KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50 COM 294
CRIV 50 COM 294
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET HET BEKNOPT VERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC LE COMPTE RENDU ANALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
J
USTITIE
C
OMMISSION DE LA
J
USTICE
dinsdag mardi
14-11-2000 14-11-2000
10:15 uur
10:15 heures
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP Christelijke
Volkspartij
FN Front
National
PRL FDF MCC
Parti Réformateur libéral Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS Parti
socialiste
PSC Parti
social-chrétien
SP Socialistische
Partij
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode + nummer
en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du
n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag (op wit papier, bevat de bijlagen en het
beknopt verslag, met kruisverwijzingen tussen Integraal en
Beknopt Verslag)
CRIV
Compte Rendu Intégral (sur papier blanc, avec annexes et
CRA, avec renvois entre le CRI et le CRA)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV Compte
Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
CRIV 50
COM 294
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan
de minister van Justitie over "de telefoontap" (nr.
2610)
1
Question orale de M. Yves Leterme au ministre de
la Justice sur "les écoutes téléphoniques"
(n° 2610)
1
Sprekers: Yves Leterme, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Yves Leterme, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Samengevoegde interpellaties van
- mevrouw Jacqueline Herzet tot de minister van
Justitie over "de uitvoering die wordt gegeven aan
de werkzaamheden van de "commissie-Cornelis"
voor de hervorming van de
jeugdbeschermingswet" (nr. 532)
- de heer Bart Laeremans tot de minister van
Justitie over "de aanpak van de jeugdcriminaliteit
en de invoering van het jeugdsanctierecht" (nr.
546)
3
Interpellations jointes de
- Mme Jacqueline Herzet au ministre de la Justice
sur "les suites réservées aux travaux de la
commission « Cornelis » concernant une réforme
de la loi sur la protection de la jeunesse" (n° 532)
- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice sur
"la lutte contre la délinquance juvénile et
l'instauration du droit sanctionnel pour les jeunes"
(n° 546)
3
Sprekers:
Jacqueline Herzet, Bart
Laeremans, Marc Verwilghen, minister van
Justitie
Orateurs:
Jacqueline Herzet, Bart
Laeremans, Marc Verwilghen, ministre de la
Justice
Moties
9
Motions
9
Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Tony Van Parys aan de minister van
Justitie over 'het afvoeren van het
opsporingsprogramma "Oproep 2020" (nr. 2616)
- de heer Guy D'haeseleer aan de minister van
Justitie over 'het verdwijnen van het programma
"Oproep 2020"' (nr. 2617)
10
Questions orales jointes de
- M. Tony Van Parys au ministre de la Justice sur
'la disparition du programme télévisé «Oproep
2020»' (n° 2616)
- M. Guy D'haeseleer au ministre de la Justice sur
'la disparition du programme télévisé «Oproep
2020»' (n° 2617)
10
Sprekers: Tony Van Parys, Guy D'haeseleer,
Marc Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs: Tony Van Parys, Guy D'haeseleer,
Marc Verwilghen, ministre de la Justice
Mondelinge vraag van de heer Tony Van Parys
aan de minister van Justitie over "de politieke
inmenging van de regering in het gerechtelijk
dossier lastens de minister van Buitenlandse
Zaken van Congo, de heer Yerodia" (nr. 2638)
12
Question orale de M. Tony Van Parys au ministre
de la Justice sur "l'intervention politique du
gouvernement dans le dossier judiciaire à charge
du ministre congolais des Affaires étrangères, M.
Yerodia" (n° 2638)
12
Sprekers: Tony Van Parys, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Tony Van Parys, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Mondelinge vraag van de heer Filip De Man aan
de minister van Justitie over "het gedoogbeleid
inzake cannabis" (nr. 2644)
15
Question orale de M. Filip De Man au ministre de
la Justice sur "la politique de tolérance en matière
de cannabis" (n° 2644)
15
Sprekers: Filip De Man, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Filip De Man, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Mondelinge vraag van de heer Tony Van Parys
aan de minister van Justitie over "de
betrokkenheid van een adviseur van de minister
van Justitie, die zelf een laboratorium voor DNA-
analyse beheert, bij de opmaak van de
uitvoeringsbesluiten van de wet van
22
maart
1999 op het DNA-onderzoek in
strafzaken" (nr. 2646)
17
Question orale de M. Tony Van Parys au ministre
de la Justice sur "l'implication d'un conseiller du
ministre de la Justice gérant lui-même un
laboratoire d'analyse ADN dans la préparation
des arrêtés d'exécution de la loi du 22 mars 1999
sur les tests ADN en matière pénale" (n° 2646)
17
Sprekers: Tony Van Parys, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Tony Van Parys, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
CRIV 50
COM 294
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE
COMMISSION DE LA JUSTICE
van
DINSDAG
14
NOVEMBER
2000
10:15 uur
______
du
MARDI
14
NOVEMBRE
2000
10:15 heures
______
La séance est ouverte à 10.26 heures par Mme
Jacqueline Herzet, présidente.
De vergadering wordt geopend om 10.26 uur door
mevrouw Jacqueline Herzet, voorzitter.
01 Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme
aan de minister van Justitie over "de
telefoontap" (nr. 2610)
01 Question orale de M. Yves Leterme au
ministre de la Justice sur "les écoutes
téléphoniques" (n° 2610)
01.01 Yves Leterme (CVP): Mevrouw de
voorzitter, mijn vraag heeft betrekking op een
dossier dat mij al sinds het begin van mijn
mandaat bezighoudt, namelijk de efficiënte en
effectieve organisatie van de telefoontap.
Wij hebben hier einde 1997 besprekingen gevoerd
die geleid hebben tot de wet van 10 juni 1998 die
het werkterrein van de wet van 30 juni 1994 ter
bescherming van de persoonlijke levenssfeer
tegen het afluisteren, kennisnemen en opnemen
van privé-communicatie en -telecommunicatie
heeft verruimd. Die wet is op 2 oktober 1998 in
werking getreden. Ik heb deze minister en zijn
voorganger geregeld ondervraagd over de
uitvoeringsbesluiten die de implementatie van
deze gewijzigde wetgeving moesten
bewerkstelligen.
Inmiddels is op de Ministerraad van 22 september,
op voorstel van de minister van Justitie, een
voorontwerp van wet goedgekeurd dat nogmaals
het aantal feiten uitbreidt waarvoor het aftappen
van telecommunicatiemiddelen is toegelaten. We
hebben zowel bij de vorige als de huidige minister
de duidelijke wil ontdekt om dit zeer effectieve en
efficiënte middel in de bestrijding van
georganiseerde en andere criminaliteit zo
doeltreffend en zoveel mogelijk in te zetten.
Bovendien blijkt uit het overzicht van de primaire
uitgaven 2001 dat in een krediet van ongeveer
475,4 miljoen frank is voorzien voor het uitbreiden
en versterken van de interceptiemogelijkheden.
Mijnheer de minister, ik begrijp één zaak niet
goed. In punt V, a) telefoonaftap, van uw
beleidsnota verwijst u daar terecht naar. U zegt er
echter meteen bij dat er in de begroting 2001 voor
het beroep op telecomoperatoren en het huren
van apparatuur slechts 200 miljoen zou worden
uitgetrokken, terwijl de kosten voor de telefoontap
de jongste jaren fenomenaal zijn gestegen. In
1995 bedroegen die ongeveer 95 miljoen, in 1998
stegen ze tot 474 miljoen en ze blijven stijgen.
Op mijn initiatief heeft de Kamer einde 1997 in de
reeds geciteerde wet van 10 juni 1998 een artikel
11 ingeschreven. Daarbij werd het principe
behouden dat bijvoorbeeld in Nederland wordt
aangehouden, namelijk dat de organisatie van de
verplichte aftapbaarheid van alles wat als
telecommunicatiemiddel op de markt wordt
gebracht ten laste valt van diegene die het product
op de markt brengt. Concreet betekent dit dat een
uitvoeringsbesluit de grootte zal vastleggen van de
bijdrage in de kosten door de operatoren van
telecommunicatienetwerken en van
telecommunicatiediensten. Het gaat daarbij over
investerings-, exploitatie- en onderhoudskosten.
Dit besluit zou voor advies worden voorgelegd aan
de Commissie ter Bescherming van de
Persoonlijke Levenssfeer en zou op een nationaal
overleg telecommunicatie zou worden besproken.
Zoals toen reeds kon worden voorspeld - er zijn
hier immers grote belangen mee gemoeid - heeft
dat uitvoeringsbesluit een moeilijke zwangerschap
gekend en is de bevalling, die thans bezig is,
uiterst delicaat.
Ik heb de minister in het najaar van 1999 daarover
ondervraagd. Hij heeft mij toen geantwoord dat
14/11/2000
CRIV 50
COM 294
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
het nog een kwestie van maanden was. Hij vroeg
alleen nog wat meer tijd. Ik had daar alle begrip
voor, vooral omdat zijn voorganger dit dossier niet
had kunnen afronden zoals hij wilde. In
februari
2000 stelde senator Caluwé hierover
vragen in de Senaat. De minister antwoordde hem
toen dat het koninklijk besluit in mei 2000 klaar
zou zijn.
- Voorzitter: de heer Fred Erdman
Inmiddels hebben we vastgesteld dat er nog
steeds geen koninklijk besluit werd opgesteld.
Nochtans heeft de minister duidelijk laten blijken
op welk vlak de politieke prioriteit ligt. Voorts
kunnen we vaststellen dat de uitbreiding van het
gebruik van de telefoontap tot een enorme stijging
van de kosten leidt. Het was nochtans de
bedoeling er met de bepalingen in artikel 11 voor
te zorgen dat de operationele kosten en de
investeringskosten gedeeltelijk zouden worden
gedragen door de constructeurs. De
autoconstructeurs staan immers ook in voor de
kosten van de veiligheidsgordels. Men zou dus
ook van de operatoren kunnen eisen dat ze de
kosten van het aftappen gedeeltelijk dragen ten
einde misbruiken op dit vlak te voorkomen.
Kan de minister ons meedelen hoeveel
tapmaatregelen er in de jaren 1997, 1998, 1999
en 2000 werden uitgevoerd en op hoeveel
onderzoeken deze maatregelen betrekking
hadden? Wat is de stand van zaken van het
belangrijke uitvoeringsbesluit dat is gebaseerd op
artikel 11 van de wet van 30 juni 1998? Wat is de
evolutie van de uitgavenpost "Kosten niet voorzien
in het Algemeen Reglement op de gerechtskosten
in strafzaken" in 1995, 1996, 1997, 1998, 1999 en
2000? Wat is het aandeel van dit bedrag dat
betrekking heeft op tapmaatregelen? De
beleidsnota Justitie 2001 vermeldt een bedrag van
200 miljoen frank. Dit is een schromelijke
onderschatting van de reële kosten van de
telefoontap op jaarbasis.
01.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, net zoals de heer Leterme streef ik een
correcte uitvoering na van de wet op het aftappen
via de telefoon van gegevens die nuttig kunnen
zijn in de strijd tegen de georganiseerde misdaad.
De drie vragen die door de heer Leterme werden
gesteld en die respectievelijk betrekking hebben
op de inventaris waaraan men de effectiviteit wil
toetsen, het koninklijk besluit voor de uitvoering
van de wet en de kostprijs, kan men bij een
dergelijk debat niet uit de weg gaan.
Men kan het aantal tapmaatregelen en het aantal
gerechtelijke onderzoeken waarbij een
tapmaatregel werd bevolen, gemakkelijk nagaan
aangezien artikel 90decies, tweede lid van het
Wetboek van Strafvordering bepaalt dat hierover
een verslag moet worden opgesteld. Deze
verslagen zijn systematisch opgesteld en
momenteel beschikken we over vier
evaluatierapporten. Het eerste werd in het
dienstjaar 1995 opgesteld door het directoraat-
generaal Strafwetgeving en Rechten van de Mens.
Het tweede werd voor het dienstjaar 1996 door de
dienst Strafrechtelijk Beleid opgesteld. Om
opportuniteitsredenen is er voor de
werkzaamheden in de periode 1997 tot midden
1998 geen verslag opgesteld. In die periode vond
er immers een wetswijziging plaats. De dienst
Strafrechtelijk Beleid heeft het derde
evaluatierapport opgesteld voor de periode van
10 juli 1998 tot 1 juli 1999.
Ik heb er herhaaldelijk op aangedrongen om dit
laatste evaluatierapport te bespreken in de
Opvolgingscommissie voor de georganiseerde
criminele organisaties. De Senaat heeft in haar
werkzaamheden met betrekking tot deze
commissie blijkbaar andere prioriteiten gelegd. Ik
ben evenwel bereid een aantal cijfers te
verstrekken voor de evaluatieperiode van 10 juli
1998 tot 1 juli 1999. Er werden 289 maatregelen
bevolen en 179 gerechtelijke onderzoeken hebben
aanleiding gegeven tot de maatregelen beoogd in
het artikel 90ter, nonies van het Wetboek van
Strafvordering.
Het rapport dat de periode van 1 juli 1999 tot
1 juli 2000 moet omvatten, wordt op dit ogenblik
door de dienst Strafrechtelijk Beleid opgesteld. Ik
beschik op dit ogenblik evenwel nog niet over de
cijfers.
Wat het koninklijk besluit betreft, kan ik u
meedelen dat het om een technisch besluit gaat,
zoals bedoeld in artikel 11 van de wet van 1998 op
de telefoontap. Het besluit werd in mei 2000
opgesteld.
Het werd vervolgens op 5 juli 2000 overgezonden
aan de commissie voor de Bescherming van de
Levenssfeer. Deze commissie heeft in de maand
september 2000 bijkomende informatie gevraagd.
Ik heb van de betrokken dienst vernomen dat het
advies eerstdaags mag worden verwacht. Het
koninklijk besluit kan dan worden afgewerkt en
dan hebben we de eigenlijke uitvoeringsfase
bereikt.
Ten derde, de kostprijs. Mijn administratie deelt
CRIV 50
COM 294
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
mij mee dat in de uitgavenpost "Kosten niet
voorzien in algemeen reglement op de
gerechtskosten in strafzaken" de volgende
bedragen zijn opgenomen. In 1995 ging het om
een bedrag van 87 miljoen Belgische frank. In
1996 bedroeg het 107 miljoen frank. In 1997 ging
het om 177 miljoen frank. Voor 1998 wordt een
bedrag van 474 miljoen frank vermeld en in 1999
bedroeg het 349 miljoen frank.
Tot en met 31 december 1998 was
bovenvermelde uitgavenpost onvoldoende
uitgesplitst om het bedrag van de uitgaven voor de
telefoontap juist te kunnen bepalen. Om die reden
heeft men een nieuwigheid ingevoerd die sinds
1
januari
2000 van toepassing is. Vanaf dat
moment weten we precies welk bedrag wordt
besteed in de uitgavenpost die "Livingston" wordt
genoemd. De huur van de afluisterapparatuur
wordt in die rubriek opgenomen. Voor de periode
van 1 januari 2000 tot en met 7 november 2000
gaat het om een bedrag van 57.089.151 frank. Het
totale budget dat voor deze uitgavenpost
"Livingston" is uitgetrokken, bedraagt
80 miljoen frank.
Er bestaan wel statistische gegevens van de
uitgaven voor het afluisteren van
telefoongesprekken. In 1999 werd 66.594.155
frank uitgegeven en voor de eerste zes maanden
van dit jaar zitten we aan een bedrag 15.359.000
frank. Aan de hand van deze gegevens blijkt dat
het voorziene bedrag van 200 miljoen frank vrij
juist was ingeschat.
01.03 Yves Leterme (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor zijn
betrokkenheid bij de telefoontap. Ik moet wel
vaststellen dat wij pas 3 jaar na de wetswijziging
tot een aangepaste toepassing van artikel 11
komen.
Wat de bespreking van het evaluatieverslag
betreft, denk ik dat wij bij gebrek aan initiatief
terzake in de Senaat hier in de Kamer moeten
overgaan tot deze bespreking. Misschien moeten
we dit organiseren op het ogenblik dat het
koninklijk besluit wordt gepubliceerd in het
Belgisch Staatsblad.
Ik zal de cijfers die de minister heeft gegeven
bestuderen. Mij lijkt het zeer eigenaardig dat men
in 1998 plots een opstoot heeft gekend tot 474
miljoen frank. Dit had misschien te maken met het
feit dat men dit begrotingsartikel niet op een
correcte manier heeft kunnen opsplitsen. Ik
beaam de stelling van de minister: indien de cijfers
kloppen dan is het geraamde bedrag van 200
miljoen frank een correcte benadering. Ik zal dit
dossier volgen. Een aantal misverstanden lijkt mij
in elk geval reeds te zijn uitgeklaard.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De
voorzitter: Mijnheer Leterme, deze
problematiek kan uiteraard gekoppeld worden aan
de bespreking van de beleidsnota. We zullen die
nota, die we gisteren pas hebben ontvangen,
volgende week bespreken. Misschien is het beter
de bespreking te koppelen aan de bespreking van
het koninklijk besluit.
01.04 Yves Leterme (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik vind uw voorstel om de bespreking te
koppelen aan de bespreking van de beleidsnota
ook goed. Ik zou u enkel willen vragen om deze
nota en het evaluatieverslag te verspreiden onder
de leden van deze commissie.
De voorzitter: Mijnheer de minister, is er enig
probleem om ons dit evaluatieverslag te
bezorgen?
01.05 Yves Leterme (CVP): Het gaat hier om de
periode van 1 juli 1998 tot 1 juli 1998.
01.06 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, normaal gezien kan dit geen probleem
zijn. Ik moet enkel zeggen dat men in het verleden
inging op een verzoek van de voorzitter van de
Opvolgingscommissie voor de georganiseerde
misdaad, senator Vandenberghe, om de
gegevens daar mee te delen omdat dit behoorde
tot de taak van die opvolgingscommissie.
Persoonlijk ben ik geneigd dit document ook aan
deze commissie te geven. Ik zie niet in wat het
probleem zou zijn omdat de wetgever terzake nu
eenmaal openbaarheid heeft gewild.
