Séance plénière

Plenumvergadering

 

du

 

Jeudi 24 mars 2011

 

Après-midi

 

______

 

 

van

 

Donderdag 24 maart 2011

 

Namiddag

 

______

 

 


La séance est ouverte à 14.17 heures et présidée par M. André Flahaut.

De vergadering wordt geopend om 14.17 uur en voorgezeten door de heer André Flahaut.

 

Le président: La séance est ouverte.

De vergadering is geopend.

 

Une série de communications et de décisions doivent être portées à la connaissance de la Chambre. Elles seront reprises sur le site web de la Chambre et insérées dans l'annexe du compte rendu intégral de cette séance.

Een reeks mededelingen en besluiten moeten ter kennis gebracht worden van de Kamer. Zij worden op de website van de Kamer en in de bijlage bij het integraal verslag van deze vergadering opgenomen.

 

Ministres du gouvernement fédéral présents lors de l'ouverture de la séance:

Tegenwoordig bij de opening van de vergadering zijn de ministers van de federale regering:

Didier Reynders, Guy Vanhengel, Melchior Wathelet.

 

Excusés

Berichten van verhindering

 

Olivier Maingain, en mission à l'étranger / met zending buitenslands;

Peter Vanvelthoven, à l'étranger / buitenslands;

Linda Musin, Conseil de l'Europe / Raad van Europa.

 

01 Ordre du jour

01 Agenda

 

Conformément à l'avis de la Conférence des présidents du 23 mars 2011, je vous propose d'inscrire à l'ordre du jour de la séance plénière de cet après-midi la proposition de loi de MM. Jef Van den Bergh et David Clarinval, Mme Catherine Fonck, M. Rachid Madrane et Mme Carina Van Cauter modifiant la loi du 13 mars 2011 portant des dispositions diverses concernant la Mobilité, en vue de prolonger les pouvoirs accordés au Roi (nos 1302/1 et 2).

Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van 23 maart 2011, stel ik u voor op de agenda van de plenaire vergadering van deze namiddag het wetsvoorstel van de heren Jef Van den Bergh en David Clarinval, mevrouw Catherine Fonck, de heer Rachid Madrane en mevrouw Carina Van Cauter tot wijziging van de wet van 13 maart 2011 houdende diverse bepalingen inzake Mobiliteit wat de verlenging van de termijn van de bevoegdheid toegekend aan de Koning betreft (nrs 1302/1 en 2) in te schrijven.

 

Pas d'observation? (Non)

Il en sera ainsi.

 

Geen bezwaar? (Nee)

Aldus zal geschieden.

 

Questions

Vragen

 

01.01  Herman De Croo (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik wil even over de orde van de werkzaamheden interpelleren.

 

Ik merk dat de eerste minister een erg gevraagd en bevraagd man blijkt te zijn. Er zijn tijdens het huidige vragenuurtje elf vragen aan de eerste minister gericht. Drie van de vragen aan hem zijn ingediend door mijn heel geëerde en achtbare collega’s van de fractie.

 

Enkel om het werk te vergemakkelijken, vraag ik, ten eerste, of wij de eerste minister mogen verwachten.

 

Ten tweede, ik weet dat hij veel werk heeft, maar rond welk tijdstip mogen wij hem verwachten? Wij kunnen desgevallend immers de onontbeerlijke schikkingen treffen.

 

Wij dringen er vooral op aan dat hij aanwezig zou kunnen zijn voor de vragen over de lopende zaken. Hij heeft daarover vele zaken geschreven, ook in vrije tribunes. Misschien kan hij daaromtrent in de Kamer enige uitleg komen geven.

 

01.02  Gerolf Annemans (VB): Mijnheer de voorzitter, ik heb ook een vraag over de lopende zaken. Ik zie natuurlijk met veel belangstelling het antwoord van de eerste minister op mijn vraag tegemoet, te meer daar hij vanmorgen in De Standaard zelf uitrukt om de kritiek op zijn lopende zaken te pareren.

 

Ik zou erop willen aandringen dat u hem laat oproepen.

 

Le président: Comme j'ai eu l'occasion de le dire à certains d'entre vous hier après-midi, après la Conférence des présidents, et comme j'ai eu l'occasion de le répéter à d'autres ce matin, en cette journée un peu particulière, le premier ministre participe aux réunions du sommet européen et à la réunion Benelux. En tant que membre de cette Chambre, il a d'ailleurs demandé à être excusé pour son absence lors des votes. Par écrit, il m'a informé qu'il ferait le maximum pour rejoindre l'assemblée et répondre aux questions qui lui sont destinées. Il était incapable de me dire à quel moment il pourrait nous rejoindre.

 

Si des députés souhaitent poser leur question, des membres du gouvernement sont en possession des réponses du premier ministre, notamment celles concernant le tabac. Si des membres ne souhaitent pas entendre la réponse du premier ministre par la voix d'un autre ministre, je leur propose purement et simplement de reporter leur question à la semaine prochaine.

 

J'espère que le premier ministre pourra nous rejoindre mais vous conviendrez aisément avec moi qu'il serait malvenu d'envoyer des MP le chercher à la réunion du sommet européen.

 

(…): (…)

 

Le président: C'est le genre de spectacles qui ne me fait pas rire!

 

01.03  Gerolf Annemans (VB): U vreest dat hij niet zal komen, want hij heeft zijn antwoorden al aan andere ministers bezorgd?

 

Le président: Non. Une précision a été apportée: il a donné à certains membres du gouvernement des réponses à ces questions. Comme le Règlement le permet, un autre ministre peut répondre. Si le membre refuse qu'un autre ministre réponde, la question sera renvoyée à plus tard.

 

En ce qui concerne le cas présent, je suppose que le premier ministre fera le maximum pour nous rejoindre afin de répondre au moins aux deux questions sur de lopende zaken. Croisons les doigts ou prions!

 

01.04  Gerolf Annemans (VB): Ik stel voor dat u een van de vele helikopters boven de Wetstraat te zijner beschikking stelt en hem laat komen.

 

01.05  Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ten eerste, toen wij gisteren daaromtrent ruggespraak hielden, was het voorstel dat de eerste minister rond 15 u 15, 15 u 30 zou komen. Aangezien wij altijd constructief zijn, kon ik mij daarmee, op die voorwaarde, akkoord verklaren.

 

Ten tweede, de portefeuille aan vragen aan de eerste minister is van die aard dat zijn uitspraken over de lopende zaken ook onze aandacht hebben aangehouden.

 

Er zijn echter nog andere thema's, niet het minste het asielbeleid, in verband waarmee ik ook graag de antwoorden op de vragen uit de mond van de eerste minister zou vernemen. Het staat collega's vrij om ermee akkoord te gaan dat een ander regeringslid antwoordt op hun vragen. Wij willen alvast graag naast de vragen over de lopende zaken, het antwoord inzake de begroting voor entiteit II en de asielproblematiek rond 15 u 30 van de eerste minister zelf vernemen, zoals was afgesproken.

 

Le président: J'entends bien votre souhait mais entre vouloir et pouvoir, il y a une nuance.

 

Nous verrons si le premier ministre nous rejoint. S'il ne nous rejoint pas, je ne peux pas aller le faire chercher manu militari. D'autres ont essayé mais cela n'a jamais fonctionné!

 

01.06  Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de voorzitter, ik stel vast de afwezigheid van de eerste minister bijna chronisch wordt. Men kan zich vandaag wel wegsteken achter het feit dat er een Europese top is. Ik weet bijvoorbeeld dat Sarkozy nog uit Parijs moet vertrekken, maar de eerste minister kan niet uit de Wetstraat 16 op 100 meter van hier vertrekken.

 

Vorige week was het net hetzelfde. Ik sta hier vandaag met een vraag die eigenlijk vorige week had moeten worden gesteld. De week ervoor, om de geheugens op te frissen, is de minister hier sporadisch binnengekomen, veel te laat en heeft zich snel van de vragen afgemaakt. Het respect van de eerste minister voor het Parlement vermindert met de dag. Er is altijd een reden om hem hier niet te vinden.

 

Als men interviews kan geven, als men tijd heeft voor alles, kan hij vandaag ook in het Parlement zijn. Ik wens mijn vraag aan de eerste minister te stellen. Vorige week hebben wij een uitzondering gemaakt. Vorige week zou hij terugkomen, maar dan had hij opnieuw geen tijd en vandaag komt hij helemaal niet. Ik vind dat het Parlement dat als controleur van de uitvoerende macht niet mag verdragen.

 

Le président: J'entends bien!

 

01.07  Herman De Croo (Open Vld): Mevrouw De Block zal de vraag inzake het rookverbod stellen aan de vice-eersteminister.

 

01.08  Gerolf Annemans (VB): Vorige week heeft de heer Goyvaerts die vraag aan de heer Reynders gesteld en heeft hij daarop een antwoord gekregen.

 

De voorzitter: De heer Reynders is aanwezig. Er zijn twee vragen voor de heer Reynders.

 

01.09  Herman De Croo (Open Vld): De heer Reynders is ondertussen een week ouder.

 

01.10  Gerolf Annemans (VB): Tot 2015 is de heer Reynders ter beschikking.

 

01.11  Bruno Tobback (sp.a): Mijnheer de voorzitter, de tekenen van goede wil van de heer De Croo zijn hartroerend.

 

Ik wil toch wel enige duidelijkheid. U zegt dat collega’s kunnen accepteren dat hun vraag wordt gesteld aan een van de andere onvolprezen excellenties die hier aanwezig zijn. Ik neem aan dat dat voor samengevoegde vragen niet betekent dat de tweede vraagsteller ook genoegen moet nemen met het antwoord van de heer Reynders? Het lijkt mij nogal voor de hand te liggen dat, als de eerste minister dan toch alleen maar komt wanneer het hem goed uitkomt om mee te delen wat hij graag meedeelt, de collega’s dan ook de keuze hebben om te wachten tot het de eerste minister behaagt om in het Parlement te zijn, zodat zij alsnog hun vragen kunnen stellen aan die regering van lopende zaken.

 

Wat de praktische organisatie betreft, ik heb gisteren op de Conferentie van voorzitters begrepen dat de eerste minister niet in het begin van de vergadering aanwezig zou kunnen zijn. Weten wij ondertussen hoe laat en van wanneer tot wanneer hij er wel zal zijn? Het wordt een beetje al te gortig als wij hier maar moeten zitten wachten tot hij niets anders te doen heeft en het hem behaagt om aanwezig te zijn, om dan te moeten vaststellen dat hij na een kwartier weer weg is. Van wanneer tot wanneer zal de eerste minister in het Parlement zijn om aan zijn democratische plichten te voldoen?

 

Le président: Chers collègues, j'ignore l'heure exacte à laquelle le premier ministre sera présent. Il s'est engagé à faire le maximum pour arriver. Je vous propose concrètement de poser les questions aux membres présents, de poursuivre avec l'examen des propositions et lorsque le premier ministre sera parmi nous, nous pourrons rouvrir l'heure des questions si vous le souhaitez. Nous ne pouvons faire autrement. Nous demanderons aux chefs d'État et de gouvernement de fixer les sommets un autre jour que le jeudi, parce que le Parlement belge souhaite entendre le premier ministre! Il vous est toujours loisible de déposer une résolution.

 

U hebt een voorstel van resolutie over het punt, mijnheer Tobback?

 

01.12  Bruno Tobback (sp.a): Neen, ik heb een reactie op uw opmerking, mijnheer de voorzitter. Ik kan natuurlijk niet anders zijn dan pragmatisch, maar als het stilaan de gewoonte wordt dat de eerste minister bijna nooit meer komt, dan vind ik niet dat u er zich vanaf mag maken door te zeggen dat dat alleen maar ligt aan de Europese top.

 

Vandaag is er een Europese top. Op andere momenten hebben wij ook al moeten wachten op de eerste minister, omdat hij iets beter te doen had, zonder veel duidelijkheid daarover.

 

Vandaag neem ik aan dat de Europese top een redelijke reden is voor zijn afwezigheid. Ik stel echter wel vast dat het de tweede opeenvolgende week is dat de eerste minister komt en gaat, zoals het hem uitkomt. Het is ook niet slechts de tweede keer dat wij te horen krijgen dat hij iets anders te doen heeft.

 

Ik wil dus weten welke redenen er nog zijn, naast een Europese top, waarom een eerste minister in lopende zaken afwezig mag zijn. Hij voert een beleid zoals dat zou moeten gebeuren, maar hij vindt het niet nodig om naar de Kamer te komen.

 

Le président: Mais le premier ministre était présent dans cette enceinte la semaine dernière comme la semaine précédente. Il n'est pas présent aujourd'hui, mais vous devez comprendre que cela peut arriver.

 

01.13  Bruno Tobback (sp.a): Hij was hier vorige week om een verklaring af te leggen, maar vervolgens is hij opnieuw vertrokken. Zo niet zouden er geen vragen naar deze week zijn uitgesteld. Als er dus vragen zijn die vorige week niet zijn beantwoord, is dat omdat de eerste minister er niet was. Dat wil toch zeggen dat de eerste minister er niet was en er niet op wou antwoorden.

 

Le président: Allons-nous poursuivre cette discussion ou passons-nous aux questions qui peuvent être posées aux membres du gouvernement ici présents? Si Mme De Block et M. Dedecker acceptent de poser leurs questions à M. Vanhengel, qui a été désigné par le premier ministre pour y répondre, je les invite à le faire.

 

(…): (…)

 

Le président: Excusez-moi, c'est M. Reynders qui donnera la réponse.

 

02 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Maggie De Block aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "het rookverbod" (nr. P0149)

- de heer Jean Marie Dedecker aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "het rookverbod" (nr. P0150)

02 Questions jointes de

- Mme Maggie De Block au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "l'interdiction de fumer" (n° P0149)

- M. Jean Marie Dedecker au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "l'interdiction de fumer" (n° P0150)

 

02.01  Maggie De Block (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, heren ministers, collega’s, ik betreur dat de eerste minister hier niet aanwezig is. De Kamer is volgens mij nog altijd het hart van de Belgische politiek. Als hij interviews kan geven en verklaringen aan de pers afleggen, dan neem ik aan dat hij tenminste de moed heeft om zich ook in deze politieke arena te verantwoorden.

 

Collega’s, het arrest van het Grondwettelijk Hof van 15 maart was duidelijk: roken in horecazaken is verboden vanaf 1 juli. Als democraten respecteren wij natuurlijk deze beslissing, maar dit heeft wel een aantal gevolgen. De overgangsmaatregelen zoals bepaald in de nu vernietigde wet, vervallen. Daardoor is de overgangstermijn van drie jaar naar drie maanden veranderd. Dat zorgt voor een aantal mogelijk kwalijke gevolgen voor de horecasector.

 

Een aantal mensen heeft investeringen gedaan. Ik bespaar u de technische uitleg over afzuigsystemen en rookkamers, want dat wekt altijd enige hilariteit. Dit vergt echter inspanningen van die mensen, financieringen, fiscale aftrekmogelijkheden. Zaken die zich mogelijk hebben geprofileerd naar een rokerspubliek, zullen een daling van hun omzet zien in de volgende maanden.

 

Mijnheer de minister, bent u bereid om samen met de eerste minister namens de regering in overleg te treden met de horecasector om eventuele begeleidingsmaatregelen te treffen, teneinde een cascade aan financiële rampen en faillissementen te vermijden?

 

02.02  Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de voorzitter, ik wil opmerken dat deze vraag vorige week reeds werd ingediend en gericht was aan de eerste minister. Aangezien de eerste minister last heeft van chronisch spijbelgedrag zal ik die vraag hier vandaag maar stellen, want ik denk dat het rookverbod eerder van kracht zal zijn dan dat de eerste minister hier komt antwoorden.

 

02.03  Servais Verherstraeten (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik had begrepen dat wij vandaag bijeen zouden komen voor het vragenuurtje, maar ik stel vast, nu reeds bij de tweede vraag, dat men telkens herneemt en politieke statements wil maken.

 

Ofwel stelt men de vragen die men wenst te stellen ofwel, als het Parlement het nuttiger acht om deze plenaire zitting te schorsen tot de Europese top is afgelopen, dan doen wij dat.

 

02.04  Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer Verherstraeten, ik poog reeds 14 dagen die vraag te stellen. Uw grote baas heeft last van spijbelgedrag.

 

Collega’s, sedert roken een besmettelijke ziekte geworden is, tracht men de rokers te verbannen uit de publieke ruimte alsof zij een soort van melaatse zijn. Men heeft hier ongeveer een jaar geleden een wet ineengeflanst die nu door het Grondwettelijk Hof ongrondwettelijk verklaard is.

 

Het gevolg daarvan is dat nu ook mensen die heel wat investeringen gedaan hebben naar aanleiding van die wet van vorig jaar, die voorzien hadden een overgangsperiode te hebben tot 2014, ondertussen gepakt worden en in feite voor heel wat extra kosten staan. Roken in een restaurant is verdwenen, mensen hebben zich daarbij neergelegd. Roken was toegestaan in kleine cafés.

 

Collega’s, men mag niet vergeten dat uit alle onderzoeken blijkt dat 70 % van de tooghangers in de bruine cafés rokers zijn. Wat doet men? Men maakt er een soort van illegale van in zijn eigen stamkroeg en ze worden naar het trottoir verbannen.

 

Vandaag vraag ik wat de regering ter zake zal doen. U hebt de restauranthouders een soort compensatie gegeven via een btw-verlaging. Vorige week hebt u nog geantwoord, mijnheer Reynders, dat dit hier niet kan omdat er een Europese regelgeving is. Wat gaat u doen? Gaat u het Grondwettelijk Hof volgen? Dat hoeft niet. U kunt de wet aanpassen. Dat is niet moeilijk. Wij zijn het Grondwettelijk Hof ook niet gevolgd in verband met BHV.

 

Ik stel voor dat wij het doen zoals in Nederland, waar er een soort volksopstand geweest is en waar nu een nieuwe regering is die luistert naar de bevolking en die zich niet laat doen door het gezondheidsfanatisme, die beseft dat 30 % van de mensen in onze samenleving verslaafd is, en die klaar en duidelijk stelt dat in cafeetjes waar er geen personeel is en die minder dan 70 m2 groot zijn, de cafébaas beslist of er wel of niet gerookt wordt.

 

Ik ga een gelijkaardig wetsvoorstel indienen in de toekomst. Ik vraag u nu echter concreet wat u zal doen voor deze mensen. Ik vermoed immers dat er meer cafébazen dan rokers zullen stoppen als gevolg van deze maatregel.

 

02.05 Minister Didier Reynders: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik heb hier veel commentaar gehoord.

 

Er zijn twee tradities in het Parlement. Ik heb nu 12 jaar ervaring op de regeringsbanken.

 

Ten eerste, is er de traditionele afwezigheid van de eerste minister tijdens een Europese Top. Ten tweede, zijn er daarover veel incidenten in het Parlement wanneer zo’n Europese Top op donderdag plaatsvindt. Ook nu zien wij diezelfde toestanden.

 

De eerste minister heeft mij gevraagd te antwoorden. Dat zal ik doen.

 

Het is correct dat er een beslissing van het Grondwettelijk Hof is. Vanaf 1 juli moet er dus een rookverbod komen in alle cafés. Wij zullen dit moeten toepassen. De regering moet dit toepassen. Mijnheer Dedecker, het is altijd mogelijk dat het Parlement, zelfs in lopende zaken, een andere richting ingaat, maar de regering zal die beslissing correct toepassen. Het gaat immers om een arrest van het Grondwettelijk Hof.

 

Ten tweede, hebben wij beslist een overleg te starten met de horecasector. Er bestaat een risico van een verlies aan omzet voor de horecasector. U weet dat wij gekozen hebben voor een verlaagd btw-tarief van 12 % voor de restaurants, maar wij moeten nu ook compensaties vinden voor andere actoren zoals de cafés. Wij zullen dat samen met andere collega’s doen. Het gaat niet alleen om Financiën, maar ook om Sociale Zaken en Werk. Waarschijnlijk moeten wij voor de zelfstandigen enkele maatregelen nemen.

 

U zult vragen om welke categorieën het gaat, en om welke maatregelen. Ik denk aan uitstel van de sociale bijdrage en uitstellen op fiscaal vlak, maar misschien kunnen ook de afschrijvingen vlugger gebeuren dan voorzien, of misschien komen er andere concrete maatregelen. Wij gaan hierover overleggen met de horecasector en wij zullen dan beslissen compensaties te geven, als dat nodig is. Ik ben van mening dat het nodig is nu dit nieuwe arrest er is. In de volgende weken, nog voor 1 juli, zullen wij opnieuw naar het Parlement komen met onze oplossingen ter zake.

 

Het overleg is gestart. Wij hebben al een eerste contact gehad met de horecasector. Wij gaan nu zoeken hoe wij het verlies aan omzet kunnen compenseren.

 

02.06  Maggie De Block (Open Vld): Mijnheer de minister, u zegt dat het Parlement nog een initiatief kan nemen, maar dat is niet waar. U weet heel goed dat er tegen een arrest van het Grondwettelijk Hof geen beroep mogelijk is en dat wij daar ook vanuit het Parlement niets aan kunnen doen.

 

Ik heb gezegd dat wij respect hebben voor de beslissing van het Grondwettelijk Hof.

 

Ik neem er akte van dat u zegt dat een aantal fiscale, parafiscale en sociale maatregelen nodig zijn. Dat is nu juist wat ik vraag: dat u zou overleggen met de mensen die betrokken zijn door de plotse wijziging van de wet. Meer vraagt Open Vld niet.

 

02.07  Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de minister, bedankt dat u zegt dat u de sector zult horen en bepaalde maatregelen zult nemen. Dat is een eerste punt.

 

Ten tweede, ik vind het jammer dat u zich een beetje wegsteekt. Wat er vandaag gebeurt, is “le gouvernement des juges.” In principe heeft het Grondwettelijk Hof beslist wat de politiek niet durft. De politiek maakt krakkemikkige wetten waar de burger het slachtoffer van is. De burger volgt die wetten op en doet investeringen. Door het gebrek aan politieke durf is de burger nu echter het slachtoffer.

 

Er kunnen wel wetsaanpassingen gebeuren. De regering kan vandaag beslissen om de wet aan te passen.

 

Ik zal zelf ook een wetsvoorstel indienen en er de hoogdringendheid voor vragen. Mijn voorstel behelst dat in cafés van minder dan 75 vierkante meter groot, waar er geen personeel is, de cafébaas over het roken beslist. Mijnheer de minister, u hebt nog twee maanden de tijd om dat goed te keuren.

 

Anderzijds verheug ik mij erover dat u zegt dat er maatregelen komen.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

De voorzitter: Er staan nu twee vragen op de agenda, een vraag van mevrouw Temmerman en een andere vraag van de heer Vandeput aan de eerste minister over de financiële situatie van de gemeenten.

 

Stellen wij de vragen of wachten wij?

 

02.08  Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik wil op de komst van de eerste minister wachten.

 

De voorzitter: Dan volgen drie vragen van mevrouw Smeyers en de heren De Man en Somers over onenigheid binnen de regering over de instructienota inzake regularisatie.

 

Dit zijn dezelfde vragen als in de commissie, maar met nuances, zoals de sprekers zelf zeggen. Wachten wij?

 

02.09  Jan Jambon (N-VA): Dit is een vraag aan de eerste minister, dus wij wachten. De vraag gaat immers over onenigheid binnen de regering.

 

Le président: Je suis désolé pour le ministre qui était pressenti pour répondre!

 

02.10  Filip De Man (VB): Mijnheer de voorzitter, ik kan moeilijk aan de staatssecretaris vragen dat hij de staatssecretaris terugfluit, dus het antwoord moet van de eerste minister komen.

