CRIV 50 COM 282
CRIV 50 COM 282
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET HET BEKNOPT VERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC LE COMPTE RENDU ANALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR HET
B
EDRIJFSLEVEN
,
HET
W
ETENSCHAPSBELEID
,
HET
O
NDERWIJS
,
DE
NATIONALE WETENSCHAPPELIJKE EN
CULTURELE
I
NSTELLINGEN
,
DE
M
IDDENSTAND
EN DE
L
ANDBOUW
C
OMMISSION DE L
'E
CONOMIE
,
DE LA
P
OLITIQUE
SCIENTIFIQUE
,
DE L
'E
DUCATION
,
DES
I
NSTITUTIONS SCIENTIFIQUES ET CULTURELLES
NATIONALES
,
DES
C
LASSES MOYENNES ET DE
L
'A
GRICULTURE
dinsdag mardi
24-10-2000 24-10-2000
14:45 uur
14:45 heures






























AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP Christelijke
Volkspartij
FN Front
National
PRL FDF MCC
Parti Réformateur libéral ­ Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS Parti
socialiste
PSC Parti
social-chrétien
SP Socialistische
Partij
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode + nummer
en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du
n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag (op wit papier, bevat de bijlagen en het
beknopt verslag, met kruisverwijzingen tussen Integraal en
Beknopt Verslag)
CRIV
Compte Rendu Intégral (sur papier blanc, avec annexes et
CRA, avec renvois entre le CRI et le CRA)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV Compte
Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes
:
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be

e-mail : aff.generales@laChambre.be
CRIV 50
COM 282
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i


INHOUD
SOMMAIRE
Samengevoegde mondelinge vragen van
1
Questions orales jointes de
1
-
de heer Karel Van Hoorebeke aan de
staatssecretaris voor Energie en Duurzame
Ontwikkeling over 'de Belgische strategische
olievoorraad' (nr. 2422)
1
- M. Karel Van Hoorebeke au secrétaire d'Etat à
l'Energie et au Développement durable sur 'le
stock stratégique belge de pétrole' (n° 2422)
1
- mevrouw Simonne Creyf aan de staatssecretaris
voor Energie en Duurzame Ontwikkeling over 'de
financiering van de stookoliepremies door de
petroleumsector als compensatie voor het niet
nakomen van de verplichtingen inzake
strategische stockage' (nr. 2514)
1
- Mme Simonne Creyf au secrétaire d'Etat à
l'Energie et au Développement durable sur 'le
financement par le secteur pétrolier des primes de
mazout de chauffage à titre de compensation,
pour le non-respect des obligations en matière de
stockage stratégique' (n° 2514)
1
Sprekers: Karel Van Hoorebeke, Simonne
Creyf, Martine Dardenne
Orateurs: Karel Van Hoorebeke, Simonne
Creyf, Martine Dardenne
Mondelinge vraag van mevrouw Simonne Creyf
aan de eerste minister over "het tweede transport
van vaten verglaasd nucleair afval uit La Hague"
(nr. 2515) (Het antwoord zal worden verstrekt
door de staatssecretaris voor Energie en
Duurzame Ontwikkeling)
6
Question orale de Mme Simonne Creyf au
premier ministre sur "le deuxième transport de
fûts contenant des déchets nucléaires vitrifiés en
provenance de La Hague" (n° 2515) (La réponse
sera donnée par le secrétaire d'Etat à l'Energie et
au Développement durable)
6
Sprekers: Simonne Creyf
Orateurs: Simonne Creyf
Mondelinge vraag van mevrouw Zoé Genot aan
de minister van Economie en Wetenschappelijk
Onderzoek, belast met het Grootstedenbeleid,
over "het breveteren van software" (nr. 2522)
9
Question orale de Mme Zoé Genot au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique,
chargé de la Politique des grandes villes, sur "le
brevetage des logiciels informatiques" (n° 2522)
9
Sprekers: Zoé Genot, Charles Picqué,
minister van Economie en Wetenschappelijk
Onderzoek, belast met het Grootstedenbeleid
Orateurs: Zoé Genot, Charles Picqué,
ministre de l'Economie et de la Recherche
scientifique, chargé de la Politique des
grandes villes
Samengevoegde interpellaties van
11
Interpellations jointes de
11
- mevrouw Martine Dardenne aan de minister van
Economie en Wetenschappelijk Onderzoek,
belast met het Grootstedenbeleid, over 'de
diplomatieke Conferentie 2000 van het Europees
Octrooibureau over de herziening van het Verdrag
betreffende het Europees octrooi' (nr. 493)
11
-
Mme Martine Dardenne au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique,
chargé de la Politique des grandes villes, sur 'la
Conférence diplomatique 2000 de l'Organisation
européenne des brevets concernant la révision de
la Convention sur le brevet européen' (n° 493)
11
- mevrouw Simonne Creyf aan de minister van
Economie en Wetenschappelijk Onderzoek,
belast met het Grootstedenbeleid, over 'de
mogelijke herziening van het Europese
Octrooiverdrag' (nr. 496)
11
- Mme Simonne Creyf au ministre de l'Economie
et de la Recherche scientifique, chargé de la
Politique des grandes villes, sur 'la révision
éventuelle de la Convention européenne des
brevets' (n° 496)
11
Sprekers: Martine Dardenne, Simonne
Creyf, Charles Picqué
, minister van
Economie en Wetenschappelijk Onderzoek,
belast met het Grootstedenbeleid
Orateurs: Martine Dardenne, Simonne Creyf,
Charles Picqué
, ministre de l'Economie et de
la Recherche scientifique, chargé de la
Politique des grandes villes
CRIV 50
COM 282
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1


COMMISSIE VOOR HET
BEDRIJFSLEVEN, HET
WETENSCHAPSBELEID, HET
ONDERWIJS, DE NATIONALE
WETENSCHAPPELIJKE EN
CULTURELE INSTELLINGEN, DE
MIDDENSTAND EN DE LANDBOUW
COMMISSION DE L'ECONOMIE, DE
LA POLITIQUE SCIENTIFIQUE, DE
L'EDUCATION, DES INSTITUTIONS
SCIENTIFIQUES ET
CULTURELLES NATIONALES, DES
CLASSES MOYENNES ET DE
L'AGRICULTURE
van
DINSDAG
24
OKTOBER
2000
14:45 uur
______
du
MARDI
24
OCTOBRE
2000
14:45 heures
______

De vergadering wordt geopend om 14.48 uur door
mevrouw Frieda Brepoels, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.48 heures par Mme
Frieda Brepoels, présidente.
01 Samengevoegde mondelinge vragen van
-
de heer Karel Van Hoorebeke aan de
staatssecretaris voor Energie en Duurzame
Ontwikkeling over 'de Belgische strategische
olievoorraad' (nr. 2422)
-
mevrouw Simonne Creyf aan de
staatssecretaris voor Energie en Duurzame
Ontwikkeling over 'de financiering van de
stookoliepremies door de petroleumsector als
compensatie voor het niet nakomen van de
verplichtingen inzake strategische stockage'
(nr. 2514)
01 Questions orales jointes de
- M. Karel Van Hoorebeke au secrétaire d'Etat à
l'Energie et au Développement durable sur 'le
stock stratégique belge de pétrole' (n° 2422)
- Mme Simonne Creyf au secrétaire d'Etat à
l'Energie et au Développement durable sur 'le
financement par le secteur pétrolier des primes
de mazout de chauffage à titre de
compensation, pour le non-respect des
obligations en matière de stockage stratégique'
(n° 2514)
01.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mevrouw
de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris,
collega's, in de marge van de oliecrisis hebben we
ook berichten opgevangen over een zekere
misnoegdheid van de Europese Commissie omdat
België de verplichting om een strategische
olievoorraad van 90 dagen aan te leggen niet zou
nakomen. Bovendien zou de Europese
Commissie niet te spreken zijn over het feit dat de
federale regering de oprichting van een centraal
orgaan voor de opslag van olieproducten, de
Nationale Stockagemaatschappij, tot de late herfst
zou hebben uitgesteld. Ik heb mijn mondelinge
vraag nog vóór de herfst ingediend. Ondertussen
is de herfst reeds een tijdje gevorderd en zou het
dan ook goed zijn de huidige stand van zaken te
kennen.

Klopt het dat België niet voldoet aan de
verplichting om een strategische olievoorraad aan
te leggen? Klopt het dat de oliemaatschappijen de
strategische stocks beschouwen als een
onderdeel van hun operationele voorraden
waardoor de aanspreekbare hoeveelheden tijdens
een crisis een flink stuk kleiner zouden zijn dan
voor de vereiste 90 dagen? Is het juist dat een
aanzienlijk deel van de voorraden tijdens de
voorbije maanden van hoge energieprijzen met
winst is verkocht? Klopt het dat de verbruiker het
slachtoffer van deze toestand is omdat hij nu
tweemaal moet betalen voor de strategische
reserve, eenmaal in de kostprijs van het product
en een tweede maal via een bijzondere heffing
van ongeveer 22 centiemen per liter brandstof?
Waarom heeft de federale regering de oprichting
van een centraal orgaan voor de opslag van
olieproducten, de Nationale
Stockagemaatschappij, uitgesteld? Wanneer zal
dit gebeuren? Wat is het algemene standpunt van
24/10/2000
CRIV 50
COM 282
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
de staatssecretaris terzake? Op welke wijze zal hij
erop toezien dat België aan de Europese
verplichtingen voldoet?
01.02 Simonne Creyf (CVP): Mevrouw de
voorzitter, de prijzen van de olieproducten blijven
hoog en stijgen nog steeds. Ondertussen is er
sprake van een reële daling van de koopkracht
van de gezinnen en de huishoudens. Sinds eind
september geeft de regering via de OCMW's een
terugbetaling op de factuur voor huisbrandolie van
gezinnen met een inkomen dat mits een zekere
speling de 750.000 frank niet overschrijdt. Dit is
een mooi gebaar, maar het moet mee worden
gefinancierd door 1,5 miljard die de regering van
de oliemaatschappijen terugvordert omdat die
volgens staatssecretaris Deleuze "hun
verplichtingen inzake stockage niet nakomen".

Wat is de huidige toestand van de strategische
reserves? De maatregel dateert van een vorige
crisis uit het midden van de jaren zeventig. In
1975 werd met de oliemaatschappijen een
programmaovereenkomst gesloten waarin vooral
twee belangrijke zaken werden geregeld.
Enerzijds werd een prijzenstructuur uitgewerkt
waarin maximumprijzen werden vastgelegd.
Anderzijds werd ook voorzien in een
leveringszekerheid. Vanwege die
leveringszekerheid moeten alle consumenten aan
de oliemaatschappijen 21 centiemen per liter
brandstof betalen als bijzondere tegemoetkoming
voor het aanleggen van de strategische
voorraden. De kostprijs voor een reserve van 90
dagen zou drie miljard bedragen.

Thans rijst de vraag of we nog wel over deze
reserve beschikken. Waaruit besluit de
staatssecretaris dat die reserve er niet meer zou
zijn of zou zijn verminderd? Hoe wordt dit
gecontroleerd? De reserves bevinden zich voor
het overgrote deel buiten België. Ze zijn
opgeslagen bij maatschappijen in het buitenland.
Klopt de bewering van de heer Van Hoorebeke dat
de strategische stocks inmiddels met een forse
winst zijn verkocht?

Aangezien de reserves voor een groot deel in het
buitenland zijn opgeslagen, kan men zich afvragen
over welke garanties België beschikt om deze
reserves te kunnen gebruiken indien dit nodig zou
blijken. Kan België de reserves opvorderen? Op
welke manier?

Er wordt al minstens tien jaar gesproken van een
nationale stockagemaatschappij om ervoor te
zorgen dat België zelf kan stockeren en de
voorraden kan beheren. Bij het aantreden van de
huidige regering werd deze idee opnieuw
opgeworpen om vervolgens te worden afgevoerd.

Hoever staat het met de onderhandelingen met de
petroleumsector met betrekking tot de betaling
van één of anderhalf miljard? Wat zal de
staatssecretaris op dit vlak ondernemen? Wordt
het overleg voortgezet? Minister Vande Lanotte
heeft een wetsontwerp aangekondigd. Hoever
staat het hiermee? Wat zijn de plannen? Wat zal
er gebeuren indien de regering er niet in slaagt de
petroleummaatschappijen te overhalen om met
geld over de brug te komen? Bij het opmaken van
de begroting werd immers geen rekening
gehouden met de betaling van dit bedrag.

Ten slotte wil ik het hebben over de financiering
van de OCMW's. De stookoliepremies blijken een
enorm succes te zijn. Ik heb vernomen dat er bij
de grote OCMW's een tekort is aan personeel
voor het onderzoek van de dossiers. Hoe zal de
overheid de OCMW's terugbetalen indien de
petroleumsector dit weigert? Sommige OCMW's
zouden inmiddels reeds voorschotten hebben
ontvangen. Wie zal het resterende bedrag
betalen? Heeft de regering in dit dossier wel een
been om op te staan? Wat blijft er over van de
stoere taal aan het adres van de petroleumsector?
01.03 Staatssecretaris Olivier Deleuze: Mevrouw
de voorzitter, op de vragen met betrekking tot de
olievoorraad antwoord ik mede namens minister
Picqué. Wij zijn beiden bevoegd voor deze
materie. De vraag aangaande de OCMW's
behoort tot de bevoegdheid van minister Vande
Lanotte. Ik zal u in zijn naam antwoorden.

Zoals het geachte lid weet, moet België
overeenkomstig een richtlijn van 20 december
1968 aangepast in 1972 en in 1998, permanent
een strategische voorraad van 90 gebruiksdagen
handhaven voor de drie categorieën van
producten: de benzines, de middeldistillaten en de
zware oliën. Ik kan enkel bevestigen dat België
zijn verplichting met betrekking tot categorie 2, de
diesel en de gasolieverwarming, niet nakomt.

Het Internationaal Energieagentschap heeft ons
land daarvoor dit jaar al twee keer op de vingers
getikt, namelijk in april en in juli. De Europese
Commissie zou een inbreukprocedure tegen ons
land overwegen. Het is een feit dat de verplichting
om stocks aan te houden in België bij de
oliemaatschappijen ligt. Wat de huisbrandolie
betreft, zijn dat voornamelijk zelfstandige bedrijven
die zich bij oliemaatschappijen in België of in het
CRIV 50
COM 282
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
buitenland lieten indekken. Een recente peiling,
zowel bij grote oliemaatschappijen als bij
zelfstandige bedrijven, heeft uitgewezen dat de
strategische voorraad ongeveer 69 dagen
bedraagt. De administratie sluit niet uit dat
sommige producten gebruikt worden om de
stockageverplichtingen van verschillende firma's
na te komen. De vraag is of het huidige systeem
wel toestaat de verplichtingen van de firma's te
controleren.

Ik kan niet antwoorden op de vraag met
betrekking tot de winst die de maatschappijen
zouden realiseren door het gebruiken van de
stocks. Het gaat om privé-aangelegenheden en
wij hebben daarover derhalve geen dossiers. Men
kan uiteraard veronderstellen dat bedrijven
geprobeerd hebben meerwaarden te realiseren,
maar dat is een privé-aangelegenheid. De vraag
voor ons is of België de Europese richtlijnen al dan
niet volgt.

Ten overstaan van het huidige systeem werden op
zijn minst vier belangrijke tekortkomingen
vastgesteld. De strategische stocks zijn ten eerste
inderdaad niet beschikbaar voor de volle 90 dagen
omdat operationele stocks worden meegeteld.
Wanneer de operationele stocks worden
meegerekend om aan de stockageverplichting te
voldoen, ontstaat er een discriminatie tussen
raffinadeurs en niet-raffinadeurs. Dat is natuurlijk
een nadeel voor degenen die niet over
operationele stocks beschikken. Het is algemeen
bekend dat de raffinaderijen 50 tot 60 dagen
operationele stocks hebben, tegenover 5 tot 15
dagen bij de raffinadeurs.

Ten tweede wordt onze luchtvaartmaatschappij
Sabena gediscrimineerd ten opzichte van haar
concurrenten zoals KLM of Lufhansa. Zij heeft in
België wel een opslagplicht voor kerosene, wat in
de buurlanden door een centraal stockageorgaan
wordt opgevangen.

Er is ten derde een gebrek aan transparantie en
de controle is erg moeilijk gemaakt en dat is een
understatement. Dit vloeit voort uit het wederzijds
indekkingssysteem waardoor men uiteindelijk
moeilijk kan achterhalen hoe, door wie en in welke
mate de verplichte voorraden worden
aangehouden.

Ten vierde is het systeem niet echt operationeel in
geval van crisis. Aangezien de verplichte
voorraden eigendom blijven van de
opslagplichtigen is het voor de overheid in geval
van crisis moeilijk deze voorraden aan te spreken,
laat staan ze te onderwerpen aan een
gecoördineerde actie die door de Europese Unie
of het Internationaal Energieagentschap zou
worden opgezet. In het verleden is immers
gebleken dat opeisingen alleen maar kunnen
leiden tot nutteloze spanningen en zelfs tot zware
gerechtelijke geschillen.

Wanneer de strategische stocks als strategische
voorraden worden meegerekend, betaalt de
verbruiker ze inderdaad twee keer. Ze worden een
eerste keer mee in rekening gebracht bij de
bepaling van de kostprijs van het product omdat
het aanhouden van operationele stocks een
interne kostenfactor is en ze zijn ten tweede
onderworpen aan een speciale heffing van 22
centiem per liter. Geïndexeerd situeert die heffing
zich nu tussen 25 en 27 centiem per liter.
Waarom werd de oprichting van een centraal
orgaan voor de opslag verdaagd? Zoals ik u reeds
gezegd heb, heb ik onlangs, samen met mijn
collega van Economie, een voorstel ingediend
voor de oprichting van een centraal opslagorgaan.
Dit dossier werd op de Ministerraad van 9 juni
2000 besproken. Er werd echter geen beslissing
genomen. Deze zomer werden door de
administratie controles uitgevoerd. Volgende week
start een interkabinettenvergadering over dit
dossier. Ik hoop dat de beslissing dan ook snel
genomen zal worden. Ik ben van oordeel dat er
dringend orde op zaken moet worden gesteld.

Aan de tekortkomingen van het huidige systeem
kan alleen verholpen worden indien men de
opslagplicht die momenteel bij de bedrijven berust
overdraagt aan een centraal opslagorgaan. Dit is
een blanco operatie voor zowel de begroting als
voor de verbruiker. Meer nog, een centraal
opslagorgaan zal wellicht goedkoper zijn voor de
consument. De speciale heffing volstaat immers
om de kosten voor het aanhouden van deze
voorraden te dekken.

Mevrouw Creyf, u hebt ook specifieke vragen
gesteld over stocks in het buitenland. In dit
verband kan ik u zeggen dat onze wetgeving
toelaat dat individuele voorraadplichtige
maatschappijen maximum 30% van hun
voorraden in het buitenland mogen aanhouden. In
de bilaterale overeenkomsten die deze materie
regelen met de buurlanden, vooral met Nederland,
wordt bepaald dat deze voorraden vrij naar België
mogen komen.

