SÉANCE PLÉNIÈRE

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

AGALEV-ECOLO

Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales

CVP Christelijke

Volkspartij

FN Front

National

PRL FDF MCC

Parti Réformateur libéral Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement

PS Parti

socialiste

PSC Parti

social-chrétien

SP Socialistische

Partij

VLAAMS BLOK

Vlaams Blok

VLD

Vlaamse Liberalen en Democraten

VU&ID Volksunie&ID21

Afkortingen bij de nummering van de publicaties :

Abréviations dans la numérotation des publications :

DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode + nummer

en volgnummer

DOC 50 0000/000

Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du
n° consécutif

QRVA

Schriftelijke Vragen en Antwoorden

QRVA

Questions et Réponses écrites

CRIV

Integraal Verslag (op wit papier, bevat de bijlagen en het
beknopt verslag, met kruisverwijzingen tussen Integraal en
Beknopt Verslag)

CRIV

Compte Rendu Intégral (sur papier blanc, avec annexes et
CRA, avec renvois entre le CRI et le CRA)

CRIV

Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)

CRIV

Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)

CRABV Beknopt Verslag (op blauw papier)

CRABV Compte

Rendu Analytique (sur papier bleu)

PLEN

Plenum (witte kaft)

PLEN

Séance plénière (couverture blanche)

COM

Commissievergadering (beige kaft)

COM

Réunion de commission (couverture beige)

Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be

Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes :
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be

CRIV 50

COM 293

14/11/2000

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

INHOUD

SOMMAIRE

Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Willy Cortois aan de minister van
Binnenlandse Zaken over 'de toekomstige
federale politiestructuur, meer bepaald in Brussel,
Halle en Vilvoorde' (nr. 2556)
- de heer Bart Laeremans aan de minister van
Binnenlandse Zaken over 'de politiehervorming in
Halle-Vilvoorde' (nr. 2657)

Questions orales jointes de
- M. Willy Cortois au ministre de l'Intérieur sur 'la
future structure de la police fédérale, plus
particulièrement à Bruxelles, Hal et Vilvorde'
(n° 2556)
- M. Bart Laeremans au ministre de l'Intérieur sur
'la réforme de la police à Hal-Vilvorde' (n° 2657)

Sprekers: Willy Cortois, Bart Laeremans,
Antoine Duquesne, minister van
Binnenlandse Zaken

Orateurs: Willy Cortois, Bart Laeremans,
Antoine Duquesne, ministre de l'Intérieur

Mondelinge vraag van mevrouw Karine Lalieux
aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
heroriëntering van het regeringsbeleid inzake de
veiligheidscontracten" (n° 2567)

Question orale de Mme Karine Lalieux au ministre
de l'Intérieur sur "la réorientation de la politique
gouvernementale en matière de contrats de
sécurité" (n° 2567)

Sprekers:

Karine Lalieux, Antoine

Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken

Orateurs:

Karine Lalieux, Antoine

Duquesne, ministre de l'Intérieur

Mondelinge vraag van de heer Karel Van
Hoorebeke aan de minister van Binnenlandse
Zaken over "de omschakeling van een landelijk
politiekorps naar een politiekorps met stedelijk
karakter" (nr. 2580)

Question orale de M. Karel Van Hoorebeke au
ministre de l'Intérieur sur "la transformation d'un
corps de police rural en un corps de police à
caractère urbain" (n° 2580)

Sprekers: Karel Van Hoorebeke, Antoine
Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken

Orateurs: Karel Van Hoorebeke, Antoine
Duquesne, ministre de l'Intérieur

Interpellatie van de heer Jacques Simonet tot de
minister van Binnenlandse Zaken over "de
hervorming van de politiediensten" (nr. 531)

Interpellation de M. Jacques Simonet au ministre
de l'Intérieur sur "la réforme des polices" (n° 531)

Sprekers: , Antoine Duquesne, minister van
Binnenlandse Zaken, Richard Fournaux,
Jean-Pierre Detremmerie, Filip Anthuenis

Orateurs: , Antoine Duquesne, ministre de
l'Intérieur, Richard Fournaux, Jean-Pierre
Detremmerie, Filip Anthuenis

Interpellatie van de heer Richard Fournaux tot de
minister van Binnenlandse Zaken over "de
bijkomende kosten van de eenheidspolitie"
(nr. 520)

Interpellation de M. Richard Fournaux au ministre
de l'Intérieur sur "sur les coûts supplémentaires
engendrés par la police unifiée" (n° 520)

Sprekers:

Richard Fournaux, Antoine

Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken,
Jean-Pierre Detremmerie

Orateurs:

Richard Fournaux, Antoine

Duquesne, ministre de l'Intérieur, Jean-Pierre
Detremmerie

Moties

Motions

Mondelinge vraag van de heer Jean-Pierre
Detremmerie aan de minister van Binnenlandse
Zaken over "de proefpolitiezones" (nr. 2607)

Question orale de M. Jean-Pierre Detremmerie au
ministre de l'Intérieur sur "les zones de police
`pilotes'" (n° 2607)

Sprekers: Jean-Pierre Detremmerie, Antoine
Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken,
Richard Fournaux

Orateurs: Jean-Pierre Detremmerie, Antoine
Duquesne, ministre de l'Intérieur, Richard
Fournaux

Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
creatie van een operationele eenheid van de
civiele bescherming in de provincie Limburg" (nr.
2597)

Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre
de l'Intérieur sur "la création d'une unité
opérationnelle de la protection civile dans la
province du Limbourg" (n° 2597)

Sprekers:

Jo Vandeurzen, Antoine

Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken

Orateurs:

Jo Vandeurzen, Antoine

Duquesne, ministre de l'Intérieur

Mondelinge vraag van de heer Marcel Hendrickx 18

Question orale de M. Marcel Hendrickx au 18

14/11/2000

CRIV 50

COM 293

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

aan de minister van Binnenlandse Zaken over
"het uitvoeringsbesluit op de wet tot invoering van
gemeentelijke administratieve sancties" (nr. 2609)

ministre de l'Intérieur sur "l'arrêté d'exécution de
la loi relative aux sanctions administratives dans
les communes" (n° 2609)

Sprekers:

Marcel Hendrickx, Antoine

Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken

Orateurs:

Marcel Hendrickx, Antoine

Duquesne, ministre de l'Intérieur

Mondelinge vraag van de heer Bart Laeremans
aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
blijvende bezetting van de Brusselse
Begijnhofkerk door illegalen en het uitblijven van
enige reactie dienaangaande vanwege de
gemeentelijke en federale overheden" (nr. 2624)

Question orale de M. Bart Laeremans au ministre
de l'Intérieur sur "l'occupation persistante de
l'église du Béguinage à Bruxelles par des illégaux
et l'absence de toute réaction de la part des
autorités communales et fédérales" (n° 2624)

Sprekers:

Bart Laeremans, Antoine

Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken

Orateurs:

Bart Laeremans, Antoine

Duquesne, ministre de l'Intérieur

Mondelinge vraag van de heer Bart Laeremans
aan de minister van Binnenlandse Zaken over
"zijn niet-optreden tegen de burgemeester van
Brussel-stad, die nochtans het democratische
controlerecht van de Vlaamse oppositie
systematisch onmogelijk maakt" ( nr. 2625)

Question orale de M. Bart Laeremans au ministre
de l'Intérieur sur "la non-intervention du ministre
vis-à-vis du bourgmestre de Bruxelles-ville qui
rend impossible de façon systématique le droit de
contrôle démocratique de l'opposition flamande"
(n°2625)

Sprekers:

Bart Laeremans, Antoine

Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken

Orateurs:

Bart Laeremans, Antoine

Duquesne, ministre de l'Intérieur

Mondelinge vraag van de heer Bart Laeremans
aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
aanstelling van een Nederlandsonkundige
plaatsvervanger van de burgemeester van
Brussel-stad" (nr. 2626)

Question orale de M. Bart Laeremans au ministre
de l'Intérieur sur "la nomination d'une personne
ne parlant pas le néerlandais comme suppléant
du bourgmestre de Bruxelles-ville" (n° 2626)

Sprekers:

Bart Laeremans, Antoine

Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken

Orateurs:

Bart Laeremans, Antoine

Duquesne, ministre de l'Intérieur

Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan
de minister van Justitie en de minister van
Binnenlandse Zaken over "de samenvoeging van
de Gerechtelijke Politie en de BOB van de
Rijkswacht tot de gedeconcentreerde eenheden
van de Federale Politie in de gerechtelijke
arrondissementen Veurne en Ieper" (nr. 2627)

Question orale de M. Yves Leterme au ministre de
la Justice et au ministre de l'Intérieur sur "la fusion
de la police judiciaire et de la BSR de la
gendarmerie en unités déconcentrées de la police
fédérale dans les arrondissements judiciaires de
Furnes et d'Ypres" (n° 2627)

Sprekers: Yves Leterme, Antoine Duquesne,
minister van Binnenlandse Zaken

Orateurs: Yves Leterme, Antoine Duquesne,
ministre de l'Intérieur

Mondelinge vraag van de heer Pieter De Crem
aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
chaos bij de aangiften van de
verkiezingsuitgaven" (nr. 2642)

Question orale de M. Pieter De Crem au ministre
de l'Intérieur sur "le chaos en matière de
déclarations des dépenses électorales" (n°2642)

Sprekers:

Pieter De Crem, Antoine

Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken,
Yves Leterme

Orateurs:

Pieter De Crem, Antoine

Duquesne, ministre de l'Intérieur, Yves
Leterme

Mondelinge vraag van de heer Pieter De Crem
aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
voorbereiding van de benoeming van de
burgemeesters" (nr. 2643)

Question orale de M. Pieter De Crem au ministre
de l'Intérieur sur "la préparation de la nomination
des bourgmestres" (n° 2643)

Sprekers:

Pieter De Crem, Antoine

Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken

Orateurs:

Pieter De Crem, Antoine

Duquesne, ministre de l'Intérieur

Mondelinge vraag van de heer Karel Van
Hoorebeke aan de minister van Binnenlandse
Zaken over "de minimumnormen voor de
personeelsbezetting van de toekomstige
politiezones" (nr. 2639)

Question orale de M. Karel Van Hoorebeke au
ministre de l'Intérieur sur "les normes minimales
d'occupation du personnel dans les futures zones
de police" (n° 2639)

Sprekers: Karel Van Hoorebeke, Antoine

Orateurs: Karel Van Hoorebeke, Antoine

CRIV 50

COM 293

14/11/2000

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

COMMISSIE VOOR DE

BINNENLANDSE ZAKEN, DE

ALGEMENE ZAKEN EN HET

OPENBAAR AMBT

COMMISSION DE L'INTÉRIEUR,

DES AFFAIRES GÉNÉRALES ET

DE LA FONCTION PUBLIQUE

van

DINSDAG

NOVEMBER

2000

10:00 uur

______

MARDI

NOVEMBRE

2000

10:00 heures

______

De vergadering wordt geopend om 10.14 uur door
de heer Paul Tant, voorzitter.
La séance est ouverte à 10.14 heures par M. Paul
Tant, président.

01 Samengevoegde mondelinge vragen van

- de heer Willy Cortois aan de minister van
Binnenlandse Zaken over 'de toekomstige
federale politiestructuur, meer bepaald in
Brussel, Halle en Vilvoorde' (nr. 2556)
- de heer Bart Laeremans aan de minister van
Binnenlandse Zaken over 'de politiehervorming
in Halle-Vilvoorde' (nr. 2657)

01 Questions orales jointes de

- M. Willy Cortois au ministre de l'Intérieur sur
'la future structure de la police fédérale, plus
particulièrement à Bruxelles, Hal et Vilvorde'
(n° 2556)
- M. Bart Laeremans au ministre de l'Intérieur
sur 'la réforme de la police à Hal-Vilvorde'
(n° 2657)

01.01 Willy Cortois (VLD): Mijnheer de

voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik zal
mijn vraag kort houden. Misschien maakt dat ook
het antwoord gemakkelijker. De wet van
7

december

1998 tot oprichting van een

geïntegreerde politiedienst op twee niveaus
bepaalt in principe dat er per gerechtelijk
arrondissement gedecentraliseerde eenheden
worden opgericht. In het huidige arrondissement
Halle-Vilvoorde, vormt de rijkswacht in de praktijk
echter een apart commando en een aparte
operationele eenheid die gevestigd is in Asse. Die
operationele eenheid bestrijkt dus eigenlijk het
hele Nederlandstalige gedeelte van Halle-
Vilvoorde dat nog niet helemaal verstedelijkt is. De

rijkswacht werkt er volgens mij zeer goed samen
met de meeste gemeentebesturen.

Ik vrees dat het volledige arrondissement Brussel-
Halle-Vilvoorde bij strikte toepassing van de wet
één enkele DIRCO zou krijgen. Dat geeft
aanleiding tot grote ongerustheid in een gedeelte
van dat arrondissement, namelijk in Halle-
Vilvoorde, niet alleen om communautaire redenen,
maar ook omdat het criminaliteitsbeeld van het
landelijke gedeelte van het arrondissement
helemaal anders is dan dat van het stedelijke
gebied.

Heeft men een oplossing voor dit probleem,
mijnheer de minister, zodat de huidige
operationele structuur in Asse op zijn minst kan
blijven bestaan? Kan men ervoor zorgen dat de
operationele eenheid van Asse niet direct van
Brussel gaat afhangen? Ik vrees immers, nog
abstractie makend van alle taalproblemen, dat
Brussel en Halle-Vilvoorde wat de bestrijding van
de criminaliteit betreft in twee verschillende
werelden leven. Is er in dit dossier enige
vooruitgang, mijnheer de minister? Naar welke
oplossing of regeling streeft u?

01.02 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):

Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister,
collega's, u herinnert zich wellicht dat ik u samen
met mijnheer Cortois reeds eerder ondervroeg
over deze problematiek. U hebt toen naar mijn
oordeel een zeer dubbelzinnig antwoord gegeven.
Nadien heb ik de eerste minister in plenaire
vergadering over hetzelfde onderwerp
ondervraagd. Hij zei onder meer dat er, ofwel twee
gedecentraliseerde eenheden in Brussel-Halle-

14/11/2000

CRIV 50

COM 293

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

Vilvoorde konden komen, ofwel één
gedecentraliseerde dienst met twee afdelingen,
waarvan de leiding telkens dezelfde taken kon
uitvoeren. De eerste minister was geneigd voor de
tweede oplossing te kiezen, en zei dat ook u die
oplossing voorstond. Wij vonden dit geen ideale
oplossing omdat Halle-Vilvoorde zo een
aanhangsel dreigde te worden van Brussel. Zelfs
met twee evenwaardige directies dreigt Halle-
Vilvoorde het zwakke broertje te worden in de
regio wat het veiligheidsbeleid betreft. Als men het
aantal inwoners in aanmerking neemt is het
nochtans een van de grootste gerechtelijke
arrondissementen van het land. Intussen blijft de
onduidelijkheid bestaan. Het is zelfs niet zeker dat
er twee aparte, evenwaardige, directies zullen
komen in Halle-Vilvoorde.

Ik heb hierover een aantal concrete vragen.
Wanneer gaat de eengemaakte politie in Brussel-
Halle-Vilvoorde van start, mijnheer de minister?
Gebeurt de eenmaking vanaf 1 januari 2001 in
één keer of in fasen? Welke structuur krijgt de
eengemaakte politie? Krijgen we twee
evenwaardige directies met elk een directeur en
een adjunct, of één directie met twee adjuncten,
voor respectievelijk Halle-Vilvoorde en Brussel?
Of, krijgen we toch twee gedecentraliseerde
diensten? Wat gebeurt er concreet met het
hoofdkwartier te Asse? Blijft dat een rol spelen, en
zo ja, welke? Voor welk territorium en in welke
mate zal het nog een eigen beleid kunnen voeren?

01.03 Minister Antoine Duquesne: Mijnheer de

voorzitter, artikel 94 van de wet van
7

december

1998 tot organisatie van een

geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op
twee niveaus, bepaalt dat het ambtsgebied en de
zetel van de gedecentraliseerde diensten van de
federale politie overeenkomen met die van de
gerechtelijke arrondissementen, behoudens
uitzonderingen wegens bijzondere
omstandigheden. In dit geval bepaalt de Koning bij
een in de Ministerraad genomen besluit het
ambtsgebied en de zetel van de
gedecentraliseerde diensten. Hierbij wordt
rekening gehouden met de bijzondere
omstandigheden. Ik verklaarde reeds herhaaldelijk
aan het parlement dat er thans geen bijzondere
omstandigheid bestaat die een afwijking toelaat
van artikel 94 van de wet van 7 december 1998 tot
organisatie van de geïntegreerde politiedienst,
gestructureerd op twee niveaus.

Toutefois, compte tenu de la densité élevée de la
population de cet arrondissement, je veillerai à
mettre en place l'organisation la plus adéquate sur
le plan fonctionnel, de sorte que l'ensemble de la

population soit servi dans de bonnes conditions.
Mon collègue, le ministre de la Justice, a pris des
initiatives de ce type au niveau de l'organisation
du parquet de Bruxelles.

De federale politie zal, net als elders, in Brussel op
1 januari 2001 worden geïnstalleerd. Voor het
arrondissement Brussel zullen een gerechtelijk
directeur en een administratief coördinator worden
aangesteld. De gebouwen van het
rijkswachtdistrict Asse hebben nog geen
bestemming gekregen.

01.04 Willy Cortois (VLD): Mijnheer de

voorzitter, het antwoord van de minister laat nog
een aantal vragen onbeantwoord. Ik zal later dan
ook nieuwe vragen indienen.

01.05 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):

Mijnheer de voorzitter, dit antwoord bevestigt wat
de burgemeester en de politiemensen in het
arrondissement Halle-Vilvoorde zozeer vrezen,
namelijk dat er hoegenaamd niets in huis komt
van wat de eerste minister op 18 mei jongstleden
heeft gezegd. Hij beweerde toen dat er twee
afdelingen zouden komen, een voor Brussel en
een voor Halle-Vilvoorde. Ze zouden over een
eigen leiding beschikken en identieke taken
uitoefenen. Het zou gaan om twee directoraten
met twee directeurs. Nu blijkt dat er een
gerechtelijke directeur en een administratieve
directeur zullen komen die bevoegd zullen zijn
voor het ganse gebied Brussel-Halle-Vilvoorde.
Zelfs over het hoofdkwartier in Asse bestaat geen
duidelijkheid; het zal met andere woorden
verdwijnen. Dit betekent dat Halle-Vilvoorde
gewoon door Brussel wordt opgeslokt en dat er
één unitaire structuur komt. Dit is een zeer slechte
zaak voor Halle-Vilvoorde. De heer Cortois heeft
er terecht op gewezen dat de veiligheidssituatie er
totaal verschilt van die in Brussel. Er is ook het
taalprobleem. Als Halle-Vilvoorde aan Brussel
wordt gehecht, zal de minister op zeer veel
tegenstand vanuit dit arrondissement botsen. We
zullen hiervan onmiddellijk werk maken.

01.06 Antoine Duquesne, ministre: L'intérêt de

la vie, monsieur Cortois, réside dans le fait que
des questions restent ouvertes.

01.07 Willy Cortois (VLD): C'est ce que je

constate.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

02 Question orale de Mme Karine Lalieux au

ministre de l'Intérieur sur "la réorientation de la

CRIV 50

COM 293

14/11/2000

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

politique gouvernementale en matière de
contrats de sécurité" (n° 2567)

02 Mondelinge vraag van mevrouw Karine

Lalieux aan de minister van Binnenlandse
Zaken over "de heroriëntering van het
regeringsbeleid inzake de
veiligheidscontracten" (n° 2567)

02.01 Karine Lalieux (PS): Monsieur le

président, monsieur le ministre, chers collègues,
au mois de février, vous plaidiez, monsieur le
ministre, pour la réorganisation de la politique
gouvernementale en matière de contrats de
sécurité. Vous estimiez, à l'époque, que ces
contrats ne répondaient plus aux besoins des
citoyens et que, partant, il s'imposait d'en
effectuer une évaluation complète en vue d'une
réorientation.

Vous aviez alors confié cette tâche au Secrétariat
permanent à la politique de prévention, lequel
devait vous remettre ses conclusions pour le
mois de juillet 2000. Or, trois mois se sont écoulés
depuis cette date. Dès lors, je me permets de
vous poser les quelques questions suivantes, afin
de connaître l'état d'avancement de vos réflexions
en la matière.

Monsieur le ministre, quand pensez-vous pouvoir
disposer des résultats de cette étude? Quand ces
résultats seront-ils rendus publics? Pouvez-vous
nous assurer de ce que l'on prorogera, pour 2001,
ces contrats de sécurité? Comptez-vous accorder
une part équivalente à la politique préventive au
regard des actions plus répressives?

02.02 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le

président, chers collègues, j'accorde une grande
importance à la prévention. L'on m'a prêté des
jugements sommaires qui n'ont pourtant jamais
été les miens! Et certainement pas avant qu'une
évaluation sérieuse n'ait été réalisée! J'ai
simplement voulu vérifier si l'objectif - qui est, en
toute hypothèse, d'améliorer la sécurité ou de
lutter contre le phénomène d'insécurité - était
atteint avec efficience par le biais des contrats de
sécurité existants - dans la mesure où j'avais pu
constater qu'il en était de meilleurs et aussi de
moins bons. Dès lors, il fallait favoriser l'existence
des meilleurs.

L'évaluation globale des contrats de sécurité, de
société et de prévention - à laquelle j'ai fait
procéder - est maintenant terminée. Son analyse
et sa discussion sont en cours au sein du
gouvernement. J'en ai déjà fait rapport, à
plusieurs reprises, devant le Conseil des
ministres.

Lorsque cette analyse aura été approuvée en
Conseil des ministres, j'en communiquerai bien
évidemment les résultats aux différentes
communes concernées - et à vous, madame, en
particulier.

La poursuite ou non de ces contrats fait partie
intégrante de la discussion. Comme nous n'avons
pas encore définitivement conclu ces débats, j'ai
moi-même proposé au gouvernement de proroger
les contrats actuels jusqu'au 30 juin 2001, afin de
permettre aux communes de prendre leurs
dispositions sans précipitation - notamment vis-à-
vis du personnel engagé. Vendredi dernier, le
gouvernement a marqué son accord sur cette
proposition.

Enfin, en tenant compte de la réforme des polices,
le volet policier des contrats de sécurité et de
société devrait, dans le courant de l'année 2001,
être supprimé en tant que tel et être intégré dans
la dotation fédérale aux zones de police. De fait,
dans le volet policier, l'on met souvent à
disposition et du personnel et du matériel dans le
cadre de la fonction de police. Ce problème
général pourrait être réglé dans le cadre des
dotations fédérales qui sont octroyées aux
communes.

Les éventuels futurs contrats ne devraient donc
plus viser que le soutien du ministre de l'Intérieur
aux projets communaux de prévention non-
policière de la criminalité. A ce moment-là,
l'objectif que vous souhaitez sera clairement
identifié.

J'ajoute que cette réorganisation est
indispensable, dans la mesure même où le volet
préventif fait l'objet d'une négociation au niveau
des communes, alors que le volet policier ne peut
jouer qu'au niveau des zones de police, ce qui
créerait des difficultés supplémentaires au niveau
des zones pluricommunales.

02.03 Karine Lalieux (PS): Monsieur le ministre,

si je vous ai bien compris, il n'y aura pas de
licenciement de personnel dans les communes
d'ici le 30 juin. A partir de cette date, c'est
l'incertitude puisqu'on ne connaît pas encore le
budget «prévention» qui va être attribué à chaque
commune.

02.04 Antoine Duquesne, ministre: Très

franchement, je ne vois vraiment pas pourquoi on
réduirait le budget global consacré à la prévention
en matière de sécurité. Je ne crois pas non plus
que l'on puisse, en la matière, prendre des

14/11/2000

CRIV 50

COM 293

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

mesures brutales. Vous avez tout à fait raison:
dans un certain nombre de cas du personnel est
concerné. Le total, d'ailleurs, du personnel
concerné par ces contrats avoisine les 3.000, ce
qui est important.

En revanche, il est vrai qu'en fonction de la
réorientation, on pourrait voir apparaître un certain
nombre de nouvelles communes au détriment
d'autres. Et c'est cela qui fait l'objet de
discussions pour l'instant. En toute hypothèse, si
cela devait être le cas, je veillerais à assurer une
transition douce.

En matière de contrats de sécurité, il n'y a pas de
fatalité à ce que ce soient toujours les mêmes
communes qui bénéficient des mesures. Des
problèmes de prévention peuvent se poser de
manière différente en fonction de la structure de la
commune mais dans toutes les communes du
Royaume. Ce que l'on doit faire de manière
sérieuse, c'est prévoir des contrats là où se
posent vraiment des problèmes de criminalité. Sur
base d'une analyse objective, il convient de
déterminer les communes où se posent des
problèmes de criminalité qui peuvent d'ailleurs
tout à fait varier d'une commune à l'autre. A
certains endroits, ce sont des phénomènes de
drogue, à d'autres des phénomènes de home- ou
de car-jacking, à d'autres encore des actes de
cambriolage. Donc il faut une procédure objective
de sélection. Et quant aux moyens qui sont
accordés, je pense, personnellement, que l'on doit
faire un effort tout particulier envers les
communes qui connaissent une situation
économique et sociale plus difficile et qui
éprouvent dès lors plus de difficultés à mettre en
oeuvre une politique de prévention.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

03 Mondelinge vraag van de heer Karel Van

Hoorebeke aan de minister van Binnenlandse
Zaken over "de omschakeling van een landelijk
politiekorps naar een politiekorps met stedelijk
karakter" (nr. 2580)

03 Question orale de M. Karel Van Hoorebeke

au ministre de l'Intérieur sur "la transformation
d'un corps de police rural en un corps de police
à caractère urbain" (n° 2580)

03.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mijnheer

de voorzitter, mijnheer de minister, collega's,
enkele weken geleden heeft mevrouw Moerman u
een vraag gesteld over dezelfde problematiek. Uw
antwoord van toen vergt nog wel enige
verduidelijking, want er heerst nog wel enige

onrust terzake. U weet dat heel wat landelijke
gemeenten in het vooruitzicht van de
inwerkingtreding van de nieuwe politiewet hun
politiecorps omschakelden van een
veldwachtercorps naar een corps met stedelijk
karakter. Dat moest gebeuren voor een bepaalde
datum. Een aantal gemeentebesturen heeft dat
gedaan, een aantal andere niet. Vandaag is het zo
dat aangrenzende gemeenten die wellicht tot een
zelfde politiezone zullen behoren zich tegenover
verschillende corpsen zien geplaatst, namelijk met
stedelijk of met landelijk karakter. Daardoor zal bij
de inschaling in het nieuwe politiestatuut een
probleem ontstaan van lagere inschaling voor
mensen uit het corps met landelijk karakter,
vergeleken bij degenen uit het corps met stedelijk
karakter. Jaren lang hebben zij hetzelfde werk
gedaan, maar degenen uit een corps met stedelijk
karakter zullen een hogere inschaling kennen.
Concreet zal dit tot onvrede aanleiding geven,
vermits sommigen nu zullen moeten werken onder
collega's met een hogere graad en hogere
inschaling, terwijl zij daar jaren mee hebben
gewerkt op hetzelfde niveau.

Mijnheer de minister, ten eerste, is de datum voor
overschakeling van een landelijk politiecorps naar
een corps met stedelijk karakter thans definitief
verstreken?

Ten tweede, kunnen de gemeenten die nog niet
hebben overgeschakeld dat thans nog doen, zodat
er een gelijke inschaling kan gebeuren voor de
politieagenten van de diverse gemeenten?

Ten derde, hoeveel gemeenten hebben nog een
politiecorps met landelijk karakter en zijn dus niet
overgeschakeld naar een politiecorps met
stedelijk karakter?

Ten vierde, bent u niet van oordeel dat er een
discriminatie bestaat tussen politieagenten
behorend tot een landelijk politiecorps waarvan
het gemeentebestuur de omschakeling dus niet
heeft gedaan, en de agenten van het politiecorps
met een stedelijk karakter, behorend tot een
gemeente die de omschakeling dus wel heeft
gedaan, niettegenstaande deze personen
gedurende jaren hetzelfde werk hebben verricht
en dezelfde verantwoordelijkheden hebben
gedragen?

Ten vijfde, zal de inschaling in de nieuwe
politiestructuur geen aanleiding geven tot ongelijke
behandeling en daaruit voortvloeiende onvrede,
zeker in gemeenten die tot een zelfde
interpolitiezone zullen behoren en waar dus
personeel zal zijn dat vroeger allemaal tot het

CRIV 50

COM 293

14/11/2000

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

landelijk corps behoorde, terwijl in de nieuwe
structuur een aantal van hen hoger zullen worden
ingeschaald omdat hun gemeentebestuur wel de
omschakeling naar een politiecorps met stedelijk
karakter heeft gedaan?

03.02 Minister Antoine Duquesne: Mijnheer de

voorzitter, mijnheer Van Hoorebeke, ik heb al
geantwoord wat het principe betreft. Ik herhaal dat
krachtens artikel 171 van de nieuwe
Gemeentewet de overgang van het landelijk
karakter naar een stedelijk karakter van een
politiecorps steeds mogelijk blijft. Evenwel
verdwenen zijn de bijzondere effecten van een
dergelijke overgang op de toekenning van de
graden van de stedelijke politie aan de leden van
de landelijke politiecorpsen.

Krachtens een koninklijk besluit waarvan de
uitwerking werd beëindigd op 31 december 1998
konden deze laatsten inderdaad een bevordering
genieten zonder aan de statutaire voorwaarden te
beantwoorden. Aan deze voorkeursbehandeling
werd dus een einde gemaakt.

Wat de inschaling in de nieuwe graad betreft,
wordt er volgens de regels geen onderscheid
gemaakt tussen de landelijke en de stedelijke
politie. Dat is meteen een antwoord op uw tweede,
vierde en vijfde vraag.

Op uw derde vraag kan ik u antwoorden dat er dit
ogenblik nog 152 gemeenten met een landelijk
politiekorps zijn.

