Séance plénière

Plenumvergadering

 

du

 

Jeudi 7 novembre 2019

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Donderdag 7 november 2019

 

Namiddag

 

______

 

 


La séance est ouverte à 14 h 15 et présidée par M. Patrick Dewael.

De vergadering wordt geopend om 14.15 uur en voorgezeten door de heer Patrick Dewael.

 

Le président: La séance est ouverte.

De vergadering is geopend.

 

Une série de communications et de décisions doivent être portées à la connaissance de la Chambre. Elles seront reprises sur le site web de la Chambre et insérées dans le Compte Rendu Intégral de cette séance ou son annexe.

Een reeks mededelingen en besluiten moeten ter kennis gebracht worden van de Kamer. U kan deze terugvinden op de webstek van de Kamer en in het Integraal Verslag van deze vergadering of in de bijlage ervan.

 

Ministre du gouvernement fédéral présent lors de l’ouverture de la séance:

Aanwezig bij de opening van de vergadering is de minister van de federale regering:

Sophie Wilmès.

 

Excusés

Berichten van verhindering

 

Daniel Senesael, devoirs de mandat / ambtsplicht;

Ellen Samyn, raisons familiales / familieaangelegenheden;

Simon Moutquin, Conseil de l'Europe / Raad van Europa.

 

Gouvernement fédéral / Federale regering:

Alexander De Croo, Marie-Christine Marghem, devoirs de mandat / ambtsplicht;

Philippe De Backer, à l’étranger / buitenslands (Washington).

 

Questions

Vragen

 

01 Vraag van Barbara Pas aan Sophie Wilmès (eerste minister) over "De medewerkers van oud-ministers en -staatssecretarissen" (55000146P)

01 Question de Barbara Pas à Sophie Wilmès (première ministre) sur "Les collaborateurs des anciens ministres et secrétaires d'État" (55000146P)

 

01.01  Barbara Pas (VB): Mevrouw de eerste minister, in een koninklijk besluit van 19 juli 2001 wordt bepaald dat gewezen ministers en staatssecretarissen recht hebben op twee voltijdse medewerkers gedurende een volledige legislatuur. Vijf jaar lang betaalt de staatskas. Onder het motto "luister naar mijn woorden, maar kijk niet naar mijn daden" verklaren alle partijen dat zij tegenstander zijn van dat systeem, maar ze maken er ondertussen wel allemaal gebruik van, zelfs degenen die maar enkele weken minister waren, zoals collega Loones. In de Belgische politiek zijn de principes wel heel ver te zoeken, als de kassa rinkelt.

 

Mevrouw de eerste minister, naar aanleiding van een persbericht van mij over dat schandalig systeem, zijn de kranten nagegaan waarvoor die medewerkers eigenlijk worden ingezet. Dat blijkt helemaal niet te stroken met de geest van die als overgang bedoelde regeling. Er zitten privéchauffeurs bij, ze worden ingeschakeld in de partijwerking, ze worden gebruikt om mee te gaan op campagne en in het geval van Johan Van Overtveldt moeten ze zelfs helemaal niets doen, en dat allemaal op kosten van de Staat.

 

Ik heb uw voorganger heel regelmatig gevraagd om die schandalige en dure regeling af te schaffen. Telkens opnieuw kreeg ik van de heer Michel het antwoord dat hij bereid was om die regeling te herzien en dat hij dat zou doen tegen de volgende legislatuur. We zijn zover: het is de volgende legislatuur en er is aan die regeling helemaal niets veranderd. Het enige wat veranderd is, is dat de heer Michel nu zelf van die regeling gebruik kan maken.

 

Mevrouw de eerste minister, u zult mij ongetwijfeld kunnen vertellen of de heer Michel een beroep doet op die regeling. Wat ik vooral van u wil weten, is wanneer u nu eindelijk die dure, schandalige en overbodige regeling zult afschaffen.

 

01.02 Eerste minister Sophie Wilmès: Dank u voor uw vraag, mevrouw Pas.

 

Het thema politieke hernieuwing werd meermaals in de plenaire vergadering besproken. Ik neem de kwestie zeer ernstig en ik herhaal dat politieke vernieuwing van cruciaal belang is om het vertrouwen van de burgers in onze democratische instellingen te herstellen.

 

In dat opzicht juich ik het werk van het Parlement toe. De werkgroep die gedurende enkele maanden wekelijks bijeenkwam, is op bepaalde punten tot overeenstemming gekomen. De werkgroep wenst de kloof tussen meerderheid en oppositie te overbruggen en heeft vooruitgang geboekt op het vlak van goed bestuur.

 

Een goede samenwerking tussen het Parlement en de uitvoerende macht moet het mogelijk maken verder vooruitgang te boeken.

 

Ik ben er natuurlijk voorstander van verder aan de politieke vernieuwing te werken. De specifieke kwestie van de medewerkers van voormalige ministers en staatssecretarissen kan zeker worden aangepakt in het volgende regeerakkoord. Het lijkt mij inderdaad moeilijk voor een regering in lopende zaken met 38 zetels om maatregelen te nemen die bindend zijn voor de volgende regering. Dat is een van de vele redenen om op te roepen tot de snelle vorming van een volwaardige regering.

 

01.03  Barbara Pas (VB): Mevrouw de eerste minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik vraag mij wel af waarom u daarvoor een volgende regering nodig hebt. U zou het koninklijk besluit heel eenvoudig kunnen aanpassen. U verwees zelf naar de werkgroep die zich buigt over politieke vernieuwing, waarin u alle bewijzen ziet dat iedereen het daarover eens is. Voor één keer moet u dus niet wijzen naar uw 38 zetels, want er is een Kamerbrede meerheid, die u zal steunen, als u het koninklijk besluit eenvoudigweg aanpast.

 

U bent niet van plan dat te doen, dat is wel duidelijk. Gelukkig is daar het Vlaams Belang, dat ter zake al een wetsvoorstel heeft ingediend. Men moet wel juridisch creatief zijn om de kwestie via een wetsvoorstel te kunnen regelen, waarvoor dank aan onze oud-collega Vuye.

 

U juicht het parlementaire werk toe. U juicht de samenwerking toe. Ik heb er akte van genomen dat alle partijen het systeem willen afschaffen. Dus ik ben zeer benieuwd of de vier traditionele partijen, die vandaag zo gretig gebruikmaken van de regeling, ons voorstel, wanneer wij het in de Kamer ter stemming leggen, zullen steunen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

02 Question de Raoul Hedebouw à Sophie Wilmès (première ministre) sur "Les conflits d'intérêts au sein des cabinets ministériels" (55000156P)

02 Vraag van Raoul Hedebouw aan Sophie Wilmès (eerste minister) over "Belangenvermengingen in de kabinetten" (55000156P)

 

02.01  Raoul Hedebouw (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de eerste minister, ik interpelleer u op basis van een onthullend dossier, opgesteld door de VRT. Volgens dat dossier zijn heel veel kabinetsmedewerkers afkomstig van of uitgeweken naar de privésector. De VRT heeft een schandalig lange lijst naar voren gebracht. Hoe kan dat nu?

 

Ik geef enkele voorbeelden.

 

De woordvoerder van voormalig minister Kris Peeters werkt nu bij AB InBev. De woordvoerder van Hilde Crevits werkt tegenwoordig eveneens bij AB InBev.

 

Un ancien conseiller de la cellule Énergie de Mme Marghem travaille aujourd'hui chez Electrabel.

 

Een medewerker van het kabinet van Open Vld-minister De Croo was afkomstig van ECTA, de koepel van de Europese telecomsector. Van daaruit is hij gaan werken bij het kabinet-Van Quickenborne. Vanuit het kabinet-Van Quickenborne ging de betrokkene aan de slag bij BASE-Telenet. Hop! Vanuit BASE-Telenet werkt de betrokkene vandaag gewoon in het kabinet-De Croo. Dat is niet eens meer draaideurpolitiek, het is een helikopter! Waarmee is men eigenlijk bezig?

 

Il y en aura pour tout le monde. Het is echt onthullend. De raadgeefster geneesmiddelen van minister De Block werkt vandaag bij Novartis-Pfizer.

 

De voorzitter: Mijnheer Hedebouw, u hebt nog één minuut spreektijd.

 

02.02 Raoul Hedebouw (PVDA-PTB): De adviseur gezondheidszorg van N-VA-minister Jambon werk tegenwoordig bij pharma.be, dus gewoonweg bij de big business.

 

Hebt u ook de lijst van voormalig minister Van Overtveldt gezien? Zijn adjunct-kabinetschef werkt vandaag bij PwC. Zijn adjunct-kabinetschef voor economisch en financieel beleid werkt nu bij Ackermans & van Haaren. Zijn adviseur fiscaliteit werkt nu bij PwC.

 

Mijnheer de voorzitter, mevrouw de eerste minister, het is onhoudbaar. Veertig tot vijftig medewerkers werken tegenwoordig voor multinationals. De politieke wereld en de economische wereld zijn geheel gefusioneerd in de kabinetten.

 

Ik merk enige nervositeit bij de N-VA. Misschien is het vanwege zulke dossiers dat de N-VA graag de VRT het zwijgen wil opleggen.

 

De voorzitter: Mijnheer Hedebouw, u moet nu uw vraag stellen. Votre temps de parole est épuisé.

 

02.03  Raoul Hedebouw (PVDA-PTB): Mevrouw de eerste minister, vindt u het normaal dat dit gebeurt?

 

Vindt u dat er een ontluizingsperiode van vijf jaar nodig is in zulke situaties?

 

02.04 Eerste minister Sophie Wilmès: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Hedebouw, elk lid van de federale regering wordt bij de uitoefening van zijn verschillende uitvoerende opdrachten bijgestaan door zijn administratie en zijn beleidscel.

 

Deze beleidscel bestaat uit zowel uitvoerend personeel als inhoudelijke medewerkers. De leden van de beleidscel worden aangeworven op basis van hun bekwaamheid en de expertise die zij hebben opgedaan in de privésector of bij de overheid.

 

Op een kabinet werken is een intense en tijdrovende activiteit. Het gaat meestal om een tijdelijke activiteit omdat de uitoefening op lange termijn moeilijk is. Het is dus zinvol dat de betrokken personen hun professionele activiteiten kunnen voortzetten in een sector die zij kennen, of dat nu de publieke sector is of de privésector.

 

Er bestaat overigens geen enkele wetgeving die verbiedt dat een kabinetsmedewerker deze overstap maakt, maar het spreekt voor zich dat terughoudendheid en de plicht tot discretie voor iedereen geldt.

 

Er is binnen deze assemblee een werkgroep Politieke Vernieuwing opgericht. Zoals steeds zal de regering kennisnemen van de eventuele aanbevelingen van deze werkgroep.

 

02.05  Raoul Hedebouw (PVDA-PTB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de premier, het is duidelijk. U zegt dus dat het gewoon zo zal blijven gaan.

 

U weet heel goed dat al die medewerkers die kennis meenemen. U wordt betaald om de hele bevolking te verdedigen. Die mensen lopen met hun kennis van de openbare sector en van hun kabinetten over, van bij Vandeput naar Lockheed Martin en van bij Marghem naar Electrabel.

 

Het is schandalig. Wat gebeurt er in ons land? De echte macht in ons land ligt niet bij dit Parlement, maar bij de multinationals. Die multinationals hebben niet enkel economische macht, maar ook politieke macht omdat zij in de kabinetten aanwezig zijn.

 

De PVDA vindt dat er een ontluizingsperiode van vijf jaar moet zijn om zeker te zijn dat de privébelangen niet het algemeen belang in onze kabinetten zullen overheersen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

03 Question de Marc Goblet à Sophie Wilmès (première ministre) sur "La situation économique et sociale" (55000149P)

03 Vraag van Marc Goblet aan Sophie Wilmès (eerste minister) over "De economische en sociale toestand" (55000149P)

 

03.01  Marc Goblet (PS): Monsieur le président, madame la première ministre, ma question concerne le présent et l'avenir.

 

Il est urgent que la problématique des personnes soit prise en compte et que des réponses soient apportées à la situation économique et sociale qui connaît une régression avec un accroissement de la pauvreté et des inégalités.

 

Chaque jour, l'actualité nous montre les difficultés auxquelles sont confrontées différentes catégories de personnes, des entreprises qui doivent fermer leurs portes ou qui font l'objet de restructurations, la difficulté pour les personnes âgées de devoir choisir entre se soigner, se nourrir ou se chauffer, mais aussi l'incapacité de certains travailleurs à payer leur loyer.

 

Nous nous trouvons donc face à une situation qui nécessite, comme l'a fait le Parti Socialiste, le dépôt de propositions de loi qui visent à lutter contre la pauvreté en augmentant le pouvoir d'achat – en portant notamment le salaire horaire minimum à 14 euros et la pension minimum à 1 500 euros net par mois –, à assurer le financement de la sécurité sociale et le renforcement des soins de santé, à mieux adapter les allocations sociales en fonction de la situation de chacun. Il faut aussi tenir compte de l'importance de la concertation sociale qui est un élément essentiel de stabilité.

 

Madame la première ministre, ma question est simple et se veut constructive: le gouvernement en affaires courantes est-il prêt à travailler avec le Parlement qui est élu démocratiquement pour prendre des dispositions visant à appliquer des propositions de loi qui répondent aux réelles préoccupations des citoyens?

 

03.02  Sophie Wilmès, première ministre: Monsieur le président, monsieur Goblet, je vous remercie pour votre question constructive.

 

De nombreux progrès ont été réalisés durant ces cinq dernières années pour relever les défis socio-économiques. Mais il est vrai – je n'en disconviens pas – qu'il y a encore beaucoup de travail et d'efforts à fournir pour prendre encore mieux et encore plus en compte la détresse sociale.

 

Durant ces cinq dernières années, nous avons principalement travaillé à la création d'emplois parce que nous estimions – et nous estimons toujours – que c'est la meilleure des protections sociales.

 

Vous avez rappelé l'importance pour la population de disposer d'un pouvoir d'achat suffisamment large. Permettez-moi de vous rappeler, à mon tour, que c'était un des objectifs du gouvernement précédent qui, via l'augmentation du tax shift, a permis que des efforts conséquents soient faits en termes de pouvoir d'achat. Mais pas seulement. Des améliorations ont également eu lieu par le biais des accords interprofessionnels. Je sais que, pour vous, c'est important. Nous avons réussi à en enregistrer trois.

 

Vous me demandez si le gouvernement en affaires courantes peut soutenir le Parlement, qui a toutes les prérogatives. Le Parlement a, comme toujours, la capacité de décider, en prenant la responsabilité pleine et entière de ses décisions.

 

Vous posez la question de savoir si le gouvernement de plein exercice est prêt à vous aider. Je prends l'exemple du fonds des blouses blanches: nous avons dit que nous étions, grâce aux équipes techniques de nos cabinets, disposés à vous aider à transformer une ligne budgétaire en une réalité pour les blouses blanches. Et c'est ce que nous avons fait.

 

03.03  Marc Goblet (PS): Madame la première ministre, je vous remercie pour votre réponse.

 

Souhaitant me placer dans une vision constructive, je n'ai pas parlé du passé. Le présent et le futur sont ce qui m'importe. Les mesures qui ont été prises ne sont pas celles que nous aurions choisies. Pour nous, le plus important, c'est le salaire brut, car c'est ce qui détermine la protection sociale du travailleur. J'espère que nous pourrons effectivement, comme pour les blouses blanches, faire avancer les propositions de loi que nous avons déposées au niveau parlementaire avec l'aide du gouvernement en affaires courantes. C'est en dernier lieu la Chambre qui, démocratiquement, doit prendre ces décisions.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van Sander Loones aan Sophie Wilmès (eerste minister) over "De EU en de begroting" (55000153P)

04 Question de Sander Loones à Sophie Wilmès (première ministre) sur "L'UE et le budget" (55000153P)

 

04.01  Sander Loones (N-VA): Mevrouw de premier, elk jaar beoordeelt de Europese Commissie de begrotingen van de lidstaten. Elk jaar luidt het commentaar dat men moet oppassen en erover waken dat de begroting onder controle is. Dat zal de komende jaren niet anders zijn.

 

Als het echter gaat over de eigen begroting, de begroting van de Europese Unie, dan zingt de Europese Commissie opeens een ander liedje. Dan is het opeens: money, money, money. Dan is het opeens: meer, meer, meer. Dan is het opeens: lidstaten, betaal maar wat extra. De Europese Commissie komt nu met een voorstel om de bijdrage van de lidstaten op te trekken naar 1,1 %. Het Europees Parlement wil zelfs naar 1,3 % gaan.

 

Wat is daarvan het zeer concrete gevolg voor ons? Het betekent voor ons dat wij minstens een half miljard extra aan de Europese Unie zouden moeten betalen.

 

Waarom is dat gevoelig?

 

Ten eerste, wij hebben de centen niet.

 

Ten tweede, de brexit komt eraan. Dat betekent voor ons dat er minder handel is en jobs verloren gaan, vooral in Vlaanderen. Dat is de eerste factuur die wij voor brexit zullen betalen. Nu wil de Europese Commissie dat wij een tweede factuur voor de brexit betalen via de verhoging van onze bijdrage aan de Europese Unie. Het is niet aan ons om voor de brexit te betalen en zeker niet aan ons om die twee keer te betalen.

 

Ten derde, elk jaar innen wij 2,5 miljard euro aan douane-inkomsten via onze havens. Nu is de afspraak dat wij daarvan 20 % voor het eigen budget mogen houden. De Commissie wil dat bedrag naar beneden halen. Wij zullen dus meer moeten betalen aan de Europese Unie, maar we zullen minder terugkrijgen.

 

Mevrouw de eerste minister, een groepje landen in de Europese Unie noemt men de "Zuinige Vijf". Dat zijn Duitsland, Denemarken, Nederland, Oostenrijk en Zweden. Mevrouw de eerste minister, zorg er alstublieft voor dat de "Zuinige Vijf" er een lid bijkrijgen en dat wij dan tot de "Zuinige Zes" behoren, het groepje landen dat de bijdrage aan de Europese Unie niet zomaar wil verhogen.

 

04.02 Eerste minister Sophie Wilmès: Mijnheer Loones, met het nakende perspectief van de brexit valt sowieso te verwachten dat België meer zal moeten bijdragen aan het nieuwe budgettair kader. Ook bij onveranderd beleid zou dat het geval zijn, maar nieuwe uitdagingen als migratie, grensbeheer, digitalisering en klimaatbeleid dienen zich aan en moeten ook worden gefinancierd. Dat leidt ertoe dat de bijdrage allicht in opwaartse zin zal evolueren. U hebt ook gesproken over de douanerechten; die spelen natuurlijk ook een rol.

 

Er is hierover nog geen beslissing gevallen. Waarschijnlijk zal er pas in het voorjaar van 2020 een akkoord zijn in de Europese Raad. Er moet ook een akkoord worden bereikt met het Europees Parlement.

 

Op het moment betaalt België gemiddeld 3,9 miljard euro per jaar. Er kan nog niets definitief worden gezegd over de toekomstige bijdrage. Daarvoor moeten wij wachten op het eindresultaat van de onderhandelingen, die in december pas echt op politiek niveau zullen worden aangevat.

 

De Gewesten zijn in essentie vooral netto-ontvangers, via onder meer het gemeenschappelijk landbouwbeleid, het cohesiebeleid, onderzoek en ontwikkeling. Het staat buiten kijf dat wij allemaal – het federale niveau, de Gewesten, de burgers, de bedrijven, de onderzoeksinstellingen – netto baat hebben bij het EU-budget, dat in wezen een investeringsbudget is en dus een toegevoegde waarde heeft voor ons allemaal.

 

De prioriteiten worden op alle politieke niveaus gecoördineerd om zo het beste standpunt te kunnen innemen. Vooralsnog verloopt dat proces behoorlijk goed. Ik ben ervan overtuigd dat u blij zult zijn te horen dat dit proces ook goed verloopt met de Gewesten.

 

04.03  Sander Loones (N-VA): Mevrouw de premier, helaas hebt u geen geruststellende boodschap. Ik heb niet gehoord dat wij aan de kant staan van de landen die het Europese budget willen houden zoals het is. U lijkt integendeel te insinueren dat onze bijdrage aan de Europese Unie zal stijgen.

 

U stelt terecht dat de Europese Unie een andere focus moet leggen, dat er nieuwe uitdagingen zijn, zoals migratie, veiligheid en innovatie, en dat wij die meer moeten financieren. Ik ga daar volledig mee akkoord. Men kan dat echter perfect doen door het budget te houden zoals het is en te zorgen voor interne verschuivingen.

 

Ik schrik van uw voorbeeld. U verwijst naar het Europees landbouwbeleid en zegt dat wij netto-ontvanger zouden zijn als het gaat over het Europees landbouwbeleid. Ik weet niet of u The New York Times van vorige week gelezen hebt. U moet dat absoluut doen. Daarin wordt heel het Europees landbouwbeleid doorgelicht. Daarin wordt de corruptie naar boven gebracht. Daarin wordt getoond hoe de centen niet terechtkomen bij onze boeren, maar bij grote industriële spelers in het oosten van Europa. Dat gaat om onze belastingcenten. Elk jaar opnieuw gaat 700 miljoen van onze Belgische belastingcenten niet naar onze boeren, maar naar grote industriële boeren in het oosten van Europa. Wij zijn geen netto-ontvanger als het gaat over het landbouwbeleid. Wij zijn een nettobijdrager, en niet aan onze eigen boeren, niet aan de familiale boeren, maar wel aan die grote industriële spelers. The New York Times noemt dat het nieuwe feodalisme en spreekt over die corruptie.

 

Ik hoop oprecht dat wij met meer ambitie dat Europees debat zullen voeren en ons zullen voegen bij de "Zuinige Vijf", de landen die de begroting onder controle willen houden en focussen op migratie, veiligheid en investeringen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: De volgende reeks vragen gaat over partnergeweld. Een aantal vragen is gericht aan minister Geens en een aantal vragen is gericht aan minister Muylle. Wij gaan al deze vragen behandelen in één debat.

