KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50 COM 289
CRIV 50 COM 289
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET HET BEKNOPT VERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC LE COMPTE RENDU ANALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
C
OMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
woensdag mercredi
08-11-2000 08-11-2000
14:30 uur
14:30 heures
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE

































AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP Christelijke
Volkspartij
FN Front
National
PRL FDF MCC
Parti Réformateur libéral ­ Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS Parti
socialiste
PSC Parti
social-chrétien
SP Socialistische
Partij
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode + nummer
en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du
n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag (op wit papier, bevat de bijlagen en het
beknopt verslag, met kruisverwijzingen tussen Integraal en
Beknopt Verslag)
CRIV
Compte Rendu Intégral (sur papier blanc, avec annexes et
CRA, avec renvois entre le CRI et le CRA)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV Compte
Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes
:
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be

e-mail : aff.generales@laChambre.be
CRIV 50
COM 289
08/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i

INHOUD
SOMMAIRE
Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Luc Goutry aan de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen over 'de ROB-bedden' (nr.
2244)
- mevrouw Anne-Mie Descheemaeker aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
'de RVT-bedden in rusthuizen' (nr. 2464)
1
Questions orales jointes de
- M. Luc Goutry au ministre des Affaires sociales
et des Pensions sur 'les lits des maisons de
repos' (n° 2244)
- Mme Anne-Mie Descheemaeker au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur 'les lits MRS
dans les maisons de repos' (n° 2464)
1
Sprekers:
Luc Goutry, Anne-Mie
Descheemaeker, Frank Vandenbroucke,
minister van Sociale Zaken en Pensioenen
Orateurs:
Luc Goutry, Anne-Mie
Descheemaeker, Frank Vandenbroucke,
ministre des Affaires sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de letsels voor repetitieve arbeid" (nr. 2407)
5
Question orale de M. Luc Goutry au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "les
blessures encourues suite au travail répétitif"
(n° 2407)
5
Sprekers:
Luc Goutry, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Luc Goutry, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van mevrouw Maggie De Block
aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de budgettering in de klinische
biologie en de ristorno's" (nr. 2432)
6
Question orale de Mme Maggie De Block au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
"la fixation du budget en biologie clinique et les
ristournes" (n° 2432)
6
Sprekers:
Maggie De Block, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Maggie De Block, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"het sociaal statuut van de podiumkunstenaars"
(nr. 2462)
8
Question orale de M. Luc Goutry au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "le statut
social des artistes de spectacle" (n° 2462)
8
Sprekers:
Luc Goutry, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Luc Goutry, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de plannen tot systematische
borstkankerscreening" (nr. 2465)
11
Question orale de M. Luc Goutry au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "les plans
de dépistage systématique du cancer du sein"
(n° 2465)
11
Sprekers:
Luc Goutry, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Luc Goutry, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van de heer Bruno Van
Grootenbrulle aan de minister van Sociale Zaken
en Pensioenen over "de financiering van de op
verschillende plaatsen gevestigde ziekenhuizen"
(nr. 2489)
12
Question orale de M. Bruno Van Grootenbrulle au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
"le financement des hôpitaux multisites" (n° 2489)
12
Sprekers: Bruno Van Grootenbrulle, Frank
Vandenbroucke
, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs: Bruno Van Grootenbrulle, Frank
Vandenbroucke
, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van mevrouw Annemie Van de
Casteele aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "het stimuleren van het gebruik
van generische geneesmiddelen" (nr. 2547)
13
Question orale de Mme Annemie Van de Casteele
au ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "la stimulation de l'utilisation des
médicaments génériques" (n° 2547)
13
Sprekers: Annemie Van de Casteele, Frank
Vandenbroucke
, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs: Annemie Van de Casteele, Frank
Vandenbroucke
, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
08/11/2000
CRIV 50
COM 289
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt
aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de aanpassing van het bedrag
van het loon dat niet vatbaar is voor overdracht of
beslag" (nr. 2562)
15
Question orale de Mme Greta D'Hondt au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur
"l'adaptation du montant non cessible ou non
saisissable de la rémunération" (n° 2562)
15
Sprekers: Greta D'Hondt, Annemie Van de
Casteele, Luc Goutry, Daniel Bacquelaine
,
voorzitter van de PRL FDF MCC-fractie
Orateurs: Greta D'Hondt, Annemie Van de
Casteele, Luc Goutry, Daniel Bacquelaine
,
président du groupe PRL FDF MCC
Mondelinge vraag van de heer Bruno Van
Grootenbrulle aan de minister van Sociale Zaken
en Pensioenen over "de toekomstige herziening
van de berekeningswijze van de socio-
economische coëfficiënten door het Fonds voor
Beroepsziekten" (nr. 2564)
21
Question orale de M. Bruno Van Grootenbrulle au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
"la future révision du mode de calcul des
coefficients socio-économiques par le Fonds des
maladies professionnelles » (n° 2564)
21
Sprekers: Bruno Van Grootenbrulle
Orateurs: Bruno Van Grootenbrulle
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de vereenvoudiging en
modernisering van de door de werkgevers bij te
houden sociale administratie" (nr. 2584)
22
Question orale de Mme Greta D'Hondt à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "la
simplification et la modernisation de
l'administration sociale à tenir par les employeurs"
(n° 2584)
22
Sprekers: Greta D'Hondt
Orateurs: Greta D'Hondt
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt
aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de bijzondere bijdrage voor de
sociale zekerheid" (nr. 2586)
23
Question orale de Mme Greta D'Hondt au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "la
cotisation spéciale de sécurité sociale" (n° 2586)
24
Sprekers: Greta D'Hondt
Orateurs: Greta D'Hondt
CRIV 50
COM 289
08/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1



COMMISSIE VOOR DE SOCIALE
ZAKEN
COMMISSION DES AFFAIRES
SOCIALES
van
WOENSDAG
08
NOVEMBER
2000
14:30 uur
______
du
MERCREDI
08
NOVEMBRE
2000
14:30 heures
______

De vergadering wordt geopend om 14.30 uur door
de heer Joos Wauters, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.30 heures par M. Joos
Wauters, président.
01 Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Luc Goutry aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over 'de ROB-
bedden' (nr. 2244)
- mevrouw Anne-Mie Descheemaeker aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
'de RVT-bedden in rusthuizen' (nr. 2464)
01 Questions orales jointes de
- M. Luc Goutry au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur 'les lits des
maisons de repos' (n° 2244)
- Mme Anne-Mie Descheemaeker au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur 'les
lits MRS dans les maisons de repos' (n° 2464)
01.01 Luc Goutry (CVP): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, mijn vraag
handelt, ten eerste, over de zogenaamde ROB-
bedden, de gewone rusthuisbedden, en, ten
tweede, over de RVT-bedden, de rust- en
verzorgingsbedden. Zoals iedereen weet, hebben
deze bedden een verschillend statuut, vooral wat
de financiering betreft. Er zijn nogal grote
verschillen; dat heb ik in mijn vraag ook toegelicht
en met enkele voorbeelden uitgelegd.

Kort geef ik een voorgeschiedenis ten behoeve
van de commissieleden. Ik veronderstel dat de
minister de geschiedenis al kent. De grote
reconversieoperatie heeft, meen ik, rond 1986
plaatsgevonden. Toen heeft men de ROB- en
RVT-bedden benoemd. De V-bedden van de
vroegere ziekenhuizen wilde men op deze manier
systematisch omruilen voor RVT-bedden, waar
duidelijk hotelkosten bijkwamen. Deze hotelkosten
moeten, naast een forfaitair bedrag voor
verzorging, door de bejaarde zelf worden betaald.
Hiertegenover staat de ligdagprijs in een
ziekenhuis, die vroeger voor een langdurig verblijf
van een bejaarde in de V-dienst tot 7.000 à 8.000
frank per dag kon oplopen.

Deze benoemingen lijken me een goede operatie
te zijn geweest om het geheel van de ouderenzorg
te kunnen beheersen. Het is ook logisch dat men
hotelkosten aanrekende, want deze mensen
hebben geen woonkosten, meer, moeten geen
huishuur of verwarming meer betalen, enz. Deze
kosten worden dus gecompenseerd door een
hotelprijs aan de rusthuisuitbater. Voor de
verzorgingskosten moest men een forfaitair
bedrag geven.

Hier is het nu om te doen. In feite zitten we in de
begroting nog steeds met twee posten. In de
eerste post worden met een gesloten enveloppe
de ROB-uitgaven op jaarbasis geraamd. Het gaat
hier om ongeveer 12 miljard frank. De tweede
post is een aparte post voor de RVT-bedden. Het
eerste budget kan het tweede niet helpen, zodat
we nu in een moeilijke situatie zitten. Er zal
namelijk een lineaire besparing zijn van 6% voor
de rusthuisbedden. Er is echter een tekort in het
budget van de rusthuizen, maar een overschot in
het budget van de RVT. Zo heb ik het toch
begrepen uit een mededeling naar aanleiding van
een beslissing van de Ministerraad.

Dit gegeven stond eigenlijk niet in mijn vraag,
maar ik meld het toch, omdat het actueler is dan
mijn vraag die ik op 28 juni had geformuleerd. Het
houdt wel rechtstreeks verband met mijn vraag.

Ik zal nog even kort mijn hele vraag uiteenzetten
en precies aanduiden wat ik daarover graag van u
had willen vernemen.
08/11/2000
CRIV 50
COM 289
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
Vooraf wil ik nog even herinneren aan een
inhaaloperatie voor de RVT-bedden. Deze
inhaaloperatie stamt uit 1998. De vorige regering
besliste toen om een bedrag van 5 miljard frank,
gespreid over 5 jaar - dus 1 miljard per jaar - vrij te
maken voor telkens 5.000 nieuwe RVT-
erkenningen per jaar. In het totaal moesten dus
25.000 erkenningen gerealiseerd worden in 5 jaar
tijd. Nu zitten we ongeveer in de helft, dus voor
2001 en 2002 moet er nog telkens voor een schijf
van 1 miljard frank - of 5.000 bedden - worden
gerealiseerd.

Een realiteit die we toen al kenden, maar die meer
dan ooit prangend wordt, is dat de behoeften
groter zijn dan het aanbod. Als deze operatie in
2002 volledig zal zijn uitgevoerd, dan zullen we
ongeveer 40.000 erkende en aldus gefinancierde
RVT-bedden hebben, maar dan komen we nog
ongeveer 20.000 erkenningen te kort. Rusthuizen
die minder RVT-erkenningen hebben gekregen,
maar die toch zwaar zorgbehoevende mensen
hebben, moeten hen verzorgen aan een lager
forfait vanwege het RIZIV. Op het terrein leidt dit
tot zeer veel ongemak en distorsies. Mijn eigen
streek, Noordwest-Vlaanderen, zit bijvoorbeeld
goed. Zuidwest-Vlaanderen, de streek van
mevrouw Descheemaeker, zit op dat vlak veel
slechter omdat de toen toegepaste parameters
ongunstiger uitkwamen. Men heeft daar, denk ik,
een dekking van nog geen 50% van de RVT's.
Desondanks verzorgt men daar toch zwaar
zorgbehoevende patiënten, die evenveel kosten
als diegenen die wel als RVT zijn erkend. Zij
ontvangen daardoor per dag en per patiënt 500
frank minder van het RIZIV.

Mijnheer de minister, alles samengevat is dit toch
wel een belangrijk probleem. Hoe zult u daarmee
in de toekomst omgaan? Is het wel zinvol om die
twee budgetten te behouden? Is het niet veel
beter om een meer realistische inschaling van de
behoeften te maken en het budget, dat een
envelopsysteem is, toch ineens te verhogen?
Kunnen we niet beter voortbouwen op de
reconversie die aan de gang is om op die manier
te voorzien in een goede behoeftedekking en te
zorgen dat elk rusthuis betaalt voor de patiënten
dat het opneemt.

Ik zal het u niet kwalijk nemen indien u mijn
volgende vraag niet beantwoordt want ik had ze
niet schriftelijk vermeld. Waarom voeren we die
zes procent lineaire besparing in voor de
rusthuisbedden? Vooral de instellingen die veel
rusthuisbedden hebben, zullen getroffen worden
en het zijn precies zij die wachten op een RVT-
erkenning. Dit zou aanleiding kunnen geven tot
een vervelende cumulatie van problemen. Dat is
trouwens de reden tot mijn vragen.
01.02 Anne-Mie Descheemaeker (AGALEV-
ECOLO): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
minister, collega's, mijn vraag sluit inderdaad
volledig aan bij de vraag van de heer Goutry. Ik zal
zijn bedenkingen dus niet volledig herhalen maar
overgaan tot de praktijk.

In die rusthuizen, en dan zeker in Zuid-West-
Vlaanderen, waar geen 50% van de effectieve
RVT-patiënten en RVT-bedden erkend zijn, zijn de
personeelsbezetting en het personeelskader niet
aangepast aan de RVT.

Ik illustreer dit met een voorbeeld uit de praktijk.
Twee personeelsleden doen nachtdienst tussen
21 en 7 uur in een rusthuis met 150 bewoners.
Omgerekend en geen rekening houdend met het
feit dat deze mensen moeten eten en aan andere
natuurlijke behoeften moeten voldoen, betekent dit
dat zij welgeteld acht minuten per nacht kunnen
besteden aan een bewoner, of de helft van dit
aantal, als de verzorging moet gebeuren met twee
personen, wat zeer gebruikelijk is bij RVT-
patiënten.

Mijnheer de minister, is het sociaal verantwoord
dat de meerkosten voor de aanpassing van het
personeelskader aan de effectieve
verzorgingsvraag verhaald worden op de
bewoner, die nu de facto al gemiddeld 42000
frank betaalt als hotelkosten? Of zou de minister
de toewijzing van de bijkomende RVT-bedden, op
basis van de effectieve verzorgingsbehoefte van
de bewoners, prioritair stellen? Het is nu eenmaal
zo dat bejaarden inderdaad langer thuis blijven.
Dit heeft twee redenen. Ten eerste zijn er de
financiële redenen, wegens de kostprijs van het
rusthuis. Ten tweede zijn de mogelijkheden van
thuisverzorging toegenomen, wat tot gevolg heeft
dat verhoudingsgewijs steeds meer RVT-patiënten
in rustoorden zullen terechtkomen.
01.03 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, collega's, ik zou eerst willen ingaan
op de twee elementen die de heer Goutry heeft
aangehaald en die te maken hebben met
beslissingen uit het recente verleden. Daarna wil
ik reageren op de gemeenschappelijke vraag van
mevrouw Descheemaeker en de heer Goutry.

Wat het RVT-ROB-budget betreft, is er misschien
sprake van een misverstand. We hebben wel
degelijk een overschot, dat we zagen groeien in
de RVT-begroting, aangewend om een stuk van
een zeer groot tekort in het ROB-budget te
CRIV 50
COM 289
08/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
neutraliseren. Ik heb effectief die twee budgetten
met elkaar gesaldeerd. Ik aarzel over de precieze
bedragen. Grosso modo hadden we een tekort
van 1,8 miljard in het ROB-budget en hadden we
een overschot van 800 tot 900 miljoen in het RVT-
budget. Ik heb dat verschil gesaldeerd. Bovendien
heb ik om de overschrijding verder te kunnen
beperken, gebruik gemaakt van het feit dat we in
bepaalde andere sectoren, met name de
revalidatie, om technische redenen nog een klein
overschot hadden. Ik heb dat allemaal verzameld
en het rode cijfer dat voor de ROB bleef staan,
geminimaliseerd, maar het was er nog steeds.
Daarna heb ik natuurlijk het geldende automatisch
correctiemechanisme toegepast, namelijk het
tekort verhalen op de instellingen zelf zodanig dat
men binnen het budget blijft.

Op die manier kon de correctie-R - naast de
correctie-R is er ook de correctie-P - tot 5,95%
worden beperkt. Indien ik niet het saldo had
gemaakt van RVT en ROB, indien ik niet nog wat
vrijstaande middelen uit andere budgetten had
overgenomen, dan was de neerwaartse
aanpassing van de forfaits voor de ROB-sector
veel groter geweest, dramatisch groot zelfs. Ik
meen dus de sector een dienst te hebben
bewezen door op die manier te handelen.

De aanpassing werd doorgevoerd omdat wij
moeten leren werken binnen onze budgetten. Dat
lukt nog niet altijd, maar ik hoop dat dit in te
toekomst wel zal lukken. Voor de geneesmiddelen
voeren wij nu bijvoorbeeld een gesloten
budgetsysteem in. Waar dit gesloten
budgetsysteem reeds bestaat, met name voor de
ROB, moet het dan ook worden gerespecteerd.
De overschrijding van het budget is nochtans een
aanduiding van de grote behoefte in die sector.
Die overschrijding vormt dus eigenlijk een
argument om in de toekomst in meer middelen te
voorzien. Toch moeten wij de discipline opbrengen
om budgetoverschrijdingen te corrigeren.

Mijnheer Goutry, u hebt terecht gezegd dat dit een
zeer lineair systeem is. Ik ben niet van mening dat
we het zo tot in de eeuwigheid moeten behouden.
Integendeel, wij moeten het financierings- en
recuperatiemechanisme voor de rustoorden in
vraag durven stellen om zo tot een fijner
mechanisme te komen. Ik neem me inderdaad
voor deze kwestie in de loop van deze legislatuur
ter harte te nemen. Ik werk een voorstel uit tot
hervorming van de financiering in de ROB- en
RVT-sector.

Mijnheer de voorzitter, de heer Goutry en
mevrouw Descheemaeker hebben ook
schriftelijke vragen gesteld. Het antwoord op die
vragen kan worden gelezen vanuit de gedachte
dat tijdens deze legislatuur het
financieringssysteem zelf zal worden hervormd.
Een aantal van de problemen die u vermeldt,
zoals de omkadering en de reconversie, zullen
dan ook vanuit een ander licht worden bekeken.
De RIZIV-forfaits voor de
afhankelijkheidscategorieën B en C zijn
verschillend in de rustoorden dan in de rust- en
verzorgingstehuizen. De normen inzake
organisatie, architectuur, en personeel waaraan
deze instellingen moeten voldoen, verschillen
eveneens. Ik ben er mij van bewust dat de
instellingen over voldoende personeel moeten
beschikken voor een passende verzorging van
personen in rustoorden. De overheid heeft als
taak te voorzien in de nodige financiering voor het
personeel. Het meerjarenplan waarnaar in de
vragen wordt verwezen, maakte daarom de
reconversie mogelijk van 25.000 rustoordbedden
naar 25.000 rust-en verzorgingbedden, en dit
vanaf 1 januari 1998. Deze reconversie kwam tot
stand tussen de federale overheid, de
gemeenschappen en de gewesten, in uitvoering
van het protocolakkoord van 9 juni 1997 over het
te voeren ouderenbeleid. Deze reconversie was
gekoppeld aan een akkoord over de
programmatie van nog te openen rustoordbedden
in de gemeenschappen en gewesten. Dit
protocolakkoord voorzag ook in een jaarlijkse
evaluatie van alle bedden en plaatsen voor
ouderen in de diverse structuren. Bij de jaarlijkse
evaluatie van het protocolakkoord in 1999 werden
binnen de programmatie van rustoordbedden ook
alternatieve verzorgingsstructuren aanvaard, zoals
bijvoorbeeld dagcentra voor ouderen.

De reconversie loopt over een periode van vijf
jaar. De uitvoering ervan zal jaarlijks worden
herzien. De begroting hiervoor is op 1,9 miljard
frank begroot. Dit zal ook volgend jaar zo zijn. Op
het einde van de reconversie, in 2002, zullen nog
21.000 ouderen met een forfait B of C in een
rustoordbed verblijven, ook al voldoet hun graad
van afhankelijkheid aan alle voorwaarden om een
hoger forfait te ontvangen. Ik ben het inderdaad
met u beiden eens dat deze ongelijkheid zo snel
mogelijk moet worden opgelost door een totale
reconversie van alle B en C forfaits in ROB naar B
of C forfaits in RVT.

Ik wil u eraan herinneren dat dit ter sprake is
gekomen toen ik op 1 maart 2000 samen met mijn
collega's Aelvoet en Onkelinx het meerjarenplan
voor de verzorgingssector in een akkoord heb
gegoten. De tekst van dit akkoord met de
werkgevers en werknemers preciseert, ik citeer:
08/11/2000
CRIV 50
COM 289
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
"... dat de verhoging van de forfaits in het kader
van de harmonisering van de schalen in de sector
van de rustoorden en de rust- en
verzorgingstehuizen geen hindernis mag zijn voor
de structurele maatregelen die nu reeds moeten
worden voorbereid zoals de reconversie in rust- en
verzorgingstehuizen van alle patiënten die zware
verzorging nodig hebben". Ik wil er toch op wijzen
dat op dat moment werd beslist over de
harmonisering van het personeel en dat daarvoor
het nodige geld werd voorzien. De manier waarop
deze harmonisering wordt gerealiseerd, moet
evenwel overeenstemmen met de wens om de
verdere reconversie door te zetten.

In het kader van het sociaal akkoord werden 7,7
miljard Belgische frank voorzien voor de
zogenaamde harmonisering van de barema's in
ROB en RVT tot op het niveau van het
ziekenhuisbarema. Het ware natuurlijk ideaal om
in het kader van die belangrijke, budgettaire
inspanning ook de structurele reconversie naar
RVT te kunnen waarmaken. Gelet op de ongelijke
ontwikkeling van de structuren voor ouderen in dit
land kan de algemene reconversie naar RVT, die
naast een betere financiering ook inhoudt dat een
aantal bijkomende normen moeten worden
gerespecteerd, jammer genoeg niet snel worden
ingevoerd. Er zijn in de verschillende Gewesten
vrij uiteenlopende structuren opgebouwd.

Een van de voorwaarden om een erkenning te
bekomen als RVT bestaat er met name in dat
men minimaal 25 zwaar zorgafhankelijke ouderen
moet huisvesten. Er bestaan vandaag instellingen
die aan die norm niet kunnen voldoen. Dit hangt
bovendien af van streek tot streek. Dit vormt een
belangrijke rem om de reconversie te extrapoleren
naar de toekomst. Zorgafhankelijke ouderen
hebben recht op een hogere kwaliteit van zorg die
kan worden aangeboden in een RVT.

We bestuderen momenteel dit probleem. Ook al
kan ik de structurele reconversie niet op korte
termijn doorvoeren; toch wens ik dat binnen het
budget van 7,7 miljard aan bijkomende middelen
voor de sectoren ROB en RVT het financiële
verschil tussen de B- en C-forfaits in de ROB
enerzijds en de RVT anderzijds wordt
dichtgereden. Op die manier kunnen tegen het
einde van het sociaal akkoord in 2005 de B- en C-
forfaits in de rustoorden op het niveau worden
gebracht van de B- en C-forfaits in RVT voor
instellingen die aan de normen kunnen voldoen.

Ik herhaal dat we dit probleem momenteel
bestuderen. We hebben aan de werkgevers van
de sector in het kader van de harmonisering
uitgelegd hoe wij de eerste twee jaar van de
harmonisering kunnen financieren door een
verhoging van de forfaits. We doen dit door de
kloof tussen ROB en RVT voor de B- en C-forfaits
te verminderen. We moeten dit blijven doen en
gelijktijdig moet ook aan de reconversie worden
verder gewerkt. We zullen ons binnen 2 of 3 jaar
hopelijk ook bevinden in een ander soort van
financieringstechniek. Dit laatste lijkt mij in elk
geval nodig.
01.04 Luc Goutry (CVP): Mijnheer de minister,
uw antwoord is zeer interessant. U beantwoordt
mijn vraag volledig, vermits ik niet enkel peilde
naar de huidige toestand, maar ook naar uw
toekomstvisie. U ging daarop in en ik dank u
daarvoor. Inderdaad moeten wij in die richting
evolueren en niet in een andere. Ooit werd dit
kunstmatig, als techniek, gebruikt om voor
financiering te kunnen zorgen voor bedden die
moesten worden gereconverteerd, maar die
natuurlijk lang niet meer de behoeften dekken. U
hebt dat trouwens zelf gezegd. Ik ben er mij ook
van bewust dat u met de huidige instrumenten
niets anders kon doen dan wat u nu hebt gedaan,
namelijk ergens gaan recupereren indien het
budget op is. Natuurlijk moeten wij wel opletten
dat hierdoor geen pervers effect ontstaat. Ik
bedoel dat in sommige rusthuizen 50% van de
bedden erkend zijn in het RVT-stelsel, terwijl alle
bewoners 100% zwaar zorgbehoevend zijn. Dit is
een vereenvoudiging, toegegeven, maar het zijn
bijna allemaal zwaar zorgbehoevende patiënten,
waarvan de helft eigenlijk niet wordt gedekt door
het forfait. Men heeft daar een tekort en moet dan
zelf voor mensen en middelen zorgen. Precies op
die onderbetaalde 50% zou dan een besparing
van 6% komen. Diegenen die een goeie buffer
hebben en goed zitten met hun RVT-erkenningen,
kunnen daartegen. Sommige rusthuizen zijn voor
80% erkend als RVT en voor 20% als ROB. Als er
dan 6% van die 20% gaat, is dat niet zo erg. Als
men echter 40% RVT-bedden heeft en voor de
onderbetaalde 60% wordt er nog eens 6%
afgehaald, dan wordt dat wel moeilijk. Vooral die
noodkreet wilde ik duidelijk laten horen. Een
aantal rusthuizen zullen dit nu aan den lijve
ondervinden en zijn bang om dit te moeten
doorstaan.

