Plenumvergadering

Séance plénière

 

van

 

Donderdag 13 november 2025

 

Namiddag

 

______

 

 

du

 

Jeudi 13 novembre 2025

 

Après-midi

 

______

 

De vergadering wordt geopend om 14.18 uur en voorgezeten door de heer Peter De Roover, voorzitter.

La séance est ouverte à 14 h 18 et présidée par M. Peter De Roover, président.

 

De voorzitter: De vergadering is geopend.

La séance est ouverte.

 

Aanwezig bij de opening van de vergadering is de minister van de federale regering:

Ministre du gouvernement fédéral présent lors de l'ouverture de la séance:

Bart De Wever.

 

01 Agenda

01 Ordre du jour

 

Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van 12 november 2025 hebt u een gewijzigde agenda voor de vergadering van vandaag ontvangen.

Conformément à l’avis de la Conférence des présidents du 12 novembre 2025, vous avez reçu un ordre du jour modifié pour la séance d'aujourd'hui.

 

Zijn er dienaangaande opmerkingen? (Nee)

Y a-t-il une observation à ce sujet? (Non)

 

Bijgevolg is de agenda aangenomen.

En conséquence, l'ordre du jour est adopté.

 

Geheime stemming

Scrutin secret

 

02 Comité I – Benoeming van het Nederlandstalig plaatsvervangend lid

02 Comité R – Nomination du membre suppléant néerlandophone

 

Aan de orde is de geheime stemming met het oog op de benoeming van het Nederlandstalig plaatsvervangend lid van de heer Filip Vanneste, die tijdens de plenaire vergadering van 6 november 2025 werd benoemd tot werkend lid van het Vast Comité van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Comité I).

L'ordre du jour appelle le scrutin secret en vue de la nomination du membre suppléant néerlandophone de M. Filip Vanneste qui a été nommé au cours de la séance plénière du 6 novembre 2025 en qualité de membre effectif du Comité permanent de contrôle des services de renseignements et de sécurité (Comité R).

 

Het stuk met de naam van de kandidaten werd reeds rondgedeeld. (1095/1)

Le document portant le nom des candidats vous a déjà été distribué. (1095/1)

 

De stembiljetten zullen worden uitgedeeld in zaal 3 waar u uw stem kunt uitbrengen vanaf nu tot 16.30 uur.

Les bulletins de vote seront distribués en salle 3, où vous pouvez émettre votre vote à partir de maintenant jusqu'à 16h30.

 

Om te stemmen, moet men een kruisje in het vakje naast de naam van de gekozen kandidaat plaatsen.

Il y a lieu de voter en traçant une croix dans la case figurant en regard du nom du candidat choisi.

 

Daar de stemming geheim is, mogen de stembiljetten niet worden ondertekend.

Le scrutin étant secret, les bulletins ne peuvent être signés.

 

Ik herinner eraan dat enkel de leden het stembiljet in ontvangst kunnen nemen, het ter plaatse dienen in te vullen en in de stembus deponeren.

Je rappelle que seuls les membres peuvent recevoir le bulletin de vote, celui-ci doit être rempli sur place et déposé dans l’urne.

 

Zijn ongeldig de stemmen uitgebracht op meer dan één kandidaat.

Sont nuls, les suffrages exprimés en faveur de plus d'un candidat.

 

Zodra de geheime stemming gesloten is, stel ik u voor dat de stembiljetten van de geheime stemming geteld worden in zaal 3, in aanwezigheid van de stemopnemers.

Dès que le scrutin secret est clos, je vous propose de procéder au dépouillement du scrutin secret dans la salle 3, en présence des scrutateurs.

 

Ik stel u voor om voor de stemopneming de jongste twee leden, de heren Jeroen Bergers en Oskar Seuntjens, aan te wijzen.

Je vous propose de désigner les deux membres les plus jeunes, MM. Jeroen Bergers et Oskar Seuntjens, pour dépouiller les scrutins.

 

Geen bezwaar? (Nee)

Aldus zal geschieden.

 

Pas d'observation? (Non)

Il en sera ainsi.

 

Mondelinge vragen

Questions orales

 

03 Samengevoegde vragen van

- Steven Coengrachts aan Bart De Wever (eerste minister) over "De uitspraak van de eerste minister waarin hij de Koning 50 dagen de tijd vraagt" (56001129P)

- Sofie Merckx aan Bart De Wever (eerste minister) over "Het kerstakkoord" (56001148P)

03 Questions jointes de

- Steven Coenegrachts à Bart De Wever (premier ministre) sur "Les propos du premier ministre concernant le délai de 50 jours qu'il a demandé au Roi" (56001129P)

- Sofie Merckx à Bart De Wever (premier ministre) sur "L'accord de Noël" (56001148P)

 

03.01  Steven Coenegrachts (Open Vld): Mijnheer de eerste minister, u bent vorige week naar de Koning gegaan. U hebt daar 50 dagen gevraagd. Vandaag zijn we één week verder en er is niets gebeurd, niets veranderd. U hebt niets gedaan. Nochtans had u deze week geen excuus. Er was geen gastcollege dat u moest geven, geen museum in Egypte dat u moest openen, geen gespreksavond bij een lokale UNIZO-afdeling. Er was geen excuus en toch deed u niets, premier.

 

De klok tikt nochtans verder, voor uw regering – dat vind ik minder belangrijk – en voor onze bedrijven, die gebukt gaan onder de dure energiecontracten. Ze tikt verder voor kleine zelfstandigen, die het water vaak al aan de lippen staat. De klok tikt verder voor al die mensen die bezorgd zijn over hun job en hun inkomen, die zich afvragen of ze in de toekomst nog hun gezin zullen kunnen onderhouden. Al die mensen, premier, liet u deze week in de steek door niets te doen.

 

Wij bij Open Vld hebben wél verder gewerkt. Wij hebben dit weekend gewerkt. Wij hebben op de brugdag gewerkt. Wij hebben op 11 november gewerkt. Vandaag, collega's, ligt hier een relanceplan dat ik zal indienen. Het voorziet in een korting op de energiefactuur. Het zorgt voor flexibelere nachtarbeid, voor meer overuren, voor meer flexi-jobs in alle sectoren. Misschien, collega's, kunnen wij in dit Parlement samen meer bereiken dan de regering.

 

Premier, wanneer schiet u in actie? Wanneer roept u het kernkabinet samen? Wanneer komen er oplossingen? Wanneer begint u aan de begroting van dit land?

 

De voorzitter: Mevrouw Merckx, ik wou zeggen dat u het over hetzelfde thema zou hebben, maar ik weet niet of dat het kerstakkoord is. U hebt twee minuten om er iets van te maken.

 

03.02  Sofie Merckx (PVDA-PTB): "De meest sociale manier om de btw te verhogen, is om het tarief van 21 % op te trekken naar 22 %." Wie heeft dat dit weekend gezegd? Conner Rousseau. Dat was nog niet alles, want hij heeft ook gezegd dat hij bereid is om de indexering van de lonen te herbekijken.

 

Vooruit, wat is er gebeurd met u? Vooruit, de partij van de index. Alles moest erdoor, maar de index zou gered worden. De partij van de koopkracht, u ijverde steeds voor de koopkracht en nu zult u de btw verhogen. U zet nu zelf de deur open voor die maatregelen. Waar zijn uw rode lijnen?

 

Laat ons eens kijken naar de index. U stelt voor dat personen die meer dan een bepaald loon zouden verdienen, een bedrag zouden krijgen in plaats van 1 %. Daardoor zou een chemiearbeider die volcontinu werkt wel eens 60 euro per maand kunnen verliezen. Hoe u het ook draait of keert, dat is een koopkrachtvermindering voor wie boven dat plafond zou zitten. Wat betreft de btw op luxeproducten, de auto repareren, kledij kopen of een internet- of gsm-abonnement, dat zijn tegenwoordig allemaal luxeproducten. Dat zou de gezinnen 300 euro per jaar meer kunnen kosten. Er is helemaal niets sociaals aan het verhogen van de btw of aan het morrelen aan de index.

 

Mijnheer de premier, het is nog maar de vraag of er een akkoord zal komen, maar ik denk dat u wel blij bent met een partij als Vooruit die deze maatregelen op tafel legt. Mijn vragen aan u zijn dus of de btw-verhoging vandaag op tafel ligt en wat u wilt doen met de index.

 

03.03 Eerste minister Bart De Wever: Geachte Kamerleden, ik zei, bij wijze van humor uiteraard, aan de heer Coenegrachts zonet dat politiek slecht theater is en dat, als men geluk heeft, het goed wordt geacteerd. Ik denk dat we een voorbeeld hebben gezien van beide.

 

Ik vond uw act geslaagd, mijnheer Coenegrachts. Die was direct tot mij gericht en zeer persoonlijk. U doet alsof u een heel plan hebt uitgewerkt en legt een hoop papier neer. Dat is knap gespeeld.

 

Mevrouw Merckx, u bracht echt slecht theater. Als ik naar buiten was gewandeld, had u dat zelfs niet opgemerkt, denk ik. Als u vragen wilt stellen aan Vooruit, dan kunt u Conner Rousseau bellen en met hem een koffie gaan drinken, maar u moet mij niet als een decorstuk in de coulissen gebruiken om uw gifpijlen op iemand anders af te sturen. Dat is nogal goedkoop, want ik kan alleen antwoorden namens de regering, niet namens Vooruit. Dat is dus niet alleen slecht theater, het is ook echt slecht gespeeld, in mijn ogen.

 

Geachte leden, u weet zeer goed dat ik er niet te veel woorden kan aan vuilmaken. We hebben 50 dagen gevraagd – en die onszelf ook toegekend, laat ons eerlijk zijn – om een akkoord te sluiten over een meerjarenbudget. Ik kan er niet genoeg op drukken: de uitdaging is niet het budget voor 2026, want dat is heel gemakkelijk. De echte uitdaging is het respecteren van de Europese uitgavennorm in het perspectief van 2029.

 

Hebben we de afgelopen dagen niets gedaan? Hoe durft u zoiets zeggen! Het is vaak als u niets ziet, dat het meeste gebeurt, want als u iets ziet, is het meestal iets wat we liever niet laten zien. Laten we eerlijk zijn. We hebben uiteraard de afgelopen dagen wel gewerkt om nieuwe stappen vooruit te kunnen zetten in de hoop dat akkoord te kunnen smeden, maar veel kan ik er uiteraard niet over zeggen. Elk woord is er een te veel. Het zou ongelooflijk zijn mocht elke partner van de meerderheid dat adagium ter harte nemen, dat elk woord op dit moment er één te veel is. Ik weet dat ik me illusies maak, maar ik kan het maar proberen.

 

Ik zal alleszins als eerste minister het goede voorbeeld geven op beide vlakken. Ten eerste hard doorwerken en ten tweede niets toevoegen aan de verklaring die ik vorige week al heb afgelegd in het Parlement.

 

De ambitie van de oefening kent u. Die ambitie blijft ongewijzigd. Het is wel heel belangrijk om dat te benadrukken. De termijn waarbinnen we tot een akkoord moeten komen, zal niet opnieuw worden verlengd. Dat is wellicht het belangrijkste. De ambitie kan niet naar beneden worden bijgesteld en we kunnen er niet langer over doen dan tot het einde van het jaar. Als het sneller kan, zullen we trouwens zeker niet wachten tot kerst. Mijnheer de voorzitter, u gelieve dus niet over een kerstakkoord te spreken, want het kan eerder.

 

(…): (…)

 

03.04 Eerste minister Bart De Wever: Hij heeft dat gezegd. Ik ben niet doof, hij heeft daarover gesproken. Het is echter uiteraard niet de plicht van de voorzitter om mij te helpen, een plicht waarvan hij zich overigens elke week grondig kwijt.

 

Mijnheer Coenegrachts, als het akkoord dus sneller kan worden gesloten, des te beter, maar de inspanning kan zeker niet minder worden.

 

We zijn het onze burgers verplicht om een ernstig begrotingsakkoord te sluiten. Daarom roep ik, net zoals vorige week, de partijen van de meerderheid op om daaraan constructief mee te werken. Zo niet, dan zullen wij daarover verantwoording moeten afleggen, niet alleen aan het Parlement – daarover maak ik mij niet te veel zorgen –, maar vooral aan de burgers. Ik denk niet dat zij het ons zouden vergeven als we er een potje van maken.

 

Sta me dus toe om in afwachting daarvan, er alles aan te doen om met ernst, verantwoordelijkheid en discretie een akkoord op de best mogelijke termijn alle kans op slagen te geven.

 

03.05  Steven Coenegrachts (Open Vld): Dank u, premier.

 

Wat u van mijn act vindt en wat ik van die van u vind, is totaal onbelangrijk. Wat wel belangrijk is, is wat u doet met de 50 dagen. U hebt die 50 dagen gekregen om te werken, premier. Dat zijn geen vakantiedagen. U hebt 50 werkdagen gekregen.

 

Ik begrijp nu dat u in het geheim met uw regering voortwerkt aan een akkoord. In het geheim. Dat moeten dan heel interessante besprekingen zijn, want uw minister van Buitenlandse Zaken zit deze maand 13 dagen in het buitenland. Er zal in het geheim dus veel vooruitgang geboekt zijn.

 

Neen, premier, de waarheid is: u vertoont uitstelgedrag. Al maanden vertoont u uitstelgedrag. Het is symptomatisch voor deze regering. Herinnert u zich het zomerakkoord nog? U zei toen: dit is historisch. Ik ben Dehaene, zei u. Maar wat hebt u al uitgevoerd van dat zomerakkoord? Nul komma nul nul. Dus, premier, alstublieft, de balans van uw regering is een enkele hervorming. That’s it. Roep uw ploeg samen en los dit op!

 

03.06  Sofie Merckx (PVDA-PTB): Veuillez m'écouter attentivement, monsieur le premier ministre, car c'est à vous que je m'adresse.

 

Apprenez, monsieur le premier ministre, que ce qui est sur la table aujourd'hui, à savoir augmenter la TVA sur les soi-disant produits de luxe tels qu'une visite chez le garagiste, un achat de vêtements ou de meubles, ce n'est pas du luxe. C'est imbuvable.

 

Par ailleurs, toucher à l'indexation des salaires n'est pas une bonne idée non plus.

 

Nous étions 140 000 dans les rues de Bruxelles le 14 octobre. Trois jours d'action sont en préparation, trois jours de grève, où l'on sera encore plus nombreux et enthousiastes. Nous avons déjà pu faire en sorte d'éviter la diminution des pensions et la suppression des primes de nuit le 1er janvier. Nous poursuivrons le combat pour vous faire reculer.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Questions jointes de

- François De Smet à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "Les propos du procureur général de Bruxelles sur le port d'Anvers et la lutte contre le narcotrafic" (56001132P)

- Ridouane Chahid à Bernard Quintin (Sécurité et Intérieur, chargé de Beliris) sur "Le port d'Anvers et la lutte contre le narcotrafic" (56001139P)

04 Samengevoegde vragen van

- François De Smet aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "De uitspraken van de procureur-generaal van Brussel over de war on drugs in de haven van Antwerpen" (56001132P)

- Ridouane Chahid aan Bernard Quintin (Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Beliris) over "De haven van Antwerpen en de strijd tegen de drugshandel" (56001139P)

 

(La réponse sera donnée par le vice-premier ministre et ministre de l'Emploi, de l'Économie et de l'Agriculture / Het antwoord zal door de vice-eersteminister en minister van Werk, Economie en Landbouw worden gegeven)

 

04.01  François De Smet (DéFI): Monsieur le ministre, ce mercredi, le procureur général Frédéric Van Leeuw s'est exprimé dans la presse, en indiquant notamment ceci: "Lutter contre la criminalité organisée, c'est aussi toucher à la liberté d'entreprendre, parce qu'on va devoir faire plus de contrôles. Voyez le port d'Anvers: il n'y a que 0,5 % des conteneurs qui sont contrôlés. Et on nous dit clairement que, si l'on en contrôle 15 %, Anvers va perdre des parts de marché."  Voilà une déclaration étonnante parce que, pendant ce temps, votre gouvernement nous assure qu'il investit dans des procédés et dans le scanning des conteneurs à Anvers. Alors, qui dit vrai?

 

D'abord, est-il exact que votre gouvernement Arizona ne contrôle que 0,5 % des conteneurs dans le port d'Anvers? Oui ou non? Ensuite, que ce chiffre soit exact ou non, quel est votre objectif? Voulez-vous parvenir jusqu'à 2 %, 5 % ou 15 %? Et puis, reconnaissez qu'avec cette déclaration du procureur et à cause d'un tel flou, le doute est permis. Le gouvernement Arizona entend-il vraiment tout entreprendre, quel qu'en soit le prix, pour arrêter la cocaïne dans le port d'Anvers ou bien alors, comme le laisse entendre une telle déclaration, va-t-on faire du window dressing en investissant dans quelques scanners, tandis que tout ne sera pas entrepris pour faire cesser ce trafic parce qu'on ne veut pas entraver l'économie du port d'Anvers?

 

Cela permet également de dire à tous les donneurs de leçon en matière de sécurité à Bruxelles qui s'expriment régulièrement que, tant que nous laisserons passer la cocaïne par le port d'Anvers, nous aurons des fusillades à Bruxelles, avec des conséquences de plus en plus graves, telle cette balle perdue qui a fracassé la vitre de la chambre d'un enfant à Anderlecht. Il est donc temps de choisir. On ne peut pas décider de faire primer l'économie à tout prix sur la sécurité des citoyens parce qu'on va finir par mettre leur vie en danger, que ce soit à Bruxelles, à Anvers ou partout ailleurs.  

 

04.02  Ridouane Chahid (PS): Monsieur le ministre, désormais, la Belgique n'est plus seulement connue pour ses gaufres ou son chocolat, elle l'est aussi pour la cocaïne, l'héroïne, les drogues de synthèse. C'est à se demander si l'on ne verra pas bientôt sur les pilules qui traversent l'Europe "Bons baisers d'Anvers".

 

Anvers est la porte d'entrée de la drogue, vous le savez. Le port d'Anvers est une passoire. J'ai obtenu des chiffres hallucinants de votre collègue Jan Jambon, hier. Pire, mercredi, le procureur fédéral Van Leeuw disait explicitement à l'occasion d'une interview dans Le Soir que moins de 1 % des conteneurs sont contrôlés à Anvers! Pour quelle raison? Pour ne pas mettre en difficulté l'activité économique anversoise, pour ne pas perdre des parts de marché. Voilà, monsieur le ministre, la ligne directrice de votre gouvernement: privilégier le business et l'argent sale au détriment de la sécurité nationale.

 

Monsieur le ministre, que faites-vous en attendant? Rien! Vous privilégiez le business florissant pendant que le pays paye le prix de votre laxisme. Le monde entier nous pointe du doigt. La ville de notre premier ministre est au centre d'un laisser-aller scandaleux.

 

Monsieur le ministre, combien de temps faudra-t-il avant que vous ne réagissiez? Combien de fois faudra-t-il que les services de police et de justice tirent la sonnette d'alarme pour que vous sortiez de votre inaction? Prendrez-vous les mesures qui s'imposent pour contrôler tous les conteneurs qui ne sont pas contrôlés de manière efficace? Mettrez-vous le port d'Anvers sous le contrôle des autorités fédérales pour mettre fin à ces trafics?

 

04.03  David Clarinval, ministre: Messieurs les députés, je réponds à la place de mon collègue M. Bernard Quintin, lequel est excusé pour la présente séance. Il m'a demandé de vous communiquer la réponse suivante.

 

M. le ministre de l'Intérieur a bien pris note des propos du procureur général de Bruxelles quant à la nécessité de lutter efficacement contre la menace du narcotrafic. Tant l'accord de gouvernement que la task force sous l'autorité du premier ministre prévoient de renforcer l'ensemble des services de sécurité, en ce compris les douanes, afin que l'ensemble des compétences, qu'elles soient de l'autorité fédérale ou des entités fédérées, puissent contribuer à une réponse coordonnée face au trafic de drogue et aux trafics qui en découlent, à savoir les trafics d'armes et des êtres humains.

 

Les mesures ont déjà été largement débattues ici. Il est évidemment indispensable d'améliorer le screening des conteneurs, que cela soit au port d'Anvers ou dans tout autre moteur économique essentiel pour notre pays. Il est évident qu'au plus la drogue est interceptée aux points d'entrée, au moins elle se répand ensuite sur le territoire.

 

Concernant le screening des conteneurs que vous évoquez spécifiquement, cela relève de la compétence de notre collègue des Finances, M. Jan Jambon. Si vous voulez approfondir le sujet, je vous invite donc naturellement à vous tourner vers lui.

 

Cependant, je peux vous affirmer – et c'est toujours ici le ministre de la Sécurité et de l'Intérieur qui vous parle – qu'un Plan Grandes Villes, destiné à lutter contre le crime organisé et le trafic de drogue, a été présenté en septembre dernier.

 

En plus des nombreuses mesures concrètes déjà évoquées dans cette Assemblée, je vous rappelle que j'ai mis en place un représentant de la police fédérale au sein du Centre opérationnel d’analyse du renseignement maritime pour les stupéfiants (MAOC (N)), l'organe qui coordonne les opérations internationales de lutte contre le trafic de drogue par voie maritime.

 

Le ministre de l'Intérieur a également décidé d'ouvrir des postes d'officiers de liaison de la police fédérale aux Émirats arabes unis et surtout au Panama, qui est, comme vous le savez, un point de départ connu du trafic de drogue venant d'Amérique latine.

 

Messieurs les députés, je parle ici toujours au nom du ministre de l'Intérieur, mais aussi en mon nom. La lutte contre la criminalité organisée est une priorité de notre gouvernement et une préoccupation partagée par l'ensemble de tous ses membres, et elle le restera tout au long de la législature.

 

Je vous remercie pour votre attention.

 

04.04  François De Smet (DéFI): Merci monsieur le ministre pour cette lecture.

 

Je sais très bien que M. Quintin n'est pas là mais je me dis que le ministre de l'Économie a bien un avis sur la question puisque la question est aussi économique. Faut-il faire primer l'économie sur la sécurité? Je sais que vous êtes un peu occupé ces temps-ci mais je n'arrive pas à croire que vous n'ayez pas d'avis sur cette question. Doit-on faire primer l'économie à tout prix sur la sécurité de nos concitoyens? Je vous offrais l'occasion de nous le prouver, c'est dommage.

 

Monsieur le ministre, de votre réponse, je retiens bien sûr une certaine obligation de moyens, pas d'obligation de résultats, pas d'obligation que le gouvernement se donne une proportion de conteneurs à scanner à Anvers et des tentatives de montrer que la lutte contre le narcotrafic n'est pas un échec. Pourtant c'est le cas. Quoi que vous fassiez pour l'instant, ces moyens sont insuffisants, les fusillades continuent en 2025 au même niveau qu'en 2024. Les solutions Arizona pour l'instant ne fonctionnent pas et vous auriez pu vous exprimer là-dessus de la part de tout le gouvernement.

 

04.05  Ridouane Chahid (PS): Monsieur le ministre, votre réponse m'inquiète, elle ne me rassure pas, d'autant que vous avez lu votre texte avec autant d'énergie qu'un mollusque au meilleur de sa forme.

 

04.06  Georges-Louis Bouchez (MR): (…)

 

04.07  Ridouane Chahid (PS): En tant que vice-premier ministre, vous siégez au Conseil national de sécurité, vous avez une responsabilité dans la sécurité de ce pays.

 

Face aux trafiquants, face à la criminalité, que faites-vous? Rien! Le laxisme de votre gouvernement vis-à-vis du port d'Anvers est injustifiable. Il nous faut une approche globale vis-à-vis de cette problématique avec l'ensemble des services de sécurité. Cela fait des mois que j'interroge le premier ministre sur la task force qu'il nous avait vendue ici-même. On ne voit rien venir. Rien, si ce n'est qu'on ferme les yeux lorsqu'il s'agit d'Anvers.

 

Pour l'Arizona, le business d'Anvers est plus important que la sécurité et la santé des (…)

 

(Protest van de heren Ducarme en Bouchez)

 

De voorzitter: Goede collega's, elk parlementslid is vrij in zijn of haar woordkeuze. Ongeacht of ik het er al dan niet eens ben, ben ik zeer terughoudend om in te grijpen. In dit geval is dat misschien in het voordeel van de heer Chahid. Andere keren zal het in het voordeel van andere collega's zijn. Iedereen moet verantwoordelijkheid nemen voor de terminologie waarmee en de manier waarop hij of zij zich uitdrukt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Samengevoegde vragen van

- Axel Ronse aan David Clarinval (VEM Werk, Economie en Landbouw) over "De inactiviteitsvallen" (56001140P)

- Anja Vanrobaeys aan David Clarinval (VEM Werk, Economie en Landbouw) over "De opvolging en begeleiding van langdurig werklozen" (56001147P)

05 Questions jointes de

- Axel Ronse à David Clarinval (VPM Emploi, Économie et Agriculture) sur "Les pièges à l'inactivité" (56001140P)

- Anja Vanrobaeys à David Clarinval (VPM Emploi, Économie et Agriculture) sur "Le suivi et l'accompagnement des chômeurs de longue durée" (56001147P)

 

05.01  Axel Ronse (N-VA): Mijnheer de minister Clarinval, beste David, we hebben elkaar exact een jaar geleden leren kennen, tijdens de regeringsonderhandelingen. Ik zag u wel af en toe in Villa Politica, maar ik kende u eigenlijk niet goed, maar er was meteen een klik. Wat een machtige mens, dacht ik. Op het vlak van de arbeidsmarkt, de flexibilisering van de arbeidsmarkt, de beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd, de uitkeringennorm is onze visie identiek. Ik dacht, dat is een topper, die zou eigenlijk bij de N-VA kunnen zitten.

 

Ik vroeg me af hoe u zich moet hebben gevoeld in de vivaldiregering, toen u de uitkeringen mee moest verhogen, toen werkloosheid gemakkelijker werd gemaakt, toen eigenlijk het omgekeerde werd gedaan van wat wij met de arizonaregering realiseren. Ik vroeg me af: qui vous a forcé en Vivaldi, monsieur David Clarinval?

 

De N-VA heeft u bevrijd, met de arizonaregering. Er is de uitkeringennorm, de werkloosheids­uitkeringen worden beperkt in de tijd, de pensioenen worden hervormd. We doen er alles aan om ervoor te zorgen dat er geen rue de Dison meer is.

 

Weet immers, bij de start van de vivaldiregering il y avait une grande fête dans la rue de Dison, plus d'allocations, chômage plus facile. Met de arizonaregering is dat gedaan. Ik hoop dat er hier geen enkele collega is die vindt dat iemand die over een hondenstront is uitgegleden en al acht jaar bij de ziekenkas zit, daar tot aan haar pensioen moet blijven. Het zou onvergeeflijk zijn als wij dat normaal zouden vinden.

 

De rekening van 25 jaar politiek immobilisme, van het stimuleren van inactiviteit, is gigantisch groot. Het zijn wij die deze rekening nu moeten betalen. In Vlaanderen zeggen we: on en a marre, c'est fini avec la merde. Wie naar die RTL-reportage kijkt, heeft geen zin meer om naar het toilet te gaan.

 

Mijnheer de minister, it's time to choose. Kiest u voor onze hervormingen, ja of neen?

 

05.02  Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mijnheer de minister, dinsdag was het in Aalst jaarmarkt. Toen ik voor het Volkshuis stond, zei iemand tegen mij: "Anja, heb jij de reportage van Deborsu gezien? Ja, zo is het gemakkelijk, maar voor hen ga ik niet elke dag mijn knoppen afdraaien en afdokken."

 

Collega’s, die reportage heeft veel mensen geraakt, ook mij. Zulke excessen ondermijnen onze solidariteit en onze sociale zekerheid. Dit systeem is bedoeld om de mensen die het zwaar hebben in het leven te beschermen, maar het is tegelijkertijd ook de bedoeling dat wie kan werken, meedoet en bijdraagt. Wij van Vooruit, de grondleggers van onze sociale zekerheid, staan pal achter die solidariteit.

 

Op dezelfde jaarmarkt kwam ik een vrouw tegen die een week eerder de diagnose borstkanker had gekregen. Ze zei: "Gelukkig woon ik in België. Als ik in Amerika zou wonen, met Trump, zou ik mijn behandeling niet kunnen betalen."

 

Daarom draait het. Onze sociale zekerheid redt letterlijk levens, maar als we die overeind willen houden, moet iedereen een eerlijke bijdrage leveren.

 

Er zijn drempels – kinderopvang, opvolging, mensen jarenlang loslaten zonder begeleiding –, maar dat zijn regionale bevoegdheden, waar nog werk aan is, ook in Wallonië. Mijnheer de minister, de federale overheid zet stappen, maar moet de samenwerking versterken en nog meer coördineren, zodat iedereen in elk gewest dezelfde plichten en kansen heeft.

 

Mijnheer de minister, op 14 oktober vond er een overleg plaats. Zult u ervoor zorgen dat er meer op samenwerking wordt ingezet, zodat niemand wordt losgelaten en mensen daadwerkelijk worden vastgepakt en begeleid naar meer kansen en werk?

 

05.03 Minister David Clarinval: Mevrouw Vanrobaeys, mijnheer Ronse, de reportage die werd uitgezonden door RTL heeft veel reacties uitgelokt. Ik begrijp de emotie, want ze raakt aan wat ons het meest dierbaar is: sociale rechtvaardigheid en vertrouwen in ons systeem van solidariteit.

 

Laten we echter duidelijk zijn, ik weiger de karikatuur te aanvaarden die erin zou bestaan alle begunstigden van sociale bijstand te bestempelen als fraudeurs. Het merendeel van die mensen is effectief op zoek naar werk en ze lijden eronder als ze geen werk hebben. We zijn het allemaal eens over het feit dat kwetsbare mensen moeten worden beschermd, maar het is ook onze plicht om de solidariteit te verdedigen tegen misbruik. De reportage heeft onaanvaardbaar gedrag aan het licht gebracht, of het nu gaat om verduistering via de OCMW’s, de werkloosheidsuitkeringen of de uitkeringen voor langdurige ziekte, solidariteit mag geen toevluchtsoord worden voor fraude. Ze moet synoniem blijven met rechtvaardigheid en verantwoordelijkheid.

 

Zoals het regeerakkoord bepaalt, zullen gezonde mensen die in staat zijn om te werken niet langer kunnen genieten van overdreven voordelige en eeuwigdurende stelsels die hen ontmoedigen om aan de slag te gaan. We moeten ervoor zorgen dat het altijd voordeliger is om te werken dan niet te werken. Het is net in die geest dat ik op amper vijf maanden tijd, vanaf het moment dat ik mijn functie opnam, een historische hervorming van de werkloosheidsuitkeringen heb doorgevoerd, die de solidariteit handhaaft maar een einde maakt aan het systeem van afhankelijkheid. Deze hervorming transformeert ons huidige stelsel in een echte werkloosheidsverzekering. Ze beschermt, ze responsabiliseert en ze moedigt de terugkeer naar werk aan. Solidariteit is geen inactiviteit, het is een gedeelde verantwoordelijkheid, waarin ook een rol is weggelegd voor de minister die bevoegd is voor maatschappelijke integratie en voor langdurig zieken.

 

Het regeerakkoord voorziet in de creatie van een kadaster van de sociale bijstand en in een meer systematische controle om de coherentie en de transparantie van de sociale bescherming te versterken. Het gaat erom te garanderen dat elke euro aan solidariteit ten goede komt aan diegenen die daar echt nood aan hebben, waarbij een terugkeer naar een aangepaste activiteit actief wordt begeleid. Het doel is niet te stigmatiseren, maar te responsabiliseren en het frauduleuze gedrag te bestraffen van diegenen die de middelen van de samenleving misbruiken.

 

Deze regering maakt vastberaden werk van structurele en rechtvaardige hervormingen voor ons land. Ons doel is duidelijk: de sociale zekerheid versterken zonder de koopkracht te verzwakken. Daarom, beste collega's, ben ik gekant tegen elke belastingverhoging en elk verlies aan inkomsten voor wie werkt. Ons sociaal model is iets om fier op te zijn. Het moet synoniem blijven met waardigheid, niet met afhankelijkheid. Trouw aan het regeerakkoord en aan de geest van het liberalisme moderniseren wij onze sociale staat zonder afstand te doen van de solidariteit, maar door haar opnieuw zin te geven: diegenen beschermen die het nodig hebben en iedereen aanmoedigen om bij te dragen aan de collectieve inspanning.

 

Dank u voor uw aandacht.

 

05.04  Axel Ronse (N-VA): De reportage die we gezien hebben is het gevolg van 25 jaar lang een liberale narcist te kunnen vinden om aan het hoofd van een regering het PS-beleid uit te voeren: mensen inactief houden. Oh, je ne veux pas me lever trop tôt. Je suis déjà tranquille depuis huit ans, je ne veux plus bosser. Daar moet nu een einde aan komen!  Alles staat op papier om dat te beëindigen, ook wat betreft langdurig zieken. Het probleem is dat de rekeningen door dat gortige beleid gedurende 25 jaar zodanig de pan zijn uit geswingd dat we afstevenen op een tekort van bijna 40 miljard euro in 2029.

 

Wij in Vlaanderen willen dat dat stopt en daar zal een prijs voor moeten worden betaald, een prijs die wij nooit hebben gekozen en waarvoor wij altijd hebben gewaarschuwd. Als men echter wil dat onze begroting in evenwicht is en alle excessen van 25 jaar wanbeleid worden opgeruimd, dan zal men die prijs ook moeten betalen. Dus zet alstublieft door en laat Bart gewoon verder werken.

 

05.05  Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mijnheer de minister, onze sociale zekerheid is een van de mooiste verwezenlijkingen in ons land. Ze is echter ook kwetsbaar.

 

Het is uiteraard geen probleem om misbruiken te benoemen. De excessen moeten eruit, maar dan wel de excessen aan alle zijden. Zowel wie ten onrechte uitkeringen ontvangt als wie profiteert van subsidies of wie fiscale achterpoortjes misbruikt, moet worden aangepakt. Alleen als iedereen een eerlijke bijdrage levert, kunnen we onze sociale zekerheid overeind houden.

 

U stelt dat u een einde wilt maken aan die afhankelijkheid. Als u het echt meent, pak dat dan vast. Werk samen en schuif het niet door naar de sociale werkers, maar neem het echt op met de regio’s, zodat wij de betrokkenen nooit meer loslaten, voor hen zorgen, hen ondersteunen en effectief begeleiden naar meer kansen en naar werk.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Samengevoegde vragen van

- Kjell Vander Elst aan Jan Jambon (VEM Financiën, Pensioenen, belast met de Nationale Loterij en Federale Culturele Instellingen) over "De geplande belastingverhoging voor kleine zelfstandigen" (56001130P)

- Hugues Bayet aan Jan Jambon (VEM Financiën, Pensioenen, belast met de Nationale Loterij en Federale Culturele Instellingen) over "De fiscale maatregelen en de verhoging van de btw op gas" (56001141P)

06 Questions jointes de

- Kjell Vander Elst à Jan Jambon (VPM Finances, Pensions, chargé de la Loterie Nationale et Institutions culturelles fédérales) sur "La hausse prévue des impôts pour les petits indépendants" (56001130P)

- Hugues Bayet à Jan Jambon (VPM Finances, Pensions, chargé de la Loterie Nationale et Institutions culturelles fédérales) sur "Les mesures fiscales et l'augmentation de la TVA sur le gaz" (56001141P)

 

06.01  Kjell Vander Elst (Open Vld): Mijnheer de minister, collega's, België is een land van kleine zelfstandigen: bakkers, beenhouwers, loodgieters en dakwerkers. Het zijn allemaal mensen die de handen uit de mouwen steken en die de ruggengraat van onze economie vormen. 90 % van al die ondernemingen zijn kleine zelfstandigen.

 

Toch slagen we er keer op keer in om die groep weg te zetten als een bende profiteurs. Eerst waren er de socialisten van Vooruit, die met Charles en Henri het beeld ophingen dat de kleine zelfstandigen slapend rijk worden vanuit hun buitenverblijf of aan hun zwembad. Intussen sluit cd&v zich aan bij die beeldvorming. Ze heeft blijkbaar een groot probleem met vennoot­schappen, met flexi-jobs en met studentenarbeid. Mijnheer de minister, ook uw partij slikt taks, na taks, na taks.

 

Op de voorpagina van De Tijd vanmorgen werd ik opnieuw geconfronteerd met een belasting­verhoging voor die kleine zelfstandigen, voor die bakkers, beenhouwers, dakwerkers en loodgieters. Dat zijn hardwerkende mensen, die vaak niet van negen tot vijf werken, maar langer bezig zijn. Zij steken eerder van vijf tot negen de handen uit de mouwen, elke dag opnieuw. Zij worden nu opnieuw getroffen door dat voorstel van belastingverhoging op de vennootschappen.

 

Mijnheer de minister, u weet zeer goed dat startende ondernemers moeten sparen en lenen om hun zaak op te starten. Zij moeten een vennootschap oprichten. Dat is de doelgroep die u met die maatregel treft. Zo wilt u die ondernemers afstraffen. Die maatregel zal het ondernemerschap in ons land fnuiken.

 

Mijnheer de minister, zult u echt die kleine zelfstandigen, de mensen die wel de moeite doen op te staan en te gaan werken, viseren met die belastingverhoging?

 

06.02  Hugues Bayet (PS): Monsieur le ministre, je vois que vous avez bien dormi après notre tour du monde fiscal d'hier en commission. Je voudrais dès lors en profiter pour revenir sur l'essentiel, la question que tous les Belges se posent: comment allez-vous faire pour trouver ces 10 milliards d'euros qu'il vous manque dans le trou budgétaire que vous avez créé?

 

Excusez-moi, mais on nous avait promis un gouvernement d'ingénieurs. Or, on voit quand même tous que vous avez séché les cours de maths. Vous n'avez pas de solution, si ce n'est d'encore et toujours aller chercher de l'argent dans les poches des travailleurs, des pensionnés, avec un petit saut d'index par-ci – ce n'est jamais que 30 000 euros sur la carrière d'un travailleur –, avec une augmentation de la TVA sur l'eau, le pain, les légumes – on sait tous que le caddie n'a pas augmenté. Et, maintenant, le scoop: à l'aube de l'hiver, après la taxation des chaudières, on nous dit que vous allez augmenter la TVA sur le gaz. Mais c'est bien sûr! Comment on n'y avait pas pensé plus tôt, monsieur le ministre? Sérieusement, puis-je vous rappeler que se nourrir et se chauffer sont des droits essentiels?

 

On a vraiment l'impression que le seul objectif de ce gouvernement est d'appauvrir les gens, de faire en sorte qu'ils ne vivent pas dignement et qu'ils se crèvent au travail. Et tout ça pourquoi? Probablement pour vos amis des banques et des multinationales.

 

Vous prétendez être le gouvernement du pouvoir d'achat, mais, en fait, vous êtes juste le gouvernement de la perte du pouvoir d'achat. Car, oui, vos décisions vont appauvrir les travailleurs, les pensionnés, les familles. Elles vont étouffer la consommation et donc ralentir la croissance. Et, si vous ne me croyez pas, monsieur le ministre, je peux vous dire que tous les travailleurs, eux, l'ont bien compris. Leur consommation ne va pas augmenter avec les 500 euros net par mois que vous leur avez promis. Ils n'en verront pas un euro.

 

Monsieur le ministre, ma question est simple. Alors que l'hiver arrive, augmenterez-vous vraiment la facture énergétique des ménages ou irez-vous enfin chercher l'argent sur les surprofits des entreprises énergétiques et des banques ou bien auprès de ces sociétés qui planquent leur pognon dans des paradis fiscaux?

 

Monsieur le ministre, vous le savez, de l'argent en Belgique, il y en a. Ayez le courage d'aller le chercher là où il est!

 

06.03 Minister Jan Jambon: Mijnheer Van der Elst, ik wil eerst en vooral benadrukken dat deze regering zich meer dan ooit bewust is van de belangrijke rol die kleine en wat grotere zelfstandigen in onze economie spelen. Dat blijkt ook uit het beleid dat we voeren. Zo komt er een ondernemersaftrek, schrappen we de belastingvermeerdering voor onvoldoende voorafbetalingen en verdwijnt de premietaks voor de pensioenovereenkomst voor zelfstandigen. Ik ben het helemaal met u eens wanneer u zegt dat zelfstandigen ontzettend belangrijk zijn voor de slagkracht van onze economie en dus voor het behoud van onze welvaart. Wij staan aan de kant van de zelfstandigen.

 

Het is geen geheim dat deze regering voor enorm zware budgettaire uitdagingen staat. Het zal iedereen nu stilaan wel duidelijk zijn dat om de begroting op koers te houden, we een inspanning moeten leveren die tegen 2029 ongeveer 10 miljard euro bedraagt. Het is onze bedoeling om tot een evenwichtige en rechtvaardige oplossing te komen, waarbij we rekening houden met de draagkracht van de gezinnen, de werknemers, de zelfstandigen en de ondernemers. Wie beweert dat men een dergelijke oefening kan maken zonder naar de inkomstenzijde te kijken, is volgens mij niet realistisch.

 

Pour ce qui est de la question de M. Bayet, je dis et je répète que je ne ferai aucun commentaire concernant les négociations qui doivent être menées au sein du gouvernement. Les discussions budgétaires ont leur place au sein même du gouvernement, afin de préserver pleinement l’intégrité de ce dialogue. Ce que je peux vous confirmer, en revanche, c’est que de nombreuses pistes sont à l’étude, y compris en matière de fiscalité.

 

Monsieur Bayet, votre question concerne également des éléments liés à la TVA. Nous devons naturellement nous conformer à la réglementation européenne, laquelle nous impose de porter le taux de TVA sur le gaz naturel au taux standard d’ici 2030 au plus tard. Cette obligation découle d’une directive européenne du 5 avril 2022. La décision n'a donc pas été prise récemment mais au cours de la législature précédente, avec un soutien au niveau européen.

 

C’est dans ce cadre que nous examinons aujourd’hui comment et quand cette adaptation peut être introduite de manière socialement responsable, en tenant compte du pouvoir d’achat des ménages ainsi que de la compétitivité de nos entreprises. Chaque décision sera soigneusement pesée, en prenant en considération leur réalité et la nécessité de maintenir un climat favorable aux entreprises.

 

06.04  Kjell Vander Elst (Open Vld): Ik dank u voor het antwoord, mijnheer de minister.

 

U zegt dat u aan de kant van de zelfstandige ondernemers staat. Uw premier zei dat ook, vóór de verkiezingen: er komen geen nieuwe belastingen, zeker niet voor de hardwerkende Vlamingen en ondernemingen. Ondertussen ligt er echter toch weer een voorstel op tafel.

 

Mijnheer de minister, u schiet op de verkeerde groep. Dat u, onder druk van links en de socialisten van Vooruit, hier niet met heel veel applaus opkomt voor de kleine zelfstandigen, kan ik nog begrijpen, maar laat hen op zijn minst toch gerust. Laat de mensen die moeite doen om op te staan, om te gaan werken, om een kleine zaak uit te bouwen, om wat succes op te bouwen, ondernemen. Straf hen niet af met bijkomende belastingen. Focus op waar het geld wel te halen is, bij het profitariaat, bij mensen die niet opstaan, bij mensen die wel tot tien uur in hun bed willen blijven liggen, bij mensen die de welvaartstaat afbreken, bij mensen die profiteren van het systeem. Focus daarop en laat de ondernemers gerust.

 

06.05  Hugues Bayet (PS): Monsieur le ministre, vous dites ne faire aucun commentaire, ce qui m'étonne car depuis le début de ce gouvernement, nous en apprenons plus dans les journaux que dans les réponses du gouvernement, que ce soit en commission ou en plénière. Soit, l'histoire jugera.

 

Vos efforts ne sont en réalité pas si nombreux. Ce que vous faites, c'est vous attaquer véritablement à des droits essentiels: le droit de se chauffer, le droit de manger, le droit de vivre dignement. Ce n'est pas normal.

 

Vous vous attaquez à la TVA, l'impôt le plus injuste qui soit au monde, alors que d'autres solutions concrètes et réalistes existent. Mes collègues socialistes et moi-même en avons déposé un bon nombre, et elles sont chiffrées: huit milliards d'euros sans toucher à la poche des travailleurs ou des pensionnés. Il s'agit simplement de demander aux banques un effort supplémentaire, comme on le fait en Espagne, d'interdire aux Belges de verser leur argent dans des paradis fiscaux, comme on le fait en France, et de faire contribuer un peu plus justement les milliardaires et les multinationales.

 

Vous le voyez, monsieur le ministre, les solutions existent. Allez chercher l'argent là où il est et, si vous le faites (…)

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Question de Rajae Maouane à Jan Jambon (VPM Finances, Pensions, chargé de la Loterie Nationale et Institutions culturelles fédérales) sur "La position belge sur l'exonération fiscale des carburants du transport maritime et de l'aviation" (56001131P)

07 Vraag van Rajae Maouane aan Jan Jambon (VEM Financiën, Pensioenen, belast met de Nationale Loterij en Federale Culturele Instellingen) over "Het Belgische standpunt inzake de fiscale vrijstelling voor brandstoffen in de scheep- en luchtvaart" (56001131P)

 

07.01  Rajae Maouane (Ecolo-Groen): Aujourd'hui, chaque citoyen, chaque citoyenne qui met de l'essence dans sa voiture paye environ 50 % de taxes sur son plein. Chaque billet de train est payé plein tarif, sans passe-droit. Cependant, lorsqu'un avion fait le plein de kérosène ou qu'un paquebot fait le plein de fioul lourd, il ne paye rien, zéro, nada. Et ça ne tombe pas du ciel, c'est un choix politique, un cadeau fiscal massif qui est fait aux secteurs les plus polluants. Tout cela d'ailleurs alors que la COP bat son plein au Brésil. Résultat pour la Belgique: ce manque à gagner représente environ 4,75 milliards d'euros par an.

 

Cela tombe bien vu que vous êtes actuellement en discussion budgétaire, paraît-il. Vous nous dites à toutes les sauces qu'il faut faire des économies, et vous les faites dans la santé, l'éducation, la culture et les pensions. Mais vous avez ici une occasion en or de trouver 4,75 milliards d'euros par an. Par an! Cependant, alors que le Conseil européen s'apprêtait à prolonger cette injustice fiscale jusqu'en 2035, le vote n'a heureusement pas eu lieu aujourd'hui.

 

Nous nous posons dès lors la question de savoir comment faire en sorte que ces secteurs parmi les plus polluants payent enfin leur part pour que cela ne soit pas toujours les mêmes qui trinquent.

 

Voilà donc mes questions qui seront très simples: quelle a été la position que vous avez défendue au nom de la Belgique lors du Conseil d'aujourd'hui ? Est-ce que la Belgique est prête, oui ou non, à faire en sorte que le kérosène et le fioul maritime payent enfin comme tout le monde?

 

Merci pour vos réponses.

 

07.02  Jan Jambon, ministre: Chère collègue, votre question concerne la révision de la directive sur la taxation de l'énergie (ETD). Il y a quatre ans, la Commission européenne publiait une première proposition qui a fait l'objet de nombreuses discussions. La proposition initiale de la Commission a, elle aussi, déjà été modifiée à plusieurs reprises.

 

Il est clair qu'il s'agit d'un dossier extrêmement complexe qui ne concerne pas uniquement l'aviation ou la navigation maritime, mais aussi, par exemple, l'agriculture et la consommation de gaz des ménages et des entreprises. Cela touche donc directement au pouvoir d'achat et à la compétitivité de notre économie.

 

En raison des préoccupations exprimées par plusieurs États membres, un éventuel accord semblait encore loin d'être acquis. La présidence danoise a donc décidé de ne pas soumettre au vote ce dossier aujourd'hui lors de l'Ecofin, mais plutôt d'avoir un échange de vues. À cet effet, un nouveau texte comportant des adaptations destinées à répondre aux inquiétudes concernant la hausse des prix a été publié lundi.

 

Le dossier est européen et soumis au principe de l'unanimité, ce qui signifie que chaque pays dispose d'un droit de veto et peut donc bloquer un accord rendant toute progression particulièrement difficile. La présidence danoise examinera, après la discussion de ce jour, la manière dont elle poursuivra le traitement de ce dossier. La position belge a été définie lors d'une réunion de la Direction générale Affaires européennes et Coordination (DGE).

 

La Belgique s'abstiendra provisoirement sans pour autant s'opposer à un éventuel compromis. Nous ne contribuons donc pas à accroître la difficulté et la complexité d'un dossier qui requiert du bon sens et une approche progressive.

 

07.03  Rajae Maouane (Ecolo-Groen): Monsieur le ministre, je vous remercie.

 

En effet, ce dossier est compliqué, mais vous montrez encore une fois dans votre réponse que la Belgique n'est pas courageuse, qu'elle se situe en deçà des ambitions environnementales et, surtout, qu'elle perpétue une injustice fiscale. Heureusement, d'autres pays européens sont plus courageux. Vous avez reçu des milliers de mails depuis hier qui ont été envoyés par des citoyennes et des citoyens qui s'inquiètent de ce qui suivra et qui souhaitent que cette injustice fiscale cesse en vue de faire contribuer les plus hauts revenus et les multinationales.

 

Pendant ce temps, vous négociez un budget qui envisage parfois des sauts d'index, des attaques contre les travailleurs et les travailleuses, les artistes, les retraités. Là, je vous offre un cadeau de Noël avant l'heure, à travers la possibilité d'engranger 4,75 milliards d'euros par an. C'est un cadeau sur lequel vous ne pouvez pas cracher. Malheureusement, vous allez continuer à faire contribuer les petites gens, et c'est très dommageable.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Vraag van Jeroen Soete aan Vanessa Matz (Modernisering van de overheid, Overheidsbedrijven, Ambtenarenzaken, Gebouwenbeheer van de Staat, Digitalisering en Wetenschapsbeleid) over "De uitrol van supersnel internet in de landelijke gebieden" (56001127P)

08 Question de Jeroen Soete à Vanessa Matz (Action et Modernisation publiques, Entreprises publiques, Fonction publique, Gestion immobilière de l'État, Numérique et Politique scientifique) sur "Le déploiement de l'internet ultrarapide dans les régions rurales" (56001127P)

 

08.01  Jeroen Soete (Vooruit): Collega’s, mevrouw de minister, de mensen in de landelijke gebieden in Vlaanderen, maar ook in België, in onze dorpen, zien elke dag heel wat verdwijnen: de laatste bankautomaat, de laatste bakker, zelfs het laatste café, naar wat ik heb gelezen. Er bevindt zich dus veel in de verleden tijd.

 

Nu lijkt het erop dat we ook de toekomst aan die mensen gaan ontzeggen. Dat is immers, collega’s, het resultaat van de deal tussen de twee grote spelers, Telenet en Proximus, om samen fiber uit te rollen in Vlaanderen. De landelijke gemeenten in Vlaanderen, de deelgemeenten en de dorpen vallen uit de boot, mevrouw de minister, en dreigen definitief de trein van supersnel internet te missen. Over heel Vlaanderen spreken we over meer dan een miljoen mensen, meer dan een miljoen. Dat is geen klein bier. In mijn eigen provincie, West-Vlaanderen, meer bepaald in de regio van de Westhoek, gaat het om vier op de tien inwoners. Ruim 80.000 mensen zouden geen uitzicht hebben op fiber.

 

Ik spreek in de voorwaardelijke wijs, want eigenlijk weten we het niet. Het enige wat we hebben, collega’s, is deze kaart, een zogenaamd duidelijke en transparante kaart. (De spreker toont een kaart.) In werkelijkheid is die waardeloos. (De spreker verscheurt de kaart.) We hebben daar niets aan.

 

Mevrouw de minister, er moet duidelijkheid komen, in de eerste plaats voor onze lokale besturen, die op dit moment totaal niet weten wat er hen boven het hoofd hangt. Er loopt een openbaar onderzoek, maar geen enkele burgemeester weet of er in zijn deelgemeente, dorp of gemeente fiber zal komen. Het enige wat ze hebben is die onduidelijke kaart. Het is de bouwvergunning van de eeuw, collega’s, en niemand weet waar er gebouwd wordt. Dat is al te gek voor woorden.

 

Mevrouw de minister, ik weet dat u mijn bezorgdheid deelt, de bezorgdheid voor de rurale gebieden. Alstublieft, sta op, kom naast mij staan, strijd voor meer transparantie en zorg ervoor dat het dossier in een andere plooi wordt gelegd, met een betere dekking, zowel in Wallonië als in Vlaanderen.

 

De voorzitter: We hadden een onduidelijke kaart, maar nu hebben we er zelfs geen meer.

 

08.02 Minister Vanessa Matz: Mijnheer Soete, internet van goede kwaliteit is geen luxe. Ons land heeft op dat vlak een achterstand.

 

Het is mijn ambitie als minister, vanuit mijn bevoegdheid voor telecommunicatie, om de fiberdekking fors te verhogen. Daarom zie ik een potentieel in de deal die Proximus, Fiberklaar, Telenet en Wyre willen sluiten in Vlaanderen. Die bedrijven willen samenwerken om fiber aan te leggen buiten de grote steden. Dat zorgt voor meer aansluitingen. Er zouden 500.000 woningen extra worden aangesloten door die deal.

 

Er zijn inderdaad ook gebieden waar operatoren nog geen plannen hebben om fiber aan te leggen. Welke gebieden dat precies zijn, is nog niet helemaal bepaald. Ik heb het BIPT gevraagd om voor de nodige transparantie te zorgen daaromtrent.

 

De marktbevraging die de BMA uitvoert, staat los van de gebieden. Die bevraging gaat over de omstandigheden waarin concurrenten met elkaar kunnen samenwerken. Wonen in een gebied zonder fiber wil niet zeggen dat men geen snel internet kan hebben. Op de meeste plaatsen in Vlaanderen ligt de klassieke televisiekabel. Van de woningen heeft 98 % toegang tot supersnel internet.

 

De landelijke gebieden liggen me na aan het hart. Ik laat geen kans onbenut om er bij de operatoren op aan te dringen dat zij mee zoeken naar oplossingen om fiber maximaal uit te rollen. Als samenwerkingen tussen operatoren kunnen helpen om meer mensen toegang tot fiber te geven, ben ik daar een voorstander van.

 

08.03  Jeroen Soete (Vooruit): Mevrouw de minister, ik heb goed gehoord dat u zich enthousiast aan mijn zijde zult scharen. U zult voor transparantie zorgen. Wij hebben transparantie nodig, omdat de burgemeesters op dit moment totaal niet weten waar zij aan toe zijn. De procedure stopt volgende week vrijdag 21 november 2025. Er moet dus duidelijkheid komen voor die datum. Dat zal misschien niet lukken. Wat dus zeker moet gebeuren, is de pauzeknop indrukken.

 

Collega's, ik heb het hier al een paar keer gehoord. Stop the clock. Wij moeten nu een pauze inlassen, zodat duidelijkheid kan worden geboden en de burgemeesters bezwaar kunnen aantekenen.

 

Mevrouw de minister, er is een openbaar en publiek onderzoek. Het publiek weet echter nergens van. Dat is een aanfluiting van elk democratisch rechtsprincipe. U kunt die bezorgdheid delen. Wij zullen samen zorgen en strijden voor meer transparantie, voor uitstel van de procedure en vooral voor het op tafel leggen van alternatieven om een betere fiberdekking in heel Vlaanderen, maar ook in de rurale gebieden in Wallonië te verzekeren.

 

De voorzitter: Mijnheer Soete, gelieve alle snippers mee te nemen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van Koen Van den Heuvel aan Vanessa Matz (Modernisering van de overheid, Overheidsbedrijven, Ambtenarenzaken, Gebouwenbeheer van de Staat, Digitalisering en Wetenschapsbeleid) over "Het rapport van het Rekenhof over de inzet van consultants door de federale overheid" (56001136P)

09 Question de Koen Van den Heuvel à Vanessa Matz (Action et Modernisation publiques, Entreprises publiques, Fonction publique, Gestion immobilière de l'État, Numérique et Politique scientifique) sur "Le rapport de la Cour des comptes sur le recours à la consultance par l'État fédéral" (56001136P)

 

09.01  Koen Van den Heuvel (cd&v): Mevrouw de minister, beste collega’s, mensen betalen belastingen en het is dan de taak van de overheid om daar verantwoord mee om te gaan. Dat is de basis van het sociaal contract. We merken echter dat dit sociaal contract steeds meer onder druk komt te staan.