 

05 Questions jointes de

- Sarah Schlitz à Koen Geens (VPM Justice et Régie des Bâtiments) sur "Le suivi et le traitement par la Justice des cas de violences à l'égard des femmes" (55000147P)

- Vanessa Matz à Koen Geens (VPM Justice et Régie des Bâtiments) sur "Les féminicides de Bouffioulx et de Wevelgem" (55000148P)

- Laurence Zanchetta à Nathalie Muylle (Emploi, Economie et Consommateurs) sur "Les violences faites aux femmes" (55000152P)

- Els Van Hoof à Nathalie Muylle (Emploi, Economie et Consommateurs) sur "Les violences conjugales" (55000155P)

- Goedele Liekens à Koen Geens (VPM Justice et Régie des Bâtiments) sur "Les féminicides" (55000157P)

- Maria Vindevoghel à Koen Geens (VPM Justice et Régie des Bâtiments) sur "La politique de poursuites en matière de violences faites aux femmes" (55000158P)

- Karin Jiroflée à Koen Geens (VPM Justice et Régie des Bâtiments) sur "Les violences conjugales" (55000160P)

05 Samengevoegde vragen van

- Sarah Schlitz aan Koen Geens (VEM Justitie en Regie der Gebouwen) over "De opvolging en behandeling door Justitie van geweldpleging tegen vrouwen" (55000147P)

- Vanessa Matz aan Koen Geens (VEM Justitie en Regie der Gebouwen) over "De femicides in Bouffioulx en Wevelgem" (55000148P)

- Laurence Zanchetta aan Nathalie Muylle (Werk, Economie en Consumenten) over "De geweldpleging tegen vrouwen" (55000152P)

- Els Van Hoof aan Nathalie Muylle (Werk, Economie en Consumenten) over "Partnergeweld" (55000155P)

- Goedele Liekens aan Koen Geens (VEM Justitie en Regie der Gebouwen) over "Femicide" (55000157P)

- Maria Vindevoghel aan Koen Geens (VEM Justitie en Regie der Gebouwen) over "Het vervolgingsbeleid inzake geweld tegen vrouwen" (55000158P)

- Karin Jiroflée aan Koen Geens (VEM Justitie en Regie der Gebouwen) over "Partnergeweld" (55000160P)

 

05.01  Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Daniëlle, Élodie, Valentine, Fatima, Jessica, Nancy, Sabrina, Dominique, Céline, Éliane, Julie, Barbara, Isabelle, Mia, Sally, Leïla, Ellen, Lutgarde, Lesley, Aurélie et Jill.

 

Monsieur le président, monsieur le ministre, 21 femmes sont mortes en 2019 sous les coups de l'homme qui prétendait les aimer et 70 % des plaintes pour violences conjugales sont aujourd'hui classées sans suite en Belgique. Comment peut-on encore décemment pleurer chacune de ces victimes alors que rien n'est fait pour les éviter?

 

Monsieur le ministre, où sont les investissements dans un plan global pour mener une politique efficace contre les violences faites aux femmes, permettant d'appréhender avec complexité les mécanismes de domination qui se jouent et de déployer des mesures coordonnées à tous les niveaux de pouvoir en matière de prévention, de protection des victimes et de poursuite des auteurs, comme le prévoit la convention d'Istanbul ratifiée par la Belgique en 2016?

 

Monsieur le ministre, où sont les directives de politique criminelle de poursuites en la matière? Les déclarations d'intention ne suffisent plus, nous attendons de vous des mesures rapides et une politique volontariste en la matière.

 

05.02  Vanessa Matz (cdH): Monsieur le ministre, j'ai longuement hésité à vous poser aujourd'hui cette question relative à la violence faite aux femmes, tant nous l'avons fait par le passé en commission de la Justice, en commission de l'Intérieur, en commission de la santé et de l'Égalité des chances; et bien souvent, nous avons eu des réponses avec des déclarations d'intention, mais peu d'actes ont suivi.

 

Et puis, je me suis dit que dans ce dossier, ce qui avait fait l'absence de mesures fortes, c'était l'absence d'émotions. Je me suis dit qu'avec les événements tragiques des deux derniers jours, la donne avait probablement changé.

 

Je ne vais pas vous faire l'affront de vous rappeler le nombre de féminicides en Belgique. Je ne vais pas vous faire l'affront de vous rappeler le nombre de classements sans suite. Je ne vais pas vous faire l'affront de vous rappeler que nous sommes toujours en défaut de mettre en œuvre les obligations de la convention d'Istanbul que nous avons pourtant ratifiée.

 

Monsieur le ministre, comment comptez-vous endiguer ce fléau qu'est la violence faite aux femmes? Comment comptez-vous la faire passer de la rubrique "faits divers" vers un vrai débat de société?

 

Comment comptez-vous mettre en oeuvre une politique criminelle comme, par exemple, celle qui avait été établie à Liège en 2004, qui appliquait la tolérance zéro? Qu'a fait votre gouvernement? Que compte-t-il faire? C'est une urgence de société.

 

Le président: J'invite Mme Zanchetta à faire son maiden speech. Vous l'applaudirez tout à l'heure.

 

05.03  Laurence Zanchetta (PS): Monsieur le président, Aurélie, c'est le nom de la dernière victime de féminicide en Belgique. Vingt-et-une femmes sont mortes en Belgique depuis le début de l'année sous les coups d'un conjoint, d'un ex-conjoint, d'un homme, parce qu'elles étaient des femmes. Et c'est sans compter toutes celles dont l'issue tragique n'a pas été relatée dans les médias, toutes celles qui ont perdu la vie en taisant leur fardeau, et tous ces enfants meurtris par les violences dont ils ont été les spectateurs.

 

Je reviendrai sur le nombre de plaintes. En 2016, 40 000 plaintes ont été déposées pour des faits de violence conjugale. Cela représente plus de cent plaintes par jour et huit femmes sur dix font aujourd'hui encore l'objet de violences, plusieurs années après avoir quitté leur partenaire.

 

Mesdames et messieurs les ministres, qu'attend votre gouvernement? Que vous faut-il de plus? Rien, absolument rien ne bouge! Ni au niveau de la police, qui continue encore, dans bien des cas, à ne pas offrir aux victimes l'accueil dont elles ont besoin, ni au niveau de la justice qui continue à faire du classement sans suite à tour de bras. Elle continue, dans de trop nombreux cas, à méconnaître les risques de récidive chez ceux qui ont porté les coups.

 

Mesdames et messieurs les ministres, les violences faites aux femmes sont multiples, physiques, marquées sur les corps. Elles sont aussi morales, avec les menaces et les intimidations. Elles sont économiques, quand elles privent ces femmes des ressources nécessaires pour vivre. Nous devons faire de cette lutte contre la violence une priorité politique, et dégager les moyens nécessaires. Je vous le demande: à quand un nouveau plan national contre les violences faites aux femmes, et à quand un budget spécifique pour le concrétiser?

 

Le président: Merci, chère collègue. On va être objectif: c'était un peu long, mais je vous félicite pour votre première fois.

 

(Applaudissements)

 

05.04  Els Van Hoof (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, mijnheer de minister, feminicide is het woord van de week. Ik hoop niet dat het het woord van het jaar wordt. Geef mij maar iets vrolijker, want de cijfers zijn onthutsend. Twee vrouwen per maand worden vermoord door hun partner of ex-partner. Honderdvijftig moorden per jaar worden gerelateerd aan stalking. Er zijn op jaarbasis 22.000 klachten bij de politie over stalking.

 

Dit zijn inderdaad onthutsende cijfers en dan hebben we het nog niet eens over het dark number, want heel veel vrouwen doen gewoon geen aangifte uit schrik. Zij hebben schrik om hun huis te verlaten. Zij hebben schrik om terug naar huis te gaan omdat zij dan het risico lopen om in elkaar te worden geslagen.

 

Wij moeten dit uiteraard niet aanvaarden, want vrouwenmoord is eigenlijk een proces. Het begint bij intimidatie, daarna komt er stalking gevolgd door psychisch en fysisch geweld. Als overheid mogen wij niet zomaar toekijken tot het geweld ontploft en die vrouwen het slachtoffer worden van moord.

 

Mevrouw de minister had het over een stalkingalarm dat zij wil uitrollen. Vandaag is er reeds een proefproject in Gent. Helaas stopt hierdoor enkel de escalatie en wij moeten dan ook veel verder durven te gaan. Dit is letterlijk en figuurlijk maar een doekje voor het bloeden.

 

Wij moeten in de eerste plaats trachten te voorkomen dat feminicide überhaupt plaatsvindt. Wij moeten zorgen voor een betere preventie en begeleiding van de daders. Wij moeten ervoor zorgen dat de politiediensten veel laagdrempeliger gaan werken, en er een snellere en adequatere opvolging komt door die politiediensten.

 

Ik zou mevrouw de minister dan ook willen vragen hoe het staat met het gendergerelateerd actieplan tegen geweld. Wat is de stand van zaken op dat vlak? Hoe wordt er gewerkt aan de grondoorzaken van feminicide?

 

05.05  Goedele Liekens (Open Vld): Mevrouw de minister, mijnheer de minister, ik ben de zoveelste vrouw op rij en het verbaast mij, eerlijk gezegd, dat geweld tegen vrouwen blijkbaar nog vooral een zaak van vrouwen is. Bij dezen alvast een oproep dat u het volgende keer ook voor ons opneemt.

 

Ik ga het niet over de statistieken hebben, want collega Van Hoof heeft dat uitgebreid gedaan. Het is duidelijk dat wij met een zeer groot maatschappelijk probleem te maken hebben. Wij hebben het over repressie gehad, over bestraffing. Ik ben uiteraard de eerste die ijvert voor heel strenge en effectieve straffen, maar ik zou nog een stap verder willen gaan.

 

Ik wil spreken over hoe wij het tij echt kunnen keren. Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat minder vrouwen het slachtoffer worden van gendergerelateerd geweld? Alle experten zijn het erover eens dat men daarvoor moet kijken naar de tijdbom die de daders of de mogelijke daders zijn. Het zijn immers tijdbommen, wij weten dat. Zij beginnen klein, zij leggen gewoonlijk ook een traject af van kleine misstappen naar steeds gewelddadiger gedrag. Wij grijpen daar niet op in, wij lachen dat soms zelfs een beetje weg. Voorts zijn er ook wetenschappelijk gestoelde risicoanalyses die nagaan hoe groot het gevaar is dat die tijdbom groter en groter wordt en echt zeer explosief wordt.

 

Wat zijn momenteel de mogelijkheden om daarop in te grijpen, mijnheer de minister? Wat zijn de beschermingsmaatregelen die wij hanteren ten aanzien van vrouwen? Op dit moment is dat uithuisplaatsing, een huisverbod dus, of een contactverbod. Dat zijn de enige twee mogelijkheden. Wij zetten de tijdbom dus tijdelijk uit huis, maar daarmee is het probleem natuurlijk niet opgelost, want de uithuisplaatsing is maar tijdelijk.

 

Ik heb begrepen dat de redding nabij is of nabij zou moeten zijn. Ik wil u dus vragen hoe wij die tijdbom kunnen ontmijnen. Er zijn mogelijkheden. De wet voorziet daarin. Vanaf januari 2020 moeten bij een tijdelijke uithuiszetting de federale diensten de regionale diensten ervan inlichten dat zij zowel de mogelijke daders als de blijvers kunnen begeleiden. Wat is de stand van zaken daarin? Hebt u daarover overleg met uw collega's? Bent u klaar voor die maatregel of blijft die een dode letter?

 

05.06  Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Aurélie, 31 jaar, werd vorige week vermoord door haar ex-partner. Jill, 36 jaar, werd een paar dagen later vermoord, ook door haar ex-partner. Dat zijn twee vrouwen, op één week tijd. Het zijn geen alleenstaande gevallen, mijnheer de minister. Elke tien dagen sterft een vrouw, gewoon omdat ze vrouw is. Dat zou vandaag een politieke prioriteit moeten zijn, maar dat is het niet. Wij zijn daar veel te weinig om bekommerd.

 

De laatste omzendbrief van de minister van Justitie en het parket waarin sprake was van geweld tegen vrouwen dateert van 4 mei 2007. Mijnheer de minister, vindt u het normaal dat er al twaalf jaar, zes maanden en drie dagen geen nieuwe richtlijnen zijn voor geweld tegen vrouwen, terwijl wij elk jaar op straat komen tegen dat geweld? Zult u daarin verandering brengen?

 

Beide vrouwen, Aurélie en Jill, hadden een klacht ingediend bij de politie. Het was heel duidelijk dat zij zich in een levensbedreigende situatie bevonden. Toch gebeurde er niets. Politie en Justitie hebben gefaald. Mijnheer de minister, welke maatregelen zult u nemen om een herhaling te voorkomen?

 

Een groot probleem is de laksheid waarmee men met klachten omspringt. We horen bijvoorbeeld dat mensen in Gent vier keer moeten langskomen voor er iets met hun klacht gedaan wordt. Wat gaat u hieraan doen? Zult u een nieuwe omzendbrief opstellen om hierin concrete verandering te brengen?

 

U sprak zich gisteren positief uit over het voorstel van een stalkingalarm voor verdachten. Kunt u zich hier vandaag engageren om een concrete maatregel te nemen? Kunt u hier middelen voor vrijmaken?

 

Tot slot, Justitie heeft hier gefaald. Geweld tegen vrouwen en feminicide moeten prioriteiten zijn. Het kan anders. In Spanje zijn er, na veel beweging bij de bevolking, tweehonderd maatregelen voor de vrouwen genomen. Daar heeft men 1 miljard vrijgemaakt voor de vrouwenzaak.

 

05.07  Karin Jiroflée (sp.a): Mijnheer de minister, het cijfer van dit jaar is negentien. Om en bij de twintig vrouwen werden dit jaar al vermoord omdat ze vrouw zijn, deze week alleen al twee. Vorig jaar waren het er 37. In 2017 waren het er 40. Jill Himpe is het meest recente slachtoffer en stierf eergisteren. Ze werd doodgestoken door haar ex-man nadat hij haar al maanden belaagde en stalkte.

 

In het Nationaal Veiligheidsplan is partnergeweld een prioriteit. Intrafamiliaal geweld is prioritair voor Justitie en politie, toch? Men zou in genderanalyses voorzien en men zou instrumenten voor risicobeoordeling uitwerken voor het beter herkennen van signalen van intrafamiliaal geweld. Dat staat daar allemaal in.

 

De realiteit is echter anders. Feminicide, de moord op vrouwen na een daderparcours van stalking en mishandeling, is op een harde manier aanwezig in België. De cijfers zijn onthutsend. Ondanks betogingen, ondanks de voorstellen van de Vrouwenraad, ondanks alle deskundigheid, ondanks alle goede voornemens in het Nationaal Veiligheidsplan.

 

Mijnheer de minister, waarom leiden de prioriteiten in het Nationaal Veiligheidsplan niet tot resultaten? Waarom werken de Family Justice Centers nog altijd niet voldoende? Welke middelen zet u in op het thema partnergeweld?

 

05.08 Minister Koen Geens: Mijnheer de voorzitter, ik wil eerst mijn oprecht medeleven uitdrukken voor de slachtoffers en hun familie van familiaal geweld en van de recente misdaden die hier werden vermeld.

 

On parle de la violence à l'égard des femmes mais on a surtout parlé de la violence vis-à-vis de l'épouse, vis-à-vis du partenaire. Je vais m'y limiter, excusez-moi. Ce ne sont pas les seules violences à l'égard des femmes, je le sais, mais il m'est impossible de tout dire en deux minutes.

 

Il est certain que cette priorité a été très claire dans la politique du gouvernement et qu'il est tout à fait erroné d'affirmer que la dernière circulaire date de 2007. Il est aussi évident que ce ne sont pas seulement les partenaires, les femmes en l'espèce, qui en souffrent; les enfants sont également des victimes et peuvent avoir des séquelles à vie de ce qu'ils ont vécu en famille.

 

Chers collègues, je vous en prie, ne dites pas que cela n'a pas été une priorité du gouvernement! Ne déduisez pas nécessairement du fait que de la violence est encore exercée que le gouvernement n'a rien fait! C'est un peu court. Vous devrez le reconnaître.

 

D'abord, je dirais que le gouvernement a, autant que possible, renforcé les mesures qui avaient déjà été prises sous la législature précédente.

 

Zo is er een belangrijk expertisenetwerk in verband met het huisverbod, dat het parket kan opleggen, in het kader van het College van procureurs-generaal opgezet. Procureur-generaal De Valkeneer van Luik is volkomen bereid om zo snel als u wenst in de commissie voor Justitie uit te leggen wat er de voorbije jaren is gebeurd in het domein van de bestrijding van partnergeweld.

 

Ensuite, on dit des Family Justice Centers qu'ils ne fonctionnent pas suffisamment. Nous savons tous qu'il s'agit d'une violence en chaîne. C'est donc aussi une violence qui doit être contrariée en chaîne entre les Communautés et le niveau fédéral: la prévention et la répression.

 

Il y a davantage de Family Justice Centers en Flandre qu'en Wallonie. C'est vrai. Mais je dois vous dire que la coopération a fonctionné d'une façon exemplaire entre le niveau fédéral et le niveau régional. Il y a des Family Justice Centers en Flandre, à Anvers, à Hasselt, à Turnhout, à Malines. On met en place la même chose en Fédération Wallonie-Bruxelles. La coopération entre les ministres compétents, M. Madrane, M. Antoniadis, M. Vandeurzen et moi-même, a parfaitement fonctionné ces cinq dernières années.

 

Comme plusieurs d'entre vous l'ont indiqué, la prévention est plus importante que la répression car cette dernière vient généralement trop tard.

 

De preventie houdt in dat in de Family Justice Centers een samenwerking tussen de parketten, de politie, de OCMW's, de provincie, de Gemeenschappen en de federale overheid onder het zegel van het beroepsgeheim mogelijk wordt. In veel provincies gebeurt dat momenteel al op een zeer goede manier. Slachtoffers kunnen daar geheim getuigen. De verschillende diensten kunnen in het kader van de gemeenschappelijke geheimhouding ingevolge het nieuwe artikel 458, dat er kwam onder de vorige regering, het geheim verbreken, waardoor er open over dergelijke feiten kan worden gecommuniceerd.

 

U mag echter niet vergeten – het is voor een man niet gemakkelijk om in deze discussie het woord te voeren, dus het spijt mij dat ik het toch moet doen – dat er soms ook nog liefde speelt. Het is voor de politie en de parketten dus iets minder eenvoudig. Ik beweer niet dat er te weinig of te veel geseponeerd wordt. Ik durf geen oordeel uit te spreken over voldoende of onvoldoende opvolging. Wel weet ik dat de hele maatschappij erop gericht is om hetgeen er overblijft aan familiale banden, aan toekomst voor de betrokken familie, te redden, wat betekent dat er noodzakelijkerwijze soms te laat ingegrepen wordt.

 

De maatregel van het huisverbod is nu precies een niet-penale maatregel, die het parket toelaat om mensen de toegang tot het huis te verbieden zonder het stigma van opsluiting in de gevangenis, waardoor ook contact met de rest van de familie onmogelijk wordt. Er wordt dus geprobeerd om een en ander zo liefdevol mogelijk op te lossen; ook dat is een stuk van de waarheid. Het betekent echter dat men risico's loopt. Wij kunnen namelijk niet elke potentieel gewelddadige man opsluiten; mijn excuses daarvoor. Ook al besef ik dat de vragen daarover niet gaan, het is een heel moeilijk evenwicht waarbij noodzakelijkerwijze ook gefaald wordt. U moet dus begrijpen dat een deel van de seponeringen, zoals de procureur-generaal u zal uitleggen, veroorzaakt wordt door het gegeven dat een situatie blijkbaar verbeterd is, waarna de partner haar klacht intrekt, waardoor de politie daar verder geen onrust wenst te stoken. Dat is een stuk van de waarheid.

 

Ik rond af, mijnheer de voorzitter.

 

De elektronische enkelband met gps-systeem is evident een goede maatregel, die ook kan werken. De Gemeenschappen werken die maatregel momenteel uit. De Justitiehuizen kunnen die maatregel vanaf 1 januari 2020 inzetten; daarmee antwoord ik op een vraag van mevrouw Liekens.

 

Tout récemment, le 5 mai 2019, nous avons renforcé la législation pénale pour ceux qui ne respectent pas l'interdiction de contact. Je veux bien tout entendre mais il y a des limites! La circulaire en matière de violences intrafamiliales du parquet et du ministre a été totalement réécrite en 2015. C'est une priorité!

 

Mevrouw Jiroflée, u hebt terecht gezegd dat het een prioriteit is van het kaderplan Integrale Veiligheid en van de nationale politieveiligheidsdienst. Het zal opnieuw een prioriteit moeten zijn voor de volgende regering. Het kaderplan Integrale Veiligheid heeft vijf jaar gediend en was totaal nieuw. Voor het eerst sedert lang, sedert 2004, mevrouw Vindevoghel, dus tien jaar na het vorige, hebben wij opnieuw een kaderplan gemaakt. Het volgende is al in voorbereiding en zal dat opnieuw als prioriteit bevatten. Alstublieft, ondervraag het openbaar ministerie en de bevoegde procureur-generaal.

 

Le Centre d'expertise a publié un rapport à ce sujet. À ce titre, le procureur général De Valkeneer se tient à votre disposition et souhaite répondre à toutes vos questions pour indiquer que c'est clairement une priorité du parquet et du ministre de la Justice.

 

Mevrouw Muylle zal alle andere vragen beantwoorden.

 

De voorzitter: Er waren zeven sprekers. Er zijn veel vragen gesteld, maar laten we toch proberen om binnen de limieten te blijven.

 

05.09  Nathalie Muylle, ministre: Monsieur le président, chers collègues, 36 % des femmes belges ont déjà subi des violences sexuelles et 6 % ont été victimes de violences conjugales au cours de l'année dernière. Ces chiffres sont particuliè­rement élevés. Les conséquences de la violence physique, sexuelle, psychologique ou sociale ne peuvent pas être sous-estimées. Depuis 2001, notre pays a donc mis en œuvre quatre plans nationaux de lutte contre les violences basées sur le genre. Au printemps 2018, le rapport intermédiaire du dernier d'entre eux indique que la majorité des 235 mesures prises ont été appliquées entre décembre 2015 et décembre 2017.