De voorzitter: Mijnheer de minister, het is
misschien goed als u uw kabinet de nodige
instructies zou geven zodat we het document
vandaag kunnen ontvangen en verspreiden. Op
die manier kan het volgende week tijdens de
bespreking van de beleidsnota aan bod komen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Samengevoegde interpellaties van
- mevrouw Jacqueline Herzet tot de minister
van Justitie over "de uitvoering die wordt
gegeven aan de werkzaamheden van de
"commissie-Cornelis" voor de hervorming van
de jeugdbeschermingswet" (nr. 532)
14/11/2000
CRIV 50
COM 294
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
- de heer Bart Laeremans tot de minister van
Justitie over "de aanpak van de
jeugdcriminaliteit en de invoering van het
jeugdsanctierecht" (nr. 546)
02 Interpellations jointes de
- Mme Jacqueline Herzet au ministre de la
Justice sur "les suites réservées aux travaux de
la commission «
Cornelis
» concernant une
réforme de la loi sur la protection de la
jeunesse" (n° 532)
- M. Bart Laeremans au ministre de la Justice
sur "la lutte contre la délinquance juvénile et
l'instauration du droit sanctionnel pour les
jeunes" (n° 546)
02.01 Jacqueline Herzet (PRL FDF MCC):
Monsieur le président, monsieur le ministre,
depuis bientôt près de dix ans, la question de la
réforme de la législation relative à la protection de
la jeunesse est à l'étude et n'a toujours pas abouti
au dépôt d'un projet de loi sur le bureau de notre
assemblée. Les promesses et les engagements
n'ont pourtant pas manqué.
Où en sommes-nous depuis le dépôt du rapport
final de la commission nationale pour la réforme
de la législation relative à la protection de la
jeunesse instituée en 1991 et présidée par
l'avocat général Cornelis?
Déposé en 1996, ce rapport fit l'objet de brèves
discussions au sein des commissions réunies de
la Justice de la chambre et du sénat. A l'issue de
ces premiers débats, le ministre de la Justice
s'était engagé à déposer dans les plus brefs
délais un projet de loi au parlement. Or, nous
sommes aujourd'hui en l'an 2000 et nous ne
voyons toujours rien venir.
Au printemps 1996 et en 1997, le ministre de la
Justice, Stefaan De Clerck, s'engageait à nouveau
à déposer rapidement un projet de loi en la
matière et annonçait qu'il avait chargé le
professeur Walgraeve de diriger une étude
préalable à l'élaboration d'un éventuel projet de loi
portant réforme de la législation relative à la
protection de la jeunesse. Le professeur
Walgraeve s'acquitta de sa mission et traduisit
dans des propositions concrètes, en y intégrant
une dimension restauratrice, le modèle
sanctionnel proposé par la commission
«Cornelis». Interrogé en commission, le ministre
de la Justice confirma sa volonté de procéder,
dans le courant de l'année 1998, à la rédaction
d'un projet de loi, rédaction qui n'a toujours pas
été entamée.
En 1998, la réforme de la législation relative à la
protection de la jeunesse fut inscrite au sein des
accords Octopus. Et vous savez combien,
monsieur le ministre, cette réforme fait l'objet de
nos préoccupations. Au mois de novembre de la
même année, le ministre de la Justice, Tony Van
Parys, confirma, en réponse à une question qu'on
lui adressait en commission, que son cabinet
travaillait à la rédaction d'un avant-projet de loi
dont le texte n'était pas définitif et était discuté au
sein d'un comité d'accompagnement composé de
magistrats, de professeurs d'université et
d'avocats. Le ministre de la Justice annonçait
également sa volonté d'entamer, avant le dépôt
d'un projet de loi, une discussion avec les
communautés afin de mettre au point une sorte
d'accord de coopération destiné à rencontrer
certaines difficultés particulières issues de la
répartition des compétences entre l'Etat fédéral et
les Communautés dans le domaine de la
protection de la jeunesse. Ces difficultés, nous le
savons tous, existent toujours.
Monsieur le ministre, en réponse à une question
que je vous adressais en octobre 1999, vous
annonciez la finalisation des travaux de la
commission «Cornelis» en confiant l'élaboration
d'un cadre de projet de loi à un magistrat gantois
justifiant d'une expérience professionnelle de plus
de 25 ans en droit de la jeunesse. Vous nous
annonciez également que le texte de l'avant-projet
de loi devrait être prêt avant la fin de cette année
et accorderait un rôle primordial au concept de
probation.
Par ailleurs, nous avons pu constater que le plan
fédéral de sécurité et de politique pénitentiaire
érigeait la lutte contre la délinquance juvénile en
priorité. Vous précisez dans votre plan qu'il est
nécessaire d'adopter une nouvelle loi qui
apporterait «des réponses claires et honnêtes à la
délinquance juvénile et qu'il s'impose d'être franc
vis-à-vis du jeune et d'affirmer clairement que des
sanctions privatives de liberté peuvent être
infligées». Vous insistiez également pour que les
nouvelles réponses de la délinquance juvénile
aient une connotation positive. Je vous cite à
nouveau. «Le but est de prévoir une sanction
constructive, avec un aspect de réparation de la
victime, tandis que le placement, surtout celui en
régime fermé, doit être le remède ultime et
l'exception». Vous précisez encore que la
neutralisation temporaire, «compte tenu de l'âge
du délinquant, doit passer aussi vite que possible,
dans une structure de moins en moins
résidentielle, à une rééducation individuelle
adaptée à la norme en vue de son intégration
sociale». Objectif que nous partageons aussi,
monsieur le ministre.
CRIV 50
COM 294
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
Enfin dans la version définitive de votre plan, vous
ajoutiez, afin de répondre aux critiques formulées
par les communautés, que «d'éventuelles
réponses à la délinquance juvénile seront
débattues avec les communautés».
Monsieur le ministre, je souhaiterais obtenir des
renseignements plus précis sur trois points.
En réponse à une question orale que je vous avais
posée l'année dernière, vous affirmiez qu'un
avant-projet de texte serait prêt avant la fin de
cette année. Où en est l'élaboration de ce texte à
la date d'aujourd'hui? Vous serait-il possible de
nous exposer les lignes directrices dégagées par
M. Maes et que vous entendez concrétiser d'ici la
fin de cette année? M. Maes est-il toujours
disposé à rencontrer de manière informelle les
membres du parlement ou en tous cas ceux de la
commission de la Justice intéressés par cette
matière?
Le deuxième éclaircissement que je souhaite
obtenir concerne la répartition des compétences
entre l'Etat fédéral et les communautés. Estimez-
vous, monsieur le ministre, que cette répartition
est toujours cohérente? Envisagez-vous des
transferts de compétences dans un sens ou dans
l'autre? Si oui, dans quel sens? Si non, pour
quelle raison?
Le troisième éclaircissement que je vous
demande a trait au premier rapport de la
commission «Cornelis» qui avait souligné
l'absence de politique organisant une récolte de
données empiriques relatives à la délinquance
juvénile. En 1999, vous aviez commandé un
important travail statistique à l'Institut national de
Criminalistique et de Criminologie en vue
d'organiser une recherche et de permettre une
évaluation des décisions prises par les parquets et
les tribunaux de la jeunesse à l'égard des mineurs
qui leur sont déférés sur la base d'un fait qualifié
d'infraction.
Un rapport intermédiaire avait été présenté en
1999. Nous attendons le rapport final avant la fin
de cette année. Où en sont les travaux à cet
égard?
02.02 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, ik moet mijn collega uit de
meerderheid overschot van gelijk geven met haar
opmerkingen over het langdurig aanslepen van de
totstandkoming van de wetgeving inzake het
jeugdsanctierecht. Ik heb in het verleden
meermaals bevestigd dat wij in dit thema
grotendeels op dezelfde golflengte zitten.
In 1991 is de commissie-Cornelis
totstandgekomen. In 1996 heeft zij een
behartenswaardig rapport afgeleverd. We zijn nu
bijna in het jaar 2001, maar er is nog altijd geen
concreet werk van gemaakt dat voor de
buitenwereld zichtbaar is. Ik heb de voorgangers
van de minister, onder andere de heer De Clerck
en de heer Van Parys, daarover herhaaldelijk
ondervraagd. Toen zei men dat het kabinet bezig
was met de voorbereiding, de gemeenschappen
zouden worden gecontacteerd, enzovoort. Collega
Van Parys heeft toen duidelijk verklaard dat de
federale overheid wel degelijk voor de
problematiek van gesloten jeugddetentiecentra
bevoegd is. Die zouden er snel komen. Deze
verklaringen werden eind 1998 of begin 1999
afgelegd. We zijn ondertussen geen stap verder
geraakt in deze materie. De huidige minister heeft,
enerzijds, al verschillende keren beklemtoond dat
de problematiek van de jeugdcriminaliteit voor
hem een prioriteit is. Anderzijds heeft hij bij de
laatste bespreking van het Veiligheidsplan gezegd
dat de gesloten jeugddelinquentiehuizen pas
worden opgericht als de nieuwe wet is
goedgekeurd.
Mijnheer de minister, op 21 maart 2000 heb ik u
over deze problematiek ondervraagd. Toen heeft
u een paar zeer concrete antwoorden gegeven. U
verklaarde dat het perfect mogelijk zou worden te
zeggen wanneer het jeugdsanctierecht verder zal
evolueren. Ik zal daar straks op terugkomen. U zei
ook dat het ontwerp eind 2000 bij het parlement
zou kunnen worden ingediend. Dit betekent dat
het voordien reeds in een wetsontwerp moet
worden gegoten, dat het in de Ministerraad moet
worden besproken en dat het advies van de Raad
van State moet worden ingewonnen. Dat zou
allemaal voor het einde van dit jaar moeten
gebeuren. Dat einde komt stilaan naderbij.
Mijnheer de minister, hoever staat u hiermee?
Hebt u uw belofte gehouden? Is het ontwerp in de
Ministerraad goedgekeurd? Is het voor advies aan
de Raad van State voorgelegd? Als dat zo is, dan
hebt u op dat vlak uw belofte gehouden, maar vind
ik het wel spijtig dat we in deze Kamer geen debat
over de krachtlijnen hebben kunnen voeren. Als
het ontwerp nog niet in de Ministerraad is
goedgekeurd en nog niet bij de Raad van State
ligt, dan moeten de krachtlijnen mee door deze
commissie kunnen worden bepaald.
U hebt ook verklaard dat u een aantal zaken in
verband met de bevoegdheden zou uitklaren. U
zou een grondwetspecialist raadplegen over de
verdeling van bevoegdheden en dergelijke. Is dit
14/11/2000
CRIV 50
COM 294
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
intussen gebeurd? Is hierover enige duidelijkheid
geschapen?
In het debat over het Veiligheidsplan werden
gesprekken met de gemeenschappen inzake de
jeugddelinquentie aangekondigd. Hoever zijn die
gesprekken gevorderd? Ik zou ook graag iets
meer vernemen over de opvangplaatsen. In uw
antwoord op mijn interpellatie van 21 maart hebt u
vrij concrete aantallen gegeven. Toen zei u dat in
Mol 30 plaatsen voor jongens, met een
uitbreidingscapaciteit van 10, zijn gepland. In
Vlaanderen zouden ook 40 plaatsen voor meisjes
beschikbaar zijn. In Wallonië bestaan
verschillende eenheden van 11 personen. In
september 2000 zouden er 11 plaatsen bijkomen,
want een totaal van 44 betekent en 13 plaatsen
voor meisjes. In het Veiligheidsplan hebt u gezegd
dat we met de Gemeenschappen zouden
overeenkomen om in 50 plaatsen per
Gemeenschap te voorzien. Dat is heel eigenaardig
als aan Vlaamse kant eigenlijk al 80 plaatsen
beschikbaar zijn. Dat zou een achteruitgang van
30 plaatsen betekenen, tenzij u bedoelt dat er 50
plaatsen voor jongens en 50 plaatsen voor
meisjes moeten komen. Kunt u deze zaak - zeker
wat de tegenspraak tussen enerzijds uw antwoord
en anderzijds het Veiligheidsplan betreft - wat
verduidelijken?
Is er een verschil inzake het detentieregime dat nu
in de gesloten opvangcentra wordt toegepast en
hetgeen zal worden gecreëerd? Of gaat het louter
om meer opvangplaatsen?
Is het de bedoeling alleen meer van hetzelfde te
creëren of wordt het een bijzonder
detentieregime? Zal er een bijzondere rol voor
Justitie worden weggelegd? Moet Justitie ook de
bijkomende kosten dragen of zullen die door de
gemeenschappen worden gedragen? Mijnheer de
minister, ik wens terzake verduidelijking te krijgen,
zeker in het licht van de begrotingsproblematiek.
Werd u door uw partijgenoten van Mechelen reeds
gecontacteerd? U weet dat daar een akkoord
bestaat over de zerotolerantie, ook inzake
jeugdcriminaliteit. Op welke manier zal Justitie
deze zerotolerantie mee helpen uitbouwen? Wordt
er gewerkt aan de uitbreiding van de
opvangcapaciteit voor jeugdige criminelen?
02.03 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, ik ben er niet van op de hoogte dat de
heer Laeremans zich aansluit bij de interpellatie
van mevrouw Herzet. Dit betekent niet dat ik geen
antwoord zal proberen te geven. Op een aantal
gedetailleerde vragen zal dit echter vandaag niet
lukken. Ik zal hem terzake volgende week
antwoorden op het ogenblik dat de beleidsnota
wordt besproken.
De voorzitter: Het is u per fax overgemaakt op
13 november om 15.25 uur.
02.04 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, dat is mogelijk. Ik heb het in ieder geval
niet gekregen. Ik zal nagaan wat er bij mij in huis
verkeerd gelopen is.
Madame Herzet, je suis à même de vous apporter
des renseignements plus précis quant à votre
demande concrète concernant l'avancement des
travaux de réforme de la loi sur la protection de la
jeunesse de 1965. J'ai des observations quant à
l'élaboration du texte et quant aux lignes
directrices. Je vais aborder votre question
concernant la volonté de M. Maes de donner des
informations, même si cela se fait de manière
informelle, et je répondrai également à la
deuxième et à la troisième série de questions que
vous avez posées.
Quant à l'élaboration du texte, l'avant-projet de loi
devrait sans contre-temps être finalisé fin de cette
année, comme promis, à quelques détails près,
notamment en ce qui concerne la procédure
pouvant être menée devant le tribunal de la
jeunesse. A la suite de son articulation avec les
décrets communautaires sur l'aide à la jeunesse,
il y a encore quelques problèmes. Le commentaire
des articles, les dispositions transitoires et le
contrôle de la conformité des traductions des
textes sont également prêts. Vous n'êtes pas sans
savoir que nous devrons ensuite passer les
intercabinets et l'Inspection des finances et du
budget, la consultation des communautés, le
Conseil des ministres et le Conseil d'Etat. Telle
est malheureusement la façon normale de
travailler.
Hiermee heb ik ook geantwoord op de eerste
vraag van collega Laeremans. Indien de belofte
inhield dat de teksten klaar zouden zijn tegen
1 januari 2001, dan kan ik u zeggen dat ze klaar
zullen zijn, maar ze zullen de toetsing door de
Ministerraad nog niet hebben doorstaan. Laat dat
duidelijk zijn.
Het is overigens geen gemakkelijke
aangelegenheid. Indien het dat wel was, dan ben
ik ervan overtuigd dat naar aanleiding van een
individueel initiatief van een parlementslid
ongetwijfeld een wetsvoorstel met betrekking tot
deze materie zou zijn ingediend.
CRIV 50
COM 294
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
Quant aux lignes directrices, l'option fondamentale
de la réforme envisagée consiste à donner des
réponses aux comportements délinquants des
mineurs et des jeunes qui soient claires, honnêtes
et plus proches de la situation concrète et
évolutive, tout en accordant une attention
particulière aux garanties juridiques.
Tout d'abord, une approche plus pragmatique du
comportement délinquant des mineurs et des
jeunes doit offrir un éventail de réponses
appropriées aussi vaste que possible. L'approche
est déjà aujourd'hui la plupart du temps un
mélange de réponses. En fonction du cas concret,
l'accent est mis sur l'une ou plusieurs des
réponses précitées qui seront axées sur la
protection, l'assistance, le traitement curatif, la
guidance et la pédagogie, la réparation, la défense
sociale ainsi que sur la sanction et la
responsabilisation.
La nouvelle loi doit par conséquent tendre à un
équilibre entre tous ces éléments d'intervention à
caractère différent et évoluant d'ailleurs au cours
de l'intervention globale. L'accentuation d'un
élément d'intervention sera évidemment différente
en fonction de la personne de l'intéressé et du
contexte dans lequel se trouve le mineur, de la
gravité des faits qualifiés infraction, de leurs
dommages individuels ou sociaux, ainsi que du
moment où s'est produite l'infraction. Des
instruments appropriés seront alors mis en oeuvre
sur la base de ces accents. Le mineur et le
secteur de la jeunesse ont toutefois le droit à la
clarté, à l'honnêteté et à la sécurité juridique lors
de toute intervention. C'est la raison pour laquelle
il est essentiel que pour chaque intervention et
pour chaque réponse, une explication honnête soit
donnée sur le pourquoi, le parcours envisagé, sur
la finalité sincère et les caractéristiques de
l'intervention des autorités et que les garanties
juridiques les plus optimales soient toujours
attribuées
Pour ne donner qu'un exemple, l'on approchera
différemment la phase des mesures pouvant être
prises au provisoire et celle des mesures et des
sanctions au fond. Dans une même cause, vis-à-
vis du même mineur, le juge de la Jeunesse du
provisoire ne sera pas le même que celui du fond
et un troisième sera chargé de l'exécution des
mesures et des sanctions.
Dit is wel een belangrijk onderdeel. Het houdt in
dat, zowel voor de voorlopige maatregelen, voor
de maatregelen ten gronde, als voor de
strafuitvoering, in het kader van de
jeugdrechtbank verschillende rechters zich over
de zaak moeten buigen, precies om te vermijden
dat één jeugdrechter de zaak op een bepaald punt
blokkeert, met al de gevolgen daaraan verbonden.
Dat gebeurde in het verleden en dreigt de
effectiviteit van het jeugdrecht uit te hollen.
La possibilité encouragée de la médiation passe
comme un fil transparent à travers tous les stades
de la procédure qui, elle, sera claire et structurée.
Les mesures et les sanctions au fond se
défendent d'être le reflet des principes de
subsidiarité et de proportionnalité tout en tenant
compte de la situation spécifique du mineur d'âge.
On y retrouve une influence certaine de la loi sur
le sursis et la probation.
Quant à votre troisième question à propos de
l'intervention de M. Christian Maes, je précise qu'il
est tout disposé à rencontrer de manière
informelle des membres du parlement intéressés
par cette matière qui lui tient spécialement à
coeur, comme je l'ai déjà dit précédemment.
