CRIV 50 COM 279
CRIV 50 COM 279
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET HET BEKNOPT VERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC LE COMPTE RENDU ANALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
J
USTITIE
C
OMMISSION DE LA
J
USTICE
dinsdag mardi
24-10-2000 24-10-2000
10:15 uur
10:15 heures
AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP Christelijke
Volkspartij
FN Front
National
PRL FDF MCC
Parti Réformateur libéral Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS Parti
socialiste
PSC Parti
social-chrétien
SP Socialistische
Partij
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode + nummer
en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du
n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag (op wit papier, bevat de bijlagen en het
beknopt verslag, met kruisverwijzingen tussen Integraal en
Beknopt Verslag)
CRIV
Compte Rendu Intégral (sur papier blanc, avec annexes et
CRA, avec renvois entre le CRI et le CRA)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV Compte
Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes :
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be
e-mail : aff.generales@laChambre.be
CRIV 50
COM 279
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Mondelinge vraag van de heer John Spinnewyn
aan de minister van Justitie over "een
informatiestop van de Procureur des Konings over
bepaalde feiten die zich hebben voorgedaan te
Lier" (nr. 2486)
1
Question orale de M. John Spinnewyn au ministre
de la Justice sur "le refus d'information du
Procureur du Roi sur certains faits qui ont eu lieu
à Lierre" (n° 2486)
1
Sprekers:
John Spinnewyn, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs:
John Spinnewyn, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Interpellatie van de heer Tony Van Parys aan de
minister van Justitie over 'het ontslag van de heer
Pierre Chevalier, Staatssecretaris voor
Buitenlandse Handel' (nr. 508)
2
Interpellation de M. Tony Van Parys au ministre
de la Justice sur 'la démission de M. Pierre
Chevalier, secrétaire d'Etat au Commerce
extérieur' (n° 508)
2
Sprekers: Tony Van Parys, Marc Verwilghen,
minister van Justitie, Karel Van Hoorebeke
Orateurs: Tony Van Parys, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice, Karel Van Hoorebeke
Mondelinge vraag van de heer Tony Van Parys
aan de minister van Justitie over "de toepassing
van het snelrecht na de publicatie van de wet" (nr.
2531)
6
Question orale de M. Tony Van Parys au ministre
de la Justice sur "l'application de la comparution
immédiate suite à la publication de la loi" (n°
2531)
6
Sprekers: Tony Van Parys, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Tony Van Parys, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
CRIV 50
COM 279
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE
COMMISSION DE LA JUSTICE
van
DINSDAG
24
OKTOBER
2000
10:15 uur
______
du
MARDI
24
OCTOBRE
2000
10:15 heures
______
De vergadering wordt geopend om 10.20 uur door
de heer Fred Erdman, voorzitter.
La séance est ouverte à 10.20 heures par M. Fred
Erdman, président.
01 Mondelinge vraag van de heer John
Spinnewyn aan de minister van Justitie over
"een informatiestop van de Procureur des
Konings over bepaalde feiten die zich hebben
voorgedaan te Lier" (nr. 2486)
01 Question orale de M. John Spinnewyn au
ministre de la Justice sur "le refus d'information
du Procureur du Roi sur certains faits qui ont
eu lieu à Lierre" (n° 2486)
01.01 John Spinnewyn (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister,
collega's, eerst en vooral wil ik mij
verontschuldigen omdat ik hier vorige week niet
op tijd kon zijn.
Mijnheer de minister, op dinsdag 3 oktober 2000
vond een finale afrekening plaats met een jongere
van een school in Lier en een groep Marokkaanse
jongeren. Het motief zou zijn dat leerlingen reeds
gedurende een aantal dagen werden afgeperst.
Het slachtoffer ontsnapte ternauwernood aan de
dood door de tussenkomst van buurtbewoners en
toevallige passanten. Hij was zo toegetakeld dat
een operatie nodig was. Omdat een aantal
omstanders de groep was blijven volgen, kon de
rijkswacht een deel van de groep vatten in het
station van Lier, waar zij een trein richting
Antwerpen namen. Er werden 6 aanhoudingen
verricht. Een belangrijk detail, in de trein werden
messen en andere gevaarlijke voorwerpen
aangetroffen die door de daders werden
achtergelaten. Dit schetst kort het gebeurde.
Uit de opgesomde feiten blijkt duidelijk dat er
meer aan de hand was dan een gewone
vechtpartij. Uit verschillende bronnen bleek dat de
onderzoeksrechter het dossier naar zich had
toegetrokken en een informatieverbod had
uitgevaardigd. Het is evident dat men in het
belang van het dossier een aantal zaken stil moet
houden. Het is echter fout om te doen of er niets is
gebeurd. Er was een slachtoffer, mensen werden
aangehouden, er waren treinvertragingen, er
werden wapens gevonden.
Er zijn treinvertragingen. Er zijn wapens gevonden
en de onderzoeksrechter meende alles naar zich
toe te moeten trekken en de zaak stil te houden
door een informatiestop af te kondigen.
Ik had graag geweten in hoeverre dit kan. Lagen
de verkiezingen aan de basis van deze
beslissing? Zo ja, dan is dit een politieke
verkiezing. Is er nog nood aan een
communicatiedienst zijn bij politie en rijkswacht of
primeert de politieke overtuiging van de
onderzoeksrechter?
01.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, de feiten waarnaar deze vraag verwijst,
betreffen een geval van ernstige bedreigingen en
een poging tot afpersing door migrantenjongeren
bij Belgische jongeren. Omdat de autochtone
jongeren weigerden gevolg te geven aan de eisen
van de daders vielen er slagen en moest een van
de slachtoffers in het ziekenhuis worden
opgenomen. Dit toont aan dat het om ernstige
feiten gaat.
De procureur des Konings te Mechelen heeft aan
de hand van de vaststellingen die werden verricht
door de rijkswacht een gerechtelijk onderzoek
gevorderd wegens poging tot afpersing,
opzettelijke slagen en verwondingen,
bendevorming en bedreigingen. Naast een
strafrechtelijke meerderjarige bevonden zich
onder de daders vijf minderjarigen. Deze feiten
zijn in de lokale pers voldoende aan bod
24/10/2000
CRIV 50
COM 279
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
gekomen.
In deze zaak is een gerechtelijk onderzoek aan de
gang. Dit wil zeggen dat een onderzoeksrechter
werd aangesteld die de nodige onderzoeksdaden
stelt met het oog op de regeling van de procedure.
De procureur des Konings heeft mij bevestigd dat
hij op geen enkel ogenblik enige informatiestop
heeft opgelegd.
Gelet op deze gegevens lijkt de suggestie, die u in
uw vraag maakt, mij niet correct. We moeten het
verdere verloop van het gerechtelijke onderzoek
afwachten vooraleer deze zaak kan worden
beoordeeld.
01.03 John Spinnewyn (VLAAMS BLOK):
Mijnheer de minister, wij weten uit goede bron -
van een journalist en van de rijkswacht - dat er
wel degelijk een informatiestop is geweest. De
feiten werden eigenlijk bevestigd door getuigen en
niet door de rijkswacht. Er is wel degelijk een
informatiestop geweest.
01.04 Minister Marc Verwilghen: Ik wil nog even
herhalen van wat ik daarnet heb gezegd. Als de
procureur des Konings mij op papier bevestigt dat
er geen informatiestop is geweest, dan zie ik niet
in waarom ik het omgekeerde zou moeten
zeggen. Ik ben aangewezen op de inlichtingen die
ik van het parket heb ontvangen.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Interpellatie van de heer Tony Van Parys aan
de minister van Justitie over 'het ontslag van de
heer Pierre Chevalier, Staatssecretaris voor
Buitenlandse Handel' (nr. 508)
02 Interpellation de M. Tony Van Parys au
ministre de la Justice sur 'la démission de M.