03.03 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mijnheer

de voorzitter, dit antwoord volstaat voor mij.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

De voorzitter: Normaal gezien komt nu de
interpellatie nr.

520 van de heer Richard

Fournaux, maar hij is nog niet aanwezig. De
mondelinge vraag nr. 2588 van de heer Pieter De
Crem is ingetrokken. Dan zou nu de mondelinge
vraag nr. 2597 van de heer Jo Vandeurzen aan de
orde zijn, maar hij is evenmin aanwezig. Derhalve
is nu de beurt aan de heer Jacques Simonet.

04 Interpellation de M. Jacques Simonet au

ministre de l'Intérieur sur "la réforme des
polices" (n° 531)

04 Interpellatie van de heer Jacques Simonet

tot de minister van Binnenlandse Zaken over
"de hervorming van de politiediensten" (nr. 531)

04.01 Jacques Simonet (PRL FDF MCC):

Monsieur le président, je ne vais pas rappeler l'un
des buts de la loi du 7 décembre 1998 car je
pense que le ministre à déjà eu l'occasion de
s'exprimer longuement à ce sujet devant cette
assemblée. Mais en réalité, mon propos vise la
création au 1

janvier 2002, et ce même si on a

lancé une expérience pilote, de zones de polices
monocommunales ou pluricommunales. La loi
telle qu'elle a été voulue par le législateur prévoit
un divorce tant administratif, que budgétaire,
juridique et organique entre les communes et les
corps de police des zones pluricommunales de
police. Je compare cela à la situation similaire
connue, en matière de gestion, entre les
communes et les CPAS. En effet, comme ces
derniers, les zones de police seront financées par
des dotations budgétaires allouées par les
communes et par l'Etat fédéral. Il va néanmoins
subsister un lien organique avec les communes
au travers du collège et du conseil de police qui
seront des émanations des conseils communaux
et des bourgmestres des communes de la zone.

Pour être pleinement opérationnelles au 1

janvier

2002, les zones de police devront remplir un
certain nombre de dispositions minimales que je
rappellerai brièvement pour essayer de
d'envisager avec le ministre les problèmes qui
pourraient se poser, plus spécifiquement dans une
région urbaine comme celle de Bruxelles-Capitale.

Première disposition minimale qui est voulue par
la loi: l'installation des organes politiques de la
zone. A ce sujet, je pense qu'il n'y a pas d'écueil
majeur à l'installation des organes politiques car
dès l'installation des conseils communaux, les
communes auront la faculté de désigner leurs
représentants au sein du conseil et du collège de
la zone.

Deuxième point qui me paraît un peu plus délicat:
l'acquisition par la zone d'une personnalité
juridique. Ce sont des dispositions réglées par les
articles 9 et 248 de la loi et, en vertu de l'article 9
de la loi du 7 décembre 1998, la zone de police
est dotée de la personnalité juridique.

Je crois cependant, monsieur le ministre, ne pas
me tromper en vous disant qu'en ce qui concerne
ce point précis, c'est-à-dire l'exécution de l'article
9 de la loi, le pouvoir fédéral doit encore adopter
un certain nombre d'arrêtés royaux qui portent
notamment sur des dispositions administratives -
je songe notamment au cadre et au statut du
personnel - et sur l'élaboration des budgets de la
zone. Ce matin, le ministre pourrait-il nous dire à
quelle date ces arrêtés pourraient être adoptés.
En effet, ce n'est que lorsque la zone disposera

14/11/2000

CRIV 50

COM 293

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

de la personnalité juridique qu'elle aura la faculté
d'accomplir un certain nombre de démarches
fiscales et sociales qui lui permettront de devenir
employeur au 1

janvier 2002. Or ce sont des

démarches qui prennent un certain temps.

Troisième disposition reprise dans la loi, et qui me
paraît assez importante, c'est la question de
l'élaboration et de l'adoption du budget de la zone
de police. En effet, l'élaboration du budget 2002
de la zone, qui par ailleurs sera élaboré en euro,
est une des conditions d'existence juridique de la
zone de police. C'est un budget qui est à la fois à
la charge de l'Etat fédéral et des communes. Mais
avant de pouvoir élaborer le budget 2002 des
zones de polices, une série de mesures
préliminaires devra être prise par le pouvoir
fédéral, à savoir un certain nombre d'arrêtés
royaux qui fixent notamment les normes
budgétaires minimales, les règles de calcul et de
répartition des dotations communales, les
modalités de liquidation de celles-ci, un certain
nombre de données comptables nécessaires à
l'établissement des budgets, la nature du support
informatique, les critères et les modalités de la
dotation fédérale. Là encore, je voudrais savoir si
le ministre pourrait nous indiquer ce matin dans
quels délais seront adoptés les arrêtés royaux en
la matière.

Par ailleurs, il me semble que les responsables,
qui sont chargés autour du ministre de l'intérieur
de la mise en place des nouvelles polices, ne
devraient pas perdre de vue que les régions, dans
le cadre de leurs compétences de tutelle sur les
communes, ont déjà pris l'initiative de transmettre
un certain nombre d'instructions, par voie de
circulaires, aux communes notamment pour
l'élaboration des budgets.

Par exemple, pour ce qui concerne la Région de
Bruxelles-Capitale, le Gouvernement régional
bruxellois, conscient de l'urgence qu'il y avait à
préparer dans les meilleures conditions la réforme
des polices, a communiqué aux différentes
communes bruxelloises une circulaire comportant
trois recommandations.

Premièrement, le rapatriement de toutes les
dépenses et de toutes les recettes générées par
le corps de police à la fonction 399 Police et
Justice.

Deuxièmement, la création d'une cellule logistique
chargée de la mise en place de la zone.

Troisièmement, l'inscription au budget 2001 de
crédits de fonctionnement pour cette cellule

logistique.

Je crois néanmoins que les recommandations
adressées par la Région de Bruxelles-Capitale à
ses pouvoirs locaux sont insuffisantes à ce jour,
aussi longtemps que le pouvoir fédéral ne se sera
pas prononcé sur les conséquences budgétaires
du transfert des agents fédéraux vers les
différentes zones. Ce n'est qu'alors qu'il sera
possible d'élaborer un véritable projet de budget à
l'échelle d'une zone de police.

A cet égard, j'insiste auprès du ministre de
l'Intérieur au sujet de la situation et de la santé
financière précaire d'un certain nombre de
communes urbaines. Je suis de ceux qui ne sont
pas rassurés quant aux dispositions financières
imposées aux communes via l'article 40 de la loi
du 7 décembre 1998, laquelle loi prévoit que les
communes seront amenées à prendre en charge
la différence des dépenses non couvertes par les
dotations.

Je sais que le ministre en est conscient mais je
tiens à rappeler ce matin qu'un certain nombre
des 19 communes bruxelloises se trouvent
actuellement sous plan d'assainissement financier
et sont de ce fait soumises à un contrôle
extrêmement strict en matière de dépenses de la
part de l'autorité de tutelle régionale. C'est
vraisemblablement une situation qui ne
s'améliorera pas au lendemain de l'installation des
nouvelles majorités.

Le ministre peut-il nous indiquer si, lors de la
fixation des règles de calcul des dotations
fédérales, il a l'intention de prendre en compte
l'état des finances communales?

Je voudrais insister sur une quatrième disposition
importante pour le fonctionnement des zones de
police. Il s'agit de la faculté pour les zones de
gérer et de disposer d'une autonomie
administrative. Je crois qu'un certain nombre
d'arrêtés d'exécution doivent encore être pris en la
matière afin de donner aux zones les moyens de
disposer de leur autonomie administrative et de
gérer leur personnel. Notamment, la fixation du
cadre et du statut des personnels opérationnel et
administratif et les possibilités de mobilité d'agents
communaux vers les zones doivent encore être
arrêtées. Le ministre peut-il nous indiquer dans
quels délais il envisage que ces dispositions
réglementaires puissent sortir leurs effets?

Sur un plan plus politique, monsieur le ministre,
vous avez - à juste titre, je crois - déploré un
certain nombre de pesanteurs qui pouvaient se

CRIV 50

COM 293

14/11/2000

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

faire sentir dans la mise en place de la réforme
des polices et des zones pluricommunales,
notamment dans le chef d'un certain nombre de
bourgmestres bruxellois.

Ce n'est pas à vous, monsieur Fournaux, ni à M.
Detremmerie que je dois rappeler l'attachement
d'un bourgmestre à son corps de police, mais
c'est peut-être encore plus vrai à Bruxelles qu'en
région wallonne. A mon avis, monsieur le ministre,
un des motifs de cette frilosité dans le chef des
municipalistes bruxellois ne peut pas être isolé à
Bruxelles du problème particulièrement délicat du
transfert des gendarmes des brigades locales de
gendarmerie vers les zones de police. Je sais que
vous en êtes conscient puisque nous avons déjà
eu l'occasion d'évoquer un certain nombre de
problèmes qui se posaient dans certaines zones
de police.

Plusieurs responsables communaux, en tout cas à
Bruxelles, considèrent qu'il est impératif que le
pouvoir fédéral puisse, dans les meilleurs délais,
fixer le nombre d'agents fédéraux qui seront
transférés aux zones de police. Dans ce contexte,
et c'est une spécificité bruxelloise qu'on ne
connaît pas en région wallonne, je souhaite
rappeler les difficultés de recrutement dont le
ministre est parfaitement conscient, que
rencontrent les communes bruxelloises. Rien que
pour les agents de base à Bruxelles, il en manque
aujourd'hui environ 600 au sein des 19 corps de
police. C'est ainsi que les cadres des polices
communales sont, comme dans un certain
nombre d'autres grandes villes, largement
incomplets. Or, il faut bien le reconnaître à la
lecture de la loi, il apparaît que les missions qui
seront confiées demain aux zones de police vont
dépasser les missions actuellement dévolues aux
polices communales.

Dans ce contexte, ne pourrait-on intégrer cette
réalité objective qui est une spécificité urbaine et
bruxelloise, lorsque le ministre sera amené à fixer
les normes minimales d'encadrement? Autrement,
je crains qu'il soit impossible, en tout cas dans un
certain nombre de zones à Bruxelles, d'atteindre
les normes minimales, uniquement sur la base du
nombre réel de policiers communaux complétés
par les agents fédéraux qui seront transférés.

D'où ma question au ministre, à laquelle j'ai déjà
entendu une partie de sa réponse à M. Cortois
tout à l'heure.

Y a-t-il une volonté de prendre en compte cette
particularité bruxelloise au moment de procéder à
la répartition des agents fédéraux transférés?

Dans ce cadre-là, quel est le nombre exact de
gendarmes qui seront transférés, puisqu'il y avait,
il y a quelques mois, des rumeurs qui faisaient
état d'un transfert probable de 800 gendarmes
vers les 6 zones bruxelloises? Pouvez-vous me
confirmer la véracité de ces rumeurs? Le ministre
peut-il aussi nous confirmer qu'il ne s'agit pas
d'évoquer le transfert d'un nombre brut de
gendarmes mais qu'en réalité, il faut parler d'un
transfert de charge horaire correspondant aux
missions qui seront conférées aux zones de
police? On nous dit, selon des rumeurs, que les
gendarmes travaillent parfois actuellement jusqu'à
14 heures par jour alors que des dispositions
statutaires prises dans le cadre de la réforme des
polices limitent l'activité future à 10 heures par
jour et si cela s'avère exact, il faudra bien
constater que l'activité qui est couverte par un
gendarme qui sera transféré, dans l'hypothèse où
il travaille 14 heures par jour, ne pourra pas être
couverte par cette seule et unique personne le
jour de la mise en place effective des zones de
police.

Je sais que le ministre de l'Intérieur se souvient
qu'un certain nombre de responsables régionaux
l'ont interpellé à plusieurs reprises à propos de la
conclusion des accords Octopus et il est vrai que
les régions avaient été exclues des débats parce
qu'elles ne détiennent pas de compétences liées à
la police. C'est incontestable, mais je l'ai rappelé
précédemment, les régions jouissent d'un certain
nombre de compétences en matière de tutelle sur
les pouvoirs locaux et il faut bien reconnaître que
les zones de police sont des entités locales sur
lesquelles les régions pourront exercer leurs
compétences de tutelle ordinaire nonobstant la
tutelle spécifique du pouvoir fédéral telle qu'elle
est prévue par la loi du 7 décembre 1998.

Et cela m'inspire deux questions au ministre de
l'Intérieur. D'abord en matière d'exercice de la
tutelle financière et budgétaire des communes,
car, je l'ai rappelé tout à l'heure, les zones de
police sont alimentées par les dotations fédérales
et communales. Cependant, plusieurs communes
du pays rencontrent de graves difficultés
financières et sont placées sous plan
d'assainissement par la tutelle régionale. Je pense
donc qu'il y a un risque de télescopage entre la
tutelle régionale qui est garante de la santé
financière des communes et la tutelle spécifique
fédérale sur les zones. Je sais que le ministre de
l'Intérieur et ses collaborateurs planchent sur un
accord de coopération entre le niveau de pouvoir
fédéral et les différentes régions pour parer à cette
éventualité. Le ministre peut-il nous dire si le

14/11/2000

CRIV 50

COM 293

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

champ d'application de cet accord de coopération
se limitera à la seule tutelle sur les budgets des
zones de police?

Ensuite, en ce qui concerne la tutelle ordinaire des
régions, et plus particulièrement le transfert des
gendarmes vers les zones de police bruxelloises,
le ministre sait qu'il existe des distorsions dans le
niveau d'exigence en matière de connaissance
linguistique entre les gendarmes et les policiers
communaux bruxellois, et j'ai entendu dire que
vous envisagiez de prendre un certain nombre de
dispositions transitoires à l'égard des gendarmes
transférés, dispositions transitoires qui
prévoiraient que les gendarmes devront satisfaire
aux exigences linguistiques non pas lors de la
mise en oeuvre de la réforme mais après un
certain laps de temps. Le ministre peut-il nous en
dire plus quant à ses intentions en la matière?

Je rappelle enfin qu'en matière de tutelle et de
connaissance linguistique, le vice-gouverneur de
l'arrondissement administratif de Bruxelles-
Capitale et la Région vont exercer la tutelle en
matière de connaissance linguistique. Le ministre
a-t-il eu des contacts plus spécifiques en la
matière avec le vice-gouverneur de
l'arrondissement administratif pour évoquer avec
lui cette question?

En conclusion, je partage tout à fait l'impatience
que vous avez manifestée à l'égard d'un certain
nombre de municipalistes bruxellois jugés trop
«frileux». Si vous avez la possibilité de fixer
rapidement les normes minimales en matière
d'encadrement et les normes minimales
budgétaires pour permettre aux communes de
préparer leur budget et de fixer véritablement le
montant de leur dotation à la zone, on pourrait
déjà alléger la situation. Ce n'est qu'à partir du
moment où on aura une pleine connaissance des
outils réglementaires que l'expérience des zones
pilotes pourra prendre un sens global et qu'il sera
probablement possible d'étendre ces répétitions
générales de la réforme, que je soutiens, à
l'ensemble des zones du pays. Il y a au moins une
zone à Bruxelles, et votre collègue ministre de la
Politique des grandes villes pourra vous le dire,
qui serait disposée à anticiper cette répétition
générale en matière de zone de police et c'est la
zone 2 - Forest, St-Gilles et Anderlecht - vu la
volonté d'un certain nombre d'autres
municipalistes bruxellois de s'inscrire sans état
d'âme, sans volonté conservatrice dans la logique
réformatrice dont vous êtes l'initiateur bienvenu.

04.02 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le

président, chers collègues, je remercie M.

Simonet de ses deux interpellations, puisqu'en
effet, il y en a deux. Il y a celle qu'il avait annoncée
et dont il n'a, pour ainsi dire pas parlé, qui
concerne la mise en oeuvre de la phase
préparatoire à Bruxelles de la réforme des polices
et une autre qu'il n'avait pas annoncée et qu'il a
longuement développée qui concerne de manière
générale la mise en oeuvre de la réforme des
polices. Cela ne me dérange pas, sinon que je n'ai
pas l'habitude de jouer au Pic de la Mirandole qui,
tout comme un ordinateur, fournirait toutes les
réponses, y compris les chiffres, en poussant sur
un bouton. Sur certains points, ma réponse sera
donc plus approximative.

Par ailleurs, vous êtes toujours le bienvenu dans
mon cabinet pour que l'on puisse vous donner
tous les détails que vous souhaitez. La presse
n'est pas là, ce que je regrette, parce que je suis
pour l'instant en train de faire un tour de Bruxelles,
de Wallonie et de Flandre pour rencontrer les
bourgmestres et répondre à un certain nombre de
leurs inquiétudes que je trouve parfaitement
légitimes.

Les bourgmestres sont des hommes concrets qui
ne peuvent pas se contenter d'un certain nombre
de principes et qui doivent avoir des réponses à
des questions tout à fait précises sur le plan des
effectifs, de la manière de préparer leur budget, la
manière de localiser les infrastructures, etc.
Simplement, il est vrai qu'il a fallu un certain
temps pour que, dans le cadre des groupes de
travail et des négociations gouvernementales, je
puisse répondre de manière sérieuse à l'ensemble
de ces questions. En effet, la mise en oeuvre de la
réforme des polices est un travail véritablement
titanesque. Je dois ajouter que cela a pris un
certain temps parce que j'entends bien, pour ce
qui me concerne, respecter ce qui a été annoncé
et encore confirmé récemment par le premier
ministre à l'occasion de sa déclaration devant le
parlement à savoir - et je l'ai encore répété à
Schoten hier devant les bourgmestres de la
province d'Anvers - qu'il n'était pas question de
faire porter par l'ensemble des communes un
surcoût résultant de la mise en oeuvre de la
réforme.

Venons-en au timing qui a été arrêté. Le premier
janvier, sera installée la nouvelle police fédérale
avec ses nouveaux chefs puisque les procédures
de recrutement sur base des arrêtés de primo-
nomination sont maintenant lancées. Bien sûr, il
faudra un certain temps pour achever sa mise en
place et son installation dans le cadre d'un
dialogue entre le ministre de l'Intérieur et le
ministre de la Justice d'une part, et les nouveaux

CRIV 50

COM 293

14/11/2000

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

chefs d'autre part: commissaire général,
directeurs généraux, etc.

Le premier avril de l'année prochaine, les
nouveaux statuts entreront en vigueur pour
l'ensemble des personnels. J'espère que l'on
mettra à profit toute l'année 2001 pour installer les
nouveaux corps de police locale. Je souhaite, en
effet, qu'il n'y ait pas de décalage dans le temps
entre l'installation d'une part de la police fédérale
et d'autre part des corps de police locale. J'attire
votre attention sur le fait que, dans la philosophie
qui a été voulue dans l'accord Octopus, il s'agit
bien d'une police intégrée à deux niveaux et donc
ce sont des services de police qui vont travailler
en parfaite symbiose. Les contrôles politiques et
l'organisation politique seront différents selon le
niveau, mais ce sont des corps de police qui
concourent à la réalisation d'un même objectif qui
est, dans le fond, en termes simples, d'assurer
plus de sécurité pour la population.

De manière, monsieur Simonet, à ce que ces
polices locales puissent s'installer le plus
rapidement, je vais d`ailleurs proposer dans les
prochains jours au parlement un projet de loi qui
modifiera la loi de 1998, c'est-à-dire qui permet de
supprimer un certain nombre des cinq conditions
qui sont maintenant retenues pour pouvoir
installer un corps de police locale. Je prends
l'exemple: la nécessité d'avoir un plan local de
sécurité.

Je crois que les auteurs de la loi de 1998 n'ont
pas été attentifs au fait que c'est un petit peu le
chien qui se mord la queue parce qu'en effet, pour
pouvoir avoir un plan local de sécurité, il faut avoir
une zone de police et donc, il faut avoir les
organes qui la composent. Je vais donc simplifier
au maximum. Mon objectif étant de dire que dès
lors que les nouveaux bourgmestres sont
désignés, que les nouveaux conseils communaux
sont installés, il n'y a pas de raison de perdre de
temps pour installer la nouvelle zone de police.

Que faut-il? Il faut certainement le collège des
bourgmestre et échevins, il faut le conseil de
police, il faut très rapidement que l'on lance la
procédure de recrutement du chef de police car je
n'imagine pas que l'on puisse installer la nouvelle
police locale dans de bonnes conditions sans que
son chef ait été choisi. Il va jouer un rôle important
dans ce travail. Or, l'arrêté pour les procédures de
nomination est déjà paru au Moniteur, et donc les
autorités communales, dès le début de l'année
prochaine, pourront lancer les procédures et je
souhaite qu'elles le fassent.

En ce qui concerne les budgets communaux pour
2001, je serai bien obligé d'utiliser un système
empirique, parce qu'il est clair que les zones de
police vont s`installer à des moments différents
dans le temps, même si dans le projet de loi dont
je vous ai parlé tout à l'heure, j'ai prévu une
espèce de tutelle coercitive qui donnera la
possibilité au ministre de l'Intérieur d'intervenir si
certaines zones étaient en retard de volonté
d'installation des nouvelles polices locales. Je
crois vraiment que l'on doit s'en tenir au délai du
31 décembre de l'année prochaine. Donc, elles
vont s'installer progressivement et pas tout à fait
complètement d'ailleurs. Dans le courant de
l'année prochaine, nous serons obligés de
travailler par provisions. Il faudra donc que l'on
verse aux zones de polices des provisions qui leur
permettent par exemple de pouvoir payer à la fois
le coût résultant du transfert de gendarmes mais
également les surcoûts statutaires résultant du
projet de l'arrêté royal mammouth qui résulte de la
négociation que j'ai eue avec les organisations
syndicales.

Ce que je souhaite, c'est de pouvoir très
rapidement envoyer aux communes une circulaire
qui leur expliquera comment les choses se
passeront dans le régime définitif. Et ce régime
définitif, ce sera dans le cadre de l'année 2002.
Donc, qu'elles aient un chiffre en ce qui concerne
la dotation dont chaque zone de police pourra
bénéficier, ce qui devra leur permettre de préparer
dans de bonnes conditions leurs budgets.

Comment va-t-on procéder? Vous savez que
lorsque j'ai, avec le gouvernement, fixé les zones
de police, je suis parti d'une situation existante, et
vous savez que j'ai beaucoup insisté chez les
bourgmestres pour qu'ils s'assurent que les
propositions qu'ils me faisaient leur permettent
d'accomplir dans de bonnes conditions toutes les
missions prévues dont je leur avais fait part, c'est-
à-dire d'assurer une douzaine de fonctionnalités:
avoir un service d'accueil, une permanence 24
heures sur 24, un dispatching, une brigade
judiciaire, une brigade de la circulation, un service
d'accueil des victimes, etc. J'avais insisté très fort
auprès d'eux en disant: «si vous ne le faites pas,
vous allez constater très rapidement que vous
manquez d'effectifs pour accomplir toutes ces
missions et un jour où l'autre, moi ou un de mes
successeurs, on vous dira que vous devez
recruter du personnel supplémentaire.» Et
j'insistais pour que l'on ait des zones d'une
certaine ampleur, en tout cas en effectifs, pour
pouvoir assurer la totalité des missions. Et j'avais
dit à l'époque que la police de proximité n'a rien à
voir avec l'étendue d'une zone, parce que la

14/11/2000

CRIV 50

COM 293

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

proximité dépend de la manière dont on utilise son
personnel, de la manière dont on le dispose sur le
terrain, de son utilisation optimale. Il ne s'agit pas
d'avoir un policier dans chaque village qui prend
une jatte de café au coin du feu.
Je crois que les bourgmestres ont bien compris
cela. C'est ce qui nous a d'ailleurs permis de
réduire le nombre de zones. Et je considère donc
que, pour l'instant, de manière empirique - car
cela ne s'est pas fait sur base d'une étude
scientifique - on peut dire que les zones répondent
aux exigences de fonctionnalité.

Ma conviction est que, pour certaines d'entre
elles, dans les années qui viennent - 3, 4, 5 ans -
certaines vont envisager de proposer peut-être un
redécoupage. Mais cela apparaîtra à l'expérience.
Il ne faut pas brutaliser les bourgmestres, j'en suis
un moi-même. Je crois qu'ils peuvent tirer des
enseignements d'un certain nombre
d'expériences.

Je considère pour l'instant que toutes les zones
peuvent, avec les effectifs dont elles disposent,
assurer les fonctionnalités de la police de base.

Le deuxième problème était de répartir les
moyens budgétaires sur une base aussi objective
que possible. Je suis un ministre qui veut être
juste et donc qui veut objectiver les techniques de
répartition.

Nous avons utilisé l'étude qui a été faite par la
KUL appelée une étude de régression. Ce n'est
pas toujours facile à comprendre. Je m'en suis
rendu compte en l'expliquant hier au bourgmestre
d'Anvers, mais cela avait déjà été le cas à Wavre
et à Eupen.

En quoi consiste cette étude? Cette étude
dit: « Sur le territoire du royaume, nous disposons
d'un certain nombre de policiers. En théorie, ces
policiers ont été répartis au départ d'une analyse
objective des besoins sur le terrain. » Hier, un
bourgmestre me disait qu'il a une petite commune
mais que sur ce petit territoire il y a une prison.
Théoriquement, la présence d'une prison est un
élément dont on doit tenir compte pour connaître
le nombre de policiers dont on a besoin. Il faut
tenir compte de l'existence d'infrastructures
importantes qui accueillent, comme à Mouscron,
des foules importantes et enthousiastes. On tient
donc compte des réalités sur le terrain.

Compte tenu de l'ensemble de l'effectif policier à
disposition - il ne s'agit pas d'une norme idéale -
l'étude de la KUL indique comment le personnel
policier aurait été réparti sur l'ensemble du

territoire si tout le monde avait agi de manière
rationnelle.

Partant, l'on constate alors que, dans certaines
zones, l'on en a trop et, dans d'autres, trop peu.
Je répète que cette norme n'est pas idéale. Ce
n'est pas en soi un objectif à atteindre. Cette
étude indique à quoi l'on serait arrivé, compte tenu
des pratiques du passé, qui étaient, en effet, très
empiriques, si tout le monde avait agi de la même
manière.

Je peux dès lors, en utilisant cette norme, estimer
le recrutement idéal de l'effectif dans chacune
des autres zones.

Et c'est cette norme-là que j'utilise uniquement
pour procéder à la répartition des moyens
budgétaires. Je suis parti d'une grande masse, de
tous les moyens consacrés à la sécurité, au plan
fédéral, y compris les 8 milliards de surcoût
statutaire. L'on en extrait ce qui est nécessaire
pour faire vivre la police fédérale, y compris un
certain nombre de missions d'appui qui vont
prendre en charge des missions qui actuellement
sont payées par les communes qui en seront donc
soulagées.

Je prends l'exemple de la formation et du coût des
aspirants policiers. Dorénavant, ces derniers
seront rattachés pendant tout le temps de leur
formation à la police fédérale et payés par elle.
Cela constitue un soulagement pour les charges
communales. Le solde sera réparti entre les zones
de police sur base des chiffres de la KUL. On aura
ainsi un montant oscillant entre 600 et 700.000
francs. Ce montant sera octroyé par policier et
non par gendarme. Grâce à cette technique, les
communes, qui auront rempli leur devoir, seront
récompensées.

04.03 Richard Fournaux (PSC): Et les 38%?

04.04 Antoine Duquesne, ministre: C'est avec la

meilleure volonté du monde que mes
collaborateurs ont essayé de comprendre d'où
pouvait provenir ce chiffre de 38%. Il ne
correspond à rien de connu. Une personne dont
l'esprit a été traversé par une aberration a voulu
en informer tous les bourgmestres du royaume.
Cela ne correspond à rien. Je ne veux pas croire
qu'il y ait pu y avoir une mauvaise intention. Mais il
est possible que quelqu'un ait mal compris. En
tout cas, je répète que ce chiffre ne correspond à
rien.

On demandera aux communes de faire leur
devoir. La norme minimale de 1994 devra être

CRIV 50

COM 293

14/11/2000

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

appliquée.

Les communes devront donc

absolument se mettre au diapason. Cela signifie
que presque toutes les communes disposeront de
moyens plus importants que ceux strictement
nécessaires pour mettre en oeuvre la réforme.

Pour différentes raisons, notamment historiques,
un certain nombre de communes tant du Nord que
du Sud du pays peuvent connaître une situation
déficitaire en raison d'un transfert plus important
de gendarmes que ce qui est normalement
justifié. Dans ce cas, il faut tout d'abord couvrir ce
déficit, mais il faut aussi tenter de se mettre en
ordre. Et il faut laisser aux communes le temps
d'une législature communale pour revenir à une
situation normale en permettant, sur une base
volontaire et en prévoyant peut-être un incitant,
aux gendarmes excédentaires de demander leur
transfert vers une zone voisine où la situation
serait déficitaire ou de ne pas procéder au
remplacement des policiers ou des gendarmes
partis à la retraite. La commune peut garder un
effectif policier plus important au terme de ces six
ans mais dans ce cas elle en assume le coût.

Ce système peut paraître compliqué. En réalité, il
a été compliqué de le trouver. En effet, la volonté
était de tenir compte du transfert et de ne pas
«

charger

les communes. J'ajoute que des

subsides particuliers seront également octroyés
pour couvrir les missions fédérales que l'on
demandera, demain, à la police locale d'assurer.

Monsieur Simonet, les choses sont claires en ce
qui concerne le nombre des gendarmes
transférés. Quand on a signé les accords
Octopus, des chiffres ont, en effet, été arrêtés et
ce sont ces derniers qui sont pris en
considération. De plus, la gendarmerie travaille de
façon à ce que soient toujours pris en compte des
équivalents temps plein. Ce procédé n'est pas
spécifique à la région bruxelloise. Cela est
également vrai en Wallonie et en Flandre.