En réponse à votre deuxième question, afin de
rendre la répartition des compétences entre l'Etat
fédéral et les communautés plus cohérente, le
projet prévoit que le critère de l'intervention
résiderait dans le caractère principal de
l'intervention, à distinguer de son caractère
accessoire. Actuellement, la contrainte peut, sur
base des critères de la Cour d'arbitrage, constituer
un élément de l'assistance. De plus, un aspect
pédagogique peut être lié au vécu principal d'une
souffrance inhérente à toute sanction. Mais,
intrinsèquement, le dosage, l'humanisation et la
souffrance ne changent rien à cette
caractéristique essentielle de la sanction et de la
peine. Dans la réforme envisagée, les
communautés seraient compétentes si
l'assistance est le caractère principal de
l'intervention, alors que si celle-ci est
principalement à caractère sanctionnel et de
protection de la sécurité publique, elle relèverait
exclusivement de la compétence des autorités
fédérales.
Enfin, la recherche confiée à l'IMCC concernant la
délinquance des mineurs et les décisions prises
en cette matière par les parquets et les tribunaux
de la jeunesse sera soumise au comité
d'accompagnement le 30 novembre prochain. Le
rapport de recherche relative aux décisions des
juges de la jeunesse devrait être prêt fin de cette
année. Celui concernant les résultats traités
provenant des interventions des parquets est
retardé suite à des problèmes accumulés
concernant le personnel de recherche.
14/11/2000
CRIV 50
COM 294
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
Mijnheer Laeremans, ik heb er reeds op gewezen
dat ik uw interpellatieverzoek niet heb ontvangen.
Ik heb er echter geen moeite mee de vragen te
beantwoorden en stel voor dat ik volgende week
tijdens de bespreking van de beleidsnota dieper
inga op de praktische en technische vragen in
verband met de jeugddelinquentie.
02.05 Jacqueline Herzet (PRL FDF MCC):
Monsieur le ministre, merci pour votre réponse.
Elle va dans le bon sens mais, sans le texte, il
nous est difficile de nous prononcer. Je voudrais
néanmoins émettre certaines réserves lorsque
vous dites qu'il y aura des juges différents quant
aux mesures provisoires et au fond. Toute la
procédure ne va-t-elle pas en être alourdie? Il me
semble que les délais de jugement devaient être
relativement courts afin que le jeune sache très
vite ce qui l'attend.
Je reviens à la répartition des compétences. Vous
dites très bien que l'aspect humain relèvera du
domaine des Communautés et que l'aspect
protection concernera le fédéral, mais vous savez
que les compétences vont encore se chevaucher
et, potentiellement, cela créera une source de
conflits. J'ignore quelle est la solution mais ce
n'est pas encore la panacée et il faudra chercher
ensemble ce qu'on peut faire pour que tout soit
enfin clairement défini. En effet, ce qui se passe
maintenant n'est ni bon, ni efficace dans l'intérêt
des jeunes.
02.06 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, Mijnheer de minister, ik stel
vast dat het ontwerp niet voor het einde van het
jaar bij de Kamer zal worden ingediend. Dat valt
van tevoren niet altijd exact te berekenen, maar u
had een zeer duidelijk schema gegeven dat nu
niet wordt nageleefd. Dat biedt ons wel de
gelegenheid om hier al een diepgaander debat
over te houden dan hier vandaag het geval was.
Het bleef nu immers oppervlakkig. U gaf wel
krachtlijnen, maar we moeten dit nader kunnen
bestuderen voor we hier dieper op ingaan. Het
bleef bovendien allemaal zeer summier. In het
kader van de bespreking van de hervorming van
het penitentiair regime zal duidelijk ook een aspect
jeugd aan de orde zijn. We kunnen dan best ook
even spreken over de jeugdproblematiek aan de
hand van een nota die iets meer zegt over wat dit
ontwerp allemaal zal inhouden. Anders worden we
gewoon geconfronteerd met een zeer uitvoerig
werkstuk bestaande uit gedetailleerde regelingen
waar nauwelijks nog wat aan te veranderen valt.
Het zou nuttig zijn als wij tevoren de krachtlijnen
kunnen bespreken. Ik vrees dat, als dit nog moet
worden goedgekeurd door de regering en
bepaalde interkabinettenwerkgroepen en
beoordeeld door de Raad van State, wij ook in
tijdsnood zullen komen. Wij moeten dan nog een
jaar wachten voor we dit in september of oktober
van volgend jaar ernstig kunnen bespreken. Velen
zullen dan al uitkijken naar de volgende
verkiezingen. Het zou dan ook beter zijn om dit
debat vroeger te kunnen voeren.
Mijnheer de minister, ik heb er begrip voor dat er
iets fout is gelopen op uw kabinet. Missen is
menselijk. Vrijdagavond heb ik mijn voorstel
ingediend. Als we voor een mondelinge vraag op
donderdag drie uur voordien nog vragen kunnen
indienen, moet u in principe toch in staat zijn om
te antwoorden op een vraag die vele uren
voordien werd ingediend. Nogmaals, ik heb er
begrip voor dat u door uw diensten niet tijdig werd
ingelicht maar ik hoop dat dit in de toekomst niet
te vaak meer hoeft voor te vallen.
Mijnheer de minister, ik hoop ook dat u iets meer
gedetailleerd kunt antwoorden dan op het
interpellatieverzoek zelf. Ik zal het u straks geven
zodat u er zeker niet naar moet gaan zoeken op
uw kabinet. Ik heb wat meer gedetailleerde vragen
gesteld omdat ik opnieuw naar uw antwoorden
van maart ben gaan kijken. In verband met de
aantallen hebt u toen gezegd dat er 30
opvangplaatsen voor jongens waren in
Vlaanderen en dat er 10 bij zouden komen. In
Wallonië waren er 44. In uw veiligheidsplan hebt u
het over twee keer 50. Gaat het dan om 50 per
geslacht en dus in totaal 100 voor jongens en 100
voor meisjes in heel het land? Ook wil ik graag
weten of er iets zal veranderen aan de aard van
het detentieregime. Zal Justitie daar zelf een
zekere rol in spelen en bepaalde kosten dragen of
zal alles door de Gemeenschappen moeten
worden gedragen? Ook de vraag in verband met
Mechelen zal ik volgende week zeker opnieuw
stellen naar aanleiding van de beleidsnota. Ik
hoop dat u dan een meer concreet antwoord zult
kunnen geven.
Ik zal ook een motie indienen om een debat over
de krachtlijnen van het jeugdsanctierecht te
kunnen voeren in deze commissie en om - in
tegenstelling tot uw veiligheidsplan - snel over te
kunnen gaan naar gesloten centra. Uw standpunt
is dat die er pas kunnen komen als het ontwerp is
goedgekeurd. Ik vrees dat we dan al aan het
einde van deze legislatuur zullen zitten. Naar mijn
oordeel en ook naar het oordeel van de
meerderheidspartijen van een stad als Antwerpen
is het nodig om veel sneller gesloten
detentiecentra voor jongeren te krijgen dan pas na
het goedkeuren van het ontwerp dat u zult
CRIV 50
COM 294
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
indienen.
02.07 Marc Verwilghen, ministre: Monsieur le
président, concernant les questions posées par
Mme Herzet, je me dois de rappeler que la
procédure relative au traitement des situations
impliquant des jeunes mineurs d'âge est déjà
accélérée - ce qui est absolument nécessaire.
Pour ma part, je ne pense pas que faire la
distinction entre les phases provisoire, du fond et
de l'exécution et faire intervenir différents juges à
chacun de ces stades compliquent les
procédures. Nous sommes même forcés d'agir de
la sorte. Dans le droit des majeurs, nous
rencontrons la même procédure: le juge de la
phase provisoire, celui du fond et celui de
l'exécution y sont également trois personnes
différentes. Il y a donc là une similarité, qui
constitue, du reste, sur le plan international, une
obligation à respecter.
Relativement aux difficultés éventuelles pouvant
survenir dans les rapports avec les communautés,
il est évident que des contacts permanents
doivent être noués avec celles-ci durant toute
l'élaboration de cette loi - ce dont M. Maes s'est
d'ailleurs chargé - afin d'éviter tout blocage ou tout
freinage. Ce dialogue nous a permis de prendre
en considération les problèmes qui s'étaient posés
et d'y apporter une solution appropriée et
acceptable pour les Communautés.
De heer Laeremans hoopt dat dit niet te vaak
voorvalt. Welnu, het is de eerste keer dat dit
voorvalt en ik betreur dat natuurlijk ook. Het is niet
mijn gewoonte mij aan een vraag te ontrekken.
Als ik ze kan beantwoorden, zal ik dat onmiddellijk
doen. Daarom heb ik u voorgesteld erop te
antwoorden naar aanleiding van de bespreking
van de beleidsnota volgende week.
U weet in elk geval dat de regering
jeugddelinquentie tot een prioriteit heeft gemaakt
in het Veiligheidsplan. Daartoe werden een aantal
schikkingen getroffen. Dit wetsontwerp past in die
prioriteiten. Het spreekt vanzelf dat een aantal
beslissingen werden genomen over de rol die
Justitie moet spelen wanneer een minderjarige in
een welbepaalde situatie moet worden
opgesloten. Wij kiezen er niet voor minderjarigen
in een jeugdgevangenis op te sluiten, zoals
sommigen vroegen. Wij opteren wel degelijk voor
gesloten instellingen waar Justitie zijn
verantwoordelijkheid zal opnemen wat de sancties
betreft. Ik zal hierover ongetwijfeld terugkomen in
de loop van volgende week naar aanleiding van
de beleidsnota die dan wordt besproken.
02.08 Jacqueline Herzet (PRL FDF MCC):
Monsieur le président, ne pourrions-nous pas
nous réunir un mardi midi avec le ministre et M.
Maes? Si vous n'organisez pas vous-même cette
réunion, je crains fort que cela ne se fasse jamais.
Cette affaire traîne depuis des années. Je
souhaiterais rencontrer M. Maes en compagnie
des membres de la commission qui sont
intéressés. Vous pourriez prévoir cette réunion un
mardi midi puisque nous sommes tous présents à
ce moment-là.
Le président: Nous essaierons de le faire, dans la
mesure de nos possibilités.
Moties
Motions
Tot besluit van deze bespreking werden volgende
moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions
suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door
de heren Bart Laeremans, Filip De Man en Guy
D'haeseleer en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellaties van mevrouw Jacqueline
Herzet en de heer Bart Laeremans
en het antwoord van de minister van Justitie,
vraagt de regering:
- een debat aan te gaan met de Kamer over de
krachtlijnen van het op stapel staande
jeugdsanctierecht;
-
snel werk te maken van gesloten
jeugddelinquentiecentra".
Une motion de recommandation a été déposée
par MM. Bart Laeremans, Filip De Man et Guy
D'haeseleer et est libellée comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu les interpellations de Mme
Jacqueline Herzet et M. Bart Laeremans
et la réponse du ministre de la Justice,
demande au gouvernement:
- d'organiser un débat avec la Chambre sur les
lignes de force du droit sanctionnel pour les
jeunes, actuellement en cours d'élaboration;
- de s'occuper rapidement de la question des
centres fermés pour jeunes délinquants".
Een eenvoudige motie werd ingediend door
mevrouw Jacqueline Herzet en de heer Thierry
Giet.
Une motion pure et simple a été déposée par
Mme Jacqueline Herzet et M. Thierry Giet.
14/11/2000
CRIV 50
COM 294
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
Over de moties zal later worden gestemd. De
bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement.
La discussion est close.
03 Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Tony Van Parys aan de minister van
Justitie over 'het afvoeren van het
opsporingsprogramma "Oproep 2020"
(nr. 2616)
- de heer Guy D'haeseleer aan de minister van
Justitie over 'het verdwijnen van het
programma "Oproep 2020"' (nr. 2617)
03 Questions orales jointes de
- M. Tony Van Parys au ministre de la Justice
sur 'la disparition du programme télévisé
«Oproep 2020»' (n° 2616)
- M. Guy D'haeseleer au ministre de la Justice
sur 'la disparition du programme télévisé
«Oproep 2020»' (n° 2617)
03.01 Tony Van Parys (CVP): Mijnheer de
voorzitter, een paar weken geleden heb ik via de
media vernomen dat het opsporingsprogramma
"2020" zal verdwijnen. Dat zou zeer jammer zijn
omdat er nogal wat redenen zijn om dergelijke
opsporingsprogramma's te behouden. Ten eerste,
heeft het programma tot positieve resultaten
geleid in de dossiers die erin aan bod zijn
gekomen. In het verleden heb ik altijd de indruk
gehad dat het programma een bijzondere hulp
was voor de speurders en de magistraten die met
deze dossiers bezig waren. Ik herinner me dat het
team van het departement Justitie dat deze
programma's begeleidde bijzonder gemotiveerd
was en waarschijnlijk nog altijd is. Het is steeds
bereid ondersteuning te geven. Het programma
maakt dus mogelijk dat resultaten worden bereikt
en dat hulp kan worden geboden aan de
speurders en de magistraten die met deze
dossiers bezig zijn.
Er zijn ook andere redenen om dergelijke
programma's te handhaven. De betrokkenheid
van de burgers bij deze dossiers wordt door deze
opsporingsprogramma's vergroot. Ze doen een
beroep op het verantwoordelijkheidsgevoel van de
burgers, dat op het gebied van justitie ruimer moet
worden gezien dan de concrete dossiers. In deze
programma's zit een opvoedkundig element; ze
zetten mede aan tot burgerzin. Natuurlijk zijn de
kijkcijfers voor deze programma's niet gelijk aan
de kijkcijfers voor andere programma's die veeleer
een beroep doen op het sensatiegevoel. Mensen
kijken liever naar Betty en Isabelle in "Big Brother"
dan naar "Oproep 2020". We mogen ons echter
niet altijd door kijkcijfers laten leiden: programma's
met een inhoudelijke waarde, en in dit geval een
opvoedkundige waarde, verdienen hun plaats in
de media.
Om die reden heb ik de volgende vragen aan de
minister. Klopt het dat het opsporingsprogramma
"Oproep 2020" zal worden afgevoerd? Werd deze
beslissing genomen in overleg met Justitie? Ik
meen te weten dat hierover contractuele
afspraken werden gemaakt met de Franstalige
zender? Loopt het contract ten einde? Zal de
minister andere initiatieven nemen om de
audiovisuele en geschreven media bij het
opsporen van misdrijven te betrekken? De CVP-
fractie is van mening dat dit absoluut noodzakelijk
is. De RTBF bleef in dergelijke programma's
geïnteresseerd; dit betekent dat sommige mensen
in de media zich echt voor deze problematiek
interesseren. Ik hoop dan ook dat een formule kan
worden gevonden waarbij deze programma's
behouden blijven. Ze dragen immers bij tot het
opsporen van misdrijven en hebben een
opvoedkundige waarde. Welke invloed hadden
deze programma's op de Nederlandstalige en
Franstalige zenders op de ophelderinggraad?
03.02 Guy D'haeseleer (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, het Vlaams Blok heeft met
ongenoegen vastgesteld dat het einde werd
aangekondigd van het opsporingsprogramma
"Oproep 2020" op de commerciële omroep VTM.
Uiteraard lagen commerciële argumenten aan de
basis van deze beslissing. Woordvoerder Mark
Van Lombeeck geeft toe dat de belangstelling van
het publiek de jongste jaren is verminderd en dat
VTM hieruit zijn conclusies heeft getrokken. Hij
heeft in de pers ook duidelijk verklaard dat VTM
niet overweegt in de toekomst opnieuw een
dergelijk programma uit te zenden.
Afgezien van deze louter commerciële
overwegingen kan men niet ontkennen dat het
bewuste programma zijn maatschappelijk nut
heeft bewezen en dat een soortgelijk programma
in Vlaanderen zeker wenselijk is. Dit is ook de
mening van de mensen van de Algemene
Politiesteundienst, die zwaar ontgoocheld zijn.
Voor de cel Verdwijningen is dit een zwaar verlies
omdat het programma in belangrijke mate heeft
bijgedragen tot de opheldering van heel wat
dossiers.
De dalende kijkcijfers zouden hoofdzakelijk te
wijten zijn aan het latere uitzenduur van het
programma. Het Vlaams Blok betreurt dat voor
programma's zoals dit, die hun maatschappelijk
nut hebben bewezen, geen plaats meer is in het
medialandschap, althans wat de commerciële
zender betreft. De kijkcijfers staan in elk opzicht
CRIV 50
COM 294
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
centraal.
Mijnheer de minister, welke redenen heeft VTM
opgegeven voor het eenzijdig afvoeren van het
programma? Hoeveel misdrijven werden er tijdens
de uitzendingen behandeld? Hoeveel van deze
zaken werden er ingevolge de uitzending in dit
programma opgehelderd? Hoe evalueert de
minister van Justitie dit programma? Waaruit
bestond de materiële en/of financiële bijdrage die
de overheid in de loop van de voorbije jaren voor
dit programma heeft geleverd? Behoort een
voortzetting van een soortgelijk programma in de
nabije toekomst tot de mogelijkheden? Werden
dienaangaande contacten gelegd met de
openbare omroep VRT?
03.03 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, ik deel de mening van de leden dat een
programma zoals "Oproep 2020" een functie heeft
in ons medialandschap. De resultaten die naar
aanleiding van dit programma werden geboekt,
zijn niet enkel belangrijk voor het oplossen van
individuele zaken, maar dragen bij tot het
stimuleren van de burgerzin en de wil tot
medewerking van de bevolking aan de
gerechtelijke opdracht, die binnen een rechtstaat
iedereen aanbelangt.
Het standpunt van VTM heeft mij verrast omdat
wij met de verantwoordelijken van deze zender
nog een onderhoud hebben gehad over de
programmatie in de eerste helft van 2001 en
omdat de programma's aan weerszijden van de
taalgrens werden voorgesteld ter gelegenheid van
de opening van het programmajaar.
Bij aangetekende brief van 30 oktober 2000
gericht aan de Algemene Politiesteundienst heeft
de Vlaamse Mediamaatschappij het contract over
het opsporingsprogramma "Oproep 2020"
eenzijdig opgezegd. Er is geen enkel overleg met
het ministerie van Justitie aan voorafgegaan. De
reden van deze opzegging dient luidens deze brief
te worden gezocht in de bredere
toekomststrategie van het mediabedrijf Vlaamse
Mediamaatschappij. De beslissing heeft geen
gevolgen voor de uitvoering van het lopende
contract. Uit dezelfde brief heb ik kunnen afleiden
dat de samenwerking met de APSD en de
verschillende politiediensten als een verrijkende
ervaring werd beschouwd.
De zender VTM zal de drie resterende
uitzendingen produceren met dezelfde
kwaliteitsgaranties als voorheen. Als minister zal
ik het nodige doen om de media te blijven
betrekken bij de opsporing van daders van niet
opgeloste misdrijven en om een nieuwe
aanbesteding uit te schrijven. Ik voel echter dat op
het terrein belangstelling blijft bestaan en ik denk
dus niet dat wij zonder brandstof zullen vallen wat
dat betreft.
