CRIV 50 COM 281
CRIV 50 COM 281
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET HET BEKNOPT VERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC LE COMPTE RENDU ANALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
C
OMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
dinsdag mardi
24-10-2000 24-10-2000
14:32 uur
14:32 heures
AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP Christelijke
Volkspartij
FN Front
National
PRL FDF MCC
Parti Réformateur libéral Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS Parti
socialiste
PSC Parti
social-chrétien
SP Socialistische
Partij
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode + nummer
en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du
n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag (op wit papier, bevat de bijlagen en het
beknopt verslag, met kruisverwijzingen tussen Integraal en
Beknopt Verslag)
CRIV
Compte Rendu Intégral (sur papier blanc, avec annexes et
CRA, avec renvois entre le CRI et le CRA)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV Compte
Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes :
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
CRIV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan
de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de dienstencheques" (nr.
2282)
2
Question orale de Mme Trees Pieters à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
chèques services" (n° 2282)
2
Sprekers: Trees Pieters
Orateurs: Trees Pieters
Mondelinge vraag van de heer Jan Peeters aan
de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de geblokkeerde dossiers
bij het Fonds voor Sluiting van Ondernemingen"
(nr. 2396)
3
Question orale de M. Jan Peeters à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
dossiers bloqués au Fonds de fermeture des
entreprises" (n° 2396)
3
Sprekers: Jan Peeters, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Jan Peeters, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de musculo-skeletale
aandoeningen" (nr. 2498)
4
Question orale de Mme Greta D'Hondt à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
affections ostéo-musculaires" (n° 2498)
4
Sprekers: Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Samengevoegde mondelinge vragen van
6
Questions orales jointes de
6
- mevrouw Trees Pieters aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
'het ontwerp-koninklijk besluit inzake tijdelijke en
mobiele werkplaatsen' (nr. 2476)
6
- Mme Trees Pieters à la vice-première ministre et
ministre de l'Emploi sur 'le projet d'arrêté royal en
matière de chantiers temporaires et mobiles' (n°
2476)
6
- de heer Jean-Jacques Viseur aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
'de vernietiging door de Raad van State van de
koninklijke besluiten betreffende de tijdelijke en
mobiele werplaatsen' (nr. 2491)
6
- M. Jean-Jacques Viseur à la vice-première
ministre et ministre de l'Emploi sur 'l'annulation
par le Conseil d'Etat des arrêtés royaux en
matière de chantiers temporaires et mobiles'
(n° 2491)
6
Sprekers: Trees Pieters, Jean-Jacques
Viseur, Laurette Onkelinx, vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid
Orateurs: Trees Pieters, Jean-Jacques
Viseur, Laurette Onkelinx, vice-première
ministre et ministre de l'Emploi
Samengevoegde mondelinge vragen van
7
Questions orales jointes de
7
- de heer Paul Timmermans aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
'de startbanenovereenkomst' (nr. 2516)
7
- M. Paul Timmermans à la vice-première ministre
et ministre de l'Emploi sur 'la convention de
premier emploi' (n° 2516)
7
- mevrouw Greta D'Hondt aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
'de startbanenovereenkomst' (nr. 2541)
7
- Mme Greta D'Hondt à la vice-première ministre
et ministre de l'Emploi sur 'la convention de
premier emploi' (n° 2541)
7
Sprekers: Paul Timmermans, Greta D'Hondt,
Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid
Orateurs: Paul Timmermans, Greta D'Hondt,
Laurette Onkelinx, vice-première ministre et
ministre de l'Emploi
Mondelinge vraag van de heer Paul Timmermans
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "het Rosettaplan in de
beschutte werkplaatsen" (nr. 2517)
10
Question orale de M. Paul Timmermans à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "le
plan `Rosetta' dans les entreprises de travail
adapté" (n° 2517)
10
Sprekers: Paul Timmermans, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Paul Timmermans, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Mondelinge vraag van de heer Paul Timmermans 11
Question orale de M. Paul Timmermans à la vice-
11
24/10/2000
CRIV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de inschakeling van
werkzoekenden in de beschutte
werkplaatsen" (nr. 2518)
première ministre et ministre de l'Emploi sur
"l'insertion des demandeurs d'emploi dans les
entreprises de travail adapté" (n° 2518)
Sprekers: Paul Timmermans, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Paul Timmermans, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Mondelinge vraag van mevrouw Maggie De Block
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de maatschappelijke
discriminatie van diabetici" (nr. 2519)
12
Question orale de Mme Maggie De Block à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur
"la discrimination sociale envers les diabétiques"
(n° 2519)
12
Sprekers: Maggie De Block
Orateurs: Maggie De Block
Regeling van de werkzaamheden
13
Ordre des travaux
13
Interpellatie van mevrouw Yolande Avontroodt
aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de financiering van het
operatiekwartier" (nr. 457)
13
Interpellation de Mme Yolande Avontroodt au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
"le financement du bloc opératoire" (n° 457)
13
Sprekers:
Yolande Avontroodt, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Yolande Avontroodt, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Samengevoegde mondelinge vragen van
16
Questions orales jointes de
16
- de heer Jo Vandeurzen aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over 'het sociaal
akkoord met
de openbare ziekenhuizen'
(nr. 2342)
16
- M. Jo Vandeurzen au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur 'l'accord social
conclu avec les hôpitaux publics' (n° 2342)
16
- de heer Jo Vandeurzen aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over 'de
verpleegdagprijs' (nr. 2511)
16
- M. Jo Vandeurzen au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur 'le prix de journée
d'entretien' (n° 2511)
Sprekers:
Jo Vandeurzen, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Jo Vandeurzen, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de pijnbehandeling" (nr. 2506)
18
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "le
traitement des douleurs" (n° 2506)
18
Sprekers:
Jo Vandeurzen, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Jo Vandeurzen, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "het koninklijk besluit van
1 maart 2000" (nr. 2535)
19
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "l'arrêté
royal du 1er mars 2000" (n° 2535)
19
Sprekers:
Jo Vandeurzen, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Jo Vandeurzen, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van mevrouw Yolande
Avontroodt aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de terugbetaling van het
geneesmiddel VIOXX" (nr. 2382)
21
Question orale de Mme Yolande Avontroodt au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
"le remboursement du médicament VIOXX" (n°
2382)
21
Sprekers: Yolande Avontroodt
Orateurs: Yolande Avontroodt
Mondelinge vraag van mevrouw Yolande
Avontroodt aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de terugbetaling van het
geneesmiddel Singulair" (nr. 2383)
22
Question orale de Mme Yolande Avontroodt au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
"le remboursement du médicament Singulair" (n°
2383)
22
Sprekers:
Yolande Avontroodt, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
Orateurs:
Yolande Avontroodt, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
CRIV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
iii
en Pensioenen
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan
de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "de administratieve vereenvoudiging bij het
RIZIV" (nr 2428)
24
Question orale de Mme Trees Pieters au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "la
simplification administrative à l'INAMI" (n° 2428)
23
Sprekers:
Trees Pieters, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Trees Pieters, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan
de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "de keuzes in de gezondheidszorgen" (nr.
2431)
24
Question orale de Mme Trees Pieters au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "les
choix en soins de santé" (n° 2431)
24
Sprekers:
Trees Pieters, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Trees Pieters, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Interpellatie van mevrouw Yolande Avontroodt
aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de voorkeurtarieven die
ziekenhuizen aanbieden aan aangeslotenen van
bepaalde ziekenfondsen" (nr 488)
25
Interpellation de Mme Yolande Avontroodt au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
"les tarifs préférentiels que certains hôpitaux
accordent aux affiliés de certaines mutualités" (n°
488)
25
Sprekers:
Yolande Avontroodt, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Yolande Avontroodt, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Interpellatie van de heer Jean-Jacques Viseur
aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de invoering van selectiviteit in
het stelsel van verzekering voor geneeskundige
verzorging" (nr. 489)
29
Interpellation de M. Jean-Jacques Viseur au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
"l'introduction de la sélectivité dans le système de
l'assurance soins de santé" (n° 489)
29
Sprekers: Jean-Jacques Viseur, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen, Yolande Avontroodt
Orateurs: Jean-Jacques Viseur, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions, Yolande
Avontroodt
Interpellatie van mevrouw Joëlle Milquet aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de financiële ondersteuning van zieke kinderen"
(nr. 498)
33
Interpellation de Mme Joëlle Milquet au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "la prise
en charge des enfants malades" (n° 498)
33
Sprekers:
Joëlle Milquet, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Joëlle Milquet, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Samengevoegde mondelinge vragen van
35
Questions orales jointes de
35
- mevrouw Yolande Avontroodt aan de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over 'de
lidgelden gevraagd door de diensten voor
thuisverpleging' (nr. 2477)
35
- Mme Yolande Avontroodt au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur 'les
cotisations réclamées par les services des soins
infirmiers à domicile' (n° 2477)
35
- mevrouw Yolande Avontroodt aan de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over 'de
praktijken rond thuisverpleging' (nr. 2478)
35
- Mme Yolande Avontroodt au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur 'les
pratiques en matière de soins infirmiers à
domicile' (n° 2478)
35
Sprekers: Yolande Avontroodt
Orateurs: Yolande Avontroodt
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt
aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de discriminatie van diabetici"
(nr 2499)
37
Question orale de Mme Greta D'Hondt au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "la
discrimination des patients diabétiques" (n° 2499)
37
Sprekers:
Greta D'Hondt, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
Orateurs:
Greta D'Hondt, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
24/10/2000
CRIV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
iv
en Pensioenen
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt
aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de terugbetaling van rolstoelen"
(nr 2500)
39
Question orale de Mme Greta D'Hondt au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "le
remboursement des chaises roulantes"(n° 2500)
39
Sprekers:
Greta D'Hondt, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Greta D'Hondt, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van mevrouw Michèle Gilkinet
aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de terugbetaling van
geneesmiddelen voor zeldzame ziekten"
(nr. 2520)
40
Question orale de Mme Michèle Gilkinet au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
"le remboursement des médicaments pour les
malades rares" (n° 2520)
40
Sprekers: Michèle Gilkinet
Orateurs: Michèle Gilkinet
CRIV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE
ZAKEN
COMMISSION DES AFFAIRES
SOCIALES
van
DINSDAG
24
OKTOBER
2000
14:32 uur
______
du
MARDI
24
OCTOBRE
2000
14:32 heures
______
De vergadering wordt geopend om 14.33 uur door
de heer Joos Wauters, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.33 heures par M. Joos
Wauters, président.
01 Mondelinge vraag van mevrouw Trees
Pieters aan de vice-eerste minister en minister
van Werkgelegenheid over "de
dienstencheques" (nr. 2282)
01 Question orale de Mme Trees Pieters à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
sur "les chèques services" (n° 2282)
01.01 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, ik kom terug op
het systeem van de dienstencheques. Er ligt nu
een alternatief systeem ter tafel dat het zwartwerk
moet tegengaan. U hebt herhaalde malen
beweerd dat het oude systeem zijn nut op het vlak
van bijkomende tewerkstelling niet bewezen heeft.
Wij hebben er reeds op gewezen dat dit vooral te
wijten was aan de manier waarop het systeem
werd uitgevoerd. Inderdaad, indien men in fasen
werkt, kan het doelpubliek geen geloof hechten
aan de betrouwbaarheid van het systeem.
Intussen hebben enquêtes bij de
beroepsorganisaties voldoende aangetoond dat,
mocht het systeem duurzamer zijn geweest, er
zeker bijkomende krachten zouden zijn
aangeworven. Uw stelling dat de dienstencheques
geen succes hadden, wens ik nogmaals te
weerleggen. In tegenstelling tot het oude systeem
blijkt nu dat de dienstencheques "nieuwe stijl" niet
fiscaal aftrekbaar zijn, wat precies het essentiële
punt voor het grote succes ervan was. Hoe zal het
systeem werken en klopt het dat het niet fiscaal
aftrekbaar zal zijn?
Bij de bespreking van de programmawet in juli
jongstleden, namen wij kennis van het nieuwe
systeem van de dienstencheques. Hierbij was er
in de tekst sprake van de officiële melding
"nabijdiensten", volgens mij geen correcte
Nederlandse term.
01.02 Minister Laurette Onkelinx: De tekst is
veranderd in buurtdiensten.
01.03 Trees Pieters (CVP): De heer
Vandenbroucke heeft dit in "nabijheidsdiensten"
veranderd en nu zou er sprake zijn van
"buurtdiensten". Daarmee hebt u meteen het
tweede deel van mijn vraag beantwoord.
01.04 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, je répondrai à notre collègue Trees
Pieters que le projet de loi sur les chèques-
services est pour l'instant au Conseil d'Etat. Dès
que cette instance aura remis son avis, nous
aurons l'occasion de discuter longuement du
système des chèques-services. Je ne vais pas
plaider maintenant en faveur de ce système, je le
ferai lorsque je défendrai mon projet devant vous.
L'avantage de la formule acceptée par le
gouvernement est que les personnes qui vont
offrir les services aux familles seront encadrées
par des entreprises - marchandes ou non, les
régions en décideront. Ces personnes seront
encadrées par des professionnels et auront un
contrat à durée indéterminée. On pourra ainsi
vérifier la qualité de leur travail et leurs
qualifications. Cela me semble être un des grands
avantages de la loi.
Deuxième avantage, les familles et les particuliers
paieront ce qu'ils paient généralement aujourd'hui
au noir. En effet, un tiers de la rémunération sera
pris en charge par les familles ou les particuliers,
un tiers par le fédéral et un tiers par les régions.
24/10/2000
CRIV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
Cette formule me semble allier beaucoup
d'avantages. Sur le plan fiscal, certaines réponses
ont déjà été fournies par le gouvernement qui n'en
exclut pas d'autres pour autant. Les chèques-
services pourront notamment servir à rémunérer
des gardien(ne)s d'enfants, de personnes âgées
ou handicapées. Pour ce qui concerne les
enfants, nous avons travaillé avec le ministre des
Finances, en accord avec le gouvernement, sur
une déductibilité à 100% des frais de garde, ce qui
aura certainement une influence favorable sur le
système.
Cela dit, je n'exclus pas qu'à l'avenir, de nouvelles
mesures fiscales puissent appuyer la politique de
l'emploi. Un groupe de travail a été constitué par
le gouvernement fédéral pour la lutte contre le
travail au noir. Dans ce cadre, le ministre des
Finances examine des propositions nouvelles à
mettre sur la table.
01.05 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik stel voor dat we het wetsontwerp ten
gronde bespreken, als het ons bereikt. Dan zullen
we alle elementen kennen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Mondelinge vraag van de heer Jan Peeters
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de geblokkeerde
dossiers bij het Fonds voor Sluiting van
Ondernemingen" (nr. 2396)
02 Question orale de M. Jan Peeters à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur
"les dossiers bloqués au Fonds de fermeture
des entreprises" (n° 2396)
02.01 Jan Peeters (SP): Mijnheer de voorzitter,
bij het Fonds voor de Sluiting van Ondernemingen
van de RVA, dat aan de gedupeerde werknemers
van een bedrijf in failing achterstallige lonen en
vergoedingen uitbetaalt, zijn reeds jaren enkele
tientallen faillissementsdossiers geblokkeerd.
Hierdoor wachten bijna 900 gedupeerde
werknemers tevergeefs op de uitbetaling van hun
achterstallige lonen omdat het parket tegelijkertijd
een strafrechtelijk onderzoek voert inzake het
faillissement van dat bedrijf. Het is blijkbaar de
praktijk dat het Fonds voor Sluitingen van
Ondernemingen wacht met het afhandelen van de
vergoedingsdossiers tot er uitsluitsel is over het
strafrechtelijk onderzoek. De meeste van die
onderzoeken hebben niets te maken met het
faillissement en de werknemers. Vaak gaat het
daar over fiscale delicten in hoofde van de
werkgever, milieudelicten in hoofde van de
werkgever, het uitschrijven van ongedekte
cheques en dergelijke. Dat zijn zaken die de
sociale afhandeling van het faillissement
blokkeren, maar die op zich niets te maken
hebben met de sociale problematiek en met de
werknemersverantwoordelijkheid in dat
faillissement.
Vorige week heb ik minister Verwilghen er ook
over ondervraagd. Het Fonds voor Sluitingen van
Ondernemingen zou veel dossiers kunnen en
willen deblokkeren als zij van het parket de nodige
informatie over de aard van het strafrechtelijk
onderzoek zou krijgen en met name of er al dan
niet in hoofde van de werknemers een onderzoek
wordt gevoerd. Meestal is dat niet het geval. Als
het parket die informatie aan het fonds zou
doorgeven, zouden een 900-tal mensen hun lonen
en rechtmatige achterstallen toch kunnen krijgen.
Minister Verwilghen heeft mij meegedeeld dat
vanuit het College van procureurs-generaal met
het Fonds voor Sluitingen van Ondernemingen
contact is gelegd om een werkbare procedure uit
te werken teneinde die informatie-uitwisseling
tussen het fonds en de parketten te optimaliseren
om de dossiers te kunnen deblokkeren.
Ik heb voor u een aantal concrete vragen. Bent u
op de hoogte van de demarches die de
procureurs-generaal genomen hebben? Zo ja, wat
zijn de resultaten van die demarches? Hebt u
procedureafspraken over informatie-uitwisseling
tussen de parketten en het fonds kunnen maken
om dergelijke dossiers in het kader van het
strafonderzoek te deblokkeren? Welke afspraken
zijn dat? Hoe wordt die problematiek opgelost?
02.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, M. Peeters connaît parfaitement bien la
raison pour laquelle des dossiers sont bloqués au
Fonds de fermeture des entreprises. En effet,
lorsqu'une enquête pénale est en cours, le Fonds
n'a pas d'autre solution que d'attendre que celle-
ci se clôture. Il ne peut pas agir tant qu'il n'a pas
connaissance de l'ensemble des éléments qui font
l'objet d'une enquête pénale. C'est d'autant plus
important que les indemnités payées par le Fonds
varient selon qu'il y a reprise des actifs ou pas.
De plus, vous savez que certaines entreprises font
l'objet d'une enquête générale sur les pratiques
des négriers. Dans ce cas, le Fonds doit
également disposer des résultats de cette enquête
avant de conclure.
Actuellement, 205 dossiers d'entreprises sont
bloqués pour un total de 2.519 travailleurs. Le
CRIV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
délai moyen pendant lequel ils sont bloqués est de
quatre ans et onze mois. C'est effectivement
beaucoup.
Mon département entretient pour le moment des
contacts avec les parquets et le ministre de la
Justice à ce sujet. On n'a toutefois pas encore
trouvé le moyen de débloquer ou d'accélérer les
procédures. Dès que je disposerai d'éléments
neufs, je ne manquerai pas de vous les
communiquer.
02.03 Jan Peeters (SP): Mijnheer de voorzitter,
mevrouw de minister, dit is voor mij een
teleurstellend antwoord. Vorige week heb ik van
minister Verwilghen een vrij gedetailleerd
antwoord gekregen waaruit onder andere bleek
dat er op 6 oktober 2000 nog een vergadering is
geweest tussen het Fonds en het College van
procureurs-generaal, meer bepaald met de
bevoegde bijstandsmagistraat Poelman die door
het College van procureurs-generaal met deze
zaak belast is. De bedoeling was juist om tot een
taakafbakening en tot de uitwisseling van
informatie te komen. Ik wil u dus vragen om bij uw
diensten na te gaan wat het resultaat van die
vergadering was. Er zijn niet zomaar enkele
contacten geweest; er is duidelijk een
gestructureerd overleg opgestart op vraag van de
procureurs-generaal. Ik wil u dus later opnieuw
ondervragen over het resultaat van die
vergadering van 6 oktober.
02.04 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, je dirais à M. Peeters que cette réunion
n'a pas encore résolu le problème. Il faudra donc
attendre la suite de la procédure de concertation
avant de débloquer les retards qu'on connaît au
FFE.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Mondelinge vraag van mevrouw Greta
D'Hondt aan de vice-eerste minister en minister
van Werkgelegenheid over "de musculo-
skeletale aandoeningen" (nr. 2498)
03 Question orale de Mme Greta D'Hondt à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
sur "les affections ostéo-musculaires" (n° 2498)
03.01 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, ik heb een vraag
over de musculo-skeletale aandoeningen - MSA
De Europese Week voor Veiligheid en
Gezondheid op het Werk stond dit jaar volledig in
het teken van de beroepsmatige overbelasting van
spieren, pezen en botten. Dit was trouwens ook
het geval in de Belgische actieweek die van 2 tot 6
oktober plaatsvond. MSA is de verzamelnaam
voor een groot aantal letsels aan spieren,
gewrichten, pezen, zenuwen en andere. Deze
letsels hebben allemaal een verschillende vorm,
maar het gemeenschappelijke element is dat zij
allemaal worden veroorzaakt door overbelasting
en dat zij door de slachtoffers als pijnlijk tot
bijzonder pijnlijk worden ervaren.
De verschillende vormen van MSA hebben
gevolgen voor verschillende lichaamsdelen, wat
ook diverse remedies oplevert. De studies, die in
voorbereiding op deze Europese week werden
uitgevoerd, tonen aan dat de meest gekende en
voorkomende vormen van MSA rugklachten - lage
rugpijn, lumbago, hernia - zijn. Ongeveer 30% van
de Europese werknemers leidt aan een of andere
vorm van rugpijn. De tweede categorie van MSA
zijn de aandoeningen van de bovenste ledematen.
De diverse symptomen heb ik opgenomen in de
schriftelijke versie van deze vraag. Naast deze
twee categorieën zijn er ook de letsels aan de
onderste ledematen.
Tijdens deze Europese week is gebleken dat de
misvatting bestaat dat MSA beperkt blijft tot
enkele specifieke beroepsgroepen. Velen onder
ons zullen voor bepaalde aandoeningen
onmiddellijk denken aan verpleegkundigen en
mensen die aan een computer werken. Dit is
inderdaad ook zo, maar uit onderzoek blijkt dat
nagenoeg geen enkele beroepsgroep aan het
risico van MSA ontsnapt.
Een tweede grote misvatting vandaar ook mijn
vraag aan de minister is dat MSA een probleem
is van de individuele werknemer. Uit de studies
blijkt dat individuele fysieke kenmerken,
vrijetijdsbesteding, sporten en dergelijke
weliswaar aan de basis kunnen liggen van MSA
maar niet van doorslaggevende aard zijn. De
werkomgeving en de arbeidsomstandigheden zijn
van doorslaggevend belang bij het optreden van
MSA.
De belangrijkste oorzaken van MSA zijn de manier
van werken - vooral de houding en de herhaling
van de arbeid -, de arbeidsorganisatie - stress,
tempo, pieken van arbeidsbelasting - maar ook de
arbeidsomgeving. Omdat de belangrijkste
oorzaken te vinden zijn op het werk is het logisch
dat een oplossing voor MSA wordt gezocht binnen
de onderneming.
24/10/2000
CRIV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
Zowel tijdens de Belgische als tijdens de
Europese actieweek is men tot de conclusie
gekomen dat men in alle ondernemingen en alle
sectoren meer aandacht moet schenken aan deze
problematiek. Aangezien het niet zozeer om een
individueel dan wel om een collectief probleem
gaat dat te wijten is aan een aantal
arbeidsfactoren stel ik u de vraag, mevrouw de
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid, welke beleidsconclusies u trekt
uit deze Europese en Belgische actieweek voor de
aanpak van MSA.
Welke concrete initiatieven overweegt u om MSA
aan te pakken? In denk aan preventie een zeer
sterk wapen bij dergelijke zaken , informatie en
sensibilisatie ter ondersteuning van het
preventiebeleid, zowel in de sectoren als op het
ondernemingsniveau. Ik denk ook aan eventuele
aanpassingen aan de wetgeving.
Ik realiseer me dat dit niet eenvoudig is, ondanks
de reeds jarenlange vragen en werkzaamheden
inzake de erkenning en de uitbreiding van de lijst
van beroepsziekten. Toch durf ik u te vragen of
ook MSA als beroepsziekte zou kunnen worden
herkend, zodat de slachtoffers in de toekomst op
een vergoeding kunnen rekenen.
03.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, madame D'Hondt, tout d'abord,
l'Inspection médicale du travail a préparé une
large campagne d'information et de sensibilisation
sur la prévention des affections musculo-
squelettiques, dans le prolongement de la
semaine européenne de la sécurité et de la santé
au travail qui vient d'être organisée. Cette
campagne rappellera aux employeurs leurs
obligations en matière d'inventaire et d'évaluation
des risques d'affections musculo-squelettiques
dans quatre situations spécifiques: le travail
répétitif à cycle court, des positions de travail
pénibles, la manutention manuelle de charges et
le travail sur des équipements de visualisation.
Cette campagne vise également les conseillers en
prévention des services internes et externes pour
la prévention et la protection au travail. En effet,
les médecins du travail, les ergonomes et les
conseillers en matière psychosociale doivent être
attentifs à mettre en évidence les relations entre la
charge physique de travail et les troubles
musculo-squelettiques afin de proposer, par
entreprise, des mesures de prévention adéquates.
Ces mesures font partie du plan global de
prévention que l'employeur a l'obligation de
rédiger dans le cadre de son système dynamique
de gestion des risques.
Deuxièmement, vous savez que dans les mesures
pour l'emploi exposées dans la déclaration
gouvernementale, des mesures spécifiques pour
les travailleurs de 45 ans ont été prévues pour
favoriser leur maintien à l'emploi, notamment par
la prise de mesures préventives visant à améliorer
les conditions de travail parmi lesquelles on peut
compter celles qui sont génératrices de troubles
musculo-squelettiques. Les partenaires sociaux
doivent maintenant faire des propositions pour ces
mesures préventives.
Pour les travailleurs de 55 ans et plus, une
enveloppe spécifique sera mise à la disposition
des partenaires sociaux afin de susciter des
initiatives en matière de qualité et de conditions de
travail, y compris l'aménagement spécifique du
temps de travail. Cette enveloppe contiendra 500
millions de francs en 2002.
Troisièmement, en ce qui concerne l'amélioration
de la réglementation, je constate qu'outre l'arrêté
royal relatif à la politique du bien-être au travail,
trois arrêtés traitent déjà de la prévention des
troubles musculo-squelettiques. Il s'agit des
arrêtés relatifs au travail avec écran de
visualisation, à la manutention manuelle de
charges et la protection de la maternité. Je crois
comme vous que ce n'est pas suffisant pour
couvrir tous les aspects de prévention. Je saisirai
prochainement le Conseil supérieur pour la
prévention et la protection, qui vient d'être
renouvelé, d'une proposition spécifique.
Enfin, pour ce qui concerne votre question précise
sur la reconnaissance des troubles musculo-
squelettiques comme maladie professionnelle,
cela n'est pas de ma compétence, mais bien de
celle du ministre des Affaires sociales, qu'il faudra
certainement interroger à ce sujet.
03.03 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, wij zouden graag een inzicht krijgen in
de sensibilisatiecampagne die de medische
inspectie zou opstarten. Ik vind dit zelf erg
belangrijk. Op welke manier zullen onder andere
de arbeidsgeneesheren worden gesensibiliseerd
om de belastende factoren van de arbeid in het
oog te houden, meer specifiek voor de gevolgen
op MSA? Ik zal vandaag niet stilstaan bij de
maatregelen voor 45-plussers en 55-plussers.
Het is positief dat de vernieuwde Hoge Raad ook
om advies werd gevraagd inzake de mogelijkheid
om verbeteringen aan te brengen aan de
wetgeving. Ik hoop dat we, naarmate de ideeën
CRIV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
komen, ook de kans zullen krijgen om daarover te
worden geïnformeerd.
De erkenning van MSA is inderdaad de
bevoegdheid van de minister van Sociale Zaken.
Ik heb hier niet willen vragen hoever men is
gevorderd, want men is niet ver gevorderd, maar,
vermits deze aandoening voor het overgrote deel
aan de arbeidsomstandigheden is verbonden, lijkt
het mij dat een erkenning moet kunnen. Het ter
beschikking stellen van de budgetten is uiteraard
de taak van de minister van Sociale Zaken, maar
ik wil de minister oproepen om hierover bilateraal
overleg te plegen. Dit ligt, volgens mij, binnen de
competentie van de minister van
Werkgelegenheid omdat het onderzoek heeft
aangetoond dat de arbeidsomstandigheden een
zwaar oorzakelijk verband met MSA inhouden.
Mevrouw de minister, ik vraag u om, samen met
minister Vandenbroucke, te onderzoeken of deze
zaak bij de moeizame gesprekken rond de
erkenning van beroepsziekten kan worden
betrokken.
Graag zou ik enig zicht krijgen op de inhoud van
de sensibilisatiecampagne. Ik vind dit enorm
belangrijk. Ik denk aan de campagne die men een
tijd geleden in verband met de rugklachten bij
verpleegkundigen heeft gevoerd. Als dit niet
geregeld wordt herhaald, begint de werkdruk, de
slijtage en de stress op dergelijke
preventiecampagnes te spelen. Nadien ondervindt
men de nadelige gevolgen. Dat is het probleem.
03.04 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, je livre une information supplémentaire
à Mme D'Hondt: pour ce qui concerne les
corrections sociales, certaines ont été discutées
en séance plénière et certaines viennent d'être
décidées par le gouvernement. En plus, non pour
le budget 2001 mais pour l'avenir, des corrections
sociales devront être apportées dans quatre
domaines particuliers: la violence contre les
femmes, des mesures supplémentaires « soins de
santé-grandes villes », l'assurance-dépendance et
enfin l'élargissement de la liste des maladies
professionnelles, sujet évidemment d'actualité.
De voorzitter: Mevrouw de minister, mag ik u
verzoeken de beschikbare documenten in verband
met de eerste vraag van mevrouw D'Hondt, over
de sensibilisatiecampagne en de manier waarop
deze wordt gevoerd, ook aan de commissieleden
te bezorgen, om hen in staat te stellen het dossier
te kunnen volgen?
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Samengevoegde mondelinge vragen van
- mevrouw Trees Pieters aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
'het ontwerp-koninklijk besluit inzake tijdelijke
en mobiele werkplaatsen' (nr. 2476)
- de heer Jean-Jacques Viseur aan de vice-
eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over 'de vernietiging door de
Raad van State van de koninklijke besluiten
betreffende de tijdelijke en mobiele werplaatsen'
(nr. 2491)
04 Questions orales jointes de
- Mme Trees Pieters à la vice-première ministre
et ministre de l'Emploi sur 'le projet d'arrêté
royal en matière de chantiers temporaires et
mobiles' (n° 2476)
- M. Jean-Jacques Viseur à la vice-première
ministre et ministre de l'Emploi sur 'l'annulation
par le Conseil d'Etat des arrêtés royaux en
matière de chantiers temporaires et mobiles'
(n° 2491)
04.01 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, ik zag mij
gedurende de vakantieperiode opnieuw verplicht
een vraag te stellen over de mobiele
werkplaatsen. Dat is voor mij ook vervelend, want
als ik het goed heb geteld, is dit de zesde of
zevende vraag over dit onderwerp.
De voorzitter: Mevrouw Pieters, een mens wordt
dikwijls door zijn geweten achtervolgd om zijn
morele plicht te doen.
04.02 Trees Pieters (CVP): Het is duidelijk dat
het ons stilaan te veel wordt om daar vragen over
te stellen. Voor diegenen die hier op het terrein
mee te maken hebben, is het echter een hele
opgave om het circuit te blijven volgen na zoveel
maanden.
Mevrouw de minister, vakbladen signaleren dat u
net voor het bouwverlof overwoog om het
vroegere koninklijk besluit ongewijzigd te laten
publiceren in het Belgisch Staatsblad. U zegt
nochtans dat er technische fouten in zitten en dat
die gecorrigeerd moeten worden ingevolge een
advies van de Raad van State. Naar aanleiding
van mijn uiteenzetting op 30 mei hebt u gezegd:
"...het overgangsbesluit dat werd genomen ter
vervanging van het besluit dat wegens vormfouten
door de Raad van State werd vernietigd. Een
nieuw overgangsbesluit verschijnt heel binnenkort
in het Staatsblad". Met betrekking tot dat heel
binnenkort hebt u nog verduidelijkt dat het ging om
24/10/2000
CRIV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
enkele weken. Dat was op 30 mei. Intussen zijn
we weer drie maand verder en er is nog steeds
geen vooruitgang geboekt in dit dossier.
Integendeel, ik meen dat de verwarring groter is
dan ooit en dat een oplossing helemaal niet nabij
is. Hoewel de sectoren en de sociale partners
meer dan eens op ons verzoek door u op het
kabinet werden uitgenodigd en daar een voorstel
over de inhoud van een nieuw koninklijk besluit,
waar men het quasi unaniem over eens was, werd
ingediend, zou het oude koninklijk besluit nu toch
weer verschijnen.
Mevrouw de minister, wij zouden graag voor eens
en altijd een duidelijk en definitief antwoord krijgen
over de stand van zaken in verband met de
tijdelijke en mobiele werkplaatsen.
04.03 Jean-Jacques Viseur (PSC): Monsieur le
président, madame la ministre, comme le contenu
de ma question est exactement identique à celui
de Mme Pieters, je ne vais pas allonger le débat.
Je voudrais simplement dire que si la nature à
horreur du vide, ce dernier est encore plus grave
lorsqu'il s'agit de chantiers mobiles ou temporaires
car il pourrait occasionner de nombreux
problèmes en matière de sécurité.
04.04 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, croyez bien que ma volonté est de
clôturer ce dossier mais cela n'est pas évident.
J'ai demandé l'avis du conseil d'Etat en date du 7
juillet 2000 en faisant savoir que je souhaitais
recevoir son avis dans le mois. Or, je ne l'ai
toujours pas reçu. J'ai téléphoné, comme cela se
fait toujours, au conseil d'Etat pour savoir ce qu'il
en était. On m'a promis que l'avis me serait
envoyé pour la minovembre. On ne peut donc
pas m'accuser d'une mauvaise surveillance des
dossiers. Des retards manifestes sont à déplorer
dans le chef du conseil d'Etat. Je répète que je
devrais normalement recevoir l'avis du conseil
d'Etat mi-novembre. Dès réception, nous
procéderons à la publication.
Comme M. Viseur a eu raison de le dire, la nature
a horreur du vide. Mais je voudrais signaler que
nonobstant tout ce qui concerne le fond de ce
dossier, l'ensemble des travailleurs des chantiers
mobiles ou temporaires sont visés par la
protection prévue par la loi du 4 août 1996
concernant le bien-être des travailleurs et de ses
arrêtés d'exécution qui restent d'application en
attendant l'entrée en vigueur du prochain arrêté.
En ce qui concerne plus particulièrement les
travaux de construction et d'entretien, notamment
pour les matériels d'équipement, les travaux de
terrassement, de démolition, tous les travaux
présentant des risques pour la sécurité des
travailleurs, il existe également des articles
spécifiques
du règlement général pour la
protection du travail et en particulier les articles
403bis à 468.
Cela ne constitue pas une justification, je voulais
simplement répondre à la formule utilisée par M.
Viseur selon laquelle la nature a horreur du vide.
Pour le reste, j'attends avec grande impatience
l'avis du conseil d'Etat. Je ne peux pas avancer
sans cet avis.
04.05 Trees Pieters (CVP): Mevrouw de
minister, als u moet wachten, dan zullen wij dat
ook moeten doen. Ik wou echter vooral weten of
het ontwerp van koninklijk besluit werd aangepast
aan het overleg dat u met de sector hebt gehad.
Gaat het soms zoals men in vakbladen zegt
om het oude koninklijk besluit dat opnieuw werd
ingediend?
U bevestigt dat het om een nieuw, gewijzigd
koninklijk besluit gaat? (Bevestiging van de
minister) Goed, dat lijkt mij ook logisch.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
05 Questions orales jointes de
- M. Paul Timmermans à la vice-première
ministre et ministre de l'Emploi sur 'la
convention de premier emploi' (n° 2516)
- Mme Greta D'Hondt à la vice-première ministre
et ministre de l'Emploi sur 'la convention de
premier emploi' (n° 2541)
05 Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Paul Timmermans aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
'de startbanenovereenkomst' (nr. 2516)
- mevrouw Greta D'Hondt aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
'de startbanenovereenkomst' (nr. 2541)
05.01 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO):
Monsieur le président, madame la ministre, la
convention de premier emploi est en place depuis
plus de six mois. Des dispositifs d'évaluation sont
prévus. Notamment après un an, une évaluation
doit être menée conjointement par le Conseil
central de l'économie et le Conseil national du
travail. Nous attendons avec impatience le mois
d'avril prochain.
CRIV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
Je sais aussi que l'accord de coopération entre
régions, Etat et communautés prévoit des
évaluations tous les six mois de l'exécution de
l'accord. Je n'attends pas de vous une évaluation
circonstanciée de cette mesure et notamment des
effets produits sur le chômage des jeunes. Mais
j'aimerais, si c'est possible, que vous me donniez
quelques indications sur la mise en place de ce
plan, particulièrement sur le nombre de jeunes
embauchés relativement à leurs qualifications et
peut-être aussi sur quelques différences
d'application d'une région à l'autre, ce qui avait été
annoncé par certains d'entre nous.
05.02 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, de startbanen zijn
inderdaad sinds 1 april definitief van start gegaan.
Aangezien de wet werkgevers verplicht een
exemplaar van de arbeidsovereenkomst door te
sturen naar het ministerie van Tewerkstelling en
Arbeid, meenden wij dat de diensten van de
minister ons aan de hand van de cijfers waarover
zij wettelijk beschikken een zicht kunnen geven op
het effect van de startbanen. Mijn vragen hebben
betrekking op die gegevens.
Hoeveel jongeren zijn er tewerkgesteld via
startbanen? Hoeveel jongeren waren er op 30
maart, aan de vooravond van de startbanen,
tewerkgesteld in het kader van de wetgeving op
de stages? Hoeveel bedraagt dit aantal vandaag?
Hoeveel jongeren uit de doelgroepen één, twee en
drie zijn er momenteel tewerkgesteld via een
startbaan? Wat is de verhouding tussen het aantal
laag- en het aantal hooggeschoolden, zoals
gestipuleerd in de wetgeving?
Voor hoeveel startbanen werd een gewone
arbeidsovereenkomsten gesloten, vol- of deeltijds,
van bepaalde of van onbepaalde duur? Voor
hoeveel startbanen is er sprake van een
arbeidsovereenkomst gecombineerd met een
opleiding of van een industriële leerovereenkomst,
met eventuele variaties? Kortom, hoeveel
startbanen werden er gecreëerd volgens de
overeenkomstmogelijkheden die de wetgeving op
startbanen heeft vastgesteld?
Wat is de verhouding tussen de publieke en de
particuliere sector? Hoeveel, -en ik herhaal de
vraag van collega Temmerman -, bedraagt het
aantal startbanen in Brussel, Vlaanderen en
Wallonië?
Mevrouw de minister, vanaf 1 juli tot 30 september
kon men in alle zones, met uitzondering van de
zones Bergen-La Louvière, Huy-Borgworm,
Verviers, le Brabant-Wallon, West-Henegouwen,
jongeren in dienst nemen die behoren tot de drie
doelgroepen. Voor de meesten moest hun
contract verlengd worden vanaf 1 oktober, omdat
de wet voorziet in een driemaandelijkse
vaststelling van de categorieën. Ik vraag u dan
ook of alles hetzelfde blijft na 1 oktober 2000.
Wat zal de budgettaire weerslag zijn van de
startbanen voor 2000? Wij weten uiteraard wat er
begroot is, maar wat zal de feitelijke, budgettaire
weerslag zijn, bij extrapolatie van de gegevens
waarover men tot nu toe beschikt? Tot slot, in het
verlengde hiervan, wat zal de budgettaire
weerslag zijn voor het jaar 2001?
05.03 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, je ne pourrai répondre à toutes les
questions posées par Mme D'Hondt, car celles-ci
me sont parvenues relativement tard. Aussi mon
administration n'a-t-elle pu être en mesure de
répondre à
l'ensemble des questions. Je
répondrai donc sur la base des informations qui
m'ont été communiquées et propose de les
compléter lors de la prochaine séance, ce pour
répondre à l'attente de Mme D'Hondt.
De voorzitter: Mevrouw D'Hondt, als U akkoord
gaat kan dat misschien ook schriftelijk gebeuren,
want u vraagt ook een aantal documentaire
gegevens. Ik zal voorstellen dat we die informatie
aan alle commissieleden laten bezorgen.
05.04 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, j'ai reçu de la part de mon
administration la situation au 20 octobre 2000. A
l'heure actuelle, 28.797 jeunes sont occupés dans
une convention de premier emploi, six mois après
le début de la loi. C'est plutôt probant. Certes, les
succès varient fortement selon les régions, la
Région flamande exceptée. Mais en ce qui
concerne Bruxelles et la Wallonie, je présenterai
les résultats en fonction du siège social des
entreprises ainsi que du lieu de résidence des
jeunes, car énormément d'entreprises de Wallonie
ont leur siège à Bruxelles. Les chiffres seraient
donc tronqués si nous nous basions uniquement
sur les résultats du siège social de l'entreprise.
Sur la base du siège social, les chiffres
enregistrés en matière de convention emploi
jeunes sont:
pour la Flandre: 64,2%;
pour la Wallonie: 15,8%;
pour Bruxelles: 20%.
En fonction du lieu de résidence, les chiffres
24/10/2000
CRIV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
sont les suivants:
pour la Région flamande: 64%;
pour la Région wallonne: 27%;
pour la Région de Bruxelles-Capitale: 9%.
En ce qui concerne:
- la proportion hommes/femmes, le rapport
respectif est environ de 55% contre 45%;
- la proportion de qualification: 60% pour les
personnes qualifiées, 40% pour les moins
qualifiés;
- la proportion secteur privé/secteur public: 1.267
conventions ont été signées dans le cadre du
secteur public.
Je voudrais également vous donner des
informations concernant les conclusions de
l'accord de coopération signé entre gouvernement
fédéral et régions le 30 mars dernier et relatif à
l'insertion des demandeurs d'emploi vers la
convention de premier emploi.
Le comité d'évaluation s'est réuni le 13 octobre et
a constaté que les conventions d'insertion
rencontraient un très vif succès. En effet, pour
l'ensemble du pays, 15.054 conventions
d'insertion ont déjà été conclues alors que
l'objectif fixé dans l'accord de coopération pour
l'ensemble de l'année 2000 était de 14.287
conventions. Il apparaît donc clairement que
l'attente des jeunes, à travers la convention
d'insertion, est de trouver le plus rapidement
possible un premier emploi, grâce par exemple à
une recherche active d'emploi. Dans ce cas, la
convention d'insertion leur est utile.
