Séance plénière

Plenumvergadering

 

du

 

Jeudi 27 février 2014

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Donderdag 27 februari 2014

 

Namiddag

 

______

 

 


La séance est ouverte à 14.25 heures et présidée par M. André Flahaut.

De vergadering wordt geopend om 14.25 uur en voorgezeten door de heer André Flahaut.

 

Le président: La séance est ouverte.

De vergadering is geopend.

 

Une série de communications et de décisions doivent être portées à la connaissance de la Chambre. Elles seront reprises sur le site web de la Chambre et insérées dans l'annexe du compte rendu intégral de cette séance.

Een reeks mededelingen en besluiten moeten ter kennis gebracht worden van de Kamer. Zij worden op de website van de Kamer en in de bijlage bij het integraal verslag van deze vergadering opgenomen.

 

Ministres du gouvernement fédéral présents lors de l’ouverture de la séance:

Aanwezig bij de opening van de vergadering zijn de ministers van de federale regering:

 

Elio Di Rupo, Monica De Coninck.

 

Excusés

Berichten van verhindering

 

Siegfried Bracke, Eva Brems, Ingeborg De Meulemeester, Minneke De Ridder, Maya Detiège, Renaat Landuyt, Nahima Lanjri, Flor Van Noppen, pour raisons de santé / wegens gezondheidsredenen;

Marie-Christine Marghem, Charles Michel, Bruno Tuybens (votes/stemmingen), pour devoirs de mandat / wegens ambtsplicht;

Bruno Tobback, à l'étranger / buitenslands.

 

Les ministres Pieter De Crem, Didier Reynders, Joëlle Milquet et Hendrik Bogaert sont également à l'étranger.

 

Peut-être M. Reynders nous rejoindra-t-il à partir de 15 h 00. Mais ce n'est pas garanti.

 

Questions

Vragen

 

01 Questions jointes de

- M. Georges Gilkinet au premier ministre sur "les fermetures d'entreprises" (n° P2323)

- M. Jean Marie Dedecker au premier ministre sur "les fermetures d'entreprises" (n° P2324)

- M. Kristof Calvo au premier ministre sur "les fermetures d'entreprises" (n° P2325)

- M. Benoît Drèze au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "le coût des intérêts notionnels" (n° P2339)

01 Samengevoegde vragen van

- de heer Georges Gilkinet aan de eerste minister over "de sluiting van ondernemingen" (nr. P2323)

- de heer Jean Marie Dedecker aan de eerste minister over "de sluiting van ondernemingen" (nr. P2324)

- de heer Kristof Calvo aan de eerste minister over "de sluiting van ondernemingen" (nr. P2325)

- de heer Benoît Drèze aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de kosten van de notionele-interestaftrek" (nr. P2339)

 

01.01  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, ce mardi, la direction de Saint-Gobain annonçait la fermeture définitive de son usine d'Auvelais en province de Namur, une usine présente depuis 1875 en Basse-Sambre. Trois cents emplois sont perdus alors que le groupe réalise des bénéfices annuels qui se chiffrent en milliards d'euros.

 

Hier, c'était le groupe Heinz qui annonçait la fermeture d'une usine à Turnhout: 200 emplois perdus à la fin décembre dans un groupe qui, lui aussi, réalise des bénéfices substantiels.

 

Cela ne fait qu'allonger, monsieur le premier ministre, la liste des entreprises qui ont été fermées depuis votre entrée en fonction: ArcelorMittal à Liège, Caterpillar à Charleroi, Ford à Genk, sans compter les centaines d'emplois perdus çà et là, notamment dans le secteur bancaire. C'est autant de drames dans les milliers de familles concernées.

 

Je ne peux m'empêcher, monsieur le premier ministre, de faire le lien entre ces faits sociaux graves et inquiétants et les chiffres du Conseil supérieur des Finances commentés ce matin et relatifs au coût des intérêts notionnels et à leur efficacité. Cette mesure a été votée en 2005 sous gouvernement socialiste-libéral, avec le soutien des sociaux-chrétiens.

 

Que nous dit le Conseil supérieur des Finances? Le chiffre était connu: le coût annuel pour 2012 est de plus de 6 milliards d'euros. Mais surtout, la mesure est mal ciblée. Les secteurs à haut taux de main-d'œuvre - les secteurs industriels, de la construction, du commerce - ne bénéficient que très peu des intérêts notionnels. Les PME, qui représentent 70 % de l'emploi dans notre pays (de l'emploi peu délocalisable) bénéficient seulement de 10 % de l'avantage fiscal de la mesure.

 

Monsieur le premier ministre, ma question est très simple. Quand changerons-nous ce système fiscal inefficace, inéquitable et coûteux pour limiter les effets d'aubaine et plutôt encourager ceux qui créent de l'emploi? Quand changerons-nous notre économie, en misant sur les investissements durables, une forme de partage du temps de travail, la recherche et développement et la formation pour donner un véritable espoir à nos travailleurs?

 

01.02  Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, collega’s, toen ik vanmorgen naar het Parlement reed, hoorde ik op de radio dat Ingram 180 mensen stempelen stuurt.

 

Ik was nog maar net bekomen van het nieuws dat Heinz naar Groot-Brittannië delokaliseert en dat er, zoals mijn collega daarnet zei, in Saint-Gobain ook 320 jobs op de tocht staan. Terwijl wij hier bezig zijn met ontzettend grote wereldproblemen zoals de dubbele familienaam of het legaliseren van cannabis, loopt ons land leeg.

 

Ik geef een voorbeeld. In 2013 is in ons land een recordaantal van 12 300 bedrijven failliet gegaan. Dat betekent 1 op 80 in dit land en in Brussel zelfs 1 op 45. 28 000 jobs zijn verloren gegaan en het houdt niet op. De jongste jaren hebben de multinationals ongeveer 15 000 mensen ontslaan, 5 000 mensen in de banksector, en er staan er nog 1 000 te wachten bij de eigen staatsbank Belfius.

 

De reden is altijd dezelfde: de loonhandicap. Als een uurloon hier 40 euro bedraagt, bedraagt het in Groot-Brittannië 21 euro. Men kan nog zeggen dat het in Groot-Brittannië om de helft gaat, maar als men het vergelijkt met Luxemburg en Frankrijk, dan liggen onze loonkosten 20 % hoger dan de loonkosten daar. Wij staan erbij en wij kijken ernaar.

 

Een tweede reden is de rechtsonzekerheid. Collega Gilkinet had het over de notionele intrest. Die is nog maar uitgeschreven of hij wordt al gewijzigd. Het gaat over belastingen, over de liquidatiebonus, over de belasting op de bedrijfswagens, over de fairness tax, over de energieprijzen, over de reglementitis en over de regelneverij.

 

Wat doet u? U staat erbij en u kijkt ernaar. De ultieme oplossing is het brugpensioen. Ik verwacht die oplossing dan ook opnieuw. Het brugpensioen zou immers al lang afgeschaft zijn, maar ondertussen wordt ermee doorgegaan.

 

Mijnheer de minister, ik heb een vraag: hoe hopeloos moet de toestand zijn, om ernstig te worden genomen?

 

01.03  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, collega’s, de werknemers van Heinz en andere werknemers die deze week met slecht nieuws werden geconfronteerd, verdienen onze volledige steun en alle politieke aandacht.

 

Niettemin moet ik eerlijk bekennen dat ik vanochtend heb getwijfeld om mijn vraag aan u te stellen. Ons vermoeden is immers heel groot dat wij het antwoord eigenlijk al kennen. Het standaardantwoord, dat op uw kabinet, het kabinet van de eerste minister, klaarligt, kennen wij eigenlijk al.

 

Na enkele terechte woorden van steun en medeleven, zult u een aantal cijfers geven, gevolgd door de boutade dat de situatie bij ons niet zo erg is als in Spanje, Griekenland of Portugal. Tot slot, zult u vermelden dat er een competitiviteitpact komt, dat na de verkiezingen zal worden uitgerold.

 

Mijnheer de eerste minister, het is die houding die zorgt voor dit bilan, voor deze cijfers, voor de opeenvolging van ArcelorMittal, Philips, Caterpillar en nu Heinz.

 

Vandaag kunnen wij alleen maar vaststellen dat de fiscale strategie van de huidige klassieke tripartite heeft gefaald. De fiscale strategie om begroting na begroting wat te wijzigen en de torenhoge lasten op arbeid te handhaven, heeft gefaald. De fiscale strategie om via de notionele-intrestaftrek, die met een bedrag tot 6,1 miljard euro is ontspoord, massief op multinationale ondernemingen in te zetten, heeft gefaald.

 

Een lastenverschuiving was een veel beter plan geweest, wat Groen hier sinds het begin van deze legislatuur ook heeft bepleit.

 

Mijnheer de eerste minister, het gaat hem om de houding van een CD&V-karavaan vol euforie en positivisme op alle markten en pleinen in Vlaanderen. Het gaat hem om de houding van mevrouw Temmerman die zegt dat Di Rupo formidabel was. Het gaat hem om de houding van mevrouw Rutten die zegt dat wij in geweldige tijden leven.

 

Die houding toont de gigantische kloof aan tussen de euforie van uw klassieke tripartite en de maatschappelijke realiteit, mijnheer Dewael. Wij zijn geen negativo’s, maar met misplaatst optimisme koopt men geen enkele job.

 

Die houding zorgt niet alleen voor dit bilan, maar ook voor de titel “Hoe stoppen wij dit na 25 mei?”. Dat is de modus waarin media, burgers en bedrijven zich ondertussen bevinden.

 

Mijn vraag is eenvoudig, mijnheer de eerste minister. Wij hebben nog tijd tot 25 mei, tijd die wij niet alleen moeten vullen met panda’s, maar ook met zaken als extra maatregelen voor de werknemers van Heinz. Dat is de concrete vraag van mijzelf en mijn fractie.

 

01.04  Benoît Drèze (cdH): Monsieur le premier ministre, je remercie le président de la Chambre d'avoir accepté de déplacer ma question initialement déposée pour le ministre des Finances. La raison en est simple: en 2004, quand la majorité de l'époque - PS, MR et corollaires flamands - a légiféré sur les intérêts notionnels, nous y étions opposés. On aurait dû nous écouter.

 

Je vois encore ces images diffusées au JT: sur le plateau, côte à côte, se trouvaient Laurette Onkelinx et Didier Reynders. Dans cette alliance contre nature, vous aviez troqué les intérêts notionnels demandés par le MR contre la norme de croissance de 4,5 % en soins de santé. Je suis persuadé que vous vous souvenez de ce moment. J'entends encore M. Reynders dire que c'était 300 millions d'euros.

 

De fait, il s'agissait de 300 millions d'euros au budget 2004, mais il s'agit de 6,16 milliards aujourd'hui; près de 2 milliards en 2007 et trois fois plus sur quelques années.

 

M. Jean Marie Dedecker dit que nous n'avons rien fait. C'est faux, monsieur Dedecker. Le 17 juin 2013, nous avons voté une loi - je conviens qu'elle vient beaucoup trop tard - qui modifie la mécanique sur deux points: premièrement, la suppression de la possibilité de report de la déduction sur plusieurs années, ce qui était possible avant sur une période de sept ans; deuxièmement, la modification du calcul de déduction à partir du 1er janvier 2014.

 

Évidemment, ces mesures récentes n'impactent pas 2012, mais je crains que 2013 ne montre des chiffres encore supérieurs aux 6,16 milliards et qu'en 2014, nous n'arriverons que très difficilement - si l'on y arrive - à inverser la tendance.

 

Cela a été voté; nous étions contre. Nous restons contre et mes questions sont simples.

 

Confirmez-vous ce chiffre de 6,16 milliards? Êtes-vous surpris par ce chiffre? L'endossez-vous?

 

Ma question était adressée au ministre des Finances et je ne sais si vous avez pu vous documenter: dans ce coût global pour l'année 2011, quelle est la part des déductions reportées des années précédentes? Quand ce stock sera-t-il définitivement épuisé?

 

Enfin, à partir de quelle année escomptez-vous une diminution du coût pour les finances publiques de cette mesure des intérêts notionnels?

 

Le président: Je suppose qu'une réponse sera apportée par le ministre des Finances concernant les éléments plus techniques et chiffrés.

 

01.05  Elio Di Rupo, premier ministre: Monsieur le président, chers collègues, comme l'a dit l'un de nos collègues, mes premières pensées vont aux travailleurs concernés par l'annonce des fermetures, que ce soit de Saint-Gobain ou du groupe Heinz.

 

Je comprends leur sentiment et partage leur colère. Il est en effet inacceptable que des conseils d'administration suivent une logique de maximalisation du profit financier, sans tenir compte des efforts des travailleurs dans l'intérêt de l'entreprise, sans tenir compte des conséquences sociales et humaines qu'une fermeture engendre pour ces travailleurs.

 

Le gouvernement fédéral, dans ces deux cas comme dans tous les autres cas, soutiendra toutes les démarches tant du gouvernement flamand que du gouvernement wallon.

 

Mes chers collègues, les réformes structurelles menées par le gouvernement fédéral depuis le début de la législature ont permis de stabiliser le pays. Juste pour l'anecdote, moi, je n'ai jamais dit que c'était formidable, je n'ai jamais dit que tout allait pour le mieux dans le meilleur des mondes. Il y a encore énormément de problèmes à résoudre. Je ne demande rien car de cette tribune, que voulez-vous que je demande, surtout à quelques encablures des élections! On entendrait la chose et son contraire.

 

Il suffit de regarder où était notre pays il y a deux ans et demi et de le regarder aujourd'hui. Cela mérite intellectuellement – politiquement, je vous fais confiance pour tout dénigrer – une certaine réflexion.

 

Wij hebben in 2013 meer dan een miljard euro geïnvesteerd om jobcreatie, innovatie en investeringen te ondersteunen. Samen met de Gewesten en in overleg met de sociale partners hebben wij beslist om die inspanningen in de komende jaren voort te zetten. Concreet zullen de loonlasten progressief verlaagd worden, voor een bedrag van 4,7 miljard euro. De maatregel is vooral gericht op de ondernemingen die onderhevig zijn aan veel internationale concurrentie en op de lage lonen.

 

Depuis un an, le poids des entreprises belges dans les échanges mondiaux ne cesse d'augmenter et ce, plus fortement que la moyenne de nos trois pays voisins. C'est évidemment positif dans le malheur que nous connaissons. Mais les fermetures d'entreprises que vous évoquez, les pertes d'emploi trop nombreuses sont là pour nous rappeler, chaque jour, combien il est important de poursuivre nos actions.

 

Alle partners, de federale Staat, de Gewesten, de vakbonden en de werknemers, moeten samenwerken om de relance van onze economische activiteit te stimuleren.

 

Nous avons une responsabilité partagée.

 

J'ouvre une parenthèse. Quand on entend un collègue parler de ces multinationales et indiquer que le responsable est le premier ministre, cela me donne envie de sourire! Ce qui est exagéré est évidemment insignifiant! Je me demande parfois comment on peut en arriver à ce stade. J'imagine qu'il s'agit de la fièvre électorale …

 

Le président: Monsieur Louis, je vous demande d'écouter les réponses.

 

01.06  Laurent Louis (indép.): (…)

 

01.07  Elio Di Rupo, premier ministre: Monsieur le président, je ne demande pas qu'il écoute. Je demande simplement qu'il se taise! (Applaudissements)

 

Alle partners, de federale Staat, de Gewesten, de vakbonden en de werknemers, moeten samenwerken om de relance van onze economische activiteit te stimuleren, comme je l’ai dit.

 

Nous avons la responsabilité partagée de permettre à chacun de garder son emploi ou d'en trouver un qui soit convenable. Des outils existent pour responsabiliser les entreprises. Je pense notamment à la loi Renault, qui est en cours d'évaluation.

 

Mes chers collègues, je fonde aussi beaucoup d'espoir sur les travaux parlementaires en cours, relatifs à la gestion anticipée des événements qui éviteraient ou réduiraient les effets des restructurations d'entreprise.

 

Je vous remercie de votre attention.

 

01.08  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, je vous remercie.

 

Je vais réserver le début de ma réplique à rafraîchir la mémoire de M. Drèze et du cdH. Je voulais rappeler qu'en 2005 seuls quatre parlementaires ont voté contre les intérêts notionnels. Il s'agissait des quatre écologistes. Votre groupe n'avait pas soutenu notre amendement qui visait à conditionner la mesure au soutien de l'emploi – ce qui serait bien utile aujourd'hui. De même, vous ne vous êtes pas opposé à cette loi, contrairement à ce que vous dites. Vos amis du CD&V l'ont soutenue. Vous pouvez le vérifier dans les rapports.

 

En revanche, vous avez raison sur un point: le ministre des Finances de l'époque estimait à 300 millions le coût de cette mesure formidable. Aujourd'hui, il s'agit de six milliards d'euros.

 

01.09  Elio Di Rupo, premier ministre: Monsieur Gilkinet, je vous présente mes excuses.

 

Dans mon élan, j'ai oublié de vous indiquer ce que vous savez – car vous le savez –, à savoir qu'il est très difficile pour le Conseil supérieur des Finances d'estimer le coût net des intérêts notionnels. Il nous a promis un rapport complémentaire dans les prochains mois. Il est clair que, si nous pouvions recevoir un rapport rédigé par une telle instance qui nous indiquerait précisément le coût net, nous pourrions peut-être en parler sur une base beaucoup plus objective.

 

J'attends ce moment avec impatience et je m'excuse auprès de vous si je ne l'ai pas mentionné à la tribune.

 

01.10  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Je vous en prie, monsieur le premier ministre.

 

Dans l'attente de cette évaluation du coût net de la mesure, nous pouvons déjà tirer des enseignements très clairs de l'avis émis par le Conseil supérieur des Finances. Ainsi, il y est indiqué que cette disposition ne vise pas les bonnes cibles et ne bénéficie pas aux bonnes entreprises, c'est-à-dire celles dont le taux de main-d'œuvre est élevé. Bien au contraire, elle permet à des sociétés disposant de nombreux capitaux – par exemple, des multinationales ou des entreprises du secteur financier – de ne pas payer d'impôts, voire de se référer à des chiffres négatifs qu'elles peuvent reporter d'une année à l'autre.

 

Quant aux entreprises à haut taux de main-d'œuvre, comme celles que nous avons citées, Heinz, Saint-Gobain, Caterpillar, ArcelorMittal, elles pourraient en bénéficier avec cette condition que nous demandons depuis le début de maintenir l'emploi si on bénéficie de tels cadeaux fiscaux.

 

Monsieur le premier ministre, c'est certainement la 50e fois que des écologistes sont à cette tribune pour dénoncer cette mesure. Nous ne comprenons pas que vous n'ayez pas fait une priorité de cette modification de la loi sur les intérêts notionnels. Cela aurait permis de donner un signal aux multinationales, leur disant qu'en Belgique on ne peut pas faire tout et n'importe quoi, bénéficier d'effets d'aubaine, de cadeaux fiscaux qui se chiffrent pour certaines d'entre elles à des centaines de milliers d'euros et s'en aller, fortune faite, en laissant ici un désert économique et social. C'est ce que nous vous reprochons, monsieur le premier ministre.

 

Plutôt que de divertir les concitoyens, nous vous demandons d'utiliser les dernières semaines qui vous restent pour prendre ces dossiers à bras-le-corps.

 

01.11  Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de voorzitter, de heer Drèze heeft gelijk, in die zin dat er inderdaad iets gedaan is. Ook de premier heeft gelijk; het zou inderdaad erg zijn als er niets werd gedaan. Toch zou men moeten bekijken wat de economie in ons land inhoudt. De loonmassa in ons land bedraagt 135 miljard euro. Men zit met een loonhandicap tussen 10 % en 20 % — ten opzichte van Luxemburg is dat al 20 %. Als men daar 1 % op bespaart, dan zit men aan 1,35 miljard euro. Too little, too late.

 

Er is iets echter anders aan de hand, mijnheer de premier. Het is inderdaad uw fout niet; het is de fout van het beleid dat jarenlang werd gevoerd. U hebt de notionele-intrestaftrek niet uitgevonden, die heb ik hier destijds weten uitvinden door de heer Verhofstadt, maar u hebt hem mee goedgekeurd. De notionele-intrestaftrek werd hier uitgevonden.

 

There is something rotten in the state of Belgium, premier. De kiescampagne nadert, hier loopt het op zijn einde, en ik weet dat u toert langs de bedrijven. Welnu, leg er uw oor eens te luisteren.

 

Wat is er rotten in dit land, mijnheer de premier? De loonkost. Dat is ook in Vlaanderen zo, daar is er 10 % meer werkloosheid. De loonkost doodt ons en doodt de werknemers. De loonkost treft beide kanten. In elk bedrijf dat u bezoekt wordt er naar arbeiders gevraagd, maar er worden er geen gevonden. Immers, wegens de loonkosten en gelet op wat een arbeider netto overhoudt in zijn loonzakje, loont het de moeite niet eens om te gaan werken. Dat is ons probleem in dit land. Aan de baas kost een arbeider drie keer zoveel als wat hij netto wil uitkeren. Zolang u daar niets aan doet, zult u hier om de maand staan om uitleg te moeten geven over de leegloop van ons land op industrieel gebied.

 

01.12  Kristof Calvo (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, premier, dit was een variatie op uw standaardantwoord. U ging zelfs nog verder dan gewoonlijk door te zeggen dat de oppositie en anderen die kritiek hebben op ons sociaaleconomische beleid, negativo’s zijn die verkiezingspraat verkondigen. Ik ben het daar niet mee eens.

 

De jonge werkzoekenden aan wie mevrouw De Coninck 10 000 stageplaatsen had beloofd en voor wie zij werkcheques had aangekondigd, doen niet mee aan de verkiezingen. De kmo, die vandaag wel haar vennootschapsbelastingen betaalt en oprecht boos is over de notionele-intrestaftrek, doet niet mee aan de verkiezingen. Dat zijn echter geen negativo’s, dat zijn mensen die hun mouwen opstropen om in dit land welvaart te creëren.

 

Wie kritiek heeft, wie zich zorgen maakt of wie verontwaardigd is, noemt u negativo’s zijn. Welnu, die houding, dat negationisme van de klassieke tripartite kost ons elke dag jobs. Gisteren bij Heinz, maar waar zal het morgen zijn? De grondige fiscale hervorming zal vóór 25 mei niet worden gerealiseerd. Ik maak mij ter zake geen illusies.

 

Wij kunnen iets doen aan deze tabel, aan de kostprijs van 6,1 miljard voor de notionele-intrestaftrek. Sinds 2008 zeggen mevrouw Almaci en de heer Van Hecke op dit spreekgestoelte dat dit moet worden gelinkt aan jobcreatie en jobbehoud. Zij vragen om de maatregel toe te spitsen op de kmo’s in plaats van de ArcelorMittals van deze wereld. Dat kan nog gebeuren vóór 25 mei, mijnheer de premier.

 

Wij zullen dit blijven herhalen tot aan de verkiezingen.

 

01.13  Benoît Drèze (cdH): Monsieur le premier ministre, je comprends votre rôle, votre prudence, etc., mais je suis quand même surpris de votre réponse.

 

Dans Le Soir d'aujourd'hui, qui consacre pratiquement une pleine page à la question, on évoque un rapport du Conseil supérieur des Finances, lequel précise que le calcul sur les intérêts notionnels n'est pas encore finalisé. Cependant, il y est mentionné que d'autres calculs ont été réalisés, intégrant une diminution des intérêts notionnels compensée par une baisse, par exemple, de l'impôt des sociétés, appliquée au niveau du taux nominal.

 

Dans tous les cas de figure évoqués, la grande majorité des secteurs s'en trouveraient largement bénéficiaires si on jouait sur le taux nominal plutôt que sur des déductions de niche. La conclusion est inscrite en gras: les sociétés industrielles auraient plus à gagner d'une baisse de l'impôt des sociétés.

 

Aussi, attendre une étude, après tout ce dont on parle depuis autant d'années, c'est finalement soutenir la mesure. Je ne sais rien dire d'autre!

 

Dans votre accord de 2004, les intérêts notionnels sont toujours présents et ont été multipliés, en termes de budget, par vingt. La norme de croissance de 4,5 % de soins de santé n'y figure plus. Elle n'est peut-être plus nécessaire mais, dans les faits, elle n'est plus là.

 

Vous avez peut-être été roulé par plus malin ou plus habile, mais la justice fiscale voudrait qu'aujourd'hui, et sans tarder, on négocie autre chose en matière d'impôts des sociétés que le maintien de cette déduction de niche.

 

En matière d'études, je vous renvoie au site du PTB. Depuis combien d'années, le site du PTB recense-t-il les grandes entreprises? Ce sont des données factuelles et objectives. Certaines grandes entreprises ne payent pas d'impôts, restructurent régulièrement et font appel aux prépensions payées par la sécu, c'est-à-dire l'ensemble des entreprises.

 

À Liège, j'ai participé à un débat à la CSC. Son mémorandum est clair: supprimer les intérêts notionnels. Raoul Hedebouw a dit: "Quels sont les partis qui sont d'accord avec la CSC?" La question reste ouverte! (Brouhaha)

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

02 Samengevoegde vragen van

- de heer Patrick Dewael aan de eerste minister over "de discriminatie van holebi's in Oeganda" (nr. P2326)

- de heer Christophe Lacroix aan de eerste minister over "de discriminatie van holebi's in Oeganda" (nr. P2327)

02 Questions jointes de

- M. Patrick Dewael au premier ministre sur "la discrimination des lesbigays en Ouganda" (n° P2326)

- M. Christophe Lacroix au premier ministre sur "la discrimination des lesbigays en Ouganda" (n° P2327)

 

02.01  Patrick Dewael (Open Vld): Mijnheer de eerste minister, vorige maandag ondertekende de president van Oeganda een wet die personen met een andere geaardheid eigenlijk tot paria’s herleidt.

 

Een relatie met iemand van hetzelfde geslacht was al strafbaar in Oeganda, maar de betreffende wet gaat nog veel verder. Recidiverende homo’s kunnen een levenslange gevangenisstraf krijgen, elke vorm van promotie van homoseksualiteit wordt strafbaar, wat men daaronder ook moge begrijpen, en burgers die nalaten homo’s aan te geven, riskeren een celstraf.

 

De president noemde homoseksualiteit ‘walgelijk’. Ik meen dat hij met dat woord zijn nieuwe wet op een treffende manier heeft omschreven. Het is immers een onaanvaardbare aanval op de universele mensenrechten, die zijn gelijke niet heeft. Het doet ook sterk terugdenken aan de donkerste bladzijden van de 20e eeuw.

 

Mijnheer de eerste minister, het is des te meer een probleem, omdat Oeganda het vierde belangrijkste partnerland is voor de Belgische Ontwikkelingssamenwerking. Oeganda kreeg 17 miljoen euro in 2012. Onze ontwikkelingssamenwerking is precies gericht op respect voor democratie en op het promoten van de mensenrechten. Het valt moeilijk uit te leggen aan onze bevolking dat wij samenwerken met landen die op zo’n barbaarse manier omgaan met holebi’s.

 

België moet reageren, mijnheer de eerste minister. Gelet op onze internationale reputatie op het vlak van mensenrechten vind ik dat een krachtig signaal noodzakelijk is. Het is onze plicht bij de internationale organen, waaronder de Europese Unie, de andere lidstaten te overtuigen van onze positie.

 

Ik kom tot mijn vragen.

 

Ten eerste, heeft België al protest aangetekend tegen deze barbaarse wetgeving? Zo ja, op welke manier?

 

Ten tweede, moeten wij onze ontwikkelingssamenwerking met Oeganda niet herbekijken? De begrotingshulp kan bijvoorbeeld op korte termijn bevroren worden.

 

Ten derde, zal België het voortouw nemen om de lidstaten van de Europese Unie op een lijn te krijgen? Wat zal België voorstellen op de volgende Raad van Ministers van Binnenlandse Zaken?

 

Ten vierde en ten slotte, ook elders op het Afrikaanse continent worden alsmaar meer repressieve wetten tegen personen met een andere geaardheid aangenomen. Zal ons land dat ter sprake brengen op de EU-Afrika-top op 2 en 3 april eerstkomend?

 

02.02  Christophe Lacroix (PS): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, l'Ouganda! Voilà un pays partenaire devenu le symbole de l'intolérance envers les homosexuels! L'intolérance galopante a été érigée comme un choix de société par les autorités de ce pays. Malgré la pression internationale, le président ougandais a promulgué lundi la loi qui accentue la répression de l'homosexualité. Adoptée à une écrasante et, surtout, à une inquiétante majorité, celle-ci permettra littéralement à la persécution des gays et lesbiennes de passer à la vitesse supérieure.

 

M. Dewael a parlé des heures les plus sombres du XXe siècle; je partage tout à fait son analyse. Les groupes de pression religieux radicaux savourent aujourd'hui leur victoire pendant que les défenseurs des droits de l'homme expriment leur consternation.

 

Comment réagir face à une telle montée de l'intolérance, face à une légalisation de la haine? La réponse est difficile à trouver. Il ne s'agirait pas de sanctionner les populations bénéficiaires de l'aide au développement mais bien d'utiliser tous nos leviers politiques et diplomatiques afin de faire pression auprès des autorités ougandaises. Une réaction diplomatico-politique de la plus haute fermeté s'impose donc.

 

Monsieur le premier ministre, quels leviers politiques et diplomatiques la Belgique compte-t-elle utiliser vis-à-vis des autorités de ce pays partenaire? À la lumière des engagements internationaux de l'Ouganda, quelles pistes de pression existent-elles face à cette législation qui réprime l'homosexualité? Comment trouver un juste équilibre entre l'aide apportée aux populations qui sont les plus démunies du monde et le fait d'éviter que des fonds belges ou européens ne viennent soutenir de telles politiques?

 

02.03 Eerste minister Elio Di Rupo: Mijnheer de voorzitter, beste collega’s, ik heb met verbijstering kennisgenomen van de stemming in het Oegandese parlement over de wet die homoseksualiteit strafbaar stelt, en van de ondertekening ervan door de Oegandese president. De wet gaat regelrecht in tegen het recht op vrijheid, rechtvaardigheid en non-discriminatie.

 

Ces droits fondamentaux sont consacrés notamment dans la Charte des Nations unies et dans le Pacte sur les droits civils et politiques que l'Ouganda a ratifiés. Ces droits sont également inscrits dans la Constitution ougandaise elle-même.

 

Cette loi répressive et discriminatoire du Parlement ougandais est, bien entendu, totalement inacceptable. Le gouvernement belge condamne fermement cette décision du Parlement et du président ougandais.

 

Plusieurs représentants éminents de la communauté internationale, dont le secrétaire général des Nations unies, Ban Ki-moon, la haute représentante de l'Union européenne, Catherine Ashton, ou encore le président américain, Barack Obama, se sont également exprimés en ce sens.

 

Pour éviter toute ambiguïté, je voudrais rappeler que nous dénonçons ces violations des droits fondamentaux partout où elles se produisent dans le monde.

 

Beste collega’s, laten we duidelijk zijn. Onze veroordeling gebeurt niet om paternalistische of neokolonialistische redenen. We zijn er ons meer dan bewust van dat er ook in Europa belangrijke vooruitgang te boeken is en dat sommige Europese landen momenteel niet vreemd zijn aan discriminatie en achterhaalde gedragingen. In Oeganda zien we echter ook een schending van de meest fundamentele rechten. Daartegen geldt enkel een forse reactie.

 

Nous encourageons et soutenons chaque pays à évoluer dans le sens d'une meilleure application des droits fondamentaux. La Belgique appelle donc en premier lieu les autorités ougandaises à abolir cette loi intolérable.

 

Nous appelons également l'Union européenne, comme l'a d'ailleurs demandé M. Dewael, à agir concrètement. L'Union européenne dispose d'un ensemble de principes et de positions claires qui garantissent et protègent les droits des personnes LGBT. J'en parlerai d'ailleurs au sommet européen.

 

België wil de kwestie ook op de agenda plaatsen van de top tussen de Europese Unie en Afrika die op 2 en 3 april in Brussel plaatsvindt. België heeft al tekstvoorstellen over het respect voor de fundamentele rechten geformuleerd, die tijdens de top besproken zullen worden.

 

Chers collègues, autant nous condamnons les autorités ougandaises, autant nous ne voulons pas que le peuple ougandais souffre davantage des décisions liberticides de ses autorités. L'aide actuelle de la Belgique à l'Ouganda ne porte pas sur la coopération à la Justice ou à la police ougandaises, mais sur l'éducation et les soins de santé.

 

Omdat het om projecten in verband met onderwijs en gezondheidszorg gaat, denk ik dat we onze ontwikkelingshulp niet mogen opschorten. Natuurlijk zullen we erover waken dat de Belgische projecten zich volledig blijven inschrijven in het respect voor de fundamentele rechten.

 

Nous veillerons également, comme vous l'avez d'ailleurs demandé, monsieur Dewael, à ce que cette aide puisse contribuer à une meilleure tolérance, notamment dans la société ougandaise en général.

 

Ten slotte, twijfel ik er niet aan dat het commissariaat voor de vluchtelingen in ons land rekening zal houden met de nieuwe wetgeving bij het onderzoek van de asielaanvragen.

 

Chers collègues, pour terminer, j'affirmerai avec force que toutes celles et tous ceux qui ont à cœur de faire avancer les questions éthiques sont d'accord. Permettez-moi de rappeler ce qui, pour bon nombre d'entre nous, est une évidence, mais qui ne l'est malheureusement pas pour tout le monde: une société démocratique s'honore lorsqu'elle renforce et élargit les libertés fondamentales. C'est ce que nous avons fait en Belgique, notamment avec les lois anti-discrimination et celles en faveur du mariage et de l'adoption pour les couples de même sexe. Élargir des droits à tous ne réduit en rien les droits de ceux qui en bénéficiaient déjà.

 

02.04  Patrick Dewael (Open Vld): Mijnheer de eerste minister, ons land heeft een progressieve traditie op het vlak van de verdediging van de mensenrechten en wij moeten op die lijn kunnen verder gaan. Ik wil toch benadrukken dat onze ontwikkelingssamenwerking hoe dan ook blijvend moet gericht zijn op de versterking van de democratie en het respect voor de mensenrechten.

 

De wetgeving die in Oeganda goedgekeurd is, staat die doelstelling absoluut in de weg en is totaal onaanvaardbaar. Wij zullen dus moeten onderzoeken wat wij doen met onze ontwikkelingssamenwerking en ik begrijp uw bekommernis aangaande de noden van de bevolking. Wij moeten in de onderhandelingen met dat land duidelijk maken dat de ontwikkelingssamenwerking en hulp, die wij geven, niet zomaar gratuit is, dat wij er effectief ook iets tegenover gesteld willen zien. Het is alleen op die manier, door daarmee te dreigen, dat ons land geloofwaardig zal zijn.

 

Wij moeten aantonen dat wij achteruitgang op dat vlak niet zullen accepteren.

 

02.05  Christophe Lacroix (PS): Monsieur le premier ministre, je vous remercie pour votre réponse. Mon groupe condamne bien évidemment avec la plus grande fermeté, comme la plupart de nos collègues d'ailleurs, une telle loi de même que toutes les législations qui s'en approchent.

 

Je tiens cependant à rappeler que la coopération au développement est avant tout un instrument positif de solidarité. Vous avez vous-même expliqué que les montants dédicacés au peuple ougandais allaient vers l'éducation et les soins de santé.

 

Mais qu'on ne s'y méprenne pas, s'il s'agit d'une des lois les plus sévères d'Afrique en la matière, cette loi ne doit cependant pas nous faire oublier la face immergée de l'iceberg. La lutte contre le gay bouc émissaire et plus largement contre toutes les discriminations ne s'arrête hélas pas à ce pays partenaire. Le vivre ensemble, le droit à la différence sont aujourd'hui menacés un peu partout dans le monde. La situation africaine est, certes, des plus interpellantes. Mais plus proche de nous, en Europe, le combat pour le vivre ensemble et pour que chacun puisse vivre sa vie est aujourd'hui toujours d'actualité.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

03 Vraag van de heer Peter Dedecker aan de eerste minister over "het bezoldigingsbeleid van de regering (FSMA)" (nr. P2328)

03 Question de M. Peter Dedecker au premier ministre sur "la politique gouvernementale en matière de rémunérations (FSMA)" (n° P2328)

 

03.01  Peter Dedecker (N-VA): Mijnheer de voorzitter, collega’s, nooit werd in een legislatuur zoveel gediscussieerd over toplonen als in deze. De regering stelde zich zeer stoer op: er zou een absolute grens komen van de toplonen, ook in overheidsbedrijven. Nadien moest minister Labille echter toegeven dat dit toch niet zo vanzelfsprekend zou zijn; veel geblaat maar weinig wol.

 

Hetzelfde stellen we vast bij de FSMA. De grootste schande hier is dat niemand minder dan Jean-Paul Servais herbenoemd werd. Jean-Paul Servais is de man over wie het Franse Rekenhof een heel blunderboek heeft volgeschreven. De Guust Flater van de bankencrisis stelde dat de val van Lehman Brothers in ons land nauwelijks een effect zou hebben. Het effect zou verwaarloosbaar zijn. Die man, wie het Franse Rekenhof weinig minder dan algehele incompetentie toedichtte, werd op 1 september door deze regering niet alleen herbenoemd, hij verdient vandaag, zes maanden na zijn herbenoeming, ook nog altijd 420 000 euro. Deze regering had nochtans beslist dat voor overheidstoplui een absoluut plafond van 290 000 euro zou komen. Het loon van 420 000 euro van de heer Servais – Guust Flater – is een ware kaakslag voor de overheidstoplui die wel goed werk leveren en wel competent zijn. Waarom is er daaraan nog niets veranderd?

 

Mijnheer de minister, hoe verklaart u dat? Waarom is er nog niets gebeurd? Wat zult u daaraan doen? Zult u ook een afwijking van 10 % toestaan, zoals hier en daar gesuggereerd wordt?

 

03.02 Minister Johan Vande Lanotte: Mijnheer de voorzitter, waarde collega’s, het is altijd aandoenlijk wanneer een partij die vindt dat toplonen beperken een vorm van bolsjewisme is, interpelleert omdat een loon te hoog is. Dat heeft veel weg van krokodillentranen die we hier zien plengen.

 

Wat de heer Servais betreft, heeft de regering beslist om hem bij zijn wederaanstelling op dezelfde manier te behandelen als de anderen. Dat betekent voor de regering dat zijn loon op 290 000 euro zal worden vastgelegd.

 

Bij de FSMA is er echter geen raad van bestuur die daarover beslist. De procedure bij de FSMA houdt in dat een raad van toezicht daarover een advies moet geven.

 

De regering heeft enkele maanden geleden duidelijk gezegd dat zij de vergoeding van het voorzitterschap van de FSMA wenst te matigen in lijn met de matiging bepaald voor de voorzitters van de directiecomités van de publieke ondernemingen. Dat betekent dus een vergoeding van 290 000 euro. De regering verzoekt de raad daarover een advies te verstrekken. Het advies wordt verwacht half maart. Op het ogenblik dat het directiecomité volledig hernieuwd wordt, op 1 mei, zal de vergoeding van 290 000 euro dan ook van toepassing zijn, niet meer en niet minder.

 

03.03  Peter Dedecker (N-VA): Mijnheer de minister, allereerst denk ik niet dat u ons op dat vlak lessen moet leren. Wij zouden de voorzitter nooit hebben herbenoemd. Dat is de ware schande.

 

Opnieuw, een half jaar na datum, nog altijd veel geblaat en weinig wol. Dat is toch wel vreemd.

 

Toen het ging over de lonen van zij die bij Dexia het puin moeten ruimen, was het kot hier te klein, met de socialisten op kop. Ik stel vast dat diezelfde partijen er een compleet andere moraal op nahouden als het gaat over de politiek benoemde vrienden, als het gaat over mensen die royaal werden betaald om vooral hun job niet te doen. Mijnheer Van der Maelen, waar blijft uw ingehouden verontwaardiging vandaag? Ik heb die hier vandaag niet gehoord.

