Plenumvergadering |
|
du Jeudi 7 avril 2011 Après-midi ______ |
van Donderdag 7 april 2011 Namiddag ______ |
La séance est ouverte à 14.16 heures et présidée par M. André Flahaut.
De vergadering wordt geopend om 14.16 uur en voorgezeten door de heer André Flahaut.
Le président: La séance est ouverte.
De vergadering is geopend.
Ministre du gouvernement fédéral présent lors de l'ouverture de la séance:
Tegenwoordig bij de opening van de vergadering is de minister van de federale regering:
Yves Leterme
Minneke
De Ridder, Denis Ducarme, pour raisons de santé / wegens
gezondheidsredenen;
Elio
Di Rupo, pour devoirs de mandat / wegens ambtsplicht;
Meyrem Almaci
(votes/stemmingen), raisons familiales / familieaangelegenheden;
Mathias
De Clercq, empêché / verhinderd.
- de heer Theo Francken aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "het onderhoud met prins Laurent en de verdere opvolging" (nr. P0215)
- de heer Gerolf Annemans aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "het onderhoud met prins Laurent en de verdere opvolging" (nr. P0216)
- de heer Jean Marie Dedecker aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "het onderhoud met prins Laurent en de verdere opvolging" (nr. P0217)
- M. Theo Francken au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "l'entretien avec le prince Laurent et son suivi" (n° P0215)
- M. Gerolf Annemans au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "l'entretien avec le prince Laurent et son suivi" (n° P0216)
- M. Jean Marie Dedecker au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "l'entretien avec le prince Laurent et son suivi" (n° P0217)
01.01 Gerolf Annemans (VB): Mijnheer de premier, ik weet niet hoeveel Belgische zakenmannen momenteel proberen hun investeringen, bezittingen en tegoeden in Libië, Angola of Congo te redden. Ik weet trouwens ook niet hoeveel zakenmannen zo systematisch zaken doen met allerlei dictatoriaal pluimage van de internationale politiek, maar ik weet wel dat er maar één Belgische zakenman is die dat allemaal combineert met de meer dan uitgebreide wedde die hij van de Belgische belastingbetaler ontvangt. Na alles wat wij deze week in verband met Angola en Libië vernomen hebben, wil ik u vragen hoe u deze week, in tegenstelling tot vorige week, de toestand beoordeelt.
Vorige week bent u zo mild geweest om – vergeef mij de term – een CVP-antwoord te geven, wat voor een medestichter van CD&V toch jammer is. U hebt verklaard met hem te zullen praten en dat hij dan zelf zou mogen kiezen. Ik hoop dat u deze week een beetje opschuift naar het normale antwoord. Ik hoor via de pers dat u nu aan het bestuderen bent hoe het zit met al die vzw’s van de heer Laurent. Ik wil u vragen om het niet te ingewikkeld te maken.
Een van mijn jonge Kamerleden heeft het initiatief genomen om naar de rechtbank van koophandel in Brussel te gaan, met alle statuten van de vzw’s en de boekhouding van de laatste drie jaar.
(Toont een map)
U ziet dat dit geen dun mapje is. Als men dat leest – ik heb er een paar financiële experts op gezet – dan blijkt daar geen fraude uit. Er is een vermoeden van fraude, want anders zet men dat soort structuren niet op. De bedoeling van dat soort structuren is ook dat de fraude niet onmiddellijk blijkt. Ik zal het u overhandigen, want u kunt dit moeilijk gebruiken om nog eens een week uitstel te vragen in verband met duidelijke uitspraken over het statuut van die prins.
01.02 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, collega’s, wij hebben hierover vorige week een heel debat gehad. Oops, I did it again, dat moet de gedachte geweest zijn van prins Laurent, toen hij vorige week enkele Libische diplomaten heeft uitgenodigd. Hij lacht u uit in uw gezicht, collega’s. Mijnheer De Croo, ik heb u zondag nog in De Zevende Dag gezien.
Waarmee is die man bezig? Hij gaat steeds toevallig naar landen in Afrika, dictaturen in Afrika. Hij praat steeds toevallig met die dictators. Als hij zijn centen verliest, dan gaat hij in zee met de rebellenbeweging. Het gaat steeds toevallig over landen waar er heel veel grondstoffen zijn. Volgens mij is er veel meer aan de hand.
Vorige week is hij zwaar op de vingers getikt, er zou een onderhoud volgen, maar dat is nog steeds niet gebeurd, mijnheer de eerste minister. U zei dat er vanaf nu goede afspraken zouden gemaakt worden.
Wat is nu juist het standpunt van de regering?
Welke afspraken zullen er gemaakt worden?
01.03 Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de voorzitter, collega’s, mijnheer de eerste minister, wij zijn een week later en de carrousel van het Lakens volkstheater blijft op volle toeren draaien. Het zwarte schaap van de Saksen-Coburgs mag nu ook niet meer op de koekendoos van Delacre staan. Maar dat interesseert mij niet, mijnheer de eerste minister. Drie weken na elkaar komt u naar dit halfrond om te zeggen dat u hem een waarschuwing zal geven, zijn laatste waarschuwing…
Mijnheer de eerste minister, ik zou graag hebben dat u luistert. Het is de derde keer dat u hier komt en de derde keer dat ik dit herhaal. U bent hier geweest toen de man bij Sabena Airlines een plaats innam in business class zonder te betalen. U zou hem toen een bolwassing geven. Vorige week stond u hier weer. U zou hem een bolwassing geven en u zou hem een bezoek brengen wegens de feiten in Congo. Terwijl u hier kwam zeggen dat het de laatste keer was, heeft onze prins vermoedelijk Libische diplomaten ontvangen en hij plant ook een reis naar Gabon.
Ondertussen bent u bij hem geweest. Ik zou graag van u vernemen wie zijn reizen naar Afrika betaald heeft.
Het is zeker de stichting GRECT niet. Mijnheer Annemans, ik kan u een duidelijke uitleg geven over die vzw. Het is niet moeilijk, het kan de vzw niet zijn. Ik heb eindelijk de balans te pakken gekregen. In de kas van de vzw zit 1 001,93 euro. Eerlijkheidshalve moeten wij toegeven dat de prins daar geen halve euro uit haalt, want die vzw is enkel aandeelhouder in drie immobiliënvennootschappen. Die drie immobiliënvennootschappen hebben samen een schuldenlast van 8 miljoen euro en een opgestapeld verlies van 2 miljoen euro. Als u details wilt, kan ik die geven.
Mijnheer de eerste minister, ik wil absoluut weten wat u daar besproken hebt. Wat hebt u gezegd tegen de prins over de toekomst? Het enige wat groen is aan de prins, is dat wij hier groen blijven lachen.
Indien er inderdaad sprake is van een bijverdienste voor onze best betaalde werkloze die 26 000 euro per maand krijgt, moeten wij hem behandelen zoals iedere andere werkloze in ons land en moeten we hem zijn dotatie afpakken.
Ik zou nu eens klaar en duidelijk een antwoord willen krijgen, klaar en duidelijk willen horen hoelang die man nog in ons gezicht zal blijven lachen.
01.04 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik heb sinds vorige donderdag verschillende gesprekken gevoerd met prins Laurent en zijn directe omgeving. Die gesprekken stellen mij in staat om mij stap voor stap, dag na dag, een meer volledig beeld te vormen van de activiteiten van de prins.
Het is voor mij nu reeds duidelijk dat een aantal van die activiteiten en de wijze waarop zij plaatsvinden, niet verenigbaar zijn met het statuut dat een prins van België geniet en de positie die hij bekleedt.
Ik zal normaal morgennamiddag een ontmoeting hebben met de prins. Naar aanleiding van die ontmoeting zal ik aan de prins de mededeling doen van de nieuwe, door hem strikt na te komen regels en verbintenissen die een voortzetting en herhaling van de bedoelde onaanvaardbare activiteiten en handelswijzen op een sluitende manier onmogelijk moeten maken. Ik voorzie na het gesprek onder meer ook een contact met de voorzitters van Kamer en Senaat.
Mijnheer de voorzitter, ik herhaal mijn volledige beschikbaarheid ten aanzien van Kamer en Senaat om na de ontmoeting verslag uit te brengen.
Le président: Monsieur le premier ministre, je vous remercie. Je peux vous assurer que le président de la Chambre est disponible pour le premier ministre!
01.05 Gerolf Annemans (VB): Mijnheer de voorzitter, hoewel de eerste minister heeft verzuimd om de sanctie die verbonden is aan het niet naleven van die voorwaarden hier te vermelden, naar mijn oordeel het inhouden van die dotatie, kan ik op dit ogenblik alleen maar afspreken dat wij elkaar volgende week opnieuw zien.
Le président: C’est la volonté du parlement.
01.06 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik sluit mij daarbij aan. Wij moeten geen afspraken maken, wij moeten ons wetsvoorstel zo snel mogelijk stemmen, de dotatie van prins Laurent inhouden en ervoor zorgen dat hij zich aan de afspraken houdt die de regering hopelijk zal opleggen inzake buitenlandse reizen en contacten met diplomaten.
01.07 Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de voorzitter, het is de derde keer op een maand tijd dat prins Laurent hier ter sprake komt. Het is de derde keer in een maand tijd dat de eerste minister zegt dat het niet meer mag gebeuren. Vorige week heeft hij gezegd dat hij een onderhoud met prins Laurent zou hebben. Dat heeft hij klaar en duidelijk niet gehad. Wij lachen groen. Wij blijven op onze honger zitten. Ik zou klaar en duidelijk willen weten wat de eerste minister aan de prins zal voorstellen.
Ik verwachtte een antwoord op de vragen: wat is er gebeurd? Wie heeft die reis naar Congo betaald? Wie heeft die man ontmoet?
Intussen zijn er heel wat zaken uitgelekt in de pers. Wat is er gebeurd met die Libische diplomaten?
Dit valt onder uw verantwoordelijkheid. Ik wil in dit Parlement een verklaring voor het gedrag van deze persoon die van de belastingbetaler 306 000 euro per jaar krijgt om te zwijgen en om zich niet met louche zaken bezig te houden.
01.08 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, ik wil, gelet op de ernst – ik meen dat – van het dossier voor de geloofwaardigheid van onze instellingen, benadrukken dat mijn zorg om niet onverhoeds te werk te gaan, te maken heeft met het feit dat dag na dag nieuwe dingen, nieuwe elementen, aan het licht komen. Ik denk dat het in het voordeel is van iedereen dat wij, wanneer wij worden geroepen als regering en wellicht ook Kamer en Senaat om een bepaalde houding aan te nemen, dat doen op basis van een zo volledig mogelijk beeld van hetgeen gebeurd is, gebeurt en niet gebeurt om en rond prins Laurent.
01.09 Gerolf Annemans (VB): Premier, ik herhaal: wij kunnen daarmee leven, maar niet langer dan na Pasen. Ik hoop en kan u verzekeren dat het geen vijgen na Pasen zullen zijn.
01.10 Eerste minister Yves Leterme: Voorzitter, ik ben beschikbaar voor Kamer en Senaat. Wat mij betreft, hoeft er geen paasverlof te zijn. Ik kan hier volgende week dinsdag, woensdag, donderdag zijn.
01.11 Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik heb de premier heel goed beluisterd.
Nieuw in het antwoord van de eerste minister is dat het in het belang van de instellingen is. Dat is wel zeer zwaarwichtig. Daarom zou ik willen vragen om straks een Conferentie van voorzitters bijeen te roepen om eventueel volgende week een vergadering te plannen. Het is paasreces, geen paasvakantie. Niets houdt ons tegen om volgende week de Kamer opnieuw bijeen te roepen en dit dossier waardoor de instellingen in gevaar komen, dixit de premier, op de voet te volgen en hier volgende week opnieuw samen te komen en naar het relaas van de premier te luisteren. Misschien moeten we de Conferentie van voorzitters bijeenroepen om dat te regelen.
01.12 Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de voorzitter, ik begrijp de houding van de premier niet goed. Hij zegt dat er constant zaken uitkomen. Ik geef een voorbeeld. De balans van de GRECT werd nooit gepubliceerd. Gisterenavond heb ik die voor het eerst in handen kunnen krijgen. Het is toch verdorie de taak van de regering onder wiens curatele prins Laurent staat, om dergelijke zaken te doen en niet vandaag te zeggen dat het over Pasen wordt getild. Als ik het goed begrijp, zijn we vier weken verder vooraleer we een antwoord krijgen en is de zaak weer terug op de lange baan geschoven.
Vermits de premier geantwoord heeft dat hij de prins morgen ontmoet, vraag ik dat deze vergadering beslist – ik maak immers geen deel uit van de Conferentie van voorzitters, niemand van mijn fractie trouwens –, dat we hier volgende maandag of dinsdag samenkomen en hierover een commissie bijeenroepen.
Le président: Nous avons entendu les questions. Nous avons pris acte des réponses données par le premier ministre et de sa disponibilité à l'égard du parlement.
Je vous rappelle, quant à moi, ma disponibilité pleine et entière puisque, comme vous le savez, je ne prends jamais de vacances.
Je suggère qu'immédiatement après le vote sur l'accord interprofessionnel qui interviendra tout à l'heure, nous suspendions brièvement la séance afin que la Conférence des présidents se réunisse pour déterminer, en fonction du résultat de l'entretien qu'aura le premier ministre demain, ce que nous ferons la semaine prochaine.
Gaat iedereen
daarmee akkoord? (Ja)
L'incident est clos.
02 Vraag van de heer Gerolf Annemans aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de stichting van een zogenaamde Federatie Wallonie-Bruxelles" (nr. P0219)
02 Question de M. Gerolf Annemans au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "la création d'une 'Féderation Wallonie-Bruxelles'" (n° P0219)
02.01 Gerolf Annemans (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister van de federale regering van het federale land België, ik neem aan dat u net zoals iedereen kennis hebt genomen van de stichting van iets dat zich de Federatie Wallonië-Brussel heeft genoemd.
Grondwetspecialisten van boven en beneden de taalgrens hebben dat ding al ongrondwettelijk genoemd omdat naamgevingen, naast bevoegdheden, belangrijke zaken zijn in institutionele aangelegenheden in België.
Iedereen die lang genoeg in de politiek is, weet dat in dit Parlement en in kastelen allerhande bij de vorming van allerhande regeringen maandenlang over de juiste benaming van bepaalde instellingen is gedebatteerd, niet het minst over de juiste benaming van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Dat er nu plots een naamsverandering van twee van uw Gewesten in de institutionele spitstechnologie van dit land optreedt, mag u, als federaal premier, toch niet zijn ontgaan.
De bedoeling is natuurlijk duidelijk. Mijn partij is voorlopig de enige die aan de Vlamingen zegt dat de Franstaligen al lang veel beter op het einde van het Koninkrijk zijn voorbereid dan wij aan Vlaamse kant. Wij aan Vlaamse kant moeten het met de traditionele partijen, met Kris Peeters en consorten doen, terwijl in Franstalig België de machinerie op volle toeren draait om zich voor te bereiden, vooral met het oog op de internationale perceptie, op een uiteenvallen van het land en om de internationale gemeenschap voor te bereiden op het feit dat Wallonië in dat geval samen met Brussel zal proberen om een enclave te vormen in Vlaanderen en samen met Brussel zal proberen om het andere land naast Vlaanderen te zijn.
Zij zijn daarmee bezig, ook als zij met u over BHV onderhandelen. Zij zijn daarmee bezig als zij met uw voeten spelen, mijnheer Jambon, in alle onderhandelingen sinds de afgelopen verkiezingen. Zij zijn daar permanent mee bezig.
Ik zie de stap van deze week van de heren Demotte en Picqué, beiden gewestverantwoordelijken, als een onderdeel van de Franstalige post-Belgiëstrategie.
Mijn vraag aan u, mijnheer de federale eerste minister van de federale regering van het federale Koninkrijk, is dan ook of u enige bemerkingen hebt bij de stichting van een federatie door twee van uw Gewesten?
De voorzitter: En deze vraag wordt gesteld in het federaal Parlement.
02.02 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Annemans, zoals u zelf hebt aangehaald, heb ik, net zoals u trouwens, via de pers akte genomen van het politiek project, genaamd Fédération Wallonie-Bruxelles, dat door vertegenwoordigers van de Franse Gemeenschap en van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werd voorgesteld.
Ik wens te benadrukken dat de federale regering formeel niet van voornoemd initiatief in kennis werd gesteld. Er is mij bovendien geen concreet, regelgevend initiatief bekend of medegedeeld, dat aldus door het Grondwettelijk Hof, bijvoorbeeld op zijn conformiteit met de Grondwet, kan worden getoetst.
Ik heb begrepen dat bedoeld project bij wege van ontwerpresolutie aan de leden van het Parlement van de Franse Gemeenschap zou worden voorgelegd.
Het komt mij, in mijn hoedanigheid van
ontslagnemend eerste minister, uiteraard niet toe inhoudelijk positie in te
nemen ten opzichte van bepaalde institutionele voorstellen die door politieke
partijen worden vooropgezet.
02.03 Gerolf Annemans (VB): Mijnheer de eerste minister, ik merk dat de partijen die voor een confederaal België staan, u voor uw antwoord onder applaus hebben bedolven.
Uw antwoord is natuurlijk – u zult het mij opnieuw vergeven – een CVP-antwoord of een tjevenantwoord.
U komt er niet onderuit. De keuze van het woord “federatie” wijst op een eigen land. Dat is geen onderdeel of een deelstaat of wat dan ook. Het is een eigen land. Het woord “federatie” dient ertoe om op het internationale forum de idee ingang te doen vinden dat Brussel en Franstalig België zich een eigen land noemen.
Niet alleen u was niet ingelicht. Ook mensen die in de branding staan, zoals uw eigen Vlaamse ministers van de Brusselse regering, waren niet ingelicht.
U had hier moeten herbevestigen dat, zolang België bestaat, Brussel een stad is waar Vlaanderen niet alleen mee bestuurt, maar waar ook de instellingen van de toekomstige Vlaamse staat en de huidige Vlaamse instellingen zich bevinden. U had moeten herbevestigen dat, indien België wordt opgedoekt, Brussel de hoofdstad van Vlaanderen zal zijn, waar Franstaligen minderheidsrechten zullen hebben en waarvoor het internationaal recht bepaalt dat Brussel een enclave is die niet naar Wallonië zal worden overgeheveld, maar door Vlaanderen zal worden bestuurd. Dat had u moeten zeggen!
L'incident est clos.
03 Vraag van de heer Kristof Calvo aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de invoer van buitenlands laagradioactief afval" (nr. P0220)
03 Question de M. Kristof Calvo au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "l'importation de déchets faiblement radioactifs en provenance de l'étranger" (n° P0220)
03.01 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, mijn fractie staat hier niet elke week om te zeggen dat u deze of gene maatregel niet kunt nemen omdat u in een periode van lopende zaken zit. Het is tenslotte niet uw keuze dat dit nog steeds het geval is. Het is het gevolg van het gebrek aan daadkracht van andere partijen.
Dat neemt niet weg, mijnheer de premier, dat wij van u als premier verwachten dat u bij elke maatregel de vraag stelt of die maatregel absoluut nodig is. Als mijn regering die maatregel neemt, zetten wij dan al dan niet de volgende regering vast? Ik verwacht van u als premier in een regering van lopende zaken dat u netjes de lijntjes bewaakt.
Mijn verontwaardiging was dan ook heel groot om vast te stellen dat uw regering, met uw ministers, recent groen licht heeft gegeven voor 120 ton laagradioactief afval van medische oorsprong uit Duitsland. Dit is de eerste keer sinds 20 jaar dat er buitenlands afval wordt geïmporteerd in ons land. Dat is de beslissing van uw regering. Mijn verontwaardiging is nog groter geworden toen ik nadien las dat diezelfde regering sinds december beschikt over een audit waaruit blijkt dat er bij Belgoprocess – het bedrijf in kwestie – ernstige veiligheidsproblemen zijn.
Mijnheer de
premier, ik heb voor u maar één vraag. Hoe rechtvaardigt u, als premier, als
bewaker van de lijntjes, als kapitein van een regering van lopende zaken, de
beslissing van uw regering om voor het eerst 120 ton radioactief afval te
importeren, rekening houdend met het rapport van het Federaal Agentschap voor
Nucleaire Controle dat zeer vernietigend was?
03.02 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer Calvo, ten eerste, het gaat hier niet om een beleidswijziging. De toenmalige Ministerraad heeft in volle bevoegdheid, meer bepaald op 2 juni 2006, ingestemd met het principe van de mogelijkheid om buitenlands afval te verwerken in België, mits uiteraard voldaan is aan een aantal strikte voorwaarden. Nogmaals, het gaat niet om een beleidswijziging, maar om de concrete uitvoering van de beslissing die in 2006 door de Ministerraad in volle bevoegdheid is genomen.
Ik zou ook willen verduidelijken dat er op dit ogenblik nog geen buitenlands afval is ingevoerd in ons land. De beslissing die de ministers Van Quickenborne en Magnette hebben genomen op 3 maart 2011 houdt immers alleen “de toestemming in om een meerpartijenovereenkomst door NIRAS te laten ondertekenen voor het verwerken in België van 120 ton laagradioactief afval afkomstig van de Duitse medische sector.” Het betrokken afval zal pas kunnen worden ingevoerd als de ter zake bevoegde overheid, met name het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, de daartoe vereiste invoervergunning zal hebben uitgereikt. Dit zal pas gebeuren als aan alle voorwaarden van de toepasselijke wetgeving wordt voldaan.
De audit van Belgoprocess waar u naar verwijst, heeft geen invloed op het mogelijk beheer in België van het betrokken afval. Alvorens de collega’s Magnette en Van Quickenborne toestemming gaven aan het NIRAS om het contract te ondertekenen, werd hen door de minister van Binnenlandse Zaken bij brief van 10 februari 2011 een positief advies van het FANC hierover toegestuurd.
Ten eerste, het FANC stelt hierin onder meer dat de uitgevoerde audit van oktober 2010 geen elementen naar voren brengt die de veiligheid van de uitvoering van deze verwerkingsopdracht in het gedrang brengen.
Ten tweede, het FANC bevestigt in het advies ook dat het betrokken afval voldoet aan de voorwaarden die zijn vastgelegd in de vergunning en het veiligheidsdossier van de installaties op de site van Belgoprocess in Dessel waarin het afval zal worden verwerkt. Deze aspecten vallen onder de bevoegdheid en het toezicht van het FANC.
Ten derde, het FANC heeft vastgesteld dat de Europese richtlijn 2006/117/Euratom betreffende de overbrenging van radioactief afval en verbruikte kernbrandstof werd omgezet in de Duitse wetgeving waardoor Duitsland als land van herkomst van het afval verplicht is het afval na verwerking terug te nemen, wat het intussen ook bevestigd heeft te zullen doen.
Collega Calvo, collega’s, samengevat: dit is geen nieuw beleid en de toestemming voor het afsluiten van het meerjarencontract werd pas gegeven na een positief advies van het FANC; de invoervergunning is daarenboven nog niet uitgereikt.
03.03 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, het is inderdaad zo dat het beleidskader niet nieuw is. Het was minister Verwilghen die in 2006 de deur heeft opengezet. Er is wel een formele beslissing van uw regering, een groen licht, een handtekening van uw ministers om dat afval mogelijk te maken, voor het eerst in 20 jaar, aan een bedrijf dat er vandaag niet in slaagt, niet volgens de groenen maar volgens het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, om zijn kerntaak, met name het verwerken van Belgisch afval, op een veilige manier toe te passen. Uw regering geeft daarvoor groen licht, zonder het Parlement te informeren, zonder de inwoners van Mol en Dessel te informeren.
Mijnheer de eerste minister, collega’s, daaruit kan slechts één les getrokken worden: onze regering vindt ondanks al het discours nucleaire veiligheid en transparantie niet zo belangrijk.
Het incident is gesloten.
- M. Guy Coëme au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'octroi de bonus par Dexia" (n° P0221)
- M. Mathias De Clercq au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "l'octroi de bonus par Dexia" (n° P0218)
- de heer Guy Coëme aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de toekenning van bonussen bij Dexia" (nr. P0221)
- de heer Mathias De Clercq aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de toekenning van bonussen bij Dexia" (nr. P0218)
04.01 Guy Coëme (PS): Monsieur le ministre, 1 million de rémunération fixe, 600 000 euros de bonus, 200 000 de prime de performance, 200 000 de prime extralégale, au total, le patron de Dexia rafle 2 millions de salaire.
Dexia! Une semaine jour pour jour après le vote unanime de la résolution que nous avons prise ici pour modérer le traitement, le salaire, les rémunérations des grands patrons des entreprises bancaires qui ont été aidées par l'État, la question se repose. Est-ce que pour vous 600 000 euros, soit 60 % du salaire fixe, représente un bonus raisonnable? Telle est ma première question.
Il y a 15 jours, vous nous aviez annoncé avoir demandé au secteur de veiller à ce qu'il y ait une modération au sein des banques aidées par l'État belge. Estimez-vous que vous avez été entendu par les responsables de ces banques? Monsieur le ministre, pensez-vous sincèrement que Dexia s'inscrit dans une politique de rémunérations raisonnables, révolutionnaires peut-être?
Est-ce que Dexia a tourné le dos à ses mauvaises pratiques anciennes? Notre appel, votre appel, l'appel de cette Assemblée, l'appel du nouveau gouverneur de la Banque Nationale, M. Luc Coene, n'a manifestement pas été entendu par Dexia, ce qui à nos yeux prouve que seule la force de la loi peut contraindre les banques à faire preuve de décence.
Vous nous aviez annoncé que vous alliez sanctionner les anciennes pratiques. Aujourd'hui, qu'allez-vous faire? Vous avez parlé d'une taxation exceptionnelle sur le résultat, plutôt que sur le bonus. Qu'allez-vous faire?
Ma dernière question est tout aussi précise. Le salaire fixe de M. Mariani pour 2010 est de 1 million. En 2009, il était de 1 million. La rémunération totale en 2009 était de 2 millions d'euros, en 2010: 2 millions d'euros aussi!
Une question à 5 euros: avec des primes d'assurance complémentaire du même ordre de grandeur, un salaire fixe exactement identique, un bonus passé de 800 000 à 600 000 euros, il faut pouvoir trouver cette année 200 000 euros pour atteindre les 2 millions d'euros. Monsieur le ministre, ces 200 000 euros sont passés dans une prime de performance. Celle-ci était-elle versée l'année dernière?
C'est la question que je vous pose. En effet, si elle ne l'était pas, ce serait une véritable provocation de Dexia qui fait croire que rien n'aurait changé finalement dans cette banque.
04.02 Mathias De Clercq (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, zoals uitvoerig gezegd door de heer Coëme, heeft de heer Mariani, CEO van Dexia, een bonus ontvangen van 600 000 euro boven op zijn vast salaris en boven op een pensioenstorting.
Vorige week nochtans hebben wij allemaal samen unaniem een voorstel tot resolutie goedgekeurd aangaande het vergoedingsbeleid van financiële instellingen die wordt gesteund door de federale overheid. Dat voorstel strekt er juist toe dat er geen buitensporige, excessieve bonussen zouden worden toegekend aan uitvoerende bestuurders, zolang die staatssteun niet volledig is terugbetaald. Ook het Vlaams Parlement heeft een dergelijk voorstel unaniem goedgekeurd. De premier heeft eveneens opgeroepen tot een matiging van die bonussen. De gouverneur, die al geciteerd werd, gaat nog een stap verder.
Dexia geniet miljarden aan overheidssteun. De federale overheid participeert in Dexia, net als het Vlaams Gewest. Een rapport van het IMF stelt duidelijk dat de positie van onze banken vrij zwak is en dat zij nog een tijdje aan het staatsinfuus zullen liggen.
Mijnheer de minister, welke instructies hebben de vertegenwoordigers van de federale overheid in de raad van bestuur ontvangen vanuit de regering?
Welke instructies zult u hun meegeven op de algemene vergadering die binnenkort zal plaatsvinden?
Vindt de regering de uitkering van dergelijke excessieve bonussen verantwoord in het licht van de miljarden euro’s aan staatssteun, opgehoest door de belastingbetaler, in het licht van de dalende winst en in het licht van het IMF-rapport volgens hetwelk die banken nog een tijdje aan het staatsinfuus zullen liggen?
04.03 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, chers collègues, comme je l'ai annoncé à plusieurs reprises, les contacts ont été pris avec les présidents des conseils d'administration, les présidents des comités de rémunération mais aussi les représentants de l'État pour leur demander d'appliquer les codes les plus stricts en matière de rémunérations existant aujourd'hui dans le monde et plus particulièrement en Europe, dans les pays qui nous entourent. D'ailleurs, je leur ai aussi communiqué la semaine dernière la résolution votée par votre Assemblée demandant de ne pas octroyer de rémunération ou de bonus excessif, selon le terme retenu par la Chambre.
Er werd mij gevraagd welke instructies er werden gegeven. Er zijn instructies gegeven aan de leden van de raad van bestuur en aan de voorzitter, waarbij werd gezegd dat de regels heel strikt toegepast moeten worden.
Voor Dexia, waarover het hier gaat, hebben wij in 2011 dezelfde bedragen gezien als in 2010, niet voor de medewerkers van voor de crisis, maar voor degenen die na de crisis zijn gekomen. Nochtans heb ik daarover nooit iets gehoord. Nogmaals, het betreft voor 2011 hetzelfde bedrag als in 2010.
Concrètement, monsieur Coëme, c'est l'application des règles qui ont été demandées par le régulateur, puisque y compris pour 2011, nous nous retrouvons avec une part fixe un peu plus élevée, une part variable un peu plus faible et un étalement plus important dans le temps du paiement de la part variable (4 ans au lieu de 3 ans). Comme je l'ai annoncé, il n'y aura aucun paiement en actions ou en options sur actions. Tout cela a été exclu. Dans le cas de Dexia, il s'agit exactement des mêmes montants cette année que l'année dernière: aucune augmentation.
Vous me demandez si une telle rémunération est considérée comme normale. Non! Je vous réponds très simplement non! Dans mon département, la tension salariale entre les plus bas et les plus hauts revenus n'atteint pas 1 à 10. Il existe des entreprises, y compris publiques, dans notre pays, où la tension salariale est de 1 à 100. Si vous souhaitez fixer des règles en la matière, j'y serai tout à fait favorable.
Cela étant, je tiens à vous répéter qu'en ce qui concerne la demande d'application de règles strictes, il n'y a donc, sur la base des aides accordées par l'État, aucun changement dans la rémunération du patron de Dexia – que vous avez pris comme exemple ou comme cible – depuis qu'il a été désigné, après la crise, jusqu'à aujourd'hui. Sa rémunération décidée cette année est identique à celle décidée l'an dernier.
Il existe un certain nombre d'entreprises, notamment des entreprises publiques, dont l'augmentation par rapport à l'année dernière n'est pas nulle. Elle dépasse parfois les 30 %. Si le parlement veut se saisir de ce débat sur le niveau des rémunérations, qu'il le fasse! Mais pour le cas précis que vous avez relevé, les informations sont correctes. J'ai donné des instructions très claires à nos représentants. J'ai eu des contacts multiples avec le président du comité de rémunération, qui est aussi le président du conseil d'administration. Aucun euro supplémentaire n'a été dépensé cette année par rapport à l'année dernière en ce qui concerne ce package de rémunération.
Un autre débat est de savoir si ces rémunérations sont considérées comme normales, comme trop importantes ou non. Je ne vous cache pas que, lorsque je vois passer un certain nombre de décisions prises au sein des gouvernements à propos de désignations, y compris dans le secteur public, je me pose souvent des questions quant au niveau de rémunération. Mais il s'agit de deux débats différents. De grâce, ne faites pas croire aujourd'hui qu'une amélioration ou un bonus exceptionnel a été octroyé aux dirigeants de Dexia! C'est exactement la même rémunération que l'an dernier. Or, l'an dernier, on ne m'a pas appelé à cette tribune pour en parler!
04.04 Guy Coëme (PS): Monsieur le président, la réponse du ministre des Finances confirme totalement mes craintes. La vérité, c'est que Dexia a laissé entendre qu'il y avait une diminution pour l'année dernière par rapport à l'année précédente. Vous venez de nous répondre que c'est exactement la même chose et l'opinion publique aura à en juger. À une époque, aujourd'hui spécialement, où les travailleurs sentent qu'ils sont bridés au niveau de l'évolution de leur traitement ou salaire, il est vraiment choquant, excessif de laisser passer cela.
Monsieur le ministre, nous vous avions mis en garde. Rien n'a été fait! Votre appel n'a pas été entendu. Dès lors, monsieur le président, le PS vient de déposer trois propositions. L'une concerne les entreprises publiques et cotées en bourse. Nous veillerons demain à ce qu'il y ait une limitation de la rémunération variable à 30 % de la rémunération fixe. La deuxième proposition veillera à ce que soient publiées les rémunérations, notamment des grands patrons par rapport au salaire médian dans l'entreprise. Enfin, les entreprises publiques autonomes devront donner l'exemple et, là aussi, il devra y avoir un minimum d'écart entre les grands patrons et la moyenne.
À la question de savoir si le Parlement se saisit de ceci, je réponds évidemment, tellement ceci est choquant à notre époque!
04.05 Mathias De Clercq (Open Vld): Voor mijn partij en voor mijzelf is de toekenning van zulke bonussen aan de CEO van een financiële instelling die miljarden door de belastingbetaler opgehoeste overheidssteun krijgt en waarin de overheid een participatie heeft, onaanvaardbaar. Dat is een slag in het gezicht van de belastingbetaler.
De vertegenwoordigers van de federale overheid in die instellingen moeten zich schikken naar de resolutie goedgekeurd door het Parlement. Dat is het minste wat we kunnen vragen om in het vervolg zulke excessieve bonussen te vermijden. Het kan echt niet door de beugel.
Het incident is gesloten.
- M. Joseph George au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le prix du diesel" (n° P0222)
- M. Jean Marie Dedecker au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "la fiscalité des véhicules à moteur diesel" (n° P0223)
- de heer Joseph George aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de dieselprijs" (nr. P0222)
- de heer Jean Marie Dedecker aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de fiscaliteit van dieselwagens" (nr. P0223)
05.01 Joseph George (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, en début de semaine, la presse a évoqué un rapport, un document officiel élaboré par les quatre ministres de l'Environnement des Régions et du fédéral. Il remettrait profondément en cause le système belge du "tout au diesel".
Il s'agirait d'un rapport avec des éléments couchés noir sur blanc. Ce document officiel aurait été validé. Il viserait à remettre en question le système actuel en raison de son impact négatif sur l'environnement et sur la santé.
Cela m'amène à vous poser les questions suivantes.
Une concertation a-t-elle eu lieu à ce sujet?
Êtes-vous en possession de ce rapport ou de ce document?
Envisagez-vous des pistes concrètes au niveau fédéral pour réduire la part du diesel dans le parc automobile?
Si j'en crois le communiqué publié par Belga reprenant vos propos – je suppose que vous les confirmerez –, ce ne serait pas le cas. Si c'était au contraire le cas, envisagez-vous des mesures concrètes comme, à tout le moins, une taxation uniforme sur tous les carburants?
Si oui, dans quels délais?
05.02 Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de voorzitter, collega’s, mijnheer de minister, ik las onlangs ook in een rapport dat onze levensverwachting blijft stijgen en ondertussen op meer dan 80 jaar ligt, niettegenstaande wij bijna niet meer durven te ademen omdat wij CO2 uitstoten, de radioactiviteit proberen te overleven en wij nu een nieuwe volksvijand hebben, met name het fijn stof. Als er een nieuwe volksvijand is, heeft men een nieuwe zondebok nodig. Ik las in een geheim rapport dat de dieselwagen de nieuwe zondebok is.
Vooraf wil ik toch opmerken, collega’s van de groene fractie, dat volgens de cijfers van IRCEL – de Intergewestelijke Cel voor Leefmilieu – het fijn stof tussen 1990 en 2006 in onze lucht met 43 % is gedaald, dat 85 % van het fijn stof uit het buitenland komt en dat 10 % van het fijn stof van de dieselwagens zou voortkomen. Van die 10 % komt dan nog 62 % van de vrachtwagens en bussen. Wat gaan wij echter doen? Wij gaan de accijnzen op de dieselauto’s verhogen terwijl de uitstoot van de dieselmotor, die door Europa werd bepaald, 0,005 gram per kilometer moet bedragen.
Ik heb gelezen, mijnheer de minister, dat u een koele minnaar bent van dit wetsvoorstel. Wij hebben hier al jaren aan een stuk de diesel gepromoot op basis van de prijs, de levensduur en het feit dat hij minder CO2 uitstoot. Heren van de groene fractie, ik kan u bijvoorbeeld zeggen dat een Volvo V50 DRIVe evenveel uitstoot als een hybride Honda en dat die motors langer meegaan.
Het gaat terug over het feit dat wij een nieuwe zondebok hebben gevonden waarop wij een nieuwe zondebelasting gaan heffen. Ik zou niet graag hebben dat er los uit de pols wordt beslist om de accijnzen op de diesel te verhogen. Ik vraag u of dit al dan niet ter sprake zal komen?
05.03 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, chers collègues, je dirai d'abord à M. George que j'ai, comme lui, lu la presse et ai donc pris connaissance des déclarations des ministres régionaux, semble-t-il, et fédéral de l'Environnement mais je n'ai reçu aucun rapport sur le sujet ni aucune proposition en matière fiscale.