Au niveau de la répartition, voici les chiffres.
Pour Bruxelles au 2 octobre 2000, 2.632
conventions.
Pour la Wallonie, au 31 août 2000, 4.693 et pour
la Flandre, au 13 octobre 2000, 7.699.
L'évaluation de l'accord démontre donc son bien-
fondé, qui donne aux organismes régionaux et
communautaires compétents une très grande
souplesse pour répondre finalement aux besoins
spécifiques de chaque jeune en recherche
d'emploi.
Pour le reste, je transmettrai à Mme D'Hondt les
informations qu'elle a demandées.
05.05 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO):
Monsieur le président, je tiens tout d'abord à
remercier Mme la ministre pour cette compilation
de chiffres, qui n'était sans doute pas facile à
réaliser.
Je pense qu'il faudra refaire l'évaluation en
vérifiant plus particulièrement si la convention de
premier emploi bénéficie plutôt à ceux qui entrent
dans le chômage ou à ceux qui sortent de l'école.
Il faudra aussi être attentif à ceux qui travaillent
en alternance ou qui ont un emploi à durée
déterminée ou indéterminée.
J'attendrai avec impatience la suite que vous ne
manquerez pas de donner à cette demande.
05.06 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik dank mevrouw de minister voor haar
informatie. Als ik de antwoorden juist genoteerd
heb, zal zij later nog antwoorden in verband met
de stages, de opdeling over de drie doelgroepen
van de 29.762 mensen met een startbaan, de
opdeling volgens hun soort van
arbeidsovereenkomst, en de budgettaire
implicaties.
Er zijn wel nog twee zaken onduidelijk voor mij.
Ten eerste is er een vraag rond de datum, en ten
tweede een vraag over bepaalde cijfers. Wat
gebeurt er sinds 1 oktober 2000 met de toelating
om jongeren uit de drie doelgroepen aan te
werven? Wordt hun situatie gewoon verlengd?
Ook de cijfers over de opdeling tussen Brussel,
Vlaanderen en Wallonië zijn mij niet helemaal
duidelijk. U zei dat, rekening houdend met de
maatschappelijke zetel van de bedrijven, 64,2%
van de startbanen zich in Vlaanderen situeert. Als
we echter rekening houden met de woonplaats
van de werknemer, is dit slechts 64%. Dit betekent
dus dat er eigenlijk minder of geen bedrijven zijn
met maatschappelijke zetel in Brussel die mensen
in Vlaanderen tewerkstellen?
Dit staat volgens mij enigszins haaks op een
recent verschenen studie. Volgens die studie zou
het aantal mensen die in Vlaanderen wonen en in
Brussel gaan werken, niet overeenkomen met het
aantal mensen uit Brussel die in Vlaanderen gaan
werken. Ik neem akte van uw cijfers, maar dit lijkt
me verwonderlijk. Dit is echter niet de kern van
mijn vraag. Wij kunnen hier later op terugkomen.
Het verwondert mij gewoon, gezien de recente
publicatie over de geografische opsplitsing van de
tewerkstelling door de diensten van het ministerie
van Tewerkstelling.
Ik vind wel belangrijk dat u zou antwoorden op
mijn vraag over het al dan niet verlengen van de
sinds 1 juli bestaande toestand, ook na 1 oktober
2000.
CRIV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
05.07 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, madame D'Hondt, j'attends l'évaluation
qui devait être faite en septembre par les comités
saisis et que je n'ai pas encore reçue.
05.08 Greta D'Hondt (CVP): Mais entre-temps,
ils continuent à appliquer la même règle.
05.09 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, je suis d'accord avec Mme D'Hondt.
C'est étrange car un certain nombre d'entreprises
flamandes ont aussi leur siège à Bruxelles. On
devrait donc avoir une autre proportion selon que
les jeunes résident en Flandre ou à Bruxelles ou
selon que le siège social est en Flandre ou à
Bruxelles. D'après les chiffres donnés par mon
administration, ce n'est pas le cas mais on
continue à explorer. Je n'ai pas eu de grandes
facilités avec l'outil statistique de mon
administration concernant le « startbaan ».
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
06 Question orale de M. Paul Timmermans à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
sur "le plan `Rosetta' dans les entreprises de
travail adapté" (n° 2517)
06 Mondelinge vraag van de heer Paul
Timmermans aan de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid over "het
Rosettaplan in de beschutte werkplaatsen"
(nr. 2517)
06.01 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO):
Monsieur le président, madame la ministre, nous
enchaînons avec la même problématique, mais
dans un domaine tout à fait différent puisqu'il
s'agit ici des entreprises de travail adapté, et plus
particulièrement celles de la Région wallonne.
J'ignore la situation en Région flamande; je serais
d'ailleurs très heureux d'en savoir un peu plus.
En Région wallonne, des problèmes de
subventionnement du secteur génèrent des
restrictions sérieuses à l'embauche, alors que le
secteur est en pleine expansion et qu'il y a une
croissance de la demande. La convention de
premier emploi « Rosetta » oblige ces entreprises
de travail adapté à procéder à une embauche du
même ordre que les autres entreprises.
Il y a donc deux possibilités:
-
soit ces entreprises, malgré une
croissance forte et en raison des
restrictions budgétaires, sont considérées
comme des entreprises en difficulté et
sont dispensées, via l'article 40 de la loi,
de l'embauche, ce qui serait relativement
regrettable;
-
soit, on pourrait considérer que les aides
du Maribel social, et plus particulièrement
du Maribel 4, puissent être consacrées à
l'embauche de travailleurs
supplémentaires en application de la
convention de premier emploi, et ce dans
la droite ligne de ce qui s'est fait pour les
aides des Maribel 2 et 3 qui ont permis au
secteur d'assurer à chacun des
travailleurs du secteur le revenu minimum
garanti.
Il me semble d'ailleurs que cette dernière
possibilité rejoindrait une demande des
partenaires sociaux du secteur. En effet, ce
secteur ne veut pas se soustraire aux obligations
de la convention de premier emploi mais se trouve
dans une situation financière particulièrement
difficile.
06.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, les employeurs privés appartenant au
secteur non marchand ne sont obligés
d'embaucher des jeunes qu'à concurrence de
1,5% de leur effectif, et non de 3%.
Je puis confirmer qu'il est permis aux employeurs
qui bénéficient du Maribel social d'utiliser cet
avantage pour remplir leur obligation. De plus, il y
a des motifs d'exemption dont ils peuvent profiter.
Ils peuvent être exemptés s'ils sont tenus par une
convention collective de travail qui prévoit un effort
minimum de 0,15% en faveur des groupes à
risque, ou des personnes auxquelles s'applique
un plan d'accompagnement ou un parcours
d'insertion. Enfin, ils peuvent être dispensés s'ils
se trouvent devant des difficultés financières. Et
tout le monde sait que dans le secteur non
marchand, ils sont nombreux dans le cas.
En résumé, ces employeurs bénéficient des
mesures suivantes:
-
une obligation à concurrence de 1,5%;
-
une possibilité d'utiliser le Maribel social;
et
-
des possibilités d'exemption.
06.03 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO):
Monsieur le président, madame la ministre, je
vous remercie. Il semblerait donc que ces
entreprises manquent singulièrement
d'informations pour mettre en oeuvre le Maribel
social comme capacité d'embauche. Je me suis
24/10/2000
CRIV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
laissé dire que pour le secteur en Wallonie, cela
représenterait entre quarante et soixante emplois
valides. Ce n'est pas négligeable, surtout qu'il
s'agit là généralement de personnes peu
qualifiées.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
07 Question orale de M. Paul Timmermans à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
sur "l'insertion des demandeurs d'emploi dans
les entreprises de travail adapté" (n° 2518)
07 Mondelinge vraag van de heer Paul
Timmermans aan de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid over "de
inschakeling van werkzoekenden in de
beschutte werkplaatsen" (nr. 2518)
07.01 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO):
Monsieur le président, madame la ministre, ma
présente question concerne toujours les
entreprises de travail adapté, non dans le cadre
du plan «
Rosetta
», mais d'une situation
particulièrement délicate que connaissent des
travailleurs qui y sont aujourd'hui employés grâce
à l'article 78 de la législation chômage. Cet article
permet à des chômeurs de longue durée, difficiles
à placer, d'être occupés dans une entreprise de
travail adapté, tout en conservant le bénéfice de
leur allocation de chômage. Ce ne sont par
conséquent pas des personnes handicapées qui
bénéficient de cette mesure, mais bien des
chômeurs de longue durée auxquels on a reconnu
un handicap social. C'est donc un nouveau public
qui est maintenant occupé dans les entreprises de
travail adapté. Un problème surgit lorsque ces
personnes passent de la situation de chef de
ménage à celle de cohabitant. En effet, elles
continuent à prester le même temps de travail,
mais pour une rémunération singulièrement
différente. On peut aisément imaginer qu'il ne
s'agit pas d'un piège à l'emploi, puisqu'ils y sont
déjà, mais certainement d'un piège au travail.
Je pense qu'il n'y a aucune mauvaise volonté de
part et d'autre, mais qu'il s'agit là plutôt d'une
lacune de la législation.
Comment inciter ces travailleurs à rester dans
l'emploi qu'ils occupent dans l'entreprise de travail
adapté alors que leur revenu a chuté de
pratiquement la moitié? Ne peut-on pas prévoir
une mesure qui permettrait le maintien du
bénéfice des allocations au niveau où elles étaient
lorsqu'ils ont trouvé cet emploi?
07.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, comme M. Timmermans le sait bien, le
travailleur handicapé occupé en atelier protégé
perçoit un salaire dont le montant ne peut être
inférieur au salaire minimum garanti. Cela avait
d'ailleurs, à l'époque où cette mesure avait été
adoptée, fait couler beaucoup d'encre. Ce salaire
est versé pour partie par le biais de l'allocation de
chômage et pour partie par l'employeur, qui lui-
même reçoit généralement un subside.
Si j'ai bien compris, M. Timmermans nous dit que
dès lors que la part des allocations de chômage
diminue, il y a un problème pour le versement du
salaire revenant au travailleur. Est-ce bien exact,
monsieur Timmermans?
07.03 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO):
Madame la ministre, il est possible que la
compréhension que j'ai du problème ne soit pas
tout à fait exacte. Selon moi, l'article 78 concerne
une catégorie particulière de travailleurs en
entreprise de travail adapté qui n'est pas couverte
par le revenu minimum garanti, mais qui, sous
mode d'insertion, continue de bénéficier des
allocations de chômage au taux qu'ils avaient
chef de ménage dans la plupart des cas avec
des encouragements financiers donnés par
l'employeur, et non pas le montant de 278 francs
du revenu minimum garanti. Le plus souvent, ce
sont des frais de déplacements ou des
encouragements laissés au libre arbitre de
l'employeur. C'est ce dont bénéficie celui qui est
sous le couvert de l'article 78, en tout cas selon
les permanents syndicaux qui m'ont interpellé. Il
ne relève donc pas de la commission paritaire du
secteur. Il est un chômeur, qui est là pour
s'occuper intelligemment, pour se former, pour
avoir de la reconnaissance sociale et dans l'espoir
de retrouver un emploi. Il n'est donc pas couvert
par le revenu minimum garanti.
Si mes informations sont correctes, ces
personnes continuent à percevoir leurs allocations
de chômage comme chefs de ménage. Et si leur
conjoint retrouve du travail, ils passent sous le
statut des cohabitants. Ils continuent donc à faire
exactement le même boulot, pendant le plus
souvent les 38 heures du temps d'occupation,
mais pour un revenu nettement inférieur. Il arrive
donc très souvent qu'ils quittent leur emploi, ce qui
est regrettable.
07.04 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le
président, je vérifierai donc auprès de mon
administration.
CRIV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
Mais si effectivement, la situation de l'intéressé
change, il n'a plus les mêmes allocations. Cela
signifierait qu'automatiquement, son salaire
diminue puisqu'il n'a plus la même activation
qu'auparavant.
Or, mon administration, qui propose d'ailleurs que
l'Inspection des lois sociales puisse intervenir
auprès des entreprises concernées, me signale
que si l'activation est moins importante vu le
changement de la situation personnelle de
l'intéressé, c'est l'entreprise qui doit apporter le
complément pour obtenir le salaire minimum
garanti qui est de mise pour l'ensemble des
travailleurs occupés dans les ateliers protégés.
07.05 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO):
Actuellement, le salaire est de 284 francs. Or, je
ne connais pas d'employeur qui compensera la
différence. Il faudra vérifier ce qu'il en est.
Je vous remercie de la bonne suite que vous
réserverez à cette question.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Mondelinge vraag van mevrouw Maggie De
Block aan de vice-eerste minister en minister
van Werkgelegenheid over "de
maatschappelijke discriminatie van diabetici"
(nr. 2519)
08 Question orale de Mme Maggie De Block à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
sur "la discrimination sociale envers les
diabétiques" (n° 2519)
08.01 Maggie De Block (VLD): Mijnheer de
voorzitter, mevrouw de minister, het is bekend dat
diabetici dankzij de huidige therapeutische
mogelijkheden een quasi normaal leven kunnen
leiden.
Ter herinnering: diabetes type I komt vooral voor
bij kinderen en jonge personen en uiteraard ook
bij oudere personen aangezien het een
ongeneeslijke ziekte is. Diabetes type II komt
vooral voor bij oudere personen en wordt daarom
ouderdomsdiabetes genoemd.
Uit de statistieken blijkt dat werkverzuim bij goed
verzorgde diabetici niet vaker voorkomt dan bij
niet-diabetici. In de sportwereld denk aan de
recente olympische spelen te Sydney halen
diabetici zowel nationaal als internationaal
schitterende resultaten.
Nochtans worden diabetici in het maatschappelijk
leven nog vaak gediscrimineerd, dikwijls op
onaanvaardbare wijze en ik zal dit illustreren aan
de hand van volgende voorbeelden.
Inzake tewerkstelling wordt hen vaak een job
geweigerd onder het mom van veiligheidsredenen.
De NMBS weigert systematisch personen met
diabetes aan te werven en
verzekeringsmaatschappijen leggen diabetici,
ondanks uitstekende medische rapporten,
onaanvaardbaar hoge en in de praktijk
onbetaalbare premies op voor hypotheekleningen
en levensverzekeringen.
Het aantal diabetici in ons land bedraagt 6% van
de bevolking en hun aantal neemt toe. De
problemen waarmee diabetici werden
geconfronteerd treffen dus steeds meer mensen.
De regering heeft in haar sociaal beleid veel
aandacht voor de chronische ziekten. Specifiek
voor de diabetici werd in het voorjaar 2000 een
interministeriële werkgroep opgericht om de
problematiek van de sociale discriminatie van
diabetici en andere patiënten aan te pakken.
Mevrouw de minister, welke initiatieven nam u in
uw hoedanigheid van minister van Gelijke Kansen
voor een niet-discriminatiebeleid ten aanzien van
de diabetici? Welke stappen ondernam u ten
opzichte van overheidsbedrijven zoals de NMBS
om discriminatie op grond van diabetes weg te
werken? Onderhandelde u reeds met
verzekeringsmaatschappijen om de premies voor
verzekeringen bij diabetici af te stemmen op de
realiteit van de aandoening, de ernst ervan en de
mate waarin deze onder controle is? Deze
personen moeten jaarlijks of tweemaal per jaar
een zeer uitgebreid medisch onderzoek
ondergaan, waarvan bewijzen kunnen worden
voorgelegd. Ik meen dat er in dat verband
voldoende materiaal voorhanden is. Welke
resultaten leverde de interministeriële werkgroep
op, die werd belast met de wegwerking van
sociale discriminatie van diabetici?
08.02 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de
voorzitter, sta mij toe mevrouw in te lichten over
het feit dat de Ministerraad op 17 maart 2000 het
plan voor de bestrijding van racisme en andere
vormen van discriminatie op mijn voordracht heeft
goedgekeurd. In uitvoering van dit plan werd het
Centrum voor Gelijkheid van Kansen en de Strijd
tegen het Racisme belast met uitgebreide
opdrachten ten gunste van alle slachtoffers van
elke discriminatie, of die nu steunt op afkomst,
geslacht, seksuele geaardheid, leeftijd, burgerlijke
24/10/2000
CRIV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
stand, handicap of ziekte. Bijgevolg krijgt het
centrum een functie toegewezen van stimulering
van positieve beleidsvormen ten overstaan van
groepen die aan discriminatie blootgesteld staan.
Diabetici kunnen vanzelfsprekend, in voorkomend
geval, bij die groepen ondergebracht worden. In
het spoor van de consensusconferentie van 20
november 1998 georganiseerd op initiatief van
de toenmalige minister van Volksgezondheid
werd een werkgroep ad hoc diabetes en sociale
discriminatie opgericht door de Ministerraad van
12 november 1999. Deze werkgroep bestaat uit
afgevaardigden van de departementen van
Sociale Zaken, van Volksgezondheid, van Milieu,
van Ambtenarenzaken, van Tewerkstelling en
Arbeid, van Economische Zaken en van
Infrastructuur. Deze werkgroep is met zijn
werkzaamheden gestart op 5 april 2000 en heeft
een eerste evaluatieverslag met aanbevelingen
aan de minister van Sociale Zaken en van
Volksgezondheid bezorgd.
Dit eerste verslag heeft betrekking op de volgende
domeinen: diabetes en toegang tot het beroep in
de privé en de openbare sector. Daarbij waren de
rekrutering bij leger en rijkswacht inbegrepen, net
als de rekrutering bij het openbaar ambt. Ten
tweede gaat het over diabetes en verzekeringen.
Ten derde handelt het over diabetes en het
rijbewijs. Tenslotte is er diabetes en toegang tot
zorgverstrekking. Het verslag maakt een
inventaris op van de problemen die men in deze
domeinen ondervonden heeft en stipt
mogelijkheden aan om ze op te lossen.
Ce rapport a été présenté le 14 juillet dernier en
Conseil des ministres. A la demande du ministre
des Affaires sociales et de la ministre de la Santé
publique, ce dernier a confirmé la mission du
groupe de travail et a accepté la méthode de
travail proposée, à savoir la création de sous-
groupes de travail thématiques réunis à l'initiative
de deux associations de défense de diabétiques
qui collaborent entre elles depuis le début du
processus: l'Association belge du diabète et la
«Vlaamse vereniging voor diabetici».
Les conclusions de ces sous-groupes de travail
doivent encore faire l'objet d'une réunion plénière
du groupe avant de pouvoir être traduites dans les
faits par les ministres concernés, à savoir:
-
les ministres de l'Emploi, de la Fonction
publique, de l'Intérieur et de la Défense
nationale pour les recommandations en
matière d'emploi;
-
le ministre des Affaires économiques pour
ce qui concerne le droit des assurances;
-
la ministre de la Mobilité et des Transports
pour ce qui concerne la problématique du
permis de conduire;
-
les ministres des Affaires sociales et de la
Santé publique pour les recommandations
relatives à l'accès aux soins.
Il faut donc attendre que la séance plénière ait lieu
avant de divulguer le résultat des travaux des
groupes.
09.01 Maggie De Block (VLD): Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor haar
toelichtingen. Wij zullen de resultaten van de
besprekingen afwachten.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Regeling van de werkzaamheden
09 Ordre des travaux
Mevrouw Genot bevindt zich momenteel in een
andere commissie. Ik stel dan ook voor haar
mondelinge vraag nr. 2470 naar een latere datum
uit te stellen. Hiermee zijn de vragen aan mevrouw
Onkelinx afgerond.
Minister Vandenbroucke bevindt zich momenteel
in de Senaat. Ik stel voor dat we op hem wachten.
De vergadering is geschorst.
La séance est suspendue.
De vergadering wordt geschorst om 15.42 uur.
La séance est suspendue à 15.42 heures.
De vergadering wordt hervat om 16.12 uur.
La séance est reprise à 16.12 heures.
10 Interpellatie van mevrouw Yolande
Avontroodt aan de minister van Sociale Zaken
en Pensioenen over "de financiering van het
operatiekwartier" (nr. 457)
10 Interpellation de Mme Yolande Avontroodt
au ministre des Affaires sociales et des
Pensions sur "le financement du bloc
opératoire" (n° 457)
10.01 Yolande Avontroodt (VLD): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, in verband met
deze problematiek werd reeds een vraag gesteld
door mevrouw Van de Casteele. Ik zal deze zaak
dan ook niet heel uitgebreid schetsen, hoewel de
Fax Medica, die door de Landsbond van
Onafhankelijke Ziekenfondsen wordt uitgegeven,
CRIV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
daar in haar laatste nummer diepgaand op inging.
De Landsbond van Onafhankelijke Ziekenfondsen
heeft aan de hand van 1700
nomenclatuurnummers een en ander doorgelicht.
Daarop zijn er nogal wat reacties gekomen, onder
meer van de universitaire ziekenhuizen. Ik meen
echter dat de meerwaarde van dat onderzoek erin
bestaat dat het beleid nu voor een aantal keuzes
wordt geplaatst omtrent de herziening van de
nomenclatuur en de financiering van de
ziekenhuizen, meer bepaald van de
operatiekwartieren.
Uit de studie blijkt eerst en vooral dat er voor
bepaalde ingrepen een belangrijke overappreciatie
is van de bezettingstijd van het operatiekwartier.
Het zou meer bepaald gaan over de myocard-
revascularisatie en de slagader-entoperaties. Het
operatiekwartier zou voor deze ingrepen
respectievelijk gedurende 18 en 10,8 uren worden
ingenomen. In de praktijk echter zouden die
operaties, zeker met de huidige geavanceerde
technologie, gemiddeld zelden meer dan zes uur
duren. Deze ingrepen worden meestal uitgevoerd
in universitaire of gemengde instellingen, die ook
een onderwijsopdracht hebben. Dat geeft nog
eens een verhoging van de codes met 30%, wat
resulteert in een vergoeding voor de bezettingstijd
van 22 en 13 uur.
Daarnaast voorzien heel wat codes in een
vergoeding voor het operatiekwartier voor
handelingen die in de praktijk niet langer in een
operatiekwartier worden uitgevoerd. Dit is
bijvoorbeeld het geval voor de fibro-
duodenoscopies en voor het aanbrengen van een
gipslaars. Samen zouden dergelijke ingrepen,
waarvan is gebleken dat ze niet noodzakelijk in
een operatiezaal moeten gebeuren, goed zijn voor
360 miljoen van de totale bijdrage voor de
financiering van de operatiekwartieren.
Voor heel wat ingrepen waarover de studie
handelt en die vandaag vaak in het kader van een
daghospitalisatie of extramuraal worden
uitgevoerd, zouden er alleen maar
ziekenhuiscodes bestaan. Op die manier
ontmoedigt de financieringsmethode ten laste van
de verplichte ziekteverzekering een behandeling in
een dagziekenhuis en bevordert zij de veel
duurdere behandeling in een ziekenhuismilieu. Het
is precies op dit derde punt dat de studie van de
Landsbond van Onafhankelijke Ziekenfondsen
nog dieper is ingegaan. Als voorbeeld citeert men
de extractie van ooglenzen, de laparascopische
cholesiseptomies, de miniseptomies en de
amidaleptomies. De studie geeft over die vier
operaties en over de chirurgische extratie van
wijsheidstanden nog meer exacte cijfers en
percentages. De ziekenhuizen die deze operaties
in het kader van daghospitalisaties laten uitvoeren,
derven daardoor financieringsbijdragen voor de
operatiekwartieren, terwijl de gewone
ziekenhuizen daar nog extra verpleegdagprijzen
bijrekenen. De minister zal dit probleem
ongetwijfeld goed kennen.
De daghospitalisatie waarvoor de overheid zo lang
campagne heeft gevoerd, wordt door diezelfde
overheid dus financieel afgestraft. De studie lijkt
mij vooral belangrijk te zijn omdat zij nogmaals
bewijst dat de huidige nomenclatuur niet is
aangepast aan de bestaande noden en de realiteit
in de medische wereld. De overappreciatie van de
bezetting van de operatiekwartieren, de soms te
hoge en soms te lage inschatting van een
medische handeling, de zware financiering van de
universitaire ziekenhuizen en de miskenning van
het aantal medische handelingen in het
dagziekenhuis tonen duidelijk aan dat een
evaluatie en herijking van de nomenclatuur
noodzakelijk en dringend is.
Ik verwijs terzake nogmaals naar het
regeerakkoord waarin staat dat de nomenclatuur
aan een permanente evaluatie en herijking toe is
en dat de minister van sociale zaken zich
engageert om hiervoor het nodige te doen. Ik
hoop dan ook dat de minister hiervan snel werk
maakt, vooral van de ontwikkeling van een
instrument om deze evaluatie mogelijk te maken
teneinde de financiering van de gezondheidszorg
zo gericht mogelijk te maken.
Ik hoop dan ook, mijnheer de minister, dat u
hiervan snel werk zult maken en dat u snel een
instrument zult creëren om deze evaluatie
mogelijk te maken zodat de financiering van de
gezondheidszorg doelmatiger wordt. Daarom wil ik
u vijf vragen stellen, mijnheer de minister.
Ten eerste, wat is de situatie van het dossier van
de nomenclatuur? Wie is ermee belast? Wordt de
nodige onafhankelijkheid gewaarborgd? Binnen
welke termijn kan de eerste herijking gerealiseerd
worden?
Ten tweede, stelt de studie vast dat er, enerzijds,
te veel nomenclatuurnummers bestaan voor de
financiering van het operatiekwartier, terwijl de
vergoedingen op grond van de standaard
tijdsduur, anderzijds, niet meer overeenkomen
met de realiteit. Kunt u deze vaststelling
24/10/2000
CRIV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
bevestigen, mijnheer de minister?
Ten derde, stelt de bovengenoemde studie dat
een aantal handelingen waarvoor vandaag nog in
een vergoeding voorzien is niet meer in het
operatiekwartier zelf gebeuren. Kunt u dit
bevestigen, mijnheer de minister? Welke
oplossing stelt u voor?
Ten vierde stelt de studie vast dat een aantal
handelingen eigenlijk in een dagziekenhuis
thuishoren. De daghospitalisatie wordt echter
ontmoedigd door een financiering in het
ziekenhuismilieu. Bent u bereid dit te onderzoeken
en indien de vaststellingen van de studie correct
zijn over te gaan tot een financiering in het kader
van de daghospitalisatie?
Ten vijfde, en ten slotte, blijkt uit de studie dat de
universitaire ziekenhuizen hogere vergoedingen
ontvangen voor dezelfde prestaties. Bent u bereid,
mijnheer de minister, dit probleem op een ernstige
wijze te laten doorlichten door een onafhankelijk
team van experts?
10.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, mevrouw Avontroodt, op uw vragen
over de financiering van het operatiekwartier en de
eruit voortvloeiende conclusies voor de
nomenclatuur kan ik het volgende antwoorden.
In antwoord op uw vraag naar de stand van zaken
in de nomenclatuur verwijs ik naar een antwoord
dat ik recent gegeven heb. In de administratie van
het RIZIV wordt momenteel een cel opgericht die
de nomenclatuur moet doorlichten en
dynamiseren. Zij zal werken met vaste
medewerkers en binnen een netwerk van
consulterende experts. Dit moet de aanzet geven
tot een fundamentele hervorming van het huidige
nomenclatuursysteem De studie waarnaar u
verwees pleit inderdaad voor een beperkte
selectie van de huidige 1.700 ingrepen voor de
financiering van het operatiekwartier. De auteur
van die studie geeft echter ook toe dat een
dergelijke beperkte selectie een gevaar inhoudt
voor onterechte bestraffing van ziekenhuizen met
atypische gevallen. De gehanteerde
standaardtijden werden bepaald door een
werkgroep van chirurgen en verpleegkundigen die
werken in een twaalftal Brusselse, Waalse en
Vlaamse, universitaire en niet-universitaire, private
en publieke ziekenhuizen. Eind 1997 werden de
standaardtijden nog gedeeltelijk herzien. Het is
dus niet uitgesloten dat bepaalde ingrepen nu aan
actualisering toe zijn.
Ik ben er niet van op de hoogte dat bepaalde
handelingen niet in het operatiekwartier zouden
gebeuren en toch via die weg vergoed zouden
worden. Ik ga hierover een onderzoek instellen bij
de daartoe bevoegde instanties. Uiteraard moet ik
het resultaat van dat onderzoek afwachten
vooraleer ik een maatregel of oplossing voorstel.
In antwoord van het geacht lid over een andere
financiering van de daghospitalisatie, kan ik
meedelen dat momenteel voorbereidend
denkwerk wordt verricht om de financiering van de
heelkundige daghospitalisatie, die binnen de
daghospitalisatie het belangrijkste volume
uitmaakt, te integreren in het ziekenhuisbudget.
Dit moet de paradox wegnemen tussen, enerzijds,
het pleiten voor een grotere substitutie van
klassieke hospitalisatie door daghospitalisatie en,
anderzijds, het gescheiden houden van de
financiering.
Ten slotte worden de hogere vergoedingen
waarnaar u verwijst niet alleen toegekend aan
universitaire ziekenhuizen, maar ook aan alle
ziekenhuizen met erkende stagediensten voor een
volledige opleiding in heelkunde en anesthesie, op
voorwaarde dat het ziekenhuis over een
voldoende aantal kandidaat-specialisten beschikt.
Een verhoging van 30% van de standaardtijd zal
de bijkomende kosten vergoeden die gepaard
gaan met de opleiding en het bijbrengen van
bijzondere vaardigheden. Die verhoging lijkt me
derhalve verantwoord.
10.03 Yolande Avontroodt (VLD): Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor dit antwoord
dat evenwel nog een aantal bijkomende vragen
oproept. U zegt dat de financiering van het
dagziekenhuis zal worden opgenomen in een
"geïntegreerd budget". Wat moet ik me daarbij
voorstellen?
10.04 Minister Frank Vandenbroucke: Deze
financiering zal worden gelijkgeschakeld met de
vergoeding voor de ligdagprijzen. Vandaag
bestaat een zekere contradictie omdat
ziekenhuizen een verschillend gedrag kunnen
vertonen ten aanzien van de al dan niet substitutie
naar daghospitalisatie op basis van hun
bezettingsgraad. Een ziekenhuis met een te kleine
bezettingsgraad heeft een probleem in zijn
ligdagfinanciering en zal niet zo vlug substitueren
zelfs al wordt daaraan een incentive gekoppeld.
Een ziekenhuis met een zeer hoge
bezettingsgraad zal veel gemakkelijker
substitueren.
CRIV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
Dit heeft iets te maken met het feit dat men bij de
beoordeling van de ziekenhuisactiviteit de activiteit
in het dagziekenhuis isoleert van de globale
activiteit. Het dagziekenhuis wordt gefinancierd via
forfaits en het conventiesysteem. Men moet dit in
een geheel integreren. Hierover werd lang
gediscussieerd. Persoonlijk vind ik de argumenten
pro zeer overtuigend, maar ik wil dit in een eerste
fase alleen invoeren voor de chirurgische
daghospitalisatie. Dit betekent dat men deze
daghospitalisatie zal vergoeden zoals de globale
activiteit van het ziekenhuis wordt vergoed, via het
ligdagprijssysteem. Dit laatste systeem wil ik
trouwens ook grondig hervormen. Ik wil een
ligdagprijsfinanciering die veel meer de reële
activiteit van het ziekenhuis volgt, maar dan moet
in dit geheel ook de daghospitalisatie, en zeker de
chirurgische daghospitalisatie, worden
opgenomen. Dit komt volgens mij echt tegemoet
aan een van uw opmerkingen.
10.05 Yolande Avontroodt (VLD): Mijnheer de
minister, ik had ook nog een vraag over de cel die
u hebt geïnstalleerd met mensen uit de
administratie en experts. Kunt u daarover iets
meer zeggen? Over welke experts gaat het? Zijn
dat experts uit de universitaire wereld?
10.06 Minister Frank Vandenbroucke: Ik ken een
aantal onder hen maar ik heb geen lijst bij me.
10.07 Yolande Avontroodt (VLD): De
samenstelling van die cel moet toch representatief
zijn. Ik neem toch aan dat ook een
vertegenwoordiger van de zorgverstrekkers aan
de werkzaamheden van die cel zal deelnemen.
Hoe kunt u een nomenclatuur evalueren als de
mensen uit de praktijk daarbij niet worden
betrokken?
10.08 Minister Frank Vandenbroucke: We
moeten elkaar geen Liesbet noemen. De
artsenorganisaties hebben traditioneel een hand in
het opstellen en bespreken van de nomenclatuur
in de Technische Raad voor Geneeskundige
Prestaties. Wij willen de nomenclatuur echter
vanuit een meer objectief, wetenschappelijk
standpunt laten doorlichten. We zullen deze
gevoeligheid oplossen door een soort van
stuurgroep in het leven te roepen waarin zowel
vertegenwoordigers zitten van de
artsenorganisaties als universitaire experts.
10.09 Yolande Avontroodt (VLD): Mijnheer de
minister, ik draag geen petje van om het even
welke artsenorganisatie.
10.10 Minister Frank Vandenbroucke: Dat
beweer ik ook niet mevrouw Avontroodt. Ik
probeer rekening te houden met de gevoeligheden
terzake bij de artsenorganisaties, want anders zal
die oefening ook niet lukken.
11.01 Yolande Avontroodt (VLD): Op de
evaluatie van de nomenclatuur moet men soepel
en flexibel kunnen inspelen. Men moet daarbij
inderdaad een aantal voorbijgestreefde
technieken uit die nomenclatuur durven halen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11 Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Jo Vandeurzen aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over 'het sociaal
akkoord met
de openbare ziekenhuizen'
(nr. 2342)
- de heer Jo Vandeurzen aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over 'de
verpleegdagprijs' (nr. 2511)
11 Questions orales jointes de
-
M. Jo Vandeurzen au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur 'l'accord social
conclu avec les hôpitaux publics' (n° 2342)
-
M. Jo Vandeurzen au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur 'le prix de journée
d'entretien' (n° 2511)
11.02 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik verontschuldig mij voor de onjuiste
manier waarop mijn tweede vraag werd
geformuleerd. Ik zal mijn twee vragen tegelijkertijd
formuleren teneinde het probleem op een
geïntegreerde manier te kunnen voorstellen.
Mijn eerste vraag dateert reeds van juli 2000 en
heeft betrekking op het sociaal akkoord dat inzake
de social profitsector werd gesloten. Dat akkoord
heeft gevolgen voor de openbare
verzorgingsinstellingen.
Hoeveel middelen worden in dat sociaal akkoord
aan de openbare verzorgingsinstellingen
toebedeeld? Worden deze middelen over een
aantal onderdelen verdeeld? Werden naar het
voorbeeld van de afspraken in de privé-sector,
een aantal arbeidsvoorwaarden in de openbare
ziekenhuizen verbeterd? Volgens welke objectieve
criteria werden de middelen verdeeld over de privé
en de openbare verzorgingssector? Hoe zal de
openbare sector reageren op een aantal
extralegale voordelen waarover in de privé-sector
24/10/2000
CRIV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
wordt onderhandeld, met name de pensioenpijler,
de ziekteverzekering, aanvullende verzekeringen.
Een aantal aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden
aan het personeel aanbieden kan grote
concurrentieproblemen veroorzaken. Volgens mijn
cijfers is minstens de helft van het personeel in de
openbare sector contractueel en een andere deel
statutair tewerkgesteld. Men heeft daar met een
waaier aan cascades inzake het Comité A, de
Vlaamse Gemeenschap en de lokale besturen te
maken. De arbeidsvoorwaarden zijn immers
gelinkt aan de lokale besturen. Hoe kan men een
gebrek aan slagkracht voorkomen om op de
wijzigende arbeidsvoorwaarden in de privé-sector
te reageren?
Mijn tweede vraag handelt over het akkoord dat in
het Comité A werd gesloten om de
eindejaarstoelagen voor de ambtenaren te
verhogen. Er wordt op federaal niveau over de
ambtenaren onderhandeld. De
arbeidsvoorwaarden gelden voor het openbaar
ambt en komen dus door cascade bij de openbare
ziekenhuizen terecht. De openbare ziekenhuizen
zullen dit dus moeten financieren. De
beroepsorganisatie van de openbare
verzorgingsinstelling heeft gevraagd welke
gevolgen het akkoord dat in juni 1999 werd
ondertekend voor de verpleegdagprijs zal
hebben? Er werd u reeds herhaaldelijk gevraagd
hoe de eindejaarstoelagen van de ambtenaren in
de openbare ziekenhuizen in de verpleegdagprijs
zal worden gefinancierd?
11.03 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, inzake de beschikbare middelen
voor de uitvoering van het akkoord werd in een
budget van 13,4 miljard frank voorzien voor de
uitvoering van alle maatregelen. Deze omvatten
enerzijds het meerjarenplan voor de
gezondheidssector dat op 1 maart 2000 voor de
privé-sector werd opgemaakt en anderzijds, het
voorakkoord dat op 22 juni 2000 in het Comité C
werd gesloten voor de openbare sector. Het
bedrag van 13,4 miljard frank werd over vijf jaar
gespreid en dekt de lasten voor zowel de
openbare als de privé-sector zoals onder meer de
harmonisering en de herziening van de
loonschalen, de maatregelen in verband met het
einde van de loopbaan, de begeleiding van de
stagiairs in de ziekenhuizen, enzovoort. De
budgettaire inspanning van de regering om deze
maatregelen te kunnen uitvoeren, beoogt
uiteindelijk het behoud van de kwaliteitsverzorging
en de voortzetting van de inspanningen met het
oog op de sociale herwaardering van het
personeel door het optimaliseren van het statuut
van de werknemers om het beroep aantrekkelijker
te maken en er aldus voor te zorgen dat
voldoende personeel met de nodige scholing op
het terrein aanwezig is. De in het meerjarenplan
opgenomen maatregelen maken het dus op de
een of de andere manier mogelijk de
arbeidsomstandigheden van het bedoelde
personeel te verbeteren.
In antwoord op de vraag van het achtbare lid over
de objectieve criteria die in aanmerking werden
genomen voor de verdeling van de middelen
tussen de verschillende sectoren, wil ik erop
wijzen dat de bedragen voor elke maatregel
werden berekend op basis van een raming van de
werkelijke kosten, ofwel naar gelang van het
aantal betrokken personen en/of de gemiddelde
bijkomende kosten en/of macro-economische
berekeningen, bijvoorbeeld in het kader van de
harmonisering van de loonschalen, ofwel
naargelang van de beschikbare middelen,
bijvoorbeeld in het kader van de opleiding van de
verpleegkundigen die wordt gefinancierd door de
niet-terugkerende beschikbare middelen van de
fondsen van de sociale Maribel, waarvan wij
hebben gezegd hoeveel er beschikbaar is. Ik heb
de gedetailleerde berekeningen niet bij, maar wij
hebben gewoon onderzocht wat de behoeften zijn
in de verschillende grote sectoren. Subenveloppes
moeten die behoeften kunnen dekken. Wat
overeenkomt met de harmonisering en met de
arbeidsduurvermindering in de openbare sector,
moeten wij kunnen financieren voor de openbare
sector.
Ik had het blijkbaar over het hoofd gezien bij de
voorbereiding, maar u hebt ook iets gezegd over
de arbeidsduurvermindering. Ik ga uit van het
standpunt dat de arbeidsduurvermindering voor
verplegenden, verzorgenden en gelijkgestelden in
de openbare sector wordt doorgevoerd zoals in de
privé-sector; daar zou geen onderscheid mogen
zijn.
In uw schriftelijke vraag kwamen ook de
bovenwettelijke pensioenen aan de orde. Ik denk
dat de wettelijke en reglementaire bepalingen de
werkgevers van de sector van de openbare
ziekenhuizen niet beletten pensioenfondsen voor
het contractueel personeel op te richten door het
sluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten,
wat voor sommigen reeds werd gedaan.
Ten slotte wil ik er u aan herinneren dat in de
financiering van de meerkosten ingevolge de
toekenning van een eindejaarspremie en
vakantiegeld, niet is opgenomen in het sociaal
CRIV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
akkoord.
11.04 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
minister, dank u voor dit antwoord. Ik wil niet in
een partijpolitieke polemiek belanden, maar de
arbeidsvoorwaarden in die twee types van
ziekenhuizen zijn toch wel zeer verschillend. Voor
openbare ziekenhuizen is men verbonden aan de
lokale besturen en dat bemoeilijkt de zaken zeer.
U zult dat ook wel ervaren bij de implementatie
van de sociale akkoorden in deze sector. Dat ligt
niet zo eenvoudig. Bovendien heb ik aan de hand
van een antwoord op een schriftelijke vraag
begrepen dat de berekening van de loonkosten in
de ligdagprijs voor openbare en private
ziekenhuizen ook verschillend is, dat er dus een
andere weging is. Dat is natuurlijk nog een punt
waardoor vergelijkingen niet echt mogelijk zijn.
Uit uw antwoord heb ik ook begrepen dat het in de
openbare ziekenhuizen mogelijk is extralegale
pensioenen voor contractuelen te organiseren. Ik
ben zeer blij met dat antwoord. Een aantal
ziekenhuizen krijgt hierdoor wel een aantal
perspectieven. Natuurlijk zal men dan verwijzen
naar het statuut-Kelchtermans en zeggen dat dit
niet mag omwille van de link met het lokale
statuut. De Vlaamse voogdij-overheid zal dit
verbieden, omdat het statuut-Kelchtermans
verbiedt extra's te geven bovenop datgene wat in
de krachtlijnennota-Kelchtermans staat. Vandaar
komt u dan weer in een zeer moeilijke situatie om
tussen deze sectoren een vorm van
harmonisering tot stand te brengen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
12 Mondelinge vraag van de heer Jo
Vandeurzen aan de minister van Sociale Zaken
en Pensioenen over "de pijnbehandeling"
(nr. 2506)
12 Question orale de M. Jo Vandeurzen au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "le traitement des douleurs" (n° 2506)
12.01 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik vermoed dat de minister in de Senaat
reeds met deze problematiek werd
geconfronteerd. Ik wist echter niet, mijnheer de
minister, dat mevrouw Aelvoet en uzelf deze
middag hierover in de Senaat een toelichting
zouden geven.
Mijn vraag heeft betrekking op de pijnbehandeling.