U hebt gezegd dat het gehele mechanisme in de
loop van de legislatuur zal worden bekeken. Dit is
inderdaad niet haalbaar op een, twee, drie.
Belangrijk is dat u dit engagement wil aangaan,
net zoals het feit dat hierin is voorzien in het
sociaal akkoord, zodat hier geen structurele
barrière kan ontstaan die dit zou verhinderen.
CRIV 50
COM 289
08/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
Een laatste punt maakt geen deel uit van de
vraag, maar ik geef het u toch mee. In het protocol
was destijds ook voorzien in een moratorium en
dit om een korte stand still te organiseren, om de
behoeften in te schatten. In Vlaanderen is dit
gebeurd, in Brussel helemaal niet en in Wallonië
passief. Dit zou ertoe moeten leiden dat opnieuw
een vrijgave zou kunnen gebeuren, zodat men zou
kunnen overgaan tot bijkomende erkenningen
waar nodig. Ik vermeld dat dit moratorium nog
steeds bestaat, al drie jaar dus. Dat heeft geen
enkele zin meer. Een moratorium is een korte
stand still. Als men al drie jaar niet meer kan
uitbreiden, heeft dat geen zin meer in de
betekenis zoals ooit gedefinieerd in het protocol.
Ik wilde u dit slechts meegeven omdat het in de
toekomst mogelijk voor complicaties kan zorgen.
01.05 Anne-Mie Descheemaeker (AGALEV-
ECOLO): Mijnheer de minister, ik sluit mij aan bij
het antwoord van de heer Goutry. Ik voeg daar
nog wel iets aan toe voor de eerste periode waarin
de problemen zich nog stellen. Als de meerkost
van de verzorging van niet als dusdanig erkende
RVT-patiënten niet ten laste van de bewoners kan
worden gelegd - ik ga daarvan uit, omdat die
mensen toch al meer dan 42.000 frank betalen -
dan gebeurt de besparing ten koste van het
personeel. Ik bedoel de personeelsbezetting of het
personeelskader. Dat betekent dat die zwaar
zorgbehoevende patiënten minder verzorging
krijgen. Dat betekent dan weer niet dat de voeding
en de hygiënische verzorging niet in orde zouden
zijn, maar verzorging wordt dan hoofdzakelijk
daartoe beperkt. Die mensen verliezen dan elke
andere vorm van activiteiten en dergelijke en dat
moeten wij toch vermijden. Mensen die al zo
zwaar zorgbehoevend zijn, moeten meer krijgen
dan de loutere basiszorgen. Dat probleem stelt
zich nu toch gedeeltelijk. Ik heb geprobeerd dat
aan te tonen met het voorbeeld van twee mensen
die nachtdienst moeten doen voor 150 personen.
Dat is niet uit de lucht gegrepen: dat is de realiteit!

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

De voorzitter: Daar de heer Luc Goutry zijn
mondelinge vraag nr.
2262 heeft ingetrokken,
behandelen wij thans zijn mondelinge vraag
nr. 2407.
02 Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry
aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de letsels voor repetitieve
arbeid" (nr. 2407)
02 Question orale de M. Luc Goutry au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "les
blessures encourues suite au travail répétitif"
(n° 2407)
02.01 Luc Goutry (CVP): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, mijn vraag over
letsels bij repetitieve arbeid sluit aan bij de vraag
die mevrouw D'Hondt op 24 oktober 2000 in
dezelfde commissie stelde aan de minister van
Tewerkstelling en Arbeid. Haar vraag paste in de
ruimere context van alle musculosceletrale
aandoeningen, met het oog op preventie,
veiligheid en welzijn op het werk. Ik wil in het
bijzonder uitweiden over tendinitis.

De minister van Tewerkstelling heeft binnen het
kader van haar bevoegdheid op deze vraag
geantwoord. Zij verwees onder meer naar het
advies dat zij aan de Hogere Raad had
aangevraagd. Wat echter de erkenning als
beroepsziekte betreft, raadde zij ons aan ons te
wenden tot de minister van Sociale Zaken. Ik was
al bezig met deze kwestie vooraleer ik vernam dat
mevrouw D'Hondt een vraag van dezelfde
strekking had gesteld.

Mijnheer de minister, bent u zich bewust van het
feit dat dit een nieuw soort beroepsziekte kan zijn?
Wij beschikken immers over een hele lijst van
beroepsziekten, waarvan een aantal niet meer
gelden, omdat de arbeidsomstandigheden
tegenwoordig zijn veranderd. Hier dient zich
evenwel een nieuwe ziekte aan. Ze manifesteert
zich in rug- en armklachten en in tendinitis. Er is
ziekteverzuim, maar er is geen erkenning als
beroepsziekte. Meent u de lijst van beroepsziekten
aan de actualiteit te kunnen aanpassen? Hoe
staat u tegenover het probleem van de `repetitive
strain injuries of the MSA'?

Bent u van plan om, aansluitend op het advies van
de Hoge Raad, samen met de minister van
Tewerkstelling iets te ondernemen?
02.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, collega's, ik wens inderdaad de lijst
van beroepsziekten te actualiseren. De evolutie op
Europees niveau vormt mijns inziens een goed
aanknopingspunt om de Belgische situatie te
beoordelen. Ik sluit mij volledig aan bij de stelling
van de heer Goutry dat het beleid inzake
schadeloosstelling dient aan te sluiten op een
actief tewerkstellingsbeleid.

De term `repetitive strain injuries' is een
verzamelnaam voor een heterogene groep spier-,
pees- en zenuwklachten ter hoogte van de hand,
pols, elleboog, schouder en nek. Van een aantal
daarvan is de diagnose en het
08/11/2000
CRIV 50
COM 289
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
ontstaansmechanisme goed afleidbaar, zoals
bijvoorbeeld het carpale tunnelsyndroom. Dat
wordt samen met vergelijkbare
zenuwcompressiesyndromen erkend onder de
code 1.606.51 van de lijst der beroepsziekten.

Tendinitis en aanverwante aandoeningen worden
momenteel via het lijssysteem alleen bij
schouwspelartiesten erkend.

Vermits epidemiologische studies hebben
aangetoond dat tendinitis evenzeer voorkomt in
andere beroepen, heeft de technische raad van
het Fonds voor de beroepsziekten een werkgroep
belast met de uitwerking zowel van de voorstellen
inzake de aanpassing van de beroepsziektenlijst
als van de criteria voor de diagnose, de
blootstelling en de preventie van deze
aandoeningen. Deze werkgroep zal binnenkort zijn
rapport uitbrengen. Ik wens thans niet op de
zaken vooruit te lopen, maar deze aangelegenheid
wordt ongetwijfeld vervolgd.
02.03 Luc Goutry (CVP): Mijnheer de voorzitter,
ik begrijp dat de minister nog geen afdoend
antwoord kan verstrekken aangezien de
werkzaamheden terzake pas werden gestart.

Het verheugt mij dat de minister zich bewust is
van het feit dat dergelijke werkzaamheden zich
opdringen gezien de huidige evolutie van de
tewerkstellingsomstandigheden. Toch voeg ik er
meteen aan toe dat dit geen nieuw probleem is;
deze zaak is al enige tijd aan de orde en thans
kijken wij halsreikend uit naar het advies van de
Hoge Raad.

Hierbij aansluitend ware het aangewezen,
mijnheer de minister, ook advies te vragen
omtrent de medische screening en de
schadeloosstelling.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Mondelinge vraag van mevrouw Maggie De
Block aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de budgettering in de
klinische biologie en de ristorno's" (nr. 2432)
03 Question orale de Mme Maggie De Block au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "la fixation du budget en biologie clinique et
les ristournes" (n° 2432)
03.01 Maggie De Block (VLD): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, zoals u
weet werden de overschrijdingen van de
vastgelegde budgetten in de klinische biologie in
het verleden gerecupereerd via het beruchte
ristornosysteem, dat in 1989 werd ingevoerd. Dat
is waarschijnlijk niet ten onrechte gebeurd, want
de budgetten begonnen inderdaad de pan uit te
rijzen. De vele discussies die nadien over de
efficiëntie van dit systeem werden gevoerd, onder
andere in de commissie voor de Sociale Zaken,
hebben u doen besluiten dat het
enveloppensysteem in combinatie met de
ristornowetgeving zo een juridisch kluwen was dat
u een andere oplossing hebt trachten te zoeken.

Er zijn is nog altijd een aantal processen bezig
tussen de laboratoria die weigeren deze sommen
terug te betalen. In sommige gevallen is er al een
uitspraak geweest; anderen wachten nog. We
weten immers allemaal dat het gerecht traag zijn
werk doet.

Sinds 1993 werd het budget weer beter
controleerbaar, mede dankzij andere maatregelen
waarbij de aansprakelijkheid voor het
voorschrijven ook bij de voorschrijvende artsen
werd gelegd. Via de profielen van de
voorschrijvers kon men de voorschriften enigszins
aan banden leggen.

Na de laatste sociale programmawet is een nieuw
beheersingsinstrument door u ingevoerd,
waarschijnlijk met het doel een betere controle te
verkrijgen en de overschrijdingen efficiënter te
kunnen recupereren. Het is een eerlijker systeem
omdat vroeger bij een overschrijding alle
laboratoria moesten betalen. Nu worden alleen de
laboratoria die verantwoordelijk zijn voor het teveel
aan verwerkte labresultaten geconfronteerd met
een recuperatie. De regelgeving is een beetje
laattijdig op punt gesteld, want pas op 1 mei 2000
is het systeem van de grotere forfaitarisering -
75% forfaitarisering en 25% betaling per
aanvraag - in werking getreden. Daardoor kunnen
we voor dit jaar weer een overschrijding van het
budget verwachten.

Bestaan die twee recuperatiesystemen nog
steeds? U hebt aangekondigd dat het ene
systeem het andere overbodig maakt. Het
systeem via de sociale programmawet zou het
ristornosysteem overbodig maken, maar het
bestaat nog steeds. De laboratoria vrezen dat,
vermits het nog bestaat, het ook kan worden
toegepast. Wilt u beide systemen of één van de
twee gebruiken voor het jaar 2000? Zult u de wet
en de ristornowetgeving toepassen of zult u de
laatste aanpassing van artikel 32 van de sociale
programmawet toepassen? Heeft het nog zin om
de ristornowetgeving te behouden nu de andere
regelgeving, ook voor het jaar 2001, in werking is
CRIV 50
COM 289
08/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
getreden?
03.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, collega's, ik zou de volgende
elementen willen meedelen.

Ten eerste, het zou voorbarig zijn te beweren dat
het enveloppensysteem voor de klinische biologie
in combinatie met de ristornowetgeving een
juridische en economische mislukking is geweest.
De bepalingen die de wetgever zelf in de wet op
de verplichte verzekering voor geneeskundige
verzorging heeft opgenomen en de
uitvoeringsbesluiten die op basis daarvan werden
genomen, werden tot nu toe in cascade - voor het
Arbitragehof, voor de Raad van State en voor de
gewone rechtbanken
- door geen enkele
rechtsinstantie ten gronde afgewezen.
Integendeel, het Arbitragehof heeft in arrest nr.
5/94 van 20 januari 1994 en in arrest nr. 84/93 van
7 december 1993 de beroepen van 122
laboratoria tegen de artikelen 20 en 22 van de wet
van 26 juni 1992 houdende de sociale en diverse
bepalingen - houdende het recuperatiesysteem -
afgewezen.

De uitvoeringsbesluiten van deze wet, de
verschillende koninklijke besluiten tot vaststelling
van de waarden Y en Z van 29 september 1992,
19 februari 1993, 24 juni 1993 en 30 november
1993, werden voor de Raad van State
aangevochten. De verzoeken tot nietigverklaring
werden bij de arresten van 11 januari 1995 door
de Raad van State verworpen. De
uitvoeringsbesluiten ter bepaling van de waarde
van X werden aangevochten. Arresten werden
uitgesproken, onder meer het arrest nr. 53.900
van 21 juni 1995 waarbij de afstand van geding
werd bevolen.

De door het RIZIV verstuurde
voorschottenfacturen werden aangevochten voor
de arbeidsrechtbanken. Sommige rechtbanken
hebben de vorderingen van de laboratoria
ongegrond verklaard. Er is geïsoleerde
rechtspraak van de Franstalige kamer van de
arbeidsrechtbank van Brussel die op 24 maart
1995 en op 26 februari 1996 enkele vonnissen
velde waarbij de facturen nietig werden verklaard.
Het RIZIV is in beroep gegaan. De laboratoria
hebben eveneens de definitieve facturen
aangevochten. Tot op heden werd geen vonnis
ten gronde uitgesproken. Er werden wel vonnissen
uitgesproken waarbij de factuur voorlopig niet
moet betaald worden.

Uit dit overzicht blijkt dat het recuperatiesysteem -
alhoewel het fel bekritiseerd wordt - tot op heden
nog nooit ten gronde juridisch werd afgewezen.
De vernietiging van uitvoeringsbesluiten gebeurde
op basis van niet-nageleefde vormvoorschriften.
Het is een juridisch kluwen. We hebben nooit te
horen gekregen dat het systeem ten gronde fout
is.

Het recuperatiesysteem heeft het mogelijk
gemaakt om 5,7 miljard frank te recupereren van
het totaal bedrag van 7,3 miljard frank dat door de
opeenvolgende koninklijke besluiten als
overschrijding werd vastgelegd voor de periode
van 1989 tot 1992. Men kan het
recuperatiesysteem geen economische mislukking
noemen, tenzij men bedoelt dat het aantal
erkende laboratoria voor klinische biologie in de
periode vanaf de invoering van het
ristornosysteem tot op heden drastisch gedaald is.
Het aantal erkende laboratoria is gedaald van
1.263 in 1989 -
het eerste jaar dat het
ristornosysteem werd ingevoerd - tot 217 op dit
ogenblik. Het overaanbod aan laboratoria zette
een aantal onder hen ertoe aan het
voorschrijfgedrag van sommige geneesheren te
beïnvloeden en op die manier overprescriptie en
overconsumptie in de hand te werken. De
drastische vermindering van het aantal erkende
laboratoria heeft geleid tot een schaalvergroting bij
de overgebleven laboratoria en moet hebben
bijgedragen tot, enerzijds, de leefbaarheid ervan
en, anderzijds, een vermindering van de druk op
de voorschrijvers.

De beheersbaarheid van de uitgaven in de sector
van de ambulante klinische biologie vanaf 1993
was niet zozeer het gevolg van een invoering van
een eventuele aansprakelijkheid bij de
voorschrijvende geneesheer. Hoewel artikel
37quater het principe van de aansprakelijkheid in
de wet opnam en het uitvoeringsbesluit van 24 juni
1993 gepubliceerd werd op 30 juni 1993, heeft het
arrest nr. 60/94 van 14 juli 1994 van het
Arbitragehof deze wettelijke basis gedeeltelijk
verbroken waardoor een werkelijke
aansprakelijkheid nooit in praktijk werd gebracht.
De beheersing van de uitgaven was vooral het
gevolg van de tariefreductie die eind 1992 werd
ingevoerd waarbij de vrijgekomen financiële
massa slechts gedeeltelijk werd gecompenseerd
door de invoering van een forfaitair bedrag per
voorschrift, gemoduleerd volgens de grootheid
van de voorgeschreven verstrekkingen. Het is
deze structurele maatregel die de beheersing van
de uitgaven in de hand heeft gewerkt. De
maatregel werd versterkt door de publicatie van
het koninklijk besluit van 21 maart 2000 waarbij de
honorering per akte werd teruggeschroefd tot 25%
van hetgeen ze voor 1992 was en waarbij het
08/11/2000
CRIV 50
COM 289
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
gedeelte per voorschrift nog belangrijker werd.
Deze grotere forfaitarisering houdt geen
recuperatiesysteem in. De nieuwe
honoreringsvormen zullen er echter toe bijdragen
dat de vastgelegde enveloppe beter zal worden
gerespecteerd. De honorering per akte op een
niveau beneden de kostprijs van de prestatie zal
immers niet langer aanzetten tot overconsumptie.

Via de grotere forfaitarisering worden de
overschrijdingen dus niet gerecupereerd maar
beter voorkomen. Dit koninklijk besluit heeft het
tegelijkertijd mogelijk gemaakt om bij het verdelen
van de enveloppe voor het lopende jaar rekening
te houden met het verschil tussen de werkelijke
uitgaven en de vastgelegde enveloppe voor het
tweede jaar dat aan het lopende jaar voorafging.
Dat principe werd trouwens veralgemeend in
artikel 32 van de wet van 12 augustus 2000
waarnaar u verwezen hebt. Het nieuwe systeem
kan moeilijk een recuperatiesysteem genoemd
worden aangezien het in beide richtingen werkt en
derhalve ook corrigeert als men onder het niveau
van het verleden blijft. Het samengaan van beide
systemen wordt geregeld door voornoemd artikel
32 dat bepaalt dat als het artikel wordt toegepast,
er geen gebruik wordt gemaakt van het
ristornosysteem bedoeld in de artikelen 61 en 62
van de gecoördineerde wet op de verplichte
verzekering voor geneeskundige verzorging. In die
zin is het perfect mogelijk om beide systemen
naast elkaar te laten bestaan.

Ten vierde, wat de eerlijkheid van beide systemen
betreft, dient gesteld dat de bepalingen van artikel
32 op een lineaire manier het niveau van de
voorschriftforfaits zullen beïnvloeden waardoor
alle laboratoria op dezelfde manier tot het
beheersen van de uitgaven zullen bijdragen. In het
bestaande ristornosysteem wordt de
overschrijding in grotere mate gerecupereerd bij
de laboratoria wier aandeel in het totaal bedrag
tijdens de laatste jaren is toegenomen. Men zou
dus kunnen zeggen dat het recuperatiesysteem,
hoewel het ingewikkeld is, eigenlijk billijker is.
03.03 Maggie De Block (VLD): Mijnheer de
minister, ik dank u voor het antwoord. U zegt dat
er totnogtoe in de rechtspraak geen enkele
uitspraak ten gronde werd gedaan,
niettegenstaande de al tien jaar aanslepende
vonnissen en beroepsprocedures. Ik vind dat op
zich schandalig. Dit heeft er immers toe geleid dat
een groot aantal labo's intussen gewoon
verdwenen zijn, sommige terecht en andere
misschien ten onrechte. We mogen toch niet
zeggen dat dit allemaal oneerlijke labo's waren.
Ten tweede zijn de labo's verplicht de aanvragen
van de artsen uit te voeren. Zij mogen niet
weigeren als zij zien dat zij hun budget zullen
overschrijden. Het RIZIV heeft natuurlijk intussen
wel een groot aantal onverenigbaarheden van
aanvragen ingediend die men kan inroepen als
geneesheren ten onrechte vaak dure onderzoeken
aanvragen. Alleen bij een afwijkende test mag
men het onderzoek met een tweede staal
uitvoeren. Dit is een zeer goede zaak en hier kan
nog aan gesleuteld worden. Ik zou echter niet
durven zeggen dat het systeem niet gefaald heeft
omdat er nog geen enkele uitspraak ten gronde
werd gedaan.

Wat de prescripties betreft, ben ik het ermee eens
dat dit een goede zaak is. Ook ik meen dat de
beheersing van de uitgaven er niet alleen
daardoor gekomen is. Het nieuwe systeem zal in
twee richtingen werken maar het moet nog
bewezen worden dat het voor de labo's goed zal
werken. Ik vind het echter wel veel eerlijker en ik
meen dat hierdoor een kleiner aantal falingen zal
voorkomen in de toekomst. De sector is nu
immers al sterk gezuiverd. Anderzijds was het
ristornosysteem een rem op de fusie van labo's.
Hoe groter hun aandeel in het percentage, hoe
meer het ristornosysteem hen immers deed
terugbetalen. Hierdoor verliep het overnemen van
kleinere labo's door de grotere moeilijk. In de
toekomst zal dat wel mogelijk zijn. Naar mijn
mening zal dit een besparing vormen. Het steeds
stijgende aantal testen vereist immers steeds
meer en ingewikkelder apparatuur. Een fusie van
labo's zou dan ook beter zijn.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry
aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "het sociaal statuut van de
podiumkunstenaars" (nr. 2462)
04 Question orale de M. Luc Goutry au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "le
statut social des artistes de spectacle" (n° 2462)
04.01 Luc Goutry (CVP): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, met groeiend
ongeduld wachten wij op het sociaal statuut van
de podiumkunstenaars. Verscheidene collega's
waaronder mijnheer Anthuenis, hebben reeds in
een parlementaire commissie het moeizame werk
verricht en hebben via hoorzittingen alle mogelijke
informatie verzameld. Dat resulteerde in een
rapport met een aantal aanbevelingen, rapport
waarnaar ik reeds meermaals heb verwezen.
Volgens mijn bijeengesprokkelde informatie
CRIV 50
COM 289
08/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
maakten deze aanbevelingen grotendeels het
voorwerp uit van het voorstel dat u in een
interkabinettenwerkgroep had voorgelegd. Een
eerste krachtlijn daaruit was de zelfstandigheid
van de podiumkunstenaars zodat zij op een
logische wijze bij het sociale zekerheidssysteem
kunnen aansluiten. Een tweede krachtlijn voorzag
in een uitzendkantoor voor podiumkunstenaars
zodat men, enerzijds, een eenheid in de dossiers
krijgt en, anderzijds, een beheersbaar systeem
van bijdragen en heffingen heeft zodat men in
orde kan zijn met de sociale zekerheid. Dat is
immers vandaag zeer moeilijk te bewerkstelligen.
Deze belangrijke punten vond ik terug in een door
u gelanceerd voorstel in aansluiting op de studie
van april 1999. In tussentijdse vragen heb ik
gezegd dat dit veel meer aansloot bij de zienswijze
die op dat moment door de PS werd ontwikkeld.

Mijnheer de minister, samengevat heb ik de indruk
dat uw voorstel, dat goed en realistisch was en bij
een aantal belangrijke conclusies in ons rapport
aansloot, terug zou worden afgevoerd omdat de
PS zweert bij een systeem dat, buiten de
oprichting van een apart instituut met een apart
financieringssysteem en een omzetbelasting op
de uitvoering van werken, weinig toelaat. Dit werd
reeds gedurende lange tijd, zeker aan Vlaamse
kant en ook door de vertegenwoordigers van de
sector zelf, onhaalbaar en ongewenst geacht. Ik
herinner ook aan het werk in het voorjaar in een
nationaal kunstenaarsplatform. De daar genomen
besluiten sloten aan bij de tekst en de krachtlijnen
die u hebt ingediend en kunnen onze goedkeuring
grotendeels wegdragen omdat het aansluit bij
onze eigen voorstellen.

Mijnheer de minister, dit onderwerp bekommert
ons ten zeerste. In april verscheen een zeer
interessante brochure van het ACOD met daarin
30 concrete voorstellen om tot een sociaal statuut
te komen. Dit bewijst dat men op het terrein klaar
is voor de uitvoering van het statuut. Deze
voorstellen zijn gemakkelijk realiseerbaar. Waarop
wachten wij nog? U kunt zeggen dat een
parlementair initiatief tijd nodig heeft. Het
Parlement heeft zijn eigen ritme, maar niettemin
hadden wij in mei 1999 toch een rapport met
besluiten klaar. Totnogtoe kan het ritme van de
regering terzake niet veel hoger worden genoemd
want vandaag, eind 2000, is het statuut van de
podiumkunstenaars er nog steeds niet.
04.02 Minister Frank Vandenbrouck: Mijnheer de
voorzitter, collega's, ik heb als antwoord op een
vorige vraag van de heer Goutry gezegd dat het
behoorlijk eufemistisch is te beweren dat de
toenmalige parlementaire subcommissie een
haalbaar voorstel had uitgewerkt. Ik blijf bij dat
standpunt omdat een aantal essentiële vragen ook
na het antwoord van die subcommissie open
bleef. Er is de vraag aan welk stelsel kunstenaars
onderworpen worden: dat van zelfstandigen of dat
van werknemers? Er zijn vragen over het
toepassingsgebied van het statuut: gaat het hier
om uitvoerende of scheppende kunstenaars? Op
welke bijdragebasis gebeurt de financiering? Ik
maak hier geen verwijt, ik illustreer de
moeilijkheidsgraad van het onderwerp.

Ik ben het eens met het oordeel dat u suggereert.
Het rapport dat de interuniversitaire
onderzoeksequipe aan de regering overhandigde,
geeft inderdaad een allesbehalve duidelijke
werkpiste aan. Die studie laat immers juist de
vermelde thema's open als keuzemogelijkheden.
Rond een aantal essentiële basisprincipes nemen
de auteurs van die studies standpunten in die
diametraal tegenover elkaar staan. De bal ligt dus
opnieuw in het kamp van de politiek. Er werd aan
een interkabinettenwerkgroep gevraagd een
haalbaar en werkbaar voorstel uit te werken op
basis van de bevindingen van het onderzoek.
Tijdens de laatste vergadering van die werkgroep,
vlak voor de zomervakantie, werd een aantal
bijkomende technische verduidelijkingen gevraagd
aan de onderzoekers. Hun antwoorden werden
intussen overgezonden aan de
interkabinettenwerkgroep. Deze zal de mogelijke
pistes evalueren op hun merites en de eerste
evaluaties vastleggen.

Mijnheer Goutry, als voorzitter van de toenmalige
subcommissie zult u wel weten dat de politieke
standpunten met betrekking tot deze problematiek
zeer uiteenlopend zijn. Mijn bekommering is dat er
op korte termijn een sociale bescherming voor de
kunstenaars komt. Ik wil preciseren dat ik zelf nog
geen enkel voorstel gelanceerd heb. Ik heb
hierover wel een idee. Tegen mijn zin en tot mijn
verrassing is dit idee in de pers geventileerd. Ik
had echter helemaal niet de bedoeling dat dit zou
gebeuren. Ik denk dat het niet goed is om rond dit
thema partijpolitiek te spelen. Dat helpt ons
helemaal niet. In plaats van met vaste
standpunten tegenover elkaar te staan, moeten
we een pragmatisch en praktisch compromis
vinden. We staan nu niet terug aan af, want wij
zijn nog niet eens gestart. Ik wens wel mijn
verantwoordelijkheid op te nemen. Ik zal de
interkabinettenwerkgroepen dus een eigen
voorstel voorleggen waarvan ik u de krachtlijnen
kort wil schetsen. Mijn voorstel zal misschien
pragmatisch overkomen. Volgens mij heeft het
echter het voordeel dat het op korte termijn
technisch en administratief uitvoerbaar is
08/11/2000
CRIV 50
COM 289
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10

Volgens mijn krachtlijnen zouden de sociologische
en economische omstandigheden waarin
kunstenaars hun beroep uitoefenen bepalend
moeten zijn voor het sociale stelsel waaronder ze
ressorteren. Wegens de rechtsonzekerheid die
voortvloeit uit het koninklijk besluit van 28
november 1969 is het wenselijk artikel 3,
paragraaf 2 ervan te herstellen in zijn
oorspronkelijke bedoeling. Concreet betekent dit
dat voor de betrokken kunstenaars een werkgever
belast zou worden met de nodige aangiften, de
nodige afhoudingen, en het betalen van de nodige
bijdragen. De betrokken kunstenaars moeten dus
in een bepaalde verhouding staan tot een
natuurlijke persoon, een rechtspersoon, of een
organisatie die deze taken kan vervullen en die
ertoe gebracht kan worden deze rol daadwerkelijk
te vervullen. Deze benadering heeft tot gevolg dat
onder bepaalde voorwaarden een aantal
uitvoerende kunstenaars als zelfstandigen
beschouwd kunnen worden. Deze werkwijze zou
beantwoorden aan de sociologische en de
economische realiteit.