Pierre Chevalier, secrétaire d'Etat au Commerce
extérieur' (n° 508)
02.01 Tony Van Parys (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik kan mij inderdaad best voorstellen
dat de heer Bourgeois momenteel andere katten
te geselen heeft en uiteraard moet elkeen zich
bezighouden met de zaken die hem het meest
bekommeren.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, een
aantal vaststellingen omtrent het ontslag van de
heer Chevalier roepen heel wat vragen op, maar
alvorens deze te stellen wens ik de volgende
opmerking te maken die overigens ook om
verduidelijking vraagt.
Naar aanleiding van de interpellaties in plenaire
vergadering over deze materie, had de eerste
minister het over de trage wijze waarop Justitie het
verzoek van de Zwitserse gerechtelijke
autoriteiten, van juni 1998, behandelde. In dat
verband is enige verduidelijking omtrent de
initiatieven die de Belgische gerechtelijke
autoriteiten namen sedert juni 1998 welkom, om
de geloofwaardigheid van de verklaring van de
eerste minister dienaangaande te kunnen nagaan.
Ik kom thans tot mijn eigenlijke vragen terzake.
In plenaire vergadering zei de eerste minister dat
hij pas op dinsdag 10 oktober op de hoogte was
van de huiszoeking bij de heer Chevalier en van
diens ondervraging. Hij voegde eraan toe - en dit
is belangrijk, gelet op de informatie die nadien
werd verspreid - dat de heer Slangen hiermee
niets te maken had en dat deze zich trouwens niet
in te laten heeft met de inhoud van de zaak. De
eerste minister zei dat hij dergelijke dossiers zelf
behandelde. Uit het integraal verslag van de
plenaire vergadering van 12 oktober citeer ik in
dat verband de volgende passage uit het betoog
van de eerste minister: "Er rest nog een antwoord,
met name dat over mijn communicatieadviseur".
Dienaangaande vervolgt de eerste minister: "Ik
verklaar formeel dat hij daar niets meer te maken
heeft; hij houdt zich niet bezig met de inhoud van
de dossiers. Met die dossiers houd ik mij zelf
bezig en ik neem daarover zelf de beslissingen".
De reden waarom ik deze passage aanhaal is dat
de dag nadien in De Standaard van vrijdag
13 oktober, een artikel verscheen waaruit blijkt dat
de week voor de gemeenteraadsverkiezingen
telefonische contacten plaatsvonden tussen de
communicatieadviseur, de heer Slangen, en de
kabinetschef, de heer Coenen, Ik citeer het
volgende uit voornoemd artikel: "De
communicatieadviseur - de heer Noël Slangen -
van premier Verhofstadt is sinds vorige week
betrokken bij het overleg rond de zaak Chevalier.
Hij had naar eigen zeggen telefonische contacten
met onder andere Verhofstadts kabinetschef, Luc
Coenen. In een eerste gesprek met onze redactie
zegt Noël Slangen dat hij vorige week gesprekken
heeft gevoerd met kabinetschef Coenen, over het
mogelijke probleem rond Pierre Chevalier". In het
artikel citeert Luc Vanheylen van De Standaard de
heer Slangen als volgt: "Ik moet even nadenken
dat ik mij niet vergis, maar het was voor het
weekend sowieso; ja, voor het weekend". Op de
vraag of de huiszoeking toen nog niet had
CRIV 50
COM 279
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
plaatsgevonden aarzelde Slangen een beetje
alvorens te verklaren: "Oh nee". Na aandringen
van de journalist die vraagt of de minister wist hoe
de kaarten lagen, antwoordde Slangen: "Wij
wisten dat die situatie zich kon voordoen, ja".
Uit dit bericht uit De Standaard blijkt dat tijdens de
week die de gemeenteraadsverkiezingen
voorafging, gesprekken plaatsvonden tussen de
heer Slangen en de kabinetschef van de eerste
minister en dat minstens zeven personen,
waaronder Slangen, wisten dat een huiszoeking
tot de mogelijkheden behoorde.
Hoewel de eerste minister beweert dat hij pas op
dinsdag 10 oktober op de hoogte was van de
feiten en eraan toevoegde dat de heer slangen
zich niet moest inlaten met deze aangelegenheid
aangezien hij zelf dergelijke dossiers behandelt,
blijkt toch dat de heer Slangen en de heer Coenen
contacten uitwisselden in verband met deze zaak.
De derde vraag heeft betrekking op het
belangrijkste punt van deze interpellatie. De
premier heeft namelijk in de plenaire vergadering
gezegd dat dit dossier juridisch niet zwaar weegt.
Hij kon dit afleiden uit het verslag van de
procureur-generaal. Ik citeer uit het Integraal
Verslag: "Mijnheer de voorzitter, ik kan bevestigen
dat ik uit dit verslag kan opmaken dat deze zaak,
met name het optreden van de heer Chevalier als
advocaat, juridisch niet zwaar weegt". Dat is
uiteraard een belangrijke verklaring omdat het
hoofd van de uitvoerende macht stelt dat deze
zaak niet zwaar weegt en dat hij dit afleidt uit het
verslag van de procureur-generaal.
Het was natuurlijk voorspelbaar dat de
betrokkene, de heer Chevalier, zich daar
onmiddellijk op zou beroepen. In het weekend gaf
hij een interview in "De Morgen" waarin hij zei: "...
temeer daar er een rapport is van de procureur-
generaal dat stelt dat er strafrechtelijk zeer weinig
is". Hij voegt daaraan toe, volgens mij
onvoorzichtig maar voor zijn rekening: "Iemand -
en ik mag hem niet bij naam noemen maar het is
een betrouwbare bron - heeft mij gezegd dat de
Zwitserse onderzoekers zelf vinden dat het maar
een zeer mager beestje is". De verdediging maakt
hier uiteraard onmiddellijk gebruik van om te
stellen dat het dossier niet zwaar weegt. De eerste
minister heeft dit gezegd en het blijkt ook uit het
verslag van de procureur. Bovendien zouden ook
de Zwitserse onderzoekers dat gezegd hebben. Ik
moet zeggen dat ik daar twijfels over heb. Naar
mijn mening is het een fundamentele aantasting
van het geheim van het onderzoek als het zo zou
zijn dat de Zwitserse onderzoekers over dit
dossier contact zouden hebben gehad met de
betrokkene zelf.
Mijnheer de minister van Justitie, ik heb dan ook
een aantal vragen die enige klaarheid zouden
moeten scheppen over de vaststellingen. Ten
eerste, welke initiatieven hebben de gerechtelijke
autoriteiten genomen sinds juni 1998?
Ten tweede, wanneer werd u als minister van
Justitie in kennis gesteld van de huiszoeking of de
aanstaande huiszoeking? Die vraag kan zeer
concreet worden beantwoord als u ons de data
meedeelt van de verslagen van het parket-
generaal aan u.
Ten derde, wanneer werd de eerste minister
ingelicht, hetzij door u, hetzij door de diensten van
het kabinet of desgevallend het parket-generaal?
Zeer concreet is de vraag wanneer de verslagen
van het parket-generaal aan de eerste minister
werden overgemaakt door u, door uw diensten of
desgevallend door het parket-generaal zelf. In dit
verband dringt zich ook een andere vraag op.
Werd het kabinet van de eerste minister, in casu
de kabinetschef of de woordvoerder, ingelicht over
de huiszoeking? Zo ja, wanneer gebeurde dat? In
het artikel in "De Standaard" wordt gezegd dat
Slangen en de kabinetschef daarover
gedebatteerd hebben. Dit blijkt gebeurd te zijn
voor 10 oktober. Dat zou zich dus situeren voor de
huiszoeking en dus eveneens voor de
gemeenteraadsverkiezingen. Dat wijst uiteraard
op het politiek belang van de datum.
De laatste vraag is volgens mij de belangrijkste.
Mijnheer de minister, blijkt uit het verslag van het
parket-generaal dat de zaak juridisch niet zwaar
weegt zoals de eerste minister stelde en zoals de
heer Chevalier later in het artikel in "De Morgen"
bevestigde?