Het is uw verdienste dat u aangekondigd hebt dat
er meer aandacht zal komen voor de situatie van
de chronische patiënten. U weet dat in dat kader
ook gepleit wordt voor het uitbouwen van de
pijnbehandeling in ons land. Dat houdt natuurlijk
wel verband met palliatieve zorgen maar het is
niet hetzelfde. De palliatieve zorg situeert zich
binnen het recht op menswaardig sterven terwijl
pijnbehandeling te maken heeft met de kwaliteit
van het leven. De context is dus heel anders. In de
aangekondigde maatregelen en budgetten vind ik
weinig terug over pijnbehandeling, wel over
palliatieve zorg. Op welke wijze zal men de
pijnbehandeling in ons land beter honoreren? Dat
heeft deels te maken met programmatie en
erkenningsnormen voor intramurale functies en
diensten maar uiteraard ook met de
ziekteverzekering. Mijnheer de minister, op welke
technische wijze kan dat via de ziekteverzekering
worden georganiseerd, zowel in de eerste lijn als
in de ziekenhuizen? Welke
terugbetalingsproblematiek zal dit stellen in
verband met de geneesmiddelen? Pijn is immers
moeilijk meetbaar. Moeten een aantal nieuwe
prestaties beter terugbetaald worden? Moeten er
daarover onderhandelingen komen met de artsen
en de verzekeraars? Zult u dat eventueel
stimuleren? Hoe zal men het geheel van de
pijnbehandeling financieel beter honoreren?
Welke kredieten zouden daarvoor beschikbaar
zijn?
12.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
Vandeurzen, wij hebben hier inderdaad deze
namiddag over gesproken in de commissies voor
de Justitie en de Sociale Zaken van de Senaat.
Wij moeten een onderscheid maken tussen de
problematiek van de palliatieve zorg en de
problematiek van de pijnbestrijding. Niet elke
palliatieve patiënt heeft prioritair een probleem
met betrekking tot pijnbestrijding. Vele mensen die
geen palliatieve patiënten zijn hebben een
probleem met chronische pijn. De beide gebieden
overlappen elkaar dus maar zijn niet dezelfde. In
mijn beleid heb ik een andere invalshoek gekozen
voor de pijnbestrijding. Het gaat om een zeer
duidelijke invalshoek, namelijk het budget dat ik
heb gekregen om specifieke projecten op te
starten voor het verbeteren van de kwaliteit van de
verzorging van chronische patiënten. U weet dat ik
vorig jaar een wetenschappelijk comité heb
geïnstalleerd, namelijk het comité voor advies
inzake de zorgverlening ten aanzien van
chronische zieken en specifieke aandoeningen.
Dit comité staat onder leiding van professor
Fruling. Ik heb het comité gevraagd om in de
eerste plaats de criteria te bepalen waaraan een
aandoening moet voldoen om op de prioritaire lijst
te komen. Ik meen dat ik dat hier al eens heb
24/10/2000
CRIV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
uitgelegd. Daarna moet het comité voor mij een
prioritaire lijst opmaken van alle ziekten en
aandoeningen die in aanmerking kunnen komen
voor een projectmatige vernieuwing. Tot slot moet
het comité mij concrete projectvoorstellen
overmaken.
Het rapport over chronische pijn is het eerste
projectvoorstel dat mij door het comité werd
overgemaakt. Dit is een erg prioritaire
bekommernis. Het is geen toeval dat het comité in
zijn eerste rapport iets heeft overgemaakt met
betrekking tot een project voor chronische
pijnbestrijding. Het voorstel werd goedgekeurd
door het comité tijdens zijn zitting van 11
september. Het werd mij heel wat later
overgemaakt, namelijk op 10 oktober.
Ik wil dus enigszins voorzichtig zijn vooraleer ik
gedetailleerd op uw vragen antwoord. We zijn dit
momenteel nog aan het bestuderen. Ik wil mij
ervoor inzetten om die aanbevelingen ook uit te
voeren. Hiervoor is er trouwens geld voorhanden.
In de begrotingsvoorstellen die ik heb voorgelegd
aan de algemene raad van de ziekteverzekering
en die daar werden goedgekeurd zult u kunnen
zien dat we geld uittrekken voor verdere projecten.
Die projecten werden nog niet benoemd, we
stellen alleen dat we geld uittrekken voor
zorgvernieuwende projecten. Ze worden
geselecteerd door professor Fruling en zijn
comité. Dit is het eerste ervan.
Bijkomend wil ik opmerken dat niet alle
maatregelen die door het comité worden
voorgesteld strikt tot mijn bevoegdheidsdomein
behoren. Er zijn terecht ook preventieve
maatregelen bij die tot doel hebben het aantal
gevallen van chronische pijn als gevolg van
inadequate behandeling van een acute
aandoening te verminderen. Dat is een kwestie
van gerichte informatie, zowel voor het publiek als
voor de zorgverstrekkers. Verder is het ook een
kwestie van opleiding en permanente vorming van
zorgverstrekkers op verschillende niveaus. Er is
dus een breed domein waar diverse andere
overheden bevoegd voor zijn.
Andere aanbevelingen die worden gedaan in dat
projectvoorstel, zoals die op het gebied van de
behandeling van patiënten, situeren zich eerder op
het terrein waarvoor ikzelf en mevrouw Aelvoet
bevoegd zijn. Zowel op de eerste als op de
tweede lijn kunnen maatregelen worden genomen.
Ik sta achter de idee van het comité voor de
oprichting op de derde lijn van een aantal
multidisciplinaire centra voor de evaluatie en
behandeling van pijn, de zogenaamde
multidisciplinaire pijncentra. De meerwaarde van
dergelijke centra is internationaal erkend waar het
de geïntegreerde behandeling van de moeilijkste
gevallen betreft.
In de loop van de komende weken zullen we deze
voorstellen bestuderen en toetsen op hun
haalbaarheid. Dit wil zeggen dat we ook de
financiering, de hoeveelheid en de modaliteiten
voor financiering zullen onderzoeken. Ik hoop u
daarover binnenkort te kunnen informeren.
13.01 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord.
De voorzitter: Mijnheer Vandeurzen, ik dank u
voor uw bondigheid.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
13 Mondelinge vraag van de heer Jo
Vandeurzen aan de minister van Sociale Zaken
en Pensioenen over "het koninklijk besluit van
1 maart 2000" (nr. 2535)
13 Question orale de M. Jo Vandeurzen au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "l'arrêté royal du 1
er
13.02 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik ben blij dat de minister zich het
koninklijk besluit dat hij heeft uitgevaardigd nog
herinnert. Wij waren van mening dat het niet
uitvoerbaar was, hoewel de minister zei dat het
moest worden uitgevoerd. Hij heeft dat koninklijk
besluit dan uitgesteld tot 1 september om te zien
of het nog moest worden bijgestuurd. Ik ben naar
minister Aelvoet gestuurd om de inspectie van dat
soort problemen te bekijken. Het gaat erom dat
het koninklijk besluit nu eindelijk wordt toegepast
en dat de terugbetaling van medicatie en
farmaceutische eenheden in ziekenhuizen alleen
nog gebeurt op basis van de reële
aanschafwaarde. De vragen die toen werden
gesteld zijn dezelfde als nu, daar het koninklijk
besluit niet is gewijzigd.
U heeft ons een andere aanpak van het
geneesmiddelenbeleid voorgesteld, maar hoe
moet die maatregel nu vanaf 1 september in de
ziekenhuizen worden toegepast? Moeten we de
stocks waarderen? Hoe zal men ristorno's moeten
aanrekenen? Wie zal de boekhouding
controleren? Hoe zal men per gefactureerde
eenheid de werkelijke aanschafwaarde van een
medicijn berekenen? Ik blijf erbij dat dit geen
CRIV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
verstandige maatregel is, ook al zijn de
doelstellingen nobel. Hoe moet dat in het kader
van de ziekteverzekering gebeuren?
13.03 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, collega's, toen die maatregel
oorspronkelijk op 1 april 2000 in werking trad,
wees onder meer de heer Vandeurzen mij erop
dat het moeilijk was om de tariferingregels
plotseling te wijzigen, vooral voor producten die de
ziekenhuizen in voorraad hebben. U en andere
mensen uit de sector, mijnheer Vandeurzen,
beweren dat al heel lang.
Ik heb de toepassingsdatum uitgesteld tot 1
september 2000. Daardoor hebben de
ziekenhuizen meer dan vijf maanden de tijd gehad
om zich voor te bereiden. Het is dus de taak van
het ziekenhuis zich intern zo te organiseren dat
het in staat is de werkelijke aanschafwaarde per
stuk aan te rekenen. Dit geldt zowel voor de
producten die in het verleden werden aangekocht
als voor de huidige aankopen. Ik heb dus gevolg
gegeven aan de kritiek dat er farmaceutische
producten in stock zijn waarvan de
aanschafwaarde niet kan worden
geïndividualiseerd. Daarom kregen de
ziekenhuizen vijf maanden extra tijd. Ik ga ervan
uit dat dit probleem opgelost moet zijn.
U stelt ook een vraag over de controle van de
boekhouding van de ziekenhuizen. Die gebeurt
door de bevoegde diensten van de ministeries van
Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu.
Uw interessantste vraag echter gaat over onze
toekomstplannen. Ik ben het met u eens dat dit
niet de beste maatregel is. Dit is typisch een
maatregel die dateert uit een tijd waarin we
voortdurend achter de feiten aan holden en er
alles aan probeerden te doen om het
geneesmiddelenbudget uit de rode cijfers te
houden. Eigenlijk lukte dat toch niet.
We hebben nu een totaal nieuw concept
uitgewerkt. Ik ga daar niet over uitweiden, maar ik
wil wel even aanstippen wat daarin wordt gezegd
over de hospitaalsector. Ten eerste, gaan we in
de mate van het mogelijke de vergoeding voor
geneesmiddelen in ziekenhuizen iets meer
forfaitariseren. Ten tweede, gaan we het systeem
van referentieprijzen toepassen. Dat wil zeggen
dat we de terugbetaling grosso modo gaan
baseren op het goedkoopste product. Als er
producten op de markt zijn die significant
goedkoper zijn, vinden wij dat een reden om de
terugbetalingbasis te verminderen. Daardoor
vergroten we de concurrentie in die sector
natuurlijk ook. Ik ben daar een voorstander van.
Overigens kan dit onmogelijk ten nadele zijn van
de patiënt. Dit concept zal de huidige maatregelen
vervangen. Ik heb immers nooit ontkend dat die
voor kritiek vatbaar waren. Zolang we echter niet
zover staan, wil ik deze maatregel aanhouden.
13.04 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
minister, hoe correct de doelstellingen ook zijn,
het lijkt mij totaal onuitvoerbaar. Ik zie op het
terrein allerlei ontsporingen ontstaan. De
boekhoudkundige inspectie van de ziekenhuizen
staat drie tot vijf jaar achter. Het
terugbetalingpercentage van de ziekteverzekering
is gebaseerd op een prijs die vier of vijf jaar later
zal worden geïnspecteerd.
Het terugbetalingspercentage van de
ziekenfondsen is gebaseerd op een prijs die pas
vier tot vijf jaar later wordt geïnspecteerd teneinde
na te gaan of het inderdaad gaat om een
nettoaanschafprijs. Wat is echter een
nettoaanschafprijs? Moeten bijvoorbeeld een
vormingscursus, de support voor software of het
mecenaatsfonds in mindering worden gebracht?
13.05 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
Vandeurzen, als voorzitter van een raad van
bestuur doet u natuurlijk uw best om de
bepalingen in eer en geweten toe te passen. Zo
onmogelijk is het ook niet.
13.06 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
minister, dat is wel het geval, want het ziekenhuis
is afhankelijk van de controle door de
boekhoudkundige diensten van het ministerie van
Volksgezondheid die pas drie tot vijf jaar later
zullen oordelen of de door de apotheker
opgegeven prijs hij is daarvoor verantwoordelijk
de juiste is of niet. Het percentage dat door de
ziekteverzekering wordt terugbetaald, zal dus
verschillen van ziekenhuis tot ziekenhuis. Eigenlijk
kan men slechts per patiënt, per pil in heel België
berekenen hoeveel de ziekteverzekering voor een
bepaald medicijn in een bepaald ziekenhuis
toegekend aan een bepaalde patiënt zal
terugbetalen. Dat vind ik hallucinant. Ik stel mij de
situatie voor dat een ziekenhuis een bepaalde prijs
onderhandeld heeft. Daarbij moet het het
waarderingslabel "last in, first out" kennen om te
weten hoe een product dat deel uitmaakt van een
voorraad, wordt gewaardeerd. De
ziekteverzekering moet dan een percentage
terugbetalen en vier tot vijf jaar later zegt de
inspectie misschien dat de opgegeven prijs niet
juist is. Het systeem zal leiden tot groteske
24/10/2000
CRIV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
20
situaties. Hoe kan men vier tot vijf jaar de
terugbetaling corrigeren? Dat is, mijns inziens,
onmogelijk.
Ik vind dit jammer, want u streeft een juiste
doelstelling na, mijnheer de minister. U bent het er
trouwens mee eens dat de maatregel niet perfect
is. Welnu, het was toch beter geweest, aangezien
de uitvoering ervan al eens is uitgesteld, dat u een
totaal nieuwe aanpak had aangekondigd. Nu
zullen we enkele maanden het systeem
toepassen. Ik ben alvast benieuwd wat over
enkele jaren het effect ervan zal zijn geweest.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
14 Mondelinge vraag van mevrouw Yolande
Avontroodt aan de minister van Sociale Zaken
en Pensioenen over "de terugbetaling van het
geneesmiddel VIOXX" (nr. 2382)
14 Question orale de Mme Yolande Avontroodt
au ministre des Affaires sociales et des
Pensions sur "le remboursement du
médicament VIOXX" (n° 2382)
14.01 Yolande Avontroodt (VLD): Mijnheer de
voorzitter, ik heb mijn vraag op 11 juli ingediend.
We zijn inmiddels eind oktober en misschien is
mijn vraag wel overbodig geworden omdat de
terugbetaling al een feit is. Vermits u mij niet
meteen een positief antwoord geeft, neem ik aan
dat dit nog niet het geval is en bijgevolg zal ik mijn
vraag toch nog moeten stellen.
VIOXX is een geneesmiddel van de nieuwe klasse
niet-steroïdale anti-inflammatoire geneesmiddelen
NSAI's. Het wordt onder meer gebruikt voor de
behandeling van artrose en rhumatoïde artritis.
Het verschilt van de klassieke NSAI's omdat zijn
doeltrefffendheid vergelijkbaar is met de hoogste
doseringen van de klassieke middelen en zijn
gastro-intestinaal veiligheidsprofiel significant
beter is dan de klassieke NSAI's. Deze laatste
veroorzaken inderdaad ernstige gastro-intestinale
nevenwerkingen zodat 1 tot 2% van de patiënten
die een langdurige behandeling krijgen het risico
lopen te moeten worden gehospitaliseerd, wat in
bepaalde gevallen zware implicaties heeft.
Artrose treft in België ongeveer 470.000 personen
of 5% van de totale bevolking. Hoe meer sporters,
hoe meer artrose. Het gebruik van die middelen is
nochtans het hoogst bij de leeftijdscategorieën 40-
54-jarigen en de 65-plussers. Bij de eerste groep
gaat het over pathologieën van rug en
bewegingsapparaat, bij de tweede groep gaat het
over artrose- en artritisindicaties.
Het terugbetalingsdossier voor VIOXX werd in
december 1999 ingediend. Het geneesmiddel
wordt nog altijd niet terugbetaald. Het wordt in de
meeste Europese landen wel terugbetaald,
namelijk in Oostenrijk, Denemarken, Duitsland,
Griekenland, Groot-Brittannië, Italië, Ierland,
Luxemburg, Nederland, Spanje en Zweden. De
terugbetaling van dit geneesmiddel zou zowel voor
de patiënt als voor de ziekteverzekering nochtans
een belangrijke vooruitgang kunnen betekenen.
Voor de patiënt zou de behandeling een
belangrijke vermindering van de bijwerkingen tot
gevolg hebben, terwijl de doeltreffendheid van het
geneesmiddel fors verbeterd is. Voor de
ziekteverzekering is er ook een indirecte winst,
namelijk een besparing op de indirecte kosten die
voortvloeien uit de vermindering van het aantal
bijwerkingen.
Het Belgisch Instituut voor Gezondheidseconomie
zegt in zijn studie "Kritische analyse van het
gebruik van niet-steroïdale anti-inflammatoire
farmaca in België" het volgende: "...Zo blijkt uit
internationaal onderzoek dat voor de indicatie
rhumatoïde artritis de indirecte kosten duidelijk
hoger liggen dan de totaliteit van de directe kosten
en dat binnen de directe kosten farmacotherapie
ongeveer 10% vertegenwoordigt, maar dat
complicaties twee maal meer directe kosten
kunnen genereren dan de feitelijke
farmacotherapie. Indien een systeem van
gezondheidszorg voldoende rekening wil houden
met optimaal psychisch en fysisch functioneren
van reumapatiënten, ligt de kosten-baten of beter
kosten-utiliteitsratio van farmacotherapie vrij
gunstig. Die ratio zal zeker veel voordeel
ondervinden bij een keuze voor NSAI's met een zo
optimaal mogelijk veiligheidsprofiel en/of het goed
monitoren van voornamelijk gastro-intestinale
bijwerkingen".
Ook hier lijkt een studie van de financiële
gevolgen in andere takken van de
ziekteverzekering dan deze van de
geneesmiddelen nodig, dus het opheffen van de
verticale schotten.
Waarom werd het geneesmiddel nog altijd niet
terugbetaald ten laste van de ziekteverzekering?
Acht de minister de niet-terugbetaling van het
geneesmiddel houdbaar, gelet op de
gezondheidswinst voor de patiënten en op de
financiële voordelen die het RIZIV kan halen uit
andere takken dan deze van de geneesmiddelen?
CRIV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
21
Heeft het RIZIV een studie gemaakt over de
besparingen van de terugbetaling van dit
geneesmiddel in de andere takken van de
ziekteverzekering zoals bijvoorbeeld de
ziekenhuizen?
14.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, het aanvraagdossier VIOXX werd
inderdaad ingediend op 14 december 1999. Het
werd vervolledigd op 3 april 2000 en op dat
ogenblik aan de Technische Raad voor
Farmaceutische Specialiteiten overgemaakt. In
deze Raad is een werkgroep opgericht die de
vergoedingsvoorwaarden van een eventuele
tegemoetkoming voor de cox-twee-remmers heeft
besproken. Naast de aanvraag tot terugbetaling
voor VIOXX is momenteel ook een
terugbetalingsaanvraag voor een geneesmiddel
behorende tot dezelfde farmacotherapeutische
klasse, met name celebrexen. Die cox-twee-
problematiek zal ons in de nabije toekomst sterk
bezighouden.
De werkgroep is samengesteld uit professoren,
experts in de reumatologie en vertegenwoordigers
van de Raad. Verschillende scenario's voor een
tegemoetkoming werden besproken. De volgende
problemen deden zich voor: het definiëren en
diagnosticeren van artrose, het vaststellen van de
doelgroep die baat heeft bij een behandeling met
die geneesmiddelen en de hoge kosten van de
behandeling, met name 61 frank per dag.
Een verslag van die vergadering is op woensdag
19 oktober opgestuurd naar de verschillende
deelnemers. Zodra het secretariaat hun
opmerkingen, die verwacht worden voor 6
november 2000, ontvangt, zal het verslag
voorgelegd worden aan de Raad die een al dan
niet positief voorstel zal formuleren. Dat is de
stand van zaken.
Sta mij toe hieraan de volgende bedenking toe te
voegen.. Een studie maken over de besparingen
in andere sectoren van de verplichte verzekering,
zoals de ziekenhuizen, is niet eenvoudig,
aangezien elk geneesmiddel ook bijwerkingen
bezit die bijkomende kosten kunnen veroorzaken.
In het geval van VIOXX werden de bijwerkingen
hypertensie, oedeemvorming, achteruitgang van
de nierfunctie, al gerapporteerd. Indien het
voorschrijven van VIOXX voldoende selectief kan
gebeuren, bijvoorbeeld voor de chronische
patiënten waarvoor een eerstelijnsbehandeling
met een adequate dosis paracetamol niet volstaat,
zal deze behandeling misschien kosteneffectief
blijken te zijn, gezien de te verwachte daling van
de klassieke gastro-intestinale complicaties bij
chronisch NSAID-gebruik.
Als we overgaan tot terugbetaling is een goed en
selectief voorschrijfgedrag erg belangrijk. U weet
misschien dat ik een campagne wil lanceren rond
NSAID in het algemeen. Dit is waarschijnlijk een
goede aanleiding om een discussie te voeren met
het artsenkorps over de cox-twee-klasse, met
name VIOXX.
14.03 Yolande Avontroodt (VLD): Mijnheer de
minister, ik dank u voor uw antwoord. Wellicht zal
het dossier hier positief evolueren, maar toch blijft
er een groot verschil met het buitenland, zelfs met
Italië, Griekenland en een aantal zuidelijke landen,
waar men het product wel al terugbetaalt.
14.04 Minister Frank Vandenbroucke: U bedoelt
toch niet dat dit achterlijke landen zijn?
14.05 Yolande Avontroodt (VLD): Ik heb dat
niet gezegd. Ik zeg alleen dat het product daar wel
al wordt terugbetaald.. Hun totale uitgaven voor
gezondheidszorg liggen daarom niet noodzakelijk
hoger. Ik stel mij daar vragen bij.
Trouwens, omdat het product effectief en
doelmatig is, wordt het hier op het terrein toch al
voorgeschreven. Hier ontstaat een contradictie.
Hoewel er geen stalen mogen worden gegeven,
wordt het medicijn toch aan bepaalde categorieën
van patiënten, die een risico lopen voor
maagulcera, voorgeschreven. Uiteindelijk is het
dan toch de patiënt zelf die betaalt wat toch uw
doelstelling niet kan zijn.
14.06 Minister Frank Vandenbroucke: Neen,
maar het is helaas een mooie mooi in de
pejoratieve betekenis - illustratie van een van de
paradoxen van onze geneesmiddelenbeleid. Wij
verbruiken te veel geneesmiddelen die we niet
nodig hebben. Daardoor is ons budget al zwaar
belast. Bovendien zijn onze procedures veel te
omslachtig, waardoor wij, in vergelijking met
andere Europese landen, systematisch traag zijn
om belangrijke innovaties terug te betalen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
15 Mondelinge vraag van mevrouw Yolande
Avontroodt aan de minister van Sociale Zaken
en Pensioenen over "de terugbetaling van het
geneesmiddel Singulair" (nr. 2383)
24/10/2000
CRIV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
22
15 Question orale de Mme Yolande Avontroodt
au ministre des Affaires sociales et des
Pensions sur "le remboursement du
médicament Singulair" (n° 2383)
15.01 Yolande Avontroodt (VLD): Mijnheer de
voorzitter, mijn vraag vertoont gelijkenissen met
mijn vorige vraag, maar het betreft hier een
andere doelgroep. Singulair is een voorbeeld van
een innovatief geneesmiddel dat tot op vandaag
nog geen kans heeft gekregen. Singulair is een
leukotriëne receptorantagonist bestemd voor de
behandeling van lichte tot matige astma dat over
beter veiligheids- en tolerantieprofiel beschikt dan
Zafirlukast, een andere leukotriëne
receptorantagonist die wordt terugbetaald onder
de naam Accolate. Singulair wordt terugbetaald in
de meeste ons omringende landen, met name
Oostenrijk, Finland, Denemarken, enzovoort. De
aanvraag tot terugbetaling van het geneesmiddel
stuitte ditmaal op een negatief advies van de
Technische Raad voor de Farmaceutische
Specialiteiten. De Transparantiecommissie stelde
immers dat vergelijkende studies met andere
complementaire behandelingen, bijvoorbeeld met
langwerkende beta2-minimetica afwezig waren.
Bovendien stelt de commissie dat de prijs-
kwaliteitverhouding ongunstig is en dat de
doeltreffendheid van het geneesmiddel
evenwaardig is. De afwezigheid van vergelijkende
studies moet van de hand worden gewezen. Er is
immers de studie van Villaran, verschenen in het
tijdschrift Allergy Clin Immunol 1999, gedaan in
september 1999.
Inzake de gelijkwaardigheid van de beide
geneesmiddelen moet gewezen worden op het feit
dat Singulair de enige leukotriëne
receptorantagonist is dat voor kinderen kan
worden gebruikt. Singulair werkt
bronchisverwijderend waardoor het een alternatief
vormt voor de klassieke beta2-agonisten met
langere werkingsduur. Bovendien heeft het een
anti-inflammatoire werking die ook toelaat de
dosis van de inhalatiecorticosteroïden te verlagen.
De doeltreffendheid wordt niet beïnvloed door
voedingsinteracties noch door medicamenteuze
interacties. Het geeft geen aanleiding tot
levertoxiciteit. Bovendien geeft de commissie zelf
toe dat de indicatie van montelukast beter de
potentiële plaats van deze producten weerspiegelt
en dat de indicatie in preventie van
inspanningsastma alleen voor montelukast moet
worden weerhouden.
Mijnheer de minister, ik heb drie concrete vragen.
Ten eerste, bent u het eens met de bemerkingen
van de Transparantiecommissie? Ten tweede,
gelet op de mogelijkheid om dit geneesmiddel aan
te wenden voor kinderen vanaf 6 jaar heeft het
een belangrijke meerwaarde. Kunt u hiermee
akkoord gaan? Ten derde, acht u de niet-
terugbetaling van dit geneesmiddel
aanvaardbaar?
15.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, ik ga akkoord met de bemerkingen
van de Transparantiecommissie. Ik weet dat in
deze commissie nauwkeurig wordt tewerkgegaan.
Mevrouw Avontroodt, elk advies van de
commissie is gedateerd en is dus een
momentopname. Het advies dat over het
geneesmiddel Singulair werd gegeven dateert van
voor het verschijnen van het wetenschappelijk
artikel van Villaran.
De vorige minister van Sociale Zaken heeft het
geneesmiddel Accolate voor de terugbetaling
aanvaard. Daarom is het voor mij niet
aanvaardbaar om het geneesmiddel Singulair niet
terug te betalen. Ik ben dan ook niet ingegaan op
het voorstel van de Technische Raad voor
Farmaceutische Specialiteiten om Singulair niet
terug te betalen. Dat is erg uitzonderlijk en ik doe
het ook niet graag. Ik heb in dit geval de
technische raad niet gevolgd. Ik heb hen in eerste
brief de vraag gesteld om een voorstel te
formuleren. In een tweede brief heb ik zelf een
voorstel aan de technische raad gedaan. De
technische raad heeft dit voorstel tijdens de
vergadering van 10 oktober 2000 besproken. De
volgende vergoedingsvoorwaarden zullen aan het
Verzekeringscomité worden voorgelegd: "De
volgende specialiteit komt slechts voor vergoeding
in aanmerking als ze wordt gebruikt voor de
basisbehandeling van licht tot matig astma indien
onvoldoende verbetering wordt bekomen met
kortwerkende beta2-minimetica in aërosol"; Een
machtiging van maximum 12 maanden wordt
verleend. Een verlenging voor één jaar is mogelijk
na een verslag van de behandeling van de arts.
Deze vergoedingsvoorwaarden gelden voor zowel
Singulair als Accolate waardoor de huidige
terugbetalingsvoorwaarden van Accolate worden
teruggeschroefd. Voor Singulair werd in een
tegemoetkoming voor kinderen voorzien. Zodra
het Verzekeringscomité een advies heeft
verleend, kan ik het ministerieel besluit voor
advies opsturen naar de Inspectie van Financiën,
de minister van Begroting en de Raad van State.
Na de ondertekening wordt dit gepubliceerd in het
Belgisch Staatsblad.
16.01 Yolande Avontroodt (VLD): Mijnheer de
CRIV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
23
voorzitter, dit is een zeer positief antwoord.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
16 Mondelinge vraag van mevrouw Trees
Pieters aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de administratieve
vereenvoudiging bij het RIZIV" (nr 2428)
16 Question orale de Mme Trees Pieters au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "la simplification administrative à l'INAMI"
(n° 2428)
16.02 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de
voorzitter, aangezien ik de vragen nrs. 2428 en
2431 reeds op 7 en 8 september heb ingediend,
zullen bepaalde onderdelen niet meer actueel zijn.
Daarom zal ik nog even kort toelichten waarover
het gaat. Vraag 2428 betreft de administratieve
vereenvoudiging bij het RIZIV.
Wij hebben allemaal kunnen lezen in de
Artsenkrant dat nagenoeg 500 artsen hun sociaal
statuut 1999 dreigen te verliezen, omdat ze niet
tijdig hun verzekeringscontract sloten bij de
Voorzorgskas voor Geneesheren of bij een
verzekeringsmaatschappij. Het RIZIV heeft in
deze kwestie het juridisch gelijk aan zijn kant,
maar toch roept dit voorval de vraag op naar de
noodzaak van de administratieve vereenvoudiging
van de complexe en vaak lange procedures.
Het regeerakkoord maakt gewag van de
vereenvoudiging van de advies- en
beslissingsprocedure van de verschillende
administraties en bevoegde instanties. Na
inventarisatie en evaluatie van de werking van de
huidige structuren, zo stelt het regeerakkoord, zal
de regering de noodzakelijke aanpassingen
doorvoeren.
Mijn vragen aan u, mijnheer de minister, zijn de
volgende. Hoever staat het momenteel met de
inventaris en de evaluatie van de werking van de
huidige structuren? Hoever staat het met de
administratieve vereenvoudiging van de RIZIV-
besluitvorming? Zult u daarbij de aanbeveling
volgen die dokter Peers geeft in zijn rapport over
de administratieve vereenvoudiging binnen de
gezondheidszorg, namelijk de noodzaak van een
doelmatig regelend systeem?
16.03 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, op basis van de bespreking van het
rapport-Peers kan ik meedelen dat door de
algemene raad en het verzekeringscomité op
27 maart 2000 het volgende voorstel geformuleerd
werd: "De algemene raad en het
verzekeringscomité verbinden zich ertoe op korte
termijn een aantal concrete voorstellen te
formuleren met het oog op de vereenvoudiging en
de transparantie van sommige structuren uit de
gezondheidssector teneinde dubbele behandeling
van dezelfde materies door dezelfde personen en
organisaties te voorkomen en de efficiëntie van de
besluitvorming te verhogen".
Ik heb het RIZIV dan ook opgedragen om een
voorstel te formuleren dat in een wetsontwerp
opgenomen kan worden en ik hoop dat ik in het
najaar zo'n voorstel bij het Parlement kan
indienen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
17 Mondelinge vraag van mevrouw Trees
Pieters aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de keuzes in de
gezondheidszorgen" (nr. 2431)
17 Question orale de Mme Trees Pieters au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "les choix en soins de santé" (n° 2431)
17.01 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, begin september
werden wij geconfronteerd met een
miljardenopbod, wat terecht de vraag oproept
waar u de middelen zult vandaan halen om alle
aangekondigde initiatieven te financieren.
Bovendien zou terzake de nieuwe norm, die steeg
van 1,5 tot 2,5%, worden gehanteerd. De regering
ging er steeds vanuit dat de norm van 2,5%
haalbaar en realistisch was, maar tijdens de
commissiebesprekingen in de loop van de maand
september, zei de minister duidelijk dat een
bedrag van 25 miljard frank - en geen miljard
meer
-
zou worden uitgetrokken voor de
gezondheidszorg.
Hoe dan ook, dit alles behoort tot het verleden
want thans worden wij geconfronteerd met de
begroting voor het jaar 2001, waarbij sprake is van
een bedrag van 442,8 miljard frank, hetgeen een
groei van 8,6 miljard frank inhoudt in plaats van
2,5 miljard.
Mijnheer de minister, ik beperk mij tot deel c van
mijn vraag van destijds. In het kader van de 1-
meiviering stelde u gratis gezondheidszorgen
voor, voor iedereen. Op een vraag van de heer
Goutry in dat verband, verwees u naar de
24/10/2000
CRIV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
24
simulaties die u desaangaande verwachtte van het
RIZIV. Hoever staat het met deze simulaties die
volgens u althans tegen eindseptember of
beginoktober mochten worden verwacht?
Inmiddels is de maand oktober bijna om en ik
vermoed dat u terzake over resultaten beschikt.
De voorzitter: Sta mij toe u erop te wijzen dat
parlementaire vragen uiteraard slechts kunnen
worden gesteld vanaf de aanvang van het
parlementair jaar. Het staat elkeen vrij zijn vragen
al dan niet in te trekken of aan te passen.
17.02 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik heb mijn vraag aangepast.
De voorzitter: Het ware wellicht handiger
geweest, mevrouw Pieters, een nieuwe vraag te
formuleren.
17.03 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, mevrouw Pieters sloeg een voor
haar enigszins ongewone polemische toon aan
toen zij zei dat wij met miljarden goochelden vóór
de verkiezingen. Ik herinner mij helemaal niet met
miljarden te hebben gegoocheld; ik heb zelfs nooit
een cijfer naar voren gebracht met betrekking tot
wat volgens mij de behoeften zijn inzake
gezondheidszorgen.
In De Standaard werd reeds geopperd dat
Vandenbroucke 10 tot 20 miljard frank nodig zou
hebben voor de gezondheidszorgen, en in De
Morgen las ik dat Vandenbroucke, na 10 tot 20
miljard te hebben gevraagd, meteen 22 miljard
frank kreeg. Al die uitspraken laat ik voor rekening
van de commentatoren.
Het enige wat ik deed vóór de verkiezingen, was
een cijfer plakken op wat volgens mij op
kruissnelheid nodig zou zijn voor
borstkankerscreening op nationaal vlak, hetzij
maximaal 480 miljoen frank. Bovendien maakte ik,
samen met minister Aelvoet, in detail een plan
bekend, waarbij wij uitlegden hoeveel middelen op
kruissnelheid nodig zouden zijn voor de palliatieve
zorg. Misschien begingen wij de fout om te zeggen
dat de kruissnelheid pas in 2001 zou worden
bereikt, quod non.
Al onze voorstellen inzake borstkankerscreening
en inzake palliatieve zorg werden aanvaard en
zullen worden uitgevoerd. Daarvoor zullen de
nodige middelen worden uitgetrokken.
Ik ga ervan uit en wellicht is iedereen het met mij
daarover eens dat men bij delicate
aangelegenheden zoals stervensbegeleiding of
borstkanker, waarbij personen erg diep worden
getroffen, geen plannen mag lanceren die daarna
niet precies, op de puntjes en de komma's na,
kunnen worden uitgevoerd. Ik maakte nog nooit
iets bekend en dat geldt eveneens voor minister
Aelvoet dat nadien niet precies kon worden
uitgevoerd. Dat was mijn eerste opmerking.
Vervolgens heb ik tijdens de 1-meiviering
helemaal geen gratis gezondheidszorgen voor
iedereen voorgesteld. Dat zou niet alleen een
fantasievol, maar tevens ook een slecht idee zijn.
Ik heb alleen maar voorgesteld om over te gaan
tot gratis zorgen op een gegeven moment in het
leven van een selectieve groep patiënten. Dat is
de idee van de maximumfactuur. Dat wil zeggen
dat men voor welbepaalde prestaties en
welbepaalde verstrekkingen op een ogenblik voor
een welbepaalde doelgroep alles moet beginnen
terugbetalen. Dit is hoofdzakelijk nodig voor
noodzakelijke geneesmiddelen. Dat gaat niet over
gratis gezondheidszorg voor iedereen. Dat zou
een zeer slecht idee zijn.
We staan redelijk ver met de simulaties rond de
idee van de maximumfactuur. Het RIZIV is hard
aan het werk.Zij zijn op dit moment aan het
onderzoeken wat de budgettaire kostprijs zou zijn
als we sommige medicamenten van categorie B
voor welbepaalde doelgroepen, gedefinieerd op
basis van het inkomen, boven een bepaald
plafond volledig terugbetalen. Ik hoop er de
volgende weken uitsluitstel over te krijgen. Het is
een ingewikkelde materie, maar ik verwacht in de
loop van de volgende weken uitsluitsel. Ik
verwacht simulaties die toelaten te zeggen wat
financieel haalbaar is in termen van de grens die
we stellen en wat we kunnen naar voren schuiven
als operationele maatregelen om die idee van de
maximumfactuur de komende jaren in de praktijk
te beginnen omzetten. Ik ga u daarover zo snel
mogelijk inlichten.
18.01 Trees Pieters (CVP): Ik dank de minister
voor het antwoord op onderdeel C. Als u ons
inlicht, zullen we er graag verder over
discussiëren. Wat het polemisch gedeelte betreft,
neem ik aan dat de minister niet verantwoordelijk
is voor wat de pers met de cijfers doet.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
18 Interpellatie van mevrouw Yolande
Avontroodt aan de minister van Sociale Zaken
en Pensioenen over "de voorkeurtarieven die
CRIV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
25
ziekenhuizen aanbieden aan aangeslotenen van
bepaalde ziekenfondsen" (nr 488)
18 Interpellation de Mme Yolande Avontroodt
au ministre des Affaires sociales et des
Pensions sur "les tarifs préférentiels que
certains hôpitaux accordent aux affiliés de
certaines mutualités" (n° 488)
18.02 Yolande Avontroodt (VLD): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, ik heb een
interpellatieverzoek ingediend omdat het aantal
voorbeelden een zeer gevaarlijk precedent
illustreren.
In bepaalde ziekenhuizen, zowel in het noorden
als het zuiden van het land, maakt men werkelijk
reclame en hanteert men bovendien
voorkeurstarieven voor de behandeling van
bepaalde zieken. De tarieven in sommige
ziekenhuizen zouden variëren naargelang het
ziekenfonds waarbij de verzekerde is aangesloten.
Dat bericht hebben wij vernomen. Ik denk dat u
het met mij eens bent, dat dit eigenlijk niet kan.
Bepaalde verpleeginrichtingen voorzien voor de
leden, aangesloten bij bepaalde ziekenfondsen, in
een korting van 2.500 frank op de
verblijfssupplementen in een éénpersoonskamer.
Ik kan u met naam en toenaam melden over
welke instellingen het gaat. Het Institut Médico-
chirurgical du Hainaut occidental staat een
dergelijke korting toe aan leden van de
socialistische ziekenfondsen. Bovendien moeten
de begeleiders van een patiënt in een
éénpersoonskamer daar niets betalen en wordt er
geen ereloonsupplement aan deze
bovenvermelde leden aangerekend, behalve
wanneer zij een hospitalisatieverzekering hebben.
Dit is een perverse uitbreiding van de rol van een
ziekenfonds.
Het Centre Hospitalier du Grand Hornu staat aan
de leden van de christelijke mutualiteiten een
korting van 400 frank toe op het te betalen
supplement in een éénpersoonskamer.
De Volkskliniek in Gent die recent een fusie in
de Gentse regio heeft doorgevoerd heeft in de
opnamevoorwaarden die van toepassing zijn
vanaf 1 januari 1999 bepaald dat de behandelend
geneesheer aan de patiënt een supplement op het
ereloon kan vragen, tenzij men lid is van het
socialistisch ziekenfonds en bovendien geen
hospitalisatieverzekering heeft afgesloten.
Dit zijn aberrante situaties, mijnheer de minister. U
moet ingrijpen. Vindt u het aanvaardbaar dat
verplegingsinrichtingen tarieven laten variëren
volgens de mutualiteit waarbij de patiënt is
aangesloten?
Bovendien worden hier, volgens mij, een aantal
wetten overtreden. Onder andere het
grondwettelijk beginsel van de gelijkheid der
Belgen, artikel 10 van de Grondwet, wordt hier
met voeten getreden. Dit artikel bepaalt dat er in
de Staat geen onderscheid van standen is. Artikel
10 heeft een algemene draagwijdte en verbiedt
elke discriminatie, ongeacht de oorsprong ervan.
Dit artikel is dus ook van toepassing als men
tarieven varieert naargelang het ziekenfonds
waarbij men is aangesloten.
Mijnheer de minister, vindt u dat de hospitalen een
voorkeurstarief in de verblijfskosten en de
ereloonsupplementen kunnen hanteren
naargelang het lidmaatschap van een bepaalde
landgenoot?
Er is meer. Artikel 43ter van de wet van 6
augustus 1990 bepaalt dat een landsbond, een
ziekenfonds of een MOB geen tussenpersoon kan
zijn tussen een derde en de leden van het
ziekenfonds opdat deze laatsten bijzondere
voordelen, bijvoorbeeld groepsvoordelen, zouden
kunnen genieten.
Het feit dat men reclame maakt is mijn inziens in
strijd met het huidig artikel 43ter van de wet van 6
augustus 1990. Wij zullen nog op dit artikel
terugkomen dat in het debat inzake de
toekomstige financiering van de
gezondheidszorgen zeker moet worden bekeken.
Het voeren van vergelijkende reclame voor een
ziekenfonds is verboden.
Mijnheer de minister, vindt u niet dat deze
handelwijze in strijd is met artikel 43ter van de wet
van 6 augustus 1990? In een eerder gestelde
parlementaire vraag, met name vraag nr. 1448
van de heer Destexhe van 16 november 1998,
werd duidelijk gesteld dat de zorgverstrekker die
financiële tegemoetkomingen van het RIZIV
ontvangt geen reclame mag maken. Dit geldt dus
ook voor reclame in differentiëring van de
erelonen en van de supplementen die in de
zorgvoorziening worden gehanteerd.
Een ander punt is dat de publicatie van de
voordelen in informatiebrochures van
verpleeginrichtingen strijdig is met artikel 127 van
de wet van 14 juli 1994, die bepaalt dat de
zorgverlener noch enige andere natuurlijke of
rechtspersoon, die verantwoordelijk of
medeverantwoordelijk is voor het beheer van de
24/10/2000
CRIV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26
inrichting waar de verstrekkingen worden
verleend, voor de organisatie van het verlenen van
de in artikel 34 bedoelde geneeskundige
verstrekkingen publiciteit mogen maken die niet
binnen de perken van dit artikel vallen, met name
artikel 34 punt 6, hospitalisatie. Publiciteit waarin
de kosteloosheid van de in artikel 34 bedoelde
geneeskundige verstrekkingen worden vermeld of
waarin wordt verwezen naar de
tegemoetkomingen van de verzekering voor
geneeskundige verzorging in de kosten van die
verstrekkingen is in alle gevallen verboden.
Mijnheer de minister, is dit geen tegenstrijdigheid
met artikel 127 van de wet van 14 juli 1994?
Mijnheer de minister, ik herhaal mijn vragen.
Ten eerste, vindt u het aanvaardbaar dat
verplegingsinrichtingen hun tarieven laten variëren
in het kader van het ziekenfonds waarbij de
patiënt is aangesloten?
