CRIV 50 COM 278
CRIV 50 COM 278
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET HET BEKNOPT VERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC LE COMPTE RENDU ANALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
V
OLKSGEZONDHEID
,
HET
L
EEFMILIEU EN DE MAATSCHAPPELIJKE
H
ERNIEUWING
C
OMMISSION DE LA
S
ANTÉ PUBLIQUE
,
DE
L
'E
NVIRONNEMENT ET DU
R
ENOUVEAU DE LA
S
OCIÉTÉ
dinsdag mardi
24-10-2000 24-10-2000
10:00 uur
10:00 heures






























AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP Christelijke
Volkspartij
FN Front
National
PRL FDF MCC
Parti Réformateur libéral ­ Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS Parti
socialiste
PSC Parti
social-chrétien
SP Socialistische
Partij
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode + nummer
en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du
n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag (op wit papier, bevat de bijlagen en het
beknopt verslag, met kruisverwijzingen tussen Integraal en
Beknopt Verslag)
CRIV
Compte Rendu Intégral (sur papier blanc, avec annexes et
CRA, avec renvois entre le CRI et le CRA)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV Compte
Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes
:
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be

e-mail : aff.generales@laChambre.be
CRIV 50
COM 278
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i


INHOUD
SOMMAIRE
Samengevoegde interpellaties van
2
Interpellations jointes de
2
- mevrouw Els Van Weert aan de vice-eerste
minister en minister van Begroting,
Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie
over 'de problemen met betrekking tot de opvang
van asielzoekers en de klachten van de OCMW's'
(nr. 510)
2
- Mme Els Van Weert au vice-premier ministre et
ministre du Budget, de l'Intégration sociale et de
l'Economie sociale sur 'les problèmes qui se
posent en ce qui concerne l'accueil des
demandeurs d'asile et sur les doléances des
CPAS' (n° 510)
2
- mevrouw Michèle Gilkinet aan de vice-eerste
minister en minister van Begroting,
Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie
over 'de problemen waarmee de asielzoekers en
de OCMW's te maken krijgen inzake sociale
bijstand' (nr. 515)
2
- Mme Michèle Gilkinet au vice-premier ministre et
ministre du Budget, de l'Intégration sociale et de
l'Economie sociale sur 'les problèmes qui se
posent aux demandeurs d'asile et aux CPAS en
ce qui concerne l'aide sociale' (n° 515)
2
Sprekers: Els Van Weert, Michèle Gilkinet,
Johan Vande Lanotte
, vice-eerste minister en
minister van Begroting, Maatschappelijke
Integratie en Sociale Economie, Filip
Anthuenis, Yvan Mayeur
Orateurs: Els Van Weert, Michèle Gilkinet,
Johan Vande Lanotte
, vice-premier ministre
et ministre du Budget, de l'Intégration sociale
et de l' Économie sociale, Filip Anthuenis,
Yvan Mayeur
Moties
7
Motions
7
Prejudiciële kwestie
8
Question préjudicielle
8
Sprekers: Jef Valkeniers, Hubert Brouns
Orateurs: Jef Valkeniers, Hubert Brouns
Mondelinge vraag van mevrouw Maggie De Block
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
organisatie van de eerste lijn" (nr. 2438)
9
Question orale de Mme Maggie De Block à la
ministre de la Protection de la consommation, de
la Santé publique et de l'Environnement sur
"l'organisation de la première ligne" (n° 2438)
9
Sprekers: Maggie De Block, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Maggie De Block, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan
de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
registratie van apotheken" (nr. 2497)
11
Question orale de Mme Trees Pieters à la ministre
de la Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur
"l'enregistrement des officines pharmaceutiques"
(n° 2497)
11
Sprekers: Trees Pieters, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Trees Pieters, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
samenwerkingsverbanden tussen
zorgprogramma's voor cardiale pathologie"
(nr. 2466)
12
Question orale de M. Jo Vandeurzen à la ministre
de la Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur "les accords
de coopération entre programmes de soins en
pathologie cardiaque" (n° 2466)
12
Sprekers: Jo Vandeurzen, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Jo Vandeurzen, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
organisatie van de dringende medische
hulpverlening" (nr 2490)
13
Question orale de M. Jo Vandeurzen à la ministre
de la Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur "l'organisation
de l'aide médicale urgente" (n° 2490)
13
Sprekers: Jo Vandeurzen, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken,
Orateurs: Jo Vandeurzen, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
24/10/2000
CRIV 50
COM 278
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
Volksgezondheid en Leefmilieu
de la Santé publique et de l'Environnement
Mondelinge vraag van mevrouw Josée Lejeune
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
hersenvliesontstekingen" (nr. 2502)
16
Question orale de Mme Josée Lejeune à la
ministre de la Protection de la consommation, de
la Santé publique et de l'Environnement sur "les
méningites" (n° 2502)
16
Sprekers: Josée Lejeune, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Josée Lejeune, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
Samengevoegde mondelinge vragen van
18
Questions orales jointes de
18
- mevrouw Trees Pieters aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over ''de caudotomie van het Belgisch
trekpaard" (nr. 2523)
18
- Mme Trees Pieters à la ministre de la Protection
de la consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement sur ''la caudotomie du cheval de
trait belge » (n° 2523)
18
- de heer Arnold Van Aperen aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over "de caudotomie van het Belgisch
trekpaard" (nr. 2548)
18
- M. Arnold Van Aperen à la ministre de la
Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur ''la caudotomie
du cheval de trait belge » (n° 2548)
18
Sprekers: Trees Pieters, Arnold Van Aperen,
Magda Aelvoet
, minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu
Orateurs: Trees Pieters, Arnold Van Aperen,
Magda Aelvoet
, ministre de la Protection de
la consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement
Samengevoegde mondelinge vragen van
21
Questions orales jointes de
21
- de heer Hubert Brouns aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over 'de promotie van de generische
geneesmiddelen' (nr. 2525)
21
- M. Hubert Brouns à la ministre de la Protection
de la consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement sur 'la promotion des
médicaments génériques' (n° 2525)
21
- de heer Hubert Brouns aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over 'het substitueren van generische
geneesmiddelen' (nr. 2526)
21
- M. Hubert Brouns à la ministre de la Protection
de la consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement sur 'la substitution de
médicaments génériques' (n° 2526)
21
Sprekers: Jo Vandeurzen, Hubert Brouns,
Magda Aelvoet
, minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu
Orateurs: Jo Vandeurzen, Hubert Brouns,
Magda Aelvoet
, ministre de la Protection de
la consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement
Mondelinge vraag van mevrouw Joke Schauvliege
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de toename
van voedselvergiftingen" (nr. 2530)
23
Question orale de Mme Joke Schauvliege à la
ministre de la Protection de la consommation, de
la Santé publique et de l'Environnement sur
"l'augmentation des intoxications alimentaires"
(n° 2530)
23
Sprekers:
Joke Schauvliege, Magda
Aelvoet, minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Joke Schauvliege, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "het
standpunt van de regering inzake drugs" (nr.
2533)
25
Question orale de M. Jo Vandeurzen à la ministre
de la Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur "la position du
gouvernement en matière de drogues" (n° 2533)
25
Sprekers: Jo Vandeurzen, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Jo Vandeurzen, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
Mondelinge vraag van mevrouw Yolande
Avontroodt aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over "de voorwaarden waaraan de
oncologische zorgprogramma's moeten voldoen
om erkend te worden" (nr. 2453)
26
Question orale de Mme Yolande Avontroodt à la
ministre de la Protection de la consommation, de
la Santé publique et de l'Environnement sur "les
conditions auxquelles doivent satisfaire les
programmes de soins en oncologie pour être
agréés" (n° 2453)
26
CRIV 50
COM 278
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
iii
Sprekers: Yolande Avontroodt, Magda
Aelvoet
, minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Yolande Avontroodt, Magda
Aelvoet
, ministre de la Protection de la
consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement
CRIV 50
COM 278
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1


COMMISSIE VOOR DE
VOLKSGEZONDHEID, HET
LEEFMILIEU EN DE
MAATSCHAPPELIJKE
HERNIEUWING
COMMISSION DE LA SANTE
PUBLIQUE, DE
L'ENVIRONNEMENT ET DU
RENOUVEAU DE LA SOCIETE
van
DINSDAG
24
OKTOBER
2000
10:00 uur
______
du
MARDI
24
OCTOBRE
2000
10:00 heures
______

De vergadering wordt geopend om 10.13 uur door
mevrouw Yolande Avontroodt, voorzitter.
La séance est ouverte à 10.13 heures par Mme
Yolande Avontroodt, présidente.
01 Samengevoegde interpellaties van
- mevrouw Els Van Weert aan de vice-eerste
minister en minister van Begroting,
Maatschappelijke Integratie en Sociale
Economie over 'de problemen met betrekking
tot de opvang van asielzoekers en de klachten
van de OCMW's' (nr. 510)
- mevrouw Michèle Gilkinet aan de vice-eerste
minister en minister van Begroting,
Maatschappelijke Integratie en Sociale
Economie over 'de problemen waarmee de
asielzoekers en de OCMW's te maken krijgen
inzake sociale bijstand' (nr. 515)
01 Interpellations jointes de
- Mme Els Van Weert au vice-premier ministre et
ministre du Budget, de l'Intégration sociale et
de l'Economie sociale sur 'les problèmes qui se
posent en ce qui concerne l'accueil des
demandeurs d'asile et sur les doléances des
CPAS' (n° 510)
- Mme Michèle Gilkinet au vice-premier ministre
et ministre du Budget, de l'Intégration sociale et
de l'Economie sociale sur 'les problèmes qui se
posent aux demandeurs d'asile et aux CPAS en
ce qui concerne l'aide sociale' (n° 515)
01.01 Els Van Weert (VU&ID): Mevrouw de
voorzitter, nadat ik mijn interpellatieverzoek heb
ingediend, heeft de minister in de media
initiatieven aangekondigd om te reageren op de
noodkreet van eind vorige week van de OCMW's,
die hun problemen de jongste tijd zien toenemen.

De regering heeft laten weten dat zij van plan is
10.000 extra opvangplaatsen te creëren in
paviljoendorpen. Deze opvangplaatsen zullen
wellicht niet volstaan, aangezien er dit jaar 50 000
nieuwe asielzoekers zijn bijgekomen. De
problemen van de OCMW's worden op die manier
dus zeker niet opgelost.

Binnen welke termijn kan de extra
opvangcapaciteit worden gerealiseerd? Welke
locaties komen hiervoor in aanmerking? Werd
dienaangaande reeds overleg gepleegd met de
betrokken instanties? Kan de minister de nodige
garanties bieden dat de asielzoekers op een
menswaardige manier zullen worden
opgevangen?

De minister heeft verklaard dat er definitief een
einde zal worden gemaakt aan het toekennen van
financiële steun aan asielzoekers en dat er nog
uitsluitend materiële steun zal worden verleend.
Geldt dit voor de volledige duur van de procedure
of enkel voor de ontvankelijkheidsfase? Hoe zal
de afschaffing van de financiële steun concreet
worden geregeld? In welke sancties zal er worden
voorzien? Hoe zullen de problemen worden
opgelost van de OCMW's die niet in staat zijn de
vluchtelingen op een degelijke en menswaardige
manier op te vangen? In landelijke gemeenten
beschikt men immers over onvoldoende
huisvesting. Bovendien is de werkdruk in de
OCMW's momenteel zeer groot en is men niet in
staat om met het huidige personeelsbestand een
degelijke opvang te garanderen. Uit de
gesprekken die ik heb gehad met een aantal
OCMW-voorzitters, blijkt dat men bereid is een
24/10/2000
CRIV 50
COM 278
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
goede opvang te bieden, maar dat de federale
overheid niet voldoende steun biedt inzake de
sociale begeleiding en de opvang van de
asielzoekers en dat zij geen maatregelen neemt
om de werkdruk van het personeel te verlichten.
De OCMW's moeten op onverschillig welk
moment een beroep kunnen doen op een
tolkendienst omdat het noodzakelijk is op een
behoorlijke manier te communiceren met de
asielzoekers die zich voor de eerste keer komen
aanbieden.

Deze problemen zullen ook na de oprichting van
de paviljoendorpen blijven bestaan. Op welke
manier denkt de minister hierop een antwoord te
bieden?

Wat betekent de materiële steun concreet voor de
asielzoekers voor wie de federale noch de lokale
opvanginitiatieven een uitkomst bieden?
Overweegt de minister het uitreiken van
maaltijdcheques of kledingbonnen?

De minister heeft een strengere aanpak
aangekondigd ten opzichte van OCMW's die de
mensen doorsturen naar steden. In welke sancties
wordt er voorzien? Op welke manier zullen de
kandidaat-vluchtelingen op een positieve manier
worden ondersteund?

Mijnheer de minister, ik wil het hebben over de
klachten met betrekking tot de achterstallen. Dat
zijn geen alleenstaande gevallen. Het is een
algemeen probleem dat de federale overheid in
gebreke blijft met de terugbetaling van die gelden
die door de OCMW's kunnen worden
teruggevorderd. Bijgevolg krijgen vooral kleine,
landelijke - maar ook grotere - OCMW's met
ernstige liquiditeitsproblemen te kampen.

Tenslotte heb ik nog een vraag. Vorig jaar hebt u
aangekondigd werk te zullen maken van
kwaliteitsnormen, op basis waarvan de opvang
zou kunnen worden getoetst. Hoever staat u
daarmee? De bekommernis hieromtrent is dubbel.
Enerzijds moet er een kwaliteitsvolle opvang
worden geboden, maar, anderzijds, moet de druk
op de OCMW's worden verlicht. De plannen
moeten als uitgangspunt hebben dat de opvang
kwaliteitsvol blijft. Ons land moet in staat blijven
de vluchtelingen, die heel wat ellende achter zich
laten, op een degelijke en menswaardige manier
op te vangen en zeker niet te behandelen als
misdadigers. Het is essentieel dat de
kwaliteitsvolle behandeling getoetst kan worden
op basis van objectieve normen.
Mijnheer de minister, er blijven nog een aantal
vragen. Deze regering blijft in gebreke door het
probleem veel te lang voor zich uit te schuiven. Ik
vraag me af hoe u op korte termijn uitzicht op
beterschap kunt bieden. Het water staat niet
alleen de asielzoekers zelf tot aan de lippen, het
staat ook bijzonder hoog bij de instanties op het
terrein die met veel goede wil voor een degelijke
opvang willen instaan.
01.02 Michèle Gilkinet (AGALEV-ECOLO):
Madame la présidente, monsieur le ministre, de
nombreux demandeurs d'asile se voient octroyer,
dans le cadre de la procédure de régularisation,
une aide sociale après un recours devant les
tribunaux du Travail. Un grand nombre de CPAS
sont condamnés à verser une aide individualisée.
Ils doivent pallier conformément à la loi la situation
d'indigence démontrée. Si l'on peut se réjouir que
les mécanismes mis en place dans notre pays
permettent de remédier à des situations de vie
difficile, on ne peut que regretter qu'il faille passer
par les tribunaux pour se faire reconnaître un
droit.

Lors d'un colloque organisé sur la question à
Louvain-la-Neuve par l'Institut de droit
international, il y a deux semaines environ, j'ai cru
comprendre de votre représentant que vous
examiniez la situation et que vous pourriez
apporter des solutions.

Je voudrais donc vous demander, monsieur le
ministre, ce qu'il en est exactement et ce que vous
comptez entreprendre pour remédier à cet état de
chose qui met tant les demandeurs que les CPAS
en situation difficile.

L'accès à l'aide sociale et médicale sera-t-elle
facilitée?

Par ailleurs, monsieur le ministre, vous déclarez
vouloir modifier la manière dont certains CPAS
octroient l'aide sociale, en interdisant le versement
du minimex aux demandeurs d'asile - à cet égard,
je crois qu'il doit y avoir une erreur dans ce qui a
été retransmis à la radio, puisque les demandeurs
d'asile n'ont pas droit au minimex en Belgique; on
doit faire référence à une aide financière qui peut
être égale au minimex - tout en leur octroyant une
aide sociale en nature, qui assure le logement, la
nourriture, l'accès aux médicaments et une
intégration sociale. Je pense que ce sont là les
quatre points qui se retrouvent dans votre
déclaration. Pour réaliser cela, vous comptez
développer des places en centres ouverts, voir en
créer de nouveaux.
CRIV 50
COM 278
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3

Je voudrais donc savoir ce qu'il en est
exactement, comment vous comptez vous y
prendre et dans quels délais. Qui sera concerné
par cette aide, et à quel moment de la procédure
de demande d'asile cette aide interviendra-t-elle?
Les demandeurs conserveront-ils une possibilité
d'accès au travail lorsque leur demande sera
jugée recevable? Comment tout cela s'intégrera-t-
il pour assurer une vie conforme à la dignité
humaine et aux droits de l'homme?

Les CPAS seront-ils en mesure d'assurer le travail
que vous semblez vouloir leur confier ou comptez-
vous confier ce travail à d'autres partenaires que
les CPAS? Je pense qu'il y a un peu des deux.

Et financièrement, quelle sera la balance pour les
CPAS et l'Etat?

Voilà donc en vrac l'éventail des questions que j'ai
à vous poser. Je pense que certaines précisions
me seront apportées dans les réponses que vous
me donnerez sinon je me permettrai de vous
questionner à nouveau.
01.03 Minister Johan Vande Lanotte: Mevrouw
de voorzitter, ik voel mij hierbij wel enigszins
ongemakkelijk. Het is immers de regel dat de
regering niet wordt ondervraagd over haar
intenties, maar wel wordt geïnterpelleerd over
haar realisaties. Hier ondervraagt men mij nu over
de intenties. In mijn antwoord beperk ik mij
derhalve tot de vaststellingen van de regering en
haar aankondigingen, maar rep niet over de
verdere uitwerking. Dat komt in principe morgen
pas aan bod.

De vaststellingen waarvan de regering uitgaat, zijn
veelvuldig. Ten eerste moeten wij vaststellen dat
financiële steun op zich een goed mechanisme is
voor de integratie van mensen die geen ander
inkomen hebben. Dat principe wordt niet in vraag
gesteld. Dat principe kan wel in vraag worden
gesteld wanneer wij het toepassen op mensen die
hier tijdelijk verblijven en die bovendien van een
ander land komen. Daarbij heeft het toekennen
van financiële hulp een voordeel, namelijk dat
mensen bestedingsvrijheid krijgen. Bovendien
hebben de OCMW's daar het voordeel van een
gemakkelijke beslissing: het is makkelijker geld te
geven dan het hele begeleidingsproces te moeten
verzorgen, dat is evident. Het nadeel is dan weer
dat door het louter geven van geld de mensen een
stuk van het begeleidingsproces kunnen missen
of niet worden opgevangen. Zij komen in een
vreemd land, zonder onmiddellijke integratie, en
kunnen een beetje aan hun lot worden
overgelaten. Daarbij zwijg ik dan nog over het
gegeven dat het krijgen van geld op dit moment ­
dat is vastgesteld ­ wordt gebruikt als een deel
van de argumentatie voor het organiseren van
mensensmokkel. Men zegt dat er, enerzijds, wel
een prijs moet worden betaald, maar dat er,
anderzijds, geld te krijgen is op het moment dat de
gesmokkelde hier toekomt. Inzake financiële en
materiële steun is dus een hele grote discussie
mogelijk. Het principe dat mensen die geen
inkomen hebben, financiële steun krijgen en
bestedingsautonomie genieten, staat hier niet ter
discussie. Wel ter discussie staat het principe of
mensen die per definitie zeer tijdelijk in ons land
zijn, voor de duur daarvan hetzelfde moeten
genieten. De vraag is of dit een goed
opvangmechanisme is. Dat is mijn uitgangspunt.
Ik heb er dus niet de minste behoefte aan om het
principe van financiële steun voor het
bestaansminimum ter discussie te stellen, maar
wel rijst de vraag of het geven van financiële steun
aan mensen die heel tijdelijk in ons land zijn, wel
de beste manier van opvangen is. Dat lijkt mij de
discussie.
De regering heeft vastgesteld dat door de grote
instroom een ernstig probleem inzake opvang aan
de orde wordt gesteld. Het probleem van
beschikbare, kwalitatief goede woningen rijst
duidelijk. De OCMW's kunnen deze toevloed nog
moeilijk aan en kunnen niet meer de kwalitatieve
opvang verzekeren die zij zouden wensen. Dus
heeft de regering beslist - dit is de enige tot nu toe
genomen beslissing, waarbij ik toelichting kan
geven - om bijkomende plaatsen te creëren om
mensen materieel op te vangen. Het gaat hier om
10.000 plaatsen. De regering heeft ook beslist dat
de voorschottenregeling voor de OCMW's vlugger
zal verlopen. Nu moet men bewijzen wat men
heeft uitgegeven en men krijgt dat later terug. We
zullen wat meer met voorschotten werken, omdat
de OCMW's in financiële problemen dreigen te
geraken als zij voortdurend betalen en pas drie tot
vier maanden later hun geld krijgen.

Over al de rest werd nog niets beslist. Dit ligt
normaal morgen bij de regering op tafel: hoe zal
dit worden georganiseerd, wat zullen de sancties
zijn, waarover zal daarnaast nog worden
gediscussieerd. Ook het probleem inzake
regularisatie komt dan bijna automatisch aan bod.
Ik kan u niet meer zeggen dan dat daarover
morgen in de regering een ernstig debat zal
worden gevoerd. Hiervoor werden werkgroepen
opgestart en de eerste teksten zijn klaar. Dat is
natuurlijk vervelend voor de vraagstellers, maar ik
kan u nog niet zeggen wat wij zullen doen, vermits
24/10/2000
CRIV 50
COM 278
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
wij daarover morgen nog moeten beslissen en de
eerste basisteksten er nu pas liggen. Ik wil daar
niet op vooruitlopen, dat zou niet correct zijn. Ik
ben wel bereid onmiddellijk na het nemen van de
beslissing hierheen te komen, alles uit te leggen
en de discussie te voeren. Dat is uw goed recht en
ik zou het vreemd vinden moest dat niet
gebeuren. Nu zeggen wat wij gaan doen, dat kan
ik echter in alle eerlijkheid niet.
01.04 Els Van Weert (VU&ID): Mijnheer de
minister, uw terughoudendheid verwondert mij een
beetje. Ik begrijp dat de discussie, die niet
gemakkelijk zal zijn, binnen de regering nog moet
worden gevoerd. Ik merk ook op dat de pers vaak
eerder dan de parlementsleden van bepaalde
feiten op de hoogte wordt gebracht. Het is bizar
dat wij zo een beperkt, miniem antwoord krijgen,
waarin een aantal elementen die in de pers
werden toegelicht, niet eens aan bod komen. Ik
denk bijvoorbeeld aan de afschaffing van de
financiële steun. Dat principe werd in de media
duidelijk aangekondigd. Dat roept ook heel wat
vragen op, zowel bij asielzoekers als bij OCMW's.
Zij vragen zich af hoe zij daarmee moeten
omgaan. Zoals u terecht verklaart, is dat voor hen
geen verbetering of vergemakkelijking van de
situatie. Het legt alleen nog meer druk op hun
schouders.

Mijnheer de minister, ik dring erop aan dat u
morgen, als u de beslissingen neemt, al die
overwegingen in het achterhoofd houdt. De
regering moet grondig nadenken over de manier
waarop ze de mensen op het terrein extra kan
ondersteunen. De noodkreet komt niet zomaar uit
de lucht gevallen. Dit is een groot probleem voor
heel veel mensen van goede wil die op het terrein
wat willen doen, maar onvoldoende steun krijgen
vanuit de federale overheid, wiens
verantwoordelijkheid het in de eerste plaats is om
te zorgen voor een menswaardige opvang.

Mijnheer de minister, ten eerste, onze groep
vraagt duidelijk om met die elementen rekening te
houden.

Ten tweede, ik verzoek u zeer binnenkort het
Parlement een uitgebreide toelichting te geven
over de maatregelen die u morgen zult nemen.
01.05 Michèle Gilkinet (AGALEV-ECOLO):
Monsieur le président, monsieur le ministre, vous
dites que, pour le moment, la décision prise a trait
à la création des places et donc qu'aucune
décision n'a été prise en ce qui concerne l'aide
sociale.

Vous n'avez pas répondu, monsieur le ministre,
aux questions posées au début de mon
intervention. C'est la raison pour la quelle je me
permets de vous les reposer et d'attirer votre
attention sur un fait qui m'inquiète un peu. J'ai le
sentiment que l'on est en train de
« saucissonner » la politique d'asile et d'accueil en
différents morceaux et que l'on risque de prendre
des mesures quelque peu précipitées sans les
intégrer dans une étude d'ensemble. Pour ma
part, je souhaiterais que l'on discute en parallèle
de la politique d'accueil que vous comptez mettre
sur pied, de la réforme de la politique d'asile
prévue par M. Duquesne et le gouvernement et
des politiques internationales. J'estime en effet,
qu'une action doit être menée au niveau
international. Il existe, selon moi, un manque de
cohésion d'ensemble en la matière. Et je crains
que ce soit dans la précipitation que l'on s'attèle
actuellement à des problèmes urgents auxquels il
est nécessaire de répondre, ce dont je ne
disconviens pas, mais sans savoir comment la
problématique va pouvoir s'intégrer dans une
politique globale. Je ne voudrais pas que l'on
arrive à une forme de « saucissonnage » et à ce
que les décisions prises en matière d'intégration
sociale conditionnent une partie de la politique
d'asile de M. Duquesne, par exemple.

Nous devons avoir une vision globale. C'est
l'ensemble qui compte si l'on veut avoir une
politique cohérente. Il en va d'ailleurs de même en
ce qui concerne le chapitre particulier de la
régularisation.
01.06 Johan Vande Lanotte, ministre: Notre
optique en la matière a toujours été de ne pas
mélanger les politiques d'accueil et d'asile. Vous
demandez une vision globale. Si je m'adresse en
ces termes aux CPAS ainsi qu'aux autres
institutions oeuvrant sur la question, ils me
rétorqueront qu'il existe une grande différence
entre l'un et l'autre. L'accueil ne peut être
subordonné à une politique d'asile ni en constituer
un but ou un moyen. J'ai toujours maintenu cette
vision, car si l'on commence à utiliser l'accueil
comme une méthodologie pour une politique
d'asile, on risque de se retrouver dans des
discussions ardues. Certes, la coordination est
importante, mais il convient de veiller à ce que
l'accueil ne soit pas subordonné à une politique
d'asile, sous peine d'être à un moment donné face
à des conclusions hautement déplaisantes. C'est
la seule remarque que je voulais apporter.
01.07 Filip Anthuenis (VLD): Mijnheer de
CRIV 50
COM 278
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
minister, voor mij gaat het om een heel moeilijk
probleem. Natuurlijk heeft de regering schuld en
de eerste minister heeft mea culpa geslagen,
maar daarmee is de kous niet af. Zo simpel is het
niet. Andere landen worden trouwens met
dezelfde problemen geconfronteerd, die voor
België echter scherper zijn wegens de
centrumfunctie en het welvaartspeil en omdat
asielzoekers België gebruiken als tussenland om
naar Groot-Brittannië te vluchten.