 

Mes services sont en train de préparer un nouveau plan d'action, qui permettra au prochain gouvernement d'avancer rapidement. Pour moi, il est évident que la violence entre partenaires reste une priorité gouvernementale.

 

Chers collègues, depuis 2017, dans plusieurs grandes villes ont été créés des centres de prise en charge des cas de violence sexuelle, qui sont ouverts jour et nuit, sept jours sur sept. Les victimes y bénéficient d'une approche multi­disciplinaire et holistique, comprenant des soins médicaux, psychologiques et juridiques. Il leur est possible de déposer plainte sur place. L'existence de ces centres a démontré une réelle nécessité. Au cours de leurs deux premières années d'activité, quelque 2 000 victimes ont été traitées. Ce chiffre est beaucoup plus élevé que celui que nous avions prévu initialement.

 

Pas moins de 68 % des victimes enregistrées dans les centres ont déposé plainte auprès de la police. Là aussi, ce nombre est bien plus élevé qu'auparavant. Le gouvernement a recherché constamment des outils afin d'abaisser le seuil d'aide. C'est pourquoi nous avons ouvert une ligne de discussion – une chat line – animée par des psychologues, grâce à laquelle les victimes peuvent contacter un conseiller. Pour certaines d'entre elles, il est plus facile de relater par écrit ce qu'elles ont vécu que de le faire oralement.

 

Collega's, momenteel is een Vlaamse lijn vijf weken operationeel. Twee weken geleden openden we ook een Franstalige lijn. We zien dat meer dan tweehonderd slachtoffers zich hebben aangemeld via de chatline. We zien ook dat 3 % van hen voor de eerste keer zijn verhaal brengt, wat er ook voor zorgt dat we hen op een goede manier kunnen toeleiden naar de hulpverlening.

 

Naast de zorgcentra en de chatline zijn we momenteel bezig met een project van mobiel alarm, waarnaar door verscheidene sprekers ook werd verwezen. Daarmee willen we vooral in levensbedreigende situaties actiever overgaan naar bescherming en begeleiding. Het gaat om een gsm-applicatie waarmee het slachtoffer om dringende politiehulp kan vragen. Heel belangrijk is ook dat een multidisciplinair team met onder meer vertegenwoordigers van het parket, de politie en het lokaal bestuur en hulpverleners nagaat aan welk slachtoffer de tool kan worden toegewezen. Nog belangrijker is dat er een volledig hulpverleningstraject aan wordt gekoppeld. Men zal niet alleen kijken naar de begeleiding van het slachtoffer, maar ook naar de gezinssituatie, men zal nagaan of er kinderen zijn en men zal hiervoor een traject op maat opmaken. Momenteel zijn we dat operationeel zonder slachtoffers aan het testen in Gent. De komende weken zal het systeem ook met slachtoffers in Gent proefdraaien en het is dan de bedoeling om het in de loop van 2020 toe te passen over het gehele land.

 

Heel kort nog, ik heb ook begrepen dat er in het Parlement initiatieven werden genomen om een soort van alarm te introduceren wanneer er daders in de buurt komen, wat ook als maatregel kan worden opgelegd. Ik wil daarover heel duidelijk zijn: mijn diensten zullen daaraan alle medewerking verlenen. Ik ben er immers van overtuigd dat elke nieuwe veiligheidsmaatregel goed is. Wij zullen dan ook onze diensten ter beschikking stellen om die in te voeren.

 

Tot besluit, collega's, nog dit, er is al veel gebeurd. We hebben, zoals door ons beiden aangetoond, op het vlak van samenwerking al veel goede zaken kunnen doen. We zijn nog bijlange na niet waar we willen komen, maar ik ben ervan overtuigd dat de holistische, multidisciplinaire aanpak vandaag de enige is om de strijd tegen gendergerelateerd geweld te kunnen winnen.

 

De voorzitter: Ik heb de Parlementsleden en de ministers wat laten uitweiden.

 

Chers collègues, je vous rappelle que le Règlement prévoit que le temps accordé à la réplique est limité à une minute.

 

Daarna zal ik de Kamer in kennis stellen van een sensationele vernieuwing die wij zullen doorvoeren om de spreektijd beter te laten respecteren.

 

Cela a été décidé à l'unanimité en Conférence des présidents. Prendre des décisions à l'unanimité reste possible en politique!

 

05.10  Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Madame la ministre, monsieur le ministre, je vous remercie pour ces réponses.

 

Monsieur le ministre, je suis un peu choquée par les réponses enthousiastes que vous apportez. Les retours qui me viennent du terrain évoquent un déficit au niveau de la prise en charge des personnes qui portent plainte, de la formation des personnes à l'accueil des commissariats qui n'apportent pas de réponse adaptée à la situation. Celles-ci proposent des formules de médiation ou renvoient carrément la victime chez elle en disant qu'elles ne peuvent rien faire. Ce sont là les témoignages qu'on entend tous les jours. Rien qu'en 2019, la plupart des victimes avaient porté plainte et parfois plusieurs fois. Il y a donc là un vrai problème.

 

Je veux bien entendre que certaines choses ont démarré mais je suis quand même heureuse d'entendre la ministre Muylle dire que cela ne suffit pas et qu'il faut aller plus loin. Nous soutiendrons évidemment toute initiative allant dans ce sens. Nous ne voulons pas de politique "gadget". Nous soutiendrons l'idée de mettre en place un bracelet d'éloignement. Par contre, nous ne voulons pas en faire une solution unique, clé sur porte qui, comme une baguette magique, réglerait le problème.

 

Comme vous le disiez, il faut une politique transversale à tous les niveaux, de la prévention jusqu'à la condamnation. C'est fondamental.

 

Le président: Madame Schlitz, vous avez dépassé la minute de parole.

 

05.11  Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Monsieur le président, j'en termine en rappelant qu'à politique inchangée, il y aura quatre victimes de plus d'ici fin décembre. Je vous mets vraiment en garde par rapport à cela.

 

05.12  Vanessa Matz (cdH): Madame la ministre, monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses.

 

J'entends une grande unanimité dans ce Parlement pour dire qu'il faut avancer. Je vous rappelle que, tout à l'heure, le texte sur le bracelet électronique sera pris en considération. D'après ce que j'entends, le gouvernement a l'air de vouloir avancer. Je demande dès lors qu'on puisse examiner ce texte le plus rapidement possible mais aussi d'autres textes à l'ordre du jour. Il faut pouvoir avancer mais il faut aussi en avoir les moyens.

 

Parfois, vos déclarations me font penser que l'enfer est pavé de bonnes intentions. Bien sûr, vos déclarations sont importantes: ce que vous voulez mettre en place est essentiel. Mais, si les moyens nécessaires pour en assurer l'accompagnement ne sont pas là, cela ne servira à rien! Nous aurons juste suscité l'espoir. Je vous demande de faire de ce débat une cause nationale, rapidement, et sur la base des textes qui ont été déposés.

 

05.13  Laurence Zanchetta (PS): Madame la ministre, monsieur le ministre, merci pour vos réponses.

 

Vous semblez plus optimiste que moi. Oui, mon groupe a déposé un texte pour que le féminicide soit inscrit dans le Code pénal. Oui, nous avons déposé un texte pour sécuriser les victimes en mettant à leur disposition un système d'alarme quand elles sont en danger. Oui, nous plaidons pour une meilleure formation des policiers et des magistrats. Oui, nous souhaitons que les auteurs de violences soient suivis et poursuivis.

 

Nous en sommes bien conscients, ce ne sont pas des mesures prises isolément qui permettront de changer la donne. Une réponse globale doit être apportée pour éviter de nouveaux drames, comme nous allons sûrement en vivre. En associant étroitement les associations de terrain et l'ensemble des niveaux de pouvoir, le nouveau plan d'action doit être l'occasion d'un changement de cap salutaire, mais il faudra s'en donner les moyens humains et budgétaires.

 

05.14  Els Van Hoof (CD&V): Mevrouw de minister, mijnheer de minister, in het begin van de jaren 90 zat ik op het kabinet van minister Miet Smet toen de eerste actieplannen tegen geweld werden gemaakt. Sindsdien zijn er heel veel actieplannen gevolgd, ook veiligheidsplannen. Men zou er een beetje moe van worden, maar ik moet er eerlijkheidshalve aan toevoegen dat er tijdens de vorige regeerperiode heel wat revolutionaire zaken zijn gebeurd. Ik denk daarbij aan de Family Justice Centers, de Zorgcentra na Seksueel Geweld, het huisverbod en de chatlijn. Dat zijn nieuwe zaken, die van belang zijn. Ik meen dat wij op dat elan verder moeten gaan.

 

Wij hebben een globaal gecoördineerde holistische aanpak nodig, maar wij hebben ook meer personeel en meer financiële middelen nodig om daders op te volgen en meer aan preventie te doen. Dat zijn zaken die nodig zijn. Ik hoop dat de volgende regering daarvan werk zal maken. Ook verplichte, geen vrijblijvende, opleidingen voor Justitie, het parket en de politie zijn absoluut nodig, zodat slachtoffers au sérieux worden genomen. Op die manier kan er worden gewerkt aan preventie, aan de opvolging van de daders en de begeleiding van de slachtoffers.

 

05.15  Goedele Liekens (Open Vld): Mijnheer de minister, u zei dat u het jammer en moeilijk vindt om als man te moeten antwoorden op deze vragen. Dat vind ik dan weer jammer, want dit is een strijd van ons allen, niet alleen van de vrouwen. Bedankt om samen met ons die strijd te willen aangaan.

 

Ik begrijp ook dat u de moeilijke bevoegdheidsverdeling hebt overstegen en dat het opzet is om de daders te behandelen of aan te pakken. Dat doet ons zeer veel plezier, want het gaat niet alleen om de strijd tegen de femicide. Het gaat er ook om de duizenden vrouwen die in angst leven te helpen, want de gruwel van een leven in angst is soms nog erger dan de femicide.

 

Ik wil afsluiten met een oproep aan alle vrouwen die ermee te maken hebben om aangifte te doen. Minimaliseer het niet. Vergoelijk het niet, maar doe aangifte, want – u hebt het gehoord – het heeft de hoogste prioriteit. Wij houden het in het oog.

 

05.16  Maria Vindevoghel (PVDA-PTB): Mijnheer de minister, mevrouw de minister, ik wil het eerst en vooral nog even hebben over de circulaire. Het ging voor ons duidelijk over een circulaire rond feminicide, rond geweld op vrouwen, terwijl u spreekt over de circulaire die gaat over intrafamiliaal geweld. Dat is niet helemaal hetzelfde.

 

Wij zullen elk initiatief steunen dat een stap vooruit is om het geweld op vrouwen aan te pakken. Wij vinden dat heel belangrijk. Over twee weken, op 24 november, is er de jaarlijkse grote betoging van de vrouwenorganisaties. Wij zullen hen steunen in hun eisen voor de verbetering van de positie van de vrouw en mee de straat opgaan.

 

05.17  Karin Jiroflée (sp.a): Mijnheer de minister, mevrouw de minister, laat het duidelijk zijn dat ik absoluut niet aan uw goede wil twijfel, maar wij merken dat in de praktijk het aangeven van partnergeweld dikwijls onvoldoende helpt om moorden te voorkomen. Een klacht indienen wegens stalking leidt blijkbaar niet voldoende tot verhoogde waakzaamheid.

 

Wij vragen dan ook met klem een lineaire opvolging door de politie van alle klachten van geweld, belaging of stalking door de partners of ex-partners. Alleen dat zal goed genoeg zijn voor die vrouwen, die constant in angst leven.

 

Le président: Madame Zanchetta, je vous félicite pour votre maiden speech.

 

(Applaudissements)

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Samengevoegde vragen van

- Ortwin Depoortere aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De stijging van de criminaliteit volgens de cijfers van Eurostat" (55000150P)

- Emmanuel Burton aan Koen Geens (VEM Justitie en Regie der Gebouwen) over "De Europese criminaliteitsstatistieken" (55000159P)

06 Questions jointes de

- Ortwin Depoortere à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "La hausse de la criminalité selon les statistiques d'Eurostat" (55000150P)

- Emmanuel Burton à Koen Geens (VPM Justice et Régie des Bâtiments) sur "Les statistiques européennes sur la criminalité" (55000159P)

 

06.01  Ortwin Depoortere (VB): Mijnheer de minister, deze week werden er door Eurostat cijfers gepubliceerd over de criminaliteit in de verschillende lidstaten van de EU. Om het eufemistisch uit te drukken, het ziet er niet fameus uit voor ons land. Ik citeer twee cijfers. In de categorie diefstallen hebben we de twijfelachtige eer om op de eerste plaats te staan, met 167 aangiftes op 100.000 inwoners. In de categorie van de moorden staan we op de vijfde plaats, met 1,8 moorden per 100.000 inwoners.

 

Deze cijfers zijn niet alleen hallucinant voor mij en vele anderen, ook de federale politie is er danig van geschrokken. Ze kondigde aan dat ze zou uitzoeken waar die cijfers vandaag komen en hoe de vork juist aan de steel zit.

 

Mijnheer de minister, wat is uw reactie op deze cijfers? Nog belangrijker, welke bijkomende maatregelen zult u nemen om de stijgende criminaliteit in ons land drastisch aan te pakken?

 

06.02  Emmanuel Burton (MR): Monsieur le ministre, les statistiques européennes au sujet de la criminalité ont été publiées hier. Force est de constater que la Belgique n'est pas en position favorable. Nous sommes cinquièmes au niveau des homicides, premiers au niveau des vols qualifiés, deuxièmes au niveau des agressions. C'est assez interpellant.

 

Cependant, certains experts ont signalé qu'il fallait prendre ces chiffres avec des pincettes étant donné qu'on "mélangeait des pommes et des poires", selon l'expression reprise dans L'Avenir de ce jour. En effet, certaines infractions n'existent pas dans certains pays, d'autres ne sont pas encodées et comme il s'agit des chiffres encodés par la police, on ne sait pas quelles ont été les suites au niveau de la justice.

 

Ces statistiques peuvent entraîner un certain sentiment d'insécurité au sein de la population et donnent une image détestable de notre pays.

 

Monsieur le ministre, quelle est votre lecture de ce rapport? Estimez-vous que ces données sont biaisées?

 

06.03 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, heren Depoortere en Burton, de cijfers zijn van Eurostat, een Europese instantie, maar zij worden door ons aangeleverd. Eurostat is belast met de opmaak van statistieken. De lidstaten zelf spelen daarin een eersterangsrol, ook al maken zij de statistieken niet zelf. Dit is heel belangrijk om te weten.

 

De cijfers die in de pers zijn verschenen, hebben voor alle duidelijkheid betrekking op het jaar 2017. Wanneer de cijfers van 2018 en 2019 bekend zijn, zal ik ze graag aan u overhandigen. De cijfers zijn afkomstig van onze geïntegreerde politie. Met andere woorden, het is geen extern Europees orgaan dat deze cijfers heeft bezorgd.

 

Er is geregistreerde criminaliteit. Voor ons is dat bijzonder belangrijk omdat ieder crimineel feit bij ons zou moeten worden geregistreerd. Om die reden zijn er ook verschillen tussen de verschillende landen. U weet dat geregistreerde criminaliteit het voorwerp uitmaakt van de inspanningen die de politie levert om correcte informatie over criminaliteit – van hoog tot laag – in kaart te brengen. Voor ons is een handtasdiefstal ook een criminele act. Er is geen onderscheid – zelfs niet moreel – noch waardeoordeel bij deze criminele feiten.

 

Wij sporen burgers aan om aangifte te doen. Hoe meer vertrouwen er is in de politiediensten, hoe groter ook de aangiftebereidheid zal zijn en blijven.

 

Monsieur Burton, vous avez dit qu'il fallait éviter de mélanger des poires et des pommes. C'est un grand défi pour nous car les États membres d'Eurostat n'appliquent pas tous les mêmes critères. En Belgique, des méthodes améliorées ont été utilisées qui visaient à détecter de manière optimale un éventuel meurtre en cas de décès suspect. L'identification d'un accident est également beaucoup plus rapide. Nous sommes précurseurs dans ce domaine et ce système n'est pas appliqué dans tous les pays, ce qui peut donc entraîner quelques problèmes d'interprétation.

 

En outre, contrairement à de nombreux pays européens, la Belgique possède un système d'enregistrement très complet ainsi qu'une base de données nationale. Ces éléments peuvent en partie expliquer le classement de la Belgique.

 

Zonder de cijfers te willen relativeren, is de enige duiding en kadering die wij kunnen geven die van de vergelijking met de cijfers van de vorige jaren en die van de vergelijking met analoge feiten in het buitenland.

 

Ik heb de bevoegde dienst van de federale politie de opdracht gegeven om de cijfers te onderzoeken en niet tot nieuwe initiatieven over te gaan, aangezien de veranderde veiligheids­bedreigingen in ons land ook in deze studie in kaart zijn gebracht.

 

06.04  Ortwin Depoortere (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. U stelt mij ietwat teleur omtrent de grote uitleg, de methodologie. Men moet zich niet verschuilen achter de methodologie; men moet deze cijfers ernstig nemen.

 

Achter elke aangifte schuilt een crimineel feit. Die cijfers moeten ernstig worden genomen, want ze geven wel degelijk de graad van veiligheid in ons land aan.

 

Mijnheer de minister, in de commissie werd tijdens hoorzittingen door experts, maar ook en vooral door mensen op het terrein, al meermaals gezegd dat er problemen zijn bij de politiediensten.

 

Men spreekt van een capaciteitsprobleem bij de politie, van een tekort aan middelen en van een gedemotiveerde politie omdat er een zekere vorm van straffeloosheid op justitieel vlak heerst.

 

Mijnheer de voorzitter, ik doe hier hic et nunc een oproep aan de Parlementsleden om een alternatieve meerderheid te vormen om de nodige middelen vrij te maken voor de veiligheid in ons land. Wat vorige week kon voor de zorgsector, kan vandaag en misschien nog veel meer om de veiligheid van elke burger in dit land te garanderen.

 

06.05  Emmanuel Burton (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses.

 

Vous avez l'air de prendre les chiffres au sérieux puisque vous comparez avec les années précédentes. Les enregistrements sont très complets et bien suivis par nos services de police, ce qui est tout à leur honneur.

 

La question reste posée sur ces chiffres et leur utilisation ainsi que sur une recherche de critères objectifs et homogènes pour les États membres.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Samengevoegde vragen van

- Tinne Van der Straeten aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De sabotage in de kerncentrale Doel 4" (55000151P)

- Tim Vandenput aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "De sabotage in de kerncentrale Doel 4" (55000161P)

07 Questions jointes de

- Tinne Van der Straeten à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Le sabotage de la centrale nucléaire Doel 4" (55000151P)

- Tim Vandenput à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Le sabotage de la centrale nucléaire Doel 4" (55000161P)

 

07.01  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, ondertussen is het vijf jaar na 5 augustus 2014. Er zijn 56 verdachten, en er is 138 miljoen euro schade.

 

Deze week bleek dat er niet één incident geweest is, waar 65.000 liter smeerolie is weggelekt, maar dat er in de weken daarvoor nog twee andere incidenten waren. Naast de noodpomp die uitviel, was er een oneigenlijk gebruik van een noodknop, en er waren siliconen in een deur gespoten.

 

Een kerncentrale, dat weten wij allemaal, heeft ongelofelijk veel veiligheidsprocedures. Het gaat dan ook om kritieke infrastructuur. Wij hebben een instelling om die op te volgen, het FANC. Toch is er een televisieprogramma nodig om een doorbraak te verwachten in het onderzoek.

 

Dat stelt de zaken wel op scherp. Wat is er de voorbije vijf jaar eigenlijk gebeurd? Welke acties zijn er ondernomen?

 

Het stelt ook andere zaken op scherp, namelijk dat wij een aantal zaken niet wisten. Blijkbaar heeft het FANC de vorige incidenten niet bekendgemaakt? Was er een reden om geen transparantie ter zake aan de dag te leggen?

 

Vooral, welk gevolg is aan die incidenten gegeven door het FANC, met name wat de veiligheidscultuur betreft?

 

Hoe zijn die incidenten ingeschaald op de INES-schaal?

 

Vooral, mijnheer de minister, gisteren bleek dat er al tientallen tips zijn binnengekomen bij de politie naar aanleiding van de robotfoto. Hoe gaat het FANC om met die tientallen tips? Is er samenwerking tussen de politie en het FANC? Wordt er informatie gedeeld? Hoe kan die helpen om de veiligheidsprocedures meer op punt te stellen?

 

07.02  Tim Vandenput (Open Vld): Mijnheer de minister, collega Van der Straeten heeft de situatie al geschetst. Na vijf jaar zit het onderzoek nog altijd muurvast. Er zijn 56 mensen bekend die toegang hadden tot dat lokaal. Deze week is een robotfoto verspreid van een zevenenvijftigste persoon die het gerecht wil spreken omdat hij daar gezien zou zijn. Maar er is nog geen motief bekend, noch is er een dader in zicht.

 

Kerncentrales behoren inderdaad tot de kritieke infrastructuur van ons land. Die moeten beveiligd worden. Wanneer wij over beveiliging praten, hebben wij het over externe beveiliging en over interne beveiliging.

 

Bij externe beveiliging gaat het om camerabewaking, toegangscontrole, maar ook fysieke bewaking. Vandaag zijn er nog altijd 140 militairen die onze kerncentrales bewaken.

 

De interne veiligheid gaat over interne badge- en camerasystemen om ervoor te zorgen dat de medewerkers en contractors die in de kerncentrales werken, in onze kritieke infrastructuur, geen malafide praktijken gebruiken.

 

Mijnheer de minister, mijn vraag is drieledig.

 

Ten eerste, hoe worden onze kerncentrales vandaag beveiligd tegen externe bedreigingen? Zijn er de voorbije vijf jaar ter zake maatregelen getroffen?