Ten tweede, vindt u het aanvaardbaar dat
enerzijds, de mutualiteit reclame maakt voor een
bepaalde verplegingsinstelling aan de hand van
de verminderde tarieven die de
verplegingsinstelling aanbiedt en dat anderzijds,
verplegingsinstellingen reclame maken voor een
bepaalde mutualiteit door de leden van die
mutualiteit een verlaagd tarief aan te bieden? Acht
u deze praktijken niet in strijd met de geest van
artikel 127 van het koninklijk besluit van 14 juli
1994, dat tot doel heeft publiciteit te verbieden?
Ten derde, vindt u het aanvaardbaar dat een
verplegingsinrichting haar prijzen laat variëren
naargelang de patiënt een aanvullende
verzekering heeft die niet door een mutualiteit
wordt aangeboden? Indien verplegingsinstellingen
dergelijke compensaties kunnen toekennen voor
patiënten van bepaalde ziekenfondsen, moet de
regering dan niet onderzoeken welke
compensaties deze verplegingsinrichtingen voor
deze voordelen ontvangen van de mutualiteiten?
Dit is immers duidelijk een koppeling tussen een
verplegingsinrichting en een mutualiteit. Dit debat
werd reeds vaak gevoerd. Dit zijn duidelijke
voorbeelden van wederzijdse bevruchting.
Ten vierde, is het aanvaardbaar dat
verplegingsinstellingen inzake de budgettering
voor de verplichte ziekteverzekering bijkomende
middelen vragen terwijl zij voor sommige patiënten
allerlei voorkeursbehandelingen kunnen
financieren en dergelijke kortingen kunnen
toestaan? In welke mate vindt u deze situatie
rechtvaardig voor de patiënten die bij andere
mutualiteiten zijn aangesloten?
18.03 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, als ik het goed begrijp, heeft deze
interpellatie betrekking op een vermindering van
supplementen voor een eenpersoonskamer en op
een vermindering van honorariasupplementen.
18.04 Yolande Avontroodt (VLD): En op de
publiciteit die daarvoor wordt gemaakt. Bovendien
moeten begeleiders van een patiënt niets betalen.
18.05 Minister Frank Vandenbroucke: Ik wil
eerst een algemene bemerking maken. Ik juich
alle maatregelen toe die de kosten voor de patiënt
drukken. Het liefst zie ik dit binnen een wettelijk
kader dat de tariefzekerheid voor elke gerechtigde
waarborgt. Ik juich uw strijdend "étatisme" in deze
trouwens toe.
Het geachte lid weet dat een brede tariefzekerheid
met betrekking tot de honorariasupplementen bij
een deel van ons artsenkorps op gemengde
gevoelens stuit. Het is dan ook niet zo eenvoudig
dit te realiseren. Ik ben het ermee eens om de
kosten te drukken door een maximale
tariefzekerheid voor iedereen te realiseren.
Tegelijkertijd besef ik dat deze regulering en
reglementering heel gevoelig ligt bij een deel van
het artsenkorps.
Met betrekking tot de specifieke vragen van
mevrouw Avontroodt zou ik het volgende willen
zeggen. Ik zou uw eerste vier vragen samen willen
behandelen, want het gaat over tarieven waarvoor
er momenteel geen wettelijke beperkingen of
vastgelegde bedragen bestaan. Ik vermoed dat u
daarvan ook niet direct een voorstander bent. Of
wel?
18.06 Yolande Avontroodt (VLD): Mijnheer de
minister, voor mij gaat het vooral over het principe
dat men publiciteit maakt.
18.07 Minister Frank Vandenbroucke: Maar wat
denkt u over de vraag of we deze tarieven wettelijk
moeten beperken en vastleggen?
18.08 Yolande Avontroodt (VLD): Mijn vraag
gaat heel duidelijk over het feit dat men de
patiënten bij een opname informeert over de
tarieven waarbij ook duidelijk wordt gemaakt dat
er een onderscheid wordt gemaakt naar gelang
van de mutualiteit waarbij men is aangesloten.
18.09 Minister Frank Vandenbroucke: Het valt
CRIV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
27
mij op dat u impliceert dat u niet wil raken aan de
vrijheid om die supplementen aan te rekenen.
18.10 Yolande Avontroodt (VLD): Als de patiënt
daarvan op de hoogte werd gebracht en als dit
voor iedereen geldt dan wil ik daaraan inderdaad
niet raken.
18.11 Minister Frank Vandenbroucke: Het gaat
over eenpersoonskamers?
18.12 Yolande Avontroodt (VLD): Inderdaad.
18.13 Minister Frank Vandenbroucke: Mevrouw
Avontroodt, u wil niet raken aan die vrijheid en
daardoor bevestigt u in feite de bestaande situatie
waarbij de ziekenhuisbeheerder of de
ziekenhuisarts vrij is om het bedrag van het
supplement te bepalen. Er is geen enkele
dwingende regel die bepaalt op welke basis het
bedrag van het supplement voor een individuele
patiënt wordt berekend en u wil een dergelijke
regel ook niet voorstellen.
18.14 Yolande Avontroodt (VLD): Ik wil dit wel
koppelen aan een aantal voorwaarden maar niet
"à la tête du client".
18.15 Minister Frank Vandenbroucke: We
bevinden ons momenteel in een situatie waarbij
de patiënt vrij zijn arts, ziekenhuis of ziekenfonds
kan kiezen. Dit heeft voor gevolg dat een
ziekenhuisbeheerder afspraken kan maken met
een ziekenfonds over de hoogte van de
supplementen. Als tegenprestatie kan het
ziekenfonds bijvoorbeeld aan het ziekenhuis
garanderen dat bepaalde materiaalsupplementen
zullen worden vergoed. Op dit ogenblik is dit
perfect mogelijk. Informatie verspreiden aan de
leden over een dergelijke overeenkomst
beschouw ik niet onmiddellijk als reclame.
De gerechtigde betaalt een bijdrage of een premie
aan het ziekenfonds en het lijkt mij logisch dat hij
of zij weet waarvoor de premie wordt betaald en
wat hij of zij daarvoor dan in ruil krijgt. U vraagt
zich af of dit reclame is, maar ik zeg dat dit
eigenlijk informatie is voor de leden van het
ziekenfonds over wat zij krijgen in ruil voor het
betalen van een premie.
U had ook vragen gesteld over de controle
daarop. In principe onderzoekt de controledienst
van de ziekenfondsen elke nieuwe dienstverlening
van het ziekenfonds. Naast de evaluatie van de
financiële haalbaarheid van het nieuwe initiatief
van het ziekenfonds, moet de controledienst ook
nagaan of alles wel in overeenstemming te
brengen is met de legale opdrachten van de
ziekenfondsen. Specifieke contracten met
ziekenhuizen moeten echt transparant zijn. Met
dergelijke bekommernis ben ik het zeker eens en
ik zal de controlediensten dus vragen daar streng
op toe te zien. Het lijkt mij voorbarig om zonder
feitenmateriaal te stellen dat de ziekenhuizen de
kortingen die zij toestaan op supplementen
zouden verhalen op de verplichte
ziekteverzekering. U hebt gezegd dat
ziekenhuizen die dergelijke kortingen toestaan, die
vervolgens gaan verhalen op de verplichte
ziekteverzekering. Ik weet niet waarop u zich
baseert.
18.16 Yolande Avontroodt (VLD): Mijnheer de
minister, dat heb ik niet gezegd.
18.17 Minister Frank Vandenbroucke: Ik had dat
zo begrepen, maar ik heb daar geen
feitenmateriaal van.
Ik kom bij uw zevende vraag.In ons land genieten
zo goed als alle sociaal verzekerden, met
uitzondering van de NMBS, de vrijheid zich aan te
sluiten bij het ziekenfonds van hun keuze. Vermits
de verplichte ziekteverzekering op uniforme wijze
moet worden toegepast door elk ziekenfonds,
speelt de concurrentie tussen de VI's zich per
definitie en onvermijdelijk af binnen het terrein van
de aanvullende verzekeringen. Ik moet met u
vaststellen dat er verschillen kunnen ontstaan
naargelang het ziekenfonds waartoe men behoort
of de hospitalisatieverzekering die men heeft
afgesloten. In de praktijk valt dat wellicht nogal
mee, aangezien alle ziekenfondsen, op de
hulpkas na, analoge diensten aanbieden. Die
verschillen liggen in de aard zelf van ons systeem
van verschillende VI's, die complementair aan de
verplichte ziekteverzekering beschikken over een
reeks van diensten en tegemoetkomingen.
18.18 Yolande Avontroodt (VLD): Mijnheer de
voorzitter, laten wij duidelijk zijn: ik heb niet
gezegd dat men dat doorrekent. Ik heb wel
verwezen naar het totale kader van de
verzorgingsinstellingen die uiteindelijk toch altijd
bij u komen aankloppen wegens gebrek aan
middelen. Daarover wil ik mij niet uitspreken. Als
men echter bepaalde categorieën van patiënten of
bepaalde aangeslotenen wel een korting kan
toekennen, hoe zit dat dan met het derven van die
inkomsten uit hoofde van de
verzorgingsinstellingen? Is het dan niet arbitrair de
toegekende kortingen elders te verhalen, op
24/10/2000
CRIV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
28
andere patiënten? Het gaat toch om derving van
inkomsten. Dat is voor mij een te grote willekeur.
Eigenlijk gaat het hier niet over de ziekenfondsen.
Dat sloeg trouwens op de reclame. Daar zullen wij
het later nog over hebben. Zelf ben ik in dat
opzicht trouwens voorstander van grotere
soepelheid. Dit moet kunnen worden
opengetrokken naar het aanbieden van privé-
verzekeringen, maar dat is een ander debat. Hier
gaat het er echter over dat men zijn boekje moet
laten zien aan de instelling, waarna men pas de
prijs zal bepalen. Dit is, volgens mij, de wereld op
zijn kop. Hier wordt de klok teruggeschroefd.
Wellicht hebben wij nog de kans om hierover
fundamenteel te discussiëren, maar aan de hand
van de drie concrete voorbeelden die ik u gaf, vind
ik dat er moet worden opgetreden. Dit is verdoken
reclame, of zelfs openlijke reclame. Wanneer ik
als patiënt wil genieten van mijn keuzevrijheid
inzake verzorgingsinstelling en therapie, is dit,
zacht gezegd, toch een geleide vrijheid vanwege
een bepaald ziekenfonds en vanuit bepaalde
verzorgingsinstellingen. Dit zijn precedenten,
waarover wij verder en dieper moeten
discussiëren.
Als dit volgens u kan in dit dossier, kan het ook in
andere dossiers. Dan zitten wij in een heel ander
verhaal, denk ik. Daar laat ik het nu bij. Later kom
ik hierop mogelijk nog eens terug.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
19 Interpellation de M. Jean-Jacques Viseur au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "l'introduction de la sélectivité dans le
système de l'assurance soins de santé" (n° 489)
19 Interpellatie van de heer Jean-Jacques
Viseur aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de invoering van selectiviteit
in het stelsel van verzekering voor
geneeskundige verzorging" (nr. 489)
19.01 Jean-Jacques Viseur (PSC): Monsieur le
président, monsieur le ministre, chers collègues,
je me réjouis du fait qu'à l'occasion des
discussions budgétaires, on jette les milliards à la
tête. Vous êtes modeste, monsieur le ministre, en
disant que vous n'avez pas réclamé. Le fait que
l'augmentation du budget des soins de santé soit
de l'ordre de 8,6%, à savoir 22 milliards, répond
certainement à des besoins. Malgré cette
augmentation, le secteur des soins de santé reste
la branche de la sécurité sociale où la maîtrise
des dépenses continue à poser pas mal de
problèmes.
Le rapport Peers a montré que l'inflation des coûts
est un élément extrêmement difficile à maîtriser.
Mais il correspond à une intervention de plus en
plus importante des patients. En Belgique, la
quote-part personnelle du patient est plus élevée
que chez nos voisins. A certains moments, elle
atteint les limites du seuil tolérable.
Sur la base de ce constat, vous avez
annoncé diverses mesures qui conduisent à une
sélectivité
temporaire du fait qu'elles sont
favorables à tel ou tel type de malades ou de
situations. Je pense notamment aux soins
palliatifs. Pour moi, il ne s'agit pas ici de sélectivité
puisque ces mesures profitent à tous ceux qui se
trouvent dans une situation objective.
Vous avez également annoncé des mesures en
faveur des personnes ayant les revenus les plus
faibles.
Tout le monde souscrit aux objectifs généraux de
vos mesures puisqu'il s'agit d'aider ceux qui
doivent faire face aux dépenses parfois
difficilement supportables générées par notre
système. Mais vous connaissez le célèbre vers de
Virgile dans l'Enéide: « Timeo Danaos et dona
ferentes ». On peut craindre qu'une telle mesure
introduise une modification fondamentale de notre
système. C'est d'autant plus dangereux que cela
semble une réponse adéquate à la situation des
plus faibles. Pour ma part, je pense que ce type
de mesure renforce de facto la présence de la
sélectivité dans le secteur des soins de santé. Elle
existe déjà avec le système « VIPO » et celui de la
franchise sociale. Mais le développement d'une
telle idée peut poser problème dans notre
système de sécurité sociale. En effet, les
politiques de sécurité sociale il faut les distinguer
des politiques sociales doivent-elles ou non être
ciblées sur les plus démunis? Si elles le sont, il
faut voir si elles sont compatibles avec notre
système de sécurité sociale, en particulier les
soins de santé.
Le principal défaut des mesures de sécurité
sociale ciblées sur les plus démunis est le fait
qu'elles génèrent des entorses fondamentales au
principe du financement solidaire de la sécurité
sociale. Notre système de sécurité sociale se
fonde en effet sur un mode de redistribution
verticale qu'il n'est pas sain de doubler d'une
sélectivité dans les prestations, en augmentant la
participation financière de certains au financement
des prestations ainsi qu'au coût des prestations et
ce sous prétexte qu'ils disposent de moyens
financiers supérieurs. Là réside la différence
CRIV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
29
essentielle entre la sécurité sociale et l'aide
sociale. En agissant de la sorte, on menace petit à
petit la solidarité et le caractère quasi universel du
régime général des soins de santé. On court le
risque que les citoyens bénéficiant des revenus
les plus élevés préfèrent ne plus cotiser. La part
de l'assurance légale peut également être réduite
puisque les plus favorisés préféreront sortir du
système plutôt que de cotiser davantage pour
recevoir moins.
Et si c'est pour recevoir moins, leur tentation est
de sortir du système.
D'ailleurs, la même réflexion pourrait être
formulée à l'égard du développement du
deuxième pilier en matière de pensions. Si la
conséquence du développement de ce deuxième
pilier est de bloquer le premier pilier au niveau où
il est, celui-ci devient de moins en moins attractif
et les personnes disposant des revenus les plus
importants ont alors tendance à sortir du système.
Nous savons que les plus riches ont une
possibilité de sortir du système à travers un statut
tel celui d'indépendant, puisque cette notion de
lien de subordination devient une notion
relativement fragile face à l'évolution de notre
société.
On peut arriver à un système appliqué dans
d'autres pays: les plus pauvres bénéficient d'un
régime normalement, naturellement,
obligatoirement très favorable, qui est celui de la
gratuité -
ou presque. Mais l'assiette des
cotisations et/ou des prestations risque de se
réduire rapidement du fait de la sortie du système
de ceux qui bénéficient des revenus les plus
élevés et de ces atteintes relativement
importantes à ce principe de solidarité absolue à
l'intérieur du système.
La question qui se pose - heureusement, nous
n'en sommes pas là, mais nous pourrions en avoir
la tentation -, c'est que le principe du panier de
soins de base, aussi élargi que possible, fondé sur
la totale solidarité tend à diminuer et à faire place
à une médecine duale à ce niveau: un paquet de
soins où la solidarité joue à plein pour les plus
faibles, des assurances privées pour les plus
riches et la classe moyenne coincée entre les
deux. Avec des réalisations évidentes que l'on
trouve dans certains pays où divers types de
traitement existent sur le marché, mais existent en
faveur des plus riches; la classe moyenne et les
plus pauvres s'en trouvent exclus.
Le problème s'est posé en Belgique il y a
quelques années avec la protonthérapie: fallait-il
l'utiliser malgré les coûts qu'elle représentait pour
tout le monde? Fallait-il l'autoriser avec des
suppléments à charge, dissuasifs vis-à-vis de la
plupart des Belges? Fallait-il interdire la
protonthérapie dans les conditions et au coût où
elle se développait? La réponse a été très claire: il
ne fallait pas l'admettre à partir du moment où elle
ne pouvait pas couvrir la totalité des personnes,
pas seulement les plus pauvres ou les plus riches.
Nous sommes à un carrefour dans notre système.
Tout à l'heure, vous avez dit à Mme Pieters que la
gratuité des soins pour tous n'était pas une bonne
solution. Je pense que la gratuité totale, pour tout
le monde, n'est pas une solution soutenable,
même si c'est une solution qui serait souhaitable.
Ne croyez-vous pas que nous mettons le doigt
dans l'engrenage? A travers cette sélectivité qui
s'impose - puisque personne ne dira que les
pauvres doivent payer pour les soins de santé et
qu'on sépare les plus pauvres des classes
moyennes
-, ne met-on pas le doigt dans
l'engrenage d'une sécurité sociale à trois vitesses:
les plus riches protégés par un système
d'assurance privée, la classe moyenne obligée de
recourir à des assurances privées qui deviennent
petit à petit la règle et l'utilisation normale, les plus
pauvres protégés par un système très sélectif?
Dans l'ensemble, n'assiste-t-on pas au passage
d'une sécurité sociale bismarkienne, telle que
nous l'avons connue, à une sécurité sociale plus
faible, laissant la place à des ouvertures vers une
véritable médecine duale ou, en tout cas, à trois
vitesses?
19.02 Frank Vandenbroucke, ministre: Monsieur
le président, il s'agit évidemment d'un vaste et très
intéressant débat que l'on se doit de synthétiser
dans cette procédure. Reconnaissons qu'il n'est
pas simple de maîtriser parfaitement le budget
dans le secteur de l'assurance obligatoire soins de
santé. Je suis modéré dans mes expressions et je
n'épiloguerai pas à ce sujet. Il y a eu des
dépassements, une lutte continue pour la maîtrise
des dépenses et il en sera débattu lors de la
discussion du budget.
Cependant, il convient de nuancer l'idée avancée
par M. Viseur, selon laquelle l'accroissement des
dépenses irait de pair avec un accroissement des
cotisations personnelles des bénéficiaires. Les
catégories de revenus inférieures bénéficient,
pour une grande partie de leur ticket modérateur,
d'une limitation annuelle à 15.000 francs dans le
cadre de la franchise sociale et le groupe des
24/10/2000
CRIV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
30
bénéficiaires dans son ensemble bénéficie, dans
le cadre de la franchise fiscale, d'un plafond
annuel qui est fonction de leurs moyens
financiers.
Une certaine sélectivité a été instaurée. La
limitation se rapporte, il est vrai, aux tickets
modérateurs appliqués dans le cadre de
l'assurance maladie obligatoire, à l'exclusion des
tickets modérateurs sur les médicaments et de
certains tickets modérateurs sur le prix de la
journée d'entretien. Voilà pourquoi j'ai chargé les
services compétents de l'INAMI d'intégrer le plus
rapidement possible les tickets modérateurs
exclus dans la franchise sociale et fiscale.
Par ailleurs, mon objectif consiste également à
limiter dorénavant la facture globale pour le patient
et donc, nous vérifierons quels moyens financiers
sont nécessaires à cet effet et dans quelle mesure
il peut être procédé à cette limitation.
Il s'agit dans le cas qui nous préoccupe d'une
certaine sélectivité - c'est indéniable - mais d'une
sélectivité dans un système de protection
complémentaire au système actuel. Aussi
conviendrait-il de tenir deux débats, mais notre
temps étant trop limité, le premier débat est de
saisir parfaitement les propositions que j'ai
soumises.
Ce que nous avons modifié, c'est le type de
risques couverts. Notre système comprend une
protection par prestation, ce qui est certes logique
vu notre système de soins de santé, organisé par
prestation, et incluant un financement et une
culture par prestation. Mais le vrai risque pour une
série importante de malades consiste en une
accumulation de factures et de prestations. Ce
type de risque n'était pas couvert pour des raisons
historiques bien compréhensibles, mais vouloir
rester à la modalité de couverture de risques
classés est une erreur. Il importe à présent de
couvrir le risque de chronicité en la matière afin de
pouvoir faire face à une accumulation de factures.
Ce risque est évidemment défini en fonction des
possibilités financières de chacun. Donc, il est
logique que ce type de risque soit couvert en
priorité pour les personnes aux revenus
modestes. Sans doute faut-il organiser cette
limitation pour l'ensemble des citoyens, mais le
niveau de celle-ci doit normalement être fonction
de la capacité financière des individus.
Soyons clairs! II s'agit d'une protection
complémentaire destinée à compléter la
protection existante par prestation, en fonction de
l'émergence d'un nouveau risque, à savoir
l'accumulation des factures. Cette couverture est
tributaire des moyens financiers de l'individu.
L'argument selon lequel les classes moyennes ou
les mieux nantis se désintéresseront de
l'assurance-maladie est très théorique, mais en
pratique, il serait fou de s'en désintéresser, même
dans notre système actuel.
En cas d'accident ou de maladie grave, même
vous ou moi, nous serions incapables de payer les
soins. Même sans la protection de ce système
additionnel de la facture maximale, surtout
importante pour les revenus modestes, les gens
qui touchent de bons salaires ont également tout à
fait besoin de la couverture prévue dans le
système actuel; nous ne pouvons donc pas nous
en désintéresser. C'est pour cette raison d'ailleurs
qu'il est important, même pour un ministre, un
parlementaire ou un cadre supérieur, de disposer
de cette couverture au sein de l'assurance-
maladie, pour toute une série de dépenses
possibles.
L'argument selon lequel le système que je veux
installer mènera à un désintéressement des
classes moyennes ou des plus riches est faux en
pratique. Evidemment, il est possible d'aller très
loin dans le débat en disant qu'il faut encore
davantage renforcer partout l'élément assurance
dans notre système de sécurité sociale; à vrai
dire, ce n'est pas ma vision.
Par exemple, oserait-on aller jusqu'à dispenser les
ménages sans enfants du paiement des
cotisations au régime des cotisations familiales
sous prétexte qu'ils ne peuvent pas en bénéficier
eux-mêmes? Je ne crois pas que cette solution
serait très sage. Pourrait-on justifier que les
héritiers se voient rembourser les cotisations
versées au régime des pensions pour celui ou
celle qui est décédé avant l'âge de la pension?
Il est clair que de telles comparaisons
individuelles, dans le cadre de la sécurité sociale,
sont absurdes et ne tiennent pas debout. La
différenciation et le développement plus sélectif du
système de la sécurité sociale, en général, et de
l'assurance obligatoire soins de santé, en
particulier, ont pour but non de garantir l'égalité au
niveau individuel contributif entre les cotisations et
les prestations remboursées
-
un système
d'assurance n'aurait pas de sens dans ce cas -,
mais d'offrir une couverture normale à tous les
assurés et de garantir en outre l'accessibilité des
CRIV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
31
prestations aux groupes moins favorisés, dans la
mesure où le ticket modérateur institué
constituerait une entrave à cette accessibilité pour
ceux qui ont à faire face à une accumulation de
factures.
En tout cas, le débat est beaucoup plus large. La
critique de l'organisation de la sélectivité dans le
système n'est pas correcte dans la mesure où ce
que je veux faire est une protection
complémentaire, additionnelle à ce qui existe et
que, deuxièmement, la critique qui consiste à dire
que ce système désintéressera les classes
moyennes ou ceux qui disposent de revenus
supérieurs ne tient pas quand on observe
pratiquement l'intérêt de l'assurance-maladie, telle
qu'elle existe actuellement pour les classes
moyennes ou pour ceux qui bénéficient de
revenus importants. Bien sûr, cette question vaut
bien un débat plus approfondi qu'une question
orale au sein de cette commission.
19.03 Jean-Jacques Viseur (PSC): Monsieur le
président, je remercie le ministre pour ses
réponses. En effet, la question demande un débat
plus large que dans ce cadre.
J'aimerais cependant identifier trois éléments.
Monsieur le ministre, je suis d'accord pour dire
que de nouveaux risques sont apparus,
notamment les maladies chroniques qui en
constituent l'exemple type appelant une réponse
nouvelle. Maintenant, l'idée que la couverture et
que la réponse de la société à ces nouveaux
risques doit se faire en intégrant la capacité
financière à travers la sécurité sociale, c'est
clairement indiquer que notre sécurité sociale
devient sélective pour toute une série de
nouveaux risques qui se présentent.
La question se pose directement à ce niveau;
demain, elle se posera au niveau de l'assurance-
dépendance.
19.04 Frank Vandenbroucke, ministre: Ce que
vous dites là est étonnant: le système traditionnel
est sélectif par le système de VIPO différentiel.
C'est une sélectivité dans le système de protection
par prestation. Je dis que je ne toucherai pas à
cette sélectivité: elle reste ce qu'elle est. Je dis
qu'il existe un autre risque, non couvert
actuellement, qui suscite un débat partout en
Europe: le risque de la maladie chronique. Pour
ce type de risque, je désire une protection
complémentaire qui soit sélective, de façon plus
accentuée que dans la protection par prestation.
Mais même dans la protection par prestation, il y a
une sélectivité: c'est la différence entre le niveau
par prestation et le régime général.
19.05 Jean-Jacques Viseur (PSC): J'ai dit moi-
même qu'il n'y avait pas de sélectivité. La
démarche serait toute différente si le
gouvernement indiquait que, dans un premier
temps et en fonction des coûts et de leur maîtrise,
l'on vise d'abord les personnes dont la capacité
financière est moindre et que l'objectif est à terme
de couvrir la totalité des personnes se trouvant
dans ces conditions. Cette remarque vaut
également pour l'assurance-dépendance. Ma
crainte est qu'à l'avenir, sur cette base, l'on
encourage le même phénomène que celui qu'on
connaît en matière de pensions, à savoir que l'on
risque de développer progressivement un second
pilier «soins de santé», comme il y a un second
pilier «pensions» parce que le premier pilier ne
couvre pas l'ensemble des besoins.
Ma deuxième remarque porte sur le désintérêt. Je
ne pense pas que ce soit si théorique. On devra y
revenir lorsque l'on parlera du second pilier. Vous
m'avez d'ailleurs répondu en séance publique que
votre objectif, auquel je souscris pleinement, est
de faire un vrai second pilier solidaire. C'est bien
la preuve - nous en avons un exemple - que,
spontanément, les secteurs forts se sont dit:
comme nous n'avons plus, à travers les pensions
du premier pilier, un système de protection à la
mesure des besoins, nous développons
parallèlement un système dont le moins que l'on
puisse dire aujourd'hui est qu'il est tout sauf de
sécurité sociale et redistributif. C'est le système le
plus injuste qui soit puisque cela dépend très fort
de la capacité économique et du développement
économique de telle ou telle entreprise. Votre
objectif est sans doute -
et je vous rejoins
entièrement à cet égard
-
de briser cette
discrimination qu'instaure actuellement le second
pilier. Mais il faut se dire que ce désintérêt est
moins théorique qu'il n'y paraît.
Le troisième point est la vision de l'assurance.
Pour moi, dans le domaine de la sécurité sociale,
cette vision ne doit pas être identique à celle d'une
assurance privée mais une vision d'assurance
solidaire qui, par définition, est obligatoire et
englobe l'ensemble des contributeurs en fonction
de leur capacité contributive. Le fait que des gens
sans enfants contribuent à l'assurance des
allocations familiales ne me choque pas du tout,
comme ne me choque pas non plus le fait que des
gens en bonne santé contribuent obligatoirement,
et non en fonction d'un calcul actuariel de risque,
à l'alimentation des recettes de la sécurité sociale.
24/10/2000
CRIV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
32
Mais je reste convaincu que cette vision
d'assurance est celle qui a porté notre système de
sécurité sociale depuis la fin de la guerre et qui en
fait, avec les quelques pays qui nous sont voisins,
la meilleure protection pour l'ensemble de la
population. Personnellement, je ne suis pas du
tout prêt à abandonner ce type de système.
J'estime, au contraire, qu'il doit se développer. Sur
ce plan-là, je ne partage pas du tout la théorie
développée par le premier ministre quand il dit
que c'est ce système qui a épuisé notre société.
Non! Non seulement, il n'a pas épuisé notre
société mais, comme le dit d'ailleurs le premier
ministre dans le premier paragraphe de son
intervention, nous sommes le pays qui compte le
moins de pauvres. Pourquoi? Parce que nous
avons un système assurance de sécurité sociale
très fort.
Je pense que nous aurons l'occasion de revenir
sur ce débat dans les mois à venir.
19.06 Yolande Avontroodt (VLD): Mijnheer de
voorzitter, ik wens aan dit debat nog vier
bedenkingen toe te voegen. Ten eerste ben ik het
met de heer Viseur eens dat in vergelijking met de
rest van Europa ons systeem niet zo slecht is. Wij
doen het zelfs beter dan de ons omringende
landen. Er zijn geen of nauwelijks wachtlijsten bij
ons. Het is een zeer toegankelijk en tot hiertoe
heel betaalbaar systeem. Het debat gaat er dus
over hoe we dat zo kunnen houden.
Ten tweede streeft men in alle Europese landen
naar het stellen van prioriteit en het bepalen van
basisbehoeften.
Ten derde is het Michel Roccard die op Europees
niveau een voorstel doet om een aanvullende
solidaire verzekering in de gezondheidszorg in te
voeren. De man is een socialist en kan derhalve
zeker niet worden verdacht van een te
verregaande privatisering. Wij staan dus niet
alleen in dit debat, het wordt ook op Europees
niveau gevoerd.
Ten vierde zijn de rechten en de noden van de
patiënt anno 2000 totaal anders dan twintig jaar
geleden en moeten ze derhalve ook in een heel
andere context worden geplaatst.
20.01 Jean-Jacques Viseur (PSC): Monsieur le
président, je constate simplement que le
raisonnement de Mme Avontroodt se situe un cran
plus loin. Or, c'est précisément la direction dans
laquelle je désirerais que l'on ne s'aventure pas
trop.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
20 Interpellation de Mme Joëlle Milquet au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "la prise en charge des enfants malades"
(n° 498)
20 Interpellatie van mevrouw Joëlle Milquet aan
de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "de financiële ondersteuning van zieke
kinderen" (nr. 498)
20.02 Joëlle Milquet (PSC): Monsieur le
président, monsieur le ministre, ce point est
intimement lié à la problématique que l'on vient
d'évoquer. A plusieurs reprises, je vous ai
interpellé sur le sujet et vous m'avez fait part des
initiatives que vous comptiez prendre mais qui
n'étaient pas encore concrétisées en ce qui
concerne la situation des enfants malades en
général et celle des enfants cancéreux en
particulier. Vous la connaissez bien; je n'ai donc
pas à vous la rappeler.
Après avoir entendu la déclaration
gouvernementale, j'aurais souhaité vous
interroger à propos de trois problématiques. En
dehors des remarques pertinentes qui viennent
d'être faites par J.J. Viseur, j'aurais voulu savoir
comment vous comptiez organiser la facture
maximale en ce qui concerne les enfants souffrant
de maladies chroniques, notamment les enfants
cancéreux. Quels seraient les plafonds?
Comment pourrait-on prévoir une modulation en
fonction des revenus? Allez-vous travailler par
type de pathologie? Qu'est-ce qui va changer
concrètement pour les familles? Où placerez-vous
les seuils d'intervention car je pense que la
majorité des familles qui ne parviennent pas à
prendre en charge tous les frais liés à cette
maladie bénéficient pourtant de revenus moyens?
Elles risquent donc de se situer au-dessus des
plafonds et de ne pas pouvoir profiter des
mesures prises. Comment allez-vous concrétiser
vos mesures? Je suis bien consciente qu'il s'agit
là d'un exercice complexe et difficile pour vous.
Deuxième série de questions: dans les documents
que nous avons reçus, vous envisagez des projets
pilotes en matière de soins des maladies
chroniques. Ils s'élèveraient à environ
464 millions. Comment seront-ils concrétisés et
quel en sera l'impact pour les enfants cancéreux?
Vous comptez également accorder 500 millions
supplémentaires à l'amélioration de l'encadrement
des services d'oncologie. Quelles seront les
mesures concrètes prises en la matière?
CRIV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
33
Troisième série de questions concernant plusieurs
initiatives que vous aviez lancées. Je veux parler
notamment des allocations familiales majorées.
Un groupe de travail devait rendre des
conclusions en vue d'une refonte totale du
système vers 2001. Où en est-on à cet égard?
Voilà les questions que je souhaitais vous poser
aujourd'hui.
20.03 Frank Vandenbroucke, ministre: Monsieur
le président, Mme Milquet m'a posé une série de
questions qui ne figuraient pas dans sa question
écrite. Je parle notamment de la problématique
des malades chroniques et des programmes de
soins pour les services d'oncologie. Je préférerais
ne pas improviser à ce sujet et m'en tenir à ce qui
figurait dans la question écrite.
20.04 Joëlle Milquet (PSC): En fait, ma question
écrite était antérieure à la déclaration
gouvernementale et, depuis lors, d'autres
interrogations ont surgi.
20.05 Frank Vandenbroucke, ministre: Ce n'est
pas une critique, mais je me concentrerai pour
l'instant sur la problématique des coûts élevés en
matière de soins de santé. Les projets spécifiques
réservés aux malades chroniques et les
programmes de soins pour les services
d'oncologie ont surtout l'ambition d'améliorer la
qualité des soins. Pour le moment, je me limiterai
donc à l'aspect financier du problème.
Vous évoquiez la problématique du coût élevé des
soins de santé. A ce propos, j'ai choisi de
développer une mesure générale, plutôt qu'une
mesure ciblée sur une pathologie ou un groupe
d'âge.
Il y a peut-être une certaine contradiction entre ce
qu'a dit M. J.J. Viseur et ce que vous dites. Ce
que je veux éviter, c'est la sélectivité en termes de
pathologies. C'est une des raisons pour laquelle
j'évite de soumettre des propositions ayant trait à
des pathologies spécifiques. Il est d'ailleurs très
malaisé de déterminer des critères afin de cibler
correctement les mesures telles que l'âge ou le
type de pathologie
Supposons que nous décidions d'assurer la
gratuité des soins de santé pour les enfants
cancéreux, pourquoi ne pas le faire pour des
enfants souffrant de mucoviscidose? Si le
système était élargi à ce type d'enfants, pourquoi
ne pas l'élargir à ceux souffrant du diabète ou
d'infirmité motrice cérébrale, etc.?
Effectivement, si l'âge constitue un critère de
choix, prendrions-nous en compte les enfants
jusqu'à 5, 10 ou 15 ans? Un adolescent de 16 ans
est-il encore un enfant? Vous conviendrez avec
moi qu'il est très difficile d'établir des critères
spécifiques, équitables et qui ne soient pas
critiquables.
Donc, le système de la facture maximale vise à
cibler cette frange de la population, souvent des
malades chroniques, qui se voient confrontés aux
dépenses les plus importantes. Il est évident que
les familles des enfants atteints d'une maladie
grave et chronique en font partie.
Les interventions personnelles, qu'il s'agisse de
prestations relatives à l'assurance-maladie, aux
médicaments, aux suppléments de matériel ne
pourront jamais dépasser un certain seuil, ce en
fonction des revenus annuels. Aussi des seuils
seront-ils fixés pour les familles à revenus
moyens, mais ils seront plus élevés que ceux fixés
pour les familles à revenus modestes.
Pour l'heure, je me penche sur des simulations,
comme je viens de le dire à M. Viseur et je ne
livrerai aucun chiffre, ce qui serait quelque peu
risqué. Mais aussitôt que ces dernières seront
prêtes, je ne manquerai pas de vous les
communiquer.
En ce qui concerne le système des allocations
familiales majorées, une grande partie des
enfants atteints de maladie grave et chronique
bénéficient déjà de ce système. Un projet de
réforme du système est actuellement en cours.
Celle-ci doit permettre d'étendre la couverture à
certains groupes d'enfants qui, à l'heure actuelle,
ne peuvent bénéficier de ces allocations
majorées, bien qu'ils présentent des maladies ou
troubles du développement qui justifient cette
aide.
Votre demande écrite contenait également une
remarque concernant les revenus de
remplacement pour les parents se consacrant aux
soins de leurs enfants. Il importe de souligner que,
bien que le droit à ce congé soit reconnu à tous
les Belges, les modalités d'allocations ne sont pas
partout pareilles. Ainsi, en Région flamande, le
montant alloué est de 20.000 francs par mois,
tandis qu'à Bruxelles et en Wallonie, il n'est que
de 15.000 francs par mois. Peut-être les
discussions dans le cadre de l'accord
interprofessionnel pourront-elles mener à une
24/10/2000
CRIV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
34
amélioration plus générale des systèmes
d'interruption de carrière, qui peuvent également
être importants pour ces familles-là.
En conclusion, je dirai que certaines améliorations
sont certainement possibles et nécessaires, mais
il n'y a pas lieu de douter du fait qu'en Belgique,
l'accès aux services de santé, tel que spécifié
dans l'article 24 de la Convention internationale
relative aux droits de l'enfant, soit garanti aux
enfants.
20.06 Joëlle Milquet (PSC): Monsieur le
président, monsieur le ministre, je vous remercie
pour votre réponse. Loin de moi l'idée de vous
demander de créer un système de sélectivité. Dès
lors, mon intervention n'avait rien d`incohérent
avec celle de M. Viseur, car mon souci était d'en
savoir davantage sur les répercussions concrètes
pour une certaine catégorie de patients.
Dans le cadre des maladies chroniques comme la
myopathie, la mucoviscidose ou le cancer, il est
un peu trop simple de dire qu'il existe un
problème d'âge ou autre. On doit quand même
bien se rendre compte que l'on doit faire face à
une problématique qui touche fortement les gens
et par rapport à laquelle notre système actuel a
quand même certaines déficiences. Enfin, nous
attendrons et je me permettrai de vous poser une
question plus concrète concernant la facture
maximale. En effet, à terme, déciderez-vous d'un
pourcentage des revenus par rapport au type de
coûts figurant dans l'addition des factures, ou
allez-vous prévoir, par exemple, une barre?
20.07 Frank Vandenbroucke, ministre: On
pourrait prévoir, par exemple, que pour une famille
qui a un revenu X ou un revenu inférieur à..., la
limite sera de X francs de ticket modérateur
personnel par an.
20.08 Joëlle Milquet (PSC): Il ne s'agit donc pas
d'un système qui ne s'applique que vers le bas.
20.09 Frank Vandenbroucke, ministre: Des
échelles seront prévues comme c'est le cas pour
la franchise fiscale où pour un tel revenu, on a
droit à une telle limitation absolue des dépenses
personnelles. Par exemple, une première tranche
peut couvrir les revenus inférieurs à 600.000
francs. Dans ce cas, la limite absolue des
contributions personnelles pour soins de santé,
sur base annuelle, est de X francs par an. Si le
revenu est inférieur, par exemple, à 1.000.000 de
francs mais supérieur à 600.000 francs, la
limitation est de X francs.
20.10 Joëlle Milquet (PSC): Vous travaillerez
éventuellement sur des modalités selon qu'il s'agit
d'une famille monoparentale ou autre?
20.11 Frank Vandenbroucke, ministre: Il faut
des critères de revenus fiscaux qui peuvent
prendre en compte la charge familiale, etc. Cela
peut être le cas. Mais il faut éviter la catégorisation
qui a été traditionnelle dans notre système social.
C'est un des défauts du système VIPO. Il faut
éviter cette fixation sur des catégories sociales
spécifiques. Il faut partir de la capacité financière
des gens quelle que soit leur catégorie sociale. Il y
a des actifs qui ont beaucoup de difficultés et qui
ont moins de revenus que les VIPO mais ils ne
sont pas protégés actuellement. Par exemple, une
mère qui travaille à mi-temps, qui est seule avec
un enfant malade n'est pas protégée par le
système VIPO. Je souhaite, pour ma part, une
protection qui tienne compte du revenu de cette
mère.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
21 Samengevoegde mondelinge vragen van
- mevrouw Yolande Avontroodt aan de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over 'de
lidgelden gevraagd door de diensten voor
thuisverpleging' (nr. 2477)
- mevrouw Yolande Avontroodt aan de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over 'de
praktijken rond thuisverpleging' (nr. 2478)
21 Questions orales jointes de
- Mme Yolande Avontroodt au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur 'les
cotisations réclamées par les services des
soins infirmiers à domicile' (n° 2477)
- Mme Yolande Avontroodt au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur 'les
pratiques en matière de soins infirmiers à
domicile' (n° 2478)
21.01 Yolande Avontroodt (VLD): Mijnheer de
voorzitter, ik zal mijn twee vragen gelijktijdig
behandelen.
Mijnheer de minister, mijn vragen vloeien voort uit
praktijkervaring met de diensten voor
thuisverpleging. De diensten voor thuisverpleging
worden uiteraard via het RIZIV gesubsidieerd voor
de verpleegkundige prestaties die zij aan
patiënten verlenen.
In de praktijk echter stellen wij vast dat sommige
CRIV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
35
diensten voor thuisverpleging aan de patiënten,
die niet zijn aangesloten bij een bepaald
ziekenfonds, een lidgeld van gemiddeld 600
Belgische frank vragen. Dit lidgeld staat los van de
prestaties die aan de patiënt worden verstrekt. Het
lidgeld is jaarlijks en houdt geen rekening met de
draagkracht van de patiënt.
Ik kom tot een eerste reeks vragen in verband met
de eerste vraag. Ten eerste, vindt u het
aanvaardbaar dat een dienst voor thuisverpleging
een lidgeld vraagt aan leden van sommige
ziekenfondsen en dit lidgeld niet vraagt aan leden
van andere ziekenfondsen? Vermits de
onafhankelijkheid van die diensten hoog in het
vaandel wordt gevoerd, meen ik dat hier het
tegendeel wordt bewezen.
Ten tweede, de diensten voor de thuisverpleging
worden door de sociale zekerheid gefinancierd
waarvoor iedereen gelijk bijdraagt. Vindt u het dan
aanvaardbaar dat die dienst een lidgeld
aanrekent?
Ten derde, de dienst voor thuisverpleging vraagt
een jaarlijks lidgeld aan patiënten die niet zijn
aangesloten bij een verwant ziekenfonds. Vindt u
een dergelijke praktijk aanvaardbaar met het oog
op de gelijke toegang tot de gezondheidszorg?
Ten vierde, welke maatregelen heeft de minister
reeds genomen om aan deze praktijken een einde
te stellen?