02.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, het voordeel is dat de heer Van Parijs in
het departement Justitie zelf verantwoordelijkheid
heeft gedragen, waardoor hij de inhoud van mijn
antwoord anders kan beoordelen. Mijn antwoord is
gebaseerd op mijn persoonlijke ervaring en op de
inlichtingen die men mij heeft verstrekt.
Tijdens de maand juli van dit jaar werd ik door het
directoraat-generaal strafwetgeving van mijn
departement op de hoogte gebracht van een
internationale ambtelijke opdracht lastens Pierre
Chevalier, toen staatssecretaris voor Buitenlandse
Handel, uitgaande van een Zwitsers
24/10/2000
CRIV 50
COM 279
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
onderzoeksrechter.
Op 18 juli 2000 heeft mijn kabinetschef de eerste
minister daarvan ingelicht. Op 19 juli 2000 heb ik,
overeenkomstig artikel 873 van het Gerechtelijk
Wetboek, machtiging verleend voor het uitvoeren
van deze rogatoire opdracht en werd het dossier
gestuurd naar de procureur-generaal te Gent,
aangezien Pierre Chevalier in dat ressort
woonachtig is en er zijn advocatenpraktijk had.
Gelet op de hoedanigheid van Pierre Chevalier
diende de procedure te worden gevoerd
overeenkomstig de bepalingen van de wet van 25
juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke
verantwoordelijkheid van ministers. In eerste
instantie heeft de Kamer van
Inbeschuldigingstelling van het Hof van Beroep te
Gent bij arrest van 7 september 2000 de
internationale rogatoire opdracht uitvoerbaar
verklaard. Dat is de noodzakelijke eerste stap.
Vervolgens is bij beschikking van de eerste
voorzitter van datzelfde Hof van Beroep te Gent
van 12 september 2000 een gerechtelijk
onderzoek bevolen en werd, conform de
bepalingen van de wet van 25 juni 1998, een
raadsheer aangesteld om het ambt van
onderzoeksrechter waar te nemen, namelijk de
heer Robert Pieters. Bij de rogatoire opdracht
waren stukken gevoegd, grotendeels in het Duits,
maar ook in het Engels en het Frans. Aangezien
de procedure in de Nederlandse taal moet worden
gevoerd, tenminste voor wat Pierre Chevalier
betreft, hoeft het geen betoog dat al deze stukken
in het Nederlands moeten worden vertaald.
Eenmaal de raadsheer-onderzoeksrechter is
aangesteld, bepaalt hij, en hij alleen, het verder
verloop van het onderzoek, de organisatie, de
keuze van de politiedienst, het tijdstip van de
uitvoering van de onderzoeksverrichtingen en
onder meer ook het tijdstip van de huiszoeking bij
Pierre Chevalier. Deze huiszoeking heeft
plaatsgehad op dinsdag 10 oktober. Vermits het
gerechtelijk verlof voor ons nog niet is afgeschaft,
meen ik dat dit alles binnen een "redelijke termijn"
is gebeurd. Uit de ambtelijke opdracht blijkt dat
Pierre Chevalier wordt verdacht van
mededaderschap aan oplichting en valsheid in
geschriften, overeenkomstig de artikelen 146; 251
en 305 van het Zwitserse Strafwetboek, en dit te
Brugge op 10 en 7 november 1997.
Reeds in juli 1998 werd in het dossier lastens
Pierre Chevalier aan mijn voorganger, de
interpellant, een internationale rogatoire opdracht
toegestuurd De ambtelijke opdracht werd alsdan
voor uitvoering toevertrouwd aan de
onderzoeksrechter te Brussel, mevrouw
Verstreken, en na de uitvoering van de gevraagde
onderzoeksverrichtingen werd de ambtelijke
opdracht teruggestuurd naar de Zwitserse
onderzoeksrechter, nadat de procureur-generaal
te Brussel van oordeel was dat het onderzoek
eerst in Brugge, bij Pierre Chevalier, diende te
worden gevoerd. De Zwitserse onderzoeksrechter
werd erop gewezen dat Pierre Chevalier op dat
ogenblik niet alleen advocaat was, maar ook lid
van de Kamer van Volksvertegenwoordigers.
Pierre Chevalier was tot op de dag van de
huiszoeking niet op de hoogte van het
strafonderzoek. Na de mededeling van 18 juli
2000 aan de eerste minister zijn er over deze
aangelegenheid geen contacten meer geweest
tussen de eerste minister en mijzelf of andere
leden van deze regering. Bovendien was de
uitvoering van de ambtelijke opdracht vanaf 12
september 2000 uitsluitend in handen van de
raadsheer-onderzoeksrechter, de heer Pieters.
De resultaten van de uitvoering van de ambtelijke
opdracht op 10 oktober en de stukken die daarop
betrekking hebben, worden naar de Zwitserse
onderzoeksrechter gestuurd. Alleen hij kan
oordelen over de richting die dit onderzoek moet
uitgaan.
Het verslag van de procureur-generaal te Gent
van 11 oktober 2000, waarvan de eerste minister
reeds eerder gewag heeft gemaakt, geeft een
overzicht van de onderzoeksverrichtingen die op
10 oktober bij de heer Chevalier hebben
plaatsgevonden. Bij dit verslag is een kopie
gevoegd van het verhoor van Pierre Chevalier.
Over de inhoud van het verslag van de procureur-
generaal kan ik echter geen bijzonderheden
verstrekken, gelet op het geheim van het
onderzoek. Ik zou op mijn beurt het geheim van
het onderzoek schenden indien ik hierover een
verklaring zou afleggen. Bovendien gaat het
rapport uit van een gerechtelijke instantie en heeft
het betrekking op een strafrechtelijk onderzoek.
Het kan dus niet worden beschouwd als een
bestuursdocument. Het geachte lid was mijn
voorganger op dit departement. Hij begrijpt dus
zeer goed dat het onmogelijk is meer uitleg te
geven aangaande deze documenten zonder het
geheim van het onderzoek te schaden.
02.03 Tony Van Parys (CVP): Mijnheer de
voorzitter, deze interpellatie is niet bedoeld als een
verwijt aan het adres van de minister van Justitie
met betrekking tot dit dossier. Het chronologische
CRIV 50
COM 279
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
overzicht van de feiten toont aan dat het dossier
tot nu toe op een correcte manier is behandeld.
De redelijke termijn van de uitvoering van de
rogatoire opdracht van 19 juni 2000 werd
gerespecteerd. Ik heb geen enkele reden om de
houding of de manier van handelen van de
minister van Justitie te bekritiseren.
De kern van het probleem in dit dossier is het
verslag van de procureur-generaal van Gent. Ik
begrijp zeer goed dat het geheim van het
onderzoek moet worden gerespecteerd. De eerste
minister heeft in de plenaire vergadering van de
Kamer evenwel verklaard dat uit dit verslag blijkt
dat het niet om een zwaarwichtig dossier gaat.
Zolang er geen verklaringen over het dossier
worden afgelegd, kan men terecht volhouden dat
het verslag van de procureur-generaal een
element is van het onderzoek en dat het bijgevolg
niet openbaar mag worden gemaakt. Er rijst een
fundamenteel probleem met betrekking tot de
afhandeling van het dossier aangezien de eerste
minister naar het verslag verwijst, eruit citeert en
op basis van het verslag conclusies trekt. Indien
het standpunt van de minister van Justitie correct
is, heeft de eerste minister het geheim van het
onderzoek geschonden door uit het verslag te
citeren. De betrokkene heeft zich een week later
op de verklaring van de eerste minister
gebaseerd, waaruit blijkt dat de beschuldiging niet
zwaar weegt. Hieruit mogen wij besluiten dat de
eerste minister het geheim van het onderzoek
heeft geschonden, waardoor het gerechtelijk
onderzoek wordt gehypothekeerd.
