Séance
plénière |
Plenumvergadering |
du Jeudi 17 novembre 2011 Après-midi ______ |
van Donderdag 17 november 2011 Namiddag ______ |
La séance est ouverte à 14.17 heures et présidée par M. André Flahaut.
De vergadering wordt geopend om 14.17 uur en voorgezeten door de heer André Flahaut.
Le président: La séance est ouverte.
De vergadering is geopend.
Une série de communications et de décisions doivent être portées à la connaissance de la Chambre. Elles seront reprises sur le site web de la Chambre et insérées dans l'annexe du compte rendu intégral de cette séance.
Een reeks mededelingen en besluiten moeten ter kennis gebracht worden van de Kamer. Zij worden op de website van de Kamer en in de bijlage bij het integraal verslag van deze vergadering opgenomen.
Ministre du gouvernement fédéral présent lors de l’ouverture de la séance:
Tegenwoordig bij de opening van de vergadering is de minister van de federale regering:
Yves Leterme.
Meyrem
Almaci, Elio Di Rupo, Charles Michel, Laurette Onkelinx, Bruno Tobback, Vincent
Van Quickenborne, Tanguy Veys, pour devoirs de mandat / wegens
ambtsplicht;
Gouvernement
fédéral / Federale regering:
Didier Reynders, Oliver Chastel.
Par lettre du 14 novembre 2011, le groupe Ecolo-Groen! de la Chambre m'a informé de la désignation de M. Stefaan Van Hecke en qualité de président de groupe à partir du 15 novembre 2011.
Bij brief van 14 november 2011 heeft de Ecolo-Groen!-fractie van de Kamer mij medegedeeld dat de heer Stefaan Van Hecke als fractievoorzitter werd aangesteld vanaf 15 november 2011.
Conformément à l'avis de la Conférence des présidents du 16 novembre 2011, je vous propose d'inscrire à l'ordre du jour de la séance plénière de cet après-midi:
- la proposition de
résolution de MM. Dirk Van der Maelen, Patrick Moriau et Wouter
De Vriendt, Mmes Thérèse Snoy et d'Oppuers et Corinne De Permentier
et M. Stefaan Vercamer relative à la position à défendre par le gouvernement belge dans le
cadre du 4e Forum de haut niveau sur l'efficacité de l'aide (n°s 1847/1 à 6);
- la proposition de résolution de Mmes Özlem Özen et Christiane Vienne et M. Patrick Moriau relative au régime de distribution de denrées alimentaires au profit des personnes les plus démunies de l'Union européenne (n°s 1728/1 à 4);
- la proposition de résolution de Mmes Thérèse Snoy et d'Oppuers et Zoé Genot et M. Wouter De Vriendt concernant la continuité de l'aide alimentaire aux populations les plus démunies en Belgique et dans l'Union européenne (n° 1786/1).
Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van 16 november 2011, stel ik u voor op de agenda van de plenaire vergadering van deze namiddag in te schrijven:
- het voorstel van
resolutie van de heren Dirk Van der Maelen, Patrick Moriau en Wouter
De Vriendt, de dames Thérèse Snoy et d'Oppuers en Corinne
De Permentier en de heer Stefaan Vercamer) met betrekking tot het standpunt van de
Belgische regering in het kader van het 4de High Level Forum on Aid Effectiveness
(nrs 1847/1 tot 6);
- het voorstel van resolutie van de dames Özlem Özen en Christiane Vienne en de heer Patrick Moriau over de regeling voor de verstrekking van levensmiddelen aan de meest behoeftigen in de Europese Unie (nrs 1728/1 tot 4);
- het voorstel van resolutie van de dames Thérèse Snoy et d'Oppuers en Zoé Genot en de heer Wouter De Vriendt betreffende de continuïteit van de voedselhulp aan de armste bevolkingsgroepen in België en de Europese Unie (nr. 1786/1).
Pas d'observation? (Non)
Il en sera ainsi.
Geen bezwaar? (Nee)
Aldus zal geschieden.
03 Vraag van de heer Filip De Man aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de instructienota over regularisaties" (nr. P0577)
03 Question de M. Filip De Man au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "la note d'instruction relative à la régularisation" (n° P0577)
03.01 Filip De Man (VB): Mijnheer de voorzitter, collega’s, mijn vraag handelt over de instructienota van staatssecretaris Wathelet die mogelijk maakt dat criminele illegalen die hier bovendien veroordeeld zijn, toch nog in aanmerking komen voor regularisatie, dus voor het toekennen van een verblijfsvergunning, en dus met andere woorden hier in dit land zouden kunnen blijven verpozen.
Mijnheer de eerste minister, ik weet dat u binnenkort vertrekt en betere oorden opzoekt in Parijs. Voor dat het geval is, wil ik u graag nog eens herinneren aan uw belofte van voor de zomer.
Het is onderhand zes maanden geleden dat u hierover werd aangesproken in deze Kamer en ik citeer letterlijk uw antwoord: “Ik kan bevestigen dat het mijn intentie is om die instructienota samen met collega Wathelet nog eens te onderzoeken. Eenmaal dat gebeurd is, ben ik inderdaad ter beschikking van het Parlement om daarover uitleg te geven.” Dat was op 26 mei.
Wij zijn een halfjaar verder en ik wil van u vernemen of het nog altijd mogelijk is dat illegale vreemdelingen hier een verblijfsvergunning kunnen krijgen na een veroordeling wegens diefstal met geweld, drugshandel, mensenhandel, pedofilie en verkrachting? Kunnen die criminelen na anderhalf tot vijf jaar na hun straf, afhankelijk van de zaak, worden geregulariseerd en de toegang tot dit grondgebied verkrijgen?
Mijnheer de eerste minister, hebt u uw staatssecretaris Wathelet daarover aangesproken?
03.02 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, collega’s, mijnheer De Man, conform hetgeen was toegezegd op het ogenblik van uw vraagstelling heb ik uiteraard staatssecretaris Wathelet aangesproken en melding gemaakt van uw zorgen, opmerkingen en bezorgdheden. Voor het overige verwijs ik naar mijn eerder uitgebreid antwoord van 31 maart.
Ik ben ervan op de hoogte dat de aangelegenheid van de regularisatie aan bod komt in de zogenaamde formateursnota waarover momenteel wordt onderhandeld. Dat lijkt mij op dit ogenblik voor deze problematiek het geëigende forum.
03.03 Filip De Man (VB): Mijnheer de voorzitter, wij hebben hier een debat gehad in plenaire vergadering voor het paasreces, ergens in maart. De vraag wordt herhaald voor het zomerreces. We zijn nu acht maanden later en het blijkt dat degene die is belast met de coördinatie voor de immigratie in dit land, met name de eerste minister die onder zich vier Franstalige excellenties heeft, er niet in is geslaagd een zeer concreet probleem te remediëren, namelijk het regulariseren van criminele en veroordeelde vreemdelingen.
Ik stel vast dat de voorbije weken en maanden er heel wat schijnverbeteringen of schijnverstrengingen worden gepropageerd en dat daar veel misbaar over wordt gemaakt. Wij geloven niet echt in die schijnverstrengingen.
Als er een concreet geval op tafel ligt, geeft deze coördinator voor het migratiebeleid niet thuis. Dan is het beter dat hij naar Parijs vertrekt want met zo’n coördinator komen we geen stap verder.
L'incident est clos.
- de heer Jean Marie Dedecker aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "Arco" (nr. P0578)
- de heer Jan Jambon aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "Arco" (nr. P0580)
- mevrouw Gwendolyn Rutten aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "Arco" (nr. P0581)
- mevrouw Meyrem Almaci aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "Arco" (nr. P0582)
- de heer Georges Gilkinet aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "Arco" (nr. P0583)
- de heer François-Xavier de Donnea aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "Arco" (nr. P0584)
- M. Jean Marie Dedecker au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "Arco" (n° P0578)
- M. Jan Jambon au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "Arco" (n° P0580)
- Mme Gwendolyn Rutten au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "Arco" (n° P0581)
- Mme Meyrem Almaci au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "Arco" (n° P0582)
- M. Georges Gilkinet au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "Arco" (n° P0583)
- M. François-Xavier de Donnea au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "Arco" (n° P0584)
04.01 Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, collega’s, alle Belgen zijn gelijk voor de wet, maar sommigen in dit land zijn blijkbaar meer gelijk, namelijk degenen die aangesloten zijn bij het ACW. Het is niet verwonderlijk dat zowel uzelf als de heer Dehaene uit die stal komen.
Toen Dexia in 2008 voor de eerste keer over de kop ging, hebt u de Fortisaandeelhouders in de wind gelaten. Ik kan mij niet van de indruk ontdoen dat u op dit moment de bank hebt gered. U hebt 3 miljard euro van de Belgische belastingbetaler gepakt om Dexia te redden ten voordele van de aandeelhouders van Dexia. Wie is de grootste aandeelhouder? Precies, de stal waartoe u behoort, de ACW-groep, de ARCO-groep.
Erger nog, wat doet u op 10 oktober nadat Dexia een tweede keer is gevallen? U schudt een wetje uit uw mouw, een koninklijk besluit dat ARCO opnieuw bevoordeelt, dat hen laat toetreden tot het Bijzonder Beschermingsfonds. Ze konden dat al drie jaar hebben gedaan, maar ze hebben dat natuurlijk niet gedaan want dat kost een beetje geld.
Wat doet u daarbij? U zegt dat coöperanten spaarders zijn. Coöperanten zijn aandeelhouders. Coöperanten zijn vennoten en dat zegt ARCO zelf.
Voorts, het spaargeld dat u garandeert, hebt u een idee over hoeveel dat gaat? Het gaat over 780 000 personen aan 2 000 euro, maar al die centen zijn gekapitaliseerd. Het gaat niet over 2 000 per persoon, het gaat over een veelvoud daarvan. Wat weet u daarvan?
Een ander punt, ARCOPAR, ARCOPLUS, ARCOFIN, ondernemingen van de groep ARCO, gaan in vereffening. Een daarvan gaat niet in vereffening, AUXIPAR. Waarom niet? Die beheersen de immobiliën en een farmaceutisch bedrijf. De kosten van ARCO worden afgeleid, voor de zoveelste keer, op de belastingbetaler.
Mijnheer de eerste minister, hebt u een idee van hoeveel? Gaat u die wet uitbreiden, want tenslotte opent u de doos van Pandora. Er zijn heel wat banken die coöperant zijn. Denk maar aan de KBC en het Landbouwkrediet. Wat gaat u doen met de andere aandeelhouders van Dexia?
Mijnheer de eerste minister, op een dag dat we de begroting niet in orde krijgen, voor 11 miljard euro gaat u de Belgische belastingbetaler nog extra belasten met een, twee of drie miljard euro. Ik zou graag een antwoord hebben op mijn vraag of u dit KB zult inhouden, want dit is een onrechtvaardigheid.
04.02 Jan Jambon (N-VA):. Mijnheer de minister, het hele ARCO-verhaal begint nu toch wel een echte saga te worden. We hadden eerst, waar we nog niet uit zijn, heel de problematiek rond de gelijke behandeling van alle groepen van aandeelhouders. We hebben gisteren mijnheer Noels gehoord die de treffende vergelijking maakt met een brandpolis af te sluiten op het moment dat de brand in het huis zit.
Maar er is nog een derde element in de saga, mijnheer de eerste minister. Het is namelijk zo dat ARCOPAR, één van de vennootschappen, op 30 juni laatsleden een algemene vergadering heeft gehouden die haar statuten heeft gewijzigd. En één van de artikelen die gewijzigd werden in de statuten van ARCOPAR betreft juist de vereffening van de vennootschap. En ik citeer: “Alle activa van de vennootschap worden gerealiseerd, tenzij de algemene vergadering anders beslist.” En die “tenzij” is nieuw in de statuten. Wat zou dat kunnen betekenen, ik zeg niet dat het zo is, maar wat zou dat kunnen betekenen? Dat zou kunnen betekenen dat ARCOPAR voldoende van zijn activa realiseert om haar schuld en haar lasten terug te betalen, maar niets realiseert om haar vennoten, coöperanten, noem het zoals u het wilt noemen, om die schadeloos te stellen. En dat die factuur compleet, voor de volle honderd procent op de belastingsbetaler wordt afgewenteld.
Ik heb twee vragen aan u, mijnheer de eerste minister. Ten eerste, bent u hiervan op de hoogte?
Ten tweede, indien ja, gaat u tussenkomen bij de algemene vergadering van ARCOPAR opdat die clausule niet zou ingeroepen worden op het moment van vereffening.
04.03 Gwendolyn Rutten (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de premier, collega’s, wij vernamen gisteren via de media dat het Dexiadebacle een volgend slachtoffer maakt. Het gaat om een aandeelhouder, een coöperatieve vennootschap, de zogenaamde ARCO Groep.
Dankzij de waarborg waarvoor de wettelijke basis door de Kamer in 2009 is goedgekeurd, mogen coöperanten vandaag gerust zijn: hun inleg is gewaarborgd. Een waarborg dient als vertrouwenwekkende maatregel, een bescherming tegen een plotse crisis of een systemische crisis, tegen overmacht zeg maar. Bovendien is zo’n waarborg altijd een laatste valscherm, een allerlaatste optie nadat men eerst alles heeft gedaan om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor de geleden verliezen.
Over die elementen, mijnheer de premier, gaat ook mijn vraag. Is er volgens u hier sprake van overmacht en kan het echt niet anders?
Kan de regering garanderen dat eerst en op maximale wijze alle inspanningen worden geleverd om in de ARCO Groep zelf de geleden verliezen op te nemen en de inleg van de spaarder te garanderen? Ik meen dat zeker vanuit het standpunt van de belastingbetaler op die twee grote vragen een antwoord nodig is. Het lijkt mij een moreel standpunt te zijn dat men eerst zelf alle verantwoordelijkheid neemt, vooraleer zich tot de belastingbetaler te wenden.
04.04 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, the Dexiasaga continues. Wij hebben met de val van Dexia de doos van Pandora geopend gezien, zeer tegen onze zin. De gewone belastingbetaler is ondertussen murw geslagen met de vele getallen van waarborgen en andere bedragen die hij dag na dag ziet passeren. De schuld lijkt alleen maar op te lopen.
Door de vereffening van ARCO worden nu 780 000 coöperanten het slachtoffer van de casinopolitiek van een bank die meer hefboomfonds dan bank was.
Mijnheer de eerste minister, u hebt die bank in 2008 gered. U hebt ze toen niet gesplitst. U hebt twee derde van de last op u genomen. In 2008 is ook een waarborgregeling afgesproken waaronder ook de ARCO-coöperanten zouden vallen. Nu, in 2011, vlak na de val van Dexia, wordt dat koninklijk besluit van kracht. Dat roept heel wat vragen op.
Wat hebt u in 2008 precies geëist in ruil voor het redden van de bank, in ruil voor de waarborg die nu pas van kracht wordt? Welke lijnen hebt u via uw regeringsvertegenwoordiger uitgezet voor de bank? Waarom komt dat koninklijk besluit er nu pas, na de feiten?
Wat als ook coöperanten van andere banken een beroep willen doen op de waarborgregeling? Hebt u een idee van de totale budgettaire kosten die dat meebrengt voor het land?
Wat nu, mijnheer de eerste minister, met dit hele Dexiadossier?
04.05 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, je n'ai aucun problème avec les coopératives; je trouve même que c'est un mode d'intervention économique intéressant qui doit être mieux soutenu. En revanche, la façon dont vous avez géré ce dossier ARCO me dérange – tout comme la manière dont vous avez géré la crise financière dans son ensemble ou, plutôt, dont vous ne l'avez pas géré.
D'abord, vous intervenez au coup par coup, sans vision des changements à imprimer dans le secteur financier ou dans le champ législatif. Ensuite, vous privilégiez des intérêts particuliers au détriment de l'intérêt général, qui est celui de tous les contribuables. Enfin, vous laissez l'addition au gouvernement suivant et aux générations futures.
Je me doute que vous avez dû vous battre au sein de votre gouvernement pour obtenir cette décision. C'est peut-être la raison pour laquelle elle est intervenue si tardivement. C'est un problème! Et je me pose une question: pourquoi ne vous êtes-vous pas battu de la même façon en 2008 quand vous êtes allé à Paris rencontrer M. Sarkozy pour obtenir la scission de cette banque qui nous éclate maintenant à la figure ou bien un accord moins désavantageux pour les Belges? Après 2008, pour contraindre les administrateurs et nos représentants à former de meilleurs choix prudentiels et à obliger le management de la banque à agir autrement? Ou, en 2011, pour nous éviter cette garantie de 60 %, soit 54 milliards d'euros, sur la banque résiduelle?
Monsieur Leterme, pour le temps que vous resterez encore premier ministre, je vous demande de retrouver le sens des priorités!
04.06 François-Xavier de Donnea (MR): Monsieur le premier ministre, toutes les victimes de la terrible débâcle bancaire qu'a connue notre pays méritent évidemment notre sollicitude et nous devons tout faire pour essayer de les aider. Cela dit, en ce qui concerne l'accession des coopérants d'ARCO au fonds de garantie mis sur pied pour indemniser les déposants malchanceux des banques, des questions de légalité se soulèvent de plus en plus. On a l'impression que deux principes fondamentaux de droit pourraient être blessés suite à cette opération d'accession des coopérants au fonds de garantie.
Il y a tout d'abord le principe de non-rétroactivité des lois et des arrêtés. Or il semble que l'arrêté royal qui finalise la possibilité pour les coopérants d'accéder au fonds de garantie a été signé et publié – je ne suis même pas sûr qu'il soit déjà publié – après la survenance de la catastrophe Dexia. Comme on l'a dit tout à l'heure, c'est un peu comme si on souscrivait une assurance le lendemain de l'accident. Il y a là un problème. Est-on toujours respectueux de la non-rétroactivité des lois et des arrêtés?
Le deuxième problème est celui de l'article 10 de la Constitution et de l'égalité des Belges devant la loi. Les coopérants d'ARCO méritent toute notre sympathie et je suis désolé de ce qui leur arrive mais toujours est-il que des actions de coopérants ressemblent furieusement à des actions et non pas à des dépôts. J'apprends qu'une fédération flamande, la Fédération des clubs d'investissement et des investisseurs, va intenter des actions pour faire respecter le principe de l'égalité des Belges devant la loi. Ils vont aller au tribunal de première instance en référé pour faire suspendre l'arrêté royal qui permet l'accession des coopérants d'ARCO au fonds de garantie. Ils vont ensuite aller au Conseil d'État pour le faire annuler et sans doute iront-ils un jour à la Cour d'arbitrage, gardienne de cet article 10 de la Constitution.
Ma question est très simple, monsieur le premier ministre. Je ne tiens pas du tout à tailler des croupières aux malheureux coopérants d'ARCO mais nous sommes dans un État de droit et je vous demande simplement si vous avez vos apaisements à 100 % sur la légalité et la constitutionalité de l'arrêté royal qui permet aux coopérants d'ARCO d'accéder au fonds de garantie.
04.07 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, collega’s, eerst en vooral wil er voor een goed begrip op wijzen – ik meen dat dit nodig is – dat de coöperatieve vennoten van de ARCO Groep in die hoedanigheid geen aandeelhouder zijn van Dexia. Die mensen zijn geen aandeelhouder van Dexia.
Wat betreft de coöperatieve aandeelhouder engageerde de wetgever, uw Kamer van volksvertegenwoordigers, zich via de wet van 14 april 2009 op basis van een wetsontwerp ingediend door de toenmalige regering om het kapitaalaandeel van natuurlijke personen, coöperanten en coöperatieve vennootschappen te beschermen. Deze wet van 14 april 2009 werd op 25 maart 2009 in deze Kamer goedgekeurd met 108 stemmen voor en 18 stemmen tegen. Zowel de fractie van de heer Dedecker als die van mevrouw Rutten, mevrouw Almaci, de heer Gilkinet en de heer de Donnea heeft voor gestemd.
Collega’s, in deze wet was voorzien dat de koning na – uiteraard gemotiveerd – advies van het Comité voor Financiële Stabiliteit ingeval zich een plotse crisis zou voordoen op de financiële markten of ingeval van ernstige dreiging van een systeemcrisis teneinde de omvang of de gevolgen ervan te beperken kan voorzien in een systeem van toekenning van de staatswaarborg voor de terugbetaling aan vennoten die natuurlijke personen zijn van hun deel in het kapitaal van coöperatieve vennootschappen erkend overeenkomstig het KB van ’62.
Artikel 22 van de wet van 2 juli 2010 tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en van de wet van 22 februari 1998 heeft deze bepaling letterlijk overgenomen, met dien verstande dat de bevoegdheid die eerder aan het Comité voor Financiële Stabiliteit werd toegekend nu uiteraard aan het nieuw opgerichte CSRSFI werd toegekend.
Wat de precieze vragen van de heer Dedecker en mevrouw Almaci betreft, uiteraard staan de wettelijke bepalingen van de betrokken wetgeving die hier is goedgekeurd open voor alle vennootschappen die zich in de voorwaarden bevinden zoals die beschreven zijn in de betrokken wet. Trouwens, een aantal andere vennootschappen dan ARCO is hierover al in contact getreden met de bevoegde diensten.
Mesdames, messieurs, chers collègues, vu le débat, il convient de souligner que le législateur, c'est-à-dire vous, n'a pas prévu la possibilité d'octroyer une garantie d'État aux actionnaires des sociétés financières comme des banques, entre autres.
En cabinet restreint du 9 septembre 2011, le ministre des Finances a communiqué qu'il soumettrait pour avis à la Banque nationale de Belgique le projet d'arrêté royal portant application de l'article 22 de la loi du 2 juillet 2010, auquel j'ai fait référence auparavant. L'avis en question de la Banque nationale a été transmis au ministre des Finances le 7 octobre 2011 et confirmait que les conditions légales pour l'application de l'article 22 de la loi du 2 juillet 2010 étaient remplies. Se basant sur l'extrême urgence et sur proposition du ministre des Finances, le Conseil des ministres a adopté cet arrêté royal le 10 octobre 2011.
Ensuite, le 14 octobre 2011, le Conseil des ministres a adopté un arrêté royal qui octroie ce régime de garantie aux sociétés ARCOPAR, ARCOPLUS et ARCOFIN vu l'extrême urgence motivée par la menace grave de crise systémique constatée par la Banque nationale de Belgique, ainsi que par la nécessité de limiter le plus rapidement possible l'ampleur et les effets de la crise actuelle sur le marché financier, de préserver la confiance dans le système financier belge et d'éviter ainsi une crise systémique.
En outre, et vous pourriez le consulter, les attendus de cet arrêté royal se réfèrent aux faits.
Primo, que les parts des sociétés coopératives agréées ont, dans certains cas, toutes les caractéristiques d'un produit d'épargne, censé offrir aux associés un revenu régulier et leur assurer le remboursement sur demande moyennant des contraintes assez limitées du capital investi.
Secundo, qu'il se justifie donc d'accorder à ces parts un régime de garantie équivalent à celui qui existe pour des produits d'épargne et de substitution, c'est-à-dire les dépôts bancaires et les assurances dites Branche 21.
Tertio, que la possibilité d'étendre la protection des dépôts au capital des sociétés coopératives agréées, dans un court délai, conformément à l'annonce faite précédemment à cet égard, est un élément important, susceptible de renforcer la confiance du public sur une base comparable à celle qui existe déjà pour les dépôts bancaires et les assurances dites Branche 21.
Mijnheer Jambon, in antwoord op uw heel precieze vraag over een wijziging van de statuten in juni 2011, indien ik u goed heb begrepen, kan ik u melden dat het evident is dat ik ter zake niet op de hoogte ben. Ik ga er echter van uit dat bij de afwikkeling van het dossier conform de regelgeving zal worden gehandeld en dat voornoemd element in rekening zal worden genomen.
04.08 Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, u hebt bij het lezen van wetten een ontzettend selectief tjevengeheugen.
Collega’s van de CD&V, u zou het schaamrood op de wangen moeten krijgen. Wat hebben wij hier in 2008 immers goedgekeurd? Dat was het oprichten van een beschermingsfonds.
Mijnheer de eerste minister, wat staat in bedoeld beschermingsfonds als definitie van wat een spaarder en wat spaargeld is? Ik zal het u voorlezen. Spaargeld is geld dat op gereglementeerde spaarboekjes, zicht- en termijnrekeningen staat en in kasbons is belegd. Voorgaande definitie staat letterlijk in de wet. Dat is het beschermingsfonds.
Wat is het genoemde coöperatief aandeel? Mijnheer van het ACW, ik zie dat u in mijn ogen kijkt. Ik zal het u tonen. Ik heb er jammer genoeg één.
Mijnheer Leterme, wat staat op genoemd aandeel? Ik zal het u voorlezen. Arcoparvennoot ben ik. Ik krijg als aandeelhouder een kaartje, wat letterlijk erin staat. Ik krijg ook dividenden uitgekeerd.
Mijnheer Leterme, wanneer iemand aandeelhouder is van een vennootschap die vervolgens aandelen in Dexia koopt, dan is hij of zij evenveel aansprakelijk. Hij of zij is en blijft een aandeelhouder.
Wat u vandaag doet, is de wetten voor uw eigen zuil aanpassen. U hoort heel goed wat ik zeg. Ik heb het over de christelijke zuil, waaraan u uw carrière te danken hebt. U past de wetten aan. U maakt bovendien in oktober 2011 een extra wet, om ARCO te plezieren. ARCO heeft zich immers zelfs niet in het beschermingsfonds ingeschreven. ARCO loopt de zaken achterna. Vervolgens past u daartoe de wet aan.
Mijnheer Leterme, wat u constant doet, is het volgende. Er zitten niet alleen lijken in de kast van Dexia. U stopt er constant nog lijken bij. U hebt tot in 2030 aan de Fransen 54 miljard euro gegarandeerd. U opent hier ook nog eens de doos van Pandora.
Mijnheer de voorzitter, ik rond af.
U opent de doos van Pandora, door allerhande extra waarborgen te geven. Ik noem ter zake CERA, KBC, Argen-CO en Landbouwkrediet.
Eén vraag wil ik nog beantwoorden. U hebt immers niet verteld over hoeveel geld het daarbij gaat. Ik kan het u ook meegeven. Het staat hier immers, mijnheer Leterme. Voor 20(…) terug moet vandaag 2 900 euro worden betaald. Vermenigvuldig voormeld bedrag met 780 000 keer.
04.09 Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, laten wij eens even de omstandigheden bekijken waarin het een en ander zich afwikkelde.
Wij spreken hier over ARCO, de financieringspoot van de zuil ACW, de zuil ACW waarbinnen een politiek comité actief is waarin vier leden van de regering zitten, waaronder uzelf.
Op 16 juni van dit jaar loste de heer Coene een waarschuwingschot. Hij zei dat Dexia in gevaar was en dat er moest opgetreden worden. Op 30 juni wijzigde een van de vennootschappen, van de grote vennootschappen binnen de groep haar statuten.
Die omstandigheden bijeengenomen maakt dat er op zijn minst vermoedens zijn, ernstige vermoedens, dat er hier dubbelspel gespeeld wordt. Het zijn vermoedens, geen bewijzen, vermoedens.
Wanneer u en uw groep, CD&V, recht in de schoenen staan, begrijp ik niet dat CD&V nu niet rechtstaat en nu een onderzoekscommissie vraagt om te bewijzen dat u recht in uw schoenen staat. Dat kan alleen met een onderzoekscommissie. Wij zullen die vraag hier herhalen.
04.10 Gwendolyn Rutten (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, u hebt terecht verwezen naar de wettelijke basis die in 2009 is goedgekeurd in deze Kamer. Ik had ze ook bij en ik had ze wel degelijk gelezen. Daarin staat dat de koning kan, hij moet niet, hij kan.
Er is dus een aantal voorwaarden dat vervuld moet zijn vooraleer men overgaat tot deze regeling. U hebt uitgelegd dat wij voortvloeiend uit het Dexia-debacle een financiële crisis hebben, dat is juist. Voor men echter overgaat tot de uitvinding van een waarborg wil ik u twee vragen stellen.
Ten eerste, er moet dan sprake zijn van overmacht, van een plotse crisis. Ik heb u gevraagd of dat volgens u in dit geval zo is.
Ten tweede, hoe gaat de overheid garanderen en ervoor zorgen dat bij een vereffening eerst alle mogelijkheden worden uitgeput in hoofde van in dit geval ARCO zelf? Dat lijkt mij een moreel principe, niet alleen voor ARCO, maar ook voor de overheid.
04.11 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, geachte premier, in 2008 hebt u hier in de Kamer, zoals u daarnet nog eens hebt gedaan, met veel stelligheid gezegd dat wij een systemische crisis hadden vermeden. Een Engels spreekwoord zegt: “Wake up and smell the coffee.” Welnu, de koffie smaakt heel bitter.
Drie jaar later zitten wij midden in een systemische crisis. De realiteit heeft u ingehaald. De kortetermijnoplossingen van weleer ontploffen nu in ons gezicht.
Over die systemische crisis, over het dossier-Dexia, mogen wij niet eens de vragen stellen die er te stellen vallen met het instrument dat het Parlement het best tot haar beschikking heeft, want we hebben zelfs geen onderzoekscommissie.
In een nummer van de Libelle van 2009 – jawel, de Libelle – staat een heel mooie kerstboodschap van Dexia: “We beseffen dat u voor 2009 vooral meer zekerheid wenst.” Het is die zekerheid die noch de belastingbetaler, noch de coöperanten, noch de spaarder van Dexia heeft gekregen. Het is die zekerheid die in dit Parlement drie jaar lang door de meerderheid werd genegeerd. Drie jaar lang is geen enkel voorstel tot fundamentele hervorming van de financiële sector de toets van deze meerderheid gepasseerd.
