Séance plénière

Plenumvergadering

 

du

 

Jeudi 8 mars 2012

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Donderdag 8 maart 2012

 

Namiddag

 

______

 

 


La séance est ouverte à 14.18 heures et présidée par M. André Flahaut.

De vergadering wordt geopend om 14.18 uur en voorgezeten door de heer André Flahaut.

 

Le président: La séance est ouverte.

De vergadering is geopend.

 

Une série de communications et de décisions doivent être portées à la connaissance de la Chambre. Elles seront reprises sur le site web de la Chambre et insérées dans l'annexe du compte rendu intégral de cette séance.

Een reeks mededelingen en besluiten moeten ter kennis gebracht worden van de Kamer. Zij worden op de website van de Kamer en in de bijlage bij het integraal verslag van deze vergadering opgenomen.

 

Ministre du gouvernement fédéral présent lors de l’ouverture de la séance:

Tegenwoordig bij de opening van de vergadering is de minister van de federale regering:

Elio Di Rupo.

 

Excusés

Berichten van verhindering

 

Alexandra Colen, Karel Uyttersprot, Veerle Wouters, pour raisons de santé / wegens gezondheidsredenen;

Eva Brems, Stefaan De Clerck, Gwendolyn Rutten, à l'étranger / buitenslands;

Patrick Moriau, Conseil de l’Europe / Raad van Europa.

 

01 Ordre du jour

01 Agenda

 

Conformément à l'avis de la Conférence des présidents du 7 mars 2012, je vous propose d'inscrire à l'ordre du jour de la séance plénière de cet après-midi la proposition de loi de Mmes Maya Detiège, Valérie Déom, Sonja Becq et Meyrem Almaci, M. David Clarinval et Mmes Zoé Genot, Lieve Wierinck et Marie-Martine Schyns visant à lutter contre l'écart salarial entre hommes et femmes (n°1675/1 à 9).

Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van 7 maart 2012, stel ik u voor op de agenda van de plenaire vergadering van deze namiddag het wetsvoorstel van de dames Maya Detiège, Valérie Déom, Sonja Becq en Meyrem Almaci, de heer David Clarinval en de dames Zoé Genot, Lieve Wierinck en Marie-Martine Schyns ter bestrijding van de loonkloof tussen mannen en vrouwen (nrs 1675/1 tot 9) in te schrijven.

 

Pas d'observation? (Non)

Il en sera ainsi.

 

Geen bezwaar? (Nee)

Aldus zal geschieden.

 

Questions

Vragen

 

02 Samengevoegde vragen van

- de heer Jan Jambon aan de eerste minister over "de stand van zaken met betrekking tot het begrotingsconclaaf" (nr. P0799)

- de heer Gerolf Annemans aan de eerste minister over "de stand van zaken met betrekking tot het begrotingsconclaaf" (nr. P0800)

- de heer Stefaan Van Hecke aan de eerste minister over "de stand van zaken met betrekking tot het begrotingsconclaaf" (nr. P0801)

- mevrouw Muriel Gerkens aan de eerste minister over "het begrotingsconclaaf" (nr. P0802)

02 Questions jointes de

- M. Jan Jambon au premier ministre sur "l'état d'avancement des travaux du conclave budgétaire" (n°P0799)

- M. Gerolf Annemans au premier ministre sur "l'état d'avancement des travaux du conclave budgétaire" (n° P0800)

- M. Stefaan Van Hecke au premier ministre sur "l'état d'avancement des travaux du conclave budgétaire" (n° P0801)

- Mme Muriel Gerkens au premier ministre sur "le conclave budgétaire" (n° P0802)

 

02.01  Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de voorzitter, collega’s, mijnheer Di Rupo, ik neem aan dat u met het kernkabinet en de bevoegde ministers hard aan het werk bent om de begrotingscontrole door te voeren. Via de pers mochten wij vernemen dat u op zoek bent naar 2 miljard om de begroting op orde te krijgen.

 

Wij hebben kennisgenomen van de conjunctuurnota van de FOD Financiën. Zij hebben actuals opgesteld van de lopende ontvangsten in januari. De inkomsten van roerende voorheffing bedroegen 120 miljoen minder dan vorig jaar, terwijl u een stijging had verwacht. De inkomsten van accijnzen en diversen bedroegen 51 miljoen minder en ook hier had u een stijging verwacht. De inkomsten van btw en dergelijke zijn 175 miljoen minder en hier had u opnieuw een stijging verwacht. In totaal zijn de inkomsten voor januari al 300 miljoen minder dan voorzien en met de stijging die u verwachtte, had dit 300 miljoen meer moeten zijn. In de maand januari ligt u dus al 600 miljoen achter op schema.

 

Mijnheer Di Rupo, de 2 miljard die u zoekt zult u waarschijnlijk moeten verhogen ingevolge die lagere inkomsten. Mijn vraag is dus naar welk bedrag u precies zoekt, nu de inkomsten tegenvallen.

 

Ik wil u een suggestie doen met betrekking tot de begrotingscontrole. U weet net zo goed als ik dat het bedrijfsleven momenteel kreunt onder de loonlasten. U voorziet in de begroting 700 miljoen inkomsten uit fraudebestrijding. Welnu, gebruik de inkomsten uit de fraudebestrijding om de loonlasten te verlagen. Gebruik de inkomsten die u haalt bij malafide bedrijven om de goede bedrijven te belonen voor hun dagelijkse inzet, waarvoor nu reeds mijn dank.

 

02.02  Gerolf Annemans (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, wij willen u de gelegenheid geven om een beetje openheid te creëren rond de begrotingscontrole. Iedereen wist dat die begrotingscontrole er moest komen omdat u, zoals de heer Jambon zei, reeds vorig jaar op een verkeerde manier bent gestart, namelijk door verkeerde cijfers te blijven hanteren. U zei toen dat u dit met de begrotingscontrole zou meenemen. Wij zijn allemaal van mening dat u ook nu, als u maar 2 miljard euro zoekt, verkeerde cijfers blijft hanteren. Wij gaan er geen cijfer op plakken. Wij zullen nadien wel kunnen bewijzen dat u vandaag verkeerd bezig bent.

 

Wat mij vandaag intrigeert, is hoe en waarmee u bezig bent. De regering geeft immers een rommelige indruk als het over de begrotingscontrole gaat. In de kranten van 27 februari werd nog gesuggereerd dat de vervaldatum vorig weekend was, maar dat werd uitgesteld tot vorige dinsdag om 15 u 00. Vervolgens kwam het congres van de PS ertussen en werd alles nogmaals uitgesteld. Gisteren, woensdag, werd door de ministers, Vande Lanotte op kop, gezegd dat het niet zou lukken en dat het vrijdag zou worden en misschien wel zaterdag of zondag. Vanmorgen was er dan een Vlaamse viceminister, gewoonlijk is dat de heer Van Quickenborne, die zei dat het niet belangrijk is wanneer er wordt geland, maar wel hoe er wordt geland.

 

Als wij dan zien hoe zij landen met betrekking tot het inhoudelijke, is dat ook een rommelpotje, als u het mij vraagt.

 

Wij lezen vandaag in de krant dat er momenteel nog niet wordt getrancheerd.

 

Diezelfde Vlaamse viceminister zei dat niet moet worden uitgesloten dat het overleg volgende week eindigt, maar dat al zeer delicate knopen werden doorgehakt: zij zijn het erover eens wat zij niet willen.

 

Het lijstje van wat zij niet willen, staat vandaag in De Tijd. Een heleboel belastingen komen er niet. In het middagjournaal werd dan weer een hele lijst bekendgemaakt van maatregelen die eruitzien als eenmalige maatregelen.

 

Mijnheer de eerste minister, brengt u eens een beetje licht in deze Kamer en in de publieke opinie, vooraleer u dat boeltje in de prak rijdt.

 

02.03  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, ik merk dat wij vandaag allemaal onze krant bij hebben. Wij leren immers meer uit de kranten dan uit het parlementair debat.

 

Vandaag kopt een krant “Eerste miljard is binnen, nu nog het tweede”. De kranten zijn zeer goed geïnformeerd, want zij beschikken blijkbaar over lijstjes van de beslissingen die de jongste dagen zijn genomen. Ik geef een overzicht. Men gaat bij Ontwikkelingssamenwerking 50 miljoen vinden. Bpost moet een bijdrage leveren, volgens de ene krant 250 miljoen, volgens de andere 300 miljoen. De belastingen zullen niet versneld terugbetaald worden, en dat betekent 300 miljoen erbij. De gezondheidszorg moet ook nog eens inleveren, met name 60 miljoen. De usurperende bevoegdheden leveren 250 miljoen op. Blijkbaar heeft men ook al beslist waar men de maatregelen niet zal zoeken. Blijkbaar komt er geen btw-verhoging. Dat is een zeer goede zaak. Blijkbaar komt er ook geen meerwaardebelasting, geen verhoging van de prijs van de dienstencheques. De lijstjes zijn dus gemaakt, zowel van wat het niet zal zijn als van wat het wel zal zijn.

 

Mijnheer de eerste minister, ten eerste, klopt dit? Als dit gezegd is door de vice-eersteministers, dan nemen wij aan dat daarover een akkoord bestaat. Kunt u bevestigen dat de inspanningen worden gezocht bij Ontwikkelingssamenwerking, bij bpost, bij het niet versneld terugbetalen van de belastingen, bij de gezondheidszorg en bij de usurperende bevoegdheden en dat het niet wordt gezocht in een btw-verhoging? Kunt u dat bevestigen?

 

Ten tweede, is er ook overleg geweest met degene die hierbij betrokken zijn, zoals de Gemeenschappen en de Gewesten, Ontwikkelingssamenwerking, bepaalde andere sectoren en de universitaire middens, waar men ook wijzigingen zal doorvoeren?

 

Ten derde, u hebt bij uw aantreden in het Parlement beloofd dat u transparant zou zijn tegenover het Parlement. Wel, ik hoop dat u vandaag ook transparant zult zijn tegenover het Parlement en dat u op een transparante manier zult meedelen of deze gegevens kloppen of niet.

 

02.04  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, je voudrais compléter la question de mon collègue Van Hecke et vous interroger de manière plus précise sur les compétences que vous qualifiez d'"usurpées".

 

À en croire les journaux, il semble qu'un accord ait été trouvé. Deux cent cinquante millions seront ainsi épargnés dans le budget fédéral grâce à la suppression du financement de ces compétences.

 

La notion de compétences "usurpées" n'est, bien entendu, pas acceptable dans la mesure où ces compétences sont actuellement fédérales. La question se pose donc de savoir si un accord est effectivement intervenu, si une concertation a eu lieu, si des discussions ont été organisées avec les entités fédérées en vue du transfert de ces compétences et, dès lors, des moyens budgétaires qui les accompagnent. Permettez-moi de penser que si cela avait été le cas, il ne serait plus question d'économies; évidemment, vous devriez transférer le budget aux entités fédérées.

 

Monsieur le premier ministre, avez-vous contacté les entités fédérées et discuté avec elles des matières que vous ne souhaitez plus financer et que M. Kris Peeters appelle les compétences "fantômes"? Si oui, quand ces discussions ont-elles eu lieu et à quoi ont-elles abouti? Si non, comment comptez-vous réparer cet oubli?

 

Je m'interroge également au sujet du Fonds amiante. En effet, suivant la presse, il n'y aurait aucune interrogation quant au fait que ce Fonds ne doit plus être assumé financièrement par le fédéral, mais par les entités fédérées.

 

Monsieur le premier ministre, je dois vous avouer que je n'arrive pas à trouver le raisonnement logique vous permettant d'aboutir à cette affirmation.

 

Délégation étrangère

Buitenlandse delegatie

 

Le président: Chers collègues, j'ai le plaisir de saluer en tribune une délégation de la commission des Finances du Parlement de la République du Ghana, sous la conduite de M. James Klutse Avedzi, président de la commission. (Applaudissements)

 

02.05 Eerste minister Elio Di Rupo: Mijnheer de voorzitter, geachte collega’s, zoals gepland heeft de regering eind februari haar begrotingscontrole aangevat. Daarvoor hadden we het monitoringcomité gevraagd zijn ramingen te actualiseren op basis van de economische verwachtingen die bekend werden op 24 februari jongstleden. Na de leden van het monitoringcomité te hebben gehoord, heeft de kern de afgelopen dagen aan een hoog tempo vergaderd. Werkgroepen hebben talrijke pistes onderzocht, zowel voor de uitgaven als voor de ontvangsten.

 

De moeilijkheid van de oefening mag niet worden onderschat. De zes meerderheidspartijen hebben eerst een bezuinigingsprogramma van 11,3 miljard euro uitgewerkt. Na de initiële begroting 2012 is de regering gestart met de uitvoering daarvan. Nooit heeft een regering op één jaar tijd zo’n saneringsinspanning geleverd. Jammer genoeg is de conjunctuur in de eurozone nog verslechterd.

 

Wij moeten de inspanningen opdrijven om te vermijden dat ons land het mikpunt wordt van een rampzalige financiële speculatie.

 

Het is jammer, maar de inspanningen zijn noodzakelijk om de koopkracht van de burgers zo veel mogelijk te garanderen en om het concurrentievermogen van onze ondernemingen te verzekeren.

 

Er moet ongeveer 2 miljard euro extra worden gevonden. Wij hebben al enorme vooruitgang geboekt in onze werkzaamheden, maar blijven zoeken naar een manier om zo rechtvaardig mogelijk te werk te gaan, opdat de maatregelen zo evenwichtig mogelijk zouden zijn: structurele en niet-structurele maatregelen, zoals dat het geval is in de begrotingscontroles van de deelstaten.

 

De kern zal deze namiddag opnieuw samenkomen.

 

Ik kom nu tot mijn opmerkingen over de zogenaamde usurperende of fantoombevoegdheden.

 

Cher président, chers collègues, les compétences dites "usurpées" ou "fantômes" recouvrent des réalités très différentes, souvent difficiles à cerner.

 

On le comprendra, ce concept – surtout celui de compétence "fantôme" – n'est pas un concept juridique; du moins, je ne l'ai pas encore vu comme tel. Il dépend de l'appréciation que chacun peut avoir de telle ou telle compétence. En fait, il s'agit de compétences dont on considère qu'il n'appartient plus à l'État fédéral de les exercer ou de les financer suite aux différentes réformes de l'État.

 

Men praat reeds meerdere jaren over dit onderwerp, maar dit is de eerste keer, c’est la première fois, dat een federale regeringsmeerderheid, qu’une majorité fédérale, deze bevoegdheden probeert te omschrijven, essaie de circonscrire ce sujet.

 

Lors de l'élaboration du budget 2012, les six partenaires du gouvernement avaient déjà travaillé à cette question. En raison de sa complexité, les inspecteurs des Finances ont été sollicités. Ils ont classé une série de compétences en trois catégories.

 

Bevoegdheden die zonder discussie tot het federale niveau behoren en bevoegdheden die, volgens hen, tot het niveau van de deelstaten behoren.

 

Pour une troisième catégorie, appelée 'catégorie mixte', les inspecteurs des Finances laissent au gouvernement le soin de trancher. Cette catégorie compte la liste la plus longue; elle est la plus importante.

 

Sur la base du travail des inspecteurs des Finances, le ministre du Budget a fait une proposition dans le cadre du contrôle budgétaire. Après une analyse très approfondie, mesure par mesure, le kern s'est accordé sur une liste de sujets à discuter avec les entités fédérées. Ces sujets représentent une dépense importante pour le fédéral. Un montant de 250 millions reste inscrit dans la liste des économies pour 2012, comme c'était d'ailleurs inscrit après la négociation gouvernementale et lors du budget initial 2012.

 

La semaine prochaine, une concertation aura lieu à ce sujet avec les entités fédérées dans le cadre de la conférence interministérielle Finances et Budget. Les ministres fédéraux expliqueront alors la démarche du gouvernement et l'ampleur des sujets.

 

Madame, à ce stade, nous n'avons jamais parlé du Fonds amiante au cours du budget de contrôle. Je vais me renseigner à ce sujet. Je ne sais pas ce qu'on en dit car on entend beaucoup de choses et, personnellement, je ne connais que ce qui se dit au sein du gouvernement. Or, nous n'en avons pas parlé.

 

Bien entendu, les compétences transférées dans l'accord institutionnel seront traitées dans le cadre de la mise en œuvre de la sixième réforme de l'État. Que ce soit clair! Cela signifie que les compétences à transférer ne se trouvent bien entendu pas dans la liste des compétences dites "usurpées" ou "compétences fantômes". Les compétences que l'on va transférer ne sont pas des "compétences fantômes". Ce sont de vraies compétences qui ont d'ailleurs été évaluées financièrement.

 

Enfin, je voudrais ajouter que le gouvernement fédéral est loyal et veut entretenir un dialogue constructif avec les gouvernements des entités fédérées. Chacun agira dans le cadre de son autonomie et – je n'en doute pas – avec le sens des responsabilités.

 

02.06  Jan Jambon (N-VA): Mijnheer Di Rupo, u hebt veel gepraat, maar ik vraag mij af wat u eigenlijk gezegd hebt. U hebt op geen een van onze vragen geantwoord. U hebt een heel discours gegeven over de usurperende bevoegdheden. Wij hebben die lijst al enkele jaren geleden overhandigd aan de voorganger van uw voorganger, de heer Van Rompuy. Toen was in kringen van de meerderheidspartijen te horen dat het niet waar was. Het waren fantasieën van de N-VA. Vandaag zie ik dat uw regering zich – laten wij hopen met ernst – over die lijst van de usurperende bevoegdheden buigt.

 

Over de tegenvallende inkomsten in de maand januari heb ik u echter niets horen zeggen. Niets. Ik kan u nu al iets voorspellen. Vandaag, twee maanden na het begin van het jaar, is men met een begrotingscontrole bezig. Over een maand of anderhalve maand zal hier opnieuw dezelfde oefening, misschien nog veel ingrijpender, moeten gebeuren, omdat u geen rekening houdt met de wetenschap die vandaag voorhanden is.

 

Ik heb u ook niets horen zeggen over nieuwe maatregelen om zuurstof aan het bedrijfsleven te geven. Ik citeer uw vicepremier: “On a déjà donné.” Ik roep u nogmaals op, mijnheer de eerste minister: doe iets voor het bedrijfsleven, doe iets voor de werkende mensen in dit land.

 

02.07  Gerolf Annemans (VB): Mijnheer de eerste minister, u zit hier nu enkele maanden. Iedere eerste minister heeft zijn stijl. Uw stijl begint zich langzaam te ontwikkelen. Er zijn verschillende stijlen. Wij herinneren ons de stijl-Dehaene nog: kort en krachtig. Hij brulde iets of hij antwoordde helemaal niet. De stijl-Verhofstadt was heel breedvoerig en heel retorisch, maar men kon altijd voelen dat het leugens waren. De stijl-Di Rupo is toch nog iets anders.

 

Di Rupo komt naar voren en leest, zoals de professor chemie, die hij is, een werkstuk vol evidenties voor. Het is een soort persmededeling. Men kan er niets tegen hebben, maar men kan er ook niet voor zijn. Het betekent gewoon niets. Hij vermeldt de feiten, gaat terug naar beneden en doet alsof hij geantwoord heeft.

 

Dat is natuurlijk niet zo, mijnheer de eerste minister. Vlaanderen kijkt aandachtig toe en voelt wat er bezig is. Als onze collega’s van Ghana, die komen kijken hoe wij onze financiën regelen – het was de commissie voor de Financiën van Ghana – nog aanwezig zijn, dan zou ik mij bij hen excuseren. Zij hebben hier vandaag over financiën niets kunnen vernemen.

 

Wij moeten voor het inhoudelijke aspect dus afgaan op de kranten. Dan komt er wel een beeld naar voren en de commentatoren beginnen daarop ook reeds te wijzen. Na de catastrofe van uw zogenaamde 11,3 miljard, de catastrofe van de bedrijfswagens en van de pensioenen, doet u het nu een beetje kalm aan. Het zijn allemaal eenmalige ditjes en datjes, dat is het beeld dat wij nu reeds krijgen. Het zal waarschijnlijk iets zijn waar niemand voor of tegen kan zijn.

 

Ofwel betekent dit dat deze regering niet geloofwaardig is als crisisregering in crisistijd, ofwel is het het andere. Ik vrees dat het het andere is, namelijk de stilte voor de storm die gaat komen en die de echte regering-Di Rupo zal ontmaskeren als een regering waarvoor Vlaanderen angst moet hebben.

 

Wij hebben hier een mooi stukje theater gekregen, maar wij hebben vandaag niets gehad aan dit debat.

 

02.08  Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, ik heb gelezen dat de Nederlanders jaloers zijn op de methode-Di Rupo, omdat u met een zekere traagheid werkt en het blijkbaar veel beter doet dan in Nederland. Ik denk echter dat de Nederlanders er anders over zullen denken, als ze deze vergadering zien.

 

Mevrouw Gerkens zal wel tevreden zijn want zij heeft min of meer een uitleg gekregen over de usurperende bevoegdheden. Mijn blad met antwoorden is bijna leeg gebleven, mijnheer de eerste minister. Dat baart ons zorgen, want alles blijft open. Zal men raken aan de index? Zal men raken aan de btw? Wij weten het nog steeds niet, we zullen nog een paar dagen geduld moeten hebben.

 

Een raar ideetje om de belastingen niet versneld terug te betalen, dat zou 300 miljoen opleveren, kwam blijkbaar van CD&V. Het is een leuk ideetje, maar het is ook raar en onrechtvaardig. Sinds wij Tax-on-web hebben, gaat het blijkbaar veel sneller om de belastingen te berekenen en om te bekijken of iemand moet terugkrijgen of bijbetalen. Dat lukt blijkbaar zo goed dat u nu zegt: stop, het werkt te goed. U wil een beetje vertragen om 300 miljoen te vinden. Mijnheer de minister, dat is natuurlijk niet structureel, want u moet het daarna toch terugbetalen.

 

Ik stel mijn vragen, maar krijg geen antwoorden. Het staat in de krant, het zou beslist zijn. Wij blijven zitten met heel veel vraagtekens. Het antwoord dat ik vandaag gekregen heb, is voor mij totaal onvoldoende.

 

02.09  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Monsieur le premier ministre, tout d'abord, votre réponse comporte une bonne nouvelle: le Fonds amiante ne serait pas concerné par les restrictions budgétaires. Je vous remercie de le vérifier car, dans le cas contraire, ce serait dramatique.

 

Ensuite, vous dites que ces compétences mixtes sont des matières complexes qu'il faut apprécier, que l'avis de l'Inspection des Finances a été sollicité et que, sur cette base, on en cernera quelques-unes que le niveau fédéral décidera de ne plus assumer.

 

02.10  Elio Di Rupo, premier ministre: Non. J'interviens rarement pour rectifier des propos mais ce n'est pas ça. Nous avons demandé aux inspecteurs des Finances d'examiner l'ensemble et ils ont classé ces dépenses en trois catégories, dont une appelée "mixte", catégorie dont la liste est la plus longue. Dans cette catégorie, l'Inspection recommande au gouvernement de décider. Sur la base du rapport du ministre du Budget, le gouvernement y travaille.

 

Nous n'avons donc pas nous-mêmes classé les compétences dans les "mixtes". Nous avons récupéré la classification des inspecteurs des Finances. Nous suivons la procédure la plus logique et la plus transparente possible.

 

02.11  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Je pense que c'est bien ce que j'avais dit: l'Inspection des Finances identifie où sont les compétences et parmi celles-ci, certaines sont appelées "mixtes"; c'est parmi elles que vous décidez, en kern sur proposition du ministre du Budget, de ne plus en assumer certaines pour l'équivalent d'un montant de 250 millions. Elles devront donc être assumées par les entités fédérées.

 

Ce que j'ai du mal à comprendre c'est la raison pour laquelle la concertation avec les entités fédérées ne se fait pas préalablement à ce transfert, sur un montant déterminé, alors qu'elles vont devoir assumer les compétences que vous ne voudrez plus prendre en charge au fédéral.

 

Lorsque mes collègues à la Région wallonne et à la Fédération Wallonie-Bruxelles ont interrogé le ministre-président, M. Demotte, il a répondu qu'il se demandait si l'usage du mot "usurpées" ne visait pas à se débarrasser de compétences pour des raisons purement budgétaires. Je crains que ce soit le cas.

 

On ne parle pas d'exercice des compétences au niveau le plus adapté mais d'exercice de compétences par un niveau et par un autre qui devra en assumer le coût.

 

02.12  Elio Di Rupo, premier ministre: Veuillez m'excuser, monsieur le président, mais reconnaissez que je suis très économe en temps de parole.

 

Madame, vous tentez d'opposer les entités fédérées et le pouvoir fédéral. Les 250 millions figurent dans l'accord de gouvernement. Nous l'avons signé et rendu public; cette somme y est inscrite sous la rubrique "compétences usurpées". Vous venez me dire trois mois après que vous le découvrez ou que le gouvernement fédéral élaborerait un plan pour se débarrasser de certaines compétences. Vous cherchez le conflit entre les différents gouvernements.

 

Il vous aurait suffi de lire l'accord de gouvernement pour vous rendre compte que c'était écrit depuis plus de trois mois. Bien entendu, chaque entité y réfléchit. Cette discussion aura lieu au sein du comité interministériel. Des précisions, des explications y seront apportées et il y aura une négociation.

 

Donc, ce n'est pas nouveau du tout et ce n'est pas au cours du contrôle budgétaire que nous sommes allés prendre 250 millions derrière une porte. Cela s'est passé dans la transparence. Affirmer que l'on vient seulement d'évoquer les 'compétences usurpées', c'est totalement contraire à la vérité; on en parle depuis des années.

 

Le président: Je propose que Mme Gerkens termine sa réplique. Je présume qu'il y aura d'autres occasions d'en discuter plus longuement.

 

02.13  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen): Je vais aborder deux petits éléments.

 

Je m'étonne, monsieur le premier ministre, que les ministres-présidents des entités fédérées disent eux-mêmes que cette manœuvre est motivée uniquement par des raisons budgétaires et qu'ils n'ont pas été consultés à ce sujet.

 

Ensuite, si jamais des accrocs entre ces entités et le pouvoir fédéral sont constatés, cela signifie que certaines compétences risquent de ne plus être exercées par personne. Je pense, par exemple, au cas de la recherche scientifique.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: Les deux vice-premiers ministres ont marqué leur accord pour que la ministre des Affaires sociales réponde d'abord aux questions qui lui sont posées.

 

02.14  Didier Reynders, ministre: (…)

 

Le président: Pour moi, monsieur Reynders, la Journée de la femme, c'est tous les jours!

 

03 Questions jointes de

- Mme Catherine Fonck à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "le contingentement des numéros INAMI pour les médecins" (n° P0815)

- Mme Linda Musin à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "le contingentement des numéros INAMI pour les médecins" (n° P0816)

03 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Catherine Fonck aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "het contingent RIZIV-nummers voor geneesheren" (nr. P0815)

- mevrouw Linda Musin aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "het contingent RIZIV-nummers voor geneesheren" (nr. P0816)

 

03.01  Catherine Fonck (cdH): Monsieur le président, si on a instauré une Journée de la Femme, c'est parce que les 364 autres jours de l'année, c'est la Fête des Hommes!

 

Madame la ministre, les médecins ont manifesté leurs craintes quant à la réforme des études de médecine. Mais ce n'est pas l'objet de ma question, nous ne sommes pas au niveau des Communautés. Ils réclament également la fin du contingentement, des quotas des numéros INAMI. Ce n'est pas la première fois, et il faut reconnaître que leurs arguments sont nombreux. On peut citer les pénuries de médecins généralistes, les retards de consultations dans certaines spécialisations, le recrutement de plus en plus de médecins étrangers du fait de la carence, sans oublier le fait qu'il est inacceptable pour des médecins diplômés de ne pas pouvoir exercer leur métier avec un numéro INAMI.

 

J'ai déjà souvent plaidé cette cause. Quand va-t-on effectivement supprimer ce contingentement qui est totalement inadapté?

 

Les médecins européens non belges ont un accès facile au numéro INAMI, ce qui paraît particulièrement injuste envers ceux qui ont terminé leurs études en Belgique. Ne trouvez-vous pas qu'il est vraiment temps de mettre un verrou effectif à l'accès au numéro INAMI de ces médecins européens non belges qui passent royalement devant les médecins formés dans nos propres universités?

 

03.02  Linda Musin (PS): Monsieur le président, madame la ministre, la limitation de l'accès aux formations en médecine générale et en médecine spécialisée existe depuis 2004. Depuis lors, partisans et opposants à la mesure s'affrontent. Les partisans de cette mesure, qui sont de moins en moins nombreux, voient en ce contingentement un garde-fou suite à l'envolée des dépenses en matière de soins de santé. Les opposants le jugent responsable de la pénurie de médecins, plus particulièrement de médecins généralistes et de ceux exerçant certaines spécialités comme les gériatres ou les urgentistes.

 

Si on prend le cadastre des professions de la santé, il confirme les dires des prestataires de soins, des établissements de soins, des associations de patients, des étudiants en médecine: il y a un déficit de praticiens, particulièrement dans les zones rurales, dans certaines zones urbaines défavorisées et pour certaines spécialités.

 

Pour remédier à cette situation qui handicape gravement l'accessibilité des soins, vous avez fort heureusement pris plusieurs mesures comme l'élargissement des quotas, l'instauration de quotas minimum pour la médecine générale, pour la gériatrie, la revalorisation de certaines spécialités.

 

Mais cela ne suffit pas: le numerus clausus doit disparaître. Le gouvernement s'est engagé à remédier à cette situation problématique.

 

Aussi, madame la ministre, qu'adviendra-t-il du numerus clausus dans les années prochaines?

 

03.03  Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, chères collègues, cela ne vous étonnera pas: je suis tout à fait d'accord avec vous. J'ai toujours dit oui à la planification et non au contingentement. Cela dit, un accord entre nous trois ne suffit pas à établir un consensus.

 

Plutôt que de constater les divergences d'opinion, j'ai travaillé à l'élargissement des quotas, tant pour les kinésithérapeutes que pour les médecins. Si vous avez suivi mon action de ces dernières années, vous le savez. Ainsi, le quota global attribué aux médecins est passé de 557 en 2008 à 1 230 pour les années 2015 et suivantes. Je pourrais aussi expliquer les avancées pour les généralistes ou les kinésithérapeutes.

 

Bien sûr, je suis parfaitement d'accord sur les critiques émises par les étudiants en médecine et sur le constat d'une réalité stupide: il subsiste un contingentement alors que nous accueillons bon nombre de professionnels en provenance de l'étranger. Ils profitent du droit à la libre circulation et au principe de mobilité des travailleurs. Une telle situation ne me convient pas.

 

Par l'accord du gouvernement, nous avons obtenu de revoir cette planification. J'ai débuté le travail avec les Communautés et avec la Commission de planification pour chercher comment éviter ce contingentement. Ainsi, concernant les kinésithérapeutes, un accord a déjà été trouvé pour échapper à ces examens pour autant que des modifications soient réalisées, notamment quant à l'organisation des études. En fait, nous préparons un concept permettant de supprimer ce contingentement sous certaines conditions.

 

Donc je ne me contente pas de la critique d'un système, mais je suis dans l'action!