 

Desondanks, zoals gezegd, is het grootste probleem eigenlijk niet het loon van de heer Servais. Het grootste probleem is dat de heer Servais er nog altijd is. Dat is het probleem!

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Questions jointes de

- M. Damien Thiéry à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "l'hépatite C" (n° P2329)

- Mme Catherine Fonck à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "l'hépatite C" (n° P2330)

04 Samengevoegde vragen van

- de heer Damien Thiéry aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "hepatitis C" (nr. P2329)

- mevrouw Catherine Fonck aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "hepatitis C" (nr. P2330)

 

04.01  Damien Thiéry (MR): Monsieur le président, madame la ministre, chers collègues, j'ai eu l'occasion d'assister la semaine dernière - comme certains d'entre vous - à un congrès de gastro-entérologie et, plus particulièrement, à une session qui portait sur l'hépatite C.

 

En définitive, si l'on en croit les nouvelles études ou encore les présentations qui ont été faites, nous devrions nous réjouir. En effet, nous nous dirigeons vers des traitements innovants et plus efficaces qui nous permettront de nous passer de l'Interferon - ce qui constitue une grande avancée. N'oublions pas non plus que ces traitements auront une durée qui sera largement inférieure à ce que nous connaissons pour l'instant. Dès lors, il faudrait essayer de combiner ces avantages thérapeutiques avec un excellent dépistage, surtout pour les patients qui s'ignorent. Nous savons que, pour cette pathologie, il y en a beaucoup.

 

Nous sommes plusieurs à avoir signé une proposition de résolution le 3 mai 2012, si ma mémoire est bonne. J'ai d'ailleurs le texte sous les yeux. Il comporte huit recommandations et m'a permis de rester conscient du souci des patients, des associations de patients, du travail réalisé par le corps médical et les chercheurs. Nous sommes en mesure de considérer que tout avance convenablement. Et puis, patatras! J'apprends que le plan hépatite C sur lequel vous avez énormément travaillé est mort-né. Cela résulte probablement d'un désaccord entre le fédéral et les Régions. Il semble qu'ils aient choisi de ne pas décider avant les élections.

 

Madame la ministre, je voudrais évidemment vous poser plusieurs questions.

 

L'hépatite C reste-t-elle une priorité pour vous en termes de santé publique? Qu'en est-il de l'état d'avancement de la résolution? Réservez-vous un sort précis et rapide au plan hépatite C? J'ai entendu qu'il était impossible de le faire passer du niveau B au niveau A? Avez-vous vraiment pris l'engagement de garantir un accès rapide aux nouveaux traitements? Enfin, une étude montre que, chaque année, on déplore 300 décès par an en raison des pathologies du foie. Pour 2030, on évalue ces morts à 600. Qu'allez-vous entreprendre pour éviter cela?

 

04.02  Catherine Fonck (cdH): Monsieur le président, mesdames les ministres, chers collègues, j'ai appris que le plan hépatite C n'avait pas été validé en conférence interministérielle. Ce plan avait pourtant été élaboré grâce à l'expertise des médecins, des scientifiques et des associations de patients.

 

Depuis que je suis en politique, depuis dix ans, je m'investis dans ce dossier. Vous le savez tous, chers collègues, la lutte contre l'hépatite C a des enjeux majeurs. C'est une maladie grave; 70 000 Belges au moins sont contaminés par ce virus; plus de 30 000 d'ailleurs l'ignorent et sont à l'origine de nouvelles contaminations. On sait aussi que le taux de mortalité est élevé.

 

La raison invoquée pour justifier le blocage en Conférence interministérielle est la sixième réforme de l'État. Certains points concernent la prévention, le dépistage et la prise en charge des patients.

 

Madame la ministre, si la sixième réforme de l'État est une chose - nous aurions pu d'ailleurs voter à mon initiative en 2012 une proposition de résolution pour avancer notamment dans la prise en charge des patients -, rien ne vous empêche aujourd'hui de concrétiser les mesures pouvant être prises au niveau fédéral, que ce soit en termes de remboursement de certains traitements, y compris lorsqu'on ne fait pas de biopsie du foie, en termes d'accès à certains vaccins ou de types de diagnostics.

 

C'est ma demande aujourd'hui: avançons à tout le moins au niveau fédéral et concrétisons les mesures qui peuvent l'être à notre niveau. Il en va de la vie de très nombreux patients!

 

04.03  Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, chers collègues, beaucoup d'informations alarmistes ont été communiquées par voie de presse. Je voudrais donc dire à ces patients atteints d'hépatite C - qui peut-être nous écoutent -, qu'aujourd'hui, nous travaillons déjà avec une prise en charge de la maladie.

 

Il est déjà possible en Belgique de se faire dépister gratuitement et anonymement. Tous les bénéficiaires de l'assurance soins de santé peuvent demander un test au médecin de leur choix; le test et la consultation sont remboursés.

 

En matière de prise en charge, le traitement de l'hépatite C fait déjà l'objet d'un remboursement. Pour les nouveaux traitements, mentionnés notamment par notre collègue M. Thiéry, il est évident que, dès que les procédures de reconnaissance seront terminées, nous allons les prendre en charge au niveau fédéral.

 

Évidemment, tout un travail est déjà réalisé. Ceci dit, le parlement avait raison de voter une résolution pour aller plus loin dans la prise en charge. J'ai tout à fait soutenu cette dynamique. En effet, l'hépatite C et ses modes de transmission restent encore beaucoup trop méconnus en Belgique. Le dépistage reste encore trop tardif alors qu'un dépistage précoce est essentiel pour un traitement efficace. En Belgique, 50 % des porteurs ignoreraient leur séropositivité. Enfin, il n'existe pas encore de prise en charge multidisciplinaire du patient, alors que les patients souffrant d'hépatite C en ont grandement besoin.

 

Dès lors, suite à la résolution du parlement et avec l'accord de mes collègues des Communautés et Régions, j'ai pris la direction d'un groupe de travail avec les professionnels et les associations de patients pour construire un plan, un peu sur le modèle du plan cancer ou du plan VIH-sida. Nous avons eu un accord avec les professionnels et un accord avec les organisations de patients.

 

J'ai transmis ce plan à mes collègues des Communautés et Régions. Ma collègue en charge de la Santé au niveau de Bruxelles, suivie et soutenue par ses autres collègues, a demandé un peu de temps afin de voir, en fonction des nouvelles compétences transférées par la sixième réforme de l'État, comment cette prise en charge du plan allait être faite.

 

Autrement dit, ce plan n'est pas du tout abandonné. Il y a simplement eu une demande de temps pour l'examiner.

 

Cela étant dit, comme le temps presse malgré tout, j'ai demandé à mes collègues si on ne pouvait pas se voir dans le mois ou le mois et demi pour essayer de s'accorder sur les principes du plan. En attendant, soyez sûrs que nous allons, au niveau fédéral, continuer à avancer là où nous le pouvons, dans le respect des principes qui ont fait consensus avec les professionnels et les organisations de patients.

 

04.04  Damien Thiéry (MR): Madame la ministre, j'entends qu'un certain travail a déjà été effectué. J'entends aussi que le dossier est bloqué quelque part entre le fédéral et les Régions à cause de la sixième réforme de l'État. Je pense qu'il aurait été de bon aloi de travailler en parallèle et de tenir systématiquement au courant les Régions ou les Communautés de l'état d'avancement de vos travaux. À ma connaissance, vous avez des contacts à tous les niveaux de pouvoir.

 

La seule chose que je retiens de tout ceci est qu'il manque une signature politique pour faire avaliser ce plan hépatite C. Madame la ministre, il ne faut pas me faire croire que nous arriverons à un accord et à une mise en application de ce plan avant les élections! Cela signifie que l'application sera reportée au mois d'octobre voire en 2015 au plus tôt!

 

Chaque année, entre 250 et 300 personnes décèdent d'une maladie du foie alors que nous aurons sous peu la possibilité de les soigner! C'est là que cela pose un problème de conscience à tout le monde! Je ne voudrais pas être à votre place!

 

04.05  Catherine Fonck (cdH): Madame la ministre, je vous remercie de votre réponse.

 

Reconnaissons-le, cela fait des années que ce plan hépatite C aurait dû être mis en place. De notre côté, que ce soit Georges Dallemagne ou moi-même, nous avons insisté sur ce point auprès de vous ainsi que de vos prédécesseurs. Il faut vraiment avancer!

 

Par ailleurs, je vous ai demandé d'avancer de manière concrète, avant la fin de cette législature, et d'apporter des réponses pour ce qui concerne les mesures fédérales, en particulier relatives aux traitements. En effet, de nouveaux traitements ont vu le jour, essentiels pour les patients. Vous aviez répondu oui à ma demande.

 

Madame la ministre, j'espère que vous assurerez cet engagement qui me paraît important. En cette matière, vous aurez mon soutien.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

05 Vraag van de heer Roel Deseyn aan de minister van Middenstand, Kmo's, Zelfstandigen en Landbouw over "de zondagsopening van Aldi en Lidl en de erkenning van Kortrijk als toeristisch centrum" (nr. P2332)

05 Question de M. Roel Deseyn à la ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l'Agriculture sur "l'ouverture dominicale des magasins Aldi et Lidl et la reconnaissance de Courtrai comme centre touristique" (n° P2332)

 

05.01  Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, het is inderdaad een hele mond vol, maar het gaat dan ook over veel interessante dingen die men op zondag kan doen. Men kan zijn kinderen naar de chiro of de scouts brengen. Men kan eens lekker sporten. Men kan wat uitwaaien aan zee, een voetbalpartijtje meenemen of een boswandeling maken.

 

Het probleem is dat die zondagsrust aan steeds meer mensen in ons land wordt ontzegd. Ik richt ook in het bijzonder het woord aan mevrouw De Coninck, de minister van Werk. Heel de wetgeving inzake zondagsrust en openingstijden is een heel complexe materie die niet alleen onder de bevoegdheid valt van de minister van Middenstand en KMO’s, maar ook de minister van Werk.

 

Mijnheer de voorzitter, een en ander is nauw gekoppeld aan de erkenning van toeristisch centrum, en dat is een zeer problematisch begrip. De lijstjes die in de KB’s van minister Laruelle vermeld staan, verschillen van de criteria van de minister van Werk. Men zou kunnen zeggen dat het goed is om in bepaalde gevallen naar de supermarkt te kunnen gaan als men op reis is aan zee. Voor badplaatsen is het vrij eenvoudig om het criterium te bepalen. Voor de toeristische centra ligt dit natuurlijk helemaal anders.

 

De CD&V-fractie vindt het zeer belangrijk dat er een rustpunt in de week is, dat er respect is voor de zondagsrust en dat die ook zoveel mogelijk in ere wordt gehouden. Na de recente erkenning als toeristisch centrum van een stad als Kortrijk rijst de vraag hoe het nu verder moet als twee ministers hun fiat moeten geven. Moeten de criteria cumulatief worden gehanteerd? Waarom kan een stad als Kortrijk als toeristisch centrum worden erkend? Moet men niet heel strikt nazien dat alle criteria vervuld zijn? Bent u beiden als minister niet gevoelig voor het argument “waardig werk”? Als mensen hun zondag opofferen om te gaan werken, levert dit amper 30 euro extra op.

 

U kunt natuurlijk de oude en nieuwe wetgeving uit de doeken doen. Het is evenwel belangrijk om uw visies te kennen als minister. Collega’s, weet u dat 99 % van de werknemers niet bereid is om op zondag te werken? Als men een bevraging doet bij de handelaars, mevrouw de minister, constateert men dat maar liefst zeven op tien handelaars het helemaal niet zien zitten om ook op zondag hun zaak open te houden.

 

Er is een aantal erkenningen, maar de vraag is hoe laks men omgaat met het aantal overnachtingen. Als men spreekt over 55 000 overnachtingen, hoe wordt dat dan bewezen? En wat is de link met toerisme, want in vele steden gaat het om overnachtingen met zakelijke redenen?

 

Natuurlijk zijn de lokale besturen vaak initiatiefnemer, maar het is belangrijk voor de toekomst, mevrouw de minister, dat wanneer zo’n aanvraag gebeurt, er verplicht een advies moet worden bijgevoegd van de verschillende actoren – de sociale partners, het overleg met de handelaars en de vertegenwoordigers van het winkelpersoneel. Dat zou een goede aanpassing zijn aan de reglementering. Nu is er immers een zeer groot spanningsveld. Enerzijds, zijn er de anonieme investeringsgroepen die natuurlijk de openingstijden willen maximaliseren, anderzijds, zijn er de handelaars en werknemers die dat niet zien zitten.

 

Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, is het dossier van Kortrijk definitief goedgekeurd op alle echelons van de regering, zowel in het departement KMO en Economie als in het departement Tewerkstelling?

 

Wat zal er gebeuren met het handhavingsbeleid? Wordt er genoeg gecontroleerd of alle criteria voldoende zijn ingevuld, want blijkbaar moeten heel wat cases in de praktijk ook geseponeerd worden?

 

Hoe staat u tegenover een harmonisatie van de respectievelijke wetgevingen ter zake?

 

05.02 Minister Sabine Laruelle: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Deseyn, de stad Antwerpen heeft ook gevraagd als toeristisch centrum te worden erkend. Ik hoop dat alle leden van de gemeenteraad van Antwerpen al de adviezen die u hebt aangehaald zullen opvragen en aan mijn collega en mijzelf zullen geven vooraleer tot de aanvraag van de erkenning over te gaan.

 

De tewerkstellingsmodaliteiten en de zondagsrust vallen niet onder mijn bevoegdheid als minister van Kmo’s, maar wel onder de bevoegdheid van mijn collega van Werk.

 

De wet uit 2006 op de openingsuren maakt het reeds voor elke winkel mogelijk, zonder enige erkenning, om open te zijn op zondag. Het is dus voor alle winkels al mogelijk met het oog op de wet die onder mijn bevoegdheid valt. De verplichting bestaat er echter in 24 uur onafgebroken gesloten te zijn, tijdens de week of tijdens het weekend.

 

De aanvraag om erkend te worden als toeristisch centrum moet worden ingediend bij de FOD Economie. De FOD Economie maakt een analyse een baseert zich daarvoor op de criteria van het koninklijk besluit van 16 juni 2009. Ik citeer de drie criteria: een erkend toeristisch onthaal, het cruciaal belang van het toerisme voor de economie van de gemeente of het deel van de betrokken gemeente en de toevloed van toeristen die er verblijven of passeren door het bestaan van toeristische attracties.

 

Na deze analyse stelt de FOD Economie de erkenning of de weigering van de erkenning voor. Voor de stad Kortrijk heeft de FOD Economie een erkenning voorgesteld. Ik heb het advies van mijn administratie gevolgd. Ik doe dat trouwens altijd. De administratie moet haar analyse baseren op de drie criteria.

 

Wat de mogelijke aanpassing van de criteria betreft moet ik naar de volgende regering verwijzen. In het verleden werd al veel werk verricht om een harmonisatie te krijgen tussen de twee wetten. Misschien zal de volgende regering hier verder mee gaan.

 

Le président: Puis-je demander aux membres qui posent des questions et aux ministres qui donnent des réponses d'essayer de faire preuve d'un esprit de synthèse?

 

05.03  Roel Deseyn (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor de antwoorden. Met de beknoptheid die mij eigen is zal ik even kort repliceren.

 

Weet u wat het probleem is? Bepaalde investeringsgroepen eisen dat wanneer men open kan zijn er dan ook moet worden geopend, dat er boeteclausules in de contracten zijn opgenomen en dat het veel goedkoper is om personeel ook op zondag tewerk te stellen dan als retailer de boete te betalen. Dat is natuurlijk problematisch. Ik raad u als minister aan om ook daar even onderzoek naar te voeren: zijn dergelijke clausules voor de middenstand wel rechtsgeldig? Dat zijn soms wurgcontracten.

 

Wat gebeurt er? De winkelcentra moeten openen en de buurt moet volgen. De kleinhandelaar wenst dat eigenlijk niet, maar een euro kan maar éénmaal worden uitgegeven en dus stelt hij dat als die zondag mogelijk bij zijn buur wordt uitgegeven, hij ook maar zijn zaak zal openen. Dat is een zeer problematische situatie.

 

Ik hoop, dames ministers, dat er vanuit het standpunt van waardig werk verhoogde aandacht zal zijn voor deze problematiek. De mensen die hebben opgeroepen voor Aldi’s en Lidls verdienen zeker dit politieke antwoord.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Vraag van mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Werk over "het voornemen van de minister om het paritair comité voor de baggersector te wijzigen" (nr. P2333)

06 Question de Mme Carina Van Cauter à la ministre de l'Emploi sur "le projet ministériel de modifier la commission paritaire pour le secteur du dragage" (n° P2333)

 

06.01  Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega’s, er zijn in dit land gelukkig ook nog sectoren die excelleren. Een van deze sectoren is ongetwijfeld de baggersector, die wereldwijd vermaard is en meer dan tienduizend arbeidsplaatsen telt. De baggeraars zijn trouwens, naar ik verneem, zeer gegeerde en aantrekkelijke werkgevers. Zij kennen een traditie van sociaal overleg en sociale vrede. Voor het ogenblik gaat het dus goed in de baggersector.

 

Mevrouw de minister, groot was dan ook mijn verbazing, toen ik van de sector vernam dat er, zonder enig sociaal en voorafgaand overleg, in het Belgisch Staatsblad een intentieverklaring is gepubliceerd waarin u de intentie uit om het paritair comité voor het bouwbedrijf, waaronder de baggeraars vandaag ressorteren, te beperken. U wil de baggeraars, afhankelijk van het schip waarop zij zijn tewerkgesteld, in de toekomst onder het paritair comité van de koopvaardij doen ressorteren.

 

Mevrouw de minister, een dergelijke beslissing, in de veronderstelling dat u uw intentie ook daadwerkelijk zou uitvoeren, zou voor de tewerkstelling in de sector nefast zijn. U weet zeer goed dat er in de baggersector nood is aan flexibiliteit. Afwisselend moeten vaste constructies en varende constructies, schepen als men ze zo kan noemen, worden ingezet om bepaalde werken uit te voeren op het terrein.

 

Indien u beslist bepaalde werknemers in een ander paritair comité onder te brengen, zou dat met zich brengen dat werknemers die op een bepaalde plaats zijn tewerkgesteld en vervolgens op een andere plaats op een varend schip moeten baggeren, dat niet meer zouden kunnen en dat hun ontslag zou volgen. Dat is nefast voor de werkgever die uiteraard een beroep moet kunnen doen op flexibel personeel. Dat is ook nefast voor degenen die in de baggersector zijn tewerkgesteld want voor hen staat jobverlies op het spel. Bovendien zou het niet-varend personeel dat uit baggeraars bestaat, onder het paritair comité 110 vallen wat nefast is voor hun sociaal statuut.

 

Mevrouw de minister, waarom is er geen voorafgaand sociaal overleg geweest?

 

Zult u het eensluidend negatief advies volgen van de sector, van de werkgevers- en de werknemersorganisaties, die bezwaar hebben gemaakt tegen de wijziging van het paritair comité?

 

06.02 Minister Monica De Coninck: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Van Cauter, het is inderdaad zo dat ik in het Belgisch Staatsblad van 5 februari de betrokken organisaties informeer dat ik overweeg om een wijziging aan te brengen aan de bevoegdheidsomschrijving van het paritair comité voor het bouwbedrijf (PC 124) naar het paritair comité voor de koopvaardij.

 

Waarom gebeurt dat? Dat komt omdat er een omzetting is geweest in de Belgische wetgeving door het verdrag betreffende de maritieme arbeid van de internationale arbeidsorganisatie. Het betreft bepaalde verantwoordelijkheden van de vlaggenstaat inzake de naleving en de handhaving van het verdrag.

 

Momenteel is de sector van de koopvaardij conform aan de bepalingen van het verdrag betreffende de maritieme arbeid, maar de sector van het bouwbedrijf niet. Het is dus logisch dat deze maatregel voor het varend personeel van de baggersector wordt overwogen.

 

De praktische impact is dat het varend personeel van baggerwerken vanaf de inwerkingtreding van deze wijziging onder het paritair comité voor de koopvaardij zal vallen. Het gaat alleen om het varend personeel. Zowel de werklieden als de bedienden van de ondernemingen die baggerwerken uitvoeren, zullen na deze wijziging onder het paritair comité voor de koopvaardij vallen.

 

De niet-varende bedienden zijn niet bij deze overgang betrokken en blijven onder het paritair comité voor het bouwbedrijf. Het ligt, ten slotte, in mijn bedoeling de niet-varende arbeiders van de baggerbedrijven ook niet te betrekken bij deze overgang en dus onder het paritair comité van het bouwbedrijf te behouden.

 

Le président: Normalement, la réplique dure une minute, madame Van Cauter.

 

06.03  Carina Van Cauter (Open Vld): Mais c’est important, monsieur le Président.

 

Le président: Tout est important dans cette assemblée.

 

06.04  Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, hier staat een aanzienlijk aantal werkplaatsen op het spel. Als wij daarover niet mogen interveniëren, zitten wij hier niet op onze plaats.

 

Mevrouw de minister, u hebt niet geantwoord op de vraag waarom u een breuk maakt met de traditie van sociaal overleg. Waarom vond er geen enkel overleg plaats alvorens u uw intentieverklaring aflegde? Blijkbaar bestaat sociaal overleg voor de sp.a wel op papier, maar niet meer in de praktijk. Dat heb ik genoteerd.

 

Ingevolge de richtlijn waarnaar u verwees, is er een aanpassing gekomen aan de cao voor de bouwsector. Ik bespaar u de technische details, u zult ze trouwens wel kennen. In ieder geval, de cao van de bouwsector is aangepast en conform het Europees recht. Waarom wil u dan morrelen aan een sector waar alles al conform de Europese regels geregeld is, tot grote tevredenheid van de werknemers? Daar zijn voldoende arbeidsplaatsen en daar gaat alles goed. Waarom wil u dat op het spel zetten door risico’s te nemen?

 

Tot slot vraag ik u, alstublieft, mevrouw de minister, houd rekening met het negatief advies. U spreekt daar niet over. De sociale partners, werkgevers en werknemers, hebben eensluidend negatief geadviseerd. U spreekt daar echter niet over. Het minste wat u zou kunnen doen, is met die mensen communiceren. U moet niet alleen naar hen luisteren maar ook rekening met hen houden!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van mevrouw Nik Van Gool aan de minister van Werk over "de sluiting van Heinz in Turnhout" (nr. P2334)

07 Question de Mme Nik Van Gool à la ministre de l'Emploi sur "la fermeture de Heinz à Turnhout" (n° P2334)

 

07.01  Nik Van Gool (CD&V): Mevrouw de minister, gisteren kregen 200 werknemers van Heinz Turnhout na een bijzondere ondernemingsraad het zware verdict te horen dat hun bedrijf sluit in december 2014. Dat is een onverwacht zware opdoffer, in eerste instantie voor de getroffen families, voor de vaders en de moeders die elke dag de kost verdienen in die fabriek, en in tweede instantie voor de regio Turnhout, waar het al moeilijker is om werk te vinden.

 

Hoewel de bonden in oktober 2013 reeds vreesden voor banenverlies naar aanleiding van de stopzetting van het contract met McDonalds, werd het personeel toen gerustgesteld met de boodschap dat dit geen impact zou hebben op de werkgelegenheid. De lokale directie is volgens de vakbonden mede het slachtoffer van de sluiting. Het gevoel leeft dat de beslissing met een pennentrek werd genomen op de hoofdzetel in Brazilië. De directie stelt dat de beslissing onder andere werd genomen op basis van de locatie van de fabriek, de noodzaak om in het transport een efficiëntieslag te slaan en het feit dat er sprake is van overcapaciteit.

 

Mevrouw de minister, welke redenen worden er exact gegeven voor de sluiting van de fabriek? Wanneer zal de procedure in het kader van de wet-Renault in werking treden? Hoe schat u de kans in dat die procedure zal leiden tot het redden van de vestiging of van de banen? Welke maatregelen zult u nemen voor de ontslagen werknemers?

 

Ik verwijs ook graag naar het regeerakkoord, waarin u in een evaluatie voorziet van de wet-Renault. U kondigde een aanpassing van de wet aan, opdat u sneller zou kunnen reageren op noodsituaties. Hoe verlopen de onderhandelingen met de sociale partners hieromtrent? In welke aanpassingen voorziet u? Wanneer mogen we die aanpassingen verwachten?

 

Ten slotte, wil ik u een laatste en misschien suggestieve vraag stellen. Volstaat de huidige wettelijke regeling van informatie over de sociale en economische situatie van hun onderneming voor werknemers om werknemersvertegenwoordigers tijdig en correct te informeren over een mogelijke bedrijfssluiting?

 

07.02 Minister Monica De Coninck: Mijnheer de voorzitter, beste collega’s, net als u betreur ik de aankondiging van Heinz gisteren dat het zijn productievestiging in Turnhout sluit.

 

Er is vandaag in de pers nogal wat verschenen over de redenen van de sluiting. Heinz noemt de sluiting zelf een cruciale stap om in een uitdagende omgeving effectiever en efficiënter te werken. Het lijkt echter heel erg op een brute besparing in een mooi en vooral rendabel bedrijf. De jongste tijd hebben wij al dikwijls gezien dat zelfs rendabele bedrijven bepaalde vestigingen sluiten en verhuizen, omdat men dan nog meer winst kan maken. Ik verwijs ook naar de winstcijfers van ArcelorMittal vorig jaar. Men vraagt zich af waarom het bedrijf dergelijke ingrepen doet.

 

U vraagt hoe wij de ontslagen zullen begeleiden. Zo ver zijn wij natuurlijk nog niet. Eerst moet de procedure-Renault worden afgewerkt. Die begint met een informatieronde, gevolgd door een consultatiefase. Als de sluiting wordt bevestigd, zullen de vakbonden en de directie onderhandelen over een sociaal plan. Er dient ook eventueel een herstructureringsplan te worden opgemaakt met begeleidende maatregelen voor de betrokken werknemers met het oog op onder andere hertewerkstelling en vorming.

 

Ik kan daar nu nog niet in optreden. Als de gesprekken mislopen, moeten wij ze natuurlijk wel faciliteren, eventueel door een sociale bemiddelaar. Dat betekent echter ook dat ik daar als minister van Werk geen uitspraken over kan doen.

 

Voor alle duidelijkheid, met betrekking tot werkloosheidsvergoeding met bedrijfstoeslag, het zogenaamde brugpensioen – al is dat echt wel een verkeerd woord –, houd ik vast aan mijn standpunt, dat ik ook ten opzichte van andere bedrijven heb ingenomen: de werkloosheidsvergoeding met bedrijfstoeslag kan alleen maar het sluitstuk van het verhaal zijn; eerst moeten alle andere maatregelen worden bekeken.

 

Over de loonlastendiscussie zal ik niets zeggen. De eerste minister is daar al op ingegaan. Ik wil geen opmerking krijgen van de voorzitter dat ik te lang spreek.

 

Ik ben heel bezorgd over de werkloosheid in het algemeen en de jeugdwerkloosheid in het bijzonder. De komende jaren gaan immers 500 000 werknemers met pensioen. Wij zouden deze periode eigenlijk moeten gebruiken om jonge mensen kansen te geven op werk, vorming en werkervaring, die men kan gebruiken in het kader van hertewerkstelling.

 

De regering heeft, naast een loonlastenvermindering, erg veel ingezet op het activeren van jonge werknemers. Ik heb hier zelf een voorstel voor werkcheques gedaan. Die zijn eenvoudig te gebruiken. Het systeem van de werkcheques is duidelijk. De centen zijn er. Het betekent ook een administratieve vereenvoudiging van het proces. Ik constateer echter dat er 37 goede redenen zijn, die er eigenlijk niet toe doen, als u het mij vraagt, om dat systeem nu nog niet in te voeren. Misschien zullen na de verkiezingen verlichte geesten dat dan wel invoeren.

 

07.03  Nik Van Gool (CD&V): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik hoop, samen met u, op een goede en respectvolle onderhandeling en afhandeling van het dossier. Ik hoop ook dat er in de toekomst werk gemaakt kan worden van een betere toepassing van de wet-Renault, zodat werknemers sneller en beter geïnformeerd worden en zodat zij kunnen participeren en mee alternatieven bedenken om de banenverliezen te beperken.

 

Ik verwijs ook naar een voorstel van resolutie betreffende het informatie- en expertiserecht voor personeelsafgevaardigden in ondernemingsraden van mijn collega’s Vercamer en Lanjri. Ik hoop dat daar werk van gemaakt wordt en ik dank u voor uw inzet.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

08 Question de M. Laurent Louis au ministre des Entreprises publiques et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "la nomination de M. Van Gerven à la tête de bpost" (n° P2335)

08 Vraag van de heer Laurent Louis aan de minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de benoeming van de heer Van Gerven aan het hoofd van bpost" (nr. P2335)

 

08.01  Laurent Louis (indép.): Monsieur le président, depuis quatre ans, je vous dis que la pauvreté se propage. Depuis quatre ans, je vous répète que de plus en plus de Belges ont du mal à remplir leur frigo, à offrir de la viande à leurs enfants ou encore à se chauffer. Depuis quatre ans, vous me répondez que ce sont des conneries, des affabulations populistes. Populistes? Si vous voulez! Pourtant les faits plaident en ma faveur, puisque les chiffres du SPP Intégration sociale – des chiffres officiels donc – démontrent que la pauvreté explose en Belgique. Et c'est bien entendu le Hainaut, mon Hainaut détruit par vos magouilles, qui est le plus touché: 750 000 ménages, près de 20 % des ménages belges, n'arrivent plus à payer leur électricité.

 

Depuis quatre ans, je vous accuse, vous, votre gouvernement et les élus de ce pays, de travailler contre les intérêts du peuple. Je vous accuse de créer la précarité, de prendre en fait aux pauvres pour enrichir toujours un peu plus les riches ou vos amis. Là aussi, les faits me donnent raison. Depuis la fin de la Seconde Guerre mondiale, jamais nous n'avons connu autant de sans-abri, de familles pauvres ou de pensionnés miséreux. Jamais! Et malgré la crise, on apprend que les partis politiques se sont enrichis de 55 % depuis 2007: 55 % en 7 ans! Que voulez-vous, tout le monde ne connaît pas la crise! (Protestations)

 

Laissez-moi parler! J'en viens à la question: 75 millions d'euros, voilà ce qu'il y a sur les comptes en banque des partis politiques, sans compter les caisses noires, alors que le Belge crève la dalle! Et d'où vient cet argent? Il vient bien entendu des caisses de l'État, des impôts des travailleurs!

 

Dans le même ordre d'idées, nous avons appris cette semaine la nomination pour six ans de Koen Van Gerven à la tête de la poste avec un salaire annuel de 500 000 euros, environ 42 000 euros par mois pour s'asseoir comme un pacha dans son fauteuil en cuir bien au chaud dans son bureau, alors que nos facteurs, ces travailleurs courageux condamnés par leur direction à des cadences infernales, ne gagnent que 1 300 euros nets par mois! Comment peut-on accorder un salaire annuel de 500 000 euros au patron d'une entreprise publique? Comment justifier un tel écart salarial entre les facteurs et celui qui les dirige? Pourriez-vous me dire ce qui justifie un tel salaire? La poste existe déjà et fonctionne bien aujourd'hui. Que va donc apporter M. Van Gerven? A-t-il des idées en or, autres que son portefeuille? Comme de nombreux Belges, je me demande quel est l'emploi du temps d'un homme qui gagne autant d'argent par mois!

 

08.02  Jean-Pascal Labille, ministre: Monsieur le président, je vous remercie de m'avoir permis de répondre à une question de M. Louis. C'est tout un bonheur, un grand moment de poésie!

 

Tout d'abord, sur la procédure de nomination, je vous rappelle que le conseil d'administration de bpost, après consultation du comité de rémunération et de nomination, a formulé, ce lundi 24 février, une proposition au gouvernement concernant la nomination de M. Van Gerven en qualité d'administrateur délégué de bpost. Le Conseil des ministres a approuvé cette proposition ce mardi 25 février 2014 et nommé M. Van Gerven comme administrateur délégué de la société anonyme bpost de droit public pour un terme renouvelable de six ans.

 

En ce qui concerne sa rémunération, en l'absence de modification de la loi de 1991, je n'aurai de cesse de dire et de redire ce que j'avais appelé de tous mes vœux, à savoir que c'est le conseil d'administration qui reste compétent pour négocier les termes de cette convention liant l'administrateur délégué à l'entreprise, y compris les éléments salariaux.

 

Je me suis cependant assuré auprès de bpost que cette convention soit négociée dans le respect des règles édictées par le Conseil des ministres restreint du 18 décembre 2013. Pour rappel, ces règles sont: une rémunération fixe de maximum 500 000 euros bruts; une rémunération variable de maximum 150 000 euros en cas de réalisation de l'ensemble des objectifs fixés préalablement; des indemnités de départ limitées à douze mois de rémunération fixe, y compris les éventuelles indemnités pour clause de non-concurrence; des stock options interdits.

 

Sur la base du document Key Terms of Draft CEO Agreement, distribué au conseil d'administration ce lundi 24 février, document que le commissaire du gouvernement m'a transmis ce mardi 25 février, les règles édictées par le Conseil des ministres restreint sont respectées par l'entreprise et en particulier la pension complémentaire éventuelle de l'administrateur délégué est incluse dans l'enveloppe maximum de 650 000 euros.

 

Il dispose évidemment d'un certain nombre d'outils nécessaires à l'exercice de sa fonction comme, par exemple, une voiture de service ainsi qu'une couverture comme chaque employé en matière d'hospitalisation, de décès ou d'invalidité, pour lesquels d'ailleurs aucun remboursement à l'entreprise ou à lui-même n'est prévu en cas de non-réalisation du risque. Le salaire versé sera bien de maximum 650 000 euros, ce qui est conforme aux règles édictées par le gouvernement.

 

Et pour répondre à votre question, monsieur Louis, le salaire à bpost a été diminué de près de 50 % et celui à Belgacom de 70 %. Je pense avoir accompli mon travail!

 

08.03  Laurent Louis (indép.): Monsieur le président, monsieur le ministre, 650 000 euros, c'est encore mieux! Quel chanceux, ce monsieur Van Gerven… C'est vrai qu'il ne touchera que la moitié de ce que touchait Johnny Thijs, son prédécesseur.

 

Il ne faudrait pas se plaindre? Moi, je me plains. Je me plains au nom de tous ces travailleurs belges qui triment toute la semaine pour un salaire de misère. Ces travailleurs qui triment pour enrichir vos partis et payer les salaires de vos petits amis que vous placez, à droite et à gauche, à la tête des entreprises publiques. Je me plains au nom des travailleurs de Caterpillar, d'AGC, de Saint-Gobain qui risquent de perdre leur maison à cause de leur licenciement. M. Van Gerven, lui, pourra s'acheter deux ou trois maisons par an avec son salaire!

 

Vous avez fait de l'injustice sociale la règle absolue. En défendant de tels salaires et en ayant un patrimoine de plus de 10 millions d'euros, le Parti Socialiste démontre qu'il n'a plus de socialiste que le nom.

 

Je comprends pourquoi le patrimoine des partis politiques a été augmenté de 55 % en septembre: pour cacher les mensonges et la réalité, il faudra redoubler d'efforts, mais aussi dépenser des millions d'euros en campagnes électorales mensongères pour faire passer la pilule!

 

Un conseil: surtout, pendant les élections, ne venez plus nous parler de bain de sang social. Le bain de sang social, c'est vous qui le créez, vous avec vos costards à 3 000 euros et vos belles chaussures bien cirées! (Brouhaha)

 

Le président: On sent que c'est la période du Carnaval!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

09 Vraag van de heer Tanguy Veys aan de minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "de onverklaarbare schulden van de NMBS" (nr. P2336)

09 Question de M. Tanguy Veys au ministre des Entreprises publiques et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "les dettes inexplicables de la SNCB" (n° P2336)

 

09.01  Tanguy Veys (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, terwijl u wellicht uw dossiers al aan het inpakken bent en al afscheidsinterviews geeft, zouden wij toch mogen verwachten dat u ook orde op zaken stelt. Blijkbaar vallen nu al de eerste lijken uit de kast bij de NMBS. U bent blijkbaar al begonnen met het opruimen van de kast van de heer Descheemaecker en misschien kunt u straks ook beginnen met de kast van Jannie Haek.

 

Wat zat er in de kast van de heer Descheemaecker, die ondertussen bedankt werd voor bewezen diensten met een mooie bestuurspost aan het hoofd van Brussels Airport? Het blijkt dat de NMBS sinds 2009 in feite haar boekhouding heeft opgesmukt voor een totaal van 225 miljoen euro.

 

In heel dat verhaal valt mij vooral op dat die praktijk, hoewel die al sinds 2009 aan de gang is, jarenlang ontsnapt is aan de aandacht van niet alleen het auditcomité, maar ook de bedrijfsrevisoren, de raad van bestuur, uw eigen regeringscommissarissen en dus ook u als minister.

 

Gisteren hebben wij u daarover vragen gesteld, maar u hult zich in stilzwijgen. Zelfs de NMBS reageert met een persmededeling die op een velletje past, waarin zij stelt ten zeerste te betreuren dat een werkdocument dat werd voorgelegd aan het auditcomité werd gelekt aan de pers.

 

Het auditcomité van de NMBS telt vijf mensen die allemaal een politieke kaart hebben. Eerst en vooral is er mevrouw Laurence Bovy van uw eigen Parti Socialiste, vervolgens de heer Jean-Claude Fontinoy van de MR, de heer Philippe Matthis van cdH, Kris Lauwers van CD&V en mevrouw Angeline Van Den Rijse van sp.a. Zij hadden in feite de sleutel in handen. Zij moesten hun job uitvoeren, maar hebben dat niet gedaan.

 

Mijnheer de minister, wat zult doen om ervoor te zorgen dat wij eindelijk weten waar we aan toe zijn? Hopelijk zullen we geen nieuwe lijken in de kast vinden.

 

09.02 Minister Jean-Pascal Labille: Mijnheer Veys, de documenten die op vrijdag 21 februari werden voorgelegd aan het auditcomité van de NMBS vergelijken de werkelijke evolutie van de financiële schuld van de NMBS met de schattingen van de schuld, zoals gebleken uit de opstelling van de tabellen “kasstroomvooruitzichten” die achteraf werden opgesteld op basis van de cijfers gepubliceerd door de NMBS. Ik merk ook op dat het cash flow statement niet door het college van commissarissen werd gecontroleerd.

 

Uit deze oefening blijkt dat er een verschil van 225 miljoen euro bestaat. Een aanzienlijk deel van dit verschil wordt verklaard door de boekhoudmethode van Passengers Irregularities Management. Hiermee rekening houdend, dient er nog een verschil van 102 miljoen euro te worden geanalyseerd.

 

Het auditcomité heeft het college van commissarissen gevraagd deze problematiek te onderzoeken opdat er volledige duidelijkheid verschaft wordt over dit vandaag onverklaard bedrag.

 

09.03  Tanguy Veys (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

Ik vind dat u vrij geruststellend praat over deze vaststelling. Als een bestuurder wordt geconfronteerd met een onverklaarbaar gat in zijn kas van zowat 102 miljoen euro dan zit men toch met een groot probleem. Ik stel vast dat de structuren, die u mee heeft uitgetekend, niet in staat zijn geweest om de voorbije jaren dit tekort te detecteren en dat er ter zake nog steeds veel vragen bestaan. Ik meen dan ook dat u met een probleem zit, mijnheer de minister.