U hebt drie jaar lang de brandweer versterkt, maar nagelaten om de pyromanen aan te pakken. Op geen enkel moment hebt u een einde gemaakt aan de belangenvermenging, aan de speculaties met spaargelden. Op geen enkel moment hebt u de pyromanen aangepakt.
Dat gebeurt allemaal terwijl u vandaag de boodschap moet brengen dat de belastingbetaler, die een factuur van meer dan 10 miljard euro moet betalen alleen voor de redding van Dexia Bank België, besparingen van 10 miljard euro en meer zal moeten slikken. U moet het maar doen.
04.12 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le premier ministre, je note l'absence de quelqu'un d'important dans ce dossier, votre collègue le ministre des Finances.
04.13 Yves Leterme, premier ministre: Monsieur Gilkinet, je réponds au nom du gouvernement et le ministre des Finances est excusé pour des raisons personnelles, que je vous demanderai de respecter. Ayez cette politesse!
04.14 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Je suis très poli. Je note que le ministre des Finances n'est pas présent. Il est excusé et c'est légitime. Je me demande dans quelle mesure, après avoir entendu l'intervention de M. de Donnea, si, dans ce dossier comme dans d'autres, il ne vous a pas fait un croche-pied.
Pourquoi avoir attendu septembre 2011 pour mettre en application une loi votée en 2009? Pourquoi avoir attendu le cœur de la crise Dexia, qui était connue et en préparation, pour prendre cet arrêté, qui est dès lors éminemment suspect? Pourquoi votre gouvernement, plus fondamentalement, n'a-t-il pas utilisé son pouvoir de régulation pour modifier son système bancaire et surveiller les marchés? Pourquoi n'a-t-il pas utilisé sa position d'actionnaire pour obliger Dexia à fonctionner de façon plus prudente?
Aujourd'hui, la note est impressionnante: 3 milliards pour recapitaliser Dexia en 2008, 4 milliards pour acheter Dexia Banque Belgique il y a quelques semaines – qui ont déjà servi à recapitaliser DCL, la branche française –, 56 milliards de garantie sur la banque résiduelle, 1 milliard de dédommagement pour les coopérateurs d'ARCO – qui sont victimes de cette situation —, la faillite du Holding communal et ses répercussions sur les finances des pouvoirs publics locaux, la perte de maîtrise de nos outils bancaires et l'augmentation du spread de la Belgique et donc du coût de sa dette. Il faudrait que cela s'arrête, monsieur le premier ministre!
04.15 François-Xavier de Donnea (MR): Monsieur le premier ministre, j'ai bien entendu vos arguments. Je reconnais que beaucoup sont convaincants, mais je garde néanmoins un doute sérieux quant à la constitutionnalité de l'opération. Je ne suis toujours pas rassuré quant à la compatibilité de l'accession des coopérants d'ARCO au fonds de garantie avec l'article 10 de la Constitution, qui prévoit l'égalité des Belges devant la loi.
J'attendrai avec intérêt la décision du Conseil d'État et, vraisemblablement aussi, de la Cour d'arbitrage sur cette question délicate, qui peut être débattue. Je reconnais qu'il y a des éléments qui peuvent être avancés dans les deux sens, mais je vous dis que je quitte néanmoins cette tribune, animé d'une certaine inquiétude.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Siegfried Bracke aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de begrotingsopmaak" (nr. P0579)
05 Question de M. Siegfried Bracke au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "la confection du budget" (n° P0579)
05.01 Siegfried Bracke (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, sta mij toe om met de deur in huis te vallen. Hoe lang zult u nog gewoon werkloos toezien en dulden dat dit land voortsukkelt zonder begroting of begrotingsakkoord?
Ik stond hier vorige week ook en toen stond de spread met Duitsland op 260. Vanmorgen stond hij op 320. Onze rente flirt met 5 % en u weet beter dan ik dat aan die rente een prijskaartje hangt.
Toen ik hier vorige week stond, zei men dat het begrotingsakkoord er maandag zou zijn. Dan was het woensdag en vervolgens zou het vandaag zijn. Het is er weer niet.
Er is ook geen deadline meer. Iedereen weet immers dat een deadline die met pathetiek wordt aangekondigd maar niet wordt gerespecteerd een lachwekkende deadline is.
Van de formateur wordt gezegd dat hij het niet kan, niet wil, niet mag, niet durft. Ik weet niet precies wat het is, maar ik stel wel vast dat wij niet vooruitkomen en dat niet wordt besproken wat zou moeten worden besproken. Men zegt zelf dat men met details bezig is.
Mijnheer de eerste minister, laat u niet intimideren. Het volgende valt mij op. Als u iets zegt over de begroting, verschijnt er de dag nadien een heel klein artikeltje in een krant, een klein artikel zodat iedereen het leest: Er staat “Epinglé, Leterme incertain”, en dan laat men u vanuit “sources près des négociateurs” weten dat uw job in Parijs misschien wel eens op de tocht zou kunnen komen te staan.
Mijnheer de eerste minister, doe iets. Laat blijken dat uw bezorgdheid een echte bezorgdheid is. Wij zijn economisch inderdaad niet zo slecht bezig, maar wij zijn tegelijk een van de PIIGGS-landen geworden, een van de landen met grote financiële problemen.
Er wordt van u verwacht dat u er iets aan doet, want als wij er iets aan doen, en het komt in Europa mogelijkerwijs tot een splitsing tussen de olijfzone in het Zuiden en de kernzone in het Noorden, dan hebben wij een kans om bij de goede landen te zijn.
U moet dan nu wel uit uw pijp komen. Ik kan vanuit de N-VA-fractie zeggen dat wij met een helpende hand klaarstaan.
05.02 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, collega’s, mijnheer Bracke, ik denk dat iedereen die de actualiteit, vooral de financieel-economische, op de voet volgt, akkoord zal gaan wanneer ik zeg dat de situatie zorgwekkend is voor het geheel van de eurozone. Gelet op een aantal specifieke kenmerken van de Belgische overheid, onder meer inzake de schuldgraad, geldt dat in het bijzonder ook voor België.
Wat de begrotingstoestand op jaarbasis betreft, zijn wij er dankzij de inspanningen van velen altijd in geslaagd ervoor te zorgen dat wij perfect spoorden met het Stabiliteitsprogramma dat werd ingediend bij de Europese overheden. Dit zal ook voor 2011 inzake schuldgraad het geval zijn. Inzake vorderingensaldo hebben wij te kampen met minstens een drietal fenomenen die negatieve invloed uitoefenen op het vorderingensaldo.
Eerst en vooral, wat essentieel entiteit II betreft, is er gelet op de gevolgen, de besluiten en de afwikkeling van de vereffening van de Gemeentelijke Holding een negatieve invloed op het vorderingensaldo van de Gewesten. Dit dus op het niveau van entiteit II. Het is te vroeg om dat precies te becijferen. De collega’s leveren op dat niveau terecht inspanningen om de negatieve impact tot een minimum te beperken. Er zal, dat is vandaag quasi zeker, een negatieve impact zijn die globaal geconsolideerd ook ons objectief inzake vorderingensaldo in gevaar brengt.
Ten tweede, dit dan in het bijzonder voor entiteit I. Aan de ontvangstenzijde hebben wij heel uitdrukkelijk in het derde, maar ook in het vierde kwartaal – België is hierin geen uitzondering ten aanzien van wat zich afspeelt in andere landen van de eurozone – negatieve gevolgen van de groeivertraging, al is die bij ons wel minder dan gemiddeld in de eurozone. Die groeivertraging laat zich voelen op het niveau van de ontvangsten. De onderschrijding van de objectieven inzake ontvangsten wordt versterkt door het goede presteren van de belastingdiensten, wat goed is voor de belastingbetaler. Daardoor wordt de afwikkeling van de aangiftes in de personenbelasting sneller ingekohierd, wat ESER-matig drukt op het resultaat 2011. Ook daar is het voor entiteit I te vroeg om precies te ramen wat de negatieve impact zal zijn, maar dit gaat in elk geval over enkele honderden miljoenen euro’s.
Collega Bracke, ten aanzien van deze situatie, getuigt het, mijns inziens, van democratisch respect dat wij ruimte laten voor de onderhandelaars om hun job te doen, niet om aan de kant te blijven staan zoals jullie al maanden doen en staan roepen hoe het moet maar om verantwoordelijkheid op te nemen en het land doorheen heel deze moeilijke fase te leiden en ervoor te zorgen dat wij, net zoals de afgelopen jaren, beter doen of minstens evenaren wat in het Stabiliteitsprogramma werd afgesproken.
Wij van onze kant, collega Vanhengel en ikzelf, nemen onze verantwoordelijkheid op voor de bevoegdheid die ons in lopende zaken is toebedeeld. Dit vertaalt zich heel concreet in het beslissen over een aanpassingsblad voor de begroting 2011. Dit wordt een budgettair neutrale operatie die echter toch vrij omvangrijk zal zijn. Daarnaast zullen wij een begroting 2012 voorbereiden op basis van het regime van de voorlopige twaalfden. Wij hebben hierover gisteren trouwens nog een werkoverleg gehad. De werkzaamheden ter zake zijn normaal opgestart en zij moeten binnen de juiste termijnen leiden tot het indienen van het wetsontwerp houdende begroting voorlopige twaalfden, de financiewet en dies meer.
Aanvullend bereiden wij een aantal wettelijke bepalingen voor die vóór 31 december moeten worden getroffen. Als regering in lopende zaken houden wij ons ter beschikking van de onderhandelaars om op het juiste moment te beslissen over wie de betrokken documenten hier in deze Kamer zal indienen.
Ter aanvulling wil ik nog onderstrepen dat de toestand op de financiële markten, de algemene evolutie van de rente en het renteverschil met Duitsland van zeer nabij worden gevolgd. Wij hebben deze week een kortetermijnschuld in schatkistcertificaten moeten plaatsen aan niet zo voordelige voorwaarden. De eerste belangrijke vervaltermijn die op ons afkomt, is volgens mij 28 november. Wij moeten dan een belangrijke plaatsing doen. Ik hoop voor de inwoners van dit land dat dit kan gebeuren aan de beste voorwaarden.
05.03 Siegfried Bracke (N-VA): Mijnheer de eerste minister, ik dank u voor uw antwoord, maar uw antwoord stelt mij toch teleur. Ik zeg u dat de toestand ernstig is en ik vraag u om alstublieft iets te doen. U antwoordt mij dat de toestand heel ernstig is en dat u hem in de gaten houdt. Bovendien zegt u dat er misschien voorlopige twaalfden zullen komen. Natuurlijk komen er voorlopige twaalfden. U zult niet anders kunnen dan werken met voorlopige twaalfden. Zo simpel is dat. Dat is nu eenmaal het systeem.
Ik kan u alleen maar het volgende herhalen. De begroting is een instrument van de Kamer. In deze Kamer zijn er voldoende mensen aanwezig die wel willen hervormen en die wel willen voortgaan. Wij zijn daarbij! Dit is een zaak van onze verantwoordelijkheid opnemen. Dit is niet aan de kant gaan staan. Ik kan u dat voorstel dan ook alleen maar herhalen. U mag er trouwens zeker van zijn dat wij de toestand, net zoals u maar vanuit een wat ander oogpunt, in de gaten houden.
L'incident est clos.
06 Vraag van mevrouw Nahima Lanjri aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de opvang van asielzoekers" (nr. P0586)
06 Question de Mme Nahima Lanjri au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "l'accueil des demandeurs d'asile" (n° P0586)
06.01 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, er gaat geen dag voorbij of asiel en migratie komen in de media. Soms wordt de discussie aangestookt door een aantal groepen, personen of politieke partijen die er baat bij hebben.
Hoewel er inderdaad nog mensen zijn die geen opvangplaats krijgen, kan men niet ontkennen dat de regering de afgelopen jaren een tandje heeft bijgezet. Het aantal opvangplaatsen is de voorbije vier jaar gegroeid van 16 000 naar 24 000. Er zijn 8 000 plaatsen extra gecreëerd.
Ik ben wel de eerste om te zeggen dat wij geen plaatsen kunnen blijven creëren. Dat zou geen goed signaal zijn. Er is een probleem met de opvang, maar plaatsen blijven creëren is bijna uitnodigen om naar hier te komen met de belofte dat iedereen zal worden opgevangen. Wel, dat kan niet.
Het is daarom belangrijk — en aan die visie, die wij al lang hebben, hebben wij gewerkt zowel in de regering als in het Parlement — dat er gewerkt wordt aan een ontradingsbeleid. Wij moeten ervoor zorgen dat mensen die onterecht asiel aanvragen niet naar België komen. Dat gebeurt nu via ontradingscampagnes. Gisteren nog hebben wij in de parlementaire commissie een lijst van veilige landen goedgekeurd, wat een stap vooruit is op het vlak van instroom.
Er moet uiteraard werk worden gemaakt van snellere procedures. Nu duurt de procedure ongeveer een jaar. Wij moeten ze terugbrengen tot de helft. Ook de uitstroom moet sneller.
Het gerucht dat nu de kop opsteekt — en sommigen hebben daar blijkbaar belang bij — is dat er opnieuw financiële steun zou worden gegeven aan asielzoekers.
Niemand, zeker van de onderhandelende partijen, is daar voorstander van, want dan zouden wij juist een aanzuigeffect creëren. Wij zijn daar geen voorstander van.
Mijnheer de premier, ziehier mijn drie vragen.
Ten eerste, kunt u mij zeggen welke initiatieven de regering nog in petto heeft om de daklozencrisis en de opvangcrisis aan te pakken?
Ten tweede, naar mijn mening bestaat er op dit ogenblik de facto al een spreidingsplan. Vijf op de zes gemeentebesturen doen al iets ten aanzien van asielzoekers. Hoeveel gemeentebesturen doen er nog niets? Welke initiatieven zullen wij ten aanzien van hen nemen?
Ten derde, kunt u bevestigen dat er inderdaad geen sprake zal zijn, ook niet in de regering van lopende zaken, van de herinvoering van een financieel spreidingsplan en dat wij het houden bij bed, bad en brood, zoals ook de onderhandelende partijen hebben afgesproken?
06.02 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Lanjri, uiteraard zijn wij bezorgd om de instroom van aanvragers van politiek asiel. Uiteraard zijn wij in het algemeen ook bekommerd om de situatie inzake de opvang van elkeen die dakloos is, waarbij uiteraard ook de verantwoordelijkheid en de bevoegdheid van de Gewesten ter zake onderstreept mogen worden.
Vorig jaar werden reeds bijzondere inspanningen geleverd tot het openen van bijkomende opvangplaatsen voor asielzoekers, specifiek tijdens de winter. Aldus werd voorzien in een 2 000-tal plaatsen in kazernes en ook in 2 000 bijkomende plaatsen in lokale opvanginitiatieven. Daarnaast nam de Ministerraad van 20 juli bijkomende opvangmaatregelen. Het opvangnetwerk waarnaar u trouwens verwees, telt vandaag 24 470 plaatsen.
Ondanks de vele inspanningen, die — ik verwijs naar de snellere behandeling van dossiers door bijkomende personen, de stijging van de terugkeer en preventieve acties — resultaten opleveren, vormt de bijkomende toevloed van asielzoekers van de laatste twee maanden opnieuw een scherp opvangprobleem. Vorige week lichtte ik reeds toe dat die opvangaanvragen dienen te worden onderscheiden van dakloze mensen die geen asiel aanvroegen en illegaal verblijvenden. In die context kan ik mededelen dat collega Pieter De Crem, de minister van Defensie, bevestigde dat er voor de daklozen in bijkomende nachtopvang zal worden voorzien in de kazernes, met een verhoging tot een totaal van 237 plaatsen tijdens de winter. Daarnaast zal de crisiscel de coördinatie voor de winteropvang op zich nemen.
Wat volgt is een mededeling hier en een boodschap naar de landen van herkomst. Wat de reguliere asielopvang in België betreft, dient men te beseffen dat het aantal plaatsen niet onbeperkt verhoogd kan worden. Dit geldt uiteraard bij uitstek in een regering van lopende zaken.
Mevrouw Lanjri, met betrekking tot uw vragen, kan ik u zeggen dat normaal gezien op de Ministerraad van vrijdag 18 november, morgen dus, een voorstel van beslissing aan de collega's ter goedkeuring zal worden voorgelegd, dat strekt tot het creëren van bijkomende plaatsen, gaande van een driehonderdtal noodplaatsen op korte termijn, tot een duizendtal bijkomende plaatsen begin volgend jaar. Uiteraard moet deze beslissing afgetoetst worden aan de evolutie van, laten wij zeggen, ons statuut van regering in lopende zaken en de vorderingen van de onderhandelingen in dit gebouw, ook over de vorm van een nieuwe regering.
Van de 2 000 plaatsen voorzien in de LOI’s, zijn er 1 266 aangemeld, waaronder op vandaag 749 operationeel. De OCMW’s worden verder aangemoedigd door de dit jaar aangeworven regiocoördinatoren die de diverse OCMW’s bezoeken en locaties screenen.
Ten slotte, mevrouw Lanjri, kan ik u duidelijk bevestigen dat op dit ogenblik door de regering van lopende zaken geen enkele intentie bestaat voor de invoering van een spreidingsplan.
06.03 Nahima Lanjri (CD&V): Mijnheer de eerste minister, ik dank u voor uw antwoord en voor de geruststelling dat de regering niet denkt aan de herinvoering van een financieel spreidingsplan en dat er inderdaad wordt voortgegaan op de bestaande piste, namelijk opvang, bed, bad en brood, verspreid over heel Vlaanderen en gefinancierd door de federale overheid.
L'incident est clos.
07 Vraag van de heer Hans Bonte aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "de elementen in het evaluatierapport inzake dienstencheques met betrekking tot de discriminatie van allochtonen" (nr. P0587)
07 Question de M. Hans Bonte à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "les éléments du rapport d'évaluation relatif aux titres-services ayant trait à la discrimination des personnes d'origine étrangère" (n° P0587)
07.01 Hans Bonte (sp.a): Mevrouw de minister, er is iets merkwaardigs aan de hand. Ik las afgelopen week in de krant dat de evaluatie van het dienstenchequerapport zal geagendeerd worden op de Ministerraad, hoewel in de wet zeer duidelijk staat – we hebben daar destijds lang over gediscussieerd – dat het Parlement in mei in kennis moet worden gesteld van de evaluatie van het voorbije jaar. Meer nog, men bevestigt mij dat het rapport al vanaf mei voltooid is. Mijn eerste vraag is dus hoe het in godsnaam komt dat het Parlement verstoken blijft van die informatie, die het jaar na jaar toelaat om op een goede manier te debatteren over eventuele bijsturingen die zich opdringen in de dienstenchequesector. Waarom komt dat zo laat?
Voorts lees ik in de pers dat er nogal wat gediscrimineerd wordt in de sector van de dienstencheques. Dat is blijkbaar een nieuw hoofdstuk. Ik kan mij niet herinneren dat dat in vorige rapporten gemeten werd. Als ik echter lees dat iets meer dan 18 % van de bedrijven in de dienstenchequesector aangeeft geconfronteerd te worden met discriminatie van oudere werknemers, mannen en allochtonen die met dienstencheques worden betaald, dan vraag ik mij af waar uw initiatief blijft – u bent immers ook bevoegd voor gelijke kansen – om die gesel uit het stelsel te halen.
07.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer Bonte, ik heb het evaluatierapport over het dienstenchequestelsel eind juni gekregen. Er was een kleine vertraging met de vertaling van het rapport.
In het evaluatierapport kunnen we inderdaad een hoofdstuk over discriminatie lezen. Het gaat om discriminatie van oudere werknemers, mannen en allochtonen in het dienstenchequestelsel. De cijfers verschillen naar gelang de discriminatie gemeld wordt door de bedrijven, respectievelijk de gebruikers. We stellen inderdaad meer discriminatie van allochtonen vast via de ondernemingen dan wat gebruikers zelf percipiëren.
Er zijn ook verschillen tussen de regio’s.
Uiteraard hebben wij een goede strategie tegen discriminatie op de werkvloer nodig. Dat is natuurlijk een zaak voor de volgende regering. Tijdens de onderhandelingen werden alvast enkele nieuwe ideeën en voorstellen op tafel gelegd.
07.03 Hans Bonte (sp.a): Mevrouw de minister, alles is natuurlijk relatief. U hebt het over een kleine vertraging. Zeven maanden op een jaar, noem ik niet echt klein.
Mijnheer de voorzitter, ik wil mij toch even richten tot u. In de wet op de dienstencheques, waarover we lang hebben gediscussieerd, staat zeer duidelijk dat het Parlement even snel als de regering geïnformeerd wordt over een evaluatierapport, precies om het Parlement toe te laten om het stelsel van nabij te bekijken en om suggesties te formuleren over wat er zou moeten gebeuren of eventuele bijsturingen. Die bepaling uit de wet zou ik aangrijpen om zo snel als mogelijk het dienstenchequesevaluatierapport in de bevoegde commissies in de Kamer ter sprake te kunnen brengen.
Mevrouw de minister, wat men mij ook aangeeft – dat is de reden waarom ik er zo in geïnteresseerd ben –, is het volgende. Mogelijk zal uit het evaluatierapport opnieuw blijken dat PWA’s die met dienstencheques werken, misschien wel de beste werkgevers zijn in termen van onder andere omkadering, opleiding en doorstroming. Nogal wat personen zoeken de echte reden waarom wij nog geen inzage kregen in het evaluatierapport, in het feit dat de regering ervoor gekozen heeft om eenzijdig de PWA-dienstensector aan te pakken, niettegenstaande uit de evaluatie misschien blijkt dat het de beste werkgevers zijn. Maar ik laat u het voordeel van de twijfel.
Ik kijk echt uit naar de bespreking van het evaluatierapport in het Parlement.
Het incident is gesloten.
08 Question de M. Denis Ducarme au ministre de la Défense sur "la décision du ministère américain de la Défense concernant le SHAPE" (n° P0588)
08 Vraag van de heer Denis Ducarme aan de minister van Landsverdediging over "de beslissing van het Amerikaanse ministerie van Defensie inzake SHAPE" (nr. P0588)
08.01 Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, il y a quelques jours, la presse nous apprenait la suppression, au départ d'une décision du département de la Défense US, de postes civils et militaires au SHAPE en Europe (Allemagne, Italie, Belgique). En Belgique, on parle de 62 postes civils supprimés. Pourriez-vous confirmer ces chiffres? Selon d'autres informations, cette décision ne concernerait que finalement 14 personnes.
Sur le plan social, le statut social des civils qui travaillent au SHAPE est particulièrement difficile (semi-public, semi-privé). Aussi, depuis plusieurs années, le syndicat libéral demande que ce statut soit revisité, afin de garantir sur le plan social davantage de sécurité à ces personnes qui, aujourd'hui, se retrouvent sur la touche. Avez-vous, par rapport à ces requêtes syndicales bienvenues, un certain nombre de réponses à nous apporter?
Cette suppression supplémentaire de postes m'amène à vous poser une seconde question. Combien de fonds de poste de militaires américains ont-ils été supprimés en Belgique sur la base de cette décision américaine? Quid de la délocalisation du SHAPE? En effet, il y a pratiquement un an jour pour jour paraissait une note envisageant ce fait.
En fonction de ce que l'on sait de ce que cela représentera, demain, en matière d'économie, au niveau du budget de la Défense américain, une fois que les militaires auront définitivement quitté l'Irak, en fonction de ce que l'on sait au niveau de la politique host nation support – le fait qu'un certain nombre d'États contributeurs à l'OTAN demandent davantage de prise en charge financière dans le chef des pays hôtes des différentes agences –, en fonction de ce que l'on sait de l'appétit des Polonais pour voir une agence s'installer en Pologne, j'aurais souhaité, par rapport aux décisions qui sont prises aujourd'hui et qui seront, sans doute, prises demain, comme nous vous le demandions dans le cadre d'une proposition de résolution, que vous nous confirmiez que la présence du SHAPE en Belgique, enjeu national et régional, est tout à fait assurée.
08.02 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, cher collègue, par le communiqué de presse du 8 novembre dernier, l'US Army Europe (USAREUR) a annoncé que le nouveau concept stratégique et de la réorganisation de l'armée américaine en Europe opérerait également un changement au niveau de la garnison USAG Bruxelles.
Cette garnison subira donc une réorganisation et sera intégrée avec l'ensemble des USAG dans l'USAG Benelux.
En Belgique, l'impact en personnel sur le nombre de postes nations hôtes est de 62. Le commandement de l'US local a communiqué aux représentants syndicaux que le nombre réel de personnes concernées ne serait que de 14 et que le départ volontaire serait privilégié. L'exécution de cette décision est prévue pour 2012.
Je tiens à rappeler que le maintien du quartier général de l'OTAN en Belgique est assuré. En effet, lors du Conseil des ministres du 25 juin 2010, en période d'affaires courantes, l'attribution du projet de construction du siège permanent de l'OTAN à Bruxelles a été communiquée et les travaux de construction du nouveau site ont été entamés en 2010 avec une pose de pierre, il y a exactement un an.
La présence du SHAPE en Belgique est donc assurée. La réforme des quartiers généraux et des agences de l'OTAN ne remet plus en question la présence du SHAPE à Casteau. Notre participation y a certainement fortement contribué ainsi qu'une résolution qui a été votée dans cette Chambre.
08.03 Denis Ducarme (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour les précisions que vous avez apportées. Toutefois, je ne vous ai pas entendu en ce qui concerne la problématique du statut social. Je déposerai donc une question en commission à ce sujet. Selon moi, il est nécessaire, en tant que parlementaire, de suivre ce dossier important, raison pour laquelle je vous interrogeais.
Nous vous suivrons donc sur ce dossier, même si nous ne vous suivrons pas en Afghanistan, où vous vous rendrez avec le bourgmestre de Brasschaat, à la fin de l'année. Nous préférons revenir prochainement vous poser quelques questions, y compris au sujet de la rénovation des logements.
Het incident is gesloten.
09 Question de M. Christophe Bastin à la ministre de la Fonction publique et des Entreprises publiques sur "la révision du cadre légal du trafic ferroviaire" (n° P0593)
09 Vraag van de heer Christophe Bastin aan de minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven over "de herziening van het wettelijk kader met betrekking tot het treinverkeer" (nr. P0593)
09.01 Christophe Bastin (cdH): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, le Parlement européen a adopté hier, à Strasbourg, une proposition de révision du cadre légal du trafic ferroviaire européen. La Commission devra donc faire des propositions avant fin 2012 pour accélérer l'ouverture à la concurrence des services nationaux de passagers et la séparation des activités de transport et de gestion de l'infrastructure ferroviaire.
L'objectif étant d'encourager de nouveaux opérateurs à entrer sur le marché et à offrir de meilleurs services et de meilleurs prix, la refonte en cours doit aussi renforcer le pouvoir et l'indépendance des gestionnaires d'infrastructure et des organismes de contrôle. De plus, un organisme de contrôle européen serait habilité, à terme, à surveiller et à arbitrer les problèmes de nature transfrontalière.
Pour commencer, et ce n'est qu'un début, le Parlement appelle chaque État à mettre en place un régulateur indépendant afin d'éradiquer les pratiques discriminatoires, tant dans le domaine de la tarification et de la mise à disposition des voies que dans celui de l'accès aux services annexes. Cette nouvelle étape du processus devant mener à la libéralisation complète du rail, elle suscite d'ores et déjà l'hostilité des syndicats de cheminots européens.
Monsieur le secrétaire d'État, quelle est votre position sur les principales propositions énoncées de révision du cadre législatif ferroviaire? Quel serait l'impact de ce texte sur le secteur ferroviaire belge, ainsi que sur les autorités de contrôle de celui-ci? Les organisations syndicales belges vous ont-elles déjà présenté leur position concernant ce projet?
09.02 Etienne Schouppe, secrétaire d'État: Monsieur le président, monsieur Bastin, les questions que vous avez posées portent sur deux thèmes différents: d'abord, la refonte du premier paquet ferroviaire; ensuite, l'ouverture du trafic national à la concurrence.
Pour le premier point, vous n'ignorez pas que la Belgique ne fait pas partie des treize États membres contre lesquels la Commission a introduit une procédure auprès de la Cour de Justice européenne. Cela prouve que notre pays a correctement transposé les directives du premier paquet ferroviaire. Les constatations faites au fil du temps par la Commission quant aux effets de cette transposition sur l'évolution du secteur ferroviaire en Europe et les défis nouveaux auxquels les États sont confrontés dans le domaine de la mobilité l'ont incitée à moderniser, simplifier, adapter et renforcer les mécanismes de base. Il s'agit, en particulier, d'augmenter les chances d'un accès libre et non discriminatoire au réseau ferroviaire de chaque État membre. Reconnaissons que ce n'était pas encore le cas aujourd'hui. Cela explique les procédures introduites devant la Cour de Justice européenne.
Parmi les nouveautés de la refonte, un accent particulier est mis sur le renforcement des pouvoirs et de l'indépendance du régulateur ferroviaire, sur l'élargissement de la liste des services annexes et de leurs fournitures afin de garantir un accès non discriminatoire et, troisièmement, sur l'indépendance des fonctions essentielles des entreprises ferroviaires.
Je ne puis que constater que, sur ces points, lors des travaux préparatoires, la Belgique s'est toujours montrée favorable aux propositions de la Commission, car elles vont exactement dans le sens de ce qui existe déjà partiellement chez nous, mais que l'on ne retrouve pas dans d'autres pays.