 

03.04  Catherine Fonck (cdH): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.

 

Il faut maintenant se saisir de la réforme des études de médecine afin d'avancer et surtout de clôturer un débat récurrent. Permettez-moi d'insister sur la nécessité de réfléchir et de travailler en vue de trouver une manière intelligente de verrouiller la question, dans le respect de la législation européenne, après un examen extrêmement attentif des diplômes des médecins européens non belges. En effet, ce passe-droit accordé aux médecins étrangers ne peut continuer. Cette pratique est injuste et irrespectueuse à l'égard des médecins titulaires d'un diplôme belge.

 

Des pistes parfois innovantes existent. Il me semble important de les étudier de plus près et d'avancer.

 

03.05  Linda Musin (PS): Madame la ministre, je vous remercie pour votre réponse.

 

Le constat de pénuries, les quotas imposés aux étudiants belges et l'importation de médecins étrangers sont des non-sens.

 

J'espère que vous parviendrez à trouver rapidement une solution pour que les patients puissent avoir accès, partout en Belgique, à des prestataires de soins qui exercent leur profession en toute sérénité, mais aussi pour que les étudiants qui s'investissent aujourd'hui dans de longues études de médecine puissent se former sans avoir de craintes quant aux débouchés qui leur sont offerts.

 

Vous avez dit que vous étiez dans l'action. Je ne peux, bien évidemment, que vous encourager et vous soutenir à l'occasion de cette réforme globale en matière d'offre médicale. Mais je connais votre énergie et votre pugnacité; je suis donc convaincue que vous mènerez cette réforme à bien.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

04 Question de M. Damien Thiéry à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales, sur "le rapport du Conseil Supérieur de la Santé sur les bébés nageurs" (n° P0817)

04 Vraag van de heer Damien Thiéry aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen, over "het verslag van de Hoge Gezondheidsraad inzake babyzwemmen" (nr. P0817)

 

04.01  Damien Thiéry (FDF): Monsieur le président, madame la ministre, chers collègues, nous avons tous été surpris de lire ce matin, dans la presse, ce que l'on pourrait appeler une petite polémique. Par l'intermédiaire de douze experts, le Conseil supérieur de la Santé a fait un rapport sur la problématique des bébés nageurs. Ce rapport recommande que les enfants de zéro à douze mois ne soient plus directement concernés par cette technique vieille de plus de cinquante ans qui donnait pourtant d'excellents résultats.

 

Il est intéressant de savoir pourquoi il ne recommande plus la mise à l'eau de ces enfants âgés de zéro à un an. Il y a, d'une part, la physiologie de l'enfant. On sait très bien qu'il pourrait y avoir une immaturité des poumons ou des muqueuses hyper-réactives. D'autre part, il est question d'un problème de toxicité qui pourrait être dû essentiellement aux réactions entre le chlore et des déchets organiques dans l'eau. C'est un peu surprenant! Selon l'étude faite en son temps par le professeur Bernard concernant les méfaits du chlore dans l'eau sur les êtres humains, il y a un risque accru, multiplié par huit, pour les jeunes enfants mais aussi pour les enfants plus âgés de développer de l'asthme au moment de l'adolescence. Les deux thèses s'opposent donc et c'est d'ailleurs ce qui fait l'objet de la polémique. En effet, le Conseil supérieur de la Santé dit qu'après l'âge d'un an, il ne devrait plus y avoir de problème et que l'on peut encourager les enfants à pratiquer la natation. Ceci vaut également pour les enfants asthmatiques.

 

Madame la ministre, pensez-vous, comme nous avons pu le lire dans la presse ce matin, que c'est la fin de la technique des bébés nageurs? Une analyse du rapport du Conseil supérieur de la Santé sera-t-elle faite par vos services? Un certain nombre d'études supplémentaires seront-elles réalisées, essentiellement pour juger du potentiel de toxicité et des dangers du chlore?

 

J'ai également entendu que le Conseil supérieur de la Santé proposait une étude prospective. À mon sens, c'est une bonne chose par rapport à une étude rétrospective. Aura-t-on les moyens de le faire et sur combien de temps?

 

Y a-t-il une possibilité de rapprocher le Conseil supérieur de la Santé et le professeur Bernard pour qu'ils nous donnent un certain nombre de points communs?

 

Comme les médias le disaient encore ce midi, beaucoup de questions se posent et il faudrait rassurer la population. Donnerez-vous, madame la ministre, une position claire à la population pour savoir ce qu'il y a lieu de faire?

 

04.02  Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, cher collègue, il est exact que le problème des piscines chlorées et des éventuels dangers respiratoires pour les enfants a fait la une de la presse, en particulier à la suite d'une étude du professeur Bernard.

 

Comme je m'y étais engagée, j'ai demandé une étude au Conseil supérieur de la Santé. Ses conclusions sont claires. D'abord, le Conseil supérieur estime qu'au stade actuel des connaissances scientifiques, aucun lien ne peut être établi entre le développement de l'asthme et l'exposition au chlore. Ensuite, il affirme qu'en termes de rapport risque-bénéfice, le chlore reste le désinfectant conseillé pour les piscines. Enfin, il recommande la fréquentation de la piscine, même pour des enfants asthmatiques, conformément à son point de vue qui a toujours été constant.

 

Cette information est importante: le Conseil rappelle qu'il faut faire attention en ce qui concerne les enfants de moins de douze mois; un problème se pose. Il déconseille cette pratique car ces enfants sont particulièrement vulnérables et plus sujets aux infections, étant donné que leurs muqueuses sont hyper-réactives et que leurs poumons sont immatures.

 

Quelle initiative vais-je prendre? Je vais transmettre ces informations à mes homologues des Communautés qui sont chargés de la prévention. Il leur appartiendra de décider quelles mesures elles prendront et sur quels principes de précaution elles vont s'appuyer pour protéger ces enfants. Par ailleurs, je transmettrai l'avis aux Régions puisqu'elles sont compétentes pour les normes de concentration de chlore dans les piscines.

 

En conclusion, une grande concertation s'ouvre avec les Communautés et les Régions. J'en appellerai évidemment à la nécessité de protéger les plus petits.

 

04.03  Damien Thiéry (FDF): Madame la ministre, je vous remercie. Il faut reconnaître que vous avez pris certaines initiatives. Elles étaient nécessaires et on ne peut que vous en remercier.

 

Je suis néanmoins en opposition avec vous sur un point fondamental qui concerne le fait qu'il n'y a aucun lien établi entre le chlore et l'asthme. À l'heure actuelle, si l'on se base sur l'une ou l'autre étude réalisée dans ce domaine, vous devriez savoir que, régulièrement, l'asthme ne se déclare pas avant l'adolescence. C'est là que se situe le problème: ces études ont été réalisées auprès d'enfants jusque l'âge de sept ans. Il faudrait donc effectuer une contre-expertise car je reste persuadé que la thèse du professeur Bernard est à prendre en considération.

 

C'est la raison pour laquelle j'encourage vos services à demander au Conseil supérieur de la Santé et aux experts de reprendre contact avec le professeur Bernard pour déterminer une position commune, claire et définitive.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

05 Question de M. Georges Dallemagne au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "les recommandations du rapporteur spécial de l'ONU sur le droit à l'alimentation" (n° P0803)

05 Vraag van de heer Georges Dallemagne aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de aanbevelingen van de speciale VN-rapporteur voor het recht op voedsel" (nr. P0803)

 

05.01  Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, le rapporteur spécial sur le droit à l'alimentation, M. De Schutter, un Belge, fait un constat accablant. La surconsommation de graisse, de sucre, de sel est une des principales causes de surmortalité dans le monde. Cette surconsommation provoque la mort de trois millions de personnes chaque année dans le monde, dont plusieurs milliers en Belgique.

 

Il est aussi remarquable de constater que les aliments de bonne qualité coûtent cher. Dans notre pays, beaucoup de personnes avec des revenus modestes sont contraintes de se nourrir avec des aliments de moins bonne qualité. Certains de ces aliments sont malsains. Ces personnes finiront par attraper des maladies chroniques et certaines d'entre elles décéderont.

 

Le rapporteur spécial de l'ONU constate que les gouvernements n'en font pas assez dans ces domaines sociaux et de santé publique importants. Il recommande une série de dispositions. Il préconise notamment des dispositions en matière fiscale pour faire en sorte que les aliments sains soient plus accessibles, soient favorisés par rapport à la nourriture malsaine. Je ne pense pas qu'on puisse balayer cela d'un revers de la main et dire que ces initiatives n'ont pas de sens. Au contraire, il ouvre un débat majeur sur le droit à l'accès à une alimentation de bonne qualité.

 

Monsieur le ministre, malgré votre emploi du temps très chargé, avez-vous eu l'occasion de prendre connaissance de ces recommandations? Estimez-vous qu'elles sont importantes? Le cas échéant, avez-vous l'intention d'en tenir compte dans le présent exercice budgétaire ou à l'avenir dans nos politiques fiscale et budgétaire?

 

05.02  Steven Vanackere, ministre: Monsieur le président, monsieur Dallemagne, je serai bref mais pas laconique.

 

D'abord, oui, l'annonce de ce rapport à retenu toute mon attention. Récemment, j'ai eu l'occasion de rencontrer le professeur De Schutter à l'occasion d'une manifestation du Conseil fédéral du Développement durable. Le professeur, comme c'est sans doute le cas pour vous aussi, m'a vraiment impressionné par la qualité de son analyse, qui s'étend bien plus loin que le sujet qui nous préoccupe.

 

Si vous me posez la question de savoir si je crois que la politique fiscale doit aussi avoir pour objectif d'influencer le comportement des gens, je vous réponds oui. Elle ne doit pas servir uniquement à récolter de l'argent, mais doit également engendrer une réflexion destinée à influencer le comportement de chacun, y compris les comportements alimentaires.

 

Je signale qu'en Belgique, contrairement à d'autres pays membres de l'Union européenne, il existe déjà des accises sur les soft drinks s'élevant à 3,7 euros par hectolitre; c'est une forme de fiscalité allant dans le sens du développement durable.

 

Comme nous sommes en plein contrôle budgétaire, vous comprendrez que je ne tiens pas à m'exprimer davantage, si ce n'est que pour vous confirmer que, sur les principes, j'adhère à votre façon de voir les choses.

 

05.03  Georges Dallemagne (cdH): Monsieur le ministre des Finances, merci de porter une attention particulière à ces questions et de vous y montrer sensible.

 

Peut-être pourrions-nous aller un peu plus loin que 3,7 euros par hectolitre de soft drink. Nous serons sûrement d'accord qu'en Belgique, ce sont les gens les plus modestes qui peinent à s'acheter des fruits et des légumes, pourtant une alimentation de base. Il me semble donc important qu'à l'avenir, sur le plan tant fiscal que budgétaire, nous arrivions à ce que même les plus modestes des Belges aient accès à une alimentation qui, sur le long terme, n'engendrera pas de maladie comme l'hypertension artérielle, le diabète ou l'obésité, et évitera ainsi une surmortalité liée à ces maladies.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

06 Samengevoegde vragen van

- de heer Jean Marie Dedecker aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de risico's en de kosten voor ons land als gevolg van het nieuwe, aangepaste Griekse reddingsplan" (nr. P0804)

- de heer Luk Van Biesen aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "de risico's en de kosten voor ons land als gevolg van het nieuwe, aangepaste Griekse reddingsplan" (nr. P0805)

06 Questions jointes de

- M. Jean Marie Dedecker au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "les conséquences pour notre pays du nouveau plan adapté de sauvetage de la Grèce en matière de coûts et de risques" (n° P0804)

- M. Luk Van Biesen au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "les conséquences pour notre pays du nouveau plan adapté de sauvetage de la Grèce en matière de coûts et de risques" (n° P0805)

 

06.01  Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, vanavond om negen uur verstrijkt de deadline voor Griekenland. Tegen vanavond moet men 75 % van de bancaire schuldeisers verzamelen, met een minimum van 66 %, zodat er een schuldherschikking kan gebeuren van 53,5 % op de nominale waarde van de obligatieportefeuille of 74 % van de actuele waarde van de obligatieportefeuille, waardoor de schuldgraad zou zakken van 206 naar 107 miljard euro. In deze groep van banken zitten ook Belgische banken, zoals Ageas, KBC en Dexia. Daardoor bestaat het risico dat ze in de toekomst via een ratingverlaging opnieuw onder druk komen te staan. Dexia heeft momenteel in de Holding al 3,2 miljard euro afgeschreven op de Griekse obligaties.

 

Ten eerste, wat is het risico voor ons land? Wij staan voor 54 miljard euro borg. Komt onze rating onder druk door deze operatie?

 

Ten tweede, er is een globale nieuwe lening van 130 miljard euro toegekend aan Griekenland. Wat is het aandeel van België in deze nieuwe lening aan Griekenland?

 

Ten derde, op de vorige lening van 110 miljoen euro kregen wij een jaarlijkse vergoeding voor het verlenen van die waarborg. De Nederlandse minister van Financiën Jan Kees De Jager zei dat Nederland dit jaar een verlies van ongeveer 50 miljoen euro had genoteerd en volgend jaar een verlies van 90 miljoen euro. Hoeveel zal dat zijn voor ons land?

 

Ten vierde, is dat van invloed op de begrotingsopmaak?

 

06.02  Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de vicepremier, collega’s, ik had aan de minister van Financiën de vraag gesteld de dag na het akkoord om direct aan de Kamer mee te delen wat de invloed zou zijn van het nieuwe Griekenlandakkoord. Die vraag werd reeds gesteld op 24 februari. Ze wordt vandaag herhaald in de plenaire vergadering.

 

Mijn vragen zijn concreet en bevatten twee elementen.

 

Ten eerste, er komt voor 130 miljard euro steun vanuit het Europese noodfonds. Dit noodfonds werd opgericht om een buffer te creëren om speculaties op landen te kunnen tegengaan. Als men er 130 miljard uitlicht voor Griekenland rijst de vraag of er geen nieuwe operatie nodig zal zijn om het noodfonds opnieuw voldoende middelen te geven om een nieuwe aanval tegen te gaan. Wat is de invloed daarvan op onze schuldgraad, begroting en alles wat daarmee samenhangt? Dit heeft uiteraard een directe invloed op de mogelijkheden voor ons land om lokaal te financieren.

 

Het tweede belangrijke punt heeft betrekking op het gedeelte dat de private schuldeisers zullen bijdragen. Dit bedraagt 107 miljard euro. Gisterenavond was er reeds 84 miljard toegekend door private schuldeisers. Daarin zitten uiteraard ook Belgische ondernemingen, of toch bedrijven die actief zijn op de Belgische markt. Ook dit zal een indirecte invloed hebben, want zij mogen deze waardevermindering fiscaal aftrekken, wat dus een invloed zal hebben op de vennootschapsbelasting.

 

Bovendien zal het ook een invloed hebben op de dividenduitkering van deze bankinstellingen, en niet het minst bij Dexia, dat een 100 % Belgische bank is geworden. Met andere woorden, de Belgische Staat is voor 100 % eigenaar van die bank. Wat is de invloed van deze bankinstellingen op de resultaten – dividenden, vennootschapsbelastingen – voor de begroting? Zijn er bepaalde Belgische instellingen die niet meedoen aan deze vrijwillige ruil van obligaties? U weet dat het hier gaat om een verdeling van oude obligaties, die men zal verminderen tot een lager kapitaal met een lagere intrestvoet. Zijn er Belgische banken die niet vrijwillig in het reddingsplan zijn ingestapt?

 

06.03 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, collega’s, het reddingsplan voor Griekenland heeft tot doel de schuldgraad van Griekenland tegen het jaar 2020 terug te schroeven tot 120 % van het bruto binnenlands product. Om dit doel te bereiken werd er inderdaad beslist tot een bijkomend hulppakket van 130 miljard, te verdelen tussen de landen van de Europese Unie en het IMF. Men mag niet vergeten dat die 130 miljard verbonden is aan het succes van de zogenaamde private sector involvement (PSI.). Wij weten pas morgen of deze PSI succesvol is afgesloten, maar ik kan u alvast bevestigen dat het er naar uitziet dat deze PSI wordt goedgekeurd.

 

Het voorziene Europese gedeelte van die 130 miljard – het overgrote deel dus, het deel dat niet voor rekening van het IMF is – zal worden gefinancierd door het noodfonds van de eurozone, de European Financial Stability Facility (EFSF), en dat zal gebeuren door ontleningen op de kapitaalmarkt. België komt dus niet rechtstreeks tussen in de financiering. Wel wordt aan België gevraagd voor een deel van die 130 miljard een garantie te bieden bij het EFSF.

 

Het voor België gehanteerde percentage is 3,72 % van het globale bedrag, althans van het Europese gedeelte. Ik geef geen absolute getallen omdat het precieze engagement van het IMF nog niet gekend is. Als ik het beredeneer, kom ik tot een bedrag in de buurt van 10 miljard, maar dat kan ik nog niet bevestigen.

 

België zal een waarborg bieden voor het deel van 3,72 %, op basis van de wet die door dit Parlement is goedgekeurd. Deze operatie heeft geen effect op ons tekort, maar het zal wel als waarborg aangerekend worden op onze schuld.

 

De precieze berekening van de impact van de 3,72 % op onze schuldgraad en onze schuld valt onder de bevoegdheden van Eurostat, dat zich nog niet heeft uitgesproken. Ook ter zake moet ik mij dus terughoudend opstellen, om dan exacte cijfers te geven. U kunt wel zelf de rekensommen maken.

 

Onder voorbehoud van de bestaande werkhypothese zou tussen einde 2012 en einde 2014 de bijkomende gewaarborgde schuld kunnen schommelen tussen vijf en zes miljard, naargelang van het gebruik van de beschikbare middelen. Die bedragen worden niet in aanmerking genomen door de Europese Commissie in het kader van de fameuze excessive deficit procedure. Daarover hoeven wij ons in de EDP-procedure niet te bekommeren, maar we moeten uiteraard wel weten dat de schuld gewaarborgd is.

 

U hebt terecht aangegeven dat het hulppakket ook een daling van de intrestvoet bevat voor de bilaterale leningen die wij aan Griekenland hebben gegeven. Het is belangrijk het Parlement uit te leggen dat het gaat over extra ontvangsten, die wij niet zullen boeken. Ik heb het in de media zo verklaard dat wij op dit ogenblik geld verdienen met het geven van hulp aan Griekenland. In de deal is afgesproken dat de winst die de betrokken landen boeken, naar beneden wordt herleid. U mag het feit dat wij afstand doen van een bepaald rendement op Grieks papier beschouwen als kosten, maar dat is evengoed te beschouwen als een gederfde winst. Het principe is dat het niet de bedoeling is om er fiks aan te verdienen als men te hulp snelt.

 

De heer Dedecker vergelijkt met Nederland en vraagt heel concreet hoeveel een en ander voor België zou kunnen betekenen. Voor de jaren 2012 tot 2015 kom ik tot ongeveer 96 miljoen over die drie jaar. Voor 2012 schat ik dat het ongeveer 29 miljoen zal zijn. Ik heb daar uiteraard wel rekening mee gehouden in het kader van de huidige budgettaire besprekingen. Bovendien zal België nog een bedrag van 181 miljoen op een totaal van vier miljard moeten overmaken tussen nu en 2020. Dat is nog iets anders: het heeft te maken met de winsten die de nationale centrale banken boeken op Griekse titels. Dat is vergelijkbaar met mijn tweede element, dat veeleer gaat over gederfde winsten dan wel over een echt verlies.

 

Ik houd mij beschikbaar om daar in de commissie details over te geven, zodra ik daartoe de kans heb.

 

U begrijpt dus dat ik geen globaal cijfer van de impact kan geven, aangezien de PSI nog niet is afgerond. Ook het IMF moet zich nog uitspreken over zijn financiële tussenkomst. Ik wil het Parlement uiteraard inlichten, zodra het ter zake heeft beslist. De eurogroep komt waarschijnlijk komend weekend samen om een en ander af te ronden. Ik kan u bevestigen dat de Belgische banken die ik in de gaten houd, meedoen. Zij hebben ook de nodige provisies aangelegd, opdat onze jongste deal geen extra impact op hun winstcijfer zou hebben.

 

Collega’s, tot slot onderstreep ik dat men alle bedragen die ik noem, even moet bekijken in het licht van het scenario waarin Griekenland zou mislukken. Het volstaat te bedenken wat het effect is van 1 % extra rente op de financieringskosten van de Belgische staatsschuld. Wanneer u weet dat de staatsschuld zich in de buurt van 400 miljard situeert, dat 20 % daarvan geherfinancierd moet worden in een jaar en dat men dus om en bij de 80 miljard moet herfinancieren, dan betekent 1 % extra kosten op de herfinanciering dat de Belgische belastingbetaler 800 miljoen moet ophoesten. We hebben er dus alle belang bij om een eurocrisis te vermijden en ervoor te zorgen dat het vertrouwen in de euro gehandhaafd blijft.

 

06.04  Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de minister, dank u voor uw heel concreet antwoord op bijna ieder punt van mijn vraag. Ik blijf een klein beetje op mijn honger wat Belfius betreft, het vroegere Dexia. We kunnen dat punt echter bespreken in de commissie.

 

Ik hoop dat u hierop minutieus toekijkt gezien de waarborgen die wij op internationaal niveau gegeven hebben, zowel voor Dexia als voor het noodfonds. Nogmaals bedankt voor het concrete antwoord.

 

06.05  Luk Van Biesen (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik dank de vicepremier voor zijn uitvoerig antwoord. Uiteraard kunnen we een en ander beter rustig bespreken in de commissie, met de juiste cijfers. Daarom had ik de vraag ook bedoeld voor de commissie.

 

We blijven ietwat op onze honger inzake de impact op de Belgische financiële instellingen van de vrijwillige afstand van de winst. Hoeveel verlies lijden de deelnemende Belgische instellingen, onder andere KBC, door de operatie? Daar hebben we onvoldoende antwoord op gekregen.

 

De voorzitter: Normaal bedraagt de spreektijd vijf minuten voor de vraag en het antwoord samen.

 

06.06 Minister Steven Vanackere: Heel wat burgers zijn ongerust wanneer we zeggen dat er vele miljarden in het geding zijn. Misschien heb ik mij niet zorgvuldig genoeg uitgedrukt. Ik heb alleszins onderstreept dat de Belgische financiële instellingen ten opzichte van het verlies op de netto actuele waarde, dat 70 % overstijgt, reeds de noodzakelijke provisies hebben aangelegd. Wanneer ze instappen in het akkoord, zijn er dus geen extra kosten. Met andere woorden, hetgeen reeds geboekt is als waardeverlies, is voldoende om de PSI-deal te financieren.

 

Nogmaals, de participatie in het akkoord brengt geen extra kosten met zich voor de financiële instellingen in België.

 

Le président: Vous pouvez poursuivre votre débat en commission la semaine prochaine.

 

06.07  Luk Van Biesen (Open Vld): Monsieur le président, je vous invite à vous joindre à nous.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

07 Vraag van de heer Bruno Tuybens aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, over "het gebrek aan steun van de Nationale Loterij voor de G1000" (nr. P0806)

07 Question de M. Bruno Tuybens au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique, sur "l'absence d'aide de la Loterie Nationale au G1000" (n° P0806)

 

07.01  Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, tussen de twee regeringen door is een burgerinitiatief met de naam G1000 ontstaan. De bedoeling is dat, ten tijde van de impasse, zuurstof aan de politiek wordt gegeven. De initiatiefnemers vinden het zinnig om te luisteren naar meningen van gewone burgers en te peilen naar gedeelde prioriteiten.

 

Na een eerste fase zijn prioritaire uitdagingen gedefinieerd in de domeinen welvaart, sociale zekerheid en migratie. De verdiepingsfase met 32 uitgelote deelnemers aan die G1000 zou nu worden uitgesteld vanwege een financieringstekort van 75 000 euro.

 

Ik denk dat ik niet alleen in mijn naam spreek als ik zeg dat het zinvol zou zijn om als politici die concrete aanbevelingen te kennen. Ik denk dat we ze ook leerrijk zullen vinden. Het is bovendien ook leerrijk om de methode, het proces dat heeft plaatsgevonden, naderbij te bekijken. Het is een vorm van participatieve democratie, als aanvulling op de parlementaire democratie. Ik denk dat wij allemaal vinden dat dit alle lof en ondersteuning verdient.

 

Mijnheer de minister, ik ben een politicus met een bepaalde overtuiging, zoals wij allemaal hier. Hier zou elke politicus van een democratische partij kunnen hebben gestaan, omdat wij allemaal vinden dat dit project verdere ondersteuning en lof verdient.

 

Ik begrijp dat de indieners onder meer bij de Nationale Loterij een subsidiedossier hebben ingediend, om bijkomende financiële ondersteuning te vragen. De Nationale Loterij heeft echter beslist om de subsidie omwille van de vermeende politieke gevoeligheid van dit dossier en een aantal andere technische elementen, niet te verlenen.

 

Door het onontvankelijk verklaren van deze aanvraag is de deur natuurlijk gesloten om zelfs een gedeeltelijke ondersteuning, een gedeeltelijk bedrag van de gevraagde subsidie toe te staan.

 

Mijnheer de minister, wat zijn de beweegredenen van de Nationale Loterij om dit dossier onontvankelijk te verklaren? Wat is uw mening daarover?

 

Ik denk dat dit zowel voor u als voor de Nationale Loterij een uitgelezen kans zou geweest zijn om dit verfrissend burgerinitiatief mee te ondersteunen.

 

Wat waren de beweegredenen? Bent u alsnog bereid om het subsidiecomité of de Nationale Loterij te vragen om dit initiatief toch financieel te ondersteunen?

 

07.02 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, tot op heden werd het project gefinancierd via giften van burgers, verenigingen en bedrijven. Er moet worden opgemerkt dat bij de start van het project de Nationale Loterij niet werd betrokken, wat bij de meeste projecttoelagen wel het geval is. Voor een project van start gaat, wordt een projecttoelage aangevraagd. Hier spreken we dus over een rijdende trein, waarbij men verondersteld heeft dat een en ander kon gefinancierd worden zonder een beroep te doen op de Nationale Loterij. Nu komt men wel aan hun deur kloppen.

 

Er werden twee subsidieaanvragen ingediend. Er werd op 21 oktober 2011 een aanvraag voor financiële ondersteuning ingediend met betrekking tot de bijeenkomst van 11 november 2011. Naar de regel van het subsidiecharter, zelfs wanneer men dit ruim neemt, is dit te laat. Normaal bepaalt het subsidiecharter dat men zes maanden voor een evenement een aanvraag indient. Er is een bepaalde latitude ontstaan, waarbij men er toch van uitgaat dat men vier maanden voor een evenement een aanvraag moet indienen. In dit geval was het vier weken. Dat is de reden waarom er een negatief advies werd gegeven voor deze eerste aanvraag.

 

Er werd ook een subsidieaanvraag ontvangen op 18 januari 2012 voor een bedrag van 113 700 euro. Uit het onderzoek van de ingediende documenten en de evaluatie van de subsidieaanvraag zijn enkele zaken gebleken waardoor een negatief advies werd gegeven. Er werden onder andere geen andere partners aangesproken. De totaliteit van het tekort zou in die situatie volledig afhankelijk zijn van de toelage van de Nationale Loterij, wat niet tot haar geplogenheden behoort.

 

Men wil situaties vermijden waarbij de financiering van een project volledig afhangt van de subsidies van de Nationale Loterij. Wanneer u zegt dat het onder meer aan de Nationale Loterij werd gevraagd, is het interessant om te bedenken dat voor een nieuwe subsidieaanvraag die ook andere elementen bevat, een heronderzoek kan worden verantwoord.

 

07.03  Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de minister, ik denk dat u benoemt wat ik ook al in mijn vraag heb aangeduid. Een aantal technische elementen heeft het dossier bemoeilijkt.

 

Uit ervaring weet ik dat de voogdijminister van de Nationale Loterij in het geval van nationale prestige-elementen zelf initiatieven kan nemen. Wij zijn het er allemaal over eens dat het initiatief verfrissend en nieuw is en dat het onze samenleving aanbelangt. Het zou op zijn zachtst gezegd toch heel sterk moeten worden bestudeerd.

 

U laat een opening in uw antwoord. Als de initiatiefnemers met een nieuw dossier komen, zouden ze alsnog kans maken op financiering van de Nationale Loterij. Het gaat om een tekort in de financiering van 75 000 euro, wat betekent dat ook andere instanties toezeggingen hebben gedaan en werden aangesproken om deze financiering rond te krijgen. Waar een wil is, is een weg. Het is belangrijk om dit initiatief vooruit te helpen. Niet alleen onze samenleving of onze politieke sector maar de bevolking in haar totaliteit wordt beter van dit initiatief. Het verhoogt ons nationaal prestige. Het kan de politiek verfrissen. Ik hoop dat u het verder ondersteunt.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08 Samengevoegde vragen van

- de heer Roel Deseyn aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "het escalerende geweld in Syrië" (nr. P0807)

- de heer Patrick Dewael aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "het escalerende geweld in Syrië" (nr. P0808)

08 Questions jointes de

- M. Roel Deseyn au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "l'escalade de la violence en Syrie" (n° P0807)

- M. Patrick Dewael au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "l'escalade de la violence en Syrie" (n° P0808)

 

08.01  Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de vice-eersteminister, collega’s, het is zeer goed dat wij ook deze namiddag nog even stilstaan bij Syrië, want dat is een dringende aangelegenheid. Jammer genoeg zal het niet de laatste keer zijn dat wij hierover debatteren.

 

Op dit moment worden er mensen aangevallen, belaagd, verdreven uit hun regio en uit hun thuisgebied, en zelfs gedood. Het zijn georchestreerde wreedheden uitgevoerd door een regime dat zeer krampachtig aan de macht wenst te blijven.

 

Als het begrip internationale gemeenschap nog enige waarde wil hebben in de toekomst, zal er actie moeten worden ondernomen, liefst vandaag en als dat niet kan, ten laatste morgen. Wij zullen binnen afzienbare tijd immers niet kunnen zeggen dat wij het niet wisten, dat wij niet op de hoogte waren van de wreedheden die daar momenteel aan de gang zijn.

 

Dit is een noodsituatie die een snel ingrijpen legitimeert; vandaar het appel om zeer snel te handelen, maar de procedures, ook van internationale instanties, zijn tergend traag. Ik meen evenwel dat de situatie thans van die aard is dat het punt werd bereikt waarop nood wet breekt. Wij kunnen ons dus niet verschuilen achter veel procedures om niets te ondernemen. Het is uiteraard niet eenvoudig om een kader te creëren binnen de Verenigde Naties en ik vrees dat zulks niet zal lukken op korte termijn. Vandaar mijn vraag aan u, wat er dan kan gebeuren? Een humanitaire interventie, humanitaire bijstand, assistentie aan de burgerbevolking, gecoördineerd vanuit de Europese Unie? Wij vragen dat u als Belgische minister ook uw stem laat horen.

 

Wij zullen ook onze bilaterale relaties met Rusland en China in dit verband moeten bekijken, want ik zou durven spreken van machtsmisbruik. Het is werkelijk onvoorstelbaar met welk cynisme zij zich wensen te profileren binnen de Verenigde Naties. Zij doen dat om tal van andere redenen, om andere defensiefrustraties misschien, maar het is erg dat zij zich niet mee engageren met de internationale gemeenschap om de Syrische bevolking, die dergelijke verschrikkelijke wreedheden ondergaat, bij te staan.

 

Er wordt vandaag gesproken over bombarderen, over bewapenen. Dat is natuurlijk geen eenvoudige zaak. De Syrische oppositie is zeer heterogeen en er zullen veel geopolitieke agenda’s interfereren.