 

Bij de inwerkingtreding van de nieuwe structuur van de NMBS hoopten wij allemaal dat er doorzichtigheid en duidelijkheid zou komen. Wij hoopten, enerzijds, op de garantie op duidelijkheid op financieel vlak met een afbouw van de schulden en, anderzijds, dat de structuren hun job zouden doen. Als ik zie welke namen opnieuw worden genoemd binnen allerlei structuren van de nieuwe NMBS dan is er volgens mij sprake van oude wijn in nieuwe zakken. Binnen een paar maanden zal uw opvolger hier dan ook staan met rode wangen om opnieuw toelichting te geven over de gestegen schulden van de NMBS.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van mevrouw Karin Temmerman aan de minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "het vervoersplan van de NMBS" (nr. P2337)

10 Question de Mme Karin Temmerman au ministre des Entreprises publiques et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "le plan de transport de la SNCB" (n° P2337)

 

10.01  Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de minister, de NMBS is momenteel aan haar ronde in de verschillende provincies bezig om haar vervoerplan 2014-2017 uit te leggen.

 

Zo’n vervoerplan moet natuurlijk het middel bij uitstek zijn om de dienstverlening aan de reizigers te verbeteren, zeker als men een aantal wijzigingen op het oog heeft. Nu meer en meer details van dit vervoerplan bekend worden, moeten we echter vaststellen dat er toch mankementen zijn. Van heel veel treinen wordt de reistijd verlengd. De vroege en hele late treinen worden afgeschaft. Rechtstreekse bestemmingen worden nu bestemmingen met een overstap. Heel wat piekuurtreinen, waar heel veel reizigers gebruik van maken, worden gewoonweg afgeschaft en zijn niet meer beschikbaar. Dat is het plan.

 

In verband met die informatieronde die de NMBS plant heeft men gezegd dat men de suggesties uit de verschillende provincies zou meenemen. Mijnheer de minister, ik ben zelf gebruiker van een van die piekuurtreinen. Ik kan u verzekeren dat de verontwaardiging bij de reizigers zeer groot is. Een aantal reizigers zegt zelfs dat de reistijden zo lang worden dat men echt overweegt om terug de auto te nemen. Ik meen dat dit absoluut niet de bedoeling kan zijn, ook niet van de NMBS. Een heel slecht signaal zou ik zeggen. Bovendien kregen ook de lokale en regionale besturen nog niet echt inspraak in deze plannen.

 

Ik heb dan ook enkele vragen.

 

Op basis van welke criteria zal een aantal treinen worden afgeschaft? Op welke manier zal men in de toekomst rekening houden met vragen van de gebruikers? Is nog overleg gepland met de lokale en regionale besturen? Vooral, zullen de plannen die er nu zijn effectief nog gewijzigd worden op basis van de informatieronde?

 

10.02 Minister Jean-Pascal Labille: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Temmerman, voor uw specifieke vragen verwijs ik naar het antwoord op de samengevoegde vragen van mevrouw Daphné Dumery, mevrouw Sabien Lahaye-Battheu, de heer Steven Vandeput, mevrouw Ann Vanheste, mevrouw Bercy Slegers en de heer Tanguy Veys – de man die van de socialisten houdt – over het ontwerp van vervoersplan van de NMBS tijdens de commissie voor de Infrastructuur van 18 februari laatstleden.

 

Belangrijk is het volgende. De Ministerraad heeft op 20 februari laatstleden – zoals u zeker weet – beslist om de NMBS te vragen om dit ontwerp te herzien om onder meer de voorwaarden van het beheerscontract dat het bedrijf met de Staat verbindt, te respecteren. Er zijn nu roadshows aan de gang.

 

10.03  Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u hebt geen antwoord gegeven op de vraag of men bereid is om de plannen te wijzigen.

 

Nogmaals, de verontwaardiging bij de reizigers is zeer groot. Een roadshow is een ding, maar het zou goed zijn als de NMBS eens rekening zou houden met de reizigers zelf. Ik verwijs dan ook naar het voorstel van collega Geerts om inspraak te geven aan de reizigers als dergelijke plannen op til zijn.

 

Als men zoveel lijnen wil afschaffen, zal dit een zeer groot gevolg hebben voor de reizigers, maar ook voor onze mobiliteit in het algemeen. Ik hoop dat het antwoord daarop is dat men rekening zal houden met de suggesties die op die roadshow worden gegeven.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

11 Question de Mme Linda Musin au ministre des Entreprises publiques et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes, sur "le 4e paquet ferroviaire" (n° P2338)

11 Vraag van mevrouw Linda Musin aan de minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, over "het vierde spoorwegpakket" (nr. P2338)

 

11.01  Linda Musin (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, ce mardi, des milliers de cheminots manifestaient devant le Parlement européen à Strasbourg contre la libéralisation du rail, qui était soumise au vote des députés européens. Sans revenir sur le contenu de ce tristement célèbre quatrième paquet, rappelons néanmoins que son objectif ultime était de briser les derniers monopoles pour ouvrir totalement le transport de voyageurs à la concurrence – et ce, dès 2019.

 

La colère des cheminots, partagée – comme vous le savez – par les socialistes, s'adressait à une Europe brandissant la libéralisation comme idéologie miracle, à une Europe qui fait de la concurrence le modèle ultime pour améliorer ce qui existe, tout cela sans aucune considération pour la notion de service public et sans prendre le temps d'analyser avec objectivité les effets néfastes de la libéralisation des services publics.

 

Nous pouvons donc nous réjouir du vote des eurodéputés et des amendements qui ont été déposés pour affaiblir cette libéralisation radicale. Monsieur le ministre, vous avez d'ailleurs réagi rapidement après ce vote pour indiquer votre volonté de réunir une minorité de blocage afin de reporter l'examen par les vingt-huit du quatrième paquet européen ainsi amendé.

 

Monsieur le ministre, mes questions seront donc les suivantes. Tout d'abord, pourriez-vous nous expliquer en quoi les amendements déposés améliorent effectivement le texte initial? Par ailleurs, quels sont les dangers et les imperfections du quatrième paquet ferroviaire, en dépit des amendements? Enfin, pourriez-vous nous expliquer votre volonté de reporter l'examen de ce dossier? Cela permettrait-il d'améliorer le quatrième paquet?

 

11.02  Jean-Pascal Labille, ministre: Monsieur le président, madame Musin, le travail des députés européens a montré, si besoin en était, que la proposition de la Commission européenne visant à libéraliser intégralement le marché du rail européen à brève échéance était précipitée et qu'elle devait être revue en profondeur.

 

Les parlementaires ont notamment mis l'accent sur la faculté qui devait être laissée aux États de poursuivre sur la voie des attributions directes, pour autant que des critères de qualité soient respectés. Ils ont aussi introduit des garanties quant au maintien des droits des travailleurs en cas de transfert de contrat.

 

Si je partage l'avis de la Commission suivant lequel des moyens doivent être engagés pour garantir l'avenir du rail européen, ainsi que pour relever le défi climatique et lutter contre la congestion, je ne suis pas convaincu que la solution proposée par la Commission – un peu comme la saignée au Moyen Age – n'aggrave pas encore le mal dont souffre ce secteur. Je plaide donc pour que le Conseil européen privilégie la réflexion et ne s'engage pas tête baissée dans une marche forcée vers la libéralisation. Il est nécessaire d'évaluer les conséquences de la libéralisation sur le trafic international de voyageurs et le transport de marchandises. Nous l'avons vu en Belgique. Il est temps de mettre fin au postulat dogmatique selon lequel la libéralisation est l'unique solution.

 

Je souhaite que l'on sorte d'une pensée unique selon laquelle la libéralisation va tout régler; que l'on analyse clairement et sereinement les conséquences que celle-ci a eues sur la sécurité du rail, sur les parts de marché du ferroviaire par rapport à la route, sur les conditions de travail dans le secteur.

 

Je souhaite également que le texte qui sera soumis au Conseil de l'Union européenne pour le trafic intérieur de voyageurs prenne en compte l'impact sur la sécurité du rail et envisage les conséquences d'une privatisation des lignes bénéficiaires sur l'équilibre global du système, sur le maintien d'un service public pour tous, sur les conditions de travail des cheminots à l'heure où l'on constate les dérives en termes de dumping social dans les secteurs routier et aérien.

 

Pour moi, il est également essentiel que le texte garantisse le maintien de lignes moins rentables, qui ont un rôle social évident, dans les zones reculées ou en difficulté économique, mais aussi que l'on tienne compte des spécificités des réseaux nationaux.

 

C'est en ce sens que je m'entretiendrai avec mes collègues européens, allemands et français notamment, au cours des prochaines semaines. En l'état, je n'entends pas contribuer à l'adoption du texte actuel. Voilà pour le projet politique.

 

En ce qui concerne le volet gouvernance du paquet ferroviaire, j'ai pris acte des positions du Parlement européen qui atténuent le principe de séparation entre le gestionnaire d'infrastructure et l'opérateur ferroviaire, même si le principe de muraille de Chine entre les deux reste maintenu.

 

En Belgique, nous avons dû constater que le modèle d'une entreprise unique en holding a été un échec. Nous avons opté pour un modèle à deux entités tout en garantissant un statut unique pour les cheminots et une collaboration renforcée au niveau opérationnel pour les missions de service public. Cette nouvelle structure vient d'entrer en vigueur. Nous n'allons pas en créer une nouvelle dans l'immédiat. Pour moi, l'important n'est pas la structure de gouvernance mais bien le volet de libéralisation.

 

Comme je l'ai annoncé, j'ai déjà pris et je compte poursuivre dans les prochaines semaines des contacts avec différents homologues européens qui se posent également des questions quant au rythme auquel les réformes du rail européen ont été menées ces dernières années. Je vous remercie.

 

11.03  Linda Musin (PS): Monsieur le ministre, merci pour votre réponse. Effectivement, la libéralisation ferroviaire n'est pas une bonne nouvelle; en tout cas pas cette libéralisation aveugle qui est, comme vous le dites, menée au pas de charge par l'Europe depuis le début; en tout cas pas cette libéralisation qui met de côté le service public, c'est-à-dire le service à tous les publics; et pas cette libéralisation qui ne prend pas le temps de s'arrêter et de se remettre en question.

 

Vous avez parlé de la qualité de l'emploi des cheminots, et également de la sécurité du rail – et je le souligne car j'ai pris part à la commission Buizingen.

 

Je me réjouis donc du texte amendé, même si cela n'est que l'amélioration d'un texte radical, d'une libéralisation pure et dure qui refuse l'évaluation. Comme tous les cheminots et comme toutes celles et tous ceux qui tiennent à la notion même de service public, je ne peux qu'espérer voir ce texte reporté, évalué et finalement modifié. Je vous remercie.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, over "de resultaten van de bijeenkomst van de G20 inzake fiscalegegevensuitwisseling" (nr. P2340)

12 Question de M. Dirk Van der Maelen au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique, sur "le résultat de la réunion du G20 en matière d'échange de données fiscales" (n° P2340)

 

12.01  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de G20 heeft deze week in Sydney twee belangrijke beslissingen genomen.

 

Ten eerste, geschandaliseerd door het fiscaal wangedrag van multinationale ondernemingen, hebben de G20-leiders beslist dat voortaan de regel moet gelden dat winsten worden belast waar ze worden gemaakt. Als voldoende landen de handen in elkaar slaan, dan is dit een historische beslissing. Dit zou immers betekenen dat men eindelijk erin zou slagen multinationale bedrijven normale belastingen te laten betalen.

 

De tweede belangrijke beslissing betreft de tot automatische uitwisseling van inlichtingen vóór eind 2015.

 

Ik heb enkele vragen met betrekking tot de reactie en de houding van ons land op deze twee punten.

 

Ten eerste, zal België op deze twee domeinen voluit meewerken met de landen die beide internationale doorbraken op een actieve manier willen omzetten in nationaal beleid?

 

Ten tweede, hoever staat u met de voorbereiding? Deze beslissingen zitten immers al een tijdje in de pipeline. Hoever staat u met de voorbereiding van de noodzakelijke aanpassingen die aan de Belgische wetgeving zullen moeten gebeuren?

 

Ten derde, hoever staat het met de bijkomende bilaterale of multilaterale akkoorden voor administratieve samenwerking die nodig zullen zijn om voluit uitvoering te kunnen geven aan beide beslissingen?

 

Ten slotte, hoever staat het met de versterking van onze FOD Financiën, vooral inzake ICT? Deze informatie moet immers eerst kunnen worden overgemaakt aan alle landen die deel zullen uitmaken van het netwerk van bilaterale samenwerkingsakkoorden of van het groot multilateraal samenwerkingsakkoord. Bovendien moet de informatie, die wij op deze manier uit het buitenland zullen krijgen, in België kunnen worden gebruikt om de strijd tegen de fraude nog daadkrachtiger en veel effectiever aan te pakken.

 

12.02 Minister Koen Geens: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van der Maelen, de G20 heeft inderdaad het voorbije weekend in Sydney vergaderd en zich toegelegd op de problematiek van de economische groei, jobcreatie en de ondersteuning ervan. De G20 is er zich van bewust dat men bij het voeren van het fiscaal beleid rekening moet houden met de positieve effecten van een goed beleid, op de economische groei en op het creëren van tewerkstelling, los nog van de ethische aspecten die aan een correcte fiscaliteit verbonden zijn.

 

Wat de gegevensuitwisseling betreft, de G20 gaat zoals u weet verder op het ingeslagen pad, waarbij de common reporting standard voor automatische gegevensuitwisseling van fiscale informatie op wederkerige basis onderschreven is. Voor de invoering van die standaard door de leden van de G20 is eind 2015 als streefdatum vooropgesteld.

 

Voor de bestaande internationale standaard inzake de uitwisseling van fiscale gegevens op verzoek, doet de G20 een oproep om het multilateraal verdrag van 25 januari 1988 inzake wederzijdse administratieve bijstand in fiscale aangelegenheden te ondertekenen. Zoals u weet, is het door België reeds lang ondertekend. Op 19 december 2013 is het wijzigingsprotocol op het multilateraal verdrag door dit Parlement goedgekeurd, zodat ons land conform is met de internationale norm ter zake.

 

Recent werd in de regering een wetsontwerp goedgekeurd tot uitvoering van dat multilateraal verdrag en tot wijziging van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992. Het zal eerstdaags aan het Parlement worden voorgelegd.

 

Ik wil in het algemeen nog eens benadrukken hoe ik er mij als minister van Financiën systematisch voor inzet dat België zich in de groep van de landen zou bevinden die de internationale beleidsevolutie op het vlak van fiscale gegevensuitwisseling nauwgezet volgt. Ik wil er graag aan toevoegen dat ik dat ook zal doen wat betreft de opvolging van de noodzakelijke bilaterale samenwerkingsakkoorden en de verdere ontwikkeling van de ICT die een en ander noodzakelijk maakt.

 

12.03  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister, ik noteer met plezier uw engagement in beide domeinen.

 

Met betrekking tot het eerste domein, inzake de multinationale ondernemingen, weten wij sinds een paar jaar allen hoe fiscaal onrechtvaardig het is dat kmo’s daadwerkelijk belastingen betalen, zelfs in de buurt van de nominale termen, en dat heel grote bedrijven zeer lage belastingen betalen.

 

Wat betreft het tweede domein, de automatische uitwisseling van informatie, weten wij dat 8 % van het mondiale vermogen in fiscale paradijzen verborgen zit. Wij weten dat in België mensen die werken hoge belastingen moeten betalen. Dankzij die automatische uitwisseling van informatie zullen wij iets aan die fiscale onrechtvaardigheid kunnen doen. Dat betekent voor mijn partij dat wij degenen die nu niet betalen wat meer laten betalen en dat wij degenen die te veel belastingen op hun loon betalen minder laten betalen.

 

Ik denk dat wij met deze doorbraak die op de G20 is bereikt de komende jaren heel veel kunnen doen.

 

Ik noteer met genoegen dat u, als uittredend minister van Financiën, dit engagement aangaat. Wij zullen erop toezien dat uw opvolger dat ook doet.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

13 Question de Mme Jacqueline Galant à la secrétaire d'État à l'Asile et la Migration, à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjointe à la ministre de la Justice, sur "la pauvreté à Bruxelles et en Wallonie" (n° P2343)

13 Vraag van mevrouw Jacqueline Galant aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Justitie, over "de armoede in Brussel en Wallonië" (nr. P2343)

 

13.01  Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, madame la secrétaire d'État, la pauvreté reste une problématique importante dans notre société, malgré tous les moyens mis en œuvre. Si l'on compare les chiffres de 2008 à 2013, le bilan est plus qu'alarmant. Pour l'ensemble du pays, il y a eu, en 2013, une moyenne de 98 401 minimexés aidés par les CPAS et les communes, soit une progression de 3,3 % par rapport à 2012.

 

On constate aussi une grande disparité régionale. Bruxelles arrive en tête avec 4,8 % des minimexés en plus. La Flandre n'est pas épargnée, avec une augmentation de 2,8 %. Quant à la Wallonie, elle augmente de l'ordre de 2,5 %. La Wallonie reste toujours en tête du nombre de personnes bénéficiant du RIS (revenu d'intégration sociale) avec 45 848 minimexés pris en charge, ce qui représente plus ou moins la moitié des minimexés de notre pays. Ces chiffres sont interpellants, encore plus pour la Wallonie et pour le Hainaut en particulier, région d'où je viens.

 

Madame la secrétaire d'État, mes questions sont assez concrètes.

 

Le coût de l'aide accordée à ces nouveaux bénéficiaires a-t-il été compensé par le gouvernement? De quelle manière? L'accompagnement social en CPAS connaît des résultats importants, en activation des articles 60 bien sûr mais plus encore en activation des articles 61, § 7. Ne faudrait-il dès lors pas renforcer ces dispositifs ou augmenter les subventions aux CPAS pour amplifier l'accompagnement social? Des mesures nouvelles seront-elles mises en œuvre pour remédier à cette situation alarmante? Des concertations avec les entités fédérées existent-elles à ce sujet ou sont-elles envisagées?

 

Enfin, vous avez participé hier au colloque sur la pauvreté infantile. Je sais que les budgets sont limités mais pouvez-vous nous dire quelles sont les mesures envisagées pour combattre la paupérisation et en quoi consiste le plan fédéral de lutte contre la pauvreté infantile?

 

13.02  Maggie De Block, secrétaire d'État: Monsieur le président, madame Galant, le niveau de pauvreté en Région wallonne et en Région de Bruxelles-Capitale est évidemment préoccupant. On constate en effet une augmentation du nombre de personnes bénéficiaires du RIS à Bruxelles mais encore plus en Wallonie. Entre 2008 et 2012, il y a eu une augmentation de 15 % à Bruxelles, 3 % en Flandre et 19 % en Wallonie.

 

Dans l'exercice de leurs compétences, les autorités régionales mettent en œuvre des plans d'action et chargent leur administration du suivi de ces mesures.

 

Le gouvernement fédéral s'est également engagé à lutter contre la pauvreté. Cet engagement se traduit par un plan fédéral de lutte contre la pauvreté contenant 118 actions entreprises par les ministres et secrétaires d'État de ce gouvernement. En outre, j'ai mis en œuvre un plan spécifique de lutte contre la pauvreté infantile en collaboration avec les Régions afin de consentir des efforts supplémentaires pour ce groupe cible.

 

Le rapport bisannuel du service de lutte contre la pauvreté montre que les chiffres de pauvreté seraient plus élevés sans notre système de sécurité sociale. Sans allocations sociales, le taux de risque de paupérisation atteindrait 27 % au lieu de 15 %. J'encourage donc mes collègues des gouvernements à exécuter leur plan d'action hiver.

 

Actuellement, 26 % des actions du plan fédéral de lutte contre la pauvreté sont terminés et 70 % sont en cours. Je présenterai prochainement un nouveau rapport semestriel au Conseil des ministres.

 

En ce qui concerne l'article 60 ou 61, § 7, cette compétence relèvera des Régions dès le mois d'avril. Cela ne sert donc plus à rien de prendre de nouvelles mesures au niveau fédéral, mais nous sommes disponibles pour en discuter.

 

13.03  Jacqueline Galant (MR): Madame la secrétaire d'État, je vous remercie.

 

Je sais que vous êtes active et très attentive face à cette vraie catastrophe qu'est la pauvreté, surtout en Wallonie et en particulier dans le Hainaut.

 

Comme vous le savez, je pars vers la Région wallonne et ce sera un dossier pour lequel je pourrai me battre, notamment en ce qui concerne la problématique des articles 60 et 61, § 7.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

14 Question de M. Bernard Clerfayt à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la plainte du SIAMU concernant le financement des zones de secours" (n° P2341)

14 Vraag van de heer Bernard Clerfayt aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de klacht van de DBDMH over de financiering van de hulpverleningszones" (nr. P2341)

 

14.01  Bernard Clerfayt (FDF): Monsieur le président, madame la ministre et monsieur le secrétaire d'État qui la remplace, la presse de ce mardi 25 février nous apprend que le gouvernement de la Région bruxelloise et son Service d'incendie et d'aide médicale urgente, le SIAMU, ont déposé plainte contre le gouvernement fédéral, contre la ministre de l'Intérieur devant les cours et tribunaux, car ils estiment avoir été indûment exclus des financements prévus par votre réforme des zones de secours du pays.

 

En effet, vous prévoyez 31 millions d'euros pour financer cette réforme des zones de secours, mais Bruxelles ne reçoit rien: rien n'est prévu pour le financement des services des pompiers en Région bruxelloise. Pourtant, le SIAMU compte 20 % des pompiers professionnels de ce pays; 10 % de la population belge habite Bruxelles; plus de 500 000 navetteurs rejoignent la capitale chaque jour; Bruxelles constitue la plus grande zone économique du pays; le service des pompiers est un service aussi nécessaire à Bruxelles que dans les autres parties du pays. Or, dans le cadre du financement des réformes des zones de secours, vous décidez de ne pas financer les pompiers de la Région bruxelloise.

 

Ce service est financé à Bruxelles par les Bruxellois qui paient deux taxes supplémentaires, qui n'existent pas ailleurs dans le pays: ils paient une taxe régionale de 89 euros par ménage et par an; ils paient aussi un centime additionnel à l'impôt des personnes physiques à l'agglomération bruxelloise qui finance les services de pompiers de 1 % supplémentaire. Cela donne un montant moyen par ménage de 51 euros.

 

En outre, le financement fédéral de 31 millions est constitué par de l'argent provenant de l'ensemble des Belges: les Bruxellois y contribuent comme les autres. Malgré cela, vous ne prévoyez pas un retour vers les Bruxellois.

 

En ne prévoyant pas un kopeck de cette réforme pour les Bruxellois, vous rompez le principe de l'égalité de traitement de tous les citoyens devant la loi.

 

Madame la ministre, monsieur le secrétaire d'État qui répondrez en son nom, comptez-vous revoir le financement du Service d'incendie et d'aide médicale urgente en Région bruxelloise et, enfin, incorporer Bruxelles dans vos calculs?

 

Comptez-vous faire droit à la demande du gouvernement bruxellois et des pompiers de recevoir les 13,5 millions qu'ils réclament pour assurer le financement de ce service indispensable en Région bruxelloise?

 

14.02  Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Monsieur le président, monsieur Clerfayt, je répondrai au nom de la ministre de l'Intérieur.

 

J'ai pris connaissance avec étonnement de la citation en justice que le Service d'incendie et d'aide médicale urgente de la Région de Bruxelles-Capitale avait introduite, sans accord du gouvernement bruxellois.

 

Je souhaite tout d'abord préciser que c'est à la demande de la Région bruxelloise qu'elle n'a pas été comprise entièrement dans la loi de 2007 et de son financement car elle fonctionnait déjà comme une zone avec, en outre, un financement régional et non communal. La différence de traitement opérée entre les futures zones de secours et le SIAMU est, de surcroît, tout à fait justifiée. Elle trouve son origine, d'une part, dans l'attitude même du SIAMU qui, au moment de l'élaboration, a souhaité garder sa spécificité et, d'autre part, dans son statut d'organisme d'intérêt public dépendant de la Région de Bruxelles-Capitale. En raison de ce statut, le SIAMU n'est ni soumis à la tutelle fédérale ni à l'inspection fédérale.

 

Toutefois, compte tenu de l'importance du SIAMU dans la sécurité des personnes vivant et/ou travaillant à Bruxelles, j'ai prévu, depuis plusieurs mois, la possibilité de financer le SIAMU en proposant un arrêté royal permettant d'octroyer à ce dernier une dotation spécifique. Pour ce faire, lors du dernier conclave, j'ai obtenu l'inscription d'un montant budgétaire spécifique pour Bruxelles à augmenter d'un montant complémentaire actuellement en discussion.

 

En ce qui concerne le financement des interventions effectuées par le SIAMU en dehors du territoire de la Région de Bruxelles, la situation n'est pas différente de celle des autres services d'incendie du pays.

 

Je tiens à faire remarquer que la situation du SIAMU m'a poussée à proposer une modification de la loi de 2007 pour permettre la facturation des interventions du SIAMU en dehors du territoire bruxellois, à défaut de réciprocité avec les zones de secours limitrophes. Cette nouvelle disposition est entrée en vigueur le 10 janvier 2014.

 

Dès lors, je ne comprends pas le recours introduit, si ce n'est pour des considérations électorales peu heureuses. En effet, personne avant moi n'avait permis de résoudre le problème de Bruxelles par une loi. Maintenant que c'est chose faite, voilà un recours! Je vous en laisse juge!

 

De cette loi, il ressort que le coût des interventions du SIAMU en dehors du territoire de la Région de Bruxelles-Capitale ne peut être répercuté sur l'État fédéral.

 

Enfin, je souhaite souligner l'attitude contradictoire du secrétaire d'État et du SIAMU dans ce dossier qui, tous les deux, d'une part, réclament un financement plus important du SIAMU, mais qui, d'autre part, ont refusé la prise en charge par l'État fédéral de la totalité du personnel du centre 100 de Bruxelles, soit 60 opérateurs, alors que je l'ai proposée moi-même, il y a quelques mois.

 

Actuellement, 35 opérateurs du centre 100 sont subsidiés par l'État fédéral à hauteur d'un montant plafonné, alors que nous pouvions couvrir l'ensemble. Étonnamment, cela n'a pas été accepté.

 

14.03  Bernard Clerfayt (FDF): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour votre réponse. Il est vrai que le SIAMU dispose d'un statut spécifique, que la loi qui organise les services de secours prévoit, avec ce statut spécifique, un mécanisme distinct de dotation à l'égard de Bruxelles.

 

Mais, hormis quelques considérations sur une loi qui permettrait la facturation par le SIAMU des prestations en dehors de la Région bruxelloise, je ne vous ai pas entendu annoncer une dotation propre au financement des services du SIAMU à hauteur de ce qui est nécessaire pour la Région bruxelloise, afin de mettre les Bruxellois sur pied d'égalité avec tous les Belges qui financent, via l'impôt fédéral, les moyens du budget de l'État. Je souhaiterais que ceci soit corrigé.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Vraag van de heer Koenraad Degroote aan de eerste minister over "de functionele bezoldiging bij de politie" (nr. P2342)

15 Question de M. Koenraad Degroote au premier ministre sur "la rémunération fonctionnelle pour les services de police" (n° P2342)

 

15.01  Koenraad Degroote (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik ben verbaasd want ik had mijn vraag aan de eerste minister gericht, als voorzitter van deze regering. Zij gaat immers over de niet-toepassing van het regeerakkoord inzake onder andere de functionele verloning. Ik ben uiterst benieuwd hoe u erop zult antwoorden namens de voltallige regering. Misschien kunt u de stand van zaken weergeven.

 

Ik wil beginnen met een citaat van minister Milquet van twee jaar geleden. Zij zei toen: “De statuten van de politiemensen, waaraan de premies gekoppeld zijn, zijn veel te complex. Wij moeten dat systeem aanpassen. De politiemensen moeten geen loon inleveren, maar bij sommige premies kan men de vraag stellen of zij gepast zijn.”

 

Wat minister Milquet twee jaar geleden zei, was geen nieuwe positie maar louter de verkondiging van wat in het regeerakkoord staat – ik citeer opnieuw: “Het juridisch statuut van het politiepersoneel zal worden vereenvoudigd, onder meer op het gebied van tuchtregels en functionele bezoldiging.”

 

Het gaat dus niet alleen over graaicultuur, waar voorbeelden van bestaan, maar het heeft ook belangrijke andere implicaties, bijvoorbeeld voor de functies van korpschef, die niet altijd ingevuld raken daar de bezoldiging ervoor financieel niet interessant is.

 

Volgens wat wij vandaag in de krant lezen, is de minister blijkbaar niet geïnteresseerd in de problematiek. Niet de vakbonden zijn in dezen de dwarsliggers. Integendeel, zij vragen de minister eindelijk een initiatief te nemen, maar van overleg met de partners is blijkbaar amper sprake.

 

Ik kom tot mijn vraag, die eigenlijk aan de eerste minister gericht is.

 

Zult u minister Milquet tot spoed aanmanen, of zult u, daar minister Milquet in de commissie geregeld aankondigt dat er problemen zijn binnen de meerderheid, de violen gelijkstemmen?

 

Kortom, mijnheer de staatssecretaris, kunt u mij de stand van zaken geven?

 

Ik dank u bij voorbaat.

 

15.02 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Degroote, ik begrijp dat u een beetje ontgoocheld bent. Ik ben de eerste minister niet en al evenmin de minister van Binnenlandse Zaken, wat toch nog iets geweest zou zijn. Ik ben slechts staatssecretaris, mijn excuses daarvoor. Toch zal ik mijn best doen en op de best mogelijke manier het antwoord voorlezen.

 

Ik citeer de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken:

 

“Zoals ik eind 2013 al heb geantwoord op mondelinge vragen in de commissie voor de Binnenlandse Zaken, zet de werkgroep functionele verloning, samengesteld uit vertegenwoordigers van de overheid en de voorzitters van de vakorganisaties, haar werkzaamheden verder. Het gaat om een complexe en delicate oefening, maar het doel is en blijft, zoals uw citaten ook bewijzen, dat het aantal toelagen en vergoedingen vermindert en om naar een moderner verloningsbeleid te evolueren, waar de werking van de diensten en de dienstverlening aan de bevolking centraal staan.

 

Mag ik er verder op wijzen dat een geplande vergadering in oktober 2013 niet kon doorgaan omdat de vakbonden in het raam van hun nationale stakingsaanzegging toen niet kwamen opdagen?

 

Er werd in de werkgroep al vooruitgang geboekt op verschillende punten, onder meer inzake de berekeningen en de methodologie. Voorts werd er beslist om bij het lopend dossier over de verbetering van de kwaliteit van de opleiding ook de opleiderstoelage te betrekken.

 

Zoals u ziet, werken wij daar in het algemeen aan, maar ook op specifieke punten.”

 

15.03  Koenraad Degroote (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, veel meer had ik niet verwacht.

 

Blijkbaar is de problematiek van de functionele verloning niet zo belangrijk voor de regering. Al wat minister Milquet doet, verzandt in werkgroepen. Datgene wat u hebt meegedeeld, is het zoveelste verslag van een werkgroep die nog bezig is.

 

Veel zaken in verband met de politie zijn blijkbaar niet belangrijk, spijts het regeerakkoord. Gisteren kregen wij daarvan nog een staaltje, want in de commissie was er zelfs geen meerderheid om te stemmen over de optimalisatiemaatregelen.

 

Hetzelfde geldt voor het kerntakendebat. Minister Milquet heeft een lijst van wat tot de kerntaken van de politie zou behoren in haar bezit, maar het blijft een groot geheim. Ondertussen rollen de ministers van Defensie en Buitenlandse Zaken vechtend over straat ingevolge de vraag wie de koninklijke domeinen moet bewaken.

 

In het regeerakkoord staat onder andere: “Een betere financiering van de geïntegreerde politie zal worden beoogd. Tevens zal de uitwisseling van politie-informatie worden verbeterd, onder andere door een betere werking van informatica.” Ook op die vlakken is alles ondermaats.

 

Ten slotte, zouden volgens het regeerakkoord ook de gepaste maatregelen worden genomen om een antwoord te bieden op het personeelstekort als gevolg van de pensioneringen. Ook op dat vlak scoort men zeer slecht. De situatie in de politiescholen ten gevolge van een onzinnige financiering en het te laat doorbetalen door de federale politie die daar zelfs niets aan kan doen, zorgen ervoor dat de aanwervingen in het slop komen.

 

Kortom, mijnheer de staatssecretaris, ik hoop dat u de boodschap wilt doorgeven: men zet hier de veiligheid van de inwoners op het spel en zoiets kan niet in ons land.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Projets et propositions

Ontwerpen en voorstellen

 

16 Proposition de loi visant à corriger plusieurs lois réglant une matière visée à l'article 78 de la Constitution (3098/1-10)

16 Wetsvoorstel ter verbetering van verschillende wetten die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet (3098/1-10)

 

Proposition déposée par:

Voorstel ingediend door:

Patrick Dewael, Daniel Bacquelaine, Catherine Fonck, Manuella Senecaut, Karin Temmerman, Raf Terwingen, Stefaan Van Hecke, Georges Gilkinet, Josy Arens

 

Discussion générale

Algemene bespreking

 

Le président: La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

 

Rapporteurs zijn de heren Brotcorne, Somers en Van Biesen.

 

16.01  Luk Van Biesen, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, wij verwijzen naar het schriftelijk rapport.

 

Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par les commissions sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (3098/10)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissies aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (3098/10)

 

La proposition de loi compte 18 articles et une annexe.

Het wetsvoorstel telt 18 artikelen en een bijlage.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1 à 18 sont adoptés article par article, ainsi que l’annexe.

De artikelen 1 tot 18 worden artikel per artikel aangenomen, alsmede de bijlage.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

17 Projet de loi portant modification des lois coordonnées du 19 décembre 1939 relatives aux allocations familiales pour travailleurs salariés (3339/1-4)

- Projet de loi portant modification de la loi du 25 avril 1963 sur la gestion des organismes d'intérêt public de sécurité sociale et de prévoyance sociale (3340/1-4)

17 Wetsontwerp tot wijziging van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders (3339/1-4)

- Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg (3340/1-4)

 

Je vous propose de consacrer une seule discussion à ces deux projets de loi. (Assentiment)

Ik stel u voor een enkele bespreking aan deze twee wetsontwerpen te wijden. (Instemming)

 

Discussion générale

Algemene bespreking

 

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

 

Monsieur Van Grootenbrulle renvoie au rapport écrit.

 

17.01  Miranda Van Eetvelde (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, collega’s, in het raam van de zesde staatshervorming werd beslist om de materie rond de gezinsbijslagen over te dragen aan de deelstaten. Ondanks enkele technische opmerkingen die wij bij de bespreking van de teksten rond de staatshervorming hebben gemaakt en het feit dat een aantal aspecten van het gezinsbeleid, zoals de fiscale modaliteiten, federaal blijft, willen wij deze overdracht absoluut niet minimaliseren.

 

Het is de eerste keer, en ik hoop zeker niet de laatste keer, dat een tak van onze sociale zekerheid overgeheveld wordt naar de deelstaten. In de financieringswet gaat men uit van een begroting van 6 403 683 360 euro voor de gezinsbijslagen in 2013. De voorwaarden voor de overheveling werden in het regeerakkoord vastgelegd. Het ging onder meer om het inschrijven in de Grondwet van het recht op gezinsbijslag. Dit deel is ondertussen besproken en goedgekeurd in de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden en in de plenaire vergaderingen van Senaat en Kamer.

 

De gelijkschakeling van de gezinsbijslag tussen loontrekkenden en zelfstandigen maakt het voorwerp uit van het voorliggende wetsontwerp. De harmonisering van de regelingen van de gezinsbijslagen voor werknemers en zelfstandigen, en dan heb ik het zowel over het inhoudelijke als het operationele vlak, zal de bevoegdheidsoverdracht sterk vergemakkelijken. Bovendien wordt het historische onderscheid tussen werknemers en zelfstandigen eindelijk uit de wereld geholpen op het vlak van kinderbijslag. Daardoor zal het professionele statuut van de ouders geen invloed meer hebben op de rechten van het kind.

 

Zoals u ondertussen allen weet, is N-VA een brede gezinspartij. N-VA kiest voor een beleid waarbij een kind gelijk is aan een kind, ongeacht of het nu gaat om een kind van een werknemer, van een zelfstandige of van een ambtenaar. Voor ons is het uitgangspunt de gelijkheid van kinderen. Alle kinderen die zich in dezelfde situatie bevinden, moeten gelijk worden behandeld. De gezinsbijslag in universeel en niet de nationaliteit maar het geldige verblijf geeft recht hierop. Gezinsbijslag is een recht van het kind dat alleen kan worden gedifferentieerd op basis van de persoonseigen kenmerken van het kind. In die zin zet men met deze wetsontwerpen een grote stap vooruit.

 

Ik ben echter ook bezorgd. Mijn grootste bekommernis bij deze overheveling van de gezinsbijslagen is dat de gezinnen geen slachtoffer mogen worden van de overheveling. We moeten dan ook zekerheid garanderen op het vlak van de continuïteit in de uitbetaling van de gezinsbijslagen. Dat zal dan ook een bijzonder aandachtspunt voor de komende jaren zijn voor onze fractie.

 

Voorzitter: Corinne De Permentier, ondervoorzitter.

Présidente: Corinne De Permentier, vice-présidente.

 

Ik kom dan tot mijn conclusie.

 

De wetsontwerpen die vandaag voorliggen beantwoorden aan onze ideeën in die zin dat er een bevoegdheidsoverdracht naar de deelstaten voorbereid wordt zodat die een eigen gezinsbeleid zullen kunnen voeren. Deze wetsontwerpen beantwoorden dan ook aan onze stelling een kind is gelijk aan een kind. Bijgevolg zal onze fractie haar steun verlenen aan deze wetsontwerpen.

 

17.02  Valérie De Bue (MR): Madame la présidente, monsieur le secrétaire d'État, chers collègues, ce qui réjouit le MR dans la réforme qui nous est proposée aujourd'hui est bien évidemment l'égalisation des allocations familiales au 1er juillet 2014. À cette date, les travailleurs indépendants bénéficieront des mêmes allocations familiales que les travailleurs salariés.

 

Actuellement, il subsiste une différence d'un peu moins de six euros entre les allocations familiales versées pour le premier enfant d'un travailleur indépendant face à celles d'un enfant de salarié. Les allocations familiales du premier enfant sont de 90,28 euros pour une famille de salariés et de 84,43 euros pour une famille d'indépendants.

 

Depuis 2003, grâce à la ministre Laruelle et par une politique de petits pas, nous avons pu augmenter de 53 euros, soit près de 140 %, les allocations familiales des indépendants. Cette égalisation met fin à une injustice. Cet ajustement était urgent et nécessaire. Il n'y avait aucune raison valable pour justifier cette différence entre les allocations familiales en fonction du type de métier. C'est désormais l'égalisation des allocations familiales entre salariés et indépendants. Nous nous en réjouissons vraiment.

 

Nous apprécions également la mesure qui prévoit le droit à un supplément social pour les enfants d'un travailleur indépendant qui a fait faillite. Cette disposition est introduite dans ce projet de loi selon des modalités comparables à celles existant pour les enfants d'un travailleur salarié qui a perdu son emploi. Incontestablement, ce nouveau supplément aidera les familles concernées dans une période où elles ont particulièrement besoin d'un soutien au pouvoir d'achat.

 

Enfin, permettez-moi de pointer que l'harmonisation de la réglementation en matière de prestations familiales devrait permettre de garantir la continuité de l'octroi des prestations familiales aux assurés sociaux, même après le transfert de compétences aux entités fédérées. Les familles ne devraient pas subir de désagrément à la suite de la communautarisation des prestations familiales. Le paiement des allocations restera garanti et n'entraînera pas d'obligations administratives dans le chef du citoyen.

 

Enfin, le régime d'allocations familiales uniformisé entraînera une harmonisation opérationnelle, une simplification et une rationalisation des opérateurs dans le circuit de paiement.

 

Pour toutes ces raisons, monsieur le secrétaire d'État, le groupe MR soutiendra la réforme qui nous est soumise aujourd'hui.