Mijn tweede vraag ligt in het verlengde van de
eerste vraag. Deze vraag houdt echter meer
verband met het medisch materiaal dat door
sommige ziekenfondsen gratis ter beschikking
wordt gesteld indien de aangeslotene
gebruikmaakt van de eigen diensten van
thuisverpleging en dit gaat volgens mij nog iets
verder.
Wil de verzekerde een beroep doen op de
dienstverlening van het ziekenfonds, maar een
andere verpleegkundige wenst, bijvoorbeeld een
zelfstandige verpleegkundige, dan wordt voor het
medisch materiaal de volle prijs aangerekend.
Hier is er volgens mij nog een grotere
belangenvermenging.
Ik kom dus tot mijn tweede reeks vragen. Die
diensten worden gesubsidieerd met middelen van
de sociale zekerheid waaraan alle werknemers
bijdragen. Vindt u het dan aanvaardbaar dat
ziekenfondsen bepaalde extra voordelen geven
aan mensen die gebruikmaken van de eigen
dienst en deze voordelen onthouden indien de
verzekerde een gebruik wil maken van de
diensten van een andere organisatie? Vindt u het
verantwoord dat de ziekenfondsen de diensten die
zij aanbieden onderling koppelen? Immers,
daarover gaat het. Door die koppeling van
diensten wordt een minder begoede patiënt
beperkt in zijn keuze van een
thuisverpleegkundige. Vindt u het aanvaardbaar
dat die patiënt omwille van de praktijken van
bepaalde ziekenfondsen niet in staat is de dienst
of de verpleegkundige van zijn keuze aan te
nemen omdat hij het zich financieel minder of niet
kan veroorloven om dat medisch materiaal te
moeten huren?
21.02 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, ik zal de twee vragen gelijktijdig
beantwoorden. Ik wil nog eens herhalen dat ik
natuurlijk elke maatregel en elk initiatief die de
kosten voor patiënten drukken toejuich.
Met betrekking tot de technische kant van de
specifieke vragen wens ik het volgende te zeggen.
De eerste, tweede en derde vraag van de
mondelinge vraag nr. 2477 beantwoord ik als
volgt: vermits de verplichte ziekteverzekering op
gelijke wijze moet worden toegepast voor elk
ziekenfonds speelt de concurrentie tussen de
verschillende verzekeringsinstellingen zich per
definitie af binnen het terrein van de aanvullende
verzekering die de verschillende ziekenfondsen
aanbieden.
Een van de mogelijke voordelen van dergelijke
aanvullende verzekeringen is de betaling van het
lidgeld van verenigingen die thuisverpleging
organiseren. Vele verenigingen vragen een lidgeld
aan hun leden. Aangezien de patiënt vrij kan
kiezen of hij al dan niet lid wordt van een
dergelijke vereniging en ook vrij zijn ziekenfonds
kan kiezen dat eventueel het lidgeld in zijn
plaats betaalt zie ik geen reden waarom een
vereniging die thuisverpleging aanbiedt geen
lidgeld mag vragen. Uiteraard moet de vereniging
daarover voldoende informatie geven. Bovendien
kan een patiënt, die lid is van een vereniging die
verpleegkundige verstrekkingen organiseert,
steeds beroep doen op andere verpleegkundigen
die door de verplichte ziekteverzekering op
identieke wijze voor de verleende zorg worden
vergoed. In die zin blijft het principe van de gelijke
toegang tot de gezondheidszorg gelden.
Wat uw vierde vraag betreft, lijkt het mij, gelet op
het voorgaande, momenteel niet aangewezen om
maatregelen te nemen tegen dergelijke
24/10/2000
CRIV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
36
initiatieven.
Op vragen 1 en 2 uit vraag nr. 4278 kan ik het
volgende antwoorden. Momenteel bestaan er
geen diensten voor thuisverpleging die door het
RIZIV worden gesubsidieerd. De verplichte
ziekteverzekering voorziet in tegemoetkomingen
per verstrekking verleend in het kader van de
thuisverpleging. Men moet een beetje oppassen
qua terminologie. Wat de eventuele onderlinge
koppeling van diensten via een aanvullende
ziekteverzekering betreft, verwijs ik naar de
controledienst van de ziekenfondsen, die in
principe elke nieuwe dienstverlening in het kader
van de aanvullende ziekteverzekering onderzoekt.
De controledienst heeft de taak erop toe te zien
dat er geen vermenging optreedt in de
aanvullende en verplichte verzekering. Indien u
concrete gevallen kan voorleggen waarvan u
vermoedt dat dit principe wordt geschonden, zal ik
aan de controledienst de opdracht geven deze
gevallen te onderzoeken.
Ik wil nog benadrukken dat de gerechtigde de vrije
keuze heeft om zich bij een verzekeringsinstelling
aan te sluiten en de verzekeringsinstellingen in
principe de vrijheid hebben om een persoon al
dan niet als lid te aanvaarden.
Verzekeringsinstellingen kunnen dan ook
voorwaarden koppelen aan de inschrijving als lid,
zoals het afsluiten van aanvullende verzekeringen.
De Hulpkas voor de Ziekte- en
Invaliditeitsverzekering kan daarentegen geen
persoon als lid weigeren en zij organiseert ook
geen aanvullende verzekering. Personen die geen
aanvullende verzekering willen afsluiten bij de
inschrijving, kunnen zich tot de Hulpkas wenden.
Op uw derde vraag wil ik antwoorden dat de
tegemoetkomingen voor verpleegkundige
verstrekkingen in het kader van de verplichte
ziekteverzekering voor iedereen hetzelfde zijn.
22.01 Yolande Avontroodt (VLD): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, we komen steeds
uit bij hetzelfde debat over de aanvullende
verzekering. U verklaart dat dit lidgeld begrepen
zou zijn in die aanvullende verzekering. Ik kan
daar niet over oordelen. Ik moet dat zelf nakijken.
Als dat zo is, dan zal dat aan de aangeslotenen
ook zo zijn meegedeeld.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
22 Mondelinge vraag van mevrouw Greta
D'Hondt aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de discriminatie van
diabetici" (nr 2499)
22 Question orale de Mme Greta D'Hondt au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "la discrimination des patients diabétiques"
(n° 2499)
22.02 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, de problematiek is deze namiddag al ter
sprake gekomen naar aanleiding van de vraag die
mevrouw De Block gesteld heeft aan minister
Onkelinx. De vragen konden niet samengevoegd
worden omdat in mijn vraag verwezen wordt naar
een vroegere vraag die ik aan minister
Vandenbroucke gesteld heb. Het bespaart mij
echter een heel stuk inleiding.
Mijnheer de minister, ik wil aanknopen bij de vraag
die ik u op 10 mei in deze commissie heb gesteld.
Het ging toen om de opvolging van de
problematiek van de discriminatie waarvan
patiënten met suikerziekte het slachtoffer zijn. Dit
is sterk in de schijnwerper gekomen naar
aanleiding van de conferentie over diabetes eind
1998. Op 10 mei antwoordde u dat de werkgroep
diabetes en sociale discriminatie op 5 april
opgericht werd, dat de Ministerraad de werkgroep
gevraagd had een balans op te stellen tegen
uiterlijk eind april 2000, dat de werkgroep een
geactualiseerde inventaris opgemaakt had van de
punten die op relatief korte termijn zouden kunnen
worden verbeterd en van de punten die verder
onderzocht moesten worden en dat de
Ministerraad de werkgroep gevraagd had om
tegen eind april 2000 een eerste evaluatierapport
op te stellen. Dat evaluatierapport werd u eind
april overgemaakt. U zou dit rapport in overleg
met minister Aelvoet aan de Ministerraad
voorleggen. Eind september moesten de
subwerkgroepen dan verslag uitbrengen in de
plenaire vergadering. In mei van dit jaar vroeg u
mij om een beetje geduld te oefenen tot
september voor verdere concrete antwoorden.
Gekscherend zei u dat dit voor mij moeilijk zou
zijn. Ik ben mijn engagement nagekomen en ik
heb u hierover intussen niet meer ondervraagd.
Mijnheer de minister, op 10 mei hebt u zich
geëngageerd om de leden van de commissie voor
de Sociale Zaken informatief de inventaris van de
oplosbare problemen te bezorgen en het
evaluatierapport dat u toen ontvangen had over te
maken aan de Kamer. Ondanks dat engagement
heb ik noch de inventaris, noch het
evaluatierapport ontvangen. Voor zover mij
bekend werd het eerste evaluatierapport van de
werkgroep waar u in uw antwoord naar verwees
CRIV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
37
op 14 juli voorgelegd aan de Ministerraad.
Mijnheer de minister, wat zijn de belangrijkste
conclusies uit de inventaris en het
evaluatierapport? Welke initiatieven en
beleidsmaatregelen worden er in de inventaris en
het evaluatierapport voorgesteld? Heeft de
plenaire vergadering waar u in uw antwoord naar
verwees de voorstellen van de subwerkgroepen al
besproken? Op welke termijn zal het eindrapport
worden voorgelegd? Hoe ziet u de werking met
dat eindrapport? Wat zijn de besluiten van de
Ministerraad van 14 juli naar aanleiding van het
eerste evaluatierapport van de werkgroep?
Tot slot is er nog de belangrijkste vraag voor de
betrokken groep. Mijnheer de minister, wanneer
mogen de diabetici de eerste concrete positieve
beleidsvoorstellen en -initiatieven verwachten? Ik
heb niet herhaald wat ik op 10 mei gezegd heb en
wat mevrouw De Block ook vandaag opmerkte,
namelijk dat in een aantal sectoren de toegang tot
de arbeidsmarkt enigszins discriminerend werkt.
Bovendien is ook de verzekeringswereld niet lief
voor deze mensen.
22.03 Minister Frank Vandenbroucke: Mijnheer
de voorzitter, alvorens concreet te antwoorden op
de vragen van mevrouw D'Hondt wil ik mij eerst
ten aanzien van haar en van de commissie
verontschuldigen voor het niet doorsturen van het
eerste evaluatierapport van de werkgroep.
Ik had dat beloofd en dat is niet gebeurd. Ik neem
dat op mij en wil dat ook rechtzetten. Ik heb de
administratie inmiddels gevraagd de commissie dit
rapport per kerende post te laten geworden. Ook
het tweede evaluatierapport dat in september is
opgesteld, maar dat nog formeel moet worden
afgewerkt en aan de Ministerraad voorgelegd, zal
ik onverwijld doorsturen.
Op de eerste specifieke vraag van mevrouw
D'Hondt moet ik meedelen dat er op dit ogenblik
nog geen definitieve conclusies kunnen worden
getrokken. Een eerste rapport werd inderdaad aan
de Ministerraad van 14 juli voorgelegd. Aangezien
echter de thema's die aan bod zijn gekomen, zo
divers en complex zijn, is het moeilijk om een
overzicht te geven van de belangrijkste conclusies
van dat eerste rapport. Ik nodig mevrouw D'Hondt
dan ook uit om het eerste evaluatierapport, waarin
de eerste conclusies voor haar thema's zijn
opgenomen, door te nemen. Ik ben in ieder geval
beschikbaar voor verder overleg en dialoog inzake
de thema's die mij als minister van Sociale Zaken
rechtstreeks aanbelangen.
Ter herinnering, de vier thema's die de werkgroep
bespreekt, zijn diabetes en de tewerkstelling in de
privé- of openbare sector, diabetes en
verzekeringen, diabetes en rijbewijs, diabetes en
toegang tot de zorg.
Op de tweede vraag met betrekking tot de
beleidsmaatregelen is het duidelijk dat de
initiatieven en maatregelen die moeten worden
genomen, veelomvattend en in vele gevallen van
punctuele aard zijn. In het eerste evaluatierapport
worden al een aantal beperkte voorstellen
geformuleerd. Er is op bescheiden schaal al
vooruitgang geboekt inzake de toegang tot het
rijbewijs. De recente wetgeving beperkt in grote
mate elke discriminatie van diabetespatiënten.
Diabetes vormt geen reden meer voor het niet
uitreiken van een rijbewijs. Niettemin moeten er
om veiligheidsredenen wel controlemaatregelen
worden genomen. Wegens bepaalde complicaties
van diabetes, zoals hyperglychemische coma, is
het besturen van een voertuig immers uitgesloten.
Inzake de tewerkstelling zal de algemene trend
zijn dat alle banen toegankelijk worden gemaakt
voor diabetici, behalve in uitzonderlijke gevallen,
bijvoorbeeld voor functies waarbij bijzondere
veiligheidseisen worden gesteld. Zo heeft men mij
bijvoorbeeld meegedeeld dat de minister van
Landsverdediging een nieuw koninklijk besluit
voorbereidt om elke discriminatie bij aanwervingen
op basis van een chronische aandoening tegen te
gaan.
Inzake de toegang tot de zorg, die tot mijn directe
bevoegdheid behoort, kan ik u meedelen dat mijn
beleid essentieel steunt op twee complementaire
invalshoeken. Er is ten eerste, zoals zo-even nog
besproken, de idee van de maximumfactuur
waarover ik nu niet langer zal uitweiden.
Daarnaast zijn er nieuwe middelen voor zeer
gerichte maatregelen waardoor aan specifieke
doelgroepen geïntegreerde zorg op maat zal
kunnen worden geboden alsmede een betere
terugbetaling van dure medische hulpmiddelen en
implantaten. Ik heb daarnet bij andere vragen al
melding gemaakt van het Comité voor advies
inzake de zorgverlening aan chronisch zieken.
Daar is men bezig met het realiseren van mijn
projecten. Ook het probleem van de diabetici komt
hier aan bod.
Wij hebben natuurlijk nog heel wat werk voor de
boeg. Het is nuttig toch even te herinneren aan de
maatregelen die al wel genomen zijn ten gunste
van diabetici. Ik denk bijvoorbeeld aan insuline en
24/10/2000
CRIV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
38
orale antidiabetica die volledig worden
terugbetaald. Steriele insulinespuiten worden voor
50% terugbetaald. Er loopt een programma van
diabetes-zelfregulatie. Er is een programma waar
onder meer een teaching nurse en een diëtist bij
betrokken zijn, waarop 53.000 diabetici zich
hebben ingeschreven. Er is een
zelfregulatieprogramma specifiek voor kinderen.
Er zijn draagbare insulinepompen, inclusief de
nodige begeleiding en het nodige diabetes-
zelfregulatiemateriaal. Dat materiaal is gratis en is
momenteel beschikbaar voor 400 moeilijk
regelbare diabetici.
Ik wil daarmee natuurlijk niet zeggen dat alles
gebeurd is en dat er niet nog meer moet
gebeuren, maar ik wijs erop dat we toch ook niet
van nul moeten vertrekken.
Met betrekking tot de derde vraag van mevrouw
D'Hondt kan ik meedelen dat de werkgroep
diabetes en sociale discriminatie tijdens haar
plenaire vergadering van 13 september 2000 de
voorstellen van de verschillende subgroepen heeft
besproken. Binnenkort wordt er aan de
Ministerraad een tweede evaluatierapport
voorgelegd. Ik zal u dat, zoals beloofd, per
kerende bezorgen.
Aangezien de werkzaamheden van de werkgroep
nog volop bezig zijn, moet ik u op de vierde en
vijfde vraag antwoorden dat alle betrokken
ministeriële departementen samen met de
Vereniging van Diabetici de opdracht voortzetten.
De Ministerraad van 14 juli 2000 heeft van dit
rapport kennis genomen en heeft de opdracht van
deze werkgroep onverminderd bevestigd. De
Ministerraad heeft eveneens gevraagd dat alle
betrokken departementen pro-actief zouden
deelnemen aan de werkgroep. De subgroepen
blijven overigens regelmatig samenkomen om
concrete voorstellen uit te werken.
Inzake de laatste vraag refereer ik niet alleen aan
het voorgaande en wat reeds via het RIZIV werd
bereikt en wordt voorbereid, onder meer via het
departement Landsverdediging. Ik wil ook
beklemtonen dat de diabeticivereniging op een
zeer positieve en actieve wijze wil blijven
meewerken aan dit ambitieuze project. De inbreng
van deze vereniging moet een waarborg zijn dat
het overleg met de betrokken departementen en
ministers tot een reeks van concrete voorstellen
zal leiden. Ik zal in ieder geval als minister van
Sociale Zaken elk voorstel dat mij vanuit deze
werkgroep wordt voorgelegd op de beste wijze
ondersteunen.
22.04 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, wij zullen de
rapporten afwachten en met grote interesse
bekijken. Mijn vragen gingen niet specifiek over de
tegemoetkomingen van het RIZIV voor de
diabetici, waarin men de jongste jaren een
positieve evolutie kan vaststellen. Mijn vragen
gingen vooral over de sociale discriminatie, vooral
op de arbeidsmarkt. Een belangrijk deel van de
diabetici bestaat immers uit jongere mensen die
zich bij de start van hun beroepsloopbaan
gediscrimineerd voelen, hoewel zij op jeugdige
leeftijd reeds hebben geleerd om zich
gedisciplineerd te gedragen in hun houding ten
opzichte van hun ziekte. Zij zien het bijna als een
afstraffing als ze niet dezelfde kansen op de
arbeidsmarkt krijgen. Dit geldt ook voor de
houding van de verzekering.
Ik zal met grote interesse de rapporten
doornemen en te gepasten tijde op deze zaak
terugkomen. Ik volg de evolutie terzake met grote
interesse. Dit is immers geen kwestie van een
kritische politieke benadering noch een kwestie
van de oppositie tegenover de meerderheid. Het
gaat over kansen geven aan mensen die zichzelf
wapenen en zich gedragen om alle kansen te
krijgen die zij verdienen. Hierop werd ook reeds
gewezen door een aantal collega's. Alleen al de
topprestaties in Sydney bewijzen dat iemand met
deze ziekte die zich goed verzorgt, in staat is tot
de hoogste fysische prestaties. Men moet ook bij
het leger, de NMBS en de rijkswacht daarover
vragen durven stellen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
23 Mondelinge vraag van mevrouw Greta
D'Hondt aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de terugbetaling van
rolstoelen" (nr 2500)
23 Question orale de Mme Greta D'Hondt au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "le remboursement des chaises
roulantes"(n° 2500)
23.01 Greta D'Hondt (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, ik probeer de
zaken die ikzelf heb gesteld en waaraan de
mensen belang hechten en waarin verbintenissen
werden aangegaan, op te volgen. Ik kom hier
terug op een vraag die reeds in februari in de
commissie gesteld werd en waarop toen positief
werd ingegaan. Gezien het tijdverloop tussen 2
februari en nu zou ik graag de huidige stand van
zaken in dit dossier? Op dit uur zal ik het antwoord
CRIV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
39
dat u mij toen hebt gegeven niet voorlezen. Het
hield echter in dat, in de loop van de
daaropvolgende maanden, er een positieve
evolutie in dit dossier zou zijn geweest, met name
de mogelijkheid tot een betere terugbetalings van
de zogenaamde lichtgewicht rolwagens met
schelpzitje voor kinderen, in de eerste plaats
bedoeld voor kinderen met hersenverlamming.
Reeds in februari gaf u toelichting over wat er
verder zou gebeuren in de
overeenkomstencommissie van bandagisten en
verzekeringsinstellingen, over de permanente
doorlichting van de nomenclatuur, enzovoort.
Vandaar dus ook mijn vraag naar de vooruitgang
in deze zaak op korte termijn. U sprak immers
over de kostprijs van dergelijke wagentjes en over
eventuele onderhandelingen met de fabrikanten.
Mijn vraag is nu gewoon: kunnen die gezinnen die
spijtig genoeg met deze kinderen geconfronteerd
worden en waarvoor het comfort van een
lichtgewicht rolwagentje uitermate groot is, in de
eerstkomende maanden een verbeterde
terugbetaling verwachten?
23.02 Minister Frank Vandenbroucke: Als
antwoord op uw vraag die opnieuw terecht is, kan
ik u melden dat er voor een aantal mensen positief
nieuws is. Ik wens daar echter toch wat meer
uitleg over te geven. Gelet op de uitgaven van
1999 en van het eerste trimester 2000 voor de
sector van de bandagisten en de partiële
begrotingsdoelstelling voor het jaar 2000, was er
eigenlijk geen ruimte meer beschikbaar om de
nomenclatuur van rolwagens nog dit jaar aan te
passen. De voorbereidingen tot herziening van
deze terugbetalingen waren dan ook stilgevallen.
In de partiële begrotingsdoelstelling voor het jaar
2001 wensen wij een bedrag toe te kennen voor
de aanpassingen van de nomenclatuur van
rolwagens. Dit werd reeds toegevoegd aan onze
lange lijst van prioriteiten. Met name de
nomenclatuur van rolwagens willen wij aanpassen
voor een betere terugbetaling en de uitbreiding
van de patiëntengroep met ernstig functieverlies
als gevolg van een specifieke aandoening. De
werkgroep rolwagens van de
overeenkomstencommissie bandagisten-
verzekeringsinstellingen heeft dan ook zijn
werkzaamheden tot herziening van de
nomenclatuur hervat.
24.01 Greta D'Hondt (CVP): Ik dank de minister
voor zijn antwoord. Ik hoop inderdaad dat wij in dit
dossier de eerstkomende maanden vooruitgang
mogen boeken en dat deze kinderen de
lichtgewicht rolwagens niet ontgroeid zijn
vooraleer wij een oplossing kunnen aanbieden.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
24 Question orale de Mme Michèle Gilkinet au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "le remboursement des médicaments pour
les malades rares" (n° 2520)
24 Mondelinge vraag van mevrouw Michèle
Gilkinet aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de terugbetaling van
geneesmiddelen voor zeldzame ziekten"
(nr. 2520)
24.02 Michèle Gilkinet (AGALEV-ECOLO):
Monsieur le président, monsieur le ministre, la
question que je voudrais vous poser concerne le
remboursement des médicaments pour les
maladies rares. Voilà qui paraît un peu paradoxal,
mais laissez-moi expliquer de quoi il retourne.
En fait, il me revient que dans plusieurs cas, les
patients atteints de maladie rare ne peuvent
bénéficier du remboursement d'un médicament en
raison du fait que le remboursement n'est pas
prévu pour leur maladie. Il en va par exemple ainsi
du Mycobutin dont le remboursement n'est prévu
que pour le malade atteint de la tuberculose ou du
sida. Or il apparaît que ce médicament est
également prescrit à des malades atteints, par
exemple, de mycobactériose lorsque cette
maladie accompagne le cancer ou la
mucoviscidose en raison - c'est important de le
relever - qu'il n'existe pas d'autre alternative et
qu'on peut présumer par analogie l'efficacité du
médicament.
Aujourd'hui, pour pallier au non-remboursement,
seul un recours devant le tribunal du travail
permet une issue à cette situation. Néanmoins, ce
recours est coûteux et rebute beaucoup de
patients parce qu'il est considéré comme quelque
chose de très aléatoire.
Au vu de ces éléments, je dirais qu'il ne me paraît
pas normal que les malades atteints de maladies
rares ne puissent pas, dans nombre de cas,
obtenir l'intervention de la mutuelle pour des
médicaments dont ils ont besoin. En effet, si l'on
peut comprendre qu'un médicament n'est
remboursé que lorsque son efficacité est prouvée,
on peut également constater que cette efficacité
ne peut être démontrée que lorsqu'on a affaire à
un échantillonnage suffisant. Or ce fait est
impossible par définition pour les maladies rares.
24/10/2000
CRIV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
40
On tourne donc en rond.
On sait également que, vu la rareté des cas, les
firmes pharmaceutiques vont hésiter, hésitent
même à investir pour trouver des solutions
adaptées à une maladie orpheline. Il en va d'une
question de rentabilité.
C'est pour cela que j'ai une proposition à vous
soumettre et j'aimerais voir la manière dont vous
la recevrez. J'estime que nous devrions nous
montrer attentifs à cette situation et qu'une
solution pourrait être trouvée pour assurer le
remboursement aux malades souffrant de
maladies rares chaque fois qu'un médicament
permet de soulager leurs souffrances.
Voici ce que je propose: en attendant que la
commission des médicaments reconnaisse
d'autres indications pour un médicament, ne
conviendrait-il pas d'établir une prise en charge
sous condition par la sécurité sociale? Cette prise
en charge concernerait les indications orphelines,
uniquement relatives aux maladies rares, c'est-à-
dire les indications pour lesquelles il n'y a
effectivement aucune autre solution. La base du
remboursement pourrait être la suivante: un
remboursement serait octroyé aux malades
atteints de maladies rares lorsqu'il n'y a pas
d'autre alternative et qu'on peut présumer par
analogie l'efficacité du médicament pour l'affection
dont ils sont victimes.
Je pense qu'en utilisant cette voie, nous pourrions
déjà rencontrer une partie des attentes des
patients atteints de maladies rares, sans attendre
une évolution de la recherche et la mise sur le
marché de médicaments spécifiques qui restent
tout à fait aléatoires pour le moment, même si je
sais qu'il y a des volontés européennes d'aboutir
dans certains cas.
24.03 Frank Vandenbroucke, ministre: Monsieur
le président, la problématique des médicaments
orphelins citée par Mme Gilkinet mérite en effet
notre attention.
Cependant, la prudence est de rigueur et nous ne
devons pas ignorer le sens du remboursement. Le
remboursement vaut pour toutes ou certaines
indications de médicaments enregistrés. Accorder
le remboursement pour chaque médicament
susceptible d'apaiser les souffrances d'un patient
serait faire preuve de précipitation, je crois. A
l'heure actuelle, dans le cadre de l'arrêté royal du
2
septembre 1980 fixant les conditions dans
lesquelles l'assurance obligatoire contre la
maladie et l'invalidité intervient dans le coût des
spécialités pharmaceutiques et produits assimilés,
il existe une procédure permettant pour certaines
indications bien définies le remboursement de
médicaments non enregistrés en Belgique.
La politique rénovée en matière de médicaments
que le gouvernement vient de développer, comme
vous pouvez le constater à travers ce document à
présent disponible, mentionne ce qui suit quant
aux médicaments orphelins. Je cite ce document
prospectif qui demande encore quelque
implémentation: «
Les médicaments orphelins
sont soumis aux mêmes procédures de prix et de
remboursement que les autres médicaments.
Dans la décision sur le remboursement, il est
toutefois déterminé aussi un volume en fonction
de l'épidémiologie du syndrome en question. Il en
résulte un contrat prix/volume, lequel donne ainsi
une responsabilité financière à la firme
individuelle. Cela s'inscrit dans une approche plus
large de la problématique des médicaments
orphelins, actuellement préparée par le
gouvernement, dans le cadre du règlement
européen. »
Donc, nous recherchons une procédure-type,
notamment pour les médicaments orphelins, par
le biais d'un contrat conclu avec la firme qui les
produit et suivant lequel la firme accepte, dans le
cas où le volume du médicament dépasse un
certain seuil, soit que le remboursement soit
diminué, soit que l'on organise une certaine
récupération financière. Voilà l'idée d'un contrat
prix/volume.
Nous croyons que ce genre de procédure pourrait
être utilisé pour ce type de médicaments.
Un groupe de travail se réunit actuellement sous
la présidence du cabinet du premier ministre en
vue d'examiner, pour le gouvernement, la
problématique des médicaments orphelins.
Dans le cadre du règlement européen n°
141/2000 en matière de médicaments, le statut de
médicament orphelin peut être accordé à un
médicament bien défini, dans une indication bien
définie. Tout cela se fait dans le contexte de
l'Union européenne. En vertu de l'article 9 dudit
règlement, les Etats membres sont invités à faire
connaître les mesures en vue de promouvoir la
recherche, le développement et la
commercialisation des médicaments orphelins. Le
groupe de travail du gouvernement, auquel je
viens de faire référence, prépare tout cela.
CRIV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
41
Il est encore trop tôt pour avancer des conclusions
à ce sujet. Il faudra donc peut-être y revenir
ultérieurement. C'est en tout cas un élément de la
politique rénovée du médicament que je veux
implémenter. Il faudra donc trouver des solutions
pratiques en cette matière.
24.04 Michèle Gilkinet (AGALEV-ECOLO):
Monsieur le président, monsieur le ministre, je me
réjouis de ce que vous me déclarez.
Je constate que l'on se préoccupe des maladies
rares et des médicaments orphelins. C'est très
bien. Mais la mesure très simple que je vous
propose permettrait de rencontrer des
problématiques que vivent aujourd'hui les patients
atteints de maladies rares. Vous parlez de l'avenir.
Or, maintenant, il y a des personnes qui souffrent
de maladies rares. Les pathologies sont connues
et le médecin-conseil peut aussi intervenir. On
leur prescrit un médicament qui n'est pas
exactement adapté à cette maladie et n'est pas
reconnu comme tel, mais par analogie, on sait
que cela peut soulager le patient. Et ces
personnes ne peuvent pas obtenir le
remboursement de leurs médicaments, sauf à
introduire un recours au tribunal. C'est dommage.
24.05 Frank Vandenbroucke, ministre:
Madame, je crains que cette procédure ne crée un
précédent que l'on ne pourra pas limiter à des cas
très spécifiques. Là réside toute la problématique
des mesures d'exception. Ce sont de difficiles
questions de morale. Il y a toute une série de
pathologies lourdes au sujet desquelles on exerce
des pressions pour accepter le remboursement de
médicaments que les patients ont trouvés quelque
part.
Je préfère quant à moi trouver une solution plutôt
générale pour ce type de problème, au lieu
d'organiser, dans la précipitation, des procédures
d'exception.
Je vous propose d'étudier comment on peut
avancer en matière de méthodologie générale et
de revoir alors votre proposition.
24.06 Michèle Gilkinet (AGALEV-ECOLO): Est-
ce que vous accepteriez que ma proposition soit
examinée au sein de votre groupe de travail?
24.07 Frank Vandenbroucke, ministre: Je ne
vois aucun inconvénient à étudier de plus près ce
que vous proposez. Mais je crains que cela ne
crée un précédent difficilement acceptable.
J'accepte toutefois de revoir, dans le cadre de
cette discussion, ce que vous proposez. Mais ce
qui me gêne le plus, ce sont les termes « en
attendant que la commission des médicaments le
reconnaisse
». Cela créerait un précédent
dangereux.
Michèle Gilkinet (AGALEV-ECOLO): On peut
gommer ces termes de la proposition, si vous le
désirez.
Frank Vandenbroucke, ministre: Mais c'est la
clé de votre proposition.
Michèle Gilkinet (AGALEV-ECOLO): Oui, mais
c'est parce qu'il n'y a pas de médicament adapté
à certaines maladies. C'est dans ce cas précis
que ma proposition peut peut-être combler un
manque.
Frank Vandenbroucke, ministre: Nous y
reviendrons peut-être lorsque l'on discutera de ma
proposition de politique rénovée du médicament.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
La réunion publique de commission est levée à
18.52 heures.
De openbare commissievergadering wordt
gesloten om 18.52 uur.
CRABV 50 COM 281
CRABV 50 COM 281
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRESENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
EKNOPT
V
ERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
A
NALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
S
OCIALE
Z
AKEN
C
OMMISSION DES
A
FFAIRES SOCIALES
dinsdag mardi
24-10-2000 24-10-2000
14:32 uur
14:32 heures
CRABV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan
de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de dienstencheques"
(nr. 2282)
1
Question orale de Mme Trees Pieters à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
chèques services" (n° 2282)
1
Sprekers: Trees Pieters, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Trees Pieters, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Mondelinge vraag van de heer Jan Peeters aan
de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de geblokkeerd dossiers
bij het Fonds voor Sluiting van Ondernemingen"
(nr. 2396)
2
Question orale de M. Jan Peeters à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
dossiers bloqués au Fonds de fermeture des
entreprises" (n° 2396)
2
Sprekers: Jan Peeters, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Jan Peeters, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de musculo-skeletale
aandoeningen" (nr 2498).
3
Question orale de Mme Greta D'Hondt au vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
affections ostéo-musculaires" (n° 2498).
3
Sprekers: Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx,
vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Greta D'Hondt, Laurette Onkelinx,
vice-première ministre et ministre de l'Emploi
Samengevoegde mondelinge vragen van
4
Questions orales jointes de
4
- mevrouw Trees Pieters aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"het ontwerp-koninklijk besluit inzake tjdelijke en
mobiele werkplaatsen" (nr. 2476)
4
- Mme Trees Pieters à la vice-première ministre et
ministre de l'Emploi sur "le projet d'arrêté royal en
matière de chantiers temporaires et mobiles" (n°
2476)
4
- de heer Jean-Jacques Viseur aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"de vernietiging door de Raad van State van de
koninklijke besluiten betreffende de tijdelijke en
mobiele werplaatsen" (nr. 2491)
5
- M. Jean-Jacques Viseur à la vice-première
ministre et ministre de l'Emploi sur "l'annulation
par le Conseil d'Etat des arrêtés royaux en
matière de chantiers temporaires et mobiles" (n°
2491)
4
Sprekers: Trees Pieters, Jean-Jacques
Viseur, Laurette Onkelinx, vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid
Orateurs: Trees Pieters, Jean-Jacques
Viseur, Laurette Onkelinx, vice-première
ministre et ministre de l'Emploi
Samengevoegde mondelinge vragen van
5
Questions orales jointes de
5
- de heer Paul Timmermans aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"de startbanenovereenkomst" (nr 2516)
6
- M. Paul Timmermans au vice-première ministre
et ministre de l'Emploi sur "la convention de
premier emploi" (n° 2516)
6
- mevrouw Greta D'Hondt aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"de startbanenovereenkomst" (nr 2541)
6
- Mme Greta D'Hondt au vice-première ministre et
ministre de l'Emploi sur "la convention de premier
emploi" (nr 2541)
6
Sprekers: Paul Timmermans, Greta D'Hondt,
Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid
Orateurs: Paul Timmermans, Greta D'Hondt,
Laurette Onkelinx, vice-première ministre et
ministre de l'Emploi
Mondelinge vraag van de heer Paul Timmermans
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "het Rosetta-plan in de
beschutte werkplaatsen" (nr. 2517)
7
Question orale de M. Paul Timmermans à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "le
plan `Rosetta' dans les entreprises de travail
adapté" (n° 2517)
7
Sprekers: Paul Timmermans, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Orateurs: Paul Timmermans, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
24/10/2000
CRABV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
Werkgelegenheid
de l'Emploi
Mondelinge vraag van de heer Paul Timmermans
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de inschakeling van
werkzoekenden in de beschutte
werkplaatsen" (nr 2518)
8
Question orale de M. Paul Timmermans au vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur
"l'insertion des demandeurs d'emploi dans les
entreprises de travail adapté" (n° 2518)
8
Sprekers: Paul Timmermans, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Paul Timmermans, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Mondelinge vraag van mevrouw Maggie De Block
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de maatschappelijke
discriminatie van diabetici" (nr 2519)
9
Question orale de Mme Maggie De Block au vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "la
discrimination sociale envers les diabétiques" (n°
2519)
9
Sprekers: Maggie De Block, Laurette
Onkelinx, vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid
Orateurs: Maggie De Block, Laurette
Onkelinx, vice-première ministre et ministre
de l'Emploi
Regeling van de werkzaamheden
10
Ordre des travaux
10
Interpellatie van mevrouw Yolande Avontroodt
aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de financiering van het
operatiekwartier" (nr. 457)
11
Interpellation de Mme Yolande Avontroodt au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
"le financement du bloc opératoire" (n° 457)
11
Sprekers:
Yolande Avontroodt, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Yolande Avontroodt, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Samengevoegde mondelinge vragen van
12
Questions orales jointes de
12
- de heer Jo Vandeurzen aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "het sociaal
akkoord met de openbare zienhuizen" (nr 2342)
12
- M. Jo Vandeurzen au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur "l'accord social
conclu avec les hôpitaux publics" (n° 2342)
12
- de heer Jo Vandeurzen aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de
verpleegdagprijs" (nr 2511)
12
- M. Jo Vandeurzen au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur "le prix de journée
d'entretien"(n° 2511)
12
Sprekers:
Jo Vandeurzen, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Jo Vandeurzen, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de pijnbehandeling" (nr 2506)
13
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "le
traitement des douleurs" (n° 2506)
13
Sprekers:
Jo Vandeurzen, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Jo Vandeurzen, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "het koninklijk besluit van 1
maart 2000" (nr 2535)
14
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "l'arrêté
royal du 1er mars 2000" (n° 2535)
14
Sprekers:
Jo Vandeurzen, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Jo Vandeurzen, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van mevrouw Yolande
Avontroodt aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de terugbetaling van het
geneesmiddel VIOXX" (nr 2382)
16
Question orale de Mme Yolande Avontroodt au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
"le remboursement du médicament VIOXX" (n°
2382)
16
Sprekers:
Yolande Avontroodt, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Yolande Avontroodt, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
CRABV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
iii
Mondelinge vraag van mevrouw Yolande
Avontroodt aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de terugbetaling van het
geneesmiddel Singulair" (nr. 2383)
17
Question orale de Mme Yolande Avontroodt au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
"le remboursement du médicament Singulair" (n°
2383)
17
Sprekers:
Yolande Avontroodt, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Yolande Avontroodt, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan
de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "de administratieve vereenvoudiging bij het
RIZIV" (nr 2428)
17
Question orale de Mme Trees Pieters au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "la
simplification administrative à l'INAMI" (n° 2428)
17
Sprekers:
Trees Pieters, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Trees Pieters, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan
de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "de keuzes in de gezondheidszorgen" (nr.
2431)
18
Question orale de Mme Trees Pieters au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "les
choix en soins de santé" (n° 2431)
18
Sprekers:
Trees Pieters, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Trees Pieters, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Interpellatie van mevrouw Yolande Avontroodt
aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de voorkeurtarieven die
ziekenhuizen aanbieden aan aangeslotenen van
bepaalde ziekenfondsen" (nr 488)
19
Interpellation de Mme Yolande Avontroodt au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
"les tarifs préférentiels que certains hôpitaux
accordent aux affiliés de certaines mutualités" (n°
488)
19
Sprekers:
Yolande Avontroodt, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Yolande Avontroodt, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Interpellatie van de heer Jean-Jacques Viseur
aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de invoering van selectiviteit in
het stelsel van verzekering voor geneeskundige
verzorging" (nr 489)
21
Interpellation de M. Jean-Jacques Viseur au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
"l'introduction de la sélectivité dans le système de
l'assurance soins de santé" (n° 489)
21
Sprekers: Jean-Jacques Viseur, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen , Yolande Avontroodt, Jean-
Pierre Viseur
Orateurs: Jean-Jacques Viseur, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions , Yolande
Avontroodt, Jean-Pierre Viseur
Interpellatie van mevrouw Joëlle Milquet aan de
minister van Sociale Zaken en Pensioenen over
"de financiële ondersteuning van zieke kinderen"
(nr 498)
23
Interpellation de Mme Joëlle Milquet au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "la prise
en charge des enfants malades" (n° 498)
23
Sprekers:
Joëlle Milquet, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Joëlle Milquet, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Samengevoegde mondelinge vragen van
25
Questions orales jointes de
25
- mevrouw Yolande Avontroodt aan de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over "de
lidgelden gevraagd door de diensten voor
thuisverpleging"(nr. 2477)
25
- Mme Yolande Avontroodt au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "les
cotisations réclamées par les services des soins
infirmiers à domicile" (n° 2477)
25
- mevrouw Yolande Avontroodt aan de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over "de
praktijken rond thuisverpleging" (nr. 2478)
25
- Mme Yolande Avontroodt au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "les
pratiques en matière de soins infirmiers à
domicile" (n° 2478)
25
24/10/2000
CRABV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
iv
Sprekers:
Yolande Avontroodt, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Yolande Avontroodt, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt
aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de discriminatie van diabetici"
(nr 2499)
26
Question orale de Mme Greta D'Hondt au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "la
discrimination des patients diabétiques" (n° 2499)
26
Sprekers:
Greta D'Hondt, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Greta D'Hondt, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van mevrouw Greta D'Hondt
aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de terugbetaling van rolstoelen"
(nr 2500)
28
Question orale de Mme Greta D'Hondt au ministre
des Affaires sociales et des Pensions sur "le
remboursement des chaises roulantes"(n° 2500)
28
Sprekers:
Greta D'Hondt, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Greta D'Hondt, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
Mondelinge vraag van mevrouw Michèle Gilkinet
aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de terugbetaling van
geneesmiddelen voor zeldzame ziekten" (nr 2520)
30
Question orale de Mme Michèle Gilkinet au
ministre des Affaires sociales et des Pensions sur
"le remboursement des médicaments pour les
malades rares" (n° 2520)
30
Sprekers:
Michèle Gilkinet, Frank
Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken
en Pensioenen
Orateurs:
Michèle Gilkinet, Frank
Vandenbroucke, ministre des Affaires
sociales et des Pensions
CRABV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE SOCIALE
ZAKEN
COMMISSION DES AFFAIRES
SOCIALES
van
DINSDAG
24
OKTOBER
2000
14:32 uur
______
du
MARDI
24
OCTOBRE
2000
14:32 heures
______
De vergadering wordt geopend om 14.33 uur door
de heer Joos Wauters, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.33 heures par M. Joos
Wauters, président.
01 Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de dienstencheques"
(nr. 2282)
01 Question orale de Mme Trees Pieters à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
chèques services" (n° 2282)
01.01 Trees Pieters (CVP): Een voorstel voor een
alternatief dienstenchequessysteem wordt
momenteel onderzocht. Dit moet de afgeschafte
dienstencheques vervangen.
De minister is niet tevreden over het effect van de
oude dienstencheques inzake bijkomende
tewerkstelling. Dit zogenaamde gebrek aan succes
heeft volgens mij te maken met problemen inzake
indiensttreding. De werkgevers waren niet zeker
van de duurzaamheid van het systeem. Ik vind
trouwens dat de cheques wel een positief effect
hebben gehad.
De nieuwe cheques zouden niet langer fiscaal
aftrekbaar zijn, hoewel dat juist de sleutel van het
succes was. Hoe zal de minister het fiscaal aspect
regelen?
Kan in het ontwerp de term "nabijdiensten" niet door
een echt Nederlands worden vervangen?
01.01 Trees Pieters (CVP): Une proposition
préconisant un système de substitution pour les
chèques services, en remplacement de ceux qui ont
été supprimés, est actuellement à l'étude.
La ministre n'est pas satisfaite de l'incidence des
anciens chèques services en termes de création
d'emplois. A mon estime, ce maigre succès est dû
aux problèmes concrets liés à la mise en service.
Les employeurs n'avaient aucune certitude quant à
la pérennité du système. Je pense d'ailleurs
personnellement que les chèques ont eu un effet
positif.