 

De voorzitter: Dat is uw interpretatie. Er staat nochtans een vraagteken in uw vraag.

 

02.11  Bart Somers (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijn vraag was ook gericht aan de eerste minister, dus ik zou ze ook graag aan hem stellen.

 

De voorzitter: Aan de agenda staat de vraag van de heer Calvo aan de eerste minister over de Europese stresstests. Mevrouw Turtelboom moet daarop antwoorden maar zij is er nog niet.

 

03 Questions jointes de

- M. Daniel Bacquelaine au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "l'intervention en Libye" (n° P0169)

- Mme Alexandra Colen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "la guerre en Libye" (n° P0179)

03 Samengevoegde vragen van

- de heer Daniel Bacquelaine aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de interventie in Libië" (nr. P0169)

- mevrouw Alexandra Colen aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de oorlog in Libië" (nr. P0179)

 

La réponse sera donnée par le ministre des Affaires étrangères.

 

03.01  Daniel Bacquelaine (MR): Monsieur le président, je poserai bien entendu ma question au ministre des Affaires étrangères car cela relève directement de ses compétences. En outre, je souhaite que mon pays soit représenté au sommet européen. Pour le reste, je voudrais dire à M. Vanackere que nous considérons effectivement que le parlement a le devoir de suivre les événements libyens. Si nous avons accordé la confiance au gouvernement et voté une résolution du parlement dans ce sens, nous avons très clairement dit lundi dernier que le parlement continuerait à jouer son rôle dans le cadre du suivi de la campagne militaire en cours en Libye.

 

Monsieur le ministre, ma question porte sur trois éléments. Premièrement, où en est l'évolution en ce qui concerne le commandement ou le pilotage militaire en Libye? Quel est le rôle assigné à l'OTAN en cette matière? On nous dit que l'OTAN prend en charge l'embargo sur les armes au niveau maritime. De quelle façon le commandement s'organise-t-il? Comment s'intègre-t-il par rapport aux différents pays qui participent à cette opération? On sait que tous les pays de l'OTAN n'ont pas la même position sur ce conflit de même que les pays de l'Union européenne. Il y a effectivement une difficulté par rapport à ce pilotage militaire.

 

Deuxièmement, en ce qui concerne le pilotage politique, quelle est l'évolution relative à la définition des finalités et objectifs poursuivis? À un moment donné, il faudra bien arriver à une situation nouvelle en Libye. Comment le dialogue entre les différents pays de la coalition se passe-t-il à propos des objectifs diplomatiques? Ceux-ci doivent à la fois être menés en parallèle et intervenir dans un second stade afin de trouver une solution stable pour les populations libyennes. On sait qu'on ne peut pas laisser les populations totalement dépourvues par rapport à ce qui se passe actuellement en Libye. C'est d'ailleurs le sens de notre résolution.

 

Enfin, monsieur le ministre, quelle est votre position sur l'intégration de pays arabes dans le cadre du soutien à l'intervention de la coalition? Il nous paraît en effet absolument nécessaire que des efforts diplomatiques soient menés envers les pays arabes pour faire en sorte que le soutien des pays arabes soit de plus en plus fort par rapport à cette opération. Il y va de sa réussite et de son acceptation internationale.

 

Je vous remercie pour les éléments de réponses que vous pourrez nous fournir.

 

03.02  Alexandra Colen (VB): Mijnheer de minister, ik had in de commissie een vraag ingediend over de evolutie van de toestand in Libië en hoe u als minister van Buitenlandse Zaken de toestand evalueert. Hoe evalueert u de evolutie sinds het lanceren van de aanvallen in het weekeinde door verschillende Westerse landen op Libië? Welk resultaat is er tot nu toe al bereikt?

 

Als wij het nieuws volgen, zien wij vooral verdeeldheid over wie eigenlijk de aanvallen of de actie coördineert en leidt. Een aantal deelnemende landen wil dat de NAVO dat doet, maar de NAVO zelf is daar nog geen vragende partij voor geweest. Een aantal NAVO-landen heeft zelfs VN-resolutie 1973 niet goedgekeurd en had daar bedenkingen bij. De Arabische Liga was ook een van de elementen, zelfs een van de voorwaarden voor Belgische deelname aan de interventie. Ondertussen is die ook aan het terugkrabbelen: zij zijn verdeeld. Wij kunnen alleen maar constateren dat een land als Saoedi-Arabië dat beschikt over 300 F-16’s geen vinger uitsteekt, terwijl landen als België en Nederland elk met hun minder dan een handvol F-16’s wel gaan meedoen.

 

Dan is er ook de vraag over de evolutie van de strijd, van de gevechten zelf. Het bombarderen vanuit de lucht van tanks en van de hoofdstad Tripoli, valt dat nog onder het mandaat van VN-resolutie 1973 om een no-flyzone te installeren? Is het de bedoeling geworden om Kadhafi van de macht te verdrijven? Dat valt niet onder het mandaat van de VN-resolutie.

 

Er zijn nog andere vragen. Neem de oppositie. Frankrijk heeft al een voorlopig bewind erkend dat zogezegd een beetje aan het hoofd van de oppositie zou staan, maar wie dat voorlopig bewind is of zijn, dat weet niemand. Er doen steeds meer geruchten de ronde dat de Moslimbroederschap die wij kennen van een ander land, zeer grote invloed uitoefent. Wat kan de minister daarover zeggen?

 

03.03  Steven Vanackere, ministre: Monsieur le président, je remercie M. Bacquelaine pour sa question parce qu'elle touche à deux aspects cruciaux de l'opération en cours. Pour l'évolution du commandement, il faut distinguer trois volets dans la mise en œuvre de la résolution 1973. D'abord, pour ce qui est de l'instauration de l'embargo, l'OTAN a formellement reçu le commandement mardi passé. C'est chose faite. La Belgique participe à cette opération depuis hier avec le dragueur de mines Narcis.

 

Ensuite, pour les deuxième et troisième volets, le volet "No-fly zone" et le volet "Protection des civils", le commandement est assuré actuellement par une coordination entre la France, le Royaume-Uni et les États-Unis dans la structure de la Coalition of the willing. Je peux aussi vous dire au sujet des militaires belges qu'ils sont coordonnés pour l'instant par les Américains.

 

Cependant, après un accord entre les présidents Obama et Sarkozy et le premier ministre Cameron, d'intenses négociations sont en cours au sein de l'OTAN pour pouvoir transférer le commandement pour ces deux volets à l'OTAN ou à une structure proposée par l'OTAN dans les jours à venir. Comme je l'ai déjà dit lundi dernier, notre pays prône le recours à un commandement offert par l'OTAN car les règles et les instruments sont clairs et bien connus au sein de cette organisation.

 

Cela dit, il est toujours primordial que les pays arabes continuent à se joindre à l'effort. Il est clair qu'un commandement offert par l'OTAN, cela ne veut pas dire que l'opération devient automatiquement une opération sous le drapeau de l'OTAN mais que les participants à l'opération utiliseront l'infrastructure et les procédures propres à l'OTAN.

 

Quant aux initiatives diplomatiques en vue d'une sortie de crise, je voudrais mentionner deux rendez-vous importants. D'abord, aujourd'hui à New York, le secrétaire général des Nations unies et son représentant spécial Al-Khatib informeront le Conseil de sécurité de leur récent voyage dans la région et de la mise en œuvre de la résolution 1973 et en particulier à propos de la no-fly zone. Il sera intéressant de voir comment le Conseil réagira et quelles pistes seront proposées au niveau politique et diplomatique. Mardi prochain, à Londres, il y aura une deuxième réunion des pays les plus impliqués dans la résolution de la crise. Je vais y représenter notre pays. Il est important de souligner que les pays arabes et l'Afrique y seront bien représentés, plus qu'à Paris. J'ai beaucoup insisté sur ce point lors de la réunion des ministres des Affaires étrangères de l'Union européenne et dans des contacts bilatéraux: plus qu'à Paris, la réunion de Londres sera inclusive. J'ai aussi demandé à nos ambassades concernées de continuer à insister sur ce point

 

De plus, les représentants de l'OTAN, des Nations unies, de l'Union européenne, de la Ligue arabe et de l'Union africaine seront invités. La réunion à Londres aura en effet pour but non seulement d'avoir une discussion politique sur la mise en œuvre des résolutions 1970 et 1973, mais aussi sur le très important way forward en termes de stabilisation du pays, création d'une démocratie et mise en place d'un État de droit.

 

Je resterai à votre disposition pour vous informer au plus vite des résultats de Londres.

 

Mevrouw Colen, ik heb het gevoel dat een groot deel van wat u mij vraagt, reeds in het antwoord aan de heer Bacquelaine vervat zat.

 

Ik wil evenwel nogmaals insisteren op het volgende feit. U oppert dat resolutie 1973 van de Verenigde Naties over het installeren van een no-flyzone ging. Ik wil nogmaals insisteren dat uw bewering niet klopt. Resolutie 1973 gaat verder. Ook het luik dat op de bescherming van burgers betrekking heeft, maakt van voornoemde resolutie deel uit. Het is belangrijk om zulks te onderstrepen.

 

Ik heb daarnet aan de heer Bacquelaine uitgelegd dat in het bijzonder voor het embargo en voor de no-flyzone op zoek wordt gegaan naar een NAVO-gestructureerd leiderschap. Niettemin blijft de nood om ook voor de opdracht van bescherming van de burgers een goede commandostructuur te vinden.

 

Ten slotte, mevrouw Colen, u spreekt van verdeeldheid. Hoe meer wij zulks uitspreken, hoe meer dat ook zal klinken. Weet dat de Belgische diplomatie er alles aan doet om tegen de verdeeldheid zoveel mogelijk te ageren. In het bijzonder het feit dat in Londen, anders dan in Parijs, de Afrikaanse Unie zal worden uitgenodigd en dat in Londen, meer nog dan in Parijs, de NAVO zal worden geïmpliceerd, is mede de vrucht van inspanningen van de Belgische diplomatie.

 

03.04  Daniel Bacquelaine (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Il me semble important de bénéficier de l'expertise de l'OTAN en matière de commandement militaire intégré, sans toutefois constituer un obstacle au ralliement de pays arabes, indispensable en soutien à cette opération.

 

Pour le reste, monsieur le ministre, je me permettrai de poursuivre une certaine interrogation parlementaire sur l'évolution de la situation libyenne: dans la situation politique que vit notre pays, il est important que le parlement soit étroitement associé à l'évolution des opérations en Libye.

 

03.05  Alexandra Colen (VB): Mijnheer de minister, u hebt helemaal niet geantwoord op mijn vraag wie de oppositie is. Wij weten dus nog altijd niet echt wie de leiding heeft over de oppositie.

 

Als u spreekt over de stabilisering van het land en de opbouw van de democratie, dan blijkt het duidelijk wel de bedoeling te zijn om Kadhafi te verdrijven.

 

Zolang het niet duidelijk is wie de rebellen zijn, is het echter mogelijk gevaarlijk om de schurk die wij kennen, te vervangen door misschien een monster dat we nog niet kennen. Het is dus zeer belangrijk om te weten wie wij daar aan het helpen zijn.

 

Als Kadhafi verdreven wordt, dan riskeren we in een langdurige burgeroorlog te komen, ook weer omdat wij niet weten wat er allemaal in de plaats komt en waar we misschien niet meer uit geraken.

 

De vraag is dan voor welke zaak onze soldaten aan het strijden zijn.

 

Le président: Chers collègues, je voudrais préciser ici, comme je l'ai fait en Conférence des présidents, que suite à une concertation avec le premier ministre, le président du Sénat et moi-même lui avons envoyé un courrier. C'est ainsi que jeudi prochain, entre 12 et 14 h 00, le premier ministre, les ministres des Affaires étrangères et de la Défense feront une communication afin de nous exposer l'état d'avancement de ce dossier. Cela devrait répondre à la préoccupation exprimée par M. Bacquelaine.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

04 Vraag van de heer Kristof Calvo aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de Europese stresstest" (nr. P0168)

04 Question de M. Kristof Calvo au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "le stress test européen" (n° P0168)

 

04.01  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik ben blij dat u ondertussen bent toegekomen, aangezien u mijn vraag aan de eerste minister zult beantwoorden.

 

Vorige week hebben u en anderen beslist dat de 143 kerncentrales die de Europese Unie kent aan een test zouden worden onderworpen. Maandag hebben de energieministers daarover een eerste keer vergaderd. De signalen die wij daarover krijgen zijn niet bijzonder hoopgevend. Le Monde kopte gisteren dat de Europese kakofonie inzake nucleaire veiligheid een feit is.

 

Wij stellen vast dat het zal gaan, ten eerste, om een test op vrijwillige basis.

 

Mevrouw de minister, ten tweede, het voorstel van de Europese Commissie om een aantal onafhankelijke experts aan te duiden om de criteria te gaan bepalen is onder impuls van een aantal lidstaten verworpen.

 

Ten derde, een slechte test, een slechte veiligheidstest betekent voor een aantal lidstaten niet dat de centrale in kwestie zou gesloten worden.

 

Ik weet, en daarom dat ik deze vraag gesteld heb aan de eerste minister, dat op dit moment op de Europese top de discussie plaatsvindt over hoe men dit verder gaat concretiseren, een discussie die ons na aan het hart ligt. Collega’s, wie er zal meten, wat er zal gemeten worden, dat zal uiteindelijk ook de resultaten van de test gaan bepalen.

 

Mevrouw de minister van Binnenlandse Zaken, kunt u mij vertellen wat onze eerste minister op dit moment aan het vertellen is, wat hij doet om van die test nog een echt examen te maken? Wat zijn de Belgische eisen ter zake?

 

Ten tweede, welke minister coördineert de Belgische positie ter zake? Bent u dat als minister van Binnenlandse Zaken? Is het onze eerste minister? Of is het de ook afwezige minister van Energie?

 

Ten derde, het zal er misschien voor zorgen dat ik u wat minder vragen moet stellen, want u lijkt zich daaraan een beetje te ergeren, mevrouw Turtelboom. Hoe zal het Parlement structureel bij de concretisering van die stresstests betrokken worden?

 

04.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, ik ga mij niet ergeren want dat leidt tot stress en in het kader van de stresstest voor de nucleaire centrales is dat geen goede zaak.

 

Mijnheer Calvo, ik wil u heel duidelijk zeggen dat België een van de eerste lidstaten was om te pleiten voor een stresstest voor al onze nucleaire centrales. Ondanks de hoge veiligheidsvereisten voor nucleaire centrales is het belangrijk om onmiddellijk lessen te trekken uit het ongeval dat in Japan is gebeurd. Wij moeten streven naar én kernenergie én een zo hoog mogelijk veiligheidsniveau voor deze nucleaire centrales.

 

Vandaar het fundamentele principe van constante verbetering. Deze stresstests worden door alle lidstaten op basis van vrijwilligheid ingevoerd, zoals ik al meermaals in de commissie heb gezegd. Ik denk dat het al de vierde keer is dat ik dit antwoord in dit Parlement geef.

 

Ik kan u zeggen dat ook Nederland en Frankrijk deze stresstests zullen uitvoeren, dat zij deze resultaten publiek zullen maken en dat de volgende criteria naar voren komen: aardbevingen en overstromingen die de criteria waarop de basis voorzien is overschrijden, andere extreme omstandigheden zoals vliegtuigcrashes, terroristische aanslagen, menselijke fouten en langdurig en totaal verlies van elektriciteit, langdurig verlies van de watervoorraad voor een koelingreactor, een ongeval met kernsmelting en waterstofophoping als gevolg en de beschadiging van opslagruimtes van de gebruikte nucleaire brandstof.

 

Voor mij is het vooral van belang dat in de stresstest van onze nucleaire centrales de combinatie van al deze factoren wordt getest. Na de paasvakantie zal een eerste voorstel van testcriteria voorhanden zijn. De Europese Raad voor Energieministers zal zich daarover buigen. De operatoren krijgen zes maand om deze stresstests uit te voeren en te kijken in welke mate onze centrales veilig zijn.

 

Er zijn vier mogelijke resultaten: ten eerste, als de centrales onmiddellijk moeten worden gesloten zal dat ook gebeuren; ten tweede, als de centrales tijdelijk moeten worden gesloten om verbeteringen uit te voeren dan zal dat zo gebeuren; ten derde, verbeteringen zijn nodig terwijl de centrales blijven werken; ten vierde, ze voldoen aan alle criteria.

 

Laat ons vooral het resultaat van deze extreem strenge tests afwachten vooraleer we besluiten trekken op basis van emotie en niet op basis van verstand.

 

04.03  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Op basis van vaststellingen en niet op basis van emoties stel ik vast dat een aantal lidstaten – Frankrijk wil heel bewust het evacuatieverhaal opnemen in de test – er andere visies op nahoudt inzake de stresstests.

 

Op basis van vaststellingen en niet op basis van emotie stel ik vast dat dezelfde club van mensen in de veiligheidsagentschappen die wij vandaag kennen opnieuw de pen zullen vasthouden. Dat heeft u gisteren ook in de commissie verteld. Dat strookt niet met het voorstel van de Europese Commissie omtrent onafhankelijke experts. Dezelfde club van mensen, de ex-directeurs van de kerncentrales, de mensen met een geschiedenis in de sector, zullen grotendeels dezelfde vragen opstellen als diegene die we de afgelopen jaren al hebben gesteld.

 

Mevrouw de minister, ik zal u er vragen over blijven stellen. Onze fractie zal voorstellen ter zake neerleggen. Het is aan ons en aan de regering van lopende zaken om van die stresstest, waarover al heel wat inkt is gevloeid, een echt examen te maken dat het mogelijk moet maken dat wij een echt debat krijgen over nucleaire veiligheid in de Europese Unie, maar ook in ons land.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

Le président: Pour l'instant, nous avons épuisé les questions adressées au premier ministre. J'ai bien compris que nous attendions son arrivée pour répondre à la problématique des lopende zaken.

 

Nous passons aux questions adressées au ministre des Finances.

 

05 Samengevoegde vragen van

- de heer Bruno Tuybens aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het uitkeren van bonussen in de banksector" (nr. P0172)

- mevrouw Leen Dierick aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "het uitkeren van bonussen in de banksector" (nr. P0173)

05 Questions jointes de

- M. Bruno Tuybens au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'octroi de bonus dans le secteur bancaire" (n° P0172)

- Mme Leen Dierick au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "l'octroi de bonus dans le secteur bancaire" (n° P0173)

 

05.01  Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de vice-eersteminister, het publiek debat over de bonussen is weer in de actualiteit. Volgens mij komt dat vooral wegens de banksector zelf. Het is de banksector zelf, die daarvoor zorgt. De overheden van ons land, en dus de gewone mensen, hebben de banken met vele tientallen miljoenen euro moeten redden tijdens een crisis die de banken zelf hebben veroorzaakt en die de mensen nu nog altijd veel geld kost. Nu de schulden van de banken nog niet zijn afbetaald, worden er klaarblijkelijk toch weer variabele bonussen, variabele lonen boven op het vaste salaris uitgekeerd.

 

Gisteren werd in het Vlaams Parlement daaromtrent een resolutie unaniem goedgekeurd. Wij hebben die tekst als voorstel van resolutie vandaag ook in het Parlement ingediend. Naast sp.a is ze mee ondertekend door Open Vld, N-VA, Groen!, Ecolo en CD&V en we zullen daar straks ook de urgentie voor vragen.

 

Mijnheer de vice-eersteminister, overheidsbestuurders volgen de vergaderingen van de raden van bestuur van de banksector mee. In veel gevallen blijken zij goede onafhankelijke bestuurders te zijn. Maar het zijn wel overheidsbestuurders. Het betekent dat de overheid, naar ik mag aannemen, hun consignes meegeeft.

 

Mijnheer de minister, welke consignes krijgen de overheidsbestuurders, die de raden van bestuur van de diverse relevante banken mee volgen, mee? Op welke wijze worden die consignes concreet gegeven? Staat dat op papier? Kan het Parlement die inkijken?

 

Wat denkt u zelf, of als lid van de regering, over de buitensporigheid van de diverse bonusuitkeringen in ons land en in Europa?

 

05.02  Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de minister, enige tijd was er in Nederland grote beroering nadat bekendgemaakt werd dat ING aan zijn topman een fikse bonus wou toekennen van 1,25 miljoen euro. Ook twee andere bestuurders hebben een fikse bonus gekregen. Er kwam een enorme storm van protest en uiteindelijk hebben zij er vrijwillig afstand van gedaan.

 

Dat protest was terecht, want die bonussen werden uitbetaald, terwijl de staatssteun aan ING nog niet was terugbetaald.

 

Ook in België zijn er financiële instellingen die overheidssteun hebben gekregen ten tijde van de financiële crisis. Door die kapitaalinjecties zijn die banken uiteindelijk gered.

 

Onlangs heeft Dexia aangekondigd dat het dit jaar ook bonussen zou uitkeren. Ook KBC zou dat doen, in tegenstelling tot de twee voorgaande jaren.

 

Op zichzelf is er niets mis met bonussen, maar die bonussen mogen uiteraard niet buitensporig zijn.

 

Er moet transparantie zijn en een duidelijke link met de langetermijndoelstellingen. Die regels gelden zowel voor bedrijven als voor financiële instellingen. Voor bedrijven hebben we al verschillende initiatieven genomen. Ik denk hier bijvoorbeeld aan de wet inzake deugdelijk bestuur en het remuneratiebeleid van 6 april 2010 op voorzet van minister De Clerck. Ik denk ook aan de code corporate governance van 2009, die toch een aantal aanbevelingen bevat inzake billijke vergoedingen. Wat de bedrijven betreft, rekenen we dus duidelijk op de verantwoordelijkheidszin van de aandeelhouders.

 

Voor de overheidsbedrijven en bedrijven waarin de overheid een belangrijke aandeelhouder is, moeten we als overheid zelf het goede voorbeeld geven. Dat geldt dus ook voor de financiële instellingen die overheidssteun hebben gekregen.

 

Mijn collega heeft er al naar verwezen dat gisteren in het Vlaams parlement unaniem een resolutie werd goedgekeurd. Het is nu aan ons, aan het federaal Parlement, om een duidelijk signaal te geven dat ook wij geen voorstanders zijn van buitensporige bonussen in financiële instellingen die overheidssteun hebben gekregen die nog niet is terugbetaald.

 

Mijnheer de minister, welke maatregelen overweegt u op federaal niveau om buitensporige bonussen te voorkomen? Kan er bijvoorbeeld geen instructie komen aan de vertegenwoordigers van de federale overheid in de raden van bestuur van de financiële instellingen om er zeer nauwlettend op toe te zien dat er geen buitensporige vergoedingen worden uitbetaald?

 

05.03 Minister Didier Reynders: Eerst en vooral, de banksector boekt positieve resultaten, en dat komt meteen de belastingplichtigen ten goede. Immers, voor 2011 ontvangen we meer dan 2 miljard dankzij de bankheffing en dankzij de uitgekeerde dividenden en intresten. Dat betekent op nettobasis een winst voor de Staat van 1,5 miljard. Een en ander is logisch, gelet op het feit dat we toch veel risico's hebben genomen. Nu rijven we ook een zeer groot bedrag voor de begroting binnen, omdat we logisch hebben geredeneerd.

 

Ten tweede, we hebben de banksector gevraagd om een echte verandering inzake de remuneraties. Die bestaat erin dat er minder variabele bonussen maar meer vast loon wordt uitbetaald, zoals in veel andere sectoren.

 

Hoe kunnen we dat op federaal vlak bewerkstelligen? Tijdens mijn vele vergaderingen met voorzitters van raden van bestuur van verschillende bedrijven, zoals de heren Huyghebaert, Dehaene en Daems, en met allerhande ceo’s heb ik erop gewezen dat we hier de striktste regels en code in Europa moeten toepassen.