Wat de bijdrage van de sector betreft, heeft de
Ministerraad van 22 september 2000 beslist en ik
citeer: "Op basis van de ter zitting uitgedeelde
24/10/2000
CRIV 50
COM 282
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
nota worden de minister van Economie en de
staatssecretaris van Energie ermee belast
voorstellen te doen waardoor de bijdrage van de
sector zoals beslist werd door de regering op
15 september 2000 via wettelijke weg geïnd kan
worden".

Op 15 september 2000 had de regering beslist en
ik citeer: "De kostprijs van de maatregelen wordt
geraamd op 2 miljard frank". Zoveel bedroeg de
bijdrage voor de oliecheque. Ik citeer verder: "De
federale overheid zal in dit bedrag voorzien opdat
de OCMW's zo snel mogelijk de aanvragen
kunnen uitbetalen. De federale overheid verwacht
van de sector een tussenkomst van 1 miljard frank
in deze maatregel".

Het is uiteraard duidelijk dat de actie in de
OCMW's voortloopt, ook als dat miljard er nog niet
is. Het gaat hier om een begrotings- en niet om
een organisatorische zaak.

Eerstdaags zal ik met de minister van Economie
een uitgewerkt voorstel bij de Ministerraad
indienen, gezien het feit dat hierover reeds op
twee vorige Ministerraden beslissingen werden
genomen. Wij zullen die beslissingen nu
uitvoeren. Wij hopen hierin te slagen door
onderhandelingen met de sector. De beslissing
wordt in elk geval uitgevoerd.

Inzake de financiering van de OCMW's heeft mijn
collega Vande Lanotte het volgende antwoord
verstrekt: "De aanzienlijke verhoging van de prijs
van de huisbrandolie heeft de regering ertoe
aangezet dringende sociale maatregelen te
nemen ten voordele van de minstbedeelden. De
regering is tot deze maatregelen overgegaan om
snel tegemoet te komen aan de noodsituatie van
de personen die hun huisbrandolie voor deze
winter niet kunnen bestellen. Met deze
maatregelen willen wij gehoor geven aan de
bezorgdheid van de bevolking en van
verscheidene OCMW's die geconfronteerd
worden met een belangrijke toename van
aanvragen voor maatschappelijke steun voor
huisbrandolie nu de winter 2000-2001 in aantocht
is. Over deze maatregel en de looptijd ervan werd
overleg gepleegd met de federatie van de
OCMW's. Zij werd zo opgevat dat de
administratieve druk voor de OCMW's zo laag
mogelijk gehouden werd.

Twee cocentra schiften eerst de aanvragen. Een
bedrag van 1,5 miljard Belgische frank werd de
OCMW's ter beschikking gesteld als voorschot
voor de financiering. Het budget kan beheerd
worden vanuit een rekening van derden. Er wordt
geen sociaal onderzoek opgelegd. In een zeer kort
tijdsbestek zijn wij erin geslaagd om een listing
van een belangrijk deel van het doelpubliek, de
WIGW's, ter beschikking te stellen van de
OCMW's. De maatregel is beperkt tot drie
maanden. Rekening houdend met het uitzonderlijk
karakter van deze beslissing was het moeilijk
maatregelen te voorzien om bijkomend personeel
toe te kennen. Het blijft wel zo dat deze financiële
steun, die volledig door de staat gefinancierd
wordt - ten opzichte van de OCMW's en niet ten
opzichte van de petroleumsector, in elk geval ook
de personen die bij het OCMW financiële steun
gevraagd hebben die ten laste van het OCMW valt
ten goede zal komen".
01.04 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mijnheer
de staatssecretaris, ik dank u voor het zeer
duidelijke antwoord dat de problemen niet uit de
weg gaat. De analyse die gemaakt werd is zeer
negatief. De Europese richtlijn wordt niet
nageleefd en de Europese Commissie zal een
procedure starten tegen België. Van de categorie
II, diesel en huisbrandolie, is er geen voldoende
grote strategische voorraad aanwezig. U zegt dat
het heel moeilijk is om te controleren of alles wordt
nageleefd. Het huidige systeem benadeelt niet
alleen Sabena maar ook de consument. Wat dat
betreft spreekt u moedige taal. Het is duidelijk dat
een en ander zo spoedig mogelijk uitgeklaard
moet worden. Het centrale stockageorgaan moet
zo spoedig mogelijk worden opgericht. Blijkbaar
moet u nog heel wat beslissingsorganen passeren
en hiervoor zal dan ook heel wat tijd nodig zijn.
Mijnheer de staatssecretaris, kunt u ons meedelen
wanneer dit zal gebeuren? Uit uw antwoord is
immers duidelijk gebleken dat het noodzakelijk is
om dringend orde op zaken te stellen.

Ik ga dan even in op de materie die mevrouw
Creyf heeft aangehaald. Wat de verplichting
betreft die u de petroleumsector wilt opleggen,
hebben wij gelezen dat daarvoor weinig wettelijke
basis bestaat. U zegt dat u dat via
onderhandelingen wil proberen. Hebt u zicht op de
bereidheid van de sector om voor een miljard
frank te participeren?
01.05 Simonne Creyf (CVP): Mijnheer de
staatssecretaris, ook ik dank u voor uw eerlijk
antwoord. De situatie is erger dan vermoed. De
heer Van Hoorebeke heeft de redenen daarvoor
opgesomd. De richtlijn wordt niet nageleefd en
bepaalde stocks worden gebruikt door
verschillende maatschappijen. Om tot een reële
termijn te komen die door de stocks wordt gedekt,
CRIV 50
COM 282
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
moeten we waarschijnlijk nog een aanzienlijk
aantal dagen van de genoemde 69 aftrekken.

Het is duidelijk dat vooral de controle op de
oliereserves ontoereikend en niet transparant is. Ik
ben het met u eens dat, als er orde op zaken moet
worden gesteld, de opslagplicht moet worden
overgedragen aan een eigen instelling zodat de
opslag op eigen grondgebied kan gebeuren zodat
ze opeisbaar en mobiliseerbaar is op het vereiste
moment.

U zei dat de opslag in crisissituaties niet
operationeel is. Waartoe dient een reserve anders
dan in crisissituaties? Dat is een zeer scherpe
vaststelling waarbij wij ons ernstige vragen
moeten stellen.

Inzake de wettelijke basis wordt heden met een
programmacontract gewerkt. Minister Picqué heeft
gezegd dat dit contract zijns inziens zou kunnen
worden herzien. Is dat een mogelijkheid om de
oliemaatschappijen tot betaling te kunnen
dwingen?

Mijnheer de staatssecretaris, u hebt het probleem
van de controle reeds in juni 2000 aangesneden.
U bent toen door de regering teruggefloten
omwille van uw zogezegde
-
vergeef mij de
uitdrukking die ik citeer uit de pers - groene
kneuterigheid. Ik hoop dat de regering en de
eerste minister ondertussen hebben ingezien dat
u gelijk hebt en u zullen steunen in uw plannen.

Staatssecretaris Olivier Deleuze: Mevrouw de
voorzitter, mevrouw Creyf, ik weet niet wanneer er
een beslissing zal worden genomen. Ik beslis
immers niet alleen. Volgende week zullen er
interkabinettenwerkgroepen over dit dossier
inzake strategische voorraad en vooral over de
controle worden belegd. Ik lees de notificatie van
de beslissing terzake van de Ministerraad van 22
september 2000: "De minister van Economie en
de Staatssecretaris van Energie worden ermee
belast te onderzoeken hoe de controles op het
huidige bestaande systeem kunnen worden
verstrengd en of de oprichting van een centraal
orgaan voor de opslag van petroleumproducten
dient te worden overwogen. Operationele stocks
zullen niet als strategische voorraden worden
beschouwd en nadien zal met de sector worden
onderhandeld om tot een akkoord te komen". Het
probleem wordt dus duidelijk erkend door de
Belgische regering en door internationale
instellingen.

Zijn er wettelijke gronden voor het betalen van 1.4
miljard frank? Ik kan alleen de beslissing van de
Ministerraad voorlezen: "Minister Picqué en
staatssecretaris Deleuze werden belast
voorstellen te doen zodat de bijdrage van de
sector, zoals beslist door de regering, langs
wettelijke weg kan worden geïnd". Als er geen
bestaande middelen zijn, zullen wij voorstellen
doen om middelen te creëren. De discussie zal
hier worden gevoerd als dit aan de orde is.

De voorzitter: Collega's, in dat verband wens ik u
een brief over te maken die door de heer Ansoms
aan de staatssecretaris werd bezorgd met
betrekking tot een vraag van de Agalev-Ecolo-
fractie. Mevrouw Dardenne, ik weet niet of u dit
even kunt toelichten. De dames Laenens en
Gerkens stellen voor in deze commissie
hoorzittingen met een aantal personen te
organiseren over die strategische voorraden. Zij
willen de twee betrokken regeringsleden horen,
een afgevaardigde van de administratie Energie,
iemand van de Belgische petroleumfederatie en
de Belgische petroleumunie, een afgevaardigde
van de Europese Commissie, iemand van Sabena
en een onafhankelijke deskundige, de heer Roger
Donnère.

Ik breng dit voorstel naar voren om de mening van
de collega's te kennen. Zij vragen, ik citeer uit hun
document: "In het verlengde van de problematiek
van de dure brandstofprijzen is het belangrijk een
hoorzitting te organiseren over de door België aan
te leggen strategische voorraden. Deze hoorzitting
zou ons duidelijkheid moeten geven over het
probleem van de strategische voorraden van
kerosine, diesel en huisbrandolie." Zij stellen
vervolgens voor een aantal personen uit te
nodigen.
01.06 Staatssecretaris Olivier Deleuze: Deze
commissie heeft tijdens deze legislatuur reeds een
aantal hoorzittingen georganiseerd. Het parlement
beslist over deze hoorzittingen; ik wens me
daarmee niet te bemoeien.

De voorzitter: Over deze problematiek vond nog
geen hoorzitting plaats.

Staatssecretaris Olivier Deleuze: Nee, maar er
waren wel reeds hoorzittingen over een andere
problematiek, de liberalisering.

De voorzitter: Inderdaad, over de liberalisering.

Staatssecretaris Olivier Deleuze: Toen de
commissie besliste hoorzittingen te organiseren
over de liberalisering dan heb ik weliswaar
24/10/2000
CRIV 50
COM 282
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
opmerkingen gemaakt over de personen die u
wou horen maar het principe van de hoorzitting
heb ik zeker nooit in vraag willen stellen.
01.07 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mijnheer
de staatssecretaris, als tot de oprichting van een
nationale stockagemaatschappij wordt beslist,
moet dit dan niet via een wetgevend initiatief
worden geregeld? Mevrouw de voorzitter, indien
hierover een debat moet worden gevoerd dan lijkt
het mij nuttig die hoorzittingen te organiseren.

Staatssecretaris Olivier Deleuze: De bijdrage van
de sector moet niet via een wetgevend initiatief
worden geregeld. Ik vind het prima als hierover
een akkoord kan worden bereikt. Zonder dit
akkoord kan ik ook terugvallen op bestaande
wetgeving waardoor we kunnen ingrijpen. Ik wens
hierover nu geen verdere details te geven.

Dit geldt ook voor de centrale stockage. Als er
tussen de verschillende partijen een akkoord
wordt bereikt, moet er geen nieuwe wetgeving
komen. Wij bevinden ons momenteel nog niet in
die fase. Op dit moment bekijken we in welke
mate de centrale stockagemaatschappij het enige
middel is om onze internationale verplichtingen te
kunnen waarmaken. Er is daarbij sprake van een
periode van 90 dagen, controlemogelijkheid,
toegankelijk enzovoort. Indien blijkt dat een
centrale stockagemaatschappij de enige
mogelijkheid is dan zullen we daarvoor kiezen. De
Europese Unie en de "Agence Internationale
d'Energie" wijzen ons erop dat er op dit vlak een
probleem is met het Belgische systeem.
01.08 Martine Dardenne (ECOLO-AGALEV):
Madame la présidente, je voudrais intervenir pour
soutenir la proposition de mes collègues, car ­
indépendamment de la question particulière dont il
est fait état ­ je pense que la problématique de
l'énergie va devenir centrale dans notre
conception du développement. Dès lors, le
parlement a tout intérêt, à mon sens, à s'interroger
et à s'informer sur tout ce qui est relatif à cette
matière et, notamment, sur le problème qui est
évoqué ici et sur lequel le gouvernement a du
reste pris position. Je serais heureuse si ces
auditions n'en constituaient que les premières
d'une longue série, et si nous pouvions continuer
à nous préoccuper de la question énergétique
pendant un certain temps. Car il me semble que
notre parlement se doit de formuler une série de
propositions en la matière. Partant, que nous nous
informions me paraît normal!

De voorzitter: Ik stel voor deze brief aan
voorzitter Ansoms terug te bezorgen. Bovendien
zal ik de leden een kopie van deze brief laten
bezorgen met de vraag om mogelijk bijkomende
suggesties te doen. Als wij dan toch een
hoorzitting organiseren, dan kunnen wij ineens
iedereen uitnodigen die wij willen horen. De
voorzitter kan dan een datum bepalen en ik hoop
dat deze hoorzitting nog in de loop van dit najaar
kan plaatsvinden. Dat zal nog wel mogelijk zijn.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Mondelinge vraag van mevrouw Simonne
Creyf aan de eerste minister over "het tweede
transport van vaten verglaasd nucleair afval uit
La Hague" (nr. 2515) (Het antwoord zal worden
verstrekt door de staatssecretaris voor Energie
en Duurzame Ontwikkeling)
02 Question orale de Mme Simonne Creyf au
premier ministre sur "le deuxième transport de
fûts contenant des déchets nucléaires vitrifiés
en provenance de La Hague" (n° 2515) (La
réponse sera donnée par le secrétaire d'Etat à
l'Energie et au Développement durable)
02.01 Simonne Creyf (CVP): Mevrouw de
voorzitter, ik had mijn vraag tot de eerste minister
gericht maar ik neem aan dat de procedure wel
zal zijn gevolgd en dat het volgens de regels is dat
de eerste minister de vragen door de
staatssecretaris laat beantwoorden. Ik vind het
nochtans jammer.

De voorzitter: Ik kan alleen maar zeggen dat de
eerste minister zich laat verontschuldigen,
alhoewel zijn redenen erg vaag zijn, en dat hij
heeft laten weten dat de staatssecretaris in zijn
plaats zal antwoorden.
02.02 Simonne Creyf (CVP): Ik aanvaard dat
uiteraard, maar ik herhaal dat ik het spijtig vind. Ik
had graag de reactie van de eerste minister
gehoord over de tweespalt in zijn regering inzake
het tweede transport van verglaasd nucleair afval
uit La Hague.

Ik ben benieuwd het standpunt van de regering te
horen. Het is immers bekend dat het standpunt
van de staatssecretaris afwijkt van dat van enkele
andere regeringsleden.

Einde 1999 hadden de eerste minister en de
minister van Buitenlandse Zaken op een of andere
topconferentie een ontmoeting met de Franse
president, waarbij er beloftes zijn gedaan in
verband met de terugkeer van verglaasd nucleair
CRIV 50
COM 282
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
afval uit La Hague. Er zouden drie transporten
komen. Een eerste transport is gebeurd in april
2000. Het tweede transport is gepland voor
november 2000, binnenkort dus, en het derde
voor februari 2001. De vergunning voor de drie
transporten vervalt op 31 maart 2001.
Staatssecretaris Deleuze wil een bijkomend
onderzoek inzake de controle van de inhoud van
de vaten. Het SCK zou daartoe een nog niet
bestaande techniek moeten ontwikkelen. Dat
bijkomend onderzoek zou 200 tot 300 miljoen
kosten en tot gevolg hebben dat het nog wel drie
jaar kan duren vooraleer er nog eens een
transport naar België kan komen.

Ministers Duquesne en Onkelinx zouden nieuwe
proeven niet nodig vinden. Zij hebben inspraak in
dit dossier want minister Duquesne is bevoegd
voor de veiligheid en minister Onkelinx voor het
NIRAS.
De eerste minister heeft een brief geschreven aan
Greenpeace waarin hij duidelijk maakt dat hij
voorstander is van bijkomende proeven, maar hij
is tegelijkertijd gebonden aan de beloftes aan de
Franse president. Frankrijk wil dat buitenlandse
afval natuurlijk zo vlug mogelijk kwijt. Zij zitten niet
alleen met het Belgische afval, maar onder meer
ook nog met afval uit Zwitserland. Andere landen
zouden het Belgische idee wel eens kunnen
volgen.

Ook het NIRAS heeft problemen. Er is ten eerste
de onduidelijkheid in de besluitvorming van de
Belgische regering en ze zijn bang voor de
eventuele negatieve financiële gevolgen in geval
van uitstel omdat er een contract is met
SYNATOM. Wanneer de transporten niet op de
geplande data kunnen gebeuren, is er
contractbreuk. Bovendien betekent de vraag naar
bijkomende controles een impliciete veroordeling
van het huidige controlesysteem van de NIRAS.
Zij hebben immers een eigen controlesysteem
ontwikkeld. Bij het eerste transport is gebleken dat
de inhoud van de vaten wel degelijk
overeenstemde met de voorschriften. Bovendien
beschuldigt de staatssecretaris de kernlobby van
sabotage.

Graag kreeg ik enige opheldering aangaande dit
dossier. Komt er een bijkomende controle vóór het
tweede transport, dat normaal gezien in november
moet plaatsvinden? Indien er eerst een onderzoek
komt, hoelang zal dit dan duren en wanneer
mogen we het tweede transport dan verwachten?

Staatssecretaris Olivier Deleuze: Mevrouw de
voorzitter, ik zal de fundamentele aspecten van
het dossier van de repatriëring van het verglaasde
opwerkingsafval opsommen. Ten eerste, het
verglaasde kernafval afkomstig van de opwerking
uitgevoerd in de fabriek van La Hague in Frankrijk
van bestraalde splijtstof ontladen uit de Belgische
kerncentrale, moet naar ons land worden
gerepatrieerd. Of het afval in Mol dan wel in La
Hague is, maakt geen enkel verschil voor onze
planeet. Het transport van het afval van La Hague
naar Mol doet evenwel problemen rijzen in
verband met de veiligheid. Deze problematiek
behoort tot de bevoegdheid van minister
Duquesne.

Men moet vooraf de nodige waarborgen
verwerven om de veiligheid van de bevolking en
van het leefmilieu op optimale wijze te garanderen
tijdens de opeenvolgende beheersfasen van het
kernafval, namelijk het transport van het afval, de
langdurige bovengrondse opslag in de speciale
bunker van Belgo Process en de eeuwigdurende
opslag van dit afval in een bergingssite waarvan
de inplantingsplaats nog niet gekend is.

