CRIV 50 COM 273
CRIV 50 COM 273
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRESENTANTS
DE
B
ELGIQUE
I
NTEGRAAL
V
ERSLAG
MET HET BEKNOPT VERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
I
NTEGRAL
AVEC LE COMPTE RENDU ANALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
B
INNENLANDSE
Z
AKEN
,
DE
ALGEMENE
Z
AKEN EN HET OPENBAAR
A
MBT
C
OMMISSION DE L
'I
NTERIEUR
,
DES
A
FFAIRES
GENERALES ET DE LA
F
ONCTION PUBLIQUE
woensdag mercredi
11-10-2000 11-10-2000
14:30 uur
14:30 heures






























AGALEV-ECOLO
Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l'organisation de luttes originales
CVP Christelijke
Volkspartij
FN Front
National
PRL FDF MCC
Parti Réformateur libéral ­ Front démocratique francophone-Mouvement des Citoyens pour le Changement
PS Parti
socialiste
PSC Parti
social-chrétien
SP Socialistische
Partij
VLAAMS BLOK
Vlaams Blok
VLD
Vlaamse Liberalen en Democraten
VU&ID Volksunie&ID21
Afkortingen bij de nummering van de publicaties :
Abréviations dans la numérotation des publications :
DOC 50 0000/000 Parlementair document van de 50e zittingsperiode + nummer
en volgnummer
DOC 50 0000/000
Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du
n° consécutif
QRVA
Schriftelijke Vragen en Antwoorden
QRVA
Questions et Réponses écrites
CRIV
Integraal Verslag (op wit papier, bevat de bijlagen en het
beknopt verslag, met kruisverwijzingen tussen Integraal en
Beknopt Verslag)
CRIV
Compte Rendu Intégral (sur papier blanc, avec annexes et
CRA, avec renvois entre le CRI et le CRA)
CRIV
Voorlopige versie van het Integraal Verslag (op groen papier)
CRIV
Version Provisoire du Compte Rendu Intégral (sur papier vert)
CRABV Beknopt Verslag (op blauw papier)
CRABV Compte
Rendu Analytique (sur papier bleu)
PLEN
Plenum (witte kaft)
PLEN
Séance plénière (couverture blanche)
COM
Commissievergadering (beige kaft)
COM
Réunion de commission (couverture beige)
Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers
Bestellingen :
Natieplein 2
1008 Brussel
Tel. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.deKamer.be
e-mail : alg.zaken@deKamer.be
Publications officielles éditées par la Chambre des représentants
Commandes
:
Place de la Nation 2
1008 Bruxelles
Tél. : 02/ 549 81 60
Fax : 02/549 82 74
www.laChambre.be

e-mail : aff.generales@laChambre.be
CIV 50
COM 273
11/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i


INHOUD
SOMMAIRE
Mondelinge vraag van mevrouw Kristien Grauwels
aan de minister van Ambtenarenzaken en
Modernisering van de openbare besturen over "de
toestand van de vrouwen in het openbaar ambt"
(nr. 2435)
1
Question orale de Mme Kristien Grauwels au
ministre de la Fonction publique et de la
Modernisation de l'administration sur "la situation
des femmes dans la fonction publique" (n° 2435)
1
Sprekers: Kristien Grauwels, Luc Van
den Bossche
, minister van
Ambtenarenzaken en Modernisering van
de openbare besturen
Orateurs: Kristien Grauwels, Luc Van
den Bossche
, ministre de la Fonction
publique et de la Modernisation de
l'administration
Interpellatie van de heer Francis Van den Eynde
tot de eerste minister over "de aanval waarvan
Vlaams Parlementslid Filip Dewinter op zondag
24 september 2000 in Amsterdam het slachtoffer
was" (nr. 485)
4
Interpellation de M. Francis Van den Eynde au
premier ministre sur "l'agression dont a été
victime le parlementaire flamand Filip Dewinter à
Amsterdam le dimanche 24
septembre
2000"
(n° 485)
4
Sprekers: Francis Van den Eynde, Luc
Van den Bossche
, minister van
Ambtenarenzaken en Modernisering van
de openbare besturen
Orateurs: Francis Van den Eynde, Luc
Van den Bossche
, ministre de la Fonction
publique et de la Modernisation de
l'administration
Moties
5
Motions
5
Samengevoegde interpellatie en mondelinge
vragen van
6
Interpellation et questions orales jointes de
6
- de heer Karel Van Hoorebeke aan de minister
van Binnenlandse Zaken over 'Erdal Fehriye'
(nr. 2392)
6
- M. Karel Van Hoorebeke au ministre de
l'Intérieur sur 'Erdal Fehriye' (n° 2392)
6
- de heer Lode Vanoost aan de minister van
Binnenlandse Zaken over 'mevrouw Erdal Fehriye'
(nr. 2410)
6
- M. Lode Vanoost au ministre de l'Intérieur sur
'Mme Erdal Fehriye' (n° 2410)
6
- de heer Karel Van Hoorebeke tot de eerste
minister over "Erdal Fehriye" (nr. 477)
6
- M. Karel Van Hoorebeke au premier ministre sur
"Erdal Fehriye" (n° 477)
6
- de heer Hugo Coveliers aan de minister van
Binnenlandse Zaken over 'het dossier-Erdal
Fehriye' (nr. 2474)
6
- M. Hugo Coveliers au ministre de l'Intérieur sur
'le dossier Erdal Fehriye' (n° 2474)
6
Sprekers: Karel Van Hoorebeke, Lode
Vanoost, Hugo Coveliers
, voorzitter van
VLD-fractie, Antoine Duquesne, minister
van Binnenlandse Zaken
Orateurs: Karel Van Hoorebeke, Lode
Vanoost, Hugo Coveliers
, président du
groupe VLD, Antoine Duquesne, ministre
de l'Intérieur
Mondelinge vraag van de heer Daniël Vanpoucke
aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
communicatie tussen de federale minister en zijn
Vlaamse collega nopens de politiehervorming"
(nr. 2412)
13
Question orale de M. Daniël Vanpoucke au
ministre de l'Intérieur sur "la communication entre
le ministre fédéral et son collègue flamand en ce
qui concerne la réforme des polices" (n° 2412)
13
Sprekers: Daniël Vanpoucke, Antoine
Duquesne
, minister van Binnenlandse
Zaken, Karel Van Hoorebeke
Orateurs: Daniël Vanpoucke, Antoine
Duquesne
, ministre de l'Intérieur, Karel
Van Hoorebeke
Mondelinge vraag van de heer Marcel Hendrickx
aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
organisatie van kienavonden" (nr. 2418)
14
Question orale de M. Marcel Hendrickx au
ministre de l'Intérieur sur "l'organisation de
soirées `bingo'" (n° 2418)
14
Sprekers: Marcel Hendrickx, Antoine
Duquesne
, minister van Binnenlandse
Zaken
Orateurs: Marcel Hendrickx, Antoine
Duquesne
, ministre de l'Intérieur
Mondelinge vraag van mevrouw Leen Laenens
aan de minister van Binnenlandse Zaken over
15
Question orale de Mme Leen Laenens au ministre
de l'Intérieur sur "une enquête interne de la
15
11/10/2000 CIV
50
COM 273
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
"een interne enquête van de rijkswacht" (nr. 2441)
gendarmerie" (n° 2441)
Sprekers:
Leen Laenens, Antoine
Duquesne, minister van Binnenlandse
Zaken
Orateurs:
Leen Laenens, Antoine
Duquesne, ministre de l'Intérieur
Mondelinge vraag van mevrouw Zoé Genot aan
de minister van Binnenlandse Zaken over "het
toezicht bij de betogingen" (nr. 2459)
17
Question orale de Mme Zoé Genot au ministre de
l'Intérieur sur "la surveillance des manifestations"
(n° 2459)
17
Sprekers: Zoé Genot, Antoine Duquesne,
minister van Binnenlandse Zaken
Orateurs: Zoé Genot, Antoine Duquesne,
ministre de l'Intérieur
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Binnenlandse Zaken over
"een permanente eenheid van de civiele
bescherming in Limburg" (nr. 2460)
18
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre
de l'Intérieur sur "une unité permanente de la
protection civile au Limbourg" (n° 2460)
18
Sprekers: Jo Vandeurzen, Antoine
Duquesne
, minister van Binnenlandse
Zaken
Orateurs:
Jo Vandeurzen, Antoine
Duquesne, ministre de l'Intérieur
CIV 50
COM 273
11/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1


COMMISSIE VOOR DE
BINNENLANDSE ZAKEN, DE
ALGEMENE ZAKEN EN HET
OPENBAAR AMBT
COMMISSION DE L'INTERIEUR,
DES AFFAIRES GENERALES ET
DE LA FONCTION PUBLIQUE
van
WOENSDAG
11
OKTOBER
2000
14:30 uur
______

du
MERCREDI
11
OCTOBRE
2000
14:30 heures
______


De vergadering wordt geopend om 14.35 uur door
de heer Paul Tant, voorzitter.
La séance est ouverte à 14.35 heures par M. Paul
Tant, président.
01 Mondelinge vraag van mevrouw Kristien
Grauwels aan de minister van
Ambtenarenzaken en Modernisering van de
openbare besturen over "de toestand van de
vrouwen in het openbaar ambt" (nr. 2435)
01 Question orale de Mme Kristien Grauwels au
ministre de la Fonction publique et de la
Modernisation de l'administration sur "la
situation des femmes dans la fonction
publique" (n° 2435)
01.01 Kristien Grauwels (AGALEV-ECOLO):
Mijnheer de voorzitter, hoewel het de helft van de
bevolking aangaat, is er blijkbaar weinig
belangstelling voor het onderwerp dat ik vandaag
wil behandelen, met name de toestand van de
vrouw in het openbaar ambt, zoals men dat
enigszins raar heeft geformuleerd.

Naar aanleiding van de publicatie van het
overzicht van de personeelssterkte in de
overheidssector lazen wij in de kranten een
bespreking onder de titel "Vrouwen breken door in
de ambtenarij", wat toch wel een zeer positieve
interpretatie van de cijfers was. Het klonk
inderdaad als muziek in de oren. Bekijkt men
echter de cijfers van naderbij, dan is het een heel
ander verhaal.

Over het algemeen zijn er veel meer mannen dan
vrouwen statutair benoemd, terwijl meer dan de
helft van de contractuelen vrouw zijn. In niveau 1,
rang 17 bijvoorbeeld is er één vrouw op vijftien; in
rang 16 zijn het er 12 op 106; in rang 15 gaat het
om 56 vrouwen op 448 werknemers en in rang
12/13 zijn de vrouwen met 210 op 1332
personeelsleden. Ook in niveau 2+ komen er
weinig vrouwen voor.
De recentst in niveau 1 aangenomen groep ­ wat
misschien verklaart waarom het krantenartikel
positief was ­ bestaat wel uit evenveel mannen
als vrouwen. Men gaat er blijkbaar vanuit dat al
deze vrouwen zullen blijven en doorgroeien.

Mijn vragen zijn de volgende. Zijn er, nu het
klassiek personeelsbeleid zal worden omgevormd
tot een human resources management,
maatregelen gepland, waardoor hooggeschoolde
vrouwen inderdaad naar de hoogste functies
doorstromen en er blijven?

Ten tweede, bij de hervorming wordt het
gelijkekansenbeleid toevertrouwd aan een
tijdelijke cel, een zogenaamde programmatorische
overheidsdienst die aan een ministerie kan
worden toegevoegd. Op basis waarvan wordt die
wel of niet aan welk ministerie toegevoegd? Wie
coördineert het gelijkekansenbeleid en wie
voorziet in de nodige middelen?
01.02 Minister Luc Van den Bossche : Mijnheer
de voorzitter, ten eerste stel ik vast dat zowel in de
openbare als in de private sector het principe van
de formele gelijkheid gehanteerd wordt. Nochtans
blijkt uit de wetenschappelijke analyse en het in
kaart brengen van de praktijk dat er, alle
wetgevende initiatieven ten spijt, een feitelijke
ongelijkheid blijft bestaan. Voorts leren we daaruit
dat de ongelijkheid grotendeels terug te vinden is
in cultuur en attitude. Met andere woorden, heel
veel wetgevend werk kan wel een verandering
11/10/2000 CIV
50
COM 273
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
teweegbrengen, maar zal het probleem niet
oplossen.

We komen bijgevolg automatisch bij het human
resources management. Tot nu toe werd voor het
personeelsbeleid van de administratie een
traditioneel model gevolgd dat zeer bureaucratisch
en statisch is. Daarbij wordt de ambtenaar
beschouwd als een instrument in een ontzaglijke
bureaucratie. Zoekend naar een antwoord op wat
gemeenzaam politisering genoemd wordt, en naar
enige objectivering, is men parameters beginnen
te hanteren, die wel objectief zijn, maar waarvan
de relevantie ten opzichte van personeelsbeleid
laag is en dus niet echt geschikt. Ik denk
bijvoorbeeld aan anciënniteit, dat wel een
objectieve rangschikking geeft.

Feit is dat we in het Copernicus-plan bewust de
bestaande tegenstrijdigheid hebben versterkt. Ik
verklaar mij nader. Het probleem dat mevrouw
Grauwels heeft geschetst, kan niet worden
verholpen in de huidige traditionele
bureaucratische organisatie. Dat kan wel in geval
van een human resources management waarbij
men de werknemers beschouwt als de kern van
het gebeuren.
In feite zou het in onze ambitie moeten liggen om
alle talenten maximale ontplooiingskansen te
geven, hen maximaal te benutten en verder te
ontwikkelen om hen aldus in zekere mate ook, ik
zeg wel in zekere mate, te kunnen behouden. Een
uitstroom is niet de facto ongezond. Het is
natuurlijk zo dat de uitstroom niet te groot mag
zijn. Daaraan zal trouwens in de toekomst iets
harder moeten worden gewerkt. Nu neemt men
gewoon akte van de uitstroom en zegt men: "Er
zijn er zoveel weggegaan, zoveel in dat
departement". Waarom echter, dat weten wij niet.

Het profiel van de personeelsleden die de
administratie verlaten, zou in kaart moeten worden
gebracht. Er moet worden gezocht naar de reden
van hun vertrek, om na te gaan in welke mate de
organisatie geheel of gedeeltelijk gezond of
ongezond is.

Wanneer er bij het personeelsbeleid wordt
rekening gehouden met het aspect gender, dan
betekent dit dat er aandacht zal moeten worden
besteed aan de differentiatie, wat wil zeggen dat
ieders individuele bekwaamheid zo goed mogelijk
moet worden ontplooid en dat de nadruk wordt
gelegd op de individuele capaciteiten en
mogelijkheden in de plaats van op de functie an
sich. Zodoende wordt een aanknopingspunt
geboden voor het streven naar gendergelijkheid
en het valoriseren van verschillen tussen mensen
via het personeelsbeleid. Ik geef u vijf belangrijke
elementen.

Ten eerste, gaat het om de invoering van nieuwe
vormen van arbeidsorganisatie, de zogenaamde
flexibiliteit. Flexibiliteit is niet een eenduidig
negatief begrip, hoewel sommigen het in dat
verdomhoekje hebben gestoken. Sommige
vormen van flexibiliteit worden in een bepaalde
cultuur geïnterpreteerd, niet zozeer als
cultuurversterkend, maar wel als
cultuurbevestigend. Het verhaal is dus gemengd
van inhoud en moet voorzichtig worden gelezen.
De houding ten opzichte van deeltijds werken
verandert zeer traag, hoewel het op dit ogenblik
nog steeds als cultuurbevestigend wordt
beschouwd. Het geeft alleszins de mogelijkheid
om niet volledig afscheid te moeten nemen van de
arbeidsloopbaan, terwijl men er toch van kan eten
en drinken.

Flexitime is zeker niet onbelangrijk, waarbij ik
onder meer denk aan de sabbatical leave. Wij
kunnen twee groepen van 20 personeelsleden de
kans geven om aan de ULB of de KUB
overheidsmanagement te studeren, terwijl zij
verder als ambtenaar worden bezoldigd. Daarbij
streven wij, via een objectieve selectie, naar een
evenwicht tussen mannen en vrouwen, hoewel de
uiteindelijke selectie door de universiteit gebeurt.
Het is belangrijk om weten dat het hier gaat om
mensen beneden de 35 jaar. Wij investeren in de
toekomst, maar de vruchten ervan zullen soms
pas een aantal jaren later kunnen worden geplukt.
Andere mogelijkheden zijn loopbaanonderbreking,
duobanen, contracten voor bepaalde duur,
gemengde loopbanen, zowel in de openbare als in
de privé-sector, prestatiebeloning en dergelijke
meer.

Een tweede aspect betreft die van de
ontwikkeling. Mannen en vrouwen moeten gelijke
kansen hebben en dit begint reeds bij de vorming,
training en opleiding. Het ontwikkelingstraject
moet individueel worden uitgestippeld, waarbij de
bekwaamheid een belangrijke rol speelt. In een
eerste fase wordt een evaluatie gemaakt die het
performante karakter van het personeelslid in
kaart brengt. Van daaruit kunnen een aantal
sporen worden gevolgd die leiden naar meer
ontwikkeling en een hogere verfijning en
verbetering. In een tweede fase - hoewel de
evaluatoren daarbij veel beter zullen moeten
worden opgeleid - kan men tot een
potentialiteitsevaluatie overgaan. Door een
potentialiteitsevaluatie is de kans veel groter om
CIV 50
COM 273
11/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
het aanwezige talent echt te gaan ontwikkelen en
in te zetten. Deze fase zal pas kunnen worden
ingezet wanneer de evaluatoren hiervoor klaar
zijn. Niet alleen de vakliteratuur, maar ook de
praktische ervaringen van de privé-sector tonen
aan dat een beschrijvende evaluatie reeds een
moeilijke klus is, maar een evaluatie op
potentialiteiten nog veel moeilijker. Wij zullen dus
in twee trappen moeten gaan werken.

Ten derde, mannen en vrouwen moeten gelijke
kansen krijgen bij de uitbouw van hun loopbaan.
Op dit ogenblik komen vrouwen gemakkelijk
terecht in `dead end' posities. Het gaat daarbij
dikwijls om staffuncties, die een vrij hoge
bekwaamheid vereisen, maar waarbij er niet echt
een doorgroeimogelijkheid bestaat, tenzij naar een
andere functie wordt overgestapt. Vandaag zitten
vrouwen dikwijls in technisch vrij ingewikkelde
posities, hoewel dit niet altijd zichtbaar is.

Dat is logisch. In een organisatie waar anciënniteit
als belangrijkste criterium voor promoties geldt,
wordt meestal de doorstroming van vrouwen
bemoeilijkt, al is het maar omdat ze een aantal
jaren loopbaanonderbreking hebben genomen of
omdat zij pas later in dienst komen. Sommige
vrouwen wachten tot de kinderen wat groter zijn
alvorens een examen af te leggen. Anciënniteit is
voor deze vrouwen een handicap die zij tot op het
einde van hun carrière meeslepen. Omdat wij
inzake het carrièreverloop van de anciënniteit
wensen af te stappen, wordt deze factor
weggeveegd. Wij hebben dit in Vlaanderen
meegemaakt bij het creëren van de
afdelingshoofden, waarbij de rangen 13, 14 en 15
werden opgeheven. Bij de openverklaring van
deze functies was er een massale intrede van
vrouwen. De drie jongste vrouwen waren 32 jaar.
Normaliter zouden zij in anciënniteit zeker hebben
verloren. Ook anderen die laattijdig zijn
binnengekomen, hebben toen hun achterstand
kunnen inhalen. Vrij spontaan ontstond er een
evenwicht. In sommige departementen ontstond
er zelfs een overwicht aan vrouwen. Het geheel
zorgde zeker voor een vooruitgang. Het is als het
ware de feminisering van het middle-
management.

Een tweede punt betreft het gelijk loon voor gelijk
werk.

Een derde punt betreft het assessment.
Vlaanderen werd een assessment in twee fasen
uitgevoerd, een door een extern bureau en een
door de leidinggevenden. Het in kaart gebrachte
resultaat maakte duidelijk dat bij een evaluatie
door een extern bureau de vrouwen veel beter
scoorden dan bij de leidinggevenden. Men kan
dus met zekerheid zeggen dat er ­ hoewel niet
slecht bedoeld - een gender-vertekening
plaatsgrijpt als de leidinggevenden mee worden
ingeschakeld. Het federaal assessment zal dus
zonder leidinggevenden worden uitgevoerd. Het
zal volledig een extern bureau zijn, zodat die
vertekening uit mijn voorbeeld - die zich opnieuw
zou voordoen - wordt weggenomen. Het geheel
zal hoe dan ook een stuk geschiedenis en tijd
vergen. Voor bepaalde elementen kan dan plots
een versnellingsfenomeen optreden. Dat is
duidelijk. Men komt uit een volledig verkeerde
situatie en die zal niet op twee dagen kunnen
worden omgebogen.