Ten vierde, van de dossiers die in 1999 in het
programma werden behandeld, werd in 30,1% of
bijna een op drie gevallen de zaak opgelost of
werd dank zij de binnengelopen informatie
belangrijke vooruitgang geboekt. Daarnaast werd
in nog bijna 20% van de zaken enig positief
resultaat bereikt. Die balans kan tot de
verbeelding spreken, als u weet dat de
ophelderingsgraad merkelijk lager ligt dan de hier
bereikte resultaten. Deze resultaten zijn ook
vergelijkbaar met de vorige jaren, waar een
ophelderingsgraad van bijna 30% werd bereikt.
Voor 2000 worden deze resultaten op zijn minst
bevestigd. Zo werden zeven op tien gevallen van
de uitzending van 3 oktober 2000 en voorlopig
twee op tien zaken van de uitzending van
24 oktober 2000 opgelost. In vier verdere gevallen
kwam het onderzoek in een stroomversnelling
terecht. Ik zeg dus dat dit op zijn minst wordt
bevestigd, omdat de nu gemaakte keuze om
recentere dossiers te onderwerpen aan de
oproepprogramma's, duidelijk vruchten afwerpt.
Het geheugen van de mens is op zijn best hoe
korter het na de feiten wordt ingeschakeld. In die
omstandigheden denk ik dat wij de ingeslagen
weg verder moeten bewandelen en zal ik er alles
aan doen om de initiatieven uit het verleden verder
in te vullen.
03.04 Tony Van Parys (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, dank u voor dit
antwoord. Ik verheug mij over het standpunt dat
deze programma's verder moeten kunnen worden
gezet, weze het op basis van een nieuwe
aanbesteding dan. De resultaten bewijzen wat het
belang is van dergelijke uitzendingen. Het
responsabiliseren van mensen in deze materie is
heel belangrijk.
Ik heb nog wel een vraag. Ik geloof dat er geen
signaal is gekomen van RTBF dat zij niet meer
geïnteresseerd zijn, maar alleen van VTM dat er
een bericht kwam dat men afzag van dergelijk
programma, of?
03.05 Guy D'haeseleer (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, uit
het antwoord onthoud ik dat VTM het contract
eenzijdig heeft opgezegd, zonder voorafgaand
overleg, wat wij als Vlaams Blok samen met u
betreuren. De gegeven cijfers bewijzen nogmaals
het maatschappelijk nut van dergelijke
14/11/2000
CRIV 50
COM 294
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
programma's. Ik heb geen antwoord gekregen op
de vraag welke materiële of financiële bijdrage de
overheid heeft geleverd aan dit programma. Zou
het niet mogelijk zijn om eventueel, mits het
opdrijven van materiële en financiële
inspanningen, toch nog een opening te forceren?
In een commercieel bedrijf als VTM is men toch
ook bekommerd om de centen. Graag kreeg ik
daarop nog een antwoord. Wij hopen met u dat u
de nodige inspanningen zult doen om in de nabije
toekomst een aantal mogelijkheden te creëren om
een soortgelijk opsporingsprogramma alsnog op
poten te zetten.
03.06 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, wij hebben nooit enige opmerking
gekregen uitgaande van een van beide omroepen
die zich met de programma's bezig hielden inzake
een bijkomende geldelijke incentive van de
overheid. Beide programmamakers weten
natuurlijk dat de inspanning van de overheid,
bijvoorbeeld door het ter beschikking te stellen
van politiemensen, aanzienlijk is. Wij hebben een
aanzienlijke ondersteuning van de APSD
georganiseerd: aanvankelijk was dit een persoon,
maar dat is een hele ploeg geworden. Dat kost
ook geld en ik ben ervan overtuigd dat men die
inspanningen naar waarde heeft weten te
schatten. Ik ben ervan overtuigd dat, mochten
financiën aan de basis van de problematiek
hebben gelegen, VTM dit zou hebben laten weten
via de opzegbrief. Men zou dit niet meer
realiseerbaar hebben genoemd zonder inspanning
van de overheid. Ik neem aan dat dit niet de reden
is. Er werd een andere reden ingeroepen door een
privaatrechtelijke organisatie, die meestal andere
doelstellingen heeft dan openbare instellingen om
resultaat te boeken.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Mondelinge vraag van de heer Tony Van
Parys aan de minister van Justitie over "de
politieke inmenging van de regering in het
gerechtelijk dossier lastens de minister van
Buitenlandse Zaken van Congo, de heer
Yerodia" (nr. 2638)
04 Question orale de M. Tony Van Parys au
ministre de la Justice sur "l'intervention
politique du gouvernement dans le dossier
judiciaire à charge du ministre congolais des
Affaires étrangères, M. Yerodia" (n° 2638)
04.01 Tony Van Parys (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, u herinnert zich
wellicht dat reeds heel wat vragen werden gesteld
met betrekking tot het internationaal
aanhoudingsmandaat tegen de minister van
Buitenlandse Zaken van Congo, de heer Yerodia,
en meer bepaald omtrent de indruk die was
ontstaan dat de uitvoering of de implementatie
ervan werd bemoeilijkt via politieke inmenging.
Ongetwijfeld herinnert u zich ook de vragen die
door onze fractie werden geformuleerd naar
aanleiding van de vaststelling dat het
aanhoudingsmandaat van 11 april 2000 pas op
3 juli 2000 uitvoerbaar werd verklaard. Uiteraard
rezen er vragen omtrent de lange termijn tussen
de datum van het aanhoudingsmandaat en de
uitvoerbaarheid ervan, vooral ermee rekening
houdend dat op 17 juni te Brussel een ontmoeting
plaatsvond tussen de Belgische minister van
Buitenlandse Zaken en Yerodia, dat op 30 juni de
minister van Buitenlandse Zaken deelnam had
aan de viering van 40 jaar onafhankelijkheid van
Congo, dat de minister op 2 juli uit Congo
terugkeerde en dat, opvallend genoeg, de dag
nadien, op 3 juli, het aanhoudingsmandaat tegen
Yerodia door de onderzoeksrechter uitvoerbaar
werd verklaard.
Al deze elementen veroorzaakten een
onbehaaglijk gevoel, te wijten aan een vermoeden
van politieke inmenging tegen de uitvoering van
het aanhoudingsmandaat afgeleverd door
onderzoeksrechter Van der Meersch lastens
Yerodia.
Toch, mijnheer de minister, zijn deze gegevens
klein bier vergeleken bij de berichten die vorige
week in de media verschenen, met betrekking tot
het verdere verloop van het dossier. De
vaststellingen terzake zijn bijna onvoorstelbaar en
dat is de reden waarom ik mij genoodzaakt voelde
u daaromtrent een aantal vragen te stellen.
Ik zal drie berichten aanhalen die de voorbije
dagen via de media werden verspreid. Ten eerste,
wordt beweerd dat België heeft ingestemd met de
overheveling van het dossier van Yerodia naar de
Congolese justitie. In theorie zou het internationaal
strafrecht de Congolese autoriteiten de
mogelijkheid kunnen bieden om dit dossier te
behandelen, maar wellicht, mijnheer de minister,
ziet u ook het bijna hallucinant karakter van een
dergelijke overheveling in. Inderdaad, niet alleen
zijn de rechtsstaat en de onafhankelijkheid van de
justitie in Congo niet optimaal verzekerd, maar
bovendien wordt het land geconfronteerd met
etnische conflicten en woedt er een oorlog en een
burgeroorlog.
Ik kan mij aldus moeilijk voorstellen dat België
ermee zou hebben ingestemd dit dossier door de
CRIV 50
COM 294
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
Congolese justitie te laten behandelen. Trouwens,
destijds keurden wij een wet goed, precies om het
mogelijk te maken dergelijke dossiers in ons land
te behandelen om te voorkomen dat zij worden
behandeld in een omgeving waar de
rechtszekerheid noch de onafhankelijkheid van de
gerechtelijke macht kunnen worden
gegarandeerd.
Men heeft toch niet ingestemd met de
behandeling van dit dossier in Congo, want dit zou
het einde zijn van een behoorlijke behandeling van
dit dossier met inachtneming van alle garanties?
In de media wordt ook beweerd dat er druk zou
zijn uitgeoefend op het Belgische gerecht om
geen rogatoire commissie naar Kinshasa te
zenden. Als dit waar is, dan betekent dit dat men
de uitvoering van het aanhoudingsmandaat
onmogelijk heeft gemaakt, want wil men het
aanhoudingsmandaat hard maken, dan is een
rogatoire opdracht in Kinshasa onvermijdelijk. Hoe
kan men anders het internationaal
aanhoudingsmandaat uitvoeren?
Een ander bericht dat verwondering wekt - voor
zover het bevestigd wordt -, is dat er schriftelijke
adviezen van Justitie zouden bestaan om de
Congolese autoriteiten uit te leggen hoe ze de
opheffing van het aanhoudingsmandaat moeten
verkrijgen. Ik kan mij niet inbeelden dat Justitie
aanbevelingen zou schrijven voor de Congolese
autoriteiten over de manier waarop de uitvoering
van een internationaal aanhoudingsmandaat
onmogelijk kan worden gemaakt. De haren rijzen
mij te berge, des te meer omdat het artikel stelt
dat Justitie dat met handen en voeten zou hebben
uitgelegd.
Mijnheer de minister, dit werpt meteen de vraag
op naar de toetsing van die berichten. Ten eerste,
klopt het dat België ermee heeft ingestemd het
gerechtelijk dossier naar de Congolese justitie
over te hevelen? Heeft Buitenlandse Zaken
daartoe initiatieven genomen? Deze vraag is
terecht, wanneer we weten dat Congo niet de
rechtstatelijke garanties kan bieden op een
onafhankelijke beoordeling van het dossier.
Ten tweede, klopt het dat het gerecht onder druk
is gezet om geen rogatoire commissie naar
Kinshasa te sturen?
Ten derde, zijn er schriftelijke adviezen van
Justitie waarin Congo wordt uitgelegd hoe moet
worden opgetreden om het arrestatiebevel tegen
Yerodia te laten opheffen?
Ten vierde, welke initiatieven zijn er genomen om
het internationaal arrestatiebevel uit te voeren?
Heeft men bijvoorbeeld de uitlevering van Yerodia
gevraagd, onderwerp dat reeds bij de vorige
interpellatie te berde werd gebracht? Dat vormt
immers de eerste fase in de uitvoering van het
internationaal arrestatiebevel.
Ten vijfde, werd er intussen een procedure voor
het Internationaal Gerechtshof in Den Haag
ingeleid, om het internationaal aanhoudingsbevel
te vernietigen? Wat is de stand van de procedure?
De berichten terzake in de media zijn
onrustwekkend, want de raadsman van Congo
zou een professionele relatie hebben
onderhouden met de gewezen staatssecretaris die
met deze materie bezig was, met name de heer
Chevalier. Stel u voor dat dit wordt bevestigd. In
welk land leven we dan? U hebt daar weliswaar
niet rechtstreeks mee te maken, mijnheer de
minister.
Ten zesde en ten laatste, zal mevrouw Neyts die
dezer dagen Congo bezoekt, initiatieven nemen in
verband met het dossier-Yerodia? Zal ze de
minister van Buitenlandse Zaken van Congo
ontmoeten? Zijn er besprekingen geweest in de
regering betreffende het dossier-Yerodia naar
aanleiding van haar bezoek? Het kan uiteraard
niet dat haar bezoek verband houdt met het
dossier, gelet op het feit dat het een gerechtelijk
dossier is en gelet op het feit dat het respect voor
de mensenrechten een van de pijlers is van het
buitenlands beleid van de regering. Ik verwijs naar
haar krachtdadige houding in het dossier-
Pinochet.
Ik verwijs naar de krachtdadige houding die men
in het dossier Pinochet heeft gehanteerd. Het zou
totaal ongeloofwaardig zijn indien er op dit
ogenblik contacten of gesprekken met de
betreffende minister van Buitenlandse Zaken door
een vertegenwoordiger van de Belgische regering
inzake het dossier zouden plaatsvinden. De
aanklacht in dit dossier betreft immers ernstige
schendingen van het humanitair recht, met name
genocide en misdaden tegen de mensheid. Ik
wens een concreet antwoord van de minister op
mijn vragen naar aanleiding van de recente
publicaties.
04.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, de vraag van de heer Van Parys heeft
de allure van een interpellatie. Ik zal u een
concreet antwoord geven waaruit men kan
besluiten dat de regering zich niet in de
afhandeling van het uitleveringsdossier-Yerodia
heeft gemengd. De minister van Buitenlandse
14/11/2000
CRIV 50
COM 294
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
Zaken van de democratische republiek Congo
geniet immers van een aantal beschermingen die
uit zijn titel voortvloeien.
Ik verklaar mij nader. Ten eerste, het strafdossier
dat aan de basis van het uitleveringsverzoek ligt,
werd niet ter beschikking van de Congolese
autoriteiten gesteld of naar de Congolese justitie
overgeheveld, zoals u in uw vraagstelling
suggereerde. Enkel het bevel tot aanhouding dat
met het oog op de uitvoering werd opgesteld, werd
naar de Congolese justitie overgeheveld. De
Congolese regering weigert de uitlevering van
Yerodia en steunt haar beslissing op het
Congolese uitleveringsrecht dat, net zoals ons
eigen recht, de uitlevering van de eigen
onderdanen verbiedt. Inzake het verzoek van het
Belgische gerecht heeft de rol van het ministerie
van Buitenlandse Zaken zich totnogtoe beperkt tot
het inlichten van de Congolese autoriteiten over
het verzoek van uitlevering dat stoelt op het bevel
tot aanhouding. Het Belgische ministerie van
Buitenlandse Zaken heeft inzake de houding van
de Congolese regering de voorwaarden toegelicht
die aan een eventuele aangifte van de feiten
verbonden zijn, zodat het Congolese gerecht zich
met het dossier zou belasten volgens de
bepalingen van een overeenkomst van 1984 en
die de beide landen bindt. Als men vaststelt dat
de Congolese autoriteit niet tot de uitlevering zal
overgaan, zal de procedure van aangifte in elk
geval nog een rol spelen. De besprekingen met
het Congolese gerecht inzake de aangifte hebben
totnogtoe geen resultaat opgeleverd.
Ten tweede, uw vraag inzake het sturen van een
ambtelijke opdracht veronderstelt, althans inzake
de uitvoering ervan, de voorafgaande goedkeuring
door de bevoegde autoriteit van het aangezochte
land. De procureur des Konings noch de
onderzoeksrechter van Brussel werden door de
regering benaderd om al dan niet een moratoire
opdracht naar Kinshasa te sturen. Dat is het
gezonde principe van de scheiding der machten.
Ten derde, inzake de weigering van het
Congolese gerecht om gevolg te geven aan het
bevel tot aanhouding afgeleverd door de
Belgische onderzoeksrechter, kreeg onze
ambassadeur in Kinsjasa de opdracht om aan het
Congolese gerecht de gevolgen te laten kennen
van een eventuele aangifte van feiten volgens de
bepalingen van de eerder vermelde
overeenkomst. Dat werd reeds toegelicht. U
gebruikt daarvoor een krachtige uitdrukking die tot
de verbeelding sprak. Het moet duidelijk zijn dat
door mijn departement geen advies aan de
Congolese autoriteit werd verstrekt om het
arrestatiebevel van Yerodia op te heffen.
Ten vierde, het internationaal aanhoudingsbevel
van Yerodia werd door de onderzoeksrechter aan
de Interpollanden geseind. Het behoort tot de
bevoegdheid van de overheid van ieder van deze
landen te zorgen voor de uitvoering van het bevel
tot aanhouding inzake de wetten en internationale
gebruiken, in het bijzonder de bescherming van de
immuniteit van de regeringsleden. Daarom
herinnerde ik ook aan de hoedanigheid van
Yerodia.
De Congolese regering heeft intussen het
Internationaal Gerechtshof te Den Haag gevat.
Het zal zich eind deze maand uitspreken over de
geldigheid van het internationaal
aanhoudingsbevel. Door de departementen van
Buitenlandse Zaken en Justitie werden advocaten
aangesteld om het dossier voor het Hof te volgen
en te verdedigen.
Ten vijfde, in verband met de Afrika-politiek van
deze regering brengt staatssecretaris mevrouw
Neyts deze week een bezoek aan een aantal
landen die verwikkeld zijn in het conflict rond de
Democratische Republiek Congo. Mevrouw Neyts
zal tijdens haar bezoek te Kinshasa alle
Congolese actoren ontmoeten, onder wie de
Congolese president en de minister van
Buitenlandse Zaken. De staatssecretaris werd
evenwel niet belast met de opdracht enig initiatief
te nemen inzake het dossier Yerodia, en dit
wegens voor de hand liggende redenen. Ikzelf heb
evenmin contact gehad met mevrouw Neyts over
dit dossier.
Ik meen, mijnheer de voorzitter, dat ik hiermee de
vragen van collega Van Parys duidelijk en in detail
heb beantwoord.
04.03 Tony Van Parys (CVP): Mijnheer de
voorzitter, uit het antwoord van de minister leid ik
ten eerste af dat noch zijn diensten, noch die van
Binnenlandse Zaken initiatieven hebben genomen
om dit dossier over te hevelen naar de Congolese
gerechtelijke autoriteiten. Daaruit volgt dat het
initiatief van onderzoeksrechter Vandermeersch
om de zaak in België te behandelen volkomen en
volwaardig gehandhaafd blijft. Op deze wijze
worden dus zeer formeel de berichten
tegengesproken dat de zaak aan de Congolese
autoriteiten zou worden overgeheveld.
Ik noteer ten tweede dat er geen druk geweest is
op de gerechtelijke autoriteiten om een rogatoire
commissie te sturen. Ik twijfel wel nog over
eventuele initiatieven van Buitenlandse zaken.
CRIV 50
COM 294
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
Mijnheer de minister, u zei expliciet: "Mijn
departement heeft geen initiatieven genomen om
aan de Congolese autoriteiten uit te leggen hoe ze
de uitvoering van dit aanhoudingsmandaat
onmogelijk moeten maken". Bedoelt u daarmee
dat u geen informatie hebt over initiatieven van
Buitenlandse Zaken? Waarom legde u zo de
nadruk op uw departement?
04.04 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, collega Van Parys, ik meen dat u ten
onrechte afleidt dat andere departementen een
initiatief namen. In eerste instantie is de minister
van Justitie betrokken partij. Ik antwoord dus
vanuit mijn functie als minister van Justitie. Voor
mij is het echter duidelijk dat er geen enkele
tussenkomst is geweest, van niemand.