 

Recent publiceerde het Rekenhof een duidelijk rapport over consultancyopdrachten binnen de federale overheid. Ik geef enkele cijfers. In 80 % van de gevallen worden de opdrachten onvoldoende of niet verantwoord. In 70 % van de gevallen gebeurt de selectie onzorgvuldig. Klap op de vuurpijl, in meer dan de helft van de dossiers, dus meer dan 50 %, is er sprake van een ware kostenexplosie. De initiële raming is dan fel onderschat, wat leidt tot een finale kostprijs die soms 10 tot 20 keer hoger ligt. De conclusies van het Rekenhof zijn dan ook heel duidelijk: er is blijkbaar geen federale strategie, er is blijkbaar geen risicobeheer binnen de federale overheid met betrekking tot consultancyopdrachten.

 

Mevrouw de minister, collega’s, ik denk dat we er allemaal van overtuigd zijn dat dit beter kan. Tussen 2020 en 2022 werd meer dan 2,5 miljard euro uitgegeven aan consultancyopdrachten. Dat overdreven gebruik, die afhankelijkheid moet duidelijk worden teruggeschroefd. Er moet opnieuw werk worden gemaakt van meer interne expertise binnen de federale overheid.

 

Collega’s, laat me duidelijk zijn en wees gerustgesteld, dit betekent voor ons niet dat er opnieuw massale aanwervingen van ambtenaren moeten gebeuren. Cd&v staat voor een efficiënte overheid en voor ons is het dus heel erg belangrijk dat er een duidelijke prioritering komt.

 

Mevrouw de minister, hoe zult u de consultancy­opdrachten (…)

 

09.02 Minister Vanessa Matz: Mijnheer Van den Heuvel, sinds het begin van de regeerperiode heb ik, zoals voorzien in het regeerakkoord, me tot doel gesteld om het gebruikmaken van externe consultants te verminderen.

 

Het rapport van het Rekenhof versterkt mij in dat idee. Het massaal gebruik van externe consultancy maakt de overheidsdiensten afhankelijk, het zorgt ervoor dat zij intern geen expertise opbouwen en zorgt voor een gebrek aan continuïteit. Bovendien heeft externe consultancy ook een kostprijs. Dat alles gebeurt met weinig transparantie en zonder duidelijke strategie, wat inacceptabel is.

 

Ik heb aan de FOD BOSA de opdracht gegeven om snel met een plan te komen. Zo kunnen de aanbevelingen van het Rekenhof worden uitgevoerd. Structureel wil ik breken met de logica waarbij steeds een beroep wordt gedaan op consultants. Ik wil een fundamenteel andere aanpak, waarbij we de interne expertise van de overheid versterken en externe consultancy progressief afbouwen.

 

We werken op twee assen. Ten eerste, mijn collega Van Peteghem en ikzelf hebben aan experts van UNESCO gevraagd om aanbevelingen te formuleren om de onafhankelijkheid van externe consultancy te verminderen. Ten tweede, het verminderen van externe consultancy betekent dat we onze interne krachten moeten versterken. Ik werk aan een actieplan daartoe. In dat kader zal een interfederale pool van interne consultants worden opgericht, die op een transversale manier kunnen worden ingezet.

 

09.03  Koen Van den Heuvel (cd&v): Mevrouw de minister, het verheugt me dat u de urgentie inziet en dat u de aanpak toch wilt lanceren. Het is absoluut nodig zeer snel werk te maken van dat actieplan om tot een duidelijk federaal kader te komen.

 

Misschien kunt u daarvoor ook even kijken naar het Vlaamse niveau, waar minister Crevits de voorbije jaren werk heeft gemaakt van een duidelijke strategie rond consultancy, opgebouwd rond drie assen. Ten eerste werd een duidelijke opportuniteitstoets ingevoerd om te controleren in welke gevallen het nodig en verantwoord is. Ten tweede kwam er een inventaris, een registratie van het aantal consultancyopdrachten, om inzicht te krijgen in de uitgaven. Ten derde werd een jaarlijkse rapportage in het leven geroepen, om te vermijden dat sommige consultancyopdrachten jarenlang aanslepen.

 

De cd&v-fractie staat achter u als u snel werk maakt van een duidelijk actieplan.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Samengevoegde vragen van

- Matti Vandemaele aan Bart De Wever (eerste minister) over "Het gebrek aan coördinatie door de premier in het veiligheidsbeleid m.b.t. drones" (56001142P)

- Jeroen Bergers aan Bart De Wever (eerste minister) over "De dronedreiging" (56001149P)

10 Questions jointes de

- Matti Vandemaele à Bart De Wever (premier ministre) sur "Le manque de coordination de la politique de sécurité en matière de drones par le premier ministre" (56001142P)

- Jeroen Bergers à Bart De Wever (premier ministre) sur "La menace des drones" (56001149P)

 

(Het antwoord zal door de minister van Defensie, belast met Buitenlandse Handel worden gegeven / La réponse sera donnée par ministre de la Défense, chargé du Commerce extérieur)

 

10.01  Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Ik had deze vraag eigenlijk aan de premier gericht, maar de minister van Defensie zit hier nu voor mij

 

U zei vorige week in de commissie dat 90 % van de bevoegdheden met betrekking tot de toestanden met de drones niet bij u ligt, maar bij de minister van Binnenlandse Zaken en bij de premier als coördinator van de Nationale Veiligheidsraad. De premier stuurde vandaag echter zijn kat. (Protest bij de N-VA) Ik geef toe, hij is er daarstraks wel even geweest.

 

De minister van Binnenlandse Zaken komt voorlopig niet verder dan de aankondiging dat er een droneregister zal komen, alsof criminelen en buitenlandse mogendheden met slechte bedoelingen netjes hun drone zullen registreren voordat ze naar hier komen.

 

Collega’s, het management van de crisis lijkt wel de kolderbrigade. Ik heb foto’s doorgekregen waarop te zien is dat onze diensten werken met verrekijkers uit 1944. Onze jammers werken niet. Het gespecialiseerde counterdroneteam was men zelfs volledig vergeten; u wist niet meer dat het bestond. Ook uw donkerste moment van de nacht wordt intussen tot ver in het buitenland belachelijk gemaakt.

 

Mijnheer de minister, uw communicatie getuigt van weinig omzichtigheid. U bent een beetje de olifant in de porseleinwinkel. Ik hoor dat u voor die vrijpostige communicatie door uw eigen diensten op de vingers bent getikt. U maakt vooral boel. U maakt ook boel met het counterdroneteam. U zegt dat zij niets kunnen wat uw diensten niet kunnen en dat zij veel te klein zijn. Zij moesten zich maar komen aanbieden. Intussen vernemen wij dat die mensen door hun eigen oversten zelfs met ontslag worden bedreigd omdat zij publiek durfden te spreken.

 

Mijnheer de minister, wanneer zult u samenwerken? Wanneer zal de premier coördineren? Wanneer zult u het luchtruim en onze bevolking tegen deze gebeurtenissen beschermen?

 

10.02  Jeroen Bergers (N-VA): Mijnheer de minister, we worden geconfronteerd met een zeer ernstige hybride dreiging van aanvallen op ons land, met cyberaanvallen en ook met veel dreigingen van drones die over militaire doelwitten vliegen, maar vooral ook over civiele doelwitten als luchthavens, met het specifieke doel die luchthavens plat te leggen. Dat is natuurlijk zeer ernstig. Het is een gevaar voor onze kritieke infrastructuur, maar ook voor onze economie. De Vlaamse luchthaven van Zaventem, de op een na grootste economische motor van het land, wordt bewust gesaboteerd. Er moeten dus maatregelen genomen worden om onze kritieke infrastructuur, onze civiele doelen en onze economie te beveiligen.

 

De huidige wet op de kritieke infrastructuur schetst een duidelijke samenwerking, waarbij in de eerste plaats gekeken wordt naar de uitbater van de kritieke infrastructuur, naar het Crisiscentrum, naar de politie en naar SkeyDrone. If all else fails, wordt er ook gekeken naar Defensie.

 

Het is belangrijk dat er grondig wordt samengewerkt om die hybride dreiging aan te pakken. Door elkaar met de vinger te wijzen zullen we er immers niet komen. Het is echt in het belang van ons land, van onze economie, dat we die uitdaging aanpakken. We zijn hier in het Parlement bijna unaniem overeengekomen een gemeen­schappelijke vergadering van de commissies voor Mobiliteit, Binnenlandse Zaken en Defensie te organiseren teneinde dit probleem te bespreken en voor oplossingen te zorgen.

 

Mijn oproep aan u, mijn oproep aan de volledige regering is om samen te werken, te zorgen voor oplossingen en maatregelen te nemen.

 

10.03 Minister Theo Francken: Ik ben altijd blij als ik hier mag zijn. De premier heeft me gevraagd deze vraag van hem over te nemen. Hij heeft zijn kat niet gestuurd, want hij was hier daarnet. De heer Quintin is niet in het land, die is verontschuldigd.

 

Dames en heren, de recente meldingen van drones boven zowel civiele als militaire installaties tonen aan dat de hybride dreiging tegen ons land reëel en ernstig is. Het gebruik van drones in de buurt van onder meer luchthavens en luchtmacht­basissen vormt niet alleen een veiligheidsrisico, maar raakt ook rechtstreeks aan onze nationale veiligheid en welvaart.

 

De aanpak van deze dreiging is een gedeelde verantwoordelijkheid. Binnen hun bevoegdheid staan de politiediensten en de diensten van Mobiliteit in voor de detectie, de opvolging en de handhaving. Ze waken over de civiele luchtvaartveiligheid. Defensie werkt nauw met hen samen, onder meer via informatie-uitwisseling, technische ondersteuning en verhoogde paraatheid op onze militaire kwartieren.

 

Na de drone-incidenten van dinsdag kwam de Nationale Veiligheidsraad op donderdag 6 november samen, onder het voorzitterschap van de eerste minister. Sindsdien volgt het Nationaal Crisiscentrum de situatie versterkt op. In dit centrum zijn alle bevoegde overheden vertegenwoordigd, waaronder de FOD Mobiliteit, de FOD Binnenlandse Zaken en het ministerie van Defensie, via verbindingsofficieren die instaan voor de coördinatie en opvolging tussen de verschillende departementen. Daarnaast staat de Chef Defensie, generaal Vansina, in permanent contact met de commissaris-generaal van de politie, hoofdcommissaris Snoeck. Ook op politiek niveau wordt de situatie opgevolgd via verschillende werkvergaderingen tussen de betrokken kabinetten.

 

In de Nationale Veiligheidsraad en de ministerraad van vorige week werden bijkomende maatregelen goedgekeurd.

 

Ten eerste worden counterdrone­teams op diverse plaatsen in het land ingezet om de infrastructuur te beveiligen. Het droneteam van de federale politie werd in deze operatie aanvankelijk niet ingeschakeld, aangezien hun capaciteit niet werd aangeboden door de federale politie.

 

Ten tweede moet tegen 1 januari 2026 het Nationaal Veiligheidscentrum NASC in Bevekom volledig operationeel zijn. Dat centrum, opgericht door de vorige regering, is een zeer goed initiatief, maar het is nog niet volledig operationeel. Er is immers nog wat werk aan en dat zullen we nu voltooien. Dat centrum zal instaan voor een betere bewaking en bescherming van het Belgische luchtruim en ons land voorbereiden op toekomstige uitdagingen inzake luchtveiligheid. Op korte termijn wordt ook voorzien in de aankoop en levering van bijkomende counterdronemiddelen door Defensie. Dat behoort tot het pakket van 50 miljoen euro dat uiteindelijk vrijdagavond laat werd goedgekeurd.

 

Daarnaast heeft Defensie de steun ingeroepen van counterdroneteams uit onze buurlanden: Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. Ik heb de Duitse teams bezocht, gisteren de Britse en ik zal ook de Franse zo snel mogelijk bezoeken. Zij hebben positief gereageerd en zijn momenteel met specifieke middelen actief op Belgisch grondgebied. Zij helpen ons nu dus al zeer goed. Ook de Verenigde Staten hebben intussen hun hulp aangeboden. Momenteel bekijken we samen met hen hoe, waar en wanneer we deze nieuwe capaciteit het best kunnen inzetten.

 

Parallel hiermee heeft de ministerraad, op voorstel van de minister van Mobiliteit, bijkomende maatregelen genomen in het domein van de mobiliteit. De focus ligt daarbij op het versterken van de nationale detectiecapaciteit, de coördinatie tussen de betrokken actoren en de actualisering van de regelgeving.

 

Namens de regering wil ik mijn oprechte dank uitspreken aan al onze medewerkers bij skeyes, de politie, Defensie, Luchtvaart en Mobiliteit voor hun grote flexibiliteit en professionaliteit in deze moeilijke omstandigheden. Hun inzet garandeert de veiligheid van ons luchtruim. In tijden van nood leert men zijn vrienden kennen. Ook onze buurlanden – en binnenkort ook de Verenigde Staten – verdienen onze dank voor hun snelle en doeltreffende hulp.

 

10.04  Matti Vandemaele (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik heb een sterk déjà-vugevoel. Ik heb hier uw collega Quintin al verschillende keren ondervraagd over het drugsgeweld in Brussel. We horen dan altijd heel mooie woorden over actieplannen, samenwerkingen en overleg. Op het terrein gebeurt er echter heel weinig. Het maakt heel weinig verschil. Ook vandaag zijn er opnieuw incidenten.

 

Ik heb het gevoel dat wij bij deze tweede grote binnenlandse veiligheidscrisis dezelfde paden bewandelen. Er wordt veel gecommuniceerd en overlegd, maar ondertussen blijven de drones gewoon over ons vliegen.

 

Het moet mij toch van het hart. U stelt hier opnieuw dat de federale politie, meer bepaald de speciale counterdrone-eenheid, zich niet heeft aangeboden. Het is toch een probleem dat er in onze veiligheidsarchitectuur een dienst is die precies is opgericht om dergelijk interventies uit te voeren, maar dat bij niemand blijkbaar een belletje rinkelt (…)

 

10.05  Jeroen Bergers (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Het is heel belangrijk dat er maatregelen worden genomen. U hebt die maatregelen ook aangekondigd.

 

Collega's, het verbaast me wel enigszins dat ik hier leden van Groen hoor klagen dat het te lang duurt en dat er te veel vertraging is. Het is immers door de doctrinaire houding van Groen tijdens de vorige legislatuur dat niet werd geïnvesteerd in dronetechnologie. De huidige minister heeft daarvoor toen gewaarschuwd. Het is door de doctrinaire houding van Groen dat onze drones niet bewapend zijn. Dankzij de resolutie van de heer Peter Buysrogge zetten we dat nu recht, maar er is veel tijd verloren gegaan door die groene doctrinaire houding in dat dossier, maar ook in andere dossiers.

 

Mijn boodschap is dan ook heel duidelijk: geen avonturen, laat Bartje en Arizona verder besturen!

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Question de Aurore Tourneur à Rob Beenders (Protection des consommateurs, Lutte contre la fraude sociale, Personnes handicapées et Égalité des chances) sur "La fraude sociale et fiscale" (56001138P)

11 Vraag van Aurore Tourneur aan Rob Beenders (Consumentenbescherming, Socialefraudebestrijding, Personen met een handicap en Gelijke Kansen) over "Sociale en fiscale fraude" (56001138P)

 

11.01  Aurore Tourneur (Les Engagés): Monsieur le ministre, je ne sais pas si, comme moi, vous avez vu un certain reportage diffusé sur RTL, sans grande nuance, plutôt à charge, mais qui a fait mouche puisque nous sommes nombreux à aborder le sujet aujourd’hui dans le cadre des questions d’actualité.

 

À côté de l’aspect un peu sensationnaliste, il y a la réalité. La fraude sociale en est une mais ce n’est pas une généralité. Face à cette réalité, le gouvernement a choisi d’engager des réformes importantes, notamment la limitation du chômage à deux ans et la mise en place d’un cadastre des aides sociales.

 

Monsieur le ministre, pour Les Engagés, la justice sociale est essentielle. Il faut que les personnes qui en ont réellement besoin puissent bénéficier d’aides. Je pense en particulier aux familles monoparentales, aux personnes en situation de handicap ou encore à celles atteintes de maladies graves. Chaque euro détourné, monsieur le ministre, c’est un euro en moins pour les plus vulnérables.

 

La fraude fiscale constitue aussi un enjeu majeur. Selon plusieurs études sérieuses, nous pourrions récupérer 30 milliards d’euros en nous y attaquant. Cela tombe bien car nous en cherchons 10.

 

Monsieur le ministre, le gouvernement va-t-il poursuivre cette politique de lutte équilibrée contre toutes les formes de fraudes?

 

Pour Les Engagés, il faut traquer fermement ceux qui trichent, mais protéger avec autant de force ceux qui ont besoin de notre aide et de notre solidarité. Pour nous, il ne peut y avoir ni complaisance ni stigmatisation mais bien une justice sociale et fiscale. En agissant de la sorte, nous aurons toute la population belge avec nous.

 

11.02  Rob Beenders, ministre: Merci pour votre question, madame Tourneur.

 

Que les choses soient claires, la fraude sociale et le dumping social sont une catastrophe pour notre sécurité sociale. Je n'ai pas besoin d'une émission de télévision pour m'en rendre compte. Nous investissons dans des inspecteurs et des contrôles supplémentaires pour que la lutte contre la fraude sociale rapporte 1,7 milliard d'euros lors de cette législature.

 

Et je me suis encore engagé dernièrement à fournir un effort supplémentaire de 300 millions d'euros d'ici la fin de la législature. C'est pourquoi nous augmentons les amendes, en particulier pour les infractions les plus graves telles que l'emploi illégal, le dumping social et le travail au noir. Les personnes qui abusent du système sentiront donc la différence dans leur portefeuille.

 

Nous en avons encore discuté hier en commission des Affaires sociales, mais cette proposition a été freinée par le PTB-PVDA. Il est incompréhensible et inacceptable que ce parti retarde volontairement les mesures qui ciblent les plus gros fraudeurs et qui protègent celles et ceux qui ont besoin de la sécurité sociale. Le documentaire montre bien ce qu'il se passe quand il n'y a pas de suivi et quand on abandonne les gens.

 

Chacun a une responsabilité dans notre État-providence, et nous aussi en tant que société. D'ailleurs, ce débat ne concerne pas uniquement les plus faibles de la société. Cette lutte concerne aussi les puissants, ceux qui ont réussi et qui abusent de notre système.

 

Tout le monde a une responsabilité. Frauder, c'est frauder. Et je continuerai à lutter contre les abus pour protéger celles et ceux qui en ont besoin.

 

11.03  Aurore Tourneur (Les Engagés): Merci pour votre engagement, monsieur le ministre.

 

La fraude sociale et fiscale affaiblit en effet notre société. Il faut agir avec détermination. Pour Les Engagés, il faut de la fermeté contre tous les abus, mais aussi une protection maximale pour les citoyens qui en ont vraiment besoin. Il faut – et c'est dans l'accord de gouvernement – responsabiliser notamment les médecins et les mutualités.

 

Vivement cet accord sur le budget pour que nous puissions passer à l'action!

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

12 Question de Daniel Bacquelaine à Rob Beenders (Protection des consommateurs, Lutte contre la fraude sociale, Personnes handicapées et Égalité des chances) sur "La lutte contre l'antisémitisme, notamment dans nos universités, et le livre de Nora Bussigny" (56001146P)

12 Vraag van Daniel Bacquelaine aan Rob Beenders (Consumentenbescherming, Socialefraudebestrijding, Personen met een handicap en Gelijke Kansen) over "De strijd tegen antisemitisme, met name in onze universiteiten, en het boek van Nora Bussigny " (56001146P)

 

12.01  Daniel Bacquelaine (MR): Monsieur le ministre, Les nouveaux antisémites, tel est le titre du livre de Nora Bussigny, qui vient de sortir et dont les interviews doivent nous alerter par rapport à la recrudescence et l'explosion de l'antisémitisme en Europe, et en particulier en Belgique. Antisémitisme qui gangrène nos universités, pourtant lieux de confrontation d'idées et de liberté des échanges, avec le témoignage d'étudiants membres de l'Union des étudiants juifs de Belgique qui expriment les intimidations et les agressions dont ils sont l'objet, et le témoignage aussi de groupuscules radicaux d'extrême gauche qui professent sans vergogne l'incitation à la haine.

 

Et cet antisémitisme, on l'a retrouvé encore le 18 septembre dernier à Liège lors de la commémoration du 30e anniversaire de la mort de Jean Gol, lorsque sa tombe a été profanée. Cet antisémitisme, on le retrouve aussi dans le domaine culturel aujourd'hui, lorsqu'un chef d'orchestre israélien est interdit de prestation à Gand avec l'aval d'un ministre du gouvernement flamand.

 

Alors, monsieur le ministre, mes questions sont celles-ci. Avez-vous conscience de l'agitation de ces groupuscules d'ultra-gauche dont les discours antisémites sont décomplexés, sans mesure, assumés? Avez-vous conscience du fait qu'ils font subir des intimidations voire des agressions aux étudiants juifs dans nos universités? Pouvez-vous réunir, dans un contexte interfédéral, avec les entités fédérées, les recteurs des universités pour leur demander de prendre des mesures fortes pour sanctionner ces individus?

 

Le programme du gouvernement prévoit l'élaboration d'un plan d'action interfédéral ambitieux contre l'antisémitisme. C'est ce que recommande aussi l'Union européenne. Monsieur le ministre, quand présenterez-vous ce plan devant le Parlement et concrétiserez-vous les engagements du gouvernement et de votre ministère?

 

12.02  Rob Beenders, ministre: Merci, monsieur Bacquelaine, pour votre question.

 

Permettez-moi tout d'abord de souligner que la lutte contre l'antisémitisme reste un élément central de ma lutte plus large contre le racisme et la discrimination et en faveur d'une société où la haine n'a pas sa place et où les gens, quelle que soit leur origine ou leur religion, se respectent mutuellement.

 

Le livre de la journaliste Nora Bussigny, Les nouveaux antisémites, a effectivement fait beaucoup de bruit, en Belgique également, et je suis au courant de la discussion qu'il a provoquée à l'ULB. Les universités restent des lieux de liberté d'expression, mais cette liberté s'arrête là où la haine commence. L'antisémitisme, comme toute forme de haine, n'y a absolument pas sa place. Nous devons y rester attentifs. C'est pourquoi nous avons déjà pris des mesures concrètes.

 

Ainsi, je soutiens le travail du Mécanisme de coordination interfédéral de la lutte contre l'antisémitisme, tout comme le travail du coordinateur national au sein du SPF Justice. Dans le cadre du plan d'action interfédéral contre le racisme, nous élaborons des mesures spécifiques contre l'antisémitisme. De plus, une étude est en cours sur l'antisémitisme en ligne, dont les recommandations sont attendues sous peu. J'en discuterai avec mes collègues du gouvernement dans les semaines à venir. La lutte contre l'antisémitisme est en effet une responsabilité conjointe de ce gouvernement.

 

12.03  Daniel Bacquelaine (MR): Monsieur le ministre, je prends note de votre volonté et de vos résolutions. Mais outre cela, si le temps de la concertation et de l'échange d'informations est certes important, il n'est évidemment pas suffisant. Ce que nous voulons aujourd'hui, c'est un véritable coordinateur de la lutte contre l'antisémitisme qui soit indépendant et non pas dévolu à un fonctionnaire certes honorable, mais qui inclurait cette mission parmi d'autres. Il ne s'agit pas de cela. Il faut un véritable coordinateur de lutte contre l'antisémitisme, avec un visage et une personnalité qui incarnent l'impulsion politique nécessaire. Ce coordinateur doit permettre de redonner du souffle à cette lutte nécessaire contre l'antisémitisme. Aujourd'hui trop de familles s'inquiètent et perdent la sérénité. Nous voulons redonner à la communauté juive la possibilité de vivre en sérénité dans notre pays, dans la paix, le respect et la sécurité.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

13 Question de Farah Jacquet à Jean-Luc Crucke (Mobilité, Climat, Transition environnementale et Développement durable) sur "Les frais de consultance à la SNCB" (56001133P)

13 Vraag van Farah Jacquet aan Jean-Luc Crucke (Mobiliteit, Klimaat, Ecologische Transitie en Duurzame Ontwikkeling) over "De consultancyuitgaven van de NMBS" (56001133P)

 

13.01  Farah Jacquet (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, cela fait des mois que vous nous parlez des économies à faire dans le rail. Apparemment, vous allez attaquer les statuts et les pensions, parce qu’il n’y a plus d'argent.

 

En même temps, nous apprenons par la Cour des comptes que plus de 700 millions d'euros ont été payés à des multinationales pour de la consultance, au moment où vous prévoyez plus de 600 millions d'euros d'économies sur toute votre législature. En résumé, ce qui a été donné à la consultance, vous le retirez aux cheminots.

 

Sérieusement, pourquoi faire appel à des consultants? Pourquoi faire appel à des multinationales? Je vais vous donner un exemple concret. Patrick, 25 ans d'expérience comme accompagnateur de train, respecté, posé et compétent – un peu comme moi – passe des examens pour devenir instructeur. Il y a quelques mois, on décide de lui coller un consultant, qui ne connaît rien du rail, pendant un mois, pour lui apprendre le travail qu'il fait déjà. Où est le bon sens? Comment peut-on justifier cela?

 

Monsieur le ministre, pouvez-vous nous donner la liste complète des consultants du rail, leurs missions, leurs résultats, leurs coûts? Pouvez-vous garantir que les recommandations de la Cour des comptes seront désormais suivies?

 

Grâce à notre pression – vous l'avez dit en commission –, vous allez diminuer les frais de consultance de 1,8 % dans le rail. Mais ce n'est pas assez. Ma question est simple, allez-vous vous engager (…)

 

13.02  Jean-Luc Crucke, ministre: Madame la députée, ma réponse ne vous étonnera pas puisque, voici quelques semaines, vous me questionniez déjà à ce sujet. Vous cherchez le bon sens. Ce dont je suis sûr est que chercher le bon sens ne signifie pas aller à contre-sens. Cela demande sans doute un peu de nuance. Je puis comprendre que vous tentiez de caricaturer. Je vous connais assez pour savoir que ce n'est pas exactement votre sentiment. Dans le cas présent, vous l'avez toutefois fait.  

 

Certaines missions impliquent que la SNCB et Infrabel doivent pouvoir recourir à de la consultance, et ce n'est pas contestable. Il en est d'autres, et je vous l'ai dit, pour lesquelles je considère que cette dépense est excessive. Cela étant, comparer les économies qu'il faut faire sur le rail avec des dépenses de consultance, cela revient à lancer des arguments confus à la face de ceux qui travaillent à la SNCB et à Infrabel et avec celles-ci.

 

Comme je vous l'ai dit, je souhaite, de part et d'autre, un éclaircissement des critères. Moi, j'ai lu le rapport en question. Je suis arrivé un peu en retard, et vous m'en excuserez – et, il est vrai, en train. À la lecture du rapport, on apprend que les critères sont respectés. Et cela devrait vous donner à réfléchir, car cela signifie que ces institutions publiques autonomes fonctionnent selon ces critères. En revanche, je vous rejoins sur le volume des dépenses et j'y serai attentif.

 

13.03  Farah Jacquet (PVDA-PTB): Monsieur le ministre, je vous remercie de vos réponses.

 

J'ai fait les calculs. Si l'on maintient ce niveau de consultance sous cette législature, même en appliquant un taux de 1,8 % par an à vos économies, il en résultera plus d'un milliard d'euros de consultance sous votre propre législature. Par conséquent, vous ne pouvez pas me répondre qu'il est normal d'engager quelqu'un qui travaille dans la consultance, alors qu'il est quand même payé jusqu'à 9 000 euros par jour!  On va engager quelqu'un qui est payé jusqu'à 9 000 euros par jour pour apprendre à un cheminot qui est là depuis longtemps comment il doit accomplir son travail. Cela n'a aucun sens! C'est dépenser à tout va. Dans d'autres compétences, je ne dis pas, mais il y a un cahier des charges à respecter. Nous n'y trouvons aucune transparence, nous ne savons rien. Donc, cela ne va pas. Nous vous demandons de (…)

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

14 Question de Serge Hiligsmann à Jean-Luc Crucke (Mobilité, Climat, Transition environnementale et Développement durable) sur "Le rôle des banques belges dans la transition verte" (56001137P)

14 Vraag van Serge Hiligsmann aan Jean-Luc Crucke (Mobiliteit, Klimaat, Ecologische Transitie en Duurzame Ontwikkeling) over "De rol van de Belgische banken in de groene transitie" (56001137P)

 

14.01  Serge Hiligsmann (Les Engagés): Monsieur le ministre. Si l'argent est le nerf de la guerre, les banques sont les leviers de la transition. Par leurs choix de financements et d'investissements, elles peuvent accélérer ou freiner la transition, orienter l'épargne du client ou du citoyen vers des projets durables, ou bien au contraire continuer à soutenir des activités intensives en énergie et en carbone.

 

Selon l'étude récente de Climact – commandée par vos services –, des progrès réels sont annoncés et salués. La plupart des banques intègrent désormais des critères environnementaux dans leur politique d'investissements. Elles offrent en effet des produits financiers verts mais qu'il convient de contrôler bien souvent, et même très souvent. Elles publient également leurs émissions de gaz à effet de serre, etc. Des efforts sont cependant nécessaires.

 

Toutefois, elles ne peuvent pas être uniquement les seuls acteurs, mais il est important de les considérer et de leur produire un cadre réglementaire cohérent et prévisible, et une vision claire sur le futur pour que leurs actions soient inscrites dans la durée. Monsieur le ministre, alors que se profile votre participation à la COP30, quelles mesures concrètes le gouvernement fédéral, que vous allez représenter, entend-il défendre pour renforcer le verdissement du secteur financier, et également contribuer à la transition écologique sur le plan international, autant qu'au niveau national?

 

14.02  Jean-Luc Crucke, ministre: Monsieur le député, merci pour votre question, qui, effectivement, est une question qui repose sur un rapport extrêmement intéressant que vient de déposer Climact à la demande de mes services. Ce rapport doit, dans un premier temps, attirer notre attention sur le fait que 90 % des banques belges appliquent des critères de haute qualité en matière de respect de ce qu'on appelle la verdurisation des investissements, que ce soit par leurs placements ou également par le biais de ces fonds. Or 90 %, ce n'est pas 100 %, et il reste donc un peu de travail à faire, reconnaissons-le.

 

Mais par contre, ce type de rapport est une première, et je compte d'ailleurs faire en sorte que l'on rende cette initiative pérenne, dans le but de fixer annuellement un rendez-vous avec les banques et de procéder à une évaluation. C'est une manière de fonctionner qui me permet de mettre la responsabilité dans le chef des uns et des autres.

 

Votre questionnement aborde également le côté international. Les banques vivent en effet dans un milieu concurrentiel et elles ne sont pas seules sur la planète belge. Il est donc vrai que le bon endroit est le niveau européen, tout comme la COP où des règles peuvent être définies de manière plus consensuelle et multilatérale, pour faire en sorte qu'une fois définies, elles soient respectées par l'ensemble des institutions financières.

 

À la COP, je serais fier de voir que l'exemple belge en la matière, s'il était suivi par tous, est un exemple plus profitable à l'investissement vert, à la verdurisation et au climat.

 

14.03  Serge Hiligsmann (Les Engagés): Monsieur le ministre, je vous remercie pour ces compléments d'information et pour votre impact futur lors de la COP la semaine prochaine. Le gouvernement travaille bien sur un budget du courage, vu la situation financière très préoccupante de notre pays.

 

La régulation du secteur bancaire est une opération peu coûteuse. Il est donc important que l'on y consacre énormément de potentiels, car les effets leviers qu'elle peut engendrer sont très importants pour le climat. Vous pouvez compter sur notre soutien dans votre volonté de faire avancer les choses dans les prochains mois.

 

Comme on le dit souvent, "le Belge a une brique dans le ventre", mais beaucoup de Belges ont plusieurs briques dans les banques. Il est donc important que celles-ci puissent créer et bâtir un monde qui sera important et intéressant pour les générations futures au niveau de la transition.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Vraag van Francesca Van Belleghem aan Anneleen Van Bossuyt (Asiel, Migratie, Maatschappelijke Integratie, belast met Grootstedenbeleid) over "De Poolse weigering om te voldoen aan de solidariteitsplicht in het kader van het EU-migratiepact" (56001135P)

15 Question de Francesca Van Belleghem à Anneleen Van Bossuyt (Asile, Migration, Intégration sociale, chargée de la Politique des Grandes Villes) sur "Le pacte UE sur la migration et le refus de la Pologne de satisfaire à l'obligation de solidarité " (56001135P)

 

15.01  Francesca Van Belleghem (VB): Mevrouw de minister, vandaag, 13 november, herdenken we de gruwelijke terreuraanslagen in Parijs. Tien jaar geleden vermoordden islamitische terroristen, onder wie Salah Abdeslam, 129 mensen en verwondden zij er meer dan 350. Tien jaar na Wir schaffen das moeten we vaststellen dat Europa vooral zichzelf heeft afgeschaft, zijn cultuur, zijn identiteit en vooral zijn zekerheid.

 

Intussen blijven elk jaar 30.000 à 40.000  asielzoekers naar dit land komen, op zoek naar bed, bad en brood, en dankzij minister Van Bossuyt ook naar zon, zee en strand in het asielcentrum in Bredene. De Europese Unie legt ons nu met het EU-migratiepact een valse keuze op. Ofwel vangen we nog meer asielzoekers op, ofwel betalen we 20.000 euro per geweigerde migrant. Dat pact zorgt dus voor meer migratie en meer kosten.

 

Andere lidstaten tonen echter dat verzet wel degelijk werkt. Finland voerde een asielstop in. Oostenrijk beperkt gezinshereniging, tegen de Europese regels in. Griekenland stuurt asielzoekers gewoon door naar ons. Polen heeft nu verklaard te weigeren extra migranten op te nemen en zal er ook niet voor betalen.

 

Mevrouw de minister, wanneer zult u eens kiezen voor de belangen van onze eigen burgers in plaats van slaafs de dictaten van de Europese Unie te volgen?

 

15.02 Minister Anneleen Van Bossuyt: Mevrouw Van Belleghem, ik heb gisteren in de commissie toegelicht dat bepaalde lidstaten op basis van hun specifieke situatie door de Europese Commissie zijn onderverdeeld in categorieën naargelang hun migratiedruk. Cyprus, Spanje, Griekenland en Italië vallen hieronder vanwege de acute druk aan de buitengrenzen. Polen en Tsjechië behoren tot de categorie vanwege het enorme aantal Oekraïense ontheemden.

 

Met betrekking tot België erkent de Europese Commissie dat het land bijzonder zwaar getroffen wordt door secundaire migratie, met een uitzonderlijke druk op ons opvangsysteem tot gevolg. Bovendien erkent de Europese Commissie dat België meer dan zijn fair share levert, het betreft dan de verhouding tussen het aantal asielzoekers dat we opvangen en ons bevolkingsaantal en bbp.

 

Polen behoort tot de categorie die een vermindering van bijdragen kan vragen. Het is dus niet zo dat het eenvoudigweg weigert te betalen.

 

België blijft een loyale Europese partner, maar ons opvangsysteem zit nog steeds overvol. We verkiezen daarom om financiële bijdragen te betalen in plaats van extra asielzoekers op te nemen. Zo helpen we lidstaten aan de buitengrenzen om structurele maatregelen te nemen, zodat er niet langer naar België wordt doorgereisd. Solidariteit kan niet zonder verantwoordelijkheid. Lidstaten die solidariteit ontvangen, moeten hun Dublinverplichtingen naleven. Wij verwachten dat zij de komende maanden tastbare vooruitgang boeken. Alleen zo kunnen we tot echte resultaten komen en blijft het Dublinsysteem werkbaar.

 

Wat de omvang van de solidariteitspool betreft, die wordt de komende weken verder onderhandeld tussen de lidstaten. Ik zal er alvast alles aan doen om onze eigen bijdragen zo veel mogelijk te beperken.

 

15.03  Francesca Van Belleghem (VB): Mevrouw de minister, ik had eigenlijk wel verwacht dat de N-VA tijdens de onderhandelingen over migratie haar broek zou aftrekken, maar u staat hier eigenlijk allemaal in uw blootje. Gisteren nog zei een N-VA-collega in de commissie dat de oplossing niet binnen de Europese Unie ligt, maar vandaag komt u mij het tegenovergestelde vertellen. Wie gelooft dat nog? Ondertussen blijft de realiteit keihard: 30.000 asielzoekers, 40.000 gezinsmigranten, 200.000 illegalen. Vreemdelingen zijn bovendien oververtegenwoordigd in de criminaliteit, in de werkloosheid en in de sociale uitkeringen.

 

Mevrouw de minister, dit land is het spuugzat en ik zal mij daar altijd tegen verzetten. Dat is niet uit haat, maar uit liefde voor onze kinderen en voor onze kleinkinderen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

16 Samengevoegde vragen van

- Ellen Samyn aan Bart De Wever (eerste minister) over "De Waalse reportage en de mistoestanden op het gebied van de sociale uitkeringen" (56001134P)

- Georges-Louis Bouchez aan Anneleen Van Bossuyt (Asiel, Migratie, Maatschappelijke Integratie, belast met Grootstedenbeleid) over "De RTL-reportage en het belang van het kadaster van sociale bijstand" (56001143P)

- Nahima Lanjri aan Anneleen Van Bossuyt (Asiel, Migratie, Maatschappelijke Integratie, belast met Grootstedenbeleid) over "De Waalse reportage over werklozen" (56001144P)

16 Questions jointes de

- Ellen Samyn à Bart De Wever (premier ministre) sur "Le reportage réalisé en Wallonie et les dérives en matière d'allocations sociales" (56001134P)

- Georges-Louis Bouchez à Anneleen Van Bossuyt (Asile, Migration, Intégration sociale, chargée de la Politique des Grandes Villes) sur "Le reportage de RTL et l'importance du cadastre des aides sociales" (56001143P)

- Nahima Lanjri à Anneleen Van Bossuyt (Asile, Migration, Intégration sociale, chargée de la Politique des Grandes Villes) sur "Le reportage réalisé en Wallonie sur les chômeurs" (56001144P)

 

16.01  Ellen Samyn (VB): Wie dacht dat we vorig jaar met de Pano-reportage over het leefloondossier in Anderlecht alles wel gezien hadden, vergist zich. We krijgen opnieuw een schandaal van sociale fraude en perverse prikkels voorgeschoteld, dit keer in de armste straat van Wallonië. De reacties hier zijn voorspelbaar: alle partijen zijn verbijsterd en geschokt.

 

Laten we echter eerlijk zijn: iedereen hier, behalve mijn fractie, heeft boter op het hoofd, want iedereen heeft dat systeem niet alleen in stand gehouden, maar ook mee verdedigd, gefinancierd en vergoelijkt, en zo dat misbruik jarenlang mogelijk gemaakt.

 

Dit debat gaat niet over de luie Waal, maar over een Belgisch systeem dat mensen afhankelijk maakt en werk ontmoedigt. Het is een systeem dat verkeerde prikkels bevat, zwak gecontroleerd wordt en waar fraude te vaak zonder gevolg blijft. In de reportage van Christophe Deborsu wordt dat pijnlijk blootgelegd. Mensen vertellen openlijk dat ze een burn-out veinzen om zo 2.000 euro te krijgen of dat ze liever niet meer werken omdat het met hun uitkering ook goed gaat.

 

Wat we bij het OCMW van Anderlecht zagen, zien we nu opnieuw: uitkeringen die bedoeld zijn als vangnet, worden misbruikt als hangmat. De armste straat van Wallonië toont dat dat geen uitzondering is.

 

Mevrouw de minister, hoe rechtvaardigt u dat niet werken vandaag beter loont dan wel elke dag werken?

 

Erkent u dat sociale fraude een uitgesproken communautair probleem is, met veel hogere misbruikcijfers in Franstalig België, en dat dat bovendien versterkt wordt door massamigratie?

 

Hoe zorgt u ervoor dat de strijd tegen sociale fraude niet omslaat in wantrouwen tegenover wie echt ziek en echt kwetsbaar is?

 

16.02  Georges-Louis Bouchez (MR): Madame la ministre, en télévision, on a l'habitude d'avoir des reportages pour nous expliquer à quel point l'industrie c'est mal, le capitalisme une chose affreuse, le libéralisme quelque chose de destructeur. Et, pour une fois, on a eu droit à un reportage télévisé montrant une réalité malheureusement trop présente en Wallonie mais aussi en Flandre, parce que la question notamment des malades de longue durée n'est pas une question pour laquelle la Wallonie a une spécialité. C'est un problème généralisé dans tout le pays. Et, pour une fois, un reportage nous a montré ces réalités.

 

Quelle est la réaction aujourd'hui? Grande panique, grande panique à gauche, plainte au Conseil Supérieur de l'Audiovisuel (CSA), plein de posts en vue de décrédibiliser le journaliste. Vous savez, ceux qui sont tellement attachés à la liberté de la presse, du jour au lendemain, ont oublié leurs grands principes. Pourquoi? Parce que ce reportage met au jour un grand problème: le business model de la misère, le business model selon lequel les syndicats peuvent prospérer en payant les allocations de chômage, les mutualités peuvent prospérer en payant des incapacités de travail parfois imaginaires, des partis politiques peuvent prospérer électoralement et, bien évidemment, des allocataires sociaux, comme une certaine Jacqueline, peuvent en fait vivre mieux que la plupart des travailleurs dans ce pays, puisqu'avec 2 400 euros net par mois, Jacqueline est au-dessus du revenu médian. Cette situation n'est pas une caricature parce qu'on la retrouve à de nombreux endroits.

 

(…): (…)

 

16.03  Georges-Louis Bouchez (MR): Oui, le revenu médian est à 2 400 euros net.

 

Dès lors, madame la ministre, la question est très simple. L'accord de gouvernement prévoit un plafond pour qu'on ne puisse pas cumuler les allocations sociales et se retrouver à mieux gagner qu'un travailleur. À quand ce plafond et selon quelles modalités?

 

16.04  Nahima Lanjri (cd&v): De RTL-reportage getuigt van een immense tristesse. Een alleenstaande moeder, Laetitia, 37 jaar, heeft nog geen dag van haar leven gewerkt, maar ontvangt toch 2.700 euro aan uitkeringen. Dat is slechts één voorbeeld, maar het illustreert volgens mij een mentaliteitsprobleem. Sommigen vinden het blijkbaar niet nodig om te gaan werken, omdat de uitkering volstaat om rond te komen.

 

Daarnaast is er ook een beleidsprobleem. Het advies van de OCMW-voorzitter van Verviers spreekt boekdelen, want die raadt haar cliënte aan om vooral niet te gaan samenwonen met haar vriend, omdat ze dan haar uitkering zou kunnen verliezen. Misbruik? Niet gezien. Dat dat allemaal mogelijk is, komt door een jarenlang laks beleid, een beleid van laissez-aller, laissez-passer. Dat die misbruiken vooral in Wallonië voorkomen, houdt ook verband met het feit dat de PS daar lange tijd aan de macht is geweest.

 

Gelukkig wil de regering de misbruiken kordaat aanpakken. Collega’s, we zullen straks een wetsontwerp goedkeuren om de OCMW’s te belonen die goed werk leveren, die mensen activeren naar werk, die mensen begeleiden en die misbruiken bestrijden. OCMW's die hun werk niet naar behoren doen, zullen worden gesanctioneerd.

 

Toch is dat voor ons niet voldoende, want misbruiken moeten volledig verdwijnen. Het leefloon is geen blanco cheque. Wie niet wil werken of te lui is om uit bed te komen, moet zijn uitkering verliezen. Ook domiciliefraude en fraude met ziektebriefjes moeten worden aangepakt. Iemand die acht jaar ziek blijft vanwege een gebroken (…)

 

De voorzitter: Ik heb drie vragen ontvangen. Mevrouw de minister, u hebt vijf minuten spreektijd om daarop te antwoorden.

 

16.05 Minister Anneleen Van Bossuyt: Mijnheer de voorzitter, bedankt voor uw gulheid.

 

Mevrouw Samyn, monsieur Bouchez, mevrouw Lanjri, de RTL-reportage schetst een onthutsend beeld. Sociale fraude kunnen we nooit tolereren. Dergelijk sociaal misbruik van belastinggeld heeft kunnen voortbestaan omdat er niet werd ingegrepen. Dergelijke reportages zijn niet nieuw. Om de zoveel jaar komen gelijkaardige verhalen aan het licht, maar de politiek deed niets. Met de huidige regering willen we daar eindelijk verandering in brengen. Wie onze solidariteit misbruikt, ondergraaft het hele systeem en laat mensen die echt steun nodig hebben in de kou staan.

 

U weet dat deze regering de excessen in het systeem wil aanpakken. Het regeerakkoord biedt ons daarvoor meerdere mogelijkheden. Heel binnenkort treedt mijn koninklijk besluit in werking om onrechtvaardige situaties inzake de leeflonen aan te pakken. Het opstapelen van leeflonen in een gezin zal beperkt worden en achterpoortjes worden gesloten. Sociale bijstand moet er immers zijn voor wie het echt nodig heeft.

 

Daarnaast werkt deze regering aan een ambitieus, maar ook noodzakelijk project, namelijk de uitbouw van een centraal register waarin alle vormen van sociale bijstand en voordelen worden gebundeld. Dat register geeft ons een volledig overzicht van de totale steun per persoon. Op die manier kunnen we opeenstapelingen opsporen, grenzen instellen en ervoor zorgen dat het systeem rechtvaardig blijft. Werken moet altijd meer opbrengen dan niet werken.

 

Le registre poursuit deux objectifs en ce sens. Le premier consiste à établir un inventaire complet de l’ensemble des avantages sociaux et des allocations. Le deuxième, le cas échéant, vise à plafonner certaines allocations afin d’éviter les pièges à l’inactivité et les excès, et à garantir que le travail soit plus rémunérateur que l’inactivité.

 

J'ai pris mes responsabilités en proposant la création d’un groupe de travail sur le registre central au sein de la conférence interministérielle Intégration sociale. Soyons toutefois honnêtes, ma compétence se limite au revenu d’intégration. Sans l’implication des autres ministres et partenaires concernés, nous ne pourrons guère progresser. C’est pourquoi une collaboration étroite avec mes collègues ministres, tant au niveau fédéral que régional, est indispensable. Le registre central doit en effet regrouper l’ensemble des allocations et des avantages sociaux.

 

Er hebben al meerdere vergaderingen plaatsgevonden. De technische discussies zijn lopende. Het gaat om een ambitieus project, met vele partners rond de tafel.

 

Het regeerakkoord is duidelijk. De publieke verontwaardiging die we horen, is meer dan terecht. We moeten allemaal onze verantwoordelijkheid opnemen en vooruitgang boeken. Alleen zo zorgen we voor echte solidariteit en zeggen we neen tegen het profitariaat.

 

Ik reken daarbij ook op mijn collega-ministers om met evenveel ijver aan het werk te gaan. De geloofwaardigheid en het draagvlak van onze sociale zekerheid staan op het spel.

 

16.06  Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, welke uitleg we hier ook krijgen, het uitkerings- en controlesysteem zit fundamenteel fout. Meer nog, het Belgische systeem zelf is fundamenteel verkeerd. Het is tijd om er afscheid van te nemen. Vlamingen betalen al decennialang voor een systeem dat nooit zal werken, omdat het geen inspanning beloont, maar een hangmatcultuur in stand houdt die alleen maar verder scheeftrekt. Dat zien we op alle vlakken van onze sociale zekerheid. Het aantal arbeidsongeschikten en werklozen ligt in Wallonië en Brussel veel hoger dan in Vlaanderen. Van de uitkeringen in Vlaanderen, zoals het leefloon, gaat bovendien de helft naar mensen met een nationaliteit buiten de Europese Unie. Van alle leeflonen gaat amper 14 % naar Vlamingen.

 

U en uw partij weten dat, maar u wilt het niet toegeven. België is langdurig ziek en werkloos en wordt door uw N-VA kunstmatig in leven gehouden.

 

16.07  Georges-Louis Bouchez (MR): Merci, madame la ministre, pour votre réponse.

 

Je voudrais juste ajouter une chose à l'intention de ceux qui nous disent que ce reportage ne concerne que quelques cas exceptionnels. Apprenez qu'en Belgique, aujourd'hui, nous avons le double de travailleurs malades en pourcentage de population active par rapport à d'autres pays. En effet, un peu plus de 7 % de notre population active est en maladie, contre entre 3,5 et 4,5 % en France, aux Pays-Bas et en Allemagne. Rien ne peut expliquer une telle situation.

 

À ceux qui diront, puisque nous avons dénoncé cette situation pendant la campagne, que nous faisons preuve de mépris, je voudrais répondre que le vrai mépris, c'est cette situation de notre pays où des personnes se lèvent à cinq heures du matin pour aller travailler et donnent à l'État entre 60 et 70 % de leurs revenus via des impôts, des cotisations sociales et des taxes en tout genre, pour financer des personnes qui déclarent sans aucune honte n'avoir jamais travaillé et en fin de compte gagner mieux au quotidien. Cela doit changer. Le travail doit revenir au cœur de la société.

 

16.08  Nahima Lanjri (cd&v): We hebben een socialezekerheidssysteem waar we fier op mogen zijn, maar ik vergelijk het altijd met een kar. Iedereen die kan werken, moet werken en die kar trekken of duwen. Enkel wie de pech heeft tijdelijk werkloos te zijn of ziek te zijn, mag op de kar zitten. Natuurlijk, als mensen dat systeem misbruiken en als zelfs mensen die niet ziek zijn en fraudeurs op de kar gaan zitten, dan zal de kar van de sociale zekerheid niet meer bollen. Dat moeten we aanpakken. In Vlaanderen wordt dat al vrij goed gedaan. In Antwerpen zien we bijvoorbeeld dat meer dan 80 % van de leefloners een sociaal contract heeft, een GPMI. We zien dat niet overal. We zien dat niet overal in Wallonië. Het is tijd om daar een tandje bij te steken, zodat we de misbruiken kunnen aanpakken.

 

Alleen als we de misbruiken aanpakken, kunnen we blijven rekenen op de solidariteit van de mensen die om 5 uur opstaan om te gaan werken en die effectief iets bijdragen voor zij die niet kunnen werken, met pensioen zijn of ziek zijn. Al degenen die wel kunnen werken, moeten echter ook gaan werken.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

17 Vraag van Bert Wollants aan Mathieu Bihet (Energie) over "De energieafhankelijkheid van onze bedrijven en de impact op ondernemen en innovatie" (56001145P)

17 Question de Bert Wollants à Mathieu Bihet (Énergie) sur "La dépendance énergétique de nos entreprises et l'incidence sur l'entrepreneuriat et l'innovation" (56001145P)

 

17.01  Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de minister, de energiekosten swingen de pan uit. Dat betekent dat een groot aantal bedrijven het water aan de lippen staat. Deze regering heeft zich geëngageerd om daar iets aan te doen, om in te grijpen.

 

Laat ons eerlijk zijn, een stijging met 80 % van de netkosten is niet zomaar draagbaar. Daar moet dus iets aan gebeuren. Iedereen is het er eigenlijk over eens dat die kosten moeten worden aangepast en dat we absoluut moeten ingrijpen.

 

Mijnheer de minister, de stunt van de vorige regering om snelsnel een regeling te treffen, blijkt nu aan elkaar te hangen met spuug en paktouw. Daar moet een grondig antwoord op komen. Het kan dus niet bij woorden blijven, het moet ook over daden gaan. U moet dus ook heel erg hard aan de slag gaan om tot een oplossing te komen, want het duurt allemaal al veel te lang.

 

Er liggen een aantal oplossingspistes op tafel waaraan moet worden voortgewerkt. Dat mag echter niet het einde van het verhaal zijn. We moeten aan de slag met die pistes. Energiekosten die torenhoog zijn bedreigen immers onze industrie en ons maatschappelijk weefsel. Daar moet dringend iets aan gebeuren.

 

We moeten ter zake vooruitgang boeken. We hebben er vertrouwen in dat u er alles aan doet om dat te realiseren, maar we moeten absoluut vooruitgaan. Wij willen ook daden zien.

 

Daarom heb ik enkele vragen.

 

Hoe wilt u ervoor zorgen dat er zo snel mogelijk resultaat wordt geboekt, zodat onze bedrijven en onze welvaart worden beschermd?

 

Kunt u zich ertoe engageren om vóór eind 2025 duidelijkheid te scheppen voor een aantal bedrijven, zodat zij weten wat zij kunnen verwachten en hun toekomst hier kunnen verzekeren?

 

17.02 Minister Mathieu Bihet: Mijnheer Wollants, zoals u weet, is de kern van het regeerakkoord de versterking van de competitiviteit van onze bedrijven, met behoud van de koopkracht van de gezinnen. Om dat te bereiken moeten we op verschillende elementen inzetten. Ten eerste, een energienorm voor onze energie-intensieve bedrijven; ten tweede, een pragmatische taxshift op energieproducten; en, ten derde, massale investeringen in de capaciteit en het net.

 

Wat de energienorm betreft, de oorspronkelijke piste kon niet worden uitgevoerd omdat de wettelijke basis nooit bij de Europese Commissie werd aangemeld. Daarom liggen er, zoals u weet, binnen de regering twee nieuwe pistes op tafel. We mogen daarbij niet vergeten dat het regeerakkoord duidelijk bepaalt dat die steun geen nadeel mag vormen voor andere netgebruikers en dat ze gekoppeld moet worden aan inspanningen op het vlak van decarbonisatie.

 

De oplossing is dus geen of-of-, maar een en-enaanpak: zowel competitiviteit als koopkracht, zowel ondersteuning als investeringen en zowel rationaliteit als ambitie om onze industriële basis te versterken, de werkgelegenheid te behouden en de energietransitie te verzekeren.

 

17.03  Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de minister, het is bijzonder belangrijk dat we nu eindelijk snelheid maken. De vorige regering heeft op dat vlak enorm veel tijd verloren en heeft ervoor gezorgd dat we in een heel nadelige positie zijn terechtgekomen. Dat moeten we nu rechttrekken. Dit is iets waarmee we aan de slag moeten gaan, maar het is dringend.

 

Ik begrijp dat het complex is, maar we moeten hier voortgang maken, want de industrie zit daarop te wachten. We zien dat er vandaag al jobs verloren gaan en dat het moeilijk is om investeringen aan te trekken. We moeten dat omdraaien. Onze welvaart hangt daarvan af.

 

Ik zal u daarom blijven aanmoedigen opdat we eindelijk een lans breken voor de industrie die de welvaart in dit land en in Vlaanderen vooruithelpt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Hiermee sluiten we het vragenuurtje af.

 

Collega's, er rest u nog ongeveer een kwartier om uw stem uit te brengen voor de aanduiding van een Nederlandstalig plaatsvervangend lid van het Comité I.

 

Voorstel van resolutie en wetsontwerpen

Proposition de résolution et projets de loi

 

18 Voorstel van resolutie tot ondersteuning van de kandidatuur voor de bouw van de Einsteintelescoop in de Euregio Maas-Rijn (1131/1-3)

18 Proposition de résolution visant à soutenir la candidature pour la construction du télescope Einstein dans l’Euregio Meuse-Rhin (1131/1-3)

 

Dit voorstel is aangenomen door het adviescomité voor Wetenschappelijke en Technologische Vraagstukken met toepassing van art. 76 van het Reglement.

Cette proposition a été adoptée par le comité d’avis des Questions scientifiques et technologiques en application de l’art. 76 du Règlement.

 

Bespreking

Discussion

 

De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85,4) (1131/3)

Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85,4) (1131/3)

 

De bespreking is geopend.

La discussion est ouverte.

 

18.01  Steven Matheï, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar het schriftelijk verslag.

 

De voorzitter: De rapporteurs, de heren Matheï, Scourneau en Legasse, verwijzen naar het schriftelijk verslag.

 

18.02  Frieda Gijbels (N-VA): Mijnheer de voorzitter, beste collega's, ik moet bekennen dat het voorstel van resolutie dat vandaag voorligt mijn hart om verschillende redenen sneller doet slaan.

 

Het gaat om de Einsteintelescoop, een project dat hopelijk de grenzen zal opzoeken. Figuurlijk de grenzen van de kennis en letterlijk de grenzen van het drielandenpunt, waar Nederland, Duitsland en België elkaar raken, waar Vlaanderen en Wallonië elkaar raken en waar Limburg en Luik elkaar zowaar opnieuw kunnen vinden. Ik zal dan ook niet het enige Limburgse of Luikse parlementslid zijn dat vandaag het woord zal nemen. Hoewel ik niet zo provincialistisch ben ingesteld, moet ik toegeven dat mijn Limburg toch wel een snaar raakt, zeker als ik het kan hebben over ons Limburgs potentieel; en dat gaat verder dan vlaai en gezelligheid.