Er is een tweede probleem. Uit het antwoord van
de minister van Justitie leid ik af dat het dossier
misschien niet zo licht is als men wil doen
uitschijnen.
Er bestaan verdenkingen voor mededaderschap
inzake oplichting en valsheid in geschrifte. Dit zijn
mijns inziens tamelijk ernstige misdrijven. Ik hoop
dat de voorzitter van de commissie het hierover
met mij eens is. Niet dat ik wil beweren dat hij op
een of andere manier met dergelijke misdrijven
zou kunnen worden geassocieerd. Het vermoeden
bestaat dat de eerste minister niet alleen het
geheim van het onderzoek heeft geschonden,
maar dat hij de zaak bovendien enigszins anders
heeft voorgesteld dan in het dossier is terug te
vinden. Dit blijkt trouwens uit de berichten die de
daaropvolgende dagen in de media zijn
verschenen en waaruit bleek dat dit dossier
grondig moet worden onderzocht en betrekking
heeft op zeer ernstige misdrijven.
Het bijzonder onbehaaglijk gevoel blijft bestaan
dat de eerste minister in plenaire vergadering het
Parlement niet correct heeft ingelicht. Opnieuw
rijzen er twijfels rondom het waarheidsgehalte van
de antwoorden van de leden van de regering op
de vragen van de Parlementsleden. Hierdoor komt
het controlerecht van het Parlement in het
gedrang. Dit zal verder moeten worden
onderzocht. Eens zal het gerechtelijk onderzoek
zijn afgerond en zal het openbaar ministerie een
eindvordering indienen. Op dat ogenblik zal de
Commissie Vervolgingen van het Parlement dit
dossier moeten behandelen. We zullen dan
precies kunnen beoordelen in welke mate de
eerste minister het Parlement heeft voorgelogen.
Nu staat alleszins al vast, en het antwoord van de
minister van Justitie bevestigt dit, dat de eerste
minister in de plenaire vergadering van vorige
week het geheim van het onderzoek heeft
geschonden door in het openbaar te beweren dat
uit het verslag van de procureur-generaal van
Gent blijkt dat het dossier niet zwaar weegt. Dit
had bijzonder nadelige gevolgen voor het
onderzoek want de heer Chevalier gebruikte deze
uitspraak in een interview met De Morgen om zijn
verdediging erop te bouwen. Ik houd mijn hart vast
voor de gevolgen van deze schending van het
geheim van het onderzoek. De heer Chevalier
heeft een beroep gedaan op zeer bekwame
advocaten die dit ernstige incident kunnen
gebruiken in de verdediging van hun cliënt.
Ten slotte herhaal ik nogmaals dat ik geen enkele
opmerking heb over de houding van de minister
van Justitie in dit dossier. Ik heb de indruk dat hij
goed heeft gehandeld. Het probleem ligt hem bij
de eerste minister en zijn omgeving. Zijn
communicatieverantwoordelijke beweert dat hij
een week eerder over dit dossier heeft gesproken
met de kabinetschef, wat een nieuwe aanduiding
is dat het geheim van het onderzoek werd
geschonden en dat het Parlement veertien dagen
geleden foutief of onvolledig werd ingelicht. We
zullen nagaan welke gevolgen we hieraan moeten
geven. Dit is alleszins een zeer ernstige zaak.
02.04 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mijnheer
de minister, collega Van Parys maakt terecht de
bedenking dat er heel wat vragen rijzen. Ik zou
even terug willen gaan in de tijd en u enkele
verduidelijkingen vragen.
Mijnheer de minister, de feiten dateren van 1996.
Er waren rogatoire opdrachten in september-
oktober 2000. Heb ik u goed begrepen dat de
toenmalige minister van Justitie een ambtelijke
opdracht zou hebben gegeven in 1998? Kunt u
24/10/2000
CRIV 50
COM 279
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
verduidelijken wat die ambtelijke opdracht dan
precies inhield? En waarom heeft het zolang
geduurd vooraleer het onderzoek voortgezet is?
02.05 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer Van
Hoorebeke, ik zal uw vragen beantwoorden,
zonder het geheim van het onderzoek te
schenden.
Ten eerste, de feiten hebben betrekking op de
periode oktober-november 1997. Ten tweede, de
eerste rogatoire commissie dateert van juni 1998.
Op dat ogenblik is de betrokkene parlementslid en
advocaat. Op dat ogenblik speelt een andere
minister van Justitie de ambtelijk opdracht door,
via de geëigende kanalen, aan Brussel. De zaak is
dan in handen van een Brussels
onderzoeksrechter.
Uiteraard gaat het nog altijd om dezelfde
tenlastelegging. Ik zal mij voorzichtiger uitdrukken:
het gaat nog altijd om dezelfde omschrijving van
de ambtelijke opdracht die ook toen aan de orde
was. Alleen heeft men toen een aantal
onderzoeksdaden willen stellen in het Brusselse,
terwijl uiteindelijk later is gebleken dat die
onderzoeksdaden dienden te worden gesteld
binnen het ressort van het Hof van beroep in
Gent. Ondertussen was ook de functie van de
betrokkene gewijzigd, zoals ik hier uiteengezet
heb.
De bespreking is gesloten.
La discussion est close.
De voorzitter: De mondelinge vraag nr. 2529 van
de heer Servais Verherstraeten wordt naar een
latere datum verschoven.
03 Mondelinge vraag van de heer Tony Van
Parys aan de minister van Justitie over "de
toepassing van het snelrecht na de publicatie
van de wet" (nr. 2531)
03 Question orale de M. Tony Van Parys au
ministre de la Justice sur "l'application de la
comparution immédiate suite à la publication de
la loi" (n° 2531)
03.01 Tony Van Parys (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, er is al
heel wat te doen geweest over de toepassing van
het zogenaamde snelrecht. Het valt mij op dat het
de jongste tijd daarrond nogal stil is. Euro 2000,
waarvoor het allemaal begonnen was, is intussen
voorbij.
Toen is alvast gebleken dat het snelrecht slechts
met mondjesmaat werd toegepast en dat het
haast niet kon worden ingezet tegen het
hooliganisme, omdat het snelrecht betrekking
heeft op feiten die bestraft worden met
gevangenisstraffen van meer dan één jaar en
omdat er in geval van hooliganisme vaak een
probleem is van identificatie van de daders. Het
snelrecht heeft dus niet de vruchten afgeworpen
om het hooliganisme tegen te gaan, die men had
vooropgesteld. Ook om de straatcriminaliteit aan
te pakken lijkt het snelrecht niet efficiënt, omdat
het nauwelijks van toepassing is op
gewelddelicten tegen personen.
Mijns inziens is het ogenblik gekomen om na te
gaan in hoeverre het snelrecht waarvan de wet op
1 april 2000 in het Staatsblad werd gepubliceerd,
op het terrein wordt toegepast. Mijn vragen zijn de
volgende. Ten eerste, in hoeveel dossiers werd de
procedure van onmiddellijke verschijning in
strafzaken sedert de publicatie van de wet in het
Belgisch Staatsblad gehanteerd? Voor welke
misdrijven werd gebruikgemaakt van deze
procedure? In welk gerechtelijk arrondissement
heeft men deze procedure gevolgd en in welke
arrondissementen deed men het niet of minder?
Ten slotte, wanneer zal de minister de nieuwe
procedure evalueren? Ik denk inderdaad dat het
noodzakelijk is om op korte termijn het snelrecht
te evalueren en na te gaan in welke mate de wet
dienaangaande voldoet aan de behoeften en een
efficiënt instrument is in de beteugeling van de
misdrijven die men op het oog had.
03.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer Van
Parys, ik antwoord op uw vragen, zoals u ze
schriftelijk hebt ingediend.
