetten in Belgische frank
definitief worden omgezet in stukken en biljetten in
euro, een referendum te houden onder de
bevolking met de vraag of zij met de euro-operatie
wenst door te gaan."

Une motion de recommandation a été déposée
par Mme Alexandra Colen et M. Hagen Goyvaerts
et est libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de Mme Alexandra
Colen
et la réponse du ministre des Finances,
vu l'augmentation de l'inflation due, d'une part, à la
hausse des prix de l'énergie attribuable à la
faiblesse de l'euro et, d'autre part, à la pression
accrue sur les prix à l'importation, imputable
également à la faiblesse de l'euro;
vu le manque de légalité démocratique de la
monnaie unique européenne;
demande au gouvernement d'organiser, avant
qu'ait lieu à la fin de l'année prochaine la grande
mutation monétaire lors de laquelle les pièces de
monnaie et les billets de banque libellés en francs
belges seront définitivement convertis en pièces et
en billets libellés en euros, un référendum visant à
demander à la population si elle souhaite que cette
opération de conversion en euros soit poursuivie."

Een eenvoudige motie werd ingediend door de
heren Jean-Pierre Viseur, Jacques Chabot en
Georges Lenssen.
Une motion pure et simple a été déposée par MM.
Jean-Pierre Viseur, Jaques Chabot et Georges
Lenssen.

Over de moties zal later worden gestemd. De
bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement.
La discussion est close.
02 Interpellation de M. Jean-Pierre Viseur au
ministre des Finances sur "les dépenses
fiscales à l'impôt des sociétés" (n° 523)
02 Interpellatie van de heer Jean-Pierre Viseur
tot de minister van Financiën over "de fiscale
uitgaven van de vennootschapsbelasting"
(nr. 523)
02.01 Jean-Pierre Viseur (ECOLO-AGALEV):
Monsieur le président, monsieur le ministre, chers
collègues, j'ai examiné avec beaucoup d'attention
l'inventaire des exonérations, abattements et
réductions qui influencent les recettes de l'Etat.
Ce document, qui est généralement transmis au
parlement en annexe du budget des Voies et
Moyens, est révélateur de la politique menée en
matière fiscale.

Ce qui m'a frappé en examinant ce document,
c'est l'évolution des dépenses fiscales à l'impôt
des sociétés, qui ont énormément augmenté au
cours de la dernière décennie. Il est remarquable
de constater que ces dépenses ont augmenté
beaucoup plus vite que le rendement de l'impôt
des sociétés.

Je vais vous citer quelques chiffres. Pour
l'exercice 1990 - c'est-à-dire il y a une dizaine
d'années -, les dépenses fiscales pour l'Isoc se
montaient à environ 80 milliards de francs, pour
un rendement de l'impôt de 160 milliards. Le
rapport entre ces deux postes était donc d'environ
50%. Pour l'exercice 1998, qui est le dernier
exercice pour lequel je dispose de chiffres, le
rendement de l'impôt s'élevait à 269 milliards pour
296 milliards de dépenses fiscales, soit un rapport
de 109%. Durant cet exercice, les dépenses ont
donc été supérieures au rendement de l'impôt en
matière d'Isoc. Ce rapport est énorme si on le
compare au même rapport - dépenses fiscales sur
rendement de l'impôt - pour l'IPP, où il est de
l'ordre de 15%. Et si l'on prend ce même rapport
pour l'ensemble des impôts, dont on exclut
précisément l'impôt des sociétés, il est d'environ
10%.

Par ailleurs, il faut tenir compte du fait que ce
document ne reprend pas l'ensemble des
exonérations, abattements, etc., dont bénéficient
les sociétés. Pourquoi? La réponse à cette
interrogation s'articule en trois points.

Premièrement, il s'agit uniquement des dépenses
fiscales quantifiables. En effet, pour un certain
nombre de postes, le document ne peut pas citer
de chiffre. L'administration reconnaît donc qu'il
14/11/2000
CRIV 50
COM 295
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
s'agit là d'une dépense fiscale, mais qui n'est pas
incluse dans le chiffre total de 296 milliards de
francs pour l'exercice 1998.

Deuxièmement, d'autres mesures ne sont pas
considérées comme des dépenses fiscales au
sens de la définition qui en est donnée par le
Conseil supérieur des finances. Donc, même si
ces mesures ne sont pas intégrées dans le
montant que je viens de citer, elles profitent aux
sociétés, et plus particulièrement aux grandes
entreprises. Je pense ainsi aux revenus
définitivement taxés. Est considéré comme
définitivement taxé à l'impôt des sociétés, un
revenu qui a été taxé à l'étranger à au moins 15%.
Il échappe de la sorte à l'imposition de ± 40% qui
lui aurait été appliqué dans notre pays. La
différence représente évidemment un avantage
important.

Je comprends bien que l'on ne peut pas taxer
deux fois les mêmes revenus. Je ne suis pas du
tout hostile au principe. Je fais seulement
remarquer qu'il y a là un avantage non
négligeable. Dans l'inventaire dont j'ai déjà parlé,
cet avantage est estimé à environ 127 milliards en
ce qui concerne l'exercice 1998.

Et troisièmement, l'inventaire des exonérations,
abattements et réductions est incomplet. En effet,
nous avons rencontré en février dernier le délégué
du gouvernement belge auprès du groupe Monti,
groupe qui travaillait sur le code de conduite pour
les sociétés. Les travaux de ce groupe ont abouti
à une liste de régimes fiscalement
dommageables. Cette liste en répertoriait
principalement cinq pour la Belgique: les centres
de coordination, les centres de distribution, les
centres de services, les mesures «Infocap» et les
«Foreign sales corporations» (FSC), qui ne
concernent que des sociétés américaines.

Or, dans l'inventaire des exonérations et
abattements, seuls les centres de coordination
sont repris; les quatre autres régimes
dommageables ne sont pas repris dans
l'inventaire. S'ils y étaient, ils feraient fatalement
encore gonfler ce chiffre.

Je veux aussi signaler qu'à l'intérieur des
dépenses fiscales à l'Isoc, un poste a littéralement
explosé alors que les autres restent plus ou moins
stables, bon an mal an. Je cite: «L'exonération
des plus-values réalisées sur les actions ou parts
dont les revenus éventuels sont susceptibles
d'être déduits comme revenus définitivement
taxés». Ainsi, lorsqu'il s'agit de parts dont les
revenus sont définitivement taxés, les plus-values
sont aussi exonérées d'impôt. C'est l'application
de l'article 192 du CIR 92. Sur ce poste des plus-
values que je viens de citer, on est passé de
15 milliards pour l'exercice 1992 à 205 milliards
pour l'exercice 1998, ce qui fait treize fois plus en
six années environ.

Cela fait un moment que je veux discuter de tout
cela. C'est pourquoi j'avais écrit le
27 janvier 2000, c'est-à-dire voici à peu près dix
mois, au Conseil supérieur des finances au sujet
de l'évolution des dépenses fiscales à l'Isoc. Le
Conseil supérieur des finances m'a répondu,
rapidement, que mon courrier était transmis à
l'administration des affaires fiscales; depuis lors,
je n'ai rien reçu comme réponse. Je m'en suis
inquiété; selon nos informations, monsieur le
ministre, une proposition de réponse vous a été
soumise avant même les vacances
parlementaires. J'ai pris de nombreux contacts
avec votre cabinet, j'ai tenté à de nombreuses
reprises d'atteindre votre nouveau chef de cabinet
qui, à l'époque, était chargé spécialement des
affaires fiscales, mais je regrette de devoir vous
dire que je n'ai jamais pu obtenir de réponse, ni
écrite ni orale. C'est peut-être anecdotique, mais
je tiens à le signaler parce que c'est malgré tout
décevant.

Je veux aussi comparer ce qui précède avec la
déclaration gouvernementale. Qu'y lit-on
concernant la matière dont nous parlons
aujourd'hui?

Je lis: «En matière d'impôt sur les sociétés, le
gouvernement suivra la tendance internationale
favorable à une diminution des tarifs nominaux, et
ce, dans un cadre budgétaire neutre. Une réforme
sera préparée tendant à réduire le taux
d'imposition, compensé par une réduction du
nombre de possibilités de déduction. Dans ce
cadre, le statut fiscal des PME et, en particulier,
des plus petites entreprises, doit être revalorisé
pour stimuler l'investissement sur fonds propres».

Monsieur le ministre, il me semblait donc devoir
attirer votre attention sur les possibilités que
représentent les dépenses fiscales pour réaliser
l'accord du gouvernement, c'est-à-dire diminuer
les dépenses fiscales, de même
qu'éventuellement durcir le régime des revenus
définitivement taxés pour pouvoir effectivement
diminuer le taux nominal d'imposition et, grâce à
cela, revaloriser le statut fiscal des PME.

En effet, quand on parle de rendement de l'Isoc et
de dépenses fiscales à l'Isoc, il faut savoir qu'en
ce qui concerne les dépenses fiscales en tout cas,
CRIV 50
COM 295
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
ce sont surtout les très grandes entreprises qui en
profitent évidemment.

Je veux me référer ici à une étude qui date de
1996, déjà quatre ans: il s'agit d'une étude faite
par la CSC pour citer exactement mes sources.
Selon cette étude, le taux d'imposition réel moyen
était de 32% environ pour les PME, tandis qu'il
descendait à plus ou moins 16% pour les grandes
entreprises; il s'agit donc du simple au double. Le
premier ministre a d'ailleurs dit dans son
intervention sur la déclaration gouvernementale
que, si nous avions un taux facial d'imposition
pour les sociétés d'environ 40%, le taux réel
d'imposition n'était que de 33%, puisque, entre le
taux facial et le taux réel, il apparaît une
différence. Je veux en tout cas insister sur le fait
que, selon la taille de l'entreprise, les dépenses
fiscales ne sont pas les mêmes: elles profitent
essentiellement aux très grandes entreprises.

Voilà donc ce dont je voulais débattre en vue de la
réforme de l'impôt des sociétés. Que pensez-vous
de tout cela, monsieur le ministre? Vous êtes-vous
déjà penché sur le phénomène d'accroissement
rapide des dépenses fiscales à l'Isoc et en
particulier sur l'exonération des plus-values? Je
veux parler de l'article 192 du CIR 1992.

Allez-vous ordonner à l'administration des affaires
fiscales de compléter l'inventaire des exonérations
et abattements, au moins avec les systèmes
fiscalement dommageables qui en sont absents
aujourd'hui et qui sont repris dans la liste en
question?
02.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur le
président, chers collègues, je préciserai d'abord à
M. Viseur l'état de la question. M. Viseur fait
référence, dans son interpellation, à la déclaration
gouvernementale qui mentionne effectivement la
réduction des tarifs nominaux, compensés par
une réduction du nombre de possibilités de
réductions d'impôts, d'exonérations et de
déductibilités qui existent pour l'instant.

Je lui confirme que lors de l'installation du Conseil
supérieur des finances du 10 juillet dernier, je l'ai
chargé de remettre des propositions en la matière
pour la fin de l'année. Je réponds à votre question
sur des précisions constantes en matière de
dépenses fiscales. Il est évident que, dans les
prochains rapports relatifs aux dépenses fiscales,
on essaiera de compléter le plus possible les
documents. Je ne peux pas vous renseigner
davantage sur la situation intermédiaire. J'ai
demandé un rapport au Conseil supérieur des
finances pour la fin de l'année. Dès réception de
celui-ci, je le soumettrai au gouvernement et nous
tenterons de réduire les tarifs nominaux, comme
cela était prévu dans la déclaration
gouvernementale. Ce rapport sera bien entendu
déposé en commission et nous aurons l'occasion
de débattre de ses conséquences et des mesures
à prendre en la matière.

Je vous rappelle qu'un rapport est aussi attendu
concernant les déductibilités à l'impôt des
personnes physiques, et le recoupement de ces
déductibilités.

Il est souhaitable d'attendre ce rapport définitif
plutôt que de tenter de compléter le dossier d'une
façon ou d'une autre. Pour la réforme fiscale, j'ai
dit à plusieurs reprises qu'il fallait attendre
quelques mois. Quand la réforme de l'impôt des
personnes physiques est sortie en septembre, on
était presque surpris. On l'annonçait en
commission de semaine en semaine. Si l'on
prévoit la sortie d'un rapport du Conseil supérieur
des finances pour la fin de cette année, je crois
que l'on peut attendre que ce rapport soit
effectivement disponible avant d'aller plus loin
dans le débat.

Cela étant, je ferai quelques remarques
complémentaires. En ce qui concerne les aspects
spécifiques que vous avez évoqués, j'ai déjà eu
l'occasion de dire qu'a priori, je n'étais pas
favorable au rétablissement de la taxation des
plus-values. Je vous renvoie à un certain nombre
de questions orales qui ont déjà été posées et
auxquelles j'ai eu l'occasion de répondre. Je ne
suis pas favorable à un rétablissement tel qu'on
l'évoque régulièrement, sans que le Conseil
supérieur des finances ait procédé à une analyse
complète de l'impact d'une telle mesure. Si l'on
devait imaginer de réintroduire une taxation des
plus-values, cela voudrait dire qu'il faudrait aussi
tenir compte des moins-values. Nous sortons
d'une période de plus-values exceptionnelles.
J'aimerais être certain que les idées lancées en la
matière n'entraînent pas des moins-values
importantes pour l'Etat, à travers les réductions de
valeurs qui seraient à acter dans les prochains
mois. Je ne cite aucune société quelle que soit la
médiatisation que cette société peut connaître
aujourd'hui. Il y a un certain nombre de cas où les
moins-values pourraient intervenir de façon
importante.

En ce qui concerne le régime fiscal des RDT, la
Cour des comptes a mené un examen approfondi
sur la question. D'après ce que la Cour m'a
communiqué, il entre dans ses intentions de le
poursuivre dans les prochains mois. Nous
14/11/2000
CRIV 50
COM 295
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
pourrions en débattre avec cette institution au sein
de la sous-commission chargée des relations
avec la Cour elle-même.

Je ferai encore deux commentaires. Le premier
est évidemment que nous souhaitons poursuivre
dans la voie de l'application de l'accord de
gouvernement. J'essaie de le faire dans la mesure
du possible.