 

Limburg biedt economische troeven en opportuniteiten. Denk maar aan onze gerenommeerde bouwindustrie en onze geografisch-strategische ligging aan de poort naar Europa. Daarnaast ben ik gecharmeerd door de Einsteintelescoop omdat ik een zwak heb voor wetenschap. Ik hoop dat ik daar niet alleen in ben, want wetenschap, innovatie en ontwikkeling zijn onze grondstoffen. Dat is hetgeen waar wij het mee zullen moeten doen. Als we relevant willen blijven in deze geglobaliseerde wereld, dan is het van groot strategisch belang dat we hier resoluut op blijven inzetten. Wetenschap, innovatie en ontwikkeling moeten meer zijn dan holle begrippen. Onze kenniseconomie moet onze kern en onze sterkte zijn, onze toegevoegde waarde.

 

De Einsteintelescoop past perfect in die strategie. Het is een internationaal wetenschappelijk project dat doet dromen. Ik heb spijtig genoeg te weinig natuurkunde gehad om alles volledig te kunnen begrijpen, maar als de installatie klaar is, zullen we zwaartekrachtgolven kunnen detecteren of, voor wie het liever wat poëtischer formuleert, rimpelingen in de ruimtetijd, voorspeld door niemand minder dan Albert Einstein. Collega’s, zwaartekrachtgolven klinken voor velen waarschijnlijk abstract, ook voor mezelf, maar dat dit project een heel grote en concrete boost kan geven aan onze regio, zou iedereen moeten begrijpen. Wanneer de Einsteintelescoop naar ons toekomt, zal dat onze bouwindustrie uitdagen om te innoveren. Daarnaast biedt dit project enorme kansen op het vlak van technologische ontwikkeling, kennisvergaring, mogelijke spin-offs en dus ook tewerkstelling. Duizenden jobjaren kunnen worden gecreëerd. De impact zal overigens veel verder reiken dan het drielandenpunt.

 

Kortom, de Einsteintelescoop is geen toestel, maar een ecosysteem van innovatieve clusters van wereldformaat.

 

Hoewel ik hier vandaag in de Kamer een vurig pleidooi houd, ligt het zwaartepunt voor de Einsteintelescoop niet bij het federale beleidsniveau. We hebben hier immers maar weinig hefbomen in handen, behalve dat we gezamenlijk aan onze federale regering kunnen vragen om het project met volle overtuiging te bepleiten op alle mogelijk fora. De Einsteintelescoop behoort namelijk tot de deelstaatbevoegdheden. De deelstaten hebben ook al duidelijk gemaakt dat ze hun rol ten volle zullen spelen. Ik noem graag de inspanningen die zijn aangekondigd. Heel recent nog heeft de Vlaamse Regering, bij monde van minister-president Matthias Diependaele, bevestigd dat Vlaanderen een half miljard euro zal vrijmaken voor de Einsteintelescoop. Wallonië heeft eveneens aangegeven dat het volop wil participeren in dit traject en middelen zal vrijmaken.

 

Dat voluntarisme is precies wat we nodig hebben. Elke kans om onszelf en het drielandenpunt in de markt te zetten als de meest geschikte regio, is namelijk een kans die we moeten grijpen. We zijn namelijk niet de enige kandidaat voor deze telescoop. Ook de Duitse deelstaat Saksen en het Italiaanse Sardinië zullen er alles aan doen om het project binnen te halen.

 

U zult het met mij eens zijn, collega’s, dat we zeker niet willen dat allerlei voorwaarden, administratieve procedures of nodeloos ingewikkelde constructies dit project vertragen of de aantrekkelijkheid van het drielandenpunt in twijfel trekken. Met deze resolutie willen we beogen dat we samen vanuit dit Parlement het signaal geven dat alle partijen en Kamerleden uit alle windstreken zich scharen achter de Einsteintelescoop.

 

Ik nodig u dan ook graag uit om straks gezamenlijk groen licht te geven voor deze resolutie en op die manier ambassadeur te worden van dit beloftevolle project.

 

Dank u wel.

 

18.03  Dieter Keuten (VB): Mijnheer de voorzitter, Limburgers united. Op 22 oktober van vorig jaar mocht ik als eerste dit onderwerp op de agenda plaatsen van het adviescomité voor Wetenschappelijke en Technologische Vraagstukken. Dat is natuurlijk een onbelangrijke voetnoot in de geschiedenis.

 

De insteek van mijn fractie om dit op de agenda te zetten, was het ondersteunen van de kandidatuur voor de Einsteintelescoop vanuit het federaal Parlement en het onderzoeken van de economische impact en de kosten. We hebben het genoegen gehad geweldig interessante hoorzittingen te mogen volgen, met als hoogtepunt een bezoek aan Maastricht, waar de ondernemende Nederlanders al een heus prototype hebben gebouwd.

 

Alvorens te komen tot het resultaat van dit adviescomité, dus deze resolutie, lijkt het mij belangrijk om het even te hebben over de stand van zaken.

 

Waar staan we vandaag met onze gemeenschappelijke kandidatuur om dit wetenschappelijk lichtpunt, deze toekomstige noordster van menselijk vernuft, innovatie en economisch potentieel naar onze contreien te halen? Wel, beste collega’s, we staan er niet goed voor. We staan er zelfs helemaal niet goed voor. Zijn de slaagkansen erop vooruitgegaan sinds de vorming van dit adviescomité? Neen. Zijn de slaagkansen erop vooruitgegaan sinds het aantreden van deze regering? Evenmin.

 

Waar staan we vandaag?

 

Ik geef u drie punten mee.

 

Ten eerste, Italië heeft vorige week als eerste kandidaat officieel bevestigd dat het haalbaarheidsonderzoek van de ondergrond in Sardinië gunstig is. In de Luikse ondergrond zijn we daarentegen nog steeds bezig met proefboringen, om hopelijk de ideale locatie in beeld te brengen. Bovendien heeft Italië bekendgemaakt dat beide scenario’s voor de bouw van de ondergrondse tunnels mogelijk zijn. Wie goed heeft opgelet tijdens de vergaderingen van het adviescomité, weet dat er vandaag geen wetenschappelijke consensus bestaat over de bouw van een driehoek of van twee L’en in de ondergrond.

 

In onze kandidatuur wordt resoluut gekozen voor een driehoek. Er wordt dus gekozen voor één scenario. Dat is een soort all-instrategie om alles naar hier te halen. Dit is echter ook een noodzakelijke budgettaire keuze. Zoals mij werd toevertrouwd door de professor die werd aangesteld als projectverantwoordelijke voor de Einsteintelescoop in Vlaanderen, kreeg de werkgroep immers slechts budget om één scenario te analyseren, te verdedigen en uit te werken tot een bidbook. Er is dus eenvoudigweg geen budget om het tweede scenario te bestuderen, laat staan dat erover wordt nagedacht of het strategisch en diplomatiek verstandig is om all-in te gaan.

 

Italië heeft hierbij dus bewezen dat het in staat is om de complexiteit van dergelijke dossiers te overwinnen en als eerste de haalbaarheid van de mogelijke bouw te bevestigen.

 

Ten tweede, de Duitse deelstaat Saksen heeft vorige maand officieel zijn kandidatuur bekendgemaakt. Het is de Duitsers menens. De Duitse federale regering subsidieert alvast het Duits Centrum voor Astrofysica in die regio. Ze subsidiëren alvast een gigantisch datacenter, dat alle data afkomstig van de telescopen moet kunnen verwerken. Over datacenters hebben we het helaas in ons adviescomité niet kunnen hebben. De ondergrond van de Duitse deelstaat Saksen is wetenschappelijk al goed onderzocht ten tijde van de DDR en al zeer gedetailleerd in kaart gebracht. Binnenkort zullen ook zij de haalbaarheid kunnen aantonen.

 

Ten derde, herinnert u zich nog de diplomatieke acties van Bart De Wever, toen hij in augustus naar Berlijn trok voor zijn ontmoeting met zijn homoloog Merz? Toen stond in alle kranten te lezen dat hij de Einsteintelescoop op de agenda zou zetten en er met de bondskanselier over zou spreken. Wel, na zijn ontmoeting met Merz hebben we daarover niets meer gehoord. Tot op vandaag wacht ik op een antwoord van de heer De Wever. Wat hebt u precies besproken met de heer Merz? Wat is het resultaat van uw diplomatie? Geen antwoord, beste mensen. Niet antwoorden is natuurlijk ook een antwoord.

 

Ik vraag u vandaag, aangezien mijn spreektijd helaas beperkt is, om een amendement goed te keuren dat deze tekst versterkt. Het is een amendement dat ik niet zelf heb opgesteld maar letterlijk uit het regeerakkoord heb overgenomen.

 

Collega’s, we zijn het allemaal eens over het belang van dit project. We zijn het er ook allemaal over eens dat het een enorm potentieel in zich draagt om de toekomstige generaties te inspireren. Iedereen die dit dossier van nabij volgt, weet dat het water ons aan de lippen staat. De Duitsers en de Italianen bereiden een gemeenschappelijke kandidatuur voor. Dan is het voor ons over and out. Collega’s, het is nooit te laat om in actie te schieten, ieder op zijn niveau.

 

Ik dank u bij voorbaat.

 

18.04  Daniel Bacquelaine (MR): Monsieur le président, chers collègues, le télescope Einstein est un progrès majeur dans la connaissance et dans le savoir. Il permet effectivement d'observer des ondes gravitationnelles comme nous n'avons jamais pu le faire jusqu'à présent. Tous ceux qui sont épris d'émancipation et de progrès ne peuvent que s'en réjouir.

 

Il concerne la Belgique, à travers le Limbourg et la province de Liège – plus précisément l’ancienne principauté de Liège. Il concerne également les Pays-Bas, ainsi que l’Allemagne via la Rhénanie du Nord-Westphalie. En somme, c’est l’ensemble de l’Euregio Meuse-Rhin, comme on l’appelle communément, qui est au cœur de ce projet.

 

Il va permettre des progrès substantiels en matière de recherche sur l’origine des choses et sur l’origine du monde. Il est aussi un projet scientifique et économique concret.

 

La proposition de résolution défend donc la candidature de l'Euregio Meuse-Rhin. Elle souligne les avantages concurrentiels du site choisi: une géologie stable, un réseau universitaire riche, un écosystème économique innovant, et les liens diplomatiques entre les régions partenaires. La proposition appelle à une mobilisation rapide et coordonnée, avec confirmation des contributions financières et une stratégie proactive face à la concurrence européenne. Elle engage le gouvernement à renforcer la coopération et la diplomatie, à faciliter les démarches administratives et à promouvoir l'intégration des efforts scientifiques et économiques, tout en garantissant la concertation citoyenne – ce projet touche aussi à l'aménagement du territoire et à l'environnement – et la clarté dans les procédures qui seront nécessaires.

 

Pour nous, soutenir la candidature belgo-néerlando-allemande pour le télescope Einstein répond à plusieurs éléments fondamentaux.

 

D'abord, le projet positionne la Belgique comme un acteur majeur de l'innovation scientifique européenne. Renforçant la compétitivité et l'excellence de ses universités et de ses centres de recherche, il offre des opportunités très concrètes en matière d'emploi et de formation, notamment pour les jeunes attirés par les filières scientifiques, tout en créant un écosystème favorable aux petites et moyennes entreprises et aux entreprises technologiques.

 

Ensuite, l'effet levier sur l'économie locale et nationale justifie un engagement des pouvoirs publics, car l'investissement profiterait et profitera directement à la croissance et à l'attractivité de nos régions. La proposition de  résolution rejoint notre vision sur la nécessité de renforcer la voix de nos régions sur la scène européenne et scientifique.

 

Enfin, le projet est exemplaire en matière de gouvernance, puisqu'il implique la concertation citoyenne et le respect de l'environnement, tout en offrant une plateforme pour renforcer la coopération transfrontalière.

 

Ainsi, soutenir la proposition de résolution, c'est faire le choix de l'innovation, du pluralisme régional et de la compétitivité pour la Belgique d'aujourd'hui et de demain.

 

Le télescope Einstein est donc une opportunité unique pour nos régions, pour notre pays, pour l'Europe. Son implantation dans l’Euregio Meuse-Rhin placerait notre pays au cœur d'un projet scientifique mondial, contribuant à la souveraineté technologique européenne et à son rayonnement international.

 

On répète très souvent, et à juste titre, qu'il est nécessaire de relocaliser les efforts scientifiques et économiques en Europe. Voici un bon exemple pour le faire.

 

Bien sûr, le projet s'inscrit dans un contexte concurrentiel. Soyons clairs, et pas naïfs. D'autres pays soutiennent leur propre projet, comme l'Italie. L'Allemagne est dans une position quelque peu ambiguë, puisqu'elle a deux localisations possibles qu'il faudra un jour clarifier pour réunir les efforts. À force de défendre deux projets, l'Allemagne risque de perdre l'un et l'autre.

 

Je pense que nous avons tous intérêt, au niveau de l’Euregio Meuse-Rhin, à rester très combatifs. Les retombées attendues dépassent la seule recherche fondamentale. Elles concernent aussi l'innovation industrielle, la création d'emplois, la formation de la jeunesse, la stimulation de nos entreprises et notre attractivité. Je souhaite donc (...)

 

18.05  Dimitri Legasse (PS): Chers collègues, imaginons que la Belgique puisse disposer d'une infrastructure de recherche fondamentale comparable à celle du CERN à Genève. C'est source d'enthousiasme.

 

Ce n'est pas qu'une question locale ou provinciale mais bien, me semble-t-il, une ambition nationale et même européenne.

 

Nous tous, membres du Comité d'avis des questions scientifiques, nous avons été, on peut le dire, séduits par le projet de télescope Einstein. Que nous soyons ou non originaires de la région frontalière avec l'Allemagne et les Pays-Bas, je pense que nous souhaitons tous y contribuer. Les débats récents dans ce Parlement ont été riches.

 

Je remercie les professeurs Frédéric Nguyen et Thomas Hertog qui nous ont expliqué que nous vivons une étape effectivement importante pour l'astronomie et la physique. Nos connaissances reposent principalement sur la lumière visible, seulement 5 % de l'univers. Les observations d'ondes gravitationnelles permettent donc d'étudier les 95 % restants constitués d'énergie et de matière noire. Pour les physiciens, nous entrons donc dans une nouvelle ère. Ce projet présente aussi un défi technique majeur, comme l'ont souligné Serge Habraken et Christophe Collette de l'Université de Liège.

 

Le télescope devra être enterré à minimum 200 mètres pour limiter les mouvements du sol. Il nécessitera des compétences de pointe en optique et en cryogénie pour refroidir les instruments de mesure à une température proche du zéro absolu. Au-delà du défi technique, il s'agit d'une opportunité pour la recherche, pour la coopération universitaire et le développement technologique. Dans ce cadre, Michel Stassart du GRE Liège a évoqué l'effet multiplicateur de l'investissement. Celui-ci est estimé à 3 pour la phase de construction et à 3,4 lors de l'exploitation. Indépendamment de l'aspect économique, il s'agit aussi d'une occasion pour transmettre le goût des sciences aux jeunes, d'autres que moi l'ont mentionné.

 

Chers collègues, nous soutiendrons cette résolution pour la construction du télescope Einstein dans l'Euregio Meuse-Rhin.

 

Permettez-moi encore néanmoins trois remarques sur le contenu du texte soumis au vote.

 

Premièrement, le financement. La résolution mentionne des contributions en nature de l'autorité fédérale, notamment la mise à disposition de la gare de Monzen. C'est positif, mais qu'en est-il du soutien financier? Les Pays-Bas ont réservé 870 millions d'euros pour ce projet. La Wallonie et la Flandre ont déjà pris des engagements. Qu'en est-il du fédéral? À ce stade, nous n'avons pas de réponse.

 

Deuxièmement, la coopération. Pour mon groupe, il est essentiel que toutes les composantes de l'État fédéral œuvrent ensemble à la réussite du projet. La task force existante doit fonctionner plus efficacement. Il revient au fédéral de garantir que le projet bénéficie à l'enseignement, stimule l'innovation de nos entreprises et de nos PME et génère des retombées économiques concrètes.

 

Enfin, il est crucial que tout au long du projet, une démarche respectueuse de l'environnement soit maintenue. Il faut favoriser les solutions bas carbone et la réutilisation des matériaux. Il faut aussi garantir une information transparente et la participation des citoyens.

 

Chers collègues, ce projet est une chance pour notre région, notre pays et notre avenir scientifique. Si l'intérêt scientifique – explorer la physique des trous noirs, remonter aux premiers instants de l'univers – était notre seul moteur, nous serions déjà convaincus.

 

Mais il y a aussi le développement de techniques, le renforcement de la coopération universitaire, l'éducation des jeunes, les retombées sociales et l'effet d'entraînement de l'investissement qui dépassent la seule physique fondamentale.

 

C'est pourquoi mon groupe appuie cette résolution et se réjouit du soutien politique unanime qui est aujourd'hui exprimé. Je vous remercie.

 

18.06  Isabelle Hansez (Les Engagés): Chers collègues, le télescope Einstein constitue bien plus qu'une infrastructure scientifique. C'est un projet visionnaire, porteur d'un immense potentiel pour le positionnement scientifique, économique et international de la Belgique.

 

En s'engageant pleinement dans cette initiative européenne d'envergure, notre pays affirme sa volonté de jouer un rôle de premier plan dans la recherche fondamentale sur l'univers et, en particulier, dans le domaine des ondes gravitationnelles. Pour la Belgique et l'Euregio Meuse-Rhin, ce projet se présente comme un levier stratégique de développement. Il stimule l'innovation technologique, renforce la coopération entre universités, centres de recherche et PME et soutient la création d'emplois qualifiés dans des domaines de pointe tels que l'ingénierie, les matériaux avancés, la photonique ou encore l'intelligence artificielle.

 

Grâce à son tissu industriel et scientifique dense, à son sous-sol stable et à ses infrastructures interconnectées, la Belgique dispose d'un environnement exceptionnel pour accueillir le télescope Einstein et en maximiser les retombées régionales et nationales. Mais j'insiste pour dire que l'ambition du projet dépasse le champ scientifique, il s'agit aussi d'un projet de société. Le télescope Einstein doit être conçu et réalisé dans le respect des citoyens, de l'environnement et du tissu rural.

 

La réussite de cette initiative repose sur une concertation ouverte et transparente avec les habitants, avec les autorités locales, avec les acteurs économiques et les associations. Cette approche participative permettra non seulement d'intégrer les préoccupations locales dès les premières étapes du projet, mais aussi de renforcer l'adhésion collective autour de ce symbole d'excellence scientifique.

 

La décision finale concernant le site devrait être prise d'ici fin 2026 ou 2027. En Belgique, la Wallonie et la Flandre ont annoncé leur contribution financière.

 

La résolution vise à renforcer la candidature Euregio Meuse-Rhin pour accueillir le télescope Einstein, en demandant au gouvernement fédéral belge de reconnaître ce projet comme stratégique pour le rayonnement scientifique, économique et international du pays. Elle appelle le gouvernement à soutenir activement et financièrement la candidature, à la promouvoir via la diplomatie belge, à analyser la concurrence de la Sardaigne et de la Saxe pour adapter la stratégie et à envisager des contributions concrètes telles que la mise à disposition de terrains et d'infrastructures ferroviaires ou la gestion des terres excavées. Enfin, elle encourage la coordination des efforts de recherche, d'innovation et de développement économique dans la région ainsi que la mise en place de stratégies de valorisation pour les acteurs scientifiques et industriels.

 

En combinant recherche de pointe et dialogue citoyen, la Belgique peut faire du télescope Einstein un exemple emblématique de développement et de collaboration.

 

18.07  Alain Yzermans (Vooruit): Mijnheer de voorzitter, collega’s, uiteraard zal onze Vooruitfractie dit project volmondig steunen.

 

Ik wil in de eerste plaats Steven Coenegrachts, de voorzitter van het adviescomité, bedanken voor het eendrachtig werk en voor de manier waarop hij partijoverstijgend, over de grenzen van meerderheid en oppositie heen, deze resolutie mee geregisseerd heeft. Bedankt daarvoor. Dat heeft mede geleid tot de resultaten in de oefening die we gemaakt hebben.

 

De betekenis van de kandidatuur zullen we later kennen. Het is vandaag echter al overduidelijk dat het Einsteinproject van onschatbare waarde is. Ik zag het enthousiasme in het adviescomité groeien. Het dossier is geëvolueerd van een Limburgs en Luiks dossier van regionaal belang naar een dossier van nationaal belang, dat vandaag ingeschreven wordt in deze resolutie.

 

Men geraakt bijzonder onder de indruk van de wetenschappelijke fundamenten die het mogelijk maken om terug te kijken naar the dark ages, naar een periode van 1,3 miljard jaar geleden, vóór de oerknal. Voor mij was dat echt een aha-erlebnis. Dat als parlementslid mogen meemaken op de eerste rij, is bijzonder.

 

Laten we hopen dat we de krachten vinden en de krachten kunnen bundelen om dat project door te voeren. Laten we hopen dat die wetenschappelijke, die economische, die technologische vernieuwing echt doorgevoerd kunnen worden, alsook dat daarrond spin-offs ontstaan. De onderzoeksresultaten beloven ons wereldbeeld totaal te wijzigen, ingrijpend te veranderen, op diverse vlakken. De eerste maanlanding was een grote stap voor de mensheid, met ongekende technologische vernieuwing, economische spin-offs en wetenschappelijke innovaties. De Einsteintelescoop creëert dezelfde nieuwe vibe en boost. Ik meen dat we dat project, met enorme kansen voor België en voor Limburg, moeten omarmen en ondersteunen.

 

Last but not least, de Einsteintelescoop zorgt voor meer jobs. Het industrieel weefsel dat vandaag onder druk staat, waarbij steeds meer bedrijven op de klippen gaan, vraagt om een langetermijnvisie. De Einsteintelescoop kan daarbij een belangrijke aanzet vormen. Ik denk dat we dat ten volle moeten erkennen en waarderen. Laten we snel doorpakken. Als 'jobs, jobs, jobs' het credo is van de federale regering, dan moeten we alle krachten bundelen om bondskanselier Merz te overtuigen dat project, meer bepaald het Euregio Maas-Rijnmodel, volledig te beschouwen als de winnaar.

 

Ik eindig met de woorden van Henry Ford, die een belangrijke rol heeft gespeeld voor Limburg: "Samenkomen is het begin, samen blijven is vooruitgang en samen werken is succes." Laten we daar samen aan werken.

 

18.08  Steven Matheï (cd&v): Collega's, de Einsteintelescoop is voor velen onbekend, ook vandaag nog. We hebben de afgelopen maanden echter meer zicht gekregen op dat project. Laten we heel duidelijk zijn: dit is geen gewoon project. Het biedt een venster op het ontstaan van het heelal. Het is een instrument dat ons in staat stelt om de diepste geheimen uit de ruimte te ontrafelen, door zwaartekrachtgolven te meten. Net die Einsteintelescoop kan terechtkomen dicht bij ons land, in het drielandenpunt, in de Euregio. Dat is zowel belangrijk voor Luik als voor Limburg.

 

De ambities zijn groot. We hebben de mogelijke gevolgen gehoord en men kiest voor een driehoek die, spectaculair, 250 tot 300 meter onder de grond zal worden gebouwd, met armen van 10 kilometer lengte.

 

Als we dat kunnen realiseren, slaan we eigenlijk drie vliegen in één klap.

 

In de eerste plaats is het een gigantisch infrastructuurproject. De ramingen schatten de toegevoegde waarde op een bedrag tussen 300 en 800 miljoen euro tijdens de bouwfase en nog eens tussen 300 en 600 miljoen euro nadien. Het is bovendien een technologisch onderzoeksproject. Het onderzoek zal worden gestimuleerd, wat een productiviteitsgroei tot gevolg heeft. Er zullen ook meer patenten worden aangevraagd, omdat verschillende instellingen zich daarop zullen richten. Dat stimuleert op zijn beurt het STEM-onderwijs. Ten derde is het een big science project. Het zal ervoor zorgen dat er een cluster van technologiebedrijven ontstaat in de omgeving van die Einsteintelescoop, een echte Einstein Valley. Dat is te vergelijken met het CERN in Zwitserland, waarvan de economische en wetenschappelijke waarde niet te onderschatten valt. Daar is trouwens ook het wereldwijde web, het internet, ontstaan.

 

De economische impact is dus zeer groot. Het zorgt voor meer jobs en nu al heeft het project een effect in Limburg. Er zijn momenteel twintig Limburgse bedrijven actief betrokken bij de ontwikkelingen rond de Einsteintelescoop. Toch zijn we er nog niet. Er moet nog een beslissing worden genomen. Die beslissing zal worden genomen door een groep landen en de concurrentie is groot, zeker nu blijkt dat Sardinië, het Italiaanse project, en Saksen, het tweede Duitse project, de krachten hebben gebundeld. We zullen dus aan de bak moeten, in de eerste plaats om financiering te vinden. Het is goed dat Nederland, Wallonië en Vlaanderen al grote toezeggingen hebben gedaan, maar die zijn nog niet voldoende. We zullen ook een strategie moeten ontwikkelen om anderen te overtuigen dat de Euregio de beste locatie is voor de Einsteintelescoop. Daarvoor zullen we in de eerste plaats Duitsland moeten overtuigen, maar ook de samenwerking moeten opzoeken met andere landen, waaronder het Groothertogdom Luxemburg.

 

Collega’s, bij de voorstelling van dit project op een seminarie vroeg Geert Noels het volgende: "Wanneer deed Europa ons voor het laatst dromen van een betere toekomst?" Hij verwees naar de invoering van de euro, die inderdaad veel heeft veranderd. Hij voegde eraan toe dat de Einsteintelescoop iets is waar toekomstige generaties van kunnen dromen. Dat moet ons ertoe aanzetten om ervoor te gaan.

 

De resolutie die hier voorligt, is een eerste federale aanzet daartoe. Ze zorgt ervoor dat het project meer bekend wordt gemaakt, dat de strategie wordt bepaald en dat we dit ook vanuit het federale niveau op de agenda zetten. De regering zal er op die manier voor moeten zorgen dat dit project een project van nationaal belang wordt. We moeten alles uit de kast halen om ervoor te zorgen dat het Einsteintelescoopproject werkelijkheid wordt.

 

Wij steunen het initiatief alleszins en hopen dat iedereen dat doet. In het adviescomité hebben we alvast heel veel werk verricht. Ik dank alle leden van het adviescomité en in het bijzonder Steven Coenegrachts als voorzitter, die alles in goede banen leidde.

 

18.09  Jeroen Van Lysebettens (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, collega's, ik zal het kort houden. Wat ik over heb aan spreektijd, doneer ik aan de heer Coenegrachts, want dankzij zijn werk als voorzitter ligt de huidige resolutie hier vandaag voor.

 

Ook onze fractie zal die resolutie trouwens steunen. Het gaat immers om een mooi project waaraan België kan meewerken binnen een Europese context.

 

Het project is er uiteraard nog niet. Er moet nog worden beslist en het moet nog aan ons worden toegewezen. Wanneer dat gebeurt, zal het echter niet alleen een mooi en positief voorbeeld zijn van samenwerking binnen de Europese Unie, maar ook een overwinning voor het Belgische federalisme, waarbij de provincies Luik en Limburg samen een project kunnen realiseren. L’union fait la force dus.

 

Dat neemt niet weg dat wij ook federaal een aantal eigen verantwoordelijkheden hebben om het project tot een goed einde te brengen. Een aantal leden verwees al naar de diplomatieke steun die de federale regering op Europees niveau zal moeten uitspreken voor het project. We zullen Duitsland en de andere Europese landen immers moeten overtuigen dat ons project het beste is voor die wetenschappelijke doorbraak. Bovendien heeft ook het federale Parlement verantwoordelijkheid inzake de ondersteuning van de socio-economische boost in de regio, zoals de ontsluiting via het treinverkeer in de regio enzovoort.

 

Ten slotte gaat het hier niet enkel om een bouwproject, maar ook en vooral om een kans om onze wetenschappelijke expertise te versterken, zowel in de privésector als in het publieke domein via onze universiteiten en federale instellingen. Ook dat is een bevoegdheid die wij hier in de Kamer zullen moeten opnemen.

 

De voorzitter: Ik geef nu het woord aan de heer Coenegrachts, die het Limburgse setje afrondt.

 

18.10  Steven Coenegrachts (Open Vld): Collega’s, ik ben de laatste spreker.

 

De Einsteintelescoop is een once-in-a-lifetimeproject. Onze generatie zal dit maar één keer meemaken. Ongetwijfeld zal de volgende generatie dat zelfs niet meer meemaken. Dit is een cruciaal moment, niet alleen omdat collega Gijbels ons vertelde dat zij daar heel blij van werd, maar vooral omdat dit project te vergelijken is met het moment in de 17de eeuw waarop Galileo naar de sterren keek met zijn telescoop. Hij ontketende toen een revolutie die het wetenschappelijk onderzoek eeuwenlang heeft getriggerd. Vandaag staan we op het punt dat we niet alleen in het licht kunnen kijken, maar ook in de zwarte materie en wie weet zelfs tot aan de oerknal.  Het is een project waarin wetenschap, economie, onderwijs en innovatie samenkomen. Het wordt gedragen door verschillende landen en regio’s en hopelijk verenigt het ons ook politiek, hier in dit Huis, even unaniem.

 

De zoektocht naar kennis is op zichzelf al reden genoeg. Weten is immers altijd beter dan niet weten. Dat is op zich al voldoende reden om te zeggen dat wij die Einsteintelescoop hier willen. Natuurlijk zijn er ook andere, meer menselijke en economische redenen. De kostprijs is hoog, al is die, collega Wollants, niet zo hoog als die van het energie-eiland aan de kust. In verhouding valt het dus mee.

 

We weten echter uit het verleden dat fundamenteel onderzoek altijd tot nieuwe ontdekkingen leidt. Toen Einstein zelf de relativiteitstheorie ontwikkelde, deed hij dat puur uit wetenschappelijke interesse. Hij wist niet wat daaruit zou voortkomen, noch wat de mensheid eraan zou hebben dat E gelijk is aan mc². Vandaag gebruiken we echter de gps op basis van die relativiteitstheorie. In het CERN wist men ook niet waarop men zou uitkomen, maar men heeft daar het internet uitgevonden. Toen men onderzoek deed naar radiologie vroeg men zich ook af waarom men dat eigenlijk deed. Vandaag kunnen we echter gelukkig in het ziekenhuis gebruikmaken van de PET-scan.

 

Dus ook al kunnen we vandaag niet zeggen wat dit fundamenteel onderzoek precies zal opleveren, we weten wel dat het iets zal opleveren; iets wat de mensheid opnieuw een stap vooruit zal helpen zetten. De vraag is dan ook niet of we dit kunnen betalen, maar of we het ons kunnen permitteren om het niet te doen.

 

We zien in Limburg en Luik al de effecten op het terrein. Onze universiteiten draaien vandaag overuren, onze bedrijven willen aanhaken, er wordt hen al internationaal gevraagd om te laten zien wat ze hebben ontwikkeld en het CERN belt al met de vraag om te komen demonstreren wat ze al hebben ontdekt. Dat zal leiden tot studenten die geïnspireerd worden, tot jongeren die kiezen voor STEM-opleidingen. Dat is belangrijk voor de economische toekomst van onze regio, zeker als we de ervaringen van het CERN bekijken. Het CERN heeft immers een cluster opgeleverd van bijna 800 bedrijven. Men ziet hoe belangrijk het is om zo'n cluster in de buurt te hebben. Zwitserland heeft een economische return van het CERN die dubbel zo hoog ligt als die van Frankrijk. Men moet dat dus in de buurt hebben.

 

De economische cijfers van de heer Noels liegen er niet om. Elke euro die men investeert in de Einsteintelescoop betaalt zich terug met een factor van 3,4. Elke euro brengt dus 3,4 euro op. Het zou in België zorgen voor ongeveer 3.000 jobs en de economische activiteit in een straal van 50 km zou significant worden gestimuleerd. Er zouden start-ups komen, patenten en aandacht voor de wetenschappelijke opleidingen.

 

Collega's, laten we geloven in dit project. Laten we niet gedemotiveerd raken, collega Keuten, door het onderzoek dat in de deelstaat Saksen werd uitgevoerd ten tijde van de DDR. Laten we ons niet laten afleiden door Sardinië dat wat sneller is met het bidbook. Laten we geloven in dit project en schouder aan schouder staan. Laten we dit een verenigend project maken. Laten we naar de burger gaan met affiches die hij aan zijn raam kan hangen en laten we hem zeggen dat we samen zullen strijden om de Einsteintelescoop in België, in Voeren te kunnen bouwen, voor ons aller toekomst.

 

De voorzitter: Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

 

De bespreking is gesloten.

La discussion est close.

 

Ingediend amendement:

Amendement déposé:

Verzoek/Demande 8(n)

  • 1 – Dieter Keuten (1131/4)

 

Aangehouden: het amendement.

Réservé: l'amendement.

 

De stemming over het aangehouden amendement en over het geheel van het voorstel zal later plaatsvinden.

Le vote sur l'amendement réservé et sur l’ensemble de la proposition aura lieu ultérieurement.

 

19 Wetsontwerp tot wijziging van artikel 10 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen (1096/1-4)

19 Projet de loi modifiant l'article 10 de la loi du 26 juillet 1996 relative à la promotion de l'emploi et à la sauvegarde préventive de la compétitivité (1096/1-4)

 

Algemene bespreking

Discussion générale

 

De algemene bespreking is geopend.

La discussion générale est ouverte.

 

Le rapporteur, Mme Anne Pirson, renvoie au rapport écrit.

 

19.01  Axel Ronse (N-VA): Mijnheer de voorzitter, het is heel fijn om dit debat te mogen openen. Het was ook een heel boeiend debat in de commissie.

 

Ik denk dat dit een vrij eenvoudig wetsontwerp is, maar wel met een belangrijke impact. Het biedt wat meer vrijheid aan werkgevers, als ze het mogelijk en wenselijk achten, om ondanks de wet van 1996 toch een loonsverhoging toe te kennen, maar dan wel in de vorm van maaltijdcheques, waarbij ze tot 2 euro extra kunnen geven.

 

Voor ons is het wel cruciaal dat dat gekoppeld wordt, vastgelegd in een nog volgend ander wetsontwerp, aan de bepaling dat het volledig fiscaal aftrekbaar is. Dat is zo afgesproken. Dan zijn wij daar tevreden mee en wordt nog maar eens aangetoond dat Arizona er is voor wie werkt.

 

Graag maak ik nog een kleine kanttekening die ik ook in de commissie heb gemaakt, ten persoonlijken titel. Ooit zullen we toch eens van die hele cheque-economie verlost moeten geraken. Jean-Marie Dedecker heeft twee weken geleden een heel mooi opiniestuk geschreven waarin hij stelde dat ons arbeidsrecht te rigide is en dat er van onze loonkosten te veel wordt weggezogen door de overheid, waardoor we ze overal in solden zetten in de vorm van flexi-jobs, vrijwillige overuren, studentenjobs, cafetariaplannen en extralegale voordelen met cheques, waaraan vooral de uitgifte­maatschappijen veel plezier beleven. Op termijn moet er echt een nieuwe blauwdruk van ons arbeidsrecht komen. Het is moeilijk om dat in een regeerakkoord of bij regerings­onderhandelingen door te voeren, maar ik zal zelf alleszins het initiatief nemen om, onder de waterlijn en partijgrensoverschrijdend, na te denken over hoe een ideaal arbeidsmarktbeleid er in onze dromen zou kunnen uitzien, en dat zal er dan zeker een zijn zonder cheques.

 

In afwachting daarvan zitten we in de second best reality. Onze fractie zal dit wetsontwerp goedkeuren.

 

De voorzitter: Ik geef het woord aan mevrouw Thémont.

 

19.02  Sophie Thémont (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, il est évident que mon groupe n'est pas opposé à l'amélioration du pouvoir d'achat des travailleurs et des travailleuses. Toute mesure qui permet de mettre un peu de beurre dans les épinards est toujours la bienvenue. Toutefois, soyons clairs, ce projet est quand même l'arbre qui cache la forêt.

 

Vous touchez à l'article 10 de la loi de 1996 pour contourner un problème que vous refusez de régler, parce que celui-ci est la loi de 1996 elle-même. Une fois encore, au lieu de s'attaquer à la racine du problème, le gouvernement nous propose un petit bricolage technique. Depuis la réforme du gouvernement Michel, la loi de 1996 a perdu son sens premier. En rendant la norme salariale impérative, et non plus indicative, on a vidé la concertation sociale de sa substance. Du reste, l'usage répété de cet article 10 de la loi telle qu'elle a été modifiée sous le gouvernement Michel en montre bien les limites. Aujourd'hui, on empile les exceptions à l'article 10 comme on colle des rustines sur un pneu crevé. En réalité, cela ne fait que démontrer les limites de la loi actuelle et son inadaptation aux réalités économiques et sociales.    

 

Que se passera-t-il dans deux ans? Les coûts d'aujourd'hui seront repris dans le calcul du handicap salarial et serviront encore une fois d'excuse au blocage de toute marge de négociation. C'est un cercle vicieux. Or ce que veulent aujourd'hui les travailleurs et les travailleuses, c'est retrouver le droit de négocier et une concertation digne de ce nom; Ce qu'ils souhaitent est le rétablissement de la loi de 1996 telle qu'elle existait avant le gouvernement Michel, lorsque la norme salariale était indicative et non imposée de manière rigide.

 

J'ai déposé un amendement qui vise à rendre aux partenaires sociaux dans les entreprises la liberté qui leur avait été confisquée. Cela devrait sans doute plaire aux libéraux de redonner de la liberté aux entreprises. Puisque nous parlons de liberté, j'ai envie de dire qu'y redonner de la liberté, de la souplesse, du dialogue devrait figurer également dans vos gènes. Quand il s'agit de flexibiliser le marché du travail, les horaires, les contrats, vous êtes vent debout, mais quand il faut accorder de la marge de négociation aux travailleurs, il n'y a plus personne.

 

Voorzitter: Wouter Vermeersch, ondervoorzitter.

Président: Wouter Vermeersch, vice-président.

 

Enfin, cette réforme est aussi une question de justice sociale. Les efforts doivent être partagés. Si les travailleurs doivent se serrer la ceinture, alors les actionnaires aussi. Si la modération s'applique aux salaires, qu'elle s'applique aussi aux tantièmes et aux dividendes.

 

Nous voulons une loi qui redonne de la dignité au travail et qui réhabilite la concertation sociale, parce que, sans dialogue, il n'y a pas de confiance. Et, sans confiance, il n'y a pas d'avenir pour notre modèle social.

 

19.03  Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, on a passé un moment un peu spécial en commission des Affaires sociales quand on a analysé votre texte. En effet, pour une fois, l'opposition n'était pas au complet vent debout pour s'opposer avec une fermeté totale à votre texte, simplement parce que celui-ci va nous permettre d'améliorer le pouvoir d'achat des travailleurs. Ce texte, c'est avant tout cela.

 

À partir du moment où trois millions de travailleurs en Belgique profitent des chèques-repas, qui sont aujourd'hui limités à huit euros, et qu'il y a une possibilité de deux euros supplémentaires, on leur donne plus de pouvoir d'achat. C'est pour cette raison qu'on n'a pas eu une opposition farouche à l'égard ce texte; en effet, celui-ci va dans le sens de l'intérêt général et de la défense du travail. Trois millions de travailleurs! Un montant à hauteur de 3,5 milliards d'euros, que vous avez, me semble-t-il, indiqué en commission. Il s'agit ici de se donner la possibilité de voir des chèques-repas plus importants pour différents secteurs dont certains comptent sur le marché de l'emploi belge.

 

Par exemple, dans les secteurs de l’électricité et du gaz, 100 % des employeurs utilisent les chèques-repas, dont 92 % accordent le maximum. Dans celui de l’extraction des minéraux, 90 % des employeurs les utilisent, dont 87 % accordent le maximum. Au niveau de l’eau et de la gestion des déchets, le taux d’adoption est de 87 %. Pour l’administration publique et la Défense, nous sommes à 82 %. Dans des secteurs comme l'agriculture ou l'horeca, pratiquement la moitié des employeurs les utilisent. Dans les soins de santé et dans l'action sociale, 53 % des employeurs accordent le maximum en matière de chèques-repas.

 

Aujourd’hui, nous offrons la possibilité que ce maximum soit relevé. C’est donc un plus. Monsieur le ministre, vous y avez fait allusion – plus qu’une allusion, d’ailleurs – puisque vous avez cité un certain nombre de chiffres issus de l’enquête menée par SD Worx sur le sujet. Cette étude nous fournit des éléments concrets qui permettent de justifier l’effort consenti ici. Il s'agit en effet d'un effort car nous accorderions deux euros supplémentaires.

 

Je pense sincèrement que c’est un beau projet, qui valorise davantage le travail, soutient les entreprises et renforce le pouvoir d’achat. J’espère qu’à l’issue de ce débat, nous aurons un vote relativement comparable, un peu plus nuancé que d’habitude entre majorité et opposition, en ce qui concerne votre projet.

 

19.04  Farah Jacquet (PVDA-PTB): Monsieur le président, je serai brève car nous avons déjà traité cette question en commission. Plus j'y pense toutefois, plus je me dis que ce projet n'est finalement que de la poudre aux yeux.

 

On essaye de faire croire aux travailleurs qu'ils gagneront quelque chose. En réalité, ce que vous proposez, c'est de laisser les employeurs augmenter les chèques-repas de deux euros. Mais il est à noter que personne ne les y oblige. La FEB recommande même aux employeurs de ne pas augmenter les chèques-repas en 2026, et les recommandations de la FEB sont généralement suivies par les fédérations patronales sectorielles.

 

Par exemple, les négociations sectorielles du secteur de la construction sont dans l'impasse car les employeurs refusent d'accorder une contribution de deux euros pour l'introduction ou l'augmentation des chèques-repas. Ainsi donc, le montant maximum autorisé pour les chèques-repas augmente, mais cela ne changera sans doute rien pour la plupart des travailleurs. En effet, si l'employeur était prêt à donner des chèques-repas plus élevés, il l'aurait déjà fait sans attendre que le gouvernement augmente le plafond. Cela me rappelle mon père qui me disait de manger ma soupe en me promettant que je grandirais. Je fais toujours 1,60 m à ce jour, c'était donc une promesse en l'air.

 

Le problème est là. Vous donnez l'impression que vous améliorez la situation alors qu'en réalité, rien n'est garanti. Vous reportez ainsi votre responsabilité sur les autres. Pourquoi dès lors n'augmenterait-on pas plutôt les salaires? Si les salaires n'augmentent pas, c'est parce que, depuis près de 30 ans maintenant, la loi de 1996 bloque les syndicats et les empêche de négocier de vraies augmentations. C'est cela la réalité. La loi de 1996 fixe tout simplement une limite aux augmentations de salaire, et c'est une norme qu'on ne peut presque jamais dépasser. Même lorsque les entreprises réalisent des bénéfices, ceux-ci ne peuvent profiter aux travailleurs. Tout est bloqué dès le départ.

 

À cause du blocage des salaires, les travailleurs reçoivent chaque année une part moindre du gâteau. Pour l'expliquer en termes simples, comparons à un gâteau les richesses produites chaque année. Ce gâteau est ensuite partagé en deux grandes parts: une pour les salaires, une autre pour les profits des entreprises. En l'occurrence, depuis une dizaine d'années, la part destinée aux salariés ne cesse de rétrécir, tandis que la part destinée au profit grandit. En fin de compte, les travailleurs récupèrent moins que ce qu'ils ont contribué à produire.

 

Les travailleurs n'ont pas besoin qu'on leur fasse des promesses que personne ne va tenir. Ils ont simplement besoin d’augmentations de salaire; et que leurs représentants syndicaux aient enfin le droit de négocier pour eux.

 

19.05  Anne Pirson (Les Engagés): Monsieur le président, chers collègues, les trois quarts des travailleurs en Belgique bénéficient aujourd'hui de chèques-repas. Ce n’est donc pas un gadget; c'est vraiment un levier concret, très utile  surtout pour les bas et les moyens salaires, là où chaque euro compte.

 

Le texte que nous examinons aujourd'hui est court, c'est vrai, mais il est loin d'être anodin. C'est vraiment un message fort, dans ce contexte économique tendu. Cette majorité choisit de soutenir le pouvoir d'achat, sans compromettre l'équilibre des entreprises. C’est vraiment un signal de cohérence, de responsabilité. Nous ne promettons pas la lune. Nous posons juste des gestes concrets, ciblés et utiles.

 

Ce projet adapte la loi de 1996 sur la norme salariale pour permettre une augmentation de la part patronale dans les chèques-repas jusqu'à deux euros, sans que cela soit considéré comme un dépassement de la norme. Autrement dit, c'est plus de pouvoir d'achat dans la poche des travailleurs sans alourdir les coûts salariaux structurels.

 

C'est une mesure équilibrée, pragmatique, intelligente, qui donne de l'air aux ménages, renforce les salaires nets et préserve la compétitivité.

 

Certains diront peut-être que cette mesure est trop modeste, mais nous, Les Engagés, voyons vraiment les choses autrement. Ce texte n'est pas de la poudre aux yeux. C'est vraiment un pas dans la bonne direction. Nous croyons vraiment à une modernisation intelligente de la loi de 1996, et pas à sa démolition. Nous croyons vraiment qu'il est possible d'adapter notre cadre salarial sans renier ce qui fait sa force, à savoir la stabilité et la prévisibilité.

 

Ce n'est pas un renoncement à la norme, c'est une vraie respiration de la norme et la preuve que l'on peut être à la fois sérieux, souples, sociaux et responsables.

 

Chez Les Engagés, on refuse la catégorie permanente entre blocage et dérégulation, entre immobilisme et démagogie. Il existe pour nous une voie du bon sens, c'est celle du dialogue social encadré et du réalisme. Ce texte trace vraiment cette voie, la voie que nous défendons depuis le début de la législature.

 

Oui, notre cap est clair: une politique du travail qui valorise l'effort, qui protège le pouvoir d'achat sans fragiliser l'emploi et qui met la justice sociale et la soutenabilité économique sur la même ligne d'horizon. C'est vraiment une méthode, celle d'un mouvement qui croit qu'on ne renforce pas les salaires en affaiblissant les entreprises ou les entreprises en appauvrissant les travailleurs. C'est une philosophie: la justice sociale ne s'oppose pas à la stabilité économique parce qu'elle en dépend.

 

Alors oui, c'est un texte mesuré et c'est précisément pour cette raison qu'il est courageux, car dans un climat politique que l'on connaît, où certains se réfugient dans l'abstention, nous faisons le choix de l'action. Quand d'autres commentent, nous décidons; quand certains préfèrent attendre, nous avançons. Cette mesure illustre ce en quoi nous croyons profondément: gouverner, c'est choisir, choisir la cohérence plutôt que la posture, le réel plutôt que les slogans faciles et le progrès concret plutôt que les promesses creuses. C'est la marque que nous défendons, celle des Engagés: une solidarité forte, une économie saine et un État qui avance et qui ne bloque pas.

 

19.06  Anja Vanrobaeys (Vooruit): Mijnheer de voorzitter, collega’s, dit wetsontwerp legt inderdaad een basis voor de verhoging van de maaltijdcheques.

 

Vooruit is al langer dan vandaag voorstander van zo’n verhoging. Het is ondertussen immers tien jaar geleden dat de maaltijdcheques nog werden verhoogd. Al voor de verkiezingen van 2024 was hier een wetsvoorstel van ons hangende dat voorzag in een verhoging en in een vaste indexering. Wij vinden dat, wanneer de winkelkar duurder wordt, de maaltijdcheque automatisch mee moet verhogen. Spijtig genoeg lagen toen een aantal partijen dwars. Het verbaasde mij wel dat ze die verhoging in hun verkiezingsprogramma hebben opgenomen.

 

Mijnheer Ronse, u verwijst naar die cheque-industrie. Daarvoor valt inderdaad wel veel te zeggen; dat heb ik ook in de commissie gezegd. Hier is echter het volgende belangrijk. Drie op de vier werknemers krijgt maaltijdcheques. Wanneer maaltijdcheques in een bedrijf worden ingevoerd, moeten ze worden toegekend aan iedereen, van poetsvrouw tot directeur. Iedereen heeft recht op maaltijdcheques zodra ze worden ingevoerd. Dat vind ik heel belangrijk, om de koopkracht van werknemers te versterken. Als het wordt toegekend, kan het oplopen tot 1.025 euro extra tegen eind 2026.

 

Mevrouw Thémont, ik heb uw oproep gehoord, maar laat mij duidelijk zijn. Vooruit zal er binnen deze regering alles, maar dan ook alles aan doen om de koopkracht van gewone werkende mensen te versterken, net zoals de PS dat deed in de vorige regering.

 

Mevrouw Jacquet, dat is het verschil tussen de PVDA en Vooruit. Wij zetten alles op alles en bekomen concrete verbeteringen voor de koopkracht van de werknemers.

 

Vandaag stemmen we over de basis. Mijnheer de minister, ik heb begrepen dat het koninklijk besluit voor de RSZ klaarstaat. Wat mij betreft kan dat, zodra we dit vandaag hebben goedgekeurd, onmiddellijk vertrekken, zodat vanaf 1 januari de sectorale en bedrijfsonderhandelingen kunnen starten en er daadwerkelijk een verschil wordt gemaakt voor de koopkracht van werkende mensen. We hebben hier de hele namiddag gedebatteerd over hoe belangrijk we het allemaal vinden dat werkende mensen meer koopkracht krijgen. Dat lijkt mij dus belangrijk.

 

Mijnheer Ronse, u verwijst naar het fiscale luik. Misschien moet u eens aan de oren trekken van uw minister. Dat fiscale luik moet er inderdaad komen, dat maakt deel uit van het compromis, maar ik dring er sterk op aan dat alles rond komt, zodat de sectorale en bedrijfsonderhandelingen op 1 januari 2026, zoals beloofd, kunnen starten en werkende mensen effectief kunnen rekenen op extra koopkracht.

 

19.07  Nathalie Muylle (cd&v): Collega’s, de nu voorliggende maatregel zullen we met cd&v steunen.

 

Eigenlijk zijn er twee aan elkaar gelinkte discussies.

 

De eerste maatregel, de verhoging van de lonen via de maaltijdcheques, zullen we steunen. Dat is een koopkrachtmaatregel, een maatregel die we afgesproken hebben in het regeerakkoord. Een ideale maatregel is dat niet, maar er zijn nog andere hervormingen op til die de koopkracht van de mensen moeten versterken. Die willen we ook graag uitgevoerd zien; dat is geen groot geheim.

 

Ik kom eigenlijk tot dezelfde vragen als collega Vanrobaeys daarnet. Ik heb begrepen dat het een kwestie van uren is voor het koninklijk besluit inzake de RSZ gepubliceerd wordt. Dat komt eraan. We keuren vandaag ook de uitzondering op de loonwet goed. Tot slot is er nog een fiscaal luik.

 

Mijnheer de minister, ik richt me tot u met de vraag wanneer dat fiscaal luik er komt. Bij mijn weten ligt er heel wat ter bespreking voor in de commissie voor Financiën, maar dat fiscaal luik nog niet, want het is nog niet door de regering ingediend. Ik vraag dus naar de timing.

 

Collega Vanrobaeys zei al dat het koninklijk besluit belangrijk is voor de onderhandelingen in de verschillende paritaire comités, en dat ligt vandaag al op tafel. De nu voorliggende voorstellen kunnen hopelijk vanaf 1 januari toegepast worden, wanneer ook het nu voorliggend wetsontwerp aan de orde zal zijn. Minister Clarinval, wanneer zal het fiscaal luik in verband met de maaltijdcheques klaar zijn?

 

Collega’s, wat betreft de tweede discussie ben ik ook tussengekomen in de commissie. Het debat zou ons nu te ver leiden, want het gaat over alles wat te maken heeft met de loonnorm, met de wet van 1996 en de wet van 2017. Het is geen groot geheim dat mijn partij voorstander is en blijft van een automatische loonindexering. Voor ons gaat die hand in hand met loonmatiging.

 

Ik hoor vandaag opnieuw het pleidooi voor vrije loononderhandelingen. Mag ik de collega’s erop wijzen dat toen we in 2017 in de regering een aantal maatregelen genomen hebben inzake loonmatiging we een loonkostenhandicap hadden van meer dan 12 %? Na toepassing van de productiviteitscijfers hadden we nog altijd een loonhandicap van meer dan 7 %. Na een aantal moeilijke periodes, waaronder de corona­pandemie, hadden we nog een loonhandicap van ongeveer 2 %. Momenteel bedraagt de loonhandicap zowat 1 %.

 

Voor de komende twee jaar komen we louter met de automatische loonindexering al op 5,5 % uit. We verwachten dat onze buurlanden ongeveer 6 % zullen bereiken, in het kader van de vrije loononderhandelingen.

 

Het klopt inderdaad, mevrouw Thémont, dat er de komende jaren weinig ruimte is om bijkomende stappen te zetten, maar met cd&v hebben we altijd gezegd dat we bereid zijn om ook de belangrijke discussie over de wet van 2017 en de loonmatiging te voeren. Wij vinden immers dat bedrijven die het goed doen een deel van hun winst met hun werknemers moeten kunnen delen, maar, mijnheer Magnette, als het niet goed gaat, moet het omgekeerde ook mogelijk zijn voor bedrijven die in moeilijkheden verkeren. Het gaat in twee richtingen.

 

Wij hebben die opdracht, ook aan de sociale partners gegeven. Zij zullen die oefening maken tot eind volgend jaar. We zullen dan zien waar dat ons brengt. We willen die discussie open aangaan, maar dat is een ander debat, dat ons nu te ver zou leiden.

 

Ik wil wel benadrukken dat de automatische loonindexering en de loonmatiging voor ons twee begrippen zijn die hand in hand gaan. Vandaag bieden we de mogelijkheid om lonen met 2 euro aan maaltijdcheques te verhogen. Dat is voor ons een sterke maatregel ter versterking van de koopkracht, die we zullen steunen. Voor ons mag het nog verder gaan. Hopelijk volgt er in de komende weken nog meer.

 

19.08  Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Monsieur le président, chers collègues, nous ne nous opposerons pas à cette mesure, vu l'augmentation du pouvoir d'achat que nos concitoyens connaissent aujourd'hui. Elle peut permettre de faire face à cette augmentation du coût de la vie. Toutefois, soyons clairs, c'est loin de constituer une solution idéale.

 

Premièrement, vous instaurez la possibilité d'augmenter le montant du chèque-repas, mais ce ne sera pas une augmentation automatique. Pour beaucoup de travailleurs, ce sera une déception immense, parce qu'ils s'imaginent que, demain, grâce au vote de ce projet de loi aujourd'hui, le montant de leurs chèques-repas augmentera.

 

Et puis, rappelons quand même que vous continuez à empêcher la hausse des salaires alors même que certains secteurs engrangent des bénéfices records, comme c'est le cas pour la chimie. Comme nous l'avons toujours dit…

 

19.09  Alexia Bertrand (Open Vld): (…)

 

19.10  Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Je vous invite à écouter le secteur de la chimie, qui dégage des bénéfices records, comme l'indique la presse. Nous pourrons en rediscuter à un autre moment, madame Bertrand. C'est un sujet très intéressant dont nous pourrons débattre en commission.

 

Ce dont les travailleurs et travailleuses ont besoin, c'est d'être payés avec de l'argent, et non avec des chèques-repas ou des voitures. Ils ont le droit d'utiliser leur argent comme ils l'entendent: pour isoler et rénover leur logement, pour se payer un voyage à la mer ou pour s'acheter un nouveau manteau pour l'hiver. Soit, peu importe!  Cela ne nous regarde pas.

 

Par ailleurs, cette mesure vient s'ajouter à d'autres formes d'avantages fiscaux pour l'employeur, qui contribuent à vider les caisses de la sécurité sociale: les chèques-repas, les voitures-salaires, les jobs étudiants, les flexi-jobs. Ce sont autant de dispositifs qui sont créés pour soulager les entreprises parce que le travail coûte trop cher. En Belgique, nous sommes  en effet taxés trop vite et trop fort. En revanche, pendant ce temps, en continuant à renforcer les chèques-repas, l'employé ne cotise pas pour sa pension. C'est donc un problème à long terme.