 

Dat geldt voor de drie belangrijkste banken in België, die onder toezicht van de Belgische overheid staan. Ik heb dat ook tegen de bestuurders gezegd op de vergadering die ik met hen gehad heb.

 

Wij gaan in de goeie richting, meen ik. Ik heb dat kunnen zien bij Fortis en Dexia. Wij moeten nog wachten op de beslissing vanwege KBC, die voor volgende week is, maar ik hoop dat het mogelijk zal zijn dat de andere openbare aandeelhouders zoals de Gewesten het voorbeeld volgen.

 

Ik vind dat wij voor de banken naar minstens even strikte regels als voor de overheidsbedrijven moeten gaan. Voor 2011 zal de renumeratie veel lager zijn dan bijvoorbeeld bij Belgacom enkele jaren geleden. Dat is een goede evolutie, maar zelfs vergeleken met de situatie bij Belgacom nu, is het niveau van de renumeratie lager voor de ceo’s van de drie belangrijkste banken in België.

 

Ik dank u voor uw steun aan die evolutie. Ik vind dat logisch na een crisis. Hetzelfde gold niet voor wat er een paar jaar geleden speelde, de zeer hoge renumeratie in overheidsbedrijven. Hoe dan ook proberen wij nu de meest strikte Europese codes toe te passen.

 

05.04  Bruno Tuybens (sp.a): Minister Reynders, ik maak er u attent op dat het salaris van de heer Bellens bepaald werd door iemand van uw liberale familie. U moet uw geschiedenis goed kennen, mijnheer de minister. Het was niemand minder dan Rik Daems, die het salaris van de heer Bellens heeft vastgelegd. Indien ik toen niet om transparantie had verzocht en indien dat niet was opgevolgd door collega Inge Vervotte, had de heer Bellens vandaag nog altijd datzelfde loon, dat hem indertijd door de liberalen was toegekend.

 

U zei in een interview in Le Soir dat u desnoods bijkomende fiscale lasten wil opleggen aan de banksector. U maait af en toe het gras voor de voeten van de oppositie weg. Dat doet u al tien jaar. Wij wachten echter op daden! Er zijn verschillende keren amendementen ingediend in het Parlement om de bonussen wettelijk te regelen. Telkens opnieuw krijgen de parlementsleden van de meerderheid van de regering de opdracht die weg te stemmen. Zo gaat het al verschillende jaren. Wij vragen dat er meer daden zouden volgen op de woorden die u telkens uitspreekt.

 

Het is misschien een goed idee dat, zolang de banken de staatssteun niet hebben terugbetaald, de bankiers hier in het Parlement verantwoording komen afleggen over hun bonussenbeleid en over hun dividendenbeleid.

 

Overigens, ook de overheidsbestuurders die door de regering zijn aangesteld, zouden best hun beleid hier in het Parlement komen uitleggen en verantwoording komen afleggen. Op die manier zouden we al veel meer te weten komen. Het is duidelijk: de consignes worden enkel via een gesprek tijdens een diner aan de overheidsbestuurders gegeven. Niets is officieel en dat betreur ik ten zeerste.

 

05.05  Leen Dierick (CD&V): Mijnheer de minister, dank u voor het antwoord.

 

Het is goed dat u regelmatig met de voorzitters van de raden van bestuur van de financiële instellingen samenzit en dat u streeft naar de striktste Europese regelgeving. Dat is allemaal een pluspunt. Toch dring ik erop aan dat de vertegenwoordigers van de federale overheid in die raden van bestuur wel degelijk een aanbeveling krijgen om er nauwlettend op toe te zien dat er geen buitensporige bonussen worden gegeven.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

06 Question de Mme Valérie Déom au ministre de la Justice sur "l'implantation de la prison à Sambreville" (n° P0175)

06 Vraag van mevrouw Valérie Déom aan de minister van Justitie over "de locatie van de gevangenis te Sambreville" (nr. P0175)

 

06.01  Valérie Déom (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, il y un an quasiment jour pour jour, même heure même lieu, je vous interrogeais sur la problématique de l'implémentation d'une nouvelle prison à Sambreville. Nous avions discuté des différents sites envisagés et, ensuite, du choix par la Région wallonne et la commune du site de Saint-Gobain où il restait, il est vrai, des problèmes de pollution du sol. Toutefois, les services de la Région wallonne experts dans le domaine avaient considéré que cette pollution n'était pas insurmontable et que l'on pouvait, pour un coût estimé raisonnable, garantir la santé publique sur le site et que, dès lors, il n'y avait pas de problème pour y construire une prison. D'ailleurs, d'autres entreprises s'installent aux alentours de ce site.

 

À l'époque, vous m'aviez répondu que "le gouvernement a discuté du dossier de Sambreville. Nous avons répété notre ambition de construire à Sambreville, mais nous avons décidé, en même temps, de reprendre contact avec la Région wallonne afin de déterminer le site et les circonstances, etc.". Je vous cite toujours: "Si un accord est intervenu pour Sambreville (et je pense qu'un accord est effectivement intervenu pour construire trois prisons en Wallonie: une à Marche, une à Leuze et une à Sambreville), la décision définitive doit être prise de concert avec l'ensemble des services afin de trouver un emplacement qui convienne à tous. Politiquement parlant, il n'y a aucune discussion. Nous avons opté pour Sambreville. Il appartient à la Région et aux autorités communales de décider de l'emplacement définitif."

 

Un an après, à l'occasion de votre visite à la prison de Verviers, vous reveniez de manière tout à fait unilatérale sur la décision du gouvernement – il est bizarre d'ailleurs que vous ayez fait cette annonce dans cette circonstance. Vous confirmiez cette décision le lendemain en commission en déclarant que le site de Sambreville était écarté de manière unilatérale en invoquant le problème de pollution et en vous référant à des rapports d'experts de vos propres services.

 

Monsieur le ministre, ma question est simple: que s'est-il passé depuis un an?

Pourquoi avez-vous pris cette décision unilatéralement, sur base d'un rapport d'experts que personne ne connaît, même pas la Région wallonne? Qu'est-ce qui justifie cette décision qui n'a été concertée ni avec le gouvernement, ni avec la Région wallonne?

 

06.02  Stefaan De Clerck, ministre: Monsieur le président, chère collègue, la position du gouvernement n'a pas changé. Trois sites sont désignés pour la Wallonie: Leuze-en-Hainaut, Marche-en-Famenne et Sambreville.

 

Cela dit, à notre demande, nous avons reçu une proposition de la part du gouvernement wallon qui nous propose le site de Sambreville. Après des études réalisées par nos services – Régie des Bâtiments et Justice –, et par des bureaux indépendants, nous avons dû constater qu'il existait des éléments négatifs insurmontables concernant la pollution du site, la portance du sol, le relief, les activités aux alentours, l'accès au terrain, le coût excessivement élevé lié aux conditions d'une telle construction.

 

Ce site pose donc problème. C'est ce que nous avons écrit en mars, après concertation avec Didier Reynders, au gouvernement wallon. Nous avons dit qu'il fallait trouver une solution, que nous n'étions pas contre Sambreville, que nous voulions bien y construire mais qu'il nous fallait un site convenable.

 

Nous n'avons pas encore reçu de réaction. Entre-temps, la ville de Sambreville a réagi, mais pas le gouvernement wallon. Je vois Rudy Demotte demain, je lui en parlerai et lui demanderai s'il a des idées pour résoudre le problème.

 

Cela dit, en principe, oui pour Sambreville, sauf le problème technique qui le touche pour lequel nous avons fourni toutes les informations.

 

Le problème de Verviers, que nous avons découvert maintenant, est un dossier récent. Avec les services, nous avons visité ce site: il faudra des investissements. Il existe un problème réel, mais même des investissements supplémentaires à Verviers n'hypothèquent aucunement l'engagement pour Sambreville, qui constitue un dossier à part.

 

Nous tenons à avancer le plus vite possible dans ces deux dossiers, en accord avec la Régie des Bâtiments. Nous ferons le nécessaire.

 

J'attends la réaction du gouvernement wallon sur ce site qui pose problème. Nous voudrions trouver une alternative et j'espère qu'il la proposera.

 

06.03  Valérie Déom (PS): Monsieur le ministre, je suis évidemment très heureuse de votre réponse. Politiquement, il y a toujours un accord pour Sambreville. Le site de Saint-Gobain n'est pas définitivement abandonné. Il faut simplement résoudre les problèmes techniques. Je vous ai déjà interrogé sur le coût en commission mais vous ne m'avez pas répondu. Je vous repose la question aujourd'hui et vous ne me répondez toujours pas!

 

En ce qui concerne la Région wallonne, vu la réponse du ministre Henry apportée hier à MM. Luperto et Mouyard, il semble que lui aussi souhaite trouver une solution et avancer sur ce site, quitte à ce que, dans ses compétences d'assainissement, la Région wallonne prenne à sa charge une partie des coûts d'assainissement de ce site. Pour cela, il faut au moins se mettre autour de la table. Qui doit être l'initiateur de la réunion, si ce n'est celui qui porte le Masterplan, à savoir vous? Le fédéral doit suivre ce dossier et être l'initiateur de la réunion. La Région wallonne est demandeuse. Suite au prochain épisode!

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

07 Question de Mme Annick Van Den Ende à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "l'usage d'antidépresseurs" (n° P0174)

07 Vraag van mevrouw Annick Van Den Ende aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "het gebruik van antidepressiva" (nr. P0174)

 

Le président: C'est le ministre Magnette qui répondra à la question. Il est présent.

 

07.01  Annick Van Den Ende (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, selon les chiffres publiés par pharma.be, plus de 284 millions de doses journalières définies, appelées DDD, d'antidépresseurs ont été prescrites en Belgique pour l'année 2010, ce qui représente une augmentation de près de 5 % par rapport à 2009. De même, dans les hôpitaux, on constate une hausse de 18,6 % d'antidépresseurs avec l'utilisation de plus de 8,5 millions de doses DDD en 2010 pour 7,3 millions en 2009. Encore un chiffre pour signaler que les somnifères ont représenté en 2010 une vente de plus de 263 millions de doses journalières.

 

Tous ces chiffres sont quelque peu inquiétants. Si les somnifères et les psychotropes ont déjà démontré leur valeur pour la santé et le bien-être des patients, il faut quand même se poser la question de l'utilisation à bon escient de tous ces produits pour un traitement adéquat et optimal du patient. Selon l'Association pharmaceutique belge, un accompagnement et un suivi adapté pour ces produits sont nécessaires car ils impliquent souvent des adaptations de dosage. Une information de la part du pharmacien est également requise car pas moins de 80 % des médicaments sont achetés sans ordonnance. Le risque de dépendance ou d'accoutumance à ces médicaments peut être dangereux.

 

Je sais, monsieur le ministre, que c'est une problématique qui intéresse fortement Mme la ministre de la Santé puisqu'en 2010, il a été organisé une table ronde réunissant les syndicats médicaux, les sociétés scientifiques de médecine et les médecins coordinateurs en maison de repos.

 

Dès lors, voici mes questions, monsieur le ministre. Quelle est votre analyse de ces chiffres inquiétants qui ne cessent d'augmenter? Comptez-vous mettre en place des mesures afin de mieux baliser la prescription et la vente d'antidépresseurs et de somnifères?

 

Le président: Madame, je vous félicite pour votre première intervention. Ce n'est pas toujours facile.

(Applaudissements)

 

07.02  Paul Magnette, ministre: Madame Van Den Ende, vous mentionnez 80 % de médicaments achetés sans ordonnance. Mme Onkelinx tient tout d'abord à préciser vos propos en rappelant que vous parlez de tous les médicaments au sens large et non des antidépresseurs et somnifères, lesquels sont absolument tous délivrés sur ordonnance.

 

La ministre partage évidemment votre inquiétude concernant l'utilisation importante de psychotropes. Selon une enquête de santé menée par interview par l'Institut de Santé publique, environ 16 % de la population de plus de 15 ans consomme un psychotrope (antidépresseur, somnifère, tranquillisant), ce qui mérite une attention incontestablement importante. L'augmentation de la consommation est générale, mais Mme Onkelinx tient à souligner que la consommation qui est particulièrement préoccupante de somnifères et tranquillisants est restée stable ces dernières années en lien direct avec les campagnes d'information menées par la Santé publique.

 

Face à la complexité de la problématique, la ministre a organisé en 2010 une table ronde avec les représentants des médecins. Trois groupes de travail avec les experts médicaux et paramédicaux ont formulé des recommandations. Elles portent essentiellement sur le renforcement de la formation, de l'information et de la concertation entre les professionnels de la santé et, pour ce qui est des alternatives, sur la création d'un cadre clair pour la psychothérapie.

 

Les suites à donner à cette table ronde incluent la concertation avec tous les acteurs impliqués (fédéraux ou régionaux). Étant donné la période des affaires courantes, il n'a pas été possible pour la ministre de donner une suite concrète à ces recommandations. Celles-ci ont donc été distribuées aux participants à la table ronde, mais également aux divers organismes de l'INAMI concernés par la problématique de la prise en charge des troubles mentaux et aux mutuelles. Elles permettront, dès qu'un gouvernement en aura les moyens, de prendre des mesures concrètes qui sont déjà bien définies et qui sont en cours d'analyse par les partenaires du secteur.

 

07.03  Annick Van Den Ende (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour cette réponse précise. Les travaux entrepris par Mme la ministre étant bloqués par les affaires courantes, je ne manquerai pas de suivre l'évolution de ce dossier dans les semaines ou mois prochains.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

08 Questions jointes de

- M. André Frédéric à la ministre de la Fonction publique et des Entreprises publiques sur "l'invitation à assister le 20 mars à un match d'Anderlecht faite par bpost à Filip Dewinter" (n° P0176)

- M. Damien Thiéry à la ministre de la Fonction publique et des Entreprises publiques sur "l'invitation à assister le 20 mars à un match d'Anderlecht faite par bpost à Filip Dewinter" (n° P0177)

- M. Tanguy Veys à la ministre de la Fonction publique et des Entreprises publiques sur "la politique de bpost concernant l'accueil d'hôtes au RSC Anderlecht" (n° P0178)

08 Samengevoegde vragen van

- de heer André Frédéric aan de minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven over "de uitnodiging die bpost gericht heeft aan de heer Filip Dewinter om op 20 maart een wedstrijd van Anderlecht bij te wonen" (nr. P0176)

- de heer Damien Thiéry aan de minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven over "de uitnodiging die bpost gericht heeft aan de heer Filip Dewinter om op 20 maart een wedstrijd van Anderlecht bij te wonen" (nr. P0177)

- de heer Tanguy Veys aan de minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven over "het beleid van bpost inzake het uitnodigen van gasten op RSC Anderlecht" (nr. P0178)

 

08.01  André Frédéric (PS): Monsieur le président, madame la ministre, je voudrais revenir sur un événement que je qualifierais plutôt volontiers d'anecdote, même s'il interpelle, dans le chef de notre entreprise publique fédérale bpost. Vous savez que dimanche dernier avait lieu à Anderlecht un match important qui opposait le Sporting d'Anderlecht à La Gantoise. Mon but n'est pas de vous parler de sport. Le spectacle était sur le terrain mais aussi dans les tribunes où y était confortablement installé M. Dewinter. Que M. Dewinter aime le football, je n'ai rien à dire là-dessus, même si je doute que des Diables rouges comme El Ghanassy ou Lukaku soient particulièrement flattés de sa présence! Bref, il était là, invité par bpost, notre entreprise publique.

 

Vous m'autoriserez une première remarque, madame la ministre: je trouve qu'une personne qui aime à répéter régulièrement "Que la Belgique crève!" soit invitée par une entreprise publique fédérale me semble déjà être assez étonnant. J'espère que bpost ne trouve pas cela positif pour son image mais j'écouterai votre réponse.

 

Il ne faut pas se tromper de sujet. Il ne s'agit pas de critiquer le fait qu'une entreprise publique, comme toute entreprise d'ailleurs, puisse établir des partenariats avec d'autres entreprises, puisse soigner sa clientèle et je ne suis pas choqué que bpost invite entre autres des hommes ou des femmes politiques. Par contre, madame la ministre, je suis choqué par le fait que bpost invite un leader de l'extrême droite, qu'il soit client ou pas. Je refuse en effet de voir une entreprise publique inviter un personnage qui sur son site internet, hier encore, assimile l'islam et le sida ou se vante d'avoir participé en février dernier à une réunion aux États-Unis, avec l'ensemble des associations américaines pro-blanches dont une, le National Policy Institute publie des ouvrages tels que Coûts et avantages de la déportation de masse.

 

Par ailleurs, madame la ministre, j'ai aussi consulté le site de bpost qui mentionne ce qui suit: "En tant qu'employeur, La Poste reflète très bien la société actuelle et son large éventail de cultures, langues, âges, origines ethniques et talents. La Poste recherche délibérément cette diversité.". Simple question, madame la ministre, est-il normal qu'une entreprise publique s'investissant en tant qu'employeur dans une politique et une philosophie d'ouverture, de respect de chacun et de la démocratie puisse ne pas tenir compte de ces valeurs quand il s'agit d'activités purement commerciales ou pour le dire autrement, le respect de la démocratie et des valeurs d'une entreprise publique s'arrête-t-il quand on parle de business?

 

Bref, madame la ministre, existe-t-il des garde-fous à tous les étages de La Poste pour éviter à l'avenir de tels dérapages?

 

08.02  Damien Thiéry (MR): Monsieur le président, madame la ministre, chers collègues, ce n'est pas un combat sans fin mais comme M. Frédéric l'a dit, je pense que ce n'est pas une anecdote. C'est la preuve d'une forme de laxisme au sein de certaines entreprises, et je pense qu'il est temps de remettre de l'ordre.

 

Tout le monde a eu l'occasion de lire dans la presse que des personnalités du Vlaams Belang ont été invitées par une entreprise publique, bpost. Ce qui est plus gênant et qui est moins anecdotique, c'est le fait que ce sont des supporters eux-mêmes qui ont remarqué cela et qui en ont été relativement outrés. Cela vaut la peine d'être signalé.

 

Suite à un contact avec le porte-parole de bpost, cela nous a été confirmé. Il nous a également été confirmé qu'il s'agissait en fait d'une démarche commerciale. Bien entendu, toutes les sociétés ont le droit d'avoir ce type de démarches pour favoriser ou faire fleurir leur commerce mais le problème est que nous avons affaire ici à une entreprise publique. Sachant que l'entreprise publique fonctionne aux frais du contribuable, je ne me sens pas du tout concerné et je ne peux accepter que nos contributions permettent à certaines personnes, qui se disent séparatistes, qui ont été condamnées pour racisme en 2004 par la cour d'appel de Gand, de jouir de tels privilèges.

 

Si bpost peut estimer que sur le plan légal, elle ne veut pas de discrimination envers la clientèle pour des raisons liées aux convictions politiques et idéologiques, je peux le comprendre. Je n'ai pas envie d'en faire un problème juridique; c'est une question politique voire déontologique, chose à laquelle j'attache beaucoup d'importance. On parle beaucoup de déontologie et d'éthique; je crois qu'on les a enfreintes.

 

Madame la ministre, cette instance de bpost a-t-elle relevé la décision d'inviter M. Dewinter à cette occasion? Est-ce vrai? Quelles en sont les raisons? Quel est votre point de vue sur cette pratique anti-déontologique qui, selon moi, ne devrait plus se représenter?

 

08.03  Tanguy Veys (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega’s, men zal als geïnteresseerd voetbalfan maar naar een voetbalmatch gaan. Het was weliswaar niet zo’n goede match, zeker niet de eerste helft. Ik heb het over Anderlecht tegen AA Gent. Men zal daar maar plaatsnemen op de tribunes om een paar dagen later in de kranten onder vuur te worden genomen door een aantal haatdragende politici. Men verschijnt dan in de krant met een foto waarop duidelijk is dat men dergelijke praktijken enkel terugvindt bij de Stasi en blijkbaar ook in ons land.

 

Collega’s, deze Stasi-praktijken waarbij mensen tijdens hun vrije tijd gewoon naar een voetbalmatch gaan kijken, zijn toch wel zeer bevreemdend als men ineens vragen begint te stellen over een bedrijf als bpost. Ik heb nog geen vragen horen stellen over de aanwezigheid van bepaalde politici tijdens de match in het stadion van Standard waar Lotto de sponsor is.

 

Ik stel voor dat de minister cijfers geeft over de aanwezigheid van politici. Ik denk dat sommige partijen daar heel goed zullen uitkomen. Mevrouw de minister, ik denk dat u goed geplaatst bent om het beleid toe te lichten. U mag zich zeker niet laten afleiden door de haat van sommige politici. Ik denk dat elk sportminnend Vlaming daar op zijn plaats was, vandaag en hopelijk ook morgen.

 

08.04 Minister Inge Vervotte: Mijnheer de voorzitter, ik wil dit nog even kaderen, zoals ik dat bijna bij elke vraag over overheidsbedrijven moet doen. Het is in 1991 de uitdrukkelijke wens van het Parlement geweest om van de overheidsbedrijven autonome overheidsbedrijven te maken.

 

Ik moet telkens opnieuw vaststellen dat er weinig consequentie is inzake deze aangelegenheid. Dat betekent dat er voor een bepaalde opdracht een bepaalde dotatie wordt geregeld via een beheersovereenkomst, dat het de bedoeling is dat het Parlement en de minister toezien op de uitvoering van de beheersovereenkomst en dat de minister verantwoordelijk is voor het sluiten van die beheersovereenkomst.

 

Ik moet telkenmale horen over de belastingbetaler die betaalt, enzovoort. Ik zal straks met cijfers aantonen waar dat wel en waar dat niet is. Ik vind dit in het verhaal van bpost altijd heel storend. Ik herinner de vraag op een persconferentie toen wij van De Post over zijn gegaan naar bpost, of dit allemaal wel kon met de centen van de belastingbetaler.

 

Dit is een aangelegenheid waarvoor de belastingbetaler geen cent betaalt. Integendeel, er wordt gecontroleerd dat de centen die de belastingbetaler betaalt correct en evenredig zijn voor de opdracht van bpost, namelijk de universele dienstverlening.

 

Dit gezegd zijnde, antwoord ik concreet op de vragen. bpost deelt mij dat een van haar verkoopsteams vorige zondag inderdaad enkele medewerkers van het Vlaams Belang heeft uitgenodigd.

 

Ce sont les collaborateurs du Vlaams Belang qui ont invité M. Filip Dewinter. bpost n'a plus de loge ou de business seats dans le stade d'Anderlecht depuis deux ans. C'est pourquoi le porte-parole de bpost a d'abord nié le fait que la société était présente au match.

 

Toen later op de dag bleek dat een bpost-verkoopteam enkele plaatsen van het filiaal SPEOS ter beschikking had gekregen en gebruikt had voor hoger vermelde uitnodiging werd door de persdienst dan ook zelf het initiatief genomen om de juiste versie van de feiten mee te delen aan de media die deze vraag hadden gesteld. Bpost wil er echter ook nog op wijzen dat ze geen sponsor is van Anderlecht. Ik maak deze boodschap over.

 

De bpost-directie verzekert mij dat deze uitnodiging door het verkoopteam enkel en alleen ingegeven was door commerciële motieven. De uitnodiging gebeurde in het raam van de commerciële activiteiten van bpost die buiten de publieke dienstverlening vallen en dus ook niet onder de ministeriële verantwoordelijkheid noch onder de controle van het Parlement bij wijze van spreken. Dit behoort tot de autonomie van het bedrijf.

