KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRIV 50 COM 276
CRIV 50 COM 276
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET HET BEKNOPT VERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTÉGRAL
AVEC LE COMPTE RENDU ANALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
J
USTITIE
C
OMMISSION DE LA
J
USTICE
woensdag mercredi
18-10-2000 18-10-2000
11:15 uur
11:15 heures


KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE































AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP Christelijke
Volkspartij
FN Front
National
PRL FDF MCC
Parti Réformateur libéral ­ Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS Parti
socialiste
PSC Parti
social-chrétien
SP Socialistische
Partij
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode + nummer
en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du
n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag (op wit papier, bevat de bijlagen en het
beknopt verslag, met kruisverwijzingen tussen Integraal en
Beknopt Verslag)
CRIV
Compte Rendu Intégral (sur papier blanc, avec annexes et
CRA, avec renvois entre le CRI et le CRA)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV Compte
Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes
:
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be

e-mail : aff.generales@laChambre.be
CRIV 50
COM 276
18/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i


INHOUD
SOMMAIRE
Mondelinge vraag van de heer Claude Eerdekens
aan de minister van Justitie over "de financiering
van extremistische partijen" (nr 2241)
1
Question orale de M. Claude Eerdekens au
ministre de la Justice sur "le financement des
partis extrémistes" (n°2241)
1
Sprekers: Claude Eerdekens, voorzitter van
de PS-fractie, Marc Verwilghen, minister van
Justitie
Orateurs: Claude Eerdekens, président du
groupe PS, Marc Verwilghen, ministre de la
Justice
Mondelinge vraag van de heer Geert Versnick
aan de minister van Justitie over "de verplichte
permanente vorming voor advocaten" (nr 2443)
1
Question orale de M. Geert Versnick au ministre
de la Justice sur "la formation permanente
obligatoire des avocats" (n° 2443)
1
Sprekers: Geert Versnick, Marc Verwilghen,
minister van Justitie, De voorzitter
Orateurs: Geert Versnick, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice, Le président
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan
de minister van Justitie over "het examen voor
justitie-assistenten" (nr 2484)
3
Question orale de M. Yves Leterme au ministre de
la Justice sur "l'examen d'assistant de justice"
(n° 2484).
3
Sprekers: Yves Leterme, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Yves Leterme, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan
de minister van Justitie over "het voorontwerp
vergelijkende reclame" (nr 2482).
5
Question orale de Mme Trees Pieters au ministre
de la Justice sur "l'avant-projet relatif à la publicité
comparative" (n° 2482).
5
Sprekers: Trees Pieters, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Trees Pieters, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Justitie over "de
naturalisatieaanvragen" (nr 2493)
6
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre
de la Justice sur "les demandes de
naturalisation" (n° 2493)
6
Sprekers: Jo Vandeurzen, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Jo Vandeurzen, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
CRIV 50
COM 276
18/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1




COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE
COMMISION DE LA JUSTICE
van
WOENSDAG
18
OKTOBER
2000
11:15 uur
______
du
MERCREDI
18
OCTOBRE
2000
11:15 heures
______

De vergadering wordt om 11.26 uur geopend door
de heer Fred Erdman, voorzitter.
La réunion est ouverte à 11.26 heures par M. Fred
Erdman, président.
01 Question orale de M. Claude Eerdekens au
ministre de la Justice sur "le financement des
partis extrémistes" (n°2241)
01 Mondelinge vraag van de heer Claude
Eerdekens aan de minister van Justitie over "de
financiering van extremistische partijen" (nr
2241)
01.01 Claude Eerdekens (PS): Monsieur le
président, en séance plénière, j'ai déjà adressé
une question ayant trait au même sujet à M.
Duquesne, ministre de l'Intérieur. J'ai ensuite
développé en commission de la Justice une
interpellation sur le même sujet et il m'avait été
répondu que la rentrée d'octobre nous permettrait
de clarifier la situation.
A présent que la rentrée parlementaire a eu lieu et
qu'un certain laps de temps a été nécessaire à la
mise sur pied de l'arrêté royal d'application de la
loi sur le financement des partis, je pose la
question de savoir si cet arrêté est prêt, si la
chambre du Conseil d'Etat sera bientôt constituée.
Celle-ci sera, en effet, appelée à statuer sur les
plaintes et à donner un avis conforme à la
commission mixte Chambre/Sénat sur le
caractère raciste de certaines formations, de
certains élus, afin de priver ceux-ci de leur
dotation pour la durée que déciderait le Conseil
d'Etat.
01.02 Marc Verwilghen, ministre: Monsieur le
président, monsieur Eerdekens, en ce qui
concerne l'application de l'article 15 de la loi du 4
juillet 1989 relative à la limitation et au contrôle
des dépenses électorales, je tiens à signaler que
j'ai reçu, en date du 28 mars 2000 du service du
ministère de l'Intérieur, un projet d'arrêté royal qui
détermine la procédure devant la section
d'administration du Conseil d'Etat en la matière.

En concertation avec le cabinet du ministre de
l'Intérieur, un groupe de travail a été constitué,
auquel participe M. le procureur général émérite
Piret, en vue de déterminer la procédure devant la
Cour de cassation, suite à l'arrêt du Conseil d'Etat
en la matière.

Entre-temps, le groupe de travail a clôturé ses
travaux et la procédure devant la Cour de
cassation a été réalisée.
Par conséquent, je peux vous confirmer que le
nécessaire a été fait en ce qui concerne le volet
justice. Le suivi pratique de cet arrêté royal est de
la compétence du ministre de l'Intérieur qui doit
maintenant faire le nécessaire pour le dépôt et
l'avancement des travaux. La procédure a été
réglée, nous sommes prêts quant au volet
judiciaire du problème.
01.03 Claude Eerdekens (PS): C'est parfait,
monsieur le président.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Mondelinge vraag van de heer Geert
Versnick aan de minister van Justitie over "de
verplichte permanente vorming voor
advocaten" (nr 2443)
02 Question orale de M. Geert Versnick au
ministre de la Justice sur "la formation
permanente obligatoire des avocats" (n° 2443)
02.01 Geert Versnick (VLD): Mijnheer de
minister, de raad van afgevaardigden van de
18/10/2000
CRIV 50
COM 276
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
Vereniging van Vlaamse Balies heeft een
beleidsverklaring uitgetekend waarin men het
uitbouwen van een verplichte permanente vorming
voor alle advocaten gedurende hun verdere
loopbaan voorziet. Men stoelt dit op een valabele
ethische overweging, namelijk dat men voor de
rechtzoekende een professionele juridische
dienstverlening door de advocatuur wil
garanderen. Men zegt dat iedere advocaat moet
streven naar een optimale kwaliteitszorg teneinde
het vertrouwen van de rechtzoekende in de
advocatuur te versterken. Dat zijn zeer nobele
doelstellingen die we uiteraard kunnen
onderschrijven.

Toch heb ik een paar vragen in dit verband. Ten
eerste, heeft men een juridische grondslag om de
verplichte permanente vorming op te leggen? Ik
meen dat de artikelen 494 en 501 van het
gerechtelijk wetboek nog steeds van toepassing
zijn. Men kan zich dus vragen stellen over de
juridische grondslag van deze bepaling.
Bovendien kan men zich zelfs nog sterker
afvragen of dit wel zal worden bereikt. Ik heb
ernstige vragen bij de meerwaarde van een
dactylocursus voor het versterken van de optimale
kwaliteitszorg en het vertrouwen van de
rechtzoekende in de advocatuur. Hetzelfde geldt
voor cursussen Powerpoint. Dit zijn immers
cursussen om een computerpresentatie te kunnen
geven. Ik vraag mij af wat dit kan bijdragen tot de
professionele juridische dienstverlening.
Teambuilding, evaluatie- en
functioneringsgesprekken, assertief zijn, coaching
van medewerkers, ontevredenheid van
medewerkers boven water halen, e-commerce en
marketing: dit zijn allemaal formidabele zaken die
de Vereniging van Vlaamse Balies uitvindt om het
vertrouwen van de rechtzoekende in de
advocatuur te versterken. Mijnheer de minister, ik
had hier graag uw mening over gehoord.