Het transport van het afval en de opslag ervan in
de bunker BP136 zijn vergund door de
veiligheidsinstanties die onder het toezicht van
minister Duquesne staan. De veiligheidsinstanties
zijn evenwel niet gevat door een concreet
bergingsproject voor het afval aangezien dit
project zich nog steeds in het
ontwikkelingsstadium bevindt onder leiding van de
NIRAS. De NIRAS is verantwoordelijk voor de
kwaliteit van het afvalproduct. Deze instelling
functioneert onder mijn toezicht. Minister Onkelinx
is mede verantwoordelijk voor het FANC.

De kwaliteit is uiteraard van essentieel belang
voor een veilige opslag op lange termijn van het
afval. Dit belangt vele toekomstige generaties aan.

De evaluatiecommissie SAFIR1 heeft in haar
aanbevelingen van februari 1990 sterk
aangedrongen op de uitvoering van analyses en
testen op de afvalstoffen. De eerste minister heeft
tijdens zijn officieel bezoek aan Frankrijk in het
najaar van vorig jaar de Franse overheid
verzekerd dat de Belgische regering de vaste wil
heeft de repatriëring van het opwerkingsafval aan
te vatten en tot een goed einde te brengen. In
uitvoering hiervan heeft de Ministerraad op 3
maart de voorwaarden bepaald volgens dewelke
de repatriëring kan verlopen en de overdracht kan
plaatsvinden van het afval van het privé-
patrimonium naar het openbaar patrimonium,
meer bepaald van Synatom naar de NIRAS. De
regering is het eens met mijn voorstel om
24/10/2000
CRIV 50
COM 282
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
bijkomende analyses te vragen, zowel
destructieve analyses op stalen van het verglaasd
afval die door Cogéma ter beschikking moeten
worden gesteld en voldoende representatief zijn
voor het afval dat aan België werd geleverd, als
niet-destructieve analyses op de gerepatrieerde
glaskanisters in de stockagebunker van Belgo
Process te Dessel. Ik heb pas op 20 oktober 2000
een gezamenlijk voorstel ontvangen vanwege het
SCK en het NIRAS over de organisatie van deze
analyse.

Het is juist dat de bijkomende analyses meer tijd
in beslag nemen dan initieel werd voorzien. Laat
ons dit echter vooral in het gepaste perspectief
bekijken. Wat maken enkele jaren uit op de
globale lifecycle van het afval. Tussen de
ondertekening van het opwerkingscontract in 1978
en de berging van het hoogradioactief
opwerkingsafval zal tenminste 75 jaar zijn
verlopen. Het bijkomende controleprogramma zal
deze termijn geen dag korter of langer maken. De
enkele tientallen miljoenen, vereist voor het
bijkomend controleprogramma, verzinken in het
niets ten opzichte van de vele tientallen miljarden
die opwerking, verglazing, tijdelijke opslag en
definitieve berging van het opwerkingsafval zullen
kosten.

De Ministerraad zal zich morgen, op mijn initiatief,
buigen over de vraag hoe de compatibiliteit tussen
de repatriëring en het controleprogramma kan
worden gegarandeerd. Ik zal het parlement op de
hoogte houden.
02.03 Simonne Creyf (CVP): Mevrouw de
voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, als ik u
goed begrijp komt er wel een bijkomend
onderzoek en gaat het tweede transport in
november niet door. Dat is de consequentie van
een bijkomend onderzoek. Als mijn conclusie juist
is, hebt u uw slag thuisgehaald. Proficiat daarmee,
maar de premier zal het nu in Frankrijk moeten
uitleggen.

Er is ook de contractbreuk met SYNATOM. Het
NIRAS wordt hier in zijn hemd gezet. Impliciet zegt
men immers dat de bestaande controles niet
voldoende waren en dat er bij het eerste transport
eventueel een risico voor de volksgezondheid
was. Er is een bijkomend probleem voor
Buitenlandse Zaken. We zullen daarover minister
Duquesne ondervragen, want de voorwaarden uit
de vergunningen worden blijkbaar niet
gerealiseerd. Op 31 maart 2001 vervallen alle
vergunningen voor het transport.
We zullen dit uiteraard blijven opvolgen en de
beslissingen van de Ministerraad van morgen
afwachten.

Staatssecretaris Olivier Deleuze: Mevrouw de
voorzitter, mevrouw Creyf, u hebt uit mijn
uiteenzetting te snelle conclusies getrokken. Er
zijn twee verschillende problemen.

Ten eerste, waar is dat afval? Bevindt het zich in
La Hague, in Mol of ergens tussen die twee
plaatsen? Vandaag is het in La Hague.
Verplaatsen wij dit afval?
02.04 Simonne Creyf (CVP): Daar zijn
akkoorden over.

Staatssecretaris
Olivier Deleuze: Er zijn
vergunningen.

Ten tweede, welke controle beslist de overheid op
dit afval uit te oefenen vooraleer de keuring te
geven? De keuring is, zoals in de bouwsector, een
akte die tot gevolg heeft dat het afval eigendom
van de Belgische Staat wordt. Daarom is de
Belgische Staat verantwoordelijk. Men mag het
transport van het afval en het overdragen van de
eigendom en de verantwoordelijkheid niet met
elkaar vermengen. Dat zijn twee verschillende
zaken. Men moet goed oppassen als men beslist
dit afval te keuren. In de wet en in het contract
tussen NIRAS en SYNATOM staat officieel
geschreven dat de keuring de toestemming geeft
voor het overdragen van eigendom en
verantwoordelijkheid.

Ik denk dat het niet evident is - dit is een
understatement - om een beoordeling te geven
vooraleer de controles zijn uitgevoerd.
02.05 Simonne Creyf (CVP): Mevrouw de
voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik begrijp
dat er een onderscheid is tussen de controle van
de inhoud en het transport. Mijn vraag was: komt
het transport er of niet. Immers, het transport
wordt afhankelijk gesteld van de controle van de
inhoud.

Het gaat om twee verschillende zaken, die
weliswaar met mekaar te maken hebben. U hebt
uiteraard gelijk dat de volksgezondheid primeert
bij de controle. Dan vraag ik mij wel af wat er
gebeurd is met het eerste transport, waarvoor
blijkbaar deze bijkomende controle helemaal niet
nodig was.

Wij hebben dus eventueel een risico gelopen,
CRIV 50
COM 282
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
risico dat we met het volgende transport blijkbaar
niet meer willen lopen.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
03 Question orale de Mme Zoé Genot au
ministre de l'Economie et de la Recherche
scientifique, chargé de la Politique des grandes
villes, sur "le brevetage des logiciels
informatiques" (n° 2522)
03 Mondelinge vraag van mevrouw Zoé Genot
aan de minister van Economie en
Wetenschappelijk Onderzoek, belast met het
Grootstedenbeleid, over "het breveteren van
software" (nr. 2522)
03.01 Zoé Genot (AGALEV-ECOLO): Madame la
présidente, dans le cadre de la problématique du
brevetage des logiciels, les pays membres de
l'Office européen des Brevets, institué en vertu de
la convention de Munich, vont être amenés à
poser un vote très important à la fin du mois de
novembre 2000. Il s'agira, entre autres, de décider
ou non de la révision de cette convention dans le
sens d'une extension du brevet aux programmes
d'ordinateurs ou dans le sens d'une préservation
de l'exception de la brevetabilité des programmes
telle qu'elle est instituée actuellement.

Pour que tout le monde comprenne un peu mieux
le débat, à l'heure actuelle, en Europe, le droit
d'auteur protège le programme dans son
ensemble mais pas tous les petits « trucs » qui
sont utilisés pour le rédiger. Et si on brevette les
«
trucs
», cela reviendrait progressivement à
retirer du marché tout le matériel de construction
et le matériel de création. Cela reviendrait dès lors
à handicaper toute nouvelle possibilité technique,
laquelle repose forcément sur une technique déjà
existante.

Aux Etats-Unis, la brevetabilité conduit déjà à
breveter des choses aussi simples que les
enchères sur Internet. Partant, les procès
commencent, bien sûr. Une firme ayant breveté
l'achat par un « clic » sur Internet - quoi de plus
courant? - attaque déjà une librairie en ligne.
Donc, de nombreux pays dont les pays
scandinaves, la France, l'Allemagne, entre autres,
souhaitent qu'on ne se précipite pas et qu'on
étudie l'impact économique des deux hypothèses.
Le Danemark, par exemple, vient, à une large
majorité, de décider de soutenir les logiciels
«
open source
» en les utilisant dans ses
administrations mais aussi en soutenant cette
thèse au niveau européen. Une pétition de 50.000
signatures européennes, dont 2.500 belges,
demande donc un moratoire sur la décision
d'autoriser les brevets logiciels et une réelle étude
économique.

L'étude économique devra envisager les
conséquences en termes de croissance des deux
optiques. Conséquences pour tous les acteurs:
PME, secteur public, etc. Et pas seulement pour
les cabinets d'avocats spécialisés en propriété
intellectuelle et pour les grosses boîtes de
logiciels.

Certaines études théoriques et statistiques
réalisées par des professeurs de grandes
universités américaines tendent à démontrer
qu'en raison de l'extension de la brevetabilité,
l'inventivité serait freinée, de même que l'accès
aux logiciels récents. Les procès vont se
multiplier; donc l'incertitude économique sera
latente et la croissance globale pourrait être moins
rapide que dans l'autre cas de figure.

D'un autre point de vue, ce brevetage des
« trucs », si j'ose dire, anéantirait complètement le
mouvement du logiciel libre, mouvement où
chacun apporte sa contribution à l'élaboration de
programmes très perfectionnés, comme Linux par
exemple. Ce mouvement se réfère à l'utilité
sociale et considère les connaissances comme un
bien public universel. Rappelons que les
technologies de l'Internet ont été conçues sur la
base de logiciels non-brevetés et que ces
technologies sont maintenant à la base d'une des
plus fortes croissances que l'histoire économique
de notre pays et du monde entier ait connues.

Afin d'assurer une transparence plus
qu'indispensable dans ce dossier et une
transparence vis-à-vis des divers enjeux d'ordres
économiques et sociaux qui y sont relatifs, le
ministre pourrait-il répondre à une série de points:

-
Qui représente la Belgique au conseil
d'administration de l'Office Européen des
Brevets?

- Le représentant belge a-t-il reçu de la part du
gouvernement des instructions en faveur d'une
extension immédiate de la brevetabilité aux
logiciels, comme le laisse entendre son vote en
septembre 2000?

-
Qui représentera la Belgique lors de la
conférence intergouvernementale de révision à
Munich en novembre 2000?
24/10/2000
CRIV 50
COM 282
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
- Sur la base de quelle analyse, notamment
économique, et de quels autres éléments
d'information la décision de voter pour ou contre
cette extension se prendra-t-elle?

- Quels sont les experts qui ont été consultés?

- Dans quel sens le vote belge se portera-t-il?
Dans le sens d'une extension du brevet aux
programmes d'ordinateurs ou dans le sens d'une
préservation de l'exception à la brevetabilité des
programmes telle qu'elle est instituée
actuellement et en tous cas d'un moratoire?
03.02 Charles Picqué, ministre: Madame la
présidente, la première question concerne la
représentation de la Belgique au conseil
d'administration de l'Office Européen des Brevets.

La propriété industrielle est une compétence qui
est mienne et il s'agit d'un haut fonctionnaire de
mon département. C'est le directeur général de
l'administration de la politique commerciale qui a
en charge, notamment, l'administration de l'Office
de la Propriété Industrielle.
Voilà en ce qui concerne la représentation.

Question suivante: le représentant belge a-t-il reçu
de la part du gouvernement des instructions en
faveur d'une extension immédiate du brevetage
aux logiciels?

En ce qui concerne les exceptions au brevetage,
énumérées à l'article 52 de la convention sur le
brevet européen, la suppression éventuelle des
mots « les programmes d'ordinateurs » de la liste
des exceptions est à l'ordre du jour de la
conférence intergouvernementale de révision de
la CIBEE de novembre prochain. Jusqu'à présent,
la Belgique a défendu cette suppression. Il s'agit
d'un sujet assez difficile. En effet, le consensus
concernant l'opportunité de supprimer les mots
« les programmes d'ordinateurs » a une nette
tendance à s'effriter. Il faudra en outre tenir
compte du souhait exprimé par la Commission
européenne
lors de la conférence
intergouvernementale sur les brevets des 16 et 17
octobre et faire en sorte que l'organisation
européenne des brevets ne prenne aucune
initiative en la matière, dans l'attente d'une
consultation entreprise par la Commission
européenne et d'une éventuelle initiative
communautaire en ce domaine. A ce sujet, j'ai
appris que la Commission avait pris officiellement
position en affirmant que la matière est si sensible
qu'elle se donne un délai supplémentaire pour le
brevetage des logiciels. Elle lancera de nouvelles
consultations via Internet et sollicitera aussi l'avis
de l'industrie et de l'opinion publique. Elle s'est
fixé un délai: le 15 décembre. Le texte que je
possède à ce sujet est à votre disposition.

Question suivante: qui représentera la Belgique
lors de la conférence intergouvernementale de la
CIBEE à Munich? La Belgique est toujours
représentée par un fonctionnaire de l'Office de la
propriété industrielle, ce qui répond à votre
question.

Autre question: sur base de quelle analyse,
notamment économique, et de quel autre élément
d'information la décision de voter pour ou contre
cette extension se prendra-t-elle et quels sont les
experts consultés?

Il faut savoir que le lobby des utilisateurs du
logiciel libre et plus particulièrement l'association
que vous connaissez à Louvain-la-Neuve a été
reçue à mon cabinet au début du mois. Cette
association a remis un dossier à ce sujet et c'est
intéressant pour nourrir le débat. Mon cabinet a
également assisté et suivi de près les débats
organisés par la section belge de l'association
francophone des utilisateurs de Linux et des
logiciels libres. C'était le 11 octobre, au Parlement
européen.

Afin d'avoir un avis objectif sur ce dossier, j'ai
décidé de soumettre cette problématique à la
commission économique et des affaires
ministérielles qui se tient aujourd'hui. La question
est d'actualité. Cette commission est constituée
des représentants des différents départements
ministériels, d'experts, d'économistes, de juristes
spécialisés en cette matière et de représentants
des secteurs concernés. Le dossier sera soumis
pour avis au Conseil supérieur de la propriété
industrielle. Ce conseil est composé de
spécialistes du sujet, venant tant du monde
académique que du monde professionnel, de
différents représentants du monde socio-
économique.

Dans quel sens le vote se portera-t-il? Je ne peux
pas répondre aujourd'hui à cette question. Si je
donnais un avis maintenant, je serais d'ailleurs en
contradiction avec ce que je viens de dire.
J'attends d'avoir l'avis des organisations en
question. J'y serai très attentif. Voilà, Madame
Genot, l'état de la situation.
03.03 Zoé Genot (AGALEV-ECOLO): Madame la
présidente, monsieur le ministre, je crains que les
différents conseils ne puissent pas réellement
CRIV 50
COM 282
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
étudier les impacts sur la croissance et le bien-
être de tous à long terme. J'espère que vous vous
donnerez le temps de réfléchir.

Le groupe de pays qui s'engage à voter contre à
Munich en novembre 2000 est relativement
important. Et un seul pays pourrait faire basculer
le vote en faveur d'un moratoire pour réfléchir plus
longtemps. J'espère que la Belgique pourrait être
celui-là.

Car les consultations que vous lancez ne donnent
pas une véritable vision à long terme des impacts
sur la croissance, que ce soit au niveau théorique
ou statistique. Et cela m'inquiète un peu.

J'espère donc que vous vous donnerez plus de
temps.

La Commission a bien sûr lancé sa consultation.
Et si vous visitez le site de la consultation
européenne, vous pouvez vous rendre compte
que son introduction est totalement biaisée.
J'espère donc qu'on ne s'arrêtera pas là et qu'on
se lancera dans des processus plus élaborés.
03.04 Charles Picqué, ministre: Madame Genot,
je suis curieux de connaître les impacts à plus
long terme sur l'ensemble de la structure
économique. Mon intention était de demander à
des économistes de réfléchir à ce sujet, sans trop
tarder toutefois et sans que la réflexion ne soit
trop longue.

Notre décision sera prise en intégrant ce caractère
à long terme des impacts économiques.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
04 Interpellations jointes de
-
Mme Martine Dardenne au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique,
chargé de la Politique des grandes villes, sur 'la
Conférence diplomatique 2000 de
l'Organisation européenne des brevets
concernant la révision de la Convention sur le
brevet européen' (n° 493)
- Mme Simonne Creyf au ministre de l'Economie
et de la Recherche scientifique, chargé de la
Politique des grandes villes, sur 'la révision
éventuelle de la Convention européenne des
brevets' (n° 496)
04 Samengevoegde interpellaties van
- mevrouw Martine Dardenne aan de minister
van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek,
belast met het Grootstedenbeleid, over 'de
diplomatieke Conferentie 2000 van het
Europees Octrooibureau over de herziening van
het Verdrag betreffende het Europees octrooi'
(nr. 493)
- mevrouw Simonne Creyf aan de minister van
Economie en Wetenschappelijk Onderzoek,
belast met het Grootstedenbeleid, over 'de
mogelijke herziening van het Europese
Octrooiverdrag' (nr. 496)
04.01 Martine Dardenne (AGALEV-ECOLO):
Madame la présidente, monsieur le ministre, le
conseil d'administration de l'organisation
européenne des brevets a entériné, ce
7 septembre 2000, une proposition de base pour
la révision de la Convention sur le brevet
européen. Cette proposition de base constitue le
point de départ des discussions qui vont avoir lieu
au cours de la conférence de révision que l'on
vient d'évoquer, qui se tiendra du 20 au 29
novembre 2000 à Munich. Ce sont les Etats
membres de l'Organisation européenne des
brevets, dont la Belgique, qui doivent se
prononcer sur cette révision.

A ce propos, j'aimerais attirer particulièrement
votre attention sur deux points.

Je commencerai par vous rappeler un premier
élément. Au mois de juin 1999, le conseil
d'administration de l'Office européen des brevets
a opéré un véritable coup de force. En effet, il a
procédé à une modification du règlement
d'exécution de la Convention européenne des
brevets, en introduisant des amendements qui
s'inspiraient directement de la directive 98/44 CEE
du mois de juillet 1998, directive légalisant le
brevetage du vivant, en ce compris les
patrimoines génétiques humains.

Ce règlement modifié est entré en application le
1
er
septembre 1999. Je me souviens d'avoir déjà
interpellé votre prédécesseur, M. Demotte ou
vous-même, en soulignant ce point et en disant
que pour nous c'était véritablement un coup de
force et que c'était une manière de rendre
applicable immédiatement une directive
européenne qui n'était pas encore transposée
dans la législation de douze pays européens et qui
était de ce fait sujette à bon nombre de
discussions. Nous estimions déjà à l'époque cette
décision illégale et excédant la compétence du
conseil d'administration de l'Office européen des
brevets.

Ces amendements amenaient de facto la directive
sur le terrain des brevets, ce qui relevait de la
24/10/2000
CRIV 50
COM 282
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
compétence des Etats signataires. En fait, le
conseil d'administration avait largement
outrepassé ses pouvoirs.