 

De grote meerderheid van de activiteiten van bpost – dat is niet onbelangrijk – zijn commerciële activiteiten die dienen te gebeuren in een concurrentiële markt. Ik wil graag de cijfers geven. Deze activiteiten vertegenwoordigen meer dan 70 % van de totale omzet van het bedrijf. De overheid komt hier niet in tussenbeide en mag dat ook niet doen, niet door activiteiten te subsidiëren maar vooral ook niet door het commerciële beleid te willen of te mogen sturen. Dit behoort tot de autonomie van het bedrijf. Bpost mag op commercieel vlak ook niet discrimineren tussen klanten met een gelijkaardig gebruikersprofiel want daar is ook wetgeving over die heel duidelijk is wat dit betreft. Een politieke voorkeur kan geen criterium zijn.

 

De commerciële diensten van bpost onderhouden dus commerciële contacten met alle klanten met het oog op het ontwikkelen van het zakencijfer en het op termijn verzekeren van een zakenrelatie met bpost. Het bedrijf moet er dus voor zorgen dat het competitief blijft voor al haar klanten, zonder enig onderscheid. De commerciële relatie met klanten wordt op basis van hun activiteitensector en het belang van de onderneming, vooral in termen van het huidig en het potentieel zakencijfer, georganiseerd.

 

Deze commerciële relatie kan veelvoudige vormen aannemen zoals bezoeken van een account manager, informatieve en promotionele communicatie, uitnodiging op evenementen, contracten met naverkoopspecialisten, uitnodiging op professionele beurzen en ga zo maar door. Het is dan ook in dat raam dat deze uitnodiging gezien dient te worden.

 

08.05  André Frédéric (PS): Monsieur le président, madame la ministre, une brève réplique en trois temps.

 

Premièrement, si j'ai bien entendu, la ministre a cité l'action commerciale de bpost, mais je ne l'ai pas entendue dire qu'elle regrettait les événements tels qu'ils se sont déroulés. Cela signifierait, madame la ministre, que si vous ne vous impliquez pas en tant que ministre de tutelle, demain, la SNCB sponsorisera les déplacements de Blood & Honour pour ses concerts ou l'équipe Lotto invitera Marine Le Pen à suivre le Tour de France, pour ne prendre que deux exemples.

 

(…): (…)

 

08.06  Yvan Mayeur (PS): Monsieur Jambon, vous êtes ensemble? (…) D'accord! C'est clair, maintenant…bravo!

 

08.07  André Frédéric (PS): Merci, monsieur Mayeur!

 

Deuxièmement, sans doute vous le rappelle-t-on souvent, madame la ministre, mais je pense que ce doit être une obsession: bpost est une entreprise publique avec son autonomie, certes, mais qui jouit d'un financement largement public. À partir du moment où bpost est utilisé pour une activité, commerciale ou non, dans sa situation d'aujourd'hui, avec des plans de restructuration et des facteurs vivant l'enfer au quotidien tant ils sont sous pression par souci d'économie, il me paraît difficile d'expliquer aux travailleurs de terrain que de l'argent est dépensé pour des invitations mondaines aux matchs de foot du dimanche.

 

Enfin, n'en déplaise à d'aucuns, à titre personnel mais aussi de l'avis de mon groupe, le maintien d'un cordon sanitaire autour de l'extrême droite est toujours d'actualité. C'est un consensus politique, mais je souhaiterais qu'il en soit de même de la part de nos entreprises publiques.

 

08.08  Damien Thiéry (MR): Monsieur le président, je dirai tout haut ce que M. Mayeur a suggéré: je suis très interpellé, madame la ministre, de constater que votre intervention a été applaudie à la fois par la N-VA et le Vlaams Belang. Je trouve cela extrêmement regrettable, même si je veux bien reconnaître que tout client peut être invité à des fins commerciales par une institution commerciale ou publique.

 

Madame la ministre, s'il s'agissait d'un parti ou d'un politicien démocratique, il n'y aurait pas de problème, mais il est ici question d'un parti qui souhaite la fin de notre pays et qui a des connotations fascistes et racistes.

 

Je ne peux donc m'inscrire dans cette logique alors qu'il s'agit d'éthique et d'argent public.

 

08.09  Tanguy Veys (VB): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik ben blij met uw antwoord en uw gezond verstand en omdat u niet toegeeft aan de haat en de Stasi-praktijken van PS en MR.

 

Aan de heren van de PS: u mag blij zijn dat in dit land het criterium van een blanco strafblad geen voorwaarde is om in een stadion binnen te geraken, want dan hebben jullie een volledig stadion vol.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

08.10  Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de voorzitter, volledig buiten dit incident om: het is intussen 15 u 45. Hebt u ondertussen al informatie over de eerste minister? De afspraak was tussen 15 u 15 en 15 u 30. Het is nu 15 u 45. Hebt u al informatie gekregen of hij onderweg is of in de gangen staat te wachten?

 

Le président: Le premier ministre m'a téléphoné pendant cette intervention. Il sera présent aux alentours de 16 h 30 jusque 17 h 00 pour répondre aux questions. Il respecte son engagement!

 

09 Vraag van de heer Peter Luykx aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de potentiële terreurdreiging" (nr. P0181)

09 Question de M. Peter Luykx à la ministre de l'Intérieur sur "la menace terroriste potentielle" (n° P0181)

 

09.01  Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega’s, wij hebben deze week in de assemblee onze deelname aan de militaire interventie in Libië goedgekeurd om de burgers daar te beschermen tegen verder geweld.

 

Kadhafi heeft zijn dreigementen niet onder stoelen of banken gestoken. Hij heeft aangekondigd dat hij ook buiten Libië doelwitten wil treffen om wraak te nemen op de landen die deelnemen aan de internationale actie. We kennen het terroristische verleden van Kadhafi en mogen er niet zomaar aan voorbijgaan. De mogelijkheid dat ons land ook een doelwit wordt is reëel. Het is absoluut niet mijn bedoeling om hier ongerustheid te zaaien. De Amerikaanse generaal Ham zei al dat wij ons ten zeerste zorgen dienden te maken over dat soort van acties. Ook de Italiaanse regering heeft in die zin al een aantal bezorgdheden geuit.

 

Mevrouw de minister, op TV Limburg heeft u gezegd dat het alarmniveau 2 was en bleef. Tegelijk zei u in het interview dat er een verhoogde waakzaamheid nodig is, ook ten aanzien van een aantal ambassades.

 

Moeten wij ons zorgen maken? Hoe anticipeert u op mogelijke acties? Is het zo dat de ontwikkelingen in Libië leiden tot een verhoogd terreurniveau in België? Kunt u ons geruststellen?

 

09.02 Minister Annemie Turtelboom: Geachte collega’s, de bevoegde diensten volgen de situatie in België en in het buitenland permanent op. Ze doen dat op basis van de verzamelde informatie door het OCAD, het Orgaan voor de Coördinatie en de Analyse van de Dreiging, en dat op bijna permanente basis. Ook naar aanleiding van de oorlog in Libië werd er door het OCAD een specifieke analyse opgesteld. Op basis daarvan kunnen we op dit ogenblik zeggen dat er geen enkele reden is om een verhoogde dreiging te hebben ten opzichte van bepaalde instanties, ambassades of instellingen in ons land.

 

Nieuw is wel dat Sharia4Belgium een video-opname heeft verspreid waarin ze tegen één lid van de regering heeft gezegd dat ze een oproep doen tot de jihad.

 

Op basis daarvan heb ik opnieuw aan het OCAD gevraagd om een dreigingsanalyse te maken en eventueel, indien nodig, te laten weten of bepaalde veiligheidsmaatregelen zich opdringen.

 

U zult begrijpen dat wij zelden communiceren over de veiligheidsmaatregelen die wij nemen op basis van een beslissing. Je moet de kat niet bij de melk zetten. Het heeft geen enkele zin om over veiligheidsmaatregelen te communiceren wanneer een bepaalde analyse wordt gemaakt.

 

Omdat wij deelnemen aan wat er gebeurt in Libië, kan ik wel zeggen dat wij constant evalueren of bepaalde instellingen in ons land eventuele, mogelijke targets zouden zijn.

 

09.03  Peter Luykx (N-VA): Mevrouw de minister, het is alvast een geruststelling dat u en de bevoegde diensten de situatie op de voet volgen. Ik ben het zeker met u eens dat er geen reden tot paniek is, helemaal niet.

 

De recente uitspraken van Kadhafi en het feit dat onder andere zijn betrokkenheid bij de aanslag in Lockerbie in ons collectief geheugen is gegrift, blijven van kracht. Dat vraagt, zonder de kat bij de melk te zetten, van deze regering een duidelijke en open communicatie. Ik vind het belangrijk om ongerustheid te vermijden. Wij volgen dat nauwgezet op.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

10 Question de M. Ronny Balcaen au secrétaire d'État à la Mobilité, adjoint au premier ministre, sur "le survol de la centrale nucléaire de Tihange" (n° P0182)

10 Vraag van de heer Ronny Balcaen aan de staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de eerste minister, over "het vliegverkeer boven de kerncentrale van Tihange" (nr. P0182)

 

10.01  Ronny Balcaen (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, la catastrophe nucléaire au Japon nous amène évidemment à nous interroger sur la sécurité des installations nucléaires en Belgique et sur les circonstances extrêmes – Mme Turtelboom les a évoquées tout à l'heure dans sa réponse à la question de M. Calvo – telles que la chute d'un avion sur un réacteur nucléaire.

 

À la faveur du débat actuel, les riverains de la centrale nucléaire de Tihange s'interrogent sur les risques courus sur place, d'autant plus que les avions survolent, de manière régulière, cette centrale nucléaire. Ils ont donc interrogé l'Agence fédérale de contrôle nucléaire qui leur a répondu par mail deux ou trois phrases que je souhaiterais reprendre ici: "L'unité la plus ancienne de Tihange, à savoir l'unité 1, a été conçue pour résister à l'accident de chute d'un petit avion. En effet, les études de conception sont à remettre dans le contexte de l'époque de leur réalisation, où un petit avion était considéré comme avion de référence. Les unités 2 et 3 ont, quant à elles, été dimensionnées pour résister à l'impact accidentel de l'avion de référence de l'époque, à savoir de type Boeing", sans autre précision dans le mail.

 

Je constate que le risque de chute d'un avion sur la centrale est bien pris en compte, notamment par l'Agence fédérale de contrôle nucléaire mais que la prise en compte de ce risque n'est pas actualisée. En effet, la situation actuelle n'est plus la même que celle d'il y a une trentaine d'années. À titre d'exemple, des Boeings 747 atterrissent régulièrement à l'aéroport de Bierset. La question des précautions supplémentaires à adopter tant au sol que dans les airs se pose donc.

 

Monsieur le secrétaire d'État, confirmez-vous le survol plus ou moins direct de la centrale par les avions qui atterrissent à Bierset ou en décollent? Les consignes données aux pilotes doivent-elles, à votre sens, être revues dans un sens de plus grande sécurité? Comptez-vous revoir la définition des routes actuelles, puisque les avions survolent directement la centrale nucléaire et les procédures d'approche et de décollage, notamment pour limiter les risques en cas d'incidents au décollage?

 

10.02  Etienne Schouppe, secrétaire d'État: Monsieur le président, je peux répondre à M. Balcaen que la réglementation détermine comme principe général, sauf pour les besoins de décollage et d'atterrissage, qu'il est interdit de faire évoluer un aéronef au-dessus des villes et des centrales nucléaires à une hauteur insuffisante pour permettre, en cas d'urgence, un atterrissage sans que soient indûment mis en danger les personnes et les biens à la surface.

 

Ces prérogatives générales sont complétées par des restrictions particulières qui précisent que, sauf pour les besoins de décollage et d'atterrissage, il est interdit de faire évoluer un aéronef selon les règles de vol à vue au-dessus des villes et des centrales nucléaires à une hauteur inférieure à 300 mètres, quelque 1 000 pieds, au-dessus de l'obstacle le plus élevé situé dans un rayon de 600 mètres autour de l'aéronef.

 

Pour les aéronefs évoluant selon les règles de vol aux instruments, il est interdit de voler à une hauteur inférieure à 300 mètres au-dessus de l'obstacle le plus élevé situé dans un rayon de quelque 8 kilomètres autour de la position estimée de l'aéronef.

 

En fonction des exigences que je viens de citer, le survol de la centrale nucléaire de Tihange n'est donc que partiellement interdit. En outre, lorsque la piste 05 est en usage à Liège-Bierset, ce qui est le cas lorsque les vents sont de secteur est, une route d'arrivée passe pratiquement au-dessus de Tihange. La limite inférieure de cette route est de 3 000 pieds par rapport au niveau de la mer, soit environ 2 350 pieds par rapport au sol ou de 850 mètres à Tihange. Il me paraît cependant difficile, voire impossible, d'en modifier le tracé car les aéronefs doivent pouvoir se positionner à environ 18 kilomètres dans l'axe de piste pour y atterrir en toute sécurité.

 

Je dois également souligner, monsieur Balcaen, que Belgocontrol, avec la coopération des autorités aéroportuaires de l'aérodrome de Liège, s'assure du respect de ces différentes règles.

 

De plus, il est opportun de signaler que le danger nucléaire intervient certes spécialement mais pas différemment des autres dangers tout aussi mortels pour les occupants et tout aussi potentiellement désastreux pour les tiers au sol dans l'appréciation des procédures à respecter ou la hauteur à observer.

 

En outre, lorsque l'on doit interdire temporairement tout vol dans certaines portions de l'espace aérien belge, les modalités d'une mesure peuvent être acquises et rendues effectives en tant que prescription des services chargés de la circulation aérienne endéans les heures qui suivent la décision.

 

10.03  Ronny Balcaen (Ecolo-Groen!): Monsieur le secrétaire d'État, votre réponse se contente de nous rappeler la réglementation en vigueur avant une catastrophe nucléaire qui nous amène peut-être à réfléchir à la nécessité de renforcer cette réglementation. Le risque nucléaire est un risque tout à fait spécifique. Vous confirmez bien que des avions survolent la centrale en manœuvre d'approche de la piste de Bierset. Il nous semble nécessaire que le risque de chute d'un avion, circonstance extrême que nous ne souhaitons évidemment pas, soit pris en compte dans la mise en œuvre de nouvelles réglementations et lors de la révision des réglementations. Jusqu'au 12 mars, il n'était pas non plus envisageable qu'un séisme de magnitude 9 et un tsunami de plus de 20 mètres de haut ravagent des installations nucléaires au Japon. Soyons donc plus qu'attentifs et volontaristes dans l'adaptation des règles aussi en matière aérienne!

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

11 Vraag van de heer Hans Bonte aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "het aantal gezinnen bij wie het water werd afgesloten en de nood aan een minimale waterlevering" (nr. P0183)

11 Question de M. Hans Bonte au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "le nombre de ménages qui ont vu leur accès à l'eau interrompu et l'approvisionnement minimal en eau" (n° P0183)

 

11.01  Hans Bonte (sp.a): Mijnheer de voorzitter, collega’s, het zijn politiek moeilijke tijden. Veel staat stil. Wat niet stilstaat, mijnheer de staatssecretaris, zijn de problemen van mensen in armoede. Wat evenmin stilstaat, zijn de armoedecijfers.

 

Ik heb daarstraks nog de armoedebarometer bekeken, waaruit blijkt dat 14,7 % van de bevolking in armoede leeft. Wij moeten er dan ook met zijn allen alles aan doen, om dat cijfer naar beneden te krijgen en ervoor te zorgen dat de economische heropleving niet aan die mensen, die aan de verkeerde kant van de kloof staan, voorbijgaat.

 

Mijnheer de staatssecretaris, wat mij bijzonder heeft getroffen, zijn de recente cijfers op Vlaams niveau, die aangeven dat 2 364 gezinnen afgesloten van water leven. Ik kan u in mijn hoedanigheid van voorzitter van een OCMW – hier zijn nog collega’s die voorzitter van een OCMW zijn – verzekeren dat leven zonder water direct aanleiding geeft tot of in elk geval het risico bijzonder groot maakt op mensen die verder in een negatieve spiraal de marginaliteit induiken, om er nooit meer uit te geraken. Leven zonder water betekent leven op ongezonde voeding, in ongezonde omstandigheden en met een gebrek aan hygiëne. Eigenlijk is het niet meer menswaardig om in een samenleving als de onze mensen en gezinnen met kinderen zonder water te zetten.

 

Mijnheer de staatssecretaris, mijn vraag is dus heel eenvoudig.

 

Bent u ook van mening dat de tijd rijp is om werk te maken van de inhoud van artikel 23 van de Grondwet, dat, in theorie, iedereen in dit land recht geeft op een menswaardig bestaan? Meent u ook niet dat de tijd rijp is om wettelijk te garanderen dat eenieder recht heeft op een minimumhoeveelheid water, die het mogelijk moet maken om decent te kunnen leven?

 

11.02 Staatssecretaris Philippe Courard: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Bonte, het waterbeleid is sinds 1980 grotendeels geregionaliseerd. De federale minister van Economie moet echter nog altijd zijn akkoord geven over de prijs.

 

In zijn laatste tweejaarlijkse verslag van 2009 wijt het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting een belangrijk onderdeel aan het recht op watervoorziening.

 

Elk Gewest heeft een probleem met onbetaalde facturen en met cliënten in moeilijkheden. De procedure verschilt van Gewest tot Gewest. In het Vlaams Gewest wordt de watertoevoer afgesloten na een beslissing door de lokale adviescommissie. In het Waals en het Brussels Gewest is er een sociaal Waterfonds, dat voor huishoudens in moeilijkheden tussenkomt.

 

Een afsluiting wordt beslist door de bevoegde rechter. Dit komt zelden voor.

 

Het Steunpunt formuleert een reeks zeer concrete aanbevelingen. Zo pleit het ervoor om het recht op water in te schrijven in artikel 23 van de Grondwet. Ik ben hiervan voorstander. Het federaal plan Armoedebestrijding bepaalt trouwens om ook het recht op energie in te schrijven.

 

De Interministeriële Conferentie van 21 maart 2011 heeft een werkgroep Armoedebestrijdingsbeleid opgericht. Ik stel voor dat de waterproblematiek daar aan bod komt.

 

11.03  Hans Bonte (sp.a): Ik dank in elk geval de staatssecretaris voor zijn steun voor ons pleidooi. Ik denk dat het een goede suggestie is.

 

Er werd hier al veel gesproken over de noodzaak van een aanpassing van de Grondwet. Ik denk dat het inderdaad een goede aanvulling zou zijn van onze Grondwet om dit expliciet in te schrijven in artikel 23. Ik neem mij dan ook voor, mijnheer de staatssecretaris, om daartoe een initiatief te nemen.

 

Zoals iedereen weet, is een wettelijke regel invoeren een zaak, maar in de praktijk ervoor zorgen dat er effectief geen gezinnen met of zonder kinderen zonder een druppel water moeten leven, is een andere zaak. Ik denk dat wij effectief erop zullen blijven aandringen om dit fundamentele recht, waarop mensen een beroep moeten kunnen doen, vanuit het federale niveau te blijven aankaarten bij de Gewesten zodat, conform met de gas en de elektriciteit, een minimumvoorziening kan worden ingevoerd voor mensen voor wie de facturen te zwaar zijn.

 

Wij zullen hierop zeker terugkomen wanneer wij het zullen hebben over het armoedebeleid.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

12 Vraag van mevrouw Sonja Becq aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de uitspraken van de OCMW-voorzitter van Oostende" (nr. P0184)

12 Question de Mme Sonja Becq au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "les déclarations du président du CPAS d'Ostende" (n° P0184)

 

12.01  Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, zondagavond schrok ik toen ik in het nieuws de OCMW-voorzitter van Oostende hoorde zeggen dat hij, in het kader van gezinshereniging, ouders van allochtone leefloontrekkers en equivalent leefloontrekkers ertoe wilde aanzetten één dag te werken om hen zo het recht te geven op een minimumpensioen of op een inkomensgarantie voor ouderen. Dat bleek niet zo duidelijk uit de communicatie op het nieuws en nadien ook in de kranten.

 

Wij kennen wel de regeling waarbij mensen die recht hebben op een leefloon via tewerkstelling in toepassing van artikel 60 kunnen worden aangemoedigd om te werken en op die manier een werkloosheidsuitkering te verkrijgen. Tegelijkertijd krijgen zij door in het arbeidscircuit te stappen een herwaardering en geven wij het signaal dat het belangrijk is dat mensen werken, zodat zij daartoe op die manier worden aangezet. Ook in ons OCMW hebben wij dergelijke mensen.

 

De uitspraak van de OCMW-voorzitter zorgde voor heel wat verwarring. Verschillende mensen hebben mij gevraagd of hetgeen werd gezegd klopt. Komt men inderdaad in aanmerking voor dit pensioen wanneer men hier verblijft als niet-Belg en geen lid is van de Europese Gemeenschap en één dag heeft gewerkt?

 

Ik laat de discussie rond gezinshereniging hier even buiten, maar de vraag is of die informatie klopt. Wat is uw reactie op dergelijke uitspraken en op de oproep om op die manier de huidige wetgeving te omzeilen? Of zegt u dat wij die weg willen opgaan en dit nog willen versterken?

 

12.02 Staatssecretaris Philippe Courard: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Becq, net als u heb ik via de pers het standpunt van het OCMW van Oostende vernomen.

 

Niet-Europese vreemdelingen van meer dan 65 jaar kunnen aanspraak maken op de inkomensgarantieregeling voor ouderen – IGO –, maar alleen wanneer zij in contact zijn geweest met de Belgische sociale zekerheid. Belgen en Europese burgers hebben sowieso altijd recht op de IGO.

 

Het voorstel van het OCMW van Oostende is alleen maar een idee. Het is nog niet in werking. Het moet een maatschappelijk debat op gang brengen over gezinshereniging en vooral over de financiële kosten en de verdeling daarvan.

 

De vraag is of dit een goede werkwijze is. Het debat op federaal niveau is bezig.

 

12.03  Sonja Becq (CD&V): Mijnheer de staatssecretaris, ik begrijp dus dat ik er als OCMW-voorzitter in het vervolg voor moet zorgen dat ik op radio en tv kom om het debat hier in het Parlement aan te wakkeren. Ik meende dat de bespreking over gezinshereniging hier bezig was. Ik weet niet of wij ze op deze manier moeten gaan aanmoedigen.

 

L'incident est clos.

Het incident is gesloten.

 

Le président: Chers collègues, je vous propose d'entamer la discussion des propositions. Dès que le premier ministre arrivera, nous interromprons nos travaux pour lui permettre de répondre aux questions d'actualité qui le concernent. Nous reprendrons ensuite nos débats, sans perdre de temps.

 

13 Renvoi d'une proposition de résolution en commission

13 Terugzending van een voorstel van resolutie naar commissie

 

À la demande du président de la commission des Relations extérieures et avec l'accord de Mme Thérèse Snoy et d'Oppuers, auteur de la proposition, je vous propose de renvoyer la proposition de résolution de Mme Thérèse Snoy et d'Oppuers, M. Kristof Calvo, Mme Eva Brems et M. Olivier Deleuze pour la protection de l'Arctique (n°s 1000/1 et 2) en commission.

Op aanvraag van de voorzitter van de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en met het akkoord van mevrouw Thérèse Snoy et d'Oppuers, indiener van het voorstel, stel ik u voor het voorstel van resolutie van mevrouw Thérèse Snoy et d'Oppuers, de heer Kristof Calvo, mevrouw Eva Brems en de heer Olivier Deleuze over de bescherming van het noordpoolgebied (nrs 1000/1 en 2) terug naar de commissie te zenden.