 

Ik had graag van u gehoord hoe u wenst te reageren namens de regering op de piste van bewapening, van bombarderen. In dat verband hebben wij de vertegenwoordiger van de Verenigde Naties gehoord, die hier deze week te gast was en die zij dat die piste wordt gesteund door bepaalde Afrikaanse landen. Natuurlijk weten wij ook dat bepaalde Afrikaanse landen er precies die agenda op nahouden om de meest extreme krachten van de oppositie te steunen, wat ons nog verder van huis zou brengen.

 

Mijnheer de minister, ik had graag van u vernomen wat er op korte termijn zal gebeuren.

 

08.02  Patrick Dewael (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, het leed dat mensen andere mensen aandoen in Syrië valt met geen pen te beschrijven. “L’homme est une bête qui a trahi sa condition”, zei Raymond Aron. Nadat Homs wekenlang gebombardeerd is, maken wij nu mee dat grondtroepen er wijk per wijk, straat per straat en huis per huis binnenvallen. Niemand wordt ontzien in deze slachtpartij.

 

Wat heeft de internationale gemeenschap tot nu toe geprobeerd te ondernemen? Zij nam alle mogelijke economische en diplomatieke sancties, en zij heeft Kofi Annan aangeduid voor een speciale opdracht. Er zijn ook oproepen geweest van de Arabische Liga.

 

Vooral de weigering van Rusland en China, waarnaar de heer Deseyn al verwees, werd door het regime geïnterpreteerd als een soort vrijbrief voor een meedogenloze slachting. De internationale gemeenschap staat erbij en kijkt ernaar. Onweerstaanbaar bekruipt mij de herinnering aan Srebrenica. Ook op dat ogenblik wisten wij, ik althans, in deze Assemblee wat er gebeurde op pakweg 1 200 kilometer van hier, maar niemand kon iets ondernemen. Die machteloosheid herinner ik mij nog altijd zeer goed.

 

Een paar dagen geleden merkte een commentator terecht op dat de enige les die men kan leren uit de geschiedenis erin bestaat dat mensen geen lessen leren uit de geschiedenis.

 

Ik kom tot mijn vragen, mijnheer de minister.

 

Zijn er nieuwe indicaties? Een onderminister van het regime van Assad zou ontslag genomen hebben en zou naar de oppositie zijn overgelopen. Hebt u daarvan de bevestiging?

 

De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken heeft president Assad gekwalificeerd als oorlogscrimineel. Zijn er tekenen dat de Amerikanen op dit ogenblik bepaalde militaire acties overwegen?

 

Wat is tot nu toe het resultaat van de speciale VN-gezant die de toestand in Syrië momenteel onderzoekt?

 

Zijn er tekenen die erop wijzen dat de houding van China, en vooral van Rusland, aan het wijzigen is?

 

Wat kan ons land doen in dit ontzaglijke drama? Wat doet de Europese Unie? Is het andermaal wachten op de Amerikanen of kan de Europese Unie zich eindelijk een meer proactieve rol aanmeten?

 

Le président: Mme Brems avait une question sur le même sujet. Elle est excusée. Elle est en mission à l’étranger.

 

08.03 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik heb in Tunis, bij de eerste vergadering van de Vrienden van het Syrische volk, al gezegd dat president Assad en het regime in Syrië een keuze gemaakt hebben. Het is een keuze voor barbaarse daden. Ik vrees dat het voor het regime onmogelijk zal zijn om nog tot een andere oplossing te komen. Er is dus een escalatie, zoals in vele andere landen in het verleden. Het is onmogelijk om niet te reageren na zoveel barbaarse daden van het regime tegen de bevolking van verschillende steden in Syrië.

 

De vraag is wat wij kunnen doen.

 

Ten eerste, wij proberen om een nieuwe resolutie te laten goedkeuren in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. U hebt gevraagd, mijnheer Dewael, wat er op Europees vlak gebeurt. Er worden door Frankrijk, net als door de Verenigde Staten, veel inspanningen gedaan voor een nieuwe resolutie. Misschien zal er, na de verkiezingen, in Rusland iets bewegen. Misschien zal men in dezelfde richting als de Arabische Liga gaan. Het wordt een resolutie op basis van twee elementen: het voorstel van de Arabische Liga en een vraag om veel meer inspanningen te doen voor humanitaire hulp in Syrië.

 

Ten tweede, het was een zeer goede beslissing om een opdracht te geven aan Kofi Annan, de vorige secretaris-generaal van de Verenigde Naties. Hij heeft al veel contacten gehad in New York en andere steden. Hij zal nu naar Damascus gaan. Wij moeten misschien enkele dagen wachten op een verslag van Kofi Annan, om te weten of het mogelijk is — ik ben daarover zeer pessimistisch — om een dialoog te openen tussen de oppositie en het regime.

 

Mijnheer Dewael, mijnheer Deseyn, ik heb, met vele anderen, een gezamenlijk standpunt van de oppositie gevraagd. Een zeer belangrijk principe is de bescherming van de minderheden, ook in de toekomst. Wij pleiten voor een gezamenlijk standpunt en een gezamenlijk platform van de verschillende mogelijke oppositiepartijen, en niet alleen van een fractie van de oppositie.

 

Ten derde, wat de gevolgen van de barbaarse daden in Syrië betreft, het is onmogelijk om te zeggen dat er geen sancties zullen volgen.

 

Zoals president Obama zei, moeten wij om sancties vragen tegen oorlogscriminelen. U weet dat hiervoor een speciale procedure moet worden gevolgd. Syrië heeft een aantal internationale verdragen niet getekend. Dit betekent dat er een beslissing nodig is van een nieuw regime in Syrië of een beslissing van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, waarin ook Rusland en China zetelen. Wij kunnen beslissen om sancties te treffen, maar dan moeten wij wel een bepaalde procedure volgen.

 

Wij proberen zeer veel druk te zetten op Rusland en China voor het goedkeuren van een resolutie. Ik heb contact gehad met mijn Chinese collega. Ik zal ook contact hebben met mijn Russische collega om te proberen enige vooruitgang te boeken.

 

Zo kom ik tot de vraag of het mogelijk is militaire actie te overwegen. Ik heb er veel commentaar over gehoord, ook in het Europees Parlement. Tot nu toe heb ik geen enkele Europese collega horen vragen om een militaire actie. Ik heb zelfs president Obama gehoord, die erop wees dat het niet het moment is om tot een dergelijke actie over te gaan. Ik pleit voor humanitaire hulp onder de bescherming van militaire troepen. Frankrijk was vragende partij voor een humanitaire corridor. Dit kan neerkomen op een bescherming door militairen ter plaatse.

 

Het heeft echter geen zin als deze vraag alleen maar van België komt. Ik begrijp dat sommigen pleiten voor het verstrekken van wapens aan de oppositie – voor mij moet het dan wel gaan om een gezamenlijk platform van de oppositie – of voor een militaire interventie. Ik herhaal dat wij pleiten voor een nieuwe resolutie in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Wij wachten op een eerste verslag van Kofi Annan. Wij pleiten ook voor sancties voor criminelen die zich schuldig maken aan oorlogsmisdaden, maar dan wel op basis van de normale procedure.

 

In de volgende dagen of weken moeten wij bereid zijn een nieuwe stap te zetten. Misschien moet er ook op militair vlak een andere aanpak komen? Voorwaarde is dan wel dat iedereen aan boord komt. Wij willen dit echter niet doen zonder de andere Europese landen, de Verenigde Staten en de Arabische Liga. Ik pleit voor het zetten van een nieuwe stap, maar dan wel met een gezamenlijk internationaal optreden. Zonder deze laatste voorwaarde heeft het geen zin om meer te vragen.

 

Ik herhaal dat het onmogelijk is om niets te doen tegen zo’n regime dat de laatste dagen en weken zo veel barbaarse daden heeft gesteld tegen de eigen bevolking.

 

08.04  Roel Deseyn (CD&V): Mijnheer de vice-eersteminister, ik wil u danken voor uw antwoord en voor uw inspanningen. Het is duidelijk dat er geen waardevolle oplossing zal komen. Men zal de handen vuil moeten maken als men iets wil doen. Het is zoeken naar het beste alternatief.

 

Laten wij hopen, voor alle inspanningen die op het niveau van de Verenigde Naties geleverd worden, dat Kofi Annan zeer doortastend te werk kan gaan en dat ook de hoge vertegenwoordiger voor de mensenrechten hard gesteund wordt in de procedures om de verantwoordelijken voor die misdaden voor het Internationaal Strafhof te krijgen. U hebt die procedures terecht en goed onderstreept.

 

Wij moeten ons ook bewust zijn van de context, zoals Rusland. Ik denk dat er nog weinig gesproken is over de bilaterale dialoog. Dat geldt trouwens ook voor China.

 

In Rusland is de komende tien jaar 590 miljard euro gebudgetteerd voor defensie, voor programma’s vanuit een soort profileringsdrang. Als ik dat koppel aan de Russische houding in dit dossier, dan stemt mij dat toch pessimistisch. Dat noopt mij ook te zeggen dat, in onze bilaterale dialoog met Rusland, dit thema steeds geëvoceerd zou moeten worden.

 

Natuurlijk kunt u als Belgische bakker niet alleen koeken bakken. Ik hoop wel dat u als minister van Buitenlandse Zaken in dezen het gist zult zijn in het Europese deeg, zodat er toch kan worden opgetreden, zodat er toch resultaten geboekt kunnen worden. Als het moet, dan gebeurt dat maar zonder een consensus van de Arabische Liga, hoewel dat volgens u niet in te beelden is, of zonder Amerika, hoewel de VS de pistes die door Europa worden voorgesteld, sterk ondersteunen.

 

Mijnheer de vice-eersteminister, wij zijn het er zeker over eens dat er iets zal moeten gebeuren.

 

08.05  Patrick Dewael (Open Vld): Mijnheer de minister, als economische en diplomatieke acties zonder gevolg blijven, dan moet men andere paden bewandelen, dan moet de militaire weg volgens mij in overweging worden genomen. Daartoe zijn er verschillende mogelijkheden.

 

Ik heb niet specifiek gepleit voor een directe militaire interventie of een bewapening van de oppositie. Dat zijn wel mogelijkheden, maar er zijn er nog andere.

 

Met voldoening neem ik akte van het feit dat u pleit voor het eventueel militair beveiligen van humanitaire corridors op het ogenblik dat wij vaststellen – hoe cynisch en hardvochtig kan men zijn – dat vluchtroutes waarlangs families proberen te ontkomen, genadeloos worden gebombardeerd door de Syrische troepen. De optie van de militaire beveiliging lijkt mij dan ook het minimum minimorum.

 

Mijn oproep van vandaag is alleen de vaststelling dat de diplomatieke en economische acties blijkbaar niet leiden tot het gewenste gevolg. Daarom denk ik dat wij de moed moeten hebben om andere opties in overweging te nemen, niet geïsoleerd. De Europese Unie zou in dezen wat proactiever moeten zijn en niet altijd wachten tot de Verenigde Staten van Amerika in beweging komen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

09 Question de M. Laurent Louis au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur "l'évolution de la situation en RDC et les manifestations des Congolais de Bruxelles" (n° P0810)

09 Vraag van de heer Laurent Louis aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over "de evolutie van de toestand in de DRC en de betogingen door Congolezen in Brussel" (nr. P0810)

 

09.01  Laurent Louis (MLD): Monsieur le président, monsieur le ministre, vous avez déjà annoncé votre intention de vous rendre prochainement au Congo afin de vous entretenir avec le président illégitime de ce pays, Joseph Kabila.

 

Kabila est un président génocidaire et tricheur, un imposteur pour certains, que vous et l'ensemble du monde politique – de Louis Michel, son père spirituel, à André Flahaut – n'avez cessé de soutenir malgré le trucage des élections présidentielles et législatives, élections – il est important de le rappeler – qui ont été largement financées par l'argent des contribuables belges.

 

Je n'ai toujours pas compris comment on pouvait à la fois reconnaître qu'il y a eu des tricheries importantes lors de ces élections tout en déclarant que le président élu grâce à ces tricheries était légitime. Cela me dépasse totalement!

 

En tant que ministre d'un pays démocratique, vous ne pouvez pas maintenir une telle position, vous ne pouvez pas minimiser les faits, ni légitimer un trucage électoral. C'est pourtant ce que vous allez faire en vous rendant en RDC pour serrer la main de ce génocidaire, de ce président qui encourage une armée de mercenaires à violer les femmes congolaises et à assassiner son peuple.

 

Il n'y a – vous le savez, monsieur le ministre – aucune liberté au Congo, pas même celle de manifester librement. Mes questions seront très simples.

 

Maintenez-vous votre position actuelle et continuez-vous à reconnaître la légitimité de ce président tricheur? Et qu'avez-vous à répondre à ceux qui s'interrogent déjà sur le contenu des valises que vous rapporterez à Bruxelles après votre visite? Vous n'êtes pas sans savoir que la diaspora congolaise dans sa grande majorité considère que votre voyage au Congo a pour seul et unique but d'aller cueillir les fruits de votre soutien inconditionnel à ce président qui a pris pour habitude de brader les richesses de son pays tout en laissant sa population vivre dans la pauvreté la plus totale.

 

09.02  Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, à la question du maintien de ma position actuelle, la réponse est "oui". À celle qui concerne ma volonté de me rendre au Congo, elle est également "oui". Je rencontrerai d'ailleurs aussi les représentants de l'opposition.

 

Et pour ce qui concerne mes valises, elles contiendront essentiellement du linge sale, comme chaque fois que je rentre de voyage. (Applaudissements)

 

09.03  Laurent Louis (MLD): Il est déplorable de constater que votre réponse mérite des applaudissements! Et il est également déplorable de voir à quel point votre notion de la démocratie, monsieur le ministre, varie en fonction des pays concernés. Libye, Syrie, Israël, Russie, Congo … vos positions ne sont jamais cohérentes. Enfin si, elles le sont si seuls vos intérêts financiers et économiques guident vos décisions!

 

Vous le savez, la démocratie, c'est le régime politique dans lequel le peuple est souverain. Ce n'est pas le cas au Congo.

 

Comme vous persistez à vouloir absolument vous rendre au Congo pour soutenir ce pouvoir, je ne peux, en tant que représentant du MLD, que demander votre démission car un ministre d'un État démocratique digne de ce nom ne (…).

 

Le président: Merci, monsieur Louis. La démocratie n'implique pas l'insulte et le mensonge. L'incident est clos.

 

09.04  Laurent Louis (MLD): J'ai autant le droit à m'exprimer que les autres.

 

Le président: Vous n'avez plus la parole, monsieur Louis.

 

09.05  Laurent Louis (MLD): (…).

 

Le président: Vous n'avez plus la parole, monsieur Louis. La démocratie n'implique pas l'insulte et le mensonge. Ce n'est pas parce qu'on est parlementaire que l'on peut dire n'importe quoi ici, à l'extérieur ou sur la toile.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

10 Vraag van mevrouw Barbara Pas aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de klacht van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding (CGKR) inzake de hoofddoekenkwestie in een privébedrijf" (nr. P0811)

10 Question de Mme Barbara Pas à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "la plainte déposée par le Centre pour l'égalité des chances et la lutte contre le racisme (CECLR) concernant la question du foulard dans une entreprise privée" (n° P0811)

 

10.01  Barbara Pas (VB): Mevrouw de minister, het hoofddoekendebat is weer volop aan de gang.

 

Dat er op Vrouwendag aandacht is voor het symbool van de onderdrukking van de vrouw, is uiteraard niet slecht. Jammer genoeg was de aanleiding voor het debat helemaal niet ingegeven door een bezorgdheid over de vernedering en discriminatie van moslima's, wel integendeel. De aanleiding is de indiening van een klacht van Jozef De Witte en zijn CGKR tegen het bedrijf HEMA wegens het ontslag van een werkneemster met een hoofddoek. Naast bedrijven die de hoofddoek ostentatief toelaten en er zelfs een soort van verkoopsargument van maken, zijn er ook bedrijven die bewust kiezen voor het principe van de neutraliteit. Het is inderdaad het recht van een bedrijf om een dresscode voor te schrijven en om daarbij niet alleen teenslippers of te korte rokjes te verbieden, maar ook om politieke en religieuze symbolen te verbieden op de werkvloer. Ook het Neutraal Syndicaat voor Zelfstandigen heeft zich in het debat gemoeid en heeft er al expliciet voor gepleit dat de neutraliteit zou worden gewaarborgd.

 

Vandaag verwees Mia Doornaert in De Standaard naar Hugo Claus. Ze schrijft: “Hugo Claus schreef ooit dat hij geen non kon zien zonder zin te hebben haar kap van het hoofd te rukken. Als hij dat vandaag de dag zou schrijven over een vrouw in boerka of nikab, zou Jozef De Witte hem waarschijnlijk voor de rechtbank dagen.”

 

Als er inderdaad iets is wat Jozef De Witte met zijn klacht heeft aangetoond, dan is het dat hij eigenlijk een totalitair denker is. Het is typisch voor totalitaire regimes om geen onderscheid te maken tussen de publieke en de private ruimte. Zijn argumenten zijn argumenten voor de vrijheid van het dragen van religieuze symbolen in publieke ruimten, maar hij vergeet daarbij dat die niet zomaar gelden voor private ruimten, zoals een bedrijfsvloer.

 

Wat is uw mening als minister van Gelijke Kansen, bevoegd voor het CGKR, over de recente stoot van Jozef De Witte? Vindt u het opportuun dat zulke juridische procedures met belastinggeld worden opgestart?

 

10.02 Minister Joëlle Milquet: Hartelijk bedankt voor uw vraag.

 

Het Centrum kan in rechte optreden in de geschillen op grond van de wet van 10 mei 2007, wanneer het gaat over de bestrijding van discriminatie wegens onder meer geloof of levensbeschouwing.

 

Ten tweede, het Centrum voor gelijkheid van kansen is in de uitoefening van zijn wettelijke opdrachten volkomen onafhankelijk. Ik heb dus geen commentaar te geven.

 

Ten derde, het Centrum heeft de rechter gevraagd een prejudiciële vraag te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie in Luxemburg, om duidelijkheid te scheppen betreffende het al dan niet discriminerend karakter van de houding van de privéfirma HEMA. Het betreft dus duidelijk een vraag, die het gerecht moet beslechten. Ik wacht op het arrest.

 

10.03  Barbara Pas (VB): Mevrouw de minister, u zegt dat het optreden onder de wettelijke opdracht van het CGKR valt. Net als het CGKR verwijst u naar de juridische duidelijkheid die er moet komen. Naar mijn mening is die juridische duidelijkheid er al. Het arbeidshof heeft in 2008 in een gelijkaardige situatie geoordeeld dat er geen sprake was van discriminatie toen een werkneemster werd ontslagen wegens het dragen van een hoofddoek. Er werd namelijk wel degelijk neutraliteit gevraagd in het arbeidsreglement.

 

Naar juridische duidelijkheid is het CGKR echter niet op zoek. Het CGKR wil, onder het mom van juridische duidelijkheid, verkrijgen dat hoofddoeken worden toegelaten in alle bedrijven. Mevrouw de minister, een bedrijf moet zelf het beleid kunnen kiezen dat het in dat verband wil voeren.

 

In het kader van de Internationale Vrouwendag vandaag lijkt het mij ook veel interessanter om middelen in te zetten voor de strijd tegen de onderdrukking van de vrouw, in plaats van belastinggeld te spenderen aan procedures die juist het tegenovergestelde beogen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Samengevoegde vragen van

- de heer Roland Defreyne aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de oproep van de beveiligingsfirma's met betrekking tot het overnemen van bepaalde politietaken" (nr. P0812)

- de heer Michel Doomst aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de oproep van de beveiligingsfirma's met betrekking tot het overnemen van bepaalde politietaken" (nr. P0813)

- de heer Jan Van Esbroeck aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over "de oproep van de beveiligingsfirma's met betrekking tot het overnemen van bepaalde politietaken" (nr. P0814)

11 Questions jointes de

- M. Roland Defreyne à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'appel lancé par les sociétés de gardiennage en faveur de la reprise de certaines tâches policières" (n° P0812)

- M. Michel Doomst à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'appel lancé par les sociétés de gardiennage en faveur de la reprise de certaines tâches policières" (n° P0813)

- M. Jan Van Esbroeck à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances sur "l'appel lancé par les sociétés de gardiennage en faveur de la reprise de certaines tâches policières" (n° P0814)

 

11.01  Roland Defreyne (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de vice-eersteminister, ik stel u deze vraag naar aanleiding van twee recente gebeurtenissen die verband houden met de uitvoering van overheidsopdrachten inzake veiligheid.

 

Ik las vanochtend in de krant dat de zestien personeelsleden van het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht het werk hebben neergelegd omdat zij vinden dat het niet hoort dat zij ’s ochtends eerst hun dienstvoertuig in Brussel moeten ophalen vooraleer zij de controles kunnen uitvoeren.

 

Het is niet de eerste keer, maar het is toch telkens weer frustrerend te moeten vaststellen dat, zodra er een haar in de boter zit in een dienst, overheidsdiensten naar het ultieme wapen van een staking grijpen.

 

Een tweede aanleiding voor mijn vraag is de oproep van de bewakingssector om een aantal taken inzake veiligheid, zoals de bewaking of de controle op enkelbanden, op zich te nemen.

 

Bepaalde bewakingsfirma’s, zoals G4S, zeggen voldoende expertise in huis te hebben – die zij uit het buitenland halen – om die taken te kunnen uitvoeren. In Groot-Brittannië, bijvoorbeeld, wordt de controle in gevangenissen en de controle op enkelbanden vandaag al gedaan door bewakingsfirma’s.

 

Ik pleit helemaal niet voor het toevertrouwen van de kerntaken van de politie aan deze firma’s. Dat moet uiteraard een bevoegdheid van de politie blijven, maar bijvoorbeeld het administratief afhandelen van de vaststellingen door onbemande camera’s zou wel door hen kunnen gebeuren.

 

Mevrouw de minister, ik heb de volgende vragen. Bent u van plan hieromtrent overleg te plegen met de beveiligingssector? Wat is uw standpunt ten opzichte van het aanbod van die bewakingsfirma’s? Welke politietaken kunnen volgens u in aanmerking komen voor een eventuele privatisering?

 

11.02  Michel Doomst (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de vice-eersteminister, uiteraard is veiligheid in de eerste plaats een grote gemeenschapszorg, maar stilaan wordt het een dure zaak, waarvoor nu ook bij de budgettaire onderhandelingen wordt gevraagd om een en ander te vrijwaren. Ik hoor zelfs de vraag om meer geld.

 

Zoals de collega heeft gezegd, heeft de privésector deze week opnieuw de hand uitgestoken en gezegd dat hij een rol kan spelen in een aantal veiligheidstaken. Grosso modo moet men een onderscheid maken tussen bewakende en controlerende taken die te organiseren zijn.

 

Die idee leeft al lang en werd in de commissie al lang naar voren geschoven als een manier om daaraan iets te doen.

 

Blijkbaar geraakt dat echter moeilijk van start. Is er bereidheid om daarover te spreken? Welke concrete mogelijkheden ziet u om daarover toch minstens een debat en onderzoek te voeren?

 

11.03  Jan Van Esbroeck (N-VA): Mevrouw de minister, ik hoor de collega’s zeggen dat ze wat in twijfel staan en niet goed weten wat er gebeurt of wat er zou moeten gebeuren. Uw voorganger, mevrouw Turtelboom, heeft in een toespraak voor de beroepsvereniging van de private bewakingssector, de BVBO, de sector al warm gemaakt. Zij heeft tijdens haar legislatuur al een opening gemaakt voor een betere samenwerking met de overheid. Ze heeft daar al aangegeven dat de overheveling van politionele taken naar de sector mogelijk moet worden. Ook in uw regeerakkoord lees ik: “De rol van alle actoren, publieke en private, inzake veiligheid zal worden verduidelijkt om de partnerschappen te verbeteren. Oplossingen zullen worden gezocht om de politie te bevrijden van bepaalde administratieve taken maar ook van bepaalde operationele taken.” U somt dan een aantal voorbeelden op. Verder staat er: “Zo zal de politie zich concentreren op de kerntaken zoals ze door regering zullen worden geherdefinieerd.”

 

Mevrouw de minister, uiteraard heeft de sector na al die signalen intussen niet stilgezeten. Ze zijn zelf eens gaan bekijken welke taken zij eventueel zouden kunnen invullen. Dat lijkt mij niet meer dan normaal. Wat blijkt vandaag echter? Uw regering heeft tot op heden niet veel concreets ondernomen. Het blijkt zelfs dat uw politiediensten niet langer weten over welke taken en bevoegdheden u het nu eigenlijk heeft. Weerom chaos en onduidelijkheid.

 

Breng alstublieft duidelijkheid. Geef ons nu gewoon de lijst van taken waaraan u gedacht hebt. Op die manier kunnen alle betrokkenen, zowel de sector als de politie, zich degelijk voorbereiden op wat er op hen afkomt. Stop met die aankondigingspolitiek en word concreet. Stop met het creëren van al die onduidelijkheden, iets waarvan deze regering mijns inziens een handelsmerk maakt. Mevrouw de minister, zorg er nu eens voor dat de bedrijven verder kunnen bouwen aan jobs, aan onze toekomst en aan de toekomst van de bedrijven.

 

Mevrouw de minister, welke taken wil de regering nu aan de private bewakingssector toewijzen en welke taken blijven volgens uw regering tot de kerntaken van de politie behoren?

 

Mevrouw de minister, mijn vraag is klaar en duidelijk. Ik hoop van uw antwoord hetzelfde.

 

11.04 Minister Joëlle Milquet: De regeringsverklaring bepaalt dat de regering zal onderzoeken hoe de politie van bepaalde operationele en administratieve taken kan worden bevrijd, zodat ze zich beter op haar kerntaken kan concentreren.

 

Ik heb mijn administratie de opdracht gegeven een werkgroep samen te stellen om deze denkoefening voor te bereiden, zodat de resultaten binnenkort kunnen worden gerealiseerd.

 

Methodologisch dienen eerst de kerntaken van de politiediensten en andere overheidsdiensten inzake veiligheid te worden bepaald en verduidelijkt. Vervolgens kan met veel voorzichtigheid worden nagegaan welke opdrachten door andere dan politiediensten kunnen worden vervuld en welke publieke of private diensten hiervoor in aanmerking kunnen komen. Tot de publieke diensten behoren onder meer de diensten van de gemeenschapswachten.

 

Het is dus niet op basis van een aanbod van de private sector dat in deze aangelegenheid een beleid zal worden uitgewerkt, maar de te volgen werkwijze zal vertrekken vanuit het publiek belang, de overheidsbehoeften en de behoeften van de burger.

 

Natuurlijk zal ik de vertegenwoordigers van de sector ontmoeten om ook dat debat te voeren.

 

11.05  Roland Defreyne (Open Vld): Mevrouw de minister, ik verneem uit uw antwoord dat de administratie de opdracht heeft gekregen. Dat is goed nieuws. Uiteraard willen we graag vernemen over welke termijn het hier gaat. Als het een opdracht betreft zonder gevolgen blijven we in rondjes draaien. We moeten de kerntaken goed definiëren. Zo niet is het niet duidelijk wat kan worden overgedragen. Er moet echter een termijn worden vastgesteld waarbinnen dit kan gebeuren.

 

11.06  Michel Doomst (CD&V): Mevrouw de minister, ik denk dat we het debat moeten durven aangaan en dat we de privésector in de ogen moeten durven kijken. Volgens mij is er rond bewakingstaken voor gebouwen en mensen een en ander mogelijk. Voor de controlerende taken zullen we volgens mij snel een brug te ver zijn.

 

Ik stel voor dat we via commissiewerk binnen en buiten de grenzen onderzoeken wat mogelijk is. Het zal geen wondermiddel zijn. Ik denk dat alle beetjes met betrekking tot veiligheid, die we bij elkaar kunnen halen, nuttig kunnen zijn. Ik vermoed ook dat we met de nieuwe korpschef, in de uitvoering van haar functie, daaromtrent een overleg kunnen hebben om te kijken naar de concrete mogelijkheden op het terrein.

 

11.07  Jan Van Esbroeck (N-VA): Mevrouw de minister, ik kom weer op het spreekgestoelte omdat ik opnieuw kan beginnen. Ik heb geen antwoord gekregen. Ik heb klaar en duidelijk gevraagd welke taken voor de privébewakingssector zijn en welke de kerntaken van de politie zijn. Ik heb op deze vragen tot op heden geen antwoord gekregen. De collega’s zeggen dat het interessant is om aan het debat te beginnen. Excuseer mij, collega’s, het debat zou eigenlijk allang gevoerd moeten zijn.

 

In de vorige legislatuur heeft mevrouw Turtelboom die opening reeds gemaakt. U hebt daarna een regeerakkoord overlegd, u hebt samen gezeten en het regeerakkoord besproken. Dat hoop ik toch. Hierover wordt echter niet gesproken. U beperkt zich tot een vrijblijvende zin: “We zullen wel onderhandelen. Houd u in stilte bezig, terwijl we in Binnenlandse Zaken ons best doen om te overleggen, samen te zitten en waarschijnlijk uiteindelijk weer niets te doen.” Ik vind dit heel erg. Chaos alom en hetzelfde lijkt me voor de rest van de regering.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van mevrouw Ann Vanheste aan de minister van Middenstand, Kmo's, Zelfstandigen en Landbouw over "de vele faillissementen van krantenwinkels" (nr. P0818)

12 Question de Mme Ann Vanheste à la ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l'Agriculture sur "les nombreuses faillites de magasins de journaux" (n° P0818)

 

12.01  Ann Vanheste (sp.a): Mevrouw de minister, u zult wel op de hoogte zijn van de enorme problemen die de krantenwinkels hebben om te overleven. Gisteren kwam het onderwerp nog in het tv-nieuws.

 

Ik heb hier de evolutie van het aantal faillissementen in de afgelopen jaren. In 2008 waren er 49 faillissementen, in 2009 waren er 59 en in 2010 waren er 76. Voor 2011 heb ik geen volledige cijfers, maar in de eerste vijf maanden waren er al 30. Kortom, het is erg.

 

Er zijn verschillende redenen waarom het zo slecht gesteld is met de krantenwinkels.

 

Ten eerste, AMP misbruikt zijn monopolie. AMP verhoogde de transportkosten plots tot 112 %. De mensen kunnen dat niet blijven betalen.

 

Ten tweede, de teruggave van de onverkochte dagbladen en tijdschriften wordt verkeerd berekend, altijd ten nadele van de dagbladhandelaar.

 

Ten derde, tegenwoordig worden ook kranten verkocht in grootwarenhuizen. Dat is pijnlijk voor de krantenwinkels.

 

Ten vierde, de rechtstreekse verkoop van abonnementen aan lezers vormt een groot pijnpunt. Wie zicht abonneert, krijgt meestal een korting of een geschenk. Daar kunnen de handelaars niet tegenop. Zij hebben daar niet de financiële middelen voor. Ook dat is heel pijnlijk.

 

Mevrouw de minister, toen u uw beleidsnota toelichtte, heb ik dit probleem al aangehaald, net als het horecaprobleem trouwens, maar dat is een ander debat. U hebt toen gezegd dat u het probleem kende en dat u er iets aan zou doen. U zou zo snel mogelijk samenkomen met de diverse sectoren in moeilijkheden. Hebt u dat gedaan, mevrouw de minister? Zo ja, hoe wordt het probleem opgelost? Zo neen, houd alstublieft uw belofte en maak er werk van, zodat de krantenwinkels uit de problemen geraken, want de toestand is zeer erg en de tijd dringt.