Wat de begroting voor 2011 betreft, heb ik één vraag gekregen over diesel, namelijk om terug te keren naar het omgekeerde cliquetsysteem, waarbij er een rem staat op de verhoging van de accijnzen op diesel vanaf 1,5 euro per liter.
Ik heb geen enkele vraag gekregen over een verhoging van de lasten op diesel. Integendeel, men vraagt terug te keren naar een lagere prijs, voor zover dat mogelijk is gezien de evolutie van de prijzen op de markt.
Monsieur George, finalement, la seule tentative que j'ai pu faire pour avoir une taxation relativement égale sur les différentes sources d'énergie, c'était mon intention – tout comme cela se fait dans beaucoup de pays voisins – d'introduire une taxe sur les billets d'avion en raison de l'absence de taxation sur le kérosène. Mais je dois vous dire que l'une de nos Régions s'oppose à toute taxation en la matière car elle estime qu'une taxe d'un euro pour un voyage de 1 000 km pourrait faire fuir certaines sociétés low cost. Cela dit, je tiens à faire remarquer qu'un euro pour 1 000 km en avion, c'est moins que ce que l'on demande pour un litre de diesel aujourd'hui. Mais il semble que pour certaines formations politiques, il soit impossible d'imaginer de taxer le kérosène alors que, si je vous ai bien compris, on pourrait envisager d'augmenter la taxation sur le diesel.
Mijnheer Dedecker, er is een probleem van vertrouwen. Al vele jaren zeggen wij aan de burgers dat zij kunnen overstappen op diesel, met een hogere kostprijs wat de investering voor een nieuwe wagen betreft en dan een lagere prijs wat de accijnzen op diesel betreft. Wij moeten daarmee verder gaan, zeker de volgende jaren. Er is een probleem van vertrouwen tussen de burgers en de overheid.
Wij zullen ook verdergaan met een korting op de factuur voor wagens met een lagere CO2-uitstoot, dus met minder dan 115 gram per kilometer. Er is een enveloppe. In 2010 hadden wij daarvoor een enveloppe van 230 miljoen euro, wat een korting van 15 % voor sommige wagens betekende. Wij behouden een dergelijke maatregel in 2011.
Monsieur le président, je voudrais dire deux choses en conclusion. D'abord, je tiens à vous dire que j'ai trouvé indécent qu'au moment où les prix flambent, on voit apparaître des propositions d'augmentation de la charge fiscale sur l'énergie, le diesel pour des automobilistes qui parfois sont obligés d'utiliser leur véhicule pour se rendre à leur lieu de travail et qui subissent aujourd'hui une très forte réduction de leur pouvoir d'achat pour cette raison. Comme mes collègues le premier ministre et le ministre du Budget, je suis très heureux de voir qu'on a plutôt choisi la voie inverse pour les particuliers, celle du cliquet inversé, précisément.
La deuxième chose que je voudrais vous dire, avec un peu d'expérience, c'est que je suis heureux que nous maintenions intégralement le système du diesel professionnel pour les transporteurs. Je me souviens d'avoir dû remonter la rue de la Loi à pied à plusieurs reprises au milieu des camions, pour aller au cabinet de mon collègue ou de ma collègue en charge des Transports et trouver des réductions de charges pour les transporteurs, à la demande même de Mme Durant, il y a quelques années, par exemple, monsieur Gilkinet. Ce n'est pas le moment, quand les prix flambent, d'agresser à nouveau ce secteur par des charges supplémentaires.
Maintenant, je peux vous rassurer. Que ce soit dans votre groupe, monsieur George, dans le vôtre, monsieur Gilkinet ou dans ceux peut-être d'autres ministres de l'Environnement qui se sont prononcés, si les Régions, dans leurs compétences sur le secteur du transport, veulent s'en prendre aux utilisateurs du diesel, qu'elles le fassent. Moi, je le leur déconseille et en tout cas, au fédéral, je n'en ai pas l'intention.
05.04 Joseph George (cdH): Monsieur le président, j'ai pris note de la réponse du ministre des Finances et je prends acte du fait qu'il n'a pas le rapport en question. J'interrogerai son collègue, je lui demanderai qu'il me communique ce rapport et je ne manquerai pas de le lui transmettre. De la sorte, nous pourrons discuter sur base d'un même document.
Par ailleurs, je n'ai jamais demandé qu'on augmente les taxes. Je vois seulement ce qui est suggéré. Comme vous êtes le ministre en charge des Finances, je vous pose immanquablement la question, d'autant plus que les usagers qui ont fait ce choix se retrouveraient piégés, vu qu'on les a incités en quelque sorte à le faire et qu'on leur dirait du jour au lendemain que c'était un mauvais choix.
Enfin, je comprends que vous ne souhaitiez pas user vos chaussures en venant à pied pour exercer vos fonctions mais le débat est sur la place publique et à un moment donné, il faudra bien donner une réponse. Une réponse individuelle, une réponse collective, je veux bien. Personne dans mon groupe n'a été le signataire de ce document. Je vois les signataires ici. Donc wait and see et je vous transmettrai le rapport dès que je le recevrai.
05.05 Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de minister, ik kan u alleen maar bedanken voor uw klaar en helder antwoord. Er is één voordeel aan een regering van aflopende zaken, namelijk dat er geen nieuwe of andere belastingen komen.
Mijnheer de minister, op het spreekgestoelte was u klaar en duidelijk en ik ben tevreden dat de besluitvorming nog niet vertroebeld is door fijn stof.
L'incident est clos.
06 Vraag van mevrouw Nadia Sminate aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "het proefproject van het RIZIV en de VDAB inzake de activering van arbeidsongeschikten" (nr. P0224)
06 Question de Mme Nadia Sminate à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "le projet pilote de l'INAMI et du VDAB en matière d'activation des personnes en incapacité de travail" (n° P0224)
06.01 Nadia Sminate (N-VA): U zult het misschien niet verwachten van een N-VA’er, maar ik ben romaniste. Ik ken mijn Franse klassiekers. Een van de hoogtepunten uit de Franse literatuur is het toneelstuk En attendant Godot. U kent het wellicht ook. Onze commissie voor de Sociale Zaken zou het perfecte decor zijn voor dat toneelstuk. U mag dan misschien de rol spelen van Godot en uw Brusselse vriend, partijgenoot en voorzitter van de commissie mag dan de rol spelen van de schattige boodschapper, die in de commissie komt zeggen dat mevrouw Godot spijtig genoeg vandaag niet zal komen, maar misschien morgen, volgende week, volgende maand of misschien zelfs volgend jaar.
Mevrouw de minister, ik weiger om nog langer in dat absurde toneelstuk mee te spelen. Ik weiger te accepteren dat u als minister van Sociale Zaken al vier maanden niet in de commissie voor de Sociale Zaken bent komen opdagen. Daarom stel ik mijn vragen in plenaire vergadering.
In ons land waren er vorig jaar ongeveer 400 000 arbeidsongeschikten. Ik zeg ongeveer, want uiteraard heb ik op die vragen nog geen antwoord gekregen. Die 400 000 personen leven van een uitkering en worden voor de rest aan hun lot overgelaten. Zij krijgen geen begeleiding of coaching. Ik was dan ook aangenaam verrast toen ik las over de samenwerkingsovereenkomst tussen de VDAB en het RIZIV waarin staat dat die mensen vanaf nu zullen worden geactiveerd. Ik was verrast, maar meteen ook zeer teleurgesteld, omdat het gaat over een groep van honderd personen. Honderd op 400 000 is een kleine groep en het vermelden niet waard.
Mevrouw de minister, ik was ook teleurgesteld, omdat het vrijblijvende karakter van de activering behouden blijft. Waarom wordt het aan de arbeidsongeschikten zelf overgelaten of ze ooit, misschien, eventueel eens weer aan de slag willen? Er mag toch wat meer responsabilisering worden ingebouwd.
Ik was vooral teleurgesteld, mevrouw de minister, als u even de tijd zou willen nemen om te luisteren, omdat u spreekt over een mooie geografische spreiding over het hele land.
De voorzitter: Mevrouw Sminate, het is tijd voor uw vraag. Het is geen interpellatie!
06.02 Nadia Sminate (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik rond af.
Mevrouw de minister, u spreekt over een geografische spreiding over ons land. Het gaat echter over een overeenkomst tussen het RIZIV en de VDAB.
Waar zitten ACTIRIS en Forem? Als zij niet meedoen, zijn het dan enkel de Vlaamse arbeidsongeschikten die moeten worden geactiveerd?
Mevrouw de minister, begrijp mij niet verkeerd. Het is een goed project. Een dergelijk groot maatschappelijk probleem verdient echter meer aandacht.
06.03 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, binnen een tijdspanne van twee minuten kan ik de hiernavolgende elementen preciseren.
Ten eerste, het project tussen het RIZIV en de VDAB is op 1 maart 2011 gestart. Het zal na één jaar worden geëvalueerd.
Ten tweede, de herinschakeling van de genoemde doelgroep is niet nieuw. De bijzonderheid van het project in kwestie ligt in de intensieve samenwerking tussen het RIZIV en de gewestelijke instellingen, om meer efficiënt te zijn. Het RIZIV kent de doelgroep goed, terwijl de VDAB inderdaad de arbeidsmarkt beter kent.
Ten derde, een dergelijk project zal binnenkort ook in Wallonië en in de Brusselse regio worden opgestart, in elk geval vóór eind 2011.
Dat gezegd zijnde en volgens het RIZIV, zijn er momenteel in Wallonië twee keer meer arbeidsongeschikte personen dan in Vlaanderen die een beroepsherscholing volgen.
Ten vierde, de honderd personen binnen het project zullen door het RIZIV worden gekozen, na een advies van de adviserende artsen. De bedoeling is uiteraard een evenwichtig staal van de bevolking te verkrijgen.
Ten vijfde, om de behandeling van de dossiers te stroomlijnen, worden er in samenwerking met de ziekenfondsen voor alle adviserende geneesheren richtlijnen opgesteld. Een brochure wordt momenteel opgemaakt.
Ten zesde en ten slotte, in navolging van de begroting 2011 bereiden wij momenteel het plan “Back to work” voor. Ik zal het u met plezier te gepasten tijde voorstellen.
06.04 Nadia Sminate (N-VA): Mevrouw de minister, ik vind het eigenlijk een fantastisch antwoord. U verdedigt een project waarbij de VDAB personen die niet actief zijn, zal activeren op de arbeidsmarkt. U geeft hier eigenlijk het voorbeeld, het bewijs dat activering van niet-werkenden bij de regio’s thuishoort. Het wordt hoog tijd dat hier werk van gemaakt wordt. U, als meest invloedrijke vrouw van Wallonië, bent ideaal geplaatst om ter zake voortrekker te zijn.
L'incident est clos.
07 Vraag van de heer Hendrik Bogaert aan de vice-eersteminister en minister van Begroting over "het stabiliteitspact en de bijdrage van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest" (nr. P0225)
07 Question de M. Hendrik Bogaert au vice-premier ministre et ministre du Budget sur "le pacte de stabilité et la contribution de la Région de Bruxelles-Capitale" (n° P0225)
07.01 Hendrik Bogaert (CD&V): Mijnheer de voorzitter, een vraag over Brussel aan de vicepremier. Ik stel die vraag uiteraard met een zekere schroom, met alle respect voor het werk dat u al voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hebt gedaan. Van mijn kant wil ik uiteraard dezelfde vraag stellen over andere deelentiteiten. Ik heb ook twee jaar in Brussel gewoond. Ik hou van die stad; die stad heeft heel veel potentieel.
Desalniettemin blijkt dat Brussel, zoals de andere deelentiteiten, een akkoord sluit in 2010 over een te volgen budgettair traject. Uit verschillende antwoorden die u mij hebt gegeven en uit een aantal informele contacten die ik heb gehad, blijkt dat Brussel dat traject helemaal niet volgt. Brussel rekent op extra geld uit het communautair akkoord, dat staat ook in het verslag van de Hoge Raad van Financiën: maar liefst 496 miljoen euro, mijnheer de vicepremier.
Mijn vraag is niet of Brussel voldoende geld heeft, of er geld moet bijkomen, of het structureel al dan niet ondergefinancierd is. Dat is mijn punt niet. Mijn punt is dat het ondertussen 7 april is en dat het communautair akkoord er niet onmiddellijk komt. Het komt er wellicht niet voor de zomer, ik weet het niet; andere mensen weten dat beter. Ik zie het in elk geval niet onmiddellijk komen. Dat extra geld voor Brussel komt er dus voorlopig niet.
Het gaat niet over de al dan niet structurele onderfinanciering, maar wel over wat u gaat doen in die situatie. Gaat u Brussel op een of andere manier aanmanen en zeggen dat het dit traject moet volgen omdat het belangrijk is voor Europa, omdat we in de helft van de maand dat traject moeten indienen? Is het dat? Ik hoor hier en daar dat men toch contacten zou leggen om extra geld via bypasses te draineren naar Brussel, los van het communautaire akkoord en dit via, ik zeg maar iets, Beliris, de dode hand, taalpremies voor ambtenaren en dergelijke. Ik had graag uw visie daarop geweten binnen het geschetste kader.
07.02 Minister Guy Vanhengel: Mijnheer de voorzitter, collega Bogaert, ik ben altijd graag bereid om op het hele verhaal dieper in te gaan. We kunnen dat in de commissie doen, maar binnen de twee minuten die mij zijn toebedeeld, zal ik punctueel antwoorden op de vragen die u mij gesteld hebt.
Wat de bedragen betreft opgenomen in het samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid, de Gemeenschappen en de Gewesten, het laatste samenwerkingsakkoord dat overigens kon worden gesloten en dit op 3 februari 2010, kan ik vaststellen dat voor 2010 op basis van de voorlopige uitvoeringscijfers van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, dit Gewest haar doelstelling van een tekort van 313 miljoen respecteert.
Als wij naar de uitvoeringscijfers kijken, valt het zelfs op dat er nu een waarschijnlijk gerealiseerd tekort zal zijn van 280 miljoen, of ruim 33 miljoen beter dan afgesproken en vooropgesteld. Het Brussels Gewest komt niet alleen zijn afspraken na, maar doet beter.
Ik wil graag verwijzen naar de verschillende rapporten van de Hoge Raad van Financiën, waaruit blijkt dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in de periode 2000-2009 ruim 175 miljoen beter doet dan de vooropgestelde begrotingsnormen.
Ik weet dat er een discussie bestaat met betrekking tot de 496 miljoen die u heeft teruggevonden in de tabellen van de Hoge Raad van Financiën. Ook daarvoor is er een eenvoudige verklaring. Deze 496 miljoen die u in de tabellen hebt ontdekt, zijn ingeschreven op vraag van het Rekenhof en vloeien voort uit de certificering van de rekeningen van het Brussels Gewest.
Het Rekenhof vraagt immers om vanaf de begroting 2011 de leningen op meer dan 1 jaar op te nemen in de begroting. Dit is gebeurd op de desbetreffende basisallocatie die, zoals blijkt uit de aard van de allocatie, een verrichting code 9 is. Die verrichting is bijgevolg budgettair neutraal en moet in mindering worden gebracht van de bruto-ontvangsten en de opbrengsten uit leningen.
Wat dat bedrag betreft, waarover enige discussie bestond, hoeft u zich dus helemaal geen zorgen te maken. Dit is een begrotingsinscriptie die er is gekomen op verzoek van het Rekenhof en die compleet neutraal is.
Er is dus geen enkele reden van onzentwege om tussen te komen bij het Brussels Gewest en het te wijzen op afspraken, integendeel. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest komt zijn afspraken beter na dan voorzien.
Collega's Bogaert en Weyts, ik ben echter heel graag bereid om te antwoorden op andere vragen, desnoods volgende week tijdens het paasreces. Ook ik ben beschikbaar om te spreken over entiteiten die hun afspraken het voorbije jaar niet zijn nagekomen, maar dat zal dan zeker niet het Brussels Gewest zijn.
07.03 Hendrik Bogaert (CD&V): Als het over Brussel gaat, ben ik altijd in de war, maar dat zal wel aan mij liggen.
Mijnheer Vanhengel, ik begrijp u niet goed: Brussel vraagt 500 miljoen euro extra. Ofwel is er geld nodig, ofwel niet. Ik krijg hier opnieuw een rare boodschap: wij zijn volledig op het traject, er is daar geen probleem, wij gaan het stabiliteitsprogramma uitvoeren en wij gaan het beter doen dan Vlaanderen op dat vlak. Ik sta daarop te kijken en vraag mij af: wat is daar precies aan de hand?
07.04 Minister Guy Vanhengel: Mijnheer Bogaert, u moet niet moedwillig verwarring creëren! Het gaat om het nakomen van afspraken. Het kan zijn dat de tekorten die worden ingeschreven geheel volgens de afspraken zijn. De tekorten die ingeschreven worden door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest beantwoorden aan de afspraken, en het vorderingssaldo voor 2010 resulteert in een lager tekort dan was afgesproken. Er zijn andere Gewesten die schrijven dat zij geen tekorten willen, maar die toch tekorten hebben. Dat is dan tegen de afspraken!
07.05 Hendrik Bogaert (CD&V): Wanneer u het in 2010 al beter deed dan verwacht, gaat u het in 2011 – nu het nog over 250 miljoen euro gaat – toch ook beter doen dan gedacht? 2012 zal dan ook beter zijn. In 2012 is het tekort dan zelfs redelijk klein. Ik verwacht dus dat Brussel heel snel een evenwicht bereikt. Dan zie ik eerlijk gezegd niet goed in waar die 460 miljoen vandaan komt.
In elk geval, collega’s, versterkt dit onze mening. Zolang er geen communautair akkoord is, moeten wij niet via omwegen extra geld naar Brussel brengen – via Beliris, via de dode hand, of via extra geld voor taalpremies, zoals ik hier en daar hoor – en zolang er geen akkoord is over BHV moeten wij volgens ons geen eurocent extra naar Brussel versassen, op welke manier dan ook. Daar wil ik heel duidelijk over zijn.
Het incident is gesloten.
08 Question de Mme Valérie Déom au ministre de la Justice sur "l'évaluation de la charge de travail auprès des tribunaux" (n° P0226)
08 Vraag van mevrouw Valérie Déom aan de minister van Justitie over "de evaluatie van de werklast bij de rechtbanken" (nr. P0226)
08.01 Valérie Déom (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, le 22 mars dernier, ma collègue Sonja Becq vous interrogeait en commission sur la mesure de la charge de travail et j'ai lu attentivement votre réponse qui m'a, pour le moins, interpellée. Il faut dire que vous n'êtes pas très tendre avec la cour d'appel de Mons. Vous l'accusez de tous les maux et lui imputez clairement le retard dans la mise en œuvre du projet.
Je voulais aujourd'hui rétablir la réalité par rapport à cette problématique. Depuis février 2009, les magistrats de la cour d'appel de Mons vous demandent de manière répétée de pouvoir disposer d'une méthode qui soit scientifique, objective et concertée. Malheureusement, jusqu'à présent, ils n'ont jamais eu de réponse à leur requête.
En juin 2010, vous acceptez enfin de consulter des experts universitaires mais la cellule "Aequus" mise en place pour évaluer la charge de travail ne prend pas du tout en compte leurs recommandations. J'ai donc envie de dire qu'il s'agit d'une consultation de courtoisie.
Monsieur le ministre, quelles mesures allez-vous prendre pour que la même situation ne se reproduise pas avec la cour d'appel de Liège? Qu'en est-il du caractère scientifique, objectif et concerté de la méthode sur la mesure de la charge de travail? Enfin, le protocole qui met en place le Bureau permanent Statistiques et Mesure de la charge de travail (BPSM) a été signé, si je ne m'abuse, en 2008, voici 3 ans. Quand pourrons-nous disposer de résultats concrets?
08.02 Stefaan De Clerck, ministre: Monsieur le président, madame Déom, je réfère en effet à la réponse que j'ai donnée à votre collègue, Mme Becq, en commission. Je ne retire aucun mot de ce que j'ai dit et j'insiste beaucoup pour que la mesure de la charge de travail dans les tribunaux soit enfin finalisée. Excusez-moi pour le mot mais un "protocole" a été signé par le ministre de la Justice, même deux protocoles! De véritables protocoles, n'est-ce pas, madame la présidente de la commission? Un protocole a été signé avec les magistrats leur demandant de faire le nécessaire pour organiser et mesurer la charge de travail.
Sur demande du premier président de la cour d'appel de Mons, j'ai fait ce deuxième protocole en ajoutant des équipes académiques pour répondre à toutes ses demandes. Cela a été signé en juin de l'année dernière mais, entre-temps, on constate que, malgré toutes les remarques qui ont été formulées ou discutées, M. Franeau a décidé, au mois de février dernier, de ne plus participer à ces travaux.
Je le regrette profondément. En effet, cela représente une perte de temps.
Le groupe dont la présidence est assurée par M. Londers qui est le président de la Conférence permanente des chefs de corps du siège, a écrit, le 4 mars, ce qui suit: "À l'unanimité, les membres présents ont exprimé leur détermination de poursuivre la mise en place d'un système de mesure de la charge de travail pour toutes les juridictions et ce, dans les meilleurs délais, sur la base des décisions prises par le comité d'accompagnement le 14 février 2011." Un débat a été organisé à ce sujet. Ils poursuivent donc dans cette voie. Ils ont invité la cour d'appel de Liège à devenir site pilote pour le volet civil des cours d'appel. M. le premier président Dewart s'est engagé à soumettre cette demande à l'assemblée générale de sa juridiction. C'est la lettre adressée à M. Franeau.
Je dois dire que je suis très heureux qu'à l'occasion de son assemblée générale qui a eu lieu hier, la cour d'appel de Liège ait décidé de prendre la place de Mons. J'espère qu'avec sa coopération, nous aboutirons rapidement à la mise en place de ce système de mesure de la charge de travail. En effet, cette évaluation est absolument nécessaire dans le cadre de la réorganisation et de la modernisation de la Justice.
08.03 Valérie Déom (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie. Je ne reviendrai pas sur la nature des protocoles; nous en avons suffisamment discuté en commission.
J'entends bien que des équipes scientifiques ont été adjointes au projet. Malheureusement, il n'est pas tenu compte de leurs recommandations. Selon moi, c'est légitimement que la cour d'appel de Mons demandait que cette méthode soit pourvue d'un caractère scientifique, objectif et concerté. J'espère véritablement que nous ne connaîtrons pas avec la cour d'appel de Liège les écueils que nous avons connus avec celle de Mons.
Monsieur le ministre, je compte bien vous réinterpeller en commission. En effet, je me suis penchée sur les différentes réponses que vous avez données aux questions relatives à la charge de travail. Il est question de bottom up, de top dowm, de justice de paix, etc. Je dois vous avouer que je ne m'y retrouve pas parmi les méthodes utilisées. Pour une meilleure clarté, il serait souhaitable que les parlementaires soient informés à ce sujet. Je pense notamment – et comme vous l'avez dit, c'est important – à la réforme du tribunal de la famille que nous souhaitons tous, mais qui risque de ne pas voir le jour parce que nous ne bénéficions pas d'un système de mesure de la charge de travail.
Le président: Je rappelle qu'il s'agissait d'une réplique!
Het incident is gesloten.
09 Question de M. David Clarinval au ministre de la Justice sur "la prison de Sambreville" (n° P0227)
09 Vraag van de heer David Clarinval aan de minister van Justitie over "de gevangenis van Sambreville" (nr. P0227)
09.01 David Clarinval (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, dans le cadre du dossier de la prison de Sambreville, la province de Namur a l'impression d'assister à un très mauvais match de tennis de table. En effet, vos services et la Région wallonne se renvoient continuellement la balle quant à la responsabilité de l'inertie du dossier.
Voilà deux semaines, à une question de notre collègue Mme Déom, vous avez répondu que vous rencontreriez dès le lendemain – il y a 14 jours – le ministre Demotte pour recevoir une proposition de la Région afin d'avancer dans le problème de la dépollution.
Cette semaine, au Parlement wallon, le ministre Henry a dit qu'il n'y avait pas de problème de pollution: les études de la Région wallonne indiquaient qu'il ne s'agissait pas de problèmes importants et, qu'à petit coût, notamment par l'installation d'une dalle, l'affaire pouvait être résolue. Ainsi, il vous renvoyait à nouveau la balle.
Monsieur le ministre, avez-vous rencontré le ministre Demotte voilà 14 jours? Si oui, quelles propositions ont-elles été formulées par la Région wallonne afin d'aboutir dans ce dossier? Pouvez-vous nous donner un timing quant à l'évolution de ce dossier qui se fait énormément attendre?
Pouvez-vous en outre répondre à l'affirmation du ministre Henry selon laquelle, à moindre coût, il serait possible de couler une dalle de béton afin de solutionner le problème de pollution, ce qui permettrait une avancée du dossier?
09.02 Stefaan De Clerck, ministre: Monsieur le président, cher collègue, je me réfère à la réponse que j'ai donnée en séance plénière la semaine dernière à Mme Déom, puisque rien n'a changé entre-temps.
J'avais alors annoncé avoir rencontré Rudy Demotte qui m'a prévenu vouloir m'inviter; néanmoins, je n'ai toujours pas reçu de lettre circonstanciée ou d'invitation à discuter ensemble, avec la Région wallonne. J'ai cependant reçu une lettre de Sambreville.
La position est claire depuis mars de l'année passée: nous avons décidé en Conseil des ministres d'annoncer notre accord pour Sambreville, mais pas pour le site de Saint-Gobain. Il existe en effet des motifs de croire que ce serait nocif pour la santé publique d'y construire une prison.
C'est ce que j'ai proposé dans mes lettres, mais je n'ai toujours pas reçu de réponse. Aussi longtemps que cette situation perdure, je ne peux pas poursuivre. Sambreville m'a répondu vouloir confirmer ce site de Saint-Gobain. Ce disant, faute de commentaires supplémentaires ou d'annonce de prise en charge des coûts d'assainissement du terrain, le dossier ne peut pas avancer.
J'attends une réponse, une prise de position, une initiative de la part du gouvernement wallon concernant ce site qui, jusqu'à présent, est inacceptable selon nous.
09.03 David Clarinval (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse très claire. Je prends note que vous n'avez pas rencontré le ministre Demotte, que la Région wallonne n'a pas fait de propositions et que, contrairement à ce que dit le ministre Henry, il y a un problème de pollution. Manifestement, la Région wallonne fuit ses responsabilités dans ce dossier. Il serait grand temps d'agir à ce niveau!
Le président: Ici, nous sommes au Parlement fédéral, monsieur Clarinval!
Het incident is gesloten.
10 Question de Mme Thérèse Snoy et d'Oppuers à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "la présence éventuelle de radioactivité dans les produits alimentaires" (n° P0228)
10 Vraag van mevrouw Thérèse Snoy et d'Oppuers aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de mogelijke aanwezigheid van radioactiviteit in voedingsmiddelen" (nr. P0228)
10.01 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, madame la ministre, depuis la catastrophe de Fukushima, on se rend compte du nombre croissant de conséquences indirectes dont il va falloir tenir compte et ce pour très longtemps.
En matière d'alimentation, on a dit qu'il y avait très peu de produits importés du Japon en Belgique et indiqué que l'AFSCA devait renforcer les contrôles.
Ce qui m'a sidérée, c'est que le 25 mars, une décision a été prise au niveau européen, une modification d'un règlement de 2009 qui a élargi les normes, en ce sens qu'on tolérait une dose de radioactivité supérieure dans les aliments importés, alors que le même jour, dans le même communiqué, on affirmait que les normes étaient renforcées au niveau européen.
J'ai également lu dans les documents européens qu'à l'évidence, la chaîne alimentaire était affectée.
Que s'est-il passé le 25 mars? Pourquoi a-t-on pris deux décisions paradoxales? Avez-vous constaté une augmentation de la radioactivité dans les aliments importés, même avec des doses sous la norme? Allez-vous réagir à cette décision paradoxale?
Le président: Je vous remercie et vous félicite pour la concision de votre question.
10.02 Sabine Laruelle, ministre: Monsieur le président, madame Snoy, comme vous le savez, toute la problématique du contrôle de l'importation des produits alimentaires au niveau européen est encadrée à ce niveau. Tous les contrôles sont effectués aux PIF (postes d'inspection frontaliers).
La première chose à dire sur les produits qui viendraient du Japon, c'est que nous n'avons pas de vols directs en provenance du Japon. Les postes d'inspection sont donc surtout situés dans nos ports maritimes. Ce qu'il faut aussi préciser, c'est que lorsqu'un produit est arrivé via un autre pays européen, il a été contrôlé. Ensuite, il y a une libre circulation. Nous ne pouvons pas intervenir.
Deuxièmement, la DG Sanco a demandé, le 15 mars dernier, aux États membres d'amplifier les contrôles et les vérifications sur l'importation de produits alimentaires venant du Japon. L'AFSCA a immédiatement fait une évaluation du risque mais également une analyse des quantités des produits importés. Pour vous donner une idée des chiffres, en 2010, les importations représentent un millier de tonnes de poissons et de crustacés en provenance du Japon. Il faut savoir que la majorité des poissons utilisés par les restaurants japonais, dont certains se plaignent d'avoir de moins en moins de clients, sont produits en Europe. On importe aussi en provenance du Japon quelques dérivés de céréales, d'huile de soja, d'algues, etc.
Depuis l'incident ou l'accident nucléaire au Japon – on ne sait plus très bien comment il faut le nommer –, aucun produit alimentaire n'a quitté le Japon pour arriver en Belgique. Par contre, l'AFSCA maintient son niveau de sécurité. C'est ainsi que le 4 avril, dans un souci de précaution maximale, elle a prélevé un échantillon de farine en provenance du Japon et destinée à l'alimentation des poissons d'ornement, mais le bateau était parti avant le 11 mars 2011.
Bien évidemment, si des produits dépassent les normes, ils n'entreront pas sur le territoire européen et nous devrons avertir l'Agence fédérale de contrôle nucléaire. Quant au relèvement des normes dont vous faites mention, je n'en ai pas été informée. Je vais me renseigner. Quand j'ai posé la question à l'AFSCA, on n'en a pas fait état. S'agit-il d'une proposition ou est-ce davantage? Je peux me renseigner rapidement et vous communiquer la réponse mais en tout cas, je n'en suis pas informée.
10.03 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Madame la ministe, vous n'avez pas répondu. Je suis très étonnée que vous n'ayez pas eu connaissance de ce règlement. Je vais vous l'envoyer. C'est un règlement pris le 25 mars, qui se réfère à une législation adoptée après Tchernobyl et qui permet le relèvement des normes de radioactivité dans les produits alimentaires pour des raisons éventuelles d'approvisionnement. Cette décision a alerté le Parlement européen qui travaille déjà à une résolution, à l'initiative des Verts, pour qu'on retourne à des normes plus exigeantes. D'ailleurs, ces normes sont bien plus élevées que celles appliquées au Japon. Vous devez réagir à ce sujet.
Le président: Madame Snoy, je propose que vous poursuiviez cette discussion en commission.
10.04 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Excusez-moi mais c'est assez sidérant…
Le président: Vous donnez un complément d'information alors qu'il s'agit de votre réplique. Je dois clore l'incident.
L'incident est clos.
- mevrouw Ann Vanheste aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de campagne 'Uw zaak verdient online'" (nr. P0231)
- de heer Peter Logghe aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de campagne 'Uw zaak verdient online'" (nr. P0236)
- de heer Peter Dedecker aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de campagne 'Uw zaak verdient online'" (nr. P0232)
- Mme Ann Vanheste au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "la campagne 'Votre entreprise en ligne'" (n° P0231)
- M. Peter Logghe au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "la campagne 'Votre entreprise en ligne'" (n° P0236)
- M. Peter Dedecker au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "la campagne 'Votre entreprise en ligne'" (n° P0232)
11.01 Ann Vanheste (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u maakt rechtstreeks reclame voor een commercieel initiatief met Google, Belgacom en bpost om kmo’s gratis een website te helpen bouwen en online te plaatsen.
Het gaat er natuurlijk om dat initiatiefnemers via deze actie klanten kunnen werven en binden.
Ondanks de goede en misschien welgemeende voornemens om meer kmo’s op internet te krijgen, kunnen veel vragen worden gesteld over uw steun aan dit commercieel initiatief.
Terwijl u blijkbaar kmo’s wil steunen om online te gaan, zijn heel wat kmo’s en zelfstandigen die aan webontwikkeling en hosting doen geschoffeerd door uw reclame voor dit initiatief.
Sommige beroepsorganisaties spreken zelfs over broodroof en oneerlijke concurrentie voor de vele kleine ondernemingen die in deze sector werkzaam zijn.
Mijnheer de minister, vindt u het als minister van Economie geoorloofd en gepast om reclame te maken voor een specifieke commerciële activiteit van ondernemingen?
U bent ook minister voor eerlijke concurrentie, of niet soms? Vindt u uw initiatief op deze site nog eerlijke concurrentie? Graag uw antwoord, mijnheer de minister.
11.02 Peter Logghe (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw Vanheste, u hebt het kader al geschetst, hoewel ik een iets andere invalshoek heb.
Mijnheer de minister, onlangs is bekend geraakt dat amper 49 % van de Belgische kmo’s op internet vertegenwoordigd is. Dat bleek uit een studie van Google en Ipsos.
Ik ga onmiddellijk over tot de vragen, mijnheer de minister.
Bent u bekend met de cijfers van deze studie?
In het verleden werden al acties ondernomen. Welke acties waren dat? Wat zijn de resultaten van uw acties om meer kmo’s op internet te krijgen?
Ik wil u er toch aan herinneren dat een kwart van de kmo’s antwoordt dat internet hen eigenlijk niet interesseert. Een kwart van de kmo’s antwoordt dat zij daarvoor geen tijd hebben. Een kwart van de kmo’s antwoordt ook dat het allemaal veel te duur is en de financiële middelen hen ontbreken.
Mijnheer de minister, mijn derde vraag. U doet er als minister voor Vereenvoudigen alles aan om particulieren zoveel mogelijk op internet te krijgen. U wil alles van de overheid zoveel mogelijk vereenvoudigen. Loonfiches, fiscale fiches en communicaties wil u allemaal op internet zetten. U moet mij dan toch eens uitleggen welk actieplan u hebt om deze kmo’s op internet te krijgen. Op den duur zal dat immers het enige middel zijn om te communiceren. Ik ben benieuwd naar uw antwoord.
11.03 Peter Dedecker (N-VA): Mijnheer de minister, ik zal niet alles herhalen wat hier al gezegd is; ik meen dat u de zaak intussen wel kent. Vooreerst wil ik toch nog eens benadrukken dat het belang van een goede website voor onze kmo’s, de aanwezigheid van onze kmo’s in e-commerce, van ontzettend groot belang is. We hebben daar een serieuze achterstand goed te maken en ik twijfel dan ook niet aan uw goede intenties op dat vlak.
Ik heb echter een aantal andere vragen in dat verband. Ik kan er namelijk niet echt goed bij dat u, als liberaal minister nota bene, hier reclame maakt voor een commerciële actie van drie grote bedrijven waarvan twee toevallig overheidsbedrijven zijn, onze quasimonopolisten Belgacom en bpost. Naast die drie grote is ons land immers tal van bloeiende internetdienstenleveranciers rijk. We hebben tal van gepassioneerde ondernemers die zich dag in, dag uit gepassioneerd inzetten voor de hosting, creatie en promotie van websites van hun klanten, onze kmo’s. De actie die u promoot is geen liefdadigheidsactie, zelfs al zijn het overheidsbedrijven. Die gratis website is slechts gratis in socialistische termen. Na zes maanden wordt de prijs immers al een heel pak hoger, zelfs duurder dan de alternatieven.
Mijnheer de minister, waarom fungeert u hier
als uithangbord op die website zoals andere BV’s dat doen op pakweg potjes
yoghurt? Nog fundamenteler is de vraag wie hier reclame maakt voor wie. Maakt u
in een video reclame voor die actie of maken de bedrijven Google, Belgacom en
bpost reclame voor u, de heer Vincent Van Quickenborne, de minister die hun
beleid bepaalt? I’ll scratch
your back, you’ll scratch mine.
U hebt uiteraard al op deze commotie gereageerd in uw gekende snelle stijl via Twitter en via een open brief, waarvoor dank. U kondigt in die brief aan dat u dit ook zou doen voor anderen.
Joepie! Anderen mogen binnenkort ook reclame maken voor u, zij mogen u ook gebruiken als uithangbord op hun website. Hoe meer reclame, hoe beter. Zien wij binnenkort ook op billboards langs de weg bedrijven diensten aankondigen van hun “concullega’s”? Als Telenet, bijvoorbeeld, binnenkort een actie lanceert voor een gratis installatie en een aantal maanden gratis internet, iets wat Telenet wel meer doet, maar dan verpakt onder de strik “dicht de digitale kloof”, zult u daarvoor dan ook promotie voeren? Dat had ik toch wel graag even van u geweten.
Waar ligt de grens in die zaak? Waar zit voor u de deontologie daarin?
11.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, collega’s, de drie bedrijven waar mevrouw Vanheste naar verwijst, hebben mij op 9 februari gevraagd of ik op hun persconferentie van 30 maart aanwezig kon zijn. Omdat ik op die dag in het buitenland verbleef, hebben ze mij gevraagd om een videoboodschap op te nemen. Daarin leg ik uit waarom een bedrijf niet meer zonder een website kan.