De vraag werd gesteld of dit een afzonderlijke
POD, een programmatorische overheidsdienst is
en op welke basis die zal verdwijnen. Bij het begin
van haar aantreden zal elke regering moeten
beslissen of zij een bepaald onderdeel belangrijk
genoeg vindt om het als afzonderlijke
programmatorische overheidsdienst te klasseren
dan wel het gewoon in een ministerie te laten
functioneren. Mocht deze vraag aan de vorige
regering gesteld zijn, dan zou ongetwijfeld
geopteerd zijn voor een programmatorische
overheidsdienst. Ik vermoed dat de volgende
regeringen dit nog een tijdlang zullen doen. Ik kan
mij niet uitspreken over de klemtonen in de
volgende regeerakkoorden. Als men meent dat er
nog werk aan de winkel is, dan zal men het als
programmatorische overheidsdienst behouden.

Wie zal de coördinatie op zich nemen? De
voorzitter van de POD zal uit een short list worden
geselecteerd, net zoals dit gebeurt voor de
voorzitters van de andere overheidsdiensten. De
verantwoordelijke minister hiervoor is mevrouw
Onkelinx.

Er zal geen directiecomité zijn omdat de dienst te
klein is. Een POD die wel duidelijk een
directieraad kan hebben is de Dienst
Wetenschappelijk Onderzoek, want in deze dienst
gaat het over vrij veel personeel. Hier zal er een
voorzitter komen, met een aantal
personeelsleden, die rechtstreeks onder de
minister zullen ressorteren.
01.03 Kristien Grauwels (AGALEV-ECOLO):
Mijnheer de minister, ik begrijp dat niet elk
ministerie een POD zal krijgen. Men laat het over
aan de minister om de keuze te maken.
01.04 Minister Luc Van den Bossche : Neen.
11/10/2000 CIV
50
COM 273
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
Een programmatorische overheidsdienst heeft
een horizontale werking. Dat betekent het
samenzetten van een beperkte groep high
competents in de programmatorische
overheidsdiensten, die dan verticale linken moet
krijgen. Het is duidelijk dat de
managementverantwoordelijkheid van de verticale
takkenbij de verticale blijft.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
02 Interpellation de M. Francis Van den Eynde
au premier ministre sur "l'agression dont a été
victime le parlementaire flamand Filip Dewinter
à Amsterdam le dimanche 24 septembre 2000"
(n° 485)
02 Interpellatie van de heer Francis Van den
Eynde tot de eerste minister over "de aanval
waarvan Vlaams Parlementslid Filip Dewinter
op zondag 24 september 2000 in Amsterdam
het slachtoffer was" (nr. 485)
02.01 Francis Van Den Eynde (VLAAMS
BLOK): Mijnheer de voorzitter, voor zover dat van
belang zou zijn, heb ik er geen bezwaar tegen dat
de minister van het Openbaar Ambt het antwoord
verstrekt

Mijnheer de minister, collega's, ik resumeer zeer
kort de feiten. Op 24 september jongstleden werd
in Amsterdam door een tv-zender een debat
georganiseerd tussen pater Leman, de directeur
van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en
Racismebestrijding, en Vlaams parlementslid Filip
Dewinter. Filip Dewinter kwam zoals afgesproken
met de wagen naar Amsterdam en kreeg daarvoor
zelfs een schriftelijke toelating aangezien het op
die dag autoloze zondag was in Amsterdam. Toen
hij in de buurt van de studio parkeerde, werd hij in
de wagen aangevallen door een vijftiental
gemaskerde individuen. Ze waren gewapend met
ijzeren staven en begonnen zwaar op de wagen in
te beuken. Het gevolg was dat de wagen zwaar
beschadigd werd en dat de man die aan het stuur
zat gekwetst werd. Men mag zonder overdrijven
zeggen dat beide inzittenden, dus ook het
parlementslid, op het nippertje aan veel erger zijn
ontsnapt. Dit had veel erger kunnen zijn. Toen de
heer Dewinter de studio binnenkwam en het debat
begon, werd hij opnieuw belaagd en overgoten
met één of ander goedje. Niettemin stond hij erop
het debat te voeren. Ik heb dit debat gezien op
televisie en ik kon trouwens ook een heruitzending
bekijken.

Mijnheer de minister, wat mij geweldig verbaasd
heeft is het feit dat pater Leman, die toch een
ambtenaar is, zelfs niet met een subtiel woord
afstand heeft genomen van de aanslagen die
gepleegd werden op zijn opponent. Ik vind dit op
menselijk vlak erg. Men mag dan in de politiek al
elkaars grootste tegenstanders zijn, in onze
traditie gaat men zich toch op zijn minst
distantiëren van de aanval waarvan de
tegenstander het slachtoffer werd. Het wordt
echter nog erger. De heer Leman handelde op dat
ogenblik als directeur van het Centrum en dus als
ambtenaar. Het staat buiten kijf dat hij, door zich
met geen woord te distantiëren van wat er
gebeurd is, de indruk wekt dat de regering het
ermee eens is en het als de meest normale zaak
van de wereld beschouwt dat een parlementslid
van dit land, die in het buitenland op uitnodiging
aan een debat deelneemt, niet alleen belaagd
maar zelfs op zeer brutale wijze aangevallen
wordt. Het gaat hier om fysiek geweld en
afdreiging. Het minste dat men mocht verwachten
was wel dat men afstand zou nemen van deze
zaak.

Mijnheer de minister, vindt de regering het
normaal dat een parlementslid, dat uitgenodigd
wordt voor een politiek debat ­ zij het in het
buitenland ­, aangevallen wordt? Zo niet, vindt zij
het dan normaal dat haar ambtenaar, die daar hoe
dan ook beschouwd wordt als een
vertegenwoordiger van het bewind in dit land, hier
geen afstand van neemt? Graag had ik hierover
het standpunt van de regering gehoord.
02.02 Minister Luc Van den Bossche : Mijnheer
de voorzitter, ik heb hier het antwoord dat werd
voorbereid door de diensten van de eerste
minister.
De heer Leman heeft zich blijkbaar onthouden van
elk commentaar. Op zich betekent dit nog niet dat
hij wat er gebeurde heeft goedgekeurd of zelfs
niet heeft afgekeurd. Hij heeft zich in een totaal
stilzwijgen gehuld. Op ambtelijk vlak kan men dit
een onberispelijke houding noemen.

Ik voeg hieraan toe dat dit ongetwijfeld afhangt
van iemands persoonlijkheid. Iemand met de
nodige assertiviteit zou op dat moment misschien
wel hebben geprobeerd een bemiddelende rol te
spelen. Een dergelijke houding kan niet van een
ambtenaar worden geëist maar heeft vooral te
maken met hoe iemand in mekaar zit. Elke vogel
zingt zoals hij gebekt is.

De heer Leman heeft dit voorval rustig ondergaan
want het debat werd echt onmogelijk gemaakt
door wat daar gebeurde. Hij heeft geen enkele
CIV 50
COM 273
11/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5
commentaar gegeven. Ik wil er toch op wijzen dat
dit niet mag worden verstaan als een goedkeuring
van wat daar gebeurde.

De regering denkt dan ook dat de heer Leman
conform zijn eigen geaardheid heeft gehandeld, zij
het dan stilzwijgend.
02.03 Francis Van Den Eynde (VLAAMS
BLOK): Mijnheer de voorzitter, ik zou de minister
willen herinneren aan de volgende uitdrukking:
"Wie zwijgt, stemt toe." Mocht het Nederlands
terzake niet volstaan, kan ik ook aan de volgende
Franse uitdrukking herinneren: "Qui ne dit mot,
consent."

Ik denk bovendien dat om het even wie ­ pater
Leman, een parlementslid of een minister ­ met
een normale opvoeding zich in die
omstandigheden op zijn minst zou distantiëren
van wat daar is gebeurd. Dit is niet gebeurd. Gelet
op het antwoord van de regering zal ik dan ook
een motie indienen.
02.04 Minister Luc Van den Bossche : Mijnheer
de voorzitter, ik denk dat uitdrukkingen als "Qui ne
dit mot, consent" en "Wie zwijgt, stemt toe" gelden
in een discussie. Hier was geen sprake van enige
discussie. Overigens gelden deze uitdrukkingen
vooral in politieke arena's. Als ik met u
onderhandel en ik stel op het einde iets voor
zonder dat u daarop reageert dan denken wij
beiden dat mijn voorstel het haalt. Onze politieke
misvorming zorgt ervoor dat we op die manier
reageren. Dit gebeurt trouwens dikwijls ten
onrechte in een discussie met gewone burgers.
Dikwijls gaat het dan om een overdonderde en
niet zozeer een overdonderende meerderheid.
02.05 Francis Van Den Eynde (VLAAMS
BLOK): Mijnheer de voorzitter, als er in die
omstandigheden iemand overdonderd kon zijn,
was het wel de heer Dewinter. Gelukkig was dit
trouwens niet het geval.
Ten tweede, het ging daar wel degelijk om een
politieke discussie. Ik meen dat men zelfs in een
andere discussie van dergelijke zaken afstand
dient te nemen. Als men aanvaardt met iemand te
praten en die persoon wordt aangevallen dan
moet men van zo'n houding afstand nemen.
02.06 Minister Luc Van den Bossche: Misschien
bestaat er een Dominicaanse regel die bepaalt dat
het zwijgen belangrijk is. Ik ken die regels
onvoldoende.
02.07 Francis Van Den Eynde (VLAAMS
BLOK): Ik denk dat u het over de Trappisten hebt.
(Gelach)

De voorzitter: Ze worden beiden zeldzaam.

Moties
Motions

Tot besluit van deze bespreking werden volgende
moties ingediend.
En conclusion de cette discussion les motions
suivantes ont été déposées.

Een motie van aanbeveling werd ingediend door
de heer Francis Van den Eynde en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellatie van de heer Francis Van
den Eynde
en het antwoord van de minister van
Ambtenarenzaken en Modernisering van de
openbare besturen,
betreurt dat de heer Leman, directeur van het
Centrum voor Gelijkheid van Kansen en
Racismebestrijding het niet nodig vond zich te
distantiëren van de aanslagen waarvan
volksvertegenwoordiger Filip Dewinter op
24
september jongstleden in Amsterdam het
slachtoffer werd toen deze laatste daar aanwezig
was om met de heer Leman aan een
televisiedebat deel te nemen;

betreurt dat de heer Leman, die tenslotte een
ambtenaar is, door deze houding de indruk heeft
gegeven dat de Belgische regering het als de
meest normale zaak van de wereld beschouwt dat
een lid van het parlement die tot de oppositie
behoort, omwille van zijn politieke actie in het
buitenland niet alleen afgedreigd maar ook fysisch
aangevallen wordt;

verzoekt in dit verband de regering de directeur
van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en
Racismebestrijding op de vingers te tikken".

Une motion de recommandation a été déposée
par M. Francis Van den Eynde et est libellée
comme suit:
"La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de M. Francis Van
den Eynde
et la réponse du ministre de la Fonction publique
et de la Modernisation de l'administration,
regrette que M. Leman, directeur du Centre pour
l'Egalité des Chances et la Lutte contre le
Racisme, n'ait pas jugé utile de se démarquer des
aggressions dont le depute Filip Dewinter a été
victime le 24 septembre dernier à Amsterdam où il
11/10/2000 CIV
50
COM 273
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
était present pour participer à un débat televise
avec M. Leman;

regrette que M. Leman, qui est un fonctionnaire,
ait donné l'impression en adoptant une telle
attitude que le gouvernement belge trouve tout à
fait normal qu'un member du Parlement
appartenant à l'opposition soit non seulement
menace mais aussi agressé physiquement à
l'étranger en raison de son action politique;

demande à cet égard de rappeler à l'ordre le
directeur du Centre pour l'égalité des chances et
la lutte contre le racisme."

Een eenvoudige motie werd ingediend door
mevrouw Kristien Grauwels en de heer Charles
Janssens.

Une motion pure et simple a été déposée par
Mme Kristien Grauwels et M. Charles Janssens.

Over de moties zal later worden gestemd. De
bespreking is gesloten.
Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement.
La discussion est close.
03 Samengevoegde interpellatie en mondelinge
vragen van
- de heer Karel Van Hoorebeke aan de minister
van Binnenlandse Zaken over 'Erdal Fehriye'
(nr. 2392)
- de heer Lode Vanoost aan de minister van
Binnenlandse Zaken over 'mevrouw Erdal
Fehriye' (nr. 2410)
- de heer Karel Van Hoorebeke tot de eerste
minister over "Erdal Fehriye" (nr. 477)
- de heer Hugo Coveliers aan de minister van
Binnenlandse Zaken over 'het dossier-Erdal
Fehriye' (nr. 2474)
03 Interpellation et questions orales jointes de
- M. Karel Van Hoorebeke au ministre de
l'Intérieur sur 'Erdal Fehriye' (n° 2392)
- M. Lode Vanoost au ministre de l'Intérieur sur
'Mme Erdal Fehriye' (n° 2410)
- M. Karel Van Hoorebeke au premier ministre
sur "Erdal Fehriye" (n° 477)
- M. Hugo Coveliers au ministre de l'Intérieur
sur 'le dossier Erdal Fehriye' (n° 2474)

De voorzitter: U had in dat verband ook de eerste
minister geïnterpelleerd. Die heeft laten weten dat
de minister van Binnenlandse Zaken zou
antwoorden.
03.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mijnheer
de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de
interpellatie of vraag met interpellatie werd ook
aan de eerste minister gericht. Dat gebeurde op
een ogenblik waarop de problematiek urgent was
en kon evolueren in de verkeerde richting.
Vandaag is de situatie wel iets rustiger en het is
dus een beter ogenblik om eens van gedachten te
wisselen over wat zich heeft voorgedaan.

In al mijn uiteenzettingen heb ik steeds gesteld dat
ik mij niet wens uit te spreken over de grond van
de zaak. Blijkbaar zijn er ernstige en
afkeurenswaardige feiten gebeurd, waarvoor de
betrokkenen te gelegener tijd terecht zullen
moeten staan, waar dan ook. De regering werd
echter op een bepaald ogenblik gevat door de
aanwezigheid van mevrouw Erdal op dit
grondgebied en het verzoek tot uitlevering van
haar door de Turkse overheid. De Belgische
regering heeft een moedige en correcte beslissing
genomen, namelijk niet ingaan op het Turkse
verzoek tot uitlevering. Het is niet omdat op een
bepaald ogenblik een parlementaire delegatie
naar Turkije is geweest en bepaalde
parlementsleden die daarvan deel uitmaakten
werden overdonderd door de overtuigingskracht
van de Turkse overheid of regering, dat de situatie
in Turkije zou zijn verbeterd. Er wordt daar nog
altijd gefolterd, nog altijd wordt de doodstraf er
uitgesproken en de toestand in de gevangenissen
is er ook nog altijd niet zoals in een normale
rechtsstaat zou horen. Ik ben van oordeel dat de
regering dus een correcte en moedige beslissing
heeft genomen door te weigeren mevrouw Erdal
uit te leveren.

Vanaf dat ogenblik is er iets eigenaardigs
gebeurd. Wij moeten abstractie maken van de
feiten die er zijn geweest en van de persoon
waarover het gaat. Als men iemand op zijn
grondgebied heeft, moet men die persoon
behandelen binnen de krijtlijnen van de
rechtsstaat waarin wij leven. Ik heb daarbij een
aantal vragen, vooral omdat op een bepaald
ogenblik zou zijn gesuggereerd dat op uitdrukkelijk
verzoek van Turkije mevrouw Erdal langer dan
aanvaardbaar in de gevangenis werd gehouden.
Ik heb een aantal concrete vragen geformuleerd
en herneem die, omdat daaruit ook de
problematiek blijkt. Ik hoop dat u dan ook concrete
antwoorden zult willen geven.

Ten eerste, zou ik willen vernemen op welke
motieven de Belgische regering zich heeft
gesteund om niet in te gaan op het verzoek tot
uitlevering van Turkije. De omstandigheden in
CIV 50
COM 273
11/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
Turkije zijn niet zoals het hoort, dat heb ik reeds
aangehaald. Wellicht kan dit het motief zijn
geweest. Van u zou ik graag horen waarop de
Belgische regering zich heeft gesteund.

Ten tweede, wanneer werd de beslissing van de
regering aan Turkije meegedeeld? Op welke
wijze? Ik stel die vraag omdat wat zich heeft
voorgedaan, toch aanleiding heeft gegeven tot
diplomatieke communicatie tussen beide landen.
Ik stel deze vraag omdat het gebeurde blijkbaar
aanleiding heeft gegeven tot een diplomatieke
communicatie tussen België en Turkije.
Bovendien is het niet duidelijk of Turkije enige
informatie heeft ontvangen. Heeft de Belgische
regering bij het nemen van de beslissing op de
normale manier contact met Turkije opgenomen?
Wat is daar precies gebeurd?

Ten derde, klopt het dat een afspraak met de
Turkse regering werd gemaakt door u of de
minister van Justitie of via een ander kanaal om
mevrouw Erdal zou lang mogelijk vast te houden
en haar niet tot de asielprocedure toe te laten. U
hebt immers op een bepaald ogenblik beslist om
mevrouw Erdal de toegang tot de asielprocedure
te weigeren. Deze beslissing werd voor de Raad
van State aangevochten en gaf aanleiding tot de
schorsing van uw beslissing en het bevel tot
uitwijzing.

Ten vierde, in afwachting van uw beslissing
omtrent haar asielaanvraag werd mevrouw Erdal
in de gevangenis van Brugge opgesloten. Dat was
tot op dat moment een rechtmatige aanhouding.
Waarom verbleef mevrouw Erdal nog in de
gevangenis na de schorsing van uw beslissing
door de Raad van State? Op welke motieven hebt
u zich gestoeld om haar zonder enige rechtsgang
verder aan te houden? Werden motieven van
nationale veiligheid en openbare orde
ingeroepen? Ik begrijp dat deze motieven van
nationale veiligheid en openbare orde aanwezig
waren tijdens Euro 2000 wanneer een Turkse
ploeg met supporters verwacht werd wat tot een
verstoring van de openbare orde of de nationale
veiligheid kon leiden. Na Euro 2000 golden deze
motieven echter nog steeds terwijl daartoe geen
enkele reden meer was.

Ten zesde, waarom hebt u als minister van
Binnenlandse Zaken het advies van de
commissaris-generaal van 15 juni 2000 naast u
neergelegd. Dit advies luidde dat mevrouw Erdal
niet naar Turkije kon worden teruggewezen omdat
haar veiligheid niet kan worden gewaarborgd. Ook
haar uitwijzing naar een derde land werd niet
aangeraden. Vanmorgen hebt u zich van uw
commissaris-generaal gedistantieerd. Misschien
ligt daar de reden tenzij er een afspraak met
Turkije was om haar in elk geval niet tot de
asielprocedure toe te laten.

Mijnheer de minister, de hier gestelde vragen
hebben niet de bedoeling u te viseren. U kunt
gerust op onze vragen antwoorden. Wij hebben
vanmorgen kunnen vaststellen dat u soms wat
kregelig wordt als u kritiek krijgt maar u krijgt ter
zake natuurlijk met moeilijke materies te maken.

Ten zevende, wordt thans nog naar een derde
land van uitwijzing gezocht? Dat was immers de
piste die u zou volgen niettegenstaande het advies
van de commissaris-generaal en het advies van
de eigen administratie.

Ten achtste, waarom en hoe lang wordt mevrouw
Erdal nog onder huisarrest gehouden? Zij verblijft
wel op een ander adres maar zij wordt nog steeds
gecontroleerd en is niet vrij in haar handelen.

Ten negende, zijn de relaties met Turkije ten
gevolge van de zaak-Erdal vertroebeld? Wat doet
de Belgische regering om de communicatie te
herstellen? Waarschijnlijk is dit een vraag voor de
minister van Buitenlandse Zaken. Deze vraag
werd eerder ook gesteld aan de eerste minister.

Ten tiende, heeft de regering aanwijzingen dat
Turkije zal proberen om mevrouw Erdal te
ontvoeren of te liquideren?

Ten elfde en tot slot, zal de regering pogingen
ondernemen om mevrouw Erdal in België te laten
terechtstaan voor haar vermeende betrokkenheid
bij de moordaanslag in Turkije in 1996?
03.02 Lode Vanoost (AGALEV-ECOLO):
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister. Ik ga
niet herhalen wat de heer Van Hoorebeke heeft
gezegd. Ik vond ­ zoals ook hij heeft gezegd ­ de
beslissing van België om niet toe te geven en niet
aan Turkije uit te leveren een correcte en moedige
beslissing. Ik heb mij ook helemaal niet gemoeid
toen die vier personen waarvan sprake in het
begin op één persoon na, mevrouw Erdal, werden
vrijgelaten.
Ik had ook geen enkel probleem tijdens
Euro 2000. Ik vond het gezien de omstandigheden
een zeer billijke maatregel om te beslissen dat
men die vrouw niet zomaar kon vrijlaten.