Mijnheer de minister, er is opgeworpen dat het
niet de bedoeling is om over de intenties van de
regering te spreken. Ik ga daarmee akkoord, maar
dan is het ook goed dat de betrokken ministers
hun intenties evenmin aan de pers meedelen.
01.08 Minister Johan Vande Lanotte: Dat heb ik
nooit gedaan!
01.09 Filip Anthuenis (VLD): Ik heb het niet
specifiek over u, mijnheer de minister, maar over
de ministers in het algemeen. Het is goed dat de
pers een discussiepunt aankaart, maar in het
Parlement worden de vragen gesteld.

Sta me toe toch even in te gaan op de resultaten
die u hebt aangehaald. Daarover kunnen we wel
een debat voeren. Het is de bedoeling van de
regering om de OCMW's voor hun
verantwoordelijkheid te plaatsen. De meeste
OCMW's zijn bereid om die verantwoordelijkheid
op zich te nemen. Dat geldt echter evenzeer voor
de hogere overheid. Net zoals mevrouw Van
Weert die in haar interpellatie vraagt naar de
problemen waarmee OCMW's worden
geconfronteerd, heb ik het OCMW van Lokeren
om cijfergegevens gevraagd. Onlangs werd ik
voor de gemeenteraadsverkiezingen verkozen en
als gevolg van de cumulatie ­ dat is een voordeel
­ kan ik de precieze problemen van de OCMW's
hier te berde brengen. Welnu, het Lokerse OCMW
heeft voor de maanden juni, juli en augustus nog
steeds geen terugbetaling ontvangen van de
hogere overheid voor de steun die het verplicht
aan de vreemdelingen moest verstrekken, een
steun ten belope van bijna 6 miljoen frank. Dit
brengt met zich dat Lokeren met
liquiditeitsproblemen kampt. Ik heb het dan nog
niet over de voorschotten op onderhoudsgeld die
de hogere overheid ook moet terugbetalen, wat
niet aan de orde is met deze interpellatie over de
vreemdelingenproblematiek. In dit verband laat ik
opmerken dat Lokeren slechts werd terugbetaald
voor het eerste semester van 1998. Mijns inziens
is het mijn taak hier in het Parlement de reden toe
te lichten waarom de OCMW's
liquiditeitsproblemen hebben. Ik hoop dat de
hogere overheid, die de OCMW's voor hun
verantwoordelijkheid plaatst, terecht trouwens, de
eigen verplichtingen nakomt en zelf
verantwoordelijkheid op zich neemt.
01.10 Minister Johan Vande Lanotte: Mevrouw
de voorzitter, ik heb reeds gesteld dat we van plan
zijn een nieuwe regeling uit te werken om de
voorschotten vlugger uit te betalen. Overigens
voeg ik eraan toe dat, als er een hogere overheid
is die haar verantwoordelijkheid op zich neemt, het
wel de federale overheid is die uiteindelijk alles
betaalt. Ik hoor hier allerhande opmerkingen,
maar men vergeet dat de prijs van dit alles betaald
wordt door het federaal niveau. Niemand anders
betaalt het.
01.11 Filip Anthuenis (VLD): Maar de OCMW's
schieten de bedragen voor. Trouwens, voor hen is
het om het even waar het geld vandaan komt. Zij
moeten alleszins de tegemoetkomingen uitbetalen
en dus moeten zij voorschotten krijgen. Of dat nu
van de federale dan wel van de Vlaamse overheid
komt, speelt geen rol.
01.12 Minister Johan Vande Lanotte: Mijnheer
Anthuenis, heeft het OCMW van Lokeren al
voorschotten gevraagd? Ik denk het niet.
01.13 Filip Anthuenis (VLD): Ik denk het wel. Ik
weet niet op welke cijfers u zich baseert om uw
bewering te staven.
01.14 Minister Johan Vande Lanotte: De
OCMW's dienen rekeningen in, maar altijd
maanden later. Bent u dus zeker dat het OCMW
Lokeren een voorschot aangevraagd heeft?
01.15 Filip Anthuenis (VLD): De aanvraag voor
de maanden juli...
01.16 Minister Johan Vande Lanotte: Dat is iets
anders, dat is de afrekening.
01.17 Filip Anthuenis (VLD): Mijnheer de
minister, het OCMW kan toch niet anders doen
dan een aanvraag in te dienen voor de
terugbetaling van de steun?
01.18 Minister Johan Vande Lanotte: Toch wel,
het OCMW kan een voorschot vragen.
01.19 Filip Anthuenis (VLD): Maar daarover
gaat het toch: "de terugbetaling van de steun aan
vreemdelingen, aanvraag voorschot voor de
24/10/2000
CRIV 50
COM 278
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
maanden juni, juli en augustus: in behandeling"?
Wat kan een OCMW nog meer doen?
01.20 Minister Johan Vande Lanotte: Ik denk dat
het een voorschot kan vragen. Mijns inziens is dat
niet gebeurd. Maar goed, ik zal de zaak
onderzoeken.

De voorzitter: Het probleem van Lokeren zal
wellicht na de vergadering kunnen worden
opgelost.
01.21 Michèle Gilkinet (AGALEV-ECOLO):
Monsieur le ministre, je comprends votre point de
vue et les principes que vous avez mis en
évidence. Néanmoins, je pense que
l'augmentation de la capacité d'accueil dépend
aussi de notre esprit d'ouverture. La Belgique va-t-
elle ouvrir ses frontières ou prônera-t-elle
l'immigration « zéro »? Je pense aussi qu'une
certaine augmentation des places est liée aux
dysfonctionnements de l'Office des étrangers. Si
notre politique d'asile était menée de façon plus
rapide, tout en veillant au respect des droits de
l'homme, on pourrait peut-être réduire le nombre
de places nécessaires.

C'est vrai que la capacité d'accueil doit
augmenter, mais la Belgique a tout intérêt à
diversifier les formules utilisées. Il faut éviter d'en
arriver à un univers un peu concentrationnaire.
Dans certaines communes, on constate déjà une
concentration. Il ne faudrait pas poursuivre dans
ce sens-là. Quand vous dites que vous voulez
augmenter les centres, je m'inquiète un peu.

Il faut voir comment les différentes politiques vont
s'intégrer et rechercher une vision globale. Il est
indispensable de définir les besoins pour
déterminer la politique d'accueil à suivre. Il faut
tenir compte d'un ensemble de choses et non pas
s'attaquer à un problème en particulier. Il faut
identifier les problèmes en amont et les résoudre.
01.22 Johan Vande Lanotte, ministre: Je n'ai
aucune objection à tout cela. Mais je suis
responsable de l'accueil des personnes qui
entrent dans notre pays. Tout le reste n'est que
littérature pour moi. Je dois bien constater que,
pour le moment, il n'est plus possible d'accueillir
plus d'immigrés. Parmi ceux qui ont tenté de le
faire, la plupart ont échoué. Même les ONG et les
CPAS ne sont pas parvenus à accueillir les
immigrés dans de bonnes conditions. On peut
discuter de toutes les solutions à trouver, mais en
tant que responsable de l'accueil, je ne peux pas
attendre que les discussions soient terminées
pour agir. Je ne peux pas accepter tout ce qui se
passe actuellement. Je ne veux pas être
responsable du fait que l'on n'accueille plus les
gens convenablement. On peut en discuter tant
qu'on veut, mais il faut admettre la situation telle
qu'elle est. Si elle peut changer d'ici six mois, tant
mieux. Mais ne me demandez pas d'attendre
davantage. Vu la situation, ce n'est plus possible.
Il faut admettre que, pour l'instant, on n'accueille
plus les gens comme il faut: il n'y a plus de
logements à leur disposition. Vous ne pouvez pas
me demander d'attendre qu'une discussion
globale ait eu lieu. Ce n'est pas possible. Je me
sens responsable vis-à-vis de ces personnes. Si
un incident intervient, on m'en rendra responsable
à juste titre. Il faut donc me laisser agir.
01.23 Michèle Gilkinet (AGALEV-ECOLO): Mais
on pourrait envisager une diversité de techniques,
plutôt que de se limiter à une seule.
01.24 Johan Vande Lanotte, ministre: Pour le
moment, on utilise diverses techniques: cela va de
l'accueil en maison par l'ONG jusqu'à l'accueil en
centre ouvert. Mais il n'en demeure pas moins que
le manque de places est énorme. Je ne me
concentre donc pas sur une seule possibilité. On a
annoncé un chiffre de 10.000 places. Ne me dites
que c'est un nombre important. Cela ne suffira
que pour deux mois puisque l'on sait qu'environ
6.000 personnes arrivent tous les mois chez nous.
01.25 Yvan Mayeur (PS): Madame la présidente,
je voudrais vous parler de la difficulté qu'il y a
aujourd'hui à accueillir dans l'urgence les
demandeurs d'asile à Bruxelles. Je parle de
Bruxelles parce que c'est là que se trouve l'Office
des étrangers et le Commissariat général aux
réfugiés et apatrides. C'est ici qu'arrivent les gens
qui veulent introduire une demande et s'enquérir
de la recevabilité de leur demande. Le centre de
Woluwé est plein. Le samu social, dont la mission
n'est en fait que d'abriter les sans-abris, est
envahi par des candidats réfugiés.

Il convient donc d'améliorer les conditions
d'accueil. Ce qui fonctionne bien, c'est le Petit
Château mais il est absolument plein. Si l'ambition
du gouvernement fédéral est de multiplier des
centres d'accueil du type Petit Château, gérés par
le fédéral ou par la Croix-Rouge, j'applaudis des
deux mains; s'il s'agit de forcer les CPAS à faire
eux-mêmes de l'accueil alimentaire et matériel,
alors je m'y opposerai avec la plus ferme énergie.

Evidemment, je m'oppose aussi au propos
général du ministre quand il dit que la tâche des
CRIV 50
COM 278
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
CPAS est plus facile quand ils accordent
simplement une aide financière. C'est le cas sans
doute pour certains CPAS, mais j'en connais
beaucoup qui restent très attentifs et qui travaillent
sérieusement et scrupuleusement à l'accueil des
gens. Je voudrais donc davantage de nuances
plutôt qu'une telle généralité.

Cela dit, il existe aujourd'hui un réel problème de
l'accueil en urgence. Là, on retrouve un lien avec
la procédure d'asile, dans la mesure où le
fonctionnement de l'Office des étrangers et du
CGRA engorge actuellement les centres d'accueil.
Il faudra donc immanquablement parler des
procédures administratives d'examen de
recevabilité de la demande des demandeurs
d'asile et, ensuite, de statut sur leur demande
d'asile. En effet, c'est bien cela qui encombre,
pour une bonne part, nos centres d'accueil. Cela
concerne donc le ministre de l'Intérieur et il
apparaît ainsi une forme de lien. Faute d'améliorer
la situation, l'encombrement des centres d'accueil
se poursuivra; c'est l'évidence.

Moties
Motions

Tot besluit van deze bespreking werden volgende
moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions
suivantes ont été déposées.

Een motie van aanbeveling werd ingediend door
mevrouw Els Van Weert en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellaties van de dames Els Van
Weert en Michèle Gilkinet
en het antwoord van de vice-eerste minister en
minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie
en Sociale Economie
vraagt de regering
1. snel werk te maken van de uitbreiding van de
federale opvangcapaciteit voor asielzoekers, en dit
op een manier die een menswaardige opvang
waarborgt;
2. de druk op de OCMW's te verlichten door:
- een versnelde terugbetaling van de toegekende
sociale bijstand;
- de uitwerking van een ondersteuningsplan voor de
OCMW's zodat zij op een professionele wijze
kunnen instaan voor een menswaardige en
kwalitatieve opvang;
3. algemene kwaliteitsnormen op te stellen waaraan
men de opvang kan toetsen en eventueel kan
bijsturen op sanctioneren."

Une motion de recommandation a été déposée
par Mme Els Van Weert et est libellée comme
suit:
"La Chambre,
ayant entendu les interpellations de Mmes Els Van
Weert et Michèle Gilkinet
et la réponse du vice-premier ministre et ministre du
Budget, de l'Intégration sociale et de l'Économie
sociale
demande au gouvernement:
1. de renforcer dans les meilleurs délais les
capacités d'accueil, au niveau fédéral, de
demandeurs d'asile, et ce, d'une manière
garantissant le respect de la dignité humaine;
2. d'alléger la pression qui pèse actuellement sur
les CPAS en
- procédant à un remboursement rapide de l'aide
sociale octroyée aux demandeurs d'asile;
- élaborant un plan d'appui pour les CPAS, pour
permettre à ces derniers d'organiser, d'une manière
professionnelle, un accueil de qualité, dans le
respect de la dignité humaine;
3. d'élaborer des normes générales de qualité sur
la base desquelles l'accueil pourrait être évalué et,
le cas échéant, corrigé ou sanctionné."

Een eenvoudige motie werd ingediend door de
dames Josée Lejeune en Maggie De Block en de
heer Yvan Mayeur.

Une motion pure et simple a été déposée par
Mmes Josée Lejeune et Maggie De Block et M.
Yvan Mayeur.

Over de moties zal later worden gestemd. De
bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement.
La discussion est close.
Prejudiciële kwestie
Question préjudicielle
01.26 Jef Valkeniers (VLD): Mevrouw de
voorzitter, moeten wij elkaar nu echt amuseren
met al die mondelinge vragen? In de commissie
voor de Sociale Zaken staan meer dan 40
mondelinge vragen op de agenda. We maken ons
het leven zelf moeilijk.

Ik ben van oordeel dat er geen enkele vraag op de
agenda staat die men niet schriftelijk had kunnen
stellen. Het spijt dit te moeten zeggen. Ik heb de
vragen allemaal doorgenomen. Wilt u voortdoen
op deze manier, mij niet gelaten, maar kom dan
nadien niet zeggen dat het Parlement minder
belang heeft. Ik druk daar de nadruk op. De
ministers moeten er zelf op wijzen dat een vraag
schriftelijk kan worden gesteld.
24/10/2000
CRIV 50
COM 278
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8

Mevrouw de voorzitter, u moet eens kijken wat
voor een werk wij mekaar opleggen want bij een
interpellatie kan iedereen het woord nemen terwijl
dit bij een mondelinge vraag niet het geval is. Bij
de behandeling van een wetsvoorstel of ­ontwerp
kan iedereen het woord nemen; dat is een
gezamenlijk werk. De mondelinge vragen gaan
tussen de minister en de vragenstellers. Deze
week vindt een vergadering plaats met de
voorzitter van de Kamer. Volgens mij moeten we
onze manier van werken veranderen want op deze
manier bemoeilijken we zelf onze
werkzaamheden.

De voorzitter: Mijnheer Valkeniers, we zullen uw
opmerkingen overmaken.
01.27 Jef Valkeniers (VLD): Mevrouw de
voorzitter, ik zit 26 jaar in het Parlement en ik kan
dan ook gemakkelijk vergelijken met vroeger. Het
gaat bergaf.

De voorzitter: Mijnheer Valkeniers, de leden
kunnen op uw betoog reageren. Dit lijkt mij een
onderwerp voor de Conferentie van de Voorzitters
of het Bureau. Tot nu toe bepaalt het Reglement
dat elk lid het recht heeft vragen te stellen. Dit is
een prerogatief van de parlementsleden. Als u dit
gewijzigd wil zien, vraagt dit een grondig debat.
01.28 Hubert Brouns (CVP): Mevrouw de
voorzitter, ik kan de kritiek van collega Valkeniers
enigszins begrijpen maar het onderschat de
meerderwaarde van een mondelinge vraag ten
opzichte van een schriftelijke vraag. Ik zal zeker
niet beweren dat we enkel mondelinge vragen
zouden moeten stellen maar bij een mondelinge
vraag kan men wel rechtstreeks in debat treden -
zij het dan voor heel beperkte tijd - met de
bevoegde minister.
01.29 Jef Valkeniers (VLD): U wel maar wij
moeten allemaal aanwezig zijn.
01.30 Hubert Brouns (CVP): Nee, u hoeft niet
aanwezig te zijn. Wij vragen niet...
01.31 Jef Valkeniers (VLD): Dat moeten we de
volgende keer in staking gaan en alle leden die
geen vraag stellen, gaan buiten.

De voorzitter: Mijnheer Valkeniers, we gaan hier
geen stakingsrecht opeisen voor parlementsleden.
Daar doe ik niet aan mee. Het probleem lijkt mij
genoegzaam gekend en ik zou dan ook willen
voorstellen om onze agenda af te werken.

Wij hebben een rapport ontvangen van de
voorzitter met daarin een vergelijkende tabel van
de tijdsoverschrijdingen. Onze commissie zit
zowat op het gemiddelde. Wij zitten in deze
commissie met een tijdsoverschrijding voor de
regering van 46 minuten, in de commissie voor de
Infrastructuur bedraagt dit 110 minuten en in de
commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen is
dit 6 minuten. Wat de tijdsoverschrijding van de
leden betreft, bedraagt dit in onze commissie 25
minuten terwijl dit voor de commissie voor de
Justitie 60 minuten is. Laat ons zeggen dat dit
beter kan. Om onze werkzaamheden wat beter
georganiseerd te laten verlopen, zou ik willen
voorstellen ons tijdschema te respecteren.
02 Mondelinge vraag van mevrouw Maggie De
Block aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
organisatie van de eerste lijn" (nr. 2438)
02 Question orale de Mme Maggie De Block à la
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement sur
"l'organisation de la première ligne" (n° 2438)
02.01 Maggie De Block (VLD): Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, deze vraag mag
worden gezien als een vervolg op mijn mondelinge
vraag van 2 mei inzake de komende reorganisatie
van de eerstelijnsgezondheidszorg en het
oprichten van de zorgregio's.

Uw doel is daarbij het land in te delen in
zorgregio's voor een strikte organisatie van de
gezondheidszorg via een multidisciplinaire
aanpak. Mevrouw de minister, naar verluidt
hebben in september 2000 enkele cruciale
focusvergaderingen plaatsgevonden met alle
betrokkenen om uw plannen te bespreken en om
na te gaan welke de vereiste structuren zijn. Begin
oktober zou u dan een definitief voorstel
aanbieden, zodat in 2001 de werking van de
zorgregio's kan worden opgestart. Volgens uw
verklaringen moesten de zorgregio's naadloos
aansluiten bij de bestaande structuren, dit zonder
een nieuwe superstructuur te creëren en zonder
bijkomende kosten. Sta mij toe u hierover enkele
vragen te stellen.

Ten eerste, wie zijn de betrokkenen die voor de
focusvergaderingen van september 2000 werden
uitgenodigd?

Ten tweede, vindt u niet dat deze vergaderingen
erg laat waren gepland, gezien uw voornemen om
CRIV 50
COM 278
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
in oktober 2000 uw voorstel in te dienen? Ik
vermoed trouwens dat dit iets later dan gepland
zal gebeuren, want vandaag is het reeds 24
oktober.

Ten derde, zal er nog voldoende tijd zijn om een
echt overleg met de betrokken sectoren te
organiseren? Of moet men de focusvergaderingen
zien als louter informatieve vergaderingen vanuit
uw kabinet naar de sector over uw concrete
plannen over de organisatie van de eerste lijn?

Ten vierde, hoe zult u erin slagen de zorgregio's
naadloos te doen aansluiten bij de bestaande
structuren zoals de SIT's, de LOK's, de
huisartsenkringen en de LOKO's? Kunnen de
zorgregio's die ongeveer 100.000 inwoners
omvatten hun werk doen? Zijn deze plannen wel
realistisch, rekening houdend met de
communautaire verschillen in de bestaande
structuren?

Ten vijfde, overweegt u niet eerder te opteren voor
het optimaliseren van en het investeren in de
werking van de bestaande structuren dan voor het
oprichten van een nieuwe structuur, die
vanzelfsprekend veel financiële middelen zal
vergen?

Ten zesde, ik heb in de pers gelezen dat u voor
het eerste jaar in 250 miljoen frank op de
begroting hebt voorzien. Hebt u er enig idee van
hoeveel financiële middelen in het totaal nodig
zullen zijn voor het reorganiseren van de eerste
lijn?

Ten zevende, meent u niet dat het efficiënter zou
zijn de bestaande structuren, de huisartsenkringen
en de LOK's, die reeds jaren functioneren op
louter vrijwillige basis en die, hoewel dat reeds tien
jaar beloofd wordt, niet gesubsidieerd worden,
financieel te honoreren in plaats van dit geld te
stoppen in een nieuwe structuur die te log zal zijn
om werkzaam te zijn?

Ten achtste, op welke wijze komen de plannen
van de minister voor de herstructurering van de
eerste lijn werkelijk ten goede aan de patiënt? Op
welke wijze worden daarbij de doelstellingen van
het regeerakkoord, namelijk het centraal stellen
van de patiënt en het toekennen van een
eerstelijnsrol aan de huisarts, gerealiseerd in deze
plannen?
02.02 Minister Magda Aelvoet: Mevrouw de
voorzitter, om binnen het gestelde aantal minuten
te blijven, zal ik mij beperken tot enkele grote
lijnen.

Mevrouw De Block, ten eerste was in de planning
van september voorzien dat er contacten zouden
zijn met de verschillende bestaande structuren. Zij
zouden samen worden uitgenodigd op
focusvergaderingen. Zoals u weet is dit een sector
waarin verschillende groepen sterk georganiseerd
zijn. Er kunnen zich dus gemakkelijk spelletjes
ontwikkelen waarin, bijvoorbeeld, de ene de
andere opbelt om te zeggen dat ze beter niet
zouden gaan. Een aantal schermutselingen heeft
ertoe geleid dat men niet begin september, maar
pas tegen het einde van de maand is gestart. Ik
wil alle duidelijkheid geven over diegenen die
hierbij betrokken worden. Aan Nederlandstalige
kant zijn onder andere het huisartsenparlement,
de huisartsenkringen en het centrum voor
navorming en opleiding van huisartsen
vertegenwoordigd. Wij hebben dus een zeer brede
uitnodiging laten uitgaan. Op bepaalde momenten
zijn sommige mensen niet opgedoken en op
andere momenten dan weer wel. Met name met
betrekking tot de Unie van Huisartsenkringen
heeft het heel wat voeten in de aarde gehad om
hen mee te krijgen. Uiteindelijk is het nu echter zo
ver. De focusvergaderingen hebben aan
Nederlandstalige en Franstalige kant
plaatsgevonden. Wat Brussel betreft, dat zit wel in
de planning, maar het is nog niet gerealiseerd. Het
is inderdaad de bedoeling om ook dat te bekijken
zodanig dat men een zeer gedetailleerd zicht krijgt
op hoe de vraag om stappen vooruit te zetten er
uitziet in Vlaanderen, Wallonië en Brussel.

Op de bijeenkomst die op 30 september
georganiseerd werd waren heel wat huisartsen
aanwezig. Ook mevrouw Avontroodt was er
trouwens bij. Ik heb daar een heel uitvoerige
toelichting gegeven over de manier waarop wij
met de resultaten van de focusgroepen willen
omgaan. In een aantal uiteenzettingen werd daar
zeer duidelijk gezegd dat, als men de groep in
beweging wil krijgen, men met een stappenplan
moet werken. Hiervoor werd ook verwezen naar
andere landen. Voor dit stappenplan begint men
met het bestaande dat versterkt wordt en in een
bepaalde richting wordt geduwd. Er zal dus
stapsgewijze worden gewerkt, uitgaande van de
positieve aanzetten die er al zijn en die verder
versterkt moeten worden. Ik weet niet hoeveel tijd
hiervoor nodig zal zijn en dat hoeft ook eigenlijk
niet. Belangrijk is dat de beweging in gang gezet
is.

Ten tweede mag men niet terzijde schuiven dat er
vanuit de veelheid van groepen, die uiteraard
24/10/2000
CRIV 50
COM 278
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
geen identieke visie hebben op deze zaak, gezegd
wordt dat er verschillende niveaus moeten worden
erkend. In het bevorderen van de samenwerking
in de eerste lijn gaat het om het praktijkniveau, het
lokale niveau waar de concrete samenwerking
zich rond bepaalde patiënten situeert, en het
afstemmingsniveau, waar ook organisatorische
aspecten die gunstig kunnen zijn voor de lagere
niveaus aan bod zullen komen.

Ten derde, er wordt reeds voorbereidend werk
geleverd om wat wij op federaal vlak in stappen
willen gieten te doen aansluiten bij wat er binnen
de gemeenschappen al bestaat. Die protocollen
van samenwerking zullen er komen. Er is al heel
wat voorbereidend werk voor verricht.

Ten vierde, tijdens de diverse contacten met het
huis Artsenvelde werd geregeld de vraag gesteld
of de erkenning van de huisartsenkring niet tot de
mogelijkheden behoort. Ons antwoord is dat we
tegemoet willen komen aan de dringende
noodzaak om de bestaande werking van de
kringen snel te honoreren. Wij willen die erkenning
realiseren via een afzonderlijk initiatief op korte
termijn.
02.03 Maggie De Block (VLD): Mevrouw de
minister, ik dank u voor uw uitleg. Ik was ook
ingeschreven voor de bijeenkomst van 30
september in de VUB. Ik was echter vergeten dat
ik een wachtweekend had in mijn eigen
huisartsenkring. Er bestaat inderdaad een
consensus om de organisatie op drie niveaus uit
te werken. Die vergadering verliep moeilijk, maar
het spreekwoord zegt dat de afwezigen altijd
ongelijk hebben. Zij moeten maar echt komen.

Ik ben blij dat u via een afzonderlijk initiatief van
plan bent de huisartsenkringen eindelijk te geven
wat ze al jaren vragen en hen eindelijk te belonen
voor hun jarenlange belangeloze inzet. De
huisartsen verwachten zeker niet van u dat alle
prestaties, ik denk bijvoorbeeld aan
vergaderingen, worden gehonoreerd, maar feit is
wel dat een huisartsenkring niet op vrijwillige basis
kan werken. Wij moeten schooien voor
bijvoorbeeld vergaderlokalen of kopieertoestellen
en dat is ons beroep onwaardig.

Mevrouw de minister, u hebt mij geen antwoord
gegeven over het globale budget dat u voor de
reorganisatie van de eerste lijn zult uittrekken. Het
antwoord op deze vraag kan misschien schriftelijk
volgen.
02.04 Minister Magda Aelvoet: Het is onmogelijk
op dit ogenblik te zeggen hoever wij in elke fase
zullen geraken, want het uitgangspunt is een plan
in verschillende stappen.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Mondelinge vraag van mevrouw Trees
Pieters aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over "de registratie van apotheken"
(nr. 2497)
03 Question orale de Mme Trees Pieters à la
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement sur
"l'enregistrement des officines
pharmaceutiques" (n° 2497)
03.01 Trees Pieters (CVP): Mevrouw de
voorzitter, een aantal maanden geleden - mei om
precies te zijn - informeerde ik in deze commissie
naar de uitvoering van het registratieproject van
apotheken dat is vastgelegd in de wet van 13 mei
1999 en in het koninklijk besluit van 8 december
1999. De in dit koninklijk besluit bepaalde
registratieperiode van 120 dagen is inmiddels
meer dan zes maanden verstreken. Ik ben dan
ook zo vrij u nogmaals te vragen naar de stand
van zaken in dit dossier.

Hebben alle eigenaars zich ondertussen laten
registreren? Wat gebeurt er met de apotheken die
niet zijn geregistreerd? Vorige keer zei u dat dit
kwalijke gevolgen zou hebben voor de eigenaars.
Kan u iets preciezer zijn over die gevolgen?