04.05 Tony Van Parys (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister van Justitie, u
bevestigde dat mevrouw Neyts inderdaad de heer
Yerodia zal ontmoeten naar aanleiding van haar
bezoek aan Congo. Het is betreurenswaardig dat
dit onderhoud de geloofwaardigheid van onze
politiek, die gebaseerd is op het respect voor
mensenrechten, ondermijnt. Ons land wordt
ongeloofwaardig wanneer het een onderhoud
heeft met iemand tegen wie een internationaal
aanhoudingsmandaat werd uitgevaardigd, precies
wegens schending van de mensenrechten. De
klacht gaat over genocide. De klacht gaat over
misdaden tegen de menselijkheid. Ik meen dat dit
onderhoud dus op geen enkele wijze kan worden
verantwoord. Als oppositiepartij zullen wij ons
ertegen blijven verzetten. Dit is een fundamentele
schending van onze geloofwaardige politiek die
gebaseerd is op het handhaven van de
mensenrechten.
Ten slotte heb ik nog geen antwoord gekregen op
een vraag die ik weliswaar niet schriftelijk heb
gesteld. Ik verontschuldig mij hiervoor. Ik vind het
echter wel belangrijk te weten of er intussen een
verzoek tot uitlevering van mijnheer Yerodia
bestaat vanwege de Belgische regering? Dit vormt
immers het eerste element in de uitvoering van
het internationale aanhoudingsmandaat. Dit is
immers het eerste element in de uitvoering van
het internationaal aanhoudingsmandaat.
04.06 Minister Marc Verwilghen: Ik kan niet
onmiddellijk antwoorden op de vraag. Ik moet
nagaan welke technische daad men
dienaangaande heeft gesteld.
04.07 Tony Van Parys (CVP): Mijnheer de
minister, alhoewel ik begrijp dat u dit wil nagaan,
kan ik me niet voorstellen dat een minister van
Justitie zich niet herinnert dat hij een initiatief
inzake de uitlevering heeft genomen, zeker in een
dermate gevoelig dossier. Dit dossier is uitermate
gevoelig niet alleen ten opzichte van het initiatief
van de gerechtelijke autoriteiten maar ook inzake
de internationale contacten. Ik ga ervan uit dat er
geen initiatief werd genomen. Ik veronderstel dat
er binnen de regering wel een reactie zou zijn
gekomen als u een dergelijk initiatief had
genomen. Dit zou u zeker zijn bijgebleven. Ik
meen ervan uit te kunnen gaan dat er geen
verzoek tot uitlevering is geweest. Behoudens u
dit tegenspreekt, is dit, mijns inziens, een nieuw
element en wenst u niet dat het internationaal
aanhoudingsmandaat wordt uitgevoerd. Ik betreur
dit ten zeerste omdat het aantoont dat de
onafhankelijke werking van de rechterlijke macht
en die van de onderzoeksrechter niet bestaan.
Men kan de indruk krijgen dat men veeleer
tegenwerkt dan meewerkt.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Mondelinge vraag van de heer Filip De Man
aan de minister van Justitie over "het
gedoogbeleid inzake cannabis" (nr. 2644)
05 Question orale de M. Filip De Man au
ministre de la Justice sur "la politique de
tolérance en matière de cannabis" (n° 2644)
05.01 Filip De Man (VLAAMS BLOK): Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de minister, men is aan alle
kanten niet weinig nieuwsgierig naar wat er nu
uiteindelijk uit de bus zal komen en wat de
regering zal beslissen met betrekking tot het
drugsdossier. De heer Vandeurzen stelde vorige
week al een vraag om na te gaan of men ter zake
al wat gevorderd is. Hij vroeg wat u zou
voorschrijven in verband met het al dan niet
vervolgen van cannabisgebruik. U was in uw
antwoord zeer duidelijk. U zei dat het gelekte
voorstel uit de nota om vijftien gram cannabis en
vijf hennepplanten te tolereren niet zou doorgaan.
Volgens u zou dat niet legaal zijn aangezien er
een aantal internationale verdragen moeten
worden nageleefd. Wij kunnen u daar alleen gelijk
in geven. Artikel 71 van het Schengen-verdrag
stelt: "Ter beteugeling van de internationale vraag
naar verdovende middelen en psychotrope stoffen
van enige aard, cannabis inbegrepen, zullen de
overeenkomstsluitende partijen" - onder andere dit
koninkrijk - "al het mogelijke doen om de nadelige
effecten van de illegale vraag te voorkomen en
tegen te gaan". Dat mag voor sommige collega's
nog wel eens duidelijk gesteld worden.
Mijnheer de minister, dit is slechts één verdrag. Er
14/11/2000
CRIV 50
COM 294
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
zijn nog diverse andere verdragen op het niveau
van de Verenigde Naties afgesloten die wij horen
te respecteren. Tot daar kan ik u dus volledig
volgen en ik kan u zelfs feliciteren met uw
duidelijke antwoord van vorige week. U sprak toen
echter heel anders dan enkele maanden geleden.
Een artikel van 28 januari 2000 had als kop "Marc
Verwilghen wil een gedoogdrempel in de nieuwe
drugsrichtlijn". In het artikel staat: "Minister Marc
Verwilghen (VLD) wil in een nieuwe richtlijn voor
de parketten de hoeveelheid begrenzen voor wat
betreft het beperkt bezit voor eigen gebruik van
soft drugs. Dat staat in de nota die Verwilghen
gisteren aan de Ministerraad presenteerde als
toelichting bij het evaluatierapport van het
Belgisch drugsbeleid". Wij weten dat deze studie
besloot dat het beleid een non-beleid was en dat
de parketten zeer disparaat werkten. De
hoeveelheden die al dan niet getolereerd werden,
waren zeer verschillend. Er was dus eigenlijk geen
beleid. U hebt toen gezegd dat u met de
gedoogdrempel de bestaande vaagheid in de
omzendbrief van de heer Van Parys, die werd
opgesteld door zijn voorganger, de heer De
Clerck, over de vervolging van drugsgebruikers
wou wegwerken. We zouden tot een eenvormig
vervolgings- en strafbeleid moeten komen. U zult
mij nu moeten tegenspreken en zeggen dat wat in
januari in de pers verscheen gelogen was of
verkeerd begrepen werd. Los van om het even
welke uitleg u kunt bedenken, zou ik graag weten
wat hier nu eigenlijk van aan is. Vorige week zei u
in de plenaire vergadering dat er geen sprake kan
zijn van een maximale hoeveelheid onder welke
men zou gedogen. Eerst ging het om vijftien
gram - of vijf gram zoals de heer Coveliers en
mevrouw Moerman evenals de SP voorstelden.
Ofwel, mijnheer de minister, houdt u zich aan uw
keiharde njet van vorige week, ofwel houdt u zich
aan uw uitspraak van januari toen u pleitte voor
"een gedoogdrempel wat betreft het beperkt bezit
voor eigen gebruik". Deze zin staat tussen
aanhalingstekens, wat erop wijst dat het gaat om
een citaat van u.
Men kan ervan uitgaan dat de pers min of meer
publiceert wat zij wil, maar deze uitspraak werd
nergens gelogenstraft; mocht u deze woorden niet
hebben uitgesproken, dat had u de publicatie
ervan tijdens de dagen of de weken die daarop
volgden, moeten herroepen. Ik houd alle teksten
in dat verband accuraat bij en nergens vond ik een
weerlegging van uwentwege tijdens die periode.
Mijnheer de minister, opteert u voor een
gedoogdrempel of bent u van oordeel dat
legalisatie of zelfs depenaliteit terzake onmogelijk
zijn omwille van de bepalingen van de
internationale verdragen?
Het wordt stilaan tijd, mijnheer de minister, om in
dit land te weten waar men aan toe is in verband
met deze problematiek. Ik begrijp dat de regering
een en ander voor zich uitschoof, tot na de
verkiezingen; dat is trouwens kenmerkend voor de
stijl van deze regering, omwille van de angst voor
het oordeel van de kiezer en dat is niet inherent
aan het drugsprobleem. Toch wens ik u te
herinneren aan wat u begin januari zei, samen
met de eerste minister trouwens, met name dat u
binnen de drie maanden een nieuwe omzendbrief
zou laten verspreiden. In het licht van de nieuwe
politieke cultuur is het wellicht aan te nemen dat u
deze zaken verschoof tot na 8 oktober, maar het
is bijna midden november en ik had graag van u
vernomen of wij deze omzendbrief deze maand
nog mogen verwachten.
Bovendien had ik graag geweten wie instaat voor
de uiteindelijke versie van dit document. Deze
aangelegenheid zal worden besproken in de
Ministerraad, maar werd reeds bepaald wie de
teksten zal schrijven? Zullen zij door u worden
opgesteld of door uw collega, mevrouw Aelvoet?
05.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, gezien de inhoud van de
oorspronkelijke vraag van 10 november en de
massa vragen die thans op mij worden afgevuurd,
kan ik slechts tot een conclusie komen, met name
dat de heer De Man tijdens het verlengd weekend
van 11 november veel tijd had om na te denken. Ik
betreur het echter dat hij niet de moeite nam om al
zijn vragen meteen in zijn verzoek van 10
november in te lassen; dat zou nochtans een
meer volwaardig antwoord hebben mogelijk
gemaakt.
Ik wens mij trouwens te verzetten tegen de
methode die soms wordt toegepast tijdens de
mondelinge vragen. Vorige week leidde de heer
Vandeurzen zijn vraag eveneens in in algemene
termen en ik verstrekte een antwoord op basis van
de geldende principes.
Mijnheer De Man, ik herinner u eraan dat ik reeds
meerdere malen aan de Kamer van
Volksvertegenwoordigers als antwoord op vragen
mededeelde dat de regering op 7 januari 2000
besliste een werkgroep op te richten met
betrekking tot de problematiek inzake het gebruik
van cannabis in ons land. Deze werkgroep
formuleert voorstellen met het oog op een
efficiënte aanpak van het probleem, in de context
van de conclusies van de interparlementaire
werkgroep van 1997.
CRIV 50
COM 294
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
De wet van 1921, in hoofdzaak een wet van
volksgezondheid, heeft deze werkgroep waarvan
ik deel uitmaak, onder de verantwoordelijkheid
van de minister van Volksgezondheid, mevrouw
Aelvoet geplaatst. Op basis van het verslag van
de werkgroep zal de regering in de maand
november een standpunt moeten innemen. Ik
hoop dat dit tijdsschema zal worden
aangehouden. Ik nam vroeger reeds het
standpunt in tegen het onwettig gebruik van
cannabis. De discussie terzake zal uiteraard
verder moeten worden gevoerd naar aanleiding
van de verantwoordelijkheid die de regering in de
loop van de maand november van dit jaar zal
moeten nemen.
05.03 Filip De Man (VLAAMS BLOK): Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de minister, het is
onaangenaam om plots met uitspraken te worden
geconfronteerd die dateren van 28 januari 2000
en die niet meer vers in het geheugen liggen.
05.04 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer De
Man, u kunt uw vraag ook aan mevrouw Aelvoet
stellen.
05.05 Filip De Man (VLAAMS BLOK): Mijnheer
de minister, ik weet perfect wat minister Aelvoet
wil. Ik weet echter niet welke richting u uit wilt. U
hebt vorige week iets gezegd dat volkomen in
strijd is met wat u in januari van dit jaar hebt
gezegd. U hebt met name gezegd dat u een
gedoogdrempel wilt. Men kan natuurlijk ook liegen
in de pers. Ik zal u daarmee in de toekomst nog
confronteren.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Mondelinge vraag van de heer Tony Van
Parys aan de minister van Justitie over "de
betrokkenheid van een adviseur van de minister
van Justitie, die zelf een laboratorium voor
DNA-analyse beheert, bij de opmaak van de
uitvoeringsbesluiten van de wet van
22
maart
1999 op het DNA-onderzoek in
strafzaken" (nr. 2646)
06 Question orale de M. Tony Van Parys au
ministre de la Justice sur "l'implication d'un
conseiller du ministre de la Justice gérant lui-
même un laboratoire d'analyse ADN dans la
préparation des arrêtés d'exécution de la loi du
22 mars 1999 sur les tests ADN en matière
pénale" (n° 2646)
06.01 Tony Van Parys (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik heb de minister reeds eerder een
vraag gesteld in verband met de uitvoering van de
DNA-wetgeving die dateert van 22 maart 1999. Ik
heb toen gewezen op de laattijdige publicatie van
de uitvoeringsbesluiten. Ik zal daar nu niet op
terugkomen.
Wij werden verontrust door berichten in de media
omtrent de opmaak van deze uitvoeringsbesluiten.
U zult zich herinneren dat voorheen over de
uitvoeringsbesluiten advies werd gevraagd aan de
experts die waren aangeduid door de commissie
voor de Justitie bij de behandeling van het
wetsontwerp op het DNA-onderzoek. Het gaat hier
meer bepaald om mevrouw Leriche van het
Nationaal Instituut voor Criminologie en
Criminalistiek en professor Cassiman. Als ik de
berichten in de pers mag geloven, zou de opmaak
van de uitvoeringsbesluiten zijn toevertrouwd aan
een adviseur van de minister van Justitie die een
eigen labo beheert.
Ik zou de minister graag de volgende vragen
stellen. Zijn deze berichten juist? Zo ja, is het
wenselijk dat een medewerker van de minister
meewerkt aan de uitvoeringsbesluiten van de
DNA-wetgeving als deze medewerker zelf een
labo beheert dat met deze materie bezig is?
In de media kwam ook een tweede element aan
bod. De partner van de betrokken adviseur
bezocht geregeld dat laboratorium. Nu zou zij
echter de toegang zijn ontzegd door de
Universiteit Gent omwille van strafrechterlijk
sanctioneerbare feiten. Mijnheer de minister,
kloppen deze feiten? Voor het vertrouwen van de
burgers in dergelijk DNA-onderzoek zou het
volgens mij niet goed zijn dat mensen, die in
aanraking zijn gekomen met de gerechtelijke
autoriteiten, toegang hebben tot dat onderzoek.
Volgens mij moeten er op dat vlak de nodige
vertrouwenwekkende initiatieven worden
genomen.
06.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, collega Van Parys, de
uitvoeringsbesluiten van de wet van 22 maart
1999 zijn op mijn kabinet voorbereid in
samenwerking met professor Elfriede van den
Eeckhout, hoofd van het laboratorium voor
farmaceutische biotechnologie verbonden aan de
Universiteit Gent.
Bij het opstellen van deze uitvoeringsbesluiten is
niet enkel rekening gehouden met de opinie of de
expertise van mevrouw van den Eeckhout maar
ook met die van andere specialisten op het gebied
van de DNA-analyse en het NICC. Wat betreft de
opportuniteit van deze niet-exclusieve
14/11/2000
CRIV 50
COM 294
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
samenwerking met professor van den Eeckhout
wijs ik u erop dat het terzake gaat om een
technische en zeer complexe materie. De
assistentie van experts was dan ook absoluut
noodzakelijk.
Mijn voorganger heeft bij het opstellen van de
kaderwet van 22 maart 1999 ook gebruik gemaakt
van dergelijke assistentie. U heeft toen aan
professor Cassiman van de Katholieke Universiteit
van Leuven gevraagd om deze assistentie te
verlenen.
Op dat vlak heb ik een beslissing genomen die
volledig regelmatig is, denk ik. Bovendien voorziet
het ontwerp van koninklijk besluit in een
accreditatiemechanisme voor laboratoria voor
DNA-analyse waaraan alle laboratoria moeten
voldoen. Deze accreditatie wordt ingericht door
Beltest, een onafhankelijk orgaan dat is
verbonden aan het ministerie van Economische
Zaken.
Dan zijn er de aantijgingen waarvan de partner
van professor Van Den Eeckhout het voorwerp
uitmaakt. In onderling overleg tussen de professor
en de rector van de universiteit van Gent werd
overeengekomen dat de partner van de professor
voorlopig niet meer aanwezig zal zijn op het
laboratorium. Ik benadruk dat het hier gaat om
een beslissing die in volledige vrijheid door de
partner van professor Van Den Eeckhout werd
genomen en dat professor Van Den Eeckhout het
volledige vertrouwen geniet van de rector en van
de inrichtende macht van de Gentse universiteit.
06.03 Tony Van Parys (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, ik neem akte van
dit antwoord. Wel wil ik nog iets zeggen inzake het
beroep doen op professor Cassiman. In de
commissie voor de Justitie werden destijds twee
experten aangeduid, namelijk mevrouw Leriche en
professor Cassiman, bij de bespreking van het
wetsontwerp DNA. Het was dan ook logisch dat
hun om advies werd gevraagd, evenwel zonder
dat er enige contractuele verhouding was tussen
de minister op het kabinet en de experten. Hier is
de situatie enigszins anders. Als ik goed ben
ingelicht, bestaat er een contractuele verhouding
tussen het kabinet en de adviseur in kwestie, die
dan ook de uitvoeringsbesluiten zou hebben
voorbereid en mee hebben opgesteld. Dan rijst de
vraag of dit verenigbaar is met het feit dat de
adviseur in kwestie zelf een laboratorium beheert
of beheerst. Ik wil niets insinueren, maar in het
kader van de opportuniteit kan men zich afvragen
of hier geen vragen bij kunnen worden gesteld,
namelijk of men geen eigenbelangen heeft die
dan, niet noodzakelijk te kwader trouw, kunnen
spelen bij de opmaak van uitvoeringsbesluiten. Ik
neem er ook nota van dat werd beslist dat de
partner niet meer zal aanwezig zijn in het
laboratorium. Ik kan mij daar alleen maar over
verheugen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt
gesloten om 12.09 uur.
La réunion publique de commission est levée à
12.09 heures.
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRABV 50 COM 294
CRABV 50 COM 294
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
EKNOPT
V
ERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
A
NALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
J
USTITIE
C
OMMISSION DE LA
J
USTICE
dinsdag mardi
14-11-2000 14-11-2000
10:15 uur
10:15 heures
CRABV 50
COM 294
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan
de minister van Justitie over "de telefoontap" (nr.