Ten eerste, de omzendbrief dateert van eind mei
en stelt dat de behandeling van de rechtszaken
middels de procedure van onmiddellijke
verschijning begin juni een aanvang heeft
genomen. Aan de parketten-generaal werd
gevraagd om de reeds beschikbare gegevens in
maandelijkse verslagen toe te sturen, zodat de
evolutie kan worden opgevolgd. Momenteel
bedraagt de referentieperiode drie maanden. Men
beschikt echter niet systematisch over gegevens
over het geheel van deze periode, omdat de
instructies aan de parketten van het ene parket-
generaal tot het andere kan variëren. Ik heb wel
aangedrongen op enige uniformiteit.
Ten tweede, de eerste maandverslagen werden
reeds door de administratie verwerkt en ik geef u
een overzicht van de cijfers. 20 van de 27
arrondissementen, dus het overgrote deel van
CRIV 50
COM 279
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
onze parketten, hebben volledige informatie
verstrekt aan de dienst Strafrechtelijk Beleid. 12
arrondissementen hebben tot vandaag de nieuwe
wet nog niet toegepast. Er zijn in totaal 48
dossiers voor het gehele land in de maanden juni,
juli en augustus, die betrekking hebben op 56
verdachten. Antwerpen heeft de wet het meest
toegepast, met name voor 14 verdachten, gevolgd
door Brussel en Charleroi, beide voor 9
verdachten. Daarna volgt Gent die de wet voor 7
verdachten heeft toegepast, Brugge voor 6
verdachten, Luik voor 2 verdachten en
Dendermonde, Ieper en Kortrijk voor 1 verdachte.
Negenendertig dossiers, hetzij meer dan tachtig
procent, werden geopend in de loop van de
maand juni, waarvan veertien in het kader van
Euro 2000.
In tweeëntwintig dossiers namens de
onderzoeksrechters een andere beslissing dan
diegene die werd gevraagd door het openbaar
ministerie. In zesentwintig gevallen werd in het
kader van de procedure onmiddellijke verschijning
in strafzaken, een aanhoudingsbevel
uitgevaardigd door de onderzoeksrechter en
slechts in een geval werd de verdachte vrijgelaten
onder voorwaarden.
Voorts zal ik een overzicht van de situatie geven
per ressort.
1. Wat betreft het ressort Antwerpen: een
geval van verboden wapendracht en
ontbrekende identiteitskaart; twee
gevallen van braak bij nacht; een geval
van diefstal met inbraak; een geval van
geweldpleging en bedreiging op een
agent.
2. Wat betreft het ressort Brussel: drie
gevallen van diefstal met inbraak; een
geval van verbale bedreiging; een geval
van slagen aan een agent; twee gevallen
van weerspannigheid met verzwarende
omstandigheden, slagen aan een agent
en vernieling van gebouwen. In Leuven
ging het om twee gevallen wegens
weerspannigheid met verzwarende
omstandigheden; een verboden
wapendracht en een diefstal met inbraak.
3. Wat betreft het ressort Gent betreft maak
ik een onderscheid tussen Brugge, Gent,
Dendermonde, Ieper; Kortrijk en
Oudenaarde.
In Brugge ging het om vier gevallen van
slagen en verwondingen.
In Dendermonde ging het om een geval
van slagen aan een agent,
weerspannigheid, belediging, besturen
van een voertuig in dronken toestand,
alcoholintoxicatie en het plegen van
vluchtmisdrijf.
In Gent ging het om een geval van
weerspannigheid en slagen en
verwondingen aan een agent; twee
gevallen van winkeldiefstal; een geval van
winkeldiefstal met verboden wapendracht
en tegelijk illegaal verblijf en een geval
van diefstal met geweldpleging.
In Ieper ging het om een diefstal.
In Kortrijk ging het om een geval van
invoer, bezit en verkoop van verdovende
middelen
In Oudenaarde werd geen toepassing
gemaakt van de nieuwe wet.
4. Wat betreft het ressort Luik: een geval
van illegale biljettenverkoop en een geval
van valsheid in geschrifte en gebruik van
valste stukken.
5. Wat betreft het ressort Bergen: te
Charleroi, vier gevallen van diefstal met
geweld en bedreiging; een geval van
diefstal van voertuigen en een geval van
weerspannigheid.
De vierde en laatste vraag kan ik als volgt
beantwoorden. De dienst van het strafrechtelijk
beleid maakt momenteel een evaluatie. Ik maakte
van de gelegenheid gebruik de informele raad van
de procureurs des Konings te ontmoeten, om hen
te vragen mij een overzicht te bezorgen van de
specifieke problemen die zij op het terrein
ondervinden bij de toepassing van het snelrecht,
dit met het oog op een aantal aanpassingen die
zich eventueel opdringen naar aanleiding van
deze twee bronnen van conclusies als het ware.
Mijnheer de voorzitter, in Frankrijk noteert men
een absolute stijging van de tendens tot het
gebruik van de procedure van de onmiddellijke
verschijning. Immers, tot zeventig procent van de
dossiers worden op die manier behandeld. Deze
bevinding, die ik afleid uit de beleidsbrief van
toenmalig minister van Justitie, mevrouw Guigou
die inmiddels werd opgevolgd door mevrouw
Lebranchi, werd tevens vastgesteld door mevrouw
Castin die het Franse systeem bestudeerde in
opdracht van de Belgische justitie en tot precies
dezelfde constatatie komt, met name dat er een
bijzonder grote toename is van de procedure van
de onmiddellijke verschijning in strafzaken in
Frankrijk, wat aldaar als een antwoord wordt
ervaren op de problemen in verband met
bepaalde vormen van criminaliteit die een
onmiddellijke reactie vereisen.
24/10/2000
CRIV 50
COM 279
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
Ik wacht thans op de opmerkingen van de dienst
strafrechtelijk beleid en van de informele raad van
de procureur des Konings en wellicht zal alsdan
de tijd rijp zijn om een aantal conclusies te trekken
en desgevallend een evaluatie te maken.
03.03 Tony Van Parys (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, kunnen wij de
cijfermatige gegevens schriftelijk bekomen? Wij
hebben niet alles kunnen noteren.
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw
gedetailleerd antwoord waaruit blijkt dat de
toepassing van het snelrecht in dalende lijn gaat.
Het snelrecht wordt niet veelvuldig toegepast. Het
gaat om 48 dossiers waarbij 12 arrondissementen
het snelrecht niet hebben toegepast.
Een evaluatie is absoluut noodzakelijk. Enerzijds,
moet men nagaan op welke wijze men de wet
moet aanpassen zodat het een efficiënt instrument
wordt naar analogie van Frankrijk waar de
toepassing van het snelrecht toeneemt en
anderzijds moet men nagaan hoe men het
openbaar ministerie en de parketten kan
overtuigen om het snelrecht toe te passen. De
evaluatie moet dus een dubbel doel hebben.
Het is positief dat het strafrechtelijk beleid deze
zaak voorbereidt. Mijnheer de minister, ik hoop dat
de gegevens van het strafrechtelijk beleid en de
informele raad van de procureurs des Konings ons
snel bereiken zodat wij de evaluatie kunnen
maken. Dan kunnen wij over een instrument in de
bestrijding van de straatcriminaliteit beschikken,
ook in het voordeel van gemeenschappelijke
belangen en kunnen wij een antwoord geven op
de problemen die in de stedelijke gebieden rijzen.
Mijnheer de minister, uit uw antwoord blijkt dat
deze evaluatie dringend nodig is.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De voorzitter: De mondelinge vraag nr. 2543 van
de heer Geert Bourgeois wordt naar een latere
datum verschoven.
De openbare commissievergadering wordt
gesloten om 11.06 uur.
La réunion publique de commission est levée à
11.06 heures.