Aujourd'hui, nous constatons que cette analyse
est confortée par l'Office européen des brevets qui
n'est pas à une contradiction près puisque, dans
les propositions de modifications, il est proposé de
régulariser d'une certaine manière la situation
acquise en introduisant un article qui donnerait au
conseil d'administration la compétence pour
adapter les dispositions de la convention sur les
brevets, en ce qui concerne le droit des brevets et
le droit de la procédure, afin d'assurer la
conformité de la convention avec les traités
internationaux et la législation communautaire en
matière de brevets. Cela signifie que le conseil
d'administration pourrait user de cette
compétence pour mettre en conformité la
convention et les différents textes ou traités
internationaux. Cette nouvelle compétence
permettrait effectivement d'aller plus vite, de
passer au-dessus des procédures nationales de
ratification et d'éviter des lenteurs ou en tout cas
des débats.

Nous estimons que les brevets qui ont été pris
entre-temps sous le prétexte que la convention
intégrait la dimension brevetage du vivant sont
illégaux et devraient être annulés.

Le deuxième point sur lequel je voudrais attirer
votre attention est en rapport direct avec le
problème que vient de soulever ma collègue dans
le domaine de l'informatique. A nouveau, dans le
projet de base présenté pour la conférence de
révision, un article 52 définit ce qui est brevetable.
Or, il semble que sont notamment exclus de ce
qui est brevetable les programmes d'ordinateurs,
les présentations d'informations, les créations
esthétiques, les plans, les méthodes
mathématiques, les théories scientifiques, ... Bref,
tout ce qui est de l'ordre de la création et de la
créativité.

Actuellement, on remet en question la différence
qui est faite entre ce qu'on appelle les inventions
et les découvertes. La proposition de révision vise
en fait la brevetabilité de toute invention, dans
tous les domaines technologiques. On s'interroge
donc sur la pertinence du maintien de cette
différence. Et c'est ce qui nous dérange, parce
que cette différence est à la base de la loi sur les
brevets.

Il est vrai que des délégations se sont opposées à
cette suppression. Sept délégations ont opté pour
une solution intermédiaire, qui consisterait à
transférer l'article 52 dans le règlement
d'exécution. Mais certains Etats membres
préconisent la suppression pure et simple de
l'article 52.

Le transfert de l'article 52 dans le règlement
d'exécution faciliterait l'adaptation de certaines
dispositions, même si cela laisse quand même
aux Etats membres le droit d'intervenir. Mais nous
estimons qu'il faut rester vigilant et ne pas
supprimer la différence entre invention et
découverte. Nous attendons effectivement,
monsieur le ministre, que la position belge à ce
sujet soit très précise.

Vous avez dit que vous aviez entamé toute une
série de consultations sur le sujet particulier de
l'informatique.

Dans le droit fil de ce qui a été dit précédemment,
j'aimerais vous demander si vous allez saisir la
commission des Affaires économiques de cette
matière. Car il me semble que ce genre de
convention internationale passe trop souvent
inaperçue, alors qu'elle est vraiment importante. Il
s'agit de législations qui se font un peu
indépendamment du débat parlementaire.

De la même manière, une réunion intercabinets
est-elle organisée sur le sujet? Et quelles en sont
déjà les positions? Et par ailleurs, comment la
délégation belge se prononcera-t-elle au sein de la
conférence de révision, sachant qu'elle s'est
prononcée sur le texte préparatoire?
04.02 Simonne Creyf (CVP): Mevrouw de
voorzitter, mijnheer de minister, uit de interpellatie
van mevrouw Dardenne maak ik op dat het
Europese kader inzake octrooiering niet geheel
transparant is.

Aan de ene kant is er het Europees octrooiverdrag
van 1973. Dat Europees verdrag wordt
beschouwd als de grondwet van het Europees
Octrooibureau dat de octrooien verleent. In het
Europees Octrooibureau zetelen niet alleen de
EU-landen maar ook andere. Ik meen dat er in
totaal ongeveer 19 leden zijn. Aan de ene kant
hebben we dus het Europees octrooiverdrag en
het Europees Octrooibureau. Aan de andere kant
is er de Europese richtlijn, van het parlement en
van de Raad, van 1998 in verband met de
rechtsbescherming van biotechnologische
uitvindingen. Indertijd heeft de Belgische regering
zich in de Europese Raad onthouden.
Desalniettemin moest deze richtlijn tegen 30 juli
CRIV 50
COM 282
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
2000 omgezet zijn in Belgisch recht. Die omzetting
gebeurt door het wijzigen van de wet van 24 maart
1984 op uitvindingoctrooien. Op dit ogenblik is in
België het octrooieren van bepaalde
biotechnologische uitvindingen in principe niet
mogelijk. De Europese richtlijn bevat een artikel
dat veel discussie oplevert, namelijk artikel 5. Dit
artikel maakt het octrooieren van genen mogelijk.
De richtlijn enerzijds en het Europees
octrooiverdrag anderzijds staan in feite juridisch
los van elkaar. Ik hoofde van sommigen zou dit tot
problemen leiden. Ik verwijs naar de uiteenzetting
van mevrouw Dardenne waarin zij een aantal
beslissing genomen door het Europees
Octrooibureau betwist. Volgens haar zouden die
beslissingen het Octrooibureau niet toekomen.

Er is een en ander aan de hand want diverse
buitenlandse regeringen hebben de vernietiging
van de Europese richtlijn door het Europees Hof
van Justitie gevraagd. Bovendien heeft het
Europees Octrooibureau in zijn reglement zowat
de helft van de Europese richtlijn
geïmplementeerd. Ik meen dat ook dit bij
mevrouw Dardenne tot een aantal bedenkingen
leidt. Het is mede in dat kader dat de herziening
van het Europees octrooiverdrag in München
moet worden gezien. Die herziening zou onder
andere bedoeld zijn om de wetgeving van het
Europees Octrooibureau en de Europese richtlijn
beter op elkaar af te stemmen. Er zijn echter nog
heel wat andere zaken die op deze bijeenkomst te
München ter sprake komen. Ik zal ze niet allemaal
opnoemen, ze staan in de vraag die ik heb
ingediend. De leden van het Europees
Octrooibureau, waaronder België, moeten zich
uitspreken over deze herziening.

Mijnheer de minister, ik heb vragen over twee
zaken, namelijk enerzijds de herziening van het
octrooiverdrag en anderzijds de Europese
biotechnologierichtlijn en de omzetting ervan in
Belgisch recht. Mijn vragen over het eerste punt
sluiten aan bij die van mevrouw Dardenne maar
ook bij die van mevrouw Genot.

Ten eerste ga ik in op de herziening van het
Europees octrooiverdrag. Ik sluit mij aan bij de
vragen van de dames Genot en Dardenne. Wat is
de houding van de Belgische regering ten aanzien
van deze mogelijke herziening van het
octrooiverdrag? Uit het antwoord dat u totnogtoe
gegeven hebt, maak ik op dat we niet op de feiten
mogen vooruitlopen. Heeft België soms geen
schriftelijk voorbereidend rapport moeten
indienen? Heeft de Belgische regering nog geen
standpunt moeten innemen? Het gaat immers om
een bijeenkomst die in november doorgaat. Wij
vragen naar de houding van de Belgische regering
omdat deze herziening een aantal interessante
zaken omvat. Een interessant onderdeel is de
vraag naar wat allemaal octrooieerbaar is. Het
gaat dan om artikel 52 van het Europees
octrooiverdrag. Hier wordt bepaald wat
octrooieerbaar is terwijl §2 de uitzonderingen
bevat. We kennen in dat verband de discussie
over ontdekkingen versus uitvindingen. Als het om
software gaat, komt de vraag van mevrouw Genot
aan de orde.

Met betrekking tot de herziening van het Europees
octrooiverdrag bestaan er twee opvattingen.
Volgens de eerste opvatting moeten de
uitzonderingen worden weggelaten, terwijl de
tweede opvatting voor het behoud ervan pleit.
Welk standpunt neemt België hieromtrent in? Zal
dit standpunt worden gebaseerd op het resultaat
van een maatschappelijk debat? Mevrouw
Dardenne heeft het belang van het Belgische
standpunt benadrukt.

Voorts heb ik een vraag over de
biotechnologierichtlijn. België heeft de Europese
octrooirichtlijn nog niet in een Belgische wet
omgezet. Dit had vóór 30 juli 2000 moeten
gebeuren. Op de slotzitting van een "breed"
colloquium, dat eigenlijk helemaal niet breed was,
besloot minister Demotte zonder overleg dat hij de
richtlijn niet wenste te aanvaarden en ze bijgevolg
ook niet zou omzetten. Zijn opvolger, minister
Picqué, houdt er een andere mening op na. Hij
verklaarde in het parlement dat hij wel degelijk van
plan is de richtlijn om te zetten. Volgens hem is er
zelfs geen verder debat nodig omdat alle
elementen reeds gekend zijn.

Tot nu toe zijn er drie landen die de richtlijn
hebben omgezet. Hoe komt het dat de omzetting
zo lang op zich laat wachten, zowel bij ons als in
het buitenland? Wellicht beseffen vele landen nu
pas wat zij in het verleden hebben goedgekeurd.
Ik verwijs naar artikel 5 van de EU-richtlijn, dat
bepaalt dat octrooiering onmogelijk is. Met de
verdere ontrafeling van het genoom en de vlucht
die de toepassingen van de wetenschappelijke
vooruitgang nemen, deinzen vele landen terug. De
heer Picqué heeft evenwel reeds een voorontwerp
van de omzetting van de EU-richtlijn aan de
Ministerraad voorgelegd. Bij de ondervraging over
deze aangelegenheid in juni heeft de minister het
voornemen geuit om geen octrooien toe te kennen
op genen. Zijn woorden luidden: "Octrooien op
genen kunnen niet". Hoe zal de minister deze
bezorgdheid tot uiting laten komen in de
24/10/2000
CRIV 50
COM 282
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
wetgeving? Hij beschikt immers niet over veel
politieke speelruimte. Hij kan de richtlijn omzetten
op voorwaarde dat de nieuwe wet compatibel is
met de EU-richtlijn. In dat geval is ze echter in
strijd met zijn stelling dat genen niet
octrooieerbaar zijn. Indien hij beslist de richtlijn
niet om te zetten, komen we onze verplichtingen
tegenover Europa niet na. Een eventuele afwijking
zou een bijzonder moeilijke juridische situatie
creëren.
Wat houdt het ontwerp van de minister precies in?
De memorie van toelichting stemt niet overeen
met de wettekst. Wanneer zal het ontwerp aan het
parlement worden voorgelegd? Ik heb vernomen
dat de minister van plan is advies in te winnen bij
de Raad voor Duurzame Ontwikkeling omdat er
rekening wordt gehouden met de bepalingen van
het biodiversiteitsverdrag. Klopt het dat dit advies
pas in februari 2001 zal worden geformuleerd?
Wat is de plaats van het parlement in deze
procedure? Zal het parlement pas in laatste
instantie worden geconsulteerd? Samen met de
collega's van SP, Agalev en Ecolo hebben wij om
een debat in het parlement verzocht vóór het tot
stand komen van het wetsontwerp. Wij zijn het er
niet mee eens dat het parlement niet vooraf mag
deelnemen aan het juridische en ethische debat
over het octrooieren van levende organismen. De
keuzes en de waardeoordelen van vandaag zullen
het aanzien van onze samenleving van morgen
immers op fundamentele wijze bepalen.
04.03 Minister Charles Picqué: Mevrouw de
voorzitter, ik wens mijn antwoord in twee
onderdelen verdelen omdat de inhoud van de
vragen niet helemaal overeenstemt.

Madame la présidente, je voudrais rappeler à
Mme Dardenne que cette matière des brevets
relève exclusivement de la compétence des
ministres.

Par contre, le sujet sera débattu dans le cadre de
la commission interministérielle, dont j'ai parlé tout
à l'heure et en présence des différents
représentants des départements et des experts.

Votre interpellation porte notamment sur le projet
de révision des articles 33 et 35, révision que l'on
peut juger inappropriée compte tenu de la
propension prêtée au conseil d'administration de
l'OEB à outrepasser ses compétences, comme ce
fut le cas lorsque le conseil d'administration
décida, en juin 1999, de transposer la directive sur
la protection des inventions biotechnologiques par
la voie d'une simple modification du règlement
d'exécution. Madame, je partage tout à fait votre
analyse selon laquelle, en juin 99, le conseil
d'administration à outrepassé ses prérogatives et
selon laquelle seule une modification de la CBE,
elle-même, était d'un point de vue juridique
appropriée.

La Belgique s'est abstenue au moment du vote en
raison du fait que les négociations en vue de la
constitution du gouvernement étaient en cours. Si
le gouvernement avait été constitué à ce moment-
là, le vote de la Belgique aurait été négatif. Il est à
noter toutefois que cette décision ne produira
d'effets que dans la mesure où les chambres de
recours de l'OEB et des tribunaux nationaux
considéreront qu'elle est légale.

Je suis plus réservé en ce qui concerne les
conclusions que vous tirez, Madame Dardenne,
de l'analyse relative au projet de modification des
articles 33 et 35.

Il est vrai que ce projet renforce les pouvoirs du
conseil en lui permettant de modifier la convention
sur le brevet européen pour l'adapter au droit
international. Il est à noter que, dans son principe,
le mécanisme n'est pas nouveau. En effet, le
conseil d'administration est déjà habilité à modifier
la convention sur le brevet européen concernant
certains aspects en vertu de l'article 33.

Le projet relatif aux articles 33 et 35 découle du
constat que le droit des brevets est pour
l'essentiel élaboré dans un cadre multilatéral avec
l'Union européenne, l'Office mondial de propriété
intellectuelle et l'Organisation mondiale du
commerce.

Des adaptations consécutives de la convention
sur le brevet européen sont de plus en plus
régulièrement requises. Le mécanisme de révision
actuel n'est pas approprié pour faire face à une
telle situation vu la nécessité de réunir une
conférence diplomatique et d'obtenir, ensuite, des
ratifications nationales dans chaque Etat.

Il a fallu attendre 1997 pour qu'entre en vigueur la
modification de l'article 63 pour adapter la
convention sur les brevets européens au
règlement communautaire de juin 1992.

De plus, la convention sur le brevet européen ne
sera pas adaptée à l'accord sur les droits de
propriété intellectuelle de 1994 avant 2005. Il est
donc proposé un mécanisme par lequel la
convention sur le brevet européen habilite le
conseil d'administration à modifier la FIDE pour
intégrer des normes de droit international des
CRIV 50
COM 282
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
brevets. Cette habilitation s'accompagne de
garanties. C'est ainsi que la décision du conseil
d'administration doit être unanime, qu'elle ne
prend effet que si aucun Etat ne s'y oppose dans
un délai d'un an. Ce système permet un contrôle
parlementaire a posteriori dans les Etats
membres.

Dans l'exemple cité de la décision du conseil
concernant les biotechnologies, aucune des
conditions posées n'aurait été rencontrée. Tout
d'abord, la décision n'aurait pas été prise, faute
d'unanimité. Ensuite, même si elle l'avait été, un
débat aurait eu lieu dans les parlements nationaux
et il est plus que douteux, dans l'état actuel du
débat à ce sujet, qu'aucun des parlements
nationaux des vingt Etats membres dans l'OEB
n'aurait tiré la sonnette d'alarme, rendant par la
même impossible la prise d'effet de la décision.

Toujours concernant cette décision du conseil
d'administration de juin 1999, vous estimez que, je
cite « la position de la Belgique ainsi que de
l'ensemble des Etats membres de l'OEB devrait
avoir pour effet l'annulation des modifications du
règlement d'exécution décidées par le conseil
d'administration de l'OEB de juin 1999 » Je
partage ce point de vue et je m'associe volontiers
à votre voeu. Cependant, faute de procédure
prévue à cet effet, les choses ne sont pas
simples. Je ne suis donc pas en mesure
d'exaucer ce souhait.

Votre interpellation concerne aussi les exceptions
à la « brevetabilité » prévues à l'article 52 de la
Convention sur le brevet européen et la notion
d'invention, et demande la position belge à ce
sujet.

En ce qui concerne la définition de l'invention, la
Belgique, comme l'Office européen, est favorable
à l'inclusion d'une telle définition dans la
Convention sur le brevet européen. Une définition
figure dans le texte envisagé pour la transposition
en droit belge de la directive 98/44, mais la
proposition de base ne contient pas cette
définition au motif qu'une écrasante majorité
d'Etats membres est hostile à l'inclusion d'une
telle définition.

En ce qui concerne les exceptions à la
« brevetabilité », une seule est à l'ordre du jour, la
suppression éventuelle des mots «
les
programmes d'ordinateurs
» - vous êtes au
courant puisque j'ai déjà répondu à cette question
- parmi la liste des exceptions, au motif que ce qui
est déterminant pour les chambres de recours,
c'est la présence ou non d'une invention. C'est
compliqué mais essayons de nous comprendre.

Jusqu'à présent, la Belgique a défendu cette
suppression. En effet, comme je l'ai dit tantôt, le
consensus qui existait concernant l'opportunité de
supprimer les mots «les programmes
d'ordinateurs» est assez fragile. En outre, il faudra
tenir compte du souhait exprimé par la
Commission européenne lors de la conférence
intergouvernementale sur les brevets du 16
octobre 2000.

Ik denk dat ik op een aantal vragen van mevrouw
Creyf reeds een antwoord heb gegeven. Toch
wens ik even in te gaan op een aspect van de
vraag waaruit blijkt dat mevrouw Creyf een
onjuiste voorstelling van het probleem heeft. Het
gaat om de beoordeling krachtens dewelke deze
uitvindingen niet octrooieerbaar zouden zijn als de
Europese richtlijn over de octrooieerbaarheid van
biotechnologische uitvindingen door België niet
zou zijn omgezet. Deze richtlijn heeft echter
helemaal niet tot doel biotechnologische
uitvindingen octrooieerbaar te maken. Dergelijke
uitvindingen zijn al octrooieerbaar; de Belgische
Dienst voor de Intellectuele Eigendom heeft reeds
talrijke octrooien uitgereikt.

We moeten elke vorm van verwarring vermijden.
In tegenstelling tot wat mevrouw Creyf beweert, is
er geen enkel verschil tussen de opvattingen van
de heer Demotte en ikzelf. Beiden zijn we van
mening dat België er niet zal in slagen de richtlijn
binnen de vooropgestelde termijn om te zetten
omdat we ons niet kunnen inbeelden dat hieraan
geen breed maatschappelijk debat zal voorafgaan.
Om die reden heeft de heer Demotte het
colloquium belegd waarover mevrouw Creyf het
had. Ik heb het proces van raadplegingen met het
oog op de omzetting van de Europese richtlijn in
het Belgisch recht voortgezet door de tekst op het
website van het ministerie van Economische
Zaken te zetten.

Natuurlijk houdt de regering rekening met de
oordeelkundige adviezen van het Raadgevend
Comité voor de Bio-ethiek. Ik raad mevrouw Creyf
aan om het voorontwerp van wet op dezelfde
website te raadplegen. Dit voorontwerp verwijst
herhaaldelijk en nadrukkelijk naar de adviezen 5
en 12 van het Comité.