 

13.01  François-Xavier de Donnea (MR): Monsieur le président, je vous demanderai d'accepter le renvoi en commission de cette proposition de résolution. Nous nous sommes en effet aperçus qu'une résolution venait d'être votée par le Parlement européen et nous voudrions avoir le temps de confronter les deux textes. Nous convoquerions rapidement une réunion de commisison pour que cette résolution puisse être votée avant les vacances de Pâques.

 

13.02  Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, notre groupe peut accepter ce renvoi en commission Nous sommes ouverts à l'hypothèse d'entendre différents points de vue sur cette résolution qui ne doit pas passer comme une lettre à la poste car les enjeux sont très importants. Nous sommes donc favorables à un nouveau débat à ce sujet. Nous demanderons des auditions mais des auditions équilibrées pour que tous les points de vue puissent être entendus. Nous pouvons dès lors accepter la proposition du président de la commission des Relations extérieures.

 

Le président: Pas d'observation? (Non)

Il en sera ainsi.

 

Geen bezwaar? (Nee)

Aldus wordt besloten.

 

Projets et propositions

Ontwerpen en voorstellen

 

14 Proposition de loi réduisant la durée des études de médecine (1085/1-2)

14 Wetsvoorstel tot inperking van de duur van de opleiding geneeskunde (1085/1-2)

 

Proposition déposée par:

Voorstel ingediend door:

Marie-Claire Lambert, Colette Burgeon, Franco Seminara, Yvan Mayeur

 

Discussion générale

Algemene bespreking

 

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

 

14.01  Catherine Fonck, rapporteur: Monsieur le président, je renvoie à mon rapport écrit.

 

14.02  Reinilde Van Moer (N-VA): Mijnheer de voorzitter, de N-VA is gewonnen voor het wetsvoorstel van de heer Lambert. Het is uiteraard een goede zaak dat er een gelijkschakeling is met Europa van de studieduur voor de opleiding geneeskunde.

 

Het is echter belangrijk erover te waken dat de studenten evenveel kansen tot werk krijgen na zes jaar studie of na zeven jaar studie.

 

De planningcommissie en alle betrokkenen, universiteiten, RIZIV enzovoort, zullen hiervan snel werk moeten maken zodat de situatie met betrekking tot de toekomstmogelijkheden voor de studenten duidelijk is.

 

Het duurt ook niet meer zo lang alvorens de voorbereidingen voor het academiejaar 2011-2012 aanvangen. Het is dus belangrijk dat de Gemeenschappen snel werk maken van de exacte inhoud van de opleiding. Ook hier moet duidelijk zijn wat er voor de student verandert en moeten de vernieuwde cursussen een hoogstaande kwaliteit waarborgen.

 

In Vlaanderen hebben de universiteiten wel gevraagd om de studieduurverkorting niet los te koppelen van de contingentering. Vlaanderen is hier al lang mee bezig en wil dit ook behouden omdat dit de kwaliteit van de opleiding mee bewaakt. We roepen de Franstalige Gemeenschap dan ook op om haar verantwoordelijkheid hiervoor op te nemen.

 

De voorzitter: Mevrouw Van Moer, proficiat voor uw maidenspeech. (Applaus)

 

14.03  Ine Somers (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, dit wetsvoorstel heeft tot doel de opleiding geneeskunde, die vandaag zeven jaar duurt, tot zes jaar terug te brengen. Het is een logisch voortvloeisel uit een evolutie die zich de afgelopen jaren heeft voorgedaan op vele terreinen, met name de vernietiging van het ministerieel besluit van 21 februari 2006, de verschillende Europese richtlijnen die zes jaar nemen als uitgangspunt voor een artsenopleiding en de consensus die was gegroeid tussen alle actoren in ons eigen land. België volgt hiermee trouwens een Europese evolutie.

 

De Europese richtlijn van 15 april 1993 ter vergemakkelijking van het vrij verkeer van artsen en de onderlinge erkenning van hun diploma’s, certificaten en andere titels bepaalt eveneens dat de opleiding ten minste zes studiejaren of 5 500 uren theoretisch en praktisch onderwijs omvat. Ook in latere Europese richtlijnen werd de opleiding van zes jaar als uitgangspunt gehanteerd.

 

De vernietiging van het ministerieel besluit van 24 februari 2006 door de Raad van State, wegens het verschil in behandeling van de huisarts en de specialist, noopte tot de uitvaardiging van een nieuw ministerieel besluit, om de huidige regeling te behouden en te voorkomen dat huisartsen een opleiding van 10 jaar zouden moeten volgen. Het was evenwel voor iedereen duidelijk dat dit niet wenselijk was en dat een definitieve regeling nodig was.

 

In dat kader had de minister van Volksgezondheid een werkgroep opgericht met alle betrokken actoren en de gemeenschapsministers van Onderwijs, om tot een oplossing te komen die toeliet dat de artsenopleiding tot zes jaar zou worden beperkt. De werkgroep heeft ter zake een consensus bereikt. De regeringsval heeft belet het werk te vervolmaken.

 

Ook bij de bespreking in de commissie werd een grote eensgezindheid voor de inkorting tot zes jaar gerealiseerd. Voor Vlaanderen stelt deze aanpassing geen problemen, omdat de Vlaamse universiteiten zich hierop al hadden georganiseerd. Het is evenwel belangrijk te benadrukken dat zij dat enkel hebben kunnen doen omdat er in Vlaanderen een toegangsproef bestaat. In die zin is en blijft het belangrijk dat wij vasthouden aan de numerus clausus zoals die is georganiseerd in Vlaanderen en de contingentering zoals die is georganiseerd op federaal vlak.

 

Bij de bespreking hebben wij trouwens kennis kunnen nemen van het feit dat gewerkt wordt aan oplossingen voor een aantal praktische problemen die zich voordoen naar aanleiding van de reductie van de opleiding. Ik denk hierbij specifiek aan het probleem van de contingentering in 2018, het jaar waarin dubbel zoveel studenten zullen afstuderen, en het probleem van de stagemeesters. Ik kijk dan ook met veel interesse uit naar het advies van de planningscommissie, dat blijkbaar in juni van dit jaar wordt verwacht.

 

14.04  Marie-Claire Lambert (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, c'est un grand plaisir pour moi de vous présenter un texte qui fait l'unanimité de tous les acteurs concernés par la modification législative proposée et qui a aussi recueilli un vote unanime en commission de la Santé.

 

Les doyens de toutes les universités du pays, les syndicats médicaux, les représentants des étudiants et les Communautés ont, à l'unanimité, marqué leur accord sur cette proposition qui entend diminuer la durée des études de base de médecine. Si ces études sont actuellement d'une durée de sept ans, nous proposons de la faire passer à six.

 

La première raison ayant motivé le dépôt de ce texte a trait à notre souci d'œuvrer à l'attractivité de la médecine générale. Effectivement, si les études de médecine générale sont actuellement de neuf ans, il se fait que suite à un arrêt du Conseil d'État, les futurs étudiants belges se destinant à une carrière de médecin généraliste seront obligés de suivre, dès 2017, dix années de formation. Dix ans, c'est bien long, d'autant que la Belgique serait alors une exception dans le paysage européen, l'ensemble des États membres ayant opté pour une formation de neuf ans.

 

Le fait d'admettre un allongement de ces études ne cadre évidemment pas du tout avec l'impérieuse nécessité d'encourager les étudiants de médecine à s'orienter vers cette profession essentielle mais si contraignante qu'est la médecine générale.

 

Certains pourraient craindre pour la qualité de la formation. Je tiens à les rassurer. Si les doyens des facultés de médecine de notre pays, les Communautés et l'Académie de médecine ont approuvé cette mesure, ce n'est certainement pas avec l'idée d'amoindrir la qualité de la formation de base des médecins. Il est vrai qu'une réorganisation complète du cursus sera nécessaire, mais cela fait partie des compétences des Communautés. En effet, s'il revient à l'État fédéral de définir la durée globale de l'enseignement requis pour l'exercice de la médecine, il est de la compétence des Communautés d'organiser le programme précis de chaque année d'étude et les modalités selon lesquelles s'acquiert le diplôme.

 

Je tiens à vous rassurer car la ministre de la Santé, Mme Onkelinx, désireuse de porter ce projet avant la chute du gouvernement, s'était longuement concertée avec les représentants des Communautés et les doyens de nos facultés de médecine afin que tout soit prêt, dès 2011, pour une entrée en vigueur de la réforme.

 

La chute du gouvernement a entravé ce projet. C'est pourquoi nous proposons, pour ne rien précipiter et pour que les choses soient préparées avec soin et attention, l'entrée en vigueur du nouveau système à la rentrée académique de 2012.

 

Cela dit, les Communautés ne seront pas les seules à devoir préparer cette réforme avec beaucoup d'attention. Effectivement, en 2018, c'est un nombre double d'étudiants en médecine qui seront diplômés et pourront exercer leur profession. Dès lors, la commission de planification médicale devra adapter en conséquence les quotas du numerus clausus.

 

Chers collègues, en approuvant ce texte, nous donnerons la possibilité à la Belgique de rejoindre les autres pays européens en matière d'organisation des études de médecine, ce qui n'est certainement pas négligeable dans le contexte actuel d'échanges inter-universitaires européen.

 

De plus, en réduisant d'un an la formation de base en médecine, nous donnons la possibilité à tous les futurs médecins de débuter leur stage rémunéré un an plus tôt. Or, commencer à gagner sa vie à 24 ans plutôt qu'à 25, ce n'est pas négligeable pour beaucoup d'entre eux.

 

Chers collègues, vous aurez compris que c'est avec beaucoup d'enthousiasme que mon groupe votera cette proposition déposée suite à la chute du gouvernement qui n'a pas pu mener à bien son projet.

 

14.05  Catherine Fonck (cdH): Monsieur le président, chers collègues, ce texte constitue une évolution logique dans le contexte européen. Il répond également, rappelons-le, à une demande des différents acteurs.

 

Cependant, même si ce texte est voté, tout reste encore à faire. En effet, d'abord et avant tout, le nombre d'années d'études, qui passera de sept à six ans, entraînera des adaptations de programme. Les doyens des facultés de médecine se penchent d'ailleurs largement sur la question. Mais tout reste à faire aussi au niveau fédéral, en particulier sur deux aspects. Il y a d'abord la question de la "double sortie" qui est prévue en 2018, sachant que le nombre de médecins diplômés sera, dès 2014, plus important que le nombre de numéros INAMI octroyés.

 

On doit assurer aux médecins fraîchement diplômés qu'ils ne se retrouveront pas piégés par l'impossibilité d'acquérir un numéro INAMI indispensable à la pratique. Former des médecins, les laisser sortir des études de médecine et ne pas leur octroyer un numéro INAMI alors qu'ils ont réussi des études de qualité est évidemment un non-sens. C'est irresponsable sur le plan politique.

 

À côté de la problématique des numéros INAMI et du débat lié au contingentement, il reste évidemment un deuxième enjeu à régler au niveau du fédéral, celui de l'après-études pour ce qui concerne la formation, que ce soit pour les spécialistes ou les médecins généralistes. À nouveau, sortir des études est une chose. Encore faut-il avoir un maître de stage car ces stages seront obligatoires. Là encore, dans la perspective d'un nombre d'étudiants multiplié par deux en 2018, il faudra évidemment avoir deux fois plus de maîtres de stage, que ce soit pour les spécialistes ou les médecins généralistes.

 

Monsieur le président, chers collègues, autant ce texte est un pas en avant, autant de nombreux autres pas doivent être réalisés sur le plan politique, y compris au niveau du fédéral. Le gouvernement en affaires courantes ne peut pas être un prétexte derrière lequel se retrancher parce que c'est demain que les questions se poseront. Il faut éviter d'avoir des déconvenues importantes dans des années que l'on annonce déjà problématiques pour les jeunes médecins diplômés dès 2014 et plus encore à partir de 2018.

 

14.06  Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de voorzitter, er is al heel wat gezegd door de collega’s. Ik houd het kort. Ook mijn partij heeft het voorstel gesteund. Wij vinden het een goed voorstel, natuurlijk op voorwaarde dat de contingentering wordt behouden, wat al door verschillende collega’s is aangehaald.

 

Verschillende collega’s hebben gewezen op de praktische problemen die zeker na 2018 kunnen ontstaan. Een dubbele lichting afgestudeerden vergt meer stageplaatsen en meer stagemeesters. Ik vind het wel jammer dat de minister hier vandaag niet is. Ik meen dat het vooral voor haar belangrijk zal zijn samen met de diensten de artsen te motiveren stageplaatsen ter beschikking te stellen. Via vergoedingen en via de nomenclatuur en via andere middelen zal zij ervoor moeten zorgen dat er oplossingen komen.

 

Ik meen dat er ook heel wat werk is voor de Gemeenschappen. Ik kijk vooral naar Vlaanderen, waar de situatie anders is dan in Wallonië, omdat het toegangsexamen er al bestaat. Ik hoop dat de opleiding van 7 jaar er niet voor zal zorgen dat onze artsen nog meer gespecialiseerd zullen zijn in fysica, scheikunde en wiskunde, maar dat de medicalisering reeds van het eerste jaar doorgezet wordt. Artsen hebben een belangrijke sociale dimensie. Hopelijk zal voortaan voor de afgestudeerde artsen de patiënt centraal staan. Afgaande op de eerste studies van de decanen van de verschillende universiteiten ben ik daar niet zo zeker van.

 

Ik vind het ook om een andere reden jammer dat de minister hier niet is. In de commissie hebben wij met haar de discussie over het volgende onderwerp niet kunnen voeren. Ik hoop dat het een eerste stap is om ook het tekort aan artsen in heel wat specialisaties op te lossen. Het gaat niet alleen om huisartsen. Ik zie vandaag dat er te weinig kinderartsen, kinderpsychiaters en endocrinologen zijn. Ik kan zo nog een tijdje doorgaan. Ook in de geriatrie is de vraag erg groot. Ik hoop dat men dat punt wil meenemen en dat men er de komende jaren voor zorgt dat de huisartsengeneeskunde en heel wat specialisaties aantrekkelijker worden.

 

Mijnheer de voorzitter, wij steunen onderhavig voorstel. Nogmaals, ik vind dat het van weinig respect getuigt dat de minister niet bij de bespreking in de commissie aanwezig was en dat zij hier vandaag evenmin is. Ik hoop toch dat zij hoort wat de commissieleden vandaag zeggen. Het debat wordt vervolgd in de commissie.

 

14.07  Daniel Bacquelaine (MR): Monsieur le président, mon groupe votera cette proposition de loi ramenant la durée des études de médecine de sept à six ans.

 

La modification ne change pas grand-chose pour les généralistes: au lieu de sept plus deux, ce sera six plus trois. Elle raccourcit d'un an le cursus des médecins spécialistes. De plus, elle permettra de mieux considérer le travail fourni par les étudiants en stage et les médecins en stage, qui seront bien médecins à ce moment-là. Cela induira moins d'esclavagisme, ce qui constitue un progrès.

 

Je voudrais cependant attirer l'attention de mes collègues qui ont porté le projet sur le fait qu'on ne résout évidemment en rien le problème de l'admission aux études en Communauté française. En Communauté flamande, il existe un examen d'entrée, mais la Communauté française n'organise actuellement aucun examen à l'entrée des études.

 

C'est ainsi que, ces derniers temps, a été lancé un véritable cri d'alarme de la part des doyens de facultés de médecine. Ils se demandent comment assurer une formation de qualité tant le nombre d'étudiants est en hausse. Le problème est la compatibilité entre le nombre d'étudiants et les possibilités de formation en Communauté française; il ne s'agit absolument pas du nombre d'années. La ministre de la Santé devrait prêter une attention particulière à ce point.

 

Mon groupe est partisan d'un examen d'entrée et, éventuellement, de l'instauration d'une année de propédeutique afin que les étudiants puissent se mettre à niveau avant l'entame d'études universitaires; mon groupe a déposé des propositions en ce sens à la Communauté française.

 

14.08  Muriel Gerkens (Ecolo-Groen!): Chers collègues, nous allons également soutenir cette proposition. Son grand avantage est qu'elle permet l'harmonisation au niveau européen de l'organisation des années d'étude. Au total, le nombre d'années d'étude nécessaire pour former un médecin restera finalement le même.

 

Monsieur Bacquelaine, cela ne résout pas du tout le problème de l'accès aux études, que ce soit en Communauté française avec les difficultés que nous avons ou en Communauté flamande où en dépit des dispositifs, on se retrouve avec trop peu d'étudiants en fin de parcours. Il n'y a pas un système parfait et l'autre mauvais. Cela ne va pas non plus résoudre la pénurie de médecins, notamment chez les généralistes. Ceci va nous obliger à revoir dans d'autres instances, dans les Communautés, l'organisation des études de santé en général. Il faudra sans doute faire preuve de plus de créativité et d'ouverture entre les différentes branches d'études dans le domaine de la santé, ce que rend possible cette modification.

 

C'est dans ce sens que nous comptons utiliser ce dispositif voté au fédéral, pour interpeller notre Communauté et demander de repenser l'organisation des études de médecine car il ne suffit pas de dire qu'on change le nombre d'années dans la formation de base.

 

Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (1085/1)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1085/1)

 

La proposition de loi compte 5 articles.

Het wetsvoorstel telt 5 artikelen.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1 à 5 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 tot 5 worden artikel per artikel aangenomen.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

15 Proposition de résolution relative à l'aide fournie par la Belgique en vue de porter à 30 % l'objectif européen de réduction des émissions de gaz à effet de serre d'ici 2020 (1245/1-4)

15 Voorstel van resolutie betreffende de steun van België aan het optrekken van de Europese reductiedoelstelling tot 30 % minder broeikasgassen tegen 2020 (1245/1-4)

 

Proposition déposée par:

Voorstel ingediend door:

Kristof Calvo, Éric Jadot, Bruno Tobback, David Clarinval, Willem-Frederik Schiltz

 

Discussion

Bespreking

 

Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (1245/4)

De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1245/4)

 

La discussion est ouverte.

De bespreking is geopend.

 

15.01  Thérèse Snoy et d'Oppuers, rapporteur: Monsieur le président, chers collègues, j'interviens en tant que rapporteur de la commission pour cette proposition de résolution qui a pour objectif principal d'inviter la Belgique à adopter une position claire dans les objectifs climatiques de l'Union européenne.

 

Nous demandons que l'Union européenne se fixe un objectif de réduction de 30 % des émissions de gaz à effet de serre. En décembre 2008, un paquet Énergie/Climat de l'Union européenne avait déjà été approuvé. L'objectif poursuivi était de réduire les émissions de gaz à effet de serre de 20 % d'ici 2020. Cet objectif pourrait être porté à 30 % dans le cadre d'un accord global. Mais aucun accord global n'a été conclu depuis. Les discussions sont en cours à ce sujet au niveau de l'Union européenne. Si on veut revoir les objectifs à la hausse, c'est notamment parce que l'objectif de la réduction de 20 % est déjà pratiquement atteint.

 

Un certain nombre d'États membres, comme le Royaume-Uni, la France, l'Allemagne, le Danemark et l'Espagne ont adopté une position claire avant et après le sommet de Cancún.

 

La résolution déposée par MM. Calvo et Clarinval et d'autres signataires a pour objectif d'énoncer plus clairement la position belge. Elle manquait jusqu'à présent de clarté. Le ministre fédéral est favorable à une réduction des émissions de CO2 de 30 %. M. Calvo a fait remarquer que la ministre flamande est également disposée à poursuivre la collaboration et à engager le débat sur une nouvelle réduction. En l'occurrence, une initiative parlementaire pourrait donc contribuer à envoyer un signal fort tant aux Régions qu'à nos partenaires européens.

 

Dans la discussion, M. Schiltz, au nom de l'Open Vld, qui soutient pleinement la proposition de résolution, estime qu'il n'y a aucune incompatibilité entre l'idéologie libérale et les préoccupations environnementales.

 

M. Schiltz a déposé, au nom de son groupe, un amendement en vue de faire une distinction dans la résolution entre les secteurs qui, jusqu'à présent, ont déjà fourni d'importants efforts en termes de réduction de gaz à effet de serre et ceux qui ont encore fort à faire en la matière.

 

Au nom de la N-VA, M. Wollants a souligné que la compétence fédérale en la matière est minimale. Il a regretté que l'autorité fédérale adopte un point de vue sans avoir procédé à une concertation préalable avec les Régions. Il a évoqué l'accord de coopération du 14 novembre 2002 entre l'État fédéral et les Régions. Cet accord prévoit la création d'une commission nationale Climat. La N-VA a déposé un amendement en vue de faire déterminer la position de la Belgique par cette commission nationale Climat; cet amendement a été rejeté.

 

Au nom du PS, Mme Lambert a estimé qu'une réduction de 30 % était certainement souhaitable. Par rapport à la situation de 1990, on a déjà réalisé une diminution de 17 %. Elle estime que cette réduction stimulera l'innovation économique et industrielle.

 

Le PS a déposé trois amendements. Un premier amendement propose l'instauration d'une taxe européenne frappant les pays qui n'entreprennent aucune démarche pour continuer à réduire les gaz à effet de serre. Un deuxième amendement propose d'inscrire la réduction des gaz à effet de serre dans une politique axée sur le développement durable; il s'agit de tenir compte des conséquences sociales de la lutte contre les émissions de gaz à effet de serre. Le troisième amendement du PS demande que la réduction des gaz à effet de serre se réalise par des mesures au sein de l'Union européenne plutôt qu'en achetant des droits d'émission. Deux de ces amendements ont été adoptés: l'amendement n° 2 a été rejeté.

 

Au nom du groupe Ecolo, j'ai personnellement insisté sur le lien entre la réduction des émissions de gaz à effet de serre et la santé publique. Selon une étude de Health & Environment Alliance, une réduction des émissions de gaz à effet de serre entraînerait un allongement de l'espérance de vie, une diminution des maladies liées aux voies respiratoires et à l'asthme, des économies sur les frais d'hospitalisation et une diminution de l'absentéisme au travail pour des raisons médicales.

 

Au nom du CD&V, Mme Muylle a précisé que son groupe souhaitait maintenir l'objectif actuel de 20 %. Elle estime qu'une réduction de 30 % n'est possible que si les autres pays industrialisés suivent. Elle a souligné le fait que la Fédération des entreprises de Belgique n'était pas du tout favorable à un renforcement de l'objectif. Elle estime donc qu'une réduction de 20 % est déjà ambitieuse étant donné ces facteurs.

 

Au nom du Vlaams Belang, Mme De Bont a relativisé l'importance des objectifs européens, estimant que l'industrie avait déjà fait de gros efforts. Elle a précisé que son groupe ne suivrait pas cette résolution.

 

Au nom du cdH, Mme Van Den Ende a soutenu la proposition, se ralliant également aux arguments de santé publique que le groupe Ecolo avait exprimés. M. Hans Bonte, président, au nom du sp.a, a également soutenu la proposition de résolution. Il a estimé que l'accord de coopération de 2002 et l'évidente concertation avec les Régions n'empêche nullement la Chambre des représentants de formuler son propre point de vue et d'influencer le gouvernement fédéral par l'adoption d'une résolution.

 

Enfin, M. Clarinval a soutenu lui aussi cette résolution. Il a estimé que ce serait un important signal européen, une étape importante vers une économie verte. M. Clarinval a déposé un amendement qui sera adopté afin de tenir compte des secteurs qui ont déjà consenti un effort important en termes de réduction: c'était à peu près le même amendement que celui de M. Schiltz.