 

17.03  Mathias De Clercq (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, collega’s, het stelsel van gezinsbijslagen wordt inderdaad vanaf 1 juli 2014 naar de deelstaten, meer bepaald de Gemeenschappen, overgeheveld, als onderdeel van de historische zesde staatshervorming.

 

Vandaag stemmen wij over twee bijzonder belangrijke wetsontwerpen inzake de kinderbijslag. Enerzijds, voorzien wij erin dat de Gemeenschappen tijdens de overgangsperiode een beroep op de huidige uitbetalingsinstellingen kunnen doen. Anderzijds, is er nog een aanpassing conform een belangrijke paragraaf uit het vigerende regeerakkoord, die mij zeer na aan het hart ligt, met name de wegwerking van de laatste verschillen tussen werknemers en zelfstandigen. Daartoe wordt het opschrift van de wet betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders veranderd naar algemene kinderbijslagwet. Dat zegt onmiddellijk waarover het gaat. Als wij het wetsontwerp goedkeuren, bestaat er nog slechts een systeem van kinderbijslag.

 

Wij delen alvast de mening dat een kind een kind is, of dat nu een kind van een zelfstandige dan wel van een werknemer is. Vanaf de goedkeuring van de wettekst krijgt elk kind evenveel.

 

In 2003 kreeg een kind van een zelfstandige amper de helft van een kind van een loontrekkende. Wij werken het verschil met een stapsgewijze verhoging weg. De volledige gelijkschakeling zal op 1 juni een feit zijn. Op die manier is er een stijging van 140 % van de kinderbijslag voor het eerste kind van een zelfstandige. Dat is belangrijk, want zelfstandigen creëren onze welvaart. Zij verschaffen werk aan medeburgers. Het is van belang dat dit in een degelijk, waardig, betrouwbaar sociaal statuut wordt vertaald.

 

Ik ben er zeer tevreden over dat de regering niet alleen hiervan werk heeft gemaakt, maar ook van de stijging van de minimumgezinspensioenen voor zelfstandigen – maar liefst 89 % de voorbije tien jaar -, en van de uitdoving van de pensioenmalus, terwijl ze het ook mogelijk heeft gemaakt voor gepensioneerden om onbeperkt bij te verdienen.

 

Dat zijn bijzonder positieve insteken. Het is nu natuurlijk aan de deelstaten, de Gemeenschappen, om hierin verdere initiatieven te nemen.

 

Voor onze partij is het heel duidelijk dat wij op termijn naar een enkele uitbetalingsinstelling moeten, om het systeem zo duidelijk, transparant en eenvoudig mogelijk te maken.

 

Mevrouw de voorzitter, wij zullen, zoals altijd trouwens, dergelijke positieve voorstellen voor zelfstandigen met zeer veel enthousiasme goedkeuren.

 

17.04  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Madame la présidente, chers collègues, il n'était pas question pour les écologistes de décider du transfert de la compétence de paiement des allocations familiales vers les entités fédérées sans procéder, préalablement, à un alignement des allocations des enfants de travailleurs indépendants sur celles des enfants de travailleurs salariés. C'est l'objet principal de ce texte. C'est la moindre des choses dès lors que, d'une part, les allocations familiales sont un droit de l'enfant et que, d'autre part, on peut constater que les carrières sont de plus en plus mixtes.

 

Ce texte suit d'autres réformes qui ont permis d'aligner les droits des uns sur les droits des autres. C'est la raison pour laquelle nous avons soutenu et que nous soutiendrons ce texte, à l'élaboration duquel nous avons été associés dans le cadre de la réforme de l'État.

 

Ce texte apporte donc des améliorations dans le régime des travailleurs indépendants qui subsistera pour des raisons administratives, mais globalement le système sera simplifié.

 

Il prévoit la possibilité de parachute dans le cas d'une faillite, que nous ne souhaitons évidemment pas, des travailleurs indépendants. Pendant quatre trimestres au maximum, le paiement d'allocations familiales majorées sera assuré. Les enfants n'ont en effet pas à subir les revers économiques de leurs parents. C'est de bon aloi en cas de déboires économiques, à l'heure où l'on constate les nouveaux phénomènes de pauvreté parmi cette catégorie de travailleurs.

 

Complémentairement à l'expression de notre soutien, je voudrais toutefois formuler deux remarques.

 

La première, monsieur le secrétaire d'État, a trait à la future gestion du système qui vous concernera encore pour quelques semaines, voire davantage. Sait-on jamais!

 

Lors des discussions en commission des Affaires sociales, nous avons souligné le maintien du principe de la gestion paritaire des allocations familiales, avec la particularité historique connue que les mouvements représentatifs des familles et les caisses gestionnaires des allocations familiales sont associés aux traditionnels représentants des travailleurs et des employeurs. Il nous semble qu'il est intéressant d'associer des acteurs différents des partenaires sociaux traditionnels à la gestion de la sécurité sociale. Cela ne peut qu'affiner son approche des phénomènes et des besoins.

 

Dans ce cadre, j'ai pris acte, et je le souligne, de l'engagement du maintien d'une représentation équivalente de ces trois catégories dans le futur comité de gestion de Famifed, puisque c'est comme cela qu'il faudra dorénavant appeler l'institution qui gérera les allocations familiales en l'attente du transfert. Les représentants des Régions y seront également associés.

 

Cela m'amène à ma seconde remarque d'ordre général. Celle-ci a trait justement à la bonne collaboration à développer entre l'État fédéral et les entités fédérées, dans le cadre de l'organisation de ce transfert de compétences. Il s'agit vraiment, et c'est un test pour notre fédéralisme de coopération, que cette collaboration soit optimale, de façon telle à ce que le bénéficiaire, au final, ne soit pas victime d'une rupture de droits; il convient que les assurés sociaux soient assurés, justement, de la continuité du paiement des allocations familiales.

 

L'objectif de cette réforme est de pouvoir améliorer la situation, et non de créer de l'angoisse ou des problèmes chez les uns et les autres. Dès lors, il faudra dans un premier temps que les choses se passent au mieux. Je pense que c'est le principe que nous avons adopté dans le cadre du transfert de compétences décidé: la possibilité que les organismes fédéraux qui organisent aujourd'hui le paiement des allocations familiales restent en charge transitoirement de cette fonction, en l'attente du transfert effectif.

 

Ainsi, dans un second temps, les récipiendaires de cette compétence de la politique en matière d'allocations familiales pourront poser les meilleurs choix quant au mode d'intervention de la solidarité envers les familles. À ce moment-là, ils pourront débattre du montant de l'intervention, du rang de l'enfant et d'autres formes de simplification et d'amélioration du système.

 

La responsabilité du fédéral en l'attente est de faire en sorte que les choses se passent au mieux. Ensuite, l'histoire s'écrira dans d'autres parlements que le nôtre. C'est le principe de la réforme de l'État et cela pourra jouer le 25 mai. Mais montrons effectivement que dans cet État belge modernisé, nous sommes capables de collaborer avec pour objectif le meilleur service au citoyen, ici dans le cadre de la sécurité sociale.

 

Je vous remercie.

 

17.05  Guy D'haeseleer (VB): Mijnheer de voorzitter, het wetsontwerp bevat natuurlijk een aantal heel goede bepalingen en een aantal historische veranderingen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de gelijkschakeling van de verschillende regimes inzake kinderbijslag voor werknemers en zelfstandigen binnen een wetgevend kader, zijnde de algemene kinderbijslagwet. Men kan daar maar moeilijk tegen zijn. Een kind is nu eenmaal een kind en moet door de overheid op eenzelfde manier worden behandeld, ongeacht of het een kind is van een werknemer, een zelfstandige of een ambtenaar.

 

Ook de gelijkschakeling van de bedragen en voorwaarden voor de toekenning van de gezinsbijslag kan uiteraard onze goedkeuring wegdragen.

 

Het wetsontwerp kadert wel in de uitvoering van de zesde staatshervorming, die uiteraard niet de onze is. Niet alleen wordt slechts een heel beperkt gedeelte van de sociale zekerheid overgeheveld naar de deelstaten, maar het is ook duidelijk dat die deelstaten altijd rekening zullen moeten blijven houden met de federale schoonmoeder, die bevoegd blijft voor belangrijke delen van die bevoegdheidspakketten. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de budgettaire enveloppen en het wetgevende kader.

 

Wij zijn en blijven pleitbezorger van de volledige overheveling van de sociale zekerheid naar de deelstaten, niet meer, maar ook niet minder. Wij zullen onderhavig wetsontwerp om principiële redenen dan ook niet goedkeuren.

 

17.06  Philippe Courard, secrétaire d'État: Madame la présidente, je tiens à remercier les intervenants qui, pour la plupart, ont été positifs. La volonté d'une continuité dans le paiement des allocations familiales et l'égalité entre les travailleurs salariés et les indépendants sont pour moi deux choses essentielles.

 

S'agissant du comité de gestion, sa composition se présente en trois bancs: le patronat, les syndicats et les organisations familiales. Chacun d'eux compte sept membres. Ces trois bancs seront maintenus et seront toujours composés de vingt et un membres, chacun d'eux comprenant cinq effectifs et deux suppléants.

 

Je vous remercie.

 

La présidente: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles du projet de loi n° 3339. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (3339/4)

Wij vatten de bespreking aan van de artikelen van het wetsontwerp nr. 3399. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (3339/4)

 

Le projet de loi compte 158 articles.

Het wetsontwerp telt 158 artikelen.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1 à 158 sont adoptés article par article, avec des corrections de texte aux articles 156 et 157.

De artikelen 1 tot 158 worden artikel per artikel aangenomen, met tekstverbeteringen op artikelen 156 en 157.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l’ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

Nous passons à la discussion des articles du projet de loi n° 3340. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (3340/4)

Wij vatten de bespreking aan van de artikelen van het wetsontwerp nr. 3340. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (3340/4)

 

Le projet de loi compte 7 articles.

Het wetsontwerp telt 7 artikelen.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1 à 7 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 tot 7 worden artikel per artikel aangenomen.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

18 Projet de loi portant insertion d'un titre 2 "De l'action en réparation collective" au livre XVII "Procédures juridictionnelles particulières" du Code de droit économique et portant insertion des définitions propres au livre XVII dans le livre I du Code de droit économique (3300/1-5)

- Projet de loi portant insertion des dispositions réglant des matières visées à l'article 77 de la Constitution dans le livre XVII "Procédures juridictionnelles particulières" du Code de droit économique et modifiant le Code judiciaire en vue d'attribuer aux cours et tribunaux de Bruxelles une compétence exclusive pour connaître de l'action en réparation collective visée au livre XVII, titre 2, du Code de droit économique (3301/1-3)

- Proposition de loi modifiant le Code judiciaire en ce qui concerne l'instauration d'une procédure collective (2035/1-2)

- Proposition de loi visant à introduire une forme d'action collective en droit belge (2944/1-2)

18 Wetsontwerp tot invoeging van titel 2 "Rechtsvordering tot collectief herstel" in boek XVII "Bijzondere gerechtelijke procedures" van het Wetboek van economisch recht en houdende invoeging van de definities eigen aan boek XVII in boek I van het Wetboek van economisch recht (3300/1-5)

- Wetsontwerp houdende invoeging van de bepalingen die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet, in boek XVII "Bijzondere rechtsprocedures" van het Wetboek van economisch recht en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek teneinde de hoven en rechtbanken te Brussel een exclusieve bevoegdheid toe te kennen om kennis te nemen van de rechtsvordering tot collectief herstel, bedoeld in boek XVII, titel 2, van het Wetboek economisch recht (3301/1-3)

- Wetsvoorstel tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek wat het instellen van een collectieve rechtszaak betreft (2035/1-2)

- Wetsvoorstel tot instelling in het Belgisch recht van een vorm van groepsvordering (2944/1-2)

 

Propositions déposées par:

Voorstellen ingediend door:

- 2035: Stefaan Van Hecke, Ronny Balcaen

- 2944: Marie-Christine Marghem, Denis Ducarme, Charles Michel

 

18.01  Johan Vande Lanotte, ministre: Madame la présidente, je pense qu'il faudrait postposer la discussion de ces projets et propositions en raison des divergences concernant le rapport. Il faudrait renvoyer ces projets et propositions en commission pour en discuter de nouveau et inscrire ce point ultérieurement à l'ordre du jour.

 

La présidente: C'est noté, si la commission n'y voit pas d'inconvénient. Je pense qu'il y a un consensus.

 

Commission parlementaire mixte

Gemengde parlementaire commissie

 

19 Rapport de la commission parlementaire mixte chargée de la réforme fiscale (3343/1)

19 Verslag van de gemengde parlementaire commissie belast met de fiscale hervorming (3343/1)

 

Discussion

Bespreking

 

La discussion est ouverte.

De bespreking is geopend.

 

Les rapporteurs, MM. Daniel Bacquelaine et Dirk Van der Maelen, renvoient au rapport écrit.

 

19.01  Veerle Wouters (N-VA): Mevrouw de voorzitter, u overdondert mij. Het verrast mij dat dit plots ter sprake komt. Ik vind het zeer frappant dat er geen rapporteur is om verslag uit te brengen van een commissievergadering waaraan de meerderheid veel belang hecht, met name de commissie belast met de fiscale hervorming. Ik neem daar nota van.

 

Ik begin dan maar met het resultaat van de commissiewerkzaamheden. Ik denk dat het in de sterren geschreven stond dat deze commissie met een sisser zou aflopen. Ik zal het nu maar hebben over de stemming van het verslag, aangezien er toch geen rapporteurs zijn. Dat maakt het nog duidelijker dat die commissie niet veel heeft opgebracht. Zelfs de Open Vld heeft zich met betrekking tot dit verslag onthouden. Het stemgedrag van CD&V was nog vreemder; blijkbaar was men in de Kamer voor, maar onthield men zich in de Senaat. Er heerste dus een grote verdeeldheid. Misschien daarom dat men geen verslag wil uitbrengen.

 

Het was al vanaf de eerste vergadering, vanaf het moment dat wij het huishoudelijk reglement zouden bespreken en stemmen, zonneklaar dat er niet mocht worden gesproken over de allerbelangrijkste elementen in de belastinghervorming. Ik citeer het doel van de commissie: “De commissie heeft tot doel een diepgaande reflectie op te starten over de modernisering en de hervorming van ons fiscaal systeem binnen een institutionele context in volle evolutie, om het rechtvaardiger te maken door de bronnen van fiscaliteit opnieuw in evenwicht te brengen en het in te schakelen in een strategie van groei, jobcreatie en duurzaamheid.”

 

Dat was de taakomschrijving en dat zouden wij bespreken. Kernwoorden waren ‘modernisering’ en ‘hervorming van het fiscaal systeem’. Kunnen wij daar tegen zijn? Natuurlijk niet. Wij konden echter geen consensus vinden om ook het woord ‘vereenvoudiging’ op te nemen in de taakomschrijving. Modernisering is volgens mij immers niet altijd gelijk aan vereenvoudiging. Ik meen nochtans dat vereenvoudiging van het fiscaal kluwen waarmee de belastingplichtige elk jaar te maken krijgt als hij zijn belastingformulier met meer dan 800 codes ontvangt, hoog op de agenda mocht staan. Ik geloof niet dat het begrip modernisering hier de volledige lading dekt.

 

Een andere belangrijke zinsnede was “de bronnen van fiscaliteit opnieuw in evenwicht brengen”. Evenwicht, wat wil men daarmee zeggen? Wij gaan het enkel hebben over belastingverschuivingen, een tax shift. De belastingdruk in België ten bedrage van 51,4 %van het bruto binnenlands product, behoort tot een van de hoogte ter wereld, maar nagaan hoe wij die belastingdruk omlaag zouden kunnen brengen, dat zat er niet in.

 

Ik had het net over de bronnen van fiscaliteit. U hoor het goed, collega’s, enkel de fiscaliteit mocht ter sprake komen. De term ‘parafiscaliteit’ klonk als vloeken in de kerk, die mocht niet uitgesproken worden. Na een aantal commissievergaderingen mocht dit uiteindelijk toch eens besproken worden.

 

Voorzitter: André Flahaut, voorzitter.

Président: André Flahaut, président.

 

Collega’s, wij kunnen het niet hebben over een loonlastenverlaging voor de werknemers, zonder ook te spreken over de parafiscaliteit. Het heeft niet alleen te maken met fiscaliteit maar ook met onze parafiscaliteit. Uiteindelijk mochten wij er toch een paar woorden aan vuil maken. Frappant evenwel is dat daarvan geen letter in het verslag staat. Het was al zeer miniem en in de voorbereiding van het verslag stond er nog een paragraaf in, maar in het definitief verslag dat uiteindelijk werd goedgekeurd, stond daarover niets meer.

 

Wij zouden dat inschakelen in een strategie van groei, jobcreatie en duurzaamheid. Ik ben het er volledig mee eens dat groei, jobcreatie en duurzaamheid belangrijk zijn en dat wij daarop moeten inzetten, maar, nogmaals, wij moesten ook praten over de belastingdruk op arbeid. Wij moeten ervoor zorgen dat het voor onze belastingplichtigen lonend wordt om te gaan werken.

 

De zeer strikt omschreven jobomschrijving die wij hebben gekregen en waarover mocht worden gesproken, levert als resultaat dit verslag op. Wij hebben het alleen maar gehad over verschuivingen binnen de fiscaliteit.

 

Dit verslag is dan ook maar een opsomming van vaststellingen. Wat zijn die vaststellingen? Ik denk niet dat er een commissie voor nodig was om vast te stellen dat wij leven in een land met een van de hoogste belastingtarieven, niet alleen op arbeid, wat trouwens door heel wat sprekers tijdens de hoorzittingen werd beaamd. Uiteindelijk is het verslag een opsomming geworden van mogelijke verschuivingen. Welke zijn de mogelijke verschuivingen? Allemaal belastingverhogingen, waarbij telkens de vraag luidt welke belastingen kunnen worden verhoogd om de loonlasten en de belastingdruk op arbeid naar beneden te krijgen

 

Belangrijk voor ons was ook dat alle fiscale voorstellen in het verslag zouden worden opgenomen. Het stond in de sterren geschreven dat het niet tot een aanbeveling zou komen. Immers, met de moeder aller verkiezingen voor de deur, kan men uiteraard geen uitspraken of aanbevelingen verwachten. Het ware echter wel fijn geweest had men ook de fiscale impact van al die voorstellen kunnen becijferen. Er wordt nu wel een hele opsomming gegeven van allerlei mogelijke belastingverhogingen, maar de berekening daarvan, het effect op de belastingplichtigen, wie zijn de winnaars en wie de verliezers van een bepaalde maatregel, dat bleef allemaal achterwege.

 

Heel belangrijk in deze tijd is ook: wat zou daarvan de budgettaire impact zijn? Ons amendement werd echter door de commissie verworpen.

 

Een tweede punt waar ik het over wil hebben, is dat van de experts die werden aangesteld. Er werd besloten een beroep te doen op de afdeling Fiscaliteit van de Hoge Raad van Financiën om deskundigen te leveren voor de commissie. Laat er geen misverstanden over bestaan, ik heb niets tegen de mensen van de Hoge Raad van Financiën, allesbehalve. Men kan zich echter de vraag stellen waarom enkel mensen van de afdeling Fiscaliteit van de Hoge Raad van Financiën aangeduid werden.

 

Collega’s, ik wil u in herinnering brengen dat de Hoge Raad van Financiën in 2007 een in die tijd hevig gecontesteerd rapport heeft uitgebracht waarin hij een aantal voorstellen deed om de belastingdruk te verlagen door elders in de fiscaliteit compensaties te zoeken. In 2007 heeft de Hoge Raad van Financiën al een rapport opgesteld dat eigenlijk hetzelfde beschrijft als wat men nu wil doen. De voorstellen uit dat rapport zijn heel herkenbaar: de taksen op stookolie, diesel en tabak optrekken, de bedrijfswagens zwaarder belasten, snoeien in een aantal aftrekposten, en last but not least een algemene belasting van bijvoorbeeld 30 % invoeren op spaar- en beleggingsproducten.

 

Dit waren de voorstellen die de Hoge Raad van Financiën in 2007 formuleerde om de belastingdruk op arbeid te doen afnemen. In dat rapport van 2007 waren dit de enige voorstellen. Het ging telkens om belastingverhogingen, want ook de schrapping van een aftrekpost is een belastingverhoging. Er stonden geen besparingsvoorstellen in. De Hoge Raad van Financiën vond immers dat besparingsvoorstellen niet tot zijn bevoegdheid behoorden.

 

Ik citeer dan ook heel graag uit het rapport van de Hoge Raad van Financiën van 2007. De conclusie was dat er door de afwezigheid van budgettaire marges gezocht moest worden naar compensaties. Zo kwam men tot al die andere belastingverhogingen.

 

“De budgettaire vooruitzichten, zowel bij ongewijzigd beleid als normatief, doen duidelijk uitschijnen dat een daling van de fiscale of sociale heffingen enkel geïntegreerd kan worden in een globaal restrictieve oriëntatie van het begrotingsbeleid. Aan de doelstellingen van het begrotingsbeleid kan worden tegemoetgekomen door uitgavenverminderingen. Aangezien de afdeling niet bevoegd is om zich uit te spreken over dergelijke uitgavenbeperkingen, heeft zij het restrictieve karakter vertaald door op zoek te gaan naar compensaties binnen de fiscaliteit.” Dat waren de woorden van de Hoge Raad van Financiën in 2007. Ik meen dat die woorden vandaag nog altijd gelden.

 

Op het ogenblik dat de commissie van start ging en de Hoge Raad nog even verwees naar zijn rapport van 2007 hebben we een vaststelling kunnen doen. Ik geef toe dat de regering-Di Rupo het rapport van de Hoge Raad van Financiën heel goed gelezen heeft, want alle belastingverhogingen die de Hoge Raad van Financiën in 2007 voorstelde, zijn er gekomen: de taksen en accijnzen op tabak en alcohol zijn gestegen, het voordeel van alle aard voor bedrijfsvoertuigen is gestegen, energiezuinige maatregelen werden afgeschaft en er kwam een algemene belasting of rijkentaks, op spaar- en beleggingsproducten, gelukkig maar tot 25 % en niet tot 30 %, zoals de Hoge Raad van Financiën voorstelde.

 

De regering heeft heel goed geluisterd. Zij heeft dat rapport heel goed gelezen, maar er is een groot probleem. Al deze voorstellen werden omgezet maar ze werden niet gebruikt om de belastingdruk op arbeid te verlagen, maar alleen om het overheidstekort te beperken.

 

Bijgevolg hebben wij in de commissie het voorstel gelanceerd om met de commissie de werkingskosten van de overheid te bekijken en samen na te gaan of er eventueel concrete besparingsvoorstellen realiseerbaar zijn, die wij vervolgens samen zouden kunnen formuleren. Zelfs de Hoge Raad van Financiën ziet immers, behalve in zijn voorstellen, die allemaal al zijn gerealiseerd, alleen nog maar heil in een beperking van de uitgaven en dus in een besparing door de overheid. Dat was ook de reden van ons voorstel, maar ook daarop is de meerderheid niet ingegaan.

 

Zolang wij geen concrete besparingen kunnen formuleren, wordt het moeilijk. Voor een echte hervorming van de fiscaliteit zal immers eerst in de overheidsuitgaven moeten worden gesnoeid.

 

In plaats van hier te kunnen spreken over wat in het verslag staat – het verslag is immers louter een opsomming van allerlei mogelijke belastingverhogingen en een aantal vaststellingen; niet meer dan dat –, zouden wij beter kunnen spreken over wat niet in het verslag staat. Er zijn geen voorstellen tot vereenvoudiging. In het verslag staan geen voorstellen om de belastingdruk naar beneden te halen. In het verslag staan evenmin voorstellen om het nettoloon te vergroten.

 

Mijnheer Van der Maelen, mijn conclusie is dat het heel jammer is dat ook de parafiscaliteit …

 

19.02  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik zou aan de collega willen vragen of zij ons een antwoord kan geven op een vraag die reeds werd gesteld aan minister Muyters. Hem werd gevraagd waar de N-VA die besparingen zou doorvoeren. De plannen van uw partij zijn nogal drastisch. Het gaat daarbij over minstens 10 miljard euro.

 

Uw partij zegt dat zij de lasten op arbeid wil verlagen. Dit zal evenwel worden gecompenseerd door lastenbesparingen. Kunt u ons zeggen waar u die besparingen zult zoeken? Zoekt u die in de gezondheidszorg? Of zoekt u die op een andere plaats? Wij zouden dit graag van de N-VA vernemen.

 

19.03  Veerle Wouters (N-VA): Collega Van der Maelen, ik laat de kostprijs van ons project voor uw rekening. Wij hebben al heel duidelijk gecommuniceerd dat wij de Moesennorm willen hanteren. Wij willen de uitgaven bevriezen. Wij willen een nominaal bedrag vastleggen voor de uitgaven van de Staat. Ik hoor u al vragen of wij dan willen snoeien in de pensioenen. Neen, wij gaan een nominaal bedrag vastleggen en binnen dat budget zullen er posten zijn die kunnen groeien terwijl er in andere posten zal worden gesnoeid.

 

19.04  Dirk Van der Maelen (sp.a): U zegt niet te zullen besparen op de pensioenen, maar zeg ons dan waar u wel wilt besparen.

 

19.05  Veerle Wouters (N-VA): Wij hebben een aantal besparingsvoorstellen en wij moeten er ook voor zorgen dat wij het met die besparingen halen. Eerst en vooral moet er meer efficiëntie komen in de gezondheidszorg. Wij hebben zelf al een aantal maatregelen voorgesteld zoals bijvoorbeeld de werkloosheidsvergoedingen beperken in de tijd. Zo is er een hele reeks aan maatregelen die kan worden genomen in de sociale inspectie.

 

Als ik u mag geloven zal uw plan worden gerealiseerd met de opbrengsten uit de fiscale fraude. Ook wij willen inzetten op de strijd tegen die fiscale fraude als een van de mogelijke inkomstenbronnen om ons programma te realiseren.

 

Tevens streven wij naar meer efficiëntie bij de overheid. Om die redenen hebben wij trouwens voorgesteld om samen te bekijken waar nog kan worden bespaard. U wilde daar niet op ingaan.

 

19.06  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mevrouw Wouters, als ik straks op het spreekgestoelte sta, mag u mij die vraag stellen. Ik zal u zeggen waar wij de compensatie vinden voor de lastenverlaging en de belastingverlaging.

 

Ik heb u echter ook een vraag gesteld. U zegt de lasten drastisch te willen verlagen. Daartoe wilt u de radicale Moesennorm vastleggen. Zult u de zieken dan zeggen dat zij even moeten wachten vooraleer zij kunnen worden verzorgd? Zult u de nieuwe gepensioneerden zeggen dat u hun pensioen niet kunt betalen? Nee, antwoordt u, dat zult u niet doen. U zult ervoor zorgen dat de zieken en de gepensioneerden wel betaald worden, want u zult dat geld elders vinden. Mijn vraag aan u is wat u bedoelt met “elders”?

 

Waar zal N-VA het geld vinden om die compensatie te realiseren? Dat is een heel eenvoudige vraag. U mag mij straks dezelfde vraag stellen, ik zal u antwoorden. Het lijkt mij fair dat ik u op mijn beurt mag vragen waar u de besparingen zult vinden.

 

Le président: Monsieur Van der Maelen, vous n’êtes toujours pas inscrit pour le débat!

 

19.07  Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer Van der Maelen, blijkbaar kan ik het u dus niet vragen, want u bent nog niet ingeschreven.

 

De algemene conclusie die wij kunnen trekken na het verslag van de commissie voor de fiscale hervorming, is toch dat die commissie op zich slechts een muis heeft gebaard. Wij hadden op verschillende aspecten dieper moeten kunnen ingaan en het feit dat dit niet gebeurd is, vind ik jammer.

 

Le président: J’ai inscrit M. Van der Maelen, sur insistance de Mme Wouters.

 

19.08  Christiane Vienne (PS): Monsieur le président, chers collègues, je ne rappellerai pas la mission de cette commission. Je dirai simplement que notre rôle était d'établir des constats, de discuter de pistes de réflexion avec une incidence budgétaire neutre et qui s'inscriraient dans la relance prônée par le gouvernement.

 

Nous avons entendu un très grand nombre d'experts d'horizons très différents. À la suite de ces auditions, nous avons dressé des constats que nous avons voulu objectifs, basés principalement sur des comparaisons internationales.

 

En Belgique, il est clair que l'impôt pèse trop lourdement sur le travail. Ce constat est unanime. Il faut diminuer la pression fiscale sur le travail, ce qui permet de facto une augmentation du salaire poche. C'est une priorité absolue en termes de réforme.

 

Le gouvernement a déjà travaillé à augmenter le salaire poche, mais une réflexion approfondie en matière de fiscalité est nécessaire. L'accent doit être mis sur l'aide aux bas et moyens revenus pour éviter les pièges à l'emploi. Il va falloir réfléchir à toutes les niches fiscales et à leur efficacité.

 

Un expert a dit que, trop souvent, on ne connaissait pas l'impact réel d'une exonération fiscale. Ce travail doit être réalisé. Il est indispensable, car une exonération fiscale n'a de sens que si elle favorise un comportement positif pour ceux qui en ont le plus besoin. Or, ce n'est pas toujours le cas. Les effets sur les finances publiques sont parfois très négatifs.

 

Certes, nous sommes loin derrière les autres pays européens en matière d'impôt sur le capital. Même si le gouvernement a beaucoup travaillé et que des milliards ont déjà été récupérés, nous sommes isolés sur la question de la taxation des plus-values sur actions par exemple. Pourquoi certains bloquent-ils encore à ce propos? La Belgique ne peut plus être un paradis fiscal pour les rentiers et il n'est pas éthique que notre pays attire les riches, grâce à sa fiscalité trop clémente sur les revenus du capital. Cela suffit!

 

Une autre lacune mise en avant est sans aucun doute la difficulté de récolter des informations et des statistiques. Clairement, là aussi, nous sommes à la traîne au niveau européen.

 

Dans le chapitre ISOC, les intérêts notionnels ont été largement commentés. Pour mon groupe, il va falloir, de toute évidence, les revoir en profondeur, voire les remplacer par des mesures qui créent réellement de l'emploi et qui soutiennent pleinement les PME.

 

Les intérêts notionnels étaient une bonne idée: le système devait permettre aux entreprises d'être financées de manière plus saine et de créer de l'emploi. Cependant, il y a longtemps que le PS demande de lier efficacement l'octroi des intérêts notionnels à la création d'emplois et au soutien aux PME, moteur de l'économie, selon nous.

 

Il est totalement déraisonnable de laisser les grandes multinationales ne payer aucun impôt grâce au mécanisme alors que des PME ne bénéficient que de très peu d'aides. Il faut renverser la vapeur.

 

Rappelons également que nous avons déjà travaillé sur des mesures anti-abus en cette matière parce que plusieurs fraudes avaient été constatées. Nous présentons donc un rapport volumineux, qui rassemble un très grand nombre de pistes de réflexion avancées par des experts en fiscalité.

 

Cela dit, j'aimerais profiter de l'occasion qui m'est donnée pour évoquer avec vous quelques pistes que mon parti estime importantes et prioritaires dans le cadre d'une réforme globale de la fiscalité.

 

Il est urgent de prendre des mesures en termes de simplification administrative. Les articles du Code des impôts sont parfois d'une grande complexité, avec beaucoup d'exceptions ou de niches fiscales. Les contribuables doivent pouvoir comprendre facilement ce qu'ils paient et pourquoi ils paient. Il s'agit donc d'augmenter la lisibilité de l'impôt. Tax-on-web a déjà rempli une partie de la tâche. Nous plaidons pour que, de plus en plus, les déclarations préremplies et un échange facile et rapide des informations avec l'administration fiscale soient établis. Nous avons d'ailleurs cosigné, mon collègue Dirk Van der Maelen et moi-même, une proposition de loi qui va dans ce sens.

 

De manière plus générale, il faut rappeler au citoyen la raison pour laquelle il paie des impôts. Payer ses impôts, c'est financer la sécurité sociale, c'est financer les écoles, les hôpitaux, la police ou les pompiers; payer ses impôts est un acte civique par excellence.

 

Une priorité absolue du gouvernement a été la lutte contre la fraude fiscale. Au niveau de l'administration fiscale, nous avons pu observer une intensification des mesures et des moyens. Des agents supplémentaires ont été engagés au sein de l'ISI pour traquer la grande fraude; c'est une excellente chose.

 

Nous appelons maintenant à un renforcement des moyens au niveau du département de la Justice. Il faut que le département mette des moyens supplémentaires à disposition des parquets pour traquer les grands fraudeurs.

 

Il faut également engager des experts fiscaux. Nous avons reçu dernièrement le Collège des procureurs. Sur le plan de la fraude fiscale, le constat est édifiant: trop de dossiers débouchent sur une prescription par manque de moyens. Il importe donc de renforcer d'urgence cette partie de la lutte contre la fraude fiscale. Chaque euro gagné dans la lutte contre celle-ci est un euro de plus au service de la collectivité.

 

Nous plaidons aussi pour un échange automatique d'informations à l'échelon national, mais aussi européen. C'est possible. Preuve en est avec FATCA. Il convient de simplifier la procédure et retisser des liens de confiance entre l'administration fiscale et les contribuables. Pour le PS, la dynamisation de l'économie passe forcément par une aide efficace aux PME. Comme je le disais voici quelques instants, il faut trouver des mécanismes fiscaux qui facilitent l'investissement et la création d'emplois au sein des petites et moyennes entreprises. De plus – mais là nous sortons du débat –, nous devons continuer à mettre les banques au diapason. J'ai presque envie de dire: à les mettre sous pression. On entend encore trop souvent qu'elles n'accordent que peu de crédit aux projets des PME.

 

Enfin, nous sommes favorables à une taxation forte de la spéculation. Mon collègue Alain Mathot vient de déposer un texte destiné à empêcher le trading haute fréquence. Nous en avons un autre visant à taxer les transactions financières. La taxation de la spéculation apporte deux choses importantes: des recettes, bien évidemment, mais surtout davantage d'éthique dans un secteur qui en manque encore cruellement.

 

Nous sommes en faveur d'une augmentation des impôts sur les revenus du capital. Il n'y a aucune raison pour qu'un travailleur qui se lève chaque matin soit beaucoup plus imposé sur les revenus de son travail qu'un rentier qui passe son temps à faire de l'argent avec de l'argent sans créer aucune richesse véritable. Quand une majorité acceptera-t-elle une taxation des plus-values? Reconnaissons que ce gouvernement a déjà bien œuvré, mais il est possible de faire encore mieux. Il suffit de nous comparer avec d'autres pays européens.

 

Soyons très clairs: nous sommes totalement opposés à une augmentation générale de la TVA. Pour nous, c'est non! J'entends certains dire que la relever de 1 % apporterait beaucoup de recettes à l'État. C'est sans doute vrai, mais taxer la consommation revient à toucher en premier lieu les plus fragiles – ceux qui ont les revenus les plus bas. C'est aussi ralentir la consommation et empêcher les gens d'économiser. Hausser la TVA est une mesure d'austérité. Et nous ne voulons pas de celle-ci.

 

La réforme fiscale qui devra être réalisée devra donc prendre en compte beaucoup de paramètres mais, surtout, elle ne devra pas appauvrir notre pays.

 

Notre système de sécurité sociale est l'un des meilleurs au monde. Il nous a aidés à traverser la crise économique et financière. Il ne faut pas le déforcer, sans quoi les plus fragiles paieraient les frasques de la finance.

 

La réforme fiscale que nous appelons de nos vœux devra aider à la relance économique, au développement des PME et à la justice fiscale. Chaque contribuable belge devra participer en fonction de sa capacité contributive, c'est-à-dire en fonction de ses moyens réels.

 

Pour mon groupe, le travail demandé a été réalisé. Je le répète; je ne soutiens pas toutes les mesures et remarques établies par les experts mais je pense que nous livrons là un travail objectif et sérieux. L'ensemble de la majorité avait marqué son accord pour travailler de la sorte, loin des petits jeux politiques. Je déplore que l'on n'ait pas tenu tout à fait le coup jusqu'au bout. Le prochain gouvernement aura encore pas mal de travail à réaliser. J'espère qu'il le fera dans la ligne que nous venons de tracer ensemble.

 

19.09  Philippe Goffin (MR): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, chers collègues, l'accord de gouvernement prévoyait la mise en place d'une commission dont l'objet était, je cite, "de mener une réflexion approfondie sur la modernisation et la réforme de notre système fiscal dans un contexte institutionnel en pleine évolution, afin de le rendre plus équitable en rééquilibrant les sources de la fiscalité et de l'inscrire dans une stratégie de création d'emplois et de croissance de durabilité."

 

À l'heure où la réforme fiscale s'est invitée dans les débats - chacun des partis politiques en fera sans doute un de ses thèmes principaux de campagne -, je pense que le travail de cette commission constituera un outil utile de pédagogie démocratique et de réflexion ouverte aux opinions les plus larges. "L'importance de la pédagogie, ce n'est pas d'apporter des révélations mais de mettre sur la voie", disait Pierre Dehez. En effet, il ne peut y avoir de démocratie active ou partagée sans avoir les connaissances.

 

Le temps de l'explication est essentiel. Quelle est la situation de la fiscalité en Belgique? Pourquoi faut-il apporter des réformes? Quels sont les effets probables ou certains de mesures proposées? Apporteront-elles plus de bien-être, plus de cohésion et plus de justice sociale? Sont-elles finançables à court, moyen ou long terme? Répondre à ces questions, c'est clarifier les enjeux et éviter les simplismes qui bien souvent étouffent la démocratie.

 

Choisir la pédagogie politique, c'est faire confiance en la capacité des citoyens qui le souhaitent de comprendre les enjeux, c'est restaurer la confiance avec les citoyens qui parfois fait défaut. Et quand le citoyen se sent respecté, généralement, il est davantage et meilleur acteur de la démocratie.

 

Aujourd'hui, alors que la réforme fiscale figure en bonne place des thèmes de la campagne électorale qui s'ouvre, je pense que cette mise en place de la commission était une excellente idée.

 

La commission a travaillé en trois temps. Le premier était de définir le périmètre de son travail. L'accord de gouvernement était là pour le préciser d'emblée.

 

Le deuxième temps constituait en l'écoute, l'audition d'experts provenant d'horizons très différents, de sensibilités très différentes. Ces experts ont pu s'exprimer en toute liberté en donnant ce qu'ils estimaient être, pour eux, la ou les bonne(s) recette(s) pour une réforme fiscale qui, je le disais tout à l'heure, peut à nouveau épanouir la société. Ce travail d'écoute a été mené avec beaucoup de respect de la part de tous les commissaires, tant les sénateurs que les députés, avec des questions posées. C'était aussi l'occasion pour chacun d'entre nous d'entendre une autre musique que celle que nous entendons généralement au sein de nos partis ou au sein des groupes que nous fréquentons habituellement.

 

Ensuite, la commission s'est attelée à rédiger un rapport. Je remercie les services qui, pour en permettre une lecture aisée, ont établi un tableau synoptique reprenant en termes clairs et simples les propositions, réflexions et idées émises par les uns et les autres.

 

Monsieur le président, vous me permettrez de regretter que ce tableau synoptique, même s'il n'est pas nécessairement la quintessence de ce qui a été dit en commission, ne soit pas annexé à ce rapport. Ceci pour deux raisons. Premièrement, je pense que tout le monde n'est pas un spécialiste de la fiscalité. Un tableau synoptique permet souvent de mieux comprendre et d'aller à l'essentiel en respectant, je le disais, le détail des propos tenus par chacun.

 

Deuxièmement, pour une personne qui a pris le temps et fait le travail de préparation et de présentation en commission, qui a essayé de rendre ses connaissances intelligibles pour le plus grand nombre, il n'est pas anormal de souhaiter que sa pensée puisse être lue par le plus grand nombre.