 

Chers collègues, nous estimons qu'il est urgent d'arrêter le bricolage salarial. Il faut une vraie réforme fiscale et une globalisation des revenus. C'est la seule manière d'éviter des trous encore plus grands dans la sécurité sociale, comme vous en parlez régulièrement, qui nous empêcheront à terme de payer nos retraites et nos soins de santé ou de financer nos écoles.

 

Vous l'aurez compris, chers collègues, nous allons nous abstenir sur ce projet de loi.   

 

De voorzitter: Het woord is nu aan collega Van Quickenborne. U bent zich ervan bewust dat u onbeperkte spreektijd hebt?

 

19.11  Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Dank u, voorzitter. Ik ben mij daarvan bewust en ik zal de tijd nemen die nodig is.

 

Mijnheer de voorzitter, collega's, mijnheer de minister, de reden waarom wij hier nu zijn, is dat we in ons land een strenge loonnormwet hebben. Zoals mevrouw Thémont heeft gezegd, was die vroeger indicatief, maar intussen is ze verstrengd en determinerend geworden zoals dat heet, bindend dus. Omdat de loonnorm bindend is geworden, moet er in een uitzondering op de loonnormwet worden voorzien om een stijging van de maaltijdcheques toe te laten.

 

Op zich zijn wij daar niet tegen. Wij zijn daar niet tegen, maar, collega's, ik wil erop wijzen dat het de Zweedse regering was die de loonnormwet heeft verstrengd en bindend heeft gemaakt. Die ingreep zorgde ervoor dat we de competitiviteit van onze bedrijven beter kunnen beschermen. Het is bovendien de Zweedse regering die de vennootschapsbelasting heeft verlaagd naar 25 %. Het is diezelfde regering die om de competitiviteit van de bedrijven te verzekeren, de werkgeversbijdrage heeft verlaagd van 33 % naar 25 %. Dat waren allemaal maatregelen die destijds zijn genomen om de competitiviteit te verbeteren.

 

Wat doet deze regering, die zelfverklaarde historische regering, collega's? Ten eerste verhoogt ze de loonkosten voor ploegen- en nachtarbeid en voor onderzoek en ontwikkeling. De plannen zijn intussen bekendgemaakt. Gedurende jaren zagen we een verlaging van de loonkosten en kortingen op de bedrijfsheffingen. Die worden nu bevroren. Goed gewerkt, mijnheer Ronse, de loonkosten voor de bedrijven worden verhoogd.

 

Ten tweede, vandaag heeft collega Vander Elst het in het vragenuurtje gehad over wat de plannen zijn. Lees de eerste pagina van De Tijd. Men zal de belastingen en taksen voor kleine bedrijven en kleine zelfstandigen verhogen. De roerende voorheffing zou van 15 % naar 30 % worden gebracht, mijnheer Ronse. Dat betekent dat bakkers, beenhouwers, loodgieters en dakleggers meer belastingen zullen betalen. Terwijl de Zweedse regering inzette op competitiviteit en een beter bedrijfsklimaat, doet deze regering juist het tegendeel. Ze verhoogt de taksen, de belastingen en de loonkosten voor de bedrijven. Dat is de realiteit.

 

Mijnheer Ronse, u had het over 25 jaar, maar het is geen 25 jaar. U hebt zelf gezegd dat door de stilstand van deze regering een bijkomend gat van 1 miljard ontstaat voor volgend jaar. Veel erger is echter de chaos gecreëerd door die stilstand. Collega Vanrobaeys drong erop aan dat alles in orde moest zijn opdat de cao's in de sectoren kunnen worden onderhandeld.

 

Monsieur le ministre, sur le terrain, le chaos est total. Pourquoi?

 

Collega's, wat zien we als we de sectoronderhandelingen een beetje volgen? Mevrouw Schlitz, in de chemiesector gaat het niet zo goed. Ik weet niet vanwaar u al die winsten haalt. Hebt u gehoord dat BASF 600 banen heeft geschrapt en dat allerlei investeringen worden uitgesteld? Misschien leeft u in een andere wereld, maar de chemiesector heeft het moeilijk vandaag.

 

Collega's, mevrouw Vanrobaeys, er is echter een andere sector waar intussen een cao is gesloten, namelijk de voedingssector. De voedingssector heeft een cao gesloten. Ik heb de tekst hier bij mij. Hij heeft dat gedaan op 7 november. In die ondertekende cao belooft de sector de vele werknemers van de voedingssector – het gaat blijkbaar om 100.000 werknemers – het volgende: "In ondernemingen die op 1 oktober 2025 reeds maaltijdcheques toekennen, wordt de werkgeversbijdrage in deze maaltijdcheques met ingang van 1 januari 2026 verhoogd tot 1 euro per maaltijdcheque."

 

Mijnheer Ronse, mijnheer de minister, die cao is gesloten. Wat blijkt nu? Het blijkt dat de belofte van de huidige regering niet is nagekomen om alles in het werk te stellen om de werkgevers de mogelijkheid – niet de verplichting – te geven om de maaltijdcheques te verhogen. Dat punt is niet in orde.

 

Mijnheer Ronse, het voorliggende wetsontwerp zal worden goedgekeurd. Wij zullen ons niet verzetten. De heer Vandenbroucke heeft zijn werk gedaan met het koninklijk besluit inzake de RSZ-regeling.

 

Er was echter nog een derde luik. Dat derde luik betreft een wettelijke bepaling om het Wetboek van de inkomstenbelastingen te wijzigen, met name om het bedrag te verhogen van 6,91 tot 8,91 euro. Maaltijdcheques kunnen immers niet worden verhoogd als de wet dat niet toelaat. Dat weet iedereen. Anders wordt dat bedrag volledig belast als loon, dat weet iedereen.

 

Collègues, c'est très bien, mais quel est le problème? Le problème est que ce paragraphe fait partie d'un projet de loi bloqué de M. Jambon. Le projet est bloqué. Non seulement M. Jambon est bloqué mais le gouvernement aussi.

 

Mijnheer Ronse, u moet uw materie kennen. Het gaat niet over de wet houdende diverse bepalingen. Weet u waarover het gaat? U hebt het geprobeerd, ik heb het wel gezien, maar het gaat over het wetsontwerp inzake de hervorming van de personenbelasting. Die wet maakt deel uit van het zogenaamde zomerakkoord, dat er geen bleek. Eerst ging het om een paasakkoord, daarna een zomerakkoord, vervolgens een herfstakkoord en misschien straks een kerstakkoord. Die tekst, zijnde titel 17 van dat wetsontwerp, is echter geblokkeerd.

 

Monsieur Clarinval, votre premier ministre, que vous connaissez très bien, a dit ici-même en plénière la semaine dernière que toutes les réformes contenues dans l'accord de l'été ne seront pas réalisées cette année.

 

Collega's, mevrouw Vanrobaeys, uw bezorgdheid is oprecht. Aangezien het wetsontwerp geblokkeerd is, zal de tekst niet worden aangepast en zal men de maaltijdcheques vanaf 1 januari 2026 niet kunnen verhogen. De door Arizona beloofde koopkrachtverhoging, die hier historisch wordt genoemd, komt er dus niet. De beloofde verhoging van 2 euro per dag – 40 euro per maand ofwel minstens 400 euro op jaarbasis – wordt niet gerealiseerd.

 

Mijnheer de minister, de mensen verwachten klaarheid van u. Ik hoop dat u straks niet zult zeggen dat dat de bevoegdheid van minister Jambon is en dat u daar niets mee te maken hebt. U zit samen in de boot of u zit er niet in.

 

Donc, monsieur le ministre, je vous pose simplement la question: tout sera-t-il prêt, textes fiscaux inclus, pour que la valeur des chèques-repas puisse être augmentée de deux euros maximum à partir du 1er janvier 2026? Dat is de vraag die ik u stel.

 

Mijnheer Ronse, de laatste keer dat de maaltijdcheques werden verhoogd, was onder de Zweedse regering en uw partij maakte daar deel van uit. Toen werd bepaald dat elke verhoging fiscaal in mindering kon worden gebracht. Wat doet Arizona nu? Arizona zegt ze te zullen verhogen met 2 euro. Die verhoging kan echter enkel worden afgetrokken als het maximum wordt toegekend, dus 10 euro in plaats van 8. Alle verhogingen die tot minder dan 10 euro leiden, zullen niet fiscaal kunnen worden afgetrokken. Dat is wat Arizona voorstelt. Mijnheer Ronse, dat is dus een stap achteruit in vergelijking met wat men in de Zweedse regering deed.

 

Monsieur le ministre, pourquoi expliquez-vous que la déduction de ce coût est limitée si on augmente le montant du chèque-repas en le portant à 10 euros?

 

Mijnheer de minister, ik heb twee vragen voor u.

 

Ten eerste, kunt u hic et nunc beloven, namens de regering, dat men vanaf 1 januari 2026 de maaltijdcheques zal kunnen verhogen, niet alleen arbeidsrechtelijk, maar ook sociaal zekerheidsrechtelijk en fiscaal?

 

Ten tweede, kunt u uitleggen waarom u de verhoging van die maaltijdcheques afwentelt op de werkgevers, op de zelfstandigen en hen dus met extra kosten opzadelt?

 

19.12  David Clarinval, ministre: J’ai noté quelques questions posées par les collègues et je vais tenter d’y répondre rapidement.

 

Madame Thémont, la réforme de 2017 est née d’un constat de perte de compétitivité liée à un coût salarial brut trop élevé. Cette réforme visait à rétablir l’équilibre avec nos pays voisins, à préserver les emplois et à stimuler la croissance. Ce constat reste valable aujourd’hui. Je pense qu’il est important de le rappeler. Concernant la question sur l’analyse de la réforme de la loi sur l’indexation, je vous confirme que les partenaires sociaux ont bien été officiellement saisis d’une demande d’avis. Je ne doute pas qu’ils y travaillent d’arrache-pied.

 

Madame Jacquet, mon père m’a aussi dit de manger ma soupe et je mesure 1,80 m. Nous devrons donc débattre de l’influence de la soupe sur la taille. Au-delà de cette remarque que vous avez formulée, je peux vous assurer que les négociations en cours avec les syndicats ont bien pris en compte le fait que cette décision avait été prise. Les négociations sont entamées dans tous les secteurs. Je vous confirme que la possibilité d’augmentation via les chèques-repas est bien prise en compte.

 

Pour répondre aux questions de M. Ducarme et de Mme Jacquet, je confirme que le projet permet concrètement une augmentation de 440 euros nets par an. Cette possibilité se combine avec une indexation automatique moyenne de 5,5 % des salaires. Nous prévoyons donc 5,5 % d’indexation ainsi que 440 euros nets annuels. Voilà l’impact direct de ces mesures.

 

Madame Vanrobaeys, madame Muylle et monsieur Van Quickenborne, vous m'avez tous interpellé sur le volet fiscal de cette réforme. Il y a en réalité trois volets. Le premier concerne l'ONSS. Je peux vous confirmer que nous l'avons réglé avec mon collègue Frank Vandenbroucke. Le deuxième concerne l'emploi. Il vous est présenté aujourd’hui. Enfin, il y a le volet fiscal. Il est évidemment essentiel. Je vous confirme que cet aspect fait partie de l’équilibre de la réforme. J’espère que nous pourrons aboutir rapidement sur ce point.

 

Je sais que le collègue Jambon travaille également sur cette question et je ne doute pas qu'on viendra rapidement devant vous pour voter ce volet fiscal. Je suis convaincu que nous arriverons à une solution sur ce volet-là aussi.

 

Madame Schlitz, je ne veux pas entrer dans un débat avec vous sur le secteur chimique mais Mme Bertrand a raison de dire que ce secteur a cessé de croître. Il a d'ailleurs connu l'an dernier une première année de croissance négative et les premières diminutions d'emplois. Ce secteur n'est donc pas dans une situation évidente et je suis plutôt inquiet eu égard aux tarifs américains et ses conséquences. Cela reste un secteur important mais le fait que vous y fassiez référence est un peu sujet à discussion.

 

Par contre, je partage votre avis quand vous dites que les travailleurs doivent être mieux payés. Je suis tout à fait d'accord avec vous. C'est pourquoi nous avons prévu une réforme fiscale qui va permettre d'augmenter le salaire poche des travailleurs, récompenser les gens qui travaillent. Je ne doute pas que vous aurez à cœur de soutenir cette réforme fiscale quand elle viendra sur la table de ce Parlement.

 

Je pense ainsi avoir répondu aux différentes questions. Il y a tout un débat sur le "handicap historique" avant 2017 ou pas. Je n'entre pas dans ce débat qui est peut-être un peu trop abscons mais je vous invite à en parler en commission si le cœur vous en dit.

 

Monsieur le président, voici les différentes remarques.

 

Le président: Monsieur le ministre, je vous remercie.

 

Tous les collègues peuvent réagir en respectant l'ordre des groupes. Des collègues souhaitent-ils intervenir?

 

La parole est d'abord à Mme Schlitz, ensuite à M. Van Quickenborne.

 

19.13  Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Je suis contente que le Parlement puisse se pencher sur le cas délicat du secteur de la chimie. En fait, ce secteur distribue beaucoup trop de dividendes par rapport à ses bénéfices, et c'est là la source du problème dans lequel il se trouve aujourd'hui. Ce secteur a distribué, sur la période 2018-2024, 87 milliards de dividendes à ses actionnaires, mais refuse aujourd'hui à ses employés toute augmentation. Ce sont les chiffres.

 

Par ailleurs, on remarque, pour l'année 2024, et c'est d'autant plus scandaleux, qu'ils ont distribué plus de dividendes qu'ils n'ont engrangé de bénéfices, ce qui les coupe de la possibilité de réaliser des investissements stratégiques en Belgique pour le développement du secteur et pour la création d'emplois. Et ça, c'est quelque chose qui devrait vous inquiéter, monsieur le ministre.

 

Par ailleurs, dans ce type de secteur, l'emploi ne représente que 1,7 % des coûts alors que c'est clairement une valeur ajoutée qui découle de la qualité de la formation que nous offrons à l'ensemble de ces travailleurs qui permet de dégager ces bénéfices. Il serait donc, à ce titre, intéressant que ces secteurs puissent davantage valoriser et rémunérer leurs travailleurs et moins leurs actionnaires.

 

C'est ma vision avec laquelle vous pouvez ne pas être en accord, mais les faits demeurent.

 

De voorzitter: Mevrouw Schlitz, de heer Ronse wenst te reageren.

 

19.14  Axel Ronse (N-VA): Groen en Ecolo zeggen dus dat ze er een probleem mee hebben dat bedrijven dividenden uitkeren aan hun aandeelhouders. Jullie zeggen namelijk dat de chemische sector te veel dividend heeft uitgekeerd aan zijn aandeelhouders. U spreekt over trop de dividende.

 

Wat is daar mis mee? Wie aandeelhouder wordt van een bedrijf, stopt daar spaargeld in om aandelen te kopen. Die hoopt zich daarmee een beetje te verbeteren.

 

Veronderstel dat iemand een bedrijf sticht en naar de bank gaat, maar de bank zegt niet te geloven in het idee. Die persoon gaat naar een andere bank, maar die weigert ook. Vervolgens gaat die naar een vriend en daarna weer naar de bank, waarop hij toch een lening krijgt, maar tegen een hogere rente. Die persoon werkt daar dag en nacht voor, hij wroet, hij werkt zich te pletter en ziet zwarte sneeuw. Als die persoon op een dag winst maakt en beslist om zichzelf een dividend uit te keren, pourquoi serait-ce trop? Bovendien betalen ze op die dividenden nog belastingen, namelijk roerende voorheffingen.

 

Mevrouw Schlitz, wat is er mis met aandeelhouders die dividenden uitgekeerd krijgen? Wanneer is een dividend trop? Waar zit het probleem?

 

19.15  Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Merci, monsieur Ronse, je pense que cela clarifie bien les positions des uns et des autres.

 

Je ne trouve pas qu'il soit intelligent de verser des dividendes plus élevés que les bénéfices d'une année. Je pense en fait que c'est de la mauvaise gestion, mais nous ne sommes pas d'accord sur ce point. Je sais bien que vous aimez défendre les intérêts des grosses entreprises et des banques. Pour ma part, je préfère défendre l'investissement local et le fait de permettre à une entreprise de réinvestir ses bénéfices pour continuer à créer de l'activité et des emplois ici.

 

Par ailleurs, je pense en effet que les travailleurs, dès lors qu'une entreprise réalise des bénéfices, peuvent eux aussi recevoir une part du gâteau.

 

19.16  Axel Ronse (N-VA): Mevrouw Schlitz, ik nodig u uit om eens te kijken wie de aandeelhouders van die bedrijven zijn. Misschien zijn dat wel mensen die voor Ecolo hebben gestemd, mensen die hard werken, zoals leerkrachten, en die beslist hebben om hun spaargeld te investeren in een bedrijf. Nu volgen zij deze plenaire vergadering met verwondering, waarbij ze het volgende denken.

 

La cheffe de groupe à la Chambre, Sarah Schlitz, intervient et dit que les actionnaires ne peuvent plus recevoir de dividendes. Pourquoi dit-elle cela? C’est quand même dommage! Nous avons voté Ecolo, et que dit Ecolo? Nous ne pouvons plus percevoir de dividendes.

 

Mevrouw Schlitz, wat gebeurt er als u die redenering voortzet? Weet u hoe moeilijk het is om energie-intensieve en chemiebedrijven aan te trekken en hier te houden? Dat is vreselijk moeilijk. Die willen allemaal weg, naar landen met lagere loonkosten. We hebben zulke bedrijven hier. Veel landgenoten, ook kiezers van u, investeren erin. Nu is het eindelijk eens een goed jaar geweest.

 

Un dividende! On aurait pu mettre un cadeau de plus sous le sapin. Peut-être que l'on pourrait en donner à Ecolo. Mais non, il n'y a pas de cadeau car Sarah Schlitz ne veut pas. Plus de dividendes, c'est fini! Ils ont gagné trop d'argent. Mais qu'est-ce que c'est que ça? C'est de la folie.

 

Monsieur Ducarme, qu'en pensez-vous?

 

Ecolo dit aux actionnaires, dont certains ont voté pour ce parti, que les dividendes, c'est fini!

 

Madame Schlitz, j'espère que ceux qui vous ont élue ne vous regardent pas!

 

19.17  Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Merci, monsieur Ronse, pour cette démonstration.

 

Je pensais que l'Arizona avait pour objectif de revaloriser le travail. Or, vous venez de faire la démonstration parfaite que vous préférez privilégier les actionnaires et ceux qui réalisent des plus-values à travers les actions plutôt que les travailleurs.

 

De voorzitter: Het woord is aan collega Van Quickenborne.

 

19.18  Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Je n'ai pas fini!

 

J'ai en retour une question pour vous, monsieur Ronse. Trouvez-vous que dans le chef d'une entreprise, c'est faire preuve de bonne gestion de verser des dividendes plus importants que les bénéfices réalisés sur la même année? Répondez!

 

19.19  Axel Ronse (N-VA): Age before beauty, eerst de heer Van Quickenborne.

 

19.20  Denis Ducarme (MR): Je ne comprends pas comment on est passé de la question des chèques-repas à celle des dividendes, avec ce détour par la chimie: il y a là quelque chose qui m'échappe. Je remercie du moins M. le ministre d'avoir clarifié la réalité du secteur à cet égard.

 

Pour ma part, même si le débat sur les dividendes est intéressant et que je partage plutôt, en effet, l'approche de M. Ronse – parce que les actionnaires sont des investisseurs – je pense que l'on pourrait revenir au projet, qui est tout de même un projet important. On parle en effet de plusieurs milliards d'euros de chèques-repas distribués chaque année à leurs employés par les employeurs de ce pays. Un progrès supplémentaire est donc prévu par le ministre pour le pouvoir d'achat des travailleurs. Je pense dès lors que l'on peut revenir à l'ordre du jour.

 

19.21  Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Ik zal uiteraard bij het thema van de maaltijdcheques blijven, maar het is toch opvallend dat de heer Ronse niet antwoordt op mijn vragen. Als mevrouw Schlitz een vraag stelt, antwoordt hij, maar als ik een vraag stel, antwoordt hij niet, omdat er natuurlijk geen antwoord te geven is.

 

(Tumult)

 

U vraagt wat het probleem is met het uitkeren van dividenden. Daar is uiteraard geen probleem mee, maar weet u wat het probleem is, mijnheer Ronse? Dat is dat deze regering – lees de voorpagina van De Tijd – van plan is om dividenden zwaarder te gaan belasten. Dat is het probleem. Dat is uw probleem, mijnheer Ronse.

 

De Zweedse regering, die volgens u nooit iets gedaan heeft, heeft wel de loonnorm aangescherpt en de werkgeversbijdrage en de vennootschaps­belasting verlaagd naar 25 %, wat u allemaal niet doet, mijnheer Ronse. De Zweedse regering heeft ook de liquidatiereserve en de VVPRbis – ik ga niet te technisch worden – op 15 % gezet, terwijl deze regering dat wil optrekken naar 30 %. Lees de voorpagina van De Tijd vandaag. Dat is wat deze regering van plan is en dat is problematisch.

 

Wat is het plan van deze regering op het moment dat de chemie het moeilijk heeft? We gaan de belastingen verhogen, niet alleen op de bedrijven, maar ook, zoals mijnheer Vander Elst zei, op de kleine zelfstandigen, de bakkers, de beenhouwers, de loodgieters en de dakwerkers. Dat zijn uw plannen.

 

Mijnheer Ronse, als u het probleem van de chemie zo ernstig neemt, doe dan datgene wat collega Coenegrachts al vanaf dag één vraagt in het Parlement: verlaag de energiekosten door de transmissienettarieven te verlagen. U belooft dat al vanaf dag één, maar we hebben er nog altijd niets van gezien.

 

Nu kom ik tot het thema van de maaltijdcheques, mijnheer de voorzitter.

 

Er wordt veel beloofd. U bent fantastisch goed in het maken van beloftes, mijnheer Ronse, maar wat hebt u tot nu toe eigenlijk al gerealiseerd, op één hervorming na? Niets, niets, niets. Wat werd er gezegd? We gaan de koopkracht van de mensen verhogen met 1.000 euro. Sammy Mahdi maakte daar 1.300 euro van en Georges-Louis Bouchez 1.700 euro.

 

Het eerste onderdeel daarvan zijn de maaltijdcheques. Ik vroeg aan minister Clarinval hoe het nu zit met de maaltijdcheques. Il a répondu qu'il confirmait.

 

Het maakt deel uit van de hervormingen en die zijn geblokkeerd. Il a dit que c’était bloqué.

 

19.22  Denis Ducarme (MR): Il n’a pas dit que c'était bloqué.

 

19.23  Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mais si! Il a dit que cela faisait partie des réformes, des négociations. Les négociations, cher collègue…

 

19.24  Denis Ducarme (MR): Il n’a pas dit que c'était bloqué.

 

19.25  Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Monsieur Ducarme, n’est-ce pas bloqué?

 

Waarom zitten we hier dan elke week te vragen wat u zult doen?

 

Ce n’est pas bloqué! Allons! Je vous apprécie, mais il ne faut pas devenir le Eddy Wally du côté francophone! Nous avons déjà un Eddy Wally du côté néerlandophone. Il n’en faut pas du côté francophone.

 

Mijnheer de minister, u zegt dat dit deel uitmaakt van het pakket waarover onderhandeld moet worden. U hebt bevestigd dat het geblokkeerd zit en dat u de mensen en de sectoren dus niet kunt garanderen dat de fiscale wetgeving voor 1 januari zal zijn aangepast, zoals collega Vanrobaeys heeft gevraagd. Ik vind dit behoorlijk problematisch. Dat betekent dus dat die extra koopkracht van 440 euro netto voor al die werknemers niet kan worden waargemaakt. Door het uitstelgedrag en het feit dat men er niet in slaagt een begroting op te stellen, kan de regering haar beloftes niet nakomen en de werknemers worden daar het slachtoffer van. Dat is behoorlijk historisch, mijnheer de voorzitter. Proficiat, Arizona.

 

19.26  Bert Wollants (N-VA): Mijnheer Van Quickenborne, het is het een of het ander.

 

Onder de vivaldiregering hebt u er eerst voor gezorgd dat de transmissienettarieven met 80 % zouden stijgen. In de allerlaatste versie, vlak vóór de verkiezingen, hebt u in allerijl aangekondigd dat snel een oplossing zou worden gevonden via een kleine wetswijziging, ingediend via een amendement twintig minuten voor aanvangstijd van de commissievergadering, om uiteindelijk tot de vaststelling te komen dat wat u had ingevoerd, niet-toegelaten staatssteun is. Het voorstel dat de heer Coenegrachts al zo lang verdedigt en waarvan hij al heel lang weet dat het ontoelaatbare staatssteun is, dient hij nu nogmaals in. Als u dat hebt opgenomen in het relanceplannetje dat u daarnet hebt ingediend, is het uiteindelijk allemaal een maat voor niets.

 

De huidige regering moet herstellen wat u onder Vivaldi allemaal verkeerd hebt gedaan. In de allerlaatste versie hebt u nog geprobeerd om dat recht te zetten, nadat u tot de vaststelling kwam dat de stijging met 80 % van de transmissienettarieven voor onze bedrijven wellicht niet het beste idee was.

 

De stelling dat de heer Coenegrachts het warm water heeft uitgevonden en er persoonlijk voor zal zorgen dat die ontoelaatbare staatssteun plots wel toelaatbaar zou worden, lijkt me een brug te ver.

 

Als u de chemiesector wilt ondersteunen, kunnen we daar een ander debat over voeren.

 

19.27  Axel Ronse (N-VA): Mijnheer Van Quickenborne, mijnheer Coenegrachts, als ik u één advies mag geven: maak collega Bert Wollants niet kwaad. Ik ken geen betere expert in energie dan Bert Wollants. Er is niemand die zich meer geërgerd heeft aan het jarenlange getalm over energie van zowel de Zweedse regering als de vivaldiregering, met Open Vld. Het heeft ons bakken geld gekost.

 

Mijnheer Van Quickenborne, als we nu tijd verliezen omdat we het niet eens zijn over een begroting, heeft het onder meer daarmee te maken.

 

Inderdaad, het is historisch wat er gebeurt. Er is nu een premier in dit land die zegt: neen, ik neem geen genoegen met een begroting die bestaat uit wind en uit lucht, ik ga voor een begroting die sluitend is tot 2029. Ja, dat is inderdaad iets wat u niet kent. Vroeger was het: "Allez, on clôture les débats. Voilà le budget et après nous le déluge!" Dat is gedaan, mijnheer Van Quickenborne. Dat er wat turbulenties zijn is absoluut zo, maar ondertussen zitten we hier wel wetgeving goed te keuren.

 

U zegt dat er nog niets gebeurd is, maar we hebben de dop al beperkt in de tijd. Dat is iets waar u al 25 jaar over zit te toeteren. Deze regering heeft geen zes maanden nodig gehad om dat te doen. Straks gaan we de compensatie voor de OCMW's goedkeuren. Dat zit goed.

 

Nu, voor dit wetsontwerp, doet u alsof elke werknemer in heel België een verhoging van 2 euro op zijn maaltijdcheques gaat krijgen. Mag ik u eraan herinneren dat het de vrijheid van de werkgever is om te beslissen of hij dat gaat doen of niet? Volgens de heer Van Quickenborne gaan ze dat allemaal moeten doen als dit wetsontwerp wordt gestemd. Het voorziet in een uitzondering op de loonnorm, maar de filosofie erachter is wel dat werkgevers de vrijheid krijgen, en niet verplicht worden, zoals u het hier lijkt voor te stellen, mijnheer Van Quickenborne. Deze meerderheid zal, in tegenstelling tot Open Vld, werkgevers niet verplichten om maaltijdcheques op te trekken met 2 euro.

 

19.28  Steven Coenegrachts (Open Vld): Dit is een speciaal debat. Het is blijkbaar niet de bedoeling dat de mensen gebruikmaken van de wetgeving die de meerderheid hier graag goedgekeurd wil zien. Dat is bijzonder.

 

Ik wil het hebben over de geschiedenis van de Zweedse regering en van de bijzondere geschiedschrijving die daarover tegenwoordig plaatsvindt.

 

Collega Ronse, ik heb van u begrepen dat de heer Wollants gedurende die hele legislatuur zijn kas heeft opgevreten wegens het manke energiebeleid, maar dat niemand het energiebeleid toen belangrijk genoeg vond om uit de regering te stappen. Wat wel belangrijk genoeg was, was het pact van Marrakesh. Weet u dat nog? Dat was blijkbaar wel belangrijk genoeg. Het energiebeleid niet. U hebt gedurende heel die legislatuur uw kas moeten opvreten, maar over het Marrakesh-pact viel de regering.

 

Voor de rest, collega Wollants, hoor ik u graag zeggen dat het gaat om niet toegelaten staatssteun. Eigenlijk wist u dat altijd al. Dat wist u altijd al. Mag ik u vragen hoe u gestemd hebt toen dat hier voorlag? Weet u dat nog? U hebt op het groene knopje gedrukt, u, de grootste energie-expert van het halfrond. Dat zijn niet mijn woorden, maar die van uw fractieleider, die alles al wist. Uw woorden, mijnheer Ronse. U wist dat allemaal, maar u hebt het goedgekeurd. U hebt zich niet onthouden. U hebt niet tegengestemd. U hebt de energienorm goedgekeurd. U hebt gezegd dat het een goed idee was. En nu zegt u dat de Europese Commissie het blijkbaar toch geen goed idee vindt.

 

We weten dat niet. We lezen dat. We horen dat van de minister van Energie. We horen dat van de premier. Maar we weten het niet zeker. Ik heb een mail gestuurd naar de minister van Energie. Ik heb gevraagd om die verslagen van de Europese Commissie, dan weet ik het ook. De minister van Energie heeft toen gezegd dat de antwoorden van de Europese Commissie niet eenduidig zijn, dat hij er ook geen lijn in krijgt en dat hij ze me niet zal bezorgen want hij hoeft dat niet te doen. Wij hebben toen de openbaarheid van bestuur ingeroepen, maar kregen die verslagen ook niet.

 

We geloven u als u zegt dat het niet mag. Nu hebt u een nieuwe piste, heb ik begrepen. Ik heb dat gelezen in De Tijd, misschien al vier weken geleden. Maar nog altijd, collega Wollants, ligt hier niets. Nougatbollen! Ik weet niet hoe u de facturen zult verlagen, hoe u de energiekosten zult verlagen. Ik heb nog niets gezien. Lees mijn voorstel maar eens na. Het is een alternatieve piste die geïnspireerd is op de goede brainstorms van collega Bihet die ik in de krant gelezen heb.

 

De voorzitter: Collega's, u dient zich te beperken tot het ontwerp dat ter bespreking voorligt. Ik ben voorstander van een vrij debat, maar de regels van de Kamer zijn wat ze zijn en in deze wijs ik u op artikel 46, mijnheer Ronse.

 

19.29  Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik kom terug tot het debat over de maaltijdcheques.

 

Het valt mij op dat de heer Ronse niet antwoordt op de vragen die ik gesteld heb. We zijn nu al een halfuur bezig en het is typisch aan de heer Ronse dat hij altijd om de hete brei ronddraait en allerlei technieken gebruikt. Hij kijkt op zijn gsm, probeert ondertussen te luisteren, maar doet het niet. Wat is de essentie, mijnheer Ronse? U hebt daar niet op geantwoord.

 

Kunt u garanderen dat het fiscale luik voor de maaltijdcheques vóór 1 januari zal zijn geregeld? Ja of neen? Dat is een simpele vraag waarop ik graag een antwoord krijg.

 

19.30  Bert Wollants (N-VA): Mijnheer Coenegrachts, u zou beter het verslag van de vergadering lezen waarin dit werd behandeld.

 

Wij hebben ongeveer drie bladzijden lang de kritiek verwoord die er vanuit het werkveld op die maatregel kwam. Wij hebben dat in het debat gebracht omdat we wilden zien welke richting het zou uitgaan. Wij hebben daarom ook om een tweede lezing gevraagd. Ik heb die kritiek netjes overgebracht en mevrouw Van der Straeten de kans gegeven om de nodige argumenten naar voren te brengen. Zij heeft dat niet gedaan en heeft zich laten vervangen voor die tweede lezing omdat ze er niet bij kon zijn. Aan het einde van de rit heeft men beslist om niet verder in te gaan op de kritiek die daar werd geuit.

 

Wij hadden daar misschien wel op moeten reageren, maar nu verwijt u mij dat het mijn fout is dat de kritiek die toen werd geuit niet door de toen bevoegde minister werd weerlegd. Wat u eigenlijk zegt, is dat mijn stemgedrag bepalend is voor het standpunt in Europa.

 

Dat u compleet negeert wat er op tafel wordt gelegd, is niet erg, dat de minister geen antwoord geeft op de vragen die worden gesteld, is niet belangrijk, enkel het stemgedrag van Bert Wollants is bepalend in dit hele verhaal. Dat vind ik een heel straffe uitspraak.

 

Mijnheer Coenegrachts, u zou beter kijken wat er nog allemaal in die teksten staat, vooraleer u dit soort uitspraken doet.

 

De voorzitter: Collega's, wie wenst nog te reageren? Mijnheer Ronse wenst nog te reageren en mevrouw Van der Straeten heeft ondertussen haar hand ook opgestoken om zich in dit energiedebat te mengen.

 

19.31  Axel Ronse (N-VA): Mijnheer Van Quickenborne, ik garandeer u dat de meerderheid alles in het werk stelt om die wetgeving nog tijdig rond te krijgen. We zullen zien wat de komende maand brengt, maar Arizona heeft duidelijk de intentie om daarover een akkoord te bereiken en dat in te dienen. Het wetgevend werk is afgerond.

 

Ik zou u ook willen aanraden de commissie voor Financiën efficiënter te laten verlopen. Het kan zinvol zijn om bepaalde zaken sneller behandeld te krijgen. U spreekt hier immers soms met niet twee, maar drie of vier gezichten. U zegt dat ik op mijn gsm bezig ben en tegelijk naar u luister, maar dat heb ik van u geleerd. Ik ben bijna even sterk als u. Als ik uw voorbeeld volg, kan ik met wat geluk tegelijkertijd twee vergaderingen bijwonen. Mijnheer Van Quickenborne, ik zal dus nog wat lessen bij u volgen. Ik stel voor dat u het verder niet al te persoonlijk maakt.

 

19.32  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen): Ik begrijp niet goed wat de energienorm en de chemiesector te maken hebben met de maaltijdcheques. Er was net een pittig debat tussen de collega’s Wollants en Coenegrachts en ze hebben allebei deels gelijk. De waarheid heeft haar rechten.

 

Mijnheer Wollants, het klopt dat wij in de commissie in korte tijd iets ter stemming wilden kunnen voorleggen aan het Parlement. U gaf toen aan, en daar was ik het deels mee eens, dat dat misschien niet de meest aangewezen manier was om iets ter stemming te brengen. Ik heb toen ook de reden uitgelegd. Wij wilden namelijk de wettelijke basis creëren, zodat er kon worden gewerkt aan een regelgevend kader om de energienorm mogelijk te maken. Een bijkomende reden was dat het Parlement zou worden ontbonden. Door de lange periode van lopende zaken, kon er toch voortgewerkt worden.

 

U stelde daarnet een interessante vraag aan de minister van Energie over de huidige stand van zaken. De minister erfde natuurlijk een aantal regelingen van de voorgaande minister, van mij dus. Wij hadden een regeling uitgewerkt op papier om de korting die in Duitsland en Frankrijk wordt gegeven aan energie-intensieve bedrijven op gelijkaardige wijze toe te passen. Het uitgangspunt was wel degelijk dat we de regeling van die landen zouden kopiëren. De minister stelt nu dat dat niet mogelijk is, want de Europese Commissie heeft er blijkbaar problemen mee. De minister gaat nu iets anders uitwerken. Het komt echter de nieuwe minister toe, mijnheer Ronse. Ik werk niet foutloos, alles kan worden verbeterd. De finaliteit blijft in elk geval dezelfde. De vivaldiregering heeft gewerkt aan een systeem voor energie-intensieve bedrijven, zoals in de chemie- en de staalsector, om ervoor te zorgen dat zij van die korting kunnen profiteren. Als een nieuwe minister een nieuw en beter idee heeft, so be it. Er is zelfs geld ingeschreven in de begroting.

 

Mijnheer Wollants, u vroeg daarstraks aan de minister of hij kan garanderen dat dat er op het einde van het jaar zal zijn. U was heel lief voor de minister, maar hij heeft niet geantwoord. Blijkbaar is hij dus geen stap verder geraakt.

 

Samen met u wacht ik op het antwoord van de minister op de vraag of de middelen, ingeschreven in de begroting van dit jaar – tot nader order is er geen begroting voor volgend jaar –  en bedoeld om onze energie-intensieve bedrijven korting te geven, effectief zullen worden gebruikt, dus of die bedrijven effectief die korting zullen krijgen. Blijkbaar is hij nog niets opgeschoten.

 

19.33  Vincent Van Quickenborne (Open Vld): Collega’s, ik stel vast dat hier grote beloftes worden gedaan, maar dat er nog geen tekst is ingediend.

 

De nu voorliggende tekst, waartegen wij ons niet zullen verzetten, regelt het aspect van werk. Daarnaast is er intussen een koninklijk besluit uitgevaardigd. Het derde luik echter is, ondanks de beloftes van de heer Ronse, niet gerealiseerd. Als deze regering het niet realiseert, zal het op een andere manier moeten gebeuren. We kunnen de mensen, die beloftes hebben gekregen over een hogere koopkracht, toch niet teleurstellen?

 

Mijnheer Ronse, u hebt die beloftes gedaan, niet ik. Bij uw beloftes op televisie van 1.200 tot 1.300 euro, houdt u rekening met die maaltijdcheques. Uw collega’s doen ook. Dat maakt deel uit van uw pakket. Om die reden stelt u dat de koopkracht stijgt. Om diezelfde reden hamert ook Vooruit steeds op die maaltijdcheques.

 

De realiteit is echter dat het dossier geblokkeerd zit in uw regering. Uw vriend Bart probeert alles op te lossen, maar stelt de zaken keer op keer uit. Collega Coenegrachts merkte op dat de eerste minister om 50 dagen vroeg, maar dat er een week is verstreken en niets is gebeurd. Minister Prévot zegt nu blijkbaar dat er tegen eind november een akkoord moet zijn, terwijl hij de helft van de tijd in het buitenland verblijft. Hoe gaat hij dat regelen?

 

Mijnheer Ronse, als u beloftes maakt over een hogere koopkracht en meer maaltijdcheques, doe dan wat u beloofd hebt. Zorg dat die tekst er is. Vandaag is er immers geen enkele tekst ingediend in het Parlement.

 

Als u beweert dat ik het blokkeer, kent u het dossier niet. Dat staat in het wetsontwerp betreffende de hervorming van de personenbelasting, niet in de wet houdende diverse bepalingen.

 

De voorzitter: Collega’s, we proberen dit debat af te ronden.

 

19.34  Axel Ronse (N-VA): Er staat een huis in brand. Vijf of zes mensen proberen die brand te blussen. Er staan echter ook altijd enkele mensen rond die eerst even willen kijken hoe het brandt. U bent er een van.

 

We lossen hier budgettaire shit op na jaren wanbeleid. We zorgen er eindelijk voor dat mensen een beetje meer netto kunnen bijverdienen en dat het voor bedrijven fiscaal aftrekbaar wordt. Dat is nu een eerste onderdeel van de wetgeving die hier ter stemming ligt. We houden woord, want we zullen het straks goedkeuren. We spreken nu af in de plenaire vergadering dat, ondanks alle budgettaire miserie, alle partijen de intentie hebben om dat nog door het Parlement te krijgen in de commissie. We vragen u overigens vriendelijk om die commissie ook wat leefbaarder te maken, want ook al zit het vervat in een andere wet, er moet wel kunnen worden geschoven met de agenda. We zeggen dat we dat ook zullen steunen.

 

Dus alstublieft, laat het drama achterwege. Kijk gewoon en geniet ervan hoe Arizona het leven van de mensen beter maakt.

 

De voorzitter: Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

 

De algemene bespreking is gesloten.

La discussion générale est close.

 

Bespreking van de artikelen

Discussion des articles

 

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1096/4)

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (1096//4)

 

Het wetsontwerp telt 3 artikelen.

Le projet de loi compte 3 articles.

 

Ingediende amendementen:

Amendements déposés:

Art. 2

  • 3 – Sophie Thémont cs (1096/5)

Art. 3

  • 4 – Sophie Thémont cs (1096/5)

 

Besluit van de artikelsgewijze bespreking:

Conclusion de la discussion des articles:

 

Aangehouden: de amendementen en de artikelen 2 en 3.

Réservés: les amendements et les articles 2 et 3.

 

Aangenomen: artikel 1.

Adopté: l'article 1.

 

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over de aangehouden amendementen, de aangehouden artikelen en over het geheel zal later plaatsvinden.

La discussion des articles est close. Le vote sur les amendements et les articles réservés ainsi que sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

 

20 Wetsontwerp tot goedkeuring van de algemene rekening van het algemeen bestuur en van de algemene rekeningen van de administratieve openbare instellingen met ministerieel beheer en van de administratieve diensten met boekhoudkundige autonomie van het jaar 2024 (1038/1-3)

20 Projet de loi visant à approuver le compte général de l'Administration générale et des comptes généraux des organismes administratifs publics à gestion ministérielle et des services administratifs à comptabilité autonome pour l'année 2024 (1038/1-3)

 

Algemene bespreking

Discussion générale

 

De algemene bespreking is geopend.

La discussion générale est ouverte.

 

De rapporteur, de heer Benoît Piedboeuf, verwijst naar het schriftelijk verslag.

 

Voorzitter: Daniel Bacquelaine, oudste lid in jaren.

Président: Daniel Bacquelaine, doyen d'âge.

 

20.01  Steven Vandeput (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, we hebben de bespreking gevoerd in de commissie en het is niet mijn gewoonte om dat commissiewerk hier in de plenaire vergadering over te doen. Niettemin lijkt het mij voor de goede orde en voor het verslag opportuun om namens mijn fractie kort de kernpunten van ons betoog in de commissie te herhalen alsook om toe te lichten waarom wij uiteindelijk de rekeningen zullen goedkeuren.

 

Ik wens te spreken over twee punten.

 

Het eerste betreft de betrouwbaarheid van de rekeningen, dus de rekeningen zelf als het ware. Wanneer we de verschillende verslagen lezen, zeker ook het verslag van het Rekenhof, dan leest dat niet fijn. Mijnheer de minister, we hopen dat daaraan gewerkt kan worden.

 

Ik wil echter kort even de voornaamste punten van kritiek van het Rekenhof herhalen. De gerapporteerde cijfers zijn eerst en vooral onvoldoende betrouwbaar en de toelichtingen bieden onvoldoende juiste en relevante informatie. De inventaris van alles wat we hebben geeft een balans die niet betrouwbaar is. Er zijn tekortkomingen op het vlak van leesbaarheid en bruikbaarheid. Bovendien zijn bijkomende interne beheersmaatregelen nodig in verschillende departementen, vooral bij de Regie der Gebouwen. Er zijn ook instellingen die er zelfs niet in geslaagd zijn om een rekening in te dienen, laat staan dat ze door het Rekenhof zou kunnen worden nagezien voor zijn rapport over de rekeningen.

 

Het Rekenhof suggereert ook een aantal oplossingen. Sommige suggesties zijn al zo oud dat we binnenkort hun twintigste verjaardag kunnen vieren. Het is echter belangrijk, zoals ook in de commissie werd aangegeven, dat er werk wordt gemaakt van het pakket van de Federale Accountant en van het COC, dat de geplande maatregelen effectief worden uitgevoerd.

 

Ik heb in de commissie gezegd en ik herhaal hier dat wij de eersten zullen zijn om u te steunen in uw betrachting inzake het opleveren van betere en betrouwbaardere rekeningen. U zult echter ook begrijpen dat wij niet zullen nalaten u regelmatig te vragen naar de voortgang van uw actieplan. Dat was mijn eerste punt, dat betrekking had op de betrouwbaarheid van de rekeningen.

 

Mijn tweede punt betreft de rekening zelf of, beter gezegd, de cijfers in die rekening. Een rekening heeft vanzelfsprekend betrekking op het verleden. Laten we eerlijk zijn, de cijfers zijn bloedrood.

 

We staan voor een steeds toenemende staatsschuld, met een rentelast van 10 miljard euro vandaag, die in de toekomst nog verder dreigt op te lopen.

 

We moeten nu niet kijken naar wat geweest is. De vraag is wat we hieruit kunnen leren. Waar kan het startpunt liggen om het in de toekomst beter te doen? We zullen dadelijk nog een aantal wetsontwerpen bespreken, die ook meer op die lange termijn ingaan.

 

Het lijkt mij echter evident dat het ontbreken van een begroting vandaag geen goede zaak is. In dat kader kan ik alleen herhalen wat de eerste minister vanmiddag heeft gezegd en wat ook de heer Ronse herhaaldelijk heeft gezegd. We moeten doorwerken en doorzetten met die hervormingstrein, zodat de cijfers voor de houdbaarheid van onze financiën op lange termijn verbeteren.

 

Tot daar mijn zeer korte tussenkomst, met een herhaling van de feiten. De betrouwbaarheid van de rekeningen is onvoldoende en moet beter. De cijfers zijn niet goed en moeten beter. Daar willen we keihard aan blijven werken. De urgentie moet voor iedereen duidelijk zijn. Wij willen op dat pad doorgaan.

 

20.02  Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, collega’s, we keuren vandaag inderdaad de algemene rekening van 2024 goed. Dat klinkt technisch, maar het gaat in essentie over één eenvoudige vraag: kan dit Parlement nog weten of de Belgische staatskas klopt, ja of neen? Het antwoord van het Rekenhof is duidelijk: neen. De rekeningen zijn onvoldoende betrouwbaar, de toelichtingen zijn onvoldoende juist en relevant en de interne controles schieten structureel tekort.

 

Toch vraagt u ons, mijnheer de minister, om deze rekening vandaag braaf te bekrachtigen. Uw meerderheid zal dat ongetwijfeld doen. Dat is niet alleen budgettair roekeloos, maar ook democratisch problematisch.

 

Ten eerste herhaalt het Rekenhof wat het al jaren zegt, namelijk dat de balans van de federale Staat niet betrouwbaar is. De inventaris van de bezittingen, rechten, schulden en verplichtingen is volledig noch degelijk gewaardeerd. Vooral de gebouwen en terreinen blijven een zwart gat. Onvolledige inventaris, ontbrekende actuele waarden, onduidelijke waarderingsregels. Geen enkele bedrijfsrevisor zou een dergelijke balans goedkeuren. Voor de Belgische Staat moet dat plotseling wel mogelijk zijn.

 

Mijnheer de minister, u zei in de commissie en ik citeer u: "We zijn ermee bezig. Dit is een oefening van langere adem. 2026 wordt een focuspunt." Mijnheer de minister, dat horen we al jaren in dit Parlement, al sinds ik hier zit. Het plan-Clarinval, het plan-De Bleeker, het plan-Bertrand en binnenkort het plan-Van Peteghem, altijd nieuwe plannen, actieplannen en werkgroepen, maar het resultaat blijft hetzelfde. De rekeningen blijven onvoldoende betrouwbaar en de opmerkingen van het Rekenhof keren elk jaar terug.

 

Ten tweede, de fiscale vorderingen. U was vroeger minister van Financiën, dus dat valt ook onder uw verantwoordelijkheid. De Algemene Administratie van de Inning en Invordering beschouwt 11,3 miljard euro aan openstaande fiscale vorderingen als oninvorderbaar. Er ligt zelfs een voorstel op tafel om dat bedrag uit te boeken, maar dat wordt tegengehouden omdat de procedure en de motivering niet in orde zijn en artikel 172 van de Grondwet niet wordt gerespecteerd. We weten met andere woorden dat die 11,3 miljard in de praktijk nooit geïnd zal worden, maar we laten het toch vrolijk op de balansen van de Staat staan. Dat is geen boekhouding meer, dat zijn spookkredieten, mijnheer de minister.

 

Het Rekenhof vraagt terecht een sluitende procedure conform de Grondwet voordat er wordt afgeboekt. U antwoordde, mijnheer de minister, dat de Federale Accountant een voorstel heeft doorgestuurd en dat u "de evaluatie van het Rekenhof afwacht". Met alle respect, mijnheer de minister, maar dat is geen management van de staatsfinanciën, dat is regelrecht uitstelgedrag. Wanneer komt er eindelijk een federaal stappenplan voor de schrapping van oninvorderbare vorderingen, een duidelijk juridisch kader en een eerste grote schoonmaak, zodat de balans nog iets van realiteit weerspiegelt? Zolang die 11,3 miljard blijft staan, verkoopt u aan dit Parlement een gefotoshopte balans.

 

Ten derde, ook bij de niet-fiscale vorderingen blijft het dweilen met de kraan open. Er staat 148 miljoen euro open van vóór 2018. In 2024 werd amper een half miljoen geannuleerd. Er is een instructie, maar die blijft dode letter. Dit is het patroon in dit land: er is een actieplan, er is een instructie, er is een werkgroep, maar wat er níét is, is een minister die zegt dat wie zijn werk niet doet gesanctioneerd wordt. Waar blijven de maatregelen tegenover de administraties die jaar na jaar de balans laten dichtslibben met oude rommel?

 

Ik kom tot mijn vierde punt, de voorwaardelijke betalingen in fiscale betwistingen. De administratie becijfert een terugbetalingsrisico van 510 miljoen euro, maar dat risico wordt niet volledig ingeschat en niet correct verwerkt in de rekening. Met andere woorden, een half miljard aan risico zweeft ergens in de bijlagen, maar verschijnt niet duidelijk in het beeld dat het Parlement krijgt. De burger moet via zijn belastingbrief alles tot op de euro juist invullen, maar de federale Staat verbergt een risico van een half miljard euro in de voetnoten. Wanneer zorgt u ervoor, mijnheer de minister, dat dat risico volledig, conservatief en transparant wordt geboekt?

 

Ten vijfde, een ander oud zeer, namelijk de koppeling tussen de algemene rekening – de rechtenbasis – en de andere begrotings­rapporteringen – de kasbasis. Het Rekenhof stelt dat de aansluiting nog altijd onvoldoende is en dat de Federal Accountant, de departementen en de DG Begroting beter moeten samenwerken.

 

Als Kamerlid is het vandaag bijzonder moeilijk om de cijfers van de rekening, de begrotingscontrole, het stabiliteitsprogramma en het Europese traject met elkaar te verzoenen. U verwacht echter dat wij uw riedeltje geloven over het op orde brengen van de begroting in de toekomst, terwijl de fundamenten van de rapportering helemaal niet op elkaar aansluiten, althans niet voor een gewoon parlementslid.

 

Ten zesde, mijnheer de minister, krijgt u zelfs de basisregel om rekeningen tijdig en volledig in te dienen niet afgedwongen. Voor 2024 waren er 47 rekeningen op tijd, 13 te laat en 27 officieuze rekeningen zonder goedkeuringsdocumenten. Voor BelExpo, het Federaal Planbureau en Wood Protect kreeg het Rekenhof zelfs helemaal geen rekeningen. Dat is hallucinant. We spreken hier niet over een duivenclub, maar over federale instellingen.

 

U zei in de commissie dat Wood Protect niet meer in de perimeter zit, dat het Planbureau personeelsproblemen heeft en dat BelExpo een boete kreeg.  Dat verandert echter niets aan de essentie, mijnheer de minister. U slaagt er niet in om binnen uw eigen regering elementaire boekhoudkundige discipline af te dwingen. Artikel 109/1 van de wet van 22 mei 2003 geeft u boetebevoegdheden. Hoe vaak hebt u die nu al toegepast? Eén keer voor BelExpo en dan nog met heel veel moeite blijkbaar. Wanneer kunnen wij als Parlement de garantie krijgen dat enkel officiële, volledige en goedgekeurde rekeningen binnen de wettelijke termijn bij het Rekenhof zullen terechtkomen?

 

Ten zevende wijdt het Rekenhof aparte artikels aan drie instellingen: de Regie der Gebouwen, NIRAS en Fedasil. Dat is geen toeval want het zijn drie symbolen van structureel wanbeheer in dit land.

 

Bij de Regie der Gebouwen gebeurden er weliswaar inspanningen, maar er blijven ernstige tekortkomingen in de aankoop- en verkoopcycli bestaan. Er zijn problemen met financiële wachtrekeningen, er is geen interface tussen de boekhouding en de betalingsapplicatie en er zijn boekingen die het getrouw beeld van de geconsolideerde federale rekening ondergraven. Zelfs de patrimoniumdata die aan het algemeen bestuur worden bezorgd, zijn onvolledig. Met andere woorden, u weet niet exact wat u bezit, noch tegen welke waarde u dat uiteindelijk bezit.

 

Bij NIRAS moeten fouten van 55,9 miljoen euro worden rechtgezet door een foutieve budgettaire aanrekening. Daardoor valt het begrotingssaldo van 106 naar 50,1 miljoen euro en zelfs dan is de foutenmarge waarschijnlijk nog veel groter. Als één instelling zulke fouten van 55,9 miljoen euro moet rechtzetten, wat zegt dat dan over de rest van de federale boekhouding?

 

Wat Fedasil betreft, zegt het Rekenhof dat de uitgaven van sommige partners niet voldoende controleerbaar zijn, dat 62,5 miljoen euro niet met zekerheid als terecht terugbetaalbaar kan worden beschouwd en dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest factureert op basis van beschikbare plaatsen, niet op basis van werkelijk ingenomen plaatsen. Bovendien wordt aan de deur niet altijd gecontroleerd of de persoon wel recht heeft op opvang. We spreken ondertussen wel over honderden miljoenen euro's in een asielbeleid dat uw regering zelf bestempelt als zogenaamd 'strenger en menselijker'.

 

Mijnheer de minister, in de commissie hebt u mijn vragen daarover doorgeschoven naar de ministers van Asiel en Migratie en van Defensie, maar als minister van Begroting bent u wel politiek eindverantwoordelijk voor de rekeningen van die instellingen. U kunt zich dus niet blijven verschuilen achter het bordje 'Ik ben niet bevoegd'.

 

Ten achtste, u kondigt opnieuw een actieplan aan dat jaarlijks zal worden geüpdatet op basis van het certificeringsverslag van het Rekenhof. De FOD BOSA zal dat bijwerken en 2026 wordt het jaar van de waarheid, het jaar waarin de werkpunten duidelijk zullen zijn. Laat me echter eerlijk zijn, het is ondertussen het zesde of zevende jaar dat ik hier zit en het is de zevende keer dat ik dat hoor.

 

Ondertussen zegt de Nationale Bank van België dat de Belgische financiën onhoudbaar zijn en dat het begrotingstekort dreigt te ontsporen. Het Vlaams Belang heeft hier al meermaals gezegd dat de begroting van de regering-De Wever niets meer is dan gebakken lucht. Denk aan de vele miljarden aan terugverdieneffecten en aan het feit dat wanneer de Belgische rekeningen niet kloppen – dat is hier het geval – de factuur uiteindelijk naar de hardwerkende Vlaming gaat.

 

We zitten vandaag precies in dat scenario, met een begroting waarover geen akkoord meer kan worden gevonden, rekeningen zoals die van vandaag die structureel niet kloppen en een regering die weigert echte keuzes te maken bijvoorbeeld inzake migratie, transfers of het veel te dure politieke systeem van dit land.

 

Negende en laatste punt, mijnheer de voorzitter, collega’s. Een rekening die structureel niet klopt, is geen detail. Het is een democratisch probleem. Als het Parlement geen betrouwbare cijfers krijgt, is de parlementaire controle een lege doos.

 

De minister vraagt ons vandaag een rekening te bekrachtigen waarin miljarden aan oninvorderbare vorderingen blijven hangen, risico’s van honderden miljoenen euro onvoldoende zichtbaar zijn, officiële en officieuze rekeningen vrolijk door elkaar lopen en cruciale instellingen als de Regie der Gebouwen, NIRAS en Fedasil een getrouw beeld van de federale financiën aantasten.