 

12.02 Minister Sabine Laruelle: Geachte collega, ik ben het met u eens inzake de problematiek van de verhoging van het aantal faillissementen in 2011 en, nog meer, de verhoging van het aantal faillissementen bij de kmo’s in 2011.

 

Specifieke maatregelen nemen voor de krantenwinkels is niet zo gemakkelijk. Ik kan geen monopolie installeren voor de verkoop van kranten en magazines, doch wij moeten specifieke maatregelen nemen voor de kleine zelfstandigen en de kmo’s. In mijn algemene beleidsnota kunt u al enkele voorstellen van maatregelen lezen, bijvoorbeeld een uitbreiding van de verzekering tegen faillissementen in het sociaal statuut van de zelfstandigen.

 

Tot nu toe moet een zelfstandige failliet gaan opdat die verzekering in aanmerking komt. Er is een voorstel voor de zelfstandigen dat een uitbreiding in geval van budgettaire moeilijkheden beoogt. Daarmee zou er dus een uitbreiding van die verzekering komen. Zo wordt een preventieve verzekering aan de zelfstandigen gegeven. Het betreft dus preventieve maatregelen, vóór het faillissement.

 

Ik weet dat de sector van de krantenwinkels veel contacten had met de commissie voor het Bedrijfsleven en met mijn kabinet over de wet op de openingsuren. In die wet hebben wij specifieke maatregelen genomen voor de krantenwinkels inzake openingsuren, met mogelijkheden voor het assortiment en de publiciteit.

 

Tijdens de vorige legislatuur heeft de federatie van de krantenwinkels contact gehad met de Nationale Loterij. U hebt het ook aangehaald, het is een echt probleem. Ik zal in de volgende weken contact hebben met de verschillende sectoren om een analyse te maken, om een concreet voorstel te doen specifiek voor de sector en, meer in het algemeen, om de moeilijkheden van de kleine zelfstandigen en kmo’s te verminderen.

 

12.03  Ann Vanheste (sp.a): Mevrouw de minister, ik ben al heel blij met de maatregelen die u wilt nemen. Wij moeten inderdaad voorkomen dat er een faillissement komt in plaats van te bedenken hoe wij verzekeringen kunnen organiseren ter dekking van faillissementen.

 

U bent minister van Kmo’s en daarom heb ik u gevraagd wat u daaraan wilt doen. Als minister vind ik dat u een beetje de moeder van de kleine ondernemingen bent, en als moeder moet u goed voor uw kinderen zorgen, als u begrijpt wat ik bedoel.

 

Ik houd het in het oog en zal blijven aandringen tot er een volledige oplossing gekomen is.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

13 Samengevoegde vragen van

- de heer Jef Van den Bergh aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de stijging van het aantal verkeersdoden" (nr. P0821)

- mevrouw Valérie De Bue aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de stijging van het aantal verkeersdoden in 2011" (nr. P0822)

- de heer Tanguy Veys aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, toegevoegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, en staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, over "de stijging van het aantal verkeersdoden" (nr. P0823)

13 Questions jointes de

- M. Jef Van den Bergh au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "l'augmentation du nombre de tués sur les routes" (n° P0821)

- Mme Valérie De Bue au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "la hausse du nombre de tués sur nos routes en 2011" (n° P0822)

- M. Tanguy Veys au secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, adjoint à la ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des chances, et secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, sur "l'augmentation du nombre de tués sur les routes" (n° P0823)

 

13.01  Jef Van den Bergh (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, collega’s, maandag jongstleden werden de cijfers bekendgemaakt van de recentste verkeersveiligheidsbarometer. Daaruit blijkt dat wij in 2011 werden geconfronteerd met 770 verkeersdoden op onze wegen. Dit is 3,8 % meer dan in 2010. Collega’s, dat betekent meer dan 15 doden per week en een veelvoud hiervan aan familieleden en vrienden die het leed moeten verwerken. Dit allemaal omdat onze samenleving er niet in slaagt om ons verplaatsingsgedrag op een fatsoenlijke en veilige manier georganiseerd te krijgen.

 

Mijnheer de staatssecretaris, u hebt al aangekondigd dat u binnen een tiental dagen met een verkeersveiligheidsplan komt. Ik hoop en reken erop dat dit verder gaat dan een aantal losse, mediagenieke maatregelen, zoals winterbanden of een aparte alcohollimiet voor jonge bestuurders. Wij hebben immers nood aan een verkeersveiligheidsbeleid dat in de diepte gaat. Wij hebben nood aan een verkeersveiligheidsbeleid dat effectief alle facetten van de materie probeert aan te pakken. Het gaat dan niet enkel over uw bevoegdheden, maar ook over bevoegdheden van uw collega’s in de Ministerraad, van de andere Gewesten en zelfs van de gemeentebesturen.

 

Nu bij alle facetten stilstaan, zou ons natuurlijk te ver leiden. Ik wil alvast twee elementen aanhalen die volgens ons zeker vervat moeten zijn in het verkeersveiligheidsplan.

 

Er is, enerzijds, het stuitende gebrek aan goede data. Elk beleid dat in de diepte wil gaan, heeft nood aan goede data. In Nederland kan iedereen op internet zelf analyses maken op basis van de plaats van het ongeval, het tijdstip en het soort slachtoffer. In ons land worden deze gegevens nog altijd te weinig verzameld waardoor er nog steeds geen verbanden kunnen worden gelegd en oorzaken kunnen worden aangeduid en aangepakt. Deze problematiek wordt volgens mij al een decennium aangekaart in dit Parlement. Er wordt hard aan gewerkt, maar blijkbaar komt men toch niet tot resultaten.

 

Een tweede element betreft de handhaving. Wij lezen in het veiligheidsplan van de politie dat er wordt ingezet op extra handhaving. Er staat wel een bepaling bij die mij enigszins ongerust maakt. Er staat te lezen dat de kwantitatieve toename van de controles alleen maar mag gebeuren indien het kwalitatieve niveau kan worden behouden. Ik meen dat dit ons enigszins moet verontrusten en dat wij de doelstelling van het regeerakkoord — meer controles — moeten uitvoeren.

 

Ik kom dan tot mijn vragen. Welke oorzaken worden aangegeven om de stijging van het aantal verkeersdoden te duiden? Lopen er initiatieven of zullen zij worden opgestart, om de oorzaken beter te kunnen duiden, zodat de gepaste maatregelen kunnen worden genomen?

 

Zult u als staatssecretaris overleg hebben met uw collega’s, onder andere de minister van Binnenlandse Zaken, om te garanderen dat het aantal controles effectief zal stijgen, zoals bepaald is in het regeerakkoord?

 

Tot slot, hoe zult u beleidsmatig ten gronde reageren op deze erg verontrustende cijfers?

 

13.02  Valérie De Bue (MR): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, comme l'a dit mon collègue Jef Van den Bergh, les chiffres du dernier baromètre de l'Observatoire pour la sécurité routière sont sans appel: plus de 3,8 % de tués en un an et plus de 4,1 % d'accidents corporels.

 

Vu ces chiffres, nous n'atteindrons pas les objectifs européens que nous nous étions fixés.

 

Après plusieurs années durant lesquelles nous avons enregistré une diminution sensible – entre 2009 et 2010 le nombre de tués a diminué de 10 % – le nombre de tués sur les routes a augmenté, en 2011, pour atteindre le chiffre de 875.

 

À ce sujet, les différences constatées entre les provinces et les Régions m'interpellent également. Avec une augmentation de plus 27 % et de plus de 24 %, ce sont respectivement les provinces de Luxembourg et d'Anvers qui enregistrent les hausses les plus sensibles. En Wallonie, l'augmentation du nombre de tués est importante puisqu'on y a enregistré une hausse de 9 %, particulièrement durant les nuits le week-end.

 

Nous connaissons les points faibles de la Wallonie. Il y a, tout d'abord, le nombre insuffisant de contrôles. D'ailleurs, des études et des enquêtes démontrent que la crainte d'être contrôlé est moins importante en Wallonie qu'en Flandre. Il y a, ensuite, l'état déplorable de l'infrastructure routière wallonne.

 

Monsieur le secrétaire d'État, je voudrais vous interroger sur l'analyse de ces chiffres. Selon l'IBSR, cette augmentation résulterait d'une différence climatique avec, en 2010, un mois de décembre très rude et, en 2011, un mois de décembre plus clément. Cette explication ne me semble pas satisfaisante. Selon moi, une analyse plus approfondie est nécessaire. Comment analysez-vous ces chiffres et ces différences régionales?

 

Nous attendons votre plan de sécurité routière qui devrait être présenté d'ici une quinzaine de jours en commission de l'Infrastructure. J'imagine que vous tiendrez compte de cette situation dans vos recommandations et que vous proposerez un plan global en prévoyant une coordination de la sécurité routière au niveau fédéral, ce qui mettrait aussi vos collègues face à leurs responsabilités.

 

13.03  Tanguy Veys (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, in uw beleidsnota als staatssecretaris voor Mobiliteit — of in het kladje dat voor een beleidsnota moet doorgaan, want van veel meer dan van een doorslag van het regeerakkoord kunnen wij moeilijk spreken — stelde u onomwonden dat verkeersveiligheid voor u een topprioriteit is.

 

U bent in ieder geval niet bij de pakken blijven zitten. Op 1 januari 2012 bent u als chauffeur voor de Responsible Young Drivers de baan op gegaan en in de nacht van zaterdag 14 op zondag 15 januari hebt u deelgenomen aan de laatste BOB-controle. Toevallig gebeurde dat allemaal in uw eigen provincie Luik.

 

Samen met mijn collega’s moet ik echter vaststellen dat de cijfers voor Wallonië niet echt proper zijn, met een stijging van het aantal verkeersdoden van niet minder dan 8,8 % in vergelijking met 2010! Er is nog heel wat werk voor de boeg. Wellicht zult u nog veel nachten moeten doorbrengen bij verkeerscontroles, en hopelijk niet alleen in de provincie Luik. De vraag rijst evenwel of de juiste prioriteiten werden gelegd.

 

In het Vlaams Parlement werd CD&V-minister Crevits aangesproken op de verkeersongevallencijfers. Zij stelt dat er werk gemaakt moet worden van een snelle registratie en analyse van de verkeersongevallen. Bij dat antwoord vraag ik mij af op basis van welke cijfers, registraties en analyses er in het verleden campagnes werden gevoerd. Wij hebben immers nog nooit zo veel BOB-campagnes meegemaakt. Er werden de voorbije wintermaanden 263 000 ademtests afgenomen, een absoluut record, terwijl er een daling was van het aantal mensen dat positief blies.

 

Mijnheer de staatssecretaris, volgens uw eigen BIVV werd de stijging van het aantal ongevallen vooral veroorzaakt door de zware regenval en door de zachte temperaturen in december 2011. Dat zou de negatieve evolutie voor een deel verklaren. De sneeuw en de koude van de daaraan voorafgaande decembermaand zou hebben gezorgd voor een daling van het aantal dodelijke ongevallen. Het weer was dus verantwoordelijk voor een daling of voor een stijging van de ongevallencijfers. Ik ben geen weerman, maar ik stel wel vast dat er in de provincie Antwerpen een stijging is met 24,4 % van het aantal ongevallen en in Oost-Vlaanderen een daling met 10,2 %. Kunt u uitleggen of het weer in Oost-Vlaanderen verschilt van het weer in Antwerpen?

 

Volgens mij wordt er een potje van gemaakt en tracht men te verdoezelen dat er geen beleid wordt gevoerd. Het komt u toe om het tegendeel te bewijzen.

 

13.04  Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Monsieur le président, je voudrais d'abord remercier les trois parlementaires pour leurs questions. En effet, je pense qu'il est fondamental que nous continuions à prêter attention à la sécurité routière.

 

Il est vrai que les chiffres publiés par l'IBSR cette semaine ne peuvent certainement pas nous satisfaire. Ce sont de mauvais chiffres parce qu'ils sont moins bons que l'année dernière. Certes, on pourrait dire que l'année 2010 fut exceptionnellement positive. Par ailleurs, on pourrait expliquer ces chiffres par la météo plus neigeuse.

 

Wij kunnen echter niet aanvaarden dat de cijfers in 2011 slechter zijn dan in 2010. Dat is een eerste vaststelling en tevens de belangrijkste. Het zijn verontrustende cijfers. Wat kunnen wij eraan doen? Ik heb in de commissie al gezegd dat ik met een verkeersveiligheidsplan zou komen. Ik vond het echter verstandiger om het voor te leggen na de studie van het BIVV. In het volgende verkeersveiligheidsplan kan dan rekening worden gehouden met de elementen uit de studie van het BIVV. Het is immers verstandig om te leren uit de vaststellingen en dan de beste maatregelen te nemen.

 

Je confirme qu'un plan de sécurité routière sera mis sur la table et présenté au gouvernement dans le courant de ce mois de mars.

 

Je tiens à souligner un certain nombre d'éléments. Tout d'abord, comme M. Van den Bergh l'a souligné, il importe d'avoir un plan qui voit la sécurité de manière intégrée. Il y aura donc des mesures en matière de prévention, de réglementation, de contrôles et de sanctions.

 

Ik heb het al gezegd: duidelijkere regels, efficiëntere sancties en een betere controle.

 

Verkeersveiligheid moet globaal gezien worden. Er is nood aan globale actie in de plaats van kleine, soms populaire of minder populaire communicatiepunten. De feiten moeten grondig worden geanalyseerd en de oplossingen moeten globaal zijn.

 

Deuxième élément, …

 

Le président: Excusez-moi de vous interrompre, mais je constate que les réponses des ministres sont particulièrement longues aujourd'hui. C'est presque un débat de commission qui est à chaque fois mené ici. Nous avons commencé à 14 h 15, il est 16 h 29 et deux questions doivent encore être posées.

 

J'essaye d'accorder à peu près le même temps de parole à chacun, mais les réponses des ministres sont très longues. Je demande de faire preuve de synthèse ici et de poursuivre les débats en commission.

 

13.05  Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Monsieur le président, je voudrais vous faire remarquer que c'est toujours sur les derniers à répondre que cela tombe parce qu'il se fait tard.

 

Le président: Vous n'êtes pas le dernier, mais l'avant-dernier.

 

13.06  Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Et vous serez encore plus dur avec la pauvre Annemie. Je la défends déjà.

 

Le président: La ministre de la Justice sait parfaitement se défendre elle-même.

 

13.07  Melchior Wathelet, secrétaire d'État: Dans le plan intégral, le deuxième et dernier élément est le fait que nous avons voulu le faire en accord avec les collègues du gouvernement. Nous avons pensé ce plan en accord notamment avec la Justice, avec la ministre de l'Intérieur, avec la Santé publique et l'Économie, notamment pour tout ce qui concerne la métrologie; par exemple, les éthylotests.

 

Donc, on a voulu le faire de manière globale et aussi en accord avec l'ensemble des membres du gouvernement, sur base de ces chiffres, avec la volonté de continuer à aller vers l'objectif qui doit rester le nôtre, à savoir qu'en 2020, le nombre de tués sur les routes soit divisé par deux. Ce n'est qu'en le faisant de manière intégrée, globale et en concertation avec les membres du gouvernement que nous y arriverons.

 

13.08  Jef Van den Bergh (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik durf er toch op wijzen dat de debatten in het begin van het vragenuurtje alle tijd krijgen en dat u op het einde van het vragenuurtje altijd zenuwachtig wordt en we binnen de spreektijd moeten blijven.

 

Mijnheer de staatssecretaris, ik dank u uiteraard voor uw antwoord. De cijfers moeten ons allemaal verontrusten; allen moeten we proberen ons steentje bij te dragen. De jongste weken en maanden hebben wij namens onze fractie hard gewerkt aan een plan, dat focust op een kleine groep hardleerse verkeersovertreders. Ik heb het dan over alcoholrecidivisten, snelheidsduivels en strafontlopers. Ik bezorg u graag dat plan, zodat u het mee kunt nemen voor uw eigen verkeersveiligheidsplan.

 

13.09  Valérie De Bue (MR): Monsieur le secrétaire d'État, je vous remercie pour votre réponse claire et prometteuse. Je suis rassurée par votre volonté de collaboration au sein du gouvernement. M. Van den Bergh l'a évoqué, il s'agit d'une affaire concernant tous les niveaux de pouvoir. Il faut que les Régions mettent la main à la pâte, particulièrement la Région wallonne avec ses infrastructures, mais aussi les pouvoirs locaux. Comme votre famille politique est à la tête de départements importants dans ce domaine, la sécurité routière, l'Intérieur et les infrastructures en Région wallonne, j'ose espérer que les chiffres seront plus satisfaisants en 2012.

 

13.10  Tanguy Veys (VB): Mijnheer de staatssecretaris, wij kijken uit naar het zoveelste plan. In 2011 vielen er 875 doden. Ik betreur in elk geval dat er eerst zo veel slachtoffers moeten vallen, alvorens u ingrijpt. Het is uw ambitie om te gaan van 812 slachtoffers in 2010 naar 406 in 2020, maar dat doel ligt nog heel veraf.

 

U moet zeker werk maken van een betere registratie, van een beter overleg en van een gelijk beleid in samenwerking met de andere niveaus, zoals de Gewesten. U moet werk maken van een betere educatie en rijopleiding, van de verbetering van de vakbekwaamheid van chauffeurs met rijbewijs C en van de oplossing van het probleem inzake het rijbewijs B, dat dramatische gevolgen heeft voor de verkeersveiligheid. Als u die pijnpunten hebt aangepakt, staan we al een heel stuk verder.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

14 Question de Mme Jacqueline Galant à la ministre de la Justice sur "la hausse du nombre de mariages blancs" (n° P0819)

14 Vraag van mevrouw Jacqueline Galant aan de minister van Justitie over "de stijging van het aantal schijnhuwelijken" (nr. P0819)

 

14.01  Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, madame la ministre, l'augmentation du nombre de mariages blancs interpelle: elle est de 15 % par rapport à 2010.

 

Ce sont surtout les personnes d'origine marocaine, turque, algérienne qui, par le mariage blanc, obtiennent des papiers. Souvent l'un des deux conjoints est beaucoup plus vieux; ils ne parlent pas la même langue et ne se comprennent donc pas.

 

Aujourd'hui, il existe des moyens pour identifier ces mariages mais ils ne découragent pas tous ceux qui tentent l'expérience. En tant qu'officier de l'état civil, j'ai parfois recours au fameux questionnaire élaboré par le procureur du Roi mais ils répondent avant qu'on pose les questions car ils les connaissent par cœur.

 

Ils font leur marché: lorsque cela ne fonctionne pas dans une commune, ils vont dans une autre.

 

Des sanctions existent: les personnes démasquées peuvent perdre leur titre de séjour et le parquet peut réclamer jusqu'à trois mois de prison ou retirer la nationalité belge.

 

Madame la ministre, que se passe-t-il aujourd'hui quand l'officier de l'état civil identifie un mariage suspect? Quelle est la procédure? Quelles sont les directives données aux parquets? Des sanctions peuvent être appliquées mais on a l'impression qu'elles ne le sont pas. Disposez-vous de chiffres? Les sanctions sont-elles réellement appliquées aujourd'hui quand un mariage blanc est décelé?

 

14.02  Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, chers collègues, le fait que l'Office des Étrangers ait enregistré 15 % de mariages de complaisance de plus qu'en 2010 démontre l'efficacité du système en vigueur, qui consiste en une meilleure collaboration entre les services de l'Office, les parquets, la police et les communes afin de lutter contre ce phénomène. Ce système fonctionne bien. Tous les acteurs sont davantage sensibilisés grâce aux mesures qui ont été prises.

 

Nous poursuivons les efforts en ce sens au travers d'une intensification de ces moyens, qui sont d'ailleurs repris dans la déclaration gouvernementale. Il s'agit ainsi de renforcer les contrôles pendant les trois ans qui suivent la délivrance du titre de séjour; de développer une banque de données relative aux mariages ou aux cohabitations de complaisance, qui rassemblerait les informations pertinentes à destination de toutes les autorités concernées; d'ouvrir un registre national des actes étrangers reconnus et refusés par une autorité sur la base du Code de droit international privé et enfin d'informer de manière optimale les personnes confrontées aux mariages et cohabitations de complaisance ainsi qu'aux mariages forcés.

 

Un échange d'informations entre les acteurs concernés est déjà établi en termes de lutte contre les mariages de complaisance. La législation prévoit en effet plusieurs mesures, qui doivent être consolidées notamment par le biais de la création d'une banque de données et par une modification du Code civil, du Code de droit international privé et de la loi du 31 décembre 1951 portant sur les consulats et la juridiction consulaire. L'arsenal juridique existant doit encore – et c'est très important – être renforcé et étendu aux cohabitations légales de complaisance.

 

14.03  Jacqueline Galant (MR): Madame la ministre, je vous remercie. Si les chiffres augmentent, cela reflète certainement une meilleure collaboration entre les différents services. Néanmoins, elle doit encore être intensifiée. Je me demande s'il ne faut pas instaurer une publicité des sanctions qui sont appliquées afin de faire peur aux candidats à ces mariages blancs. Car, à mon avis, ils ont l'impression qu'ils peuvent agir assez facilement. Si les sanctions étaient rendues publiques, les candidatures seraient peut-être moins nombreuses.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

15 Vraag van mevrouw Sophie De Wit aan de minister van Justitie over "de uitspraken in verband met de gevangenis te Beveren" (nr. P0820)

15 Question de Mme Sophie De Wit à la ministre de la Justice sur "les déclarations relatives à la prison de Beveren" (n° P0820)

 

15.01  Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, bij uw aantreden had u heel groot nieuws. U zou de straffeloosheid aanpakken en alle straffen uitvoeren, ook die onder de drie jaar, dus ook die erboven. Iedereen vond dat fantastisch goed nieuws.

 

Een van de middelen was het masterplan gevangenissen, om gevangenissen te bouwen. U weet intussen ook hoe moeilijk het is om gevangenissen te bouwen. Ik denk aan de protesten in Haren, de moeilijkheden in Beveren en Dendermonde en de schadevergoedingen, waarvan de teller vandaag op 1 275 000 euro staat.

 

Vorige week was er evenwel een lichtpuntje. Uw collega Verherstraeten wist te vertellen dat op 19 maart, dus binnen elf dagen, in Beveren eindelijk de eerste spade in de grond zou kunnen worden gestoken.

 

Dat is fantastisch nieuws. Wij kunnen er eindelijk aan beginnen. Fantastisch zou u denken. De minister van Justitie zegt goed nieuws te kunnen melden, de schadevergoedingen zullen stoppen en wij zullen eraan kunnen beginnen.

 

Men heeft echter blijkbaar te vroeg gejuicht. Wat lezen wij in Het Laatste Nieuws van 6 maart? “Ik begrijp niet waarom men die gevangenis geen 80 meter kan opschuiven.” U noemt het zelfs wraakroepend.

 

De vergunning is er eindelijk. U moet zich dat eens proberen in te denken. Wij hebben vergunningen, er zijn schadevergoedingen en vertragingen alom geweest. Wij kunnen nu eindelijk beginnen en dan vraagt u zich af waarom wij die gevangenis niet kunnen opschuiven.

 

U bent minister van Justitie. Ik dacht dat u zou staan springen van blijdschap voor die vergunning. Ik begrijp niet dat u dergelijke zaken zegt. Ik vind dat heel bizar.

 

Uw collega die het goede nieuws heeft uitgebracht, heeft duidelijk uitgelegd waarom de gevangenis niet kan worden opgeschoven. Op 29 februari heeft hij gezegd dat dit tot jarenlange vertragingen zou kunnen leiden.

 

U hebt twee jaar. Dat is een korte termijn voor een geweldig ambitieus plan. Er is de jarenlange vertraging en de totale kosten kunnen stijgen. Ik denk dan nog maar aan Tilburg, dat wij bijkomend zullen moeten huren, terwijl wij die factuur nu al niet kunnen betalen.

 

Ik begrijp uw standpunt op dat vlak niet. U wil de straffeloosheid bekampen en dan zegt u dat wij weliswaar een vergunning hebben en kunnen beginnen, maar dan vraagt u zich af of die gevangenis niet wat kan worden verschoven.

 

Mevrouw de minister, wat is het nu? Was dat uw standpunt? Wat is het standpunt van de regering? Ik hoor daar immers een andere klok luiden. Zullen wij op 19 maart nu eindelijk die eerste spadesteek zien in Beveren? Zullen wij daar eindelijk aan kunnen beginnen? Zult u eindelijk werk kunnen maken van uw aanpak van de straffeloosheid of was dat een loze belofte in de krant?

 

15.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, beste collega’s, ik zal klaar en duidelijk zijn.

 

Uiteraard ben ik ontzettend blij met de gevangeniscapaciteit die erbij komt. Het vergunningenbeleid is echter een bevoegdheid van de Vlaamse regering.

 

Net zoals ik blij ben met de extra gevangeniscapaciteit – laten we hopen dat die er zo snel mogelijk komt, zodat wij werk kunnen maken van nog meer strafuitvoering en een nog meer sluitende strafuitvoering –, zeg ik ook dat de Vlaamse minister van Ruimtelijke Ordening, die tot uw partij behoort, evengoed de gevangenis een beetje had kunnen opschuiven, zodat alle mobiliteitsopties voor de grootste stad van Vlaanderen werden opengehouden.

 

Dat noemt men responsabilisering in dit land. Dat is het doel van staatshervormingen, om de verantwoordelijkheid te nemen die men kan nemen. Niet meer of niet minder.

 

Ik ben blij met de extra gevangeniscapaciteit, maar de verantwoordelijkheid voor de exacte plaats ligt nog altijd bij de Vlaamse minister van Ruimtelijke Ordening.

 

15.03  Sophie De Wit (N-VA): Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Mag ik u erop wijzen dat wij moeten wachten op de milieuvergunning en dat is niet de bevoegdheid van de minister van Ruimtelijke Ordening?

 

Mevrouw de minister, ik vraag mij af namens wie u spreekt: als Antwerpse lijsttrekker of als Vlaams oppositielid? U bent hier minister van Justitie. U wacht hier een zware taak. U hebt twee jaar de tijd voor een zeer ambitieus programma. In de plaats van commentaar te geven, aankondigingen in de pers te doen of zelfs dwars te liggen, zou u zich beter concentreren op de taak die u hier wacht en zou u misschien beter ook voorstellen doen om iets aan de strafuitvoering te doen. Wij hebben in de commissie tot op vandaag immers nog altijd geen voorstel in die zin van uw kabinet gekregen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: Ceci termine notre heure des questions.

 

Projets et propositions

Ontwerpen en voorstellen

 

16 Projet de loi modifiant la loi du 2 mars 1954 tendant à prévenir et réprimer les atteintes au libre exercice des pouvoirs souverains établis par la Constitution, en vue de modifier la zone neutre (2025/1-2)

16 Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 2 maart 1954 tot voorkoming en beteugeling der aanslagen op de vrije uitoefening van de door de Grondwet ingestelde soevereine machten, met het oog op een wijziging van de neutrale zone (2025/1-2)

 

Transmis par le Sénat

Overgezonden door de Senaat

 

Discussion générale

Algemene bespreking

 

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

 

M. Bart Somers renvoie à son rapport écrit.

 

Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)

Vraagt iemand het woord? (Nee)

 

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2025/1)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2025/1)

 

Le projet de loi compte 2 articles.

Het wetsontwerp telt 2 artikelen.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

17 Projet de loi modifiant la loi du 27 mars 2003 relative au recrutement des militaires et au statut des musiciens militaires et modifiant diverses lois applicables au personnel de la Défense (2020/1-5)

17 Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 27 maart 2003 betreffende de werving van de militairen en het statuut van de militaire muzikanten en tot wijziging van verschillende wetten van toepassing op het personeel van Landsverdediging (2020/1-5)

 

Discussion générale

Algemene bespreking

 

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

 

17.01  David Geerts, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, leden van de regering, collega’s, wij hebben onderhavig wetsontwerp besproken op 15 februari van dit jaar. Minister De Crem heeft in zijn algemene inleiding gezegd dat er voor hem drie belangrijke elementen in het wetsontwerp naar voren komen.

 

Ten eerste is er de nieuwe manier van rekruteren. Het departement hoopt met de nieuwe classificatiemethode meer laaggeschoolden binnen te halen.

 

Ten tweede wordt de beroepsprocedure bij de aanwerving afgeschaft, omdat die dan zonder voorwerp is.

 

Ten derde wordt nu vooraf gezegd dat tatoeages of piercings die gevaar kunnen opleveren bij militaire operaties, niet kunnen.

 

Vervolgens wordt het woord gegeven aan de leden. Als eerste ondervraag ik de minister of er syndicaal overleg was over het wetsontwerp. De minister antwoordt bevestigend dat het overleg eind 2009 plaatsvond en voegt eraan toe dat de gewijzigde aanwervingsprocedure voor laaggeschoolden een betere instroom mogelijk zal maken, wat goed nieuws is.

 

Vervolgens maakt mevrouw Ponthier de volgende opmerkingen. Wat het taalstelsel betreft, meent zij dat de minister een te grote autonomie heeft om buiten het taalstelsel te rekruteren. De afwijkingen zijn te breed volgens haar fractie. Ook dient haar fractie inzake de nationaliteitsvoorwaarde voor de kandidaat-militairen een amendement in.

 

Dan volgt een discussie over de bepalingen van het wetsontwerp over leden van extremistische verenigingen. Mevrouw Ponthier vraagt welke definitie daarvoor gehanteerd wordt.

 

Mevrouw Ponthier dient twee amendementen in. Het eerste amendement gaat over de afwijking van de taalvoorwaarden. Ik meen begrepen te hebben dat het amendement opnieuw zal worden ingediend in de plenaire vergadering. Ik veronderstel dat mevrouw Ponthier het straks zal toelichten. Het tweede amendement gaat over de nationaliteitsvoorwaarden. Ook dat ligt opnieuw ter stemming en ik veronderstel dat mevrouw Ponthier het straks zal toelichten.

 

Vervolgens intervenieert de heer Maertens net als mevrouw Ponthier over de taalvoorwaarden, en over het feit dat kandidaat-vrijwilligers niet meer kunnen solliciteren voor meerdere vacante betrekkingen. Net als mevrouw Ponthier vraagt hij wat de definitie is van “extremistische bewegingen”. Daarnaast intervenieert hij over de beroepscommissie en over de EU-burgers.

 

De amendementen van mevrouw Ponthier werden verworpen. Het geheel van het wetsontwerp werd met unanimiteit aangenomen, met uitzondering van de onthouding van mevrouw Ponthier.

 

17.02  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, het wetsontwerp dat vandaag ter bespreking ligt, is eigenlijk ingevuld met een aantal bepalingen die tot doel hebben het wervings- en selectieproces te verbeteren. Uiteraard ondersteunt ook onze fractie alle initiatieven die ondernomen worden om de wervings- en selectieprocedure te bevorderen. Een aantal van de bepalingen kan bijgevolg zeker op onze steun rekenen, zoals de bepalingen in verband met de sollicitaties voor een vacature in dezelfde personeelscategorie of de invoering van het psychometrisch model als classificatiemethode voor de sollicitant-vrijwilligers.