Deze opmerking kan voor de aanwezigen
misschien pro domo lijken, maar ik wil er tussen
haakjes nog even op wijzen dat het maken van
wetten blijkbaar geen enkel punt verdient in de
ogen van de Vereniging van Vlaamse Balies.
02.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer
Versnick, de problematiek die u aanhaalt werd
reeds door een aantal andere mensen ter sprake
gebracht in gesprekken onder advocaten, onder
diegenen die het beroep nog uitoefenen. Wat de
juridische grondslag en de reglementaire
bevoegdheid van de Vereniging van Vlaamse
Balies betreft, werd het antwoord eigenlijk deels
door hen zelf gegeven. Ondanks het feit dat op de
website van de vereniging staat "Reglement
permanente vorming", gaat het volgens de
informatie van de vereniging zelf slechts om een
ontwerp van reglement. Dit ontwerp werd door de
Vlaamse balies overgenomen in hun reglementen.
De Vereniging van Vlaamse Balies zegt: "Het gaat
om een lokaal reglement dat geïnspireerd werd
door het voorstel tot reglement van permanente
vorming van de Vereniging van Vlaamse Balies".
De Nationale Orde van Advocaten is tot op heden
niet gesplitst en het is dus uitsluitend de algemene
raad van de Nationale Orde die overeenkomstig
artikel 494 met het oog op de betrekkingen tussen
de leden en de onderscheiden balies de regels en
de gebruiken van het beroep van advocaat
bepaalt en de eenheid daarin regelt. Te dien einde
worden door de algemene raad passende
reglementen opgesteld. Dat geldt momenteel. De
VVB, die nog niet erkend is, heeft geen
bevoegdheid om reglementen uit te vaardigen en
heeft dat naar eigen zeggen ook niet gedaan.
Voor de rest kan men eigenlijk uit de tekst van de
wet putten. Zij geven immers zelf antwoord op de
vraag met betrekking tot de juridische grondslag.
Ik zal hier dus niet verder over uitweiden.
Wat de overeenstemming met de eigenheid van
het vrij beroep betreft, definieert het reglement in
artikel 1 permanente vorming als, ik citeer: "het
zich op regelmatige basis bekwamen en
bijscholen in juridische en praktijkondersteunende
materies door middel van het volgen van erkende
lessen en door het leveren van daarmee
gelijkwaardig geachte prestaties". Artikel 2 van het
reglement bepaalt dat de permanente vorming
een deontologische plicht is voor elke advocaat.
Uit de overwegingen bij het reglement inzake
permanente vorming blijkt, ik citeer opnieuw: "dat
iedere advocaat dient te streven naar een
optimale kwaliteitszorg teneinde het vertrouwen
van de rechtszoekende in de advocatuur te
versterken en de aard van de permanente
vorming die een advocaat volgt op termijn tot het
verwerven van een specialisatie kan bijdragen".

Volgens de vereniging van Vlaamse balies is er
geen onverenigbaarheid tussen de verplichte
permanente vorming en de eigenheid van het
beroep van advocaat. Ik beklemtoon dat dit hun
standpunt is. Ik weet niet of dit overal gevolgd
wordt.

Wat uw derde vraag betreft, kan ik meedelen dat
artikel 3 van het reglement bepaalt dat de vorming
die elke advocaat per gerechtelijk jaar volgt voor
minstens de helft betrekking moet hebben op
juridische materies. Het totaal aantal punten -
minstens 16 - moet voor de helft uit juridische
CRIV 50
COM 276
18/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
punten bestaan. Als een cursus 12 niet-juridische
punten oplevert, moeten er nog een of meerdere
juridische cursussen worden gevolgd om het
vereiste aantal punten te halen.

De vraag dringt zich op of de keuzes die men
gemaakt heeft de juiste keuzes zijn en of de
geleverde inspanningen van advocaten in een
andere hoedanigheid onder meer als wetgever
daarmee kunnen worden vergeleken. Mijnheer de
voorzitter, ik had begrepen dat u terzake een
aantal initiatieven zou nemen. Alhoewel ik weet
dat u de vraag van de heer Versnick niet moet
beantwoorden, kunt u misschien een aantal
punten verduidelijken.
02.03 De voorzitter: Collega's, ik heb reeds
herhaaldelijk gesteld dat de cursussen waarnaar
de heer Versnick verwijst, mijns inziens, moeten
worden vergeleken met bekwaamheden van een
advocaat-parlementslid die voorstellen en
amendementen indient,verslagen opstelt,
deelneemt aan de debatten en de begroting van
justitie bespreekt en op die manier inspanningen
levert om de structuren, onder meer van de
vereniging van Vlaamse balies uit te werken. Ik zal
niet nalaten de voorzitter van de vereniging hierop
te wijzen. Men moet weten wat men wil.

Mijnheer de minister, de inspanningen die ik zal
leveren, moeten langs de hiërarchische weg
gebeuren en niet noodzakelijk via de vereniging.
De problematiek verschilt, mijns inziens, van de
voorstelling van de heer Versnick. De vereniging
van Vlaamse balies heeft een eerste aanzet
gegeven. De lokale balies hebben dit in hun
reglement opgenomen. Ik weet niet wat de
sancties zullen zijn als men het puntenaantal niet
haalt. Als advocaat is men onderworpen aan de
lokale tuchtoverheid die reglementen uitvaardigt.
Ik heb mijn stafhouder gevraagd hoeveel punten
hij aan de reeds opgesomde materies zal
toekennen. Ik wacht nog steeds op een antwoord.
Ik zal u het antwoord zeker meedelen. Ik stel voor
dat de leden van de commissie aan hun
plaatselijke balie reeds de vraag stellen.
02.04 Geert Versnick (VLD): Mijnheer de
voorzitter, ik heb niets tegen permanente vorming.
Met mijn vraag heb ik alleen het zeer betuttelend
karakter van het initiatief onder meer door de
puntentoekenning en het gebrek aan relevantie
van een aantal cursussen willen aantonen.

Ik denk dat advocaten die echt met hun beroep
bezig zijn hun zaken instuderen en voorbereiden
zodat zij op die manier permanent aan vorming en
opzoekingswerk doen. Deze maatregel getuigt van
een betutteling op een kleuterschoolniveau.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme
aan de minister van Justitie over "het examen
voor justitie-assistenten" (nr 2484)
03 Question orale de M. Yves Leterme au
ministre de la Justice sur "l'examen d'assistant
de justice" (n° 2484).
03.01 Yves Leterme (CVP): Mijnheer de
voorzitter, sinds ik mijn vraag verleden week heb
ingediend, is er wat onrust gegroeid bij de
contractuele werknemers van de justitiehuizen
over een examen, waarna ze kunnen worden
benoemd.

Terloops stel ik met vreugde vast dat, ondanks
mijn kritiek dat het beleidsdomein justitie te weinig
middelen wordt toebedeeld, in het primair
overzicht dat we gisteren ontvingen, voor de
justitiehuizen extra middelen worden vrijgemaakt.

Eind deze zomer had het eerste deel van het
examen voor justitieassistent plaats, een
psychotechnische en cognitieve test
georganiseerd door Selor in opdracht van het
ministerie van Justitie. Er waren ongeveer 800
kandidaten ingeschreven, waarvan er uiteindelijk
586 kwamen opdagen. Daarvan slaagde iets
minder dan de helft, met name 274 personen, in
het examen.

Welnu, mijnheer de minister, een aantal resultaten
is toch merkwaardig te noemen. Zo zijn er van de
120 contractuele justitieassistenten die aan het
examen hebben deelgenomen, maar 49 geslaagd,
wat met zich brengt dat meer dan de helft van
degenen die thans contractueel als
justitieassistent zijn tewerkgesteld, dreigen
afgedankt te worden. Natuurlijk kan men geen
personen benoemen die niet geslaagd zijn voor
een examen, maar dergelijk resultaat is niet echt
motiverend en er is heel wat onrust bij de
betrokkenen over het examen dat als een zwaard
van Damocles boven het hoofd hangt. Ik laat dan
nog in het midden dat er heel wat ervaring
verloren zou gaan. Heel wat van de contractuele
medewerkers hebben intussen
vertrouwensrelaties opgebouwd met een aantal
cliënten-bezoekers van justitiehuizen. Gelet op het
aantal medewerkers dat het risico loopt te worden
ontslagen, rijst er, onzes inziens, toch een
probleem.
18/10/2000
CRIV 50
COM 276
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4

Vandaar enkele concrete vragen in verband met
het examen. Ten eerste, is er overleg geweest
tussen Selor en het ministerie van Justitie met
betrekking tot de organisatie van het examen?
Hoe is dat overleg verlopen? Welke afspraken
werden er gemaakt? Welke richtlijnen heeft het
ministerie aan Selor gegeven?

Ten tweede, kon er voor het lopende examen
geen rekening worden gehouden met de selectie
op grond van de Ariane-test door het toenmalige
VWS van de contractuele justitieassistenten?

Ten derde, aan het examen konden ook hoger
gekwalificeerden deelnemen, zoals criminologen,
psychologen enzovoort, terwijl dat vroeger niet het
geval is. Was hier dan geen sprake van oneerlijke
concurrentie, feit waarmee rekening moest zijn
gehouden? Ik geef toe dat dit probleem in heel
wat overheidsexamens rijst.

Ten slotte, werden er in het verleden ook al
psychotechnische toetsen opgelegd aan
kandidaten voor de functie van justitieassistent?

Mijn vragen worden alvast kracht bijgezet door de
acties die het personeel van de justitiehuizen heeft
aangekondigd.
03.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, mijnheer Leterme, ik heb al enkele
keren mogen herhalen dat justitiehuizen mij ten
zeerste bekommeren, omdat die de volle
aandacht verdienen. Dat is nodig. Hier zit ik echter
nog met een probleem uit het verleden. Starten
met dergelijke onderneming is niet evident: dit is
iets totaal nieuws dat uit de grond moet worden
gestampt en dat ook kinderziekten kent. Voor die
kinderziekten betalen wij nu leergeld.