En effet, en matière d'impôt sur les sociétés, la
déclaration annonce une diminution du taux
nominal compensé par un certain nombre de
révisions dans le domaine des déductibilités. Je
vous avoue que plus j'entends des commentaires
sur les déductibilités, plus je note les chiffres.
Vous en êtes dans vos chiffres aujourd'hui à plus
de 400 milliards si je tiens compte des RDT. En
ajoutant - et nous avons déjà eu l'occasion d'en
débattre au cours des législatures précédentes -
les quelques dizaines de milliards que l'on me cite
régulièrement, rien que pour les centres de
coordination, j'ai le sentiment que l'on va arriver à
environ trois fois le produit de l'impôt des sociétés.
Cela signifierait que, dans le cadre de l'accord de
gouvernement, on devrait ramener le taux nominal
d'imposition aux environs de 13 à 14%. En effet,
en supprimant l'ensemble des mesures, nous
devrions bien entendu récupérer tout ce qui fait
l'objet aujourd'hui de déductibilités ou
d'exemptions particulières.

Si l'on fait ce calcul - et c'est un débat qui a lieu au
sein du Conseil supérieur des Finances - il faut
savoir dans quelle mesure, en diminuant
progressivement le taux nominal et en supprimant
un certain nombre de mesures de déductibilité, on
peut aboutir à ce type d'effet.

Si nous pouvions mettre en place un impôt des
sociétés de l'ordre de 10%, ce qui ne serait pas
une mesure isolée en Europe mais qui serait le
fait d'un groupe très limité d'Etats - je pense
notamment à l'Irlande -, il est probable que nous
n'aurions plus besoin d`un certain nombre de
mesures permettant d'attirer des investisseurs.

J'ai toujours évoqué le fait que certains calculs, en
termes de moins-value fiscale, reposent parfois
sur des bases erronées. Imaginez qu'un
investisseur à qui l'on annonce qu'il paiera peu
d'impôts vienne quand même investir. Si on lui
annonce que, par contre, il va payer 20ou 30%
d'impôt des sociétés, je ne suis pas convaincu
que l'on puisse clairement faire la comparaison.
C'est ce que nous défendons. Quand on parle de
mesures dommageables, je rappelle toujours qu'il
ne s'agit pas de mesures dommageables à la
Belgique. Ce sont des mesures considérées
comme dommageables par la Commission
européenne dans le cadre de l'évolution de la
fiscalité européenne.

Je le répète, la tendance va dans ce sens. Le
premier ministre a rappelé, lors d'un voyage aux
Etats-Unis, qu'il souhaitait s'orienter vers un taux
d'imposition de 30%, qu'il y avait un accord au
sein du gouvernement dans ce sens. Je vous
avoue que je ne vois aucun inconvénient à aller
plus loin, à descendre à 25, à 20, à 15 ou à 10% si
on me démontre effectivement - comme on est en
train de le faire de plus en plus au parlement - que
les recettes fiscales qui échappent à travers des
mécanismes d'exonération, sont deux, trois, peut-
être un jour quatre fois plus importantes que la
recette globale prélevée aujourd'hui.

On pourrait imaginer une diminution de moitié ou
des deux tiers de l'impôt des sociétés si on suit ce
raisonnement.

Le deuxième commentaire que je voudrais
formuler a trait à l'évolution naturelle du débat
politique en la matière. Je suis heureux de
constater, de semaine en semaine, que lorsqu'on
parle tant de l'impôt des personnes physiques que
de l'impôt des sociétés en considérant les
contributions directes dans leur ensemble, on
évoque de plus en plus l'idée d'une simplification
importante en diminuant les taux et en
supprimant, dès lors, un certain nombre de
déductibilités. C'est le discours tenu dans le
premier chapitre de l'intervention fiscale d'à peu
près tous les groupes, en tout cas à la tribune
d'une séance publique.

Lorsque l'on entre dans le débat, dossier par
dossier, que me demande-t-on? Je n'ai pas fait
l'inventaire des questions orales posées en
commission, des propositions de loi déposées,
voire des projets dont nous débattons au sein du
gouvernement. En général, on me demande
d'inventer de nouvelles déductibilités, de
nouveaux systèmes dérogatoires. Cela va de
l'impôt des sociétés - je vous confirme d'ailleurs
que nous venons de recevoir l'accord de la
Commission européenne à ce sujet
-, à de
nouveaux systèmes de prélèvement du précompte
professionnel pour les sociétés de dragage ou de
remorquage - vous allez me dire: vous n'y étiez
pas favorable. Cela va aussi vers des mesures
nouvelles de déductibilité des frais de transport
dans le cadre de la mobilité, vers de nouvelles
déductibilités pour des investissements
économiseurs d'énergie dans la réforme de
l'impôt des personnes physiques que je n'avais
CRIV 50
COM 295
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
évidemment pas prévues puisque a priori cela
compliquerait le système. Je constate que la
demande est très forte et que l'on va dans ce
sens. Cela va - et je le comprends aussi - vers
toute une série de demandes de réduction de taux
de TVA, taux réduits pour toute une série de
nouvelles formules en matière de TVA. Il y aura
d'ailleurs encore une question tout à l'heure sur la
manière dont on applique les taux réduits pour
certaines activités d'économie sociale.

Cela va même jusqu'à des demandes qui portent
sur l'impôt des sociétés puisque l'accord de
gouvernement lui-même - vous l'avez rappelé -
évoque un système d'exonération des résultats
engrangés par les PME à condition que ces
derniers servent à un réinvestissement. C'est là
une très grande simplification du système fiscal.
Cette solution s'inscrit, en tout cas, à l'inverse de
celle d'un taux nominal plus bas moyennant
suppression de mécanismes d'exonération.

Cela reflète une complexité croissante de la vie en
société tant pour les personnes physiques que
pour les entreprises qui ont choisi le statut de
société. Nous nous trouvons, dès lors, dans une
contradiction permanente. Dès que j'aurai reçu
l'avis du Conseil supérieur des finances, qui
auditionnera d'ailleurs probablement un certain
nombre d'acteurs économiques et sociaux qui ont
demandé à être entendus, je lancerai une
concertation avec le monde des entreprises, des
partenaires sociaux en général pour connaître les
avis.

Jusqu'à présent, j'ai reçu de très nombreuses
propositions en vue de fixer le taux nominal plus
bas de l'impôt des sociétés (35, 30, 25%). Si les
avis sont divergents à ce sujet, le débat n'est
jamais très long. On sait à peu près vers quoi
s'orienter. Mais j'attends que les partenaires
sociaux et les entreprises qui plaident pour cette
diminution du taux nominal me proposent une
corbeille de déductibilités à supprimer ou à
réduire. Des idées existent. Vous en avez
d'ailleurs évoqué. J'ai reçu peu de propositions de
la part du monde des entreprises. Nous allons
tenter de travailler à cette problématique. J'ai le
sentiment que nous sommes systématiquement
confrontés à deux objectifs peu ou même très
contradictoires: un principe de simplification
d'application plus aisée du système fiscal et une
volonté de rencontrer toutes les situations
possibles et imaginables dans la vie des
particuliers, voire des entreprises.

Les mesures que nous allons prendre en matière
de déductibilité des frais de transport vont
probablement nous amener à trois, quatre ou cinq
systèmes différents de déductibilité en la matière.
J'y suis favorable. Nous essayons de rencontrer
de manière précise un certain nombre de
situations individuelles, ce qui va à l'encontre
d'une mesure générale de simplification ou de
diminution des taux.

Pour terminer, il en va de même en matière de
récupération de l'impôt. J'entends régulièrement
que l'on pourrait récupérer plus. En un an, on est
passé de 100 ou 200 à près de 800 milliards. Les
organisations représentatives du personnel
évoquent régulièrement ce dernier montant. Un
certain nombre d'éléments sont bien entendu
irrécupérables. Il est vrai qu'il faudra procéder à
un petit nettoyage.

Je vous avoue que l'on me dit la même chose
dans les débats parlementaires ou ceux qui ont
lieu en dehors de l'enceinte parlementaire quand
on évoque le problème de récupération. On me dit
qu'il faudrait récupérer une masse énorme et
quand on m'apporte un dossier individuel, c'est
pour me demander d'éviter la récupération parce
qu'on a affaire à des personnes surendettées et à
d'ex-conjoints qui sont toujours, d'après la
législation en vigueur aujourd'hui, tenus de payer
les dettes fiscales. On me dit, d'ailleurs à juste
titre, que l'on va tenter d'éviter cette situation mais
qu'il faut arrêter de poursuivre la récupération
d'une dette fiscale à charge d'un contribuable qui
n'est plus dans la situation de lien du mariage ou
qui est séparée, parfois même depuis plus de dix
ans. Les 200.000, 500.000 francs ou les 3 ou
4 millions en cause font évidemment partie du
montant global de récupération que l'on aimerait
voir entrer dans les recettes du Trésor. Nous
sommes donc toujours confrontés à ces deux
éléments.

Nous aurons le rapport fin de cette année. Et à
partir de janvier, nous devrons avoir le courage -
ce n `est pas toujours simple - de mettre à plat
l'ensemble des mécanismes de déductibilité et de
voir s'il est judicieux de réduire considérablement
le taux nominal - il n'entre évidemment pas dans
mes intentions de réduire de 2 ou 3% pour
compenser la suppression d'un grand nombre de
déductibilités - pour donner un signal fort tant aux
entreprises en Belgique et en particulier aux PME
qu'aux investisseurs étrangers -
le premier
ministre a évoqué la possibilité de descendre à
30% - mais aussi de trouver les mesures qui
pourraient faire l'objet d'une révision en matière
de déductibilité sans être trop dommageables. Il
ne faudrait pas que, dans les deux ans qui
suivent, je sois obligé de répondre à des dizaines
14/11/2000
CRIV 50
COM 295
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
de questions par semaine sur les mesures à
prendre pour à nouveau tenir compte d'une
situation individuelle, probablement très légitime,
mais qui serait en contradiction avec la mesure de
diminution du taux nominal.

C'est ce débat, monsieur le président, que nous
tiendrons en début d'année tant sur l'impôt des
sociétés, comme le souhaite M. Viseur dont je
partage le souhait, que sur l'impôt des personnes
physique.

En la matière, nous devrons systématiquement
tenir compte des deux éléments. Les textes de
traduction de la réforme fiscale dans des
mécanismes légaux sont actuellement en
préparation en vue d'être soumis au Conseil des
ministres. Ils reprennent les simplifications mais
aussi de nouvelles propositions de mécanismes
de déductibilité spécifiques pour répondre à des
situations particulières. Nous sommes en effet
toujours tiraillés entre les deux objectifs.
02.03 Jean-Pierre Viseur (ECOLO-AGALEV):
Monsieur le président, monsieur le ministre, je
vous remercie pour votre réponse qui comporte
une série d'éléments intéressants. En effet, vous
voulez tenter de compléter l'inventaire des
dépenses fiscales. Certes, mieux vaut disposer
des chiffres les plus précis possibles et, pour ma
part, je n'ai voulu me baser que sur des
documents officiels et non sur des éléments
glanés à droite et à gauche.

Bien entendu, le Conseil supérieur des finances
rédigera un rapport, qui sera discuté.

J'estime que si on impose des plus-values, il faut
détaxer les moins-values, mais à long terme,
selon l'avis de tous les analystes, les plus-values
sont plus importantes. Cela signifie que cette
source de revenus, à long terme, ne sera pas
taxée au bilan final si on n'impose pas les plus-
values.
02.04 Didier Reynders, ministre: Monsieur le
président, pour rester dans le même esprit, vous
savez, monsieur Viseur, que Keynes a écrit des
choses définitives sur le long et même le très long
terme!
02.05 Jean-Pierre Viseur (ECOLO-AGALEV):
Monsieur le président, il y a peut-être eu des
évolutions économiques depuis lors.
02.06 Didier Reynders, ministre: Sur un point,
Keynes avait raison: dans le très long terme, nous
serons tous morts. C'est une vérité cruelle. Nous
allons entrer dans un millénaire et nous savons
que nous disparaîtrons tous dans le courant de
celui-ci.
02.07 Jean-Pierre Viseur (PSC): Monsieur le
président, dès lors, parlons du moyen terme!
J'espère que nous ne serons pas tous morts à
moyen terme et donc cela vaut quand même la
peine d'y réfléchir!

Evidemment, je suis d'accord avec vous sur le
principe de la progressivité. Ces mesures ne
doivent pas toutes être du jour au lendemain,
définitivement remises au placard. C'est évident,
mais selon votre calcul, si on arrive à les
supprimer toutes, on pourrait descendre à 10 ou
13%. Cela signifierait que votre esprit exclut tout
transfert vers d'autres types d'impôts. Pour moi, si
on diminue les dépenses fiscales, c'est en partie
pour réduire l'impôt des sociétés, mais il n'est pas
a priori interdit de réfléchir, de diminuer ces
mesures dites dépenses fiscales au profit d'autres
contribuables, notamment d'alléger l'IPP, parce
qu'on pourrait de cette façon faire profiter non
seulement les entreprises mais aussi les
travailleurs.

Quant aux mesures de simplification, je ne me fais
personnellement pas trop d'illusions, car il faut
respecter la fiscalité dans son rôle d'équité, dans
son rôle redistributif. On ne peut donc procéder à
des simplifications qui ne seraient pas équitables
sur le plan redistributif de la fiscalité. Par ailleurs,
nous voulons que la fiscalité ait un rôle incitatif.
Donc, il importe de prendre des mesures peut-être
plus complexes mais une simplification trop
radicale risque de se faire au détriment du rôle
incitatif de la fiscalité ou du rôle redistributif et
donc de l'équité. Par conséquent, je ne me fais
pas trop d'illusions en matière de simplification.
Faisons-le, mais intelligemment!

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
03 Mondelinge vraag van mevrouw Greta
D'Hondt aan de minister van Financiën over
"een loopbaan bij het Aankoopcomité"
(nr. 2560)
03 Question orale de Mme Greta D'Hondt au
ministre des Finances sur "une carrière au
Comité d'acquisition" (n° 2560)
03.01 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, dit dreigt een lang
en eentonig verhaal te worden. Deze problematiek
bestaat reeds lang op het vlak van de
administratie en kwam voor de eerste keer in deze
CRIV 50
COM 295
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
Kamer aan bod in 1996.