 

Ensuite, le représentant du ministre s'est exprimé, signalant que le ministre était d'accord avec cet objectif mais qu'il estimait qu'il fallait d'abord remplir certaines conditions et que de toute façon, il ne pouvait aller plus loin au nom du gouvernement en affaires courantes. Au terme de cette discussion très fructueuse, la proposition de résolution a été adoptée par dix voix contre sept.

 

Le président: Chers collègues, je me permets d'interrompre cette discussion pour revenir aux questions adressées au premier ministre.

 

Questions

Vragen

 

16 Samengevoegde vragen van

- mevrouw Karin Temmerman aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de financiële situatie van de gemeenten" (nr. P0151)

- de heer Steven Vandeput aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de financiële situatie van de gemeenten" (nr. P0152)

16 Questions jointes de

- Mme Karin Temmerman au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "la situation financière des communes" (n° P0151)

- M. Steven Vandeput au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "la situation financière des communes" (n° P0152)

 

16.01  Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik zal mijn best doen om de vraag binnen de 2 minuten te stellen.

 

Mijnheer de eerste minister, we hebben een beetje moeten wachten, maar we zijn zeer blij u hier te zien en vragen te mogen stellen. Einde april moet de regering met haar begroting naar Europa gaan. De federale regering gaat daarbij uit van een verbetering van het globale begrotingstekort, mede dankzij een inspanning van de lokale overheden.

 

Volgens mij is dat een zeer merkwaardige redenering en wel om twee redenen. De eerste reden is dat op die manier de federale regering nog maar eens op de rug van steden en gemeenten haar begroting in evenwicht moet brengen. In de omstandigheden waarin de steden en gemeenten zich nu bevinden, is dat niet evident; ze zitten op het einde van de legislatuur en besparen is voor hen bijna onmogelijk.

 

Een tweede, nog merkwaardigere reden is dat de cijfers waarop men zich baseert om tot die redenering te komen, blijkbaar niet kloppen. Dat zeg niet ik, maar onder andere de VVSG bij monde van de heer Leroy. Ik citeer hem niet meer, want ik heb maar 30 seconden meer. Dat zegt ook de Vlaamse regering bij monde van de minister-president, uw partijgenoot. Die zegt letterlijk dat zij zeer veel twijfels hebben over de correctheid van de cijfers. Dat wordt nogmaals bevestigd door de Nationale Bank en het INR.

 

Ten eerste, hoe verantwoordt u dat men alweer lasten naar steden en gemeenten zal doorschuiven?

 

Ten tweede, hoe zult u de onenigheid, die er toch wel is tussen u en de minister-president van de Vlaamse regering, oplossen? Bent u bereid om die cijfers aan te passen of zult u op een andere manier tewerkgaan?

 

16.02  Steven Vandeput (N-VA): Mijnheer de eerste minister, ik zal mijn vraag zeer kort houden. Ze behandelt ongeveer hetzelfde onderwerp als die van collega Temmerman.

 

Vorige week stuurde uw collega, de Vlaamse minister-president, u een brief met daarin een reactie op uw uitspraken in de pers dat de gemeenten dit jaar voor 2 miljard in het rood zouden gaan, 1,2 miljard meer dan opgelegd. Premier, u bewijst daarmee eigenlijk dat u niet aan uw proefstuk toe bent. Ook in oktober vorig jaar vond u het nodig om mee te delen dat de begrotingsproblemen vooral bij de lokale overheden zouden liggen en niet zozeer op het federaal vlak. Het probleem is dat de cijfers die u vandaag gebruikt, niet gebaseerd zijn op de reële begrotingscijfers van de lokale overheden, maar extrapolaties zijn die zelfs teruggaan tot de vorige eeuw wat de OCMW’s betreft. Voor de gemeenten gaat het om extrapolaties van 2001 tot 2003, die u doen beweren dat het grote probleem effectief bij de gemeenten zou liggen.

 

Nochtans heeft het Vlaams Agentschap voor Binnenlands Bestuur op initiatief van minister Bourgeois een berekening gemaakt en op basis van de eigenlijke begrotingen van de gemeenten aangetoond dat de gemeenten wel degelijk voldoen aan de vooropgestelde begrotingsdoelstellingen.

 

Mijnheer de minister, ik heb dan ook een zeer concrete en eenvoudige vraag. Erkent u die cijfers? Zult u uw rapportering en uw voorzieningen aanpassen aan de cijfers, die vandaag door niemand in twijfel worden getrokken?

 

16.03 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, collega’s, vooraleer ik antwoord op de vragen, geef ik twee verduidelijkingen.

 

Ten eerste, mevrouw Temmerman, het is vandaag dat wij onze cijfers voor de begroting van 2011 meedelen. Ik moet u zeggen van de eerste contacten op de lentetop dat België bijzonder goed scoort. Wij hebben een voorsprong genomen op het stabiliteitsprogramma en horen bij de beste leerlingen van de klas inzake sanering van de overheidsfinanciën, beter dan Nederland, beter dan Frankrijk, beter dan het Verenigd Koninkrijk.

 

Ten tweede wil ik even iets rechtzetten. Ik ontvang uiteraard veel brieven, zoals dat ook hoort. Mijnheer Vandeput, ik heb een kopie van een brief die ik van de voorzitter van het Instituut voor de Nationale Rekeningen heb ontvangen. U refereert aan een brief van collega Peeters, maar ik heb er van hem niet echt een gekregen.

 

Ter zake, mijn zorg is ingegeven door het feit dat wat de realisaties voor 2010 betreft, de federale overheid betekenisvol beter heeft gescoord dan wat in het Stabiliteitsprogramma was afgesproken, terwijl dat voor entiteit 2, de Gemeenschappen en Gewesten en de gemeenten en provinciebesturen, niet het geval is. De doelstelling was daar een tekort van maximaal 1 bbp-punt. Dat is uiteindelijk 1.1 bbp-punt geworden, althans op basis van de cijfers die worden gehanteerd.

 

Dat minder goed scoren is zeker niet op conto van de Gemeenschappen en Gewesten te schrijven, maar heeft blijkbaar te maken met deviaties op het niveau van ESR-herkwalificaties, zowel bij Gemeenschappen en Gewesten als bij de lokale besturen.

 

Mijn zorg is vooral dat in 2011 een belangrijk deel van de inspanning die moet worden geleverd om het Stabiliteitsprogramma niet alleen in te vullen maar ook te verbeteren, daadwerkelijk ook door entiteit 2 moet worden ingevuld.

 

Er zijn twee problemen met de cijfers. Ten eerste, er is het probleem van de productie van de cijfers. Ten tweede, er is het probleem van de kwaliteit van de cijfers van lokale besturen in de brede zin van het woord, inclusief de provinciebesturen.

 

Ten eerste, de lokale besturen kampen – dit probleem is historisch gegroeid; dat is niemands schuld – met een zeer grote achterstand om op geconsolideerde basis of afzonderlijk de transmissie van de cijfers te realiseren.

 

Er is nu, naar aanleiding van contacten, een inhaalbeweging bezig: wij kunnen ons voor de gemeenten in Vlaanderen en het Brussels Gewest baseren op de cijfers van 2009, terwijl we, op basis van het programma e-commune, dat door collega Antoine is gelanceerd, de cijfers voor 80 % van de gemeenten en OCMW’s ter beschikking hebben.

 

De ambitie moet echter zijn om de cijfers van alle lokale besturen, dus de provincies, de gemeenten en de OCMW's, te hanteren.

 

Dan kom ik aan het tweede probleem. Niet alleen de tijdige doorsturing van de gegevens is belangrijk – daarvoor zijn inhaalbewegingen gebeurd; u hebt ernaar verwezen, mijnheer Vandeput –, maar ook de kwaliteit van de cijfers.

 

Het is een beetje zoals het arrest-Breitsohl. Toen ik dat aan bod bracht, zei iedereen dat ik verkeerd zat. Ik zeg u dat het sixpack met het gemeenschappelijk standpunt van de Raad, dat wij vanavond en morgen zullen goedkeuren, een verordening bevat, die rechtstreeks zal werken, ook voor de gemeentebesturen en breed de lokale besturen. Die verordening geeft de Europese instanties zoals Eurostat en de Europese Commissie – het is dus niet alleen een bevoegdheid meer van de nationale of gewestelijke instanties –, de machtiging om kwartaalsgewijs op kasbasis de uitvoering van de begroting op te vragen bij elk lokaal bestuur, niet alleen de gemeenten, niet alleen de OCMW’s maar ook de politiezones, kortom alles wat te maken heeft met de lokale sector.

 

De collega’s van de Vlaamse en de andere regeringen zijn zich daarvan bewust. Ikzelf en mijn voorgangers, de heren Dewael en Somers, hebben destijds nog inspanningen moeten leveren om programma’s te lanceren en die boekhoudingen aan te passen. Ik zeg u dat dit vanaf 31 december 2013 een rechtstreekse werking zal kennen. Wij moeten dan ook alle hens aan dek roepen om onze lokale sector voor te bereiden op die situatie. Dit is cruciaal voor ons land want het verlies aan credibiliteit van de openbare financiën in Griekenland heeft net te maken met het statistische probleem van onder meer de lokale sector. Ik heb de collega’s in de gewestregeringen dan ook opgeroepen om hiervan werk te maken. Er wordt effectief werk van gemaakt, maar er moet nog heel wat gebeuren om op het vlak van de tijdige productie en de opvraagbaarheid van de cijfers mee te zijn.

 

Ten tweede, wij zullen ook inzake de kwaliteit van de cijfers nog inspanningen moeten leveren. Ik heb u al gezegd dat dit in Vlaanderen geldt voor de gemeentebesturen. Dit geldt ook voor Brussel. In Wallonië gaat het vooral over de gemeenten en de OCMW’s. De lokale sector is echter iets ruimer dan dat. Er zijn ook de politiezones en voor Vlaanderen ook de OCMW’s. Die cijfers moeten tijdig worden medegedeeld.

 

Ik voeg eraan toe dat inzake ESR-kwalificatie ons land voor de situatie van de autonome gemeentebedrijven, de investeringen in rusthuizen en andere gezondheidsvoorzieningen in de OCMW-sector nog heel wat werk te doen heeft. Ik werp daarmee geen steen, naar niemand. Collectief hebben wij echter nog heel wat werk te doen om onze cijfers van de lokale sector volledig ESR-conform te maken en tijdig mede te delen aan de Europese instanties.

 

16.04  Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, ik wens u proficiat met het feit dat u goed scoort. Blijft de opmerking dat u dit doet op de rug van de steden en gemeenten. Ik wil u nog maar eens zeggen dat 50 % van de overheidsinvesteringen komt van de lokale besturen. Zij zijn slechts verantwoordelijk voor 5 % van het tekort.

 

U zegt dat wij problemen hebben met de cijfers en dat de Gewesten worden aangemaand om dit goed te doen. Zij kunnen dit niet goed doen want de cijfers worden inderdaad verkeerd aangeleverd. Er zijn bijvoorbeeld geen cijfers per Gewest. De Gewesten kunnen die cijfers dus niet hanteren.

 

Er is nog een probleem. Het feit dat de lokale besturen werken met meerjarenprogramma’s…

 

Le président: Madame Temmerman, je vous invite à terminer. C'est une réplique!

 

16.05  Karin Temmerman (sp.a): Il a aussi eu plus de deux minutes!

 

Ik ben hier al twee uren aan het wachten, dus ik denk dat de eerste minister ook wel wat kan wachten.

 

Het tweede probleem is ook dat de steden en gemeenten momenteel …

 

Le président: Je suis désolé, madame. Ik geef nu het woord aan de heer Vandeput voor zijn repliek.

 

16.06  Steven Vandeput (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, ik dank u voor uw antwoord.

 

De aanleiding voor mijn vraag is de perceptie die er bij de mensen heerst wanneer zij uw communicatie in de pers lezen.

 

U hebt hier heel duidelijk aangehaald waar de problemen zich situeren, maar de communicatie daaromtrent was echter anders. Het vermoeden zou kunnen rijzen dat door zoveel aandacht te leggen bij de eventuele tekorten bij de lokale overheden, die nog niet eens bekend zijn, de mensen nog zouden zeggen dat er effectieve problemen zouden zijn, wat niet het geval is.

 

Ik wil daaraan toevoegen dat op het vlak van de federale regering uw minister van Begroting op 2 december 2009 werd belast met het oprichten van een werkgroep om die ESR-problematiek en de opmaak van de rekeningen bij de lokale overheden te bestuderen. Wij moeten vandaag vaststellen dat die werkgroep twee keer is samengekomen. (…)

 

Le président: Désolé, monsieur Vandeput, mais il reste trois questions.

 

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

 

(Le premier ministre quitte l'hémicycle)

(De eerste minister verlaat het halfrond)

 

(Brouhaha)

 

16.07  Gerolf Annemans (VB): Mijnheer de voorzitter, ik heb de tijd nog meegemaakt dat Verhofstadt met de voeten van het Parlement speelde, dat was niet niks, ik heb dat nog meegemaakt. Die was zeer creatief, die liet zijn antwoorden voorlezen en kwam dan terug binnen en zo van die dingen. Echt waar, collega’s van de Open Vld, ik heb die tijd nog meegemaakt.

 

Mijnheer de voorzitter, dit heb ik echter nooit gezien. U moet hiertegen optreden. Dat is de derde week op rij dat de heer Leterme probeert te ontsnappen aan de belangrijke politieke vragen. Dit kan niet, hij kan nu niet weglopen, om geen enkele reden.

 

16.08  Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de voorzitter, er waren afspraken gemaakt. De afspraak was dat de eerste minister door de Europese top wel enigszins in vertraging zou zijn.

 

De schaamteloze vertoning die wij hier meegemaakt hebben van een eerste minister in weglopende zaken, daartegen moet u als Kamervoorzitter optreden. Dit kan niet, dit is een Parlement onwaardig. Als wij dit zo over ons heen laten gaan, is het een Parlement onwaardig. Ik zou willen dat u optreedt of anders is het beter dat wij hier allemaal de boeken toedoen en naar de Europese top gaan.

 

16.09  Herman De Croo (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik begrijp het belang van de financiële situatie van de gemeenten en ik heb dus met grote aandacht het zeer lange antwoord van de eerste minister ter zake aanhoord. De twee andere collega’s, mevrouw Temmerman en de heer Vandeput, zullen zeer tevreden zijn met dat uitvoerige antwoord.

 

Het probleem is natuurlijk dat dit ook tijdverbruikend was. Op dit ogenblik blijven de andere collega’s in de kou staan. Ik vind dat minstens niet elegant.

 

16.10  Bruno Tobback (sp.a): Mijnheer de voorzitter, men kan er natuurlijk mee lachen zoveel men wil, maar iets dergelijks heb ik nog nooit zien gebeuren.

 

Een mogelijkheid is dat de eerste minister zich voor de vergadering laat verontschuldigen, wat ik niet goed zou vinden, maar quid. Wij hebben daarstraks de discussie ter zake gevoerd. De andere mogelijkheid is dat hij komt om vragen te beantwoorden. Echter, komen om vragen te beantwoorden, zolang het hem past en vervolgens opnieuw vertrekken, is ongezien. (Rumoer.)

 

Mijnheer de voorzitter, op een dergelijke manier komen binnenstuiven, zeggend hoeveel tijd hij voor het Parlement heeft, en wanneer de goesting over is, terug vertrekken, roept bij mij, eerlijk gezegd, spontaan het beeld op van het Russisch Parlement en zijn eerste minister Poetin. Dat zal echter wel aan mij liggen.

 

Mijnheer de voorzitter, in ieder geval trek ik uit het voorval één conclusie. Ik zie dat er straks een voorstel van leden van de meerderheid op de agenda staat. Ik kan u één zaak verzekeren. Op het moment dat wij tot de stemming over bedoeld wetsvoorstel overgaan, zal mijn fractie iets anders te doen hebben dan hier in deze zaal te blijven zitten.

 

16.11  Servais Verherstraeten (CD&V): De plenaire vergadering moet zelf weten of ze het nog nuttig vindt om plenaire vergaderingen tijdens een Europese top te organiseren. Aan het begin van de zitting werd duidelijk gesteld dat de eerste minister een half uur beschikbaar was, tussen half vijf en vijf uur. Ik stel vast dat het vijf uur is. De Kamer wist dat en moet dan ook niet a posteriori fulmineren.

 

Le président: Je ne peux pas attacher le premier ministre à son banc avec un boulet. Il est venu, il a répondu aux questions dans l'ordre où elles avaient été posées. Dans ces conditions, les questions restantes sont reportées.

 

Il y aura certainement des déclarations dans la presse la semaine prochaine qui justifieront des questions orales urgentes.

 

Je vous propose de poursuivre la discussion de la proposition de résolution.

À l'impossible, nul n'est tenu!

 

En Conférence des présidents, nous réfléchirons à la manière d'organiser les questions orales urgentes. C'est un éternel problème. Faut-il poser des questions orales urgentes le jour où il y a un sommet européen? Cette question mérite d'être posée.

 

16.12  Gerolf Annemans (VB): Ik heb in de wandelgangen gehoord dat de eerste minister antwoorden op een aantal vragen – onder andere een vraag van mij over lopende zaken – heeft doorgegeven aan een aantal van zijn ministers. Als dat zo is, is het dan nog mogelijk mijn vraag over lopende zaken te stellen? Ik weet niet aan wie hij zijn antwoorden heeft bezorgd.

 

In ieder geval stel ik vandaag vast – wij hebben dat ook zeer goed kunnen horen tijdens de interventie van collega Jambon – dat eerste minister Leterme de facto met zijn gedrag – en dan spreek ik niet eens over zijn vrije tribune, maar over wat hij hier vandaag deed – heeft uitgelokt wat waarschijnlijk zijn bedoeling was, met name dat de opdracht van Wouter Beke bij deze beëindigd wordt. Dat hebben wij kunnen aanvoelen. Wat dat betreft heeft de heer Leterme waarschijnlijk zijn doel bereikt.

 

De voorzitter: De vragen aan de eerste minister, zijnde uw vraag over lopende zaken en ook de vraag van mevrouw Smeyers, zullen worden beantwoord door de heer Vanhengel.

 

16.13  Herman De Croo (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik heb collega’s Annemans en Jambon horen zeggen dat die vragen bestemd waren voor de eerste minister. Ik begrijp dat, als de eerste minister vandaag niet meer aanwezig zal zijn, die vragen niet meer worden gesteld. Met alle respect voor eenieder, maar u gaat toch niet beginnen met die vragen te laten afdalen! De vragen werden aan de eerste minister gericht en op een dag zal de eerste minister erop antwoorden.

 

16.14  Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de voorzitter, de vraag van mevrouw Smeyers gaat over de onenigheid in de regering omtrent een belangrijk beleidspunt. Het is duidelijk dat er maar één persoon op die vraag kan antwoorden, hoe hoog wij de heer Vanhengel ook inschatten.

 

Iets in mij zegt me dat die onenigheid volgende week ook nog aan de orde zal zijn. Ik heb er dus geen probleem mee dat die specifieke vraag over die onenigheid in de regering volgende week wordt gesteld. Ik vraag u dan wel, mijnheer de voorzitter, erop toe te zien dat de eerste minister alsdan bij het begin van de vergadering, om 14 u 15, aanwezig is om te antwoorden op de vragen van het Parlement, en niet wordt opgehouden door Villa Politica, door spelletjes, of door weet ik veel wat.

 

Le président: Voilà une série de questions achevées. Il reste la question concernant les lopende zaken.

 

M. Vanhengel ou pas M. Vanhengel?

 

16.15  Gerolf Annemans (VB): Mijnheer de voorzitter, ik heb er nog eens over nagedacht en bij nader inzien vind ik het echt niet voldoende met de heer Vanhengel.

 

Le président: Dans ce cas, il faudra attendre la semaine prochaine pour poser les questions au premier ministre. Nous veillerons à ce qu'il soit présent.

 

Projets et propositions

Ontwerpen en voorstellen

 

17 Proposition de résolution relative à l'aide fournie par la Belgique en vue de porter à 30 % l'objectif européen de réduction des émissions de gaz à effet de serre d'ici 2020 (1245/1-4) (continuation)

17 Voorstel van resolutie betreffende de steun van België aan het optrekken van de Europese reductiedoelstelling tot 30 % minder broeikasgassen tegen 2020 (1245/1-4) (voortzetting)

 

Reprise de la discussion

Hervatting van de bespreking

 

La parole est à M. Calvo.

 

17.01  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, collega’s, als het een geruststelling mag zijn, ik zal niet weglopen, maar ik zal toch proberen kort te zijn over de klimaatresolutie. Dat is moeilijk, want waar het hart vol van is, loopt de mond van over, maar als ik even mag, dan zal ik kort onze positie toelichten.

 

Collega’s, in december 2008 heeft de Europese Unie een belangrijke stap gezet inzake klimaat en energie en werd het zogenaamde 20/20/20-pakket goedgekeurd: 20 % energiebesparing, 20 % hernieuwbare energie en 20 % minder broeikasgassen tegen 2020. Sinds die goedkeuring in 2008 zijn er heel wat zaken gebeurd, in het bijzonder rond de klimaatdoelstelling. De resolutie die vandaag voorligt, gaat net daarover.

 

Het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk en andere landen hebben zich uitgesproken voor een sterkere klimaatambitie. Het Europees Milieuagentschap heeft aangetoond dat wij ondertussen al 17 % minder broeikasgassen hebben gerealiseerd en dat die 20 % dus niet erg ambitieus is. Collega’s, er worden steeds meer vragen gesteld, niet alleen door de groenen, over die klimaatdoelstelling en het gebrek aan ambitie vandaag.

 

In april zal die discussie definitief beslecht worden op een Europese top. Het is afwachten of de premier daar zal zijn en welke positie hij zal verdedigen, maar in april zal de discussie plaatsvinden. Wat wij weten, is dat de positie van ons land er thans in bestaat dat wij vasthouden aan de 20 % minder broeikasgassen, tenzij er een globaal akkoord is, tenzij er andere geïndustrialiseerde landen mee een internationaal klimaatakkoord ondertekenen. Dat is weinig waarschijnlijk, omdat een internationaal klimaatakkoord op vrij korte termijn, met China en de Verenigde Staten, niet meteen evident is. Wij weten dat die positie een theoretische positie is. Deze resolutie is erop gericht die theoretische positie achter ons te laten en met ons land een positie in te nemen die concreter is en gericht is op meer Europese klimaatambitie.

 

Als wij straks deze resolutie goedkeuren en zeggen dat ons land die 30 % minder broeikasgassen moet verdedigen op Europese niveau, dan is dat nog geen garantie dat zulks daadwerkelijk de Belgische positie zal zijn. Wij leven in een complex land waar regio’s en het federaal niveau met elkaar in discussie treden over zaken zoals deze. Als het Parlement deze resolutie goedkeurt dan zet men op federaal niveau een stap voorwaarts en gaat men voor een meer Europese klimaatambitie. Er is hiervoor een meerderheid in het Waalse en in het Brusselse Parlement. De collega’s die vinden dat de regio’s hierin een belangrijke rol spelen, moeten weten dat zelfs een meerderheid in dit federaal Parlement geen garantie is. Na deze stemming ligt de bal in het kamp van de Vlaamse regering en het Vlaamse Parlement om hun nek uit te steken en te gaan voor meer Europese klimaatambitie.

 

Ik wil de mede-indieners van deze resolutie willen bedanken en ook de andere commissieleden voor de constructieve en pittige discussies tijdens de bespreking, en in het bijzonder de collega’s van de PS die met een aantal amendementen de resolutie nog evenwichtiger en sterker hebben gemaakt.