Ik zal proberen bondig te antwoorden. Ooit zag ik
een lijst waarin men het aantal minuten dat
vraagstellers hun tijd overschreden vergeleek met
de tijdsoverschrijding van de minister. Dit is echter
een uitgebreide vraag en ik zal daar toch een
degelijk antwoord op moeten geven. Eerst vroeg u
mij of er overleg gebeurde tussen Selor en het
ministerie van Justitie. Dat is uiteraard zo. Er
werden dus afspraken gemaakt. Ten eerste
bestaat het vergelijkend wervingsexamen uit een
interview, toegespitst op de functionele kwaliteit
van de kandidaten. Ten tweede zou een
voorselectie alleen worden georganiseerd als het
aantal inschrijvingen te groot was om binnen een
aanvaardbare termijn te worden verwerkt; men
dacht daarbij aan meer dan 300 inschrijvingen.
Ten derde moet de psychotechnische en
cognitieve test verband houden met het profiel dat
van een justitie-assistent wordt verwacht. Daartoe
werd door Selor gebruik gemaakt van een
functiebeschrijving en van het profiel van een
justitie-assistent, opgenomen in het ministerieel
besluit van 23 juni 1999 tot vaststelling van de
functiebeschrijvingen en profielen voor de dienst
Justitiehuizen van het ministerie van Justitie. Wat
dat betreft, zijn er dus drie afspraken en een
duidelijke richtlijn. Wij hebben moeten vaststellen
dat er aan Nederlandstalige kant 850
inschrijvingen waren en aan Franstalige meer dan
1.200. Dat verklaart waarom Selor tot een
voorselectie besliste.

U verwijst ook naar de selectie voor contractuele
assistenten die gebeurde via het VWS of via de
Ariane-test. In tegenstelling tot de test die werd
afgenomen, houdt de Ariane-test geen verband
met het profiel van justitie-assistent. Deze test gaf
wel toegang tot alle niveaus van 2+. Bovendien
zijn verschillende contractuele justitie-assistenten
geen laureaat van de Ariane-test, maar van het
gesprek dat door Selor als selectietest werd
erkend voor contractuele indiensttreding. Het
aannemen ervan zou per slot van rekening
resulteren in drie toegangen van verschillende
waarde tot een vergelijkend wervingsexamen. Dat
kan alleen maar de ongelijkheid in de hand
werken, met alle procedures die daaruit kunnen
voortvloeien.

Uw derde vraag heeft betrekking op hoger
gekwalificeerden, namelijk of die hebben
deelgenomen of konden deelnemen. Dat is het
geval, maar dat is ook een toepassing van artikel
2 van het koninklijk besluit van 13 juni 1999 tot
vaststelling van sommige administratieve en
geldelijke bepalingen voor personeelsleden van de
buitendiensten van de dienst Justitiehuizen. Dat
werd uitdrukkelijk door mijn voorganger zo
gewenst. Vandaar dat niet meer wordt gesproken
over een maatschappelijk assistent, maar wel
over een justitie-assistent. Zo wordt de
mogelijkheid doorgetrokken die gold voor de
vroegere probatie-assistenten en de assistenten in
dienst van de rechterlijke orde: hierdoor werd deze
situatie gecreëerd.

U stelt dan de vraag of dit geen oneerlijke
concurrentie veroorzaakt, of dit gebruikelijk is en
minstens toegelaten. Dit is niet enkel toegelaten,
het is zelfs verplicht. Andermaal moet ik verwijzen
naar artikel 2 van het koninklijk besluit van 13 juni
1999.
CRIV 50
COM 276
18/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
Uw laatste vraag heeft betrekking op de
psychotechnische proeven. De creatie van de
graad van justitie-assistent was bedoeld als
koepel voor het vervullen van verschillende
opdrachten: voorwaardelijke invrijheidstelling,
probatie, informatie verstrekken,
slachtofferonthaal, bemiddeling in strafzaken...
Het gaat om een complexe taak en dit zou de
nieuwe dienst Justitiehuizen performanter moeten
maken. De graad bestaat sedert 1 juli 1999 en het
afgenomen examen is bijgevolg het eerste in zijn
soort. Wat in het verleden gebeurde, kan geen
standaard zijn voor wat in de toekomst dient te
gebeuren. Van belang is dat de beste kandidaten
in dienst kunnen worden genomen.

Ik ben mij bewust van de problematiek die
ontstaat voor de contractuelen. Ik heb dan ook
beslist een tweede kans te bieden waarbij de
eventuele voorselectie zal zijn gebaseerd op een
kennisproef betreffende de wetgeving en de
methodologie inzake het vervullen van de taken.
Om een beter personeelsbeleid te voeren, heb ik
in ieder geval de intentie om de
toelatingsvoorwaarden nog voor de organisatie
van het volgend wervingsexamen te herzien om te
verhinderen dat we in de situatie terechtkomen die
zich dan heeft aangediend.
03.03 Yves Leterme (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, het antwoord stelt
mij tevreden omdat u die mensen een tweede
kans wil geven. Bovendien kondigt u aan dat u
voor de volgende toelatingsproeven een evaluatie
wil uitvoeren en eventueel een en ander wil
bijsturen. Wij zullen dit dossier blijven volgen maar
ik denk dat dit positieve stappen zijn die ook door
de betrokkenen zullen worden geapprecieerd.

De voorzitter: Collega's, de Hoge raad heeft de
profielen ingediend bij het secretariaat van de
commissie. Het is volumineus. Ik stel voor dat
degenen die belangstelling hebben de
documenten inkijken en mij laten weten of zij over
heel de bundel willen beschikken. Als het alleen
als documentatie dient, heeft het weinig zin
kopieën te maken.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

De voorzitter: De mondelinge vraag nr. 2486 van
de heer John Spinnewyn wordt naar een latere
datum verschoven.
04 Mondelinge vraag van mevrouw Trees
Pieters aan de minister van Justitie over "het
voorontwerp vergelijkende reclame" (nr 2482).
04 Question orale de Mme Trees Pieters au
ministre de la Justice sur "l'avant-projet relatif à
la publicité comparative" (n° 2482).
04.01 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, u werkt aan een
voorontwerp van wet inzake vergelijkende reclame
zodat de onduidelijkheid terzake uit de wereld kan
worden geholpen. Als men het voorontwerp erop
naleest, stelt men vast dat alle vormen van
vergelijkende reclame voor beoefenaars van vrije
beroepen worden verboden. Alhoewel dit
standpunt zeer duidelijk is, stel ik me de vraag of
dit dé oplossing is voor de problematiek, zeker als
men het standpunt van de Europese Commissie
terzake kent. Volgens de Commissie kan er geen
verbod van vergelijkende reclame worden
ingesteld voor representatieve en verifieerbare
elementen en als de reclame niet misleidend is.
Naar verluidt strookt de tekst van het voorontwerp
niet met het standpunt van de Europese
Commissie en is de vrees niet onterecht dat
Europa hierop kritiek zal geven. Eveneens naar
verluidt zou u bereid gevonden zijn het
voorontwerp bij te sturen. Op welke punten wordt
het voorontwerp aangepast? Zult u het standpunt
van de Europese Commissie bijtreden?
04.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, collega Pieters, ik wens te beklemtonen
dat de informatieronde inzake het voorontwerp
nog volop aan de gang is. In die context heb ik de
heer Peeters van federatie voor de vrije en
intellectuele beroepen op 9 oktober op mijn
kabinet ontvangen. Er werden een aantal
bemerkingen gemaakt. De heer Peeters is een
van de adviesverleners die zullen worden
geraadpleegd. Het is, mijns inziens, voorbarig te
peilen naar mogelijke wijzigingen aan het
voorontwerp. Ik luister naar de bemerkingen van
de diverse adviesverleners. Het is evident dat ik
de adviezen in overweging neem en het
voorontwerp desgevallend aanpas. Ik herhaal dat
het voorbarig is te peilen naar de wijzigingen.

Ik heb contact opgenomen met de Europese
Commissie teneinde hun bemerkingen te kennen.
Als de Commissie oordeelt dat het voorgelegde
voorontwerp strijdig is met de communautaire
regelgeving, zullen de nodige aanpassingen
worden uitgevoerd. Wat artikel 5 over de
vergelijkende reclame betreft, stel ik vast dat ik mij
heb geïnspireerd op de richtlijn 97/55 van de EEG
inzake misleidende reclame teneinde
vergelijkende reclame te regelen. Ik ben ervan
overtuigd dat de Commissie vooraleer het licht op
18/10/2000
CRIV 50
COM 276
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
groen te zetten of opmerkingen te maken naar dat
document zal teruggrijpen. We moeten de
adviezen van de diverse adviesinstanties en van
de Commissie inwachten en de zaken opvolgen.
04.03 Trees Pieters (CVP): Mijnheer de minister,
welke instanties moeten nog advies uitbrengen?
04.04 Minister Marc Verwilghen: De Europese
Commissie.
04.05 Trees Pieters (CVP): Wie nog?
04.06 Minister Marc Verwilghen: Al de andere
adviezen heb ik reeds ontvangen.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Mondelinge vraag van de heer Jo
Vandeurzen aan de minister van Justitie over
"de naturalisatieaanvragen" (nr 2493)
05 Question orale de M. Jo Vandeurzen au
ministre de la Justice sur "les demandes de
naturalisation" (n° 2493)
05.01 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
minister, toen ik deze vraag aan het formuleren
was, moest ik aan de woorden van de voorzitter
van deze commissie denken. Hij heeft zich zeer
kernachtig uitgelaten tijdens het debat over de
snel-Belg-wet. Ik zal er de annalen nog eens op
nalezen, maar ik meen dat de voorzitter de Kamer
er op gewezen heeft dat zij inzake naturalisaties
soeverein bepaalt op welke wijze en met welke
inzichten zij de nationaliteit toekent. Ik herinner mij
ook zeer goed dat de minister, ondanks het feit
dat het initiatief tot wijziging van de wet op de
nationaliteitsverwerving en de
naturalisatieprocedure van de regering uitging,
beklemtoond heeft dat naturalisatie een gunst is
en dat het aan de wijsheid van de Kamer moest
worden overgelaten om ter zake de nodige
schikkingen te treffen.