 

Ten tweede, hoelang blijven de 140 militairen de centrales nog bewaken? Wanneer zullen zij door de politie worden vervangen? Moeten wij daarentegen veeleer uitkijken naar een privébedrijf dat de bewaking op zich neemt?

 

Ten derde, mijnheer de minister, welke interne maatregelen werden de voorbije vijf jaar getroffen om de beveiliging te versterken?

 

07.03 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Van der Straeten, mijnheer Vandenput, u hebt het over de beveiliging van de kerncentrales, hoewel wij het eigenlijk hadden over de sabotageacties die in Doel 4 zijn gebeurd.

 

Over de beveiliging zal ik heel kort zijn. U weet ook dat wij in de commissie voor Binnenlandse Zaken vaak over dat thema hebben gesproken. Het betreft hier een strategische installatie waarvoor bijzondere maatregelen zijn genomen, zowel externe als interne, en er is ook bewaking door militairen. Ook daarop is een bijzonder terreurniveau van toepassing, wat u ook weet. Nieuwe dreigingen, die in 2014 misschien nog niet bestonden, zoals het overvliegen of benaderen door dronevliegtuigen, zijn ook van toepassing. De zaak van externe en interne veiligheid is een eerste prioriteit van de regering en van het ministerie van Binnenlandse Zaken.

 

Ik kom nu terug op het incident dat de essentie van de huidige vraagstelling was. Het gaat om het incident dat zich in 2014 voltrok.

 

Het agentschap was op de hoogte van twee gebeurtenissen met de pomp, waarvan het eerste in de zomer van 2014, op 10 juli 2014 om exact te zijn, is voorgevallen. Het tweede voorval is op 31 juli 2014 gebeurd.

 

Ik wijs er voor alle duidelijkheid op dat die incidenten niet in het nucleaire gedeelte van de reactor van Doel 4 zijn voorgevallen, maar wel in het gedeelte dat als niet-nucleair wordt beschouwd.

 

Belangrijk om weten – dit zouden wij ondertussen ook hebben geweten –, is dat het incident geen enkele impact op de nucleaire veiligheid heeft gehad, noch op de veiligheid van de personen noch op de veiligheid van de centrale. Evenmin was er een veiligheidsrisico voor de buitenwereld. Laat dat voor alle duidelijkheid vandaag nogmaals zijn beklemtoond.

 

Er is dus ook geen INES-evaluatie gebeurd. Daar wil ik nog even bij stilstaan. INES is de International Nuclear and Radiological Event Scale. Die evaluatie is niet gebeurd, omdat er geen nucleair incident is ontstaan. Daardoor is er ook geen externe communicatie gebeurd in 2014, waarbij op een of andere manier een procedure in gang zou zijn gezet.

 

Het onderzoek naar de gebeurtenissen van 2014 in de kerncentrale heeft meer dan genoodzaakt dat het FANC en het federaal parket hebben beslist om de gebeurtenissen van nabij te onderzoeken. Ze zijn zeer verontrustend. Laat dat duidelijk zijn. In dat kader is een onderzoek opgestart. Dat is eens te meer de 'geworpenheid' waarin we zitten. Het is een gerechtelijk onderzoek. Ik kan over dat onderzoek weinig zeggen.

 

We wisten wat de televisie-uitzending ons kon brengen. Het was trouwens een bijzonder nuttige uitzending. Ik wil hulde brengen aan degenen die dat mogelijk hebben gemaakt.

 

Er zijn bijkomende veiligheidsmaatregelen genomen in al onze kerncentrales, ook in die van Doel, in de mate dat we nog bijkomende veiligheidsmaatregelen kunnen nemen met betrekking tot dergelijke incidenten. We zijn soms immers een beetje aan de binnenkant van de buitenbaan aan het rijden als het gaat over de veiligheidsmaatregelen.

 

Er waren extra camera's. Er is een toegangsbadgesysteem dat werd uitgebreid. Ook het zogenaamde four-eyes-principle is toegepast, dat bepaalt dat men altijd met twee personen fysiek aanwezig moet zijn bij een dergelijke mogelijkheid tot misbruiken van manipulatie.

 

Het FANC en het federaal parket werken samen. Ik hoop ook dat de oproep aan de burgers van dit land zal leiden tot een oplossing van dit probleem, wat zich nooit meer zou moeten kunnen voordoen.

 

07.04  Tinne Van der Straeten (Ecolo-Groen): Mijnheer de minister, u noemt het een nuttige uitzending en ik ben geneigd om daarmee akkoord te gaan, maar eigenlijk zou ons dat nog meer moeten verontrusten. We hebben een televisieprogramma nodig om een doorbraak te realiseren in een dossier waarin de veiligheid zo gereglementeerd is.

 

Een beperkt aantal mensen heeft toegang tot bepaalde ruimtes, maar we slagen er toch niet in om de verdachte daar te vinden.

 

Ik denk dat iedereen in deze Kamer, u inclusief, hierbij een bijzonder ongemakkelijk gevoel heeft. We zullen nu moeten samenwerken om te zien hoe we de nucleaire veiligheid wel tot een hoger niveau kunnen verheffen. Dit incident doet ons immers beseffen dat de mythe van de veilige kerninstallatie niet bestaat.

 

07.05  Tim Vandenput (Open Vld): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord.

 

Wij zijn zeer tevreden dat die bijkomende maatregelen geïmplementeerd zijn en ook vruchten afwerpen op het terrein. We weten echter dat er nog veel werk aan de winkel is. Bij de incidenten die er zijn geweest, was er steeds een menselijke tussenkomst. Het is dus belangrijk te weten wie wanneer op welke plek is in de kerncentrales. Men moet daarvoor de nieuwe technologieën gebruiken, bijvoorbeeld camerabewaking met gezichtsherkenning. Zo kunnen we sneller nagaan wat er gebeurd is en dergelijke incidenten voorkomen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

08 Question de François De Smet à Pieter De Crem (Sécurité et Intérieur) sur "Les violences visant les policiers" (55000162P)

08 Vraag van François De Smet aan Pieter De Crem (Veiligheid en Binnenlandse Zaken) over "Geweld tegen de politie" (55000162P)

 

08.01  François De Smet (DéFI): Monsieur le ministre, hier, devant le palais de justice de Liège, environ 700 policiers exaspérés ont manifesté contre les violences dont ils sont victimes. Tout le monde ici se souviendra des terrifiants meurtres commis en mai et août 2018, au cours desquels deux policiers avaient été égorgés et un autre abattu à bout portant. Tout récemment, le 9 septembre dernier, un policier a été blessé à bout portant lors d'un simple contrôle, même si ses jours ne sont pas en danger.

 

Les policiers sont évidemment dépositaires de la puissance publique. À ce titre, ils sont contrôlés et sanctionnés s'ils s'en servent de manière illégitime ou disproportionnée. Cela implique un corollaire important, à savoir que la société doit pouvoir elle-même les protéger en cas de nécessité et leur accorder parfois plus de moyens de se défendre. Dans un État de droit, les violences à l'encontre des forces de l'ordre doivent être condamnées, quelles qu'elles soient. Or elles ont tendance à se multiplier.

 

Dès lors, monsieur le ministre, avez-vous rencontré les syndicats de policiers ou bien une telle rencontre est-elle prévue, en marge des manifestations d'hier? Avez-vous pris des engagements, notamment sur le plan d'un apport en matériel? Je pense aux body cams, qui permettent aux policiers de se protéger préventivement. Des ressources humaines supplémentaires sont-elles envisagées?

 

08.02  Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, monsieur De Smet, je vous remercie pour vos questions.

 

En réponse à votre dernière question, depuis que j'ai pris la responsabilité du département au mois de décembre 2018, j'ai rencontré sans délai tous les responsables du personnel, qu'il s'agisse des syndicats, des responsables administratifs, des gens de la police, des représentants des sapeurs-pompiers, de la protection civile. Ces entretiens étaient intéressants et ont mené à des résultats très concrets, amenant des solutions à des soucis considérables. Je voulais le souligner.

 

Je vais être très clair: la violence contre les policiers, les secouristes et d'autres professions d'intérêt général est totalement inacceptable. J'ai d'ailleurs appliqué le principe de la tolérance zéro à tous ces phénomènes depuis mon entrée en fonction. Il ne s'agit malheureusement pas d'un phénomène nouveau. L'an passé, 2 364 cas de violence ont été enregistrés, soit environ 6 par jour. En ce qui concerne plus spécifiquement la police, pas moins de 780 cas de coups et blessures ont été recensés en 2018. C'est trop! C'est beaucoup trop et c'est inacceptable! Ces chiffres sont plus ou moins comparables à ceux des années précédentes.

 

Beaucoup de mesures ont été prises en concertation avec les organisations représenta­tives syndicales des policiers pour leur assurer une protection maximale. Monsieur le président, j'en mentionnerai deux: les armes plus lourdes comme les FN SCAR.300 et les body cams qui seront mises à disposition des forces de police ces jours-ci.

 

Une attention particulière est consacrée à l'accueil des victimes. Pour un aperçu complet, je vous renvoie vers la résolution du groupe cdH introduite dans ce Parlement à propos de la violence contre la police. Elle sera discutée en commission dès la semaine prochaine.

 

Une fois de plus, j'insiste pour empêcher toute forme d'impunité à l'égard des violences faites contre les forces de police et les secouristes. Le nouveau Code pénal prévoira en outre de lourdes peines pour des actes de violence commis contre des personnes exerçant une fonction publique.

 

Je pense que votre question mérite un grand débat au sein de la commission de l'Intérieur.

 

Le président: C'est ce qu'on fera!

 

08.03  François De Smet (DéFI): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse très claire et votre engagement, notamment au sujet des body cams.

 

Je voudrais ajouter un élément. Hier à la manifes­tation, de nombreux policiers ont mis en avant leur surcharge naturelle de travail et la lenteur des procédures de recrutement. Cela n'a pas l'air d'être lié a priori aux violences dont ils font l'objet, mais en fait, c'est bien le cas. En effet, lorsqu'ils sont plusieurs sur le terrain, le sentiment d'insécurité diminue.

 

Merci de continuer à suivre ce dossier.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Samengevoegde vragen van

- Jan Spooren aan Nathalie Muylle (Werk, Economie en Consumenten) over "De afvloeiingen bij Proximus" (55000154P)

- Nawal Farih aan Nathalie Muylle (Werk, Economie en Consumenten) over "De afvloeiingen bij Proximus" (55000164P)

09 Questions jointes de

- Jan Spooren à Nathalie Muylle (Emploi, Economie et Consommateurs) sur "Les suppressions d'emplois chez Proximus" (55000154P)

- Nawal Farih à Nathalie Muylle (Emploi, Economie et Consommateurs) sur "Les suppressions d'emplois chez Proximus" (55000164P)

 

09.01  Jan Spooren (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, gisteren en vandaag konden wij vernemen dat Proximus ongeveer 550 werknemers die eind volgend jaar 58 jaar worden, tot aan hun pensioen naar huis wil sturen met behoud van 70 tot 75 % van hun loon. Het gaat om werknemers met heel veel ervaring en talent, die er hoogstwaarschijnlijk echt niet om vragen om naar huis gestuurd te worden.

 

Het is onbegrijpelijk en ook onverantwoord in tijden van grote krapte op de arbeidsmarkt. Het is ook moeilijk aanvaardbaar in een context waarin zowat alle politieke partijen terecht pleiten voor een hogere werkzaamheidsgraad. Iedereen ziet eindelijk in dat wij allemaal een beetje meer en vooral een beetje langer moeten werken om onze sociale zekerheid te kunnen blijven financieren.

 

De argumentatie dat dit niets zou kosten aan onze sociale zekerheid omdat Proximus een financiële compensatie zal betalen, is niet correct. Met dit systeem wordt een fiscale en sociale werkbonus geactiveerd, wat rechtstreeks leidt tot minder inkomsten voor de overheid. Door de techniek van vooropzeg met pensioendatum heeft Proximus eigenlijk een ontsnappingsroute uitgedokterd om de activeringsbijdrage, die enkele jaren geleden net werd ingevoerd om zulke constructies tegen te gaan, te omzeilen.

 

Mevrouw de minister, wat vindt u van de plannen van Proximus?

 

Bent u het met mij eens dat deze vervroegde uittredingsmechanismen eigenlijk niet meer passen in de huidige context van onze arbeidsmarkt en zouden moeten verdwijnen?

 

Heel concreet, zal de regering het koninklijk besluit goedkeuren dat de verlenging met drie jaar van het verlof voorafgaand aan pensioen, dus het VVP-stelsel, vanaf 58 jaar mogelijk maakt voor Proximus? Als u dat doet, wat zult u dan doen om ervoor te zorgen dat de volledige financiële compensatie aan de sociale zekerheid wordt bezorgd?

 

09.02  Nawal Farih (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik heb even naar de cijfers gekeken. Proximus liet vorig jaar weten dat er 1.900 jobs zullen sneuvelen door digitalisering, herstructurering en een nieuw platform, waaraan momenteel wordt gewerkt. Men had op dat moment nog geen idee hoe dat precies zou worden georganiseerd. Wij wisten nog niet precies hoe die jobs zouden sneuvelen.

 

Gisteren informeerde Proximus echter de personeelsleden over het sociaal plan en het akkoord dat werd gesloten met de vakbonden. Drieduizend werknemers zullen geraakt worden. De 58-plussers, goed voor 550 werknemers, zullen met een loonbehoud van 70 tot 80 % kunnen thuisblijven.

 

Ik vind dat een overheidsbedrijf geen juist signaal geeft door op dit moment zulke maatregelen te treffen. Onze arbeidsmarkt schreeuwt het uit omdat zij de vacatures niet ingevuld krijgt. Er zijn vandaag ook meerdere opportuniteiten, zoals omscholing, levenslang leren enzovoort. Men mag absoluut niet het signaal geven dat oudere werknemers op die manier zomaar van de arbeidsmarkt kunnen worden geschoven.

 

Daarnaast zijn er vrijwillige vertrekpremies, die kunnen gelden voor 1.300 personeelsleden van Proximus. Zij zouden voor elk jaar anciënniteit 1.500 euro bruto krijgen in ruil voor hun vertrek. De vakbonden vrezen echter dat er, ondanks die maatregelen, helaas nog 500 naakte ontslagen zullen vallen bij Proximus.

 

Vandaar mijn vraag, mevrouw de minister.

 

Hoe ziet de herstructurering van Proximus er vandaag werkelijk uit? Wat doen wij met de 1.300 personeelsleden die in aanmerking komen voor een vrijwillige vertrekpremie? Worden zij geactiveerd? Hoe zorgen wij ervoor dat er zo weinig mogelijk ontslagen vallen? Wat gebeurt er indien het sociaal plan niet wordt goedgekeurd door het paritair comité?

 

09.03 Minister Nathalie Muylle: Mijnheer de voorzitter, het klopt dat de onderhandelingen over de herstructurering van Proximus in juni 2019 van start zijn gegaan. Toen werd er op vraag van verschillende partijen ook gestart met een bemiddeling. Twee sociale bemiddelaars werden toen aangesteld door de FOD WASO.

 

De bemiddeling betreft twee grote thema's: de grote principes van de herstructurering en de analyse van de businessunits die betrokken zijn bij de herstructurering. Binnen de bemiddeling zijn er drie belangrijke luiken, het transformatieplan Fit For Purpose. Gelet op de digitalisering is er een duidelijke nood aan omscholing en interne mobiliteit. Er zouden eventueel 1.900 banen worden geschrapt en er zouden 1.250 nieuwe aanwervingen gebeuren. Er zou ook een aantal winkels worden gesloten, wat ook op de zeven businessunits slaat, met een directe impact op de 3.350 medewerkers. Daartoe moet een sociaal plan worden opgesteld, waarin in grote mate zal worden ingezet op vrijwillig vertrek.

 

Er zijn ook nog heel wat statutaire personeelsleden tewerkgesteld bij Proximus, die speciale maatregelen vragen. Het is ook de bedoeling te bekijken wat de bestaande loon- en arbeidsvoorwaarden zijn van de mensen die vandaag in dienst zijn en van de mensen die vanaf volgend jaar zullen starten.

 

U vraagt vandaag allebei naar mijn mening. Ik wil er toch nog eens duidelijk op wijzen dat er op 24 oktober voorlopige akkoorden zijn gesloten. Die voorlopige akkoorden worden via infovergaderingen voorgelegd aan het personeel. Bovendien leggen de vakorganisaties de akkoorden ter consultatie voor aan hun achterban.

 

Op 18 november is er een nieuwe verzoeningsvergadering waarop die voorlopige akkoorden zullen worden besproken. Ik ben ervan overtuigd dat wij op 18 november tot een oplossing kunnen komen. Ik zal daarvoor de komende dagen ook de nodige contacten leggen.

 

Er liggen vandaag heel wat aanvaardbare voorstellen op tafel die een antwoord kunnen bieden op de herstructureringsvragen die in het bedrijf voorliggen. Tot 18 november geef ik het overleg alle kansen. Ik hoop op een volwassen akkoord op 18 november.

 

09.04  Jan Spooren (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik heb inderdaad uw mening gevraagd, maar u hebt die niet gegeven. Dat is evenwel niet het belangrijkste.

 

Ik meen dat het vooral belangrijk is dat de overheid bedrijven als Proximus probeert te overtuigen of zelfs te dwingen om oudere werknemers niet vervroegd naar huis te sturen met behoud van loon. Er zijn volgens mij vooral meer en betere instrumenten nodig om wendbaar en werkbaar werk te creëren voor oudere werknemers, zodat zij op een haalbare manier langer op de arbeidsmarkt kunnen blijven.

 

De N-VA zal daarom een reeds ingediend wetsvoorstel inzake doorstartbanen opnieuw op tafel leggen. Voor de werknemer biedt dat een ideale kans om zijn of haar loopbaan een andere wending te geven, zonder het vangnet te verliezen van de vorige job. Voor de werkgever is het een belangrijk instrument in de zoektocht naar talent of in het zoeken naar een oplossing voor werknemers waarvoor het te moeilijk wordt.

 

Wij menen dat wij er enkel op die manier op een geloofwaardige en positieve manier voor kunnen zorgen dat oudere werknemers langer op de arbeidsmarkt kunnen blijven. Op die manier kan onze sociale zekerheid beter worden gefinancierd.

 

09.05  Nawal Farih (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik heb begrepen dat u het sociaal overleg nog even wil afwachten, tot 18 november. Wij steunen u daarin, maar ik hoop wel dat Proximus op het matje zal worden geroepen om ervoor te zorgen dat zij meestappen in het gevoerde beleid inzake levenslang leren. Wij hebben op de arbeidsmarkt immers elk talent nodig.

 

Ik dank u voor uw antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van Melissa Depraetere aan Nathalie Muylle (Werk, Economie en Consumenten) over "De hervorming van het sociaal energietarief" (55000163P)

10 Question de Melissa Depraetere à Nathalie Muylle (Emploi, Economie et Consommateurs) sur "La réforme du tarif social pour la fourniture d'énergie" (55000163P)

 

10.01  Melissa Depraetere (sp.a): Mevrouw de minister, dit is een flashback voor mij. Een paar weken geleden stond ik hier ook al om uw collega Marghem een vraag te stellen over de sterk stijgende elektriciteitsfactuur. Ik heb toen een reeks cijfers gegeven over de energiearmoede in ons land. Ik zou dat opnieuw kunnen doen, maar we zouden onze tijd ook kunnen gebruiken om te luisteren naar uw concrete voorstellen om iets te doen voor de betaalbaarheid van de factuur.

 

Mevrouw de minster, ik heb slechts twee vragen voor u.

 

Ten eerste, het sociaal tarief voor elektriciteit wordt halfjaarlijks toegekend op basis van de marktprijs. Uw voorganger, minister Peeters, heeft die prijs bevroren. Mijn fractie vond dat een goed voorstel, maar het was helaas een tijdelijke maatregel. Ik lees dat u opnieuw aan het onderhandelen bent over een nieuwe berekening. Wat is de stand van zaken van dat overleg?

 

Ten tweede, doordat de elektriciteitsfactuur de voorbije jaren zo gigantisch is gestegen, moeten steeds meer gezinnen een beroep doen op het sociaal tarief. In Vlaanderen alleen al zijn dat er 206.000. Voor die groep is de elektriciteitsfactuur de voorbije vier jaar met 46 % gestegen, ondanks het sociaal tarief. Dat zijn toch heel indrukwekkende cijfers. Ik wil van u dan ook graag horen welke richting het uitgaat. Voor die groep betekent het immers heel veel als er werk wordt gemaakt van een sociaal tarief, dat op zijn minst nog sociaal is.

 

10.02 Minister Nathalie Muylle: Mevrouw Depraetere, ik zal het kort houden. U hebt de situatie heel goed geschetst; het sociaal tarief voor zowel aardgas als elektriciteit is inderdaad met meer dan 20 % verhoogd. U hebt ook verwezen naar de bevriezing, die intussen verlengd werd tot 31 januari 2020.

 

Samen met de CREG hebben wij bekeken hoe we de grote prijsschommelingen en –schokken zouden kunnen vermijden. Die oefening is intussen klaar, want we hebben geprobeerd om dat snel te doen. Het is de bedoeling dat ik het resultaat in de komende weken voorleg aan de ministerraad.

 

Wel kan ik u al meedelen wat de geest van het voorstel zal zijn. Het is de bedoeling om met een voorstel te komen dat in een driemaandelijkse berekening van het sociaal tarief voorziet. We werken met een dubbel plafond, een onder- en bovengrens, om bruuske schommelingen van het sociaal tarief te vermijden. Dat dubbel plafond betekent dat het sociaal tarief binnen een beperkte marge zal fluctueren, van trimester tot trimester en op jaarbasis.

 

Dat zijn de grote lijnen. Ik kan vandaag nog geen uitspraken doen over wat de bovengrens en de ondergrens zullen zijn. U begrijpt dat ik eerst de goedkeuring van mijn collega's zal vragen. Hoe dan ook is dat voor over twee of drie weken. U mag er zeker van zijn dat wij dan met maatregelen, met het dubbel plafond, de grote schommelingen zullen kunnen opvangen.