 

Het voorjaar wordt voor de Europese Unie heel belangrijk als het gaat om klimaat en energie. Deze resolutie brengt ons een stap dichter bij meer klimaatambitie, meer groene jobs, meer hernieuwbare energie. Ik hoop dat er straks in dit Parlement een meerderheid te vinden is voor die hoopvolle perspectieven.

 

Na het debacle dat wij hier vandaag hebben gezien zou het getuigen van een werkend parlement met een visie en een mening.

 

17.02  David Clarinval (MR): Monsieur le président, j'espère que M. le ministre ne prendra pas ses jambes à son cou avant la fin de mon intervention!

 

Monsieur le ministre, chers collègues, au MR, nous pensons qu'il convient de considérer les engagements internationaux de réduction de gaz à effet de serre comme étant une opportunité à saisir pour notre pays, nos concitoyens, nos entreprises et nos travailleurs et non pas comme une contrainte négative. Voilà pourquoi nous avons signé et porté avec nos collègues Calvo, Jadot, Schiltz et Tobback, la présente résolution.

 

Elle contient trois opportunités.

1° En matière économique, l'Europe doit prendre le leadership mondial afin de montrer l'exemple et d'en retirer de substantielles retombées économiques. Nous devons être créateurs d'innovations et de standards économiques afin que nos entreprises soient en pointe dans ce combat et puissent en retirer les retombées financières potentielles. Il serait stupide d'attendre que la Chine, l'Inde ou les États-Unis créent les standards industriels du futur et que nous passions à côté de ce défi et des retombées économiques importantes.

 

2° En matière sociale, il est indéniable que ce qui est bon pour notre économie est bon pour l'emploi européen. Notre leadership mondial nous permettra d'être créateurs d'emplois en masse et ce, dans le secteur de la recherche et du développement, mais aussi et surtout en matière de production industrielle et de services.

 

3° En matière environnementale également, il est important que notre pays soit le bon élève de la classe.

 

Comme l'a rappelé le rapporteur, Mme Snoy, nous avons également prévu dans notre résolution un considérant H qui est en fait un amendement que nous avons déposé avec le collègue Schiltz et qui tient compte des efforts réalisés par le passé pour certains secteurs. En effet, depuis 1990 exactement, certains secteurs, notamment au niveau des entreprises, ont réalisé de grands efforts. Ceux-ci doivent être pris en compte par le gouvernement dans la fixation des objectifs futurs. Nous pensons que ces efforts devront être réalisés plutôt dans d'autres secteurs, tels que le transport et le secteur résidentiel qui sont à la traîne par rapport au secteur industriel. Notre amendement Open Vld-MR vise donc clairement à tenir compte de cet état de fait.

 

En outre, toujours en vue de permettre à nos entreprises d'être à la pointe de ce combat sans avoir à subir une concurrence déloyale d'entreprises extra-européennes n'ayant pas les mêmes contraintes, nous avons également intégré dans notre résolution une demande au gouvernement visant à installer un mécanisme d'inclusion carbone à l'égard des pays moins engagés dans ce combat. Il faut en effet permettre à nos entreprises de ne pas subir un dumping environnemental après avoir subi un dumping social, qui existe encore aujourd'hui.

 

Mesdames et messieurs, comme vous pouvez le constater, notre résolution est équilibrée. Elle donne des outils à notre pays pour être en pointe dans le combat de la réduction des gaz à effet de serre tout en permettant à nos entreprises d'en retirer les avantages sans en subir les inconvénients.

 

Je remercie d'avance l'ensemble des groupes qui ont permis l'adoption de ce texte. Il est inutile de préciser que nous voterons avec enthousiasme cette proposition de résolution.

 

17.03  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Collega’s, u heeft al veel gehoord over het voorstel van resolutie tot het optrekken van de reductiedoelstellingen. Dat is weliswaar niet zo spectaculair als een weglopende premier, maar toch wil ik uw bijzondere aandacht vragen voor deze resolutie. Niet alleen uw aandacht, maar ook uw volledige steun.

 

Vanuit de linker- en de groene zijde wordt wel eens smalend gedaan over het werkelijke engagement dat dit Parlement zou hebben naar een duurzame en groenere economie. Niet groen als in de partij, maar groen als in duurzaam en leefbaar. Er zijn in het verleden al belangrijke stappen gezet. We zien dat de economische sectoren geantwoord hebben op de impuls die de politiek heeft gegeven en er wordt links en rechts wel eens wat gemord omdat men al zoveel zijn best heeft gedaan, maar dat mag ons niet tegenhouden.

 

Technologisch gezien is het halen van een hogere reductiedoelstelling van 30 % in Europa absoluut niet onhaalbaar. Wanneer men wil innoveren en vooruit wil gaan moet er een stimulans zijn, maar ook een duwtje langs achter. Er moet een wortel zijn en een stok achter de deur. Die 30 % is de stok achter de deur. De talrijke financiële steunmaatregelen die deze regering van lopende zaken en de vorige hebben genomen om mensen te stimuleren in energiereductiemaatregelen, zijn daar een goed voorbeeld van. Nu is het tijd om de stok achter de deur ook genoeg slagkracht te geven.

 

Er is geen enkele reden om er niet mee in te stemmen. Er zijn mensen die zeggen dat 30 % reductie in België onmogelijk is. Dat wordt ook niet gevraagd. De Europese doelstellingen worden vertaald naar de lidstaten volgens hun potentieel. Die worden bovendien nog eens sectoraal versleuteld, zodat de sectoren die al flink hun best hebben gedaan, niet worden doodgeknepen. Bij de achterblijvers moet een tandje bijgestoken worden, met name zoals aangehaald door collega Clarinval, vooral in transport en in de residentiële sector waar er nog veel werk aan de winkel is.

 

Collega’s, laat u geen zand of CO2 in de ogen strooien. Ik hoop op uw volmondige steun te kunnen rekenen.

 

17.04  Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik heb een vraag voor onze collega. Ik vraag mij af, collega, of u hier het partijstandpunt van Open VLD vertegenwoordigt. Ik heb hier de bespreking bij uit het Vlaams Parlement, bij de beleidsbrief van minister Schauvliege waar staat: “Ook het standpunt van de Vlaamse regering, 30 % conditioneel wanneer andere industrielanden gelijkaardige inspanningen doen.” Dan heeft mevrouw Gwenny De Vroe, ik vermoed iemand van de Open VLD-fractie in het Vlaams Parlement, daarop heel duidelijk geantwoord dat zij dit onderschrijft. Zij zegt: “We moeten zeker de Europese regelgeving hierin naleven, want er is geen enkele intentie om bij de implementatie van die regelgeving nog strenger te zijn dan nodig”.

 

Dat is een document van november, bij de bespreking van de beleidsnota van vorig jaar. Het leek mij opportuun u te vragen of u hier het partijstandpunt vertegenwoordigt.

 

17.05  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, collega's, dat is nu wat ik bedoel. Wij kunnen hier blijven spijkers op laag water zoeken.

 

Ondertussen heeft een aantal industriële landen daarmee ingestemd. De heer Calvo heeft daarnaar al verwezen. Groot-Brittannië en Duitsland zijn toch niet de kleinste industriële landen. Die landen kunnen dat en stemmen daarmee in. Dat blijkt uit de gegevens die ons recent onder ogen zijn gekomen.

 

België is dus niet de gek die vooruitloopt in het Parlement, maar kijkt welke tendensen er zich binnen Europa aftekenen en springt op tijd mee op de kar, zodat onze industrie op tijd een voortrekkersrol kan spelen en dus ook de economische en sociale voordelen kan verwezenlijken.

 

Mijn Vlaamse fractie staat daar achter. Trouwens, laat ons ophouden over de lessen die moeten worden geleerd over spreidstanden tussen de Vlaamse en de federale fracties. Elke fractie heeft zich daaraan wel al eens bezondigd. Het laatste woord telt.

 

Ik vind het kras dat u een splijtzwam tracht te krijgen tussen onze fractie en de Vlaamse. Als ik de lijst zou moeten opsommen van de divergenties tussen uw eerste minister en uw minister-president, zouden wij hier tot vanavond laat zitten.

 

Le président: La Belgique est un pays compliqué.

 

17.06  Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, als het gaat om gekibbel tussen meerderheidspartijen wil ik daar altijd wel even tijd voor maken. Geen probleem.

 

Collega’s, wat hier voorligt, het aanscherpen van de reductiedoelstellingen, hebben wij al eens gehoord. Eind vorig jaar heeft hier een quasi identiek voorstel voorgelegen. Er was toen geen meerderheid voor. Ik vraag mij af waarom die er nu wel is. Maar goed, daarop kunnen we misschien straks terugkomen.

 

(…) (…)

 

17.07  Bert Wollants (N-VA): U wil zeggen dat u de andere partijen heeft kunnen overtuigen om effectief aanwezig te zijn op de zitting. Ik neem daar akte van.

 

Ten tweede, als we kijken naar het klimaatbeleid, dan is het zo dat de Gewesten daar de leidende rol in spelen. Het Grondwettelijk Hof heeft dat twee weken geleden nog maar eens bevestigd. Het is een bevoegdheid van de Gewesten, het zijn zij die de klimaatbeleidsplannen moeten maken, het zijn zij die ervoor moeten zorgen dat de doelstellingen worden gehaald en het zijn zij die de kosten daarvoor moeten dragen.

 

Als wij hier nu federaal even gaan beslissen over de emissiereductiedoelstellingen, dan is dat natuurlijk wel heel gemakkelijk aangezien het federaal niveau daar – op enkele instrumenten na – vrijwel niets voor zal moeten doen. Een punt waarop we wel actie moeten ondernemen is het creëren van een nationale klimaatcommissie, een nationale klimaatcommissie om standpunten en adviezen over internationaal klimaatbeleid te creëren.

 

Dat is heel duidelijk de plaats om het te doen, met de Gewesten en de federale overheid. Daar moet men tot een standpunt komen. Mijn partij heeft trouwens samen met CD&V voorgesteld om deze discussie, deze bepaling van standpunten…

 

17.08  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer Wollants, u zou toch ook moeten vaststellen dat in de resolutie expliciet wordt verwezen naar de rol die de Gewesten spelen. Ik heb dat ook gedaan in mijn uiteenzetting. De resolutie vraagt om het overleg met de Gewesten met dit federaal standpunt aan te knopen. De resolutie erkent toch de rol die de Gewesten moeten spelen. Dat is een eerste punt.

 

Ten tweede, u zegt dat het federaal niveau niets te vertellen heeft rond klimaat en daar niets in kan doen. Als we kijken naar fiscaliteit en transport, dan zijn er genoeg aangelegenheden waarover wij in dit Parlement maatregelen kunnen nemen. Als u steevast verwijst naar het feit dat het eigenlijk de regio’s zijn die het moeten doen, dan is het toch bijzonder inconsequent om tegelijk federaal parlementslid te zijn en actief te willen zijn rond klimaat en duurzame ontwikkeling. Als we daar dan toch niets over te vertellen hebben, waarom vertelt u dan al die zaken?

 

17.09  Bert Wollants (N-VA): Mijnheer Calvo, bedankt dat u mij daarop wijst. Ik moet u echter zeggen dat het feit dat het federaal niveau maatregelen voorstelt, nog niet maakt dat het daartoe dan ook de aangewezen partij is. Er bestaan hele lijsten van dingen die de federale overheid op dit moment doet, maar die ze eigenlijk niet zou mogen doen. Dat is een heel ander verhaal.

 

17.10  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer Wollants, als de regionale overheden wat meer zouden doen wat zij moeten doen, dan zou op federaal niveau de nood niet bestaan om in te grijpen.

 

17.11  Jan Jambon (N-VA): Mijnheer Schiltz, dat precies u hier komt verdedigen dat het federaal Parlement de hoeder moet zijn van het Vlaams Parlement, u met uw pedigree, dat is toch een (…).

 

17.12  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer Jambon, ik ben blij dat u op mijn voorzet bent ingegaan. Dat was natuurlijk een te verwachten inkopper.

 

Het federaal niveau heeft beleidsinstrumenten die volledig passen binnen de tool van de voorliggende resolutie. Denk maar, om er enkele te noemen, aan het Noordzeepark of aan de intrestbonificatie voor energiebesparende investeringen. Dat zijn niet enorm veel, maar wel enorm belangrijke instrumenten die federaal aangewend kunnen worden.

 

Als u niet wil dat die middelen aangewend worden, dan zeg ik nogmaals dat u ervoor moet zorgen dat op regionaal niveau de doelstellingen goed genoeg zijn en dat het energiebeleid daar performant genoeg is, zodat wij het federaal budget voor iets anders kunnen gebruiken.

 

17.13  Bert Wollants (N-VA): Mijnheer Schiltz, ik denk dat het toch wel zeer belangrijk is om de instrumenten die op het federaal niveau nog aanwezig zijn voor het klimaatbeleid, op zulke manier in te zetten dat zij de regio’s kunnen helpen om de doelstellingen te halen. Het federaal niveau moet niet op eigen initiatief zaken gaan doen die voor een stuk zelfs – ik heb het dan bijvoorbeeld over de “verdieselijking” van het wagenpark – de Gewesten tegenwerken.

 

Mijnheer Calvo, aan u wil ik het volgende nog zeggen. U spreekt met zoveel lof over het federaal niveau dat dingen moet uitvoeren. Was u het niet die zei dat het federaal klimaatbeleid een complete ramp is? Was u het niet die vond dat het langs geen kanten werkt en dat het federaal niveau zelfs geen klimaatbeleidsplan heeft? Voor mij moet zo’n plan er niet komen, maar ik stel wel vast dat u op dit moment plots het federaal niveau ziet als de heilbrenger in dit verhaal, wat het volgens mij toch niet is.

 

17.14  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer Wollants, ik heb op geen enkele manier, vandaag noch gisteren, het huidig federaal klimaatbeleid bewierookt of verheerlijkt. Mijn punt is gewoon dat ik vind dat het federaal Parlement hierover beslissingen kan nemen. Mijn partij, en blijkbaar ook een aantal andere partijen, zijn niet bereid te wachten op de traagste in ons land, om te wachten tot plots toch de klimaatambitie opborrelt op het kabinet van minister Schauvliege of op het kabinet van minister Bourgeois. Wij willen hier beslissingen nemen. Daarvoor worden wij betaald en wij proberen onze job te doen.

 

17.15  David Clarinval (MR): Je voulais dire à M. Wollants que la Région wallonne, une Région en pointe dans cette matière, a pris l'option des moins 30 %. Ce qui est possible pour la Région wallonne devrait être possible pour la Flandre. Il ne faut pas avoir peur, monsieur Wollants: vous pouvez inciter la Flandre à nous suivre sur cet aspect des choses.

 

17.16  Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik was van plan om het wat later te zeggen, maar men verwijst naar Wallonië. Ik zie daar teksten passeren en ik hoor ook heel wat Franstalige partijen zeggen dat wij naar 30 % en naar 40 % moeten gaan. Waarom niet?

 

Ik zie dan dat er aan de onderhandelingstafel – ik hoop dat de minister daarover wat duidelijkheid geeft – nog afspraken moeten worden gemaakt over de 20 % die wij moeten toepassen in 2020, waar België in het kader van non-ETS 15 % van de doelstelling moet halen. Ik zie dat Wallonië daar naar de onderhandelingstafel komt met een voorstel van 13 %. Het is dus gemakkelijk om 30 % en 40 % te roepen, maar dan moet men de daad ook bij het woord voegen.

 

17.17  Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, wat mevrouw Muylle aanhaalt, is inderdaad correct. Ik heb zelf mee aan de onderhandelingstafel gezeten. Die 30 % bestaat inderdaad voor het Waals en het Brussels Gewest enkel op papier. Men wil wel dat men hoog mikt, maar men hoeft het niet zelf toe doen. Ik vind de discussie dan ook van een heel andere orde.

 

Collega’s, ik zal nog even ingaan op de inhoud van de resolutie. Men baseert hier heel veel op het aspect crisis. Wij hebben al heel veel bereikt. 17 % wordt hier genoemd. Ik hoop dat wij langzaam maar zeker uit die crisis geraken. Ik hoop dat onze bedrijven steeds meer zullen kunnen produceren en exporteren. Het is logisch dat daar een CO2-verhaal aan vastzit. Ik hoop dan ook dat zij daarmee zullen kunnen doorgaan, want als wij willen blijven landen op die reducties, die de gevolgen zijn van de crisis, dan zitten wij volgens mij op het verkeerde spoor.

 

Bovendien bestaat het grootste deel van de verminderde broeikasgassen voornamelijk uit andere gassen dan CO2. Alle andere gassen zijn zeer zwaar gereduceerd. Ik heb het voor u nog even nagekeken. Bij de vijfde nationale mededeling konden wij een CO2-reductie voorleggen van 3,5 %. Als wij dan een reductie van 30 % willen, zoals hier wordt gesuggereerd, zitten we wel in een heel ander kader.

 

Ik vind dat België het op dit moment eigenlijk niet zo slecht doet. Wij hebben met onze petrochemische industrie een hoogtechnologische, energie-intensieve industrie, die sinds 1990 bovendien nog zwaar is gegroeid. Als wij dan moeten vaststellen dat die erin slaagt om de emissies per ton product met 60 % te laten dalen, dan verricht men toch heel goed werk? Als men dat bovendien afmeet tegen de te realiseren reductie van 30 %, dan komen we toch ergens helemaal anders terecht. Vergeten we overigens niet dat die industrie net basisproducten voor het buitenland, bijvoorbeeld Duitsland, levert. Die CO2-emissies worden in ons land gerealiseerd, maar uiteindelijk is het met het oog op een basisproduct, dat later nog wordt bewerkt. Als wij die energie-intensieve industrie hier niet meer willen, dan is dat volgens mij een foute keuze. Ik denk dat wij daarvoor net niet moeten gaan.

 

Ik kom dan nu tot de opmerkingen over de concurrentiepositie. De indieners hebben via een amendement toegevoegd dat wij maatregelen moeten nemen, zodat wij op Europees vlak aan onze concurrentiepositie denken. Er wordt melding gemaakt van een systeem van invoerrechten. In dat systeem worden er, opdat de koolstofkosten, die wij moeten doorrekenen, niet te zwaar zou doorwegen, invoerrechten geheven op buitenlandse producten. Dat is allemaal goed en wel, maar ondertussen willen wij dat onze bedrijven met hun producten in het buitenland aan de slag kunnen en buiten Europa kunnen exporteren. Dat is hierdoor niet gedekt en ik vind het een foute instelling.

 

Tot slot, men vraagt om af te stappen van de gekoppelde verhoging van de reductiedoelstelling, die eenzijdig te verhogen en zich dus niets aan te trekken van wat de rest van de wereld doet.

 

Welnu, dat dient nergens toe. Het is heel belangrijk dat wij de andere partner bij de reductie meekrijgen en een en ander daarbinnen kaderen.

 

Indien wij nu van de doelstelling afstappen en de partner zeggen dat hij niet meer hoeft mee te doen, zitten wij op een volledig verkeerd spoor.

 

De conclusie is dat mijn partij in ieder geval de voorliggende resolutie niet zal goedkeuren.

 

17.18  Éric Jadot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, la proposition de résolution qui vous est soumise est importante et tient particulièrement à cœur aux écologistes, non par pure idéologie, non parce que ce texte répète et revendique ce que nous défendons depuis longtemps, mais parce qu'elle peut être un nouveau signal important, posé par le Parlement belge, dans le débat européen et mondial qui doit en fin de compte permettre de relever ce qu'il est convenu d'appeler le défi climatique.

 

La proposition de résolution qui vous est soumise a pour objectif principal d'inviter la Belgique à prendre position dans le dossier des objectifs climatiques de l'Union européenne.

 

Pour rappel, en décembre 2008, un paquet Énergie-Climat de l'Union européenne a été approuvé. L'objectif poursuivi était de réduire les émissions de gaz à effet de serre de 20 % d'ici 2020. Cet objectif a quasiment déjà été atteint. L'Agence européenne pour l'Environnement a indiqué que les émissions de gaz à effet de serre ont déjà été réduites de 17 %. Nous avons donc l'opportunité de redéfinir nos objectifs pour 2020.

 

Et ce ne serait pas un luxe. Pour rappel, c'est bien un objectif de réduction allant de 25 à 40 % qui est préconisé par le GIEC si l'on veut prévenir les catastrophes climatiques.

 

Le Parlement européen s'est déjà prononcé en faveur d'une réduction de 30 %. Des États membres influents ont aussi adopté une position claire, juste avant ou après le sommet de Cancún.

 

Pour le reste, en Belgique, il semblait encore difficile de franchir le pas et d'afficher clairement et sans ambiguïté nos ambitions dans le dossier climatique. Les gouvernements wallon et bruxellois se sont pourtant engagés par rapport à des objectifs plus importants que les 20 %. Le ministre fédéral du Climat s'est aussi déclaré favorable à une diminution des émissions de CO2 de 30 % d'ici 2020. La ministre flamande s'est également montrée sensible à cette problématique.

 

Par rapport à ces multiples déclarations et bonnes intentions, c'est donc bien à un flou artistique que répondra peut-être de manière définitive le vote positif de cette résolution par notre parlement.

 

L'objectif des 30 % figurait déjà dans les résolutions déposées par les écologistes avant le sommet de Copenhague et avant le sommet de Cancún. À l'époque, plusieurs groupes politiques avaient jugé ces propositions déraisonnables et, à tout le moins, prématurées.

 

Aujourd'hui, la proposition qui vous est présentée a recueilli le soutien et la co-signature du MR, de l'Open Vld et du sp.a. Je tiens très sincèrement à remercier les collègues Tobback, Schiltz et Clarinval pour leur investissement. De même, je remercie les groupes PS et cdH qui ont soutenu la proposition en commission, l'ont même enrichie par des amendements et permettront peut-être aujourd'hui de dégager une majorité parlementaire pour approuver ce texte.

 

Devant l'importance des enjeux, devant l'évidence des faits, certaines barrières idéologiques sont en train de tomber, les mentalités évoluent et la recherche cohérente de solutions collectives émerge progressivement. On ne peut que s'en réjouir.

 

Dans le texte qui vous est soumis, rassurez-vous, notre économie n'a pas été oubliée. Elle occupe même une place centrale dans la réflexion. Loin d'être un obstacle à notre essor économique et social, l'objectif des 30 % doit être considéré au contraire comme une chance unique de repositionner notre économie dans des secteurs d'avenir, de créer de l'emploi et d'assurer le bien-être de nos citoyens.

 

Ceux qui ont suivi les négociations internationales à Copenhague et à Cancún le savent: le degré zéro d'une politique climatique coordonnée, c'est de demander à chaque acteur, à chaque région, à chaque sous-région ce qu'elle est prête à faire. C'est ce qui s'est passé à l'occasion de l'accord de Copenhague avec des résultats totalement insuffisants compte tenu de l'ampleur des défis à relever. Le vrai défi est qu'un objectif réellement ambitieux puisse être adopté à Durban l'année prochaine. Cela passera par un examen de conscience des différentes puissances en présence dont l'Europe fait partie.

 

Dans cette optique, notre parlement a l'opportunité de poser un geste dans le prolongement de ce qui a été fait par d'autres, un geste susceptible d'encourager nos partenaires européens à agir dans la même direction. Si ce parlement approuve cette proposition de résolution, le problème climatique sera loin d'être réglé. Par contre, ce vote ouvrira un chantier gigantesque qu'il faudra assumer par la suite et concrétiser, notamment en soutenant massivement les filières du renouvelable

 

En définitive, dans ce dossier comme dans d'autres, le meilleur moyen de ne pas parvenir à atteindre des objectifs vraiment ambitieux est sans doute de refuser d'en fixer. Les parlementaires qui voteront en faveur de cette résolution contribueront à doter notre pays d'un objectif réellement ambitieux dans le dossier climatique. Qu'ils en soient remerciés!