 

Dat kan het Vlaams Belang onmogelijk steunen. We roepen de regering op eindelijk werk te maken van het volgende. Ten eerste, echt betrouwbare rekeningen. Ten tweede, de oninvorderbare vorderingen transparant en grondwettelijk correct doen schrappen. Ten derde, een einde maken aan de laattijdige en officieuze indiening van rekeningen. Ten vierde, boekhoudkundig orde op zaken stellen bij instellingen als de Regie der Gebouwen, NIRAS en Fedasil. En ten vijfde, vooral stoppen met de illusie dat men het Belgische begrotingsdebat kan dichten zonder te raken aan heilige huisjes zoals de migratieuitgaven en de veel te dure Belgische staatsstructuur. Zolang u dat niet doet, mijnheer de minister, blijft één ding zeker: als de Belgische rekeningen niet kloppen, zal de Vlaamse belastingbetaler weer de rekening krijgen.

 

De hele Vlaams Belangfractie zal dit wetsontwerp zeker en vast niet goedkeuren.

 

20.03  Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Collega's, we bespreken nu de rekening van het voorbije jaar. Dat gaat eerder over procedures en over de betrouwbaarheid van de informatie die we krijgen, dan over de keuzes die gemaakt worden in die cijfers op zich, want dat laatste is eerder iets voor de begrotingscontrole.

 

Aangezien mijn gewaardeerde collega Vandeput daar toch over begonnen is, wil ik daar zeer kort op ingaan. Hij zegt dat die rekeningen bloedrood kleuren. Mijnheer Vandeput, de rekening van 2024 toont een tekort van 2,8 %. In vergelijking met de arizonacijfers waar u vandaag mee werkt, is dat niet bloedrood, maar eerder lichtroze.

 

Ik kom nu tot de essentie, namelijk de betrouwbaarheid van de cijfers zelf en vooral de commentaren van het Rekenhof daarbij.

 

20.04  Steven Vandeput (N-VA): Mijnheer Vanbesien, u zegt dat de cijfers eerder roze dan rood zijn, maar dat ligt waarschijnlijk aan de kleur van de brilglazen waarmee u naar de erfenis van Vivaldi kijkt.

 

Dat debat moet vandaag niet gevoerd worden, maar wel tijdens de begrotingsbespreking of -controle. Toch wil ik de puntjes even op de i zetten. Heel wat hervormingen moeten hun beslag nog kennen, waardoor het beter moet worden. Dat is wat ik wilde benadrukken. Het heeft weinig zin heeft om nog veel terug te blikken. Als u dat debat desalniettemin graag voert, moeten we dat doen op basis van de verwachtingen bij ongewijzigd en bij gewijzigd beleid. Onder andere de ingrepen op het vlak van defensie tonen effectief een vooruitgang aan. Dat is een relativering, maar daarover gaat het debat vandaag niet.

 

Ik hoop dat u het wel met mij eens bent dat met de vandaag voorliggende cijfers de schulden zullen toenemen, waardoor de rentelasten zodanig zullen stijgen dat ze onbeheersbaar worden. Daarom moet er worden ingegrepen. We verschillen van mening over de wijze waarop dat moet gebeuren, maar het staat buiten kijf dat de schuldenlast onhoudbaar is op lange termijn. Ik hoop dat we het daarover eens kunnen zijn.

 

20.05  Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer Vandeput, we zijn het er in elk geval over eens dat dat niet het onderwerp is van het debat van vandaag; om die reden heb ik het maar even terzijde aangehaald. Op de hervormingen die de cijfers beter moeten maken, zitten we te wachten. Nog 43 dagen, en dan zullen we het weten, neem ik aan.

 

Ik keer terug naar het onderwerp van vandaag.

 

De problematiek van de kwaliteit en de leesbaarheid van de rekeningen is niet nieuw. Die kwaliteit is al honderd jaar niet heel goed. Daar wordt aan gewerkt, maar dat blijft een constante inspanning vergen, die de minister van Begroting zal moeten volhouden.

 

Ik neem er enkele opmerkingen van het Rekenhof bij. Over de leesbaarheid van het document stelt het Rekenhof dat de Federale Accountant en de departementen inspanningen leveren om de problemen aan te pakken en de leesbaarheid te verbeteren, wat een goede zaak is, maar toch blijven er belangrijke mankementen. Sommige toelichtingen en commentaren zijn onvolledig of te technisch geformuleerd, waardoor ze voor externe lezers onvoldoende begrijpelijk zijn. Andere toelichtingen en commentaren vertonen een gebrek aan nauwkeurigheid. Zo komen sommige bedragen niet overeen met die in de rekening en zijn bepaalde verklaringen over de evoluties onjuist. Die inspanningen moeten dus zeker nog worden opgevoerd en daarvoor rekenen we op u, minister Van Peteghem.

 

Wat betreft het afstemmen van de algemene rekening op de andere begrotingsinformatie, zegt het Rekenhof dat de algemene rekening de voorbije jaren onvoldoende informatie bevatte om de aansluiting te kunnen maken met andere begrotingsinformatie die aan het Parlement wordt voorgelegd. Dat wordt onder meer verklaard doordat de algemene rekening wordt opgesteld op basis van vastgestelde rechten, terwijl de ontvangsten op kasbasis worden opgenomen in de andere begrotingsrapporteringen. Dat is boekhoudkundige en technische praat, maar het betekent dat het Rekenhof wel vooruitgang ziet ten opzichte van vorige jaren, maar dat het ook een aantal concrete bijkomende aanbevelingen formuleert. Mijnheer de minister, ik wil erop aandringen om ook die aanbevelingen ernstig te nemen en uit te voeren.

 

Laten we kijken naar de naar de IT-risico's en de impact daarvan op de financiële rapportering. Het Rekenhof wees erop dat het beheer van de fiscale applicaties bij de FOD Financiën al onderzocht is in een van de vorige boeken. In die audit stelde het Rekenhof onder meer vast dat wijzigingen en updates van applicaties een risico vormen voor de financiële rapportering. Dat is een belangrijk risico, aangezien het toenmalige release management onvoldoende rekening hield met de noden van andere gebruikers die op die applicaties steunen, zoals deze algemene rekening.

 

Bij deze rekeningcontrole, over het jaar 2024, stelde het Rekenhof vast dat dat risico nog steeds niet adequaat wordt beheerst. Dat heeft geleid tot een significante fout in de jaarrekening van 4,5 miljard euro onterecht geboekte opbrengsten. Dat is een enorm bedrag. Sommige diensten van de FOD Financiën waren al in februari op de hoogte van die fout, maar toch stelt de FOD dat het niet mogelijk was om die tijdig te corrigeren. Daarenboven merkt het Rekenhof op dat de FOD en de Federale Accountant die gekende fout onvoldoende hebben toegelicht in de commentaar bij de algemene rekening, wat een element is dat het getrouw beeld beïnvloedt.

 

Mijnheer de minister, dat is absoluut niet aanvaardbaar. Het gaat over 4,5 miljard. Het Rekenhof beveelt aan om bijkomende interne beheersingsmaatregelen uit te werken die de betrouwbaarheid van de rapportering zullen verhogen. Ik dring er bij u op aan om die aanbevelingen door te voeren.

 

Ik wil nog even ingaan op een specifiek element uit het rapport, namelijk de plasticbijdrage, waarover we in de commissie ook al hebben gesproken.

 

De federale overheid betaalt sinds 2021 de plasticbijdrage aan de Europese Unie in het kader van het herstelplan Next Generation EU, waardoor alle lidstaten verplicht een nationale bijdrage betalen voor niet-gerecycleerd plastic afval. Volgens de FOD Financiën staat de federale overheid louter in voor de voorfinanciering van die bijdrage en moeten de gewesten de uiteindelijke financiering dragen, aangezien dat tot hun bevoegdheid behoort.

 

Tot op heden is er geen akkoord met de gewesten over de verdeling van die kosten. Het gaat hier om 586 miljoen euro tot en met 2024. Zolang dat akkoord er niet is, moeten de gewesten niet betalen en komen die kosten op de schouders van de federale overheid. Ook dat is ongehoord. U moet op zoek naar een structurele sanering van 10 miljard. Ondertussen financieren we al enkele jaren die kosten, omdat de gewesten weigeren te betalen. Het gaat over meer dan een half miljard euro.

 

De minister heeft daarover in de commissie verklaard dat de verdeling van die factuur met de gewesten samenvalt met enkele andere interfederale begrotingsdossiers die hoog op de agenda staan. Ik kan alleen maar hopen dat het dossier even hoog op de agenda staat bij de entiteiten, zodat deze knoop eindelijk kan worden doorgehakt. Het is immers echt dringend. Het gaat over heel veel geld.

 

Mijnheer de minister, het verbeteren van de rekeningen is een werk van lange adem, dat besef ik. U erft een systeem dat niet goed functioneert en u zult het waarschijnlijk ook niet in een perfecte toestand doorgeven. Wij kunnen alleen hopen dat er onderweg verbeteringen gebeuren.

 

Het voordeel is dat het Rekenhof elk jaar aanbevelingen formuleert. Dat zijn aanbevelingen waarvoor u geen externe consultants nodig hebt. U krijgt ze gratis van het Rekenhof. Maak gebruik van die aanbevelingen, voer ze uit en verbeter de kwaliteit van de rekeningen.

 

20.06  Alexia Bertrand (Open Vld): Collega's, we kunnen hier uren discussiëren over methodes en waarderingen. Dat is belangrijk. Ik heb ook akte genomen van de opmerkingen van het Rekenhof, ik neem ze echt ter harte. U moet echter het verslag volledig lezen. Er is ook sprake van verbeteringen. Dat zijn belangrijke zaken en technische zaken.

 

Ik ben het echter niet eens met de andere sprekers over de kern van een rekening. De kern is het vaststellen van het tekort. We zouden beter meer tijd besteden aan een rekening, want een begroting – voor wie die dit nog niet wist – is slechts een inschatting. Ze is een raming van wat de toekomst zal zijn en dat is een evoluerend beeld. Dit is dus eigenlijk het moment van de waarheid, namelijk het rapport, het echte bulletin van het voorbije jaar. Dat echte bulletin van het jaar voordien, dat we pas vandaag kunnen vaststellen, toont een tekort van 2,8 %.

 

Collega's van Arizona, sommigen stellen dat het werken aan die bloedrode cijfers uw ambitie is. Dat is uw ambitie voor 2029. Nu hoor ik dat het pas voor 2030 zal zijn. Het is natuurlijk altijd gemakkelijker na de verkiezingen. Uw ambitie is om federaal onder de 3 % te komen. Voor 2024 bedroeg het tekort 2,8 %. Wat is uw bulletin momenteel? Dat is een evoluerend beeld. We zullen erover spreken wanneer we het over de rekeningen hebben. Voor 2025 bedraagt het tekort 4,2 %. Dat is een gigantisch verschil, van 2,8 % naar 4,2 %.

 

20.07  Steven Vandeput (N-VA): Mevrouw Bertrand, van twee zaken één. Ofwel zegt u dat de rekening over het voorbije jaar gaat en klopt u zich op de borst voor die 2,8 %. Ik heb samen met u het cijfer van 2,8 % vastgesteld, voor zover die cijfers betrouwbaar zijn. Dat is het belangrijkste. U zegt dat dit het moment is, die rekening is het rapport. Vervolgens zegt u dat Arizona het in de toekomst slecht zal doen.

 

Mag ik dan ook eens zeggen wat wij geërfd hebben? Wat waren de voorspellingen van het Monitoringcomité, van het Federaal Planbureau, van alle diensten bij een ongewijzigd beleid? Het is gemakkelijk om nu te komen zeggen: "Kijk eens hoe goed we het gedaan hebben. We stonden op 2,8 %". Het feit is dat we zonder in te grijpen binnen twee jaar aan 5,8 % zouden zitten.

 

Ondertussen hebben wij, in de plaats van overal cadeaus te gaan uitdelen, eindelijk gedaan wat moest gebeuren, onder meer voor defensie, mevrouw Bertrand. Er zijn al een aantal maatregelen genomen, waaronder de beperking van de werkloosheidsvergoeding in de tijd. Er moet nog veel gebeuren, maar ik begrijp dat men er in de commissie voor Financiën voor kiest om ellenlange discours over de verschillende situaties in Europa te houden, in de plaats van de nodige beslissingen voor dit land te nemen, zodat we terug kunnen aanknopen bij de richting die we uit moeten. Dat is wat wij zeggen sinds het aantreden van deze regering. Onze eerste opdracht is om het rotten te stoppen. Pas daarna kan men meer doen.

 

Ik dacht dat Open Vld zich misschien bevrijd voelde na die lange machtsdeelname, waarbij ze al haar principes overboord heeft gegooid om toch maar aan de macht te blijven. Vandaag probeert zij echter de geschiedenis te veranderen door te zeggen dat men met de Zweedse regering het verschil heeft gemaakt. Ik zat ook in die Zweedse regering. Ik zat aan tafel toen we het met Open Vld over onze veiligheid en onze energie moesten hebben. Ik kan u zeggen dat het op dat moment gewoon niet mogelijk was om de nodige essentiële stappen te zetten. Maar goed, dat is het verleden.

 

Vandaag liggen er rekeningen voor. We zijn het erover eens dat er enige verbetering is, maar er is nog veel werk aan de winkel. Ik heb de minister steun toegezegd voor het aanbrengen van die verbeteringen en de betrouwbaarheid van de rekeningen. Daarnaast heb ik benadrukt dat de cijfers bloedrood kleuren en dat dat anders en beter moet. Daar zal deze regering keihard voor moeten werken.

 

Ik heb begrepen dat Open Vld zich beroept op het feit dat zij constructieve oppositie voert. In dat kader is het ook belangrijk dat een commissie terug kan overgaan tot haar echte werkzaamheden. Ik zou mij dus bezinnen alvorens hier grote lezingen te geven over wat betrouwbaarheid al dan niet inhoudt.

 

20.08  Alexia Bertrand (Open Vld): Mijnheer Vandeput, als u de rapporten van het Rekenhof leest, moet u alle rapporten lezen, ook die over de begroting. Het is tijd dat dat verhaaltje over ongewijzigd beleid stopt. Het Rekenhof zelf heeft immers gezegd dat dat nergens op slaat. Waarom? Toen de vorige regering begon, was er ook een voorspelling over ongewijzigd beleid. Die voorspelling lag veel hoger, boven de 4 %, mijnheer Vandeput. We zijn echter geëindigd op een tekort van 2,8 %.

 

Wat is het doel van een regering? Dat is regeren. Dat is gewijzigd beleid. Nu voert u echter ongewijzigd beleid en dat zien we. Er is stilstand. U moet een beroep doen op voorlopige twaalfden. U voert zelf dat ongewijzigd beleid uit! U zult dat dus waarmaken, mijnheer Vandeput. Door uw keuzes, door de keuzes van deze regering, zult u het ongewijzigd beleid waarmaken. U moet voorlopige twaalfden gebruiken en creëert aldus de stilstand. De heer Ronse heeft vandaag in de pers erkend dat dat ons meer dan 1 miljard euro gaat kosten, zoals ik vorige week al zei.

 

Ik hoop dat u met uw hervormingen naar het Parlement komt. Wij zullen die immers steunen. We horen echter dat er niks komt voor Kerstmis. Dat zal de burgers 1 miljard euro kosten, wat neerkomt op meer belastingen.

 

Wat u zegt over defensie is trouwens niet helemaal juist, mijnheer Vandeput, want dat is een ongedekte cheque. Dat hebben wij gezien in het paasakkoord. Toen kwam er een zomerakkoord, maar dat was geen akkoord. Daarna kwam er een herfstakkoord, waarna u opnieuw moest onderhandelen. Misschien komt er nu nog een kerstakkoord.

 

De ambitie in het regeerakkoord ligt al zeer laag, want dat is niet wat de Europese Commissie ons vraagt. We moeten immers onder de 3 % blijven voor de gezamenlijke overheid. U hebt beslist om dat alleen voor de federale overheid te doen. Die ambitie werd vorig jaar gehaald. Dit jaar lukt dat niet meer en voor het daaropvolgende jaar zullen we het nog zien. Het gaat echter niet in de juiste richting.

 

Mijnheer Van Peteghem is zich daarvan zeer bewust. Hij weet dat, om de 3% van de Maastrichtnorm te behalen, een inspanning van 20 miljard nodig was. Hij sprak vervolgens over een inspanning van 16,6 miljard. Dat betreft de 3% op federaal niveau. Vervolgens gingen we over naar de uitgavennorm, die 9,2 of 10 miljard bedroeg. Door uw acties, blokkeringen en stilstand is dat nu geen 10 miljard meer, maar 11 miljard of zelfs meer. We zien wat dat oplevert aan extra belastingen die overal worden aangekondigd. Die maatregelen treffen mensen die ondernemen, studenten met een studentenjob en flexi-jobbers. Kortom, men valt iedereen aan die spaart, werkt en onderneemt.

 

20.09  Steven Vandeput (N-VA): Toen u met Vivaldi begon, erfde u van de Zweedse regering een tekort van 2,3% en een overheidsschuld onder 100% van het bbp. Dat waren de cijfers destijds. Het is het een of het ander. Ofwel kijken we naar de toekomst, waarbij de ramingen niet goed zijn maar uiteindelijk alleen de rekening telt. U mag zich op de borst kloppen: uw rekening voor 2024 klopt. Het klopt, de rekening is onbetrouwbaar, maar laten we die onbetrouwbaarheid vergelijken over de jaren heen. We moeten ervan uitgaan, statistisch gezien, dat de fouten vergelijkbaar zijn. Dat kan een manier zijn om te zeggen dat het er uiteindelijk nog niet zo slecht uitziet. We maken gewoon dezelfde fouten als vroeger.

 

Om terug de draad op te nemen. Het is het een of het ander. Ofwel zegt u dat de rekening voor 2024 2,8% bedraagt, waarop we vandaag verdergaan en waar we straks over stemmen. Dat is allemaal goed en wel. U zegt echter dat het Monitoringcomité ongelijk had wanneer het stelt dat men met ongewijzigd beleid van Vivaldi geen rekening mag houden, maar met het beleid van Arizona moet dan wel rekening gehouden worden. Dat is niet correct. Van twee dingen één. Als we zeggen dat we voortbouwen op de ramingen en dat met een begroting beleid wordt vormgegeven, dan moeten we kijken naar de toekomst. Dan zeg ik opnieuw dat we de noodzakelijke maatregelen moeten nemen.

 

Kunt u echter alstublieft het riedeltje stoppen over de ondernemers dit, de dingen dat, zus en zo? Vandaag stel ik vast dat er in de commissie voor Financiën zes wetsontwerpen voorliggen die vooruitgang betekenen voor wie onderneemt, voor wie spaart, voor wie werkt of gewerkt heeft. Die wetsontwerpen worden nu geblokkeerd door misdragingen van uw fractie in de commissie voor Financiën. Zo eenvoudig is het. Dat zijn dingen die u vandaag nog altijd blokkeert, na zolang onder Vivaldi hetzelfde gedaan te hebben.

 

20.10  Alexia Bertrand (Open Vld): Niets is geblokkeerd. Laat de commissie gerust samenkomen. Wat wel geblokkeerd zit, is de discussie van daarnet, over de maaltijdcheques, want in dat verband ligt er niet voor.

 

U vertelt de mensen dat u de waarde van de maaltijdcheques zult verhogen, maar het fiscaal luik daarvan bestaat gewoon niet. Niemand zal de waarde van de maaltijdcheques kunnen verhogen met u, net door al die blokkeringen.

 

Mijnheer Vandeput, de waarheid heeft haar rechten. In 2018, op het einde van de rit van de Zweedse regering, stond het tekort op min 0,9 %. U hebt die regering toen doen vallen, en op één jaar tijd is het min 1,9 % geworden, en daarna is het nog gestegen. Het feit dat u toen de stekker uit de regering hebt getrokken, heeft ons 10 miljard gekost. Dat wordt niet voldoende gezegd. Het is mathematisch correct. Op de website van de Nationale Bank en van het Monitoringcomité kunt u dat nagaan.

 

Wat ik zeg, is dat u moet uitgaan van de cijfers van het Monitoringcomité van 2020, toen Vivaldi gevormd was, met de vooruitzichten voor het begrotingstekort eind 2024. Als u tot die cijfers komt, op een eerlijke manier, kom dan terug, mijnheer Vandeput. Wees eerlijk. Want dat is wat u vandaag moet doen met Arizona.

 

Weet u, het is geen probleem, want we zullen de rekening van 2025 bespreken op het moment dat die beschikbaar is. Ik zal u echter vandaag al zeggen, misschien is het een scoop, dat u boven de 4 % zult uitkomen.

 

Laten we afspreken dat we een grondig debat voeren als de rekening beschikbaar is, mijnheer de voorzitter, en dat we het niet alleen hebben over de methodes en de waarderingen. Mijnheer Vandeput, laten we een grondig debat voeren over het tekort voor 2025 op het moment van de rekening. De vergelijking zal immers vrij simpel zijn.

 

20.11 Minister Vincent Van Peteghem: Collega’s, ik ben toch enigszins verbaasd over de discussies die telkens opnieuw ontstaan over een rekening van 2024. We hebben meteen een boeiende prelude gehad op de besprekingen die waarschijnlijk tussen Kerstmis en Nieuwjaar zullen plaatsvinden, op het ogenblik dat we de State of the Union zullen bespreken. Ik wil u alvast warm maken voor dat moment.

 

Ik moet wel eerlijk zijn. Ik wil daar nog kort iets over zeggen, over die cijfers. Wat we nu vaststellen, zijn inderdaad de cijfers van 2024. Dat is die 2,8 %. Dat is een vaststelling. We kunnen spreken over betrouwbaarheid en dergelijke meer, maar ik hoor graag de opmerkingen over het ongewijzigd beleid. Ik heb de cijfers van dat ongewijzigd beleid bij het begin van Vivaldi eens opgevraagd. De uitkomst op dat moment, bij ongewijzigd beleid, voor de cijfers van 2024, bedroeg 2,2 %. En dus met het gevoerde beleid gaan we nu naar 2,8 %. Wie vergelijkingen wil maken, moet dat op een eerlijke manier doen. Dat is precies wat ik probeer te doen. Aan het begin van de regering bedroeg het tekort 2,2 % en we zitten nu aan 2,8 %. Er zullen allerlei opmerkingen volgen, die ik trouwens ook zal onderschrijven. Er is een crisis geweest, we hebben een aantal zaken meegemaakt. Maar wat eveneens vaststaat, is dat we, toen we in 2024 bezig waren met de begroting van dat jaar, al wisten wat er zou komen. We wisten dat het tekort verder zou ontsporen door de beperkte hervormingen die door de vorige regering waren doorgevoerd.

 

Wat we nu doen, is via meerjarenplanningen proberen ervoor te zorgen dat we die situatie structureel aanpakken. Laat ons hopen, mijnheer Vandeput en collega’s van de meerderheid, dat we erin slagen een meerjarenbegroting op te stellen, zodat we een aantal hervormingen en beslissingen kunnen nemen om dat tekort onder controle te krijgen. Wat dan de juiste cijfers zullen zijn op het einde van de rit, dat zullen we vaststellen met de jaarrekeningen die op dat moment worden neergelegd.

 

Ik heb hier uiteraard opnieuw een aantal opmerkingen gehoord die we ook tijdens de commissie al meermaals hebben mogen aanhoren. Ik wil toch nog even wat dieper ingaan op enkele van die punten, te beginnen met de actieplannen.

 

U weet dat er inderdaad actieplannen op tafel liggen. Sinds ons aantreden in februari 2025 benadrukken wij dat er samenwerking moet zijn tussen onze administraties en het Rekenhof, om de verschillende aandachtspunten die bestaan effectief aan te pakken. Er ligt een actieplan klaar voor de komende periode. We wachten nog op het akkoord van het Rekenhof, zodat we op dat ogenblik samen met hen de prioriteiten kunnen finaliseren.

 

Een van de engagementen die daarin staan, mijnheer Vermeersch, is dat wordt vastgesteld dat veel vorderingen inderdaad al jarenlang openstaan op de balans. We hebben daaromtrent inderdaad een instructie opgemaakt, waarin we aan de administratie vragen om samen met de FOD Financiën te bekijken hoe we dat op een correcte manier kunnen aanpakken en hoe de waardeverminderingen op de fiscale vorderingen kunnen worden berekend en geboekt.

 

U deed enigszins lacherig over het feit of er al dan niet sancties werden uitgesproken, maar drie zinnen later gaf u zelf aan dat er wel degelijk sancties worden uitgesproken. Dank voor de bevestiging dat wij daar effectief stappen in zetten. Wanneer we vaststellen dat er problemen zijn, worden er inderdaad boetes opgelegd, maar ik wil ook meegeven dat wij op een preventieve manier te werk gaan om dat te vermijden. Via het trilaterale overleg met de FOD BOSA en het Rekenhof kunnen onze administraties verbeteringen realiseren om dat op tijd en volledig in te dienen.

 

U hebt gewezen op vijf grote punten, onder andere de betrouwbare rekeningen, het actieplan en de oninbare vorderingen. Ik heb daarnet al gezegd dat dat een heel specifieke opdracht is die in ons actieplan staat. Er worden boetes opgelegd wanneer er een niet-indiening is.

 

Het boekhoudkundig op orde stellen van een aantal specifieke overheidsorganisaties is uiteraard de bevoegdheid van de bevoegde minister, maar we doen dat in nauwe samenwerking met mijn administratie en met de beleidscel van de betrokken minister.

 

Voor alle duidelijkheid, u zegt dat de heilige huisjes niet aangepakt worden. Straks komt nog de beperking in de tijd van de werkloosheids­uitkeringen op tafel. Wat betreft pensioenen, de arbeidsmarkt en vele andere zaken durven we wel heilige huisjes aan te pakken en dat is ook exact wat nodig is om ervoor te zorgen dat we dat tekort onder controle krijgen. We werken uiteraard verder.

 

Dit is de rekening van 2024. Die cijfers zijn nu inderdaad afgeklopt en worden straks ook goedgekeurd. Het belangrijkste werk ligt inderdaad nog op de plank, namelijk werken aan de meerjarenplanning van 2026 tot 2029.

 

20.12  Wouter Vermeersch (VB): We hebben hier weer een staaltje gezien van haantjesgedrag tussen de N-VA en Open Vld, het wedijveren tussen de regering-De Croo en de regering-De Wever, dat uiteindelijk de essentie van het debat verdringt, namelijk de onbetrouwbaarheid van de cijfers en het democratisch probleem dat daarmee gepaard gaat.

 

Mijnheer de minister, ik heb van u dezelfde antwoorden gehoord als in de commissie. Ik hoop alleen dat ik niet zoals bij uw voorgangers, de dames De Bleeker en Bertrand, jaar na jaar dezelfde antwoorden zal krijgen maar dat we hier volgend jaar een debat kunnen voeren over een beleid waarin er effectief vooruitgang is geboekt en waarvan de cijfers betrouwbaar worden. Dat is uw verantwoordelijkheid, bijvoorbeeld ook wat betreft de sanctionering. Ik hoop dat als er de volgende keer 13 rekeningen te laat zijn, u niet slechts één sanctie geeft, maar wel 13. Ik hoop dat u de bevoegdheid die u hebt conform de wetgeving gebruikt en de federale instellingen die vandaag niet in orde zijn allemaal tot de orde roept.

 

We hebben hier een democratisch probleem. We kunnen als parlementsleden niet vertrouwen op die cijfers. Ik denk dat alle collega's daar mea culpa moeten slaan. Ik heb in de afgelopen zeven of acht jaar dat ik parlementslid ben plan na plan gezien, maar geen echte vooruitgang. De situatie is nog altijd even ernstig als onder uw voorgangster, mevrouw Bertrand.

 

Mijnheer de minister, ik roep u op om volgend jaar met andere antwoorden te komen, dan zult u van mij ook een ander betoog horen.

 

20.13  Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ik was echt niet van plan om dit debat te rekken, maar u komt zelf met cijfers. U zegt dat bij ongewijzigd beleid van de Zweedse regering we in 2024 zouden geëindigd zijn op 2,2 % voor entiteit I, terwijl het nu 2,8 % is. U zegt dus dat we slechter hebben gepresteerd dan bij ongewijzigd beleid.

 

Ik heb hier het rapport van het Monitoringcomité van 2020. Daarin staat dat bij ongewijzigd beleid men in 2024 voor entiteit I zou geëindigd zijn op een tekort van 4,56 %. In plaats van een tekort van 4,56 % zijn we geëindigd op een tekort van 2,8 %.

 

Mijnheer Vandeput, de vivaldiregering heeft dus het rotten gestopt. Voilà.

 

Dank u wel.

 

20.14  Alexia Bertrand (Open Vld): Mijnheer de minister, u haalt cijfers aan, maar ik zou graag willen weten waar uw cijfers vandaan komen. Ik kijk naar de cijfers van het Monitoringcomité, naar de meerjarenraming voor 2021-2024. Die cijfers dateren van juli 2020. De vivaldiregering is gevormd in oktober 2020. Waar hebt u uw cijfers vandaan gehaald? Van welk Monitoringcomité? Dat antwoord wil ik nu horen, want het klopt gewoon niet. De heer Vanbesien heeft gelijk, het zou 4,6 % zijn en zeker niet 2,2 %. Uit welk verslag, van welke bron komt dat cijfer?

 

20.15 Minister Vincent Van Peteghem: Het komt van het Monitoringcomité van september 2019.

 

20.16  Alexia Bertrand (Open Vld): Dat is het dus helemaal niet. Dat klopt niet. Er was een jaar voorbijgegaan. De regering begon in oktober. Dit zijn de laatste cijfers. Cijfers van een jaar eerder gebruiken is gewoon te kwader trouw, mijnheer de minister. Ik neem de recentste cijfers, voor de start van de vivaldiregering. Dat is intellectuele eerlijkheid. U neemt de laatste cijfers voor de start van de regering en die waren veel slechter. Het komt u blijkbaar goed uit om die cijfers te nemen, maar zo werkt het niet. Dat was drie maanden voor de vorming van de regering en het Monitoring­comité sprak toen in de meerjarenraming over 4,6 %. Misschien waren de cijfers een jaar eerder beter, maar intussen was de economie verslechterd. Men moet natuurlijk rekening houden met de allerlaatste cijfers.

 

20.17 Minister Vincent Van Peteghem: Ik probeer een eerlijke vergelijking te maken. Het eerste Monitoringcomité na elke verkiezing wordt genomen, namelijk dat van september 2019 en dat van september 2024.

 

Bij ongewijzigd beleid op dat ogenblik bedroeg het saldo in 2024 -2,2 %. Het vorderingensaldo in 2029 volgens het Monitoringcomité van 2024 was -5,8 %. Dat is een faire vergelijking.

 

20.18  Alexia Bertrand (Open Vld): (…).

 

20.19 Minister Vincent Van Peteghem: Waarom zou dat niet fair zijn? Het gaat precies om het eerste Monitoringcomité na de verkiezingen, dat in feite een voortzetting vormt van het voorgaande beleid.

 

20.20  Alexia Bertrand (Open Vld): (…). Dat is de evidentie zelve. U kijkt naar de start van de regering en neemt de meest recente cijfers van net vóór de start.

 

20.21 Minister Vincent Van Peteghem: Het gaat om het ongewijzigde beleid dat zou worden voortgezet. Ik beweer niet dat tussen 2019 en 2020 de ene of de andere verantwoordelijk is. Het gaat om het ongewijzigde beleid dat wordt voortgezet en dat is gebaseerd op het eerste Monitoringcomité na de verkiezingen, dus juni 2019. Wij kijken dus naar september 2019. Daaruit blijkt een vorderingensaldo voor 2024 van -2,2 %.

 

Mijnheer Vanbesien, wij kunnen daarover een andere visie hebben. Dat is mogelijk.

 

20.22  Steven Vandeput (N-VA): Ik wil terugkomen op de rekening. Ze toont aan dat er werk aan de winkel is.

 

Mevrouw Bertrand, inzake het Monitoringcomité was 2019 inderdaad het laatste moment voor ongewijzigd beleid. U weet dat of u weet dat niet, maar de Zweedse coalitie is eigenlijk gevallen in 2018. Het laatste Monitoringcomité dat dus nog kon uitgaan van ongewijzigd Zweeds beleid, is dat van 2019, zoals de minister aanhaalt. Hij verwijst enkel naar de cijfers. De cijfers voor 2020 zijn er gekomen op basis van het vivaldibeleid. Dat is heel duidelijk, heel klaar en heel helder.

 

20.23  Wouter Vermeersch (VB): Collega’s, ik wil u allemaal tot de orde roepen.

 

We hebben hier totaal onbetrouwbare cijfers. We beschikken over het zoveelste vernietigend rapport van het Rekenhof. De verantwoordelijke partijen, hier allemaal aanwezig, zijn nu bezig met een tiktakspel tussen de twee regeringen. Collega Vanbesien waagt het zelfs hier te beweren dat de regering-De Croo het rotten heeft gestopt.

 

Collega’s, bent u niet allen beschaamd? De financiële toestand van het land is dramatisch. De dag waarop de financiële markten tegen België in actie schieten, hebben we een zeer ernstig probleem. U speelt hier in het Parlement voortdurend tiktak tussen twee regeringen. Zou u als partijen niet uw verantwoordelijkheid nemen en ervoor zorgen dat we uit die financiële situatie geraken en, in plaats van het verleden met het heden te vergelijken, naar oplossingen zoeken?

 

20.24  Alexia Bertrand (Open Vld): Mijnheer Vermeersch, bedankt voor uw pogingen als bemiddelaar.

 

Collega’s, we kunnen veel zeggen over de begroting, maar we moeten wel te goeder trouw zijn. Wat betekent dat? Door die cijfers te kiezen, maakt de minister van Begroting abstractie van het feit dat er begin 2020 een coronacrisis was. Deze regering heeft ervoor gekozen om de cijfers nog te updaten, snel in juli, en een meerjarenraming te vragen om te tonen hoe ernstig de situatie was, mede gelet op de defensiecrisis. Mocht de vorige regering dan geen rekening houden met de covidcrisis? De coronapandemie was de grootste crisis die we ooit hebben meegemaakt, die onze economie en bedrijven trof. Alles lag stil. Als we daarmee geen rekening mogen houden in de cijfers voor ongewijzigd beleid, noem ik dat kwade trouw.

 

Ik wil met u veel debatten voeren. Ik heb altijd gezegd dat de begroting beter moest. We zijn geëindigd op 2,8 %. Het voorziene tekort in juli 2020, drie maanden voor de start van de vivaldiregering, was echter 4,6 %. De cijfers die u steeds gebruikt voor vooruitzichten bij ongewijzigd beleid, zijn cijfers van juli, voor de huidige regering dus drie maanden na de start van de regering. Een beetje intellectuele eerlijkheid mag wel worden betracht. Ik ben bereid om die vraag aan het Rekenhof voor te leggen tijdens de begrotings­discussie.

 

We kunnen veel dingen zeggen, maar kwade trouw hoort geen plaats te hebben in het Parlement.

 

Wees eerlijk en start met de juiste cijfers en feiten. Dat is de logica zelve. U mag geen rekening houden met de defensiesituatie als u niet ook de context van de covidcrisis erkent. De gigantische ontkenning daarvan kan niets anders dan kwade trouw zijn.

 

20.25 Minister Vincent Van Peteghem: Mevrouw Bertrand, u verwijt mij kwade trouw. Dat wil ik tegenspreken. Ik heb het voorspelde tekort voor 2024 willen vergelijken met het voorspelde tekort voor 2029 en ik heb daarvoor de naar mijn mening eerlijkste vergelijkingsbasis genomen, namelijk het eerste verslag van het Monitoringcomité na de verkiezingen.

 

In het verslag van Monitoringcomité van 2020, waarnaar u verwijst, staan een aantal andere zaken vermeld, onder andere een overraming van de kosten die betrekking hadden op de covidcrisis. Ik ben daarvan op de hoogte; daarmee heb ik reeds rekening gehouden Ik heb geprobeerd om twee vergelijkingsbasissen te nemen. Op een vergelijkbare manier, in het voorziene tekort van 5,8 % op basis van het verslag van het Monitoringcomité van september 2024 zijn de extra inspanningen voor defensie nog niet inbegrepen. In het nieuwste verslag van het Monitoringcomité, dat een tekort van 5,5 % voorziet, zijn die inspanningen wel inbegrepen. Met inbegrip van die inspanningen wordt toch een tekort van 5,8 % naar 5,5 % gerealiseerd tegen 2029. Die vergelijking wou ik maken.

 

Los daarvan deel ik de mening van onder andere collega Vandeput. Het is positief dat de cijfers van 2024 nu vastliggen. Nu heeft de regering de taak ervoor te zorgen dat het door het Monitoringcomité voorziene tekort voor 2029-2030 daalt. Zo kunnen we effectief toewerken naar een duurzame en gezonde begroting.

 

20.26  Alexia Bertrand (Open Vld): We zullen het debat hier afsluiten, mijnheer de minister.

 

Ik hoor uw standpunt, maar u kunt altijd verschillende vergelijkingspunten kiezen. U hebt natuurlijk het vergelijkingspunt gekozen dat u het best uitkwam, zonder rekening te houden met de covidcrisis. Ik heb daarentegen een vergelijking gemaakt met de situatie net voor de start van de regering. Dat is evident. Mijnheer Vandeput, u hebt voldoende ervaring om te weten dat het logisch is om het begin van de regering als startpunt te nemen. Dat is puur gezond verstand.

 

Ik aanvaard dat wij het debat hier afsluiten. Ik maak een afspraak met u. We zullen naar de rekeningen kijken, niet alleen voor 2025, maar ook voor 2026, 2027, 2028 en vooral 2029, want ik heb gehoord dat u uw eindresultaat in 2030 neerzet, wanneer u er niet meer zult zijn. Ik stel daarom voor dat wij het debat jaar na jaar voeren. 2030 is het jaar na de verkiezingen.

 

20.27  Axel Ronse (N-VA): Dan zullen wij er nog zijn.

 

20.28  Alexia Bertrand (Open Vld): Dat wens ik u met veel plezier toe, mijnheer Ronse, maar niemand weet het. We zullen in een periode van lopende zaken zijn, of misschien is er al een nieuwe regering.

 

Ik stel voor dat we het debat over de rekeningen jaar na jaar in het halfrond voeren, op basis van de echte cijfers. Dan kunnen wij het debat voeren. Nu hebben we een vergelijkingspunt voor 2024. We zullen zien waar u staat in 2025 en 2026, mijnheer de minister, zeker met de kosten van de stilstand, waarbij u zelf erkent dat die de burgers meer dan 1 miljard euro zal kosten.

 

Ik wens u in ieder geval veel succes.

 

Le président: Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

 

De algemene bespreking is gesloten.

La discussion générale est close.

 

Bespreking van de artikelen

Discussion des articles

 

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1038/3)

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (1038/3)

 

Het wetsontwerp telt 15 artikelen.

Le projet de loi compte 15 articles.

 

Er werden geen amendementen ingediend.

Aucun amendement n'a été déposé.

 

De artikelen 1 tot 15 worden artikel per artikel aangenomen.

Les articles 1 à 15 sont adoptés article par article.

 

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel en de bijgevoegde tabellen zal later plaatsvinden.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble et les tableaux annexés aura lieu ultérieurement.

 

21 Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat, met het oog op de gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn (EU) 2024/1265 (1018/1-4)

21 Projet de loi modifiant la loi du 22 mai 2003 portant organisation du budget et de la comptabilité de l'État fédéral, en vue de transposer partiellement la directive (UE) 2024/1265 (1018/1-4)

 

Algemene bespreking

Discussion générale

 

De algemene bespreking is geopend.

La discussion générale est ouverte.

 

Le rapporteur, M. Dieter Vanbesien, renvoie au rapport écrit.

 

21.01  Steven Vandeput (N-VA): Collega’s, mijnheer de minister, ook hierover hebben we een goed debat gehad in de commissie.

 

Ik wil kort herhalen wat voorligt, namelijk het omzetten van een aantal nieuwe Europese begrotingskaders. De nadruk ligt daarbij op wat we de voorbije weken al zo vaak besproken hebben, namelijk de meerjaren­planningen. Sommige collega’s zullen straks zeggen dat Europa zo meer vat krijgt op onze begroting en controle, en daar zijn ze dan principieel tegen, maar in elk begrotingsdebat wordt dan wel 100 keer benadrukt dat Europa dit of dat niet goed zal vinden. Het is dus altijd van twee dingen één.

 

We mogen best kritisch zijn op wat Europa ons voorschrijft. In dit geval kan mijn partij echter zeggen dat, als we er niet in slagen om de zaken hier zelf geregeld te krijgen en maar blijven discussiëren over het aantal jaren van planning en de rapporteringswijze – wat we net hebben besproken –, het misschien goed is om daarin wat meer rechtlijnigheid en duidelijkheid te brengen voor de toekomst. In dat kader is de Europese richtlijn die we nu gaan omzetten net bedoeld om gezonde en vooral duurzame overheidsfinanciën te waarborgen en groei te stimuleren door hervormingen en investeringen.

 

In de commissie zei ik al dat het bijna leek alsof wij het zelf geschreven hadden, alsof het rechtstreeks uit het programma van de N-VA kwam.  We steunen dit dan ook, net door die inzet en insteek. We moeten evolueren naar een duurzaam financieel kader dat groei bevordert en onze financiën voor de toekomst verzekert.

 

Er worden met deze wet ook enkele zaken geregeld, zoals de manier van rapporteren, die iets eenvoudiger wordt gemaakt. Daarnaast komt er een onafhankelijke operator.  Daarover heb ik toch nog een vraag voor u, mijnheer de minister. U hebt in de commissie duidelijkheid geschept over de rol van het Instituut voor de Nationale Rekeningen. Die rol moet echter gestoeld zijn op een samenwerkingsakkoord. U gaf toen aan dat we voor het einde van dit jaar zo’n akkoord met de gemeenschappen en gewesten willen bereiken voor de omzetting van de regel. Kunt u aangeven hoe ver u staat met dat samenwerkingsakkoord? Dat is louter een informatieve vraag, maar we schuiven op in het jaar, dus het is belangrijk dat dit in orde komt.

 

Wij hebben immers twee bedenkingen bij deze wet geformuleerd. Ten eerste, u weet dat we over de klimaatrisico's een amendement hebben goedgekeurd, waarbij ik duidelijk heb aangegeven dat de essentie moet liggen op het duurzame financiële kader, eerder dan in klimaathysterie te vervallen. Ten tweede zullen wij waken over de autonomie van de gemeenschappen en gewesten zoals die in dit land bestaat; dat is voor ons een heilig principe. In dat kader zullen wij er ook op toezien dat hun rechten worden erkend, hetgeen overigens – en dan kunt u me uitschrijven van de sprekerslijst – zal voorkomen in de volgende wet die we hier zullen bespreken.

 

Tot daar mijn tussenkomst, mijnheer de voorzitter.

 

Ik heb dus slechts één korte vraag aan de minister: hoe ver staat het met de operator en het samenwerkingsakkoord?

 

21.02  Wouter Vermeersch (VB): Inderdaad, mijnheer Vandeput, u hebt gelijk. Dit wetsontwerp wordt verkocht als een zuiver technische omzetting van een Europese richtlijn. Achter die techniciteit schuilt echter een duidelijke politieke keuze: meer Europese inmenging en minder transparantie over de kwetsbaarheid van onze eigen begroting.

 

Zoals u weet sukkelt België richting het grootste tekort van Europa. Entiteit I ontspoort, de schuldgraad blijft stijgen, de rentelasten zijn geëxplodeerd tot bijna 14 miljard euro eind vorig jaar en zijn op weg naar meer dan 20 miljard euro tegen het einde van de legislatuur. Er ontwikkelt zich een rentesneeuwbal die langzaam op gang komt, onze begroting verplettert en uiteindelijk de Vlaming de rekening zal presenteren.

 

En wat doet u met dit wetsontwerp? U schrapt het enige instrument dat nog een echte stresstest bood: de wettelijke verplichting tot gevoeligheids­analyses in de algemene toelichting. Er zijn geen wettelijke rentegroei- of saldosimulaties meer en geen verplichte stresstest van entiteit I en de gezamenlijke overheid. U haalt artikel 46, eerste lid, 6°, uit de wet. Dat is geen technische aanpassing, collega’s. Dat is een politieke beslissing voor minder risicobewustzijn; minder verantwoording, terwijl de begroting kwetsbaarder is dan ooit.

 

Mijnheer de minister, u antwoordde in de commissie op mijn vragen dat u deze analyses toch zult blijven opnemen. Wel, als u dat echt van plan bent, waarom durft u de wettelijke garantie die vandaag bestaat niet te behouden? Vandaag is het een plicht, maar morgen wordt het dus een gunst van de minister. We weten allemaal hoe snel zulke goede voornemens verdwijnen als het politiek plots niet meer goed uitkomt. Als u voor één keer aan goldplating wilt doen, was het vandaag uw moment.

 

Tweede punt, de verplichte vergelijking met de ramingen van de Europese Commissie. Voortaan worden onze macro-economische en budgettaire prognoses expliciet naast die van de Commissie gelegd en enkel indien passend met die van andere instellingen.

 

Dat lijkt onschuldig, maar het past in een bredere trend. Stap voor stap wordt het Belgische begrotingsbeleid onder Europees toezicht geplaatst, terwijl u tegelijkertijd pronkt met hervormingsfederalisme en zogenaamde responsabilisering. Wie beschouwt u dan als die andere onafhankelijke instelling? Het Planbureau? De Nationale Bank? De Hoge Raad voor Financiën? Bestaat er een protocol voor wanneer de cijfers afwijken van de Europese? Of kiest de regering gewoon de raming die het beste in de powerpointvoorstelling past? Zonder duidelijke spelregels is de verleiding tot cherrypicking groot en brokkelt de geloofwaardigheid van de begroting steeds verder af.

 

Derde punt, de schrapping van de maandelijkse onlinepublicatieverplichting. Vandaag moeten kas- en boekhoudkundige gegevens van alle subsectoren maandelijks op een website gepubliceerd worden. Die verplichting verdwijnt en wordt vervangen door een trimestriële overdracht aan een operator in een samenwerkingsakkoord. De Europese richtlijn verbiedt nergens die gegevens openbaar te blijven maken. Waarom kiest u dan voor minder open data, minder controle door het Parlement, minder controle door het publiek, minder controle door de burger?

 

Tot slot wordt het verantwoordingsniveau verlaagd. Waar nu elke wijziging of afwijking ten aanzien van de prognoses moet worden toegelicht, zullen morgen enkel aanzienlijke verschillen gemotiveerd moeten worden. En wie bepaalt dan wat aanzienlijk is, mijnheer de minister? U doet dat, mijnheer de minister.

 

Een land met een torenhoge schuld en met oplopende rentelasten kan zich geen begroting op automatische piloot veroorloven. Als u dit echt een stap naar gezondere en meer duurzame overheidsfinanciën zou willen noemen, dan verwachten wij minstens van u drie engagementen. Ten eerste, het behoud van de gevoeligheids­analyses in de wet en niet enkel een vrijblijvende toelichting. Ten tweede, een duidelijk protocol tegen cherrypicking tussen ramingen, met verplicht gebruik van minstens een nationale onafhankelijke instelling. En, ten derde, een expliciete online publicatieverplichting voor alle begrotingsdata, minstens op hetzelfde niveau als vandaag. Zonder die waarborgen is dit geen technische omzetting, maar een afbouw van de verdere parlementaire controle.

 

Daarom zal de Vlaams Belangfractie ook dit wetsontwerp niet steunen.

 

21.03  Dieter Vanbesien (Ecolo-Groen): Collega's, zoals hier al werd gezegd, is dit een vrij getrouwe omzetting van een aantal elementen van een Europese richtlijn. Het gaat hier vooral over rapportering. Bij de bespreking van het vorige wetsontwerp over de rekeningen van de overheid was er veel kritiek op de slechte kwaliteit van de rapportering. Een goede rapportering is immers belangrijk voor het controlewerk dat het Parlement moet doen.

 

Een van de zaken die hier nu worden aangepast, is dat vanaf nu de meerjarige begrotingsplanning van ons land onder andere het volgende moet bevatten – ik citeer: "Een beoordeling van de wijze waarop de voorgenomen beleidsmaatregelen in het licht van hun rechtstreekse middellange en langetermijngevolgen voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en duurzame en inclusieve groei op middellange en lange termijn zouden kunnen beïnvloeden. De beoordeling houdt, voor zover mogelijk, rekening met de macrobudgettaire risico's van klimaatverandering en de milieu- en verdelingseffecten daarvan."

 

Mijnheer Vandeput, ik ben blij dat u hier vandaag hebt herhaald dat dit zomaar uit het programma van de N-VA had kunnen komen. We gaan nog goede vrienden worden. In de commissie heb ik wel gezegd dat de woorden 'voor zover mogelijk' gevaarlijke woorden zijn in een wet. Wat betekent dat precies? Welke juridische betekenis heeft dat precies?

 

Collega's, het zal in elk geval zaak zijn om die woorden bij een toekomstige meerjarige begrotingsplanning niet te nauw te interpreteren, zodat de Kamer de risico’s correct zal kunnen inschatten. Hoe beter de risico’s worden ingeschat, hoe correcter de langetermijnprognoses zullen zijn. Wij kunnen het ons niet permitteren om de ogen daarvoor te sluiten.

 

Het Planbureau heeft recent een rapport opgesteld met als titel Fysieke gevolgen van klimaatverandering – de voorlopige raming van de macrobudgettaire kosten voor België. Mijnheer de minister, mijn goede collega, mevrouw Tinne Van der Straeten, heeft het daarover al gehad met u tijdens de plenaire vergadering van 25 september 2025. Het gaat om vele miljarden euro economische schade, elk jaar opnieuw. Het Planbureau berekende dat de klimaatverandering de economische activiteit in België jaarlijks tussen 2,8 % en 5 % van het bruto binnenlands product zal kosten tegen 2050. Dat zou ook de houdbaarheid van de overheidsschuld onder druk zetten aangezien die schuld met 15 procentpunten van het bbp zou stijgen. De budgettaire inspanning om die impact op te vangen, varieert van 0,7 tot 1,4 % van het bbp. De onderzoekers die dat rapport hebben opgesteld, beschouwen de cijfers die daarin worden voorgesteld veeleer als de ondergrens van de mogelijke impact.

 

De heer Baudouin Regout, commissaris bij het Federaal Planbureau, verklaarde het volgende: "De studie toont aan dat de klimaatopwarming en klimaatrampen de komende jaren enorme kosten zouden kunnen hebben voor de Belgische economie en de overheidsfinanciën, indien er geen bijkomende maatregelen worden genomen. De budgettaire inspanning is vergelijkbaar met die van de vergrijzingskosten en de verhoging van de defensie-uitgaven. Het roept de vraag op welke maatregelen de overheid vandaag al kan nemen om deze risico’s te beperken en de kosten in te dijken."

 

Collega's, het is dus heel duidelijk dat een correcte inschatting van de budgettaire impact van de klimaatverandering ernstig moet worden genomen. Het is heel goed dat die inschatting deel zal uitmaken van een meerjarenbegroting.

 

Mijnheer de minister, de regering is dezer dagen bezig met de opmaak en bespreking van de meerjarenbegroting. Hopelijk worden die gesprekken zo snel mogelijk hervat. De eerste minister heeft daarnet verklaard dat ze in het geheim al aan de gang zijn, wat goed nieuws is. Ik ga er dan ook van uit dat de kwestie mee op tafel ligt, zodat de structurele dreiging van klimaatverandering voor de overheidsfinanciën wordt gemitigeerd. Er resten nog 43 dagen tot de federale begroting klaar zal zijn. Wij zullen grondig onderzoeken welke maatregelen daarin zullen worden opgenomen om het financiële risico van de klimaatverandering in te dijken.

 

Mijnheer de minister, ik reken op u om ervoor te zorgen dat dit aspect niet vergeten wordt bij de opmaak van de begroting. Het is immers niet door de kop in het zand te steken dat het risico verdwijnt.

 

21.04 Minister Vincent Van Peteghem: Collega’s, veel van de gestelde vragen werden ook in de commissie al gesteld. Toch wil ik nog een aantal heel korte aanvullingen geven.

 

Het samenwerkingsakkoord staat op de agenda van het volgende Overlegcomité. Op technisch niveau is er al veel werk geleverd en alle vertalingen zijn in orde. Dat neemt echter niet weg dat we tot een akkoord moeten komen over hoe de uitgavennorm, die we als lidstaat opgelegd krijgen, verdeeld kan worden tussen de verschillende entiteiten en hoe we tot een bindende begrotingscoördinatie kunnen komen. Dit vraagt een omslag in de manier waarop we naar de begrotingen kijken. Het vereist ook een omslag in hoe we afspraken maken met elkaar om uiteindelijk de rapportering aan Europa te doen over hoe lidstaat België het begrotingsbeleid voert. Dat zal een inspanning van ons allemaal vragen, maar het is noodzakelijk. Verschillende rapporten van ratingbureaus vermelden dat een van de belangrijke voorwaarden is dat we afspraken maken met elkaar, tussen de verschillende entiteiten, over hoe die coördinatie georganiseerd kan worden.

 

Dan kom ik aan de specifieke punten die nog zijn aangebracht. Met betrekking tot de sensitiviteitsanalyses, we hebben de verwijzing verwijderd naar de oude tekst, waarin stond dat deze sensitiviteitsanalyses gemaakt moesten worden, aangezien dit niet meer van toepassing is. Hiermee trachten we verwarring te vermijden. Enerzijds haalt u terecht aan dat dit goldplating is als het al dan niet zou moeten. Anderzijds ben ik verrast, vermits u doorgaans tegen goldplating pleit en het nu deze ene keer echt wel wilt. Om duidelijk te zijn, in recente rapporten, onder andere van het Monitoringcomité, worden de sensitiviteitsanalyses nog altijd opgenomen. Het is onze bedoeling dat zo te houden.

                                                                                                                           

Wat de cherrypicking betreft, hebben we in de commissie al aangegeven dat het mogelijk is om een andere raming te hanteren dan die van de Europese Commissie, bijvoorbeeld indien er een recentere raming beschikbaar is van een andere instelling, zoals het IMF. Er zijn dus inderdaad openingen, maar de cijfers en ramingen die gebruikt zullen worden, blijven in principe degene die we altijd hanteren.

 

Wat de mindere controle betreft, mijnheer Vermeersch, het nieuw begrotingskader brengt natuurlijk een aantal bijkomende lasten voor de administratie met zich mee. Daarom is ervoor gekozen om geen maandelijkse publicatie­verplichting in te voeren. We kunnen echter op trimestriële basis een zeer stabiel zicht bieden op de werkelijke evolutie van de begroting.

 

Mijnheer Vanbesien, op de klimaatrapportering ben ik in de commissie al uitgebreid ingegaan. Ik begrijp uiteraard uw bezorgdheden. Ik heb in de plenaire vergadering daarover ook al vragen van uw collega, mevrouw Van der Straeten, beantwoord.

 

Los van de technische omzetting van die regels, die uiteraard in onze wetgeving moeten worden opgenomen, kunnen we nu werken binnen dat kader van nieuwe Europese regels, met het economic governance framework, dat op Europees niveau is vastgesteld. Dat geeft ons de kans om op middellange termijn naar onze begroting te kijken. Dat is een van de nieuwe elementen die we in de huidige begrotingsbesprekingen voor het eerst sinds heel lange tijd toepassen. We kijken dus niet alleen naar de begroting van volgend jaar, maar ook naar hoe de begroting op middellange termijn kan en moet evolueren en welke hervormingen daaraan gekoppeld moeten worden.

 

21.05  Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, het is duidelijk dat u met uw regering kiest voor meer Europese inmenging en minder transparantie inzake de kwetsbaarheid van onze eigen begroting. U herhaalt dat u zeker niet minder transparant wilt zijn en dat u de gevoeligheids­analyses toch zult blijft opnemen. Dat is net het probleem, aangezien u met voorliggend wetsontwerp aan ons vraagt om een sprong in het duister te maken. U schrapt de wettelijke plicht en vraagt het Parlement om te vertrouwen op uw goede wil en die van uw opvolger. Dat is geen begrotingsbeleid, dat is hopen dat het goed komt.

 

Kijk naar de recente rapporten van het Monitoringcomité, het Federaal Planbureau en de Nationale Bank. Allemaal slaan zij alarm over de houdbaarheid van de Belgische financiën en de rentelast. In die context knipt u precies in die stresstesten en de online transparantie. Tegelijk wordt wel in detail vastgelegd hoe we Europese ramingen als maatstaf moeten gebruiken en hoe macrobudgettaire risico's van klimaatverandering moeten worden uitgelegd.