Mijn tweede krachtlijn betreft het aanduiden van
de werkgever voor de sociale zekerheid. Voor
uitvoerende kunstenaars die door een
arbeidsovereenkomst gebonden zijn, is het
duidelijk wie hun werkgever is. Voor uitvoerende
kunstenaars die hun activiteiten in
vennootschapsvorm uitvoeren, een structuur dus,
en die zelf geen bestuurder of mandataris zijn van
deze vennootschap, geldt die structuur als
werkgever. In de praktijk passen vele artiesten
deze werkwijze vandaag reeds toe.

De artiesten sluiten een arbeidsovereenkomst met
de structuur waarmee zij in dienstverband
verbonden zijn. De artiesten die binnen die
structuur in een mandaat zijn benoemd,
ressorteren onder het stelsel van de zelfstandigen,
dit ten gevolge van artikel 3, paragraaf 1 van het
koninklijk besluit van 27 juli 1967.

Ten derde, voor de freelance artiesten die niet
beantwoorden aan een van de beide vorige
criteria, die met andere woorden geen werkgever
hebben of niet in zo'n structuur functioneren,
zouden specifieke interim-kantoren voor
uitvoerende artiesten kunnen worden erkend.
Voor de freelance artiesten die zich niet hebben
verenigd in een structuur of die niet via een
arbeidsovereenkomst verbonden zijn aan een
gezelschap, blijft een vorm van werknemerschap
bestaan, duidelijk via een arbeidsovereenkomst
met het interim-kantoor.
Het bestaan van één aanwijsbare werkgever en
het bestaan van een arbeidsovereenkomst biedt
ook een aantal voordelen om de onderscheiden
sociale zekerheidstakken uit te voeren, waarin
expliciet wordt verwezen naar een
arbeidsovereenkomst. Het gaat om bijvoorbeeld
kinderbijslag, arbeidsongevallen,
arbeidsongeschiktheid, enzovoort. Via een
aanpassing van de wetgeving over de tijdelijke
arbeid, de uitzendarbeid en de
terbeschikkingstelling van werknemers, zou
hiervoor een solide, wettelijke basis geboden
kunnen worden.

Dergelijke structuur biedt het voordeel dat wordt
tegemoetgekomen aan een bekommernis
waarover de auteurs van het onderzoeksrapport
het wél eens zijn. Er worden instanties aangeduid
die de administratieve verplichtingen, die met het
werkgeverschap gepaard gaan, overnemen van
de occasionele organisatoren. Door te werken op
basis van een eenvormige modelovereenkomst,
wordt het mogelijk op een eenvoudige manier de
arbeidsprestaties aan te geven, het loon van elke
kunstenaar te vermelden en hierop de sociale
bijdragen te betalen die rechten op sociale
uitkeringen creëren.

Uit mijn contacten met organisatoren en
kunstenaars is duidelijk geworden dat een sociaal
statuut slechts kans heeft op slagen als er geen
belangrijke meerkost mee gepaard gaat. Met
andere woorden: een sociaal statuut heeft slechts
kans op slagen als het brengen van een artistiek
product niet duurder wordt voor het publiek. Veel
uitvoerende kunstenaars komen niet in
aanmerking voor de bestaande structurele
vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen,
omdat zij, gezien het fragmentair karakter van hun
beroep, niet voldoen aan de vereisten inzake de
minimale arbeidsduur. Voor freelance kunstenaars
is het praktisch onmogelijk om vooraf, per
artistieke prestatie, te bepalen op welke
bijdragevermindering zij aanspraak kunnen
maken. Uit een onderzoek dat ik heb laten
uitvoeren door de RSZ, blijkt dat van de ruim
2.800 uitvoerende kunstenaars voor wie er in 1999
sociale bijdragen werden betaald bij de RSZ, er
slechts 112 in aanmerking kwamen voor de
structurele lastenvermindering. Daarom werk ik
aan een plan dat de beginselen van de structurele
lastenvermindering toepasbaar maakt voor alle
kunstenaars. Voor uitvoerende kunstenaars met
kortlopende arbeidsovereenkomsten zou dit
concreet betekenen dat een forfaitair bedrag van
sociale bijdragen zou zijn vrijgesteld, dit zowel
voor vergoede repetities als voor optredens. Voor
kunstenaars met een klassieke
CRIV 50
COM 289
08/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
arbeidsovereenkomst moet de bestaande
structurele lastenvermindering toepasbaar worden
gemaakt.

Ik heb geen grote "amour propre d'auteur", maar
in mijn benadering zouden de scheppende
kunstenaars ressorteren onder het stelsel van de
zelfstandigen. Ik deel de visie van professor Van
Langendonck dat er moet onderzocht worden of er
voor hen een specifieke bijdragevermindering
mogelijk is. Misschien kan er voor een sociale
bescherming ook inspiratie gevonden worden in
het Franse systeem.

Tenslotte zullen een aantal reglementaire
bepalingen in de onderscheiden takken van de
sociale zekerheid moeten worden aangepast in
functie van het specifieke profiel van het artistieke
beroep. Aangezien er hierover eensgezindheid
bestaat onder de leden van de onderzoeksequipe,
kunnen hun aanbevelingen hierover zonder veel
moeite worden overgenomen. Momenteel wordt
dat schema verder verfijnd. Zoals ik al zei, is het
mijn bedoeling om dat voorstel ter bespreking voor
te leggen aan de interkabinetwerkgroep, om op
die manier uit de impasse te geraken die nu al
dertig jaar aansleept.
04.03 Luc Goutry (CVP): Mijnheer de minister, ik
heb met zeer veel aandacht en bijna ingehouden
vreugde geluisterd naar uw indrukwekkend
antwoord. Uw antwoord illustreert dat u het
probleem goed hebt begrepen en dat u ook bijna
tot operationele oplossingen in staat bent. Zonder
pretentieus te zijn, vind ik het toch een verdienste
van alle collega's die destijds meewerkten, dat we
misschien niet altijd een oplossing hadden, maar
toch een duidelijke probleemstelling. Dat is niet
altijd het geval geweest. Uit zo'n duidelijke
probleemstelling kunnen inderdaad oplossingen
gededuceerd worden; dat geeft u hier overigens
ook aan.

Ik haal mijn informatie uit een krantenartikel,
waarin die krachtlijnen veel beknopter werden
weergegeven. Ik vroeg me af hoe het mogelijk is,
nu men zo dicht bij een operationeel systeem
staat, dat men daar geen stap verder mee
geraakt. Ik wens mij niet bezig te houden met de
onderling verschillende visies van partijen, maar
op den duur moet men toch weten wat men wil.
Het kan toch niet dat men vanuit een bepaalde
politieke hoek het been zo maar stijf kan houden,
gewoon om het stijf te houden. Het kan toch niet
dat men alle andere concepten verwerpt omwille
van het grote eigen gelijk.

Aangezien uw voorstellen zodanig gemodereerd
zijn en op zulke manier voortbouwen op de
realiteit, kan men mits een aantal bijsturingen en
structurele vereenvoudigingen veel zaken al op
het spoor zetten. Ik vraag mij af waarom men in
godsnaam niet begint met het toelaten van een
zelfstandigheid en het inrichten van uitzend- of
administratiekantoren? Op die manier krijgt men
informatie over de lacunes en kan men werk
maken van de concrete punten inzake
werkloosheid, die overigens al werden vermeld in
deze brochure.

In die zin bent u te bescheiden. De krachtlijnen,
die u zojuist hebt naar voren gebracht, bevatten
immers 70% van de oplossing van het hele
probleem. Ik vraag me dus af hoe het in
godsnaam komt dat we niet verder gevorderd zijn
en de voorstellen opnieuw naar een
interkabinettenwerkgroep moeten, waar er dan
opnieuw over gepalaverd wordt.

Ik verwachtte op dit moment al een ontwerp of een
artikel in de programmawet die een begin van
uitvoering zijn van de dingen die u hebt
voorgesteld.
04.04 Minister Frank Vandenbroucke: Het
antwoord op die vraag is duidelijk. Voor de zomer,
in april, ontvingen we het verslag van de
professoren, dat nog moest worden aangevuld
met elementen die het platform van kunstenaars
heeft aangebracht. We hebben daarover
vergaderd en we vroegen voor de zomer aan de
professoren nog een paar preciseringen, die we
ook hebben gekregen.

U weet dat wij in september en oktober
voornamelijk andere dingen aan ons hoofd
hadden. We zullen over die preciseringen dus
opnieuw vergaderen en daarna zal ik een voorstel
indienen. Dat is immers mijn rol, want het gaat
hier over sociale bescherming. Uiteraard zal ik
luisteren naar wat de andere leden van de
regering daarover op te merken hebben. Ik denk
eerlijk gezegd niet dat we enige tijd verloren
hebben, maar ik ben het met u eens dat het nu
moet gaan gebeuren.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry
aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de plannen tot systematische
borstkankerscreening" (nr. 2465)
05 Question orale de M. Luc Goutry au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "les
plans de dépistage systématique du cancer du
08/11/2000
CRIV 50
COM 289
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
sein" (n° 2465)
05.01 Luc Goutry (CVP): Mijnheer de voorzitter,
mijnheer de minister, collega's, ik zal zeer kort
zijn.

Mijnheer de minister, de titel van deze vraag is
misschien een beetje misleidend. Ik vind het in elk
geval goed dat er een systematische
borstkankerscreening wordt doorgevoerd.
Waarom wordt een gelijkaardige maatregel voor
prostaatkanker niet voorzien? Naast borstkanker
voor de dames vormt prostaatkanker een
belangrijke doodsoorzaak bij mannen.

Mijnheer de minister, overweegt u profylactische
en preventieve acties voor prostaatkanker? Naast
de preventiebevoegdheden van de
Gemeenschappen wil de federale overheid
blijkbaar de nadruk leggen op het profylactische
aspect, namelijk het opsporen van ziekten. De
federale overheid wil zich in haar
gezondheidsbeleid niet alleen toeleggen op het
verzorgen van mensen maar ook trachten ziekten
vroegtijdig op te sporen. Voorziet u naast deze
borstkankerscreening nog andere gelijkaardige
acties?
05.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, collega's, op federaal vlak wordt
momenteel geen preventieve opsporing van
prostaatkanker georganiseerd. Er werden hiervoor
dan ook nog geen middelen voorzien. Uiteraard
kan men in navolging van de voorgestelde
systematische borstkankerscreening ook voor
andere kwaadaardige aandoeningen een
systematische opsporing overwegen. Men zou
daarbij bijvoorbeeld kunnen denken aan
cervixkankerscreening of
prostaatkankerscreening.

Voor zover mij bekend bestaat er momenteel nog
onvoldoende evidentie voor een georganiseerde
screening van prostaatkanker. Meer nog, er is
momenteel geen informatie beschikbaar die
aantoont dat screening voor prostaatkanker een
verschil kan betekenen inzake overleving bij
detectie. Met andere woorden, we weten nog niet
of vroegtijdige detectie middels screening voor
deze vorm van kanker een verschil uitmaakt daar
waar dit voor borstkankerscreening wel zeer
overtuigend is aangetoond.

Momenteel wordt volop onderzoek gedaan over
de vroegtijdige detectie van prostaatkanker
waarbij de aandacht gaat naar de wijze waarop
deze detectie best gebeurt. Massale screening
van bijvoorbeeld mannen boven een zekere
leeftijd behoort tot de mogelijkheden maar een
meer gerichte screening van meer beperkte
risicogroepen kan ook een optie zijn. Dit thema zal
in de toekomst zeker nog aan bod komen.
05.03 Luc Goutry (CVP): Mijnheer de minister,
het laatste stuk van uw antwoord is interessant. U
zegt dat we deze problematiek in de toekomst nog
zullen bespreken.

Ik begrijp de rest van uw antwoord niet zo goed. U
zegt dat vroegtijdige opsporing van prostaatkanker
niet automatisch de kans op genezing verhoogt.
Het is jammer dat mevrouw De Block is
vertrokken. Als medicus had zij daarover
misschien wat meer duidelijkheid kunnen
scheppen. Ik lees regelmatig De Artsenkrant en
dergelijke. Reeds maanden verschijnen daarin
artikels over het belang van vroegtijdige opsporing
van prostaatkanker. De behandeling van deze
kanker is momenteel mogelijk met apparaten met
ultrasone golven. Op die manier kan men de
operatieve ingrepen tot een minimum herleiden. In
deze artikels wordt echter voortdurend gewezen
op het belang van de vroegtijdige opsporing om
uitzaaiingen te voorkomen.

Ik begrijp dan ook niet dat de evidentie van deze
vroegtijdige opsporing in twijfel wordt getrokken. Ik
kan begrijpen dat de middelen voor een dergelijke
operatie nu nog niet aanwezig zijn. Het wekt in elk
geval mijn verwondering dat u het belang van
deze vroegtijdige opsporing in twijfel trekt.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
06 Question orale de M. Bruno Van
Grootenbrulle au ministre des Affaires sociales
et des Pensions sur "le financement des
hôpitaux multisites" (n° 2489)
06 Mondelinge vraag van de heer Bruno Van
Grootenbrulle aan de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen over "de financiering van
de op verschillende plaatsen gevestigde
ziekenhuizen" (nr. 2489)
06.01 Bruno Van Grootenbrulle (PS): Monsieur
le président, monsieur le ministre, chers
collègues, depuis quelques années, les fusions
multisites ont été encouragées par les autorités de
tutelle. Cependant, leur financement pose
problème.

D'une part, les normes d'application pour les
services d'urgence, les blocs opératoires, les
services de soins intensifs et l'aide médicale
urgente sont imposées par site par les autorités
CRIV 50
COM 289
08/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
de tutelle régionales et fédérales. D'autre part, le
mode de financement hospitalier n'attribue un
budget de base que pour un seul service,
considérant l'entité fusionnée comme un seul
hôpital.

Les conséquences de cette incohérence
commencent à se faire sentir sur la situation
financière des hôpitaux multisites. Obligés de
maintenir des normes d'encadrement minimales
sur chaque site, ils ne sont financés que pour un
seul de ces encadrements. Tôt ou tard, sous la
contrainte financière, ces entités fusionnées se
verront obligées de concentrer ces services sur un
seul site, ce qui ne sera pas sans conséquences
pour les populations concernées.

Monsieur le ministre, afin de permettre le maintien
de services hospitaliers de qualité, ne serait-il pas
opportun d'envisager dorénavant le financement
de ces derniers sur chaque site ?
06.02 Frank Vandenbroucke, ministre: Monsieur
le président, chers collègues, je voudrais tout
d'abord attirer l'attention de M. Van Grootenbrulle
sur le fait qu'une fusion d'hôpitaux n'a de sens
que si elle s'accompagne d'une rationalisation des
activités médicales et logistiques. Dans le cas
contraire, la fusion est inutile et ne fait
qu'engendrer des coûts difficilement supportables
par le gestionnaire. Il importe donc que ce dernier
fasse les choix nécessaires et opportuns pour une
gestion optimale des activités de son hôpital.
Cependant, on peut admettre qu'une telle
rationalisation ne s'improvise pas et n'intervient
pas dans les premières années de la fusion.

Aussi ai-je pris l'initiative, acceptée par le
gouvernement, d'assurer en 2001 un financement
complémentaire pour les hôpitaux fusionnés pour
lesquels la fixation de leur budget après fusion
entraîne une perte vis-à-vis du budget des
hôpitaux avant fusion. Cette mesure a cependant
un caractère unique.

En ce qui concerne plus particulièrement les
services d'urgences, je vous signale qu'est
actuellement à l'étude une nouvelle politique en la
matière, qui vise à mieux répartir l'offre en
fonction des besoins de la population. Dans cet
ordre d'idées, il n'est pas impossible que, dans un
hôpital fusionné, plusieurs fonctions d'urgence
soient agréées et donc financées si cela répond à
un besoin de protection de la population. Je
m'exprime de façon prudente car on est toujours
occupé à affiner cette note. En effet, il y a déjà eu
beaucoup de concertations à ce sujet. Je me
rends compte que le problème mentionné est
assez délicat mais on arrivera à des solutions
acceptables qui seront bien évidemment sujettes
à certaines conditions et donc, on en reparlera
prochainement au sein de cette commission.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
07 Mondelinge vraag van mevrouw Annemie
Van de Casteele aan de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen over "het stimuleren van
het gebruik van generische geneesmiddelen"
(nr. 2547)
07 Question orale de Mme Annemie Van de
Casteele au ministre des Affaires sociales et
des Pensions sur "la stimulation de l'utilisation
des médicaments génériques" (n° 2547)
07.01 Annemie Van de Casteele (VU&ID):
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister,
collega's, over dit onderwerp hebben wij al
verschillende keren gediscussieerd. Dat gebeurde
niet enkel in de commissie voor de Sociale Zaken,
maar ook in de commissie voor de
Volksgezondheid. Collega Brouns heeft daarover
trouwens vorige week minister Aelvoet nog een
vraag gesteld. Dat was nog voor het artikel dat in
De Morgen verscheen, waarin de zwarte piet
opnieuw werd doorgespeeld aan de apothekers.
Die zouden zogezegd allemaal aan onwettelijke
substitutie doen en de mensen duurdere
geneesmiddelen aansmeren dan hen worden
voorgeschreven. Wij moeten dit alles natuurlijk
met een korreltje zout nemen. Mevrouw Aelvoet
heeft dat evenwel niet ontkend en zelfs gesteld dat
dit zo is en dat er streng zal worden opgetreden. Ik
zal het daar met minister Aelvoet nog over
hebben.

Mijn vraag dateert eigenlijk van daarvoor. Naar
aanleiding van een artikel van professor De
Maeseneer waarin ik een opening zag in de tot nu
toe overheersende algemene weerstand van de
artsen tegen substitutie. Als ik de vraag aan u stel,
gaat dit natuurlijk in eerste instantie over
terugbetaalde geneesmiddelen, aangezien u
bevoegd bent voor het budget en de
ziekteverzekering. Als wij hier spreken over
generieken, gaat het over terugbetaalde
generieken. Als wij dan zoveel achterstaan op de
ons omringende landen, is een deel van de
verklaring daarvoor dat artsen niet veel
vertrouwen hebben in de generieken en ze minder
voorschrijven dan in de ons omringende landen en
het feit dat er bij ons nog niet zoveel generieken
beschikbaar waren. Wij hebben daar verschillende
oorzaken voor gevonden, onder andere het feit dat
er bij ons nog niet zoveel generieken beschikbaar
08/11/2000
CRIV 50
COM 289
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
waren. Ondertussen is daar wel enige kentering in
gekomen. Stilaan gaan wij naar een inflatie van
generieken, althans voor bepaalde moleculen. Wij
spreken immers niet alleen over generieken, maar
ook over kopieën, over originele geneesmiddelen
en ontdubbeling daarvan. Ook artsen zien door de
bomen het bos niet meer, denk ik. De heer De
Maeseneer doet de suggestie om voor bepaalde
moleculen waarvan het patent is vervallen, te
voorzien in terugbetaling op basis van een
voorgeschreven molecule. Daarbij zouden
apothekers wel de mogelijkheid hebben om die
molecule of generiek aan te bieden die het
interessantste is. Wij moeten elkaar geen liezebet
noemen: het is onmogelijk om van één molecule
20 tot 30 varianten in voorraad te hebben. Dat lijkt
mij een van de grootste problemen voor de
apothekers.

Een tweede probleem is dat van de
betrouwbaarheid of de bio-equivalentie. Dit is een
vraag naar de reeds meermaals aangekondigde
lijst, om zo artsen en apothekers wat meer
vertrouwen te geven in de verschillende
generieken. Ik ben ervan overtuigd dat de
weerstand van de artsen stilaan moet worden
gebroken en dat het goed zou zijn dat de regering
daarin een rol speelt. Wellicht kan zij het debat op
gang trekken om de apothekers misschien geen
volledig substitutierecht te geven, maar toch enige
vorm van zachte substitutie mogelijk te maken,
ook in het belang van de patiënten. Immers, als
onderzoek zou uitwijzen dat apothekers soms een
andere generiek meegeven dan voorgeschreven,
denk ik dat dit gebeurt om de patiënt te helpen en
hem niet nodeloos te doen terugkeren. Een
apotheker wordt wel snel beleverd, maar iemand
die heen en weer moet rijden of die moeilijk te
been is en die moet terugkomen om een identiek
geneesmiddel te krijgen, zij het met een andere
naam of in een ander doosje, kan geholpen
worden op deze manier, via een beperkt
substitutierecht van apothekers. Ik zou graag uw
standpunt hierover kennen.
07.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, collega's, de idee om op stofnaam
voor te schrijven is niet nieuw, maar daarom niet
oninteressant. In de besprekingen over het
vernieuwd geneesmiddelenbeleid is dat ook
meermaals aan bod gekomen. Wij hebben een
aantal duidelijke beslissingen genomen, maar
bepaalde elementen van onze nota eisen verder
overleg.

Duidelijk is dat we, wat de terugbetaling betreft,
kiezen voor een systeem van referentieprijzen
tussen identieke moleculen. De terugbetaling
wordt vastgesteld op de prijs van het
referentieproduct minus 16%, indien er een
generiek of een kopie op de markt is die minstens
16% goedkoper is.

Daarmee brengen wij een behoorlijk revolutionaire
verandering in de sector, omdat dit zal leiden tot
een competitie die er nu niet is. Op deze manier
zal een zachte druk worden uitgeoefend op de arts
om voor het goedkopere product te kiezen. De
patiënten kunnen dat alleen maar toejuichen. Ik
denk dat deze maatregel essentieel is om de
sector in beweging te zetten. Het is natuurlijk
belangrijk dat de patiënten goed zijn
geïnformeerd, anders worden ze misschien het
slachtoffer van een arts die een duurder product
blijft voorschrijven.

Zoals u zegt zijn er inderdaad problemen met het
stockeren van al deze verschillende generieken.
Een suggestie
-
we moeten dit nog verder
uitwerken - is dat artsen en apothekers daarover
lokaal overleg plegen. Ze kunnen dan afspraken
maken en informele richtlijnen vastleggen voor de
producten die zij in voorraad hebben.

U vindt nog een andere suggestie in onze tekst die
erin bestaat dat de arts kan voorschrijven op
stofnaam als hij dat wenst. Bij de verdere
uitwerking en het overleg die zullen volgen op de
basistekst over het nieuwe geneesmiddelenbeleid
zullen de terugbetalingregels moeten worden
aangepast aan die situatie. Wij zullen dat bekijken
in nauwe samenwerking met minister Aelvoet.
Wat de regelgeving betreft valt een aantal
elementen onder haar bevoegdheid.

Het laatste probleem dat u aanhaalde ging over de
bio-equivalentie. U zal in onze nota lezen dat wij
binnenkort - de datum ontglipt mij even - de
volledige lijst van bio-equivalentie ter beschikking
zullen hebben. Enerzijds, ben ik net als u van
mening dat er veel beweging is op de markt van
de generieken. Anderzijds, denk ik dat deze
besluiten - waarvan
een
aantal
dringende
maatregelen reeds in de programmawet zal
zitten - een beslissende duw zullen geven aan de
ontwikkeling van de generieken in ons land.
07.03 Annemie Van de Casteele (VU&ID):
Mijnheer de minister, uw antwoord heeft mij
hoopvol gestemd. Ik denk inderdaad dat dit, zoals
andere initiatieven, een stapsgewijze evolutie is in
de goede richting.

Men moet in deze discussie voor ogen houden dat
de apotheker in de eerste plaats opgeleid is als
kenner van de verschillende aspecten van een
CRIV 50
COM 289
08/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
geneesmiddel. Ook moet veeleer hij en niet
zozeer de arts de economische aspecten volgen.
De voorzitter van de doorzichtigheidcommissie is
een fervent tegenstander van substitutie en vindt
dat de artsen moeten worden opgeleid zodat zij
ook dit aspect van het geneesmiddelenbeleid
kennen. Dat is natuurlijk niet slecht, maar dat lijkt
mij dubbel werk te zijn. Ik vind dat ieder zijn
specifieke taak moet hebben in de
eerstelijnsgezondheidszorg en dat een
samenwerking zich opdringt.

Ik ben er zowel voorstander van om, met de
LOK's, afspraken te maken en overleg te plegen
omtrent de beste voor te schrijven
geneesmiddelen.
07.04 Minister Frank Vandenbroucke: Het ware
aangewezen zowel de apothekers als de artsen
hierbij te betrekken.
07.05 Annemie Van de Casteele (VU&ID):
Inderdaad. Trouwens, binnen sommige LOK's
worden de apothekers reeds uitgenodigd om
dergelijke discussies te voeren en dat is een
positieve evolutie.

Bovendien moet men de piste blijven volgen
waarbij op de stofnaam mag worden
voorgeschreven, zij het voor een beperkt aantal
moleculen waarvoor zoveel generieken bestaan
dat, om economische redenen, keuzes zich
opdringen.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Mondelinge vraag van mevrouw Greta
D'Hondt aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de aanpassing van het
bedrag van het loon dat niet vatbaar is voor
overdracht of beslag" (nr. 2562)
08 Question orale de Mme Greta D'Hondt au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "l'adaptation du montant non cessible ou
non saisissable de la rémunération" (n° 2562)
08.01 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, mijn
vraag handelt over de toepassing van de wet van
24 maart, waarbij het bedrag van het loon dat niet
vatbaar is voor beslag of overdracht, werd
verhoogd met 2.000 Belgische frank per kind ten
laste.