2610)
1
Question orale de M. Yves Leterme au ministre de
la Justice sur "les écoutes téléphoniques" (n°
2610)
1
Sprekers: Yves Leterme, Marc Verwilghen,
minister van Justitie , De voorzitter
Orateurs: Yves Leterme, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice , Le président
Samengevoegde interpellaties:
3
Interpellations jointes :
3
- Interpellatie van Mevrouw Jacqueline Herzet aan
de minister van Justitie over "de uitvoering die
wordt gegeven aan de werkzaamheden van de
"commissie-Cornelis" voor de hervorming van de
jeugdbeschemingswet (nr. 532)
3
- Interpellation de Mme Jacqueline Herzet au
ministre de la Justice sur "les suites réservées
aux travaux de la commission «
Cornélis
»
concernant une réforme de la loi sur la protection
de la jeunesse" (n° 532)
3
- Interpellatie van de heer Bart Laeremans tot de
minister van Justitie over "de aanpak van de
jeugdcriminaliteit en de invoering van het
jeugdsanctierecht" (nr. 546)
3
- Interpellation de M. Bart Laeremans au ministre
de la Justice sur "la lutte contre la délinquance
juvénile et l'instauration du droit sanctionnel pour
les jeunes " (n° 546)
3
Sprekers:
Jacqueline Herzet, Bart
Laeremans, Marc Verwilghen, minister van
Justitie
Orateurs:
Jacqueline Herzet, Bart
Laeremans, Marc Verwilghen, ministre de la
Justice
Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Tony Van Parys aan de minister van
Justitie over "het afvoeren van het
opsporingsprogramma "Oproep 2020"" (nr. 2616)
- de heer Guy D'haeseleer aan de minister van
Justitie over "het verdwijnen van het programma
"Oproep 2020""(nr. 2617)
6
Questions orales jointes de
- M. Tony Van Parys au ministre de la Justice sur
'la disparition du programme télévisé « Oproep
2020 » (n° 2616)
- M. Guy D'haeseleer au ministre de la Justice sur
'la disparition du programme télévisé « Oproep
2020 » (n° 2617)
6
Sprekers: Tony Van Parys, Guy D'haeseleer,
Marc Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs: Tony Van Parys, Guy D'haeseleer,
Marc Verwilghen, ministre de la Justice
Mondelinge vraag van de heer Tony Van Parys
aan de minister van Justitie over "de politieke
inmenging van de regering in het gerechtelijk
dossier lastens de minister van Buitenlandse
Zaken van Congo, de heer Yerodia" (nr. 2638)
8
Question orale de M. Tony Van Parys au ministre
de la Justice sur "l'intervention politique du
gouvernement dans le dossier judiciaire à charge
du ministre congolais des Affaires étrangères, M.
Yerodia" (n° 2638)
8
Sprekers: Tony Van Parys, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Tony Van Parys, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Mondelinge vraag van de heer Filip De Man aan
de minister van Justitie over "het gedoogbeleid
inzake cannabis" (nr. 2644)
10
Question orale de M. Filip De Man au ministre de
la Justice sur "la politique de tolérance en matière
de cannabis" (n° 2644)
10
Sprekers: Filip De Man, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Filip De Man, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Mondelinge vraag van de heer Tony Van Parys
aan de minister van Justitie over "de
betrokkenheid van een adviseur van de minister
van Justitie, die zelf een laboratorium voor DNA-
analyse beheert, bij de opmaak van de
uitvoeringsbesluiten van de wet van 22 maart
1999 op het DNA-onderzoek in strafzaken." (nr.
2646)
11
Question orale de M. Tony Van Parys au ministre
de la Justice sur "l'implication d'un conseiller du
ministre de la Justice gérant lui-même un
laboratoire d'analyse ADN dans la préparation
des arrêtés d'exécution de la loi du 22 mars 1999
sur les tests ADN en matière pénale." (n° 2646)
11
Sprekers: Tony Van Parys, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Tony Van Parys, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
CRABV 50
COM 294
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE
COMMISSION DE LA JUSTICE
van
DINSDAG
14
NOVEMBER
2000
10:15 uur
______
du
MARDI
14
NOVEMBRE
2000
10:15 heures
______
De openbare vergadering wordt geopend om 10.26
uur door mevrouw Jacqueline Herzet, voorzitter.
Voorzitter: de heer Fred Erdman
La réunion publique est ouverte à 10.26 heures par
Mme Jacqueline Herzet, présidente.
Président: M. Fred Erdman
01 Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme
aan de minister van Justitie over "de telefoontap"
(nr. 2610)
01 Question orale de M. Yves Leterme au
ministre de la Justice sur "les écoutes
téléphoniques" (n° 2610)
01.01 Yves Leterme (CVP): Door de wet van 10
juni 1998 werden de mogelijkheden tot het
afluisteren en opnemen van privé-communicatie
aanzienlijk verruimd. De Ministerraad keurde op 22
september een voorontwerp van wet goed dat het
aftappen van telecommunicatiemiddelen nog
uitbreidt. Voor dit alles werd een krediet van 475,4
miljoen frank uitgetrokken.
Artikel 11 van de wet van 10 juni 1998 bepaalt dat
een uitvoeringsbesluit de bijdrage in de kosten door
de operatoren van telecommunicatiediensten moet
bepalen, evenals de door hen ter beschikking
gestelde technische middelen om gesprekken af te
luisteren. Ondertussen lopen de kosten voor de
telefoontap zeer snel op.
Hoeveel tapmaatregelen werden uitgevoerd tussen
1997 en 2000? Op hoeveel gerechtelijke
onderzoeken hebben zij betrekking? Hoe zit het met
het uitvoeringsbesluit in het kader van artikel 11 van
de wet van 10 juni 1998? Hoe is de uitgavenpost
"kosten niet voorzien in het Algemeen Reglement
op de gerechtskosten in strafzaken" tussen 1995 en
2000 geëvolueerd? Hoe groot is daarin het aandeel
van de tapmaatregelen? In de beleidsnota Justitie
van 2001 is er sprake van 200 miljoen frank, een
bedrag dat me verbazingwekkend klein lijkt.
01.01 Yves Leterme (CVP): La loi du 10 juin 1998
a considérablement élargi les possibilités d'écoute
et d'enregistrement de communications privées. Le
22 septembre dernier, le Conseil des ministres a
approuvé un avant-projet de loi étendant encore la
mise sur écoute de moyens de communication. Un
crédit de 475,4 millions de francs a été prévu à
cette fin.
L'article 11 de la loi du 10 juin 1998 précise qu'un
arrêté d'exécution doit fixer la participation des
opérateurs de télécommunications dans le coût des
écoutes, ainsi que les moyens prévus par ces
opérateurs en vue de l'écoute de conversations.
Dans l'intervalle, le coût des écoutes téléphoniques
s'accroît rapidement.
Combien de mesures de mise sur écoute ont été
prises entre 1997 et 2000
? A combien
d'instructions judiciaires se rapportent-elles ? Qu'en
est-il de l'arrêté d'exécution visé à l'article 11 de la
loi du 10
juin 1998
? Comment le poste de
dépenses « frais non prévus dans le Règlement
général sur les frais de justice dans les affaires
pénales » a-t-il évolué entre 1995 et 2000 ? Quelle
est la proportion des mesures d'écoute dans ces
frais ? La note de politique générale du ministre de
la Justice pour 2001 cite le montant de 200 millions
de francs, un montant qui me paraît étonnamment
petit.
01.02 Minister Marc Verwilghen : Ik ben ten 01.02 Marc Verwilghen , ministre: Cette
14/11/2000
CRABV 50
COM 294
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
zeerste begaan met deze problematiek. Het
opvolgen van het aantal telefoontapmaatregelen
gebeurt via een systematisch verslag. Tot op heden
bestaan er drie evaluatierapporten: een voor het
dienstjaar 1995, een voor het dienstjaar 1996 en
een voor de periode van 10 juli 1998 tot 1 juli 1999.
De laatste twee werden opgesteld door de dienst
Strafrechtelijk Beleid. Het laatste rapport had ik
willen bespreken in de bevoegde
opvolgingscommissie van de Senaat, maar deze
bespreking werd tot op heden nog niet
geagendeerd. Voor de periode 10 juli 1998 tot 1 juli
1999 werden er 289 maatregelen bevolen. Het
totaal aantal gerechtelijke onderzoeken die
aanleiding hebben gegeven tot de maatregelen
beoogd door artikel 90ter nonies van het
Strafwetboek bedraagt 169.
Het rapport dat de periode 1 juli 1999 tot 1 juli 2000
beslaat, wordt thans uitgewerkt door de dienst
Strafrechtelijk Beleid. Voor deze periode beschik ik
dus nog niet over cijfers.
Het uitvoeringsbesluit in het kader van artikel 11
van de wet van 10 juni 1998 is zeer technisch en
werd opgesteld in mei 2000. De commissie ter
bescherming van het privé-leven zal hier
eerstdaags advies over uitbrengen. Daarna komen
we in de uitvoerende fase terecht. De evolutie van
de uitgavenpost "kosten niet voorzien in het
Algemeen Reglement op de gerechtskosten in
strafzaken" is de volgende: 87 miljoen frank in
1995, 107 miljoen in 1996, 177 miljoen in 1997, 474
miljoen in 1998 en 349 miljoen in 1999.
Tot voor kort was het niet mogelijk om het aandeel
van de tapmaatregelen hieruit te distilleren. Dit is
wel mogelijk sinds 1 januari 2000. Tot 7 november
werd hier 57 miljoen frank aan besteed, het totaal
bedrag bedraagt 80 miljoen.
De statistieken voor het afluisteren van
telefoongesprekken zijn wel beschikbaar: in 1999
ging het om 66,5 miljard frank, in de eerste helft van
2000 om 15 miljoen.
problématique me préoccupe au plus haut point. Le
suivi du nombre de mesures d'écoutes
téléphoniques s'opère par le biais d'un rapport
systématique. Trois rapports d'évaluation ont été
dressés jusqu'à présent : un pour l'exercice 1995,
un pour l'exercice 1996 et un pour la période allant
du 10 juillet 1998 au 1
er
juillet 1999. Les deux
derniers rapports ont été élaborés par le Service de
la Politique criminelle. J'aurais voulu commenter le
dernier rapport au sein de la commission de suivi
compétente du Sénat mais ce débat n'a jusqu'à
présent pas encore été inscrit à l'ordre du jour.
289 mesures ont été ordonnées au cours de la
période allant du 10 juillet 1998 au 1
er
juillet 1999.
Le nombre total d'instructions judiciaires ayant
donné lieu aux mesures visées à l'article 90ter,
nonies, du Code pénal, est de 169.
Le rapport qui couvre la période allant du 1
er
juillet
1999 au 1
er
juillet 2000, est actuellement élaboré
par le service de la Politique criminelle. Je ne
dispose donc pas encore des chiffres relatifs à cette
période.
L'arrêté d'exécution, prévu à l'article 11 de la loi du
10 juin 1998, est très technique et a été rédigé en
mai 2000. La commission de protection de la vie
privée émettra prochainement un avis à son sujet.
Nous entrerons ensuite dans la phase d'exécution.
L'évolution du poste de dépenses « frais non prévus
dans le Règlement général sur les frais de justice
dans les affaires pénales
» est la suivante
:
87 millions de francs en 1995, 107 millions en 1996,
177 millions en 1997, 474 millions en 1998 et
349 millions en 1999.
Jusqu'il y a peu, il n'était pas possible d'en dégager
la proportion concernant les mesures d'écoute. Ceci
est possible depuis le 1
er
janvier 2000. Jusqu'au
7 novembre, 57 millions y ont été consacrés, le
montant total dégagé est de 80 millions.
Les statistiques relatives aux écoutes
téléphoniques sont, elles, disponibles : en 1999, il
s'est agi de 66,5 millions de francs et, durant la
première moitié de 2000, de 15 millions de francs.
01.03 Yves Leterme (CVP): De wet zal dus drie
jaar oud zijn eer ze kan worden uitgevoerd. Na
publicatie van het KB moet de Kamer zeker tot een
evaluatie overgaan. De begrotingscijfers blijven
vragen oproepen, al heeft de minister wel een en
ander verhelderd.
01.03 Yves Leterme (CVP): La loi existera donc
depuis trois ans lorsqu'elle pourra être exécutée. La
Chambre devra procéder à une évaluation après la
publication de l'arrêté royal. Les données
budgétaires continuent à soulever des questions,
même si le ministre a apporté des éclaircissements
sur l'un ou l'autre point.
01.04 De voorzitter : Bij de bespreking van de
beleidsnota kan dit alles aan bod komen.
01.04 Le président : Tous ces points pourront être
à nouveau abordés lors de la discussion de la note
de politique générale.
CRABV 50
COM 294
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Samengevoegde interpellaties:
- Interpellatie van Mevrouw Jacqueline Herzet aan
de minister van Justitie over "de uitvoering die
wordt gegeven aan de werkzaamheden van de
"commissie-Cornelis" voor de hervorming van
de jeugdbeschemingswet (nr. 532)
- Interpellatie van de heer Bart Laeremans tot de
minister van Justitie over "de aanpak van de
jeugdcriminaliteit en de invoering van het
jeugdsanctierecht" (nr. 546)
02 Interpellations jointes :
- Interpellation de Mme Jacqueline Herzet au
ministre de la Justice sur "les suites réservées
aux travaux de la commission «
Cornélis
»
concernant une réforme de la loi sur la protection
de la jeunesse" (n° 532)
- Interpellation de M. Bart Laeremans au ministre
de la Justice sur "la lutte contre la délinquance
juvénile et l'instauration du droit sanctionnel
pour les jeunes " (n° 546)
02.01 Jacqueline Herzet (PRL FDF MCC): De
hervorming van de wetgeving over de
jeudbescherming is al tien jaar in voorbereiding,
maar geen enkel wetsontwerp werd ingediend. In
1996 diende de nationale commissie voor de
hervorming van de wetgeving over de
jeugdbescherming, die door advocaat-generaal
Cornélis werd voorgezeten, haar eindverslag in.
Aan dit verslag werden in de verenigde commissies
voor de Justitie van Kamer en Senaat korte
besprekingen gewijd. De minister verbond zich
ertoe zo snel mogelijk een wetsontwerp in het
Parlement in te dienen en belastte professor
Walgrave met een voorafgaande studie ter
voorbereiding van een eventueel ontwerp . Prof.
Walgrave formuleerde concrete voorstellen. In 1998
werd de hervorming van die wetgeving in het
Octopusakkoord opgenomen en kondigde de
minister aan dat zijn kabinet aan een voorontwerp
van wet werkte. De minister toonde zich ook bereid
een bespreking met de Gemeenschappen aan te
vatten om een soort samenwerkingsakkoord te
sluiten teneinde bepaalde moeilijkheden op het vlak
van de bevoegdheidsverdeling te verhelpen. Uw
detentieplan voorziet in "duidelijke en constructieve
oplossingen" voor de jeudcriminaliteit. Waar blijft
het voorontwerp van wet ? Welke zijn de
richtsnoeren ervan ? Is de verdeling van
bevoegdheden tussen de federale overheid en de
Gemeenschappen sluitend ? Overweegt u de
overheveling van bepaalde bevoegdheden ? In het
verslag Cornélis werd benadrukt dat er geen
empirische gegevens met betrekking tot de
jeugdcriminaliteit voorhanden zijn. Daarover moest
een nieuw verslag worden uitgewerkt en voor het
einde van dit jaar worden bekendgemaakt.
Wanneer kunnen wij daarvan kennis nemen ?
02.01 Jacqueline Herzet (PRL FDF MCC): Depuis
dix ans, la réforme de la législation relative à la
protection de la jeunesse est à l'étude mais aucun
projet de loi n'a encore été déposé. En 1996, la
Commission nationale pour la réforme de la
législation relative à la protection de la jeunesse,
présidée par l'avocat général Cornélis, a déposé
son rapport final. Il a fait l'objet de brèves
discussions au sein des commissions réunies de la
Justice de la Chambre et du Sénat. Le ministre
s'était alors engagé à déposer dans les plus brefs
délais un projet de loi au Parlement et avait chargé
le professeur Walgrave de diriger une étude
préalable à l'élaboration d'un éventuel projet. Le
professeur Walgrave formula ainsi des propositions
concrètes. En 1998, la réforme de cette législation
fut inscrite dans les accords Octopus et le ministre
annonça que son cabinet travaillait à la rédaction
d'un avant-projet de loi. Le ministre montra
également sa volonté d'entamer une discussion
avec les communautés afin de mettre au point une
sorte d'accord de coopération destiné à rencontrer
certaines difficultés liées à la répartition des
compétences. Quant à votre plan de politique
pénitentiaire, Monsieur le Ministre, il prévoit des
« solutions claires » et « constructives ». Où en est
donc l'avant-projet de loi ? Quelles sont ses lignes
directrices ? La répartition des compétences entre
le fédéral et les Communautés est-elle cohérente ?
Envisagez-vous le transfert de certaines de ces
compétences
? Le rapport Cornélis soulignait
l'absence de données empiriques relatives à la
délinquance juvénile. Un nouveau rapport devait
être rédigé à ce sujet et publié avant la fin de cette
année. Quand pourrons-nous en prendre
connaissance ?
02.02 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Ik sluit
me aan bij de opmerkingen van mevrouw Herzet
over het uitblijven van concrete maatregelen op het
vlak van het jeugdsanctierecht. Sinds het indienen
van het rapport van de commissie-Cornelis werd
door de opeenvolgende ministers van Justitie
herhaaldelijk beloofd dat de maatregelen er spoedig
02.02 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Je me
rallie aux remarques formulées par Mme Herzet
concernant l'absence de mesures concrètes en
matière de droit sanctionnel des jeunes. Depuis que
la commission Cornelis a déposé son rapport, les
ministres de la Justice successifs ont à plusieurs
reprises promis que les mesures seraient adoptées
14/11/2000
CRABV 50
COM 294
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
zouden komen. Dat is echter nog altijd niet het
geval.
De minister vindt naar eigen zeggen de problemen
van jeugdcriminaliteit en jeugdsantierecht van
prioritair belang. We naderen inmiddels het einde
van 2000. Heeft de minister een ontwerp klaar, dat
hij al voor advies aan de Raad van State heeft
voorgelegd? Werden al grondwetspecialisten
geraadpleegd over de bevoegdheidsverdeling?
Wordt er overleg gepleegd met de
Gemeenschappen? Hoever staat hij met het
onderzoek van de jeugddelinquentie? Wat met de
gesloten detentiecentra? Hoeveel plaatsen komen
er nu precies per gewest? Zullen de nieuwe
plaatsen van een andere aard zijn dan die van de
bestaande opvangcentra? Hoeveel gaat een en
ander kosten? Werkt Justitie mee aan de Mechelse
zero-tolerantieaanpak? Zo ja, op welke manier?
le plus rapidement possible, ce qui n'a toujours pas
été le cas.
Le ministre déclare que les problèmes liés à la
délinquance juvénile et au droit sanctionnel des
jeunes sont d'une importance de premier ordre.
Entre-temps, la fin de l'année 2000 approche. Le
ministre a-t-il déjà transmis un projet pour avis au
Conseil d'Etat
? A-t-on déjà consulté des
constitutionnalistes à propos de la répartition des
compétences ?Qu'en est-il de la concertation avec
les Communautés ? Qu'en est-il des études sur la
délinquance juvénile ? Qu'en est-il des centres
fermés ? Combien de places seront disponibles par
Région
? Ces nouvelles places seront-elles
différentes des places existant actuellement au sein
des centres d'accueil ? Qu'en est-il des coûts ? Le
département de la Justice collabore-t-il à l'approche
malinoise de la tolérance zéro ? Dans l'affirmative,
de quelle manière ?