Waarom ben ik op die vraag ingegaan? Welnu, er lopen gelijkaardige acties in dertien Europese landen, en met groot succes. In het Verenigd Koninkrijk werden er volgens de initiatiefnemers op die manier 185 000 nieuwe websites gecreëerd.
Het is niet de eerste keer dat ik initiatieven steun van bedrijven, met de bedoeling om meer mensen en meer bedrijven online te krijgen. Ik was erbij toen Mobile Vikings in januari 2009 haar eerste simkaart heeft gelanceerd. Ik heb een vzw gesteund, zoals u weet, mijnheer Dedecker. Dinsdag jongstleden werden er op mijn kabinet tien Belgische apps van zeven bedrijven voorgesteld.
Collega’s, als ik jullie redenering moet volgen, dan moet elke politicus of politica consequent zijn. Dus, geen ministers meer op een persconferentie met hun foto in een krant die de prestaties van een commercieel zonnepanelenbedrijf steunt en toejuicht. Geen ministers meer in autofabrieken, die voor een televisiecamera poseren langs een automodel.
Integendeel, ik ben van plan om consequent alle initiatieven van kleine of grote bedrijven verder te verwelkomen. In mei zullen zelfstandige webontwikkelaars de kans krijgen om hun projecten aan een breed publiek voor te stellen.
Waar ligt de grens? Welnu, geen subsidies en niet op advertenties of billboards, waar de heer Dedecker naar verwijst.
Collega Logghe, het dichten van de digitale kloof is van bij het begin een absolute noodzaak geweest voor mij. Daarom heb ik in 2009 een digitaal plan ontwikkeld en met resultaat, want het aantal gezinnen dat over een internetaansluiting beschikt, steeg van 64 % bij mijn aantreden in 2008 tot 73 % vandaag. Onze kloof met de buurlanden verkleint. Verdere actie is inderdaad nodig en dat is wat ik zal blijven doen.
11.05 Ann Vanheste (sp.a): Mijnheer de minister, ik blijf uw steun aan het project verbazingwekkend vinden en vooral het clipje. U beweert van niets te weten omdat u op verplaatsing was. U noemt echter de drie bedrijven, dus ik vermoed dat u wist dat dit op hun site zou verschijnen.
Mijnheer de minister, ik heb de indruk dat u niet echt voeling hebt met kleine bedrijven die vechten voor hun plaats op de markt. Als bevoegde minister moet u toch rekening houden met alle bedrijven, groot en klein. Mocht ik in uw plaats zijn, ik zou mij vlug distantiëren van dit verhaal.
11.06 Peter Logghe (VB): Mijnheer de minister, bedankt voor uw antwoord. Ik heb twee opmerkingen.
Ten eerste, ik meen dat u, liefst vandaag in plaats van morgen, actie zult moeten ondernemen om het ritme te verhogen waarmee kmo’s vertrouwd raken met websteks en internet.
Ten tweede, aansluitend bij de vraag van collega Vanheste, vraag ik mij af of er ook een studie gemaakt is van het aantal kmo’s die hetzij om technische, hetzij om financiële redenen, de stap naar het internet niet kunnen zetten. Er is ongetwijfeld een hele categorie kmo’s die deze stap niet kan zetten, al is het maar wegens de leeftijd van de uitbaters.
Vlaanderen telt vooral kmo’s en verdient meer aandacht voor die zaken.
11.07 Peter Dedecker (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik ondersteun de oproep en alle mogelijke voorstellen voluit om onze kmo’s meer online en actief te krijgen inzake e-commerce. Als u efficiënt en op deontologisch correcte wijze onze kmo’s online probeert te krijgen en die problematiek onder de aandacht wil brengen, dan moet u de problematiek zelf onder de aandacht brengen en niet uzelf. U moet dan geen reclame voor uzelf laten maken op websites van bedrijven waarvoor u het beleid bepaalt. Het zou mij verbazen, mochten in andere landen ook dergelijke acties plaatsvinden met de minister zelf als uithangbord. Zoiets noemt men immers belangenvermenging.
Zoals u zegt, moet men consistent zijn. Ik vermoed dat het ook voor andere webontwikkelaars zal gebeuren, met u als uithangbord. U moet echter ICT op zich promoten, en niet uzelf. Wat consistentie betreft, verwijs ik u dan ook graag naar de uitspraken van uw partijgenoot en toenmalig eerste minister, Guy Verhofstadt, ten tijde van het Audi-incident waarnaar u verwees. De heer Verhofstadt trof geen enkele schuld. De heer Verhofstadt legde er toen echter wel de nadruk op dat het absoluut niet gepast is dat een minister als uithangbord wordt gebruikt in campagnes van commerciële bedrijven. Hij toonde een gevoel voor deontologie waarvoor ik heel veel respect heb en dat hem siert, maar dat bij u blijkbaar ontbreekt.
Het incident is gesloten.
12 Question de M. Damien Thiéry au ministre de la Défense sur "le comité d'avancement des officiers supérieurs et les déséquilibres linguistiques à l'armée" (n°P0229)
12 Vraag van de heer Damien Thiéry aan de minister van Landsverdediging over "het bevorderingscomité van hoofdofficieren en het taalonevenwicht bij het leger" (nr. P0229)
12.01 Damien Thiéry (MR): Monsieur le ministre, un groupe de travail, mis en place par la commission de la Défense nationale procède actuellement à un certain nombre d'auditons. Elle a pour effet de confirmer le déséquilibre linguistique au niveau des hautes fonctions de l'armée.
Pour rappel et selon les dernières données, il y a actuellement 63 % de néerlandophones contre 37 % de francophones au niveau des officiers supérieurs et 71 % de néerlandophones contre 29 % de francophones parmi les généraux.
Dernièrement, j'ai appris qu'un comité d'avancement doit se réunir très prochainement. Il concerne essentiellement les officiers supérieurs. Je mets cela en parallèle avec le fait que notre groupe de travail n'a pas encore terminé son travail et que les recommandations n'ont pas encore été formulées.
N'aurait-il pas mieux valu attendre la fin des travaux et les recommandations du groupe de travail avant de permettre à ce comité d'avancement de prendre certaines décisions? Manifestement, cela ne semble pas être le cas. Avez-vous, en votre qualité de ministre de la Défense, pris des directives ou des mesures pour corriger ce déséquilibre et ainsi respecter la règle tacite, qui a toujours été d'actualité, à savoir la clef de répartition 60N/40F, voire même 50N/50F au niveau des généraux?
12.02 Pieter De Crem, ministre: Monsieur le président, cher collègue, je tiens d'abord à préciser qu'en ce qui concerne la répartition linguistique au sein de la catégorie de personnel des officiers, sur un total de 5 497, 3 320 sont néerlandophones et 2 177 sont francophones, soit un rapport de 60,4 % de néerlandophones et de 39,6 % de francophones.
Comme vous le savez, il n'existe pas de norme légale en la matière. L'objectif que le département s'est fixé est d'avoir 60 % de néerlandophones et 40 % de francophones, sauf pour la Marine où l'objectif est d'avoir 70 % de néerlandophones et 30 % de francophones.
Je crois pouvoir dire que les chiffres actuels prouvent qu'il n'y a pas de déséquilibre structurel à corriger.
Pour rappel, à la demande du MR, un groupe de travail chargé de l'examen de l'équilibre linguistique à l'armée a été créé au sein de la commission de la Défense en date du 17 novembre 2010, sous la présidence de notre collègue M. Maertens. De plus, les comités d'avancement sont chargés de désigner parmi les candidats examinés ceux qu'ils jugent les plus aptes à exercer des fonctions du grade supérieur. Il s'agit donc d'un examen des compétences ou, en d'autres mots, de la comparaison des titres et des mérites des candidats. Pour ce faire, ce sont les comités qui apprécient les aptitudes professionnelles, morales, caractérielles et physiques des candidats, conformément à l'arrêté ministériel du 31 mars 1971 relatif à la composition et au fonctionnement des comités d'avancement. Le régime linguistique des intéressés ne joue aucun rôle.
De plus, les listes qui me sont soumises par le chef d'état-major ne sont nullement influencées par moi-même ni par mon cabinet. J'ai suivi, je suis et je suivrai toutes les propositions qui me seront soumises.
En conclusion, je dirais qu'après plus de quatre mois, le groupe de travail n'a pas encore remis ses conclusions et je ne souhaite pas en préjuger actuellement.
12.03 Damien Thiéry (MR): Monsieur le ministre, je vous remercie. Je suis quelque peu surpris. En effet, les chiffres que vous avancez ne correspondent aux chiffres fournis par le chef d'état-major lors de son audition: j'ai retenu la proportion 63-37 pour le niveau des officiers supérieurs et 71-29 pour le niveau des généraux.
Selon moi, indépendamment de ce fait - à vérifier -, vous avez en votre pouvoir deux bras de levier pour limiter ce déséquilibre.
Le premier consiste à donner des recommandations, comme peut le faire tout chef de l'administration, afin d'éviter à terme d'accentuer le présent déséquilibre. Si vous ne l'avez pas encore fait, j'estime qu'il est toujours temps d'agir.
Le second bras de levier est votre pouvoir de limiter ou d'ouvrir des places. Cela relève bien de vos prérogatives. Pour atténuer ce déséquilibre, je vous proposerai donc d'utiliser cet outil à votre disposition et à veiller non seulement à la quantité de personnes nommées et au pourcentage du déséquilibre, mais aussi à la qualité de ces postes attribués.
Comme vous n'avez pas encore été auditionné, je pense que nous aurons l'occasion de vous entendre, ainsi que le président. Nous en tirerons alors les conclusions qui s'imposent.
L'incident est clos.
13 Vraag van de heer Willem-Frederik Schiltz aan de minister van Klimaat en Energie over "de verklaringen van de topman van de CREG inzake de berekening van de nucleaire winsten" (nr. P0230)
13 Question de M. Willem-Frederik Schiltz au ministre du Climat et de l'Énergie sur "les déclarations du patron de la CREG relatives au calcul des bénéfices du nucléaire" (n° P0230)
13.01 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de minister, samen met de andere collega's verneem ik dat de directeur van de CREG, de heer Guido Camps, een probleem heeft.
De aanleiding voor dat probleem is dat hij op een bepaald moment het afschrijvingsvoordeel van Electrabel heeft laten berekenen door zijn diensten en dat dat bedrag, dat ergens boven 1 miljard euro uitkomt, door Electrabel wordt gecontesteerd.
U was ook getuige van de minder aangename hoorzitting daarover in het Parlement, waaruit het moeilijk bleek de positie van Electrabel te verzoenen met die van de regulator.
Een tijdje later is in regeringskringen, bij CD&V en Open Vld, het idee gerijpt om dat debat even te laten rusten en ons meer te richten op een uraniumtaks. Vervolgens zou de Nationale Bank berekenen hoe dat allemaal zou moeten gebeuren.
De Nationale Bank is ook gevraagd om het verschil tussen de cijfers van de CREG en van Electrabel toe te lichten.
Ik kan begrijpen dat de heer Camps wat ongerust wordt. Het heeft er immers alle schijn van dat zijn positie ernstig wordt bedreigd.
Niet alleen is er dat imbroglio, maar vandaag is er een rechtstreekse aanval gelanceerd op de CREG, in die zin dat de doorrekening van de groenestroomcertificaten in de distributienettarieven door de CREG plots ook op de proef wordt gesteld. Ik meen gezien te hebben dat u daarover ook in de Senaat een vraag moet beantwoorden.
Ook bij de totstandkoming van diverse wetgeving heb ik gemerkt dat de regulator, die de scheidsrechter is in het energielandschap, niet altijd ernstig wordt genomen en dat aan de poten van zijn stoel wordt gezaagd. Mijnheer de minister, mijn concrete vraag is dan ook of u en de regering nog vertrouwen hebben in de regulator.
13.02 Minister Paul Magnette: Mijnheer Schiltz, het is geen nieuw debat, het is een oud debat; wij hebben hierover al veel gesproken. Wij mogen niet vergeten vanwaar wij komen. In 2007 sprak niemand van een rente. Er was een wetsvoorstel, ingediend door PS en sp.a, om de rente af te romen en om een taks van 23 % op die rente te heffen, maar niets anders. De liberalen waren toen tegen een taks voor Electrabel.
In 2008 heb ik, enerzijds, aan de CREG de macht gegeven om de productiekosten van de kernexploitanten te berekenen, zodat wij de hoogte van die rente kunnen evalueren. Anderzijds heb ik een taks van 250 miljoen, op basis van de voorlopige evaluatie van de rente, opgelegd. In 2009 heeft Electrabel die taks voor het Grondwettelijk Hof aangevochten. Het Hof heeft mij gelijk gegeven.
In 2010 is de CREG met een evaluatie gekomen op basis van de machten die ik aan de CREG gegeven heb, en is er een debat geweest over de hoogte van de rente. Wij hebben namelijk, enerzijds, de cijfers van de FOD Financiën – volgens die cijfers bedragen de totale winsten van de kernexploitanten min of meer een miljard per jaar – en, anderzijds, de berekening van de CREG. Volgens de evaluatie van de CREG is er een rente van grosso modo twee miljard.
Het is een probleem voor een regering als enerzijds de FOD Financiën zegt dat die bedrijven een totale winst van een miljard maken en, anderzijds, de regulator zegt dat de rente twee miljard bedraagt. De regering moet de omvang van de rente kennen. Wij hebben dus samen beslist om aan de Nationale Bank te vragen een onpartijdige, objectieve evaluatie te maken, zodat wij het debat kunnen sluiten. De rente kunnen wij jaarlijks evalueren. Het niveau van de rente zal jaar na jaar veranderen, op basis van de variatie van de marktprijzen. Op basis van die objectieve, jaarlijkse evaluatie kunnen wij een structurele taks op poten zetten. Dat is de beslissing van de regering. Wij wachten dus op de studie van de Nationale Bank. Op basis van die studie zullen wij zien of wij die taks, die nu al bestaat, moeten wijzigen.
13.03 Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de minister, ik heb u in het verleden al complexe en uitvoerige vragen gesteld, maar deze was toch zeer eenduidig, namelijk in welke mate heeft de regering vertrouwen in de regulator?
Het enige wat ik u nu hoor zeggen is dat u het eigenlijk niet zo goed weet, aangezien u nood hebt aan een arbiter van de arbiters, een controleur van de controleurs.
In de ons omringende landen is de regulator net diegene die aan de regering objectieve informatie moet geven en onpartijdig is. U zegt dat u bent geconfronteerd met cijfers van de FOD Financiën, met cijfers van de FOD Economie, met cijfers van links, rechts, boven en onder.
Misschien kan het Parlement de revisor betalen om de boekhouding van Electrabel te bekijken. Er heerst chaos in het energiebeleid. Het brokkelt af. Als we al beginnen met de regulator te contesteren, dan kan het Parlement niet anders dan zelf de touwtjes in handen te nemen.
L'incident est clos.
- de heer Bruno Tobback aan de minister van Binnenlandse Zaken over "Belgoprocess" (nr. P0233)
- mevrouw Leen Dierick aan de minister van Binnenlandse Zaken over "Belgoprocess" (nr. P0234)
- M. Bruno Tobback à la ministre de l'Intérieur sur "Belgoprocess" (n° P0233)
- Mme Leen Dierick à la ministre de l'Intérieur sur "Belgoprocess" (n° P0234)
14.01 Bruno Tobback (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik wil eerst even aan de heer Schiltz zeggen dat wij het eens zijn met zijn voorstel om een revisor aan te stellen om de boeken van Electrabel te controleren. Wij keuren het onmiddellijk mee goed.
Mevrouw de minister, sinds de ramp met de kerncentrale in Japan hebben wij in dit land ook een resem van lekken – verontschuldig mij voor de ironische opmerking – inzake nucleaire veiligheid.
Er is een rapport over Belgoprocess, inderdaad geen nieuw rapport, waaruit blijkt dat veiligheidsanalyses en risicoanalyses jaren achteroplopen en de brandveiligheid problematisch is. We krijgen nieuws over situaties in de nucleaire centrales, over de niet-gebunkerde stockage van nucleaire brandstof. We krijgen nu nieuws over de onduidelijkheid over de hoeveelheid afval dat op de verschillende sites aanwezig is. We krijgen nieuws over regelmatige kleine incidenten.
Een aantal zaken met betrekking tot de veiligheid van ons nucleair productiepark die ons de voorbije jaren in slaap hebben gesust, komen nu allemaal spontaan boven.
U hebt natuurlijk de stresstests aangekondigd, maar als ik dat allemaal zie, begin ik te geloven dat de stresstests alleen niet voldoende zullen zijn om ons een beeld te vormen van de situatie van de nucleaire veiligheid in dit land.
Ik heb een heel concrete vraag naar aanleiding van de recente persberichten, mevrouw de minister.
Lijkt het u niet veel logischer dat wij naast de stresstests die ons laten weten of wij tegen tsunami’s beveiligd zijn, ook een globale evaluatie, een globaal rapport, een globale studie in dit land maken over de volledige veiligheidssituatie van heel ons nucleair industrieel complex, dus niet alleen van de kerncentrales, de nieuwe en de oude, maar ook van Belgoprocess, IRE of de installaties in Mol?
Ook daar worden we immers in slaap gesust en komt er bij elk rapport nieuws boven dat het toch niet allemaal zo evident is. In het dichtst bevolkte land in Europa lijkt mij dat geen verantwoordelijke manier om met dergelijke risico’s om te gaan.
14.02 Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega’s, naar aanleiding van de nucleaire ramp in Japan is inderdaad ook de veiligheid in onze nucleaire instellingen een voorwerp van debat geworden op onze politieke agenda. Ik ben ervan overtuigd dat de veiligheid in de nucleaire instellingen ook daarvoor al een heel belangrijk item was, maar dat het nu misschien net iets meer onder de loep wordt genomen.
Onlangs was er een grote mediastorm naar aanleiding van de audit die in november van vorig jaar door het FANC was uitgevoerd bij Belgoprocess. Uit die audit bleken een aantal tekortkomingen in het proces van Belgoprocess. Aan Belgoprocess werd gevraagd om een actieplan op te stellen. Ik heb daarover een aantal concrete vragen.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het actieplan? In welke tijdslijn wordt voorzien om aan de tekortkomingen een oplossing te bieden? In de audit stonden ook een aantal aanbevelingen die moeten worden omgezet in koninklijke besluiten, vooral met betrekking tot een risicoanalyse. Graag kreeg ik daarvan een stand van zaken.
14.03 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, beste collega’s, inderdaad werd in oktober 2010 een veiligheidsaudit uitgevoerd door het FANC. Dat is in alle transparantie gecommuniceerd, vorig jaar in oktober al, op de website van het FANC. Op basis daarvan werd een actieplan opgesteld dat in het najaar van 2010 bij het FANC werd ingediend. Het FANC vond dit te vaag, op te lange termijn en met onvoldoende commitment. Belangrijk is wel dat het auditverslag elementen omvatte als het beheer van lozingen, een dynamisch risicoanalysebeheer, brandpreventie en brandbestrijding. Er werd gezegd dat men eigenlijk kan blijven werken, maar dat er zaken moeten verbeteren. Duidelijk is dat altijd werd gezegd dat men eigenlijk kan blijven werken.
Wat is de timing daarin? Het FANC heeft gevraagd om het actieplan dat onvoldoende en te vaag was, te herwerken. Dat moet vóór 15 mei 2011 opnieuw bij het FANC ingediend worden. Dan heeft men tijd tot 2015 voor de verbeterpunten. Het FANC heeft aangedrongen, zeker na de recente analyses, om een heel snelle uitvoering te krijgen. Bovendien zal 18 maanden na de uitvoering van het actieplan opnieuw een opvolgingsaudit gebeuren. Dat is dan ongeveer in november 2012.
De afkorting “KB” is eigenlijk een misverstand. Men gebruikt “KB” in het interne jargon van Belgoprocess voor “kwaliteitsbeheer”. Het gaat daar dus helemaal niet om koninklijke besluiten. Het is een afkorting die Belgoprocess intern gebruikt.
Wat de stresstests betreft, iedereen weet dat ik op de vergadering met de experts gepleit heb voor stresstests in de kerncentrales. Ik heb deze week ook al opdracht gegeven aan het FANC niet alleen om een stresstest uit te voeren voor de nucleaire centrales, maar dat ook te doen voor IRE, voor het SCK, voor Belgoprocess en voor alle andere nucleaire installaties. De stresstests zullen natuurlijk moeten worden aangepast, want het gaat niet om echte kerncentrales.
Waarop wachten wij? Wij wachten op een
voorstel vanwege Europa inzake stresstests voor onze kerncentrales. Op basis
van dat voorstel zal het FANC een aangepaste test aanbieden aan Belgoprocess,
aan SCK, aan IRE en aan alle andere installaties, zodat het volledige nucleaire
patrimonium getest wordt. Alles wat te maken heeft met nucleaire energie zullen
wij volledig screenen. (Applaus)
14.04 Bruno Tobback (sp.a): Mevrouw de minister, ik zal niet applaudisseren, maar ik bedank u, ten eerste voor uw antwoord en ten tweede, voor het feit dat niet alleen de nucleaire centrales aan een stresstest zullen worden onderworpen.
Ik blijf wel zitten met een aantal vragen over de concrete inhoud ervan. Nog eens, als die stresstests alleen gaan over de vraag of Doel en Tihange, het SCK en IRE veilig zijn voor aardbevingen en tsunami’s, meen ik dat ik het antwoord al ken. Wat ik wel wil weten, is wat er nog allemaal naar boven kan komen vanachter de façades van veiligheid die wij al jaren geruststellend opgetrokken zien worden.
Twee weken geleden hoorde ik u bijvoorbeeld zeggen dat onaangekondigde inspecties in nucleaire centrales niet mogelijk zijn. Dat is iets wat bij mij vragen oproept. Ondertussen heb ik gehoord dat er in Doel tussen de reactoren 1 en 2 niet-gebunkerde nucleaire brandstof ligt, bij wijze van spreken bijna in open lucht en dan heb ik daar toch vragen bij!
Ik hoor dat het niet duidelijk is hoeveel verbruikte brandstof, hoeveel nucleair afval er precies aanwezig is op al die sites. Dat is voor mij en voor vele mensen nieuws. Dan rijst de vraag naar de veiligheid van dit proces en naar de controle erop, een vraag die waarschijnlijk niet in de stresstest zit. Haal de façades van veiligheid neer in plaats van ze, zoals de afgelopen jaren, onaangetast te laten. Maak een publieke evaluatie van alle punten inzake veiligheid voor alle nucleaire installaties in dit land. Maak dat hele nucleaire industriële proces transparant.
Als het veilig is, is het veilig en zal ik
dat toegeven en anders moet het duidelijk zijn op alle punten.
14.05 Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik dank u voor uw uitgebreid en gedetailleerd antwoord.
Het is duidelijk dat in onze nucleaire inrichtingen veiligheid van primordiaal belang is. Het moet een bedrijfscultuur zijn die zowel door de mensen on the field als door de directie wordt nagestreefd.
Het feit dat de audit in kwestie is uitgevoerd, is eigenlijk een bewijs dat de instellingen, zoals het FANC, die eigenlijk de controle op onze nucleaire inrichtingen moeten doen, goed werk leveren.
Het verheugt mij dat u antwoordt dat een vernieuwd actieplan er op vrij korte termijn, namelijk tegen 15 mei 2011, moet zijn. Ook de actieplannen moeten er vrij snel zijn. Wij zullen in elk geval in de subcommissie voor de nucleaire veiligheid de verbeterpunten nauwgezet opvolgen.
Het incident is gesloten.
15 Question de Mme Catherine Fonck à la ministre de l'Intérieur sur "les problèmes de sécurité à Charleroi" (n° P0235)
15 Vraag van mevrouw Catherine Fonck aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de veiligheidsproblemen in Charleroi" (nr. P0235)
15.01 Catherine Fonck (cdH): Monsieur le président, madame la ministre, vous le savez, la situation est devenue préoccupante à Charleroi puisque, pas plus tard qu'il y a quelques jours, après la mort d'un jeune toxicomane, des groupes de personnes y ont semé beaucoup de troubles. Rien que durant la nuit de lundi à mardi, sept voitures et un bulldozer ont été incendiés par des cocktails Molotov. Les faits sont essentiellement concentrés sur Gilly et Montignies-sur-Sambre.
Face à cette situation, des mesures de sécurité ont été déployées par la police locale et la réserve fédérale. Le procureur du Roi de Charleroi, Christian De Valkeneer, a décrété la tolérance double zéro.
Madame la ministre, quelles mesures de sécurité ont-elles été déployées plus précisément par la réserve fédérale? Ces mesures sont-elles suffisantes aujourd'hui? Qu'en est-il de l'accord de coordination entre la Justice, la police locale et la police fédérale? La situation est-elle ou non sous contrôle? Pouvez-vous nous donner de plus amples informations quant aux fauteurs de troubles? S'agit-il de bandes de Charleroi ou de bandes urbaines qui viennent d'autres villes?
Enfin, il semble qu'une drogue de type cocaïne encore plus dangereuse que la cocaïne traditionnelle ait fait son apparition. Avez-vous pris des mesures particulières en la matière? Je songe ici à la lutte contre le trafic de cette nouvelle drogue.
15.02 Annemie Turtelboom, ministre: Monsieur le président, chère collègue, la police locale de Charleroi a pris, dès la nuit du 1er avril, les dispositions suivantes: plus de patrouilles dans les secteurs sensibles; engagement ponctuel d'unités d'intervention (1 commissaire de police, 3 inspecteurs principaux, 28 inspecteurs); engagement de la police judiciaire locale (1 inspecteur principal et 5 inspecteurs); engagement d'une équipe canine de 2 inspecteurs; engagement de la police locale de proximité pour l'occupation des postes de police ciblés par les émeutiers; engagement d'une équipe de service interne d'ordre public (1 inspecteur principal et 3 inspecteurs).
Le renfort fédéral suivant à été fourni: mise à disposition d'une section de la réserve générale en standby à Charleroi et d'une section en standby prête à intervenir; une arroseuse et un hélicoptère d'observation; appui d'un team preuves vidéo.
Ces mesures seront systématiquement reconduites le temps nécessaire.
En ce qui concerne la coordination, des réunions ont eu lieu à l'hôtel de police de Charleroi avec le procureur du Roi de Charleroi, les autorités communales, le bourgmestre et son chef de corps ainsi que le dirco de la police fédérale de Charleroi. Ces réunions ont également permis à la police de réagir rapidement et efficacement en prenant les décisions pertinentes en fonction de l'évolution de la situation.
À ce stade, la réponse apportée aux problématiques rencontrées sur le territoire de la ville de Charleroi se traduit essentiellement par une présence renforcée des services de police et une réponse rapide du parquet. Ces mesures ont permis de renforcer le contrôle et ont contribué à une nuit relativement calme. Jusqu'à présent, il a été procédé à 25 arrestations administratives et à 7 arrestations judiciaires parmi lesquelles 2 mineurs et 3 de la région bruxelloise. Il n'est aujourd'hui pas établi que les fauteurs de troubles proviennent essentiellement de la région bruxelloise.
Au stade actuel des investigations, il ne semble pas que l'on soit confronté à un phénomène de bandes urbaines mais plutôt à des réactions épidermiques de bandes de jeunes entretenant des contacts via les réseaux sociaux de type Facebook ou YouTube.
Dans le cas de l'identification d'auteurs potentiels, des enquêtes judiciaires seront menées en vue de déterminer leur degré d'implication et les procès-verbaux seront transmis au parquet du procureur du Roi qui décidera de l'orientation et de la finalité à apporter à ces devoirs.
En ce qui concerne la cocaïne toxique, pour étayer cette hypothèse, il faut attendre les résultats des examens. Si l'on constate qu'une forme toxique de cocaïne ou de n'importe quelle autre drogue est présente dans le sang des personnes décédées, l'Institut national de criminalistique et de criminologie et les services de la ministre de la Santé seront immédiatement informés et pourront, le cas échéant, adopter les mesures nécessaires.
Je souhaite également rappeler un aspect important de la politique de sécurité, à savoir la prévention. En effet, les dispositifs préventifs veillent, via une sollicitation de certains groupes cibles spécifiques, à ramener le calme.
15.03 Catherine Fonck (cdH): Madame la ministre, la situation est effectivement loin d'être banale ou simple. On peut souligner ici les mesures efficaces et surtout une bonne coordination aux niveaux local et fédéral, dès la manifestation des premiers signes.
Même si la nuit dernière fut plus calme, je pense que la vigilance reste singulièrement de mise, surtout en cas de phénomènes de recrutement via Facebook ou d'autres voies de socialisation, car les événements risquent, dans ce cas, de prendre de l'ampleur.
Cela nous montre qu'en matière de drogues, il faut encore et encore intensifier le travail, y compris celui relatif au volet de la lutte contre le trafic des drogues en général.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
16 Projet de loi modifiant la loi du 1er février 2011 portant la prolongation de mesures de crise et l'exécution de l'accord interprofessionnel, et exécutant le compromis du gouvernement relatif au projet d'accord interprofessionnel (1322/1-5)
16 Wetsontwerp houdende aanpassing van de wet van 1 februari 2011 houdende verlenging van de crisismaatregelen en uitvoering van het interprofessioneel akkoord, en tot uitvoering van het compromis van de regering met betrekking tot het ontwerp van interprofessioneel akkoord (1322/1-5)
Le président: Le rapporteur est Mme Kitir, qui fera en même temps son intervention à titre personnel. Onze intervenants se sont inscrits, ce qui devrait représenter environ trois heures de débats.
La discussion générale est ouverte.
De algemene bespreking is geopend.
16.01 Herman De Croo (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, wij hebben in de Conferentie van voorzitters voorgesteld de dagorde te wijzigen en de Kamer is daarin gevolgd. Het was een beleefdheidsverzoek van de Senaat, omdat over deze wetgeving moet worden gestemd en kan worden gestemd, zodat zij kan gepubliceerd worden, om effect te hebben voor 30 april.
Wij hebben een zware agenda, ik dring erop aan dat de sprekers, zonder op enigerlei wijze afbreuk te willen doen aan de interessante inhoud van hun mededeling, het zo gecondenseerd mogelijk houden. U hebt nog een Conferentie van voorzitters gepland na deze stemming.
Le président: Je ne peux que prendre acte des inscriptions et des temps de parole annoncés et je suppose qu'il s'agit de temps de parole minimums.
Pour l'instant, M. Van Quickenborne est présent; je lui demanderai de prendre place sur le banc du gouvernement. Mme Onkelinx et Mme Milquet vont nous rejoindre par la suite.
16.02 Meryame Kitir, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, ik zal eerst het verslag brengen van de commissievergadering.
De commissie heeft het wetsontwerp tijdens haar vergadering van 29 maart 2011 besproken. De minister van Werk heeft herhaald dat dit wetsontwerp grotendeels gebaseerd is op het ontwerp van interprofessioneel akkoord dat niet door alle sociale partners werd goedgekeurd. Het ontwerp is het resultaat van een compromis.
Het wetsontwerp bevat de verlenging van de anticrisismaatregelen, namelijk de verlengingen van de economische werkloosheid voor bedienden en van de crisispremie toegestaan aan de arbeiders.
Er is ook in een geleidelijke toenadering voorzien van de statuten van werklieden en bedienden. De minister heeft de historische achtergrond geschetst van dat probleem.
Er is een regeling uitgewerkt voor de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst omwille van tijdelijke werknemers, zowel voor de arbeiders als voor de bedienden.
Voor de arbeiders worden de regels niet fundamenteel gewijzigd. De enige door het ontwerp ingevoerde nieuwigheid bestaat erin dat de werkgever verplicht is om een supplement toe te kennen op de werkloosheidsuitkeringen, verschuldigd in geval van schorsing van de uitvoering van de overeenkomst. Het minimumbedrag is bepaald op 2 euro.
Voor de bedienden heeft de regeling voor de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst altijd een tijdelijk karakter gehad. Het voorliggend wetsontwerp heeft tot doel om die regeling duurzaam te maken.
Werkgevers kunnen gebruik maken van tijdelijke economische werkloosheid onder bepaalde voorwaarden, namelijk als er een cao overeengekomen is of als er een ondernemingsplan aanwezig is, en de onderneming moet beschouwd worden als zijnde in moeilijkheden ten opzichte van de criteria die het wetsontwerp heeft vooropgesteld. Indien de werkgever aan die criteria voldoet, zal hij daarvan kennis moeten geven aan het regionaal bureau van de RVA.
Er zijn twee vormen van schorsing. Er is de volledige schorsing van uitvoering van de arbeidsovereenkomst. Daarnaast is er een regeling van gedeeltelijke arbeid die minstens twee effectieve arbeidsdagen per week moet tellen.
Ook voor de bedienden is er in een supplement voorzien dat bij de werkloosheidsuitkeringen komt. Dat supplement moet vastgelegd worden in een cao of in een ondernemingsplan. Bij een werkgever die ook werklieden tewerkgesteld heeft, moet het supplement minstens gelijksoortig zijn aan dat van de werklieden.
Wij hebben het ook gehad over het Fonds Sluiting Ondernemingen. Het fonds voor de sluiting van ondernemingen zal voortaan het bedrag van de werkloosheidsuitkeringen, uitgekeerd aan de RVA, op zich nemen, wat nu ook het geval is voor de arbeiders.
Er is ook in enkele regelingen voorzien voor de opzegtermijnen in geval van ontslag. De nieuwe maatregelen voor werklieden en voor bepaalde categorieën van bedienden zullen van kracht zijn op 1 januari 2012 voor alle nieuwe contracten.
Voor de werknemers is er een overeenkomst afgesloten die bepaald is zoals in cao nr. 75. Deze wordt vermenigvuldigd met een coëfficiënt van 1,15. De nieuwe termijnen stijgen naargelang de anciënniteit van de werknemer. In geval dat er een afwijkende opzegtermijn of -vergoeding afgesproken is, geldt deze nieuwe regeling niet. De paritaire comités en subcomités is echter wel gevraagd om tegen 1 januari 2013 aan te geven of zij dit akkoord ook zullen verhogen of dat zij hun eigen afwijking van opzegtermijn zullen behouden.
Het wetsontwerp bepaalt ook dat voortaan de anciënniteit van de uitzendkracht mee zal tellen voor de periode van anciënniteit. Ook voor bedienden is er een nieuwe regeling. Deze nieuwe regeling zal gelden vanaf 1 januari 2012. Dan gelden de nieuwe opzegtermijnen. Deze hebben betrekking op de bedienden die een jaarlijks brutoloon van meer dan 30 535 euro genieten. Ook hier geldt de anciënniteit van de uitzendkracht. Voor de bedienden zal dat meetellen voor hun anciënniteit.
Wat de beroepsziekten betreft, is er vanaf 1 januari 2011 een verhoging met 0,7 % van het loonplafond dat in aanmerking kan worden genomen voor het berekenen van de vergoedingen voor beroepsziekten en specifieke wetsbepalingen.
De begeleidingspremie is eigenlijk vooral geïnspireerd op de crisispremie. Deze zal betaald worden aan de werkman die ontslagen wordt wanneer dat ontslag hem ter kennis wordt gebracht, vanaf 1 januari 2012. Zij zal integraal ten laste worden genomen door de RVA, wat een groot verschil is in vergelijking met de huidige regeling van de crisispremie. Het bedrag van de crisispremie kan ook verschillen naargelang de uitvoering van de arbeidsovereenkomst.
In het ontwerp zitten ook de verlengingen van het brugpensioen. Het brugpensioen op 56 jaar mits 40 jaar beroepsverleden en het brugpensioen op 56 jaar mits 33 jaar anciënniteit, een combinatie met 20 jaar ploegen- en nachtarbeid of een combinatie met een arbeidsongeschiktheid in de bouwsector.
De heer Gilkinet
betreurde dat de loonnorm van 0,3 % niet in het Parlement behandeld werd
waardoor de mogelijkheid om hierop amendementen in te dienen ontnomen werd. Hij
heeft samen met zijn collega verschillende amendementen ingediend. Mevrouw
Demir van de N-VA herinnerde eraan dat haar partij het door alle werkgevers- en
vakbondsinstanties geparafeerde ontwerp van centraal akkoord steunde. Ook zij
heeft met haar fractie verschillende amendementen ingediend. De heer Vercamer
wees erop dat dit wetsontwerp voortvloeit uit een compromis dat werd bereikt na
overleg met de sociale partners en dat de in de tekst gevonden balans niet mag
verstoord worden door er bij de parlementaire bespreking nieuwe voorstellen aan
toe te voegen. Daar staat tegenover dat beslissingen zullen moeten worden
genomen zodra er een regering met volheid van bevoegdheid aantreedt. Zelf heb
ik samen met de heer Bonte ook verschillende amendementen ingediend, onder
andere over de carenzdag en de bonussen.
Mevrouw Gwendolyn Rutten en mevrouw Maggie De Block van Open Vld stellen vast dat de sociale gesprekspartners niet tot een akkoord zijn gekomen, maar dat het akkoord van de regering een goed akkoord is, een goede oplossing. Zij hebben verschillende redenen hiervoor opgesomd.
De heer Guy D’haeseleer van het Vlaams Belang vindt het wetsontwerp een gemiste kans om eindelijk het vraagstuk van de harmonisatie van de statuten van arbeiders en bedienden te regelen.