Op 3 juni 1998 werd door de Kamer een motie, die
ik had ingediend, goedgekeurd. In deze motie
werd de regering gevraagd onverwijld de nodige
maatregelen te nemen waardoor de
commissarissen die komen uit het technisch
kader -
landmeters en architecten
- zonder
bijkomende eisen of voorwaarden de functie
kunnen uitoefenen van adjunct-voorzitter of
voorzitter van een aankoopcomité.

Op 29 september 1998 vroegen wij in de
commissie aan toenmalig minister Viseur om een
stand van zaken in dit dossier. De minister
antwoordde toen dat tegen half oktober van 1998
een ontwerp van de administratie werd verwacht.
De uitvoering van de resolutie verwachtte hij vóór
het einde van het jaar.

Ondertussen voerden wij briefwisseling met
minister Viseur om aan te dringen op de uitvoering
van de motie. Uiteindelijk werd in maart 1999
opnieuw een vraag in commissie gesteld. Minister
Viseur gaf toen een timing waaruit moest blijken
dat de Inspectie van Financiën en de
departementen van Begroting en
Ambtenarenzaken in maart hun toezegging
zouden geven en dat er syndicaal overleg zou
plaatsvinden op 30 april. Bovendien was hij van
plan een ontwerp in te dienen op de Ministerraad
van mei 1999. Jammer genoeg moesten wij in
juni 1999 van de minister vernemen dat het
dossier op de Ministerraad niet werd beschouwd
als een lopende zaak zodat het niet meer kon
worden behandeld.

Mijnheer de minister, op 16 november 1999
hebben wij u een vraag gesteld waarop u heeft
geantwoord dat u de nodige stappen zou zetten
om dit dossier af te handelen. Om niet iedere keer
in commissie een vraag te moeten stellen heb ik u
op 27 januari 2000 een brief geschreven met de
vraag naar een stand van zaken. In uw antwoord
van 11 februari liet u mij weten dat u onmiddellijk
aan de administratie zou vragen concrete
voorstellen te formuleren zodat u die eerstdaags
kon meedelen.

Vermits 11 februari reeds een tijdje geleden is,
heb ik deze mondelinge vraag ingediend. Mijnheer
de minister, gelet op de mededelingen van uw
voorganger maar ook uw antwoord van
16 november 1999 stel ik mij de vraag wat u nog
belet om de unaniem goedgekeurde motie uit te
voeren?
03.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de
voorzitter, mevrouw D'Hondt, naar aanleiding van
uw mondelinge vraag van 16 november 1999 werd
het dossier met betrekking tot de loopbaan van de
landmeters-experts voor onroerende goederen bij
een aankoopcomité, en van de architecten die
laureaat waren van de nu afgeschafte proef of
examen die toegang verleenden tot de nu
afgeschafte graden van adjunct-commissaris en
commissaris bij een aankoopcomité opnieuw door
mijn administratie onderzocht.

Uit dit onderzoek blijkt dat de betrekkingen van
adjunct-voorzitter of voorzitter van een
aankoopcomité in het verleden slechts
toegankelijk waren voor de laureaten van een
proef of examen dat toegang verleende tot de
graad van ontvanger A. Dit examen had
betrekking op een ruimer examenprogramma,
namelijk dat van adjunct-commissaris bij een
aankoopcomité. Het beantwoordde beter aan de
vereisten van de eerstgenoemde functies. Ik wil
hierbij opmerken dat het examen of de proef die
toegang verleende tot de graad van ontvanger A
in het raam van de nieuwe loopbanen vervangen
werd door een examen of proef die toegang
verleent tot de graad van eerstaanwezend
inspecteur bij een fiscaal bestuur. Het
examenprogramma daarvan beoogt voortaan een
grondige kennis van onder meer het domaniaal
recht.

Met het oog op het billijkheid- en
gelijkheidsbeginsel wordt evenwel aan de
laureaten van een proef of examen die toegang
verleenden tot de nu afgeschafte graad van
adjunct-commissaris als overgangsmaatregel
tweemaal de mogelijkheid geboden om alsnog
deel te nemen aan een specifieke proef over de
beroepsbekwaamheid. Bij welslagen verleent deze
proef eveneens toegang tot de betrekkingen van
directeur bij een fiscaal bestuur, gewestelijk
directeur bij een fiscaal bestuur en voorzitter van
een aankoopcomité.

Gelet op de bijzondere inspanningen die geleverd
werden, door zowel de laureaten van een examen
of proef die toegang geven tot de graad van
eerstaanwezend inspecteur, als door de laureaten
van de specifieke proef over de
beroepsbekwaamheid welke tweemaal
georganiseerd werd als overgangsmaatregel, zult
u het met mij eens zijn dat het openstellen van
bevorderingsbetrekkingen van rang 13 tot de 19
ambtenaren die deze bijzondere inspanning nog
niet hebben geleverd, een ernstige inbreuk vormt
op het billijkheid- en gelijkheidsbeginsel. Hieruit
volgt dus dat aan de huidige motie van
aanbeveling geen gevolg kan worden gegeven,
14/11/2000
CRIV 50
COM 295
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
dat is mijn huidig standpunt, gelet op de juridische
gevolgen, onder meer voor de Raad van State.
Volgens mij is het onmogelijk dat ik gevolg zou
geven aan de motie van aanbeveling van de
Kamer. Er is immers steeds een mogelijkheid dat
de Raad van State zich tegen die procedure zou
verzetten. Ik blijf dus bij mijn standpunt.
03.03 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, dit is natuurlijk
een duidelijk antwoord. Voor de betrokkenen is
het echter geen oplossing. Ik meen dat wij hierop
moeten terugkomen. De proeven en examens
waarnaar u verwijst, werden tot tweemaal toe
georganiseerd. Zij boden de mogelijkheid laureaat
te worden, en dus bevorderd te worden. Het
nakend inrichten van die examens was precies de
aanleiding voor onze oorspronkelijke vragen en
interpellaties, en voor de motie van aanbeveling
van de Kamer. Die examens zijn toch
doorgegaan, ook na het goedkeuren van de motie
van aanbeveling door de Kamer. Doordat men die
examens liet doorgaan, ongeacht de tekst van de
motie van aanbeveling die bijkomende
voorwaarden bevatte, zitten we nu enerzijds met
laureaten van die examens en anderzijds met
mensen die er niet hebben aan deelgenomen. De
grond van de motie van aanbeveling was in feite
dat het gelijkheidsbeginsel geschonden werd
doordat men van de ene categorie ambtenaren
wel bijkomende examens vroeg en van de andere
categorie niet.

Het antwoord vandaag is duidelijk, maar komt
natuurlijk niet aan de motie tegemoet. Het risico
van procedures bij de Raad van State, gebaseerd
op het gelijkheidsbeginsel, had kunnen worden
vermeden indien men gevolg had gegeven aan de
motie en dus de proeven die op het moment van
de motie nog niet waren doorgegaan, had
ontweken. Voor vandaag neem ik akte van uw
antwoord, maar dit zal waarschijnlijk nog een
vervolg krijgen.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Mondelinge vraag van mevrouw Trees
Pieters aan de minister van Financiën over "de
oprichting van een polyvalent controlecentrum
te Tielt" (nr. 2571)
04 Question orale de Mme Trees Pieters au
ministre des Finances sur "la création d'un
centre de contrôle polyvalent à Tielt" (n° 2571)
04.01 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, het aantal
controlecentra van de administratie van de
ondernemings- en inkomensfiscaliteit, de AOIF,
zou in het hele land worden opgetrokken tot 67
eenheden. In West-Vlaanderen zouden nieuwe
controlecentra komen te Torhout en Ieper. Voor
Oost-Vlaanderen zou dat in Aalst zijn.

Ik wens een oproep te doen om dat
controlecentrum in Tielt te vestigen. Ik vraag dat
niet omdat ik burgemeester of schepen word,
maar omdat mijn streek mij uiteraard interesseert.

Ik haal een aantal redenen aan om dit voorstel
kracht bij te zetten. Ten eerste, beschikken wij in
Tielt over een administratief centrum, een
belastingcentrum, dat een relatief nieuw en zeer
mooi gebouw is met een uitstekende
accommodatie in het centrum van de stad en dat
momenteel zo goed als leeg staat. Het komt dus
bijzonder goed in aanmerking voor de vestiging
van een polyvalent controlecentrum, des te meer
daar het beantwoordt aan de nieuwe
toegankelijkheidsnormen voor gebouwen.

Ten tweede, is de regio, met Tielt, Ardooie,
Meulebeke, Wingene en Dentergem, veel
industrierijker dan Torhout. De stad Tielt zelf heeft
drie belangrijke industriezones. In de nota staat
dat het er twee zijn, maar één ervan is reeds
ontdubbeld en zal binnenkort aan een derde
uitbreidingsfase toe zijn. Ook de aanpalende
gemeenten beschikken over een zeer bloeiende
industrie. Bovendien heeft deze regio een
aanzienlijk aantal inwoners, ongeveer 60.000.

De vennootschappen van de gemeenten Tielt,
Ardooie en Koolskamp ressorteren voor de
grondige en polyvalente controles onder het
ambtsgebied van het controlecentrum te Brugge.
De belastingplichtigen van de stad Tielt moeten
thans 67 km heen en terug naar Brugge om hun
fiscale verplichtingen te regelen en om hun
belasting- en BTW-formulieren in te vullen.

Er zijn dus genoeg administratieve en praktische
redenen om ook in Tielt een volwaardig AOIF op
te richten. Ik vraag mij dus af of u reeds een
beslissing hebt genomen en, zo niet, of u rekening
wilt houden met mijn argumenten?
04.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de
voorzitter, mevrouw Pieters, ik heb een kort en
positief antwoord. In het kader van de
herstructurering van de taxatie van BTW en
directe belastingen, heb ik onlangs ingestemd met
het voorstel van de betrokken administratie om
het aantal controlecentra uit te breiden en de
daarbij horende beheerscentra op te richten.
CRIV 50
COM 295
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
Voor de stad Tielt impliceert dit dat er in de
huidige stand van zaken voorstellen zijn tot de
oprichting van een nieuw beheerscentrum dat de
gemeenten Pittem, Ruiselede, Tielt en Wingene
zou omvatten. Dat lijkt mij een positiever antwoord
dan dat op de vorige vraag. Er komt in Tielt een
nieuw beheerscentrum voor de natuurlijke
personen voor deze vier gemeenten. Wat mij
betreft, is dat beslist.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos
05 Mondelinge vraag van mevrouw Trees
Pieters aan de minister van Financiën over "de
BTW-verlaging voor de kringloopcentra"
(nr. 2630)
05 Question orale de Mme Trees Pieters au
ministre des Finances sur "la diminution du
taux de TVA pour les centres de récupération"
(n° 2630)
05.01 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, uit uw antwoord
op de vraag van de heer Viseur leid ik af dat het
voorstel tot BTW-verlaging voor de
kringloopcentra werd geformuleerd door de
minister van Economische Zaken en door uzelf,
wellicht naar aanleiding van een bezoek op uw
kabinet, enige tijd geleden, van
vertegenwoordigers van de kringloopcentra.

Eind mei van het voorbije parlementaire jaar,
antwoordde u mij op een vraag omtrent de BTW-
verlaging van de kringloopcentra dat nog slechts
een paar weken geduld moest worden geoefend
alvorens deze zaak zou zijn opgelost. Inderdaad,
de procedure bij het Arbitragehof was nog aan de
gang, maar na enkele weken zou u een antwoord
kunnen verstrekken op de gestelde vragen in de
Kamer.

Thans had ik graag vernomen hoever deze
procedure is gevorderd en of u reeds een gesprek
had met de minister van Begroting omtrent het
fiscaal luik.
05.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de
voorzitter, ons land telt heel wat goede kranten,
maar een van de belangrijkste is het Belgisch
Staatsblad en ik raad mevrouw Pieters aan dat de
raadplegen.

Mevrouw Pieters, zoals ik u reeds meedeelde
naar aanleiding van uw interpellatie van
5
juni
2000, werd deze problematiek opnieuw
volledig onderzocht, samen met mijn collega's, de
minister van Begroting en de minister van
Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie.
Dat onderzoek leidde tot het nieuw koninklijk
besluit van 20 september 2000, dat op
28 september 2000 werd bekendgemaakt in het
Belgisch Staatsblad.

Het verzoek met betrekking tot de bepalingen die
voorheen de tariefverlaging regelden, is nog
steeds hangend bij het Arbitragehof.
05.03 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de minister,
ik dank u voor uw antwoord.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos
06 Mondelinge vraag van de heer Dirk Pieters
aan de minister van Financiën over "de
bevordering van het personeel in het ministerie
van Financiën" (nr. 2620)
06 Question orale de M. Dirk Pieters au ministre
des Finances sur "la promotion du personnel
au sein du ministère des Finances" (n° 2620)
06.01 Dirk Pieters (CVP): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, het gemor bij vooral de
hooggekwalificeerde ambtenaren van Financiën
neemt alleen maar toe. Wij kunnen daar begrip
voor opbrengen omdat ons toch wel
verbijsterende voorbeelden werden meegedeeld.
Het eerste voorbeeld heeft betrekking op de
benoemingen; het tweede op de salarisverhoging.
Ik licht ze even toe.

Het bevorderingsexamen voor de graad van
eerstaanwezend verificateur, rang 28, bij de
administratie der directe belastingen sector
taxatie, werd in twee schriftelijke zittingen
georganiseerd. De eerste zitting vond plaats op
8 december 1997 en de tweede op 30 september
1998. Begin april 1999 werden de deelnemers
ervan verwittigd of zij al dan niet geslaagd waren.
De gewestelijke directeurs werden slechts op
30 november 1999 op de hoogte gebracht. Pas in
oktober 2000 hebben de laureaten van dit examen
opnieuw enig nieuws met betrekking tot hun
bevordering ontvangen. Mogelijke benoemingen
zijn drie jaar na het eerste examengedeelte nog
steeds niet uitgevoerd. Dat is een voorbeeld op
het vlak van de benoemingen.