 

Si je suis bien informé, les sénateurs ont annexé au rapport ce tableau synoptique qui n'est rien d'autre que le résumé de ce qui a été dit et figure dans le rapport. Faire de même serait une simple courtoisie à l'égard des auteurs qui se sont mobilisés pour faire en sorte que notre fiscalité soit rendue plus claire à l'ensemble de la population. Nous sommes finalement là pour cela.

 

Pour terminer, au-delà de ce qui a été écrit et dit par les uns et les autres, vous connaissez la position de notre groupe. Elle est toute simple, elle est claire: nous souhaitons effectivement que la fiscalité permette de valoriser le travail et l'esprit d'entreprise.

 

Nous appuierons donc toute réforme fiscale qui soutiendra l'emploi, contribuera à relancer l'activité économique et permettra plus de cohésion, de justice et de bien-être social.

 

Je vous remercie.

 

19.10  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik wil beginnen met de opmerking dat ik tijdens onze werkzaamheden in de commissie veel zaken heb gehoord waar ik niets van wist of niet mee akkoord ging. Twee zaken zijn echter te onthouden van de hoorzittingen. Ik zal ze kort opsommen en bespreken.

 

Een eerste element waarop verschillende professoren hebben gewezen, is het feit dat in België een probleem bestaat met het uitstippelen van de fiscale politiek. We varen namelijk meestal blind. In tegenstelling tot andere fiscaal beschaafde landen kan België niet meten wat de impact is van de ene of de andere beslissing op de inkomensverdeling van de bevolking. België is een van de weinige landen – misschien wel het enige wat zich ook fiscaal beschaafd mag noemen – die geen informatie hebben over het roerend vermogen van hun inwoners. België heeft al zeker geen informatie over de verdeling van de inkomsten uit het roerend vermogen over de bevolking. Professor Panier, werkzaam aan Stanford University, verklaarde dat hij beschaamd is Belg te zijn. Als men er fiscale wetenschappelijke werken over onderzoek naar fiscaal beleid en de effecten daarvan op nagaat, ziet men dat België een van de weinige landen is waar dit niet bestaat.

 

Het tweede element waar wij in onze debatten veel te weinig rekening mee houden, is dat er volgens verschillende professoren internationaal enorm veel aan het bewegen is. Door de groeiende internationale samenwerking worden nieuwe kansen gecreëerd. Ik kom daar straks op terug.

 

Wij hebben al debatten gevoerd over de manier waarop we lastenverlagingen kunnen compenseren. Sommigen doen dat met besparingen, anderen met een tax shift, meestal beperkt tot inkomens uit vermogen, btw of milieubelastingen. Wat verschillende professoren ons hebben geleerd, is dat er in België nieuwe inkomsten te vinden zijn, niet door een verhoging van belastingen of het schrijven van nieuwe belastingwetten, maar door een verbeterde en versterkte samenwerking, bijvoorbeeld via een automatische uitwisseling van informatie.

 

Er bestaan geen exacte cijfers over, maar het staat vast dat vele Belgen immense bedragen in het buitenland hebben waar de fiscus geen weet van heeft. Dankzij de financiële samenwerking en de beslissing van 22 en 23 februari van de G20 zullen wij midden 2015 conform de FATCA daar wel informatie over krijgen. Wij kunnen dus een nieuwe bron voor compensaties vinden.

 

Dat zijn de zaken die ik uit de negen hoorzittingen met in totaal vijfentwintig gasten heb geleerd, na zo vele jaren. Overigens, mijnheer Van Biesen, ik heb u gemist. Ik had graag gehad dat u daarbij was. Dan had u dezelfde lessen en conclusies kunnen trekken uit wat wij gehoord hebben.

 

Welke conclusies trekt sp.a uit wat wij hebben gehoord?

 

Wij zijn van oordeel dat er niets socialistisch is aan de heffing van veel belastingen op inkomens uit arbeid. Wij zijn van oordeel dat – dit is, denk ik, een vrij breed gedragen conclusie – er een verlaging van de lasten op arbeid moet komen. Veel partijen zijn het met ons eens.

 

Wij hebben concrete voorstellen om die lasten op arbeid te verminderen.

 

Ten eerste, willen wij de werkbonus verder laten stijgen. Om de twee jaar komt er zo voor de helft van de werkenden een bedrag bij ter grootte van de index. Wie nu netto 1 500 euro verdient, zal met de dubbele index over vijf jaar op jaarbasis 720 euro meer verdienen. Zo verlagen wij de belastingen voor de gewone lonen.

 

Ik stel vast dat de collega’s van de Open Vld en de N-VA voor een ander denkspoor kiezen. Zij kiezen voor de afschaffing van het tarief van 45 % of zelfs het tarief van 50 %. Zij leggen de belastingverlaging bij de inkomens waarvoor het tarief van 45 % of 50 % geldt. Sp.a kiest ervoor om dat onderaan te doen. Niet iedereen komt aan de schijf van 45 en 50 %, mijnheer Van Biesen. Dat weet u minstens even goed als ik. Dat is dus al een verschil.

 

Ten tweede, willen wij voor de belastingverlaging de nadruk leggen op jongeren en op 55-plussers die geen werk hebben. Wij stellen voor dat er 10 euro per uur aan lastenverlaging zou worden toegekend voor laag- een hooggeschoolde jongeren en 55-plussers. Zo zullen de lastenverlagingen worden omgezet in meer jobs en niet in hogere bedrijfswinsten.

 

Hoe willen wij dat compenseren? Dat vergt immers een bedrag van 2,5 tot 3 miljard euro. Er zijn er die belastingverlagingen goed voor 3 x 5 miljard euro voorstellen, anderen gaan voor 10 miljard euro. Wij zijn realistisch en stellen 2,5 tot maximaal 3 miljard euro aan lastenverlagingen voor.

 

Wij willen dat geld niet halen bij wie nu al eerlijk bijdraagt; wij willen het geld halen uit een betere fraudebestrijding. Daar is nog heel veel geld te halen, zeker gelet op de internationale ontwikkelingen.

 

Wij willen het geld ook halen uit de inkomsten uit vermogen. Dag na dag kan men in de Belgische pers de stelling lezen, die er bij iedereen is ingepompt, dat vermogens en inkomsten uit vermogens in België zwaar worden belast. Men leest dat in De Tijd, in Trends en in elk verslag over de positie van het VBO of VOKA.

 

Collega’s, ik nodig u uit om pagina 24 van ons verslag te raadplegen. Daar vindt u een statistiek van de OESO, die de positie van België schetst wat inkomsten uit vermogens op vier punten betreft, namelijk: intresten, dividenden, meerwaarde op onroerende goederen en meerwaarde op roerende goederen. Neem de grafiek en u zult zien dat België op die vier thema’s onder het gemiddelde en soms ver onder het gemiddelde van de OESO zit.

 

Een van de stelregels die wij hanteren is dat compenseren ons niet op kop van het Europees peloton inzake belastingverhoging mag brengen. Bij voorkeur wensen wij op het Europees gemiddelde te zitten.

 

Collega’s, als men in België de belastingen op inkomsten uit vermogen op het niveau brengt van onze buurlanden, dan zijn daar voldoende middelen te vinden. Dat zijn trouwens inkomsten die zich situeren bij de rijksten. Ik heb al gezegd dat wij niet weten waar die inkomsten in België zitten. In Frankrijk weet men dat wel. Het is een gok maar ik neem aan dat de situatie in België vergelijkbaar is met die in Frankrijk. Ik geef u mee dat meerwaarden op roerende goederen in Frankrijk voor 97 % terechtkomen bij de rijkste 10 % van de Fransen. U moet dan weten dat meerwaarden in België niet belast worden. Als die meerwaarden net zoals in Frankrijk bij de rijkste 10 % terechtkomen, dan betekent dit dat die rijkste 10 % op een heel belangrijke inkomstenbron geen belastingen betaalt. Wel, wij willen daar de compensatie gaan zoeken.

 

Ik probeer af te ronden.

 

Wij willen de compensatie niet zoeken bij de btw omdat btw een regressieve belasting is en vooral de lagere inkomens treft. Kijk maar naar alle statistieken die daarover bestaan. Consumptie-uitgaven halen een heel grote hap uit het gezinsbudget van lage en gemiddelde inkomens. Wij willen dat niet want wij willen degenen die het al moeilijk hebben ontzien. Wij zijn wel voor milieubelastingen, omdat wij vinden dat die sturende effecten kunnen hebben. Wij zijn er echter niet voor om daarmee lastenverlagingen te compenseren omdat wij weten dat op termijn het gedrag bijgestuurd wordt en wij dan met een gat zullen zitten.

 

Een derde punt dat wij ook concreet hebben gemaakt, is onse positie in verband met vereenvoudiging. Wij willen daar heel graag aan meewerken. Veel collega’s hebben in de commissie gepleit voor vereenvoudiging en gezegd dat onze Belgische wetgeving veel eenvoudiger kan. Wij zijn het daarmee eens maar wij wachten wel op voorstellen. Ik heb tot op heden nog geen enkel concreet voorstel gehoord, tenzij misschien van de collega’s van CD&V. Die houden niet veel aftrekken meer over. Van andere partijen heb ik er nog niet veel gehoord.

 

Wij hebben een pragmatisch en praktisch voorstel, met name het fiscaal systeem eenvoudiger maken voor de belastingplichtigen. Dat kan door, zoals in Scandinavische landen, de burgers die dat wensen de mogelijkheid te bieden om aan banken en andere instanties die informatie hebben vereist voor het invullen van een belastingbrief, de toestemming te geven om die informatie rechtstreeks aan de fiscus door te sturen. Dan kan de fiscus de belastingaangifte voor die mensen invullen en de berekening maken.

 

Daar wordt iedereen beter van. De belastingplichtigen worden verlost van de rompslomp en hebben de garantie dat rekening zal worden gehouden met alles waarop zij recht hebben. Voor de fiscus wordt het werk gemakkelijker vermits de informatie hem automatisch wordt toegestuurd en de controles bij dergelijke openheid overbodig worden. Voor de banken kan onderlinge concurrentie spelen, in die zin dat zij hiervan een onderdeel kunnen maken van hun dienstverlening. Ik meen dus dat alle partijen er goed bij varen.

 

Tot slot, wil ik nog even terugkomen op wat ik daarstraks de heer Goffin en andere sprekers heb horen verklaren.

 

Collega’s, wij moeten serieus blijven. Er is een verslag. Er wordt geklaagd dat men een en ander zouden willen verbergen. Ik nodig u echter uit de bijlagen in te kijken. Als ik mij niet vergis, omvat bijlage I woordelijk wat elke persoon die in de commissie is gehoord, heeft gezegd.

 

(…): (…)

 

19.11  Dirk Van der Maelen (sp.a): Collega, dat is wel waar. Kijk naar bijlage I op pagina 167 van het document. In bijlage I vindt u het woordelijk verslag van elke hoorzitting die wij hebben gehouden.

 

Gemakshalve hebben wij het werk wel verdeeld onder de verschillende partijen en gevraagd over de grote thema’s een synthese te maken, waarbij bijvoorbeeld wordt aangegeven dat een bepaalde persoon zich tegen de opheffing van het bankgeheim heeft uitgesproken. Vervolgens moeten alle namen worden gegeven van de professoren die hebben verklaard tegen de opheffing van het bankgeheim te zijn. Op een volgende lijn staan dan de gehoorde personen die zich voor de opheffing van het bankgeheim hebben uitgesproken.

 

Wij hebben een dergelijke oefening gemaakt. Alle fracties hebben hun huiswerk gekregen en gemaakt. Wij hebben het bij elkaar gecontroleerd. Wij hebben daarna in de commissie beslist dat huiswerk in ons rapport om te nemen en niet de synoptische tabel die voorheen werd gemaakt. Ik heb daarnet vernomen dat in de Senaat de collega van de Open Vld heeft gedreigd de synoptische tabel op het spreekgestoelte voor te zullen lezen alsook dat hij heeft geëist dat de tabel bij het verslag zou worden gevoegd.

 

Collega’s, laten wij ernstig blijven. In de commissie hebben wij het voorstel besproken en via een stemming beslist de synoptische tabel niet in het verslag op te nemen. Wij hebben er ook op gewezen dat niets wordt weggemoffeld. Immers, wat woordelijk door elke gehoorde persoon is uiteengezet, staat in het verslag.

 

Een laatste punt moet mij nog van het hart.

 

Wat het verslag niet heeft gehaald, is een voorstel onder meer van mijn fractie, om het verkiezingsprogramma van elke partij te laten berekenen door de Hoge Raad voor Financiën of het Planbureau. Collega’s, voor uw informatie zal ik zeggen dat de programma’s van de N-VA en de Open Vld niet zijn toegekomen. Laat dat net de twee partijen zijn die buiten het luidst getoeterd hebben en aangedrongen hebben op berekening van de verkiezingsprogramma’s, maar toen de kans werd geboden om dat te doen via onze commissie gaven zij niet thuis.

 

19.12  Patrick Dewael (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik weet dat die discussie vanmorgen ook uitvoerig heeft plaatsgevonden in de Senaat. Het is een gemengde commissie en collega Daems trad op als woordvoerder van onze fractie.

 

In uw hoedanigheid van voorzitter van de Kamer vraag ik u wat wij gaan doen met betrekking tot de vraag in verband met de synoptische tabel?

 

Als ik goed ben ingelicht heeft de Senaat daarmee ingestemd. Het is natuurlijk een andere assemblee, maar ik kan mij moeilijk voorstellen dat wij over één en dezelfde commissie twee verschillende lezingen zouden hebben van twee verschillende verslagen. Ofwel wordt ze erbij gevoegd en kan ik uiteraard mijn goedkeuring geven aan het verslag, ofwel neemt men hier een andere houding aan. Dat vind ik dus weinig compatibel.

 

Voor het overige ben ik het eens met collega Van der Maelen, niet met zijn conclusie, maar wel met zijn vraag om op een duidelijke manier de kostprijs te kennen van de verschillende voorstellen die in de verschillende verkiezingsprogramma’s zullen worden gedaan in verband met de fiscaliteit en de parafiscaliteit. Ik ben daar een groot voorstander van. Dat is een goede zaak voor de geloofwaardigheid van de politiek, welke ook de methode is. Ik meen trouwens te weten dat mijn voorzitter daarover de voorbije weken overleg heeft gepleegd met de andere partijvoorzitters.

 

Ik zou niet willen dat wij daar een kat-en-muisspel van maken, collega Van der Maelen. Ik ben een groot voorstander van een benadering waarbij de kiezer heel goed weet wie wat voorstelt op het vlak van lastenverlaging, wie wat voorstelt op het vlak van vermindering van het overheidsbeslag, wie wat voorstelt op het vlak van de verbetering van de competitiviteit van onze bedrijven, wat dat allemaal kost, of dat haalbaar is, of dat realistisch is en of dat geloofwaardig is. Als we daarin kunnen landen, zal dat ons leven aanzienlijk faciliteren in de vele debatten die wij zullen voeren van nu tot in mei.

 

Voor onze houding ten gronde en onze standpunten verwijs ik naar wat vanmorgen in de Senaat is gebeurd. Collega Daems heeft dat uitvoerig toegelicht. Ik wil wel weten of wij hetzelfde besluiten als de Senaat in verband met het verslag en het al of niet toevoegen van de synoptische tabel. Ik neem aan van wel.

 

19.13  Christiane Vienne (PS): Monsieur le président, je ne comprends pas très bien!

 

En effet, toutes les interventions seront reprises au compte rendu intégral et tout qui s'intéresse à la question s'y référera. Les services ont dressé un tableau synoptique qui, en partant des interventions, reprend des éléments. De l'avis même des services, ce tableau est un outil de travail très imparfait - comme tout outil de travail -, et il n'a jamais été prévu qu'il figure au rapport, puisqu'il existe un compte rendu intégral. Dès lors, je ne comprends pas bien la demande.

 

Déjà, je me demande qui lira les détails du rapport. Mais je veux bien admettre qu'une majorité de citoyens en Belgique en prendront connaissance. Ils auront l'occasion, si cela les intéresse et s'ils veulent creuser la question, de lire le compte rendu intégral.

 

Je ne comprends pas cette fixation sur une note de travail qui, globalement, reprend des éléments, mais ne les reprend pas tous, n'est pas complète et dont les services disent eux-mêmes qu'elle est imparfaite.

 

19.14  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik ben wat verwonderd over de vraag van de heer Daems. Hij was verslaggever van de commissie voor de fiscale hervorming. In de commissie zijn er enkele afspraken gemaakt in consensus en er heeft zich nooit enig probleem voorgedaan. De commissie heeft kennis genomen van die synoptische tabel, dat geen geheim document is. De synoptische tabel ligt ook hier ter beschikking. Collega’s, u kunt een exemplaar meenemen. Die synoptische tabel is absoluut niet geheim.

 

In het bureau van de commissie werd wel afgesproken, in onderling overleg, meerderheid en oppositie, om op basis van die synoptische tabel een leesbare tekst te maken voor de leden van de plenaire vergadering van de Kamer. Dat is zo ook gebeurd. Op basis van die synoptische tabel werd er gewerkt.

 

Die synoptische tabel is zelf echter nooit besproken in de commissie en dat is trouwens ook nooit de bedoeling geweest. Om die reden is de synoptische tabel niet bij de documenten gevoegd. Wel ligt die synoptische tabel hier ter beschikking. Er zijn voldoende exemplaren aanwezig. Ze liggen hier ter beschikking in een doos voor de leden die er een exemplaar van willen meenemen en die daarover eventueel het woord willen voeren. Er was echter geen enkele reden om dat document als bijlage bij het verslag te voegen.

 

De houding van collega Daems ter zake verwondert mij dan ook enigszins, ook al omdat hij zelf verslaggever was in die commissie en eveneens in de werkzaamheden een belangrijke rol heeft gespeeld. Op het allerlaatste moment heeft hij de vraag gesteld om de synoptische tabel als bijlage bij het verslag te voegen. Daarover hebben we in de commissie gesproken en over die vraag werd zelfs gestemd. Een duidelijke meerderheid koos ervoor om die tabel niet bij het verslag te voegen. Maar nogmaals, het is geen geheim document. Het ligt hier ter beschikking van alle Kamerleden die dat wensen.

 

Van wat er deze voormiddag gebeurd is in de Senaat, heb ik geen exact verslag gekregen. Ik weet alleen dat ik geen aanvraag gekregen heb van collega Arena om de commissie samen te roepen. Normalerwijze, als er een wijziging is in de procedure, moet de commissie opnieuw samenkomen, maar daartoe heb ik geen vraag gekregen. Ik weet dus niet wat er juist gebeurd is. Ik veronderstel dat er in de Senaat ook informeel werd gesproken over die tabel en dat het document misschien ook ter beschikking gesteld werd. Dat het document formeel toegevoegd zou zijn aan het verslag, werd mij echter niet meegedeeld.

 

19.15  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, ik moet de heer Devlies bijtreden, hoezeer ik ook gecharmeerd ben door de interventie van collega Dewael.

 

De synoptische tabel is echter niet meer en niet minder dan een oefening van de diensten om van elke hoorzitting, waartoe wij volledig toegang hebben, de meest markante dingen te halen en op te sommen. Elke student zou deze oefening doen, want de teksten bevatten heel wat herhalingen. Om een overzicht te kunnen bieden aan deze plenaire vergadering, werd besloten te bundelen, met bronvermeldingen erbij, telkens een spreker in de hoorzittingen iets zegt wat reeds gezegd is. Het gevolg is een veel beter leesbare tekst.

 

Die leesbare tekst vindt u in het verslag. De synoptische tabel ligt daar. Er is niets geheim. Ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat de heer Daems achteraf niet zo blij was met het resultaat, maar dit is nu eenmaal het resultaat van wat die mensen tijdens de hoorzittingen gezegd hebben.

 

Het spijt mij, maar volgens mij volstaan de verslagen van de hoorzittingen, de synoptische tabel die daar ligt en de opgeschoonde leesbare samenvatting, waaraan geen enkele inhoudelijke interpretatie gegeven is. Daarover is op een zeer detaillistische manier gewaakt in de commissie, tot punten en komma’s toe. De juiste naam moest op de juiste plek enzovoort, telkens met de juiste verwijzing naar de juiste pagina.

 

Ik meen dat het ongemak van de heer Daems ligt in het feit dat hij niet zo graag leest wat de experts hebben gezegd. Iedereen zal het er echter mee eens zijn dat de synoptische tabel die daar ligt slechts een voorbereiding was. Ik zou als student in ieder geval nooit zoiets hebben durven afgeven aan mijn promotor.

 

Le président: Progressons: le bon sens qui me caractérise me fait songer que nous discutons à côté du sujet, vu d'ici.

 

19.16  Philippe Goffin (MR): Monsieur le président, avec le bon sens qui vous caractérise, avec notre volonté d'être le plus utile possible, quand on réalise un travail d'un tel niveau, quand on entend des intervenants d'un tel niveau, je n'arrive toujours pas à comprendre où est le problème.

 

L'intégralité des interventions se retrouve dans ce rapport. Ensuite, les services font un premier résumé. Je ne vois aucune difficulté au fait que ce résumé figure en annexe. Puis, il a été décidé de réaliser un résumé du résumé pour le rendre plus clair. À mon sens, nous discutons pour pas grand-chose.

 

Mettons tous les textes et documents à disposition. Indiquons simplement sur ce premier résumé qu'il s'agit d'un document de travail. Les citoyens intéressés pourront constater que nous travaillons beaucoup au parlement. Celui qui aura le temps lira le tout, celui qui aura moins de temps en lira moins, tandis que celui qui aura moyennement du temps lira moyennement.

 

Je n'arrive pas à comprendre qu'il s'agisse là d'une difficulté et qu'on puisse en parler autant.

 

19.17  Hagen Goyvaerts (VB): Mijnheer de voorzitter, ten eerste, ik hoor collega Devlies zeggen dat het waarschijnlijk binnen het uitgebreide of beperkte Bureau, met consensus van de oppositie, is gebeurd. Voor alle duidelijkheid, het Vlaams Belang was daar niet bij betrokken.

 

Ten tweede, ik weet niet hoe de werkzaamheden in de Senaat zijn verlopen, maar als men er daar in geslaagd is de synoptische tabel aan het verslag te laten toevoegen, dan neem ik aan dat u niet kunt onderdoen voor de Senaat, tenzij u erop aanstuurt dat wij hier in de Kamer een lezing zouden geven van de synoptische tabel en dan maakt die deel uit van het verslag. Ik kan alleen niet voorspellen of wij dan vandaag voor middernacht buiten zullen zijn.

 

Twee collega’s verwezen naar een doos waarin dat document ter beschikking zou liggen. Ik weet niet wie daarvan op de hoogte is, laat staan dat de buitenwereld daarvan een kopie kan krijgen. Als het document dan toch geen geheim document is, dan moet u het mee publiceren. Als het geen geheim document is, dan moet het in het integraal verslag worden opgenomen.

 

De vraag is wat u ermee zult doen, mijnheer de voorzitter? Bent u bereid om de synoptische tabel – het magische woord uit de debatten over het vreemdelingenstemrecht en BHV – aan het verslag toe te voegen of zegt u dat u aan dat spel niet meedoet? In dat geval zullen wij een lezing geven van de synoptische tabel, die weliswaar 51 of 52 pagina’s bevat.

 

Ik stel voor dat u ons over uw plannen informeert.

 

Le président: Chers collègues, je me suis informé et il s'agit d'une commission mixte. Cela nous apprendra à faire des commissions mixtes! Le même tableau sera publié par le Sénat. Quel est dès lors l'intérêt de ne pas le distribuer ici, puisqu'il est quand même disponible au Sénat et publié par le Sénat sous une couverture spéciale "document de travail"?

 

19.18  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, dit document is opgesteld door de diensten. De diensten zeggen zelf dat zij hun hand niet in het vuur willen steken voor de volledigheid.

 

Die tekst is niet goedgekeurd, zelfs niet besproken, door de commissie. Wij hebben hier te maken met een tekst, opgesteld door de administratie en niet goedgekeurd door de commissieleden. Als men in de Senaat meent dat men een dergelijk document bij het rapport mag voegen, is dat hun zaak.

 

Ik vind dat wij ons werk correct moeten doen. In het rapport komen alleen de teksten die goedgekeurd werden in de commissie en zeker geen teksten die alleen door de administratie werden opgesteld, zonder te zijn nagelezen of gecheckt door de parlementsleden.

 

Le président: Je me demande souvent si Magritte était en Belgique pour devenir surréaliste.

 

Vraiment, je ne comprends pas. Je suis un citoyen normal. Une commission mixte se réunit. L'une des assemblées décide de joindre sous le label "document de travail", tandis que l'autre dit non. Celui qui a vraiment envie de s'informer ira consulter le document commun. Comme l'a dit M. Devlies, il se trouve dans les caisses là-bas. On peut le distribuer. C'est un document de travail. Punt aan de lijn! J'avoue que je ne comprends pas!

 

Je peux aussi faire autre chose en décidant d'interrompre le débat, de vous renvoyer en commission et de revenir à la discussion quand vous vous serez mis d'accord avec le Sénat au sujet de la publication. À force de jouer de la sorte, on va le faire jusqu'au bout!

 

19.19  Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, als ze in de Senaat een stommiteit begaan, moeten wij die stommiteit dan nadoen? Het is een simpele regel dat wij alleen een parlementaire stempel geven aan die teksten die door de parlementairen zijn nagekeken, dat is toch heel simpel.

 

Le président: Chers collègues, je peux très bien interrompre les travaux.

 

19.20  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen): Mijnheer Dewael, ik merk dat het testosteron heen en weer vliegt. Dat is de belangrijkste reden waarom bij fiscale thema’s wat meer vrouwen moeten worden betrokken. Ik heb geen enkele last van testosteron. Ik begrijp nu volledig hoe wij aan de fiscale koterijen en de wirwar van regels zijn gekomen met de liberalen in de diverse meerderheden de voorbije dertig jaar.

 

Ik stel vast dat in de huidige situatie er duidelijk onenigheid is over de tekst. Wij hebben het werkdocument van de diensten herwerkt, samengevat en gecontroleerd op de volledigheid. Dat document an sich is niet besproken. Er is inderdaad een conflict met de Senaat daaromtrent. Als men het document wil toevoegen, moet dat door de commissie worden bekeken. Ik wil heel duidelijk zeggen dat dit niet mijn voorkeur had.

 

Ik vind dat de heer Daems een groot gebrek heeft vertoond met betrekking tot zijn rol van rapporteur in de commissie. Laat dat maar even genoteerd zijn.

 

Het is echt intriest dat, ondanks ons harde werk en de aanwezigheid van de oppositie om in dat korte tijdsbestek zeer veel tijd en energie te steken in het dossier, de heer Daems niet de moeite heeft gedaan om de samenvatting te maken van de synoptische tabel, maar dat heeft overgelaten aan anderen. Nu wil hij blijkbaar toch naar de synoptische tabel. Dat is ondermaats voor de werkzaamheden van de commissie. Toch stel ik voor opnieuw bijeen te komen.

 

19.21  Patrick Dewael (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik hoor harde kritieken aan het adres van de heer Daems. Dat raakt mij. Hij heeft praktisch alle vergaderingen van de commissie gevolgd en heeft heel vragen gesteld. Ik vind het een beetje onzinnig om een discussie te voeren over een collega die niet aanwezig is en zich niet kan verdedigen. Ik vind het ook nogal klein om hem aan te vallen.

 

De heer Daems heeft vanaf het begin gewezen op de noodzaak van een geïntegreerd debat, door niet alleen de fiscaliteit, maar ook de parafiscaliteit in de discussie te betrekken. Die discussie heeft bij het begin van de werkzaamheden gewoed. De heer Daems zegt dat het effectief noodzakelijk is om wat in de kist zit, mee op te nemen en te publiceren om een volledig beeld te krijgen van de gevoerde discussie.

 

Mevrouw Almaci zegt dat de heer Daems zijn werk niet zou hebben gedaan als rapporteur. Dat is een groot verwijt.

 

Ik treed u volledig bij, mijnheer de voorzitter. Binnenkort gaat de commissie over de federale kieskring van start. Dat is ook een gemengde commissie van Kamer en Senaat. Het is ondenkbaar dat er op een bepaald ogenblik een verslag van de werkzaamheden van die commissie zou zijn, dat afwijkt van wat wij hier publiceren. Als men dat doet, moet men natuurlijk geen gemengde commissie van Kamer en Senaat installeren.

 

Aangezien de discussie toch wordt gevoerd en ze persoonlijk wordt gevoerd, stel ik voor dat de aangelegenheid terug naar de commissie gaat. De commissie kan dan een beslissing nemen, waarna wij het debat kunnen voortzetten.

 

Le président: Je donne la parole au président de la commission.

 

19.22  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, collega’s, als covoorzitter van de commissie ben ik natuurlijk gehouden tot de stemming die er in de commissie geweest is. Ik wens daar correct naar te handelen.

 

Toch zou het spijtig zijn als wij het debat nu moeten onderbreken. Vermits wij geen zekerheid hebben over de procedure die door de Senaat is gevolgd, stel ik voor, mijnheer de voorzitter, dat u na de bijeenkomst eventueel contact opneemt met uw collega van de Senaat en dat wij eventueel tijdens een volgende bijeenkomst een beslissing nemen met betrekking tot het al dan niet toevoegen van de synoptische tabel. Toch zouden wij best vandaag de bespreking voortzetten

 

Indien uit uw contact met uw collega van de Senaat blijkt dat dit nodig zou zijn, dan kan de commissie over dit onderwerp alsnog bijeenkomen.

 

Le président: Je crois que cette proposition est remplie de sagesse. Nous allons la suivre.

 

Nous allons poursuivre la discussion et je me rangerai à la proposition du président de la commission pour interroger ma collègue du Sénat. Nous reviendrons sur le sujet après le congé de Carnaval.

 

19.23  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen): Op een hoopgevende noot vanuit liberale hoek mag ik mijn betoog starten.

 

Collega's, wij hebben wel degelijk goed gewerkt. Er ligt een verslag van de hoorzittingen, dat flink wat denkwerk kan en moet opleveren.

 

Wij weten dat er de afgelopen jaren in heel wat landen, en dus niet alleen in België, verschillende commissies werden opgericht om het belastingsysteem te evalueren en hervormingsvoorstellen te formuleren. In het Verenigd Koninkrijk was er de Mirrlees Review. De Verenigde Staten leverde ook werk op dat vlak. In Frankrijk was er Pour une révolution fiscale van Piketty. In Nieuw-Zeeland was er de Tax Working Group.

 

Dat alles valt onder de noemer ‘alles kan beter’. Wij hebben effectief heel wat vaststellingen gedaan. Naast de vaststelling dat wij te kampen hebben met hoge loonkosten, die vooral voor de lage lonen zeer problematisch zijn, is ons systeem ook te complex en onvoldoende herverdelend. Het gevolg van die complexiteit en het gebrek aan herverdeling is ontwijkingsgedrag, mattheuseffect en onvoldoende rechtvaardigheid.

 

In 2005 zei Joseph Stiglitz, Nobelprijswinnaar, overigens geciteerd door Bruno Peeters in een van de hoorzittingen: “Every tax system is an expression of a country’s given basic values and its politics.” Het vrij kafkaiaanse debat van zopas verklaart misschien ons systeem.

 

Ons systeem is de voorbije dertig jaar niet diepgaand aangepakt. Geen enkele fundamentele hervorming heeft het meegemaakt. Er is één uitzondering: er was een ontploffing van alle mogelijke fiscale aftrekken. Het gaat over een fiscale kerstboom met alle cadeautjes voor de verschillende groepen, waar een kat haar jongen niet meer in terugvindt en de logica zoek is.

 

Voor onze partij is een goed fiscaal beleid ontzettend belangrijk. Het is immers nodig om onze bevolking de juiste dienstverlening aan te bieden, haar rechten te vrijwaren en iedereen een menswaardig bestaan te bieden. Wij gaan voor een rechtvaardige en duurzame fiscaliteit.

 

Waarom is het belangrijk ons standpunt even naar voren te brengen? Een debat over de belastingen is meer dan een louter debat over belastingen. Een fiscaal systeem met belastingen houdt geen moraliteit in. Het is aan de samenleving en de politici om er moraliteit in te stoppen en er richting aan te geven. Daarom is het belangrijk te weten welke richting elke partij aan het fiscale systeem wil geven.

 

Voor ons moet het belastingsysteem rechtvaardig, duurzaam en efficiënt zijn. Het is een middel om onze samenleving vorm te geven, omdat we er begrippen als ethiek, rechtvaardigheid en duurzaamheid in vervatten en er tegelijkertijd het ondernemerschap mee ondersteunen.

 

Uit het verslag blijkt duidelijk – ik merk bij een aantal partijen ook ongemak over de thematiek, omdat een en ander helemaal niet strookt met het verhaal dat zij elke dag de wereld insturen – dat ons belastingsysteem door hoge loonlasten wordt gekarakteriseerd. Ter zake wordt een zaak die goed is voor onze samenleving, bovenmatig belast. Er geldt een hoge nominale lastenvoet voor een smalle basis, namelijk arbeid.

 

Bovendien merken we, ook al is een hoge vennootschapsbelasting van toepassing, dat bij nader toezien er heel wat uitwegen zijn, waardoor een groot verschil ontstaat tussen de bedrijven die nog belastingen betalen, voornamelijk kmo’s, en de bedrijven die geen belastingen meer betalen, voornamelijk de multinationals.

 

Er is, in combinatie met de andere OESO-landen. een heel voordelige fiscaliteit voor meerwaardespeculatie en voor inkomsten uit kapitaal.

 

Er is sprake van een gebrekkige aanpak van de fiscale fraude. De cijfers zijn herhaaldelijk aangehaald. Michel Maus is langsgekomen voor een van de hoorzittingen. Jaarlijks kan 35 miljard euro worden gerecupereerd als wij daar volop op inzetten en de fiscale paradijzen, die nog altijd bestaan, bestrijden. Ons land is ook kampioen in het op die manier wegbelasten van wat goed is voor onze samenleving, namelijk arbeid, terwijl het achterophinkt met het belasten waar wij zuiniger mee moeten omspringen, namelijk alles wat te maken heeft met energie en met mobiliteit. Er is ten slotte een grote onaangeboorde belastingbasis, namelijk de inkomsten uit kapitaal.

 

Met die realiteit voor ogen dringt een verschuiving zich dan ook op. Een verschuiving, jawel. Wij hebben een document opgesteld dat gewoon weergeeft wat de experts naar voren hebben gebracht. Ik zal het debat van zopas niet opnieuw voeren, maar in de bijlage vindt u letterlijk het resultaat van de hoorzittingen. Als alle experts samen pleiten voor een tax shift, wordt het misschien tijd om er, na 30 jaar, eens naar te luisteren, in plaats van hen hier met de vinger te wijzen.

 

Laten wij effectief kijken naar de verschuiving, die zich opdringt, in plaats van de smalle basis smal te laten. Als men daarvoor kiest, moet men er bijzeggen dat men niet anders kan dan ons sociale welvaartstaat af te bouwen. Collega Van der Maelen heeft terecht opgemerkt dat men dat blijkbaar niet durft te zeggen. Wie a zegt, moet b zeggen! Als de OESO zegt dat er een te smalle basis is, moeten de rechtse partijen, die niet graag lezen wat er tijdens de hoorzittingen gezegd is en bij hun standpunt blijven om de belastingen te verlagen, ergens anders aan knagen. Maar zij durven niet tegen de gewone burger te zeggen wat dat betekent op het vlak van dienstverlening en wat dat betekent op het vlak van sociale zekerheid. Het zal niet fraai zijn! Dat is de naakte waarheid.

 

Met die realiteit voor ogen dringt volgens onze partij zich een verschuiving op. Wij zijn ervan overtuigd dat men niet overmatig mag belasten wat goed is voor onze samenleving en dat men moet beschermen wat schaars is. Men moet degenen die vandaag onvoldoende bijdragen erbij betrekken en hen solidariseren. Dat zij onvoldoende bijdragen, blijkt ook uit de hoorzittingen. Onze inkomsten uit kapitaal, uit vermogens- en winstbelastingen zijn in Europa bij de lagere inkomsten.

 

Dat brengt een aantal zaken met zich mee die wij natuurlijk willen zien.

 

Voor onze partij staan de drie v’s voorop als het gaat over belastingen: een verschuiving weg van de loonlasten naar inkomsten uit vermogen en vervuiling, een verwitting en een vereenvoudiging.

 

Omtrent de term vereenvoudiging hebben wij al een mooie inleiding gekregen in het debat vooraleer ik hier op het spreekgestoelte kwam staan. Een vereenvoudiging betekent dat alle fiscale aftrekposten tegen het licht worden gehouden, waarbij wordt geëvalueerd hoe efficiënt ze zijn en waarbij de vraag wordt gesteld of ze niet beter kunnen worden vervangen door een rechtstreekse korting op de factuur of door een subsidiesysteem.

 

Vandaag is de logica immers compleet zoek in alle bestaande fiscale aftrekposten. Gaan golfen met het bedrijf, of zogenaamd met het bedrijf, is een netwerkevent en kan worden afgetrokken. Hoe krijgt men dat verkocht in tijden van crisis? Dat is niet logisch en niet verkoopbaar. Die aftrek krijgt men overigens ook pas twee jaar na datum terug en als er belastingen werden betaald. Voor de zwakste groep is er dus altijd een probleem en moet er in een uitzondering worden voorzien. Dat maakt het hele systeem nog complexer.

 

Geef dus liever rechtstreekse ondersteuning, op een andere manier. De fiscale aftrekposten kunnen best niet worden gebruikt om een beleid uit te tekenen. Het beleid kan uitgevoerd worden nadat de belastingen werden geïnd. Dat zorgt voor veel meer transparantie en dat biedt trouwens de marge om de vennootschapsbelasting te hervormen en naar beneden te halen.

 

Sprekend over de vennootschapsbelasting, kom ik tot het volgend punt. Wij stellen vast dat er heel wat fiscale aftrekposten zijn en daarnaast kennen wij ook het systeem van transfer pricing en de notionele-intrestaftrek. Dat maakt dat er onder vennootschappen een enorme ongelijkheid is. Die ongelijkheid is er overigens ook in de kans op controle. De ongelijkheid bestaat erin dat vooral de kleine vennootschappen die niet kunnen delokaliseren en geen buitenlandse filialen hebben – in wezen eigen aan kmo’s – het volle gelag betalen, terwijl de grote multinationals - collega Calvo heeft deze middag nog de voorpagina getoond, de ArcelorMittals van deze wereld, geen belastingen betalen omdat zij kunnen genieten van transfer pricing en van de notionele-intrestaftrek.

 

Wij hebben de transfer pricing eerder al aangekaart. Ik doel hiermee op een betere harmonisatie met de andere landen zoals de OESO-landen, of op het FATCA-akkoord dat binnenkort moet worden gesloten tussen de Verenigde Staten en Europa. Dat zijn allemaal heel belangrijke elementen.

 

Wij zitten met iets wat zeer specifiek is voor ons land en waarvoor onze premier en de minister-president van Vlaanderen in het buitenland expliciet reclame gaan maken: de notionele-intrestaftrek.

 

Een van de deskundigen heeft tijdens de hoorzitting gezegd dat dit een massavernietigingswapen is voor ons land. Dat zijn niet mijn woorden, het staat letterlijk in het verslag, zowel in de synoptische tabel als in de samenvatting en in het volledige verslag van de hoorzitting. Het is een massavernietigingswapen voor de fiscus. Waarom? Heel eenvoudig, omdat het een intrestaftrek is die compleet blind is. 6,1 miljard kost die ondertussen. Dat is alleen gestegen. Er is geen enkele voorwaarde aan gekoppeld. Allerlei financiële constructies worden niet tegengegaan, hoewel de Nationale Bank al in 2007 duidelijk heeft gemaakt dat er heel wat verhuizingen waren van financiële instellingen naar ons land enkel en alleen omwille van die financiële constructies. Er wordt ook geen enkele koppeling met jobs gemaakt, noch met jobbehoud in tijden van crisis, of met jobcreatie. Er is ook geen koppeling met investeringen in eigen land. Wat krijgt men dan? Een vehikel dat niet op effectiviteit te controleren valt maar waarvan we wel de kostprijs zien. Dat is toch ontzettend bizar als men aan een efficiënt belastingsysteem wil werken.