 

In een aantal bepalingen kan onze fractie zich echter niet vinden. Ik heb die al kort aangehaald in de commissie. Ik maak van de gelegenheid gebruik om daarbij wat toelichting te geven. Een eerste bepaling waarmee onze fractie een probleem heeft, is de bepaling in artikel 4 van het ontwerp. Het artikel heeft tot doel te kunnen afwijken van de algemene regel die een wervingssessie aan een bepaald taalstelsel bindt. De bedoeling is dat er in uitzonderingen kan worden voorzien door het openen van een vacature zonder dat een taalstelsel wordt vastgesteld, wanneer er een bijzondere werving dient te gebeuren waarbij een zeer specifieke behoefte moet worden ingevuld en het behoren tot een bepaald taalstelsel ondergeschikt is aan de technische hoedanigheden.

 

Het voorstel luidt als volgt: “De minister mag zich evenwel onthouden het taalstelsel van de vacatures van een wervingssessie van de bijzondere werving te bepalen indien hij oordeelt dat het beperkte aantal vacatures van deze sessie het rechtvaardigt.” Onze fractie kan het voorstel tot wijziging principieel misschien wel steunen, gezien de nood aan een specifieke functie, maar u moet toch toegeven, mijnheer de minister, dat de bepaling voor precedenten kan zorgen die vragen oproepen. U gaf in uw toelichting een aantal voorbeelden waarvoor de wijziging gebruikt zou kunnen worden, zoals geneesheer-specialist en muzikant, maar eigenlijk zijn de functies totaal niet afgelijnd. In principe kan de wijziging, volgens de wettekst, voor alle functies worden toegepast.

 

Mijnheer de minister, wij willen u nog het voordeel van de twijfel geven, maar u blijft natuurlijk niet eeuwig minister van Landsverdediging.

 

De eerlijkheid gebiedt ons om te zeggen dat onze fractie iets minder vertrouwen heeft in een eventuele Franstalige opvolger. Hierbij rijst de vraag wat het criterium is op basis waarvan een minister oordeelt of de situatie zo’n uitzondering wel rechtvaardigt. Dat staat nergens gedefinieerd. De openstelling van een vacature zonder dat het taalstelsel wordt vastgesteld, vormt een uitzondering. Zo staat het in uw toelichting, maar dat vinden we niet terug in de wettekst. Wij dienen in de commissie dus een amendement in waarin wordt bepaald dat de minister in voorkomend geval zijn oordeel schriftelijk dient te motiveren en voor advies dient voor te leggen aan de Vaste Commissie voor Taaltoezicht, die belast is met de controle op het gebruik der talen bij het leger.

 

Een tweede opmerking betreft artikel 7. Met het betreffende artikel wenst u het wervingsveld uit te breiden. Als eerste wijziging wenst u artikel 8 van de basiswet, dat handelt over de hoedanigheid van kandidaat-militair, aan te passen. De formulering waarin staat dat een kandidaat-militair Belg moet zijn of burger van een lidstaat van de Europese Unie, zou worden gewijzigd in “Belg zijn of burger van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte of van de Zwitserse Bondsstaat”. De Raad van State haalt hieromtrent aan dat die bepaling niet verenigbaar is met artikel 10, tweede lid van de Grondwet. Dat lid bepaalt dat alleen Belgen tot de burgerlijke en militaire bedieningen benoembaar zijn. De Grondwet beperkt dus de toegang tot de krijgsmacht tot personen met de Belgische nationaliteit. Zoals ik u reeds heb gezegd, heeft de Raad van State hierop in het verleden ook al gewezen, onder meer in 2002 en in 2006, naar aanleiding van de wijziging van de wet betreffende het statuut van de militairen van het actief kader van de krijgsmacht.

 

Om het ontwerp dat nu voorligt uit te voeren, zou u in principe eerst de Grondwet moeten aanpassen. Maar wat zegt u? U zegt: ach, die Grondwet, wat is dat eigenlijk? Wij volgen de Raad van State niet en voeren de bepalingen in die wij willen. U legt het advies van de Raad van State dus simpelweg naast zich neer.

 

Uw voorganger, Kamervoorzitter Flahaut, deed in 2007 bij de wijziging van de wet betreffende het statuut van de militairen hetzelfde. Ook hij legde het advies van de Raad van State naast zich neer. Onze fractie diende toen een amendement in. Wij zullen dat dadelijk opnieuw doen, net als in de commissie, want wij zijn consequent. Wat blijkt? Mijnheer de minister, u diende in 2007 ook een amendement in en volgde toen dus wel de Raad van State. U diende identiek hetzelfde amendement in als het Vlaams Belang.

 

Ik heb het hier bij mij. Het gaat om amendement nr. 23 van de heren De Crem en Kelchtermans. U voerde toen oppositie tegen uw voorganger, de heer Flahaut, en u doet nu precies hetzelfde als hij toen. In de commissie vraagt u om tegen uw eigen amendement te stemmen. Mijnheer de minister, dat is op zijn minst vreemd en zeker niet consequent.

 

Wat deze bepaling betreft, zullen wij ons amendement ook opnieuw indienen. Nogmaals vragen wij om de woorden waarvan sprake weg te laten. Bijgevolg vragen wij om uitsluitend personen met de Belgische nationaliteit toe te laten tot de krijgsmacht. Ter zake verschillen wij trouwens van mening met de andere oppositiepartij, de N-VA.

 

Last but not least, de bepaling waarin de mogelijkheid wordt opgenomen om kandidaat-militairen te laten screenen op hun eventuele lidmaatschap bij zogenaamde extremistische bewegingen. Dit zou gebeuren op advies van het stafdepartement Inlichting en Veiligheid, enerzijds op basis van de lijst van sollicitanten en anderzijds op basis van de ledenlijst van extremistische bewegingen. Een dergelijk lidmaatschap zou, zo motiveert u in uw ontwerp, in conflict zijn met de rechten en plichten van elke militair. De persoon in kwestie mag zich niet inlaten met enige werkzaamheid die in strijd is met de Grondwet en met de wetten van het Belgische volk.

 

Tijdens de commissie heb ik hieromtrent volgende bijkomende inlichtingen gevraagd. Welke zijn deze extremistische bewegingen? Bestaat hiervan toch een lijst? In het verleden werd dit door de ministers van Justitie steeds ontkend of werd daaromtrent rond de pot gedraaid. Op een vraag van onze fractie in een vorige legislatuur werd door de toenmalige minister van Justitie uitgelegd hoe het begrip extremisme precies moet worden gedefinieerd. Het antwoord luidde als volgt, en ik citeer uit de vragen en antwoorden van 12 februari 2001: “Het begrip extremisme wordt als volgt opgevat: racistische, xenofobe, anarchistische, nationalistische, autoritaire of totalitaire opvattingen of bedoelingen, ongeacht of deze van politieke, ideologische, confessionele of filosofische aard zijn.”

 

Collega’s, u hebt het goed gehoord, het betreft nationalistische opvattingen ongeacht of deze van politieke aard zijn. Ik heb toen gevraagd of dit ook het lidmaatschap van een politieke partij betreft die het Belgische regime bedreigt. U hebt mij aangeraden deze vraag te stellen aan uw collega, de minister van Justitie, mevrouw Turtelboom. Dit heb ik gisteren gedaan. Zij antwoordde dat er inderdaad lijsten bestaan waarop zogenaamde extremistische bewegingen vermeld staan. Dat is een primeur en wij zijn blij om dit nieuws eindelijk te vernemen.

 

De minister voegt eraan toe dat die lijst enkel intern mag worden gebruikt en dat zij jaarlijks wordt geactualiseerd door de minister van Binnenlandse Zaken, na advies van de Veiligheid van de Staat en het departement van Defensie. Zij antwoordde ook dat deze lijst, ingevolge de privacywetgeving, niet mag worden gebruikt bij de screening van kandidaat-militairen.

 

Onze fractie vraagt zich af hoe u zo’n bepaling in uw wetsontwerp verantwoordt. Welk nut heeft het om de bepaling überhaupt over te nemen als uw eigen regeringspartner zegt dat u de bepaling wettelijk gezien niet mag uitvoeren?

 

Wij willen u helpen. Onlangs hoorde ik dat iedereen recht heeft op een tweede kans om tot inzicht of tot inkeer te komen. Wij dienen een amendement in waarin wij vragen deze specifieke bepaling uit het ontwerp te lichten. Ze is overbodig en dus laat u ze beter weg.

 

Ons inziens hangt uw wetsontwerp met haken en ogen aan elkaar. Er is een tegenspraak met de Raad van State en ze is op bepaalde vlakken zelfs onwettig. U begrijpt dan ook dat onze fractie dit ontwerp onmogelijk kan goedkeuren.

 

17.03  Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, het voorliggend wetsontwerp is in wezen zeer goed. Het kan een oplossing bieden voor het huidige tekort aan kandidaat-vrijwilligers, de soldaten dus, zeker in Vlaanderen. Met het wetsontwerp wil Defensie specifiek voor die sollicitant-vrijwilliger een betere en efficiëntere werving invoeren. Het zogenaamde psychometrisch model is meer op competenties gericht dan op het pure intellectueel potentieel van de sollicitant. Dat is een goede zaak. Dat is ook door alle fracties in de commissie benadrukt.

 

In principe zou ik vandaag zelfs niet interveniëren. Uit nieuwsgierigheid ging ik toch eens kijken in het verslag van de commissie voor de Justitie van gisteren. Collega Ponthier heeft het al aangehaald dus ik vrees voor u dat ik een klein beetje in herhaling zal vallen. Ik doe het toch, omdat de screening van sollicitanten op lidmaatschap van zogenaamde extremistische bewegingen een heel pertinente discussie is. Als we het wetsontwerp lezen, zien we op het eerste gezicht weinig problemen. Er staat als voorwaarde waaraan de sollicitant moet voldoen het volgende: "In voorkomend geval mag er geen negatief veiligheidsadvies gegeven zijn door het stafdepartement Inlichtingen en Veiligheid, ADIV, afgeleverd op basis van een veiligheidsverificatie overeenkomstig de wet van 11 december 1998" enzovoort.

 

Op zich is er dus niet meteen een probleem, maar in uw memorie van toelichting staat zeer expliciet dat Defensie voor de screening van sollicitanten de lijst van sollicitanten naast de lijst van bestaande extremistische bewegingen gaat leggen. Dat roept al wat meer vragen op. Wij hebben het daarover ook al gehad in de commissie, en ik heb u toen gevraagd welke die bewegingen zijn. Dat zou ik graag weten. U verwees toen naar uw collega van Justitie en naar het Comité I. Uiteraard zullen wij onze mensen de vraag aldaar laten stellen.

 

In haar antwoord op de mondelinge vraag van collega Ponthier zegt minister Turtelboom zeer duidelijk dat die lijsten bestaan en dat ze ingevolge de privacywetgeving niet bij de screening van kandidaat-militairen kunnen worden gebruikt, en dat de lijst alleen bestemd is voor doeleinden van de burgerlijke politie. Daarbij stel ik mij heel wat vragen, mijnheer de minister.

 

Volgens mij zijn er twee mogelijkheden. Minister Turtelboom zegt dat wat u in uw memorie van toelichting bij uw wetsontwerp opneemt, onwettig is. Ofwel weten u en Defensie niet dat deze praktijk die – laten wij eerlijk zijn – al jaren aan de gang is, niet wettig is en dan moet de memorie van toelichting minstens worden aangepast aan de realiteit en aan de wettelijkheid. Ofwel weten u en Defensie wel dat wat u voorstelt onwettig is en dan betreedt u de weg van de onwettigheid.

 

Mijnheer de minister, het is het een of het ander. Ik stel voor om dit wetsontwerp terug te trekken en het opnieuw in de commissie ter bespreking voor te leggen, zodra u in de regering overeenstemming hebt bereikt over wat wel en niet wettig is.

 

17.04 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, geachte collega’s, ik wens de heer Geerts te bedanken voor zijn verslag, alsook de heer Maertens en mevrouw Ponthier voor het commentaar bij dit wetsontwerp.

 

Un nouveau modèle de classification est introduit pour le postulant volontaire. Dans ce nouveau modèle, le potentiel intellectuel n'est plus le critère décisif. L'agrément du postulant résultera désormais de la confrontation du profil de compétences du postulant avec celui requis pour suivre avec succès un cycle de formation.

 

Het is dus belangrijk om te vermelden dat de opheffing van de beroepsprocedure tegen een beslissing met betrekking tot het toekennen van een vacature in deze personeelscategorie het gevolg is van de wijziging van de toewijzingsmethode waarin het aspect beraadslaging volledig wegvalt. Verder wordt een bepaling toegevoegd die toelaat te vermijden dat een sollicitant zich op de dag van zijn inlijving aanmeldt met tatoeages of piercings die een gevaar opleveren bij het gebruik van militaire uitrusting en materieel of die afbreuk zouden kunnen doen aan de eer of waardigheid van de staat als militair.

 

Dan zijn er een aantal specifieke vragen die door mevrouw Ponthier en de heer Maertens naar voren zijn gebracht. Ik zou het eerst willen hebben over het lidmaatschap van extremistische bewegingen, waarnaar mevrouw Ponthier en de heer Maertens hebben verwezen. Veiligheid, orde en tucht zijn bij deze beschouwingen centraal gebleven. U zult het met mij eens zijn dat er geen extremisme kan geduld worden in de rangen van de Belgische Defensie. Mevrouw Turtelboom, de collega van Justitie, heeft gisteren in de commissie voor de Justitie een aantal antwoorden ter zake gegeven. Ik zal vandaag enkele bijkomende beschouwingen maken die daarbij aansluiten.

 

Er bestaat verwarring omtrent lijsten. Voor alle duidelijkheid, Defensie zal zich niet baseren op lijsten van Binnenlandse Zaken die opgesteld zijn voor doeleinden van bestuurlijke politie. Anderzijds informeren inlichtingendiensten zich in het raam van hun opdrachten uiteraard over organisatie, organiseren en organisaties en over doelstellingen en activiteiten van extremistische groeperingen en hun leden. Dat is waar het hier om draait. Ik heb geen enkele behoefte om daarover verwarring te laten bestaan. Wat het kennisnemen van geclassificeerde informatie betreft, dien ik te verwijzen naar de wettelijke regelingen die ter zake bestaan. Wat de ingewonnen adviezen betreft, verwijs ik naar het parlementair dossier dat we ten overvloede hebben kunnen bespreken in de commissie.

 

De nieuwe bepaling inzake sollicitanten bij Defensie houdt rekening met het advies van de afdeling Wetgeving van de Raad van State die de rechtsgrond, de bevoegdheid en de voorafgaandelijk te vervullen formaliteiten heeft onderzocht en ook met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, zoals deze wordt gewaarborgd in artikel 8 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en in ons nationaal recht.

 

Een belangrijke garantie is verder dat ook bij de uitvoering van deze machtgeving door de wetgever de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid onder het toezicht zal staan van het Vast Comité van Toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten dat, zoals u weet, in zijn opdrachten wordt begeleid door een specifieke Senaatscommissie.

 

Gelet op haar specifieke opdracht en de gebruikelijke vergadermodus is deze Senaatscommissie het geschikte forum om de uitvoering van deze nieuwe bepaling op te volgen. Ik verwijs naar de uitzonderingsbepalingen in de privacywetgeving die u niet onbekend zullen zijn.

 

Ik herhaal mijn voorstellen met betrekking tot de extremistische bewegingen, die ik in de commissie voor de Landsverdediging naar voren heb gebracht, hoewel ik meen te mogen zeggen dat deze binnen Defensie geen onoverkomelijk probleem vormen, noch wat aanwezigheid betreft, noch wat kwalificatie betreft.

 

Een aantal vragen werd gesteld door de collega’s Maertens en Ponthier. De eerste hadden betrekking op het verbod voor een kandidaat om te solliciteren in een aantal personeelscategorieën. Ik weet niet of collega Maertens wenst dat ik daaromtrent nog een toelichting geef.

 

Ik kan wel iets zeggen dat niet in de commissie werd aangehaald. We hebben wel gesproken over het psychometrische model. Ik wil enige zaken toevoegen met betrekking tot de afschaffing van de beroepsprocedure tegen een beslissing tot toewijzing van een vacature.

 

De afschaffing van de beroepsprocedure tegen de beslissing tot toewijzing van een vacature is ingegeven door het feit dat er actueel voldoende verhaalmogelijkheden zijn ingebouwd voor alle proeven die door sollicitanten worden afgelegd in het raam van het sollicitatieproces.

 

Het gaat over herziening en hertesting, zodat een beroepsmogelijkheid tegen de finale beslissing betreffende de toewijzing van een vacature niet langer nodig is. Beroep aantekenen bij de Raad van State blijft natuurlijk nog steeds een mogelijkheid.

 

Het aantal beroepen dat tegen de beslissing tot toewijzing van een vacature werd ingediend, blijkt uit de volgende cijfers. In 2008 waren er drie officieren, elf onderofficieren en zevenentwintig vrijwilligers. In 2009 waren er nog een officier, zes onderofficieren en drie vrijwilligers.

 

Er zijn heel weinig beroepen die hebben geleid tot een herziening van de beslissing tot toewijzing van een vacature. Dat was gemiddeld 0,15 % over vier jaar. Voor 2011 heeft bijvoorbeeld geen enkel beroep hiertoe aanleiding gegeven.

 

Dit toont aan dat de verhaalmogelijkheden die bestaan na elke proef en die in de loop van het wervingsproces zijn vastgelegd, volwaardige alternatieven zijn.

 

Ik kom ten slotte tot de rekrutering en de attritie van de buitenlandse militairen. In de commissie en vandaag in de plenaire vergadering werden ter zake vragen gesteld over de aantallen. Het aantal niet-Belgische sollicitanten, burgers van de Europese Unie, dat werd aangeworven per personeelscategorie bedraagt sinds 2004 gemiddeld voor de officieren 3 aanwervingen op 27 sollicitanten, voor de onderofficieren 3 aanwervingen op 28 en voor de vrijwilligers 19 op 133. De meeste, niet-Belgische sollicitanten, burgers van de Europese unie, zijn afkomstig uit buurlanden zoals Frankrijk, Nederland, Duitsland of het Groothertogdom Luxemburg, gevolgd door Italië, Spanje en Portugal. We werken hier natuurlijk met de wet van de kleine getallen.

 

Het bestaan van de taalproeven over de tweede landstaal maakt dat het aantal aanwervingen voor een vacature van officier en onderofficier zeer gering is. De niet-Belgen, burgers van de Europese Unie, vertegenwoordigen historisch 2 tot 4 % van de sollicitanten. Wat het vertrek tijdens de vorming betreft, wordt sinds 2004 een gemiddelde van 55 % vastgesteld voor de kandidaten die niet-Belg zijn, terwijl het globale gemiddelde 43 % bedraagt. Daar het een beperkte populatie betreft, is het gevaarlijk om hieruit conclusies te trekken of enige extrapolatie te maken.

 

Ik meen, mijnheer de voorzitter en collega’s, dat ik hiermee een antwoord heb gegeven op vragen, bemerkingen en eventuele amenderingen betreffende dit wetsontwerp.

 

17.05  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u geeft hier een meer uitgebreide uitleg over een aantal bepalingen die in het ontwerp worden opgesomd. Ik wil toch even repliceren op wat u zegt over de lijsten van extremistische bewegingen.

 

U zegt hier duidelijk dat u zich niet beroept op lijsten die opgesteld worden door Binnenlandse Zaken. Ik heb gisteren van de minister van Justitie vernomen dat die lijsten worden bepaald na advies van onder meer de Veiligheid van de Staat en de diensten van Defensie. Ik vraag mij dan ook af waarop u doelt. Baseert u zich dan op andere lijsten? Zo ja, welke? Ik weet dat u als minister van Landsverdediging geen details kunt geven over de inhoud van die lijsten. Ik moet daarvoor bij uw collega van Justitie zijn. Ik wil echter weten of u zich dan op andere lijsten baseert. Wat u nu probeert te zeggen is immers heel onduidelijk.

 

Ik heb gisteren vernomen dat er lijsten bestaan en dat die niet mogen worden toegepast om kandidaat-militairen te screenen. Ik heb dit kunnen vernemen van uw collega.

 

17.06  Bert Maertens (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik treed u uiteraard bij als u zegt dat veiligheid centraal moet staan en dat extremisten geen plaats hebben in het leger. Perfect! Wij steunen dit volmondig.

 

Organisaties of leden van organisaties als Blood & Honour, Sharia4Belgium en dergelijke, horen niet thuis in het leger. Er circuleren echter heel wat wilde, maar ook hardnekkige geruchten dat op de lijst ook lidmaatschappen van politieke partijen terug te vinden zijn, zelfs tot de lokale afdeling van het Davidsfonds. Ik weet niet of dat klopt; ik vraag het u alleen maar.

 

U zegt zelf dat Defensie eigen lijsten gebruikt, dat Defensie niet de lijsten gebruikt van de politie. Daarbij vraag ik mij af waarom u zich achter de paraplu verschuilt en waarom u de lijst met verenigingen die daartoe behoren, niet wilt geven. Als het dan toch een intern document of werkinstrument van Defensie is, dan zou u dat als minister van Defensie probleemloos moeten kunnen overhandigen. In de commissievergadering hebt u zelfs gezegd dat u niet kunt bevestigen dat die lijsten zouden bestaan, terwijl u er wel naar verwijst in uw wetsontwerp. Soit, quod non.

 

Volgens mij hebben Defensie en uw wetsontwerp enkel baat bij transparantie over die zaak. Ik vind dat er onvoldoende transparantie is. Er hangt te veel onduidelijke, laaghangende bewolking over dit wetsontwerp, over die bepaling. Dat betreur ik ten zeerste. Ik denk dat dit de kwaliteit van uw wetgevend werk niet ten goede komt.

 

Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles. Le texte corrigé par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (2020/4)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie verbeterde tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (2020/4)

 

Le projet de loi compte 16 articles.

Het wetsontwerp telt 16 artikelen.

 

*  *  *  *  *

Amendements déposés ou redéposés:

Ingediende of heringediende amendementen:

 

Art. 4

  • 1 - Annick Ponthier (2020/2)

Art. 7

  • 2 - Annick Ponthier (2020/2)

  • 3 - Annick Ponthier (2020/5)

*  *  *  *  *

 

La discussion des articles est close. Le vote sur les amendements et les articles réservés ainsi que sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over de aangehouden amendementen en artikelen en over het geheel zal later plaatsvinden.

 

*  *  *  *  *

 

Besluit van de artikelsgewijze bespreking:

Conclusion de la discussion des articles:

Réservé: le vote sur les amendements et les articles 4 et 7.

Aangehouden: de stemming over de amendementen en de artikelen 4 en 7.

Artikel per artikel aangenomen: de artikelen 1 - 3, 5 - 6, 8 - 16.

Adoptés article par article: les articles 1 - 3, 5 - 6, 8 - 16.

*  *  *  *  *

 

18 Proposition de loi modifiant la réglementation en ce qui concerne la lutte contre l'écart salarial entre hommes et femmes (1675/1-9)

18 Wetsvoorstel tot wijziging van de regelgeving wat de bestrijding van de loonkloof tussen mannen en vrouwen betreft (1675/1-9)

 

Proposition déposée par:

Voorstel ingediend door:

Maya Detiège, Valérie Déom, Sonja Becq, Meyrem Almaci, David Clarinval, Zoé Genot, Lieve Wierinck, Marie-Martine Schyns

 

Discussion générale

Algemene bespreking

 

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

 

M. De Clercq, rapporteur, n'est pas présent. Il s'est excusé. Mme Schyns fera rapport et poursuivra avec son intervention.

 

18.01  Marie-Martine Schyns, rapporteur: Monsieur le président, chers collègues, la problématique de l'écart salarial est arrivée en discussion à la Chambre grâce au dépôt de plusieurs propositions de loi. Celles-ci ont été examinées par le comité d'avis pour l'Émancipation sociale.

 

Une proposition de loi émanait de Mmes Becq et Fonck, une autre de Mme Detiège, une autre de Mme Déom, une autre encore de Mmes Fonck et Becq, toutes relatives à l'écart salarial entre les femmes et les hommes. Elles visaient à traiter les discriminations, à ventiler les rubriques du bilan social en instituant un rapport et un plan pour l'égalité des chances entre les femmes et les hommes.

 

Diverses propositions de résolution avaient aussi été déposées. Finalement, le comité d'avis a décidé de travailler sur base de propositions de loi. Il a organisé des auditions, dont je ne vous donnerai pas le rapport complet ici. Je me contenterai de vous citer les personnes que nous avons eu l'occasion d'entendre, qui ont en grande partie justifié la proposition de loi que nous voterons aujourd'hui.

 

Parmi les personnes entendues, la ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, la représentante de l'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes, les représentants de la FGTB et de la CSC, les représentants de la FEB, de l'UCM et de l'UNIZO, la représentante du ministère de l'Égalité des chances du Grand-Duché de Luxembourg, le représentant de l'Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving de la KUL, le Nederlandstalige Vrouwenraad et le Conseil des femmes francophones de Belgique, ainsi que les représentants de la Banque-Carrefour.

 

Suite à toutes ces auditions, la solution était de coordonner les diverses propositions et de s'accorder sur un texte commun. La proposition de loi que nous voterons est donc bien le fruit d'un travail collectif. D'ailleurs, on n'en attendait pas moins pour un tel sujet.

 

Cette proposition présente quatre nouvelles mesures. Premièrement, certaines rubriques du bilan social devront être ventilées en fonction du genre. Deuxièmement, la différence de rémunération et la classification de fonctions neutres sur le plan du genre doivent devenir des thèmes permanents de la concertation sociale, avec la mise en place d'une procédure de contrôle auprès du SPF Emploi. Troisièmement, les entreprises occupant en moyenne au moins 50 travailleurs devront remettre tous les deux ans un rapport sur la structure de rémunération de l'entreprise. Enfin, les entreprises pourront décider de manière facultative de désigner un médiateur parmi les membres du personnel.

 

Ensuite, les différents avis de la FEB, de la Commission de la protection de la vie privée et des syndicats ont été pris en compte lors de la dernière réunion du comité d'avis, le 15 février, ce qui a permis de voter lors de cette séance.

 

Le vote en commission des Affaires sociales s'est déroulé la semaine dernière. Et aujourd'hui, nous nous retrouvons pour le vote en séance plénière.

 

Je voudrais remercier tous les collègues qui ont collaboré à cette proposition, à savoir Mmes Detiège, Déom, Becq, De Block et Genot, qui en sont les coauteurs, ainsi que le seul homme qui nous a soutenues – je ne dirais pas supportées! – pendant ces débats, M. Clarinval.

 

Voici qui conclut ce rapport, monsieur le président. J'ai essayé d'être assez brève et je tenterai de l'être tout autant pour la présentation de la position de mon groupe que j'aborde à présent.

 

L'écart salarial n'est pas un mythe. Le dernier rapport de l'Institut pour l'égalité des hommes et des femmes, publié le 21 février 2012, montre que l'écart salarial sur base du salaire horaire reste de 10 %. Et encore, ce chiffre ne doit pas faire oublier que, selon les statuts, de plus grandes différences existent: 25 % pour les employés, 17 % pour les ouvriers dans le secteur privé. C'est donc une inégalité persistante qu'il convient de combattre.

 

Pour notre groupe, il était essentiel d'agir à trois niveaux. Tout d'abord, au niveau interprofessionnel, il faut que la classification des fonctions neutres sur le plan du genre devienne un thème permanent de la concertation sociale. Ensuite, au niveau sectoriel, les commissions paritaires doivent être soutenues dans ces démarches de concertation sociale. Enfin, au niveau des entreprises, nous demandons l'obligation de publier un rapport annuel et un plan d'égalité des chances ainsi que de modifier le bilan social. Nous avons activement collaboré à l'élaboration de la proposition de loi et nous la soutenons pleinement.

 

J'aurais souhaité rappeler que les objectifs du travail étaient de respecter un équilibre afin de prendre des mesures efficaces pour des avancées réelles, pour plus de transparence au niveau des différences de salaires, pour éviter du surcharger les entreprises dans la mesure du possible – et nous y avons veillé –, pour garantir le respect de la vie privée et pour assurer une cohérence avec les législations qui existaient déjà en matière de concertation sociale et de lutte contre les discriminations.

 

Finalement, il faut souligner que cette proposition reprend également différentes recommandations au niveau européen. D'ailleurs, les conclusions du Conseil européen du 6 décembre 2010 invitent les États membres à prendre des mesures en vue d'assurer une plus grande transparence dans les salaires et de promouvoir la classification neutre des fonctions. Des mesures comme les nôtres sont prises dans d'autres pays européens, notamment en Suède ou en France.

 

Nous votons aujourd'hui une nouvelle loi qui est un pas sur le chemin de l'égalité des hommes et des femmes. Il reste néanmoins du chemin à parcourir. Le cdH continuera à être attentif à d'autres défis: l'amélioration de la conciliation entre la vie de famille et le travail, la lutte contre le plafond de verre, le travail précaire ou encore les stéréotypes.

 

Je vous remercie pour le travail accompli.

 

Président: André Frédéric, vice-président.

Voorzitter: André Frédéric, ondervoorzitter.

 

18.02  Miranda Van Eetvelde (N-VA): Mijnheer de voorzitter, geachte collega’s, het is vandaag Internationale Vrouwendag. Het is evident dat de N-VA gendergelijkheid belangrijk vindt. Ook de N-VA wil gelijk loon voor gelijk werk. Werknemers die dezelfde job doen, moeten hetzelfde loon krijgen. Dat staat buiten kijf. Een verschil in verloning op basis van het geslacht is onaanvaardbaar. Dat moet duidelijk zijn.

 

Ik wil erop wijzen dat België het met betrekking tot de loonkloof niet zo slecht doet. In een recent rapport van de OESO stond dat België het derde beste land is, na Noorwegen en Hongarije.

 

Uiteraard is 8,9 % voor ons nog steeds te veel, maar het bewijst dat de situatie niet dramatisch is.

 

Bovendien veroorzaken tal van factoren de verschillen in verloning, onder meer op het vlak van werkgelegenheid, de individuele onderhandelingen met de werkgever, of nog de opleidingen die vrouwen volgen en zelfs het culturele rollenpatroon. Zo werken vrouwen meer dan mannen in zachte sectoren, waar de lonen lager liggen. Ze werken meer deeltijds met minder kans op een carrière en bij loonsonderhandelingen spelen voor hen vaak andere prioriteiten mee zoals de combinatie werk-gezin.

 

Vaak dwingen externe factoren vrouwen om niet voluit voor hun carrière te gaan. Dat is wat moet veranderen. Dat kunnen we niet realiseren met onderhavig wetsvoorstel. Daarvoor is een mentaliteitswijziging nodig en dat moet groeien.

 

Het wetsvoorstel grijpt slechts op een klein aantal factoren in en zal dus een kleine bijdrage leveren tot het dichten van de loonkloof. Zelfs nadat de tekst is goedgekeurd, zullen de loonsverschillen blijven bestaan. We mogen dus niet de illusie creëren dat het voorstel alles oplost.

 

Aan de totstandkoming van het wetsvoorstel zijn heel wat werkzaamheden voorafgegaan. Er werden hoorzittingen in het Adviescomité voor de Maatschappelijke Emancipatie georganiseerd. De N-VA heeft er steeds op aangedrongen dat ook de werkgevers hier zouden worden gehoord, zodat wij een evenwichtig en genuanceerd verhaal zouden krijgen. Uit die werkzaamheden kwam het voorliggend wetsvoorstel voort.