En ce qui concerne les exigences linguistiques,
nous héritons de gendarmes dans la situation
dans laquelle ils se trouvent. On ne peut leur
demander, demain, de répondre à des conditions
auxquelles ils ne répondaient pas hier. Vous
savez que, notamment dans la capitale du
Royaume et à la demande des bourgmestres, on
va essayer de trouver un maximum d'agents
bilingues. D'ailleurs, à cet effet, il faudra revoir la
conception des examens linguistiques. Ce qu'on
demande à des agents de terrain est parfois
déraisonnable. Mais à la suite de la négociation
syndicale, nous avons prévu également des
primes linguistiques pour inciter au bilinguisme à

Bruxelles.

Il y a, bien sûr, la tutelle régionale, la tutelle
spécifique du ministre de l'Intérieur.
Spécifiquement, lorsqu'il s'agit des compétences
du ministre de l'Intérieur, il n'y a pas de
concertation avec le ministre régional. Par contre,
il existe des domaines dans lesquels le ministre
de l'Intérieur peut adresser des recommandations
aux communes dans le cadre de sa tutelle
spécifique; ce n'est pas une obligation mais une
recommandation.

Une concertation entre le pouvoir régional et le
pouvoir fédéral est alors nécessaire afin
d'harmoniser les points de vue car, sur le plan
régional, on pourrait alléguer que telle commune a
d'autres priorités également importantes et que
les moyens budgétaires ne permettent pas d'aller
au-delà.

Pour en arriver au but de votre interpellation, l'on a
mis en place 22 zones pilotes. Cela a été très utile
car l'on a pu tirer un certain nombre
d'enseignements qui sont désormais disponibles.
Cela a permis aux services de police de constater
qu'il était tout à fait possible de vivre ensemble,
policiers et gendarmes. La population a pu ainsi
se rendre compte, à certains endroits où
l'intégration est totale tels que Ottignies, Louvain-
la-Neuve ou Leuven, que les choses se déroulent
bien mieux avec un service de police local.

Maintenant, je crois qu'il faut vraiment passer à la
phase préparatoire. Toutes les communes du
Royaume ont intérêt à entrer dans le système de
la phase préparatoire et d'ainsi essayer, par
l'expérience, de régler les difficultés. A Bruxelles,
la zone existante fonctionne très bien. Je me
réjouis que les communes de Forest, Saint-Gilles
et Anderlecht soient prêtes à entrer directement
dans la phase préparatoire, ce qui leur permettra,
dans de meilleures conditions, monsieur Simonet,
de régler le problème difficile de la sécurité aux
abords de la gare du Midi. J'ajoute qu'à Bruxelles,
existent d'autres raisons d'anticiper les choses. En
effet, par exemple, à certains endroits les
brigades de gendarmerie sont à cheval sur deux
zones, et donc va se poser le problème de la
répartition des effectifs. Je crois qu'on a tout
intérêt à y réfléchir avant que le moment de la
réalisation effective se produise. Je me réjouis
donc de votre appui pour inciter vos collègues
bruxellois à se lancer le plus rapidement possible
dans la phase préparatoire.

Partout où cela a été fait, l'on s'est rendu compte
qu'il y avait un grand nombre de problèmes

14/11/2000

CRIV 50

COM 293

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

concrets à résoudre et que c'était lorsque qu'on
s'asseyait autour de la table avec l'ensemble des
services et des responsables qu'on parvenait à les
régler de la manière la plus adéquate.

Toute dernière chose, en matière de bâtiments -

c'est aussi l'une des préoccupations des

bourgmestres - l'idée est de mettre à la disposition
des zones, en pleine propriété, les bâtiments
existants, actuellement utilisés par les brigades de
gendarmerie et, de surcroît, la partie des 400
millions inscrits au budget fédéral pour l'entretien
de ces bâtiments. Par la suite, les zones de police
en feront ce qu'elles en voudront. Elles les
vendront, les utiliseront, cela n'est pas notre
affaire; c'est le jeu de l'autonomie communale.

04.05 Jacques Simonet (PRL FDF MCC):

Monsieur le président, je désirerais obtenir encore
quelques éclaircissements très brefs. M. le
ministre a raison: j'avais en effet quelque peu
bâclé ma note explicative. Je le remercie dès lors
d'autant plus chaleureusement de m'avoir
répondu. Par la suite, je reposerai peut-être, par
écrit, un certain nombre d'autres questions plus
précises.

En outre, le ministre vient lui-même d'évoquer
l'arrêté royal du 31 octobre 2000, relatif à la
désignation d'un certain nombre de fonctions de
direction dans les polices locales. Et quant aux
exigences linguistiques des gendarmes, le
ministre vient de nous préciser qu'ils sont pris « en
l'état

» et que l'on essayera de les rendre

bilingues durant la période transitoire. Je suppose
que cette remarque-ci ne vaut pas pour les
gendarmes qui seraient demain appelés à être les
chefs d'une zone de police. En d'autres termes, si
un officier de gendarmerie est désigné chef de
zone, il devra à tout le moins satisfaire aux
exigences linguistiques requises des policiers
communaux bruxellois.

04.06 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le

président, il est évident que la législation
linguistique s'appliquera. « De wet is de wet »!

04.07 Jean-Pierre Detremmerie (PSC):

Monsieur le président, j'aurai l'occasion de revenir
sur ce dernier problème, puisque j'espère pouvoir
accueillir rapidement M. le ministre au sein de ma
commune. Sachez que l'université de Gand a
réalisé, à propos de la Flandre occidentale et du
Hainaut occidental, une étude similaire à celle de
la KUL que M. le ministre évoquait. Sans vouloir
rentrer dans des considérations communautaires,
il se dégage tout de même de ces études des
sensibilités différentes et une vision souvent

incomplète et ne s'attachant pas à l'entièreté des
problèmes posés. Dès lors, monsieur le ministre,
lorsque vous vous rendrez dans le Hainaut
occidental, j'attirerai votre attention sur ce que
j'appellerais une `distorsion' dans cette étude.
Dans la mesure où je réexposerai certainement
ces problèmes en de prochaines circonstances, je
n'attends pas aujourd'hui une réponse de la part
de M. le ministre.

04.08 Filip Anthuenis (VLD): Ik ben het volledig

eens met het systeem en de visie van de minister
om in een bedrag te voorzien per politieman,
ongeacht of hij tot de rijkswacht of de politie
behoort. Alles hangt natuurlijk af van de hoogte
van dat bedrag. U hebt gezegd dat het tussen
600.000 en 700.000 frank zal liggen. Dat is
natuurlijk wel belangrijk, want als het bedrag maar
600.000 frank bedraagt, zal de gemeente veel
moeten bijdragen. Als het bedrag 700.000 frank
bedraagt, en wij hebben in Lokeren de berekening
al gemaakt, zal onze begroting sluitend blijven.

Mijn vraag, mijnheer de minister, heeft concreet
betrekking op het budget van het overgangsjaar
2001. Ik heb begrepen dat het plan zou ingaan in
2002. Er zijn gemeenten - zoals mijn gemeente
Lokeren, waar een pilootproject loopt - die veel
sneller willen gaan. Wij zouden precies moeten
weten hoe wij onze begroting moeten opmaken. U
sprak over provisies. Gaat u met provisies werken
zodra de politiezones juridisch van start gaan, of
gaat u tot 2002 werken binnen de huidige
begroting en worden, met andere woorden, de
rijkswachters betaald door het federale niveau?
Dat is wat deze specifieke gemeenten dringend
willen weten.

04.09 Antoine Duquesne, ministre: Au cours de

l'année prochaine, durant la période où les zones
ne seront pas encore constituées, les brigades
actuelles de gendarmerie, même si elles
fonctionneront dans le cadre d'une phase
préparatoire, relèveront toujours de la police
fédérale. Celle-ci continuera à en assurer le
paiement, l'entretien, etc.

Dès que la zone sera constituée, on opérera le
transfert. Je pourrai alors faire verser des
provisions à la zone, quitte à ce que, durant cette
phase intermédiaire, les communes en assurent
le paiement. C'est un problème de répartition
entre la zone et les communes.

Il faut donc que la zone existe pour que l'on puisse
verser la provision.

Entre-temps, aucune rupture n'interviendra

CRIV 50

COM 293

14/11/2000

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

puisque le personnel des brigades relèvera de la
police fédérale. Il peut toutefois y avoir une rupture
pour le personnel communal auquel s'appliquera
le nouveau statut. A ce moment-là, on pourrait
imaginer de verser directement la provision aux
communes concernées si la zone n'est pas
constituée. Il faut adopter un système très souple
pour éviter toute rupture.

Le montant de la provision doit encore être affiné.
Mais je répète qu'il n'y aura pas de surcharge pour
les communes. Le montant de 650.000 à 700.000
francs est évidemment insuffisant pour payer un
gendarme. Mais si on applique ce montant à la
totalité du personnel, la somme devient largement
suffisante. On sait qu'en Flandre, par exemple, le
surcoût statutaire par homme est d'environ
100.000 francs. Sur les 700.000 francs, le solde
par agent de police communal est donc de près
de 600.000 francs. Celui-ci va à la fois compenser
l'insuffisance constatée pour le paiement d'un
gendarme et procurer des moyens
supplémentaires pour toute une série d'autres
choses.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

05 Interpellation de M. Richard Fournaux au

ministre de l'Intérieur sur "sur les coûts
supplémentaires engendrés par la police
unifiée" (n° 520)

05 Interpellatie van de heer Richard Fournaux

tot de minister van Binnenlandse Zaken over
"de bijkomende kosten van de eenheidspolitie"
(nr. 520)

05.01 Richard Fournaux (PSC): Monsieur le

président, monsieur le ministre, chers collègues,
je serai très bref parce que le ministre vient déjà
de répondre à toute une série de questions qui se
rejoignent. Je souhaite insister sur cette fameuse
notion des 38%. Finalement, peu importe le
pourcentage. Un problème se pose actuellement
dans chaque commune du royaume, à l'exception
peut-être de celle d'Anderlecht où le bourgmestre
a apparemment la chance d'être proche du soleil,
ce qui n'est pas le cas de tous les députés
bourgmestres présents dans notre commission.
La question très concrète qui se pose est de
savoir comment ces coûts complémentaires sont
comptabilisés.

Je préfère être très concret et très précis plutôt
que de faire de grands discours. Monsieur le
ministre, vous parlez de 600.000 à 700.000
francs. Sur quels membres du personnel, policiers
et gendarmes, comptabilisez-vous ces chiffres? Si

c'est sur tous, pour la zone interpolice chez moi
qui compte 96 personnes, l'intervention fédérale
représentera 96 fois 600.000 à 700.000 francs,
point à la ligne.

05.02 Antoine Duquesne, ministre: Le salaire

des gendarmes est inclus.

05.03 Richard Fournaux (PSC): Monsieur le

président, C'est cela que je ne comprends pas.
Donc, dans ces chiffres sont compris les
traitements actuels des gendarmes ainsi que la
revalorisation statutaire qu'il a bien fallu accepter
en fonction de l'équilibre nécessaire à maintenir.
Sont également compris les efforts que les
communes devront faire. En effet, prenons le cas
d'une commune comme la mienne. L'on constate
que le statut des policiers n'est pas le même que
celui des gendarmes - vous le savez, le fédéral a
fait le nécessaire; chez nous, le samedi n'est pas
considéré comme une journée dominicale ou
comme une nocturne. Cela pose un autre
problème.

05.04 Jean-Pierre Detremmerie (PSC): Dans ce

domaine, les syndicats ont obtenu, me semble-t-il,
quelque chose d'excessivement dangereux. Cela
signifie que pour un week-end entamé de cinq ou
de dix minutes, le policier ne peut plus être
rappelé dans les 72 heures. Si cette mesure
devait être d'application dans l'ensemble des
communes, ce serait une catastrophe. D'abord,
parce qu'il n'y aura jamais suffisamment
d'hommes pour faire fonctionner les services.
Ensuite, parce que c'est inconcevable et
inapplicable, mais il s'agit d'un autre débat sur
lequel nous reviendrons sans doute dans cette
assemblée.

05.05 Richard Fournaux (PSC): Monsieur le

ministre, mon interpellation se veut constructive, à
la recherche de renseignements concrets pour
nous permettre d'informer nous-mêmes nos
collègues bourgmestres. L'intervention de M.
Detremmerie démontre à tout le moins qu'il y a
manifestement certaines incertitudes qui pèsent
sur le système.

Ma question est la suivante. Plutôt que d'évoquer
l'idée très générale de concepts globaux, en
parlant de 600.000 à 700.000 francs par agent, de
normes minimales de sécurité à respecter - vous y
avez fait allusion -, pourquoi ne pourrait-on pas
imaginer de tenter de programmer au ministère de
l'Intérieur une évaluation objective du coût de la
réforme, commune par commune? Serait-ce
vraiment impossible? Je pense que ce serait la
meilleure des réponses à apporter à la fois aux

14/11/2000

CRIV 50

COM 293

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

craintes parfois injustifiées de certains mais aussi
à ceux qui ont objectivement des raisons de
s'inquiéter.

Vous savez, monsieur le ministre, que dans ma
commune, en tout cas depuis que je suis
bourgmestre, j'ai tout fait pour que les premières
idées d'une réforme des polices avant votre
arrivée et avant Octopus réussissent. Je me
souviens des concertations pentagonales et
autres. Je me suis toujours engagé dans ce sens.
Je m'investis à fond dans la réforme parce que je
veux qu'elle aboutisse. Je suis en train d'essayer
de convaincre des collègues bourgmestres dans
des régions rurales comme la mienne d'adhérer
au système et de le faire fonctionner. Je crains
franchement de me retrouver, dans quelques
mois, pris à mon propre piège et que certains
viennent me demander des comptes en me
reprochant de les avoir engagés dans un
processus où ils doivent payer une facture salée
dont on ne leur avait pas parlé.

J'en viens à ma dernière remarque, monsieur le
ministre. A partir du moment où on pourrait tenter
d'aller vers une évaluation objective du coût de la
réforme, commune par commune, le
gouvernement serait-il disposé à envisager de
déterminer des critères spécifiques par zone
interpolice, voire par commune?

Précédemment, des critères existaient en fonction
de la ruralité de certaines communes ou de
certaines zones. Je pense à ma région et, par
exemple, au critère touristique. A Dinant, on n'a
jamais admis les dominicales et les nocturnes un
samedi. Un agent de police qui voulait être
engagé par une commune comme Dinant devait
se douter que le samedi et le dimanche étaient
des jours de plus grande affluence ou de plus
grande activité que le lundi ou le mardi. Est-il
pensable d'instaurer des critères spécifiques une
fois qu'on aura pu évaluer les besoins, commune
par commune?

05.06 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le

président, je dirai à M. Fournaux - qui attaque M.
Simonet - qu'il est le bienvenu à mon cabinet s'il
souhaite obtenir des détails, mais je n'y peux rien
s'il préfère rencontrer Daniel Ducarme. Vous êtes
toujours le bienvenu chez moi, monsieur
Fournaux.

05.07 Richard Fournaux (PSC): Monsieur le

ministre, cela dépend qui m'invite à dîner!

05.08 Antoine Duquesne, ministre: Je vous

répète que le chiffre de 38% ne correspond

vraiment à rien du tout. J'ai vu les documents que
vous avez eu l'obligeance de montrer à l'occasion
de la discussion de la déclaration du premier
ministre, en séance plénière. La page relative aux
chiffres de la KUL est exacte, la page mentionnant
les 38% ne correspond à rien du tout.

Etablir des critères, commune par commune,
outre le fait que cela ne dépend pas seulement de
moi mais du gouvernement, n'est pas possible. Il
faut trouver un système objectif qui intègre à la
fois la grande diversité des situations mais
également l'histoire. Un certain nombre de
situations se sont créées et ne correspondent pas
nécessairement à des éléments objectifs. Il fallait
essayer de trouver un système général, objectif,
sérieux, qui permette de répartir les moyens.

Par contre, lorsque je fais application de ce
système avec la dotation individuelle réputée
couvrir l'ensemble des besoins de la zone, je
procède à une vérification zone par zone. C'est là
que j'introduis un correctif si on constate que des
zones restent handicapées sur le plan policier.
Parfois, le handicap résulte d'un surcroît de
gendarmes. Il faut accorder une période transitoire
raisonnable, par exemple une législature
communale, pour permettre à la zone de se
mettre en ordre. J'intègre votre idée mais comme
élément de correction du critère objectif retenu.

Enfin, avec M. Detremmerie, vous avez évoqué le
résultat des négociations syndicales. Vous avez
raison, monsieur Detremmerie et j'ai déjà fait part
de vos observations et de celles d'autres
responsables des polices locales. J'ai trouvé une
oreille attentive chez les responsables syndicaux.
Ils se sont montrés très responsables lorsqu'on a
négocié ce statut et ils savent qu'on a fait un
maximum pour prendre en compte leurs
préoccupations. Mais ils ont aussi toujours essayé
d'intégrer les préoccupations de l'autorité. Je me
réjouis qu'ici, ils sont tout à fait prêts à coopérer et
je vous tiendrai au courant de l'évolution de mes
contacts.

05.09 Richard Fournaux (PSC): Monsieur le

président, je remercie le ministre pour la qualité de
sa réponse. S'il introduit une espèce d'évaluation
zone par zone

puisqu'on ne parle plus de

commune dans ce cas-là - avec des correctifs, je
pense à tout le moins qu'il faut poursuivre la
logique jusqu'à son terme et imaginer que
l'intervention fédérale tienne éventuellement
compte des spécificités. J'insiste car il serait
facile, pour le gouvernement, de se contenter de
constater l'obligation de tenir compte de la
spécificité d'une zone, sans intervenir dans cette

CRIV 50

COM 293

14/11/2000

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

dynamique.

05.10 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le

président, le problème de la spécificité est pris en
compte dans l'organisation des zones. L'idée est
simple: des zones de police sont constituées de
telle manière qu'elles peuvent faire face, en
hommes et en moyens, à l'ensemble des missions
de la police de base.

L'on a donc intégré ce caractère de spécificité. Ce
qu'il faudra encore faire pour l'avenir, je le
reconnais bien volontiers, c'est trouver la
technique pour la détermination de la norme
idéale. Sera-t-il possible de trouver une norme
idéale applicable dans l'ensemble du territoire?
J'ai des doutes sérieux. Il va falloir réfléchir au
problème des grandes villes et peut-être, à cette
occasion-là, trouvera-t-on qu'il faut peut-être
affiner la technique pour la détermination de la
norme idéale.

Très franchement, jusqu'à présent, on n'a pas
suffisamment réfléchi au problème en profondeur
pour faire des propositions et j'ajoute que, pour
faire des propositions sérieuses, il faudra voir
comment fonctionnent les zones de police et la
complémentarité avec la nouvelle police fédérale.
Je demande un petit peu de temps pour aller, à la
lumière de l'expérience, jusqu'au bout de la
définition.

05.11 Jean-Pierre Detremmerie (PSC): On n'a

pas non plus de véritables statistiques qui
devraient couvrir l'ensemble du pays avec une
seule et même méthode.

05.12 Antoine Duquesne, ministre: Vous avez

raison.

Motions
Moties

Tot besluit van deze bespreking werden volgende
moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions
suivantes ont été déposées.

Een motie van aanbeveling werd ingediend door
de heer Richard Fournaux en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellatie van de heer Richard
Fournaux
en het antwoord van de minister van Binnenlandse
Zaken,
stelt vast dat, afgezien van de antwoorden van
algemene aard die werden gegeven, de weerslag
van de politiehervorming voor de plaatselijke

financiën, gemeente per gemeente, moet worden
geraamd;
vraagt de minister van Financiën zo spoedig
mogelijk, vóór 31 december 2000, tot die evaluatie
over te gaan;
vraagt de minister, bij het vaststellen van de
onderscheiden normen en dotaties, rekening te
houden met specifieke criteria die onder meer het
landelijk en/of toeristisch karakter van bepaalde
gebieden in aanmerking nemen."

Une motion de recommandation a été déposée
par M. Richard Fournaux et est libellée comme
suit:
« La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de M. Richard
Fournaux
et la réponse du ministre de l'Intérieur,
constate qu'il est nécessaire, au-delà des réponses
d'ordre général qui ont été données, de procéder à
une évaluation, commune par commune, de
l'impact de la réforme des polices sur les finances
locales;
demande au ministre de l'Intérieur de procéder à
cette évaluation dans les plus brefs délais, avant le
31 décembre 2000;
demande au ministre de tenir compte dans la
détermination des diverses normes et des dotations
de critères spécifiques qui tiennent notamment
compte de la nature rurale et/ou touristique de
certaines zones. »

Een eenvoudige motie werd ingediend door
mevrouw Kristien Grauwels en de heren Denis
D'hondt en Tony Smets.

Une motion pure et simple a été déposée par
Mme Kristien Grauwels et MM. Denis D'hondt et
Tony Smets.

Over de moties zal later worden gestemd. De
bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement.
La discussion est close.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.

06 Question orale de M. Jean-Pierre

Detremmerie au ministre de l'Intérieur sur "les
zones de police `pilotes'" (n° 2607)

06 Mondelinge vraag van de heer Jean-Pierre

Detremmerie aan de minister van Binnenlandse
Zaken over "de proefpolitiezones" (nr. 2607)

06.01 Jean-Pierre Detremmerie (PSC):

Monsieur le président, monsieur le ministre, chers
collègues, dans la première phase de la réforme

14/11/2000

CRIV 50

COM 293

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

de police, le chiffre symbolique de 22 zones de
police `pilotes' avait été retenu. C'est très
compréhensible. Nous entamons maintenant la
seconde phase et, à ce propos, j'ai reçu un
courrier dans lequel M. le ministre annonce que
les zones de police de Tournai, Antoing,
Brunehaut, Rumes, Ath, Mouscron, Leuze et
Beloeil seront également retenues dans celle-ci.
Je vous en remercie, monsieur le ministre. Cela
prouve votre ouverture d'esprit et votre souci de
ne pas reprendre uniquement des communes où
la majorité relève des partis de « l'arc-en-ciel ». J'y
suis très sensible.

Néanmoins, aucun budget spécifique ne sera
alloué aux zones de police reprises dans cette
seconde vague - contrairement à ce qui fut décidé
pour les premières zones dites `pilotes'. Seul un
accompagnement particulier sera mis en oeuvre
pour ces zones de police de la seconde vague,
afin d'aider les responsables dans leur expérience
de collaboration opérationnelle. Mais que veut-on
signifier par «accompagnement spécifique»?

En outre, se pose la question du loyer que les
polices communales devront payer à la Régie, en
cas d'occupation mixte. Monsieur le ministre, vous
avez déclaré que les zones de police acquerront
en pleine propriété les bâtiments des actuelles
brigades de gendarmerie, avec l'allocation d'un
budget destiné à assurer leur entretien. Encore
faudra-t-il définir ce que l'on entend par
« entretien », car dans certains cas, par exemple,
il faudra des lignes téléphoniques entre l'ancien
commissariat et les anciens locaux de
gendarmerie... Il faudra donc essayer d'investir de
la façon la plus efficiente possible. Par ailleurs,
seront-ce les communes qui devront prendre ces
frais à leur charge?

Ainsi, toutes mes préoccupations se ramènent-t-
elles à savoir si - comme ce fut le cas lors de la
première phase de la réforme

des moyens

financiers seront alloués aux zones de police
reprises dans la seconde vague. L'on parle certes
« d'accompagnement spécifique ». Mais pour moi,
cette notion reste fort floue quant aux moyens qui
seront dégagés pour mener cette réforme des
polices à bon terme.

06.02 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le

président, chers collègues, nous sommes
aujourd'hui sortis de la phase expérimentale de la
réforme des polices. Du reste, c'était justement le
caractère « expérimental » de celle-ci qui justifiait
l'allocation de moyens particuliers. J'incite
maintenant les autres zones de police à entrer
dans une phase préparatoire, pour laquelle aucun

budget particulier ne sera prévu. Nous pourrons
bien évidemment faire bénéficier ces nouvelles
zones de toute l'expérience acquise par les zones
`pilotes', ce qui signifie: un cadre de travail
élaboré, des circulaires précises, un système
informatique uniforme, une méthodologie pour
l'élaboration des plans zonaux de sécurité, une
structure d'appui provinciale et fédérale pour
répondre à toutes les questions qui pourront se
poser.

Par ailleurs, je vous ai détaillé le système de
provisions que l'on utilisera dans le courant de
l'année prochaine. J'insiste sur ce fait: plus tôt la
zone sera constituée, plus tôt lesdits montants
provisionnels pourront être versés - lesquels
devraient faciliter le travail au niveau de la phase
préparatoire. Je vous ai également précisé que les
bâtiments des actuelles brigades de gendarmerie
seront cédés à titre gratuit aux zones de police,
avec l'allocation d'un budget destiné à assurer leur
entretien.

Enfin, concernant les actuelles expériences de
cohabitation, elles ne sont subordonnées qu'au
paiement d'un loyer symbolique et qu'au support
des coûts de fonctionnement par les autorités
communales. Plus vite les zones entreront dans le
nouveau système - et cela est possible depuis le
mois de novembre de cette année -, plus vite elles
pourront bénéficier des provisions et donc déjà
disposer de moyens.

06.03 Jean-Pierre Detremmerie (PSC):

Monsieur le président, je remercie M. le ministre
pour sa réponse.

06.04 Richard Fournaux (PSC): Monsieur le

président, je voudrais simplement demander au
ministre de bien vouloir, en matière de bâtiments,
entrer en contact avec son collègue de la Région
wallonne. En effet, lorsqu'un dossier remonte à
une époque antérieure aux zones interpolice, il est
parfois difficile de savoir qui traite effectivement ce
dossier. J'ai connaissance d'un cas très clair qui
se présente à Dinant. Il existe un réel problème de
communication entre les départements fédéral et
régional de l'Intérieur.

06.05 Antoine Duquesne, ministre: Un problème

se pose également au niveau fédéral entre le
département de l'Intérieur et celui de la Régie des
bâtiments pour un certain nombre de bâtiments
dont ont avait prévu la construction.

Vous avez donc raison, monsieur, de telles
concertations sont indispensables.

CRIV 50

COM 293

14/11/2000

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

07 Mondelinge vraag van de heer Jo

Vandeurzen aan de minister van Binnenlandse
Zaken over "de creatie van een operationele
eenheid van de civiele bescherming in de
provincie Limburg" (nr. 2597)

07 Question orale de M. Jo Vandeurzen au

ministre de l'Intérieur sur "la création d'une
unité opérationnelle de la protection civile dans
la province du Limbourg" (n° 2597)

07.01 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de

voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik heb
de minister een tijd geleden een vraag gesteld
over de komst van een voorpost van de civiele
bescherming in Limburg. Deze vraag was het
gevolg van een bijzonder incident dat in Limburg
had plaatsgehad. Men had in West-Limburg een
Ceveso-oefening gehouden, waarbij bleek dat de
civiele bescherming enkele uren nodig had om ter
plekke te komen. Het incident heeft heel was
discussie veroorzaakt. Uit pure schaamte over de
manier waarop een en ander verliep, heft de
gouverneur de oefening vroegtijdig afgelast. Ik
meende toen tussen de diverse betrokkenen een
zekere consensus te ontdekken over de noodzaak
om in Limburg ook een operationele voorpost van
de civiele bescherming te installeren, wat
trouwens al een beslissing was van de vorige
regering.

De minister heeft mij toen geantwoord dat er een
studie was gemaakt over de meest ideale
inplanting van deze voorpost. In de studie werden
twee opties vooropgesteld en de minister
verklaarde dat minister Daems, die voor de
gebouwen instaat, de uiteindelijke keuze zou
moeten maken. Hij voegde eraan toe dat hij zijn
collega onmiddellijk de studie zou overhandigen.

Mijnheer de minister, ik heb minister Daems enige
tijd later daarover vragen gesteld. Uit zijn
antwoord bleek dat hij van u geen rapport
gekregen heeft, maar wel een brief naar
aanleiding van een discussie over een project in
Lommel. In die brief van 16 oktober, die de
minister van Communicatie en Overheidsbedrijven
ons in de commissie trouwens ook heeft
overhandigd, zegt u uitdrukkelijk dat u in
afwachting van meer concrete
hervormingsplannen beslist hebt geen voorposten
van de civiele bescherming meer te creëren.
Uiteraard moet het lopende initiatief in Lommel,
dat u in het antwoord op mijn vraag buiten de
discussie had gehouden, niet worden gestopt.

Deze brief verwondert mij ten zeerste, zeker nu ik
na het indienen van mijn vraag van de
burgemeester van Genk verneem dat u hem op
31 oktober ook een brief geschreven hebt waarin
u bevestigt dat er, aan de hand van verschillende
parameters, diverse inplantingplaatsen, onder
meer de oude mijnsite van Genk, worden
geëvalueerd. Wanneer de evaluatie voltooid is,
zult u, in overleg met de gouverneur, een voorstel
doen aan de minister van Telecommunicatie die
uiteindelijk verantwoordelijk is voor de concrete
realisatie van deze nieuwe operationele eenheid
voor de civiele bescherming.

Nu zegt u dus in een brief aan de burgemeester
dat u zelf de keuze zult maken en dat u nadien
contact zult opnemen met de minister die voor de
Regie der Gebouwen bevoegd is Deze minister
verklaart echter dat hij het bericht gekregen heeft
dat er in afwachting van de hervormingsplannen
niets meer zal gebeuren en aan mij hebt u
geantwoord dat u een eerste studie hebt laten
verrichten, dat u de uiteindelijke keuze van
vestiging overlaat aan de minister bevoegd voor
de Regie der Gebouwen en dat u wel zou instaan
voor de exploitatie, maar niet voor de bouw. Van
verwarring gesproken!

Wat is nu de stand van zaken? Komt die voorpost
van de civiele bescherming er in Limburg of niet?
Het rapport waarover u het had in antwoord op
mijn vraag, is volgens de brief die de
burgemeester van Genk ontvangen heeft, nog niet
klaar. Wie zal de uiteindelijke keuze maken?
Wanneer is de studie klaar? Kunnen wij daarover
beschikken teneinde na te gaan op basis van
welke parameters er een keuze is gemaakt?