 

10.03  Melissa Depraetere (sp.a): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben blij te horen dat er een ontwerp klaarligt en dat wij daar binnenkort meer over zullen horen.

 

Ik hoop alleszins dat het plafond correct wordt bepaald. Immers, in de jongste voorstellen van de CREG stond een stijging met 22 %, terwijl de voorbije jaren de stijging al groot was, ook voor het sociaal tarief.

 

Ik kijk uit naar uw ontwerp en ik hoop dat er een degelijk plafond komt.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Questions jointes de

- Kattrin Jadin à Nathalie Muylle (Emploi, Economie et Consommateurs) sur "Le 4 novembre 2019, 'Unequal Pay Day'" (55000165P)

- Sophie Thémont à Nathalie Muylle (Emploi, Economie et Consommateurs) sur "L'écart salarial entre les femmes et les hommes" (55000166P)

11 Samengevoegde vragen van

- Kattrin Jadin aan Nathalie Muylle (Werk, Economie en Consumenten) over "Unequal Pay Day op 4 november 2019" (55000165P)

- Sophie Thémont aan Nathalie Muylle (Werk, Economie en Consumenten) over "De loonkloof tussen vrouwen en mannen" (55000166P)

 

11.01  Kattrin Jadin (MR): Monsieur le président, madame la ministre, le 4 novembre 2019, jour de l'Unequal Pay Day est un jour bien triste. Le 4 novembre marque le jour à partir duquel les femmes ne sont plus payées, par rapport aux hommes exerçant des fonctions similaires dans des circonstances identiques, et ce jusqu'à la fin de cette année.

 

Ce constat est vraiment affligeant au niveau européen. Force est de constater que l'écart salarial entre les revenus des hommes et des femmes est toujours de 16 %. La Belgique fait effectivement mieux. Je l'accorde! Chez nous, cet écart n'est que de 6 %. C'est donc bien mieux que chez la plupart de nos pays voisins. Pour cause, nous nous y attelons déjà depuis un certain temps. Nous avons voté, en 2012, une loi ayant pour but de mettre en place des mesures et d'implémenter des politiques visant à réduire progressivement et le plus rapidement possible cet écart salarial.

 

Les raisons de cette différenciation de traitement totalement injuste tiennent malheureusement toujours de la discrimination, du manque d'information dans les secteurs concernés.

 

Madame la ministre, pouvons-nous encore aller de l'avant? Avez-vous déjà pu prendre connais­sance du rapport d'évaluation de cette loi que nous avons votée en 2012?

 

11.02  Sophie Thémont (PS): Monsieur le président, madame la ministre, les femmes gagnent, aujourd'hui, 20 % de moins que les hommes à travail égal. Elles touchent 28 % en moins de pension que les hommes. Elles ne sont toujours que 34 % à occuper une fonction dirigeante. Les chiffres du baromètre socioéconomique 2019 publié par la FGTB le confirment. En 2019, l'égalité salariale entre les hommes et les femmes n'est toujours pas une réalité dans notre pays. C'est consternant!

 

Madame la ministre, comme vous le savez, cet écart salarial peut, à certains égards, être expliqué de façon objective. Mais vous savez aussi – et c'est ce que nous dénonçons – qu'une part importante de l'écart salarial entre les hommes et les femmes est le résultat de discriminations directes ou indirectes.

 

Les études et les formations choisies par les femmes et les hommes sont déjà le fait de stéréotypes persistants. Le déroulement des carrières féminines est souvent pénalisé en raison des responsabilités familiales et des difficultés à pouvoir concilier la vie privée et la vie professionnelle. Le travail des femmes demeure concentré dans certains secteurs où le niveau des salaires est inférieur à la moyenne, comme les soins de santé, l'enseignement ou la distribution. Elles sont également freinées dans l'accès aux plus hautes responsabilités et donc à des salaires plus élevés avec des conséquences immédiates. C'est ainsi qu'elles touchent moins à la fin du mois, elles disposent de moins d'avantages extralégaux. Et les conséquences de cette inégalité salariale se poursuivent tout au long de leur vie puisque cela aura un impact direct sur leur pension.

 

J'en viens à ma question, monsieur le président. Ces cinq dernières années ont vu peu – voire aucun – progrès en termes de lutte contre l'écart salarial. Permettez-moi de le dire autrement: ce gouvernement ne s'est jamais saisi de ce dossier à bras-le-corps.

 

Madame la ministre, vous avez hérité du portefeuille de l'Égalité des chances depuis quelques semaines. Un changement de cap est-il envisagé?

 

11.03  Nathalie Muylle, ministre: Monsieur le président, chers collègues, vous connaissez la probléma­tique. Vous avez cité ce dernier calcul qui concerne la Belgique. Je signale que ce chiffre se base sur le salaire mensuel brut moyen des travailleurs à temps plein et à temps partiel. En comparant les salaires horaires bruts, la Belgique se situe dans les bons élèves par rapport aux autres pays européens avec 6 % d'écart. Toutefois, selon les statistiques de l'Organisation de coopération et de développement économi­ques (OCDE), l'écart salarial en Belgique n'est que de 3,7 %. Ce chiffre nous place dans le top 3 des pays les plus performants.

 

Le fait que la Belgique obtienne de bons résultats dans une perspective internationale est certainement aussi dû  à la formation générale des salaires dans notre pays. Les barèmes de salaire, par exemple, sont fixés dans une convention collective de travail qui est déclarée universellement contraignante et qui s'applique à l'ensemble d'un secteur. De plus, depuis 2012, la loi sur l'écart salarial oblige les employeurs à analyser la rémunération des hommes et des femmes et vise à rendre les systèmes de classification de fonction neutres au niveau du genre.

 

Bien sûr, nous ne pourrons être satisfaits que lorsqu'il n'y aura plus d'écart salarial du tout. Je tiens à souligner qu'il est également important de prêter attention à l'écart de carrière, car beaucoup plus de femmes travaillent à temps partiel, prennent un congé parental et se heurtent à un plafond de verre. Il reste encore du travail à accomplir pour combler cet écart entre les carrières des femmes et des hommes.

 

11.04  Kattrin Jadin (MR): Merci, madame la ministre, pour avoir étayé les raisons d'être, malheureuse­ment toujours présentes, des chiffres que vous confirmez et qui corroborent les miens, même s'ils ne correspondent peut-être pas à ceux de ma collègue. J'espère que vous n'avez pas les chiffres du bureau d'études du PTB, qui sont toujours très alarmistes! On ne peut de toute façon pas se réjouir qu'un écart existe toujours, quel qu'il soit, entre le salaire des hommes et celui des femmes. Pour un travail égal, nous souhaitons arriver à un salaire égal.

 

11.05  Sophie Thémont (PS): Rassurez-vous, j'ai les bons chiffres! Tout comme ma collègue tout à l'heure, qui parlait de violences faites aux femmes, je pense que lutter contre l'écart salarial entre les femmes et les hommes n'a quand même jamais été une priorité de ce gouvernement. En effet, l'égalité entre les femmes et les hommes, dans toutes ses composantes, vous n'en avez que faire, hormis, évidemment, quelques belles envolées lyriques dans les médias.

 

Au contraire, vous n'avez fait que dégrader la situation des femmes. Voyez les mesures prises ces dernières années: durcissement des conditions d'accès à la pension, report de l'âge légal de la pension à 67 ans, attaques contre les périodes assimilées, flexibilisation de l'emploi à outrance, diminution pour les femmes travaillant volontairement à temps partiel, pas de véritable dépénalisation de l'IVG.

 

Mais, madame la ministre, je vous informe que nous avons tout de même mis des textes sur la table. Ils portent notamment sur la parité salariale et la création d'un label égalité au sein des entreprises, et sur un meilleur équilibre des congés de naissance et des congés parentaux. Je vous remercie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Communication

12 Mededeling

 

De voorzitter: Collega's, ik wil u de vrij historische vernieuwing die wij zullen doorvoeren, niet onthouden.

 

Wij zullen hier een aantal klokken opstellen. Die zullen goed zichtbaar zijn, ook voor de pers. De reglementaire spreektijd bedraagt twee minuten. Na 1 minuut en 45 seconden zal het licht van groen naar rood springen. Die kleur is zuiver toevallig, er kunnen ook andere kleurschakeringen zijn. Na twee minuten gaat de microfoon automatisch uit. Dat zal ook gelden voor de leden van de regering. Ik heb daarover gisteren een bespreking gehad met collega Van Peel in het bestuurscomité. Wij hebben het ook voorgelegd aan de Conferentie van voorzitters.

 

Ik hoop, de snelheid van de diensten van de Kamer kennende, dat wij dat geschenk zeker tegen Sinterklaas in ontvangst zullen mogen nemen.

 

Proposition de loi

Wetsvoorstel

 

13 Proposition de loi modifiant la loi du 17 avril 1878 contenant le titre préliminaire du Code de procédure pénale en vue de supprimer la prescription des délits sexuels graves commis sur des mineurs (439/1-4)

13 Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering wat de afschaffing van de verjaring van ernstige seksuele misdrijven op minderjarigen betreft (439/1-4)

 

Proposition déposée par:

Voorstel ingediend door:

Karin Jiroflée, John Crombez, Valerie Van Peel, Servais Verherstraeten, Sophie De Wit, Sophie Rohonyi, Goedele Liekens, Philippe Goffin.

 

Discussion générale

Algemene bespreking

 

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

 

13.01  Katja Gabriëls, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar het schriftelijk verslag. Voor de Open Vld-fractie zal mevrouw Liekens straks een uiteenzetting geven.

 

13.02  Valerie Van Peel (N-VA): Mijnheer de voorzitter, collega's, ik begin mijn uiteenzetting met enkele citaten omdat ik vind dat vooral de slachtoffers hier aan het woord moeten kunnen komen.

 

Paul: "Ik ben een man van 60. Ik was 11 toen het gebeurde en dit is de eerste keer dat ik mijn verhaal deel. De dader loopt hier rustig rond in mijn gemeente en mijn zwijgen heeft hem levenslang een vrijgeleide gegeven."

 

Dirk: "Vijfenvijftig ben ik nu en ik begrijp zelf niet waarom ik zolang heb gezwegen, maar het is zo moeilijk om te leren omgaan met wat mij overkomen is; de bijhorende emoties en gevoelens die de meeste slachtoffers helemaal alleen moeten verwerken, omdat niemand het gelooft, omdat de dader je manipuleert in schaamte en zwijgen. Ik besefte pas op zeer late leeftijd wat er was gebeurd, veertig was ik toen. Het heeft mij vijftien jaar gekost om dit te plaatsen omdat het minste me terug in het verleden kan werpen: een film, mooie muziek, een prachtige prestatie, een mop, een geur of nieuwe feiten die bovenkomen. Al die tijd sta ik machteloos. Opnieuw. De feiten zijn immers verjaard."

 

Annie: "Mijn jeugd is mij afgenomen. Het heeft tot mijn 36ste geduurd vooraleer ik mij als vrouw ging kleden en gedragen, en nog langer om te begrijpen hoe groot de schade nu eigenlijk was. Ik kreeg het door toen mijn eigen kinderen even oud werden als ik toen. Jammer dat het zo laat kwam. Kindermisbruik, in welke vorm dan ook, mag nooit verjaren. Misbruikers wanen zich onaantastbaar. Slachtoffers moeten het gevoel krijgen dat men hier niet zomaar mee wegkomt en dat zo'n dader geen slachtoffers kan blijven maken. Want ik ben niet alleen hier in het dorp, dat weet ik ondertussen."

 

Lize: "Ik ben in mijn jeugdjaren misbruikt geweest door mijn broer, die alles blijft ontkennen, terwijl ik niet de enige was die hij heeft misbruikt. Hij wordt daarbij gesteund door mijn moeder. Er werd ons opgedragen om te zwijgen en alles te bedekken met de mantel der liefde. Doen alsof er niks gebeurd is. Ik leef hiermee al meer dan veertig jaar. Maar nu sta ik sterker in het leven en ik kan niet meer zwijgen. Ik zou er heel veel voor geven als ik ten minste een klacht kon neerleggen, zodat hij zich moest verantwoorden. Ook dat is een deel van de verwerking. Ik wou dit even kwijt en hoop hartstochtelijk dat jullie de verjaring op zulke ingrijpende feiten kunnen tenietdoen."

 

Louis: "Moest de verjaringstermijn van kindermisbruik sneuvelen, dan zou ik mij een stuk minder slecht voelen. Voor mij is het te laat, dat besef ik. De pijn, ook al is het meer dan veertig jaar geleden, zal nooit meer weg gaan, maar ten minste zal het voor latere slachtoffers anders zijn en dat geeft hoop."

 

Na mijn eigen getuigenis van drie jaar geleden heb ik, zonder overdrijven, honderden van die mails binnengekregen, stuk voor stuk van slachtoffers. Tussen die verhalen zaten er maar enkelen die het tot een proces hebben kunnen laten komen en dat is fout, zo fout.

 

Nog steeds, ook al is het drie jaar geleden, word ik wekelijks door een nieuw slachtoffer aangesproken. Wij onderschatten nog altijd hoe wijdverspreid kindermisbruik is, wij onderschatten nog steeds wat het met iemand doet en wij onderschatten en begrijpen vaak ook niet waarom iemand zo lang zwijgt, terwijl het zwijgen en het door de dader manipuleren tot zwijgen net een wezenlijk onderdeel is van dit soort misdrijven.

 

Net daardoor is de verjaringstermijn voor heel veel slachtoffers spijtig genoeg een onhaalbare horde. Wat hier vandaag voorligt, lijkt voor sommigen onder u iets wat in de praktijk niet meteen het grote verschil zal maken en voor sommige juristen onder u is het een pad dat niet mag worden bewandeld. Een bevriend jurist zei mij ooit dat er voor juristen maar twee zekerheden in het leven zijn: de zon komt op en dingen verjaren.

 

En toch vraag ik ook aan hen om bij dezen net die zekerheid over deze misdrijven in vraag te stellen, net zoals Nederland al jaren geleden heeft gedaan, omdat kindermisbruik bij uitstek een misdrijf is dat het zwijgen omvat.

 

Dat is wellicht heel moeilijk te begrijpen voor mensen die het niet hebben meegemaakt, maar de talrijke personen die het wel hebben meegemaakt, begrijpen dat heel goed. Kindermisbruikers maken van dat zwijgen hun handelsmerk. Zij manipuleren het slachtoffer, dat nog een kind is, daartoe, meestal met heel veel succes.

 

Het gevolg is dat het kind vaak pas decennia later leert spreken over wat er precies is gebeurd. Voor alle duidelijkheid, ik wil dat zwijgen niet versterken. Als maatschappij hebben wij de plicht om een veilige omgeving te creëren waarin slachtoffers wel meteen naar buiten kunnen komen. Dat is niet alleen gezonder voor hen, maar het maakt ook dat rechtszaken meer kans op slagen hebben.

 

Vandaag staan we waar we staan en we zijn er nog niet. Er zijn de laatste jaren heel wat stappen gezet om meer open met dit thema om te gaan, maar de weg is nog steeds lang. Er liggen immers nog steeds heel veel verhalen verborgen, verhalen die mensen van binnenuit opvreten en die vaak nooit hun weg naar buiten vinden met alle gevolgen van dien.

 

Wat hier vandaag voorligt, is meer dan alleen een middel om meer daders daadwerkelijk te bestraffen. Vandaag gaan zo goed als alle kindermisbruikers vrijuit. Meestal worden ze zelfs nooit op de feiten aangesproken. Slechts een enkeling houdt het bij één slachtoffer. Dat is niet onbelangrijk om te weten.

 

Het gaat dus niet alleen om het vaststaand feit dat elke kindermisbruiker die gevat wordt de redding voor onze kinderen betekent. Het gaat er niet alleen om dat iemand als Vangheluwe met deze wet vandaag niet rustig van zijn pensioen zou zitten te genieten maar daadwerkelijk in de rechtbank had gezeten. Dat zou mij alvast niet spijten.

 

Er is toch geen reden om daders vrijuit te laten gaan wanneer het bewijs voorhanden is, louter en alleen omdat de feiten juridisch verjaard zijn. Wie dit soort misdrijven op zijn geweten heeft, hoeft wat mij betreft nooit meer gerust rond te lopen.

 

Het gaat over veel meer, collega's. Het gaat om een signaal van begrip voor de slachtoffers. Het gaat om het begrip dat deze verjaringstermijn voor hen vaak de zoveelste klap is in een proces dat het slachtoffer keer op keer machteloos moet ondergaan. Eerst als kind, later als de volwassene die volgens de maatschappij vaak niet op tijd met zijn verhaal naar buiten kwam. Wat is op tijd? Wat maakt vijftien jaar na de meerderjarigheid voldoende? Of twintig, of dertig zelfs?

 

De dag na mijn getuigenis werd ik aangesproken op een enkele avond door maar liefst zes mannen van boven de zestig tot zeventig jaar. Allemaal hadden ze tot die dag gezwegen. Ze waren speciaal daarvoor naar een uiteenzetting gekomen. Voor hen allemaal was elke dag van hun leven een gevecht geweest om te begrijpen wat hen was overkomen.

 

Hebben zij te lang gezwegen? Zijn zij daar schuldig aan? Of hebben we ook voor hen de plicht om tenminste alle opties open te houden?

 

Ik begrijp dat de bewijslast na al die jaren heel moeilijk is, maar dat is ze na vijftien jaar ook. Dat is ze zelfs al na 48 uur.

 

Bovendien zal het aan de advocaten zijn om eerlijk te zijn met hun cliënten, om te bekijken of een zaak nog kans maakt en om te gaan zoeken naar andere slachtoffers van dezelfde dader, want die zijn er spijtig genoeg vaak. Samen kan bewijzen misschien wel.

 

Bovenal moet de keuze wat te doen voor één keer bij het slachtoffer liggen, niet bij ons. Het slachtoffer heeft al genoeg willoos moeten ondergaan. Ik hoop daarom, beste collega's, dat u allen het wetsvoorstel over de partij­grenzen heen wil steunen.

 

Ik wil iedereen bedanken, maar vooral John Crombez, om mee aan de kar te trekken. Ik hoop dat u allen het belang begrijpt.

 

(Applaus op alle banken)

 

De voorzitter: Alle fracties zijn ingeschreven, ik respecteer de volgorde.

 

13.03  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, collega's, het is uiteraard heel moeilijk om hier het woord te nemen na het betoog van mevrouw Van Peel, voor wie ik heel veel bewondering heb, voor haar moed waarmee ze hier getuigenis kwam afleggen; dat wil ik even gezegd hebben.

 

Collega's, de problematiek van seksueel geweld krijgt ook in het Parlement heel veel aandacht. Dat was in het verleden zo en dat zal in de toekomst zeker en vast ook het geval zijn. Ik wil even in herinnering brengen welke debatten we ook in het verleden voerden. Het adviescomité voor Maatschappelijke Emancipatie onderzocht in 2016 grondig de problematiek van de verkrachtingen, onder meer met talrijke hoorzittingen. Dat werk resulteerde in een resolutie die unaniem werd aangenomen in 2017. Daarin werd de regering verzocht om in tal van domeinen initiatieven te nemen in de strijd tegen verkrachtingen en seksueel geweld, teneinde het dark number te doen dalen. Dat dark number is nog altijd heel hoog, volgens schattingen 90 %; 90% van de slachtoffers zet vandaag niet de stap naar Justitie, om vele en vaak ook begrijpelijke redenen.

 

De Hoge Raad voor de Justitie heeft dit jaar nog een hele reeks aanbevelingen geformuleerd om de aanpak door Justitie van seksueel geweld te verbeteren. Ze beogen onder meer de lage aangiftebereidheid te laten stijgen en het aantal door het parket geseponeerde zaken te doen dalen. Die cijfers liggen immers heel hoog. Ook is het belangrijk sneller bewijsmateriaal te verzamelen.

 

Ook in 2011 werd in de bijzondere commissie "seksueel misbruik" de problematiek grondig besproken en werden talrijke aanbevelingen gedaan. Daaruit vloeide voort dat de verjaringstermijn voor misbruik van minderjarigen werd verhoogd van tien jaar naar vijftien jaar vanaf de meerderjarigheid van het slachtoffer. De afschaffing van de verjaringstermijn werd in de vorige werkzaamheden van de commissie nooit aanbevolen. Over de afschaffing werden in het verleden ook nooit specifieke hoorzittingen georganiseerd.

 

Nu ligt die maatregel op tafel. In de commissie was er echter geen ruimte en geen bereidheid om de desbetreffende voorstellen grondig met alle betrokken actoren te bespreken. Dat betreurt onze fractie ten zeerste.

 

Op het terrein zijn de meningen over het voorstel verdeeld. Er zijn grote voorstanders met goede en gevoelige argumenten, maar evenzeer stellen vele personen en organisaties zich met even goede argumenten terughoudend op. Het is een gemiste kans dat het Parlement de betrokkenen niet heeft gehoord.

 

Collega's, iedereen is het erover eens dat een globale aanpak essentieel is om grote stappen vooruit te kunnen zetten. Wij hebben het over een aanpak die bijvoorbeeld is uitgeschreven in de resolutie van 2017, waarnaar ik reeds heb verwezen en die in de Kamer unaniem werd goedgekeurd.

 

Die consensus is er evenwel niet op het vlak van de afschaffing van de verjaringstermijn. Dat betekent echter niet dat de ene gelijk heeft en de andere niet. Wij moeten het debat op een serene manier voeren. Dat hebben wij in de commissie ook kunnen doen.

 

Iedereen wil de situatie van de slachtoffers verbeteren. Iedereen wil dat zij sneller aangifte kunnen doen en dat er voldoende expertise aanwezig is voor een snel en professioneel optreden, zowel bij de hulpverlening als bij politie en Justitie. Iedereen wil ook dat er minder seponeringen zijn, dat daders sneller worden veroordeeld en dat er na een veroordeling zo weinig mogelijk recidive is.

 

Dergelijke misdrijven raken op een niet te vergelijken manier de integriteit van het slachtoffer, dat vaak jaren nodig heeft om erover te kunnen praten en de stap naar de politie, het gerecht of de hulpverlening te kunnen zetten.