Les nouveaux chèques ne seraient plus déductibles
fiscalement alors que cet élément constituait
précisément la clé du succès. Comment la ministre
compte-t-elle régler l'aspect fiscal ?
Dans le texte néerlandais du projet, ne conviendrait-
il pas de remplacer le terme « nabijdiensten » par
une expression plus correcte?
01.02 Minister Laurette Onkelinx : Het
wetsontwerp betreffende de dienstencheques is
voor advies bij de Raad van State. Zodra die zijn
advies heeft verstrekt, kan het ontwerp worden
besproken.
De personen die diensten aan gezinnen
verstrekken, worden begeleid en zijn dus bekwaam.
Het tweede voordeel van de dienstencheques is dat
01.02 Laurette Onkelinx , ministre: Le projet de loi
sur les chèques-services est devant le conseil
d'État. Dès qu'il aura rendu un avis, nous aurons
l'occasion de discuter de ce projet.
Les personnes qui rendront des services aux
familles seront encadrées et donc qualifiées. Le
second avantage des chèques-services est que les
familles paieront dans ce cadre ce qu'elles paient
24/10/2000
CRABV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
de gezinnen met dit systeem evenveel uitgeven als
ze nu in het zwart betalen. De overheid neemt twee
derden van de werkelijke kost van het geleverde
werk ten laste.
Met de dienstencheques kunnen personen die
instaan voor de zorg over kinderen, bejaarden en
gehandicapten worden vergoed. Die kosten zijn
voor 100% aftrekbaar. Andere fiscale oplossingen
worden onderzocht.
actuellement en noir. Les pouvoirs publics
prendront à leur charge deux tiers du coût réel du
travail fourni.
Les chèques-services permettront de rémunérer
des gardes d'enfants, de personnes âgées et
d'handicapés. Nous avons prévu une déductibilité à
100% des frais de garde. Nous étudierons d'autres
solutions fiscales.
01.03 Trees Pieters (CVP): Ik stel voor het
wetsontwerp hier nog grondig te bespreken.
01.03 Trees Pieters (CVP): Je propose d'encore
examiner attentivement ce projet de loi au sein de la
commission.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Mondelinge vraag van de heer Jan Peeters
aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de geblokkeerd dossiers
bij het Fonds voor Sluiting van Ondernemingen"
(nr. 2396)
02 Question orale de M. Jan Peeters à la vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
dossiers bloqués au Fonds de fermeture des
entreprises" (n° 2396)
02.01 Jan Peeters (SP):Tientallen dossiers van
werknemers zijn geblokkeerd bij het Fonds voor
Sluiting van Ondernemingen, omdat het parket nog
een strafrechtelijk onderzoek voert naar aanleiding
van het faillissement van de bedrijven in kwestie. Ik
heb minister Verwilghen daar vorige week ook een
vraag over gesteld. Als het parket meer informatie
zou doorspelen aan het fonds, zouden meer dan
900 mensen eindelijk achterstallige lonen
ontvangen.
Het college van procureurs-generaal zou initiatieven
hebben genomen om iets aan deze problematiek te
doen. Is de minister daarvan op de hoogte?
Overweegt de minister om zelf concrete initiatieven
te nemen?
02.01 Jan Peeters (SP): Des dizaines de dossiers
d'employés sont bloqués au Fonds de fermeture
des entreprises parce que le parquet mène encore
une enquête pénale à la suite de la faillite des
entreprises en question. La semaine dernière, j'ai
posé une question au ministre Verwilghen à ce
sujet. Si le parquet informait davantage le Fonds,
plus de 900 personnes pourraient enfin percevoir
les salaires impayés.
Le collège des procureurs généraux aurait pris des
initiatives pour résoudre ce problème. La ministre
est-elle au courant de cette démarche ? Envisage-t-
elle de prendre elle-même des initiatives concrètes
dans cette affaire ?
02.02 Minister Laurette Onkelinx : Het fonds kan
alleen maar wachten tot het strafonderzoek
afgerond is. Dat is belangrijk, want de door het
fonds uitbetaalde vergoedingen variëren afhankelijk
van de vraag of er al dan niet activa worden
overgenomen.
Momenteel zijn er 205 dossiers van ondernemingen
geblokkeerd; het gaat in totaal om 2.519
werknemers. Gemiddeld zijn die dossiers al bijna
vijf jaar geblokkeerd. Er zijn contacten met de
parketten en de minister van Justitie om de
afhandeling van de dossiers te bespoedigen. Ik hou
u op de hoogte van de verdere evolutie.
02.02 Laurette Onkelinx , ministre: Le fonds n'a
pas d'autre solution que d'attendre la fin de
l'enquête spéciale. C'est important car les
indemnités sont fonction de l'existence ou non
d'actifs. Il y a deux cents cinq dossiers bloqués
concernant 2.519 travailleurs.
Le blocage dure en moyenne près de cinq ans.
Des contacts sont en cours avec les parquets et le
ministre de la Justice pour accélérer le traitement
des dossiers. Je vous tiendrai au courrant de leur
développement.
02.03 Jan Peeters (SP): Dit is een teleurstellend 02.03 Jan Peeters (SP): Votre réponse me déçoit.
CRABV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
antwoord. Volgens minister Verwilghen is er al
overleg gepleegd tussen het fonds en de
magistratuur. Heeft minister Onkelinx weet van dit
overleg?
Si l'on en croit le ministre Verwilghen, une
concertation a déjà eu lieu entre le Fonds et la
magistrature. La ministre Onkelinx en a-t-elle été
informée ?
02.04 Minister Laurette Onkelinx : Deze
vergadering heeft het probleem nog niet opgelost.
Het overleg moet worden voortgezet gelet op de
toestand bij het
FSO.
02.04 Laurette Onkelinx , ministre:
Cette réunion n'a pas encore résolu le problème. Il
faudra que le processus de concertation se
poursuive avant que les blocages disparaissent au
FFE.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Mondelinge vraag van mevrouw Greta
D'Hondt aan de vice-eerste minister en minister
van Werkgelegenheid over "de musculo-skeletale
aandoeningen" (nr 2498).
03 Question orale de Mme Greta D'Hondt au vice-
première ministre et ministre de l'Emploi sur "les
affections ostéo-musculaires" (n° 2498).
03.01 Greta D'Hondt (CVP): Musculo-skeletale
aandoeningen (MSA) zijn een verzamelnaam voor
een aantal letsels aan spieren, gewrichten, pezen,
zenuwen, die alle het gevolg zijn van overbelasting.
Zowel de oorzaken als de gevolgen en remedies
zijn verschillend.
MSA blijven niet beperkt tot enkele specifieke
beroepscategorieën: geen enkele beroepsgroep
ontsnapt eraan. De belangrijkste oorzaken liggen bij
de arbeidsomstandigheden: de manier van werken,
de praktische arbeidsorganisatie, de
arbeidsomgeving en de stress. Dus moet ook op
het arbeidsterrein naar een oplossing worden
gezocht.
03.01 Greta D'Hondt (CVP): Par affections ostéo-
musculaires on entend un certain nombre de
lésions aux muscles, articulations, tendons et nerfs
dues à un problème de surcharge. Les causes, les
conséquences et les remèdes diffèrent.
Aucune catégorie professionnelle n'échappe à ce
type d'affection. Les causes des lésions sont à
chercher dans les conditions de travail : la manière
de travailler, l'organisation pratique du travail,
l'environnement de travail, le stress. Il convient
donc également de trouver des solutions au
problème sur le lieu même du travail.
Wat is de mening van de minister over de band
tussen arbeid en MSA? Welke concrete initiatieven
zal zij in dit verband treffen, onder meer op het vlak
van informatie en sensibilisering? Zullen er op het
niveau van de bedrijven preventieve acties op het
getouw worden gezet?
Zal de wetgeving worden aangepast, onder meer
inzake de erkenning van MSA als beroepsziekte, en
komt er bijgevolg eventueel een vergoeding voor de
slachtoffers?
Quelle est la position de la ministre en ce qui
concerne le lien entre les conditions de travail et les
affections ostéo-musculaires ? Quelles initiatives
concrètes a-t-elle l'intention de prendre dans ce
cadre, notamment sur le plan de l'information et de
la sensibilisation des travailleurs ? Des actions
préventives seront-elles menées au niveau des
entreprises ?
Envisage-t-on de modifier la législation, notamment
en ce qui concerne la reconnaissance des
affections ostéo-musculaires comme maladie
professionnelle, afin de permettre éventuellement
une indemnisation des victimes de la maladie ?
03.02 Minister Laurette Onkelinx : De Medische
Ispectie heeft een brede informatiecampagne
voorbereid over het voorkomen van spier- en
skeletaandoeningen. Met die campagne wordt de
werkgever op zijn verplichtingen dienaangaande
gewezen. De campagne richt zich ook tot de
preventieadviseurs en de arbeidsgeneesheren. Zij
03.02 Laurette Onkelinx , ministre: L'Inspection
médicale du travail a préparé une longue campagne
d'information sur la prévention des affections
musculo-squelettiques. Cette campagne rappellera
aux employeurs leurs obligations en la matière. Elle
concerne également les conseillers en prévention,
les médecins du travail. Ceux-ci doivent, en effet,
24/10/2000
CRABV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
moeten immers de gepaste preventieve
maatregelen voorstellen, als onderdeel van het
globale preventieplan dat de werkgever in het kader
van het dynamische risicobeheer moet opstellen.
De tewerkstellingsmaatregelen omvatten specifieke
maatregelen voor de wedertewerkstelling van de
45-plussers.
Voor de 55-plussers werd een bijzonder budget
uitgetrokken met het oog op de verbetering van de
arbeidsomstandigheden.
Wat de wetgevingstechnische verbeteringen betreft,
wordt het besluit betreffende het welzijn op het werk
aangevuld met besluiten inzake
beeldschermwerkers, goederenbehandeling en
moederschapsbescherming. Ik zal de Hoge Raad
voor preventie een specifiek voorstel voorleggen
betreffende preventie in het algemeen.
Voor de erkenning van spier- en
skeletaandoeningen als beroepsziekte is mijn
collega van Sociale Zaken bevoegd.
proposer les mesures de prévention adéquates, qui
font partie du plan global de prévention que
l'employeur doit rédiger dans le cadre de son
système dynamique de gestion des risques.
Dans les mesures pour l'emploi, des mesures
spécifiques de prévention ont été prévues pour la
remise au travail des plus de quarante-cinq ans.
Pour les plus de cinquante-cinq ans, une enveloppe
spéciale a été prévue pour l'amélioration de la
qualité des conditions de travail.
Quant à l'amélioration de la réglementation, l'arrêté
sur le bien-être au travail est complété par des
arrêtés sur le travail sur écran, sur la manutention
et la protection de la maternité. Je saisirai le Conseil
Supérieur pour la prévention d'une proposition
spécifique à la prévention en général.
La reconnaissance des troubles musculo-
squelettiques comme maladie professionnelle est
de la compétence des Affaires sociales.
03.03 Greta D'Hondt (CVP): De
sensibiliseringscampagne van de Medische
Inspectie kan misschien het best hier in de
commissie informatief worden besproken. Het is
trouwens positief dat de vernieuwde Hoge Raad om
advies werd gevraagd over eventuele aanpassingen
aan de wettelijke bepalingen.
De minister van Sociale Zaken is bevoegd voor de
erkenning van MSA. Een bilateraal overleg tussen
de minister van Tewerkstelling en de minister van
Sociale Zaken hierover kan de zaak dan ook alleen
maar ten goede komen.
03.03 Greta D'Hondt (CVP): Nous pourrions
débattre en commission de la campagne de
sensibilisation de l'inspection médicale. Il est
d'ailleurs heureux que le nouveau conseil supérieur
ait été invité à donner un avis sur les modifications
à apporter éventuellement aux dispositions légales.
La reconnaissance des affections ostéo-
musculaires relève de la compétence du ministre
des Affaires sociales. Une concertation à ce sujet
entre la ministre de l'Emploi et le ministre des
Affaires sociales ne pourrait être que bénéfique.
03.04 Minister Laurette Onkelinx : De door de
regering vastgelegde sociale bijsturingen zullen nog
door andere correcties moeten worden aangevuld,
op vier gebieden : geweld tegen vrouwen,
gezondheidszorg en de grote steden, de
afhankelijkheidsverzekering en de uitbreiding van
de lijst van beroepsziekten.
03.04 Laurette Onkelinx , ministre: Les
corrections sociales qui viennent d'être décidées
par le gouvernement devront être complétées par
d'autres, concernant quatre domaines : la violence
envers les femmes, les soins de santé et les
grandes villes, l'assurance-dépendance et
l'élargissement de la liste des maladies
professionnelles.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Samengevoegde mondelinge vragen van
- mevrouw Trees Pieters aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"het ontwerp-koninklijk besluit inzake tjdelijke en
mobiele werkplaatsen" (nr. 2476)
- de heer Jean-Jacques Viseur aan de vice-eerste
04 Questions orales jointes de
- Mme Trees Pieters à la vice-première ministre et
ministre de l'Emploi sur "le projet d'arrêté royal
en matière de chantiers temporaires et mobiles"
(n° 2476)
- M. Jean-Jacques Viseur à la vice-première
CRABV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
minister en minister van Werkgelegenheid over
"de vernietiging door de Raad van State van de
koninklijke besluiten betreffende de tijdelijke en
mobiele werplaatsen" (nr. 2491)
ministre et ministre de l'Emploi sur "l'annulation
par le Conseil d'Etat des arrêtés royaux en
matière de chantiers temporaires et mobiles" (n°
2491)
04.01 Trees Pieters (CVP): De minister zou net
voor het bouwverlof het vroegere koninklijk besluit
inzake tijdelijke en mobiele werkplaatsen
ongewijzigd hebben laten publiceren, terwijl zij dit
KB nochtans voorheen met de grond gelijk had
gemaakt.
De minister beweert al langer een beter KB te willen
opstellen. In mei beloofde zij dat dit KB "binnen
enkele weken klaar zou zijn". Dit waren blijkbaar
loze beloften.
Komt er nu al dan niet een KB inzake tijdelijke en
mobiele werkplaatsen? Zo ja, wanneer?
04.01 Trees Pieters (CVP): La ministre aurait fait
publier sans modification aucune l'ancien arrêté
royal concernant les chantiers temporaires et
mobiles juste avant les congés dans le secteur du
bâtiment, alors qu'auparavant elle n'avait pas
ménagé ses critiques à propos de ce texte.
La ministre affirme depuis longtemps déjà vouloir
rédiger un meilleur arrêté royal. En mai dernier, elle
avait promis que cet arrêté royal serait prêt dans les
semaines suivantes. Il ne s'agissait manifestement
que de promesses.
Un arrêté royal relatif aux chantiers temporaires et
mobiles sera-t-il enfin publié ? Dans l'affirmative,
quand ?
04.02 Jean-Jacques Viseur (PSC): Ik zal mijn
vraag niet voorlezen; het is precies dezelfde als de
vraag van mevrouw Pieters. Ik voeg er enkel nog
aan toe dat een wetgevingstechnisch vacuüm een
gevaarlijke zaak is.
04.02 Jean-Jacques Viseur (PSC): Je ne vais pas
lire ma question, qui est identique à celle de Mme
Pieters. J'ajouterai simplement que le vice est
dangereux en matière législative.
04.03 Minister Laurette Onkelinx : Het ontwerp
van koninklijk besluit betreffende de tijdelijke of
mobiele bouwplaatsen werd de Raad van State op 7
juli 2000 om advies voorgelegd. Dat advies zou
tegen half november worden meegedeeld. Ik hoop
dat het besluit nog voor het einde van het jaar
gepubliceerd kan worden. Er is een duidelijke
achterstand opgelopen, maar dat is niet mijn
schuld.
Hoe dan ook vallen de werknemers op tijdelijke of
mobiele bouwplaatsen onder de wet van 4 augustus
1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij
de uitvoering van hun werk en de
uitvoeringsbesluiten van die wet. De artikelen
433bis tot 468 van het Algemeen Reglement voor
de arbeidsbescherming zijn bovendien van
toepassing op constructie- en
onderhoudswerkzaamheden.
04.03 Laurette Onkelinx , ministre: Le projet
d'arrêté royal sur les chantiers temporaires se
trouve soumis pour avis au Conseil d'État depuis le
7 juillet 2000. Cet avis est annoncé pour la mi-
novembre. J'espère voir cet arrêté publié avant la
fin de l'année. Le retard est manifeste, mais n'est
pas mon fait.
Malgré tout, l'ensemble des travailleurs sur les
chantiers mobiles ou temporaires sont soumis à la
loi du 4 août 1996 sur le bien-être des travailleurs et
à ses arrêtés d'application. De plus, en ce qui
concerne la construction et l'entretien, s'appliquent
aussi les articles 433bis à 468 du Règlement
général pour la protection du travail.
04.04 Trees Pieters (CVP): Zal het ontwerp-KB
aangepast zijn aan de resultaten van het overleg
met de sector of gaat het om het oud KB dat
ongewijzigd wordt overgenomen?
04.04 Trees Pieters (CVP): Le projet d'arrêté royal
sera-t-il modifié pour tenir compte des résultats de
la concertation avec le secteur ou publiera-t-on tel
quel l'ancien arrêté royal ?
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Samengevoegde mondelinge vragen van
05 Questions orales jointes de
24/10/2000
CRABV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
- de heer Paul Timmermans aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"de startbanenovereenkomst" (nr 2516)
- mevrouw Greta D'Hondt aan de vice-eerste
minister en minister van Werkgelegenheid over
"de startbanenovereenkomst" (nr 2541)
- M. Paul Timmermans au vice-première ministre
et ministre de l'Emploi sur "la convention de
premier emploi" (n° 2516)
- Mme Greta D'Hondt au vice-première ministre et
ministre de l'Emploi sur "la convention de
premier emploi" (nr 2541)
05.01 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO): Een
evaluatie van de startbaanovereenkomsten is
gepland voor volgende maand. Daarna komt er om
de zes maanden een evaluatie. Hoe ver is men
gevorderd met de toepassing van het plan ? Zijn er
verschillen tussen de Gewesten ?
05.01 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO): Une
évaluation de la convention de premier emploi est
prévue pour le mois prochain. D'autres évaluations
sont aussi programmées tous les six mois.
J'aimerais savoir où en est l'application du plan.
Existe-t-il des différences régionales?
05.02 Greta D'Hondt (CVP): Sinds 1 april gingen
de startbanen van start. Na een half jaar vraagt dat
om een cijfermatige evaluatie.
Hoeveel jongeren werken momenteel in een
startbaan? Hoeveel waren er op 30 maart 2000
tewerkgesteld in een stage? Hoeveel werken er nog
in een stage? Hoeveel jongeren uit doelgroep 1
werken er momenteel in een startbaan? Hoeveel uit
doelgroep 2? Hoeveel uit doelgroep 3?
Wat is de verhouding tussen het aantal laag- en
hooggeschoolde jongeren? Welke juridische vorm
hebben de startbanen gekregen? Wat is de
verhouding tussen de publieke en de particuliere
sector? Hoeveel startbanen werden afgesloten in
Vlaanderen? Hoeveel in Brussel? Hoeveel in
Wallonië?
Vanaf 1 juli tot 30 september konden mits enige
uitzonderingen in alle zones jongeren uit de drie
doelgroepen aangeworven worden. Werd deze
situatie verlengd?
Wat is de budgettaire weerslag van de startbanen?
05.02 Greta D'Hondt (CVP): Le nouveau régime
des contrats de premier emploi est entré en vigueur
au 1
er
avril dernier. Le temps est venu après six
mois de procéder à une première évaluation
chiffrée de ce nouveau régime.
Combien de jeunes bénéficient actuellement d'un
contrat de premier emploi ? Combien de jeunes
effectuaient un stage au 30 mars 2000 ? Combien
de jeunes sont encore en stage actuellement ?
Combien de jeunes du groupe cible 1 travaillent
actuellement dans le cadre d'un contrat de premier
emploi ? Qu'en est-il des jeunes des groupes cible
2 et 3 ?
Qu'en est-il du rapport entre les jeunes qualifiés et
ceux qui sont peu qualifiés ? Quelle est la forme
juridique des contrats de premier emploi ? Qu'en
est-il du rapport entre secteur public et secteur
privé ? Combien de contrats de premier emploi ont
été conclus en Flandre, combien en Wallonie et
combien à Bruxelles ?
Hormis quelques exceptions, il était possible entre
le 1
er
juillet et le 30 septembre de recruter dans
toutes les zones des jeunes des trois groupes cible.
Cette mesure a-t-elle été prolongée ?
Qu'en est-il de l'incidence budgétaire du régime des
contrats de premier emploi ?
05.03 Minister Laurette Onkelinx : Mevrouw
D'Hondt heeft haar vraag relatief laat ingediend,
waardoor mijn administratie niet de tijd heeft gehad
om alle aangekaarte aspecten te belichten. Ik geef
u dan ook vandaag de informatie waarover ik
beschik, en zal u tijdens een volgende vergadering
de aanvullende gegevens verstrekken.
Zes maanden na de inwerkingtreding van de wet
van 24 december 1999 hebben 28.797 jongeren
een startbaan. Dat is een succes. Ik ben niet op de
05.03 Laurette Onkelinx , ministre: Mme D'Hondt
ayant introduit sa question relativement tard, mon
administration n'a pas eu le temps de répondre à
tous les aspects évoqués. Je livrerai, aujourd'hui,
les informations dont je dispose et je fournirai le
complément lors d'une prochaine réunion.
Six mois après l'entrée en vigueur de la loi du 24
décembre 1999, 28.797 jeunes sont occupés dans
une convention de premier emploi. C'est un succès
Je n'ai pas connaissance de problèmes rencontrés
par les Régions. La répartition de ces conventions
CRABV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
hoogte van eventuele problemen bij de Gewesten.
De overeenkomsten worden als volgt verdeeld over
de Gewesten : 64% voor het Vlaamse Gewest, 27%
voor het Waalse Gewest en 9% voor het Brusselse
Hoofdstedelijke Gewest, op grond van de
verblijfplaats van de jongeren.
Vijfenvijftig procent van de mensen die van het
systeem gebruik maken zijn mannen. De
hooggeschoolden maken 60% uit van het totaal. In
de overheidssector zijn er heel weinig
overeenkomsten ondertekend, amper 1.267. Ik
hoop dat dit alsnog exponentieel zal toenemen.
Het samenwerkingsakkoord tussen het federale
niveau en de Gewesten werd intussen geëvalueerd.
Daarbij werd vastgesteld dat het plan een groot
succes is. In het hele land werden er al 15.054
inschakelingsovereenkomsten gesloten, dat is meer
dan oorspronkelijk geraamd.
entre les Régions est de 64 % en Région flamande,
27 % en Région wallonne et 9 % à Bruxelles-
Capitale, en tenant compte des résidences des
jeunes.
Les hommes représentent 55 % des bénéficiaires.
Les plus qualifiés sont 60 %. Il y a très peu de
conventions dans le secteur public, seules y ont été
signées 1.267 conventions. J'espère que cela va
exploser.
L'accord de coopération entre le fédéral et les
Régions a fait l'objet d'une évaluation. On a ainsi pu
constater que le plan a été couronné de succès.
Dans l'ensemble du pays, 15.054 conventions
d'insertion ont déjà été conclues alors que l'objectif
fixé était inférieur
05.04 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO): Ik
dank de minister voor deze cijfers. Er moet worden
nagegaan of de overeenkomst meer ten goede
komt aan werklozen dan aan schoolverlaters. Er
zou meer aandacht moeten worden besteed aan
hem die een opleiding hebben gevolgd in het stelsel
"alternerend leren".
05.04 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO): Je
remercie la ministre pour ces chiffres. Il faut
procéder à une évaluation et déterminer si cette
convention bénéficie à ceux qui viennent du
chômage plutôt qu'à ceux qui sont sortis de l'école.
Ceux qui sont issus des formations en alternance
devraient faire l'objet d'une attention accrue.
05.05 Greta D'Hondt (CVP): Ik verwacht dus nog
een antwoord op mijn vragen over het aantal
stages, over de verdeling van de 28.767 startbanen
over de drie doelgroepen, over de vorm van de
arbeidsovereenkomsten en over de budgettaire
implicaties van de startbanen.
Wat gebeurde er vanaf 1 oktober 2000: werd de
situatie al dan niet verlengd? Daar moet de minister
toch op kunnen antwoorden.
De cijfers over de geografische verdeling van de
percentages van het aantal startbanen verwonderen
me. We zullen daar later ongetwijfeld nog op
terugkomen.
05.05 Greta D'Hondt (CVP): Je n'ai pas reçu de
réponse à mes questions sur le nombre de stages,
la répartition des 28.767 premiers emplois entre les
trois groupes-cibles, la forme des conventions de
travail et l'incidence budgétaire.
Que s'est-il passé depuis le 1
er
octobre 2000 ? La
situation a-t-elle ou non été prolongée? La ministre
doit tout de même pouvoir répondre à cette
question.
Les chiffres relatifs à la répartition géographiques
des pourcentages de premiers emplois me
paraissent surprenants. Nous aurons sans nul
doute l'occasion d'y revenir.
05.06 Minister Laurette Onkelinx : Dat is
merkwaardig, want er zijn Vlaamse bedrijven in
Brussel gevestigd. De statistieken lopen uiteen en
zijn niet gemakkelijk te ontcijferen.
05.06 Laurette Onkelinx , ministre: C'est étrange
car des entreprises flamandes sont établies à
Bruxelles. Les statistiques sont divergentes et ne
sont pas faciles à décrypter.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Mondelinge vraag van de heer Paul
Timmermans aan de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid over "het Rosetta-
plan in de beschutte werkplaatsen" (nr. 2517)
06 Question orale de M. Paul Timmermans à la
vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur
"le plan `Rosetta' dans les entreprises de travail
adapté" (n° 2517)
24/10/2000
CRABV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
06.01 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO): In
de 61 beschutte werkplaatsen van het Waalse
Gewest worden ondanks de uitbreiding van die
sector de aanwervingen beperkt omdat de
A.W.I.P.H (Waalse vereniging voor de integratie en
de bescherming van gehandicapten) met
budgettaire moeilijkheden te kampen heeft. Door de
toepassing van het Rosetta-plan worden zij net
zoals andere bedrijven verplicht een bepaald aantal
jongeren in dienst te nemen. Ofwel worden de
beschutte werkplaatsen als in moeilijkheden
verkerende ondernemingen beschouwd en worden
zij als dusdanig conform artikel 40 van de wet van
de wervingsplicht vrijgesteld, wat spijtig zou zijn.
Ofwel kan, zoals de werkgevers vragen, de hulp
van de Maribel 4 naar wervingen in het kader van
een startbaanovereenkomst gaan.
06.01 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO):
Dans les 61 entreprises de travail adapté en Région
wallonne, en raison des problèmes budgétaires de
l'AWIPH, il y a une restriction à l'embauche malgré
l'expansion du secteur. L'application du plan
« Rosetta » les oblige à embaucher un quota de
jeunes comme les autres entreprises.De deux
choses l'une : soit ces entreprises sont considérées
comme des entreprises en difficultés et dispensées
de l'embauche ce serait dommage comme le
prévoyait l'article 40 de la loi ; soit l'aide du Maribel
pourrait être consacrée à l'embauche dans le cadre
du premier emploi. C'est le souhait des employeurs.
06.02 Minister Laurette Onkelinx :
Privéwerkgevers uit de non-profit sector moeten
enkel jongeren in een startbaanovereenkomst tot
1,5 % van hun personeelsbestand in dienst nemen.
Daarnaast kunnen de bedrijven die de sociale
Maribel genieten, van dat voordeel gebruik maken
om hun verplichting in het kader van de
startbaanovereenkomst na te komen. Privé-
werkgevers uit de non-profit sector kunnen echter
van de verplichting om jongeren in een
startbaanovereenkomst in dienst te nemen, worden
vrijgesteld. Daartoe moeten zij door een collectieve
arbeidsovereenkomst zijn gebonden die in een
minimale inspanning van 0,15 % voorziet ten gunste
van risicogroepen of van personen die onder een
begeleidingsplan of een inschakelingsproces vallen.
Zij kunnen ook worden vrijgesteld wanner zij met
financiële moeilijkheden hebben te kampen.
06.02 Laurette Onkelinx , ministre: Les
employeurs privés du secteur non marchand ne
sont obligés d'occuper des jeunes dans le cadre
d'une convention de premier emploi qu'à
concurrence de 1,5 % de leurs effectifs. Par
ailleurs, les entreprises qui bénéficient du Maribel
social peuvent utiliser cet avantage pour remplir leur
obligation dans le cadre de la convention de
premier emploi. Les employeurs privés du secteur
non marchand peuvent cependant être dispensés
de l'obligation d'occuper des jeunes dans une
convention de premier emploi. Pour cela, ils doivent
être tenus par une convention collective de travail
prévoyant un effort minimum de 0,15 % en faveur
des groupes à risques ou des personnes
auxquelles s'applique un plan d'accompagnement
ou un parcours d'insertion. Ils peuvent aussi être
dispensés s'ils sont en difficulté financière.
06.03 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO): Die
sector lijdt aan een enorm gebrek aan informatie.
Toch gaat het hier om 40 tot 60 jobs van valide
personen.
06.03 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO): Le
secteur manque singulièrement d'informations.
Pourtant, cela correspondrait à 40 à 60 emplois de
personnes valides dans ce secteur.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Mondelinge vraag van de heer Paul
Timmermans aan de vice-eerste minister en
minister van Werkgelegenheid over "de
inschakeling van werkzoekenden in de beschutte
werkplaatsen" (nr 2518)
07 Question orale de M. Paul Timmermans au
vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur
"l'insertion des demandeurs d'emploi dans les
entreprises de travail adapté" (n° 2518)
07.01 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO):
Overeenkomstig de werkloosheidswetgeving
kunnen gehandicapten en langdurig werklozen met
een erkende sociale handicap in een beschutte
werkplaats werken. Het betreft hier echter een
werkloosheidsval. Gelet op de moeilijkheden die
07.01 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO): La
législation sur le chômage permet à des personnes
handicapées, mais aussi à des chômeurs de longue
durée à qui on a reconnu un handicap social, de
trouver un emploi dans une entreprise de travail
adapté. Il s'agit d'un piège à emploi. En effet, face
CRABV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
met het in dienst nemen van gehandicapten
gepaard gaan, beroepen vele beschutte
werkplaatsen zich op artikel 78 van de
werkloosheidswetgeving. Krachtens dat artikel staat
het de werkgever vrij de uitkering al dan niet aan te
vullen. Vult hij ze niet aan, dan verminderen bij
gelijke arbeidsprestaties de inkomsten van de
werkzoekende. Moet er geen bepaling komen die
de werknemer het behoud van zijn loon waarborgt ?
aux difficultés de recruter des personnes
handicapées, de nombreux employeurs des ETA
ont recours à l'article 78 de la législation sur le
chômage qui laisse le versement d'un complément
à l'allocation au libre-arbitre de l'employeur. Le
demandeur d'emploi voit donc ses revenus
diminuer alors que ses prestations dans l'entreprise
restent identiques. Ne conviendrait-il pas de prévoir
une disposition qui permettrait au travailleur de
garder son revenu ?
07.02 Minister Laurette Onkelinx : De
gehandicapte werknemer ontvangt een
gewaarborgd minimumloon. Dat loon bestaat voor
een deel uit een werkloosheidsuitkering. Ik begrijp
de situatie die u beschrijft niet. Een vermindering
van het aandeel van de werkloosheidsuitkering
heeft geen invloed op het uitbetaalde loon.
07.02 Laurette Onkelinx , ministre: Le travailleur
handicapé perçoit un salaire minimum garanti. Ce
salaire comprend une part d'allocation de chômage.
Je ne comprends pas la situation que vous
décrivez, la baisse de la part des allocations ne peut
pas altérer le salaire versé.
07.03 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO):
Artikel 78 heeft betrekking op werknemers die zich
niet in de situatie die u beschrijft bevinden. Zij
blijven tewerkgestelde werklozen en genieten geen
minimumloon maar uitkeringen die worden
aangevuld met incentives. Wanneer de betrokken
werknemers van het statuut van gezinshoofd naar
dat van samenwonende overstappen, worden zij
voor hetzelfde werk minder betaald.
07.03 Paul Timmermans (AGALEV-ECOLO):
L'article 78 concerne des travailleurs qui ne
correspondent pas à la situation que vous décrivez.
Ces travailleurs restent des chômeurs occupés et
ne bénéficient pas du salaire minimum, mais
d'allocations complétées par des incitants. S'ils
passent du statut de chef de ménage à celui de
cohabitant, ils continuent à travailler, mais perdent
une partie de leur revenu.
07.04 Minister Laurette Onkelinckx : Een
verandering in de situatie van de betrokkene zou tot
een loonsvermindering leiden. Mijn administratie
verklaart echter dat wanneer het geactiveerde
aandeel kleiner is, de werkgever het
looncomplement moet bijpassen.
07.04 Laurette Onkelinx , ministre: Si la situation
de l'intéressé change, son salaire diminuerait. Or,
mon administration affirme que, si l'activation est
moins importante, le patron doit fournir le
complément salarial.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Mondelinge vraag van mevrouw Maggie De
Block aan de vice-eerste minister en minister van
Werkgelegenheid over "de maatschappelijke
discriminatie van diabetici" (nr 2519)
08 Question orale de Mme Maggie De Block au
vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur
"la discrimination sociale envers les diabétiques"
(n° 2519)
08.01 Maggie De Block (VLD): Diabetici worden in
het maatschappelijk leven nog altijd
gediscrimineerd, ook al kunnen zij door de moderne
therapie een zo goed als normaal beroepsleven
leiden. Nochtans wordt hen geregeld een job
geweigerd omwille van zogenaamde
veiligheidsredenen. Verzekeringsmaatschappijen
leggen diabetici vaak overdreven hoge premies op
voor levensverzekeringen en hypotheekleningen.
In het voorjaar werd een interministeriële werkgroep
opgericht om de sociale discriminatie van diabetici
en andere zieken aan te pakken. Welke
maatregelen worden er getroffen om sociale
08.01 Maggie De Block (VLD): Les diabétiques
sont victimes d'une discrimination sur le plan social
alors que les thérapies modernes leur permettent
de mener une vie professionnelle quasi normale.
Or, prétendument pour des raisons de sécurité,
elles se voient régulièrement refuser des emplois.
Les compagnies d'assurances n leur imposent
souvent des primes d'assurance-vie ou des
remboursements d'emprunts hypothécaires
exagérément élevées.
Au printemps, un groupe de travail interministériel
avait été chargé d'étudier le problème de la
24/10/2000
CRABV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
discriminatie van diabetici tegen te gaan?
De NMBS is een van de discriminerende bedrijven.
Wat zal de regering in dit verband ondernemen?
Zullen de verzekeringsmaatschappijen worden
aangezocht hun premies voor diabetici af te
stemmen op de realiteit?
Welke resultaten heeft de interministeriële
werkgroep ter beschikking van sociale discriminatie
van chronisch zieken al bereikt?
discrimination sociale des personnes diabétiques et
autres malades chroniques. Quelles mesures ont
été prises pour remédier à ce problème ?
La SNCB pratique cette discrimination à l'égard
des personnes diabétiques. Quelles mesures le
gouvernement a-t-il l'intention de prendre dans ce
cadre ?
Demandera-t-on aux compagnies d'assurances
d'appliquer des primes plus réalistes pour les
personnes diabétiques ?
Qu'en est-il des résultats du groupe de travail
interministériel chargé de lutter contre la
discrimination sociale des malades chroniques ?
08.02 Minister Laurette Onkelinx : De Ministerraad
heeft het plan voor de bestrijding van racisme en
andere vormen van discriminatie op 17 maart
goedgekeurd. Het Centrum voor de Gelijkheid van
Kansen en de Strijd tegen het Racisme wordt
hierdoor belast met uitgebreide opdrachten ten
gunste van slachtoffers van discriminatie. Ook
diabetici kunnen daar worden ondergebracht.
De Ministerraad heeft op 12 november 1999
inderdaad de beslissing genomen om een
werkgroep ad hoc `Diabetes en Sociale
discriminatie' op te richten. Deze werkgroep ging
van start op 5 april 2000 en heeft een eerste
evaluatieverslag geschreven met een inventaris van
problemen en de voorstelling van mogelijke
oplossingen.
Op 14 juli keurde de Ministerraad de samenstelling
van de werkgroep en van de thematisch
georganiseerde subgroepen goed. De verenigingen
die opkomen voor de diabetici worden bij de
werkgroep betrokken. De conclusies van de
deelgroepen moeten door de werkgroep worden
goedgekeurd alvorens aan alle betrokken ministers
te worden voorgelegd. In afwachting van die
plenaire vergadering, lijkt het mij delicaat de
conclusies te bespreken.
08.02 Laurette Onkelinx , ministre : Le conseil
des ministres a adopté le 17 mars dernier le plan de
lutte contre le racisme et d'autres formes de
discrimination. Le Centre pour l'égalité des chances
et la lutte contre le racisme est investi d'une série
de missions importantes en faveur des victimes de
discriminations. Les diabétiques sont concernées
par ce plan.
Le conseil des ministres a en effet décidé, le 12
novembre 1999, de constituer un groupe de travail
ad hoc « diabète et discrimination sociale ». Ce
groupe de travail a entamé ses travaux le 5 avril
2000 et a déjà rédigé un premier rapport
d'évaluation. Un inventaire des problèmes a été
dressé et certaines solutions ont été proposées.
Le Conseil des ministres du 14 juillet a approuvé la
constitution du groupe de travail et de ces groupes
thématiques. Les associations de défense des
diabétiques sont associées à ce groupe de travail.
Les conclusions de ces sous-groupes doivent
encore être adoptées par le groupe de travail avant
d'être soumises à l'ensemble des ministres
concernés. Dans l'attente de cette réunion plénière,
il me paraît délicat de parler des conclusions.
08.03 Maggie De Block (VLD): Wij zullen de
resultaten van de besprekingen afwachten.
08.03 Maggie De Block (VLD): Nous attendrons
les résultats des discussions.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Regeling van de werkzaamheden
09 Ordre des travaux
De vergadering wordt geschorst om 15.42 uur.
La séance est suspendue à 15.42 heures.
De vergadering wordt hervat om 16.12 uur.
La séance est reprise à 16.12 heures.
CRABV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
10 Interpellatie van mevrouw Yolande Avontroodt
aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "de financiering van het operatiekwartier"
(nr. 457)
10 Interpellation de Mme Yolande Avontroodt au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "le financement du bloc opératoire" (n° 457)
10.01 Yolande Avontroodt (VLD): Uit een nieuwe
studie van de Landsbond van Onafhankelijke
Ziekenfondsen blijkt dat de nomenclatuurcode niet
meer overeenkomt met de realiteit van het
operatiekwartier en dat de daghospitalisatie door de
financieringswijze wordt ontmoedigd.
Er is vooral sprake van een overschatting van
bezettingstijd van het operatiekwartier voor
bepaalde ingrepen. Ook voorzien heel wat codes in
een vergoeding voor het operatiekwartier, terwijl de
handelingen niet langer ter plekke gebeuren.
Tenslotte ontmoedigt de geldende
financieringsmethode een behandeling in een
dagziekenhuis ten voordele van een veel duurdere
behandeling in een klassiek ziekenhuis.
10.01 Yolande Avontroodt (VLD): Il ressort d'une
étude récemment de la Fédération des mutualités
neutres que les codes de la nomenclature ne
correspondent plus à la réalité du bloc opératoire et
que le mode de financement tel qu'il est pratiqué
actuellement constitue un frein à l'hospitalisation de
jour.
Il est surtout question d'une surestimation de la
durée d'occupation du bloc opératoire pour
certaines interventions. De nombreux codes
prévoient également une indemnité pour le bloc
opératoire alors que les actes ne sont plus posés
sur place. Le mode de financement actuel constitue
donc un obstacle à un traitement dans un hôpital de
jour alors que le même traitement s'avère beaucoup
plus onéreux dans un hôpital classique.
Dit bewijst nog maar eens dat de nomenclatuur
hoognodig aan herziening toe is. Hoe ver staat het
met de evaluatie van de nomenclatuur? Binnen
welke termijn wordt een eventuele herziening
gepland?
Kent de minister de conclusies van de studie van de
Landsbond van Onafhankelijke Ziekenfondsen? Zo
ja, wat denkt hij erover? Zo hij de bevindingen ervan
onderschrijft, zal hij er dan de nodige conclusies uit
trekken?
Voilà qui prouve une fois de plus la nécessité
absolue de revoir la nomenclature. Qu'en est-il de
l'évaluation de cette dernière ? Quand une révision
éventuelle aura-t-elle lieu ?
Le ministre connaît-il les conclusions de l'étude
réalisée par L'Union nationale des mutualités
neutres ? Dans l'affirmative, quel est son sentiment
à ce propos ? S'il estime pouvoir se rallier à ces
conclusions, prendra-t-il les initiatives qui
s'imposent ?
10.02 Minister Frank Vandenbroucke : In de
schoot van het Riziv wordt een cel Doorlichting en
Dynamisering van de Nomenclatuur opgericht, die
een fundamentele hervorming van het huidige
systeem voorbereidt.
De studie waarvan mevrouw Avontroodt spreekt,
pleit voor een beperkte selectie van de huidige 1700
ingrepen voor de financiering van het
operatiekwartier, maar tegelijkertijd geeft de studie
toe dat zo een selectie een gevaar inhoudt voor
onterechte bestraffing van ziekenhuizen met
atypische gevallen. Het kan niet worden betwijfeld
dat bepaalde ingrepen aan actualisatie toe zijn.
Dat bepaalde ingrepen niet in het operatiekwartier
gebeuren, maar toch via deze weg worden vergoed,
weet ik niet. Ik zal dit laten onderzoeken.
De financiering van de heelkundige
10.02 Frank Vandenbroucke , ministre: La cellule
chargée de la radioscopie et de la dynamisation de
la nomenclature, créée au sein de l'INAMI, prépare
activement une réforme fondamentale du système
actuel.
L'étude évoquée par Mme Avontroodt plaide en
faveur d'une sélection limitée parmi les 1700
interventions entrant actuellement en ligne de
compte pour le financement du bloc opératoire mais
admet, dans le même temps, qu'une telle sélection
comporte le risque de pénaliser injustement les
hôpitaux confrontés à des cas atypiques. Nul ne
songe cependant à contester la nécessité de
procéder à une actualisation pour certaines
interventions.
Je ne dispose d'aucune information à propos
d'interventions pratiquées en dehors du bloc
opératoire mais indemnisées par ce biais.