On va dans le sens d'une réelle amélioration des conditions exogènes aux entreprises ferroviaires, mais indispensables pour améliorer leurs chances de développer, de redynamiser et de faire croître le secteur ferroviaire partout en Europe.
En ce qui concerne le deuxième thème, à savoir l'ouverture à la concurrence du trafic national, je souligne que l'ouverture est devenue une réalité depuis que le trafic marchandises et le trafic international sont entièrement libéralisés, respectivement depuis le 1er janvier 2007 et le 1er janvier 2010. Force est de constater que la Commission et le Parlement veulent aller plus loin et plus vite en ouvrant le marché national à la concurrence.
Je pense, monsieur Bastin, que cette évolution est inéluctable et, dans une certaine mesure, nécessaire. L'ouverture du trafic marchandises s'est traduite par l'arrivée sur le marché belge d'une dizaine d'entreprises ferroviaires autres que la SNCB. L'ouverture du trafic international s'est traduite par l'arrivée sur le marché d'une nouvelle entreprise ferroviaire.
Je souligne que le groupe ferroviaire national s'est adapté à l'ouverture du marché et devra continuer à le faire lorsque le marché national sera ouvert à la concurrence. Cette évolution suscite des craintes, je le reconnais, dans le chef des organisations syndicales du groupe ferroviaire national. Mme Vervotte sait bien de quoi je parle.
En conclusion, je me dois de souligner que la Belgique a toujours veillé à transposer correctement les directives européennes. C'est un travail fastidieux dans notre secteur, mais nous l'avons fait. La modernisation des structures du groupe ferroviaire national est un des points de l'accord du gouvernement en préparation. Cette modernisation est nécessaire au regard de l'expérience des dix dernières années et des modifications réglementaires qui approchent à grands pas. Je pense que notre pays a tout intérêt à disposer d'un secteur ferroviaire fort, ouvert, agile et adapté au changement.
Je souligne que notre pays se doit de poursuivre ses efforts de modernisation des chemins de fer.
09.03 Christophe Bastin (cdH): Monsieur le ministre, je n'ai jamais critiqué le premier package ferroviaire. En ce qui concerne l'ouverture du marché pour le transport de personnes, j'espère que nous ne resterons pas sur le quai et que nous serons dans la voiture de tête pour répondre aux demandes européennes.
Het incident is gesloten.
10 Question de Mme Karine Lalieux au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "la question de la sécurité, de la vie privée et de la protection des consommateurs dans le cadre du partage des connexions wifi privées par Belgacom" (n° P0589)
10 Vraag van mevrouw Karine Lalieux aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "veiligheid, privacy en bescherming van de gebruiker met betrekking tot het delen door Belgacom van de wifi-verbindingen van particulieren" (nr. P0589)
10.01 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, la presse s'est fait l'écho, ces jours-ci, de la nouvelle initiative de Belgacom en matière d'accès au réseau internet mobile. Cette initiative permet d'utiliser les bornes internet présentes chez les clients privés de Belgacom comme des bornes wifi. En effet, chaque client Belgacom qui partagera sa borne pourra bénéficier des bornes des autres clients Belgacom.
Monsieur le ministre, qu'on ne se trompe pas, je salue cette initiative. Je ne suis évidemment pas contre cette initiative dans un contexte où le réseau mobile doit supporter de plus en plus d'échanges de données. C'est une solution que je trouve rationnelle, économique et environnementale car il y aura plus de fluidité sans rajouter des antennes un peu partout. Cependant, je me pose deux questions.
Tout d'abord, en ce qui concerne l'implémentation du système, Belgacom a choisi le opt-out. Or, vous savez que, dans la réforme de la loi sur les pratiques du commerce et, je pense, dans le troisième paquet télécoms, on a pris l'option, dans ce parlement, de faire le opt-in. Nous avons choisi le opt-in pour que le client puisse, en toute connaissance de cause, choisir le système. Cela lui permet d'avoir une meilleure connaissance. Avec le opt-out, il devra dire s'il s'y oppose ou pas dans la semaine. C'est un peu difficile d'avoir un réel choix de chaque consommateur, même si j'espère qu'un grand nombre partageront la borne internet qu'ils ont chez eux.
Par ailleurs, avec l'affaire Google, il faut être prudent. Le système proposé par Belgacom garantit-il la sécurité pour le client ainsi que pour toutes les données au niveau de la vie privée?
10.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Monsieur le président, chère collègue, je ne doutais pas que vous alliez dire qu'il s'agit d'un bon système de partage. Le partage est au cœur de nos idéologies.
Il y a trois aspects. Premièrement, un aspect de santé publique. Cette technologie permet de générer moins de radiations que les antennes gsm et en migrant les utilisateurs vers le wifi, on évite la construction de nouvelles antennes mobiles, qui serait nécessaire vu la forte croissance de l'internet mobile. Le niveau global de rayonnement du wifi est faible car il est réglé par des spécifications européennes. De plus, les radiations wifi sont constantes et le service ne provoque pas d'augmentation significative du niveau de rayonnement.
Deuxièmement, un aspect de protection des consommateurs. Selon mes informations, les clients de Belgacom sont contactés par courriel et peuvent facilement indiquer s'ils souhaitent oui ou non participer à ce service hotspot wifi sans frais supplémentaires. Le client doit donc effectuer un choix. Je n'ai pas d'information selon laquelle il s'agirait d'un système opt-out. Ce serait plutôt un système opt-in.
Le troisième aspect concerne la protection de la vie privée. Les données des consommateurs sont protégées. Les routeurs – nous l'avons vérifié – sont partitionnés de manière à séparer les flux de données de l'utilisateur final de celui des tiers qui y accèdent. L'utilisateur n'a donc pas accès aux informations sur le trafic de données de l'hôte sans authentification avec un mot de passe. Il me semble donc que tout est réglé en ce qui concerne la protection de la vie privée. Toutefois, avec l'Inspection économique et avec le régulateur, nous allons veiller à ce que ces modalités soient bien respectées.
10.03 Karine Lalieux (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie de votre réponse. Il importe évidemment de garantir la sécurité. C'est une nouvelle technologie présente dans d'autres pays européens, qui a montré son efficacité. Il est sain que l'IBPT et le SPF Économie regardent cela de près.
Par ailleurs, chaque client va recevoir un courriel pour lui demander s'il y participe. S'il ne répond pas, quelle solution par défaut sera-t-elle choisie? Je crois que, dans ce cas, il devra partager. C'est pourquoi il convient que le client le fasse en connaissance de cause, en conformité avec le choix du parlement en faveur de l'opt-in.
Het incident is gesloten.
11 Question de M. Laurent Louis à la ministre de l'Intérieur sur "la prise d'otage des membres de la direction de l'entreprise Thissen à Braine-l'Alleud" (n° P0590)
11 Vraag van de heer Laurent Louis aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de gijzeling van de directieleden van Thissen te Eigenbrakel" (nr. P0590)
11.01 Laurent Louis (indép.): Monsieur le président, madame la ministre, cette semaine a été marquée en Brabant wallon par une crise sociale assez grave aux laboratoires Thissen à Braine-l'Alleud. Craignant pour leur emploi, les travailleurs de l'entreprise ont décidé de séquestrer durant 24 heures les cinq membres de la direction.
Pour les syndicats, comme présenté par la presse, il ne fait aucun doute que la fin justifie les moyens. Pourtant, selon le Code pénal, qui est un peu ma bible, les méthodes auxquelles recourent les grévistes sont punissables, sévèrement: il est question de réclusion de 15 à 20 ans.
Évidemment, je n'affirme pas que ces travailleurs doivent être condamnés à ces peines de prison. Néanmoins, je constate que les syndicats recourent de plus en plus fréquemment à cette pratique de séquestration de la direction pour arriver à leurs fins. Il s'agit là d'une nouvelle forme de chantage totalement inadmissible, à mon avis.
Bien entendu, je peux comprendre le désarroi des travailleurs, je peux comprendre leur détresse et je respecte totalement la liberté de chacun et le droit de faire grève, de manifester. En revanche, je refuse d'accepter que les travailleurs commettent des crimes pour solutionner un problème et atteindre leur objectif; or la prise d'otage et la séquestration sont des crimes. En ce qui me concerne, je ne peux que condamner avec la plus grande fermeté ce genre de pratiques.
Madame la ministre, condamnez-vous également ces comportements?
Êtes-vous prête à réaffirmer auprès des syndicats – ce qui demande un peu de courage – l'autorité de la loi? En effet, je pense qu'un rappel à l'ordre s'impose d'urgence.
11.02 Annemie Turtelboom, ministre: Cher collègue, suite à la prise d'otages de la direction de l'entreprise Thissen par les membres du personnel, une enquête judiciaire a été ouverte par le parquet. En parallèle, une concertation a eu lieu le mercredi 16 novembre sous la conduite du procureur du Roi avec les syndicats, les autorités administratives et la police. Suite à cette concertation, le procureur a imposé une heure limite de libération de la direction à 16 h 30, et la police s'est préparée à exécuter cette décision.
Finalement, vu la décision de mettre l'entreprise sous concordat judiciaire, la direction a été libérée sans que la police ait dû intervenir. La suite de ce dossier relève désormais de la compétence des autorités judiciaires.
11.03 Laurent Louis (indép.): Merci, madame la ministre. Je me réjouis de savoir que la police était prête à intervenir pour faire respecter la loi. Je pense que c'est la moindre des choses. Il est temps de montrer aux syndicats qu'ils ne font pas encore la loi dans ce pays et qu'ils se doivent de respecter nos législations.
L'incident est clos.
12 Vraag van de heer Peter Logghe aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de winsten van cannabisplantages" (nr. P0591)
12 Question de M. Peter Logghe à la ministre de l'Intérieur sur "les bénéfices générés par les plantations de cannabis" (n° P0591)
12.01 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, de aanleiding voor mijn vraag is drieërlei.
Ten eerste, er is het rapport van het Europees Observatorium voor Drugs en Toxicomanie, dat stelt dat België nog altijd een draaischijf is van internationale drugshandel.
Ten tweede, mevrouw de minister, er zijn uw eigen cijfers, die aangeven dat in België dagelijks drie cannabisplantages worden ontdekt en ontmanteld. Op jaarbasis betreft het dus 979 plantages, wat een enorm aantal is.
Ten derde, mevrouw de minister, er is de heel recente studie van de Universiteit van Gent, waarin staat dat de economische waarde van de criminele activiteit van de cannabisplantages niet, zoals u nog altijd doet, op 91 miljoen euro maar wel op 207 miljoen euro moet worden geschat.
Mevrouw de minister, verschillende leden van de federale politie pleiten ervoor om die nieuwe waarderingsregels toe te passen.
Ik heb voor u dus een aantal concrete vragen.
Ten eerste, hebt u weet van de resultaten van de studie van de Universiteit van Gent? Kunt u zich vinden in de resultaten van de studie van Gent?
Zult u de waarderingsregels die de Universiteit van Gent toepast om de economische waarde van cannabisplantages te berekenen, in het vervolg ook zelf toepassen?
Ten tweede, mevrouw de minister, indien de economische waarde van de criminele activiteit van cannabisplantages inderdaad drie- tot viermaal zo hoog is als voorlopig ingeschat, dan kan ik mij niet van de indruk ontdoen dat u ook drie tot vier keer meer middelen zult moeten inzetten om die criminele activiteiten te bestrijden.
Bent u het met mij eens dat u inderdaad meer middelen zult moeten inzetten om cannabisplantages te ontmantelen en te ontdekken?
Ten derde, hoeveel personeel zet u momenteel in om dergelijke activiteiten te ontdekken? Hebt u met dat aantal genoeg?
Hoe zit het met het strengere beleid dat Nederland op het vlak van cannabisplantages hanteert?
Mevrouw de minister, kortom, ik zou graag uw reactie vernemen.
12.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, geachte collega’s, de strijd tegen cannabisplantages moet op meerdere niveaus gebeuren, zowel nationaal, regionaal als Europees.
Op het nationale vlak moet die strijd op meerdere fronten worden gevoerd. De lokale politie die werkt in functie van de zonale veiligheidsplannen en de federale politie die ondersteuning biedt bij gerichte acties. De politie promoot een buitgerichte aanpak door een berekeningsformule te verspreiden bij onderzoekers en magistraten. Daartoe heeft de politie wetenschappelijk onderzoek gevoerd voor gefundeerde berekeningsbasis.
Er is de samenwerking privé-overheid. De politie is gematigd begonnen met een samenwerking met de elektriciteitsleveranciers. Die zijn tegelijkertijd vaak partner, maar ook potentieel slachtoffer.
Ook de opleiding van de politieagenten is aangepast. Één module wordt in de basisopleiding ingebed met als doel de ongeplande tussenkomst op plantages toch op een veilige manier uit te voeren en één module moet de rechercheurs leren tussenkomsten nóg professioneler te plannen en beschikbare elementen best te exploiteren.
Op regionaal niveau is er een samenwerking tussen België, Nederland, Frankrijk en Duitsland. Met de Nederlandse minister van veiligheid is er al één jaar geleden beslist om jaarlijks gezamenlijk vier onderzoeken samen uit te voeren. Het Belgische en Nederlandse federale parket hebben beslist de gerechtelijke samenwerking tegen high value targets te versterken, en gemeenschappelijke patrouilles te doen met de Nederlandse politie in de grensstreek.
Op Europees vlak doet de groep the European Expert Group on Cannabis de coördinatie en daar is het de bedoeling van onder andere de verspreiding van goede praktijken tussen de verschillende EU-landen te vergemakkelijken. Dankzij deze politionele inzet in combinaties van de dagelijkse inzet op het terrein, de alertheid van de wijkagenten, de inzet van technische middelen zoals warmtedetectie en drugshonden, de tussenkomst van interventieploegen die onder meer auto’s controleren en de hulp van informanten en buitenlandse collega’s worden heel wat cannabisplantages ontdekt. Dat is de enige manier natuurlijk om er echt tegen te strijden. In 2008 werden 666 cannabisplantages ontdekt, in 2009 738 en in 2010 979. Voor 2011 hebben we op dit moment de cijfers van de eerste vijf maanden en daar hebben we 234 cannabisplantages ontdekt waarvan de meeste en geografisch niet onlogisch in de provincies Limburg en Antwerpen.
Op dit ogenblik zijn wij bezig met de uitvoering en het opstellen van een nationaal veiligheidsplan 2012-2015. Uiteraard zal dit ook in de prioriteitenlijst worden weerhouden.
12.03 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, u was vrij volledig in uw antwoord.
Uit uw antwoord blijkt dat u een hardere aanpak niet ongenegen bent. Ik denk toch dat er dringend een tandje moet worden bijgestoken.
De controles in de havens en vooral in de haven van Antwerpen – de draaischijf van de internationale drugshandel – moeten dringend worden opgevoerd. Dat zal natuurlijk in overleg moeten gebeuren met uw collega Reynders.
De politie moet personeel bijkrijgen omdat het ontdekken, opdoeken en vernietigen van cannabisplantages moet worden versneld.
Er is nog heel veel werk aan de winkel als wij van onze kwalijke naam op het vlak van drugs willen afgeraken.
Het incident is gesloten.
13 Question de M. Joseph George à la ministre de l'Intérieur sur "la législation relative aux rallyes automobiles" (n° P0592)
13 Vraag van de heer Joseph George aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de wetgeving inzake autorally's" (nr. P0592)
13.01 Joseph George (cdH): Madame la ministre, mes pensées vont tout d'abord, bien entendu, aux malheureuses victimes, à leurs familles, à leurs proches.
Un drame s'est en effet déroulé lors du dernier rallye du Condroz, puisqu'un conducteur hollandais, qui participait au rallye, a perdu le contrôle de son véhicule et a terminé sa course contre le parapet d'un pont. Ce sont les débris de ce mur ainsi que d'un banc, projetés à plus de dix mètres de l'impact qui ont malheureusement tué deux spectateurs. Ce drame laisse des familles endeuillées. L'irréparable est survenu!
Madame la ministre, les manifestations grand public sont de plus en plus difficiles à gérer en fonction d'une augmentation du nombre d'imprévus, d'impondérables, mais aussi des excès de certains. Ceci mobilise toute l'attention bien souvent des autorités en oubliant peut-être que des mesures doivent être prises pour ceux qui, comme ici les malheureuses victimes, se trouvaient pourtant dans des zones sécurisées.
Cela m'amène à réfléchir à la situation actuelle. Je crois savoir qu'une circulaire règle les recommandations lors de l'organisation d'épreuves et de compétitions sportives. Cette circulaire (je n'en connais pas réellement le statut) est-elle finalement obligatoire? Quelle force a-t-elle? Elle est bien souvent laissée à l'appréciation. Je crois savoir que les gouverneurs de plusieurs provinces renforcent le dispositif de ces circulaires en y ajoutant des mesures.
Ma question porte sur le statut de ces circulaires et sur l'opportunité de renforcer les mesures. En effet, s'il faut toujours tenir compte des impondérables, quand l'irréparable survient, il importe également d'adopter des mesures plus contraignantes pour protéger les malheureuses victimes et les spectateurs qui, dans le cas d'espèce, se trouvaient dans une zone sécurisée.
13.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, cher collègue, la réglementation des rallyes automobiles repose sur l'arrêté royal du 28 novembre 1997, qui impose à l'organisateur et aux autorités locales de nombreuses obligations, notamment les procédures d'autorisation, les modalités du parcours et le dispositif des mesures organisationnelles. La circulaire de 2006 que vous citez ne fait que préciser et interpréter cette disposition et, ainsi, en faciliter l'exécution.
Une évaluation permanente de cette réglementation est effectuée par la Commission pour la sécurité des épreuves ou compétitions sportives de véhicules automobiles. Chaque accident ou incident rapporté fait l'objet d'un examen des mesures prises, en tenant compte du dispositif convenu préalablement à l'épreuve.
L'accident mortel du rallye du Condroz 2011 et le dispositif adopté seront analysés le 22 novembre prochain. On examinera donc à nouveau si la réglementation en vigueur doit être modifiée.
13.03 Joseph George (cdH): Madame la ministre, je prends note de l'évaluation permanente qui est annoncée. Et j'espère que l'on renforcera le dispositif de sécurité.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
14 Proposition de loi modifiant la loi du 17 avril 1878 contenant le Titre préliminaire du Code de procédure pénale en ce qui concerne la poursuite d'infractions commises à l'étranger (1541/1-7)
14 Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering voor wat betreft de vervolging van bepaalde in het buitenland gepleegde misdrijven (1541/1-7)
Proposition déposée par:
Voorstel ingediend door:
Sophie
De Wit, Sarah Smeyers, Carina Van Cauter, Sabien Lahaye-Battheu
La discussion générale est ouverte.
De algemene bespreking is geopend.
De voorzitter: Er zijn twee rapporteurs: de heer Terwingen en mevrouw Becq.
14.01 Sonja Becq, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, ik zal namens beide rapporteurs kort verslag uitbrengen. Dat hebben wij samen afgesproken. Het voorstel werd door mevrouw De Wit en mevrouw Smeyers van de N-VA-fractie geformuleerd en is mee ondertekend door de Open Vld-fractie. Voor het voorstel werd de urgentie gevraagd en verkregen.
Het voorstel wijzigt het Wetboek van strafvordering inzake de vervolging van bepaalde in het buitenland gepleegde misdrijven. Wij hebben er verschillende vergaderingen aan gewijd en wij hielden een uitgebreide hoorzitting met onder meer de federale procureur, de advocaten-generaal, vertegenwoordigers van het College van procureurs-generaal, een professor emeritus internationaal recht.
Wij hebben ook schriftelijk advies ingewonnen. Kortom, er is een ruime consultatie geweest, die uiteindelijk heeft geleid tot een aantal amendementen.
Waarover gaat het wetsvoorstel? Het wijzigt artikel 12 van de betrokken titel van het Wetboek van strafvordering, meer bepaald waar het gaat over de vervolging van “terroristische of bepaalde zwaarwichtige misdrijven” waarvan de verdachte tot nu alleen kan worden vervolgd wanneer hij in België wordt aangetroffen. Wij zijn ter zake dus afhankelijk van het beleid van strafvervolging van het land waar de verdachte effectief gevonden wordt, eer er tot vervolging kan worden overgegaan.
Omdat dit voor een aantal moeilijkheden zorgt, vooral voor twee categorieën van misdrijven – terroristische misdrijven en zwaarwichtige geweldmisdrijven – wil men tegemoetkomen aan de vraag van vooral slachtoffers om effectieve vervolging, ook wanneer de verdachte niet in België wordt aangetroffen.
Het voorstel werd eenparig aangenomen door de Kamercommissie, tot zover mijn verslag.
Ik wil ook in twee woorden zeggen dat onze CD&V-fractie dit voorstel mee steunt, onder meer omdat er in de hoorzitting twee problemen naar voren kwamen. Slachtoffers botsten tot nu toe op een justitiële muur wanneer zij informatie wilden over slachtofferbejegening. Zij wisten niet of er werd vervolgd, en dergelijke meer. De slachtoffers kregen ook het gevoel van straffeloosheid omdat België niet effectief kon optreden. Daarom steunt onze fractie dit voorstel.
14.02 Özlem Özen (PS): Monsieur le président, chers collègues, nous pouvons nous féliciter de fournir un nouveau moyen pour que les victimes de crimes graves commis à l'étranger soient mieux protégées et reconnues.
Le groupe PS s'est bien sûr inscrit dans cet effort tout en ayant à cœur de ne pas étendre les possibilités de poursuite à toutes les infractions, comme le préconisait M. Dive, chef de service de droit international humanitaire au SPF Justice, que nous avons auditionné. En effet, il convenait de se concentrer, comme ma collègue vient de le dire, sur les infractions les plus graves, comme les infractions terroristes ou celles ayant trait à la violation du droit international humanitaire. Désormais, les familles des victimes pourront déposer plainte lorsqu'un de leurs proches est victime d'infractions graves à l'étranger auprès d'un procureur du Roi, quitte à ce que celui-ci renvoie l'affaire au parquet fédéral.
Cette extension va également permettre que des jugements par défaut soient prononcés, donnant de cette manière une réponse à tout le moins judiciaire à la douleur des victimes. Toutefois, il fallait veiller à ne pas surcharger davantage les cours d'assises, compétentes en matière de droit international. Le ministre nous a bien confirmé que cette crainte n'était pas fondée.
Dans ce dossier qui ne voyait pas de courants idéologiques, on peut se féliciter du fait que notre parlement puisse travailler vite et bien sur une initiative parlementaire. La proposition fut présentée, des auditions furent menées, un dernier avis fut demandé suite à un doute et cette proposition fut votée en six séances de commission. Puissions-nous, à l'avenir, nous en inspirer, sans pour autant confondre vitesse et précipitation!
14.03 Sophie De Wit (N-VA): Mijnheer de voorzitter, collega’s, gezien de hoorzittingen, gezien de zeer grondige debatten, zij het soms wat technisch, in de commissie, gezien de constructieve en snelle samenwerking in de commissie zoals net aangehaald door collega Özen en gezien de unanieme goedkeuring waarvoor meteen mijn oprechte dank aan iedereen, zal ik zeer kort zijn. Toch wil ik even het belang schetsen van deze kleine, maar toch belangrijke wetswijziging.
Wellicht nam u allen recent kennis van het schrijnende verhaal van de familie Lema. Joeri Lema, 34 jaar, werd in 2003 op zeer brutale wijze vermoord in Ecuador waar hij op reis was. Hij werd brutaal vermoord omwille van zijn bezittingen. Hij werd gewoon in de rivier gegooid. Gelukkig waren er getuigen en waren er foto’s van de daders. Dan zou men denken dat er iets kan gebeuren, maar niets was minder waar. In Ecuador deed Justitie niets, ondanks het feit dat de daders bekend waren. Men greep niet in, er was geen onderzoek en geen vervolging. De Belgische Justitie kon ook niets doen, omdat onze wetgeving een voorwaarde had in de voorgaande titel van het Wetboek van strafvordering dat bij zulke feiten in het buitenland gepleegd op Belgen, de daders ook in België moeten worden gevonden. Dat was nu eenmaal niet het geval. Wat men hoogstens kon doen, was wat druk uitoefenen, maar geen onderzoeksdaden stellen en geen aanhoudingsbevel uitvaardigen.
Die druk heeft in het geval van de familie Lema wel geholpen. Nu in 2011, heel recent, maar liefst acht jaar later, is er dan toch actie gekomen in Ecuador. Dat had zeker zo lang niet moeten duren.
De wet die hier vandaag voorligt, brengt daarin verandering. De voorwaarde dat daders ook in België moeten worden gevonden, vervalt voor dergelijke zware feiten. Door deze wetgeving kan de Belgische Justitie toch ingrijpen, indien de buitenlandse Justitie het niet doet. Het houdt een kleine technische ingreep in met een beperkte budgettaire weerslag, maar met een zeer grote impact voor de familie van slachtoffers zoals de familie Lema, maar ook nog vele anderen. Er zijn immers nog andere dossiers waarvoor er nog geen oplossing is en er nog geen vervolging is gekomen. Zij zijn nu niet meer afhankelijk van de goodwill van het buitenland en moeten geen acht jaar meer wachten op actie, terwijl de daders gekend zijn.
Uit de commissiebesprekingen bleek duidelijk dat alle leden, over de partijgrenzen heen, het belang van deze kleine wijziging inzagen. Nogmaals dank ik alle partijen voor hun constructieve medewerking en voor de goedkeuring van dit wetsvoorstel.
14.04 Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik wil mij de situatie niet voorstellen van ouders die te horen krijgen dat hun kind in het buitenland werd vermoord of het slachtoffer werd van een terroristische aanslag en vervolgens een dag, vijf dagen, een week, verschillende weken, maanden en vaak jaren zonder nieuws blijven. Die ouders en familieleden moeten bovendien vaststellen dat er geen enkele gerechtelijke actie op gang komt en dat de samenleving als het ware onverschillig blijft voor wat er met hun kind of familielid is gebeurd. Het gevoel van straffeloosheid en totale desinteresse van de samenleving is volgens mij voor de nabestaanden volkomen ondraaglijk.
Tijdens de hoorzittingen is niet alleen het nut van de oprichting van een federaal parket gebleken. Zij blijken bovendien de laatste jaren op een zeer actieve wijze te werk te gaan wanneer zij vaststellen dat dergelijk zware misdrijven in het buitenland worden gepleegd op Belgen. Wij moeten vaststellen dat door het opstarten van een opsporingsonderzoek zij heel dikwijls nuttige informatie kunnen verstrekken aan de nabestaanden. Daarenboven veroorzaken zij door hun actie heel dikwijls dat het strafonderzoek uiteindelijk toch de nodige versnelling krijgt zodat de daders kunnen worden gevat en bestraft.
Mijnheer de voorzitter, collega’s, in een aantal weliswaar uitzonderlijke gevallen is er in het buitenland manifest sprake van rechtsweigering of zijn er gewoon onvoldoende middelen ter beschikking om het strafonderzoek tot een goed einde te brengen. Precies in dergelijke situaties biedt dit wetsvoorstel een antwoord zodat de daders ook in België kunnen worden opgespoord, vervolgd en berecht. Dit is het sluitstuk dat de geloofwaardigheid van de werking van onze politie en onze Justitie versterkt. Dat is ook de reden waarom onze fractie dit wetsvoorstel heeft onderschreven en vandaag zal goedkeuren.
Le président: Quelqu'un
demande-t-il encore la parole? (Non)
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (1541/7)
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1541/7)
L'intitulé en français a été modifié par la commission en "proposition de loi modifiant la loi du 17 avril 1878 contenant le Titre préliminaire du Code de procédure pénale en ce qui concerne la poursuite de certaines infractions commises à l'étranger"
Het
opschrift in het Frans werd door de commissie gewijzigd in "proposition de
loi modifiant la loi du 17 avril 1878 contenant le Titre préliminaire
du Code de procédure pénale en ce qui concerne la poursuite de certaines
infractions commises à l'étranger"
La proposition de loi compte 4 articles.
Het wetsvoorstel telt 4 artikelen.
Aucun amendement n'a été déposé.
Er werden geen amendementen ingediend.
Les articles 1 à 4 sont adoptés article par article.
De artikelen 1 tot 4 worden artikel per artikel aangenomen.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
15 Projet de loi modifiant l'article 6, § 6, de la loi du 19 juillet 1991 relative aux registres de la population, aux cartes d'identité, aux cartes d'étranger et aux documents de séjour et modifiant la loi du 8 août 1983 organisant un Registre national des personnes physiques (1627/1-5)
15 Wetsontwerp tot wijziging van artikel 6, § 6, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen (1627/1-5)
Transmis par le Sénat
Overgezonden door de Senaat
La discussion générale est ouverte.
De algemene bespreking is geopend.
15.01 Leen Dierick, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, collega’s, het voorliggende ontwerp werd ons overgezonden door de Senaat en werd besproken tijdens de commissievergaderingen van 12, 18 en 26 oktober 2011. Ik zal rapporteren over de eerste vergadering en de hoorzittingen. Daarna zal collega Rutten het verslag van mij overnemen.
De minister van Binnenlandse Zaken wijst bij haar inleidende uiteenzetting op de doelstelling van het ontwerp, met name de verlenging van de levensduur van de elektronische identiteitskaart van vijf naar tien jaar.
De minister merkt voorts op dat de eID uiteraard ook aan een aantal technische vereisten moet voldoen, die bovendien moeten gewaarborgd blijven bij een verlenging van de levensduur van de kaart.