In dat verband richtte ik in deze commissie reeds
een vraag tot de minister van Sociale Zaken op 16
mei en tot de minister van Justitie op 23 mei, meer
bepaald omtrent de uitvoeringsbesluiten die
vereist zijn op de terreinen van beide ministers om
de wet van 24 maart uit te voeren.

Mijnheer de minister, naast het inhoudelijk deel
van uw antwoord van 16 mei, voegde u eraan toe
dat ik mij wat haastig opstelde door een vraag te
formuleren over uitvoeringsbesluiten van een de
wet die pas op 4 mei werd gepubliceerd in het
Belgisch Staatsblad en slechts op 14 mei van
kracht werd. Welnu, andermaal wordt bewezen
dat men steeds tijdig moet reageren op dergelijke
aangelegenheden.

Zowel u, mijnheer de minister, als uw collega, de
minister van Justitie, vertrouwden erop dat de
moeilijkheden omtrent het opstellen van de
uitvoeringsbesluiten zouden worden weggewerkt
tegen eind mei, waarna het advies van de Raad
van State kon worden gevraagd, zodanig dat de
publicatie op korte termijn zou gebeuren.

Op dit ogenblik zijn er nog steeds geen
uitvoeringsbesluiten opgesteld omtrent de materie
waarvoor u bevoegd zijt, meer bepaald de definitie
van kind ten laste, noch over hetgeen behoort tot
de bevoegdheid van de minister van Justitie, met
name de indexering.

Het koninklijk besluit omtrent de indexering zou in
het Belgisch Staatsblad moeten worden
gepubliceerd vóór 15 december 2000 wil men
ervoor zorgen dat het ingaat vanaf 1 januari 2001.
Wat de definitie van de term kind ten laste betreft,
kan de beslissing ingaan de dag na de publicatie
van het koninklijk besluit.

Mijnheer de minister, volgens mij was de periode
tussen 24 maart en heden ruim voldoende om de
moeilijkheden op te lossen waarover u en minister
Verwilghen het hadden in uw antwoord op mijn
vragen terzake. Hopelijk zullen voornoemde
uitvoeringsbesluiten eerstdaags worden
gepubliceerd.

Gelet op de wettelijke voorschriften is dit voor de
heer Verwilghen nog iets meer dringend dan voor
u, mijnheer de minister. Ik zou heel graag
vernemen of dit nu eerstdaags zal worden
gepubliceerd. De Kamer heeft dit met een
kamerbrede meerderheid goedgekeurd,
beseffende dat hier op sociaal gebied, maar ook in
het kader van de werkloosheidsvallen, een
belangrijke stap werd gezet.
08.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, ik zou een tamelijk uitvoerig
antwoord willen geven op de vraag van mevrouw
08/11/2000
CRIV 50
COM 289
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
D'Hondt en ik vraag daarvoor uw geduld. Ik wil
mijn antwoord wel beëindigen met een zeer
praktische oproep om over de grenzen van
meerderheid en oppositie heen in deze commissie
over deze problematiek opnieuw na te denken.

Voor een goed begrip van de situatie en om een
genuanceerd antwoord op de vraag te kunnen
geven, wil ik even de achtergrond van het verhaal
in herinnering brengen.

De wetgeving op het beslag op uitkeringen en
lonen werd gewijzigd. Zo wordt het gewaarborgd
minimum waarop geen beslag kan worden gelegd
voortaan verhoogd met 2.000 frank per kind dat
de schuldenaar ten laste heeft. De wetgever heeft
het aan de Koning overgelaten te definiëren wat
een kind ten laste is. Omdat in de voorbereidende
werken wordt verklaard dat men kan aansluiten bij
de begrippen uit de kinderbijslag, is de taak een
uitvoeringsbesluit uit te schrijven bij de minister
van Sociale Zaken terechtgekomen en niet bij
Justitie gebleven, zoals men had kunnen
verwachten.

Naast het besluit dat de notie "kind ten laste"
definieert, is er ook een uitvoeringsbesluit nodig
dat de indexering van de vermelde bedragen
regelt. Dat besluit moet de minister van Justitie
voorbereiden. Wat het besluit inzake de
indexering betreft, laat de minister van Justitie het
volgende weten: "Op 11 juli 2000 werd het advies
gevraagd aan de Raad van State over een
ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van een
koninklijk besluit van 7 december 1999 tot
uitvoering van artikel 1409, §2 van het
Gerechtelijk Wetboek. De Raad van State heeft
opgemerkt dat het besluit voorbarig was en wel
om de volgende redenen. Artikel 1409, §2 van het
Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat de Koning elk
jaar de in artikel 1409, §1 en §1bis van hetzelfde
wetboek bepaalde bedragen aanpast, rekening
houdend met het indexcijfer van de
consumptieprijzen van de maand november van
elk jaar. Bij gebreke aan een overgangsbepaling
in de wet van 24 maart 2000 tot wijziging van de
artikelen 1409, 1409bis, 1410, 1411 van het
Gerechtelijk Wetboek met het oog op de
aanpassing van het bedrag van het loon dat niet
vatbaar is voor overdracht of beslag, moet
bijgevolg artikel 1409, §2, vijfde lid van het
Gerechtelijk Wetboek worden toegepast. Dit
artikel bepaalt dat de nieuwe aangepaste
bedragen die binnen de eerste 15 dagen van de
maand december van elk jaar in het Belgisch
Staatsblad worden bekendgemaakt, van kracht
worden vanaf 1 januari van het jaar volgend op
hun aanpassing. Het koninklijk besluit tot
uitvoering van artikel 1409, §2 van het
Gerechtelijk Wetboek kan en mag pas in
december 2000 worden bekendgemaakt. De
aldus geïndexeerde bedragen zullen van kracht
worden vanaf 1 januari 2001. Teneinde het
publiek hier toch al van op de hoogte te brengen,
werd een brief bekendgemaakt in het Belgisch
Staatsblad van 20 oktober 2000."

Wat het besluit betreft dat de notie "kind ten laste"
moet definiëren, hebben we de keuze tussen twee
basisopties.

Een eerste mogelijkheid is te werken met een
open definitie. Een kind ten laste is hij die,
enzovoort. In theorie is dat de beste oplossing
omdat ze alle bedoelde situaties kan omvatten,
maar in de praktijk is het niet zo gemakkelijk een
definitie te formuleren die exact omschrijft wat de
wetgever bedoelde. Bovendien is de praktische
toepassing ervan bijzonder problematisch. In
geval van een open definitie moet immers in elke
situatie van beslag door de schuldenaar worden
bewezen dat de kinderen volgens deze definitie
als ten laste kunnen worden beschouwd. Indien de
schuldeiser dit betwist, komt de zaak voor de
rechtbank. Deze oplossing is niet wenselijk omdat
ze zowel voor de schuldenaar als voor de
schuldeiser problemen oplevert. Ook voor de
schuldeiser is dit geen goede oplossing omdat
hierdoor het beslag aanzienlijk vertraagt. Men
moet eerst procederen, want als men beslag zou
leggen voor is uitgemaakt of er al dan niet
kinderen ten laste zijn, is het mogelijk dat men
veel teveel of te weinig van de lonen of
uitkeringen afhoudt.

Voor de schuldenaren is dit problematisch omdat
de nood tot procederen het beslag alleen duurder
maakt. Bovendien is bij loonbeslag de derde
beslagene de werkgever. Het kan niet de
bedoeling zijn dat de schuldenaar niet alleen
tegenover zijn schuldeiser maar ook tegenover
derden komt te staan.

Een meer fundamenteel probleem is dat het
dikwijls gaat om mensen die zich in een zwakke
positie bevinden, niet altijd op de hoogte zijn en
niet altijd over de nodige kennis en vaardigheid
beschikken om adequaat op te komen voor hun
rechten. We mogen niet uit het oog verliezen dat
dit in dit geval ten nadele van de kinderen gaat.

Een tweede mogelijkheid is het werken met
indicaties en al dan niet weerlegbare vermoedens.
Deze indicaties en vermoedens moeten uit snel
consulteerbare, niet betwistbare
gegevensbestanden komen zoals de RKW, het
CRIV 50
COM 289
08/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
Rijksregister en de fiscus. Dit laat toe om snel en
zonder procedure vast te stellen of er kinderen ten
laste zijn. Probleem is dat geen van de
gegevensbestanden die men op dit ogenblik als
indicatie of als vermoeden kan gebruiken geschikt
zijn voor dit soort consultaties. Ik overloop de
mogelijkheden. We kunnen werken met het
Rijksregister zoals het college van instellingen van
sociale zekerheid op 16 juni 2000 voorstelde. Dit
is snel consulteerbaar. Het Rijksregister is echter
niet toegankelijk voor werkgevers die als
mogelijke derde beslagene toegang moeten
hebben tot de informatie. Dit zou nog kunnen
worden opgelost. We moeten ons echter ernstige
vragen stellen inzake de privacy. Dat de gegevens
in het Rijksregister niet altijd dienstig zijn is nog
problematischer. In het Rijksregister staan
kinderen ingeschreven bij de referentiepersoon,
het vroegere gezinshoofd. Dit is dikwijls de vader
waarbij de kinderen gedomicilieerd zijn. Als de
kinderen een band hebben met de
referentiepersoon, onder meer
bloedverwantschap, staat dit vermeld. Als men het
nummer van de partner van de referentiepersoon
opvraagt bij voorbeeld de vrouw, vindt men geen
kinderen. Gaan kijken bij de
partnerreferentiepersoon lost niets op. We zien er
alleen staan dat de partner op hetzelfde adres
gedomicilieerd is als de referentiepersoon. Er is
geen gegeven te vinden dat aantoont dat er een
band is tussen het kind en de partner van de
referentiepersoon. Als de partner en de
referentiepersoon gehuwd zijn - wat wel vermeld
wordt in het Rijksregister - kan vermoed worden
dat de partner meedeelt in de kinderlast.
Zekerheid biedt dit echter niet. Voor
samenwonenden biedt dit zelfs helemaal geen
informatie evenmin als in geval van co-
ouderschap of echtscheiding waar de partner bij
wie de kinderen niet gedomicilieerd zijn toch
bijdraagt in de kosten. Meer zelfs, de vrouw die
het hoederecht krijgt en na de scheiding bij een
nieuwe partner gaat wonen, zal volgens het
Rijksregister geen kinderen hebben omdat deze
eerst geregistreerd stonden onder de naam van
de ex-man- referentiepersoon en vervolgens
onder de naam van de nieuwe
partnerreferentiepersoon. Alternatieven zoals
werken met de gegevens van de fiscus - op de
belastingsaangifte vult men in of men al dan niet
kinderen ten laste heeft - of van de RKW zijn
ondeugdelijk. De fiscus heeft geen bestand dat
door derden consulteerbaar is en werkt met
gegevens van 2 jaar geleden. De RKW beschikt
alleen over gegevens over werknemers en een
aantal groepen van ambtenaren. Bovendien
koppelt de RKW de kinderen hooguit aan 1
persoon. Bij de voorbereiding van de wetgeving
heeft de wetgever bepaald dat beide ouders in
aanmerking moeten kunnen komen voor de
verhoging met 2000 frank per kind ten laste. In
beide gevallen is er een probleem inzake het
doorgeven van deze gegevens aan derden, de
werknemers.

De werkgroep kabinet-administratie kwam tot het
voorlopig besluit dat er slechts drie mogelijkheden
waren als men de open definitie uitsluit. Ten
eerste, het voorstel van het college wordt
ongewijzigd uitgevoerd. Gelet op de reeds
aangehaalde moeilijkheden kan deze optie, mijns
inziens, niet overwogen worden. Ten tweede, het
artikel 1409 van het Gerechtelijk Wetboek wordt
niet uitgevoerd. Deze optie is, mijns inziens, te
verkiezen boven een slechte uitvoering. Dit is niet
uit te sluiten in geval er geen werkbare alternatief
voor het voorstel van het college kan worden
gevonden.

Dat betekent dat het dan opnieuw aan de
wetgever is om de basisteksten aan te passen.

Ten derde, er wordt een tussenoplossing gezocht
waarbij zoveel mogelijk gewerkt wordt met
automatische bestanden, zoals het rijksregister en
de RKW, maar waarbij correcties door de
belanghebbenden mogelijk zijn. We moeten ons
ervan bewust zijn dat een dergelijk systeem
onvermijdelijk een aantal fouten zal hebben. De
automatische registers zullen soms voordelen
toestaan aan mensen die daar volgens de geest
van de wet niet voor in aanmerking komen. Ik
denk dan bijvoorbeeld aan de ouder die geen
onderhoudsgeld betaalt hoewel de kinderen wel
nog bij hem gedomicilieerd zijn. Daartegenover
staat dat bepaalde mensen die hiervoor wel in
aanmerking zouden moeten komen niet
onmiddellijk gedetecteerd worden. Het gaat dan
bijvoorbeeld om ouders in co-ouderschap bij wie
de kinderen niet gedomicilieerd zijn en die geen
kinderbijslag ontvangen hoewel ze wel
onderhoudsgeld betalen. De eerste groep kunnen
we er moeilijk uitfilteren. Dat is zoals men in de
literatuur zegt een foutinrichting van de
generositeit. Voor de tweede groep kunnen we
echter in een luik voorzien waarin ze zelf bewijzen
kunnen aandragen. Het uitwerken van het
tussensysteem blijkt echter bijzonder moeilijk te
zijn omdat men in het tweede luik, "noodzakelijke
mogelijkheden voor correcties", zeer snel dreigt te
verzanden in de situatie van een open definitie
waardoor we weer in het eerste verhaal belanden.
Juist de mensen die het kwetsbaarst zijn,
bijvoorbeeld atypische gezinssituaties, zijn het
moeilijkst te traceren met automatische
bestanden. Hierdoor zullen zij het meest een
08/11/2000
CRIV 50
COM 289
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
beroep moeten doen op dit tweede luik. Bijgevolg
mag dit niet te ingewikkeld zijn.

Daarnaast moet nog worden uitgezocht of dit
technisch gezien wel mogelijk is. Men moet
nagaan onder welke voorwaarden, onder andere
inzake kostprijs, de gegevens van de RKW
consulteerbaar kunnen worden gemaakt. De
consulteerbaarheid heeft vooral te maken met de
technische kant van de zaak, maar voorts ook met
de privacywetgeving, meer bepaald in verband
met loonbeslag. Voorts mag men niet uit het oog
verliezen dat we bij deze tussenoplossing eigenlijk
geen definitie geven van de notie "kind ten laste",
maar wel van de notie "persoon met kind ten
laste". We hebben dus eigenlijk geen wettelijke
basis. Dat is een subtiel maar belangrijk verschil.

Een laatste probleem met betrekking tot de
tussenoplossing is dat verschillende schuldenaars
de verhoging zullen kunnen vragen voor hetzelfde
kind, namelijk, onder andere, de referentiepersoon
bij wie het is ingeschreven, de begunstigde van de
kinderbijslag, de samenwonende met de
referentiepersoon, de echtgenoot of echtgenote
van de referentiepersoon en de volwassene die
inwoont bij een referentiepersoon bij wie ook
kinderen zijn ingeschreven. De wetgever hield
alleszins rekening met de mogelijkheid dat de
echtgenoten elk van de maatregelen zouden
kunnen genieten, bijvoorbeeld bij
gemeenschappelijke schulden. Het
tussensysteem voorziet echter in een veel grotere
uitbreiding. De vraag is of dat wenselijk is en meer
nog of dat wettelijk is.

Ik kom dan bij mijn conclusie. Aangezien de wet
duidelijk voor ernstige uitvoeringsproblemen zorgt,
ten minste als men binnen de grenzen van de
bedoeling van de wetgever wil blijven, lijkt het
opportuun om hierover met de wetgever te
overleggen. Ik stel dan ook voor dat de werkgroep
administratie-kabinetten samen met de bevoegde
commissie een werkvergadering houdt om een en
ander zo snel mogelijk uit te klaren. We moeten er
samen over nadenken wat we eigenlijk wensen te
doen.
08.03 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
minister, eerst wil ik doen opmerken dat niet
alleen het zoeken van de administratie naar een
oplossing ingewikkeld is. Dat geldt ook voor uw
antwoord.

Met betrekking tot de indexering wisten wij bij de
bespreking van het wetsontwerp dat de normale
regels van toepassing waren. Het zou dus om de
maand november gaan. In het wetsontwerp werd
oorspronkelijk een andere maand voorzien voor
het bepalen van de beginindex. Wij hebben er
echter op gewezen dat het met het oog op de
timing van de bespreking wellicht wijs zou zijn om
geen datum te nemen die retroactief zou blijken te
zijn. Wij stelden voor om de maand mei te
nemen. Ik ben in deze materie zeker geen
specialist, maar toen ik hierover in de plenaire
vergadering een vraag stelde, leek ik wel de enige
te zijn die van een andere planeet kwam en dit
dus niet begreep.

Ik heb collega's om uitleg gevraagd maar dat
bleek geen evidentie te zijn. Minister Verwilghen
heeft toen terzake geantwoord dat hij geen
problemen zag. Alle literatuur die sinds de
goedkeuring is verschenen en waarin de wetgever
in een slecht daglicht wordt gesteld, wijst
inderdaad op deze moeilijkheid. Op dat moment
heb ik inzake de indexering op dit probleem
gewezen, maar ik heb tegelijkertijd beklemtoond
dat ik terzake geen deskundige ben.

Mijnheer de minister, inzake de definitie kind ten
laste, heb ik alleen problemen maar geen
oplossing gehoord. Als ik het goed begrepen heb,
besluit u dat wij waarschijnlijk best het werk
zouden overdoen. Ik ben het met u eens dat, als
iets niet uitvoerbaar is, we het ingeslagen pad niet
verder moeten bewandelen. In de literatuur wordt
dit immers ook niet als het beste wetgevend werk
bestempeld. Ik wil doen opmerken dat de
administratie die nu zo gefundeerd te werk gaat,
dit toen ook had kunnen doen. Het is immers nog
steeds dezelfde administratie. Maar goed, de
zaken zijn wat ze zijn.

Mijnheer de minister, inzake de notie kind ten
laste verkies ik de tussenoplossing met de
moeilijkheden die eraan verbonden zijn, liever dan
helemaal geen oplossing. Deze tussenoplossing
bestaat erin dat wij ons op de gegevens van de
RKW met de correcties zouden baseren. U stelt
voor om een werkgroep op te richten vanuit de
administraties en deze commissie om beter
wetgevend werk te kunnen verrichten. Mijn inziens
zouden er bij de bevoegde administraties behalve
de opsomming van de problemen ook voorstellen
moeten zijn. Ik ben bereid om op uw voorstel in te
gaan als wij op een niet te lange termijn tot
werkbare oplossingen kunnen komen. Iedereen
was er immers van overtuigd dat we voor deze
categorie iets moesten doen. Als u bij uw
conclusie een redelijke timing kunt voorstellen,
moet het mogelijk zijn tot een goede wetgeving te
komen. We moeten een wetgeving vermijden die
in een volgende programmawet moet worden
bijgestuurd.
CRIV 50
COM 289
08/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19

Ik weet dat u niet verantwoordelijk bent voor de
indexcijfers. U hebt echter wel gezegd dat ze voor
15 december 2000 moeten worden gepubliceerd.
In de door ons goedgekeurde wetgeving staat dat
wij het indexcijfer van de maand mei zouden
gebruiken en niet dat van november. Moeten wij
terzake ook nieuw wetgevend werk verrichten?
08.04 Minister Frank Vandenbroucke: Mevrouw
D'Hondt, ik durf mij daar niet over uitspreken. Ik
geloof niet dat de minister van Justitie dit inzicht
bijtreedt. We zullen dit moeten bekijken. Ik wil mij
in mijn antwoord beperken tot de kinderen die ten
laste zijn. Ik vind dat uw zachte kritiek op de
administratie niet helemaal terecht is. Men vindt
immers geen oplossing die zowel aan de geest als
aan de letter van de wettekst voldoet. Deze wet is
dus echt niet uitvoerbaar, tenzij men het met veel
haken en ogen doet, en dus zonder wettelijke
basis. Maar dan zouden wij allemaal de ogen
moeten sluiten. Omdat we hier bij uitstek te
maken hebben met zaken waarover juridische
betwistingen ontstaan, mag dit echter zo niet
blijven. Deze wet moet waterdicht zijn. Men vindt
echter geen oplossing. Ik draai het probleem nu
reeds enkele weken om en om. Ik vind ook geen
oplossing.

Daarom zeg ik: laten wij in deze commissie gaan
samen zitten met de experts van de administratie
en de kabinetten. Ik heb mijn tekst met opzet
uitvoerig gemaakt opdat iedereen hem zou
kunnen lezen. De tekst is ter beschikking.
Iedereen mag erover nadenken. Misschien heb ik
een fout gemaakt. Misschien is er toch iets dat ik
niet goed inschat. Misschien overdrijf ik bepaalde
moeilijkheden. Dat kan. Ik stel dus voor dat
iedereen de tekst nog eens rustig bekijkt, en dat
we zo snel mogelijk gaan samen zitten in een
commissie die daarom niet meteen een
wetsvoorstel moet uitdokteren, maar die over het
probleem nadenkt.

Mijnheer de voorzitter, ik wil een opmerking
maken over het opstellen van de kalender van de
werkzaamheden. Ik heb uit de zomervakantie één
besluit getrokken, namelijk nooit meer dit soort
programmawetten te maken, waarin ongelooflijk
veel ontwerpen zitten. Ik wil me daar voortaan aan
houden. U krijgt van mij dus een programmawet
die beperkt blijft tot het budgettaire aspect en
enkele zeer dringende technische zaken. Er is
zeer veel wetgevend werk op komst rond
onderwerpen die u allemaal uitzonderlijk belangrijk
vindt. Ik denk aan het gewaarborgd inkomen voor
bejaarden, de gezondheidszorg, de
maximumfactuur, de tweede pijler van de
pensioenen, het Zilverfonds, en eventueel ook
deze kwestie. We zullen dus een groot probleem
hebben om dit tijdig af te werken. Ik vind dus dat
we moeten nadenken, mijnheer de voorzitter, over
de kalender van onze werkzaamheden. Ik ben bij
wijze van spreken elke dag beschikbaar van 's
morgens tot 's avonds om in deze commissie te
werken, maar we moeten eerst eens bekijken hoe
we dit allemaal gaan organiseren.

Voor mij kan dit zelfs onmiddellijk gebeuren. We
moeten het alleen kunnen passen binnen de
kalender van de besprekingen over de begroting,
de beleidsnota, de kleine programmawet, en de
vele andere dingen die nog niet in deze
programmawet zitten maar die wel bestaan. Ik stel
voor, mijnheer de voorzitter, dat u hierover samen
met de fracties eens nadenkt.

De voorzitter: Inderdaad, mijnheer de minister, u
geeft terecht aan dat we hard zullen moeten
werken om alles tegen kerstmis rond te krijgen.
Een aantal van de initiatieven die u vermeld hebt,
zullen hier besproken moeten worden. Ook de
minister van Werkgelegenheid, mevrouw
Onkelinx, en de minister van begroting, mijnheer
Vande Lanotte, zijn bij deze commissie betrokken.
Ik neem aan dat een aantal werkzaamheden zo
geregeld moeten worden dat ze voor het
kerstreces afgerond kunnen worden. Ik neem aan
dat die geagendeerd zullen worden. Wat dit
concreet probleem betreft, neem ik aan dat we het
zeer binnenkort zullen kunnen behandelen. De
tekst is klaar. Hij ligt ter beschikking. We moeten
dus een datum kiezen om deze kwestie te
behandelen, bijvoorbeeld volgende week, indien
dat mogelijk is. Dinsdagvoormiddag zou daarvoor
wat ruimte kunnen bestaan. Ik zal zelf reeds een
datum zoeken om deze kwestie te bespreken.
08.05 Annemie Van de Casteele (VU&ID):
Mijnheer de minister, u zegt dat alles moet worden
afgewerkt vóór de kerstvakantie.
08.06 Minister Frank Vandenbroucke: Een
aantal dingen wel. We moeten daar samen over
nadenken.
08.07 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Het
zou goed zijn een aantal prioriteiten te stellen.
08.08 Minister Frank Vandenbroucke: Ik ben het
daar helemaal mee eens.

Een wet gezondheidszorg moet u voor Kerstmis
niet verwachten. Maatregelen op het vlak van het
gewaarborgd inkomen zou ik liever wel zo vlug
mogelijk nemen. Een aantal elementen van deze
08/11/2000
CRIV 50
COM 289
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
20
maatregelen zullen trouwens in andere
commissies moeten worden besproken.
08.09 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, het gaat hier om de uitvoering van een
bestaande wetgeving. We kunnen het ons als
wetgever volgens mij niet permitteren om dit op de
lange baan te schuiven.
08.10 Minister Frank Vandenbroucke: Volgens
mij kan dit snel gebeuren. Stel dat er in de
commissie een zekere meerderheid bestaat voor
een bepaalde oplossing. Als men beslist om uit
veiligheidsoverwegingen de wettelijke basis
enigszins aan te passen dan kan dit nog in de
programmawet worden opgenomen. Ik zou willen
dat deze commissie over meerderheid en
minderheid heen, daarover nadenkt. De wetgever
moet duidelijk maken wat hij wil.

De voorzitter: Mijnheer de minister, ik zal terzake
zo snel mogelijk een initiatief nemen. Ik meen dat
de commissie het met u eens is om een dergelijke
oplossing te zoeken. Ik zal trachten dit zo snel
mogelijk te regelen.

Mevrouw D'Hondt, zult u minister Verwilghen zelf
contacteren voor de indexering of wilt u dat de
commissie dit doet?
08.11 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik had mijn vraag aan beide ministers
gesteld. In de agenda staat te lezen dat het
antwoord door de minister van Sociale Zaken zal
worden verstrekt.
08.12 Luc Goutry (CVP): Mijnheer de voorzitter,
ik had nog een vraag over de regeling der
werkzaamheden.