De derde vraag ging over de houding en de rol
van België in het kader van de
herzieningsconferentie. België is voorstander van
een herziening om de redenen die mevrouw Creyf
24/10/2000
CRIV 50
COM 282
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
in haar commentaar zelf heeft aangegeven. De
ruime herziening, die betrekking heeft op meer
dan 80 artikelen, zal ertoe leiden dat de
rechtszekerheid wordt vergroot, dat de werking
van het Europees Octrooibureau verbetert, dat de
octrooieerbaarheidsvoorwaarden verbeteren, dat
het Communautair octrooieerbaarheidsverdrag
duidelijker en flexibeler wordt en dat rekening
wordt gehouden met de hervormingen die op de
intergouvernementele conferentie over de
octrooien van Parijs van juni 1999 werd gevraagd.

Mevrouw de voorzitter, België heeft in de
werkzaamheden ter voorbereiding van de
conferentie misschien geen doorslaggevende,
maar toch wel een beslissende rol gespeeld.
Inderdaad, vanaf 1997 maakte ons land deel uit
van een groep staten die een globale herziening
van het gemeenschapsoctrooiverdrag vroegen en
verkregen, terwijl de voorstellen die op tafel lagen,
enkel maar een oplossing betekenden voor enkele
precieze problemen.

Ik herinner eraan dat de voorbereiding
hoofdzakelijk onder de vorige regering gebeurde
in het kader van het comité octrooirecht van het
Europese Octrooibureau waarvan het
voorzitterschap door een ambtenaar van mijn
departement wordt waargenomen.

België beschikt over een verslag van méér dan
tachtig bladzijden dat alle nuttige verklaringen
bevat en de Belgische positie die eruit voortvloeit,
verwoordt. Ik kan u dit document opsturen. Voor
nadere informatie verwijs ik naar het antwoord dat
ik formuleerde op de interpellatie van mevrouw
Dardenne. Misschien herinnert zij zich mijn
antwoord nog.

Mevrouw Creyf, met uw laatste vraag suggereert u
dat het ethisch debat over de octrooibaarheid van
levende materie zich in het parlement moet
afspelen. Ik ben het daar helemaal mee eens. Ik
noteer dat het Europees Parlement mede
beslissingsbevoegdheid had bij de uitvaardiging
van de Europese richtlijn en dat het de nationale
parlementen zijn die deze richtlijn zullen omzetten.

Wat de biotechnologieën betreft, die staan niet op
de agenda van de diplomatieke
herzieningsconferentie van het
gemeenschapsoctrooiverdrag.

Mevrouw de voorzitster, wij hebben vandaag een
belangrijk punt te berde gebracht. Ik denk dat de
regering haar verantwoordelijkheid op zich heeft
genomen. Ik hoop dat mijn antwoord volstaat.
04.04 Martine Dardenne (ECOLO-AGALEV):
Madame la présidente, monsieur le ministre, votre
réponse ne me satisfait pas vraiment. J'y ai
entendu des choses contradictoires, mais je me
trompe peut-être.

J'ai cru entendre que vous souteniez la
suppression de la différence entre la notion de
découverte et d'invention. Ai-je bien entendu ou
me suis-je trompée? Je tiens à vous dire que je ne
suis pas du tout d'accord.

Le parlement doit-il ratifier la modification de cette
convention?

Si oui, je ne serais pas du tout d'accord de voter
quoi que ce soit qui irait dans ce sens-là.

J'estime qu'il y a une nécessité impérieuse à
maintenir les articles 33 et 35 dont vous avez
longuement parlé. Les traiter de la manière dont
on le propose au niveau de la conférence de
révision revient à supprimer non seulement toutes
les possibilités de recours pour les Etats membres
mais aussi vider ceux-ci de leur capacité à
légiférer eux-mêmes. Je sais que nous allons
dans ce sens-là et que c'est le principe même de
l'ONC. Mais j'estime que nous ne devons pas en
remettre une couche dans la Convention
européenne des brevets!

Vous me dites vous-mêmes à propos de la
directive qu'il vous aurait été impossible de réunir
les différentes conditions et c'est justement pour
cela que l'OEB mène un coup de force, parce qu'il
veut éviter les difficultés qui existent au niveau des
Etats membres. On se rend bien compte qu'il
existe de fortes réticences concernant la directive
sur les biotechnologies et pour les éviter et éviter
aussi les éventuels refus de transposer la directive
ou les demandes ou en tout cas de la renégocier,
on organise le coup de force via la Convention
européenne des brevets, pour passer au-dessus
de la volonté des Etats membres et imposer,
notamment, les aspects les plus insupportables
de cette directive dont personne ne veut. Or
l'Allemagne, pas plus tard que le 18 octobre
dernier, vient de demander de négocier à nouveau
cette directive. C'est un Etat de plus qui se joint
aux autres et ce n'est pas un petit Etat. Je suis
donc très inquiète et vous certifie que je ferai de
l'opposition à ce genre de chose.

D'autre part, lorsque vous me dites que c'est le
Parlement européen qui décide, qui a la
compétence sur la directive, nous savons tous
CRIV 50
COM 282
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
que c'est le conseil qui a décidé car le parlement
n'a pas de pouvoir. Le Parlement européen a
essayé d'introduire des amendements qui ont été
plus ou moins acceptés. Il y a eu un vote mais on
sait bien comment vont les procédures au niveau
européen: ce n'est pas vraiment le Parlement
européen qui est l'organe décisionnel.

Mes inquiétudes sont vives car je trouve que nous
passons au-dessus de toute la discussion sur
cette directive concernant le vivant, entre autres,
par le biais de cette convention sur les brevets.
04.05 Simonne Creyf (CVP): Mevrouw de
voorzitter, ik ben het volledig met mevrouw
Dardenne eens dat het parlement in het
ongewisse wordt gelaten over de herziening van
het Europees Octrooiverdrag. Nochtans is het niet
onbelangrijk om te weten welke positie België gaat
innemen. Ik heb een vraag gesteld over de reeks
van uitzonderingen op wat octrooieerbaar is,
opgesomd in artikel 52, § 2. Aanvaardt de minister
deze reeks met uitzonderingen of wil hij ze weg?

Ik heb mijn verzoek tot interpellatie begin oktober
ingediend, dus nog vóór ik het voorontwerp van
wet van het internet heb kunnen downloaden.
Natuurlijk heb ik de tekst ondertussen gelezen. De
minister heeft nu een antwoord gegeven op de
vragen die ik hem schriftelijk heb gesteld, maar op
de vragen die ik hier en nu heb gesteld heb ik
geen antwoord gekregen. Ik heb natuurlijk kunnen
lezen dat de minister rekening houdt met de
adviezen van het Raadgevend Comité voor de
Bio-ethiek en met het verdrag inzake
Biodiversiteit. In mijn interpellatie had ik het over
artikel 5 en de octrooieerbaarheid van genen. De
minister heeft gezegd dat hij dat wil verbieden,
maar in de wettekst vinden we geen verbod terug.
Het is een kopie van de Europese richtlijn. Wat
gaat de minister doen? Gaat hij de richtlijn zonder
afwijkingen omzetten of neemt hij enkele
afwijkingen op? In dat geval komen we in een
juridisch vacuüm terecht.
04.06 Charles Picqué, ministre: Madame la
présidente, il faut écarter toute ambiguïté. Il n'est
pas question que je dise ici le contraire de ce que
j'ai déjà dit en commission au mois de juin. Il faut
faire une distinction entre une découverte et une
invention. Nous nous trouvons devant un
problème aigu qui est celui de la définition du
terme invention. Pour ma part, je le répète, je suis
favorable à une distinction entre les deux termes.
Mais une définition positive de l'invention est
nécessaire. Il faut être clair. J'ai voulu insister sur
le fait que l'on ne peut pas effectuer une
distinction entre « découverte » et « invention »
sans définir précisément ce qu'est une invention.
C'est ce que l'on fait dans le projet.

(Intervention de Mme Martine Dardenne)

Cette ambiguïté doit être levée sinon il existe une
gêne.

(Nouvelle interruption de Mme Dardenne)

Ne me faites pas dire ce que je n'ai pas dit. Nous
sommes ici pour nous expliquer. Je répète que je
suis favorable à une distinction nette mais en nous
efforçant d'être précis. Si ce n'est pas le cas,
nous nous trouverons face à des situations très
peu claires.

Ik kom thans bij de vragen van mevrouw Creyf. Ik
heb herhaald dat het comité voor Bio-ethiek
geraadpleegd is. Ik houd rekening met de
adviezen van het comité. Tot besluit van mijn
antwoord heb ik gezegd dat ik voorstander was
van een debat in het parlement. Ik heb gezegd dat
het onderwerp zo belangrijk is dat het normaal is
dat daarover in het parlement een debat wordt
gevoerd.

Uw precieze vraag over de uitzondering van
België heb ik niet goed begrepen.
04.07 Simonne Creyf (CVP): Het gaat om artikel
52 paragraaf 2 van het Europees Octrooiverdrag:
de uitzonderingen op wat octrooieerbaar is.
Persoonlijk vind ik artikel 52 een zeer belangrijk
element. Ik denk dat mevrouw Dardenne daar ook
moet bij aansluiten. Daar wordt beslist wat
octrooieerbaar is en, bij de uitzonderingen, wat
niet octrooieerbaar is.
04.08 Charles Picqué, ministre: Madame la
présidente, madame a à peu près la même
préoccupation. Je pense y avoir déjà répondu.

Ce n'est pas dans l'article 52 que l'on doit définir
l'invention. Il n'empêche qu'il faudra préciser ce
qui n'est pas une invention.

En ce qui concerne la question sur les articles 33
et 35, les modifications qui ont été apportées à
ces articles sont, il est vrai, de nature à renforcer
les pouvoirs du conseil. Le système n'est pas
nouveau puisque le conseil d'administration peut,
aujourd'hui déjà, modifier la convention sur les
brevets européens.

La consultation sur Internet est opérationnelle
24/10/2000
CRIV 50
COM 282
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
depuis deux mois.

Mevrouw de voorzitter, ik denk dat twee maanden
volstaan om een echte raadpleging op touw te
zetten. Die raadpleging is toch geloofwaardig?
04.09 Simonne Creyf (CVP): Mijnheer de
minister, dat is mijn vraag niet. Het enige wat ik
heb willen zeggen is dat de vragen die ik in de
commissie heb gesteld, andere vragen zijn dan
deze die ik schriftelijk heb gesteld. Dat komt
doordat ik begin oktober, bij het indienen van het
interpellatieverzoek, geen kennis had van uw
wetsontwerp. Dat heb ik ondertussen wel
opgevraagd via internet. Ik heb het kunnen lezen.
Een aantal vragen uit mijn oorspronkelijke
interpellatie zijn daardoor voorbijgestreefd, maar
daar hebt u nu op geantwoord. De kernvraag is in
welke mate u artikel 5 van de Europese richtlijn
zult omzetten in Belgisch recht. Daar draait het
om: het octrooi op genen. Ik heb gezegd dat dit
niet uw bedoeling is, maar dat de wettekst het wel
toelaat. De wettekst is immers de overname van
de Europese richtlijn. Dat was eigenlijk de
politieke vraag.
04.10 Minister Charles Picqué: Mevrouw de
voorzitter, het is niet mijn bedoeling artikel 5 in de
huidige vorm over te nemen. Ik wacht op de
resultaten van raadplegingen, alvorens een
beslissing te nemen. Dat is klaar en duidelijk.
04.11 Martine Dardenne (ECOLO-AGALEV):
Madame la présidente, je voudrais savoir ce que
pense exactement Mme Creyf. En effet, si mes
souvenirs sont bons, c'est à cause de M. Van den
Brande que la Belgique n'a pas voté contre la
proposition de directive car, du côté du
gouvernement flamand, on voulait avoir la
brevetabilité des gènes. La Belgique s'est donc
abstenue lors de la discussion européenne.

Monsieur le ministre, j'aimerais vous faire une
proposition et vous demander si elle est
réalisable. Vous nous dites que vous êtes en train
de consulter largement différentes instances dont
la Conférence interministérielle. Ne serait-il pas
possible que nous ayons le retour de ces
différentes consultations au parlement et que le
haut fonctionnaire qui ira négocier à la conférence
de révision vienne nous exposer ce qu'il en est,
ainsi que vous-même? Cela nous permettrait
d'avoir des informations sur la direction dans
laquelle la Belgique compte aller lors de cette
conférence de révision. Entre le moment où vous
recueillez des informations et la tenue de cette
conférence, il serait opportun d'avoir une
discussion au parlement.
04.12 Charles Picqué, ministre: Ce n'est pas
simple. En effet, je suis prêt à donner la plus
grande transparence possible à ce débat, mais il
est une chose que, dans ma vie politique j'ai
toujours renoncé à faire, c'est prendre attitude de
manière intempestive lorsque moi-même je reste
interrogatif sur un certain nombre de points et que
j'attends des avis.
04.13 Martine Dardenne (ECOLO-AGALEV):
Monsieur le ministre, c'est intéressant de savoir
qu'il reste des interrogations et de pouvoir en
discuter.
04.14 Charles Picqué, ministre: Il faut tenir
compte aussi de certains délais. Par exemple, en
ce qui concerne les logiciels, je crois qu'on ne
peut rien faire avant le 15 décembre. Ceci dit, on
peut avoir un débat maintenant mais on n'aura
peut-être pas rassemblé toutes les informations.
04.15 Martine Dardenne (ECOLO-AGALEV): La
conférence de révision a lieu entre le 20 et le
29 novembre.
04.16 Charles Picqué, ministre: Oui, mais ce
point-là est postposé. Je voudrais qu'il n'y ait
aucune gêne ici. C'est un débat que je suis prêt à
mener au parlement, je l'ai dit dans ma réponse.
Ce débat est tellement important qu'il faut lui
donner toute la transparence nécessaire. Il ne faut
cependant pas m'interroger tous les quinze jours
pour savoir où j'en suis. Je suis moi-même
tributaire d'un certain nombre d'avis et de rapports
qu'on me présente. Ce sont des matières dans
lesquelles il serait peu sage de m'avancer
maintenant en vous paraissant clair et déterminé -
ce qui me donnerait une image d'homme de
décision - alors que je suis moi-même non pas
dubitatif mais curieux de connaître le résultat de
certaines consultations. Je n'essaie pas de
tourner autour du pot.
Ik wil niet rond de pot draaien. Wij moeten
voorzichtig zijn. Ik stel mij dus behoedzaam op. Ik
verwacht de resultaten van de raadplegingen en ik
denk dat het verstandig is die resultaten af te
wachten.

Il faut attendre que le processus consultatif soit
arrivé à maturité. Je ne renonce pas à un débat
avec vous. A ce moment-là, nous aurons
connaissance des points de vue de chacun.

De voorzitter: We moeten de discussie voor
CRIV 50
COM 282
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
vandaag afsluiten. We hebben niet minder dan
vijftig minuten aan deze problematiek besteed. Dit
is natuurlijk ook heel erg belangrijk en deze
discussie zal zeker verder moeten worden
gevoerd in het parlement. Als ik dit nog langer laat
doorgaan, zal ik echter zeer slechte punten krijgen
van onze voorzitter, de heer Ansoms.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

De openbare commissievergadering wordt
gesloten om 16.47 uur.
La réunion publique de commission est levée à
16.47 heures.
CRABV 50 COM 282
CRABV 50 COM 282
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRESENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
EKNOPT
V
ERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
A
NALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR HET
B
EDRIJFSLEVEN
,
HET
W
ETENSCHAPSBELEID
,
HET
O
NDERWIJS
,
DE
NATIONALE WETENSCHAPPELIJKE EN
CULTURELE
I
NSTELLINGEN
,
DE
M
IDDENSTAND
EN DE
L
ANDBOUW
C
OMMISSION DE L
'E
CONOMIE
,
DE LA
P
OLITIQUE
SCIENTIFIQUE
,
DE L
'E
DUCATION
,
DES
I
NSTITUTIONS SCIENTIFIQUES ET CULTURELLES
NATIONALES
,
DES
C
LASSES MOYENNES ET DE
L
'A
GRICULTURE
dinsdag mardi
24-10-2000 24-10-2000
14:45 uur
14:45 heures

CRABV 50
COM 282
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i


INHOUD
SOMMAIRE
Samengevoegde mondelinge vragen van
1
Questions orales jointes de
1
- de heer Karel Van Hoorebeke aan de
staatssecretaris voor Energie en Duurzame
Ontwikkeling over 'de Belgische strategische
olievoorraad' (nr. 2422)
1
- M. Karel Van Hoorebeke au secrétaire d'Etat à
l'Energie et au Développement durable sur 'le
stock stratégique belge de pétrole' (n° 2422)
1
- mevrouw Simonne Creyf aan de staatssecretaris
voor Energie en Duurzame Ontwikkeling over 'de
financiering van de stookoliepremies door de
petroleumsector als compensatie voor het niet
nakomen van de verplichtingen inzake
strategische stockage' (nr. 2514)
1
- Mme Simonne Creyf au secrétaire d'Etat à
l'Energie et au Développement durable sur 'le
financement par le secteur pétrolier des primes de
mazout de chauffage à titre de compensation,
pour le non-respect des obligations en matière de
stockage stratégique' (nr.°2514)
1
Sprekers: Karel Van Hoorebeke, Simonne
Creyf, Olivier Deleuze
, staatssecretaris voor
Energie en Duurzame Ontwikkeling
Orateurs: Karel Van Hoorebeke, Simonne
Creyf, Olivier Deleuze
, secrétaire d'Etat à
l'Energie et au Développement durable
Mondelinge vraag van mevrouw Simonne Creyf
aan de eerste minister over "het tweede transport
van vaten verglaasd nucleair afval uit La Hague"
(nr. 2515)
4
Question orale de Mme Simonne Creyf au
premier ministre sur "le deuxième transport de
fûts contenant des déchets nucléaires vitrifiés en
provenance de La Hague" (n° 2515)
4
Sprekers: Simonne Creyf, Olivier Deleuze,
staatssecretaris voor Energie en Duurzame
Ontwikkeling
Orateurs: Simonne Creyf, Olivier Deleuze,
secrétaire d'Etat à l'Energie et au
Développement durable
Mondelinge vraag van mevrouw Zoé Genot aan
de minister van Economie en Wetenschappelijk
Onderzoek, belast met het Grootstedenbeleid
over "het breveteren van software" (nr. 2522)
6
Question orale de Mme Zoé Genot au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique,
chargé de la Politique des grandes villes sur "le
brevetage des logiciels informatiques" (n° 2522)
6
Sprekers: Zoé Genot, Charles Picqué,
minister van Economie en Wetenschappelijk
Onderzoek, belast met het Grootstedenbeleid
Orateurs: Zoé Genot, Charles Picqué,
ministre de l'Economie et de la Recherche
scientifique, chargé de la Politique des
grandes villes
Samengevoegde interpellaties van
8
Interpellations jointes de
8
- mevrouw Martine Dardenne aan de minister van
Economie en Wetenschappelijk Onderzoek,
belast met het Grootstedenbeleid over 'de
diplomatieke Conferentie 2000 van het Europees
Octrooibureau over de herziening van het Verdrag
betreffende het Europees octrooi' (nr. 493)
8
- Mme Martine Dardenne au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique,
chargé de la Politique des grandes villes sur 'la
Conférence diplomatique 2000 de l'Organisation
européenne des brevets concernant la révision de
la Convention sur le brevet européen' (n° 493)
8
- mevrouw Simonne Creyf aan de minister van
Economie en Wetenschappelijk Onderzoek,
belast met het Grootstedenbeleid over 'de
mogelijke herziening van het Europese
Octrooiverdrag' (nr. 496)
8
- Mme Simonne Creyf au ministre de l'Economie
et de la Recherche scientifique, chargé de la
Politique des grandes villes sur 'la révision
éventuelle de la Convention européenne des
brevets' (n° 496)
8
Sprekers: Martine Dardenne, Simonne
Creyf, Charles Picqué
, minister van
Economie en Wetenschappelijk Onderzoek,
belast met het Grootstedenbeleid
Orateurs: Martine Dardenne, Simonne Creyf,
Charles Picqué
, ministre de l'Economie et de
la Recherche scientifique, chargé de la
Politique des grandes villes
CRABV 50
COM 282
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR HET
BEDRIJFSLEVEN, HET
WETENSCHAPSBELEID, HET
ONDERWIJS, DE NATIONALE
WETENSCHAPPELIJKE EN
CULTURELE INSTELLINGEN, DE
MIDDENSTAND EN DE LANDBOUW
COMMISSION DE L'ECONOMIE, DE
LA POLITIQUE SCIENTIFIQUE, DE
L'EDUCATION, DES INSTITUTIONS
SCIENTIFIQUES ET
CULTURELLES NATIONALES, DES
CLASSES MOYENNES ET DE
L'AGRICULTURE
van
DINSDAG
24
OKTOBER
2000
14:45 uur
______
du
MARDI
24
OCTOBRE
2000
14:45 heures
______