In het debat werden wij voortdurend met onze
verantwoordelijkheid als Kamer geconfronteerd. Ik
was dan ook verrast toen ik vorige week in de
commissie voor de Naturalisaties kennis kreeg
van de briefwisseling tussen de voorzitter van
onze commissie ­ die geen lid van de oppositie is
­ en de minister in de voorbije maanden. Die
briefwisseling is publiek aangezien ze door de
commissie is verspreid. De voorzitter van de
commissie heeft, naar aanleiding van een
consensus tussen alle leden die weliswaar nog
niet helemaal formeel was maar zich wel
aftekende in de commissie voor de Naturalisaties,
gevraagd hoe wij de rechtspraak gingen
aanpassen aan de nieuwe wetgeving.

Anticiperend op de formalisering van de
consensus heeft de voorzitter de minister van
Justitie een brief geschreven waarin hij zegt:
"Naast strafrechtelijke feiten beschouwt de
commissie voor de Naturalisaties het eveneens
als een gewichtig persoonlijk feit, enerzijds
wanneer een verzoeker een duidelijk integristische
levensbeschouwing aankleeft die tegen de
Westerse maatschappij gekant is, anderzijds
wanneer hij of zij moedwillig weigert om één van
de landstalen te spreken of aan te leren". De
voorzitter van onze commissie zegt verder: "De
commissie acht het ook wenselijk dat zij hiervan
op de hoogte zou worden gebracht. Mag ik u
verzoeken de parketten op te dragen melding te
maken van dergelijke feiten in hun advies aan de
Kamer van Volksvertegenwoordigers?" Ik
verkeerde in de overtuiging dat de toepassing van
de nationaliteitswet zoals de meerderheid ze heeft
aangepast de Kamer machtigde om de minister
van Justitie te verzoeken die vraag aan de
parketten te stellen. Artikel 21§3 van de
nationaliteitswet zoals recent gewijzigd zegt:
"Indien het dossier van de belanghebbende
volledig is, zendt de Kamer van
Volksvertegenwoordigers het verzoek tot
naturalisatie over aan het parket op de rechtbank
van eerste aanleg waar de verzoeker zijn
hoofdverblijfplaats heeft, aan de dienst
Vreemdelingenzaken en aan de dienst Veiligheid
van de Staat om een advies te verstrekken binnen
de termijn van een maand met betrekking tot de in
artikel 19 gestelde vereisten en de in artikel 15§2
bedoelde omstandigheden alsook met betrekking
tot ieder gegeven waarover de Kamer wenst te
worden ingelicht". Ik was dan ook heel verbaasd
toen ik het antwoord van de minister op de vraag
van de voorzitter las. Als ik dit goed lees, dan zegt
de minister van Justitie: "aangezien de wet zegt
dat "Quant au refus de parler ou d'apprendre une
des langues nationales "", dit niet meer hoeft te
worden onderzocht, en acht hij het blijkbaar niet
wenselijk dat de parketten de taalkennis
onderzoeken.

"Dès lors que la loi ne permet plus au parquet de
vérifier si la volonté d'intégration du requérant est
suffisante, j'estime ne pas pouvoir demander au
parquet d'effectuer une recherche sur le refus du
requérant de parler ou d'apprendre une des
langues nationales. Il ne me paraît pas opportun,
au demeurant, que des parquets puissent estimer
CRIV 50
COM 276
18/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
devoir s'engager dans cette voie qui n'est pas
conforme à la loi, à la ratio legis".

Dat is dus de interpretatie van de minister.
Ofschoon de wet uitdrukkelijk stelt dat de Kamer
mag vragen over alle informatie te beschikken die
ze wenst en het Parlement volgens de minister het
recht heeft om zelf terzake rechtspraak te
ontwikkelen, weigert deze laatste de parketten de
opdracht te geven, zoals de voorzitter van de
commissie voor de Naturalisaties heeft gevraagd.

Wat de vraag van de voorzitter van de commissie
betreft, om na te gaan of een kandidaat een
extremistische levensbeschouwing voorstaat, zegt
de minister dat dit moet blijken uit het advies van
de dienst Veiligheid van de Staat en hij bijgevolg
het parket geen bijkomend onderzoek zal laten
verrichten.

Vandaar mijn vragen. Hoe verantwoordt de
minister dat hij de prerogatieven van de Kamer en
de uitdrukkelijke wetsbepaling die de Kamer
toelaat elke inlichting te vragen die zij nuttig acht,
naast zich legt?

Overigens, ik ken de wet inzake de Veiligheid van
de Staat. Die bepaalt dat deze dienst inlichtingen
verzamelt over activiteiten die een bedreiging
kunnen inhouden en deze worden gedetailleerd
opgesomd. De vraag die de voorzitter van de
commissie heeft gesteld, was niet of er sprake is
van gevaarlijke en extremistische activiteiten,
maar wat de levenswijze is van de kandidaat, ook
al is die niet staatsgevaarlijk en ontplooit de
betrokkene geen activiteiten die in de wet worden
verboden, onder meer het verlenen van steun en
verstrekken van financiële, technische of
logistieke middelen, het ontwikkelen van
gevaarlijke structuren. Op basis waarvan stelt de
minister dat het advies van de Veiligheid van de
Staat de inlichtingen bevat, waarnaar de voorzitter
van de commissie vraagt?

Ik verberg u niet dat ik heel benieuwd ben naar de
motivatie van uw antwoord, mijnheer de minister,
want het kan zeer verstrekkende gevolgen hebben
voor de werking van de commissie.
05.02 Minister Marc Verwilghen: Mijnheer de
voorzitter, collega Vandeurzen, ik wil antwoorden
op uw eerste vraag over de manifeste onwil om
een van de landstalen te leren, en hoe de Kamer
die onwil kan vaststellen. Ik denk dat u de
draagwijdte van mijn antwoord aan de voorzitter
van de commissie, mijnheer Eerdekens, verkeerd
interpreteert. Eigenlijk vroeg de heer Eerdekens
dat ik deze vraag aan de parketten zou stellen in
naam van de Kamer, hoewel de Kamer zich
rechtstreeks tot de parketten kan en mag wenden.
Mijn tussenkomst zou slechts nodig zijn indien de
parketten effectief geen antwoord zouden geven
op een dergelijke vraag vanuit de Kamer. Het
inrichtend reglement van de Kamer stelt dat men
die inlichtingen moet bekomen. Ik zeg u dat artikel
21, paragraaf 3, stelt dat dit rechtstreeks aan de
parketten gevraagd kan worden. Ik zou wel
tussenkomen op het ogenblik dat de parketten die
noodzakelijke informatie niet zou meedelen aan
de Kamer. Dan zou er immers een niet-uitvoering
zijn van een opdracht die door de Wet
rechtstreeks aan de parketten werd opgelegd.

Ik wil elk misverstand in deze zaak wegnemen.
Anders komen we tot een onduidelijkheid over
enerzijds naturalisatie en anderzijds het verwerven
van de nationaliteit. Dit zijn twee verschillende
procedures, zoals u weet.

In verband met uw vraag over de `integristische
levenswijze' komt het inderdaad de Veiligheid van
de Staat toe advies te geven "dat de aanvrager
blijk geeft van een integristische wijze van leven,
van een vijandigheid tegenover de westelijke
wereld". Ik verwijs hiervoor naar de wet van 30
november 1998 houdende de regeling van de
Inlichtingen- en Veiligheidsdienst die in werking
trad op 1 februari 1999. Daar werd aan de
Veiligheid van de Staat onder meer de opdracht
gegeven, ik citeer: "het inwinnen, analyseren en
verwerken van inlichtingen die betrekking hebben
op elke activiteit die de inwendige veiligheid van
de Staat en het voortbestaan van de
democratische en grondwettelijke orde of de
uitwendige veiligheid van de Staat bedreigt of zou
kunnen bedreigen".

Onder `elke activiteit die bedreigt of zou kunnen
bedreigen' verstaat men: "elke individuele of
collectieve activiteit ontplooid in het land of vanuit
het buitenland, die verband houdt met spionage,
inmenging, terrorisme, extremisme, proliferatie,
schadelijke en sektarische organisaties, criminele
organisaties, daarbij inbegrepen het verspreiden
van propaganda, het aanmoedigen of rechtstreeks
of onrechtstreeks steun verlenen."