Ook de drie overeenkomstsluitende partners die bij de eID betrokken zijn, moeten de nodige waarborgen kunnen bieden, aldus de minister. Het gaat om de firma Steria als bouwer voor de technische infrastructuur, de firma Zetes als kaartproducent en de erkende certificatiedienst Certipost.
De commissie beslist vervolgens om hoorzittingen te organiseren, waarbij de verantwoordelijke van de overheidsdienst Fedict zal worden gehoord, alsook de producent van de kaarten, Zetes.
De commissie wil zich immers vergewissen dat de nodige waarborgen kunnen worden geboden om het veilig gebruik van de eID bij de verlenging van de levensduur te garanderen.
Tijdens de hoorzitting verduidelijkt de heer Strickx de rol van Fedict als verantwoordelijke voor de implementatie van de e-governmentprojecten.
Hij wijst ook op de groeiende rol van de eID en de uitbreiding van verschillende overheidsdiensten naar een internetplatform, zoals Tax-on-web en e-Health.
Een kader creëren waarbij de geldigheid van de eID afhankelijk van de leeftijdsgroep kan worden aangepast, is voor de spreker een goede zaak. Hij is echter gekant tegen het optrekken van de maximale geldigheid van de eID van vijf naar tien jaar.
De belangrijkste argumenten hiervoor zijn de snelle technologische evolutie, waarbij de verlenging van de levensduur in feite een bevriezing van de technologische ontwikkeling van de kaart voor tien jaar zou betekenen.
Een tweede argument betreft de hoge onderhoudskosten. De verschillende versies van de kaart moeten immers gedurende tien jaar worden ondersteund op verschillende platformen.
Momenteel bedragen de onderhoudskosten over een periode van drie jaar ongeveer 850 euro. De verlenging tot tien jaar zou ongeveer een verdubbeling van die kostprijs betekenen.
Een derde argument betreft de hogere veiligheidsrisico’s, waarbij vooral de sleutellengte op de kaart van belang is, en dus ook het risico dat de sleutel gedurende tien jaar mogelijke aanvallen te verduren krijgt.
De commissie hoort vervolgens ook de heer Depoortere, als vertegenwoordiger van Zetes NV, de producent van de kaarten. De heer Depoortere wijst op de tegenstrijdige belangen die de firma heeft bij de verlenging van de levensduur, in het bijzonder omdat de firma daardoor haar omzet als het ware gehalveerd ziet. Hij wijst tevens op de technische risico’s die aan het ontwerp verbonden zijn. De verlenging van de levensduur van de kaart zal ongetwijfeld gevolgen hebben voor de kostprijs van de kaart en zal die zeker duurder maken, onder meer door hogere kwaliteitseisen en een langere garantie op het gebruik van de kaart.
Vervolgens komen de verschillende fracties aan het woord. De heer Dedecker heeft namens de N-VA-fractie diverse vragen bij het ontwerp, vooral over de kostprijs van de toekomstige kaarten, de veiligheid van de huidige kaart, de prognoses voor de nieuwe kaart en de technische aspecten die verbonden zijn aan de verlenging van de kaart, zoals het plaatsen van nieuwe sleutelparen op de kaart.
De spreker van de CD&V-fractie heeft belangrijke bedenkingen bij de voordelen van het ontwerp. Zij wijst op de vele negatieve bedenkingen die door de beide sprekers tijdens de hoorzittingen werden geuit. Zij vraagt zich ook af of er eigenlijk nog voordelen zijn aan de verlenging van de levensduur en hoeveel momenteel wordt geïnvesteerd in de ontwikkeling van nieuwe technologieën.
De heer Somers wijst voor de Open Vld-fractie op de duidelijke voordelen die volgens hem aan de verlenging van de kaart verbonden zijn. In de eerste plaats zal die, volgens de heer Somers, een aanzienlijke vermindering van de maatschappelijke kostprijs betekenen. De burger moet minder naar het gemeentehuis om een nieuwe kaart af te halen en moet maar om de tien jaar voor een nieuwe kaart betalen. Ook voor de gemeenten betekent het een aanzienlijke besparing op personeels- en werkingskosten. Daarnaast wijst de heer Somers op een studie van Computer Security and Industrial Cryptography die wel degelijk de mogelijkheid van een verlenging naar 10 jaar ziet, mits aan een bepaald aantal voorwaarden is voldaan.
De heer Thiébaut beaamt voor de PS de visie van de heer Somers met betrekking tot de lagere kostprijs voor de burger en de gemeentebesturen. Volgens hem is het trouwens de taak van de overheid om een evenwicht te zoeken tussen de veiligheidsaspecten verbonden aan de verlenging van de kaart, en de maatschappelijke kostprijs van de kaart.
In zijn repliek antwoordt de heer Strickx op vragen over de huidige kostprijs van het eID-project en de investeringen voor de ontwikkeling van nieuwe technologieën. Zo zou Certipost als meerkosten 3,5 miljoen euro voor de verlenging van de certificaten van vijf naar tien jaar vragen. De kostprijs van een kaart is nu 10 euro, terwijl die met een verlenging ongeveer 16 euro zal bedragen. De heer Strickx heeft geen weet van bugs in de huidige chips, maar hij wijst erop dat de verlenging van de levensduur de veiligheidsrisico’s doet toenemen.
De vertegenwoordiger van Fedict beaamt dat de verlenging een vermindering van de maatschappelijke kostprijs zou meebrengen, zowel voor de burger als voor de gemeenten. Er dient wel op gewezen te worden dat het plaatsen van nieuwe sleutelparen op de chip hoe dan ook in het gemeentehuis moet gebeuren. Daarvoor zal ook een verplaatsing van de burger nodig zijn. Fedict besteedt over een periode van drie jaar ongeveer een miljoen euro aan de technologische vernieuwing van de eID.
De rest van het verslag zal door collega Rutten gebracht worden.
15.02 Gwendolyn Rutten, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, collega’s, een aantal collega’s heeft een uiteenzetting gehouden in de algemene bespreking.
Ik herhaal kort de essentie aan van de uiteenzettingen van de heer Dedecker, de heer Thiébaut, mevrouw Dierick en de heer Somers, die ik een keer heb vervangen. Vandaar mijn rapporteurschap. Voor een meer extensief verslag verwijs ik naar het geschreven verslag.
De heer Dedecker van de N-VA was het eens met leeftijdsgebonden aanpassingen, voornamelijk met betrekking tot de 75-plussers, maar voor hem lagen de zaken in de categorie van 18 tot 75 jaar toch anders. Hij heeft daar gepleit voor een behoud van de periode op 5 jaar.
Hij verwees hiervoor naar de hoorzittingen, waar volgens hem uit bleek dat de voordelen niet opwegen tegen de nadelen.
Hij verwees ook naar de koppositie van België inzake innovatie in deze sector, die ingevolge de verlenging in gevaar dreigt te komen.
Hij trekt ook de vermindering van administratieve lasten in twijfel en zegt dat men wel nog om de vijf jaar naar het gemeentehuis zal moeten.
Ook de financiële lastenverlagingen zijn voor hem niet zuiver. Hij is van mening dat er toch hogere kosten zullen worden doorgerekend.
Bovendien zullen er tijdens een periode van tien jaar nieuwe applicaties kunnen worden ontwikkeld, wat kan leiden tot het naast elkaar bestaan van verschillende kaarten. Ook dat zou een impact op de kosten hebben.
De conclusie van de uiteenzetting van de heer Dedecker van de N-VA is dat de verlenging in de leeftijdscategorie van 18 tot 75 jaar niet opportuun is.
De minister antwoordde hierop dat de basiskostprijs van de kaarten momenteel 12 euro is, eventueel aangevuld met een gemeentelijke taks en dat die basiskostprijs niet zal veranderen.
De overgangsperiode bedraagt bovendien slechts vijf jaar. Dat wil zeggen dat twee versies van de kaarten dus maximaal vijf jaar naast elkaar kunnen bestaan.
De minister herhaalde ook dat de verlenging van de duurtijd van de kaarten er alleen kan komen nadat alle technische vragen zijn opgelost. Ze geeft ook aan dat de commissie zich over de opportuniteit zal moeten uitspreken, dat is de taak van de commissie, en geeft aan dat indien de nodige garanties aanwezig zijn, de verlenging van vijf naar tien jaar een belangrijke verhoging van het gebruiksgemak voor burgers betekent.
Daarna volgde een toelichting van de heer Eric Thiébaut van de PS. Hij benadrukte het belang van het gebruiksgemak voor burgers, dat oorspronkelijk ook de bedoeling van onze collega’s van de Senaat was. Hij voert aan dat de snelle technologische evolutie zowel een argument voor als een argument contra kan zijn. Zijn conclusie namens zijn fractie is dat zijn fractie steun kan geven aan de maatregel voor de 75-plussers. Hij concludeert dat het debat gaat om veiligheidsgaranties. Volgens hem wijzen de hoorzittingen die zijn gehouden, uit dat aan bedoelde garanties kan worden voldaan.
In haar uiteenzetting loofde mevrouw Leen Dierick van CD&V de vereenvoudiging voor de burger alsook de besparing voor de lokale besturen. Zij is wel bezorgd over de mogelijke technische problemen die tijdens de hoorzitting naar voren zijn gekomen. De conclusie van de hoorzitting is dat verlenging mogelijk was, indien aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. De CD&V-fractie uitte dan ook de bezorgdheid dat eerst de technische garanties moeten worden vervuld, vooraleer het wetsontwerp in werking kan treden. De minister heeft na de opmerking van mevrouw Dierick bevestigd dat het wetsontwerp inderdaad pas in werking zal treden nadat aan alle technische voorwaarden is voldaan.
Tot slot was er een uiteenzetting van de heer Bart Somers. Hij merkte op dat de kosten voor de lokale besturen voor de uitreiking van de kaarten en dus ook voor de besparing ter zake zelfs nog worden onderschat. De werkelijke besparing voor de gemeenten is allicht een veelvoud van de meerkosten voor de certificaten.
Tijdens de hoorzitting is gebleken dat de verlenging naar tien jaar wel degelijk realiseerbaar is. De minister heeft bovendien de nodige garanties gegeven dat eerst de technische kwesties zullen worden uitgeklaard.
Het voorstel is dus te verdedigen vanuit een zorg naar klantvriendelijkheid, enerzijds, en draagkracht van lokale besturen, anderzijds.
Met betrekking tot artikel 2 merkte de heer Somers op dat de machtiging aan de koning in het tweede lid niet restrictief mag worden geïnterpreteerd. Er kunnen kortere en langere periodes worden bepaald. De bepaling doet echter niets af aan andere beperkingen of machtigingen, die in andere wetten bestaan. De spreker verwijst als voorbeeld naar artikel 13, 1, van de vreemdelingenwet met verblijfstitels van beperkte duur.
Collega’s, daarmee rond ik mijn veeleer summiere weergave af. Voor de uitgeschreven versie verwijs ik graag naar het geschreven verslag.
15.03 Peter Dedecker (N-VA): Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik zou graag mijn uiteenzetting beginnen met een klein stukje nostalgie. Ik neem u dan ook graag mee terug in de tijd, in de duistere paarse tijden, naar een van de lichtpuntjes daar, het jaar 2005.
Ons land, en ook deze instelling, de Kamer, kreeg toen bezoek van niemand minder dan Bill Gates, de oprichter en toen ook nog CEO van Microsoft. De heer De Croo – hij is momenteel niet meer aanwezig – herinnert het zich ongetwijfeld nog; hij stelde de heer Gates gerust en zei dat hij deze keer geen taart in het gezicht zou krijgen.
Bill Gates kwam uiteraard niet naar hier voor onze uitstekende patisserie, neen, hij kwam voor heel andere zaken, hij wilde meer weten over onze elektronische identiteitskaart. België had toen immers de moedige beslissing genomen, als een van de weinigen in die tijd, om de elektronische identiteitskaart, die in 2003 ingevoerd werd, veralgemeend en versneld te gaan uitrollen. Burgers die nog een papieren identiteitskaart hadden die nog jaren geldig was, werden vervroegd naar het gemeentehuis geroepen om daar zo’n nieuwe elektronische kaart te gaan afhalen.
De heer Vanvelthoven is ondertussen helaas ook verdwenen, misschien vlucht hij wel voor dit punt, met pijn in het hart, want hij had toen de beslissing genomen om de burger vervroegd naar het gemeentehuis te sturen. Ik twijfel er niet aan, dat was een uitstekende beslissing, de heer Vanvelthoven deed dat niet om die burgers te pesten, uiteraard niet. Ik zie gegniffel, misschien twijfelt u daaraan, maar ik ben er zeker van, ik ben overtuigd van de goede beslissing van de heer Vanvelthoven, het was niet om de burgers te pesten.
Neen, dit was een signaal naar ontwikkelaars van applicaties dat op korte termijn, op heel korte termijn miljoenen mensen over dit stukje technologie zouden beschikken. Het was een signaal voor die applicatieontwikkelaars, dat zij op korte termijn een voldoende grote markt zouden hebben, zodat het loont om te gaan investeren in toepassingen.
Wij hebben dat zelf ook gedaan. Wij hebben zelf toen ook Tax-on-web ontwikkeld en hebben daarmee het heel goede voorbeeld gegeven. Die andere ontwikkelaars sprongen toen ook op de kar.
Wij kregen toen ook lovende woorden van Bill Gates. Hij zei zeer geïnteresseerd te zijn in de toepassingen van de eID, dat het een fantastische zaak was dat België op dit vlak een voortrekkersrol wilde spelen en dat hij er zeker van was dat andere landen zouden volgen.
Hij beloofde op dat moment ook dat zijn bedrijf, Microsoft, dé Amerikaanse gigant, de softwarereus wiens software op miljarden pc’s draaide, zijn software compatibel zou maken met dit stukje technologie, dit stukje technologie van dit kleine landje.
De staatssecretaris, die ondertussen verdwenen is, was toen geen klein beetje trots. Hij stond te glimmen van trots naast Bill Gates. Ironisch genoeg is het vandaag de leidende partij van toen, toen nog leidend met “ei”, de Open Vld, die deze koppositie ten grave wil dragen.
Ik geloof als Vlaams-nationalist natuurlijk dat er niet zo heel veel redenen zijn om trots te zijn op dit land. Uiteraard niet. Als er echter een is, dan is het toch wel dat we hier een voortrekkersrol hebben gespeeld, een pioniersrol die door vele landen overgenomen is, een voorbeeld dat internationaal navolging kreeg. Die pioniersrol, die voortrekkersrol, geven we vandaag op. Waarom? Wat schiet er dan nog over om fier op te zijn?
Het is ook jammer dat hier vandaag een andere minister ontbreekt, namelijk minister Van Quickenborne. Het is natuurlijk minister Van Quickenborne die verantwoordelijk is voor het beleid inzake e-gov. Hij heeft ook steeds de mond vol van vernieuwende technologieën, nieuwe technologieën die het leven van de burger gemakkelijker maken, die de werking van onze overheid efficiënter maken en op die manier de kostprijs voor de belastingbetaler drukken. Ik citeer even van zijn website: “Met een beetje creativiteit vervangt eID je portefeuille. Geen bankkaart, SIS-kaart, rijbewijs, huissleutel of toegangsbadge meer”.
Het is een heel mooie droom van de minister van dezelfde partij die deze droom vandaag op de helling plaatst en dit boeltje ten grave draagt. Als het tien jaar duurt voor we technologische vernieuwing uitrollen, dan zijn we niet langer interessant voor ontwikkelaars van applicaties. Wat zijn we met een verouderde technologie van tien jaar? Hoelang zal die meegaan? Wat kunnen we daarmee doen?
We zullen onze Europese koppositie inruilen voor een positie achter in het peloton. Andere Europese landen behouden hun vernieuwingsfrequentie van vijf jaar of zullen hun termijnen van tien jaar verlagen tot vijf jaar.
Waarom, collega’s? Waarom doen we dat? Voor een lastenverlaging? De burger die een keer in tien jaar een bezoek aan het gemeentehuis en de volle 17 euro uitspaart. Daarvoor doen we dat, daarvoor zetten we de hele boel op de helling. Meer nog, het is zelfs een ogenschijnlijke besparing. Het is geen echte besparing, zowel praktisch als financieel. De collega’s Dierick en Rutten hebben zonet een uitstekend verslag gebracht. Ze verwezen ook de naar de veiligheidsexpert COSIC. Die meldde dat de certificaten weliswaar tien jaar geldig zijn maar dat het om veiligheidsredenen aan te raden is om nieuwe certificaten te kunnen genereren op die bestaande kaart.
Dat kan je natuurlijk thuis niet doen, daarvoor zal je toch nog eens naar het gemeentehuis moeten. Bye bye praktische lastenverlaging!
Ook financieel kunnen we daaraan twijfelen. Minister Turtelboom garandeert dat de prijs voor de burger 12 euro blijft, plus gemeentelijke toeslag. Ik heb het net in het verslag anders gehoord. Peter Strickx van Fedict stelt dat de prijs voor de federale overheid momenteel 10 euro bedraagt en zal worden opgetrokken naar 16 euro. Met andere woorden, als het federale niveau die kaarten aan de gemeenten blijft doorgeven voor 12 euro, dan maken wij daarop verlies. Dat zijn weer kosten op de kap van de belastingbetaler. Waar komen die kosten vandaan? Er zijn uiteraard duurdere kaarten die tien jaar meegaan. Die levensduur van tien jaar wordt gegarandeerd doordat een korting wordt gegeven, een soort verzekering, voor kaarten die er toch vervroegd uitvallen. Natuurlijk rekenen zij die kosten door, zij zijn geen liefdadigheidsinstelling.
Ook de certificaten worden duurder en de kans op aanvallen wordt groter. Tegen die kans zullen we ons ook moeten verzekeren, tegen een onvoorzienbare prijs. Criminelen zijn ook geen dommeriken. Ook een crimineel redeneert economisch en weet ook dat als de technologie tien jaar meegaat, hij zijn kosten kan afschrijven op tien jaar. Het is ook gemakkelijker om oude technologie aan te vallen dan nieuwe technologie. U weet ook dat de vernieuwingen snel gebeuren. De rekensnelheid verdubbelt elke achttien maanden. Ook de kosten voor het compatibel houden van nieuwe kaarten, momenteel 800 000 euro op last van Fedict, de federale overheidsdienst voor ICT, zullen een veelvoud worden.
Zoals collega Rutten uit het verslag heeft geciteerd, wist de medewerker van de minister in de commissie te zeggen dat er geen verschillende versies door elkaar zullen bestaan eens de oude kaarten van vijf jaar uitgefaseerd zullen zijn. Dat is nog eens een bevestiging van het stilzetten van de technologie: niet voor tien jaar, maar nog lang daarna steevast dezelfde versies blijven uitrollen, jaar na jaar. We zullen gewoon de boel stilzetten en niet meer innoveren met nieuwe technologieën: geen nieuwe types kaarten meer, geen vernieuwingen meer, geen betere dienstverlening meer. Dat is de kern van het verhaal.
De eID, dat stukje plastic met chip, is niet meer te vergelijken met de oude papieren identiteitskaart. Dit is een stuk technologie, een veilige sleutel tot een e-govplatform en binnenkort ook tot een e-healthplatform, en een hele waaier aan particuliere diensten. Voor mijn part mogen dat er stelselmatig meer en meer zijn.
Dat zijn nieuwe technologieën, nieuwe diensten die ons leven eenvoudiger maken en op die manier ook heel wat lasten uitsparen. Is het nu echt de bedoeling om die innovatie stop te zetten? Willen wij nu echt tien jaar lang blijven werken met een oude technologie? Vergis u immers niet want dit is een chip waarop software kan worden gedraaid. Eigenlijk is dit een volwaardige pc. Wie in deze Kamer wil nog blijven werken met een technologie van tien jaar oud? Ik daag u uit om zo iemand te vinden. Ik denk niet dat dit het geval is.
Laat ons dus vooral die innovatie niet stoppen. Laat ons verder innoveren en de doorlooptijd voor nieuwe technologie voldoende kort houden om ons leven steevast eenvoudiger en gemakkelijker te maken, en besparingen te realiseren door een betere en efficiëntere dienstverlening.
Samengevat kan ik zeggen dat wij de aanpassingen voor twaalfjarigen en 75-plussers zullen steunen, maar wij weigeren mee te stappen in een kortzichtig, populistisch verhaal van een ogenschijnlijke lastenverlaging die een verdere structurele lastenverlaging op langere termijn hypothekeert en helemaal niet zo voordelig blijkt te zijn.
15.04 Éric Thiébaut (PS): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, chers collègues, le projet présenté aujourd'hui concerne l'ensemble des résidents de ce pays. D'une part, il va permettre de prolonger, comme on l'a déjà dit plusieurs fois depuis le début des débats, la validité des cartes électroniques de cinq à dix ans. Je précise ici – c'est important – que cela ne concerne que les cartes qui ne couvrent qu'une durée de séjour illimitée. Le texte ne porte pas sur les cartes qui couvrent un titre de séjour à durée limitée. D'autre part, il permet au gouvernement de moduler la validité de ces cartes en fonction de l'âge du détenteur.
En ce qui concerne l'allongement de la durée de validité de la carte électronique, cette initiative présente un attrait certain puisqu'il y aura une différence substantielle pour le porte-monnaie des citoyens, en faisant en sorte que celui-ci ne doive pas supporter le coût de la carte une fois tous les cinq ans mais une fois tous les dix ans. Vous me direz peut-être que ce n'est pas un coût exceptionnel. Je crois que l'on minimise très fort le coût de cette carte d'identité électronique. Il faut d'abord fournir une photo d'identité qui coûte entre 4 et 8 euros. Ensuite, il faut payer le document. Bien souvent, les communes demandent le coût de la carte d'identité mais aussi une taxe communale supplémentaire, de telle façon que, dans certaines communes, son coût monte jusqu'à 20 euros. Si vous ajoutez les frais liés au déplacement et la photo d'identité, le changement des cartes d'identité d'une famille de trois personnes revient pratiquement à 100 euros. Pour le portefeuille de la famille, aujourd'hui, cette dépense n'est pas si anodine que cela.
La proposition de loi permettra également de moduler la validité des cartes en fonction de l'âge des détenteurs, essentiellement pour les personnes âgées et les plus jeunes. Pour la grande majorité des citoyens, le renouvellement de la carte d'identité n'est qu'une simple formalité qui, on vient de le dire, permet en outre aux autorités d'adapter les cartes aux dernières innovations techniques.
Mais les choses sont beaucoup moins évidentes pour une catégorie très restreinte de la population qui se trouve dans l'incapacité physique ou mentale de donner suite concrètement à la convocation envoyée par la commune dans le cadre de la procédure de renouvellement de la carte d'identité électronique.
C'est la raison pour laquelle le projet de loi à l'examen vise à permettre au gouvernement d'augmenter au-delà de dix ans la durée de validité des cartes électroniques de nos aînés, ce qui – c'est une évidence – leur facilitera énormément la vie; je pense, notamment, aux personnes qui sont "coincées" dans une maison de retraite.
Pour ce qui concerne les jeunes, le projet de loi vise à permettre au gouvernement de réduire la validité de leur carte électronique en vue d'une mise à jour plus rapide de certaines informations, comme la photo d'identité. En effet, entre douze et dix-huit ans, le visage d'un individu a tendance à changer sensiblement. Il est donc important qu'une donnée telle que la photo d'identité puisse être plus rapidement réactualisée.
En résumé, monsieur le président, monsieur le premier ministre, mesdames, messieurs les ministres, chers collègues, ce projet de loi vise à permettre une facilitation, une simplification administrative pour l'ensemble des résidents de ce pays et à réduire les coûts et les tracasseries administratives pour les citoyens et les communes. Autrement dit, il vise véritablement à alléger la charge qui pèse sur les citoyens et les communes et à améliorer, de manière générale, la délivrance des titres d'identité en collant véritablement aux réalités de la vie de tout un chacun.
C'est pour toutes ces raisons que mon groupe soutiendra ce texte qui – je tiens à le rappeler – avait été déposé, au Sénat, par le PS et le VLD.
15.05 Philippe Collard (MR): Monsieur le président, chers collègues, le projet de loi qui nous est soumis aujourd'hui et qui vise à allonger la durée de validité des cartes d'identité revêt, à nos yeux, plusieurs avantages qui ont d'ailleurs été très bien décrits dans le rapport de nos collègues.
Tout d'abord, la modification proposée vise à réaliser des économies budgétaires substantielles, ce qui est appréciable par les temps qui courent.
Ensuite, ce projet de loi vise à alléger la tâche des communes qui sont – les municipalistes qui se trouvent parmi nous le savent bien – déjà fortement mises à contribution. Ce projet constitue indéniablement une réelle avancée en termes de simplification administrative.
Cette démarche s'inscrit donc pleinement dans le cadre des efforts déployés pour diminuer les charges administratives, d'une part, et réduire les charges financières des citoyens, d'autre part.
Par ailleurs, il est possible de prévoir un régime particulier pour les catégories d'âge spécifiques, par exemple, pour les adolescents entre 12 et 18 ans. Nous savons qu'à cet âge, la morphologie change et la photo de la carte d'identité doit refléter la réalité. Cette possibilité est prévue via une intervention du Roi et je m'en réjouis.
Enfin, l'entrée en vigueur est laissée entre les mains du gouvernement. Le projet stipule expressément qu'elle ne sera fixée que lorsque seront prises toutes les dispositions technologiques pouvant garantir la sécurité du système. Toutes les garanties de fiabilité et de sécurité du système seront donc assurées avant sa mise en œuvre.
Pour toutes ces raisons, le groupe MR soutiendra ce projet de loi.
Président: André Frédéric, vice-président.
Voorzitter: André Frédéric, vice-voorzitter.
15.06 Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, le projet de loi qui nous est donc soumis vise à porter la durée de la validité de la carte d'identité électronique de cinq à dix ans. Ce projet n'est pas neuf. On en parle depuis 2009 au moins, mais pour des raisons d'obstacles techniques, ce parlement n'a pas eu l'occasion de travailler sur ce projet avant maintenant.
J'ai bien cerné les avantages qui sous-tendent ce texte en termes de réduction de coûts et de charges administratives tant pour les communes que pour les administrés, mais je reste dubitative quant à l'opportunité de voter ce texte dans la situation actuelle. En l'espèce, je pense notamment que, même s'il permet des aménagements par voie d'arrêté royal, le texte ne tient pas beaucoup compte des changements de physionomie inhérents à certaines catégories d'âge. En plus, le texte ne tient pas beaucoup compte de l'évolution de la technologie et des potentiels de nouvelles applications, au point de postposer son entrée en vigueur à un moment où le contexte technologique permettra d'avoir toutes les garanties nécessaires.
Une carte d'identité doit permettre au citoyen de s'identifier sans qu'il puisse n'y avoir le moindre doute à propos de son identité. La carte d'identité électronique, elle, est bien plus qu'un simple document d'identité. En Belgique, on l'utilise de plus en plus comme un moyen d'identification sécurisé dans un environnement électronique. La carte d'identité électronique est une clef essentielle pour un e-government sûr. De plus en plus de services publics développent un service en ligne donnant accès à des informations sensibles sur le plan de la vie privée comme Tax-on-web ou eHealth.
Cette carte permet de communiquer en toute sécurité sur internet, tant avec les services publics que privés, mais également de se livrer à toutes sortes de transactions, parce que son détenteur est en mesure de signer des documents de type contractuel de façon électronique. C'est dire si les enjeux sont importants.
Pour effectuer ces opérations, la carte d'identité électronique contient un important composant technologique. Porter sa durée de validité à dix ans revient à geler cette technologie pendant dix années, ce qui pourrait avoir un impact négatif sur la flexibilité du produit. Toute évolution ultérieure liée à des facteurs externes, comme l'introduction d'un composant sans contact, de nouveaux dispositifs de sécurité ou une obligation européenne d'intégrer des données biométriques, entraînera un surcoût important en raison du rappel anticipé des cartes d'identité valables.
Enfin, d'après l'expert du Fedict, le fait de porter la durée de validité de la carte d'identité à dix ans entraîne également des risques pour la sécurité, car la période durant laquelle les attaques pourront être lancées sera portée à dix ans et les investissements criminels pourront être amortis sur dix ans au lieu de cinq ans. Il apparaît que les risques pour la sécurité s'accroissent de manière exponentielle pendant une plus longue période.
En espaçant les renouvellements des cartes tous les dix ans, on met à mal également le contrôle social qui s'opère lorsque les citoyens viennent renouveler leur document d'identité et cela est regrettable. On fragilise les contacts entre les administrations et les administrés.
Pour toutes ces raisons, au contraire de mon groupe, j'ai pris la décision de m'abstenir sur le vote de ce texte.
Le président: Quelqu'un
demande-t-il encore la parole? (Non)
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (1627/5)
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1627/5)
Le projet de loi compte 3 articles.
Het wetsontwerp telt 3 artikelen.
Aucun amendement n'a été déposé.
Er werden geen amendementen ingediend.
Les articles 1 à 3 sont adoptés article par article.
De artikelen 1 tot 3 worden artikel per artikel aangenomen.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
16 Proposition de résolution visant à améliorer la prise en charge des patients dans le domaine de la pédopsychiatrie (1258/1-5)
16 Voorstel van resolutie over de verbetering van de patiëntenzorg in de kinderpsychiatrie (1258/1-5)
Proposition déposée par:
Voorstel ingediend door:
Marie-Claire
Lambert, Daniel Bacquelaine, Yvan Mayeur, Alain Mathot, Colette Burgeon, Franco
Seminara, Maya Detiège
Le texte adopté par la commission sert de base
à la discussion. (Rgt 85, 4) (1258/5)
De door de commissie aangenomen tekst geldt
als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1258/5)
La discussion est ouverte.