Op het vlak van de salarisverhogingen kan ik u het
volgende voorbeeld geven. Met ingang van
2 juli 1997 werd de nieuwe weddenschaal - 10S3 -
van eerstaanwezend inspecteur bij het fiscaal
bestuur van kracht. Alle posten werden toen
vacant verklaard en ingevuld. Voor de ambtenaren
die tot het hoofdbestuur van de directe belastingen
14/11/2000
CRIV 50
COM 295
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
behoren, werd tot nu toe nog geen
assimilatiebesluit opgemaakt. Dit betekent dat de
ambtenaren met de graad van eerstaanwezend
inspecteur van Financiën na bijna drie en een half
jaar nog steeds niet betaald werden zoals hun
collega's van de buitendiensten.

Ik heb hierover de volgende vragen. Is het
normaal dat dit zo lang aansleept? Uiteraard niet.
Wat is de oorzaak daarvan? Waar loopt het mis?
Wanneer zal men de situatie rechtzetten? Dat
geldt zowel voor het eerste als het tweede geval,
maar ook in het algemeen. Kan men dit nog onder
behoorlijk bestuur rekenen? Begrijpt men de link
met de ganse problematiek inzake de motivatie
van ambtenaren in het algemeen en specifiek de
motivatie van de fiscale ambtenaren om in Brussel
te werken? Is in deze kwestie de problematiek van
de interesten niet relevant? Hebben deze mensen
recht op interesten? Zo ja, hoe zal dat worden
geregeld? Ten slotte, welke maatregelen zal men
nemen om in de toekomst dergelijke situaties te
voorkomen en een snellere afhandeling mogelijk
te maken?
06.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer Pieters,
een dergelijke vertraging is abnormaal. We
moeten in onze administratie vlugger te werk
gaan.

De vertraging, opgelopen bij de behandeling van
de dossiers in kwestie kan worden uitgelegd door
het herstructureringsproces en meer bepaald door
de zeer talrijke personeelsbewegingen die
voortvloeien uit de oprichting van de administratie
van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit, de
splitsing van de personeelsdiensten van de
administratie van de BTW, van Registratie en
domeinen en van de Administratie der directe
belastingen - enerzijds, de opsplitsing van BTW,
Registratie en domeinen, Taxatie en invordering
en, anderzijds, de samensmelting van de BTW en
de Directe belastingen. De personeelsdiensten
besteden bijzonder veel aandacht aan de
afhandeling van die dossiers, rekening houdend
met de prioriteiten.

De besluiten inzake geldelijke gelijkstelling tot de
weddenschaal 10S3 voor de ambtenaren van de
hoofdbesturen zijn rechtstreeks afhankelijk van de
werkelijke benoeming van ambtenaren in de
buitendiensten. Deze besluiten worden derhalve
genomen zodra de benoemingsbesluiten waarvan
ze afhankelijk zijn ondertekend zijn. Al de nodige
schikkingen met het oog op een snelle
regularisatie zijn getroffen. Het spreekt voor zich
dat elke herstructurering bijzondere eisen stelt. Ik
echter herhaal dat deze vertraging van meer dan
drie jaar abnormaal is.

Wat de twee laatste vragen betreft, kan ik
meedelen dat de intresten niet opeisbaar zijn
vooraleer het besluit door de bevoegde overheid
ondertekend is. De administraties stellen alles in
het werk om na ondertekening de betaling binnen
een redelijke termijn uit te voeren. Ik hoop dat de
betaling geen vertraging zal oplopen. Artikel 10
van de wet van 12 april 1965 betreffende de
bescherming van de bezoldiging van de
werknemers bepaalt dat intresten van rechtswege
verschuldigd zijn vanaf de eisbaarheid. Ik herhaal
dat een dergelijke grote vertraging abnormaal is.
Ik hoop dat de nieuwe toestand voor de
ambtenaren snel een feit zal zijn.
06.03 Dirk Pieters (CVP): Mijnheer de voorzitter,
ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik treed de
minister bij en kan begrip opbrengen voor
problemen bij de reorganisatie maar kan
dergelijke lange termijnen niet aanvaarden. Ik
wens te beklemtonen dat de context van deze
problematiek dramatisch is. Ambtenaren worden
nu reeds massaal naar de private sector gelokt.
Als de moeilijkheden inzake de weddenverhoging
nog lang aanslepen, zal het probleem binnenkort
zichzelf hebben opgelost want er zullen geen
ambtenaren meer overschieten. Ik neem er akte
van dat de minister aangekondigd heeft dat alles
snel in orde zal komen.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Mondelinge vraag van de heer Dirk Pieters
aan de minister van Financiën over "de
vergoedingen voor ambtenaren van de centrale
diensten" (nr. 2621)
07 Question orale de M. Dirk Pieters au ministre
des Finances sur "les indemnités attribuées aux
fonctionnaires des services centraux" (n° 2621)
07.01 Dirk Pieters (CVP): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, hoewel de
problematiek die ik in deze vraag aan de orde stel,
in dezelfde lijn ligt als de vorige, is ze enigszins
anders en daarom ook stel ik er een aparte vraag
over.

Sedert de oprichting van de controlecentra krijgen
de ambtenaren van die plaatselijke
belastingdiensten een extra belastingvrije
vergoeding die kan oplopen tot 7.000 frank netto
per maand voor een inspecteur. Ambtenaren met
dezelfde graad op de hoofdbesturen krijgen die
vergoeding niet. Nochtans staan zij onder meer in
voor het opstellen van instructies, wetgeving,
CRIV 50
COM 295
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
commentaar, voorzieningen van de hoogste
rechtscolleges enzovoort, precies ten behoeve
van de buitendiensten. Naast de dagelijkse en
tijdrovende verplaatsingen naar Brussel moeten zij
er een loonhandicap bijnemen. Dit alles maakt het
aantrekken van hooggekwalificeerde ambtenaren
voor de hoofdbesturen er niet gemakkelijker op.
Voor sommige diensten worden zelfs geen
kandidaten meer gevonden.

Vandaar mijn volgende vragen aan de minister.
Ten eerste, vindt hij het verdedigbaar dat
ambtenaren van diensten die hiërarchisch hoger
staan, minder vergoed worden?

Ten tweede, is hij het met mij eens dat de
specifieke opdrachten van de hoofdbesturen
vereisen dat daarvoor hooggekwalificeerde
ambtenaren worden aangetrokken? Zo ja, hoe
denkt hij die kwaliteit in de hoofdbesturen te
kunnen garanderen?

Ten derde, naar verluidt zou er een oplossing in
de maak zijn: er zou een vergoeding voor de
ambtenaren van de hoofdbesturen worden
ingevoerd. Kan hij dit gerucht bevestigen?
Wanneer zou de desbetreffende maatregel van
kracht worden en hoeveel zal de vergoeding
desgevallend bedragen?

Ten slotte, kan hij de evolutie schetsen inzake de
taalpremie van midden 1999 tot nu, waarover ik
ook al herhaaldelijk een vraag heb gesteld?
07.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de
voorzitter, aangezien het ministerie van Financiën
sterk gedecentraliseerd is, zijn de problemen
inzake lokalisatie en mobiliteit van het personeel
van fundamenteel belang. De toestand is
zorgwekkend, zowel voor de buitendiensten als
voor de hoofdbesturen, voornamelijk in Antwerpen
en Brussel.

Om het probleem van de onderbezetting in de
grote centra op te lossen, werden verschillende
denkpistes voorgesteld, sommige van kwalitatieve
aard zonder weerslag op de begroting, andere van
kwantitatieve aard. Voor Brussel werd bijvoorbeeld
overwogen de taalpremie substantieel tot 10.000
frank bruto per maand te verhogen. Voorts dacht
men eraan om aan de ambtenaren van de
hoofdbesturen een vergoeding toe te kennen
waarvan de totale kostprijs op 781 miljoen frank
geraamd wordt. Ik moest een keuze maken
tussen beide voorstellen, rekening houdend met
de noden van het departement, een keuze die
overigens anders is voor de begroting van 2001.
In dit stadium heb ik ervoor geopteerd prioriteit te
geven aan de modernisering van het
informaticasysteem van het departement. Daartoe
werd mij een niet te verwaarlozen verhoging van
het jaarlijkse krediet toegezegd en werd een
envelop vastgelegd voor verschillende jaren.
Daarnaast geef ik voorrang aan de indienstneming
van statutaire ambtenaren, zodat het departement
eindelijk een personeelsbestand heeft dat
overeenkomt met het vastgestelde kader. Voor
2001 betekent dit 1.500 indienstnemingen of 400
meer dan in 2000.

We worden thans inderdaad geconfronteerd met
een probleem inzake indiensttreding, een
onderwerp dat misschien grondig kan worden
uitgespit bij de algemene bespreking van mijn
beleidsnota voor Financiën.
In ons departement is het bijna onmogelijk om
zo'n groot aantal mensen in dienst te nemen. Ik
pleit voor nieuwe procedures en nieuwe informatie
in verband met de indienstnemingen in het
departement Financiën. In 2001 gaat de prioriteit,
ten eerste, naar informatica en, ten tweede, naar
meer indienstnemingen. Meer mensen in dienst
nemen is misschien wel de manier om de
specifieke problemen die zich in Antwerpen en
Brussel voordoen op te lossen. Door de opvulling
van de personeelsformatie in Antwerpen en
Brussel hopen we de mobiliteitsproblemen te
verminderen.

Er is ook een nieuwe fiscale maatregel genomen.
Het betreft de terugbetaling van de kosten van het
openbaar vervoer. Die terugbetaling heeft geen
invloed op de personenbelasting. Er zal dus
voortaan geen voordeel in natura meer zijn.

Tot nu toe hebben we, zoals gezegd, een keuze
gemaakt voor twee prioriteiten, met name
informatica en meer indienstnemingen ten koste
van nieuwe premies voor de buitendiensten en de
centrale diensten van het hoofdbestuur te Brussel.
Dit geldt ook voor Antwerpen. Meer mensen in
dienst te nemen kan het probleem misschien
oplossen, maar tot op heden doen er zich
problemen voor inzake die indienstnemingen. We
kunnen hierover een grondige bespreking voeren
in het kader van de algemene bespreking van de
begroting 2001.
07.03 Dirk Pieters (CVP): Mijnheer de minister,
ik dank u voor deze toelichting bij uw prioriteiten.

Wellicht gaan deze beide problemen samen.
07.04 Minister Didier Reynders: Dit verloopt in de
vorm van een premie.
14/11/2000
CRIV 50
COM 295
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
07.05 Dirk Pieters (CVP): Mijnheer de voorzitter
ik stel voor om, zoals de minister al heeft
gesuggereerd, de discussie voort te zetten naar
aanleiding van de hoorzittingen en de
begrotingsbespreking in de commissie.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Mondelinge vraag van de heer Servais
Verherstraeten aan de minister van Financiën
over "het fiscaal regime van vergoedingen
uitbetaald door de curator" (nr. 2623)
08 Question orale de M. Servais Verherstraeten
au ministre des Finances sur "le régime fiscal
des indemnités versées par un curateur"
(n° 2623)
08.01 Servais Verherstraeten (CVP): Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de minister, ik wil u hier in
de commissie een mondelinge vraag stellen die ik
u geruime tijd geleden schriftelijk gesteld heb. De
termijn hiervoor was immers al lang verstreken.

Zoals u weet kunnen vergoedingen die uitgekeerd
worden in een belastbaar tijdperk na de periode
waarop ze eigenlijk betrekking hebben afzonderlijk
belast worden wanneer men aan bepaalde
voorwaarden voldoet. Zo moet de te late
uitbetaling te wijten zijn aan de overheid of aan het
bestaan van een geschil. In de loop van deze
legislatuur hebben wij mede met uw goedkeuring
een wetsvoorstel aangenomen met betrekking tot
uitkeringen van het Fonds voor Sluitingen van
Ondernemingen. Naar aanleiding van dat
wetsvoorstel heeft men ons van op het terrein
laten weten dat vergoedingen uitbetaald door een
curator naar aanleiding van de faling van een
onderneming ook soms na enige tijd worden
uitbetaald. Hij moet immers de activa verzamelen,
de schuldvorderingen verzamelen en nakijken of
ze voor betwisting vatbaar zijn. Pas daarna
kunnen uitkeringen worden gegeven, ook na
goedkeuring door de rechter-commissaris. De
vraag is dus wat het statuut is van zulke
uitkeringen wanneer ze uitbetaald worden na het
belastbaar tijdperk waarop ze betrekking hadden.
Vallen ze onder de voorwaarden van artikel 171.5
van het Wetboek van de Inkomstenbelasting of
meent u dat er hier geen sprake is van het
bestaan van een geschil?
08.02 Minister Didier Reynders: Mijnheer de
voorzitter, dit was inderdaad eerst een schriftelijke
vraag. Het is echter perfect mogelijk om alle
informatie mondeling te geven.

Mijnheer Verherstraeten, niet-betwiste
bezoldigingen, exceptionele vergoedingen,
vakantiegeld en eindejaarspremies die laattijdig
door de werkgever of de curator worden uitbetaald
ingevolge de regels waaraan de vereffening van
een faling is onderworpen, worden niet als
afzonderlijk belastbare achterstallige
bezoldigingen aangemerkt omdat zij niet
beantwoorden aan de door u geciteerde
voorwaarden die in artikel 171.5 van het Wetboek
van de Inkomstenbelasting 1992 zijn opgesomd.
Dat standpunt wordt overigens ook door de hoven
van beroep bijgetreden.

De vergoedingen worden bijgevolg volgens het
gewone stelsel van aanslag belast, dus tegen de
progressieve aanslagvoet. Op dit ogenblik
overweeg ik geen initiatief om het belastingstelsel
terzake te wijzigen. Ik vestig er echter wel uw
aandacht op dat ingevolge een recente
wetswijziging de vergoedingen die het Fonds voor
Sluitingen van Ondernemingen betaalt na het
verstrijken van het belastbaar tijdperk waarop de
vergoedingen betrekking hebben vanaf
aanslagjaar 2001 onderworpen zijn aan het stelsel
van afzonderlijke aanslag via de wet van 6 april
2000 tot wijziging van voornoemd artikel van het
Wetboek van de Inkomstenbelasting 1992.