Het is belangrijk dat de minister aankondigt dat er
heel wat wetgevend werk op komst is. Het zou
misschien goed zijn dit te inventariseren zodat we
dit kunnen plannen. Ik zou voorstellen dezelfde
werkwijze als bij wetsvoorstellen te hanteren. Als
een dergelijke inventaris wordt opgesteld, kunnen
we een inschatting maken van de
behandelingsduur zodat we ons daarop kunnen
voorbereiden.
08.13 Minister Frank Vandenbroucke: Uit mijn
beleidsnota zou dit moeten blijken. Als dit niet het
geval is, moet gewoon een lijstje worden gemaakt.
08.14 Luc Goutry (CVP): Ik wil daar nog iets aan
toevoegen, mijnheer de voorzitter. U kunt toch niet
om het feit heen dat ook de vragen en de
wetsvoorstellen aan bod moeten komen. Ik wil er
toch op wijzen dat er een lijst bestaat van
wetsvoorstellen waarvan sommigen reeds
maanden geleden werden ingediend en die toch
ook eens behandeld moeten worden.
Wetsontwerpen krijgen voorrang voor de
behandeling maar dit mag niet leiden tot een
feitelijke blokkering van het andere parlementaire
werk.

De voorzitter: Mijnheer Goutry, ik denk dat naast
de vragen ook de wetsvoorstellen aan bod komen.
Ik begrijp dan ook uw bekommernis niet zo goed
als u zegt dat de wetsvoorstellen niet aan bod
kunnen komen omwille van de wetsontwerpen.
Tot nu toe probeer ik de werkzaamheden zodanig
te organiseren dat iedereen aan bod kan komen.
08.15 Daniel Bacquelaine (PRL FDF MCC):
Monsieur le président, je voudrais signaler à M.
Goutry qu'il me semble paradoxal de se plaindre
du manque d'avancement au niveau des
propositions à partir du moment où certains noient
la commission de questions dont l'intérêt est
toujours planétaire.
08.16 Luc Goutry (CVP): Van mij mag u tot vorig
jaar teruggaan, maar ik heb het nu over vragen in
deze legislatuur dus, die de titel "planetair"
verdienen. Als parlementslid neem ik deze reactie
van een collega niet. Ik vraag dus in alle
duidelijkheid om tegen de volgende vergadering
een lijst met "planetaire" vragen te krijgen.

Mijnheer de voorzitter, ik wil daar nog iets aan
toevoegen. Ik vind dit bijzonder arrogant van de
heer Bacquelaine die hier pas binnengekomen is
en de vragen van deze middag niet heeft
beluisterd. Hij scheldt ons hier bij wijze van
spreken een beetje de huid vol, terwijl ik denk dat
wij ons werk hier goed doen.

De voorzitter: Laten wij toch wat kalmeren!
08.17 Daniel Bacquelaine (PRL FDF MCC):
Monsieur le président, je n'insulte personne. Au
contraire, je pensais flatter mes collègues en
qualifiant leurs questions de "planétaires", donc
très importantes.
08.18 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, die toon neem ik niet! Ik zeg
uitdrukkelijk in eigen naam en in naam van mijn
fractie dat het duidelijk moge wezen dat als wij dit
doen, dat niet mogelijk is op die manier! Ik doe
een beroep op u, als voorzitter, om te bevestigen
dat dit geen manier van handelen is onder
parlementsleden!
CRIV 50
COM 289
08/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
21
De voorzitter: Ik vind dat hier geen "planetaire"
vragen worden gesteld. Is dat duidelijk? Ieder
heeft de vrijheid om rustig zijn mening te uiten. Ik
begrijp de onderbreking van de heer Bacquelaine
trouwens niet goed. Het is echter niet aan mij om
aan te duiden wat wel en wat niet planetair is. Ik
ga in op de suggestie van de minister om, ten
eerste, dit probleem zo snel mogelijk met de
verschillende administraties op te lossen. We
zullen trachten tot een wetsaanpassing te komen
over de partijgrenzen heen.

Ten tweede zal ik met de minister afspreken om al
de nog volgende kwesties op de agenda te
plaatsen en aan de commissie voor te leggen. Ik
zal dat tijdig doen, zoadat iedereen zich kan
voorbereiden. Dan zou ik dit incident graag sluiten.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
09 Question orale de M. Bruno Van
Grootenbrulle au ministre des Affaires sociales
et des Pensions sur "la future révision du mode
de calcul des coefficients socio-économiques
par le Fonds des maladies professionnelles »
(n° 2564)
09 Mondelinge vraag van de heer Bruno Van
Grootenbrulle aan de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen over "de toekomstige
herziening van de berekeningswijze van de
socio-economische coëfficiënten door het
Fonds voor Beroepsziekten" (nr. 2564)
09.01 Bruno Van Grootenbrulle (PS): Monsieur
le président, monsieur le ministre, chers
collègues, lorsqu'une personne est reconnue par
le Fonds des maladies professionnelles, elle a
droit à une indemnisation, laquelle est fonction du
pourcentage d'invalidité reconnu par le médecin
du Fonds, de coefficients socio-économiques et
du salaire. Les coefficients socio-économiques
visent à compenser la perte de compétitivité subie
par le travailleur en raison de la maladie
professionnelle. Ces coefficients, qui ont une
composante physique, une composante « âge » et
une composante « qualification professionnelle »,
varient également selon l'arrondissement. En
d'autres termes, ils dépendent du taux de
chômage relevé dans ce dernier.

Il me revient que des projets de réforme du mode
de calcul de ces coefficients socio-économiques
sont en cours d'examen. Il est vrai que ces
derniers nécessiteraient une réelle mise à jour. La
classification selon le niveau de formation devrait
être adaptée à la situation actuelle. En outre, la
répartition des arrondissements en fonction du
taux de chômage n'a plus été actualisée depuis
octobre 1991. Cependant, des projets à l'étude
iraient dans le sens de l'instauration d'un
arrondissement unique pour toute la Belgique.

Ces informations peuvent-elles être confirmées? Il
est facile de se rendre compte des effets pervers
que pourrait avoir une telle réforme: les personnes
ayant perdu leur travail à la suite d'une maladie
professionnelle et vivant dans un arrondissement
sinistré au niveau de l'emploi seraient doublement
pénalisées.
09.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, collega's, ik wens nog even terug te
komen op het vorige punt. De verantwoordelijke
medewerker op mijn kabinet voor deze
problematiek van kind ten laste is de heer Steven
Janssen.

Pour répondre à la question de M. Van
Grootenbrulle, je dirai que l'indemnisation
accordée par le fonds des maladies
professionnelles à une personne reconnue
atteinte d'une maladie professionnelle et souffrant
d'une incapacité permanente de travail partielle ou
totale est effectivement composée de deux
éléments:
- l'indemnisation de l'atteinte à l'intégrité physique
du travailleur - c'est le pourcentage médical;
- l'indemnisation de la perte de compétitivité de ce
travailleur sur le marché du travail - c'est le
pourcentage socio-économique qui est fonction de
trois facteurs: le marché général du travail, l'âge et
la formation du travailleur.

L'addition d'un pourcentage économique au
pourcentage médical répond au souci de
rencontrer le plus possible la situation concrète de
la victime.

Le facteur « marché général du travail » se base
sur la classification des arrondissements selon le
coefficient d'emploi, classification faite par l'ONEm
jusqu'en 1991, comme vous l'avez mentionné à
juste titre.

Le comité de gestion du FMP, comité de
composition paritaire, je le rappelle, a estimé
nécessaire une mise à jour de l'évaluation socio-
économique de l'incapacité de travail. Un groupe
de travail issu de ce comité de gestion tente de
trouver un équilibre entre des critères généraux et
l'approche individuelle de la perte de gains de
chaque individu.

Ce travail se fait en conformité avec la définition
de l'incapacité permanente de travail donnée par
08/11/2000
CRIV 50
COM 289
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
22
la Cour de cassation, le 10 mars 1980 en matière
d'accident du travail et que les cours et tribunaux
du travail appliquent en matière de maladies
professionnelles: «
L'incapacité de travail
permanente résultant d'un accident du travail
consiste en la perte ou la diminution du potentiel
économique de la victime sur le marché général
de l'emploi. L'étendue du dommage s'apprécie
non seulement en fonction de l'incapacité
physique, mais également en fonction de l'âge, de
la qualification professionnelle, de la faculté
d'adaptation, de la possibilité de rééducation
professionnelle et de la capacité concurrentielle
de la victime sur le marché général de l'emploi. »

Il n'est pas encore certain que le groupe de travail
se prononcera en faveur de l'instauration d'un
coefficient unique d'emploi pour toute la Belgique.
Je veillerai en tout cas à ce que la solution que les
partenaires sociaux trouveront à ce sujet soit
équilibrée.

Quant au niveau de la formation qui entre aussi
dans l'évaluation socio-économique et dont le
membre souhaite la mise à jour, il sera également
examiné par le groupe de travail dont je viens de
parler.

Il est bon de rappeler que toute décision du Fonds
des maladies professionnelles peut faire l'objet
d'un recours auprès du tribunal du travail lorsque
son destinataire ne peut raisonnablement s'y
rallier.

Ceci constitue donc une certaine sécurité pour le
demandeur, quelle que soit la décision du Fonds
lui-même.

Il s'agit évidemment d'une matière importante, qui
va encore évoluer. Je ne veux donc pas aller plus
loin maintenant; j'attends les résultats du groupe
de travail.

Mais je suppose que vous ne manquerez pas d'y
revenir dans un proche avenir.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10 Mondelinge vraag van mevrouw Greta
D'Hondt aan de vice-eerste minister en minister
van Werkgelegenheid over "de vereenvoudiging
en modernisering van de door de werkgevers
bij te houden sociale administratie" (nr. 2584)
(Het antwoord zal worden verstrekt door de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen)
10 Question orale de Mme Greta D'Hondt à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
sur "la simplification et la modernisation de
l'administration sociale à tenir par les
employeurs" (n° 2584)
(La réponse sera donnée par le ministre des
Affaires sociales et des Pensions)
10.01 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik ben
mij ervan bewust dat de inhoud van mijn vraag,
benevens eventuele andere kwalificaties,
behoorlijk lang is.

Ik stel deze vraag naar aanleiding van het
belangrijk advies nummer 1325 van de Nationale
Arbeidsraad met betrekking tot drie projecten die,
mochten zij worden uitgevoerd, een
vereenvoudiging zouden teweegbrengen op het
vlak van de sociale administratie. Het gaat om de
veralgemening van de elektronische aangifte van
het sociaal risico en van de onmiddellijke aangifte
van tewerkstelling. Mijn vraag betreft slechts de
implementatie en de uitvoering van deze projecten
in het licht van het advies van de Nationale
Arbeidsraad.

Mijnheer de minister, u ontving de schriftelijke
versie van mijn vraag en ik vermoed dat uw
antwoord erop volledig zal zijn. Ik zal mijn vraag
aldus snel overlopen, zonder in te gaan op de
details.

Uiteraard interesseert het mij, en wellicht elkeen
die begaan is met de sociale administratieve
vereenvoudiging, te vernemen welke timing de
betrokken ministers en de regering zullen
hanteren voor de volledige uitvoering van deze
drie belangrijke ontwerpen en op welke wijze
rekening zal worden gehouden met een aantal
bemerkingen, suggesties en vragen die de
Nationale Arbeidsraad formuleerde in zijn advies
betreffende de neutraliteit, de uitvoerbaarheid, de
begrotingsevaluatie van de elektronische aangifte.
Tevens werden opmerkingen geformuleerd
omtrent de neutraliteit en de plaats van werkgever
en werknemer ten opzichte van de nieuwe
stromen van sociale zekerheidgegevens, rekening
houdend met de invloed van de invoering van
Extranet en van de elektronische verzending van
de aangifte op het tijdstip waarop de sociale
verzekerde inzage zal krijgen in zijn gegevens en
omtrent het risico voor meer administratief en
gerechtelijk verzet.

Wat de onmiddellijke aangifte betreft - het Dimona
project - maakte de Nationale Arbeidsraad in zijn
advies melding van een aantal waarborgen die
moeten worden ingelast.
CRIV 50
COM 289
08/11/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
23
Mijnheer de minister, de NAR bracht advies uit
zonder melding te maken van veel belangrijke
meningsverschillen tussen de werkgevers- en de
werknemersorganisaties, derwijze dat de piste
voor de regering en de sociale partners openstaat
om voornoemde projecten uit te voeren.

Ik had graag vernomen op welke manier u
rekening zult houden met een aantal belangrijke
opmerkingen van de Nationale Arbeidsraad.
10.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, collega's, ik heb recent
kennisgenomen van het advies nr. 1325 dat de
Nationale Arbeidsraad op 16 oktober 2000 heeft
verleend inzake het project "Modernisering van het
beheer van de sociale zekerheid". Ik vind dat
project buitengewoon belangrijk.

Samen met mij kan u ongetwijfeld vaststellen dat
het hier een unaniem gunstig advies betreft. Dat is
natuurlijk zeer goed nieuws. Dit betekent dat de
sociale partners zich bewust zijn van het belang
van het project, dat ze het ondersteunen en
akkoord gaan om in de eerste plaats de papieren
aangifte te vervangen door een elektronische
aangifte. Ten tweede, ondersteunen ze de
invoering van een nieuwe vorm van sociale
risico's. Ik denk aan arbeidsongevallen,
werkloosheid, ziekte, enzovoort. Ten derde, wil
men de onmiddellijke aangifte van tewerkstelling
veralgemenen en daarmee samenhangend
bepaalde sociale documenten afschaffen.

In het advies worden weliswaar een aantal
technische opmerkingen gemaakt.

De werkgroep voor de modernisering van het
beheer van de sociale zekerheid onder leiding van
de heer Koen Snyders en verder bestaande uit
vertegenwoordigers van de betrokken ministers,
de administratie en de sociale parastatale
instellingen, zal het advies en de draagwijdte van
de gemaakte opmerkingen onderzoeken en indien
nodig bijsturingen doen. Ik kan u meedelen dat de
eerstvolgende vergadering van de werkgroep op
vrijdag 10 november 2000 plaatsvindt.

Ik wil nu een relatief kort antwoord geven, omdat
ik aan de vooravond van die werkgroep sta.

In de loop van november of december zal een
vierde rapport over de werkzaamheden van de
werkgroep aan de Ministerraad worden
voorgelegd. Dat is een heel cruciaal rapport omdat
we dan de legistieke en reglementaire
voorwaarden, waarin we de modernisering gaan
doorvoeren, zullen hebben afgerond. We zullen
dan ook definitieve klaarheid kunnen scheppen
omtrent de timing want de Ministerraad zal op dat
moment een beslissing moeten nemen over de
timing van het project.

We zullen daarover ongetwijfeld nog spreken als
we mijn beleidsnota bekijken. Ik heb ook met de
betrokken sociale partners gesprekken gevoerd.
Men is akkoord dat we naar een veralgemening
gaan. Dat staat buiten twijfel. Uit hoofde van de
werkgevers is er de vraag om dat niet overhaast
te bewerkstelligen. Ik wil wel een absoluut
engagement dat de veralgemening er komt. Dat
engagement is er nu. Ik zeg het volgende ten
informele titel, want er is nog geen beslissing van
de Ministerraad, maar het idee is om vanaf 1
januari 2002, voor wie het kan, Dimona in te
voeren. We willen dat vervolgens zoveel mogelijk
promoten en ondersteunen. Op 1 januari 2003
willen we het systeem algemeen toepassen. Ik
loop nu vooruit op beslissingen die de
Ministerraad op basis van het vierde rapport zal
moeten nemen.
10.03 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik ben verheugd dat wij uiteindelijk
zover zijn geraakt dat er een unaniem advies van
de sociale partners is. Het verheugt mij ook dat de
werkgroep op zeer korte termijn opnieuw
samenkomt en zich waarschijnlijk over dit thema
zal buigen. Als ik de minister goed heb begrepen,
kan dit vrij snel daarna op de Ministerraad in een
timing worden omgezet.

Zoals dit ook bij andere dossiers van enig belang
het geval is, zouden we misschien hier kunnen
afspreken om elkaar niet iedere maand te
ondervragen. Dan zouden we tot planetaire
vragen komen. Laten we afspreken dat u ons
informeert over de vooruitgang in deze zaken
zodanig dat wij daar niet maandelijks op moeten
terugkomen. U begrijpt dat ik, als we binnen dit en
een paar maanden officieel niets vernemen,
hierop terug zal komen, maar ik vertrouw erop dat
u ons op de hoogte zal houden.

Zou u voor het kerstreces kunnen meedelen hoe
de zaken opschieten? Deze drie dossiers kunnen,
mijns inziens, een middel zijn om de
administratieve vereenvoudiging in goede banen
te leiden.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11 Mondelinge vraag van mevrouw Greta
D'Hondt aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de bijzondere bijdrage voor
08/11/2000
CRIV 50
COM 289
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
24
de sociale zekerheid" (nr. 2586)
11 Question orale de Mme Greta D'Hondt au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "la cotisation spéciale de sécurité sociale"
(n° 2586)
11.01 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, deze
problematiek intrigeert mij. Mijn vraag handelt over
de bijzondere bijdrage voor sociale zekerheid die
de werknemers vanaf 1994 betalen. Bij de
zelfstandigen wordt deze bijdrage verrekend in
een hogere sociale bijdrage aan hun eigen stelsel
voor sociale zekerheid. Zelfstandigen die
werknemer in bijberoep zijn, moeten de bijzondere
bijdrage voor de sociale zekerheid betalen op hun
volledig inkomen. Daar beginnen de problemen.
Voor een zelfstandige die als werknemer werkt in
bijberoep maakt de fiscus een verrekening waarbij
de verhoging van de sociale bijdrage die hij moet
betalen aan zijn stelsel wordt afgetrokken van de
bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid die
hij eventueel moet betalen als werknemer in
bijberoep. Als de te betalen bijzondere bijdrage
voor de sociale zekerheid hoger is dan het
inkomen dat de zelfstandige in zijn bijberoep als
werknemer kan verdienen, is er geen correctie. Dit
betekent dat het bij een combinatie van een
hoofd- en bijberoep in een verschillend statuut -
zeker als het bijberoep van werknemer van zeer
beperkte omvang is en een beperkt inkomen
oplevert - mogelijk is dat de belastingen en de
sociale bijdragen samen hoger liggen dan de
inkomsten die men uit het bijberoep kan
verwerven. Dat dit probleem zich kan stellen wordt
meestal slechts drie jaar later duidelijk omdat de
fiscus op dat ogenblik de afrekening maakt van
het totale inkomen van de zelfstandige.

Mijnheer de minister, ik weet dat het geen
duizenden zijn die met deze problematiek worden
geconfronteerd. Het is echter een reële situatie
voor een aantal mensen.

Bent u op de hoogte van de problematiek? Ik weet
dat dit een open deur intrappen is. U bent er
wellicht van op de hoogte. Hoeveel mensen
worden met deze problematiek geconfronteerd?
Wat is de budgettaire impact? Meent u dat er
maatregelen moeten worden genomen om aan
deze toestand te verhelpen. Men kan het moeilijk
verkocht krijgen dat men door te werken meer
moet afdragen dan men verdiend heeft.
11.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, collega's, de regeling van de
bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid is
een bijzonder complexe en technische
aangelegenheid. Dat geldt des te meer voor de
casussen van zelfstandigen of hun echtgenoot die
in bijberoep al dan niet gewoonlijk en
hoofdzakelijk een andere beroepsbezigheid
hebben.

Het is eigenlijk dan ook verkieslijker - om de
verstaanbaarheid te vergroten - dat ik deze vraag
schriftelijk in plaats van mondeling zou
beantwoorden. Het is echter niet omdat het
onderwerp zeer technisch en complex is, dat ik
geen bevattelijk antwoord op deze vraag wens te
formuleren.

Ik heb daarom de administratie van Sociale Zaken
gevraagd om in samenwerking met de
administratie voor Financiën en de administratie
voor Middenstand - aangezien zij allen bij het
onderwerp van uw vraag betrokken zijn - precies
na te gaan of het probleem dat u aanhaalt, zich
inderdaad ook voordoet. Maar ik ga ervan uit dat
het vermoeden ernstig is.

Aangezien wij uw vraag pas in de loop van
maandag 6 november ontvingen, hoop ik dat u
begrip kunt opbrengen voor het gegeven dat het
onmogelijk is om u nu reeds een duidelijk en
volledig antwoord te geven. Maar ik verkies dit
laatste boven een vaag en algemeen antwoord. Ik
zou er daarom de voorkeur aan geven om uw
vraag zo snel mogelijk schriftelijk grondig te
beantwoorden.
11.03 De voorzitter: Mijnheer de minister, dank
u wel. Het lijkt me dan ook interessant om uw
antwoord aan alle leden over te maken. Mevrouw
D'Hondt, kunt u daarmee akkoord gaan?
11.04 Greta D'Hondt (CVP): Het antwoord kan
worden doorgegeven, behalve aan degenen die in
deze zaak niet zijn geïnteresseerd.
11.05 De voorzitter: Ik zal aan de minister
vragen om het antwoord aan het
commissiesecretariaat over te maken.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

De openbare commissievergadering wordt
gesloten om 17.00 uur.
La réunion publique de commission est levée à
17.00 heures.
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRABV 50 COM 289
CRABV 50 COM 289
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
EKNOPT
V
ERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
A
NALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
C
OMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
woensdag mercredi
08-11-2000 08-11-2000
14:30 uur
14:30 heures

RABV 50
COM 289
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i


INHOUD
SOMMAIRE
MONDELINGE VRAGEN
1
QUESTIONS ORALES
1
Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Luc Goutry aan de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen over "de ROB-bedden"(nr
2244)
- mevrouw Anne-Mie Descheemaeker aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de RVT-bedden in rusthuizen" (nr 2464)
1
Questions orales jointes de
- M. Luc Goutry au ministre des Affaires sociales
et des Pensions sur 'les lits des maisons de
repos' (n°2244).
- Mme Anne-Mie Descheemaeker au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur 'les lits MRS
dans les maisons de repos' (n° 2464).
1
Sprekers:
Luc Goutry, Anne-Mie
Descheemaeker, Frank Vandenbroucke,
minister van Sociale Zaken en Pensioenen
Orateurs:
Luc Goutry, Anne-Mie
Descheemaeker, Frank Vandenbroucke,
ministre des Affaires sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de letsels ingevolge repetitieve arbeid" (nr 2407)
3
Question orale de M. Luc Goutry au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "les
blesssures encourues suite au travail répétitif"
(n° 2407)
3
Sprekers:
Luc Goutry, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Luc Goutry, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van mevrouw Maggie De Block
aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de budgettering in de klinische
biologie en de ristorno's"(nr 2432)
4
Question orale de Mme Maggie De Block au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
"la fixation du budget en biologie clinique et les
ristournes" (n° 2432)
4
Sprekers:
Maggie De Block, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Maggie De Block, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"het sociaal statuut van de podiumkunstenaar" (nr
2462)
6
Question orale de M. Luc Goutry au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "le statut
social des artistes de spectacle" (n°2462)
6
Sprekers:
Luc Goutry, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Luc Goutry, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over "
prostaatkankerscreening" (nr 2465)
8
Question orale de M. Luc Goutry au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "le
dépistage systématique du cancer de la prostate."
(n° 2465)
8
Sprekers:
Luc Goutry, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Luc Goutry, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Regeling van de werkzaamheden
9
Ordre des travaux
9
Mondelinge vraag van de heer Bruno Van
Grootenbrulle aan de minister van Sociale Zaken
en Pensioenen over "de financiering van de op
verschillende plaatsen gevestigde ziekenhuizen"
(nr 2489)
9
Question orale de M. Bruno Van Grootenbrulle au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
"le financement des hopitaux multi sites" (n°2489)
9
Sprekers: Bruno Van Grootenbrulle, Frank
Vandenbroucke
, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs: Bruno Van Grootenbrulle, Frank
Vandenbroucke
, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van mevrouw Annemie Van de
Casteele aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "het stimuleren van het gebruik
van generische geneesmiddelen" (nr 2547)
10
Question orale de Mme Annemie Van de Casteele
au ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "la stimulation de l'utilisation des
médicaments génériques" (n° 2547)
10
08/11/2000
CRABV 50
COM 289
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
Sprekers: Annemie Van de Casteele, Frank
Vandenbroucke
, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs: Annemie Van de Casteele, Frank
Vandenbroucke
, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt
aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de aanpassing van het bedrag
van het loon dat niet vatbaar is voor overdracht of
beslag" (nr 2562)
11
Question orale de Mme Greta D'Hondt au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur
"l'adaptation du montant non cessible ou non
saisissable de la rémunération" (n° 2562)
11
Sprekers:
Greta D'Hondt, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen , Annemie Van de Casteele,
Luc Goutry, De voorzitter, Daniel
Bacquelaine
, voorzitter van de PRL FDF
MCC-fractie
Orateurs:
Greta D'Hondt, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions , Annemie Van de
Casteele, Luc Goutry, Le président, Daniel
Bacquelaine
, président du groupe PRL FDF
MCC
Mondelinge vraag van de heer Bruno Van
Grootenbrulle aan de minister van Sociale Zaken
en Pensioenen over "de toekomstige herziening
van de berekeningswijze van de socio-
economische coëfficiënten door het Fonds voor
Beroepsziekten" (nr 2564)
15
Question orale de M. Bruno Van Grootenbrulle au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
"la future révision du mode de calcul des
coefficients économiques par le Fonds des
maladies professionnelles » (n° 2564)
15
Sprekers: Bruno Van Grootenbrulle, Frank
Vandenbroucke
, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs: Bruno Van Grootenbrulle, Frank
Vandenbroucke
, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de vereenvoudiging en
modernisering van de door de werkgevers bij te
houden sociale administratie" (nr 2584)
16
Question orale de Mme Greta D'Hondt à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "la
simplification et la modernisation de
l'administration sociale à tenir par les employeurs"
(n° 2584)
16
Sprekers:
Greta D'Hondt, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Greta D'Hondt, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt
aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de bijzondere bijdrage voor de
sociale zekerheid" nr 2586)
18
Question orale de Mme Greta D'Hondt au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "la
cotisation spéciale de sécurité sociale" (n° 2586)
18
Sprekers:
Greta D'Hondt, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen , De voorzitter
Orateurs:
Greta D'Hondt, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions , Le président
RABV 50
COM 289
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1

COMMISSIE VOOR DE SOCIALE
ZAKEN
COMMISSION DES AFFAIRES
SOCIALES
van
WOENSDAG
08
NOVEMBER
2000
14:30 uur
______
du
MERCREDI
08
NOVEMBRE
2000
14:30 heures
______



De vergadering wordt geopend om 14.30 uur door
de heer Joos Wauters, voorzitter.