De bespreking is geopend.
De rapporteurs zijn de dames Van Moer en Van Den Ende.
16.01 Reinilde Van Moer, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Van Den Ende en ik verwijzen naar het schriftelijk verslag.
16.02 Daniel Bacquelaine (MR): Monsieur le président, mes chers collègues, monsieur le premier ministre, il s'agit d'une proposition importante. En effet, elle se rapporte à un problème concret et sensible qui est l'aide que la collectivité, la société, les pouvoirs publics et l'ensemble du secteur de la santé peuvent apporter aux personnes, dont des enfants, qui souffrent de pathologies de nature psychiatrique ou comportementale. Il me semble donc que nous devions soutenir cette résolution dont l'initiative revient à Marie-Claire Lambert.
Cette initiative nous apparaît effectivement heureuse: elle tend à demander la mobilisation du pouvoir exécutif à l'égard d'un sujet touchant directement l'existence de certains de nos plus jeunes citoyens.
Cette proposition de résolution exigera sans nul doute une concertation avec les entités fédérées, et c'est en cela que l'exécution rapide de la résolution est quelque peu compromise. De fait, ce problème est multiple: il concerne la scolarité, la gestion des centres de santé mentale, la programmation des services K dans les hôpitaux, l'aide à la jeunesse, et j'en passe, c'est-à-dire des domaines dépendant d'instances différentes. Il importe de se baser sur une sincère concertation pour résoudre ce problème qui touche les enfants et les adolescents en souffrance et pour aider les professionnels du terrain qui les prennent en charge.
La proposition de résolution se penche sur la programmation, c'est-à-dire sur l'actualisation des critères de programmation des lits K, indispensable pour répondre au mieux et objectivement aux besoins de la population. Nous savons que la programmation des besoins en matière de santé est en permanente évolution. En pédopsychiatrie plus qu'ailleurs, l'actualisation des critères s'avère importante; je pense à la disponibilité des lits K, mais aussi à leur réelle affectation.
En effet, on constate que, bien souvent, des lits qui devraient être réservés à la pédopsychiatrie sont occupés par des adultes souffrant parfois d'autres pathologies. Des jeunes atterrissent parfois en psychiatrie adulte ou même dans des lits hospitaliers qui n'ont rien à voir avec la psychiatrie. Il existe donc une carence profonde dans la réponse à apporter à la demande de prise en charge et aux droits des enfants et des adolescents qui sont, de facto, limités - faute d'accueil adéquat. L'allongement des listes d'attente conduit à des prises en charge qui ne sont pas adaptées. L'urgence est donc grande.
Nous sommes également préoccupés par le manque de pédopsychiatres, imputable sans doute au manque de lieux de stage, mais aussi au caractère insuffisamment attrayant de l'activité. Vous savez que plusieurs professions médicales pâtissent des conditions d'exercice de la profession. Au-delà des quotas et des questions de numerus clausus se pose réellement le problème de l'adéquation entre l'offre et la demande dans plusieurs secteurs de la santé.
Pour optimiser la prise en charge pédopsychiatrique, nous devons aussi miser sur la mise en place de synergies hospitalières, qui existent déjà – notamment à Liège, madame Lambert -, mais il faut certainement encore améliorer la situation. Dans la province dont je suis issu, huit implantations hospitalières ont présenté un plan d'action en ce domaine. Ces infrastructures fédèrent leurs forces pour améliorer l'offre de soins psychiatriques à destination des enfants et des adolescents. Le but est de fournir un meilleur accueil, d'orienter les patients souffrant de maltraitances, de deuils familiaux, de tendances suicidaires, de troubles alimentaires, de phobies scolaires, etc. De nombreuses pathologies comportementales doivent être prises en compte. Il s'agit aussi, à terme, d'augmenter le nombre de lits K.
Enfin, le suivi post-hospitalier est extrêmement important. Il est important que des enfants continuent d'être suivis après une éventuelle hospitalisation, tant par le psychiatre que par l'ensemble de l'équipe. En termes de continuité des soins, il peut également être intéressant d'organiser une alternance entre les soins à domicile et l'hospitalisation. Nous devons y être attentifs.
Pour toutes ces considérations, le groupe MR soutiendra ce texte.
Diverses actions sont proposées pour que les enfants et adolescents concernés par un problème d'ordre pédopsychiatrique puissent bénéficier d'une prise en charge hospitalière de qualité.
16.03 Ine Somers (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, het voorstel van resolutie met betrekking tot de verbetering van de patiëntenzorg in de kinderpsychiatrie haalt een probleem aan dat de commissie voor de Volksgezondheid zowat elke legislatuur bekommert. Een coherente verdeling van de ziekenhuiszorg is zeker relevant. Ik zou ook durven pleiten voor een goede geografische spreiding, want bereikbaarheid inzake zorg voor kinderen is een belangrijk gegeven.
Met deze resolutie focussen wij ons op ziekenhuiszorg, maar ik denk dat wij ook aandacht moeten besteden aan een permanente opvolging en een goede begeleiding van de kinderen na hun ontslag. Die zorg op maat, die begeleiding en opvolging kan immers in belangrijke mate de instroom in de kinderpsychiatrie in ziekenhuizen doen afnemen. Ter zake verwijs ik graag naar de verklaringen van prof. Deboutte tijdens de vorige legislatuur. Verwijzend naar de projecten in het kader van artikel 107 van de ziekenhuiswet moet dit zeker een aandachtspunt worden en kunnen wij ook gaan kijken naar de impact op ziekenhuisopnames.
Terecht hebben enkele collega’s bij de besprekingen gewezen op de noodzaak van een goede samenwerking van de verschillende diensten over de grenzen heen van de diverse overheden. Het belang daarvan kan nauwelijks overschat worden. Ik denk dat de ervaringen die wij met die projecten opdoen ook een rol zullen moeten spelen bij eventuele aanpassingen van programmerings- en erkenningsnormen.
Ten slotte onderschrijf ik zeker de noodzaak naar wetenschappelijk onderzoek inzake de kinder- en jongerenpsychiatrie. Wat betreft de aantrekkelijkheid van het beroep van kinderpsychiater sluit ik mij dan ook graag aan bij het jarenlange pleidooi van mijn collega Maggie De Block. Om werk te maken van een herijking van de nomenclatuur waarbij prioriteit wordt verleend aan de herwaardering van de intellectuele akte. Die oproep zal trouwens niet alleen de kinderpsychiaters ten goede komen, maar alle specialisten die weinig technische prestaties hebben.
16.04 Marie-Claire Lambert (PS): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, chers collègues, en février dernier, j'ai déposé, avec d'autres collègues, la proposition de résolution qui vous est soumise aujourd'hui et qui a pour objet non seulement de relayer les préoccupations du terrain que je connais particulièrement bien mais aussi de répondre aux carences constatées dans le domaine de la prise en charge psychiatrique à l'hôpital des petits et jeunes patients.
La pédopsychiatrie, cette spécialité est un domaine des soins de santé encore malheureusement très confidentiel. Les jeunes concernés et leur entourage peinent à admettre, à reconnaître ces pathologies mentales qui, pour certaines, peuvent être lourdes, déroutantes, découlant parfois d'un handicap, d'une dépendance ou encore d'une délinquance.
C'est vrai, la maladie mentale d'un enfant ou d'un ado n'est évidente pour personne. Ce tabou explique peut-être les lacunes constatées dans la prise en charge de ces jeunes patients. Trop souvent encore, ceux-ci ne bénéficient pas de soins adéquats, par manque de lits K, comme cela a déjà été évoqué, faute de pédopsychiatres, faute encore de services pédiatriques adéquatement adaptés en soins psychologiques et en soins psychosociaux. Ces carences sont difficilement acceptables car elles peuvent handicaper parfois gravement l'avenir de ces jeunes enfants. Il est donc urgent de considérer avec réalisme et pragmatisme l'ampleur de ce problème, d'autant que la demande en la matière ne cesse de croître. À en croire diverses instances scientifiques, cette tendance ne faiblira pas.
Aujourd'hui, selon la quatrième enquête santé effectuée dans notre pays, près d'un jeune sur trois âgé entre 15 et 24 ans est en détresse psychologique. Toute détresse en la matière ne nécessite évidemment pas une prise en charge résidentielle. Cette prise en charge peut se faire au niveau de l'outreaching, de l'hospitalisation, des services d'urgence ou encore des consultations privées chez un pédopsychiatre. Le gouvernement sortant a mis l'accent, à juste titre, sur la prévention et la détection des problèmes psychiques ainsi que sur la qualité et la disponibilité de la prise en charge à domicile qui doit être privilégiée, surtout lorsqu'il s'agit d'un enfant.
Il n'en demeure pas moins que l'offre hospitalière en pédopsychiatrie ne répond pas aux besoins des patients. Les professionnels du secteur souhaiteraient pouvoir y remédier. Un seul exemple: la province de Liège compte seulement 20 lits K pour les quelque 23 000 enfants et adolescents qui y vivent.
Avec ce texte, nous demandons au gouvernement d'évaluer la fragmentation et la répartition des soins hospitaliers en pédopsychiatrie afin que l'offre en la matière coïncide aux besoins de la population infanto-juvénile. Nous demandons également de faire évoluer cette offre et de la rendre beaucoup plus flexible. Mon intention est donc de garantir à chaque enfant et à chaque adolescent une prise en charge psychiatrique variée, adaptée à sa situation et à son état de santé, et surtout une prise en charge de qualité.
Je me réjouis que cette proposition de résolution ait été accueillie favorablement par l'ensemble de mes collègues de la commission Santé publique. Je les en remercie vivement.
16.05 Maya Detiège (sp.a): Collega’s, het voorstel van resolutie dat vandaag voorligt, betekent een stap vooruit voor de zorg van kinderen die psychiatrische hulp nodig hebben. België kampt reeds lang met een tekort aan kinderpsychiaters. Verscheidene kinderpsychiaters luidden de noodklok. Volgens hen zijn er in ons land zo’n 300 psychiaters te kort. Het gevolg is dat er een enorm capaciteitsgebrek is, waardoor kinderen niet of te laat bij de psychiater terechtkunnen.
Een van de oorzaken van de schaarste aan kinderpsychiaters is dat er te weinig opgeleid worden. Met gemiddeld 12 per jaar redden wij het echt niet, zeker niet als een deel in Nederland aan de slag gaat. Naar schatting werken er in Nederland 25 tot 30 Belgische kinderpsychiaters. Volgens hen is het werk er gelijkaardig, maar men zou in Nederland niet alleen meer verdienen, maar ook – dit is belangrijker – zijn de multidisciplinaire teams er groter. In zo’n team werken zorgt ervoor dat men sterker staat om de nodige schifting te doen in de aanmeldingen voor crisisopvang. De doorverwijzingen voor opname kunnen daardoor worden beperkt.
Ondanks de inhaalbeweging die België de voorbije jaren deed, kan het zorgaanbod in de kinderpsychiatrie nauwelijks aan de vraag voldoen. Kinderpsychiaters maken in België daardoor dikwijls al te lange dagen. Door de onderbemanning werken zij ook onder enorm zware druk. In de hospitalen moeten zij, in tegenstelling tot in Nederland, zelf een groot deel van de schiftingen doen. Door de minimale administratieve ondersteuning leggen zij soms zelf het eerste telefonische contact.
Ondanks eerdere beleidskeuzes met de bedoeling onder andere het aantal ziekenhuisopnamen te verminderen – ik denk aan de effening van het pad voor zorgnetwerken – blijven er door de genoemde problemen lange wachtlijsten bestaan voor consulten.
Ik geef een aantal voorbeelden, die aantonen hoe schrijnend de situatie is. Voor een behandelopname kan de wachttijd oplopen tot meer dan 6 maanden. Urgente gevallen kunnen soms pas na 2 of 3 weken gezien worden. Crisisinterventie-units vangen wel veel op, maar die werken enkel kortdurend. Veel patiënten krijgen daardoor geen adequate vervolgzorg aangeboden.
Een gevolg van de wachtlijsten is dat sommige kinderen in België gedurende hun hele ziekteverloop geen psychiater zien of die bij een arts komen wanneer het al veel te laat is. De kinderen moeten soms echt al in een crisis zijn, vooraleer er ergens een plaatsje op de agenda kan worden vrijgemaakt. Belangrijk om te benadrukken, is dat het hier echt niet alleen gaat over kinderen met slaapstoornissen of opvoedingsproblemen. Eveneens belangrijk te vermelden, is dat kinderen met psychiatrische problemen die wel bij een arts geraken, door een gebrek aan K-bedden nog te vaak in bedden belanden van het type A, voor acuut volwassen psychiatrie. Ik hoop voor de meesten onder ons dat dat niet hun eigen kind overkomt, want ik kan mij inbeelden dat het als kind niet gemakkelijk is om bij volwassenen terecht te komen, laat staan voor hen die geestelijke gezondheidszorg nodig hebben.
Gezien het belang van een goede geestelijke gezondheidszorg is het capaciteitsgebrek eigenlijk een blaam voor ons Belgisch gezondheidszorgsysteem. Het is daarom belangrijk dat er een verandering komt in de perceptie over de psychiatrie in het algemeen en de kinderpsychiatrie in het bijzonder. Door het voorstel van resolutie vandaag goed te keuren, tonen wij dat de politieke wereld het taboe durft te doorbreken dat nog al te dikwijls rond die aandoeningen heerst. Langzaamaan ontstaat hierdoor ook een politieke visie op de kinderpsychiatrie.
De resolutie moet de voorzet betekenen voor de ontwikkeling van een goed beleidsplan op langere termijn. Door te durven te investeren in die jonge patiënten kan men de ouders en zeker het kind veel leed besparen.
16.06 Reinilde Van Moer (N-VA): Mijnheer de voorzitter, de N-VA was zeer verheugd over het initiatief om de kinderpsychiatrie op de agenda van dit Parlement te zetten. Ik sluit mij dan ook grotendeels aan bij wat de vorige sprekers reeds zegden, maar toch hebben wij een andere invalshoek dan de meeste anderen.
De huidige maatschappelijke context speelt hierbij een belangrijke rol. Er zijn heel veel nieuwsamengestelde gezinnen en er leven alsmaar meer gezinnen in de armoede en dus ook kinderen in de armoede.
Die nieuwe maatschappelijke situatie gaat gepaard met instabielere situaties en dat ziet men ook gereflecteerd in de steeds hogere nood aan kinderpsychiatrie. Belangrijk hierbij is ook dat men niet alleen kinderen helpt via acute of chronische kinderpsychiatrie, maar dat men hen helpt te functioneren binnen het kader waarin ze leven, namelijk de school en het gezin.
Daarbij is het belangrijk te vermelden dat het hier ook over bevoegdheden gaat die niet alleen de federale overheid betreffen, maar zeker ook de Gemeenschappen.
Het vroegtijdig opvangen van signalen en daarmee gepaard gaand het vroegtijdig ingrijpen is dan ook fundamenteel in de problematiek. Er kunnen hiervoor tal van organisaties worden ingeschakeld. Denk maar aan Kind en Gezin en de huisarts. Zij zijn ideaal geplaatst om de situatie van het gezin te kunnen inschatten.
De N-VA-fractie vond het ook belangrijk om een amendement toe te voegen waarin we vragen eindelijk werk te maken van de erkenning van de klinische psychologen. Kinderen en jongeren in de psychiatrie zijn beter af als het probleem multidisciplinair wordt aangepakt. De psychosociale zorg moet worden opgevoerd.
Dat amendement werd in de commissie unaniem goedgekeurd, waarvoor mijn dank aan alle collega’s in de commissie voor de Volksgezondheid. De toekomstige regering wordt met aandrang gevraagd om werk te maken van de erkenning van de klinische psychologen.
16.07 Rita De Bont (VB): Mijnheer de voorzitter, collega’s, uiteraard is de patiëntenzorg in de kinderpsychiatrie dringend aan verbetering toe. Dat kan niemand ontkennen en niemand kan er bezwaar tegen hebben, zelfs niet op een moment dat er overal bespaard moet worden. Op federaal niveau lukt dat niet al te goed, maar men zal wel moeten. Ook in de gezondheidszorg zal men moeten besparen. Men mag hier dus zeker niet zijn bevoegdheden te buiten gaan.
Onze fractie is ervan overtuigd dat de verbetering van de patiëntenzorg in de kinderpsychiatrie enkel haalbaar is mits een betere coördinatie tussen alle actoren en diensten die met kinderpsychiatrie te maken hebben voor zowel de preventieve en de curatieve aspecten als de nazorg en de opvolging. Dat is enkel mogelijk door een doorgedreven homogenisering van de geestelijke gezondheidszorg op het niveau van de Gemeenschappen.
Wij staan met die idee trouwens niet alleen. Zelfs in het institutioneel akkoord voor een zesde staatshervorming voor een efficiëntere federale staat wordt de homogenisering van de preventieve gezondheidszorg respectievelijk geestelijke gezondheidszorg naar voren geschoven door een overheveling van de bevoegdheden naar de Gemeenschappen.
De Gemeenschappen hebben met specifieke problemen te kampen. Een van de grote problemen op het vlak van de geestelijke gezondheidszorg voor kinderen en jongeren, vooral in de grensstreek tussen Vlaanderen en Nederland, is het aanzienlijk gebrek aan kinderpsychiaters. De reden is eenvoudig. Een kinderpsychiater die een aantal kilometer verder naar het noorden, in Nederland, vaak in heel wat aangenamere omstandigheden dan in België gaat werken, wordt er met open armen ontvangen en kan heel wat meer verdienen. Daar kan vandaag op Vlaams niveau nog niet veel aan veranderd worden. Ook met de zesde staatshervorming, die nu wordt voorgesteld, zou men daar niet veel aan kunnen veranderen, want, geef toe, die staatshervorming is helemaal geen copernicaanse omwenteling, integendeel.
De resolutie waarover vandaag wordt gestemd, heeft daarvoor helemaal geen oog. Ten opzichte van de voorstellen voor bevoegdheidsoverdracht, die momenteel voorliggen, is deze resolutie veeleer voorbijgestreefd.
Onze fractie, de Vlaams Belangfractie, kan natuurlijk het voorstel van zesde staatshervorming, dat al heel weinig om het lijf heeft, niet nog meer laten uithollen, door deze voorbijgestreefde resolutie te steunen, hoe verdienstelijk de bekommernis van de indieners ook moge zijn.
16.08 Nathalie Muylle (CD&V): Collega’s, ook mijn partij zal deze resolutie zeker en vast steunen. Ik vind het voor de indieners alleen jammer dat de resolutie bijna identiek is aan de resolutie van 2009 en dat wij die dus moeten herhalen. Ik vind het spijtig dat zij hier niet aanwezig is, maar ik heb van de minister begrepen, uit verschillende parlementaire vragen, dat er wel een plan “jongeren en kinderen” opgemaakt zou zijn voor volgend jaar.
Wij steunen zeker de inhoud van de resolutie, namelijk dat wij, zoals wij dat ook doen voor volwassenen in de geestelijke gezondheidszorg, in het raam van artikel 107, ook voor kinderen steeds meer naar de werking van zorgcircuits moeten kijken. Daarin zitten niet alleen de ziekenhuizen, maar ook de lokale gezondheidscentra, kinderpsychiaters en kinderpsychologen. Alle niveaus moeten in het zorgcircuit worden meegenomen.
Wij zullen vandaag de resolutie steunen, maar ik hoop echt dat het de laatste keer is dat wij een dergelijke resolutie moeten steunen. Ik hoop ook dat er snel een minister van Volksgezondheid komt die een wetsontwerp en een concreet plan heeft voor kinderen en jongeren in de geestelijke gezondheidszorg.
Le président: Madame Detiège, je vous donne la parole mais ne relancez pas le débat; il a déjà eu lieu.
16.09 Maya Detiège (sp.a): Mevrouw Muylle, het probleem dat u aanhaalt, is het slecht functioneren van de regering of de vorige regering. Ik dacht dat CD&V daar nog altijd in zit. Ik begrijp die commentaren dus niet goed.
Le président: Essayez de poursuivre sur le sujet!
16.10 Maya Detiège (sp.a): Ik wil ook benadrukken dat er in deze legislatuur nog resoluties goedgekeurd werden die een kopie zijn. Ik denk aan de resolutie over geneesmiddelen in rusthuizen. Daarin waren alleen enkele cijfers veranderd. Het gebeurt dus wel meer, ook vanuit andere partijen.
Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
La discussion est close.
De bespreking is gesloten.
Aucun amendement n'a été déposé ou redéposé.
Er werden geen amendementen ingediend of heringediend.
Le vote sur la proposition aura lieu ultérieurement.
De stemming over het voorstel zal later plaatsvinden.
17 Proposition de loi modifiant la loi du 19 décembre 2006 relative à la sécurité d'exploitation ferroviaire en vue d'instaurer des amendes administratives (1758/1-3)
17 Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 19 december 2006 betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen met het oog op de invoering van bestuurlijke boetes (1758/1-3)
Proposition déposée par:
Voorstel ingediend door:
Jef
Van den Bergh, Ronny Balcaen, Christophe Bastin, Valérie De Bue,
David Geerts, Linda Musin, Ine Somers, Steven Vandeput
La discussion générale est ouverte.
De algemene bespreking is geopend.
17.01 Anthony Dufrane, rapporteur: Monsieur le président, je vais prendre une sage décision en vous proposant de me référer au rapport écrit.
Le président: Toutes mes félicitations, monsieur Dufrane!
17.02 Ine Somers (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik zal het zeer kort houden. Dit wetsvoorstel wijzigt de wet van 19 december 2006 betreffende de spoorwegveiligheid. Op strafrechtelijk gebied wordt de maximale geldboete opgetrokken. Tevens wordt een systeem van bestuurlijke boetes ingevoerd. Het is een enorm belangrijk signaal dat vanuit het Parlement en meer speciaal vanuit de bijzondere commissie Spoorwegveiligheid gevolg wordt gegeven aan onze aanbevelingen.
Président:
André Flahaut, président.
Voorzitter:
André Flahaut, voorzitter.
17.03 Jef Van den Bergh (CD&V): Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik wil even toelichten waarover het voorliggend wetsvoorstel gaat.
Zoals collega Somers al heeft aangehaald willen wij met dit voorstel een van de aanbevelingen van de bijzondere commissie Spoorwegveiligheid die werd opgericht naar aanleiding van het incident in Buizingen, in wetgeving omzetten. Een van de conclusies van die bijzondere commissie betrof immers de werking van de veiligheidsinstantie, de DVIS. De DVIS die moet toezien op de spoorwegveiligheid bleek volgens de conclusies uit het rapport onvoldoende ontwikkeld en over onvoldoende instrumenten te beschikken om zijn taak naar behoren uit te voeren. Het voorliggend wetsvoorstel wil dat verhelpen en de DVIS nieuwe instrumenten geven om daadwerkelijke te kunnen optreden.
Momenteel heeft de DVIS immers alleen de mogelijkheid om het certificaat of de vergunning van de infrastructuurbeheerder of van de spoorwegonderneming in te trekken, een sanctie die dikwijls niet in verhouding staat tot de vastgestelde tekortkomingen en daarom ook nog nooit werd gebruikt. Met dit wetsvoorstel krijgt de DVIS de mogelijkheid om bij een overtreding een administratieve sanctie op te leggen. Het wetsvoorstel voorziet daarom voor iedere mogelijke inbreuk op de veiligheidsvoorschriften, in een specifiek boetebedrag. Het is eigenlijk een beetje vergelijkbaar met de indeling van verkeersovertredingen op de weg. Er worden een aantal categorieën ingevoerd, van eerste, tweede en derde graad, naargelang het risicogedrag dat de overtreding inhoudt.
Wanneer spoorwegondernemingen of de infrastructuurbeheerder de regels niet naleven zullen zij hiervoor dan ook gepast bestraft kunnen worden, afhankelijk van de mate waarin de overtreding het leven van de reizigers en/of het personeel in gevaar brengt. Ik denk bijvoorbeeld aan concrete problemen zoals de seinvoorbijrijdingen of het geval waarbij vorig jaar een aantal keren iemand zonder vergunning een trein bestuurde. Gepaste bestraffing is op dat moment essentieel.
In de lijn van de grote eensgezindheid bij de conclusies en aanbevelingen van de bijzondere commissie Spoorwegveiligheid werd dit ook unaniem goedgekeurd in de commissie. Ik wil dan ook alle collega’s bedanken voor de constructieve behandeling van dit wetsvoorstel.
17.04 Linda Musin (PS): Monsieur le président, comme mes collègues, je voudrais insister sur cette recommandation importante de la commission Sécurité du rail et dire combien je me réjouis de voir son vote intervenir aujourd'hui, car elle va dans le bon sens. Et par rapport aux 109 recommandations, c'était l'une des principales à mettre en route très rapidement.
17.05 Christophe Bastin (cdH): Monsieur le président, je m'associe à tous les membres de mon groupe pour me réjouir de l'unanimité rencontrée dans cette proposition de loi relative à la sécurité d'exploitation ferroviaire en vue d'instaurer des amendes administratives.
Ce texte offre une nouvelle mise en perspective du contexte de la sécurité ferroviaire en déterminant le type d'action que l'on pourra dorénavant sanctionner. J'aime à penser que l'ensemble des dispositions débouche sur un mécanisme tout à la fois équilibré et souple.
L'autre grande qualité du texte, c'est sa complémentarité avec ce qui existe déjà en la matière. Il s'agit d'un outil supplémentaire mis à la disposition de l'autorité de sécurité, qui pourra sanctionner administrativement par des amendes les manquements à la sécurité ferroviaire au sens large du terme.
17.06 Ronny Balcaen (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, quelques mots pour me réjouir comme les autres collègues du vote à l'unanimité sans doute de cette proposition, qui va permettre la mise en œuvre d'une recommandation de la commission spéciale sur la Sécurité du rail, recommandation également de l'Agence ferroviaire européenne.
L'Autorité nationale de sécurité sera donc habilitée à imposer des amendes administratives, là où, aujourd'hui, seul était possible le retrait du certificat de sécurité des entreprises ferroviaires ou de l'agrément de sécurité du gestionnaire de l'infrastructure et ce, en cas de manquement aux prescriptions de sécurité. Autant dire qu'il s'agissait d'une option maximaliste qui pouvait difficilement être mise en œuvre.
L'Autorité nationale de sécurité sera donc, demain, dotée des outils nécessaires pour mieux assurer la sécurité ferroviaire; c'est l'objectif à son niveau. Il reste, M. le secrétaire d'État l'a souligné en commission, à permettre qu'une part significative de la portée de ce texte soit transcrite par la publication d'un arrêté royal. Nous y serons attentifs, comme nous serons particulièrement vigilants quant à la correcte dotation du fonds budgétaire, qui doit permettre le fonctionnement de cette autorité de sécurité.
Avec le vote de ce texte, monsieur le président, chers collègues, avec l'audition des CEO du Groupe SNCB sur le Masterplan Sécurité, nous continuons à mettre en œuvre les recommandations de la commission Buizingen.
Sur les 109 propositions, nombreuses sont celles qui sont encore en chantier. Ne tardons plus à les mettre en œuvre ou à nous assurer qu'elles soient effectivement mises en œuvre par les différents acteurs de terrain. Et je fais évidemment confiance au président de notre commission de suivi pour veiller à ce que ce soit assez rapidement le cas.
Le président: Quelqu'un demande-t-il
encore la parole? (Non)
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte corrigé par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (1758/3)
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie verbeterde tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1758/3)
La proposition de loi compte 9 articles.
Het wetsvoorstel telt 9 artikelen.
Aucun amendement n'a été déposé.
Er werden geen amendementen ingediend.
Les articles 1 à 9 sont adoptés article par article.
De artikelen 1 tot 9 worden artikel per artikel aangenomen.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
18 Proposition de résolution relative à la position à défendre par le gouvernement belge dans le cadre du 4e Forum de haut niveau sur l'efficacité de l'aide (1847/1-6)
18 Voorstel van resolutie met betrekking tot het standpunt van de Belgische regering in het kader van het 4de High Level Forum on Aid Effectiveness (1847/1-6)
Proposition déposée par:
Voorstel ingediend door:
Dirk
Van der Maelen, Patrick Moriau, Wouter De Vriendt, Thérèse Snoy
et d'Oppuers, Corinne De Permentier, Stefaan Vercamer
Le texte adopté par la commission sert de base
à la discussion. (Rgt. 85, 4)
(1847/6)
De door de commissie aangenomen tekst geldt
als basis voor de bespreking. (Rgt. 85, 4) (1847/6)
La
discussion est ouverte.
De bespreking is geopend.
Le rapporteur, M. Brotcorne, est absent. Je suppose qu'il renvoie à son rapport écrit.
18.01 Stefaan Vercamer (CD&V): Mijnheer de voorzitter, collega’s, onze fractie steunt dit voorstel van resolutie volledig. Misschien zijn er soms wel andere klemtonen gelegd, maar over de essentie zijn wij het eens.
De discussie over de doeltreffendheid van de hulp is van groot belang. We verwachten eigenlijk wel dat ons land zich inzet opdat het vierde High Level Forum in Zuid-Korea een succes zou worden. Hiermee willen we ook het signaal geven dat we onze minister steunen om actief deel te nemen opdat het daar een succes zou worden.
Toch heeft CD&V ook een paar vragen en wil ze klemtonen leggen. Het is wel jammer dat de minister hier niet aanwezig is. In de commissie heeft de minister ons beloofd en hadden we eigenlijk zelfs afgesproken dat hij ons zou informeren over de afloop van de discussie en de gesprekken die hij maandag op Europees vlak heeft gehad. Hij zou ons ook informeren over het standpunt dat Europa zou innemen.