Mevrouw Fonck verdedigt het wetsvoorstel, het vormt voor haar een evenwichtige oplossing.
Ten slotte, de heer Mayeur was opgetogen dat er bepaalde dingen gehandhaafd blijven, namelijk de automatische loonindexering en de koopkrachtgarantie dankzij de welvaartvastheid van de uitkeringen en de laagste lonen.
Ook de heer Kristof Calvo van Ecolo-Groen! heeft verschillende amendementen ingediend.
Mevrouw de minister heeft op de verschillende vragen geantwoord.
Het geheel werd goedgekeurd met
11 stemmen voor en 6 onthoudingen. Tot zover het verslag. (Applaus)
Geachte voorzitter, beste leden van de regering, beste collega’s, ik ben in dit Parlement verkozen door de stemmen van duizenden die met werken hun brood verdienen. Die werkmensen hebben mij hun vertrouwen geschonken omdat zij het belangrijk vinden dat de stem van het werkvolk tot op het hoogste politieke niveau gehoord wordt. Meer dan wie ook dragen zij bij aan de economie en de welvaart van het land. Lang niet iedereen is hiervan echter overtuigd. Lang niet iedereen ligt wakker van de belangen en de verwachtingen van de gewone werkmensen.
Ik durf dit hier zo te stellen omdat ik tot voor enkele jaren geleden bandarbeider was bij Ford Genk en nog steeds de beste contacten heb met mijn collega’s op de werkvloer. Dat ik vandaag hier in het Parlement mag spreken, is mede dankzij hen. Zij volgen deze discussie over het interprofessioneel akkoord met meer dan gewone belangstelling. Het gaat tenslotte om hun boterham, om de toekomst van hun gezin.
Ik gebruik met opzet het woord boterham, omdat ik ervan overtuigd ben dat velen blijkbaar niet meer weten wat een brood kost. Laat staan dat zij zich zorgen moeten maken over 0,3 % meer of minder loon. Voor de man in de straat telt wel elke eurocent, zeker in tijden van economische en financiële onzekerheden. Daarom zijn de afspraken binnen het IPA dan ook zo belangrijk.
Ik heb van zeer nabij de onderhandelingen gevolgd tussen de werkgevers en de vakbonden. Ik betreur dat het niet tot een akkoord is gekomen dat voor alle partijen aanvaardbaar was. Ik betreur ook dat de vakbonden op sommige momenten in verspreide slagorde ten strijde zijn getrokken. Het geeft aan dat de respectieve standpunten ver uit elkaar liggen en hoe breed de kloof tussen de voor- en de tegenstanders van de voorstellen was en is.
Het IPA ligt nu op ons bord. Zoals het in een democratie hoort, beslist het Parlement. Wat interprofessionele onderhandelingen tussen werkgevers en werknemers niet konden oplossen, moet hier worden opgelost met onderhandelingen tussen politieke partijen.
Het voorstel dat ter stemming ligt, bevat positieve elementen: de opzegtermijnen voor arbeiders worden licht aangepast; de mogelijkheid om op brugpensioen te gaan, wordt verlengd, maar dan enkel voor werknemers met een lange loopbaan, voor zij die gewerkt hebben in het regime van nacht- en ploegenarbeid en voor bouwvakkers na een periode van arbeidsongeschiktheid. Het voorstel voorziet ook in een begeleidingspremie voor ontslagen werknemers, in een betere vergoeding voor beroepsziekten, in een verhoging van de minimumlonen en in een fiscale vrijstelling van een gedeelte van de opzegtermijnen.
Wij blijven met een aantal vragen en opmerkingen zitten. Ten eerste, wat is het nut van de carenzdag en waarom schaffen wij die niet af? Dienaangaande dienen wij ons amendement opnieuw in.
Ten tweede, waarom hebben wij de opzegtermijnen van arbeiders niet meer verhoogd? Daarover dienen wij twee amendementen in.
Ten derde, hoe kunnen wij aan de arbeiders en bedienden uitleggen dat er moet worden gematigd, terwijl de bonussen de pan uitswingen? Alle werknemers lazen vandaag in de krant dat de CEO van Dexia een bonus krijgt van 800 000 euro. Hoe kunnen wij de mensen ervan overtuigen dat we moeten matigen?
De reactie van de regering de afgelopen dagen in de media is voor onze fractie onvoldoende. Wij kunnen niet anders dan ons te onthouden bij de stemming. Dat lijkt ons in de gegeven omstandigheden de enige zinvolle houding. Zij verwoordt onze bekommernis ten aanzien van de personen die met werken hun brood verdienen en de verantwoordelijkheid dragen ten aanzien van hun gezin.
Willen wij dat alle Belgen op een harmonische manier kunnen blijven samenleven, dan mag de kloof tussen arm en rijk niet groter worden. Laten we de waanzin van de bonussen een halt toeroepen.
16.03 Zuhal Demir (N-VA): Mijnheer de voorzitter, collega’s, mijnheer de eerste minister, tien jaar geleden, toen ik mijn rechtenopleiding aan de KU Leuven had beëindigd, wou ik een bijzondere licentie arbeidsrecht volgen. Mijn professor Arbeidsrecht toen zei mij echter dat ik op dat moment geen bijzondere licentie in het arbeidsrecht hoefde te volgen; het hele arbeidsrecht zou immers worden gewijzigd. Welnu, collega’s, vandaag is het moment gekomen. De regering in lopende zaken zal vandaag met voorliggend wetsontwerp het cement voor het eenheidsstatuut leggen.
Een integrale uitvoering van het interprofessioneel akkoord, daar heb ik hier twee maanden geleden voor gepleit. Ik deed zulks niet, omdat het oorspronkelijke interprofessioneel akkoord mijn cup of tea was. Ik deed het, omdat de tekst broze evenwichten bevatte en ook omdat werd gesteld dat het IPA de meest haalbare oplossing was.
Ondanks de lovende woorden en felicitaties voor de sociale partners om het bereikte voorstel van interprofessioneel akkoord – de felicitaties waren afkomstig van de eerste minister en minister Milquet –, stel ik vandaag vast dat van het door de sociale partners gesloten akkoord niets meer is overgebleven. Integendeel zelfs, het wetsontwerp dat vandaag ter bespreking voorligt, haalt de evenwichten uit het akkoord helemaal onderuit.
Onze fractie heeft in de commissie dan ook acht amendementen ingediend, teneinde het eerste IPA te herstellen.
Het is jammer dat de bevoegde minister hier niet aanwezig is. Ik wou haar immers feliciteren. Mevrouw Fonck, ik stel voor dat u mijn felicitaties aan mevrouw Milquet overbrengt. Ik wou haar feliciteren, omdat mevrouw Milquet erin is geslaagd op één dag tijd, in één commissievergadering, het wetsontwerp dat het eenheidsstatuut, een heel complex dossier, invoert, door het Parlement te jagen.
Collega’s, zij deed zulks op één dag tijd. Terwijl de Groep van Tien en andere professoren en experts al tientallen jaren bezig zijn met het forceren van een doorbraak in het dossier van het eenheidsstatuut, is de minister erin geslaagd de kwestie op één dag tijd door het Parlement te jagen.
Collega’s, een dergelijke manier van werken zegt ofwel iets over het Parlement, ofwel over de regering, ofwel over de sociale partners. Ik weet het niet. U kiest maar.
Ik wil even dieper ingaan op een paar elementen, die ook vorige week grondig werden besproken in de commissie.
Zo worden de tijdelijke anticrisismaatregelen nog maar eens verlengd, tot 2011. Tegelijkertijd wordt al voorgesteld om die tijdelijke anticrisismaatregelen ook na 2011 in aangepaste vorm te behouden en ze structureel te maken.
Ik ben de eerste die zal toegeven dat de maatregelen hun nut hebben bewezen in tijden van crisis. Dankzij die maatregelen konden veel jobs worden gered ten tijde van de economische en financiële crisis, maar die crisismaatregelen structureel maken zonder dat men in de tekst zelf in de nodige responsabilisering voor de werkgevers voorziet en in de nodige activering voor de werknemers die tijdelijk in de werkloosheid worden gezet, zal perverse gevolgen hebben.
Met onderhavig wetsontwerp zal immers het niet-werken worden beloond in dit land, door allerlei fiscale opsmuk zoals daguitkeringen die men zal verhogen.
Mijn bezorgdheid – en ik heb dit al verschillende keren gezegd in de commissie –, gaat uit naar de impact van de maatregel op de financiële draagkracht van de sociale zekerheid en de noodzakelijke responsabilisering voor de werkgevers en de activering van de werknemers. Ik lees dat niet in de tekst.
De minister verwijst graag naar het OESO-rapport. De OESO heeft destijds inderdaad gezegd dat er dankzij die anticrisismaatregelen veel jobs bewaard zijn gebleven. Ik moet u er echter op wijzen dat men het OESO-rapport verder moet lezen. Het OESO-rapport waarschuwt ons ook voor de perverse gevolgen van het structureel maken van de maatregelen.
Voorts stel ik vast dat in het wetsontwerp een eerste stap, aldus de memorie van toelichting, wordt gezet in de harmonisering van het ontslagrecht, in het kader van het eenheidsstatuut.
Collega's, volgens mij wordt hier niet de eerste stap gezet, maar wordt wel het cement gegoten voor een eenheidsstatuut en meer bepaald met betrekking tot het ontslagrecht.
16.04 Hans Bonte (sp.a): Mijnheer de voorzitter, sta me toe de spreker even te onderbreken.
Mevrouw Demir, u doet nu al voor de tweede of derde keer euforisch over de grote stap voorwaarts in het kader van het eenheidsstatuut, of het cement dat nu zou worden gegoten. Ik zie dat niet, maar wij kunnen daarover van mening verschillen.
Het is een beetje vervelend dat de bevoegde minister er niet is.
Kunt u mij uitleggen waarom u op dit moment nog wilt vasthouden aan een discriminatie, die ook door het Grondwettelijk Hof bij herhaling is uitgesproken? Iemand die werkt met zijn handen, wordt zijn eerste dag loon afgepakt op het moment dat hij ziek wordt, terwijl dat niet zo is voor een bediende. Waarom verzet u zich tegen de afschaffing van een carenzdag? Ik kan die vraag ook aan de vertegenwoordigers van het ACV stellen. Kunt u nog een argument aanhalen om bijvoorbeeld de carenzdag niet af te schaffen?
16.05 Zuhal Demir (N-VA): Mijnheer Bonte, ik ben daar niet tegen.
16.06 Hans Bonte (sp.a): Dan moet u voor stemmen.
16.07 Zuhal Demir (N-VA): Wij hebben dat gezegd aan minister Milquet tijdens de commissievergadering. Minister Milquet zei zelf dat de sociale partners geen compromis hebben bereikt over die carenzdag. Blijkbaar moet dat worden besproken op de Nationale Arbeidsraad. U was niet aanwezig op die commissievergadering. U kunt dat dan ook niet weten.
Wat betreft de harmonisering, wij zijn altijd voor de harmonisering geweest. Wat voorligt, is nu een eerste stap inzake het ontslagrecht. Uw vraag over de carenzdag moet u stellen aan minister Milquet. U had aanwezig moeten zijn op de commissievergadering, dan had u die vraag kunnen stellen. U mag die vraag niet aan mij stellen.
16.08 Hans Bonte (sp.a): Mevrouw Demir, ik heb daarstraks gezegd dat het een beetje vervelend is dat de minister hier niet is. Als u wilt, vraag ik de schorsing tot de minister hier is.
Los daarvan, richt ik mij tot u als vertegenwoordiger van een belangrijke fractie in de wetgevende Kamer en doe ik u opmerken dat in het sociaal overleg over niets een akkoord is. Er is geen interprofessioneel akkoord. Mocht u dat niet weten, dan zeg ik u dat nu. Er was geen interprofessioneel akkoord.
16.09 Zuhal Demir (N-VA): (…) samen met Ecolo en Groen!. Ik vind dat echt een circus, mijnheer Bonte!
16.10 Hans Bonte (sp.a): Mevrouw Demir, sta me toe om op een hoffelijke manier een vraag te stellen aan een vertegenwoordiger van een belangrijke fractie. Wat is het argument van de N-VA om vast te houden aan de discriminatie tussen arbeiders en bedienden door op de eerste dag dat een arbeider ziek is, zijn loon in te houden en niet dat van een bediende?
Waarom stemt u tegen een voorstel dat die discriminatie opheft? U, als lid van de Kamer, dient daaromtrent een keuze te maken. Ik vraag u gewoon welke keuze u maakt en waarom.
16.11 Zuhal Demir (N-VA): Mijnheer Bonte, wij hebben van bij het begin van dit debat gezegd dat wij het IPA, dat onderhandeld werd door de sociale partners, en waarin ook – dat weet u maar al te goed – de carenzdag zat, zouden steunen. Mevrouw de minister heeft echter in de commissie gezegd dat er over de carenzdag geen compromis is en dat men daarover nog binnen de Nationale Arbeidsraad moet onderhandelen. Wij hebben ons onthouden. U hebt dit goedgekeurd.
16.12
Hans Bonte (sp.a): (…)
16.13 Zuhal Demir (N-VA): Jawel, mevrouw Kitir heeft in de commissie dit wetsontwerp goedgekeurd, mijnheer Bonte.
16.14 Hans Bonte (sp.a): Ik doe een laatste poging. Ik denk dat het in een debat de bedoeling is om elkaars standpunten en argumenten te kennen. Wij hebben inderdaad in de commissie op een bepaald moment het ontwerp goedgekeurd, maar wij hebben vier amendementen verdedigd, waaronder de wegwerking van de discriminatie betreffende de carenzdag.
Wij hebben moeten vaststellen, niettegenstaande er geen akkoord is tussen de interprofessionele onderhandelaars, dat men namens uw fractie, maar ook namens andere fracties, het ontwerp van interprofessioneel akkoord gebruikt om te oordelen dat men die discriminatie niet moet wegwerken. Ik betreur dat u, samen met andere fracties – het is ook een van de redenen waarom wij ons nu zullen onthouden – uw verantwoordelijkheid als wetgever niet wenst op te nemen om die discriminatie, aangeduid door het Grondwettelijk Hof, weg te werken, nadat wij met ons allen met pijn in het hart hebben vastgesteld dat de sociale partners daaromtrent geen akkoord bereiken.
16.15 Zuhal Demir (N-VA): Mijnheer Bonte, ik heb respect voor het sociaal overleg. U was niet aanwezig in de commissie, maar mevrouw de minister en ook de sociale partners hebben gezegd dat de carenzdag wordt besproken binnen de Nationale Arbeidsraad. Uit respect voor het sociaal overleg hebben wij tegen uw amendement gestemd, net zoals u met mijn amendement hebt gedaan.
Le président: Poursuivez, madame Demir. Monsieur Bonte n’est pas tout seul dans cette salle.
16.16 Zuhal Demir (N-VA): In tegenstelling tot wat de heer Bonte beweert, ben ik voor de harmonisering van het statuut.
16.18 Zuhal Demir (N-VA): Nee, wij zullen ons onthouden, mijnheer Bonte. U hebt het goedgekeurd. Ik heb echter wel kritieken en daarom zullen wij ons onthouden. Mijn eerste kritiek begint al bij de begeleidingspremie.
Wat is de bedoeling van de begeleidingspremie? Vanaf 2012 zal de overheid, meer bepaald de RVA, een begeleidingspremie toekennen bij een ontslag. Eigenlijk is dit een verdoken vorm van een ontslagpremie.
Wij hebben ook een amendement ingediend. De naam begeleidingspremie is immers niet correct, ook niet inhoudelijk. In het wetsontwerp staat immers niets over activering.
Ik heb aan de minister ook gezegd dat wij volop op de activering moeten inzetten. Jammer genoeg stel ik vast dat de RVA bij een ontslag een ontslagpremie aan een werknemer zal toekennen zonder dat daaraan een bepaalde vorm van begeleiding wordt gekoppeld.
Een tweede opmerking over de terminologie is dat begeleiding een materie van de Gewesten is. De VDAB in Vlaanderen is bevoegd voor begeleiding. Daarom vind ik de benaming niet gepast.
Ons voorstel was om dit een ontslagpremie te noemen, maar ik stel vast dat in de tekst ontslaguitkering staat.
Ik vind het vergezocht en niet kunnen dat de werkende burgers in dit land een deel van de ontslagkosten zullen meebetalen. De factuur in deze operatie wordt dus naar de werkende mensen doorgeschoven. Ik vind het jammer dat deze regering, waarin ook de liberalen zitten, dit mee goedkeuren.
16.19 Gwendolyn Rutten (Open Vld): (…)
16.20 Zuhal Demir (N-VA): U bent liberaal, mevrouw Rutten.
Zoals ik al gezegd heb, is dit de eerste stap om het verschil tussen arbeiders en bedienden weg te werken. Helaas stel ik vast dat de ontslagtermijnen in de toekomst zullen variëren, afhankelijk van het tijdstip waarop een arbeidscontract wordt verbroken.
Mevrouw de minister, ik vrees dat we vanaf 2012-2014 met verschillende soorten opzeggingstermijnen zullen zitten. U hebt in de commissie ook toegegeven dat het allemaal complex zal worden. Voor de bedrijven zal het ingewikkeld worden, voor de kmo’s ook, maar ook voor de werknemers zelf. Men zal goed moeten nadenken onder welke ontslagregeling men valt. Ik vind dat bijzonder jammer: de wetgever zou rechtszekerheid moeten geven aan de werknemers. U hebt in de commissie ook gezegd dat het ontslagrecht een heel complex gegeven zal worden. Ik denk en heb ook gezegd dat de arbeidsrechtbanken en de advocaten die zich tot nu toe bezighouden met het berekenen van de formule Claeys, zich vanaf 2012-2014 zullen moeten bezighouden met de vraag onder welke ontslagregeling men eigenlijk valt.
Het wetsontwerp tot invoering van het IPA bevat nog een ander hiaat. De bedoeling van dit wetsontwerp is eigenlijk om de opzeggingstermijnen van bedienden en arbeiders een stukje bij elkaar te brengen. Ik denk dat hierbij een probleem rijst voor de petroleumsector. Misschien is dat ook voor andere sectoren het geval, maar bij mijn weten is dit een probleem voor de petroleumsector, waar de opzegtermijnen voor bedienden en arbeiders al zijn gelijkgesteld. Als men dan de regels toepast die in dit wetsontwerp zijn bepaald, zullen arbeiders in de praktijk een veel hogere opzegtermijn hebben dan de bedienden. Uw kabinetschef heeft in de commissie gezegd dat men dit op ondernemingsniveau zal moeten regelen. Alweer vind ik het de taak van de wetgever om rechtszekerheid te scheppen ten aanzien van alle sectoren en dit niet over te laten aan, in dit geval, de bedrijven. Onduidelijkheid heerst er ook over de vraag naar de definitieve regeling. Een ding is wel zeker. Met het eenheidsstatuut wordt de rekening doorgeschoven naar de werkende mensen.
Ten slotte vind ik het heel jammer dat de regering verschillende vormen van brugpensioen verlengt met 2 jaar. Het oorspronkelijke interprofessioneel akkoord stelde dat men dit wel verlengt, maar dat men anderzijds het Generatiepact zou evalueren. Ik heb hier een amendement voor ingediend en vraag het nog eens. Het kost geen geld om dit signaal nog eens in uw wetsontwerp te zetten en dit nog eens te melden. Nog eens de vraag: hoever staat men met de evaluatie van het Generatiepact zoals voorzien in het KB van 2007 en waarover de sociale partners in het interprofessioneel akkoord een overeenkomst hadden gesloten? Op deze vraag heb ik vorige keer geen antwoord gekregen.
Beste collega’s, naast dit alles zouden ook enkele fundamentele zaken uit het bemiddelingsvoorstel van de regering geregeld worden, maar bij koninklijk besluit. Ik heb de tekst van het koninklijk besluit niet gezien. Ik heb het vooral over het vastleggen van de loonnorm en het invullen van een welvaartsenveloppe. Boven op deze twee cadeaus geeft de regering nog een extra cadeau: de fiscale vrijstelling voor de eerste twee weken van de opzeggingstermijnen. Ook hier vraag ik mij af, mevrouw de minister, wat het kostenplaatje van deze maatregel zal zijn.
Dit wetsontwerp is in ieder geval een gemiste kans voor uw ploeg in het licht van wat Europa vraagt. Europa vraagt ons in te zetten op loonmatiging, indexeringsclausules, een vermindering van vroeg uittreden en meer flexicurity. Uw tekst stelt geheel iets anders voor. Daarom zal onze fractie zich onthouden: omdat u het tegenovergestelde doet.
De sociale partners hadden bij hun eerste akkoord gezegd dat zij een studie gingen bestellen over de indexering. Jammer genoeg stel ik vast dat er niets van die studie terug te vinden is in de teksten. Bovendien verlengt u het brugpensioen met 2 jaar, zonder het signaal te willen geven dat wij naar een evaluatie van het Generatiepact moeten gaan. Kortom, mevrouw de minister, dit is volgens mij een gemiste kans.
Collega’s, de broze evenwichten die er waren, zijn uit dit wetsontwerp inzake het IPA gehaald. Daarom, mijnheer Bonte, mevrouw de minister, zal mijn fractie zich onthouden bij de stemming over dit wetsontwerp.
16.21 Yvan Mayeur (PS): Madame la ministre, le projet de loi que le gouvernement nous demande d'approuver est le résultat de la médiation qui a été rendue nécessaire à la suite du fait que tous les partenaires sociaux, en l'occurrence les organisations syndicales, n'ont pu approuver le texte du projet d'accord interprofessionnel.
Personne ne contestera, je l'imagine, qu'un accord interprofessionnel est le meilleur garant de la cohésion socioéconomique de notre pays, car il repose sur la légitimité de ceux qui l'ont négocié, ce qui favorise évidemment les investissements, permet l'encadrement des négociations sectorielles, mais surtout, garantit le bien-être et la paix sociale pour les travailleurs.
L'échec d'un accord interprofessionnel est donc toujours dommageable, mais dans le contexte politique actuel, il prenait une dimension supplémentaire. C'est la raison pour laquelle le groupe PS se félicite que le gouvernement se soit saisi du dossier et ait pris ses responsabilités, en particulier qu'il se soit prononcé sans ambiguïté en faveur de la préservation du pouvoir d'achat de la population.
L'indexation automatique des salaires et des allocations sociales est la pierre angulaire de notre modèle social. Sachant que cet alignement sur l'augmentation du coût de la vie est différé, indice lissé, et qu'il ne prend pas en compte une série de produits, l'indexation n'est certainement pas un luxe. Pourtant, elle garde une importance cruciale pour les bas revenus. Pour le PS, le fait qu'il n'y ait pas de remise en cause de l'index est essentiel tant au plan belge qu'européen.
Cependant, la compétitivité des entreprises ne peut pas être réduite aux seuls coûts salariaux, alors que notamment, les coûts énergétiques deviennent un déterminant de plus en plus important de la compétitivité et qu'ils ne sont nullement sous contrôle dans notre pays. Il faut donc s'attaquer aux causes de l'inflation en contrôlant, entre autres, les prix de l'énergie afin de combattre les dérives du marché.
Cela dit, une marge d'augmentation salariale aussi faible que celle reprise par le gouvernement (0,3 %) présente le risque de casser la solidarité. Les secteurs forts et les entreprises florissantes seront tentés de contourner la norme en s'orientant davantage vers les formes les moins solidaires d'augmentation de revenus pour les travailleurs, quitte à ce que ces augmentations contournent la sécurité sociale.
Par conséquent, si nous acceptons ce qui figure dans l'accord du gouvernement, nous voulons malgré tout nous interroger sur le principe d'une norme impérative.
Nous demanderons à nos ministres et au PS de revoir, le cas échéant, la possibilité de revenir à une norme indicative.
Pourquoi est-ce que je soulève cette question? Parce que, d'une certaine façon, l'actualité rend la chose difficilement acceptable. J'ai demandé qu'on m'amène le quotidien Vespéral du jour, mais on ne le trouve pas. Une des premières pages d'un de ses cahiers présente une référence à la proposition de loi que le PS vient de déposer pour limiter les bonus et les sursalaires des patrons d'entreprise. En effet, on observe que certains gains de croissance dégagés aujourd'hui dans notre économie profitent en priorité à des bonus et des sursalaires totalement indécents au regard de ce que gagne la population.
Dire que la norme de 0,3 % est impérative est compréhensible dans un certain contexte, mais l'actualité nous permet, au minimum, de nous interroger sur ce caractère impératif.
Comme c'est dans le texte, selon la tradition au PS de respecter l'accord conclu, nous voterons le texte. Néanmoins, nous réexaminerons cet aspect de la question et reviendrons avec des suggestions, le cas échéant, liées aux propositions que nous venons de déposer sur les bonus.
Nous avons aussi, malgré tout, un motif de satisfaction du fait que le gouvernement a pris la décision de renforcer les salaires les plus faibles et de répartir l'intégralité de l'enveloppe destinée à l'adaptation au bien-être des allocations sociales et des plafonds salariaux.
Mais notre groupe rappellera deux choses.
Primo, le projet d'accord interprofessionnel ne présentait aucune trace d'une augmentation du salaire minimum qui pourtant doit constituer avant tout un accord de solidarité permettant d'améliorer les conditions de travail et de rémunération des moins bien protégés. C'est donc, une fois de plus, les deniers publics qui devront suppléer cette carence, via la technique du bonus à l'emploi ou via la fiscalité. Ce n'est pas normal. Il faut le faire parce que nous souhaitons que le pouvoir d'achat de la population soit maintenu, sauvegardé, voire augmenté.
Secundo, le dégagement et la répartition d'une enveloppe bisannuelle "bien-être" sont aujourd'hui des mécanismes structurels, inscrits dans la loi relative au pacte des générations, qui dès lors n'ont strictement rien à voir, en principe, avec la conclusion d'un accord interprofessionnel. L'enveloppe doit être définie pour le 15 septembre et il n'est pas normal qu'elle devienne une monnaie d'échange dans des négociations pour un accord interprofessionnel.
On le sait, la politique de la chaise vide avait déjà été pratiquée par le patronat pendant la période 2009-2010 dans le but de monnayer le bien-être contre des réductions de charges. Pour nous, ce n'est pas acceptable. Ces deux éléments sont essentiels et les critiques du PS à cet égard sont importantes.
L'harmonisation des statuts ouvrier et employé est une partie importante de l'exécution de ce projet d'accord interprofessionnel. Certains affirment qu'il ne s'agit là que d'avancées symboliques, d'autres disent que dans l'ensemble, c'est une régression pour le monde du travail. La position du PS est qu'il faut tirer les statuts vers le haut. Nous avions une proposition de loi, avec le sp.a, qui tentait d'harmoniser les statuts sur celui des employés. C'est la position que nous défendons. À l'avenir, nous voulons notamment une réduction de fait de ce qu'on appelle dans le projet les hauts salaires des employés (30 000 euros bruts par an)… Cela me fait penser aux bonus chez Dexia.
Cet engrenage ne doit pas être poursuivi. Il faut que l'on en revienne à l'ambition initiale qui est de tirer les statuts vers le haut. Nous reviendrons donc avec une proposition de loi sur la question, même si nous pensons fondamentalement qu'il s'agit d'une matière qui doit relever de l'accord interprofessionnel. C'est la raison pour laquelle nous avions déposé une proposition de loi qui devait être utilisée en cas de refus de discussion sur cette matière, car cela fait des années que l'on ne discute même pas de cette matière. Il faut l'utiliser comme une arme de recours mais je répète que nous voulons voir les statuts tirés vers le haut. C'est pourquoi nous redéposerons une proposition de loi à ce sujet.
16.22 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, j'entends M. Mayeur avec beaucoup d'intérêt. J'espère qu'il écoutera mon intervention avec autant d'attention. Je voudrais l'encourager à ne pas reporter à demain ce qu'il peut faire aujourd'hui ou ce qu'il aurait pu faire en commission des Affaires sociales. Il est un peu facile de créer un écran de fumée en parlant de choses qui nous choquent aussi, les salaires des grands patrons, et en même temps de voter sans état d'âme un texte aussi mauvais, tel que vous le décrivez, même s'il a des qualités.
Nous avons décidé de redéposer l'ensemble des amendements que j'ai défendus avec mes collègues en commission des Affaires sociales. Il est encore temps de changer d'avis!
16.23 Yvan Mayeur (PS): Monsieur Gilkinet, quand nous déposons une proposition de loi ici, nous faisons notre métier. Vous pouvez appeler cela un écran de fumée, moi je dis que c'est notre métier. Donc, nous déposons des propositions de loi concernant les bonus et les sursalaires des patrons.
Par ailleurs, c'est peut-être difficile à comprendre pour vous parce que vous n'avez pas cette pratique mais quand le PS est dans un gouvernement et qu'il conclut un accord, il le respecte. Vous pouvez ne pas être d'accord avec moi, je le comprends. On peut reprocher plein de choses au PS mais il respecte les accords.
L'accord intervenu au gouvernement, on le respecte, ce qui ne nous empêche pas de donner notre point de vue. Cela ne nous empêche pas d'être à l'écoute de ce qui se dit sur cet accord ailleurs que dans cette enceinte, de donner éventuellement raison aux critiques et de réattaquer, de redéposer des propositions et d'affirmer une autre position. C'est notre manière de travailler. Elle est peut-être difficile à comprendre pour vous, monsieur Gilkinet mais j'ai le sentiment que depuis quelques années, cette méthode a porté ses fruits, si on compare notre situation sociale à d'autres.
16.24 Hans Bonte (sp.a): Mijnheer Mayeur, ik heb u daarop ook aangesproken in de commissievergadering. Wij zitten een beetje in een andere strategie, wat logisch is, aangezien jullie nog deel uitmaken van een kwakkelende regering in lopende zaken.
U hebt gelijk als u zegt dat wij hier ons werk moeten doen. Dus, wij doen ons werk. Zo delen wij de verontwaardiging dat er een loonmatiging komt voor werknemers, terwijl we vandaag, bijvoorbeeld, vaststellen dat er onethische premies betaald worden. Daaruit trekken wij onze conclusies, we doen ons werk en we dienen vandaag een amendement in dat dit moet beperken. Dat amendement dienen we op het voorliggend wetsontwerp in.
Hetzelfde doen wij in de kwestie van het statuut van arbeiders en bedienden. Ik wil dat evenwel hier niet verder voor de voeten gooien. Toch is het merkwaardig, dat op het moment dat er geen interprofessioneel akkoord is, wat wij met zijn allen betreuren, en dat wij weten dat we binnen een paar dagen of weken opnieuw geconfronteerd zullen worden met een arrest dat stelt dat wij als wetgever die discriminatie dringend moeten oplossen, u omtrent een voorstel waaronder een handtekening staat van PS en van sp.a, dan nog weigert de conclusie te trekken om hier uw werk te doen en die discriminatie weg te werken. Dus, u doet maar.
Uw werk doen als wetgever betekent effectief dat er hier keuzes worden gemaakt. Vertel ons nu niet dat dit het gevolg is van een interprofessioneel akkoord, want er was geen interprofessioneel akkoord. Het is een doelbewuste keuze om vandaag, op dit moment, op 7 april, geen einde te maken aan de discriminatie op het vlak van de carenzdag. Dat heeft niets te maken met loyaliteit in de regering en evenmin met het bestaan van het interprofessioneel akkoord, want dat is er niet. Het heeft te maken met de keuze die u hier straks bij de stemming als wetgever zult maken.
Evenzeer verwijt ik dat de mensen van het ACV, die hierbuiten zeggen dat het belangrijk is dat de arbeiders beter beschermd worden en dat de carenzdag afgeschaft moet worden. Op 7 april zullen zij juist het omgekeerde doen van hetgeen zij buiten zeggen. Collega Vercamer, u lacht er maar mee. Dat gebeurt ten aanzien van een bevolkingsgroep die bijzonder kwetsbaar is om zijn geloof in de politiek te behouden. Ofwel legt u hierbuiten uit dat u er toch niet zo voor bent, ofwel stemt u er hier voor.
16.25 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, je laisse M. Mayeur, l'excellent président de notre commission Affaires sociales, à ses propos sur le rôle du PS dans les gouvernements.
Je ne sais pas s'il parle de la loi sur les intérêts notionnels, du pacte des générations ou des accords négociés en notre nom au niveau européen et qui auront des conséquences sociales plutôt inquiétantes.
Je voudrais réaffirmer que, quand nous avons la capacité de prendre nos responsabilités au sein d'un gouvernement – notre parti est plus jeune que le vôtre –, comme vous, nous le faisons avec le souci du respect de la parole donnée. Et nous essayons de négocier en amont les meilleurs accords possibles sur le plan social et environnemental.
16.26 Stefaan Vercamer (CD&V): Mijnheer Bonte, ik kan alleen maar vaststellen dat u doet alsof er geen ontwerp-IPA was. Er was er wel een. Er stond iets in over de carenzdag, maar ik meen te weten dat het de socialistische vakbonden waren die het ontwerpakkoord hebben weggestemd.
16.27 Yvan Mayeur (PS): Monsieur le président, pour ce qui concerne le jour de carence, je rejoins ce qui a été dit par Hans Bonte. Nous trouvons inacceptable que celui-ci n'ait pas été supprimé et que nous n'ayons pas avancé à ce sujet.
Le régime de suspension du contrat de travail des employés est une mesure temporaire de crise qui deviendra structurelle à partir du 1er janvier 2012. Notre préoccupation ne porte pas sur le principe de la transposition de la loi de 1978 du chômage économique des employés car le recours à cette forme de chômage a prouvé sans doute son efficacité pour la survie des entreprises et pour limiter des licenciements. Cependant, les critères de l'entreprise en difficulté, tels qu'ils sont définis par le projet de loi ou tels qu'ils seront définis par les arrêtés royaux qui devront être pris, comportent selon nous – je l'ai dit en commission – un risque d'utilisation abusive de cette mesure. Non seulement, les seuils ont été rabotés mais l'année de référence, à savoir 2008, est figée et beaucoup trop lointaine, ce qui est illogique par rapport à une mesure qui deviendra définitive en 2012. Ainsi, certaines entreprises pourraient être tentées d'utiliser le chômage temporaire in fine pour réduire leurs coûts et avec les moyens de la sécurité sociale. C'est pourquoi j'ai proposé en commission …Vous vous en souviendrez, monsieur Gilkinet. Vous avez d'ailleurs déposé un amendement à mon initiative.
(…): (…)
16.28 Yvan Mayeur (PS): Non! Non! J'ai quasiment dicté cet amendement!
(…): (…)
16.29 Yvan Mayeur (PS): Attendez que je termine ma phrase!
Vous anticipez, alors que je voulais vous remercier de l'amendement que j'avais dicté.
16.30 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): La meilleure manière de me remercier, c'est de le voter! Pour ma part, j'estime qu'il y a plus dans deux têtes que dans une. Un amendement déposé par Écolo disait que l'année de référence devait être 2010 car c'est l'année qui précède 2011. Or, en vous écoutant, je me suis dit qu'il était plus intéressant d'indiquer "l'année précédente" que "l'année 2010". Ainsi, en 2012, ce sera 2011. Vous avez donc effectivement fait progresser cet excellent amendement que nous avions déposé. Je le redépose aujourd'hui et je compte sur votre soutien tout à l'heure, monsieur le président de la commission!
16.31 Yvan Mayeur (PS): Monsieur Gilkinet, vous confirmez ainsi que ma suggestion était plus juste que votre proposition initiale. Cet amendement ne rencontrera aucune majorité aujourd'hui dans ce parlement. Dans un souci d'efficacité, je propose donc de le redéposer sous forme de loi.
Présidente: Corinne De Permentier, deuxième vice-présidente.
Voorzitter: Corinne De Permentier, tweede ondervoorzitter.
16.32
Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): (…)
16.33 Yvan Mayeur (PS): Je confirme qu'en termes d'efficacité, il vaut mieux revenir avec une proposition de loi, la négocier avec d'autres et la faire passer plutôt que de croire qu'on va voter ici en plénière un amendement qui n'obtiendra évidemment pas de majorité. Notre travail parlementaire est aussi simple que cela!
La présidente: Je donne la parole à M. Gilkinet.
16.34 Yvan Mayeur (PS): Je voudrais pouvoir continuer.
La présidente: Je viens d'arriver; je donne la parole à M. Gilkinet puis nous verrons.
16.35 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Je ne comptais pas interrompre M. Mayeur toutes les cinq minutes mais s'il me met en cause, je me sens obligé de répondre!
Vous avez une drôle de conception de la démocratie, monsieur Mayeur. Si on vous suit, les partis de la minorité, ce qui est le cas actuellement du groupe Ecolo-Groen! par rapport au gouvernement en affaires courantes, ne peuvent jamais déposer d'amendement.
Comme je le réexpliquerai tout à l'heure, plusieurs des amendements que nous avons déposés ont suscité jusqu'à l'approbation sympathique de la ministre. Tout simplement, je m'étonne que des parlementaires n'aient pas le courage de leurs opinions et ne les soutiennent pas!
En ce qui concerne votre excellente suggestion de transformer nos amendements en propositions de loi, nous ne vous avons pas attendu pour le faire. Elles seront donc à prendre en considération lors de la première séance plénière après les congés de Pâques. Cette émulation nous fera certainement avancer vers de meilleures décisions. Nous pourrons donc corriger le mauvais texte que vous allez voter tout à l'heure et que nous ne voterons pas.