 

Klimaatrapportering is voor het Vlaams Belang zeer eenvoudig. De rentesneeuwbal vormt vandaag een veel grotere onmiddellijke bedreiging voor onze welvaart dan de stijgende zeespiegel. Wie die risico's niet doorrekent, loopt blind de financiële storm in.

 

U hebt vandaag opnieuw geweigerd om harde wettelijke garanties te geven. Daarom blijven wij bij ons standpunt dat dit wetsontwerp de transparantie vermindert en de parlementaire controle uiteindelijk uitholt.

 

De Vlaams Belangfractie stemt daarom ook zeer duidelijk tegen.

 

De voorzitter: Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

 

De algemene bespreking is gesloten.

La discussion générale est close.

 

Bespreking van de artikelen

Discussion des articles

 

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1018/4)

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (1018/4)

 

Het wetsontwerp telt 7 artikelen.

Le projet de loi compte 7 articles.

 

Er werden geen amendementen ingediend.

Aucun amendement n'a été déposé.

 

De artikelen 1 tot 7 worden artikel per artikel aangenomen.

Les articles 1 à 7 sont adoptés article par article.

 

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

 

22 Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, met het oog op de gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn (EU) 2024/1265 (1055/1-4)

22 Projet de loi modifiant la loi du 16 mai 2003 fixant les dispositions générales applicables aux budgets, au contrôle des subventions et à la comptabilité des communautés et des régions, ainsi qu'à l'organisation du contrôle de la Cour des comptes, en vue de transposer partiellement la directive (UE) 2024/1265 (1055/1-4)

 

Algemene bespreking

Discussion générale

 

De algemene bespreking is geopend.

La discussion générale est ouverte.

 

22.01  Wouter Vermeersch, rapporteur: Ik verwijs naar het schriftelijk verslag.

 

Le président: Vu que M. Vandeput ne souhaite plus prendre la parole, je donne la parole à M. Vermeersch.

 

22.02  Wouter Vermeersch (VB): Collega’s, het valt mij toch op dat ik de enige ben die hierover tussenkom, terwijl dit specifiek raakt aan de gemeenschappen en de gewesten. Ook dit wetsontwerp wordt voorgesteld als een louter technische omzetting – wat terminologie, wat rapporteringsregels, wat gevoeligheidsanalyses die verdwijnen; niets om zich zorgen over te maken, denkt men bij de meeste partijen.

 

Wie de tekst leest, ziet echter een andere realiteit. Het nieuwe Europese begrotingskader nestelt zich diep in de interne architectuur van onze gemeenschappen en gewesten. Concreet worden de gewesten en gemeenschappen, dus ook Vlaanderen, verplicht om elk trimester zeer gedetailleerde gegevens aan te leveren binnen een Europese consolidatieparameter. Dit gebeurt niet langer in functie van hun eigen democratisch parlement, maar in functie van een uitgaventraject dat op Europees niveau is vastgelegd en federaal wordt gecoördineerd. Mijnheer de minister, u noemde dat "versterkte samenwerking". In de praktijk betekent dit echter opnieuw meer rapportering, meer controlelagen en geen millimeter extra beleidsruimte voor Vlaanderen.

 

De N-VA komt op dit punt zelfs niet meer tussen, maar wij van het Vlaams Belang, als Vlaams-nationalisten, maken hier wél een punt van. Vlaanderen heeft een eigen democratisch mandaat en moet op begrotingsvlak zijn eigen keuzes kunnen maken.

 

Kunt u, mijnheer de minister, zwart op wit aangeven waar in deze tekst de beleidsvrijheid van de gewesten wordt beschermd? Waar staat dat Vlaanderen, indien het de uitgavennorm anders wil invullen, daarvoor de ruimte behoudt en niet zal worden teruggefloten in het kader van de zogenaamde coördinatie?

 

Bovendien wordt er een nieuwe operator ingevoerd, aangeduid via zogenaamde samenwerkingsakkoorden. Collega’s van de N-VA, we weten allemaal hoe stroef en conflictueus die samenwerkingsakkoorden in België tot stand komen. Wie controleert straks die operator? Hoe wordt de bevoegdheidsverdeling bewaakt? Hebben de gewesten inspraak in de organisatie en transparantie van die structuur? Of krijgen we gewoon een federale coördinatielaag boven op een al log en complex systeem?

 

Daarnaast is er de ideologische lading van het gewijzigde artikel 16/12. Beleidsmaatregelen moeten voortaan expliciet worden beoordeeld op hun bijdrage aan "duurzame en inclusieve groei" en de "macro-budgettaire risico's van klimaatverandering". Collega Vanbesien zal dit graag horen, maar hij heeft ondertussen de zaal verlaten. Dat klinkt mooi, maar het blijft vaag en vooral politiek geladen. Wat betekent dat concreet in de Belgische context? Worden klassieke kerntaken, zoals veiligheid, justitie en infrastructuur, straks onderaan de prioriteitenlijst geplaatst omdat ze niet netjes in de groene woordenschat passen?

 

Opvallend is ook de technische inconsistentie van het federale wetsontwerp. Bij de gewesten blijft de meldings- en motiveringsplicht voor elke afwijking van de relevante prognoses overeind, terwijl u die op federaal niveau afzwakt tot enkel aanzienlijke verschillen. Met andere woorden, van de deelstaten eist u meer uitleg, voor uzelf legt u de lat lager. Hoe verantwoordt u dat, mijnheer de minister?

 

Ten slotte ontbreekt elke evaluatiebepaling. De Raad van State heeft dat ook expliciet aangestipt. U legt nieuwe administratieve lasten op aan de verschillende bestuursniveaus, maar u voorziet nergens dat binnen de vijf jaar eens grondig zal worden geëvalueerd hoe dat uitwerkt op het vlak van nut, kostprijs en impact. Bent u bang dat zou blijken dat dat vooral 'papierenberg-werk' is, zonder echte meerwaarde voor de begrotingsdiscipline?

 

Mijnheer de minister, het is dus geen neutrale omzetting. Opnieuw niet. Het is opnieuw een stap in de uitholling van de Vlaamse begrotings­autonomie via wat u, en uw regering trouwens ook, samenwerkingsfederalisme noemt, maar wat in de praktijk vooral een blokkering en 'factuurdoorschuiving' oplevert. We hebben dat recent, op basis van een schriftelijke vraag van mij, nog vastgesteld: in dit land worden op dit moment voor ruim 5 miljard euro aan facturen heen en weer geschoven tussen het federale niveau, de gewesten en de gemeenschappen.

 

De Vlaams Belangfractie roept u op om allereerst expliciet te verankeren dat de rapporterings­verplichtingen de begrotingsautonomie van de gewesten niet beperken; ten tweede, om een echte evaluatieclausule in te schrijven met een rol voor het Rekenhof; en, ten derde, om de ideologische terminologie te schrappen, zeker die rond de klimaatverandering en terug te keren naar heldere budgettaire begrippen. Zolang dat niet gebeurt, zullen wij het wetsontwerp verwerpen.

 

22.03 Minister Vincent Van Peteghem: Ik begrijp u toch niet goed, mijnheer Vermeersch. We gaan er toch van uit dat iedere regio of elk gewest en elke gemeenschap, voor zijn eigen deur moet vegen? Dat is toch het uitgangspunt van de afspraken die we maken?

 

We weten natuurlijk dat wanneer we rapporteren we altijd met de gezamenlijke overheid te maken hebben. Het gaat immers over al onze tekorten samen, die vervolgens aan Europa worden doorgegeven. We hebben nu echter een nieuwe manier van berekenen en een nieuwe manier om controle uit te voeren, namelijk de uitgavennorm. Die uitgavennorm wordt opgelegd aan de gezamenlijke overheid en vervolgens toegewezen aan de verschillende gewesten, gemeenschappen en de federale overheid. Zo weet iedereen wat hij precies moet doen. Dat is een zeer logisch principe, want zo weet iedereen welke inspanningen hij moet leveren. Ik vind het dan ook niet meer dan logisch dat elke entiteit haar bijdrage levert. Het feit dat we nu vereisen dat een bepaalde regel door elk van die entiteiten wordt nageleefd, beperkt volgens mij de beleidsvrijheid niet. Het stelt elke entiteit en regio wel voor haar verantwoordelijkheid.

 

Hoe en op welke manier die begrotingscoördinatie precies zal gebeuren, zal natuurlijk moeten worden vastgelegd in dat samenwerkingsakkoord. Daarnaar verwees ik daarnet ook. Dat ligt nu voor in het Overlegcomité. Wanneer de werkgroepen daar aan de slag gaan met de begrotings­coördinatie, zullen zij de nodige aanbevelingen moeten kunnen formuleren, die we dan ook zullen meenemen naar het Europese niveau.

 

22.04  Wouter Vermeersch (VB): Mijnheer de minister, ik heb u een aantal duidelijke vragen gesteld die u niet beantwoord hebt. Ik herhaal ze.

 

Kunt u zwart op wit aanwijzen waar in deze tekst de beleidsvrijheid voor de gewesten beschermd en gevrijwaard wordt? Waar staat dat Vlaanderen, als het de uitgavennorm anders zou willen invullen, niet teruggefloten kan worden onder de noemer coördinatie? Bovendien wordt er een nieuwe operator ingevoerd, aangeduid via samenwerkings­akkoorden. Ik zei het al en u moet het telkens toegeven in de commissie: die samenwerkings­akkoorden komen helemaal niet tot stand. De meer dan 5 miljard euro aan facturen die wordt doorgeschoven tussen de gewesten en het federale niveau vormen daarvan het beste voorbeeld.

 

Ik vroeg u hoe die bevoegdheidsverdeling bewaakt wordt. Hebben de gewesten inspraak in de organisatie en de transparantie van de structuur of krijgen we een federale coördinatielaag boven op een al log en complex systeem? Wij zijn heel duidelijk. Wat wij zien in het wetsontwerp dat hier voorligt, is dat dit wetsontwerp een nieuwe federale en Europese laag legt boven op het Vlaamse begrotingsbeleid, zonder enige waarborg voor onze eigen beleidsruimte.

 

Wij stemmen vandaag tegen. Wij blijven pleiten voor echte Vlaamse budgettaire autonomie, niet voor samenwerkingsconstructies die vooral dienen om de rekening van het Belgische wanbeleid verder door te schuiven naar Vlaanderen. Iedere specialist die zich vandaag buigt over de begrotingsknoop in dit land moet uiteindelijk tot de conclusie komen dat die enkel ontward kan worden als we ook de discussie over de bevoegdheids­verdeling in dit land eindelijk voeren. Als men de begrotingsknoop wil oplossen, moet men ook de bevoegdheden verdelen. Wat ons betreft, zoveel mogelijk bevoegdheden naar Vlaanderen. Wat ons betreft, zelfs alle bevoegdheden naar Vlaanderen.

 

De voorzitter: Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

 

De algemene bespreking is gesloten.

La discussion générale est close.

 

Bespreking van de artikelen

Discussion des articles

 

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1055/4)

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (1055/4)

 

Het wetsontwerp telt 7 artikelen.

Le projet de loi compte 7 articles.

 

Er werden geen amendementen ingediend.

Aucun amendement n'a été déposé.

 

De artikelen 1 tot 7 worden artikel per artikel aangenomen.

Les articles 1 à 7 sont adoptés article par article.

 

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

 

23 Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 16 maart 1994 betreffende het statuut en de bezoldiging van het onderwijzend personeel van de Koninklijke Militaire School (991/1-3)

23 Projet de loi modifiant la loi du 16 mars 1994 relative au statut et aux rétributions du personnel enseignant de l'École royale militaire (991/1-3)

 

Algemene bespreking

Discussion générale

 

De algemene bespreking is geopend.

La discussion générale est ouverte.

 

Les rapporteurs, Mmes Charlotte Deborsu et Annick Ponthier, renvoient au rapport écrit.

 

Vraagt iemand het woord? (Nee)

Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)

 

Le président: Personne ne souhaite intervenir.

 

Monsieur le ministre, vous ne devez répondre à personne.

 

23.01 Minister Theo Francken: Ik ben heel tevreden met de algemene consensus over de wetsontwerpen die ik indien in de Kamer.

 

Le président: De algemene bespreking is gesloten.

La discussion générale est close.

 

Bespreking van de artikelen

Discussion des articles

 

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (991/3)

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (991/3)

 

Het wetsontwerp telt 9 artikelen.

Le projet de loi compte 9 articles.

 

Er werden geen amendementen ingediend.

Aucun amendement n'a été déposé.

 

De artikelen 1 tot 9 worden artikel per artikel aangenomen.

Les articles 1 à 9 sont adoptés article par article.

 

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

 

24 Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 15 mei 2007 tot erkenning en bescherming van het beroep van auto-expert en tot oprichting van een Instituut van de auto-experts (I) (946/1-6)

- Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 15 mei 2007 tot erkenning en bescherming van het beroep van auto-expert en tot oprichting van een Instituut van de auto-experts voor wat betreft het beroep tegen de verkiezings­resultaten (II) (947/1-5)

24 Projet de loi modifiant la loi du 15 mai 2007 relative à la reconnaissance et à la protection de la profession d'expert en automobiles et créant un Institut des experts en automobiles (I) (946/1-6)

- Projet de loi modifiant la loi du 15 mai 2007 relative à la reconnaissance et à la protection de la profession d'expert en automobiles et créant un Institut des experts en automobiles en ce qui concerne le recours contre le résultat des élections (II) (947/1-5)

 

Algemene bespreking

Discussion générale

 

De algemene bespreking is geopend.

La discussion générale est ouverte.

 

Ik stel u voor een enkele bespreking aan deze twee wetsontwerpen te wijden. (Instemming)

Je vous propose de consacrer une seule discussion à ces deux projets de loi. (Assentiment)

 

24.01  Barbara Pas (VB): Mijnheer de voorzitter, ik wil u vragen om ervoor te zorgen dat er een minister aanwezig is tijdens de bespreking van het wetsontwerp.

 

Le président: Le ministre Clarinval est présent.

 

La parole est à M. Van Lommel.

 

24.02  Reccino Van Lommel (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dat wetgeving evolueert is nodig. Dat is ook de reden waarom we in dit Parlement zetelen. Een nieuwe evolutie betreft bijvoorbeeld de nieuwe gemotoriseerde voertuigen, zoals speedpedelecs. Dat moet ook worden geregeld in de wetgeving.

 

Daarnaast wordt het Instituut van de Auto-Experts vereenvoudigd, al zien wij natuurlijk veel liever minder dergelijke Belgische instellingen omdat wij van mening zijn dat beroepsfederaties zoveel mogelijk via de gewesten geregeld moeten zijn. Gelukkig is er nog één partij die daarvoor blijft opkomen; maar dat terzijde.

 

Er is echter ook een evolutie die we vaker zien, maar die toch minder interessant is, namelijk dat de toegang tot beroepen wordt vereenvoudigd. We hebben in het verleden al vaak gezien dat de toegang tot beroepen vereenvoudigen niet altijd zorgt voor de nodige meerwaarde. In het specifieke geval van de auto-experts zien we dat er nu toegang zal zijn op basis van beroepservaring, maar ook dat de diplomavereisten worden versoepeld. Het spreekt voor zich dat expertise technische en juridische kennis vereist. Wanneer auto-experts advies moeten uitbrengen, moet die technische en juridische kennis te allen tijde gewaarborgd zijn en blijven en moeten kwaliteit en betrouwbaarheid daarbij ook voorop blijven staan. Het oordeelkundig advies van de auto-experts is belangrijk, want op het einde van de rit maken zij hun rapport over aan de verzekerings­maatschappijen, maar ook aan rechtbanken, klanten, consumenten en bedrijven. Als de kwaliteit zou dalen of niet meer gegarandeerd zou zijn, dan kunnen de consumenten potentieel benadeeld worden.

 

Daarnaast voorziet het wetsontwerp in een uitbreiding naar buitenlandse spelers, wat kan leiden tot meer concurrentie. In bepaalde gevallen is meer concurrentie een goede zaak, maar dit kan ook oneerlijke concurrentie in de hand werken, ten nadele van de eigen experts.

 

Ik blijf ook bezorgd over de kwaliteit. We beschikken over zeer specifieke juridische kennis en hanteren een eigen manier van werken in ons land. Ik vraag mij dan ook af in welke mate dat te allen tijde gegarandeerd kan blijven.

 

Opvallend is ook dat uit de legistieke nota blijkt – er wordt altijd vreemd opgekeken wanneer we een tweede lezing vragen – dat de wetgever een evenredigheidsbeoordeling moest uitvoeren, terwijl dat blijkbaar nergens terug te vinden was.

 

Tot slot wil ik wijzen op de keerzijde van de medaille bij het beroep dat elke kiezer kan indienen bij de Raad van State. Dat beroep moet ingediend worden binnen de acht dagen, waarna de uitspraak zal volgen binnen zestig dagen. Ik noem dat de keerzijde van de medaille aangezien de indiener naar mijn mening beperkt is in de mogelijkheid om een grondig en effectief bezwaar voor te bereiden. Snelheid boven zorgvuldigheid plaatsen kan nooit een goede zaak zijn, mijnheer de minister.

 

Beide wetsontwerpen hebben goede en minder goede kanten, die ik zonet heb belicht. De argumentatie volstaat voor de Vlaams Belangfractie om zich straks te onthouden bij de stemming erover.

 

24.03  Annik Van den Bosch (PVDA-PTB): Beste collega's, voorliggend wetsontwerp over de auto-experten is op zich een stap vooruit.

 

Het beroep wordt eindelijk gemoderniseerd, toegankelijker gemaakt en beter afgestemd op de realiteit van vandaag. Mensen met praktijkervaring krijgen nu ook de kans om erkend te worden als auto-expert, wat wij belangrijk vinden. Niet iedereen die vakkennis heeft, beschikt ook over het juiste diploma. Het is hoog tijd dat ervaring ook meetelt en dat mensen die jarenlang op het terrein gewerkt hebben, hun plaats kunnen opeisen in gereguleerde beroepen. Ook het feit dat nieuwe voertuigen, bijvoorbeeld speedpedelecs, voortaan onder de regelgeving vallen, is logisch. De wet moet mee evolueren met de technologie, zeker wanneer het gaat om verkeersveiligheid en transparantie.

 

Daarnaast wordt de werking van het Instituut van de Auto-Experts hervormd. De werking wordt transparanter en dat is nodig. Als we immers willen dat mensen vertrouwen hebben in het beroep, moet er duidelijkheid en rechtvaardigheid zijn.

 

Collega’s, er blijft echter een groot gemis in voorliggend wetsontwerp. Iedereen weet dat de meeste auto-experts in de praktijk voor verzekeringsmaatschappijen werken en dat daar vandaag iets grondig fout loopt. Uit een recente reportage in Humo van 22 april 2025 en uit signalen van de Ombudsman van de Verzekeringen blijkt dat veel experts onder druk worden gezet om schade lager in te schatten dan ze in werkelijkheid is. Wie wint daarbij? De verzekeraars. Wie verliest? Dat zijn de slachtoffers van ongevallen, gewone mensen, automobilisten en fietsers, die niet krijgen waar zij recht op hebben. Dat is geen detail, want de geloofwaardigheid van het hele beroep hangt af van de onafhankelijkheid.

 

Daarom heeft de PVDA een amendement ingediend, precies om te verankeren dat de auto-expert onafhankelijk moet kunnen werken, vrij van druk of chantage door verzekerings­maatschappijen, en dat wie druk uitoefent ook kan worden gesanctioneerd. Zoals een arts aangesteld door de rechtbank onafhankelijk moet kunnen oordelen, moet ook de auto-expert objectief kunnen werken. Zonder garanties van onafhankelijkheid blijft het risico immers bestaan dat de commerciële logica van de verzekeraars zwaarder weegt dan het recht van de slachtoffers.

 

Wij hebben bovendien een tweede amendement ingediend om meer rechtvaardigheid te brengen in de bijdragen aan het instituut. Vandaag moet elke expert bijdragen betalen, ook wie tijdelijk niet kan werken door ziekte, ongeval of familiale omstandigheden. Dat is niet correct. Wie ziek is, mag niet gestraft worden met financiële verplichtingen. Ons voorstel bepaalt dat het instituut in dergelijke omstandigheden een vrijstelling kan verlenen. Dat is een klein maar rechtvaardig gebaar voor mensen die in moeilijkheden verkeren.

 

Voorliggend wetsontwerp bevat goede elementen, maar schiet tekort. Met onze amendementen willen we de wet verbeteren en ervoor zorgen dat ze echt werkt voor de mensen en niet voor de belangen van enkelen. Daarom zullen wij het voorstel, met onze verbeteringen erbij, steunen. We blijven dus pleiten voor een sterk, onafhankelijk en menselijk statuut voor de auto-experts. Uiteindelijk gaat het immers niet om papierwerk maar om mensen, om slachtoffers die eerlijk willen worden behandeld en om experten die hun werk met trots en integriteit willen doen.

 

24.04  David Clarinval, ministre: Au nom de ma collègue, Mme Simonet, je précise que le projet modernise en profondeur la profession d'expert automobile avec des avancées notables comme l'extension aux speed pedelecs, l'ouverture et l'assouplissement de l'accès aux métiers notamment pour les sociétés, la simplification de la gouvernance de l'Institut et l'organisation du recours électoral devant le Conseil d'État.

 

Monsieur Van Lommel, vous évoquez les questions de diplôme. À ce sujet, je peux dire qu'une nouveauté importante est apportée dans ce texte et qu'il sera possible d'accéder au métier d'expert automobile sur la base d'une expérience professionnelle pertinente et non plus seulement par le biais d'un diplôme spécifique. Cela permet d'ouvrir la profession à des profils expérimentés et cela répond à un engagement du gouvernement visant à réduire les barrières à l'entrée.

 

Mijnheer Van Lommel, het ontwerp versoepelt de voorwaarden inzake diploma niet. Het actualiseert alleen de bestaande lijst van diploma’s. Voor buitenlandse beroepsbeoefenaars passen we de regels toe uit de Europese richtlijn met betrekking tot beroepskwalificaties.

 

Met betrekking tot de termijn inzake beroep bij de RVZ is het belangrijk om snel uitsluitsel te hebben. De termijn voorzien in de wet is dezelfde als bijvoorbeeld bij de landmeters-expert.

 

Quant aux deux amendements de Mme Van den Bosch, ma collègue Simonet a pu déjà répondre en commission. Je m'en réfère donc à ses réponses.

 

Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

De algemene bespreking is gesloten.

La discussion générale est close.

 

Bespreking van de artikelen

Discussion des articles

 

Wij vatten de bespreking aan van de artikelen van het wetsontwerp nr. 946/6. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (946/6)

Nous passons à la discussion des articles du projet de loi n° 946/6. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (946/6)

 

Het wetsontwerp telt 66 artikelen.

Le projet de loi compte 66 articles.

 

Ingediende amendementen:

Amendements déposés:

Art. 12

  • 4 – Annik Van den Bosch cs (946/7)

Art. 21/1(n)

  • 3 – Annik Van den Bosch cs (946/7)

 

Besluit van de artikelsgewijze bespreking:

Conclusion de la discussion des articles:

 

Aangehouden: de amendementen en artikel 12.

Réservés: les amendements et l'article 12.

 

Artikel per artikel aangenomen: de artikelen 1 tot 11 en 13 tot 66.

Adoptés article par article: les articles 1 à 11 et 13 à 66.

 

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over de aangehouden amendementen, het aangehouden artikel en over het geheel zal later plaatsvinden.

La discussion des articles est close. Le vote sur les amendements et l'article réservés ainsi que sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

 

Wij vatten de bespreking aan van de artikelen van het wetsontwerp nr. 947/3. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (947/3)

Nous passons à la discussion des articles du projet de loi n 947/3. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (947/3)

 

Het wetsontwerp telt 2 artikelen.

Le projet de loi compte 2 articles.

 

Er werden geen amendementen ingediend.

Aucun amendement n'a été déposé.

 

De artikelen 1 tot 2 worden artikel per artikel aangenomen.

Les articles 1 à 2 sont adoptés article par article.

 

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

 

25 Wetsontwerp houdende wijziging van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie voor wat betreft de compensatie van OCMW's naar aanleiding van de beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd (1110/1-5)

25 Projet de loi modifiant la loi du 26 mai 2002 concernant le droit à l'intégration sociale en ce qui concerne la compensation des CPAS suite à la limitation dans le temps des allocations de chômage (1110/1-5)

 

Algemene bespreking

Discussion générale

 

De algemene bespreking is geopend.

La discussion générale est ouverte.

 

25.01  Nahima Lanjri, rapporteur: Ik verwijs naar het schriftelijk verslag.

 

25.02  Wouter Raskin (N-VA): Mevrouw de minister, ik doe de moeite om het spreekgestoelte te beklimmen, om het belang van dit wetsontwerp van uw hand toch even te beklemtonen.

 

Collega's, ik vind het belangrijk om te duiden dat hetgeen vandaag voorligt geen ontwerp is dat op zichzelf staat. Het past binnen een veel bredere hervorming van de arbeidsmarkt. Het is een direct gevolg, men kan dat niet onbenoemd laten, van een andere beslissing die deze meerderheid al nam, namelijk de hervorming van de werkloosheid en de beperking van de uitkering in de tijd. Dat was uiteraard iets dat ooit eens zou moeten gebeuren. Niemand kon er nog langer omheen dat dit land zowat het enige beschaafde land was waar de werkloosheidsvergoeding nog onbeperkt in de tijd was. Ik denk dat het goed is dat we dit eindelijk hebben aangepakt.

 

Voorzitter: Wouter Vermeersch, ondervoorzitter.

Président: Wouter Vermeersch, vice-président.

 

Ik herinner mij de discussies daarover, nog tijdens de Zweedse periode. Toen stonden we daar behoorlijk alleen met dat idee. Maar tijd brengt raad. We zijn nu enkele jaren verder en de beslissing is genomen. Ik besef zeer goed dat niet iedereen daar heel erg warm voor loopt. Er zijn ook mensen die dat liever niet zagen gebeuren, maar dat is nu eenmaal een beslissing van de arizonameerderheid.

 

Voor ons gaat dit veel ruimer dan alleen de beperking van de werkloosheid in de tijd. Het gaat om stevige hervormingen, onder andere in de arbeidsmarkt, die van het grootste belang zijn om de sociale zekerheid terug gezond te maken, om ze toekomst te geven, om ze te beschermen en ze in stand te houden voor de volgende generaties. Wat besloten is en nog zal worden besloten, zal de sociale zekerheid in de toekomst nog robuuster en gezonder maken. De kern van veel hervormingen waar Arizona voor staat, is dat de stap naar werk aantrekkelijker wordt gemaakt.

 

Niet zo heel lang geleden, ik wil daar toch even naar verwijzen, in een vorige regering, werden de werkloosheidsuitkeringen nog tot 8 % verhoogd, boven op de index. Dat werd nog niet zo lang geleden besloten en breed gedragen. Vandaag zitten we echter met een regering die er heel duidelijk voor kiest om niet langer inactiviteit, maar werken te belonen.

 

Men kan er natuurlijk niet omheen dat dit een belangrijke uitdaging voor de OCMW's is. Dat is waarover het vandaag gaat.

 

Het zal een impact hebben op de OCMW’s want een deel van de langdurig werklozen, die getroffen zullen worden door de beperking van de werkloosheid, zal – en dat moeten we ook onder ogen durven zien – inderdaad aankloppen bij het OCMW. Dat is een uitdaging voor die OCMW’s.

 

Vaak, en in dit geval is het niet anders, leidt verandering tot vragen, tot vrees en soms zelfs tot frustratie. Ik meen dat wij, politieke mandatarissen, daar heel veel begrip voor moeten hebben. Dat begrip, mevrouw de minister, hebt u ook altijd getoond. In de discussies, in de vragenrondes, hier in de plenaire vergadering, maar ook in de gedachtewisselingen in de commissie. U hebt zich altijd heel empathisch opgesteld ten aanzien van de OCMW’s. Ik weet dat u ook zeer regelmatig in contact bent met de OCMW’s, met het werkveld en met de VVSG’s van deze wereld.

 

Niettemin blijft het een uitdaging voor de OCMW’s. Daarom is het zeer belangrijk en heel goed dat u met een stevig pakket komt dat de OCMW’s zal ondersteunen. Ze zullen een enveloppe ontvangen van meerdere honderden miljoenen, jaarlijks. Dat is de vaste bedoeling. Deze ondersteuning zal onder andere voorkomen dat ze opgezadeld worden met onhaalbare administratieve lasten.

 

Maar zeker zo belangrijk is dat er in het mechanisme dat u voorstelt wordt ingezet op de re-integratie van de langdurig werklozen op de arbeidsmark. De OCMW’s die inzetten op de opmaak en de opvolging van GPMI’s, die inzetten op maatschappelijke integratie en op activering, zullen in de toekomst immers extra ondersteund worden. Meer nog, de OCMW’s die erin slagen trajecten naar duurzame tewerkstelling op te zetten, zullen daarbovenop een bonus ontvangen.

 

De focus op re-integratie, daar ligt het verschil met het verleden. Ik kan dat alleen maar toejuichen, mevrouw de minister. Een leefloon mag niet langer zijn wat het te lang geweest is, een eindpunt, een vergeetput voor mensen die dat leefloon kregen. Het wordt vanaf nu een nieuw begin van duurzame begeleiding, op maat, naar activering en finaal naar de arbeidsmarkt.

 

Ik besef zeer goed, collega's, dat dit geen wandeling in het park zal zijn en dat dit inspanningen zal vergen van de OCMW’s, van de trajectbegeleiders en van de sociale diensten. Toch is dit wat er nu moet gebeuren.

 

Ik wil ook oproepen – ik val in herhaling, want ik heb dat ook tijdens de bespreking in de commissie gezegd – om te stoppen met het doemdenken over wat er beslist is. Het verleden heeft immers bewezen dat de OCMW’s ook toen al de impact hebben gevoeld van beleid dat op een hoger niveau werd gevoerd. Ik denk bijvoorbeeld aan 2011 – velen onder ons zullen zich dat herinneren – en de beperking van de inschakelingsuitkering in de tijd. Ook toen werd gevreesd dat dit een onhoudbare druk op de OCMW’s zou leggen. We hebben destijds echter gezien dat meer dan de helft van de doelgroep die door die beslissing van een hogere overheid werd getroffen, doorstroomde naar werk. 'Slechts' 13 % kwam terecht in het leefloon.

 

Zoals ik in de commissie ook al zei, collega's, beweer ik niet dat we hier de een-op-eenvergelijking kunnen maken met de doorstroom naar het leefloon zoals dat in het verleden bij de inschakelingsuitkering het geval was. Toch bewijst dit dat men niet op voorhand mag uitgaan van een rampscenario, waarin wordt verondersteld dat de volledige groep die vandaag en de komende maanden en jaren zal worden getroffen door wat er beslist is, automatisch terechtkomt bij de OCMW’s en terugvalt op een leefloon. Integendeel, mevrouw de minister, ik denk dat we er samen van overtuigd zijn dat de hervorming van de werkloosheid ook heel wat werklozen net nieuwe kansen zal bieden op de arbeidsmarkt, op een job, op persoonlijke ontwikkeling en zoveel meer. Beter loon, persoonlijke ontwikkeling en bovendien een positief effect op de staatsfinanciën: een win-winsituatie met andere woorden.

 

Wat betreft de financiering nog kort dit. We bevinden ons door de huidige omstandigheden in een niet alledaagse situatie, met binnenkort voorlopige twaalfden. Ik denk dat dit een uitdaging is die u het hoofd zult moeten bieden. Dat is dan ook mijn enige concrete vraag: hoe gaat u dat aanpakken en oplossen?

 

Daar kijk ik wel een beetje naar uit, mevrouw de minister. Ik maak nog even het voorbehoud om op uw antwoord te wachten, maar ik ben ervan overtuigd dat we hier straks een belangrijke en goede beslissing zullen nemen.

 

Ik kijk uit naar uw antwoord en naar de stemming later vanavond.

 

25.03  Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, beste collega's, dit wetsontwerp moet de financiële gevolgen voor de OCMW’s van de beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd opvangen. Vanaf januari 2026 verliezen duizenden langdurig werklozen hun uitkering. Een groot deel van hen zal zich tot het OCMW wenden voor een leefloon.

 

Mevrouw de minister, in de commissie heb ik al aangegeven dat dit geen echte activerings­maatregel is, maar vooral een verschuiving van kosten van de werkloosheidsuitkering naar de OCMW’s. We hadden het er daarstraks nog over. Denk maar aan de RTL-reportage, die opnieuw misbruiken en structurele zwaktes blootlegde. Daar rijst een fundamentele vraag. Hoe zit het nu echt met het activeringsbeleid? Als we de reportage mogen geloven, is er bijzonder veel werk aan de winkel en laat het activeringsbeleid aan de overkant van de taalgrens, zeker bij de Forem dus, ernstig te wensen over. Mevrouw de minister, wat is dan uw doelstelling, als de federale regering de ambitie heeft om een tewerkstellingsgraad van 80 % te bereiken? Welk aandeel van deze nieuwe groep leefloners moet volgens u effectief opnieuw aan de slag gaan om de hervorming geslaagd te noemen? Met andere woorden, wat beschouwt u als een goed activeringsbeleid? Welk concreet percentage uitstroom naar werk is uw doelstelling?

 

Dat gezegd zijnde, wil ik vandaag vooral ingaan op de budgettaire haalbaarheid, zeker in het licht van de voorlopige twaalfden, en op de praktische gevolgen op het terrein.

 

Met betrekking tot het budget en de voorlopige twaalfden, per 1 januari is er dus effectief geld. Hoe garandeert u dat geen enkele gemeente op 1 januari 2026 in een situatie terechtkomt waardoor ze de instroom niet meer kan betalen?

 

U antwoordde in de commissie dat de competentie voor de OCMW’s een open-endfinanciering is. In theorie betekent dit dat er geen budgetplafond bestaat en dat de middelen de noden volgen. In de praktijk zullen we begin 2026 echter in een regime van voorlopige twaalfden zitten. Dan moet u me even helpen met het volgende, mevrouw de minister – sta me toe kort te citeren uit het verslag van de commissievergadering: "Aangaande het OCMW-personeel geeft de minister enkele belangrijke verduidelijkingen. Er werd verschillende keren verwezen naar de 26 miljoen euro die in 2025 wordt voorzien. De minister licht toe dat zolang de begrotingscontrole voor 2025 door de regering niet was goedgekeurd, dit bedrag niet aan het Parlement kon worden voorgelegd en dus ook nog niet aan de OCMW's kon worden uitbetaald. Nu de begrotingscontrole rond is, kan dit bedrag op basis van de cijfers van de RVA aan de OCMW's worden uitgekeerd zodra het Parlement het goedkeurt."

 

Mevrouw de minister, over welke begrotings­controle heeft u het precies? Er is geen begrotings­controle gebeurd en er is dus niet in specifieke middelen voorzien. Mijn vraag blijft dus of er per 1 januari geld ter beschikking is.

 

De voorlopige kredieten worden immers berekend op basis van de overeenkomstige kredieten in de laatst goedgekeurde algemene uitgavenbegroting. Voorlopige kredieten mogen niet worden aangewend voor uitgaven van een nieuwe aard, waartoe de wetgever eerder geen machtiging heeft verleend. Veel lokale besturen weten nog steeds niet of, wanneer en in welke mate de extra middelen effectief op hun rekening zullen staan. Ter illustratie geef ik enkele cijfers. In 2024 waren er ongeveer 280.000 leefloners, goed voor ongeveer 2,6 miljard euro aan leefloonkosten. Indien, zoals aanvankelijk ingeschat, één derde van de getroffen werklozen zou doorstromen naar het OCMW, was dat al een zware last. Intussen wordt gesproken van een instroom van 40 % naar het leefloon.

 

Voorzitter: Peter De Roover, voorzitter.

Président: Peter De Roover, président.

 

Mijn vragen zijn dan ook concreet.

 

Hoeveel bijkomende leefloonkosten verwacht u precies, uitgedrukt in euro's? Hoeveel mensen beoogt u nu daadwerkelijk een leefloon te geven? Denkt u dat de voor 2026 voorziene 300 miljoen euro, die bijgestuurd wordt tot 342,6 miljoen euro in 2029, toereikend is om al die extra dossiers, begeleiding en bijvoorbeeld veiligheids­maatregelen te financieren? Volstaat die 300 miljoen euro om al die leeflonen te betalen, of verloopt dat via een ander kanaal?

 

Hoe garandeert u dat er op 1 januari effectief middelen beschikbaar zullen zijn voor de OCMW’s, gelet op het systeem van de voorlopige twaalfden? Wordt er gewerkt met een blanco cheque of zitten er toch onzichtbare plafonds in uw begroting? U zegt dat het een open-end is en dat er geen plafond is, maar zolang de begroting niet is goedgekeurd, beschikken de OCMW’s wel over een plafond, namelijk dat van de voorlopige twaalfden. Hoe rijmt u dat?

 

Kunt u binnen die voorlopige twaalfden middelen van andere kredieten verschuiven naar de leefloonfinanciering als de instroom hoger blijkt dan geraamd? Zo ja, ten koste van welk beleid?

 

Heeft de minister van Begroting zijn akkoord gegeven voor dit wetsontwerp? Hoe luidt het advies van de Inspectie van Financiën over de budgettaire impact?

 

Ik kom tot de impact op de OCMW’s op vlak van dossiers, personeel en veiligheid.

 

De OCMW’s weten intussen zeer goed wat hen te wachten staat. De RVA stuurt brieven en maatschappelijk werkers spreken van een stormloop aan de loketten. In sommige steden worden nu al stewards, bewakingspersoneel en extra politiepatrouilles ingepland. U verwijst steevast naar de gewesten en gemeenschappen voor de organisatie en veiligheid van de OCMW’s. De federale overheid besliste echter om de werkloosheid in de tijd te beperken en zij mag zich dan niet beperken tot mooie woorden als activering. Ze draagt ook een verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de maatschappelijk werkers aan het loket.

 

Mevrouw de minister, ik vraag het u opnieuw, zal er een specifieke federale enveloppe zijn voor de veiligheid van de OCMW-loketten, het bewakingspersoneel, de infrastructuur, de opleiding en het omgaan met agressie? Komen er duidelijke federale richtlijnen via de POD Maatschappelijke Integratie over hoe de OCMW’s met verhoogde agressie en risicosituaties moeten omgaan? Hoe zult u vermijden dat sociaal assistenten, die nu al overbelast zijn, straks fungeren als buffer tussen een boze menigte en het uitoefenen van hun job?

 

Ik kom tot het GPMI-verhaal.

 

Sinds 2016 is een GPMI in principe verplicht voor nieuwe leefloondossiers, met uitzonderingen om billijkheidsredenen, zoals medische redenen, bijvoorbeeld analfabetisme. U wilt nu de vaste 10 %-toelagen vervangen door een bonus-malus van 5 % tot 15 % om de OCMW’s meer GPMI’s te laten afsluiten, iets waar onze fractie uiteraard niet op tegen is. Het is niet meer dan normaal dat er een soort contract wordt afgesloten tussen het OCMW en de leefloongerechtigde. Het afsluiten van een GPMI is echter nu al wettelijk verplicht voor dossiers vanaf 2016. In essentie belooft u dus het naleven van een bestaande wet. In de praktijk, zoals ik u al meerdere keren heb gezegd, worden er nauwelijks sancties toegepast. Tussen 2019 en 2023 werden in Vlaanderen 3.100 sancties uitgedeeld, 1.280 in Wallonië 1.280 en amper 180 in Brussel. Er bestaat dus een aanzienlijke communautaire kloof, ook in dat dossier.

 

Mevrouw de minister, hoe wordt vandaag gecontroleerd of een dossier terecht onder de uitzonderingsgronden valt? Wie waarborgt dat die uitzonderingen niet louter worden gebruikt om het papierwerk te beperken of om lastige dossiers te vermijden? Hoe koppelt u het bonus-malussysteem aan effectieve uitstroom naar werk in plaats van enkel naar het aantal formeel afgesloten GPMI's?

 

U kondigde in de commissie bovendien aan dat u mij op mijn wenken zou bedienen met een toekomstig wetsontwerp dat integratie aan het leefloon koppelt, zeker voor erkende vluchtelingen en subsidiair beschermden. Waar is dat wetsontwerp? Welke objectieve criteria zullen bepalen of iemand voldoende integreert? Dat is mijn laatste vraag in dat kader.

 

Naar aanleiding van de RTL-reportage wil ik nog een element aanhalen. Hoe voorkomt u dat een gekoppeld systeem, gecombineerd met een overbelast OCMW, leidt tot een aanzuigeffect waarbij mensen proberen maximaal gebruik te maken van de chaos, zoals recent werd getoond in de reportage van Deborsu?

 

Onze fractie is niet tegen een redelijke compensatie voor de OCMW's, integendeel. Indien de federale overheid een ingrijpende hervorming van de werkloosheid doorvoert, is het logisch dat de eerste gevolgen niet louter worden afgewenteld op de lokale besturen. De compensatie moet dan wel eerlijk zijn, zonder hogere terugbetalings­percentages voor bepaalde categorieën op basis van herkomst of statuut. Dat is een aberratie en stimuleert zowel een aanzuigeffect als een lakse houding. De compensatie moet voorts transparant zijn, zonder wirwar van percentages en uitzonderingen, en resultaatgericht. Beloon OCMW's die mensen effectief van het leefloon naar duurzame tewerkstelling begeleiden.

 

Op artikel 2 wil ik even specifiek ingaan. Artikel 2 voorziet in een tijdelijke verhoging van de federale toelagen voor het leefloon bij instroom vanuit de werkloosheid voor de jaren 2026 tot 2029. De OCMW's krijgen voor die instroom van leefloners een volledige terugbetaling in 2026, dalend tot 75 % in 2029, voor leeflonen toegekend aan personen die tussen 1 januari en 30 juni 2026 vanuit de werkloosheid instromen. Dat impliceert dat de regering uitgaat van een langdurige afhankelijkheid van het leefloon, anders zou zij niet in een compensatie vier jaar na datum voorzien. Wie echt gelooft dat die mensen snel aan het werk zullen gaan, hoeft ons inziens geen vier jaar terugbetaling te organiseren.

 

Dit ontwerp erkent expliciet dat de hervorming van de werkloosheid niet tot meer werk zal leiden, maar wel tot meer OCMW-dossiers. Was het dus niet beter geweest om de compensatie te beperken en te koppelen aan reële uitstroomresultaten? Dat men effectief werk vindt, moet de norm worden, niet dat men blijft hangen in een leefloon. Hoe zorgt u ervoor dat we over vijf jaar niet moeten vaststellen dat we wel meer leefloners en meer dossiers hebben, maar niet meer werkenden?

 

Tot besluit, vandaag ziet onze fractie vooral een degressieve compensatie over meerdere jaren, een open-endfinanciering waarvan niemand precies weet hoeveel die zal kosten, voorlopige twaalfden die de facto een rem zetten op de middelen en OCMW's die straks de frontlinie vormen voor het federaal activeringsbeleid, zonder te weten of ze tijdig over de nodige middelen en budgetten zullen beschikken en of ze hun job in alle veiligheid zullen kunnen doen. Onze fractie past voor een blanco cheque van uitkeringen. We willen duidelijke cijfers, harde garanties en echte resultaatverbintenissen. Beloon wie mensen uit het leefloon haalt, niet wie ze erin houdt.

 

U zult dan ook begrijpen dat onze fractie zich zal onthouden op dit wetsontwerp.

 

25.04  Denis Ducarme (MR): Madame la ministre, le projet dont nous débattons aujourd'hui est étroitement lié à la réforme du chômage et c'est évidemment une grande victoire pour cette équipe d'avoir déjà pu voter la réforme du chômage. En effet, nous évoluions comme une anomalie à l'échelle de l'OCDE avec un chômage à vie.

 

Comme d'autres partis de la majorité, le MR présentait, dans le cadre de son programme proposé aux électeurs en juin 2024, une limitation des allocations de chômage dans le temps. Les partenaires se sont retrouvés autour de la table pour coucher, dans l'accord de gouvernement, cette réforme qui a été votée sous la direction de David Clarinval.

 

Le chemin ne s'arrête pas là. C'est une première victoire. Nous mettons fin à l'allocation de chômage illimitée dans le temps, au chômage à vie. Peut-être qu'en elle-même, la réforme à ce stade porte déjà les germes d'une solution, étant donné que vous aurez appris, comme moi, que le Forem indiquait que 35 % des personnes concernées potentiellement par une exclusion des allocations de chômage avaient retrouvé un contrat de travail.

 

On a donc déjà des résultats par rapport à ce qui fait l'ADN, l'essence de cette équipe gouvernementale, de cette majorité Arizona, à savoir le retour au travail, un taux d'emploi amélioré, avant même de passer au volet social, à l'accompagnement des CPAS que vous portez. Il y a un glissement de ces personnes qui risquaient l'exclusion du chômage vers les contrats de travail. Il est positif d'emblée qu'une institution aussi importante que le Forem communique ces chiffres.

 

Certes, les personnes qui vont subir l'exclusion du chômage ne retrouveront pas un emploi du jour au lendemain. Elles ne sont pas toujours directement responsables de leur situation. Les responsables sont assis sur les bancs du PS, du PTB, d'Ecolo, c'est-à-dire ceux qui ont installé un système d'assistanat qui, plutôt que de porter les individus sur le chemin de l'autonomie, ont conduit ces personnes dans le cul-de-sac de l'assistance et dans la dépendance à un certain nombre d'allocations sociales. Ces personnes-là, il va falloir les accompagner.

 

Et c'est ce que vous faites dans le cadre de votre projet. Quand on se retrouve sans travail, souvent, on est déjà fragilisé. Ces personnes vont changer de statut. Elles vont également devoir entreprendre un certain nombre de nouvelles démarches administratives. Nous sommes ici aujourd'hui pour voter votre projet, mais aussi pour les rassurer. Elles ne seront pas seules. Et à côté d'elles, les CPAS et les travailleurs sociaux ne seront pas seuls non plus.

 

Ayant occupé vos fonctions préalablement comme ministre de l'Intégration sociale, je sais que vous portez vos projets avec un esprit de concertation, que vous voyez régulièrement les fédérations des CPAS (flamande, bruxelloise et wallonne). Naturellement, quand on est ministre, on n'est pas toujours d'accord sur les voies et moyens, mais en tout cas le dialogue existe. À mon sens, il s'agit de poursuivre ce dialogue et cette concertation tout au long de la mise en œuvre de la réforme que vous portez.

 

Et ce sera naturellement plus difficile pour certaines zones que pour d'autres. Ce sera également plus difficile dans le cadre des grands CPAS, ceux des grandes villes. Je vous invite vraiment, madame la ministre, à aller concrètement à la rencontre des CPAS des grandes villes. Ces CPAS devront accompagner davantage de personnes, parfois plusieurs centaines de personnes supplémentaires. Il s'agit des personnes dont je parlais à l'instant, qui changeront de statut, qui n'iront plus à l'ONEM mais bien au CPAS et qui se verront accompagnées par les travailleurs sociaux, dont on ne souligne jamais assez le travail fondamental en matière de support à la solidarité, mais également d'accompagnement sur le chemin de l'autonomie retrouvée.

 

Comme le disait mon collègue M. Raskin, avant d'aller plus loin dans le cadre de votre projet, lequel est à mon avis très complet et dynamique et va même au-delà de l'accompagnement de la réforme du chômage – j'y reviendrai –, il s'agit de vous entendre aujourd'hui. En effet, la nécessité dans le cadre de ce débat est aussi de rassurer ces personnes ainsi que les CPAS.

 

Vous nous indiquerez probablement ce soir comment vous comptez concrétiser cette année encore le versement des 26 millions prévus pour les CPAS en 2025. C'est là un premier élément d'inquiétude qui doit être levé très concrètement. Le second porte sur le budget, qui est toujours en cours de négociation. Nous savons que cette réforme du chômage doit être accompagnée – votre projet étant naturellement porteur de moyens – à hauteur de 300 millions.

 

Vous devrez pouvoir y veiller car, d'une manière ou d'une autre, les CPAS devront être soutenus financièrement par le fédéral dès le début de la mise en œuvre de cette réforme, comme nous nous sommes engagés à le faire.

 

Vous pourrez donc, plus que vraisemblablement ce soir, nous donner un certain nombre d'éléments d'information sur le sujet. Je pense que c'est primordial.

 

À l'inverse de ce que j'ai entendu dans le chef du Vlaams Belang tout à l'heure, je pense qu'il y a un élément qui est essentiel dans le projet d'accompagnement que vous nous présentez ce soir et que vous souhaitez mettre en œuvre, c'est le volet dynamique. Il y a l'aspect majoration du remboursement du RIS par le fédéral, non pas à 55 mais à 100 %, pour les demandes qui sont introduites entre le 1er janvier et juillet – si ma mémoire est bonne. Et ensuite, 15 % de majoration, soit 70 % de remboursement, pour les nouveaux RIS au second semestre.

 

Donc, si j'affirme que c'est tout l'inverse de ce que le Vlaams Belang indique, c'est parce qu'en effet, votre projet va soutenir davantage ceux qui s'activent davantage. C'est là où la dynamique s'avère particulièrement intéressante, il ne s'agit pas d'une approche statique ni par rapport aux moyens budgétaires ni par rapport à la récompense à apporter tant aux travailleurs sociaux, qui obtiendront davantage de résultats concrets sur le terrain, qu'aux bénéficiaires du RIS.

 

Je me révolte un peu contre la mauvaise foi et les messages véhiculés selon lesquels cela entraînera des charges supplémentaires pour les CPAS dont il n'est pas tenu compte. Ce n'est pas vrai. Je crois qu'il s'agit de 518 euros par dossier supplémentaire qui seront apportés aux CPAS.

 

Là aussi, il existe une volonté d'assumer la charge supplémentaire que les CPAS auront à supporter pour s'occuper de ces personnes qui ne retrouveront pas de travail sans être accompagnées par les travailleurs sociaux.

 

Ensuite, l'autre aspect intéressant est que, l'air de rien, vous renforcez et vous réformez déjà le projet individualisé d'intégration sociale (PIIS). Au regard de la valeur ajoutée que représente le nombre de PIIS ainsi que du bénéfice pour les CPAS, je vous avais demandé en commission pourquoi on attendait 2028. Pourquoi ne récompense-t-on pas plus tôt le CPAS qui aurait concrétisé 80, 60 ou 50 % de PIIS dans les dossiers qui ne concernent, si j'ai bien compris, que les personnes exclues du chômage? Mais vous allez plus loin. S'agissant du nombre de PIIS et d'emplois durables développés par les CPAS, vous allez davantage encore récompenser les CPAS qui installent les anciens chômeurs et bénéficiaires du RIS dans un emploi durable. Là encore, c'est le contraire de ce qui a été indiqué à l'instant par le Vlaams Belang: non, nous soutenons davantage ceux qui obtiennent plus de résultats sur le terrain. Pour avoir eu plusieurs contacts avec des travailleurs sociaux, comme nous en avons encore eu récemment avec ceux du CPAS d'Anderlecht, je pense que ces personnes ne demandent pas mieux que de voir les résultats tangibles d'être davantage récompensés.

 

Nous allons, et vous le savez, madame la ministre, être à 120 % à vos côtés, tout au long de la soirée déjà mais surtout de la concrétisation de la réforme.

 

Je ne vais pas jouer aux prédicteurs de malheur ni aux oiseaux de mauvaise augure, mais comme vous le savez, c'est une très grande réforme que nous mettons en œuvre. Elle était d'ailleurs appelée de nos vœux depuis plus de 20 ans et les livres d'histoire politique retiendront que le gouvernement Arizona sera celui qui aura mis fin au chômage à vie.

 

Par conséquent, nos adversaires politiques instrumentaliseront la relation de certains CPAS avec la ministre de tutelle, ce qui ne constituera pas pour autant une raison pour rompre le dialogue. Je suis en effet d'avis qu'il faut aller sur le terrain à la rencontre des CPAS des grandes villes, et cela indépendamment du cinéma que peuvent faire certains présidents de CPAS socialistes, car certains d'entre eux ont peur du choc. C'est ce que nous souhaitons faire au niveau du MR pour accompagner cette réforme tout au long de son exécution, et au-delà de cette instrumentalisation politique de la gauche dans ce dossier. Madame la ministre, vous aurez le MR à vos côtés pour cette réforme extrêmement importante et gage de solidarité.

 

25.05  Marie Meunier (PS): Monsieur le président, madame la ministre, chers collègues, dès janvier prochain, la réforme des allocations de chômage entrera en vigueur. C'est une réforme portée par l'ensemble du gouvernement Arizona, une réforme qui prétend remettre les gens au travail, mais qui, en réalité, plongera surtout des milliers de familles dans la précarité et étranglera encore un peu plus nos pouvoirs locaux.

 

Cette réforme est idéologique: elle ne cherche pas à aider, elle cherche à punir. On est clairement dans une politique du "marche ou crève". Madame la ministre, votre gouvernement organise, à travers cette réforme, un transfert massif des charges vers les pouvoirs locaux, vers des communes déjà exsangues, vers des CPAS déjà débordés, vers celles et ceux qui, sur le terrain, sont déjà au bout de leurs moyens. Votre réforme est brutale et ses conséquences sont socialement explosives. Votre soi-disant compensation n'est qu'une illusion, une promesse sans lendemain.

 

Les chiffres qui nous ont été annoncés (300 millions en 2026 et 2027, puis 302 et 342 millions par la suite) sont déjà largement insuffisants. Ils ne suffiront pas à colmater les dégâts. Le Service public de Wallonie le dit lui-même: il faudrait un demi-milliard de plus d'ici 2029 en Wallonie pour compenser l'impact des CPAS et, à Bruxelles, entre 100 et 150 millions supplémentaires. Vous imaginez-vous l'état de la situation?

 

Alors, je me tourne vers les collègues du MR et des Engagés. Comment feront vos communes et vos CPAS? Ayez le courage de dire aux citoyens que les taxes communales vont augmenter parce que vos transferts de charges – les décisions que vous prenez ici – les y obligent. Pendant que le MR jure qu'il n'y aura pas de nouvelle taxe, le gouvernement dont le MR fait partie les provoque. C'est ce que l'on appelle de l'hypocrisie pure et simple. Vous mettez les communes à genoux avec vos transferts de charges en matière de pension, de police, de lutte contre la pauvreté, et après, vous osez venir nous parler de bonne gestion.

 

Et le pire du pire aujourd'hui, c'est que les moyens promis n'existent pas, hormis sur papier.

 

Parlons de ces fameuses compensations pour les CPAS, qui ont été annoncées en juillet. Nous sommes en novembre, mais elles ne figurent ni dans le budget 2025, ni dans un éventuel ajustement budgétaire, ni dans le budget 2026, parce qu'il n'y en a pas encore.

 

Faute d'accord budgétaire, le premier ministre nous a dit que ce gouvernement fonctionnera via des douzièmes provisoires. Concrètement, qu'est-ce que cela signifie? Zéro euro versé dans les temps aux CPAS.

 

Madame la ministre, vous l'avez reconnu vous-même devant la commission le 5 novembre dernier, quand je vous interrogeais sur le sujet: les 26 millions d'euros, prévus pour 2025 pour aider les CPAS à anticiper la réforme du chômage, n'ont pas encore été libérés. Vous avez ajouté qu'il faudra attendre un ajustement budgétaire.

 

Autrement dit, ces 26 millions ne sont pas disponibles. Ils n'existent pas. Pendant ce temps, la réforme du chômage avance par contre à plein régime, puisque dès le 1er janvier 2026, plus de 180 000 personnes perdront leurs allocations de chômage, dont 85 000 en Wallonie et plus de 40 000 à Bruxelles.

 

Que pensez-vous que ces femmes et ces hommes, ces familles feront? Selon vos projections, un tiers se retourneront vers les CPAS. Un autre tiers disparaîtront des radars, sans aides, sans revenus, sans rien du tout. Et votre pari, c'est qu'un tiers des personnes exclues retrouveront un emploi. Mais de quel type d'emploi parlons-nous? Il s’agira de petits boulots précaires, sous-payés, instables. Ce seront finalement des travailleurs pauvres, qui devront malgré tout aller frapper à la porte d'un CPAS, parce que les CPAS, on le sait, sont et continueront à être en première ligne.

 

À nouveau la question est de savoir avec quels moyens ils affronteront cette vague, madame la ministre. Avec quels moyens, chers collègues des Engagés? Vous parlez de solidarité, tout en votant finalement des mesures d'austérité. Avec quels moyens, quand votre ministre, M. Prévot, reconnaît que la liquidation des fonds sera, je le cite, "peut-être un peu décalée en raison des douzièmes provisoires"?