07.02 Minister Antoine Duquesne: Mijnheer de

voorzitter, collega's, de heer Vandeurzen verwart
een operationele eenheid met een voorpost van
de civiele bescherming. Een operationele eenheid
bestaat uit beroepspersoneel en wordt al
naargelang de omvang van de
personeelsformatie, een permanente eenheid of
een grote wacht genoemd.

Zij worden opgericht ingevolge een beslissing van
de Ministerraad. Een voorpost van de Civiele
Bescherming bestaat uitsluitend uit vrijwilligers en
wordt opgericht bij dienstnota door de directeur-
generaal van de Civiele Bescherming. Zij werden
opgericht om de vroegere klassen van de
vrijwilligers in onder te brengen na de opheffing
van de provinciale bureaus voor de Civiele
Bescherming in 1995. Zij zijn een maatregel van
behoorlijk bestuur. Tot de oprichting van de grote
wacht voor de provincie Limburg werd beslist door

14/11/2000

CRIV 50

COM 293

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

de Ministerraad van 28 juli 1996. Ik herhaal dat ik
alles in het werk stel om deze beslissing, die door
de vorige regering niet werd geconcretiseerd, te
realiseren. Zodra de risicoanalyse, waarvan ik de
parameters op 11 oktober heb uiteengezet,
beëindigd is, zal ik de resultaten overzenden aan
de minister van Overheidsparticipatie, tot wiens
bevoegdheid zowel de uiteindelijke keuze als de
concrete realisatie van deze permanente eenheid
behoort.

07.03 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de

voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord.
Het is belangrijk dat minister Daems de
draagwijdte hiervan kent. Ik begrijp de verwarring.
Ik verontschuldig me als dat mijn fout is.

Begrijp ik het goed dat deze evaluatie zeer snel
klaar zal zijn en aan de minister van
Telecommunicatie zal worden overhandigd?

07.04 Minister Antoine Duquesne: Ik moet

minister Daems zeker telefoneren.

07.05 Jo Vandeurzen (CVP): Monsieur le

président, c'est une suggestion.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

08 Mondelinge vraag van de heer Marcel

Hendrickx aan de minister van Binnenlandse
Zaken over "het uitvoeringsbesluit op de wet tot
invoering van gemeentelijke administratieve
sancties" (nr. 2609)

08 Question orale de M. Marcel Hendrickx au

ministre de l'Intérieur sur "l'arrêté d'exécution
de la loi relative aux sanctions administratives
dans les communes" (n° 2609)

08.01 Marcel Hendrickx (CVP): Mijnheer de

voorzitter, mijnheer de minister, collega's, deze
wet dateert van 13 mei 1999. Volgens u wordt
daarover soms gelogen, maar men zegt mij dat de
uitvoeringsbesluiten al lang ter ondertekening op
uw kabinet liggen. Die besluiten zijn er, zover ik
weet, tot nu toe nog niet. De gemeenten zitten er
eigenlijk op te wachten.

Mijnheer de minister, liggen deze besluiten
inderdaad op uw kabinet en zijn ze nog niet
ondertekend? Is daar een bepaalde reden voor?
Wanneer denkt u dat ze wel zullen kunnen
verschijnen?

08.02 Minister Antoine Duquesne: Mijnheer de

voorzitter, collega's, ik kan het geachte lid
verzekeren dat het koninklijk besluit tot aanduiding

van de ambtenaar belast met de oplegging van
gemeentelijke administratieve sancties reeds
sinds 18 oktober 2000 binnen een maand aan de
afdeling Wetgeving van de Raad van State voor
advies werd overgemaakt. Zodra ik het advies heb
ontvangen, zal ik erop toezien dat het onmiddellijk
ter ondertekening aan het Staatshoofd zal worden
voorgelegd. Het is de bedoeling dat dit nog voor
het einde van deze maand kan gebeuren.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

09 Mondelinge vraag van de heer Bart

Laeremans aan de minister van Binnenlandse
Zaken over "de blijvende bezetting van de
Brusselse Begijnhofkerk door illegalen en het
uitblijven van enige reactie dienaangaande
vanwege de gemeentelijke en federale
overheden" (nr. 2624)

09 Question orale de M. Bart Laeremans au

ministre de l'Intérieur sur "l'occupation
persistante de l'église du Béguinage à Bruxelles
par des illégaux et l'absence de toute réaction
de la part des autorités communales et
fédérales" (n° 2624)

09.01 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):

Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister,
collega's, sinds oktober 1998 - dat is meer dan
twee jaar - bezet een aantal illegalen, variërend in
aantal, wederrechtelijk de Begijnhofkerk te
Brussel, zelfs na de regularisatiecampagne die
overigens het gevolg was van de illegale
bezettingen van kerken. Hoe dan ook, de
regularisatiecampagne bestond uit twee delen.
Enerzijds wordt er gewerkt aan de regularisatie.
Anderzijds is het de bedoeling een streng
uitwijzingsbeleid te voeren ten aanzien van de
illegalen die niet voor regularisatie in aanmerking
komen. Het is precies dit uitwijzingsbeleid dat tot
nu toe veel te weinig aandacht heeft gekregen. Dit
blijkt ook uit de cijfers, waarover we het in het
verleden reeds hadden.

In dit verband is het toch merkwaardig dat de
Begijnhofkerk nog steeds wordt bezet door
personen die niet eens een regularisatieaanvraag
hebben ingediend, ofwel zich ervan bewust zijn
geen enkele kans te maken op regularisatie.
Anders zouden ze de bezetting opheffen en geen
protestactie - dat is het tenslotte - meer voeren.

Ons gemeenteraadslid in Brussel-stad heeft
daarover al vragen gesteld en werd geregeld met
een kluitje in het riet gestuurd. Zo werd gezegd dat
de gemeente niet bevoegd is om in een kerk op te
treden. Op een ander moment verschool de

CRIV 50

COM 293

14/11/2000

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

burgemeester zich achter de minister van
Binnenlandse Zaken. Welnu, artikel 75 van de
vreemdelingenwet zegt heel duidelijk dat wie
vreemdelingen helpt of bijstaat bij het onwettig
binnenkomen of het verblijf ervan vergemakkelijkt,
met een gevangenisstraf wordt bestraft. Artikel
133 van de nieuwe gemeentewet geeft alle
burgemeesters de uitvoeringsmacht inzake alle
politiebepalingen en de strafrechtelijke aspecten
van wetten, decreten enzovoort. Hij is bijgevolg
verplicht in dit soort situaties op te treden. Zoniet
is hij medeplichtig en valt hij onder de strafsanctie
waarnaar ik zopas heb verwezen.

Men zou zich kunnen afvragen of een
burgemeester wel bevoegd is om in een kerk op
te treden. De burgemeester is sowieso bevoegd
voor de ordehandhaving in kerken.
Dienaangaande bestaan er voldoende
precedenten. Het gaat uiteindelijk om plaatsen
waar openbare vergaderingen worden
georganiseerd. Wie een kerk betreedt, moet dit
doen met eerbiediging van het sacrale karakter
van het gebedsoord, een regel die door een
kerkbezetting volkomen wordt overtreden.

Mijnheer de minister, ik heb u hierover ook al
schriftelijk ondervraagd. U ziet geen probleem van
openbare orde. Krachtens heel wat precedenten
en uitspraken is dat echter wel het geval. Artikel
1.3 van het Algemeen Politiereglement van
Brussel stelt bovendien dat in een plaats die
toegankelijk is voor het publiek alle bevelen of
verordeningen van de politie moeten worden
opgevolgd. De burgemeester van Brussel is dus
wel degelijk bevoegd. Daarover kan geen twijfel
bestaan. Het is dan ook onterecht dat aan dit
incident geen gevolg wordt gegeven en dat u alles
laat betijen.

U hebt zelfs de klacht van ons gemeenteraadslid
over het feit dat de burgemeester van Brussel zijn
vraag in dit verband niet beantwoordt, zonder
gevolg geklasseerd. Dat is merkwaardig, omdat
duidelijk is dat de vraag niet ernstig werd
beantwoord.

Mijnheer de minister, mijn vragen zijn de
volgende. Waarom treedt u als minister van
Binnenlandse Zaken noch de stedelijke overheid,
in casu de burgemeester van Brussel, op tegen de
bezetting en laat u de illegalen niet arresteren, die
niet voldoen aan de regularisatievoorwaarden?
Bent u bang van Ecolo-raadsleden of andere die
daartegen ongetwijfeld met veel tamtam zullen
protesteren?

Waarom wordt er geen ernstig gevolg gegeven

aan de klacht van het Vlaams Blok-
gemeenteraadslid in verband met het niet
beantwoorden van zijn vraag door de
burgemeester?

Hoelang meent u dat de kerkbezetting nog moet
worden geduld?

Is de kerkbezetting niet in strijd, niet alleen met de
wetten van ons land, maar ook met het beleid dat
de minister en de regering met de mond althans
belijden, met name dat er een streng
uitwijzingsbeleid moet komen voor de illegalen die
niet beantwoorden aan de
regularisatievoorwaarden?

09.02 Minister Antoine Duquesne: Mijnheer de

voorzitter, collega's, op dit ogenblik wordt de
Begijnhofkerk nog door een paar mensen bezet.
Enkelen verbleven er tijdelijk. Aangezien de
situatie geen impact meer had op de openbare
orde, werd de verblijfscontrole van inzonderheid
deze personen niet uitgevoerd. Het gaat om een
symbolisch samenscholingsverband. De pastoor
vraagt geen assistentie. De lokale overheid is op
dit ogenblik niet van plan om dwangmaatregelen
te nemen. Er werd geen enkele instructie aan de
burgemeester van Brussel gegeven.

09.03 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):

Mijnheer de minister, uw antwoord is heel
onvolledig. Ik had u vier uitvoerige vragen gesteld
en u beperkt zich tot het herhalen van uw
antwoorden op de schriftelijke vragen. U zegt dat
het nu over een paar personen gaat, terwijl u in uw
schriftelijk antwoord nog sprak over tien personen.
Als het nog maar om een paar personen gaat, is
het des te makkelijker om aan uw diensten de
opdracht te geven deze personen aan te houden
en naar hun land terug te zenden. Het zijn mensen
die manifest niet aan de regularisatievoorwaarden
voldoen. U kunt dus zeer gemakkelijk optreden.

Ik kan alleen maar herhalen wat u zojuist hebt
gezegd. Het is wel degelijk een probleem van
manifeste schending van de openbare orde.
Iedere gelovige kan dit beschouwen als een
aantasting van het sacrale karakter van de kerk. Ik
vind het dan ook beschamend dat de Brusselse
overheid niet wordt aangemaand om op te treden
of niet uit zichzelf optreedt, en de minister van
Binnenlandse Zaken geen enkel initiatief terzake
neemt. Kerken zijn voor u blijkbaar geen sacrale
plaatsen meer. Volgens mij laat u zich chanteren
door de groenen in de regering. Of bent u bang
van iedere protestactie? Mijnheer de minister, ik
heb de indruk dat u op dit vlak veel te week bent
en niet durft een voorbeeld te stellen en

14/11/2000

CRIV 50

COM 293

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

doortastende maatregelen te nemen. Ik vind dit
bijzonder jammer.

09.04 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le

président, ma réponse est claire. Je ne suis pas
excessif en disant qu'il n'y a pas de problème
d'ordre public. Le caractère sacré de cette église
est évidemment respecté. Et je suis en bonne
compagnie, monsieur Laeremans. C'est ce que
pense le pasteur qui en est responsable.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

10 Mondelinge vraag van de heer Bart

Laeremans aan de minister van Binnenlandse
Zaken over "zijn niet-optreden tegen de
burgemeester van Brussel-stad, die nochtans
het democratische controlerecht van de
Vlaamse oppositie systematisch onmogelijk
maakt" ( nr. 2625)

10 Question orale de M. Bart Laeremans au

ministre de l'Intérieur sur "la non-intervention
du ministre vis-à-vis du bourgmestre de
Bruxelles-ville qui rend impossible de façon
systématique le droit de contrôle démocratique
de l'opposition flamande" (n°2625)

10.01 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):

Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister,
collega's, democratie houdt noodzakelijkerwijze in
dat er een oppositie en een meerderheid bestaat.
Ik hoop dat de minister het met mij eens is dat de
oppositie moet kunnen beschikken over een
controlerecht dat zo onbeperkt mogelijk is. Zonder
controlerecht is er geen oppositie en dus ook geen
democratie.

Net als op parlementair vlak is het stellen van
schriftelijke en mondelinge vragen op
gemeentelijk vlak een van de belangrijkste
controle-instrumenten. Wij stellen vast dat dit
recht in Brussel op de meest despotische wijze
aan banden wordt gelegd door de partijgenoot van
de minister, de heer de Donnéa, die ondertussen
minister-president van het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest is geworden. Het gaat echter niet alleen
om wat hij in het verleden heeft gedaan, maar ook
om het gebrek aan een reactie hierop vanwege
het departement van minister Duquesne. Alle
klachten die ons Brussels gemeenteraadslid
hierover indiende, bleven zonder gevolg of werden
op de lange baan geschoven.

Ik haal enkele recente zaken aan waarvoor
opnieuw klacht werden ingediend, die op de lange
baan werden geschoven. Op 23 februari weigerde
de burgemeester te antwoorden op vragen in

verband met de Begijnhofkerk waarover we het
zo-even hebben gehad. Op 3 maart werd een
klacht ingediend in verband met de weigering om
te antwoorden op vragen over de toepassing van
het zogenaamde taalhoffelijkheidsakkoord door
Brussel-stad. Op 16 maart was er een klacht in
verband met een geheime stemming waarbij de
vier stemmen van gemeenteraadsleden van de
oppositie niet werden meegeteld. Ook dit was een
niet onbelangrijke zaak. Op 17 april werd een
klacht ingediend over het feit dat tussen maart en
september 1999 maar liefst 25 schriftelijke vragen
van het betrokken gemeenteraadslid in de
vuilnisbak werden gekieperd. Onze collega in de
gemeenteraad heeft dit terloops moeten
vernemen in een commissievergadering waarin de
burgemeester hem op de man af heeft gezegd dat
zijn vragen onbelangrijk zijn en dat ze trouwens
niet bestaan omdat hij hun bestaan niet kan
bewijzen. Natuurlijk klopt dit niet, want alle vragen
werden per fax ingediend. Ondanks de bewijzen
werden deze vragen in Brussel als onbestaande
gecatalogeerd.

Dit zijn geen kleine overtredingen; het gaat om
een fundamentele aantasting van het
controlerecht en de democratische
geplogenheden die normaal zouden moeten
worden nageleefd. De reactie van de minister doet
ook vragen rijzen. Hij laat de klachten vijf
maanden liggen en pas op 1 augustus laat hij aan
het betrokken gemeenteraadslid weten dat hij
deze klachten heeft ontvangen en dat hij de
burgemeester een brief om uitleg heeft gestuurd.
Ondertussen is de burgemeester tot minister-
president gepromoveerd en het gevaar bestaat
dat de klachten opnieuw op de lange baan worden
geschoven.

Recent nog werd naar aanleiding van Euro 2000
vragen gesteld over de problemen bij het voetbal
en het hooliganisme. Een vraag van de PSC-
fractie werd ontvankelijk verklaard en beantwoord,
de vraag van het Vlaams Blok niet. Ook deze zaak
wordt door de minister op een illegale wijze
geklasseerd. Zo krijgen we de indruk dat de
minister van Binnenlandse Zaken zijn partijgenoot
beschermt.

Ik heb dan ook de volgende vragen. Waarom
worden de klachten van het gemeenteraadslid niet
binnen een redelijke termijn behandeld? Waarom
duurt het vijf maanden vooraleer de minister een
antwoord geeft? Engageert de minister zich ertoe
deze klachten dit jaar nog, dus vóór de
bestuursvernieuwing, te behandelen? Acht de
minister het systematisch wegwerpen van
schriftelijke vragen van een gemeenteraadslid

CRIV 50

COM 293

14/11/2000

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

door de burgemeester aanvaardbaar? Zo neen,
welke sancties overweegt hij? Wat doet de
minister om een einde te maken aan de praktijk
waarbij verklarende stukken bij de agenda
systematisch laattijdig ter beschikking worden
gesteld? Acht de minister het aanvaardbaar dat de
beantwoording van een hele reeks schriftelijke
vragen jaren aansleept, hoewel het reglement
bepaalt dat dit binnen een periode van dertig
dagen moet gebeuren? Worden maatregelen
overwogen tegen de stad, en niet alleen tegen de
gewezen burgemeester? Het betrokken
gemeenteraadslid was bij de afgelopen
verkiezingen niet langer kandidaat. Zal de minister
zijn klachten na 1 januari zonder voorwerp
verklaren of zal hij een correct antwoord geven op
de vragen? Acht de minister het in
overeenstemming met de nieuwe gemeentewet en
de principes van de democratische rechtsstaat dat
systematisch wordt geweigerd een antwoord te
geven op mondelinge vragen of dat deze vragen
op illegale wijze van de agenda worden
geschrapt?

De voorzitter: Collega's, ik dring erop aan dat u
kortere vragen zou stellen en niet van één vraag
gebruik maakt om er tien te stellen. In die situatie
vindt zelfs een kat haar jongen niet meer terug.
Niemand weet dan nog waarover het precies gaat.
De aandacht gaat dan volledig verloren, zeker met
een agenda waarin meer dan 15 vragen worden
gesteld. Dit zou de duidelijkheid ten goede komen.

10.02 Minister Antoine Duquesne: Mijnheer de

voorzitter, collega's, mijn antwoord zal ook kort
zijn. Zoals het gebruikelijk is bij elke klacht tegen
een burgemeester die bij de minister van
Binnenlandse Zaken aanhangig wordt gemaakt,
werden de twintig klachten die in de loop van dit
jaar door het gemeenteraadslid van het Vlaams
Blok tegen de burgemeester van Brussel werden
ingediend, onmiddellijk naar de administratie
gezonden teneinde een onderzoek te starten naar
de aangeklaagde feiten. De oudste klacht dateert
van 23 februari 2000, de laatst geregistreerde van
20 oktober.

Het is op grond van de conclusies van deze
onderzoeken dat een besluit wordt genomen, dat
aan de partijen ter kennisname wordt gezonden.
In de zaken waarvan het onderzoek reeds is
afgehandeld, heb ik reeds een beslissing
genomen. Die beslissingen werden meegedeeld
aan het Vlaams Blokgemeenteraadslid. Uit
voormelde onderzoeken is gebleken dat de
desbetreffende klachten lastens de burgemeester
van de stad Brussel ongegrond zijn en dat er
geenszins sprake kan zijn van "kennelijk

wangedrag" of "grove nalatigheid" in de zin van
artikel 82 van de nieuwe gemeentewet. De meer
recente klachten waarvan het onderzoek nog niet
is afgerond, zullen volgens de normale procedure
worden afgehandeld, op grond van de nog te
verwachten conclusies van deze onderzoeken.

10.03 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):

Mijnheer de voorzitter, de talrijke klachten die ik
heb onderzocht, zijn mijns inziens ten zeerste
gegrond. Wij hebben op een aantal punten van
andere instanties ook gelijk gekregen. U oordeelt
nadien dat die klachten ongegrond zijn. U hebt het
over kennelijk wangedrag en grove nalatigheid.
Dat zijn geen essentiële voorwaarden om te
kunnen optreden, want ook kleinere nalatigheden
of wangedragingen kunnen ondemocratisch zijn
en dan kunt u eveneens optreden. U moet de
voorvechter, de heraut, van de democratie zijn en
alles doen voor het goed functioneren van een
gemeenteraad. Ik vrees dat u heel eigenaardige
opvattingen hebt over de democratie en dat u uw
partijgenoot in dit dossier te veel in bescherming
neemt. U treft op die manier niet alleen het
Vlaams Blok, maar ook de hele Vlaamse
gemeenschap en de oppositie in Brussel. Op die
manier duldt u dat het controlerecht van de
oppositie geschonden wordt en helpt u aan het
ondermijnen van de democratie in de hoofdstad
van dit land.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

11 Mondelinge vraag van de heer Bart

Laeremans aan de minister van Binnenlandse
Zaken over "de aanstelling van een
Nederlandsonkundige plaatsvervanger van de
burgemeester van Brussel-stad" (nr. 2626)

11 Question orale de M. Bart Laeremans au

ministre de l'Intérieur sur "la nomination d'une
personne ne parlant pas le néerlandais comme
suppléant du bourgmestre de Bruxelles-ville"
(n° 2626)

11.01 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):

Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister,
collega's, iedereen weet dat Brussel, zolang
België nog bestaat, de hoofdstad is van dit land.
Dit geeft een bijkomende betekenis aan de functie
van burgemeester, die niet beperkt is tot het eigen
grondgebied. De burgemeester vervult een
protocollaire functie voor de hele bevolking van
het land. De meerderheid van de bevolking van dit
land is Nederlandstalig. Bovendien is Brussel een
tweetalige stad: de burgemeester moet dus de
beide landstalen machtig zijn.

14/11/2000

CRIV 50

COM 293

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

Artikel 14 van de nieuwe gemeentewet bepaalt dat
bij verhindering van de burgemeester de eerst
gekozen schepen de bevoegdheden van de
burgemeester uitoefent, tenzij de burgemeester
iemand anders aanwijst. Marion Lemesre werd als
dienstdoende burgemeester aangewezen. Deze
persoon blijkt volstrekt Nederlandsonkundig te
zijn, net zoals de persoon die oorspronkelijk als
plaatsvervanger werd gekozen, de heer Maingain.
Tot nu toe werd er geen enkel bezwaar geopperd
tegen deze keuze. Nochtans bepaalt een
rondzendbrief uit 1996 dat de gouverneur zich bij
het onderzoek van voordrachten niet moet
beperken tot de vaststelling dat een kandidaat al
dan niet voldoet aan de wettelijke voorwaarden
om zijn ambt uit te oefenen en of hij al dan niet
een meerderheid in de gemeenteraad geniet. Hij
kan tevens nagaan of de betrokkene voldoet aan
de eisen van de geschiktheid om zijn ambt uit te
oefenen. Alles wat als een hinderpaal kan worden
beschouwd, kan leiden tot een negatieve reactie
vanwege het ministerie van Binnenlandse Zaken.
Het niet kennen van het Nederlands is een
onoverkomelijke hinderpaal om behoorlijk te
kunnen functioneren als burgemeester van de
hoofdstad van dit land.

Is de minister het ermee eens dat de kennis van
het Nederlands een essentiële vereiste is voor het
vervullen van het burgemeesterschap van
Brussel-stad, zelfs al gaat het om een
plaatsvervanger? Heeft de gouverneur onderzoek
verricht naar de taalkennis van de kandidaat?
Werd er enig onderzoek verricht naar de
geschiktheid in het algemeen? Heeft de
gouverneur in zijn verslag melding gemaakt van
deze problematiek? Overweegt de minister
maatregelen te nemen indien blijkt dat deze
persoon niet voldoende tweetalig is? Indien hij
beslist niet op te treden, ziet hij dan geen
probleem op het vlak van de protocollaire functie
van de burgemeester van Brussel-stad? Vindt u
niet dat er in het kader van de overheveling van de
organieke wet naar de gewesten, inspraak moet
blijven bestaan van de Vlaamse Gemeenschap
met betrekking tot het bestuur van de hoofdstad
van Vlaanderen en België? Vindt u niet dat een
aantal zaken federaal moeten worden geregeld,
zodat Vlaamse parlementsleden vanuit de Kamer
kunnen interpelleren wanneer er in de hoofdstad
iets verkeerd loopt op het vlak van de talenkennis
van de burgemeester?

11.02 Minister Antoine Duquesne: Mijnheer de

voorzitter, alleen in de gemeenten bedoeld in de
artikelen 7 en 8, punt 3 tot 10 van de wetten op
het gebruik van de talen in bestuurszaken,
gecoördineerd op 18 juli 1966, moet elk

gemeenteraadslid, elke schepen, de
burgemeesters en eenieder die het ambt van
burgemeester en schepen waarneemt, voor het
uitoefenen van zijn ambt van de taal van het
taalgebied waarin de gemeente gelegen is, de
kennis hebben die nodig is om het bedoelde
mandaat uit te oefenen. Dit is artikel 72bis van de
nieuwe gemeentewet. De bepalingen van de
gecoördineerde wetten op het gebruik van de
talen in bestuurszaken zijn alleen van toepassing
op de ambtenaren vermeld in artikel 21, paragraaf
1, van vermelde wet. Voor het overige gebeurt de
vervanging van de afwezige burgemeester
overeenkomstig de bepalingen 14 en 14bis van de
nieuwe gemeentewet.

Gelet op het voorgaande zijn de overige vragen
zonder voorwerp.

11.03 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):

Mijnheer de minister, uw antwoord is eigenlijk
ontstellend. U antwoordt dat in de stad Brussel, de
hoofdstad van dit land, de burgemeester niet
gehouden is Nederlands te kennen, de taal van de
meerderheid van de bevolking. Dat is wettelijk
misschien zo, maar blijkbaar bestaat hier geen
enkele loyaliteit jegens de meerderheid van de
bevolking. Ik vind het heel jammer dat u hier niets
aan toevoegt. U schijnt zelfs niet de indruk te
willen wekken dat de burgemeester van de
hoofdstad van dit land de meerderheid van de
bevolking moet kunnen verstaan. In een
tweetalige hoofdstad, die Brussel toch is, moet hij
bovendien de eigen bevolking kunnen verstaan. Ik
vind het zeer jammer dat anno 2001, of bijna, nog
steeds zo'n minachting voor de taal van de
meerderheid van de bevolking mogelijk is
vanwege de minister van Binnenlandse Zaken.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

12 Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme

aan de minister van Justitie en de minister van
Binnenlandse Zaken over "de samenvoeging
van de Gerechtelijke Politie en de BOB van de
Rijkswacht tot de gedeconcentreerde eenheden
van de Federale Politie in de gerechtelijke
arrondissementen Veurne en Ieper" (nr. 2627)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de
minister van Binnenlandse Zaken)

12 Question orale de M. Yves Leterme au

ministre de la Justice et au ministre de
l'Intérieur sur "la fusion de la police judiciaire et
de la BSR de la gendarmerie en unités
déconcentrées de la police fédérale dans les
arrondissements judiciaires de Furnes et
d'Ypres" (n° 2627)

CRIV 50

COM 293

14/11/2000

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

(La réponse sera donnée par le ministre de
l'Intérieur)

12.01 Yves Leterme (CVP): Mijnheer de

voorzitter, de mijnheer de minister, collega's, wet
van 7 december 1998 bepaalt de BOB-brigades
van de Rijkswacht en de brigades van de
Gerechtelijke Politie worden samengevoegd tot
gedeconcentreerde eenheden van de Federale
Politie. In de gerechtelijke arrondissementen
Veurne en Ieper betekent dit dat de BOB en de
Gerechtelijke Politie worden samengevoegd. Ieper
noch Veurne beschikken echter over een
volwaardige brigade van de Gerechtelijke Politie.
Sinds 1993 is er in Ieper een antenne uitgebouwd.
Aanvankelijk ressorteerde ze onder de brigade
van Brugge, nu ressorteert ze onder de brigade
van Kortrijk. Ze is bemand met een viertal
gerechtelijke inspecteurs en twee
laboratoriuminspecteurs. Ook in Veurne is er
enkel een antenne die afhankelijk is van Brugge
en bemand is met vijf gerechtelijke inspecteurs en
twee laboratoriuminspecteurs. Ik vergeet even de
administratieve ondersteuning die er in Veurne is.
Er is namelijk een personeelslid van het
politieparket, ter beschikking gesteld door de
procureur des Konings. In tegenstelling tot de
BOB hebben de antennes van de Gerechtelijke
Politie in Veurne en Ieper geen organiek
personeelskader.

Sinds jaar en dag wordt in de regio - gelet op
fenomenen die wellicht ook elders waarneembaar
zijn - voor

het

criminaliteitsfenomeen

aangedrongen op een versterking van die
antennes. Heel wat van de opdrachten die zowel
door de parketten van Ieper en Veurne als door de
onderzoeksrechters worden toebedeeld, kunnen
niet uitgevoerd worden door de antennes. Ze
moeten dan door de moederbrigades,
respectievelijk Brugge en Kortrijk, behandeld
worden. Daarbij komt nog dat enkel de
moederbrigades in Brugge en Kortrijk over een
aantal ondersteunende diensten beschikken. Die
diensten zorgen voor zogenaamde bijkomende
opdrachten. Het gaat om dagdiensten, technische
antennes, afstappingsteams, centrale
wachtdiensten en de Computer Crime Unit.

Ik zal mijn vragen inkorten, mijnheer de voorzitter,
zoals u vroeg. Hoe zal de samenvoeging van de
BOB met de Gerechtelijke Politie in de
arrondissementen Ieper en Veurne concreet
gebeuren? In hoeveel manschappen wordt er
voorzien? Wordt in de gerechtelijke
arrondissementen Veurne en Ieper rekening
gehouden met de werklast en worden met het oog
daarop de antennes zoals ze nu bestaan

samengevoegd met de BOB? Worden ze
misschien uitgebreid? Op basis van welke criteria
wordt die samenvoeging geregeld? Wordt er ten
slotte rekening gehouden met de werklast in de
ruime zin van het woord of wordt er enkel rekening
mee gehouden in de zin van het aantal
opdrachten en processen-verbaal die opgesteld
moeten worden?

12.02 Minister Antoine Duquesne: Mijnheer de

voorzitter, collega's, zoals ik reeds enkele malen
heb gezegd, bestaat er momenteel geen enkele
bijzondere omstandigheid waarbij kan worden
afgeweken van artikel 94 van de wet van 7
december 1998 tot organisatie van de
geïntegreerde politiediensten, gestructureerd op
twee niveaus. De gedeconcentreerde diensten
van de Federale Politie zullen wel degelijk in alle
arrondissementen van het land samengesteld
worden, ook in Ieper en Veurne. De huidige leden
van de BOB en van de antennes van de
Gerechtelijke Politie zullen op 1 januari 2001 de
gedecentraliseerde eenheden vormen van de
desbetreffende arrondissementen. Achteraf zal de
gerechtelijke directeur in overleg met de directeur-
generaal van de Gerechtelijke Politie en met de
lokale overheden een aanpassing van zijn
personeelskader kunnen vragen, onder andere op
grond van de werklast. Deze regeling is
vanzelfsprekend van toepassing voor alle
arrondissementen.