Er is dus een verandering voor de vergoedingen
betaald door het Fonds voor Sluitingen van
Ondernemingen. Totnogtoe overweeg ik echter
geen andere veranderingen van het stelsel.
08.03 Servais Verherstraeten (CVP): Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor
uw antwoord. Kan ik een kopie van uw antwoord
krijgen?

De rechtspraak, die vrij strikt is in de toepassing
van de voorwaarden, is mij niet onbekend. U wijst
echter onmiddellijk op het probleem dat zich stelt
en dat mij ook was ontgaan bij de bespreking van
het wetsvoorstel met betrekking tot de uitkering
van het fonds voor sluiting van ondernemingen.
We evolueren immers naar een discriminatoire
situatie. De werknemers die het slachtoffer zijn
van een gefailleerde onderneming waar
onvoldoende activa aanwezig zijn en die bijgevolg
een beroep dienen te doen op het fonds voor
sluiting van ondernemingen, genieten
afzonderlijke belastingen en kunnen afzonderlijk
belast worden waardoor zij in een lagere
belastingschijf terechtkomen. De werknemers die
het slachtoffer zijn van een failliete onderneming
waar wel nog voldoende activa zijn krijgen niet het
voordeel van de afzonderlijke belasting. Dit is een
discriminerende situatie die mijn inziens de test
van het gelijkheidsbeginsel moeilijk zal kunnen
CRIV 50
COM 295
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
doorstaan.

Mijnheer de voorzitter, ik zal terzake een
wetsvoorstel maken en het alle fracties ter
ondertekening voorleggen om het hier dan te
gepaste tijde te bespreken.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

De voorzitter: De mondelinge vraag nr. 2655 van
mevrouw Fientje Moerman wordt naar een latere
datum verschoven.

De openbare commissievergadering wordt
gesloten om 12.35 uur.
La réunion publique de commission est levée à
12.35 heures.
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRABV 50 COM 295
CRABV 50 COM 295
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRESENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
EKNOPT
V
ERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
A
NALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
F
INANCIËN EN DE
B
EGROTING
C
OMMISSION DES
F
INANCES ET DU
B
UDGET
dinsdag mardi
14-11-2000 14-11-2000
11:00 uur
11:00 heures

CRABV 50
COM 295
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i


INHOUD
SOMMAIRE
Interpellatie van mevrouw Alexandra Colen aan
de minister van Financiën over "de aanhoudende
zwakte van de euro en de gevolgen ervan" (nr.
514).
1
Interpellation de Mme Alexandra Colen au
ministre des Finances sur "la faiblesse persistante
de l'euro et sur les conséquences de cette
faiblesse" (n° 514).
1
Sprekers:
Alexandra Colen, Didier
Reynders, minister van Financiën
Orateurs: Alexandra Colen, Didier Reynders,
ministre des Finances
Interpellatie van de heer Jean-Pierre Viseur aan
de minister van Financiën over "de fiscale
uitgaven van de vennootschapsbelasting" (nr.
523)
4
Interpellation de M. Jean-Pierre Viseur au ministre
des Finances sur "les dépenses fiscales à l'impôt
des sociétés" (n° 523)
4
Sprekers:
Jean-Pierre Viseur, Didier
Reynders, minister van Financiën
Orateurs:
Jean-Pierre Viseur, Didier
Reynders, ministre des Finances
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt
aan de minister van Financiën over "een loopbaan
bij het Aankoopcomité" (nr 2560)
7
Question orale de Mme Greta D'Hondt au ministre
des Finances sur "une carrière au Comité
d'acquisition."(n° 2560)
7
Sprekers: Greta D'Hondt, Didier Reynders,
minister van Financiën
Orateurs: Greta D'Hondt, Didier Reynders,
ministre des Finances
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan
de minister van Financiën over "de oprichting van
een polyvalent controlecentrum te Tielt" (nr. 2571)
8
Question orale de Mme Trees Pieters au ministre
des Finances sur "la création d'un centre de
contrôle polyvalent à Tielt." (n° 2571)
8
Sprekers: Trees Pieters, Didier Reynders,
minister van Financiën
Orateurs: Trees Pieters, Didier Reynders,
ministre des Finances
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan
de minister van Financiën over "de BTW-verlaging
voor de kringloopcentra" (nr. 2630)
8
Question orale de Mme Trees Pieters au ministre
des Finances sur "la diminution du taux de TVA
pour les centres de récupération" (n° 2630)
8
Sprekers: Trees Pieters, Didier Reynders,
minister van Financiën
Orateurs: Trees Pieters, Didier Reynders,
ministre des Finances
Mondelinge vraag van de heer Dirk Pieters aan de
minister van Financiën over "de bevordering van
het personeel in het ministerie van Financiën"(nr.
2620)
9
Question orale de M. Dirk Pieters au ministre des
Finances sur "la promotion du personnel au sein
du ministère des Finances"(2620)
9
Sprekers: Dirk Pieters, Didier Reynders,
minister van Financiën
Orateurs: Dirk Pieters, Didier Reynders,
ministre des Finances
Mondelinge vraag van de heer Dirk Pieters aan de
minister van Financiën over "de vergoedingen
voor ambtenaren van de centrale diensten" (nr.
2621)
10
Question orale de M. Dirk Pieters au ministre des
Finances sur "les indemnités attribuées aux
fonctionnaires des services centraux" (n° 2621)
10
Sprekers: Dirk Pieters, Didier Reynders,
minister van Financiën
Orateurs: Dirk Pieters, Didier Reynders,
ministre des Finances
Mondelinge vraag van de heer Servais
Verherstraeten aan de minister van Financiën
over "het fiscaal regime van vergoedingen
uitbetaald door de curator" (nr. 2623)
11
Question orale de M. Servais Verherstraeten au
ministre des Finances sur "le régime fiscal des
indemnités versées par un curateur" (n° 2623)
11
Sprekers: Servais Verherstraeten, Didier
Reynders
, minister van Financiën
Orateurs: Servais Verherstraeten, Didier
Reynders
, ministre des Finances
CRABV 50
COM 295
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1


COMMISSIE VOOR DE FINANCIËN
EN DE BEGROTING
COMMISSION DES FINANCES ET
DU BUDGET
van
DINSDAG
14
NOVEMBER
2000
11:02 uur
______
du
MARDI
14
NOVEMBRE
2000
11:02 heures
______



De vergadering wordt geopend om 11.02 uur door
de heer Jef Tavernier, voorzitter.
La séance est ouverte à 11.02 heures par M. Jef
Tavernier, président.
01 Interpellatie van mevrouw Alexandra Colen
aan de minister van Financiën over "de
aanhoudende zwakte van de euro en de gevolgen
ervan" (nr. 514).
01 Interpellation de Mme Alexandra Colen au
ministre des Finances sur "la faiblesse
persistante de l'euro et sur les conséquences de
cette faiblesse" (n° 514).
01.01 Alexandra Colen (VLAAMS BLOK): De
Euro heeft sinds zijn introductie bijna een derde van
zijn waarde verloren in verhouding tot de dollar. Dit
heeft nefaste gevolgen voor de olieprijzen. De
minister heeft in dit verband onderstreept dat een
vergelijking met de dollar alleen relevant is voor de
olieprijs. Alleen de interne waarde van de euro zou
belangrijk zijn.

Ik ben echter sceptisch. Een muntunie is niet
mogelijk in een gebied waar grote taal-, cultuur- en
mentaliteitsverschillen bestaan en een geringe
arbeidsmobiliteit. Ook politiek neemt het vertrouwen
in de euro af. Daarom dring ik aan op een debat.



Op 28 oktober hebben twee Duitse economen
klacht neergelegd tegen de introductie van de euro
bij het Duitse constitutionele hof. Het hof had aan
de regering de verplichting opgelegd om de
stabiliteit van de euro te vrijwaren. Aan deze
verplichting zou volgens de economen niet voldaan
zijn: de inflatie loopt immers op. Dat is ook in België
het geval. De zwakke euro drijft immers olie- en
importprijzen op. De minister heeft eerder
onderstreept dat er geen probleem is met de
koopkracht. Daar ben ik het niet mee eens.



Dat de lage euro onze export ten goede komt is
01.01 Alexandra Colen (VLAAMS BLOK): Depuis
son introduction, l'euro a perdu près du tiers de sa
valeur par rapport au dollar. Cette situation a des
conséquences néfastes sur les prix du pétrole. Le
Ministre a souligné à cet égard que la comparaison
avec le dollar n'est pertinente que pour le prix du
pétrole. Seule la valeur interne de l'euro serait
importante.

Je reste cependant sceptique. Une union monétaire
n'est pas possible dans une zone qui se distingue
par de grandes différences de langues, de cultures
et de mentalités et par une mobilité limitée de la
main-d'oeuvre. La confiance politique en l'euro
diminue aussi. C'est pourquoi je demande
instamment la tenue d'un débat.

Le 28 octobre, deux économistes allemands ont
porté plainte contre l'introduction de l'euro auprès
de la Cour constitutionnelle allemande. La Cour
avait imposé au gouvernement l'obligation de
maintenir la stabilité de l'euro. Pour ces
économistes, cette obligation n'a pas été respectée:
l'inflation est en effet en augmentation. C'est aussi
le cas en Belgique. La faiblesse de l'euro est à la
base de l'augmentation des prix du pétrole et des
produits d'importation. Le ministre a souligné
précédemment qu'il n'y avait pas de problème
concernant le pouvoir d'achat. Je ne partage pas
son point de vue.

Que la faiblesse de l'euro favorise nos exportations
14/11/2000
CRABV 50
COM 295
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
betwistbaar. Dit voordeel geldt immers enkel voor
export naar landen buiten de eurozone. De euro
zorgt bovendien voor politieke spanning.
est une affirmation contestable. Cela ne vaut que
pour les exportations en dehors de la zone Euro.
L'Euro suscite en outre des tensions politiques.
De minister heeft bijvoorbeeld de Italiaanse minister
van Arbeid bekritiseerd, omdat deze kritiek had
gegeven op de ECB-voorzitter. Dat is
onaanvaardbaar. De minister vindt dat politici
moeten zwijgen over de euro, behalve de ECB-
voorzitter en de voorzittende minister van Financiën
van de Euro-groep.

Er is nog een ander politiek probleem: voor de
noordelijke landen is de euro zwakker dan hun
nationale munt vroeger; voor de zuidelijke geldt het
omgekeerde. De effecten van de euroschok zijn
bovendien groter in de noordelijke landen met
koudere winters.
Het verwondert me dan ook niet dat in Duitsland 80
procent van de bevolking tegen de euro gekant is.
Als de huidige evolutie aanhoudt zou dat verzet wel
eens kunnen toenemen. Politieke propaganda zal
daar niets aan verhelpen.

Ook bij ons zorgt de euro voor grote problemen.
Men kan daar niet blind voor zijn. Ik stel daarom
voor om die euro aan een volksraadpleging te
onderwerpen.

Waarom blijft de minister denken dat de euro aan
beterschap toe is en spoedig in waarde zal stijgen?
Als dat niet gebeurt, tot op welk niveau wil hij de
euro in waarde doen dalen vooraleer iets te
ondernemen?
Le ministre a, par exemple, critiqué le ministre
italien de l'Emploi pour ses commentaires à
l'adresse du président de la BCE. C'est
inacceptable. Le ministre estime que les politiciens
doivent observer le silence à propos de l'euro, à
l'exception du président de la BCE et du ministre
des Finances qui préside l'Euro-groupe.

Les pays nordiques sont confrontés à un autre
problème politique, l'euro étant plus faible que leur
monnaie nationale. Pour les pays méditerranéens,
c'est l'inverse. Du reste, le choc provoqué par l'euro
est plus perceptible dans les pays nordiques aux
hivers froids.
Par conséquent, il n'est pas étonnant que 80% de la
population allemande soit opposée à l'euro. Si la
situation actuelle persiste, cette opposition risque
de s'aggraver et la propagande politique n'y pourra
rien.

Chez nous aussi - ne soyons pas aveugles - l'euro
provoque des problèmes de taille. C'est pourquoi je
propose que cette question fasse l'objet d'une
consultation populaire.

Pourquoi le ministre continue-t-il de croire à un
redressement rapide de la valeur de l'euro ? Si
cette hausse ne se produit pas, à partir de quel
niveau réagira-t-il ?
01.02 Minister Didier Reynders : Mevrouw Colen is
consequent tegen de euro gekant. Dit was ook het
geval toen de koers ervan hoger was. Meerdere
elementen werken de huidige koersdaling van de
euro in de hand.

Een van de oorzaken is het verschil in
economische groei tussen de USA en de eurozone,
wat Europese investeerders naar de Amerikaanse
markt lokt. Een andere factor is dat institutionele
beleggers in de eurozone hun portefeuille opnieuw
moeten diversifiëren omdat de meeste Europese
munten in de euro zijn opgegaan. Tenslotte heeft
het verbreden van de euro-kapitaalmacht geleid tot
het gemakkelijker mobiliseren van kapitaal door
Europese ondernemingen, wat dan op zijn beurt
heeft geleid tot het overnemen van buitenlandse
ondernemingen.



Ik ben ervan overtuigd dat de huidige lage koers
tijdelijk is. De groei van de Amerikaanse economie
01.02 Didier Reynders , ministre: Mme Colen fait
preuve de cohérence lorsqu'elle réaffirme son
opposition à l'euro, opposition qu'elle avait déjà
manifestée lorsque cette monnaie affichait une
meilleure santé.


Plusieurs facteurs expliquent la baisse actuelle du
cours de l'euro : le décalage entre la croissance
économique aux Etats-Unis et dans la zone euro,
qui incite les investisseurs européens à se tourner
vers le marché américain ; l'obligation, pour les
investisseurs institutionnels de la zone euro, de
diversifier une fois de plus leur portefeuille, la
plupart des monnaies européennes faisant
désormais partie de l'euro ; enfin, l'élargissement
du marché des capitaux de la zone euro qui a
permis, grâce à une mobilisation plus aisée du
capital par les entreprises européennes,
l'acquisition par ces dernières d'entreprises
étrangères.