La séance est ouverte à 14.30 heures par M. Joos
Wauters, président.
Mondelinge vragen
Questions orales
01 Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Luc Goutry aan de minister van Sociale
Zaken en Pensioenen over "de ROB-bedden"(nr
2244)
- mevrouw Anne-Mie Descheemaeker aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de RVT-bedden in rusthuizen" (nr 2464)
01 Questions orales jointes de
- M. Luc Goutry au ministre des Affaires sociales
et des Pensions sur 'les lits des maisons de
repos' (n°2244).
- Mme Anne-Mie Descheemaeker au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur 'les lits
MRS dans les maisons de repos' (n° 2464).
01.01 Luc Goutry (CVP): Op 1 oktober 1999
waren er in België 29.464 RVT-bedden erkend en
waren er 36.129 niet-erkende RVT-gerechtigden in
rustoordbedden. Wanneer een RVT-gerechtigde
met bijvoorbeeld een zorgprofiel B in een
rustoordbed verblijft, is de financiering 540 frank per
dag lager dan wanneer hij in een RVT-bed zou
verblijven. Deze toestand van ongelijke financiering
voor dezelfde zorgprofielen is niet langer houdbaar,
ook al worden er tot 2002 nog eens 15.000
rustoordbedden omgevormd tot RVT-bedden. In
2002 zullen er nog 20.000 RVT-bedden tekort zijn.
Hoe en binnen welk tijdskader wil de minister deze
discriminatie wegwerken?
Moeten de behoeften niet realistisch worden
ingeschat?
Waarom wordt er een lineaire besparing van 6
procent voor rustoorden gepland?
01.01 Luc Goutry (CVP): Au 1er octobre 1999, les
maisons de repos en Belgique comptaient 29.464
lits MRS agréés pour 36.129 lits non agréés. Pour
les personnes séjournant en maison de repos, le
financement correspondant à un ayant-droit MRS
présentant un profil de soins B est inférieur de 540
francs à celui correspondant à un pensionnaire
occupant un lit MRS simple. Cette inégalité dans le
financement des profils de soins analogues ne
peut être maintenue, même si 15.000 lits en maison
de repos seront transformés en lits MRS d'ici à
2002. En 2002, il subsistera un déficit de 20.000
unités pour ce qui concerne le nombre de lits MRS .
Comment le ministre envisage-t-il d'éliminer cette
discrimination
et quel calendrier compte-t-il
appliquer ?
Les besoins ne doivent-ils pas être évalués sur une
base réaliste ?
Pourquoi une économie linéaire de six pour cent
est-elle programmée pour les maisons de repos ?
01.02 Luc Goutry (CVP):
01.02 Luc Goutry (CVP):
01.03 Anne-Mie Descheemaeker (AGALEV-
ECOLO): De ziekteverzekering betaalt voor een
bejaarde in een rusthuis een forfaitaire
01.03 Anne-Mie Descheemaeker (AGALEV-
ECOLO): Pour les personnes âgées séjournant en
maison de repos, l'assurance-maladie verse un
08/11/2000
CRABV 50
COM 289
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
dagvergoeding gebaseerd op de graad van
zorgbehoevendheid (KATZ-schaal). Het RVT-forfait
is ongeveer 50 frank hoger dan het rusthuisforfait.
Er zijn rusthuizen waar niet de helft van de
zorgbehoevenden een RVT-bed krijgen, terwijl voor
hen wel een RVT-personeelskader nodig is.

Is het verantwoord de meerkost te verhalen op de
bewoner? Wil de minister voor het toewijzen van
bijkomende RVT-bedden op basis van de effectieve
zorgbehoefte een prioriteit maken?
montant forfaitaire calculé sur la base du degré de
dépendance des intéressés (« l'échelle Katz »). Le
forfait MRS est supérieur de 50 francs environ au
forfait en maison de repos. Dans certaines maisons
de repos, moins de la moitié des pensionnaires se
voient attribuer un lit MRS, alors que leur état
requiert un personnel MRS.

La récupération du surcoût auprès des
pensionnaires est-elle justifiée ? Le ministre est-il
disposé à hisser au rang de ses priorités l'attribution
de lits MRS sur la base des besoins réels en
matière de soins ?
01.04 Minister Frank Vandenbroucke : In de
ROB's was er een tekort van meer dan 1 miljard
frank, in de RVT's was er een overschot van 800 à
900 miljoen. Ik heb beide samengevoegd, waardoor
het tekort bij de ROB's minimaal werd. Had ik dit
niet gedaan, dan zou de neerwaartse aanpassing
van de forfaits veel groter zijn geweest. Het is
logisch dat wanneer het budget wordt
overschreden, we correcties moeten doorvoeren.
De Riziv-forfaits voor de zorgcategorieën B en C
zijn inderdaad verschillend in rustoorden enerzijds
en in rust- en verzorgingstehuizen anderzijds.

Voor een passende kwaliteitsverzorging aan
personen in rustoorden, moet men over voldoende
personeel kunnen beschikken.

Een meerjarenplan maakte de reconversie van
25.000 rustoordbedden tot RVT-bedden vanaf 1
januari 1998 mogelijk.

01.04 Frank Vandenbroucke , ministre: Les
maisons de repos (MRPA) accusaient un déficit de
plus d'un milliard, cependant que les maisons de
repos et de soins (MRS) enregistraient un surplus
de 800 à 900 millions. La somme de ces deux
montants a permis de réduire sensiblement le
déficit au niveau des MRPA. Sans cela, l'évolution à
la baisse des forfaits aurait été beaucoup plus
importante. Il est logique que nous procédions à
des corrections en cas de dépassement budgétaire.

Les forfaits INAMI accordés pour les soins de
catégorie B et C ne sont en effet pas les mêmes en
MRPA et en MRS.

Pour pouvoir offrir des soins de qualité adaptés à
leurs résidents, les établissements doivent disposer
d'un personnel en nombre suffisant.

Un plan pluriannuel a permis de convertir 25.000 lits
MRPA en lits MRS à partir du 1
er
janvier 1998.
Het protocolakkoord van 9 juni 1997 voorziet in een
jaarlijkse evaluatie van de evolutie van alle bedden
en plaatsen voor ouderen in de diverse structuren.
In 2002 zullen er inderdaad nog ongeveer 21.000
RVT-bedden te kort zijn. Deze ongelijkheid moet zo
snel mogelijk worden opgelost door een totale
reconversie van alle B-en C- forfaits in ROB naar B-
of C-forfaits in RVT.

Dit maakt deel uit van het meerjarenplan voor de
gezondheidszorg van 1 maart. Ook het sociaal
akkoord maakt gewag van 7,7 miljard voor
baremaharmonisering. Binnen dit budgettaire kader
zou men ook naar een structurele reconversie naar
RVT moeten streven. Dit is, zeker op korte termijn,
niet zo makkelijk, gelet op de ongelijke ontwikkeling
van structuren voor ouderen. Voor een RVT-
erkenning moet men 25 zwaar zorgafhankelijke
ouderen huisvesten, een norm waaraan zeker niet
alle instellingen voldoen. Nu al moet de kloof tussen
B-en C-forfaits geleidelijk worden dichtgereden,
zodat in 2005 alle forfaits in de rustoorden op RVT-
Le protocole d'accord du 9 juin 1997 prévoit une
évaluation annuelle de l'évolution de tous les lits et
places destinés aux personnes âgées dans les
différentes structures.

En 2002, il subsistera encore un manque d'environ
21 000 lits MRS. Il convient de pallier au plus tôt
cette inégalité en reconvertissant intégralement tous
les forfaits B et C des MRPA en forfaits B ou C
MRS.
Cela fait partie du plan pluriannuel pour les soins de
santé du 1
er
mars. L'accord social fait lui aussi état
de 7,7 milliards pour l'harmonisation des barèmes.
Dans ce cadre budgétaire, on devrait également
tendre vers une reconversion structurelle en MRS.
Or, ce ne sera pas chose aisée, a fortiori à court
terme, étant donné le développement inégal des
différentes structures destinées aux personnes
âgées. Pour obtenir un agrément MRS, un
établissement doit héberger 25 personnes âgées
très dépendantes. Or, tous les établissements ne
satisfont certainement pas à cette norme. Il importe
RABV 50
COM 289
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
niveau zullen zijn gebracht.
d'ores et déjà de combler graduellement le fossé
entre les forfaits B et C, pour faire en sorte qu'en
2005, tous les forfaits dans les maisons de repos se
situent au niveau MRS.
01.05 Luc Goutry (CVP): Dit is een interessant
antwoord. We zullen blijkbaar in de goede richting
evolueren. Ik besef dat de minister niet anders kan
doen dan hij heeft gedaan: als het budget op
is,moet er worden gerecupereerd. Het is echter niet
aanvaardbaar dat de 6 procent besparingen zo
zwaar wegen op de instellingen die slechts voor een
deel RVT-bedden hebben, maar wel veel
zorgbehoevende bejaarden. Dit probleem kan niet
meteen worden opgelost, het engagement is
belangrijk.

In het protocol was voorzien in een moratorium. Dit
werd alleen in Vlaanderen volledig toegepast. Het
bestaat echer nog steeds. Een moratorium van drie
jaar is misplaatst.

01.05 Luc Goutry (CVP): Cette réponse est
intéressante. Il semble que nous évoluions dans la
bonne direction. Je suis bien conscient que le
ministre n'avait pas d'autres solutions: lorsque le
budget est épuisé, des récupérations sont
nécesaires. Mais il est inacceptable que les
économies de 6% pèsent d'un tel poids sur les
établissements qui disposent de lits MRS mais
hébergent de nombreuses personnes âgées
nécessitant des soins. Ce problème ne peut pas
être résolu instantanément. L'engagement est
essentiel.

Le protocole prévoyait un moratoire. Seule la
Flandre l'a appliqué intégralement. Ce moratoire est
toujours en vigueur. Un moratoire de trois ans est
malvenu.
01.06 Anne-Mie Descheemaeker (AGALEV-
ECOLO): Indien de meerkost van de patiënten die
een RVT-bed vereisen en die toch in een
rustoorbed verblijven, niet aan de patiënten zelf
wordt doorgerekend, dan vrees ik dat dit ten koste
zal gaan van het personeel.

01.06 Anne-Mie Descheemaeker (AGALEV-
ECOLO): Si le surcoût entraîné par les patients qui
exigent un lit MRS tout en séjournant dans une
maison de repos n'est pas répercuté sur les
patients eux-mêmes, je crains que le personnel en
fasse les frais.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

02 Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan
de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "de letsels ingevolge repetitieve arbeid"
(nr 2407)
02 Question orale de M. Luc Goutry au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "les
blesssures encourues suite au travail répétitif"
(n° 2407)
02.01 Luc Goutry (CVP): Het toenemend aantal
gevallen van tendinitis baart zorgen. De stijging is
vooral te wijten aan snel repetitief uitgevoerde
bewegingen op het werk. Deze RSI-aandoening
(Repetitive Strain Injuries) wordt niet erkend als
beroepsziekte. De patiënt kan wel een aanvraag
indienen via het zogenaamd open systeem, maar
dan moet men een causaal verband kunnen
aantonen tussen werk en aandoening, wat nooit
voor 100 procent wordt aanvaard.

Moet de lijst van beroepsziekten niet dringend
worden geactualiseerd? Kan het RSI-syndroom
daar worden ondergebracht?
02.01 Luc Goutry (CVP): Le nombre croissant de
cas de tendinites suscite l'inquiétude. Cet
accroissement est principalement dû à des
mouvements rapides répétitifs au travail. Cette
affection RSI (Repetitive Strain Injuries) n'est pas
reconnue comme maladie professionnelle. Le
patient peut certes introduire une demande
d'intervention par le biais du système dit ouvert,
mais il faut alors pouvoir établir l'existence d'un lien
de cause à effet entre le travail et l'affection, ce qui
n'est jamais accepté à 100 pour cent.
Ne convient-il pas d'actualiser sans attendre la liste
des maladies professionnelles ? Le syndrome RSI y
figurera-t-il ?
02.02 Minister Frank Vandenbroucke : Op korte
termijn wens ik de lijst van beroepsziekten te
actualiseren. De Europese evolutie biedt een goed
aanknopingspunt. Het beleid inzake
02.02 Frank Vandenbroucke , ministre: Je
souhaite actualiser la liste des maladies
professionnelles à court terme. L'évolution
européenne constitue à cet effet un point de départ
08/11/2000
CRABV 50
COM 289
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
schadeloosstelling moet aansluiten bij een actief
tewerkstellingsbeleid.
Repetitive Strain Injuries (RSI) is een
verzamelnaam voor een heterogene groep spier-,
pees- en zenuwklachten ter hoogte van de hand,
pols, elleboog, schouder en nek. Een aantal
aandoeningen is goed aflijnbaar en kan worden
erkend.

Tendinitis wordt nu alleen bij schouwspelartiesten
erkend. Omdat het ook bij andere beroepen
voorkomt, heeft de Technische Raad van het Fonds
voor beroepsziekten een werkgroep belast met de
aanpassing van de lijst en van de criteria. Dat
rapport wordt binnenkort verwacht.
approprié. La politique d'indemnisation doit
s'inscrire dans une politique d'emploi active.
La dénomination de Repetitive Strain Injuries (RSI)
recouvre un ensemble hétérogène de douleurs
musculaires, de tendinites et de névralgies au
niveau de la main, du poignet, du coude, de l'épaule
et de la nuque. Certaines affections sont faciles à
définir et peuvent donc être reconnues. La tendinite
n'est actuellement reconnue que chez les artistes
du spectacle. Comme cette affection touche
également d'autres professions, le Conseil
technique du Fonds des maladies professionnelles
a chargé un groupe de travail d'adapter les listes de
critères. Le rapport de ce groupe est attendu
prochainement.
02.03 Luc Goutry (CVP): Het verheugt me dat de
minister aandacht heeft voor het probleem. We
wachten vol ongeduld op het advies van de
Technische Raad. Daarna moet zo snel mogelijk
advies worden ingewonnen inzake medische
screening en schadeloosstelling.

02.03 Luc Goutry (CVP): Je me réjouis de ce que
le ministre se préoccupe du problème. Nous
attendons avec impatience l'avis du Conseil
technique. Il faudra ensuite recueillir le plus
rapidement possible les avis relatifs au suivi
médical et aux indemnisations.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Mondelinge vraag van mevrouw Maggie De
Block aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de budgettering in de klinische
biologie en de ristorno's"(nr 2432)
03 Question orale de Mme Maggie De Block au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "la fixation du budget en biologie clinique et
les ristournes" (n° 2432)

03.01 Maggie De Block (VLD):
Budgetoverschrijdingen werden in het verleden
gerecupereerd via een ristornosysteem. Het
enveloppesysteem in combinatie met de
ristornowetgeving is een mislukking gebleken. Door
de aansprakelijkheid bij de voorschrijvende artsen
te leggen, werd het budget controleerbaar.

Artikel 32 van de laatste programmawet voert een
nieuw beheersinstrument in. Een grotere
forfaitisering maakt een efficiëntere recuperatie van
overschrijdingen mogelijk. Alleen de laboratoria die
voor de overschrijding verantwoordelijk zijn, zullen
daarmee worden geconfronteerd. De invoering van
het 75 procent-forfait trad pas in werking op 1 mei
2000. Er gelden momenteel dus twee systemen.
Hoe wil de minister beide systemen toepassen voor
het jaar 2000? Heeft het ristornosysteem nu nog
zin?
03.01 Maggie De Block (VLD): Par le passé, les
dépassements du budget ont toujours été
récupérés par le biais d'un système de ristournes.
Or, le système des enveloppes, combiné avec la
législation relative aux ristournes, est un échec. En
responsabilisant les médecins, on a fait en sorte
que le budget puisse être contrôlé.

L'article 32 de la dernière loi-programme a instauré
un nouvel instrument de gestion. Une forfaitarisation
accrue devra permettre de mieux compenser les
dépassements. Seuls les laboratoires responsables
des dépassements seront confrontés à cette réalité.
L'introduction du forfait à 75% n'est devenue
effective que le 1
er
mai 2000. A l'heure actuelle,
deux régimes coexistent donc.

Le ministre est-il disposé à appliquer les deux
régimes en 2000 ? Le système des ristournes est-il
encore utile ?

03.02 Minister Frank Vandenbroucke : Zeggen dat
het enveloppesysteem in combinatie met de
ristornowetgeving een mislukking is geweest, is
voorbarig. Geen enkele rechtsinstantie heeft de
03.02 Frank Vandenbroucke , ministre: Il est
prématuré d'affirmer que le système des
enveloppes, en combinaison avec les ristournes,
soit un échec. Sur le fond, aucune juridiction n'a
RABV 50
COM 289
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
bepalingen ten gronde afgewezen. Dit blijkt uit de
twee arresten van het Arbitragehof (5/94 en 84/93),
het afwijzen van de verzoeken tot nietigverklaring
van uitvoeringsbesluiten door de Raad van State en
het ongegrond verklaren dor sommige rechtbanken
van vorderingen van laboratoria tegen Riziv-
voorschottenfacturen. Over de definitieve facturen
is tot nog toe geen vonnis ten gronde geveld.

Door het recuperatiesysteem kon 5,7 miljard frank
worden gerecupereerd op een totaal bedrag van 7,3
miljard frank dat als overschrijding werd vastgelegd
voor de periode van 1989 tot 1992. Een
economische mislukking is het dus evenmin, tenzij
men daarmee bedoelt dat het aantal laboratoria
voor klinische biologie is afgenomen. Het
overaanbod aan laboratoria zette sommige
laboratoria er precies toe aan het voorschrijfgedrag
van geneesheren te beïnvloeden.

rejeté les dispositions. C'est ce qu'on retiendra de
deux arrêts de la Cour d'Arbitrage (5/94 et 84/93),
du rejet des recours en annulation d'arrêtés
d'exécution par le Conseil d'Etat et de la déclaration
d'irrecevabilité par certains tribunaux d'actions
intentées par des laboratoires contre des factures
d'avances de l'INAMI. Aucun jugement quant au
fond n'a jusqu'à présent été rendu à propos des
factures définitives.

Le système permet de récupérer 5,7 milliards de
francs sur un montant total de 7,3 milliards, soit le
montant des dépassements fixé pour la période
1989-1992. Le système n'est pas non plus un échec
sur le plan économique, à moins que vous ne
songiez à la diminution du nombre de laboratoires
de biologie clinique. Or, c'était précisément la
pléthore de laboratoires qui poussait certains
d'entre eux à influer sur le comportement des
médecins prescripteurs.

De drastische vermindering van het aantal
laboratoria heeft voor een schaalvergroting gezorgd
en zo tot de leefbaarheid van de overgebleven
laboratoria en tot de vermindering van de druk op
de voorschrijvers.

De beheersbaarheid van de uitgaven sinds 1993
was niet in de eerste plaats een gevolg van een
invoering van een eventuele aansprakelijkheid van
de voorschrijvende geneesheren. De wettelijke
basis daarvoor werd immers gedeeltelijk verbroken
door het Arbitragehof, waardoor de
aansprakelijkheid nooit in praktijk werd gebracht.
La réduction sensible du nombre de laboratoires
s'est traduite par un accroissement d'échelle, qui
permet de sauvegarder la viabilité des laboratoires
restants et d'alléger la pression que subissent les
prescripteurs.

La maîtrise des dépenses depuis 1993 ne résultait
pas en premier lieu d'une éventuelle
responsabilisation des médecins prescripteurs. La
Cour d'Arbitrage en a en effet partiellement remis
en cause le fondement légal, empêchant ainsi la
mise en oeuvre du principe de la responsabilisation.
De beheersing van de uitgaven was vooral het
gevolg van de tariefreductie die op het einde van
1992 werd ingevoerd. Daardoor werd het
honorarium per akte met 42,5 procent verminderd
en werd dit slechts gedeeltelijk gecompenseerd
door de invoering van een forfaitair bedrag per
voorschrift. Deze grotere forfaitisering houdt geen
recuperatiesysteem in. Het zal er wel voor zorgen
dat de vastgestelde enveloppe beter wordt
gerespecteerd. De overschrijdingen worden dus niet
gerecupereerd, maar worden beter voorkomen.

Het systeem speelt in beide richtingen en corrigeert
een eventuele overschrijding van de enveloppe van
het verleden. Het is perfect mogelijk dat beide
systemen naast elkaar blijven bestaan. Wanneer
immers artikel 32 van de wet van 12 augustus 2000
wordt toegepast, wordt het ristornosysteem niet
toegepast.

Artikel 32 zal op een lineaire manier het niveau van
de voorschriftforfaits beïnvloeden, waardoor alle
La maîtrise des dépenses a résulté essentiellement
de la réduction tarifaire instaurée fin 1992.
Conséquence : les honoraires par acte ont été
diminués de 42,5 % et cette baisse n'a été
compensée que partiellement par l'introduction d'un
forfait par prescription. Le fait qu'on ait commencé à
travailler davantage sur la base de forfaits
n'implique pas l'existence d'un système de
récupération, mais l'enveloppe telle qu'elle a été
fixée sera mieux respectée. Les dépassements ne
seront donc pas récupérés, mais ils feront l'objet
d'une prévention accrue.
Ce système fonctionne dans les deux sens et
contribuera à rectifier un éventuel dépassement de
l'enveloppe du passé. Il est tout à fait possible que
les deux systèmes continuent de coexister. En effet,
si l'article 32 de la loi du 12 août 2000 est appliqué,
le système de ristournes ne le sera pas.

L'article 32 influera linéairement sur le niveau des
forfaits fixés en matière de prescriptions de telle
sorte que tous les laboratoires contribueront dans
08/11/2000
CRABV 50
COM 289
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
laboratoria op dezelfde manier tot de beheersing
van de uitgaven zullen bijdragen. In het bestaande
ristornosysteem wordt de overschrijding in grotere
mate gerecupereerd bij die laboratoria van wie het
aandeel in het totale bedrag tijdens de laatste jaren
is toegenomen.
une proportion identique à la maîtrise des
dépenses. Dans l'actuel système de ristournes, tout
dépassement est récupéré dans une mesure plus
importante auprès des laboratoires dont la part
dans le montant total s'est accrueau cours de ces
dernières années.
03.03 Maggie De Block (VLD): De minister
beroept zich nogal lichtzinnig op tien jaar
rechtspraak. We beschikken echter nog niet over
vonnissen ten gronde. Dat getalm kan voor een
aantal laboratoria al fataal zijn geweest. Ik wijs er
ook op dat men de laboratoria niet te snel met de
vinger mag wijzen: zij moeten uitvoeren wat de
artsen voorschrijven.

Het nieuwe systeem kan inderdaad een aantal
eventuele faillissementen voorkomen, samen met
de door de minister aangehaalde schaalvergroting.
Daarenboven zou het besparend moeten werken.

03.03 Maggie De Block (VLD): Le ministre
invoque une jurisprudence de dix années avec une
certaine désinvolture. Or, il n'y a pas encore eu de
jugements sur le fond. Ces tergiversations ont déjà
peut-être été fatales à une série de laboratoires. Je
tiens également à souligner qu'il faut se garder de
montrer trop hâtivement les laboratoires du doigt
car ils doivent exécuter ce que les médecins
prescrivent.

Combiné à l'accroissement d'échelle évoqué par le
ministre, le nouveau système est effectivement de
nature à prévenir un certain nombre de faillites. De
plus, il devrait permettre de réaliser des économies.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan
de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "het sociaal statuut van de
podiumkunstenaar" (nr 2462)
04 Question orale de M. Luc Goutry au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "le
statut social des artistes de spectacle" (n°2462)
04.01 Luc Goutry (CVP): Op het einde van de
vorige regeerperiode was een haalbaar voorstel
uitgewerkt voor het dossier inzake de aanpassingen
aan het sociaal statuut van de podiumkunstenaars.
Nadien heb ik daarover niets meer vernomen. De
minister kondigde aan dat hij de resultaten van een
studieopdracht zou afwachten. De inhoud daarvan
is sinds april bekend. De trend ervan helpt ons
weinig vooruit. Wat is de precieze stand van zaken?
Hoe zal het dossier worden aangepakt?
Zowel vanuit politieke hoek als vanuit de sector
werden al zeer constructieve voorstellen gedaan.
Wanneer zal ook de regering een tandje bijsteken?
04.01 Luc Goutry (CVP): A la fin de la législature
précédente, une proposition réaliste avait été
élaborée en ce qui concerne le dossier relatif aux
adaptations du statut social des artistes de
spectacle. Par la suite, je n'en ai plus entendu
parler. Le ministre a indiqué qu'il attendrait de
connaître les résultats d'une étude qu'il a
commandée et dont la teneur a été rendue publique
en avril dernier. La tendance qui y est esquissée ne
nous avance guère. Où en est ce dossier
?
Comment sera-t-il traité ?

Le monde politique et le secteur concerné ont déjà
élaboré des propositions très constructives. Quand
le gouvernement passera-t-il également à la vitesse
supérieure ?
04.02 Minister Frank Vandenbroucke : Dat het
voorstel van de toenmalige parlementaire
subcommissie haalbaar was, is een eufemisme. De
onderwerping aan de stelsels, het
toepassingsgebied van het statuut en de
financieringswijze van het statuut werden niet
opgelost door die commissie. Ik ben het er wel mee
eens dat ook het rapport van de interuniversitaire
onderzoeksequipe geen duidelijke piste naar voren
schuift. De bal ligt terug in het kamp van de politiek.
Aan een interkabinettenwerkgroep is gevraagd om
op korte termijn een haalbaar en praktisch
04.02 Frank Vandenbroucke , ministre: Dire que
la proposition de la sous-commission parlementaire
de l'époque était réalisable est un euphémisme.
Cette commission n'a pas résolu les questions de la
soumission aux régimes, du champ d'application du
statut et du mode de financement de celui-ci.
J'admets que le rapport de l'équipe de recherche
inter-universitaire ne propose aucune piste précise.
La balle est à nouveau dans le camp du politique..