De vergadering wordt geopend om 14.48 uur door
mevrouw Frieda Brepoels, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.48 heures par Mme
Frieda Brepoels, président.
01 Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Karel Van Hoorebeke aan de
staatssecretaris voor Energie en Duurzame
Ontwikkeling over 'de Belgische strategische
olievoorraad' (nr. 2422)
- mevrouw Simonne Creyf aan de
staatssecretaris voor Energie en Duurzame
Ontwikkeling over 'de financiering van de
stookoliepremies door de petroleumsector als
compensatie voor het niet nakomen van de
verplichtingen inzake strategische stockage' (nr.
2514)
01 Questions orales jointes de
- M. Karel Van Hoorebeke au secrétaire d'Etat à
l'Energie et au Développement durable sur 'le
stock stratégique belge de pétrole' (n° 2422)
- Mme Simonne Creyf au secrétaire d'Etat à
l'Energie et au Développement durable sur 'le
financement par le secteur pétrolier des primes
de mazout de chauffage à titre de compensation,
pour le non-respect des obligations en matière de
stockage stratégique' (nr.°2514)
01.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): De
Europese Commissie zou misnoegd zijn over het
niet-aanhouden van een strategische olievoorraad
van 90 dagen.
Klopt die informatie? Klopt het dat de
maatschappijen de strategische olievoorraad
beschouwen als een onderdeel van hun
operationele voorraden? Klopt het dat een
belangrijk deel van de strategische voorraad tijdens
de voorbije crisis met winst werd verkocht?
De consument betaalt tweemaal, eenmaal voor de
aankoop en eenmaal voor een heffing voor een
tegemoetkoming voor de oliemaatschappijen
vanwege de strategische voorraad.
Waarom werd de oprichting van een centraal
orgaan voor de opslag van olieproducten verdaagd?
Wanneer komt het er? Wat is het standpunt van de
staatssecretaris? Hoe zal hij waken over de
01.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID) : La
Commission européenne aurait exprimé son
mécontentement à propos du non-respect, par les
compagnies pétrolières, de leur obligation de
conserver une réserve stratégique de pétrole de 90
jours.

Cette information est-elle exacte ? Est-il vrai que les
compagnies pétrolières considèrent cette réserve
stratégique comme constituant une partie de leurs
réserves opérationnelles ? Est-il exact que, lors de
la dernière crise, la vente d'une partie importante de
la réserve stratégique a permis de réaliser des
bénéfices substantiels ? Le consommateur paye
donc deux fois : d'une part, à l'achat et, d'autre part,
sous la forme d'une taxe destinée à financer
l'indemnité versée par les pouvoirs publics aux
compagnies pétrolières en contrepartie de la
24/10/2000
CRABV 50
COM 282
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
naleving van de Europese verplichtingen?
constitution d'une réserve stratégique. Pourquoi la
création d'un organe central chargé du stockage de
produits pétroliers a-t-elle été reportée ? Quand cet
organe sera-t-il mis sur pied ? Qu'en pense le
secrétaire d'Etat ? Comment veillera-t-il au respect
des obligations européennes en la matière ?
01.02 Simonne Creyf (CVP): De prijzen van de
olieproducten blijven stijgen. Sinds eind september
bestaat de mogelijkheid tot terugbetaling van een
deel van de stookolieprijzen via het OCMW. Voor
deze subsidie moeten de oliemaatschappijen 1,5
miljard frank bijdragen, omdat zij hun
stockageverplichtingen niet nakomen.
Hoe zit het met deze strategische reserves? In 1975
werden maximumprijzen en een leveringszekerheid
vastgelegd in een programmaovereenkomst. We
kennen subsidies toe aan de oliemaatschappijen
voor het vastleggen van een stock. Daartoe moet
de gebruiker 0,21 frank per liter betalen.

Bestaat de stock nog? Hoe wordt dit gecontroleerd?
Werden de stocks intussen verkocht met grote
winst? De reserves zijn opgeslagen in het
buitenland. Kunnen we er wel permanent een
beroep op doen? Hoe zit het met de oprichting van
een nationale stockagemaatschappij?
Hoever staat het met de onderhandelingen over de
betaling van 1,5 miljard frank door de
oliemaatschappijen? Hoe ver staat het met de wet
die in dit verband werd aangekondigd?

De stookoliepremies zouden een groot succes zijn.
Daardoor dreigt een personeelstekort bij de
OCMW'S. Wat zal de regering doen om de
OCMW's terug te betalen als de oliemaatschappijen
weigeren te betalen?
01.02 Simonne Creyf (CVP): Les prix des produits
pétroliers continuent de grimper. Depuis fin
septembre, les personnes aux revenus modestes
peuvent obtenir le remboursement d'une partie de
leur facture de gasoil de chauffage par les CPAS.
Les compagnies pétrolières ne respectant pas leurs
obligations relatives à la constitution d'une réserve,
elles, devront intervenir dans cette opération de
remboursement à concurrence de 1,5 milliards de
francs.

Qu'en est-il des réserves stratégiques
? Une
convention-programme instaurant des tarifs
maximums et des garanties en matière de livraison
a été conclue en 1975. Les compagnies pétrolières
perçoivent des subsides de l'Etat en échange de la
constitution d'une réserve. A cet effet, le
consommateur paye une taxe de 0,21 francs au
litre.
La réserve existe-t-elle toujours ? Comment le
contrôle relatif à cette matière est-il organisé ?
Dans l'intervalle, la vente de stocks a-t-elle permis
la réalisation de bénéfices
importants
? Les
réserves sont localisées à l'étranger. Notre pays y
a-t-il accès en permanence ? Qu'en est-il de la
création d'une société nationale de stockage ?

Où en sont les négociations à propos du paiement
de 1,5 milliards de francs par les compagnies
pétrolières ? Qu'en est-il de l'initiative législative que
vous aviez annoncée en la matière ?

En raison du vif succès rencontré par l'octroi de
primes pour le gasoil de chauffage les CPAS
risquent de connaître une pénurie de personnel.
Quelles initiatives le gouvernement envisage-t-il de
prendre pour garantir le remboursement des CPAS
si les compagnies pétrolières refusaient toute
participation à l'opération de remboursement ?
01.03 Minister Olivier Deleuze : De richtlijn van 20
december 1968 legt het aanleggen van een
strategische voorraad van 90 dagen op voor
benzine, middeldistillaten en zware oliën.

België voldoet niet aan zijn verplichtingen voor de
tweede categorie. Het Internationaal Energie-
agentschap heeft ons land al tweemaal op de
vingers getikt en de Europese Commissie denkt
01.03 Olivier Deleuze , ministre: La directive du 20
décembre 1968 impose la constitution d'une
réserve stratégique de 90 jours pour l'essence, les
distillats moyens et les huiles lourdes.

La Belgique ne remplit pas ses obligations en ce qui
concerne la deuxième catégorie de produits. Par
deux fois déjà, l'Agence internationale de l'énergie a
adressé une réprimande à ce sujet à la Belgique et
CRABV 50
COM 282
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
eraan de inbreukprocedure te starten.
De verplichting berust bij de maatschappijen. De
werkelijke strategische voorraad bedraagt ongeveer
69 dagen. Het is echter mogelijk dat dezelfde
voorraad meer dan eens in aanmerking wordt
genomen. Het is de vraag of een efficiënte controle
mogelijk is.

Wij weten niet of er inderdaad winst werd geboekt.
Dat kunnen we ook niet nagaan, het behoort tot de
privé-sfeer.

Er zijn vier tekortkomingen. De strategische stocks
zijn niet beschikbaar, vermits operationele stocks
worden meegerekend.
la commission européenne envisage d'ouvrir une
procédure d'infraction.
Cette obligation relève de la responsabilité des
compagnies. La réserve stratégique réelle est
d'environ 69 jours. Il est toutefois possible que les
mêmes réserves soient prises plusieurs fois en
considération. On peut se demander si un contrôle
efficace est réellement possible dans ce domaine.

Nous ignorons si des bénéfices ont été réalisés.
Nous ne pouvons pas le contrôler. Cette matière
relève de la protection de la vie privée.

On observe quatre manquements. Les stocks
stratégiques ne sont pas disponibles dès lors que
les stocks opérationnels sont également pris en
considération.
Er bestaat een discriminatie tussen de raffinaderijen
en de niet-raffinaderijen die samenhangt met het
verschil tussen hun operationele stocks. Sabena
wordt gediscrimineerd omdat ze moet voldoen aan
een opslagplicht voor kerosine, terwijl die
verplichting in het buitenland wordt ingevuld door
een centraal orgaan. Er is een gebrek aan
transparantie en de controle is moeilijk. Het
systeem is niet operationeel bij crisis, gezien de
voorraden eigendom blijven van de opslagplichtige
en opeisingen hoe dan ook tot spanningen zouden
leiden.


De verbruiker betaalt inderdaad tweemaal: eenmaal
in de kostprijs en eenmaal in de speciale heffing
van 0,22 frank per liter.
Il existe entre les raffineries et les non-raffineries
une discrimination qui correspond à la différence
entre leurs stocks opérationnels. La Sabena est
discriminée parce qu'elle doit satisfaire à une
obligation de majoration du prix du kérosène alors
qu'à l'étranger, cette obligation est honorée par un
organisme central. Il y a un manque de
transparence et tout contrôle est malaisé. Le
système actuel est inopérant en cas de crise, du fait
que les stocks restent la propriété de l'entreprise
redevable de la majoration de prix et que des
revendications généraient en toute hypothèse des
frictions.

Le consommateur paie en effet deux fois : une
première fois quand il acquitte le prix coûtant et une
seconde fois quand il acquitte la taxe spéciale de
0,22 franc par litre.
Waarom werd de oprichting van een centraal
stockageorgaan uitgesteld? Ik hoop dat het centrale
stockageorgaan er weldra kan
komen.Oliemaatschappijen mogen maximaal 30
percent van hun voorraad aanhouden in het
buitenland. België kan deze buitenlandse voorraden
onmiddellijk aanspreken.

Op de Ministerraad van 22 september werd beslist
dat de bevoegde ministers wettelijke initiatieven
moeten voorstellen om de oliemaatschappijen te
dwingen om hun bijdrage te leveren.

De federale overheid verwacht een bijdrage van 1
miljard frank vanwege de sector voor steun aan de
OCMW's. We hopen dat onderhandelingen tot
resultaten zullen leiden, maar de beslissing moet in
elk geval uitgevoerd worden.

De regering heeft beslist oliepremies toe te kennen
Pourquoi la création de l'organe central de stockage
a-t-elle été reportée ? J'espère qu'il sera néanmoins
créé rapidement. Les compagnies pétrolières sont
autorisées à détenir au maximum 30% de leur stock
à l'étranger. La Belgique peut puiser directement
dans ces stocks détenus à l'étranger.


Le Conseil des ministres du 22 septembre a décidé
que les ministres compétents sont chargés de
proposer des initiatives légales pour contraindre les
compagnies pétrolières à contribuer à l'effort.

Les autorités fédérales attendent du secteur une
contribution d'un milliard de francs à titre d'aide aux
CPAS. Nous espérons que les négociations
aboutiront à des résultats, mais la décision doit en
tout état de cause être mise en oeuvre.

Le gouvernement a décidé d'accorder des primes
24/10/2000
CRABV 50
COM 282
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
via de OCMW's. De administratiedruk van de
OCMW's wordt daarbij zo laag mogelijk gehouden,
zo wordt bijvoorbeeld geen sociaal onderzoek
opgelegd en worden de maatregelen
voorgefinancierd.
pour le gasoil par l'intermédiaire des CPAS. Les
tracasseries administratives sont réduites au
minimum
; ainsi aucune enquête sociale n'est
requise et les mesures sont préfinancées.
01.04 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): De analyse
die gemaakt werd, klinkt zeer negatief. De
verplichtingen worden niet nageleefd, Sabena en de
consument worden benadeeld. De oprichting van
een centraal stockageorgaan is dringend. Weet de
staatssecretaris wanneer dat zal gebeuren? Is de
sector bereid om bij te dragen voor de
stookoliepremie?
01.04 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): L'analyse
semble très négative. Les obligations ne sont pas
respectées, la Sabena et les consommateurs sont
défavorisés. La création d'un organe central de
stockage s'impose d'urgence. Le secrétaire d'Etat
sait-il quand cet organe sera créé ? Le secteur est-il
disposé à contribution au financement de la prime
pour le gasoil ?
01.05 Simonne Creyf (CVP): De situatie is erger
dan vermoed. Van de vermelde 69 dagen moeten
we er allicht nog een aantal aftrekken. De controle
op de oliereserves is onvoldoende. Een eigen
instelling moet zorgen voor opslag op eigen bodem,
zodat ze bij een crisis ook effectief kan worden
aangesproken. Kan het programmacontract worden
herzien om de oliemaatschappijen tot betaling te
dwingen?
De kwestie van de controle werd door de
staatssecretaris al aangekaart in juni. Hij werd toen
teruggefloten. Wij zijn bereid hem te steunen.
01.05 Simonne Creyf (CVP): La situation est plus
grave qu'on ne le croyait. Le chiffre cité de 69 jours
doit être revu à la baisse. Le contrôle des réserves
pétrolières s'avère insuffisant. Une institution
spécifique devrait être chargée du stockage sur le
territoire national, afin que l'on puisse effectivement
puiser dans ces stocks en cas de crise.

Le contrat-programme peut-il être revu pour obliger
les compagnies pétrolières à payer ?

Le secrétaire d'Etat avait déjà évoqué la question
du contrôle au mois de juin, ce que lui avait valu un
rappel à l'ordre. Nous sommes disposés à le
soutenir
01.06 Minister Olivier Deleuze : Volgende week
komen interkabinettenwerkgroepen bijeen over het
dossier van de strategische voorraden. Op de
Ministerraad van 22 september werd beslist dat de
bevoegde minister en staatssecretaris maatregelen
zouden nemen inzake controle en strategische
voorraad en werd beslist dat operationele voorraden
niet in aanmerking konden worden genomen. De
Ministerraad vroeg ook voorstellen te formuleren
om de sector zo nodig langs wettelijke weg
bijdragen op te leggen. Komt er een akkoord, dan is
er geen wet nodig.
01.06 Olivier Deleuze , ministre: Des groupes de
travail inter-cabinets doivent se réunir la semaine
prochaine concernant le dossier des réserves
stratégiques. Lors du conseil des ministres du 22
septembre, il a été décidé que le ministre
compétent ainsi que le secrétaire d'Etat prendraient
les mesures nécessaires en matière de contrôle et
de réserves stratégiques. Il a également été décidé
que les réserves opérationnelles ne seraient pas
prises en considération. Le Conseil des ministres a
par ailleurs demandé de formuler des propositions
visant à imposer au secteur des contributions par
voie légale. Si un accord devait intervenir, il ne
serait pas nécessaire de recourir à une loi.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Mondelinge vraag van mevrouw Simonne
Creyf aan de eerste minister over "het tweede
transport van vaten verglaasd nucleair afval uit
La Hague" (nr. 2515)
02 Question orale de Mme Simonne Creyf au
premier ministre sur "le deuxième transport de
fûts contenant des déchets nucléaires vitrifiés en
provenance de La Hague" (n° 2515)
02.01 Simonne Creyf (CVP): Wat is de visie van
de regering over het tweede transport van nucleair
afval uit La Hague? Ik kende graag de visie van de
regering, naast die van de staatssecretaris. Met
02.01 Simonne Creyf (CVP): Quelle attitude le
gouvernement adopte-t-il à propos du deuxième
transport de déchets nucléaires en provenance de
La Hague ? Je souhaiterais connaître la position du
CRABV 50
COM 282
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
premier Chirac werd overeengekomen het nucleair
afval in drie transporten te repatriëren: in april 2000,
november 2000 en februari 2001. De vergunning
vervalt op 31 maart 2001.



De staatssecretaris wil bijkomend onderzoek naar
de inhoud van het transport. Daartoe zou het SCK
een nieuwe techniek moeten ontwikkelen. Een
volgend transport zou dan maar over twee à drie
jaar kunnen plaatsvinden. Minister Duquesne,
bevoegd voor veiligheid en minister Onkelinx,
bevoegd voor de NIRAS, zouden bijkomend
onderzoek niet nodig vinden. De premier zou zich in
een brief aan Greenpeace positief hebben
uitgesproken. Anderzijds zijn er de afspraken met
Frankrijk.

NIRAS vreest financieel nadeel door de verbreking
van de contracten met Synatom. Bovendien brengt
bijkomend onderzoek de controle door de NIRAS in
diskrediet.
gouvernement, en marge de celle du secrétaire
d'Etat. Il avait été convenu avec le premier ministre
Chirac que le rapatriement des déchets nucléaires
s'effectuerait en trois étapes, soit en avril 2000,
novembre 2000 et février 2001. La licence expirera
le 31 mars 2001.