Vanuit deze opdracht is het dus perfect mogelijk
dat de Kamer van volksvertegenwoordigers
inlichtingen vraagt en geadviseerd wordt over het
al dan niet bestaan van een integristische
levenswijze of een vijandigheid tegenover de
westelijke wereld in hoofde van de aanvrager. Het
is wel te verstaan dat dit rechtstreeks door de
18/10/2000
CRIV 50
COM 276
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
Kamer aan de parketten moet worden gevraagd,
zoals dat ook voor het eerste onderdeel van uw
vraag gold, en dat mijn tussenkomst pas mogelijk
is wanneer op die vraag geen reactie zou komen.
Ik denk dat men de zaken niet moet omdraaien.
Misschien heeft men een formalisme of
beleefdheid willen respecteren. De Kamer kan hier
soeverein
-
en dat is geen dooddoener
-
rechtstreeks inlichtingen inwinnen bij die
instellingen.
05.03 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik vind dit een eigenaardige redenering.
De minister van Justitie is hiërarchisch bevoegd
om na overleg met het Parlement aan de
Veiligheid van de Staat of aan de parketten te
zeggen welke vragen beantwoord moeten worden.
Ik denk dat mijn redenering correct is, aangezien
artikel 24 bis van de nationaliteitswet - dat ik goed
ken omdat ik er zelf heb aan meegewerkt -
uitdrukkelijk stelt dat het de minister van Justitie is
die "de richtlijnen oplegt met betrekking waarop
het parket bij de rechtbank van eerste aanleg het
onderzoek verricht met het oog op het verlenen
van advies zoals bepaald in deze wet." Er staat
niet: "het advies voor de nationaliteitsverklaring of
-keuze". Ik weet zeer goed dat dit zo de bedoeling
was. De kritiek die terecht op de vroegere manier
van werken geuit werd, was dat de parketten zeer
willekeurig waren en niet uniform handelden. Wij
hebben toen geprobeerd een consistent systeem
te ontwikkelen waarbij de minister de circulaire
kon bepalen na overleg met de Kamer. Dat is de
fameuze discussie over de vragenlijst die men
later `de vragenlijst Leman' ging noemen. Het was
de bedoeling een wettelijke basis te hebben om
de parketten te dwingen tot een uniforme
advisering aan de Kamer. Daarvoor werd artikel
24 bis precies ingevoerd.

Het gaat mij om het principe. De manier van
werken voor de nationaliteitsvorming via de
naturalisatieprocedure is dat de Kamer haar
rechtspraak ontwikkelt en zich dan richt tot de
instanties die bevoegd zijn om degenen die
moeten adviseren de instructies te geven om dat
te doen op de wijze waarop de Kamer dat vraagt.
Ik zie voor de Kamer geen andere weg dan deze
die artikel 24bis uitdrukkelijk bepaalt, namelijk dat
de minister van Justitie op verzoek van de Kamer
de richtlijnen met het parket-generaal vastlegt en
zegt hoe er geadviseerd moet worden. De minister
zegt en ik citeer: "de wet laat niet toe dat het
parket deze integratiewil zal onderzoeken. Ik acht
mij niet in staat om het parket daaromtrent een
vraag te stellen." Volgens mij druist dat in tegen
de wet. Ik denk dat de wet uitdrukkelijk het
tegenovergestelde voorschrijft. Wat betreft de
integristische levenswijze is er volgens mij een
verschil tussen de inlichtingen die de
Staatsveiligheid verzamelt en de vraag van het
Parlement over de levenswijze. Ik ben benieuwd
de staatsveiligheidsdiensten hierover te horen. De
levenswijze gaat niet onmiddellijk over
lidmaatschap van terroristische en extremistische
bewegingen, maar kan ook een levenswijze zijn
die, zonder dat er vijandigheid uit blijkt, volgens de
woorden van de voorzitter van de commissie moet
beschouwd worden als een integristische
levensbeschouwing. Ik ben niet overtuigd van het
feit dat de Staatsveiligheid deze informatie geeft.

Dat vind ik een zeer belangrijke discussie. Want
als de Kamer bij het onderzoeken van de
aanvragen - wat tot op heden in grote consensus
gebeurt - niet kan rekenen op de toepassing van
artikel 24bis en dus niet kan rekenen op het feit
dat de minister van Justitie de parketten
hieromtrent instructies geeft, dan komen wij in een
situatie terecht waarin we bij elke aanvraag een
aantal zaken apart moeten organiseren. Ik zou dat
ten zeerste betreuren. Dat zou de zaak niet
uniform houden. Ik ben het dus niet eens met
deze interpretatie. Ik zal als lid van de commissie
voor de Naturalisaties verder overleg plegen met
de voorzitter. Ik behoud mij wel het recht voor om
dit op een ander moment nog eens uitdrukkelijk
aan te kaarten. Ik blijf mij verbazen over het feit
dat men de wet niet wenst toe te passen. Dat is
volgens mij een ernstige zaak.
05.04 Minister Marc Verwilghen: Ik herhaal het
nogmaals. Indien de Kamer een aantal zaken
vraagt en in consensus overgaat tot rechtstreekse
vraagstelling aan het parket - zoals deze trouwens
ook rechtstreeks de adviezen ontvangt -, dan ben
ik bereid om tussen te komen wanneer die
vraagstelling niet gerespecteerd wordt. Probeer
het eerst zelf. U gaat mij toch niet zeggen dat men
dat niet zal uitvoeren.
05.05 Jo Vandeurzen (CVP): Artikel 24bis biedt
de rechtsgrond om erover te waken dat ieder
parket dat op dezelfde manier doet. Dit artikel
bepaalt uitdrukkelijk dat u diegene bent die dat
moet vastleggen. Uiteraard is dat in overleg met
de Kamer geweest.
05.06 Minister Marc Verwilghen: Hebt u al een
poging ondernomen om iets te bekomen en hebt u
de inlichtingen niet bekomen?
05.07 Jo Vandeurzen (CVP): Op dit moment
wordt er geen advies over uitgebracht.
CRIV 50
COM 276
18/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
05.08 Minister Marc Verwilghen: Waarom schrijft
de voorzitter mij dat niet?
05.09 Jo Vandeurzen (CVP): De voorzitter
vraagt u om, in toepassing van artikel 24bis, de
parketten die instructie te geven. U wil ze niet
geven. Dat is zeer ernstig.

De voorzitter: Collega's, ik vestig er uw aandacht
op dat er geen debat op basis van vragen kan
plaatsvinden.

Indien men dit wenst, kan men zich bij de vragen
aansluiten. De vragen worden trouwens altijd aan
de fractievoorzitters meegedeeld. Iedereen kan er
dus kennis van nemen. Het Reglement is terzake
zeer duidelijk.

Indien men terzake toch een debat wenst te
voeren dan kan dit gebeuren in de commissie voor
de Naturalisaties. Immers, volgens collega
Vandeurzen wordt er daarover in die commissie
een debat gevoerd. Men kan dan aldaar de zaak
uitklaren. Wij zijn alleen bevoegd voor vragen die
aan de minister van Justitie worden gesteld. De
antwoorden werden verstrekt. Voor ons is het
incident gesloten. Elkeen trekt natuurlijk de
conclusies uit de antwoorden om eventueel het
debat op een andere plaats te heropenen.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

De openbare commissievergadering wordt
gesloten om 12.12 uur.
La réunion publique de commission est levée à
12.12 heures.
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
CRABV 50 COM 276
CRABV 50 COM 276
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRESENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
EKNOPT
V
ERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
A
NALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
J
USTITIE
C
OMMISSION DE LA
J
USTICE
woensdag mercredi
18-10-2000 18-10-2000
11:15 uur
11:15 heures
CRABV 50
COM 276
18/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i


INHOUD
SOMMAIRE
Mondelinge vraag van de heer Claude Eerdekens
aan de minister van Justitie over "de financiering
van extremistische partijen" (nr 2241)
1
Question orale de M. Claude Eerdekens au
ministre de la Justice sur "le financement des
partis extrémistes" (n°2241)
1
Sprekers: Claude Eerdekens, voorzitter van
de PS-fractie, Marc Verwilghen, minister van
Justitie
Orateurs: Claude Eerdekens, président du
groupe PS , Marc Verwilghen, ministre de la
Justice
Mondelinge vraag van de heer Geert Versnick
aan de minister van Justitie over "de verplichte
permanente vorming voor advocaten" (nr. 2443)
2
Question orale de M. Geert Versnick au ministre
de la Justice sur "la formation permanente
obligatoire des avocats" (n° 2443)
2
Sprekers: Geert Versnick, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Geert Versnick, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme aan
de minister van Justitie over "het examen voor
justitie-assistenten" (nr. 2484)
3
Question orale de M. Yves Leterme au ministre de
la Justice sur "l'examen d'assistant de justice"
(n° 2484)
3
Sprekers: Yves Leterme, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Yves Leterme, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters aan
de minister van Justitie over "het voorontwerp
vergelijkende reclame" (nr 2482).
5
Question orale de Mme Trees Pieters au ministre
de la Justice sur "l'avant-projet relatif à la publicité
comparative" (n° 2482).
5
Sprekers: Trees Pieters, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Trees Pieters, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Justitie over "de
naturalisatieaanvragen" (nr 2493)
5
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre
de la Justice sur "les demandes de
naturalisation" (n° 2493)
5
Sprekers: Jo Vandeurzen, Marc Verwilghen,
minister van Justitie
Orateurs: Jo Vandeurzen, Marc Verwilghen,
ministre de la Justice
CRABV 50
COM 276
18/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1


COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE
COMMISSION DE LA JUSTICE
van
WOENSDAG
18
OKTOBER
2000
11:30 uur
______
du
MERCREDI
18
OCTOBRE
2000
11:30 heures
______



De openbare vergadering wordt geopend om 11:26
uur door de heer Fred Erdman, voorzitter.
La réunion publique est ouverte à 11 :26 heures par
M. Fred Erdman, président
.
01 Mondelinge vraag van de heer Claude
Eerdekens aan de minister van Justitie over "de
financiering van extremistische partijen" (nr
2241)
01 Question orale de M. Claude Eerdekens au
ministre de la Justice sur "le financement des
partis extrémistes" (n°2241)
01.01 Claude Eerdekens (PS): Ik heb deze vraag
al enkele keren gesteld tijdens de vorige zitting,
tijdens het vragenuurtje en in de commissie voor de
Justitie. Men antwoordde mij toen dat de kwestie
geregeld zou worden in de loop van de maand
oktober.
Is het desbetreffende besluit intussen klaar ?