 

Men kan de notionele-intrestaftrek laten bestaan en hervormen. Dat is het pleidooi dat wij hier als sinds 2008 houden. Wij hebben heel vaak van de meerderheid gehoord dat men het daarmee eens was maar elke gelegenheid die men heeft gekregen om het systeem efficiënt te hervormen heeft men laten liggen. Men kan vandaag dus nog steeds die financiële constructies opzetten, men kan nog steeds doen wat men wil met die intrestaftrek. Men kan de winst kunstmatig naar beneden halen zodat men er minder belasting op moet betalen, dit voor diegenen die minder goed op de hoogte zijn van wat die notionele-intrestaftrek eigenlijk is. Men kan gewoon verder doen zonder één enkele job te creëren, zonder enige investering maar wel met een dergelijk hoge kostprijs.

 

Wij hebben daarjuist gehoord dat een aantal partijen – de onze gaat daar absoluut in mee – het belang van het berekenen van verkiezingsprogramma’s heeft aangehaald. Wel, wij hebben vóór de invoering van de notionele-intrestaftrek gewaarschuwd voor het kostenplaatje. Onze fractie heeft dan ook tegengestemd. Wij hebben daarvoor gewaarschuwd maar dit werd in de wind geslagen. De resultaten zijn er nu naar. Toch is er nog steeds geen beweging.

 

Dan is het natuurlijk moeilijk om de vennootschapsbelasting aan te passen als men met een dergelijk vehikel zit. Mijn vraag aan de meerderheid is dus: wat gaat u ermee doen? Het is dezelfde vraag waarop vanmorgen de collega’s Calvo en Gilkinet geen antwoord kregen.

 

Ondertussen sneuvelen de banen bij bosjes. Het gaat zelfs niet meer over jobbehoud, maar over steeds meer winst, fantastische cijfers behalen en toch vestigingen sluiten in dit land, met desastreuze gevolgen voor mensen die vandaag al in moeilijke situaties zitten en van wie na twee jaar de uitkeringen worden afgenomen, want dat hebben wij wel beslist met onze belastingen.

 

Verwitting, de strijd tegen de fiscale fraude. Dit heeft de voorbije jaren terecht heel wat aandacht gegenereerd. Er zijn stappen vooruit gezet en wij hebben ons best daarvoor gedaan. Collega Stefaan Vanhecke en toenmalig fractievoorzitter van Ecolo Jean-Marc Nollet hebben als eersten gevraagd die commissie op te richten. Ze is er gekomen. Wij hebben daar met iedereen goed samengewerkt: De 108 aanbevelingen zijn echter nog verre van allemaal uitgevoerd. Vandaag zien wij dat de aanpak van de fiscale fraude ook bijzonder gebrekkig verloopt omdat wij geen vermogenskadaster hebben, zoals opgemerkt tijdens de hoorzittingen door een aantal professoren, en omdat wij tegelijkertijd systemen hebben die het mogelijk maken door de mazen van het net te glippen.

 

De verruimde minnelijke schikking is er het beste voorbeeld van. Men zegt, enerzijds, echt vooruit te willen gaan, anderzijds, maakt men het mogelijk om nog meer mazen te creëren en dus de vereenvoudiging tegen te gaan van iets waarvan u zelf zegt dat het een kwalijk goed is in onze samenleving. Dat is bizar. Ofwel kiest men er effectief voor, ofwel niet. Men wel kan niet gaan verwitten en beginnen verwijten dat er aan belastingontduiking wordt gedaan, als tegelijkertijd niet wordt vereenvoudigd en als dergelijke uitwegen blijven bestaan. Dat is niet coherent, daar moeten wij vanaf.

 

Verschuiving, de verlaging van de loonlasten. Wij willen dat de nettolonen dichter bij de brutolonen komen en wij willen daarmee beginnen bij de zwaksten in onze samenleving die de laagste lonen ontvangen. Laten wij daarmee al beginnen. Dan moet u dat natuurlijk wel ergens anders krijgen. Ik verschil daarin van mening met N-VA en met de liberalen.

 

Als de ene na de andere expert ons komt vertellen dat onze belastbare basis te smal is, dan kan men die niet nog verder gaan versmallen en alleen maar de loonlasten naar beneden halen en verder de boel laten zoals hij is. Dat gaat niet. Dan moet men dat ergens verbreden. Dan is het wel heel vreemd dat waar men altijd heel kwistig is met het verwijzen naar internationale instanties zoals het IMF en de OESO, men er op dat vlak van afwijkt, want dat stuk van het verhaal van de OESO en het IMF horen wij niet graag, wij horen niet graag dat onze inkomsten uit kapitaal in verhouding tot andere landen helemaal nog niet zo aangeboord zijn.

 

Als groenen pleiten wij al langer voor een vermogensrendementheffing. Ik hoorde op een bepaald ogenblik ook zoiets van collega Bracke. Mevrouw Wouters heeft in het debat bij Tiberghien ook bevestigd dat haar partij daar voorstander van is, maar men kan die heffing niet realiseren zonder vermogenskadaster. Daar is de N-VA dan echter wel tegen. Dat is een beetje bizar.

 

19.24  Veerle Wouters (N-VA): Collega Almaci, u hebt mij niet goed begrepen tijdens dat debat. U hebt mij gevraagd of wij voor een vermogenswinstbelasting waren. Ik heb daarop heel duidelijk geantwoord dat wij dat voorstel niet steunen en dat dit ook heel duidelijk uit onze congresteksten gebleken is. Dat wou ik even rechtzetten.

 

Ik kan u volledig volgen in uw verhaal over de vereenvoudiging. Ik meen dat ik daarnet terecht heb opgemerkt dat in de commissie daarover te weinig is gesproken en dat wij eens consequent zouden moeten bekijken welke aftrekposten in aanmerking kunnen worden genomen. Daarover ga ik volledig met u akkoord.

 

Wat de verwitting betreft, dat klopt ook. Wij willen naar een veel eenvoudiger systeem gaan, zeker voor de vennootschapsbelasting. Ook daarin willen wij een serieuze vereenvoudiging, met een zeer beperkt aantal aftrekposten, maar vooral een lager nominaal tarief. Hoe eenvoudiger een systeem, hoe minder niches, hoe minder mogelijkheden men heeft om te frauderen. Daarmee ga ik ook volledig akkoord.

 

Wat de verschuiving betreft, wil ik erop wijzen dat wij het eerst en vooral moeten zien te redden met een beperking in de overheidsuitgaven en de efficiëntie ervan. Daar moeten wij zo ver mogelijk mee komen, want het overheidsbeslag, op dit ogenblik 54 %, kan niet zo hoog blijven. Daarmee moet u toch ook akkoord gaan, mevrouw Almaci? Daar moeten wij iets aan doen.

 

Ik wil echter vooral even rechtzetten dat ik in het debat bij Tiberghien heel duidelijk heb gezegd dat wij daar niet voor waren.

 

19.25  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen): Ik dank u voor uw correctie. Ik meen dat u hebt bevestigd dat de heer Bracke dat gezegd heeft, maar dat daarna op het congres een ander standpunt is ingenomen. Dat was het.

 

Het is in ieder geval wel belangrijk voor de kiezer om te weten dat het een soort faux pas was en dat het standpunt van de partij iets anders is. Dat is belangrijk. Alle experts komen pleiten voor een bredere belastbare basis, maar u zegt daar neen op en wil die belastbare basis nog versmallen en kijkt alleen naar de efficiëntie van de overheid.

 

Ons land is complex, het zijn niet wij die het land 542 dagen in gijzeling hebben gehouden, maar tot daaraan toe, dat is een ander debat dat wij reeds gevoerd hebben.

 

Ik ben mijn uiteenzetting begonnen met te zeggen dat voor ons die belastingen rechtvaardig, duurzaam en efficiënt moeten zijn. Een van de experts, ik denk dat het de heer Decoster was, heeft in de hoorzittingen gezegd dat wij eens moeten proberen om niet af te wijken van het debat over ons belastingstelsel door steeds over dat overheidsbeslag te beginnen. Volgens hem moet het overheidsbeslag inderdaad worden afgezwakt, maar dan in een apart debat. Hij vroeg ons het bij dit debat te houden.

 

Ik merk dat u het daarmee zeer moeilijk hebt. U zal tegen de mensen moeten zeggen dat binnen het huidige systeem er behoorlijk minder inkomsten zullen zijn. Het mattheuseffect wordt ontzettend versterkt door de voorstellen van uw partij. U gaat overigens nog verder dan een aantal van de maatregelen die deze regering heeft genomen. De belastbare grondslag wordt in uw programma versmald. Dat is een keuze, maar niet onze keuze vanuit het oogpunt van rechtvaardigheid, duurzaamheid, ethiek, solidariteit en efficiëntie. Dat is de vaststelling.

 

Daarnaast wil ik met u gerust die oefening doen. Wij hebben reeds voorstellen gedaan rond gezondheidszorgefficiëntie. De vaststelling blijft – dat werd ook gezegd tijdens een van de hoorzittingen door een van de experts – dat wij gewoon ook met een complex land zitten. Dat neemt niet weg dat wij die efficiëntieoefening moeten doen en dat wij daarvoor absoluut vragende partij zijn, maar wij voeren ondertussen het debat over de fiscaliteit wel zoals het hoort.

 

Dan kom ik aan de vermogensrendementheffing. Wij zeggen dat wij de asociale vlaktaksen zoals die vandaag bestaan in de vermogensfiscaliteit, willen afschaffen en willen vervangen door een proportionele vermogensrendementheffing waarbij wij exact dezelfde logica toepassen zoals die er vandaag is bij rendement uit arbeid, bij loonlasten. Dat maakt het systeem helder, leesbaar en correct. Een euro is een euro, hoe men die ook verdient. Uit alle cijfers die wij hebben gekregen, blijkt dat die euro als hij komt uit arbeid ontzettend zwaar wordt belast in vergelijking met een euro die komt uit vermogen, het is een factor één op zeven.

 

Dan is er de ecofiscaliteit. Ons land bengelt achteraan in Europa en doet het ook niet goed in het rijtje van de OESO-landen als het gaat over ecofiscaliteit, over groene fiscaliteit. Opnieuw zijn het de internationale instellingen die ons verhaal ter zake ondersteunen en die een ernstig pleidooi hebben gehouden, ook in de commissie, op heel detaillistische vragen, voor het heroriënteren van onze fiscaliteit in de richting van vergroening.

 

Zij pleiten voor een fiscale hervorming waarbij de lasten op arbeid worden verschoven naar lasten op vervuiling en verbruik. De aanbevelingen van het IMF en de OESO zijn ondertussen ook al door de Europese Commissie onderschreven. Het IMF heeft ook een aantal berekeningen gemaakt over het effect van een lastenverschuiving van 3,8 % van het bnp met een vergroening van de fiscaliteit met ongeveer 1 %. Zij geven aan dat dit voor 150 000 jobs zou kunnen zorgen.

 

Toch is het opvallend hoe dit element, dat een win-winsituatie zou kunnen zijn op het vlak van arbeid, milieu en langetermijnvisie, wordt onderbelicht door de andere partijen. Dat wij daaraan de nodige aandacht besteden, toont ook aan dat Groen ook echt de enige groene partij is. Het nodige denkwerk bij de collega’s is nog niet zo vergevorderd.

 

Ik nodig u nochtans allemaal uit om dit denkwerk te verrichten. Als het gaat over langetermijnvisie en houdbaarheid van onze fiscaliteit, ons sociaal systeem en ons economisch systeem is dit volgens ons de richting die wij moeten inslaan.

 

Wij moeten dan wel af van ad-hocbeslissingen zoals deze regering ze heeft genomen om de premie voor de isolatie van gebouwen te schrappen. Dit is compleet contraproductief. De kleine groene accenten heeft men dan nog volledig tenietgedaan en daarbij ook de nodige rechtsonzekerheid gecreëerd. Hetzelfde geldt voor de fiscaliteit op de bedrijfswagens. Dit werd verkocht als een groene maatregel, maar werd compleet amateuristisch aangepakt. De voorbereiding leek nergens op en de maatregel heeft dan ook compleet zijn doel gemist, zelfs op fiscaal vlak. Daarmee holt u het draagvlak bij de bevolking uit voor een richting die we echt moeten inslaan. Dit is ontzettend spijtig.

 

De voorstellen van Greenpeace en BBL werden ingediend tijdens de hoorzittingen. Zij hebben twaalf concrete voorstellen gedaan waarvan zij er drie expliciet hebben toegelicht.

 

Wij weten allemaal dat de groene fiscaliteit in ons land tot de laagste in Europa behoort. Voor ons is het duidelijk. Die groene verschuiving moet gepaard gaan met sociale correcties. Ook dat is immers zeer duidelijk naar voren gekomen. Die weg moet echter worden ingeslagen.

 

Ons belastingsysteem is herverdelend en heeft in oorsprong oog voor zij die het minder makkelijk hebben. De sterkste schouders moeten de zwaarste last dragen. Ook de groene fiscaliteit moet hiervan uitgaan. Dat uitgangspunt moeten wij ter zake meenemen, met de nodige correcties. Wij moeten echter die weg op. De voorzet is gegeven.

 

Een en ander betekent ook dat wij in de debatten over bijvoorbeeld de slimme kilometerheffing werk moeten maken van flankerende maatregelen in plaats van het idee zelf te ondergraven. Ook dat hebben wij de voorbije weken immers zien gebeuren, om één concreet voorbeeld te geven.

 

De verschuiving naar groene fiscaliteit is een belangrijke factor om efficiënter met grondstoffen om te springen, wat niet alleen goed is voor het klimaat. Het is op lange termijn en op korte termijn – ik benadruk ook “op korte termijn” – ook goed voor de portemonnee van de gewone mensen en voor de ondernemingen.

 

Een dergelijke verschuiving is een springplank naar innovatie. Ons land heeft die boot in het verleden al te vaak gemist. Het is een win-winsituatie, die zich zelden voordoet. Ik nodig hier elke partij dan ook uit ter zake denkwerk te verrichten.

 

Le président: Madame Almaci, il faut penser à conclure. Vous avez commencé à parler à 18 h 19 et il est 18 h 45.

 

19.26  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, ik wou net mijn laatste punt aanvatten, met name de rechtszekerheid.

 

Er is gesproken over taxificatie. Wij hebben het voorbije jaar heel wat voorstellen gezien die op een bijzonder moeizame manier door het Parlement zijn gestuurd, zonder de nodige voorbereiding. Wij maken het nog altijd mee.

 

Onze partij heeft een heel concreet voorstel, zijnde het systeem van de omgekeerde controle, waarbij die bedrijven die zelf tijdig en transparant hun aangifte doen, snel zekerheid krijgen van de fiscus of de aangifte en de fiscale keuzes die erin gemaakt worden al dan niet correct zijn. Als men een kwartaal indient, heeft de fiscus drie kwartalen de tijd. Als er binnen die drie kwartalen geen antwoord van de fiscus komt, wordt dit als verworven beschouwd. Dat is een heel concreet voorstel. Ik denk dat dergelijke concrete voostellen de band tussen de burger en de fiscus terug kunnen versterken, want dat is nodig.

 

Dan, collega’s, is het ook nodig dat deze assemblee, de partijen hier vertegenwoordigd, stoppen met alles wat te maken heeft met fiscaliteit in het verdomhoekje te steken en te doen alsof elke belasting er een te veel is. Voor ons moet elke belasting efficiënt, doelgericht, duurzaam en herverdelend zijn. Het draagkrachtprincipe staat daarin centraal. Wij geloven niet dat men met een pleidooi tegen belastingen onze sociale welvaartsstaat, onze planeet en onze burgers redt.

 

Le président: Bedankt mevrouw Almaci. M. Louis n'étant toujours pas de retour, je donne la parole à M. Goyvaerts.

 

19.27  Hagen Goyvaerts (VB): Mijnheer de voorzitter, waarde collega’s, om meteen met de deur in huis te vallen, de meerderheidspartijen, zonder meerderheid aan Vlaamse kant moeten wij er altijd aan toevoegen, hebben in de plenaire vergadering van 18 april 2013 hoge verwachtingen gecreëerd door over te gaan tot de oprichting van wat zij zo mooi omschreven als “de gemengde parlementaire commissie, belast met de fiscale hervorming”.

 

Die gemengde commissie had tot doel “een diepgaande reflectie op te starten over de modernisering en de hervorming van het Belgisch fiscaal systeem binnen een institutionele context in volle ontwikkeling”. Die reflectie zou plaatsvinden tussen de regering en het Parlement. Daartoe werd een reeks thematische hoorzittingen georganiseerd met een 25-tal prominente deskundigen.

 

Naarmate de werkzaamheden vorderden, voelden wij steeds meer aan dat het een maat voor niets zou worden. Wat kan een meerderheidspartij doen om die teneur te keren? Veelal kiest zij dan voor de klassieke strategie van de vlucht voorwaarts.

 

Het was de partijvoorzitter van de Open Vld, mevrouw Rutten, die op 2 februari jongstleden in het zondagochtendprogramma De Zevende Dag de kat de bel aanbond door te stellen dat “de fiscale hervorming opnieuw de inzet moet worden van de verkiezingen”. Ziedaar, het hoge woord was eruit. Zij ging op dat elan verder en ik citeer opnieuw: “De regering heeft heel wat hervormingen gedaan, onder meer van de pensioenen en het asielbeleid.” Quod non. “Wat er deze keer niet inzat, was een grote fiscale hervorming. Dat moet er na de verkiezingen wel inzitten. Wat ik doe, met mijn partij, is voorstellen dat wij de volgende legislatuur een grote fiscale hervorming nodig hebben, zodanig dat je geen ad-hocmaatregelen moet treffen.” Tot daar het citaat van mevrouw Rutten.

 

De Franstalige zusterpartij deed er een schep bovenop door op het MR-partijcongres bij monde van voorzitter Charles Michel te stellen, ik citeer: “De fiscale hervorming wordt dé prioriteit voor de Franstalige liberalen bij de volgende verkiezingen. Men heeft daartoe een reeks voorstellen geformuleerd om de belastingen met vijf miljard euro te verminderen. Er moet dus een elektroshock inzake fiscaliteit komen.” Tot daar het citaat van de voorzitter van de Franstalige liberalen.

 

Collega’s, eerlijk gezegd, op basis van het verslag van vandaag, 27 februari, neem ik aan dat zowel de Open Vld als de MR niet meer kunnen geloven dat de volgende regering aan de slag kan op basis van wat thans voorligt, laat staat dat er een elektroshock inzake fiscaliteit zou komen.

 

Vandaag ligt het resultaat voor van de hele oefening inzake de fiscale hervorming in een soort verslag. Mijnheer de voorzitter, sta mij toe toch wat uitleg te geven over het verslag dat op onze banken ligt. Het is geen integraal verslag geworden zoals wij dat gewend zijn, zijnde een dikke turf waarin alle interventies van alles deskundigen en parlementsleden zijn opgenomen. In dit verslag zijn de vragen die werden gesteld tijdens de hoorzittingen ook niet samengevat, laat staan opgenomen, evenmin als de bijkomende inlichtingen. Het is dus een soort syntheseverslag geworden, een thematische rangschikking met de belangrijkste elementen, zonder echte concrete aanbevelingen, zonder concrete denksporen. Er zijn geen politieke conclusies noch een stappenplan. Er is geen blauwdruk voor fiscale vereenvoudiging, het is een soort catalogus van 3 Suisses waarin iedereen zijn gading kan vinden.

 

Als het beestje wat mager uitvalt, zoals men op het einde moest concluderen, dan is er natuurlijk nog de mogelijkheid van de synoptische tabel. Degenen die al wat jaren rondlopen in het Parlement herinneren zich ongetwijfeld de debatten over het vreemdelingenstemrecht en deze over de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde. Als alle meerderheidspartijen elkaar in de houdgreep hebben, dan kan men daar alleen uitkomen door het element van de synoptische tabel uit de kast te halen. Welnu, dat is met deze fiscale hervorming opnieuw gebeurd. Wij hebben er zojuist een kort debat over gehouden.

 

De synoptische tabel is dus niet aan het verslag toegevoegd. Ik weet niet hoe dat komt. Ik neem aan dat men het daarover in het Bureau niet eens is geraakt, collega Devlies, niettegenstaande het feit dat in het Bureau ook de groenen en de N-VA aanwezig waren. Ik weet ook niet onder welk statuut zij daar waren uitgenodigd. In elk geval, het Vlaams Belang zat niet in het uitgebreid Bureau noch in het beperkt Bureau. Wij hebben kennis genomen van de synoptische tabel en dat leek mij wel een nuttig document, temeer daar wij er als Parlement voor moeten zorgen dat alle parlementsleden, ook degenen die niet de kans hebben gehad om aan de werkzaamheden deel te nemen, ten volle worden geïnformeerd over wat er daar allemaal is uitgekomen. Bovendien, als u zegt dat het geen geheim document is en dat er geen verrassingen in staan, dan begrijp ik helemaal niet waarom dit bij wijze van spreken in een doos in een hoekje van het halfrond moet blijven staan. Dat creëert alleen wantrouwen en toont een gebrek aan openheid. Ik stel dus voor dat dit wordt opgenomen in het verslag — daarover zullen wij op een later moment debatteren — of dat men het document verspreidt op alle banken in dit halfrond.

 

In alle geval, de conclusie van de Vlaams Belangfractie is dat de werkzaamheden van de gemengde parlementaire commissie, waarin heel wat collega’s tijd en energie hebben gestoken, een vrijblijvende oefening is geworden, een flutoefening zonder resultaat. Het is een zoveelste parlementaire commissie geworden, waarvan het nut zich zal beperken tot een stapel papier, waarvan het verslag stof zal vergaren in een of andere kast of binnen de kortste keren in de papierversnipperaar terecht zal komen. De oefening zal wellicht in de volgende legislatuur waarschijnlijk helemaal worden overgedaan, maar dan hoogstwaarschijnlijk met andere parlementsleden.

 

Dat gezegd zijnde, voorgaande sprekers hebben ook een poging gedaan om hun standpunt inzake fiscale hervorming kenbaar te maken. Ik zal dat dus ook doen in een aantal deelaspecten, zodat het overzichtelijk blijft.

 

Ten eerste, wat het aspect lagere lasten versus meer opbrengsten betreft, te hoge belastingen leiden tot belastingontduiking. Zonder belastingen heeft de overheid echter geen inkomsten.

 

Het is de verdienste geweest van de Amerikaanse econoom Arthur Laffer, die heeft aangetoond dat er een optimale belastingvoet bestaat, gedefinieerd als het tarief dat de maximale fiscale ontvangsten voor de overheid genereert.

 

Er is echter ook een verband tussen de omvang van de overheid en de welvaartsgroei. Dat vertaalt zich in een andere curve, de curve van Armey. Een te kleine overheid kan immers niet instaan voor de essentiële collectieve infrastructuur en diensten, zoals rechtszekerheid, onderwijs en wegen en belemmert de economische groei. Te veel overheid daarentegen leidt veelal tot inefficiëntie, lagere productiviteit en verdringing van de private initiatieven, met een lagere groei tot gevolg. De hoogste welvaartsgroei wordt dus bereikt bij een optimale omvang van de overheid.

 

Die twee curven, de Laffercurve en de Armeycurve, kunnen gemakkelijk met elkaar worden vergeleken. De combinatie van beide curven geeft de theoretische belastingniveaus weer, waarbij de overheid ofwel haar fiscale ontvangsten, ofwel de welvaart optimaliseert. Het optimum om de belastingontvangsten te maximaliseren, verschilt van land tot land en per soort belasting.

 

Algemeen wordt aangenomen dat het voor de inkomstenbelasting ergens rond 45 % ligt. Dat België ruim boven dat maximum ligt, maakt duidelijk dat een verdere verhoging veelal minder dan meer belastingontvangsten zal genereren.

 

De ideale belastingvoet om de groei te verhogen, ligt dus lager dan die om de belastingopbrengsten te maximaliseren, ergens tussen de 30 en de 40 %. Een overheid die prioritair haar groei en dus haar welvaart wil verhogen, moet streven naar een belastingvoet in de buurt van het Armeyoptimum. Indien de maximalisatie van de belastingen de belangrijkste doelstelling is, moet de belastingvoet in de buurt van het Lafferoptimum liggen.

 

Een tweede aspect is natuurlijk de fiscale autonomie. Het sleutelbegrip daarbij luidt homogene bevoegdheden. Hoe kan een fiscale hervorming doorgevoerd worden als de fiscaliteit versnipperd zit over verschillende niveaus?

 

Ik hoor het mijn collega en fractievoorzitster nog zeggen dat de Kamer allerlei bijzondere financieringswetten goedkeurt en het resultaat daarvan is dat de daarmee verstrengelde fiscaliteit een onontwarbaar kluwen wordt. In een unitair beleid, in een federaal land, is het nooit optimaal voor de verschillende deelgebieden, aangezien geen rekening gehouden kan worden met de specifieke regionale troeven, noden en wensen. In dat verband werkt de huidige bevoegdheidsverdeling in heel wat beleidsdomeinen veeleer verlammend. De bevoegdheidsverdeling inzake bijvoorbeeld arbeidsmarktbeleid belet dat de Gewesten zelf substantieel de werkloosheid kunnen beïnvloeden. Inzake het energiebeleid is de verdeling van de bevoegdheden dermate onoverzichtelijk en complex dat dat uiteindelijk tot steeds grotere kosten voor de consumenten leidt. De overheveling van de nog federaal gebleven bevoegdheden naar de deelstaten zal dus een doeltreffender en kostenefficiënter beleid op maat van de betreffende regio toelaten.

 

Op basis van het subsidiariteitsprincipe betekent een overdracht van bevoegdheden uiteraard steeds een overdracht naar een lager niveau, met name het regionaal niveau. Van een herfederalisering of een overdracht naar het federaal niveau kan onzes inziens geen sprake zijn.

 

Gezien de sterk uiteenlopende visie op de economische ontwikkeling, het ondernemen en de fiscaliteit tussen het Vlaams en het Waals Gewest, is fiscale autonomie veeleer noodzakelijk dan wenselijk.

 

De voordelen van een zelfstandig fiscaal beleid zijn dus niet te onderschatten.

 

Ten eerste, geeft fiscale autonomie de mogelijkheid om een beleid te voeren dat dichter bij het volk staat, en hoe dichter het beleid bij het volk staat, hoe democratischer het door het volk wordt ervaren.

 

Ten tweede, de mate van socioculturele samenhang is bepalend voor de marge van de fiscale verschillen. Hoe kleiner die samenhang, hoe meer ruimte er bestaat voor fiscale en economische differentiatie. De socioculturele samenhang wordt onder meer bepaald door de visie op het overheidsbeleid in de verschillende regio’s en de mate waarin er een natiegevoel heerst over de regio’s heen. Slechts in weinig staten in Europa bestaat er een dergelijk groot verschil tussen de regio’s als tussen Vlaanderen en Wallonië.

 

Ten derde, fiscale concurrentie leidt normalerwijs tot een neerwaartse druk op de belastingtarieven. Gelet op de torenhoge fiscale druk in België zou fiscale concurrentie tussen Vlaanderen en Wallonië tot lagere belastingen moeten leiden.

 

Volledige fiscale autonomie veronderstelt dat Vlaanderen en Wallonië alle belastingen en bijdragen autonoom bepalen en ook innen. Fiscaliteit vervult immers voor de overheid de functie van inkomstenbron zonder dewelke zij niet in staat is om haar bevoegdheden op een correcte manier uit te voeren. Fiscaliteit is bijgevolg, collega’s, het sociaal-economische beleidsinstrument bij uitstek.

 

De bepaling van de tarieven en de inning van de belastingen moet in ons politiek denkbeeld over afzienbare tijd een volledig Vlaamse bevoegdheid worden. Het gaat daarbij zowel om de vennootschapsbelasting, de personenbelasting, de belasting over de toegevoegde waarde als de douanerechten en de accijnzen.

 

Het volgende sleutelelement is natuurlijk de staatsschuld, en meer specifiek de splitsing van de staatsschuld. Totale fiscale autonomie is niet mogelijk zonder een volledige verdeling van de overheidsschuld tussen Vlaanderen en Wallonië, omdat de federale overheid in een dergelijk scenario niet langer over de middelen beschikt om de rentelasten te blijven betalen, en omdat op men op die manier de regio’s tot meer verantwoordelijkheid kan aanzetten.

 

De opdeling van de schuld moet overeenkomstig de Waalse of de Vlaamse veroorzaker van de opgenomen kredieten gebeuren. De splitsing kan ook gebeuren volgens de oorsprong, de oppervlakte, de bevolking of de hoogte van het bruto regionaal product. Ongeacht wat de uiteindelijke uitkomst wordt van de onderhandelingen over de staatsschuld, collega’s, moet het Vlaams uitgangspunt het oorsprongsprincipe zijn. Iedere afwijking van dat principe moet als een tegemoetkoming van Vlaanderen aan Wallonië worden bekeken.

 

Bij de schuldverdeling zal het behoud van het vertrouwen van de obligatiehouders cruciaal moeten zijn. Elke onzekerheid over de toekomstige schuldverplichtingen zal leiden tot paniekverkopen van Belgisch schuldpapier. De verdeling moet dan ook transparant gebeuren en met alle mogelijke waarborgen door de Vlaamse en Waalse opvolgersstaten van België wat intrest- en kapitaalsaflossingen betreft.

 

Een derde aspect dat ik even wil aanraken, is een lagere en eenvoudigere parafiscaliteit.

 

Een lage fiscale druk is nodig, omdat de overheid en het politieke bestuur zich in principe sober en terughoudend moeten opstellen. Hieruit vloeit voort dat het Vlaams Belang steeds zal opkomen voor de laagst mogelijke fiscale druk en vooral tegen verkwisting. Aangezien België nog steeds ruim op kop staat in de rangschikking van de fiscale druk, zijn nieuwe belastingen of verhogingen onaanvaardbaar. Integendeel, indien wij onze economie niet volledig willen versmachten, is een verlaging van de belastingdruk cruciaal.

 

Het sleutelelement zijn de opbrengsten. Het is een fabel dat lagere belastingen steeds tot minder overheidsontvangsten leiden. Het tegendeel is waarschijnlijker, zeker wanneer de economie wordt gewurgd door een torenhoge fiscale druk. Wat dat betreft, behoort België nog steeds tot de wereldtop.

 

Een verlaging en een vereenvoudiging van de parafiscale druk zal zorgen voor de broodnodige zuurstof voor de ondernemingen. Minder overheidsbeslag op arbeid leidt tot meer tewerkstelling en zal, gekoppeld aan een verhoging van de controle, de stimulans voor zwartwerk effectief verminderen.

 

Naast meer mensen officieel aan het werk zal een verlaging van de parafiscale druk zorgen voor een hogere koopkracht, wat op zijn beurt de consumptie zal aanwakkeren en dus de economische groei positief zal beïnvloeden. Minder overheidsuitgaven, onder meer dankzij een verlaging van de werkloosheid, en meer inkomsten, dankzij het groter aantal belastingbetalers en de sociale afdrachten, zullen zorgen voor gunstige budgettaire effecten. De betere competitiviteit zal de aantrekkelijkheid in het buitenland verhogen en meer internationale investeringen aantrekken.

 

In deze nog steeds barre economische tijden wordt de ene onderneming na de andere gesloten, met als klap op de vuurpijl de aangekondigde sluiting van de vestiging van Heinz in Turnhout. Dat heeft steevast tot nutteloze discussies geleid, waar de meerderheidspartijen tot op heden niets aan hebben gedaan.

 

Ten slotte, dankzij de lagere fiscaliteit en meer controle zal de kapitaalvlucht afremmen of zelfs omkeren, waardoor meer middelen beschikbaar komen om in de eigen economie te investeren.

 

Ik ga in op het sleutelelement van de fiscale vereenvoudiging. Het huidige stelsel van de inkomstenbelasting en de berekening ervan zijn bijzonder complex. Dat weet ieder van ons. Ondanks de belastinghervorming bestaat er nog steeds een kluwen van aftrekposten, afhankelijk van specifieke situaties, verschillende soorten belastingen naar gelang de beroepsactiviteit of het statuut. Uitzonderingen zijn schering en inslag. Men moet al quasi een fiscaal expert zijn om een belastingaangifte correct te kunnen invullen.

 

De hoge tarieven en de complexiteit leiden tot zwartwerk en belastingontduiking. Via fiscale spitsvondigheden slagen vermogenden erin belastingen te ontwijken. Door de vele uitzonderingen en aftrekken gaat het progressief karakter grotendeels verloren. Ondanks een leger van 30 000 ambtenaren slaagt de FOD Financiën er niet in de belastingen correct te innen en te controleren. De middenklasse en de loontrekkenden – de hardwerkende Vlaming – zijn hier de dupe van en worden fiscaal gewurgd.

 

De fiscale vereenvoudiging is ook een besparing. Een lagere en vooral een eenvoudiger belasting zal de efficiëntie, de rechtvaardigheid, de berekenbaarheid, de transparantie en waarschijnlijk ook de opbrengsten doen toenemen. De kosten om de belastingen te innen, bedragen ongeveer 10 % van de opbrengsten. Een drastische vereenvoudiging van het fiscale stelsel zal dan ook een enorme besparing met zich meebrengen. De vereenvoudiging kan zowel in de personenbelasting als in de bedrijfsbelasting worden toegepast.

 

Ik ga in op het sleutelelement van de afschaffing van de belastingaangifte. De afschaffing van de aangifteplicht – nu al een realiteit voor gepensioneerden – moet worden uitgebreid naar andere categorieën, zoals werknemers met een laag inkomen. Voor de overige belastingplichtigen is ook een vereenvoudiging mogelijk. Zo kan het aangifteformulier door de fiscale administratie op basis van gekende parameters, bijvoorbeeld het loon, een reeks aftrekken, kinderen ten laste enzovoort, reeds grotendeels ingevuld worden. De belastingplichtige blijft verantwoordelijk voor de eventuele correcties, aanvullingen en actualiseringen en uiteraard voor de indiening van de aangifte. De vereenvoudiging van de aangifte mag er echter geen aanleiding toe geven om de bevoegdheden van de fiscale administratie verder uit te breiden of een vermogenskadaster aan te leggen.

 

Teneinde de fiscale druk effectief te verlagen, wordt een aantal belastingen zoals de aanvullende crisisbelasting in de vennootschapsbelasting met onmiddellijke ingang opgeheven. De verkeersbelasting wordt vervangen door een goedkoper wegenvignet, door iedereen te betalen die van de Vlaamse autowegen gebruik wil maken.

 

Wat de vennootschapsbelasting betreft, de tarieven daarvan liggen nog steeds fors hoger dan deze in andere Europese landen. Om de concurrentiële positie te verbeteren, moeten deze belastingen in lijn worden gebracht met het Europees gemiddelde. Voor de potentiële buitenlandse, maar ook binnenlandse investeerders, is de hoogte van de vennootschapsbelasting een belangrijke variabele in het beslissingsproces om al dan niet te investeren.

 

Moeten er nieuwe belastingen bijkomen? In het debat over de financiering van de gezondheidszorg bijvoorbeeld, duikt dikwijls een algemene sociale bijdrage op. Dit zou uiteindelijk een nieuwe belasting zijn die zou worden geheven op alle inkomsten uit arbeid, uit kapitaal enzovoort, om de sociale zekerheid te financieren. Het Vlaams Belang verwerpt het idee van een algemene sociale bijdrage.

 

Ook de invoering van een vermogensbelasting wordt vaak geopperd als een nieuwe inkomstenbron. Hierbij gaat men voorbij aan het feit dat het gespaarde kapitaal van de belastingplichtige reeds ruim belast wordt, onder meer via de roerende en onroerende voorheffing en via de successierechten. Een loutere heffing op het vermogen kan daarenboven een nieuwe kapitaalvlucht veroorzaken. In een land met een zeer hoge fiscale en parafiscale druk is het ondenkbaar om nog nieuwe belastingen in te voeren, zonder dat andere belastingen worden verlaagd. Zeker nu de vergrijzing toeneemt, is een daling van de parafiscale druk op arbeid noodzakelijk. Een verschuiving bijvoorbeeld van de belastingdruk naar milieugerelateerde heffingen moet worden overwogen. De totale parafiscale druk mag echter in geen enkel geval toenemen en moet op termijn dalen, waarbij het Europese gemiddelde de eerste doelstelling wordt.

 

Wat doen wij met de subsidies? Om het beleid te sturen, maken de overheden al te vaak gebruik van subsidies, vaak uit noodzaak omdat het betreffende overheidsniveau niet over de bevoegdheid beschikt bepaalde belastingen te wijzigen. Subsidies schieten echter vaak hun doel voorbij. Ze zijn soms te weinig bekend en de procedure is veelal nodeloos ingewikkeld en aan tal van voorwaarden verbonden.

 

Voor zowel de potentiële rechthebbenden als de administratie betekent het subsidiebeleid een enorme rompslomp. Dankzij een lagere fiscaliteit zal het mogelijk worden de wildgroei van subsidies in te dammen en fors af te bouwen, zonder dat de belastingplichtige daardoor nadelen zal ondervinden.

 

Omdat de algemene pleidooien voor lagere belastingen in België toch niets uithalen – naarmate de verkiezingscampagne op gang komt, worden wij bijna dagelijks met lastenverlagingen om de oren geslagen, vooral door de partijen die er de voorbije decennia op dat vlak niets van hebben gebakken –, moet het recht op een maximale fiscale druk voor elke belastingbetaler in de Grondwet worden vastgelegd.

 

Aldus moet er een maximumfactuur voor de belastingen komen. Niemand kan worden verplicht meer dan een bepaald bedrag aan belastingen te betalen. Dat bedrag moet zo laag mogelijk blijven. De belastingen op inkomen mogen echter nooit meer dan 50 % bedragen.

 

Momenteel kan het overheidsbeslag volgens OESO-cijfers tot meer dan 60 % oplopen. De globale fiscale druk moet dus dalen tot het Europees gemiddelde. Een onafhankelijke instantie berekent daartoe het geheel van alle rechtstreekse en onrechtstreekse belastingen en taksen.

 

Een vierde aspect dat ik onder de aandacht wil brengen, zijn de parafiscale lasten op arbeid, die volgens ons prioritair moeten worden aangepakt. Het sleutelelement ter zake is het overheidsbeslag.

 

Hoewel onze loonkosten, met name de brutolonen plus de socialezekerheidsbijdragen van de werkgevers, een recordniveau bereiken, zijn de nettolonen lager dan in de buurlanden. Het overheidsbeslag op lonen is niet alleen te hoog. Het neemt zelfs toe, ten koste van de nettolonen. De stijgende trend in de loonhandicap ten opzichte van onze buurlanden moet dringend worden omgebogen. Ondanks een amalgaam van specifieke maatregelen slaagt de regering er niet in de achteruitgang van onze concurrentiepositie te stoppen. Niettegenstaande de werkloosheid hoog blijft, kunnen veel bedrijven geen nieuw personeel aanwerven wegens de hoge kostprijs ervan.

 

Het op specifieke doelgroepen gerichte beleid leidt daarenboven voornamelijk tot de creatie van jobs in de publieke sector. In plaats van verkapte werkloosheid te stimuleren, zou de overheid beter oog hebben voor de reële noden van de privésector, die nog altijd de motor van de economie is.

 

Het Vlaams Belang pleit dan ook voor een substantiële, lineaire daling van de fiscale en parafiscale lasten. Op korte termijn moet de loonhandicap met buurlanden Duitsland, Frankrijk en Nederland, die tevens onze belangrijkste handelspartners zijn, worden weggewerkt.