Un groupe de travail intercabinets a été chargé de
formuler à bref délai une proposition réaliste et
RABV 50
COM 289
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
hanteerbaar voorstel uit te werken. Aan de
onderzoekers werd een aantal technische
verduidelijkingen gevraagd. Daarop werd intussen
geantwoord.

De politieke standpunten over deze problematiek
lopen sterk uiteen. Mijn bekommernis is dat er op
korte termijn een sociale bescherming komt voor de
kunstenaars. Daarvoor wens ik mijn
verantwoordelijkheid op te nemen. Ik zal een
voorstel voorleggen aan de
interkabinettenwerkgroep, dat op korte termijn kan
worden verwezenlijkt. Ik licht nu de krachtlijnen
ervan toe. De sociologische en economische
omstandigheden waarin kunstenaars hun beroep
uitoefenen moeten bepalend zijn voor hun sociaal
stelsel. De oorspronkelijke bedoeling van art. 3, 2°
van het KB van 28 november 1968 moet worden
hersteld. Een werkgever moet dus worden belast
met het verrichten van de aangiften en met het
afhouden en betalen van de bijdragen. Onder
bepaalde omstandigheden kan een aantal
kunstenaars als zelfstandige worden beschouwd.

De aanduiding van de `sociale-
zekerheidswerkgever' doet geen probleem rijzen
voor de kunstenaars die verbonden zijn door een
arbeidsovereenkomst. Voor kunstenaars die hun
activiteiten verrichten in het kader van een structuur
en die zelf geen mandataris of bestuurder zijn van
deze vennootschap, geldt die structuur als
werkgever. Voor free lance artiesten zouden
specifieke interimkantoren voor uitvoerende
artiesten kunnen worden erkend. Het bestaan van
één aanwijsbare werkgever en van een
arbeidsovereenkomst biedt ook een aantal
voordelen inzake de uitvoering in de onderscheiden
sociale-zekerheidstakken. Een aanpassing van de
wetgeving betreffende de tijdelijke arbeid, de
uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van
werknemers kan een solide wettelijke basis bieden.
pratique. Certaines précisions techniques ont été
demandées aux scientifiques et cette demande a
entre-temps reçu une réponse.
Les points de vue politiques sur la question sont
très divergents. Mon souci est d'offrir à court terme
une protection sociale aux artistes. J'entends
prendre mes responsabilités à cet effet. Je
soumettrai au groupe de travail intercabinets une
proposition susceptible d'être mise en oeuvre
rapidement et dont je vais vous présenter les lignes
directrices. Les conditions sociologiques et
économiques dans lesquelles les artistes doivent
exercer leur profession doivent déterminer leur
régime social. L'objectif initial de l'article 3, 2° de
l'arrêté ministériel du 28 novembre 1968 doit être
réaffirmé. L'employeur doit donc faire la déclaration
et retenir et verser les cotisations. A certaines
conditions, des artistes peuvent être considérés
comme des indépendants.

La désignation de l'employeur en regard de la
sécurité sociale ne pose aucun problème pour les
artistes qui sont liés par un contrat de travail. Pour
ceux qui exercent leurs activités dans le cadre
d'une structure et qui n'en sont pas mandataires ou
administrateurs c'est cette structure qui fait office
d'employeur. Pour les artistes free-lance, des
agences d'intérim spécifiques pourraient être
reconnues. L'existence d'un employeur identifiable
et d'un contrat de travail offre également certains
avantages dans le cadre des différentes branches
de la sécurité sociale. Une adaptation de la
législation relative au travail temporaire, au travail
intérimaire et à la mise à disposition de travailleurs
peut constituer une base légale solide.
Er zullen duidelijk instanties worden aangeduid die
de administratieve verplichtingen die gepaard gaan
met het werkgeverschap, overnemen van de
organisatoren. Het wordt mogelijk om op een
eenvoudige manier de arbeidsprestaties aan te
geven, het loon te vermelden en de sociale
bijdragen te betalen.

Het sociaal statuut voor kunstenaars heeft maar
kans op slagen indien er geen belangrijke meerkost
mee gepaard gaat. Veel uitvoerende kunstenaars
komen niet in aanmerking voor de bestaande
structurele vermindering van de sociale
zekerheidsbijdragen omdat ze niet voldoen aan de
vereiste inzake de minimale arbeidsduur. Ik wil de
structurele lastenvermindering voor alle
Des instances subrogées aux organisateurs en ce
qui concerne les obligations administratives des
employeurs seront clairement désignées. La
déclaration des prestations, la mention du salaire et
le paiement des cotisations sociales pourront être
effectués selon des procédures simples.
La proposition relative au statut social des artistes
ne pourra aboutir qu'à la condition qu'elle
n'engendre pas de surcoût important. Bon nombre
d'artistes exécutants ne peuvent prétendre à la
réduction structurelle des cotisations sociales
existante parce qu'ils ne satisfont pas à la condition
relative à la durée de travail minimale. J'entends
étendre l'application de la réduction structurelle des
charges à l'ensemble des artistes en exonérant les
cotisations sociales d'un montant forfaitaire.
08/11/2000
CRABV 50
COM 289
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
kunstenaars toepasbaar maken door een forfaitair
bedrag vrij te stellen van sociale bijdragen.

De scheppende kunstenaars zullen ressorteren
onder het stelsel der zelfstandigen. Er moet
onderzocht worden of er voor hen een specifieke
bijdragevermindering mogelijk is. Een aantal
reglementaire bepalingen in de onderscheiden
takken van de sociale zekerheid moet worden
aangepast in functie van het specifieke profiel van
het artistieke beroep. De aanbevelingen van de
onderzoeksequipe zullen zonder veel moeite
kunnen worden overgenomen.

Ik zal dit voorstel voor bespreking voorleggen aan
de interkabinettengroep.


Les artistes créateurs ressortiront au régime des
travailleurs indépendants. Il convient d'examiner la
possibilité d'instaurer une réduction de cotisation
spécifique pour cette catégorie. Plusieurs
dispositions dans les différentes branches de la
sécurité sociale doivent être adaptées en fonction
du profil spécifique de la profession artistique. Les
recommandations du groupe de travail seront prises
en compte sans aucun problème.
Je soumettrai cette proposition pour discussion au
groupe de travail interministériel.
04.03 Luc Goutry (CVP): Ik heb het antwoord van
de minister met vreugde beluisterd. De minister
blijkt dus bereid tot een concrete oplossing. Ik had
enkel vragen bij de invulling ervan. De voorstellen
en krachtlijnen van de minister lijken me positief.
Waarop wacht men voor de uitvoering ervan?
04.03 Luc Goutry (CVP): Je me félicite de la
réponse que le ministre vient de me fournir. Il est
donc toujours disposé à rechercher une solution
concrète. Je m'interroge seulement sur sa mise en
oeuvre. Les propositions du ministre me semblent
positives. Qu'attend-on pour les appliquer ? Les
lignes directrices avancées par le ministre vont
dans la bonne direction. Quand seront-elles suivies
d'effets ?
04.04 Minister Frank Vandenbroucke : In april
kwam het verslag van de professoren, voor de
zomer werden enkele preciseringen gevraagd. Die
hebben we gekregen. In september en oktober
hadden we andere zorgen. We hebben geen tijd
verloren, maar nu moet het inderdaad gebeuren.

04.04 Frank Vandenbroucke , ministre: Le rapport
des professeurs a été publié aux mois d'avril et un
certain nombre de précisions ont été demandées
avant l'été. Au mois de septembre et d'octobre,
nous avions d'autres préoccupations. Nous n'avons
pas perdu de temps mais il est vrai que l'heure est
venue de concrétiser ce dossier.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Mondelinge vraag van de heer Luc Goutry aan
de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over " prostaatkankerscreening" (nr 2465)
05 Question orale de M. Luc Goutry au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "le
dépistage systématique du cancer de la
prostate." (n° 2465)
05.01 Luc Goutry (CVP): De minister van Sociale
Zaken en Volksgezondheid kondigde onlangs
nieuwe middelen aan voor borstkankerscreening
voor vrouwen tussen 50 en 69 jaar. Dezelfde actie
is nodig bij mannen voor het opsporen van
prostaatkanker.
Wat gebeurt er op federaal vlak inzake de
preventieve opsporing van prostaatkanker? Welke
middelen staan ter beschikking? Kunnen extra
middelen worden vrijgemaakt?
05.01 Luc Goutry (CVP): Les ministres des
Affaires sociales et de la Santé publique ont
récemment annoncé que des moyens
supplémentaires seraient dégagés pour financer les
examens de dépistage du cancer du sein chez les
femmes de 50 à 69 ans.Chez les hommes, une
mesure similaire s'impose pour le cancer de la
prostate.

Quelles initiatives ont été prises au niveau fédéral
en ce qui concerne le dépistage du cancer de la
prostate ? Quels moyens sont prévus à cet effet ?
Des moyens supplémentaires peuvent-ils être
dégagés ?
RABV 50
COM 289
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
05.02 Minister Frank Vandenbroucke : Op
federaal vlak wordt geen preventieve opsporing van
prostaatkanker georganiseerd. Men kan natuurlijk ­
in navolging van de borstkankerscreening ­ ook
voor andere kwaadaardige aandoeningen een
systematische opsporing organiseren. Voor
prostaatkanker bestaat er nog geen informatie die
bewijst dat screening een verschil kan maken qua
overlevingskansen bij detectie, wat bij
borstkankerscreening wel het geval is.

Men doet wel volop aan onderzoek over de beste
manier om prostaatkanker op te sporen. Een
mogelijkheid is het systematisch screenen van
mannen boven een bepaalde leeftijd. Andere
mogelijkheid is het gericht screenen van specifieke
risicogroepen.
05.02 Frank Vandenbroucke , ministre: Rien n'est
prévu au niveau fédéral en matière de dépistage
préventif du cancer de la prostate. Un dépistage ­
comme c'est le cas pour le cancer du sein ­
pourrait évidemment également être organisé pour
les autres affectations malignes. S'il est établi que
la détection précoce du cancer du sein permet
d'accroître les chances du survie, ceci n'a pas
encore été établi en ce qui concerne le cancer de la
prostate.

Toutefois, des recherches sont actuellement
menées pour déterminer quelle est la meilleure
méthode de dépistage du cancer de la prostate.
Une possibilité consiste à soumettre
systématiquement à un examen médical tous les
hommes au-delà d'un certain âge. Une autre
formule consisterait à cibler des groupes à risques
spécifiques.
05.03 Luc Goutry (CVP): Ik begrijp het eerste deel
van het antwoord niet zo goed. Al maanden
verschijnen artikels over het belang van de
vroegtijdige opsporing van prostaatkanker. Kan
hieraan voor de toekomst niet worden gedacht?
05.03 Luc Goutry (CVP): Je n'ai pas bien compris
la première partie de votre réponse. Depuis des
mois, des articles mettent en évidence l'importance
que revêt la détection précoce du cancer de la
prostate. Ne pourriez-vous pas prendre certaines
initiatives en la matière ?
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Regeling van de werkzaamheden

De voorzitter: Vraag nr. 2464 van de heer
Eerdekens wordt ingetrokken.
06 Ordre des travaux

Le président: La question n° 2469 de M.
Eerdekens est retirée.
07 Mondelinge vraag van de heer Bruno Van
Grootenbrulle aan de minister van Sociale Zaken
en Pensioenen over "de financiering van de op
verschillende plaatsen gevestigde ziekenhuizen"
(nr 2489)
07 Question orale de M. Bruno Van Grootenbrulle
au ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "le financement des hopitaux multi sites"
(n°2489)
07.01 Bruno Van Grootenbrulle (PS): Sinds
enkele jaren moedigt de toeziende overheid fusies
van op verschillende plaatsen gevestigde
ziekenhuizen aan, maar er rijzen problemen met
betrekking tot de financiering.

Enerzijds leggen de gewestelijke en federale
toeziende overheden voor bepaalde diensten
(spoedgevallen, operatiekwartier, intensive care, ...)
per vestigingsplaats normen op. Anderzijds wordt in
het kader van de financieringsregeling maar een
basisbegroting toegekend aan één enkele dienst,
en worden de gefuseerde eenheden als één enkel
ziekenhuis beschouwd.

Deze onsamenhangende aanpak veroorzaakt
financiële problemen voor de op verschillende
07.01 Bruno Van Grootenbrulle (PS): Depuis
quelques années, les fusions multisites ont été
encouragées par les autorités de tutelle, mais leur
financement pose problème.
D'une part, les normes d'application pour certains
services ­ urgences, blocs opératoires, soins
intensifs, ... - sont imposées par site par les
autorités de tutelle régionale et fédérale. D'autre
part, le mode de financement n'attribue un budget
de base que pour un seul service, considérant
l'entité fusionnée comme un seul hôpital.
Cette incohérence entraîne des difficultés
financières pour ces hôpitaux multisites obligés de
maintenir des normes d'encadrement minimales sur
chaque site tout en n'étant financés que pour un
seul de ces encadrements. Tôt ou tard, les entités
fusionnées seront obligées de concentrer les
08/11/2000
CRABV 50
COM 289
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
plaatsen gevestigde ziekenhuizen, die zich aan de
ene kant aan minimale normen qua
personeelsbezetting moeten houden voor elke
vestigingsplaats, maar aan de andere kant slechts
gefinancierd worden voor één enkele site. De
fusieziekenhuizen zullen vroeg of laat verplicht
worden de betrokken diensten op één enkele plaats
te groeperen, met alle gevolgen van dien voor de
patiënten. Kan er geen financieringswijze per
vestigingsplaats worden uitgewerkt, teneinde een
kwalitatief hoogstaande ziekenhuisverpleging te
waarborgen ?
services concernés sur un seul site, ce qui ne sera
pas sans conséquence pour la population.
Afin de permettre le maintien de services
hospitaliers de qualité, ne pourrait-on envisager leur
financement sur chaque site ?
07.02 Minister Frank Vandenbroucke : Een
ziekenhuisfusie is maar zinvol als ze gepaard gaat
met een stroomlijning van de geneeskundige en
logistieke activiteiten.
Een dergelijke rationalisering moet doordacht
gebeuren, en wordt dan ook niet doorgevoerd in de
eerste jaren na de fusie.
Daarom heb ik voor 2001 gezorgd voor een
aanvullende financiering van de gefuseerde
ziekenhuizen wier begroting tengevolge van de
fusie ingekrompen is ten opzichte van de begroting
vóór de fusie. Dit is echter een eenmalige
maatregel.

Wat de spoedgevallen betreft, wordt er nagedacht
over een nieuw beleid dat ertoe strekt het aanbod
beter af te stemmen op de behoeften van de
bevolking. Zo is het niet ondenkbaar dat binnen een
fusieziekenhuis verscheidene
spoedgevallenfuncties zouden worden erkend en
gefinancierd als daarmee tegemoet gekomen wordt
aan de noden van de bevolking. Dit is een netelige
kwestie, maar ik denk wij tot aanvaardbare
oplossingen zullen kunnen komen, ook al moeten
daartoe bepaalde voorwaarden worden vervuld.

07.02 Frank Vandenbroucke , ministre: Une
fusion d'hôpitaux n'a de sens que si elle
s'accompagne d'une rationalisation des activités
médicales et logistiques.
Cependant, une telle rationalisation ne s'improvise
pas et n'intervient pas dans les premières années
de la fusion. C'est pourquoi j'ai pris l'initiative
d'assurer en 2001 un financement complémentaire
pour les hôpitaux fusionnés pour lesquels la fixation
du budget après fusion entraîne une perte par
rapport au budget avant celle-ci. Cette mesure a
cependant un caractère unique.
Par ailleurs, en ce qui concerne les services
d'urgence, une nouvelle politique visant à mieux
répartir l'offre en fonction des besoins de la
population est à l'étude. Ainsi, il n'est pas
impossible que, dans un hôpital fusionné, plusieurs
fonctions d'urgence soient agréées et financées si
cela répond à un besoin de protection de la
population. Ce problème est délicat, mais je pense
que nous pourrons aboutir à des solutions
acceptables même si elles sont soumises à
certaines conditions.
07.03 Bruno Van Grootenbrulle (PS):
07.03 Bruno Van Grootenbrulle (PS):
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Mondelinge vraag van mevrouw Annemie Van
de Casteele aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "het stimuleren van het gebruik
van generische geneesmiddelen" (nr 2547)
08 Question orale de Mme Annemie Van de
Casteele au ministre des Affaires sociales et des
Pensions sur "la stimulation de l'utilisation des
médicaments génériques" (n° 2547)
08.01 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Vorige
week werd vanuit academische hoek de idee
gelanceerd om voor geneesmiddelen, waarvan het
patent vervallen is, artsen het werkzaam
bestanddeel te laten voorschrijven in de plaats van
de naam van een specialiteit of merk. Dit komt
eigenlijk neer op een gedeeltelijk substitutierecht
voor de apotheker.
08.01 Annemie Van de Casteele (VU&ID): La
semaine dernière, certains représentants des
milieux universitaires ont imaginé, pour les
médicaments dont le brevet est périmé,
d'encourager les médecins à prescrire le
composant actif plutôt qu'une spécialité ou une
marque. En fait, cela revient à attribuer un droit
partiel de substitution aux pharmaciens.
RABV 50
COM 289
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
Zal de regering met de artsen over deze denkpiste
overleggen?

Le gouvernement compte-t-il se concerter avec les
médecins au sujet de cette piste de réflexion ?
,
08.02 Minister Frank Vandenbroucke : We kiezen
voor referentieprijzen voor identieke moleculen voor
de vaststelling van de terugbetalingstarieven. Dat
maakt een zekere competitie mogelijk. De arts
wordt er toe aangezet het goedkopere product te
kiezen. De patiënten moeten dan wel goed
geïnformeerd zijn.
Artsen en apothekers zouden lokaal overleg kunnen
plegen inzake de stockeringsproblemen.

De arts zou ook op stofnaam kunnen voorschrijven
als hij dit wenst. De problemen van de bio-
equivalentie houden verband met de beweging op
de markt. Ik denk dat wij nu een beslissende stoot
zullen geven aan de ontwikkeling van generische
geneesmiddelen.
08.02 Frank Vandenbroucke , ministre: Pour
déterminer les tarifs des remboursements, nous
nous fondons sur des prix de référence pour des
molécules identiques. Cela permet une certaine
concurrence. Le médecin est encouragé à choisir le
produit le moins cher. Les patients doivent certes
être bien informés.
Les médecins et les pharmaciens pourraient se
concerter à l'échelon local sur les problèmes de
stockage.
Le médecin pourrait également, s'il le souhaite,
indiquer sur la prescription le nom de la substance.
Les problèmes de la bio-équivalence sont liés au
mouvement observé sur le marché. Je pense que
nous allons donner une impulsion décisive au
développement des médicaments génériques.
08.03 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Dit
antwoord stemt me hoopvol: de minister zet een
stap in de goede richting. Belangrijk is dat men de
inbreng van de apothekers duidelijk aflijnt en dat de
samenwerking tussen artsen en apothekers zo
optimaal mogelijk verloopt.

08.03 Annemie Van de Casteele (VU&ID): Cette
réponse me redonne espoir : le ministre fait un pas
dans la bonne direction. L'apport des pharmaciens
doit être défini avec précision et la collaboration
entre les médecins et les pharmaciens doit être
optimale.
08.04 Minister Frank Vandenbroucke :
08.04 Frank Vandenbroucke , ministre:
08.05 Annemie Van de Casteele (VU&ID):
08.05 Annemie Van de Casteele (VU&ID):
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Mondelinge vraag van mevrouw Greta
D'Hondt aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de aanpassing van het bedrag
van het loon dat niet vatbaar is voor overdracht
of beslag" (nr 2562)
09 Question orale de Mme Greta D'Hondt au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "l'adaptation du montant non cessible ou non
saisissable de la rémunération" (n° 2562)
09.01 Greta D'Hondt (CVP): In mei jongstleden
stelde ik vragen aan de minister van Sociale Zaken
en van Justitie over de uitvoeringsbesluiten van de
wet van 24 maart 2000 in verband met het
loonbeslag.

Volgens de minister van Justitie zou het KB tegen
einde mei naar de Raad van State zijn gegaan. Ook
de minister van Sociale Zaken streefde daarnaar.
Er blijken nog een aantal vragen te bestaan rond de
indexering en de invloed van de kinderen ten laste.

In feite zou het KB voor 15 december moeten
gepubliceerd zijn om in werking te kunnen treden
voor 1 januari 2001.
Wanneer zal het KB worden gepubliceerd?
09.01 Greta D'Hondt (CVP): Au mois de mai
dernier, j'ai interrogé les ministres des Affaires
sociales et de la Justice sur les arrêtés d'exécution
relatifs à la loi du 24 mars 2000 sur la saisie des
rémunérations. Selon le ministre de la Justice,
l'arrêté royal aurait dû être soumis au Conseil d'Etat
avant la fin du mois de mai. Le ministre des Affaires
sociales s'était également fixé cet objectif. Il
subsiste encore des questions à propos de
l'indexation et de l'impact des enfants à charge.

Pour entrer en vigueur avant le 1
er
janvier 2000,
l'arrêté royal devrait en fait être publié avant le 15
décembre.
Quand le sera-t-il ?
08/11/2000
CRABV 50
COM 289
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
09.02 Minister Frank Vandenbroucke : De
wetgeving op het beslag op uitkeringen en lonen
werd gewijzigd in die zin dat het gewaarborgd
minimum voortaan wordt verhoogd met 2.000 frank
per kind ten laste. De wetgever liet het aan de
minister over om te bepalen wat `kind ten laste' is.
Die taak kwam bij de minister van Sociale Zaken
terecht. Daarnaast is nog een uitvoeringsbesluit
nodig dat de indexering van de vermelde bedragen
regelt. Dit moet worden voorbereid door de minister
van Justitie.

De minister van Justitie deelt mee dat de Raad van
State in een advies het besluit tot wijziging van het
KB van 7 december 1999 tot uitvoering van artikel
1409, §2, van het Gerechtelijk Wetboek voorbarig
vindt. Dit artikel bepaalt dat de Koning elk jaar de
bedragen aanpast vermeld in artikel 1409 §1 en §1
bis. Bij gebrek aan een overgangsbepaling in de
wet van 24 maart 2000 moet artikel 1409 §2 vijfde
lid van het Gerechtelijk Wetboek worden toegepast.
Dit artikel bepaalt dat de aangepaste bedragen
binnen de eerste vijftien dagen van de maand
december van elk jaar worden gepubliceerd in het
Belgisch Staatsblad en van kracht worden op 1
januari. Het KB mag dus maar worden genomen en
bekendgemaakt in december 2000. Teneinde het
publiek hier toch al van op de hoogte te brengen,
werd een bericht gepubliceerd in het Belgisch
Staatsblad van 20 oktober 2000.
Wat de notie `kind ten laste' betreft, konden we
kiezen tussen twee basisopties. Een eerste optie is
een open definitie, wat in praktijk niet zo eenvoudig
is. De schuldenaar moet dan in elk geval kunnen
bewijzen dat er kinderen zijn die aan de definitie
beantwoorden. Voor de schuldeiser is dit niet zo
interessant, omdat het beslag vertraagd wordt, voor
de schuldenaar maakt de nood tot procederen het
verslag alleen maar duurder. De schuldenaar zou
ook tegenover een derde kunnen komen te staan,
met name de derde beslagene, de werkgever.
09.02 Frank Vandenbroucke , ministre: La
législation relative à la saisie des allocations et des
salaires a été modifiée de manière telle que le
minimum garanti sera désormais majoré de 2 000
francs par enfant à charge. Le législateur a laissé
au ministre des Affaires sociales le soin de définir la
notion d'enfant à charge. En outre, il convient de
prendre un arrêté d'exécution régissant l'indexation
des montants mentionnés. Cet aspect doit être
réglé par le ministre de la Justice.

Or, celui-ci fait savoir que dans un avis, le Conseil
d'Etat a jugé prématuré l'arrêté modifiant l'arrêté
royal du 7 décembre 1999 exécutant l'article 1409,
§ 2, du Code Judiciaire. Cet article prévoit que le
Roi adapte chaque année les montants mentionnés
à l'article 1409, §§ 1
er
et 1
er
bis. A défaut de
disposition transitoire dans la loi du 24 mars 2000, il
y a lieu d'appliquer l'article 1409, § 2, cinquième
alinéa, du Code Judiciaire qui prévoit que les
montants adaptés doivent être publiés
annuellement au Moniteur belge au cours des
quinze premiers jours du mois de décembre, pour
entrer en vigueur le 1
er
janvier. L'arrêté royal ne
peut donc être pris et promulgué qu'en décembre
2000. Afin que le public en soit d'ores et déjà
informé, un avis a été publié au Moniteur belge du
20 octobre 2000.

En ce qui concerne la notion d'enfant à charge,
nous avons dû choisir entre deux options de base.
La première était une définition dépourvue d'un
champ sémantique précis, ce qui est une gageure
dans la pratique. Une telle définition impose que le
débiteur doit pouvoir prouver qu'il a des enfants
répondant à cette définition. Pour le créancier, ce
n'est pas intéressant parce que la saisie s'en trouve
retardée. Et pour le débiteur, la nécessité de
s'engager dans une procédure ne fait que l'endetter
davantage encore. Le débiteur pourrait également
être confronté à un tiers, à savoir les tiers-saisis,
l'employeur.
Het gaat overigens vaak om mensen in een zwakke
positie die niet adequaat kunnen opkomen voor hun
rechten.
Een tweede mogelijkheid is werken met indicaties
en vermoedens. Die moeten komen uit snel
consulteerbare en niet betwistbare
gegevensbestanden. Het probleem is dat de
gegevensbestanden op dit ogenblik niet geschikt
zijn voor dit soort consultaties. Het Rijksregister
(RR) is niet toegankelijk voor werkgevers, die de
derde beslagene kunnen zijn. Kinderen staan er
ingeschreven bij de referentiepersoon. Bij het
nummer van de partner wordt echter niet naar de
kinderen verwezen. Voor samenwonenden is er
helemaal geen informatie. Ook in geval van co-
Par ailleurs, il s'agit souvent de personnes qui, en
raison de la précarité de leur situation, ne sont pas
en mesure de défendre convenablement leurs
droits.