24/10/2000
CRABV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
daghospitalisatie zal worden geïntegreerd in het
ziekenhuisbudget. Hiervoor wordt het voorbereidend
denkwerk nu verricht.
De zogenaamde hogere vergoedingen hebben
betrekking op alle ziekenhuizen met erkende
stagediensten voor volledige opleiding in heelkunde
en anesthesie, als tenminste het ziekenhuis over
voldoende kandidaat-specialisten beschikt. De
verhoging van de standaardtijd met 30 procent lijkt
me verantwoord.
Le financement des interventions pratiquées dans le
cadre de l'hospitalisation de jour sera intégré dans
le budget de l'hôpital. Une réflexion préparatoire est
actuellement menée à ce sujet.
Les indemnités «
supérieures
» concernent
l'ensemble des hôpitaux dotés d'un service de
stage agréé assurant une formation complète en
chirurgie et en anesthésie, à condition toutefois que
l'hôpital compte un nombre suffisant de candidats-
spécialistes. L'augmentation de 30 pour cent du
temps standard me paraît justifiée.
10.03 Yolande Avontroodt (VLD): Wat bedoelt de
minister als hij zegt dat de dagziekenhuizen moeten
worden opgenomen in het geïntegreerd budget?
Krijgen we meer uitleg over de cel?
10.03 Yolande Avontroodt (VLD): Le ministre
estime que l'hospitalisation de jour doit faire partie
du budget intégré. Qu'entend-il par là ?
Pourrions-nous, par ailleurs, obtenir de plus amples
explications à propos de la cellule ?
10.04 Minister Frank Vandenbroucke : Dat wil
zeggen dat er geen apart budget meer is voor de
chirurgische daghospitalisatie. De vergoeding moet
de reële prijs van de bezetting van het ziekenhuis
benaderen, inbegrepen het dagziekenhuis dus.
Over de cel wil ik nu niet improviseren. Dit is
immers een delicate evenwichtsoefening.
10.04 Frank Vandenbroucke , ministre: Cela veut
dire qu'il n'est plus prévu de budget spécifique pour
l'hospitalisation de jour pour les interventions
chirurgicales. L'indemnité devra approcher du coût
réel de la prise en charge par l'hôpital, y compris
l'hôpital de jour.
Je ne souhaite pas me lancer dans des explications
improvisées sur la cellule. C'est un exercice délicat.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11 Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Jo Vandeurzen aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "het sociaal
akkoord met de openbare zienhuizen" (nr 2342)
- de heer Jo Vandeurzen aan de minister van
Sociale Zaken en Pensioenen over "de
verpleegdagprijs" (nr 2511)
11 Questions orales jointes de
- M. Jo Vandeurzen au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur "l'accord social
conclu avec les hôpitaux publics" (n° 2342)
- M. Jo Vandeurzen au ministre des Affaires
sociales et des Pensions sur "le prix de journée
d'entretien"(n° 2511)
11.01 Jo Vandeurzen (CVP): In hoeveel middelen
is voorzien voor de uitvoering van het sociaal
akkoord met de openbare verzorgingsinstellingen?
Hoe zijn deze middelen verdeeld? Komen ze
overeen met de toezeggingen voor de verbetering
van de arbeidsvoorwaarden in de particuliere social
profit op 1 maart? Op basis van welke criteria vond
de verdeling van de middelen plaats? Privé-
ziekenhuizen zouden kunnen onderhandelen over
extralegale pensioenen als collectief voordeel.
Zullen ook de openbare ziekenhuizen dit kunnen
aanbieden?
Naar aanleiding van de akkoorden in comité A
vraagt de vereniging van openbare zorginstellingen
hoe de meerkost inzake eindejaarstoelagen en
11.01 Jo Vandeurzen (CVP): Quels moyens ont
été prévus pour la mise en oeuvre de l'accord social
conclu avec les hôpitaux publics ? Comment ces
moyens ont-ils été répartis ? Sont-ils conformes aux
engagements contractés le 1
er
mars dernier à
propos de l'amélioration des conditions de travail
dans le secteur non marchand ? Sur la base de
quels critères ces moyens ont-ils été répartis ? Les
hôpitaux privés auraient la faculté de négocier à
propos des pensions extra-légales sous la forme
d'un avantage collectif. Les hôpitaux publics
pourront-ils également offrir cet avantage à leur
personnel ?
A la faveur des accords conclus au sein du comité
CRABV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
vakantiegeld zal worden vergoed via de
verpleegdagprijs. Kan de minister daarop
antwoorden?
A, l'association des hôpitaux publics demande
comment le surcoût engendré par les primes de fin
d'année et les pécules de vacances pourra être
indemnisé par le biais du prix de la journée
d'hospitalisation. Le ministre peut-il répondre à cette
question ?
11.02 Minister Frank Vandenbroucke : Er werd
13,4 miljard frank uitgetrokken voor het
meerjarenplan voor de privé-gezondheidssector van
1 maart 2000 en het voorakkoord van 22 juni 2000
voor de openbare sector. Dit bedrag wordt gespreid
over vijf jaar.
Deze budgettaire inspanning van de regering
beoogt het behoud van de kwaliteitsverzorging en
de voortzetting van de inspanningen voor de sociale
herwaardering van het personeel.
De verschillende bedragen werden berekend op
basis van een raming van de werkelijke kosten,
rekening houdend met het aantal betrokken
personen, de gemiddelde kosten en macro-
economische berekeningen, of met de beschikbare
middelen.
De werkgevers van de sector van de openbare
ziekenhuizen kunnen pensioenfondsen oprichten
voor het contractueel personeel door het sluiten van
collectieve arbeidsovereenkomsten.
De financiering van de meerkosten ten gevolge van
de toekenning van een eindejaarspremie en
vakantiegeld werd niet opgenomen in het sociaal
akkoord.
Inzake arbeidsduurvermindering zou er geen
onderscheid mogen bestaan tussen openbare en
particuliere sector.
11.02 Frank Vandenbroucke , ministre: Un
montant de 13, 4 milliards de francs - étalé sur cinq
ans - a été prévu pour le plan pluriannuel du 1
er
mars 2000 relatif au secteur privé des soins de
santé et le préaccord du 22 juin 2000 relatif au
secteur public.
L'effort budgétaire fourni par le gouvernement tend
au maintien de soins de qualité et à la poursuite des
efforts en faveur de la revalorisation sociale du
personnel.
Les différents montants ont été calculés sur la base
d'une évaluation des coûts réels, compte tenu du
nombre de personnes intéressées, des coûts
moyens, des calculs macro-économiques ou des
moyens disponibles.
Les employeurs du secteur des hôpitaux publics ont
la faculté de créer des fonds de pension pour leur
personnel contractuel par le biais de conventions
collectives.
Le financement du surcoût lié aux primes de fin
d'année et aux pécules de vacances ne fait pas
partie de l'accord social.
En ce qui concerne la réduction du temps de travail,
aucune distinction ne devrait être opérée entre les
secteurs public et privé.
11.03 Jo Vandeurzen (CVP): De realiteit is dat de
arbeidsorganisatie erg verschilt in beide types van
ziekenhuizen. De openbare ziekenhuizen zijn
immers sterk gelinkt aan de gemeentebesturen.
Toch opent de minister interessante perspectieven
voor de ziekenhuizen, al zal een harmonisatie van
beide sectoren niet eenvoudig zijn.
11.03 Jo Vandeurzen (CVP): En réalité,
l'organisation du travail différe largement dans les
deux types d'hôpitaux. Les hôpitaux publics sont en
effet étroitement liés aux administrations
communales. Le ministre ouvre néanmoins des
perspectives intéressantes pour les hôpitaux, même
si l'harmonisation des deux secteurs risque d'être
complexe.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
12 Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "de pijnbehandeling" (nr 2506)
12 Question orale de M. Jo Vandeurzen au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "le traitement des douleurs" (n° 2506)
12.01 Jo Vandeurzen (CVP): De federale regering 12.01 Jo Vandeurzen (CVP): Le gouvernement
24/10/2000
CRABV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
wil meer aandacht besteden aan de situatie van
chronische patiënten. Daarvoor moet de
pijnbehandeling in ons land behoorlijk worden
uitgebouwd. Het Riziv zou daar een rapport over
geschreven hebben.
Hoe kan de ziekteverzekering bijdragen in de
uitbouw van de pijnbehandeling? Hoe ziet de
minister de terugbetaling van bepaalde medicijnen?
Dringt een aanpassing van de terugbetaling voor
bepaalde medische prestaties zich op? Hoe moet
dit vorm krijgen? Waar wil men een financiële
waardering organiseren voor pijnbehandeling?
fédéral veut s'intéresser de plus près à la situation
des malades chroniques. Dans ce cadre, il s'agit
d'organiser efficacement le traitement antidouleur
dans notre pays. Il semblerait que l'INAMI ait rédigé
un rapport à ce sujet.
Dans quelle mesure l'assurance-maladie pourrait-
elle contribuer au développement du traitement
antidouleur ? Comment le ministre envisage-t-il le
remboursement de certains médicaments ? Une
adaptation du mode de remboursement de
certaines prestations médicales s'impose-t-elle ?
Comment tout cela pourra-t-il être réalisé ? A quel
niveau souhaite-t-on organiser une appréciation
financière du traitement antidouleur ?
12.02 Minister Frank Vandenbroucke : Volgens
mij moeten de problemen "pijnbestrijding" en
"palliatieve zorgen" afzonderlijk worden behandeld.
Ze overlappen mekaar niet altijd noodzakelijk.
Ik heb inderdaad een rapport gekregen van het
Comité voor Advies inzake de zorgverlening ten
aanzien van de chronische ziekten en specifieke
aandoeningen. Dit rapport bevat een aantal
aanbevelingen inzake de aanpak van chronische
pijn. Het comité was gevraagd om criteria te
bepalen, een prioritaire lijst van aandoeningen op te
stellen en vervolgens projectvoorstellen te doen. Dit
rapport is het eerste projectvoorstel van het comité.
Ik heb dit voorstel pas op 10 oktober ontvangen.
Een gedetailleerd antwoord op al uw vragen kan ik
dus nog niet geven. Ik zal mij wel inzetten om
gestalte te geven aan alle aanbevelingen.
Niet alle voorgestelde maatregelen behoren
natuurlijk tot mijn bevoegdheidsdomein. Voor de
aanbevelingen waarvoor ik bevoegd ben, kunnen
zowel op de eerste als de tweede lijn maatregelen
worden genomen.
Ik sta achter het idee van het Comité voor de
oprichting op de derde lijn van een aantal
"multidisciplinaire cenra voor de evaluatie en
behandeling van pijn". De voorstellen zullen in de
loop van de komende weken op hun haalbaarheid
worden getoetst.
12.02 Frank Vandenbroucke , ministre:
Personnellement, j'estime qu'il faut faire la
distinction entre l'analgésie d'une part et les soins
palliatifs de l'autre ; ces deux questions ne se
chevauchent pas nécessairement.
J'ai effectivement reçu un rapport du comité d'avis
en matière de soins pour les maladies chroniques
et les maladies spécifiques. Ce rapport formule un
certain nombre de recommandations relatives au
traitement de la douleur chronique. Le comité a été
chargé de définir des critères, de rédiger une liste
prioritaire de maladies et de proposer des projets.
Le rapport susmentionné est le premier projet
proposé par le comité.
Je n'ai reçu cette proposition que le 10 octobre. Je
ne suis donc pas encore en mesure de fournir une
réponse détaillée à toutes vos questions. Je puis
cependant vous dire que je m'appliquerai à réserver
une suite à l'ensemble des recommandations.
Il est clair que les mesures proposées ne relèvent
pas toutes de ma compétence. Toutefois, pour ce
qui est des recommandations qui sont de mon
ressort, des mesures pourront être prises tant en
première qu'en seconde ligne.
Je soutiens l'idée du comité de créer, en troisième
ligne, plusieurs centres multidisciplinaires pour
l'évaluation et le traitement de la douleur. Les
propositions feront l'objet d'une étude de faisabilité
dans les semaines à venir.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
13 Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "het koninklijk besluit van 1 maart 2000" (nr
2535)
13 Question orale de M. Jo Vandeurzen au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "l'arrêté royal du 1er mars 2000" (n° 2535)
CRABV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
13.01 Jo Vandeurzen (CVP): Artikel 2 van het KB
van 1 maart 2000 wijzigt artikel 15 van het KB van 2
september 1980. Gevolg hiervan is dat de
tussenkomst van de ziekteverzekering voor de
aangenomen farmaceutische specialiteiten wordt
berekend op grond van de werkelijke
aanschafwaarde per farmaceutische eenheid,
verkregen door de verplegingsinrichtingen.
Hetzelfde geldt wanneer de ziekenhuisofficina
gemachtigd zijn geneesmiddelen af te leveren aan
niet ter verpleging opgenomen rechthebbenden.
Wat is het gevolg van deze maatregel op de
geneesmiddelenstocks?
Hoe zal de controle op de opname van ristorno's in
de boekhouding van ziekenhuizen gebeuren? Is er
geen risico dat deze maatregel voor minder
transparantie zal zorgen?
Hoe zal de terugbetaling in het kader van de
ziekteverzekering voortaan gebeuren?
13.01 Jo Vandeurzen (CVP): En son article 2,
l'arrêté royal du 1
er
mars 2000 modifie l'article 15 de
l'arrêté royal du 2 septembre 1980. De ce fait,
l'intervention de l'assurance-maladie pour les
spécialités pharmaceutiques admises est calculée
en fonction de la valeur d'achat réelle par unité
pharmaceutique, obtenue par les établissements
hospitaliers. Le même principe est de rigueur
lorsque les officines hospitalières sont habilitées à
délivrer des médicaments à des bénéficiaires non
hospitalisés.
Quel est l'impact de cette mesure sur les réserves
de médicaments ?
Comment le contrôle de la comptabilisation des
ristournes par les hôpitaux s'effectuera-t-il ? Cette
mesure ne risque-t-elle pas de compromettre la
transparence ?
Comment le remboursement dans le cadre de
l'assurance-maladie sera-t-il désormais réglé ?
13.02 Minister Frank Vandenbroucke : Toen de
maatregel in maart in werking trad kwam er kritiek,
onder meer van de heer Vandeurzen, omdat de
ziekenhuizen tijd nodig hadden om zich te
organiseren. Ik heb de inwerkingtreding uitgesteld
tot 1 september, om de ziekenhuizen de kans te
geven zich op deze maatregel voor te bereiden.
Dit systeem is inderdaad voor verbetering vatbaar,
dat geef ik toe.We werken nu een nieuw concept
uit, dat iets meer zal forfaitariseren. Ook zullen we
de terugbetaling baseren op het goedkoopst
mogelijke product. Dat is een ernstige verbetering.
13.02 Frank Vandenbroucke , ministre: Lorsque
la mesure est entrée en vigueur, au mois de mars,
elle a donné lieu à des critiques, entre autres de M.
Vandeurzen qui avait estimé que les hôpitaux
n'auraient pas eu le temps de s'organiser. Aussi ai-
je reporté l'entrée en vigueur de la mesure au 1
er
septembre, afin que les hôpitaux puissent se
préparer.
Certes, le système est perfectible, je l'admets
volontiers. Nous élaborons actuellement un
nouveau concept, qui réinstaurera la forfaitarisation.
En outre, le remboursement sera fondé sur le prix
du produit le moins cher. C'est une amélioration de
taille !
13.03 Jo Vandeurzen (CVP): De maatregel is
inderdaad voor verbetering vatbaar zoals de
minister zegt. Meer zelfs: hij is onuitvaarbaar.
13.03 Jo Vandeurzen (CVP): Le ministre a raison
de dire que la mesure est perfectible. Elle est même
impossible à mettre en oeuvre.
13.04 Minister Frank Vandenbroucke : U moet niet
overdrijven.
13.04 Frank Vandenbroucke , ministre: Il ne faut
pas exagérer.
13.05 Jo Vandeurzen (CVP): Dat doe ik niet. Er
zijn door de maatregel problemen ontstaan die elke
ernstige boekhouding van de ziekenhuizen
doorkruisen. Het heeft geen zin deze slechte
maatregel, zelfs voor enkele maanden te behouden.
13.05 Jo Vandeurzen (CVP): Je n'exagère pas. La
mesure a entraîné des problèmes qui empêchent
les hôpitaux de tenir une comptabilité correcte. Le
maintien de cette mesure est déraisonnable, fût-ce
pour quelques mois encore.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
14 Mondelinge vraag van mevrouw Yolande 14 Question orale de Mme Yolande Avontroodt
24/10/2000
CRABV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
Avontroodt aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de terugbetaling van het
geneesmiddel VIOXX" (nr 2382)
au ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "le remboursement du médicament VIOXX"
(n° 2382)
14.01 Yolande Avontroodt (VLD): Vioxx is een
geneesmiddel voor de behandeling van artrose dat
niet de gastro-intestinale nevenwerkingen vertoont
van de klassieke geneesmiddelen. Het middel is
dan ook zeer welkom voor de 470.000
artrosepatiënten in ons land. Toch wordt het nog
altijd niet terugbetaald. In andere landen is dat wel
het geval. Wanneer wordt het terugbetalingsdossier
ingediend in 1999 eindelijk positief afgesloten?
Terugbetaling zou niet alleen aangenaam zijn voor
de gezondheid en de portemonnee van de patiënt,
maar ook voor de verzekeraars, die het aantal
gastro-intestinale complicaties zouden zien
verminderen. Dit zou met studies moeten worden
gestaafd, studies ook in andere domeinen van de
ziekteverzekering dan dat van de geneesmiddelen.
Bestaat er al zo een studie? Erkent de minister de
budgettaire en andere voordelen van terugbetaling?
14.01 Yolande Avontroodt (VLD): VIOXX est le
nom d'un médicament contre l'arthrose qui a
l'avantage de ne pas présenter les mêmes effets
secondaires gastro-intestinaux que les traitements
classiques. Il n'est dès lors guère étonnant que ce
médicament soit accueilli avec jgrande satisfaction
par les quelque 470.000 arthrosiques que compte
notre pays. Pourtant, contrairement à d'autres pays,
la Belgique n'a toujours pas admis le VIOXX au
remboursement. Quand le dossier de
remboursement, introduit en 1999, pourra-t-il enfin
aboutir ?
Le remboursement de ce médicament aurait non
seulement un effet bénéfique sur la santé et le
porte-monnaie des malades, mais bénéficierait
également aux organismes assureurs, qui verraient
diminuer le nombre de complications gastro-
intestinales. Il faudrait réaliser, pour corroborer cette
thèse, des études qui dépasseraient le seul secteur
des médicaments et qui s'étendraient également à
d'autres domaines de l'assurance-maladie. Une
telle étude a-t-elle déjà été effectuée ? Le ministre
reconnaît-il les avantages, budgétaires et autres, du
remboursement de ce médicament ?
14.02 Minister Frank Vandenbroucke : Op 3 april
werd het terugbetalingsdossier Vioxx overgemaakt
aan de Technische Raad voor Farmaceutische
Specialiteiten. Een werkgroep met mensen uit die
raad, experts en professoren boog zich over het
dossier van de COX-2-remmers en bezorgde op 19
oktober een verslag. De raad kan dus binnenkort
een voorstel formuleren.
Het is niet eenvoudig om de besparingseffecten van
terugbetaling op andere verzekeringssectoren te
becijferen. Ook Vioxx heeft immers zijn
nevenwerkingen. Toch meen ik dat een selectief
voorschrijven van Vioxx gunstige gevolgen kan
hebben voor het verzekeringsbudget.
14.02 Frank Vandenbroucke , ministre: Le
dossier relatif au remboursement du médicament
VIOXX a été transmis le 3 avril au Conseil
Technique pour les Spécialités Pharmaceutiques.
Un groupe de travail constitué de membres du
CTSP, d'experts et de professeurs, s'est penché
sur le dossier des inhibiteurs COX-2 et a publié un
rapport le 19 octobre. Le conseil pourra donc
bientôt formuler une proposition.
Il n`est pas aisé de calculer l'incidence de
remboursements, en termes d'économies, sur
d'autres secteurs de l'assurance maladie. Même le
VIOXX entraîne des effets secondaires. Je pense
néanmoins que la prescription sélective du VIOXX
pourrait avoir un impact positif sur le budget de
l'assurance maladie
14.03 Yolande Avontroodt (VLD): Het contrast
met andere landen doet bij mij toch vragen rijzen.
Het geneesmiddel is efficiënt en wordt dan ook al
voorgeschreven. De patiënt draait bij ons echter
voor de kosten op. Dat kan toch niet onze bedoeling
zijn?
14.03 Yolande Avontroodt (VLD): Je m'interroge
encore car voilà une situation qui contraste avec
celle d'autres pays. En effet, ce médicament étant
efficace, il y est prescrit. Dans notre pays, le patient
doit prendre les coûts à sa charge. Notre objectif
doit tout de même d'être différent.
14.04 Minister Frank Vandenbroucke : Dit 14.04 Frank Vandenbroucke , ministre: Cette
CRABV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
illustreert nogmaals het tragische van ons
terugbetalingsstelsel. We verbruiken te veel
middelen die overbodig zijn, waardoor de marge
voor de terugbetaling van efficiënte
geneesmiddelen die wèl nodig zijn, bijzonder klein
wordt.
question illustre à nouveau le côté tragique de notre
régime de remboursement. Nous consommons un
trop grand nombre de médicaments inutiles, ce qui
réduit fortement la marge disponible pour le
remboursement des médicaments efficaces qui
sont quant à eux nécessaires.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
15 Mondelinge vraag van mevrouw Yolande
Avontroodt aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de terugbetaling van het
geneesmiddel Singulair" (nr. 2383)
15 Question orale de Mme Yolande Avontroodt
au ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "le remboursement du médicament Singulair"
(n° 2383)
15.01 Yolande Avontroodt (VLD): Singulair is een
geneesmiddel tegen astma dat beter verdragen
wordt dan het geneesmiddel Accolate. In de meeste
van de ons omringende landen wordt het
terugbetaald.
De aanvraag tot terugbetaling stuitte in België op
een negatief advies van de Technische Raad voor
de Farmaceutische Specialiteiten, dit omwille van
het ontbreken van vergelijkende studies en de
gelijkwaardigheid van beide geneesmiddelen. Deze
twee argumenten kunnen echter gemakkelijk
worden weerlegd. Zo kan Singulair als enig
geneesmiddel ook gebruikt worden voor kinderen.
Is de minister het eens met de opmerkingen van de
raad? Is de minister het ermee eens dat de
mogelijkheid om Singulair te gebruiken voor
kinderen, een belangrijke meerwaarde is? Kan dit
geneesmiddel niet worden terugbetaald?
15.01 Yolande Avontroodt (VLD): Singulair est le
nom d'un médicament contre l'asthme qui présente
l'avantage d'être mieux toléré que l'Accolate. Le
Singulair est remboursé par l'assurance-maladie
dans la plupart des pays voisins.
En Belgique par contre, la demande d'admission au
remboursement s'est heurtée à l'avis négatif du
Conseil technique pour les spécialités
pharmaceutiques, motivé par l'absence d'études
comparatives et par l'équivalence des deux
médicaments susmentionnés. Or, ces deux
arguments sont facilees à réfuter. Ainsi, le Singulair
est le seul médicament qui convienne également
aux enfants.
Le ministre se rallie-t-il aux observations du Conseil
technique ? N considère-t-il pas le fait que le
Singulair peut également être administré aux
enfants comme un avantage important ? N'est-il
dès lors pas envisageable d'admettre ce
médicament au remboursement ?
15.02 Minister Frank Vandenbroucke : Elk advies
van de zeer nauwkeurig werkende
doorzichtigheidscommissie is onvermijdelijk een
momentopname.
Aangezien Accolate terugbetaald wordt, moest
Singulair ook terugbetaalbaar zijn, zodat ik moest
afwijken van het advies van de Technische Raad
voor Farmaceutische Specialiteiten. Momenteel
bespreekt men mijn voorstel. Aan het
Verzekeringscomité worden
vergoedingsvoorwaarden voorgelegd. Een
machtiging van één jaar kan met één jaar worden
verlengd na verslag van de behandelende arts. Na
advies door het Verzekeringscomité zal ik mijn MB
voorleggen aan de inspectie van Financiën, aan de
minister van Begroting en aan de Raad van State,
waarna publicatie in het Staatsblad kan volgen.
15.02 Frank Vandenbroucke , ministre: Chaque
avis de la commission de transparence, qui travaille
avec grande minutie, est forcément un instantané.
L'Accolate étant remboursé, il fallait également
admettre le Singulair au remboursement, si bien
qu'il me fallait déroger à l'avis du Conseil technique
pour les spécialités pharmaceutiques. Ma
proposition est en ce moment sur le tapis. Des
modalités d'indemnisation sont proposées au
comité d'assurance. Une autorisation pour une
durée d'un an peut être prolongée pour une année
sur la base d'un rapport du médecin traitant. Après
avoir reçu l'avis du comité d'assurance, je
soumettrai mon arrêté ministériel à l'inspection des
Finances, au ministre du Budget et au Conseil
d'Etat, après quoi il pourra être publié au Moniteur.
24/10/2000
CRABV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
16 Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters
aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "de administratieve vereenvoudiging bij het
RIZIV" (nr 2428)
16 Question orale de Mme Trees Pieters au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "la simplification administrative à l'INAMI" (n°
2428)
16.01 Trees Pieters (CVP): 500 artsen dreigen
hun sociaal statuut 1999 te verliezen doordat ze niet
tijdig een verzekeringscontract hebben afgesloten
bij de Voorzorgskas voor Geneesheren of een
verzekeringsmaatschappij. Dit brengt ons bij de
nood aan administratieve vereenvoudiging binnen
het Riziv. De vereenvoudiging van de
administratieve procedures na een inventaris en
evaluatie van de huidige structuren was trouwens
een prioriteit van deze regering.
Wat is de stand van zaken van deze inventaris en
evaluatie? Hoe ver staat het met de administratieve
vereenvoudiging van de Riziv-besluitvorming?
Zullen de aanbevelingen van het rapport-Peers
daarbij worden gevolgd?
16.01 Trees Pieters (CVP): 500 médecins risquent
de perdre leur statut social 1999 pour n'avoir pas
pas conclu, dans les délais, un contrat d'assurance
auprès de la Caisse de prévoyance des médecins
ou auprès d'une compagnie d'assurance. Cela
soulève la question de la nécessité d'une
simplification administrative au sein de l'INAMI. La
simplification des procédures administratives après
inventaire et évaluation des structures actuelles
était d'ailleurs une priorité pour le gouvernement.
Où en sont l'inventaire et l'évaluation ? Où en est la
simplification administrative du processus
décisionnel au sein de l'INAMI ? Sera-t-il tenu
compte des recommandations formulées dans le
rapport Peers ?
16.02 Minister Frank Vandenbroucke : Op basis
van het rapport-Peers werd door de Algemene
Raad en het Verzekeringscomité op 27 maart een
voorstel geformuleerd, waarbij dezelfde organen
een aantal concrete maatregelen zouden op papier
zetten ter vereenvoudiging van bepaalde structuren
uit de gezondheidssector. Het ontwerp dat deze
voorstellen bundelt, zal in het najaar bij het
Parlement worden ingediend.
16.02 Frank Vandenbroucke , ministre: Le 27
mars, le Conseil général et le Comité d'assurance
ont formulé, sur la base du rapport Peers, une
proposition qui prévoit que ces mêmes organes
élaboreront une série de propositions concrètes
visant à simplifier certaines structures au sein du
secteur de la santé. Le projet relatif à ces
propositions sera déposé au Parlement à
l'automne.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
17 Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters
aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "de keuzes in de gezondheidszorgen" (nr.
2431)
17 Question orale de Mme Trees Pieters au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "les choix en soins de santé" (n° 2431)
17.01 Trees Pieters (CVP): Minister
Vandenbroucke kondigde de laatste weken een
aantal prioritaire beleidsinitiatieven aan. Het gaat
hierbij onder meer om een betere terugbetaling van
heupprothesen, van hoorapparaten voor kinderen,
een betere omkadering van stervensbegeleiding en
investeringen voor bestralingstechnieken voor
kankerpatiënten.
Hoe zullen voor al deze initiatieven de nodige
middelen worden vrijgemaakt? Vallen deze
middelen onder het budget van de
ziekteverzekering?
Minister Vandenbroucke pleitte op 5 september,
samen met minister Aelvoet, voor extra middelen
17.01 Trees Pieters (CVP): Le ministre
Vandenbroucke a annoncé au cours des dernières
semaines une série d'initiatives prioritaires. Il s'agit
notamment d'améliorer d'une part le
remboursement des prothèses de la hanches et des
appareils auditifs pour les enfants et d'autre part
l'encadrement des soins palliatifs, et d'accroître les
investissements dans les techniques de
rayonnement pour le traitement des cancéreux.
Comment dégagerez-vous les moyens nécessaires
à la mise en oeuvre de toutes ces initiatives ? Ces
moyens ressortissent-ils au budget de l'assurance-
maladie ?
CRABV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
voor de gezondheidszorg. Hoe moet dit pleidooi
worden gezien in het licht van de groeinorm van 2,5
procent, die deze regering vorig jaar heeft
ingevoerd?
Klopt het dat het Riziv simulaties opstelt over de
impact van gratis gezondheidszorg voor iedereen?
Wanneer zullen deze simulaties klaar zijn?
Le 5 septembre, le ministre Vandenbroucke a
préconisé, avec sa collègue Aelvoet, de dégager
des moyens supplémentaires pour les soins de
santé. Comment conciliez-vous ce plaidoyer avec la
norme de croissance de 2,5 % fixée l'an dernier par
votre gouvernement ?
Est-il exact que l'INAMI procède à des simulations
pour évaluer l'incidence d'une gratuité éventuelle
des soins de santé
pour tous
? Quand ces
simulations seront-elles terminées ?
17.02 Minister Frank Vandenbroucke : Ik heb
nooit met miljarden gegoocheld vóór de
verkiezingen. Noch ik, noch minister Aelvoet
hebben ooit iets aangekondigd dat niet wordt
uitgevoerd.
Ik heb ook geen gratis gezondheidszorg voor
iedereen gelanceerd. Ik moet wel streven naar een
terugbetalingssysteem waarbij de persoonlijke
bijdragen niet uitstijgen boven een aanvaardbare
uitgavendrempel, de zogenaamde
maximumfactuur. Het onderzoek naar de
budgettaire impact en technische uitvoerbaarheid
loopt volop. We wachten op concrete resultaten in
de loop van de volgende weken.
17.02 Frank Vandenbroucke , ministre : Je n'ai
jamais fait miroiter des investissements publics de
plusieurs milliards avant des élections. Ni moi, ni la
ministre Aelvoet ,n'avons jamais annoncé une
mesure qui n'a pas été exécutée par la suite.
De même, je n'ai jamais lancé l'idée de la gratuité
des soins de santé pour tous. Ce qui m'incombe, en
revanche, c'est de mettre en place un système de
remboursement qui ait pour effet que les cotisations
personnelles ne dépassent pas un seuil de
dépenses acceptable qu'on peut définir en termes
familiers comme la facture maximum. L'étude sur
l'incidence budgétaire et la faisabilité technique est
en cours. Elle devrait livrer ses résultats concrets
dans le courant des prochaines semaines.
17.03 Trees Pieters (CVP): Ik veronderstel dat de
minister niet verantwoordelijk kan worden gesteld
voor de cijfers die de pers lanceert.
17.03 Trees Pieters (CVP): Je suppose qu'on ne
peut pas imputer au ministre la responsabilité des
chiffres publiés dans la presse.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
18 Interpellatie van mevrouw Yolande Avontroodt
aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "de voorkeurtarieven die ziekenhuizen
aanbieden aan aangeslotenen van bepaalde
ziekenfondsen" (nr 488)
18 Interpellation de Mme Yolande Avontroodt au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "les tarifs préférentiels que certains hôpitaux
accordent aux affiliés de certaines mutualités" (n°
488)
18.01 Yolande Avontroodt (VLD): Onlangs
vernamen wij dat ziekenhuizen hun tarieven laten
variëren volgens het ziekenfonds van de patiënt.
Eén ziekenhuis aanvaardt dat een arts een
supplement vraagt, tenzij de patiënt lid is van een
bepaald ziekenfonds.
Vindt de minister zo'n variatie in de tarieven
aanvaardbaar? Is die niet in strijd met artikel 10 GW
en de ziekenfondswet? Mogen ziekenfondsen en
verplegingsinstellingen reclame maken voor elkaar?
Zijn zulke praktijken niet in strijd met de geest van
het KB van 14 juli 1994? Mag een
verplegingsinrichting haar prijzen laten variëren
naar gelang de patiënt een aanvullende verzekering
18.01 Yolande Avontroodt (VLD): Il me revient
que les hôpitaux moduleraient leurs tarifs en
fonction de la mutualité à laquelle le patient est
affilié. C'est ainsi qu'un hôpital accepte qu'un
médecin réclame un supplément, sauf si le patient
est affilié à telle ou telle mutualité.
De telles pratiques sont-elles admissibles ? Ne
sont-elles pas contraires à l'article 10 de la
Constitution ainsi qu'à la loi sur les mutualités ? Des
mutualités et des établissements de soins peuvent-
ils faire réciproquement de la publicité ? Ne s'agit-il
pas d'une infraction à l'arrêté royal du 14 juillet
1994 ? Un établissement de soins peut-il par
ailleurs pratiquer un prix différent si le patient
24/10/2000
CRABV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
20
heeft? Moet de regering niet onderzoeken welke
compensatie de ziekenhuizen ontvangen van de
ziekenfondsen? Als die voorkeursbehandelingen
kunnen, is het dan aanvaardbaar dat
verplegingsinrichtingen bijkomende middelen
vragen? Is deze situatie rechtvaardig ten aanzien
van patiënten die zijn aangesloten bij een ander
ziekenfonds?
dispose d'une assurance complémentaire
? Le
gouvernement ne devrait-il pas mener une enquête
sur les compensations dont les hôpitaux bénéficient
de la part des mutualités ? Si de tels traitements
préférentiels sont acceptables, est-il dans ce cas
admissible que les établissements de soins
réclament des moyens supplémentaires
? Les
patients affiliés à une autre mutualité ne sont-ils pas
ainsi discriminés ?
18.02 Minister Frank Vandenbroucke : Ik sta
achter maatregelen die de kosten voor de patiënt
drukken, binnen een wettelijk kader evenwel dat de
tariefzekerheid waarborgt. Een deel van het
artsenkorps kant zich tegen tariefzekerheid met
betrekking tot honorariumsupplementen, zodat
zulks moeilijk realiseerbaar is.
Er bestaan geen wettelijke beperkingen of vaste
bedragen voor de supplementen en mevrouw
Avontroodt lijkt daarvan ook geen voorstander.
18.02 Frank Vandenbroucke , ministre: Je
défends toute mesure susceptible de réduire la
facture du patient, mais dans un cadre légal garant
d'une certaine sécurité tarifaire. Une partie du corps
médical est opposée à la sécurité tarifaire en ce
qu'elle porte atteinte aux suppléments d'honoraires,
de sorte qu'une telle réforme est difficilement
réalisable.
En matière de suppléments, il n'existe pas de
restriction légale ni de forfaits, et madame
Avontroodt ne semble pas non plus en être
partisane.
18.03 Yolande Avontroodt (VLD): Ik wens wel dat
daarbij bepaalde voorwaarden gelden.
18.03 Yolande Avontroodt (VLD): Je souhaite
que ces suppléments soient soumis à des
conditions bien définies.
18.04 Minister Frank Vandenbroucke : De patiënt
kan vrij zijn arts, ziekenhuis of ziekenfonds kiezen.
Afspraken tussen ziekenfonds en
ziekenhuisbeheerder in dit verband zijn mogelijk.
Het verstrekken van informatie daarover door het
ziekenfonds beschouw ik niet als reclame.
De Controledienst van de ziekenfondsen
onderzoekt elke nieuwe dienstverlening op haar
financiële haalbaarheid en overeenstemming met
de legale opdrachten van het ziekenfonds. Ik zal de
Controledienst vragen strikt toe te zien op de
transparantie van specifieke contracten met
ziekenhuizen. Ervan uitgaan dat de ziekenhuizen de
kortingen zouden verhalen op de verplichte
ziekteverzekering lijkt me voorbarig.
18.04 Frank Vandenbroucke , ministre: Le patient
peut choisir librement son médecin, son hôpital ou
sa mutuelle. Dans ce cadre, mutuelle et
administrateur de l'hôpital peuvent conclure des
accords. Je ne considère pas que les informations
communiquées à ce sujet par la mutuelle
constituent de la publicité.
Le service de contrôle des mutuelles examine la
faisabilité financière de chaque nouveau service
offert par une mutuelle et vérifie sa conformité avec
les missions légales de la mutuelle. Je vais
demander au service de contrôle
de veiller
strictement à la transparence de contrats
spécifiques conclus avec des hôpitaux. Il me paraît
prématuré d'affirmer que les hôpitaux récupèrent
les réductions qu'ils consentent par le biais de
l'assurance-maladie.
18.05 Yolande Avontroodt (VLD): Dat heb ik niet
gezegd.
18.05 Yolande Avontroodt (VLD): Je n'ai rien dit
de tel.
18.06 Minister Frank Vandenbroucke : In ons land
hebben alle sociaal verzekerden de vrijheid zich aan
te sluiten bij het ziekenfonds van hun keuze. De
verplichte ziekteverzekering moet op uniforme wijze
worden toegepast en de verschillen situeren zich
dus op het vlak van de aanvullende verzekering.
18.06 Frank Vandenbroucke , ministre: Dans
notre pays, tous les assurés sociaux sont libres de
s'affilier à la mutuelle de leur choix. L'assurance-
maladie obligatoire doit être appliquée
uniformément, de sorte que les différences se
situent sur le plan de l'assurance complémentaire.
CRABV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
21
Dat is inherent aan het systeem.
C'est inhérent au système.
18.07 Yolande Avontroodt (VLD): De
ziekenhuizen kloppen geregeld aan bij de sociale
zekerheid om meer middelen. Anderzijds kunnen ze
blijkbaar wel kortingen toekennen aan patiënten die
"juist" verzekerd zijn. Dat is toch onlogisch. Deze
ziekenhuizen maken reclame en respecteren het
vrijheids- en gelijkheidsbeginsel niet. Zulks opent
een gevaarlijke deur.
18.07 Yolande Avontroodt (VLD): Les hôpitaux
réclament régulièrement des moyens
supplémentaires à la sécurité sociale. D'autre part,
ils semblent en mesure d'accorder des ristournes
aux patients qui sont « correctement » assurés.
C'est illogique. En effet, ces hôpitaux font de la
publicité et ne respectent pas le principe de liberté
etd' égalité. Il s'agit d'une évolution dangereuse qui
ouvre la porte à des abus.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
19 Interpellatie van de heer Jean-Jacques Viseur
aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "de invoering van selectiviteit in het stelsel
van verzekering voor geneeskundige verzorging"
(nr 489)
19 Interpellation de M. Jean-Jacques Viseur au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "l'introduction de la sélectivité dans le
système de l'assurance soins de santé" (n° 489)
19.01 Jean-Jacques Viseur (PSC): De verhoging
van de begroting voor gezondheidszorg met 22
miljard komt aan een behoefte tegemoet. Het
financiële beheer van de sector blijft onder meer
wegens de stijgende kosten problematisch. Ver van
enige selectiviteit, kondigde u maatregelen aan ten
gunste van bepaalde zieken of situaties en voor de
laagste inkomenscategorieën. Iedereen
onderschrijft de onderliggende doelstelling, namelijk
tegemoetkomen aan de noden van de zwaksten.
De maatregelen kunnen echter kwalijke gevolgen
hebben, met name wat de maximumfactuur betreft.
19.01 Jean-Jacques Viseur (PSC):
L'augmentation du budget de la santé de 22
milliards correspond à des besoins. La gestion
financière de ce secteur reste problématique, en
raison de l'inflation des coûts, notamment. Loin de
tout principe de sélectivité, vous avez annoncé des
mesures en faveur de tel ou tel type de malades ou
de situations et en faveur des personnes ayant les
revenus les plus faibles. Tout le monde souscrit aux
objectifs de ces mesures car ils proposent une
réponse aux besoins des plus faibles, mais elles
risquent d'engendrer des effets pervers, notamment
en matière de facture maximale.
De geplande maatregelen zijn inderdaad toegespitst
op de laagste inkomens, maar men kan zich
afvragen of de oplossing die wordt overwogen met
ons socialezekerheidsstelsel spoort. Een en ander
dreigt problemen met betrekking tot de financiering
te veroorzaken. Die handelwijze dreigt de solidariteit
in het gedrang te brengen en het gevaar dreigt dat
de hoogste inkomens niet meer tot het stelsel
bijdragen, waarbij de middenklasse tussen wal en
schip terechtkomt. Het probleem heeft zich enkele
jaren geleden al met de protontherapie voorgedaan.
Dreigt men met het instellen van een selectiviteit
niet tot een sociale zekerheid met drie snelheden te
komen?
Les mesures envisagées sont, en effet, ciblées sur
les plus bas revenus, mais on peut se demander si
la solution envisagée est compatible avec notre
système de sécurité sociale, ce qui risque de
générer des problèmes au niveau du mode de
financement.En agissant ainsi, on menace la
solidarité et les plus gros revenus risquent de ne
plus cotiser, la classe moyenne se retrouvant entre
les deux. Le problème s'est posé avec la
protonthérapie, il y a quelques années.
Ne risque-t-on pas, en instaurant une sélectivité,
d'en arriver à une sécurité sociale à trois vitesses ?
19.02 Minister Frank Vandenbroucke :
Budgetbewaking is geen sinecure in de sector van
de verplichte verzekering geneeskundige
verzorging, getuige de begrotingsoverschrijdingen
sinds 1997.
19.02 Frank Vandenbroucke , ministre: Il n'est
pas simple de maîtriser le budget dans le secteur
de l'assurance obligatoire soins de santé. On le voit
à travers les dépassements observés depuis 1997.
Il faut nuancer l'idée que l'accroissement des
24/10/2000
CRABV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
22
De idee dat een verhoging van de uitgaven gepaard
zou gaan met een verhoging van de persoonlijke
bijdrage van de begunstigden moet genuanceerd
worden. De lagere inkomenscategorieën maken
voor een groot deel van het remgeld aanspraak op
een jaarlijkse beperking tot 15.000 BEF per jaar in
het kader van de sociale franchise. Alle
begunstigden genieten bovendien een fiscaal
plafond per jaar dat wordt vastgesteld op grond van
hun financiële situatie. De beperking geldt evenwel
niet voor het remgeld voor geneesmiddelen en in
sommige gevallen voor de verpleegdagprijs. Ik heb
het Riziv evenwel gelast ook deze uitgaven
eerdaags te integreren in de sociale en fiscale
franchise.