CRABV 50 COM 279
CRABV 50 COM 279
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRESENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
EKNOPT
V
ERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
A
NALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
J
USTITIE
C
OMMISSION DE LA
J
USTICE
dinsdag mardi
24-10-2000 24-10-2000
10:15 uur
10:15 heures
CRABV 50
COM 279
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i
INHOUD
SOMMAIRE
Mondelinge vraag van de heer John Spinnewyn
aan de minister van Justitie over "een
informatiestop van de procureur des Konings over
bepaalde feiten die zich hebben voorgedaan te
Lier" (nr 2486).
1
Question orale de M. John Spinnewyn au ministre
de la Justice sur "le refus d'information du
Procureur du Roi sur certains faits qui ont eu lieu
à Lierre" (n° 2486).
1
Sprekers:
John Spinnewyn, Marc
Verwilghen, minister van Justitie
Orateurs:
John Spinnewyn, Marc
Verwilghen, ministre de la Justice
Samengevoegde interpellaties van
2
Interpellations jointes de
2
- de heer Geert Bourgeois aan de minister van
Justitie over 'het ontslag van de heer Pierre
Chevalier, Staatssecretaris voor Buitenlandse
Handel' (nr 507).
2
- M. Geert Bourgeois au ministre de la Justice sur
'la démission de M. Pierre Chevalier, secrétaire
d'Etat au Commerce extérieur' (n° 507).
2
- de heer Tony Van Parys aan de minister van
Justitie over 'het ontslag van de heer Pierre
Chevalier, Staatssecretaris voor Buitenlandse
Handel' (nr 508).
2
- M. Tony Van Parys au ministre de la Justice sur
'la démission de M. Pierre Chevalier, secrétaire
d'Etat au Commerce extérieur' (n° 508).
2
Sprekers: Tony Van Parys, Marc Verwilghen,
minister van Justitie , Karel Van Hoorebeke
Orateurs: Tony Van Parys, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice , Karel Van Hoorebeke
Mondelinge vraag van de heer Tony Van Parys
aan de minister van Justitie over "de toepassing
van het snelrecht na de publicatie van de wet" (nr
2531)
4
Question orale de M. Tony Van Parys au ministre
de la Justice sur "l'application de la comparution
immédiate suite à la publication de la loi" (n°
2531)
4
Sprekers: Tony Van Parys, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Tony Van Parys, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
CRABV 50
COM 279
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE
COMMISSION DE LA JUSTICE
van
DINSDAG
24
OKTOBER
2000
10:15 uur
______
du
MARDI
24
OCTOBRE
2000
10:15 heures
______
De vergadering wordt geopend om 10.20 uur door
de heer Fred Erdman, voorzitter.
La séance est ouverte à 10.20 heures par M. Fred
Erdman, président.
01 Mondelinge vraag van de heer John
Spinnewyn aan de minister van Justitie over "een
informatiestop van de procureur des Konings
over bepaalde feiten die zich hebben voorgedaan
te Lier" (nr 2486).
01 Question orale de M. John Spinnewyn au
ministre de la Justice sur "le refus d'information
du Procureur du Roi sur certains faits qui ont eu
lieu à Lierre" (n° 2486).
01.01 John Spinnewyn (VLAAMS BLOK): Op
dinsdag 3 oktober gebeurde een afrekening met
een scholier door een groep jonge Marokkanen,
met zware gevolgen. Er werden zes aanhoudingen
verricht, waarbij bleek dat de jongeren in het bezit
waren van wapens. De onderzoeksrechter heeft het
dossier naar zich toegetrokken en een
informatiestop afgekondigd.
Kan dat zomaar? Was er een verband met de
nakende verkiezingen en ging het dus om een
politieke beslissing? Is er nog nood aan een
communicatieverantwoordelijke bij politie en
rijkswacht?
01.01 John Spinnewyn (VLAAMS BLOK): Le
mardi 3 octobre, un règlement de compte aux
conséquences graves a opposé un écolier à un
groupe de jeunes marocains. Six arrestations ont
été opérées au cours desquelles il est apparu que
les jeunes se trouvaient en possession d'armes. Le
juge d'instruction s'est saisi du dossier et a décrété
un embargo sur les informations.
En a-t-il le droit ? Faut-il voir un lien entre cette
attitude et l'imminence des élections communales
et s'agissait-il donc en l'espèce d'une décision
politique ? Faut-il encore un responsable de la
communication à la police et à la gendarmerie ?
01.02 Minister Marc Verwilghen : Het gaat om een
geval van bedreigingen en poging tot afpersing,
gepleegd door allochtone jongeren op Belgische
jongeren. Eén jongere werd in het ziekenhuis
opgenomen.
De procureur des Konings in Mechelen heeft een
strafonderzoek gevorderd. De feiten zijn in de lokale
pers aan bod gekomen. Er is nooit een
informatiestop geweest.
01.02 Marc Verwilghen , ministre: Cette affaire
concerne de jeunes étrangers qui auraient proféré
des menaces et se seraient livrés à une tentative de
racket contre de jeunes belges. Un jeune a été
hospitalisé.
Le procureur du Roi de Malines a requis une
instruction pénale. Les faits ont été publiés dans la
presse locale. Il n'y a jamais eu d'embargo sur les
informations.
01.03 John Spinnewyn (VLAAMS BLOK): Wij
kregen weet van de informatiestop via de rijkswacht
en journalisten.
01.03 John Spinnewyn (VLAAMS BLOK): Nous
avons eu vent de l'embargo sur les informations par
le biais de la gendarmerie et de journalistes.
01.04 Minister Marc Verwilghen : De
onderzoeksrechter heeft mij schriftelijk laten weten
01.04 Marc Verwilghen , ministre: Le juge
d'instruction m'a fait savoir par écrit qu'il n'a en
24/10/2000
CRABV 50
COM 279
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
dat er geen informatiestop was.
Het incident is gesloten.
aucun cas été question d'un embargo.
L'incident est clos.
02 Samengevoegde interpellaties van
- de heer Geert Bourgeois aan de minister van
Justitie over 'het ontslag van de heer Pierre
Chevalier, Staatssecretaris voor Buitenlandse
Handel' (nr 507).
- de heer Tony Van Parys aan de minister van
Justitie over 'het ontslag van de heer Pierre
Chevalier, Staatssecretaris voor Buitenlandse
Handel' (nr 508).
02 Interpellations jointes de
- M. Geert Bourgeois au ministre de la Justice sur
'la démission de M. Pierre Chevalier, secrétaire
d'Etat au Commerce extérieur' (n° 507).
- M. Tony Van Parys au ministre de la Justice sur
'la démission de M. Pierre Chevalier, secrétaire
d'Etat au Commerce extérieur' (n° 508).
02.01 Tony Van Parys (CVP): Het ontslag van
staatssecretaris Chevalier roept vragen op. Kan de
minister de initiatieven van het Belgische gerecht in
dit verband toelichten?
Pas op 10 oktober zou de premier op de hoogte zijn
gebracht van het onderzoek. De eerste minister
zegt dat de heer Slangen met deze zaak niets te
maken heeft. Hij heeft dit in de plenaire vergadering
bevestigd. Uit een artikel in De Standaard blijkt
echter dat de heer Slangen vooraf gesprekken had
gevoerd met kabinetschef Coenen over de zaak-
Chevalier, in de week voor de
gemeenteraadsverkiezingen. De heer Slangen zou
op de hoogte zijn geweest van een mogelijke
huiszoeking.
De premier heeft tijdens de plenaire vergadering
onderstreept dat hij uit het verslag van de
procureur-generaal kon afleiden dat de zaak niet
zwaar weegt. De heer Chevalier heeft zich later in
een interview met De Morgen op deze uitspraak van
de minister gebaseerd tot zijn verdediging. Hij
verklaarde ook dat hij had vernomen dat de
Zwitserse onderzoekers het dossier niet zwaar
vonden wegen.
Wat deed het gerecht sinds 1998? Wanneer werd
de minister van Justitie ingelicht over het
onderzoek? Wanneer werd de eerste minister
ingelicht? Was het kabinet van de eerste minister
vooraf op de hoogte van de huiszoeking? Blijkt uit
het verslag van het parket-generaal dat het dossier
niet zwaar weegt?