Werd de kamer van de Raad van State die zich
over de klachten zal uitspreken en de verenigde
commissies van Kamer en Senaat van advies zal
dienen, waarna deze laatste beslissen over
eventuele financiële sancties - vermindering van de
dotatie -, reeds ingesteld ?
01.01 Claude Eerdekens (PS): J'ai déjà posé
cette question au cours de la session précédente, à
l'occasion du « question time » et en commission
de la Justice. Il me fut répondu que ce point serait
réglé au cours du mois d'octobre.

L'arrêté est-il prêt ?

A-t-on mis sur pied la chambre du Conseil d'État
appelée à statuer sur les plaintes et à donner un
avis à la commission réunie Chambre-Sénat, qui
doit statuer sur les sanctions en termes de dotation
des partis ?
01.02 Minister Marc Verwilghen : De minister van
Binnenlandse Zaken heeft mij een ontwerp van
koninklijk besluit meegedeeld tot regeling van de
procedure voor de Raad van State. Er werd een
werkgroep belast met het vaststellen van de
procedure voor het Hof van Cassatie, ingevolge het
arrest van de Raad van State in dat verband.

De werkgroep heeft zijn werkzaamheden thans
afgerond, en de procedure in cassatie werd
vastgelegd. Het juridische aspect is daarmee
afgehandeld.

Voor de verdere praktische follow-up van het
koninklijk besluit is de minister van Binnenlandse
Zaken bevoegd.
01.02 Marc Verwilghen , ministre: Le ministère de
l'Intérieur m'a fait parvenir un projet d'arrêté royal
réglant la procédure devant le Conseil d'Etat. Un
groupe de travail a été constitué en vue de
déterminer la procédure devant la Cour de
cassation, suite à l'arrêt rendu par le Conseil d'Etat
en la matière.

Ce groupe de travail a clôturé ses travaux, et la
procédure en cassation a été mise sur pied. Le
volet juridique est donc finalisé.


Le « suivi » pratique de cet arrêté royal relève de la
compétence du ministre de l'Intérieur.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
18/10/2000
CRABV 50
COM 276
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
02 Mondelinge vraag van de heer Geert Versnick
aan de minister van Justitie over "de verplichte
permanente vorming voor advocaten" (nr. 2443)
02 Question orale de M. Geert Versnick au
ministre de la Justice sur "la formation
permanente obligatoire des avocats" (n° 2443)
02.01 Geert Versnick (VLD): Sinds 1 september
zijn alle Vlaamse advocaten verplicht om een
permanente vorming te volgen en dat gedurende de
rest van hun loopbaan. Zo wil men de
rechtzoekende een professionelere dienstverlening
garanderen.
Bestaat er een juridische basis voor die verplichte
permanente vorming voor advocaten? Is die
verplichting wel in overeenstemming te brengen met
de eigenheid van het vrij beroep? Zal het doel wel
bereikt worden, namelijk het vertrouwen in de
kwaliteit van de advocatuur vergroten? Hoe kunnen
een verplichte tikcursus of een cursus powerpoint
daartoe bijdragen?
02.01 Geert Versnick (VLD): Depuis le 1
er
septembre, les avocats flamands sont tenus de
suivre une formation permanente, et ce jusqu'à la
fin de leur carrière. Cette nouvelle obligation viserait
à garantir la qualité professionnelle de l'assistance
offerte au justiciable. Cette formation permanente
obligatoire pour les avocats repose-t-elle sur un
fondement juridique
? Est-elle conciliable avec
l'exercice d'une profession libérale ? Permettra-t-
elle la réalisation de l'objectif annoncé, à savoir
renforcer la confiance du justiciable dans la qualité
des services offerts par les avocats ? En quoiun
cours obligatoire de dactylographie ou
l'apprentissage du logiciel « powerpoint » peuvent-
ils contribuer à la réalisation de cet objectif ?
02.02 Minister Marc Verwilghen : De Vereniging
van Vlaamse Balies (VVB) heeft het op haar
website over een reglement, het gaat in feite over
een ontwerp van reglement. De Vlaamse balies
hebben dit overgenomen in hun reglementen.De
Nationale Orde is niet gesplitst. De algemene raad
zorgt dus voor de nodige eenheid inzake het beroep
van advocaat, krachtens artikel 494 Gerechtelijk
Wetboek.

De VVB heeft niet de bevoegdheid reglementen uit
te vaardigen.

Een tweede reeks vragen betreft de
overeenstemming met de eigenheid van het
beroep. Luidens artikel 1 behelst de permanente
vorming het zich bijscholen in juridische en
praktijkondersteunende materies. Volgens artikel 2
is de permanente vorming een deontologische
plicht. Uit de overwegingen bij het reglement blijkt
dat elke advocaat moet streven naar optimale
kwaliteitszorg. De permanente vorming kan
bijdragen tot het verwerven van een specialisatie.



Volgens de VVB is er dus geen onverenigbaarheid
tussen de verplichte permanente vorming en de
eigenheid van het beroep.

Artikel 3 bepaalt dat de vorming in elk gerechtelijk
jaar voor minstens de helft betrekking moet hebben
op juridische materies. Daarbij rijst de vraag of
bepaalde werkzaamheden, bij voorbeeld als
wetgever, in aanmerking kunnen worden genomen.
02.02 Marc Verwilghen , ministre : Le
«
règlement
» évoqué par la Vereniging van
Vlaamse balies sur son site internet constitue, en
réalité, un projet de règlement. C'est ce texte que
les barreaux flamands ont inséré dans leur
règlement. L'Ordre national des avocats n'est pas
scindé et, en ce qui concerne la profession
d'avocat, l'uniformité est garantie par le conseil
général, conformément à l'article 494 du Code
judiciaire.

La promulgation de règlements ne ressortit pas à la
compétence de la VVB.

Une deuxième série de questions concerne la
conformité d'un tel règlement avec la spécificité de
la profession d'avocat. Conformément à l'article 1er,
la formation permanente consiste à se tenir informé
des matières juridiques et de celles qui constituent
un appui dans le cadre de la pratique
professionnelle. Conformément à l'article 2, elle
constitue un devoir déontologique. Il ressort des
dispositions du règlement que tout avocat doit
veiller à une qualité optimale des services qu'il offre
à ses clients. La formation permanente peut
contribuer à l'acquisition d'une spécialisation.

Selon la VVB, la formation permanente obligatoire
n'est donc pas inconciliable avec la spécificité de la
profession d'avocat.

Quant à l'article 3, il dispose que la formation suivie
au cours d'une année judiciaire doit porter pour
moitié au moins sur des matières juridiques. A cet
égard, il est permis de se demander si certaines
CRABV 50
COM 276
18/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
Wellicht kan de voorzitter hier een inbreng doen.
activités, notamment en qualité de membre du
pouvoir législatif, peuvent être prises en
considération. Sans doute appartient-il au président
de trancher ce genre de question
De voorzitter: Het algemeen reglement van de
Vereniging voor Vlaamse Balies werd overgenomen
door sommige lokale balies, en dan wordt het wèl
bindend. Ik heb de stafhouder van mijn balie
hierover aangesproken. Het zou maar normaal zijn
dat advocaten die hier als parlementslid mee de
wetten maken, ook dat werk als vorming mogen
beschouwen. Ik zal via de hiërarchische weg
daarvoor pleiten
Le président : Des barreaux locaux ont adopté le
règlement général de l'Association des barreaux
flamands, lequel acquiert dès lors force
contraignante. J'ai évoqué ce sujet avec le
bâtonnier de mon barreau. Il va de soi, me semble-
t-il, que des avocats qui contribuent à l'élaboration
des lois en leur qualité de parlementaires, puissent
considérer ce travail comme faisant partie de la
formation. Je plaiderai dans ce sens en empruntant
la voie hiérarchique.
02.03 Geert Versnick (VLD) : Ik wilde het
betuttelend gedrag van de balies en het gebrek aan
relevantie van een aantal voorgestelde cursussen
hekelen. Het lijkt wel op een kleuterschool.
Advocaten die dagelijks in de juridische praktijk
actief zijn, appreciëren dat soort betutteling niet.
02.03 Geert Versnick (VLD) : Je voulais dénoncer
l'infantilisation dont font preuve les barreaux ainsi
que le manque de pertinence de certains cours qui
ne sont pas sans évoquer l'école maternelle. Les
avocats qui sont confrontés quotidiennement à la
pratique juridique n'apprécient guère ce type de
situations.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
03 Mondelinge vraag van de heer Yves Leterme
aan de minister van Justitie over "het examen
voor justitie-assistenten" (nr. 2484)
03 Question orale de M. Yves Leterme au
ministre de la Justice sur "l'examen d'assistant
de justice" (n° 2484)
03.01 Yves Leterme (CVP): Vooreerst wil ik
toejuichen dat in de begroting 2001 extra middelen
vrijkomen voor de justitiehuizen.
Voor het selectie-examen dat door SELOR werd
georganiseerd voor justitieassistenten waren in
augustus 850 mensen ingeschreven. Er kwamen
586 personen opdagen en 274 slaagden. Heel wat
contractuele justitieassistenten namen aan het
benoemingsexamen deel. Van die 120 personen
waren er slechts 49 geslaagd. Voor de andere
contractuelen dreigt nu ontslag; voor wie wel
slaagde zullen de benoemingen verschuivingen
binnen de justitiehuizen teweegbrengen. Bovendien
zal veel ervaring verloren gaan.