 

Het voorstel bevat voor ons twee aanbevelingswaardige maatregelen. Ten eerste, om de loonkloof aan te pakken, moet ze eerst in kaart worden gebracht. Daarom worden de loongegevens op de sociale balans naargelang van het geslacht gesplitst. De overheid krijgt hiermee per bedrijf een beter zicht op de verschillen. De N-VA is voorstander van die gegevensverzameling.

 

Ten tweede wordt de loonkloof een vast thema in het sociaal overleg. Ook dat juichen wij toe. Het is in de eerste plaats de taak van de sociale partners te waken over correcte loonsystemen.

 

Waarmee wij wel een probleem hebben, is de aanstelling van een bemiddelaar die verantwoordelijk wordt voor de klachtenbehandeling. Bedrijven hebben immers al genoeg personen in huis die die taak kunnen opnemen, bijvoorbeeld de personeelsverantwoordelijke, de vakbondsafgevaardigde of de vertrouwenspersoon. Zij zijn zeer goed geplaatst om dergelijke klachten aan de directie door te geven.

 

De invoering van de maatregel is misschien vrijblijvend, maar het is duidelijk dat in de praktijk de druk om een bemiddelaar aan te stellen, groot zal zijn. Het betekent een extra taakbelasting voor de bedrijven en een lastenverhoging voor onze ondernemers. Zelfs het ACV erkent dat de bemiddelaar het normale overleg over loon- en arbeidsvoorwaarden vaak dreigt te doorkruisen. Het lijkt ons veeleer te gaan om een symboolfunctie zonder echte meerwaarde. Daar heeft het dossier echt geen nood aan.

 

De N-VA wil echter constructief omgaan met het wetsvoorstel. Wij zullen dan ook opnieuw ons amendement indienen om de artikels over de bemiddelaar uit het voorstel te schrappen. In dat geval willen wij het voorstel gerust steunen. Indien die artikels niet geschrapt worden, zullen wij ons onthouden bij de stemming over het wetsvoorstel.

 

Uiteraard moet gelijk werk gelijk beloond worden, dat is evident. De historische strijd voor gendergelijkheid verdient echter beter dan dat op een symbolische datum een symbolisch wetsvoorstel wordt goedgekeurd. Echte gendergelijkheid begint immers bij de mentaliteit en bij de houding van de betrokken mannen en vrouwen tegenover elkaar.

 

18.03  Valérie Déom (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, l'égalité salariale entre les femmes et les hommes, c'est une question récurrente. On en parle depuis longtemps en Belgique mais aussi aux niveaux européen et international. En parler, c'est bien; agir, c'est encore mieux!

 

Aujourd'hui, pour la première fois depuis un certain nombre d'années, une proposition concrète, destinée à combattre de manière effective l'écart salarial entre les femmes et les hommes de notre pays, est soumise au vote de notre assemblée. Bien sûr, le principe de l'égalité entre les hommes et les femmes et, en particulier, celui de l'égalité salariale, est défendu depuis des décennies. Bien sûr, les initiatives législatives en la matière ont déjà vu le jour et, heureusement, des progrès ont été réalisés. Cependant, comme cela a déjà été dit, l'écart salarial entre les hommes et les femmes persiste et on ne peut le tolérer. Ce texte est donc une avancée importante que nous attendions, ainsi que beaucoup de femmes, depuis longtemps.

 

Le comité Émancipation sociale que je préside a ainsi décidé, voici un peu plus d'un an maintenant, de rendre un avis d'initiative concernant justement cette problématique de l'écart salarial entre les femmes et les hommes à l'attention de la commission des Affaires sociales. En fait, il faut le dire, des propositions de mon groupe, le PS, mais également d'autres groupes étaient déjà sur la table. Il s'agissait vraisemblablement d'une évidence pour bon nombre d'entre nous de devoir travailler sur ce thème. Il fallait évidemment aboutir mais aboutir à une proposition qui ait du sens et qui puisse être un véritable levier pour supprimer cet écart salarial sans évidemment bloquer le développement économique de nos entreprises.

 

J'insiste sur le fait que ce texte est véritablement le fruit d'un travail collectif. En qualité de cosignataire du texte et surtout de présidente du comité Émancipation sociale, je voudrais remercier l'ensemble des groupes politiques qui ont participé de manière tout à fait constructive au débat. Le projet aujourd'hui sur la table n'est pas un compromis mou. Il est fort et sera, je l'espère, efficace. Encore une fois, merci à tous les membres du comité Émancipation sociale.

 

Nos réunions furent nombreuses. Nous avons procédé à de nombreuses auditions et nous y sommes arrivés. Même si on a quelque peu accéléré la cadence sans dénaturer la qualité, ce travail aboutissait un jeudi en séance plénière. Le 8 mars de cette année tombait un jeudi. Au-delà de l'efficacité, c'était une symbolique importante de voir aboutir ce texte aujourd'hui.

 

Comme on l'a rappelé, même si nous ne sommes pas un mauvais élève sur le plan européen – je ne dirai pas que la Belgique est un bon élève car tant qu'il y aura un écart salarial, on ne sera pas bon –, même si les chiffres diffèrent selon les études et les méthodes de calcul, même si certains essaient de nous faire croire que cette problématique n'existe pas ou est limitée, l'écart salarial entre les hommes et les femmes est et reste une réalité.

 

La part de cet écart salarial qui ne peut pas être expliquée de manière objective est aussi une réalité!

 

La discrimination salariale fondée uniquement sur le sexe persiste. Le principe "à travail égal, salaire égal", déjà consacré en 1957 par le Traité de Rome, n'est lui par contre toujours pas une réalité et ce, plus d'un demi-siècle plus tard. C'est inacceptable!

 

Les conséquences pour les femmes de l'inégalité salariale sont immédiates en termes de sommes perçues à la fin du mois mais elles se manifestent également tout au long de leur vie. Les femmes sont ainsi injustement exposées à un risque de pauvreté accru pendant leur vie active mais aussi au moment de leur retraite puisque leur pension sera calculée sur la base de ce qu'elles ont gagné pendant leur vie active et sera donc, de facto, moins élevée.

 

Les derniers chiffres sont éloquents. En moyenne en Belgique, un homme perçoit 950 euros de pension. C'est encore trop peu mais la moyenne pour une femme est de 650 euros. Personne ne sait vivre aujourd'hui avec cette somme!

 

Selon les chiffres déjà rappelés, l'écart salarial varie entre 10 % et 23 % sur la base d'un salaire annuel brut, tous secteurs confondus et indépendamment de la durée de travail. L'écart est encore plus élevé si l'on tient compte du seul secteur privé et si l'on prend en compte les fameux avantages extralégaux que sont les voitures de fonction, les gsm, les ordinateurs, etc.

 

Nous avons dès lors décidé de mener nos travaux dans la lignée des conclusions de la Conférence sur l'écart salarial qui s'est tenue lors de la présidence belge de l'Union européenne, fin 2010. Nous avons également suivi une série de recommandations formulées par l'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes. Quand le gouvernement a annoncé, dans son accord de gouvernement, vouloir s'attaquer à la problématique, nous avons mis les bouchées doubles car nous savions que nous serions soutenus.

 

Comme je l'ai déjà dit, ce texte ne fera pas disparaître l'écart salarial du jour au lendemain. Il y a encore énormément de choses à faire pour concilier vie privée et vie professionnelle.

 

Mais, j'en suis convaincue, il permettra assurément de le diminuer en le cernant mieux encore. En effet, il devrait entraîner une mise en œuvre plus effective de la législation existante, une responsabilisation encore plus importante des partenaires sociaux et des entreprises, mais aussi une plus grande transparence des salaires. Cela ne sera évidemment possible qu'avec le concours de chacun et grâce à la complémentarité des mesures proposées, à savoir la ventilation par genre de certaines données du bilan social, y compris les fameux avantages extra-légaux, l'évaluation du caractère neutre des classifications de fonctions élaborées par les commissions paritaires, l'obligation pour les employeurs d'effectuer une analyse de leur structure de rémunération avec un plan d'action à la clé si des inégalités sont constatées, en vue de les gommer et, enfin, la possibilité de désigner un médiateur au sein de l'entreprise.

 

Voilà autant de mesures pour lesquelles nous avons jugé bon d'impliquer chaque niveau de concertation sociale, le niveau interprofessionnel, le niveau sectoriel et celui de l'entreprise.

 

Je voudrais également réaffirmer que ces mesures, notamment celle relative à l'obligation pour l'employeur d'effectuer une analyse de la structure salariale n'entraîneront pas une charge de travail supplémentaire considérable. Je ne dis pas qu'il n'y en aura pas du tout, mais elle ne sera, en tout cas, pas énorme puisque cette mesure s'applique aux entreprises d'au moins 50 travailleurs. À ce niveau, les chiffres existent. Cela a été répété lors des auditions auxquelles nous avons procédé. Le but est de mettre ces chiffres en exergue ou en lumière afin d'impulser un véritable dialogue au sein même des entreprises.

 

En conclusion, j'espère que nous franchirons, aujourd'hui, un nouveau pas important en matière de promotion de l'égalité entre les femmes et les hommes. Plus que jamais, en cette période de rigueur, de difficultés budgétaires pour chacun d'entre nous, il est indispensable que les femmes et les hommes soient égaux en termes d'indépendance économique, aujourd'hui et à l'avenir.

 

Le président: Mevrouw Becq et puis après M. Clarinval. Il reste encore six interventions. M. Clarinval nous aidera à tendre vers la parité dans ce débat.

 

18.04  Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik denk dat de pariteit wordt goedgemaakt in het halfrond in zijn geheel.

 

Het is inderdaad niet toevallig dat we hier vandaag voor de bespreking en de stemming staan. Omdat we over de verschillende fracties heen hebben gezegd dat we dit tot een goed einde willen brengen en hier graag vandaag in de plenaire vergadering over willen kunnen stemmen, slagen we er vandaag in met een afgerond voorstel hier te staan. Dit voorstel, gemaakt met de inspanningen en inbreng uit de verschillende fracties, beoogt vooral het bestrijden van de fameuze loonkloof. Inzake de loonkloof is er heel wat discussie over de cijfers, maar uit onderzoek blijkt toch dat het over de verschillende sectoren heen zou gaan over 10 %. In de privésector bedraagt de loonkloof op basis van de bruto-uurlonen bij bedienden 25 %, bij arbeiders 17 % en bij statutaire ambtenaren is de loonkloof quasi onbestaande. Dat is een belangrijk aspect om mee voorop te stellen, naast het feit dat meer dan een derde van de vrouwen financieel afhankelijk is van het inkomen van haar huisgenoten. Bij mannen is dat één op tien. Het is relevant om te stellen dat het inkomen van vrouwen, ook wanneer dit te maken heeft met de inspanningen en het werk dat ze doen, dichter moet liggen bij dat van mannen.

 

De loonkloof is toe te schrijven aan talrijke en complexe factoren. Ik denk aan tewerkstelling in verschillende sectoren of de keuze voor deeltijds werk. Vierenveertig procent van de vrouwen kiest voor deeltijds werk tegenover 9 % bij de mannen. Verder is er werkonderbreking voor zorgtaken, maar ook de ongelijke waardering van mannelijke en vrouwelijke taken, en zelfs ook ongelijk loon voor een zelfde takenpakket. De moeilijke combinatie van arbeid en gezin blijft een van de grote oorzaken van de financiële afhankelijkheid van vrouwen.

 

Wij denken dat de bestrijding van die loonkloof een kwestie is van billijkheid, maar ze is ook van groot belang voor de economische onafhankelijkheid van vrouwen, niet alleen tijdens de periode dat ze werken, maar inderdaad, zoals collega Déom heeft aangehaald, tot en met het pensioenbedrag. We moeten immers vaststellen dat de gevolgen van een onvolledige loopbaan en een laag loon ook consequenties hebben op het pensioenbedrag dat vrouwen krijgen. De pensioenkloof loopt niet op tot 10 %, maar tot 23 %. Bijna 60 % van de pensioengerechtigde vrouwen stelt het met minder dan 1 000 euro per maand. Gepensioneerde vrouwen hebben vijf keer meer kans om onder de armoedegrens terecht te komen.

 

Dit zijn voldoende redenen om te zeggen dat wij er effectief belang bij hebben dat deze loonkloof zo klein mogelijk wordt.

 

De eerste initiatieven dateren van heel lang geleden. Ik verwijs naar toenmalig minister Miet Smet uit onze partij – toen nog CVP –, die in 1994 reeds aandacht vroeg en acties ondernam om bij de functieclassificaties en de waardering van jobs de aandacht te trekken op het feit dat men een andere waardering had voor jobs die door vrouwen werden uitgeoefend dan voor jobs die door mannen werden uitgeoefend. Er waren verschillende campagnes, gedragscodes en sectorale systemen om de functiewaardering op een andere manier te organiseren.

 

Daarom hebben wij vanuit onze fractie veel aandacht willen geven aan de functieclassificatie, het onderhandelen, de sociale partners en de loononderhandelingen waaraan zij moeten meehelpen. Samen met de collega’s van de Senaat hebben wij in 2009 een voorstel ingediend om maatregelen te nemen om de loonkloof te dichten.

 

Wij vinden deze zaken terug in het voorstel van vandaag, waarbij wij het in eerste instantie belangrijk vonden om de loonkloof zichtbaar te maken. Wij hebben er effectief voor gepleit om de sociale balans transparant te maken, want het is een publiek document en het is gekoppeld aan de jaarrekening. Het is ook een gevalideerd document doordat het een jaarverslag is.

 

Wij hebben ervoor gepleit om de gegevens die in het jaarverslag komen over de lonen uit te splitsen in gegevens over mannen en gegevens over vrouwen, waarbij het niet enkel om het basisloon gaat maar waarbij duidelijk gemaakt wordt welke sociale voordelen men gekregen heeft. Deze voordelen moeten ook opgesplitst worden tussen mannen en vrouwen. Hierdoor wordt de loonkloof tussen mannen en vrouwen ook duidelijk.

 

Wij pleiten voor het opmaken van een sociale balans, waardoor het mogelijk wordt om over objectieve gegevens te beschikken om gemiddelden en vergelijkingen te maken binnen sectoren en tussen sectoren, om van hieruit te kijken naar de redenen van deze ongelijkheid en verdere monitoring mogelijk te maken.

 

Ook het opstellen van een tweejaarlijks analyserapport zal bijdragen tot het overbruggen van die kloof en zal de mogelijkheid bieden om verdere actieprogramma’s te ontwikkelen.

 

Ook bij de evaluatie van functies en het opmaken van functieclassificaties moet de gendertoets gemaakt worden. Wij stellen vast dat, in de manier waarop een job geformuleerd of geclassificeerd wordt, men hierop andere bedragen of lonen plakt.

 

Ten slotte, er is inderdaad ook de functie van bemiddelaar, die in individuele situaties tussenbeide zou kunnen komen. Ik moet toegeven dat wij daarvoor geen zware enthousiastelingen waren. In die zin begrijp ik de N-VA eigenlijk niet, omdat heel duidelijk in de tekst staat dat de onderneming niet verplicht is om zo’n bemiddelaar aan te duiden, maar dat die mogelijkheid wordt gegeven. Er staat dus niet “moet”, er staat “kan”, waarmee wij heel duidelijk zeggen dat het geen verplichting is en dus zien wij ook geen reden waarom men tegen dergelijke bepaling moet ingaan.

 

Er staat: “Op voorstel van de ondernemingsraad, en bij ontstentenis van een ondernemingsraad door het comité, kan de werkgever van elke onderneming…” Er staat niet “moet”, er staat “kan”. Die mogelijkheid wordt gegeven als men dat op ondernemingsniveau wil. De mogelijkheid is er, maar er is geen noodzakelijkheid.

 

In die zin zeggen wij dat dit verschillende maatregelen zijn om effectief die loonkloof te overbruggen, om vanuit objectieve gegevens te vertrekken, om programma’s op te maken om die loonkloof weg te werken.

 

Wij zijn ons ervan bewust dat dit slechts één stap is in het sensibiliseren van mannen en vrouwen om werken en niet-werken op een gelijkaardige manier te kunnen waarmaken en gelijk te maken in de verloning voor mannen en vrouwen, en om ervoor te zorgen dat wij ook loopbanen kunnen uitbouwen, zodat vrouwen ook financieel onafhankelijk kunnen zijn.

 

In die zin vind ik het belangrijk om u, collega’s, mee tot waakzaamheid op te roepen, ook bij de verdere besparingen die er nog moeten komen, ook bij de verdere wijzigingen die er nog zullen komen in het arbeidsrecht en eventueel in de pensioenhervorming. Wij moeten samen kijken dat de pensioenhervormingen die pensioenkloof niet vergroten maar veeleer verkleinen, ook voor vrouwen, juist om het risico van armoede, ook voor gepensioneerde vrouwen, te kunnen minimaliseren.

 

18.05  David Clarinval (MR): Monsieur le président, chers collègues, en cette Journée mondiale de la Femme, nous ne pouvions rêver d'un meilleur timing pour examiner en séance plénière cette proposition de loi qui vise à réduire l'écart salarial entre les hommes et les femmes.

 

Avant d'aborder la proposition de loi déposée sur nos bancs, je souhaite évoquer quelques chiffres. L'écart salarial entre les hommes et les femmes, calculé sur la base d'un salaire horaire brut, s'élève à 10 %, tous secteurs confondus. Ce chiffre général dissimule cependant de grandes différences de statut. Ainsi, dans le secteur privé, il est de 25 % chez les employés et de 17 % chez les ouvriers. Plus les salaires en jeu sont importants, plus l'écart salarial croît. Une des causes de cette différence résulte du fait que les femmes travaillent beaucoup plus souvent à temps partiel que les hommes.

 

Plusieurs propositions de loi étaient sur la table du parlement et ont été discutées. Nous avons travaillé de nombreux mois au sein du comité d'avis pour l'Émancipation sociale en vue de peaufiner un texte commun. La proposition qui nous est soumise aujourd'hui est le fruit d'un compromis.

 

Au cours des discussions, le MR a insisté sur l'importance du respect de la concertation sociale. Nous avons demandé leur avis aux partenaires sociaux. Nous avons également rappelé l'importance du respect et de la protection de la vie privée. En effet, nous avions exprimé des inquiétudes quant à la fonction de médiateur. Pour cette question et bien d'autres, nous avons tenu compte dans nos amendements de l'avis de la Commission de la protection de la vie privée.

 

Au fil des débats, le texte a grandement évolué. Nous pouvons relever les améliorations suivantes. Premièrement, les PME sont exclues de son champ d'application.

 

Deuxièmement, la rédaction du rapport d'analyse a été simplifiée. La proposition de départ prévoyait plusieurs rapports, dont une évaluation. Nous avons supprimé les doublons en ne prévoyant que la rédaction d'un seul rapport.

 

Troisièmement, les délais prévus ont été adaptés et correspondent désormais mieux à la réalité vécue.

 

Quatrièmement, le rôle du médiateur a été précisé. Ainsi, son indépendance a été rappelée, de même que la nécessité de prendre un arrêté royal déterminant ses compétences et aptitudes ainsi que les règles déontologiques qu'il devra respecter. La protection contre le licenciement a été supprimée. De plus, le recours au médiateur est devenu une simple possibilité, et plus une obligation. Enfin, la flexibilité de la mise en œuvre de la loi est garantie.

 

Cinquièmement, la Commission de la protection de la vie privée rendra un avis conforme sur l'arrêté royal déterminant les compétences, aptitudes et règles de déontologie du médiateur. La force juridique d'un avis conforme est supérieure à un simple avis.

 

Sixièmement, dans un souci de respect de la vie privée, les risques d'identification du travailleur ont été minutieusement cadrés et limités afin de garantir l'anonymat et le caractère confidentiel des données.

 

Enfin, septièmement, nous pouvons nous réjouir d'avoir pu obtenir l'introduction d'une procédure comply or explain, dans le cadre d'éventuelles sanctions qui seraient infligées aux commissions paritaires.

 

Je ne reviendrai pas ici sur la mesure concernant le bilan social, pour laquelle le MR avait proposé une solution alternative, plus adéquate à nos yeux et moins contraignante pour les entreprises, via la fiche Trillium. Cette solution n'a malheureusement pas été suivie par les membres de la commission alors qu'elle aurait permis une grande simplification administrative. Je le regrette, mais j'espère que les partenaires sociaux reviendront sur cette possibilité ultérieurement.

 

Chers collègues, avant de terminer, il importe de dire qu'au-delà des mesures proposées, qui encadrent les relations de travail, la lutte contre l'écart salarial est un débat sociétal dont les causes dépassent le monde de l'entreprise. En effet, pour combattre de manière efficace et durable l'écart salarial, nous devons aussi mieux adapter et multiplier les structures d'accueil des enfants, travailler sur les mentalités, promouvoir des comportements égalitaires, mieux informer les enfants et les parents des métiers d'avenir.

 

Nous devrons également prendre des mesures de soutien aux familles afin de permettre une conciliation plus aisée de la vie privée et de la vie professionnelle, telle que la déductibilité des frais de garde, les horaires adaptés, les titres-services, etc.

 

Par ailleurs, nous parlons beaucoup de l'écart salarial des salariés, mais très peu de celui des indépendants. Pourtant, ce phénomène est bien présent également, contre lequel il nous faudra aussi lutter. Cela fera sans doute l'objet d'un débat ultérieur.

 

En guise de conclusion, je tiens à remercier l'ensemble des collègues qui ont travaillé sur ce sujet. Ce fut parfois compliqué, car ce débat est passionnant, parfois passionné, mais l'esprit constructif de tout un chacun a permis d'aboutir favorablement. Je tenais à le souligner ce soir.

 

18.06  Maya Detiège (sp.a): Mijnheer de voorzitter, het is Vrouwendag dus vrouwen mogen vandaag hun goesting doen.

 

Collega’s, vandaag is het Internationale Vrouwendag en wordt de eerste staking van vrouwen herdacht, gericht tegen de slechte arbeidsomstandigheden in de textielindustrie. Deze staking was het begin van een lange strijd tegen de vrouwendiscriminatie. De voorbije jaren zijn er dan ook al heel wat onbegrijpelijke en onaanvaardbare drempels weggewerkt. Ter herinnering haal ik er enkele aan om te tonen van hoever we eigenlijk komen.

 

In 1948 kregen vrouwen stemplicht op parlementair niveau. Zij mochten zich voor het eerst verkiesbaar stellen. De periode dat gehuwde vrouwen op het niveau van het burgerlijk recht werden gelijkgesteld aan ontvoogde minderjarigen is voorbij. De tijd dat moeders niet bij de doop van hun pasgeboren kind mochten zijn omdat ze onrein waren, ligt gelukkig ook achter ons. Vrouwen die kiezen voor het BOM-moederschap zijn niet meer verplicht om hun eigen kind te adopteren.

 

Ook op het vlak van tewerkstelling is er gelukkig enorm veel veranderd. Lange tijd werden vrouwen niet geacht te werken, tenzij eventueel in de periode tussen hun schooltijd en hun huwelijk. Gelukkig is deze situatie fel verbeterd Het aantal vrouwen dat vandaag in de arbeidsmarkt stapt is een flink stuk hoger dan in de naoorlogse periode. De scholingsgraag is verhoogd en de kwaliteit van de arbeid is verbeterd.

 

Er zijn met andere woorden veel goede dingen gerealiseerd, maar het wetsontwerp dat we nu bespreken toont aan dat nog steeds niet alle discriminaties zijn weggewerkt.

 

Het wetsvoorstel dat heel veel voorafgaand werk heeft gevraagd zou er echt niet gekomen zijn zonder de goede samenwerking tussen de verschillende meerderheidspartijen en met de steun van Ecolo-Groen. Ik wil al die mensen opnieuw bedanken omdat het punt vandaag op de agenda staat.

 

Ik blijf even stilstaan bij de geschiedenis van de loonkloof. Sommige mensen zeggen dat het probleem van de loonkloof verwaarloosbaar is en dat het enkel op de agenda werd gezet om de werkgevers te pesten, maar het bestaat al langer dan vandaag. Ik heb wat opzoekwerk verricht.

 

Voorzitter: André Flahaut, voorzitter.

Président: André Flahaut, président.

 

Het Verdrag van Rome dateert van 1957. Dat verdrag stelt letterlijk dat arbeid van gelijke waarde gelijk beloond moet worden en dat het geslacht op geen enkele manier een criterium mag zijn bij de vaststelling van het loon. De bedoeling in die periode was eigenlijk het probleem van de goedkope vrouwenarbeid aan te pakken.

 

De krachtlijnen werden spijtig genoeg door de patroons afgezwakt. Er werd – houd u vast – door hen gewezen op het laag rendement van de vrouwelijke arbeidskrachten, op de internationale concurrentie – de Belgische loonkosten zouden te hoog zijn – en op het feit dat de vrouw geen kostwinner was.

 

De vrouwenbeweging vroeg daarom reeds in de jaren ‘50 om een systeem van functiekwalificaties te gebruiken om loonverschillen aan te tonen. Toen al werd de moeizame opstelling van functieclassificaties door werkgevers als excuus aangevoerd om de invoering van een gelijke bezoldiging te vertragen.

 

Gelukkig was de arbeidersbeweging veel positiever. Voor hen was niet alleen de rechtvaardigheid een argument, maar ook de wegvallende loonconcurrentie tussen mannen en vrouwen.

 

Regeringen en werkgevers bleven echter vertragings- en inkrimpingsmanoeuvres uit hun mouw schudden, zoals het niet vinden of het niet willen vinden van identieke functies. Het gevolg daarvan is dat er geen concrete verwezenlijkingen kwamen.

 

In 1960 kwam er daarom een aanbeveling om de draagwijdte van de gelijke beloning uit te breiden. In het midden van de jaren ‘60 verdween de loondiscriminatie grotendeels uit de cao’s. Dat betekende spijtig genoeg niet dat mannen en vrouwen vanaf dan in de praktijk gelijk bezoldigd werden.

 

Toen voor de eerste keer de Equal Pay Day georganiseerd werd, beschikten wij in België over heel weinig statistieken en studies over de loonkloof. Door de acties van Zij-kant en ABVV bestaan er nu reeds enkele jaren officiële en betrouwbare loonkloofgegevens, gegevens die jaarlijks worden gepubliceerd in het loonkloofrapport van het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen.

 

De cijfers zijn al aangehaald. Vrouwen verdienen op maandbasis bruto gemiddeld 22 % minder dan mannen. Een aantal van de redenen is al vernoemd; die ga ik niet opnieuw opfrissen.

 

Wel vind ik het volgende belangrijk. Als wij het effect neutraliseren van het feit dat vrouwen vaker een andere basisopleiding hebben genoten, dat zij bijvoorbeeld terechtkomen in andere beroepen en dat zij minder gemakkelijk kunnen doorstoten naar bepaalde functies, dan blijkt dat vrouwen 11 % minder verdienen dan mannen, enkel en alleen omdat zij vrouw zijn. Als ik dat verneem, word ik eigenlijk een beetje kwaad.

 

Ik begrijp de opmerkingen. Mevrouw Demir heeft zonet gezegd dat we de horizontale en de verticale segregatie moeten aanpakken, het glazen plafond. We moeten er bijvoorbeeld voor zorgen dat stereotiepe studiekeuzes aangepakt worden. Natuurlijk moet dat gebeuren. Vandaag is de nieuwe Equal Pay Day-campagne gelanceerd die er echt op hamert. Ik weet niet of u het gezien hebt, rond de pornoactrices. Ik zie de mensen kijken nu. Blijkbaar is dat de enige job waarin vrouwen meer verdienen dan mannen. Ik heb geen zin om dat te worden, maar dit is eigenlijk een provocerende actie die vandaag bewust wordt gevoerd om te vermijden dat we in de toekomst enkel in die jobs meer zouden verdienen dan mannen. Het zou het beste zijn als we allemaal hetzelfde verdienen voor dezelfde job.

 

Ik weet ook dat niet alle problemen in een zelfde wet behandeld kunnen worden. Ik denk bijvoorbeeld aan langer ouderschapsverlof of het glazen plafond. De behandeling van bepaalde problemen moet soms ook op een ander niveau gebeuren. Ik denk dan bijvoorbeeld aan betaalbare kinderopvang, iets wat op het niveau van de Gemeenschappen moet gebeuren. Niet alles kan door middel van een wet geregeld worden, er moeten ook bewustmakingscampagnes komen. U hebt zonet erop gewezen dat huishoudelijke taken eerlijk verdeeld moeten worden. Sorry, ik weet niet hoe we dat ooit in een wet kunnen gieten. Ik denk dat we er de mannen en de vrouwen zelf die daar staan te strijken bewust van moeten maken dat ze met elkaar moeten praten en ervoor moeten zorgen dat dit evenwichtiger gebeurt. Ik wou de heer Bracke nog de boodschap geven dat hij zijn onderbroeken zelf kan wassen, maar hij is er jammer genoeg niet.

 

Het wetsvoorstel dat vandaag voorligt wil eigenlijk de loonkloof in de strikte zin van het woord aanpakken. We hebben dat heel bewust gezegd. We gaan al die andere elementen ook aanpakken, we zijn daar volop mee bezig op verschillende niveaus, maar vandaag gaat het om die pure discriminatie.

 

Collega’s, met dit wetsvoorstel hopen we de loonachterstand van vrouwen echt snel weg te werken. Dat vrouwen nog steeds minder verdienen, gewoon omdat ze vrouw zijn, is immers echt wel onaanvaardbaar. Wij verwachten dan ook uw volmondige steun.

 

18.07  Zoé Genot (Ecolo-Groen): Depuis plus de cent ans, les féministes dénoncent l'inégalité de rémunération. Dès sa fondation en 1919, l'OIT pointait l'écart salarial entre les hommes et les femmes. C'est donc un combat qui dure depuis longtemps. Tout le monde a en tête le slogan des ouvrières de la FN: "À travail égal, salaire égal". Malheureusement, ce n'est toujours pas le cas!

 

On aurait pu croire que lorsque les femmes accéderaient à l'éducation, cet écart fondrait. De nos jours, les femmes étudient, même mieux que les hommes, et malgré cela, l'écart salarial existe toujours.

 

On le sait, cette différence a diverses causes. L'écart salarial a diminué, mais pas de manière définitive. Par exemple, entre 2000 et 2005, celui-ci s'est creusé à nouveau.

 

Par conséquent, attendre que cet écart disparaisse ne fonctionne pas. Il faut donc agir. Il ne s'agit pas seulement de l'interdire – la discrimination est interdite depuis de nombreuses années et l'écart salarial persiste –, il faut se doter d'autres outils.

 

Les causes sont diverses. La première est peut-être le jeu de l'offre et de la demande. Manifestement, de nombreux employeurs préfèrent encore le travail des hommes. Les femmes travaillent beaucoup dans des secteurs où les rémunérations sont moins fortes. Il suffit de penser à des secteurs très utiles comme l'aide aux personnes où les femmes sont sur-représentées. Dans certains postes, on a encore trop tendance à ne pas confier de responsabilités aux femmes. Il y a également une sur-représentation des femmes dans le travail à temps partiel.

 

Même quand on enlève tous ces éléments, l'écart salarial persiste. C'est la raison pour laquelle il fallait agir. Nous nous sommes donc réunis pendant plus d'un an. On aurait presque pu craindre de ne pas y arriver. Enfin, il y a eu un accord dans lequel chacun a pu se retrouver. J'avoue que cela fait plaisir!