02.01 Tony Van Parys (CVP): La démission de M.
Pierre Chevalier de son poste de secrétaire d'Etat
suscite de nombreuses interrogations. Le ministre
peut-il nous informer davantage sur les initiatives
prises par la justice belge à ce sujet?
Le premier ministre n'aurait été informé de
l'enquête ouverte à l'encontre de M. Chevalier que
le 10 octobre. Selon lui - il l'a encore confirmé en
séance plénière - M. Slange serait totalement
étranger à ce dossier. Il ressort cependant d'un
article publié dans De Standaard que M. Slange
aurait eu, au cours de la semaine précédant les
élections, un entretien préalable avec le chef de
cabinet du premier ministre, M. Coenen, à propos
de l'affaire Chevalier. M. Slange aurait été au
courant d'une éventuelle perquisition.
En séance plénière, le premier ministre a indiqué
qu'on pouvait inférer du rapport du procureur
général que l'affaire n'était pas très grave. Plus tard,
dans une interview accordée au quotidien De
Morgen, M. Chevalier a fondé sa défense sur cette
déclaration du premier ministre, en précisant par
ailleurs que, selon les enquêteurs suisses, le
dossier ne porte pas sur des faits graves.
Quelles initiatives la justice a-t-elle prises en 1998 ?
Quand le ministre de la Justice a-t-il été informé de
l'ouverture d'une enquête à l'encontre de M.
Chevalier ? Quand cette information a-t-elle été
portée à la connaissance du premier ministre ? Le
cabinet du premier ministre savait-il qu'une
perquisition avait eu lieu ? Le rapport du procureur
général permet-il de relativiser la gravité du
dossier?
02.02 Minister Marc Verwilghen : Op 18 juli heeft
mijn kabinetchef de eerste minister ingelicht over de
internationale ambtelijke opdracht lastens de heer
Chevalier, vanwege een Zwitsers
onderzoeksrechter.
02.02 Marc Verwilghen, ministre :Le 18 juillet,
mon chef de cabinet a informé le premier ministre
de la commission rogatoire internationale à charge
de M. Chevalier, lancée par un juge d'instruction
suisse.
CRABV 50
COM 279
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
Op 19 juli heb ik overeenkomstig artikel 873 van het
Gerechtelijk Wetboek daartoe machtiging verleend
en werd het dossier overgemaakt aan de procureur-
generaal te Gent. De procedure diende te worden
gevoerd volgens de bepalingen van de wet van 25
juni 1998 over de strafrechtelijke
verantwoordelijkheid van ministers.
Op 7 september heeft de kamer van
inbeschuldigingstelling de rogatoire opdracht
uitvoerbaar verklaard. Op 12 september werd een
gerechtelijk onderzoek bevolen en werd de heer
Robert Pieters als onderzoeksrechter aangewezen.
De Duits-, Engels- en Franstalige stukken in het
dossier dienden te worden vertaald.
Eenmaal de onderzoeksrechter is aangesteld
bepaalt alleen hij het verloop van het onderzoek.
Rekening houdend met de vakantieperiode
gebeurde dat binnen een redelijke termijn. Uit de
ambtelijke opdracht blijkt dat Pierre Chevalier wordt
verdacht van mededaderschap aan oplichting en
valsheid in geschrifte, in oktober en november
1997.
De internationale rogatoire opdracht die in juni 1998
aan toenmalig minister Van Parys werd
overgemaakt in dit verband, werd toevertrouwd aan
onderzoeksrechter Verstreken. Na uitvoering van
het gevraagde onderzoek werd de opdracht terug
overgemaakt aan de Zwitserse onderzoeksrechter.
Daarbij werd erop gewezen dat het onderzoek eerst
te Brugge diende te worden gevoerd bij de heer
Chevalier en dat deze laatste lid was van de Kamer.
De heer Chevalier was tot op de dag van de
huiszoeking, 10 oktober, niet op de hoogte van het
strafonderzoek. Na 18 juli waren er hierover geen
contacten meer binnen de regering.
De resultaten van het onderzoek worden
overgemaakt aan de Zwitserse onderzoeksrechter.
Over het verslag van 11 oktober over de
huiszoeking, waarbij een verhoor is gevoegd, kan ik
geen bijzonderheden verstrekken, vanwege het
geheim van het onderzoek en de rechten van de
verdediging.
Le 19 juillet, conformément à l'article 873 du Code
pénal, j'ai donné mon autorisation et le dossier a été
transmis au procureur général de Gand. La
procédure devait se dérouler conformément à la loi
du 25 juin 1998 relative à la responsabilité pénale
des ministres.
Le 7 septembre, la Chambre des mises en
accusation a déclaré exécutoire la commission
rogatoire. Le 12 septembre, une enquête judiciaire
a été ordonnée et M. Robert Pieters a été nommé
juge d'instruction.
Les pièces du dossier rédigées en allemand, en
anglais et en français devaient être traduites.
Une fois nommé, le juge d'instruction est seul
maître du déroulement de l'enquête. Si l'on veut
bien tenir compte des vacances, ce dossier a été
traité dans un délai raisonnable.
Selon la commission rogatoire, M. Pierre Chevalier
était suspecté de s'être prêté, en novembre 1997, à
une escroquerie et à des faux en écriture.
La commission rogatoire internationale transmise
en juin 1998 au ministre de la Justice de l'époque,
M. Van Parys, avait été confiée au juge d'instruction
Verstreken. A l'issue de l'enquête demandée, la
commission a été renvoyée au juge d'instruction
suisse. Il était précisé que l'enquête devait
commencer à Bruges chez M. Chevalier, lequel
était membre de la Chambre des Représentants.
Jusqu'à la perquisition du 10 octobre, M. Chevalier
ignorait tout de cette enquête judiciaire.
Aucun contact n'a plus été pris au sein du
gouvernement après le 18 juillet.
Les résultats de l'enquête vont être communiqués
au juge d'instruction suisse. En vertu du secret de
l'enquête et des droits de la défense, je ne suis pas
autorisé à vous informer concernant la perquisition
du 11 octobre ni l'audition qui s'en est suivie.
02.03 Tony Van Parys (CVP): Ik ben ervan
overtuigd dat de minister van Justitie in dit dossier
geen blaam treft. De redelijke termijn is door de
rogatoire commissie gerespecteerd. De premier
heeft echter verwezen naar het verslag van de
procureur-generaal van Gent om aan te tonen dat
de feiten niet zwaar wegen. Op deze manier heeft
de eerste minister het geheim van het onderzoek
02.03 Tony Van Parys (CVP): Je suis convaincu
que le ministre de la Justice n'a rien à se reprocher
dans le cadre de ce dossier. Le délai raisonnable a
été respecté par la commission rogatoire. Le
premier ministre s'est cependant fondé sur le
rapport du procureur général de Gand pour affirmer
qu'il n'y avait rien de sérieux dans le dossier. Il a
ainsi violé le secret de l'instruction. Le prévenu a
24/10/2000
CRABV 50
COM 279
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
geschonden. De inverdenkinggestelde heeft de
uitlatingen van de premier aangehaald tot zijn
verdediging.
Uit het antwoord van de minister leid ik af dat dit
dossier allesbehalve licht weegt: oplichting en
valsheid in geschrifte zijn ernstige misdrijven. De
premier heeft de feiten dus blijkbaar lichter
voorgesteld dan ze zijn: hij heeft het Parlement dus
wellicht verkeerd ingelicht. Zodra de commissie
voor de vervolgingen dit dossier kan bestuderen, zal
blijken in hoeverre de premier het Parlement heeft
voorgelogen.
Ik hou mijn hart vast voor de gevolgen van de
schending van het onderzoeksgeheim door de
eerste minister voor het vervolg van het onderzoek.