Je suis convaincu que la faiblesse actuelle de l'euro
CRABV 50
COM 295
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
zal geleidelijk afnemen, wat de kloof met de
economische prestaties in de eurozone zal
verkleinen.
De sterke prestaties van onder meer de Belgische
economie bewijzen dat de verzwakking van de euro
geen nefaste gevolgen heet voor de economie. De
verbeterde concurrentiepositie van de landen in de
eurozone door de sterke dollar, leidt tot een grotere
economische activiteit en tot een expansie van de
uitvoermarkten binnen de eurozone. Dit heeft dan
weer een gunstige weerslag op het BBP en op de
tewerkstelling en onrechtstreeks ook op de situatie
van de overheidsfinanciën.
est passagère. La diminution progressive de la
croissance de l'économie américaine réduira l'écart
avec les prestations de la zone euro.

Les bonnes prestations, notamment de l'économie
belge, prouvent que l'affaiblissement de l'euro n'a
pas de conséquences néfastes sur l'économie.
L'amélioration de la compétitivité des pays de la
zone euro en raison de la santé du dollar entraîne
une augmentation de l'activité économique et une
expansion des marchés d'exportation à l'intérieur de
la zone euro. A son tour, cette situation influence
favorablement le PIB et l'emploi ainsi que,
indirectement, la situation des finances publiques.
Een te lange onderwaardering van de euro heeft
natuurlijk bepaalde risico's, vooral als de olieprijzen
hoog blijven.
Er is vooral een risico voor de inflatie. De stijging
van de dollarkoers sinds april 2000 doet de inflatie
versnellen met 0,5 procent op korte termijn en met
0,1 procent tot 0,2 procent op middellange termijn.
De Europese Centrale Bank (ECB) wil vooral de
prijsstabiliteit verzekeren. Het komt de ECB toe met
eventuele maatregelen de wisselkoers van de euro
te beïnvloeden.

In afwachting van de herwaardering van de euro
moet het beleid de fundamenten van de
economische activiteit versterken, zowel op
Europees vlak door een versterkte coördinatie, als
op nationaal vlak door een verantwoorde
begrotingspolitiek en door structurele hervormingen,
zoals belastinghervormingen.
Une sous-évaluation trop prolongée de l'euro
comporte évidemment certains risques, surtout si
les prix des produits pétroliers restent élevés. Il y a
en particulier un risque d'inflation. L'enchérissement
du dollar depuis avril 2000 provoque une
accélération de l'inflation de 0,5 % à court terme et
de 0,1 à 0,2 % à moyen terme. La Banque Centrale
Européenne (BCE) veut pour l'essentiel garantir la
stabilité des prix. Il appartient à la BCE d'influer sur
le cours de l'euro en prenant éventuellement des
mesures.

En attendant la revalorisation de l'euro, la politique
doit tendre vers une consolidation des fondements
de l'activité économique, tant à l'échelon européen,
par une coordination renforcée, que sur le plan
national, par une politique budgétaire appropriée et
des réformes structurelles comme la réforme
fiscale.
01.03 Alexandra Colen (VLAAMS BLOK): De
minister blijft dus wachten op een herwaardering
van de euro. Blijkbaar gaat het om een Europees
heilig huisje waarover niet mag worden
gediscussieerd. De ECB blijft niet in staat om het
waardeverlies tegen te houden. Er moeten dringend
maatregelen worden genomen.

U staat voor een dilemma: elke kritiek op de euro
kan negatieve gevolgen hebben op Europees vlak;
op nationaal niveau bent u echter verantwoording
verschuldigd aan 10 miljoen Belgen.
De euro kan niet werken zonder politieke integratie.
De kar werd voor het paard gespannen. De euro
mist politieke legitimiteit. Het volk ziet de euro
anders dan zijn leiders. Daarom dring ik aan op een
referendum.
01.03 Alexandra Colen (VLAAMS BLOK): Le
ministre persiste donc à tabler sur une
revalorisation de l'euro. Manifestement, c'est un
tabou européen qu'il est interdit d'aborder. La BCE
n'est toujours pas en mesure d'endiguer cette
dépréciation de la monnaie unique. Des mesures
urgentes s'imposent.


Vous êtes face à un dilemme : toute critique de
l'euro peut produire des effets négatifs sur le plan
européen, mais au niveau national, vous devez
rendre des comptes à 10 millions de Belges. L'euro
ne peut être une réussite sans intégration politique.
Vous avez mis la charrue avant les boeufs. L'euro
manque de légitimité politique. La population n'a
pas de l'euro la même conception que ses
dirigeants. C'est pourquoi je demande instamment
l'organisation d'un référendum à ce sujet.
De voorzitter: Tot besluit van deze bespreking
werden volgende moties ingediend.
Le président : En conclusion de cette discussion,
les motions suivantes ont été déposées.
14/11/2000
CRABV 50
COM 295
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
Een motie van aanbeveling werd ingediend door
mevrouw Alexandra Colen en de heer Hagen
Goyaverts en luidt als volgt:
De Kamer,
gehoord de interpellatie van mevrouw Alexandra
Colen
en het antwoord van de minister van Financiën,
gelet op de stijging van de inflatie door enerzijds de
hogere energieprijzen ten gevolge van de lage euro,
en anderzijds door de opwaartse druk op de
importprijzen, eveneens ten gevolge van de lage
euro;
gelet op het gebrek aan democratische legitimiteit
van de Europese eenheidsmunt;
verzoekt de regering om, alvorens eind volgend jaar
de grote muntinwisseling plaatsvindt waarbij
muntstukken en biljetten in Belgische frank definitief
worden omgezet in stukken en biljetten in euro, een
referendum te houden onder de bevolking met de
vraag of zij met de euro-operatie wenst door te
gaan."


Een eenvoudige motie werd ingediend door de
heren Jean-Pierre Viseur, Jacques Chabot en
Georges Lenssen.

Over de moties zal later worden gestemd. De
bespreking is gesloten.
Une motion de recommandation a été déposée par
Mme Alexanda Colen et M. Hagen Goyvaerts et est
libellée comme suit:
" La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de Mme Alexandra
Colen
et la réponse du ministre des Finances,
vu l'augmentation de l'inflation due, d'une part, à la
hausse des prix de l'énergie attribuable à la faiblesse
de l'euro et, d'autre part, à la pression accrue sur les
prix à l'importation, imputable également à la
faiblesse de l'euro;
vu le manque de légalité démocratique de la monnaie
unique européenne;
demande au gouvernement d'organiser, avant qu'ait
lieu à la fin de l'année prochaine la grande mutation
monétaire lors de laquelle les pièces de monnaie et
les billets de banque libellés en francs belges seront
définitivement convertis en pièces et en billets libellés
en euros, un référendum visant à demander à la
population si elle souhaite que cette opération de
conversion en euros soit poursuivie."

Une motion pure et simple a été déposée par MM.
Jean-Pierre Viseur, Jaques Chabot et Georges
Lenssen.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La
discussion est close.
02 Interpellatie van de heer Jean-Pierre Viseur
aan de minister van Financiën over "de fiscale
uitgaven van de vennootschapsbelasting" (nr.
523)
02 Interpellation de M. Jean-Pierre Viseur au
ministre des Finances sur "les dépenses fiscales
à l'impôt des sociétés" (n° 523)
02.01 Jean-Pierre Viseur (ECOLO-AGALEV): De
fiscale uitgaven stijgen veel sneller dan de
opbrengst van de vennootschapsbelasting. In 1998
beliepen ze zelfs al 109% van de opbrengst van de
belasting.


Bovendien gaat het hier enkel om kwantificeerbare
uitgaven; andere maatregelen vallen niet in de
categorie van de fiscale uitgaven zoals omschreven
door de Hoge Raad van Financiën maar strekken
de vennootschappen wel tot voordeel (de DBI's
bedroegen 127,5 miljard in 1998 en worden niet tot
de fiscale uitgaven gerekend)


In de inventaris van "aftrekken, verminderingen en
uitzonderingen op het algemeen stelsel van
belastingheffing" staan enkel de coördinatiecentra
vermeld, van de vijf fiscaal schadelijke
belastingregelingen die België volgens de groep-
Monti heeft.
In 1992 werden voor 15 miljard meerwaarden op
02.01 Jean-Pierre Viseur (ECOLO-AGALEV): Les
dépenses fiscales augmentent beaucoup plus vite
que le rendement de l'impôt sur les sociétés. Elles
ont même représenté 109% du rendement de
l'impôt en 1998.

De plus, il ne s'agit là que des dépenses
quantifiables ; d'autres mesures n'entrant pas dans
la catégorie des dépenses fiscales telle que définies
par le Conseil supérieur des finances profitent aux
entreprises ; les revenus définitivement taxés (RDT)
représentent 127,5 milliards en 1998 et n'entrent
pas dans le total des dépenses fiscales.

Seuls les centres de coordination sont repris dans
l'inventaire des «
exonérations, abattements et
réductions
», sur les cinq régimes fiscalement
dommageables attribués à la Belgique par le
groupe Monti.

L'exonération des plus-values réalisées sur les
actions ou parts dont les revenus éventuels sont
susceptibles d'être déduits comme revenus
CRABV 50
COM 295
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
aandelen of deelbewijzen die eventueel aftrekbaar
zijn als definitief belaste inkomsten van de belasting
vrijgesteld. Voor het aanslagjaar 1998 was dat
bedrag al opgelopen tot 205 miljard.
définitivement taxés est passée de 15 milliards pour
1992 à 205 milliards à l'exercice 1998.
Een brief die ik tien maanden geleden naar de Hoge
Raad van Financiën heb gestuurd en die aan de
administratie werd doorgespeeld, is in weerwil van
mijn talloze rappels onbeantwoord gebleven,
hoewel een antwoord volgens de inlichtingen
waarover ik beschik al van voor het parlementair
reces bij de minister ter ondertekening voorligt.

Dank zij een vermindering van de fiscale uitgaven
(en een "verstrakking" van de dubbel belaste
inkomens) , waardoor de nominale aanslagvoet kan
worden verminderd en het fiscaal statuut van de
KMO's kan worden geherwaardeerd, zouden de
bepalingen van de regeringsverklaring ten uitvoer
kunnen worden gelegd, aangezien de
belastinguitgaven vooral de grote bedrijven ten
goede komen. Wat vindt de minister daarvan?

Zal hij de snelle toename van de fiscale uitgaven en
inzonderheid van de vrijstellingen van de
meerwaarden onderzoeken? Zal hij zijn
administratie de opdracht geven de lijst van
vrijstellingen en aftrekken aan te vullen?
Enfin, un courrier que j'ai adressé il y a dix mois au
CSF, et qu'il a transmis à l'administration, est
toujours sans réponse malgré de nombreux rappels
de ma part, bien que, selon mes informations, une
réponse serait à la signature du ministre depuis
avant les vacances parlementaires.


Diminuer les dépenses fiscales (et « durcir » le
régime des RDT) pour pouvoir diminuer le taux
nominal d'imposition et revaloriser le statut fiscal
des PME permettrait de mettre en oeuvre les
dispositions de la déclaration gouvernementale, les
dépenses fiscales bénéficiant surtout aux grandes
entreprises. Qu'en pense le ministre ?



Va-t-il se pencher sur l'accroissement rapide des
dépenses fiscales et en particulier l'exonération des
plus values ? Va-t-il ordonner à son administration
de compléter l'inventaire des exonérations et
abattements ?
02.02 Minister Didier Reynders : De heer Viseur
verwijst naar de regeringsverklaring die in een
verlaging van de nominale tarieven voorziet.

Alvorens ons terzake uit te spreken, wachten we
best het verslag af van de Hoge Raad van
Financiën (HRF) die hierover tegen eind 2000
voorstellen moest overmaken.

Ik had reeds de gelegenheid om mee te delen dat ik
a priori ­ en zeker bij het ontbreken van een
volledige analyse inzake rendement en impact op
de minderwaarde ­ tegen de herinvoering van de
meerwaardenbelasting ben gekant.

Wat het fiscaal stelsel van de DBI betreft, het
Rekenhof voert terzake een diepgaand onderzoek
uit dat in de komende maanden wordt voortgezet.

Wij willen de regeringsverklaring vanzelfsprekend in
praktijk brengen. We zijn van plan een wetsontwerp
in te dienen dat een verlaging van de nominale
tarieven beoogt. Het komt er echter op aan
stapsgewijs te werken.
02.02 Didier Reynders , ministre: M. Viseur se
réfère à la déclaration gouvernementale, qui prévoit
une réduction des tarifs nominaux.

Il me semble préférable d'attendre le rapport du
Conseil supérieur des finances (CSF), qui a été
chargé de soumettre des propositions en la matière
pour la fin 2000 avant de se prononcer.

A priori, j'ai déjà eu l'occasion de dire que je ne suis
pas favorable au rétablissement de la taxation des
plus-values, en tout cas sans analyse complète du
rendement et de l'impact des moins-values.


Quant au régime fiscal des RDT, la Cour des
comptes examine ce régime et va approfondir la
question dans les prochains mois.

Nous souhaitons bien sûr réaliser la déclaration
gouvernementale. Il entre dans mes intentions de
déposer un projet de loi allant dans le sens d'une
diminution du taux nominal. Mais il faut que les
choses se fassent progressivement.
Als we tot een vennootschapsbelasting van 10%
zouden kunnen komen, zouden er geen
aftrekmogelijkheden meer nodig zijn om
investeerders aan te trekken.
Si nous pouvions mettre en place un impôt des
sociétés de l'ordre de 10 %, les mesures de
déductibilité en seraient plus nécessaires pour
attirer les investisseurs.
14/11/2000
CRABV 50
COM 295
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6

Als men kan aantonen dat de diverse
aftrekmogelijkheden tot een vergelijkbaar resultaat
leiden, zie ik er geen been in nog verder te gaan
dan de door de eerste minister aangekondigde 30%
als tarief van de vennootschapsbelasting.