We hebben in de commissie ook het signaal gegeven dat het Parlement sterker zou moeten worden betrokken bij de voorbereiding van dergelijke internationale conferenties. Ook in de aanloop naar deze conferentie kon er beter overleg zijn geweest. Alleen al de vaststelling dat de Senaat gisteren een advies uitbracht over een standpunt van de Europese Commissie dat maandag werd besproken, verduidelijkt dat er betere coördinatie kon zijn geweest om de adviezen samen te brengen en op tijd samen te leggen om tot een Belgisch standpunt te komen.
Onze vraag is dat de minister en ons land de kans zouden benutten om in de toekomst dergelijke internationale conferenties beter voor te bereiden en de ngo’s daarbij te betrekken. Vanuit hun terreinkennis en ervaringen hebben zij een visie op de uitdagingen, de moeilijkheden en de opportuniteiten betreffende, onder meer, dit internationaal forum.
Qua voorbereiding is het dus een beetje een gemiste kans, maar we willen met deze resolutie in alle geval een breed gedragen mandaat geven om de conferentie mee te trekken en ervoor te zorgen dat ze een succes wordt.
18.02 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, Ik zal van op mijn bank tussenbeide komen.
Als hoofdindiener van deze resolutie wil ik mijn collega’s van de N-VA danken voor de amendementen, de verbetering van de tekst. Ik wil ook mijn collega van CD&V danken voor de verbeteringen die hij heeft aangebracht in de tekst. De collega’s van Groen! hebben, zoals verwacht, ook onze tekst verbeterd door meer nadruk te leggen op de klimaatverandering. De collega’s van liberale signatuur hebben een goede wijziging aangebracht, namelijk meer aandacht voor de lokale actoren in onze partnerlanden, zodat zij mee kunnen controleren of het ontwikkelingsgeld goed gebruikt wordt. Ik denk dat ik daarmee iedereen genoemd heb.
Dit is een cruciale resolutie waarin wij lijnen hebben uitgezet voor het ontwikkelingssamenwerkingbeleid van ons land. Sp.a neemt vooral het laatste punt zeer ter harte dat erin voorziet dat een dialoog wordt georganiseerd tussen de regering en het Parlement over het ontwikkelingsbeleid.
Ik dank nog eens alle collega’s, de hoofdindieners, PS en CD&V en alle andere collega’s die daarop amendementen hebben aangebracht. Ik hoop dat de collega’s van de N-VA zich kunnen aansluiten bij de consensus, want helaas hebben ze in de commissie de resolutie niet mee goedgekeurd.
18.03 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, chers collègues, je tiens aussi à remercier tous les collègues de la commission des Relations extérieures, en particulier M. Van der Maelen, pour l'excellent débat que nous avons tenu et l'enrichissement du texte par l'apport de chacun, que les auteurs principaux ont accepté.
J'insisterai sur divers points qui me tiennent à cœur dans l'efficacité de l'aide au développement. En effet, nous pensons qu'il s'agit d'un sujet capital. Il est fréquemment question du montant de cette aide au développement avec pour objectif d'atteindre 0,7 % du produit intérieur brut, mais l'efficacité est encore plus importante: il s'agit de voir si cette aide apporte aux pays bénéficiaires un progrès dans leur développement, en particulier dans un développement durable.
La première exigence contenue dans cette résolution est essentielle à nos yeux: insister sur la cohérence des politiques. Sans cette cohérence entre la politique de l'aide au développement et d'autres politiques qui produisent un impact extérieur à notre pays et à l'Europe, il ne servirait à rien de soutenir et financer des projets aussi louables, sociaux et environnementaux soient-ils. Nous visons ainsi les politiques, commerciale et agricole ou des investissements à l'étranger qui ne tiendraient pas compte de la capacité propre du pays à se développer et anéantiraient ainsi l'efficacité de l'aide.
Lors d'un forum de l'Union interparlementaire, nous avons pu entendre les représentants des ACP qui ont témoigné du fait que certains aspects de la politique commerciale européenne, en particulier l'obligation d'ouvrir leurs frontières à des importations, pouvaient anéantir toute l'efficacité des projets de développement agricole financés par l'aide au développement.
Nous savons aussi que certains aspects de la politique agricole commune peuvent engendrer des effets négatifs sur les possibilités de développement d'une agriculture paysanne dans les pays du Sud, étant donné que nos produits sont exportés à des prix tellement compétitifs qu'ils rendent non compétitifs les produits de l'agriculture locale.
Nous pensons aussi que les investissements faits par certaines de nos entreprises, qu'il s'agisse d'investissements agricoles dans des grandes monocultures ou dans l'exploitation des ressources minières et pétrolières, peuvent aussi provoquer beaucoup de problèmes sociaux, des atteintes aux droits de l'homme et donc anéantir les efforts faits dans le cadre de notre aide au développement justement pour respecter toute une série de principes et la cohérence avec le développement durable. Cette question de la cohérence est pour nous tout à fait essentielle. Nous voulons que la Belgique la défende au Forum de haut niveau de Busan. Nous voulons qu'elle soit appliquée et que l'on reste constamment vigilant par rapport à la cohérence de nos politiques.
Le deuxième point qui nous est cher est l'appropriation démocratique de l'aide. Les acteurs des pays bénéficiaires doivent pouvoir participer à l'utilisation de l'aide au développement, tant la population elle-même, ses représentants associatifs que ses représentants politiques. Puisque nous sommes ici, au parlement, je tiens aussi à dire à quel point nous attachons de l'importance à ce que les parlements nationaux et, en miroir, nos parlements puissent être associés à la programmation et à l'appropriation des flux d'aide, à la façon dont ils sont distribués et gérés. Nous avons d'ailleurs approuvé un amendement introduit par M. de Donnea sur la question de l'appropriation par les parlements nationaux.
Un troisième point qui nous tient à cœur est l'ancrage systématique des questions de genre, dont la défense du droit des femmes dans tous les projets d'aide au développement et une attention particulière aux femmes qui, dans beaucoup de pays et de sociétés, sont encore discriminées, n'ont pas de droit d'accès à la propriété, de droit d'accès à l'héritage et ne peuvent pas accéder non plus à une série de professions. Nous pensons qu'à tout moment, notre aide au développement doit porter une attention particulière au droit des femmes.
Enfin, nous avons introduit un amendement qui vise à faire prévaloir les objectifs de développement durable à un objectif pur et simple de croissance économique qui nous paraît important. En effet, on n'exporte pas une croissance économique qui soit non durable, qui exploite excessivement les ressources ou qui ne respecte pas les droits sociaux. On sait que certains acteurs dans l'aide au développement souhaitent aujourd'hui mettre l'accent particulièrement sur la croissance. Nous pensons qu'une croissance qui ne fait pas attention au long terme, aux générations futures et à la préservation des ressources est tout à fait inappropriée.
Enfin, nous avons introduit un amendement qui évoque les flux financiers extérieurs à l'aide au développement, en proposant qu'ils soient également soumis aux mêmes critères d'efficacité. Nous avons voulu y introduire la lutte contre le changement climatique, car des engagements financiers doivent être décidés dans les conférences internationales en ce domaine. Il importe qu'ils soient conformes aux critères de développement durable relatifs à l'efficacité et à l'appropriation démocratique et qui sont défendus sur le plan de l'aide au développement.
Nous espérons avoir contribué à renforcer la position belge à la Conférence de Busan. Mais il est aussi clair que le vote de cette résolution sert à définir la nature et les modalités de l'aide que nous voulons apporter, afin qu'elle respecte les droits sociaux et le développement durable.
Je remercie tous les collègues. Nous voterons en faveur de cette résolution qui intègre nombre de nos amendements.
18.04 François-Xavier de Donnea (MR): Monsieur le président, chers collègues, beaucoup de choses ont été dites. Je ne vais donc pas paraphraser M. Van der Maelen ni Mme Snoy. Je voudrais simplement mettre l'accent sur quelques points qui me tiennent particulièrement à cœur. Et j'espère que notre délégation à Busan aura également à cœur de les défendre.
Notre résolution est tout à fait dans la ligne de la position commune de l'Union européenne en vue du 4e Forum sur l'efficacité de l'aide, qui a été adoptée par le Conseil des Affaires étrangères de l'Union le 14 novembre. Vous retrouvez énormément de points communs entre notre résolution et cette position commune de l'Union.
Si nous voulons renforcer l'efficacité de l'aide, notamment de l'aide publique au développement, nous devons aussi renforcer la bonne gouvernance dans les pays que nous aidons. Une façon logique de renforcer la bonne gouvernance dans ces pays, c'est de renforcer la capacité des parlements de collaborer avec le gouvernement à la définition de l'affectation de l'aide, mais aussi au contrôle de son exécution.
En règle générale, nous avons tout intérêt à renforcer également, dans les pays en voie de développement que nous aidons, les structures étatiques qui contrôlent l'exécution des budgets et la régularité des comptes, en d'autres termes qui contrôlent l'honnêteté des gouvernements. En effet, dans la mesure où certains pays développent des organes de contrôle efficaces, des cours des comptes, des chambres d'auditeurs, quel que soit le nom, efficaces, cela signifie que nous pouvons également avoir davantage recours à l'aide budgétaire sectorielle ou générale.
L'aide budgétaire sectorielle ou générale est évidemment une façon d'injecter beaucoup plus rapidement des liquidités dans les économies que nous aidons en vue de les aider à avoir dans certains secteurs des politiques efficaces. Ce qui handicape très fréquemment la coopération européenne, au niveau de l'Union ou au niveau des États, c'est que les procédures de marché public, les procédures de décision, lorsqu'il s'agit de mettre en œuvre des projets concrets dans tel ou tel pays, sont souvent extrêmement lourdes et extrêmement longues. Nous sommes beaucoup moins efficaces lorsqu'il s'agit de faire cela que certains pays émergents comme la Chine, l'Inde ou le Brésil.
Donc, renforcer les parlements et les organes de contrôle des gouvernements est une façon efficace de mettre en place les conditions de l'aide budgétaire qui permettront d'aller beaucoup plus vite dans l'aide au développement.
J'en arrive à la deuxième remarque que je voulais formuler.
Nous avons tout intérêt à collaborer avec les pays émergents, d'allier nos efforts – je pense ici, par exemple, aux pays africains qui sont nos partenaires – plutôt que de passer notre temps à nous en méfier ou à les regarder en chien de faïence.
Une étude qui vient d'être publiée par l'OCDE avance toute une série d'arguments qui visent à démontrer que les craintes que l'on a, par exemple, à l'égard de la présence de la Chine en Afrique, ne sont pas du tout fondées et que la plupart des reproches théoriques et procès d'intention que l'on peut faire à l'égard de ce pays se dégonflent. Et il en va de même pour les autres pays émergents.
Par conséquent, les risques que l'on croyait voir poindre à l'horizon ne sont pas fondés. Je pense ici, par exemple, à ceux qui disent que l'augmentation de la part des pays émergents dans l'aide entraînerait une augmentation de l'endettement, de la corruption, un relâchement en termes de gouvernance.
En tout cas, d'après une étude publiée dernièrement par l'OCDE – il s'agit d'une publication annuelle – concernant les perspectives économiques pour l'Afrique, tous ces spectres se sont, en quelque sorte, dégonflés.
Cela ne signifie pas que le risque est réduit à zéro, mais que, jusqu'à présent, les risques ne se sont pas matérialisés à la hauteur et à la mesure de ce que l'on pouvait craindre.
Pour rendre notre aide plus efficace, nous avons, selon moi, tout intérêt à lancer et à développer des opérations triangulaires avec une série de pays émergents qui sont déjà extrêmement actifs.
J'en arrive à ma troisième remarque.
D'après moi, l'aide sera d'autant plus efficace qu'elle sera organisée à l'échelle régionale en Afrique.
C'est sans doute vrai aussi pour d'autres continents mais nous y sommes moins présents que nous ne le sommes en Afrique.
Pour que l'aide contribue à relever les grands défis auxquels sont confrontés les ensembles sous-régionaux de l'Afrique, elle doit viser à renforcer les structures régionales. On ne résoudra pas les problèmes épidémiologiques, les problèmes de santé, les problèmes climatiques – qui ne connaissent pas les frontières – ou les problèmes de création de grandes infrastructures transrégionales si on se contente de travailler pays par pays.
Il faut aider les organisations régionales émergentes, qui sont de plus en plus fortes en Afrique. En effet, l'Union africaine a reconnu une série d'organisations sous-régionales, par exemple la Communauté économique des États d'Afrique de l'Ouest ou l'East African Community, qui sont ses piliers. L'Union africaine a très bien compris que c'est au travers d'une série d'organisations régionales décentralisées qu'il faut travailler si on veut renforcer l'efficacité des politiques de développement et affronter les vrais défis à l'échelle régionale ou continentale.
Quatrième remarque. Nous allons devoir tenir compte du fait que l'aide publique au développement n'est plus la principale source de financement du développement, et c'est notamment le cas en Afrique. De nouveaux acteurs interviennent. Il y a des fondations privées qui ont des budgets considérables, comme la Fondation Bill Gates qui intervient dans la lutte contre certaines maladies. Il y a également des fonds souverains de pays émergents. Il y a les opérations de troc, de la Chine ou d'autres pays, qui échangent du pétrole ou du cuivre contre la construction de routes, par exemple.
Nous devons, par conséquent, être conscients du fait que nous devrons de plus en plus essayer d'impliquer également les fondations privées, une série de fonds souverains de pays émergents, une série d'acteurs de banques de développement de pays émergents, d'essayer de les impliquer dans nos travaux relatifs à l'efficacité de l'aide. Il est d'ailleurs heureux de reconnaître que certains d'entre eux participent déjà à certains travaux du comité d'aide au développement de l'OCDE.
Voilà, monsieur le président, quelques modestes réflexions. L'avenir nous réservera vraisemblablement des budgets de plus en plus chiches. Nous devrons donc faire de mieux en mieux avec de moins en moins!
Cela signifie que toutes les réflexions sur l'efficacité de l'aide qui ont démarré, il y a quelques années avec la Déclaration de Paris et qui se sont poursuivies à Accra en 2008 avec l'agenda d'Accra et qui vont maintenant encore, espérons-le, se perfectionner à Busan, toutes ces réflexions sont extraordinairement importantes non seulement pour nos contribuables mais aussi pour les bénéficiaires de l'aide, qui devront tenter de faire beaucoup mieux dans le futur avec peut-être moins, mais je pense qu'il y a moyen d'être plus efficace. Tout comme dans nos pays, de nombreux dysfonctionnements se présentent dans les pays que nous aidons, empêchant l'argent que nous y injectons d'être pleinement efficient.
18.05 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Wij danken eerst en vooral de initiatiefnemer, collega Dirk Van der Maelen. Als mede-indieners van het onderhavige voorstel van resolutie zullen wij ze uiteraard steunen. Het is een belangrijke tekst voor een belangrijke conferentie. Eind deze maand wordt in Busan gesproken over de doeltreffendheid van hulp en ontwikkelingssamenwerking. Dat is een zeer belangrijk debat. Wanneer men zich wil buigen over de noodzaak en de opportuniteit van ontwikkelingswerk, is er immers een draagvlak nodig bij de publieke opinie. Accountability wint immers meer en meer terrein. Het is nodig rekenschap te geven voor de besteding van publieke middelen. De conferentie in Busan is daarin een zeer belangrijke stap.
Wij hebben ook een Belgische regering nodig die de actuele ontwikkelingen in de ontwikkelingssamenwerking ernstig neemt en die zich buigt over manieren om onze ontwikkelingssamenwerking doeltreffender te maken.
Ik heb bijzonder genoten van het betoog van collega de Donnea. Hij gaf al een aanzet tot de grote vragen waarover wij ons de komende maanden moeten buigen. De uitdagingen zijn enorm en de context is eigenlijk veranderd. Het is niet mijn bedoeling vandaag het debat te voeren, maar ik meen dat Busan en de komende begrotingsbesprekingen over de beleidsnota voor ontwikkelingssamenwerking belangrijk zullen zijn. Het federale Parlement moet zich uitspreken over de vraag of ontwikkelingssamenwerking nog zinvol is, en zo ja, hoe wij ze vorm zullen geven.
De afgelopen twee jaar hebben wij kunnen zien, vooral op budgettair vlak, dat de trend negatief is. Ons land heeft de doelstelling van 0,7 % niet gehaald, noch in 2010, noch in 2011. Integendeel, er is een neerwaartse trend.
Maar het gaat niet alleen over kwantitatieve doelstellingen, maar ook over de doeltreffendheid van de hulp. En dan gaat het om andere concepten, zoals ownership, afstemming, harmonisering, resultaatgericht beheer en wederzijdse verantwoording. Al die concepten werden eigenlijk al in 2005 besproken met de Verklaring van Parijs en hebben navolging gekregen met de Top van Accra in 2008. Laat het forum van Busan een volgende stap zijn in het proces om de ontwikkelingssamenwerking nog meer en nog beter te verfijnen.
De wereld is sterk veranderd en, zoals collega de Donnea daarnet ook al heeft gezegd, er zijn nu andere partners op het terrein. Er zijn privéactoren en nieuwe landen zijn donor, de BRIC-landen bijvoorbeeld, die geen ontwikkelingslanden meer zijn, maar nieuwe donoren met een eigen manier om aan ontwikkelingssamenwerking te doen, wat ons, het oude Europa als het ware, voor een aantal uitdagingen plaatst. De manier waarop China aan ontwikkeling doet in een land als Congo, stelt ons voor een zeer groot aantal uitdagingen.
Het is moeilijk om nog conditionaliteit van ontwikkelingssamenwerking en van hulp op tafel te leggen, als een zeer groot land, met name China, zich weinig aantrekt van die conditionaliteit en zeer weinig voorwaarden oplegt aan een land als Congo. Het is ook maar de vraag of landen als China en Rusland evenveel waarde hechten aan begrippen als transparantie, ownership en wederkerigheid, als wij. Er gelden misschien andere spelregels, er gelden andere wetten.
Dus ik denk dat we de komende regeerperiode toch wel een fundamenteel debat moeten wijden aan ontwikkelingssamenwerking. Als ik me goed herinner, werd er in 2008 geprobeerd zo’n debat op te starten en heeft minister Charles Michel indertijd geprobeerd om een nieuwe basiswet internationale samenwerking tot stand te brengen. Daar is niet veel van terechtgekomen, maar ik mag toch verwachten dat de komende regering daar werk van zal maken.
Er heerst ook een ander budgettair klimaat. Het is niet meer evident om veel geld te besteden aan ontwikkelingssamenwerking. Nochtans moeten wij dat doen, niet alleen uit internationale solidariteit, maar ook omdat het in ons eigen belang is om kansen op ontwikkeling te bieden aan landen in het Zuiden. Wij worden dagelijks geconfronteerd met problemen zoals de instroom van klimaatvluchtelingen en van grote migratiestromen. Maar als wij elk land gelijke kansen op ontwikkeling geven, komt dat ook ten goede aan onze situatie hier in Europa.
Met budgetsteun als manier om aan ontwikkelingssamenwerking te doen, moeten wij wel opletten. Collega de Donnea sprak daarnet over de sectorale budgetsteun. Op het moment is het aandeel aan budgetsteun in onze ontwikkelingssamenwerking al bij al nog minimaal, vanwege onder andere de bekommernissen in verband met transparantie, goede besteding en controle en vanwege de vrees voor corruptie. Laten wij dus toch voorzichtig zijn als wij stappen willen zetten om de budgetsteun op te trekken.
Over de kwantiteit heb ik reeds gesproken. Hoe dan ook, als men – ik heb het ook gezegd in de commissie – een doeltreffende ontwikkelingssamenwerking tot stand wil brengen, moet die in de eerste plaats voldoende groot zijn met dus ook een voldoende groot budget. Wij halen dit jaar 0,57 % van het bbp, terwijl wij in 2010 reeds 0,7 % hadden moeten bereiken. Wij zullen zien wat de komende begroting ons brengt en wat de nieuwe regering zal beslissen inzake ontwikkelingssamenwerking.
Ik eindig met een opmerking inzake coherentie, wat ook tijdens het komende debat aan de orde moet zijn. Het is een beetje mijn stokpaardje. Een ontwikkelingssamenwerking die zeer groot is in volume, kan worden tegengewerkt door een handelsbeleid dat net die kansen op ontwikkeling van landen in het Zuiden afremt, blokkeert. Laten wij dus alstublieft ook zorgen voor de nodige impulsen inzake handelsbeleid en andere domeinen om maximale kansen te geven op het vlak van ontwikkeling.
Collega’s, ik weid niet verder uit. Over het thema moeten wij het in ons Huis de komende maanden absoluut hebben, maar het debat zal in andere zalen en op andere momenten plaatsvinden.
Le président: Je voudrais, pour la clarté des débats, préciser que le ministre Chastel est excusé pour la présente séance. C'est nous qui avons décidé d'avancer le dépôt et la discussion de cette résolution.
18.06 Patrick Moriau (PS): Monsieur le président, vous m'aviez oublié?
Le président: Je ne vous oublierai jamais!
18.07 Patrick Moriau (PS): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, mes chers collègues, le travail en commission des Relations extérieures, on l'a déjà dit, a été très constructif et nous pouvons nous en réjouir. C'est ainsi que nous avons pu ajuster certains aspects pour parvenir à un large compromis, tout en gardant l'essence de ce texte dont je suis cosignataire.
Notre assemblée aura ainsi défini vis-à-vis du gouvernement une position claire et forte, avec des nuances indispensables, qu'il pourra défendre lors du quatrième Forum de haut niveau sur l'efficacité de l'aide qui se tiendra à la fin du mois.
Comme je l'ai déjà dit en commission, une politique de développement durable et cohérente est, pour mon groupe, essentielle. Les Objectifs du Millénaire semblent ainsi plus que jamais devoir guider nos politiques, a fortiori dans un contexte qui engendre le repli sur soi. L'efficacité de cette aide est centrale et doit être renforcée, de même que sa cohérence à l'échelle internationale. Il nous faut insister sur son appropriation, de sorte que les pays bénéficiaires puissent assurer la gestion de leur propre développement en consultant tous les acteurs concernés.
À mes yeux de président du groupe de travail sur le Fonds belge de la sécurité alimentaire, et de manière générale dans nos travaux parlementaires, les objectifs que constituent l'éradication de la pauvreté, la défense des droits et la lutte contre les inégalités doivent orienter nos actes et nos politiques. Il s'agit de combattre plus efficacement et de manière cohérente l'inégalité et la pauvreté qui sont, hélas, toujours une réalité qui ne cesse de s'aggraver.
Des objectifs ambitieux et concrets doivent être poursuivis, notamment pour que les actions de notre coopération au développement – que je salue au passage – se concentrent sur des questions essentielles comme l'implication démocratique des acteurs pertinents des pays aidés, le développement de la société civile ou l'indispensable égalité des genres et la reconnaissance du rôle fondamental joué par les femmes.
Tous ces points doivent être pleinement pris en compte dans les stratégies nationales et supranationales de développement. Mais cette résolution que nous allons adopter tient également compte d'un thème qui, vous le savez, me tient à cœur, à savoir celui de la sécurité alimentaire. La sécurité alimentaire sera de plus en plus un défi, mais surtout un impératif dans un monde toujours plus densément peuplé: pour 7 milliards d'habitants, 1 milliard souffre de famine et 1 décès dû à la malnutrition se produit toutes les quatre secondes.
Par ailleurs, le rôle du secteur privé à but lucratif s'avère également central dans le développement de la croissance économique, mais il se doit bien évidemment d'être régulé, notamment en interdisant, par exemple, le recours aux paradis fiscaux: le but est bien entendu d'arriver à un développement plein et durable au profit des populations locales en assurant une transparence maximale comme garant de l'efficacité de l'aide que nous devons continuer impérativement à apporter.
Cette transparence passera également par un renforcement de l'information de notre parlement et de la société civile afin de profiter des remarques et interrogations constructives de tout un chacun.
Enfin, l'efficacité et la cohérence de l'aide sont au centre du travail de coopération au développement. Aussi, les travaux de ce forum n'en seront que d'autant plus cruciaux, a fortiori en cette période de crise que d'aucuns pourraient prendre pour prétexte et restreindre, voire abandonner leur devoir de solidarité.
Car l'amélioration de la qualité de la vie de chacun, quel que soit son continent, est un devoir lui aussi de cohérence avec les valeurs les plus profondes qui nous animent.
Le président: Quelqu'un
demande-t-il encore la parole? (Non)
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
La discussion est close.
De bespreking is gesloten.
Aucun
amendement n'a été déposé ou redéposé.
Er
werden geen amendementen ingediend of heringediend.
Le vote sur la proposition aura lieu ultérieurement.
De stemming over het voorstel zal later plaatsvinden.
19 Proposition de résolution relative au régime de distribution de denrées alimentaires au profit des personnes les plus démunies de l'Union européenne (1728/1-6)
- Proposition de résolution concernant la continuité de l'aide alimentaire aux populations les plus démunies en Belgique et dans l'Union européenne (1786/1-2)
19 Voorstel van resolutie over de regeling voor de verstrekking van levensmiddelen aan de meest behoeftigen in de Europese Unie (1728/1-6)
- Voorstel van resolutie betreffende de continuïteit van de voedselhulp aan de armste bevolkingsgroepen in België en de Europese Unie (1786/1-2)
Propositions déposées par:
Voorstellen ingediend door:
- 1728:
Özlem Özen, Christiane Vienne, Patrick Moriau
- 1786:
Thérèse Snoy et d'Oppuers, Zoé Genot, Wouter De Vriendt
Je vous propose de consacrer une seule
discussion à ces deux propositions de résolution. (Assentiment)
Ik stel u voor één enkele bespreking aan
deze twee voorstellen van resolutie te wijden. (Instemming)
Le texte adopté par la commission sert de base
à la discussion. (Rgt 85, 4) (1728/4)
De door de commissie aangenomen tekst geldt
als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1728/4)
L'intitulé en
néerlandais a été modifié par la commission en "voorstel van resolutie
over de regeling voor de voedselverstrekking aan de meest behoeftigen in de
Europese Unie".
Het opschrift in het Nederlands werd door de commissie gewijzigd in "voorstel van resolutie over de regeling voor de voedselverstrekking aan de meest behoeftigen in de Europese Unie".
La discussion est ouverte.
De bespreking is geopend.
19.01 Reinilde Van Moer, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar het schriftelijk verslag.
19.02 Stefaan Vercamer (CD&V): Mijnheer de voorzitter, onze fractie zal ook deze resolutie goedkeuren. Deze resolutie heeft eigenlijk vooral een signaalfunctie want wij kunnen niet in de plaats van Europa beslissen. Wij willen met deze resolutie onze eerste minister en zijn ministers in elk geval het signaal geven dat zij op Europees vlak al hun invloed aanwenden om tot een duurzame oplossing te komen. Men heeft maandag blijkbaar een overgangsregeling getroffen voor de komende twee jaar. Er is echter nog geen oplossing voor de periode na 2013. Wij vragen dat ook voor die periode een duurzame oplossing wordt gevonden. Wij kunnen enkel een oproep doen om daarvoor alle mogelijke invloed aan te wenden.
Het is natuurlijk een schande dat wij nog altijd voedselpakketten moeten bedelen aan mensen om te overleven. Het Europese programma voor de voedselhulp gaat over 400 000 ton voedsel dat wordt verdeeld via 240 voedselbanken. In Europa, en dus ook in België, is 41 % van de voedselpakketten afkomstig van dit Europese programma wat ongeveer 11 miljoen euro vertegenwoordigt. Indien dit zou wegvallen, moeten wij uiteraard zelf instaan voor de middelen op dat vlak.
Wij willen ook vragen dat de verdere afwikkeling van dat principeakkoord wordt opgevolgd. Ik heb begrepen dat het Poolse voorzitterschap dit verder zal finaliseren waarna het door de Raad moet worden bekrachtigd om vervolgens naar het Europees Parlement te gaan voor definitieve goedkeuring. Wij moeten ook trachten te komen tot een duurzame oplossing op Europees vlak voor de periode na 2013 zodat de voedselbedeling voor de armsten kan blijven bestaan.
19.03 Özlem Özen (PS): Monsieur le président, mesdames et messieurs les ministres, chers collègues, tout d'abord, permettez-moi de vous dire que je suis fière que la commission de la Santé publique ait pu adopter à la quasi-unanimité la proposition de résolution que mon groupe avait déposée en juillet, relative au régime de distribution de denrées alimentaires au profit des plus démunis dans l'Union européenne et cela, grâce à l'approche constructive de mes collègues. Je les en remercie.
Mais c'est aussi avec un sentiment partagé et amer que je vous présente aujourd'hui ce texte. En effet, l'Europe semble aujourd'hui pousser à son paroxysme l'idéologie de l'égoïsme, alors qu'elle n'a jamais eu autant besoin de solidarité. Mon groupe ne cesse de le dire dans les différents forums de cette assemblée: la solidarité est et sera le mot-clé pour trouver une issue à la crise actuelle. Une solidarité, certes, inter-étatique mais aussi une solidarité entre les individus, les Européens, qui est tout aussi essentielle.
Cette résolution se veut consensuelle puisqu'elle relaie la résolution commune adoptée par pratiquement tous les groupes politiques du Parlement européen, tant de droite que de gauche, sans pour autant perdre sa force symbolique. Il faut aussi montrer que notre assemblée soutient, plus que jamais, notre gouvernement avec force dans ce dossier qui, comme je vous le disais, symbolise la solidarité européenne. Il n'en reste pas moins fort et surtout d'actualité.