02.03 Minister Marc Verwilghen : Ik was niet op de
hoogte van het feit dat de heer Laeremans zich zou
aansluiten bij de interpellatie van mevrouw Herzet.
Voor sommige details verwijs ik dan ook naar de
beleidsnota die hier volgende week zal worden
besproken.
02.03 Marc Verwilghen , ministre: J'ignorais que
M. Laeremans se joindrait à l'interpellation de Mme
Herzet. Je vous renvoie, pour certains détails, à la
note de politique dont nous discuterons la semaine
prochaine.
02.04 Minister Marc Verwilghen : Enkele details
betreffende de procedure voor de jeugdrechtbank,
de commentaar bij de artikelen, de
overgangsbepalingen en de controle op de
eensluidendheid van de vertaling daargelaten, zou
het voorontwerp van wet eind dit jaar klaar moeten
zijn.
02.04 Marc Verwilghen , ministre: L'avant-projet
de loi devrait être prêt à la fin de l'année, à
quelques détails près, concernant notamment la
procédure devant le tribunal de la jeunesse, le
commentaire des articles, les dispositions
transitoires et le contrôle de la conformité des
traductions.
De teksten zullen dus wel klaar zijn tegen januari
2001, maar zullen nog niet zijn getoetst door de
Ministerraad. Dit is tevens een antwoord op de
vraag van de heer Laeremans.
Les textes seront donc bel et bien prêts pour janvier
2001, mais ils n'auront pas encore été examinés
par le Conseil des ministres. Ceci constitue
également une réponse à la question de M.
Laeremans.
De voorgestelde hervorming strekt ertoe duidelijke,
eerlijke en concretere antwoorden te bieden in de
confrontatie met het gedrag van delinquente
minderjarigen. De huidige benadering is een
mengeling van bescherming, bijstand, curatief
optreden, sociale begeleiding, pedagogie,
schadeloosstelling van de slachtoffers, sociaal
verweer, straf en responsabilisering. De nieuwe wet
moet een evenwicht tussen al die
benaderingswijzen bewerkstelligen, en afhankelijk
van het concrete geval moet de nadruk liggen op de
persoonlijkheid van de betrokkene, de context, de
ernst van de feiten, enz.
Het is van wezenlijk belang dat er telkens een
eerlijke uitleg gegeven wordt over de bedoeling en
La réforme envisagée vise à donner des réponses
au comportement des mineurs délinquants qui
soient claires, honnêtes et plus proches du concret.
L'approche actuelle est déjà un mélange de
réponses axées sur la protection, l'assistance, le
traitement curatif, la guidance, la pédagogie, la
réparation, la défense sociale, la sanction et la
responsabilisation. Une nouvelle loi doit veiller à un
équilibre entre ces éléments. L'accent est mis, en
fonction du cas concret, sur la personne de
l'intéressé, le contexte, la gravité des faits, etc.
Il est essentiel qu'à chaque fois une explication
honnête soit donnée sur les finalités et les raisons
CRABV 50
COM 294
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
de redenen van het optreden van de autoriteiten, en
dat de grootste juridische waarborgen gegeven
worden. In alle stadia van de procedure wordt
bemiddeling aangemoedigd. De tijdelijke
maatregelen zullen niet dezelfde zijn als de
uiteindelijke straf, en ook door een andere rechter
worden opgelegd.
De heer Maes is bereid geïnteresseerde
parlementsleden informeel te ontmoeten.
Het hoofdkenmerk van de interventie is bepalend
voor de verdeling van de bevoegdheden: als
bijstand het wezenskenmerk is van de interventie,
zijn de Gemeenschappen bevoegd; als de
strafdimensie zwaarder doorweegt, zal de federale
overheid uitsluitend bevoegd zijn.
de l'intervention des autorités et que les garanties
juridiques optimales soient assurées. La médiation
sera encouragée à tous les stades de la procédure.
Les mesures au provisoire seront distinctes des
sanctions au fond, le juge sera d'ailleurs différent.
M. Maes est disposé à rencontrer de manière
informelle les membres du Parlement intéressés
par cette matière. C'est le caractère principal de
l'intervention qui déterminera les compétences. Les
Communautés seront compétentes si l'assistance
est le caractère principal de l'intervention
; si
l'intervention est principalement de caractère
sanctionnel, elle relèvera exclusivement des
autorités fédérales.
De resultaten van het onderzoek waarmee het
NICC werd belast, zullen op 30 november aan het
begeleidingscomité worden voorgelegd. Het
onderzoeksrapport moet tegen het eind van het jaar
klaar zijn. Het tweede rapport, betreffende de door
de parketten verwerkte en overgezonden resultaten,
werd uitgesteld wegens problemen in verband met
het onderzoekspersoneel.
Les résultats de la recherche confiée à l'INCC
seront soumis au comité d'accompagnement le 30
novembre. Le rapport de recherche devrait être prêt
à la fin de cette année. Le second rapport, relatif
aux résultats traités et transmis par les parquets,
est retardé suite à des problèmes concernant le
personnel de recherche.
02.05 Jacqueline Herzet (PRL FDF MCC): Uw
antwoord is een stap in de goede richting, maar het
is moeilijk een oordeel te vellen als men niet over
de teksten beschikt.
Zal het feit dat verschillende rechters uitspraak
doen, de procedure niet logger maken ? Bovendien
zullen bevoegdheden elkaar overlappen. Er moeten
dus andere oplossingen gevonden worden, want de
huidige situatie is verre van ideaal.
02.05 Jacqueline Herzet (PRL FDF MCC): Votre
réponse va dans le bon sens, mais il est difficile de
se prononcer sans disposer des textes.
Disposer de juges différents ne va-t-il pas alourdir la
procédure ? De plus, les compétences vont se
chevaucher. Il faudra donc rechercher d'autres
solutions car la situation actuelle est loin d'être
idéale.
02.06 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Het
ontwerp van wet zal dus niet worden ingediend
tegen het einde van dit jaar. Ik ben blij dat dit ons de
gelegenheid geeft hier wat uitgebreider op in te
gaan. Bij de bespreking van de hervorming van het
penitentiair regime kan en moet zeker over het
jeugdsanctierecht worden gedebatteerd.
Door de procedure die moet worden gevolgd,
moeten we er trouwens over waken niet in tijdsnood
te geraken om dit ontwerp daadwerkelijk wet te
laten worden tijdens deze zittingsperiode.
Ik zal u mijn gedetailleerde vragen nog eens
overhandigen, zodat ze niet meer verloren kunnen
gaan op uw kabinet. Het gaat om zeer belangrijke
vragen, en ik hoop er volgende week een duidelijk
antwoord op te krijgen bij de bespreking van de
beleidsnota. In afwachting zullen we een motie van
02.06 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Le projet
de loi ne sera donc pas déposé d'ici la fin de
l'année. Je suis heureux que ceci nous donne
l'occasion d'en discuter plus en profondeur. Lors de
la discussion sur la réforme du régime pénitentiaire,
la question du droit sanctionnel des jeunes devra
certainement être abordée.
En raison de la procédure qui doit être suivie, nous
devons d'ailleurs veiller à ne pas être pris par le
temps pour que ce projet soit encore voté au cours
de cette session.
Je vous transmets une nouvelle fois mes questions
détaillées pour qu'elles ne se perdent plus à votre
cabinet. Il s'agit de questions très importantes et
j'espère obtenir, la semaine prochaine, une réponse
claire lors de l'examen de la note de politique
générale. En attendant, nous déposerons une
14/11/2000
CRABV 50
COM 294
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
aanbeveling indienen.
motion.
02.07 Minister Marc Verwilghen : Er geldt nu al
een snelle procedure. Door een onderscheid te
maken tussen het stadium van de tijdelijke
maatregelen, dat van de uitspraak ten gronde en
dat van de uitvoering, remmen wij de procedure niet
af.
In elke fase van de voorbereiding van de wet heeft
de heer Maes de Gemeenschappen gecontacteerd
om eventuele impasses te voorkomen.
02.07 Marc Verwilghen , ministre: La procédure
est déjà accélérée. En faisant la distinction entre les
phases provisoires, du fond et d'exécution, nous ne
ralentissons pas la procédure.
A chaque étape de préparation de la loi, M. Maes a
contacté les Communautés afin de trouver une
solution pour tous les blocages éventuels.
Ik betreur met u dat er een praktisch misverstand is
geweest. De jeugddelinquentie is een prioriteit voor
de regering en dit ontwerp past daarin. Wij
verkiezen in elk geval gesloten centra boven
opsluiting in jeugdgevangenissen.
Je déplore comme vous ce malentendu. La
délinquance juvénile constitue pour le
gouvernement une priorité et ce projet s'inscrit dans
ce cadre. Quoi qu'il en soit, nous préférons les
centres fermés à l'enfermement dans des prisons
pour jeunes.
02.08 Jacqueline Herzet (PRL FDF MCC): Ik zou
u willen verzoeken, mijnheer de voorzitter, een
vergadering te beleggen waarop de heer Maes
geïnteresseerde commissieleden te woord zou
staan.
De voorzitter: Wij zullen dat proberen.
02.08 Jacqueline Herzet (PRL FDF MCC): Je
souhaiterais, Monsieur le Président, que vous
organisiez une réunion entre M. Maes et les
commissaires intéressés.
Le président: Nous allons essayer.
Tot besluit van deze bespreking werden volgende
moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions
suivantes ont été déposées.
Een motie van aanbeveling werd ingediend door de
heren Bart Laeremans, Filip De Man en Guy
D'haeseleer en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellaties van mevrouw Jacqueline
Herzet en de heer Bart Laeremans
en het antwoord van de minister van Justitie,
vraagt de regering:
- een debat aan te gaan met de Kamer over de
krachtlijnen van het op stapel staande
jeugdsanctierecht;
- snel werk te maken van gesloten
jeugddelinquentiecentra".
Une motion de recommandation a été déposée par
MM. Bart Laeremans, Filip De Man et Guy
D'haeseleer et est libellee comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu les interpellations de Mme
Jacqueline Herzet et M. Bart Laeremans
et la réponse du ministre de la Justice,
demande au gouvernement:
- d'organiser un débat avec la Chambre sur les
lignes de force du droit sanctionnel pour les jeunes,
actuellement en cours d'élaboration;
- de s'occuper rapidement de la question des
centres fermés pour jeunes delinquants".
Een eenvoudige motie werd ingediend door
mevrouw Jacqueline Herzet en de heer Thierry
Giet.
Une motion pure et simple a été déposée par Mme
Jacqueline Herzet et M. Thierry Giet.
Over de moties zal later worden gestemd. De
bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La
discussion est close.
03 Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Tony Van Parys aan de minister van
Justitie over "het afvoeren van het
opsporingsprogramma "Oproep 2020"" (nr. 2616)
- de heer Guy D'haeseleer aan de minister van
03 Questions orales jointes de
- M. Tony Van Parys au ministre de la Justice sur
'la disparition du programme télévisé « Oproep
2020 » (n° 2616)
- M. Guy D'haeseleer au ministre de la Justice sur
CRABV 50
COM 294
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
Justitie over "het verdwijnen van het programma
"Oproep 2020""(nr. 2617)
'la disparition du programme télévisé « Oproep
2020 » (n° 2617)
03.01 Tony Van Parys (CVP): In de media
verschenen berichten over het mogelijk stopzetten
door VTM van het opsporingsprogramma Oproep
2020. Ik zou deze beslissing ten zeerste betreuren.
Er zijn verschillende redenen om de uitzending van
opsporingsprogramma's te handhaven. Ten eerste
levert dit vaak bruikbare tips op voor de speurders.
Ten tweede bevordert een dergelijk programma de
burgerzin van onze bevolking.
Klopt dit bericht? Waarom zou het programma
worden afgevoerd? Werd er ter zake overleg
gepleegd met het departement Justitie?
Wat waren de resultaten van dit
opsporingsprogramma voor de opheldering van de
misdrijven die erin werden behandeld?
Zullen vanuit het departement Justitie andere
initiatieven worden genomen om de media te
betrekken bij het opsporen van daders van niet-
opgeloste misdrijven?
03.01 Tony Van Parys (CVP): Selon certaines
informations parues dans les médias, la chaîne de
télévision VTM aurait l'intention de supprimer
l'émission d'élucidation d'affaires criminelles
Oproep 2020. Bon de nombre de raisons
justifieraient pourtant le maintien d'une émission de
ce genre dont je regretterais vivement la disparition.
Entre autres raisons, rappelons que ce genre
d'émission permet la collecte d'informations utiles
pour les enquêteurs, d'une part, et favorise un
comportement citoyen de la population, d'autre part.
Cette information est-elle exacte ? Pourquoi la
suppression de cette émission est-elle envisagée ?
La chaîne de télévision VTM a-t-elle contacté le
département de la Justice à ce sujet ?
Quels ont été les résultats de cette émission du
point de vue de l'élucidation d'affaires
criminelles qui y ont été traitées ?
Le département de la Justice prendra-t-il d'autres
initiatives en vue d'associer les médias à la
recherche d'auteurs d'affaires criminelles non
élucidées ?
03.02 Guy D'haeseleer (VLAAMS BLOK): Het
VTM-opsporingsprogramma Oproep 2020 wordt
binnenkort afgevoerd. VTM hanteert daarvoor
commerciële argumenten. Daarmee gaat men
voorbij aan het maatschappelijk nut van het
programma.
Waarom voert VTM dit programma af? Kan de
minister cijfers geven over de resultaten van het
programma en hoe evalueert hij in functie daarvan
het programma? Draagt de overheid financieel bij
tot het programma? Kan ze bijdragen tot de
voortzetting van een gelijkaardig programma,
eventueel bij de VRT?
03.02 Guy D'haeseleer (VLAAMS BLOK): Le
programme de VTM «
Oproep 2020 » sera
prochainement abandonné. VTM invoque des
arguments commerciaux, faisant ainsi fi de l'utilité
sociale du programme. Pourquoi VTM supprime-t-
elle ce programme ? Le ministre peut-il nous
communiquer des chiffres sur les résultats du
programme et comment évalue-t-il le programme
en fonction de ces résultats ? Les pouvoirs publics
contribuent-ils financièrement au programme
?
Pourraient-ils contribuer à la poursuite d'un
programme similaire, éventuellement à la VRT ?
03.03 Minister Marc Verwilghen : Ik betreur met de
vraagstellers dat het opsporingsprogramma werd
afgevoerd. Niet alleen werden individuele dossiers
opgelost, maar ook de algemene burgerzin werd
bevorderd.
De Vlaamse Media Maatschappij (VMM) heeft op
30 oktober 2000 het contract over het
opsporingsprogramma eenzijdig opgezegd, zonder
voorafgaandelijk overleg met Justitie. Volgens de
VMM was de samenwerking met de Algemene
Politiesteundienst goed en dus geen motief voor de
stopzetting. De resterende programma's worden
alsnog uitgezonden. Het is nu aan de minister van
03.03 Marc Verwilghen , ministre: Tout comme
les auteurs des questions, je déplore l'abandon de
ce programme. Il a permis non seulement
d'apporter une solution à des dossiers individuels
mais aussi de renforcer le sens civique parmi la
population.
Le 30
octobre 2000, la Vlaamse Media
Maatschappij (VMM) a résilié unilatéralement le
contrat relatif au programme de recherche, sans
concertation préalable avec le département de la
Justice. Selon la VMM, la collaboration avec le
Service général d'Appui policier était bonne et ne
motive donc pas l'abandon du programme. Les
14/11/2000
CRABV 50
COM 294
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
Justitie om een nieuwe aanbesteding uit te
schrijven.
De resultaten van het programma zijn de volgende:
in 30,1 procent van de dossiers werd een oplossing
gevonden of belangrijke vooruitgang geboekt. In
nog eens 19,8 procent der gevallen was er enig
positief resultaat. Deze cijfers voor 1999 werden
voor het jaar 2000 bevestigd. Negen van de twintig
behandelde zaken werden opgelost en in vier werd
vooruitgang geboekt.
enregistrements déjà réalisés seront diffusés. Il
incombe maintenant au ministre de la Justice de
procéder à une nouvelle adjudication.
Les résultats du programme sont les suivants : une
solution a été apportée ou des progrès sensibles
ont été réalisés dans 30,1 pour cent des dossiers.
Un résultat positif a également été observé dans
19,8 pour cent des cas. Ces chiffres relatifs à
l'année 1999 ont été confirmés pour l'année 2000.
Neuf des vingt affaires traitées ont été élucidées et
des progrès ont été réalisés dans quatre autres
dossiers.
03.04 Tony Van Parys (CVP): De resultaten tonen
het belang van zo'n opsporingsprogramma's aan. Ik
ben het eens met de minister dat we alles in het
werk moeten stellen om dergelijke programma's te
behouden. Het is trouwens alleen VTM die afhaakt,
RTBF is nog steeds geïnteresseerd.
03.04 Tony Van Parys (CVP): Les résultats
montrent l'intérêt de tels programmes de recherche.
Je partage le point de vue du ministre selon lequel
nous devons mettre tout en oeuvre pour maintenir
de tels programmes. VTM est d'ailleurs la seule à
renoncer, la RTBF étant toujours intéressée.
03.05 Guy D'haeseleer (VLAAMS BLOK): Wij
betreuren het eenzijdig opzeggen van het contract
door VTM. Als de overheid haar financiële
inspanning opdrijft, is de zender wellicht op betere
gedachten te brengen. Kijkcijfers mogen niet alles
beheersen.
03.05 Guy D'haeseleer (VLAAMS BLOK): Nous
regrettons que VTM mette fin unilatéralement au
contrat. Si les pouvoirs publics accroissent leur
effort financier, l'émetteur pourrait sans doute être
amené à revoir sa position. L'audimat ne peut tout
régenter.
03.06 Minister Marc Verwilghen : Geen van beide
betrokken oproepen heeft ooit meer geld gevraagd.
De ondersteuning door de Algemene
Politiesteundienst werd sterk gewaardeerd. De
reden voor de stopzetting moet dus elders liggen.
03.06 Marc Verwilghen , ministre: Aucune des
deux chaînes concernées n'a jamais réclamé
davantage d'argent. Le soutien apporté par le
Service général d'Appui policier a été fort apprécié.