Le secrétaire d'Etat souhaite un examen
complémentaire portant sur la nature du transport.
Le CEN devrait développer à cet effet une nouvelle
technique. Le prochain transport ne pourrait alors
s'effectuer que d'ici deux à trois ans. Le ministre
Duquesne, compétent en matière de sécurité, et la
ministre Onkelinx, en charge de l'ONDRAF, ne
verraient pas l'utilité d'une étude complémentaire.
Le premier ministre se serait exprimé
favorablement dans une lettre envoyée à
Greenpeace. Mais il y a également les accords
conclus avec la France.

L'ONDRAF craint des problèmes financiers pour
cause de rupture de contrat avec Synatom. En
outre, une enquête complémentaire jetterait le
discrédit sur le contrôle effectué par l'ONDRAF
U beschuldigt de kernlobby bovendien van
sabotage. Komt er een bijkomende centrale of niet?
Hoe lang zal dat onderzoek duren? Wanneer komt
het tweede transport er?
Vous accusez par ailleurs le lobby nucléaire de
chantage. Y aura-t-il ou non un contrôle
supplémentaire ? Combien de temps faut-il pour
procéder à cette analyse? Quand le deuxième
transport sera-t-il organisé ?
02.02 Minister Olivier Deleuze : Het verglaasd
kernafval afkomstig uit La Hague moet naar ons
land worden gerepratrieerd. Of het afval in La
Hague of Mol wordt opgeslagen maakt geen
verschil uit voor de veiligheid van deze planeet. Er
moeten wel veiligheidsgaranties zijn voor het
transport.

De nodige waarborgen moeten worden verstrekt om
de veiligheid van de bevolking optimaal te
garanderen. Voor transport en opslag werd een
vergunning verleend door de veiligheidsautoriteiten.
Het onderzoek naar de kwaliteit van het afval
behoort tot de bevoegdheid van NIRAS, dat onder
mijn bevoegdheid valt. De evaluatiecommissie Safir
1 heeft aangedrongen op nader onderzoek. De
regering heeft mijn voorstel aanvaard om
bijkomende analyses uit te voeren. Op 20 oktober
heb ik een voorstel ontvangen van SCK en NIRAS
over de organisatie van deze analyse. Deze kost
meer tijd dan verwacht. De enkele tientallen
miljoenen die dit onderzoek zullen kosten zijn een
peulschil in vergelijking met de totale kostprijs van
verwerking, transport en opslag. Morgen zal de
Ministerraad de verenigbaarheid van de controle en
02.02 Olivier Deleuze , ministre: Les déchets
nucléaires vitrifiés en provenance de La Hague
doivent être rapatriés vers la Belgique. Que les
déchets soient stockés à La Hague ou à Mol ne
change rien pour la sécurité de la planète.
Néanmoins, la sécurité doit être garantie lors du
transport.

Les mesures nécessaires doivent être prises pour
garantir à la population une sécurité optimale. Les
autorités compétentes pour la sécurité ont délivré
les autorisations nécessaires pour le transport et le
stockage. L'étude de la qualité des déchets
incombe à l'ONDRAF, qui relève de ma
responsabilité. La commission d'évaluation Safir 1 a
demandé qu'il soit procédé à une analyse plus
poussée. Le gouvernement a déjà accepté ma
proposition d'effectuer des analyses
supplémentaires. Le 20 octobre, j'ai reçu une
proposition du CEN et de l'ONDRAF en vue de
cette analyse qui demandera plus de temps que
prévu. Les quelques dizaines de millions qu'il en
coûtera sont négligeables en comparaison du coût
total du traitement, du transport et du stockage.
Demain, le Conseil des ministres se penchera sur la
24/10/2000
CRABV 50
COM 282
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
de beloftes aan Frankrijk onderzoeken.
compatibilité entre le contrôle et l'engagement pris à
l'égard de la France de faire procéder à une
analyse plus poussée.
02.03 Simonne Creyf (CVP): Er komt dus
bijkomend onderzoek en het transport in november
gaat niet door. De staatssecretaris haalde blijkbaar
zijn slag thuis. Er wordt contractbreuk gepleegd met
Synatron en de N/RAS wordt in zijn hemd gezet. Tot
slot is er het vergunningsprobleem, met 31 maart
2001 als vervaldatum.
02.03 Simonne Creyf (CVP): Un complément
d'enquête sera donc effectué et le transport prévu
en novembre n'aura pas lieu. Le secrétaire d'Etat a
manifestement obtenu gain de cause. Le contrat
passé avec Synatom est dénoncé et l'ONDRAF est
discrédité. Enfin, il se pose le problème de la
licence qui expire le 31 mars 2001.
02.04 Minister Olivier Deleuze : De eerste vraag is
die van de lokalisatie van het afval. Het tweede
probleem betreft de controle vooraleer de regering
de verantwoordelijkheid voor dit afval opneemt. De
keuring houdt de overdracht in van eigendom én
verantwoordelijkheid.
02.04 Olivier Deleuze , ministre: La première
question a trait à la localisation des déchets. Le
second problème concerne le contrôle à effectuer
avant que le gouvernement endosse la
responsabilité de ces déchets. Le contrôle a trait au
transfert de la propriété et de la responsabilité.
02.05 Simonne Creyf (CVP): Mijn vraag was of
het tweede transport er komt of niet. Ik begrijp het
belang van controle. Voor het eerste transport was
die blijkbaar niet nodig.
02.05 Simonne Creyf (CVP): Ma question était de
savoir si le second transport aurait lieu ou non. Je
comprends parfaitement l'importance que peut
revêtir le contrôle. Mais je constate qu'il ne
présentait apparemment pas d'intérêt pour le
premier transport.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Mondelinge vraag van mevrouw Zoé Genot
aan de minister van Economie en
Wetenschappelijk Onderzoek, belast met het
Grootstedenbeleid over "het breveteren van
software" (nr. 2522)
03 Question orale de Mme Zoé Genot au ministre
de l'Economie et de la Recherche scientifique,
chargé de la Politique des grandes villes sur "le
brevetage des logiciels informatiques" (n° 2522)
03.01 Zoé Genot (AGALEV-ECOLO): Het
Europees Octrooibureau moet eind november 2000
een belangrijke beslissing nemen. Er zal meer
bepaald gestemd moeten worden over een
eventuele uitbreiding van de overeenkomst van
München van 1973 tot software.

De octrooieerbaarheid van software, niet alleen van
de computerprogramma's zelf, zoals dat ook in
Europa al geldt maar ook van de "trucjes" die bij het
schrijven ervan gebruikt worden, zoals in de
Verenigde Staten, heeft aldaar al voor netelige
problemen gezorgd inzake afstopping van
technische mogelijkheden.

Heel wat landen vragen onderzoek naar de
economische implicaties van een dergelijke
maatregel, meer bepaald naar de gevolgen voor de
groei.

Het octrooieren van software zou het einde
betekenen van de beweging voor vrije software, die
03.01 Zoé Genot (AGALEV-ECOLO): L'Office
européen des brevets va être amené à poser un
vote important, fin novembre 2000. Il s'agira
notamment de décider d'une extension éventuelle
de la Convention de Munich de 1973 aux
programmes d'ordinateur.

Il faut savoir que la brevetabilité, non seulement des
programmes dans leur ensemble, comme c'est
prévu actuellement en Europe, mais encore des
« trucs » utilisés pour les rédiger, déjà prévue aux
Etats-Unis, y pose déjà des problèmes épineux de
blocage des possibilités techniques.

De nombreux pays souhaitent que soit étudié
l'impact économique d'une telle mesure en termes
de croissance.
Par ailleurs, ce brevetage anéantirait le mouvement
du logiciel libre qui considère les connaissances
comme un bien public universel.
Qui représente la Belgique au conseil
d'administration de l'Office européen des brevets ?
CRABV 50
COM 282
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
kennis als een universeel en openbaar goed
beschouwt.

Wie vertegenwoordigt België in de raad van bestuur
van het Europees Octrooibureau ? Heeft onze
vertegenwoordiger van de regering instructie
gekregen om te stemmen voor de onmiddellijke
uitbreiding van de octrooieerbaarheid tot software ?

Wie zal ons land vertegenwoordigen op de
intergouvernementele herzieningsconferentie in
München in november? Op grond van welke
analysen en gegevens zal er beslist worden of er
voor dan wel tegen de uitbreiding wordt gestemd ?
Welke experts werden er geraadpleegd ? Zal ons
land stemmen voor een uitbreiding van de
octrooieerbaarheid tot computerprogramma's, of
voor het behoud van de uitzondering die thans voor
computerprogramma's geldt ?
Ce représentant a-t-il reçu du gouvernement des
instructions en faveur d'une extension immédiate de
la brevetabilité du logiciel ?

Qui représentera notre pays à la Conférence
intergouvernementale de révision à Munich en
novembre prochain ?Sur base de quelles analyses
et éléments la décision de voter pour ou contre
cette extension se prendra-t-elle ?Quels experts ont
été consultés ? Dans quel sens ira le vote belge :
vers une extension du brevet aux programmes
d'ordinateur ou vers une préservation de l'exception
à la brevetabilité de ceux-ci?
03.02 Minister Charles Picqué : België wordt in de
raad van bestuur van het Europees Octrooibureau
vertegenwoordigd door de directeur-generaal van
het bestuur van het handelsbeleid.

Wat de uitzonderingen op de regel van de
octrooieerbaarheid betreft, staat de eventuele
schrapping van de woorden
"computerprogramma's" van de lijst van
uitzonderingen op de agenda van de
intergouvernementele herzieningsconferentie die in
november plaatsvindt.

België is tot nu toe altijd voorstander geweest van
die schrapping. De situatie verandert evenwel snel,
en de consensus die bestond over de opportuniteit
van octrooien voor computerprogramma's kalft snel
af. Voorts moet rekening worden gehouden met de
wens van de Europese Commissie, die gevraagd
heeft dat het Europees Octrooibureau geen
initiatieven meer neemt in afwachting van een
eventueel communautair initiatief na consultaties
door de Europese Commissie.

De Commissie heeft zich nog wat extra tijd gegund
en vraagt het advies van de industrie en de publieke
opinie. De nieuwe termijn werd vastgesteld op 15
december.
03.02 Charles Picqué , ministre: C'est le directeur
général de l'administration de la politique
commerciale qui représente la Belgique au conseil
d'administration de l'Office européen des brevets.

En ce qui concerne les exceptions à la brevetabilité,
la suppression éventuelle des mots «
les
programmes d'ordinateurs
» de la liste des
exceptions est à l'ordre du jour de la Conférence
intergouvernementale de révision de la CBE de
novembre prochain.

Jusqu'à présent, la Belgique a défendu cette
suppression mais il s'agit d'un sujet assez mouvant.
En effet, le consensus qui existait concernant
l'opportunité de supprimer les mots «
les
programmes d'ordinateurs » à une nette tendance à
s'effriter. Il faudra, en outre, tenir compte du souhait
exprimé par la Commission européenne que
l'Organisation européenne des brevets ne prenne
aucune initiative en la matière dans l'attente d'une
consultation entreprise par la Commission
européenne et d'une éventuelle initiative
communautaire en ce domaine.

Aujourd'hui, la Commission vient de se donner un
délai supplémentaire quant à la brevetabilité des
logiciels en sollicitant les avis de l'industrie et de
l'opinion publique.Ce délai est fixé au 15 décembre
prochain.
België wordt nog altijd door een ambtenaar van de
dienst voor Industriële Eigendom vertegenwoordigd.

De lobby van vrije softwaregebruikers die op 9
oktober op mijn kabinet werd ontvangen, heeft een
La Belgique est toujours représentée par un
fonctionnaire de l'Office de la propriété industrielle.

Le lobby des utilisateurs du logiciel libre a été reçu
par mon cabinet le 9 octobre dernier et a remis un
24/10/2000
CRABV 50
COM 282
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
dossier ingediend.

Mijn kabinet toonde tevens belangstelling voor de
werkzaamheden van de Association francophone
des utilisateurs de Linux et des logiciels libres
.

Ik heb beslist deze vraag op 24 oktober aan de
interministeriële economische commissie voor te
leggen. Ze zal ook aan de Hoge Raad voor de
Industriële Eigendom worden voorgelegd.

Ik kan momenteel niet zeggen hoe België zal
stemmen aangezien ik nog kennis moet nemen van
de gevraagde adviezen.
dossier.

Mon cabinet a également été attentif aux travaux de
l'Association francophone des utilisateurs de Linux
et des logiciels libres.

J'ai décidé de soumettre cette question à la
commission économique interministérielle ce 24
octobre. Elle sera également soumise au Conseil
supérieur de la Propriété industrielle.

Je ne peux encore répondre à la question du sens
du vote belge en la matière, ayant encore à prendre
connaissance des avis sollicités.
03.03 Zoé Genot (AGALEV-ECOLO): Zullen die
onderscheiden adviezen u wijzer maken wat de
implicaties voor de groei betreft ? De stem van één
land - België, bijvoorbeeld - kan beslissend zijn
voor de uitslag van de stemming. Het is belangrijk
dat u zeer goed geïnformeerd is. De handelwijze
van de Europese Commissie is niet rechtdoor zee.
03.03 Zoé Genot (AGALEV-ECOLO): Ces
différents avis pourront-ils vous éclairer en termes
d'impact sur la croissance? Un pays ­ la Belgique
par exemple ­ peut faire basculer le résultat du vote
à venir. Il est important que vous soyez
parfaitement informé. La consultation européenne
est manifestement biaisée.
03.04 Minister Charles Picqué : Ik heb oog voor de
gevolgen op lange termijn voor de economische
structuren, en wij zullen daar uiteraard rekening
mee houden.

Het incident is gesloten.
03.04 Charles Picqué , ministre: Je suis sensible
aux impacts à plus long terme sur les structures
économiques et nous en tiendrons évidemment
compte.

L''incident est clos.
04 Samengevoegde interpellaties van
- mevrouw Martine Dardenne aan de minister van
Economie en Wetenschappelijk Onderzoek,
belast met het Grootstedenbeleid over 'de
diplomatieke Conferentie 2000 van het Europees
Octrooibureau over de herziening van het
Verdrag betreffende het Europees octrooi' (nr.
493)
- mevrouw Simonne Creyf aan de minister van
Economie en Wetenschappelijk Onderzoek,
belast met het Grootstedenbeleid over 'de
mogelijke herziening van het Europese
Octrooiverdrag' (nr. 496)
04 Interpellations jointes de
- Mme Martine Dardenne au ministre de
l'Economie et de la Recherche scientifique,
chargé de la Politique des grandes villes sur 'la
Conférence diplomatique 2000 de l'Organisation
européenne des brevets concernant la révision
de la Convention sur le brevet européen' (n° 493)
- Mme Simonne Creyf au ministre de l'Economie
et de la Recherche scientifique, chargé de la
Politique des grandes villes sur 'la révision
éventuelle de la Convention européenne des
brevets' (n° 496)
04.01 Martine Dardenne (ECOLO-AGALEV):
Tijdens de conferentie over de herziening van het
Verdrag betreffende het Europees octrooi in
München zullen besprekingen plaatsvinden.

Op 16 juni 1999 schreef de raad van bestuur van
het Europees Octrooibureau een aantal
rechtstreeks op de nog niet omgezette en nog ter
discussie staande richtlijn 98/44/EG gestoelde
amendementen in de verordening tot uitvoering van
het Verdrag in. Dat manoeuvre is in onze ogen een
coup de force, je reinste machtsmisbruik.
04.01 Martine Dardenne (ECOLO-AGALEV): Des
discussions vont avoir lieu à Munich au cours de la
Conférence de révision de la Convention sur les
brevets européens (CBE).

Le 16 juin 1999, le conseil d'administration de
l'Office européen des brevets a introduit dans le
règlement d'exécution de la Convention des
amendements inspirés directement de la directive
98/44/CE, non encore transposée, et qui soulève
encore des discussions. Cette manoeuvre
correspond, pour nous, à un coup de force et à un
CRABV 50
COM 282
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9

Die analyse wordt nog bevestigd door het Europees
Octrooibureau, dat voorstelt het Verdrag te wijzigen
en de bevoegdheden van de raad van bestuur uit te
breiden. Die wijzigingen houden eigenlijk in dat de
raad van bestuur thans niet bevoegd is om de
voormelde amendementen aan te nemen, en dat
die amendementen dus feitelijk onwettig zijn.

Artikel 52 van het basisontwerp bepaalt wat bij de
huidige stand van de regelgeving octrooieerbaar is,
en alles wat tot het creatieve proces behoort, is
daarvan uitgesloten. Het voorstel tot herziening van
dat artikel strekt ertoe uitvindingen op technologisch
gebied octrooieerbaar te maken.

Verscheidene delegaties hebben zich daartegen
verzet, en sommigen hebben voorgesteld artikel 52
te schrappen.

De verschuiving van artikel 52 in de
uitvoeringsverordening zou de aanpassing van
sommige bepalingen vergemakkelijken. Er moet
evenwel een verschil blijven bestaan tussen
uitvinding en ontdekking.

Zal u het dossier bij de commissie voor
economische zaken aankaarten ?

Buigt een interkabinettenwerkgroep zich over het
onderwerp ?

Zal de Belgische delegatie voor- of tegenstemmen
in het kader van de herzieningsconferentie ?
excès de pouvoir.

Cette analyse est confortée par l'Office européen
des brevets, qui propose des modifications de la
Convention en vue d'élargir les compétences du
conseil d'administration. Ces modifications
impliquent l'incompétence actuelle du conseil
d'administration pour prendre les amendements
susmentionnés et le caractère illégal de ceux-ci.

Par ailleurs, dans le projet de base, il y a un article
52 qui définit ce qui est brevetable actuellement, ce
qui exclut tout ce qui appartient à la création.La
proposition de révision de cet article vise la
brevetabilité de toute invention dans les domaines
technologiques.

Plusieurs délégations se sont opposées à cet
aspect des choses et certains ont proposé la
suppression de l'article 52.

Le déplacement de l'article 52 dans le règlement
d'exécution faciliterait l'adaptation de certaines
dispositions. Il faut cependant rester vigilant quant à
la différence entre invention et découverte.
Allez-vous saisir la commission des Affaires
économiques de ce dossier ?