Heeft de Algemene Farmaceutische Inspectie de
registratie nu volledig afgerond of is die
registratiemogelijkheid met een aantal maanden
verlengd? Zijn alle formulieren reeds verwerkt?
Hoeveel eigenaars hebben hun attest reeds
ontvangen?

Hebt u ondertussen kunnen informeren naar de
inbreng van de Algemene Pharmaceutische Bond
en van Ophaco in de verwerking van deze
registratieformulieren? Toen ik u daarover de
vorige keer aansprak, had u geen weet van een
eventuele medewerking van de APB. Ik
veronderstel dat het hierbij gaat om dezelfde
registratie als die van de Algemene
Farmaceutische Inspectie? Ik had graag een
antwoord gekregen op mijn vragen.
03.02 Minister Magda Aelvoet: Mevrouw Pieters,
op uw vraag naar een stand van zaken van de
registraties kan ik u zeggen dat het de bedoeling
CRIV 50
COM 278
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
is elke niet-geregistreerde apotheek toch nog een
kans te geven door de termijn voor het aanvragen
van de registratie van een voor het publiek
opengestelde apotheek te verlengen tot begin
februari 2001. Tegelijkertijd zal worden getracht
alle niet-geregistreerde apotheken op te sporen en
hen een herinnering te sturen aan deze verplichte
registratieprocedure. In een aantal gevallen zal dit
ook nodig zijn na de registratie- en
regularisatieperiode. Men kan nog tot 12
december van dit jaar een regularisatie
aanvragen. Naar aanleiding van een aantal
problemen die aan de administratie werden
meegedeeld, werd beslist deze periode te
verlengen met een termijn van een jaar wat ons
dan brengt op december 2001.

Een apotheek waarvan de registratie niet werd
aangevraagd is niet rechtmatig geopend. De
minister kan geen vergunning verlenen voor een
dergelijke apotheek die normaal gezien dan ook
niet mag voortbestaan. De verlenging van de
termijnen betekent concreet dat de niet-registratie
momenteel geen definitief negatieve gevolgen
heeft. Eens deze termijnen voorbij zijn, moet er
een punt achter heel de procedure worden gezet.
Men kan dus op enige mildheid rekenen, maar na
deze verlenging is het definitief gedaan.

U stelt ook vragen in verband met de verwerking
en de controle van de registratieformulieren. Ik
heb het daarover reeds gehad op de beurs die
vorige week op de Heizel plaatsvond en waar de
farmaceutische wereld ruim vertegenwoordigd
was.

Ik weet niet of u daarvan op de hoogte was. Aan
die beurs namen een heel aantal farmaceutische
bedrijven uit België deel, maar in de rand daarvan
werd er ook door de APB een activiteit
georganiseerd. Daar heb ik dus meegedeeld dat
bij de analyse van de documenten die
binnenkwamen op de Farmaceutische Inspectie,
duidelijk bleek dat heel wat formulieren voor
problemen zorgden. Heel wat aanvragen werden
onvolledig of onnauwkeurig ingevuld en soms
zelfs met tegenstrijdige gegevens. Dat brengt heel
wat vertraging teweeg en vergt veel bijkomend
werk. Wij zullen bovendien moeten nagaan of de
wettelijke bepalingen inzake een rechtmatig
geopende apotheek zoals gespecificeerd in de wet
van 13 mei, werden nageleefd en of voor de
betrokken apotheek al dan niet een
regularisatieaanvraag moet worden ingediend.
Om het register van de apotheken actueel te
houden, moet die registratieprocedure ook worden
gevolgd bij elke wijziging. Op dit ogenblik worden
door het secretariaat van de vestigingscommissie
wel de eerste Nederlandstalige registratieattesten
verstuurd.

De mogelijkheid bestond inderdaad om
gegroepeerd registratieformulieren in te dienen,
samen met bijlagen in geïnformatiseerde vorm.
Hierbij hebben de beroepsorganisaties en de
verenigingen van apotheken bepaalde initiatieven
genomen en in die zin hebben zij een zeer
belangrijke bijdrage geleverd om alle gegevens bij
de Farmaceutische Inspectie in te dienen. Daar
moet natuurlijk aan toe worden gevoegd dat die
geïnformatiseerde bijlagen veel lacunes vertonen.
Dat verwijt is niet gericht aan de APB, Ophaco of
wie dan ook. Dat is te wijten aan degenen die het
basismateriaal hebben geleverd. Dat zorgt nu voor
bijkomende vertraging. Wij zullen al het nodige
doen om de meest duidelijke richtlijnen en
informatie aan alle betrokkenen te bezorgen, dit
zodra er een zeer gedetailleerd zicht is op de
situatie.
03.03 Trees Pieters (CVP): Mevrouw de
minister, ik hoor nu een heel andere toon inzake
deze problematiek dan een aantal maanden
geleden. Toen verklaarde u dat na afsluiting zeer
streng zou worden opgetreden. De apothekers
hebben 120 dagen gehad om zich in regel te
stellen, maar de conclusie is dat die periode,
vermits ze tot 2001 loopt, met meer dan 120
dagen wordt verlengd.

Een andere conclusie die wij kunnen trekken is
dat de binnengekomen registratieformulieren zeer
veel tegenstrijdige, dan wel onvolledige en
onnauwkeurige informatie bevatten. Wat zult u
daarmee doen? Zult u binnen de vooropgestelde
periode, dus de nog komende maanden die resten
om volledige informatie te bekomen en tot
definitieve verwerking van de gegevens over te
gaan, de betrokken indieners verwittigen van de
tegenstrijdigheden, onvolkomenheden en
lacunes? Of zult u dit op zijn beloop laten en
eventueel de apothekers in het ongewisse laten
over hun vergunning? Immers, de vergunning is
daaraan gekoppeld. Waar er werd gegroepeerd
en geregistreerd via de organisaties zijn er
volgens u ook nog lacunes. Betekent dit dat de
beroepsorganisaties onvoldoende bijstand hebben
verleend aan hun leden?
03.04 Minister Magda Aelvoet: Mevrouw Pieters,
ik kan alleen zeggen dat het voor ons op het
niveau van de Farmaceutische Inspectie
onmogelijk is om te zeggen of er een verkeerde
interpretatie was, dan wel of de
24/10/2000
CRIV 50
COM 278
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
beroepsverenigingen onvoldoende steun gaven.
De belangrijkste taak van de beroepsverenigingen
bestond er vooral in de aanvragen te groeperen
en over te maken. Ik zal de allerlaatste zijn om
hen een steen toe tewerpen. Ik engageer mij ertoe
enkel beslissingen te nemen op basis van
volledige formulieren die geen tegenstrijdige
gegevens meer bevatten. Dit betekent dat de
Farmaceutische Inspectie een extra inspanning
moet leveren om richtlijnen te geven aan die
apotheken die onvolledige antwoorden hebben
gegeven. Dat zal inderdaad zo gebeuren.
03.05 Trees Pieters (CVP): Mevrouw de
minister, in mei 2000 zei u nog zeer kordaat: "De
termijn voor de indiening van de
registratieformulieren is afgesloten. Wie nu nog
niet het nodige heeft gedaan, valt uit de boot."
Intussen zijn we bijna vijf maand verder. Wanneer
stelt u de regeling van deze zaak voorop?
04.01 Minister Magda Aelvoet: Mevrouw Pieters,
ik heb de data opgegeven van de verlenging van
de termijnen. Op 12 december 2001 wordt de hele
operatie afgesloten.
04 Mondelinge vraag van de heer Jo
Vandeurzen aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over "de samenwerkingsverbanden
tussen zorgprogramma's voor cardiale
pathologie" (nr. 2466)
04 Question orale de M. Jo Vandeurzen à la
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement sur
"les accords de coopération entre programmes
de soins en pathologie cardiaque" (n° 2466)
04.02 Jo Vandeurzen (CVP): Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, ik zal niet lang
uitweiden. In het koninklijk besluit over de
zorgprogramma's rond de cardiale pathologie
heeft u een bepaalde optie genomen. Mijn vraag
is waarom dit gebeurde?

Ik geef wat meer uitleg voor wie de tekst niet kent.
Ziekenhuizen kunnen een bepaald
zorgprogramma A laten erkennen wanneer er een
akkoord is met één of meerdere ziekenhuizen die
beschikken over het zorgprogramma B. Dat is niet
uitzonderlijk, de meeste ziekenhuizen zijn zo een
overeenkomst aangegaan.

Er zijn ook nog andere samenwerkingsverbanden
die noodzakelijk zijn voor bepaalde erkenningen.
Zo is er de mogelijkheid een erkenning te krijgen
voor invasief onderzoek zonder dat het hele
programma B moet worden erkend. Dat kan als er
een akkoord is met één centrum met een B-
erkenning. Ik kan dat begrijpen vanuit een aantal
kwalitatieve argumenten en ook om een zekere
beperking te hebben in de verspreiding van
hartkatheterisatie.

Mijn vraag heeft echter betrekking op het
zorgprogramma P, de inplanting van
hartstimulatoren. Daar valt mij iets merkwaardigs
op. Het Koninklijk Besluit zegt namelijk dat men
daar enkel een erkenning voor kan krijgen als
men slechts met één centrum met een B-
erkenning en één met een E-erkenning een
akkoord sluit.

Ik vraag de minister nu naar de reden hiervoor. A-
centra mogen immers verschillende
samenwerkingsverbanden sluiten. Is dat een
bewuste beslissing, zo ja op basis van welke
criteria?
04.03 Minister Magda Aelvoet: Mijnheer
Vandeurzen, de interpretatie die u geeft, blijkt niet
te kloppen met het antwoord dat de administratie
mij heeft gegeven. Daarin wordt zeer duidelijk
gezegd dat wat artikel 23 betreft een ziekenhuis
dat een geïsoleerd deelprogramma uitbaat een
samenwerking kan aangaan met een ander
ziekenhuis dat een volledig zorgprogramma B
uitbaat. Dat impliceert niet dat zo een
samenwerkingsverband moet worden aangegaan
met maximaal één ziekenhuis met een
zorgprogramma B. De voorwaarden voor een
samenwerkingsverband, zoals de gezamenlijke
erkenning, de gezamenlijke medische equipe, de
gemeenschappelijke kwaliteitsopvatting en de
opvolging, sluiten een samenwerkingsverband
tussen een ziekenhuis met programma B1 en
bijvoorbeeld twee ziekenhuizen met een
zorgprogramma B niet a a-priori uit.

Bovendien kan volgens artikel 26 het
zorgprogramma P, de pacemaker, slechts worden
aangeboden als er een bovenbouw is op een
zorgprogramma cardiale pathologie A. Bovendien
moet er een geformaliseerd
samenwerkingsverband zijn met een instelling die
beschikt over zorgprogramma's B en E. Ook daar
zijn er juridische noch medische redenen om te
bepalen dat een ziekenhuis met een
zorgprogramma P exclusief met één ziekenhuis
met zorgprogramma B en E een samenwerking
mag aangaan. Ik denk dat dat duidelijk is.
04.04 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
CRIV 50
COM 278
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
voorzitter, ik dank de minister voor het antwoord
omdat ik denk dat het belangrijk is dat de
gemeenschappen deze interpretatie volgen. Ik
heb geen enkele achtergrond om te stellen dat het
anders moet zijn. Het is vreemd dat de
gemeenschappen daarover een andere
interpretatie hebben. Het artikel 26 zegt immers
uitdrukkelijk "mits er één geformaliseerd
samenwerkingsverband is met een instelling die
beschikt over de zorgprogramma's cardiale
pathologie B en E". Het Koninklijk Besluit zegt
uitdrukkelijk "één". Ik begrijp nu dat het volgens
artikel 23 mogelijk is over een invasief onderzoek
te beschikken zonder zich te moeten beperken tot
de samenwerking met slechts één ander centrum
met een B-erkenning.

Artikel 23 zegt uitdrukkelijk dat het invasieve
onderzoek, B1, alleen kan gebeuren wanneer een
ziekenhuis deel uitmaakt van de gezamenlijke
erkenning van een samenwerkingsverband met
één enkel zorgprogramma B.

Hieruit kan worden afgeleid dat een ziekenhuis
onderdeel moet uitmaken van één B-centrum,
nadrukkelijk dus van één samenwerkingsverband.
Ook wat artikel 26 betreft, kan men dit uit de tekst
afleiden. Ik denk dat uw antwoord belangrijk is en
alleen verhelderend kan werken.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Mondelinge vraag van de heer Jo
Vandeurzen aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over "de organisatie van de
dringende medische hulpverlening" (nr 2490)
05 Question orale de M. Jo Vandeurzen à la
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement sur
"l'organisation de l'aide médicale urgente" (n°
2490)
05.01 Jo Vandeurzen (CVP): Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, blijkbaar schijnt u,
evenmin als uw voorganger, erin te slagen
duidelijke lijnen te trekken omtrent de organisatie
van de dringende medische hulpverlening.

Ik weet wel dat terzake heel wat
belangengroepen, lobby's en dergelijke optreden,
en ik tracht de situatie zo goed mogelijk in te
schatten, maar ik stel vast dat het wetgevend werk
naar aanleiding van de reglementeringen,
andermaal verkeerd verliep.
Ik meen te hebben begrepen dat de Raad van
State de financiering van de
spoedgevallendiensten voor het jaar 1999 bij
arrest vernietigde en voor het jaar 2000 bij arrest
schorste. Als ik de informatie waarover ik beschik
goed inschat, zou zulks louter om formalistische
argumenten zijn gebeurd. Inderdaad, volgens de
Raad van State is er geen sprake van
hoogdringendheid bij het nemen van een
ministerieel besluit en had het advies van de
afdeling wetgeving moeten worden ingewonnen.

Mevrouw de minister, wat betekent zulks concreet
op het terrein? Indien mijn informatie juist is, heeft
de Raad van State het volledig ministerieel besluit
van 23 december 1999, met betrekking tot de
financiering voor het jaar 2000, geschorst, zelfs
de bepalingen omtrent de berekening van de
ligdagprijzen voor de ziekenhuizen voor het jaar
2000, hetgeen de basis vormt voor de
financieringen en de betalingen aan de
ziekenhuizen. Er is dus een arrest ter vernietiging
van de wijze van betalingen in 1999 en een arrest
ter schorsing voor het gehele mechanisme voor
het jaar 2000.

Een dergelijke merkwaardige juridische toestand
vraagt om verduidelijking.

Tevens meen ik te hebben begrepen dat de
Vlaamse gemeenschap, deskundig en expeditief
zoals steeds, een CD-rom en formulieren ter
invulling liet verspreiden omtrent de al dan niet
verplichte erkenning van de MUG. Er werd
schriftelijk aan de ziekenhuizen gemeld dat de
vooropgestelde deadline niet zou worden
gehandhaafd omwille van de nieuwe evoluties,
zoals de intentie in de beleidsverklaring van de
federale regering om over te gaan tot
reorganisatie. Dit bracht de Vlaamse
gemeenschap ertoe de aanvragen te staken,
aangezien niemand precies wist hoe de zaken
zouden uitdraaien.

Volgens de nieuwe visie van de minister zou het
mogelijk zijn om, zelfs zonder erkenning voor een
gespecialiseerde spoedgevallendienst, toch over
een spoedgevallen- of onthaaldienst te
beschikken die toelaat dat de 100 het ziekenhuis
aandoet. Deze belangrijke nuance ten opzichte
van vorige verklaringen, beïnvloedt in ernstige
mate alle regio-indelingen, alle discussies over
regio-indelingen en alle mogelijke
samenwerkingsvormen tussen ziekenhuizen.

Mevrouw de minister, hoe meent u dit alles
juridisch te organiseren? Inmiddels zijn de
24/10/2000
CRIV 50
COM 278
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
kandidaturen voor de provinciale commissies voor
dringende geneeskundige zorgverlening reeds
opgehaald. Op een van mijn vorige vragen in dat
verband, antwoordde u dat de installatie van die
commissies hoe dan ook doorgang vindt. Maar
wellicht zullen ook andere ziekenhuizen meer
interesse gaan vertonen in die commissies.
Vermoedelijk zullen de commissies ook uitspraken
moeten doen over andere regio-indelingen, terwijl
de nieuwe regelgeving - al dan niet bij koninklijk
besluit - een groter impact zal hebben op de 100-
circuits.

De situatie is ernstig, in die zin dat de dringende
medische hulpverlening andermaal klem zit tussen
financieringsproblemen - omwille van schorsings-
en vernietigingsarresten van de Raad van State -
en onduidelijkheid omtrent de toepassing, hetzij
van de vorige koninklijke besluiten, hetzij van de
nieuwe intenties. Ik zie in Vlaanderen de MUG-
erkenning nog niet verwezenlijkt.

Vandaar mijn vragen. Wat zijn de concrete
gevolgen van de beslissing van de Raad van
State? Zijn de provinciale commissies al
geïnstalleerd? Kunnen zij wel starten nu een
aantal diensten zullen kunnen worden
ingeschakeld in het 100-circuit? Hoe zal de
minister het, enerzijds, financieel en, anderzijds,
legistiek aanpakken om uit dit moeras te komen?
05.02 Minister Magda Aelvoet: Mijnheer
Vandeurzen, bij het voorbereiden van het
antwoord op uw vragen van vandaag heb ik even
met één van de medewerkers van het kabinet
overleg gepleegd. Hij komt zelf uit de
ziekenhuissector en hij zei mij dat er sedert het
begin van de jaren '70 al pogingen worden gedaan
om de dringende medische hulpverlening in een
aangepast kleed te steken. Ik zeg dat niet bij wijze
van verontschuldiging; hiermee wil ik alleen op de
ingewikkeldheid van het dossier wijzen.

Wat uw concrete vragen betreft, had u het, ten
eerste, over de uitspraak van de Raad van State
over het ministerieel besluit van minister
Vandenbroucke. Minister Vandenbroucke heeft dit
besluit alleen ingediend. Dit slaat deels op een
vernietiging en een schorsing. De huidige stand
van zaken is dat mijn collega van Sociale Zaken
onderzoekt op welke wijze aan de ziekenhuizen
rechtsherstel kan worden verleend met betrekking
tot de diverse bepalingen die in deze
reglementering waren opgenomen. Hij werkt daar
momenteel aan en zal alle ziekenhuizen uiteraard
waarschuwen zodra deze zaak rond is.
Ten tweede, wat de werking van de commissies
voor dringende medische hulpverlening betreft, wil
ik opmerken dat er tot nu toe vier commissies
geïnstalleerd zijn. Het gaat om de commissies van
Antwerpen, Limburg, Luik en Luxemburg. Twee
andere commissies staan op stapel en men is al
vrij ver gevorderd met het afwikkelen van de
voorbereiding van de installatie. Deze commissies
zullen onder andere invulling moeten geven aan
de concrete verdeling van de interventiezones, het
aanduiden van de ziekenhuizen die een associatie
moeten vormen, het aanduiden van
vertrekplaatsen en het vastleggen van criteria. Met
dit werk zijn de commissies nu bezig. Bij de
commissies die nog niet opgericht zijn, zal dit
uiteraard langer duren. Het is in elk geval zo, dat
wij niet afwachten en alles in het ijle laten hangen
tot er juridische uitspraken zijn over hoe het nu
verder moet met de spoedgevallensector. Dit
werkt niet opschortend voor het in gang gezette
proces dat momenteel doorgaat.

Betreffende de uitspraak dat de Vlaamse
Gemeenschap beslist zou hebben om de
erkenningprocedures van de MUG's te stoppen,
kan ik u meedelen dat dit niet klopt. Het verhaal
dat u nu brengt is veel meer correct. De
administratie had vrij autonoom een cd-rom
rondgestuurd. Er zijn duidelijke richtlijnen aan de
ziekenhuizen gegeven dat de deadline die daarin
was opgenomen momenteel vervallen is,
aangezien het proces van de werking van de
provinciale commissies en de concrete regeling
ondertussen moet voortgaan. Wat dat aspect van
de zaak betreft, werkt het federaal niveau door
volgens de lijnen die ik vroeger heb aangegeven.

Wat de problematiek betreft van de verhouding
tussen de gewone spoedgevallendienst die in elk
ziekenhuis aanwezig kan zijn en de
gespecialiseerde spoedgevallendienst, hebben de
heer Vandenbroucke en ik een
gemeenschappelijk voorstel gedaan aan de
koepelorganisaties van ziekenhuisverenigingen.

Ondertussen heeft de Nationale Raad een
afwijzend advies gegeven. Zij wenst geen
onderscheid tussen spoedgevallen en
gespecialiseerde spoedgevallen. Wij evenwel
waren van oordeel een vrij evenwichtig voorstel te
hebben gezocht. Wij hadden een evenwicht
gezocht opdat elk ziekenhuis op de dienst 100
aangesloten zou kunnen blijven, zonder dat ieder
ziekenhuis nu ook over een gespecialiseerde
spoedgevallendienst zou moeten beschikken.

Naar aanleiding van dit advies overlegt de
CRIV 50
COM 278
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
administratie opnieuw met de sector om te kijken
waar wij wel beter zouden kunnen instappen,
maar op dit ogenblik is het te vroeg om daarover
uitsluitsel te geven. Ik betreur het ten zeerste dat
men de boot steeds opnieuw afhoudt als de
denkpiste in de richting van rationalisatie wordt
ingeslagen. Wij zullen moeten zien hoever wij
daarmee geraken.

Het proces van de provinciale commissies, met
het verderzetten van de regeling van de MUG-
werking gaat voor ons door.
05.03 Jo Vandeurzen (CVP): Mevrouw de
minister, ik realiseer mij heel goed dat dit een
ingewikkelde zaak is, met vele belangen,
waarover veel mensen hun zeg willen doen. Doch,
de grond van de discussie is het verstrekken van
de meest dringende zorg op het ogenblik dat de
patiënt die het meest nodig heeft.

Ik ben blij deze vraag niet aan minister
Vandenbroucke te hebben ingediend, want dan
had ik deze middag de vierenveertigste vraag
kunnen stellen. Wij werden nu reeds gecounterd
door de interesse van de pers voor de Volksunie.
Deze materie heeft overigens ook betrekking op
de minister van Volksgezondheid, want in de
betalingen van de verpleegdagprijzen aan de
ziekenhuizen zit een gedeelte dat van het
Ministerie van Volksgezondheid afkomstig is. Ik
ben benieuwd op welke rechtsbasis op dit moment
betalingen worden verricht, want het ministerieel
besluit dat daarvoor de legitieme grondslag moet
leggen, is er niet. Dat is toch een zeer ernstige
situatie. Als het Rekenhof zou moeten antwoorden
op de vraag op welke legitieme basis er op dit
moment wordt betaald, zou men moeten
vaststellen - ik ben natuurlijk geen expert inzake
financiën - dat daarvoor geen basis bestaat. Ik
hoop dat hierdoor geen problemen zullen
ontstaan, want dat is alleszins niet wenselijk. Ik
betreur dat de Raad van State - een vergissing -
een schorsing heeft uitgesproken die veel breder
is dan eigenlijk werd gevraagd.

De minister zegt dat de commissies verder
werken. Als zij het landschap uittekenen inzake
vertrek en mogelijke bestemmingen, moeten zij
dan uitgaan van de intentieverklaring van de
ministers dat de dienst 100 in een aantal
ziekenhuizen wel kan toekomen, ook al
beschikken zij niet over een erkenning voor een
gespecialiseerde spoedgevallendienst, of moeten
die commissies dat niet doen? Dat verandert de
tekening compleet en maakt nieuwe
samenwerkingsverbanden opportuun. U betreurt
dat de nota niet goed werd onthaald en nu werkt
men aan een nieuw concept. Goed, dan zijn de
bestaande koninklijke besluiten van toepassing.
Dat betekent dan dat een dienst 100 op dit
moment niet meer mag rijden naar een ziekenhuis
zonder erkenning voor een gespecialiseerde
spoedgevallendienst. Dat staat in de koninklijke
besluiten die, na uitstel, nu van toepassing zijn. Ik
herinner mij nog dat u destijds, op mijn eerste
vragen, antwoordde dat de situatie op een half
jaar tijd zou worden opgelost. Als dat koninklijk
besluit van toepassing is, mag de dienst 100 daar
niet meer naartoe rijden. Moet de commissie
daarvan uitgaan of moet zij vertrekken vanuit de
intenties die door u zijn geformuleerd? Sterker
nog, op dit moment is er geen enkele MUG-
erkenning. In Vlaanderen is niemand erkend.
In Vlaanderen is er niemand erkend. Ook dat is
essentieel als de commissie haar werk wil doen.
Het programma is er. Dat zegt dat het aantal
MUG's gereduceerd moet worden in vergelijking
met de huidige toestand. Wie zich nu al een MUG
noemt zal later die erkenning niet hebben. Ik zie
niet in hoe die commissie ook maar een zinnig
woord kan zeggen voor de lijnen getrokken zijn en
de erkenningen uitgedeeld zijn.

Ik zal uw antwoord voorleggen aan mensen,
werkzaam in de medische wereld. Ik denk dat die
mensen zich afvragen hoe dergelijke moeilijke
discussies begonnen kan worden als er twee
versies zijn. De ene is een toekomstige tekening,
de andere is een koninklijk besluit dat soms
toepast wordt, maar niet overal. Ik had veel liever
gezien dat u het koninklijk besluit zou wijzigen, dat
er een moratorium gemaakt wordt en dat de
juridische zekerheid gebetonneerd wordt. Dat was
volgens mij eenvoudiger geweest dan de huidige
toestand.
05.04 Minister Magda Aelvoet: Zowel de minister
van Sociale Zaken als ikzelf zetten alles op alles
om, naar aanleiding van de uitspraak van de
Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen,
opnieuw met een voorstel op de proppen te
komen. Dat moet zo snel mogelijk gebeuren. De
hoogdringendheid is voor ons van belang. Als ik
nu uitspraken doe, zou dat er alleen kunnen toe
leiden dat de zaak verder gecompromitteerd
wordt. Ik vind dat ze alleen gewonnen kan worden
met grotere duidelijkheid.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
06 Question orale de Mme Josée Lejeune à la
ministre de la Protection de la consommation,
24/10/2000
CRIV 50
COM 278
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
de la Santé publique et de l'Environnement sur
"les méningites" (n° 2502)
06 Mondelinge vraag van mevrouw Josée
Lejeune aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over "de hersenvliesontstekingen"
(nr. 2502)
06.01 Josée Lejeune (PRL FDF MCC): Madame
la présidente, madame la ministre, je tiens à vous
faire part de mon inquiétude quant aux cas de
méningites exposés de plus en plus fréquemment
au travers des différents médias tels que la
télévision et la presse.

Ces cas de méningite induisent chez bon nombre
de nos concitoyens un sentiment de panique à
mon sens injustifié. Cet état de fait est provoqué
par une méconnaissance flagrante de ces
maladies multiformes. Il est donc important de
donner aux citoyens une information claire et
précise, notamment en ce qui concerne les
symptômes, les modes de transmission et les
prophylaxies éventuelles. Même s'il n'existe pas
encore de vaccin qui protège contre toutes les
méningites, certains d'entre eux préviennent la
méningite bactérienne H influenza (type b), les
méningites à méningocoques des groupes
sérologiques A, C, W135 et Y et, enfin, certaines
méningites à pneumocoques. A mon sens, même
si ces maladies sont rares, il est essentiel
d'insister sur les bienfaits de la vaccination.

La promotion de la vaccination contre la méningite
bactérienne H influenza et la prise en charge de la
vaccination par l'INAMI a permis de réduire
fortement le nombre de cas de ces maladies.