La raison de l'abandon du programme doit donc se
situer ailleurs.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Mondelinge vraag van de heer Tony Van Parys
aan de minister van Justitie over "de politieke
inmenging van de regering in het gerechtelijk
dossier lastens de minister van Buitenlandse
Zaken van Congo, de heer Yerodia" (nr. 2638)
04 Question orale de M. Tony Van Parys au
ministre de la Justice sur "l'intervention politique
du gouvernement dans le dossier judiciaire à
charge du ministre congolais des Affaires
étrangères, M. Yerodia" (n° 2638)
04.01 Tony Van Parys (CVP): Volgens de media
mengt onze regering zich eens te meer in het
gerechtelijk dossier Yerodia. Ze baseren zich
daarvoor op de lange termijn tussen de uitwerking
en uitvoering van het aanhoudingsmandaat. Nam
de Belgische regering initiatieven om het dossier
naar Congo over te hevelen? Dit impliceert immers
dat dit dossier niet onpartijdig kan worden
behandeld, iets wat we in het verleden steeds
hebben nagestreefd.
04.01 Tony Van Parys (CVP): Selon les médias,
notre gouvernement s'ingérerait une fois de plus
dans le dossier judiciaire relatif à M. Yerodia. La
presse se fonde sur la longueur du délai qui s'est
écoulé entre le moment où le mandat d'arrêt a été
délivré et son exécution. Le gouvernement belge a-
t-il pris des initiatives afin de transférer ce dossier à
la justice congolaise ? Cela implique en effet que ce
dossier ne peut être examiné en toute impartialité,
principe que nous avons toujours voulu
sauvegarder.
Werd het gerecht onder druk gezet om geen
rogatoire commissie naar Kinshasa te sturen? Heeft
onze Justitie Congo geadviseerd aangaande de
A-t-on fait pression sur le pouvoir judiciaire pour ne
pas envoyer de commission rogatoire à Kinshasa ?
Le département de la Justice a-t-il conseillé les
CRABV 50
COM 294
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
opheffing van het arrestatiebevel? Welke
initiatieven werden genomen om het internationaal
arrestatiebevel uit te voeren? Ik denk hierbij aan de
uitlevering. Werd een procedure ingeleid om dat
bevel te vernietigen? De raadsman in Congo zou
volgens de media zelf banden hebben met
voormalig staatssecretaris Chevalier.
Zal staatssecretaris Neyts initiatieven nemen inzake
dit dossier bij haar bezoek aan Congo? Dit zou een
inmenging betekenen in de gerechtelijke macht, en
zou dan ook volledig ongepast zijn.
Ik hoop dat de minister ons een geruststellend
antwoord kan geven. Een lakse houding in dit
dossier zou schril contrasteren met de houding van
de regering in de zaak-Pinochet. Als het de regering
menens is met de mensenrechten, moet ze
onkreukbaar zijn in deze zaak waarin iemand
betrokken is die misdaden tegen de menselijkheid
worden aangewreven.
autorités congolaises concernant la levée du
mandat d'arrêt ? Quelles initiatives ont été prises
afin d'exécuter ce mandat d'arrêt international ? Je
songe à ce propos à la procédure d'extradition. A-t-
on introduit une procédure afin d'annuler ce
mandat ? Selon la presse, le conseiller congolais
aurait même été en rapport avec l'ancien secrétaire
d'Etat, M. Chevalier.
A l'occasion de sa visite au Congo, la secrétaire
d'Etat, Mme Neyts, envisage-t-elle de prendre des
initiatives à propos de ce dossier ? Il s'agirait d'une
atteinte à la séparation des pouvoirs, ce qui n'est
pas admissible.
J'espère que le ministre nous fournira une réponse
rassurante. L'adoption d'une attitude laxiste dans ce
dossier contrasterait manifestement avec l'attitude
qui était celle du gouvernement dans l'affaire
Pinochet. Si le gouvernement souhaite
véritablement défendre les droits de l'homme, il doit
faire preuve d'intégrité dans ce dossier impliquant
une personne accusée de crimes contre l'humanité.
04.02 Minister Marc Verwilghen : De Belgische
regering heeft zich niet gemengd in het
uitleveringsdossier Yerodia. Aan de Congolese
justitie werd alleen een aanhoudingsbevel
overgemaakt en dus geen strafdossier. Omdat het
Congolese recht uitlevering van de eigen
onderdanen verbiedt, wordt thans overlegd met het
Congolese gerecht, alsnog zonder resultaat.
Een ambtelijke zending vereist de voorafgaande
goedkeuring van het aangezochte land. In dat
verband werd het Belgische gerecht niet onder druk
gezet door de regering. Evenmin werden de
Congolese autoriteiten geadviseerd over de
opheffing van het arrestatiebevel. Inmiddels heeft
de Congolese regering het internationaal
gerechtshof gevraagd zich uit te spreken over de
geldigheid van het internationale aanhoudingsbevel.
Staatssecretaris Neyts brengt deze week een
bezoek aan enkele landen die betrokken zijn in het
Centraal-Afrikaanse conflict. Zij zal onder meer de
Congolese president en de minister van
Buitenlandse Zaken ontmoeten, maar zij is niet
belast met een opdracht in het dossier-Yerodia. Ik
had ook geen enkel contact met haar daarover.
04.02 Marc Verwilghen , ministre: Le
gouvernement belge ne s'est pas immiscé dans le
dossier d'extradition Yerodia. Nous avons
seulement transmis à la justice congolaise un
mandat d'arrêt. Il ne s'agissait donc pas d'un
dossier pénal. Étant donné que le droit congolais
interdit l'extradition de ses ressortissants, nous
négocions actuellement avec la justice congolaise,
jusqu'à présent sans résultat.
Envoyer une mission officielle exige l'accord
préalable du pays visité. Le gouvernement n'a pas
fait pression sur la justice belge à ce sujet. Les
autorités congolaises n'ont par ailleurs pas été
averties à propos de la levée du mandat d'arrêt.
Depuis, le gouvernement congolais a demandé à la
Cour internationale de justice de se prononcer sur
la validité du mandat d'arrêt international.
Mme Neyts rendra visite cette semaine à plusieurs
pays impliqués dans le conflit centrafricain. Elle
rencontrera entre autres le président congolais et le
ministre des Affaires étrangères, mais elle n'a été
chargée d'aucune mission dans le cadre du dossier
Yerodia. Je n'ai d'ailleurs eu aucun contact avec
elle à ce sujet
04.03 Tony Van Parys (CVP): De diensten van
Justitie en Buitenlandse Zaken hebben dus geen
initiatieven genomen om het gerechtelijk dossier
over te hevelen naar Congo. Er werd ook geen druk
uitgeoefend door het departement Justitie om een
rogatoire commissie tegen te houden. De minister
had het daarbij niet over het departement
Buitenlandse Zaken. Doet hij dat bewust?
04.03 Tony Van Parys (CVP): Les services des
départements de la Justice et des Affaires
étrangères n'ont donc pris aucune initiative pour
transférer le dossier judiciaire au Congo. Aucune
pression n'a par ailleurs été exercée par le
département de la Justice pour empêcher une
commission rogatoire : le ministre n'a, à cet égard,
pas parlé du département des Affaires étrangères.
14/11/2000
CRABV 50
COM 294
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
Est-ce volontairement ?
04.04 Minister Marc Verwilghen : De minister van
Justitie is hiervoor bevoegd, en ik heb in die
hoedanigheid geantwoord. Ik ben ervan overtuigd
dat ook het departement Buitenlandse Zaken geen
druk heeft uitgeoefend.
04.04 Marc Verwilghen , ministre: Le ministre de
la Justice est compétent en la matière et c'est en
cette qualité que j'ai répondu. Je suis persuadé du
fait que le département des Affaires étrangères n'a,
lui non plus, exercé aucune pression.
04.05 Tony Van Parys (CVP): Staatssecretaris
Neyts zal de heer Yerodia dus inderdaad
ontmoeten. Ik betreur dit ten zeerste. Officiële
contacten met iemand waartegen een internationaal
aanhoudingsmandaat wegens misdaden tegen de
menselijkheid werden ingediend, moeten worden
vermeden. Heeft de regering ondertussen om de
uitlevering verzocht?
04.05 Tony Van Parys (CVP): La secrétaire d'Etat
Neyts rencontrera donc bel et bien M. Yerodia. Je le
regrette vivement. Il faut éviter les contacts officiels
avec une personne contre qui un mandat d'arrêt
international a été décerné pour crimes contre
l'humanité. Le gouvernement a-t-il entre-temps
demandé l'extradition ?
04.06 Minister Marc Verwilghen : Ik laat nakijken
of er in de genoemde periode enig initiatief is
genomen door Justitie.
04.06 Marc Verwilghen , ministre: Je demanderai
que l'on vérifie si une quelconque initiative a été
prise par le département de la Justice au cours de
la période mentionnée.
04.07 Tony Van Parys (CVP): U weet toch wel of
u enig initiatief heeft genomen of niet? Aangezien
reacties van andere regeringsleden uitbleven, leid ik
daaruit af dat er geen verzoek om uitlevering is
geweest. Men wil dus niet dat het aanhoudingsbevel
ten uitvoer wordt gelegd. De regering werkt met
andere woorden de rechterlijke macht tegen.
04.07 Tony Van Parys (CVP): Vous savez quand
même bien si, oui ou non, vous avez pris une
initiative. Compte tenu de l'absence de réactions
d'autres membres du gouvernement, j'en déduis
qu'il n'y a eu aucune demande d'extradition. On ne
désire donc pas que le mandat d'arrêt soit exécuté.
Autrement dit, le gouvernement entrave le bon
fonctionnement du pouvoir judiciaire.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Mondelinge vraag van de heer Filip De Man
aan de minister van Justitie over "het
gedoogbeleid inzake cannabis" (nr. 2644)
05 Question orale de M. Filip De Man au ministre
de la Justice sur "la politique de tolérance en
matière de cannabis" (n° 2644)
05.01 Filip De Man (VLAAMS BLOK): Eenieders
nieuwsgierigheid werd recent gewekt over de
houding van de regering inzake softdrugs. De heer
Vandeurzen heeft de minister daarover vorige week
ondervraagd. Toen zei de minister dat de regering
geen gebruik of teelt van cannabis kan dulden,
aangezien dat zou ingaan tegen verschillende
internationale verdragen. Dat duidelijke antwoord
steekt schril af bij uitspraken van de minister in
januari 2000, toen hij meer duidelijkheid bepleitte
aangaande de vage rondzendbrief van zijn
voorgangers. Toen sprak hij over een
gedoogdrempel voor het beperkte bezit voor eigen
gebruik.
Deze hete aardappel wordt al een tijdje
doorgeschoven door de bevoegde ministers. Uitstel
tot na de verkiezingen is natuurlijk niet nieuw, maar
dat neemt niet weg dat reeds vanaf het begin van
het jaar een nieuwe circulaire wordt beloofd.
05.01 Filip De Man (VLAAMS BLOK): L'attitude du
gouvernement à l'égard des drogues douces
suscite la curiosité. Interrogé la semaine dernière à
ce propos par M. Vandeurzen, le ministre avait
précisé que, la Belgique étant liée par différents
traités internationaux, le gouvernement ne pouvait
tolérer aucune forme de consommation ou de
culture de cannabis. Cette réponse contraste
singulièrement avec les déclarations faites par le
ministre en janvier 2000 à propos de la nécessité de
préciser le contenu trop vague de la circulaire prise
par ses prédécesseurs. Le ministre évoquait
l'instauration d'un seuil de tolérance pour la
possession de cannabis en quantités limitées à des
fins de consommation personnelle.
Depuis quelque temps, les ministres compétents se
renvoient la balle dans ce dossier délicat. Que les
décisions relatives à une matière délicate soient
reportées après des élections ne constitue pas une
nouveauté, mais cela n'empêche qu'une nouvelle
CRABV 50
COM 294
14/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
Wanneer komt die nu? Wie zal de inhoud bepalen,
u of mevrouw Aelvoet?
circulaire est promise depuis le début de l'année.
Quand cette circulaire sera-t-elle prise ? Qui, de
vous ou de Mme Aelvoet, en déterminera le
contenu ?
05.02 Minister Marc Verwilghen : Ik betreur het dat
de heer De Man me verschillende vragen stelt die
hij me niet vooraf had overhandigd. Als hij dat wel
had gedaan, had ik hem een beter antwoord
kunnen verschaffen.
De regering nam op 7 januari van dit jaar de
beslissing een werkgroep op te richten voor het
cannabisverbruik in ons land. Deze werkgroep
formuleert voorstellen om dit probleem aan te
pakken, rekening houdend met de conclusies van
de interparlementaire werkgroep van 1997.
De minister van Justitie maakt deel uit van deze
werkgroep, die ressorteert onder de bevoegdheid
van de minister van Volksgezondheid. De regering
zal beslissingen nemen op basis van het verslag
van de werkgroep.
Ik ben gekant tegen ieder ontwettig drugsverbruik,
cannabis incluis.
05.02 Marc Verwilghen , ministre: Je regrette que
plusieurs questions posées aujourd'hui par M. De
Man ne m'aient pas été communiquées au
préalable. Si elles l'avaient été, j'aurais pu y
répondre de manière plus précise.
Le 7 janvier dernier, le gouvernement chargeait un
groupe de travail de se pencher sur la
consommation de cannabis dans notre pays et de
formuler de propositions quant à la manière
d'aborder ce problème, compte tenu des
conclusions du groupe de travail interparlementaire
qui s'est intéressé à cette matière en 1997.
Le ministre de la Justice fait partie de ce groupe de
travail qui ressortit à la compétence de la ministre
de la Santé publique. C'est sur la base du rapport
de ce groupe de travail que le gouvernement
décidera de la politique à mettre en oeuvre en la
matière.
Je suis, quant à moi, opposé à toute forme de
consommation illicite de drogues, y compris le
cannabis.
05.03 Filip De Man (VLAAMS BLOK): Op 28
januari 2000 sprak u in de pers wel degelijk over de
wenselijkheid van een gedoogdrempel. Dat sluit aan
bij waar mevrouw Aelvoet naartoe wil, maar uw
positie blijft dubbelzinnig, zeker via uw laatste
strenge antwoord aan de heer Vandeurzen;
05.03 Filip De Man (VLAAMS BLOK): Le 28
janvier 2000, vous avez bel et bien fait état, dans la
presse, de l'opportunité d'instaurer un seuil de
tolérance. Si cette déclaration rejoint la position de
Mme Aelvoet, votre attitude n'en demeure pas
moins ambiguë, compte tenu en particulier de la
sévérité des propos que vous avez tenus en
réponse à la question de M. Vandeurzen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Mondelinge vraag van de heer Tony Van Parys
aan de minister van Justitie over "de
betrokkenheid van een adviseur van de minister
van Justitie, die zelf een laboratorium voor DNA-
analyse beheert, bij de opmaak van de
uitvoeringsbesluiten van de wet van 22 maart
1999 op het DNA-onderzoek in strafzaken." (nr.
2646)
06 Question orale de M. Tony Van Parys au
ministre de la Justice sur "l'implication d'un
conseiller du ministre de la Justice gérant lui-
même un laboratoire d'analyse ADN dans la
préparation des arrêtés d'exécution de la loi du
22 mars 1999 sur les tests ADN en matière
pénale." (n° 2646)
06.01 Tony Van Parys (CVP): Volgens de pers
zou een adviseur van de minister die zelf een DNA-
analyselaboratorium beheert, meewerken aan de
uitvoeringsbesluiten van de wet van 22 maart 1999
op het DNA-onderzoek in strafzaken. Klopt die
informatie? Is zoiets deontologisch wel
verantwoord? Klopt het dat de partner van de
adviseur beticht wordt van strafrechtelijk
06.01 Tony Van Parys (CVP): Selon la presse,
une conseillère du ministre gérant elle-même un
laboratoire d'analyse ADN, collaborerait à la
préparation des arrêtés d'exécution de la loi du
22 mars 1999 sur les tests ADN en matière pénale.
Cette information est-elle exacte
? Cette
participation est-elle admissible sur le plan
déontologique ? Est-il exact que le partenaire de
14/11/2000
CRABV 50
COM 294
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
sanctioneerbare feiten, reden waarom de Gentse
universiteit hem de toegang tot het laboratorium zou
hebben ontzegd?
cette personne est accusé de faits pénalement
répréhensibles, raison pour laquelle l'Université de
Gand lui aurait refusé l'accès au laboratoire ?
06.02 Minister Marc Verwilghen : De
uitvoeringsbesluiten van de wet van 22 maart 1999
werden voorbereid op het kabinet in samenwerking
met professor Van den Eeckhout. Er werd ook
rekening gehouden met het advies van andere
specialisten. Het gaat hier om een technische en
zeer complexe materie, waarvoor de samenwerking
met een expert noodzakelijk is. Mijn voorganger
heeft bij de totstandkoming van de kaderwet van 22
maart 1999 ook een beroep gedaan op een expert,
professor Cassiman van de KULeuven.
Het uitvoeringsbesluit voorziet trouwens in een
accreditatiemechanisme waaraan alle labo's zullen
moeten voldoen.
De partner van professor Van den Eeckhout zal
voorlopig niet meer in het labo aanwezig zijn. De
professor zelf geniet het volledige vertrouwen van
de rector en de RUG.
06.02 Marc Verwilghen , ministre: Les arrêtés
d'exécution de la loi du 22 mars 1999 sont préparés
au cabinet en collaboration avec le professeur
Elfride Van den Eeckhout. L'avis d'autres
spécialistes a également été pris en considération.
Il s'agit ici d'une matière technique et très
complexe, pour laquelle la collaboration d'un expert
est indispensable. Mon prédécesseur a, lui aussi,
fait appel à un expert, le professeur Cassuman de
la KUL, lors de l'élaboration de la loi-cadre du
22 mars 1999.
L'arrêté d'exécution prévoit d'ailleurs un mécanisme
d'accréditation auquel tous les laboratoires devront
se soumettre.
Le partenaire du professeur Van den Eeckhout ne
sera momentanément plus présent dans le
laboratoire. Le professeur lui-même jouit de la
confiance totale du recteur et de la RUG.
06.03 Tony Van Parys (CVP): De opportuniteit van
de betrokkenheid van een adviseur bij de opstelling
van uitvoeringsbesluiten kan in vraag worden
gesteld als men weet dat die persoon zelf
belanghebbende is als exploitant van een
laboratorium. Gelukkig wordt de partner al uit het
laboratorium geweerd.
06.03 Tony Van Parys (CVP): Ce qui peut être
remis en question, c'est l'opportunité d'associer un
conseiller à l'élaboration d'arrêtés d'exécution
quand on sait que cette personne a elle-même un
intérêt en la matière en tant qu'exploitant d'un
laboratoire. Heureusement, le partenaire ne
travaille déjà plus dans ce laboratoire
.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare vergadering wordt gesloten om 12.09
uur.
La réunion publique est levée à 12.09 heures.
Document Outline