Wat zijn de oorzaken van deze wat bevreemdende
examenuitslag? Was er overleg tussen SELOR en
Justitie over de organisatie van het examen? Kon er
geen rekening gehouden worden met de selectie
die de contractuele justitieassistenten ondergingen
door het VWS of die slaagden in de Arianne-test?
Konden hoger gekwalificeerden aan dit examen
deelnemen? Veroorzaakt dit geen oneerlijke
03.01 Yves Leterme (CVP): Je tiens avant toute
chose à saluer l'inscription au budget 2001 prévue
de moyens supplémentaires pour les maisons de
justice.

850 personnes s'étaient inscrites à l'épreuve de
sélection pour assistants de justice que le SELOR
avait organisée en août. 586 s'y sont présentés et
274 l'ont réussie Les assistants de justice
contractuels ont été nombreux à participer au volet
de l'examen qui leur permettait d'être nommés. Sur
un total de 120 contractuels, on ne compte que 49
lauréats. Les autres contractuels sont à présent
menacés de licenciement. La nomination des
contractuels ayant réussi l'examen entraînera des
remaniements dans les maisons de justice. Et on
se privera ainsi d'une expérience considérable.

Comment expliquez-vous ces résultats somme
toute assez étranges ? L'organisation de l'examen
a-t-il fait l'objet d'une concertation entre le SELOR
et le ministère de la Justice ? N'aurait-on pu tenir
compte des tests de sélections du SPR et du test
Ariane auxquels les assistants de justice
contractuels avaient déjà été soumis? L'épreuve
était-elle ouverte à des candidats plus qualifiés ?
18/10/2000
CRABV 50
COM 276
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
concurrentie?
Dans l'affirmative, n'en est-t-il pas résulté une
concurrence déloyale ?
03.02 Minister Marc Verwilghen : De justitiehuizen
kennen nog kinderziekten.

Er werden afspraken gemaakt tussen het ministerie
van Justitie en SELOR over drie punten: een
interview gericht op de functionele kwaliteiten, een
voorselectie in geval er meer dan 300 kandidaten
zouden zijn en een psychotechnische en cognitieve
test gebaseerd op het profiel van de
justitieassistent. Gezien het grote aantal kandidaten
werd een voorselectie georganiseerd.


De Arianne-test hield geen rekening met het profiel
van justitieassistent, maar gaf toegang tot alle
functies van niveau 2+. Bovendien ondergingen niet
alle contractuele assistenten die test, maar werden
sommige aangeworven na een gesprek met
SELOR. Het accepteren van die selectieproeven
zou uitmonden in drie mogelijke toegangen tot het
wervingsexamen, wat zou leiden tot meer
ongelijkheid.

In toepassing van artikel 2 van het KB van 13 juni
1999 kunnen hoger gekwalificeerden deelnemen
aan het examen. Dat heeft mijn voorganger
uitdrukkelijk zo gewenst. Daarom werd de titel
"maatschappelijk assistent" veranderd in
justitieassistent.


Dit examen was het eerste in zijn soort, aangezien
de graad pas bestaat sinds 1 juli 1999. Doel is de
beste kandidaten in dienst te nemen. Vroegere
examens kunnen daarbij niet de standaard zijn. Mij
bewust van de problematiek van de contractuelen,
heb ik beslist een voorselectie te organiseren over
de wetgeving en de methodologie. Voor het
volgende wervingsexamen zal ik in elk geval de
toelatingsvoorwaarden herzien.
03.02 Marc Verwilghen , ministre: Les maisons de
justice souffrent encore de certains maux de
croissance.
Le ministère de la Justice et Selor se sont mis
d'accord sur un certain nombre de points: une
interview axée sur les qualités fonctionnelles, la
présélection lorsque le nombre de candidats
dépasse les 300 et un test psychotechnique et
cognitif sur la base du profil de l'assistant de
justice. Une présélection a été organisée compte
tenu du nombre important de candidats qui se sont
présentés.

Le test Ariane ne tenait pas compte du profil de
l'assistant de justice mais permettait d'accéder à
toutes les fonctions du niveau 2+. Tous les
assistants contractuels ont en outre été soumis à
ce test mais certains ont été engagés sur la base
d'un entretien avec le SELOR . L'acceptation de ces
épreuves de sélection ouvrirait trois possibilités
d'accès à l'examen de recrutement, ce qui serait de
nature à augmenter les inégalités.

En application de l'article 2 de l'arrêté royal du 13
juin 1999, les candidats possédant des
qualifications supérieures peuvent participer à
l'examen. Mon prédécesseur avait souhaité
expressément qu'il en soit ainsi. Le titre
« d'assistant social » a dès lors été modifié en
« assistant de justice ».

Le grade concerné n'existant que depuis le 1
er
juillet 1999, cet examen était le premier de ce type.
L'objectif poursuivi est de recruter les meilleurs
candidats. Les examens précédents ne peuvent
dès lors constituer la norme. Je suis bien conscient
du problème posé par les contractuels et j'ai dès
lors décidé d'organiser une présélection fondée sur
les connaissances en matière de législation et de
méthodologie. Quoi qu'il en soit, les conditions
d'accès seront revues en vue du prochain examen
de recrutement,.
03.03 Yves Leterme (CVP): Dit antwoord verheugt
mij. De minister wil de niet geslaagden een tweede
kans geven en het examen van SELOR evalueren.
Hoe ziet het nagestreefde profiel eruit?


De profielen werden door de Hoge Raad voor de
Justitie uitgetekend en neergelegd op het
secretariaat van de commissie. Het is een lijvig
dossier.
03.03 Yves Leterme (CVP): Je me réjouis de cette
réponse. Le ministre entend accorder une seconde
chance aux candidats qui n'ont pas été retenus
retenus, et évaluer l'examen organisé par le
SELOR. Quel est le profil recherché?

Les profils ont été définis par le Conseil supérieur
de la justice et déposés au secrétariat de la
commission. Il s'agit d'un dossier volumineux .
CRABV 50
COM 276
18/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Mondelinge vraag van mevrouw Trees Pieters
aan de minister van Justitie over "het
voorontwerp vergelijkende reclame" (nr 2482).
04 Question orale de Mme Trees Pieters au
ministre de la Justice sur "l'avant-projet relatif à
la publicité comparative" (n° 2482).
04.01 Trees Pieters (CVP): Via een wetsontwerp
wil men eindelijk alle onduidelijkheid inzake
vergelijkende reclame wegnemen. Uit het
voorontwerp blijkt dat vergelijkende reclame
verboden zal zijn voor vrije beroepen. De Europese
Commissie wil dit soort reclame wel toestaan, voor
zover hij verifieerbaar en niet misleidend is. Ik
verwacht dus Europese kritiek op het Belgische
ontwerp. Is de minister bereid zijn tekst aan te
passen? In welke zin? Volgt hij daarbij de Europese
Commissie?
04.01 Trees Pieters (CVP): On souhaite enfin
mettre un terme à la confusion qui règne en matière
de publicité comparative, par le biais d'un arrêté
royal. L'avant-projet semble interdire la publicité
comparative dans le cadre des professions
libérales. La volonté de la Commission européenne
est de n'autoriser ce type de publicité que si elle
peut être vérifiée et n'est pas trompeuse. Je
m'attends donc à des critiques de l'Europe à
l'encontre du projet belge. Le ministre est-il disposé
à aménager son texte ? Dans quelle mesure ? Se
rallie-t-il à l'avis de la Commission européenne ?
04.02 Minister Marc Verwilghen : De informatie-
en adviesronde is nog aan de gang. De heer Chris
Peeters is een van de adviesgevers. Ik kan nu nog
niet aankondigen hoe de aanpassingen er zullen
uitzien. Indien de Europese Commissie het
voorontwerp strijdig acht met de Europese
regelgeving, zal het ontwerp uiteraard worden
aangepast. Voor artikel 5 over de misleidende
reclame heb ik mij precies gebaseerd op de
Europese richtlijn 95/55.