12.03 Yves Leterme (CVP): Mijnheer de

voorzitter, mag ik aannemen dat het debat na 1
januari 2001 zal worden voortgezet? Het antwoord
is nogal summier. We zullen afwachten hoe dat op
het terrein zal worden gerealiseerd.

12.04 Antoine Duquesne, ministre: Il y a le

personnel actuellement existant. La réforme ne
fait pas de miracle mais les nouvelles structures
vont permettre, je pense, de mieux appréhender
la situation et d'avoir une vision prospective en ce
qui concerne les besoins en personnel.

12.05 Yves Leterme (CVP): Mijnheer de

voorzitter, ik ga even in op dat element. Misschien
vertrekken we in Ieper en Veurne uit een wat
zwakkere toestand omdat ze toegevoegd zijn en
er met antennes gewerkt wordt. Zij zijn
onvoldoende toegerust qua personeel. Na 1
januari zal de strijd moeten worden voortgezet om
voldoende manschappen te krijgen om het werk te
kunnen uitvoeren.

12.06 Antoine Duquesne, ministre: Je parle

d'une situation existante, monsieur Leterme.

14/11/2000

CRIV 50

COM 293

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

13 Mondelinge vraag van de heer Pieter De

Crem aan de minister van Binnenlandse Zaken
over "de chaos bij de aangiften van de
verkiezingsuitgaven" (nr. 2642)

13 Question orale de M. Pieter De Crem au

ministre de l'Intérieur sur "le chaos en matière
de déclarations des dépenses électorales"
(n°2642)

13.01 Pieter De Crem (CVP): Mijnheer de

voorzitter, mijnheer de minister, collega's, er is
heel wat misgelopen bij de aangiften van de
verkiezingsuitgaven van partijen, lijsten en
kandidaten die binnen 30 dagen volgend op de
verkiezingsdatum bij de griffies van de Rechtbank
van Eerste Aanleg moesten worden ingediend.
Niet alleen bij het invullen van de formulieren zijn
heel wat fouten gemaakt, de aangiften werden
tevens gedaan op basis van oude formulieren of
formulieren die de partijen zelf ter beschikking
hadden gesteld. Dat had te maken met het feit dat
op 1 november 2000 een ministerieel besluit werd
gepubliceerd in aanvulling van het besluit van 24
augustus 2000 tot vaststelling van de modellen
van de te gebruiken formulieren voor de
verkiezingen.

Mijnheer de minister, waarom was er pas na de
verkiezingen een ministerieel besluit, met name
op 1 november 2000? Is een ernstige controle van
deze verkiezingsuitgaven mogelijk? Zijn de
aangiften op basis van de oude formulieren
rechtsgeldig? Ik merk in beide landsdelen op dat
het nakijken van deze uitgaven op lokaal vlak
aanleiding kan geven tot het vereffenen van
dorpspolitieke rekeningen. Kunt u mij een
richtingaangevend antwoord op deze vragen
verstrekken zodat men weet waaraan zich te
houden bij interpretatieproblemen.

13.02 Minister Antoine Duquesne: Mijnheer de

voorzitter, collega's, ik herhaal de antwoorden die
ik reeds in de Kamer en de Senaat heb gegeven.
Zoals u weet is de wetgeving inzake de beperking
en de controle van de verkiezingsuitgaven
bijzonder complex. Het ministerieel besluit
waarnaar u verwijst, werd gepubliceerd in het
Belgisch Staatsblad van 29 augustus 2000.

Op 5 oktober 2000 heeft de Controlecommissie
inzake de verkiezingsuitgaven mijn aandacht
gevestigd op het feit dat er twee
aangifteformulieren ontbraken, met name het
model voor de aangifte van de herkomst van de
fondsen die gebruikt zijn voor de propaganda van

de lijsten en het model voor de aangifte van de
herkomst van de fondsen die gebruikt zijn voor de
verkiezingspropaganda van de kandidaten.

Mijn administratie heeft de ontbrekende modellen
onmiddellijk opgesteld in overleg met de
voormelde commissie. Dit werd bekendgemaakt in
het Belgisch Staatsblad van 1 november 2000 in
de vorm van een ministerieel besluit tot aanvulling
van het ministerieel besluit van 24 augustus 2000.
Zij werden bovendien onmiddellijk verzocht om de
voorzitters van de Rechtbanken van Eerste
Aanleg van het Koninkrijk evenals alle politieke
partijen in te lichten. Dit wat betreft uw eerste
vraag.

Mijn inziens is er in dit geval geen sprake is van
onbehoorlijk bestuur. Integendeel zelfs, aangezien
ik de situatie onmiddellijk heb opgelost van zodra
ik op de hoogte werd gebracht van de lacunes die
mijn besluit van 24 augustus 2000 vertoonde. Er
kan geen sprake zijn van oude en nieuwe
formulieren vermits het wijzigende besluit,
verschenen in het Belgische Staatsblad van
1 november 2000 ertoe strekt het besluit van
24 augustus 2000 aan te vullen met deze twee
nieuwe aangiftemodellen, die tot nu toe ontbraken.

De termijn waarover de lijsten en de kandidaten
beschikken om hun aangiften van
verkiezingsuitgaven in te dienen bij de griffie van
de Rechtbank van Eerste Aanleg is verstreken op
7 november 2000. Zij hebben dus ruimschoots de
tijd gehad om te voldoen aan deze verplichtingen
die hen door de wet wordt opgelegd.

13.03 Pieter De Crem (CVP): Mijnheer de

voorzitter, mijnheer de minister, u verwijst zelf
naar de lacunes in het ministerieel besluit van
24

augustus

2000. Het is een bijzonder

belangrijke aangelegenheid.

Het is een bijzonder belangrijke aangelegenheid.
Er zijn altijd lacunes mogelijk, maar beweren dat
de oorzaak hiervan niet te wijten is aan een
onbehoorlijk bestuur, lijkt me toch wat ver gaan. Ik
denk dat een behoorlijk bestuur in alle
aangelegenheden en zeker in zaken die de
kieswetgeving aangaan een eersterangsprioriteit
moet zijn.

De heer Leterme, ondervoorzitter van de
commissie voor de Verkiezingsuitgaven, fluistert
mij in het oor dat de commissie niet is
samengekomen, omdat het niet haar taak is
daarover te statueren. Dat is natuurlijk normaal.
Het is een voortvloeisel uit de artikelen van de wet
dat de formulieren door het bevoegde ministerie

CRIV 50

COM 293

14/11/2000

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

ter beschikking moeten worden gesteld.

Laat dit een les zijn voor de toekomst. Er is heel
wat interpretatie geweest omtrent die formulieren
en de invulling ervan. Laten we de opdracht om dit
in de toekomst beter uit te werken aan de
gemengde commissie voor de
Verkiezingenuitgaven toevertrouwen. U zegt dat
de aangifteformulieren pas op 7 november
ingediend moesten zijn. U maakt er zich
gemakkelijk mee vanaf. We moeten
interpretatieproblemen zien te vermijden. Laat dat
de positieve boodschap zijn.

13.04 Yves Leterme (CVP): Mijnheer de

voorzitter, ik wil even een persoonlijk commentaar
kwijt. Ik vind het vervelend dat de minister de
paraplu van de controlecommissie voor de
verkiezingsuitgaven opent. Hij verwijst naar de
datum van 5 oktober, maar de commissie is
daarvoor niet bijeengekomen. Hooguit zal dit een
wenk zijn van een oplettende ambtenaar die zich
bezighoudt met het secretariaat.

De heer De Crem zegt terecht dat de wetgeving
zeer duidelijk is. Het feit dat twee formulieren
werden vergeten, hebt u zelf als een lacune en
onvolkomenheid van een ministerieel besluit
aangeduid. Voor een dergelijk besluit is enkel de
minister verantwoordelijk. Het is dan ook een
belediging aan het adres van de
controlecommissie om de schuld in haar
schoenen te schuiven.

13.05 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le

président, il faut dire clairement que le contrôle
des dépenses est vraiment une prérogative du
parlement - c'est ce que le législateur a voulu -
avec une commission de contrôle. Et je dirais que
les arrêtés réglementaires pris par le ministre de
l'Intérieur sont les supports de cette volonté. Je
trouve qu'il faut un dialogue permanent entre le
ministre de l'Intérieur et la commission de
contrôle, de manière à ce que ces souhaits soient
bien traduits. Et je veillerai à l'avenir, compte tenu
de cette expérience, à ce qu'il en soit ainsi.

Deux mois se sont écoulés depuis la première
réaction, alors qu'il s'agissait de la mise en oeuvre
de l'application d'une législation qui a été votée au
dernier moment. Or il s'agit d'une matière
extrêmement complexe où la véritable
interprétation est détenue par la commission de
contrôle.

De voorzitter: Mijnheer de minister, ik kan niet
anders dan zeggen dat ik daar ook enige
praktische ervaring mee heb opgedaan. Ik val nu

wel even uit mijn rol. Eigenlijk was men bijna in de
onmogelijkheid om de wettelijke verplichting na te
komen. Er was bijvoorbeeld een kandidaat-
gemeenteraadslid uit mijn eigen gemeente, die in
die periode enkele dagen afwezig was. Dan valt er
plots nog een nieuw formulier in de bus. Hoe moet
je dat dan doen? Wij hebben daar werkelijk
heksentoeren moeten uithalen.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

14 Mondelinge vraag van de heer Pieter De

Crem aan de minister van Binnenlandse Zaken
over "de voorbereiding van de benoeming van
de burgemeesters" (nr. 2643)

14 Question orale de M. Pieter De Crem au

ministre de l'Intérieur sur "la préparation de la
nomination des bourgmestres" (n° 2643)

14.01 Pieter De Crem (CVP): Mijnheer de

voorzitter, mijnheer de minister, collega's, dit is
een korte vraag. Begin januari 2001 worden de
nieuwe gemeenteraden geïnstalleerd en ingevolge
artikel 13 van de nieuwe Gemeentewet worden de
burgemeesters door de Koning benoemd. In 1994
heeft een van uw voorgangers, de heer Tobback,
een rondzendbrief verstuurd. Ook in 1996 werd
een rondzendbrief verstuurd, dit naar aanleiding
van een aantal nieuwe benoemingen. Ik heb daar
een aantal vragen bij.

Zijn de rondzendbrieven van 1994 en 1996 nog
van toepassing? Zijn er instructies gegeven aan
de provinciegouverneurs of aan de deputaties,
vermits die op een bepaald moment in de
benoemingsprocedure ingrijpen? Werden er
termijnen afgesproken met de provinciebesturen
voor de afhandeling van eventuele klachten? Op
basis van welke criteria worden uw
benoemingsbesluiten genomen? Welke
chronologie zal er worden gehanteerd? Zijn er
ontvankelijk verklaarde knelpunten die een invloed
kunnen hebben op de chronologie van de
benoemingen?

Dit zijn eigenlijk vragen die vanuit sommige
provinciebesturen worden gesteld. Zij zouden
terzake graag enige verduidelijking krijgen; zij
voelen zich verlaten.

14.02 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le

président, si je pouvais donner un conseil aux
gouverneurs qui ont des problèmes
d'interprétation des circulaires que je leur envoie,
c'est de s'adresser au ministre de l'Intérieur.

Les instructions concernant la validation des
élections communales, l'installation des nouveaux

14/11/2000

CRIV 50

COM 293

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

conseils communaux, l'élection des échevins et la
nomination des bourgmestres ont été
communiquées aux autorités concernées au
moyen de trois circulaires. Il s'agit de mes
circulaires des 26 juillet, 12 et 14 septembre 2000,
publiées au Moniteur belge respectivement en
date du 31 août, 27 et 22 septembre 2000.

Voormelde omzendbrieven werden in de eerste
plaats verzonden naar de provinciegouverneurs.

A la prochaine réunion avec les gouverneurs, je
leur demanderai pourquoi certains pensent qu'ils
doivent utiliser le canal parlementaire pour
m'interroger sur la portée de ces circulaires s'ils
ont des difficultés d'interprétation. La députation
permanente se prononce sur les réclamations
introduites contre les élections communales. Pour
les 19 communes de l'arrondissement
administratif de Bruxelles-Capitale, cette
compétence est exercée par le collège visé à
l'article 83 quinquies § 2 de la loi spéciale du 12
janvier 1989 relative aux institutions bruxelloises.
Toute réclamation doit être formulée dans les 40
jours qui suivent la date d'établissement du
procès-verbal de l'élection (article 74 de la loi
électorale communale). Je rappelle tous ces
délais parce que le phasage pour les nominations
est fondé évidemment sur l'application de la loi.
Selon le cas, la députation permanente ou le
collège juridictionnel précité de Bruxelles-Capitale
se prononce sur une réclamation dans les 30
jours de l'introduction de celle-ci (article 75 §1

de la loi électorale communale).

Bij de benoeming van de burgemeester zal ik
dezelfde criteria hanteren als mijn voorgangers.

Deze criteria werden uiteengezet in voormelde
omzendbrief van 26 juli 2000.

Les dossiers seront traités dans leur ordre
d'arrivée, à condition toutefois que les élections
soient validées et que les avis du gouverneur de
province et du procureur général près la cour
d'appel de Bruxelles soient favorables.
Sommige voordrachtakten die op mijn
departement binnenkomen, kunnen, om
verschillende redenen, niet onmiddellijk worden
behandeld.

1. Les élections ont été annulées par la

députation permanente ou par le Conseil
d'Etat en degré d'appel et l'élection doit
être recommencée dans la commune en
cause. Après les élections de 1994, les
élections ont été annulées dans 4
communes: Middelkerke, St Gilles, St

Josse-sur-Meuse, Sivry-Rance.

2. Un recours suspensif a été introduit au

Conseil d'Etat contre la décision de la
députation permanente et le conseil n'a
pas encore statué.

3. Le ou les actes de présentation déposés

pour la fonction de bourgmestre ne
satisfont pas aux conditions légales ou ne
sont pas appuyés par une majorité des
conseillers communaux et un nouvel acte
de présentation est demandé par arrêté
royal.

4. Plusieurs actes de présentation sur

lesquels certains conseillers communaux
ont signé deux fois ou plus ont été
introduits, ce qui ne permet pas d'établir
avec certitude quelle majorité soutient
quel candidat bourgmestre. Dans un tel
cas, il faut attendre les élections des
échevins au début du mois de janvier pour
pouvoir déterminer quel candidat dispose
d'une majorité au sein du conseil
communal.

De procureur-generaal heeft laten weten dat hij
vooralsnog geen definitief advies omtrent de
voorgedragen kandidaat-burgemeester kan
uitbrengen omdat een gerechtelijk onderzoek of
strafrechtelijke vervolging aan de gang is.

Pour assurer un déroulement optimal de la
nomination des bourgmestres, deux sections ont
été créées: une section francophone et une
section néerlandophone, composées des agents
de la direction des affaires locales et complétées
par des agents d'autres services de mon
département. Il s'agit d'agents qui ont de
l'expérience dans le traitement de pareils
dossiers. Les services m'ont indiqué que, très
normalement, plus de 80% des dossiers
pourraient être traités avant la fin du mois de
décembre.

14.03 Pieter De Crem (CVP): Mijnheer de

voorzitter, ik dank de minister voor zijn
verduidelijkingen. Het feit dat hij bijzondere
secties - een

Franstalige

een

Nederlandstalige - opricht, zal de zaak kunnen
bespoedigen.

Ik heb één interpretatieprobleem. De
provinciegouverneur en de procureur-generaal
moeten een advies formuleren. Ik veronderstel dat
de procureur-generaal binnen het ambtsgebied dit
advies geeft en niet alleen de procureur-generaal
van Brussel? Is dat correct?

14.04 Antoine Duquesne, ministre: La

commune, bien sûr. Il peut y avoir des infractions

CRIV 50

COM 293

14/11/2000

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

commises dans d'autres ressorts, mais alors le
procureur général doit prendre les
renseignements nécessaires auprès de son
collègue.

14.05 Pieter De Crem (CVP): Mijnheer de

voorzitter, sta mij toe nog een opmerking te
maken over de eigenlijke voordrachtakte van de
burgemeester. Een aantal voorgedragen
burgemeesters hebben een document moeten
kopiëren uit het Belgisch Staatsblad van 30
augustus. Alleen al de fysieke ruimte om op een
degelijke wijze namen, voornamen, anciënniteit en
dergelijke in te vullen was niet optimaal. Kunnen
we tegen volgende gemeenteraadsverkiezingen
daarvoor een uniform en duidelijk document
uitvaardigen?

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

15 Mondelinge vraag van de heer Karel Van

Hoorebeke aan de minister van Binnenlandse
Zaken over "de minimumnormen voor de
personeelsbezetting van de toekomstige
politiezones" (nr. 2639)

15 Question orale de M. Karel Van Hoorebeke

au ministre de l'Intérieur sur "les normes
minimales d'occupation du personnel dans les
futures zones de police" (n° 2639)

15.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mijnheer

de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de
voorbereiding van de politiehervorming die vanaf 1
januari 2001 moet ingaan, verloopt vrij onduidelijk.
Vorige vrijdag zou opnieuw het overleg zijn gestart
en daags voordien zou er een honderdvijftig
bladzijden tellend document met voorstellen,
onder meer inzake reglementswijzigingen, aan de
onderhandelaars zijn bezorgd. Ze konden de
bespreking ervan dus onmogelijk grondig
voorbereiden.

Er blijven inderdaad heel wat onduidelijkheden. Zo
is niet klaar welke minimumnormen zullen worden
gehanteerd voor de personeelsbezetting van de
politiezones. Ik heb een aantal precieze vragen en
het is ongetwijfeld gemakkelijker ze te
beantwoorden aan de hand van een concreet
voorbeeld. Mijnheer de minister, als een
politiezone 800 politiemensen in totaal telt,
hoeveel daarvan zijn er officier? Hoeveel ervan
zullen behoren tot het middenkader en hoeveel tot
het basiskader? Dit lijkt misschien een louter
theoretische oefening, maar het is niet
onbelangrijk om nu reeds de minimumnormen
vast te leggen, omdat dit verband houdt met
eventuele mutaties. Sommige politiemensen

weten nog steeds niet of ze in een bepaalde
politiezone kunnen blijven, dan wel of ze zullen
worden overgeplaatst. Vandaar dat er zo vlug
mogelijk duidelijkheid moet worden gecreëerd.

15.02 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le

président, monsieur Van Hoorebeke,
malheureusement vous n'étiez pas là, tout à
l'heure, lorsque j'ai répondu de manière
circonstanciée à l'interpellation de M. Simonet qui
a posé les mêmes questions.

Nous avons déterminé - cela sera répété à tous
les bourgmestres du pays - les zones à partir
d'une situation existante, fondée sur la capacité à
faire face aux douze fonctionnalités que chaque
zone de police doit assurer. Je considère donc
que, dans l'état actuel des choses, toutes les
communes satisfont à ce critère de fonctionnalité.

La question de savoir comment répartir les
moyens se pose également. A cette fin, il faut se
baser sur des critères objectifs et nous pensons
que ceux avancés par la KUL sont excellents. Ils
n'ont, bien entendu, pas la prétention de fixer une
norme idéale, mais compte tenu du nombre de
policiers disponibles sur l'ensemble du territoire, et
de l'expérience du passé, ils indiquent ce qui
aurait dû normalement se produire dans chacune
des zones. C'est donc sur cette base que nous
effectuons la répartition des moyens en cumulant
d'ailleurs les effectifs de police (policiers et
gendarmes). C'est la raison pour laquelle la
situation des zones de police sera améliorée dans
un certain nombre de cas.

Demain, il faudra fixer une norme idéale. Mais il
faut attendre l'expérience des zones de police et
de la police fédérale avant d'y arriver.

En ce qui concerne le cadre, on a voulu une police
locale en respectant l'autonomie locale en

fonction des besoins. Ce sont donc les autorités
locales qui devront régler les problèmes de
répartition des effectifs dans l'ensemble du cadre
minimal arrêté.

Je donnerai, dans les prochains jours, toutes les
indications précises en la matière car je suis bien
conscient que les hommes et les bourgmestres
attendent des réponses.

15.03 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mijnheer

de voorzitter, ik dank de minister voor zijn
antwoord. Mijnheer de minister, ik noteer dat u
refereert aan de studie die de KUL gemaakt heeft.
Deze studie tekent een aantal hanteerbare
normen uit. U maakt dit model echter nog niet

CRABV 50

COM 293

14/11/2000

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

INHOUD

SOMMAIRE

Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Willy Cortois aan de minister van
Binnenlandse Zaken over "de toekomstige
federale politiestructuur, meer bepaald in Brussel,
Halle en Vilvoorde" (nr. 2556)
- de heer Bart Laeremans aan de minister van
Binnenlandse Zaken over "de politiehervorming in
Halle-Vilvoorde" (nr. 2657)

Questions orales jointes de
- M. Willy Cortois au ministre de l'Intérieur sur 'la
future structure de la police fédérale, plus
particulièrement à Bruxelles, Hal et Vilvorde' (n°
2556)
- M. Bart Laeremans au ministre de l'Intérieur sur
'la réforme de la police à Hal-Vilvorde' (n° 2657)

Sprekers: Willy Cortois, Bart Laeremans,
Antoine Duquesne, minister van
Binnenlandse Zaken

Orateurs: Willy Cortois, Bart Laeremans,
Antoine Duquesne, ministre de l'Intérieur

Mondelinge vraag van Mevr. Karine Lalieux aan
de minister van Binnenlandse Zaken over "de
heroriëntering van het regeringsbeleid inzake de
veiligheidscontracten" (n°2567)

Question orale de Mme Karine Lalieux au ministre
de l'Intérieur sur "la réorientation de la politique
gouvernementale en matière de contrats de
sécurité" (n°2567).

Sprekers:

Karine Lalieux, Antoine

Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken

Orateurs:

Karine Lalieux, Antoine

Duquesne, ministre de l'Intérieur

Mondelinge vraag van de heer Karel Van
Hoorebeke aan de minister van Binnenlandse
Zaken over "de omschakeling van een landelijk
politiekorps naar een politiekorps met stedelijk
karakter" (nr. 2580)

Question orale de M. Karel Van Hoorebeke au
ministre de l'Intérieur sur "la transformation d'un
corps de police rural en un corps de police à
caractère urbain" (n° 2580)

Sprekers: Karel Van Hoorebeke, Antoine
Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken

Orateurs: Karel Van Hoorebeke, Antoine
Duquesne, ministre de l'Intérieur

Interpellatie van de h. Jacques Simonet tot de
minister van Binnenlandse Zaken over "De
hervorming van de politiediensten" (nr. 531)

Interpellation de M. Jacques Simonet au ministre
de l'Intérieur sur "La réforme des polices" (n° 531)

Sprekers: , Antoine Duquesne, minister van
Binnenlandse Zaken , Jean-Pierre
Detremmerie, Filip Anthuenis

Orateurs: , Antoine Duquesne, ministre de
l'Intérieur , Jean-Pierre Detremmerie, Filip
Anthuenis

Interpellatie van de heer Richard Fournaux tot de
minister van Binnenlandse Zaken over "de
bijkomende kosten van de eenheidspolitie" (nr.
520)

Interpellation de M. Richard Fournaux au ministre
de l'Intérieur sur "sur les coûts supplémentaires
engendrés par la police unifiée" (n° 520)

Sprekers:

Richard Fournaux, Antoine

Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
, Jean-Pierre Detremmerie

Orateurs:

Richard Fournaux, Antoine

Duquesne, ministre de l'Intérieur , Jean-
Pierre Detremmerie

Moties

Motions

Mondelinge vraag van de heer Jean-Pierre
Detremmerie aan de minister van Binnenlandse
Zaken over "de proefpolitiezones" (nr. 2607).

Question orale de M. Jean-Pierre Detremmerie au
ministre de l'Intérieur sur "les zones de police
`pilotes'" (n° 2607).

Sprekers: Jean-Pierre Detremmerie, Antoine
Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
, Richard Fournaux

Orateurs: Jean-Pierre Detremmerie, Antoine
Duquesne, ministre de l'Intérieur , Richard
Fournaux

Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
creatie van een operationele eenheid van de
civiele bescherming in de provindie Limburg" (nr.
2597)

Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre
de l'Intérieur sur "la création d'une unité
opérationnelle de la protection civile dans la
province du Limbourg" (n° 2597)

Sprekers:

Jo Vandeurzen, Antoine

Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken

Orateurs:

Jo Vandeurzen, Antoine

Duquesne, ministre de l'Intérieur

14/11/2000

CRABV 50

COM 293

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

Mondelinge vraag van de heer Marcel Hendrickx
aan de minister van Binnenlandse Zaken over
"het uitvoeringsbesluit op de wet tot invoering van
gemeentelijke administratieve sancties" (nr 2609)

Question orale de M. Marcel Hendrickx au
ministre de l'Intérieur sur "l'arrêté d'exécution de
la loi relative aux sanctions administratives dans
les communes" (n° 2609)

Sprekers:

Marcel Hendrickx, Antoine

Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken

Orateurs:

Marcel Hendrickx, Antoine

Duquesne, ministre de l'Intérieur

Sprekers:

Bart Laeremans, Antoine

Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken

Orateurs:

Bart Laeremans, Antoine

Duquesne, ministre de l'Intérieur

Sprekers:

Bart Laeremans, Antoine

Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken

Orateurs:

Bart Laeremans, Antoine

Duquesne, ministre de l'Intérieur

Mondelinge vraag van de heer Bart Laeremans
aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
aanstelling van een Nederlandsonkundige
plaatsvervanger van de burgemeester van
Brussel-stad" (nr 2626)

Question orale de M. Bart Laeremans au ministre
de l'Intérieur sur "la nomination d'une personne
ne parlant pas le néerlandais comme suppléant
du bourgmestre de Bruxelles-ville" (n° 2626)

Sprekers:

Bart Laeremans, Antoine

Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken

Orateurs:

Bart Laeremans, Antoine

Duquesne, ministre de l'Intérieur

Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan
de minister van Binnenlandse Zaken over "de
samenvoeging van de Gerechtelijke Politie en de
BOB van de Rijkswacht tot de gedeconcentreerde
eenheden van de Federale Politie in de
gerechtelijke arrondissementen Veurne en Ieper"
(nr 2627)

Question orale de M. Yves Leterme au ministre de
l'Intérieur sur "la fusion de la police judiciaire et de
la BSR de la gendarmerie en unités
déconcentrées de la police fédérale dans les
arrondissements judiciaires de Furnes et
d'Ypres"(n° 2627)

Sprekers: Yves Leterme, Antoine Duquesne,
minister van Binnenlandse Zaken

Orateurs: Yves Leterme, Antoine Duquesne,
ministre de l'Intérieur

Mondelinge vraag van de heer Pieter De Crem
aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
chaos bij de aangiften van de
verkiezingsuitgaven" (nr 2642)

Question orale de M. Pieter De Crem au ministre
de l'Intérieur sur "le chaos en matière de
déclarations des dépenses électorales"(n°2642)

Sprekers:

Pieter De Crem, Antoine

Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken
, Yves Leterme, Paul Tant

Orateurs:

Pieter De Crem, Antoine

Duquesne, ministre de l'Intérieur , Yves
Leterme, Paul Tant

Mondelinge vraag van de heer Pieter De Crem
aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
voorbereiding van de benoeming van
burgemeesters" (nr 2643)

Question orale de M. Pieter De Crem au ministre
de l'Intérieur sur "la préparation de la nomination
des bourgmestres" (n° 2643)

Sprekers:

Pieter De Crem, Antoine

Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken

Orateurs:

Pieter De Crem, Antoine

Duquesne, ministre de l'Intérieur

Mondelinge vraag van de heer Karel Van
Hoorebeke aan de minister van Binnenlandse
Zaken over "de minimumnormen voor de
personeelsbezetting van de toekomstige
politiezones" (nr 2639)

Question orale de M. Karel Van Hoorebeke au
ministre de l'Intérieur sur "les normes minimales
d'occupation du personnel dans les futures zones
de police" (n° 2639)

CRABV 50

COM 293

14/11/2000

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

COMMISSIE VOOR DE

BINNENLANDSE ZAKEN, DE

ALGEMENE ZAKEN EN HET

OPENBAAR AMBT

COMMISSION DE L'INTÉRIEUR,

DES AFFAIRES GÉNÉRALES ET

DE LA FONCTION PUBLIQUE

van

DINSDAG

NOVEMBER

2000

10:00 uur

______

MARDI

NOVEMBRE

2000

10:00 heures

______

De vergadering wordt geopend om 10.14 uur door
de heer Paul Tant, voorzitter.

La séance est ouverte à 10.14 heures par M. Paul
Tant , président.

01 Samengevoegde mondelinge vragen van

- de heer Willy Cortois aan de minister van
Binnenlandse Zaken over "de toekomstige
federale politiestructuur, meer bepaald in
Brussel, Halle en Vilvoorde" (nr. 2556)
- de heer Bart Laeremans aan de minister van
Binnenlandse Zaken over "de politiehervorming
in Halle-Vilvoorde" (nr. 2657)

01 Questions orales jointes de

- M. Willy Cortois au ministre de l'Intérieur sur 'la
future structure de la police fédérale, plus
particulièrement à Bruxelles, Hal et Vilvorde' (n°
2556)
- M. Bart Laeremans au ministre de l'Intérieur sur
'la réforme de la police à Hal-Vilvorde' (n° 2657)

01.01 Willy Cortois (VLD): Volgens de wet van 7

december 1998 tot oprichting van een
geïntegreerde politiedienst zal de federale politie
per gerechtelijk arrondissement gedeconcentreerde
eenheden van bestuurlijke en gerechtelijke politie
omvatten. Dat geldt dus ook voor Brussel-Halle-
Vilvoorde. De rijkswacht heeft er nu een
operationele eenheid in Asse, die goed samenwerkt
met de gemeentebesturen. Te vrezen valt dat er
voor het arrondissement één directeur-coördinator
zou komen. Het criminaliteitsbeeld van het landelijk
gebied verschilt sterk van dat van het stedelijk
gebied.