Je ne verrais aucun problème à aller plus loin que le
taux de 30 % annoncé par le premier ministre pour
l'impôt des sociétés, si on me démontre que les
déductibilités arrivent à un résultat comparable.
Mijn tweede commentaar heeft betrekking op de
natuurlijke evolutie van het politieke debat in deze
aangelegenheid. Week na week wordt er meer op
de noodzaak van een vereenvoudiging gehamerd.
Bijna alle fracties drukken die wens uit. In het
eigenlijke debat wordt mij evenwel gevraagd om
nieuwe aftrekmogelijkheden te bedenken: verlaging
van de BTW-voet, aftrekbaarheid inzake vervoer of
de ontheffing van de door de KMO's gemaakte en
weer geïnvesteerde winsten bijvoorbeeld.
Een en ander weerspiegelt de toenemende
ingewikkelheid van de situatie van
vennootschappen en particulieren. Zodra ik het
advies van de HRF heb ontvangen, zal er overleg
plaatsvinden. Ik heb verschillende voorstellen met
het oog op een verlaging van het nominale tarief
ontvangen, maar de ondernemingen bezorgen mij
nauwelijks lijsten met af te schaffen
aftrekmogelijkheden.
Wij trachten zoveel mogelijk gericht op de meest
diverse situaties in te spelen, wat niet in de lijn ligt
van de globale maatregelen die van mij worden
verwacht.
Ook wordt mij gevraagd om de fiscale
terugvordering ­ er wordt gewag gemaakt van 800
miljoen ­ te realiseren, maar men vraagt mij tevens
om in bepaalde individuele gevallen niet tot die
terugvordering over te gaan wegens overmatige
schuldenlast, bijvoorbeeld.
Mon deuxième commentaire a trait à l'évolution
naturelle du débat politique en cette matière.
De semaine en semaine, on prône de plus en plus
une plus grande simplicité. C'est le discours d'à peu
près tous les groupes. Mais, lorsqu'on entre dans le
débat, on me demande d'inventer de nouvelles
déductibilités
: réduction de taux de TVA,
déductibilité en matière de transports, exonération
de résultats réinvestis par les PME, par exemple.

Cela reflète une complexité croissante de la
situation des sociétés et du particulier.Dès que
j'aurai reçu l'avis du CSF, je lancerai une
concertation. J'ai reçu plusieurs propositions de
diminution du taux nominal, mais je reçois de la part
des entreprises peu de listes de déductibilités à
supprimer.


Nous essayons de trancher de façon précise un
maximum de situations diverses, ce qui ne va pas
dans le sens des mesures globales qu'on me
demande.
De la même manière, on me demande de réaliser
la récupération fiscale ­ on parle de 800 millions ­
mais on me demande parallèlement de ne pas
procéder à la récupération dans tel ou tel cas
individuel, pour cause de surendettement, par
exemple.
Wij hinken voortdurend op twee gedachten : ofwel
kiezen we voor een globale vermindering van het
nominale tarief, ofwel, geheel rechtmatig, voor meer
aandacht voor individuele situaties.
Nous sommes ainsi constamment tiraillés entre une
mesure globale de diminution du taux nominal et la
prise en compte légitime de situations individuelles.
02.03 Jean-Pierre Viseur (ECOLO-AGALEV): Uw
antwoorden bevatten interessante informatie. Ik
vind het zeker nuttig op de documenten te wachten,
teneinde over de precieze cijfers te beschikken. Het
verslag van de Hoge Raad van Financiën wordt
besproken, en dat is een goede zaak.

Het is bekend dat de meerwaarden op lange termijn
groter zijn dan de minderwaarden.
02.03 Jean-Pierre Viseur (ECOLO-AGALEV): Il y
a des éléments intéressants dans vos réponses. Je
vais attendre les documents pour avoir des chiffres
exacts. Le rapport du CSF sera discuté et c'est une
bonne chose.


Quant aux plus-values, on sait qu'à long terme elles
sont plus importantes que les moins-values.
02.04 Minister Didier Reynders : Keynes heeft
interessante dingen geschreven over de
langetermijneconomie. Op lange termijn zullen we
bijvoorbeeld allemaal dood zijn.
02.04 Didier Reynders , ministre: Keynes a écrit
des choses intéressantes sur le long terme. A long
terme, nous serons tous morts.
02.05 Jean-Pierre Viseur (ECOLO-AGALEV): Ik 02.05 Jean-Pierre Viseur (ECOLO-AGALEV): Je
CRABV 50
COM 295
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
ben het eens met het principe van de
progressiviteit. Ik vind echter dat een vermindering
van de fiscale uitgaven, als die er komt, ten bate
van de personenbelasting moet worden
doorgevoerd en niet enkel in het voordeel van de
vennootschapsbelasting mag spelen.
Ik geef toe dat een vereenvoudiging niet eenvoudig
is. Hoe dan ook moet het herverdelend en
inciterend karakter van de belasting gevrijwaard
blijven.
suis d'accord avec le principe de la progressivité.
Mais, pour moi, si on diminue les dépenses fiscales,
on peut le faire au profit de l'IPP, par exemple, et
non seulement au profit de l'ISOC.
J'admets que la simplification n'est pas simple. Il
faut, en tout cas, respecter le rôle redistributif et
incitatif de la fiscalité.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Mondelinge vraag van mevrouw Greta
D'Hondt aan de minister van Financiën over "een
loopbaan bij het Aankoopcomité" (nr 2560)
03 Question orale de Mme Greta D'Hondt au
ministre des Finances sur "une carrière au
Comité d'acquisition."(n° 2560)
03.01 Greta D'Hondt (CVP): Meer dan twee jaar
geleden al keurde de Kamer een motie van
aanbeveling goed, waardoor landmeters en
architecten uit het technisch kader ook het
voorzitterschap van het Aankoopcomité zouden
kunnen waarnemen. Die motie werd nog altijd niet
uitgevoerd, ondanks beloftes van de minister in
februari van dit jaar. Is de weerstand bij de diensten
van Financiën dan zo groot? Wanneer zullen zij
eindelijk een voorstel van reglementaire tekst
uitwerken? Hoe ver staat het dossier?
03.01 Greta D'Hondt (CVP): Il y a plus de deux
ans, la Chambre adoptait une motion de
recommandation permettant aux géomètres et aux
architectes issus du cadre technique d'assumer la
présidence du Comité d'acquisition. Cette motion
n'a toujours pas été mise en oeuvre, en dépit des
promesses faites par le ministre au mois de février
de cette année. Les services des Finances font-ils à
ce point preuve de réticence ? Quand présenteront-
ils enfin une proposition de texte réglementaire ?
Quel est l'état d'avancement de ce dossier ?
03.02 Minister Didier Reynders : Naar aanleiding
van de mondelinge vraag van mevrouw D'Hondt
van 16 november 1999, werd het bedoelde dossier
opnieuw onderzocht door de administratie. Daaruit
bleek dat de ambten van adjunct-voorzitter en
voorzitter van een aankoopscomité in het verleden
slecht toegankelijk waren voor laureaten van een
examen dat toegang verleende tot de graad van
ontvanger A. Dit examen omvatte een ruimer
programma dan dat van adjunct-commissaris bij
een aankoopcomité.
Het examen voor het behalen van de graad
ontvanger werd vervangen door een proef die
toegang verleent tot de graad van eerste
aanwezend inspecteur bij een fiscaal bestuur.
Met het oog op het billijkheids- en
gelijkheidsbeginsel werd aan de laureaten van het
examen voor de afgeschafte graad van adjunct-
commissaris tweemaal de mogelijkheid geboden
om deel te nemen aan een specifieke proef over de
beroepsbekwaamheid, die ook toegang verleent tot
de ambten van directeur bij een fiscaal bestuur en
voorzitter van een aankoopcomité.

Het openstellen van bevorderingsbetrekkingen van
rang 13 voor de 19 ambtenaren die de genoemde
proeven niet hebben afgelegd, zou ingaan tegen het
billijkheids- en gelijkheidsbeginsel. Er kan dan ook
geen gevolg gegeven worden aan de motie van
03.02 Didier Reynders , ministre: À la suite de la
question orale de Mme D'Hondt du 16 novembre
1999, l'administration a réexaminé le dossier en
question. Il est apparu que, par le passé, les
fonctions de président adjoint et de président d'un
comité d'acquisition n'étaient accessibles qu'aux
lauréats d'un examen donnant accès au rang de
receveur A. Cet examen portait sur un programme
plus large que celui de commissaire adjoint.


L'examen pour l'obtention du grade de receveur A a
été remplacé par une épreuve qui donne accès au
grade d'inspecteur principal dans une administration
fiscale.
Dans le souci de respecter les principes d'équité et
d'égalité, on a permis aux lauréats de l'examen
d'accession au grade supprimé de commissaire
adjoint de participer à une épreuve spécifique
portant sur la compétence professionnelle et
donnant accès aux fonctions de directeur d'une
administration fiscale et de président d'un comité
d'acquisition.

L'ouverture d'emplois de promotion de rang 13 aux
19 fonctionnaires n'ayant pas présenté les épreuves
en question serait contraire aux principes d'équité et
d'égalité. Il n'est donc pas possible de donner suite
à la motion de recommandation, eu égard
14/11/2000
CRABV 50
COM 295
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
aanbeveling gelet onder meer op de gevolgen
hiervan voor de Raad van State.
notamment aux conséquences qui en résulteraient
au niveau du Conseil d'État
03.03 Greta D'Hondt (CVP): Dit is een duidelijk
antwoord. De proeven, waarnaar de minister heeft
verwezen, zijn doorgegaan na de goedkeuring van
de Kamermotie. Gevolg is dat er geslaagden en
niet-geslaagden zijn, evenals personen die niet
hebben deelgenomen. Deze verwarring had men
kunnen vermijden. De betrokkenen zullen niet
gelukkig zijn met dit antwoord
03.03 Greta D'Hondt (CVP): Cette réponse est
claire. Les épreuves auxquelles le ministre a fait
allusion ont eu lieu après l'approbation de la motion
de la Chambre. Ceci a pour effet qu'on distingue
des lauréats, des participants qui ont échoué et des
personnes qui n'y ont pas participé. On aurait pu
éviter cette confusion. Cette réponse n'aura pas
l'heur de satisfaire les intéressés
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters
aan de minister van Financiën over "de
oprichting van een polyvalent controlecentrum te
Tielt" (nr. 2571)
04 Question orale de Mme Trees Pieters au
ministre des Finances sur "la création d'un
centre de contrôle polyvalent à Tielt." (n° 2571)
04.01 Trees Pieters (CVP): Naar verluidt zou het
aantal controlecentra van de administratie van de
ondernemings- en inkomensfiscaliteit (AOIF)
worden opgetrokken tot 67. De West-Vlaamse
centra zouden in Torhout en Ieper worden
ingeplant. Waarom ziet men mijn stad Tielt over het
hoofd? Tielt beschikt over een aantal troeven: de
accommodatie in het administratief centrum, de
vlotte bereikbaarheid, de aanwezigheid van heel
wat bedrijven, het hoge aantal inwoners. Momenteel
zijn de Tieltse belastingplichtigen aangewezen op
het op 35 kilometer afstand gelegen Brugge. Een
klantvriendelijke fiscaliteit vraagt dat men in Tielt
een AOIF-centrum inricht. Is de minister daartoe
bereid?
04.01 Trees Pieters (CVP): Il me revient que le
nombre de centres de contrôle de l'administration
de la fiscalité des entreprises et des revenus
(AFER) serait porté à 67. On implanterait les
centres de Flandre occidentale à Torhout et à
Ypres. Pour quelle raison la ville de Tielt, où
j'habite, n'a-t-elle pas été sélectionnée ? Cette ville
dispose pourtant d'un certain nombre d'atouts :
l'équipement du centre administratif, la facilité
d'accès, la présence d'un nombre élevé
d'entreprises et d'habitants. Les contribuables de
Tielt dépendent de la ville de Bruges, située à 35
kilomètres. Une fiscalité conviviale requiert la
création d'un centre AFER à Tielt. Le ministre est-il
disposé à entreprendre cette démarche ?
04.02 Minister Didier Reynders : Ik heb recent
ingestemd met het voorstel om het aantal
controlecentra van de administratie van de
ondernemings- en inkomensfiscaliteit uit te breiden
en om bijhorende beheerscentra op te richten.

Wat Tielt betreft, is er een voorstel tot oprichting
van een nieuw beheerscentrum voor de afdeling
"natuurlijke personen" dat de gemeenten Pittem,
Ruiselede, Tielt en Wingene zou omvatten.
04.02 Didier Reynders , ministre: Je viens
d'approuver la proposition d'accroître le nombre de
centres de contrôle de l'administration de la fiscalité
des entreprises et des revenus et de centres
administratifs y afférant.

En ce qui concerne la ville de Tielt, il a été proposé
de créer un nouveau centre administratif pour la
section « personnes physiques » qui regrouperait
les communes de Pittem, Ruiselede, Tielt et de
Wingene
04.03 Trees Pieters (CVP): Is dit een voorstel of
een definitieve beslissing?
04.03 Trees Pieters (CVP): S'agit-il d'une
proposition ou d'une décision définitive?
04.04 Minister Didier Reynders : Het gaat wel
degelijk om een beslissing.
04.04 Didier Reynders , ministre: Il s'agit bien
d'une décision.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters
aan de minister van Financiën over "de BTW-
verlaging voor de kringloopcentra" (nr. 2630)
05 Question orale de Mme Trees Pieters au
ministre des Finances sur "la diminution du taux
de TVA pour les centres de récupération" (n°
CRABV 50
COM 295
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
2630)

05.01 Trees Pieters (CVP): Eind mei beloofde de
minister dat het dossier van de BTW-verlaging voor
kringloopcentra "binnen enkele weken zou worden
uitgeklaard".

Het is nu midden november. Hoe ver staat het met
de procedure voor het Arbitragehof?

Hoe is het contact met de minister van Begroting
verlopen?
05.01 Trees Pieters (CVP): Fin mai, le ministre
avait promis de faire la lumière sur le dossier de la
diminution du taux de TVA pour les centres de
récupération.

Où en est aujourd'hui, à la mi-novembre, la
procédure devant la Cour d'arbitrage ?