16.36 Yvan Mayeur (PS): Ma conception de la démocratie est toujours que 12 plus 26 sur 150, cela ne fait pas une majorité. C'est un problème de calcul.
16.37 Didier Reynders, ministre: Je confirme.
16.38 Yvan Mayeur (PS): Vous confirmez? Merci. Le ministre des Finances a une calculette…
Par ailleurs, les réticences patronales à conclure des conventions collectives de travail sont une autre réalité qui a des conséquences dommageables pour l'ensemble des employés. Elles impliquent le rabaissement du seuil des négociations au niveau de l'entreprise et en cas d'échec ou d'absence de délégations syndicales, l'élaboration d'un plan d'entreprise qui ne permet pas aux employés d'exercer un contrôle sur les conditions et sur l'opportunité de recourir au chômage économique.
L'absence d'encadrement sectoriel accentue donc les disparités entre travailleurs, que ce soit sur le montant du supplément journalier, sur la durée de la suspension des contrats de travail ou encore sur les mesures visant à maintenir au maximum l'emploi.
C'est pourquoi je réitère ma demande, formulée en commission auprès de la ministre, pour qu'elle recommande formellement aux partenaires sociaux mais aussi au banc patronal d'engager des négociations sur la conclusion de telles conventions au niveau sectoriel.
En ce qui concerne le rapprochement des statuts ouvrier et employé, je formulerai quelques remarques au sujet de la prime d'accompagnement, rebaptisée par la commission "allocation de licenciement", ce qui est évidemment plus juste.
Dans le cadre des mesures temporaires de crise, qui se prolongent jusqu'au 31 décembre 2011, on peut comprendre la dispense accordée aux employeurs de verser leur quote-part dans l'hypothèse où ceux-ci rencontrent des difficultés économiques. Mais pour notre groupe, cette réponse de crise ne constituait évidemment pas la base d'une solution à long terme.
À partir du moment où l'on rend cette allocation structurelle dès le 1er janvier 2012, la progression de 15 % du délai de préavis des ouvriers ne justifie en aucune manière une déresponsabilisation de l'employeur par rapport à une allocation forfaitaire qui, je le rappelle, n'existerait pas si les ouvriers bénéficiaient d'un délai de préavis réellement dissuasif.
Les délais de préavis ne sont pas des privilèges, mais la meilleure assurance contre les licenciements. Bien entendu, tout ce qui peut soulager la détresse d'un travailleur mis au chômage est bienvenu, mais faire payer l'intégralité du montant par la sécurité sociale, in fine par les travailleurs eux-mêmes, n'a évidemment pas de sens pour nous.
Fondamentalement, le danger est d'offrir aux employeurs une trop belle échappatoire pour ne jamais devoir rencontrer leurs responsabilités réelles, qui est de relever les préavis des ouvriers au niveau de celui des employés. Cela fait partie de l'appréciation générale que je portais tout à l'heure, au nom du groupe PS, sur un nivellement vers le haut des statuts ouvrier et employé.
En conclusion, le groupe PS apportera son soutien au projet de loi qui traduit l'accord interprofessionnel tel qu'il a été amendé par le gouvernement. Les deux raisons majeures sont, tout d'abord, que le pouvoir d'achat de l'ensemble de la population est consolidé, sauvegardé dans un contexte européen pourtant marqué par l'austérité, les coupes sombres dans les budgets sociaux et la volonté de remettre en cause l'index et la protection des travailleurs.
Ensuite, la concertation sociale fédérale est maintenue et est une référence pour le gouvernement. Elle l'est à ce point que le premier ministre lui-même, lors du sommet européen, l'a défendue comme une valeur que la Belgique veut voir promue.
Ces deux éléments sont essentiels pour nous. C'est dans ce contexte que nous soutenons le projet de loi qui traduit l'accord interprofessionnel. Le PS ne manquera cependant pas de rester vigilant au sujet de l'ensemble des points que j'ai abordés.
16.39 David Clarinval (MR): Madame la présidente, madame la ministre, chers collègues, il est inutile de vous rappeler dans quel contexte difficile les partenaires sociaux étaient parvenus à conclure un accord interprofessionnel mi-janvier. Le rejet de cet accord par deux syndicats signataires fut, dès lors, ressenti comme tout à fait regrettable, voire déplorable. Par conséquent, le gouvernement a dû prendre les choses en main afin de trouver un compromis et de mettre en œuvre un accord que le MR estime équilibré.
Une solution devait être trouvée rapidement afin de rétablir la paix sociale et donner un bon signal aux investisseurs. Aussi, nous nous réjouissons que le gouvernement ait pris ses responsabilités et nous soumette aujourd'hui le présent projet de loi.
Avant toute chose, je tiens à préciser que ledit projet de loi doit être examiné dans un ensemble global comprenant la norme salariale fixée par arrêté royal et des mesures fiscales concernant notamment les bas salaires qui seront reprises dans un autre projet de loi.
Pour ce qui nous concerne, nous tenons à relever plusieurs points positifs. Ainsi, est notamment prévue la prolongation des mesures de crise jusqu'à la fin de l'année. Nous espérons que cela constituera une période transitoire avant la mise en place de mécanismes définitifs. Le projet prévoit également un mécanisme pérenne de chômage économique pour les employés. Nous nous réjouissons aussi du fait qu'une première étape soit franchie dans l'harmonisation des statuts ouvrier et employé. Le rapprochement progressif de ces deux statuts est enclenché. Le dossier était bloqué depuis des années. Cette avancée semblait inespérée.
Bien entendu, il faudra continuer sur cette voie. Mais nous tenons également à souligner quelques points faibles de ce texte. Premièrement, la notion de prime d'accompagnement n'est pas adéquate. Cette prime est en réalité une prime de licenciement. Aucun accompagnement spécifique n'est prévu. Nous pensons qu'il aurait été préférable d'assortir cette prime d'un processus d'activation du travailleur ayant perdu son emploi. Cela n'a malheureusement pas été l'option choisie.
Deuxièmement, nous déplorons la disparition de l'étude relative au système d'indexation. Dans son rapport 2010, la Banque nationale insistait pourtant pour qu'une telle étude soit menée sur les différents mécanismes d'indexation en Belgique. Nous estimons qu'il s'agit d'une occasion manquée. C'est finalement un texte de compromis. Il est dès lors logique que le MR, en tant que parti responsable, soutienne ce compromis.
16.40 Stefaan Vercamer (CD&V): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, heren ministers, het wetsontwerp dat voorligt is een verbeterd huiswerk dat de sociale partners hebben uitgewerkt in een ontwerpakkoord. Er stond onder meer een regeling in voor de carenzdag. Niet alle sociale partners hebben echter met evenveel verantwoordelijkheidszin en evenveel engagement dat ontwerp van sociaal akkoord verdedigd, waardoor die regeling er nu niet in opgenomen is. Mijnheer Bonte, het is net iets te gemakkelijk om alleen dit ene element uit dat ontwerpakkoord te halen en het te willen regelen via wet. Dat is net iets te gemakkelijk. Het gaat om een globaal evenwicht en wij respecteren dat. Het is alleen jammer dat dit niet kon gebeuren in een ontwerpakkoord dat tot stand kwam samen met de sociale partners.
16.41 Hans Bonte (sp.a): Mijnheer Vercamer, ik kan maar blijven herhalen dat er via het normale democratische spel van het sociaal overleg, waaraan u zo’n belang hecht, er geen interprofessioneel akkoord gekomen is. U put u uit in al uw ijver om te zeggen dat er ergens toch wel een beetje een interprofessioneel akkoord was omdat de grote helft van het ACW het goedgekeurd heeft. Moeten we dat dan beschouwen als een beetje een interprofessioneel akkoord? Bekijk even de realiteit met het grote respect dat u hebt voor het sociaal overleg en stel vast dat het water te diep was. Dit gezegd zijnde, mag ik daaruit afleiden dat u ook met uw engagementen op andere vlakken vindt dat hetgeen wat in dat ontwerp nr. 3 van het interprofessioneel akkoord stond een goede regeling was voor de oplossing van de carenzdag? Was dat de grote stap voorwaarts waar u van droomt?
16.42 Stefaan Vercamer (CD&V): Een sociaal akkoord is een evenwicht, het is geven en nemen. Wat de carenzdag betreft, het meeste daarvan is geregeld op sectoraal niveau. Niets belet u dus om de mensen die u kent bij de werknemersvertegenwoordigers en misschien bij de werkgeversvertegenwoordigers aan te porren om dat de eerstkomende maanden op de agenda te zetten en te proberen dat sectoraal te regelen. Het is immers in de meeste sectoren al geregeld. Waar dat nog niet geregeld is, betreur ik ook dat dit nog niet gebeurd is. Maar goed, dat maakte nu eenmaal deel uit van een globaal akkoord dat niet door alle sociale partners is aanvaard.
16.43 Zuhal Demir (N-VA): Mijnheer Bonte, ik heb hier het interprofessioneel akkoord, het ontwerp van tekst. De carenzdag, het gewaarborgd loon, dat stond erin. Uw vakbond heeft dit verworpen. Ik begrijp niet dat u nu hier vanop uw bank zit te spreken over carenzdag dit en carenzdag dat. Het staat erin. Uw vakbond heeft het verworpen.
16.44 Hans Bonte (sp.a): U beweert respect te hebben voor het sociaal overleg, ik heb dit ook. Dat betekent dat als een ontwerp van sociaal overleg verworpen wordt, er geen interprofessioneel akkoord is. Als u zegt dat u in uw handen een interprofessioneel akkoord hebt, dan is dat een zeer serieuze primeur. Er is geen interprofessioneel akkoord.
Mijnheer Vercamer, dit gezegd zijnde, ik wil het nu wel eens van u weten. Als u een beetje de geschiedenis van onze sociale en arbeidswetgeving kent, dan weet u dat er steeds langs syndicaal overleg, langs overleg in de bedrijven en de sectoren vooruitgang geboekt wordt, die vroeg of laat gevolgd wordt door wetgeving.
Als u zegt dat in heel wat sectoren en bedrijven de carenzdag is afgeschaft, dan hebt u gelijk. Waar is hij echter niet afgeschaft? In de sectoren waar de vakbonden en de werknemers het zwakst staan. Het is de historische roeping van progressieve politici, als er voldoende vooruitgang geboekt is langs de weg van het overleg, dat men dit voor de zwakke vogels in de economie probeert te veralgemenen via wet. U behoort tot de wetgevende tak en het behoort u toe om daarin uw verantwoordelijkheid te nemen en u niet weg te steken achter een ontwerpakkoord dat verworpen is door een groot deel van de werknemersorganisaties.
16.45 Zuhal Demir (N-VA): Mijnheer Bonte, ik wil u nog eens herinneren aan de wet van 1978, waarin die carenzdag voor werklieden zit. U weet toch dat dit werd ingevoerd door Tindemans II, waarvan ook de Belgische Socialistische Partij deel uitmaakte, uw partij. En u begint hier nu te zagen om dat terug af te schaffen. Ik begrijp er niets van.
16.46 Stefaan Vercamer (CD&V): Mijnheer Bonte, u hebt natuurlijk een selectief geheugen op het vlak van sociale geschiedenis. Er is ooit nog eens een sociaal ontwerpakkoord afgeschoten en toen zijn de sociale partners overeengekomen met de regering om zich stilzwijgend aan de afspraken te houden.
Nu plots doen alsof een ontwerpakkoord dat door een paar sociale partners is afgekeurd nooit heeft bestaan, forget it. In het verleden heeft men er ook rekening mee gehouden en vandaag heeft men er ook rekening mee gehouden. De regering heeft het nog wat beter gemaakt.
16.47 Hans Bonte (sp.a): Op een dergelijke manier is er geen enkel interprofessioneel overleg meer. Bedenk goed waarmee u bezig bent. Er zal altijd wel een ontwerp zijn dat als interprofessioneel akkoord zal worden gebruikt op basis waarvan de regering doet wat zij wenst te doen.
16.48 Stefaan Vercamer (CD&V): De regering heeft in elk geval het ontwerp van sociaal akkoord dat er was, na veel overleg verbeterd. Zij heeft zelfs binnen een beperkte budgettaire context heel duidelijke keuzes gemaakt.
Trouwens, de discussie in de commissie en het uitgebreid informeel overleg dat aan de uiteindelijke indiening van het bemiddelingsvoorstel is voorafgegaan, heeft ons geleerd dat er ter zake een erg groot draagvlak is. Alleen al in de commissie waren er elf stemmen voor en zes onthoudingen. Zulks bewijst alleen maar dat er een groot draagvlak is. Het is ook belangrijk dat het draagvlak er is, om de sociale vrede in dit land staande te houden.
Wij zullen voorliggend wetsontwerp dan ook steunen.
Wat minstens even belangrijk is en eigenlijk samen hoort met het voorliggend wetsontwerp – het lag ook bij de onderhandelingen van de sociale partners ter tafel –, is de besteding van de welvaartsenveloppe. Terwijl de sociale partners vragende partij waren om in elk geval 60 % van voornoemde 498 miljoen euro te besteden, engageert de regering zich voor de volle 100 %. Aldus zullen de oudste en de laagste pensioenen en de laagste uitkeringen worden verhoogd. Ook die maatregel steunen wij voluit.
Voor onze fractie is dit een logische voortzetting van de rechtvaardigheidsagenda die drie jaar geleden werd aangevat, om voor de laagste pensioenen en voor de laagste uitkeringen een inhaalbeweging te maken. De laagste pensioenen zullen door voornoemde maatregel met 250 euro stijgen. De laagste uitkeringen voor langdurig werklozen zullen met 340 euro stijgen. Wat voor onze fractie heel belangrijk is en waarop wij al jaren aandringen, is de verhoging van de invaliditeitsuitkeringen met 250 euro per jaar, boven op de 2 % stijging die er komt, wanneer de betrokkene een aantal jaar gerechtigd is.
Het betreft hier een belangrijke beslissing om de welvaartskloof te dichten en een belangrijke hefboom in de strijd tegen de armoede.
Ik wil niettemin ook een paar kanttekeningen maken bij het bemiddelingsvoorstel.
Ten eerste, ik wil aan de minister en aan de eerste minister een oproep doen om in Europa waakzaam te zijn voor ons indexeringsmechanisme, de loonvorming en de betrokkenheid van de sociale partners. Dat zijn drie belangrijke elementen in de strijd om het behoud van de koopkracht.
Ten tweede, de voorstellen over de harmonisering van de statuten van arbeiders en bedienden zijn een eerste stap, die geen grote bijdrage levert aan de transparantie van ons arbeidsrecht.
Wij kunnen ermee leven omdat wij het ook als de eerste stap beschouwen naar een definitief geharmoniseerd systeem. Wij blijven waakzaam en waarschuwen voor het feit dat er geen echte deadline is voorzien in het uitgezette tijdspad. Onze fractie zou in 2016 niet graag worden geconfronteerd met sociale partners die met lege handen staan en zeggen dat zij er niet geraakt zijn.
De volgende regering moet dwingende afspraken maken met de sociale partners om hen te responsabiliseren, zodat zij in 2016 effectief een eenheidsstatuut arbeiders-bedienden hebben gerealiseerd.
Tot slot heb ik nog een heel technische vraag, mevrouw de minister, ter verduidelijking van de inhoud van het wetsontwerp. Het gaat over de opzegtermijnen. In artikel 10 van het wetsontwerp staat omtrent de opzegtermijn voor arbeiders dat indien afdeling 2 niet geldt, afdeling 1 van toepassing is. In artikel 25 van het wetsontwerp staat hetzelfde voor de bedienden. Met betrekking tot de arbeiders wordt zeer duidelijk gestipuleerd dat het, bijvoorbeeld, ook geldt voor de ingang opzegtermijn op maandag, de volgende week, en voor het willekeurig ontslag. Voor alle duidelijkheid zou het goed zijn dat u herhaalt in welke situatie het voor de bedienden geldt.
U kunt voor dit wetsontwerp in elk geval op onze steun rekenen.
16.49 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la présidente, comme je l'ai déjà quelque peu exprimé depuis mon banc, je suis sorti de cette journée de débats en commission des Affaires sociales, mardi passé, avec une certaine frustration: d'une part, beaucoup de collègues ne se sont pas exprimés ou alors par des termes particulièrement vagues, ni pour défendre ni pour critiquer l'accord de gouvernement; d'autre part, aucune majorité alternative, comme on en a connu ici depuis les dernières élections, n'a pu se dégager sur les nombreux amendements déposés, y compris lorsque certains collègues marquaient leur intérêt sur les propositions que nous avions émises pour améliorer et rééquilibrer le texte.
J'estime que c'est un manque de courage. Il est trop facile de s'exprimer ensuite en arguant qu'on aurait bien voulu, mais que ce n'était pas possible; ou en essayant de dévier vers d'autres sujets, d'installer un écran de fumée et de ne pas utiliser ce pouvoir parlementaire qu'est la voix, après avoir appuyé sur le bouton, pour soutenir les idées qu'on trouve bonnes.
16.50 Yvan Mayeur (PS): Je rends la pareille à M. Gilkinet. Je l'interromps le moins possible, mais quand même dès le début pour que les choses soient claires! Je veux redire les choses, monsieur Gilkinet.
Même si certains de vos amendements, notamment ceux inspirés par moi, sont bons, même si nous les votons, je vous signale que nous ne sommes pas majoritaires dans cette assemblée. Cet acte n'a donc aucun intérêt. Pire que cela: cela signifierait qu'un parti du gouvernement rompt l'accord de gouvernement et, éventuellement, permettrait ainsi à d'autres, vu la panoplie de couleurs de l'éventail de cet hémicycle, de déposer d'autres amendements et de créer d'autres ruptures de l'accord de gouvernement. Vous souffririez beaucoup plus.
C'est pourquoi la logique, quand on appartient à un gouvernement, est de soutenir le projet provenant du gouvernement et de continuer à se battre par d'autres moyens pour obtenir satisfaction.
Ce que vous proposez est un écran de fumée!
16.51 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Je connais votre stratégie qui consiste à annoncer le pire pour dire ensuite qu'il n'est pas arrivé et que c'est grâce à vous! Je vous dénie aussi la paternité des amendements que mon groupe a déposés lors de la séance et qu'il redépose aujourd'hui.
Je ne m'adressais pas qu'au groupe PS en disant qu'il y a des amendements qui peuvent améliorer le texte, qui peuvent le rééquilibrer et contribuer à une vraie paix sociale qui permettra également de faire fonctionner correctement notre économie. Nous vivons une crise institutionnelle inédite. Si on y additionne un désordre social, je pense que nous le paierons. Depuis 2007, les partenaires sociaux ont joué un rôle de stabilisateur de notre économie et également de notre pays. Une de mes premières interventions à cette tribune concernait l'application du précédent accord interprofessionnel alors qu'il n'y avait pas encore de gouvernement et qu'on avait prolongé M. Vanvelthoven comme ministre de l'Emploi. Nous avions alors mis en application l'accord intervenu entre les partenaires sociaux. Je dis simplement que si on n'y prend garde et si on ne rééquilibre pas les choses, la rupture de la paix sociale nous pend au nez et cela coûtera cher. Cela concerne tout le monde, pas seulement le groupe PS.
Quand j'entends vos déclarations courageuses à la tribune, je m'étonne parfois de l'absence de cohérence de vos votes. J'estime que la force du parlementaire, c'est son vote. J'ai un vote sur 150, comme vous, monsieur Mayeur. N'hésitez pas à exprimer le vôtre!
Cet accord interprofessionnel est une
originalité belge. Son principe est de collectiviser au maximum des discussions
au plus haut niveau possible de la concertation sociale. Cela permet aussi de
protéger les secteurs au sein desquels les travailleurs sont moins bien
représentés. Il s'agit de proposer des progrès sociaux pour tous les secteurs
et d'assurer une certaine paix sociale nécessaire au bon fonctionnement de
toute économie et toute société. Souvent, les partenaires sociaux se sont
montrés plus responsables que les mandataires politiques. Je l'ai dit,
depuis 2007, ils ont assuré une certaine stabilité, jusqu'au moment où le
fil s'est cassé. Je l'ai dit il y a un mois, lors d'une question d'actualité au
premier ministre, il n'y a pas d'accord interprofessionnel! Er is geen interprofessioneel
akkoord!
Dans ce cas, la loi de 1996 relative à la compétitivité est claire. Le gouvernement doit soumettre une nouvelle proposition dans le but d'obtenir le consensus. Le gouvernement a joué son rôle et n'a pas obtenu davantage de soutien, puisque deux organisations syndicales sur trois ont refusé l'accord et que la troisième, monsieur Vercamer, l'a approuvé du bout des lèvres. Personnellement, je n'ai pas envie de jouer dans ce jeu où on oppose les uns et les autres. Le front commun est, selon moi, la chose la plus importante en matière syndicale.
La loi sur la compétitivité prévoit simplement un troisième tour. À cet égard, le Parlement doit prendre ses responsabilités, doit jouer son rôle en analysant les textes et en déposant des amendements. Notre conviction était et est toujours que le projet d'accord déposé sur la table par le gouvernement était déséquilibré sur le plan social et qu'il fallait le rééquilibrer. Nous avons joué et jouons notre rôle d'opposition pour tenter de l'améliorer et il n'est pas trop tard.
Quel est le contexte général dans lequel cet accord s'inscrit? C'est tout simplement un contexte de dégradation générale des relations sociales, qui entraîne des crispations de part et d'autre, avec des campagnes de communication – c'est le rôle organisé tant par les employeurs que par les travailleurs – et qui sont le symptôme d'une difficulté à communiquer, d'une certaine insécurisation, qui conduit à une instabilité dont nous n'avons nul besoin.
Qui est responsable de cette situation? Globalement, notre économie manque de régulation tout comme au plan international. Le phénomène de l'échange des services fait que des travailleurs sont en concurrence avec d'autres travailleurs. Ce qui n'est plus produit ici l'est dans d'autres pays, mais dans des conditions sociales et environnementales parfois dégradées.
Qui est responsable? C'est aussi le fait d'apporter de mauvaises réponses à de bonnes questions. Je ne citerai en exemple que la question de l'énergie. On nous dit effectivement, dans le cadre de l'étude préalable du Conseil central de l'économie et du dernier rapport de la Banque nationale, que le problème de notre pays est celui du coût de l'énergie. Certains ne trouvent pas de meilleure solution que de retirer ce paramètre de ceux qui entrent en considération pour le calcul de l'index. C'est l'exemple type d'une mauvaise réponse à une bonne question.
Cette question est centrale. Elle l'est aujourd'hui. Elle le reste pour demain. Elle doit nous encourager à mobiliser l'ensemble des moyens publics et privés pour permettre à chacun plus d'efficacité énergétique. Cela conduira à l'emploi, permettra de rencontrer les problèmes environnementaux qui se posent, améliorera notre balance commerciale et évitera de dépendre des pays producteurs de pétrole ou de gaz.
Le troisième élément qui explique cette situation, c'est la crise financière et le retour de l'arrogance dont on a parlé au début de cette séance avec des banques qui ont été aidées par l'État et qui continuent à verser des salaires démesurés, parfaitement insupportables pour les travailleurs auxquels on demande de se serrer la ceinture ou qui voient leurs collègues se faire licencier. Ces bonus patronaux et la lenteur des réformes nécessaires dans le secteur financier font craindre aux travailleurs d'être obligés de payer la crise une nouvelle fois.
Dernier élément insécurisant, le contexte européen, dont nous avons déjà débattu à plusieurs reprises en commission de suivi des Affaires européennes. La nouvelle gouvernance économique, le semestre européen, le pacte pour l'euro, ces messages qui nous disent qu'on doit équilibrer les budgets de chaque État en limitant les dépenses, donc en limitant la capacité de redistribuer, en limitant la capacité d'investir, l'austérité généralisée qu'on nous annonce, tout cela n'aide pas à créer un contexte favorable à de bons accords.
Je pense qu'il ne peut pas y avoir de bons accords interprofessionnels s'ils ne s'adossent pas à un projet politique porteur. Or il faut bien le constater, depuis 2007 et même avant cela, depuis 2003, ce projet porteur n'existe pas. Il est urgent et important de retrouver la confiance, d'essayer de donner une impulsion à tous les niveaux possibles en commençant par l'Europe, à ces mesures de régulation qui permettent d'améliorer les échanges économiques entre tous les pays et de protéger les économies qui fonctionnent comme la nôtre avec des critères sociaux et environnementaux élevés. Il faut investir dans le futur et dans l'économie de demain. Comme je l'ai dit, dans ce cadre, la question énergétique est centrale. Il faut réguler pour éviter les profits des producteurs; il faut investir dans les énergies propres et renouvelables et surtout dans les économies d'énergie. Nous attendons de ce gouvernement qu'il donne des signes encourageants en la matière.
Comme je l'ai dit en commission, l'AIP 2011-2012 est peut-être le plus mauvais AIP de l'histoire de la concertation sociale. Je vais nuancer tout de suite ce propos. D'une part, je ne jette certainement pas la pierre aux négociateurs qui ont tenté d'aboutir au meilleur accord possible; je ne nie pas les premières avancées importantes dans l'amélioration du statut d'ouvrier mais je refuse de présenter comme des avancées ce qui n'est que l'application de la loi, comme certains de mes collègues le font, par exemple M. Vercamer ou M. Mayeur.
L'affectation des marges pour la liaison partielle des allocations sociales au bien-être a été payée par les travailleurs dans le cadre du Pacte des générations. Il ne s'agit pas de les faire payer une nouvelle fois. L'indexation automatique des salaires est un acquis social fondamental, une originalité de notre pays. La prolongation des prépensions telle que prévue dans ce texte en lien avec l'AIP est simplement normale et logique.
Il ne faut pas dire que l'on a évité le pire et qu'il faut se contenter de ce texte. Il est insupportable de devoir renégocier trois fois de petits avantages sociaux qui sont essentiels dans un contexte où les travailleurs pauvres sont de plus en plus nombreux et où les allocataires sociaux, en tout cas ceux qui touchent les allocations les plus basses, ont de plus en plus de mal à finir le mois.
Comme je l'ai dit en commission des Affaires sociales, ce texte de compromis comporte plus d'une faiblesse. La première se situe au niveau de la logique du donnant-donnant entre l'amélioration du statut ouvrier et la dégradation du statut employé.
Améliorer le statut ouvrier est urgent et nécessaire, notamment d'un point de vue économique. Il faut reconnaître à cette catégorie professionnelle un statut plein et entier, des conditions salariales et contractuelles dignes. Nous avons besoin d'ouvriers dans les nombreux secteurs de pointe de l'économie, qu'il s'agisse de récupération, de rénovation des bâtiments, d'isolation. Vous savez que cela nous est cher.
Les différences qui existent encore aujourd'hui entre les statuts employé et ouvrier sont discriminantes et vexatoires. Je cite l'exemple du jour de carence. Cet élément ne figure pas totalement dans l'accord interprofessionnel, même s'il se trouve dans le texte paraphé par le Groupe des Dix. Toujours est-il que cet élément a été cité et qu'on aurait pu avancer sur ce point. On aurait également pu aller plus loin au niveau de la durée des préavis. La Belgique a déjà été pointée à plusieurs reprises pour ses retards en la matière. La Cour constitutionnelle a condamné l'État belge. Les avancées sont nécessaires si l'on veut pouvoir, demain, continuer à recruter des ouvriers motivés. Nous avons manqué une occasion.
Certes, il y a des améliorations au niveau du préavis des ouvriers. Nous avons soutenu ces articles spécifiques dans le vote article par article qui est intervenu en commission. En revanche, nous ne trouvons ni normal ni acceptable que ces avancées se fassent au détriment des conditions de préavis des employés. Cette logique de vases communicants ne se justifie pas.
Je voudrais répéter que le préavis est là non seulement pour préserver un certain niveau salarial, de revenus pour le travailleur licencié mais également et surtout pour placer une barrière contre le licenciement. Il a un effet dissuasif qui préserve aussi les entreprises de toutes les conséquences du licenciement sur les autres travailleurs et sur le contexte général de travail.
La remise en cause des durées de préavis existant, notamment via la suppression, madame la ministre, de l'application de la grille Claeys qui permettait de valoriser dans le calcul de la durée de préavis les avantages extra-légaux – qui malheureusement, il faut bien le constater, se multiplient – est un recul que nous ne cautionnons pas. Nous proposons donc via un amendement de supprimer les articles visant à diminuer les conditions de préavis des employés.
Deuxième faiblesse: ce qui concerne les avancées sociales. Je n'ai pas envie de dire que la bouteille est à moitié pleine. Elle ne l'est pas du tout. Le projet d'AIP prévoyait une augmentation en deux temps de la durée de préavis des ouvriers. La deuxième partie de l'augmentation a disparu dans le texte gouvernemental. De même que, comme je l'ai dit, la suppression du jour de carence était envisagée, elle ne s'est pas retrouvée dans le compromis déposé sur la table par le gouvernement.
Par ailleurs, cette augmentation des préavis des ouvriers ne concernera que les futurs contrats et pas les ouvriers en place. Le Conseil d'État a clairement dit qu'on instaurait ainsi une discrimination injustifiable, raison pour laquelle nous avons proposé que ces augmentations de préavis s'appliquent à tous les ouvriers y compris ceux qui sont déjà sous contrat.
De même, c'est un élément positif du texte, on propose de valoriser les périodes travaillées dans le cadre de l'intérim, pendant un an avant le début du contrat mais on sait que certains travailleurs, certains ouvriers et employés, sont contraints à de très longues périodes d'intérim avant de pouvoir avoir un contrat en bonne et due forme. Pourquoi limiter cette avancée intéressante à une seule année alors que des travailleurs doivent parfois travailler six ou sept ans avant de signer un contrat? Nous proposons que cette prolongation soit prévue à durée indéterminée en fonction du temps effectivement presté.
Le salaire minimum est augmenté de 10 euros par mois, à charge de la collectivité via des projets de loi fiscaux qui doivent encore nous être soumis. La précédente augmentation du salaire minimum date de l'AIP 2006-2007. Avant cela, il y a eu une longue période de sur place. Il nous semble logique et nécessaire de l'augmenter plus significativement, de façon à pouvoir lutter contre ce piège à l'emploi, dès lors que ces travailleurs qui bénéficient uniquement et seulement du salaire minimum sont des travailleurs précaires.
Il en va de même pour une mesure symbolique qui ne coûtait pas cher, à savoir augmenter le salaire minimum des jeunes travailleurs de moins de vingt et un ans. Les partenaires sociaux auraient pu s'accorder à ce sujet et, en l'occurrence, je vise plus spécialement le banc des employeurs. C'est quelque chose que le gouvernement aurait pu réintroduire dans sa proposition de compromis. Cela aurait été un signal à l'attention du monde du travail mais nous n'en avons pas profité!
Une troisième faiblesse du texte qui nous est soumis est la non-conditionnalité des aides. Une faiblesse structurelle des mécanismes d'aide mis en place par l'État fédéral au bénéfice des entreprises est leur manque de conditionnalité.
Monsieur le ministre des Finances, je ne reviens pas ici sur la mesure fiscale des intérêts notionnels au risque de vous fâcher. Là n'est pas l'objet. Je souligne toutefois le fait que j'apprécie que soyez là. Les aides à l'emploi, si on peut les considérer ainsi, telles que celles qui sont applicables dans le secteur des titres-services, les plans win-win, etc., ou ce qui figure dans cette proposition de loi sur le chômage économique des employés, madame la ministre de l'Emploi, ne sont pas suffisamment conditionnées. De ce fait, cela offre aux employeurs les moins scrupuleux – heureusement qu'ils ne le sont pas tous! – des effets d'aubaine et une possibilité de maximiser leurs bénéfices au détriment de la collectivité.
Pour cette raison, nous avons proposé de relever les seuils à partir desquels on peut bénéficier du chômage économique des employés de 5 %. Pour essayer de coller au mieux à la réalité, nous étions d'accord avec M. Mayeur de prendre comme année de référence l'année précédente, l'année N-1, plutôt que l'année N-3, tel que proposé ici. Je pense que l'on peut réfléchir à d'autres critères qui éviteraient que l'on puisse appliquer le chômage économique des employés dans des situations qui ne se justifient pas.
Une bonne discussion libre en commission des Affaires sociales aurait pu améliorer le texte. C'est une proposition qui, symboliquement, est moins lourde que la suppression du jour de carence qui ne récolterait peut-être pas 50 % des voix. Certaines propositions émises relevaient du bon sens et visaient une bonne gestion des deniers publics.
La quatrième faiblesse de ce projet de loi, c'est le financement par la collectivité de ce que je considère être des reculs sociaux. Dans les derniers AIP, les partenaires sociaux négociaient et présentaient ensuite la facture au gouvernement qui finançait alors des avancées sociales. Je l'ai dit en commission, je pense que cette prime de crise pour les ouvriers licenciés, qui est devenue indemnité de licenciement après débat, est une fausse bonne idée. Le préavis a deux fonctions: d'une part, préserver pendant une certaine période le pouvoir d'achat des travailleurs licenciés et, d'autre part, les protéger contre le licenciement. Cette indemnité de licenciement à charge de l'État fédéral, si elle peut soulager à très court terme – et quelqu'un qui est situation de détresse…
16.52 Catherine Fonck (cdH): Madame la présidente, monsieur Gilkinet, je ne suis pas intervenue tout à l'heure, mais j'entendais la partie de ping-pong entre les uns et les autres. Je constate que les débats prennent davantage d'ampleur qu'en commission; j'ignore si le fait que les tribunes soient occupées explique cette situation.
Je voulais vous arrêter sur ce qui concerne l'indemnité de licenciement. Vous devez savoir, et cela a été répété en commission, qu'un autre scénario était possible. Une proposition, que je trouve très intéressante, était de faire un plus grand pas dans l'harmonisation des préavis. Il est sans doute dommage que nous ayons raté l'occasion d'incorporer ce scénario intéressant.
Mais, si cela n'a pas été suivi, c'est qu'il n'y avait pas d'accord de tous les syndicats. Notamment, la CSC était d'accord sur cette proposition qui aurait permis un mécanisme tout à fait différent, avec une augmentation plus importante de la durée du préavis, mais aussi la participation des employeurs dans l'outplacement.
Aujourd'hui, si cela n'a pas été fait, ce n'est pas en raison d'un choix ou d'une non-proposition, au contraire: la proposition a été émise, mais les syndicats qui critiquent aujourd'hui ce fait sont ceux qui ont refusé hier la proposition alternative.
16.53 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Je ne sais pas qui vous visez. Je ne suis le porte-parole d'aucun syndicat en particulier, mais seulement celui du groupe Ecolo-Groen! qui a des convictions et une analyse du texte, qui est tout à fait capable, à l'écoute des uns et des autres, de se forger une opinion.
Madame Fonck, vous étiez présente en commission Affaires sociales; ne dites pas non plus que je ne suis pas intervenu sur ce texte et que je n'ai pas défendu de la façon la plus explicite possible – voyez le rapport – les trente amendements que nous avons déposés. Vous êtes certainement intervenue également.
Je voulais simplement dire qu'avec cette indemnité de licenciement complémentaire à charge de l'État fédéral, on peut donner un petit soutien ponctuel aux travailleurs licenciés; ce n'est pas moi qui considérerai que ce n'est pas une bonne chose. En acceptant cette logique, nous nous inscrivons dans un engrenage dangereux: finalement, pour utiliser une formule un peu cynique, les employeurs disposeront d'une forme d'encouragement à licencier puisque l'État ramassera les morceaux.
C'est la raison pour laquelle nous avons proposé que cette indemnité complémentaire soit prise en charge par les employeurs. Cela nous semble tout à fait logique. Je tiens ici à préciser que, quand j'ai déposé mon amendement, je n'avais reçu d'ordre de personne, même si j'en avais discuté avec les uns et les autres.
J'en arrive
à la dernière critique que je voudrais formuler au sujet de l'AIP. Je veux
parler du problème de "corsetage" de la norme salariale. Proposer une
norme salariale maximale (0,3 % en 2012) alors qu'elle a toujours été
indicative constitue une première dans notre histoire sociale. Cela pose
plusieurs problèmes quand on constate que certains secteurs ont renoué avec des
bénéfices très importants, que des bonus salariaux confortables sont octroyés à
certains, quand on examine les dividendes distribués notamment dans le secteur
financier.
Un débat à
ce sujet n'a pu avoir lieu en commission dans la mesure où la question de la
fixation de la norme salariale sera réglée par arrêté royal et c'est vraiment
dommage.
Suite à la
fixation de la norme salariale à 0,3 %, les secteurs de pointe qui ont
renoué avec les bénéfices ne pourront pas jouer leur rôle de locomotive sociale
à l'égard des autres secteurs; on risque de multiplier les avantages non
salariaux qui ne sont pas les plus justes, sur lesquels les cotisations
sociales ne sont pas payées, ce qui peut parfois avoir un impact
environnemental fort.
Ce n'est pas
au cours de ces deux prochaines années que l'on pourra, grâce à des
progressions salariales suffisantes, rééquilibrer la part des salaires par
rapport à celle des capitaux dans notre PIB. C'est problématique à partir du
moment où les salaires contribuent non seulement au pouvoir d'achat des
travailleurs, mais aussi au financement de notre sécurité sociale.
Chers
collègues, il est clair qu'il n'y a pas d'emploi sans activité économique et
sans entrepreneur. Mais il n'y a pas non plus d'activité économique sans
travailleur.