Je souhaite attirer l'attention sur le fait qu'il est
fortement recommandé, voire obligatoire lors d'un
voyage dans un pays tropical, de se faire vacciner
contre les affections à méningocoques des
groupes sérologiques A et C.

Je voudrais rappeler également que l'Angleterre a
procédé récemment à une large campagne de
vaccination contre les méningococcies à
méningocoques C.

Le rapport de surveillance des Nesseiria
méningitidis par les laboratoires vigies de l'Institut
Pasteur signale que 33% des souches identifiées
au cours des huit derniers mois de cette année
sont du type C.

Au vu de tous ces éléments, Mme la ministre
pourrait-elle nous préciser:

1. Quels sont actuellement les outils de
communication mis en oeuvre au niveau fédéral
pour informer correctement la population sur cette
maladie?

2. Au niveau de la vaccination, ne pourrait-on pas
envisager la mise sur pied d'une campagne
d'information, voire la prise en charge par l'INAMI
de la vaccination pour les enfants et les
adolescents contre les méningococcies, comme
elle le fait pour la méningite bactérienne H
influenza?

Cette question devrait également, il me semble,
être posée au ministre des Affaires sociales.
06.02 Magda Aelvoet, ministre: Monsieur le
président, chers collègues, je vous rappelle tout
d'abord que l'éducation en matière de santé ainsi
que la communication en matière de prévention
sont des prérogatives communautaires et non
fédérales.

Dans le cas précis, les initiatives sont surtout
prises à partir des institutions comme l'ONE et de
Kind en Gezin. Néanmoins, dans la mesure où le
Conseil supérieur d'hygiène, auquel participent
d'ailleurs des représentants des communautés,
met régulièrement à jour le calendrier vaccinal de
l'enfant, on peut dire que le ministère fédéral de la
Santé s'engage activement dans la problématique
de la vaccination.

Les recommandations du Conseil supérieur
d'hygiène sont donc disponibles sur le site web du
ministère. Vous y retrouverez toutes les
informations concernant la vaccination contre
l'hemophilus influenzae de type B.

Après-demain, c'est-à-dire jeudi après-midi, une
conférence interministérielle réunissant les
ministres fédéraux et communautaires de la Santé
et le ministre des Affaires sociales aura lieu afin
de prendre une décision en ce qui concerne
l'intervention de l'INAMI dans le cadre du
remboursement de la vaccination et plus
particulièrement contre l'hemophilus infuenzae de
type B. Des décisions sont donc prises en la
matière. D'ailleurs, un suivi est effectué de
conférence en conférence pour toutes les
matières qui traitent des vaccinations.

Permettez-moi de faire maintenant une petite
remarque d'ordre politique. Les personnes qui
s'occupent de la vaccination sont unanimes pour
dire qu'il serait nettement préférable que la
CRIV 50
COM 278
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
responsabilité en matière de vaccination relève
uniquement du pouvoir fédéral, ce qui permettrait
d'aller de l'avant beaucoup plus rapidement. Mais
étant donné les répartitions, cela n'est pas
possible. Cependant, la perte de temps est
importante.

Cela étant, ce point est à chaque fois à l'ordre du
jour. Nous progressons régulièrement en la
matière. D'ailleurs, il existe au moins cinq ou six
vaccins qui seront remboursés à l'avenir par
l'INAMI. Il faut savoir que les communautés ne
disposaient pas des moyens nécessaires pour
réaliser cet objectif.

La ligne générale qui a été adoptée est plutôt que
le fédéral sera chargé du remboursement de type
INAMI et que le contrôle sur l'administration, etc.
sera exercé par les communautés. Il en va du
respect des compétences des uns et des autres.
J'en arrive à votre deuxième question. Vous me
demandiez s'il n'était pas nécessaire que l'Etat
fédéral organise une campagne d'information. Je
m'en réfère ici à la réponse que je vous ai donnée
à votre première question.

En ce qui concerne le vaccin contre le
méningocoque de type C, le Conseil supérieur de
l'hygiène a évalué récemment la situation. Il y a
une nette différence entre la situation de la
Belgique et celle de la Grande-Bretagne. Si le
pourcentage de méningocoque diagnostiqué est
identique à celui de la Grande-Bretagne, c'est-à-
dire 33%, le taux d'incidence de la maladie est
deux fois inférieur en Belgique et ne dépasse pas
le seuil épidémique. Le cas de la Grande-
Bretagne est particulier dans la mesure où le taux
d'incidence y est le plus élevé d'Europe. Ceci
explique la campagne massive de vaccination qui
est intervenue en 1999 chez les jeunes de moins
de 18 ans de ce pays. Si les données d'efficacité
résultant de cette campagne sont
encourageantes, celles concernant l'innocuité,
surtout chez les nourrissons, sont par contre
absentes. C'est pourquoi le Conseil supérieur de
l'hygiène a décidé d'attendre des informations
complémentaires avant de se lancer dans un
programme de vaccination ciblé soit vers les
personnes à risque, soit vers toute la population
jeune du pays.

L'Institut scientifique de santé publique assurant
actuellement la surveillance de la maladie et
l'inspection médicale scolaire, qui dépend des
communautés, étant chargée de la détection
précoce des cas et de la prophylaxie large de
l'entourage, il est justifié d'attendre des données
complémentaires avant de se lancer dans un
programme de vaccination qui est déjà chargé et
qui change régulièrement au fur et à mesure que
de nouveaux besoins se font sentir.

En ce qui concerne la prise en charge de la
vaccination, la tendance actuelle consiste à mettre
un maximum de vaccins dans la même seringue.
Or, ces vaccins sont actuellement payés par
quatre circuits financiers différents. C'est pourquoi
mes services tendent de rationaliser ces circuits
financiers, tout en préservant les institutions
communautaires qui assurent l'administration du
vaccin.

Il me paraît donc raisonnable d'attendre l'avis du
Conseil supérieur de l'hygiène, ainsi que les
données de l'Institut scientifique de santé publique
avant de se lancer dans un programme de
vaccination qui pourrait être qualifié d'aveugle et
ne pas répondre aux besoins épidémiologiques de
la Belgique. Cependant, c'est un sujet que nous
suivons avec toute l'attention nécessaire.
06.03 Josée Lejeune (PRL FDF MCC): Madame
la présidente, je remercie Mme la ministre de sa
réponse détaillée. Toutefois, j'attirerai son
attention sur le dernier bilan de la section
d'épidémiologie de l'Institut scientifique de santé
publique. Il fait état de 250 cas à la fin du mois de
septembre. Cela signifie que le record de 1999 est
battu. Je demanderai donc à Mme la ministre de
rester vigilante et d'essayer d'accélérer le
procédure en la matière.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Samengevoegde mondelinge vragen van
- mevrouw Trees Pieters aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over ''de caudotomie van het
Belgisch trekpaard" (nr. 2523)
- de heer Arnold Van Aperen aan de minister
van Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over "de caudotomie van het
Belgisch trekpaard" (nr. 2548)
07 Questions orales jointes de
- Mme Trees Pieters à la ministre de la
Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur ''la
caudotomie du cheval de trait belge » (n° 2523)
- M. Arnold Van Aperen à la ministre de la
Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur ''la
caudotomie du cheval de trait belge » (n° 2548)
24/10/2000
CRIV 50
COM 278
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
07.01 Trees Pieters (CVP): Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, dit is weer een
voorbeeld van een discussiepunt dat ik door een
schriftelijke vraag trachtte op te lossen waarop ik
echter zo'n kort antwoord kreeg dat er aan de
essentie van het probleem nauwelijks werd
geraakt. In juni heb ik een schriftelijk vraag
gesteld met betrekking tot het blokstaarten van
het Belgisch trekpaard. Mevrouw de minister, in
uw antwoord van eind juli deelde u mee dat deze
techniek niet zal worden ingeschreven op de lijst
van toegelaten amputaties op dieren. U haalt
hiervoor twee redenen aan. Enerzijds, stelt u dat
bijna geen paarden nog op deze manier worden
gestuurd; anderzijds, beweert u dat er voldoende
manieren ter beschikking staan om het paard te
leiden zonder een aantal gezondheidsrisico's.

Precies over deze risico's wil ik het even met u
hebben. Uit nationale en internationale
wetenschappelijke lectuur blijkt dat een
chirurgische ingreep waarbij het paard wordt
geblokstaart niet leidt tot een verminderd welzijn in
diergeneeskundig opzicht, wel integendeel. Een
professor van de faculteit diergeneeskunde van de
universiteit te Utrecht zegt dat dit in hygiënische
opzicht een positief effect heeft. Door het
couperen van de staart wordt de bevuiling van de
binnenkant van de staart met mest voorkomen.
Deze zienswijze is niet alleen een Nederlandse
aangelegenheid, maar wordt ook gevolgd door
professoren van de universiteit van Gent, die
verklaren dat de gezondheidsrisico's bij het niet
uitvoeren van de ingreep groter zijn dan de risico's
van de ingreep zelf.

Bovendien beweert men dat door de caudotomie
het veiligheidsrisico voor de geleider van het
paard wordt verlaagd. Door het blokstaarten wordt
de bestuurbaarheid van het paard verhoogd zodat
de menner zijn paard beter in de hand kan
houden. Ook de veiligheid van het paard zelf
speelt een rol. Vaak lopen trekpaarden
verwondingen op aan de staart als gevolg van het
schuren, onder meer verwondingen veroorzaakt
door prikkeldraad.

Teneinde de ingreep in optimale omstandigheden
te laten gebeuren, pleiten vakverenigingen er net
als de wetenschappers voor dat deze ingreep
verplicht onder anesthesie zou worden uitgevoerd
door een erkend veearts en met behoud van drie
staartwervels.

Uit dit relaas blijkt dat er dus geen
wetenschappelijke redenen bestaan om het
blokstaarten te verbieden. Er zijn integendeel
utilitaire, medische en esthetische redenen om het
te rechtvaardigen. Een professor van de
universiteit van Gent verklaart zelfs: "Indien we het
Belgisch trekpaard op de traditionele manier willen
blijven gebruiken, wegen voorlopig de voordelen
van het blokstaarten door op de nadelen".

Een eventueel verbod op het blokstaarten
betekent tevens een ontmoediging voor talrijke
amateurs die dit unieke ras in leven wensen te
houden. De historische, sociale en ecologische
waarde van het ras is bijzonder groot. Fokkers
houden het ras doelbewust in stand als
herinnering aan een grote paardentraditie die de
roem van onze paardenfokkers wereldwijd
vestigde, tot in de Verenigde Staten en Australië
toe. Rond het Belgisch trekpaard bestaat een
sociaal netwerk van gedreven geïnteresseerden.
Zij komen uit alle lagen van de bevolking.

Mevrouw de minister, ik veronderstel dat u ook
inzicht hebt in deze uitgebreide literatuur. Mijn
vraag is dan ook waarom u deze chirurgische
ingreep voor het trekpaard niet in de lijst wenst op
te nemen, terwijl u het wel toelaat voor schapen.
Waarom houdt u geen rekening met fokkers die
voor honderd procent instaan voor het behoud van
dit unieke cultuurpatrimonium en die uitsluitend dit
behoud zullen verzekeren als het blokstaarten
verder toegelaten wordt? U hebt geen volwaardige
argumenten aangebracht vanuit de visie op het
dierenwelzijn. Uw argumentatie slaat alleen op
"vliegen verjagen". U slaat er dus letterlijk naar.
Wel geven verschillende professoren argumenten,
ook vanuit een strikt wetenschappelijk oogpunt en
dus ook vanuit het oogpunt van het dierenwelzijn.
Zij geven vanuit die standpunten de juiste
toedracht. Waarom speelt in deze materie alleen
het fundamentalistische standpunt van uw
medewerker ­ die zojuist binnengekomen is ­ zo'n
belangrijke rol, terwijl hij eigenlijk een persoonlijke
vete wenst uit te vechten met zijn vroegere
professor? Graag kreeg ik op die vragen een
antwoord.

De voorzitter: Dit zijn elementen die niet in een
schriftelijke vraag kunnen worden vervat.
07.02 Trees Pieters (CVP): Mevrouw de
voorzitter, mijn schriftelijke vraag terzake was
ingediend in de maand augustus, maar tijdens het
lange reces zijn we met allerhande informatie
overstelpt, zodat de zaak nog wat uitgebreider
werd gemaakt.

De voorzitter: Mevrouw Pieters, ik wil alleen
wijzen op de meerwaarde van een mondelinge
CRIV 50
COM 278
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
vraag.
07.03 Arnold Van Aperen (VLD): Mijnheer de
voorzitter, vandaag worden er mondelinge vragen
gesteld over de caudotomie. Op 12 juni heb ik
over hetzelfde onderwerp een interpellatie
gehouden waarbij noch mevrouw Pieters noch
een ander lid van haar fractie het woord vroeg. Ik
ga dat betoog niet helemaal overdoen.
Verschillende collega's hadden zich bij deze
interpellatie aangesloten.

De problematiek van de caudotomie werd in deze
commissie besproken. Dit onderwerp heeft heel
wat fervente voor- en tegenstanders. Beide
partijen hebben hun argumenten, die ten dele
overtuigen, maar waarbij toch wat vragen rijzen. Ik
heb op 12 juli aangekondigd dat het goed zou zijn
in deze commissie een hoorzitting te organiseren.
Er zijn veel voorstanders van de caudotomie en ik
kan mevrouw Pieters begrijpen. Het kabinet -
meer bepaald de medewerker die hier aanwezig
is - verzet er zich inderdaad radicaal tegen.

Zijn de voorzitter en de leden van de commissie
het eens met de organisatie van een hoorzitting,
zodat wij dit onderwerp met nog meer kennis van
zaken kunnen bespreken - wij hebben immers ook
niet alle wijsheid in pacht
-
en definitief
afhandelen?

Ik sluit mij uiteraard aan bij de interpellatie van
mevrouw Pieters aangezien mijn interpellatie van
12 juli handelde over dezelfde problematiek en
over het behoud van de caudotomie.
07.04 Minister Magda Aelvoet: Mevrouw de
voorzitter, ik wens mevrouw Pieters eerst en
vooral te zeggen dat ik, vóór het indienen van haar
schriftelijke vraag, mondeling al uitvoerige
antwoorden verstrekt had op vragen over
hetzelfde onderwerp. Ik vond het bijgevolg niet
nodig om nog eens uitgebreid te antwoorden op
een schriftelijke vraag die mij nadien werd gesteld.
Het verslag van de commissievergadering bevat
alle gevraagde gegevens.

Met betrekking tot de opmerking over mijn
medewerker wens ik te zeggen dat ze volstrekt
onjuist is. Volgens u zou het gaan om een
fundamentalist. Het beste argument om die
stelling te ontkrachten is dat wij via een koninklijk
besluit in de toekomst de verschillende types van
totnogtoe in België gangbare praktijken al dan niet
zullen verbieden, afhankelijk van de vraag wat
reëel of niet reëel is voor het dierenwelzijn. Het
beste voorbeeld is dat in het besluit bepaald is dat
de staart van schapen in de toekomst nog mag
worden afgezet omdat het onderhoud bijvoorbeeld
niet kan gebeuren bij rondtrekkende kudden. In
dat geval komt de amputatie het welzijn van het
dier wel degelijk ten goede, wat in het geval van
het Belgisch trekpaard niet kan worden gezegd.
Wij hebben dus geen brutale fundamentalistische
lijn getrokken, integendeel. Wij hebben een
gedetailleerde en gemotiveerde lijn getrokken. Ik
vind een dergelijke verklaring dus echt bij het haar
getrokken.

Bovendien vestig ik er uw aandacht op - u verwijst
immers naar de internationale litteratuur - dat de
internationale praktijk met betrekking tot het
blokstaarten in alle Europese landen, behalve in
België en Nederland, veranderd is, in die zin dat
het afgeschaft is. Als België zijn wetgeving wijzigt,
zal Nederland volgen. Waarom zouden wij een
bepaalde praktijk behouden die elders is
afgeschaft? Er zijn immers wel degelijk problemen
van dierenwelzijn.

De heer Van Aperen, die een beetje meer
objectiviteit aan de dag legt, heeft erop gewezen
dat sommige professoren en dierenartsen dit
gebruik absoluut in stand willen houden. Velen
houden er evenwel een andere mening op na. Ik
ontken dat het kabinet ingaat tegen de algemeen
heersende opvatting in de samenleving.

De argumenten van professor Breuking hebben
betrekking op de hygiëne. Mits een minimale
verzorging en het gebruik van de bestaande en
geregistreerde producten, kan de hygiëne
optimaal worden gewaarborgd zonder
caudotomie. Het beperkte aantal paarden dat
wordt gehouden en de dagelijkse individuele
verzorging van de paarden garanderen een
perfecte hygiëne.

Het argument van professor Deprez is veel
genuanceerder dan men wil doen uitschijnen. Het
is opvallend dat sommige stukken van de tekst
worden weggelaten. Ik vermeld in dit verband de
paragraaf waarin hij argumenteert dat het
praktische nut van het blokstaarten kan worden
betwijfeld indien het Belgisch trekpaard als
hobbypaard wordt gehouden of als klassiek
koetspaard wordt gebruikt en op voorwaarde dat
de hygiëne optimaal is. Men citeert uitsluitend zijn
conclusie, waarin hij het heeft over het trekpaard
dat op de traditionele manier wordt gebruikt.

Men heeft het steevast over het ontbreken van het
bewijs van de pijnlijkheid van de operatie wanneer
zij onder verdoving wordt uitgevoerd. Er zouden
24/10/2000
CRIV 50
COM 278
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
20
geen bewijzen zijn dat de dieren op lange termijn
hinder ondervinden van de ingreep. De
omgekeerde argumentatie geldt natuurlijk ook. Er
is evenmin bewezen dat de ingreep niet pijnlijk is
en dat de dieren er geen nadeel van ondervinden,
noch dat de verminking een wezenlijk voordeel
inhoudt. Men is het erover eens dat het beter is de
ingreep niet uit te voeren wanneer er andere
methoden bestaan om hetzelfde doel te bereiken.
Het kan niet worden ontkend dat het zenuwstelsel
van paarden bijzonder ontwikkeld is en dat het
hier over meer gaat dan het knippen van het
paardenstaartje van kinderen. Men moet beseffen
dat bij caudotomie de staartspieren en ­wervels
worden verbrijzeld. Het is nauwelijks voorstelbaar
dat de dieren hiervan na de operatie geen pijn
ondervinden. De voorstanders van de ingreep
gaan bewust voorbij aan de mogelijke negatieve
gevolgen ervan.

Wij beschikken over videomateriaal waaruit blijkt
dat de staart van het trekpaard voor geen enkel
probleem zorgt wanneer men gebruik maakt van
de voorhanden zijnde technische hulpmiddelen,
zoals het kordeel. Midden vorige week heeft een
Ardens Belgisch trekpaard met staart en geleid
met kordeel het Europees kampioenschap
boomslepen gewonnen. Deze argumentatie voor
het blokstaarten houdt dus geen steek.

In Frankrijk zijn de caudotomie en het afknippen
van de oren, praktijken die gedurende lange tijd
wijd verspreid waren, stopgezet. In Europa
hebben alle landen behalve België en Nederland
deze praktijken intussen afgeschaft. Nederland
heeft trouwens laten weten België te zullen volgen.
Ik zie dan ook niet in waarom wij in de 21
ste
eeuw
praktijken zouden voortzetten die gelet op de
functie van het paard in de moderne maatschappij
niet langer noodzakelijk zijn.

De vraag of er over deze zaak hoorzittingen
moeten worden gehouden, laat ik volledig aan de
commissie over. Op een hoorzitting kunnen voor-
en tegenstanders aan het woord worden gelaten.
Dit zal ons niet ontheffen van de realiteit dat
terzake een knoop moet worden doorgehakt en,
wat mij betreft, niet langer staarten mogen worden
afgehakt.
07.05 Trees Pieters (CVP): Mevrouw de
voorzitter, in de eerste plaats heb ik de
medewerker van de minister geen fundamentalist
genoemd. Ik heb enkel gezegd dat hij in deze
zaak een fundamentalistisch standpunt heeft
ingenomen. Ten tweede, heb ik deze schriftelijke
vraag op een zeer objectieve wijze gesteld, zonder
een standpunt in te nemen. In alle reacties die ik
heb ontvangen werd gepleit voor een behoud van
de caudotomie. Geen enkele reactie sloot aan bij
het standpunt van de minister.
Ten derde, voeren we hier een dovemansgesprek.
Ik beschik over reacties van de professoren
Verschoten en Deprez van de Universiteit van
Gent en van professor Breuking van de
Universiteit van Utrecht, van voorzitters van
verenigingen van paardenfokkers en van
dierenartsen. Allen zijn ze voorstander van
caudotomie. Ik stel dan ook voor dat we
hoorzittingen houden en sluit mij aan bij het
voorstel van de heer Van Aperen om een vijftal
specialisten terzake uit te nodigen. Op basis
daarvan kunnen we conclusies trekken die we
nadien aan de minister kunnen overhandigen.
07.06 Arnold Van Aperen (VLD): Mevrouw de
voorzitter, ik hoop dat de leden van de commissie
het voorstel steunen om een hoorzitting te
houden, zodat wij met meer kennis van zaken een
conclusie kunnen formuleren en deze zaak
kunnen afwerken.
07.07 Minister Magda Aelvoet: Mevrouw de
voorzitter, ik kan mevrouw Pieters bevestigen dat
mijn kabinet heel wat reacties heeft ontvangen
van groepen die voorstander zijn van het
afschaffen van deze praktijk, die als totaal
voorbijgestreefd wordt beschouwd. Bovendien
heeft een aantal mensen het formulier
ondertekend omdat ze werden misleid door de titel
"Voor de staartjes van de paardjes". Ze
verkeerden in de mening dat het om een actie
ging om de staarten te behouden.

De voorzitter: Het punt van de hoorzittingen
zullen we tijdens de regeling van de
werkzaamheden behandelen. Er zijn nog andere
prioritaire dossiers zoals de begroting en de
bescherming van de patiënt, waarover ook
hoorzittingen zullen worden georganiseerd.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Hubert Brouns aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over 'de promotie van de generische
geneesmiddelen' (nr. 2525)
- de heer Hubert Brouns aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over 'het substitueren van
generische geneesmiddelen' (nr. 2526)
08 Questions orales jointes de
CRIV 50
COM 278
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
21
- M. Hubert Brouns à la ministre de la Protection
de la consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement sur 'la promotion des
médicaments génériques' (n° 2525)
- M. Hubert Brouns à la ministre de la Protection
de la consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement sur 'la substitution de
médicaments génériques' (n° 2526)
08.01 Jo Vandeurzen (CVP): Mevrouw de
minister, over de zorgassociatie hebben wij in juni
het advies van de Raad van State gevraagd die,
zo heb ik begrepen, heeft beslist het advies
zonder datumopgave uit te stellen. Ik vind dat
zoiets niet kan. Als het Parlement een advies
vraagt, dan zou men toch een advies moeten
geven in plaats van een uitstel sine die. Kan bij de
Raad van State niet worden aangedrongen om
over dit wetsvoorstel toch een advies uit te
brengen?

De voorzitter: Mijnheer Vandeurzen, wij zullen de
voorzitter van de Kamer vragen dit te melden aan
de Raad van State. Ik laat dit best over aan de
voorzitter van de Kamer.

Mijnheer Brouns, u hebt vragen over de promotie
van generische geneesmiddelen en het
substitueren van deze middelen. U hebt uw
vragen gesplitst, maar u bent uiteraard vrij ze
samen te voegen.
08.02 Hubert Brouns (CVP): Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, een van de
belangrijkste pijlers in uw geneesmiddelenbeleid is
de ondersteuning van generische
geneesmiddelen. U hebt al vaak verklaard dat u
het aandeel van deze middelen zowel in de
verkoop als in de consumptie wilt stimuleren.

Wij stellen gelukkig een toename vast
-
uw
verklaring draagt er wellicht toe bij
-
van
producenten van generische middelen op de
Belgische markt. In de praktijk blijkt evenwel dat
generische producten allerminst een
voorkeursbehandeling genieten. De lijdensweg om
de producten op de markt te brengen, begint al bij
de registratie. Het kan toch niet zo moeilijk zijn om
de registratie van deze middelen via enkele
procedurele wijzigingen te versnellen. Mijn vraag
is dan ook in welke mate daar iets aan kan
worden gedaan.

Ik heb daarover een viertal concrete vragen.

Ten eerste, wat zult u doen aan de trage
registratie van generische geneesmiddelen?
Mijn tweede vraag heeft betrekking op de
uitwerking van de aangekondigde
informatiecampagne voor artsen, ziekenfondsen,
apothekers, en patiënten over de kwaliteit en de
prijs van generische middelen. Is de campagne
specifiek gericht op bepaalde doelgroepen? Zal
nog dit jaar de campagne worden opgestart, zoals
ook door minister Vandenbroucke is
aangekondigd?

Ten derde, kunt u de werkzaamheden toelichten
van de speciale werkgroep die tot opdracht heeft
een inventaris op te maken van de bestaande
generische middelen? Hoe ver staat men met de
lijst die onder artsen en apothekers verdeeld zou
worden?

Ten vierde, meent u niet dat een doelgerichte
promotie voor generische middelen duidelijke
doelstellingen vereist? Moet er niet naar worden
gestreefd dat tegen 2003 - men kan ook een
andere datum kiezen
-
het aantal generische
middelen in België minstens het Europees
gemiddelde evenaart?

Mijn overige vragen behandelen dezelfde
problematiek. Apothekers hebben nog altijd geen
substitutierecht, hoewel u al herhaaldelijk hebt
bevestigd hun dit te willen verlenen. Men meldt
mij - ik heb het niet kunnen natrekken - dat steeds
meer apothekers zich het recht toe-eigenen om
een door de arts voorgeschreven generisch
product te vervangen door een ander generisch
product. De achterliggende reden daarvoor ken ik
niet. Men kan natuurlijk een aantal
veronderstellingen maken.

Dit gegeven leidt wel tot een aantal vragen. Ten
eerste, is de farmaceutische inspectie hiervan op
de hoogte? Heeft de inspectie u gemeld dat een
aantal apothekers op eigen houtje de niet
voorgeschreven generische geneesmiddelen
vervangen door andere generische
geneesmiddelen? Welke gevolgen zullen aan
deze vaststellingen worden gekoppeld?

Ten tweede, de onwettelijke substitutie kan een
mogelijke reden voor het wantrouwen van de
apothekers zijn voor bepaalde generische
geneesmiddelen en voor de administratie die
instaat voor de registratie van deze generieken.
Wat is uw mening terzake? Wat zult u
ondernemen om de apothekers ervan te
overtuigen dat elk geregistreerd generisch
geneesmiddel betrouwbaar is?

Ten derde, tijdens het geneesmiddelendebat in
24/10/2000
CRIV 50
COM 278
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
22
het voorjaar wezen de apothekers op het
probleem van het grote aanbod aan generische
geneesmiddelen en de moeilijkheid om deze
allemaal in stock te hebben. Dat kan een andere
mogelijke reden van de substitutie zijn. Vindt u het
een redelijk argument van de apothekers om
inzake de stock zelf een selectie te maken in het
aanbod aan generische geneesmiddelen? Zo ja,
moet de selectie niet in overleg met de overheid
gebeuren? Zult u de Algemene Pharmaceutische
Bond aanspreken over deze gevallen van
onwettige substitutie om te vermijden dat dit zich
in de praktijk zou uitbreiden?
08.03 Minister Magda Aelvoet: Mevrouw de
voorzitter, mijnheer Brouns, het klopt dat er veel
reacties zijn op de aankondiging van concrete
maatregelen inzake de promotie van de
generische geneesmiddelen. In zeer veel
apotheken vragen mensen naar generische
geneesmiddelen. De politieke inzet heeft dus
effect en is lonend.