Ik ben mij pas zorgen beginnen maken toen die
hele heisa is begonnen over het al dan niet
11/10/2000 CIV
50
COM 273
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
rechtmatig zijn van de verdere aanhouding en de
betrokkene met haar hongerstaking begon. Ik had
de indruk dat men enerzijds wel van plan was
Erdal onder huisarrest te plaatsen ­ wat niet
hetzelfde is als vrij ­ maar dat men het anderzijds
niet meer wou doen om niet de indruk te wekken
toe te geven aan een hongerstaking. Ondertussen
escaleerde de situatie uiteraard. Te elfder ure is er
dan toch een oplossing gekomen. Ik vraag mij
trouwens af waarom het dan tweemaal is
misgelopen met de geheimhouding van de
verblijfplaats van de betrokkene. Het moet toch
mogelijk zijn om zoiets degelijk te organiseren.

Voor alle duidelijkheid zou ik er ook op willen
wijzen ­ rustig in deze commissie en ver alle
media-aandacht ­ dat het hier niet gaat over het
beoordelen van de opinies van mevrouw Erdal of
van de organisatie waarvan zij lid is.
Wij moeten daar geen doekjes om winden. De
DHKPC predikt de gewelddadige revolutie en past
die ook toe in Turkije. Ze wijst erop dat ze haar
acties alleen in Turkije en niet in andere landen
voert. Daar komen zij openlijk voor uit.

Er is natuurlijk de kwestie van het gebrek aan
democratie in Turkije. Het is jammer genoeg zo
dat radicale situaties radicale reacties oproepen.
Dat is natuurlijk het verhaal van de kip en het ei:
wat was er eerst, de repressie of de weerstand?
Op een of andere manier zal het Turkse volk daar
zelf moeten uitkomen. Wij kunnen dat niet in hun
plaats doen.

Het is voor mij evident dat mevrouw Erdal in de
eerste plaats in België terecht moet staan voor de
zaken waarvan ze hier wordt beschuldigd. Een
rechter moet daarover oordelen. Het probleem is
natuurlijk dat de beschuldigingen die de Turkse
regering tegen haar uit niet min zijn.
Betrokkenheid bij de moord op een zakenman ­
ook al beweert de DHKPC dat die man betrokken
was bij allerlei dingen waarover ik mij niet
uitspreek ­ is niets niks. Niets rechtvaardigt
dergelijke acties. Op de ene of de andere manier
zal mevrouw Erdal daarover moeten worden
beoordeeld, uiteraard binnen het principe dat men
onschuldig is till proven guilty.

Door onze principiële en correcte houding
tegenover Turkije hebben we dus een probleem.
Ik ben geen jurist, maar ik veronderstel dat het
niet mogelijk is mevrouw Erdal hier te berechten
voor de Turkse beschuldigingen. Zij kan op dit
ogenblik dus niet beoordeeld worden over die
feiten. Voor mij is dit een aanleiding om eens na te
denken over de problematiek van het terrorisme,
van de democratie, van de mensenrechten en het
gebrek daaraan in andere landen, en het
probleem van de mensen die vluchten naar
andere landen. Hoe lossen we dit op? Volgens mij
moet dat eens in een ruimere context worden
bekeken. Er is natuurlijk nog geen internationaal
gerechtshof. Er is op dit ogenblik nog geen
oplossing op korte termijn. Nu de media-aandacht
een beetje is weggeëbd, denk ik toch dat we de
zaak eens rustiger kunnen bekijken en naar een
redelijke oplossing zoeken. Ik wil daar ook zelf
graag aan meewerken.
03.03 Hugo Coveliers (VLD): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, ik wil verdergaan
met de belangrijke opmerkingen die collega
Vanoost gemaakt heeft. Het is natuurlijk
gemakkelijk om, zoals collega Van Hoorebeke, te
zeggen dat we niet over de grond van de zaak
moeten praten. Het gaat daar wel over. De
essentiële vraag is natuurlijk of een rechtsstaat
zich kan permitteren een jongedame, over wie
bijzonder ernstige aanwijzingen bestaan dat zij
mededader is aan een moord op drie onschuldige
mensen, ongemoeid te laten.

Ik zeg dat er aanwijzingen zijn. Ik heb het niet over
bewijzen. Ik kan een strafbundel lezen, collega. Er
zijn materiële bewijsmiddelen, er zijn verklaringen
van derden en van uw beschermelinge zelf, die er
duidelijk op wijzen dat zij verdacht wordt. Er moet
dus minstens een uitspraak komen van een
rechter, van de rechterlijke macht, over deze
betichting van driedubbele moord. Als wij het
systeem volgen zoals het nu gepland is, en zoals
collega Van Hoorebeke suggereert, komt daar
niets van.

De feiten zijn dat deze juffrouw, misschien met de
verzachtende omstandigheid dat ze nog geen
achttien jaar oud was, verdacht wordt van
mededaderschap aan een driedubbele moord op
totaal onschuldige burgers. Blijkbaar zijn trouwens
de verkeerde mensen vermoord, want de oudste,
met name Sabance, heeft men niet verontrust.
Drie jaar lang leidde de vluchtelinge een vrij mooi
leventje aan de Belgische kust. Toen werd zij bij
toeval gevat omdat ze absoluut een open haard
wou aansteken die er geen was. Toen het kind,
zoals met zei, daarna een hongerstaking begon,
werd zei als een heilige beschouwd. Ik wil dit alles
relativeren. Ik wil u laten nadenken over de
nabestaanden van de drie slachtoffers. Het gaat
hier over drie gehuwde mensen met kinderen.
Zeker de secretaresse had niets te maken met
wat juffrouw Erdal in haar theorie naar voren
brengt.
CIV 50
COM 273
11/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9

Er zijn voldoende aanwijzingen in deze zaak. Ik
ben ervan overtuigd dat een Belgische rechter op
basis van deze aanwijzingen, in elk geval een
verwijzing naar de rechter te gronde zou maken.
Ik heb het niet over de schuldvraag, wel over een
verwijzing.

Collega Vanoost zegt terecht dat er internationaal
een regeling zou moeten bestaan. Welnu, er is
een Verdrag uit 1977 waaraan trouwens België
erg actief heeft meegewerkt. Het comité dat het
verdrag voorbereidde werd voorgezeten door
mevrouw Oschinsky, een Belgische magistrate. In
dit verdrag staat duidelijk dat er een aantal daden
zijn die nooit kunnen worden goedgepraat. Er zijn
een aantal daden die altijd als terroristisch zullen
worden bestempeld. Men heeft die daden positief
gedesigneerd. De tekst bepaalt bijvoorbeeld dat
het werpen van handgranaten, het gebruik van
nucleaire wapens, maar ook het gebruik van
automatische wapens daaronder vallen. Op deze
tekst baseert het parket-generaal van Gent zich
om te zeggen dat een 7.65 met geluidsdemper -
toevallig hetzelfde wapen als in de zaak Erdal -
geen automatisch wapen is in onze interpretatie
van de rangschikking van wapens. Het zou een
halfautomatisch wapen zijn. Het zal het slachtoffer
een zorg wezen of het door een dergelijk wapen
wordt doodgeschoten of door een ander. Ik denk
niet dat men dat aan de hemelpoort moet gaan
uitleggen.

Wij interpreteren dat volgens onze eigen
classificatie een 7.65 een semi-automatisch
wapen is. Neem echter het rapport explicatif van
de conventie van de Raad van Europa over het
terrorisme. Daarin staat dat ieder wapen dat
gebruikt kan worden zonder herladen, geldt als
automatisch wapen. Dat was destijds de
bedoeling van de internationale wetgeving.

Ik vermoed dat men de Belgische interpretatie
vooral maakte wegens het bestaan van de
doodstraf in Turkije en het risico dat ze zou
worden uitgesproken en effectief uitgevoerd. De
minister zal daarop antwoorden. Ik kan daarin
komen.
In de toelichting bij het verdrag staat echter ook
duidelijk de oude Romeinsrechtelijke spreuk: aut
dedere aut iudicare. Dat betekent: ofwel levert
men uit, ofwel oordeelt men zelf. Mijnheer de
minister, in hoeverre wordt nagegaan of men op
basis van het verdrag kan komen tot de
toepassing van deze internationale strafrechtelijke
regel? Ik heb er geen probleem mee dat men haar
niet uitlevert, hoewel men daarover in de toekomst
wellicht zal moeten nadenken als men Turkije tot
de Europese Unie wil toelaten, wat volgens
sommigen zal gebeuren. Dat betekent dat men
zelf moet oordelen, maar dan moet men meer
gegevens hebben over de drievoudige moord.
Vandaar dat mijn eerste vraag is of er nog
samenwerking is met de Turkse autoriteiten
inzake de beweerde deelname aan de drievoudige
moord.

Ten tweede, worden er nog andere pistes
bewandeld? Het is immers essentieel dat wij erop
toezien dat België geen safe heaven voor
terroristen wordt. De Belgische regeringen hebben
tot hier toe nog nooit een terrorist uitgeleverd. Ik
denk bijvoorbeeld aan Patrick Ryan van het IRA in
1989. Ik denk ook aan de familie waarvan werd
beweerd dat ze tot de ETA behoorde. Mijnheer de
minister, welke maatregelen gaat u nemen om te
voorkomen dat België een toevluchtsoord wordt
voor gewelddadige terroristen?

Ten slotte, rekening houdende met het imago van
mevrouw Erdal had ik verwacht dat zij enig
medeleven zou hebben betuigd met de kinderen
en de andere familieleden van de slachtoffers van
de moordpartij, opgeëist door de politieke
beweging waartoe zij beweert te behoren. Hebt u
er kennis van dat zij dat vanuit haar verblijfplaats
zou hebben gedaan?
03.04 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le
président, je tenterai de répondre de manière
précise concernant cette affaire. Je suis
extrêmement étonné des déclarations de Mme
Erdal, qui prétend que la Belgique n'est pas un
Etat de droit mais qui, néanmoins, fait tout pour y
rester. La Belgique, incontestablement, est un Etat
de droit.

Je souhaiterais tout d'abord revenir sur les
décisions que j'ai prises dans cette affaire et
donner un mot d'explication. Le 4 avril 2000, j'ai
pris la décision de principe de faire application de
l'article 52bis de la loi du 15 décembre 1980 et en
conséquence, de refuser le séjour à Mme Erdal,
qui était entrée de manière illégale sur notre
territoire. Elle avait, initialement, demandé le droit
d'asile sous une fausse identité ainsi qu'une
seconde fois, dans le courant du mois de janvier,
avant d'être arrêtée pour les faits de Knokke.
Le motif de cette décision est qu'elle représente
incontestablement par sa personnalité, ses
antécédents, son implication dans les faits de
Knokke, son attitude depuis son entrée irrégulière
sur le territoire et durant son séjour illégal en
Belgique de même que par son comportement
11/10/2000 CIV
50
COM 273
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
durant les procédures judiciaires et
administratives menées à son encontre, un
danger pour l'ordre public ou la sécurité nationale.
Ainsi que l'impose l'article 52bis de la loi, j'ai, le
même jour, sollicité l'avis préalable du
commissaire général aux réfugiés et aux
apatrides. Le recours à cette procédure a
également eu pour effet la cessation de la
poursuite de l'examen de la demande d'asile par
le CGRI.
Le 26 mai 2000, le gouvernement a décidé, à la
suite de l'avis de la chambre des mises en
accusation de la Cour d'appel de Gand de refuser
l'extradition de Mme Erdal vers la Turquie. Cette
décision, qui a été portée à la connaissance de
Mme Erdal, par arrêté du ministre de la Justice du
31 mai 2000, est fondée sur le caractère politique
des faits et sur la circonstance que le motif
d'extradition invoqué est puni de la peine de mort,
alors que la Turquie n'a donné aucune garantie
expresse que cette peine ne serait pas exécutée.
A l'issue de la procédure d'examen de la
demande d'extradition introduite par la Turquie et
dans l'attente de l'avis du commissaire général et
de la formalisation de la décision à prendre en
application de l'article 52bis, j'ai, toujours pour ces
mêmes raisons de sécurité publique et de sécurité
nationale, pris deux décisions.
La première a été d'assigner l'intéressée à
résidence. La deuxième décision, par arrêté
ministériel du 31 mai 2000, a été de mettre Mme
Erdal à la disposition provisoire du gouvernement
après nouvel examen de la situation et retrait de la
première décision.
La légalité de cette mesure, de même que de sa
prolongation, a été confirmée à diverses reprises
par la chambre du conseil du tribunal de première
instance de Bruges et par la chambre des mises
en accusation de la Cour d'appel de Gand.
A la suite de l'avis donné par le commissaire
général aux réfugiés et aux apatrides, le 15 juin
2000, j'ai finalement pris et fait notifier à Mme
Erdal, le 10 juillet 2000, la décision de refus de
séjour avec ordre de quitter le territoire. C'est ce
qu'on appelle l'annexe 13bis.
L'exécution de cette décision e a été suspendue
d'extrême urgence par le Conseil d'Etat en date
du 25 juillet 2000, alors que Mme Erdal se trouvait
toujours mise à la disposition du gouvernement et
que des démarches avaient été entreprises en
vue de lui trouver un pays tiers d'accueil sûr.
La mise à la disposition du gouvernement a
effectivement été maintenue, malgré l'arrêt de
suspension du Conseil d'Etat, parce que cet arrêt
ne s'est prononcé que sur la seule légalité de la
décision de refus de séjour du 10 juillet 2000.
En outre, la deuxième demande de mise en liberté
avait été rejetée par la chambre des mises en
accusation de la cour d'appel de Gand le 20 juillet
2000, c'est-à-dire après la décision de refus de
séjour. Elle a donc tenu compte de cette décision.
Alors que la troisième demande de mise en liberté
de Mme Erdal avait à nouveau été rejetée par la
chambre du conseil et que la chambre des mises
en accusation n'avait pas encore statué sur l'appel
interjeté par l'intéressée, j'ai décidé, en date du 16
août 2000, pour des motifs exclusivement
humanitaires, de mettre fin à la mise à disposition
du gouvernement et d'assigner dorénavant Mme
Erdal à résidence, et ce dans l'attente tant des
suites de la procédure suivie devant le Conseil
d'Etat que des résultats de l'enquête judiciaire
pour les faits de Knokke.

Je voudrais quand même dire ici que lorsqu'on
invoque l'Etat de droit, l'arme de la grève de la
faim n'est pas adéquate. Il faut que les choses
soient claires ! Cela dit, j'ai pris en considération
un certain nombre de facteurs et j'ai pu, je crois,
trouver une solution qui, pour l'instant, est toujours
respectée. Le transfert a donc été opéré,
personne ne sait où ni comment. Et je m'en
réjouis parce que, à tort ou à raison, il y a derrière
tout cela des problèmes de sécurité. Quant à
savoir qui peut jouer le jeu du non-respect de
cette décision, je ne puis malheureusement pas
vous répondre. Mais cela peut provenir de partout,
y compris des milieux qui entourent l'intéressée,
ne serait-ce que par imprudence.

Contrairement à ce que vous prétendez, monsieur
Van Hoorebeke, l'avis que le commissaire général
aux réfugiés et aux apatrides a donné le 15 juin
2000 a été entièrement pris en compte dans le
processus de décision. D'une part, il ne sera pas
procédé à un éloignement vers la Turquie. Le
gouvernement s'y était d'ailleurs déjà
expressément engagé, avant même l'avis du
commissaire général, dans le cadre de la
procédure d'extradition. D'autre part, il ne sera
procédé à un éloignement vers un pays tiers que
pour autant que ce pays fournisse des garanties
permettant à la Belgique de s'assurer qu'il sera
tenu compte tant du principe de non-refoulement
prévu à l'article 33 de la Convention de Genève,
que de l'avis du commissaire général aux réfugiés
et aux apatrides, lequel renvoie expressément à
l'article 3 de la Convention européenne de
sauvegarde des droits de l'homme et des libertés
fondamentales.

Le commissaire général aux réfugiés et aux
apatrides n'a pas non plus totalement exclu qu'il
soit finalement possible de trouver un tel pays
CIV 50
COM 273
11/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
d'accueil, car il a souhaité être tenu au courant de
l'aboutissement d'une telle démarche. A ce jour, je
reste persuadé que Mme Erdal représente un
danger incontestable pour l'ordre public et la
sécurité nationale. Elle doit de ce fait se voir
refuser l'accès à la procédure d'asile, être
éloignée du territoire en application de l'article
52bis de la loi du 15 décembre 1980 et être, dans
l'intervalle, assignée à résidence. Nous n'avons
aucune indication nous permettant de croire que
ses convictions aient entre-temps changé. Je
pense notamment à l'absence de compassion
dont elle fait preuve vis-à-vis des familles des
personnes tuées par le parti dont elle se réclame.

Dès lors, la mise en liberté de Mme Erdal n'est
pas envisageable. Je ne prendrai pas de nouvelle
décision et je ne procéderai pas à un éloignement
vers un pays tiers tant que les procédures
juridiques actuellement en cours, notamment
devant le Conseil d'Etat, n'auront pas abouti. Ce
n'est qu'après le résultat de ces procédures qu'il
pourra à nouveau être, le cas échéant, envisagé
de procéder à un tel éloignement. Je répète que le
pays tiers d'accueil éventuellement trouvé devra
offrir des garanties suffisantes qu'il ne procédera
pas, à son tour, à un éventuel éloignement forcé
de Mme Erdal au mépris tant de l'article 33 de la
Convention de Genève, que de la Convention
européenne de sauvegarde des droits de l'homme
et des libertés fondamentales ou de toute autre
convention internationale aux effets équivalents.

Le choix du pays d'accueil de même que
l'éloignement forcé de ce pays seront susceptibles
de faire l'objet d'un recours devant le Conseil
d'Etat. Enfin, Mme Erdal conserve la possibilité de
rechercher elle-même un pays d'accueil qui
accepterait de la recevoir et de lui procurer les
documents nécessaires à cet effet. La position
que j'ai adoptée dans le présent dossier avec
l'appui du gouvernement a fait l'objet de divers
communiqués. L'ensemble des décisions prises
n'a pas fait l'objet d'un accord avec les autorités
turques. Je n'ai aucun élément qui permette
d'affirmer que les relations avec la Turquie sont
altérées ou que les autorités turques prépareraient
l'enlèvement ou la liquidation de Mme Erdal. En
effet, monsieur Coveliers, le ministre de la Justice
a préparé un projet, en exécution de la convention
à laquelle vous faites allusion. La législation dans
son état actuel ne donne pas au gouvernement la
possibilité de faire juger Mme Erdal pour des faits
qui auraient été commis en Turquie. Les autorités
turques en ont été informées. La Belgique est de
plus tenue par le principe de non-refoulement
prévu à l'article 33 de la Convention de Genève et
à l'article 3 de la Convention européenne de
sauvegarde des droits de l'homme et des libertés
fondamentales. Dans ces limites, toutes les
mesures nécessaires ont été prises de sorte qu'on
ne puisse considérer que la Belgique est un
refuge pour terroristes. J'ai voulu respecter les
règles de droit, et je ne peux pas ignorer le fond
des choses comme vous le faites, monsieur Van
Hoorebeke. Car ma responsabilité est celle de
l'ordre public et de la sécurité dans ce pays. J'ai
fait tout ce qui était possible dans le cadre de l'état
de droit et en indiquant clairement qu'on ne peut
considérer que la Belgique devienne un repère, un
refuge pour tout terroriste de quelque pays qu'il
vienne.

De voorzitter: Collega's, mag ik u verzoeken
bondig te zijn, want de normale spreektijd
verbonden aan deze interpellatie is reeds
overschreden.

Deze voormiddag was de situatie anders in de zin
dat in samenspraak met de Conferentie van
voorzitters, een debat in algemene termen werd
gevoerd.
03.05 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mijnheer
de voorzitter, ik dank de minister voor zijn
gedetailleerde antwoorden op mijn vragen.

Mijnheer de minister, wij bevonden ons en
bevinden ons hoe dan ook nog steeds in een
moeilijke situatie. Enerzijds, beweert de heer
Coveliers - en het wordt bevestigd door de heer
Vanoost ­ dat zij het strafdossier van mevrouw
Erdal in Turkije hebben ingezien, al vraag ik mij af
in welke rechtstaat dit mogelijk is. Dat lijkt mij dus
eigenaardig. Anderzijds, beweerde mevrouw
Erdal, toen ik haar tot tweemaal toe ging
bezoeken in de gevangenis, niet betrokken te zijn
bij de zaak. Ik wens mij niet uit te spreken over de
bewering van mevrouw Erdal, terwijl de heer
Coveliers, zich reeds uitspreekt over haar schuld.