 

Op termijn mag het overheidsbeslag niet hoger dan het Europese gemiddelde liggen. Zulks betekent een aanzienlijke budgettaire inspanning, die, gezien de constante beperktheid van de beschikbare middelen, gefaseerd zal moeten worden doorgevoerd.

 

Een ernstige verlaging van de lasten op arbeid, die zo noodzakelijk is voor onze concurrentiepositie en voor het overleven van de vele duizenden kmo’s, is een absolute noodzaak. Het Vlaams Belang stelt trouwens vast dat het in een Belgische context aanmodderen en poetsen in de marge blijft. Een fundamentele ommekeer is op die manier onmogelijk.

 

Het Vlaams Belang wil de vrijgekomen middelen na de stopzetting van de transfers naar Wallonië prioritair aanwenden om een snelle en drastische loonlastenverlaging te compenseren.

 

Als wij de immense loon- en productiviteitshandicap van bijna 13 % met de buurlanden voelbaar willen verkleinen kan dat niet met kleine stapjes vooruit. Dan moeten de sociale lasten op het brutoloon minstens met 25 % zakken. Dat is pas een fiscale elektroshock.

 

Vandaag betalen werkgevers tussen de 34,77 % voor de bedienden en 40,77 % voor de arbeiders aan sociale lasten boven op het brutoloon, terwijl dit in Nederland en Duitsland onder de 20 % ligt. Concreet pleiten wij dus voor een snelle en lineaire daling van deze lasten met 25 %. Volgens diverse berekeningen zou dat de globale loonkosten met 6,5 % doen dalen. De overblijvende kloof van ruim 6 % met de buurlanden kan nadien geleidelijk verder worden afgebouwd.

 

De voorzitter: U hebt nog vier minuten, mijnheer Goyvaerts.

 

19.28  Hagen Goyvaerts (VB): Ik zal mijn best doen, mijnheer de voorzitter.

 

Zo’n shockoperatie is absoluut noodzakelijk…

 

Le président: Votre temps de parole sera écoulé dans cinq minutes. Je suis sans doute le seul à écouter la lecture des programmes de tous les partis en matière de fiscalité!

 

19.29  Hagen Goyvaerts (VB): Mijnheer de voorzitter, hoe langer u mij onderbreekt, hoe langer ik blijf spreken.

 

Le président: Monsieur Goyvaerts, c'est la première fois que je vous interromps. Vous avez commencé à parler à 18 h 46. Il est 19 h 11. À 19 h 16, je vous arrête.

 

19.30  Hagen Goyvaerts (VB): Mijnheer de voorzitter, ik meen begrepen te hebben dat als een spreker zich in het Parlement inschrijft voor een uiteenzetting, daarop geen spreektijdbeperking staat.

 

Le président: Si, monsieur Goyvaerts. D’après le Règlement, le temps de parole est limité à maximum 30 minutes par intervenant.

 

19.31  Hagen Goyvaerts (VB): Ik ga verder, ik probeer binnen de tijd te blijven, zoals ik reeds zei, hoe meer u me onderbreekt, hoe langer ik zal blijven spreken.

 

Zo’n schokoperatie is dus absoluut noodzakelijk, maar is onhaalbaar en dus ook onbetaalbaar in een Belgisch kader. Zo’n operatie is wel mogelijk wanneer de waanzinnige transfers naar Wallonië worden stopgezet.

 

Eerder werd reeds aangetoond dat ook de belasting op arbeid voor werknemers veel te hoog ligt in vergelijking met de buurlanden. Omdat wij werken opnieuw aantrekkelijk willen maken, zeker in de privésector, vinden wij een daling van de lasten op arbeid belangrijker dan een snelle verlaging van de inkomstenbelasting.

 

Wij pleiten er ook voor dat de sociale lasten op arbeid eveneens met 25 % zouden dalen. Vandaag moeten de werknemers 13,07 % aan sociale lasten betalen op hun brutoloon. Wij willen dit geleidelijk aan, in een tijdspanne van drie à vier jaar, verlagen met 3,27 %, zodat deze lasten zouden zakken tot onder de 10 %. Dit zou voor de meeste werknemers neerkomen op een nettoloonsverhoging van 4 %. Ook deze operatie kan dus voor economie en werkgelegenheid een belangrijke impuls betekenen.

 

Mijnheer de voorzitter, u zult het begrepen hebben, wij hebben voorstellen die in het licht van de fiscale hervorming nuttig en interessant zijn. Ik heb geprobeerd om dat in een bondig en beknopt overzicht naar voren te brengen. De essentie is dat op termijn die globale verlaging van de fiscale druk belangrijk is en moet gebeuren, maar dat dit in de afgelopen decennia onmogelijk is gebleken in het Belgische kader.

 

Mijnheer de voorzitter, het gevolg is dat wij ons niet kunnen terugvinden in het verslag dat nu voorligt inzake die fiscale hervorming. Helaas en spijtig voor degenen die er tijd en energie in hebben gestoken, maar de Vlaams Belangfractie zal het verslag niet goedkeuren en met overtuiging en gegronde redenen tegenstemmen.

 

19.32  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Monsieur le président, j'ai beaucoup de choses à dire vu l'importance de la question fiscale, essentielle à mes yeux.

 

Chers collègues, cette question fiscale est cruciale et sensible. Il suffit de voir les débats de procédure qui suscitent un suspense insoutenable: annexerons-nous ou pas un tableau synoptique au rapport de la commission, comme demandé par M. Daems? Le sujet prend une ampleur extraordinaire.

 

Revenons aux fondements de la question. Les contributions, payées de façon directe ou indirecte, sur les revenus du travail, sur les revenus financiers, sur les revenus locatifs, sur certains biens de consommation ou sur certains comportements, sont simplement nécessaires à la vie en société. De plus, on mesure aussi une civilisation, un État à son système fiscal.

 

Il convient de garder à l'esprit que ces contributions ont des objectifs spécifiques: le financement des fonctions collectives. Il s'agit de l'école, des services de sécurité, tels la police ou les pompiers, de l'équipement, comme les routes, l'éclairage de nos villes, les transports en commun, etc. Elles servent aussi à la redistribution des richesses: plus une société combat les inégalités, plus elle est égalitaire et plus elle est efficace, y compris pour les plus riches d'entre nous. Elles évitent les surcoûts futurs, ne fût-ce que pour corriger les phénomènes de déscolarisation, de violence, d'obésité, de santé, d'appui aux personnes les plus fragiles. Elles sont aussi nécessaires à l'orientation des comportements pour prendre en compte notamment les enjeux environnementaux, le défi climatique auquel nous sommes confrontés, la finitude des ressources naturelles carbonées.

 

C'est l'ensemble de ces questions qu'il s'agit de prendre à bras-le-corps. Ces contributions font aussi l'objet d'énormément de fantasmes.

 

Pour terminer cette introduction, j'ajouterai qu'elles doivent surtout être réhabilitées pour ce qu'elles sont, pour leur utilité, pour leur nécessité à la vie en société. Il est clair, comme nous l'avons entendu dans d'autres interventions – et sans spécialement viser l'excellente intervention de ma collègue Almaci qui a abattu un travail extraordinaire dans cette commission –, que certains veulent décrédibiliser ce système de contributions, le remettre en cause. Une telle attitude ne conduirait qu'à moins de services collectifs, qu'à moins d'égalité, qu'à une société qui fonctionnerait moins bien.

 

Cela ne signifie pas que le système dont nous avons hérité est parfait, qu'il ne faut rien changer. Tout au contraire! Ce sera à mon sens, après les élections du 25 mai, un des enjeux pour ceux qui seront amenés à un accord de majorité. C'était effectivement l'objet des discussions en commission sur cette réforme fiscale.

 

En quelque sorte, celle-ci servait ou a servi à préparer le terrain. Il est toujours utile, dans le cadre d'un travail parlementaire, d'entendre des experts, de leur demander des missions d'études, comme le Conseil supérieur des Finances l'a fait sur les intérêts notionnels. À ce propos, la lecture du rapport du Conseil supérieur des Finances nous apprend des choses qui doivent conduire à des réformes fondamentales, notamment en matière d'intérêts notionnels.

 

Certains avaient sans doute la naïveté de croire que l'on arriverait à un consensus avant les élections sur les réformes qui seraient nécessaires, sur lesquelles tous s'accorderaient. Ils s'illusionnaient en prenant leurs désirs pour des réalités. Ainsi, j'ai cru tomber de ma chaise en parcourant la dépêche Belga sur les discussions de ce matin au Sénat.

 

Selon Rik Daems (Open Vld): "Un consensus était possible sur quatre points: la fiscalité, la parafiscalité doivent diminuer", paraît-il. "Il faut réduire l'écart entre le taux facial de l'impôt des sociétés et des possibilités de déduction fiscale. Il ne faut pas omettre d'examiner les dépenses publiques" et "personne ne veut d'un impôt sur la fortune". Voilà un résumé très personnel de M. Daems! La complexité des discussions…

 

19.33  Herman De Croo (Open Vld): (…)

 

19.34  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Je n'en doute pas! Je lis ici un passage d'une dépêche de l'excellente agence Belga.

 

Je voudrais dire ici et affirmer à la tribune, comme l'ont sans aucun doute fait mes collègues au Sénat, que je ne partage pas tout à fait l'analyse de M. Daems, non pas que je sois opposé à des réformes en matière fiscale. Bien loin de là! Mais elles doivent conduire à plus de justice sociale, à plus d'efficacité économique et à plus d'efficacité sur le plan environnemental. Pour avoir entendu très régulièrement M. Daems dans cette commission, j'ai des doutes quant à la similitude de nos intentions.

 

À présent, je vais vous dire quels enseignements on peut tirer de ces auditions en tant qu'écologiste, sur l'évolution de notre système fiscal au cours de ces années. Je vous ai cité les missions qui sont conférées à un système fiscal: le financement des fonctions collectives, la redistribution, l'orientation des comportements. Il faut effectivement constater, à l'issue de ces auditions, que cela ne fonctionne plus de façon optimale.

 

Le premier enseignement, c'est l'inefficacité de la lutte contre la fraude fiscale aujourd'hui. Cela conduit à des injustices notoires, à une justice de classe où certains profitent des failles béantes du système pour toujours s'enrichir au détriment de la collectivité.

 

Le deuxième enseignement, c'est la mauvaise répartition de la fiscalité en fonction des revenus. La progressivité de notre système fiscal a été atténuée au fil du temps. La charge fiscale est proportionnellement plus lourde pour les revenus faibles à moyens que pour les revenus élevés. Il y a là un problème de justice sociale.

 

Un autre élément qui semble aujourd'hui évident et sur lequel un vrai consensus – non pas un consensus à la M. Daems – est en train de se construire, c'est ce déséquilibre aujourd'hui dans la fiscalité en défaveur du travail. La part salariale dans les revenus des Belges a diminué au fil du temps. La part de richesse produite grâce au travail a diminué. Ce qui a augmenté est la part des revenus liés aux capitaux, aux placements et à la spéculation. Pourtant, il reste aujourd'hui une fiscalité élevée sur le travail qui empêche nos entreprises de créer de l'emploi ou de le maintenir, alors que les revenus des capitaux sont largement privilégiés par des taxes linéaires ou par une absence de taxes quand il est question des plus-values sur actions. Notre pays se distingue. Nous sommes l'un des rares pays en Europe à ne pas considérer que le bénéfice réalisé par un investisseur parfois à très court terme, parfois à la milliseconde en achetant un produit financier et en le revendant peu après, n'est pas taxable et ne doit pas faire l'objet d'un prélèvement en vue d'une contribution.

 

Le quatrième élément d'enseignement est que l'impôt des sociétés a évolué d'une façon particulièrement inégalitaire. Comme je l'ai dit en début d'après-midi au premier ministre, si l'on considère les intérêts notionnels, les PME, qui créent à peu près 70 % de l'emploi en Belgique aujourd'hui, bénéficient pour 10 % de l'avantage fiscal généré par les intérêts notionnels. Les 90 % restants reviennent à des "non-PME" et la part du gâteau la plus importante revient à des sociétés multinationales qui ne créent pas d'activité économique, qui ne créent pas d'emploi en Belgique, voire qui désinvestissent, mais qui utilisent notre État comme un paradis fiscal.

 

Pourquoi désavantager ceux qui créent de l'emploi, les secteurs à haut taux de main-d'œuvre (la construction, le secteur industriel, le secteur du commerce) au bénéfice de constructions financières sans lien avec la création d'activités durables? Notre impôt des sociétés est également problématique aujourd'hui.

 

Ensuite, il y a la question de la fiscalité environnementale pour encourager les comportements positifs. On a cité cette mesure que nous avons dénoncée et combattue en début de législature, la suppression des aides fiscales à l'isolation des maisons. Elle n'est certes pas parfaite au plan de la redistribution mais elle a le mérite de soutenir un secteur à haut taux de main-d'œuvre, le secteur de la construction, de la rénovation. Elle a un autre mérite, celui de permettre à nos concitoyens de réaliser des économies dans leur budget de ménage annuel en dépensant moins d'énergie. Enfin, cela comporte un avantage environnemental extraordinaire.

 

La Belgique est très régulièrement pointée du doigt par la Commission européenne. Nous pouvons être critiques quant aux positions et recommandations de la Commission à l'égard de la Belgique mais en matière de fiscalité environnementale, d'encouragement des comportements positifs, nous sommes à la traîne, voire nous avons reculé au cours de cette législature, comme l'ont mis en évidence les organisations environnementales auditionnées au sein de la commission chargée de la réforme fiscale. Je pense à Inter-Environnement Wallonie, au Bond Beter Leefmilieu, etc.

 

Aujourd'hui, notre système fiscal a évolué vers moins d'égalité, moins de rendement, moins de justice sociale, moins d'efficacité environnementale. Il est donc nécessaire de le corriger par une réforme fiscale qui devrait intervenir dès le début de la prochaine législature avec cette chance extraordinaire d'avoir une période de quatre ans sans élections.

 

19.35  Herman De Croo (Open Vld): (…)

 

19.36  Georges Gilkinet (Ecolo-Groen): Vous vous trompez, monsieur De Croo. Il y aura des élections communales après quatre ans. Donc cinq ans sans élections fédérales ou régionales, encore que l'on pourrait avoir une interruption mais vous connaissez ce phénomène. Faites attention à votre fiston! Une interruption de législature fédérale reste possible.

 

Retenons que nous allons pouvoir vivre une période de plusieurs années sans scrutin, qui nous permettra peut-être d'aller au fond des choses.

 

Quels sont les ingrédients que nous, les écologistes, aimerions retrouver dans une réforme fiscale verte?

 

Au regard des trois missions que nous conférons à la fiscalité, celle-ci doit d'abord permettre le financement des services collectifs, un service public efficace, de qualité et garantissant la sécurité de tous. Pour faire fonctionner un État, des Régions, des communes, on a besoin de moyens. Nous n'allons pas le nier. Le prélèvement de contributions auprès des contribuables doit donc être efficace, qu'il s'agisse de personnes physiques ou de sociétés.

 

Ensuite, notre deuxième objectif est que la fiscalité permette une plus grande égalité entre les citoyens via un système fiscal davantage redistributif, plus progressif dans ses mécanismes.

 

Enfin, la fiscalité doit orienter les comportements vers ceux répondant aux enjeux permettant de laisser une planète viable à nos enfants, sans oublier les objectifs connexes comme la simplification.

 

Aujourd'hui, notre système fiscal est devenu tellement complexe qu'il n'est plus compris par les citoyens. Autant chacun souhaite des services publics le plus efficace possible, des écoles de qualité où nos enfants sont bien accueillis, des services d'accueil de l'enfance ou des aînés avec des normes d'encadrement suffisantes, des routes sans trous, des trains à l'heure, autant chacun conteste facilement l'impôt. C'est notamment dû à la complexité du système. Mais cette complexité a une autre conséquence: elle engendre des comportements d'évitement du paiement de ces justes contributions. À ce sujet, nous avons eu des auditions hier matin particulièrement édifiantes en commission des Finances, avec des spécialistes de la fiscalité qui aident les mieux nantis à échapper à ce devoir civique qu'est le paiement de contributions.

 

Pour y arriver, nous avons une série de propositions qui seront détaillées dans le cadre de notre programme électoral. J'ai entendu des collègues parler tout à l'heure de taxation des plus-values sur actions, de réforme fondamentale des intérêts notionnels. Pourquoi ne pas envisager – faisons-le! – un prélèvement sur les plus grosses fortunes, pour qu'elles participent également à cet effort de solidarité à réaliser?

 

Mais je voudrais, en conclusion de cette courte intervention, insister sur un élément. Peut-être la plus simple réforme fiscale à réaliser, mais j'ai beaucoup de choses à dire sur le sujet, serait finalement de s'assurer que l'impôt soit justement perçu. Le DULBEA évalue à 20 milliards d'euros le manque à gagner pour l'État à cause de la fraude fiscale. On pourrait débattre pendant des heures avec M. Clerfayt pour voir si le chiffre est crédible ou non, mais retenons d'autres indicateurs.

 

En début de semaine, les procureurs généraux nous ont transmis une liste de dix dossiers de fraude fiscale, rien que sur l'arrondissement judiciaire de Bruxelles, qui au cours des deux dernières années n'ont pu être jugés faute d'avoir été élaborés dans un délai raisonnable. Soit ils ont été frappés de prescription, soit on a considéré qu'ils avaient dépassé le délai raisonnable de jugement. Parfois, dans ces affaires, la culpabilité est établie, reconnue par les fraudeurs, mais il n'y a aucune pénalité financière. C'est à la fois immoral et inacceptable. C'est un très mauvais signal qui est donné.

 

La lutte contre la grande fraude fiscale, le blanchiment d'argent et toute la criminalité qui se cache derrière doit être une priorité coordonnée et transversale du prochain gouvernement, non pas confiée à l'un ou l'autre secrétaire d'État plus ou moins zélé, mais réellement de la responsabilité du ministre des Finances, qui ne peut se défausser de ses responsabilités.

 

Des mécanismes d'échange automatique de données en matière financière peuvent être mis en place pour faciliter ce travail de lutte contre la fraude fiscale. Une première étape a été accomplie avec une levée partielle du secret bancaire. Nous ne disposons toujours pas, à l'heure où je vous parle, alors que ce principe a été voté il y a déjà trois ans, d'un registre central des comptes. La Banque nationale est en train de le préparer. Pourquoi ne pas avancer, comme cela existe dans d'autres pays proches, notamment la France, vers un échange tout à fait automatique des données? Je pense au fichier Ficoba.

 

Ce type d'échange d'informations doit être généralisé, y compris avec des administrations fiscales étrangères européennes ou via des accords spécifiques pour lutter contre les paradis fiscaux. Les paradis fiscaux et l'évasion fiscale, ces territoires caractérisés par des taux d'imposition très faibles, souvent associés à une protection de l'anonymat fiscal et à l'absence d'échange d'informations avec d'autres pays, constituent de véritables trous noirs fiscaux au niveau mondial, qui permettent effectivement à des fraudeurs de payer un impôt dérisoire au regard de ce qu'ils doivent dans leur pays d'origine.

 

Nous savons par l'analyse qui a été faite, notamment au Parlement européen avec Eva Joly, que c'est via ces paradis fiscaux que l'on peut piller les ressources naturelles des pays du Sud. C'est inacceptable et, dans le cadre d'une réforme fiscale, faire de la lutte contre les paradis fiscaux une priorité, faire de l'État belge un pays moteur pour lutter contre ces phénomènes est, pour nous, une priorité qui figurera bien en évidence si nous sommes appelés à négocier cette réforme fiscale.

 

On peut difficilement percevoir correctement l'impôt sans fonctionnaires au niveau du SPF Finances, sans moyens pour ces fonctionnaires. Depuis dix ans – et nous espérions que le changement de formation politique à la tête du ministère des Finances allait corriger le tir – tout a été entrepris pour rendre cette administration moins efficace, moins motivée, moins capable de réclamer ni trop ni trop peu mais simplement l'impôt dû.

 

Des mesures de suppression linéaire d'emplois, de suppression de bureaux décentralisés dans les provinces, l'imposition du data mining, cette obligation pour les fonctionnaires fiscaux de faire ce que l'ordinateur leur dit de faire et ne pas pouvoir chercher une fraude détectée grâce à leur savoir-faire, grâce à leurs connaissances des mécanismes utilisés, tout cela conduit aujourd'hui le corps des fonctionnaires fiscaux à une forte démotivation. Il y a une responsabilité politique de respect à l'égard de ces personnes qui mettent en œuvre une mission importante, même si pas toujours populaire.

 

Enfin, je ne voudrais pas passer sous silence la responsabilité d'intermédiaires – avocats, bureaux plus ou moins reconnus, etc. – dans le montage de ces mécanismes de fraude. Nous avons tous pris connaissance de séminaires dont le prix d'entrée est très élevé. Cela montre déjà qu'ils ne s'adressent pas à M. et Mme Tout-le-monde. Il s'agit d'expliquer par quels montages frauduleux échapper à l'impôt. Un signal clair doit être adressé à ces personnes qui participent à l'élaboration de tels mécanismes en leur disant que notre parlement n'accepte pas ce type d'agissements et en leur rappelant qu'ils sont coresponsables des fraudes qu'ils aident à mettre en place. C'était l'une des recommandations de la commission d'enquête sur la grande fraude fiscale, dont mon collègue Stefaan Van Hecke était à l'origine avec Jean-Marc Nollet, mais aussi M. Van der Maelen. Il est inacceptable que, le 27 février 2014, alors que le rapport fut voté quasiment à l'unanimité en 2007, près de la moitié des recommandations n'aient pas encore été mises en œuvre et que celles qui l'ont été soient entrées en vigueur de manière imparfaite.

 

En termes de lutte contre la fraude fiscale, il s'agit de donner un signal clair. La fraude fiscale n'est pas tolérable et est contraire aux intérêts de la société. C'est pourquoi elle est poursuivie par les pouvoirs publics et le législateur que nous sommes.

 

La première des réformes fiscales consiste à lutter contre la fraude. Ensuite, nous pourrons construire un système plus juste, plus vert et plus efficace sur le plan économique. C'est le projet des écologistes en ce domaine.

 

Le président: Il nous reste deux intervenants. Allez-vous épuiser votre temps de parole ou allez-vous être brefs?

 

Allez-y, je vous en prie. Je n'ai pas l'impression que l'assemblée soit très attentive… Chacun a ses supporters et moi, j'écoute tous les programmes.

 

19.37  Bernard Clerfayt (FDF): Merci de m'écouter, monsieur le président.

 

Le président: Je vous écoute, monsieur Clerfayt. Allez-y! Finalement, vous êtes un peu seul dans votre groupe.

 

19.38  Bernard Clerfayt (FDF): Ce n'est pas la quantité qui compte, c'est la qualité.

 

Monsieur le président, chers collègues, en 2012, tout le monde s'accordait sur la nécessité d'une réforme fiscale dans notre pays. Nous étions au début de l'exaltation de la mise en place de ce gouvernement et il a été décidé de mettre en place cette commission mixte chargée de penser cette réforme fiscale. Depuis lors, la commission s'est réunie une dizaine de fois, de juillet à décembre 2013.

 

Il me semble très important de tenir ce débat sur la réforme fiscale, mais aussi d'avoir une réforme fiscale. En effet, à mon sens, la fiscalité belge est complexe et attentatoire à la croissance économique.

 

Pendant ces réunions, nous avons discuté, écouté, analysé les diverses propositions en la matière de nombreux experts. Je tiens d'ailleurs à remercier tous ceux qui sont venus exposer leurs idées et leurs propositions pour nous permettre d'examiner notre fiscalité et nous aider à penser une fiscalité plus juste et plus équitable.

 

Malheureusement, à la lecture du rapport présenté en commission, je constate que la réforme fiscale est au point mort. Il est particulièrement dommage que les jeux politiques – comme ceux de tout à l'heure qui ont transformé ce parlement en théâtre bouffon – ont fait que la majorité n'est même pas parvenue à adopter un rapport qui ait un peu de tenue, de qualité et qui propose des pistes chargées d'ambition pour la Belgique.

 

J'ai été surpris d'observer la majorité se déchirer sur un texte préparé par elle-même.

 

Quand le premier rapporteur, M. Daems, s'abstient sur son propre rapport en commission, quand il est suivi par une fraction importante de la majorité, le MR, quelle pantalonnade! D'ailleurs, le débat de tout à l'heure a continué en ce sens: faut-il ajouter ou non un tableau préparé préalablement, déjà lu ou non? Voilà une situation ridicule pour une majorité qui a inscrit cette réflexion sur la réforme fiscale au pinacle de ses volontés: elle se déchire sur ce rapport à la veille des élections!

 

Ce gouvernement avait promis de grandes réformes: non seulement une réforme de l'État, dont nous verrons le résultat dans les années à venir, mais aussi une réforme des pensions, une réforme du marché du travail, une réforme fiscale. Sur tous ces sujets, le gouvernement s'est planté et la majorité vient de prouver qu'elle n'était pas capable de se mettre d'accord et de produire ce que les citoyens attendent, à savoir une réforme fiscale qui ait un peu d'ambition et qui réponde aux défauts et aux problèmes qu'elle présente aujourd'hui.

 

Tout ce travail a été mal préparé. J'ai le sentiment, dès lors, que la mise en place de cette commission n'est qu'une vaste opération de communication: dormez bien, braves gens, nous pensons la réforme fiscale mais, rassurez-vous, nous n'en ferons rien et rien ne changera.

 

C'est pourtant une occasion manquée parce que notre fiscalité est complexe, éminemment complexe, étouffante pour l'activité économique et clairement injuste et inéquitable. Il est donc nécessaire de la réformer. Je ne suis pas le seul à la dire; tout le monde partage ce sentiment et cette analyse. D'autres, avant moi, l'ont dit ici mais de nombreux observateurs et tous ceux qu'on a entendus en commission et les nombreux experts que l'on peut lire dans des rapports internationaux nous disent qu'il y a des tonnes de choses qu'il faudrait changer dans notre fiscalité. Une réforme fiscale est urgente et nécessaire.

 

Je ne développerai pas l'ensemble des points développés et discutés en commission qui sont repris dans le rapport, mais il est évident qu'une simplification de notre système fiscal est absolument nécessaire parce que la complexité du système fiscal actuel amène de nombreux contribuables à n'y plus rien comprendre ou à faire confiance à des experts fiscaux pour ceux qui savent se les payer. Chaque Belge pense que le voisin exploite un peu mieux que lui toutes les failles, tous les trucs et ficelles de notre système fiscal. Cela crée un sentiment d'illégitimité de l'impôt et un sentiment qu'il est, au contraire, légitime, naturel et même, dans certains cas, nécessaire de frauder.

 

Notre déclaration à l'IPP compte aujourd'hui plus de 700 cases différentes. Je mets au défi quiconque ici de bien comprendre quelles sont toutes les finesses et subtilités de l'ensemble de ces cases. Plus personne n'y comprend rien. Par conséquent, le pacte social avec les citoyens, la compréhension de l'impôt sont rompus, ce qui ne permet plus à chacun de remplir dignement sa déclaration comme un bon citoyen.

 

Pour consentir à l'impôt, il faut d'abord le comprendre. C'est pourquoi, en impôt des personnes physiques, par exemple, une déclaration compréhensible et lisible devrait compter au moins la moitié de cases en moins. Pas plus de 300 cases serait un objectif atteignable si nous avions une vraie volonté de simplifier notre système fiscal.

 

C'est aussi une manière de lutter contre la fraude fiscale. Car, que ce soit en fiscalité directe ou indirecte, les causes principales de la fraude sont la complexité de notre système fiscal et la pression fiscale élevée qui en découle. Celles-ci sont à l'origine d'un cercle vicieux: plus le système est complexe et compliqué, plus la pression fiscale augmente, plus les entreprises et les citoyens sont tentés et incités à frauder.

 

Cette fraude coûte cher à l'État de manière directe, sous la forme de diminutions de recettes, et de manière indirecte, parce qu'il faut mettre en place des administrations de contrôle de plus en plus importantes et affinées. Il est donc absolument nécessaire de mettre fin à ce cercle vicieux, de simplifier le système fiscal et de baiser la pression fiscale afin de la rendre plus favorable à la croissance et à l'emploi.

 

Tout le monde le sait, la Belgique est souvent dans le tiercé de tête du classement international de la pression fiscale, quelque critère qu'on utilise. Notre pression fiscale est étouffante pour la croissance économique. Elle taxe excessivement les revenus du travail, les revenus de l'entreprise, elle n'encourage pas à prendre des risques, à travailler. Elle a donc un caractère paralysant pour la croissance économique. Or nous disposons, et les experts nous l'ont dit, d'un grand nombre de possibilités pour examiner des glissements de la fiscalité et instaurer dès lors un système fiscal qui encourage plus au travail et à une meilleure allocation des ressources au sein même de certaines branches de la fiscalité. On évoque des glissements de la fiscalité du travail vers d'autres sources de revenus, vers les atteintes à l'environnement, d'une part, et vers l'épargne, d'autre part, avec une simplification de la fiscalité sur celle-ci.

 

Une particularité du système belge réside dans ses très nombreuses niches fiscales. Les nombreuses exemptions et exceptions du système fiscal belge sont autant de trous dans la base taxable. Pour compenser tous ces trous dans la base taxable, il faut élever le taux et la pression fiscale globale.

 

C'est un peu la théorie de l'emmenthal et du gruyère. Quand on prend une tranche d'emmenthal et qu'on a besoin de retirer 500 grammes pour satisfaire les besoins de l'État, on peut se contenter de prendre un tiers de la tranche. Mais quand on a une tranche de gruyère dans laquelle il y a des tonnes de trous parce qu'on fait des exemptions, des niches fiscales, des exceptions, on a besoin d'en prendre 50 % pour avoir la même quantité de fromage.

 

Cela permet donc de comprendre simplement que notre système fiscal, plein de niches fiscales, crée le besoin pour l'État d'augmenter la pression fiscale et d'avoir des taux faciaux trop élevés.

 

Le président: Mme Vienne veut passer commande.

 

19.39  Bernard Clerfayt (FDF): Madame Vienne, vous préférez la mozzarella?

 

19.40  Christiane Vienne (PS): Je vous écoute avec tout de même un peu d'amusement parce que c'est votre propre procès que vous êtes en train de faire, non? Il me semble que vous avez eu la compétence sur ces matières dans une autre vie. C'est un peu dommage que vous ne l'ayez pas fait quand vous étiez en capacité de le faire.

 

19.41  Bernard Clerfayt (FDF): Je serais bien heureux d'avoir eu, à moi tout seul, pendant trois ans, dont presque la moitié en affaires courantes, bien plus de pouvoir que votre parti qui n'est au gouvernement que depuis une trentaine d'années sans discontinuer. C'est me faire beaucoup d'honneur que de croire qu'à moi tout seul j'aurais pu corriger l'ensemble du système fiscal que nous avons développé.

 

Nous sommes ici, maintenant, tous, à l'aune d'une grande réforme fiscale, d'une grande réflexion sur l'impôt, et donc nous devons tous regarder les choses en face, comprendre la réalité et la direction dans laquelle il faut aller.

 

Je pense faire ma part dans ce débat en venant expliquer simplement ici, avec ma théorie du gruyère et de l'emmental, pourquoi nous avons une pression fiscale très élevée en Belgique; pourquoi cette pression fiscale exerce un effet paralysant sur l'activité économique; et pourquoi, pour réformer cela, dans le même sens que d'autres institutions internationales, il faut mettre fin à une série de niches fiscales pour pouvoir baisser la pression fiscale.

 

Le président: Vous avez touché à l'alimentaire: Mme Snoy intervient, naturellement!

 

19.42  Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen): Pour finir, je me demandais dans quel fromage il y avait le plus de trous. Ne vous êtes-vous pas trompé? C'est dans l'emmental qu'il y a des trous, pas dans le gruyère. C'est important.

 

19.43  Bernard Clerfayt (FDF): Peu importe le fromage, pourvu qu'on ait l'explication, madame!

 

19.44  Herman De Croo (Open Vld): (…) Le gruyère est un fromage sans trous. Apprenez quand même d'abord l'ABC de votre démonstration.

 

19.45  Bernard Clerfayt (FDF): Je suis peut-être meilleur en fiscalité qu'en fromages. N'en faisons pas un fromage, si vous le voulez bien.

 

Il n'empêche que la démonstration reste exactement la même et que vous avez clairement compris le message que je veux vous faire passer.

 

Au vu du record de la Belgique en termes de pression fiscale, une diminution de la fiscalité du travail est nécessaire, à la fois dans l'impôt des personnes physiques et dans les charges qui pèsent sur les entreprises. Je regrette d'ailleurs qu'une sorte de compromis au sein de la majorité n'ait pas permis d'examiner de manière plus approfondie les impôts. On s'est concentré sur les charges fiscales, mais on n'a pas osé aborder le débat sur les charges parafiscales. Cela aurait permis d'avoir un tableau plus complet de la fiscalité et de la parafiscalité en Belgique. La réforme fiscale à venir doit nécessairement baisser la pression fiscale sur les revenus du travail. J'ai diverses propositions, dans les détails desquelles je n'entrerai pas ici, destinées à augmenter de 100 euros nets par mois les revenus du travailleur à salaire modeste, en travaillant non pas - comme la piste est évoquée ici - avec les quotités forfaitaires exonérées d'impôt dont l'impact redistributif est assez grave et inéquitable, mais plutôt en travaillant sur les charges professionnelles.

 

En matière d'IPP, comme d'autres l'ont déjà dit, il faut instaurer un impôt réellement progressif, qui soit plus juste et plus simple, avec des taux d'imposition plus bas, un élargissement de la base imposable et la suppression d'une série de déductions fiscales. Il conviendra donc d'éviter les pièges à l'emploi et encourager au travail, car - tous les experts nous le disent -, une correction des pièges à l'emploi qui marquent notre système fiscal actuel aura un effet positif sur la croissance économique. On peut en attendre au moins un demi-point de croissance supplémentaire. Voilà pourquoi une réforme fiscale est essentielle en ce domaine et aurait dû être l'une des priorités de ce gouvernement pour remettre plus vite la Belgique sur le chemin de la croissance économique et de la création d'emplois.

 

Je voudrais aussi insister sur le fait que notre impôt des personnes physique est tellement entaché de déductions, d'exemptions qu'il n'est plus neutre au regard du choix de vie des citoyens. L'État se mêle de guider notre comportement à travers toute une série de niches fiscales. Que vous soyez isolé, cohabitant, marié ou non, l'impôt que vous payerez sera différent. Il n'est pas raisonnable que le système fiscal entraîne des distorsions selon votre choix de vie.

 

La fiscalité belge actuelle entraîne également des distorsions qui sont largement défavorables au pouvoir d'achat des citoyens urbains par rapport aux citoyens des campagnes. Il n'est pas normal que l'impôt vous pousse à quitter la ville! L'impôt tel que nous le connaissons en Belgique actuellement est un des facteurs qui a entraîné l'exode urbain.

 

Si les villes s'appauvrissent depuis une trentaine d'années dans ce pays, elles le doivent à divers phénomènes qui sont propres à l'aménagement du territoire en ville. Elles le doivent aussi à notre système fiscal, qui encourage l'exode urbain parce qu'il rembourse la mobilité des travailleurs de manière intégrale, sans rembourser intégralement le surcoût présenté par le fait d'habiter en ville, à travers les remboursements hypothécaires.

 

Notre système fiscal est l'une des causes de l'exode urbain que nous connaissons actuellement. Si l'on veut mettre fin à cet exode urbain, il importe aussi d'attaquer les éléments du système fiscal, qui créent cette distorsion fiscale entre les habitants des villes et les habitants des zones non urbaines.

 

Il importe également de s'attaquer à la taxation des revenus de l'épargne. En effet, notre système fiscal contient pas moins de huit à neuf régimes différents selon la nature du revenu de l'épargne. Ce n'est pas sain. Cela crée aussi des distorsions dans l'affectation de l'épargne. Seuls les experts s'y retrouvent! Le brave citoyen n'y comprend plus rien!

 

Il faut mettre fin à ces distorsions en simplifiant le système: un seul taux de 20 ou 25 % sur l'ensemble des revenus de l'épargne, quels que soient les revenus distribués sous forme d'intérêts, sous forme de dividendes ou sous forme de plus-values! Cela n'a aucune espèce d'importance sur le plan économique. La fiscalité devrait être identique sur tous les revenus de l'épargne.

 

En termes d'impôt des sociétés, le système actuel entraîne également des distorsions qui ne sont pas saines pour la croissance. Le système des intérêts notionnels, et les déductions qui l'accompagnent, créent des distorsions qui bénéficient trop aux grandes entreprises multinationales et qui ne sont pas suffisamment favorables aux petites PME. Or, les PME sont le tissu économique de la Belgique. Ce sont elles qui doivent être aidées. Il faut donc réformer notre système fiscal pour corriger ces distorsions, qui encouragent les grandes multinationales à monter des opérations de groupes bancaires en Belgique et à profiter de notre système fiscal et qui n'encouragent pas assez les petites PME qui créent de l'emploi dans nos quartiers.

 

Des mesures doivent être prises également en termes de fiscalité mobilière. Je n'y reviens pas. Il faut donc simplifier notre déclaration fiscale, baisser les taux.

 

Un débat qui n'a pas suffisamment été abordé, à mon sens, est celui de la simplification de la déclaration. Il faut non seulement avoir moins de codes, moins de cases et moins de complexité mais il faut aussi aider davantage le citoyen à remplir sa déclaration d'impôts.

 

Dans le système Tax-on-web, que l'on connaît, l'État encode toute une série de données. Au départ de ce système, nous sommes parvenus à créer la proposition de déclaration simplifiée qui, pour 1,5 million de Belges, soit entre un cinquième et un quart des déclarants, est une simplification absolue, puisque l'État est capable de préremplir intégralement la déclaration pour le citoyen. Celui-ci n'a plus qu'à vérifier si sa déclaration est correcte avant de l'accepter. On pourrait élargir ce système si l'on simplifiait l'ensemble des déductions auxquelles certains ont droit et ainsi avoir un système bien plus simple pour la plupart des contribuables.

 

Malheureusement, compte tenu des jeux politiciens que j'ai dénoncés à cette tribune et que l'on a observés avec beaucoup de ridicule tout à l'heure, aucune avancée n'a pu être constatée ces derniers mois. Il n'y aura donc pas de réforme fiscale rapide. Il faudra attendre les élections, l'après-élections, la formation éventuelle d'un gouvernement et recommencer ensuite tous les débats qui ont été initiés jusqu'à présent.

 

Je regrette dès lors que la majorité n'ait même pas été capable de se mettre d'accord sur un résumé des propositions faites par les experts en commission. C'est tout à fait déplorable! Ce travail n'a en fait servi à rien, si ce n'est à organiser ce mauvais débat ici au parlement.

 

Pour ces raisons, mon groupe ne votera pas le rapport qui nous est présenté.

 

19.46  Carl Devlies (CD&V): Mijnheer de voorzitter, collega’s, hoewel voorzien in het regeerakkoord, was de oprichting van de gemengde parlementaire commissie belast met de fiscale hervorming geen sinecure.

 

De meningen over de juiste opdracht en werkmethode liepen uit elkaar en het zou tot 8 april 2013 duren vooraleer Kamer en Senaat de oprichting van de commissie goedkeurden. Vanaf dan is er systematisch en vrij snel gewerkt en is de commissie erin geslaagd een rapport af te leveren dat een diepgaande reflectie inhoudt over hoe onze fiscaliteit de volgende jaren kan en moet evolueren.

 

De Hoge Raad van Financiën speelde een belangrijke rol in de werkzaamheden, maar ook internationale instellingen, zoals de OESO en de Europese Unie, waren betrokken. De meest gereputeerde experts, meestal uit de academische wereld, werden er gehoord.

 

De commissie kwam niet tot conclusies of aanbevelingen, maar dat was ook niet de bedoeling. De bedoeling was een reflectie over de actuele situatie en de mogelijke hervormingen.