 

Voorstanders wijzen vooral naar die argumenten als zij pleiten voor de afschaffing van de verjaringstermijn, maar hoe later een aangifte gebeurt, hoe moeilijker het wordt om bewijsmateriaal en getuigenissen te verzamelen. Het is van essentieel belang dat bewijsmateriaal binnen de 24 uur wordt verzameld, ten laatste na 72 uur. Het is essentieel dat het beleid inzet op de bevordering daarvan.

 

De rol van de provinciale Zorgcentra na Seksueel Geweld – in het vragenuurtje werd ernaar verwezen – is daarbij cruciaal. De aanpak in het zorgcentrum van Gent, een van de eerste die van start ging, toont een enorm grote meerwaarde aan, ook in de samenwerking met politie en Justitie. Die zorgcentra zijn er helaas nog niet in alle provincies. Die zijn er slechts in drie provincies. Helaas ontbreken de financiële middelen om die overal in het land op te richten. Ecolo-Groen roept dan ook op om prioritair in die middelen te voorzien. Dat zou een grote stap voorwaarts zijn.

 

Het probleem van het bewijs is er ook vandaag, met de verjaringstermijn die vandaag bestaat. Dat klopt. Dat merken de voorstanders van het wetsvoorstel terecht op, maar ook de invoering van de niet-verjaarbaarheid lost dat probleem niet op. De indieners van het wetsvoorstel beseffen dat heel goed. Zij schrijven zelf in de toelichting bij het wetsvoorstel: "Wij beseffen dat vele jaren na de feiten bewijzen niet meer te vinden zullen zijn en een juridische actie op een buitenvervolging zal uitmonden bij gebrek aan bewijs. Toch blijft naar onze mening het beschikken over de mogelijkheid om zich alsnog tot de rechtbank te wenden symbolisch belangrijk, niet alleen voor de maatschappij, maar vooral voor het verwerkingsproces van de slachtoffers."

 

De indieners geven zelf toe dat dit wetsvoorstel vooral een symbolisch belang heeft, maar ook dat kan belangrijk zijn voor de slachtoffers. Anderzijds kan het er ook toe leiden dat er bij de slachtoffers verwachtingen worden gecreëerd die door Justitie niet meer kunnen worden vervuld, omdat er bij gebrek aan bewijs geen veroordeling meer zal kunnen volgen, wat kan leiden tot nieuwe frustraties en boosheid op ons juridisch systeem en op de werking van onze Justitie. Er moet hoe dan ook voor de slachtoffers een plek zijn waar zij altijd terechtkunnen met hun verhaal en waar zij de nodige hulpverlening en ondersteuning kunnen krijgen.

 

Het is belangrijk dat slachtoffers een plek hebben waar zij terechtkunnen met hun verhaal. Zo werd in opvolging van de werkzaamheden van de bijzondere commissie "seksueel misbruik" een arbitragecollege opgericht voor slachtoffers van verjaarde zaken. Er waren toen inderdaad slachtoffers bij die zestig, zeventig of tachtig jaar oud waren. Voor veel van die slachtoffers was het belangrijk dat zij een erkenning kregen van het leed dat hen was aangedaan, ook al wisten zij dat Justitie niets meer kon doen. Er zijn al initiatieven in die zin genomen, plekken waar men naartoe kan gaan om aangifte te doen en erover te praten, maar zij verdienen veel meer aandacht en ruchtbaarheid. Een uitbreiding van hun werking is ook noodzakelijk. Laten wij ook daar met zijn allen werk van maken.

 

Het is om al die redenen dat onze fractie zich, net zoals in de commissie, zal onthouden bij de stemming. De problematiek verdient een brede aanpak. Daarop zal onze fractie blijven inzetten en daarvoor zult u in ons steeds een partner vinden.

 

13.04  Khalil Aouasti (PS): Monsieur le président, chers collègues, depuis toujours, la prescription constitue une des clés de voûte de notre système judiciaire. Elle est un principe fondateur de notre droit, hérité de l'époque romaine et inscrit sous Napoléon dans le Code d'instruction criminelle de 1808.

 

La prescription permet de concilier plusieurs exigences fondamentales dans notre système judiciaire et institue un équilibre fragile entre, d'une part, la sécurité juridique, le droit des personnes poursuivies à être jugées dans le respect des droits de la défense et dans un délai raisonnable et, de l'autre, l'essentiel droit des victimes. Elle se justifie pour de nombreuses raisons qui restent d'actualité.

 

Tout d'abord, l'écoulement du temps entraîne des conséquences sur la qualité du procès et sur la sécurité juridique, notamment en raison de la déperdition des preuves et de la fragilisation des témoignages. Ensuite, l'efficacité et l'effectivité de la justice nécessitent de mener les enquêtes et les procès avec célérité afin de s'assurer de l'utilité de la peine, sans oublier le principe du dépassement du délai raisonnable et la nécessaire préservation de la paix sociale qui en découle. Enfin, de l'avis même des professionnels de la justice, l'écoule­ment d'un temps long engendre des risques pour la sécurité juridique et un risque évident de déception pour les victimes. En effet, si une plainte n'aboutit pas, si le ministère décide de classer sans suite ou si la personne mise en cause bénéficie d'un non-lieu, d'un acquittement ou d'une peine légère, les victimes pourraient vivre ces décisions comme une négation de leur parole et de leur traumatisme.

 

Voilà pourquoi, aux yeux de mon groupe, le principe du délai de prescription reste essentiel et fondamental dans notre ordre juridique. Nous affirmons que ce principe ne saurait connaître d'autre exception que celle soumise à notre sagacité aujourd'hui. En effet, chers collègues, nous savons que les abus sexuels sur mineurs constituent un véritable fléau et ont causé un traumatisme profond en Belgique. Nul ne pourra jamais oublier les victimes qui ont fait la une de la presse; nul ne pourra oublier les récits des victimes de l'Église; nul n'ignore non plus que notre travail n'est pas achevé et que des victimes existent encore au sein des familles et d'autres instances.

 

Pour elles, aujourd'hui, le Parlement souhaite lancer un signal clair porteur d'un symbole fort: nous les reconnaissons dans leur statut. Nous sommes à leurs côtés et nous les soutenons. Le Parlement veut aussi lancer un avertissement aux auteurs potentiels afin qu'ils sachent désormais que, qu'importe le lieu où ils seront et qu'importe le moment où la victime parlera, ils seront poursuivis.

 

Chers collègues, il ne s'agit là que d'un pas. Puissions-nous faire bien plus demain en mettant tout en œuvre pour que tombent les tabous liés aux agressions à caractère sexuel afin que les victimes, mineures ou majeures, se sentent suffisamment puissantes, soutenues, accompa­gnées pour dénoncer les faits au plus près de l'infraction.

 

Mettons tout en œuvre pour permettre d'établir plus aisément les preuves à l'égard des auteurs, de diminuer ainsi drastiquement les classements sans suite, d'éviter de nouvelles victimes et de les prendre surtout en charge immédiatement. Pour ce faire, donnons à notre police et à notre justice, qui souffrent d'une insuffisance structurelle de moyens humains, financiers et matériels, les moyens d'agir humainement et rapidement face à ces crimes et ces délits inacceptables. Seules de telles mesures auront un réel impact sur ce fléau. Seules de telles mesures permettront effective­ment d'endiguer ces drames.

 

13.05  Katleen Bury (VB): Mijnheer de voorzitter, collega's, wij steunen dit wetsvoorstel ten volle. De Vlaams Belangfractie is zeer verheugd dat in dit dossier de geesten eindelijk gerijpt zijn.

 

In geval van seksueel misbruik van kinderen is het van belang te stellen dat het hier in de eerste plaats gaat over machtsmisbruik. Tegenover dit machtsmisbruik staat het herstel van gelijkwaardigheid. Vele slachtoffers doen er jaren over om tot het besluit te komen dat zij niet waardig kunnen leven met wat hen overkwam. De wetenschap dat de feiten verjaard zijn op het moment dat slachtoffers eindelijk in staat zijn erover te spreken, ontmoedigt hen. Ze botsen daarenboven ook op het zwijgen van de samenleving. Het afschaffen of significant verlengen van de verjaringstermijn als signaal voor de ernst van de feiten kan de miskenning door de samenleving doorbreken.

 

"Wij zouden de verjaringstermijn graag volledig afgeschaft zien. In ons huidig rechtssysteem zou dit echter moeilijk in te passen zijn. Daarom pleiten wij voor een significante verlenging van de verjaringstermijn tot vijftig jaar na de meerderjarigheid van het slachtoffer." Wat ik zonet geciteerd heb, komt uit een wetsvoorstel dat door Alexandra Colen, Bert Schoofs, Gerolf Annemans en Peter Logghe voor onze fractie werd ingediend op 10 januari 2011. Dit gebeurde naar aanleiding van de bekentenissen van bisschop Vangheluwe. Dit wetsvoorstel werd toen door alle andere partijen van dit halfrond weggestemd.

 

Vandaag, bijna negen jaar later, ligt een bijna identiek wetsvoorstel van de politiek correcte partijen eindelijk op tafel. Aangezien wetten nu eenmaal niet retroactief kunnen worden toegepast, is het heel jammer dat sommige pedofielen negen jaar langer de kans hebben gekregen om de dans voor altijd te ontspringen.

 

Wij stellen bovendien vast dat er vandaag wordt gestemd over een wetsvoorstel waarin de verjaringstermijn volledig wordt afgeschaft. Dit is ook voor onze fractie een vurige wens, maar wij vragen ons af of dit de legaliteitstoets op alle niveaus zal overleven. Alle partijen hadden negen jaar geleden ons wetsvoorstel unaniem moeten goedkeuren.

 

Ik herhaal, wij zijn heel fier dat dit wetsvoorstel vandaag eindelijk op tafel ligt en wij zullen het dan ook met heel veel enthousiasme mee goedkeuren.

 

13.06  Florence Reuter (MR): Monsieur le président, chers collègues, qualifié de nouvelle loi émotionnelle, ce texte oppose effectivement les juristes, avocats, magistrats aux victimes et leurs représentants.

 

Quels sont les arguments contre? La suppression du délai de prescription est un principe général de droit qui s'applique à toutes les infractions. Seules quelques rares exceptions existent: les génocides, les crimes de guerre et les crimes contre l'humanité. Étendre la liste des infractions imprescriptibles pourrait donc créer un précédent et mettre à mal de fondement même de la prescription. D'autres infractions pourraient également, demain, justifier de cette extension.

 

Ensuite, les juristes mettent en avant la difficulté de trouver des preuves des années plus tard et soulignent que, par conséquent, la plupart des actions en justice aboutiraient à un non-lieu.

 

Enfin, la suppression de la prescription conduirait à augmenter le nombre d'erreurs judiciaires.

 

Aucun légaliste ne peut être insensible à ces arguments et, pourtant, les arguments en faveur des victimes pèsent bien plus lourd dans la balance et ce, sans tomber dans l'émotionnel. Quiconque a pu entendre le témoignage de victimes de délits sexuels graves sait à quel point le temps est essentiel dans le processus d'acceptation, dans le processus de réparation. Accepter que le fait ait été commis, en parler et, enfin, décider de porter plainte est un processus extrêmement long. Il peut prendre des dizaines d'années, tant le traumatisme est profondément enfoui par ces jeunes victimes, enfants ou adolescents au moment des faits. Certains n'oseront d'ailleurs jamais en parler.

 

Voter la suppression de la prescription des délits sexuels graves commis sur des mineurs va peut-être à l'encontre des principes généraux du droit. Mais comment ne pas être sensible au caractère spécialement vulnérable d'un enfant face aux abus subis et dont mille et une raisons que sont la peur, la honte, la loyauté, l'intimidation, le sentiment de culpabilité ou encore le refoulement, l'empêchent de s'exprimer au moment des faits.

 

Mon groupe a cosigné cette proposition de loi sur la suppression du délai de prescription parce que c'est un geste important envers les victimes mais c'est aussi un signal fort pour la société car elle met, enfin, fin au sentiment d'impunité des auteurs.

 

J'ose espérer qu'une grande majorité de l'assemblée sera sensible à ces arguments et soutiendra, comme nous, ce texte.

 

13.07  Nabil Boukili (PVDA-PTB): Monsieur le président, chers collègues, je prends la parole, aujourd'hui, pour vous dire que mon groupe soutiendra cette proposition de loi.

 

Nous la soutenons parce que nous entendons le besoin social qui justifie ce texte. Nous la soutenons aussi car nous savons que porter plainte peut ne pas être évident en raison d'un contexte familial complexe, d'une amnésie post-traumatique, des conséquences perpétuelles de ces crimes, de l'emprise de l'agresseur.

 

Par notre geste, nous voulons apporter notre soutien aux victimes. Nous voulons que ces dernières se sentent libres d'agir, d'exercer pleinement leurs droits et que leur statut de victime puisse être reconnu, peu importe le délai.

 

Je suis papa d'une petite fille depuis tout juste un an. Je n'ose pas imaginer que quelqu'un puisse abuser de mon enfant. Je n'ose pas imaginer que son agresseur puisse être une personne de confiance, une personne appartenant à son entourage familial ou fasse partie des amis de la famille. J'ose encore moins imaginer que le jour où elle aurait le courage de dénoncer cette violence et de porter plainte, elle puisse être empêchée de le faire parce que les délais sont dépassés. C'est pour toutes ces raisons que nous soutenons cette proposition.

 

Cependant, je voudrais rappeler que l'imprescriptibilité existe pour deux types de crimes, à savoir les crimes contre l'humanité et les génocides. Aujourd'hui, nous ajoutons une troisième exception, mais cela ne doit pas être une porte ouverte à l'élargissement de ces exceptions à d'autres délits. En effet, si tel était le cas, l'exception perdrait tout son sens.

 

Chers collègues, je voulais vous rappeler cet avertissement.

 

Dans notre société, il est inacceptable que les auteurs de crimes aussi abominables puissent échapper à la justice parce que les délais sont passés.

 

13.08  Goedele Liekens (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik wist niet wat te verwachten, dus ik heb wat steekwoorden opgeschreven.

 

Collega's, voor mij was de strijd tegen seksueel geweld een van de hoofdredenen waarom ik besliste in de politiek te gaan. Ik merk, gelukkig, dat seksueel geweld hier meer en meer aandacht krijgt. Onderhavig wetsvoorstel, waar ik mee mijn schouders onder gezet heb, is voor mij een eerste stap in de goede richting. Het is belangrijk dat te zeggen: het is een eerste stap in de goede richting.

 

Ik ken de tegenargumenten. De meesten onder u kennen die ook. Een van de grote tegenargumenten is dat we slachtoffers juist moeten stimuleren zo snel mogelijk aangifte te doen.

 

Dat blijft natuurlijk het geval. De aangiftebereidheid – slechts 10 % van de slachtoffers doet aangifte – is veel te laag. Wij moeten de drempel verlagen en daar moeten wij werk van blijven maken. Wij moeten een veilige omgeving creëren, wij moeten ervoor zorgen dat de expertise aanwezig is, zodat er een veilige plek is waar slachtoffers terechtkunnen. Maar het ene sluit natuurlijk het andere niet uit. Wij moeten het kind daarom niet met het badwater weggooien.

 

Een ander tegenargument dat men vaak hoort, is dat men het risico loopt op secundaire victimisatie, omdat de slachtoffers niet gehoord zullen worden en de daders niet veroordeeld, omdat de bewijzen in de loop der jaren natuurlijk schaarser worden, de getuigen er niet meer zijn of het zich niet meer herinneren, de fysieke bewijzen weg zijn, de sporen gewist zijn.

 

Maar expertise leert ons dat dat ook na vijftien jaar het geval is. Ook na vijftien jaar zijn de sporen gewist en wordt bewijzen steeds moeilijker. Het cruciale moment valt zelfs al na twee dagen.

 

Kortom, ook dat is geen reden om het wetsvoorstel niet te steunen. Wordt trouwens door de verjaring niet de weg vrijgemaakt voor precies victimisatie, omdat men de slachtoffers eigenlijk verwijt te lang te hebben gewacht met een aangifte? Eigenlijk zegt men hen dan toch dat ze mee schuldig zijn aan het feit dat een dader nog vrij rondloopt. Ook dat is voor mij een reden om te zeggen dat de verjaringstermijn niet overeind moet blijven.

 

Maar de grootste reden om de verjaringstermijn te schrappen, is dat onze maatschappij het signaal moet geven dat wij die misdrijven zeer ernstig nemen. De ervaring met slachtoffers van seksueel misbruik die ik als psychologe en seksuologe heb, nationaal en internationaal, leert dat dit precies is wat daders doen. Daders manipuleren hun slachtoffers, zij hebben macht over hun slachtoffers en zij maken ze duidelijk dat het allemaal niet veel voorstelt, dat het allemaal zo ernstig niet is en dat ze het misschien zelf een beetje hebben gewild, als gewoon vriendjes onder elkaar.

 

Dat zijn de typische machtsspelletjes. Het is de typische manipulatie, die daders gebruiken om hun slachtoffers het zwijgen op te leggen, los van dreigementen natuurlijk. Kinderen beseffen daardoor vaak niet hoe ernstig de feiten zijn en het duurt heel lang voor ze dat wel beseffen. Voor de maatschappij is het heel belangrijk om nu het signaal te geven dat die daden wel ernstig zijn, zo ernstig zelfs dat wij daar nooit of never de spons over willen halen. Er is geen enkele termijn waarna daders vrijuit mogen gaan.

 

Ook voor het verwerkingsproces van de slachtoffers is het belangrijk dat ze gehoord worden, dat ze een erkenning krijgen voor de feiten die hun zijn aangedaan, zelfs al is er minder bewijslast en zelfs al lopen ze het risico dat ze het proces verliezen. Dat lijkt mij trouwens de verantwoordelijkheid van de advocaten. Zelfs dan kunnen ze gehoord worden, kunnen ze ergens terecht.

 

De verjaringstermijn is de zoveelste klap in het gezicht van een slachtoffer. Het is de hoogste tijd om begrip te tonen voor de slachtoffers. Onze fractie beseft wel dat het slechts een eerste stap in de juiste richting is en dat we de problematiek van de verjaringstermijn in zijn geheel zullen moeten bekijken. Nu doen er zich immers rare situaties voor. Hoe eet men echter een olifant? Stukje voor stukje natuurlijk. Laten we dus met het eerste stukje beginnen.

 

Wij steunen het wetsvoorstel en ik doe bij dezen een warme oproep om hetzelfde te doen.

 

13.09  John Crombez (sp.a): Mijnheer de voorzitter, het is een beetje onwezenlijk om deze discussie in het plenum te voeren, omdat wij iets doen dat in de maatschappij duizenden mensen ongelooflijk raakt.

 

Partijen van verschillende kleuren en families zijn gewend te discussiëren en zichzelf op de borst te kloppen, zeggende dat men de eerste was en dat men het toch goed heeft gedaan – dat is vanmiddag ook een keer gebeurd, maar dat is niet erg –, terwijl slachtoffers enkel vragen om een rechtvaardige regeling.

 

Rechtvaardigheid is niet alleen een juridische discussie. De indieners van het voorstel werden allemaal herhaaldelijk gecontacteerd en het blijkt dat het erover gaat dat kinderen of jongeren iets meemaakten waartegen ze niets konden doen, waar ze door de machtspositie van de misbruiker, zoals hier al een paar keer is uitgelegd, jaren later ook niets tegen kunnen of durven doen en waarvan ze denken dat er voor hun omgeving beter niet over wordt gepraat. Het gaat erover dat zij plots op een dag, bijvoorbeeld wanneer zij zelf ouder zijn van een kind dat oud genoeg is om slachtoffer te worden, terwijl de dader van hun misbruik nog steeds vrij rondloopt, nog altijd in staat is om machtsmisbruik te plegen en misschien nog altijd een dader is, kunnen zeggen dat ze na twintig jaar niet meer zullen zwijgen.

 

Dat is voor mij reden genoeg om, uitzonderlijk, de verjaring te laten vallen. Ik zeg uitzonderlijk, want wij mogen, net zoals in Nederland, niet denken dat als wij voor dergelijke misdrijven de mogelijkheid van verjaring schrappen, we dat ook moeten doen voor andere misdrijven. Het moet een uitzonderlijke regel blijven.

 

Je peux comprendre les arguments des juristes mais je ne peux les accepter. Il est difficile de collecter des preuves alors, en tant que Parlement, prenons les mesures pour pouvoir en collecter beaucoup dans ces cas.

 

Op die manier krijgen mensen dan de kans dat er een zaak komt, dat er een veroordeling komt en dat er een bescherming van andere kinderen komt.

 

Kindermisbruik en seksueel geweld tegen minderjarigen komen in ons land veel te vaak voor. Vooral meisjes en jonge vrouwen zijn hier het slachtoffer van: tot een op zes is er al het slachtoffer van geweest. In ons land krijgen daders een zeer lage straf, die niet toeneemt. Het Parlement kan dan beter, met alle begrip voor de opmerkingen van juristen, beslissen om zulke daden niet meer te laten verjaren en maatregelen nemen om de bewijsvoering veel gemakkelijker te maken, zodat de kans dat er een zaak van komt en dat de daders worden veroordeeld, veel groter wordt. Dat is een maatschappelijk signaal.

 

Ik zou dan ook, net zoals collega Liekens, het plenum willen oproepen om voor te stemmen, ook wie twijfelt, zelfs met rechtmatige redenen, zodat het maatschappelijk signaal Kamerbreed wordt gegeven. Dat is niet meer dan een oproep. Iedereen heeft het democratisch recht om te doen wat hij of zij wil.

 

Ik wil alvast de collega's uit verschillende fracties bedanken die van in het begin het voorstel mee hebben ondersteund, namelijk DéFI, MR, CD&V, Open Vld en N-VA, maar ook de collega's die het voorstel niet mee hebben ondertekend, wil ik danken voor de discussie die wij hebben gevoerd in de commissie. Het is een belangrijke stap en, wat mij betreft, laat het een begin zijn. De politiek toont immers vaak aan het publiek dat zij verdeeld is en dat het moeilijk is om zaken op te lossen en aan te pakken.