Ten eerste, inzake de registratie spreken dezelfde
mensen zich uit over zowel de nieuwe
geneesmiddelen als de generische
geneesmiddelen. De internationale producten bij
Emia worden bij ons achteraf aan een korte
controle onderworpen. Inzake generische
geneesmiddelen betreft het middelen die reeds als
gewone geneesmiddelen op de markt waren. Het
vraagt dus relatief weinig tijd om te bevestigen dat
ze hun kwaliteit hebben behouden. Wij hebben op
het niveau van de Farmaceutische Inspectie ook
schikkingen getroffen om de achterstand terzake
in te lopen door extra personeel in te zetten dat
zich met de snelle afhandeling van de registratie
zal bezighouden.

Ten tweede, inzake de informatiecampagne werd
reeds veel voorbereidend werk gedaan. Het is de
bedoeling om per doelpubliek te werken. Wij
zullen dit doen wanneer de grote meerderheid van
de generische geneesmiddelen erkend en op de
markt is. We passen de campagne aan zodat wij
tezelfdertijd een aantal producten in de kijker
kunnen plaatsen. In de uitgave van het
gecommentarieerde geneesmiddelenrepertorium
van dit jaar worden ook alle generische
geneesmiddelen aangestreept. Zo wordt het
geneesmiddelenrepertorium gemakkelijk
hanteerbaar voor de apotheker.

Ten derde, inzake de substitutie kan een
apotheker uiteraard alleen op voorschrift van de
dokter handelen. Het moet duidelijk zijn dat wij
niet oogluikend een vorm van substitutierecht
zullen aanvaarden. Wat u daarover zegt, is mij
reeds ter ore gekomen. Concrete gevallen
daarover werden echter nog niet in kaart gebracht.
De Farmaceutische Inspectie heeft wel
onmiddellijk naar alle officia-apothekers een
rondzendbrief gestuurd met de melding dat
substitutie niet is toegelaten.

Daar is een onmiddellijke reactie gekomen naar
heel de groep. Overigens, ik ben ervan overtuigd
dat er ten aanzien van geneesmiddelen meer
wantrouwen is bij de artsen dan bij de apothekers.
Dat is trouwens de reden waarom we snel de
registratie en de bio-equivalentie, voor die
gevallen waar dat nog niet is opgelost, willen
aanpakken. Trouwens, in de nota "Het Vernieuwd
Geneesmiddelenbeleid" wordt op basis van de
samenwerking tussen de departementen Sociale
Zaken, Volksgezondheid en Economische Zaken
een nieuwe structuur aanvaard en dit is ook
uitdrukkelijk op die manier gepland. Er werd in een
inhaaloperatie voorzien voor een beperkt aantal
generische geneesmiddelen waarvan de bio-
equivalentie moest worden bewezen.

De grootte van de stock kan inderdaad een
probleem vormen. Mijn eigen apotheker zegt mij
dat het aanbod zodanig groot is dat hij zou moeten
bijbouwen om alles een plaats te kunnen geven.
In Duitsland zijn voor een molecule meer dan 100
generieken ter beschikking. Wat dat betreft, kan
de overheid enkel op een onpartijdige manier
optreden. Dit betekent dat men via het
prijsmechanisme of het
terugbetalingsmechanisme een sturende rol kan
spelen. Een andere mogelijkheid bestaat erin
afspraken te maken tussen artsen en apothekers
in de LOK's om op die manier een aantal keuzes
te maken in de generieken.

Overigens wordt op dit ogenblik onderzocht of het
probleem niet gedeeltelijk kan worden opgelost
door een bepaalde werkzame stof voor te
schrijven. Deze methode biedt aan de apotheker
de mogelijkheid om een keuze te maken uit het
aanbod van generische geneesmiddelen.

Tot zover de pistes die momenteel worden
overwogen.
08.04 Hubert Brouns (CVP): Mevrouw de
voorzitter, ik dank de minister voor haar precieze
antwoorden.

Mevrouw de minister, het verheugt mij dat u een
aantal initiatieven neemt om de registratie te
versnellen. U zegt terecht dat het gaat om
CRIV 50
COM 278
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
23
dezelfde mensen die de registratie van de
reguliere geneesmiddelen moeten behandelen.
Als er geen bijkomende krachten komen, zullen
wij blijven vaststellen dat de registratie moeizaam
verloopt.

Het lijkt mij ook goed dat u doelgericht campagne
voert naar de verschillende actoren op het terrein
die te maken krijgen met generische
geneesmiddelen: de artsen, de ziekenfondsen, de
apothekers en de patiënten. Vooral die laatste
groep moet op een aangepaste manier worden
benaderd want mensen hebben sowieso een
afkeer van dergelijke, gespecialiseerde informatie
over medicamenten. Het woordgebruik zal heel
belangrijk zijn om hen te overtuigen en vertrouwen
te geven in generische geneesmiddelen. Als zowel
artsen als patiënten vertrouwen hebben in deze
producten dan zal de groei zeker toenemen, wat
het geneesmiddelenbeleid maar ook de patiënt
ten goede zal komen.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Mondelinge vraag van mevrouw Joke
Schauvliege aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over "de toename van
voedselvergiftingen" (nr. 2530)
09 Question orale de Mme Joke Schauvliege à
la ministre de la Protection de la
consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement sur "l'augmentation des
intoxications alimentaires" (n° 2530)
09.01 Joke Schauvliege (CVP): Mevrouw de
minister, begin oktober verscheen in De
Standaard een bericht waarin een diëtiste van de
Gentse Universiteit waarschuwde voor het aantal
voedselvergiftigingen in België, dat spectaculair is
toegenomen. Zij meent dat er wel degelijk iets aan
de hand is met ons voedsel en de manier van
werken in de landbouw en vraagt de overheid om
toch ruimschoots aandacht te besteden aan het
nemen van voorzorgsmaatregelen om
voedselgerelateerde ziekten tegen te gaan. In uw
beleidsbrief wees u zelf op het belang van gezond
voedsel en gezonde voedingsgewoonten. U
verwees onder meer naar het probleem van de
aanwezigheid van ziektekiemen als salmonella in
onze voedingsmiddelen. Op 25 mei 2000 heb ik u
in plenaire vergadering een vraag gesteld over de
toename van het aantal voedselvergiftigingen. U
hebt toen aangekondigd dat er door de
Eetwareninspectie een aantal hygiëne-audits
zouden gebeuren.

Mevrouw de minister, kunt u mij een overzicht
geven van de activiteiten van de
Eetwareninspectie van het afgelopen jaar, meer
bepaald van de inspecties met betrekking tot de
controle op ziektekiemen in onze voeding en
inzake de opvolging van voedselvergiftigingen?
Hoeveel voedingswaren werden het voorbije jaar
tijdelijk uit de rekken genomen omdat zij een
bepaald risico inhielden? Welke
voorzorgsmaatregelen denkt u te nemen om
voedselgerelateerde ziekten te voorkomen? Hebt
u hierover reeds overleg gepleegd met uw
collega's van de gemeenschappen, de ministers
bevoegd voor gezondheidspromotie?
09.02 Minister Magda Aelvoet: Mevrouw de
voorzitter, het klopt dat de cel Hygiëne van de
Eetwareninspectie zich bezighoudt met de
voorzorgsmaatregelen die moeten worden
nageleefd door de producenten van
voedingsmiddelen. Het gaat over controleurs en
inspecteurs van de buitendiensten, die constant
routinecontroles uitvoeren bij voornamelijk de
koude keten op het naleven van de regelgeving
inzake hygiëne van het personeel en van het
materieel van de lokalen. Dat zit vervat in het
standaardprogramma van de cel Hygiëne van de
Eetwareninspectie. Als aan deze punten niet is
voldaan en er problemen worden vastgesteld met
de koude keten, met het naleven van de
regelgeving inzake hygiëne van het personeel en
van de lokalen, dan worden de producten uit de
handel genomen. Een gedetailleerde statistiek
hebben zij mij op dit ogenblik niet gegeven. Sedert
een drietal jaren zijn er bovendien in de cel
Hygiëne verschillende HACCP-auditteams
geïnstalleerd, die in alle sectoren nagaan of de
veiligheidsprocedures die door de Europese
richtlijnen vereist zijn degelijk worden uitgevoerd.

Daarnaast is er vanuit de Eetwareninspectie ook
zeer geregeld contact met de
beroepsverenigingen, om via dat kanaal de
aandacht te vestigen op de noodzaak aan goede
hygiënische praktijken. Tevens speelt daar de
concrete vraag dat de beroepsverenigingen zelf
voorzetten zouden geven om aanbevelingen te
laten formuleren voor het geheel van de
beroepsgroep. In dat verband kan ik u zeggen dat
de Gids voor de bakkerij, de banketbakkerij en het
chocolade-ijs nog maar pas van de pers is gerold.
Dat is een van de concrete initiatieven die van een
bepaalde beroepsvereniging komen. U weet
bijvoorbeeld dat er zich zeker voor ijs geregeld
problemen stellen. Bovendien wordt elk jaar een
planning gemaakt voor bacteriologisch onderzoek
24/10/2000
CRIV 50
COM 278
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
24
op een aantal specifieke producten. Die planning
wordt bepaald door de problemen die de
controleurs het afgelopen jaar op het terrein
hebben vastgesteld, maar dook door het optreden
van een of andere voedseltoxie/infectie. Dat zijn
de twee grote elementen waarmee rekening wordt
gehouden.

Voor het jaar 2000 moet ik het einde van het jaar
afwachten om resultaten te kunnen geven. Voor
1999 heeft men zich vooral toegespitst op listeria
en salmonella. Ik denk dat uit de gegevens die wij
publiek hebben gemaakt, kan worden vastgesteld
dat terzake inderdaad iets is gebeurd. Neem
listeria: daarrond is vaker opgetreden, zowel naar
aanleiding van problemen met gerookte vis als
met kaas en rauwe melk.

Wat de salmonella in eiproducten en de infectie
door voedselvergiftiging betreft, stellen wij vast dat
in de meeste gevallen de consumptie van
ongekookte eieren de besmettingsoorzaak is. Ook
daarvoor worden richtlijnen gegeven. Eind juli,
begin augustus heb ik een zeer uitvoerige
omzendbrief opgesteld. Het onderwerp daarvan
was in hoofdzaak de vergiftiging in de vleessector
door onvoldoende aandacht aan de koude keten.
Via het IVK heb ik iedereen die van ons afhangt
kunnen bereiken. Bovendien heb ik dit ook met
een zes pagina's tellende persnota publiek
gemaakt. Een aantal kranten heeft er aandacht
aan besteed, want het is toch zeer belangrijk dat
ook het publiek wordt geïnformeerd. Zeer veel
vergiftigingsproblemen bij kinderen en
volwassenen hebben immers te maken met een
gebrekkige huishoudelijke hygiëne.
Bovendien zijn er ook analoge controles gebeurd
door de veralgemening van de systemen van
goede hygiënische praktijken onder het IVK.
Tevens werd contact opgenomen met de
overheidsdiensten die voor de levende dieren
verantwoordelijk zijn, om alzo zoönosen te
voorkomen. Wij hebben dus niet alleen signalen
gegeven, maar ook concrete richtlijnen
uitgevaardigd.

Het koninklijk besluit van 1997, een omzetting van
de Europese richtlijn van 1993, gaat al in de
richting van een grotere verantwoordelijkheid voor
de fabrikanten wat de veiligheid van de
consument betreft. Wij blijven op die nagel slaan.
De aansprakelijkheid van de producent mag in
deze niet verzwakken door de controle van een
overheid. Een teveel aan controles werkt immers
niet. Enkel door een zeer grondige aanpak op het
niveau van de producenten, kan een maximaal
resultaat worden bereikt. De controles moeten in
stand worden gehouden, maar zij kunnen de
verantwoordelijkheid van de producent niet
opvangen.
09.03 Joke Schauvliege (CVP): Mevrouw de
minister, ik dank u voor uw antwoord, maar het is
mij nog altijd niet duidelijk of u naar aanleiding van
mijn vraag van 25 mei 2000 inderdaad extra
hygiënische controles hebt laten uitvoeren. U hebt
niet geantwoord op de vraag naar het resultaat
daarvan. Eveneens kan ik mij niet van de indruk
ontdoen dat de Eetwareninspectie te weinig
bemand is om alle hygiënische controles te
kunnen uitvoeren.

Zowel uit een bericht in Testaankoop als uit een
studie van de universiteit van Gent blijkt dat er een
toename is van het aantal voedselvergiftigingen.
Ik vraag u rekening te houden met het advies van
de Universiteit van Gent, waarin wordt aanbevolen
ruimschoots aandacht te besteden aan de
toename van het aantal voedselvergiftigingen. Een
gezonde en veilige voeding was één van uw
prioriteiten. Ik vraag u dan ook daar serieus werk
van te maken.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10 Mondelinge vraag van de heer Jo
Vandeurzen aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over "het standpunt van de regering
inzake drugs" (nr. 2533)
10 Question orale de M. Jo Vandeurzen à la
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement sur
"la position du gouvernement en matière de
drogues" (n° 2533)
10.01 Jo Vandeurzen (CVP): Mevrouw de
voorzitter, mevrouw de minister, ik verwijs in dit
verband eveneens naar het evaluatierapport van
een aantal professoren, met betrekking tot
bepaalde delen van het drugsbeleid.

Thans, een jaar later, wachten velen,
preventiewerkers, hulpverleners, ouders,
jongerenorganisaties alsook het departement van
Justitie, op de bekendmaking van het vernieuwd
drugsbeleid, dat onder meer een verfijning van de
circulaire van de minister van Justitie zal
behelzen.

Uit het laatste antwoord dat ik ontving blijkt dat wij
pas in november uitsluitsel zullen krijgen. In de
begrotingsdocumenten is er wel sprake van de
CRIV 50
COM 278
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
25
oprichting van een federale overlegstructuur, maar
inmiddels bleven de zaken ongewijzigd wat de
preventie betreft. De pers maakt steeds vaker
gewag van nieuwe studies, maar ook van het feit
dat steeds meer jongeren in contact komen met
cannabis. De slachtoffers van heroïne halen thans
reeds de nationale zenders. De situatie betert
geenszins.

Op wetenschappelijk vlak staat men niet stil.
Recent maakte de Belgische pers melding van
een Amerikaanse studie van het National Institute
on Drugabuse, waarin zou zijn aangetoond dat
cannabis even verslavend werkt als heroïne en
cocaïne. Dat werd bewezen aan de hand van
onderzoek op dieren.

Mevrouw de minister, hoever staat het met de
werkzaamheden van de werkgroep die door de
regering werd geïnstalleerd en wanneer zullen de
conclusies aan de ministerraad worden
voorgelegd?

De regering moet een standpunt innemen inzake
de verenigbaarheid van het reglementeren van
cannabis met het akkoord van Schengen en met
de terzake geldende verdragen. Uit een vorig
antwoord op een vraag in dat verband blijkt dat de
minister dit een verdedigbare thesis vindt naast
andere, wat betekent dat men minstens kan
accepteren dat een stap in die richting niet per se
strijdig zou zijn met de verdragen. Is men evenwel
van mening dat de verdragen marges inhouden?

Tot slot had ik graag vernomen of de werkgroep
kennis nam van het onderzoek waarvan sprake in
de pers en of rekening zal worden gehouden met
de conclusies ervan.
10.02 Minister Magda Aelvoet: Mijnheer
Vandeurzen, de eerste sneuvelnota die het totale
pakket van de verschillende niveaus, en die zowel
preventie als repressie omvat, werd halverwege
juni 2000 afgerond. Uit de commentaren terzake
kon worden afgeleid dat die nota ook werd
overgemaakt aan de gemeenschappen die in dit
verband een grote verantwoordelijkheid dragen en
expliciet bevoegd zijn op het vlak van preventie.

Inmiddels ontvingen wij de opmerkingen van de
verschillende niveaus en deze worden thans
verwerkt in een tweede versie van de sneuvelnota.
Meer bepaald de hoofdstukken integrale
benadering, epidemiologie, preventie en zorg
werden behandeld en geïntegreerd. Het hoofdstuk
repressie zal later aan de orde komen en het
geheel zal eind november aan de ministerraad
worden voorgelegd.

De werkgroep had het nog niet expliciet over de
verenigbaarheid van de reglementering van
cannabis met de Schengenakkoorden. Wel vond
op 13 oktober een vergadering plaats van de
Pompidu-groep in Sintra, Portugal, waar, naast
harm reduction in het algemeen, ook dit aspect
werd besproken.

Ik heb gemerkt dat heel veel landen, in het licht
van de realiteit waarmee ze te maken krijgen,
vragen hebben over de toepassing à la lettre van
die akkoorden. Het Verenigd Koninkrijk, dat
vroeger altijd een harde houding aannam, houdt
nu een duidelijk pleidooi voor de interpretatie van
die akkoorden teneinde enigszins tegemoet te
kunnen komen aan het aanpakken van de
problemen zoals de mensen dat ervaren.

U verwijst vervolgens naar een studie waar
testapen zichzelf een bepaalde dosis van THC
konden toedienen en dat ook deden. De
werkgroep had daar nog geen kennis van. Het
National Institute on Drug Abuse van Baltimore
concludeert dat voor de eerste keer zou zijn
aangetoond dat cannabis fysisch verslavend is.
Als leek kan ik daar enkel uit concluderen dat
apen die in gevangenschap zijn, en die aan
wetenschappelijke tests worden onderworpen,
blijkbaar graag onder de invloed van THC
verkeren. Andere wetenschappers hebben
gereageerd door mee te delen dat medische
ervaring zou hebben aangetoond dat cannabis
fysisch niet verslavend is. Ik laat het hierbij, maar
ik herhaal dat de werkgroep dit aspect nog niet
heeft bestudeerd.
10.03 Jo Vandeurzen (CVP): Mevrouw de
minister, ik dank u voor uw antwoord. Zodra de
regering over het geheel van de maatregelen
beslist heeft, zullen wij daarover een discussie
voeren. Het is duidelijk dat de reactie wellicht
genuanceerd zal zijn. De middelen die er zijn op
het vlak van preventie, integrale aanpak en
verzorging zijn zeer goed. Wij zijn zeker vragende
partij om op dat vlak vooruit te gaan.

Ik hoop echter oprecht dat wij niet afstevenen op
een situatie waarbij we een ontradingsboodschap
uitzenden omtrent het gebruik van verslavende
legale en illegale middelen, dat we daarin ook
zwaar gaan investeren en dat we tot slot van het
verhaal verslavende middelen meer zullen
gedogen dan vroeger. Ik huiver bij de gedachte
dat in de krant gelijkaardige artikelen zullen
verschijnen, zoals naar aanleiding van bepaalde
24/10/2000
CRIV 50
COM 278
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
26
uitspraken van de politiecommissaris van Kortrijk
over het niet langer vervolgen van de kleine
criminaliteit. De pers meldde toen in grote letters:
"Er komt geen gedoogbeleid voor kleine
criminaliteit". De geringste wijziging van de
circulaire op dat vlak zal dat discours op gang
brengen. Wij blijven met overtuiging beweren dat
uw signaal consistent moet zijn, maar ik vrees dat
we achteruit gaan, ondanks de grote inspanningen
die er worden geleverd. Ik heb een vermoeden dat
de communicatiespecialist Slangen, bezig is met
het antwoord op de vraag hoe de boodschap van
een soepeler gedoogbeleid kan worden gebracht
zonder het met zoveel woorden te zeggen. Het
zou spijtig zijn mocht dat een onderdeel van de
conclusies zijn.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11 Mondelinge vraag van mevrouw Yolande
Avontroodt aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over "de voorwaarden waaraan de
oncologische zorgprogramma's moeten
voldoen om erkend te worden" (nr. 2453)
11 Question orale de Mme Yolande Avontroodt
à la ministre de la Protection de la
consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement sur "les conditions auxquelles
doivent satisfaire les programmes de soins en
oncologie pour être agréés" (n° 2453)
11.01 Yolande Avontroodt (VLD): Mevrouw de
minister, men had een structuur waarop een
activiteit werd geënt. Daar werden dan weer
programma's, zoals het behandelen van
kankerpatiënten, op gestoeld. In een nieuw
ziekenhuisconcept is dit net omgekeerd. Dit
concept is gestoeld op een modern
ziekenhuisopnamebeleid waarbij de patiënt - in dit
geval de kankerpatiënt - centraal staat. Hij biedt
zich aan omdat het ziekenhuis op dit gebied een
goede faam heeft of de nodige knowhow in huis
heeft. Daarrond wordt het oncologisch programma
opgebouwd. Dit resulteert in een activiteit, met
name de kankertherapie. Het logische gevolg zou
dan zijn dat de benodigde structuur wordt
opgebouwd. Ik leg er heel sterk de nadruk op dat
daarvoor een multidisciplinaire medische en
verpleegkundige staf nodig is. Een modern
ziekenhuisbeleid is mijns inziens in de eerste
plaats en per definitie een medisch beleid. Het
beleid draait om een primair proces, namelijk de
zorg voor de patiënt.

Zoals het geformuleerd was, zou men evolueren
naar twee programma's, een zorgprogramma A
en B. Dit zou uiteindelijk in het gedrang komen.
Wat men beoogt is de multidisciplinariteit. Jammer
genoeg was er bij de elaboratie van dit project
echter onvoldoende contact met de onco-
pneumologen, de onco-gastro-enterologen, de
gynaecologen en de urologen. Zij werden naar
verluidt onvoldoende geconsulteerd. Zij dreigen
een deel van hun therapeutische vrijheid te
verliezen. De hematologen pur sang die nu reeds
in een beperkt aantal centra het hele gamma van
de lymfomen en de leukemieën behandelen,
krijgen in het oncologisch centrum - en dit zonder
voorafgaand overleg met de Belgische
Hematologische Society - slechts een marginale
rol. De vraag die zich opdringt is wat er gebeurt
met hematologische centra die nu reeds in zowel
universitaire als niet-universitaire central steriele
kamers en eenheden voor stamcel- en
beenmergtransplantatie bemannen.

Mevrouw de minister, mijn zorg is vooral dat de
beste oplossing zou worden geboden waarbij de
kankerpatiënt centraal staat en waarbij een
continuüm van zorgen wordt geboden. Ik heb dan
ook een aantal concrete vragen. Menen de
ministers - deze vraag betreft immers ook de
minister van Sociale Zaken - dat de aanwezigheid
van een radiotherapieafdeling noodzakelijk is in
het kader van een oncologisch zorgprogramma,
rekening houdend met het feit dat gemiddeld
slechts 15% van de patiënten tijdens hun
ziekteproces zullen moeten worden behandeld
met radiotherapie?

Ten tweede, zal bij het vaststellen van de
voorwaarden rekening worden gehouden met het
principe van de mulidisciplinariteit waarbij de
onco-pneumologen, de onco-gastro-enterologen,
de gynaecologen en de urologen voldoende
worden geconsulteerd en hun therapeutische
vrijheid kunnen behouden?

Ten derde, wat zal de plaats zijn van de
hematologische centra die nu reeds in
universitaire en niet-universitaire centra steriele
kamers en eenheden voor stamcel- en
beenmergtransplantatie bemannen?

Ten vierde, overwegen de ministers om de
hematologie buiten de oncologische
zorgprogramma's te houden aangezien hier voor
haar slechts een beperkte rol is weggelegd? Zal
de hematologie een aparte erkenning krijgen?

Ten vijfde, wat is de stand van zaken met
betrekking tot het dossier van de oncologische
CRIV 50
COM 278
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
27
zorgprogramma's?
11.02 Minister Magda Aelvoet: Mijnheer de
voorzitter, in het eerste ontwerp werd een
onderscheid gemaakt tussen de programma's A
en B. Men heeft dit idee verlaten en opteert
momenteel voor oncologische netwerken. Dit
betekent dat elke patiënt van een maximale
expertise moet kunnen genieten, maar het
betekent niet dat elk ziekenhuis over een dergelijk
netwerk moet beschikken.

Wij verwachten dat elk ziekenhuis aantoont hoe
de zorg concreet voor de individuele patiënt zal
worden georganiseerd: binnen het ziekenhuis,
door verwijzing naar een ander centrum of door
het inroepen van extra expertise. Alles moet
gebeuren in permanente dialoog met de
verantwoordelijke huisarts.

In die context moet de radiotherapieafdeling
worden gezien als een essentieel element in het
netwerk, maar zij moet niet noodzakelijk in het
ziekenhuis aanwezig zijn om gespecialiseerde
oncologische zorg toe te dienen.

Wij beschouwen de bijzondere specialisatie in de
oncologie als indicator van een bijzondere
expertise. Dit mag echter niet worden gezien als
een exclusief recht om bepaalde patiënten te
behandelen. Via het principe van de
multidisciplinariteit dat in concreto het best wordt
gerealiseerd door middel van een multidisciplinair
oncologisch consult zal worden gezorgd voor een
maximale concentratie van expertise rond elke
individuele patiënt. Dit laat van de kant van de
artsen toe het principe van de therapeutische
vrijheid te combineren met garanties voor
maximaal overleg met experts.

De programmatie is niet essentieel voor de
oncologie in haar geheel, maar wel voor precies
omschreven oncologische deelprogramma's,
vooral wat zeldzame tumoren betreft. Ik verwijs in
dit verband naar de kinderoncologie of naar
behandelingen die een zeer specifieke en
gespecialiseerde aanpak vereisen, zoals
beenmergtransplantatie. De hematologische
centra moeten in deze context worden erkend
zodat andere ziekenhuizen ze als dusdanig binnen
hun oncologisch netwerk kunnen opnemen. We
zijn van oordeel dat hematologie een bijzondere
specialisatie is, die zich richt op patiënten met
zowel goedaardige als kwaadaardige
aandoeningen van bloedvormende organen. In dit
opzicht kan hematologie niet worden afgedaan als
oncologie.

Er wordt gedacht aan een bijzondere specialisatie
voor de hematologie. Deze idee zal voor advies
aan de raad van geneesheren en specialisten
worden voorgelegd. Enkele weken geleden werd
een eerste conceptnota aan de Hoge Raad voor
ziekenhuisvoorzieningen voor advies voorgelegd
en besproken met vertegenwoordigers van
artsenverenigingen en van wetenschappelijke
verenigingen. Op basis van een aantal van deze
contacten werd de oorspronkelijke conceptnota in
belangrijke mate gewijzigd.
11.03 Yolande Avontroodt (VLD): Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor haar antwoord.
Het is inderdaad beter de oncologie te benaderen
vanuit netwerken. Ik houd in dit verband een
pleidooi voor de plaats van de huisarts in de
netwerkvorming ten einde de eerstelijnszorg rond
de patiënt te versterken. Ik denk hierbij aan
kwaliteitsindicatoren of aan een protocol.