De gesprekken van de heer Slangen met
kabinetschef Coenen tonen aan dat het
onderzoeksgeheim werd geschonden en dat de
eerste minister de zaken verkeerd heeft
voorgesteld.
invoqué pour sa défense les déclarations faites par
le premier ministre.
Je déduis de la réponse du ministre que le dossier
n'est certainement pas léger. L'escroquerie et les
faux en écritures sont des délits sérieux. Le premier
ministre a donc manifestement minimisé les faits et
a ainsi en fait trompé le Parlement. Dès que la
commission des Poursuites pourra se pencher sur
le dossier, nous saurons dans quelle mesure le
premier ministre a menti au Parlement.
J'ai les pires craintes en ce qui concerne les
conséquences de cette violation du secret de
l'Instruction pour la suite de l'enquête. Les
conversations entre M. Slangen et le chef de
cabinet, M. Coenen, montrent qu'il y a eu violation
du secret de l'instruction et que le premier ministre
n'a pas correctement présenté les choses.
02.04 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Wat hield
de ambtelijke opdracht van 1998 in? Waarom
sleepte het onderzoek zo lang aan?
02.04 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): En quoi
consistait exactement la commission rogatoire de
1998
? Pourquoi l'enquête a-t-elle été aussi
longue ?
02.05 Minister Marc Verwilghen : De feiten hebben
betrekking op oktober en november 1997, de eerste
rogatoire opdracht dateert van juni 1998. De
omschrijving van die ambtelijke opdracht is
dezelfde. Men vroeg toen een aantal
onderzoeksdaden in het Brusselse, later bleek dat
deze dienden plaats te vinden in het ressort van het
Gentse hof van beroep.
02.05 Marc Verwilghen , ministre: Les frais
remontent à octobre et novembre 1997, tandis que
la première commission rogatoire date de juin 1998.
Le libellé de cette commission rogatoire est le
même. Un certain nombre de devoirs d'instruction
devaient être effectués dans la région de Bruxelles.
Il est apparu ultérieurement qu'ils devaient être
effectués dans le ressort de la cour d'appel de
Gand.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Mondelinge vraag van de heer Tony Van Parys
aan de minister van Justitie over "de toepassing
van het snelrecht na de publicatie van de wet"
(nr 2531)
03 Question orale de M. Tony Van Parys au
ministre de la Justice sur "l'application de la
comparution immédiate suite à la publication de
la loi" (n° 2531)
03.01 Tony Van Parys (CVP): De laatste tijd is het
nogal stilletjes rond de toepassing van het
snelrecht. Tijdens Euro 2000 werd het snelrecht
nauwelijks toegepast. Niet alleen voor de bestrijding
van het hooliganisme, maar ook voor de
straatcriminaliteit blijkt het snelrecht weinig efficiënt
te zijn.
In hoeveel zaken werd de procedure van
onmiddellijke verschijning in strafzaken al
toegepast? Voor welke misdrijven werd de
procedure toegepast? In welk arrondissement werd
de procedure totnogtoe het meest gebruikt? En in
03.01 Tony Van Parys (CVP): Ces derniers
temps, la procédure de comparution immédiate
n'est plus guère à l'ordre du jour. Au cours de l'Euro
2000, elle a été fort peu appliquée. Elle s'est
révélée inefficace dans le cadre de la lutte contre le
hooliganisme mais également contre la délinquance
urbaine.
Dans combien de dossiers la procédure de
comparution immédiate a-t-elle déjà été appliquée
en matière pénale ? Pour quels types de délits les
autorités judiciaires y ont-elles recouru ? A ce jour,
dans quels arrondissements sa fréquence
d'application a-t-elle été, d'une part, la plus
CRABV 50
COM 279
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
welk arrondissement het minst? Wanneer zal de
minister de procedure evalueren?
élevée et, d'autre part, la plus faible ? Quand le
ministre évaluera-t-il cette procédure ?
03.02 Minister Marc Verwilghen : De rondzendbrief
over de onmiddellijke verschijning dateert van einde
mei, de procedure ging in op 1 juni. De parketten-
generaal werd gevraagd maandelijkse verslagen
over te maken.
Uit de eerste verslagen blijkt het volgende: 20 van
de 27 arrondissementen hebben volledige
informatie gegeven, 12 hebben de wet nog niet
toegepast; voor de periode tot en met augustus
waren er 48 dossiers, met 56 verdachten.
Antwerpen heeft de wet het meest toegepast,
gevolgd door Brussel en Charleroi, Gent en Brugge,
Luik, Dendermonde, Ieper en Kortrijk; meer dan 80
procent van de dossiers werden geopend tijdens de
maand juni, 14 in het kader van Euro 2000; in 22
dossiers nam de onderzoeksrechter een andere
beslissing, in 26 gevallen heeft deze een
aanhoudingsbevel uitgevaardigd en in één geval
werd de verdachte onder voorwaarden vrijgelaten.
De meeste dossiers hebben betrekking op diefstal,
inbraak en weerspannigheid.
De dienst Strafrechtelijk Beleid is bezig met de
evaluatie. De informele raad van procureurs des
Konings zal me een lijst bezorgen van de specifieke
problemen met de toepassing van het snelrecht. In
Frankrijk wordt een belangrijke stijging van de
snelrechtdossiers vastgesteld, die nu 70 procent
van de zaken zouden uitmaken.
Het snelrecht wordt er beschouwd als het antwoord
op een vorm van criminaliteit die een snel antwoord
vergt.
03.02 Marc Verwilghen , ministre: La circulaire
relative à la comparution immédiate date de la fin
mai, la procédure étant entrée en vigueur au 1
er
juin. Les rapports mensuels que les parquets
généraux ont été invités à rédiger comportent les
informations suivantes : sur les 27 arrondissements,
20 ont fourni des données complètes ; dans 12
arrondissements, la loi n'a pas encore été
appliquée ; entre juin et août inclus, 48 dossiers,
concernant 56 suspects, ont été ouverts ; c'est à
Anvers que la loi a été le plus souvent appliquée ;
viennent ensuite Bruxelles et Charleroi, Gand et
Bruges, Liège, Termonde, Ypres et Courtrai ; plus
de 80 pour cent des dossiers ont été ouverts au
mois de juin, dont 14 dans le cadre de l'Euro 2000 ;
dans 22 dossiers, le juge d'instruction a pris une
autre décision, dans 26 cas, il a délivré un mandat
d'arrêt et dans un cas, le suspect a été remis en
liberté conditionnelle.
La plupart des dossiers concernent des affaires de
vol, d'effraction ou de rébellion.
Le Service de la politique criminelle procède
actuellement à une évaluation. Le conseil informel
des procureurs du Roi me fournira la liste des
problèmes spécifiques posés par l'application de la
procédure de comparution immédiate. En France,
on constate une augmentation importante du
nombre des dossiers traités dans le cadre de cette
procédure, qui représenteraient 70 pour cent de
l'ensemble des affaires.
La comparution immédiate est considérée comme
la réponse la plus adéquate à une forme de
délinquance requérant une réaction rapide.
03.03 Tony Van Parys (CVP): Het snelrecht wordt
blijkbaar weinig toegepast. Er wordt bovendien
steeds minder gebruik van gemaakt. De procedure
moet dringend worden geëvalueerd. Zo kan de wet
worden aangepast en kunnen de parketten ertoe
worden gebracht om het snelrecht effectief toe te
passen. Enkel zo zullen we een antwoord kunnen
bieden op belangrijke problemen, vooral in de grote
steden.
03.03 Tony Van Parys (CVP): La procédure
accélérée n'est manifestement guère appliquée. On
y a même de moins en moins recours. Il est urgent
de procéder à une évaluation de cette procédure.
La loi pourrait ainsi être modifiée et les parquets
pourraient être amenés à appliquer effectivement la
procédure accélérée. C'est la seule manière de
résoudre les problèmes, surtout dans les grandes
villes.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 11.06 uur.
La réunion publique de commission est levée à
11.06 heures
.
Document Outline