 

Alle hoorzittingen werden gebundeld in dit rapport en zouden verplichte literatuur moeten uitmaken voor onze opvolgers in de commissie voor de Financiën bij het begin van de nieuwe legislatuur. De start van de nieuwe legislatuur is ook het uitgelezen moment om de hervormingswerkzaamheden aan te vatten.

 

De voorbije periode werd sterk gekenmerkt door de financiële en economische crisis in de eurozone. Deze crisis loopt naar haar einde en voor de volgende jaren wordt opnieuw economische groei voor de eurozone voorspeld. Ook België heeft rust gevonden, na een periode in de belangstelling gestaan te hebben op de financiële markten. Van die rust moet gebruik gemaakt worden om in samenhang met de implementatie van de zesde staatshervorming tot een globale fiscale hervorming te komen. Dit moet gebeuren in samenhang met het herstel van de concurrentiekracht. Concreet wil dit zeggen dat ook de sociale partners, de werkgevers en werknemers, betrokken moeten worden bij deze hervorming.

 

Natuurlijk moet ook de burger erbij betrokken worden, want deze zal pas kunnen aanvaarden dat bepaalde voordelen verdwijnen indien hij overtuigd wordt van de samenhang en het belang van een grote hervorming waar uiteindelijk iedereen beter van wordt.

 

De noodzaak van het verlagen van de lasten op arbeid was het belangrijkste aandachtspunt van de commissie.

 

Uit internationale en Europese rapporten blijkt steeds opnieuw dat België arbeid te zwaar belast. Het impliciete belastingtarief op arbeid bedroeg in België 42,8 % in 2011, het hoogste tarief van de Europese Unie. Er wordt steeds opnieuw gewezen op de grote kloof tussen de loonkosten voor de werkgevers en het nettoloon van de werknemers, die op dit moment 56 % bedraagt. Deze kloof moet op korte termijn aanzienlijk worden gedicht om de concurrentiekracht te versterken en de participatiegraad te verhogen, wat de hele economie ten goede zal komen.

 

Het IMF, de OESO, de Europese Commissie en de Hoge Raad van Financiën pleiten allemaal voor een verschuiving van lasten op arbeid naar lasten op consumptie, kapitaal en milieu. Uit berekeningen van de Hoge Raad van Financiën blijkt dat een vermindering van de lasten op arbeid met 1 % een kostprijs heeft van 1,92 miljard euro.

 

Dat cijfer werd ook aangehaald tijdens een hoorzitting met minister van Financiën Geens, die eraan toevoegde dat ter vergelijking een verhoging van de lasten op consumptie via een verhoging van de btw-tarieven met 1 % additionele belastinginkomsten ten belope van 1,76 miljard euro genereert of een tekort van 160 miljoen euro. Ik geef dat mee om te illustreren over welke orde van grootheid het gaat.

 

Als wij het hebben over de lasten op arbeid, spreken wij zowel over socialezekerheidsbijdragen als over personenbelasting.

 

Socialezekerheidsbijdragen vertegenwoordigen een aanzienlijk deel van de lasten op arbeid. De socialezekerheidsbijdragen voor werkgevers lopen gemiddeld op tot 30 % van het brutoloon, terwijl de socialezekerheidsbijdragen voor werknemers gemiddeld tot 14 % van het brutoloon oplopen.

 

De Belgische sociale zekerheid is over de jaren heen geëvolueerd van een verzekeringssysteem naar een solidariteitssysteem waarbij de grens tussen socialezekerheidsbijdragen en belastingen vaag is geworden.

 

De sociale zekerheid dekt vandaag niet alleen de risico’s van verlies van arbeidsinkomen ten gevolge van werkloosheid, pensionering, arbeidsongeschiktheid, maar dient eveneens de financiering van sociale behoeften, meer bepaald kinderbijslag en gezondheidszorg. Daardoor volstaan de socialezekerheidsbijdragen, betaald door werkgevers en werknemers, vandaag niet langer om de sociale zekerheid exclusief te financieren.

 

Ook andere middelen moeten worden aangewend, in het bijzonder belastingontvangsten. In 2012 ging het om een bedrag van 15,6 miljard euro, dat 15,7 % van de totale belastingontvangsten vertegenwoordigt.

 

In dat kader kan er eventueel worden overwogen om een deel van de sociale zekerheid rechtstreeks te financieren met fiscale middelen zonder dat er afbreuk aan het bestaande overlegmodel wordt gedaan. Daarbij kan worden gedacht aan de sociale behoeften die niet gerelateerd zijn aan arbeid en die aan de Gemeenschappen zullen worden overgedragen ten gevolge van de zesde staatshervorming. Zo worden de Gemeenschappen bevoegd voor kinderbijslag voor een bedrag van 6,8 miljard in 2015, bepaalde sectoren van ouderenzorg voor een bedrag van 3,6 miljard in 2015 en gezondheidszorg voor een bedrag van 1,5 miljard in 2016.

 

Vandaag worden die sociale bevoegdheden gefinancierd met socialezekerheidsbijdragen, na de zesde staatshervorming met nieuwe dotaties, waardoor de bestaande link tussen die sociale behoeften en de socialezekerheidsbijdragen nog meer zal verdwijnen. Op die manier kunnen de socialezekerheidsbijdragen betaald door werkgevers en werknemers, worden herleid tot hun essentie, met name bijdragen ten behoeve van een verzekeringssysteem dat arbeidsrisico’s dekt. Tegelijkertijd kan een dergelijke hervorming ruimte creëren om de zware lasten van de socialezekerheidsbijdragen voor werkgevers te verminderen.

 

Naast socialezekerheidsbijdragen zijn inkomsten uit arbeid ook onderworpen aan personenbelasting.

 

In 1962 heeft de Belgische wetgever een serie specifieke belastingen op bronnen van inkomsten vervangen door een algemene inkomstenbelasting waarbij alle inkomsten, ongeacht hun bron, op dezelfde wijze zouden worden belast. Het principe van globalisatie is doorheen de tijd een fictie geworden. Zo worden onroerende inkomsten onderscheiden belast naargelang het om een eerste of een tweede woning gaat, naargelang de eigenaar er zelf in woont of niet, naargelang het pand wordt verhuurd voor privé of professioneel gebruik, naargelang het pand gelegen is in België of in het buitenland. Roerende inkomsten worden afzonderlijk belast tegen meestal 25 % bevrijdende roerende voorheffing, een systeem dat werd ingevoerd in 1983.

 

Het principe van globalisatie is vandaag het meeste zichtbaar bij de beroepsinkomsten die progressief worden belast.

 

De personenbelasting is doorheen de tijd te veel gaan afwijken van haar originele doel, namelijk inkomsten genereren om algemene uitgaven te financieren, enerzijds, en inkomsten herverdelen tussen gezinnen en alleenstaanden in verschillende inkomensklassen, anderzijds. De personenbelasting zou opnieuw neutraler moeten worden gemaakt ten aanzien van de oorsprong van het inkomen.

 

De personenbelasting zou bij voorkeur zo weinig mogelijk moeten worden gebruikt om gedrag te sturen indien daartoe andere geschikte maatregelen bestaan. Zo staan belastingaftrekken en –verminderingen, die geen verband houden met de belastbare inkomsten of de individuele situatie van de belastingplichtige, een rechtvaardige verdeling van het inkomen in de weg vanwege het zogenaamde mattheuseffect.

 

Daarnaast zou de personenbelasting ook evenwichtiger moeten worden op bepaalde vlakken. Zo is het onaanvaardbaar dat niet werken in bepaalde omstandigheden een netto hoger inkomen oplevert dan wel werken. Zo zou het belastingsysteem promotie moeten aanmoedigen. Het zou moeten vermijden dat bepaalde beroepsgroepen worden aangemoedigd om een vennootschap op te richten of te verhuizen naar het buitenland om fiscale redenen. Een hervorming moet ertoe leiden dat de personenbelasting opnieuw als rechtvaardig wordt ervaren.

 

Vervolgens wil ik het ook hebben over de tax shift.

 

Tax shift betekent dat belastingen worden verhoogd in bepaalde gebieden om belastingen te verlagen in andere gebieden. Het gaat dus niet om een verhoging van de belastingdruk, maar enkel om een rechtvaardiger verdeling ervan.

 

Wat consumptie betreft, lijken er twee types van belastingen geschikt om bij te dragen tot de tax shift, met name de btw en de accijnzen.

 

Wat btw betreft, worden twee internationale parameters gebruikt om de performantie van een btw-systeem te meten, met name de VAT revenue ratio en de VAT gap.

 

De VAT revenu ratio is een instrument ontwikkeld door de OESO. De laatst berekende VAT revenue ratio voor België bedraagt 48 %. Dit betekent dat op elke 100 euro verkochte goederen en diensten waarop 21 % btw zou moeten drukken in een theoretisch zuiver btw-systeem, de consument gemiddeld slechts 10 euro btw betaalt. In andere landen is de VAT revenu ratio beduidend hoger: in Nederland 57 %, Duitsland 56 %, Zweden 58 % en Denemarken 59 %. Het OESO-gemiddelde bedraagt 56 %. In 1980 had België nog een VAT revenu ratio van 61 % tegenover 48 % vandaag.

 

De VAT revenu ratio kan worden verbeterd door de belastbare basis te verbreden. Om het OESO-gemiddelde te benaderen, moeten aanpassingen aan het btw-systeem worden gerealiseerd voor een bedrag van ongeveer 4,5 miljard euro. Uit berekeningen van de Hoge Raad van Financiën blijkt dat dit bedrag een arbeidslastenvermindering vertegenwoordigt van iets meer dan 2 %.

 

Naast de VAT revenu ratio is er de VAT gap, een instrument ontwikkeld door de Europese Commissie. De laatst berekende VAT gap voor België bedraagt 16 %. Dat betekent dat 16 % van de aangerekende btw niet terechtkomt in de Staatskas. De VAT gap wordt niet alleen veroorzaakt door fraude, maar ook door faillissementen, statistische fouten, uitgestelde betalingen enzovoort. In sommige buurlanden en Scandinavische landen is de VAT gap beduidend lager: in Nederland 9 %, Duitsland 12 %, Zweden 2 % en Denemarken 10 %. Het Europees gemiddelde bedraagt 20 %.

 

De VAT gap kan worden verbeterd door de strijd tegen fraude nog te versterken en te werken aan efficiëntere invorderings- en controlesystemen. Bij het nemen van btw-maatregelen dient er voldoende aandacht te zijn voor de effecten op de koopkracht van de huishoudens en de concurrentiekracht van de ondernemingen.

 

Er is niet alleen btw, maar er zijn ook accijnzen.

 

Uit de inventaris van de federale fiscale uitgaven, jaarlijks toegevoegd aan de Rijksmiddelenbegroting, blijkt dat België beschikt over talrijke verminderingen en vrijstellingen in de accijnzen. In 2011 waren dergelijke belastingsvoordelen goed voor 2 miljard euro of 32,2 % van de opbrengst van de accijnzen dat jaar. Het is welbekend dat België bij de omzetting van de energiebelastingrichtlijn in 2004 bijna alle beschikbare vrijstellingen en verminderingen heeft ingevoerd. In het licht van een tax shift zullen ook de talrijke fiscale uitgaven zorgvuldig moeten worden herbekeken.

 

Ten slotte, zijn er de milieubelastingen. Verschillende internationale organisaties adviseren België om de bestaande milieubelastingen te versterken en nieuwe te introduceren. De Hoge Raad van de Financiën suggereert de hervorming van de accijnzen op energieproducten in functie van milieucriteria, zoals de CO2-uitstoot, te onderzoeken.

 

Een tax shift gaat niet enkel om de vervanging van bestaande belastingen door andere belastingen om de fiscale druk rechtvaardiger te verdelen. Het gaat ook om een grondige evaluatie van bestaande belastingvoordelen. Het Belgische belastingssysteem voorziet in allerlei belastingvoordelen. In 2010 waren die belastingvoordelen goed voor 23 miljard euro of 28,6 % van de totale belastingontvangsten dat jaar. De laatste inventaris van de federale fiscale uitgaven telt maar liefst 199 pagina’s. Tien jaar geleden ging het om 116 pagina’s en twintig jaar geleden om slechts 60 pagina’s. Vaak zijn deze belastingvoordelen echter niet meer dan gerichte compensaties voor de hoge fiscale druk in België, die in 2011 44,1 % van het bbp bedroeg.

 

In één van de hoorzittingen sprak professor Bruno Peeters over het ontkleden van de fiscale kerstboom. Hij stelt dat we in de eerste plaats moeten uitgaan van het draagkrachtbeginsel. Eventuele correcties hierop zijn voor hem enkel mogelijk op grond van herverdeling. Alle regels die sturend of instrumenteel zijn bedoeld, moeten aan een kritisch onderzoek worden onderworpen. Er dient een einde te worden gemaakt aan de instrumentalisatie van de fiscaliteit voor andere doeleinden dan het innen van middelen voor de staat.

 

Instrumentalisme kent volgende nadelen: het belastingstelsel is te ingewikkeld, het doorkruist de coherentie van het systeem, de fiscale incentives veroorzaken ook onnodig een impliciete belastingdruk op arbeid die te hoog wordt, want men creëert fiscale uitgaven die elders moeten worden gecompenseerd en het draagkrachtbeginsel wordt doorkruist. Persoonlijk zou ik mij wat fiscale uitgaven betreft, beperken tot pensioensparen, de woonbonus en de giften. Het verminderen van bepaalde uitzonderingen moet het mogelijk maken om de algemene tarieven te doen dalen.

 

Een andere belangrijke belasting is de vennootschapsbelasting. De laatste twintig jaar werd een aantal fiscale maatregelen genomen om het land aantrekkelijk te maken voor Belgische en buitenlandse investeerders. De meest bekende zijn de notionele-intrestaftrek, de octrooiaftrek en het belastingkrediet voor R&D-activiteiten.

 

De Belgische vennootschapsbelasting zou tijdens de volgende legislatuur gealigneerd moeten worden met belastingsystemen van andere Europese lidstaten, zodat België zijn troeven als open en gemengde economie kan blijven uitspelen en multinationals hun investeringen en vestigingen in België behouden en zelfs uitbreiden.

 

Om kmo’s en minder kapitaalintensieve bedrijven tegemoet te komen, ben ik voorstander van een duaal systeem. In het rapport zien wij echter dat de Hoge Raad van Financiën de kostprijs heeft berekend. Het zou vergen dat daarvoor een aantal compensaties gezocht dient te worden. Dat is ongetwijfeld werk voor de volgende commissie voor de Financiën.

 

Een ander facet dat door het volgende Parlement bekeken moet worden, is de relatie tussen de fiscus en de belastingplichtige, die de laatste jaren niet optimaal was. In een korte regeerperiode werd veel nieuwe wetgeving goedgekeurd, waardoor er een spanning ontstond tussen de fiscus en de belastingplichtige.

 

Mijn fractie is een grote voorstander van een betere relatie tussen de belastingplichtige en de fiscus. Het innen van belastingen is noodzakelijk in een moderne samenleving. Wederzijds vertrouwen maakt het voor de overheid mogelijk om efficiënter te werken en biedt meer zekerheid voor de burgers. Enerzijds, moet de burger kunnen vertrouwen op vaste gedragsregels van de overheid, anderzijds, moet de overheid snel en flexibel kunnen ingrijpen, indien nieuwe fiscale wetten leiden tot onvoorziene gevolgen.

 

Minister van Financiën Koen Geens heeft de eerste stappen gezet in de zogenaamde ‘taxificatie’ een pacificatie op gebied van de fiscaliteit. De minister heeft verschillende actoren rond de tafel gebracht: de vertegenwoordigers van de economische en juridische beroepen, de ondernemersorganisaties en de FOD Financiën. Samen hebben zij enkel pijnpunten in de toepassing van bepaalde wetten besproken en geharmoniseerd. Het is op deze weg dat wij moeten doorgaan om uiteindelijk tot een duurzame, wederzijdse vertrouwensrelatie te komen.

 

Gisteren werden de vertegenwoordigers van de cijferberoepen in de commissie voor de Financiën en voor de Begroting ontvangen. Zij hebben zich allen lovend over de nieuwe manier van werken uitgelaten. Door samen te werken, bereikt men veel meer dan door elkaar tegen te werken.

 

Ook wij allen hebben in onze hoedanigheid van wetgever een verantwoordelijkheid. Er moet een extra mechanisme worden uitgewerkt om een betere fiscale wetgeving tot stand te brengen. In de commissie werden daartoe diverse waardevolle suggesties geformuleerd, onder andere door Frédéric Panier, Piet Vandendriessche en professor Marc Bourgeois. Zij stellen de hiernavolgende maatregelen voor: een voorafgaande impactstudie en evaluatie van de wetgeving, meer gegevens voor onderzoek, betere inwerkingtreding van fiscale wetten en een absolute stop voor retroactieve fiscale wetgeving.

 

Collega’s, er liggen uitdagende tijden in het vooruitzicht. De doordachte belastinghervorming die zowat alle partijen tijdens de volgende legislatuur denken te realiseren, creëert een belangrijke opportuniteit voor ons land. Een rechtvaardig evenwicht vinden tussen belastingen op arbeid, kapitaal, consumptie en milieu kan van België immers een betere plaats maken om te leven, te werken en te investeren.

 

De grote verdienste van de gemengde parlementaire commissie belast met de fiscale hervorming is dat alle politieke partijen een grondige reflectie over fiscaliteit hebben gemaakt. De experts hebben verschillende knelpunten en oplossingen aangereikt. Op basis van het werk in de commissie hebben de partijen dan ook een gedeelte van hun verkiezingsprogramma uitgewerkt.

 

Voor CD&V betekent dit het voorstel om de belastingvrije som te verhogen van 6 990 tot 9 808 euro, waardoor het werken wordt aangemoedigd. Deze maatregel past in de vier principes voor de hervorming van de fiscaliteit: het aanmoedigen van werk, meer rechtvaardigheid, eenvoud en transparantie, en niet gedragssturend. Voor mensen die belastingen betalen leidt deze verhoging tot een maximale belastingvermindering van 700 euro.

 

Door de verhoging van de belastingvrije som wordt werken meer lonend, zeker voor de laagste inkomens. Hoe lager het loon is, hoe hoger de vermindering van de gemiddelde aanslagvoet. Deze hervorming zal leiden tot activering en zal meer mensen aan de slag zetten, en heeft dus positieve effecten op de economie.

 

De verhoging van de belastingvrije som is ook een heel rechtvaardige maatregel. De correctie gebeurt onderaan in de berekening van de belastingen en geeft dus een bijna gelijk voordeel aan iedereen die vandaag belastingen betaalt.

 

Het voorstel past ook in de vereenvoudiging van de fiscaliteit. Er worden geen bijzondere aftrekposten voor een speciale groep gecreëerd en er is geen extra berekening nodig bij de belastingaangifte. Voor dit programmapunt vond CD&V een wetenschappelijke basis in de betogen in de commissie van onder meer professor Axel Haelterman, professor Bruno Colmant, professor André Decoster en professor Bruno Peeters. Ook de Hoge Raad van Financiën stelde dat een dergelijke maatregel zou leiden tot een hogere arbeidsparticipatie.

 

Het is duidelijk dat fiscaliteit een centraal thema zal worden in de verkiezingen. De werkzaamheden in de gemengde commissie voor de fiscale hervorming moeten ons in staat stellen om het debat diepgaand te voeren. Na de verkiezingen zal het dossier van de belastinghervorming terechtkomen bij de nieuwe commissie voor de Financiën van de Kamer.

 

Zoals ik reeds zei, wordt onderhavig rapport verplichte vakantieliteratuur voor de nieuwe leden. Het lijkt mij belangrijk dat de werkzaamheden door de nieuwe commissie onmiddellijk worden aangevat en dat zij binnen een termijn van twee jaar worden afgerond, zodat nog drie jaar van de volgende legislatuur overblijft voor een geleidelijke implementatie. Op die manier wordt de nodige tijd gegeven aan burgers en ondernemingen om zich aan te passen.

 

Ten slotte, sta ik er als voorzitter van de commissie op, namens heel de commissie, de commissiesecretariaten van Kamer en Senaat te danken voor hun deskundige begeleiding. Zij hadden met onze gemengde commissie geen gemakkelijke opdracht.

 

Le président: La discussion est close.

De bespreking is gesloten.

 

20 Médiateurs fédéraux - Titre honorifique

20 Federale ombudsmannen - Eretitel

 

Conformément à l'avis de la Conférence des présidents du 26 février 2014, je vous propose d'accorder à M. Guido Schuermans, le titre honorifique de Médiateur fédéral.

Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van 26 februari 2014, stel ik u voor de heer Guido Schuermans de eretitel van Federaal ombudsman te verlenen.

 

Pas d'observations? (Non)

Il en sera ainsi.

 

Geen bezwaar? (Nee)

Aldus wordt besloten.

 

21 Renvoi d'une proposition de loi à une autre commission

21 Verzending van een wetsvoorstel naar een andere commissie

 

À la demande de l'auteur, je vous propose de renvoyer à la commission chargée des problèmes de Droit commercial et économique, la proposition de loi (M. Karel Uyttersprot, Mme Cathy Coudyser et MM. Peter Dedecker et Flor Van Noppen) modifiant l'arrêté-loi du 30 janvier 1947 fixant le statut de création et de fonctionnement de centres chargés de promouvoir et de coordonner le progrès technique des diverses branches de l'économie nationale, par la recherche scientifique, en vue d'accroître la transparence des centres collectifs, n° 2486/1.

Op aanvraag van de indiener, stel ik u voor het wetsvoorstel (de heer Karel Uyttersprot, mevrouw Cathy Coudyser en de heren Peter Dedecker en Flor Van Noppen) tot wijziging van de besluitwet van 30 januari 1947 tot vaststelling van het statuut van oprichting en werking van de centra belast met de bevordering en de coördinatie van de technische vooruitgang van de verschillende takken van 's lands bedrijfsleven, door het wetenschappelijk onderzoek met het oog op het vergroten van de transparantie van de collectieve centra, nr. 2486/1, te verwijzen naar de commissie belast met de problemen inzake Handels- en Economisch Recht.

 

Cette proposition avait été précédemment renvoyée à la commission de l'Économie, de la Politique scientifique, de l'Éducation, des Institutions scientifiques et culturelles nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture.

Dit wetsvoorstel werd vroeger verzonden naar de commissie voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de nationale wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw.

 

Pas d'observations? (Non)

Il en sera ainsi.

 

Geen bezwaar? (Nee)

Aldus wordt besloten.

 

22 Prise en considération de propositions

22 Inoverwegingneming van voorstellen

 

Vous avez pris connaissance dans l'ordre du jour qui vous a été distribué de la liste des propositions dont la prise en considération est demandée.

In de laatst rondgedeelde agenda komt een lijst van voorstellen voor waarvan de inoverwegingneming is gevraagd.

 

S'il n'y a pas d'observations à ce sujet, je considérerai la prise en considération comme acquise et je renvoie les propositions aux commissions compétentes conformément au règlement.

Indien er geen bezwaar is, beschouw ik deze als aangenomen; overeenkomstig het reglement worden die voorstellen naar de bevoegde commissies verzonden.

 

Pas d'observations? (Non)

Il en sera ainsi.

 

Geen bezwaar? (Nee)

Aldus wordt besloten.

 

Conformément à l'avis de la Conférence des présidents des 12 et 26 février 2014, je vous propose également de prendre en considération:

- la proposition de loi (Mme Isabelle Emmery et consorts) modifiant la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises publiques économiques en ce qui concerne la constitution du comité d'orientation RER, n° 3348/1.

Renvoi à la commission de l'Infrastructure, des Communications et des Entreprises publiques

- la proposition de loi (MM. Olivier Henry, Carl Devlies et Benoît Drèze, Mme Karin Temmerman, MM. Damien Thiéry et Luk Van Biesen) modifiant la loi du 15 juin 2006 relative aux marchés publics et à certains marchés de travaux, de fournitures et de services et la loi du 13 août 2011 relative aux marchés publics et à certains marchés de travaux, de fournitures et de services dans les domaines de la défense et de la sécurité, n° 3401/1.

Renvoi à la commission des Finances et du Budget

- la proposition de loi (M. Roel Deseyn et consorts) relative à l'accessibilité des sites web d'organismes du secteur public, n° 3403/1.

Renvoi à la commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique

Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van 12 en 26 februari 2014, stel ik u ook in overweging te nemen:

- het wetsvoorstel (mevrouw Isabelle Emmery c.s.) tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven wat de oprichting van het GEN-oriëntatiecomité betreft, nr. 3348/1.

Verzonden naar de commissie voor de Infrastructuur, het Verkeer en de Overheidsbedrijven

- het wetsvoorstel (de heren Olivier Henry, Carl Devlies en Benoît Drèze, mevrouw Karin Temmerman, de heren Damien Thiéry en Luk Van Biesen) tot wijziging van de wet overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten van 15 juni 2006 en van de wet van 13 augustus 2011 inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, nr. 3401/1.

Verzonden naar de commissie voor de Financiën en de Begroting

- het wetsvoorstel (de heer Roel Deseyn c.s.) betreffende de toegankelijkheid van de websites van overheidsinstanties, nr. 3403/1.

Verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt

 

Pas d'observations? (Non)

Il en sera ainsi.

 

Geen bezwaar? (Nee)

Aldus wordt besloten.

 

Demandes d'urgence

Urgentieverzoeken

 

22.01  Olivier Henry (PS): Monsieur le président, je demande l'urgence pour la proposition de loi de la majorité n° 3401/1. L'urgence est sollicitée compte tenu de la date ultime de transposition de la directive au 5 juin 2014.

 

Le président: Chers collègues, je vous demande de vous prononcer sur l'urgence par assis et levé.

 

L'urgence est adoptée par assis et levé.

De urgentie wordt aangenomen bij zitten en opstaan.

 

22.02  André Frédéric (PS): Monsieur le président, je demande l'urgence pour la proposition de loi n° 3348/1 de Mme Emmery et consorts concernant la constitution du comité d'orientation RER.

 

Le président: Nous allons à nouveau procéder par assis et levé.

 

L'urgence est adoptée par assis et levé.

De urgentie wordt aangenomen bij zitten en opstaan.

 

23 Demandes d'urgence du gouvernement

23 Urgentieverzoeken van de regering

 

Le gouvernement a demandé l'urgence conformément à l'article 51 du Règlement lors du dépôt des projets de loi suivants:

projet de loi portant insertion des dispositions réglant des matières visées à l'article 77 de la Constitution dans le livre XI "Propriété intellectuelle" du Code de droit économique, portant insertion d'une disposition spécifique au livre XI dans le livre XVII du même Code, et modifiant le Code judiciaire en ce qui concerne l'organisation des cours et tribunaux en matière d'actions relatives aux droits de propriété intellectuelle et à la transparence du droit d'auteur et des droits voisins (n° 3392/1).

De regering heeft de spoedbehandeling gevraagd met toepassing van artikel 51 van het Reglement, bij de indiening van volgende wetsontwerpen:

wetsontwerp houdende invoeging van de bepalingen die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet, in boek XI "Intellectuele eigendom" van het Wetboek van economisch recht, houdende invoeging van een bepaling eigen aan boek XI in boek XVII van hetzelfde Wetboek, en tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek wat de organisatie van de hoven en rechtbanken betreffende vorderingen inzake intellectuele eigendomsrechten en inzake transparantie van het auteursrecht en de naburige rechten betreft (nr. 3392/1).

 

Je vous propose de nous prononcer sur cette demande.

Ik stel u voor om ons over deze vraag uit te spreken.

 

L'urgence est adoptée par assis et levé.

De urgentie wordt aangenomen bij zitten en opstaan.

 

Projet de loi modifiant certaines dispositions du Code judiciaire en vue d'instaurer une nouvelle carrière pécuniaire pour le personnel judiciaire ainsi qu'un système de mandats pour les greffiers en chef et les secrétaires en chef (n° 3404/1).

Wetsontwerp tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op het invoeren van een nieuwe geldelijke loopbaan voor het gerechts­personeel en van een mandatensysteem voor de hoofdgriffiers en de hoofdsecretarissen (nr. 3404/1).

 

Je vous propose de nous prononcer sur cette demande.

Ik stel u voor om ons over deze vraag uit te spreken.

 

L'urgence est adoptée par assis et levé.

De urgentie wordt aangenomen bij zitten en opstaan.

 

Projet de loi modifiant le Code Judiciaire et la loi du 25 avril 2007 modifiant le Code Judiciaire, notamment les dispositions relatives au personnel judiciaire de niveau A, aux greffiers et aux secrétaires ainsi que les dispositions relatives à l'organisation judiciaire et modifiant la loi du 10 avril 2003 réglant la suppression des juridictions militaires en temps de paix ainsi que leur maintien en temps de guerre et modifiant la loi du 31 janvier 2007 sur la formation judiciaire et portant création de l'institut de formation judiciaire (n° 3405/1).

Wetsontwerp tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en tot wijziging van de wet van 25 april 2007 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie en tot wijziging van de wet van 10 april 2003 tot regeling van de afschaffing van de militaire rechtscolleges in vredestijd alsmede van het behoud ervan in oorlogstijd en tot wijziging van de wet van 31 januari 2007 inzake de gerechtelijke opleiding en tot oprichting van het Instituut voor gerechtelijke opleiding (nr. 3405/1).

 

Je vous propose de nous prononcer sur cette demande.

Ik stel u voor om ons over deze vraag uit te spreken.

 

L'urgence est adoptée par assis et levé.

De urgentie wordt aangenomen bij zitten en opstaan.

 

Naamstemmingen

Votes nominatifs

 

24 Wetsvoorstel ter verbetering van verschillende wetten die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet (3098/10)

24 Proposition de loi visant à corriger plusieurs lois réglant une matière visée à l'article 78 de la Constitution (3098/10)

 

Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote? (Non)

Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)

 

Begin van de stemming / Début du vote.

Heeft iedereen gestemd en zijn stem nagekeken? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?

Einde van de stemming / Fin du vote.

Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

 

(Stemming/vote 1)

Ja

106

Oui

Nee

0

Non

Onthoudingen

0

Abstentions

Totaal

106

Total

 

Bijgevolg neemt de Kamer het wetsvoorstel aan. Het zal als ontwerp aan de Senaat worden overgezonden. (3098/11)

En conséquence, la Chambre adopte la proposition de loi. Elle sera transmise en tant que projet au Sénat. (3098/11)

 

(Mevrouw Van Cauter, mevrouw Smeyers en de heren Schiltz, Clerfayt en Kindermans hebben ja gestemd)

 

25 Wetsontwerp tot wijziging van de samengeordende wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders (3339/4)

25 Projet de loi portant modification des lois coordonnées du 19 décembre 1939 relatives aux allocations familiales pour travailleurs salariés (3339/4)

 

Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote? (Non)

Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)

 

Begin van de stemming / Début du vote.

Heeft iedereen gestemd en zijn stem nagekeken? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?

Einde van de stemming / Fin du vote.

Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

 

(Stemming/vote 2)

Ja

104

Oui

Nee

0

Non

Onthoudingen

6

Abstentions

Totaal

110

Total

 

Bijgevolg neemt de Kamer het wetsontwerp aan. Het zal aan de Senaat worden overgezonden. (3339/5)

En conséquence, la Chambre adopte le projet de loi. Il sera transmis au Sénat. (3339/5)

 

(De heer Van Quickenborne heeft ja gestemd)

 

26 Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg (3340/4)

26 Projet de loi portant modification de la loi du 25 avril 1963 sur la gestion des organismes d'intérêt public de sécurité sociale et de prévoyance sociale (3340/4)

 

Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote? (Non)

Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)

 

Begin van de stemming / Début du vote.

Heeft iedereen gestemd en zijn stem nagekeken? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?

Einde van de stemming / Fin du vote.

Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

 

(Stemming/vote 3)

Ja

103

Oui

Nee

0

Non

Onthoudingen

8

Abstentions

Totaal

111

Total

 

Bijgevolg neemt de Kamer het wetsontwerp aan. Het zal aan de Senaat worden overgezonden. (3340/5)

En conséquence, la Chambre adopte le projet de loi. Il sera transmis au Sénat. (3340/5)

 

27 Adoption de l’ordre du jour

27 Goedkeuring van de agenda

 

Nous devons nous prononcer sur le projet d’ordre du jour que vous propose la Conférence des présidents.

Wij moeten ons thans uitspreken over de ontwerpagenda die de Conferentie van voorzitters u voorstelt.

 

Pas d’observations? (Non) La proposition est adoptée.

Geen bezwaar? (Nee) Het voorstel is aangenomen.

 

La séance est levée. Prochaine séance le jeudi 13 mars 2014 à 14.15 heures.

De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering donderdag 13 maart 2014 om 14.15 uur.

 

La séance est levée à 20.35 heures.

De vergadering wordt gesloten om 20.35 uur.

 

 

L'annexe est reprise dans une brochure séparée, portant le numéro CRIV 53 PLEN 188 annexe.

 

De bijlage is opgenomen in een aparte brochure met nummer CRIV 53 PLEN 188 bijlage.

 

 

 


  


Détail des votes nominatifs

 

Detail van de naamstemmingen

 

 

 

Vote nominatif - Naamstemming: 001

 

 

Oui        

106

Ja

 

Almaci Meyrem, Annemans Gerolf, Arens Joseph, Bacquelaine Daniel, Bastin Christophe, Becq Sonja, Blanchart Philippe, Bonni Véronique, Bonte Hans, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Caverenne Valérie, Clarinval David, Colen Alexandra, Coudyser Cathy, Dallemagne Georges, De Bue Valérie, De Clercq Mathias, De Croo Herman, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, de Donnea François-Xavier, Delizée Jean-Marc, Demol Elsa, De Permentier Corinne, De Potter Jenne, Deseyn Roel, Destrebecq Olivier, Devin Laurent, Devlies Carl, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick, De Wit Sophie, Dierick Leen, Drèze Benoît, Ducarme Denis, Emmery Isabelle, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Francken Theo, Frédéric André, Galant Jacqueline, Geerts David, Gennez Caroline, Genot Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Gilkinet Georges, Goffin Philippe, Goyvaerts Hagen, Grosemans Karolien, Gustin Luc, Henry Olivier, Jambon Jan, Kitir Meryame, Lacroix Christophe, Lahssaini Fouad, Lalieux Karine, Logghe Peter, Louis Laurent, Lutgen Benoît, Luykx Peter, Maertens Bert, Mathot Alain, Mayeur Yvan, Meire Laurence, Mouton Rosaline, Muylle Nathalie, Mylle Gerda, Nyanga-Lumbala Jeanne, Özen Özlem, Pas Barbara, Rutten Gwendolyn, Sampaoli Vincent, Seminara Franco, Senecaut Manuella, Slegers Bercy, Sminate Nadia, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Somers Bart, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Thiéry Damien, Valkeniers Bruno, Vanackere Steven, Van den Bergh Jef, Vandeput Steven, Van der Maelen Dirk, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Gool Dominica, Van Grootenbrulle Bruno, Van Hecke Stefaan, Vanheste Ann, Van Moer Reinilde, Van Quickenborne Vincent, Van Vaerenbergh Kristien, Vercamer Stefaan, Veys Tanguy, Vienne Christiane, Waterschoot Kristof, Wierinck Godelieve, Wollants Bert, Wouters Veerle

 

 

Non        

000

Nee

 

 

 

 

Abstentions

000

Onthoudingen

 

 

 

 

Vote nominatif - Naamstemming: 002

 

 

Oui        

104

Ja

 

Almaci Meyrem, Arens Joseph, Bacquelaine Daniel, Bastin Christophe, Becq Sonja, Blanchart Philippe, Bonni Véronique, Bonte Hans, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Caverenne Valérie, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Colen Alexandra, Coudyser Cathy, Dallemagne Georges, De Bue Valérie, De Clercq Mathias, De Croo Herman, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, de Donnea François-Xavier, Delizée Jean-Marc, Demol Elsa, De Permentier Corinne, De Potter Jenne, Deseyn Roel, Destrebecq Olivier, Devin Laurent, Devlies Carl, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick, De Wit Sophie, Dierick Leen, Drèze Benoît, Ducarme Denis, Emmery Isabelle, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Francken Theo, Frédéric André, Galant Jacqueline, Geerts David, Gennez Caroline, Genot Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Gilkinet Georges, Goffin Philippe, Grosemans Karolien, Gustin Luc, Henry Olivier, Jambon Jan, Kindermans Gerald, Kitir Meryame, Lacroix Christophe, Lahssaini Fouad, Lalieux Karine, Louis Laurent, Lutgen Benoît, Luykx Peter, Maertens Bert, Mathot Alain, Mayeur Yvan, Meire Laurence, Mouton Rosaline, Muylle Nathalie, Mylle Gerda, Nyanga-Lumbala Jeanne, Özen Özlem, Rutten Gwendolyn, Sampaoli Vincent, Schiltz Willem-Frederik, Seminara Franco, Senecaut Manuella, Slegers Bercy, Smeyers Sarah, Sminate Nadia, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Somers Bart, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Thiéry Damien, Vanackere Steven, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Vandeput Steven, Van der Maelen Dirk, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Gool Dominica, Van Grootenbrulle Bruno, Van Hecke Stefaan, Vanheste Ann, Van Moer Reinilde, Van Vaerenbergh Kristien, Vercamer Stefaan, Vienne Christiane, Waterschoot Kristof, Wierinck Godelieve, Wollants Bert, Wouters Veerle

 

 

Non        

000

Nee

 

 

 

 

Abstentions

006

Onthoudingen

 

Annemans Gerolf, Goyvaerts Hagen, Logghe Peter, Pas Barbara, Valkeniers Bruno, Veys Tanguy

 

 

Vote nominatif - Naamstemming: 003

 

 

Oui        

103

Ja

 

Almaci Meyrem, Arens Joseph, Bacquelaine Daniel, Bastin Christophe, Becq Sonja, Blanchart Philippe, Bonni Véronique, Bonte Hans, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Caverenne Valérie, Clarinval David, Colen Alexandra, Coudyser Cathy, Dallemagne Georges, De Bue Valérie, De Clercq Mathias, De Croo Herman, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, de Donnea François-Xavier, Delizée Jean-Marc, Demol Elsa, De Permentier Corinne, De Potter Jenne, Deseyn Roel, Destrebecq Olivier, Devin Laurent, Devlies Carl, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick, De Wit Sophie, Dierick Leen, Drèze Benoît, Ducarme Denis, Emmery Isabelle, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Francken Theo, Frédéric André, Galant Jacqueline, Geerts David, Gennez Caroline, Genot Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Gilkinet Georges, Goffin Philippe, Grosemans Karolien, Gustin Luc, Henry Olivier, Jambon Jan, Kindermans Gerald, Kitir Meryame, Lacroix Christophe, Lalieux Karine, Louis Laurent, Lutgen Benoît, Luykx Peter, Maertens Bert, Mathot Alain, Mayeur Yvan, Meire Laurence, Mouton Rosaline, Muylle Nathalie, Mylle Gerda, Nyanga-Lumbala Jeanne, Özen Özlem, Rutten Gwendolyn, Sampaoli Vincent, Schiltz Willem-Frederik, Seminara Franco, Senecaut Manuella, Slegers Bercy, Smeyers Sarah, Sminate Nadia, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Somers Bart, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Thiéry Damien, Vanackere Steven, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Vandeput Steven, Van der Maelen Dirk, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Gool Dominica, Van Grootenbrulle Bruno, Van Hecke Stefaan, Vanheste Ann, Van Moer Reinilde, Van Quickenborne Vincent, Van Vaerenbergh Kristien, Vercamer Stefaan, Vienne Christiane, Waterschoot Kristof, Wierinck Godelieve, Wollants Bert, Wouters Veerle

 

 

Non        

000

Nee

 

 

 

 

Abstentions

008

Onthoudingen

 

Annemans Gerolf, Clerfayt Bernard, Goyvaerts Hagen, Lahssaini Fouad, Logghe Peter, Pas Barbara, Valkeniers Bruno, Veys Tanguy