Au cours de
ces dernières années, la situation des travailleurs n'a cessé de se dégrader.
Comme je le disais en introduction, la paix sociale est plus menacée que jamais
et je n'ose imaginer, dans le contexte politique et institutionnel difficile
qui est le nôtre, les conséquences d'une dégradation encore plus forte du
climat.
Notre
responsabilité politique, notre responsabilité d'élu est d'agir en la matière.
Les Régions – je mettrai plus l'accent sur la Région wallonne et la Région
bruxelloise – travaillent du mieux qu'elles le peuvent.
Je pense que le plan Marshall 2.vert offre des perspectives en termes de création d'emplois et d'activités économiques durables. L'État fédéral doit se mettre au diapason, notamment en agissant au niveau énergétique. Monsieur le premier ministre, vous nous représentez dans des négociations très importantes, qui auront un impact sur nos budgets, sur nos politiques sociales. On vous a déjà interpellé sur le sujet. La question de l'efficacité énergétique doit être une priorité transversale pour permettre aux entreprises comme aux particuliers de réaliser des économies en la matière qui dégageront des sommes disponibles pour autre chose, ce qui peut contribuer à la compétitivité des entreprises, à la création d'emplois et à l'amélioration de notre balance commerciale.
Vous l'avez compris, chers collègues, je crois que les Régions font leur travail. J'appelle l'État fédéral à faire le sien et je vous appelle aussi, chers collègues de tous les bancs, pas seulement ceux du PS, à voter les quinze amendements que nous redéposons pour améliorer encore le statut des ouvriers, pour remettre en cause la dégradation du statut des employés. Mes collègues Zoé Genot et Kristof Calvo vous les présenteront tout à l'heure: il ne vous reste plus qu'à les voter. Je vous remercie de votre attention et j'espère ne pas avoir été trop long mais j'estime que le sujet en valait la peine.
16.54 Maggie De Block (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, mijnheer de premier, heren ministers, collega’s, dit wetsontwerp is ingegeven vanuit de zorg om ons sociaaleconomisch klimaat te vrijwaren van nodeloze onrust. België moet immers zijn concurrentiële positie ten opzichte van de ons omringende landen kunnen vrijwaren. Het einde van de crisis is nog helemaal niet in zicht.
Dit is het resultaat van een opnieuw onderhandeld compromis omdat de sociale partners niet tot een akkoord waren gekomen. De regering heeft haar verantwoordelijkheid genomen en dat is wat wij hier nu bespreken.
Het niet tot een akkoord komen van de sociale partners werd hier al door diverse leden een spijtige zaak genoemd. Het heeft ook wel aanleiding gegeven tot enkele flagrante voorbeelden van desinformatie en geleid tot een aantal stakingen en demonstratieacties waarvan de bevolking niet altijd goed begreep waarover het ging.
Een voorbeeld is de loonnorm die werd voorgesteld als een dreigende verarming, terwijl de indexering verzekerd is en een verhoging van 0,3 % is ingeschreven. De loonnorm, mevrouw de minister, moet wel via KB worden geregeld en in de commissie hebben wij u gevraagd wat uw plan B zou zijn indien dit zou worden vernietigd door de Raad van State. Wilt u daar voor de duidelijkheid nog eens op terugkomen?
Collega’s, de inflatie is gestegen van de voorspelde 3,9 % tot 5,4 % over twee jaar. Onze loonhandicap zal dus stijgen. Op een bepaald moment zullen wij dan ook de keuze moeten maken of wij gaan voor meer jobs of voor het verhogen van de koopkracht voor degenen die al een job hebben. Dat is een belangrijke, maatschappelijke keuze die wij zullen moeten maken. Voor beide opties zullen wij immers geen geld hebben. Het is maar wat men verstaat onder solidariteit en wat dit inhoudt.
Om deze beslissingen te kunnen nemen, is er meer dan ooit nood aan objectieve informatie en cijfers over tewerkstelling, concurrentiepositie en over het statuut van onze arbeiders en bedienden. Wij zijn tevreden dat de eerste fase van het eenheidsstatuut in het akkoord werd bereikt. Het statuut van de arbeiders zal worden verbeterd. Dat werd al door diverse leden toegelicht. Ook wij staan daar positief tegenover.
De overheid blijft hierin wel de autonomie van de sociale partners erkennen. Bijvoorbeeld bij de verlenging van de economische werkloosheid voor bedienden, kan enkel een toelage boven op de gewone vergoeding worden gegeven na een sectoraal akkoord.
Ook de heer Vercamer heeft dat al aangehaald.
Een belangrijk element is ook de kostenneutraliteit betreffende de convergentie van de statuten van arbeiders en bedienden. In de commissie passeerde een aantal nogal eenzijdige kostenverhogende amendementen, zoals de door de heer Bonte hier vurig verdedigde afschaffing van de carenzdag.
Wij weten dat dit door u al herhaaldelijk gevraagd werd, mijnheer Bonte. Wij staan daar ook positief tegenover. Ik heb u dat al meermaals gezegd, maar de carenzdag – zoals mevrouw Demir hier met vlag en wimpel demonstreerde – maakte deel uit van het akkoord, was vervat in de tweede fase van het akkoord. Voor mij is dat geen probleem. Ook wij willen dat deze netelige kwestie, die al jaren meegesleept wordt, geregeld kan worden en dat het akkoord ten volle uitgevoerd kan worden. Wij respecteren daarin wel het plan, zoals het oorspronkelijk vooropgesteld werd door de sociale partners.
16.55 Hans
Bonte (sp.a): U spreekt over een akkoord en u
zegt dat er een akkoord was. Er is dus geen interprofessioneel akkoord. Laten
wij daarover niet flauw doen. U moet zich eens de vraag stellen, mevrouw De
Block, wat u zou doen indien er een ontwerptekst zou zijn waarop het VBO en
Unizo nee zeggen. Dat kan niet! Zullen wij dan ook spreken over een
interprofessioneel akkoord? Doen alsof er een interprofessioneel akkoord is, is
de doodsteek geven aan het sociaal overleg. (Rumoer)
16.56 Servais Verherstraeten (CD&V): (…)
16.57 Gwendolyn Rutten (Open Vld): Mijnheer Bonte, het gaat over verantwoordelijkheid nemen en een woord geven. Eerst ja zeggen en dan achteraf de boel nog eens oppoken en terugkomen, dat kan niet in een samenleving.
16.58 Maggie De Block (Open Vld): Mijnheer Bonte, u hebt hier al meermaals gezegd dat er geen akkoord was. Er was een ontwerpakkoord dat ondertekend werd door alle partijen aan de onderhandelingstafel. Toen moest er teruggekoppeld worden naar de achterban, zoals het hoort. Omdat er geen goedvinden was bij bepaalde vakbonden – waarvan u er één toch goed kent – leidde het niet tot een echt akkoord. Daarom heeft de regering haar verantwoordelijkheid opgenomen om tot een nieuw compromis te komen.
U kunt uw teleurstelling over het niet bereiken van een interprofessioneel akkoord niet kwijt bij uw achterban en dus komt u ze hier continu ventileren. U mag dat doen als u zich daar een beter mens door voelt, maar het leidt tot niets!
16.59 Hans Bonte (sp.a): U hebt gelijk: er is een ontwerp van de regering, maar laat na te verwijzen naar een interprofessioneel akkoord, want dat was er niet!
16.60 Maggie De Block (Open Vld): Er is een ontwerp opgesteld, en daar is nu een akkoord over binnen de regering. Daarmee zijn de puntjes op de i gezet, mijnheer Bonte. Zo bent u een gelukkig mens, en ik ook.
Ik kan nu spreken over de verlenging van de regeling van de brugpensioenen, waarmee wij minder gelukkig zijn. Wij vinden dat geen goed signaal nu de vergrijzing zich reeds laat voelen in onze economie en nu het aantal vacatures blijft stijgen. Wij vinden dit een gemiste kans en wij hopen dat dit nog kan worden rechtgezet na de evaluatie van het Generatiepact in het najaar. Die evaluatie is, zoals gezegd, wettelijk verplicht en zal in september moeten gebeuren.
Wij vroegen de minister meer uitleg over het opzet van deze evaluatie, welke opdracht zij gegeven heeft en wat zij daarin als accenten heeft meegegeven. Wij zouden graag hebben dat zij dit benadrukt, want het is voor ons zeer belangrijk dat de evaluatie van het Generatiepact gebeurt. Zo weten wij wat er in de toekomst moet gebeuren inzake onze pensioenproblematiek. Ik moet het niet herhalen, maar België is een van de weinige landen in Europa die nog geen hervormde pensioenwetgeving heeft, zij het misschien door een aantal omstandigheden buiten onze wil.
Ik besluit met twee punctuele opmerkingen.
De ontslaguitkering – vroeger gekend als crisispremie – is er eigenlijk om de koopkracht te vrijwaren, maar de kostprijs ervan komt nu volledig bij de RVA te liggen. In ruil hadden wij graag enkele activeringsmaatregelen gezien, mijnheer Bonte. Ik meen dat wij wat dat betreft bondgenoten zijn, om het zo te zeggen.
Wij zullen dat goedkeuren. De partijgenoot van de heer Bonte heeft de tekst in de commissie mee goedgekeurd. Wij vonden dat toen een dappere stellingname.
Ten tweede, de bepalingen inzake de berekening van de anciënniteit van de uitzendkrachten en de bepalingen inzake de harmonisering van de opzegtermijnen in artikel 13 moeten conform het initieel ontwerp worden toegepast. Mevrouw de minister, wij willen u met aandrang vragen dat u daarover ook zou waken. Wij vinden dat heel belangrijk.
Collega’s, wij zullen het voorliggend ontwerp goedkeuren. Wij denken dat wij daardoor – nu spreek ik een beetje in medische termen – het sociaal overleg wat zullen kunnen reanimeren om voor de volgende fase tot een beter overleg en een beter gedragen akkoord te komen. Er is immers nog veel werk, het werk is niet af met onderhavig IPA. Om uit de economische crisis te geraken, dringen er zich nog een aantal maatregelen op.
De politiek heeft in het voorliggend ontwerp zijn verantwoordelijkheid genomen. Wij hopen en wij eisen van alle sociale partners dat zij vanaf nu ook hun verantwoordelijkheid nemen en de fakkel overnemen om tot een deftig arbeids- en pensioenbeleid in ons land te komen.
16.61 Guy D'haeseleer (VB): Mevrouw de voorzitter, collega’s, wij bespreken vandaag het compromisvoorstel van de regering, dat gebaseerd is op het door de sociale partners ondertekend interprofessioneel akkoord en dat nadien door een aantal vakbonden werd afgeschoten.
Verschillende bepalingen in het ontwerp kunnen onze goedkeuring wegdragen, zoals de verlenging van de crisismaatregelen, met name de tijdelijke werkloosheid voor bedienden en de crisispremie voor ontslagen werknemers.
De minister van Werk stelde duidelijk dat een van de voornaamste doelstellingen, door onderhavig ontwerp nagestreefd, de bevordering van de geleidelijke toenadering van de statuten van arbeiders en bedienden is. Dat was ook de reden waarom er zo euforisch werd gedaan nadat het IPA werd aanvaard, weliswaar voor het neergesabeld werd door een aantal vakbonden.
Ik herinner mij ook de grote krantenkoppen waarin melding werd gemaakt van een historisch akkoord aangaande die problematiek, aldus een bepaalde krant. Eindelijk, aldus een andere krant, was er zogezegd een akkoord in een dossier dat al jarenlang geblokkeerd zat. Het akkoord was een les voor de politici, want het maakte een einde aan het discriminerend en achterhaald verschil tussen arbeiders en bedienden.
Wel, collega’s, voor mijn fractie is het een historische gemiste kans. Het is een gemiste kans, omdat de tekst het wegwerken van het achterlijk onderscheid tussen arbeiders en bedienden en dus de invoering van een echt eenheidsstatuut in de nabije toekomst onmogelijk maakt en in een baan om de aarde stuurt. Ik vind dat het Parlement dat niet mag aanvaarden, gelet op de geschiedenis van het dossier.
Ik wil de collega’s nog eens herinneren aan het feit dat reeds in 1993 het toenmalige Arbitragehof het onderscheid tussen beide statuten ongrondwettelijk heeft bevonden en de wetgever heeft gesommeerd om het onderscheid weg te werken. Collega’s, 1993, dat is exact 18 jaar geleden. Sindsdien is er vooral veel gesproken over de problematiek, doch weinig actie ondernomen. Het Parlement en vooral de leden van de meerderheid bewezen de daaropvolgende jaren dat zij de slaafjes waren van de vakbonden en dat die vakbonden de speelruimte voor het Parlement bepaalden, een speelruimte, die heel klein was. Bij elke onderhandeling over een IPA werd beloofd dat er eindelijk werk zou worden gemaakt van een eenheidsstatuut. Bij elke beleidsverklaring van elke minister van Werk, die de voorbije jaren de revue is gepasseerd, stond het wegwerken van het onderscheid boven op de politieke agenda. We hebben echter steeds moeten vaststellen dat er niets, maar dan ook niets, is veranderd. Wel zijn er veel studies gemaakt en zijn veel experts aangesteld, die concrete voorstellen moesten doen, doch het resultaat was steevast nul.
De sociale partners hebben er ook steeds voor gezorgd dat het dossier uit de handen van het Parlement bleef, met als enige bedoeling vertragingsmanoeuvres uit te voeren. Onderling kwamen ze er niet uit en de patstelling was, begrijpelijk, totaal. De werkgevers zijn terecht als de dood voor de mogelijke consequenties op het vlak van de loonkosten. Dat is begrijpelijk, gelet op het feit dat de loonkostenhandicap ten opzichte van de ons omringende landen blijft bestaan, met alle gevolgen vandien voor de concurrentiepositie van onze bedrijven. De vakbonden anderzijds stelden zich jaren onwrikbaar op als het over dat dossier ging. Ik hoor ze steevast roepen en tieren of ze kruipen de barricades op, als het over een of andere al dan niet vermeende discriminatie gaat, doch als het over de grootste discriminatie in ons arbeidsrecht gaat, dan kijken ze de andere kant op. Op dat vlak zijn de vakbonden conservatiever dan wie ook.
Het gedrocht waarvan men nu is bevallen, verandert daar op lange termijn niets aan. Er wordt wat geschaafd aan de opzegtermijnen, een deel van de factuur wordt betaald door de Staat via de RVA en er wordt een tijdpad tot 2016 uitgetekend, dat inmiddels uit het ontwerp is verdwenen. Collega’s, aan het einde van de rit hebben we nog steeds geen eenheidsstatuut. Dat is de realiteit.
Wat we wel zullen hebben, is een nog grotere discriminatie tussen groepen werknemers naargelang men arbeidsovereenkomsten tekent of ontslagen wordt vóór of na 1 januari 2012. Het wordt dus een ingewikkeld kluwen, waaruit niemand nog wijs zal raken en dat alleen de sociale secretariaten misschien ten goede zal komen. Het maakt ons arbeidsrecht nog ondoorzichtiger en complexer dan het al was. In plaats van een probleem op te lossen, creëert men problemen bij.
Het is duidelijk dat de vakbonden uiteindelijk zelfs geen eenheidsstatuut willen. De manier waarop de vakbonden zijn gestructureerd, via onder andere paritaire comités, speelt daarin een grote rol. Hun machtsstructuren en financiële belangen dreigen immers in het gedrang te komen. De belangen van de werknemers in dit land zijn duidelijk ondergeschikt aan die van de vakbondstop en zijn structuren en macht. Dat mag wel eens duidelijk gezegd worden.
Bovendien is nog een heel pak maatregelen met betrekking tot de zogenaamde toenadering tussen beide statuten het voorwerp van werkgroepen met deskundigen, verdere onderhandelingen tussen de vakbonden en de werkgevers enzovoort. Ik vraag mij trouwens af of er hoe dan ook nog verdere besprekingen zullen komen en akkoorden zullen worden gesloten in het dossier, aangezien bepaalde onderhandelaars gewoonweg zijn teruggefloten door hun achterban en het dus eigenlijk niet meer duidelijk is wie namens wie spreekt. Wanneer ik bijvoorbeeld ABVV-kopstuk Rudy De Leeuw de voorbije weken bezig heb gezien in het kader van het sociaal overleg, dan vrees ik dat het inderdaad het einde is van het sociaal overlegmodel dat dit land al jaren kenmerkt. Wat daar is opgevoerd, heeft zijn gelijke niet. Ik had dan ook gedacht dat de heer De Leeuw de eer aan zichzelf zou hebben gehouden nadat hij met de broek op de enkels stond bij zijn achterban. Enige vorm van consequent gedrag kan men bij die man blijkbaar niet bespeuren en enig eergevoel is ook al niet voor hem weggelegd.
Collega’s, dat hiermee een zeer belangrijke handicap voor onze arbeidsmarkt blijft bestaan, is eigenlijk onaanvaardbaar. Het heeft een grote invloed op de instroom van jongeren naar de technische beroepen, beroepen waarom ons bedrijfsleven al jaren smeekt en waaraan er een chronisch gebrek is. Maar dat is allemaal ondergeschikt. Meer nog, het wetsontwerp zet het Parlement in het dossier voor jaren buitenspel, doordat het tijdpad dat is overeengekomen tussen de sociale partners, tot 2014-2016 loopt en er dus geen inmenging van de wetgever zal geduld worden, zoals dat ook de jongste jaren het geval was. Men heeft nu het perfecte alibi gevonden om het Parlement zich niet meer te laten bemoeien met het dossier.
Het is als wetgever triest uiteindelijk onze hoop te moeten stellen op een uitspraak van het Grondwettelijk Hof, die er eerstdaags zit aan te komen. Ik kan me niet inbeelden dat het Hof tevreden zal zijn met de zogenaamde stappen vooruit die in het dossier door het voorliggende wetsontwerp worden gezet.
Collega’s, wij blijven er dan ook van overtuigd dat het Parlement, indien het in het voorliggende dossier nog enige geloofwaardigheid aan de dag wil leggen, zijn tanden moet laten zien, het dossier naar zich toe moet trekken en een globaal, evenwichtig eenheidsstatuut moet opleggen, waarbij elke werknemer voortaan gelijkwaardig is.
Uiteraard kan zulks alleen maar gebeuren, indien een dergelijk statuut niet tot hogere loonkosten voor onze zelfstandigen en onze bedrijven leidt. Hogere loonkosten zouden in de huidige, barre economische tijden immers economische zelfmoord zijn.
Een dergelijke operatie moet met een grote loonlastenverlaging gepaard gaan, waardoor de factuur voor de bedrijven niet stijgt en waardoor, anderzijds, wat de werknemer uiteindelijk op zijn bankrekening krijgt, niet vermindert.
Het probleem is echter niet dat bijvoorbeeld de netto-ontslagvergoedingen voor de werknemers te hoog zijn. Het probleem is dat de loonlasten en de ontslagkosten voor de bedrijven te hoog zijn.
Dat probleem kan enkel worden opgelost, door de opzegvergoedingen vrij te stellen van socialezekerheidsbijdragen en fiscaliteit. Daardoor kunnen de termijnen inderdaad worden geharmoniseerd, zonder dat de werknemers van de harmonisatie de dupe zijn. Het is immers niet normaal dat bij ontslag tot 60 % van de premies wordt wegbelast en de Staat dus het grootste deel van het geld incasseert.
Collega’s, ik kan mij niet inbeelden dat de Parlementsleden die de voorbije jaren het dossier in kwestie mee hebben opgevolgd, tevreden zijn met de manier waarop het dossier nu wordt aangepakt. De oplossing is andermaal een typisch Belgisch compromis, dat toelaat de indruk te wekken dat de regering met de zaak bezig is. Ze lost echter het fundamentele probleem niet op, wel integendeel.
Ondertussen weet iedereen in het halfrond, tenminste aan Nederlandstalige zijde, dat dit land kapot gaat onder de Belgische compromissen. Het wordt bijgevolg hoog tijd dat wij het heft in handen nemen om in onze economie en op onze arbeidsmarkt orde op zaken te stellen. Elke dag langer wachten is dan ook nefast voor onze Vlaamse welvaart.
Wij zullen het IPA derhalve consequent niet goedkeuren.
Président:
André Flahaut, président.
Voorzitter: André Flahaut, voorzitter.
16.62 Catherine Fonck (cdH): Monsieur le président, monsieur le premier ministre, madame la ministre, chers collègues, on a déjà utilisé plusieurs fois l'adjectif "équilibré" mais j'insisterai sur ce point car cet accord, ce projet que nous allons voter aujourd'hui, est un accord équilibré.
On l'entend d'ailleurs au travers des débats de cet après-midi: certains voudraient revenir en arrière, vers moins en faveur des travailleurs, à savoir le projet initial d'AIP; d'autres, en revanche, voudraient davantage de "cadeaux", preuve que ce projet tient compte de la réalité des travailleurs mais également de l'importance de veiller à la compétitivité des entreprises.
Cet accord n'est pas banal car nous sommes bien évidemment dans une situation politique délicate. Rappelons-le, le gouvernement est en affaires courantes.
Pas banal non plus parce que le dossier est délicat en tant que tel. Certes, on peut regretter et discuter à l'infini sur le fait qu'il n'y a pas eu d'accord entre les partenaires sociaux mais l'accord est là aujourd'hui. C'est une proposition claire et le moins que l'on puisse dire est que le gouvernement a pris et a assumé ses responsabilités.
Je ne vais pas revenir, monsieur le président, chers collègues, sur toute la discussion que nous avons eue en commission mais je voudrais néanmoins insister sur une série de points qui me semblent particulièrement importants.
Le premier, et ce n'est pas le moindre, est le fait que l'indexation des salaires n'est pas remise en question. C'est tout sauf banal puisque l'indexation des salaires fait l'objet d'attaques sévères, notamment au niveau européen avec l'Allemagne et la France. Je crois que c'était singulièrement important de ne pas remettre en cause l'indexation des salaires.
Deuxièmement, il y a une marge pour l'augmentation salariale, en plus de l'index, à partir de 2012. Il est vrai que 0,3 % ce n'est pas beaucoup mais s'arrêter à cela, c'est ne regarder qu'une partie de la réalité. Si l'on regarde les chiffres, puisqu'on attend une augmentation de l'indexation de 3,9 %, cela revient à dire que les salaires vont augmenter de 4,2 % en deux ans. Il y aura une augmentation du salaire net pour les travailleurs dont le salaire est peu élevé grâce à un bonus à l'emploi plus important. Il s'agit de la stratégie de la lutte contre les pièges à l'emploi.
Troisième point qui me semble important, c'est la prolongation des régimes de prépension particuliers. Qu'il s'agisse de travailleurs qui ont commencé avant 17 ans et qui ont 40 ans de carrière avec la possibilité de prendre leur prépension à 56 ans ou qu'il s'agisse de ceux qui ont 33 ans de carrière et 20 ans de travail dans la construction ou de travail de nuit, ce ne sont pas des points négligeables, qui tiennent compte du caractère pénible du travail. Il y a une crainte du Conseil national du Travail de ne pas voir prolonger ces conventions collectives 96 et 97. Il était donc important de pouvoir valider à travers la loi ces régimes particuliers de prépension, par défaut, en l'absence d'un accord au sein du CNT d'ici le 15 avril et les assurer pour qu'ils puissent entrer en vigueur.
Pour la pérennisation des deux mesures de crise (prime de crise et chômage économique des employés), il est important de rappeler qu'elles ont montré des effets non négligeables en matière d'emploi, pas seulement selon les chiffres de la Belgique mais d'après ceux validés par l'Europe.
Pour le cdH, l'affectation de l'intégralité des 500 millions à l'augmentation des allocations sociales pour les pensionnés, pour les malades invalides et pour les chômeurs est un point que nous voulons mettre en avant. Cela ne nous exonère pas d'un futur débat à ce sujet – et j'y reviendrai par la suite.
Enfin, en matière d'harmonisation des statuts d'ouvrier et d'employé, il s'agit certes d'un premier pas mais il y a plusieurs manières de le voir. Pour la première fois, on amène dans la loi une augmentation des préavis des ouvriers. En ce sens, c'est un moment historique: on l'a rappelé, cela fait très longtemps que rien n'avait pu être fait. Mais ce n'est qu'un premier pas; les partenaires sociaux vont devoir fixer les phases suivantes de l'harmonisation.
Monsieur le président, madame la ministre, chers collègues, ces points et cet accord ne sont qu'un élément parmi tant d'autres. Si c'est un accord équilibré, si c'est un accord important pour les travailleurs, s'il amène une bouffée d'oxygène aux entreprises, il nous semble, au cdH, qu'il reste encore des problèmes à résoudre.
Des avancées en ce sens devront être réalisées, que ce soit sur le rapprochement total du statut des ouvriers et des employés - sans pour autant faire de la politique au rabais pour certains -, que ce soit sur la suppression du jour de carence, que ce soit sur le fait de poursuivre la politique de liaison au bien-être, même si elle dépasse largement ce débat, notamment tout ce qui touche aux pensions, y compris celles des indépendants, que ce soit encore sur la responsabilité solidaire des entreprises, ou que ce soit enfin sur les enjeux des entreprises liés à l'innovation, la recherche et la formation.
Bien sûr, cela devra se faire dans un accord de gouvernement et en lien très étroit avec les partenaires sociaux. En tout cas, cela balise les prochains mois et prochaines années où, à la fois pour les travailleurs, les entreprises et le développement économique, des éléments importants seront à défendre et où des solutions devront être apportées.
16.63 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, collega’s, wij hebben een relatief lang en geanimeerd debat gehad in de commissie voor Sociale Zaken en dat is goed. Wij hebben niet elke week de kans om als Parlement te spreken over een interprofessioneel akkoord. Wij hebben niet elke week de kans om elkaar in de ogen te kijken als het gaat over de levenssituatie van heel wat werknemers. Wij hebben niet elke week de kans om het te hebben over een issue waarbij heel duidelijk de links-rechtstegenstelling in dit Parlement speelt.
Het was een geanimeerd debat maar ik vond het persoonlijk niet zo’n productief debat. Mijn analyse van de commissievergadering is dat er twee scholen, twee interpretaties, twee visies aanwezig zijn. Laten wij, om het gemakkelijk te houden, ze de school-Mayeur noemen en de school-Gilkinet, mijn collega die daarnet zeer uitgebreid en zeer diepgaand gesproken heeft.
De school van de heer Mayeur zegt dat er een onderhandeld akkoord is, onderhandeld door de sociale partners. Die school zegt dat de heer X en de heer Y er niet in geslaagd zijn om hun achterban te overtuigen, dat de regering van lopende zaken de meubels heeft proberen te redden, dat ze er nog iets van gemaakt heeft, dat ze er het best mogelijke van gemaakt heeft. Ze zegt dat er sociaal protest is, dat dit wel legitiem is of misschien wel niet zo legitiem, maar dat het Parlement dat regeringsvoorstel moet goedkeuren. Dat is de school-Mayeur.
De school-Gilkinet zegt dat die verontwaardiging, dat sociaal protest, wel legitiem is, dat zij een aantal dingen vooruitschuiven die wel belangrijk zijn, die het vermelden waard zijn. Dat maakt voor de school-Gilkinet dat deze parlementaire bespreking een derde ronde is en dat wij ons niet zomaar kunnen neerleggen bij het voorstel van de regering.
Collega’s, mijn fractie heeft haar huiswerk gemaakt en een aantal amendementen ingediend, niet om op zoek te gaan naar het onevenwicht, niet om op zoek te gaan naar een signaal richting werkgevers om elders tewerkstelling te gaan creëren, maar wel om een aantal concrete voorstellen te doen gericht op sociale vooruitgang, gericht op het realiseren van terechte bekommernissen van heel wat werknemers die dagdagelijks hun nek uitsteken.
Wij hebben niet de tijd om in te gaan op al onze amendementen. Ik zal er een aantal uitkiezen, omdat ik daarvoor toch extra benieuwd ben naar het stemgedrag van een aantal fracties.
Ten eerste is er het opnemen van periodes van uitzendarbeid in de anciënniteit. Heel veel van onze werknemers, circa 90 000, werken vandaag met een uitzendcontract. Wij bewijzen hun een dienst als wij vandaag het amendement van Ecolo-Groen! goedkeuren om de anciënniteit die zij opbouwen in de periode van uitzendarbeid mee te berekenen in de anciënniteit.
Ten tweede, de carenzdag. Er werd daarover al heel veel gezegd. Mevrouw de minister, ik heb u in de commissie gevraagd of u mij kon zeggen welke technische, economische of sociale reden er is om de in het bemiddelingsakkoord voorziene afschaffing van de carenzdag uiteindelijk toch te schrappen.
U hebt mij geantwoord dat u daarvoor niet meteen een technische, economische of sociale reden kon vinden, dat het een onderdeel is van een politiek evenwicht, dat het het maximaal haalbare was en dat u uw collega's in deze zaal – ik vermoed de liberale collega's – niet hebt kunnen overtuigen om de carenzdag af te schaffen, zoals was voorzien en onderhandeld door de sociale partners.
De discussie over het statuut is heel moeilijk omwille van de technische complexiteit, maar ook omwille van symbolische zaken, discriminaties die vandaag nog bestaan, zoals de carenzdag. Vandaar het amendement van Ecolo-Groen!. Laten wij vandaag de stap al zetten en de carenzdag afschaffen, zoals was voorzien.
Een derde amendement dat ik extra onder uw aandacht wil brengen, is het verhaal van de minimumlonen. Het Parlement moet initiatieven nemen om in te werken op de werkloosheidsval. Wij moeten iets doen aan de steeds groter wordende groep van working poor.
Daarom stellen wij voor om een sterkere verhoging van de minimumlonen te hanteren van 20 euro per maand op kosten van de werkgevers. Tegelijkertijd, en dat is iets dat mij als jong Parlementslid na aan het hart ligt, stellen wij voor om het eigenlijk discriminatoire onderscheid dat vandaag nog bestaat tussen de minimumlonen voor jongeren onder 21 jaar en de rest van de bevolking, eindelijk weg te werken. Ook dat zou een signaal zijn.
Collega's, wij hebben een aantal concrete voorstellen ingediend omdat wij echt vinden dat dit een parlementair debat verdient, omdat wij niet, zoals de school-Mayeur, ervan uitgaan dat wij dit zomaar moeten goedkeuren: het is maar een oefening vandaag, wij bespreken dat hier wel, maar na Pasen zullen wij met het serieuze werk beginnen en zullen wij wetsvoorstellen indienen en het opnieuw doen.
Collega's, dat is niet onze manier van werken. Wij hebben vandaag de kans om het parlementair werk te doen en om stappen te zetten. Wij dienen die voorstellen dus in. Ik vind het bijzonder bizar dat rond zaken zoals het minimumloon en de carenzdag, de PS niet de openheid heeft die men van een sociaaldemocratische partij ter zake zou verwachten.
Sterker nog, als sociaaldemocraat, als socialist wachten op Pasen om te verrijzen, mijnheer Mayeur. Na Pasen zullen wij dat oplossen. Wij zullen twee weken paasreces organiseren en dan zullen wij aan sociale politiek doen, dan zullen wij het signaal geven aan onze medewerkers.
16.64 Yvan Mayeur (PS): Natuurlijk willen 75 leden van ons halfrond uw strategie steunen? U hebt een meerderheid nodig.
16.65 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer Mayeur, uw bescheidenheid siert u. U weet dat de PS slechts 27 zetels heeft in het halfrond. Het verschil is, mijnheer Mayeur, dat als wij van iets overtuigd zijn en wij zien mogelijkheden om vooruit te gaan, wij die dingen niet neerleggen en niet tot Pasen wachten om te verrijzen en aan sociale politiek te doen. Dat is het verschil tussen de collega’s van Ecolo, die heus niet uw vakbond nodig hebben om amendementen te schrijven, die ze zelf kunnen schrijven, en de Parti Socialiste, die die stappen blijkbaar niet wil zetten. Dat is het verschil tussen Ecolo en de PS. Ik hoop dat de Franstalige kiezer dat goed genoteerd heeft. Er is de school-Mayeur en de school-Gilkinet.
Collega, ik kijk nog even vooruit. Dankzij de school-Mayeur ligt er na Pasen huiswerk op de plank inzake sociale politiek. Wij moeten wetsvoorstellen indienen en bespreken. Mijn partij engageert zich daarvoor. Daarnaast moeten wij de reflectie aangaan over de langere termijn. Wij hebben het vandaag in het sociaal overleg vaak, zo niet altijd, over de loonkosten. Voor de liberalen en de andere rechtse partijen in het halfrond is dat de focus. Dat is voor hen de kern van onze competitiviteit.
Collega’s, ik nodig u uit om samen met ons na te denken over het sociaal overleg van de toekomst, waarin ook de energie- en de grondstofprijzen een plek moeten krijgen. Wij engageren ons samen met de sociale partners voor een groene economie. Dat is het sociaal overleg van de toekomst en het debat ter zake hopen wij na Pasen, samen met de PS-voorstellen, te bespreken.
Ik merk dat de heer De Croo tevreden is. Misschien zorgt dat ervoor dat hij straks nog een aantal van onze amendementen zal goedkeuren.
Wat vandaag voorligt, is geen heel slecht akkoord, maar het is wel onvoldoende. Het is noch op korte, noch op lange termijn een garantie op sociale, dus economische stabiliteit. Het is geen antwoord op een aantal terechte vragen en noden op de werkvloer. Het faciliteert niet het overleg op sectoraal niveau en ondernemingsniveau. Dat is de reden, collega’s, tenzij u toch nog onze amendementen goedkeurt, waarom wij ons zullen onthouden bij de stemming over voorliggend akkoord, dat voor ons imparfait is.
16.66 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, l'idée est de présenter les amendements. Ont-ils déjà été distribués sur les bancs?
Le président: Non. Ils ne l'ont pas été.
16.67 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): J'espère qu'ils pourront l'être afin que chacun puisse en prendre connaissance.
Le président: Vous pouvez les défendre.
16.68 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, notre premier amendement a trait au chômage économique des employés et à la façon de l'encadrer.
Dans le projet initial, au moment où les premières mesures de crise ont été votées, il avait été décidé que le chômage économique des employés devait être strictement encadré. Les dérives qui pouvaient exister au niveau des ouvriers étaient déjà connues. On a donc essayé d'éviter l'effet d'aubaine. En effet, le mécanisme mis en place était intéressant pour éviter des licenciements massifs, mais il fallait éviter qu'il soit utilisé à de mauvaises fins. On connaît des entreprises qui font travailler certains de leurs employés durant quatre jours pour les mettre au chômage économique le cinquième. Elles forcent la cadence en donnant un "petit complément", et c'est la société qui paie le jour chômé.
Selon nous, le chômage économique pour les employés peut être un bon outil, mais il ne doit pas être mal utilisé. C'est pour cette raison que nous avons repris les critères initiaux qui avaient été votés dans ce parlement. Ainsi, l'entreprise doit enregistrer une diminution de son chiffre d'affaires de 20 %. Selon nous, une diminution de 15 % constitue un amoindrissement au regard des mesures votées par le parlement de l'époque. Le chiffre d'affaires doit également être comparé à celui de l'année précédente. Si la comparaison est faite par rapport à 2008, année où la crise économique était la plus profonde, de nombreuses entreprises seront concernées.
Nous souhaitons que ce système soit encadré sectoriellement car il est clair que ce sont les acteurs sectoriels qui seront les plus à même d'éviter des abus. Nous regrettons d'ailleurs que certaines fédérations patronales – pas toutes, heureusement – n'aient pas conclu d'accord en la matière.
Nous avons déposé plusieurs amendements qui ont trait à l'amélioration du préavis pour les contrats d'ouvrier et à la cruelle différence qui existe encore entre le préavis des ouvriers et des employés. On sait que, dans notre pays, le préavis pour les ouvriers est considéré comme l'un des pires en Europe. Cela a été pointé du doigt par toute une série d'acteurs, y compris la Cour constitutionnelle belge qui, depuis 1993, relève cette discrimination qui ne repose sur aucun élément permettant de la justifier et demande que l'on avance en ce domaine.
Il est essentiel de prolonger le préavis des ouvriers. C'est l'objectif de cet amendement, comme d'autres qui seront présentés.
Un certain nombre de commissions paritaires ont déjà adopté une série de mesures pour allonger ces préavis ouvriers. Il est toutefois important que ces commissions paritaires qui ont dérogé puissent aussi bénéficier des allongements prévus. C'est l'objet de l'amendement à l'article 13. Il faut selon moi adopter ce petit amendement. Sinon, il faudra, dans quelques mois, corriger cet oubli, cette erreur, dans le cadre d'une disposition diverse. Autant voter dès le départ un texte convenable!
Un autre élément concerne la prise en compte du travail intérimaire. Lors d'une visite sur le terrain à l'occasion des licenciements intervenus chez les nombreux sous-traitants travaillant autour de l'usine VW, j'ai été très surprise de constater que certaines personnes travaillaient en tant qu'intérimaires depuis six ou sept ans et se voyaient licenciées avec un préavis d'une semaine sans recevoir la moindre indemnité.