Wat is de stand van zaken? Blijft de operationele
structuur in Asse verder werken, onafhankelijk van
Brussel?

01.01 Willy Cortois (VLD): Conformément à la loi

du 7 décembre 1998 organisant un service de
police intégré, la police fédérale comprendra dans
chaque arrondissement judiciaire des unités
déconcentrées de la police administrative et
judiciaire. Cela sera donc également le cas à
Bruxelles-Hal-Vilvorde. La gendarmerie dispose
actuellement d'une unité opérationnelle à Asse qui
collabore efficacement avec les autorités
communales. On peut craindre que l'on nomme un
seul directeur-coordinateur pour cet
arrondissement. Or, la criminalité des régions
rurales est très différente de celle des zones
urbaines.

Où en est la situation ? La structure opérationnelle
continuera-t-elle à fonctionner à Asse,
indépendamment de Bruxelles ?

01.02 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Er blijft

onduidelijkheid bestaan over de politiehervorming in
Halle-Vilvoorde. Volgens de eerste minister zou de
gedeconcentreerde dienst van Brussel-Halle-
Vilvoorde twee aparte directies krijgen. Vandaag
lijkt dat weer niet zo zeker. Wij zijn geen

01.02 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):

L'incertitude continue de planer sur la réforme de la
police à Hal-Vilvorde. Selon le premier ministre, le
service déconcentré de Bruxelles-Hal-Vilvorde
aurait deux directions distinctes. Aujourd'hui, cela
ne semble plus aussi sûr. Nous ne sommes pas

14/11/2000

CRABV 50

COM 293

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

voorstander van twee aparte directies, maar wij
vragen duidelijkheid. Wanneer gaat de
eengemaakte politie in Brussel-Halle-Vilvoorde van
start? Welke structuur krijgt die eengemaakte
politie? Krijgen we twee evenwaardige directies,
een directeur en een adjunct of een directeur en
twee adjuncten?

Wat gebeurt er met het hoofdkwartier van Asse?
Zal het een eigen beleid kunnen voeren?

favorables à la solution des deux directions
distinctes, mais nous demandons la clarté. Quand
le service de police intégré sera-t-il opérationnel à
Bruxelles-Hal-Vilvorde ? Quelle sera sa structure ?
Y aura-t-il deux directions équivalentes, un directeur
et un adjoint ou un directeur et deux adjoints ?

Qu'adviendra-t-il du quartier général d'Asse

Pourra-t-il mener sa propre politique ?

01.03 Minister Antoine Duquesne : Artikel 94 van

de wet van 7 december 1998 bepaalt dat het
ambtsgebied en de zetel van de gedeconcentreerde
diensten samenvallen met die van de gerechtelijke
arrondissementen. Bij KB kan daarvan worden
afgeweken wegens bijzondere omstandigheden.
Volgens mij zijn er op dit ogenblik niet zulke
bijzondere omstandigheden.

01.03 Antoine Duquesne , ministre: L'article 94 de

la loi du 7 décembre 1998 prévoit que le ressort et
le siège des services déconcentrés correspondent à
ceux des arrondissements judiciaires. Il pourra être
dérogé à cette règle par arrêté royal pour cause de
circonstances particulières. Selon moi, il n'y a en ce
moment pas de circonstances particulières.

Gelet op de uitzonderlijke densiteit van dit
arrondissement en in navolging van wat de minister
van Justitie terzake in zijn bevoegdheidsdomein
deed, zal ik ervoor zorgen dat het arrondissement
een specifieke organisatiestructuur krijgt.

Cependant, en raison de la densité exceptionnelle
de cet arrondissement, je veillerai à mettre en place
une organisation spécifique, comme l'a d'ailleurs
fait mon collègue de la Justice, dans le domaine qui
est le sien.

De federale politie zal op 1 januari 2001 van start
gaan in Brussel, zoals elders. Voor het
arrondissement Brussel komt er een gerechtelijk
directeur en een administratief directeur-
coördinator. De gebouwen van het rijkswachtdistrict
Asse hebben nog geen bestemming gekregen.

La police fédérale sera opérationnelle le 1

janvier

2001, à Bruxelles comme ailleurs. Un directeur
judiciaire et un directeur-coordinateur administratif
seront désignés pour l'arrondissement de Bruxelles.
Les bâtiments du district de gendarmerie d'Asse
n'ont pas encore trouvé de nouvelle affectation.

01.04 Willy Cortois (VLD): Het antwoord van de

minister laat nog enkele vragen open. Ik zal daarop
terugkomen.

01.04 Willy Cortois (VLD): La réponse du ministre

laisse quelques questions en suspens. J'y
reviendrai.

01.05 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): De

vrees van politie en burgemeesters wordt dus
bevestigd. Er komen blijkbaar geen twee
gedeconcentreerde diensten. Er komt één
algemene coördinatie voor het ganse
arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde. De
toekomst van het hoofdkwartier te Asse is dus
onzeker. Men gaat in feite een nieuwe unitaire
structuur oprichten, waartegen veel verzet zal rijzen.

01.05 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Ceci

confirme donc la crainte de la police et des
bourgmestres. Il n'y aura probablement pas deux
services déconcentrés. Il n'y aura pour tout
l'arrondissement de Bruxelles-Hal-Vilvorde qu'une
seule coordination générale. L'avenir du quartier
général d'Asse est donc incertain. On va en fait
créer une nouvelle structure unitaire qui donnera
lieu à de nombreuses oppositions.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

02 Mondelinge vraag van Mevr. Karine Lalieux

aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
heroriëntering van het regeringsbeleid inzake de
veiligheidscontracten" (n°2567)

02 Question orale de Mme Karine Lalieux au

ministre de l'Intérieur sur "la réorientation de la
politique gouvernementale en matière de
contrats de sécurité" (n°2567).

02.01 Karine Lalieux (PS): In februari pleitte u

voor een heroriëntering van het regeringsbeleid
inzake de veiligheidscontracten. U kondigde toen

02.01 Karine Lalieux (PS): En février, vous

plaidiez pour une réorientation de la politique
gouvernementale en matière de contrats de

CRABV 50

COM 293

14/11/2000

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

aan dat het Vast Secretariaat voor het
preventiebeleid met een studie zou worden belast.
Wanneer zullen we over de resultaten van die
studie kunnen beschikken ? Wanneer zullen de
bevindingen van het VSPP gepubliceerd worden ?
Zullen de veiligheidscontracten in 2001 op ruime
schaal worden voortgezet ? Wat zal het aandeel
van het aspect "preventie" in de herziene contracten
zijn ?

sécurité et vous annonciez qu'une étude serait
commandée au Secrétariat permanent à la
prévention.Quand disposera-t-on des résultats de
cette étude ? Quand seront-ils rendus publics ? Les
contrats de sécurité seront-ils largement poursuivis
en 2001 ? Quelle sera la part de la prévention dans
les contrats « revisités » ?

02.02 Minister Antoine Duquesne : Men schrijft mij

snelle beoordelingen toe die ik nooit heb
uitgesproken. Uiteraard moesten de beste
contracten de voorrang krijgen.
De globale evaluatie van de veiligheids- en
samenlevingscontracten en de preventiecontracten
is afgerond. Dit is trouwens vrijdag nog op de
ministerraad ter sprake gekomen.

Zodra de evaluatie door de ministerraad is
goedgekeurd, zullen de resultaten aan de betrokken
gemeenten worden meegedeeld. De voortzetting
van de contracten staat ter discussie, maar de
regering heeft wel al ingestemd met de verlenging
van de lopende contracten tot 30 juni 2001.

Het aspect "politie" zou in de loop van 2001 uit de
veiligheids- en samenlevingscontracten gelicht en in
de federale dotatie voor de politiezones
geïntegreerd moeten worden. In de toekomst zullen
de contracten dus enkel nog niet-politionele
criminaliteitspreventieprojecten behelzen.

02.02 Antoine Duquesne , ministre: On m'a fait

porter des jugements sommaires qui ne sont pas
les miens. Il fallait, à l'évidence, favoriser les
meilleurs contrats.
L'évaluation globale des contrats de sécurité et de
société ainsi que celle des contrats de prévention
est terminée. Il en a d'ailleurs encore été question
vendredi au Conseil des ministres.

Lorsque l'évaluation aura été approuvée au Conseil
des ministres, les résultats en seront communiqués
aux communes concernées. La poursuite des
contrats est en discussion, mais le gouvernement a
accepté la prolongation des contrats actuels
jusqu'en juin 2001.

Le volet police des contrats de sécurité et de
société devrait être supprimé au cours de l'an 2001,
et intégré dans la dotation fédérale aux zones de
police. Les futurs contrats ne viseraient donc plus
que les projets de prévention non policière de la
criminalité.

De door u nagestreefde doelstelling zal dan volledig
omlijnd zijn. Over het gedeelte preventie zal op
gemeentelijk niveau worden onderhandeld, terwijl
het politiegedeelte een zone bestrijkt.

L'objectif que vous souhaitez sera alors
complètement identifié. Le volet de prévention fait
l'objet d'une négociation au niveau d'une commune
alors que le volet policier concerne, lui, une zone.

02.03 Karine Lalieux (PS): Vanaf 30 juni heerst er

dus onzekerheid.

02.03 Karine Lalieux (PS): A partir du 30 juin,

c'est donc l'incertitude.

02.04 Minister Antoine Duquesne : Ik zie niet in

waarom men de voor preventie inzake veiligheid
uitgetrokken begroting zou terugschroeven.

Nagenoeg 3000 betrekkingen blijven gehandhaafd.
Afhankelijk van de heroriëntering is het mogelijk dat
de voorgestelde maatregelen andere gemeenten
ten goede komen.

Inzake de veiligheidscontracten mag men zich niet
op het noodlot beroepen, omdat alle gemeenten
met problemen kunnen worden geconfronteerd. Die
problemen zijn uiterst verscheiden, en wat de
toekenning van de middelen betreft, moet voorrang
worden gegeven aan de gemeenten die door hun
sociaal-economische situatie meer moeite hebben
om een preventiebeleid te implementeren.

02.04 Antoine Duquesne , ministre: Je ne vois

pas pourquoi on réduirait le budget consacré à la
prévention en matière de sécurité.

Quelque 3.000 postes sont conservés. Mais, en
fonction de la réorientation, il est possible que
d'autres communes soient bénéficiaires des
dispositions proposées.

Il n'y a pas de fatalité en matière de contrats de
sécurité, car toutes les communes peuvent
connaître des problèmes. Ceux-ci sont
extrêmement variés et, quant aux moyens
accordés, il faut privilégier les communes qui ont
davantage de difficultés à mettre en oeuvre une
politique de prévention en raison de leur situation
socio-économique.

14/11/2000

CRABV 50

COM 293

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

03 Mondelinge vraag van de heer Karel Van

Hoorebeke aan de minister van Binnenlandse
Zaken over "de omschakeling van een landelijk
politiekorps naar een politiekorps met stedelijk
karakter" (nr. 2580)

03 Question orale de M. Karel Van Hoorebeke au

ministre de l'Intérieur sur "la transformation d'un
corps de police rural en un corps de police à
caractère urbain" (n° 2580)

03.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Heel wat

landelijke gemeenten hebben hun politiekorps al
omgeschakeld naar een stedelijke politie. Daardoor
is onvrede ontstaan bij de politiediensten die nog
niet omgeschakeld zijn, vooral bij de veldwachters.
Is de datum voor de overschakeling al verstreken?
Kunnen die gemeenten vooralsnog overschakelen?
Hoeveel gemeenten zijn nog niet overgeschakeld?
Is er thans discriminatie tussen die twee soorten
politie? Zal dat aanleiding geven tot onvrede door
het verschil in verloning?

03.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): De

nombreuses communes rurales ont déjà transformé
leur corps de police en police urbaine. Cela a
suscité le mécontentement des corps de police qui
n'ont pas encore été transformés, en particulier des
gardes champêtres. La date de la transformation
est-elle déjà passée ? Ces communes peuvent-
elles encore procéder à la transformation

Combien de communes n'ont-elles pas encore
procédé à la transformation ? Cette situation n'est-
elle pas cause de discriminations ? Ne risque-t-elle
pas de susciter un malaise dû à la différence de
salaire ?

03.02 Minister Antoine Duquesne : Artikel 171 van

de nieuwe gemeentewet behoudt de mogelijkheid
om van een landelijk politiekorps te evolueren naar
een stedelijk korps. Het voorkeurregime van
landelijke politiekorpsen vervalt wel. Zij kunnen niet
langer een bevordering genieten zonder aan de
statutair opgelegde voorwaarden te beantwoorden.
De bevordering is niet langer een bijzonder effect
van de overgang naar een stedelijk korps. Wat de
inschaling in de nieuwe graad betreft, maken de
gevolgde regels geen onderscheid tussen de
landelijke en de stedelijke politie. Er zijn momenteel
nog 152 gemeenten met een landelijk korps.

03.02 Antoine Duquesne , ministre: L'article 171

de la nouvelle loi communale maintient la possibilité
pour un corps de police rural d'évoluer vers un
corps urbain. En revanche, le régime préférentiel
des corps de police ruraux disparaît. Toute
promotion est subordonnée au respect des
conditions statutaires. La promotion ne constitue
plus un effet particulier de la transformation en
corps urbain.
En ce qui concerne la concordance des grades, les
règles suivies ne distinguent pas les polices rurale
et urbaine. A l'heure actuelle, 152 communes
disposent encore d'un corps de police rural.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

04 Interpellatie van de h. Jacques Simonet tot de

minister van Binnenlandse Zaken over "De
hervorming van de politiediensten" (nr. 531)

04 Interpellation de M. Jacques Simonet au

ministre de l'Intérieur sur "La réforme des
polices" (n° 531)

04.01 Jacques Simonet (PRL FDF MCC): De

voor de politiezones geplande regeling is
vergelijkbaar met de bestaande OCMW-regeling.

De instelling van de politieke organen van de
politiezones op 1 januari 2002 zou probleemloos
moeten verlopen. Er moeten echter nog
uitvoeringsbesluiten worden goedgekeurd alvorens
de politiezones een eigen rechtspersoonlijkheid
(artikel 9 van de wet van 7 december 1998)
verwerven. Wanneer zouden die besluiten worden
goedgekeurd?

De politiezones worden deels door de staat en
deels door de gemeenten gefinancierd. Ook op dit

04.01 Jacques Simonet (PRL FDF MCC): On a

prévu pour les zones de police une situation
analogue à celle des CPAS.

Au 1

janvier 2002, la mise en place des organes

politiques de la zone devrait se passer sans
inconvénient. L'acquisition par la zone de sa
personnalité juridique (article 9 de la loi du 7
décembre 1998) demande cependant encore des
arrêtés d'application. A quelle date ceux-ci seront-ils
pris ?

Quant au budget de la zone, il est à la fois à la
charge de l'État et des communes et, là aussi, on

CRABV 50

COM 293

14/11/2000

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

vlak is het wachten op de koninklijke besluiten.

attend des arrêtés royaux.

De beleidsmensen mogen niet vergeten dat de
Gewesten, met name op het gebied van de
begrotingen, de gemeenten al circulaires
bezorgden. De Brusselse circulaire was terzake
heel duidelijk. Zolang de Staat zich niet over de
budgettaire gevolgen van de personeelstransfers
heeft uitgesproken, blijf dit echter onvoldoende. Ik
heb artikel 40 van de wet van 7 december 1998
aandachtig gelezen. Ik ken ook de financiële situatie
van een aantal Brusselse gemeenten. Ik ben dan
ook geenszins gerustgesteld. Om het beheer en de
administratieve autonomie van de gemeenten
gestalte te kunnen geven, moeten
uitvoeringsbesluiten worden goedgekeurd die
inzonderheid het personeelsbestand en de
mobiliteitsregels voor de agenten vaststellen.
Wanneer komen die besluiten er? Er werd vaak
opgemerkt dat bepaalde Brusselse burgemeesters
wogen op de uitvoering van de politiehervorming.
De overplaatsing van de rijkswachtbrigades naar de
politiezones stelt hen echter voor problemen. De
federale overheid zou moeten vaststellen hoeveel
federale agenten moeten worden overgeplaatst.
Personeel werven is echter moeilijk en de
personeelsformatie is sterk onderbezet.

Les responsables ne devraient pas oublier que les
Régions ont déjà transmis des circulaires aux
communes, notamment pour les budgets. La
circulaire bruxelloise a été très précise à ce sujet.
Mais c'est insuffisant tant que l'État ne se sera pas
prononcé sur les conséquences budgétaires du
transfert du personnel. Je ne suis guère rassuré car
j'ai bien lu l'article 40 de la loi du 7 décembre 1998
et je connais la situation financière de certaines
communes bruxelloises. Pour concrétiser la faculté
de gestion et assurer l'autonomie administrative des
communes, des arrêtés d'exécution doivent encore
être pris, notamment pour établir le cadre du
personnel et fixer les modalités de mobilité des
agents. Dans quels délais ces arrêtés seront-ils
pris ? La pesanteur de l'application de la réforme
dans le chef de certains bourgmestres bruxellois a
été souvent remarquée, mais le transfert des
brigades de gendarmerie vers les zones de police
leur pose des problèmes. Le pouvoir fédéral devrait
fixer le nombre d'agents fédéraux à transférer.
Cependant, il se pose un problème de recrutement
et les cadres sont largement incomplets.

Men weet echter dat in de politiezones meer taken
zullen moeten worden uitgevoerd dan nu het geval
is. Zal de minister dienaangaande rekening houden
met de specifieke situatie in Brussel? Men zegt dat
800 rijkswachters naar de zes Brusselse zones
zullen worden overgeheveld. Wat met de
overheveling van de loonkost? Sommige
rijkswachters zouden thans immers tot veertien uur
per dag werken, ook al kan dat volgens hun statuut
niet.

De politiezones zullen tevens onder het toezicht van
de Gewesten staan. Bestaat er geen gevaar dat zij
zich op het terrein van de toeziende federale
overheid begeven?

Inzake het gewone toezicht van de Gewesten en de
overheveling van rijkswachters naar de
gemeentelijke politiezones, heeft men vastgesteld
dat er verschillen zijn tussen rijkswachters en
agenten van de gemeentepolitie wat de talenkennis
betreft. Welke maatregelen zal u treffen om een en
ander recht te trekken? Heeft u dat bij de vice-
gouverneur van het administratief arrondissement
aangekaart?

U oordeelt dat sommige Brusselse gemeenten
eerder terughoudend ten opzichte van de
tenuitvoerlegging van de hervorming staan, maar

Or, on le sait, les missions qui seront confiées aux
zones de police dépasseront les missions actuelles.
Le ministre va-t-il prendre en compte la spécificité
bruxelloise à cet égard ? On parle du transfert de
800 gendarmes vers les six zones bruxelloises.
Mais parlera-t-on du transfert de charges horaires ?
En effet, certains gendarmes travaillent aujourd'hui
jusqu'à quatorze heures par jour alors que le statut
ne le permet pas.

Les zones de police se trouveront aussi sous la
tutelle des Régions. N'y a-t-il pas un risque de
télescopage avec la tutelle fédérale ?

En ce qui concerne la tutelle ordinaire des Régions
et le transfert des gendarmes vers les zones de
police communale, on a pu remarquer qu'il existe
des distorsions entre gendarmes et policiers
communaux en matière de connaissances
linguistiques. Quelles sont vos intentions pour
redresser cette situation

? Avez-vous eu des

contacts avec le vice-gouverneur de
l'arrondissement administratif pour évoquer ce
problème ?

Vous jugez que certaines municipalités bruxelloises
sont assez frileuses par rapport à la mise en oeuvre
de la réforme. Mais dès qu'elles connaîtront les

14/11/2000

CRABV 50

COM 293

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

zodra zij van de minimale normen en de overige
regelgevende bepalingen in kennis zullen worden
gesteld, zullen zij bij het opstellen van hun begroting
hun inbreng kunnen becijferen. Er is ten minste één
bijkomende zone in Brussel, die van Vorst-Sint-
Gillis-Anderlecht, die bereid is het voortouw te
nemen.

normes minimales et autres dispositions
réglementaires, elles pourront intégrer leur
participation dans leur budget. Il y a au moins une
zone supplémentaire à Bruxelles, celle de Forest-
Saint-Gilles-Anderlecht, qui est prête à prendre les
devants.

04.02 Minister Antoine Duquesne : Ik dank de

heer Simonet voor zijn twee interpellaties, de
interpellatie die werd aangekondigd en degene die
hij daadwerkelijk gehouden heeft. (Glimlachjes) Het
staat u natuurlijk altijd vrij om aanvullende
informatie te vragen. Ik begrijp wel dat onze
burgemeesters nadere toelichting willen, maar de
tenuitvoerlegging van die hervorming is waarlijk een
titanenwerk.

Zoals ik gisteren ook al zei in Schoten, is het
uitgesloten dat de gemeenten eventuele
onvoorziene meerkosten zouden moeten dragen.

De nieuwe politie wordt op 1 januari geïnstalleerd.
Op 1 april 2001 worden de nieuwe statuten van
kracht, en ik hoop dat we het hele jaar 2001 lang
zullen kunnen benutten om de plaatselijke
politiekorpsen in te stellen. Daartoe zal ik het
Parlement een wijziging van de wet van 1998
voorstellen, teneinde sommige voorwaarden voor
de instelling van een plaatselijk politiekorps weg te
laten. Het besluit tot vaststelling van de procedure
voor de benoeming van de korpschef is reeds in het
Belgisch Staatsblad verschenen.

04.02 Antoine Duquesne , ministre: Je remercie

M. Simonet pour ses deux interpellations, celle
annoncée et celle développée (Sourires). Mais vous
êtes toujours les bienvenus pour obtenir des
renseignements supplémentaires. Je comprends
que nos bourgmestres attendent des prévisions,
mais la mise en oeuvre de cette réforme est
titanesque.

Comme je le disais hier à Schoten, il est exclu que
l'on fasse supporter aux communes un éventuel
coût supplémentaire de charges non prévues.

C'est le 1

janvier que la nouvelle police sera

installée. Le 1

avril 2001, les nouveaux statuts

entreront en vigueur et j'espère que l'on mettra à
profit toute l'année 2001 pour mettre en place les
corps de police locale. À cette fin, je vais proposer
au Parlement une modification de la loi de 1998 afin
de supprimer certaines conditions pour la mise en
place d'un corps de police locale. L'arrêté fixant la
procédure de nomination du chef de corps a déjà
paru au Moniteur.

De nieuwe maatregelen moeten in de loop van
2001 in de gemeentelijke begrotingen worden
verwerkt, maar nauwkeurige ramingen zijn nog niet
mogelijk omdat de politiezones op verschillende
tijdstippen in de gemeenten zullen worden
ingevoerd. Toch heb ik in een wetsontwerp in een
dwingende voogdij voorzien in geval van bewuste
vertraging. In de loop van het jaar zal er met
provisies worden gewerkt die aan de politiezones
zullen worden uitgekeerd zodat zij de kosten en
meerkosten kunnen dragen. Ik hoop binnenkort een
omzendbrief te kunnen versturen waarin ik de
gemeenten uitleg hoeveel de dotatie per zone zal
bedragen zodat zij hun begroting kunnen opmaken.
Ik ben uitgegaan van een bestaande situatie opdat
alle opdrachten in de beste omstandigheden
zouden kunnen worden vervuld. Vanuit empirisch
oogpunt bekeken meen ik thans te kunnen zeggen
dat de zones aan de operationaliteitseisen
beantwoorden. Wat de verdeling van de
begrotingsmiddelen betreft, hebben wij de
"regressiestudie" van de KUL gebruikt. Die studie
houdt rekening met het politiebestand van het land
en met de ideale spreiding ervan rekening houdend

Les budgets communaux devraient intégrer les
mesures nouvelles dans le courant de 2001, mais
on ne peut être trop précis puisque les zones de
police s'installeront dans les communes à des
moments différents. J'ai cependant prévu une
tutelle coercitive dans un projet de loi s'il y a un
retard délibéré. Dans le courant de l'année, on
travaillera par provisions, versées aux zones de
police pour faire face aux coûts et surcoûts.
J'espère envoyer bientôt une circulaire expliquant
aux communes quel sera le montant de la dotation
par zone, ce qui leur permettra de fixer leur budget.
Je suis parti d'une situation existante pour que la
totalité des missions puissent être exercées dans
des conditions optimales. Aujourd'hui, d'une
manière empirique, je crois que l'on peut dire que
les zones répondent aux exigences de
fonctionnalité. Quant à la répartition des moyens
budgétaires, nous avons utilisé l'étude «de
régression » de la KUL. Cette étude prend en
compte l'effectif policier du pays et la répartition
idéale de cet effectif par rapport aux pratiques
empiriques du passé. C'est cette norme que j'utilise
pour la répartition des moyens budgétaires, en

CRABV 50

COM 293

14/11/2000

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

met de empirische ervaring uit het verleden. Die
norm gebruik ik voor de verdeling van de
begrotingsmiddelen waarbij rekening wordt
gehouden met wat noodzakelijk is voor de federale
politie.

tenant compte de ce qui est nécessaire pour faire
vivre la police fédérale.

Uiteindelijk zal per politieman een bedrag tussen
600.000 en 700.000 frank worden toegekend. Dat
betekent dat de gemeenten die hun plicht hebben
gedaan, zullen worden beloond. Het door de heer
Fournaux aangehaald cijfer van 38% is volledig uit
de lucht gegrepen. Alle gemeenten zullen de
minimale norm van 1994 moeten toepassen. In de
uitzonderlijke gevallen waarin gemeenten met een
begrotingstekort kampen ten gevolge van een
onverantwoorde overheveling van rijkswachters, zal
dat tekort moeten worden gedekt maar moet ook
worden voorzien in voldoende lange termijnen om
de rijkswachters de gelegenheid te geven hun
overheveling te vragen. Voorts zal men zijn hoop
moeten vestigen op de demografische evolutie via
de niet-vervanging van de gepensioneerden.

Als de gemeenten na zes jaar een extra aantal
politiemensen willen behouden, zullen zij voor de
kosten ervan moeten opdraaien. Wat de rijkswacht
betreft wordt wel degelijk met voltijdse banen-
equivalenten gerekend.
Inzake Brussel zullen wij tweetalige agenten vragen
; tevens zal het taalexamen worden aangepast om
het redelijker te maken.

Op sommige punten kan tegen het federaal toezicht
geen beroep worden ingesteld. Op andere punten
ligt het voor de hand dat een discussie met de
gewestelijke overheid er vanzelf zal moeten komen.

Er werden 22 proefzones ingesteld. Het betreft een
nuttig instrument voor de politiemensen en de
bevolking waaruit wij heel wat lessen zullen kunnen
trekken. Nu moeten alle gemeenten met de
voorbereidende fase starten. In Brussel willen alle
gemeenten die rondom het Zuidstation gelegen zijn,
waaronder Anderlecht, onmiddellijk met die fase
starten. Op sommige plaatsen rijst een probleem
van verdeling van de manschappen, wat
verscheidene gemeenten ertoe aanzet rond de tafel
te gaan zitten. Ik verheug mij dienaangaande over
uw steun wat het opstarten van de voorbereidende
fase betreft.

De zones zullen eigenaar zijn van de gebouwen van
de rijkswachtbrigades en over een begroting voor
het onderhoud van die gebouwen beschikken.

Au bout du compte, on aura un montant situé entre
600.000 et 700.000 francs, qui sera octroyé par
policier. Cela signifie que les communes qui ont fait
leur devoir seront récompensées. Les 38% évoqués
par M. Fournaux ne correspondent à rien du tout !
La norme minimale de 1994 devra être appliquée
par toutes les communes. Dans les cas rares où
des communes connaîtraient des situations
déficitaires, dues à un transfert injustifié de
gendarmes, il faudra couvrir ce déficit mais aussi
permettre des délais assez longs pour que des
gendarmes aient l'occasion de demander leur
transfert et espérer jouer sur l'évolution
démographique via le non remplacement des
retraités.

Si la commune veut garder un effectif policier
supplémentaire au bout de six ans, elle devra en
assumer le coût. Ce sont bien des équivalents
temps-plein qui sont pris en compte pour ce qui
concerne la gendarmerie.
Pour Bruxelles, on veillera à demander des agents
bilingues et l'on entend adapter l'examen
linguistique afin que celui-ci soit raisonnable.

La tutelle fédérale est sans appel dans certains
domaines. Dans d'autres domaines, il est évident
qu'une discussion avec le pouvoir régional
s'imposera tout naturellement.

Quelque vingt-deux zones pilotes ont été mises en
place, expérience utile pour les policiers et la
population et riche en enseignement pour nous.
Maintenant, toutes les communes doivent entrer
dans la phase préparatoire. A Bruxelles, les
communes situées aux abords de la gare du Midi,
dont Anderlecht, veulent entrer tout de suite dans
cette phase. A certains endroits, se pose la
question de la répartition des effectifs, ce qui
amène plusieurs communes à discuter. Je me
réjouis en ce sens de votre appui pour le lancement
de la phase préparatoire.

En matière de bâtiments, les zones disposeront en
pleine propriété des bâtiments des brigades de
gendarmerie et d'un budget pour leur entretien

04.03 Jean-Pierre Detremmerie (PSC): Zal de

eigendomsoverdracht tegen de symbolische frank
gebeuren ?

04.03 Jean-Pierre Detremmerie (PSC): Le

transfert de propriété se fera-t-il via le franc
symbolique ?

14/11/2000

CRABV 50

COM 293

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

04.04 Minister Antoine Duquesne : Ja.

04.04 Antoine Duquesne , ministre: Oui.

04.05 Jacques Simonet (PRL FDF MCC): Ik heb

het koninklijk besluit van 31 oktober 2000 wel
degelijk gelezen. Ik maak eruit op dat de
rijkswachter als zonehoofd de taalvoorwaarden zal
moeten vervullen die momenteel voor een
gemeenteagent van dat niveau gelden.