Ik heb begrepen dat de oncologische centra in
hun huidige vorm behouden blijven en zullen
worden ingeschakeld in het netwerk. Dit is een
positieve beslissing.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

De openbare commissievergadering wordt
gesloten om 12.52 uur.
La réunion publique de commission est levée à
12.52 heures.
CRABV 50 COM 278
CRABV 50 COM 278
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRESENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
EKNOPT
V
ERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
A
NALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
V
OLKSGEZONDHEID
,
HET
L
EEFMILIEU EN DE MAATSCHAPPELIJKE
H
ERNIEUWING
C
OMMISSION DE LA
S
ANTE PUBLIQUE
,
DE
L
'E
NVIRONNEMENT ET DU
R
ENOUVEAU DE LA
S
OCIETE
dinsdag mardi
24-10-2000 24-10-2000
10:00 uur
10:00 heures
CRABV 50
COM 278
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i

INHOUD
SOMMAIRE
Samengevoegde interpellaties van
1
Interpellations jointes de
1
- mevrouw Els Van Weert aan de vice-eerste
minister en minister van Begroting,
Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie
over 'de problemen met betrekking tot de opvang
van asielzoekers en de klachten van de OCMW's'
(nr 510)
1
- Mme Els Van Weert au vice-premier ministre et
ministre du Budget, de l'Intégration sociale et de l'
Économie sociale sur 'les problèmes qui sepoent
en ce qui concerne l'accueil des demandeurs
d'asile et sur les doléances des CPAS' (n° 510)
1
- mevrouw Michèle Gilkinet aan de vice-eerste
minister en minister van Begroting,
Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie
over 'de problemen waarmee de asielzoekers en
de OCMW's te maken krijgen inzake sociale
bijstand" (nr 515)
1
- Mme Michèle Gilkinet au vice-premier ministre et
ministre du Budget, de l'Intégration sociale et de l'
Économie sociale sur 'les problèmes quise posent
aux demandeurs d'asile et aux CPAS en ce qui
concerne l'aide sociale' (n° 515)
1
Sprekers: Els Van Weert, Michèle Gilkinet,
Johan Vande Lanotte
, vice-eerste minister en
minister van Begroting, Maatschappelijke
Integratie en Sociale Economie , Filip
Anthuenis, Yvan Mayeur
Orateurs: Els Van Weert, Michèle Gilkinet,
Johan Vande Lanotte
, vice-premier ministre
et ministre du Budget, de l'Intégration sociale
et de l' Économie sociale , Filip Anthuenis,
Yvan Mayeur
Moties
4
Motions
4
Mondelinge vraag van mevrouw Maggie De Block
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
organisatie van de eerste lijn" (nr 2438)
6
Question orale de Mme Maggie De Block au
ministre de la Protection de la consommation, de
la Santé publique et de l'Environnement sur
"l'organisation de la première ligne" (n° 2438)
6
Sprekers: Maggie De Block, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Maggie De Block, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan
de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
registratie van apotheken" (nr. 2497)
7
Question orale de Mme Trees Pieters au ministre
de la Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur
"l'enregistrement des officines pharmaceutiques"
(n° 2497)
7
Sprekers: Trees Pieters, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Trees Pieters, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
samenwerkingsverbanden tussen
zorgprogramma's voor cardiale pathologie"
(nr. 2466)
8
Question orale de M. Jo Vandeurzen à la ministre
de la Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur "les accords
de coopération entre programmes de soins en
pathologie cardiaque" (n° 2466)
8
Sprekers: Jo Vandeurzen, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Jo Vandeurzen, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
organisatie van de dringende medische
hulpverlening" (nr 2490)
8
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre
de la Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur "l'organisation
de l'aide médicale urgente" (n° 2490)
8
Sprekers: Jo Vandeurzen, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Jo Vandeurzen, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
Mondelinge vraag van mevrouw Josée Lejeune
10
Question orale de Mme Josée Lejeune au
10
24/10/2000
CRABV 50
COM 278
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
hersenvliesontstekingen" (nr 2502)
ministre de la Protection de la consommation, de
la Santé publique et de l'Environnement sur "les
méningites" (n° 2502)
Sprekers: Josée Lejeune, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Josée Lejeune, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
Samengevoegde mondelinge vragen van
12
Questions orales jointes de
12
- mevrouw Trees Pieters aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over ''de caudotomie van het Belgisch
trekpaard" (nr 2523)
12
- Mme Trees Pieters à la ministre de la Protection
de la consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement sur ''la caudotomie du cheval de
trait belge » (n° 2523)
12
- de heer Arnold Van Aperen aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over "de caudotomie van het Belgisch
trekpaard" (nr 2548)
12
- M. Arnold Van Aperen à la ministre de la
Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur ''la caudotomie
du cheval de trait belge » (n° 2548)
12
Sprekers: Trees Pieters, Arnold Van Aperen,
Magda Aelvoet
, minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu
Orateurs: Trees Pieters, Arnold Van Aperen,
Magda Aelvoet
, ministre de la Protection de
la consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement
Samengevoegde mondelinge vragen van
14
Questions orales jointes de
14
- de heer Hubert Brouns aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over 'de promotie van de generische
geneesmiddelen' (nr 2525).
14
- M. Hubert Brouns au ministre de la Protection de
la consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement sur 'la promotion des
médicaments génériques' (n° 2525).
14
- de heer Hubert Brouns aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over 'het substitueren van generische
geneesmiddelen' (nr 2526).
14
- M. Hubert Brouns au ministre de la Protection de
la consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement sur 'la substitution de
médicaments génériques' (n° 2526).
14
Sprekers: Hubert Brouns, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Hubert Brouns, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
Mondelinge vraag van mevrouw Joke Schauvliege
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de toename
van voedselvergiftingen" (nr 2530)
15
Question orale de Mme Joke Schauvliege à la
ministre de la Protection de la consommation, de
la Santé publique et de l'Environnement sur
"l'augmentation des intoxications alimentaires"
(n°2530)
15
Sprekers:
Joke Schauvliege, Magda
Aelvoet, minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Joke Schauvliege, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "het
standpunt van de regering inzake drugs" (nr 2533)
16
Question orale de M. Jo Vandeurzen à la ministre
de la Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur "la position du
gouvernement en matière de drogues" (n° 2533)
16
Sprekers: Jo Vandeurzen, Magda Aelvoet,
minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Jo Vandeurzen, Magda Aelvoet,
ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement
Mondelinge vraag van mevrouw Yolande
Avontroodt aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over "de voorwaarden waaraan de
oncologische zorgprogramma's moeten voldoen
om erkend te worden" (nr 2453)
17
Question orale de Mme Yolande Avontroodt à la
ministre de la Protection de la consommation, de
la Santé publique et de l'Environnement sur "les
conditions auxquelles doivent satisfaire les
programmes de soins en oncologie pour être
agréés" (n° 2453)
17
Sprekers: Yolande Avontroodt, Magda
Aelvoet
, minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu
Orateurs: Yolande Avontroodt, Magda
Aelvoet
, ministre de la Protection de la
consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement
CRABV 50
COM 278
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE
VOLKSGEZONDHEID, HET
LEEFMILIEU EN DE
MAATSCHAPPELIJKE
HERNIEUWING
COMMISSION DE LA SANTE
PUBLIQUE, DE
L'ENVIRONNEMENT ET DU
RENOUVEAU DE LA SOCIETE
van
DINSDAG
24
OKTOBER
2000
10:00 uur
______
du
MARDI
24
OCTOBRE
2000
10:00 heures
______



De vergadering wordt geopend om 10.13 uur door
mevrouw Yolande Avontroodt, voorzitter.
La séance est ouverte à 10.13 heures par Mme
Yolande Avontroodt, présidentE.
01 Samengevoegde interpellaties van
- mevrouw Els Van Weert aan de vice-eerste
minister en minister van Begroting,
Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie
over 'de problemen met betrekking tot de opvang
van asielzoekers en de klachten van de OCMW's'
(nr 510)
- mevrouw Michèle Gilkinet aan de vice-eerste
minister en minister van Begroting,
Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie
over 'de problemen waarmee de asielzoekers en
de OCMW's te maken krijgen inzake sociale
bijstand" (nr 515)
01 Interpellations jointes de
- Mme Els Van Weert au vice-premier ministre et
ministre du Budget, de l'Intégration sociale et de
l' Économie sociale sur 'les problèmes qui
sepoent en ce qui concerne l'accueil des
demandeurs d'asile et sur les doléances des
CPAS' (n° 510)
- Mme Michèle Gilkinet au vice-premier ministre
et ministre du Budget, de l'Intégration sociale et
de l' Économie sociale sur 'les problèmes quise
posent aux demandeurs d'asile et aux CPAS en
ce qui concerne l'aide sociale' (n° 515)
01.01 Els Van Weert (VU&ID): Op korte termijn
zullen er 10.000 extra opvangplaatsen worden
gecreëerd in zogenaamde paviljoendorpen.
Waarschijnlijk zal dit nog onvoldoende zijn om de
toestroom asielzoekers op te vangen. Binnen welke
termijn zullen deze paviljoendorpen worden
geïnstalleerd? Welke locaties komen daarvoor in
aanmerking? Wordt er momenteel met de lokale
instanties reeds overleg gepleegd?

De minister verklaarde dat hij de financiële
steunverlening aan asielzoekers wil afschaffen. Zal
dit voor de duur van de hele asielprocedure zo zijn?
Dit houdt het risico in dat de druk op de OCMW's
opnieuw zal toenemen omdat zij terug
verantwoordelijk worden voor de opvang en
huisvesting. Hoe zal de minister dit oplossen?
Waar zullen asielzoekers voor wie geen federale of
lokale opvang beschikbaar is terechtkunnen?
01.01 Els Van Weert (VU&ID): La création de
villages de pavillons devrait permettre d'accroître de
quelque 10.000 unités la capacité d'accueil de
demandeurs d'asile. Mais cette mesure risque
malgré tout d'être encore insuffisante pour faire
face à l'afflux de réfugiés. Dans quel délai ces
villages de pavillons seront-ils prêts à accueillir les
réfugiés ? Qu'en est-il des lieux d'implantation ?
Une concertation a-t-elle été organisée dans ce
cadre avec les autorités locales ?

Le ministre a exprimé l'intention de supprimer l'aide
financière accordée aux demandeurs d'asile. Cette
mesure s'appliquera-t-elle pendant toute la durée
de la procédure d'asile ? Les CPAS risquent une
nouvelle fois de subir des pressions puisqu'ils
devront à nouveau prendre en charge l'accueil et le
logement des demandeurs d'asile. Comment le
ministre pense-t-il résoudre ce problème ?
24/10/2000
CRABV 50
COM 278
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
De terugbetaling van de geleverde steun aan de
OCMW's gebeurt vaak met vertraging, waardoor
sommige OCMW's met liquiditeitsproblemen te
kampen krijgen. Hoe zullen deze achterstanden
worden ingehaald?

Hoe ver staat de minister met zijn plannen om
kwaliteitsnormen op te stellen betreffende de
opvang van asielzoekers?
Hoe zal de minister op korte termijn deze kritieke
problemen oplossen?

A qui pourront s'adresser les demandeurs d'asile
qui ne sont pas pris en charge au niveau fédéral ou
au niveau local?

Le remboursement de l'aide accordée par les CPAS
s'effectue souvent avec un certain retard. Certains
CPAS sont dès lors confrontés à des problèmes de
liquidités. Quelles mesures vont être prises pour
éviter ces retards dans les remboursements ?

Qu'en est-il des plans du ministre visant à élaborer
des normes de qualité en matière d'accueil des
demandeurs d'asile ? Quelles mesures le ministre
a-t-il l'intention de prendre pour régler rapidement
tous ces problèmes aigus ?
01.02 Michèle Gilkinet (AGALEV-ECOLO): In het
kader van de regularisatieprocedure krijgen vele
asielzoekers sociale steun van het OCMW na een
procedure voor de arbeidsrechtbank. Ze kunnen dat
recht enkel laten gelden als hun behoeftigheid werd
aangetoond. Die situatie brengt zowel de
asielzoekers als de OCMW's in moeilijkheden. Hoe
gaat u dit oplossen ? Zullen de sociale steun en de
medische hulpverlening laagdrempeliger worden ?
De minister wil de toekenningsmodaliteiten van de
sociale steun door het OCMW wijzigen : het
equivalent van het bestaansminimum wordt
vervangen door hulp in natura. Daartoe moeten de
opvangmogelijkheden in open centra uitgebreid
worden, eventueel zelfs door de bouw van nieuwe
centra.

Wat is daar precies van aan ? Welke termijnen
denkt u hierbij in acht te nemen ? Wie zal op die
steun aanspraak kunnen maken, en in welke fase
van de asielprocedure ? Zal een asielzoeker nog
steeds werk mogen zoeken als zijn aanvraag
ontvankelijk verklaard wordt ? Zullen de OCMW's
die taak aankunnen ? Hoe zullen de lasten verdeeld
worden over de OCMW's en de federale staat ?
01.02 Michèle Gilkinet (AGALEV-ECOLO): Dans
le cadre de la procédure de régularisation, de
nombreux demandeurs d'asile reçoivent une aide
sociale des CPAS après un recours devant les
tribunaux du travail. Ce n'est que lorsque leur
indigence est démontrée que les demandeurs
bénéficient de leur droit. Comment allez-vous
remédier à cette situation, qui met les demandeurs
d'asile et les CPAS en difficulté ? L'accès à l'aide
sociale et médicale sera-t-il facilité ?

Le ministre veut modifier l'octroi de l'aide sociale
par les CPAS en remplaçant l'équivalent du
minimex par une aide sociale en nature. A cette fin,
vous développeriez des places en centre ouvert,
voire en créeriez de nouveaux.

Qu'en est-il exactement ? Quels sont vos délais ?
Qui sera concerné par cette aide et à quel moment
de la procédure d'asile ? En cas de recevabilité de
la demande, y aura-t-il toujours possibilité d'accès à
l'emploi ? Les CPAS pourront-ils faire face à cette
tâche ? Quelle sera la répartition financière entre
les CPAS et l'État fédéral ?
01.03 Minister Johan Vande Lanotte : Het principe
van de financiële steun op zich wordt niet in vraag
gesteld. De voordelen zijn evident:
bestedingsvrijheid, betere integratie en gemak voor
het OCMW. Er zijn echter ook nadelen: misbruik
door mensensmokkelaars en gebrek aan
begeleiding.Het uitbetalen in contant geld leidt
echter vaak tot misbruik door mensenhandelaars.
Daarom wordt geopteerd voor materiële steun voor
personen die hier tijdelijk verblijven.

Het grote aantal asielzoekers veroorzaakt een
probleem van voldoende kwalitatieve opvang.
01.03 Johan Vande Lanotte , ministre: Le
principe-même de l'aide financière n'est pas mis en
cause puisqu'il présente des avantages évidents,
comme la liberté d'affectation, une meilleure
intégration et des facilités pour les CPAS.
Cependant, il présente également des
inconvénients. Ainsi, les trafiquants d'êtres
humains en font un usage abusif et il se traduit par
un accompagnement insuffisant. C'est pourquoi il a
été opté pour l'octroi d'une aide matérielle aux
personnes en séjour provisoire.

Confrontée à un afflux de demandeurs d'asile, la
CRABV 50
COM 278
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
Daarom besliste de regering tot de oprichting van
10.000 bijkomende opvangplaatsen. Voor de
OCMW's wordt de voorschottenregeling versneld.
De andere vragen gingen over mijn intenties en
daarop kan ik niet antwoorden. Ik wil immers niet
vooruitlopen op de beslissingen die de regering nog
moet nemen. Morgen zal in de regering onder meer
gesproken worden over de organisatie, de sancties
en dergelijke, en zal er een beslissing worden
genomen. Het lijkt me daarom niet opportuun om
nu voorop te lopen op deze beslissingen.
Belgique manque de places pour un accueil de
qualité. Le gouvernement a dès lors décidé de créer
10.000 places d'accueil supplémentaires. Le
système de l''octroi d'avances aux CPAS est
accéléré.

Les autres questions concernent mes intentions et
je ne puis y répondre. En effet, je ne souhaite pas
anticiper les décisions du gouvernement. Demain,
le gouvernement discutera des problèmes touchant
entre autres à l'organisation et aux sanctions et
prendra des décisions. Il ne me semble donc pas
opportun de les aborder maintenant.
01.04 Els Van Weert (VU&ID): De
terughoudendheid van de minister verwondert me
aangezien hij zelfs niet ingaat op een aantal
elementen die reeds in de pers aan bod kwamen.

Ik hoop dat de minister ervoor zorgt dat de mensen
van de OCMW's de nodige steun krijgen, want hun
noodkreet is meer dan terecht. Ik vertrouw erop dat
de minister de parlementsleden verder op de
hoogte zal houden.
01.04 Els Van Weert (VU&ID): Je m'étonne de la
réserve affichée par le ministre qui s'abstient même
de tout commentaire à propos de certains éléments
qui ont déjà été publiés dans la presse.

J'espère que le ministre accordera l'appui
nécessaire aux membres du personnel des CPAS,
car leurs appels de détresse sont amplement
justifiés. Je compte sur lui pour qu'il continue à
informer les parlementaires.
01.05 Michèle Gilkinet (AGALEV-ECOLO): Ik
noteer dat er niets beslist is over de sociale steun.
Op het eerste punt van mijn vraag heb ik evenwel
geen antwoord gekregen.
01.05 Michèle Gilkinet (AGALEV-ECOLO): J'ai
bien noté qu'aucune décision n'était prise sur l'aide
sociale, mais je n'ai pas eu de réponse au premier
point de ma question.
01.06 Minister Johan Vande Lanotte : Ook dat zal
morgen besproken worden.
01.06 Johan Vande Lanotte , ministre: Cela entre
également dans la discussion de demain.
01.07 Michèle Gilkinet (AGALEV-ECOLO): Het
asiel- en het opvangbeleid worden helemaal
versnipperd, in plaats van ingepast in een globale
beleidsvisie. Ik vrees dat men enkel de dringende
problemen aanpakt, zonder oog voor een
totaalvisie. Hetzelfde geldt trouwens voor het
integratiebeleid.
01.07 Michèle Gilkinet (AGALEV-ECOLO): On
saucissonne la politique d'asile et l'accueil, sans les
intégrer dans une politique d'ensemble.
Je crains que l'on ne s'attaque aux problèmes
urgents, sans souci de politique globale. Il en va de
même pour la politique d'intégration.
01.08 Minister Johan Vande Lanotte : U vraagt om
een totaalvisie, maar de opvang kan niet
ondergeschikt gemaakt worden aan het asielbeleid
in zijn geheel.
01.08 Johan Vande Lanotte , ministre: Vous
demandez une vision globale, mais l'accueil ne peut
être subordonné à la politique d'asile.
01.09 Filip Anthuenis (VLD):Het probleem is
algemeen, alleen is het bij ons sterker omdat België
centraal is gelegen en als transitland fungeert. Mijns
inziens willen de meeste OCMW's hun
verantwoordelijkheid opnemen, maar dan moet de
hogere overheid dat ook doen. Mijn gemeente ­
Lokeren ­ werd nog steeds niet vergoed voor haar
opvangkosten in juni, juli en augustus bijvoorbeeld.
Die achterstand veroorzaakt liquiditeitsproblemen.
01.09 Filip Anthuenis (VLD): Il s'agit
effectivement d'un problème général mais il se pose
avec plus d'acuité encore chez nous en raison de la
position centrale qu'occupe la Belgique et qui en fait
une plaque tournante. Je pense que la majorité des
CPAS entendent assumer leurs responsabilités.
Les autorités de tutelle doivent cependant faire de
même. Je pourrais citer l'exemple de ma commune
­ Lokeren ­ qui n'a toujours pas été indemnisée
pour les frais d'accueil consentis en juin, juillet et
24/10/2000
CRABV 50
COM 278
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
août. Ces retards de paiement entraînent des
problèmes de liquidités.
01.10 Minister Johan Vande Lanotte : Betreffende
de voorschotten zal er een nieuwe regeling worden
getroffen. Mag ik er u trouwens op wijzen dat de
hele steunverlening door de federale overheid wordt
terugbetaald.
01.10 Johan Vande Lanotte , ministre: Une
nouvelle réglementation va être mise au point en ce
qui concerne les avances. Je voudrais une nouvelle
fois attirer votre attention sur le fait que l'aide est
intégralement remboursée par les autorités
fédérales.
01.11 Filip Anthuenis (VLD): Voor de OCMW's
maakt het niet uit waar het geld vandaan komt. Zij
moeten op tijd worden terugbetaald want anders
krijgen ze liquiditeitsproblemen.
01.11 Filip Anthuenis (VLD): Pour les CPAS, peu
importe d'où vient l'argent. Ils doivent être
remboursés à temps pour éviter des problèmes de
liquidités.
01.12 Minister Johan Vande Lanotte : Heeft het
OCMW van Lokeren reeds een voorschot
gevraagd?

01.12 Johan Vande Lanotte , ministre: Le CPAS
de Lokeren a-t-il déjà demandé une avance?
01.13 Filip Anthuenis (VLD): Ik denk het wel,
want er is een aanvraag tot terugbetaling ingediend.
01.13 Filip Anthuenis (VLD): Je pense que oui,
étant donné qu'une demande de remboursement a
été introduite.
01.14 Minister Johan Vande Lanotte : Er is een
verschil tussen een aanvraag tot voorschot en tot
terugbetaling.
01.14 Johan Vande Lanotte , ministre: Il faut faire
la distinction entre une demande d'avance et une
demande de remboursement.
01.15 Michèle Gilkinet (AGALEV-ECOLO): Ik deel
uw standpunt, maar een verhoging van de
opvangcapaciteit hangt ook af van de openstelling
van de grenzen op Europees niveau. Wil men een
volledige immigratiestop, of mogen er nog mensen
binnen ? Het plaatsgebrek is voor een stuk ook het
gevolg van het disfunctioneren van de dienst
Vreemdelingenzaken. We hebben er belang bij om
de formules te diversifiëren. Concentraties van
asielzoekers in bepaalde gemeenten moeten
vermeden worden. Ik maak me wel zorgen over een
eventuele toename van het aantal centra.De
behoeften van het opvangbeleid moeten op grond
van een beleidsvisie worden bepaald. Er moet ook
eerder in het migratieproces worden ingegrepen.
01.15 Michèle Gilkinet (AGALEV-ECOLO): Je
rejoins votre position, mais l'augmentation des
capacités d'accueil dépend aussi de l'ouverture des
frontières au niveau européen. Veut-on une
immigration zéro ou accepte-ton des entrées ? Le
manque de places est également lié aux
disfonctionnement de l'Office des étrangers.On a
intérêt à diversifier les formules. La concentration
des demandeurs dans certaines communes doit
être corrigée. L'augmentation du nombre de centres
m'inquiète.
C'est à travers une vision politique qu'il faut définir
les besoins d'une politique d'accueil. Il faut
également entreprendre une action en amont.
01.16 Minister Johan Vande Lanotte : Ondanks
alle inspanningen van NGO's en OCMW's is dat
momenteel niet meer mogelijk. Ik ben enkel
verantwoordelijk voor de opvang, en in de huidige
situatie kunnen er geen nieuwe vluchtelingen of
asielzoekers meer worden opgevangen.
01.16 Johan Vande Lanotte , ministre: Pour
l'instant, cela n'est plus possible malgré les
tentatives des ONG et des CPAS. Je ne suis
responsable que de l'accueil et la situation actuelle
ne permet plus d'accueillir de nouveaux réfugiés ou
demandeurs d'asile.
01.17 Michèle Gilkinet (AGALEV-ECOLO): U kan
andere formules toepassen !
01.17 Michèle Gilkinet (AGALEV-ECOLO): Vous
pourriez diversifier les techniques !
01.18 Minister Johan Vande Lanotte : Er zijn nu al
heel wat mogelijke formules, van de opvang door
01.18 Johan Vande Lanotte , ministre: Les
techniques sont diverses, puisqu'elles vont de
CRABV 50
COM 278
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
een NGO tot de opvang in een open centrum. Maar
er is een enorm tekort aan plaatsen.
l'accueil par les ONG aux centres ouverts. Mais le
manque de places est énorme !
01.19 Yvan Mayeur (PS): Het is erg moeilijk om
asielzoekers in nood op te vangen, vooral in
Brussel. Het centrum van Woluwe en het sociale
noodopvangcentrum zitten vol. De omstandigheden
waarin die mensen worden opgevangen, moeten
verbeterd worden. In het Klein Kasteeltje is de
opvang wel goed geregeld, maar ook dat is volzet.

Als de federale regering meer opvangcentra zoals
het Klein Kasteeltje wil, dan juich ik dat van ganser
harte toe. Als het echter de bedoeling is de
OCMW's op te zadelen met de materiële opvang,
zal ik mij daar met hand en tand tegen verzetten.

Ik bestrijd ook de zienswijze van de minister
volgens welke de OCMW's gemakkelijker financiële
hulp kunnen geven. Dat geldt maar voor enkele
OCMW's.

De opvangcentra slibben dicht door de
administratieve procedures voor het onderzoek van
de asielaanvragen. Overleg met de minister van
Binnenlandse Zaken is dringend noodzakelijk.
01.19 Yvan Mayeur (PS): L'accueil des
demandeurs dans l'urgence est difficile, à Bruxelles
surtout. Le centre de Woluwé comme le Samu
social sont pleins. Il faut améliorer les conditions
d'accueil. Elles sont bonnes au Petit Château, mais
il est « complet ».
Si l'intention du gouvernement fédéral est de
multiplier les centres d'accueil comme Le Petit
Château, j'applaudis des deux mains. S'il s'agit
d'abandonner aux CPAS l'accueil matériel, je m'y
oppose avec la plus grande énergie.
Je m'oppose aussi aux propos du ministre, selon
lequel les CPAS peuvent plus facilement accorder
une aide financière. Seulement certains CPAS le
peuvent
.Les procédures administratives d'examen des
demandes d'asile engorgent les centres d'accueil.
Une concertation avec le ministre de l'Intérieur
s'impose.
Moties

De voorzitter: Tot besluit van deze bespreking
werden volgende moties ingediend.

Een motie van aanbeveling werd ingediend door
mevrouw Els Van Weert en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellaties van de dames Els Van
Weert en Michèle Gilkinet
en het antwoord van de vice-eerste minister en
minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie
en Sociale Economie
vraagt de regering
1. snel werk te maken van de uitbreiding van de
federale opvangcapaciteit voor asielzoekers, en dit
op een manier die een menswaardige opvang
waarborgt;
2. de druk op de OCMW's te verlichten door:
- een versnelde terugbetaling van de toegekende
sociale bijstand;
- de uitwerking van een ondersteuningsplan voor de
OCMW's zodat zij op een professionele wijze kunnen
instaan voor een menswaardige en kwalitatieve
opvang;
3. algemene kwaliteitsnormen op te stellen waaraan
men de opvang kan toetsen en eventueel kan
bijsturen op sanctioneren."
Motions

Le président: En conclusion de cette discussion ?
les motions suivantes ont été déposées.