Nous le savons, cette solidarité de terrain est aujourd'hui menacée à la suite d'une décision de la Cour de Justice de l'Union qui a donné raison à six États membres. Celle-ci conteste la légalité du programme européen d'aide alimentaire aux plus démunis. La Commission a dû réduire le budget du régime européen de distribution alimentaire de 500 à 113 millions d'euros. Cette décision de justice ne remettait cependant nullement en cause le principe même de l'aide mais uniquement sa forme juridique.
L'Allemagne a aujourd'hui fait volte-face. "Nous serions prêts à une solution de transition pour les deux prochaines années, par égard pour les organisations caritatives", a annoncé la ministre de l'Agriculture, Ilse Aigner.
Mais, pour mon groupe, ce qui est demandé en échange est tout simplement inacceptable et, surtout, incompréhensible. Car, en échange, l'Allemagne réclame la suppression à terme du programme et va même plus loin, puisqu'elle affirme qu'en janvier 2014, il n'y aura plus de politique sociale à l'échelle européenne.
En fait, ce qui est en jeu derrière ce dossier, qui vient en aide à des millions d'Européens, est un aspect symbolique, mais ô combien essentiel, c'est la dimension sociale et la lutte contre la pauvreté dans notre Union. Il est inacceptable de sauver pour deux ans ce plan européen au bénéfice des plus démunis avant d'y mettre fin définitivement. Face à cette impossibilité de trouver une réponse technique, l'Europe nous apprend la façon dont on peut, à partir d'un problème juridique, menacer la sécurité alimentaire de plusieurs centaines de milliers de citoyens européens et ce, même si on déplace la menace de janvier 2012 à janvier 2014.
Je le rappelle une fois de plus, selon plusieurs associations caritatives, la baisse drastique de cette aide européenne pourrait priver au moins deux millions de citoyens européens d'une aide alimentaire capitale, ce qui constitue la moitié de l'aide alimentaire dont bénéficie la Belgique.
Nous ne voulons pas d'une Europe qui réagit aux problèmes des banques et ferme les yeux quant aux problèmes des citoyens européens. Nous ne voulons pas d'une Europe frileuse à taxer les spéculateurs, mais qui n'hésite pas à couper dans ses politiques sociales. Nous ne voulons pas non plus d'une Europe qui inscrit fièrement comme objectif de sa stratégie Europe 2020 la lutte contre la pauvreté et l'exclusion sociale mais qui, par une absence de volonté politique, jette le glas sur une de ses seules politiques sociales concrètes.
Comment justifier la position de certains États membres, qui désirent la fin des politiques sociales européennes, tout en adhérant à la stratégie Europe 2020? Pour nous, il s'agit d'un double discours dangereux. Même si nous saluons le rôle proactif joué par notre pays dans ce dossier, notamment par le biais de M. Courard et de Mme Laruelle, il s'agit de consolider l'accord de principe et de maintenir le financement de cette politique européenne pour 2012 et 2013, mais aussi et surtout, pour trouver une solution structurelle pour la période 2014-2020 en la dotant d'une base juridique solide et en conservant le plafond de 500 millions d'euros, de telle sorte que les personnes tributaires de cette aide alimentaire européenne ne souffrent pas de la pauvreté.
Cela pour maintenir une dimension sociale concrète, essentielle à l'échelon européen. Une Europe sociale est possible, elle doit exister, elle doit se faire ressentir auprès des citoyens qui sont de plus en plus touchés par la crise économique et financière.
L'hiver arrive à grands pas et ce problème doit trouver une solution, tant sur le court terme que sur le long terme. Ce Fonds européen devra être pérennisé à son niveau actuel. Pour les socialistes, tant la solution juridique que la solution financière doivent être trouvées au niveau européen, en associant de manière constructive les États membres. Cela étant, si in fine aucune solution européenne ne peut être trouvée, il faudra envisager un plan bis pour financer cette aide alimentaire.
Au-delà des mots, l'Europe doit venir en aide à ses citoyens car ce sont eux, riches comme pauvres, qui la construisent. C'est maintenant qu'il faut créer un espace commun de solidarité, dont ce programme constitue un des piliers.
Je vous remercie pour votre attention et votre soutien, que j'espère aussi unanime qu'en commission de la Santé publique.
19.04 David Clarinval (MR): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, dans le cadre du dossier d'aide aux plus démunis, le groupe MR se réjouit également du changement d'attitude de l'Allemagne et du compromis obtenu récemment au niveau européen. Ce compromis permet de sauvegarder au moins pour deux ans cette politique ô combien importante pour les plus pauvres de nos concitoyens.
Il importe toutefois de dire que ce n'est pas seulement un accord franco-allemand. Le président du Conseil a interrogé l'ensemble des représentants et ceux-ci ont marqué un accord verbal. Cet accord verbal sera officialisé lors du prochain Conseil européen de mi-décembre 2011. À cet égard, nous tenons à saluer le travail acharné de persuasion réalisé par Mme la ministre Laruelle, qui a permis, entre autres, d'aboutir dans ce dossier, ainsi que le soutien efficace du ministre Courard.
Il faut bien évidemment prendre acte du fait qu'une partie du texte de cette proposition de résolution a perdu de son intérêt compte tenu de l'accord obtenu au niveau européen. Toutefois, nous la soutiendrons en tenant compte de certains amendements que Mme Snoy présentera tout à l'heure. Ce texte comporte au moins deux éléments spécifiques auxquels il faut rester attentif. Le premier a trait à la solution apportée pour les années 2014 et suivantes. Vraisemblablement, l'accord actuel n'est pas clair à ce sujet et il convient dès lors de maintenir la pression pour aboutir à une pérennisation de cette politique, qui ne sera certes plus inscrite dans la PAC mais qui sera peut-être inscrite dans d'autres secteurs de l'Union européenne. Le deuxième élément concerne un amendement que nous avons déposé et qui a été adopté en commission, qui demande que les entités fédérées soient intégrées dans le mécanisme de solutions que la Belgique devra adopter.
Ces deux éléments méritent donc que nous votions ce texte malgré l'accord européen.
19.05 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, chers collègues, notre groupe a, dès le départ, apprécié la proposition de résolution. Nous avions également introduit une proposition de résolution que nous avons décidé de joindre à celle déposée par le PS.
Il est bien entendu évident que nous soutenons l'idée que l'aide alimentaire aux plus démunis doit absolument être préservée et poursuivie. Comme nos collègues, nous étions très inquiets suite à cette rupture qui avait des allures de catastrophe puisque, d'un seul coup, l'aide alimentaire en Belgique, mais aussi ailleurs, allait être réduite d'environ 80 %.
Il s'agissait donc d'agir au niveau européen, mais aussi de préparer une alternative et une compensation, si besoin, au niveau belge pour ne pas se laisser surprendre par l'hiver et éviter que les années à venir soient vraiment difficiles pour une série de personnes en situation de précarité.
Nous avons déposé des amendements en commission dont l'un a été retenu. Il s'agit d'un amendement portant sur l'aspect qualitatif de l'alimentation distribuée aux plus précarisés. C'est donc avec plaisir que nous avons reçu l'accord de nos partenaires pour demander qu'une attention particulière soit portée à la qualité nutritionnelle des aliments distribués et à leur caractère durable, en privilégiant les produits frais régionaux et de saison. Selon nous, tout le monde doit avoir accès, non seulement à une alimentation suffisante, mais aussi à une alimentation de qualité et saine à tout point de vue.
De plus, si on peut y gagner d'un point de vue environnemental en évitant de longs transports, c'est d'autant mieux.
Un autre de nos amendements portait sur la question du gaspillage alimentaire. Il nous semblait important de profiter de cette crise de l'aide alimentaire pour porter une attention sur des gaspillages structurels qui ont lieu dans la distribution et dans toute la filière alimentaire.
Nous aurions voulu qu'une demande soit introduite en vue de créer un groupe de travail au niveau fédéral chargé d'organiser une concertation avec la grande distribution et d'établir une coopération entre l'aide publique et l'aide privée de façon à éviter le grand gaspillage de vivres qui ne sont pas périmés et qui sont pourtant jetés.
Cela éviterait le gaspillage, encore très important malheureusement, de vivres non périmés et pourtant jetés comme déchets. Nous continuerons donc à solliciter la mise en place d'un système poussant la grande distribution à céder ses vivres non périmés dont elle veut se débarrasser. Il faudra aborder ce système structurel.
Entre le vote en commission et aujourd'hui, un déblocage européen a eu lieu: l'Allemagne a changé d'avis et accepte de poursuivre l'aide pendant deux ans. Il nous apparaît dès lors que certains éléments de notre texte pourraient paraître inadéquats, voire périmés.
Ainsi, comme ce point est à l'ordre du jour du prochain Conseil, au début du mois de décembre, nous proposons de ne pas tenir compte des deux premiers amendements introduits.
En revanche, nous maintenons le troisième amendement, avec un accord quasi général de l'hémicycle, sur le fait que l'aide fédérale reste prévue, mais qu'en cas de non-accord au niveau européen, la même demande subsiste: que le budget fédéral compense une éventuelle perte de l'aide européenne. L'important, en ce moment, est que la solution qui intervient pour 2012 et 2013 ne nous empêche pas d'envisager le long terme: nous ne pouvons pas nous reposer sur un accord temporaire et admettre que, dans deux ans, tout s'arrête faute de financement de la part du budget agricole et que nous restions sans solution.
Notre objectif est de maintenir cette résolution dans toute sa validité et de trouver une solution à partir de 2014 pour la période s'étendant jusqu'en 2020. Il ne s'agira pas de s'y prendre au dernier moment: il est probable que le budget agricole ne jouera plus ce rôle; d'ailleurs, nous ne sommes pas non plus en faveur de la constitution de surplus et de stocks. Sans doute faudra-t-il nous tourner vers un autre budget européen pour assurer cette aide. C'est pourquoi nous aurons à réfléchir à une façon de la fournir.
De façon générale, on peut aussi évidemment se poser la question de l'amont et se demander pourquoi une partie de notre population doit toujours bénéficier d'une aide alimentaire. C'est parce que, structurellement, il y a trop de pauvreté dans notre pays, ne l'oublions pas.
Notre groupe insiste sur la mobilisation sur le long terme ainsi que sur l'aspect qualitatif de cette aide alimentaire et la lutte contre le gaspillage.
19.06 Rita De Bont (VB): Mijnheer de voorzitter, het Vlaams Belang zal, net zoals in de commissie, wellicht als enige tegen deze resolutie stemmen.
Ik wil even onder de aandacht brengen dat men hieruit niet kan afleiden dat wij niet bekommerd zouden zijn om de ongeveer 116 000 mensen die in België nog afhankelijk zijn van voedselbanken.
Het wil ook niet zeggen dat wij tegen voedselbanken zijn, hoe graag wij ook zouden hebben dat daarop in een Westerse ontwikkelde maatschappij geen beroep meer zou moeten worden gedaan.
Wij zijn wel tegen het aanwenden van de Europese paraplu. In die zin was ik heel tevreden met het antwoord van mevrouw Laruelle op mijn vraag wat wij zouden doen met de Belgische voedselbanken indien Europa niet meer in die middelen zou voorzien. De minister had daarvoor een plan B en dat stemde mij heel gelukkig.
De betrokkenheid van Europa in deze is eigenlijk geschiedkundig gegroeid. De Europese Unie is in grote mate verantwoordelijk voor het landbouwbeleid en is als dusdanig ook verantwoordelijk geworden voor de voedseloverschotten.
Het doorsluizen van deze landbouwoverschotten naar voedselbanken was een win-winsituatie en tevens een gezonde vorm van solidariteit tussen de lidstaten.
De landbouwoverschotten namen af en de vraag naar voedselpakketten nam toe, met als gevolg dat er tekorten ontstonden, die dan weer werden aangevuld met financiële steun. Hier loopt het volgens ons mis.
Het uitdelen van voedselpakketten, interpersoonlijke solidariteit, moet zo dicht mogelijk bij de mensen gebeuren. Men moet de nood voelen om solidair te zijn en de hulp moet zo rechtstreeks mogelijk naar de behoeftigen gaan.
Dat is het mooie aan solidariteit. In het andere geval verzeilt men in instellingen en instituten waar men middelen die niet van hen zijn, overschrijft van de ene post naar de andere, waardoor er gewoonlijk ook heel wat middelen opgaan aan onkosten.
De Europese bureaucratie is veel te log en geldverslindend om aan deze noden te voldoen. Het zijn inderdaad de nationale staten en de regio’s die de zorg over de meest behoeftigen op zich moeten nemen.
Daar speelt ook een element van responsabilisering.
In eerste instantie moeten de lidstaten hun voedselbanken kunnen onderhouden. Zo zullen ook zij gedwongen worden om tot een structurele oplossing te komen, ieder op zijn manier in zijn specifieke situatie.
Wij moeten ons niet verschuilen achter een Europese paraplu. Wij moeten het logge Europese apparaat, waar mensen vervroegd op pensioen gezet worden om dan vervangen te worden door andere duurbetaalde ambtenaren, eerder ontvetten. Met die besparingen kunnen we dan onze eigen voedselbanken zelf stijven.
Wij vragen daarvoor geen tegemoetkoming van Europa. Daarom kunnen wij de voorliggende resolutie niet steunen.
19.07 Annick Van Den Ende (cdH): Monsieur le président, madame la ministre, chers collègues, un accord est enfin intervenu lors du Conseil des ministres de l'Agriculture pour poursuivre pendant deux ans le financement du programme d'aide aux plus démunis grâce au budget issu de la Politique agricole commune. Il était temps! Ce programme est malheureusement encore indispensable pour un grand nombre de personnes. Cette aide européenne finance 50 % de l'approvisionnement des banques alimentaires et des associations qui aident les plus démunis.
Cet accord n'est valable que pour 2012 et 2013 mais il permet d'éviter une réduction immédiate et abrupte de l'aide alimentaire. Il s'agit donc d'un soulagement temporaire pour de nombreuses associations caritatives.
Mais quid pour 2014? Il y aura malheureusement encore des personnes démunies! Mon groupe insiste donc pour qu'une solution pérenne soit trouvée à partir de 2014. Des garanties doivent être apportées rapidement afin de rassurer les banques alimentaires et les associations.
Nous désirons soutenir fermement l'adoption d'une base juridique solide pour financer un programme d'aide alimentaire au niveau européen. Ce budget pourrait être supporté par la politique européenne de cohésion sociale. La résolution du Parlement européen et la proposition du commissaire européen aux Affaires sociales doivent donc être vraiment soutenues.
Pour conclure, mon groupe tient à rappeler l'importance de valoriser les invendus alimentaires et d'éviter le gaspillage. Cette idée ne figure pas dans cette proposition de résolution mais c'est une matière essentielle qu'il faut regarder de près. À cet effet, nous avons déposé une proposition de résolution à la Région wallonne puisque c'est à ce niveau de pouvoir que cela doit se discuter. Je vous invite à sensibiliser l'ensemble des partis pour adopter, avec nous, une démarche constructive à tous les niveaux de pouvoir afin de trouver une solution concernant les invendus alimentaires et le gaspillage.
19.08 Minister Sabine Laruelle: Mijnheer de voorzitter, wij hebben over dat punt gesproken tijdens de jongste Landbouwraad, maandag. Wij hebben er niet over gestemd omdat het onder “diverse punten” geagendeerd was.
J'espère que le point sera inscrit à l'agenda de notre prochain Conseil européen du 13 décembre. Mais lundi, le président du Conseil a bien vérifié qu'il disposait d'une majorité qualifiée.
Je voudrais clarifier deux ou trois points. Aujourd'hui, nous ne menons pas une politique sociale! C'est bien ce qui pose le problème fondamental. Nous sommes dans le cadre de la politique agricole, dont une des mesures a un objectif social. C'est précisément ce que les six pays remettent en cause en prétextant qu'il ne s'agit plus d'un fondement de politique agricole mais d'un fondement social.
Pour 2014, reprenez les propos tenus en commission: j'ai toujours dit que la solution que l'on cherchait n'était pas une solution à 150 ans, mais pour deux ans. Aussi ne nous étonnons pas aujourd'hui que la solution envisagée le soit pour deux ans! Relisez les procès-verbaux des réunions de commission! Il a toujours été dit que l'on cherchait une solution pour deux ans. Pourquoi uniquement pour deux ans? Parce que pour la nouvelle phase de programmation, M. Barroso a déjà dit qu'il inscrirait cette politique non plus dans une politique agricole mais bien dans une politique sociale.
Il convient donc de rester attentif, de continuer à se battre pour l'inscrire dans la politique sociale. Je voudrais vous rassurer. Je ne connais pas la teneur des discussions franco-allemandes, seulement les résultats: cela nous permet de débloquer le dossier. Mais je peux en tout cas vous affirmer que la Belgique ne s'est pas du tout engagée à ne plus mener ce type de politique après 2014. Par contre, au Conseil européen des ministres de l'Agriculture, chacun s'accorde à dire qu'il ne doit plus s'agir d'une politique agricole, parce que nous n'avons plus de surplus, mais qu'il faut pouvoir la poursuivre au niveau d'une politique de cohésion sociale.
Enfin, je voudrais remercier le parlement de son implication dans ce dossier essentiel.
Le président:
Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
La discussion est close.
De bespreking is gesloten.
*
* * * *
Amendements déposés:
Ingediende
amendementen:
Point/Punt 1
▪ 7 – Thérèse Snoy et
d'Oppuers cs (1728/5)
Point/Punt 2
▪ 8 – Thérèse Snoy et
d'Oppuers cs (1728/5)
Point/Punt 3
▪
9 – Thérèse Snoy et d'Oppuers cs (1728/5)
* *
* * *
Les amendements nos 7 et 8 ont été retirés.
De amendementen nrs 7 en 8 werden ingetrokken.
Le vote sur l'amendement est réservé.
De stemming over het amendement wordt
aangehouden.
Le vote sur l'amendement réservé et sur l’ensemble de la proposition aura lieu ultérieurement.
De stemming over het aangehouden amendement en over het geheel van het voorstel zal later plaatsvinden.
Par lettre du 11 novembre 2011, le secrétaire général du Parlement européen communique que le Parlement européen a pris acte, conformément à l'article 12 de l'Acte du 20 septembre 1976, de la notification officielle par les autorités compétentes belges de l'élection de M. Philippe De Backer comme député au Parlement européen.
Bij brief van 11 november 2011 deelt de secretaris-generaal van het Europees Parlement mee dat het Europees Parlement, conform artikel 12 van de Akte van 20 september 1976, akte heeft genomen van de officiële kennisgeving, door de bevoegde Belgische autoriteiten, van de verkiezing van de heer Philippe De Backer als lid van het Europees Parlement.
Le Parlement européen, en sa séance du 13 octobre 2011, a validé le mandat de M. Philippe De Backer conformément à l'article 3, paragraphe 3 de son Règlement, avec effet au 7 septembre 2011.
Het Europees Parlement heeft tijdens zijn vergadering van 13 oktober 2011 het mandaat van de heer Philippe De Backer, conform artikel 3, paragraaf 3, van zijn Reglement rechtsgeldig verklaard, met ingang van 7 september 2011.
21 Nomination d'un secrétaire de la Chambre
21 Benoeming van een secretaris van de Kamer
Je vous propose de procéder à la nomination d'un secrétaire en remplacement de M. Stefaan Van Hecke qui a démissionné en cette qualité.
Ik stel u voor over te gaan tot de benoeming van een secretaris, ter vervanging van de heer Stefaan Van Hecke, die ontslag heeft genomen als secretaris.
Pas d'observation? (Non)
Il en sera ainsi.
Geen bezwaar? (Nee)
Aldus wordt besloten.
Le groupe Ecolo-Groen! propose la candidature de M. Wouter De Vriendt.
De Ecolo-Groen!-fractie stelt de heer Wouter De Vriendt als kandidaat voor.
Pas d'observation? (Non)
Geen bezwaar? (Nee)
Dès lors, conformément à l'article 157, 6
de notre Règlement, je proclame M. Wouter De Vriendt secrétaire de la
Chambre des représentants. (Applaudissements)
Ik verklaar dus, overeenkomstig
artikel 157, 6 van ons Reglement, de heer Wouter De Vriendt benoemd
tot secretaris van de Kamer van volksvertegenwoordigers. (Applaus)
22 Prise en considération de propositions
22
Inoverwegingneming van voorstellen
Vous avez pris connaissance dans l'ordre du
jour qui vous a été distribué de la liste des propositions dont la prise en
considération est demandée.
In de laatst rondgedeelde agenda komt een
lijst van voorstellen voor waarvan de inoverwegingneming is gevraagd.
S'il n'y a pas d'observations à ce sujet, je
considérerai la prise en considération comme acquise et je renvoie les
propositions aux commissions compétentes conformément au règlement.
Indien er geen bezwaar is, beschouw ik deze
als aangenomen; overeenkomstig het reglement worden die voorstellen naar de
bevoegde commissies verzonden.
Pas d'observation? (Non)
Il en sera ainsi.
Geen bezwaar? (Nee)
Aldus wordt besloten.
Conformément à l'avis de la Conférence des présidents du 16 novembre 2011, je vous propose également de prendre en considération la proposition de loi de Mme Gwendolyn Rutten adaptant les délais en matière de bonus logement (n° 1880/1).
Renvoi à la commission des Finances et du
Budget.
Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van 16 november 2011, stel ik u ook voor in overweging te nemen het wetsvoorstel van mevrouw Gwendolyn Rutten houdende aanpassing van de termijnen met betrekking tot de woonbonus (nr. 1880/1).
Verzonden naar de commissie voor de
Financiën en de Begroting
Pas d'observation? (Non)
Il en sera ainsi.
Geen bezwaar? (Nee)
Aldus wordt besloten.
23 Demande d'urgence de la part du gouvernement
23 Urgentieverzoek vanwege de regering
Le gouvernement a demandé l'urgence conformément à l'article 51 du Règlement lors du dépôt du projet de loi en matière de la responsabilité des transporteurs par mer en cas d'accident concernant des matières visées à l'article 77 de la Constitution (n° 1841/1).
De regering heeft de spoedbehandeling gevraagd met toepassing van artikel 51 van het Reglement, bij de indiening van het wetsontwerp inzake de aansprakelijkheid van vervoerders van passagiers over zee bij ongevallen betreffende aangelegenheden als bedoeld door artikel 77 van de Grondwet (nr. 1841/1).
Je vous propose de nous prononcer sur cette demande.
Ik stel u voor om ons over deze vraag uit te spreken.
L'urgence est adoptée par assis et levé.
De urgentie wordt aangenomen bij zitten en opstaan.
24 Éloge funèbre –
M. Willy De Clercq
24 Rouwhulde – de heer Willy De Clercq
Le président (devant l'assemblée debout)
De voorzitter (voor de staande vergadering)
Mesdames et messieurs, chers collègues, avec le décès de Willy De Clercq disparaît un homme public d’exception, certains ont dit un monument de notre vie politique belge. Il a exercé sur la politique de notre pays une influence considérable.
La disparition de l’homme privé Willy De Clercq est pour beaucoup d’entre nous une perte personnelle, celle d’un ami dont la bonne humeur et la convivialité naturelles nous étaient particulièrement chères.
Quoi d’étonnant d’ailleurs de la part de quelqu’un qui avoua lui-même avoir été, à beaucoup d’égards, favorisé par le sort, avoir eu une grande stabilité psychologique et avoir été entouré d’une famille harmonieuse.
Willy De Clercq werd in 1927 geboren in Gent - de stad waarin hij diep verworteld was, en waaraan hij zeer gehecht was - in een liberaal gezin. Hij was een briljant rechtenstudent aan de Gentse universiteit.
Attiré par les problèmes internationaux et la diplomatie, il suivit en 1950 à l’Université de Syracuse aux États-Unis des cours de sciences politiques, y perfectionnant de surcroît son anglais.
Quelques mois plus tard il fera un stage aux Nations Unies à New York.
In augustus 1951 keert hij terug naar Gent, waar hij zich inschrijft bij de balie. Bijna tegelijkertijd wordt hij verkozen tot gemeenteraadslid, maar dat mandaat moet hij al snel weer neerleggen voor zijn militaire dienstplicht.
Saisi par le virus politique dès sa jeunesse, quoi de plus normal que de voir le jeune président national des jeunesses libérales de Belgique succéder en 1958 à Henri Liebaert, député de Gand, qui fut à plusieurs reprises ministre des Finances.
Op zijn 33ste wordt Willy De Clercq minister-onderstaatssecretaris voor Begroting in de regering-Gaston Eyskens. Zijn gedegen dossierkennis, zijn dynamisme, creatieve geest en collegialiteit, zijn bedrevenheid in het politieke spel en zijn mensenkennis vallen op, en dwingen respect en waardering af bij zijn collega's en bij vele politieke waarnemers.
À partir de ce moment, Willy De Clercq allait se frayer un chemin dans la stratosphère politique, diagnostiquant sans complaisance, durant les années d’opposition, les failles des gouvernants, et exécutant avec brio le programme des équipes gouvernementales dont il faisait partie.
Parfaitement documenté, soucieux d’efficacité, s’exprimant avec clarté dans nos langues nationales, Willy De Clercq entra en scène par la grande porte.
Un des moindres paradoxes dans la vie de Willy De Clercq n’est-il pas de constater que celui qui exerça pendant des années la tâche ingrate de grand argentier allait devenir peu à peu un des ministres les plus populaires de son temps, à tel point même qu’il fut désigné en 1976 "homme politique de l’année".
Avec humour Willy De Clercq avoua que ce fut pour lui-même un immense avantage de n’avoir jamais dû rester pendant de très nombreuses années successives ministre.
In 1965 wordt hij voorzitter van de PVV-PLP-Kamerfractie. Hij krijgt de portefeuille van vice-eersteminister en minister van Begroting in de regering-Vanden Boeynants in 1966.
Hij levert goed werk op het stuk van de sanering van de overheidsfinanciën en werkt mee aan een beter begrotingsevenwicht.
In 1973 wordt hij opnieuw vice-eersteminister en minister van Financiën, in de tripartite onder leiding van Edmond Leburton, en datzelfde mandaat bekleedt hij ook van 1974 tot 1977 in de eerste regering van Leo Tindemans, waarvan hij een van de steunpilaren is.
In 1981 wordt hij, dit keer in de regering-Martens IV, nog maar eens vice-eersteminister en minister van Financiën.
Nommé par le Roi en 1985 ministre d’État, Willy
De Clercq allait devenir commissaire européen en charge des Relations
extérieures et de la Politique commerciale.
Bien préparé à une activité internationale, notamment par ses fréquentes réunions au sein du Comité intérimaire du Fonds monétaire international, Willy De Clercq se révèlera pour l’Europe un négociateur remarquable, redéfinissant les règles du commerce mondial, diminuant les inquiétudes des partenaires économiques et dirigeants américains et japonais et favorisant les rapports avec le bloc de l’Est et le tiers monde.
C’est avec regret que Willy De Clercq quitte son cher 13e étage du complexe du Berlaimont en janvier 1989. Il n’allait pas pour autant quitter l’arène européenne puisqu’aussi bien il mena en 1984 la liste libérale flamande pour les élections du Parlement européen.
Willy De Clercq siégea à Strasbourg jusqu’en 2004.
Au nom de la Chambre, j’ai participé à la cérémonie de départ et présenté à son épouse et à sa famille ainsi qu'à notre collègue Mathias De Clercq, ici présent, nos plus sincères condoléances.
24.01 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, collega’s, wij hebben vorige week afscheid genomen van een grand seigneur van de Belgische politiek, minister van Staat Willy De Clercq.
Een gezegde maant ons aan de mortuis nil nisi bene, over de doden mag men niets dan goeds zeggen. In het geval van Willy De Clercq heeft echter al het goede dat over hem gezegd werd en wordt, niets te maken met die conventie. Men zegt en zei het niet, omdat het moest, maar omdat het diep en oprecht gemeend is en was.
Willy De Clercq heeft inderdaad bijzonder veel mensen meegetrokken met zijn overtuiging en enthousiasme. Hij heeft zijn liefde gegeven voor de inzet ten gunste van anderen, voor de politiek, voor academische excellentie, voor Europa.
Het eerste wat hij mij als student heeft bijgebracht, was de liefde voor de openbare financiën. Ik herinner mij uit mijn studententijd dat Willy De Clercq altijd op tijd kwam voor zijn colleges. Het kan een detail lijken, maar het is een symbolisch detail. Het toonde dat hij niet alleen een professor was, die uitstekend zijn stof kende en doceerde, maar dat hij ook veel respect had voor zijn studenten. Collega Patrick Dewael en anderen in het halfrond die van Willy De Clercq les hebben gekregen, zullen dat zeker beamen.
De overleden staatsman was inderdaad iemand die respect toonde voor de mensen rondom hem. Dat en zijn spontane beminnelijkheid voelde iedereen aan en daarom heeft zijn dood zoveel mensen geraakt en ontroerd.
Dat respect voor anderen maakte dat Willy De Clercq de beste traditie van het liberalisme belichaamde, een echte liberale overtuiging, diep gehecht aan de persoonlijke vrijheid, alsook aan de noodzaak aan sociale solidariteit, een humanisme dat stoelt op diepe overtuigingen, maar wars is van blind sektarisme, werkelijk tolerant.
Chers collègues, comme je viens de le dire, c'est à un grand seigneur que nous avons dit adieu, voici quelques jours. La grande leçon que nous laisse cet homme d'État, c'est que la politique est d'abord une question de conviction, de foi mais aussi de chaleur humaine.