04.05 Jacques Simonet (PRL FDF MCC): Quant

à l'arrêté royal du 31 octobre 2000, je l'ai bien lu.
J'entends que le gendarme désigné chef de zone
devra satisfaire aux exigences linguistiques de son
équivalent communal actuel.

04.06 Minister Antoine Duquesne :

Vanzelfsprekend, de wet is de wet.

04.06 Antoine Duquesne , ministre: Bien entendu,

la loi est la loi.

04.07 Jean-Pierre Detremmerie (PSC): De studie

die de KU Leuven in een deel van het grondgebied
uitvoerde en de studie die de RUG in West-
Vlaanderen en westelijk Henegouwen verrichte, zijn
vergelijkbaar. Die studies zijn echter onvolledig. Als
u naar Henegouwen gaat, zal u snel vaststellen dat
de studie een vertekend beeld geeft. Wij zullen hier
bij een andere gelegenheid dieper op ingaan.

04.07 Jean-Pierre Detremmerie (PSC): L'étude

réalisée sur une partie du territoire par la KUL est le
pendant de celle faite par l'université de Gand sur la
Flandre occidentale et le Hainaut occidental. Mais
les études sont incomplètes. Quand vous viendrez
dans le Hainaut, vous vous rendrez vite compte des
distorsions existant dans cette étude. Mais nous
reviendrons sur ce sujet plus longuement à une
autre occasion.

04.08 Filip Anthuenis (VLD): De minister gewaagt

van een bedrag van 600 à 700.000 frank. Dat
maakt voor de gemeentekas al een heel verschil.

Ik heb nog vragen bij de begrotingsopmaak van de
gemeenten voor het overgangsjaar 2001. De lokale
korpsen komen er in 2002. Wat met gemeenten als
Lokeren, waar een pilootproject loopt en die sneller
van start willen gaan? Wordt er gewerkt met
provisies? Hoe wordt dit budgettair geregeld?

04.08 Filip Anthuenis (VLD): Le ministre évoque

un montant de 600.000 à 700.000 francs. Pour les
caisses communales, cela représente une grande
différence.
J'ai encore quelques questions concernant
l'élaboration du budget des communes pour l'année
de transition 2001. La police locale y sera une
réalité en 2002. Comment réglera-t-on la situation
budgétaire des communes telles Lokeren, où un
projet pilote est en cours, et qui souhaitent
démarrer plus tôt ? Utilisera-t-on un système de
provisions? Comment va-t-on régler tout cela sur le
plan budgétaire ?

04.09 Minister Antoine Duquesne : Volgend jaar

zullen de huidige rijkswachtbrigades nog onder de
federale politie ressorteren. Zodra de politiezone
ingesteld is, kunnen provisies worden gestort.
Enkele bijzondere gevallen op het vlak van de
gemeentepolitie uitgezonderd, blijft de financiële
continuïteit gewaarborgd. Ook voor die enkele
gevallen kan echter een oplossing worden
gevonden.

Bekijken we het per politiezone, dan is 650.000 à
700.000 frank onvoldoende. Een berekening op
nationaal niveau toont echter dat de tekorten
worden gecompenseerd.

Het incident is gesloten.

04.09 Antoine Duquesne , ministre: L'an

prochain, les brigades actuelles de gendarmerie
relèveront encore de la police fédérale. Une fois la
zone constituée, des provisions pourront être
versées. Entre-temps, il n'y a pas de rupture, sauf
pour la police communale dans certains cas
particuliers. Mais là aussi, une solution peut être
trouvée.

Certes, les 650 à 700.000 francs par policier sont
insuffisants. Mais si on opère le calcul sur
l'ensemble du pays, les insuffisances sont
compensées.

L'incident est clos.

05 Interpellatie van de heer Richard Fournaux tot

de minister van Binnenlandse Zaken over "de
bijkomende kosten van de eenheidspolitie" (nr.

05 Interpellation de M. Richard Fournaux au

ministre de l'Intérieur sur "sur les coûts
supplémentaires engendrés par la police unifiée"

CRABV 50

COM 293

14/11/2000

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

520)

(n° 520)

05.01 Richard Fournaux (PSC): De minister is al

uitgebreid ingegaan op mijn bekommernissen. Ik
kom echter terug op de aangekondigde bedragen.
Behalve Anderlecht misschien, vragen alle
gemeenten zich af hoe die bedragen van 600.000 à
700.000 frank zullen worden verrekend. Op grond
van welke politiebestand en van welk personeel?
De gemeenten stellen vast dat de statuten van
politie en rijkswacht met name inzake
dienstroosters en weekends verschillen. Zou men
niet kunnen proberen de kost van de hervorming
voor elke gemeente afzonderlijk vast te stellen? Ik
ben positief ingesteld, maar ik wil niet bedrogen
uitkomen. Zou men in het kader van die individuele
kostenraming voor elke gemeente afzonderlijk ook
geen specifieke criteria kunnen vaststellen? Zo
moet bijvoorbeeld rekening worden gehouden met
het feit dat Dinant een toeristische gemeente is.

05.01 Richard Fournaux (PSC): Le ministre a

déjà largement répondu à mes préoccupations. Je
reviens cependant sur les montants annoncés.
Dans chaque commune du Royaume, sauf peut
être à Anderlecht, la question qui se pose est de
savoir comment on comptabilise les 600 à 700 000
francs. Sur quels policiers ? Quels hommes ? Ce
qu'on constate dans les communes, c'est que le
statut des policiers est différent de celui des
gendarmes, notamment par rapport aux horaires et
aux week-ends. Ne pourrait-on tenter une
évaluation du coût de la réforme par commune ? Je
veux être positif. Mais je ne veux pas être pris au
piège

! Ma suggestion d'évaluation faite, ne

pourrait-on envisager alors des critères spécifiques
pour les communes ? Dinant, par exemple, est une
entité touristique. Il faudrait en tenir compte, selon
moi.

05.02 Minister Antoine Duquesne : U bent ook

altijd welkom op mijn kabinet. Die 38% slaan
nergens op, dat geef ik toe. We moeten een
algemene en objectieve regeling uitwerken
waarbinnen rekening kan worden gehouden met
grote verscheidenheid van situaties maar ook met
de historiek, en aan de hand waarvan de middelen
kunnen worden verdeeld.

De individuele dotatie hangt af van een zonegewijze
verificatie. Voor zones met een handicap zal er
bijgestuurd moeten worden, bijvoorbeeld door het
inbouwen van een overgangsperiode waardoor de
gemeenten de tijd krijgen om zich aan te passen.

Het is waar dat de vakbonden aan de
onderhandelingstafel blijk hebben gegeven van een
zeer grote verantwoordelijkheidszin., en dat
verheugt mij ten zeerste

05.02 Ministre Antoine Duquesne : Vous aussi

êtes le bienvenu à mon cabinet. Les 38 % ne
correspondent à rien, je le répète. Il faut trouver un
système objectif et général intégrant la diversité des
situations, mais aussi l'histoire, et qui permette de
répartir les moyens.

La dotation individuelle dépend de la vérification
zone par zone. Les zones handicapées devraient
alors bénéficier de corrections, comme par exemple
une période transitoire qui permettrait aux
communes de s'aligner.

Lors des négociations,les syndicats ont fait preuve
d'un grand sens des reponsabilités. Je m'en réjouis.

05.03 Richard Fournaux (PSC): Ik hamer op het

probleem van de specificiteit van bepaalde zones
en entiteiten.

05.03 Richard Fournaux (PSC): J'insiste sur le

problème de la spécificité de certaines zones, de
certaines entités.

05.04 Minister Antoine Duquesne : Daarmee

wordt rekening gehouden bij de organisatie van de
zones. Wat ons nu nog te doen staat, is de
technieken uitwerken om de ideale norm vast te
stellen. Dat zal niet eenvoudig zijn. Eerst zullen we
moeten nagaan wat waarmee complementair is of
kan zijn.

05.04 Ministre Antoine Duquesne : Ce problème

est pris en compte dans l'organisation des zones.
Ce qu'il faudra encore faire, c'est essayer de
trouver les techniques pour déterminer la norme
idéale. Ce ne sera pas simple. Il faudra examiner
d'abord comment jouera la complémentarité.

05.05 Jean-Pierre Detremmerie (PSC):

Statistieken ontbreken nog.

05.05 Jean-Pierre Detremmerie (PSC): Des

statistiques manquent encore à ce propos.

Moties Motions

14/11/2000

CRABV 50

COM 293

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

De voorzitter: Tot besluit van deze bespreking
werden volgende moties ingediend.

Een motie van aanbeveling werd ingediend door de
heer Richard Fournaux en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellatie van de heer Richard
Fournaux
en het antwoord van de minister van Binnenlandse
Zaken,
stelt vast dat, afgezien van de antwoorden van
algemene aard die werden gegeven, de weerslag
van de politiehervorming voor de plaatselijke
financiën, gemeente per gemeente, moet worden
geraamd;
vraagt de minister van Financiën zo spoedig
mogelijk, vóór 31 december 2000, tot die evaluatie
over te gaan;
vraagt de minister, bij het vaststellen van de
onderscheiden normen en dotaties, rekening te
houden met specifieke criteria die onder meer het
landelijk en/of toeristisch karakter van bepaalde
gebieden in aanmerking nemen."

Een eenvoudige motie werd ingediend door
mevrouw Kristien Grauwels en de heren Denis
D'hondt en Tony Smets.

Over de moties zal later worden gestemd. De
bespreking is gesloten.

Le président: En conclusion de cette discussion les
motions suivantes ont été déposées.

Une motion de recommandation a été déposée par
M. Richard Fournaux et est libellée comme suit :
"La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de M. Richard Fournaux
et la réponse du ministre de l'Intérieur,

constate qu'il est nécessaire, au-delà des réponses
d'ordre général qui ont été données, de procéder à
une évaluation, commune par commune, de l'impact
de la réforme des polices sur les finances locales;

demande au ministre de l'Intérieur de procéder à
cette évaluation dans les plus brefs délais, avant le
31 décembre 2000;
demande au ministre de tenir compte dans la
détermination des diverses normes et des dotations
de critères spécifiques qui tiennent notamment
compte de la nature rurale et/ou touristique de
certaines zones.

Une motion pure et simple a été déposée par Mme
Kristien Grauwels et MM. Denis D'hondt et Tony
Smets.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La
discussion est close.

06 Mondelinge vraag van de heer Jean-Pierre

Detremmerie aan de minister van Binnenlandse
Zaken over "de proefpolitiezones" (nr. 2607).

06 Question orale de M. Jean-Pierre Detremmerie

au ministre de l'Intérieur sur "les zones de police
`pilotes'" (n° 2607).

06.01 Jean-Pierre Detremmerie (PSC): De

minister wil het aantal proefpolitiezones uitbreiden.
In die "nieuwe lichting" van proefpolitiezones zijn
onder meer Moeskroen en nog een aantal andere
niet door partijen van de regenboogcoalitie
bestierde gemeenten opgenomen. Welke
maatregelen denkt u te nemen om de betrokken
steden en gemeenten te helpen die
verantwoordelijkheid op zich te nemen ? Wordt er
een specifiek budget voor toegekend ? Zo ja, om
hoeveel geld gaat het ? Wordt er in een specifieke
begeleiding voorzien ? U heeft toelichting gegeven
over de kosten in geval van "gemengd gebruik"
(gemeentepolitie + rijkswacht) van gebouwen, maar
wat verstaat u onder onderhoud van de gebouwen ?
Er worden middelen voor uitgetrokken, maar hoe
zal een en ander in zijn werk gaan ?

06.01 Jean-Pierre Detremmerie (PSC): Le

ministre a annoncé sa décision d'étendre le nombre
de zones de police «

pilotes

», notamment

Mouscron et d'autres communes non Arc-en-ciel
figurent dans le cadre de cette « nouvelle vague ».
Quelles mesures comptez-vous prendre pour aider
les villes et communes concernées à assumer cette
responsabilité ? Un budget spécifique va-t-il être
accordé

? De quelle importance

? Un

accompagnement spécifique sera-t-il prévu ? Vous
avez répondu sur les coûts en cas « d'occupation
mixte

» (police communale-gendarmerie) des

bâtiments, mais il faudrait préciser ce que vous
entendez par l'entretien des bâtiments. Des moyens
seront mis à disposition, mais comment ?

06.02 Minister Antoine Duquesne : De

experimentele fase hebben we nu achter de rug, en
we zitten nu in de voorbereidende fase. Daarvoor is

06.02 Antoine Duquesne , ministre: Nous

sommes sortis de la phase expérimentale et
sommes entrés dans la phase préparatoire pour

CRABV 50

COM 293

14/11/2000

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

niet in een budget voorzien. Wel heb ik ervoor
gezorgd dat de nieuwe proefpolitiezones over de
volgende middelen zullen kunnen beschikken : een
goed uitgewerkt kader, tien circulaires, een
eenvormig computersysteem, een methodologie en
een vademecum voor de uitwerking van zonale
veiligheidsplannen, en een provinciale en federale
ondersteunende structuur. Hoe eerder de zones
worden afgebakend, des te sneller zullen de
voorschotten worden gestort.

De gebouwen van de huidige rijkswachtbrigades
zullen gratis worden overgedragen aan de
politiezones, mét bijbehorend budget voor het
onderhoud. Bij de lopende
"samenwoningsexperimenten" is er enkel sprake
van de betaling van een symbolische huurprijs en
het dragen van de werkingskosten.

laquelle aucun budget n'est prévu. Je tiens dès à
présent les éléments suivants à disposition de ces
nouvelles zones pilotes : un cadre de travail bien
élaboré, dix circulaires, un système informatique
uniforme, une méthodologie et un vade mecum
pour l'élaboration des plans zonaux de sécurité et
enfin une structure d'appui provinciale et fédérale.
Plus tôt la zone sera constituée, plus tôt les
provisions seront versées.

Quant aux bâtiments des actuelles brigades de
gendarmerie, ils seront cédés à titre gratuit aux
zones de police avec un budget destiné à en
assurer l'entretien. Les actuelles expériences de
cohabitation ne sont subordonnées qu'au paiement
d'un loyer symbolique et au support des coûts de
fonctionnement.

06.03 Richard Fournaux (PSC): Wat de

gebouwenkwestie betreft, zou het wenselijk zijn
contact op te nemen met uw collega, Waals
Gewestminister Charles Michel.

06.03 Richard Fournaux (PSC): Pour les

bâtiments, un contact serait souhaitable avec votre
collègue M. Charles Michel, ministre de la Région
wallonne.

06.04 Minister Antoine Duquesne : Zo zijn er wel

meer contacten wenselijk : er moet immers nog met
heel wat partners overleg gepleegd worden.

06.04 Antoine Duquesne , ministre: Ce n'est pas

le seul problème du genre. Nombreuses sont les
concertations qui s'avèrent indispensables.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

07 Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen

aan de minister van Binnenlandse Zaken over
"de creatie van een operationele eenheid van de
civiele bescherming in de provindie Limburg" (nr.
2597)

07 Question orale de M. Jo Vandeurzen au

ministre de l'Intérieur sur "la création d'une unité
opérationnelle de la protection civile dans la
province du Limbourg" (n° 2597)

07.01 Jo Vandeurzen (CVP): Enige tijd geleden

antwoordde de minister van Binnenlandse Zaken
mij dat er, na studie, twee mogelijke sites bleven
voor de creatie van een voorpost van de civiele
bescherming in Limburg. Minister Daems, bevoegd
voor de Regie der Gebouwen, zou een keuze
moeten maken. Het dossier zou hem binnen korte
tijd worden overgemaakt.

Korte tijd later antwoordde minister Daems me dat
er, gezien de hervormingsplannen, voorlopig geen
nieuwe voorposten zouden komen in Limburg. Het
bestaande initiatief in Lommel zou gewoon verder
worden uitgevoerd. Minister Daems zou geen studie
hebben ontvangen over een mogelijke nieuwe
inplanting.

Uit een brief van 31 oktober aan de Genkse
burgemeester blijkt dat de studie over de oprichting
van een operationele eenheid nog niet klaar is. De
minister zou volgens die brief zelf een keuze

07.01 Jo Vandeurzen (CVP): Voici quelque temps,

le ministre de l'Intérieur m'a répondu qu'il subsistait,
après étude, deux sites possibles pour la création
d'un poste avancé de la protection civile dans le
Limbourg. Le ministre Daems, compétent pour la
Régie des Bâtiments, devait opérer un choix. Le
dossier lui serait transmis à bref délai. Peu après, le
ministre Daems m'a répondu qu'à la suite des
projets de réforme, aucun nouveau poste avancé
ne serait créé dans le Limbourg. En ce qui
concerne Lommel, le projet serait mené à son
terme. Le ministre Daems n'aurait reçu aucune
étude sur une éventuelle nouvelle implantation. Une
lettre du 31 octobre adressée au bourgmestre de
Genk révèle que l'étude relative à la création d'une
unité opérationnelle n'est pas terminée. Selon cette
lettre, le ministre opérerait lui-même un choix.
Quelle est la situation ? Un poste avancé de la
protection civile sera-t-il, oui ou non, créé dans le
Limbourg ? Qui opère le choix définitif ? Quand
l'étude sera-t-elle achevée ? Pouvons-nous prendre

14/11/2000

CRABV 50

COM 293

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

maken.

Wat is de stand van zaken? Komt er al dan niet een
voorpost van de civiele bescherming in Limburg?

Wie maakt de uiteindelijke keuze? Wanneer zal de
studie klaar zijn? Kunnen we kennis nemen van het
resultaat?

connaissance du résultat ?

07.02 Minister Antoine Duquesne : Er is een

verschil tussen een operationele eenheid en een
voorpost van de civiele bescherming. Een
operationele eenheid bestaat uit beroepspersoneel
en wordt opgericht bij beslissing van de
Ministerraad. Een voorpost bestaat uit vrijwilligers
en wordt opgericht bij dienstnota van de directeur-
generaal van de civiele bescherming. De oprichting
ervan is een maatregel van behoorlijk bestuur.

De vorige regering besliste op 28 juni 1996 om een
operationele eenheid op te richten in Limburg.
Zodra de risicoanalyse is beëindigd, zal ik minister
Daems de resultaten overmaken. Hem komt de
uiteindelijke keuze en de realisatie toe.

07.02 Antoine Duquesne , ministre: Il existe une

différence entre une unité opérationnelle et un poste
avancé de la protection civile. Une unité
opérationnelle fait appel à du personnel
professionnel et est créée sur décision du Conseil
des ministres. Un poste avancé rassemble des
volontaires et est créé par une note de service du
directeur général de la protection civile. La création
d'un tel poste est une simple mesure de bonne
gestion.
Le précédent gouvernement a décidé, le 28 juin
1996, de créer une unité opérationnelle dans le
Limbourg. Quand l'analyse des risques sera
terminée, j'en communiquerai les résultats au
ministre Daems. C'est à lui qu'il appartient d'opérer
le choix définitif et d'assurer la réalisation.

07.03 Jo Vandeurzen (CVP): Ik hoop dat minister

Daems vlug op de hoogte zal worden gesteld van
de evaluatie.

07.03 Jo Vandeurzen (CVP): J'espère que le

ministre Daems sera rapidement informé de
l'évaluation.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

08 Mondelinge vraag van de heer Marcel

Hendrickx aan de minister van Binnenlandse
Zaken over "het uitvoeringsbesluit op de wet tot
invoering van gemeentelijke administratieve
sancties" (nr 2609)

08 Question orale de M. Marcel Hendrickx au

ministre de l'Intérieur sur "l'arrêté d'exécution de
la loi relative aux sanctions administratives dans
les communes" (n° 2609)

08.01 Marcel Hendrickx (CVP): De wet tot

invoering van gemeentelijke administratieve
sancties dateert van mei 1999 en werd een maand
later in het staatsblad gepubliceerd. Het blijft echter
wachten op de publicatie van het uitvoeringsbesluit.
Klopt het dat het ontwerp hiervan al een tijdje op het
bureau van de minister ligt? Waarom talmt de
minister bij het ondertekenen van het
uitvoeringsbesluit?

Dit besluit biedt de gemeenten meer bevoegdheden
en geeft hen de kans om efficiënter op te treden
inzake overtredingen van vergunningen, onder
meer door het uitvaardigen van administratieve
geldboetes. Ligt een ontwerp van uitvoeringsbesluit
ter ondertekening bij de minister? Waarom
verschijnt dit uitvoeringsbesluit niet in het
staatsblad? Wanneer zal deze wetgeving
uiteindelijk in voege zijn?

08.01 Marcel Hendrickx (CVP): La loi instaurant

des sanctions administratives au niveau communal
date du mois de mai 1999 et a été publiée un mois
plus tard au Moniteur belge. En revanche, l'arrêté
royal d'exécution n'a pas encore été publié. Est-il
exact que le projet d'arrêté se trouve sur le bureau
du ministre depuis un certain temps déjà ? Pourquoi
le ministre reporte-t-il la signature de cet arrêté
d'exécution ?

Cet arrêté étend les compétences des communes
et leur donne la possibilité d'intervenir plus
efficacement en cas d'infractions à des
autorisations, en infligeant des amendes
administratives.

Un projet d'arrêté royal d'exécution a-t-il été soumis
à la signature du ministre ? Pour quelle raison cet
arrêté royal d'exécution n'a-t-il pas été publié au

CRABV 50

COM 293

14/11/2000

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

Moniteur Belge ? Quand cette législation entrera-t-
elle enfin en vigueur ?

08.02 Minister Antoine Duquesne : Het KB tot

aanduiding van de ambtenaar belast met de
oplegging van gemeentelijke administratieve
sancties werd reeds op 18 oktober 2000
overgemaakt aan de afdeling Wetgeving van de
Raad van State voor advies binnen één maand.
Zodra ik het advies ontvangen heb, zal ik het
meteen ter ondertekening aan het Staatshoofd
voorleggen. Het is de bedoeling dat dit nog deze
maand gebeurt.

08.02 Antoine Duquesne , ministre: L'arrêté royal

désignant le fonctionnaire chargé d'imposer des
sanctions administratives au niveau communal a
déjà été transmis pour avis le 18 octobre 2000 à la
section législation du Conseil d'Etat qui disposait
d'un mois pour se prononcer. Dès que j'aurai reçu
l'avis, je soumettrai immédiatement le texte pour
signature au Chef de l'Etat. J'espère que cela
pourra se faire d'ici la fin du mois.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

09 Mondelinge vraag van de heer Bart

09 Question orale de M. Bart Laeremans au

ministre de l'Intérieur sur "l'occupation
persistante de l'église du Béguinage à Bruxelles
par des illégaux et l'absence de toute réaction de
la part des autorités communales et fédérales"
(n° 2624)

09.01 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Sedert

oktober 1998 bezetten een aantal illegalen de
Brusselse Begijnhofkerk. Sedertdien heeft de
regering een regularisatie ingevoerd. Daar
tegenover stond echter een strenger
uitwijzingsbeleid. Het is dan ook verwonderlijk dat
de overheden die kerkbezetting blijven delen en
pertinent weigeren op te treden. De burgemeester
van Brussel weigerde ook te antwoorden op een
vraag van een gemeenteraadslid van het Vlaams
Blok en verschool zich achter de smoes dat hij niet
kan optreden in een kerk. Nochtans bepaalt artikel
75 van de vreemdelingenwet dat een illegaal verblijf
strafbaar is. Volgens artikel 133 van de nieuwe
gemeentewet heeft de burgemeester alle
bevoegdheid om op te treden, ook in kerken. Een
kerkgebouw is immers een plaats waar openbare
vergaderingen plaats vinden. De gemeente is
trouwens ook bevoegd voor de veiligheid en rust in
openbare gebouwen. In de Begijnhofkerk worden
dus duidelijk een aantal overtredingen begaan,
waartegen de burgemeester weigert op te treden.

Waarom treedt de Brusselse burgemeester niet op?
Waarom wordt niet geantwoord op de vragen van
het Vlaams Blok-gemeenteraadslid? Hoe lang zal
men die kerkbezetting nog dulden? Is die bezetting
niet strijdig met de wetten en met het zogenaamde
uitwijzingsbeleid?

09.01 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Depuis

octobre 1998, certains illégaux occupent l'église du
Béguinage à Bruxelles. Depuis lors, le
gouvernement a mis en oeuvre une opération de
régularisation. En contrepartie était prévue une
politique d'expulsion plus sévère. Il est dès lors
étonnant que les autorités continuent à tolérer cette
occupation et refusent d'intervenir. Le bourgmestre
de Bruxelles a, lui aussi, refusé de répondre à une
question d'un conseiller communal du Vlaams Blok,
prétextant qu'il ne pouvait intervenir dans une
église. L'article 75 de la loi sur les étrangers précise
pourtant qu'un séjour illégal est répréhensible. En
vertu de l'article 133 de la nouvelle loi communale,
le bourgmestre est parfaitement habilité à intervenir,
y compris à l'intérieur des églises. Une église est,
en effet, un endroit où se déroulent des réunions
publiques. La commune est d'ailleurs également
compétente pour la sécurité et l'ordre dans les
bâtiments publics. Des infractions sont donc
commises dans l'église du Béguinage, contre
lesquelles le bourgmestre de Bruxelles refuse
d'intervenir. Pourquoi le bourgmestre de Bruxelles
n'intervient-il pas

? Pourquoi les questions du

conseiller communal du Vlaams Blok restent-elles
sans réponse ? Combien de temps encore tolérera-
t-on cette occupation de l'église du Béguinage ?
Cette occupation n'est-elle pas contraire aux lois et
à la politique d'expulsion ?

09.02 Minister Antoine Duquesne : Er verblijven

nog maar enkele personen in de Begijnhofkerk. Dat
feit heeft geen gevolgen voor de openbare orde. Er

09.02 Antoine Duquesne , ministre: L'occupation

de l'église du Béguinage, qui ne concerne plus
qu'une poignée de personnes, n'affecte en rien

14/11/2000

CRABV 50

COM 293

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

werd dan ook geen bijzondere verblijfscontrole
uitgevoerd. De pastoor vraagt niet om bijstand. Aan
de burgemeester van Brussel werden geen
instructies gegeven.

l'ordre public. Aucun contrôle de séjour particulier
n'a dès lors été mis en oeuvre. Le curé n'a
demandé aucune assistance. Par ailleurs, aucune
instruction n'a été donnée au bourgmestre de
Bruxelles.

09.03 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Het

antwoord is totaal onvoldoende. Indien het echt om
een bezetting gaat, kan men nog gemakkelijker
optreden tegen deze schending van het sacrale
karakter van de kerk. De regering laat zich
chanteren door de groenen.

09.03 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Votre

réponse est totalement insatisfaisante. S'il ne s'agit
vraiment que de quelques personnes, les forces de
l'ordre pourront intervenir plus facilement à
l'encontre de cette violation du caractère sacré de
l'église. Le gouvernement cède au chantage dont il
est l'objet de la part des verts.

09.04 Minister Antoine Duquesne : Er zijn geen

problemen op het stuk van de openbare orde. Het
onschendbaar karakter van die kerk wordt
gerespecteerd en ik ben in goed gezelschap
wanneer ik dat zeg want de priester van die kerk is
het met mij eens.

09.04 Antoine Duquesne , ministre: Il n'y a pas de

problème d'ordre public. Le caractère sacré de
cette église est respecté et je suis en bonne
compagnie pour le dire car son pasteur ne pense
pas autrement que moi .

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

10 Mondelinge vraag van de heer Bart

Laeremans aan de minister van Binnenlandse
Zaken over "zijn niet-optreden tegen de
burgemeester van Brussel-stad, die nochtans het
democratische controlerecht van de Vlaamse
oppositie systematisch onmogelijk maakt" (nr
2625)

10 Question orale de M. Bart Laeremans au

ministre de l'Intérieur sur "la non-intervention du
ministre vis-à-vis du bourgmestre de Bruxelles-
ville qui rend impossible de façon systématique
le droit de contrôle démocratique de l'opposition
flamande" (n° 2625)

10.01 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): De

onlangs ingetreden burgemeester van Brussel-stad
legde het democratische controlerecht van de
oppositie op despotische wijze aan banden. Het
betrokken Vlaams Blok-gemeenteraadslid heeft
daarover bij de minister herhaaldelijk klacht
ingediend, naar aanleiding van het niet-
beantwoorden van mondelinge en schriftelijke
vragen, het wegwerpen van schriftelijke vragen en
naar aanleiding van het onontvankelijk verklaren
van een mondelinge vraag over de ordehandhaving
tijdens Euro-2000, waarover de PSC wel vragen
mocht stellen.

Pas na vijf maand antwoordde de minister dat hij de
burgmeester om uitleg had gevraagd. De klacht met
betrekking tot de onontvankelijkheidsverklaring

werd onterecht geklasseerd.

Waarom worden de klachten van het Vlaams Blok-
gemeenteraadslid niet binnen een redelijke termijn
behandeld? Verbindt de minister zich ertoe ze nog
voor de bestuurshernieuwing af te handelen?

Acht de minister het systematisch wegwerpen van

10.01 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Le

bourgmestre sortant de Bruxelles-Ville a tout mis en
oeuvre pour empêcher, d'une manière despotique,
l'exercice, par l'opposition, de son droit de contrôle
démocratique. Le conseiller communal concerné,
membre du Vlaams Blok, a porté plainte à plusieurs
reprises auprès du ministre, dénonçant l'absence
de réponse à des questions orales et écrites, le
rejet de questions écrites et la déclaration
d'irrecevabilité d'une question orale relative au
maintien de l'ordre pendant l'Euro 2000, à propos
duquel le PSC avait pu interroger la majorité.

Cinq mois après le dépôt de la plainte, le ministre a
répondu qu'il adressait une demande d'explications
au bourgmestre. La plainte relative à la déclaration
d'irrecevabilité a été indûment classée.