Une motion de recommandation a été déposée par
Mme Els Van Weert et est libellée comme suit :
"La Chambre,
ayant entendu les interpellations de Mmes Els Van
Weert et Michèle Gilkinet
et la réponse du vice-premier ministre et ministre du
Budget, de l'Intégration sociale et de l'Économie
sociale
demande au gouvernement:
1. de renforcer dans les meilleurs délais les capacités
d'accueil, au niveau fédéral, de demandeurs d'asile,
et ce, d'une manière garantissant le respect de la
dignité humaine;
2. d'alléger la pression qui pèse actuellement sur les
CPAS en
- procédant à un remboursement rapide de l'aide
sociale octroyée aux demandeurs d'asile;
- élaborant un plan d'appui pour les CPAS, pour
permettre à ces derniers d'organiser, d'une manière
professionnelle, un accueil de qualité, dans le respect
de la dignité humaine;
3. d'élaborer des normes générales de qualité sur la
base desquelles l'accueil pourrait être évalué et, le
cas échéant, corrigé ou sanctionné."
24/10/2000
CRABV 50
COM 278
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
Een eenvoudige motie werd ingediend door de
dames Josée Lejeune en Maggie De Block en de
heer Yvan Mayeur.
Over de moties zal later worden gestemd.

De bespreking is gesloten.

Une motion pure et simple a été déposée par Mmes
Josée Lejeune et Maggie De Block et M. Yvan
Mayeur.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement.

La discussion est close.
02 Mondelinge vraag van mevrouw Maggie De
Block aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
organisatie van de eerste lijn" (nr 2438)

02 Question orale de Mme Maggie De Block au
ministre de la Protection de la consommation, de
la Santé publique et de l'Environnement sur
"l'organisation de la première ligne" (n° 2438)
02.01 Maggie De Block (VLD) De minister plant
een reorganisatie van de eerstelijnszorg via een
indeling in zorgregio's. Hierover zou in de loop van
september en oktober overleg worden gepleegd.
Wie werd op die overlegvergaderingen uitgenodigd?
Komen die vergaderingen niet wat te laat indien de
minister nog in oktober een beslissing wil nemen?
Gaat het om echte consultatievergaderingen of
enkel om een informatie? Hoe zullen die zorgregio's
aansluiten bij de bestaande structuren? Hoe zal
men de communautair verschillende structuren
opvangen? Zou men niet beter de bestaande
structuren optimaliseren? Over welke financiële
middelen beschikt de minister voor die hervorming?
Hoe komen die plannen de patiënt ten goede?
02.01 Maggie De Block (VLD) La ministre projette
une réorganisation de la « première ligne » passant
par une subdivision en régions de soins. Cette
question devrait faire l'objet d'une concertation au
cours des mois de septembre et octobre. Qui a été
convié à ces réunions de concertation ? N'est-il pas
un peu tard pour les organiser s'il entre dans les
intentions de la ministre de prendre une décision
avant la fin du mois d'octobre
? S'agit-il de
véritables réunions de consultation ou seulement de
réunions d'information ? Comment ces régions de
soins s'intégreront-elles dans les structures
existantes ? Comment fera-t-on pour tenir compte
des différences entre les structures des deux
Communautés
? Ne serait-il pas préférable
d'optimiser les structures existantes ? De quels
moyens financiers dispose la ministre pour mener à
bien cette réforme ? Quel profit le patient en tirera-t-
il concrètement ?
02.02 Minister Magda Aelvoet : Het was inderdaad
gepland dat overleg zou georganiseerd worden met
de bestaande structuren in de vorm van
focusvergaderingen. Die laatste hebben in
Vlaanderen en Wallonië wel degelijk
plaatsgevonden, zij het met enige vertraging, maar
nog niet in Brussel.Uit een en ander bleek dat het
wenselijk is stapsgewijs te werken vanuit het
bestaande. Het is evenwel niet mogelijk daarop een
datum te plakken. Daarnaast moeten verschillende
niveaus georganiseerd worden: eerstelijns-, lokaal
en afstemmingsniveau. Er komen daarvoor
samenwerkingsprotocollen.Er is dringend nood aan
de erkenning van huisartsenkringen. Daartoe zullen
wij snel een initiatief nemen.
02.02 Magda Aelvoet , ministre: Il avait
effectivement été prévu qu'une concertation serait
organisée avec les structures existantes sous la
forme de réunions thématiques. En Flandre et en
Wallonie, ces réunions ont bien eu lieu, même si
elles se sont tenues avec un certain retard.
Toutefois, elles n'ont pas encore été organisées à
Bruxelles. Cela montre qu'il est souhaitable de
procéder graduellement à partir des structures
existantes. Toutefois, il n'est pas possible de
déterminer un calendrier. En outre, il faut mettre en
place divers niveaux : la première ligne, le niveau
local et le niveau d'harmonisation. Des accords de
coopération seront conclus à cette fin. Il est urgent
d'agréer des cercles de généralistes. Nous
prendrons rapidement une initiative à cet effet.
02.03 Maggie De Block (VLD): Er is een
consensus over de drie niveaus van organisatie.

Prestaties kunnen niet onbetaald blijven, dat is ons
02.03 Maggie De Block (VLD): Il existe un
consensus à propos des trois niveaux
d'organisation.
CRABV 50
COM 278
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
beroep onwaarding. Ik ben blij dat dit probleem zal
worden opgelost.

Kan de minister zeggen wat het globale budget zal
zijn voor de reorganisatie van de eerste lijn?
Il est normal que toutes les prestations soient
rémunérées. Je me réjouis de ce que ce problème
soit près d'être réglé.

Quel budget global sera affecté à la réorganisation
des soins de la « première ligne » ?
02.04 Minister Magda Aelvoet : Ik kan op dit
ogenblik niet zeggen hoever we bij elke stap zullen
raken.
02.04 Magda Aelvoet , ministre: Il m'est
impossible de vous donner des précisions à ce
sujet pour l'instant.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
registratie van apotheken" (nr. 2497)
03 Question orale de Mme Trees Pieters au
ministre de la Protection de la consommation, de
la Santé publique et de l'Environnement sur
"l'enregistrement des officines pharmaceutiques"
(n° 2497)
03.01 Trees Pieters (CVP): De wet van 13 mei
1999 voorziet in een registratieperiode van 120
dagen voor apotheken. Hoe ver staat het met de
uitvoering ervan? Hebben alle eigenaars zich laten
registreren? Wat gebeurt er met de niet
geregistreerde apotheken? Heeft de Algemene
Farmaceutische Inspectie de registratie al
afgerond? Heeft de minister al geïnformeerd naar
de inbreng van de farmaceutische bond?
03.01 Trees Pieters (CVP): La loi du 13 mai 1999
prévoit une période d'enregistrement de 120 jours
pour les pharmacies. Où en est l'exécution de cette
loi
? Tous les propriétaires se sont-ils fait
enregistrer ? Qu'adviendra-t-il des pharmaciens non
enregistrés ? L'inspection pharmaceutique générale
a-t-elle déjà bouclé l'enregistrement ? La ministre
s'est-elle déjà informée au sujet de l'apport de
l'association pharmaceutique ?
03.02 Minister Magda Aelvoet : De termijn om een
registratie aan te vragen wordt verlengd tot februari
2001. De niet-geregistreerde apotheken zullen
worden opgespoord. Regularisaties zullen tot
december 2001 kunnen. Wie dan nog niet
geregistreerd is, zal geen vergunning meer krijgen
voor de exploitatie van een apotheek.De verwerking
en controle van registratieformulieren leert dat de
documenten vaak onvolledig, onnauwkeurig en
zelfs tegenstrijdig worden ingevuld. Dat levert veel
bijkomend werk op.Beroepsorganisaties hielpen bij
de indiening van gegroepeerde aanvragen tot
registratie met geïnformatiseerde bijlagen. Die
laatste vertoonden evenwel lacunes die weer
nieuwe vertragingen hebben meegebracht.
03.02 Magda Aelvoet , ministre: Le délai imparti
pour demander l'enregistrement a été prolongé
jusqu'en février 2001. Les pharmaciens non
enregistrés seront l'objet d'enquêtes visant à les
identifier. Les régularisations seront admises
jusqu'en décembre 2001. Les pharmaciens dont la
situation n'aura pas encore été régularisée à cette
date n'obtiendront plus l'autorisation requise pour
exploiter une pharmacie. Le traitement et le contrôle
des formulaires d'enregistrement nous enseignent
que les documents sont souvent remplis de façon
incomplète, imprécise et même contradictoire. Il en
résulte un surcroît considérable de travail. Les
organisations professionnelles ont aidé leurs affiliés
à introduire des demandes groupées
d'enregistrement, assorties d'annexes
informatisées. Ces dernières présentent toutefois
des lacunes qui ont à leur tour généré de nouveaux
retards.
03.03 Trees Pieters (CVP): De minister reageert
heel anders dan een aantal maanden terug. De
registratieformulieren bevatten tegenstrijdige en
onnauwkeurige informatie. Zal dit gevolgen hebben
bij de toekenning van de vergunningen? Hebben de
beroepsorganisaties onvoldoende steun verleend of
ligt het aan onduidelijkheid in de formulieren?
03.03 Trees Pieters (CVP): La ministre réagit tout
autrement qu'il y a quelques mois. Les formulaires
d'enregistrement comportent des informations
contradictoires et imprécises. Cet état de choses
influencera-t-il l'octroi des agréments ? L'aide des
organisations professionnelles était-elle insuffisante
ou les formulaires étaient-ils imprécis ?
24/10/2000
CRABV 50
COM 278
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
03.04 Minister Magda Aelvoet : De taak van de
beroepsorganisaties bestond erin de formulieren te
verzamelen. Ik wil naar hen geen stenen werpen.
Mijn administratie zal de apotheken die dergelijke
formulieren hebben ingediend op de hoogte
brengen van de gevolgen.
03.04 Magda Aelvoet , ministre: Le rôle des
organisations professionnelles consistait à recueillir
les formulaires. Je ne leur jetterai pas la pierre. Mon
administration informera les pharmacies qui ont
introduit de tels formulaires des conséquences qui
en résultent.
03.05 Trees Pieters (CVP): Wanneer zal de hele
operatie worden afgesloten?
03.05 Trees Pieters (CVP): Quand toute
l'opération sera-t-elle terminée ?
03.06 Minister Magda Aelvoet : Op 12 december
2001.
03.06 Magda Aelvoet , ministre: Le 12 décembre
2001.
Het incident is gesloten
L'incident est clos.
04 Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
samenwerkingsverbanden tussen
zorgprogramma's voor cardiale pathologie"
(nr. 2466)
04 Question orale de M. Jo Vandeurzen à la
ministre de la Protection de la consommation, de
la Santé publique et de l'Environnement sur "les
accords de coopération entre programmes de
soins en pathologie cardiaque" (n° 2466)
04.01 Jo Vandeurzen (CVP): Het KB van 16 juni
1999 legt aan de ziekenhuizen bepaalde
samenwerkingsverbanden op voor de
zorgprogramma's cardiale pathologie:
samenwerking van zorgprogramma B met T en C
(artikel 21), van B1 met B (artikel 23), van P en E
(artikel 26). Het is deze laatste
exclusiviteitsverbintenis die vragen oproept. Welke
zijn de motieven van deze optie?
04.01 Jo Vandeurzen (CVP): L'arrêté royal du 16
juin 1999 impose aux hôpitaux la conclusion
d'accords de coopération pour les programmes de
soins en matière de pathologie cardiaque. Il s'agit
plus précisément d'accords de coopération entre
les programmes B et les programmes T et C (article
21), B1 et B (article 23), P et E (article 26). C'est ce
dernier article qui soulève certaines questions. Par
quoi ce choix a-t-il été motivé ?
04.02 Minister Magda Aelvoet : De administratie
meldt mij dat een dergelijke exclusiviteit niet a priori
bestaat voor artikel 23 en evenmin voor artikel 26.

04.02 Magda Aelvoet , ministre: L'administration
me fait savoir qu' a priori, une telle clause
d'exclusivité n'existe pas pour l'article 23 ni pour
l'article 26.
04.03 Jo Vandeurzen (CVP): Ik hoop dat de
Gemeenschappen die interpretatie zullen
onderschrijven. In de tekst van beide artikelen komt
immers wel degelijk de term "één" voor. Uw
verheldering komt dus op tijd.
04.03 Jo Vandeurzen (CVP): J'espère que les
Communautés adhéreront à cette interprétation. Le
mot "un" figure en effet dans le texte des deux
articles. Vos éclaircissements sont donc les
bienvenus.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
organisatie van de dringende medische
hulpverlening" (nr 2490)
05 Question orale de M. Jo Vandeurzen au
ministre de la Protection de la consommation, de
la Santé publique et de l'Environnement sur
"l'organisation de l'aide médicale urgente" (n°
24
90)
05.01 Jo Vandeurzen (CVP): Recente arresten van
de Raad van State vernietigen en schorsen
ministeriële besluiten die betrekking hebben op de
financiering van de spoedgevallendiensten voor
05.01 Jo Vandeurzen (CVP): De récents arrêts du
Conseil d'Etat ont annulé et suspendu des arrêtés
ministériels ayant trait au financement des services
d'urgence pour 1999 et 2000. Le Conseil aurait
CRABV 50
COM 278
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
1999 en 2000. Er zou zelfs een beslissing
betreffende de financiering van de ziekenhuizen
voor 2000 zijn geschorst.

De Vlaamse Gemeenschap besliste naar aanleiding
van de nota betreffende de organisatie van
dringende medische hulpverlening om de
erkenningsprocedure van de MUG's te stoppen.

Welke beslissingen nam de Raad van State? Zijn
de provinciale commissies voor dringende
geneeskundige zorgverlening al officieel
geïnstalleerd? Kunnen ze nog wel van start gaan?
Hoe wil de minister de problemen inzake
financiering, programmatie en erkenning
aanpakken?
même suspendu une décision concernant le
financement des hôpitaux pour 2000.
La Communauté flamande a décidé de mettre fin à
la procédure d'agrément des GUM à la suite de la
note relative à l'organisation de l'aide médicale
urgente.

Quelles décisions a prises le Conseil d'Etat ? Les
commissions provinciales compétentes pour l'aide
médicale urgente ont-elles déjà été installées
officiellement ?
Pourront-elles
seulement
commencer à fonctionner ? Comment la ministre
envisage-t-elle de résoudre les problèmes de
financement, de programmation et d'agrément ?
05.02 Minister Magda Aelvoet : Reeds sinds het
begin van de jaren '70 wordt getracht om een
passende regeling inzake de dringende medische
hulpverlening op te stellen.

Minister Vandenbroucke werkt momenteel aan
maatregelen met het oog op rechtsherstel aan
ziekenhuizen. Zo zal het probleem van de
vernietigde en geschorste ministeriële besluiten
worden opgelost.

Er zijn vier commissies geïnstalleerd betreffende de
installatie van de MUG's. Deze commissie zijn
momenteel bezig met het opstellen van de criteria,
het vaststellen van de verdeling van de
interventiezones en de vertrekpunten van de dienst
100.

De Vlaamse Gemeenschap heeft niet beslist om de
erkenning van de MUG's stop te zetten. Zij heeft
enkel een cd-rom laten circuleren waarin werd
bepaald dat de oorspronkelijke deadline momenteel
vervallen is.

Het advies van de Nationale Raad luidt dat er geen
verschil mag worden gemaakt tussen de
spoedgevallendiensten en gespecialiseerde
spoedgevallendiensten.
05.02 Magda Aelvoet , ministre: Depuis le début
des années septante, on s'efforce d'élaborer un
règlement adéquat en matière d'aide médicale
urgente.

Le ministre Vandenbroucke met actuellement au
point des mesures visant à accorder des
réparations aux hôpitaux. Ces mesures permettront
de résoudre le problème des arrêtés ministériels
annulés et suspendus.

Quatre commissions ont été installées en vue de la
mise en place des SMUR. Actuellement, ces
commissions définissent les critères, arrêtent la
répartition des zones d'intervention et déterminent
les bases du fonctionnement du service 100.
La Communauté flamande n'a pas décidé de mettre
fin à l'agrément des GUM. Elle s'est bornée à
diffuser un CD-ROM annonçant que la date butoir
initiale est provisoirement caduque.
Aux termes de l'avis du Conseil national du Travail,
aucune distinction ne peut être établie entre les
services des urgences et les services des urgences
spécialisés.
Het is nog te vroeg om uitsluitsel te geven over
deze kwestie. Inmiddels gaat de werking van de
provinciale commissies gewoon voort.
Il est trop tôt pour trancher cette question. Entre
temps, les commissions provinciales poursuivent
leurs activités.
05.03 Jo Vandeurzen (CVP): Hoe kan men zonder
ministerieel besluit, dus zonder legistieke grond,
beslissingen nemen? Mijns inziens is de schorsing
die de Raad van State uitsprak dan ook veel te
ruim. Op grond van de bestaande koninklijke
besluiten mag een MUG echter niet rijden naar een
05.03 Jo Vandeurzen (CVP): Comment peut-on
prendre des décisions en l'absence d'un arrêté
ministériel, donc sans fondement légistique ? A
mon estime, les termes de la suspension
prononcée par le Conseil d'Etat sont beaucoup trop
larges. Sur la base des arrêtés royaux existants, les
24/10/2000
CRABV 50
COM 278
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
ziekenhuis zonder gespecialiseerde dienst, wat
regelrecht tegen uw bedoelingen ingaat. Er zijn zelfs
niet eens MUG-erkenningen. Hoe kunnen die
provinciale commissies in godsnaam ernstig werk
verrichten in een dergelijke verwarring: waarvan
moeten zij vertrekken?
GUM ne peuvent cependant acheminer les patients
vers des hôpitaux qui ne disposent pas d'un service
spécialisé, ce qui est contraire au but que vous
poursuivez. Les agréments des GUM font même
défaut. Comment les commissions provinciales
peuvent-elles, dans ces conditions, travailler
sérieusement : sur quels éléments doivent-elles se
fonder ?
05.04 Minister Magda Aelvoet : We stellen alles in
het werk om een nieuw voorstel te formuleren. We
weten dat dit zeer snel moet gebeuren. Nu verder
ingaan op de problematiek zal de zaak enkel
compromitteren.
05.04 Magda Aelvoet , ministre: Nous mettons
tout en oeuvre pour formuler une nouvelle
proposition. Nous savons qu'il faut faire diligence.
Approfondir la matière dès à présent ne ferait que
compromettre le dossier.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Mondelinge vraag van mevrouw Josée
Lejeune aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "de
hersenvliesontstekingen" (nr 2502)
06 Question orale de Mme Josée Lejeune au
ministre de la Protection de la consommation, de
la Santé publique et de l'Environnement sur "les
méningites" (n° 2502)
06.01 Josée Lejeune (PRL FDF MCC): Om de
ongerechtvaardigde paniek die ten gevolge van
mediacampagnes ontstaat te bestrijden, is het
belangrijk de burgers correct te informeren over de
verscheidene soorten hersenvliesontsteking,
symptomen, overbrengingswijzen en eventuele
profylaxe en hierbij de weldaden van de vaccinatie
te beklemtonen. Wie op reis gaat naar een tropisch
land wordt aangeraden of zelfs verplicht zich tegen
meningokokken ­meningitis van de serologische
groepen A en C te laten inenten.
Volgens het Instituut Pasteur zijn 33% van de
stammen die dit jaar geïdentificeerd werden van het
type C.Welke middelen worden aangewend om de
bevolking correct over deze ziekte te informeren?

Is het niet mogelijk terzake een federale
informatiecampagne te organiseren of het RIZIV de
vaccinatie van kinderen tegen
meningokokkeninfecties te laten financieren, zoals
het dat nu al doet voor de bacteriële meningitis van
type B?
06.01 Josée Lejeune (PRL FDF MCC): Il est
important de donner aux citoyens une information
précise sur les méningites, leurs symptômes,
modes de transmission et prophylaxies, et d'insister
sur les bienfaits de la vaccination afin de lutter
contre une panique injustifiée induite par des
campagnes médiatiques. La vaccination est
recommandée, voire obligatoire, lors d'un voyage
dans un pays tropical, contre les méningites à
méningocoques des groupes sérologiques A et C.

Selon l'Institut Pasteur, 33% des souches
identifiées cette année sont du type C. Quels sont
les outils mis en oeuvre pour informer correctement
la population sur cette maladie ?

Ne peut-on envisager une campagne d'information
fédérale, voire la prise en charge par l'INAMI de la
vaccination des enfants contre les méningococcies
comme elle le fait pour la méningite bactérienne de
type B ?
06.02 Minister Magda Aelvoet :
Gezondheidsopvoeding en de door u gevraagde
mededelingen zijn prerogatieven van de
Gemeenschappen. Het NWK en Kind & Gezin
staan daarvoor in. Met de vaccinatiekalender voor
kinderen is dan weer de Hoge Gezondheidsraad
belast, waarin ook de Gemeenschappen zitting
hebben. De aanbevelingen van de HGR en het
vaccinatieprogramma zijn terug te vinden op de
website van het federale ministerie.
06.02 Magda Aelvoet , ministre: L'éducation à la
santé et les communications que vous demandez
sont des prérogatives communautaires. Ce sont
l'ONE et Kind en Gezin qui remplissent ces
fonctions. Mais le Conseil Supérieur de l'Hygiène,
auquel participent les Communautés, est chargé du
calendrier vaccinal de l'enfant. Ses
recommandations et le programme vaccinal sont
sur le Web du ministère fédéral.
Une conférence interministérielle va avoir lieu jeudi,
et prendra une décision définitive sur l'intervention
CRABV 50
COM 278
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
Donderdag vindt een interministeriële conferentie
plaats waarop een definitieve beslissing zal worden
genomen over de tegemoetkoming door het RIZIV
in de terugbetaling van het vaccin tegen
haemophilus influenza (bacteriële meningitis) van
type B. Daar zullen beslissingen worden genomen,
en de hele vaccinatieproblematiek zal ook van
conferentie tot conferentie gevolgd worden.

Het RIZIV zal in de toekomst vijf à zes vaccins
terugbetalen. Er is een tendens naar RIZIV-
terugbetaling door het federale niveau en controle
door de Gemeenschappen.

Wat de organisatie van een federale
informatiecampagne betreft, verwijs ik naar het
begin van mijn antwoord.

Wat de vaccinatie tegen meningokokkeninfecties
van type C betreft, heeft de Hoge Gezondheidsraad
de situatie geëvalueerd. Met eenzelfde
vaccinatiegraad als in Groot-Brittannië komt de
ziekte in ons land maar half zo vaak voor, en kan
dus zeker niet als epidemisch beschouwd worden.

De gegevens betreffende de doeltreffendheid zijn
voorhanden, maar alles wordt geblokkeerd door het
ontbreken van de absoluut noodzakelijke informatie
over de onschadelijkheid van het vaccin voor
zuigelingen. De Hoge Gezondheidsraad wacht op
informatie van het Wetenschappelijk Instituut voor
Volksgezondheid, dat afhangt van het federale
beleidsniveau, en van het medisch schooltoezicht,
een gemeenschapsinstantie die belast is met de
tijdige opsporing van eventuele gevallen.

Het vaccinatieprogramma is zwaar, en verandert
voortdurend. Zo veel mogelijk vaccins worden
tegelijk met één spuitje toegediend. De financiële
diensten zijn evenwel nog te gediversifieerd, en mijn
departement wenst een en ander te rationaliseren.
Wij wachten op de gegevens van het
Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid
en de Hoge Gezondheidsraad vooraleer we een op
specifieke en welomschreven behoeften
afgestemde vaccinatiecampagne opstarten.
de l'Inami dans le remboursement de la vaccination
contre la méningite bactérienne de type B. Là, des
décisions sont prises et il y a un suivi de conférence
en conférence pour tout ce qui concerne la
vaccination.
Cinq à six vaccins seront remboursés à l'avenir par
l'Inami. La tendance actuelle est que le fédéral se
charge du remboursement Inami et que le contrôle
demeure communautaire.

Je renvoie au début de ma réponse pour
l'organisation d'une campagne fédérale
d'information.
En ce qui concerne la vaccination contre le
méningocoque de type C, le Conseil supérieur de
l'Hygiène a évalué la situation. Pour la comparaison
avec la Grande-Bretagne, si le taux de 33% est le
même, le taux d'incidence est deux fois inférieur en
Belgique et ne dépasse pas le taux épidémique.

Les données relatives à l'efficacité sont
accessibles, mais l'absence d'informations
indispensables sur l'innocuité pour les nourrissons
bloque tout. Le Conseil supérieur d'Hygiène attend
des informations de l'Institut scientifique de Santé
publique, qui dépend du fédéral, et de l'Inspection
médicale scolaire, organisme communautaire
chargé de la détection précoce des cas.

Le programme de vaccinations est actuellement
chargé et changeant.Pour la prise en charge, nous
mettons un maximum de vaccins dans la même
seringue. Les services financiers sont toutefois
encore trop diversifiés et mon département souhaite
les rationaliser.

Avant de lancer une campagne de vaccination
répondant à des besoins bien identifiés, nous
attendons les données de l'Institut Scientifique de
Santé publique et du Conseil supérieur d'Hygiène.
06.03 Josée Lejeune (PRL FDF MCC): In de
jongste epidemiologische balans van het Instituut
voor Volksgezondheid wordt gewag gemaakt van
250 gevallen. Het record van 1999 is helaas
gebroken. Waakzaamheid is geboden.

06.03 Josée Lejeune (PRL FDF MCC): Le dernier
bilan épidémiologique de l'Institut de Santé publique
fait état de 250 cas. Le record de 1999 est, hélas,
battu. La vigilance s'impose donc.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
24/10/2000
CRABV 50
COM 278
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
07 Samengevoegde mondelinge vragen van
- mevrouw Trees Pieters aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over ''de caudotomie van het Belgisch
trekpaard" (nr 2523)
- de heer Arnold Van Aperen aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over "de caudotomie van het Belgisch
trekpaard" (nr 2548)
07 Questions orales jointes de
- Mme Trees Pieters à la ministre de la Protection
de la consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement sur ''la caudotomie du cheval de
trait belge » (n° 2523)
- M. Arnold Van Aperen à la ministre de la
Protection de la consommation, de la Santé
publique et de l'Environnement sur ''la
caudotomie du cheval de trait belge » (n° 2548)
07.01 Trees Pieters (CVP): Ik heb over dit dossier
enkele maanden geleden een schriftelijke vraag
ingediend, waarop ik een antwoord heb gekregen.

Het blokstaarten zal niet voorkomen op de lijst van
toegelaten amputaties op dieren. De minister
beweert dat er voldoende andere manieren zijn om
het paard te leiden, zonder gezondheidsrisico's.
Tal van wetenschappelijke onderzoeken bewijzen
dat het blokstaarten een positief hygiënisch effect
heeft, want door het couperen van de staart wordt
de bevuiling met mest van de binnenkant van de
staart voorkomen. De gezondheidsrisico's bij het
niet-uitvoeren van de ingreep zijn zelfs groter. De
wetenschappers en vakverenigingen pleiten voor
een ingreep onder anesthesie, door een erkend
veearts en met behoud van drie staartwervels.
Er bestaan geen wetenschappelijke redenen om de
caudotomie te verbieden. Er zijn integendeel
utilitaire, medische en esthetische redenen om het
te rechtvaardigen.

Waarom wenst de minister deze chirurgische
ingreep voor het trekpaard niet te weerhouden,
terwijl ze dit wel doet voor schapen?

De argumentatie die de minister geeft om haar
mening te staven, heeft niets te maken met het
dierenwelzijn. Ik heb de indruk dat er bij haar
beslissing andere motieven hebben meegespeeld,
onder meer de fundamentalistische reflex van een
ministerieel medewerker.
07.01 Trees Pieters (CVP): Sur ce dossier, j'avais
posé voici quelques mois une réponse écrite à
laquelle j'ai obtenu une réponse.