 

Ce texte reprend différents aspects. Dans le champ de la concertation, au niveau interprofessionnel, au niveau des secteurs ou au niveau de l'entreprise, patrons et syndicats travaillent, discutent et avancent sur cette thématique. Au niveau individuel, on a fait en sorte que la médiation et les plaintes puissent avancer de manière plus efficace. Nous espérons qu'avec cet arsenal, nous pourrons voir les choses évoluer.

 

En cette Journée de la Femme, je me réjouis du vote de ce texte à une très large majorité. Mais il y a d'autres domaines dans lesquels les femmes restent des victimes majeures. Au niveau des mesures prises en matière de crédit-temps, 84 % de ces crédits-temps sont choisis par les femmes car ce sont elles qui assument le plus gros des responsabilités familiales; dès lors, ces mesures vont les toucher tout particulièrement.

 

Quand on voit les mesures prises en matière de chômage, la dégressivité va toucher de plein fouet les cohabitants. Et ce sont à nouveau les femmes qui vont en être les victimes, arrivant au niveau de ce que les associations de femmes appellent un forfait ridiculement bas.

 

Elles seront évidemment touchées par les mesures relatives aux pensions. Elles le sont déjà: à l'heure actuelle, 33 % des pensionnés mais 59 % des pensionnées perçoivent une pension de moins de 1 000 euros. Les mesures visant à raboter les assimilations vont bien sûr faire souffrir en premier les femmes.

 

En 2007, ce parlement s'était réjoui du vote de la loi sur le gender mainstreaming. Il s'agit d'examiner l'impact différencié d'une nouvelle législation sur les hommes et les femmes. Malheureusement, cette loi de 2007 a bien du mal à s'imposer dans la pratique. On l'a vu au moment du débat sur les pensions lorsqu'on a interrogé le ministre des Pensions, on l'a vu lorsqu'on a pris des mesures en matière d'emploi et qu'on a interrogé la ministre de l'Emploi, on le voit régulièrement lorsqu'on discute des notes de politique générale des différents ministres: on oublie ce fameux volet gender mainstreaming. Cinq ans plus tard, cette loi n'est toujours pas appliquée.

 

Monsieur Wathelet, vous êtes le seul représentant du gouvernement aujourd'hui. Je voudrais rappeler au gouvernement cette loi de 2007 sur le gender mainstreaming. Je voudrais qu'enfin, le gouvernement l'applique. Cinq ans après, je pense que c'est la moindre des choses.

 

Le président: Madame Wierinck, je vous donne la parole pour votre première intervention au sein de cette assemblée. Nous allons vous écouter; nous applaudirons après.

 

18.08  Lieve Wierinck (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, collega’s, al 101 jaar viert de wereld op 8 maart de Internationale Vrouwendag. Daarbij herdenkt men de vrouwenstaking op diezelfde dag in 1908 in New York. Slechte arbeidsomstandigheden, lage lonen en lange werktijden in de textielindustrie waren meer dan een eeuw geleden de strijdpunten van de vrouw, emancipatie en het begraven van de seksediscriminatie de doelen. Die povere werkomstandigheden van de vrouw behoren ondertussen tot een ander tijdperk, maar de loonkloof tussen mannen en vrouwen is nog steeds realiteit. Ik ben dan ook tevreden dat op deze plenaire vergadering, net op deze symbolische dag, over een wetsvoorstel zal worden gestemd ter bestrijding van de loonkloof.

 

Het was in 1948 dat het beginsel van gelijke beloning van mannelijke en vrouwelijke werknemers voor werk van gelijke waarde werd ingeschreven in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Het internationale maar ook Belgische kader omtrent gelijke behandeling en gelijke beloning werd sindsdien fors uitgebreid. Toch heeft dit nooit geleid tot een doorbraak. Het feit dat mannen en vrouwen gelijk zijn voor de wet neemt niet weg dat heel wat vrouwen geconfronteerd worden met een ongelijkheid inzake het loon.

 

Sinds jaren wordt het dossier van de loonkloof behandeld in de adviescommissies Gelijke Kansen van Kamer en Senaat. Sinds jaren duikt het telkens op bij de bespreking van de beleidsnota’s. Ook de sociale partners hebben doorheen de jaren heel wat acties ondernomen om de naleving van het principe van een gelijk loon voor mannen en vrouwen te verkrijgen. Ondanks alle engagementen was de vooruitgang op het terrein echter beperkt.

 

Het is dan ook lovenswaardig dat een aantal Parlementsleden heeft samengewerkt om een voorstel van wet op te stellen inzake de strikte aanpak van de loonkloof tussen vrouwen en mannen.

 

Voor mijn fractie is dit een coherent voorstel dat aansluit bij talrijke parlementaire initiatieven van verschillende partijen. Het verheugt mij dat het draagvlak voor dit wetsvoorstel groot is.

 

De factoren die de loonkloof bepalen, zijn onderhand bekend. Een gedeelte van de loonkloof kan worden verklaard door de horizontale segregatie. Zo kiezen vrouwen vaak voor welzijnssectoren en minder voor welvaartssectoren waar de lonen hoger liggen. Ook de verticale segregatie speelt een rol. Vrouwen worden namelijk meer tewerkgesteld in lagere, uitvoerende of ondersteunende functies, jobs die minder goed worden betaald, jobs die geen extralegale voordelen bieden.

 

De meeste studies komen tot de conclusie dat een deel van het loonverschil te wijten is aan de functieclassificatiesystemen en systemen om functies te beschrijven. Zij leiden immers vaak tot onderwaardering van typisch vrouwelijke functies. Ook het negeren van vrouwelijke eigenschappen leidt tot het onderwaarderen van de lonen van werkneemsters. Het is onder meer aan deze problematiek dat het wetsvoorstel probeert te werken door actie te stimuleren op het niveau van het interprofessioneel en sectoraal overleg.

 

Tijdens de onderhandelingen over de akkoorden moet het thema van de loonkloof op de agenda worden geplaatst, moet over maatregelen worden onderhandeld en zullen in het bijzonder de functieclassificatiesystemen genderneutraal moeten worden gemaakt. Essentieel is dat op ondernemingsniveau meer loonklooftransparantie wordt afgedwongen. Door een aantal gegevens in de sociale balans per geslacht op te splitsen, krijgen wij een beter inzicht in de gender- en loonkloofsituatie in ondernemingen.

 

Dit voorstel zal niet alles oplossen, maar het is een stap in de goede richting. Er moeten echter ook andere maatregelen getroffen worden. In dat verband denk ik aan roldoorbrekend onderwijs, het doorbreken van het glazen plafond, de aanwezigheid van voldoende kwaliteitsvolle en betaalbare kinderopvang. Dit zijn allemaal elementen die noodzakelijk zijn voor het dichten van de loonkloof.

 

Ik maak mij sterk dat dit wetsvoorstel een keerpunt is, omdat het in de strikte zin van het woord de loonkloof aanpakt. Ik wil hier ook benadrukken dat iedere betrokken partij bij het tot stand komen van dit voorstel, toegevingen heeft gedaan. Wij moeten ons echter het doel voor ogen houden: de aanpak van de loonkloof. Wij mogen dus vooral niet uit het oog verliezen dat deze toegevingen niet opwegen tegen de stap voorwaarts die met dit wetsvoorstel wordt gezet. Een belangrijke stap voorwaarts, die zal leiden tot meer feitelijke gelijkheid tussen man en vrouw.

 

De voorzitter: Mevrouw, proficiat met uw eerste interventie. (Applaus)

 

18.09  Meyrem Almaci (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, moet het nog gezegd worden dat het vandaag Internationale Vrouwendag is? Het is misschien goed om even stil te staan bij de oorsprong ervan. Op 8 maart 1908 vond de eerste staking van vrouwen tegen abominabele arbeidsomstandigheden plaats. Het zijn de vrouwen die voor het eerst hebben gepleit voor een achturige werkdag, die nu de norm is geworden, voor betere arbeidsomstandigheden en voor het kiesrecht voor vrouwen, dat toen nog niet was gerealiseerd.

 

Op 8 maart 1917 was er opnieuw een vrouwenstaking, na die in New York nu in Sint-Petersburg. Sindsdien is 8 maart de Internationale Vrouwendag. De strijd voor algemeen kiesrecht is misschien voorbij – sindsdien is een heel traject afgelegd – maar er is nog heel veel om voor te vechten.

 

Voor een bevolkingsgroep die meer dan de helft uitmaakt van de wereldbevolking, blijken de cijfers van de statistieken, waartoe wij allen toegang hebben, nog altijd bijzonder somber. Vrouwen doen 66 % van al het werk ter wereld, maar zij verdienen slechts 10 % van het wereldinkomen. Zij doen 66 % van al het werk, maar zij bezitten slechts 1 % van alle eigendommen. Van alle armen op de wereld is 75 % vrouw. Voor elke dollar die aan ontwikkelingssamenwerking wordt gegeven aan een vrouwenproject, gaat er 20 dollar naar een ontwikkelingsproject waarbij mannen aan het hoofd staan. Van alle analfabeten op de wereld is 66 % vrouw. Van alle vluchtelingen op de wereld is 75 % vrouw. Van alle regeringsleiders op de wereld is 5 % vrouw.

 

Dan heb ik het nog niet gehad over seksueel geweld, huiselijk geweld, fysiek geweld, vrouwen die sterven in het kraambed, vrouwen die sterven ten gevolge van illegale abortussen, vrouwen die nog altijd in slavernij leven.

 

Vandaag – dit is misschien het meest hallucinante cijfer – ontbreken er officieel meer dan 60 miljoen vrouwen op de wereld, ten gevolge van selectieve abortussen en kindermoord op meisjes.

 

Het beeld is bijzonder ernstig. De verleiding is groot te denken dat het probleem bij ons al opgelost is, dat wij in België en Vlaanderen de problematiek niet meer kennen. Niets is minder waar.

 

Ook bij ons valt een op vier vrouwen van de trap. Ook bij ons is slechts 6 % van de professoren een vrouw. Slechts 7,5 % van de burgemeesters is een vrouw. Een op drie schepencolleges is een volledig mannenbastion. Die cijfers weerleggen de idee dat de strijd gestreden is. De strijd voor gelijke lonen heerst overal ter wereld, ook nog bij ons. Gelijk loon voor gelijk werk, die slogan gaat al mee sinds 1957, toen in Europa en ook in onze eigen wetgeving die eis werd opgenomen. Ondertussen is via allerlei statistische regressieanalyses en multivariabele analyses aangetoond dat die loonkloof geen mythe is, die verklaarbaar is door verschillen in uitgangsposities. Nadat alle variabelen zijn uitgeklaard, blijft er nog altijd een verschil van 10 %, zoals mevrouw Becq net heeft aangetoond. Na correctie door alle mogelijke verklaringen blijft er een verschil en dat verschil is onaanvaardbaar.

 

Vergis u niet, het is niet omdat we een correctie hebben van 25 %, waarvan we 15 % kunnen verklaren, dat die 15 % ook duldbaar is. Het is al aangehaald door verschillende collega’s, achter die zogenaamde objectieve factoren zitten vaak ongelijke startposities, stereotypes en evengoed discriminaties. Een mooi voorbeeld uit Jobat was het beeld van Donald Trump. Een onderzoek toonde aan dat de mannelijke bullebak opslag krijgt, maar de vrouwelijke niet. Wat men vaak hoort, is dat de vrouw dan maar zelf moet opkomen voor haar rechten.

 

Een mooi onderzoek uit Amerika toont het volgende aan. Ik citeer: “Wanneer mannen zich brutaal opstellen, worden ze gezien als harde onderhandelaars, een positieve eigenschap in de zakenwereld. Die mannen zullen dus sneller opklimmen naar de top in vergelijking met hun zachtere collega’s. Vreemd genoeg geldt dit allesbehalve voor vrouwen. Vrouwen die zich weinig vriendelijk gedragen, worden in het algemeen als overdreven controlerende persoonlijkheden bestempeld.”

 

Helaas voor vrouwen – ook dit is onderzocht – gaat zelfs het tegenovergestelde niet op. Wanneer zij dan wel vriendelijk en attent zijn, zal ook dat niet leiden tot meer loon of tot een hogere functie. De conclusie van het onderzoek luidt dat vrouwen in dat geval gewoon worden genegeerd. Kortom, de loonkloof zal altijd blijven bestaan.

 

Als we dat vaststellen, is de vraag hoe we de loonkloof kunnen wegwerken, natuurlijk interessant. Het is de verdienste van het voorliggend wetsvoorstel, dat de vrucht is van arbeid van verschillende partijen, dat het daaraan echt iets wil doen, en niet alleen op deze symbolische dag, de Internationale Vrouwendag. Er is heel lang gewerkt aan het wetsvoorstel. Verschillende teksten van voorstellen lagen al jaren ter bespreking in ons gremium. In de maand van de Equal Pay Day, die overigens op 25 maart valt, voor degenen die het willen weten, zal het eindelijk zover zijn.

 

Er worden stimulansen gegeven in de hoop dat we hierdoor de loonkloof kunnen dichten. De loonkloof is immers eigenlijk een loopbaankloof, die uitgediept wordt door verschil in studiekeuze, verschil in loopbaan, verschil in werkervaring enzovoort. Wij moeten op al die fronten werken.

 

Daarbij moet echter worden gezegd – ik treed collega Becq daarin bij – dat daarmee in de besparingen bitter weinig rekening wordt gehouden. Het zijn vrouwen, die effectief loopbaanonderbreking opnemen. Het aantal vrouwen dat tijdskrediet opneemt, bedraagt ongeveer drie vierde. Het zijn vrouwen die geconfronteerd worden met het tekort aan plaatsen in de crèches en dus naar oplossingen moeten zoeken. Die vrouwen worden vandaag bovenmatig gestraft door de huidige regering met haar besparende maatregelen. Ik hoop dat dat binnenkort wordt gecorrigeerd, want ook hiermee pakt men het probleem van de loonkloof aan. Ook voor dat front moet er aandacht zijn. Men kan niet, enerzijds, stellen dat er op verschillende fronten gewerkt moet worden en daarbij het voorliggend wetsvoorstel indienen, terwijl men, anderzijds, op andere fronten het die vrouwen en die gezinnen juist veel moeilijker maakt.

 

Het maandelijkse loonbriefje is effectief slechts een deel van het verhaal, een veelzeggend deel van het verhaal, een deel waarover al te vaak schamper wordt gedaan.

 

Deze nieuwe wet zal het genderdebat in de sociale onderhandelingen brengen, zal het mogelijk maken – men kan ervoor kiezen – om een functie van bemiddelaar in het leven te roepen. Er zou dus een vertrouwenspersoon kunnen komen. Dat is een belangrijk signaal aan de bedrijfswereld en aan de werkgevers, het is een belangrijk maatschappelijk signaal dat wij verschillende stappen zetten in deze problematiek. Het is inderdaad misschien slechts één aspect, maar dan wel een aspect dat meer dan symbolisch is.

 

Collega’s, gelijk loon voor gelijk werk, misschien is het een oude eis van de vrouwenbeweging, een principe dat al sinds 1957 meegaat. Het is nu tijd om de stap naar de realisatie ervan te zetten. Ik dank alle collega’s voor het gezamenlijk werk waarin we veel tijd en energie hebben gestoken. Ik ben ervan overtuigd dat dit alvast een stap in de goede richting is. Hopelijk zullen de statistieken de volgende keer anders zijn.

 

18.10  Miranda Van Eetvelde (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik had graag gereageerd op het onbegrip van mevrouw Becq in verband met het feit dat wij tegen die bemiddelaar zijn. Ondanks het feit dat mevrouw Becq hier niet is, wil ik dit toch nog eens herhalen voor het verslag.

 

De invoering van een bemiddelaar is niet verplicht, maar de druk binnen de ondernemingen om toch een bemiddelaar aan te stellen, zal heel groot zijn. Wij weten dit allemaal. Op dat moment zit men in het bedrijf toch met een overbodige functie, vermits een aantal personen eventuele klachten ter zake kan behandelen. Volgens ons is die bemiddelaar echt een lastenverhoging voor onze ondernemingen.

 

Ik wil nogmaals herhalen dat het eigen ACV van de collega’s erkent dat de bemiddelaar het normale overleg rond loon- en arbeidsvoorwaarden dreigt te doorkruisen en te overlappen. Ik wil dit toch nog eens gezegd hebben.

 

Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (1675/9)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1675/9)

 

L’intitulé a été modifié par la commission en “proposition de loi visant à lutter contre l'écart salarial entre hommes et femmes".

Het opschrift werd door de commissie gewijzigd in “wetsvoorstel ter bestrijding van de loonkloof tussen mannen en vrouwen".

 

La proposition de loi compte 12 articles.

Het wetsvoorstel telt 12 artikelen.

 

*  *  *  *  *

Amendements redéposés:

Heringediende amendementen:

 

Art. 11

  • 12 - Miranda Van Eetvelde cs (1675/7)

Art. 12

  • 13 - Miranda Van Eetvelde cs (1675/7)

*  *  *  *  *

 

La discussion des articles est close. Le vote sur les amendements et les articles réservés ainsi que sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over de aangehouden amendementen en artikelen en over het geheel zal later plaatsvinden.

 

*  *  *  *  *

 

Besluit van de artikelsgewijze bespreking:

Conclusion de la discussion des articles:

Réservé: le vote sur les amendements et les articles 11 et 12.

Aangehouden: de stemming over de amendementen en de artikelen 11 en 12.

Artikel per artikel aangenomen: de artikelen 1 tot 10, met een tekstverbetering op artikel 3.

Adoptés article par article: les articles 1 à 10, avec une correction de texte à l’article 3.

*  *  *  *  *

 

19 Assemblée parlementaire de l'Organisation pour la sécurité et la coopération en Europe

19 Parlementaire vergadering van de Organisatie voor de veiligheid en de samenwerking in Europa

 

Le groupe N-VA m'a fait parvenir la candidature de Mme Ingeborg De Meulemeester en remplacement de M. Siegfried Bracke comme membre effectif de l'Assemblée parlementaire de l'Organisation pour la sécurité et la coopération en Europe.

De N-VA-fractie heeft mij de kandidatuur van mevrouw Ingeborg De Meulemeester bezorgd ter vervanging van de heer Siegfried Bracke, als effectief lid van de Parlementaire vergadering van de Organisatie voor de veiligheid en de samenwerking in Europa.

 

Étant donné qu'il n'y a pas d'autres candidatures, il n'y a pas lieu à scrutin et je proclame Mme Ingeborg De Meulemeester élue en qualité de membre effectif de l'Assemblée parlementaire de l'Organisation pour la sécurité et la coopération en Europe.

Aangezien er geen andere kandidaturen zijn, moet er niet gestemd worden en verklaar ik mevrouw Ingeborg De Meulemeester verkozen als effectief lid in de Parlementaire vergadering van de Organisatie voor de veiligheid en de samenwerking in Europa.

 

20 Comité P - Nomination d'un premier président suppléant - Candidature introduite

20 Comité P - Benoeming van een eerste plaatsvervangend voorzitter - Ingediende kandidatuur

 

Un appel aux candidats a été publié au Moniteur belge du 30 janvier 2012 dans le cadre de la nomination du premier président suppléant du Comité P.

Een oproep tot kandidaatstelling werd in het Belgisch Staatsblad van 30 januari 2012 bekendgemaakt voor de benoeming van de eerste plaatsvervangend voorzitter van het Comité P.

 

Les candidatures devaient être introduites au plus tard le 29 février 2012.

De kandidaturen dienden uiterlijk op 29 februari 2012 te worden ingediend.

 

La candidature suivante a été introduite dans le délai prescrit:

- Mme Johanna Erard, substitut du procureur général près la cour d'appel de Gand.

De volgende kandidatuur werd binnen de voorgeschreven termijn ingediend:

- mevrouw Johanna Erard, substituut-procureur-generaal bij het hof van beroep te Gent.

 

Mme Johanna Erard a été nommée second président suppléant du Comité P en date du 16 décembre 2010.

Mevrouw Johanna Erard werd op 16 december 2010 benoemd tot tweede plaatsvervangend voorzitter van het Comité P.

 

Conformément à l'avis de la Conférence des présidents du 7 mars 2012, son curriculum vitae sera transmis aux groupes politiques.

Overeenkomst het advies van de Conferentie van voorzitters van 7 maart 2012 zal haar cv aan de politieke fracties worden bezorgd.

 

Pas d'observation? (Non)

Il en sera ainsi.

 

Geen bezwaar? (Nee)

Aldus zal geschieden.

 

21 Prise en considération de propositions

21 Inoverwegingneming van voorstellen

 

Vous avez pris connaissance dans l'ordre du jour qui vous a été distribué de la liste des propositions dont la prise en considération est demandée.

In de laatst rondgedeelde agenda komt een lijst van voorstellen voor waarvan de inoverwegingneming is gevraagd.

 

S'il n'y a pas d'observations à ce sujet et à l'exception de la proposition n° 2083/1 de M. Stefaan De Clerck qui retire sa proposition, je considérerai la prise en considération comme acquise et je renvoie les propositions aux commissions compétentes conformément au Règlement.

Indien er geen bezwaar is, en met uitzondering van het voorstel nr. 2083/1 van de heer Stefaan De Clerck, die zijn voorstel intrekt, beschouw ik deze als aangenomen; overeenkomstig het Reglement worden die voorstellen naar de bevoegde commissies verzonden.

 

Pas d'observation? (Non)

Il en sera ainsi.

 

Geen bezwaar? (Nee)

Aldus wordt besloten.

 

Conformément à l'avis de la Conférence des présidents du 7 mars 2012, je vous propose également de prendre en considération:

- la proposition de loi de MM. Laurent Devin, Anthony Dufrane, André Frédéric, Eric Thiébaut et Rachid Madrane modifiant le Code pénal en instaurant une circonstance aggravante pour les infractions commises à l'encontre des arbitres de manifestations sportives et les accompagnateurs sportifs (n° 2037/1).

Renvoi à la commission de la Justice;

- la proposition de loi de MM. Laurent Devin, Anthony Dufrane, André Frédéric, Eric Thiébaut et Rachid Madrane modifiant la loi du 21 décembre 1998 relative à la sécurité lors des matchs de football (n° 2038/1).

Renvoi à la commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique.

 

Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van 7 maart 2012, stel ik u ook voor in overweging te nemen:

- het wetsvoorstel van de heren Laurent Devin, Anthony Dufrane, André Frédéric, Eric Thiébaut en Rachid Madrane tot wijziging van het Strafwetboek door invoering van een verzwarende omstandigheid voor strafbare feiten jegens scheidsrechters van sportwedstrijden en sportbegeleiders (nr. 2037/1).

Verzonden naar de commissie voor de Justitie;

- het wetsvoorstel van de heren Laurent Devin, Anthony Dufrane, André Frédéric, Eric Thiébaut en Rachid Madrane tot wijziging van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden (nr. 2038/1).

Verzonden naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt.

 

Pas d'observation? (Non)

Il en sera ainsi.

 

Geen bezwaar? (Nee)

Aldus wordt besloten.

 

Votes nominatifs

Naamstemmingen

 

22 Moties ingediend tot besluit van de interpellaties van:

- de heer Ben Weyts over "de tweetaligheid van topambtenaren" (nr. 14)

- mevrouw Annick Ponthier over "de problematiek van de tweetaligheid van ambtenaren" (nr. 15)

- mevrouw Annick Ponthier over "de problematiek van de tweetaligheid van ambtenaren (nr. 16)

22 Motions déposées en conclusion des interpellations de:

- M. Ben Weyts sur "le bilinguisme des fonctionnaires dirigeants" (n° 14)

- Mme Annick Ponthier sur "la problématique du bilinguisme des fonctionnaires" (n° 15)

- Mme Annick Ponthier sur "la problématique du bilinguisme des fonctionnaires" (n° 16)

 

Deze interpellaties werden gehouden in de openbare vergadering van de commissie voor de Binnenlandse Zaken, de Algemene Zaken en het Openbaar Ambt van 28 februari 2012.

Ces interpellations ont été développées en réunion publique de la commission de l'Intérieur, des Affaires générales et de la Fonction publique du 28 février 2012.

 

Drie moties werden ingediend (MOT nr. 14/1):

- een eerste motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Ben Weyts;

- een tweede motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Annick Ponthier;

- een eenvoudige motie werd ingediend door mevrouw Bercy Slegers.

Trois motions ont été déposées (MOT n° 14/1):

- une première motion de recommandation a été déposée par M. Ben Weyts;

- une deuxième motion de recommandation a été déposée par Mme Annick Ponthier;

- une motion pure et simple a été déposée par Mme Bercy Slegers.

 

Daar de eenvoudige motie van rechtswege voorrang heeft, breng ik deze motie in stemming.

La motion pure et simple ayant la priorité de droit, je mets cette motion aux voix.

 

Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring?

Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote?

 

22.01  Annick Ponthier (VB): Mijnheer de voorzitter, ik heb een korte toelichting bij de motie van het Vlaams Belang.

 

Naar aanleiding van het voorstel dat staatssecretaris Bogaert begin dit jaar heeft aangekondigd, heeft onze fractie al drie keer gepoogd om meer informatie te krijgen over het standpunt van de regering en de plannen van de staatssecretaris, evenwel zonder veel succes. Wij werden telkens van het kastje naar de muur gestuurd. De voorstellen van de staatssecretaris bleven tot op heden een lege doos, wat te verwachten viel, gezien de onenigheid die van bij het begin te merken was bij de Franstalige partijen.

 

Het Vlaams Belang blijft de druk op de ketel houden en zal deze zaak van nabij blijven volgen. Vandaar deze motie waarin wij alsnog aan de regering vragen om dringend werk te maken van een grondige tweetaligheid van de topambtenaren.

 

22.02  Ben Weyts (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik zal het heel kort houden. Ik wil herinneren aan een boekje dat destijds is uitgegeven door de VU, Herinnering is een vorm van hoop.

 

Met onze motie wil ik herinneren aan de beloften die gedaan zijn inzake die tweetalige topambtenaren in de hoop dat ze ooit gerealiseerd zullen worden. Ik moet herinneren aan de beloften van staatssecretaris Bogaert van CD&V en aan die van Open Vld. Ze stelden allemaal dat er op korte termijn, zeer snel, werk zou worden gemaakt van de verplichte tweetaligheid van de topambtenaren, waarmee uiteindelijk gewoon uitvoering wordt gegeven aan een wettelijke verplichting. Wij zijn nu drie maanden later en er is nog altijd niets gebeurd. Intussen staan er verschillende topbenoemingen op de agenda. Als wij willen dat die regeling inzake de verplichte tweetaligheid van topambtenaren effectief enige zin en enig effect heeft, dan moeten wij dat nu wel doen, zo niet zijn al die topambtenaren benoemd en moeten wij achteraf zeggen dat pas in de toekomst de nieuwe topambtenaren tweetalig zullen moeten zijn.

 

Intussen heeft de staatssecretaris al een nieuwe belofte gelanceerd om de vorige onder te sneeuwen: quota! Hij wil quota bij de topambtenaren. De vrouwelijke topambtenaren: quota. Hij is wel vergeten dat er al quota bestaan in de regering. Bij de benoeming van ambtenaren bestaan al quota: politieke quota. Elke politieke partij heeft zijn quotum en mag aanspraak maken op een deel van de benoemingen bij de topambtenaren. Er bestaan dus al quota in de federale regering.

 

Wij stellen dan ook voor om de twee beloftes van staatssecretaris Bogaert te combineren. Wij stellen voor quota in te voeren bij de benoeming van topambtenaren. Wij zijn voor. Wij stellen voor dat er een quotum van 100 % komt voor de topambtenaren: allemaal tweetalig. Daarmee heeft u uw quota en zal de andere belofte van de staatssecretaris ook worden gerealiseerd. Dat kan zeer spoedig. Wij verwachten dus van u allen een zeer grote en warme steun.

 

De voorzitter: Begin van de stemming / Début du vote.

Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?

Einde van de stemming / Fin du vote.

Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

 

(Stemming/vote 1)

Ja

82

Oui

Nee

52

Non

Onthoudingen

0

Abstentions

Totaal

134

Total

 

De eenvoudige motie is aangenomen. Bijgevolg vervallen de moties van aanbeveling.

La motion pure et simple est adoptée. Par conséquent, les motions de recommandation sont caduques.

 

23 Moties ingediend tot besluit van de interpellaties van:

- mevrouw Sophie De Wit over "de benoeming van magistraten op kabinetten" (nr. 11)

- de heer Stefaan Van Hecke over "de benoeming van magistraten in kabinetten" (nr. 12)

- de heer Bert Schoofs over "de benoemingen van magistraten op kabinetten" (nr. 13)

23 Motions déposées en conclusion des interpellations de:

- Mme Sophie De Wit sur "les nominations de magistrats au sein de cabinets" (n° 11)

- M. Stefaan Van Hecke sur "les nominations de magistrats au sein de cabinets" (n° 12)

- M. Bert Schoofs sur "les nominations de magistrats au sein de cabinets" (n° 13)

 

Deze interpellaties werden gehouden in de openbare vergadering van de commissie voor de Justitie van 29 februari 2012.

Ces interpellations ont été développées en réunion publique de la commission de la Justice du 29 février 2012.

 

Vier moties werden ingediend (MOT nr. 11/1):

- een eerste motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Sophie De Wit;

- een tweede motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Stefaan Van Hecke;

- een derde motie van aanbeveling werd ingediend door de heer Bert Schoofs;

- een eenvoudige motie werd ingediend door de heer Rachid Madrane.

 

Quatre motions ont été déposées (MOT n° 11/1):

- une première motion de recommandation a été déposée par Mme Sophie De Wit;

- une deuxième motion de recommandation a été déposée par M. Stefaan Van Hecke;

- une troisième motion de recommandation a été déposée par M. Bert Schoofs;

- une motion pure et simple a été déposée par M. Rachid Madrane.

 

Daar de eenvoudige motie van rechtswege voorrang heeft, breng ik deze motie in stemming.

La motion pure et simple ayant la priorité de droit, je mets cette motion aux voix.

 

Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)

Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote? (Non)

 

Begin van de stemming / Début du vote.

Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?

Einde van de stemming / Fin du vote.

Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

 

(Stemming/vote 2)

Ja

83

Oui

Nee

53

Non

Onthoudingen

0

Abstentions

Totaal

136

Total

 

De eenvoudige motie is aangenomen. Bijgevolg vervallen de moties van aanbeveling.

La motion pure et simple est adoptée. Par conséquent, les motions de recommandation sont caduques.

 

24 Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 2 maart 1954 tot voorkoming en beteugeling der aanslagen op de vrije uitoefening van de door de Grondwet ingestelde soevereine machten, met het oog op een wijziging van de neutrale zone (2025/1)

24 Projet de loi modifiant la loi du 2 mars 1954 tendant à prévenir et réprimer les atteintes au libre exercice des pouvoirs souverains établis par la Constitution, en vue de modifier la zone neutre (2025/1)

 

Overgezonden door de Senaat

Transmis par le Sénat

 

Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote? (Non)

Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)

 

Begin van de stemming / Début du vote.

Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?

Einde van de stemming / Fin du vote.

Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

 

(Stemming/vote 3)

Ja

124

Oui

Nee

0

Non

Onthoudingen

12

Abstentions

Totaal

136

Total

 

Bijgevolg neemt de Kamer het wetsontwerp aan. Het zal aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd. (2025/3)

En conséquence, la Chambre adopte le projet de loi. Il sera soumis à la sanction royale. (2025/3)

 

25 Aangehouden amendementen en artikelen van het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 27 maart 2003 betreffende de werving van de militairen en het statuut van de militaire muzikanten en tot wijziging van verschillende wetten van toepassing op het personeel van Landsverdediging (2020/4)

25 Amendements et articles réservés du projet de loi modifiant la loi du 27 mars 2003 relative au recrutement des militaires et au statut des musiciens militaires et modifiant diverses lois applicables au personnel de la Défense (2020/4)

 

Stemming over amendement nr. 1 van Annick Ponthier op artikel 4.(2020/2)

Vote sur l'amendement n° 1 de Annick Ponthier à l'article 4.(2020/2)

 

Begin van de stemming / Début du vote.

Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?

Einde van de stemming / Fin du vote.

Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

 

(Stemming/vote 4)

Ja

37

Oui

Nee

98

Non

Onthoudingen

1

Abstentions

Totaal

136

Total

 

Bijgevolg is het amendement verworpen en is artikel 4 aangenomen.

En conséquence, l'amendement est rejeté et l’article 4 est adopté.

 

Stemming over amendement nr. 2 van Annick Ponthier op artikel 7.(2020/2)

Vote sur l'amendement n° 2 de Annick Ponthier à l'article 7.(2020/2)

 

Begin van de stemming / Début du vote.

Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?

Einde van de stemming / Fin du vote.

Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

 

(Stemming/vote 5)

Ja

11

Oui

Nee

123

Non

Onthoudingen

2

Abstentions

Totaal

136

Total

 

Bijgevolg is het amendement verworpen.

En conséquence, l'amendement est rejeté.

 

Stemming over amendement nr. 3 van Annick Ponthier op artikel 7.(2020/5)

Vote sur l'amendement n° 3 de Annick Ponthier à l'article 7.(2020/5)

 

Mag de uitslag van de vorige stemming ook gelden voor deze stemming? (Ja)

Peut-on considérer que le résultat du vote précédent est valable pour celui-ci? (Oui)

 

(Stemming/vote 5)

 

Bijgevolg is het amendement verworpen en is artikel 7 aangenomen.

En conséquence, l'amendement est rejeté et l’article 7 est adopté.

 

26 Geheel van het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 27 maart 2003 betreffende de werving van de militairen en het statuut van de militaire muzikanten en tot wijziging van verschillende wetten van toepassing op het personeel van Landsverdediging (2020/4)

26 Ensemble du projet de loi modifiant la loi du 27 mars 2003 relative au recrutement des militaires et au statut des musiciens militaires et modifiant diverses lois applicables au personnel de la Défense (2020/4)

 

Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote? (Non)

Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)

 

Begin van de stemming / Début du vote.

Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?

Einde van de stemming / Fin du vote.

Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

 

(Stemming/vote 6)

Ja

94

Oui

Nee

11

Non

Onthoudingen

31

Abstentions

Totaal

136

Total

 

Bijgevolg neemt de Kamer het wetsontwerp aan. Het zal aan de Senaat worden overgezonden. (2020/6)

En conséquence, la Chambre adopte le projet de loi. Il sera transmis au Sénat. (2020/6)

 

27 Aangehouden amendementen en artikelen van het wetsvoorstel ter bestrijding van de loonkloof tussen mannen en vrouwen (nieuw opschrift) (1675/1-9)

27 Amendements et articles réservés de la proposition de loi visant à lutter contre l'écart salarial entre hommes et femmes (nouvel intitulé) (1675/1-9)

 

Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote? (Non)

Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)

 

Stemming over amendement nr. 12 van Miranda Van Eetvelde cs tot weglating van artikel 11.(1675/7)

Vote sur l'amendement n° 12 de Miranda Van Eetvelde cs tendant à supprimer l'article 11.(1675/7)

 

Begin van de stemming / Début du vote.

Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?

Einde van de stemming / Fin du vote.

Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

 

(Stemming/vote 7)

Ja

38

Oui

Nee

98

Non

Onthoudingen

0

Abstentions

Totaal

136

Total

 

Bijgevolg is het amendement verworpen en is artikel 11 aangenomen.

En conséquence, l'amendement est rejeté et l'article 11 est adopté.

 

Stemming over amendement nr. 13 van Miranda Van Eetvelde cs tot weglating van artikel 12. 1675/7)

Vote sur l'amendement n° 13 de Miranda Van Eetvelde cs tendant à supprimer l'article 12. (1675/7)

 

Begin van de stemming / Début du vote.

Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?

Einde van de stemming / Fin du vote.

Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

 

(Stemming/vote 8)

Ja

27

Oui

Nee

98

Non

Onthoudingen

11

Abstentions

Totaal

136

Total

 

Bijgevolg is het amendement verworpen en is artikel 12 aangenomen.

En conséquence, l'amendement est rejeté et l'article 12 est adopté.

 

28 Geheel van het wetsvoorstel ter bestrijding van de loonkloof tussen mannen en vrouwen (nieuw opschrift) (1675/9)

28 Ensemble de la proposition de loi visant à lutter contre l'écart salarial entre hommes et femmes (nouvel intitulé) (1675/9)

 

Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote? (Non)

Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)

 

Begin van de stemming / Début du vote.

Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?

Einde van de stemming / Fin du vote.

Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

 

(Stemming/vote 9)

Ja

109

Oui

Nee

0

Non

Onthoudingen

27

Abstentions

Totaal

136

Total

 

Bijgevolg neemt de Kamer het wetsvoorstel aan. Het zal als ontwerp aan de Senaat worden overgezonden. (1675/10)

En conséquence, la Chambre adopte la proposition de loi. Elle sera transmise en tant que projet au Sénat. (1675/10)

 

29 Adoption de l’ordre du jour

29 Goedkeuring van de agenda

 

Nous devons nous prononcer sur le projet d’ordre du jour que vous propose la Conférence des présidents.

Wij moeten ons thans uitspreken over de ontwerp-agenda die de Conferentie van voorzitters u voorstelt.

 

Pas d’observation? (Non) La proposition est adoptée.

Geen bezwaar? (Nee) Het voorstel is aangenomen.

 

La séance est levée. Prochaine séance le jeudi 15 mars 2012 à 14.15 heures.

De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering donderdag 15 maart 2012 om 14.15 uur.

 

La séance est levée à 18.38 heures.

De vergadering wordt gesloten om 18.38 uur.

 

 

L'annexe est reprise dans une brochure séparée, portant le numéro CRIV 53 PLEN 074 annexe.

 

De bijlage is opgenomen in een aparte brochure met nummer CRIV 53 PLEN 074 bijlage.

 

 

 


  


Détail des votes nominatifs

 

Detail van de naamstemmingen

 

 

 

Vote nominatif - Naamstemming: 001

 

 

Oui        

082

Ja

 

Arens Joseph, Bacquelaine Daniel, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Blanchart Philippe, Bonte Hans, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Caverenne Valérie, Clarinval David, Coëme Guy, Collard Philippe, Dallemagne Georges, De Bue Valérie, De Croo Herman, de Donnea François-Xavier, Defreyne Roland, Delizée Jean-Marc, Déom Valérie, De Permentier Corinne, De Potter Jenne, Deseyn Roel, Destrebecq Olivier, Detiège Maya, Devin Laurent, Devlies Carl, Dewael Patrick, Dierick Leen, Doomst Michel, Dufrane Anthony, Emmery Isabelle, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Frédéric André, Geerts David, Gennez Caroline, George Joseph, Giet Thierry, Goffin Philippe, Gustin Luc, Henry Olivier, Jadin Kattrin, Kindermans Gerald, Lalieux Karine, Landuyt Renaat, Lanjri Nahima, Lutgen Benoît, Madrane Rachid, Marghem Marie-Christine, Mathot Alain, Michel Charles, Musin Linda, Muylle Nathalie, Özen Özlem, Rolin Myriam, Schiltz Willem-Frederik, Schyns Marie-Martine, Seminara Franco, Slegers Bercy, Somers Bart, Somers Ine, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Tobback Bruno, Tuybens Bruno, Van Biesen Luk, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van der Maelen Dirk, Van Grootenbrulle Bruno, Vanheste Ann, Vanlerberghe Myriam, Vanvelthoven Peter, Vercamer Stefaan, Vervotte Inge, Vienne Christiane, Waterschoot Kristof, Wierinck Godelieve, Wilrycx Frank

 

 

Non        

052

Nee

 

Almaci Meyrem, Annemans Gerolf, Balcaen Ronny, Beuselinck Manu, Boulet Juliette, Bracke Siegfried, Calvo y Castañer Kristof, Clerfayt Bernard, De Bont Rita, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, Degroote Koenraad, Deleuze Olivier, De Man Filip, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, De Ridder Min, De Vriendt Wouter, De Wit Sophie, D'haeseleer Guy, Dumery Daphné, Francken Theo, Gerkens Muriel, Gilkinet Georges, Goyvaerts Hagen, Grosemans Karolien, Jadot Eric, Jambon Jan, Logghe Peter, Louis Laurent, Luykx Peter, Maertens Bert, Maingain Olivier, Pas Barbara, Ponthier Annick, Schoofs Bert, Smeyers Sarah, Sminate Nadia, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Thiéry Damien, Valkeniers Bruno, Vandeput Steven, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Hecke Stefaan, Van Moer Reinilde, Van Noppen Florentinus, Van Vaerenbergh Kristien, Veys Tanguy, Weyts Ben, Wollants Bert

 

 

Abstentions

000

Onthoudingen

 

 

 


 

Vote nominatif - Naamstemming: 002

 

 

Oui        

083

Ja

 

Arens Joseph, Bacquelaine Daniel, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Blanchart Philippe, Bonte Hans, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Caverenne Valérie, Clarinval David, Coëme Guy, Collard Philippe, Dallemagne Georges, De Bue Valérie, De Croo Herman, de Donnea François-Xavier, Defreyne Roland, Delizée Jean-Marc, Déom Valérie, De Permentier Corinne, De Potter Jenne, Deseyn Roel, Destrebecq Olivier, Detiège Maya, Devin Laurent, Devlies Carl, Dewael Patrick, Dierick Leen, Doomst Michel, Dufrane Anthony, Emmery Isabelle, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Frédéric André, Galant Jacqueline, Geerts David, Gennez Caroline, George Joseph, Giet Thierry, Goffin Philippe, Gustin Luc, Henry Olivier, Jadin Kattrin, Kindermans Gerald, Lalieux Karine, Landuyt Renaat, Lanjri Nahima, Lutgen Benoît, Madrane Rachid, Marghem Marie-Christine, Mathot Alain, Michel Charles, Musin Linda, Muylle Nathalie, Özen Özlem, Rolin Myriam, Schiltz Willem-Frederik, Schyns Marie-Martine, Seminara Franco, Slegers Bercy, Somers Bart, Somers Ine, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Tobback Bruno, Tuybens Bruno, Van Biesen Luk, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van der Maelen Dirk, Van Grootenbrulle Bruno, Vanheste Ann, Vanlerberghe Myriam, Vanvelthoven Peter, Vercamer Stefaan, Vervotte Inge, Vienne Christiane, Waterschoot Kristof, Wierinck Godelieve, Wilrycx Frank

 

 

Non        

053

Nee

 

Almaci Meyrem, Annemans Gerolf, Balcaen Ronny, Beuselinck Manu, Boulet Juliette, Bracke Siegfried, Calvo y Castañer Kristof, Clerfayt Bernard, De Bont Rita, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, Degroote Koenraad, Deleuze Olivier, De Man Filip, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, De Ridder Min, De Vriendt Wouter, De Wit Sophie, D'haeseleer Guy, Dumery Daphné, Francken Theo, Genot Zoé, Gerkens Muriel, Gilkinet Georges, Goyvaerts Hagen, Grosemans Karolien, Jadot Eric, Jambon Jan, Logghe Peter, Louis Laurent, Luykx Peter, Maertens Bert, Maingain Olivier, Pas Barbara, Ponthier Annick, Schoofs Bert, Smeyers Sarah, Sminate Nadia, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Thiéry Damien, Valkeniers Bruno, Vandeput Steven, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Hecke Stefaan, Van Moer Reinilde, Van Noppen Florentinus, Van Vaerenbergh Kristien, Veys Tanguy, Weyts Ben, Wollants Bert

 

 

Abstentions

000

Onthoudingen

 

 

 


 

Vote nominatif - Naamstemming: 003

 

 

Oui         

124

Ja

 

Annemans Gerolf, Arens Joseph, Bacquelaine Daniel, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Beuselinck Manu, Blanchart Philippe, Bonte Hans, Bracke Siegfried, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Caverenne Valérie, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Coëme Guy, Collard Philippe, Dallemagne Georges, De Bont Rita, De Bue Valérie, De Croo Herman, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, de Donnea François-Xavier, Defreyne Roland, Degroote Koenraad, Delizée Jean-Marc, De Man Filip, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, Déom Valérie, De Permentier Corinne, De Potter Jenne, De Ridder Min, Deseyn Roel, Destrebecq Olivier, Detiège Maya, Devin Laurent, Devlies Carl, Dewael Patrick, De Wit Sophie, D'haeseleer Guy, Dierick Leen, Doomst Michel, Dufrane Anthony, Dumery Daphné, Emmery Isabelle, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Francken Theo, Frédéric André, Galant Jacqueline, Geerts David, Gennez Caroline, George Joseph, Giet Thierry, Goffin Philippe, Goyvaerts Hagen, Grosemans Karolien, Gustin Luc, Henry Olivier, Jadin Kattrin, Jambon Jan, Kindermans Gerald, Lalieux Karine, Landuyt Renaat, Lanjri Nahima, Logghe Peter, Louis Laurent, Lutgen Benoît, Luykx Peter, Madrane Rachid, Maertens Bert, Maingain Olivier, Marghem Marie-Christine, Mathot Alain, Michel Charles, Musin Linda, Muylle Nathalie, Özen Özlem, Pas Barbara, Ponthier Annick, Rolin Myriam, Schiltz Willem-Frederik, Schoofs Bert, Schyns Marie-Martine, Seminara Franco, Slegers Bercy, Smeyers Sarah, Sminate Nadia, Somers Bart, Somers Ine, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Thiéry Damien, Tobback Bruno, Tuybens Bruno, Valkeniers Bruno, Van Biesen Luk, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Vandeput Steven, Van der Maelen Dirk, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Grootenbrulle Bruno, Vanheste Ann, Vanlerberghe Myriam, Van Moer Reinilde, Van Noppen Florentinus, Van Vaerenbergh Kristien, Vanvelthoven Peter, Vercamer Stefaan, Vervotte Inge, Veys Tanguy, Vienne Christiane, Waterschoot Kristof, Weyts Ben, Wierinck Godelieve, Wilrycx Frank, Wollants Bert

 

 

Non        

000

Nee

 

 

 

 

Abstentions

012

Onthoudingen

 

Almaci Meyrem, Balcaen Ronny, Boulet Juliette, Calvo y Castañer Kristof, Deleuze Olivier, De Vriendt Wouter, Genot Zoé, Gerkens Muriel, Gilkinet Georges, Jadot Eric, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Van Hecke Stefaan

 


 

Vote nominatif - Naamstemming: 004

 

 

Oui        

037

Ja

 

Annemans Gerolf, Beuselinck Manu, Bracke Siegfried, De Bont Rita, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, Degroote Koenraad, De Man Filip, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, De Ridder Min, De Wit Sophie, D'haeseleer Guy, Dumery Daphné, Francken Theo, Goyvaerts Hagen, Grosemans Karolien, Jambon Jan, Logghe Peter, Luykx Peter, Maertens Bert, Pas Barbara, Ponthier Annick, Schoofs Bert, Smeyers Sarah, Sminate Nadia, Valkeniers Bruno, Vandeput Steven, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Moer Reinilde, Van Noppen Florentinus, Van Vaerenbergh Kristien, Veys Tanguy, Weyts Ben, Wollants Bert

 

 

Non        

098

Nee

 

Almaci Meyrem, Arens Joseph, Bacquelaine Daniel, Balcaen Ronny, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Blanchart Philippe, Bonte Hans, Boulet Juliette, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Calvo y Castañer Kristof, Caverenne Valérie, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Coëme Guy, Collard Philippe, Dallemagne Georges, De Bue Valérie, De Croo Herman, de Donnea François-Xavier, Defreyne Roland, Deleuze Olivier, Delizée Jean-Marc, Déom Valérie, De Permentier Corinne, De Potter Jenne, Deseyn Roel, Destrebecq Olivier, Detiège Maya, Devin Laurent, Devlies Carl, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick, Dierick Leen, Doomst Michel, Dufrane Anthony, Emmery Isabelle, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Frédéric André, Galant Jacqueline, Geerts David, Gennez Caroline, Genot Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Giet Thierry, Gilkinet Georges, Goffin Philippe, Gustin Luc, Henry Olivier, Jadin Kattrin, Jadot Eric, Kindermans Gerald, Lalieux Karine, Landuyt Renaat, Lanjri Nahima, Lutgen Benoît, Madrane Rachid, Maingain Olivier, Marghem Marie-Christine, Mathot Alain, Michel Charles, Musin Linda, Muylle Nathalie, Özen Özlem, Rolin Myriam, Schiltz Willem-Frederik, Schyns Marie-Martine, Seminara Franco, Slegers Bercy, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Somers Bart, Somers Ine, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Thiéry Damien, Tobback Bruno, Tuybens Bruno, Van Biesen Luk, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van der Maelen Dirk, Van Grootenbrulle Bruno, Van Hecke Stefaan, Vanheste Ann, Vanlerberghe Myriam, Vanvelthoven Peter, Vercamer Stefaan, Vervotte Inge, Vienne Christiane, Waterschoot Kristof, Wierinck Godelieve, Wilrycx Frank

 

 

Abstentions

001

Onthoudingen

 

Louis Laurent

 


 

Vote nominatif - Naamstemming: 005

 

 

Oui        

011

Ja

 

Annemans Gerolf, De Bont Rita, De Man Filip, D'haeseleer Guy, Goyvaerts Hagen, Logghe Peter, Pas Barbara, Ponthier Annick, Schoofs Bert, Valkeniers Bruno, Veys Tanguy

 

 

Non        

123

Nee

 

Almaci Meyrem, Arens Joseph, Bacquelaine Daniel, Balcaen Ronny, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Beuselinck Manu, Blanchart Philippe, Bonte Hans, Boulet Juliette, Bracke Siegfried, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Calvo y Castañer Kristof, Caverenne Valérie, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Coëme Guy, Collard Philippe, Dallemagne Georges, De Bue Valérie, De Croo Herman, Dedecker Peter, de Donnea François-Xavier, Defreyne Roland, Degroote Koenraad, Deleuze Olivier, Delizée Jean-Marc, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, Déom Valérie, De Permentier Corinne, De Potter Jenne, De Ridder Min, Deseyn Roel, Destrebecq Olivier, Detiège Maya, Devin Laurent, Devlies Carl, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick, De Wit Sophie, Dierick Leen, Doomst Michel, Dufrane Anthony, Dumery Daphné, Emmery Isabelle, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Francken Theo, Frédéric André, Galant Jacqueline, Geerts David, Gennez Caroline, Genot Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Giet Thierry, Gilkinet Georges, Goffin Philippe, Grosemans Karolien, Gustin Luc, Henry Olivier, Jadin Kattrin, Jadot Eric, Jambon Jan, Kindermans Gerald, Lalieux Karine, Landuyt Renaat, Lanjri Nahima, Lutgen Benoît, Luykx Peter, Madrane Rachid, Maertens Bert, Maingain Olivier, Marghem Marie-Christine, Mathot Alain, Michel Charles, Musin Linda, Muylle Nathalie, Özen Özlem, Rolin Myriam, Schiltz Willem-Frederik, Schyns Marie-Martine, Seminara Franco, Slegers Bercy, Smeyers Sarah, Sminate Nadia, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Somers Bart, Somers Ine, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Thiéry Damien, Tobback Bruno, Tuybens Bruno, Van Biesen Luk, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Vandeput Steven, Van der Maelen Dirk, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Grootenbrulle Bruno, Van Hecke Stefaan, Vanheste Ann, Vanlerberghe Myriam, Van Moer Reinilde, Van Noppen Florentinus, Van Vaerenbergh Kristien, Vanvelthoven Peter, Vercamer Stefaan, Vervotte Inge, Vienne Christiane, Waterschoot Kristof, Weyts Ben, Wierinck Godelieve, Wilrycx Frank, Wollants Bert

 

 

Abstentions

002

Onthoudingen

 

Dedecker Jean Marie, Louis Laurent

 


 

Vote nominatif - Naamstemming: 006

 

 

Oui        

094

Ja

 

Almaci Meyrem, Arens Joseph, Bacquelaine Daniel, Balcaen Ronny, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Blanchart Philippe, Bonte Hans, Boulet Juliette, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Calvo y Castañer Kristof, Caverenne Valérie, Clarinval David, Coëme Guy, Collard Philippe, Dallemagne Georges, De Bue Valérie, De Croo Herman, de Donnea François-Xavier, Defreyne Roland, Deleuze Olivier, Delizée Jean-Marc, Déom Valérie, De Permentier Corinne, De Potter Jenne, Deseyn Roel, Destrebecq Olivier, Detiège Maya, Devin Laurent, Devlies Carl, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick, Dierick Leen, Doomst Michel, Dufrane Anthony, Emmery Isabelle, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Frédéric André, Galant Jacqueline, Geerts David, Gennez Caroline, Genot Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Giet Thierry, Gilkinet Georges, Goffin Philippe, Gustin Luc, Henry Olivier, Jadin Kattrin, Jadot Eric, Kindermans Gerald, Lalieux Karine, Landuyt Renaat, Lanjri Nahima, Lutgen Benoît, Madrane Rachid, Marghem Marie-Christine, Mathot Alain, Michel Charles, Musin Linda, Muylle Nathalie, Özen Özlem, Rolin Myriam, Schiltz Willem-Frederik, Schyns Marie-Martine, Seminara Franco, Slegers Bercy, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Somers Bart, Somers Ine, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Tobback Bruno, Tuybens Bruno, Van Biesen Luk, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van der Maelen Dirk, Van Grootenbrulle Bruno, Van Hecke Stefaan, Vanheste Ann, Vanlerberghe Myriam, Vanvelthoven Peter, Vervotte Inge, Vienne Christiane, Waterschoot Kristof, Wierinck Godelieve, Wilrycx Frank

 

 

Non        

011

Nee

 

Annemans Gerolf, De Bont Rita, De Man Filip, D'haeseleer Guy, Goyvaerts Hagen, Logghe Peter, Pas Barbara, Ponthier Annick, Schoofs Bert, Valkeniers Bruno, Veys Tanguy

 

 

Abstentions

031

Onthoudingen

 

Beuselinck Manu, Bracke Siegfried, Clerfayt Bernard, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, Degroote Koenraad, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, De Ridder Min, De Wit Sophie, Dumery Daphné, Francken Theo, Grosemans Karolien, Jambon Jan, Louis Laurent, Luykx Peter, Maertens Bert, Maingain Olivier, Smeyers Sarah, Sminate Nadia, Thiéry Damien, Vandeput Steven, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Moer Reinilde, Van Noppen Florentinus, Van Vaerenbergh Kristien, Vercamer Stefaan, Weyts Ben, Wollants Bert

 


 

Vote nominatif - Naamstemming: 007

 

 

Oui        

038

Ja

 

Annemans Gerolf, Beuselinck Manu, Bracke Siegfried, De Bont Rita, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, Degroote Koenraad, De Man Filip, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, De Ridder Min, De Wit Sophie, D'haeseleer Guy, Dumery Daphné, Francken Theo, Goyvaerts Hagen, Grosemans Karolien, Jambon Jan, Logghe Peter, Louis Laurent, Luykx Peter, Maertens Bert, Pas Barbara, Ponthier Annick, Schoofs Bert, Smeyers Sarah, Sminate Nadia, Valkeniers Bruno, Vandeput Steven, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Moer Reinilde, Van Noppen Florentinus, Van Vaerenbergh Kristien, Veys Tanguy, Weyts Ben, Wollants Bert

 

 

Non        

098

Nee

 

Almaci Meyrem, Arens Joseph, Bacquelaine Daniel, Balcaen Ronny, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Blanchart Philippe, Bonte Hans, Boulet Juliette, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Calvo y Castañer Kristof, Caverenne Valérie, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Coëme Guy, Collard Philippe, Dallemagne Georges, De Bue Valérie, De Croo Herman, de Donnea François-Xavier, Defreyne Roland, Deleuze Olivier, Delizée Jean-Marc, Déom Valérie, De Permentier Corinne, De Potter Jenne, Deseyn Roel, Destrebecq Olivier, Detiège Maya, Devin Laurent, Devlies Carl, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick, Dierick Leen, Doomst Michel, Dufrane Anthony, Emmery Isabelle, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Frédéric André, Galant Jacqueline, Geerts David, Gennez Caroline, Genot Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Giet Thierry, Gilkinet Georges, Goffin Philippe, Gustin Luc, Henry Olivier, Jadin Kattrin, Jadot Eric, Kindermans Gerald, Lalieux Karine, Landuyt Renaat, Lanjri Nahima, Lutgen Benoît, Madrane Rachid, Maingain Olivier, Marghem Marie-Christine, Mathot Alain, Michel Charles, Musin Linda, Muylle Nathalie, Özen Özlem, Rolin Myriam, Schiltz Willem-Frederik, Schyns Marie-Martine, Seminara Franco, Slegers Bercy, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Somers Bart, Somers Ine, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Thiéry Damien, Tobback Bruno, Tuybens Bruno, Van Biesen Luk, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van der Maelen Dirk, Van Grootenbrulle Bruno, Van Hecke Stefaan, Vanheste Ann, Vanlerberghe Myriam, Vanvelthoven Peter, Vercamer Stefaan, Vervotte Inge, Vienne Christiane, Waterschoot Kristof, Wierinck Godelieve, Wilrycx Frank

 

 

Abstentions

000

Onthoudingen

 

 

 


 

Vote nominatif - Naamstemming: 008

 

 

Oui        

027

Ja

 

Beuselinck Manu, Bracke Siegfried, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, Degroote Koenraad, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, De Ridder Min, De Wit Sophie, Dumery Daphné, Francken Theo, Grosemans Karolien, Jambon Jan, Louis Laurent, Luykx Peter, Maertens Bert, Smeyers Sarah, Sminate Nadia, Vandeput Steven, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Moer Reinilde, Van Noppen Florentinus, Van Vaerenbergh Kristien, Weyts Ben, Wollants Bert

 

 

Non        

098

Nee

 

Almaci Meyrem, Arens Joseph, Bacquelaine Daniel, Balcaen Ronny, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Blanchart Philippe, Bonte Hans, Boulet Juliette, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Calvo y Castañer Kristof, Caverenne Valérie, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Coëme Guy, Collard Philippe, Dallemagne Georges, De Bue Valérie, De Croo Herman, de Donnea François-Xavier, Defreyne Roland, Deleuze Olivier, Delizée Jean-Marc, Déom Valérie, De Permentier Corinne, De Potter Jenne, Deseyn Roel, Destrebecq Olivier, Detiège Maya, Devin Laurent, Devlies Carl, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick, Dierick Leen, Doomst Michel, Dufrane Anthony, Emmery Isabelle, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Frédéric André, Galant Jacqueline, Geerts David, Gennez Caroline, Genot Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Giet Thierry, Gilkinet Georges, Goffin Philippe, Gustin Luc, Henry Olivier, Jadin Kattrin, Jadot Eric, Kindermans Gerald, Lalieux Karine, Landuyt Renaat, Lanjri Nahima, Lutgen Benoît, Madrane Rachid, Maingain Olivier, Marghem Marie-Christine, Mathot Alain, Michel Charles, Musin Linda, Muylle Nathalie, Özen Özlem, Rolin Myriam, Schiltz Willem-Frederik, Schyns Marie-Martine, Seminara Franco, Slegers Bercy, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Somers Bart, Somers Ine, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Thiéry Damien, Tobback Bruno, Tuybens Bruno, Van Biesen Luk, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van der Maelen Dirk, Van Grootenbrulle Bruno, Van Hecke Stefaan, Vanheste Ann, Vanlerberghe Myriam, Vanvelthoven Peter, Vercamer Stefaan, Vervotte Inge, Vienne Christiane, Waterschoot Kristof, Wierinck Godelieve, Wilrycx Frank

 

 

Abstentions

011

Onthoudingen

 

Annemans Gerolf, De Bont Rita, De Man Filip, D'haeseleer Guy, Goyvaerts Hagen, Logghe Peter, Pas Barbara, Ponthier Annick, Schoofs Bert, Valkeniers Bruno, Veys Tanguy

 


 

Vote nominatif - Naamstemming: 009

 

 

Oui        

109

Ja

 

Almaci Meyrem, Annemans Gerolf, Arens Joseph, Bacquelaine Daniel, Balcaen Ronny, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Blanchart Philippe, Bonte Hans, Boulet Juliette, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Calvo y Castañer Kristof, Caverenne Valérie, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Coëme Guy, Collard Philippe, Dallemagne Georges, De Bont Rita, De Bue Valérie, De Croo Herman, de Donnea François-Xavier, Defreyne Roland, Deleuze Olivier, Delizée Jean-Marc, De Man Filip, Déom Valérie, De Permentier Corinne, De Potter Jenne, Deseyn Roel, Destrebecq Olivier, Detiège Maya, Devin Laurent, Devlies Carl, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick, D'haeseleer Guy, Dierick Leen, Doomst Michel, Dufrane Anthony, Emmery Isabelle, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Frédéric André, Galant Jacqueline, Geerts David, Gennez Caroline, Genot Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Giet Thierry, Gilkinet Georges, Goffin Philippe, Goyvaerts Hagen, Gustin Luc, Henry Olivier, Jadin Kattrin, Jadot Eric, Kindermans Gerald, Lalieux Karine, Landuyt Renaat, Lanjri Nahima, Logghe Peter, Lutgen Benoît, Madrane Rachid, Maingain Olivier, Marghem Marie-Christine, Mathot Alain, Michel Charles, Musin Linda, Muylle Nathalie, Özen Özlem, Pas Barbara, Ponthier Annick, Rolin Myriam, Schiltz Willem-Frederik, Schoofs Bert, Schyns Marie-Martine, Seminara Franco, Slegers Bercy, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Somers Bart, Somers Ine, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Thiéry Damien, Tobback Bruno, Tuybens Bruno, Valkeniers Bruno, Van Biesen Luk, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van der Maelen Dirk, Van Grootenbrulle Bruno, Van Hecke Stefaan, Vanheste Ann, Vanlerberghe Myriam, Vanvelthoven Peter, Vercamer Stefaan, Vervotte Inge, Veys Tanguy, Vienne Christiane, Waterschoot Kristof, Wierinck Godelieve, Wilrycx Frank

 

 

Non        

000

Nee

 

 

 

 

Abstentions

027

Onthoudingen

 

Beuselinck Manu, Bracke Siegfried, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, Degroote Koenraad, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, De Ridder Min, De Wit Sophie, Dumery Daphné, Francken Theo, Grosemans Karolien, Jambon Jan, Louis Laurent, Luykx Peter, Maertens Bert, Smeyers Sarah, Sminate Nadia, Vandeput Steven, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Moer Reinilde, Van Noppen Florentinus, Van Vaerenbergh Kristien, Weyts Ben, Wollants Bert