Het probleem, mijnheer de minister, is dat
enerzijds, de regering niet inging op het verzoek
tot uitlevering, wat ik beschouw als een correcte
en moedige houding, maar dat anderzijds die
feiten moeten worden getoetst. Hoe erg de feiten
ook zijn, het is niet omdat er slachtoffers vielen of
omwille van hun nabestaanden dat mag worden
beslist om mevrouw Erdal in hechtenis te houden
en om bepaalde regels van de rechtstaat met
voeten te treden. Een dergelijke zaak zal ik steeds
verdedigen; ik herinner mij immers veel te goed
wat er is gebeurd tijdens de naoorlogse periode,
toen, eveneens in het belang van de openbare
11/10/2000 CIV
50
COM 273
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
orde en de nationale veiligheid, bepaalde
rechtsregels werden overtreden. En dat aanvaard
ik niet, zelfs niet voor een terroriste van wie
bovendien de schuld nog niet eens is bewezen.

Mijnheer de minister, u beschikte over geen
enkele rechtsgrond meer vanaf het ogenblik dat
de Raad van State uw bevel tot uitwijzing had
geschorst. Aangezien mevrouw Erdal ter
beschikking stond van de regering, had u op dat
ogenblik de volledige bevoegdheid, niet om haar
vrij te laten, maar om haar onder te brengen op
een geheim adres. Hiertoe ging u echter slechts
over een maand of anderhalve maand later, onder
druk van onder meer een deel van de publieke
opinie. Welnu, dat is niet aanvaardbaar en wat de
beoordeling betreft, verschuilt u zich achter de
Raadkamer en achter de Kamer van
Inbeschuldigingstelling van Gent, terwijl u zeer
goed weet dat in het kader van de
vreemdelingenwet, zowel de ene als de andere
voornoemde instanties slechts een marginaal
toetsingsrecht hebben. Zij mogen zich niet
uitspreken over de zaak ten gronde, maar enkel
over de wettelijkheid. Vandaar trouwens dat het
verzoek van betrokkene werd verworpen.

Hoe dan ook, vanaf het ogenblik dat de Raad van
State uw beslissing tot uitwijzing had geschorst,
beschikte u terzake over geen enkele rechtsgrond
meer. U liet mevrouw Erdal vrij, met een geheim
adres in gedachten, alvorens zij voor de KI te
Gent moest verschijnen. U voelde al duidelijk aan
dat er problemen zouden ontstaan.

Voor het overige, mijnheer de minister, vernam ik
dat u mevrouw Erdal toegang verleent tot de
normale rechtsprocedures zoals zij in ons land
van toepassing zijn. Het behoort tot haar keuze
om zich desnoods naar een ander land te
begeven. Misschien zou dit zelfs een oplossing
betekenen voor het precaire probleem waarmee
wij worden geconfronteerd.

En verschijnt er ooit een wetswijziging of wordt
ooit de mogelijkheid geboden om dergelijke
personen te beoordelen op een ander territorium
dan daar waar de feiten zich afspeelden, dan heb
ik daarmee geen enkel probleem. Nu is de situatie
echter anders, mijnheer Coveliers. De oproep in
de media gebeurde louter en alleen voor de show
en dat heeft mij mateloos gestoord.
03.06 Lode Vanoost (AGALEV-ECOLO):
Mijnheer de voorzitter, ik wil de minister voor alle
duidelijkheid nog iets zeggen. Deze zaak heeft me
ook overvallen tijdens mijn vakantie, als ik me in
die termen mag uitspreken. Ik had het ongeluk
thuis en niet in het buitenland te zijn. Ik werd er
constant over lastiggevallen. Op een bepaald
moment heeft iemand van De Morgen me
getelefoneerd. Er is niemand van de media
aanwezig; ik kan het dus gerust zeggen. De
volgende dag stond er een grote titel in de krant.
Op de voorpagina stond: "Agalev wil Erdal vrij".
Het was immers komkommertijd en dat was een
mooie titel. Ik wil ten stelligste ontkennen dat ik
ook maar iets gezegd heb dat in die richting ging.
In het artikel zelf werd het trouwens iets
genuanceerd.

Ik heb toen gepleit om het arrest te vervangen
door een huisarrest. Ik heb dat gedaan om
humanitaire redenen, zoals u zelf zegt. Dat is ook
de reden waarom we toen pas in het dossier
tussengekomen zijn en niet eerder.

Het lijkt alsof België een thuishaven voor
terroristen geworden is. Dat wil ik toch even
nuanceren. Er is een verschil tussen mensen die
net veroordeeld zijn voor terrorisme en dan
gearresteerd worden en mensen die van
terrorisme beschuldigd worden. Dat is al een
eerste nuance. Ten tweede gaat het, puur
statistisch gezien, om zeer kleine aantallen en in
het buitenland liggen die aantallen hoger.
Bovendien mogen we niet vergeten dat er ook
mensen worden uitgeleverd zonder dat er een
haan naar kraait. Ook dat gebeurt in België. De
rechtsstaat functioneert wel degelijk.
Desalniettemin zal de minister het met mij eens
zijn dat elke rechtsstaat het aan zichzelf verplicht
is steeds kritisch tegenover zichzelf te staan.
Steeds moet een evaluatie gemaakt worden. Dat
moet constant onderhouden worden. Ik zou het op
een ecologische manier kunnen uitdrukken. Een
mooie tuin moet onderhouden worden, anders
komt hij vol onkruid te staan.

Niettemin vind ik - in tegenstelling tot collega Van
Hoorebeke ­ dat de zaak op een bevredigende
manier wordt aangepakt. Zoals collega Coveliers
zegt, blijft het probleem dat er een persoon is
waarover aanwijzingen of beschuldigingen
bestaan van zeer ernstige feiten in een ander
land. Om correcte redenen kunnen wij niet
uitleveren. We moeten ofwel uitleveren ofwel
beoordelen en wij bevinden ons helaas in de
onmogelijkheid het tweede te doen. Dat is een
probleem waarvoor een oplossing gezocht dient te
worden.
03.07 Hugo Coveliers (VLD): Mijnheer de
voorzitter, ik zal het kort houden. Er is over deze
CIV 50
COM 273
11/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
zaak al zeer veel gezegd. Ten eerste denk ik dat
de verklaringen van Binnenlandse Zaken juist zijn
en ten tweede denk ik dat mevrouw Erdal blij mag
zijn dat er landen met een rechtsstatelijk statuut
bestaan, zoals België.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Mondelinge vraag van de heer Daniël
Vanpoucke aan de minister van Binnenlandse
Zaken over "de communicatie tussen de
federale minister en zijn Vlaamse collega
nopens de politiehervorming" (nr. 2412)
04 Question orale de M. Daniël Vanpoucke au
ministre de l'Intérieur sur "la communication
entre le ministre fédéral et son collègue flamand
en ce qui concerne la réforme des polices"
(n° 2412)
04.01 Daniël Vanpoucke (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, zowel in het
Vlaams Parlement als in de Kamer werden de
bevoegde ministers herhaaldelijk ondervraagd
over de kosten die de gemeenten en de steden
zelf zouden moeten dragen in het kader van de
politiehervorming. Zowel ikzelf als collega's uit
mijn fractie en andere fracties hebben u hierover
vragen gesteld.

In de commissie van 28 juni 2000 beklemtoonde u
stellig dat de hele operatie voor de gemeenten en
de steden budgettair neutraal zou zijn. U
verzekerde tevens dat reeds een overleg met de
Vlaamse collega had plaatsgevonden. Nochtans
verklaart de Vlaamse minister van Binnenlandse
Aangelegenheden, de heer Sauwens, in zijn
rondzendbrief van 17 juli 2000 aan de gemeenten
in verband met begrotingen voor volgend jaar het
volgende in het luik over de politiehervormingen.
Ik citeer: "Er bestaan op dit ogenblik heel wat
onbeantwoorde vragen rond de additionele kosten
die de politiehervorming voor de gemeenten met
zich zal brengen. De antwoorden op deze vragen
moeten van de federale minister van
Binnenlandse Zaken komen. Tot op heden heb ik
geen afdoend antwoord op deze vragen
verkregen."

Mijnheer de minister, ik wil u hierover enkele
vragen stellen. Ten eerste, wanneer werd voor het
laatst met de Vlaamse minister van Binnenlandse
Aangelegenheden overleg gepleegd inzake de
politiehervorming? Wat heeft men tijdens dat
overleg afgesproken? Ten tweede, uit de
rondzendbrief van de heer Sauwens kan men
afleiden dat er nog steeds geen duidelijkheid
bestaat nopens die additionele kosten die de
gemeenten en steden in het kader van de
politiehervorming zullen moeten dragen. Wanneer
zal de minister daarop afdoende antwoorden
kunnen formuleren? Ten slotte, zijn er reeds
ontwerpbesluiten in de maak die men nopens de
minimale normen per zone zal opleggen? Ik stel
deze bijkomende vraag omdat die uiteraard
consequenties zal hebben op financieel vlak. Is
het al duidelijk hoeveel manschappen uit de
rijkswachtbrigades naar het lokale niveau zullen
worden overgeheveld? Zo ja, werd hierover al
advies ingewonnen bij de adviesraad van de
burgemeesters? Wanneer mag men het
desbetreffende besluit verwachten?
04.02 Minister Antoine Duquesne : Mijnheer de
voorzitter, verschillende overlegronden met de
collega van Binnenlandse Aangelegenheden
hebben reeds plaatsgevonden. De laatste meeting
was op 29 mei 2000 naar aanleiding van de
interministeriële conferentie. De rondzendbrief van
17 juli 2000 met onderrichtingen voor het opstellen
van de begrotingen is conform de conclusie van
de conferentie.

Un certain nombre de précisions doivent être
apportées sur toute une série de sujets et
notamment au terme du round budgétaire qui est
en cours au niveau du gouvernement, ceci afin de
me permettre de prendre les textes
réglementaires nécessaires. Dans les semaines
qui viennent, on va voir une véritable accélération
du processus d'installation de la réforme dans
tous les domaines : celui des primo-nominations,
de la formation, des règles budgétaires, des
normes minimales, etc. Dans quelques jours, je
vais marquer mon accord pour l'extension de
l'expérimentation au niveau des zones pilotes aux
quelques 120 d'entre elles qui ont demandé à
rejoindre le mécanisme.

Ik heb tot vervelens toe gezegd dat de
politiehervorming niet mag worden doorgevoerd
ten koste van de gemeenten die, zoals het een
goede huisvader betaamt, hun verplichtingen
inzake politionele veiligheid zijn nagekomen. Zij
zullen geen globale meerkost hoeven te dragen.
De minimumeffectieven zullen worden vastgelegd
in de loop van de maand oktober. Kort daarna zal
er een duidelijk en concreet beeld kunnen worden
gegeven van de hele problematiek. Wij zijn volop
aan het werken aan de finalisatie van deze
normen. Er bestaat reeds enige tijd duidelijkheid
over het aantal manschappen dat vanuit de
diverse rijkswachtbrigades zal worden
getransfereerd naar de nog op te richten lokale
11/10/2000 CIV
50
COM 273
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
korpsen. Dit werd tijdens de Ministerraad van 28
april 2000 beslist.

De manschappen van de rijkswachtbrigades
zullen via koninklijk besluit worden toegewezen
aan de zone waarin zij uiteindelijk, tijdens de
verschillende fazes van de oprichting van de
lokale politiekorpsen, zullen terechtkomen. Het
advies van de adviesraad van de burgemeester
zal te gepasten tijde worden ingewonnen. Ik heb
deze adviesraad vervroegd in het leven geroepen,
net omdat ik hun visie, advies en mening heel
hoog inschat.
Nous avons quasiment trouvé la formule
technique simple ­ ce n'est plus qu'une question
de jours ­ qui permet d'atteindre l'objectif que je
viens d'indiquer, c'est-à-dire :
-
de ne pas mettre la réforme à charge des
communes ;
-
de payer ce qui est la conséquence d'un
certain nombre de transferts ;
-
de tenir compte également des efforts qui ont
été consentis par certaines communes en
matière de sécurité ;
-
de faire en sorte que les communes qui
n'étaient pas en ordre de ce point de vue-là
n'essaient pas de profiter de la réforme pour
ne pas le faire.
04.03 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mijnheer
de voorzitter, sta mij toe de minister nog een korte
vraag te stellen.

Mijnheer de minister, uit uw antwoord blijkt dat
alles vrij snel evolueert. Toch vang ik af en toe het
gerucht op dat de politiehervorming niet op 1
januari 2001 van start zal gaan. Kunt u bevestigen
dat daaraan niets is gewijzigd?
04.04 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le
président, je veux simplement dire à M. Van
Hoorebeke qu'il y a beaucoup de bruits qui
courent et un certain nombre de canards qui
volent à basse altitude ! Je confirme que le timing
sera respecté.
04.05 Daniël Vanpoucke (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor zijn relatief
concreet antwoord op mijn eerste en derde vraag.
Wat zijn antwoord op mijn tweede vraag betreft,
wil ik opnieuw verwijzen naar mijn inleiding.

Mijnheer de minister, u antwoordt dat u tot
vervelens toe ­ ik gebruik uw eigen woorden ­
hebt gezegd dat de additionele kosten van de
politiehervorming niet op de kap van de
gemeenten zullen gebeuren. U voegt eraan toe
terzake op 29 mei een onderhoud te hebben
gehad met de Vlaamse minister. De rondzendbrief
waarnaar ik verwijs, dateert van 17 juli. Het valt
me op dat de Vlaamse minister stelt "tot op
heden"geen afdoende antwoorden te hebben
gekregen.

Mijnheer de minister, uit uw antwoord besluit ik dat
de additionele kosten nog niet zijn vastgesteld
voor de gemeenten die in het verleden te weinig
inspanningen hebben gedaan.
04.06 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le
président, les questions de M. Sauwens ne sont
pas de sa compétence. Elles sont pertinentes et
difficiles et nous sommes en train de les finaliser
pour les jours ou les semaines à venir.
04.07 Daniël Vanpoucke (CVP): Mijnheer de
minister, ik heb niet gezegd dat Vlaams minister
Sauwens voor deze materie bevoegd is. U bent
bevoegd, dat is de reden waarom ik u de vraag
stel. Ik stel vast dat minister Sauwens - op zijn
zachtst gesteld - uw uitspraken nuanceert. Wie
gelijk heeft, zal blijken door ondervraging van de
Vlaamse minister of op het ogenblik dat de
gemeenten instructies zullen krijgen.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Mondelinge vraag van de heer Marcel
Hendrickx aan de minister van Binnenlandse
Zaken over "de organisatie van kienavonden"
(nr. 2418)
05 Question orale de M. Marcel Hendrickx au
ministre de l'Intérieur sur "l'organisation de
soirées `bingo'" (n° 2418)
05.01 Marcel Hendrickx (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, gelet op
het grote kansspel van zondagavond is deze
vraag over het kienspel ongetwijfeld actueel.

Mijnheer de minister, artikel 1 van de wet van 31
december 1851 bepaalt dat kienspelen tot de
loterij behoren en verboden zijn op Belgisch
grondgebied. In zijn arrest van 1993 bevestigt het
Hof van Cassatie dat kienspelen niet als een
kansspel, maar als een loterij dienen te worden
beschouwd. De vorige minister heeft in zijn
omzendbrief de gouverneurs en de
burgemeesters in 1996 terecht gewezen op een
aantal misbruiken op plaatselijke kienavonden en
duidelijk de voorwaarden opgesomd waaronder
het College van burgemeester en schepenen of
CIV 50
COM 273
11/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15
de Bestendige Deputatie uitzonderingen konden
toestaan,. Met name aan verenigingen zonder
winstoogmerk kan eenmaal per jaar de
toestemming worden verleend tot de organisatie
van een kienavond.

Probleem is dat heel wat gevestigde verenigingen
niet het statuut van een vzw hebben. De
opbrengst van kienavonden zou nochtans kunnen
worden gebruikt om de kas van die verenigingen
te stijven.

Mijnheer de minister, we bepleiten hoegenaamd
geen verregaande versoepeling van de
voorwaarden om kienavonden te organiseren,
want er zijn inderdaad een aantal misbruiken.
Aangezien het in de wet echter niet expliciet is
ingeschreven dat enkel vzw's kienavonden mogen
organiseren, vraag ik mij af of de uitzondering niet
kan worden uitgebreid tot door de gemeentelijke
sport- of jeugdraad, culturele raad enzovoort
erkende verenigingen. Het lijkt mij verantwoord
dat ook die verenigingen uitzonderlijk kienavonden
mogen organiseren, zodanig dat ze gelijkgesteld
worden met verenigingen met het statuut van een
vzw.

Mijnheer de minister, bent u desgevallend bereid
om in een omzendbrief dergelijke door de
gemeentelijke adviesraden erkende verenigingen
dezelfde uitzonderingsvoorwaarden te laten
genieten als de vzw's?
05.02 Minister Antoine Duquesne : Mijnheer de
voorzitter, om eventuele misvattingen te
voorkomen, heeft mijn voorganger, de heer Vande
Lanotte, het noodzakelijk geacht om op 30
oktober 1996 een omzendbrief uit te vaardigen om
de misbruiken bij de kienspelen in te dijken.
Le jeu de « Bingo » est, en effet, confié dans
certaines communes à de soi-disant promoteurs
de « Bingo » qui empochent 70 à 80 % des gains
et ce, au détriment des associations qui doivent
être les véritables organisateurs de ce jeu.

Afin de prévenir d'autres abus, j'estime pour
l'instant qu'il n'est pas souhaitable d'assouplir les
normes imposées par mon honorable
prédécesseur et je vous invite, monsieur
Hendrickx, à avoir un contact avec mon
collaborateur qui s'occupe de ces dossiers pour
voir si on ne pourrait pas atteindre l'objectif - ce
n'est pas évident - louable que vous poursuivez
sans compromettre la nécessité d'éviter
l'exploitation de ce jeu par certains. Je suis ouvert
à toute proposition, mais, pour l'instant, nous
n'avons pas trouvé la formule. Je répète que je
vous invite à entrer en contact avec mon cabinet.
05.03 Marcel Hendrickx (CVP): Mijnheer de
minister, ik zal zeker contact opnemen met uw
kabinet, want we delen blijkbaar dezelfde
bekommering. Er zijn inderdaad tal van
misbruiken. In mijn streek zijn kienavonden nogal
in en ik weet dus goed waarover ik praat. Toch
zouden we de verenigingen die op een ernstige
manier kienavonden wensen te organiseren,
kunnen steunen door hen de toestemming tot de
organisatie ervan te verlenen.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Mondelinge vraag van mevrouw Leen
Laenens aan de minister van Binnenlandse
Zaken over "een interne enquête van de
rijkswacht" (nr. 2441)
06 Question orale de Mme Leen Laenens au
ministre de l'Intérieur sur "une enquête interne
de la gendarmerie" (n° 2441)
06.01 Leen Laenens (AGALEV-ECOLO):
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, toen
ik op 15 september de krant opensloeg las ik:
"Wie tegen het neoliberalisme is, is een mogelijk
terrorist." Ik zal u niet onthouden dat ik me
hierdoor persoonlijk aangesproken voelde. Ik denk
dat de relatie tussen parlementsleden en
terrorisme in een democratie toch niet thuishoort.
Ik heb het artikel dus met meer dan gewone
aandacht gelezen. Vandaag wil ik enkele
expliciete vragen stellen om verduidelijking te
krijgen.

Een krant wordt uiteraard gemaakt om de
aandacht te trekken op een aantal initiatieven. Het
is aan ons om na te trekken of de informatie eruit
correct is. De mondiale antikapitalistische
beweging wordt in het artikel genoemd als een
van de dertien mogelijke soorten van nieuwe
criminelen. Als u weet dat deze beweging vooral
jongeren, syndicalisten en intellectuelen beoogt
die het neoliberale model op zijn minst in vraag
durven stellen, vraag ik me af of de rijkswacht zich
hier niet op het politieke terrein begeeft, een
terrein dat niet het hare is.

Misschien moet mijn allereerste vraag zijn in
welke mate u op de hoogte bent van deze
enquête, die volgens het artikel in voorbereiding
is. Indien die enquête inderdaad bestaat, wil ik u
vragen of dit geen misbruik is van de wet op
criminele organisaties. Ik ben geen lid van de
betreffende commissie, maar ik kan me
11/10/2000 CIV
50
COM 273
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
16
voorstellen dat er geregeld vragen gesteld worden
over het bestrijden van criminele organisaties.
Werd die wet gecreëerd voor dit soort zaken?
Worden zo niet het recht op vrije meningsuiting en
het recht op vereniging geschonden? Moeten we
dit initiatief zien in het kader van de nieuwe
taakafspraken na de politiehervorming, afspraken
die ook nog niet volledig duidelijk zijn?
06.02 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le
président, je peux rassurer Mme Laenens : la
société libérale dans laquelle nous vivons est une
société où l'on prend beaucoup de précautions
pour éviter les abus et les dérapages d'où qu'ils
viennent. Identifier la criminalité et d'autres
problèmes d'insécurité, entre autres dans le
domaine de la perturbation de l'ordre public, fait
partie des missions légales de la gendarmerie.
Cela fera partie demain des missions de la police
fédérale, comme cela se fait dans tous les Etats
démocratiques.