La caudotomie ne figurera pas sur la liste des
amputations pouvant être pratiquées sur des
animaux. La ministre prétend qu'il existe beaucoup
d'autres manières de guider un cheval sans lui faire
courir de risques sanitaires.

De nombreuses études scientifiques démontrent
que la caudotomie a un effet hygiénique positif dans
la mesure où en coupant la queue, on empêche
que l'intérieur de celle-ci soit souillé par le crottin. Si
on ne fait pas réaliser cette opération, on fait même
courir de plus grands risques sanitaires à l'animal.
Les scientifiques et les organisations
professionnelles plaident en faveur d'une
intervention sous anesthésie par un vétérinaire
agréé et avec préservation de trois vertèbres
caudales.

Il n'y a aucune raison scientifique d'interdire la
caudotomie. Bien au contraire, des raisons
utilitaires, médicales et esthétiques la justifient.
Pourquoi la ministre souhaite-t-elle faire interdire
dorénavant cette intervention chirurgicale pour les
chevaux de trait alors qu'elle l'autorise pour les
moutons ?
Les arguments avancés par la ministre pour
étayer son point de vue n'ont rien à voir avec le
bien-être des animaux. J'ai le sentiment que sa
décision lui a été inspirée par d'autres
considérations, notamment les idées extrémistes
d'un de ses collaborateurs de cabinet.
07.02 Arnold Van Aperen (VLD): Kan een
hoorzitting georganiseerd worden waarin
deskundigen ons voorlichten over het probleem van
de caudotomie? Dit onderwerp werd immers al
eerder in deze commissie besproken, en het is
duidelijk dat er voor- en tegenstanders zijn. Zo
kunnen we met kennis van zaken dit onderwerp
definitief afhandelen.
07.02 Arnold Van Aperen (VLD): Pourrait-on
organiser une audition d'experts pour être informés
de tous les aspects de la caudotomie ? En effet,
nous avons déjà débattu de ce problème au sein de
notre commission et il est clair que si certains de
ses membres y sont favorables, d'autres y sont
opposés. L'audition de spécialistes nous permettrait
de traiter cette question une fois pour toutes et en
connaissance de cause.
CRABV 50
COM 278
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
07.03 Minister Magda Aelvoet : Ik heb op 12 juli al
uitvoerig geantwoord op een aantal interpellaties
over deze problematiek. Ik vraag me dan ook af wat
de zin was van een ­ later ingediende ­ schriftelijke
vraag van mevrouw Pieters.
De verdachtmaking van mevrouw Pieters inzake de
argumentatie voor mijn beslissing, wijs ik met klem
af. Ik heb geen brutale, fundamentalistische
beslissing getroffen, ingefluisterd door mijn
kabinetsmedewerker, maar wel een
wetenschappelijk verantwoord oordeel geveld. Het
tegendeel beweren is oneerlijk.
Het blokstaarten is, behalve in Nederland en België,
overal afgeschaft. Nederland heeft zelfs al
aangekondigd de Belgische beslissing te zullen
volgen.

In antwoord op de argumenten over de hygiëne die
niet zou kunnen worden gegarandeerd, kunnen we
duidelijk aantonen dat een goede hygiëne makkelijk
te bereiken valt met inachtneming van enkele
minimale normen en handelingen. Ook professor
Duprez had een aantal argumenten voor het
behoud van caudotomie, maar ook tegen. Het is
intellectueel oneerlijk slechts bepaalde passages te
citeren.
Het bewijs zou ook niet zijn geleverd dat de dieren
achteraf last of pijn hebben van de operatie. Deze
redenering kan worden omgedraaid: ook het
tegendeel is niet bewezen. We weten ondertussen
wel dat het zenuwstelsel van een paard zo goed
ontwikkeld is, dat het misschien aangeraden is het
zekere voor het onzekere te nemen: geen
caudotomie en dus geen pijn.
Inzake het gebruik van het kordeel tonen
videobeelden aan dat zo een gebruik perfect kan
worden gecombineerd met een staart. De Europese
kampioenschappen boomslepen tonen dit trouwens
aan.

Er zouden ook economische argumenten bestaan
om caudotomie nog langer toe te laten. Ik wijs erop
dat deze praktijk in de andere Europese landen niet
langer plaatsheeft. Nederland zou België trouwens
volgen als tot afschaffing wordt overgegaan.

Ik heb geen problemen met de vraag om een
hoorzitting, maar dat neemt niet weg dat we
vervolgens een knoop zullen moeten doorhakken.
07.03 Magda Aelvoet , ministre: Le 12 juin, j'ai
déjà répondu en détail à une série d'interpellations
concernant ce dossier. Par conséquent, je
m'interroge sur le sens de la question écrite de
Mme Pieters, qui a d'ailleurs été déposée
ultérieurement.

Je m'insurge contre les suspicions de Mme Pieters
au sujet des considérations qui m'ont amenée à
prendre ma décision. Ma décision n'est ni brutale ni
extrémiste et elle ne m'a pas été inspirée par un de
mes collaborateurs de cabinet. Je l'ai prise en me
fondant sur une argumentation scientifiquement
fondée. Il serait malhonnête de prétendre le
contraire.

La caudotomie a été interdite partout, sauf en
Belgique et aux Pays-Bas mais ces derniers ont
déjà annoncé qu'ils se conformeraient à la décision
qu'adoptera la Belgique.

En réponse aux arguments concernant l'hygiène qui
ne serait pas garantie, nous sommes en mesure de
démontrer qu'il est très simple d'assurer une bonne
hygiène à condition de respecter quelques normes
et de pratiquer certains actes minimaux. Le
professeur Duprez a avancé quelques arguments
en faveur du maintien de la caudotomie, mais aussi
contre cette pratique. Se borner à citer certains
passages de son intervention est un témoignage de
malhonnêteté intellectuel.

D'autre part, la preuve que la caudotomie fait
souffrir ou invalide l'animal n'aurait pas été
apportée. Ce raisonnement peut être inversé : le
contraire n'a pas été prouvé non plus. Nous avons
appris entre-temps que le système nerveux d'un
cheval est à ce point développé qu'il convient peut-
être de ne prendre aucun risque et donc d'éviter
toute souffrance de l'animal en ne pratiquant pas
sur lui la caudotomie.

S'agissant du harnachement, des images vidéo
montrent qu'il est parfaitement compatible avec la
conservation de l'appendice caudal. Les
championnats européens de trait de troncs d'arbre
en sont d'ailleurs la preuve.

Certains arguments économiques plaideraient en
faveur du maintien de la caudotomie. Je souligne
que cette pratique n'a plus cours dans les autres
pays européens. Les Pays-Bas suivraient d'ailleurs
l'exemple de la Belgique si elle l'abolissait.

Je ne suis pas opposée à l'organisation d'une
24/10/2000
CRABV 50
COM 278
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
audition, mais nous devrons en tout état de cause
trancher cette question.
07.04 Trees Pieters (CVP): Mijn schriftelijke vraag
was objectief geformuleerd. Ik heb er veel reacties
op gehad, die alle pleiten voor caudotomie. Heel
wat wetenschappers hebben zich uitgesproken voor
de caudotomie. Waar zijn dan al die tegenstanders?
Ik ga akkoord met het voorstel om hoorzittingen
over deze problematiek te organiseren.
07.04 Trees Pieters (CVP): Ma question écrite
était formulée de manière objective. J'ai déjà reçu
de nombreuses réactions qui plaident toutes en
faveur de la caudotomie. De nombreux scientifiques
se sont prononcés en faveur de cette pratique. Où
sont dès lors tous les opposants ?

Je souscris à la proposition visant à organiser des
auditions relatives à cette question.
07.05 Arnold Van Aperen (VLD): Ik herhaal dus
mijn suggestie om hoorzittingen te organiseren.
07.05 Arnold Van Aperen (VLD): Je répète donc
ma suggestion d'organiser des auditions.
07.06 Minister Magda Aelvoet : Heel wat groepen
hebben zich geuit voor het afschaffen van de
praktijk, die ze als voorbijgestreefd beschouwen.

De voorzitter: We zullen nagaan of een hoorzitting
haalbaar is.
07.06 Magda Aelvoet , ministre: De nombreux
groupes se sont prononcés pour la suppression de
cette pratique, qu'ils considèrent comme dépassée.

Le président: Nous examinerons la possibilité
d'organiser une audition.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Samengevoegde mondelinge vragen van
- de heer Hubert Brouns aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over 'de promotie van de generische
geneesmiddelen' (nr 2525).
- de heer Hubert Brouns aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over 'het substitueren van generische
geneesmiddelen' (nr 2526).
08 Questions orales jointes de
- M. Hubert Brouns au ministre de la Protection
de la consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement sur 'la promotion des
médicaments génériques' (n° 2525).
- M. Hubert Brouns au ministre de la Protection
de la consommation, de la Santé publique et de
l'Environnement sur 'la substitution de
médicaments génériques' (n° 2526).
08.01 Hubert Brouns (CVP): De minister is
voorstander van het gebruik van generische
geneesmiddelen. Wij stellen een sterke toename
van de consumptie ervan vast. Toch blijven er
problemen inzake de registratie van die
geneesmiddelen.

Wat zal de minister daaraan doen? Hoever staat
het met de geplande informatiecampagne voor die
producten? Komt er een campagne per doelgroep?

Hoever staat het met de werkzaamheden van de
speciale werkgroep die de inventaris moeten
maken? Moeten we niet streven naar een duidelijk
objectief inzake gebruik van generische middelen?

Een tweede probleem betreft het vervangen van
een product voorgeschreven door een geneesheer
door een ander product. In principe hebben de
apothekers het recht niet dat te doen, maar het
gebeurt toch. Is de farmaceutische inspectie
08.01 Hubert Brouns (CVP): La ministre est
favorable à l'utilisation de médicaments génériques.
Nous constatons une forte croissance de la
consommation de ces produits dont
l'enregistrement continue cependant de poser des
problèmes.

Quelles mesures la ministre prendra-t-elle à ce
sujet
? Où en est la campagne d'information
projetée concernant ces produits ? Organisera-t-on
des campagnes spécifiques pour les différents
groupes cibles ?

Où en sont les travaux du groupe de travail spécial
chargé de l'inventaire des produits ? Ne faudrait-il
pas tendre vers un objectif clair à propos de
l'utilisation de médicaments génériques ?

Un second problème concerne la substitution d'un
produit prescrit par le médecin par un autre. En
principe, les pharmaciens n'ont pas le droit de
CRABV 50
COM 278
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
daarvan op de hoogte? Klopt het dat vele
apothekers argwanend staan tegenover generische
middelen? Is er inderdaad een probleem van
stockage? Zal de minister ervoor zorgen dat de
substitutie wordt stopgezet?
procéder à cette substitution mais ils le font dans
certains cas. L'Inspection de la pharmacie est-elle
au courant de cette situation ? Est-il exact que de
nombreux pharmaciens font preuve de réticence à
l'égard des médicaments génériques ? Existe-t-il
réellement un problème de stockage ? La ministre
fera-t-elle en sorte qu'il ne soit plus procédé à la
substitution ?
08.02 Minister Magda Aelvoet : De vraag voor
generische geneesmiddelen is gestegen naar
aanleiding van de concrete maatregelen tot
promotie ervan die we hebben genomen.
Generische middelen waren meestal eerder als
gewone producten op de markt. De registratie kan
dus vrij snel gebeuren. Op het vlak van de
informatiecampagne is er al wel voorbereidend
werk geleverd. Er zal gewerkt worden naar de
verschillende doelgroepen. De generische middelen
zullen voor de apotheker beter herkenbaar zijn door
aanduiding met een asterisk.

We aanvaarden geen substitutie door de
apothekers. De Farmaceutische Inspectie heeft dat
onmiddellijk nadat het probleem aan het licht was
gekomen, aan de apothekers laten weten. Het
argument in verband met de stocks kan terecht zijn.
De overheid kan tussenkomen via het
prijsmechanisme: in de LOK's kunnen afspraken
gemaakt worden tussen artsen en apothekers over
de geneesmiddelen die beschikbaar moeten zijn.
Het probleem kan ook worden aangepakt door het
voorschrijven van de werkzame stof.
08.02 Magda Aelvoet , ministre: La demande de
médicaments génériques s'est accrue à la suite de
l'adoption de mesures concrètes destinées à les
promouvoir. Avant d'être commercialisés sous la
forme de médicaments génériques, la majorité de
ces produits étaient déjà disponibles sur le marché
comme médicaments ordinaires. L'enregistrement
peut donc se faire assez rapidement. La campagne
d'information a déjà été préparée. Elle sera
destinée à différents groupes cibles. Les
médicaments génériques seront marqués d'un
astérisque, afin d'être facilement reconnaissables
par les pharmaciens.

Dès que le problème avait été révélé, l'Inspection
pharmaceutique a indiqué aux pharmaciens qu'il
leur était interdit de substituer un produit à un autre.
L'argument relatif aux difficultés de stockage peut
être fondé. Cependant, les autorités peuvent
intervenir par le biais du mécanisme des prix. Au
sein des GLEM, les médecins et pharmaciens
peuvent par ailleurs adopter des conventions à
propos des médicaments qui doivent être
disponibles. Enfin, une possibilité peut consister à
prescrire la substance active.
08.03 Hubert Brouns (CVP): De initiatieven om de
registratie te versnellen verheugen me, alsook de
doelgerichte campagnes. Vooral de campagne voor
de patiënten moet zeer duidelijk zijn. Indien er
voldoende vertrouwen is, zal het gebruik van
generische geneesmiddelen zeker toenemen.
08.03 Hubert Brouns (CVP): Je me réjouis des
initiatives visant à accélérer l'enregistrement, ainsi
que des campagnes ciblées. Il faut surtout veiller à
ce que la campagne destinée aux patients soit
claire. Si la confiance est suffisante, l'utilisation de
médicaments génériques ira croissant.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
09 Mondelinge vraag van mevrouw Joke
Schauvliege aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over "de toename van
voedselvergiftingen" (nr 2530)
09 Question orale de Mme Joke Schauvliege à la
ministre de la Protection de la consommation, de
la Santé publique et de l'Environnement sur
"l'augmentation des intoxications alimentaires"
(n°2530)
09.01 Joke Schauvliege (CVP): Een RUG-diëtiste
waarschuwde onlangs voor het stijgend aantal
voedselvergiftigingen. De overheid moet volgens
haar meer aandacht besteden aan de
landbouwmethodes en aan voedselgerelateerde
ziektes.
09.01 Joke Schauvliege (CVP): Une diététicienne
de la RUG a récemment lancé un cri d'alarme à
propos du nombre croissant d'intoxications
alimentaires. Elle estime que les pouvoirs publics
doivent être plus attentifs aux méthodes agricoles et
aux maladies d'origine alimentaire.
24/10/2000
CRABV 50
COM 278
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16

Hoe controleert de Eetwareninspectie onze voeding
op ziektekiemen als listeria en salmonella? Wat
waren het voorbije jaar de resultaten van deze
controles? Welke maatregelen overweegt de
minister om voedselgerelateerde ziektes te
voorkomen? Pleegt ze overleg met de
gemeenschapsministers?

Comment l'inspection des denrées alimentaires
contrôle-t-elle la présence dans notre alimentation
de germes pathogènes comme la listeria et la
salmonelle ? Au cours de l'année écoulée, quels
résultats ces contrôles ont-ils donnés ? Quelles
mesure la ministre envisage-t-elle de prendre pour
prévenir les intoxications alimentaires
? A-t-elle
organisé une concertation avec les ministres des
Communautés ?
09.02 Minister Magda Aelvoet : De cel Hygiëne
van de Eetwareninspectie laat zich in met de
controle op de voorzorgsmaatregelen in de
koudeketen en op de hygiëne inzake personeel en
lokalen. Wanneer overtredingen worden
vastgesteld, worden de producten uit de rekken
genomen. Daarnaast controleren HHCCP-teams de
naleving van de Europese regelgeving op dat vlak.
Verder is er geregeld contact met de
beroepsverenigingen, waaraan gevraagd wordt
aanbevelingen te formuleren.
Daarnaast gebeurt er jaarlijks bacteriologisch
onderzoek volgens een planning op basis van de
vaststellingen van het afgelopen jaar. In 1999 werd
gewerkt rond listeria en salmonella.

Een rondzendbrief van juli-augustus rond hygiëne in
de vleessector bereikte zowel de administratieve
diensten, via het IVK, als het publiek, via een
persnota.

Een KB van 1997 wijst reeds op de
verantwoordelijkheid van de producent. Wij moeten
verder gaan in die richting.
09.02 Magda Aelvoet , ministre: La cellule
Hygiène de l'Inspection des denrées alimentaires
contrôle le respect des mesures de précaution à
prendre pour préserver la chaîne du froid et de
l'hygiène du personnel et des locaux. Lorsque des
infractions sont constatées, les produits sont retirés
des rayons. Parallèlement, les équipes HHCCP
s'assurent du respect de la réglementation
européenne en la matière. En outre, des contacts
réguliers sont pris avec les associations
professionnelles qui sont invitées à formuler des
recommandations. Sur la base d'un planning établi
à partir des constats enregistrés au cours de
l'année écoulée, il est par ailleurs procédé à une
enquête bactériologique annuelle. En 1999, les
travaux ont été axés spécifiquement sur la listeria et
la salmonelle.

Une circulaire de juillet-août relative à l'hygiène
dans le secteur de la viande a été transmise aux
services administratifs par l'entremise de l'IEV et au
public par le biais d'un communiqué de presse.

En 1997 déjà, un arrêté royal soulignait la
responsabilité du producteur. Nous devons
poursuivre dans cette voie.
09.03 Joke Schauvliege (CVP): Het is me nog
steeds niet duidelijk of de minister bijkomende
maatregelen heeft genomen naar aanleiding van
mijn vraag van 25 mei 2000. Ik heb de indruk dat de
Eetwareninspectie onvoldoende bemand is om de
hygiëne-audits uit te voeren. De waarschuwing van
de RUG over de toename van het aantal
voedselvergiftigingen mag niet zomaar terzijde
worden geschoven.
09.03 Joke Schauvliege (CVP): Je ne sais
toujours pas si la ministre a pris des mesures
complémentaires à la suite de ma question du 25
mai 2000. J'ai le sentiment que l'Inspection des
denrées alimentaires manque de personnel pour
procéder aux audits en matière d'hygiène. La mise
en garde de la RUG concernant l'augmentation du
nombre d'intoxications alimentaires ne doit pas être
ignorée.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
10 Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Consumentenzaken,
Volksgezondheid en Leefmilieu over "het
standpunt van de regering inzake drugs" (nr
2533)
10 Question orale de M. Jo Vandeurzen à la
ministre de la Protection de la consommation, de
la Santé publique et de l'Environnement sur "la
position du gouvernement en matière de
drogues" (n° 2533)
CRABV 50
COM 278
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
10.01 Jo Vandeurzen (CVP): Een jaar na de
publicatie van het rapport `Het Belgisch drugsbeleid
anno 2000', wacht ik nog steeds op een standpunt
van de regering. Intussen komen steeds meer
jongeren in contact met cannabis en maakt heroïne
steeds meer slachtoffers.
Hoever staat het met de conclusies van de
werkgroep die begin van dit jaar werd
geïnstalleerd? Is een reglementering van cannabis
verenigbaar met het Schengenakkoord? Heeft de
werkgroep kennis genomen van het
wetenschappelijk onderzoek waaruit blijkt dat
cannabis verslavend werkt?
10.01 Jo Vandeurzen (CVP): Un an après la
publication du rapport relatif à la politique belge en
matière de drogues en l'an 2000, je ne connais
toujours pas la position du gouvernement. Entre-
temps, un nombre croissant de jeunes entrent en
contact avec le cannabis et les victimes de l'héroïne
sont de plus en plus nombreuses.

Qu'en est-il des conclusions du groupe de travail
institué au début début de cette année. La
réglementation de l'usage de cannabis est-elle
compatible avec les accords de Schengen ? Le
groupe de travail a-t-il pris connaissance de l'étude
scientifique qui démontre que la consommation de
cannabis entraîne une dépendance ?
10.02 Minister Magda Aelvoet : De eerste
sneuvelnota was midden juni klaar en werd aan de
Gemeenschappen bezorgd, die hun opmerkingen
overmaakten. Daaruit groeit de tweede
sneuvelnota. Eind november wordt de nota
overgemaakt aan de Ministerraad.
De verenigbaarheid met het Schengenakkoord
kwam nog niet aan bod in de werkgroepen. Ook
andere Europese landen zijn bezig met deze
problematiek. Er blijkt een tendens te bestaan naar
een soepele interpretatie van de akkoorden.
Er bestaat nog geen wetenschappelijke
eensgezindheid over de lichamelijke verslaving aan
cannabis. De werkgroep heeft zich nog niet over die
problematiek gebogen.
10.02 Magda Aelvoet , ministre : Le premier projet
de note, qui date de la mi-juin, a été remise aux
Communautés qui nous ont transmis leurs
observations. Ces dernières ont donné lieu au
deuxième projet de note deuxième qui sera
communiquée au Conseil des ministres fin
novembre.

Les groupes de travail n'ont pas encore abordé la
question de la compatibilité avec les accords de
Schengen. Le problème est également à l'ordre du
jour dans d'autres pays européens. Il semblerait
qu'on s'oriente vers une interprétation plus souple
des accords.

La question de la dépendance physique induite par
le cannabis continue de diviser les scientifiques. Le
groupe de travail n'a pas encore étudié la question.

10.03 Jo Vandeurzen (CVP): Ik zou het betreuren
als in de conclusies enerzijds gepleit wordt voor
ontrading van de illegale producten, terwijl
anderzijds een gedoogbeleid zou worden gevoerd.
Dat zou een tegenstrijdige boodschap zijn.
10.03 Jo Vandeurzen (CVP): Je déplorerais de
devoir constater que les conclusions préconisent la
mise en oeuvre d'une politique visant à dissuader
la consommation de substances illégales mais que,
par ailleurs, on applique une une politique de
tolérance. Le message serait contradictoire.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
11 Mondelinge vraag van mevrouw Yolande
Avontroodt aan de minister van
Consumentenzaken, Volksgezondheid en
Leefmilieu over "de voorwaarden waaraan de
oncologische zorgprogramma's moeten voldoen
om erkend te worden" (nr 2453)
11 Question orale de Mme Yolande Avontroodt à
la ministre de la Protection de la consommation,
de la Santé publique et de l'Environnement sur
"les conditions auxquelles doivent satisfaire les
programmes de soins en oncologie pour être
agréés" (n° 2453)
11.01 Yolande Avontroodt (VLD): Het vroegere
ziekenhuisconcept vertrok vanuit bepaalde
structuren, het moderne ziekenhuisconcept gaat uit
van de patiënt en het opnamebeleid, waarop
11.01 Yolande Avontroodt (VLD): L'ancien
concept hospitalier était fondé sur des structures
déterminées. Le concept hospitalier moderne est
quant à lui axé sur le patient et sur la politique
24/10/2000
CRABV 50
COM 278
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
programma's worden geënt die uitmonden in een
multidisciplinaire structuur. De twee oncologische
zorgprogramma's die nu worden opgezet, schijnen
aan dat moderne concept voorbij te gaan.
Meent de minister dat de aanwezigheid van een
radiotherapieafdeling noodzakelijk is in het kader
van een oncologisch zorgprogramma?

Zal er rekening worden gehouden met het principe
van de multidisciplinariteit waarbij de
oncopneumologen de oncogastro-enterologen, de
gynaecologen en de urologen op voldoende wijze
worden geconsulteerd?

Welke plaats zal de hematologische centra worden
toebedeeld?

Wat is de stand van zaken van het dossier
betreffende de oncologische zorgprogramma's?
d'accueil, deux éléments sur lesquels se greffent
les programmes, pour donner une structure
multidisciplinaire. Les deux programmes
d'oncologie qui sont actuellement mis sur pied
semblent ignorer ce concept moderne.

Le ministre juge-t-elle nécessaire la présence d'un
service de radiothérapie dans le cadre d'un
programme de soins en oncologie ?

Sera-t-il tenu compte du principe de l'approche
multidisciplinaire qui préconise une consultation
suffisante des oncopneumologues, des onco-
gastro-entérologues, lds gynécologues et des
urologues ?
Quelle place sera réservée aux centres
hématologiques ?

Quel est l'état d'avancement du dossier des
programmes de soins en oncologie ?
11.02 Minister Magda Aelvoet : Een eerste
ontwerp maakte een onderscheid tussen centra A
en B. Dit idee werd ondertussen volledig verlaten.
Er zullen oncologische netwerken worden
geïnstalleerd. Een ziekenhuis moet voor elke
patiënt kunnen aanduiden hoe de therapie zal
worden georganiseerd. Radiotherapie hoeft zich niet
noodzakelijk in het ziekenhuis te bevinden. Het is
de bedoeling om rond de patiënt een maximale
concentratie van expertise te bekomen. De
therapeutisch vrijheid zal worden gevrijwaard, maar
zal gecombineerd worden met overleg tussen
experten. Bijzondere bekwaamheden zijn
indicatoren, geen exclusief recht om een patiënt te
behandelen.

De programmatie is niet essentieel voor de
oncologie in haar geheel, wel voor
deelprogramma's.

De hematologische centra moeten worden erkend
zodat andere ziekenhuizen ze in hun
zorgverstrekking kunnen opnemen. Hematologie
heeft ook andere aspecten dan oncologische. We
denken aan een bijzondere bekwaming in de
hematologie. Dit moet echter nog met de betrokken
partijen worden besproken.
11.02 Magda Aelvoet , ministre: Un premier arrêté
établissait une distinction entre les centres A et B.
Cette idée à entre temps été définitivement
abandonnée. Des réseaux d'oncologie seront mis
en place.Un hôpital doit être en mesure d'indiquer à
chaque patient comment sera organisée la thérapie.
Le service de radiothérapie ne doit pas
nécessairement se trouver dans l'hôpital. Il s'agit
d'entourer le patient d'un maximum d'expertise. La
liberté thérapeutique sera garantie mais elle ira de
pair avec la concertation entre les experts. Des
compétences particulières constituent des
indicateurs mais ne confèrent pas le droit exclusif
der traiter le patient.

Si la programmation n'est pas un élément essentiel
pour l'oncologie dans son ensemble, elle l'est pour
les programmes partiels.

Les centres hématologiques sont reconnus, afin
que d'autres hôpitaux puissent les inclure dans
leurs prestations de soins. L'hématologie revêt
d'autres aspects que l'oncologie. Je songe à une
qualification particulière pour l'hématologie. Ce
dernier point doit encore être discuté avec les
parties concernées.
11.03 Yolande Avontroodt (VLD): Dit is een beter
concept. De huisarts moet een duidelijke plaats
krijgen in de netwerkvorming. De hematologische
centra behouden en inschakelen in het netwerk is
een positieve beslissing.
11.03 Yolande Avontroodt (VLD): Ce concept est
meilleur. Il faut définir très précisément la position
du médecin généraliste dans l'organisation du
réseau. Le maintien et la mise en oeuvre des
centres hématologiques constituent une décision
appropriée
CRABV 50
COM 278
24/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 12.52 uur.
La réunion publique de commission est levée à
12.52 heures.

Document Outline