 

De heer Van Hecke heeft ongelijk dat dit alleen maar een symbool zou zijn. Het is veel meer dan een symbool; het is een maatschappelijke kwestie waarover wij het uiteindelijk allemaal eens zijn dat wij er hard aan moeten werken en er veel meer aan moeten doen. Wij hebben te lang gezegd dat wij dit belangrijk vinden, zonder er iets aan te verbeteren. Laat het dus alstublieft de start zijn van maatregelen die wij over de partijgrenzen heen kunnen treffen om de situatie ernstig aan te pakken.

 

Ik herhaal nogmaals mijn grote dank aan de collega's die er mee voor hebben gezorgd dat wij tot hier zijn gekomen. Nu alleen nog de stemming. Stem maar allemaal voor. Dat is het enige wat ik kan vragen.

 

13.10  Maxime Prévot (cdH): Monsieur le président, chers collègues, nous sommes amenés aujourd'hui à devoir nous prononcer sur un texte particulièrement sensible et délicat. Pas seulement en raison de la matière qu'il vise, à savoir l'imprescriptibilité des délits sexuels, pas seulement pour le public qu'il vise, en l'occurrence celui des mineurs d'âge, mais aussi pour la portée qu'il assume et les risques qu'il pourrait engendrer pour l'ordre juridique des choses, l'ordre judiciaire même.

 

On ne peut s'empêcher de s'étonner qu'un texte à l'origine porté par le seul Vlaams Belang et rejeté par tous les autres partis, il y a quelques années à peine, se retrouve à présent au cœur de nos débats avec un soutien apparemment massif qu'aucune actualité particulière n'impose. Et quand bien même cela aurait été le cas, nous le savons tous, légiférer dans la précipitation, sous le coup de l'émotion, est très souvent de mauvais conseil.

 

À l'heure où tant d'enjeux devraient mobiliser notre pays, on ne peut pas non plus s'empêcher de s'interroger sur l'urgence de devoir traiter cette matière au mépris même de la moindre audition, étape pourtant réclamée par notre groupe à maintes reprises et par d'autres afin que nos travaux soient éclairés des aspects collatéraux et professionnels de ce dossier au-delà de la question émotionnelle. Nous aurions en effet souhaité bénéficier de l'apport d'experts pour vérifier que l'abrogation de la prescription pour ces crimes et délits rencontrait bien l'intérêt des victimes dont certains se sont fait parfois fort de parler à leur place.

 

Cela nous a été refusé et nous le déplorons d'autant plus qu'avocats.be et l'association syndicale des magistrats avaient exprimé de sérieux doutes et avaient demandé plusieurs fois à être entendus. Tout le monde conviendra néanmoins, et je n'ai aucun doute à ce sujet, que les mineurs d'âge constituent un public particulièrement fragile auquel il faut porter la plus grande attention. Tout le monde conviendra, j'en suis sûr également, que toute atteinte physique ou morale à un enfant ou à un adolescent est condamnable. Tout le monde conviendra aussi, et l'adoption de ce texte le démontrera, que toute agression à connotation sexuelle est des plus abjectes.

 

Le texte dont nous débattons entend répondre à cette indignation sociétale profonde, en ne limitant plus dans le temps la faculté, pour une victime, de tenter d'obtenir réparation en déposant plainte et en générant une enquête pour des délits ou crimes subis avant dix-huit ans et présentant un caractère sexuel ou assimilé. Pour certaines victimes, nous en sommes conscients, la prescription pénale est perçue comme un déni de justice et comme un obstacle majeur à la reconstruction.

 

Il faut cependant se demander si, pour d'autres, le classement sans suite de leur plainte, le non-lieu ou l'acquittement du suspect, ne sont pas pires encore, quel que soit le moment. Au cdH, la volonté de protéger les plus faibles emporte notre conviction que ce texte mérite d'être soutenu malgré qu'une série d'interrogations subsiste. Nous avons des réserves, même, qui continuent à nous gagner.

 

En quoi un crime crapuleux, après tortures, coups de couteau ou strangulation, commis sur un mineur d'âge, serait-il moins scandaleux qu'un délit sexuel n'ayant pas entraîné la mort?

 

L'imprescriptibilité ne s'appliquerait que dans ce dernier cas, et pas dans les autres, au seul motif qu'il n'y avait pas de dimension sexuelle greffée sur l'horreur. Comment expliquer cela à des parents? L'imprescriptibilité s'appliquerait à l'avenir à quelqu'un ayant commis du voyeurisme, et même une tentative de voyeurisme. Tandis qu'elle ne vaudrait pas dans le cas d'un enfant ayant subi des maltraitances, ayant été battu ou psychologiquement détruit durant toute sa jeunesse. Sommes-nous sûrs d'être raisonna­bles? L'exhibitionnisme se voit élevé au même rang, en vertu de cette imprescriptibilité, que les crimes contre l'humanité ou les génocides. À nouveau, sommes-nous sûrs d'être raisonnables?

 

L'amendement validé en commission, visant à élargir le dispositif de loi, est à nos yeux excessif. À défaut de pouvoir renvoyer le texte en commission, où nous n'avons pas le droit de vote, pour analyser à nouveau le texte, mais surtout pour l'analyser sérieusement et sans la précipitation voulue par une large majorité des partis de cette assemblée, il nous faut choisir entre deux postures extrêmes: soit rejeter un texte comportant des excès au détriment, dans ce cas, de la légitime protection des plus faibles d'entre nous dans un cadre bien précis, soit valider un texte qui, malgré ses imperfections et ses travers, ambitionne de renforcer la protection indispen­sable à offrir à nos mineurs lorsque des délits sexuels les visent. Entre deux maux, il faut choisir le moindre, dit-on souvent. Entre deux convictions, il faut choisir la plus forte. Pour le cdH, aujourd'hui, celle qui s'impose reste et restera toujours et avant tout celle de la protection de nos enfants et adolescents.

 

Nous devons rester sensibles à la souffrance des victimes de faits très anciens et commis lorsqu'elles étaient mineures. Malgré nos doutes, nous voterons donc en faveur de ce texte dans l'espoir qu'il fera, en définitive, plus de bien que de mal. Nous pensons qu'il y aura sans doute peu de victimes de faits pour lesquels la prescription n'est pas encore atteinte qui voudront déposer plainte et, encore moins, qui obtiendront une condam­nation - comme le reconnaissent, au demeurant, les auteurs de la proposition de loi. Toutefois, si ce texte peut donner satisfaction à plusieurs victimes, tant mieux.

 

L'examen de ces plaintes va mobiliser des moyens qui ne seront pas consacrés à d'autres qui sont relatives à des actes plus récents. Si l'on veut éviter que l'attention portée à des victimes plus anciennes ne le soit au détriment d'autres plus récentes, et inversement, il faudra, comme nous le demandons depuis longtemps, refinancer substantiellement la justice. C'est le parent pauvre, honteusement et depuis trop longtemps, de notre administration fédérale.

 

Enfin, il ne faudrait pas que l'imprescriptibilité de certains crimes et délits, tels que ceux sur lesquels nous nous penchons aujourd'hui, annonce la mort de la prescription pénale dans son ensemble. Il s'agit d'un aspect auquel le cdH restera particulièrement attentif dans les débats à venir. En effet, dans bien des situations, cette prescription continue d'être porteuse de sens.

 

Je vous remercie de votre attention.

 

13.11  Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le président, mesdames et messieurs les ministres, chers collègues, en 1996, j'avais neuf ans, soit exactement le même âge que Julie et Melissa. Je fais ainsi partie de cette génération d'enfants qui n'a jamais cessé de se dire – pendant une période qui devait pourtant être celle de l'insouciance – que toutes ces victimes, cela aurait pu être nous, nos camarades de classe, nos sœurs, nos cousines, nos voisines.

 

C'est à partir de cette affaire que le législateur a compris qu'il fallait consacrer dans notre Constitution et ensuite dans nos lois toute disposition à même de mieux protéger les enfants et, le cas échéant, de leur permettre de se reconstruire, de dépasser le traumatisme qu'ils porteront en eux toute leur vie et d'être ainsi pleinement reconnus victimes de ce qu'ils ont vécu.

 

Notre proposition de loi poursuit précisément cet objectif. Ce rôle proactif de l'État a d'ailleurs été reconnu par la Cour européenne des droits de l'homme dans une jurisprudence malheureuse­ment fort abondante en ce qui concerne les crimes pédophiles. C'est pourquoi notre proposition de loi vise à supprimer la prescription des crimes sexuels sur mineurs.

 

La prescription de l'action publique revient en effet à considérer qu'au terme d'un certain délai, les auteurs d'un fait ne peuvent plus être poursuivis, dans une logique d'équilibre entre les intérêts de la victime d'une part et les droits de la défense d'autre part. On la justifie généralement par l'atténuation du trouble à l'ordre social en raison du temps écoulé, par le dépérissement ou la fragilisation des preuves, par la perte des souvenirs chez les témoins et l'accroissement consécutif du risque d'erreur judiciaire ou encore par la mise à mal des droits de la défense. Permettez-moi de vous dire que ces justifications tiennent difficilement face à la spécificité des crimes sexuels sur mineurs, auxquels se cantonne notre proposition de loi, exactement comme l'a fait le législateur suisse en 2013, suite à une affaire d'abus sexuels commis par un travailleur social sur 120 enfants et pour laquelle seul un quart de ses crimes avaient pu être poursuivis pour cause de prescription.

 

Cette spécificité me semble d'autant plus importante au regard du caractère d'ordre public de la prescription, qui oblige le juge à constater d'office la prescription, quand bien même la parole – souvent tardive chez les victimes de tels crimes – a enfin pu se libérer, et se traduire par le dépôt d'une plainte.

 

Dans le cas de crimes sexuels sur mineurs, qui sont souvent incestueux – en tout cas, dans 90 % des cas –, l'auteur a une très grande emprise sur la victime. Nous l'avons répété. Et son autorité lui permet d'abuser de sa victime, sans que celle-ci ne se rende compte au moment des faits du caractère criminel des actes qui sont perpétrés sur elle.

 

Je voulais revenir sur une explication donnée par Lilly Bruyère, qui est coordinatrice de l'association SOS Inceste. Elle explique également que dans les cas d'inceste, il est extrêmement difficile pour les victimes de dénoncer des membres de leur famille. L'enfant, l'adolescent, est pris dans des conflits de loyauté qui lui apparaissent bien souvent inextricables. Il faut également tenir compte de menaces et de chantages qui sont exercés sur l'enfant. Il en découle que parler, c'est souvent prendre un risque, c'est briser une omerta familiale et sociale.

 

C'est donc, en plus du trauma, ce rapport d'autorité qui rend le dépôt de plainte extrême­ment difficile et parfois très tardif. Ce n'est donc pas la proche échéance d'une prescription qui motiverait une victime à porter plainte, mais bien son processus de reconstruction physique et psychique qui lui est propre, sa capacité à se libérer de l'emprise de son auteur et de sa peur de représailles. Tout un cheminement qui – il est vrai – peut prendre beaucoup de temps.

 

Aujourd'hui, les victimes ne peuvent plus entendre que ce long et difficile processus de reconstruction a pris trop de temps pour être reconnu par la justice.

 

Je tenais donc à répondre aux détracteurs de l'imprescriptibilité des crimes sexuels sur mineurs, point par point. Et je le ferai après avoir pris le soin de consulter longuement les associations de victimes qui – effectivement, monsieur Prévot – soutiennent notre texte.

 

Non, la prescription de ces crimes n'est pas de nature à assurer la tranquillité sociale et l'ordre public.

 

Qu'on ne nous dise pas que permettre à des pédocriminels d'agir en toute impunité pendant des décennies contribue à l'ordre social, la majorité des agresseurs de mineurs étant d'ailleurs multirécidivistes!

 

Qu'on ne nous dise pas qu'en institutionnalisant le silence des victimes, en les priant de se taire parce qu'elles auraient eu moins de force que d'autres, celles-ci finiront malgré tout, un jour peut-être, à être en paix avec elles-mêmes! Je pense que, ce faisant, nous prenons surtout le risque de voir leur traumatisme s'aggraver là où, au contraire, la tranquillité sociale voudrait qu'on accorde aux victimes le temps nécessaire pour trouver le courage et la force de porter plainte.

 

Qu'on ne nous dise pas que l'ordre public revient finalement à faire primer le calme hypocrite de certains milieux où des abus ont été commis sur la vérité des faits, aussi dévastatrice soit-elle pour l'équilibre de ces mêmes milieux!

 

Non, la prescription des crimes sexuels sur mineurs ne limite pas les erreurs judiciaires. Comme je l'ai dit, les victimes mineures de crimes sexuels n'en parlent jamais au lendemain des faits qui se sont d'ailleurs très souvent déroulés sur une certaine durée. Elles le font toujours des mois, des années voire des décennies plus tard. Encore faut-il qu'elles le fassent, ce qui n'est pas toujours le cas, comme l'ont rappelé certains de mes collègues.

 

En l'absence de preuve comme l'ADN, qui n'est par ailleurs disponible que jusqu'à 72 heures après les faits, le témoignage est ainsi toujours le premier voire l'unique moyen de preuve reconnu par la justice mais aussi par les experts psychiatres pour attester de la véracité de ces crimes sexuels.

 

Que la plainte ait été déposée un mois ou trente ans après les faits, cela ne change donc rien au poids qu'aura à jouer ce témoignage. Les témoignages sont d'ailleurs plus faciles à obtenir au terme de trente ans, au terme du stress traumatique, phénomène qui est objectivable par IRM. Le taux de fausses accusations pour crimes sexuels sur mineurs, qui est rapidement décelable par les psychologues, est d'ailleurs extrêmement faible.

 

Quant au risque de non-lieu, celui-ci existe bien entendu, comme pour tout crime d'ailleurs, mais rien n'empêche les magistrats, comme ils le font déjà actuellement, de prononcer ce non-lieu tout en ayant de la bienveillance pour les victimes.

 

Non, le délai actuel de prescription pour les crimes sexuels sur mineurs n'est pas suffisamment long. Une victime racontait récemment que ce n'est que lorsque sa belle-sœur lui avait appris que son demi-frère, qui avait abusé d'elle jusqu'à ses douze ans, s'en prenait désormais à son neveu qu'elle avait décidé de porter plainte, sauf, qu'à ce moment-là, les faits étaient prescrits.

 

La loi actuelle ne permet pas de tenir compte de la dissociation traumatique ou du refoulement qui sont des phénomènes par lesquels la victime enfuit son traumatisme dans une partie du cerveau pour littéralement survivre aux faits, dissociation qui s'observe par ailleurs auprès de 100 % des victimes de moins de six ans. Les victimes réalisent alors souvent leur traumatisme vers trente-cinq ou quarante ans, souvent lorsqu'elles deviennent parents mais aussi et surtout lorsque les faits sont prescrits ou en passe de l'être.

 

Ce n'est pourtant qu'à ce moment-là, lorsque la victime se sera finalement réappropriée son histoire, qu'elle pensera porter plainte pour que son agresseur soit poursuivi par la justice mais aussi pour l'arrêter dans sa carrière criminelle. Parce qu'une victime qui porte plainte le fait tant pour sa reconnaissance en tant que victime que par volonté de protéger de nouvelles victimes potentielles, hantée par le fait que son agresseur pourrait encore sévir.

 

À ceci s'ajoute l'ambivalence des sentiments des victimes d'inceste, partagées entre l'amour pour leur frère, leur sœur, leurs parents, des personnes qui sont censées les protéger, et la haine vis-à-vis de ces mêmes personnes qui leur ont volé leur enfance, mais aussi au final, toute leur vie tant les séquelles sont et resteront profondes.

 

Les nombreuses victimes qui nous ont écrit et qui continuent de nous écrire pour nous remercier de notre proposition de loi, se présentent d'ailleurs comme des survivantes de ces abus sexuels.

 

Oui, l'imprescriptibilité des crimes sexuels sur mineurs contribue à la protection des victimes. Selon l'Organisation mondiale de la santé (OMS), environ 20 % des femmes et 5 à 10 % des hommes disent avoir subi des violences sexuelles dans leur enfance et 25 à 50 % des enfants révèlent avoir été maltraités physiquement. L'OMS note aussi que 70 à 80 % de ces actes sont commis par des proches. Aujourd'hui, seulement 10 % des victimes portent plainte et sur ces 10 %, seul 1 % aboutit à une condamnation!

 

Cette impunité des pédocriminels implique que même si une plainte ne peut pas toujours déboucher sur une condamnation, il est important de pouvoir alimenter un dossier, de faire aboutir une enquête et peut-être d'éviter de nouvelles victimes. Compte tenu du profil souvent récidiviste d'auteurs de crimes sexuels sur mineurs, permettre le dépôt de plaintes, même des décennies après les faits, augmentera de manière considérable les chances d'aboutir à des condamnations d'auteurs de plusieurs victimes, quand bien même elles n'auraient pas d'histoire commune, si ce n'est l'identité de leur bourreau.

 

Notre État s'est d'ailleurs engagé sur la scène internationale à enquêter sérieusement sur toutes les formes de viol et d'abus sexuel, et à punir leurs auteurs.

 

Monsieur le président, mesdames et messieurs les ministres, chers collègues, les crimes sexuels sur mineurs se caractérisent par leur caractère odieux mais aussi par le long et fastidieux travail de reconstruction qu'entament les victimes pour être reconnues comme telles, au-delà des blessures physiques et psychiques qui auront un impact sur leur vie intime, sociale et professionnelle, à jamais.

 

Je tiens à profiter de cet important débat pour saluer leur courage mais aussi le travail des associations qui les accompagnent, comme SOS Inceste ou encore Femmes de droit.

 

Je tiens par la même occasion à rappeler à notre assemblée la responsabilité qui lui incombe, celle de protéger les victimes et de lutter contre l'impunité de leurs agresseurs. Il relève de notre responsabilité morale et juridique de donner aux victimes les moyens de se reconstruire et, pour cela, de lever les obstacles qui les privent de ce droit fondamental. Je vous remercie.

 

13.12  Jean-Marie Dedecker (ONAFH): Mijnheer de voorzitter, heel kort wil ik toelichten waarom ik mij zal onthouden bij de stemming.

 

De reden voor mijn onthouding ligt niet in de hoofsheid van het voorliggend wetsvoorstel, dat ik op zich wel een goed voorstel vind. Ook beroep ik mij niet op juridische haarkloverij, zoals het wegvallen van getuigen of het wegvallen van bewijzen zoveel jaren nadat de misdaad is gepleegd. Evenmin beroep ik mij op artikel 6, 1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, dat niet alleen de rechten van het slachtoffer, maar ook de rechten van de dader beschermt. Ik roep evenmin artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (BUPO) in.

 

Ik zal mij alleen onthouden omdat ik vind dat er een grote disproportionaliteit en discrepantie bestaat tussen de aard van de misdaden in het voorliggend voorstel en de zwaarte van andere misdaden. Daarjuist heb ik geapplaudisseerd voor de heer Maxime Prévot van cdH, die een prachtig voorbeeld ter zake gaf. Volgens het nu voorliggend wetsvoorstel verjaart voyeurisme nooit, maar voor wie een minderjarig kind vermoordt, eventueel vooraf zelfs martelt, maar dus zonder dat er seksueel misbruik mee gepaard gaat, verjaart het misdrijf wel. Op basis van gezond verstand heb ik het daar heel moeilijk mee. Als het nu voorliggend wetsvoorstel een aanleiding is om andere wetsaanpassingen door te voeren, dan sta ik daar voor honderd procent achter. Het voorstel zoals het nu voorligt kan mijn goedkeuring echter niet wegdragen.

 

Daarom zal ik mij onthouden bij de stemming.

 

13.13  Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik dank de indieners en allen die aan het wetsvoorstel hebben meegewerkt. Ik wil even repliceren aan de heer Dedecker, waar hij verwees naar artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens of het recht op een eerlijk proces. Ik ben er voorstander van dat iedereen, ook elke dader, recht heeft op een eerlijk proces. We hebben niet zonder reden het Europees Verdrag onderschreven en zullen dat blijven doen, voor alle bepalingen, maar slachtoffers van seksuele delinquentie verdienen ook een eerlijke kans.

 

Om de slachtoffers een eerlijke kans te geven, zeker met het gegeven dat velen onder hen het vaak niet aandurven om tijdig een klacht in te dienen, willen we hun toch die kans bieden door de onverjaarbaarheid. Zo is het parket een stukje verplicht om onderzoek ter zake te doen en mag en kan het er zich niet achter verschuilen – men wenst dat vaak ook niet, maar men is er op dit ogenblik juridisch welhaast toe verplicht – om aan het dossier niet verder te werken.

 

Er is inderdaad de bewijsproblematiek, maar de beste manier om daarop een antwoord te bieden zit hem niet in de wijziging van de verjaringstermijn. De beste manier om op de bewijsproblematiek een antwoord te bieden, is de mensen aan te moedigen om, eens ze slachtoffer zijn, zo snel mogelijk een klacht in te dienen, waarbij zij dan weten dat overheid, Justitie en hulpverlening klaarstaan om hen op te vangen en in bescherming te nemen ten aanzien van hen die het voorwerp hebben uitgemaakt van de klacht.

 

Tot slot en ter afronding, mijnheer de voorzitter, wil ik deze assemblee en de publieke opinie zeggen dat dit een procedurewet is. Een procedurewet treedt onmiddellijk in werking. Alle daders van wie de feiten nog niet verjaard zijn, moeten weten dat deze wet op hen van toepassing is. Wij zullen dan ook met veel genoegen dit wetsvoorstel goedkeuren.

 

13.14  Zakia Khattabi (Ecolo-Groen): Monsieur le président, je voulais remercier mes collègues pour la dignité du débat. C'est tellement rare dans cette assemblée que cela méritait d'être souligné.

 

Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (439/4)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (439/4)

 

L’intitulé a été modifié par la commission en "proposition de loi modifiant la loi du 17 avril 1878 contenant le titre préliminaire du Code de procédure pénale en vue de supprimer la prescription des infractions sexuelles graves commises sur des mineurs".