Nous proposons clairement une amélioration car nous voulons tenir compte du travail effectué la dernière année, s'il n'y a pas eu d'interruption de plus de 15 jours. Comme nous en avons déjà discuté en commission, cette question de l'interruption posera problème. En outre, seule la dernière année est prise en compte, alors que très souvent, l'intérim est très long. Nous proposons par conséquent de prendre en compte l'ensemble des périodes d'intérim qui ont été prestées chez cet employeur avant d'avoir enfin un contrat. Rappelons que l'intérim concerne malheureusement de plus en plus de monde. Aujourd'hui, 90 000 personnes travaillent dans ces conditions. Cet élément me semble donc particulièrement important.
Notre cinquième amendement vise aussi à améliorer le préavis des ouvriers à travers des rectifications à une série d'articles. La négociation ratifiée par le Groupe des Dix allait un peu plus loin que ce qui était prévu dans le texte gouvernemental car des améliorations du préavis des ouvriers jusqu'en 2014 y étaient prévues. Il nous semble important de réintégrer ces aspects-là dans le texte. On le voit, à l'heure actuelle, de nombreux patrons hésitent à licencier leurs ouvriers car ils connaissent la valeur d'un ouvrier bien formé. Néanmoins, ce n'est pas le coût de ce licenciement qui les en dissuade. En tant qu'économiste, je sais qu'internaliser les coûts fait en sorte que l'on prend les bonnes réflexions. Il est important qu'une mauvaise décision soit pénalisée. Licencier doit dès lors avoir un certain coût, ce qui n'est pas le cas actuellement pour les ouvriers. C'est pourquoi il y a des difficultés de recrutement pour ce statut. C'est bien normal! Moi, non plus, je ne voudrais pas être licenciée du jour au lendemain avec de minuscules allocations. Il est important de remédier à ce manquement.
Le sixième amendement vise aussi à un retour à la situation antérieure, celle adoptée lors de nos discussions sur les mesures de crise. Il s'agit de tenir compte du chiffre d'affaires, à savoir que les entreprises soient déclarées en difficulté uniquement dans le cas d'une diminution de 20 % du chiffre d'affaires, et ce, en comparaison avec l'année précédente. Là aussi, ce texte contient un bug: on se réfère toujours à 2008, mais, dans cinq ans, la référence restera-t-elle vis-à-vis de 2008? Cette façon de travailler me paraît bizarre.
Le septième amendement vise à maintenir le préavis des employés.
Il n'y a aucune logique à raboter le statut des employés en améliorant le statut des ouvriers. Ou alors il s'agit d'une logique d'un autre siècle. Toujours plus de gens travaillent sous le statut d'employé; c'est une bonne chose. Raboter ces préavis ne répond à aucune réalité.
Une des inquiétudes qu'on sent poindre chez les gens est souvent de se demander si les jeunes qui entrent sur le marché du travail auront une meilleure situation que la leur. Bien souvent, ils croient que non, que la situation sera pire pour les jeunes, pour leurs enfants. Voter ce rabotage du préavis des employés, c'est envoyer le signal que pour les jeunes, la situation sera pire et qu'en cas de licenciement, ils ne bénéficieront que d'un préavis plus court.
Nos huitième et neuvième amendements visent à la prise en compte globale des périodes intérimaires et à l'amélioration de la période de préavis des employés.
Le dixième amendement est relatif à ce que le gouvernement avait appelé une "prime de licenciement". La seule petite amélioration obtenue en commission a été le changement de dénomination. Désolée, mais une prime récompense un acte positif alors qu'un licenciement est tout le contraire. Heureusement, la nouvelle dénomination sera "allocation compensatoire de licenciement", mais, malheureusement, cette allocation sera entièrement à charge de l'État. Nous voudrions qu'elle soit prise en charge pour au minimum un tiers par les employeurs.
16.69 Catherine Fonck (cdH): Il faut vous adresser à la FGTB!
16.70 Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Madame Fonck, ce n'est pas la FGTB qui vote ici, mais ce sont les parlementaires.
Notre douzième amendement vise à améliorer les salaires pour les 18-21 ans. À notre époque, continuer à donner un salaire au rabais pour cette tranche d'âge constitue un signal étonnant à envoyer aux travailleurs qui commencent à se présenter sur le marché du travail et qui veulent y entrer rapidement. Nous supprimons cet anachronisme.
Il en est de même pour l'augmentation du revenu minimum mensuel de 20 euros à charge de la collectivité et des employeurs. Le nombre de travailleurs pauvres devient de plus en plus important. En Belgique, il s'élève à 5 %. Le salaire minimum n'a été relevé que lors de l'accord interprofessionnel de 2007-2008. Il ne l'avait plus été depuis 1993. Celui-ci mérite d'être revu à la hausse lors de chaque accord interprofessionnel. C'est en ce sens que cet amendement est déposé.
Le treizième amendement est symboliquement très important, car il vise à supprimer le jour de carence. Ce jour de carence est particulièrement dénigrant, car historiquement, il reflétait l'idée selon laquelle, lorsqu'un ouvrier ne se présentait pas le premier jour de congé de maladie, c'était certainement parce qu'il n'était pas en état de travailler et pas réellement malade. Il est urgent de supprimer cet anachronisme.
Notre quatorzième amendement vise aussi à prolonger une des mesures de crise qui a été peu utilisée, mais qui, à nos yeux, était sympathique. Je veux parler de la réduction collective du temps de travail. Dans quelques entreprises, elle a été bien utilisée. Je ne vois pas pourquoi cet outil qui ne coûte pas très cher, puisqu'il est peu utilisé, mais qui permet des prises en compte collectives de situations critiques pour certaines entreprises, n'est pas prolongé. Nous souhaitons prolonger cette possibilité de réduction du temps de travail.
Il en va de même avec le crédit-temps de crise. Cet outil est utile pour éviter des licenciements ainsi que le recours au chômage économique. Nous souhaitons prolonger cette mesure.
Voilà les amendements que nous avons redéposés et que nous souhaitons voir plus largement soutenus qu'en commission.
16.71 Hans Bonte (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik heb tijdens het debat al bij herhaling stilgestaan bij een aantal cruciale amendementen. Het komt erop neer dat de wetgever volgens mij zijn verantwoordelijkheid moet opnemen om enkele forse discriminaties weg te werken die arbeiders ondergaan. Ik heb geen enkel argument gehoord om vast te houden aan het feit dat iemand die zijn boterham verdient door zijn handen vuil te maken, loon moet inleveren voor de eerste dag van zijn ziekteperiode. Ik zie daar geen enkele reden voor. Ik hoor daarvoor geen enkel argument.
Wij stellen voor alvast die discriminatie, samen met die van de opzegtermijnen weg te werken. Wij kijken benieuwd uit naar de houding van de andere mensen.
16.72 Joëlle Milquet, ministre: Monsieur le président, je vais brièvement répondre à différentes interrogations et surtout exprimer le point de vue du gouvernement.
J'ai entendu beaucoup de choses mais je me demande ce qu'auraient dit les personnes qui critiquent ce projet de loi s'il n'y avait pas eu de projet de loi du tout.
Fondamentalement, il n'y a pas dans ce projet de loi de proposition négative. Elles sont toutes positives et apportent un plus, point par point, même si c'est encore insuffisant. Pour la première fois depuis de nombreuses années, nous avons permis un pas, certes encore trop faible je vous l'accorde, mais un pas important qui n'a jamais été posé avant pour une meilleure harmonisation des statuts entre travailleurs ouvriers et employés. Je tiens à le dire. Quand je vois les avancées de ce projet de loi, je me demande si on n'aurait pas des manifestations s'il n'était pas voté plutôt que s'il était voté!
Je voudrais faire quelques rétroactes.
Il est vrai que nous nous trouvons dans une situation particulière qui in fine, a conduit le gouvernement à assumer un accord qui, même sans le soutien de la base, recueillait bel et bien, au moment où nous avons été sollicités, l'accord unanime de tous les syndicats, de leurs dirigeants et des représentants du Groupe des Dix. On est venu nous réveiller en pleine nuit pour nous demander de soutenir un accord qui était, à ce moment, pour tous les dirigeants confondus – j'en ai été témoin – historique. Il coûtait certes cher. Il avait été rédigé pour faire en sorte que le gouvernement endosse les coûts mais notre soutien a été demandé très explicitement et nous avons répondu positivement.
Publiquement, nous avons exprimé, avec les partenaires sociaux, pendant cette nuit, devant la presse, notre soutien collectif à cet accord qui, in fine, n'a pas reçu le soutien de la base. Mais il a bien été négocié, discuté avec une norme salariale, il a été accepté à l'époque par les dirigeants syndicaux et les représentants des employeurs.
Je tiens à le répéter car je pense qu'on fait parfois preuve d'amnésie au sujet de l'évolution de certaines décisions.
Je pense que ce projet contient évidemment différents éléments positifs.
Het voorliggend wetsontwerp houdt volgens mij belangrijke, positieve verbeteringen in. Ik geef een opsomming: de verlenging van de anticrisismaatregelen tot eind december 2011,de geleidelijke toenadering van de statuten van arbeiders en bedienden – een eerste, maar belangrijke stap –, het definitieve stelsel voor de schorsing, volledig of gedeeltelijk, afhankelijk van de arbeidsovereenkomst, de echte verhoging van de opzegtermijn voor arbeiders, de betaling van de ontslaguitkering.
Het minimumbedrag van ten minste 2 euro in het geval van economische werkloosheid is een nieuwe bepaling. De berekening van de anciënniteit voor uitzendkrachten is ook een nieuwe bepaling.
De welvaartskoppeling voor de beroepsziekten. De verlenging van de uitzonderingen voor brugpensioen vanaf 56 jaar. De verlenging van bepaalde akkoorden met betrekking tot het halftijds brugpensioen, de eenmalige innovatiepremies en de bijdrage van 0,10 % voor de inspanningen voor risicogroepen.
Ik heb het niet over de andere fiscale maatregelen die ook heel belangrijk zijn, maar die in een ander wetsontwerp zullen worden opgenomen.
Er kan natuurlijk kritiek op de loonmatiging en de loonnormen worden gegeven. Voor sommige mensen zijn er bepaalde nadelen aan deze bepalingen. Het grote voordeel is echter de bevestiging van de automatische indexering van de lonen.
C'est un point très important, comme cela a été souligné. Si le gouvernement l'a soutenu, c'est parce que dans cet accord conclu entre partenaires sociaux, il y avait explicitement le maintien de l'indexation automatique des salaires, ce qui nous paraît essentiel. Cette indexation, nous l'avons défendue au niveau européen et nous continuons à le faire. Nous avons fait modifier les textes du Pacte pour l'euro et des conclusions du Conseil européen pour ne pas remettre en question cet élément.
Après le refus par certaines bases de soutenir l'accord interprofessionnel, nous avons fait une proposition de médiation. Nous sommes partis de cette base qui avait été négociée sans nous; et je dois vous avouer que j'avais entendu quelques critiques, notamment sur le fait qu'on faisait payer ces accords en grande partie par la sécurité sociale. Nous l'avons modifié sous quatre aspects: l'augmentation de 120 euros poche sur le salaire minimum, la défiscalisation partielle de l'allocation de préavis, la suppression de la troisième phase, notamment pour les employés et pour le 0,90 % en matière de préavis, ce qui était important, et enfin, l'idée confirmée qu'on ne pouvait aller au-delà des trois mois initiaux en matière de préavis, ce qui semblait également une avancée importante.
Est-ce suffisant? Non, monsieur Bonte, non, monsieur Gilkinet. C'est un premier pas essentiel mais il est évident que les partenaires sociaux, à qui nous avons demandé de reprendre les négociations et la concertation sociale…
16.73 Hans Bonte (sp.a): Ik geef grif toe dat er een pak positieve elementen aanwezig is. Ik waardeer de inspanningen van de regering en de regeringsleider om onze index te handhaven. Waar ik het echt moeilijk mee heb, is dat u bij herhaling verwijst naar een IPA. Het is geen detail, mevrouw. U bent mee verantwoordelijk voor het sociaal overleg in dit land. U heeft jaren aan een stuk moeilijke dossiers geëvacueerd naar het sociaal overleg. U heeft een regeerakkoord gesloten met bepalingen rond arbeiders en bedienden. U heeft drie jaar lang in de commissie gezegd: arbeiders en bedienden, ik wil wel, maar de sociale partners…
U heeft gezegd: als men nu geen akkoord sluit in het kader van het IPA rond de sociale partners, dan moet de wetgever optreden.
Mevrouw de minister, ik stel vast dat er geen IPA is. Ik stel vast dat er geen enkel nieuw wetgevend initiatief is dat de discriminatie wegwerkt. Ik spreek u aan als een van de onderhandelaars in het kader van een hopelijk snelle nieuwe regering. Mogen wij ons verwachten aan een eis van u, met uw overtuiging dat we die discriminatie moeten wegwerken, dat in een volgend regeerakkoord duidelijk staat dat de wetgever het zal regelen of verwijst u opnieuw naar het IPA van 2016?
Ik hoor collega’s zeggen dat het tegen 2016 moet worden opgelost. Dat moet men maar durven in een context waarbij het Grondwettelijk Hof zegt dat de wetgever moet optreden. Iedereen die het dossier behandelt, weet dat we dat binnen een paar weken opnieuw zullen horen.
Mevrouw de minister, als onderhandelaar in het kader van een nieuwe regering, zult u vanuit uw overtuiging van de voorbije jaren erop aandringen dat er in dat regeerakkoord een duidelijk engagement komt dat de wetgever moet optreden om deze discriminatie weg te werken?
16.74 Guy D'haeseleer (VB): Ik deel de bekommernis van de heer Bonte omtrent het eenheidsstatuut, al heeft hij toch wat problemen met zijn langetermijngeheugen. Hij verwijst naar de laatste drie jaar dat minister Milquet bevoegd was voor Werk.
Mijnheer Bonte, weet u wie minister van Werk was toen hier op 1 april 2000 uw motie Kamerbreed werd goedgekeurd? Misschien was het een aprilgrap. Dat was Frank Vandenbroucke. In alle beleidsverklaringen, ook van de heer Vanvelthoven, stond telkens geschreven dat er vooruitgang moest worden geboekt omdat anders het Parlement het initiatief naar zich zou toetrekken.
Als u intellectueel eerlijk bent, dan zou u ook die periode vanaf 2000 mee in rekening brengen.
16.75 Hans Bonte (sp.a): We zoeken nog altijd naar een meerderheid. Ik ben ermee bezig.
16.76 Minister Joëlle Milquet: Zoals u wellicht weet, waren er twee verschillende fasen in de geschiedenis van dit wetsontwerp. Eerst was er een akkoord met de Groep van Tien en daarna was er een gebrek aan steun van de basis. Eerst en vooral was er op sommige dagen een echt akkoord en was er de vraag dat de regering dit akkoord zou steunen. Dat was duidelijk. Daarna hebben wij een aantal wijzigingen en positieve elementen toegevoegd.
Wij moeten natuurlijk verder gaan en aanvullende verbeteringen organiseren, zoals de afschaffing van de carenzdag, het einde van het verschil tussen nieuwe en oude arbeidsovereenkomsten, een betere link tussen de plicht van outplacement van de ondernemingen en de betaling van de ontslaguitkering, en de responsabilisering van de ondernemingen voor de toepassing van de wettelijke bepaling inzake economische werkloosheid.
Évidemment, il importe de relancer les partenaires sociaux dans les semaines et les mois à venir. Nous avons laissé le temps au temps. En effet, revenir prématurément autour de la table aurait été une erreur. Nous allons demander qu'ils reprennent ensemble, après Pâques, le travail d'un régime plus définitif.
Il appartiendra au prochain gouvernement d'examiner – cela dépendra des membres qui le constitueront – s'il prend lui-même quelques mesures complémentaires, dont certaines sont nécessaires, notamment la suppression du jour de carence, etc. et si, sur la base de l'évolution de la négociation entre partenaires sociaux, une partie du système continue à être discutée en termes de partenaires sociaux ou de concertation sociale. C'est une appréciation collective de ceux qui formeront le gouvernement.
En tout cas, monsieur Mayeur, il me semble que les discussions doivent être portées au niveau sectoriel.
Voor de evaluatie van het Generatiepact herhaal ik wat ik tijdens de bespreking in de commissie heb verklaard. Ik heb een brief aan de NAR gestuurd met de vraag om vóór eind september 2011 en dus tegen begin oktober 2011 een totale evaluatie van het Generatiepact te maken. Op basis van voornoemde evaluatie zal een nieuwe regering of de regering van lopende zaken – dat moeten wij nog afwachten – structurele maatregelen voorstellen.
En ce qui concerne les bonus et le lien fait par certains vers la problématique de la maîtrise des rémunérations des chefs d'entreprise dans le secteur privé et dans le secteur public, cela me semble un sujet important mais qui demande une initiative collective qui mêle à la fois les éléments fiscaux et sociaux. Des initiatives parlementaires regroupant des représentants des différentes commissions doivent être prises.
In antwoord op de vraag van de heer Vercamer kan ik mijn standpunt bevestigen. De bepalingen inzake de opzeg van bedienden worden niet gewijzigd door onderhavig wetsontwerp en blijven van toepassing. Dat betekent, bijvoorbeeld, dat de regels inzake het ingaan van de opzegperiode of de regels inzake de opzeg om het rustpensioen te verkrijgen, ongewijzigd van toepassing blijven.
Pour M. Gilkinet, je confirme ce que j'ai dit en commission: les avantages extralégaux continuent à être calculés dans le salaire en tant que tel. Aucune modification n'est prévue.
Pour l'année de référence, nous avons eu débat, mais selon les cas, l'année de référence qui vise l'année 2008 où les affaires étaient optimales est aussi une garantie pour ne pas avoir d'exagération dans les demandes. Je ne suis donc pas sûre que votre analyse soit généralisable. Comme vous le savez, un arrêté royal peut modifier tant les critères que l'année de référence.
16.77 Georges Gilkinet (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, deux choses. Sur le calcul des préavis et le fait de ne plus avoir recours à la grille Claeys, il faut considérer deux éléments: la durée du préavis et le montant à payer par mois.
Que les avantages extralégaux soient compris dans le calcul des montants à payer par mois, c'est une chose; qu'ils soient pris en compte pour le calcul de la durée du préavis en est une autre. À la lecture du texte qui nous a été soumis, il me semble que, dans le calcul de la durée du préavis, les avantages extralégaux ne sont plus pris en compte.
Dans la grille Claeys, en fonction du barème, on peut avoir accès à des mois supplémentaires. Quand vous dites que votre texte ne comprend que des avancées, même si nous les voudrions plus franches, la remise en cause, même partielle, du préavis des employés ne me paraît pas constituer une avancée. Je ne sais comment, intellectuellement, vous pouvez présenter cela comme une avancée; avec tout le respect que je vous dois.
Pour ce qui concerne le n+1, c'est-à-dire l'année de référence pour le calcul permettant l'accessibilité ou non au chômage économique des employés, je peux suivre votre raisonnement: sans doute l'année 2008 était meilleure que l'année 2010. De toute manière, cela évoluera: l'année de référence la plus proche me paraît la meilleure.
Je pense que l'on pourrait ajouter d'autres critères, notamment les bénéfices de l'entreprise. Une période de diminution de l'activité économique, de récession peut malgré tout produire des bénéfices, voire des bénéfices plus importants que l'année précédente. Dans un tel cas, avoir accès au chômage économique avec une aide de l'État devient problématique. Il m'a été rapporté des exemples où des entreprises abusaient du système. Alors, il s'agit d'effets d'aubaines pour des entrepreneurs peu scrupuleux et certains augmentent donc leurs bénéfices sur le compte de la collectivité. C'est un vrai problème.
16.78 Joëlle Milquet, ministre: Parce que c'est important pour les travaux préparatoires, je voudrais redire très clairement que les avantages extralégaux sont compris dans toutes les rémunérations, qu'il s'agisse de celles qui définissent les 30 000 euros pour l'application des nouvelles règles ou pas. Sur l'ensemble des montants en tant que tels, il n'y a aucun changement par rapport à la pratique actuelle. La seule différence, c'est qu'il y a dorénavant un système pour les employés transparent, objectif et inscrit dans la loi et qui ne va plus se baser, pour les salaires au-delà des 30 000 euros, sur la grille Claeys qui permettait d'organiser les choses au moment où le préavis était donné. C'est la seule différence. En revanche, pour les calculs et l'intégration dans les rémunérations, il n'y a aucun changement.
Je vous l'accorde, le seul point qui peut être négatif est celui que vous avez mentionné. Mais c'est 0,97 % et c'est globalement un jour. C'est un jour de trop sans doute mais c'est un équilibre en fonction de l'augmentation du préavis pour les ouvriers. Il a bien fallu faire converger les chiffres et c'est l'accord qui a été conclu par les partenaires sociaux. Objectivement, dans les faits, cela représente un jour de différence.
In verband met de laatste opmerking van mevrouw De Block, de loonmarge werd totaal conform de bepaling van de wet van 1996 vastgelegd. Indien het koninklijk besluit geschorst wordt ten gevolge van een klacht bij de Raad van State, kan desgevallend de loonmarge bij wet worden bekrachtigd. Dat is nu echter voorbarig.
Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte corrigé par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (1322/5)
Wij vatten de bespreking van de artikelen.
De door de commissie verbeterde tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1322/5)
Le projet de loi compte 56 articles.
Het wetsontwerp telt 56 artikelen.
*
* * * *
Amendements déposés:
Ingediende
amendementen:
Art. 1/1 (n)
• 42 - Georges Gilkinet cs (1322/3)
Art. 9/1 (n)
• 2 - Kristof Calvo cs (1322/2)
Art. 10
• 19 - Georges Gilkinet cs (1322/3)
Art. 10/1 (n)
• 23 - Georges Gilkinet cs (1322/3)
Art. 11
• 20 - Georges Gilkinet cs (1322/3)
Art. 11/1 (n)
• 24 - Georges Gilkinet cs (1322/3)
Art. 12/1 (n)
• 25 - Georges Gilkinet cs (1322/3)
Art. 13
• 21 - Georges Gilkinet cs (1322/3)
• 46 -
Hans Bonte (1322/3)
• 3 -
Meyrame Kitir cs (1322/3)
Art. 13/1 (n)
• 26 - Georges Gilkinet cs (1322/3)
• 47 - Hans Bonte (1322/3)
Art. 14
• 22 - Georges Gilkinet cs (1322/3)
• 48 - Hans Bonte (1322/3)
Art. 14/1 (n)
• 27 - Georges Gilkinet cs (1322/3)
Art. 17
• 45 - Georges Gilkinet cs (1322/3)
Art. 25
• 28 - Georges Gilkinet cs (1322/3)
Art. 25/1 (n)
• 35 - Georges Gilkinet cs (1322/3)
Art. 26
• 29 - Georges Gilkinet cs (1322/3)
Art. 27
• 30 - Georges Gilkinet cs (1322/3)
Art. 28
• 31 - Georges Gilkinet cs (1322/3)
Art. 29
• 32 - Georges Gilkinet cs (1322/3)
Art. 30
• 33 - Georges Gilkinet cs (1322/3)
Art. 31
• 34 - Georges Gilkinet cs (1322/3)
Art. 32
• 36 - Georges Gilkinet cs (1322/3)
Art. 32/1 (n)
• 4 - Meyrame Kitir cs (1322/3)
Art. 39
• 38 - Georges Gilkinet cs (1322/3)
Art. 39/1 (n)
• 39 - Georges Gilkinet cs (1322/3)
Art. 55/1 (n)
• 1 - Kristof Calvo cs (1322/2)
• 7 - Meyrame Kitir cs (1322/3)
Art. 57 (n)
• 40 - Georges Gilkinet cs (1322/3)
Art. 58 (n)
• 41 - Georges Gilkinet cs (1322/3)
Art. 59 (n)
• 41 - Georges
Gilkinet cs (1322/3)
La discussion des articles est close. Le vote sur les amendements et articles réservés ainsi que sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over de aangehouden amendementen en artikelen en over het geheel zal later plaatsvinden.
* *
* * *
Besluit van de artikelsgewijze bespreking:
Conclusion
de la discussion des articles:
Réservé: le vote sur les amendements et les
articles 10, 11, 13, 14, 17, 25 - 32, 39.
Aangehouden: de stemming over de amendementen en de artikelen 10, 11, 13,
14, 17, 25 - 32, 39.
Artikel per artikel aangenomen: de artikelen 1 - 9, 12, 15 - 16, 18 - 24,
33 - 38, 40 - 56.
Adoptés article par article: les articles 1 -
9, 12, 15 - 16, 18 - 24, 33 - 38, 40 - 56.
* * * * *
Je vous rappelle qu'après ce vote, nous aurons une interruption très brève pour la Conférence des présidents. Puis, nous reprendrons immédiatement à un rythme soutenu.
17 Amendements et articles réservés du projet de loi modifiant la loi du 1er février 2011 portant la prolongation de mesures de crise et l'exécution de l'accord interprofessionnel, et exécutant le compromis du gouvernement relatif au projet d'accord interprofessionnel (1322/1-5)
17 Aangehouden amendementen en artikelen van het wetsontwerp houdende aanpassing van de wet van 1 februari 2011 houdende verlenging van de crisismaatregelen en uitvoering van het interprofessioneel akkoord, en tot uitvoering van het compromis van de regering met betrekking tot het ontwerp van interprofessioneel akkoord (1322/1-5)
Vote sur l'amendement n° 42 de Georges
Gilkinet cs tendant à insérer un article 1/1 (n).(1322/3)
Stemming over amendement nr. 42 van
Georges Gilkinet cs tot invoeging van een artikel 1/1 (n).(1322/3)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 1) |
||
Ja |
22 |
Oui |
Nee |
106 |
Non |
Onthoudingen |
0 |
Abstentions |
Totaal |
128 |
Total |
En conséquence, l'amendement est rejeté.
Bijgevolg is het amendement verworpen.
Vote sur l'amendement n° 2 de Kristof
Calvo cs tendant à insérer un article 9/1 (n).(1322/2)
Stemming over amendement nr. 2 van
Kristof Calvo cs tot invoeging van een artikel 9/1 (n).(1322/2)
Peut-on considérer que le résultat du vote
précédent est valable pour celui-ci? (Oui)
Mag de uitslag van de vorige stemming ook
gelden voor deze stemming? (Ja)
(Stemming/vote 1)
En conséquence, l'amendement est rejeté.
Bijgevolg is het amendement verworpen.
Vote sur l'amendement n° 19 de Georges
Gilkinet cs à l'article 10.(1322/3)
Stemming over amendement nr. 19 van
Georges Gilkinet cs op artikel 10.(1322/3)
Peut-on considérer que le résultat du vote
précédent est valable pour celui-ci? (Oui)
Mag de uitslag van de vorige stemming ook
gelden voor deze stemming? (Ja)
(Stemming/vote 1)
En conséquence, l'amendement est rejeté et l'article 10 est adopté.
Bijgevolg is het amendement verworpen en is artikel 10 aangenomen.
Vote sur l'amendement n° 23 de Georges
Gilkinet cs tendant à insérer un article 10/1 (n).(1322/3)
Stemming over amendement nr. 23 van
Georges Gilkinet cs tot invoeging van een artikel 10/1 (n).(1322/3)
Peut-on considérer que le résultat du vote
précédent est valable pour celui-ci? (Oui)
Mag de uitslag van de vorige stemming ook
gelden voor deze stemming? (Ja)
(Stemming/vote 1)
En conséquence, l'amendement est rejeté.
Bijgevolg is het amendement verworpen.
Vote sur l'amendement n° 20 de Georges
Gilkinet cs à l'article 11.(1322/3)
Stemming over amendement nr. 20 van
Georges Gilkinet cs op artikel 11.(1322/3)
Peut-on considérer que le résultat du vote
précédent est valable pour celui-ci? (Oui)
Mag de uitslag van de vorige stemming ook
gelden voor deze stemming? (Ja)
(Stemming/vote 1)
En conséquence, l'amendement est rejeté et l'article 11 est adopté.
Bijgevolg is het amendement verworpen en is artikel 11 aangenomen.
Vote sur l'amendement n° 24 de Georges
Gilkinet cs tendant à insérer un article 11/1 (n).(1322/3)
Stemming over amendement nr. 24 van
Georges Gilkinet cs tot invoeging van een artikel 11/1 (n).(1322/3)
Peut-on considérer que le résultat du vote
précédent est valable pour celui-ci? (Oui)
Mag de uitslag van de vorige stemming ook
gelden voor deze stemming? (Ja)
(Stemming/vote 1)
En conséquence, l'amendement est rejeté.
Bijgevolg is het amendement verworpen.
Vote sur l'amendement n° 25 de Georges
Gilkinet cs tendant à insérer un article 12/1 (n).(1322/3)
Stemming over amendement nr. 25 van
Georges Gilkinet cs tot invoeging van een artikel 12/1 (n).(1322/3)
Peut-on considérer que le résultat du vote
précédent est valable pour celui-ci? (Oui)
Mag de uitslag van de vorige stemming ook
gelden voor deze stemming? (Ja)
(Stemming/vote 1)
En conséquence, l'amendement est rejeté.
Bijgevolg is het amendement verworpen.
Vote sur l'amendement n° 21 de Georges
Gilkinet cs à l'article 13.(1322/3)
Stemming over amendement nr. 21 van
Georges Gilkinet cs op artikel 13.(1322/3)
Peut-on considérer que le résultat du vote
précédent est valable pour celui-ci? (Oui)
Mag de uitslag van de vorige stemming ook
gelden voor deze stemming? (Ja)
(Stemming/vote 1)
En conséquence, l'amendement est rejeté.
Bijgevolg is het amendement verworpen.
Vote sur l'amendement n° 46 de Hans Bonte
à l'article 13.(1322/3)
Stemming over amendement nr. 46 van
Hans Bonte op artikel 13.(1322/3)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 2) |
||
Ja |
22 |
Oui |
Nee |
98 |
Non |
Onthoudingen |
11 |
Abstentions |
Totaal |
131 |
Total |
En conséquence, l'amendement est rejeté.
Bijgevolg is het amendement verworpen.
Vote sur l'amendement n° 3 de Meryame
Kitir cs à l'article 13.(1322/3)
Stemming over amendement nr. 3 van
Meryame Kitir cs op artikel 13.(1322/3)
Peut-on considérer que le résultat du vote
précédent est valable pour celui-ci? (Oui)
Mag de uitslag van de vorige stemming ook
gelden voor deze stemming? (Ja)
(Stemming/vote 2)
En conséquence, l'amendement est rejeté et l'article 13 est adopté.
Bijgevolg is het amendement verworpen en is artikel 13 aangenomen.
Vote sur l'amendement n° 26 de Georges
Gilkinet cs tendant à insérer un article 13/1 (n).(1322/3)
Stemming over amendement nr. 26 van
Georges Gilkinet cs tot invoeging van een artikel 13/1 (n).(1322/3)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 3) |
||
Ja |
22 |
Oui |
Nee |
105 |
Non |
Onthoudingen |
0 |
Abstentions |
Totaal |
127 |
Total |
En conséquence, l'amendement est rejeté.
Bijgevolg is het amendement verworpen.
(MM. Blanchart et Weyts et Mme Smeyers ont voté avec leur groupe)
Vote sur l'amendement n° 47 de Hans Bonte
tendant à insérer un article 13/1 (n).(1322/3)
Stemming over amendement nr. 47 van Hans
Bonte tot invoeging van een artikel 13/1 (n).(1322/3)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 4) |
||
Ja |
22 |
Oui |
Nee |
108 |
Non |
Onthoudingen |
0 |
Abstentions |
Totaal |
130 |
Total |
En conséquence, l'amendement est rejeté.
Bijgevolg is het amendement verworpen.
Vote sur l'amendement n° 22 de Georges
Gilkinet cs à l'article 14.(1322/3)
Stemming over amendement nr. 22 van
Georges Gilkinet cs op artikel 14.(1322/3)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 5) |
||
Ja |
22 |
Oui |
Nee |
107 |
Non |
Onthoudingen |
0 |
Abstentions |
Totaal |
129 |
Total |
En conséquence, l'amendement est rejeté.
Bijgevolg is het amendement verworpen.
(M. Stefaan
De Clerck et Mme Corinne De Permentier ont voté avec leur groupe)
Vote sur l'amendement n° 48 de Hans Bonte
à l'article 14.(1322/3)
Stemming over amendement nr. 48 van
Hans Bonte op artikel 14.(1322/3)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 6) |
||
Ja |
22 |
Oui |
Nee |
106 |
Non |
Onthoudingen |
0 |
Abstentions |
Totaal |
128 |
Total |
En conséquence, l'amendement est rejeté et l'article 14 est adopté.
Bijgevolg is het amendement verworpen en is artikel 14 aangenomen.
Vote sur l'amendement n° 27 de Georges
Gilkinet cs tendant à insérer un article 14/1 (n).(1322/3)
Stemming over amendement nr. 27 van
Georges Gilkinet cs tot invoeging van een artikel 14/1 (n).(1322/3)
Peut-on considérer que le résultat du vote
précédent est valable pour celui-ci? (Oui)
Mag de uitslag van de vorige stemming ook
gelden voor deze stemming? (Ja)
(Stemming/vote 6)
En conséquence, l'amendement est rejeté.
Bijgevolg is het amendement verworpen.
Vote sur l'amendement n° 45 de Georges Gilkinet
cs à l'article 17.(1322/3)
Stemming over amendement nr. 45 van Georges
Gilkinet cs op artikel 17.(1322/3)
Peut-on considérer que le résultat du vote
précédent est valable pour celui-ci? (Oui)
Mag de uitslag van de vorige stemming ook
gelden voor deze stemming? (Ja)
(Stemming/vote 6)
En conséquence, l'amendement est rejeté et l'article 17 est adopté.
Bijgevolg is het amendement verworpen en is artikel 17 aangenomen.
Vote sur l'amendement n° 28 de Georges Gilkinet
cs tendant à supprimer l'article 25.(1322/3)
Stemming over amendement nr. 28 van Georges
Gilkinet cs tot weglating van artikel 25.(1322/3)
Peut-on considérer que le résultat du vote
précédent est valable pour celui-ci? (Oui)
Mag de uitslag van de vorige stemming ook
gelden voor deze stemming? (Ja)
(Stemming/vote 6)
En conséquence, l'amendement est rejeté et l'article 25 est adopté.
Bijgevolg is het amendement verworpen en is artikel 25 aangenomen.
Vote sur l'amendement n° 35 de Georges Gilkinet
cs tendant à insérer un article 25/1 (n).(1322/3)
Stemming over amendement nr. 35 van Georges
Gilkinet cs tot invoeging van een artikel 25/1 (n).(1322/3)
Peut-on considérer que le résultat du vote
précédent est valable pour celui-ci? (Oui)
Mag de uitslag van de vorige stemming ook
gelden voor deze stemming? (Ja)
(Stemming/vote 6)
En conséquence, l'amendement est rejeté.
Bijgevolg is het amendement verworpen.
Vote sur l'amendement n° 29 de Georges Gilkinet
cs tendant à supprimer l'article 26.(1322/3)
Stemming over amendement nr. 29 van Georges
Gilkinet cs tot weglating van artikel 26.(1322/3)
Peut-on considérer que le résultat du vote
précédent est valable pour celui-ci? (Oui)
Mag de uitslag van de vorige stemming ook
gelden voor deze stemming? (Ja)
(Stemming/vote 6)
En conséquence, l'amendement est rejeté et l'article 26 est adopté.
Bijgevolg is het amendement verworpen en is artikel 26 aangenomen.
Vote sur l'amendement n° 30 de Georges Gilkinet
cs tendant à supprimer l'article 27.(1322/3)
Stemming over amendement nr. 30 van Georges
Gilkinet cs tot weglating van artikel 27.(1322/3)
Peut-on considérer que le résultat du vote
précédent est valable pour celui-ci? (Oui)
Mag de uitslag van de vorige stemming ook
gelden voor deze stemming? (Ja)
(Stemming/vote 6)
En conséquence, l'amendement est rejeté et l'article 27 est adopté.
Bijgevolg is het amendement verworpen en is artikel 27 aangenomen.
Vote sur l'amendement n° 31 de Georges Gilkinet
cs tendant à supprimer l'article 28.(1322/3)
Stemming over amendement nr. 31 van Georges
Gilkinet cs tot weglating van artikel 28.(1322/3)
Peut-on considérer que le résultat du vote
précédent est valable pour celui-ci? (Oui)
Mag de uitslag van de vorige stemming ook
gelden voor deze stemming? (Ja)
(Stemming/vote 6)
En conséquence, l'amendement est rejeté et l'article 28 est adopté.
Bijgevolg is het amendement verworpen en is artikel 28 aangenomen.
Vote sur l'amendement n° 32 de Georges Gilkinet
cs tendant à supprimer l'article 29.(1322/3)
Stemming over amendement nr. 32 van Georges
Gilkinet cs tot weglating van artikel 29.(1322/3)
Peut-on considérer que le résultat du vote
précédent est valable pour celui-ci? (Oui)
Mag de uitslag van de vorige stemming ook
gelden voor deze stemming? (Ja)
(Stemming/vote 6)
En conséquence, l'amendement est rejeté et l'article 29 est adopté.
Bijgevolg is het amendement verworpen en is artikel 29 aangenomen.
Vote sur l'amendement n° 33 de Georges Gilkinet
cs tendant à supprimer l'article 30.(1322/3)
Stemming over amendement nr. 33 van Georges
Gilkinet cs tot weglating van artikel 30.(1322/3)
Peut-on considérer que le résultat du vote
précédent est valable pour celui-ci? (Oui)
Mag de uitslag van de vorige stemming ook
gelden voor deze stemming? (Ja)
(Stemming/vote 6)
En conséquence, l'amendement est rejeté et l'article 30 est adopté.