Voorts zal worden nagegaan hoeveel een beperking
van de totale factuur voor de patiënt zou kosten.
Al die maatregelen zullen onvermijdelijk tot een
bijkomende selectiviteit leiden, die vooral ten goede
zal komen aan de lagere inkomensgroepen, aan
mensen met hoge medische kosten en aan
chronisch zieken. Ik stel dan ook voor te sleutelen
aan het type gedekte risico's. Het
verzekeringssysteem werkte per verstrekking. Het
echte niet verzekerde risico zit hem echter in de
opeenstapeling van facturen en verstrekkingen. Het
gaat om een aanvullende verzekering. Het nieuwe
risico, teweeggebracht door de chronische ziekte,
moet gecorreleerd worden met de draagkracht. De
verzekering moet in de eerste plaats afgestemd
worden op de bescheiden inkomens.
Het argument als zou de middenstand geen
belangstelling hebben voor het huidige stelsel houdt
in de praktijk geen steek, want ook die categorie is
niet immuun voor ernstige ziekten. Er is weliswaar
het argument van de particuliere verzekering, maar
die redenering volg ik niet.
Zou men trouwens kinderloze gezinnen durven
vrijstellen van bijdragen voor de
kinderbijslagregeling, met als voorwendsel dat zij er
zelf geen gebruik van maken ?
De differentiëring en de selectievere ontwikkeling
van het socialezekerheidsstelsel in het algemeen en
van de verplichte verzekering geneeskundige
verzorging in het bijzonder hebben tot doel alle
verzekerden een normale risicodekking te bieden
en de verstrekkingen ook binnen het bereik van de
minstbedeelden te houden. Enkel onder die
voorwaarden kan het doembeeld van een duale
geneeskunde voor zover mogelijk bezworen
worden.
dépenses irait de pair avec un accroissement des
cotisations personnelles des bénéficiaires. Les
revenus inférieurs bénéficient pour une grande
partie de leurs tickets modérateurs, d'une limitation
annuelle à 15.000 francs dans le cadre de la
franchise sociale et tous les bénéficiaires
bénéficient dans le cadre fiscal, d'un plafond annuel
qui est fonction de leurs moyens financiers, la
limitation ne se rapporte cependant pas aux tickets
modérateurs sur les médicaments et à certains
tickets sur le prix de la journée d'entretien, mais j'ai
chargé l'Inami de les intégrer rapidement dans la
franchise sociale et fiscale.
Par ailleurs, l'on vérifie quels moyens financiers
seront nécessaires à la limitation de la facture
globale pour le patient.
Il est indéniable que toutes ces mesures
débouchent sur une sélectivité complémentaire qui
profite surtout aux catégories de revenus inférieurs,
aux personnes ayant beaucoup de frais médicaux
et aux malades chroniques. Je propose donc un
changement dans le type de risques couverts. Le
système de protection fonctionnait par prestation.
Or actuellement, le vrai risque qui n'était pas
couvert est l'accumulation des factures et de
prestations. Il s'agit d'une protection
complémentaire. Il faut lier le nouveau risque, induit
par la maladie chronique, à la capacité financière de
l'individu, et donc la couverture doit s'adapter, en
priorité, aux revenus modestes.
L'argument selon lequel les classes moyennes se
désintéresseront du système actuel n'est pas
tenable en pratique, parce que cette catégorie n'est
pas à l'abri d'une maladie grave. On peut certes
évoquer l'argument d'une souscription d'assurance
privée, mais je ne suis pas de cet avis.
Par ailleurs, oserait-on aller jusqu'à dispenser les
ménages sans enfants de paiement de cotisation
au régime des allocations familiales sous prétexte
qu'ils ne peuvent pas en bénéficier eux-mêmes ?
La différenciation et le développement plus sélectif
du système de la sécurité sociale, en général, et de
l'assurance obligatoire soins de santé, en
particulier, ont dès lors pour but d'offrir une
couverture normale à tous les assurés et de
garantir l'accessibilité des prestations aux moins
favorisés.Ce n'est que dans ces conditions qu'une
médecine duale pourra, dans la mesure du
possible, être évitée.
CRABV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
23
19.03 Jean-Jacques Viseur (PSC): Er zijn nieuwe
risico's opgedoken. Ik denk hierbij aan de chronisch
zieken. Een oplossing die rekening houdt met de
draagkracht leidt bijgevolg tot selectiviteit in de
sociale zekerheid.
19.03 Jean-Jacques Viseur (PSC): De nouveaux
risques sont apparus. Je pense aux maladies
chroniques. Dès lors, une réponse qui intègre la
capacité financière introduit une sélectivité dans le
système de la sécurité sociale.
19.04 Minister Frank Vandenbroucke : Het huidige
systeem van bescherming per verstrekking is
selectief. Wij zullen er niet aan raken, maar voor de
gevallen van chronische ziekte, een niet-gedekt
risico, wordt een bijkomende selectieve
bescherming ingevoerd.
19.04 Frank Vandenbroucke , ministre: Le
système actuel de protection par prestation est
sélectif. Nous n'y touchons pas, mais pour les
maladies chroniques, des risques non couverts,
nous introduisons une protection complémentaire
sélective.
19.05 Jean-Jacques Viseur (PSC): Ik vrees dat
de bijkomende bescherming op die manier stilaan
tot een tweede pijler van de gezondheidszorg zal
uitgroeien omdat de eerste pijler niet langer
volstaat. Eenzelfde evolutie voltrekt zich in het
pensioenstelsel dat niet meer voor een herverdeling
zorgt. De onverschilligheid waarop ik zonet wees
mag derhalve niet worden onderschat. Het systeem
is onrechtvaardig aangezien het op de economische
draagkracht stoelt. Die onverschilligheid moet
worden verholpen.
Een ander aspect betreft de visie op de verzekering.
Dat moet een solidaire visie zijn die uitgaat van een
verplichte verzekering waartoe iedereen, ziek of
niet, bijdraagt. Sinds de tweede wereldoorlog
waarborgt die visie op de ziekteverzekering de best
mogelijke bescherming. Ze "droeg" tot nu toe ons
socialezekerheidssysteem en moet zich blijven
ontwikkelen.
Ik ben het niet eens met de eerste minister volgens
wie de regeling onze maatschappij leegpompt. De
sterk ontwikkelde sociale zekerheid verklaart mede
het beperkt aantal armen.
19.05 Jean-Jacques Viseur (PSC): Je crains que,
sur cette nouvelle base, nous engendrerons petit à
petit un second pilier soins de santé parce que le
premier ne suffit plus, comme cela se passe au
niveau des pensions, dont le système n'est plus
redistributif. Dès lors, l'attitude de désintérêt que j'ai
évoquée tout à l'heure n'est pas négligeable. C'est
un système injuste car il dépend de la capacité
économique. Il faut briser ce désintérêt.
Un autre élément est la vision que l'on a de
l'assurance. Ce doit être une vision solidaire, basée
sur une assurance obligatoire englobant la
contribution de tous, qu'ils soient malades ou non.
Cette vision de l'assurance représente la meilleure
protection de la population, depuis la deuxième
guerre. Elle a « porté » notre système de sécurité
sociale et doit continuer à se développer.
Je ne suis pas d'accord avec l'opinion du premier
ministre qui accuse ce système d'avoir épuisé notre
société. L'assurance étant forte, c'est elle qui
implique précisément que le nombre de pauvres
soit réduit.
19.06 Yolande Avontroodt (VLD): Vergeleken
met andere Europese landen is ons systeem niet
slecht, wijdoen het zelfs beter. De vraag is dus: hoe
houd je het betaalbaar en toegankelijk? In heel
Europa moeten prioriteiten en basisbehoeften
worden bepaald. Michel Rocard heeft voorgesteld
om in Europa een aanvullende sociale verzekering
in de gezondheidszorgsector in te voeren. In 2000
zijn de rechten en behoeften van de patiënt en de
context ervan niet dezelfde als twintig jaar geleden.
19.06 Yolande Avontroodt (VLD): Si on compare
notre système à celui en vigueur dans d'autres pays
européens, on s'aperçoit qu'il n'est pas mauvais et
qu'il est même meilleur. La question est donc de
savoir comment en assurer à l'avenir le
financement et l'accessibilité?, Il faut définir des
priorités et déterminer les besoins de base pour
l'ensemble de l'Europe. Michel Rocard a proposé
pour l'Europe l'introduction dans le secteur des
soins de santé d'une assurance sociale
complémentaire. En 2000, les droits et les besoins
du patient et leur contexte ne sont pas les mêmes
qu'il y a vingt ans.
19.07 Jean-Pierre Viseur (AGALEV-ECOLO): Ik
stel vast dat mevrouw Avontroodt een stap verder
zet in de richting die ik niet wens te volgen.
19.07 Jean-Pierre Viseur (AGALEV-ECOLO): Je
constate que Mme Avontroodt fait un pas de plus
dans la direction dans laquelle je ne veux pas que
24/10/2000
CRABV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
24
nous
allions.
Het incident is gesloten
L'incident est clos
20 Interpellatie van mevrouw Joëlle Milquet aan
de minister van Sociale Zaken en Pensioenen
over "de financiële ondersteuning van zieke
kinderen" (nr 498)
20 Interpellation de Mme Joëlle Milquet au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "la prise en charge des enfants malades" (n°
498)
20.01 Joëlle Milquet (PSC): U heeft mij uw
initiatieven voor zieke kinderen al voorgesteld. Ik
zou echter willen weten hoe het principe van de
"maximumfactuur" voor de kinderen en vooral dan
de kinderen met kanker wordt toegepast. Welke
inkomensgrens stelt u hiervoor vast ? Zelfs met een
gemiddeld inkomen ondervinden sommige
gezinnen moeilijkheden om de verzorging voor hun
zieke kinderen te betalen.
U verwees naar nieuwe proefprojecten rond
bepaalde ziekten, waarvoor de kostprijs 264 miljoen
bedraagt. Hoe worden die projecten in praktijk
gebracht? Welke gevolgen heeft dit voor de
gezinnen?
Een werkgroep moest zijn conclusies betreffende
de verhoogde kinderbijslag meedelen. Hoe ver staat
het daarmee?
20.01 Joëlle Milquet (PSC): Vous m'avez déjà
présenté vos initiatives concernant les enfants
malades. Cependant, j'aurais voulu savoir à propos
de la «
facture maximale
» comment cela se
passera pour les enfants, spécialement pour les
enfants cancéreux.
En particulier, je souhaiterais connaître le seuil que
vous envisagez pour les revenus. En effet, même
avec un revenu moyen, certaines familles ont des
difficultés à payer les soins pour leurs enfants.
Vous évoquez de nouveaux projets-pilotes
concernant certaines maladies et portant sur un
montant de 264 millions. Comment seront-ils
concrétisés ? Quel sera l'impact pour les familles ?
Un groupe de travail devait rendre des conclusions
sur les allocations familiales majorées. Où en est-
il ?
20.02 Minister Frank Vandenbroucke : Ik verkies
geen antwoord te improviseren op de vragen die
mevrouw Milquet niet in haar tekst had vermeld.
20.02 Frank Vandenbroucke , ministre: Je préfère
ne pas improviser sur les questions de Mme Milquet
qui n'étaient pas prévues dans son texte.
20.03 Joëlle Milquet (PSC): In de tussentijd kwam
er een regeringsverklaring.
20.03 Joëlle Milquet (PSC): Entre-temps, il y eu
une déclaration gouvernementale.
20.04 Minister Frank Vandenbroucke : De
programma's voor chronisch zieken strekken ertoe
de kwaliteit van de verzorging te verbeteren. Wat
de kost van de gezondheidszorg betreft, koos ik
voor een algemeen beleid dat zich niet op bepaalde
leeftijdsgroepen of ziekten toespitst. Ik wil een
selectie op grond van de ziekte voorkomen. Als de
verzorging van kankerpatiëntjes volledig zou
worden vergoed, zou dat ook voor kinderen met
mucoviscidose of suikerziekte moeten gelden.
Als rekening wordt gehouden met de leeftijd, is het
de vraag tot welke leeftijd men kind is. Het betreft
hier dus een moeilijk punt.
De persoonlijke bijdragen zullen nooit een bepaalde
inkomensgebonden grens mogen overschrijden.
Momenteel worden simulaties uitgevoerd. Ik zal u
op de hoogte houden van de resultaten.
Voor sommige kinderen met een chronische ziekte
20.04 Frank Vandenbroucke , ministre: Les
programmes pour les malades chroniques ont
comme objet l'amélioration de la qualité des soins.
En ce qui concerne les coûts des soins de santé,
j'ai fait le choix de politiques générales et non
ciblées sur les groupes d'âge ou les pathologies. Je
veux vraiment éviter une sélection en fonction des
pathologies. Supposons que les soins aux enfants
cancéreux soient gratuits, pourquoi ne le seraient-ils
pas pour ceux qui souffrent de mucoviscidose ou du
diabète... ?
Si on tient compte de l'âge, quel serait le seuil
maximal de l'enfance
? La question est donc
difficile.
Les interventions personnelles ne pourront jamais
dépasser une certaine limite liée aux revenus.
Des simulations sont en cours. Je vous tiendrai au
courant de leurs résultats.
CRABV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
25
wordt verhoogde kinderbijslag toegekend. Wij
denken er aan die maatregel uit te breiden. Voorts
denken wij ook na over een harmonisering van de
verlofregelingen voor ouders van wie de kinderen
ziek zijn.
Verbeteringen zijn vanzelfsprekend mogelijk. Men
kan echter niet betwisten dat in België kinderen
gewaarborgde toegang tot de gezondheidszorg
hebben.
Des allocations familiales majorées sont octroyées
à certains enfants souffrant de maladies
chroniques. Nous songeons à les étendre. Nous
réfléchissons aussi à une harmonisation des
systèmes de congé pour les parents d'enfants
malades.
En conclusion, des améliorations sont possibles
évidemment. Mais on ne peut douter qu'en Belgique
l'accès aux soins ne soit pas garanti aux enfants.
20.05 Joëlle Milquet (PSC): Ik vraag helemaal
geen selectieve systemen. Ik vroeg mij alleen af
hoe de maximumfactuur wordt toegepast voor
kinderen. Men moet beseffen dat deze kwestie de
mensen sterk raakt. Zal u een aandeel vaststellen
dat varieert naargelang het inkomen?
20.05 Joëlle Milquet (PSC): Loin de moi l'idée de
demander des systèmes sélectifs. Je m'interrogeais
seulement sur l'application du système de la facture
maximale aux enfants. Il faut se rendre compte que
cette problématique touche fortement les gens.
Allez-vous fixer une proportion selon le revenu ?
20.06 Minister Frank Vandenbroucke : Men zou
voor elke inkomensschijf een grensbedrag kunnen
vaststellen. Ik vind tevens dat fiscale criteria moeten
worden gehanteerd. Ten slotte moeten wij de
invoering van een stelsel van sociale categorieën,
zoals het stelsel dat voor de WIGW's wordt
gebruikt, voorkomen. Sommige actieven kampen
bijvoorbeeld met financiële moeilijkheden.
20.06 Frank Vandenbroucke , ministre: On
pourrait déterminer que, pour telle tranche de
revenus, la limite sera telle. De plus, je crois que les
critères doivent être fiscaux. Enfin, nous devons
éviter tout système de catégories sociales, tel celui
utilisé pour les VIPO. Certains actifs éprouvent, par
exemple, des difficultés financières.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
21 Samengevoegde mondelinge vragen van
- mevrouw Yolande Avontroodt aan de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over "de
lidgelden gevraagd door de diensten voor
thuisverpleging"(nr. 2477)
- mevrouw Yolande Avontroodt aan de minister
van Sociale Zaken en Pensioenen over "de
praktijken rond thuisverpleging" (nr. 2478)
21 Questions orales jointes de
- Mme Yolande Avontroodt au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "les
cotisations réclamées par les services des soins
infirmiers à domicile" (n° 2477)
- Mme Yolande Avontroodt au ministre des
Affaires sociales et des Pensions sur "les
pratiques en matière de soins infirmiers à
domicile" (n° 2478)
21.01 Yolande Avontroodt (VLD): Sommige
diensten voor thuisverpleging vragen een
lidmaatschapsgeld van om en bij de 600 frank aan
patiënten die niet zijn aangesloten bij een bevriend
ziekenfonds. Is zulks aanvaardbaar, aangezien
deze diensten toch gesubsidieerd worden door het
Riziv? Strookt dat met de gelijke toegang tot de
gezondheidszorg? Hoe zal de minister een einde
maken aan deze praktijken?Sommige
ziekenfondsen stellen gratis medisch materiaal ter
beschikking als de aangeslotene ook gebruik maakt
van de eigen diensten voor thuisverpleging.
De sociale zekerheid subsidieert de diensten voor
thuisverpleging. Is het aanvaardbaar dat extra
voordelen worden toegekend aan de gebruikers
ervan? Is de koppeling van diensten aanvaardbaar?
21.01 Yolande Avontroodt (VLD): Certains
organismes de soins à domicile réclament une
cotisation annuelle de 600 francs aux patients qui
ne sont pas affiliés à une mutualité de même
tendance philosophique. Est-ce acceptable
lorsqu'on sait que ces services bénéficient de
subventions accordées par l'INAMI ? Cet état de
choses ne constitue-t-il pas une remise en cause de
l'égalité de l'accès aux soins de santé ? Quelles
mesures le ministre prendra-t-il pour mettre un
terme à ces pratiques ?
Certaines mutualités mettent gratuitement leur
matériel médical à la disposition des affiliés, à
condition que ces derniers fassent également appel
aux services de soins à domicile propres.
Les services de soins à domicile sont
24/10/2000
CRABV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26
Deze koppeling beperkt de keuzevrijheid van de
minder gegoede patiënt. Aanvaardt de minister dat?
subventionnés par la sécurité sociale. Peut-on
admettre que des avantages supplémentaires
soient accordés aux utilisateurs ? Ces pratiques
sont-elles admissibles et ne constituent-elles pas
une entrave à la liberté de choix des patients moins
nantis ? Le ministre admet-il une telle situation ?
21.02 Minister Frank Vandenbroucke : De
verplichte ziekteverzekering moet door elk
ziekenfonds gelijk toegepast worden, zodat de
concurrentie vooral speelt binnen de aanvullende
verzekeringen.
Een vereniging die thuisverpleging organiseert, mag
gerust lidgeld vragen, tenminste wanneer de patiënt
voldoende werd geïnformeerd. Bovendien kan
iemand die lid is van een vereniging die
verpleegkundige verstrekkingen organiseert nog
altijd een beroep blijven doen op andere
verpleegkundigen die via de verplichte
ziekteverzekering worden vergoed. Het principe van
de gelijke toegang tot de gezondheidszorg moeten
blijven gelden.
Momenteel zijn er geen thuisverplegingsdiensten
die door het Riziv worden gesubsidieerd. De
controledienst van de ziekenfondsen heeft als taak
erop toe te zien dat er geen vermenging optreedt
tussen de aanvullende en de verplichte verzekering.
Indien u gevallen kan voorleggen waarbij dit
principe wordt geschaad, zal ik het door de
controledienst laten onderzoeken.
De gerechtigde heeft de vrije keuze om aan te
sluiten bij een verzekeringsinstelling. Deze
instellingen kunnen voorwaarden aan een
aansluiting koppelen of zelfs kandidaat-leden
weigeren. De Hulpkas van de ziekte- en
invaliditeitsverzekering kan geen personen als lid
weigeren. Personen die geen aanvullende
verzekering willen afsluiten bij de inschrijving
kunnen zich wenden tot de Hulpkas.
De tegemoetkomingen voor verpleegkundige
verstrekkingen binnen het kader van de verplichte
ziekteverzekering zijn dezelfde.
21.02 Frank Vandenbroucke , ministre: Toutes
les mutualités sont tenues aux mêmes règles en
matière d'assurance maladie obligatoire, de sorte
que la concurrence joue surtout au niveau des
assurances complémentaires.
Une association qui organise des soins infirmiers
peut très bien réclamer une cotisation, pour autant
que le patient ait été suffisamment informé. En
outre, le membre d'une association prodiguant des
soins infirmiers peut toujours recourir à d'autres
services infirmiers remboursés par le biais de
l'assurance maladie obligatoire. Le principe de
l'égalité d'accès aux soins doit être maintenu !
Actuellement, l'INAMI ne subventionne aucun
service de soins infirmiers à domicile. Le service de
contrôle des mutualités a pour mission de vérifier
qu'il n'y a pas de confusion entre les assurances
complémentaire et obligatoire. Si vous avez
connaissance d'infractions à cette règle, je
demanderai au service de contrôle de mener
l'enquête.
L'ayant droit peut choisir librement son organisme
assureur. Ces organismes peuvent subordonner
l'adhésion à certaines conditions et même refuser
des candidats. La Caisse auxiliaire d'assurance
maladie-invalidité ne peut refuser personne. Les
personnes désireuses de ne pas contracter
d'assurance complémentaire lors de leur inscription
peuvent s'adresser à la caisse auxiliaire.
Dans le cadre de l'assurance maladie obligatoire,
les interventions en matière de soins infirmiers sont
identiques.
21.03 Yolande Avontroodt (VLD): Ik had
begrepen dat het lidgeld in de bijdrage begrepen
was. Ik zal die aangelegenheid verder volgen.
21.03 Yolande Avontroodt (VLD): Je pensais que
la contribution était incluse dans la cotisation. Je
resterai attentif à ce dossier.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
22 Mondelinge vraag van mevrouw Greta
D'Hondt aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de discriminatie van diabetici"
(nr 2499)
22 Question orale de Mme Greta D'Hondt au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "la discrimination des patients diabétiques"
(n° 2499)
CRABV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
27
22.01 Greta D'Hondt (CVP): Mits een goede
medicatie en discipline moet diabetes geen
hinderpaal vormen voor het leveren van normale
prestaties, zelfs niet van topprestaties. Toch blijft
het voor diabetici moeilijk om een betaalbare
verzekering af te sluiten en worden zij
gediscrimineerd bij sollicitaties, ook bij de NMBS, de
rijkswacht en het leger.
Eind 1999 kondigde de minister aan dat hij
discriminatie van diabetici wilde tegengaan. Op 10
mei vroeg ik de minister naar de stand van zaken.
Hij vroeg mij toen geduld te hebben tot september
2000 en hij engageerde zich ertoe om de leden van
deze commissie de inventaris voor oplosbare
problemen te bezorgen en het evaluatierapport van
april 2000 naar de leden van de Kamer te sturen.
Dat is nog niet gebeurd.
Wat zijn de belangrijkste conclusies van het
evaluatierapport? Welke initiatieven werden
voorgesteld? Heeft de plenaire vergadering van de
werkgroep al de voorstellen van de sub-
werkgroepen besproken? Wanneer wordt het
eindrapport voorgelegd? Wat zal ermee gebeuren?
Welke besluiten heeft de Ministerraad op 14 juli
2000 genomen na kennisneming van het eerste
evaluatierapport? Wanneer mogen de diabetici de
eerste initiatieven verwachten?
22.01 Greta D'Hondt (CVP): A condition que ceux
qui en souffrent disposent de bons médicaments et
fassent preuve de discipline, le diabète ne devrait
pas empêcher de mener une existence normale,
voire de livrer des prestations exceptionnelles.
Toutefois, les diabétiques rencontrent toujours des
difficultés au moment de souscrire une assurance
qui soit à la portée de leur bourse et ils sont
discriminés à l'embauche, y compris à la SNCB, à
la gendarmerie et à l'armée.
Fin 1999, le ministre s'était dit résolu à lutter contre
la discrimination dont les diabétiques font l'objet. Le
10 mai, je lui ai demandé où il en était dans ce
domaine. Il m'a alors demandé de patienter
jusqu'en septembre 2000 et il s'est engagé à fournir
aux membres de notre commission l'inventaire des
difficultés surmontables et d'adresser le rapport
d'évaluation d'avril 2000 aux membres de la
Chambre. A ce jour, il n'a pas tenu ses
engagements.
Quelles sont les principales conclusions du
rapport d'évaluation ? Quelles initiatives ont été
proposées ? L'assemblée plénière du groupe de
travail a-t-elle déjà examiné les propositions des
sous-groupes de travail ? Quand le rapport final
sera-t-il présenté ? Quelle suite y sera réservée ?
Quelles décisions le conseil des ministres a-t-il
prises le 14 juillet 2000 après avoir pris
connaissance du premier rapport d'évaluation ?
Quand les diabétiques peuvent-ils espérer les
premières initiatives ?
22.02 Minister Frank Vandenbroucke : Het eerste
en het tweede evaluatieverslag zullen aan deze
commissie worden bezorgd.
Er kunnen uit de verslagen nog geen definitieve
conclusies worden getrokken. De
beleidsmaatregelen zullen veelomvattend moeten
zijn.
Er werd al in dit dossier enige vooruitgang geboekt.
Diabetes vormt geen reden meer voor het niet-
uitreiken van een rijbewijs. Toch moeten er om
veiligheidsredenen controlemaatregelen worden
genomen, omdat bepaalde complicaties van
diabetes het rijden met een auto uitsluiten.
Alle banen moeten toegankelijk zijn voor diabetici,
behalve die jobs waarvoor bijzondere
veiligheidsvoorschriften gelden. Mijn administratie
werkt aan een project-Maximumfactuur, dat de
bestaande sociale en fiscale franchise moet
optimaliseren. Volgend jaar wordt de franchise al
22.02 Frank Vandenbroucke , ministre: Le
premier et le deuxième rapport d'évaluation seront
transmis à la commission.
Il est encore impossible d'en tirer des conclusions.
Les mesures de gestion devront couvrir un
ensemble d'aspects.
Ce dossier à déjà quelque peu progressé. Le
diabète ne constitue plus une entrave à l'obtention
du permis de conduire. Néanmoins, pour des
raisons de sécurité, il est nécessaire de prendre
des mesures de contrôle puisque certaines
complications liées au diabète excluent l'usage d'un
véhicule.
Les diabétiques doivent pouvoir accéder à tout type
d'emploi, à l'exception des fonctions requérant le
respect de certaines conditions de sécurité
particulières.Mon administration prépare
actuellement un projet de facture maximale dont
l'objectif est d'optimiser la franchise fiscale et
24/10/2000
CRABV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
28
met bepaalde geneesmiddelen uitgebreid. De
Maximum-factuur moet chronisch zieken veel
doelmatiger beschermen. Daarnaast moeten
nieuwe middelen worden vrijgemaakt voor heel
gerichte maatregelen, die geïntegreerde zorg op
maat voor specifieke doelgroepen moet mogelijk
maken. Op dit vlak worden momenteel een aantal
projecten bestudeerd.
Het Riziv levert via de verplichte ziekteverzekering
nu al heel wat inspanningen ten voordele van
diabetici.Er worden verschillende maatregelen ten
voordele van diabetici genomen zoals de volledige
terugbetaling van insuline en orale antidiabetica; de
terugbetaling voor 50 procent van steriele
insulinespuiten; de organisatie van een
multidisciplinair programma "diabeteszelfregulatie"
voor zowel volwassenen als kinderen.
Op 13 september heeft de werkgroep diabetes en
sociale discriminatie de voorstellen van de
verschillende subgroepen besproken. Het tweede
evaluatierapport zal worden voorgelegd aan de
Ministerraad en aan de parlementsleden worden
bezorgd.
De werkgroep is nog volop aan het werk. De
Ministerraad heeft de missie van de werkgroep
onverminderd bevestigd. De subgroepen blijven
regelmatig samenkomen om concrete voorstellen
uit te werken.
De diabetesverenigingen blijven actief meewerken
aan dit ambitieuze project. Dit moet een waarborg
zijn dat de werkgroep tot concrete voorstellen zal
komen.
sociale existante. La franchise sera étendue l'année
prochaine à certains médicaments. La facture
maximale doit pouvoir améliorer la protection en
matière de maladies chroniques. Parallèlement, il
faut dégager de nouveaux moyens pour des
mesures ponctuelles permettant à des groupes
cibles de bénéficier de soins intégrés sur mesure.
Un certain nombre de projets sont à l'étude.
Par le biais de l'assurance maladie obligatoire,
l'INAMI fournit des efforts importants en faveur des
diabétiques. Des mesures ont en effet été prises,
comme le remboursement intégral de l'insuline et
des antidiabétiques oraux ; le remboursement à
concurrence de 50% des seringues à insuline
stériles
; l'organisation d'un programme
multidisciplinaire intitulé «
auto-régulation du
diabète » destiné aux adultes comme aux enfants.
Le 13 septembre, le groupe de travail en charge du
diabète et de la discrimination sociale a examiné les
propositions des différents sous-groupes. Le
deuxième rapport d'évaluation sera présenté au
conseil des ministres et transmis aux membres du
Parlement.
Le groupe de travail déploie une grande activité. Le
conseil des ministres a confirmé que sa mission
est inchangée. Les sous-groupes continuent à se
réunir régulièrement pour élaborer des propositions
concrètes.
Les associations de diabétiques continuent à
collaborer activement à ce projet, ce qui constitue la
garantie que le groupe de travail formulera des
propositions concrètes.
22.03 Greta D'Hondt (CVP): Ik wacht met
spanning de rapporten af. Er is voor de diabetici
een positieve evolutie, maar toch blijft er nog een
discriminatie vooral voor jongere diabetici die niet
dezelfde kansen hebben op de arbeidsmarkt. Ik zal
later hierop nog terugkomen om te pleiten voor
gelijke kansen voor diabetici. Zij zijn immers tot
meer in staat dan veelal wordt aangenomen.
22.03 Greta D'Hondt (CVP): J'attends les rapports
avec impatience. On constate une évolution positive
en ce qui concerne les diabétiques. Une certaine
discrimination subsiste toutefois, particulièrement à
l'égard des jeunes diabétiques à qui on n'accorde
pas les mêmes chances sur le marché de l'emploi.
Je reviendrai sur cette question. Il ne faut
certainement pas sous-estimer les capacités des
diabétiques.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
23 Mondelinge vraag van mevrouw Greta
D'Hondt aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de terugbetaling van
rolstoelen" (nr 2500)
23 Question orale de Mme Greta D'Hondt au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "le remboursement des chaises roulantes"(n°
2500)
23.01 Greta D'Hondt (CVP): De minister
verklaarde in februari dat de standaardrolstoel
voornamelijk bedoeld is voor bejaarde patiënten. De
23.01 Greta D'Hondt (CVP): Le ministre a déclaré
en février que le fauteuil roulant standard estt
principalement destiné aux patients âgés et qu'en
CRABV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
29
lichtgewicht rolstoel is daarentegen bestemd voor
gebruikers met een volledig functieverlies van de
onderste ledematen.
Momenteel wordt de nomenclatuur van de
rolstoelen volledig herzien. Onder meer patiënten
met een ernstig functieverlies als gevolg van
specifieke aandoeningen zouden in aanmerking
komen voor een lichtgewichtrolstoel. Verder wordt
de mogelijkheid om bepaalde lichtgewichtwagentjes
op te nemen in de groep van standaardwagens
onderzocht, zodat een volledige terugbetaling
mogelijk wordt.
Hoe ver staat de volledige herziening van de
nomenclatuur van rolwagens?
Werden de patiënten met een hersenverlamming
toegevoegd aan de patiëntengroep? Wat is de
stand van zaken betreffende de uitbreiding van de
patiëntengroep?
Heeft de overeenkomstencommissie bandagisten
verzekeringsinstellingen reeds een beslissing
genomen inzake het opnemen van bepaalde
lichtgewichtwagentjes in de groep
standaardrolwagens?
De opdracht van de Wetenschappelijke Raad van
het Riziv zou worden verruimd met het oog op een
permanente doorlichting en modernisering van de
nomenclatuur. Deze raad was in februari 2000 nog
niet actief. Wat is de huidige stand van zaken?
revanche, le fauteuil roulant léger était prévu pour
les utilisateurs atteints d'une déficience motrice
totale des membres inférieurs.
Actuellement, la nomenclature des fauteuils
roulants est complètement réformée. Il en résulte
notamment que les patients atteints d'une
déficience motrice grave causée par des maladies
spécifiques pourraient bénéficier d'un fauteuil
roulant léger. En outre, on envisage la possibilité
d'inclure certaines catégories de fauteuils légers
dans le groupe des fauteuils standards, de sorte
que leurs utilisateurs puissent obtenir un
remboursement complet.
Quel est l'état d'avancement de cette réforme
complète de la nomenclature des fauteuils
roulants ?
Les patients souffrant d'une paralysie cérébrale ont-
ils été ajoutés à la catégorie des patients
bénéficiaires ? Où en est l'extension de cette
catégorie ?
La commission bandagistes-organismes assureurs
a-t-elle déjà pris une décision concernant l'inclusion
de certains fauteuils roulants légers dans la
catégorie des fauteuils roulants standards ?
La mission du conseil scientifique de l'INAMI devait
être étendue en ce sens qu'elle consisterait aussi,
dorénavant, à réaliser un audit permanent et à
moderniser la nomenclature. Or, ce conseil ne
fonctionnait pas encore en février 2000. Où en est-
on aujourd'hui ?
23.02 Minister Frank Vandenbroucke : De
uitgaven van 1999 en van het eerste trimester van
2000 voor de sector van de bandagisten en de
partiële begrotingsdoelstelling voor 2000 zorgden
ervoor dat er geen ruimte meer was om de
nomenclatuur van de rolwagens dit jaar aan te
passen. In de partiële begrotingsdoelstelling voor
2001 wordt een bedrag toegekend voor de
aanpassing van de nomenclatuur van de rolwagens,
meer bepaald voor een betere terugbetaling en een
uitbreiding van de patiëntengroep met personen
met een ernstig functieverlies als gevolg van een
specifieke aandoening.
De werkgroep heeft zijn werkzaamheden tot
volledige herziening van de nomenclatuur hervat.
Het uitvoeringsbesluit betreffende de
Wetenschappelijke Raad wordt eerstdaags voor
advies voorgelegd. De Raad zal prioritair de
nomenclatuur van de geneesheren behandelen.
23.02 Frank Vandenbroucke , ministre: Les
dépenses de 1999 et du premier trimestre de 2000
pour le secteur des bandagistes et l'objectif
budgétaire partiel pour 2000 ont eu pour effet que
nous n'avons plus disposé de marge de manoeuvre
pour adapter la nomenclature des fauteuils roulants
cette année. Dans le cadre de l'objectif budgétaire
partiel pour 2001, un crédit a été réservé aux fins
d'adapter la nomenclature des fauteuils roulants et
notamment d'améliorer le remboursement dans ce
domaine et d'élargir la catégorie de patients
bénéficiaires aux personnes atteintes d'une
déficience motrice grave résultant d'une maladie
spécifique.
Le groupe de travail a repris ses travaux de réforme
complète de la nomenclature. L'arrêté d'exécution
relatif au conseil scientifique sera soumis
prochainement pour avis. Le conseil traitera
prioritairement de la nomenclature des médecins.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
24/10/2000
CRABV 50
COM 281
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
30
24 Mondelinge vraag van mevrouw Michèle
Gilkinet aan de minister van Sociale Zaken en
Pensioenen over "de terugbetaling van
geneesmiddelen voor zeldzame ziekten" (nr 2520)
24 Question orale de Mme Michèle Gilkinet au
ministre des Affaires sociales et des Pensions
sur "le remboursement des médicaments pour
les malades rares" (n° 2520)
24.01 Michèle Gilkinet (AGALEV-ECOLO):
Sommige patiënten met een zeldzame ziekte zoals
aids, tuberculose, kanker of mucoviscidose
geassocieerde mycobacteriose, moeten het
geneesmiddel MYCOBUTIN nemen. Dit
geneesmiddel wordt echter niet terugbetaald. De
patiënten kunnen zich weliswaar nog tot de
arbeidsrechtbank wenden, maar een dergelijke
beroepsprocedure is onbetaalbaar.
Een geneesmiddel kan maar worden terugbetaald
als de werkzaamheid ervan bewezen is, maar om
die werkzaamheid aan te tonen moet het middel
uitgetest worden op een voldoende grote
ziekenpopulatie. Bij zeldzame ziekten zouden de
farmaceutische bedrijven echter al die research
naar werkzame geneesmiddelen niet willen doen
wegens niet rendabel. Kan u zich dat voorstellen ?
Kan voor zeldzame aandoeningen geen
terugbetaling overwogen worden op voorwaarde dat
er geen andere behandelingswijze is en dat mag
worden aangenomen dat de werkzaamheid van het
middel bij analogie vastgesteld is ?
24.01 Michèle Gilkinet (AGALEV-ECOLO):
Certaines personnes atteintes de maladies rares
comme la mycobactériose, associée au cancer ou à
la mucoviscidose, ont besoin de se soigner par le
Mycobutin. Or, ce médicament ne leur est pas
remboursé.Seul un recours au tribunal du travail est
possible, mais son coût est prohibitif.
Si un médicament ne peut être remboursé que si
son efficacité est prouvée, l'efficacité ne peut en
être attestée qu'après le traitement d'un échantillon
suffisant de cas. Les firmes pharmaceutiques, du
fait de la rareté des cas, pour des raisons de
rentabilité, ne rechercheraient pas l'efficacité. Peut-
on imaginer cela ?Ne conviendrait-il pas de prévoir
pour les maladies rares une prise en charge sous la
condition qu'il n'y ait pas de traitement autre et que
l'efficacité du médicament puisse être présumée
par analogie ?
24.02 Minister Frank Vandenbroucke : Wat de
problematiek van de weesgeneesmiddelen betreft,
is voorzichtigheid geboden. Het wezen van de
terugbetaling mag niet uit het oog verloren worden.
In het kader van het koninklijk besluit van 2
september 1980 bestaat er momenteel een
procedure waarmee in België niet-geregistreerde
geneesmiddelen bij bepaalde welomschreven
indicaties toch kunnen worden terugbetaald.
Voor weesgeneesmiddelen gelden dezelfde
prijszettings- en terugbetalingsprocedures als voor
andere geneesmiddelen. Wij willen een
standaardprocedure vastleggen met een prijs-
volumecontract, waardoor het producerende bedrijf
een financiële verantwoordelijkheid krijgt.
Wij verwijzen ook naar het werk van een werkgroep
van de regering die zich over de kwestie buigt.
In het kader van de Europese
geneesmiddelenverordening 141/2000 kan een
welomschreven geneesmiddel voor welomschreven
indicaties het statuut van weesgeneesmiddel
krijgen. Bij artikel 9 wordt de lidstaten gevraagd de
24.02 Frank Vandenbroucke , ministre: Dans la
problématique des médicaments orphelins, il faut
être prudent et ne pas ignorer l'essence du
remboursement.
Actuellement, il existe, dans le cadre de l'arrêté
royal du 2 septembre 1980, une procédure
permettant, pour certaines indications bien définies,
le remboursement de médicaments non enregistrés
en Belgique.
Les médicaments orphelins sont soumis aux même
procédures de prix et de remboursement que les
autres. Nous cherchons à établir une procédure
modèle avec un contrat prix-volume, qui donne une
responsabilité financière à la firme qui les produit.
Nous nous référons aussi à un groupe de travail du
gouvernement qui examine la question.
Dans le cadre du Règlement européen 141/2000 en
matière de médicaments, le statut de médicament
orphelin peut être accordé à un médicament bien
défini dans une indication bien définie.Dans l'article
9, les États membres sont invités à faire connaître
les mesures en vue de promouvoir la recherche, le
développement est la commercialisation des
CRABV 50
COM 281
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
31
maatregelen mee te delen om onderzoek en
ontwikkeling voor, en het in de handel brengen van
weesgeneesmiddelen te stimuleren.
Voor conclusies is het nog te vroeg. Er moeten hoe
dan ook werkbare oplossingen worden gevonden.
médicaments orphelins.
Actuellement, il est encore trop tôt pour avancer des
conclusions à ce sujet.De toute façon, nous
devrons trouver des solutions praticables en ce
domaine.
24.03 Michèle Gilkinet (AGALEV-ECOLO): Dat
men zich om de weesgeneesmiddelen bekommert,
is een goede zaak. Ik stel echter voor dat aan de
huidige noden wordt tegemoetgekomen. Mensen
met zeldzame ziektes nemen geneesmiddelen die
niet als geschikt zijn erkend, maar wel de pijn
verzachten. Om de terugbetaling te verkrijgen,
moeten zij naar de rechtbank stappen.
24.03 Michèle Gilkinet (AGALEV-ECOLO): Qu'on
se préoccupe des médicaments orphelins, c'est une
bonne chose. Mais ce que je propose, c'est de
répondre aux besoins d'aujourd'hui. Ceux qui
souffrent de maladies rares prennent un
médicament qui n'est pas reconnu comme adapté,
mais qui soulage. Ils doivent aller devant le tribunal
pour se faire rembourser.
24.04 Minister Frank Vandenbroucke :Ik vrees dat
die procedure een precedent schept. Er wordt
zware druk uitgeoefend om het aantal in
aanmerking komende ziektes uit te breiden. Dat is
een gevaarlijke piste. Ik verkies een algemene
oplossing.
24.04 Frank Vandenbroucke , ministre: Je crains
que cette procédure ne crée un précédent qu'on ne
pourra limiter. Des pressions sont fortes, afin
d'élargir le champ des maladies visées. Il est
dangereux de se lancer dans une telle voie. Je
préfère une solution générale.
24.05 Michèle Gilkinet (AGALEV-ECOLO): Zou
uw werkgroep mijn voorstel kunnen onderzoeken?
24.05 Michèle Gilkinet (AGALEV-ECOLO): Ma
proposition pourrait-elle être examinée par votre
groupe de travail ?
24.06 Minister Frank Vandenbroucke : Ik vrees
dat dit een onaanvaardbaar precedent schept.
24.06 Frank Vandenbroucke , ministre: Je crains
que cela puisse constituer un précédent non
acceptable.
24.07 Michèle Gilkinet (AGALEV-ECOLO): Mijn
voorstel kan nochtans een leemte opvullen wanneer
voor bepaalde ziekten geen geneesmiddel bestaat.
24.07 Michèle Gilkinet (AGALEV-ECOLO): Ma
proposition comble pourtant un manque dans le cas
où il n'existe pas de médicament pour certains
maladies.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 18.52 uur.
La réunion publique de commission est levée à
18.52 heures
Document Outline