Het is evident dat wanneer ik adviezen vraag, ik er
ook rekening mee zal houden.

04.02 Marc Verwilghen , ministre: La phase
d'information et d'avis est encore en cours. M. Chris
Peeters est chargé de rendre ces avis. Je ne suis
pas encore en mesure de vous dire à
quoiconsisteront les aménagements. Si la
Commission européenne devait estimer que ce
projet est cpntraire à la réglementation européenne,
il fera évidemment l'objet d'adaptations. En ce qui
concerne l'article 5 relatif à la publicité mensongère,
je me suis précisément fondé sur la directive
européenne 95/55.
Il est clair que lorsque je demande des avis, c'est
pour en tenir compte.
04.03 Trees Pieters (CVP): Welke adviezen zijn
reeds ingediend?
04.03 Trees Pieters (CVP): Quels avis vous ont
déjà été transmis ?
04.04 Minister Marc Verwilghen : Ik geloof dat alle
adviezen binnen zijn.
04.04 Marc Verwilghen , ministre : Tous, si je ne
me trompe.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Justitie over "de
naturalisatieaanvragen" (nr 2493)
05 Question orale de M. Jo Vandeurzen au
ministre de la Justice sur "les demandes de
naturalisation" (n° 2493)
05.01 Jo Vandeurzen (CVP): Vorige week nam ik
kennis van de briefwisseling van de afgelopen
maanden tussen de voorzitter van de commissie
Naturalisaties en de minister van Justitie naar
aanleiding van de gewijzigde naturalisatiewetgeving.
De voorzitter vroeg daarin aan de minister de
parketten de opdracht te geven de commissie
Naturalisaties in te lichten over strafrechtelijke
feiten, over feiten van integrisme en over een
05.01 Jo Vandeurzen (CVP):La semaine dernière,
j'ai pris connaissance de la correspondance que le
président de la commission des Naturalisations et
le ministre de la Justice ont entretenue ces derniers
mois à propos de la modification de la législation
en matière de naturalisation Le président demandait
au ministre de charger les parquets de renseigner
la commission sur les antécédent pénaux, les
problèmes concernant l'intégrisme et le refus
18/10/2000
CRABV 50
COM 276
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
weigering een van de landstalen aan te leren.
Luidens artikel 21 § 3 van de nieuwe
naturalisatiewet maakt de commissie Naturalisaties
het dossier over aan het bevoegde parket om
advies over elk gegeven waarover de Kamer wenst
te worden ingelicht. De minister antwoordt daarop
dat inlichtingen over het aanleren van de landstalen
niet nodig zijn, aangezien de wetgeving daarin niet
voorziet. Voor de inlichtingen over integrisme
verwijst de minister naar het advies van de
Staatsveiligheid.
éventuel d'apprendre une des deux langues
nationales. Aux termes de l'article 2,§3, de la
nouvelle loi sur la naturalisation, la commission des
Naturalisations transmet le dossier au parquet
compétent qui lui rend un avis concernant toutes
les données à propos desquelles la Chambre
souhaite des renseignements. Le ministre a indiqué
que les renseignements relatifs à l'apprentissage
des langues nationales sont superflus puisque la
législation ne prévoit rien à cet égard. Concernant
les renseignements à propos du fondamentalisme,
il renvoie à l'avis de la Sûreté de l'Etat.
Waarop baseert de minister zich om de
prerogatieven van de Kamer te miskennen?

Waarop baseert hij zich om te oordelen dat de
inlichtingen van de Staatsveiligheid beantwoorden
aan wat de Kamer wenst te vernemen over een al
dan niet integristische levenshouding?
En vertu de quoi le ministre méconnaît-il les
prérogatives de la Chambre ?

Sur quels éléments se fonde-t-il pour considérer
que les informations fournies par la Sûreté de l'Etat
correspondent bien aux renseignements souhaités
par la Chambre quant à un mode de vie qui serait
intégriste ?
05.02 Minister Marc Verwilghen : Wat betreft de
onwil om een landstaal te leren verwijs ik naar mijn
antwoord aan commissievoorzitter Eerdekens.
Bovendien verwijs ik naar het feit dat de Kamer de
bedoelde informatie rechtstreeks aan de parketten
kan vragen. De justitieminister komt alleen tussen
indien de parketten zouden weigeren of nalaten die
gevraagde informatie te geven. De Kamer is op dit
punt dus soeverein. Ook moeten wij duidelijk
onderscheid blijven maken tussen de naturalisatie
en de nationaliteitsverwerving.


Wat het mogelijke integrisme van de aanvragers
betreft, wijs ik erop dat de Staatsveiligheid volgens
de wet van 30 november 1998, die van kracht
geworden is op 1 februari 1999, verplicht is alle
informatie te verzamelen en te verstrekken over
elke activiteit die de Staat bedreigt of kan
bedreigen. Ook die inlichtingen kan de Kamer
soeverein en rechtstreeks vragen.
05.02 Marc Verwilghen , ministre : En ce qui
concerne le refus d'apprendre une langue nationale,
je vous renvoie à ma réponse au président de la
commission, M. Eerdekens. Je précise par ailleurs
que la Chambre peut recueillir directement
l'information auprès des parquets. Les interventions
du ministre de la Justice se limitent aux cas où les
parquets refusent ou omettent de communiquer
l'information demandée. La Chambre est donc
souveraine à ce niveau. Par ailleurs, il convient de
distinguer clairement la naturalisation de l'obtention
de la nationalité.

Pour ce qui est de l'intégrisme dont les demandeurs
feraient éventuellement preuve, je signale que,
conformément à la loi du 30 novembre 1999, entrée
en vigueur le 1
er
février 1999, la Sûreté de l'Etat est
tenue de recueillir et de diffuser toutes les
informations relatives aux activités qui constituent
ou sont susceptibles de constituer une menace
pour l'Etat. Ces informations peuvent également
être demandées directement et souverainement par
la Chambre.
05.03 Jo Vandeurzen (CVP): De parketten en de
Staatsveiligheid vragen welke informatie precies
moet worden gegeven. Ik verwijs naar artikel 24 bis
van de wet, die bepaalt dat de minister van Justitie
richtlijnen opstelt over hoe de parketten advies
moeten geven. Dat artikel leidde in de Kamer bij het
wetsvoorbereidend werk tot discussies over de
zogenaamde lijst-Leman. De Kamer moet ter zake
een eigen rechtspraak ontwikkelen, maar de
minister moet met het parket-generaal overleggen
05.03 Jo Vandeurzen (CVP): Les parquets et la
Sûreté de l'Etat demandent à connaître la nature
exacte des informations qu'ils sont tenus de
communiquer. Je renvoie à l'article 24 bis de la loi,
aux termes duquel le ministre de la Justice élabore
des directives sur la manière dont les parquets
doivent rédiger leurs avis. Au cours de travaux
préparatoires, cet article a donné lieu à des
discussions concernant la liste dite Leman. Si la
Chambre doit constituer sa propre jurisprudence
CRABV 50
COM 276
18/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
en een circulaire opstellen. De wet schrijft met
artikel 24 bis uitdrukkelijk het tegendeel voor van
wat de minister antwoordt!

I
Ik wil erop wijzen dat niet het lidmaatschap van een
integristische vereniging, maar een integristische
levenswijze bedreigend kan zijn voor onze
samenleving. De Staatsveiligheid moet die
informatie verzamelen en geven. Ook hiertoe moet
de minister volgens artikel 24 bis de parketten
instructies geven. Ik stel vast dat de wet niet wordt
uitgevoerd.
en la matière, le ministre doit néanmoins se
concerter avec le parquet général et rédiger une
circulaire. La réponse du ministre est en
contradiction flagrante avec l'article 24 bis de la loi.

Je tiens à rappeler que ce n'est pas l'appartenance
à une association intégriste, mais bien le
comportement intégriste qui est susceptible de
constituer une menace pour notre société. La
Sûreté de l'Etat doit recueillir et transmettre les
informations. Si l'article 24 bis prévoit qu'à ce
niveau aussi le ministre adresse des instructions au
parquet, force est de constater que cet article n'est
pas exécuté.
05.04 Minister Marc Verwilghen : De Kamer kan
altijd rechtstreeks inlichtingen vragen aan de
parketten. Ik ken geen gevallen waarin de parketten
die inlichtingen weigeren.
05.04 Marc Verwilghen , ministre : Il est toujours
loisible à la Chambre de s'adresser directement aux
parquets pour obtenir des renseignements. Je n'ai
connaissance d'aucun cas où les parquets ont
refusé de fournir ces renseignements.
05.05 Jo Vandeurzen (CVP): Artikel 24 bis bepaalt
dat de minister richtlijnen moet vastleggen. Daar
heeft de commissievoorzitter hem op gewezen.
05.05 Jo Vandeurzen (CVP): L'article 24bis
prévoit que le minister est tenu de fixer des
directives. Le président de la commission a attiré
son attention sur cet élément.
De voorzitter: Het reglement verbiedt ons om daar
nu een debat aan te wijden.
Le président: Le règlement nous interdit d'y
consacrer un débat maintenant.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare commissievergadering wordt gesloten
om 12:12 uur.
La réunion publique de commission est levée à
12 :12 heures.

Document Outline