Bijgevolg is het amendement verworpen en is artikel 30 aangenomen.
Vote sur l'amendement n° 34 de Georges Gilkinet
cs tendant à supprimer l'article 31.(1322/3)
Stemming over amendement nr. 34 van Georges
Gilkinet cs tot weglating van artikel 31.(1322/3)
Peut-on considérer que le résultat du vote
précédent est valable pour celui-ci? (Oui)
Mag de uitslag van de vorige stemming ook gelden
voor deze stemming? (Ja)
(Stemming/vote 6)
En conséquence, l'amendement est rejeté et l'article 31 est adopté.
Bijgevolg is het amendement verworpen en is artikel 31 aangenomen.
Vote sur l'amendement n° 36 de Georges Gilkinet
cs à l'article 32.(1322/3)
Stemming over amendement nr. 36 van Georges
Gilkinet cs op artikel 32.(1322/3)
Peut-on considérer que le résultat du vote
précédent est valable pour celui-ci? (Oui)
Mag de uitslag van de vorige stemming ook
gelden voor deze stemming? (Ja)
(Stemming/vote 6)
En conséquence, l'amendement est rejeté et l'article 32 est adopté.
Bijgevolg is het amendement verworpen en is artikel 32 aangenomen.
Vote sur l'amendement n° 4 de Meryame Kitir cs
tendant à insérer un article 32/1 (n).(1322/3)
Stemming over amendement nr. 4 van Meryame
Kitir cs tot invoeging van een artikel 32/1 (n).(1322/3)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 7) |
||
Ja |
22 |
Oui |
Nee |
109 |
Non |
Onthoudingen |
0 |
Abstentions |
Totaal |
131 |
Total |
En conséquence, l'amendement est rejeté.
Bijgevolg is het amendement verworpen.
Vote sur l'amendement n° 38 de Georges Gilkinet
cs à l'article 39.(1322/3)
Stemming over amendement nr. 38 van Georges
Gilkinet cs op artikel 39.(1322/3)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 8) |
||
Ja |
21 |
Oui |
Nee |
108 |
Non |
Onthoudingen |
0 |
Abstentions |
Totaal |
129 |
Total |
En conséquence, l'amendement est rejeté et l'article 39 est adopté.
Bijgevolg is het amendement verworpen en is artikel 39 aangenomen.
Vote sur l'amendement n° 39 de Georges Gilkinet
cs tendant à insérer un article 39/1 (n).(1322/3)
Stemming over amendement nr. 39 van Georges
Gilkinet cs tot invoeging van een artikel 39/1 (n).(1322/3)
Peut-on considérer que le résultat du vote
précédent est valable pour celui-ci? (Oui)
Mag de uitslag van de vorige stemming ook
gelden voor deze stemming? (Ja)
(Stemming/vote 8)
En conséquence, l'amendement est rejeté.
Bijgevolg is het amendement verworpen.
Vote sur l'amendement n° 1 de Kristof Calvo cs
tendant à insérer un article 55/1 (n).(1322/3)
Stemming over amendement nr. 1 van Kristof
Calvo cs tot invoeging van een artikel 55/1 (n).(1322/3)
Peut-on considérer que le résultat du vote
précédent est valable pour celui-ci? (Oui)
Mag de uitslag van de vorige stemming ook
gelden voor deze stemming? (Ja)
(Stemming/vote 8)
En conséquence, l'amendement est rejeté.
Bijgevolg is het amendement verworpen.
Vote sur l'amendement n° 7 de Meryame Kitir cs
tendant à insérer un article 55/1 (n).(1322/3)
Stemming over amendement nr. 7 van Meryame
Kitir cs tot invoeging van een artikel 55/1 (n).(1322/3)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 9) |
||
Ja |
21 |
Oui |
Nee |
98 |
Non |
Onthoudingen |
11 |
Abstentions |
Totaal |
130 |
Total |
En conséquence, l'amendement est rejeté.
Bijgevolg is het amendement verworpen.
Vote sur l'amendement n° 40 de Georges Gilkinet
cs tendant à insérer un article 57 (n).(1322/3)
Stemming over amendement nr. 40 van Georges
Gilkinet cs tot invoeging van een artikel 57 (n).(1322/3)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 10) |
||
Ja |
20 |
Oui |
Nee |
107 |
Non |
Onthoudingen |
0 |
Abstentions |
Totaal |
127 |
Total |
En conséquence, l'amendement est rejeté.
Bijgevolg is het amendement verworpen.
Vote sur l'amendement n° 41 de Georges Gilkinet
cs tendant à insérer des articles 58 et 59 (n).(1322/3)
Stemming over amendement nr. 41 van Georges
Gilkinet cs tot invoeging van artikelen 58 en 59 (n).(1322/3)
Peut-on considérer que le résultat du vote
précédent est valable pour celui-ci? (Oui)
Mag de uitslag van de vorige stemming ook
gelden voor deze stemming? (Ja)
(Stemming/vote 10)
En conséquence, l'amendement est rejeté.
Bijgevolg is het amendement verworpen.
18 Ensemble du projet de loi modifiant la loi du 1er février 2011 portant la prolongation de mesures de crise et l'exécution de l'accord interprofessionnel, et exécutant le compromis du gouvernement relatif au projet d'accord interprofessionnel (1322/5)
18 Geheel van het wetsontwerp houdende aanpassing van de wet van 1 februari 2011 houdende verlenging van de crisismaatregelen en uitvoering van het interprofessioneel akkoord, en tot uitvoering van het compromis van de regering met betrekking tot het ontwerp van interprofessioneel akkoord (1322/5)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une
déclaration avant le vote? (Non)
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)
Begin van de stemming
/ Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 11) |
||
Ja |
72 |
Oui |
Nee |
0 |
Non |
Onthoudingen |
59 |
Abstentions |
Totaal |
131 |
Total |
En conséquence, la Chambre adopte le projet de
loi. Il sera transmis au Sénat. (1322/6)
Bijgevolg neemt de Kamer het wetsontwerp
aan. Het zal aan de Senaat worden overgezonden. (1322/6)
La séance est levée. Prochaine séance le jeudi 7 avril 2011 à 19.45 heures.
De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering donderdag 7 april 2011 om 19.45 uur.
La séance est levée à 19.30 heures.
De vergadering wordt gesloten om 19.30 uur.
Ce compte rendu n'a pas d'annexe. |
Dit verslag heeft geen bijlage. |
|
|
|
|
Vote nominatif - Naamstemming: 001
Oui
|
022 |
Ja |
Balcaen Ronny, Bonte Hans, Boulet Juliette,
Calvo y Castañer Kristof, Deleuze Olivier, Detiège Maya, De Vriendt Wouter,
Geerts David, Genot Zoé, Gerkens Muriel, Gilkinet Georges, Kitir Meryame,
Landuyt Renaat, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Temmerman Karin, Tobback Bruno,
Tuybens Bruno, Van der Maelen Dirk, Van Hecke Stefaan, Vanheste Ann,
Vanlerberghe Myriam, Vanvelthoven Peter
Non
|
106 |
Nee |
Annemans Gerolf, Arens Joseph, Bacquelaine
Daniel, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Beuselinck Manu,
Blanchart Philippe, Bogaert Hendrik, Bracke Siegfried, Brotcorne Christian,
Burgeon Colette, Chastel Olivier, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Coëme Guy,
Colen Alexandra, Collard Philippe, Courard Philippe, De Block Maggie, De Bue
Valérie, De Clerck Stefaan, De Croo Herman, Dedecker Peter, Dedecker Jean
Marie, Degroote Koenraad, Delizée Jean-Marc, De Man Filip, De Meulemeester
Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, Déom Valérie, De Permentier Corinne, Devin
Laurent, Devlies Carl, Dewael Patrick, D'haeseleer Guy, Dierick Leen, Dufrane
Anthony, Dumery Daphné, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck
Catherine, Francken Theo, Frédéric André, Galant Jacqueline, George Joseph,
Giet Thierry, Goffin Philippe, Goyvaerts Hagen, Grosemans Karolien, Henry
Olivier, Jadin Kattrin, Jambon Jan, Kindermans Gerald, Lalieux Karine, Lambert
Marie-Claire, Lanjri Nahima, Laruelle Sabine, Leterme Yves, Logghe Peter, Louis
Laurent, Luykx Peter, Madrane Rachid, Maertens Bert, Maingain Olivier, Marghem
Marie-Christine, Mayeur Yvan, Michel Charles, Milquet Joëlle, Moriau Patrick,
Musin Linda, Muylle Nathalie, Onkelinx Laurette, Özen Özlem, Pas Barbara, Rolin
Myriam, Seminara Franco, Smeyers Sarah, Sminate Nadia, Somers Ine, Terwingen
Raf, Thiébaut Eric, Thiéry Damien, Turtelboom Annemie, Uyttersprot Karel,
Valkeniers Bruno, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van Den Ende Annick,
Vandeput Steven, Van der Auwera Liesbeth, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck
Jan, Van Moer Reinilde, Van Noppen Florentinus, Van Quickenborne Vincent, Van
Vaerenbergh Kristien, Vercamer Stefaan, Verherstraeten Servais, Vervotte Inge,
Veys Tanguy, Vienne Christiane, Weyts Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle
Abstentions |
000 |
Onthoudingen |
Vote nominatif - Naamstemming: 002
Oui
|
022 |
Ja |
Balcaen Ronny, Bonte Hans, Boulet Juliette,
Calvo y Castañer Kristof, Deleuze Olivier, Detiège Maya, De Vriendt Wouter,
Geerts David, Genot Zoé, Gerkens Muriel, Gilkinet Georges, Kitir Meryame,
Landuyt Renaat, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Temmerman Karin, Tobback Bruno,
Tuybens Bruno, Van der Maelen Dirk, Van Hecke Stefaan, Vanheste Ann,
Vanlerberghe Myriam, Vanvelthoven Peter
Non
|
098 |
Nee |
Arens Joseph, Bacquelaine Daniel, Bastin
Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Beuselinck Manu, Blanchart Philippe,
Bogaert Hendrik, Bracke Siegfried, Brotcorne Christian, Burgeon Colette,
Chastel Olivier, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Coëme Guy, Collard
Philippe, Courard Philippe, De Block Maggie, De Bue Valérie, De Clerck Stefaan,
De Croo Herman, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, Degroote Koenraad, Delizée
Jean-Marc, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, Déom Valérie, De
Permentier Corinne, Devin Laurent, Devlies Carl, Dewael Patrick, Dierick Leen,
Dufrane Anthony, Dumery Daphné, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck
Catherine, Francken Theo, Frédéric André, Galant Jacqueline, George Joseph,
Giet Thierry, Goffin Philippe, Grosemans Karolien, Henry Olivier, Jadin
Kattrin, Jambon Jan, Kindermans Gerald, Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire,
Lanjri Nahima, Laruelle Sabine, Leterme Yves, Louis Laurent, Luykx Peter,
Madrane Rachid, Maertens Bert, Maingain Olivier, Marghem Marie-Christine,
Mathot Alain, Mayeur Yvan, Michel Charles, Milquet Joëlle, Moriau Patrick,
Musin Linda, Muylle Nathalie, Onkelinx Laurette, Özen Özlem, Rolin Myriam,
Seminara Franco, Smeyers Sarah, Sminate Nadia, Somers Ine, Terwingen Raf,
Thiébaut Eric, Thiéry Damien, Turtelboom Annemie, Uyttersprot Karel, Van Cauter
Carina, Van den Bergh Jef, Van Den Ende Annick, Vandeput Steven, Van der Auwera
Liesbeth, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Moer Reinilde, Van Noppen
Florentinus, Van Quickenborne Vincent, Van Vaerenbergh Kristien, Vercamer
Stefaan, Verherstraeten Servais, Vervotte Inge, Vienne Christiane, Weyts Ben,
Wollants Bert, Wouters Veerle
Abstentions |
011 |
Onthoudingen |
Annemans Gerolf, Colen Alexandra, De Bont Rita,
De Man Filip, D'haeseleer Guy, Goyvaerts Hagen, Logghe Peter, Pas Barbara,
Ponthier Annick, Valkeniers Bruno, Veys Tanguy
Vote nominatif - Naamstemming: 003
Oui
|
022 |
Ja |
Balcaen Ronny, Bonte Hans, Boulet Juliette,
Calvo y Castañer Kristof, Deleuze Olivier, Detiège Maya, De Vriendt Wouter,
Geerts David, Genot Zoé, Gerkens Muriel, Gilkinet Georges, Kitir Meryame,
Landuyt Renaat, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Temmerman Karin, Tobback Bruno,
Tuybens Bruno, Van der Maelen Dirk, Van Hecke Stefaan, Vanheste Ann,
Vanlerberghe Myriam, Vanvelthoven Peter
Non
|
105 |
Nee |
Annemans Gerolf, Arens Joseph, Bacquelaine
Daniel, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Beuselinck Manu, Bogaert
Hendrik, Bracke Siegfried, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Chastel
Olivier, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Coëme Guy, Colen Alexandra, Collard
Philippe, Courard Philippe, De Block Maggie, De Bont Rita, De Bue Valérie, De
Croo Herman, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, Degroote Koenraad, Delizée
Jean-Marc, De Man Filip, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa,
Déom Valérie, De Permentier Corinne, Devin Laurent, Devlies Carl, Dewael
Patrick, D'haeseleer Guy, Dierick Leen, Dufrane Anthony, Dumery Daphné,
Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Francken Theo,
Frédéric André, Galant Jacqueline, George Joseph, Giet Thierry, Goffin
Philippe, Goyvaerts Hagen, Grosemans Karolien, Henry Olivier, Jadin Kattrin,
Jambon Jan, Kindermans Gerald, Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire, Lanjri
Nahima, Laruelle Sabine, Leterme Yves, Logghe Peter, Louis Laurent, Luykx
Peter, Madrane Rachid, Maertens Bert, Maingain Olivier, Marghem
Marie-Christine, Mathot Alain, Mayeur Yvan, Michel Charles, Milquet Joëlle,
Moriau Patrick, Musin Linda, Muylle Nathalie, Onkelinx Laurette, Özen Özlem,
Pas Barbara, Ponthier Annick, Rolin Myriam, Seminara Franco, Sminate Nadia,
Somers Ine, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Thiéry Damien, Turtelboom Annemie,
Uyttersprot Karel, Valkeniers Bruno, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van
Den Ende Annick, Vandeput Steven, Van der Auwera Liesbeth, Van Eetvelde
Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Moer Reinilde, Van Noppen Florentinus, Van
Quickenborne Vincent, Van Vaerenbergh Kristien, Vercamer Stefaan, Verherstraeten
Servais, Vervotte Inge, Veys Tanguy, Vienne Christiane, Wollants Bert, Wouters
Veerle
Abstentions |
000 |
Onthoudingen |
Vote nominatif - Naamstemming: 004
Oui
|
022 |
Ja |
Balcaen Ronny, Bonte Hans, Boulet Juliette,
Calvo y Castañer Kristof, Deleuze Olivier, Detiège Maya, De Vriendt Wouter,
Geerts David, Genot Zoé, Gerkens Muriel, Gilkinet Georges, Kitir Meryame,
Landuyt Renaat, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Temmerman Karin, Tobback Bruno,
Tuybens Bruno, Van der Maelen Dirk, Van Hecke Stefaan, Vanheste Ann,
Vanlerberghe Myriam, Vanvelthoven Peter
Non
|
108 |
Nee |
Annemans Gerolf, Arens Joseph, Bacquelaine
Daniel, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Beuselinck Manu,
Blanchart Philippe, Bogaert Hendrik, Bracke Siegfried, Brotcorne Christian,
Burgeon Colette, Chastel Olivier, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Coëme Guy,
Colen Alexandra, Collard Philippe, Courard Philippe, De Block Maggie, De Bont
Rita, De Bue Valérie, De Clerck Stefaan, De Croo Herman, Dedecker Peter,
Dedecker Jean Marie, Degroote Koenraad, Delizée Jean-Marc, De Man Filip, De
Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, Déom Valérie, Devin Laurent,
Devlies Carl, Dewael Patrick, D'haeseleer Guy, Dierick Leen, Dufrane Anthony,
Dumery Daphné, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine,
Francken Theo, Frédéric André, Galant Jacqueline, George Joseph, Giet Thierry,
Goffin Philippe, Goyvaerts Hagen, Grosemans Karolien, Henry Olivier, Jadin
Kattrin, Jambon Jan, Kindermans Gerald, Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire,
Lanjri Nahima, Laruelle Sabine, Leterme Yves, Logghe Peter, Louis Laurent,
Luykx Peter, Madrane Rachid, Maertens Bert, Maingain Olivier, Marghem
Marie-Christine, Mathot Alain, Mayeur Yvan, Michel Charles, Milquet Joëlle,
Moriau Patrick, Musin Linda, Muylle Nathalie, Onkelinx Laurette, Özen Özlem,
Pas Barbara, Ponthier Annick, Rolin Myriam, Seminara Franco, Smeyers Sarah,
Sminate Nadia, Somers Ine, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Thiéry Damien,
Turtelboom Annemie, Uyttersprot Karel, Valkeniers Bruno, Van Cauter Carina, Van
den Bergh Jef, Van Den Ende Annick, Vandeput Steven, Van der Auwera Liesbeth,
Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Moer Reinilde, Van Noppen
Florentinus, Van Quickenborne Vincent, Van Vaerenbergh Kristien, Vercamer
Stefaan, Verherstraeten Servais, Vervotte Inge, Veys Tanguy, Vienne Christiane,
Weyts Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle
Abstentions |
000 |
Onthoudingen |
Vote nominatif - Naamstemming: 005
Oui
|
022 |
Ja |
Balcaen Ronny, Bonte Hans, Boulet Juliette,
Calvo y Castañer Kristof, Deleuze Olivier, Detiège Maya, De Vriendt Wouter,
Geerts David, Genot Zoé, Gerkens Muriel, Gilkinet Georges, Kitir Meryame,
Landuyt Renaat, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Temmerman Karin, Tobback Bruno,
Tuybens Bruno, Van der Maelen Dirk, Van Hecke Stefaan, Vanheste Ann,
Vanlerberghe Myriam, Vanvelthoven Peter
Non
|
107 |
Nee |
Annemans Gerolf, Arens Joseph, Bacquelaine
Daniel, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Beuselinck Manu,
Blanchart Philippe, Bogaert Hendrik, Bracke Siegfried, Brotcorne Christian,
Burgeon Colette, Chastel Olivier, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Coëme Guy,
Colen Alexandra, Collard Philippe, Courard Philippe, De Block Maggie, De Bont
Rita, De Bue Valérie, De Clerck Stefaan, De Croo Herman, Dedecker Peter,
Dedecker Jean Marie, Degroote Koenraad, Delizée Jean-Marc, De Man Filip, De
Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, Déom Valérie, Devin Laurent,
Devlies Carl, Dewael Patrick, D'haeseleer Guy, Dierick Leen, Dufrane Anthony,
Dumery Daphné, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine,
Francken Theo, Frédéric André, Galant Jacqueline, George Joseph, Giet Thierry,
Goffin Philippe, Goyvaerts Hagen, Grosemans Karolien, Henry Olivier, Jadin
Kattrin, Jambon Jan, Kindermans Gerald, Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire,
Lanjri Nahima, Laruelle Sabine, Leterme Yves, Logghe Peter, Louis Laurent,
Luykx Peter, Madrane Rachid, Maertens Bert, Maingain Olivier, Marghem
Marie-Christine, Mathot Alain, Mayeur Yvan, Michel Charles, Moriau Patrick, Musin
Linda, Muylle Nathalie, Onkelinx Laurette, Özen Özlem, Pas Barbara, Ponthier
Annick, Rolin Myriam, Seminara Franco, Smeyers Sarah, Sminate Nadia, Somers
Ine, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Thiéry Damien, Turtelboom Annemie,
Uyttersprot Karel, Valkeniers Bruno, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van
Den Ende Annick, Vandeput Steven, Van der Auwera Liesbeth, Van Eetvelde
Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Moer Reinilde, Van Noppen Florentinus, Van
Quickenborne Vincent, Van Vaerenbergh Kristien, Vercamer Stefaan,
Verherstraeten Servais, Vervotte Inge, Veys Tanguy, Vienne Christiane, Weyts
Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle
Abstentions |
000 |
Onthoudingen |
Vote nominatif - Naamstemming: 006
Oui
|
022 |
Ja |
Balcaen Ronny, Bonte Hans, Boulet Juliette,
Calvo y Castañer Kristof, Deleuze Olivier, Detiège Maya, De Vriendt Wouter,
Geerts David, Genot Zoé, Gerkens Muriel, Gilkinet Georges, Kitir Meryame,
Landuyt Renaat, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Temmerman Karin, Tobback Bruno,
Tuybens Bruno, Van der Maelen Dirk, Van Hecke Stefaan, Vanheste Ann,
Vanlerberghe Myriam, Vanvelthoven Peter
Non
|
106 |
Nee |
Annemans Gerolf, Arens Joseph, Bacquelaine
Daniel, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Beuselinck Manu,
Blanchart Philippe, Bogaert Hendrik, Bracke Siegfried, Brotcorne Christian,
Burgeon Colette, Chastel Olivier, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Coëme Guy,
Colen Alexandra, Collard Philippe, Courard Philippe, De Block Maggie, De Bont
Rita, De Bue Valérie, De Croo Herman, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie,
Degroote Koenraad, Delizée Jean-Marc, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal,
Demol Elsa, Déom Valérie, Devin Laurent, Devlies Carl, Dewael Patrick,
D'haeseleer Guy, Dierick Leen, Dufrane Anthony, Dumery Daphné, Fernandez
Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Francken Theo, Frédéric André,
Galant Jacqueline, George Joseph, Giet Thierry, Goffin Philippe, Goyvaerts
Hagen, Grosemans Karolien, Henry Olivier, Jadin Kattrin, Jambon Jan, Kindermans
Gerald, Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire, Lanjri Nahima, Laruelle Sabine,
Leterme Yves, Logghe Peter, Louis Laurent, Luykx Peter, Madrane Rachid,
Maertens Bert, Maingain Olivier, Marghem Marie-Christine, Mathot Alain, Mayeur
Yvan, Michel Charles, Milquet Joëlle, Moriau Patrick, Musin Linda, Muylle
Nathalie, Onkelinx Laurette, Özen Özlem, Pas Barbara, Ponthier Annick, Rolin
Myriam, Seminara Franco, Smeyers Sarah, Sminate Nadia, Somers Ine, Terwingen
Raf, Thiébaut Eric, Thiéry Damien, Turtelboom Annemie, Uyttersprot Karel,
Valkeniers Bruno, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van Den Ende Annick,
Vandeput Steven, Van der Auwera Liesbeth, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck
Jan, Van Moer Reinilde, Van Noppen Florentinus, Van Quickenborne Vincent, Van
Vaerenbergh Kristien, Vercamer Stefaan, Verherstraeten Servais, Vervotte Inge,
Veys Tanguy, Vienne Christiane, Weyts Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle
Abstentions |
000 |
Onthoudingen |
Vote nominatif - Naamstemming: 007
Oui
|
022 |
Ja |
Balcaen Ronny, Bonte Hans, Boulet Juliette,
Calvo y Castañer Kristof, Deleuze Olivier, Detiège Maya, De Vriendt Wouter,
Geerts David, Genot Zoé, Gerkens Muriel, Gilkinet Georges, Kitir Meryame,
Landuyt Renaat, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Temmerman Karin, Tobback Bruno,
Tuybens Bruno, Van der Maelen Dirk, Van Hecke Stefaan, Vanheste Ann,
Vanlerberghe Myriam, Vanvelthoven Peter
Non
|
109 |
Nee |
Annemans Gerolf, Arens Joseph, Bacquelaine
Daniel, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Beuselinck Manu,
Blanchart Philippe, Bogaert Hendrik, Bracke Siegfried, Brotcorne Christian,
Burgeon Colette, Chastel Olivier, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Coëme Guy,
Colen Alexandra, Collard Philippe, Courard Philippe, De Block Maggie, De Bont
Rita, De Bue Valérie, De Clerck Stefaan, De Croo Herman, Dedecker Peter,
Dedecker Jean Marie, Degroote Koenraad, Delizée Jean-Marc, De Man Filip, De
Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, Déom Valérie, De Permentier
Corinne, Devin Laurent, Devlies Carl, Dewael Patrick, D'haeseleer Guy, Dierick
Leen, Dufrane Anthony, Dumery Daphné, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André,
Fonck Catherine, Francken Theo, Frédéric André, Galant Jacqueline, George
Joseph, Giet Thierry, Goffin Philippe, Goyvaerts Hagen, Grosemans Karolien,
Henry Olivier, Jadin Kattrin, Jambon Jan, Kindermans Gerald, Lalieux Karine,
Lambert Marie-Claire, Lanjri Nahima, Laruelle Sabine, Leterme Yves, Logghe
Peter, Louis Laurent, Luykx Peter, Madrane Rachid, Maertens Bert, Maingain
Olivier, Marghem Marie-Christine, Mathot Alain, Mayeur Yvan, Michel Charles,
Milquet Joëlle, Moriau Patrick, Musin Linda, Muylle Nathalie, Onkelinx
Laurette, Özen Özlem, Pas Barbara, Ponthier Annick, Rolin Myriam, Seminara
Franco, Smeyers Sarah, Sminate Nadia, Somers Ine, Terwingen Raf, Thiébaut Eric,
Thiéry Damien, Turtelboom Annemie, Uyttersprot Karel, Valkeniers Bruno, Van
Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van Den Ende Annick, Vandeput Steven, Van der
Auwera Liesbeth, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Moer Reinilde, Van
Noppen Florentinus, Van Quickenborne Vincent, Van Vaerenbergh Kristien,
Vercamer Stefaan, Verherstraeten Servais, Vervotte Inge, Veys Tanguy, Vienne
Christiane, Weyts Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle
Abstentions |
000 |
Onthoudingen |
Vote nominatif - Naamstemming: 008
Oui
|
021 |
Ja |
Balcaen Ronny, Bonte Hans, Boulet Juliette,
Deleuze Olivier, Detiège Maya, De Vriendt Wouter, Geerts David, Genot Zoé,
Gerkens Muriel, Gilkinet Georges, Kitir Meryame, Landuyt Renaat, Snoy et
d'Oppuers Thérèse, Temmerman Karin, Tobback Bruno, Tuybens Bruno, Van der
Maelen Dirk, Van Hecke Stefaan, Vanheste Ann, Vanlerberghe Myriam, Vanvelthoven
Peter
Non
|
108 |
Nee |
Annemans Gerolf, Arens Joseph, Bacquelaine
Daniel, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Beuselinck Manu,
Blanchart Philippe, Bogaert Hendrik, Bracke Siegfried, Brotcorne Christian,
Burgeon Colette, Chastel Olivier, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Coëme Guy,
Colen Alexandra, Collard Philippe, Courard Philippe, De Block Maggie, De Bont
Rita, De Bue Valérie, De Clerck Stefaan, De Croo Herman, Dedecker Peter,
Dedecker Jean Marie, Degroote Koenraad, Delizée Jean-Marc, De Man Filip, De
Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, Déom Valérie, De Permentier
Corinne, Devin Laurent, Devlies Carl, Dewael Patrick, D'haeseleer Guy, Dierick Leen,
Dufrane Anthony, Dumery Daphné, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck
Catherine, Francken Theo, Frédéric André, Galant Jacqueline, George Joseph,
Giet Thierry, Goffin Philippe, Goyvaerts Hagen, Grosemans Karolien, Henry
Olivier, Jadin Kattrin, Jambon Jan, Kindermans Gerald, Lalieux Karine, Lambert
Marie-Claire, Lanjri Nahima, Laruelle Sabine, Leterme Yves, Logghe Peter, Louis
Laurent, Luykx Peter, Madrane Rachid, Maertens Bert, Maingain Olivier, Marghem
Marie-Christine, Mathot Alain, Mayeur Yvan, Michel Charles, Milquet Joëlle,
Moriau Patrick, Musin Linda, Muylle Nathalie, Onkelinx Laurette, Özen Özlem,
Pas Barbara, Ponthier Annick, Rolin Myriam, Seminara Franco, Smeyers Sarah,
Sminate Nadia, Somers Ine, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Thiéry Damien,
Turtelboom Annemie, Uyttersprot Karel, Valkeniers Bruno, Van Cauter Carina, Van
den Bergh Jef, Van Den Ende Annick, Vandeput Steven, Van der Auwera Liesbeth,
Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Noppen Florentinus, Van
Quickenborne Vincent, Van Vaerenbergh Kristien, Vercamer Stefaan,
Verherstraeten Servais, Vervotte Inge, Veys Tanguy, Vienne Christiane, Weyts
Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle
Abstentions |
000 |
Onthoudingen |
Vote nominatif - Naamstemming: 009
Oui
|
021 |
Ja |
Balcaen Ronny, Bonte Hans, Boulet Juliette,
Calvo y Castañer Kristof, Deleuze Olivier, Detiège Maya, De Vriendt Wouter,
Geerts David, Genot Zoé, Gerkens Muriel, Gilkinet Georges, Kitir Meryame,
Landuyt Renaat, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Temmerman Karin, Tobback Bruno,
Tuybens Bruno, Van Hecke Stefaan, Vanheste Ann, Vanlerberghe Myriam,
Vanvelthoven Peter
Non
|
098 |
Nee |
Arens Joseph, Bacquelaine Daniel, Bastin
Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Beuselinck Manu, Blanchart Philippe,
Bogaert Hendrik, Bracke Siegfried, Brotcorne Christian, Burgeon Colette,
Chastel Olivier, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Coëme Guy, Collard
Philippe, Courard Philippe, De Block Maggie, De Bue Valérie, De Clerck Stefaan,
De Croo Herman, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, Degroote Koenraad, Delizée
Jean-Marc, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, Déom Valérie, De
Permentier Corinne, Devin Laurent, Devlies Carl, Dewael Patrick, Dierick Leen,
Dufrane Anthony, Dumery Daphné, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck
Catherine, Francken Theo, Frédéric André, Galant Jacqueline, George Joseph,
Giet Thierry, Goffin Philippe, Grosemans Karolien, Henry Olivier, Jadin
Kattrin, Jambon Jan, Kindermans Gerald, Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire,
Lanjri Nahima, Laruelle Sabine, Leterme Yves, Louis Laurent, Luykx Peter,
Madrane Rachid, Maertens Bert, Maingain Olivier, Marghem Marie-Christine,
Mathot Alain, Mayeur Yvan, Michel Charles, Milquet Joëlle, Moriau Patrick,
Musin Linda, Muylle Nathalie, Onkelinx Laurette, Özen Özlem, Rolin Myriam,
Seminara Franco, Smeyers Sarah, Sminate Nadia, Somers Ine, Terwingen Raf,
Thiébaut Eric, Thiéry Damien, Turtelboom Annemie, Uyttersprot Karel, Van Cauter
Carina, Van den Bergh Jef, Van Den Ende Annick, Vandeput Steven, Van der Auwera
Liesbeth, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Moer Reinilde, Van Noppen
Florentinus, Van Quickenborne Vincent, Van Vaerenbergh Kristien, Vercamer
Stefaan, Verherstraeten Servais, Vervotte Inge, Vienne Christiane, Weyts Ben,
Wollants Bert, Wouters Veerle
Abstentions |
011 |
Onthoudingen |
Annemans Gerolf, Colen Alexandra, De Bont Rita,
De Man Filip, D'haeseleer Guy, Goyvaerts Hagen, Logghe Peter, Pas Barbara,
Ponthier Annick, Valkeniers Bruno, Veys Tanguy
Vote nominatif - Naamstemming: 010
Oui |
020 |
Ja |
Bonte Hans, Boulet Juliette, Calvo y Castañer
Kristof, Detiège Maya, De Vriendt Wouter, Geerts David, Genot Zoé, Gerkens
Muriel, Gilkinet Georges, Kitir Meryame, Landuyt Renaat, Snoy et d'Oppuers
Thérèse, Temmerman Karin, Tobback Bruno, Tuybens Bruno, Van der Maelen Dirk,
Van Hecke Stefaan, Vanheste Ann, Vanlerberghe Myriam, Vanvelthoven Peter
Non
|
107 |
Nee |
Arens Joseph, Bacquelaine Daniel, Bastin
Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Beuselinck Manu, Blanchart Philippe,
Bogaert Hendrik, Bracke Siegfried, Brotcorne Christian, Burgeon Colette,
Chastel Olivier, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Coëme Guy, Colen Alexandra,
Collard Philippe, Courard Philippe, De Block Maggie, De Bont Rita, De Bue
Valérie, De Clerck Stefaan, De Croo Herman, Dedecker Peter, Dedecker Jean
Marie, Degroote Koenraad, Delizée Jean-Marc, De Man Filip, De Meulemeester
Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, Déom Valérie, De Permentier Corinne, Devin
Laurent, Devlies Carl, Dewael Patrick, D'haeseleer Guy, Dierick Leen, Dufrane
Anthony, Dumery Daphné, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck
Catherine, Francken Theo, Frédéric André, Galant Jacqueline, George Joseph,
Giet Thierry, Goffin Philippe, Goyvaerts Hagen, Grosemans Karolien, Henry
Olivier, Jadin Kattrin, Jambon Jan, Kindermans Gerald, Lalieux Karine, Lambert
Marie-Claire, Lanjri Nahima, Laruelle Sabine, Leterme Yves, Logghe Peter, Louis
Laurent, Luykx Peter, Madrane Rachid, Maertens Bert, Maingain Olivier, Marghem
Marie-Christine, Mathot Alain, Mayeur Yvan, Michel Charles, Milquet Joëlle,
Moriau Patrick, Musin Linda, Muylle Nathalie, Onkelinx Laurette, Özen Özlem,
Pas Barbara, Ponthier Annick, Rolin Myriam, Seminara Franco, Smeyers Sarah,
Sminate Nadia, Somers Ine, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Thiéry Damien,
Turtelboom Annemie, Uyttersprot Karel, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef,
Van Den Ende Annick, Vandeput Steven, Van der Auwera Liesbeth, Van Eetvelde
Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Moer Reinilde, Van Noppen Florentinus, Van
Quickenborne Vincent, Van Vaerenbergh Kristien, Vercamer Stefaan,
Verherstraeten Servais, Vervotte Inge, Veys Tanguy, Vienne Christiane, Weyts
Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle
Abstentions |
000 |
Onthoudingen |
Vote nominatif - Naamstemming: 011
Oui
|
072 |
Ja |
Arens Joseph, Bacquelaine Daniel, Bastin
Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Blanchart Philippe, Bogaert Hendrik,
Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Chastel Olivier, Clarinval David,
Clerfayt Bernard, Coëme Guy, Collard Philippe, Courard Philippe, De Block
Maggie, De Bue Valérie, De Clerck Stefaan, De Croo Herman, Delizée Jean-Marc,
Déom Valérie, De Permentier Corinne, Devin Laurent, Devlies Carl, Dewael
Patrick, Dierick Leen, Dufrane Anthony, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut
André, Fonck Catherine, Frédéric André, Galant Jacqueline, George Joseph, Giet
Thierry, Goffin Philippe, Henry Olivier, Jadin Kattrin, Kindermans Gerald,
Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire, Lanjri Nahima, Laruelle Sabine, Leterme
Yves, Louis Laurent, Madrane Rachid, Maingain Olivier, Marghem Marie-Christine,
Mathot Alain, Mayeur Yvan, Michel Charles, Milquet Joëlle, Moriau Patrick,
Musin Linda, Muylle Nathalie, Onkelinx Laurette, Özen Özlem, Rolin Myriam,
Seminara Franco, Somers Ine, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Thiéry Damien, Turtelboom
Annemie, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van Den Ende Annick, Van der
Auwera Liesbeth, Van Quickenborne Vincent, Vercamer Stefaan, Verherstraeten
Servais, Vervotte Inge, Vienne Christiane
Non |
000 |
Nee |
Abstentions |
059 |
Onthoudingen |
Annemans Gerolf, Balcaen Ronny, Beuselinck Manu, Bonte Hans, Boulet
Juliette, Bracke Siegfried, Calvo y Castañer Kristof, Colen Alexandra, De Bont
Rita, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, Degroote Koenraad, Deleuze Olivier,
De Man Filip, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, Detiège Maya,
De Vriendt Wouter, D'haeseleer Guy, Dumery Daphné, Francken Theo, Geerts David,
Genot Zoé, Gerkens Muriel, Gilkinet Georges, Goyvaerts Hagen, Grosemans
Karolien, Jambon Jan, Kitir Meryame, Landuyt Renaat, Logghe Peter, Luykx Peter,
Maertens Bert, Pas Barbara, Ponthier Annick, Smeyers Sarah, Sminate Nadia, Snoy
et d'Oppuers Thérèse, Temmerman Karin, Tobback Bruno, Tuybens Bruno,
Uyttersprot Karel, Valkeniers Bruno, Vandeput Steven, Van der Maelen Dirk, Van
Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Hecke Stefaan, Vanheste Ann,
Vanlerberghe Myriam, Van Moer Reinilde, Van Noppen Florentinus, Van Vaerenbergh
Kristien, Vanvelthoven Peter, Veys Tanguy, Weyts Ben, Wollants Bert, Wouters
Veerle