L'article 92 de la loi sur la police intégrée charge la
police fédérale de la préparation du plan national
de sécurité. Selon l'article 257 de cette même loi,
la gendarmerie, le service général d'appui policier
et la police judiciaire sont chargés de la
préparation du premier plan national de sécurité.
Dans le cadre de cette mission, il est normal qu'on
ne se limite pas seulement à des problèmes
d'insécurité déjà connus mais que de nouvelles
formes de criminalité puissent également être
identifiées.
L'enquête a pour objectif de tester une méthode
permettant d'évaluer dans quelle mesure les
services de police peuvent rechercher de
nouveaux phénomènes de manière plus
scientifique et fondée, afin de permettre aux
autorités de définir les priorités pertinentes. C'est
pourquoi ce test n'a été réalisé que dans quelques
unités de gendarmerie. L'enquête se base sur les
phénomènes d'insécurité les plus importants
mentionnés dans le plan de sécurité fédéral du
gouvernement. Pour chaque rubrique, quelques
nouveaux phénomènes ou nouveaux aspects sont
cités à titre indicatif, avec la mention explicite que
cette liste n'est certainement pas exhaustive et
qu'il est question de la compléter.

En aucune manière, des données personnalisées
ne sont demandées. Il s'agit de phénomènes et
de tendances en général. Les exemples ont été
rassemblés sur la base de l'expérience pratique
policière et des faits repris dans la presse. A la
suite des perturbations graves de l'ordre public à
Seattle aux Etats-Unis, l'exemple du mouvement
anticapitaliste a notamment été cité, comme tout
autre mouvement de n'importe quelle autre origine
qui pourrait fortement perturber l'ordre public et
nécessiter un déploiement policier important. Le
hooliganisme me vient à l'esprit mais je pourrais
certainement trouver encore d'autres exemples, à
la lumière de l'actualité récente.
L'image qui a été donnée par certains n'est pas du
tout nuancée et se situe, en tout cas, en dehors
de son contexte. Dans ce dossier, la gendarmerie
exécute ses missions conformément à la loi,
spécialement sur la police intégrée. Il ne s'agit
absolument pas d'un ciblage particulier ou d'un
recueil de données personnelles. Il s'agit de faire
face de manière proactive à de nouveaux
phénomènes, ce qui est normal dans la
préparation d'un plan national de sécurité,
J'estime que c'est rassurant car celui qui prend
les devants sait que la réaction sera étudiée,
mesurée et évitera un certain nombre de
dérapages.
06.03 Leen Laenens (AGALEV-ECOLO):
Mijnheer de voorzitter, ik zal het kort houden. Ik
volg de minister gedeeltelijk, maar ik wil er de
aandacht op vestigen dat het opstellen van de
lijsten een stellen van prioriteiten moet inhouden.
Als deze lijsten de basis worden volgens dewelke
de verschillende individuele politiekorpsen
optreden, stel ik me daar vragen bij. Ik denk
namelijk dat het voor hen te veel gevraagd is de
verschillende soorten geweld van elkaar te
onderscheiden en verschillend op te treden.

Ik wil ook verwijzen naar Praag. U verwees naar
Seattle. In Praag zagen we het jammere
voorbeeld dat welgeteld twintig heethoofden de
actie van tienduizenden actievoerders in een
verkeerd daglicht stelden. Die verhouding moet
men toch in acht blijven nemen, denk ik.
06.04 Antoine Duquesne, ministre: Nous ne
sommes pas à Prague mais à Bruxelles. Comme
je l'ai dit ce matin à un autre intervenant, pour moi,
l'ordre public est l'ordre public : il n'y a pas les
bonnes et les mauvaises manifestations, celles où
tout serait toléré et celles où l'on ne tolérerait rien.

Un ordre public doit être appliqué avec sérieux,
avec mesure. D'ailleurs, plus on étudie le
phénomène de manière proactive, plus on évite
les dérapages parce qu'on évite l'effet de surprise.
Vous ne m'avez pas posé la question mais je vous
le dis : bien entendu, et c'est ma politique en
matière de maintien d'ordre, des manifestations
bien préparées, où un contrat est passé avec les
organisateurs et les services de police, sont des
manifestations qui se déroulent dans les
CIV 50
COM 273
11/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
17
meilleures conditions. Mais, quand vous voyez à
la télévision, chez nous ou ailleurs, apparaître sur
les écrans des gens casqués, masqués,
quasiment armés, qui s'attaquent avec violence
aux forces de l'ordre, voilà qui pose quand même
un très sérieux problème. Dans ces cas-là, je n'ai
pas tendance à considérer qu'il s'agit de
provocation policière.

L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
07 Question orale de Mme Zoé Genot au
ministre de l'Intérieur sur "la surveillance des
manifestations" (n° 2459)
07 Mondelinge vraag van mevrouw Zoé Genot
aan de minister van Binnenlandse Zaken over
"het toezicht bij de betogingen" (nr. 2459)
07.01 Zoé Genot (AGALEV-ECOLO): Monsieur
le président, on reste tout à fait dans le même
thème avec un événement antérieur à la parution
de l'article. A l'occasion du sommet de l'UNICE, le
24 juin, des contre-manifestations ont été
organisées dans le plus grand calme. Tout cela
s'est déroulé durant une période très troublée
puisqu'on assistait en même temps au lancement
de l'Euro 2000. La contre-manifestation dont je
parle était d' importance assez modeste et se
terminait par un meeting à la salle de La
Madeleine. Pendant ce meeting et pour vous
donner une idée du déploiement des moyens
policiers sur le terrain, un hélicoptère muni de
caméras est resté en stationnement pendant
quasiment une heure et demie au-dessus de la
salle, peut-être pour observer les personnes qui y
rentraient. J'ignore en tout cas quelle était
exactement sa mission.

Je voudrais mieux comprendre quels sont les
critères qui justifient les moyens policiers déployés
dans ce type de manifestation. Qu'est-ce qu'on
attend de ces moyens? A combien estimait-on le
nombre de manifestants a priori et a posteriori?
Les forces de l'ordre ont en effet peut-être
surestimé ce nombre. Quel est le coût de deux
heures de surveillance avec ce type d'hélicoptère?
Quelle était sa mission exacte? Quel est le coût
de l'ensemble du dispositif déployé, y compris la
surveillance civile? Cet hélicoptère pourvu d'une
caméra est manifestement affecté à la
télésurveillance. Quelles sont les finalités de cette
opération de filmage? Ne faudrait-il pas
communiquer au préalable à la commission de la
protection de la vie privée le motif du recueil des
images
? Si oui, quels ont été les motifs
communiqués ?

La liberté d'expression et des opinions définie par
la cour européenne comme une des bases
essentielles d'une société démocratique est une
condition primordiale pour son progrès et pour
l'épanouissement de chacun. Ce sont les termes
employés dans ce genre de littérature. Cette
donnée doit jouer lors de l'évaluation de la légalité
et de la proportionnalité de la prise d'images.
J'aurais voulu savoir, dans ce cas-ci, comment on
a évalué ces critères de proportionnalité et quels
sont les critères utilisés pour ce type d'opération ?
Que fait-on ensuite de ces images ? Sont-elles
conservées ? Combien de temps ? Garde-t-on
des données classées à certains endroits
?
Dernière chose, des personnes sont
manifestement enregistrées dans une série de
fichiers sur base de toutes ces images. Comment
peuvent-elles consulter ces informations ? Sur
base de quels critères peut-on leur en refuser
l'accès ?

A partir de ce cas particulier, j'espère avoir une
meilleure vision de la manière dont les choses se
passent dans d'autres manifestations.
07.02 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le
président, je voudrais dire deux choses, très
fermement. La première, c'est qu'il faudrait que
l'on cesse de considérer qu'un policier ou un
gendarme est finalement plus suspect et plus
dangereux qu'un manifestant armé d'un casque et
d'une barre de fer. De manière générale, je
n'entends que rarement au parlement évoquer
certaines situations qui dérapent où des
gendarmes sont blessés ou ont eu la plus grande
difficulté à rétablir l'ordre public, où des vitrines
sont cassées, où la circulation est interrompue,
etc. Il faut être vigilant mais il ne faut pas que cela
se transforme en une espèce de suspicion avec
pour conséquence que ceux chargés du maintien
de l'ordre sont plus suspects que les
perturbateurs.

La deuxième chose est qu'il ne faut pas non plus
fantasmer. Certaines de vos questions ne sont
pas pertinentes pour une raison bien simple : cet
hélicoptère n'a pas pris de photo. La manifestation
organisée à Bruxelles à l'occasion du sommet de
l'UNICE s'est déroulée le samedi 10 juin et non le
24 juin 2000. Les organisateurs avaient annoncé
la participation de 2000 personnes. Le comptage
effectué par les services de police de Bruxelles
s'est élevé à 800 personnes.
Rien de bien grave donc. Bien d'autres choses
nous préoccupaient ce jour-là. Les responsables
du service d'ordre n'avaient pas demandé l'appui
11/10/2000 CIV
50
COM 273
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
18
d'un hélicoptère pour cette manifestation. Mais il
est exact qu'un hélicoptère de la gendarmerie a
survolé Bruxelles ce jour-là. Heureusement
d'ailleurs. Il le faisait dans le cadre du match
d'ouverture de l'Euro 2000 Belgique-Suède.

Bien que l'hélicoptère soit équipé de caméras,
aucune image de la manifestation et de ses
participants n'a été enregistrée par les services de
police. L'hélicoptère de la gendarmerie n'est donc
pas intervenu dans le cadre de cette
manifestation.

L'évaluation du coût des dispositifs spécialement
mis en place pour cette manifestation n'est pas
réalisable parce que les dispositifs policiers
intervenaient également dans le cadre de
l'Euro 2000. De ce fait, on a pu avoir l'impression
à certains moments que ces dispositifs étaient
excessifs par rapport à la manifestation. En
réalité, les dispositifs policiers étaient mis en
place pour surveiller les hooligans. Comme vous
le savez, tout cela était déjà préparé depuis quatre
ans. Il est dommage que cette manifestation se
soit déroulée le même jour que l'ouverture de
l'Euro 2000. Les organisateurs auraient été mieux
avisés de choisir un autre moment.
07.03 Zoé Genot (AGALEV-ECOLO): Il est vrai
que, dans ce cas-ci, les dispositifs policiers étaient
prévus pour l'Euro 2000. Mais le cas est récurrent.
J'ai moi-même organisé une manifestation le
dimanche 1
er
octobre. J'avais signalé à la police la
présence de 50 à 200 personnes. Nous avons à
nouveau pu constater un nombre important de
policiers. C'était dommage pour eux car ils
n'étaient pas en famille le dimanche.
07.04 Antoine Duquesne, ministre: Mais il n'y
avait pas d'hélicoptère!
07.05 Zoé Genot (AGALEV-ECOLO): Non. Nous
avions seulement droit aux blindés et à une
autopompe. C'était assez impressionnant, mais
pas gênant. La question est de savoir quels
moyens utiliser pour garantir l'ordre public. Il n'est
pas question de faire des différences entre les
manifestations. Mais quand on sait que l'ordre
public manque de moyens, on peut s'étonner d'un
tel déploiement à l'occasion de manifestations très
familiales.

Par ailleurs, je ne vous crois pas lorsque vous
dites qu'aucune image n'a été prise.
07.06 Antoine Duquesne, ministre
:
Evidemment, je n'étais pas dans l'hélicoptère.
Mais je n'ai aucune raison de ne pas croire le
commandant de la gendarmerie. Comme je vous
l'ai dit, si vous disposez d'un fait précis, faites
m'en part. Soyez assurée que je demanderai des
explications.
07.07 Zoé Genot (AGALEV-ECOLO): On
arrache rarement les appareils photographiques
des membres de la BSR quand ils sont présents!
07.08 Antoine Duquesne, ministre: Il ne faut pas
se contenter de communiquer des impressions.
07.09 Zoé Genot (AGALEV-ECOLO): Bien sûr,
mais on connaît ces gens. Ce sont toujours les
mêmes qui viennent aux manifestations.
07.10 Antoine Duquesne, ministre: Vous faites
beaucoup de tort à une bonne conception de
l'ordre public car on peut difficilement prétendre
que nous nous trouvons dans un Etat policier au
vu de tout ce qui se passe dans le pays depuis les
dernières semaines.
07.11 Zoé Genot (AGALEV-ECOLO): Je n'ai
jamais prétendu cela. Je suppose que si ces
personnes effectuent leur mission, c'est qu'on leur
en a donné l'ordre. Mais je m'interroge sur la
répartition des moyens. Je suis parfois étonnée
des moyens affectés dans ce domaine, alors que
l'on sait qu'en matière de lutte contre la criminalité
financière par exemple, il est très difficile d'obtenir
un ordinateur! Je me permettrai par conséquent
de vous interroger prochainement au sujet de la
répartition des moyens dans le cadre du maintien
de l'ordre public.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Mondelinge vraag van de heer Jo
Vandeurzen aan de minister van Binnenlandse
Zaken over "een permanente eenheid van de
civiele bescherming in Limburg" (nr. 2460)
08 Question orale de M. Jo Vandeurzen au
ministre de l'Intérieur sur "une unité
permanente de la protection civile au
Limbourg" (n° 2460)
08.01 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
voorzitter, mijnheer de minister, collega's, op 2
september 2000 heeft er te Beringen-Paal een
Seveso-oefening plaatsgevonden bij het bedrijf
Corialis. Hierbij werd het provinciale noodplan
uitgetest. Toen is gebleken dat de civiele
bescherming om één of andere reden verstek
CIV 50
COM 273
11/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
19
heeft laten gaan. Als ik de kranten mag geloven,
is de civiele bescherming van Brasschaat om 8.35
uur op de hoogte gebracht van de ramp. Men
heeft gemeld dat de commandowagen om 10.12
uur is aangekomen. De colonne zelf zou dan
echter vermoedelijk nog 45 minuten later komen.
De civiele bescherming is dan uiteindelijk om
11.45 uur met haar materieel aangekomen. Ik heb
begrepen dat de gouverneur intussen uit pure
scha en schande de oefening al gestopt had.

Mijnheer de minister, ik meen dat de
burgemeester van Beringen hierover contact met
u heeft opgenomen. Hij heeft in elk geval zijn
beklag gedaan via de pers. In West-Limburg zijn
een aantal chemische bedrijven gevestigd. Men is
al jarenlang vragende partij voor het vestigen van
een permanente eenheid van de civiele
bescherming in deze regio. De Ministerraad heeft
ter zake reeds in 1996 een principiële beslissing
genomen. De nieuwe eenheid werd toen
gesitueerd op de mijnterreinen van Beringen. Tot
nog toe is daar niets van uitgevoerd.

Mijnheer de minister, is het correct dat er een
permanente eenheid van de civiele bescherming
zal worden gehuisvest in Limburg? Op welke
locatie is dat gepland? Welke criteria zullen leiden
tot de keuze van de locatie? Is daaromtrent reeds
een concrete timing vooropgesteld? Zullen
hiervoor de nodige budgetten worden vastgelegd?
08.02 Antoine Duquesne, ministre: Monsieur le
président, chers collègues, la vérité a ses droits.
Le conseil des ministres du 28 juin 1996 a décidé
de la création d'une unité opérationnelle de la
protection civile pour la province de Limbourg. Le
gouvernement précédent a procédé à l'examen de
différentes options sans, cependant, arriver à une
réalisation concrète. Vous avez cité un cas
d'intervention lente. Je me suis récemment rendu
à Lommel, où un cas d'intervention encore plus
lente m'a été relaté. En effet, une unité de
Brasschaat avait pris plus de deux heures avant
de parvenir sur place. C'est évidemment
impensable. C'est pourquoi je veux faire avancer
ce dossier. Je l'ai d'ailleurs annoncé lors de
l'extension de la caserne des pompiers à Lommel.
La mise sur pied d'une unité opérationnelle
s'inscrit dans mon objectif de mieux coordonner
les efforts en matière de sécurité civile, donc avec
une collaboration plus intense mais surtout plus
complémentaire entre les services d'incendie et
les services opérationnels de la protection civile. A
Lommel, je me suis réjoui de voir qu'on avait
implanté dans le même lieu des éléments de la
protection civile et des services de pompier.
La réalisation concrète, en ce compris le choix du
lieu d'implantation, revient au ministre ayant la
Régie des Bâtiments dans ses attributions. C'est
également ce ministre qui doit prévoir les budgets
nécessaires. Il n'en reste pas moins vrai qu mes
services ont évalué plusieurs possibilités en
fonction des critères suivants : la proximité des
risques, le type de risques, les réseaux industriels
et technologiques, les dangers d'inondation,
d'incendie de forêts et de haies, qui existent
manifestement dans la région de Lommel, le
nombre de risques, leur prévisibilité, les
possibilités d'accès aux grands axes routiers.

L'objectif est que cette unité opérationnelle de la
protection civile puisse atteindre le plus
rapidement possible les risques les plus
dangereux et les moins prévisibles et ce, non
seulement pour la province de Limbourg mais
également pour l'Est des provinces d'Anvers et de
Brabant flamand. En effet, ces régions se trouvent
trop éloignées des unités respectives de
Brasschaat et de Liedekerke.

Je transmettrai sous peu les résultats de cet
examen ainsi que le programme de construction
établi par mon administration à mon collègue Rik
Daems. En outre, je puis vous faire savoir que
l'aménagement des bâtiments et de l'équipement
en matériel est à charge de mon département et
que les crédits à y allouer sont disponibles. Donc,
dès que nous serons en possession des murs, les
moyens prévus pour l'équipement seront
disponibles.

Il va sans dire qu'une extension du cadre sera
réalisée afin de disposer de personnel
opérationnel, administratif et logistique. Deux sites
sont pour l'instant envisagés, l'un plus au Nord,
l'autre davantage à proximité de la région de
Genk. Les deux types de situation présentent des
avantages et des inconvénients. Mon
administration a dressé un bilan et il appartiendra
à M. Daems d'arrêter avec moi un choix dans les
prochaines semaines.
08.03 Jo Vandeurzen (CVP): Mijnheer de
voorzitter, ik dank de minister voor het antwoord.
Mijnheer de minister, hebt u gezegd dat het
rapport nu bij minister Daems ligt?
08.04 Antoine Duquesne, ministre: Je vous ai
dit qu'il y avait toute une série de critères à
prendre en compte. Je vais transmettre ce rapport
à M. Daems. Les deux situations ont des
avantages et des inconvénients. Il faudra donc
choisir. Et dès lors que le choix sera fait, il faudra
11/10/2000 CIV
50
COM 273
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
20
le mettre rapidement à exécution.

Les crédits pour l'équipement sont disponibles et
le nécessaire sera fait quant à l'extension de
cadre.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.