Un groupe de travail est-il organisé à ce sujet ?
Dans quel sens la délégation belge se prononcera-
t-elle dans le cadre de la Conférence de révision ?
04.02 Simonne Creyf (CVP): Het Europees kader
bevat enerzijds het Europees Octrooiverdrag, als
het ware de grondwet van het Europese
Octrooibureau, en de Richtlijn van 6 juli 1998
betreffende de rechtsbescherming van
biotechnologische uitvindingen. De Richtlijn moest
tegen 30 juli 2000 zijn omgezet, wat nog niet
gebeurde. Ondertussen hebben buitenlandse
regeringen de vernietiging van de Richtlijn gevraagd
en wordt de herziening van het Europese
Octrooiverdrag voorbereid, onder meer met het oog
op een betere afstemming op de Europese richtlijn.
De leden van het Europese Octrooibureau,
waaronder België, moeten zich daarover uitspreken.
Heeft België deelgenomen aan de voorbereidende
werkzaamheden voor de herziening van het
Europese Octrooiverdrag? Wat is het standpunt van
België? Bij de leden van het Octrooibureau is er een
polarisatie tussen voor- en tegenstanders van het
behouden van de uitzonderingen op artikel 52, dat
een opsomming geeft van wat octrooieerbaar is.
04.02 Simonne Creyf (CVP): Le cadre européen
est constitué d'une part de la Convention
européenne des brevets, qui peut être considérée
comme la Charte fondamentale du bureau des
brevets et d'autre part de la directive du 6 juillet
1998 relative à la protection juridique des inventions
biologiques. La transposition de cette directive, qui
devait être réalisée avant le 30 juillet 2000, se fait
toujours attendre. Dans l'intervalle, certains
gouvernements étrangers ont demandé l'annulation
de la directive. La révision de la convention
européenne des brevets, en vue d'une meilleure
harmonisation de celle-ci avec la directive
européenne, est actuellement en cours.
La Belgique a-t-elle participé aux travaux
préparatoires à la révision de la convention
européenne des brevets ? Quelle est l'attitude de
notre pays en la matière ? Au sein du bureau des
brevets, l'on constate une polarisation entre
adversaires et partisans du maintien des exceptions
à l'article 12, qui constitue une énumération de ce
24/10/2000
CRABV 50
COM 282
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
qui est brevetable.
België is te laat met de omzetting. De vorige
minister, Demotte, was tegen. Huidig minister
Picqué is voor en diende ondertussen een
voorontwerp in. In het verleden sprak hij zich uit
tegen het octrooieren van genen, wat echter
toegelaten is krachtens artikel 5 van de Richtlijn. In
dat verband lijkt er een tegenstrijdigheid te bestaan
tussen de tekst van het ontwerp en de memorie van
toelichting.
Wanneer komt dit ontwerp naar het Parlement?
Komt er maar een advies tegen februari? Wij
hadden een debat gevraagd voor het tot stand
komen van het ontwerp. De waardeoordelen die we
nu zullen vellen, zullen op bindende wijze het
toekomstige uitzicht van onze maatschappij
bepalen.
La transposition en droit belge a pris du retard. Le
précédent ministre, M. Demotte, y était opposé
alors que l'actuel ministre, M. Picqué, y est
favorable et a entre-temps déposé un avant-projet
de loi. Par le passé, il s'était prononcé contre le
brevetage de gènes, alors que cette pratique est
autorisée en vertu de l'article 5 de la directive. À cet
égard, le texte du projet et l'exposé des motifs
semblent se contredire.
Quand ce projet sera-t-il transmis au Parlement ?
L'avis sera-t-il seulement rendu en février ? Nous
avions demandé la tenue d'un débat avant la
réalisation du projet de loi. Les jugements de
valeurs que nous formulerons seront décisifs pour
l'avenir de notre société.
04.03 Minister Charles Picqué : Ik achtte het niet
opportuun die kwestie aan de
interkabinettenwerkgroep voor te leggen, aangezien
die aangelegenheid onder mijn exclusieve
bevoegdheid ressorteert. Zij zal echter wel in het
kader van de interministeriële economische
commissie van 24 oktober 2000 worden besproken.
04.03 Charles Picqué , ministre: Je n'ai pas jugé
opportun de soumettre le sujet à des groupes de
travail inter-cabinets, dans la mesure où cette
matière relève exclusivement de ma compétence. Il
sera par contre débattu dans le cadre de la
Commission économique interministérielle du 24
octobre 2000.
Ik vind ook dat de raad van bestuur op 16 juni 1999
buiten zijn boekje gegaan is. Als de regering op dat
moment al gevormd geweest was, zou België
hebben tegengestemd. De beslissing zal echter
maar effect hebben als de kamers van beroep van
het EOB en de nationale parlementen oordelen dat
ze wettig is.
J'estime comme vous que le conseil
d'administration a outrepassé ses prérogatives le 16
juin 1999. Si le gouvernement avait été constitué à
ce moment, le vote de la Belgique aurait été négatif.
Cependant, cette décision ne produira d'effet que
dans la mesure où les chambres de recours de
l'OEB et les tribunaux nationaux considèreront
qu'elle est légale.
Ik ben het echter niet eens met de conclusies van
mevrouw Dardenne in verband met het ontwerp tot
wijziging van de artikelen 33 en 35. Het octrooirecht
wordt immers opgesteld binnen een multilateraal
kader, en het Verdrag betreffende het Europees
octrooi moet steeds vaker worden aangepast. Het
huidige herzieningsmechanisme is niet berekend op
die situatie.Daarom wordt nu een mechanisme
voorgesteld waarbij de raad van bestuur
gemachtigd wordt het Verdrag betreffende het
Europees octrooi aan de internationale
octrooirechtelijke normen aan te passen. De
machtiging gaat vergezeld van de nodige garanties.
Zo moeten beslissingen van de raad van bestuur
eenparig genomen worden en hebben de lidstaten
één jaar de tijd om zich ertegen te verzetten. Pas na
die termijn kunnen de beslissingen ten uitvoer
worden gebracht. Dat maakt een parlementaire
controle a posteriori mogelijk. In uw voorbeeld
betreffende de biotechnologie zou aan geen enkele
Par contre, je ne partage pas les conclusions de
Mme Dardenne concernant le projet de modification
des articles 33 et 35. En effet, le droit des brevets
est élaboré dans un cadre multilatéral et des
adaptations de la Convention sur le brevet
européen sont de plus en plus régulièrement
requises. Le mécanisme de révision actuel n'est
pas approprié pour faire face à une telle situation. Il
est donc proposé un mécanisme par lequel la CBE
habilite le conseil d'administration à modifier la CBE
pour intégrer des normes de droit international des
brevets, habilitation qui s'accompagne de garanties.
Ainsi, la décision du conseil d'administration doit
être unanime et ne prend effet que si aucun État ne
s'y oppose dans un délai d'un an, ce qui permet un
contrôle parlementaire a posteriori. Dans votre
exemple relatif aux biotechnologies, aucune des
conditions n'aurait été rencontrée.

Quant à l'annulation des modifications du règlement
CRABV 50
COM 282
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
voorwaarde voldaan zijn.

Ik ben voorstander van een vernietiging van de
wijzigingen van de uitvoeringsverordening waartoe
de raad van bestuur van het EOB op 16 juni 1999
heeft beslist, maar daarvoor bestaat er geen
procedure.

Wat België betreft, mag de definitie van een
uitvinding in het Verdrag worden ingeschreven,
maar het is wel zo dat de meeste landen daar geen
voorstander van zijn.

De enige uitzondering op de regel van de
octrooieerbaarheid die thans aan de orde is, is de
eventuele schrapping van de woorden
"computerprogramma's". België onderschrijft dat
voorstel, maar een consensus terzake is er nog
niet.
d'exécution décidées par le conseil d'administration
de l'OEB, le 16 juin 1999, j'y suis favorable, mais
aucune procédure n'est prévue.

En ce qui concerne la définition de l'invention, la
Belgique est favorable à son insertion dans la CBE;
mais une majorité d'États y est défavorable.
La seule exception à la brevetabilité qui soit à
l'ordre du jour est la suppression éventuelle des
mots «
les programmes d'ordinateurs
». La
Belgique y est favorable, mais le consensus à ce
sujet est encore mouvant.
Ik wil eerst een misverstand rechtzetten. Richtlijn
98/44 heeft niet als doel om biotechnologische
uitvindingen octrooieerbaar te maken. Dit soort
uitvindingen is nu al octrooieerbaar. De Dienst voor
Industriële Eigendom heeft al heel wat octrooien
voor dit type van uitvindingen uitgereikt.
Je souhaiterais, tout d'abord, rectifier un
malentendu. La directive 98/44 ne tend nullement à
rendre brevetables les inventions technologiques,
ce type d'inventions pouvant déjà faire l'objet d'un
brevet. Le Service de la propriété intellectuelle a
déjà délivré bon nombre de brevets pour ce type
d'inventions.
04.04 Simonne Creyf (CVP): Het gaat om de
octrooieerbaarheid van materiaal van menselijke
oorsprong.
04.04 Simonne Creyf (CVP): Il s'agit en l'espèce
de la possibilité de breveter du matériel d'origine
humaine.
04.05 Minister Charles Picqué, : Er bestaat geen
meningsverschil tussen de heer Demotte, mijn
voorganger, en mezelf. We zijn allebei van mening
dat België de Richtlijn niet zal kunnen omzetten
binnen de vooropgestelde termijn. Om die reden
heeft de heer Demotte een colloquium
georganiseerd en heb ik de ontwerptekst met het
oog op de omzetting van de richtlijn op de website
van het ministerie van Economische Zaken laten
zetten.
De regering houdt vanzelfsprekend rekening met de
adviezen van het Raadgevend Comité voor bio-
ethiek. Het voorontwerp van wet verwijst
herhaaldelijk naar deze adviezen.
België is voorstander van een herziening. Dat zal de
rechtszekerheid ten goede komen. De werking van
het Europees Octrooibureau zal erdoor worden
verbeterd: het Europees Octrooiverdrag zal
doorzichtiger worden en er zal rekening kunnen
worden gehouden met de hervormingen die de IGC
van Parijs in juni 1999 heeft gevraagd. België heeft
bij de voorbereiding van de herziening een
beslissende rol gespeeld. Mijn administratie kan
een omvangrijk voorbereidend verslag ter
04.05 Charles Picqué, ministre: Il n'y a aucune
divergence d'opinion entre mon prédécesseur, M.
Demotte, et moi-même. Nous sommes tous deux
d'avis que la Belgique ne pourra transposer cette
directive dans le délai prévu. Mon collègue Demotte
a d'ailleurs organisé un colloque à ce sujet et j'ai fait
mettre le projet du texte relatif à la transposition de
la directive sur le site internet du ministère des
Affaires économiques.

Le gouvernement tient évidemment compte des
avis du comité consultatif pour la bioéthique.
L'avant-projet de loi se réfère en effet à plusieurs
reprises à ces avis.

La Belgique est favorable à une révision de la
convention qui contribuera au renforcement de la
sécurité juridique et à l'amélioration du
fonctionnement du bureau européen des brevets.
La convention européenne des brevets sera rendue
plus transparente et les réformes demandées au
mois de juin à Paris par la CIG seront prises en
compte. La Belgique a joué un rôle décisif dans la
préparation de la révision de la convention. Mon
24/10/2000
CRABV 50
COM 282
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
beschikking stellen.
Ik ben het ermee eens dat het ethisch debat over
de octrooieerbaarheid van levende materie een
zaak is voor het Parlement. De nationale
parlementen moeten de Richtlijn omzetten.
administration a rédigé à ce propos un volumineux
rapport préparatoire, qui est à votre disposition.

Je suis d'accord pour dire que le débat éthique à
propos de la possibilité de breveter la matière
vivante doit avoir lieu au Parlement. Il appartient
aux parlements nationaux de transposer la
directive.
De regering heeft haar verantwoordelijkheid
opgenomen en ik denk dat mijn antwoord u zou
moeten voldoen.
Le gouvernement a pris ses responsabilités et je
pense que ma réponse devrait vous satisfaire.
04.06 Martine Dardenne (ECOLO-AGALEV): Uw
antwoord bevat tegenstrijdige elementen.

U bent voorstander van het wegwerken van de
verschillen tussen de begrippen "ontdekking" en
"uitvinding". Heb ik u goed begrepen? Ik ben het
helemaal niet met u eens.

Zal het Parlement de wijzigingen van het Verdrag
ratificeren?

De artikelen 33 en 35 van het Europees
octrooiverdrag moeten worden gehandhaafd.
Volgens ons zijn zij van primordiaal belang. Men
heeft de lidstaten bepaalde zaken opgedrongen.

U zegt dat de beslissing terzake aan het Europees
Parlement toekomt. Het is echter algemeen bekend
dat de beslissingsbevoegdheid eigenlijk bij de
Commissie berust.
04.06 Martine Dardenne (ECOLO-AGALEV):
Votre réponse contient des éléments
contradictoires.

Vous soutenez la suppression de la différence entre
les notions de découverte et d'invention.
Ai-je bien entendu ? Je ne suis pas du tout
d'accord.
Est-ce que le Parlement va ratifier les modifications
de la Convention ?

Il faut maintenir les articles 33 et 35 de la CBE. Ils
sont primordiaux, à notre avis. Un coup de force a
été commis pour outrepasser la volonté des États
membres.

Vous dites que c'est le Parlement européen qui
décide. Mais tout le monde sait que seule la
Commission a un pouvoir décisionnel.
04.07 Simonne Creyf (CVP): Het Parlement staat
buiten de herziening van het Europees
Octrooiverdrag, die toch belangrijk is.
Wat is het standpunt van de regering over het al
dan niet behouden van de reeks uitzonderingen in
paragraaf 2 van artikel 52 van het Europees
Octrooiverdrag?

De minister antwoordt op een aantal schriftelijke
vragen van voor het ogenblik waarop ik kennis kon
nemen van het voorontwerp via Internet. Ik heb hier
een aantal andere vragen gesteld waar de minister
niet op heeft geantwoord. Wat met artikel 5 van de
Richtlijn die het octrooieren van genen toelaat? Zal
de minister de richtlijn nu al dan niet omzetten? Wat
met de tegenstrijdigheid tussen voorontwerp en
memorie van toelichting?
04.07 Simonne Creyf (CVP): Le Parlement est
tenu à l'écart dans le processus de révision de la
Convention sur le brevet européen, qui n'est tout de
même pas sans importance.

Quelle est la position du gouvernement sur le
maintien ou non des exceptions prévues au § 2 de
l'article 52 de la Convention ?
Le ministre a répondu à un certain nombre de
questions écrites déposées avant que je puisse
prendre connaissance de l'avant-projet via l'internet.
J'ai posé ici un certain nombre `autres questions
auxquelles le ministre n'a pas répondu. Qu'en est-il
de l'article 5 de la directive qui autorise le brevetage
de gènes
? Le ministre procédera-t-il à la
transposition de la directive
? N'y a-t-il pas
contradiction entre l'avant-projet et l'exposé des
motifs ?
04.08 Minister Charles Picqué : Men moet elke
dubbelzinnigheid uit de weg ruimen en een
onderscheid maken tussen "ontdekking" en
04.08 Charles Picqué , ministre: Il faut écarter
toute ambiguïté et faire la distinction entre
« découverte » et « invention » en fournissant une
CRABV 50
COM 282
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
"uitvinding" door het begrip "uitvinding" op een
positieve manier te omschrijven.
définition positive de l'invention.
Ik houd rekening met de adviezen van het Comité
voor de bio-ethiek. Ik ben voorstander van een
parlementair debat omdat het onderwerp zo
belangrijk is.
Je tiens compte des avis du Comité de la
bioéthique. Le projet de loi revêt une importance
telle que je suis partisan d'un débat parlementaire.
04.09 Simonne Creyf (CVP): Bij de herziening van
het octrooiverdrag is artikel 52, §2 bijzonder
belangrijk: daar worden de uitzonderingen
opgesomd op wat octrooieerbaar is.
04.09 Simonne Creyf (CVP): Dans le cadre de la
convention européenne des brevets, il convient
d'attacher une importance particulière à l'article 52,
§ 2 qui énumère les exceptions, c.-à-d. tout ce qui
ne peut être breveté.
04.10 Minister Charles Picqué, : U wordt door
dezelfde kwestie gepreoccupeerd. Ik heb daar al
een antwoord op gegeven. Men zal moeten
definiëren wat in geen geval als een uitvinding kan
worden beschouwd.

Door de wijziging van de artikelen 33 en 35 krijgt de
raad van bestuur meer macht. Het systeem is
echter niet nieuw.
De website is sinds twee maanden operationeel.
Twee maanden is voldoende voor een raadpleging.
04.10 Charles Picqué, ministre: Vous avez des
préoccupations identiques. J'y ai déjà répondu. Il
faudra préciser ce qui n'est pas, en tous cas, une
invention.

Les modifications aux articles 33 et 35 sont de
nature à renforcer les pouvoirs du conseil
d'administration : le système n'est cependant pas
nouveau.

Cette consultation sur Internet est opérationnelle
depuis deux mois. Deux mois devraient suffire pour
organiser la consultation.
04.11 Simonne Creyf (CVP): Ik heb er enkel willen
op wijzen dat een aantal van mijn schriftelijke
vragen voorbijgestreefd zijn,omdat ik het
voorontwerp ondertussen op het Internet heb
kunnen lezen. Mijn politieke vraag betrof de
omzetting van artikel 5 van de Richtlijn.
04.11 Simonne Creyf (CVP): J'ai seulement voulu
indiquer que certaines de mes questions écrites
sont devenues sans objet, puisque j'ai entre-temps
pu prendre connaissance du texte de l'avant-projet
sur l'internet. Ma question, de nature politique,
concernait la transposition de l'article 5 de la
directive.
04.12 Minister Charles Picqué : Het is niet de
bedoeling om artikel 5 van de Europese richtlijn in
de huidige vorm om te zetten.
04.12 Charles Picqué , ministre: Nous n'avons
nullement l'intention de transposer l'article 5 de la
directive européenne tel quel dans le droit national.
04.13 Martine Dardenne (ECOLO-AGALEV): Als
ik het me goed herinner, is het aan de heer Van den
Brande toe te schrijven dat België niet
tegengestemd heeft; ons land heeft zich onthouden.
Dat lijkt me in tegenspraak met wat mevrouw Creyf
nu verklaart.

Mijnheer de minister, u heeft gezegd dat u een
brede adviesronde houdt. Kunt u ons hier in het
Parlement daaromtrent meer inlichtingen geven, en
zou nog voor de herzieningsconferentie een
parlementair debat aan dat onderwerp kunnen
worden gewijd ?
04.13 Martine Dardenne (ECOLO-AGALEV): Si je
me souviens bien, c'est à cause de M. Van den
Brande que la Belgique n'a pas voté « contre » ; elle
s'est abstenue. Ceci me semble en contradiction
avec ce que dit Mme Creyf actuellement.

Vous avez dit, Monsieur le Ministre, que vous
procédez à une large consultation. Pourrions-nous,
ici au Parlement, obtenir des informations à ce sujet
et un débat parlementaire pourrait-il être tenu avant
la conférence de révision ?
04.14 Minister Charles Picqué : Het is nu niet het
goede moment om een standpunt in te nemen; ik
04.14 Charles Picqué , ministre: Je refuse de
prendre intempestivement attitude lorsque j'attends
24/10/2000
CRABV 50
COM 282
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
wacht op de resultaten van de raadplegingen.

Er moeten termijnen gerespecteerd worden. Wat
software betreft, kunnen er geen verdere stappen
gezet worden vóór 15 december.

Dit debat vereist transparantie, maar ik kan zelf
niets doen zonder de noodzakelijke adviezen.
des résultats de consultations.

Des délais doivent être pris en compte pour les
logiciels, rien ne peut être fait avant le 15
décembre.
Ce débat appelle la transparence mais je suis, moi-
même, tributaire d'indispensables avis.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De vergadering wordt om 16.45 uur gesloten
La réunion est levée à 16 h 45

Document Outline