Pourquoi les plaintes déposées par le conseiller
communal Vlaams Blok n'ont-elles pas été
examinées dans un délai raisonnable ? Le ministre
s'engage-t-il à les examiner avant le changement
de pouvoir ?

De l'avis du ministre, le rejet systématique de
questions écrites est-il acceptable

? Dans la

CRABV 50

COM 293

14/11/2000

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

schriftelijke vragen aanvaardbaar? Zo neen, hoe zal
hij dit bestraffen?

Wat onderneemt de minister tegen het
systematisch laattijdig overmaken van verklarende
stukken bij de agenda?

Acht de minister het aanvaardbaar dat schriftelijke
vragen jaren op antwoord moeten wachten, hoewel
het reglement in een termijn van 30 dagen voorziet?
Zal hij ervoor zorgen dat de vragen binnen de
huidige gemeentelijke legislatuur worden
beantwoord? Wat met de vragen in de nieuwe
gemeentelijke legislatuur?

Acht de minister het systematisch weigeren te
antwoorden op en het illegaal afvoeren van de
agenda van mondelinge vragen in
overeenstemming met de nieuwe gemeentewet en
de democratische rechtsstaat?

négative, quelles sanctions envisage-t-il de
prendre ?

Quelles initiatives prend-il à l'égard de la
communication systématiquement tardive de
documents explicatifs joints à l'ordre du jour ?

De l'avis du ministre, est-il normal que la réponse à
des questions écrites se fasse attendre pendant
des années, alors que le règlement prévoit un délai
de réponse de 30 jours ? Veillera-t-il à ce qu'il soit
répondu aux questions avant la fin de la législature
communale actuelle ? Quel sort sera réservé à ces
questions sous la prochaine législature communale,
sachant que le conseiller communal concerné ne
s'est pas présenté aux dernières élections.

De l'avis du ministre, le refus systématique de
répondre aux questions et la déclaration
d'irrecevabilité illégale de questions orales sont-ils
conformes à la nouvelle loi communale et aux
principes d'un Etat de droit démocratique ?

10.02 Minister Antoine Duquesne : De 20 klachten

van het Vlaams Blok-gemeenteraadslid tegen de
burgemeester werden onmiddellijk voor onderzoek
overgemaakt aan de administratie.

Uit de afgehandelde onderzoeken is gebleken dat
de klachten ongegrond waren en er geen sprake
was van kennelijk wangedrag of grove nalatigheid in
de zin van artikel 82 van de nieuwe gemeentewet.
Die beslissing werd aan het gemeenteraadslid
meegedeeld. De nog lopende onderzoeken worden
volgens de normale procedure afgehandeld.

10.02 Antoine Duquesne , ministre: Les vingt

plaintes du conseiller communal du Vlaams Blok à
l'encontre du bourgmestre ont été transmises
immédiatement à l'administration pour enquête.

Les enquêtes ont fait apparaître que ces plaintes
n'étaient pas fondées et qu'il n'était nullement
question d'inconduite notoire ni de négligence grave
au sens de l'article 82 de la nouvelle loi communale.
Cette décision a été communiquée au conseiller
communal concerné. Les enquêtes toujours en
cours seront menées à bien suivant la procédure
normale.

10.03 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Heel wat

klachten waren gegrond. Er is zelfs geen kennelijk
wangedrag of grove nalatigheid nodig om op te
treden. Bepaalde andere instanties gaven ons wel
gelijk. De minister zou de heraut van de democratie
moeten zijn, maar hij werpt zich op als
beschermheer van zijn partijgenoten. Aldus doet hij
de hele Vlaamse gemeenschap en oppositie in
Brussel te kort en ondergraaft hij het democratisch
controlerecht.

10.03 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): De

nombreuses plaintes étaient fondées. Pour
intervenir, il n'est même pas nécessaire qu'il y ait
inconduite notoire ou négligence grave. Certaines
autres instances nous ont donné raison. Au lieu de
s' ériger en protecteur de ses collègues de parti, le
ministre devrait être le héraut de la démocratie. En
agissant de la sorte, il porte préjudice à l'ensemble
de la communauté et de l'opposition flamandes à
Bruxelles, et il vide de toute sa substance le droit de
contrôle démocratique.

11 Mondelinge vraag van de heer Bart

Laeremans aan de minister van Binnenlandse
Zaken over "de aanstelling van een
Nederlandsonkundige plaatsvervanger van de
burgemeester van Brussel-stad" (nr 2626)

11 Question orale de M. Bart Laeremans au

ministre de l'Intérieur sur "la nomination d'une
personne ne parlant pas le néerlandais comme
suppléant du bourgmestre de Bruxelles-ville" (n°
2626)

11.01 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Conform

artikel 194 van de grondwet is de stad Brussel de

11.01 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK):

Conformément à l'article 194 de la Constitution,

14/11/2000

CRABV 50

COM 293

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

hoofdstad van België en de zetel van de federale
regering. Bovendien is het gebied Brussel-
hoofdstad officieel tweetalig. Het is dan ook logisch
dat de burgemeester van Brussel, evenals zijn
plaatsvervanger, kennis heeft van de twee
voornaamste landstalen.

De dienstdoende burgemeester van Brussel-stad
heeft een plaatsvervanger aangeduid in de persoon
van mevrouw Marion Lemesre. Deze dame blijkt
totaal Nederlandsonkundig te zijn, wat
onaanvaardbaar is. Het Vlaams Blok heeft vragen
bij het besluit van de burgemeester alsook bij de
houding van de gouverneur en de minister van
Binnenlandse Zaken. Geen van beiden hebben
bezwaren geuit tegen de keuze van Mevrouw
Lemesre.

Is de minister het ermee eens dat de kennis van het
Nederlands een essentiële voorwaarde is voor het
burgemeesterschap van Brussel-Stad? Hebben de
diensten van de gouverneur en de minister
onderzoek verricht naar de taalkennis van de
voorgedragen plaatsvervanger voor het
burgemeesterschap van Brussel?

Heeft de gouverneur in haar verslag aan de minister
gemeld dat de voorgedragen kandidaat geen
Nederlands kent? Overweegt de minister
tussenbeide te komen en een tweetalig
plaatsvervanger te bepleiten?

Omwille van de nakende overheveling van de
organieke gemeentewet naar de Gewesten, moeten
dit soort vragen in de toekomst aan de minister-
president van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
worden gesteld. De inspraak van de Vlaamse
Gemeenschap met betrekking tot het bestuur van
Brussel-hoofdstad wordt zo volledig tenietgedaan.

Vindt de minister het niet aangewezen om, in het
kader van de Costa, een bepaling in te voeren
waarbij de aspecten die betrekking hebben op de
hoofdstedelijke rol van Brussel-Stad een federale
materie zouden blijven? Zo kunnen beide
gemeenschappen hun inspraak behouden in deze
materie.

Bruxelles est la capitale de la Belgique ainsi que le
siège du gouvernement fédéral. En outre, la région
de Bruxelles-Capitale est officiellement bilingue. Il
est dès lors logique que le bourgmestre de
Bruxelles, tout comme son suppléant, connaisse les
deux principales langues nationales.

Le bourgmestre de Bruxelles-Ville faisant fonction a
désigné son suppléant en la personne de Mme
Marion Lemesre. Il se trouve que cette dame ne
parle pas du tout le néerlandais, ce qui est
inacceptable. Le Vlaams Blok se pose des
questions quant à la décision du bourgmestre ainsi
que sur l'attitude de la gouverneure et du ministre
de l'Intérieur. Ces derniers n'ont exprimé aucune
objection lors du choix de Mme Lemesre.

Le ministre reconnaît-il que la connaissance du
néerlandais est une condition essentielle à
l'exercice de la fonction de bourgmestre de
Bruxelles-Ville ? Les services de la gouverneure et
le ministre ont-ils vérifié les connaissances
linguistiques de la personne proposée comme
suppléante du bourgmestre de Bruxelles ?

Dans son rapport au ministre, la gouverneure
mentionne-t-elle que la candidate proposée ne parle
pas le néerlandais ?

Le ministre envisage-t-il d'intervenir en demandant
la désignation d'un suppléant bilingue ?

Étant donné le transfert imminent de la loi
communale organique aux régions, de telles
questions devront être posées au ministre-président
de la Région de Bruxelles-Capitale. La participation
de la Communauté flamande à la gestion de
Bruxelles-Capitale sera ainsi réduite à néant.

Ne serait-il pas indiqué, dans le cadre de la Ciiri,
d'introduire une disposition par laquelle les aspects
ayant trait au rôle de capitale de Bruxelles-Ville
resteraient une matière fédérale

? Les deux

communautés pourraient ainsi continuer à participer
à la gestion de la capitale.

11.02 Minister Antoine Duquesne : Alleen in de

gemeenten bedoeld in de artikelen 7 en 8,
paragraaf 3 tot 10 van de wetten op het gebruik van
de talen in bestuurszaken uit 1966, moet elke
gemeentelijke mandataris voor het uitoefenen van
zijn ambt de taal van het taalgebied van zijn
gemeente machtig zijn.

De bepalingen van de gecoördineerde wetten op

11.02 Antoine Duquesne , ministre: C'est

uniquement dans les communes visées par les
articles 7 et 8, paragraphes 3 à 10 des lois de 1966
sur l'usage des langues dans l'administration, que
chaque mandataire communal doit maîtriser la
langue de la région linguistique de sa commune
pour l'exercice de sa fonction.

Les dispositions des lois coordonnées de 1966 sur

CRABV 50

COM 293

14/11/2000

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

het gebruik van de talen in bestuurszaken uit 1966
zijn enkel van toepassing op de ambtenaren
vermeld in artikel 21, paragraaf 1 van vermelde wet.

Voor het overige gebeurt de vervanging van een
afwezige burgemeester overeenkomstig de
bepalingen van de artikelen 14 en 14bis van de
nieuwe gemeentewet.

l'usage des langues dans l'administration ne
s'appliquent qu'aux fonctionnaires mentionnés à
l'article 21, paragraphe 1, de la loi susmentionée.

Pour le reste, le remplacement d'un bourgmestre
absent se fait conformément aux dispositions des
articles 14 et 14 bis de la nouvelle loi communale.

11.03 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): De

minister vindt dat de burgemeester van Brussel-
stad geen Nederlands moet kennen. Dit is
ontstellend. Het is ook jammer dat de minister zich
achter wettelijke bepalingen verschanst om een
gebrek aan respect tegenover de Vlamingen in dit
land goed te maken.

11.03 Bart Laeremans (VLAAMS BLOK): Le

ministre estime que le bourgmestre de Bruxelles-
capitale n'est pas tenu de connaître le néerlandais.
C'est effarant. Il est également regrettable que le
ministre se retranche derrière des dispositions
légales pour cautionner ce manque de respect vis-
à-vis des Flamands.

12 Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme

aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
samenvoeging van de Gerechtelijke Politie en de
BOB van de Rijkswacht tot de
gedeconcentreerde eenheden van de Federale
Politie in de gerechtelijke arrondissementen
Veurne en Ieper" (nr 2627)

12 Question orale de M. Yves Leterme au

ministre de l'Intérieur sur "la fusion de la police
judiciaire et de la BSR de la gendarmerie en
unités déconcentrées de la police fédérale dans
les arrondissements judiciaires de Furnes et
d'Ypres"(n° 2627)

12.01 Yves Leterme (CVP): Door de nieuwe

politiewet worden BOB en GP samengevoegd tot
gedeconcentreerde eenheden van de Federale
Politie. In de gerechtelijke arrondissementen
Veurne en Ieper is er echter geen volwaardige
brigade van de GP, maar enkel een zogenaamde
antenne die niet eens een organiek kader heeft.
Sedert jaren werd erop aangedrongen die antennes
te verstevigen. Enkel de diensten van Kortrijk en
Brugge beschikten over de nodige diensten vereist
voor hun opdracht.

Hoe zal de samenvoeging van BOB en GP in Ieper
en Veurne gebeuren? Worden die antennes
uitgebreid? Op welke basis wordt de samenvoeging
geregeld? In hoeverre wordt rekening gehouden
met de werklast?

12.01 Yves Leterme (CVP): La nouvelle loi sur la

police prévoit une fusion de la BSR et de la police
judiciaire en unités déconcentrées de la police
fédérale. Les arrondissements judiciaires de Furnes
et d'Ypres ne comptent toutefois pas de véritable
brigade de la police judiciaire mais seulement une
antenne qui ne dispose même pas d'un cadre
organique.
Depuis des années, on insiste pour que ces
antennes soient renforcées. Seuls les services de
Courtrai et de Bruges disposaient des services leur
permettant de remplir leur mission.Comment la
fusion entre la BSR et la police judiciaire se
déroulera-t-elle à Ypres et à Furnes ? Ces antennes
seront-elles élargies ? Sur quelle base cette fusion
sera-t-elle réglée ? Dans quelle mesure la charge
de travail sera-t-elle prise en considération ?

12.02 Minister Antoine Duquesne : In alle

arrondissementen zullen gedeconcentreerde
federale politiediensten worden opgericht, ook in
Veurne en Ieper. Achteraf zal in overleg met alle
betrokkenen een aanpassing van het
personeelskader worden overwogen.

12.02

Antoine Duquesne , ministre: Des services
déconcentrés de la police fédérale seront créés
dans tous les arrondissements, y compris à Furnes
et à Ypres. Une adaptation du cadre du personnel
sera par la suite prise en considération en
concertation avec tous les intéressés.

12.03 Yves Leterme (CVP): We zullen afwachten

hoe dit op het terrein wordt gerealiseerd.

12.03 Yves Leterme (CVP): Nous verrons bien

comment cela se réalise sur le terrain.

12.04 Minister Antoine Duquesne : De nieuwe

structuren zullen een beter inzicht in de situatie en

12.04 Antoine Duquesne , ministre: Les nouvelles

structures vont permettre de mieux appréhender la

14/11/2000

CRABV 50

COM 293

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

een toekomstgerichte visie inzake personeel
mogelijk maken.

situation et d'avoir une vision prospective en ce qui
concerne le personnel.

12.05 Yves Leterme (CVP): Dan vertrekken we

vanuit een zwakker uitgeruste politiedienst.

12.05 Yves Leterme (CVP): Les services de

polices seront moins bien équipés.

12.06 Minister Antoine Duquesne :

12.06 Antoine Duquesne , ministre:

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

13 Mondelinge vraag van de heer Pieter De Crem

aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
chaos bij de aangiften van de
verkiezingsuitgaven" (nr 2642)

13 Question orale de M. Pieter De Crem au

ministre de l'Intérieur sur "le chaos en matière de
déclarations des dépenses électorales"(n°2642)

13.01 Pieter De Crem (CVP): De aangiften van de

verkiezingsuitgaven moesten binnen de 30 dagen
na de verkiezingen ingediend zijn bij de plaatselijke
rechtbank van eerste aanleg. Nu blijkt dat er heel
wat is misgegaan. Niet alleen zijn er fouten
gemaakt, de aangiften blijken ook gedaan te zijn op
basis van oude formulieren. De reden voor dit
laatste zou te zoeken zijn bij de minister van
Binnenlandse Zaken die nog op 1 november een
wijziging van het ministerieel besluit van 24
augustus laatstleden publiceerde, waardoor andere
aangifteformulieren opgelegd werden.

Waarom was deze recente wijziging en aanvulling
van een ministerieel besluit nodig? Wie is
verantwoordelijk voor de onvolledige publicatie van
het ministerieel besluit van 24 augustus 2000? Is
een ernstige controle van de verkiezingsuitgaven nu
nog mogelijk? Zijn aangiften op basis van oude
formulieren rechtsgeldig? Beseft de minister dat de
veroorzaakte chaos aanleiding kan geven tot
politieke afrekeningen? Hoe rijmt de minister de
gevolgde procedure met behoorlijk bestuur?

13.01 Pieter De Crem (CVP): Les déclarations des

dépenses électorales devaient être déposées au
tribunal de première instance du lieu dans les trente
jours à dater des élections. On constate aujourd'hui
de nombreux dysfonctionnements. Non seulement
des erreurs ont été commises, les déclarations ont
également été faites à l'aide d'anciens formulaires.
Cette dernière anomalie serait imputable au
ministre de l'Intérieur qui, le 1

novembre encore, a

publié une modification de l'arrêté ministériel du
24 août dernier, imposant de nouveaux formulaires
de déclaration.
Pourquoi fallait-il encore modifier cet arrêté
ministériel ? Qui est responsable de la publication
incomplète de l'arrêté ministériel du 24 août 2000 ?
Un contrôle sérieux des dépenses électorales est-il
encore possible désormais ? Les déclarations sur la
base d'anciens formulaires sont-elles valables ? Le
ministre est-il conscient du fait que ce chaos peut
donner lieu à des règlements de comptes
politiques ? S'agit-il selon le ministre d'un exemple
de bonne administration ?

13.02 Minister Antoine Duquesne : Op 5 oktober

vestigde de Controlecommissie betreffende de
verkiezingsuitgaven de aandacht op het ontbreken
van twee aangifteformulieren. Mijn administratie
heeft die ontbrekende modellen onmiddellijk
opgesteld. Zij werden gepubliceerd in het
Staatsblad van 1 november in de vorm van een
aanvullend ministerieel besluit. De modellen werden
ook meteen bezorgd aan de voorzitters van de
rechtbanken van eerste aanleg evenals aan alle
politieke partijen. Van onbehoorlijk bestuur is geen
sprake, integendeel. Er is evenmin sprake van oude
en nieuwe formulieren. Het aanvullende besluit van
1 november betreft enkel twee nieuwe
aangiftemodellen. De aangiften van de
verkiezingsuitgaven moesten op 7 november binnen

13.02

Antoine Duquesne , ministre: Le 5 octobre, la
Commission de contrôle des dépenses électorales
a attiré l'attention sur l'absence de deux formulaires
de déclaration.
Mon administration a immédiatement élaboré ces
modèles manquants. Ils ont été publiés au Moniteur
belge du 1

novembre sous la forme d'un arrêté

ministériel complémentaire. Les modèles ont en
outre été immédiatement transmis aux présidents
des tribunaux de première instance, ainsi qu'à tous
les partis politiques. Il n'est nullement question
d'une administration incorrecte, au contraire. Il n'est
pas davantage question d'anciens et de nouveaux
formulaires. L'arrêté complémentaire du
1

novembre concerne uniquement deux nouveaux

CRABV 50

COM 293

14/11/2000

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

zijn. De kandidaten hadden dus ruimschoots de tijd
om hun wettelijke verplichtingen na te komen.

modèles de déclaration.
Les déclarations des dépenses électorales devaient
être déposées pour le 7 novembre. Les candidats
avaient donc largement le temps de remplir leurs
obligations légales.

13.03 Pieter De Crem (CVP): Er waren dus

lacunes in het ministerieel besluit van 24 augustus.
Dit is wel een belangrijke materie en dus een
voorbeeld van onbehoorlijk bestuur. De
Controlecommissie is niet eens samengekomen. Dit
moet een les zijn voor de toekomst.
Interpretatieproblemen blijven nu bestaan. De
schuld op de Controlecommissie schuiven is al te
gemakkelijk. De minister was hier bevoegd.

13.03 Pieter De Crem (CVP): L'arrêté ministériel

du 24 août présentait donc des lacunes. Il s'agit
bien d'une matière importante et dès lors d'un
exemple de mauvaise administration. La
commission de contrôle ne s'est même pas réunie.
Il faut en tirer les leçons pour le futur. Les
problèmes d'interprétation subsistent. Il est trop
facile de rejeter la responsabilité sur la commission
de contrôle. C'est le ministre qui était compétent en
la matière.

13.04 Yves Leterme (CVP): Ik ben ondervoorzitter

van de Controlecommissie. De commissie voor de
Verkiezingsuitgaven heeft nooit die aangelegenheid
behandeld. Twee formulieren werden duidelijk niet
opgenomen in het ministerieel besluit. Dat is een
ernstige fout. Het gaat zeker niet op de
Controlecommissie de schuld daarvoor te geven.

13.04 Yves Leterme (CVP): Je suis vice-président

de la commission de contrôle des dépenses
électorales. Elle n'a jamais traité ce dossier.

Deux formulaires ne figuraient manifestement pas
dans l'arrêté ministériel. Il s'agit-là d'une grave
erreur. Il est inacceptable d'en rejeter la faute sur la
commission de contrôle.

13.05 Minister Antoine Duquesne : De controle

van de uitgaven is een parlementair prerogatief dat
door de controlecommissie wordt uitgeoefend.
De reglementaire besluiten van de minister van
Binnenlandse Zaken dienen gewoon ter bevestiging
van de commissiebeslissingen. De dialoog tussen
de minister en de controlecommissie moet tot een
goede vertaling van de commissiebeslissingen
leiden. Ik zal hierop toezien. De eigenlijke
interpretatiebevoegdheid ligt bij de
controlecommissie.

13.05 Antoine Duquesne , ministre: Le contrôle

des dépenses est une prérogative parlementaire
exercée par la Commission de Contrôle. Les
arrêtés réglementaires du ministre de l'Intérieur
doivent simplement relayer les décisions de la
commission. Le dialogue entre le ministre et la
Commission de Contrôle doit mener à une bonne
traduction des décisions de cette dernière. J'y
veillerai. La véritable interprétation est détenue par
la Commission de Contrôle.

13.06 Paul Tant (CVP): De kandidaten waren vaak

niet eens in staat hun verplichtingen inzake aangifte
na te komen.

13.06 Paul Tant (CVP): En réalité, les candidats

n'étaient souvent même pas en mesure de remplir
leurs obligations relatives à la déclaration.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

14 Mondelinge vraag van de heer Pieter De Crem

aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
voorbereiding van de benoeming van
burgemeesters" (nr 2643)

14 Question orale de M. Pieter De Crem au

ministre de l'Intérieur sur "la préparation de la
nomination des bourgmestres" (n° 2643)

14.01 Pieter De Crem (CVP): Begin januari 2001

worden de nieuwe burgemeesters benoemd. Zijn er
ter zake bijkomende regels? Werden er termijnen
opgelegd om eventuele klachten te behandelen?
Welke criteria zal de minister hanteren? Welke
volgorde zal in acht worden genomen? Zullen de

14.01 Pieter De Crem (CVP): Au début du mois de

janvier 2001, les nouveaux bourgmestres seront
nommés. A-t-on élaboré des règles
supplémentaires en la matière ? A-t-on imposé le
cas échéant des délais pour le traitement de
plaintes éventuelles ? Quels critères le ministre

14/11/2000

CRABV 50

COM 293

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

benoemingen tijdig kunnen gebeuren?

utilisera-t-il ? Dans quel ordre les bourgmestres
seront-ils nommés ? Pourra-t-il être procédé à ces
nominations à temps ?

14.02 Minister Antoine Duquesne : Deze

aangelegenheid wordt geregeld in de
rondzendbrieven van 26 juli en 12 en 14 september
2000, respectievelijk Belgisch Staatsblad van 31
augustus en 22 en 27 september 2000, die aan de
provinciegouverneurs werden overgemaakt.

Bezwaren moeten worden ingediend binnen de 40
dagen na het opstellen van het proces-verbaal van
de verkiezing. De bestendige deputatie of, voor
Brusselse gemeenten, het rechtsprekend college
van Brussel-hoofdstad, doet binnen de 30 dagen
uitspraak.

De criteria voor de benoeming van de
burgemeesters zijn onveranderd. Ze zijn terug te
vinden in de circulaire van 26 juli 2000.

14.02 Antoine Duquesne , ministre: Cette affaire

est réglée dans les circulaires du 26 juillet et des 12
et 14 septembre 2000, publiées au Moniteur belge
du 31 août et des 27 et 22 septembre 2000, qui ont
été adressées aux gouverneurs de province.

Les plaintes doivent être introduites dans les
quarante jours après la rédaction du procès-verbal
de l'élection . La députation permanente ou, pour
les communes bruxelloises, le collège juridictionnel
de Bruxelles-Capitale, se prononce dans les trente
jours.

Les critères utilisés pour la nomination des
bourgmestres restent inchangés. Ils sont contenus
dans la circulaire du 26 juillet 2000.

Sommige voordrachtsakten kunnen niet
onmiddellijk worden behandeld; omdat de
verkiezing werd vernietigd; omdat er een schorsend
beroep is bij de Raad van State; omdat de
ingediende voordrachtsakte niet voldoet aan de
wettelijke voorwaarden of niet kan rekenen op steun
van de meerderheid van de gemeenteraadsleden;
omdat er verscheidene voordrachtsakten zijn
waarop gemeenteraadsleden meer dan eens
bekenden of omdat er nog geen definitief advies is
van de procureur-generaal.

Er werd een Nederlandstalige en een Franstalige
sectie opgericht, samengesteld uit ambtenaren van
de directie Lokale Aangelegenheden en uit ervaren
ambtenaren uit andere diensten van mijn
departement.

Les dossiers sont traités dans l'ordre dans lequel ils
me parviennent, à condition que les élections aient
été validées et que les avis sont positifs.
Certains actes de présentation ne peuvent être
traités immédiatement pour différentes raisons :
l'élection a été annulée, un recours en suspension a
été introduit au Conseil d'Etat, l'acte de présentation
introduit ne satisfait pas aux conditions légales ou
n'est pas soutenu par la majorité des conseillers
communaux, il y a différents actes de présentation
signés plusieurs fois par certains conseillers
communaux, le procureur général n'a pas encore
remis d'avis définitif.

Une section néerlandophone et une section
francophone ont été constituées. Elles sont
composées de fonctionnaires de la direction des
affaires locales et de fonctionnaires expérimentés
appartenant à d'autres services de mon
département.

Ik zou hier willen opwerpen dat de burgemeesters
de mogelijkheid hebben zich tot de gouverneur te
wenden.

Je voudrais dire que les bourgmestres disposent de
la possibilité de s'adresser au gouverneur.

14.03 Pieter De Crem (CVP): Is het advies nodig

van de procureur-generaal van het ambtsgebied
waartoe de gemeente of stad behoort?

14.03 Pieter De Crem (CVP): Faut-il s'enquérir de

l'avis du procureur général du ressort de la
commune ou de la ville ?

14.04 Minister Antoine Duquesne : Voor de

gemeenten wel natuurlijk. Overtredingen op andere
niveaus zijn mogelijk. Als dat het geval is moet de
procureur-generaal inlichtingen aan zijn collega's

14.04 Antoine Duquesne , ministre: Les

communes, bien sûr. Il peut y avoir des infractions à
d'autres niveaux, mais alors le procureur général
doit prendre ses renseignements chez ses

CRABV 50

COM 293

14/11/2000

KAMER

-3

E ZITTING VAN DE

E ZITTINGSPERIODE

2000

2001

CHAMBRE

-3

E SESSION DE LA

E LEGISLATURE

vragen.

collègues.

14.05 Pieter De Crem (CVP): Voor de

voordrachtakte dienden heel wat burgemeesters het
document uit het Belgisch Staatsblad te kopiëren.
Daarop was onvoldoende plaats om alle gegevens
in te vullen. Ik dring aan op een uniform en wettelijk
document tegen de volgende verkiezingen.

14.05 Pieter De Crem (CVP): De nombreux

bourgmestres ont dû faire une copie de l'acte de
présentation à partir du document paru au Moniteur
belge. Il n'y a pas suffisamment de place sur ce
document pour mentionner l'ensemble des
données. J'insiste pour qu'un document uniforme et
légal soit créé d'ici aux prochaines élections.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

15 Mondelinge vraag van de heer Karel Van

Hoorebeke aan de minister van Binnenlandse
Zaken over "de minimumnormen voor de
personeelsbezetting van de toekomstige
politiezones" (nr 2639)

15 Question orale de M. Karel Van Hoorebeke au

ministre de l'Intérieur sur "les normes minimales
d'occupation du personnel dans les futures
zones de police" (n° 2639)

15.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): De KUL

heeft een studie gemaakt inzake minimumnormen
voor personeelsbezetting in de toekomstige
politiezones. De minister heeft nog geen normen
vastgelegd. Onder meer voor mutaties is het
toekomstig organigram van belang. Wanneer komt
dit er?

15.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): La KUL a

réalisé une étude relative aux normes minimales en
matière d'effectifs dans les futures zones de police.
Le ministre n'a pas encore fixé de normes. Le futur
organigramme est important, notamment pour les
mutations. Quand cet organigramme sera-t-il
élaboré ?

15.02 Minister Antoine Duquesne : Jammer dat u

er niet was toen ik antwoordde op de interpellatie
van de heer Simonet. Bij de huidige stand van
zaken zijn we voor de afbakening van de zones
uitgegaan van bestaande situaties, rekening
houdend evenwel met de functionaliteit van de
politiediensten. Alle gemeenten voldoen aan dat
functionaliteitscriterium.

Wat de verdeling van de middelen betreft, heeft de
KUL uitstekende criteria aangereikt, zeker in
vergelijking met de situatie in het verleden. In het
algemeen kan men stellen dat de politie beter zal
kunnen werken en versterkt zal worden, aangezien
zowel politie- als rijkswachtmanschappen
samengebracht zullen worden.

Er zal nu een ideale norm vastgesteld moeten
worden.

Wat de formatie betreft, heeft men de lokale
autonomie willen respecteren, rekening houdend
met de behoeften.

We zullen zeker nog de gelegenheid hebben om op
de onderscheiden fasen van deze operatie terug te
komen.

15.02 Antoine Duquesne , ministre: Dommage

que vous n'étiez pas là pour entendre ma réponse à
l'interpellation de M. Simonet. Dans l'état actuel,
nous avons déterminé les zones à partir de
situations existantes, en tenant compte de la
fonctionnalité des polices. Toutes les communes
satisfont à ce critère de fonctionnalité.

Quant à la répartition des moyens, les critères
avancés par la KUL sont excellents, surtout si on
les compare au passé. Généralement, la police
sera améliorée et renforcée puisque les effectifs de
policiers et de gendarmes seront cumulés. Demain,
il faudra fixer une norme idéale.

Quant au cadre, on a voulu respecter l'autonomie
locale en tenant compte des besoins. Nous aurons
certainement encore l'occasion de revenir sur les
phases de cette opération.

Document Outline