La réunion publique de commission est levée à
16.24 heures.
De openbare commissievergadering wordt
gesloten om 16.24 uur.
CRABV 50 COM 273
CRABV 50 COM 273
B
ELGISCHE
K
AMER VAN
V
OLKSVERTEGENWOORDIGERS
C
HAMBRE DES REPRÉSENTANTS
DE
B
ELGIQUE
B
EKNOPT
V
ERSLAG
C
OMPTE
R
ENDU
A
NALYTIQUE
C
OMMISSIE VOOR DE
B
INNENLANDSE
Z
AKEN
,
DE ALGEMENE
Z
AKEN EN HET OPENBAAR
A
MBT
C
OMMISSION DE L
'I
NTÉRIEUR
,
DES
A
FFAIRES
GÉNÉRALES ET DE LA
F
ONCTION PUBLIQUE
woensdag mercredi
11-10-2000 11-10-2000
14:30 uur
14:30 heures

CRABV 50
COM 273
11/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
i


INHOUD
SOMMAIRE
Mondelinge vraag van mevrouw Kristien Grauwels
aan de minister van Ambtenarenzaken en
Modernisering van de openbare besturen over "de
toestand van de vrouwen in het openbaar ambt"
(nr. 2435)
1
Question orale de Mme Kristien Grauwels au
ministre de la Fonction publique et de la
Modernisation de l'administration sur "la situation
des femmes dans la fonction publique" (n° 2435)
1
Sprekers: Kristien Grauwels, Luc
Van den Bossche
, minister van
Ambtenarenzaken en Modernisering
van de openbare besturen
Orateurs: Kristien Grauwels, Luc Van
den Bossche
, ministre de la Fonction
publique et de la Modernisation de
l'administration
Interpellatie van de heer Francis Van den Eynde
tot de eerste minister over "de aanval waarvan
Vlaams Parlementslid Filip Dewinter op zondag
24 september 2000 in Amsterdam het slachtoffer
was" (nr. 485)
2
Interpellation de M. Francis Van den Eynde au
premier ministre sur "l'agression dont a été
victime le parlementaire flamand Filip Dewinter à
Amsterdam le dimanche 24
septembre
2000"
(n° 485)
2
Sprekers: Francis Van den Eynde,
Luc Van den Bossche
, minister van
Ambtenarenzaken en Modernisering
van de openbare besturen
Orateurs: Francis Van den Eynde,
Luc Van den Bossche
, ministre de la
Fonction publique et de la
Modernisation de l'administration
Moties
2
Motions
2
Samengevoegde interpellatie en mondelinge
vragen van
3
Interpellation et questions orales jointes de
3
- de heer Karel Van Hoorebeke aan de minister
van Binnenlandse Zaken over 'Erdal Fehriye'
(nr. 2392)
3
- M. Karel Van Hoorebeke au ministre de
l'Intérieur sur 'Erdal Fehriye' (n° 2392)
3
- de heer Lode Vanoost aan de minister van
Binnenlandse Zaken over 'mevrouw Erdal Fehriye'
(nr. 2410)
3
- M. Lode Vanoost au ministre de l'Intérieur sur
'Mme Erdal Fehriye' (n° 2410)
3
- de heer Karel Van Hoorebeke tot de eerste
minister over "Erdal Fehriye" (nr. 477)
3
- M. Karel Van Hoorebeke au premier ministre sur
"Erdal Fehriye" (n° 477)
3
- de heer Hugo Coveliers aan de minister van
Binnenlandse Zaken over 'het dossier-Erdal
Fehriye' (nr. 2474)
3
- M. Hugo Coveliers au ministre de l'Intérieur sur
'le dossier Erdal Fehriye' (n° 2474)
3
Sprekers: Karel Van Hoorebeke,
Lode Vanoost, Hugo Coveliers
,
voorzitter van VLD-fractie, Antoine
Duquesne
, minister van Binnenlandse
Zaken
Orateurs: Karel Van Hoorebeke,
Lode Vanoost, Hugo Coveliers
,
président du groupe VLD , Antoine
Duquesne
, ministre de l'Intérieur
Mondelinge vraag van de heer Daniël Vanpoucke
aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
communicatie tussen de federale minister en zijn
Vlaamse collega nopens de politiehervorming"
(nr. 2412)
7
Question orale de M. Daniêl Vanpoucke au
ministre de l'Intérieur sur "la communication entre
le ministre fédéral et son collègue flamand en ce
qui concerne la réforme des polices" (n° 2412)
7
Sprekers:
Daniël Vanpoucke,
Antoine Duquesne, minister van
Binnenlandse Zaken , Karel Van
Hoorebeke
Orateurs: Daniël Vanpoucke, Antoine
Duquesne
, ministre de l'Intérieur ,
Karel Van Hoorebeke
Mondelinge vraag van de heer Marcel Hendrickx
aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de
organisatie van kienavonden" (nr. 2418)
9
Question orale de M. Marcel Hendrickx au
ministre de l'Intérieur sur "l'organisation de
soirées `bingo'" (n° 2418)
9
Sprekers: Marcel Hendrickx, Antoine
Duquesne
, minister van Binnenlandse
Orateurs: Marcel Hendrickx, Antoine
Duquesne
, ministre de l'Intérieur
11/10/2000 CRABV
50
COM 273
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
ii
Zaken
Mondelinge vraag van mevrouw Leen Laenens
aan de minister van Binnenlandse Zaken over
"een interne enquête van de rijkswacht" (nr. 2441)
10
Question orale de Mme Leen Laenens au ministre
de l'Intérieur sur "une enquête interne de la
gendarmerie" (n° 2441)
9
Sprekers: Leen Laenens, Antoine
Duquesne
, minister van Binnenlandse
Zaken
Orateurs: Leen Laenens, Antoine
Duquesne
, ministre de l'Intérieur
Mondelinge vraag van mevrouw Zoé Genot aan
de minister van Binnenlandse Zaken over "het
toezicht bij de betogingen" (nr. 2459)
11
Question orale de Mme Zoé Genot au ministre de
l'Intérieur sur "la surveillance des manifestations"
(n° 2459)
10
Sprekers:
Zoé Genot, Antoine
Duquesne, minister van Binnenlandse
Zaken
Orateurs:
Zoé Genot, Antoine
Duquesne, ministre de l'Intérieur
Mondelinge vraag van de heer Jo Vandeurzen
aan de minister van Binnenlandse Zaken over
"een permanente eenheid van de civiele
bescherming in Limburg" (nr. 2460)
12
Question orale de M. Jo Vandeurzen au ministre
de l'Intérieur sur "une unité permanente de la
protection civile au Limbourg" (n° 2460)
12
Sprekers: Jo Vandeurzen, Antoine
Duquesne
, minister van Binnenlandse
Zaken
Orateurs: Jo Vandeurzen, Antoine
Duquesne
, ministre de l'Intérieur
CRABV 50
COM 273
11/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
1
COMMISSIE VOOR DE
BINNENLANDSE ZAKEN, DE
ALGEMENE ZAKEN EN HET
OPENBAAR AMBT
COMMISSION DE L'INTERIEUR,
DES AFFAIRES GENERALES ET
DE LA FONCTION PUBLIQUE
van
WOENSDAG
11
OKTOBER
2000
14:30 uur
______
du
MERCREDI
11
OCTOBRE
2000
14:30 heures
______



De openbare vergadering wordt geopend om 14.35
uur door de heer Paul Tant, voorzitter.
La réunion publique est ouverte à 14.35 heures par
M. Paul Tant, président.
01 Mondelinge vraag van mevrouw Kristien
Grauwels aan de minister van
Ambtenarenzaken en Modernisering van de
openbare besturen over "de toestand van de
vrouwen in het openbaar ambt" (nr. 2435)
01 Question orale de Mme Kristien
Grauwels au ministre de la Fonction
publique et de la Modernisation de
l'administration sur "la situation des
femmes dans la fonction publique" (n° 2435)
01.01 Kristien Grauwels (AGALEV-ECOLO): In
de pers las ik dat vrouwen doorbreken in de
ambtenarij. De cijfers bewijzen echter het
tegendeel. Er zijn immers veel meer vrouwen
contractueel dan mannen en dit op alle niveaus. Er
zijn nog steeds meer mannen dan vrouwen bij het
statutair personeel.

Zijn er in de omvorming van de ambtenarij
maatregelen die ertoe leiden dat meer vrouwen
doorstoten naar de hoogste posten en dat ze daar
ook zullen blijven? Wie coördineert het gelijke
kansenbeleid binnen de hervorming van de
ambtenarij en hoe gebeurt dat?
01.01 Kristien Grauwels (AGALEV-ECOLO): J'ai
lu dans la presse que les femmes font une percée
dans la fonction publique. Toutefois, les chiffres
contredisent cette information. En vérité, les
femmes sont beaucoup plus nombreuses que les
hommes à travailler sous un statut contractuel, et
cela à tous les niveaux. Mais parmi le personnel
statutaire, les hommes restent plus nombreux que
les femmes. Des mesures seront-elles prises dans
le cadre de la réforme de la fonction publique pour
faire en sorte que davantage de femmes accèdent
aux postes les plus élevés et y restent ? Qui
coordonne la politique d'égalité des chances dans
le cadre de la réforme de l'administration et
comment s'effectue cette coordination ?
01.02 Minister Luc Van den Bossche : Het
principe van de formele gelijkheid wordt weliswaar
gehanteerd, maar op het terrein heerst er een
feitelijke ongelijkheid, die te maken heeft met
cultuur en attitude.

Het personeelsbeleid is tot nog toe een vrij statische
materie. Er wordt gewerkt met objectieve
parameters als anciënniteit om politisering tegen te
gaan. Er moet dus worden overgeschakeld van een
bureaucratisch systeem naar human resources
management
om de bestaande talenten zoveel
mogelijk te behouden en te ontwikkelen.
01.02 Luc Van den Bossche , ministre : Certes, le
principe d'égalité est officiellement appliqué mais il
règne sur le terrain rune inégalité de fait qui trouve
son origine dans une certaine culture et certains
comportements.

Jusqu'à ce jour, la politique du personnel a été une
matière relativement statique. Pour combattre la
politisation, on recourt à des paramètres objectifs
comme l'ancienneté. Il faut donc abandonner le
système bureaucratique en vigueur pour adopter
dorénavant une gestion des ressources humaines,
afin de conserver et de développer autant que
possible les talents actuels.
11/10/2000 CRABV
50
COM 273
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
2
Er zal aandacht moeten gaan naar differentiatie en
naar individuele capaciteiten, in plaats van naar de
functie, in een streven naar meer gender-gelijkheid.

Il faudra prêter attention à la différenciation et aux
capacités individuelles au lieu de se focaliser sur la
fonction, et cela pour promouvoir l'égalité des
sexes .
De invoering van een nieuwe arbeidsorganisatie via
flexibiliteit, deeltijds werken, sabbatical leave,
loopbaanonderbreking en andere moeten het
mogelijk maken dat het traditioneel arbeidsmodel
en de huidige arbeidsverdeling tussen mannen en
vrouwen op termijn worden doorbroken. Ook
opleiding en vorming moeten dat doel versterken.

Vrouwen en mannen moeten dezelfde toegang
krijgen tot alle niveaus, waarbij
doorgroeimogelijkheden moeten worden geboden,
ook aan vrouwen. Carrièreverloop en anciënniteit
moeten worden losgekoppeld, aangezien vrouwen
op het tweede punt normaliter steeds een
achterstand oplopen. Ook het gelijke loon zou een
verworvenheid moeten zijn.

Ik kom tot het assessment. In Vlaanderen werd
gewerkt met een assessment door een extern
bureau en door de leidinggevenden. Daaruit bleek
een negatiever beeld van de vrouwen bij de
leidinggevenden. Die zullen dan ook buiten het
assessment worden gehouden.

De beslissing over de oprichting van afzonderlijke
programmatorische arbeidsdiensten (POD's) wordt
door de regering genomen bij haar aantreden. Een
voorzitter, die geselecteerd wordt op basis van een
short list onder verantwoordelijkheid van minister
Onkelinx, treedt coördinerend op.
L'instauration d'une nouvelle organisation du travail
par le biais de la flexibilité, du travail à temps partiel,
du congé sabbatique, de l'interruption de carrière,
etc , .doit permettre à terme d'en finir avec le
modèle de travail traditionnel et avec la répartition
actuelle du travail entre hommes et femmes. Il faut
également veiller à améliorer la formation.

Les femmes et les hommes doivent pouvoir
accéder sur un pied d'égalité à tous les niveaux et
doivent bénéficier des mêmes possibilités
d'avancement. L'évolution de la carrière et
l'ancienneté sont deux éléments qui doivent être
dissociés dans la mesure où les femmes accusent
en général un retard en matière d'ancienneté. De
même, l'égalité des salaires doit être un droit
acquis. J'en viens alors à l'évaluation. En Flandre,
une évaluation a été effectuée par un bureau
externe et par des cadres dirigeants. Il est apparu
que ces derniers ont de la femme une image
négative. Ils seront dès lors exclus de l'évaluation.

Lors de son installation, le gouvernement prend une
décision concernant la mise sur pied de services
de programmation distincts.
Le président, qui est sélectionné sur la base d'une
liste sous la responsabilité de la ministre Onkelinx ,
assume une fonction de coordination
01.03 Kristien Grauwels (AGALEV-ECOLO): De
programmatorische dienst wordt dus overgelaten
aan elke minister afzonderlijk?
01.03 Kristien Grauwels (AGALEV-ECOLO):
Chaque ministère s'occupera donc individuellement
du service chargé de la programmation ?
01.04 Minister Luc Van den Bossche : Neen, dat
zou een horizontale
managementverantwoordelijkheid veronderstellen.
Wij opteren voor een verticale.


Het incident is gesloten.
01.04 Luc Van den Bossche , ministre : Non, cela
supposerait une responsabilité de gestion
horizontale, alors que nous optons pour la
verticalisation.

L'incident est clos.
02 Interpellatie van de heer Francis Van den
Eynde tot de eerste minister over "de aanval
waarvan Vlaams Parlementslid Filip
Dewinter op zondag 24 september 2000 in
Amsterdam het slachtoffer was" (nr. 485)
02 Interpellation de M. Francis Van den
Eynde au premier ministre sur "l'agression
dont a été victime le parlementaire flamand
Filip Dewinter à Amsterdam le dimanche
24 septembre 2000" (n° 485)
02.01 Francis Van den Eynde (VLAAMS BLOK): 02.01 Francis Van den Eynde (VLAAMS BLOK):
CRABV 50
COM 273
11/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
3
De feiten zijn bekend: op 24 september werd Filip
Dewinter door een Nederlandse televisiezender
uitgenodigd voor een debat met pater Leman. In
Amsterdam werd zijn auto aangevallen door een
bende gewapende mannen. Tijdens het debat nam
de heer Leman op geen enkele manier afstand van
die aanslag. Daarmee geeft hij de indruk dat onze
regering het eens is met zulke praktijken tegen
parlementsleden.

Klopt die indruk? Is het normaal dat de heer Leman,
die toch een hoog regeringsambtenaar is, de feiten
niet afkeurde?
Les faits sont connus : le 24 septembre, M. Philip
Dewinter a été invité par une chaîne de télévision
néerlandaise à participer à un débat avec le père
Leman. A Amsterdam, sa voiture a été attaquée par
des individus armés. Au cours du débat, M. Leman
n'a à aucun moment pris ses distances par rapport
à cet attentat. Il a ainsi donné à penser que notre
gouvernement tolère de telles pratiques à l'encontre
de parlementaires.
Est-il normal que le père Leman, qui est tout de
même un haut fonctionnaire du gouvernement, n'ait
pas dénoncé ces faits ?:
02.02 Minister Luc Van den Bossche : De heer
Leman heeft zich van elke commentaar onthouden,
wat geen goedkeuring impliceert, zelfs geen gebrek
aan afkeuring. Ambtelijk gezien valt daarop niets
aan te merken. Zijn houding hangt wellicht samen
met zijn rustige geaardheid.
02.02 Luc Van den Bossche , ministre : M.
Leman s'est abstenu de tout commentaire, ce qui
ne signifie nullement qu'il approuve ou ne
désapprouve pas. Du point de vue administratif, il
n'y a rien à redire. Son attitude est sans doute due à
son tempérament calme.
02.03 Francis Van den Eynde (VLAAMS BLOK):
"Wie zwijgt, stemt toe", zegt een Nederlands
spreekwoord. Het minste dat de heer Leman kon
doen was zich distantiëren van de hele zaak. Ik stel
vast dat dat niet gebeurde.
02.03 Francis Van den Eynde (VLAAMS BLOK):
Qui ne dit mot consent, dit-on. M. Leman aurait à
tout le moins dû prendre ses distances dans cette
affaire. Je constate qu'il ne l'a pas fait.
02.04 Minister Luc Van den Bossche : Er was hier
geen discussiesituatie, dus uw spreekwoord gaat
niet op. Misschien zweeg de heer Leman wel omdat
hij overdonderd was.
02.04 Luc Van den Bossche , ministre : Nous ne
nous trouvions pas en situation de débat. Par
conséquent, le proverbe que vous avez cité ne
s'applique pas. M. Leman s'est peut-être tu parce
qu'il était abasourdi.
02.05 Francis Van den Eynde (VLAAMS BLOK):
Als er iemand overdonderd had kunnen zijn, was
het wel Filip Dewinter.

Bovendien hadden we wel te maken met een
politieke discussie. Het ware passend geweest
indien de heer Leman zich van het gebeuren had
gedistantieerd. Ik dien een motie van aanbeveling
in.
02.05 Francis Van den Eynde (VLAAMS BLOK):
Si quelqu'un devaitt être abasourdi, c'était plutôt
Filip Dewinter !

De plus, nous étions bien en situation de débat. Il
aurait été opportun que M. Leman prenne ses
distances. Je vais déposer une motion de
recommandation.
Moties
Motions
De voorzitter: Tot besluit van deze bespreking
werden volgende moties ingediend.

Een motie van aanbeveling werd ingediend door de
heer Francis Van den Eynde en luidt als volgt:
"De Kamer,
gehoord de interpellatie van de heer Francis Van
den Eynde
en het antwoord van de minister van
Ambtenarenzaken en Modernisering van de
openbare besturen,
Le président: En conclusion de cette discussion les
motions suivantes ont été déposées.

Une motion de recommandation a été déposée par
M. Francis Van den Eynde et est libellée comme
suit:
"La Chambre,
ayant entendu l'interpellation de M. Francis Van den
Eynde
et la réponse du ministre de la Fonction publique et
de la Modernisation de l'administration,
11/10/2000 CRABV
50
COM 273
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
4
verzoekt in dit verband de regering de directeur van
het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en
Racismebestrijding op de vingers te tikken".

Een eenvoudige motie werd ingediend door
mevrouw Kristien Grauwels en de heer Charles
Janssens.

Over de moties zal later worden gestemd. De
bespreking is gesloten.
demande à cet égard de rappeler à l'ordre le
directeur du Centre pour l'égalité des chances et la
lutte contre le racisme."

Une motion pure et simple a été déposée par Mme
Kristien Grauwels et M. Charles Janssens.

Le vote sur les motions aura lieu ultérieurement. La
discussion est close.
03 Samengevoegde interpellatie en
mondelinge vragen van
- de heer Karel Van Hoorebeke aan de
minister van Binnenlandse Zaken over 'Erdal
Fehriye' (nr. 2392)
- de heer Lode Vanoost aan de minister van
Binnenlandse Zaken over 'mevrouw Erdal
Fehriye' (nr. 2410)
- de heer Karel Van Hoorebeke tot de eerste
minister over "Erdal Fehriye" (nr. 477)
- de heer Hugo Coveliers aan de minister
van Binnenlandse Zaken over 'het dossier-
Erdal Fehriye' (nr. 2474)
03 Interpellation et questions orales jointes
de
- M. Karel Van Hoorebeke au ministre de
l'Intérieur sur 'Erdal Fehriye' (n° 2392)
- M. Lode Vanoost au ministre de l'Intérieur
sur 'Mme Erdal Fehriye' (n° 2410)
- M. Karel Van Hoorebeke au premier
ministre sur "Erdal Fehriye" (n° 477)
- M. Hugo Coveliers au ministre de l'Intérieur
sur 'le dossier Erdal Fehriye' (n° 2474)
03.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Mijn vraag
en interpellatie dateren uit een periode dat de zaak-
Erdal hoogdringend was. Nu is de situatie weliswaar
rustiger, maar vele vragen blijven overeind. De
Belgisch regering nam een correcte beslissing door
de vraag tot uitlevering van Fehriye Erdal negatief te
beantwoorden. België is niet gezwicht voor de
Turkse druk, en mag dat ook niet doen zolang er
nog wordt gefolterd in Turkije en de doodstraf er
bestaat. Mevrouw Erdal werd echter
onaanvaardbaar lang opgesloten.
Op welke argumenten steunde België zich om niet
op de vraag tot uitlevering in te gaan? Wanneer en
hoe werd de beslissing tot niet-uitlevering
meegedeeld aan Turkije?
03.01 Karel Van Hoorebeke (VU&ID):Ma question
et mon interpellation remontent à une période où
l'affaire Erdal revêtait un caractère d'extrême
urgence. Sans doute la situation est-elle aujourd'hui
plus calme mais de nombreuses questions restent
sans réponse. Le gouvernement belge a pris une
bonne décision en n'accédant pas à la demande
d'extradition de Mme Fehriye Erdal. La Belgique n'
a pas cédé aux pressions exercées par la Turquie
et elle ne peut le faire aussi longtemps que la
Turquie pratiquera la torture et appliquera la peine
de mort. Il est toutefois inacceptable que Mme
Erdal ait été détenue aussi longuement.

Sur quels arguments la Belgique s'est-elle fondée
pour refuser l'extradition
? Quand le refus
d'extradition a-t-il été communiqué à la Turquie et
comment l'a-t-il été?
Was er een afspraak met de Turkse regering om
mevrouw Erdal zo lang mogelijk vast te houden en
haar niet toe te laten tot de asielprocedure?

Waarom werd mevrouw Erdal zonder rechtsgrond
verder vastgehouden in de Brugse gevangenis na
de schorsing van de weigering tot toelating tot de
asielprocedure door de Raad van State? De
ingeroepen redenen ­ openbare orde en veiligheid
­ golden niet meer na Euro 2000.
A-t-il été convenu avec le gouvernement turc de
retenir Mme Erdal captive le plus longtemps
possible et de l'exclure de la procédure de
demande d'asile ?

Comment Mme Erdal a-t-elle pu être détenue dans
la prison de Bruges sans fondement légal, après la
suspension par le Conseil d'Etat du refus
d'admission à la procédure de demande d'asile ?
Les raisons invoquées, en l'occurrence des
CRABV 50
COM 273
11/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
5

Waarom heeft de minister het advies van 15 juni
2000 van de commissaris-generaal over de niet-
wenselijkheid mevrouw Erdal uit te wijzen naar
Turkije en evenmin naar een derde land naast zich
neergelegd?

Wordt nog steeds gezocht naar een derde land?
Waarom is mevrouw Erdal nog steeds onder
huisarrest? Hoe lang nog?

Zijn de relaties met Turkije door dit alles
vertroebeld? Wat doet België om ze te
normaliseren? Zal Turkije pogen Erdal te
ontvoeren? Zijn daarvoor aanwijzingen? Zal België
pogen Erdal hier te laten berechten?
considérations touchant à l'ordre public et à la
sécurité nationale, n'étaient plus valables après
l'Euro 2000.