Comment s'est déroulé le contact avec le ministre
du Budget ?
05.02 Minister Didier Reynders : Dit dossier werd
onderzocht in samenspraak met de minister van
Begroting. Dit heeft geleid tot een nieuw KB van 20
september 2000, dat op 28 september 2000 in het
Belgisch Staatsblad is verschenen.

Het ingediend verzoek met betrekking tot de
bepalingen, die voorheen de tariefverlagingen
regelden, is nog steeds "hangende" bij het
Arbitragehof.
05.02 Didier Reynders , ministre: J'ai étudié ce
dossier conjointement avec le ministre du Budget. Il
en est résulté, le 20 septembre 2000, un nouvel
arrêté qui a été publié au Moniteur du 28 septembre
2000.


La proposition relative aux dispositions qui réglaient
par le passé les réductions tarifaires est toujours
«pendante» à la Cour d'arbitrage
05.03 Trees Pieters (CVP): Ik dank de minister
voor dit antwoord.
05.03 Trees Pieters (CVP): Je remercie le ministre
pour cette réponse.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Mondelinge vraag van de heer Dirk Pieters aan
de minister van Financiën over "de bevordering
van het personeel in het ministerie van
Financiën"(nr. 2620)
06 Question orale de M. Dirk Pieters au ministre
des Finances sur "la promotion du personnel au
sein du ministère des Finances"(2620)
06.01 Dirk Pieters (CVP): Het blijkt dat bij de
administratie van directe belastingen bevorderingen
en benoemingen en dus de weddeaanpassingen
drie jaar of meer na de eerste zitting van het
betreffende examen worden uitgevoerd. Is dat
normaal? Wat is de oorzaak hiervan? Wanneer zal
die situatie worden rechtgezet? Getuigt zulks van
behoorlijk bestuur en goed personeelsbeheer? Kan
men op die manier nog ambtenaren motiveren? Is
men geen intresten verschuldigd aan ambtenaren
die deze rechtmatige wedde met jaren vertraging
ontvangen? Hoe kunnen zij die intresten opeisen?
Welke maatregelen komen er om aan de situatie te
verhelpen?
06.01 Dirk Pieters (CVP): Il semble qu'à
l'administration des contributions directes, les
promotions et les nominations ­ et dès lors aussi
l'adaptation des traitements ­ interviennent trois ans
ou plus après la première session de l'examen
concerné. Est-ce normal ? Quelle est la cause de
ce retard
? Quand va-t-on remédier à cette
situation ? Celle-ci répond-elle aux exigences d'une
bonne administration et d'une bonne gestion du
personnel
? Peut-on encore motiver des
fonctionnaires de cette manière ? Ne faudrait-il pas
octroyer des intérêts de retard aux fonctionnaires
qui ne reçoivent leur dû qu'après autant d'années?
Comment peuvent-ils exiger ces intérêts ? Quelles
mesures sont prévues pour remédier à cette
situation ?
06.02 Minister Didier Reynders : De opgelopen
vertraging bij bevorderingen en benoemingen is het
gevolg van het herstructureringsproces. De
personeelsdiensten besteden nochtans veel
aandacht aan de afhandeling van de dossiers,
rekening houdend met de prioriteiten. Alle
schikkingen werden getroffen met het oog op
06.02 Didier Reynders , ministre: Le retard
encouru lors des promotions et nominations est la
conséquence du processus de restructuration. Les
services du personnel accordent toutefois une
grande attention à la transmission des dossiers en
tenant compte des priorités.
Toutes les dispositions ont été prises pour procéder
14/11/2000
CRABV 50
COM 295
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
spoedige regularisaties bij bepaalde diensten, maar
het spreekt vanzelf dat elke regularisering
bijzondere eisen stelt.

De intresten zijn in principe niet opeisbaar vooraleer
het benoemingsbesluit ondertekend werd door de
bevoegde overheid. Meestal doet de administratie
er alles aan om na die ondertekening snel tot
betaling over te gaan. Overigens zijn ingevolge de
wet van 12 april 1965 intresten verschuldigd op een
bezoldiging vanaf de eisbaarheid ervan.
rapidement aux régularisations dans les services
concernés mais il est évident que chacune d'entre
elles exige un traitement particulier.

Les intérêts ne sont, en principe, pas exigibles
avant la signature de l'arrêté de nomination par
l'autorité compétente. En règle générale,
l'administration met tout en oeuvre pour que le
paiement intervienne dès ce moment. Par ailleurs,
en vertu de la loi du 12 avril 1965, les intérêts sur
traitement sont dus à partir de leur exigibilité.
06.03 Dirk Pieters (CVP): Ik kan begrip opbrengen
voor de omstandigheden, maar betreur de
moeilijkheden. Zeker in een administratie waar heel
wat personeelsleden de kans krijgen om over te
stappen naar de privé-sector.
06.03 Dirk Pieters (CVP): Je puis avoir une
certaine indulgence en raison des circonstances. Je
déplore cependant les difficultés rencontrées,
surtout dans une administration qui emploie tant de
gens susceptibles de passer au secteur privé.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Mondelinge vraag van de heer Dirk Pieters aan
de minister van Financiën over "de vergoedingen
voor ambtenaren van de centrale diensten" (nr.
2621)
07 Question orale de M. Dirk Pieters au ministre
des Finances sur "les indemnités attribuées aux
fonctionnaires des services centraux" (n° 2621)
07.01 Dirk Pieters (CVP): Sinds de oprichting van
de controlecentra krijgen de ambtenaren van de
plaatselijke belastingdiensten een extra vergoeding
die kan oplopen tot 7.000 frank netto per maand.
Ambtenaren op het hoofdbureau krijgen die
vergoeding niet. Zoiets draagt zeker niet bij tot het
aantrekken van hooggekwalificeerde ambtenaren in
de hoofdbesturen.

Vindt de minister deze situatie normaal? Gaat hij
ermee akkoord dat de opdrachten in de
hoofdbesturen hooggekwalificeerde ambtenaren
vereisen? Zo ja, hoe denkt hij die kwaliteit te
garanderen?
Er zou een vergoeding voor de hoofdbesturen
komen. Is dat gerucht juist? Zo ja, voor wanneer is
die vergoeding gepland? Kan de minister de
evolutie schetsen van de taalpremie, van medio
1999 tot vandaag?
07.01 Dirk Pieters (CVP): Depuis que les centres
de contrôle ont été créés, les agents des services
fiscaux locaux perçoivent une indemnité
supplémentaire qui peut s'élever à 7 000 francs
nets par mois. Or, les agents de l'administration
centrale ne perçoivent pas cette indemnité. Cette
situation n'est assurément pas de nature à inciter
des personnes hautement qualifiées à entrer en
service dans ces administrations.
Le ministre juge-t-il cette situation normale ? Est-il
d'accord avec moi pour dire que les missions à
accomplir au sein des administrations centrales
doivent l'être par des fonctionnaires hautement
qualifiés ? Dans l'affirmative, comment compte-t-il
garantir une administration de qualité ? Il semblerait
qu'une indemnité doive être octroyée aux agents
des administrations centrales. Cette rumeur est-elle
fondée ? Dans l'affirmative, quand cette indemnité
devrait-elle entrer en vigueur ? Le ministre pourrait-
il esquisser l'évolution qu'a connue la prime
linguistique de la mi-1999 à aujourd'hui ?
07.02 Minister Didier Reynders :Gezien de sterke
decentralisatie van het ministerie van Financiën zijn
problemen van lokalisatie en geografische mobiliteit
van fundamenteel belang. De toestand is
zorgwekkend, vooral in Antwerpen en Brussel.


Er werden verschillende voorstellen gedaan om de
onderbezetting aan te pakken. Voor Brussel werd
07.02 Didier Reynders, ministre : Compte tenu de
la forte décentralisation du ministère des Finances,
les problèmes de localisation et de mobilité
géographique revêtent une importance
fondamentale. La situation est préoccupante, en
particulier à Anvers et à Bruxelles.

Différentes propositions ont été faites pour
remédier au manque d'effectifs. Pour Bruxelles, il a
CRABV 50
COM 295
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
overwogen om de taalpremie op te trekken tot
10.000 frank bruto per maand en om aan de
ambtenaren van de hoofdbesturen een bijkomende
premie toe te kennen.

We hebben echter keuzes moeten maken. Ik heb er
uiteindelijk voor geopteerd om de kredieten voor de
modernisering van het informaticasysteem op te
trekken. In 2001 zullen er bovendien 1.500
statutaire ambtenaren worden aangeworven.
Daardoor kan het personeelstekort in
buitendiensten en hoofdbesturen worden opgelost.
été envisagé de porter la prime linguistique à
10 000 francs bruts par mois et d'octroyer une
prime supplémentaire aux fonctionnaires des
administrations centrales.

Mais nous avons dû opérer des choix. J'ai
finalement opté pour une majoration des crédits
prévus pour la modernisation du système
informatique. En outre, 1.500 agents
supplémentaires seront recrutés en 2001. Cela
permettra de résoudre le problème de la pénurie de
personnel au sein des services extérieurs et dans
les administrations centrales.
Zo'n vrij massale aanwervingen stellen nogal wat
problemen van praktische en organisatorische aard.
Misschien moeten we streven naar eenvoudiger
procedures.
Un aussi grand nombre de recrutements sont à
l'origine de nombreux problèmes d'ordre pratique et
organisationnel. Il faudra sans doute trouver des
procédures plus simples
07.03 Dirk Pieters (CVP): Als de minister kiest
voor meer aanwervingen, kan hij dat doen zonder
eerst te voorzien in de beloofde premies?
07.03 Dirk Pieters (CVP) : Le ministre peut-il opter
pour davantage de recrutements sans d'abord
prévoir les primes promises ?
07.04 Minister Didier Reynders : Dan kan
eventueel ook via de terugbetaling van
vervoerskosten.
07.04 Didier Reynders , ministre: Cela peut
éventuellement se faire par le biais du
remboursement des frais de déplacement.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Mondelinge vraag van de heer Servais
Verherstraeten aan de minister van Financiën
over "het fiscaal regime van vergoedingen
uitbetaald door de curator" (nr. 2623)
08 Question orale de M. Servais Verherstraeten
au ministre des Finances sur "le régime fiscal
des indemnités versées par un curateur" (n°
2623)
08.01 Servais Verherstraeten (CVP): Het gebeurt
geregeld dat de curator de uitbetalingen aan de
werknemers niet doet in het jaar waarin het
faillissement heeft plaatsgevonden.

Welk fiscaal regime is van toepassing op deze
uitkeringen? Is de minister bereid het fiscaal regime
zonodig te wijzigen dat de uitbetalingen afzonderlijk
belastbaar zouden worden
08.01 Servais Verherstraeten (CVP): Il arrive
régulièrement que le curateur ne verse pas les
indemnités aux travailleurs dans l'année au cours
de laquelle s'est produit une faillite.

Quel régime fiscal s'applique à ces indemnités ? Le
ministre est-il disposé à modifier ce régime afin que
ces indemnités puissent être imposées
séparément ?
08.02 Minister Didier Reynders : Niet-betwiste
bezoldigingen die laattijdig worden uitbetaald door
de curator of de werkgever naar aanleiding van de
vereffening bij faillissement, worden niet beschouwd
als afzonderlijk belastbare achterstallige
bezoldigingen. Ze beantwoorden immers niet aan
de voorwaarden van artikel 171,5°, b van het
Wetboek van de Inkomstenbelastingen. De hoven
van beroep steunen deze interpretatie.

De vergoedingen worden dus volgens het gewone
aanslagstelsel belast. Ik overweeg momenteel niet
om het belastingstelsel in dit verband te wijzigen.
Naar aanleiding van een recente wetswijziging
08.02 Didier Reynders , ministre: Les
rémunérations non contestées que le curateur ou
l'employeur paie tardivement lors de la liquidation
d'une faillite ne sont pas considérées comme des
arriérés pouvant être imposés séparément. En effet,
elles ne répondent pas aux conditions fixées à
l'article 171, 5°, b du Code des impôts sur les
revenus. Les Cours d'appel soutiennent cette
interprétation.


Le régime fiscal classique s'applique donc à ces
indemnités. A l'heure actuelle, je n'envisage pas de
modifier ce régime fiscal. A la suite d'une récente
14/11/2000
CRABV 50
COM 295
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
worden de vergoedingen vanwege het Fonds voor
sluiting van de ondernemingen, die betaald worden
na verstrijken van de periode waarop de
vergoedingen betrekking hebben, vanaf het
aanslagjaar 2001 onderwerpen aan een
afzonderlijke aanslag.
modification de la loi, les indemnités payées via le
Fonds de fermeture des entreprises après
l'expiration de la période à laquelle elles se
rapportent seront soumises à une taxation séparée
et ce à partir de l'exercice d'imposition 2001.

08.03 Servais Verherstraeten (CVP): Ik weet dat
de rechtspraak in verband met de voorwaarden om
onder het bijzonder stelsel te vallen, zeer strikt is. Er
ontstaat echter een discriminatoire situatie:
werknemers die een beroep doen op het Fonds
voor sluiting van de ondernemingen moeten minder
belastingen betalen dan werknemers die even
laattijdig uitbetaald worden, maar geen beroep
kunnen doen op het Fonds. Dit gaat in tegen het
gelijkheidsbeginsel. Ik zal terzake een wetsvoorstel
indienen.

De voorzitter: De vraag van mevrouw Moerman
wordt verdaagd naar een volgende vergadering.
08.03 Servais Verherstraeten (CVP): Je sais que
la jurisprudence relative aux conditions à remplir
pour bénéficier du régime particulier, est très stricte.
On constate pourtant une discrimination: les
travailleurs qui peuvent faire appel au Fonds de
fermeture d'entreprises doivent payer moins
d'impôts que les travailleurs, payés tout aussi
tardivement, qui ne peuvent pas avoir recours au
Fonds. Cette discrimination est contraire au principe
de l'égalité. J'ai dès lors l'intention de déposer une
proposition de loi en la matière.

Le président: La question de Mme Moerman est
reportée à une réunion ultérieure.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De vergadering wordt gesloten om 12.35 uur.
La séance est levée à 12.35 heures.

Document Outline