 

Vous appelez cela de la bonne gestion? Moi, j'y vois énormément de cynisme. Et les conséquences de tout cela, on les connaît déjà: des CPAS étranglés, des CPAS contraints de geler les recrutements nécessaires, des travailleurs sociaux épuisés, livrés à eux-mêmes, parfois même en danger, et des citoyens laissés sans revenus, sans perspective et sans espoir.

 

Pendant ce temps, on entend le gouvernement nous dire que tout est prévu. Mais non, rien n'est prévu puisque tout est repoussé, tout est retardé et, finalement, tout est désengagé. Vous abandonnez les communes, vous abandonnez les CPAS et vous abandonnez les citoyens que vous devriez protéger.

 

Madame la ministre, chers collègues, la réforme du chômage combinée à l'absence de budget, c'est un désengagement total de l'État fédéral. Un État qui, finalement, se lave les mains pendant que les pouvoirs locaux coulent.

 

Alors, je n'attendais pas grand-chose du ministre Clarinval, qui peine déjà à comprendre lui-même les contours de sa réforme du chômage.

 

(…): (…)

 

25.06  Marie Meunier (PS): Je suis désolée, mais il n'a toujours pas l'air d'avoir compris que sa réforme...

 

25.07  Denis Ducarme (MR): (…)

 

25.08  Marie Meunier (PS): Monsieur Ducarme, je sais que ça vous chatouille, mais je ne vous ai pas interrompu. Pourtant, j'ai entendu des choses désagréables aussi. Écoutez, ça va bien se passer. Ne vous inquiétez pas.

 

Il n'a finalement pas l'air d'avoir compris que sa réforme va exclure des personnes qui travaillent dans nos écoles pour assurer les garderies, des personnes qui travaillent à la pige et qui peinent à trouver des contrats stables, des personnes qui ont plus de 55 ans, sans diplôme, qui auront toutes les peines du monde à retrouver un boulot.

 

Mais, malheureusement, j'ai aussi compris, madame la ministre, que je ne pouvais rien attendre de vous non plus; vous qui portez la responsabilité d'une politique du cynisme; vous qui déchargez, transférez et repoussez. Le Plan grand froid a été supprimé. Le Housing First a été abandonné. L'aide alimentaire a été réduite. Le projet MIRIAM a été enterré. Et les CPAS, aujourd'hui, sont des laissés-pour-compte.

 

Peu vous importe finalement que ce soient les régions et les pouvoirs locaux qui doivent en assumer les conséquences politiques, financières et humaines.

 

La Fédération des CPAS de Wallonie, tout comme celle de Bruxelles d'ailleurs, tirent aujourd'hui une énième fois la sonnette d'alarme. Elles font part du risque qu'elles courent de craquer si rien ne bouge. Quand les CPAS craquent, ce sont les citoyens qui trinquent.

 

Ce projet résoudra-t-il le problème et répondra-t-il aux besoins des CPAS? La réponse est clairement non, car ce projet n'est que du vent, comme j'ai déjà eu l'occasion de vous le dire. Votre réforme ne résout rien. Vos compensations ne suffisent pas. Sans budget, ce projet n'est finalement qu'une coquille vide.

 

Je vous rappelle qu'à ce jour, les CPAS n'ont pas reçu le moindre euro des compensations qui leur ont été promises pour l'année 2025. Il apparaît du reste évident qu'ils n'en verront pas la couleur de sitôt. Les CPAS eux-mêmes, au niveau local, en Wallonie et à Bruxelles, votent des motions au sein des conseils communaux pour demander le report de votre réforme du chômage, en attendant que les compensations leur parviennent de manière à leur permettre de gérer l'afflux de chômeurs.

 

Je vous le répète, madame la ministre, vous confirmez jour après jour votre statut de ministre de la misère. Et je suis au regret de vous dire, madame la ministre de la misère, que notre groupe politique ne vous soutiendra pas dans votre désengagement social.

 

25.09  Robin Tonniau (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik breng u vandaag in de plenaire vergadering een belangrijke boodschap. Het betreft een belangrijke boodschap van mijn burgemeester, mijn cd&v-burgemeester uit Ronse, de heer Michaux. Hij heeft me tijdens de vorige gemeenteraad gevraagd om u persoonlijk te verzoeken eindelijk uw boerenverstand te gebruiken; dat zijn niet mijn woorden, dat zijn zijn woorden. Bij uitbreiding moet iedereen daar in Brussel dringend zijn boerenverstand gebruiken.

 

Waarom vraagt mijn burgemeester dat? Hij vraagt dat, omdat de huidige regering de lokale besturen eigenlijk aan het wurgen is. Onze schepen van Financiën heeft berekend dat de beperking van de werkloosheid in de tijd ons kleine stadje de komende legislatuur 2,4 miljoen euro zal kosten. Die maatregel zal u niets kosten, ze zal niets opbrengen, maar ze zal ons veel geld kosten. Niettemin blijft u erbij dat dat de enig juiste en goede maatregel is. U had in het verleden al het participatiebudget voor de OCMW’s geschrapt, goed voor een besparing van 15 miljoen euro. Daardoor verliest ons kleine stadje 20.000 euro per jaar. Met dat geld konden wij kinderen in armoede helpen bij de aankoop van een bril of konden wij hen helpen een lidmaatschap bij de chiro of de voetbalclub te betalen. U stelde daarover dat u de subsidie schrapte, omdat dat niet de bevoegdheid van de regering was. Lokale besturen zouden dat veel beter kunnen, want zij staan dichter bij de mensen. Ik heb dat voorgelegd aan onze N-VA-schepen van Zorg. Wat was haar antwoord? "We hebben geen geld. Federaal minister Van Bossuyt schrapt de participatiebijdrage. We kunnen dat niet betalen." Er komt dus geen bril en geen abonnement voor de chiro of de voetbalclub meer. Het gaat nog veel verder. Pasgeboren kinderen of, beter gezegd, hun ouders hadden bij ons recht op zuigelingenmelk. Door het schrappen van de participatiebijdrage voor die ouders is ook die subsidie verdwenen. Geen zuigelingenmelk meer voor pasgeborenen in crisissituaties.

 

Onze lokale coalitie van cd&v, N-VA en Vooruit hoopt stilaan dat de regering valt, gewoon al opdat de tsunami van besparingsmaatregelen zou stoppen. Want dat is uiteindelijk de bedoeling van uw besparingstsunami, namelijk de liberale, infernale besparingslogica overbrengen tot op het niveau van de lokale besturen. Lokale besturen moeten hun budget in evenwicht houden. Met andere woorden, als u bespaart, dan moeten zij die besparing doorrekenen op al wat sociaal is, op al wat openbare diensten betreft, op al wat personeel betreft, en dan moeten zij inkomsten zoeken uit boetes en belastingverhogingen. U moet het maar eens vragen aan de burgemeester van Aalst of Gent. Arizona zet de lokale besturen tegen de muur. Arizona beslist vaak om radicaal te besparen, maar wie betaalt er uiteindelijk de rekening? Wie zal de rekening betalen van uw beleid, van uw besparingen en van de besparingen van de regionale overheden? Dat zijn de gewone mensen, de werkende mensen. Zij draaien altijd op voor de facturen die u doorschuift.

 

Tijdens het debat in de commissie over uw nieuwe wet vroeg ik u naar de 26 miljoen euro die de regering heeft beloofd aan de OCMW's in 2025. U antwoordde dat de middelen pas zullen worden uitbetaald na goedkeuring door de Kamer van de begrotingsaanpassing 2025. Mevrouw Van Bossuyt, hoe staat het daarmee? Waar zijn die 26 miljoen naartoe? Zijn die al overgeschreven? Wanneer zult u die overschrijven? Het is intussen half november. De OCMW's hebben dat geld nodig om personeel aan te werven en op te leiden en om zich voor te bereiden op wat eraan komt. Is dat nu zo moeilijk om die belofte na te komen? Zullen de OCMW's dat geld nog krijgen? Zullen ze dat geld nog dit jaar krijgen? We gaan naar voorlopige twaalfden en vanaf januari kunt u dat bedrag dus niet meer overschrijven, dan gaat uw beleid in shutdown.

 

Alle OCMW's trekken vandaag aan de alarmbel. De beperking van de werkloosheid in de tijd treedt binnen een paar weken in werking. Dat hebt u beslist, maar er zal dus 0,0 euro compensatie zijn voor de OCMW's, want er is geen begroting. We gaan naar voorlopige twaalfden en u mag dus niets extra uitgeven vanaf 1 januari. Dit is in feite al de eerste reparatiewet voor de beperking van de werkloosheid in de tijd, en zelfs die reparatiewet is al kaduuk. De beperking van de werkloosheid in de tijd zal voor extra uitgaven zorgen bij de lokale besturen; dat zal niemand hier kunnen tegenspreken, ze zorgt voor extra uitdagingen en kosten voor onze OCMW’s, iedereen weet dat. U hebt meermaals beloofd die extra uitgaven te compenseren. Daar gaat uw wetsontwerp over, dat staat op het scherm: compensatie voor de OCMW’s. Maar er is geen begrotingsakkoord. Die compensatie kan dus niet starten.

 

In feite is er maar een oplossing, een heel logische oplossing, namelijk: de beperking van de werkloosheid in de tijd uitstellen tot er een begrotingsakkoord is gesloten. Dat lijkt me de enige logische oplossing.

 

Daarom vragen de lokale burgemeesters, zeker mijn burgemeester, dat u uw boerenverstand zou gebruiken, uw gezond boerenverstand. U hebt geen geld om de OCMW’s te compenseren. Laat ze dan met rust. Laat ze vandaag voortwerken zoals ze doen en geef ze geen extra opdrachten.

 

En richt ik me vooral tot Les Engagés, madame Pirson, jullie zijn deze zomer dwars gaan liggen tegen het zomerakkoord. Jullie hebben gestreden voor extra compensaties voor de OCMW’s. Jullie wilden in feite alles blokkeren voor die extra compensaties voor de OCMW’s. Er is nu geen compensatie voor de OCMW’s. Dit jaar is er nog niets gestort. Na 1 januari kan er niets meer gestort worden. De beperking van de werkloosheid in de tijd start dan. Wat gaan jullie doen, kameraden? Wat gaan jullie doen, Les Engagés? Engageert u zich daarvoor te strijden, of geeft u het al op voorhand op? Ik ben benieuwd naar jullie betogen. Nu hebben jullie niets, er gaat nul euro extra naar de OCMW’s.

 

Mevrouw de minister, u probeert via dit wetsontwerp de extra kosten voor de OCMW’s te compenseren, maar zelfs die compensatie door uw wet is onvolledig en tijdelijk. U zegt misschien dat het uiteindelijk het doel is om die mensen aan de slag te krijgen. Dat is logisch, maar dat zal wel moeilijk worden als er steeds minder jobs zijn en als er steeds meer mensen naar de arbeidsmarkt worden geduwd. In Vlaanderen steeg het aantal werkzoekenden in het afgelopen jaar met 6,1 % en daalde het aantal vacatures met 9 %. Het aantal werklozen stijgt, terwijl het aantal vacatures daalt. Kameraden van Vooruit, deze cijfers zijn afkomstig van de VDAB. Er zijn 6,1 % meer werkzoekenden en 9 % minder vacatures. Ik geef nog enkele cijfers. Dit jaar werden er nog nooit zoveel collectieve ontslagen geregistreerd. In de petrochemie en in de metaal- en textieldistributie  sneuvelen jobs. Zelfs BASF schrapt 600 jobs. Gisteren kondigde Mars in Olen aan de deuren te sluiten, waardoor 80 jobs verdwijnen. Daar bovenop waren er 8.374 faillissementen, goed voor 22.500 verloren jobs in een maand tijd. Alles samen zijn er bijna 30.000 jobs verdwenen. We zitten met andere woorden in een jobcrisis. Het is geen goed moment om de beperking van de werkloosheid in de tijd in te voeren. Aan de andere kant kunnen mensen nu al vanaf 15 jaar gaan werken. Jongeren mogen nog veel meer uren werken dan voorheen, terwijl hun ouders langer moeten werken omdat de pensioenleeftijd wordt opgetrokken. Langdurig zieken worden gecontroleerd en stromen deels door naar de arbeidsmarkt. Met andere woorden, het reserveleger van arbeidskrachten groeit. De combinatie van minder jobs en meer mensen op de arbeidsmarkt zorgt voor druk op de lonen. Deze ideologische keuzes storten ons in een crisis. De interne consumptie zal daardoor afnemen. Tot slot, alle studies bevestigen dat de federale compensatie voor de OCMW’s ontoereikend, tijdelijk en vandaag zelfs gewoon een lege doos is.

 

Neem de boodschap van mijn burgemeester ter harte en gebruik uw boerenverstand. Help onze lokale besturen overleven. Doe wat de OCMW’s vragen en stel de beperking van de werkloosheid in de tijd uit.

 

Wat gaat er nu gebeuren met die voorlopige twaalfden? Stel dat de voorlopige twaalfden lopen tot 1 april 2026, zullen de OCMW’s de beloofde hulp dan met terugwerkende kracht ontvangen?

 

25.10  Anne Pirson (Les Engagés): Monsieur le président, madame la ministre, chers collègues, soyons clairs, ce projet de loi n'est pas un détail technique, c'est vraiment la pièce essentielle à la réforme du chômage que notre majorité a voulue, a assumée, a votée en juillet dernier, et que Les Engagés ont sécurisée. Cette réforme du chômage incarne le reflet direct d'une réforme, il ne faut pas l'oublier, qui est quand même soutenue également par 72 % de la population.

 

Contrairement à ce que j'ai entendu, cette réforme du chômage n'est pas une lubie idéologique des Engagés ou d'autres partis de la majorité, mais une réponse lucide à l'une des faiblesses structurelles de notre système et de notre pays.

 

Je ne sais pas si tout le monde a lu le rapport éloquent du SPF Sécurité sociale qui indique que 11 % des ménages belges vivent aujourd'hui sans aucun actif ou presque sans aucun actif au sein du ménage. La Belgique a l'un des taux les plus élevés d'Europe en termes d'employabilité. La réalité de cette Belgique des foyers sans emploi reste un angle mort explosif dans notre système de cohésion sociale.

 

Nous avons voulu et soutenu cette réforme parce qu'elle repose sur une double exigence, à savoir d'un côté la justice sociale et de l'autre la responsabilité. Nous avons cependant, dès le départ, fixé une ligne rouge, qui était connue de nos partenaires de majorité: pas question de faire cette réforme sans une compensation pour les CPAS. Nous ne voulions pas faire cette réforme sur le dos des CPAS et nous avons tenu bon. La compensation fédérale s'élèvera à 300 millions d'euros. C'est une victoire politique des Engagés et, contrairement à ce que j'ai entendu, cette compensation aura bien lieu. Je pense qu'il ne sert à rien de faire peur à la population. Nous mettrons tout en œuvre pour que cette compensation arrive à temps.

 

J'ai bien écouté la gauche s'exprimer, il y a quelques minutes. J'entends que l'on craint pour les communes malgré cette compensation. Il faut aussi dire que certaines communes n'ont pas attendu la réforme du chômage pour mettre des choses en place. Par exemple, je viens de la commune de Ciney, qui compte 17 000 habitants. Cela fait cinq ou six ans qu'on a pris le taureau par les cornes et qu'un quart, voire un tiers des personnes qui bénéficient du RIS dans la commune sont sous article 60, ce qui a permis de remettre à l'emploi, et cela fonctionne. Il faut arrêter d'être fataliste et de dire que cela ne fonctionne pas.

 

Cela permet de diminuer le nombre de RIS et de remettre à l’emploi durablement des personnes. Effectivement, nous pourrions aussi ne rien faire et partir du principe que nous n’y arriverons pas. C’est une question de mentalité. C’est sans doute ce qui différencie la gauche des Engagés.

 

Les CPAS ne seront pas des victimes collatérales de cette réforme, justement parce que nous avons exigé et obtenu ce financement. Je ne vais pas revenir sur tous les chiffres, mais pour rappel, une compensation de 100 % est prévue pour toutes les exclusions entre janvier et juin 2026. Ensuite, nous passons à 90 %, 80 % et 75 %. Ce phasage est clair, prévisible et maîtrisé. De plus, un forfait de 518 euros par dossier est prévu pour absorber l’administratif, l’accueil et l’accompagnement social.

 

J’insiste sur le fait qu'à partir de 2028, nous aurons un financement structurel, intelligent et fondé sur l’effort réel des CPAS avec les PIIS. Nous ne voyons donc pas les PIIS comme un simple formulaire à remplir, mais bien comme un outil d’émancipation et un contrat de dignité. Nous ne voulons plus qu'ils soient traités à de simples guichets comme si les PIIS étaient faits juste pour la forme. Non, nous voulons vraiment investir dans l’accompagnement humain, dans l’activation positive et dans la reconstruction des trajectoires. Il faut se rendre à l’évidence que dans certaines communes du pays, la situation est plus compliquée que dans d’autres. Dans les grosses communes, sans moyens humains, les PIIS resteront simplement des formulaires à remplir.

 

Nous savons que, derrière cette loi, se trouvent des travailleurs sociaux épuisés, sous pression depuis longtemps avant l'accord de gouvernement. Ces travailleurs sociaux méritent du respect et des renforts. Nous avons donc obtenu cette compensation financière. Maintenant, il faut veiller à la capacité opérationnelle. Nous ne voulons pas laisser les CPAS seuls face à l’augmentation de la charge de travail.

 

Nous sommes donc bien dans un schéma où le fédéral prend ses responsabilités, parce que la réforme est fédérale. Les communes agissent parce qu’elles connaissent le terrain. Ce sont elles qui sont tous les jours au contact des gens.

 

Chers collègues, nous aurions pu choisir la facilité en votant cette réforme du chômage sans financer l’accueil et sans exiger un euro de plus pour les CPAS. Ce n’est pas la manière de travailler des Engagés. Comme je l'ai dit, nous avons obtenu cette compensation et nous l'assumons.

 

Ce projet de loi ne constitue pas un volet technique, mais offre vraiment la garantie que la réforme du chômage est sociale, juste et tenable. Nous l'avons voulue forte. Le texte qui est présenté aujourd'hui la rend juste.

 

Madame la ministre, nous voterons ce projet de loi avec fierté, parce que nous assumons ce que d'autres n'ont jamais eu le courage d'accomplir ou de proposer, parce que nous sommes convaincus que la Belgique doit être plus juste, plus responsable, au service de ses citoyens, et non de postures. Nous voulons agir sans crier ni stigmatiser, en faveur des générations futures, pour garantir la solidarité essentielle à notre nation. Nous voulons agir pour être responsables, parce que la responsabilité ne consiste pas à foncer droit dans un mur les yeux fermés, mais à garantir, dans les années à venir, une solidarité au sein de ce pays ainsi qu'un épanouissement à ceux et celles qui le peuvent, de même qu'une sécurité à nos concitoyens qui sont vraiment dans le besoin.

 

25.11  Fatima Lamarti (Vooruit): Mijnheer de voorzitter, collega’s, dit wetsontwerp voorziet in financiële verdeelsleutels voor de OCMW’s. Mevrouw de minister, de compensatiemaatregelen alsook het koninklijk besluit over de diplomavoorwaarden zijn een belangrijk signaal. De federale overheid erkent de cruciale rol van de lokale sociale diensten en wil de eerstelijnshulp structureel versterken in zijn opdracht om mensen te ondersteunen en te begeleiden. Vooruit zal dit blijven opvolgen, want die middelen zijn broodnodig en moeten ook effectief bij de OCMW’s terechtkomen. We nemen met deze regering ingrijpende beslissingen en hebben dus ook de verantwoordelijkheid om de gevolgen ervan nauwgezet te monitoren.

 

Hoe evolueert de instroom bij de OCMW’s? Welke noden zijn er? En vooral, hoe vergaat het onze maatschappelijk werkers, die nu al onder grote druk staan?

 

Onze maatschappelijk werkers zijn de motor van onze sociale dienstverlening. Daarom hebben we keihard gestreden voor extra ondersteuning voor onze OCMW’s. Die extra steun moet er komen. Dankzij de druk van Vooruit zullen de OCMW’s extra middelen krijgen en werden de diplomavereisten voor maatschappelijk werkers intussen aangepast. Vooruit laat onze maatschappelijk werkers niet los. Samenwerking is cruciaal; dat geldt ook voor alle betrokken partners in dit verhaal, zoals onze regionale arbeidsbemiddelingsdiensten. Samenwerking werkt echter alleen met de juiste middelen en duidelijke afspraken. Daarom blijft Vooruit pleiten voor een goede en transparante gegevensdeling tussen de lokale OCMW’s, de VDAB en de Forem. Onze resolutie hierover ligt alvast klaar. We moeten ervoor zorgen dat dit beleid werkbaar blijft voor de mensen op het terrein en voor de mensen die op hun hulp rekenen.

 

25.12  Nahima Lanjri (cd&v): Collega’s, nu de werkloosheidsuitkeringen in de tijd worden beperkt, is het evident dat de regering er alles aan doet om mensen die hun werkloosheidsuitkering verliezen zo snel mogelijk opnieuw te activeren.

 

Mevrouw de minister, gelukkig zien we vandaag al in de cijfers dat een deel van de mensen de vlucht vooruit neemt. We hebben daarstraks nog gedebatteerd over de misbruiken in Verviers. Welnu, zelfs in Wallonië blijkt uit de cijfers van de Forem dat 35 % van de mensen die op 1 januari hun uitkering verliezen – dat is een vrij moeilijke groep die al meer dan twintig jaar werkloos is – ondertussen toch al een of andere vorm van een contract heeft. Dat is op zich bemoedigend nieuws. Het is alleen jammer dat het zover heeft moeten komen. Als nu blijkt dat ze, wanneer het echt moet, toch aan de slag kunnen gaan, rijst de vraag waarom dat niet eerder is gebeurd. Waarom is dat niet tien of zelfs twintig jaar geleden al gebeurd? Al bij al is het goed dat, nog voor sommige mensen eventueel bij het OCMW aankloppen, ongeveer een derde al een job op het oog heeft. Laten we hopen dat dat cijfer in de toekomst nog zal toenemen.

 

Ik ben echter realistisch. Ik heb in de commissie al verschillende malen gewaarschuwd dat niet iedereen onmiddellijk werk zal vinden. Daar moeten we duidelijk over zijn. Er zal zeker ook een groep mensen zijn die behoeftig is, die geen bestaansmiddelen heeft en die in eerste instantie bij het OCMW zal aankloppen.

 

Minister Clarinval had van in het begin gezegd dat hij verwachtte dat ongeveer een derde van de groep naar het OCMW zou uitstromen. Naar mijn vrees is dat een onderschatting. De studies waarop dat cijfer is gebaseerd, dateren immers van de hervorming onder de regering-Michel. Toen ging het om een andere doelgroep. De uitstroom naar het OCMW kan dus mogelijk veel hoger liggen. Vandaag weten we niet exact hoeveel mensen vanaf 1 januari bij het OCMW zullen aankloppen. De cijfers zijn slechts indicatief.

 

Wel positief is dat in het wetsontwerp dat we straks zullen goedkeuren in een open-endfinanciering is voorzien, voor het geval de OCMW’s toch met meer aanvragen worden geconfronteerd. Elke aanvraag zal individueel worden onderzocht. Als blijkt dat die aanvragen terecht zijn en dat meer aanvragen dan verwacht zijn ingediend, dan heeft de federale regering zich ertoe verbonden om in extra middelen te voorzien.

 

Omdat we echter nog geen akkoord over de begroting voor 2026 hebben, zal er in het begin van volgend jaar met voorlopige twaalfden worden gewerkt. Heel wat OCMW’s maken zich dan ook zorgen over die financiering.

 

Krijgen zij vanaf 1 januari wel de middelen die hen zijn beloofd? Voor volgend jaar is 300 miljoen euro beloofd. Meer nog, mede op aandringen van cd&v is voor dit jaar vanaf december in een beperkt bedrag van 26 miljoen euro voorzien, dat nog in december zal worden uitbetaald. Mevrouw de minister, ik veronderstel dat er voor december geen probleem is, dus dat het goedgekeurde bedrag van 26 miljoen zal worden toegekend, want dat staat in de begroting van dit jaar ingeschreven. Voor volgend jaar wordt in principe, bij afwezigheid van een begroting, met voorlopige twaalfden gewerkt. De mogelijkheid bestaat om van dat principe af te wijken. Cd&v vraagt dat u die afwijking inroept, zodat de OCMW’s de zekerheid hebben dat de middelen beschikbaar zullen zijn. Op die manier kunnen OCMW-voorzitters en -mandatarissen gerust zijn dat de extra middelen er vanaf begin januari zullen zijn. Wij rekenen erop dat de regering in die afwijking zal voorzien om problemen te vermijden.

 

Overigens worden middelen bespaard op de werkloosheidsuitkeringen die vanaf 1 januari niet moeten worden betaald. Die besparingen kunnen worden gebruikt om de OCMW’s te ondersteunen.

 

De compensatieregeling die vandaag wordt goedgekeurd, dient niet alleen om de bijkomende kosten voor extra leeflonen te financieren, maar helpt ook om de extra personeelskosten te dekken. Als meer mensen aankloppen bij het OCMW, betekent dat meer sociale onderzoeken en dus een grotere personeelsbehoefte. Daarom is het goed dat voor die personeelscapaciteit in extra middelen wordt voorzien.

 

Nog een belangrijk element in het ontwerp dat we straks zullen goedkeuren, is dat in een verdubbeling wordt voorzien van de dossierkosten. Naast de extra middelen voor het leefloon, die in 2026 zelfs oplopen tot 100 % financiering en daarna geleidelijk afnemen, zijn er extra middelen voor personeel en dossierkosten, en blijft de verdubbeling gedurende twee jaar van kracht.

 

We zijn bovendien tevreden dat er eindelijk werk wordt gemaakt van een bonus-malussysteem. Dat had al veel vroeger moeten gebeuren. Het systeem voorziet in een bonus voor OCMW's die goed functioneren en een sanctie voor OCMW's die hun verplichtingen niet nakomen.

 

Sinds 2016 is het GPMI verplicht voor alle nieuwe instromers en voor jongeren onder de 25 jaar. Voor degenen die al een leefloon ontvingen, gold deze verplichting echter niet. Daardoor zijn er nog heel wat OCMW's met leefloners voor wie geen GPMI, een soort sociaal contract, werd afgesloten. Dit contract, opgesteld tussen het OCMW en de leefloner, omvat bijvoorbeeld begeleiding bij afkicken, taalverwerving of het volgen van opleidingen, met als doel de leefloner te activeren richting werk, maatwerk of vrijwilligerswerk. Het functioneert dus als een duidelijke afsprakennota tussen leefloner en OCMW.

 

Het leefloon is geen blanco cheque. Men heeft daar niet zomaar recht op. Het vormt het laatste vangnet voor mensen bij wie het echt niet anders kan. Zelfs ontvangers van het leefloon moeten een engagement ondertekenen, bijvoorbeeld om zich bij te scholen en nadien aan de slag te gaan. Het is dus niet vrijblijvend.

 

Het bonus-malussysteem voor de GPMI’s is belangrijk, omdat sommige OCMW's nog ver onder het gemiddelde scoren. OCMW's die onvoldoende presteren krijgen een lagere extra financiering, bijvoorbeeld 5 % in plaats van 10 %. OCMW's die het goed doen, bijvoorbeeld met meer dan 60 % van de leefloners met een GPMI – in sommige steden zoals Antwerpen zelfs meer dan 80 % –, krijgen een hogere extra financiering, bijvoorbeeld 15 %. Op deze manier wordt een financiële stimulus ingebouwd om OCMW's aan te zetten tot activering en begeleiding van leefloners, in plaats van hen enkel een uitkering te geven zonder verdere ondersteuning, wat eigenlijk onaanvaardbaar is. Het is van belang dat er afspraken worden gemaakt en dat leefloners worden begeleid totdat zij maatschappelijk geïntegreerd zijn, aan het werk gaan of op een andere manier actief deelnemen aan de samenleving.

 

Daarnaast voorziet het systeem extra middelen voor OCMW's die erin slagen mensen duurzaam aan het werk te houden. Gelukkig hoeven de OCMW's hiervoor geen administratieve rompslomp te doorlopen. Dat was mijn bezorgdheid in de commissie, maar u hebt me gerustgesteld. Als de OCMW’s erin slagen mensen langer dan een jaar aan het werk te houden, zullen ze een extra forfaitaire bijdrage ontvangen van ruim 1.700 euro. Dat is ook mooi meegenomen.

 

Wij mogen echter geen mirakels verwachten van de OCMW’s, zeker niet omdat de groep die vanaf januari 2026 uitstroomt naar de OCMW’s een bijzonder moeilijke doelgroep is. Het gaat om mensen van wie een groot deel al meer dan 20 jaar werkloos is. De bemiddelingsdiensten VDAB, Actiris en de Forem zijn er niet in geslaagd die mensen te activeren. Wij zouden nu aan de OCMW’s vragen dat zij dat nu wel oplossen. Dat zal uiteraard niet van vandaag op morgen gebeuren, binnen die groep bevindt zich immers een aanzienlijk aantal personen die als niet-toeleidbaar worden beschouwd.

 

De VDAB voert elke twee jaar een screening uit van alle werklozen en heeft vastgesteld dat de helft van de groep die in januari 2026 uitstroomt uit de werkloosheid, niet-toeleidbaar is. Dat is een grote groep. Daarom wil ik opnieuw aandringen, ook bij u, net zoals ik dat deze week heb gedaan bij minister Beenders en minister Vandenbroucke, om een oplossing te zoeken voor die niet-toeleidbare groep. Het kan niet de bedoeling zijn dat wij hen eenvoudigweg doorverwijzen naar de OCMW’s, die met hen dan maar hun plan moeten trekken. Die mensen zouden dan levenslang op een uitkering aangewezen blijven en dat kan niet de bedoeling zijn. We moeten dus nagaan waar die groep het best thuishoort. Sommigen kunnen mits de juiste begeleiding misschien toch nog op een of andere manier worden geactiveerd. Anderen horen misschien eerder thuis in een ander statuut, bijvoorbeeld als erkend persoon met een handicap, aangezien ze effectief een beperking hebben of ongeneeslijk ziek zijn, waardoor ze niet kunnen werken. Zij zouden dan een ziekte-uitkering moeten krijgen. Hopelijk kunnen we alsnog een deel van die mensen activeren.

 

In een laatste punt wil ik nog stilstaan bij de maatregel die wij vandaag goedkeuren. Het is belangrijk dat we de effecten ervan monitoren en evalueren, zodat we eventueel kunnen bijsturen. We moeten niet alleen nagaan of bijkomende financiële middelen nodig zijn door continu op te volgen hoeveel mensen uitstromen, naar welke OCMW’s en welke OCMW’s eventueel bijkomend moeten worden gecompenseerd. Dat is het financiële en dus kwantitatieve luik. Er moet ook een kwalitatieve evaluatie gebeuren. Wat doen de OCMW’s precies en slagen ze erin de betrokkenen effectief te begeleiden? Hopelijk moeten we niet na vijf of tien jaar vaststellen dat het niet of niet goed genoeg gelukt is. De opvolging moet nu en tijdig gebeuren, zodat we kunnen bijsturen. In die zin is het positief dat u een taskforce hebt opgericht.

 

Uiteraard moeten wij niet enkel de voorliggende wet evalueren maar ook de werkloosheids­hervorming as such. De bedoeling van heel deze hervorming blijft immers om mensen niet hun hele leven afhankelijk te maken van een uitkering, van een werkloosheidsuitkering of van een OCMW-uitkering. Daarom is het van groot belang dat de bemiddelingsdiensten, de VDAB maar ook de Forem in Wallonië en Actiris in Brussel, blijvend hun schouders zetten onder de activering en begeleiding van de betrokkenen. Die bemiddelings­diensten mogen straks niet zeggen dat het hun probleem niet meer is en dat de OCMW's het maar moeten oplossen. Zo zullen we er niet geraken.

 

Ik blijf daarop hameren en hoop dat u dat ook zult doen tijdens het overleg met de bevoegde ministers. Op Vlaams niveau is dat een minister van uw partij, dus dat kan geen probleem zijn. Zij moeten de bemiddelingsdiensten de opdracht geven om die groep te blijven begeleiden. Een OCMW zal dat immers niet alleen kunnen doen.

 

Bovendien is er ook een groep mensen die geen OCMW-steun zal krijgen omdat bijvoorbeeld de partner voldoende bestaansmiddelen heeft. Zij zullen dus niet bij het OCMW aankloppen, maar ook die doelgroep moet men vanuit de VDAB blijven opvolgen en begeleiden naar werk. Alleen op die manier zullen we die werkzaamheidsgraad naar 80 % kunnen brengen. Dat is eveneens een evaluatie waarop cd&v zowel hier als in het Vlaams Parlement zal aandringen.

 

25.13  Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Madame la ministre, cette réforme est avant tout une régionalisation qui ne porte pas son nom. Depuis le début de cette législature, vous organisez systématiquement, avec vos partenaires de la majorité, des transferts de charges tant vers les régions que vers les pouvoirs locaux. Au bout du compte, ce sont toujours les citoyens qui payent la facture.

 

En gros, vous créez du chaos, vous créez des réformes qui n'aboutissent pas ou dont les pendants n'arrivent jamais à temps ou sont insuffisants, et vous laissez les autres gérer le problème à votre place. Aujourd'hui, des économistes ont déjà budgété le fait que la réforme du chômage coûtera 100 euros par an à chaque citoyen wallon. 

 

En ce qui concerne les compensations – qui sont du reste l'objet de ce texte –, vos budgets ont été construits sur des hypothèses basses largement contestées par le secteur. Vous estimez en effet que seul un tiers des exclus du chômage se rendront au CPAS. Or, d'une part, ce public pourrait largement dépasser les 30 % en fonction de la commune et, d'autre part, vous ne tenez aucun compte dans vos calculs du coût de toutes les démarches administratives engendrées par les personnes qui se seront rendues dans les CPAS mais n'auront pu obtenir un revenu de remplacement.

 

La Fédération des CPAS chiffre à plus de 570 millions d'euros la part qui restera à charge des communes d'ici 2029 au-delà de la compensation fédérale, d'autant plus que cette compensation diminuera d'un quart au bout de trois ans.

 

Vous prévoyez en effet qu'en 2026, le fédéral compensera la quasi-totalité du paiement des RIS mais que, dès 2027, ce montant diminuera de 10 % et ainsi de suite. D'autre part, le doublement de l'aide pour les frais de dossier permettra l'engagement de 600 à 800 équivalents temps plein jusque 2028, mais ensuite ce doublement prendra fin. Nous reviendrons donc au bout de deux ans au régime tel qu'il existe actuellement et ce, sachant que d'autres réformes mises en place par vos soins ont dès aujourd'hui forcé les CPAS à réduire la voilure, notamment la fin de la subvention Participation et Activation Sociale.

 

Par ailleurs, il est estimé que les incitants sont mal calibrés et qu'ils seront peu efficaces par rapport aux objectifs poursuivis. Je fais ici référence au bonus-malus, pour des résultats qui, aujourd'hui, constituent des moyens donnés aux CPAS. En effet, un CPAS n'est pas l'autre. Le CPAS  de Jurbise, par exemple, où tout semble très bien se passer, n'est pas le CPAS de Liège qui accueille un public précarisé demandant des dépenses d'énergie plus importantes que dans d'autres.

 

Vous ne tenez absolument pas compte de cela!

 

Madame la ministre, je ne peux pas comprendre comment on peut conditionner le soutien aux CPAS à des obligations de résultats de conclure des PIIS. C'est comme si l'on retirait de l'argent à quelqu'un pour le punir d'être pauvre! Cela ne résoudra en rien la situation.

 

En ce qui concerne le bonus emploi durable, il reste flou, non budgétisé et sans impact prévisible. Cela rejoint la critique du Conseil d'État, qui relève que le dispositif de bonus n'est pas lié à de réels efforts d'accompagnement, que les mesures relèvent davantage d'un financement incitatif que d'une compétence fédérale légitime et que ce flou renforce l'idée que le mécanisme est mal fondé juridiquement et est inefficace socialement.

 

Par rapport à tout cela, la question que nous nous posons tous est de savoir où sont les 26 millions. Aujourd'hui, dans les CPAS, des équipes sont en train de s'organiser pour pouvoir pallier l'arrivée de toutes ces personnes mais elles ne voient pas l'argent arriver. Or les formations, l'investissement dans le matériel, les recrutements doivent commencer dès maintenant. Il est plus que moins une et pourtant ces millions sont aujourd'hui bloqués.

 

Madame la ministre, cette réforme aura un impact énorme sur les réalités des CPAS. En commission des Affaires sociales, nous avons auditionné durant des jours des travailleurs du CPAS d'Anderlecht qui nous faisaient part d'une immense détresse de devoir gérer seuls de trop nombreux dossiers, alors qu'ils font face aussi à des bénéficiaires eux-mêmes dans une terrible détresse, acculés. Ce sont des cas qui sont en fait très difficiles à gérer. C'est le cas pour de nombreux CPAS dans notre pays, qui sont confrontés à des hauts taux de pauvreté.

 

On a vu à quel point les CPAS sont aujourd'hui confrontés à des difficultés de recrutement parce que ce genre de travail social n'attire pas à cause des conditions de travail dans lesquelles nous plaçons ces personnes. Ce sont des personnes qui sont en maladie, en burn-out, qui ne veulent plus retourner travailler dans ce type de structure tant elles ont l'impression de vider la mer avec une petite cuillère.

 

J'entends certains nous dire qu'il y a des CPAS qui s'organisent très bien, qui recrutent déjà! Mais, madame la ministre, les CPAS qui sont actuellement sous plan de gestion – ce qui est le cas de la plupart des CPAS des grandes villes – n'ont tout simplement pas le droit d'investir maintenant pour anticiper la réforme. Comment voulez-vous qu'ils fassent? Comment peuvent-ils dès maintenant former les agents pour faire en sorte que les personnes exclues soient accueillies dignement, pour s'assurer du respect de leurs droits et qu'il n'y ait pas d'erreurs dans les dossiers qui pourraient donner lieu à des recours par la suite?

 

Il est quand même important que cela soit fait de façon sérieuse. Aujourd'hui, on ne leur donne pas les moyens pour pouvoir s'organiser correctement.

 

Par ailleurs, comment voulez-vous que les CPAS attirent, alors qu'il s'agit d'un renfort d'une durée de deux ans pour les dossiers administratifs? Quel jeune qui sort des études d'assistant social va-t-il se dire: "génial, je vais postuler pour ce boulot, où il y aura un afflux de personnes dans une détresse immense, avec beaucoup trop de dossiers à gérer par assistant social"? Et, ce, pour un premier boulot, qui plus est sans perspective de carrière vu que cela s'arrête dans deux ans. On est ici confronté à une impossibilité de faire fonctionner correctement cette réforme, d'autant plus au vu des délais aujourd'hui impartis.

 

Enfin, vous contraignez des équipes à atteindre une mission, là où d'autres qui étaient formés et outillés pour le faire n'y sont pas parvenus: insérer sur le marché du travail des profils potentiellement difficiles à insérer, peu formés et parfois au chômage depuis des années. Eux devraient, pour pouvoir conserver leurs aides, mettre au travail ces personnes. Je ne comprends pas comment vous pouvez vous dire que c'est une bonne idée.

 

Alors, tout ceci s'inscrit évidemment dans un climat plus que tendu. Actuellement, le secteur de la réinsertion est mis à mal par toute une série de coupes budgétaires qui s'organisent au niveau des régions. Les cellules de reconversion sont aujourd'hui affaiblies par les décisions de la Région wallonne. On voit également que le secteur de la réinsertion socioprofessionnelle est également sous pression. On demande donc aujourd'hui à toutes ces structures d'accompagner, de remettre au travail des demandeurs d'emploi, alors qu'on affaiblit dans le même temps les structures qui sont censées effectuer ces missions. Je ne comprends pas.

 

On voit par ailleurs qu'il y a un rétrécissement des opportunités d'emploi dans la société. Votre collègue de l'Emploi s'évertue à multiplier les flexi-jobs. En 2024, on était à presque 27 000 équivalents temps plein occupés actuellement par des personnes sous contrat flexi-job. Cela signifie que ces emplois ne sont pas occupés principalement par une personne dont c'est le métier et dont c'est le salaire mensuel mais bien par une personne qui cumule ce job avec un autre job, tout en vidant les caisses de la sécurité sociale, étant donné que ces boulots-là sont défiscalisés.

 

En voulant étendre ce système de flexi-jobs à l'ensemble des secteurs de la société, nous allons poursuivre ce mouvement et donc priver de ces opportunités d'emploi les demandeurs d'emploi exclus via votre réforme.

 

Je ne comprends pas. C'est la même chose avec les jobs étudiants, qui sont prestés pendant des centaines de milliers d'heures dans notre pays, alors que ces emplois pourraient être occupés par des personnes faiblement qualifiées. C'est donc la double peine qui s'applique puisque vos réformes ne se complètent pas. On se retrouve dans la même situation avec la volonté de multiplier des heures supplémentaires au lieu de créer des emplois supplémentaires dans les entreprises ou encore avec la réforme des aides à la promotion de l'emploi (APE) en Wallonie, qui va faire disparaître 2 500 emplois d'ici 2026. En l'occurrence, ce sont des personnes qui jouissent d'un haut potentiel d'employabilité qui vont se retrouver en haut de la pile des profils qui seront engagés. Les personnes qui seront exclues à travers cette réforme du chômage seront moins bankables à travers les candidatures qu'elles déposeront. Par ailleurs, du côté de la Fédération Wallonie-Bruxelles, on voit une réforme de l'enseignement. Ce sont 1 500 professeurs qui risquent ainsi de perdre leur travail. Nous assistons donc à un rétrécissement du marché du travail.

 

Nous savons aussi que 15 000 emplois ont disparu à cause des faillites qui se sont succédé au cours des derniers mois. Notre situation est loin d'être florissante sur le plan de la création d'emplois, d'une part en raison de la conjoncture économique, certes, et d'autre part en raison de décisions politiques qui sont prises à différents niveaux de pouvoir. De même, les choix des gouvernements de droite de ne plus investir dans le futur constituent des opportunités en moins pour créer des emplois et susciter des dynamiques économiques. Quand on arrête des projets tels que l'extension de lignes de tram, cela signifie que plusieurs personnes ne pourront pas occuper ces boulots.  Dans cette logique, je ne comprends pas comment vous pouvez, en définitive, transformer tout cela en une responsabilité individuelle de s'insérer dans le marché de l'emploi. C'est inacceptable, injuste et complètement hypocrite.

 

Revenons un peu au profil des gens que vous allez exclure. J'entends les uns parler des "profiteurs". Vous avez abondamment évoqué l'émission ayant montré des personnes ne souhaitant pas travailler. J'entends aussi Les Engagés indiquer que 80 % de la population veut cette réforme. Or ces chiffres s'effondrent quand on voit qui est concerné par cette réforme. Vous avez lu l'enquête de la Ligue des familles relative au soutien réel lorsqu'on va un peu gratter derrière les clichés? Par exemple, quand il s'agit d'une maman solo avec deux enfants, on ne trouve plus que moins de 30 % de soutiens à votre réforme. Autrement dit, 70 % de la population n'approuve pas qu'on vire du chômage une maman solo. C'est pareil pour les parents d'un enfant en situation de handicap.

 

Et parlons aussi des travailleurs âgés, c'est-à-dire des personnes de plus de 55 ans qui vont se retrouver jetées hors du chômage. On leur demande de trouver du boulot alors qu'on sait à quel point – M. Clarinval le sait également, vu les chiffres dont il nous a parlé la semaine dernière – les travailleurs plus âgés sont discriminés sur le marché de l'emploi.

 

Cela fait des mois qu'on martèle qu'il faut mettre en place des mesures d'accompagnement de la réforme du chômage pour des publics spécifiques. Rien n'a été fait! Dans un an, qu'en sera-t-il de ces publics-là? Il en va de même pour des personnes issues de l'immigration qui, elles aussi, subissent davantage de discrimination à l'embauche. Que ferons-nous de ces publics-là? Quelles seront les solutions? Franchement!

 

Vous nous disiez, du côté des Engagés, que vous aviez promis de mettre en place une compensation pour les CPAS afin de ne pas les laisser tomber. Comme je vous le disais tout à l'heure, cette compensation n'est pas suffisante, et surtout, elle ne correspond pas à votre promesse de campagne. Votre promesse de campagne était d'offrir un emploi convenable à chaque personne avant son exclusion. Où est cet emploi convenable? Où est-il? Vous avez décidé de laisser tomber ces personnes qui ont voté pour vous. Voilà la réalité des faits!

 

Aujourd'hui, vous nous dites que votre objectif est la revalorisation du travail et la réinsertion des personnes sur le marché de l'emploi. Vous nous vendez une image du travail, mais on aimerait tous promettre à ces personnes qui vont se retrouver exclues dans quelques semaines ou quelques mois qu'elles se réinséreront.

 

Où en sommes-nous réellement aujourd'hui? M. Ducarme nous disait tout à l'heure que 35 % des personnes concernées potentiellement par une exclusion des allocations de chômage avaient retrouvé un contrat de travail. Ces fameux 35 % qui ont retrouvé du boulot sont en fait des chiffres tout à fait linéaires par rapport aux années précédentes. Si vous y regardez d'un peu plus près, les 35 % de personnes qui ont trouvé un emploi et qui seront exclues sont des chiffres normaux. Cela montre que les personnes cherchent du boulot et finissent par en trouver. Ces chiffres incluent d'ailleurs les jeunes qui bénéficient d'une allocation d'insertion. Je suis donc heureuse de savoir que des jeunes qui sortent des études ont une petite période durant laquelle ils touchent une allocation d'insertion et puis finissent par trouver du travail; cela correspond à la logique.

 

Mais ce que vous ne mentionnez pas quand vous parlez des 35 %, c'est qu'ils englobent également des personnes qui ont eu un contrat d'un jour, qui ont travaillé une semaine, qui ont eu un intérim de quelques semaines. Pour ma part, ce ne sont pas les emplois que je souhaite voir occupés par ces 180 000 personnes qui vont être exclues du chômage à partir de janvier. Moi, ce que je leur souhaite, c'est de trouver un emploi stable, un CDI qui leur permet de se projeter dans le futur, d'avoir des collègues avec lesquels ils peuvent tisser des liens, nouer des amitiés, aller boire un verre après le boulot ou faire un barbecue le week-end.

 

Je leur souhaite d'avoir des contrats de travail qui leur permettent de convaincre un propriétaire de leur louer un appartement, même lorsque ces conditions imposées par ce dernier sont à la limite de la légalité.

 

Votre gouvernement poursuit un objectif de 80 % de taux d'emploi mais sans mettre en place la moindre mesure pour créer le premier emploi convenable de cette législature. Je ne comprends pas! Ce que vous avancez ne sont donc que des mots, des mesures hypocrites qui se contredisent et s'entrechoquent les unes contre les autres. Vous êtes en train de créer un magnifique chaos dont les citoyens paieront la facture.

 

25.14  Jeroen Van Lysebettens (Ecolo-Groen): Collega's, mevrouw de minister, de beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd, die de regering holderdebolder door het Parlement joeg, heeft veel losse eindjes. Een van de grootste daarvan is de werking en de financiering van de OCMW's, die met een toename van dossieraanvragen en cliënten geconfronteerd zullen worden. Ik heb dat tijdens de commissie ook gezegd. Het is niet meer dan normaal dat de federale regering die middelen ook uitwerkt en toekent.

 

Laten we duidelijk zijn, dit is damagecontrol. De extra belasting van de OCMW’s zal op 1 januari starten, maar feitelijk begint die vandaag al. Vandaag worden ze al geconfronteerd met mensen die een brief van de RVA hebben ontvangen en komen aankloppen bij het OCMW. Die mensen worden vervolgens weggestuurd met de melding dat ze moeten terugkomen op 1 januari omdat het OCMW hen nu nog niet kan helpen. De extra belasting start dus op 1 januari, maar deze wet komt eigenlijk rijkelijk laat.

 

Er is ondertussen ook veel onrust ontstaan bij de mensen op het terrein, bij de OCMW’s en de lokale besturen. Maandag nog ontvingen we een noodkreet van de koepel van de Brusselse OCMW’s. Zij weten niet wat hen te wachten staat op het vlak van financiering en ondersteuning en het is duidelijk dat ze hun diensten niet tijdig kunnen opschalen, met alle miserie van dien in 2026.

 

Ook in dit wetsontwerp zie ik nog een aantal fundamentele gaten.

 

Ik zal beginnen met iets positiefs. De financiering voor 2026 is voldoende en toereikend. Ik zeg dat alleen maar omdat u tijdens de commissie hebt verklaard dat er zal worden gewerkt met een openenveloppeprincipe en dat u dus zult bijpassen, zelfs indien er meer uitgegeven wordt dan voorzien. Bij dit sociaal experiment weet niemand exact wat er zal gebeuren. De inschatting van drie maal een derde is gebaseerd op een totaal niet-representatieve doelgroep. Een aantal collega's hebben daar ook al op gewezen. Ik vrees dan ook dat het er veel meer zullen zijn. Het is dus cruciaal dat de regering haar beloftes nakomt op het vlak van die openenveloppefinanciering.

 

Vanaf 2027 daalt echter de financiering. Dat komt door twee effecten. Dit wetsontwerp gaat immers uit van een temporeel effect op de instroom bij de OCMW’s, dat is correct, dat zal er zijn, maar niet van een structureel effect. De beperking van de werkloosheid in de tijd heeft nu een eenmalige grote impact. Jaar na jaar zullen mensen echter uit de werkloosheid stromen en eventueel bij het OCMW aansluiten. Ook het temporele effect wordt in de volgende jaren kleiner. Dat verklaart waarom de financiële last voor de OCMW’s zal toenemen in de komende jaren.

 

Collega’s, velen onder u zijn burgemeester of schepen. Ik hoop dat u allemaal uw meerjarenplan goed hebt kunnen afronden. Welnu, collega’s, dit wetsontwerp betekent dat ten laatste bij de budgetopmaak voor 2028 extra financiering zal moeten worden gezocht om de dienstverlening op peil te houden. Tenzij dat laatste natuurlijk niet de bedoeling is.

 

Het bonus-malussysteem voor de OCMW’s is een extra administratieve verplichting die we opleggen aan de OCMW”s. In plaats van mensen naar werk te begeleiden, zal deze regering de OCMW’s paperassen laten invullen. Een deel van de extra middelen kan dus alvast daaraan worden besteed. Ik hoor graag zeggen dat we de OCMW’s moeten belonen die het goed doen, maar blijkbaar is de definitie van het goed doen een GPMI invullen en niet de mensen op het terrein helpen.

 

Tegelijkertijd bevat dit systeem een aantal gaten – mevrouw Lanjri verwees er al naar. Ik doel op de niet-toeleidbaren. Dat zijn mensen van wie ook de VDAB zegt dat, wat men ook probeert, ze allicht niet aan werk kunnen en zullen raken. In de commissie voor Sociale Zaken begreep ik dat de ministers Beenders en Vandenbroucke een oplossing hebben voorgesteld voor een deel van die groep. Voor de overgrote meerderheid van die groep niet-toeleidbaren bestaat er vandaag echter geen oplossing. Zonder oplossing dreigt minstens een deel van die mensen automatisch te worden meegerekend voor de malus, tenzij u zegt dat het OCMW gewoon dat papiertje moet invullen en dat dan alles in orde komt. Dat bewijst dan weer welk criterium u hier eigenlijk hanteert.

 

Ik heb ook een vraag over de 26 miljoen in 2025. In de commissievergadering had ik begrepen dat de uitbetaling daarvan afhankelijk was van een begrotingscontrole en niet van de grote lopende begrotingsoefening. Na het beluisteren van verschillende collega's kom ik tot de conclusie dat ik wellicht te veel naar collega Raskin heb geluisterd en te weinig aan doemdenken heb gedaan. Ik wil u daarom expliciet vragen of die 26 miljoen euro effectief in 2025 nog ter beschikking komt voor de OCMW's.

 

Ten slotte, de algemene budgettaire context van de regering is nogal onduidelijk. De regering wil voor de periode januari-maart 2026 werken met voorlopige kredieten. Mevrouw de minister, ik heb veel opvattingen over u, maar één zeker niet: u bent niet van gisteren. U weet dat de artikelen 55 tot en met 58 van de wet op de federale begroting enkele criteria bevatten om die budgetten toe te voegen aan de voorlopige twaalfden. Mijn vraag is dus niet of u dat zult doen, want ik ga ervan uit dat u dat als goede bestuurder zult doen, maar wel welk budget u zult inschrijven in die voorlopige kredieten.

 

25.15  Katja Gabriëls (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, collega's, ik kan u geruststellen door te melden dat ik niet de behoefte voel om de discussie uit de commissie te herhalen, maar ik wil wel toelichten waarom onze fractie zich zal onthouden bij de stemming over het wetsontwerp.

 

Indien nodig, al weet iedereen het ondertussen, bevestig ik graag nog eens dat mijn fractie al jarenlang voorstander is van een beperking van de werkloosheid in de tijd. Enkele weken geleden hebben we het ontwerp met volle overtuiging mee goedgekeurd.

 

Mevrouw de minister, we ondersteunen de doelstelling van de hervorming om zoveel mogelijk mensen aan het werk te krijgen en zoveel mogelijk vacatures in te vullen. Het huidige systeem biedt te weinig stimulansen voor werkzoekenden om actief naar werk te zoeken. Dat beseft iedereen en afgelopen week zijn we nogmaals met de neus op de feiten gedrukt. We zijn het er volledig mee eens dat het automatische gevolg van het wetsontwerp is dat een deel van die mensen terechtkomt bij de OCMW's, aangezien ze hun uitkering zullen verliezen. De vraag die op ieders lippen ligt, is natuurlijk hoeveel het er in werkelijkheid zullen zijn. Dat weet niemand.

 

Zal de financiële compensatie waarin de arizonaregering voorlopig voorziet voor de OCMW’s voldoende zijn, vanuit de veronderstelling dat een derde van die mensen, toch 60.000 werkzoekenden, extra leefloondossiers met zich zullen meebrengen? U zegt dat u naar een open-endsysteem wilt gaan, maar we moeten elkaar geen Liesbeth noemen. De nodige middelen zullen vrijgemaakt worden, maar we kennen allemaal de moeilijke context waarin de budgettaire besprekingen plaatsvinden. We zullen dus zien. Die zekerheid is er vandaag niet. We leven in een bijzonder onzekere periode door de huidige toestand van deze regering.

 

Vergeef me mijn wantrouwen. Dat wantrouwen is mee ingegeven doordat vele mensen die al jaren actief zijn in een lokaal bestuur toch al een tijdje voelen dat men niet alleen federaal maar ook Vlaams regelmatig taken doorschuift naar de lokale besturen. In het begin is daar wel een compensatie aan verbonden, maar na een tijdje is het tirez vôtre plan en is de wortel die de lokale besturen wordt voorgehouden weg.

 

U plant voor volgend jaar 100 % compensatie, maar die wordt natuurlijk degressief. We moeten gewoon vaststellen dat er op termijn sowieso extra kosten zijn voor de lokale besturen. Dat is een zekerheid. Er zullen niet-toeleidbaren zijn, zoals ze hier zo mooi genoemd worden. Die blijven voor een stuk automatisch bij de lokale besturen zitten. De terugverdieneffecten, die 2 miljard waar al veel over gesproken is, zijn natuurlijk volledig voor het federale niveau maar de extra kosten komen bij de lokale besturen terecht. De communicatie van uw partij daarover zat in het begin wel redelijk fout.

 

Mevrouw de minister, u hebt geen glazen bol. Er zijn nog onzekerheden. Er zal afgewacht moeten worden wat de praktijk brengt. Wat we wel zeker weten, is dat de lokale besturen vanaf januari extra werkdruk te wachten staat. We weten allemaal dat die diensten van nature flexibel en veel gewoon zijn, maar de druk is vandaag al zeer hoog. Dat weet u ook. We mogen niet vergeten dat naast de extra mensen met een leefloon er ook zullen zijn die geen recht op leefloon hebben en die ook geen uitkering krijgen maar voor wie er wel bepaalde ondersteuningsmaatregelen zullen zijn bij de OCMW’s. Dat brengt sowieso extra werkdruk met zich mee. Daar moeten we ons bewust van zijn.