Pourquoi le ministre a-t-il ignoré l'avis du
commissaire général du 15 juin 2000 sur
l'inopportunité de l'expulsion de Mme Erdal vers la
Turquie ou un pays tiers ? Est-on toujours à la
recherche d'un pays tiers disposé à accueillir Mme
Erdal
? Pourquoi Mme Erdal est-elle toujours
assignée à résidence ? Pour combien de temps
encore ?

Les relations avec la Turquie ont-elles été troublées
par cette affaire ? Que fait la Belgique pour les
normaliser ? La Turquie essayera-t-elle d'enlever
Mme Erdal
? Y a-t-il des indices d'une telle
tentative ? Notre pays tentera-t-il de traduire Mme
Erdal en justice en Belgique ?
03.02 Lode Vanoost (AGALEV-ECOLO): De
Belgische beslissing tot niet-uitlevering was
inderdaad een moedige beslissing. België wou niet
toegeven aan de Turkse druk, noch aan de
chantage via een hongerstaking van Fehriye Erdal
zelf. Uiteindelijk werd mevrouw Endal uit de
gevangenis vrijgelaten en op een geheim adres
ondergebracht.

De Turkse vereniging waarvan mevrouw Erdal deel
uitmaakt, is een extreme groepering. Extreme
situaties lokken nu eenmaal extreme reacties uit.
De beschuldigingen van Turkije aan het adres van
Erdal zijn zeer zwaar. België kan dat niet zomaar
naast zich neerleggen. Weliswaar blijft zij
onschuldig zolang zij niet veroordeeld is. Toch kan
zij nu onmogelijk in België berecht worden,
aangezien zij hier haar onschuld niet kan bewijzen.
Dergelijke zaken zouden aan het oordeel van een
internationaal gerechtshof moeten worden
onderworpen.
03.02 Lode Vanoost (AGALEV-ECOLO): La
décision de la Belgique de ne pas extrader était
effectivement une décision courageuse. La
Belgique a refusé de céder aux pressions d'Ankara
comme au chantage de la grève de la faim de
madame Fehriye Erdal. Finalement, celle-ci a été
libérée puis hébergée dans une habitation dont
l'adresse est confidentielle.

L'association turque dont fait partie madame Erdal
est un groupuscule extrémiste. Or, les actions
extrémistes induisent inévitablement des réactions
extrêmes. Les accusations portées par Ankara
contre madame Erdal sont très graves. La Belgique
ne peut dédaigner ces accusations. Il est toutefois
évident qu'elle bénéficie de la présomption
d'innocence tant qu'elle n'a pas été condamnée.
Mais il est impossible actuellement de la juger en
Belgique étant donné qu'ici, elle ne peut prouver
son innocence. Les affaires de ce type devraient
être portées devant une cour internationale.
03.03 Hugo Coveliers (VLD): De essentiële vraag
is of een rechtsstaat zich kan veroorloven een
verdachte van mededaderschap aan een
drievoudige moord op onschuldige burgers,
waarvoor bepaalde aanwijzingen bestaan, niet te
onderwerpen aan een rechterlijke beslissing. Een
verdrag van 1977 somt een aantal daden op die
steeds als terrorristisch worden beschouwd,
ondermeer het gebruik van automatische wapens.
Het gebruikte wapen zou halfautomatisch zijn,
volgens onze classificatie. Dat was echter niet de
bedoeling van de internationale wetgever.
Bovendien blijkt uit de toelichting bij het verdrag, dat
men of moet uitleveren, of beoordelen. De reden
03.03 Hugo Coveliers (VLD): La question
fondamentale est de savoir, alors qu'il existe des
indices précis, si un Etat de droit peut ne pas
soumettre à une décision judiciaire une personne
soupçonnée d'avoir participé à un triple meurtre
perpétré contre des citoyens innocents.
Un traité de 1977 énumère un certain nombre
d'actes qui sont toujours qualifiés de terroristes,
dont l'utilisation d'armes automatiques. Selon notre
classification, l'arme utilisée dans le cadre de ce
dossier appartiendrait à la catégorie des armes
semi-automatiques. Ce n'est toutefois pas ce qu'a
voulu le législateur international. En outre, il ressort
des développements du traité qu'il faut soit
11/10/2000 CRABV
50
COM 273
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
6
van de niet-uitlevering van mevrouw Erdal moet
worden gezocht in het bestaan van de doodstraf in
Turkije. Daarvoor heb ik alle begrip.
extrader, soit juger.. La non-extradition de Mme
Erdal Fehriye s'explique par le fait que la Turquie
applique toujours la peine de mort et je le
comprends parfaitement.

La Belgique collabore-t-elle avec la Turquie pour
recueillir de plus amples informations sur cette
participation présumée à un triple meurtre ?
Wordt samengewerkt met Turkije om meer
informatie te vergaren over het vermeende
mededaderschap aan een drievoudige moord?
Worden er nog andere pistes bewandeld? België
mag geen toevluchtsoord worden voor geweldadige
terroristen. Heeft mevrouw Erdal haar medeleven
betuigd aan de familieleden van de slachtoffers die
haar terroristische organisatie maakte?
Explore-t-on d'autres pistes ? La Belgique ne doit
pas devenir un repaire de terroristes violents. Mme
Erdal a-t-elle adressé ses condoléances aux
parents des victimes des attentats perpétrés par
son organisation terroriste ?
03.04 Minister Antoine Duquesne : Mevrouw Erdal
zegt dat België geen rechtsstaat is, maar zij wil er
blijven.

Op 4 april 2000 heb ik de principebeslissing
genomen om het verblijf aan mevrouw Erdal te
weigeren omdat zij door haar persoonlijkheid en
haar antecedenten ontegensprekelijk een gevaar
betekent voor de openbare orde of de nationale
veiligheid. Dezelfde dag heb ik het voorafgaandelijk
advies gevraagd van de Commissaris-generaal
voor de vluchtelingen en staatslozen (CGVS)
waardoor het verdere onderzoek van de
asielaanvraag door het CGVS werd stopgezet. Op
26 mei heeft de Regering beslist de uitlevering te
weigeren van mevrouw Erdal op grond van het
politieke karakter van de feiten en de
omstandigheid dat het ingeroepen
uitleveringsmotief bestraft wordt met de doodstraf.
Ik heb de beslissing genomen betrokkene
huisarrest op te leggen en haar voorlopig ter
beschikking te stellen van de regering, na een
nieuw onderzoek van de situatie en intrekking van
de eerste beslissing. Ingevolge het op 15 juni 2000
door de Commissaris-generaal voor de
vluchtelingen en staatslozen verstrekt advies, heb ik
uiteindelijk de beslissing genomen en aan mevrouw
Erdal de weigering tot verblijf met bevel het
grondgebied te verlaten, laten betekenen.

De uitvoering van deze beslissing werd bij
hoogdringendheid geschorst door de Raad van
State op 25 juli.
03.04 Antoine Duquesne , ministre: Mme Erdal dit
que la Belgique n'est pas un État de droit et
souhaite y rester.

Le 4 avril 2000, j'ai pris la décision de principe de
refuser le séjour à Mme Erdal pour le motif qu'elle
représente incontestablement, par sa personnalité
et ses antécédents, un danger pour l'ordre public ou
la sécurité nationale.

J'ai, le même jour, sollicité l'avis préalable du
Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides
(CGRA), ce qui met fin à l'examen de la demande
d'asile par le CGRA.

Le 26 mai, le gouvernement a décidé de refuser
l'extradition de Mme Erdal en se fondant sur le
caractère politique des faits et sur la circonstance
que le motif d'extradition invoqué est puni de la
peine de mort.

J'ai pris la décision d'assigner l'intéressée à
résidence et, ensuite, de mettre Mme Erdal à la
disposition provisoire du gouvernement, après
nouvel examen de la situation et retrait de cette
première décision.

A la suite de l'avis donné par le Commissaire
général aux réfugiés et aux apatrides le 15 juin
2000, j'ai finalement pris et fait notifier à Mme Erdal
la décision de refus de séjour avec ordre de quitter
le territoire.

L'exécution de cette décision a été suspendue
d'extrême urgence par le Conseil d'État le 25 juillet.
Bovendien verwierp de kamer van
inbeschuldigingstelling van het hof van beroep van
En outre, la deuxième demande de mise en liberté
avait été rejetée par la chambre des mises en
CRABV 50
COM 273
11/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
7
Gent de tweede aanvraag tot invrijheidsstelling van
mevrouw Erdal pas nadat haar verblijfsaanvraag
was geweigerd.

Nadat de raadkamer ook de derde aanvraag tot
invrijheidstelling van mevrouw Erdal had verworpen
besloot ik op 16 oktober 2000 op humanitaire
gronden mevrouw Erdal niet langer ter beschikking
van de regering te stellen en haar voortaan onder
huisarrest te plaatsen.

In tegenstelling tot wat de heer Van Hoorebeke
beweert, is bij de beslissingname het advies van het
Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en
staatslozen geheel gerespecteerd.

Mevrouw Erdal wordt niet naar Turkije uitgewezen.
Ik blijf ervan overtuigd dat zij een gevaar voor de
openbare orde en de nationale veiligheid betekent,
niet tot de asielprocedure mag worden toegelaten,
en in afwachting van haar verwijdering van het
grondgebeid onder huisarrest moet staan.
De vrijlating van Mevrouw Erdal is bijgevolg
uitgesloten.

Zolang de lopende gerechtelijke procedures niet
beëindigd zijn, zal ik geen nieuwe beslissing nemen
en mevrouw Erdal niet naar een ander land laten
uitwijzen. Om als ontvangstland in aanmerking te
komen, moet een staat de garantie bieden dat ze
het Verdrag van Genève, het Europees Verdrag
voor de bescherming van de Rechten van de mens,
en elk ander internationaal verdrag met
gelijkaardige gevolgen niet zal overtreden, zodat
mevrouw Erdal er geen gedwongen uitwijzing
riskeert.
accusation de la cour d'appel de Gand le 20 juillet
2000, après la décision de refus de séjour.

Alors que la troisième demande de mise en liberté
de Mme Erdal avait à nouveau été rejetée par la
chambre du conseil, j'ai décidé, le 16 août 2000,
pour des motifs humanitaires, de mettre fin à la
mise à disposition du gouvernement et d'assigner
dorénavant Mme Erdal à résidence.

L'avis du CGRA du 15 juin 2000 a été entièrement
pris en compte dans le processus de prise de
décision, contrairement à ce que prétend M. Van
Hoorebeke.

Je reste persuadé que Mme Erdal représente un
danger pour l'ordre public et la sécurité nationale et
qu'elle doit se voir refuser l'accès à la procédure
d'asile, être éloignée du territoire et être, dans
l'intervalle, assignée à résidence.

Dès lors, la mise en liberté de Mme Erdal n'est pas
envisageable.

Je ne prendrai pas de nouvelle décision et je ne
procéderai pas à un éloignement vers un pays tiers
tant que les procédures juridiques actuellement en
cours n'auront pas abouti. Le pays tiers d'accueil
éventuellement trouvé devra offrir des garanties
suffisantes qu'il ne procèdera pas à un éventuel
éloignement forcé de Mme Erdal au mépris tant de
la Convention de Genève que de la Convention
européenne de sauvegarde des droits de l'homme
et des libertés fondamentales ou de toute autre
convention internationale aux effets équivalents.
De keuze van het ontvangstland evenals de
gedwongen verwijdering naar dit land zullen het
voorwerp kunnen uitmaken van een bezwaarschrift
voor de Raad van State.

Ten slotte behoudt mevrouw Erdal de mogelijkheid
zelf een ontvangstland te zoeken.

Over de beslissingen werd geen akkoord bereikt
met de Turkse overheden.

Ik beschik niet over gegevens waardoor gesteld kan
worden dat de relaties met Turkije zouden
veranderd zijn, noch dat de Turkse overheden de
ontvoering of het uit de weg ruimen van mevrouw
Erdal zouden voorbereiden. De regering beschikt
niet over de mogelijkheid mevrouw Erdal te laten
berechten voor feiten die in Turkije zouden zijn
gepleegd .
Le choix du pays d'accueil de même que
l'éloignement forcé vers ce pays seront susceptibles
de recours devant le Conseil d'État. Enfin, Mme
Erdal conserve la possibilité de rechercher elle-
même un pays d'accueil.

Les décisions prises n'ont pas fait l'objet d'un
accord avec les autorités turques. Aucun élément
ne me permet d'affirmer ni que les relations avec la
Turquie seraient altérées, ni que les autorités
turques prépareraient l'enlèvement ou la liquidation
de Mme Erdal.

Le gouvernement n'a pas la possibilité de faire juger
Mme Erdal pour des faits qui auraient été commis
en Turquie.

La Belgique est, de plus, tenue par le principe de
non-refoulement prévu à l'article 33 de la
Convention de Genève et à l'article 3 de la
11/10/2000 CRABV
50
COM 273
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
8
België is bovendien gehouden door het principe van
niet-terugdrijving bepaald in artikel 33 van het
verdrag van Genève en in artikel 3 van het
Europees Verdrag voor de bescherming van de
rechten van de mens en van de fundamentele
vrijheden.

Binnen die beperkingen werden alle nodige
maatregelen genomen zodat men niet kan
aannemen dat België een toevluchtsoord is voor
terroristen.
Convention européenne de sauvegarde des droits
de l'homme et des libertés fondamentales.

Dans ces limites, toutes les mesures nécessaires
ont été prises, de sorte que l'on ne peut considérer
que la Belgique soit un refuge pour terroristes.
03.05 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): De situatie
blijft ingewikkeld. Het strafdossier tegen Erdal werd
in Turkije ingezien. Mevrouw Erdal houdt vol niet bij
de feiten betrokken te zijn geweest. Toch oordeelt
de minister over de zaak-Erdal. Na de uitspraak van
de Raad van State waarbij de beslissing tot
uitwijzing werd geschorst, stond mevrouw Erdal ter
beschikking van de regering. Toch had de minister
nog meer dan een maand nodig vooraleer haar uit
de gevangenis te laten en op een geheim adres
onder te brengen in afwachting van de uitspraken
van de raadkamer en de kamer van
inbeschuldigingstelling. Dat zo'n dossier aan een
internationaal gerechtshof moet worden voorgelegd
is niet ter zake, aangezien die procedure thans
onmogelijk is.
03.05 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): La situation
reste complexe. Le dossier pénal constitué à
charge de Mme Erdal a été consulté en Turquie.
Madame Erdal soutient qu'elle n'est pas impliquée
dans les faits qui lui sont reprochés. Or, le ministre
porte un jugement sur son cas. Après l'arrêt du
Conseil d'Etat suspendant la décision d'expulsion,
Mme Erdal était à la disposition du gouvernement.
Or, il a encore fallu plus d'un mois au ministre pour
la faire sortir de prison et l'héberger à une adresse
confidentielle en attendant les décisions de la
chambre du conseil et de la chambre des mises en
accusation. La suggestion de porter cette affaire
devant une cour internationale est hors de propos
puisque cette procédure n'existe actuellement pas.
03.06 Lode Vanoost (AGALEV-ECOLO): Eerst
een rechtzetting. De Morgen blokletterde deze
zomer: "Agalev wil Erdal vrij". Ik heb er enkel voor
gepleit het arrest te vervangen door huisarrest, om
humanitaire redenen.

België wordt zeker geen thuishaven voor terroristen.
Er is vooreerst een verschil tussen veroordeelden
en verdachten. Bovendien gaat het om zeer
beperkte aantallen.

Aan een rechtsstaat moet voortdurend worden
gewerkt. Deze zaak wordt in mijn ogen op een
bevredigende manier afgehandeld. Anderzijds blijft
het probleem dat de heer Coveliers aanhaalde
overeind: of uitleveren, of oordelen. Het eerste
gebeurt om duidelijke redenen niet, het tweede is in
de huidige omstandigheden evenmin mogelijk.
03.06 Lode Vanoost (AGALEV-ECOLO): Je
souhaiterais tout d'abord apporter une rectification :
contrairement à ce qu'on a pu lire dans le Morgen
cet été, Agalev ne réclame pas la remise en liberté
de Mme Erdal. J'ai uniquement demandé que, pour
des raisons humanitaires, son arrestation soit
commuée en assignation à résidence.

La Belgique ne constitue en aucun cas une terre
d'asile pour terroristes. Il convient cependant
d'établir une distinction entre coupables et suspects
et, par ailleurs, le nombre des personnes
concernées est très restreint.

Un Etat de droit se construit jour après jour. A mes
yeux, l'affaire Erdal connaît actuellement une
évolution favorable. Le problème soulevé par M.
Coveliers demeure cependant entier : Mme Erdal
doit-elle être extradée ou jugée ? La première piste
a été écartée pour des raisons évidentes et la
seconde est tout aussi difficile à mettre en oeuvre
dans les circonstances actuelles.
03.07 Hugo Coveliers (VLD): De minister heeft
rake dingen gezegd. Mevrouw Erdal mag zich
gelukkig prijzen dat ze terechtkwam in een
rechtsstaat als de onze.
03.07 Hugo Coveliers (VLD): Le ministre a tenu
des propos fort justes. Mme Erdal peut s'estimer
heureuse de s'être retrouvée dans un Etat de droit
comme le nôtre.
CRABV 50
COM 273
11/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
9
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
04 Mondelinge vraag van de heer Daniël
Vanpoucke aan de minister van
Binnenlandse Zaken over "de communicatie
tussen de federale minister en zijn Vlaamse
collega nopens de politiehervorming"
(nr. 2412)
04 Question orale de M. Daniêl Vanpoucke
au ministre de l'Intérieur sur "la
communication entre le ministre fédéral et
son collègue flamand en ce qui concerne la
réforme des polices" (n° 2412)
04.01 Daniël Vanpoucke (CVP): De minister
verklaarde in deze commissie op 28 juni dat de
politiehervorming een budgettair neutrale operatie
zou zijn voor de steden en gemeenten, en dat
daarover reeds was overlegd met zijn Vlaamse
collega van binnenlandse aangelegenheden.
Minister Sauwens wees in zijn rondzendbrief van 17
juli aan de Vlaamse steden echter op de talrijke
onbeantwoorde vragen ter zake.

Wanneer werd laatst overleg gepleegd met minister
Sauwens? Wat werd afgesproken omtrent de
additionele kosten voor de gemeenten? Zijn er
ontwerpbesluiten in de maak inzake de minimale
normen voor de politiezones? Werd het advies
ingewonnen van de adviesraad van de
burgemeesters?
04.01 Daniël Vanpoucke (CVP): Le ministre a
déclaré le 28 juin, au sein même de notre
commission, que la réforme des polices serait une
opération budgétairement blanche pour les villes et
communes et qu'il s'était déjà concerté à ce sujet
avec son collègue flamand des Affaires intérieures.
Toutefois, dans sa circulaire du 17 juillet, le ministre
Sauwens a rappelé aux villes flamandes que
nombre de questions restaient sans réponse en la
matière.