C'est parce que les citoyens sentaient qu'il croyait profondément en ce qu'il disait et faisait qu'ils respectaient Willy De Clercq. C'est parce qu'ils sentaient son affection véritable pour les gens autour de lui qu'ils l'aimaient, qu'ils aient été de son bord philosophique et politique ou pas.
Par son ouverture d'esprit, il n'éprouvait aucun problème avec l'identité plurielle qui est celle de tout homme moderne. Il ne voyait aucune contradiction entre être à la fois flamand, belge et européen. Européen, en effet! Nous ne pouvons naturellement pas parler de Willy De Clercq sans mentionner son engagement sans faille en faveur de l'intégration européenne. Il a défendu ce projet dans tellement de discours. Il a enthousiasmé des générations de jeunes pour cette Europe de paix et de solidarité. Il a œuvré pour cette intégration en tant que responsable politique et ministre et il a naturellement été un remarquable commissaire européen.
Willy De Clercq is overleden, maar behoort tot degenen die wij niet vergeten. Zijn politiek werk heeft een blijvende invloed op ons politiek landschap en zijn combinatie van overtuiging en beminnelijkheid blijven een voorbeeld om het vertrouwen in de politiek te behouden of te herstellen.
Toen ik de uitvaart van de minister van Staat bijwoonde, heb ik aan de familie mijn oprecht medeleven aangeboden. Ik wens dat hier oprecht te herhalen namens de regering.
Ik ben er zeker van dat iedereen zal begrijpen dat ik daarbij speciaal aan een lid van de familie denk, aan een collega, een lid van deze Kamer, met name Mathias De Clercq die hier, in het hart van de Belgische politiek, de fakkel van zijn opmerkelijke grootvader heeft overgenomen.
Wij delen in uw verdriet, beste Mathias en betuigen ons oprecht medeleven aan uw familie.
De Kamer neemt een minuut stilte in acht.
La Chambre observe une minute de silence.
25 Proposition de loi modifiant la loi du 17 avril 1878 contenant le Titre préliminaire du Code de procédure pénale en ce qui concerne la poursuite de certaines infractions commises à l'étranger (nouvel intitulé) (1541/7)
25 Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering voor wat betreft de vervolging van bepaalde in het buitenland gepleegde misdrijven (1541/7)
Le président: Quelqu'un demande-t-il la parole
pour une déclaration avant le vote? (Non)
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 1) |
||
Ja |
133 |
Oui |
Nee |
0 |
Non |
Onthoudingen |
0 |
Abstentions |
Totaal |
133 |
Total |
En conséquence, la Chambre adopte la
proposition de loi. Elle sera transmise en tant que projet au Sénat. (1541/8)
Bijgevolg neemt de Kamer het wetsvoorstel
aan. Het zal als ontwerp aan de Senaat worden overgezonden. (1541/8)
(Mevrouw
Nahima Lanjri heeft ja-gestemd)
26 Projet de loi modifiant l'article 6, § 6, de la loi du 19 juillet 1991 relative aux registres de la population, aux cartes d'identité, aux cartes d'étranger et aux documents de séjour et modifiant la loi du 8 août 1983 organisant un Registre national des personnes physiques (1627/5)
26 Wetsontwerp tot wijziging van artikel 6, § 6, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen (1627/5)
Transmis par le Sénat
Overgezonden door de Senaat
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une
déclaration avant le vote? (Non)
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 2) |
||
Ja |
107 |
Oui |
Nee |
26 |
Non |
Onthoudingen |
2 |
Abstentions |
Totaal |
135 |
Total |
En conséquence, la Chambre amende le projet de
loi. Il sera renvoyé au Sénat. (1627/6)
Bijgevolg amendeert de Kamer het
wetsontwerp. Het zal aan de Senaat worden teruggezonden. (1627/6)
27 Voorstel van resolutie over de verbetering van de patiëntenzorg in de kinderpsychiatrie (1258/5)
27 Proposition de résolution visant à améliorer la prise en charge des patients dans le domaine de la pédopsychiatrie (1258/5)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une
déclaration avant le vote? (Non)
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 3) |
||
Ja |
125 |
Oui |
Nee |
10 |
Non |
Onthoudingen |
0 |
Abstentions |
Totaal |
135 |
Total |
Bijgevolg neemt de Kamer het voorstel van
resolutie aan. Het zal ter kennis van de regering worden gebracht. (1258/6)
En conséquence, la Chambre adopte la
proposition de résolution. Il en sera donné connaissance au gouvernement. (1258/6)
28 Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 19 december 2006 betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen met het oog op de invoering van bestuurlijke boetes (1758/3)
28 Proposition de loi modifiant la loi du 19 décembre 2006 relative à la sécurité d'exploitation ferroviaire en vue d'instaurer des amendes administratives (1758/3)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une
déclaration avant le vote? (Non)
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 4) |
||
Ja |
135 |
Oui |
Nee |
0 |
Non |
Onthoudingen |
0 |
Abstentions |
Totaal |
135 |
Total |
Bijgevolg neemt de Kamer het wetsvoorstel
aan. Het zal als ontwerp aan de Senaat worden overgezonden. (1758/4)
En conséquence, la Chambre adopte la
proposition de loi. Elle sera transmise en tant que projet au Sénat. (1758/4)
29 Voorstel van resolutie met betrekking tot het standpunt van de Belgische regering in het kader van het 4de High Level Forum on Aid Effectiveness (1847/6)
29 Proposition de résolution relative à la position à défendre par le gouvernement belge dans le cadre du 4e Forum de haut niveau sur l'efficacité de l'aide (1847/6)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote?
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring?
29.01 Ingeborg De Meulemeester (N-VA): Mijnheer de voorzitter, de N-VA zal zich onthouden bij dit voorstel van resolutie, omdat het te weinig rekening houdt met de economische groei en te veel met herverdeling van rijkdom. Economische groei is immers noodzakelijk voor de ontwikkeling van een land en moet eerst worden behaald alvorens tot inkomensherverdeling kan worden overgegaan.
Daarnaast is onze fractie van oordeel dat verdere sociale programma’s door de ontwikkelingslanden zelf moeten worden uitgebouwd, op basis van essentiële democratische principes. Donorlanden kunnen en mogen enkel technische assistentie verschaffen. Wij staan achter de internationaal aanvaarde principes van ownership en partnership.
Bovendien blijven er, ondanks enkele amendementen die wij hadden ingediend, toch wel wat essentiële zaken ontbreken. De specifieke toestand inzake de Zuid-Zuidsamenwerking, wat nochtans steeds meer en meer de evolutie is binnen ontwikkelingssamenwerking, komt niet aan bod. Daarnaast handelt het High Level Forum in Busan over effectiviteit, coherentie en de waarde van ontwikkelingshulp, terwijl het voorstel van resolutie enkel focust op de vorm die ontwikkelingshulp zou moeten aannemen, vandaar onze onthouding.
De voorzitter: Begin van de stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 5) |
||
Ja |
97 |
Oui |
Nee |
0 |
Non |
Onthoudingen |
38 |
Abstentions |
Totaal |
135 |
Total |
Bijgevolg neemt de Kamer het voorstel van
resolutie aan. Het zal ter kennis van de regering worden gebracht. (1847/7)
En conséquence, la Chambre adopte la
proposition de résolution. Il en sera donné connaissance au gouvernement. (1847/7)
30 Aangehouden amendement op het voorstel van resolutie over de regeling voor de voedselverstrekking aan de meest behoeftigen in de Europese Unie (nieuw opschrift) (1728/1-6)
30 Amendement réservé à la proposition de résolution relative au régime de distribution de denrées alimentaires au profit des personnes les plus démunies de l'Union européenne (1728/1-6)
Stemming over amendement nr. 9 van Thérèse
Snoy cs op punt 3.(1728/5)
Vote sur l'amendement n° 9 de Thérèse Snoy cs
au point 3.(1728/5)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 6) |
||
Ja |
124 |
Oui |
Nee |
0 |
Non |
Onthoudingen |
11 |
Abstentions |
Totaal |
135 |
Total |
Bijgevolg is het amendement aangenomen en wordt punt 3 geamendeerd.
En conséquence, l'amendement est adopté et le point 3 est amendé.
31 Geheel van het geamendeerde voorstel van resolutie over de regeling voor de voedselverstrekking aan de meest behoeftigen in de Europese Unie (nieuw opschrift) (1728/4)
31 Ensemble de la proposition de résolution amendée relative au régime de distribution de denrées alimentaires au profit des personnes les plus démunies de l'Union européenne (1728/4)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une
déclaration avant le vote? (Non)
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 7) |
||
Ja |
125 |
Oui |
Nee |
10 |
Non |
Onthoudingen |
0 |
Abstentions |
Totaal |
135 |
Total |
Bijgevolg neemt de Kamer het geamendeerde
voorstel van resolutie aan. Het zal ter kennis van de regering worden gebracht.
(1728/7)
En conséquence, la Chambre adopte la
proposition de résolution amendée. Il en sera donné connaissance au
gouvernement. (1728/7)
32 Adoption de l’ordre du jour
Nous devons nous prononcer sur le projet d’ordre du jour que vous propose la Conférence des présidents.
Wij moeten ons thans uitspreken over de ontwerp-agenda die de Conferentie van voorzitters u voorstelt.
Pas d’observation? (Non) La proposition est adoptée.
Geen bezwaar? (Nee) Het voorstel is aangenomen.
De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering donderdag 24 november 2011 om 14.15 uur.
La séance est levée. Prochaine séance le jeudi 24 novembre 2011 à 14.15 heures.
De vergadering wordt gesloten om 18.38 uur.
La séance est levée à 18.38 heures.
L'annexe est reprise dans une brochure
séparée, portant le numéro CRIV 53 PLEN 054 annexe. |
De bijlage is opgenomen in een aparte
brochure met nummer CRIV 53 PLEN 054 bijlage. |
|
|
|
|
Vote nominatif - Naamstemming: 001
Oui
|
133 |
Ja |
Annemans Gerolf, Arens Joseph, Bacquelaine
Daniel, Balcaen Ronny, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja,
Beuselinck Manu, Blanchart Philippe, Bogaert Hendrik, Bonte Hans, Boulet
Juliette, Bracke Siegfried, Brems Eva, Brotcorne Christian, Burgeon Colette,
Calvo y Castañer Kristof, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Coëme Guy, Colen
Alexandra, Collard Philippe, Courard Philippe, De Bont Rita, De Bue Valérie, De
Clerck Stefaan, De Clercq Mathias, De Croo Herman, Dedecker Peter, Dedecker
Jean Marie, de Donnea François-Xavier, Degroote Koenraad, Deleuze Olivier,
Delizée Jean-Marc, De Man Filip, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol
Elsa, Déom Valérie, De Permentier Corinne, De Ridder Min, Detiège Maya, Devlies
Carl, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick, De Wit Sophie, D'haeseleer Guy,
Dierick Leen, Ducarme Denis, Dufrane Anthony, Dumery Daphné, Fernandez
Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Francken Theo, Frédéric André,
Galant Jacqueline, Geerts David, Gennez Caroline, Genot Zoé, George Joseph,
Gerkens Muriel, Giet Thierry, Gilkinet Georges, Goffin Philippe, Grosemans
Karolien, Henry Olivier, Jadin Kattrin, Jadot Eric, Jambon Jan, Kindermans
Gerald, Kitir Meryame, Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire, Landuyt Renaat,
Laruelle Sabine, Leterme Yves, Logghe Peter, Louis Laurent, Madrane Rachid,
Maertens Bert, Maingain Olivier, Marghem Marie-Christine, Mathot Alain, Mayeur
Yvan, Moriau Patrick, Musin Linda, Muylle Nathalie, Özen Özlem, Pas Barbara,
Ponthier Annick, Rolin Myriam, Rutten Gwendolyn, Schiltz Willem-Frederik,
Schoofs Bert, Seminara Franco, Smeyers Sarah, Sminate Nadia, Snoy et d'Oppuers
Thérèse, Somers Bart, Somers Ine, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut
Eric, Thiéry Damien, Tuybens Bruno, Uyttersprot Karel, Valkeniers Bruno,
Vanackere Steven, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van Den Ende Annick,
Vandeput Steven, Van der Auwera Liesbeth, Van der Maelen Dirk, Van Eetvelde
Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Hecke Stefaan, Vanhengel Guy, Vanheste Ann,
Vanlerberghe Myriam, Van Moer Reinilde, Van Noppen Florentinus, Van Vaerenbergh
Kristien, Vanvelthoven Peter, Vercamer Stefaan, Verherstraeten Servais,
Vervotte Inge, Vienne Christiane, Wathelet Melchior, Weyts Ben, Wollants Bert,
Wouters Veerle
Non |
000 |
Nee |
Abstentions |
000 |
Onthoudingen |
Vote nominatif - Naamstemming: 002
Oui
|
107 |
Ja |
Annemans Gerolf, Arens Joseph, Bacquelaine
Daniel, Balcaen Ronny, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Blanchart
Philippe, Bogaert Hendrik, Bonte Hans, Boulet Juliette, Brems Eva, Brotcorne
Christian, Burgeon Colette, Calvo y Castañer Kristof, Clarinval David, Clerfayt
Bernard, Coëme Guy, Colen Alexandra, Collard Philippe, Courard Philippe, De
Block Maggie, De Bont Rita, De Bue Valérie, De Clerck Stefaan, De Clercq
Mathias, De Croo Herman, Dedecker Jean Marie, de Donnea François-Xavier,
Deleuze Olivier, Delizée Jean-Marc, De Man Filip, Déom Valérie, De Permentier
Corinne, Detiège Maya, Devlies Carl, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick,
D'haeseleer Guy, Dierick Leen, Ducarme Denis, Dufrane Anthony, Fernandez
Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Frédéric André, Geerts David,
Gennez Caroline, Genot Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Giet Thierry,
Gilkinet Georges, Goffin Philippe, Henry Olivier, Jadin Kattrin, Jadot Eric,
Kindermans Gerald, Kitir Meryame, Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire, Landuyt
Renaat, Lanjri Nahima, Laruelle Sabine, Leterme Yves, Logghe Peter, Madrane
Rachid, Maingain Olivier, Marghem Marie-Christine, Mathot Alain, Mayeur Yvan,
Moriau Patrick, Musin Linda, Muylle Nathalie, Özen Özlem, Pas Barbara, Ponthier
Annick, Rolin Myriam, Rutten Gwendolyn, Schiltz Willem-Frederik, Schoofs Bert,
Seminara Franco, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Somers Bart, Somers Ine, Temmerman
Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Thiéry Damien, Tuybens Bruno, Valkeniers
Bruno, Vanackere Steven, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van Den Ende
Annick, Van der Auwera Liesbeth, Van der Maelen Dirk, Van Hecke Stefaan, Vanhengel
Guy, Vanheste Ann, Vanlerberghe Myriam, Vanvelthoven Peter, Vercamer Stefaan,
Verherstraeten Servais, Vervotte Inge, Vienne Christiane, Wathelet Melchior
Non
|
026 |
Nee |
Beuselinck Manu, Bracke Siegfried, Dedecker
Peter, Degroote Koenraad, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, De
Ridder Min, De Wit Sophie, Dumery Daphné, Francken Theo, Grosemans Karolien,
Jambon Jan, Maertens Bert, Smeyers Sarah, Sminate Nadia, Uyttersprot Karel,
Vandeput Steven, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Moer Reinilde, Van
Noppen Florentinus, Van Vaerenbergh Kristien, Weyts Ben, Wollants Bert, Wouters
Veerle
Abstentions |
002 |
Onthoudingen |
Galant Jacqueline, Louis Laurent
Vote nominatif - Naamstemming: 003
Oui
|
125 |
Ja |
Arens Joseph, Bacquelaine Daniel, Balcaen
Ronny, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Beuselinck Manu,
Blanchart Philippe, Bogaert Hendrik, Bonte Hans, Boulet Juliette, Bracke
Siegfried, Brems Eva, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Calvo y Castañer
Kristof, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Coëme Guy, Collard Philippe,
Courard Philippe, De Block Maggie, De Bue Valérie, De Clerck Stefaan, De Clercq
Mathias, De Croo Herman, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, de Donnea
François-Xavier, Degroote Koenraad, Deleuze Olivier, Delizée Jean-Marc, De
Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, Déom Valérie, De Permentier
Corinne, De Ridder Min, Detiège Maya, Devlies Carl, De Vriendt Wouter, Dewael
Patrick, De Wit Sophie, Dierick Leen, Ducarme Denis, Dufrane Anthony, Dumery
Daphné, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Francken
Theo, Frédéric André, Galant Jacqueline, Geerts David, Gennez Caroline, Genot
Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Giet Thierry, Gilkinet Georges, Goffin
Philippe, Grosemans Karolien, Henry Olivier, Jadin Kattrin, Jadot Eric, Jambon
Jan, Kindermans Gerald, Kitir Meryame, Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire,
Landuyt Renaat, Lanjri Nahima, Laruelle Sabine, Leterme Yves, Louis Laurent,
Madrane Rachid, Maertens Bert, Maingain Olivier, Marghem Marie-Christine,
Mathot Alain, Mayeur Yvan, Moriau Patrick, Musin Linda, Muylle Nathalie, Özen
Özlem, Rolin Myriam, Rutten Gwendolyn, Schiltz Willem-Frederik, Seminara
Franco, Smeyers Sarah, Sminate Nadia, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Somers Bart,
Somers Ine, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Thiéry Damien,
Tuybens Bruno, Uyttersprot Karel, Vanackere Steven, Van Cauter Carina, Van den
Bergh Jef, Van Den Ende Annick, Vandeput Steven, Van der Auwera Liesbeth, Van
der Maelen Dirk, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Hecke Stefaan,
Vanhengel Guy, Vanheste Ann, Vanlerberghe Myriam, Van Moer Reinilde, Van Noppen
Florentinus, Van Vaerenbergh Kristien, Vanvelthoven Peter, Vercamer Stefaan,
Verherstraeten Servais, Vervotte Inge, Vienne Christiane, Wathelet Melchior,
Weyts Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle
Non
|
010 |
Nee |
Annemans Gerolf, Colen Alexandra, De Bont Rita,
De Man Filip, D'haeseleer Guy, Logghe Peter, Pas Barbara, Ponthier Annick,
Schoofs Bert, Valkeniers Bruno
Abstentions |
000 |
Onthoudingen |
Vote nominatif - Naamstemming: 004
Oui
|
135 |
Ja |
Annemans Gerolf, Arens Joseph, Bacquelaine
Daniel, Balcaen Ronny, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja,
Beuselinck Manu, Blanchart Philippe, Bogaert Hendrik, Bonte Hans, Boulet
Juliette, Bracke Siegfried, Brems Eva, Brotcorne Christian, Burgeon Colette,
Calvo y Castañer Kristof, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Coëme Guy, Colen
Alexandra, Collard Philippe, Courard Philippe, De Block Maggie, De Bont Rita,
De Bue Valérie, De Clerck Stefaan, De Clercq Mathias, De Croo Herman, Dedecker
Peter, Dedecker Jean Marie, de Donnea François-Xavier, Degroote Koenraad,
Deleuze Olivier, Delizée Jean-Marc, De Man Filip, De Meulemeester Ingeborg,
Demir Zuhal, Demol Elsa, Déom Valérie, De Permentier Corinne, De Ridder Min,
Detiège Maya, Devlies Carl, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick, De Wit Sophie,
D'haeseleer Guy, Dierick Leen, Ducarme Denis, Dufrane Anthony, Dumery Daphné,
Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Francken Theo,
Frédéric André, Galant Jacqueline, Geerts David, Gennez Caroline, Genot Zoé,
George Joseph, Gerkens Muriel, Giet Thierry, Gilkinet Georges, Goffin Philippe,
Grosemans Karolien, Henry Olivier, Jadin Kattrin, Jadot Eric, Jambon Jan,
Kindermans Gerald, Kitir Meryame, Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire, Landuyt
Renaat, Lanjri Nahima, Laruelle Sabine, Leterme Yves, Logghe Peter, Louis
Laurent, Madrane Rachid, Maertens Bert, Maingain Olivier, Marghem
Marie-Christine, Mathot Alain, Mayeur Yvan, Moriau Patrick, Musin Linda, Muylle
Nathalie, Özen Özlem, Pas Barbara, Ponthier Annick, Rolin Myriam, Rutten
Gwendolyn, Schiltz Willem-Frederik, Schoofs Bert, Seminara Franco, Smeyers
Sarah, Sminate Nadia, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Somers Bart, Somers Ine,
Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Thiéry Damien, Tuybens Bruno,
Uyttersprot Karel, Valkeniers Bruno, Vanackere Steven, Van Cauter Carina, Van
den Bergh Jef, Van Den Ende Annick, Vandeput Steven, Van der Auwera Liesbeth,
Van der Maelen Dirk, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Hecke Stefaan,
Vanhengel Guy, Vanheste Ann, Vanlerberghe Myriam, Van Moer Reinilde, Van Noppen
Florentinus, Van Vaerenbergh Kristien, Vanvelthoven Peter, Vercamer Stefaan,
Verherstraeten Servais, Vervotte Inge, Vienne Christiane, Wathelet Melchior,
Weyts Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle
Non |
000 |
Nee |
Abstentions |
000 |
Onthoudingen |
Vote nominatif - Naamstemming: 005
Oui
|
097 |
Ja |
Arens Joseph, Bacquelaine Daniel, Balcaen Ronny,
Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Blanchart Philippe, Bogaert
Hendrik, Bonte Hans, Boulet Juliette, Brems Eva, Brotcorne Christian, Burgeon
Colette, Calvo y Castañer Kristof, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Coëme
Guy, Collard Philippe, Courard Philippe, De Block Maggie, De Bue Valérie, De
Clerck Stefaan, De Clercq Mathias, De Croo Herman, de Donnea François-Xavier,
Deleuze Olivier, Delizée Jean-Marc, Déom Valérie, De Permentier Corinne,
Detiège Maya, Devlies Carl, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick, Dierick Leen,
Ducarme Denis, Dufrane Anthony, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck
Catherine, Frédéric André, Galant Jacqueline, Geerts David, Gennez Caroline,
Genot Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Giet Thierry, Gilkinet Georges,
Goffin Philippe, Henry Olivier, Jadin Kattrin, Jadot Eric, Kindermans Gerald,
Kitir Meryame, Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire, Landuyt Renaat, Lanjri
Nahima, Laruelle Sabine, Leterme Yves, Madrane Rachid, Maingain Olivier,
Marghem Marie-Christine, Mathot Alain, Mayeur Yvan, Moriau Patrick, Musin
Linda, Muylle Nathalie, Özen Özlem, Rolin Myriam, Rutten Gwendolyn, Schiltz
Willem-Frederik, Seminara Franco, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Somers Bart,
Somers Ine, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Thiéry Damien,
Tuybens Bruno, Vanackere Steven, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van Den
Ende Annick, Van der Auwera Liesbeth, Van der Maelen Dirk, Van Hecke Stefaan,
Vanhengel Guy, Vanheste Ann, Vanlerberghe Myriam, Vanvelthoven Peter, Vercamer
Stefaan, Verherstraeten Servais, Vervotte Inge, Vienne Christiane, Wathelet
Melchior
Non |
000 |
Nee |
Abstentions |
038 |
Onthoudingen |
Annemans Gerolf, Beuselinck Manu, Bracke Siegfried, Colen Alexandra, De
Bont Rita, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, Degroote Koenraad, De Man
Filip, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, De Ridder Min, De Wit
Sophie, D'haeseleer Guy, Dumery Daphné, Francken Theo, Grosemans Karolien,
Jambon Jan, Logghe Peter, Louis Laurent, Maertens Bert, Pas Barbara, Ponthier
Annick, Schoofs Bert, Smeyers Sarah, Sminate Nadia, Uyttersprot Karel,
Valkeniers Bruno, Vandeput Steven, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van
Moer Reinilde, Van Noppen Florentinus, Van Vaerenbergh Kristien, Weyts Ben,
Wollants Bert, Wouters Veerle
Vote nominatif - Naamstemming: 006
Oui
|
124 |
Ja |
Arens Joseph, Bacquelaine Daniel, Balcaen
Ronny, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Beuselinck Manu,
Blanchart Philippe, Bogaert Hendrik, Bonte Hans, Boulet Juliette, Bracke Siegfried,
Brems Eva, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Calvo y Castañer Kristof,
Clarinval David, Clerfayt Bernard, Coëme Guy, Collard Philippe, Courard
Philippe, De Block Maggie, De Bue Valérie, De Clerck Stefaan, De Clercq
Mathias, De Croo Herman, Dedecker Peter, de Donnea François-Xavier, Degroote
Koenraad, Deleuze Olivier, Delizée Jean-Marc, De Meulemeester Ingeborg, Demir
Zuhal, Demol Elsa, Déom Valérie, De Permentier Corinne, De Ridder Min, Detiège
Maya, Devlies Carl, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick, De Wit Sophie, Dierick
Leen, Ducarme Denis, Dufrane Anthony, Dumery Daphné, Fernandez Fernandez Julia,
Flahaut André, Fonck Catherine, Francken Theo, Frédéric André, Galant
Jacqueline, Geerts David, Gennez Caroline, Genot Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel,
Giet Thierry, Gilkinet Georges, Goffin Philippe, Grosemans Karolien, Henry
Olivier, Jadin Kattrin, Jadot Eric, Jambon Jan, Kindermans Gerald, Kitir
Meryame, Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire, Landuyt Renaat, Lanjri Nahima,
Laruelle Sabine, Leterme Yves, Louis Laurent, Madrane Rachid, Maertens Bert,
Maingain Olivier, Marghem Marie-Christine, Mathot Alain, Mayeur Yvan, Moriau
Patrick, Musin Linda, Muylle Nathalie, Özen Özlem, Rolin Myriam, Rutten
Gwendolyn, Schiltz Willem-Frederik, Seminara Franco, Smeyers Sarah, Sminate
Nadia, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Somers Bart, Somers Ine, Temmerman Karin,
Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Thiéry Damien, Tuybens Bruno, Uyttersprot Karel,
Vanackere Steven, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van Den Ende Annick, Vandeput
Steven, Van der Auwera Liesbeth, Van der Maelen Dirk, Van Eetvelde Miranda, Van
Esbroeck Jan, Van Hecke Stefaan, Vanhengel Guy, Vanheste Ann, Vanlerberghe
Myriam, Van Moer Reinilde, Van Noppen Florentinus, Van Vaerenbergh Kristien,
Vanvelthoven Peter, Vercamer Stefaan, Verherstraeten Servais, Vervotte Inge,
Vienne Christiane, Wathelet Melchior, Weyts Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle
Non |
000 |
Nee |
Abstentions |
011 |
Onthoudingen |
Annemans Gerolf, Colen Alexandra, De Bont Rita, Dedecker Jean Marie, De Man
Filip, D'haeseleer Guy, Logghe Peter, Pas Barbara, Ponthier Annick, Schoofs
Bert, Valkeniers Bruno
Vote nominatif - Naamstemming: 007
Oui
|
125 |
Ja |
Arens Joseph, Bacquelaine Daniel, Balcaen
Ronny, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Beuselinck Manu,
Blanchart Philippe, Bogaert Hendrik, Bonte Hans, Boulet Juliette, Bracke
Siegfried, Brems Eva, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Calvo y Castañer
Kristof, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Coëme Guy, Collard Philippe,
Courard Philippe, De Block Maggie, De Bue Valérie, De Clerck Stefaan, De Clercq
Mathias, De Croo Herman, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, de Donnea
François-Xavier, Degroote Koenraad, Deleuze Olivier, Delizée Jean-Marc, De
Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, Déom Valérie, De Permentier
Corinne, De Ridder Min, Detiège Maya, Devlies Carl, De Vriendt Wouter, Dewael
Patrick, De Wit Sophie, Dierick Leen, Ducarme Denis, Dufrane Anthony, Dumery
Daphné, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Francken
Theo, Frédéric André, Galant Jacqueline, Geerts David, Gennez Caroline, Genot
Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Giet Thierry, Gilkinet Georges, Goffin
Philippe, Grosemans Karolien, Henry Olivier, Jadin Kattrin, Jadot Eric, Jambon
Jan, Kindermans Gerald, Kitir Meryame, Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire,
Landuyt Renaat, Lanjri Nahima, Laruelle Sabine, Leterme Yves, Louis Laurent,
Madrane Rachid, Maertens Bert, Maingain Olivier, Marghem Marie-Christine,
Mathot Alain, Mayeur Yvan, Moriau Patrick, Musin Linda, Muylle Nathalie, Özen
Özlem, Rolin Myriam, Rutten Gwendolyn, Schiltz Willem-Frederik, Seminara
Franco, Smeyers Sarah, Sminate Nadia, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Somers Bart,
Somers Ine, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Thiéry Damien,
Tuybens Bruno, Uyttersprot Karel, Vanackere Steven, Van Cauter Carina, Van den
Bergh Jef, Van Den Ende Annick, Vandeput Steven, Van der Auwera Liesbeth, Van
der Maelen Dirk, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Hecke Stefaan, Vanhengel
Guy, Vanheste Ann, Vanlerberghe Myriam, Van Moer Reinilde, Van Noppen
Florentinus, Van Vaerenbergh Kristien, Vanvelthoven Peter, Vercamer Stefaan,
Verherstraeten Servais, Vervotte Inge, Vienne Christiane, Wathelet Melchior,
Weyts Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle
Non
|
010 |
Nee |
Annemans Gerolf, Colen Alexandra, De Bont Rita,
De Man Filip, D'haeseleer Guy, Logghe Peter, Pas Barbara, Ponthier Annick,
Schoofs Bert, Valkeniers Bruno
Abstentions |
000 |
Onthoudingen |