 

Een derde opmerking, gaat over de noodzaak van activering. We staan daar volledig achter. Het bonus-malussysteem is een goed instrument. Waarom voorziet u pas in de compensatie in 2028, terwijl u terecht de onmiddellijke of zo snel mogelijke activering van die mensen vraagt? U weet zelf ook dat sommige langdurig werklozen tot heden niet konden worden geactiveerd door instellingen zoals de VDAB, Actiris en de Forem. Zij ontvangen vandaag honderden miljoenen euro’s om die taak uit te voeren en zij slagen daar ook niet in. Dat zal dus zeker niet evident zijn. De lokale besturen zullen in de komende maanden de handschoen wel opnemen, maar u weet ook dat dit eenvoudiger is voor grotere steden die al tewerkstellings­initiatieven hebben. Kleinere gemeenten zullen zich nog sterker voor deze nieuwe maatregel moeten organiseren.

 

Mevrouw de minister – dit is misschien ook een boodschap aan de heer Tonniau; ik hoef dat niet aan mijn burgemeester te vragen, dat is een voordeel –, wij hebben onmiddellijk een extra activeringscoach aangeworven. Ik zou dus zeggen: zaag en klaag niet, maar neem de handschoen op en kijk wat de toekomst brengt. Wij zijn dat in elk geval van plan.

 

Wat ik niet kan aanvaarden, is dat de VDAB en anderen vanaf volgend jaar hetzelfde budget zullen blijven ontvangen, terwijl ze er tegelijkertijd ook van uitgaan dat de OCMW’s vanaf volgend jaar die verantwoordelijk volledig op zich zullen nemen Ik denk dat we die taak samen moeten opnemen. Zij blijven nog steeds bevoegd voor de activering, samen met de OCMW's. Wij krijgen de indruk dat ze de hete aardappel nu al beginnen door te schuiven en dat ze dat in de toekomst louter een taak van de lokale besturen vinden. Daarvoor wil ik toch waarschuwen.

 

Met betrekking tot de werkdruk vraagt onze fractie op korte termijn twee zaken. U bent daarmee bezig, u zult verwijzen naar een werkgroep. Eigenlijk vinden wij dat dit al had moeten samenvallen. Aangezien de maatregel op 1 januari in werking treedt, had dat best ook tegen dan geregeld moeten zijn. U weet ook dat het huidige GPMI-systeem echt administratief belastend is. Vanuit het werkveld wordt er sterk op aangedrongen dat dit systeem efficiënter wordt en dat de administratieve lasten aanzienlijk verminderen. Zeker nu het bonus-malussysteem eraan wordt gekoppeld, vinden wij dat dit systeem zo snel mogelijk eenvoudiger moet worden gemaakt.

 

Tot slot wil ik nog iets zeggen over de voorschotregeling. U weet dat ongeveer een vijfde van het werk van de OCMW’s vandaag voortkomt uit het feit dat andere instellingen hun werk niet doen. We stellen vast dat de vakbonden en andere organisaties in de toekomst evenveel middelen zullen ontvangen, maar veel minder werk zullen hebben. Ik vraag dat dat werk uit de handen van de OCMW's wordt genomen, zodat zij tijd vrij krijgen om echt te werken aan dat activeringsbeleid. Dat moet mogelijk zijn, maar wij hadden dat sneller gewild. Die werklastvermindering, die zeker mogelijk is, mag geen jaren op zich laten wachten en die boodschap willen wij meegeven. De evaluatie van de gevolgen van het nieuwe systeem moet voor ons zeker al in 2026 worden gemaakt. Wij moeten in de loop van 2026 al een idee krijgen van wat de cijfers werkelijk zijn, dus wacht zeker niet met die evaluatie.

 

Mijn fractie staat achter de hervorming. De focus ligt volledig terecht op activering, maar gelet op de vragen en onduidelijkheden die ik zonet schetste, zullen wij ons toch onthouden bij de stemming over dit ontwerp.

 

25.16  François De Smet (DéFI): Madame la ministre, chers collègues, nous examinons ce soir un projet de loi présenté comme une mesure de compensation en faveur des CPAS. En vérité, ce texte ne compense rien mais déplace la charge sociale, la précarité et la pauvreté du niveau fédéral vers les communes, lesquelles devront à terme assumer les conséquences directes de la réforme limitant les allocations de chômage à deux ans.

 

Cette réforme du chômage va envoyer un grand nombre de personnes vers les CPAS pour solliciter un revenu d’intégration sociale. Encore aujourd’hui, personne ne sait précisément de combien d’allocataires nous parlons. La fameuse prévision en trois tiers, nous le savons, n’a rien de scientifique. Nous sommes donc à l’aube d’une gigantesque expérimentation sociale dont nul ne peut prévoir l’issue avec certitude.

 

Votre projet de loi de compensation des CPAS – selon vos termes –, poursuit trois objectifs: aider les CPAS à faire face à l’afflux de bénéficiaires, garantir un suivi et un accompagnement, récompenser l’accompagnement vers un emploi durable. Je suis hélas convaincu qu’aucun de ces trois objectifs ne sera réellement atteint.

 

En ce qui concerne le premier, je ne peux pas vous suivre lorsque vous affirmez que la réforme du chômage n’a rien d’idéologique. Le premier ministre, issu de votre propre parti, a d'ailleurs lui-même déclaré que cette réforme était la plus importante sur le plan communautaire depuis la sixième réforme de l’État. Nous sommes donc en plein dans de l’idéologie institutionnelle. Cette réforme est en réalité une défédéralisation larvée de l’intégration sociale, par un transfert massif de charges vers les pouvoirs locaux. Ces pouvoirs locaux, qui savent compter, l’ont bien compris.

 

Le compte est-il bon? Nous pouvons raisonnablement en douter. Depuis plusieurs semaines, les fédérations de CPAS à Bruxelles et en Wallonie tirent la sonnette d’alarme. Mes collègues y ont fait référence. Plusieurs études convergentes évaluent l’impact réel à un demi-milliard d’euros d’ici 2030 pour les CPAS wallons, et à un coût net supplémentaire de 100 à 150 millions pour les CPAS bruxellois. Dans ce cas, les fonds promis ne suffiront pas.

 

En outre, pour que cette réforme puisse réussir, les fonds fédéraux déjà promis auraient déjà dû être versés dès 2025 afin d’aider les CPAS à se préparer. À l'instar de quasiment tous mes collègues, je parle du fameux montant de 26 millions, supposé déjà être réparti entre les CPAS sur la base de l’afflux attendu. Nous sommes mi-novembre et cet argent n’est toujours pas là, alors que c’est maintenant que les CPAS doivent se préparer.

 

Sur le terrain, nous constatons une angoisse grandissante face à l’organisation – ou plutôt l’inorganisation – de ce gouvernement fédéral. Comme l’a rappelé une présidente de fédération de CPAS, la prise en charge des exclus du chômage ne s’organise pas entre le 26 et le 31 décembre. Il faut engager du personnel, louer ou aménager des locaux et anticiper la hausse de la charge de travail.

 

Vous avez indiqué, madame la ministre, que "les fonds sont garantis et seront mis à disposition dès que possible". À ce stade, aucune garantie juridique concrète, aucun arrêté et aucun texte budgétaire adopté ne permet aux CPAS de planifier sereinement leurs actions.

 

Pouvez-vous dès lors garantir ici et maintenant que ces 26 millions seront bien versés en 2025? Pouvez-vous également confirmer ici sans ambiguïté que malgré les douzièmes provisoires consécutifs à l’instabilité de votre propre gouvernement, le fonds de compensation de 300 millions destiné aux CPAS sera délivré, sans interruption ni report, en 2026? Si oui, comment allez-vous techniquement opérer?

 

Les pouvoirs locaux et leurs CPAS sont déjà victimes de l'action de ce gouvernement. Ils ne peuvent pas en plus devenir les victimes collatérales d'un blocage politique de ce même gouvernement. Je crois que personne ne mérite cela. Il en va non seulement de notre équilibre financier, mais surtout de la capacité de notre état social à accueillir dignement les personnes les plus fragilisées.

 

Deuxièmement, en ce qui concerne les deuxième et troisième objectifs, j'entends les partenaires de la majorité parler de justice sociale et lier le financement des CPAS à la qualité de l'accompagnement en parcours d'insertion selon un régime bonus-malus. Cependant, si la logique d'activation est imposée aux CPAS sans moyens suffisants – l'insertion socioprofessionnelle nécessitant en effet un appui humain considérable – on n'aura pas réussi cet objectif de justice sociale.

 

Je crois pour ma part que nos CPAS se sentiront rapidement asphyxiés et que de nombreuses personnes se retrouveront au bord du chemin, l'emploi durable n'étant qu'un miroir aux alouettes sans un investissement sérieux dans la formation, ce que votre gouvernement a malheureusement refusé s'agissant de la réforme du chômage. Ceci n'est pas une réforme sociale ambitieuse ni un investissement dans la formation ou l'emploi durable. C'est une compensation budgétaire temporaire, calibrée et qui va s'éroder au fil du temps.

 

Pour terminer, je veux ici rappeler une évidence, à savoir que la pauvreté ne doit pas constituer une variable d'ajustement budgétaire. Ces personnes qui afflueront au CPAS, ce seront par exemple pour beaucoup des femmes seules, des jeunes sans perspective, des familles ayant déjà épuisé toutes les solutions. La réponse qu'on leur propose est un contrat d'intégration assorti d'un contrôle, de menaces de sanction et de procédures de plus en plus lourdes.

 

En conclusion, non, DéFI ne soutiendra pas le présent projet de loi car il n'apporte pas les garanties nécessaires aux CPAS pour faire face à la réforme du chômage et il met en place une véritable défédéralisation de l'intégration sociale et donc – et je sais que c'est là le but – un affaiblissement structurel de l'État fédéral. Ce n'est pas un texte de solidarité mais bien un enterrement de première classe de la solidarité fédérale dont vous, le MR et Les Engagés, êtes complices. Vous en serez comptables devant les citoyens lorsque, demain, le taux de pauvreté aura grimpé,  le taux d'emploi sera resté en berne et – c'est à présent une certitude – les taxes communales auront augmenté dans toutes les communes de Wallonie et de Bruxelles, écrasées par la facture et l'inconséquence de ce gouvernement Arizona.

 

25.17 Minister Anneleen Van Bossuyt: Mijnheer Tonniau, ik zal u als eerste geruststellen. De regering en ik beschikken over zeer veel gezond boerenverstand en net daarom hebben wij de werkloosheidsuitkering beperkt in de tijd. Me dunkt getuigt dat van het grootst mogelijke boerenverstand.

 

Mijnheer Van Lyssebettens, u noemt het een sociaal experiment. Ik weet niet of u de reportage van Christophe Deborsu hebt gezien. Tenzij u dat profitariaat in stand wilt houden, is dit allerminst een sociaal experiment, maar vooral een goed doordachte beslissing.

 

De beslissing om de werkloosheidsuitkering te beperken in de tijd zal inderdaad een impact hebben op de OCMW's. Daarom hebben we bijvoorbeeld ook de dossierkost verdubbeld van 518 euro naar 1.036 euro. Daarnaast heb ik ook de diplomavoorwaarden voor de aanwerving van sociaal werkers in het KB verruimd en die bevoegdheid aan de regio's gegeven, zodat er een grotere vijver is om uit te vissen.

 

Eindelijk pakken we ook de grote werklast bij de OCMW's aan. Een groot deel daarvan behoort niet tot hun takenpakket, namelijk de voorschotten­problematiek met betrekking tot de werkloosheids­uitkering of de ziekteverzekering. Diezelfde partijen die nu hun beklag doen over de grote werklast van de OCMW's hebben daar niets aan gedaan toen zij deel uitmaakten van de regering, mevrouw Meunier.

 

Mevrouw Samyn, in de ondersteuning voor die OCMW's zit een zeer belangrijk activerend element, dus ik denk dat u op uw beide oren kunt slapen. We zullen zowel de inspanningen als de resultaten belonen. U vroeg naar echte resultaatsverbintenissen. Door een specifiek bedrag toe te kennen aan OCMW's die mensen op een duurzame wijze kunnen tewerkstellen, dus meer dan één jaar, beantwoorden we aan die verzuchting. Het is bovendien ook voor iedereen bedoeld, dus niet alleen voor mensen die uitstromen na de beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd.

 

Ik hoor hier ook doemverhalen over de OCMW’s en wat er op hen afkomt. Mevrouw Gabriëls zei: "Zaag niet en klaag niet, maar doe iets." We zien dat heel veel OCMW’s dat ook effectief doen, bijvoorbeeld het OCMW van Antwerpen. Ik denk dat men niet kan zeggen dat Antwerpen een klein stadje is, laat staan een stad zonder moeilijke profielen. Het OCMW van Antwerpen heeft al zijn 35 vacatures ingevuld gekregen, mevrouw Schlitz, in amper enkele maanden tijd.

 

Le 1er décembre prochain, le CPAS d'Anvers ouvrira un guichet spécifique pour le dispatching. Les personnes pourront s’y adresser pour recevoir des informations. Je pense que cela peut être un exemple pour d’autres CPAS.

 

Doemdenken is dus ongepast, en niet alleen op dat vlak. We willen ook vooral niet aan mensen het signaal geven dat we hen opgeven. Dat hoor ik hier nochtans hier en daar. Sommige leden beweren dat die mensen naar het OCMW zullen stappen en dat wij hen nooit aan het werk zullen krijgen. Ik vind dat eerlijk gezegd heel erg bijzonder. Het wordt voorgesteld alsof wij het signaal geven dat we die mensen betuttelen, niet in hen geloven en hen vooral klein zullen houden. Ik weiger dat te aanvaarden.

 

Le travail n’est pas une punition. C’est une chance. Je pense qu’il est très important de faire passer ce message.

 

Madame Schlitz, vous faites signe que non. C’est incroyable que vous pensiez que le travail n’est pas une chance, mais une punition.

 

(…): Bravo! (Applaudissements sur les bancs de la N-VA)

 

25.18  Anneleen Van Bossuyt, ministre: Je peux vous le démontrer avec des chiffres très concrets. Les gens qui ne travaillent pas ont un risque de tomber dans la pauvreté de 32 % alors que le risque n'est que de 5,5 % pour ceux qui travaillent. Je pense que cela démontre que cela fonctionne.

 

Madame Meunier, vous dites que je suis la ministre de la misère. Je pense qu’avec vos politiques, vous maintenez les gens dans la misère.

 

(…): Bravo! Vous êtes le parti de la misère! Où est le PS? Où sont-ils? C'est fini le boulot? (Applaudissements sur les bancs du MR et de la N-VA)

 

25.19 Minister Anneleen Van Bossuyt: Ik heb een aantal bezorgdheden gehoord in verband met de financiering en ik begrijp dat daarover vragen bestaan, gelet op de situatie.

 

Een eerste bezorgdheid is of de voorlopige twaalfden roet in het eten gooien betreffende de compensatie voor de OCMW's. Voor de inwerkingtreding van de wetgeving die u straks zult goedkeuren, doen er zich geen fundamentele problemen voor. Het is helaas niet de eerste keer dat er met voorlopige twaalfden wordt gewerkt. Ik erken dat de timing uitdagend is, gezien die mogelijke extra te verwachten instroom naar de OCMW's en de hogere terugbetalingspercentages. Zoals u weet, kunnen nieuwe of verhoogde uitgaven niet automatisch worden uitgevoerd onder de voorlopige twaalfden, zelfs wanneer de wet goedgekeurd is. Daarvoor moeten de nodige kredieten expliciet worden vrijgemaakt. Net daarom bereidt mijn administratie momenteel een dossier voor, om te garanderen dat aan de wettelijke verplichtingen kan worden voldaan. Op die manier verzekeren wij dus dat de desbetreffende kredietlijnen voldoende aangezuiverd zullen zijn, zodat er geen betaalproblemen zullen zijn van de POD MI naar de OCMW's bij het begin van 2026. Dat was een eerste bezorgdheid wat betreft de financiering.

 

Inzake de financiering zijn ook enkele vragen gesteld over de 26 miljoen euro waarin nog dit jaar wordt voorzien voor de OCMW's. Het koninklijk besluit om die 26 miljoen te verdelen over de OCMW's en effectief te betalen, ligt al een tijdje klaar, maar zoals ik al meermaals heb gezegd in de commissie moeten die middelen overgezet worden van de kredieten van minister Clarinval naar mijn kredieten. Dat gebeurt bij de begrotingscontrole 2025, die nog in het Parlement moet worden goedgekeurd. Er is nu eenmaal een parlementair stramien vastgelegd. Op 26 november staat de begrotingscontrole op de agenda van de commissie voor Financiën en een week later zal daarover worden gestemd in de plenaire vergadering. Mijn diensten doen er alles aan om, na definitieve goedkeuring in de plenaire vergadering, de OCMW's zo snel mogelijk uit te betalen.

 

De bedragen zijn al enkele weken geleden aan de gemeentes gecommuniceerd. Ik ga ervan uit dat de lokale besturen dit reeds in hun eigen meerjarenplanningen hebben ingeschreven. Ze kunnen erop rekenen dat die budgetten eraan komen. We moeten echter eerst het parlementair proces doorlopen.

 

Mevrouw Samyn, de veiligheid van de OCMW-medewerkers valt onder het personeelsbeleid en de veiligheidsprotocollen, wat behoort tot de lokale en gemeenschapsbevoegdheden, net zoals het registreren van geweldincidenten tegen maatschappelijk werkers. Elk incident is er natuurlijk één te veel. Ik ondersteun daarom zeker de initiatieven van de bevoegde instanties op dat vlak. Binnen mijn bevoegdheid voeren onze inspecteurs bij de OCMW's procesanalyses uit, waarbij onder andere het onthaalbeheer aan bod komt. Zij bespreken de moeilijkheden, geven advies en stimuleren de uitwisseling van goede praktijken. Ik onderzoek momenteel zelf binnen mijn bevoegdheden in welke mate agressief gedrag, zowel fysiek als verbaal, kan worden beschouwd als een belemmering van het sociaal onderzoek en in welke mate een OCMW in dat geval het bedrag kan sanctioneren.

 

Omtrent het GPMI wil ik twee zaken aanhalen. De bonus-malusregeling die we invoeren, is net bedoeld om het afsluiten van GPMI's te stimuleren. Mevrouw Lanjri, we zien inderdaad grote verschillen tussen gemeenten. Gemiddeld worden ongeveer 40 % van de GPMI's afgesloten, maar in Antwerpen ligt dat bijvoorbeeld boven de 80 %.

 

Pourquoi le bonus-malus ne prendra-t-il effet seulement à partir de 2028? Parce que nous voulons que les PIIS soient plus qualitatifs, par exemple de manière à inclure les gens avec des assuétudes ou pour une meilleure guidance budgétaire. Les CPAS recevront toujours une compensation de 10 % jusqu'en 2028 et à partir de 2028, le bonus-malus interviendra.

 

Mevrouw Samyn, u vroeg mij wanneer het wetsontwerp op tafel zal komen over het koppelen van de hoogte van het leefloon aan de integratie. We zijn daarmee volop bezig. Ik hoop dat dit zeer binnenkort gebeurt. We hebben daarvoor uiteraard ook de samenwerking van de gemeenschappen nodig. U weet dat we in een complex land leven. Integratie is bijvoorbeeld een bevoegdheid van de gemeenschappen. U vroeg mij welke criteria voor die integratie zullen gelden, maar het zal aan de gemeenschappen zijn om die criteria te bepalen.

 

Monsieur Ducarme, vous parliez de la task force dans le cadre de la préparation du régime de compensation, mais aussi du suivi de sa mise en œuvre. Cette task force regroupe les CPAS, le VDAB, le FOREM, Actiris et les entités fédérées. Elle jouera un rôle central dans le suivi quantitatif et qualitatif de la législation.

 

Mevrouw Lamarti – die er nu net niet is –, daarmee komen wij ook tegemoet aan een van uw bekommernissen.

 

Mijnheer de voorzitter, ik denk dat ik hiermee op de meeste vragen een antwoord heb gegeven.

 

25.20  Wouter Raskin (N-VA): Mevrouw de minister, ik wil u nogmaals bedanken voor uw omstandige uitleg.

 

Net zoals in de commissie waren er terechte vragen over de manier waarop u kon garanderen dat de financiering ook geregeld zou kunnen worden, gezien de toch vreemde situatie waarin we zijn terechtgekomen. Ik neem akte van uw antwoord. Ik heb er ook het volste vertrouwen in dat zowel de bedragen die nog in 2025 moeten worden vrijgemaakt en die ook beloofd zijn, als de bedragen die later volgen daadwerkelijk zullen worden gerealiseerd.

 

Mijnheer de voorzitter, er moet mij nog iets van het hart. Wellicht heb ik in een bevlieging van een zekere naïviteit de oproep gedaan om niet al te zeer te doemdenken. Ik heb dat voor een tweede keer gedaan, omdat ik dat toch belangrijk vond. Het heeft echter niet veel geholpen; de minister heeft daar ook naar verwezen.

 

Als ik samenvat wat ik hier vooral hoor van de meeste leden van de oppositie, dan zeggen zij dat Arizona wel zegt dat veel mensen opnieuw aan het werk zullen geraken, maar in werkelijkheid zullen zij volgens hen massaal in de armoede terechtkomen. Net zoals in 2011, bij het debat over de afschaffing of de beperking van de inschakelingsuitkering, hoorden we dezelfde riedel, hetzelfde doemdenken. Toch bleek het resultaat heel anders dan wat toen werd vooropgesteld.

 

Beseft u wel welk denigrerend beeld u hier van langdurig werklozen schetst? Ik vind dat totaal onbegrijpelijk. Het is alsof het allemaal nutteloze, waardeloze figuren zijn, met wie geen enkel resultaat meer te behalen valt. Het is ongelooflijk welk mensbeeld u hanteert. Ik begrijp dat niet.

 

Collega's van de meeste oppositiepartijen, wij gaan uit van wat wel nog in mensen zit. Nogmaals, het zal geen wandeling door het park zijn. Het worden intensieve trajecten die niet in enkele weken of maanden afgerond zullen zijn. Het responsabiliseringsmechanisme dat in het ontwerp van de minister is opgenomen, zal ertoe leiden dat de focus moet en zal komen te liggen op meer maatschappelijke integratie, op sociale integratie en op activering. Dat is het pad dat willens en nillens gevolgd zal moeten worden. Ik besef ook wel dat dit in sommige delen van dit land met een zeker tandengeknars gepaard zal gaan. Dit is echter de weg die we moeten en zullen volgen.

 

Het resultaat zal zijn dat de groep die velen van u, en vandaag is dat opnieuw gebleken, al volledig opgegeven hebben, toch in belangrijke mate opnieuw geactiveerd zal worden en aan het werk zal geraken. Dat betekent in de eerste plaats winst voor die mensen zelf, met meer loon, minder armoede, meer persoonlijke ontwikkeling, meer ontmoeting en minder eenzaamheid. Tegelijk betekent het winst voor de maatschappij, omdat er minder uitkeringen moeten worden betaald en meer inkomsten zullen worden gegenereerd door werkende mensen.

 

Mevrouw de minister, we kijken uit naar de stemming.

 

De voorzitter: Dank u wel, collega Raskin.

 

Een zeker mate van naïviteit siert een mens, maar ik weet dat die bij u ook niet onbeperkt is.

 

25.21  Ellen Samyn (VB): Mevrouw de minister, dank u voor de uitgebreide antwoorden.

 

Wat betreft het activerend element zegt u dat ik op beide oren mag slapen, maar sta me toe om u binnen een jaar hier verder over te bevragen om te zien wat de resultaten dan zullen zijn.

 

Wat de financiering in het kader van de voorlopige twaalfden betreft, is de timing inderdaad een uitdaging gezien de hoge instroom naar de OCMW's. U gaf aan dat uw kabinet een dossier aan het voorbereiden is Op 26 november staat de begrotingscontrole op de agenda. Ik zal zeker ook mijn collega’s van Financiën bevragen over het verdere verloop.

 

Wat betreft de veiligheid van de OCMW-medewerkers, wil ik graag benadrukken dat dit voor mij een belangrijk aandachtspunt blijft. Het behoort tot de gemeenschappen en de gewesten. Ik begrijp uit uw antwoord dat u daadwerkelijk bekijkt hoe agressie of andere incidenten eventueel meegenomen kunnen worden als belemmering van het sociaal onderzoek. Dat juich ik toe; dat lijkt mij een goede zaak.

 

Wat het GPMI betreft, er zijn inderdaad grote verschillen. Er werd gesproken over 40 %, wat mij bizar voorkomt, aangezien dit reeds vanaf 2016 in principe verplicht is voor nieuwe leefloondossiers. Het kunnen toch niet allemaal uitzonderingen zijn wegens billijkheidsredenen, medische redenen, analfabetisme of andere omstandigheden. Ik hoop dan ook dat daar werk van zal worden gemaakt.

 

Tot slot, wij volgen de koppeling van het leefloon aan integratie op de voet. U bent daar volop mee bezig. Waar ik mij wel een beetje zorgen over maak, is dat u aangeeft dat het aan de gemeenschappen is om de criteria te bepalen. Ik wil u het voordeel van de twijfel geven, maar vermoed dat de ene gemeenschap dit anders zal invullen dan de andere.

 

Bij deze, u kent ons stemgedrag, mevrouw de minister: wij zullen ons onthouden bij de stemming over uw wetsontwerp.

 

25.22  Marie Meunier (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour vos éléments de réponse.

 

Je sens de l'agacement dans votre réponse, mais je suis désolée de vous dire qu'il n'y a que la vérité qui blesse.

 

Comme je vous le disais tout à l'heure, cela fait des mois, depuis juillet 2025, que je vous demande de débloquer les compensations 2025 pour les CPAS. Et vous nous annoncez l'air de rien, ce 13 novembre en soirée, un passage en commission le 26 novembre et un vote en plénière le 10 décembre. De qui se moque-t-on?

 

En commission, je vous ai prévenue que les CPAS qui sont sous plan de gestion ne peuvent pas engager de personnel complémentaire parce que leur tutelle le leur refuse. La tutelle refuse parce que – et je cite les propos repris dans les courriers qu'elle envoie aux CPAS – "à ce jour, le rythme de versement des compensations reste inconnu". Comment voulez-vous dès lors que les CPAS se retournent entre le 10 décembre et le 1er janvier? C'est de la folie pure et simple! Ou alors, c'est totalement calculé de la part de ce gouvernement et de votre part pour que les CPAS s'effondrent, ce qui serait dramatique venant de la ministre de tutelle de ces institutions.

 

25.23  Robin Tonniau (PVDA-PTB): Mevrouw de minister, over gezond boerenverstand gesproken, de mensen begrijpen niet dat u met een pennentrek zo’n participatiebudget van 15 miljoen euro kunt schrappen. Dat gaat altijd gemakkelijk, zonder problemen, direct. Die 26 miljoen die u deze zomer beloofde, is echter nog altijd niet uitbetaald. U zegt dat u daaraan hard aan het werken bent. U moet nog in overleg gaan met minister Clarinval die dat geld moet bezorgen aan de POD MI, zodat het kan worden doorgestort. Maar ons stadsbestuur had dat geld al eerder verwacht. Het had dat nodig om mensen aan te nemen, om opleidingen te geven, om klaar te zijn voor 1 januari. Het is precies alsof jullie in een andere realiteit leven. Op 1 januari zal er heel veel veranderen voor de lokale besturen. Die zijn u niet dankbaar.

 

U zegt dat ze in Antwerpen klaar zijn. Ze hebben al x aantal mensen aangenomen. Maar ik hoor ook van mijn burgemeester dat de grote steden wel een beetje voorgetrokken worden. We hebben dan het bijvoorbeeld over de responsabiliseringsbijdrage voor de pensioenen, vanaf 100.000 inwoners. De financieel directeur van onze stad had die ook verwacht. Het staat in het regeerakkoord. "We hebben een sterke regering die ons een toelage belooft voor de responsabilisering inzake pensioenen. We zijn blij." Nu blijkt opnieuw dat alle gemeenten en steden in België met minder dan 100.000 inwoners, de overgrote meerderheid, niets krijgen. Opnieuw komt de factuur bij hen terecht. In Antwerpen hebben ze geluk. Ze hebben meer dan 100.000 inwoners. Toeval of niet, maar zulke steden kunnen met dat budget wel extra personeel aanwerven. Goed voor hen.

 

Mevrouw Lanjri, u had het over die 35 % van de langdurig werkzoekenden, al meer dan twee jaar, die doordat deze maatregel aangekondigd is plotseling werk hebben gevonden. Mevrouw Schlitz heeft het eigenlijk heel mooi uitgelegd. Als u die 35 % zo naar voren brengt, is dat opnieuw fake news. Die 35 % van de langdurig werklozen die werk gevonden hebben, dat gaat over mensen die sinds 1 januari van dit jaar één contract gehad hebben. Dat kan een dagcontract geweest zijn, dat kan een interimcontract geweest zijn. Gewoon een contract. We weten niet welk contract, we weten niet hoeveel, we weten niet voor hoelang. Wat we wel weten, is dat het bij die 35 % voor twee derde om jongeren gaat, jongeren die een inschakelingsuitkering kregen.

 

Het gaat dus niet over mensen die al 20 jaar of langer werkloos zijn en nu plots, omdat ze op televisie zien of in een krant lezen dat een uitkering wordt geschrapt, werk vinden. Als u dat dacht – ik hoop van niet – en dat hier verkondigt, dan bent u demagogisch bezig. Die 35 % ...

 

(…): (…)

 

25.24 Robin Tonniau (PVDA-PTB): Wie is hier de demagoog?

 

We hebben deze week nog een interessante discussie gehad met de heer Vandenbroucke – u was erbij – over de studie van het RIZIV, die uitgebreid in het nieuws kwam. Het ging over de studie die zou aantonen dat een op de vier langdurig zieken zogezegd fake ziek is. De heer Vandenbroucke heeft dat hier mooi ontkracht. Het was geen steekproef van het RIZIV en geen studie, maar een controle op een doelgerichte groep. Dat werd hier lang en breed bediscussieerd en ontkracht als fake news.

 

Zo gaat u maar verder, keer op keer. Volgende week is het weer een ander cijfer, een andere reportage die misbruikt wordt. Dat gebeurt altijd om dezelfde mensen, die al in de miserie zitten, een schuldgevoel te geven: "Het is uw fout. Het is uw fout." Zo marcheert dat niet. In onze samenleving moeten we die mensen helpen, we moeten mensen een beetje hoop geven en hen geen schuldgevoel aanpraten. U moet een beetje meer buiten komen.

 

Mevrouw de minister, men heeft u hier de eretitel minister van miserie gegeven. Ik sluit mij daar eigenlijk bij aan. U creëert miserie in onze samenleving en u schuift die miserie door naar de lokale besturen. Wanneer wij u confronteren met getuigenissen van burgemeesters, schepenen en OCMW-voorzitters, zegt u dat u het wel zal regelen en dat men u moet vertrouwen. De mensen vertrouwen u echter niet meer. Die lokale besturen vertrouwen de mensen in Brussel niet meer. Houd daar alstublieft rekening mee.

 

U hebt nog de kans om de beperking van de werkloosheid in de tijd uit te stellen. U hebt nog een kans. Als het ingaat op 1 januari en uw geld ligt niet klaar, dan verdient u echt de titel van minister van miserie.

 

25.25  Fatima Lamarti (Vooruit): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Het is goed dat er wordt ingezet op samenwerking. Ik ben het met u eens dat we niemand mogen loslaten. Sociaal werkers moeten vooral tijd hebben om mensen te begeleiden, te ondersteunen en te helpen. Ik herinner u dan ook graag aan ons voorstel van gegevensverdeling. In Turnhout heeft dat de aanvraagtermijn voor een leefloon gehalveerd, zodat sociaal werkers kunnen doen wat zij het liefst doen, namelijk ondersteunen en begeleiden, zodat mensen kansen krijgen. Voor sommigen zal dat aangepast werk zijn. Daarom pleiten we ook voor een vangnet voor mensen die het moeilijker hebben. Hen eerst naar het OCMW sturen en pas in 2028 naar een vangnet buiten het OCMW is pure kafka. Dat zorgt voor extra werkdruk voor de sociaal werkers, maar bezorgt vooral de betrokken mensen stress, terwijl ze alleen maar kansen verdienen.

 

25.26  Nahima Lanjri (cd&v): Mevrouw de minister, ik heb drie elementen van repliek.

 

Ik ben blij dat u garandeert dat het met de middelen in orde zal zijn. U garandeert dat die 26 miljoen euro er dit jaar komt, middelen waarvoor ook cd&v hard gevochten heeft. Verschillende leden van de oppositie heb ik horen zeggen dat het niet in orde zou komen en dat de middelen er niet zullen zijn. Ik roep hen op om het ontwerp om die 26 miljoen voor dit jaar goed te keuren te steunen en niet met vertragingsmanoeuvres af te komen. Ik hoop dat zij dat zullen doen, want anders zullen wij hen daarop afrekenen.

 

Wat betreft de middelen voor volgend jaar, heb ik gewezen op de mogelijkheid om in een afwijkingsmechanisme te voorzien, zodat we toch middelen kunnen vrijmaken buiten de voorlopige twaalfden. U hebt mij de garantie gegeven dat dat in orde zal komen en ik dank u daarvoor.

 

Het doel van de hervorming, zoals door heel wat collega’s van de meerderheid is bevestigd, is mensen niet langer afhankelijk te laten zijn van uitkeringen, hen niet aan hun lot over te laten. We zullen iedereen voor wie dat enigszins kan, activeren en begeleiden met alle mogelijke geduld. Zelfs voor de zogenaamde niet-toeleidbaren heb ik al wekenlang bij verschillende ministers aangedrongen om iets te doen, want ook die groep verdient een kans. Ik hoop dat u dat aspect meeneemt, mevrouw de minister, zowel in het overleg binnen de regering als in uw contacten met de ministers van de andere regeringen.

 

Die groepen kunnen alleen geactiveerd worden als er samengewerkt wordt en iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt, zowel op federaal als op lokaal niveau. Meerdere OCMW’s leveren vandaag al uitstekend werk, maar voor enkele OCMW’s is dat nieuw terrein. Daarom is begeleiding en ondersteuning nodig, niet alleen vanuit de VDAB, maar ook via instanties en organisaties die de nodige expertise hebben om mensen effectief te activeren.

 

Ik wil ook kort reageren op de heer Tonniau. Mijnheer Tonniau, u trekt mijn woorden in twijfel. Sta me toe te citeren uit het commentaarstuk in Het Laatste Nieuws van vandaag: "In Wallonië heeft inmiddels 35 % van de werklozen die in januari hun werkloosheids­uitkering verliezen, minstens één arbeidscontract getekend. Dat is behalve hoopgevend, ook veelzeggend." Dat zijn niet mijn woorden, maar die van Isolde Van den Eynde, een gerespecteerde journaliste van Het Laatste Nieuws. Het gaat wel degelijk om mensen die over twee maanden hun uitkering verliezen. Zij schrijft dat 35 % van hen op een of andere manier al minstens één contract heeft ondertekend. We hopen uiteraard dat dat goede contracten zijn, maar het is alvast hoopgevend dat mensen nu in actie komen, een contract ondertekenen en bereid zijn om te werken. Laten we ervoor zorgen dat dat cijfer stijgt en dat mensen effectief op een duurzame job kunnen rekenen.

 

Niet elk OCMW is zo groot als dat van Antwerpen en heeft dezelfde mogelijkheden en ervaring. Het lijkt me daarom een goed idee een vorming of een uitwisseling van good practices te organiseren voor de activering van mensen, geïnitieerd door de VVSG en haar Franstalige tegenhanger en eventueel met de hulp van de POD MI. Vandaag zijn daar al goede voorbeelden van, zowel in grote als in kleine steden en gemeenten, waar schitterend werk wordt geleverd. Zij benaderen mensen niet zoals we zagen in de reportage in Verviers, waar hen gezegd werd dat zij beter niet werkten, aangezien hun inkomen dan zou dalen. Dat zien we gelukkig niet overal. Er zijn goede voorbeelden in zowel grote, middelgrote als kleine steden. Het is een kans om die kennis te delen en men moet daarbij niet alleen focussen op de activering van mensen, maar ook aandacht besteden aan de aanpak van misbruiken.

 

Ik herhaal dat een leefloon geen blanco cheque is, maar dat daar verplichtingen tegenover staan. Helaas zijn er nog altijd OCMW-mandatarissen die nog niet weten dat de wet het mogelijk maakt mensen te bestraffen en hun leefloon te schorsen indien zij niet bereid zijn te werken. Het verbaast me oprecht dat sommige OCMW's net het tegenovergestelde doen, door te zeggen dat men niet hoeft te werken en het beter is het leefloon te behouden. Dat is onacceptabel, want op die manier halen we de in onze sociale zekerheid ingebakken solidariteit volledig onderuit. Ik ben de eerste om die solidariteit te blijven verdedigen. Ik twijfel er niet aan dat veel collega's in dit halfrond vinden dat we de misbruiken dringend moeten aanpakken om onze goede sociale zekerheid overeind te houden.

 

25.27  Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Madame la ministre, concernant tout d'abord ces fameux 26 millions de compensation pour 2025, année qui arrive bientôt à son terme, vous nous apprenez enfin, après nombre de discussions en commission, que vous allez encore devoir repasser en commission, puis en plénière en décembre. Je ne comprends pas comment on peut se retrouver devant un tel retard dans un plan que vous avez décidé d'accomplir depuis le premier jour de l'entrée en fonction de votre gouvernement. Je ne comprends pas comment vous vous retrouvez dans une telle situation.

 

Je vous ai déjà expliqué quelque chose à de nombreuses reprises en commission et je vais me répéter à présent. En Région wallonne, quand un CPAS est placé sous plan de gestion, il n'a pas le droit d'engager des dépenses pour anticiper le versement. C'est la règle en Région wallonne; ce n'est pas la même chose en Flandre! Donc, arrêtez de nous dire que, comme on le fait à Anvers, nous n'avons qu'à le faire également. Les règles l'interdisent! Qu'est-ce  vous ne voulez pas comprendre? Les équipes sont en train de préparer cela depuis des mois et sont épuisées. Et, vous, vous leur dites: "Faites comme à Anvers"! Mais elles n'ont pas le droit d'avancer les montants. Vous comprenez ou pas? Elles vont se retrouver avec l'argent qui sera versé, au mieux, le 15 décembre afin de pouvoir engager des personnes et les former. Le guide de formation est disponible et compte 200 pages. Il sera distribué à des personnes qui arriveront aux alentours du 15 ou du 20 décembre pour débuter l'accueil le 2 janvier. Comment voulez-vous que cela se passe correctement? C'est un manque de respect total pour les équipes et c'est du chaos organisé.

 

Par ailleurs, j'ai quand même entendu notre collègue Ducarme s'inquiéter que ces montants ne soient toujours pas versés. Il ne l'a pas exprimé très fortement, mais il a quand même posé la question. Je puis vous dire que, dans les grandes villes, on s'inquiète. Le collègue Foret est échevin à Liège. Il peut vous confirmer ce que je dis, car il sait à quel point les équipes sont sous pression en ce moment. C'est la vérité! Cette situation, vous ne voulez pas la voir. Ce n'est pas normal! Vous devez ouvrir les yeux sur cette différence entre la Flandre et la Wallonie.

 

Nous allons droit dans le mur.

 

De voorzitter: Mevrouw Lanjri, als u het woord wenst, moet u dat vragen. Ik wil wel op het gevorderde uur wijzen en op mijn vaststelling – dat ook mijn gevoel kan zijn – dat er niet veel nieuwe zaken werden toegevoegd aan het debat. Ik wil echter de vrijheid van de leden niet ondermijnen.

 

25.28  Nahima Lanjri (cd&v): Mevrouw Schlitz, u mag het misschien verduidelijken. U stelt dat dat in Vlaanderen kan maar in Wallonië niet. In Wallonië gaat het voor een aantal OCMW's niet, omdat zij onder curatele staan. Die curatele is er gekomen omdat zij hun middelen slecht hebben beheerd. Het is dan ook logisch dat het daar moeilijker is. Voor alle duidelijkheid wil ik nog meegeven dat zij daarvoor wel nog afwijkingen kunnen vragen. Dat kunnen zij doen.

 

Het eerste wat nu moet gebeuren, is de goedkeuring geven voor die extra middelen, ook door uw partij. Wanneer we daarover kunnen stemmen, zullen we zien of u dat zo snel mogelijk goedkeurt, zodat de middelen worden vrijgegeven en de OCMW's daarop kunnen rekenen. U moet de kar niet voor het paard spannen. Laten we eerst de middelen goedkeuren, daarna kunnen wij ervoor zorgen dat de OCMW's in het hele land, zowel in Wallonië als in Vlaanderen, die middelen kunnen gebruiken.

 

25.29  Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, Mme Schlitz m'a cité, et mon cœur a bondi dans ma poitrine.

 

Je n'ai pas dit qu'il fallait être inquiet. Je ne suis pas de ceux qui, par rapport à une réforme aussi importante, créent la panique. Parce que ceux qui créent la panique, c'est vous. Compte tenu de la manière dont vous qualifiez cette réforme – la misère, le chaos –, c'est vous qui semez la panique. C'est vous qui faites peur à l'ensemble des personnes qui, en effet, n'auront plus droit aux allocations de chômage. C'est vous qui dites qu'on va les laisser seules, qu'on ne va pas les accompagner. Vous devriez mesurer un peu votre responsabilité aussi par rapport à la manière dont vous déterminez les résultats de cette réforme.

 

Si j'ai interpellé la ministre sur la nécessité de s'inscrire dans la concertation, c'est parce que je sais qu'elle sait que cette réforme ne pourra suivre concrètement et sereinement son chemin qu'à partir du moment où elle inscrit son action dans la concertation et, comme Mme Lanjri le disait, dans une forme d'évaluation.

 

Madame la ministre, quand je vous ai dit qu'il était important d'aller à la rencontre des CPAS – et je vous remercie de m'avoir répondu positivement parce qu'on va vous inviter dans un certain nombre d'entre eux –, vous m'avez indiqué immédiatement que vous vous rendiez sur le terrain. C'est justement dans le même esprit que celui que vous avez eu ce soir que vous faites vos déplacements, à savoir en rassurant. Parce que quand certains mettent le feu, crient au chaos et à la misère, comme eux le font, nous devons en responsabilité rassurer. Vous l'avez fait aujourd'hui sur les moyens. Depuis des semaines, ils nous disent et le disent dans la presse que la réforme ne sera pas accompagnée des moyens. Vous les avez fait mentir. Nous prendrons aussi nos responsabilités, celles que nous avons prises au premier jour, par rapport au fait que la réforme du chômage sera accompagnée de moyens pour soutenir les CPAS.

 

Reconnaissez que vous avez aussi à ce niveau-là crié au loup alors qu'il n'y en avait pas.

 

Vous avez rassuré ce soir, vous avez rassuré sur votre volonté d'accompagner, sur votre volonté de vous inscrire dans la solidarité, y compris par rapport au travail de nos assistants sociaux sur le terrain, et, naturellement, ce qui était nécessaire ce soir, vous avez rassuré par rapport aux moyens.

 

Le président: Madame Schlitz, vous pouvez continuer.

 

25.30  Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): En effet, je considère qu'il est problématique et caractéristique d'un manque de sérieux de faire voter les budgets 2025 le 10 décembre 2025 pour une réforme prévue depuis le premier jour de la mise en place de cette majorité et que vous pouviez planifier depuis des mois.

 

Excusez-moi, ils auraient dû être votés depuis des mois.

 

25.31  Georges-Louis Bouchez (MR): (…)

 

25.32  Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Non, il s'agit bien du budget 2025, monsieur Bouchez.

 

25.33  Georges-Louis Bouchez (MR): (…)

 

25.34  Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Il s'agit bien des budgets 2025 pour anticiper l'exclusion des chômeurs au 1er janvier 2026, monsieur Bouchez.

 

25.35  Georges-Louis Bouchez (MR): (…)

 

25.36  Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Monsieur Bouchez, je sais que vous ne participez pas aux débats parlementaires, par conséquent, ne m'interrompez pas pendant que je suis en train de parler des débats parlementaires. Lesquels? Il faut me les montrer.

 

25.37  Georges-Louis Bouchez (MR): (…)

 

25.38  Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): D'accord. Cela fait des heures que nous sommes en train d'évoquer…

 

Le président: Monsieur Bouchez, je vous en prie.

 

25.39  Georges-Louis Bouchez (MR): (…)

 

25.40  Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Monsieur Bouchez, soit vous prenez la parole, soit vous me laissez continuer. Vous faites quoi? Ah, ça ne vous intéresse pas? Non, ça ne vous intéresse pas.

 

Le président: Monsieur Bouchez, vous n'avez pas la parole.

 

25.41  Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Nous parlons donc bien des budgets 2025 qui vont être votés le 10 décembre pour venir en renfort des CPAS afin qu'il puissent s'organiser pour l'arrivée des premiers exclus le 1er janvier 2026. C'est problématique.

 

Je pense que nous pouvons tous nous accorder là-dessus. Quand on nous donne des leçons de responsabilité et de bonne gouvernance, on ne considère pas que c'est un exemple d'anticipation de fonctionner de cette manière-là. Cela ne permet pas aux équipes de s'organiser, non.

 

Madame la ministre, je ne peux vraiment pas vous laisser dire que je ne crois pas dans le potentiel de chacun et chacune. C'est clairement le propre de mon engagement politique de croire dans la capacité de chaque personne en Belgique de pouvoir contribuer à la société, que chaque personne a un talent et qu'elle peut contribuer à sa manière à notre vivre ensemble. C’est ma conviction propre.

 

Par contre, elle s'entrechoque avec une autre conviction, qui est celle que nous ne partons pas tous avec la même chance dans la vie. Il y a aujourd'hui des enfants qui croupissent dans des familles avec aucun éveil. Il y a des enfants qui croupissent dans des orphelinats, ici en Belgique, et à qui on ne donne aucune chance de s'en sortir. C'est un problème. À ces enfants, on dira dans 15 ans: "Qu'est-ce que tu as fait? Tu ne t'es pas bougé."

 

Je veux dire aujourd'hui qu’il faut urgemment refinancer l'enseignement. Il faut urgemment tendre des mains. Ces mains-là, je ne les vois pas. On ne fait que nous tendre le bâton. On ne fait que dire qu’avec une bonne activation, c'est le tremplin pour l'emploi.

 

La seule mesure pour l'emploi que nous avons vue depuis la mise en place de ce gouvernement, c'est l'exclusion des chômeurs. C'est la seule mesure pour l'emploi. La seule mesure dans le chapitre de la loi-programme, c'est celle-là. C'est en effet inquiétant.

 

Par ailleurs, vous nous parlez du reportage mené par M. Deborsu comme s'il s'agissait d'une enquête scientifique. Excusez-moi, mais il faut sortir des clichés. Encore la semaine dernière, nous avons longuement discuté du fait que, parmi les chômeurs qui vont être exclus après le 1er janvier 2026, certains travaillent. C'est le cas de Mme Zanin, par exemple, qui travaille et qui va pourtant être exclue.

 

Vous vous accrochez tous comme des noyés à leur bouée à ce chiffre des 35 % de personnes qui auraient trouvé un contrat de travail. Je répète qu’il s'agit parfois de personnes qui ont trouvé un contrat d'un jour. Elles sont comptabilisées dans ces chiffres. Ce sont par ailleurs des chiffres stables et normaux.

 

C'est en effet une bonne nouvelle. Cela signifie que des personnes cherchent du travail comme auparavant. C'est important.

 

À côté de cela, on ne vous entend à aucun moment parler de votre plan pour que ces personnes trouvent un emploi. Nous ne voyons pas ce plan, à part que vous nous dites que vous allez financer les CPAS pour qu'ils fassent de l'activation avec des bonus et des malus. Nous ne voyons pas le chemin. Nous ne voyons pas le plan. Nous ne comprenons pas l'adéquation que vous faites entre les offres d'emploi, qui sont par ailleurs insuffisantes, et les demandeurs d'emploi qui vont être exclus. Par ailleurs, tous les demandeurs d'emploi, dans leur ensemble, méritent aussi d'avoir une opportunité.

 

On ne nous montre pas ce chemin-là, parce qu'aucune mesure de création d'emploi stable et convenable n'a été mise en place par ce gouvernement depuis son instauration.

 

Il n'est pas non plus question de la convenabilité ni de la qualité des emplois. On parle en permanence de la responsabilisation des employeurs, des mutuelles, des personnes et des travailleurs, mais on ne parle pas du renforcement de la qualité des emplois.

 

Que cherchez-vous en fin de compte? Vous multipliez les flexi-jobs, les jobs étudiants et les heures supplémentaires, autant d'emplois qui échappent aux demandeurs d'emploi que vous prétendez vouloir remettre au travail. Il n'y a pas de cohérence dans toutes les mesures que votre gouvernement met en place depuis des mois.

 

Excusez-nous donc d'être inquiets aujourd'hui, madame la ministre!

 

25.42  Jeroen Van Lysebettens (Ecolo-Groen): Mevrouw de minister, dank u wel voor uw antwoord.

 

U noemt het wetsontwerp weldoordacht, maar u weet niet hoeveel mensen straks bij het OCMW zullen aankloppen en hoeveel van hen in aanmerking zullen komen voor een uitkering. U weet niet hoe groot de druk op de OCMW's zal zijn. Ik verwijt u dat niet, voor alle duidelijkheid. Het is de natuur van de operatie die u hier uitvoert. Daarom noem ik dat een sociaal experiment.

 

Trouwens, ik ben blij voor Antwerpen dat men erin slaagt om op korte termijn 35 mensen aan te werven. Dat is echter geen vorm van goed bestuur en planning. Men moet zeer snel 35 nieuwe mensen aanwerven en inwerken, want ze moeten op 1 januari starten. Dat bewijst net dat dit helemaal niet weldoordacht is, maar dat men en cours de route aan het bijsturen is.

 

Mijnheer Raskin, ik hoop van harte dat iedereen aan zinvol en haalbaar werk komt. Waarom niet? Werken is plezant, en al helemaal als men goede collega's heeft. De Vlaamse overheidsdienst VDAB zegt echter dat de helft van de mensen die op 1 januari zonder werkloosheidsuitkering zullen vallen, niet toeleidbaar is naar werk. U noemt dat doemdenken. Dat betekent dat ofwel de VDAB aan het doemdenken is – 16 jaar N-VA-beleid in Vlaanderen zorgt blijkbaar voor doemdenken – ofwel dat u weigert om de realiteit onder ogen te zien. Voor een heleboel mensen zal het bijzonder moeilijk zijn om hen toe te leiden naar werk. In een ander deel van uw toespraak zegt u dat zelf ook, aangezien u zegt dat er individuele trajecten nodig zullen zijn, dat het moeilijk zal zijn en dat het meerdere maanden zal duren om hen degelijk te begeleiden. Nochtans worden we vandaag geconfronteerd met een wetsontwerp dat een degressieve financiering voorziet voor de mensen die die individuele trajecten zullen moeten begeleiden. Dat is de realiteit.

 

U kunt dat doemdenken noemen, maar ik noem dat gewoon vaststellen wat in het wetsontwerp staat en wat de gevolgen zullen zijn op het terrein.

 

25.43  Katja Gabriëls (Open Vld): Mevrouw de minister, u bent niet ingegaan op de timing. Ik wil echt vragen dat u eind 2026 al een evaluatie klaar hebt, zodat de rekeningtool met de cijfers erin, die door de VVSG of de POD – dat weet ik nu niet precies – naar de lokale besturen is gestuurd, zo vlug mogelijk kan worden geactualiseerd, tegen het einde van volgend jaar. Verder wil ik vragen om de aanpassing of administratieve vereenvoudiging van het GPMI-systeem niet uit te stellen tot eind 2026.

 

Tot slot heb ik nog een kleine bedenking. Als we de heer Tonniau mogen geloven, is er nog werk aan de communicatie. Ik heb het even opgezocht. Ronse, een Vlaamse gemeente, heeft een cd&v-burgemeester en de OCMW-voorzitter is van N-VA-signatuur. Als we zijn uitleg mogen geloven, is er nog werk om dit duidelijker aan de lokale besturen te communiceren.

 

De voorzitter: Gelukkig roept het woord Ronse geen persoonlijk feit op.

 

Mijnheer Tonniau, vindt u het nodig hierop te reageren? U wilt reageren op mevrouw Lanjri? Dat is al even geleden, u bent niet de snelste om te reageren, heb ik de indruk.

 

25.44  Robin Tonniau (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, uit respect laat ik de mensen graag uitspreken.

 

Mevrouw Lanjri, ik wil heel kort iets zeggen over die 35 % waarnaar u verwees. Ik merk dat u de editorialen van Het Laatste Nieuws leest en gebruikt om uw parlementaire debatten voor te bereiden. Dat is uw goed recht, maar ik baseer mij op de studies van econoom Philippe de Feyt om een parlementair debat voor te bereiden. Hij maakte vorig jaar een zeer interessante studie over de groep langdurig werklozen en wanneer zij opnieuw aan het werk gaan. Hij kwam tot de vaststelling dat 36,8 % van de langdurig werklozen, dus langer dan twee jaar, gedurende één jaar gemeten, effectief minstens één dag heeft gewerkt. Dat is het percentage waarover we spreken. Nu komt de Forem af met 35 %. Dat is 1,8 % minder dan voordat deze regering bestond. Ik zou niet te luid hoera roepen. Dat zijn de feiten en de cijfers. Jammer genoeg staat dat niet in de column of het editoriaal van Het Laatste Nieuws, maar dit is het resultaat van de studie van econoom Philippe de Feyt.

 

Misschien kunnen we in de commissie voor Sociale Zaken daarover een interessante hoorzitting organiseren om te bekijken hoe dat juist zit, over wie het gaat en of de cijfers stijgen of dalen.

 

25.45  François De Smet (DéFI): Madame la ministre, je vous remercie pour vos réponses.

 

Un mot peut-être sur cette grande idée arizonienne soutenant que cette réforme nous amène droit vers l'emploi, que les CPAS vont s'en sortir sans problème et qu'il faut croire dans les talents de chacun. Je voudrais juste remettre un chiffre ou deux sur mes inquiétudes. Si on prend les chiffres de l'année 2026, on se dirige vers 190 000 exclus (80 000 en Wallonie, 40 000 à Bruxelles, 70 000 en Flandre). Quant au nombre d'emplois vacants, malheureusement en baisse à cause de la mauvaise conjoncture qui réduit les propositions d'emploi des entreprises, il est de 164 000 (21 000 à Bruxelles, 36 000 en Wallonie, 107 000 en Flandre) selon les chiffres de Statbel de septembre 2025.

 

J'espère, mes chers collègues du MR et des Engagés en particulier, que vous voyez tout de même le problème. C'est qu'il n'y a qu'en Flandre qu'il existe numériquement davantage d'emplois disponibles que de chômeurs exclus. À Bruxelles et en Wallonie, il y a, au contraire, deux fois moins d'emplois disponibles que de chômeurs exclus. Et je passe sur le problème majeur que ces emplois disponibles exigent des compétences et des diplômes que les demandeurs d'emploi n'ont généralement malheureusement pas, en ce compris en Flandre d'ailleurs, parce que vous avez refusé d'exempter ceux qui se forment dans un métier en pénurie, sauf pour la santé et avant le 31 décembre.

 

Donc, même en se mettant dans une perspective libérale, on ne voit pas, à côté de votre politique du chômage, où est votre politique de l'emploi et on a dès lors raison de s'en faire pour les CPAS qui devront colmater les dégâts.

 

De voorzitter: Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

 

De algemene bespreking is gesloten.

La discussion générale est close.

 

Bespreking van de artikelen

Discussion des articles

 

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1110/5)

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (1110/5)

 

Het wetsontwerp telt 6 artikelen.

Le projet de loi compte 6 articles.

 

Er werden geen amendementen ingediend.

Aucun amendement n'a été déposé.

 

De artikelen 1 tot 6 worden artikel per artikel aangenomen.

Les articles 1 à 6 sont adoptés article par article.

 

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

 

Goede collega's, u bent allen driftige lezers van onze versalgen. U weet dat daarin een opdeling wordt gemaakt tussen de namiddagsessie en de avondsessie, en de klok eist stilaan zijn tol.

 

We gaan onze vergadering 10 minuten schorsen.

 

De vergadering wordt geschorst om 22.58 uur.

La séance est suspendue à 22 h 58.

 

 

 

Dit verslag heeft geen bijlage.

 

Ce compte rendu n'a pas d'annexe.