La référence à des indications et à des
présomptions, aisément déductibles de banques de
données fiables pouvant être consultées
rapidement, constitue une seconde possibilité. Il
n'existe toutefois pas actuellement de banques de
données se prêtant à une telle forme de
consultation. Le registre national n'est pas
accessible à l'employeur, qui peut être le tiers saisi.
Les enfants sont inscrits au nom de la personne de
référence. Les enfants ne sont pas mentionnés
RABV 50
COM 289
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
ouderschap of echtscheiding zijn de gegevens
onvolledig. Alternatieven, zoals werken met
gegevens van de fiscus of van de RKW zijn
ondeugdelijk. De gegevens van de fiscus kunnen
niet worden geraadpleegd en zijn twee jaar oud. De
RKW heeft enkel gegevens over de werknemers en
koppelt de kinderen hooguit aan één persoon,
terwijl de wet stelde dat beide ouders in aanmerking
moeten kunnen komen voor de verhoging met
2.000 frank per kind ten laste.

De werkgroep ziet drie mogelijkheden als oplossing:
de ongewijzigde uitvoering van het voorstel van het
College; de niet-uitvoering van artikel 1409 van het
Gerechtelijk Wetboek; het zoeken van een
tussenoplossing. Optie 1 kan niet worden
overwogen. Optie 2 mag niet worden uitgesloten als
voor het voorstel van het College geen alternatief
kan worden gevonden. Optie 3 werkt met
automatische bestanden, maar laat correcties door
de belanghebbenden toe.
sous le numéro du partenaire,. Aucune précision
n'est apportée en ce qui concerne les cohabitants.
En cas de coparenté ou de divorce, les données
sont également incomplètes.
D'autres formules, telles que la collecte de
renseignements auprès du fisc ou de l'ONAFTS,
seraient difficiles à mettre en oeuvre. Les données
fiscales ne peuvent être consultées et datent de
deux ans. Quant à l'ONAFTS, il ne dispose que
d'informations relatives aux travailleurs et n'établit
de relation qu'avec une seule personne, alors que
la loi précise que les deux parents doivent pouvoir
être pris en compte pour la majoration de 2000
francs par enfant à charge.
Le groupe de travail distingue trois possibilités de
solution : la mise en oeuvre, sans délai, de la
proposition du collège ; la non-application de l'article
1409 du Code judiciaire ; la recherche de solutions
intermédiaires. Si la première option n'est pas
envisageable, la deuxième ne peut être exclue si
aucune alternative à la solution préconisée par le
collège ne peut être trouvée. Quant à la troisième,
elle se fonde sur des fichiers automatiques, tout en
prévoyant la possibilité, pour les intéressés,
d'apporter des corrections
Optie 3 zal onvermijdelijk een aantal gebreken
hebben: de automatische registers kunnen
voordelen toestaan aan mensen die volgens de
geest van de wet daarvoor niet in aanmerking
komen. Anderen, die wel in aanmerking komen,
zullen niet meteen gedetecteerd worden. Vooral
mensen die het kwetsbaarst zijn, kunnen vaak
moeilijk via automatische bestanden opgespoord
worden.Men moet nagaan onder welke
voorwaarden de gegevens van de RKW
consulteerbaar kunnen worden gemaakt.Andere
moeilijkheid bij optie 3 is dat meerdere
schuldenaars de verhoging zullen kunnen vragen
voor hetzelfde kind.

De wet zorgt voor ernstige uitvoeringsproblemen,
tenminste als men binnen de grenzen van de
bedoeling van de wetgever wil blijven. Dat probleem
moet door de betrokkenen worden opgelost.
L'option
3 entraînera inévitablement certaines
erreurs
: les registres automatiques peuvent
accorder des avantages à des personnes qui, selon
l'esprit de la loi, ne peuvent y prétendre. D'autres
personnes pouvant y prétendre ne seront pas
détectées immédiatement. La solution intermédiaire
n'est cependant pas facile. Les personnes les plus
vulnérables, surtout, sont difficilement identifiables
par le biais de fichiers automatiques. Il faut vérifier à
quelles conditions les données de l'ONSS peuvent
être consultées. Une autre complication qui pourrait
résulter de l'option 3 est que plusieurs débiteurs
pourront réclamer la majoration pour un même
enfant.

La mise en oeuvre de la loi pose de sérieux
problèmes, du moins si l'on veut s'en tenir aux
intentions du législateur. Ce problème doit être
résolu par les intéressés.
09.03 Greta D'Hondt (CVP): Ook het antwoord is
ingewikkeld.
De indexering kent normale regels, die bekend
waren toen het ontwerp werd besproken. Ik herinner
mij nog de hele discussie. Toen bleek uitleg geven
niet zo eenvoudig en zag minister Verwilghen geen
problemen.

Voor de definitie "kind ten laste" heb ik alle
problemen beluisterd, maar geen oplossing
gehoord, tenzij dan dat wij het werk beter zouden
overdoen. Had de administratie niet kunnen
waarschuwen bij de opstelling van het ontwerp? Ik
09.03 Greta D'Hondt (CVP): Votre réponse est
également complexe.
L'indexation est soumise à des règles normales qui
étaient connues au moment de l'examen du projet.
Je me souviens parfaitement du débat. A l'époque,
il n'avait pas été facile de fournir des explications et
le ministre Verwilghen n'avait décelé aucun
problème particulier.
Pour ce qui est de la définition de « l'enfant à
charge
», j'ai bien écouté l'énumération des
problèmes mais je n'ai entendu proposer aucune
solution, si ce n'est qu'il serait préférable de
recommencer le travail. L'administration n'aurait-
08/11/2000
CRABV 50
COM 289
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
verkies de tussenoplossing, de gegevens van de
RKW en de correcties boven het ontbreken van een
oplossing.
De administratie zou ook voorstellen moeten doen
als we haar bij een werkgroep betrekken. We
moeten op korte termijn tot een werkzame
oplossing komen. Het indexcijfer moet voor 15
december gepubliceerd zijn. Volgens de wet
gebruiken we het indexcijfer van mei, niet dat van
november. Moet er ook op dat vlak geen wetgevend
werk worden verricht?

elle pas pu adresser sa mise en garde au moment
de l'élaboration du projet ? A l'absence de solution,
je préfère la formule intermédiaire, à savoir la
consultation des données de l'ONSS et les
correctifs.
Dans le cadre d'un groupe de travail, il conviendrait
que l'administration formule également des
propositions. Nous devons parvenir à court terme à
une solution appropriée. L'indice des prix doit être
publié avant le 15 décembre. En vertu de la loi,
nous nous fondons sur l'indice du mois de mai et
non celui du mois de novembre. Une initiative
législative ne s'indique-t-elle pas également dans
ce domaine ?
09.04 Minister Frank Vandenbroucke :

09.04 Frank Vandenbroucke , ministre:

09.05 Minister Frank Vandenbroucke : Over dat
laatste kan ik mij niet uitspreken. Dat is de taak van
het Parlement.

Het staat alleszins vast dat men voorlopig geen
oplossing kan vinden die geest en letter van de wet
respecteert. Vandaar mijn oproep om samen te
werken om een degelijke oplossing uit te werken.
Ik kan er tussen haakjes vandaag op wijzen dat ons
heel wat wetgevend werk te wachten staat tijdens
de volgende maanden.

De voorzitter: Dat besef ik maar al te goed. Het
dossier waarnaar de minister verwijst moet zo snel
mogelijk worden aangepakt. Een aantal zaken zou
nog vóór Kerstmis moeten worden behandeld.

09.05 Frank Vandenbroucke , ministre: Je ne suis
pas en mesure de m'exprimer sur ce dernier point.
Cette tâche incombe au Parlement.

Quoi qu'il en soit, il est actuellement impossible de
mettre en oeuvre une solution qui soit conforme à
l'esprit et à la lettre de la loi. C'est la raison pour
laquelle j'en appelle à une collaboration conjointe
pour rechercher une solution appropriée.

Je puis ajouter incidemment qu'un énorme travail
législatif nous attend au cours des prochains mois.
Le président: Je n'en suis que trop conscient. Le
dossier auquel se réfère le ministre devra être
abordé le plus rapidement possible. Certains
dossiers devront être examinés avant Noël.

09.06 Annemie Van de Casteele (VU&ID):
09.06 Annemie Van de Casteele (VU&ID):
09.07 Minister Frank Vandenbroucke :
09.07 Frank Vandenbroucke , ministre:
09.08 Annemie Van de Casteele (VU&ID):
09.08 Annemie Van de Casteele (VU&ID):
09.09 Minister Frank Vandenbroucke :

09.09 Frank Vandenbroucke , ministre:
09.10 Greta D'Hondt (CVP): Hier moet een
bestaande wet worden uitgevoerd. Dat kunnen we
niet op de lange baan schuiven.

09.10 Greta D'Hondt (CVP): En l'espèce, il s'agit
de mettre en oeuvre une loi existante. Nous ne
pouvons pas reporter ce dossier aux calendes
grecques.
09.11 Minister Frank Vandenbroucke : Als er
eensgezindheid bestaat in de commissie, dan kan
men nog altijd de wettelijke basis wat aanpassen in
de sociale programmawet. Ik zal de opmerkingen
van mevrouw D'Hondt meedelen aan de minister
van Justitie.

De voorzitter: We moeten dus tot een uitvoerbare
09.11 Frank Vandenbroucke , ministre: Si la
commission est unanime à ce sujet, on pourrait
toujours envisager d'adapter la base légale de la loi
programme. Je communiquerai les observations de
Mme D'Hondt au ministre de la Justice.
Le
président: Nous devons définir une
réglementation qui puisse être mise en oeuvre. Je
m'efforce, avec le ministre, d'arrêter une méthode
RABV 50
COM 289
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
regeling komen. Ik probeer een werkwijze af te
spreken met de minister.

de travail.
09.12 Greta D'Hondt (CVP):
09.12 Greta D'Hondt (CVP):
09.13 Luc Goutry (CVP):
09.13 Luc Goutry (CVP):
09.14 Minister Frank Vandenbroucke :
09.14 Frank Vandenbroucke , ministre:
09.15 Luc Goutry (CVP):
09.15 Luc Goutry (CVP):
09.16 De voorzitter :
09.16 De voorzitter :
09.17 Daniel Bacquelaine (PRL FDF MCC):
09.17 Daniel Bacquelaine (PRL FDF MCC):
09.18 Luc Goutry (CVP):
De voorzitter:
09.18 Luc Goutry (CVP):
Le président:
09.19 Daniel Bacquelaine (PRL FDF MCC):

09.19 Daniel Bacquelaine (PRL FDF MCC):

09.20 Daniel Bacquelaine (PRL FDF MCC):

09.20 Daniel Bacquelaine (PRL FDF MCC):

09.21 Greta D'Hondt (CVP):
De voorzitter:
09.21 Greta D'Hondt (CVP):
Le président:
09.22 Luc Goutry (CVP):
De voorzitter:

09.22 Luc Goutry (CVP):
Le président:

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10 Mondelinge vraag van de heer Bruno Van
Grootenbrulle aan de minister van Sociale Zaken
en Pensioenen over "de toekomstige herziening
van de berekeningswijze van de socio-
economische coëfficiënten door het Fonds voor
Beroepsziekten" (nr 2564)
10 Question orale de M. Bruno Van Grootenbrulle
au ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "la future révision du mode de calcul des
coefficients économiques par le Fonds des
maladies professionnelles » (n° 2564)
10.01 Bruno Van Grootenbrulle (PS): De door
het Fonds voor Beroepsziekten uitgekeerde
schadevergoeding wordt berekend op grond van de
invaliditeitsgraad, het loon en een aantal sociaal-
economische coëfficiënten. Deze coëfficiënten
variëren naar gelang van het werkloosheidscijfer
van het arrondissement. De omslag van de
arrondissementen volgens dat werkloosheidscijfer
is echter niet meer geüpdatet sinds 1991.

Naar verluidt zou men één cijfer willen vastleggen
voor geheel België. Mensen die hun baan verliezen
tengevolge van een beroepsziekte en die in een
zwaar door de werkloosheid getroffen gebied
wonen, zouden daardoor benadeeld worden. Klopt
die informatie ?
10.01 Bruno Van Grootenbrulle (PS):
L'indemnisation par le Fonds des maladies
professionnelles est calculée en fonction du
pourcentage d'invalidité, du salaire et de
coefficients socio-économiques.

Ces derniers varient selon le taux de chômage de
l'arrondissement. La répartition des
arrondissements selon ce taux n'est plus actualisée
depuis 1991.

Il semblerait que l'on envisage de définir un taux
unique pour toute la Belgique. Dès lors, les
personnes ayant perdu leur emploi pour cause de
maladie professionnelle et habitant un
arrondissement sinistré du point de vue du
08/11/2000
CRABV 50
COM 289
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16

chômage seraient pénalisées. Cette information
est-elle exacte ?
10.02 Minister Frank Vandenbroucke : De
vergoeding die het Fonds voor Beroepsziekten
uitkeert aan een persoon van wie erkend is dat hij
aan een beroepsziekte lijdt en die blijvend (geheel
of gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is, valt uiteen in
twee onderdelen : de schadeloosstelling voor de
lichamelijke letsels (medisch percentage) en de
schadeloosstelling voor het verlies aan
concurrentievermogen op de arbeidsmarkt (sociaal-
economisch percentage). Die laatste factor hangt af
van de algemene situatie op de arbeidsmarkt, de
leeftijd van de betrokkene en zijn opleiding.

Het beheerscomité van het Fonds voor
Beroepsziekten heeft een updating van de sociaal-
economische beoordeling van de
arbeidsongeschiktheid noodzakelijk geacht. Een
werkgroep tracht nu een evenwicht te vinden tussen
algemene criteria en de individuele benadering van
het inkomstenverlies.

Ik herinner u eraan dat het hof van cassatie op 10
maart 1980 een definitie heeft vastgelegd van
blijvende arbeidsongeschiktheid in het kader van
arbeidsongevallen, die de arbeidshoven en -
rechtbanken ook toepassen voor beroepsziekten.
10.02 Frank Vandenbroucke , ministre:
L'indemnisation accordée par le Fonds des
maladies professionnelles (FMP) à une personne
reconnue atteinte d'une maladie professionnelle et
souffrant d'une incapacité permanente de travail
(partielle ou totale) est composée de deux
éléments: l'indemnisation de l'atteinte à l'intégrité
physique (le pourcentage médical) et
l'indemnisation de la perte de compétitivité sur le
marché du travail (le pourcentage socio-
économique). Ce dernier est fonction du marché
général du travail, de l'âge et de la formation.

Le Comité de gestion du FMP a estimé nécessaire
une mise à jour de l'évaluation socio-économique
de l'incapacité de travail. Un groupe de travail tente
de trouver un équilibre entre des critères généraux
et l'approche individuelle de la perte de gain.
Je vous rappelle que, le 10 mars 1980, la Cour de
cassation a défini l'incapacité permanente de travail
en matière d'accident du travail, incapacité que les
cours et tribunaux du travail appliquent en matière
de maladies professionnelles.

Het is niet zeker dat de werkgroep zich ten gunste
van de invoering van een eenheidscoëfficiënt
inzake werkgelegenheid voor heel België zal
uitspreken, maar wij zullen erop toezien dat de
uitgewerkte oplossing evenwichtig is. De werkgroep
zal tevens het opleidingsniveau onderzoeken.

Ten slotte moet eraan worden herinnerd dat men
tegen een beslissing van het Fonds voor
Beroepsziekten in beroep kan gaan bij de
arbeidsrechtbank wanneer men er redelijkerwijze
niet mee kan instemmen. In mijn ogen biedt dat
toch enige zekerheid.

Het betreft een belangrijke aangelegenheid. Ik
wacht op de resultaten van de werkgroep alvorens
mij terzake uit te spreken. Ik veronderstel dat u op
die zaak zal terugkomen.

Il n'est pas certain que le groupe de travail se
prononcera en faveur de l'instauration d'un
coefficient unique d'emploi pour toute la Belgique,
mais nous veillerons à ce que la solution trouvée
soit équilibrée. Quant au niveau de formation, il sera
également examiné par le groupe de travail.

Enfin, il est bon de rappeler que toute décision du
FMP peut faire l'objet d'un recours auprès du
tribunal du travail lorsque son destinataire ne peut
raisonnablement s'y rallier. Cet élément crée à mon
sens une certaine sécurité.
C'est une matière importante. J'attends les résultats
du groupe de travail avant de me prononcer. Je
suppose que vous reviendrez sur cette question.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11 Mondelinge vraag van mevrouw Greta
D'Hondt aan de vice-eerste minister en minister
van Werkgelegenheid over "de vereenvoudiging
en modernisering van de door de werkgevers bij
te houden sociale administratie" (nr 2584)
11 Question orale de Mme Greta D'Hondt à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur
"la simplification et la modernisation de
l'administration sociale à tenir par les
employeurs" (n° 2584)
RABV 50
COM 289
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
11.01 Greta D'Hondt (CVP): De Nationale
Arbeidsraad (NAR) heeft onlangs advies uitgebracht
over de veralgemening van de elektronische
aangifte, de aangifte van een sociaal risico en de
aangifte van tewerkstelling.

Welke timing wordt vooropgesteld voor de
uitvoering van die voorstellen? Hoe zal rekening
worden gehouden met die adviezen van de NAR
inzake de neutraliteit, de uitvoerbaarheid van de
vereenvoudiging en de evaluatie van de directe en
indirecte kosten? Hoe zal de aangifte van het
sociaal risico worden gerealiseerd? Ik denk daarbij
aan de organisatie van de sociale
zekerheidsgegevens, de neutraliteit van de aangifte,
de plaats van werknemer en werkgever in de
sociale zekerheidsgegevens enz. Inzake de
veralgemening van de onmiddellijke aangifte van
tewerkstelling is er het probleem van de neutraliteit,
de veralgemening van DIMONA, de afschaffing van
bepaalde documenten enz. Hoe zal het tijdsschema
worden nageleefd?
11.01 Greta D'Hondt (CVP): Le Conseil National
du Travail (CNT) a récemment rendu un avis à
propos de la généralisation de la déclaration
électronique, de la déclaration d'un risque social et
de la déclaration d'emploi.

Qu'en est-il du calendrier pour la mise en oeuvre de
ces mesures ? Comment va-t-on tenir compte des
avis rendus par le CNT à propos de la neutralité, de
la mise en oeuvre de la simplification et de
l'évaluation des coûts directs et indirects
?
Comment sera mise en oeuvre, dans la pratique, la
déclaration du risque social ? Je songe ainsi à
l'organisation des données de sécurité sociale, à la
neutralité de la déclaration, au rôle du travailleur et
de l'employeur concernant les données relatives à
la sécurité sociale, etc En ce qui concerne la
déclaration d'emploi immédiate, il se pose
notamment le problème de la neutralité, de la
suppression de certains documents, etc... Dans
quelle mesure le calendrier pourra-t-il être
respecté ?



11.02 Minister Frank Vandenbroucke : Het advies
van de Nationale Arbeidsraad (NAR) is mij bekend.
Het is een unaniem gunstig advies. De sociale
partners gaan akkoord om de papieren aangifte
door een elektronische te vervangen, om een
nieuwe aangifte van sociale risico's in te voeren en
om de onmiddellijke aangifte van tewerkstelling te
veralgemenen en bepaalde sociale documenten af
te schaffen.

Het advies maakt eveneens een aantal technische
bemerkingen.

Het advies zal worden geëvalueerd door de
werkgroep Modernisering van het Beheer van de
sociale zekerheid. De eerstvolgende vergadering
zal overmorgen plaatsvinden.

In de loop van november of december zal de
werkgroep aan de Ministerraad een vierde rapport
voorleggen. Bij die gelegenheid zal de Ministerraad
ook een beslissing nemen over de timing van het
project.

11.02 Frank Vandenbroucke , ministre: Je suis
bien évidemment au courant de l'avis unanimement
favorable du Conseil national du Travail (CNT). Les
partenaires sociaux sont d'accord pour remplacer la
déclaration sur papier par une déclaration
électronique, pour instaurer une nouvelle
déclaration des risques sociaux, pour généraliser la
déclaration immédiate d'emploi et pour supprimer
certains documents sociaux.

Par ailleurs, l'avis contient également un certain
nombre d'observations techniques.

Le groupe de travail sur la modernisation de la
gestion de la sécurité procédera à l'évaluation de
cet avis. Sa prochaine réunion se tiendra après-
demain.

Dans le courant du mois de novembre ou de
décembre, le groupe de travail soumettra un
quatrième rapport au Conseil des Ministres. A cette
occasion, celui-ci prendra également une décision
concernant le calendrier relatif a ce projet.
11.03 Greta D'Hondt (CVP): Het verheugt mij dat
de sociale partners een unaniem advies hebben
gegeven en dat alles nu snel kan gaan. We zouden
misschien kunnen afspreken dat de minister ons op
de hoogte houdt van de evolutie.

11.03 Greta D'Hondt (CVP): Je me réjouis de
constater que les partenaires sociaux ont rendu un
avis unanime et que l'on peut désormais passer à
la vitesse supérieure. Nous pourrions peut-être
nous mettre d'accord avec le ministre pour qu'il
nous tienne au courant de l'évolution de cette
question.
08/11/2000
CRABV 50
COM 289
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
12 Mondelinge vraag van mevrouw Greta
D'Hondt aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de bijzondere bijdrage voor de
sociale zekerheid" nr 2586)
12 Question orale de Mme Greta D'Hondt au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "la cotisation spéciale de sécurité sociale" (n°
2586)
12.01 Greta D'Hondt (CVP): Sedert 1994 betalen
de werknemers een zogenaamde bijzondere sociale
bijdrage. De zelfstandigen betalen ook een hogere
sociale bijdrage. Zelfstandigen die ook werknemer
in bijberoep zijn moeten wel de bijzondere bijdrage
betalen op hun volledig inkomen. Voor hen wordt de
bijdrage die zij moeten betalen als zelfstandige
afgetrokken van de bijdrage die ze betalen als
werknemer. Wanneer de bijdrage echter hoger is
dan het inkomen van de betrokkene als werknemer,
is er geen correctie.

Bij de combinatie van een hoofd- en bijberoep in
een verschillend statuut, is het mogelijk dat de
belastingen en sociale bijdragen hoger liggen dan
de inkomsten, verworven uit het bijberoep. Dit geldt
vooral wanneer het bijberoep als werknemer
bestaat uit deeltijds werk van beperkte omvang en
met beperkt inkomen.

De problemen worden gewoonlijk pas drie jaar later
duidelijk, omdat de fiscus dan de afrekening maakt
op basis van het totale inkomen van de
zelfstandige.

Is de minister op de hoogte van deze problematiek?
Hoeveel personen worden door deze regeling
getroffen? Wat is het budgettair impact? Zal deze
toestand worden geregulariseerd?

12.01 Greta D'Hondt (CVP): Depuis 1994, les
travailleurs paient une soi-disant cotisation de
solidarité. Les indépendants acquittent eux aussi
une cotisation sociale plus importante
qu'auparavant. Et les indépendants qui sont par
ailleurs travailleurs salariés à titre accessoire sont
redevables de cette cotisation spéciale sur la totalité
de leurs revenus. Dans leur cas, la cotisation qu'ils
doivent acquitter comme indépendants est déduite
de la cotisation qu'ils versent comme travailleurs
salariés. Toutefois, lorsque la cotisation est
supérieure aux revenus que les intéressés
perçoivent comme travailleurs salariés, il n'est pas
procédé à une rectification.

Dans l'hypothèse de la combinaison d'une
profession exercée à titre principal et d'une
profession exercée à titre accessoire sous des
statuts différents, il se peut que les impôts et les
cotisations sociales soient supérieurs aux revenus
tirés de la profession exercée à titre accessoire.
C'est surtout le cas lorsque la profession accessoire
exercée par les intéressés comme travailleur salarié
consiste en une activité à temps partiel d'une
ampleur limitée et générant des revenus modestes.
D'ordinaire, les problèmes n'apparaissent
clairement qu'au bout de trois ans, au moment où le
fisc opère un décompte sur la base du revenu total
de l'indépendant. Le ministre est-il informé de ce
problème ? Combien de contribuables ce règlement
concerne-t-il
? Quelle en est l'incidence
budgétaire ?

Cette situation sera-t-elle normalisée ?

12.02 Minister Frank Vandenbroucke : De regeling
van de bijzondere bijdrage voor de sociale
zekerheid is complex en erg technisch, zeker voor
zelfstandigen of hun echtgenoot die in bijberoep
een andere beroepsbezigheid uitoefenen. Een
schriftelijk antwoord is dus meer aangewezen.
Ik heb de administratie van Sociale Zaken gevraagd
om samen met de administratie voor Financiën en
de administratie voor Middenstand na te gaan of het
vermelde probleem inderdaad bestaat.

Het is echter niet mogelijk nu al een duidelijk en
volledig antwoord te geven. Ik zal de vraag zo snel
12.02 Frank Vandenbroucke , ministre: Le régime
de la cotisation spéciale de sécurité sociale est
complexe et très technique, particulièrement pour
les travailleurs indépendants ou leur conjoint
exerçant une autre activité professionnelle à titre
accessoire. Une réponse écrite me paraît dès lors
plus appropriée.

J'ai demandé à l'administration des Affaires
sociales de vérifier, avec les administrations des
Finances et des Classes Moyennes, si le problème
est réel.
RABV 50
COM 289
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
mogelijk schriftelijk beantwoorden.
Je ne suis pas en mesure de vous fournir d'ores et
déjà une réponse précise et complète. Je m'engage
toutefois à vous communiquer une réponse écrite
dans les meilleurs délais.
12.03 De voorzitter :
12.03 De voorzitter :
12.04 Greta D'Hondt (CVP):
12.04 Greta D'Hondt (CVP):
12.05 De voorzitter :

12.05 De voorzitter :

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 17.00 uur.
La réunion publique de commission est levée à
17.00 heures.

Document Outline