Quand le ministre s'est-il concerté pour la dernière
fois avec son homologue flamand, M. Sauwens ?
Qu'a-t-il été convenu à propos des coûts
additionnels à charge des communes ? Des projets
d'arrêté sont-ils en préparation en ce qui concerne
les normes minimales pour les zones interpolices ?
A-t-on pris l'avis du conseil consultatif des
bourgmestres ?
04.02 Minister Antoine Duquesne : Er was reeds
meermaals overleg, laatst op 29 mei 2000. De
rondzendbrief van 17 juli over de begrotingen houdt
rekening met de conclusies van die laatste
conferentie.
04.02 Antoine Duquesne , ministre : Nous nous
étions déjà concertés à de multiples reprises, notre
dernière rencontre datant du 29 mai 2000. Dans la
circulaire du 17 juillet concernant les budgets, il est
tenu compte des conclusions de ce dernier
colloque.
Na afloop van de aan de gang zijnde
begrotingsbesprekingen moeten nog toelichtingen
worden verstrekt. In de komende weken zullen tal
van beslissingen worden genomen en regelingen
worden uitgewerkt. Honderdtwintig zones hebben
gevraagd om in het systeem te worden opgenomen.
Des précisions doivent encore être apportées,
notamment au terme du round budgétaire en cours.
Dans les semaines qui viennent, beaucoup de
décisions et de règlements vont être pris. Cent vingt
zones ont demandé leur incorporation dans le
processus.
De politiehervorming zal niet gebeuren op de rug
van de gemeenten. In oktober zullen de normen
inzake effectieven worden vastgelegd. Over de
overplaatsingen van het aantal manschappen van
de rijkswachtbrigades werd reeds beslist op 28
april. De overplaatsing zelf zal bij KB worden
geregeld. Het advies van de burgemeesters zal te
gepasten tijde worden ingewonnen, via de
adviesraad van burgemeesters.
La réforme des polices ne se fera pas au détriment
des communes. Les normes en matière d'effectifs
seront fixées au mois d'octobre. Une décision a
déjà été prise le 28 avril dernier concernant les
mutations des effectifs des brigades de
gendarmerie. La mutation en tant que telle sera
réglée par arrêté royal. On demandera l'avis des
bourgmestres en temps opportun par l'entremise du
Conseil consultatif des bourgmestres.
11/10/2000 CRABV
50
COM 273
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
10
Het is niet makkelijk om de eenvoudige technische
formule te vinden waarmee die doelstelling kan
worden bereikt, maar het is nu nog maar een
kwestie van dagen.
Trouver la formule technique simple pour atteindre
cet objectif n'est pas facile, mais il s'agit maintenant
d'une question de jours.
04.03 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): Zal de
politiehervorming werkelijk op 1 januari 2001 van
start gaan?
04.03 Karel Van Hoorebeke (VU&ID): La réforme
des services de police prendra-t-elle vraiment cours
le 1
er
janvier 2001 ?
04.04 Minister Antoine Duquesne : De
geruchtenmolen draait op volle toeren, wat inhoudt
dat tal van beslissingen zullen moeten worden
genomen.
04.04 Antoine Duquesne , ministre: Il y a
beaucoup de bruits qui courent et beaucoup de
canards volent à basse altitude, ce qui explique que
beaucoup de décisions doivent être prises.
04.05 Daniël Vanpoucke (CVP): De minister
antwoordde concreet op mijn eerste en derde
vraag. De minister verwees op mijn tweede vraag
naar een overleg met minister Sauwens in mei.
Blijkbaar is er nog steeds geen duidelijkheid over de
additionele kosten van de politiehervorming. Of
vallen deze niet onder zijn bevoegdheid?
04.05 Daniël Vanpoucke (CVP): Le ministre a
fourni une réponse concrète à mes première et
troisième questions. Quant à ma deuxième
question, il s'est référé à la concertation avec M.
Sauwens en mai dernier. On ignore manifestement
toujours quels seront les coûts additionnels de la
réforme des services de police. Ou cette question
ne relève-t-elle pas des compétences du ministre ?
04.06 Minister Antoine Duquesne : U zal daar in
de komende dagen een antwoord op krijgen.

04.06 Antoine Duquesne , ministre: Il vous sera
répondu dans les prochains jours.

04.07 Daniel Vanpoucke (CVP): Vragen in het
Vlaams Parlement of instructies van de Vlaamse
minister aan de gemeenten zullen dus uitsluitsel
moeten brengen.
04.07 Daniel Vanpoucke (CVP): Il faudra donc
obtenir une réponse par le biais de questions
posées au Parlement flamand, ou d'instructions
données par le ministre flamand aux communes.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
05 Mondelinge vraag van de heer Marcel
Hendrickx aan de minister van Binnenlandse
Zaken over "de organisatie van
kienavonden" (nr. 2418)
05 Question orale de M. Marcel Hendrickx
au ministre de l'Intérieur sur "l'organisation
de soirées `bingo'" (n° 2418)
05.01 Marcel Hendrickx (CVP): Artikel 1 van de
wet van 31 december 1851 bepaalt dat kienspelen
behoren tot de loterij en verboden zijn. Dat wordt
bevestigd door een arrest van het Hof van Cassatie
van 1993. Een rondzendbrief van 1996 legt de
vinger op een aantal misbruiken en somt de
voorwaarden op waaronder uitzonderingen kunnen
worden toegestaan. Vzw's kunnen éénmaal per jaar
de toestemming krijgen om een kienavond te
organiseren. Heel wat verenigingen hebben dat
statuut echter niet.

Kan een versoepeling worden overwogen voor
bepaalde gekende en erkende verenigingen, via
een rondzendbrief?
05.01 Marcel Hendrickx (CVP):Aux termes de
l'article 1
er
de la loi du 31 décembre 1951, les jeux
de bingo font partie des loteries et sont interdits,
ce que confirme un arrêt de la Cour de cassation de
1993. Une circulaire de 1996 met en évidence un
certain nombre d'abus et énumère les conditions
nécessaires à l'octroi d'une dérogation .Ainsi, les
asbl peuvent notamment obtenir une fois par an
l'autorisation d'organiser une soirée « bingo ». De
nombreuses associations ne possèdent toutefois
pas le statut d'asbl.

La réglementation pourrait-elle être assouplie par le
biais d'une circulaire à l'intention de certaines
associations connues et reconnues ?
CRABV 50
COM 273
11/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
11
05.02 Minister Antoine Duquesne : Om
misvattingen te voorkomen heeft mijn voorganger
op 30 oktober 1996 een rondzendbrief over de
kienspelen uitgevaardigd.
05.02 Antoine Duquesne , ministre : Le 30
octobre,1996 mon prédécesseur a rédigé une
circulaire sur les jeux de bingo pour éviter les
abus. (
In bepaalde gemeenten wordt de organisatie van
die kienavonden toevertrouwd aan zogenaamde
"promotoren" die 70 tot 80 % van de winsten innen,
en dit ten nadele van de verenigingen. Een
versoepeling van de door mijn voorganger
opgelegde normen is niet wenselijk. Er werd nog
geen formule gevonden die de echte organisatoren
van zulke kienavonden geen nadeel zou
berokkenen.
L'organisation de ces jeux est confiée, dans
certaines communes, à de soi-disant « promoteurs
de bingo » qui empochent 70 à 80% des gains et
ce, au détriment des associations. Il n'est pas
souhaitable d'assouplir les normes imposées par
mon prédécesseur.

La formule qui ne porterait pas atteinte aux
véritables organisateurs de jeux de bingo n'a pas
encore été trouvée.
05.03 Marcel Hendrickx (CVP): Er zijn tal van
misbruiken. Die verenigingen die ernstig werken,
zouden we echter kunnen ondersteunen door een
toestemming te verlenen.
05.03 Marcel Hendrickx (CVP): Les abus sont
légion. Les associations sérieuses devraient
néanmoins être soutenues par l'octroi d'une
autorisation.

Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
06 Mondelinge vraag van mevrouw Leen
Laenens aan de minister van Binnenlandse
Zaken over "een interne enquête van de
rijkswacht" (nr. 2441)
06 Question orale de Mme Leen Laenens au
ministre de l'Intérieur sur "une enquête
interne de la gendarmerie" (n° 2441)
06.01 Leen Laenens (AGALEV-ECOLO): Toen
een krant titelde dat tegenstanders van het neo-
liberalisme als terroristen kunnen worden verdacht,
voelde ik me persoonlijk geviseerd. De krant haalde
haar informatie uit een interne rijkswachtenquête.
Gaat de rijkswacht hier zijn boekje niet te buiten?
Volstaat het om kritisch te staan tegenover het
wereldkapitalisme om reeds verdacht te worden?
Wordt de wet op de privacy en de informatiegaring
hier niet overschreden?
06.01 Leen Laenens (AGALEV-ECOLO): Je me
suis sentie personnellement visée en lisant dans un
journal que les opposants au néo-libéralisme
pouvaient être suspectés de terrorisme. Le journal
en question avait puisé ses informations dans une
enquête interne de la gendarmerie. La gendarmerie
n'outrepasse-t-elle pas là ses compétences ? Suffit-
il de s'opposer au capitalisme mondial pour être
suspect ? Ne s'agit-il pas d'une atteinte à la loi sur
la protection de la vie privée et la collecte d'
informations ?
06.02 Minister Antoine Duquesne : Het onderzoek
heeft tot doel een methodologie uit te testen om
nieuwe fenomenen op een meer wetenschappelijke
manier te kunnen opsporen om de overheden toe
te laten pertinente beleidsprioriteiten te bepalen.
Het onderzoek vertrekt van de belangrijkste
verschijnselen inzake onveiligheid. Binnen elke
rubriek wordt een aantal nieuwe fenomenen of
nieuwe aspecten van fenomenen indicatief
opgesomd.

Nooit worden gepersonaliseerde gegevens
opgevraagd. Het voorbeeld van de `anti-
kapitalistische' beweging werd onder meer vermeld
06.02 Antoine Duquesne , ministre: L'enquête a
pour objectif de tester une méthode visant à
rechercher les nouveaux phénomènes de manière
plus scientifique afin de permettre aux autorités de
définir les priorités pertinentes.

L'enquête se base sur les phénomènes d'insécurité
les plus importants. Pour chaque rubrique, quelques
nouveaux phénomènes ou nouveaux aspects sont
cités à titre indicatif.

En aucune manière, des données personnalisées
ne sont demandées. L'exemple du mouvement anti-
capitaliste a été pris suite aux perturbations graves
11/10/2000 CRABV
50
COM 273
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
12
omwille van de ernstige ordeverstoring in Seattle.

Het beeld dat sommigen van dit onderzoek hebben
geschetst is ongenuanceerd en houdt geen
rekening met de context. Deze mehode is niet
gericht op personen en maakt het mogelijk de
fenomenen weldoordacht te benaderen.
de l'ordre public à Seattle.

L'image que certains ont donné de cette enquête
n'est pas nuancée et se situe en dehors de son
contexte.

Cette démarche n'est pas un ciblage personnel et
permet d'envisager les phénomènes de manière
réfléchie.
06.03 Leen Laenens (AGALEV-ECOLO): Die
lijsten zullen bepaalde prioriteiten omvatten.
Daarnaast moet er rekening mee worden gehouden
dat enkele tientallen heethoofden de vreedzame
actie van de meerderheid in een slecht daglicht
kunnen plaatsen, zoals in Praag het geval was.
06.03 Leen Laenens (AGALEV-ECOLO): Ces
listes comporteront certaines priorités. Par ailleurs,
il ne faut pas oublier que quelques dizaines de têtes
brûlées ternissent l'action pacifique menée par la
majorité, comme ce fut le cas à Prague.

06.04 Minister Antoine Duquesne : Wij zijn hier
niet in Praag.

Een manifestatie moet op een contract steunen. Als
er gehelmde en gemaskerde figuren mee in de
manifestatie oplopen, is dat contractbreuk. De
openbare orde moet gehandhaafd worden.
06.04 Antoine Duquesne , ministre (en français):
Nous ne sommes pas à Prague.

Une manifestation doit reposer sur un contrat.
Quand il y a des personnes casquées et masquées
dans des manifestations, le contrat est rompu et il
faut sauvegarder l'ordre public.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
07 Mondelinge vraag van mevrouw Zoé
Genot aan de minister van Binnenlandse
Zaken over "het toezicht bij de betogingen"
(nr. 2459)
07 Question orale de Mme Zoé Genot au
ministre de l'Intérieur sur "la surveillance
des manifestations" (n° 2459)
07.01 Zoé Genot (AGALEV-ECOLO): Een
rijkswachthelikopter met bewakingscamera is
tijdens de slotmeeting van de tegenmanifestaties
naar aanleiding van de recente UNICE-top in
Brussel de hele tijd boven de Magdalenazaal blijven
hangen, waar de meeting plaatsvond. Op grond van
welke criteria wordt bepaald welke middelen de
politie inzet tijdens manifestaties ? Hoeveel heeft
die hele bewakingsopdracht gekost ?

Moet de commissie voor de bescherming van de
persoonlijke levenssfeer niet op de hoogte worden
gebracht van de redenen waarom gefilmd werd ?
Als dat gebeurd is, om welke redenen is er gefilmd?
Hoe werden de evenredigheidscriteria op grond
waarvan het systeem werd gebruikt, beoordeeld ?
Hoelang worden de beelden bewaard ? Op welke
voorwaarden mogen mensen beelden waarop ze
zelf staan, bekijken ?
07.01 Zoé Genot (ECOLO-AGALEV): Un
hélicoptère de la gendarmerie, équipé d'une caméra
de surveillance, est resté en position stationnaire
au-dessus de la salle de la Madeleine, pendant que
s'y déroulait le meeting qui clôturait les contre-
manifestations organisées à l'occasion du récent
sommet de l'Unice à Bruxelles.

Quels sont les critères déterminant les moyens
policiers à mettre en oeuvre lors de manifestations ?
Quel a été le coût de cette mission de surveillance ?
Ne faut-il pas communiquer les motifs du filmage
réalisé à la Commission de sauvegarde de la vie
privée ? S'il y a eu communication, quels en ont été
les motifs ? Comment a-t-on évalué les critères de
proportionnalité qui ont présidé à l'usage de ce
système ? Combien de temps les images vont-elles
être archivées ? Quelles sont les circonstances et
conditions dans lesquelles les personnes auront
l'autorisation de consulter les images dans
lesquelles elles figurent ?
CRABV 50
COM 273
11/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
13
07.02 Minister Antoine Duquesne :Men moet er
maar eens mee ophouden een politieman of
rijkswachter verdachter te vinden dan een
gehelmde manifestant met een ijzeren staaf in de
hand. Men mag ook niet vervallen in fantasterij : er
werden geen foto's genomen tijdens die
manifestatie, waarop het aantal betogers op 800
geschat werd.
07.02 Antoine Duquesne , ministre: Avant toute
chose, il faut que l'on cesse de considérer qu'un
policier ou un gendarme est plus suspect qu'un
manifestant casqué et armé d'une barre de fer. Par
ailleurs, il ne faut pas fantasmer. Il n'y a pas eu de
prise de photos lors de cette manifestation, dont le
nombre de participants a été évalué à 800.
De verantwoordelijken van de ordediensten hebben
niet gevraagd dat een helikopter werd ingezet. Een
helikopter van de rijkswacht hield wel
verplaatsingen van bepaalde groepen voor de
openingswedstrijd van Euro 2000 in de gaten. Er
werden geen beelden opgenomen. Het is spijtig dat
die vergadering op dezelfde dag als die van de
wedstrijd plaatsvond.
Les responsables des services d'ordre n'ont pas
demandé le concours d'un hélicoptère. Il y a bien eu
un hélicoptère de la gendarmerie mais pour
surveiller les déplacements de groupes avant le
match inaugural de l'Euro 2000. Aucune image n'a
été enregistrée. Il est dommage que cette réunion
se soit tenue le jour même de ce match.
07.03 Zoé Genot (AGALEV-ECOLO): Het tekort
aan middelen van de ordediensten in sommige
omstandigheden staat in schril contrast met de
middelen die bij "familiale" manifestaties worden
ingezet. Overigens geloof ik u niet wanneer u
beweert dat er geen foto's vanuit de helikopter
werden genomen.
07.03 Zoé Genot (ECOLO-AGALEV): Quand on
voit que l'ordre public manque de moyens dans
certaines circonstances, on est étonné de voir le
déploiement de certains moyens lors de
manifestations familiales.
Par ailleurs, je ne vous crois pas quand vous dites
qu'il n'y a pas eu de photos prises de l'hélicoptère.
07.04 Minister Antoine Duquesne : Ik zat niet in
die helikopter, maar ik geloof niet dat de
commandant van de rijkswacht mij voorliegt. U
schaadt het imago van ons land. Ik denk niet dat wij
in een politiestaat leven.
07.04 Antoine Duquesne , ministre: Je n'étais pas
dans l'hélicoptère et je suis porté à croire que le
Commandant de la gendarmerie ne me ment pas.
Vous faites beaucoup de tort à l'image de notre
pays. Je crois que nous ne vivons vraiment pas
dans un État policier.
07.05 Zoé Genot (AGALEV-ECOLO): Is het
relevant om zoveel middelen in te zetten op het
ogenblik dat men zich bezint over de verdeling van
de kosten op het gebied van de ordehandhaving ?
07.05 Zoé Genot (ECOLO-AGALEV): Est-il
pertinent de déployer autant de moyens à une
époque où on s'interroge sur la répartition des coûts
dans le domaine du maintien de l'ordre ?
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
08 Mondelinge vraag van de heer Jo
Vandeurzen aan de minister van
Binnenlandse Zaken over "een permanente
eenheid van de civiele bescherming in
Limburg" (nr. 2460)
08 Question orale de M. Jo Vandeurzen au
ministre de l'Intérieur sur "une unité
permanente de la protection civile au
Limbourg" (n° 2460)
08.01 Jo Vandeurzen (CVP): Bij een seveso-
oefening op 2 september in Paal-Beringen werd het
provinciaal rampenplan voor Limburg opgestart,
maar liet de civiele bescherming verstek gaan. De
civiele bescherming kwam pas opdagen toen de
oefening allang was afgeblazen door de
provinciegouverneur.
08.01 Jo Vandeurzen (CVP): A l'occasion d'un
exercice Seveso effectué le 2 septembre dernier à
Paal-Beringen, le plan-catastrophe pour la province
du Limbourg a été mis en oeuvre mais la protection
civile n'était pas au rendez-vous. Elle ne s'est
présentée qu'après que la gouverneur ai décrété la
fin de l'exercice.
11/10/2000 CRABV
50
COM 273
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
14
Reeds in 1996 besliste de regering een nieuwe
eenheid van de civiele bescherming op te richten op
de mijnterreinen van Beringen. Zal die permanente
eenheid er komen? Waar en wanneer? Welke
criteria zijn bepalend bij de keuze van de
vestigingsplaats? Welke timing en middelen worden
gehanteerd?
Le gouvernement avait décidé dès 1996 de créer
une nouvelle unité de la protection civile sur la zone
minière de Beringen. Cette unité permanente verra-
t-elle le jour ? Où et quand sera-t-elle installée ?
Quels critères seront déterminants pour le choix du
lieu ? Quel calendrier a été arrêté et quels moyens
seront mis en oeuvre ?
08.02 Minister Antoine Duquesne: De Ministerraad
besliste op 28 juni 1996 in de provincie Limburg een
operationele eenheid van de civiele bescherming op
te richten.

Ik wil ervoor zorgen dat die beslissing zo snel
mogelijk wordt uitgevoerd.

De oprichting van een operationele eenheid past in
de hervorming van de civiele bescherming, die
ervoor zorgt dat de brandweerdiensten en
operationele diensten van de civiele bescherming
elkaar beter aanvullen.

De concrete uitvoering is de taak van de minister
die voor de Regie der gebouwen bevoegd is.
Mijn diensten hebben echter verscheidene
mogelijkheden geëvalueerd. Daarbij gingen zij
ervan uit dat de operationele eenheid zo snel
mogelijk de meest gevaarlijke en minst in te
schatten gevaren moet kunnen bestrijden, en dat
niet alleen in de provincie Limburg maar ook in het
oosten van de provincies Antwerpen en Vlaams-
Brabant.

Ik zal minister Daems de resultaten van dit
onderzoek bezorgen, evenals het bouwplan dat mijn
administratie maakte. Mijn ministerie is
verantwoordelijk voor de inrichting van de
gebouwen en hun materiële uitrusting. De hiervoor
vereiste kredieten zijn nu beschikbaar. Voorts wordt
de personeelsformatie uitgebreid.

De heer Daems zal met mij voor één van de twee in
overweging genomen vestigingen kiezen.
08.02 Antoine Duquesne , ministre: Le Conseil
des ministres du 28 juin 1996 a décidé la création
d'une unité opérationnelle de la protection civile
pour la province de Limbourg.

J'ai l'intention de faire exécuter cette décision le
plus rapidement possible.

La mise sur pied d'une unité opérationnelle s'inscrit
dans l'objectif des plans de réforme pour la sécurité
civile, axée sur la complémentarité entre les
services d'incendie et les services opérationnels de
la protection civile.

La réalisation concrète revient au ministre ayant la
Régie des bâtiments dans ses attributions.
Néanmoins, mes services ont évalué plusieurs
possibilités, dans l'objectif de rencontrer le plus
rapidement possible les risques les plus dangereux
et les moins prévisibles, non seulement pour la
province de Limbourg, mais également pour l'Est
des provinces d'Anvers et de Brabant flamand.



Je transmettrai les résultats de cet examen ainsi
que le programme de construction établi par mon
administration au ministre Daems.
Par ailleurs, l'aménagement des bâtiments et
l'équipement en matériel est à charge de mon
département. Les crédits à y allouer sont
disponibles et une extension du cadre sera réalisée.

Il appartiendra à M. Daems de faire avec moi un
choix entre les deux sites actuellement envisagés.
08.03 Jo Vandeurzen (CVP): Klopt het dat het
verslag aanwezig is bij minister Daems?
08.03 Jo Vandeurzen (CVP): Est-il exact que le
ministre Daems est déjà en possession du rapport ?
08.04 Minister Antoine Duquesne : Het wordt hem
heel binnenkort bezorgd. Zodra de keuze is
gemaakt, wordt alles in het werk gesteld om het
project in praktijk te brengen.
08.04 Antoine Duquesne , ministre: Il va partir.
Dès que le choix aura été fait, on mettra tout en
oeuvre pour rendre le projet effectif.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
De openbare vergadering wordt gesloten om 16.24
uur.
La réunion publique est levée à 16.24 heures
CRABV 50
COM 273
11/10/2000
KAMER
-3
E ZITTING VAN DE
50
E ZITTINGSPERIODE
2000
2001
CHAMBRE
-3
E SESSION DE LA
50
E LEGISLATURE
15


Document Outline