Het opschrift werd door de commissie gewijzigd in "wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering wat de afschaffing van de verjaring van ernstige seksuele misdrijven op minderjarigen betreft".

 

La proposition de loi compte 3 articles.

Het wetsvoorstel telt 3 artikelen.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1 à 3 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 tot 3 worden artikel per artikel aangenomen.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

14 Conseil Central de Surveillance Pénitentiaire – Règlement d'ordre intérieur (648/1)

14 Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen – Huishoudelijk Reglement (648/1)

 

Conformément à l’article 25/1, § 1er, de la loi de principes du 12 janvier 2005 concernant l'administration pénitentiaire ainsi que le statut juridique des détenus, ce Règlement d’ordre intérieur doit être soumis à l’approbation de la Chambre des représentants.

Overeenkomstig artikel 25/1, § 1, van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden, dient de Kamer van volksvertegenwoordigers dit Huishoudelijk Reglement goed te keuren.

 

Sans rapport

Zonder verslag

 

La discussion est ouverte.

De bespreking is geopend.

 

Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)

Vraagt iemand het woord? (Nee)

 

La discussion est close.

De bespreking is gesloten.

 

Le vote sur le Règlement d’ordre intérieur du Conseil Central de Surveillance Pénitentiaire aura lieu ultérieurement.

De stemming over het Huishoudelijk Reglement van de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen zal later plaatsvinden.

 

15 Conseil d'État – Présentation d’un conseiller d'État francophone

15 Raad van State – Voordracht van een Franstalige staatsraad

 

La liste de trois candidats présentés par le Conseil d'État pour une place de conseiller d’État francophone, vous a été communiquée au cours de la séance plénière du 10 juillet 2019.

De lijst met drie kandidaten voorgedragen door de Raad van State, voor een ambt van Franstalige staatsraad, werd u meegedeeld tijdens de plenaire vergadering van 10 juli 2019.

 

La présentation n'étant pas unanime, la Chambre peut, conformément à l’article 70, § 1er, alinéa 8, des lois sur le Conseil d’État coordonnées le 12 janvier 1973, et dans un délai ne pouvant dépasser trente jours à compter de la réception de la communication de cette présentation, soit confirmer la liste présentée par le Conseil d'État, soit présenter une autre liste de trois noms formellement motivée.

Aangezien de voordracht niet unaniem is, kan de Kamer, overeenkomstig artikel 70, § 1, achtste lid, van de wetten op de Raad van State gecoördineerd op 12 januari 1973, binnen een termijn van ten hoogste dertig dagen vanaf de ontvangst van de mededeling van deze voordracht, hetzij de door de Raad van State voorgedragen lijst bevestigen, hetzij een tweede uitdrukkelijk gemotiveerde lijst met drie namen voordragen.

 

L’article 70, § 1er, alinéa onze, des mêmes lois stipule que le délai de trente jours est interrompu pendant des vacances parlementaires fixées par la Chambre et le Sénat. L’article 70, § 1er, alinéa douze, stipule qu’un nouveau délai de trente jours commence à courir au lendemain du jour de l’installation du Bureau définitif de la Chambre des représentants.

Artikel 70, § 1, elfde lid, van dezelfde wetten stelt dat de termijn van dertig dagen wordt gestuit tijdens het parlementair reces zoals bepaald door Kamer en Senaat. Artikel 70, § 1, twaalfde lid, stelt dat een nieuwe termijn van dertig dagen ingaat op de dag na de benoeming van het Vast Bureau van de Kamer van volksvertegenwoordigers.

 

Le délai dont dispose la Chambre pour présenter une autre liste ou pour confirmer la liste expire le 7 novembre 2019.

De termijn waarover de Kamer beschikt om een andere lijst voor te dragen of om de lijst te bevestigen verstrijkt op 7 november 2019.

 

Conformément à l'avis de la Conférence des présidents du 6 novembre 2019, je vous propose de confirmer la liste présentée par le Conseil d'État.

Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van 6 november 2019 stel ik u voor de door de Raad van State voorgedragen lijst te bevestigen.

 

Pas d'observation? (Non)

Il en sera ainsi.

 

Geen bezwaar? (Nee)

Aldus wordt besloten.

 

16 Cour constitutionnelle – Présentation d'un juge d'expression néerlandaise – Candidatures introduites

16 Grondwettelijk Hof – Voordracht van een Nederlandstalige rechter – Ingediende kandidaturen

 

Conformément à la décision de la séance plénière du 19 septembre 2019, un appel aux candidats a été publié au Moniteur belge du 25 septembre 2019 pour la fonction de juge néerlandophone auprès de la Cour constitutionnelle.

Overeenkomstig de beslissing van de plenaire vergadering van 19 september 2019 werd in het Belgisch Staatsblad van 25 september 2019 een oproep tot kandidaten bekendgemaakt voor het ambt van Nederlandstalige rechter bij het Grondwettelijk Hof.

 

Il est pourvu à cette vacance sur la base de l’article 34, § 1er, 2°, de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle.

In de vacature wordt voorzien op grond van artikel 34, § 1, 2°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof.

 

Les candidatures suivantes ont été introduites dans le délai prescrit:

- M. Jan Bertels

- Mme Yasmine Kherbache.

De volgende kandidaturen werden binnen de voorgeschreven termijn ingediend:

- de heer Jan Bertels

- mevrouw Yasmine Kherbache.

 

Conformément à l’article 32, alinéa 1, de la loi spéciale précitée, la Chambre doit présenter une liste double qui doit être adoptée à une majorité des deux tiers des voix des membres présents. Le nouveau juge sera nommé par le Roi.

Overeenkomstig artikel 32, eerste lid, van de voornoemde bijzondere wet dient de Kamer een lijst met twee kandidaten voor te dragen. Deze lijst moet met een meerderheid van twee derde van de stemmen van de aanwezige leden worden aangenomen. De nieuwe rechter wordt door de Koning benoemd.

 

Conformément à l’avis de la Conférence des présidents du 6 novembre 2019, je vous propose de transmettre le curriculum vitae des candidats aux groupes politiques.

Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van 6 november 2019, stel ik u voor de cv's van de kandidaten aan de politieke fracties te bezorgen.

 

Pas d'observation? (Non)

Il en sera ainsi.

 

Geen bezwaar? (Nee)

Aldus wordt besloten.

 

17 Renvoi de propositions à une autre commission

17 Verzending van voorstellen naar een andere commissie

 

Conformément à l’avis de la Conférence des présidents, je vous propose de renvoyer la proposition de résolution suivante à la commission des Relations extérieures:

- la proposition de résolution (Mme Vanessa Matz) demandant au gouvernement de soutenir le préaccord conclu entre les ministres de l'Intérieur de l'Allemagne, de la France, de l'Italie et de Malte en vue d'instaurer un mécanisme de répartition des demandeurs d'asile entre les États membres de l'Union européenne, n° 568/1.

Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters stel ik u voor het volgende voorstel van resolutie te verwijzen naar de commissie voor Buitenlandse Betrekkingen:

- het voorstel van resolutie (mevrouw Vanessa Matz) over een verzoek aan de regering tot ondersteuning van het voorakkoord dat de ministers van Binnenlandse Zaken van Duitsland, Frankrijk, Italië en Malta hebben ondertekend, teneinde tussen de EU-lidstaten onderling een spreidingsregeling voor de asielzoekers in te stellen, nr. 568/1.

 

Cette proposition de résolution avait été précédemment envoyée à la commission de l'Intérieur, de la Sécurité, de la Migration et des Matières administratives.

Dit voorstel van resolutie werd eerder verzonden naar de Commissie voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken.

 

À la demande des auteurs, je vous propose également de renvoyer la proposition de loi suivante à la commission de l’Intérieur, de la Sécurité, de la Migration et des Matières administratives:

- proposition de loi (MM. Peter Buysrogge et Tomas Roggeman) relative à l'ouverture du parc du Château de Laeken au public, n° 591/1.

Op verzoek van de indieners stel ik u ook voor het volgende wetsvoorstel te verwijzen naar de Commissie voor Binnenlandse Zaken, Veiligheid, Migratie en Bestuurszaken:

- wetsvoorstel (de heren Peter Buysrogge en Tomas Roggeman) tot openstelling van het kasteelpark van Laken, nr. 591/1.

 

Cette proposition de loi avait été précédemment envoyée à la commission de la Mobilité, des Entreprises publiques et des Institutions fédérales.

Dit wetsvoorstel werd eerder verzonden naar de commissie voor Mobiliteit, Overheidsbedrijven en Federale Instellingen.

 

Pas d'observation? (Non)

Il en sera ainsi.

 

Geen bezwaar? (Nee)

Aldus wordt besloten.

 

18 Prise en considération de propositions

18 Inoverwegingneming van voorstellen

 

Vous avez pris connaissance dans le dernier ordre du jour qui vous a été distribué de la liste des propositions dont la prise en considération est demandée.

In de laatst rondgedeelde agenda komt een lijst van voorstellen voor waarvan de inoverwegingneming is gevraagd.

 

S'il n'y a pas d'observations à ce sujet, je considérerai la prise en considération comme acquise. Je renvoie les propositions aux commissions compétentes conformément au Règlement.

Indien er geen bezwaar is, beschouw ik deze als aangenomen. Overeenkomstig het Reglement worden die voorstellen naar de bevoegde commissies verzonden.

 

Pas d'observation? (Non)

Il en sera ainsi.

 

Geen bezwaar? (Nee)

Aldus wordt besloten.

 

Demande d'urgence

Urgentieverzoek

 

18.01  Vanessa Matz (cdH): Monsieur le président, je sollicite l'urgence pour la proposition de loi visant à protéger les victimes de violences intrafamiliales ou conjugales par le port d'un bracelet anti-rapprochement (n° 682). Le débat qui a eu lieu tout à l'heure sur la violence envers les femmes a provoqué une certaine unanimité sur la possibilité d'actions rapides. Je sollicite l'urgence pour que nous puissions examiner ce texte sans tarder ainsi que ceux relatifs à la violence envers les femmes.

 

18.02  Sarah Schlitz (Ecolo-Groen): Monsieur le président, après le débat d'aujourd'hui, il est clair que nous soutiendrons l'urgence. Je remercie le cdH pour le dépôt de ce texte. Il faudra organiser des auditions et des débats. Il ne faudra pas s'arrêter à cela mais c'est déjà une première mesure à laquelle nous pouvons nous atteler sans tarder.

 

18.03  Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, het voorstel houdt ook verband met de vraagstelling eerder vandaag. De minister van Justitie deed de suggestie om procureur-generaal De Valkeneer, die met deze materie bezig is, uit te nodigen.

 

Mijn suggestie aan de indiener van de vraag tot urgentie is om de procureur-generaal in de commissie voor Justitie uit te nodigen. We zouden dan alle gelijkaardige voorstellen kunnen agenderen. Wij kunnen op dat moment de expert ter zake daarover interpelleren en bespreken hoe we die voorstellen verder uitwerken.

 

Mijnheer de voorzitter, dat is de werkwijze die ik wil voorstellen in plaats van over de vraag tot urgentie te stemmen.

 

18.04  Ahmed Laaouej (PS): Monsieur le président, soyons de bon compte! Nous votons l'urgence, c'est une chose. Ensuite, la commission est maîtresse de ses travaux et peut décider d'organiser des auditions. Toutefois, il ne faudrait pas que cela devienne un encommissionnement, ne fût-ce que pour le respect dû au travail de nos collègues. Donc, la tenue d'auditions ne me pose aucun problème, mais cela ne doit pas, pour autant, consister en un encommissionnement. Soyons de bon compte!

 

18.05  Sophie Rohonyi (DéFI): Monsieur le président, à propos de la demande d'urgence introduite par le cdH, je voudrais dire que Défi la soutiendra. Chaque victime est une victime de trop. Par conséquent, il est vraiment temps de s'atteler à des mesures concrètes et efficaces. C'est pourquoi je n'aimerais pas qu'on en oublie le débat budgétaire qui devra les accompagner.

 

Si l'Espagne a pu réduire sérieusement les violences infligées aux femmes, c'est aussi parce qu'elle a mis en place un plan d'action global, comprenant plusieurs initiatives. Dès lors, si nous accordons l'urgence au texte du cdH, nous devrions pouvoir l'accorder aux autres textes qui s'intéressent à cette thématique.

 

Le président: Si plus aucun autre collègue ne demande la parole et que, madame Matz, vous maintenez votre demande, je propose que la Chambre s'exprime.

 

Wij stemmen bij zitten en opstaan over de vraag tot urgentie voor het voorstel nr. 682.

L'urgence est adoptée par assis et levé.

De urgentie wordt bij zitten en opstaan aangenomen.

 

Quelle belle unanimité à nouveau!

 

Votes nominatifs

Naamstemmingen

 

19 Proposition de loi modifiant la loi du 17 avril 1878 contenant le titre préliminaire du Code de procédure pénale en vue de supprimer la prescription des infractions sexuelles graves commises sur des mineurs (nouvel intitulé) (439/4)

19 Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering wat de afschaffing van de verjaring van ernstige seksuele misdrijven op minderjarigen betreft (nieuw opschrift) (439/4)

 

Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote? (Non)

Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)

 

Begin van de stemming / Début du vote.

Heeft iedereen gestemd en zijn stem nagekeken? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?

Einde van de stemming / Fin du vote.

Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

 

(Stemming/vote 1)

Ja

116

Oui

Nee

0

Non

Onthoudingen

21

Abstentions

Totaal

137

Total

 

En conséquence, la Chambre adopte la proposition de loi. Elle sera soumise en tant que projet de loi à la sanction royale. (439/5)

Bijgevolg neemt de Kamer het wetsvoorstel aan. Het zal als wetsontwerp aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd. (439/5)

 

Raison d'abstention? (Non)

Reden van onthouding? (Nee)

 

De heer Jan Briers heeft voorgestemd.

 

20 Conseil Central de Surveillance Pénitentiaire – Règlement d’ordre intérieur (648/1)

20 Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen – Huishoudelijk Reglement (648/1)

 

Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote? (Non)

Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)

 

Begin van de stemming / Début du vote.

Heeft iedereen gestemd en zijn stem nagekeken? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?

Einde van de stemming / Fin du vote.

Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

 

(Stemming/vote 2)

Ja

136

Oui

Nee

0

Non

Onthoudingen

0

Abstentions

Totaal

136

Total

 

En conséquence, la Chambre adopte le projet de Règlement d’ordre intérieur.

Bijgevolg neemt de Kamer het ontwerp van Huishoudelijk Reglement aan.

 

21 Adoption de l’ordre du jour

21 Goedkeuring van de agenda

 

Nous devons procéder à l’approbation de l’ordre du jour de la prochaine séance.

Wij moeten overgaan tot de goedkeuring van de agenda van de volgende vergadering.

 

Pas d’observation? (Non) L’ordre du jour est approuvé.

Geen bezwaar? (Nee) De agenda is goedgekeurd.

 

La séance est levée. Prochaine séance le jeudi 14 novembre 2019 à 14 h 15.

De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering donderdag 14 november 2019 om 14.15 uur.

 

La séance est levée à 17 h 23.

De vergadering wordt gesloten om 17.23 uur.

 

 

L'annexe est reprise dans une brochure séparée, portant le numéro CRIV 55 PLEN 012 annexe.

 

De bijlage is opgenomen in een aparte brochure met nummer CRIV 55 PLEN 012 bijlage.

 

 

 


Détail des votes nominatifs

 

Detail van de naamstemmingen

 

 

 

Vote nominatif - Naamstemming: 001

 

 

Oui        

116

Ja

 

Anseeuw Björn, Aouasti Khalil, Arens Josy, Bacquelaine Daniel, Ben Achour Malik, Bertels Jan, Bogaert Hendrik, Boukili Nabil, Burton Emmanuel, Bury Katleen, Buysrogge Peter, Colebunders Gaby, Creyelman Steven, Crombez John, Daems Greet, Dallemagne Georges, D'Amico Roberto, De Block Maggie, De Caluwé Robby, Dedonder Ludivine, Delizée Jean-Marc, De Maegd Michel, Demon Franky, Depoorter Kathleen, Depoortere Ortwin, Depraetere Melissa, De Roover Peter, De Smet François, De Spiegeleer Pieter, De Vuyst Steven, Dewael Patrick, De Wit Sophie, Dewulf Nathalie, D'Haese Christoph, Dierick Leen, Dillen Marijke, Donné Joy, Farih Nawal, Flahaut André, Fonck Catherine, Francken Theo, Freilich Michael, Gabriëls Katja, Gijbels Frieda, Gilissen Erik, Goblet Marc, Goffin Philippe, Hanus Mélissa, Hedebouw Raoul, Houtmeyers Katrien, Ingels Yngvild, Jadin Kattrin, Jiroflée Karin, Kherbache Yasmine, Kir Emir, Kitir Meryame, Laaouej Ahmed, Lachaert Egbert, Lacroix Christophe, Lanjri Nahima, Leysen Christian, Liekens Goedele, Loones Sander, Matheï Steven, Matz Vanessa, Merckx Sofie, Mertens Peter, Metsu Koen, Moscufo Nadia, Muylle Nathalie, Özen Özlem, Pas Barbara, Piedboeuf Benoît, Ponthier Annick, Prévot Maxime, Prévot Patrick, Raskin Wouter, Ravyts Kurt, Reuter Florence, Rigot Hervé, Roggeman Tomas, Rohonyi Sophie, Safai Darya, Sneppe Dominiek, Spooren Jan, Taquin Caroline, Thémont Sophie, Thiébaut Eric, Tillieux Eliane, Tison Philippe, Troosters Frank, Van Bossuyt Anneleen, Van Camp Yoleen, Van den Bergh Jef, Vandenbroucke Joris, Vandenput Tim, Van der Donckt Wim, Van Grieken Tom, Van Hees Marco, Van Hoof Els, Van Langenhove Dries, Van Lommel Reccino, Van Peel Valerie, Van Quickenborne Vincent, Vanrobaeys Anja, Van Vaerenbergh Kristien, Verduyckt Kris, Verhaert Marianne, Verhelst Kathleen, Verherstraeten Servais, Vermeersch Wouter, Verreyt Hans, Vindevoghel Maria, Warmoes Thierry, Wollants Bert, Zanchetta Laurence

 

Non        

000

Nee

 

Abstentions

021

Onthoudingen

 

Buyst Kim, Calvo Kristof, Chanson Julie, Cogolati Samuel, Creemers Barbara, Dedecker Jean-Marie, de Laveleye Séverine, De Vriendt Wouter, Gilkinet Georges, Hennuy Laurence, Khattabi Zakia, Leroy Marie-Colline, Schlitz Sarah, Soors Jessika, Thibaut Cécile, Vanbesien Dieter, Vanden Burre Gilles, Van der Straeten Tinne, Van Hecke Stefaan, Vicaire Albert, Willaert Evita

 


 

Vote nominatif - Naamstemming: 002

 

 

Oui        

136

Ja

 

Anseeuw Björn, Aouasti Khalil, Arens Josy, Ben Achour Malik, Bertels Jan, Bogaert Hendrik, Boukili Nabil, Briers Jan, Burton Emmanuel, Bury Katleen, Buysrogge Peter, Buyst Kim, Calvo Kristof, Chanson Julie, Cogolati Samuel, Colebunders Gaby, Creemers Barbara, Creyelman Steven, Crombez John, Daems Greet, Dallemagne Georges, D'Amico Roberto, De Block Maggie, De Caluwé Robby, Dedecker Jean-Marie, Dedonder Ludivine, de Laveleye Séverine, Delizée Jean-Marc, De Maegd Michel, Demon Franky, Depoorter Kathleen, Depoortere Ortwin, Depraetere Melissa, De Roover Peter, De Smet François, De Spiegeleer Pieter, De Vriendt Wouter, De Vuyst Steven, Dewael Patrick, De Wit Sophie, Dewulf Nathalie, D'Haese Christoph, Dierick Leen, Dillen Marijke, Donné Joy, Farih Nawal, Flahaut André, Fonck Catherine, Francken Theo, Freilich Michael, Gabriëls Katja, Gijbels Frieda, Gilissen Erik, Gilkinet Georges, Goblet Marc, Goffin Philippe, Hanus Mélissa, Hedebouw Raoul, Hennuy Laurence, Houtmeyers Katrien, Ingels Yngvild, Jadin Kattrin, Jiroflée Karin, Khattabi Zakia, Kherbache Yasmine, Kir Emir, Kitir Meryame, Laaouej Ahmed, Lachaert Egbert, Lacroix Christophe, Lanjri Nahima, Leroy Marie-Colline, Leysen Christian, Liekens Goedele, Loones Sander, Matheï Steven, Matz Vanessa, Merckx Sofie, Mertens Peter, Metsu Koen, Moscufo Nadia, Muylle Nathalie, Özen Özlem, Pas Barbara, Piedboeuf Benoît, Ponthier Annick, Prévot Maxime, Prévot Patrick, Raskin Wouter, Ravyts Kurt, Rigot Hervé, Roggeman Tomas, Rohonyi Sophie, Safai Darya, Schlitz Sarah, Sneppe Dominiek, Soors Jessika, Spooren Jan, Taquin Caroline, Thémont Sophie, Thibaut Cécile, Thiébaut Eric, Tillieux Eliane, Tison Philippe, Troosters Frank, Vanbesien Dieter, Van Bossuyt Anneleen, Van Camp Yoleen, Van den Bergh Jef, Vandenbroucke Joris, Vanden Burre Gilles, Vandenput Tim, Van der Donckt Wim, Van der Straeten Tinne, Van Grieken Tom, Van Hecke Stefaan, Van Hees Marco, Van Hoof Els, Van Langenhove Dries, Van Lommel Reccino, Van Peel Valerie, Van Quickenborne Vincent, Vanrobaeys Anja, Van Vaerenbergh Kristien, Verduyckt Kris, Verhaert Marianne, Verhelst Kathleen, Verherstraeten Servais, Vermeersch Wouter, Verreyt Hans, Vicaire Albert, Vindevoghel Maria, Warmoes Thierry, Willaert Evita, Wollants Bert, Zanchetta Laurence

 

Non        

000

Nee

 

Abstentions

000

Onthoudingen