 

17.19  Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de voorzitter, ik heb de indruk dat de CO2 het gezond verstand aan het aantasten is hier in dit Parlement. Vorige week hebben wij hier gediscussieerd over de sluiting van kerncentrales of over het openhouden van kerncentrales en wij weten nu nog steeds niet of wij het al dan niet zullen doen, wij hebben eerst nog een stresserende stresstest nodig.

 

De kerncentrales in ons land zorgen voor een vermindering van CO2-uitstoot van 30 miljoen ton. Om daarvan een idee te geven, 30 miljoen ton is het equivalent van heel het wagenpark dat in België rondrijdt. Die 30 miljoen ton is evenveel als alle auto’s in België uitstoten.

 

Wij zitten hier te discussiëren over het sluiten van ongeveer drie reactoren. Dit betekent dat ongeveer 18 tot 20 % van onze elektriciteit, terwijl die verhoging er nog steeds is, zal moeten vervangen worden door iets anders. Wij hebben vorige week geleerd dat windmolentjes en zonnepaneeltjes zorgen voor 1,7 % van onze elektriciteitsproductie, wat waarschijnlijk enorm veel is in de groene familie maar niet bij ons. Wij zijn aan het debatteren om CO2-vrije kernenergie te vervangen door iets anders. Dat kan dan door kolencentrales, door STEG, of door gasturbines, allemaal CO2-belastend.

 

Wij zitten hier grote woorden te verkopen over resoluties. Niet dat resoluties veel belang hebben, dat is steeds goed voor de tribune maar de regering luistert er niet naar, in sommige gevallen gelukkig, want als dit goedgekeurd wordt hoop ik dat ze er niet naar luisteren.

 

De ene week zitten wij hier te praten over het sluiten van kerncentrales die CO2-vrij zijn, en vandaag zijn wij hier bezig met grote resoluties omdat wij nog niet weten wat wij gaan vervangen en minimum moeten vervangen door zaken die meer CO2-uitstoot hebben. Ik hoop dat er minder CO2 ingeademd wordt in de toekomst, dat wij veel meer tot het gezond verstand kunnen komen om een globalisatie te hebben in de benadering van dit probleem en dat wij niet de ene week dit verkondigen en de ander week dat. Er hangt heel veel radioactieve lucht in dit Parlement.

 

17.20  Bruno Tobback (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik ga het debat van vorige week met de heer Dedecker niet opnieuw voeren.

 

Mijnheer Dedecker, met de inspiratie vanuit dat debat wil ik u aansporen om – als u echt meent dat uw redenering klopt – deze resolutie en de ambitie van 30 % mee goed te keuren. Zo bent u er zeker van dat de kerncentrales open blijven. Als dat uw grote droom is, hebt u hier een kans.

 

U hebt natuurlijk geen gelijk, noch in het ene debat, noch in het andere. In beide gevallen is de vraag welke ambitie we hebben en welk doel we willen bereiken. Uw antwoord in de twee gevallen is dat het doel blijft wat het is en uw ambitie niet hoog is. Binnen 10, 20 of 30 jaar kan er wel een probleem zijn maar ondertussen hebben wij het toch goed gehad.

 

Het verschil tussen uw inzicht en deze resolutie is dat de indieners van deze tekst ervan uitgaan dat men maar iets bereikt wanneer men zich een duidelijk doel stelt. Het is in ons aller belang, in dit land waar de olie niet uit de grond spuit en waar de natuurlijke rijkdommen niet groot zijn, onze ambitieniveau voor het ontwikkelen van nieuwe technologie, voor het inslaan van nieuwe wegen, en voor het zoeken naar een betere manier om welvaart te creëren – want ik meen dat geen van de ondertekenaars de ambitie heeft daarmee te stoppen – zo hoog mogelijk te leggen.

 

Dat wij hogere doelstellingen leggen dan andere landen – en dat is ook mijn antwoord aan de heer Wollants – is een teken en een erkenning dat wij dat nodig hebben. Wij hebben hogere doelstellingen en hogere ambities nodig als wij economisch nog iets willen betekenen.

 

Het verwondert mij ontzettend dat u de ene week de ene redenering volgt en de andere week de andere redenering. U hebt geen enkel probleem met de vaststelling dat wij drie of vier keer meer afhankelijk zijn van nucleaire energie dan de meeste andere landen, maar u hebt er wel een probleem mee dat wij de helft meer ambitie hebben om groene technologie aan te wenden en om de schadelijke uitstoot in ons land terug te dringen. Wel, ik kan de coherentie van uw logica niet volgen, het spijt mij.

 

Mijn fractie zal met veel enthousiasme deze tekst goedkeuren.

 

17.21  Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer Tobback, ik kan heel goed begrijpen dat u intellectueel niet kunt volgen. Daarvoor heb ik begrip, maar er is een heel groot verschil tussen ambitie en fantasie. Wat u constant doet, en wat ik u verwijt, is dat u uw oude schoenen weggooit vooraleer nieuwe te hebben. U maakt hier verbintenissen voor de mensen van de toekomst, terwijl u de problemen van vandaag niet kunt oplossen. Het is beter een stuk realpolitik te voeren dan ontzettend veel groene lucht te verkopen en veel groene wind te maken.

 

17.22  Rita De Bont (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer Calvo, u spreekt hier over het Waals Parlement en het federale Parlement, om druk uit te oefenen op het Vlaams Parlement. Zo gaat het in dit land. Zo wordt van een meerderheid een minderheid gemaakt.

 

Ik wil er even op wijzen dat de Europese Ministerraad waarvoor deze resolutie aanvankelijk bedoeld was, zich al heeft uitgesproken tegen het opleggen van een verdere reductie op Europees niveau. Onze fractie was voordien ook al van mening dat het geen enkele zin had om in de huidige omstandigheden terug te komen op de in de vorige legislatuur, naar aanleiding van de conferentie van Cancún, gemaakte afspraken.

 

De uitstoot moet uiteraard, om allerlei redenen, tot een minimum worden beperkt. Daarover is ongeveer iedereen bij ons het eens. In de Verenigde Staten zit de strijd tegen de uitstoot van broeikasgassen evenwel volledig in het slop. De grote groeilanden zien hun uitstoot alleen maar stijgen. China, India en de ontwikkelende economieën zijn momenteel samen verantwoordelijk voor 80 % van de uitstoot. Dat heeft alles te maken met hun ontwikkeling en de daarbij nodige energiebehoefte.

 

Volgens het meest waarschijnlijke scenario neemt de behoefte aan energie de komende 20 jaar met 40 % toe, maar 93 % van die groeiende behoefte komt van niet-OESO-landen. Daarom is de Vlaams Belang-fractie van mening dat met een veel hogere investering in onderzoek en ontwikkeling van niet-fossiele energiebronnen en hogere energie-efficiëntie het vooropgestelde doel van wereldwijde emissiereductie beter bereikt zal kunnen worden dan met het in Europa opleggen van nog hogere en voor sommige sectoren onrealistische percentages aan CO2-reductie.

 

Wij moeten beseffen dat wij in een dichtbevolkte regio wonen met beperkte mogelijkheden op het vlak van alternatieve energiebronnen. Inderdaad, zij die vandaag een verhoogde reductie van CO2-uitstoot vragen, verhinderen daarbij een verdere ontwikkeling van veiligere en zuinigere vierde-generatiekerncentrales die geen of zo goed als geen CO2 uitstoten.

 

Als gevolg van het aanscherpen van de Europese doelstellingen moet ook de lat voor onze industriële bedrijven hoger worden gelegd. Onze bedrijven hebben al een aanzienlijke bijdrage geleverd om de uitstoot van broeikasgassen te reduceren tot 17 %, inderdaad voor een groot gedeelte te danken aan de inspanning van de bedrijven. De laatste loodjes wegen vaak het zwaarst. Indien zij de nieuwe quota niet halen rest hun de mogelijkheid om emissierechten aan te kopen in het buitenland, eventueel in de groeilanden waar wij heel weinig controle over hebben. Zij kunnen natuurlijk ook zelf verhuizen waardoor wij niet alleen alle controle uit handen geven maar bovendien het economische voordeel dat de ontwikkeling van de nieuwe groene technologie met zich meebrengt, mislopen.

 

Wij mogen de trein van de groene economie inderdaad niet missen. Wij moeten er integendeel actiever aan participeren. Wij moeten de nieuw ontstane kansen grijpen. Wij moeten onze bedrijven hierin stimuleren maar wij mogen ze niet wegpesten. Hiermee werd rekening gehouden. Er werden een paar amendementen voorgelegd en goedgekeurd in de commissie.

 

Men wil de emissie vooral lokaal beperken en het gevaar van mogelijke delokalisatie van bedrijven en oneerlijke concurrentie met in het buitenland vervaardigde producten waarop niet dezelfde productienormen van toepassing zijn, tegengaan door de invoering van een CO2-taks te onderzoeken. In principe kan men hiermee akkoord gaan maar nu de prijzen de levenskosten de hoogte injagen, kunnen wij absoluut geen extra rechtstreekse of onrechtstreekse belastingen aanvaarden. Zowel overheid, particulieren als bedrijven moeten positief worden gestimuleerd om zo weinig mogelijk broeikasgasuitstoot te realiseren maar zij mogen niet verder worden gedwongen. Indien de groene economie zoals men zegt toch zoveel kansen biedt, dan zullen zij die zeker met beide handen grijpen.

 

Wij hebben daarvoor absoluut geen nieuwe wetten nodig, wij kunnen ons gerust houden aan de tot nu toe gemaakte afspraken. Onze fractie zal deze resolutie dan ook niet steunen.

 

Le président: Je suis étonné, car vous ne figuriez pas sur la liste des intervenants.

 

Ik geef thans het woord aan mevrouw Muylle voor een reactie op de interventie van de heer Tobback.

 

17.23  Nathalie Muylle (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik ben ook wat verrast door de tussenkomst waarvan ik dacht dat zij tot de heer Tobback was gericht, maar dat blijkt niet zo te zijn.

 

Mijnheer Tobback, ik ben eigenlijk wat verrast door het enthousiasme waarmee u de 30 % bepleit. Ik zie datzelfde enthousiasme niet in de Vlaamse regering, integendeel. Zoals ik het trouwens ook al heb gezegd in de commissie, ik voel mij nogal straf want ik ben van de enige federale regeringspartij die het standpunt heeft vertegenwoordigd. Mijn collega’s naast mij hebben dat van de Vlaamse regering verdedigd. Ik kan alleen zeggen dat u samen met ons en de N-VA naar aanleiding van Cancún juist nog een motie hebt goedgekeurd die de 30 % koppelt aan de voorwaarden. Dat is blijkbaar een piste die u nu verlaat, wat trouwens belangrijke informatie is die u uw mensen in de Vlaamse regering moet meegeven.

 

17.24  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Collega’s, ik wil toch even de zaken op een rij zetten. Ik ben daarjuist op het spreekgestoelte gaan staan en ik heb een aantal argumenten aangehaald. Ik heb zelfs het eenvoudige beeld gebruikt van de wortel en de stok. Toch hoort men hier mensen zeggen dat wij die stok helemaal niet nodig hebben. Wij hebben wel een stok nodig. Collega’s, hoe denkt u dat wij anders al zo ver zouden zijn gekomen, met alleen links en rechts wat cadeaus uit te delen? Zo werkt dat niet. Op die argumentatie heb ik geen weerwerk gehoord.

 

Collega Dedecker hier achter mij die zodanig verliefd is op de kerncentrales en het argument van de CO2-uitstoot aanhaalt als ultiem argument, die gaat dan de resolutie niet steunen. Mijnheer Dedecker, ik begrijp dat niet. Als ik u was, ik zou ze snel mee goedkeuren. Dat waren enkele bedenkingen die ik nog wou meegeven.

 

17.25  Bruno Tobback (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik wil gevolg geven aan de oproep van mevrouw Muylle.

 

Mevrouw Muylle, wij hebben inderdaad in het Vlaams Parlement voor Cancún, met andere woorden maanden geleden, met onze partijen een gezamenlijk standpunt ingenomen. Wij hebben vastgesteld wat er gebeurd is in Cancún. Ik denk dat de enige mogelijke conclusie daaruit is dat de Europese landen slechts het verschil kunnen maken als zij zichzelf verdergaande ambities opleggen. Als dit van uwentwege een oproep is om gezamenlijk de Vlaamse regering te overtuigen van de nood om naar die 30 % te gaan, dan wil ik mij met veel plezier engageren. Het zal niet veel moeite kosten om mijn partijgenoten in die Vlaamse regering te overtuigen van die 30 %.

 

Ik denk dat dit trouwens al is geregeld. Als u ten aanzien van uw partijgenoten hetzelfde doet, zullen wij allebei onszelf en ons land een plezier hebben gedaan.

 

Ik verwacht u na de vergadering buiten. De collega’s van de N-VA zijn uiteraard ook welkom. Laten wij samen aan de Vlaamse regering trekken. Aan mij zal het niet liggen.

 

17.26  Marie-Claire Lambert (PS): Monsieur le président, madame, monsieur les ministres, chers collègues, c'est dès le sommet de Copenhague que la question d'un passage unilatéral à un objectif européen de réduction des gaz à effet de serre de 20 % à 30 % d'ici 2020 a fait débat.

 

Depuis début 2008 et l'adoption des objectifs européens, la crise économique et l'augmentation du prix des énergies sur les marchés internationaux ont entraîné une baisse de l'activité économique et donc, mécaniquement, des émissions de gaz à effet de serre.

 

L'objectif européen d'une réduction de 20 % des émissions d'ici 2020 devient donc de moins en moins difficile à réaliser. Ces émissions ont d'ailleurs déjà diminué de 17 % en 2009 par rapport à 1990.

 

Nous devons donc réévaluer nos objectifs pour nous fixer une feuille de route plus ambitieuse, surtout pour ce qui concerne notre économie.

 

Nous soutenons donc l'objectif poursuivi par les auteurs de cette résolution. Comme l'a affirmé à plusieurs reprises le ministre du Climat, M. Magnette, il faut être ambitieux dans ce domaine si nous voulons recueillir les dividendes économiques et sociaux d'une transition vers une société faible en carbone.

 

Nous savons qu'à l'échelle de la planète se joue une course effrénée vers les technologies vertes; se fixer des objectifs ambitieux va nous permettre de forcer la créativité économique et industrielle qui sert, à terme, la compétitivité du continent. L'Europe aurait ainsi une chance de se maintenir dans la course à l'innovation face à des géants comme la Chine et l'Inde.

 

Pour percevoir pleinement les effets positifs d'objectifs européens plus ambitieux, nous avons jugé nécessaire de préciser dans un amendement, adopté en commission, qu'il faut réaliser une majeure partie des efforts de réduction sur le territoire européen.

 

Sans exclure un recours minoritaire aux mécanismes de flexibilité, seuls les efforts à l'intérieur des frontières de l'Union seront créateurs d'emplois durables et permettront d'engendrer de nombreux bénéfices locaux, notamment dans le domaine de la santé publique suite à une diminution de la pollution de l'air.

 

C'est donc au regard des avantages en termes de développement social et économique que nous demandons au gouvernement fédéral de réévaluer sa position sur cette question.

 

Si nous sommes d'accord pour soutenir que l'adoption unilatérale d'objectifs plus contraignants en matière de réduction des émissions de gaz à effet de serre va engendrer des bénéfices pour les travailleurs européens, nous ne voulons pas nier le danger de voir certains secteurs industriels délocaliser leurs investissements et leur production vers des pays disposant de normes environnementales moins exigeantes.

 

On ne peut passer sous silence le fait que certains consommateurs pourraient également se diriger vers des biens moins chers en provenance de pays où la législation environnementale a moins d'impact sur les coûts de production. Cela aurait pour conséquence d'établir, d'une part, une concurrence déloyale pour les entreprises européennes avec des pertes d'emploi et, d'autre part, une perte pour tous d'un point de vue environnemental avec des fuites de carbone et dès lors une réduction moindre des émissions au niveau mondial.

 

Nous avons déposé un amendement qui prévoit que, si certains pays parmi les grands émetteurs mondiaux continuent à faire obstacle à l'adoption d'objectifs contraignants de réduction, l'Europe doit procéder à la mise en place d'une taxe carbone sur les produits importés de ces pays. Ce type de mécanismes fiscaux aurait pour objectif de faire face aux délocalisations qui pourraient résulter de la coexistence de règles de réduction des émissions strictes à l'intérieur de l'Union européenne et d'absence de règles de contrôle dans des pays tiers.

 

Nous saluons le vote intervenu en commission en faveur de cette proposition d'amendement du Parti Socialiste visant à accroître la protection des travailleurs européens. Cependant, force est de constater que cette résolution demeure à notre point de vue insuffisante dans sa dimension sociale.

 

Nous avions également déposé un amendement, afin de demander au gouvernement fédéral de veiller à ce que la transition écologique soit juste pour les travailleurs et qu'on en limite les impacts négatifs sur les groupes vulnérables de la société. Nous considérons notamment que l'accès à l'énergie pour tous doit constituer une priorité pour le gouvernement belge au niveau national et européen.

 

Apparemment, certains ont considéré que c'était aller un peu trop loin, même beaucoup trop loin, et nous le regrettons beaucoup.

 

Pour mon groupe, il ne peut y avoir de révolution écologique sans inclure le pilier social du développement durable, au risque de voir les populations rejeter les mesures de lutte contre le réchauffement climatique

 

Malgré ce regret et cette carence importante, le groupe PS soutiendra bien entendu ce texte et espère que le gouvernement fédéral pourra s'en servir comme levier lors des négociations avec les Régions et avec l'Union européenne.

 

17.27  Annick Van Den Ende (cdH): Monsieur le président, chers collègues, nous avons tous en tête les indications très claires du GIEC, insistant sur le fait qu'il est important que les émissions de gaz à effet de serre soient réduites de 25 à 40 % dans les pays industrialisés en 2020.

 

Pour le groupe cdH, la lutte contre le réchauffement climatique doit être compatible avec la limitation du réchauffement global de 2 % et, dès lors, notre ambition en la matière doit être forte au travers des objectifs de réduction de 30 % des émissions de gaz à effet de serre dès 2020. Il nous semble donc important de soutenir cette proposition de résolution afin que la Belgique soutienne l'Union européenne à s'inscrire pleinement dans cette stratégie d'une économie verte de plus en plus sobre en carbone.

 

Alors que, depuis décembre 2008, selon les termes du paquet Énergie-Climat, la ligne à atteindre à l'horizon 2020 était notamment une réduction de 20 % des émissions de gaz à effet de serre, une révision à la hausse de cet objectif initial apparaît d'autant plus souhaitable qu'en raison de la crise économique, notre pays enregistre un bon bilan climatique à cet égard. Par ailleurs, la définition d'un objectif plus ambitieux à l'horizon 2020 permettrait de stimuler de nouvelles sources de croissance, de préserver les emplois existants et d'en créer de nouveaux, d'encourager le développement de nouvelles technologies plus durables pauvres en carbone.

 

La pollution atmosphérique et les coûts de santé qui y sont associés seraient également réduits. Dès lors, les États membres de l'Union européenne doivent veiller à ne pas perdre une part du marché de l'innovation et des technologies en ne participant pas activement à la recherche d'alternatives et de technologies en vue d'économiser l'énergie.

 

Enfin, pour notre groupe, il est nécessaire de travailler au niveau européen et dans le respect des règles internationales sur des mécanismes permettant d'inclure une composante carbone au prix des produits provenant de pays à forte émission de carbone qui n'auraient pas d'objectif ambitieux, afin de protéger nos entreprises d'une concurrence déloyale.

 

Ainsi, nous avons cosigné un amendement veillant à la compétitivité des entreprises.

 

17.28  Paul Magnette, ministre: Monsieur le président, chers collègues, je me réjouis du fait que ce débat ait lieu. Le débat est ouvert et est même très avancé depuis longtemps au plan international et au plan européen, surtout dans la plupart des pays de l'Union. De très nombreux économistes nous ont avertis que l'objectif de 20 % que nous nous sommes fixé sera atteint très facilement, trop facilement, presque automatiquement.

 

Si nous ne nous donnons pas un objectif clair et ambitieux au terme de 2020, nous risquons de passer à côté de la révolution des technologies vertes, comme l'Europe est passée à côté de la révolution des technologies de l'information et de la communication il y a une vingtaine d'années.

 

Tot nu toe heeft België geen standpunt. Mevrouw Muylle, als mijn collega Joke Schauvliege of ikzelf België op Europees of internationaal vlak vertegenwoordigen, en als onze collega’s ons vragen wat het standpunt van België is, wat België denkt, dan moeten wij zeggen dat België niets denkt en geen standpunt heeft. Twee regio’s hebben een standpunt bepaald en publiek gemaakt, de derde regio heeft dat niet gedaan. De federale regering in lopende zaken heeft dat ook niet gedaan. Een debat zoals wij dat vandaag hebben is dus belangrijk om ons standpunt te verduidelijken en een boodschap op Europees en internationaal vlak te kunnen sturen.

 

La question, la vraie question aujourd'hui, ce n'est plus de savoir s'il faut passer de 20 à 30 %: c'est le sens de l'histoire, cela interviendra tôt ou tard. La vraie question, c'est de se demander à quelles conditions il faut le faire.

 

Hoe kunnen wij de competitiviteit van onze bedrijven verdedigen? Hoe kunnen wij onze meest innoverende bedrijven promoten op internationaal vlak? Hoe kunnen wij een juiste transitie organiseren? Welk opleidingsbeleid moeten wij voeren om ervoor te zorgen dat wij geen jobs verliezen en meer jobs in deze nieuwe sectoren creëren? Dat zijn de echte vragen die wij hier moeten beantwoorden.

 

Si nous n'avons pas de réponse à ces questions, sur ces débats demain comme depuis deux ans, quand on nous demandera que pense la Belgique, quelle est sa position, la réponse sera: "Désolés, rien." Et ce n'est certainement pas la stratégie la plus efficace et la plus intelligente en termes d'influence internationale ni pour soutenir nos entreprises et nos centres de recherche. Nous devons clarifier notre position et cette résolution me semble le faire d'une manière intelligente et équilibrée. Je tiens donc, monsieur le président, mesdames et messieurs, à exprimer mon soutien à cette résolution.

 

Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

La discussion est close.

De bespreking is gesloten.

 

Aucun amendement n'a été déposé ou redéposé.

Er werden geen amendementen ingediend of heringediend.

 

Le vote sur la proposition aura lieu ultérieurement.

De stemming over het voorstel zal later plaatsvinden.

 

18 Proposition de loi modifiant la loi du 13 mars 2011 portant des dispositions diverses concernant la Mobilité, en vue de prolonger les pouvoirs accordés au Roi (1302/1-2)

18 Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 13 maart 2011 houdende diverse bepalingen inzake Mobiliteit wat de verlenging van de termijn van de bevoegdheid toegekend aan de Koning betreft (1302/1-2)

 

Proposition déposée par:

Voorstel ingediend door:

Jef Van den Bergh, David Clarinval, Catherine Fonck, Rachid Madrane, Carina Van Cauter

 

Discussion générale

Algemene bespreking

 

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

 

18.01  Karin Temmerman, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, de heer Jef Van den Bergh, hoofdindiener, heeft toelichting gegeven over onderhavig voorstel. Het heeft dezelfde inhoud als het amendement dat twee weken geleden in de commissie aan bod is geweest, dat dan werd ingetrokken, dat dan vorige week opnieuw in de commissie is gekomen en waarover dan niet is gestemd. Daarover moeten wij vandaag opnieuw stemmen.

 

Bij de bespreking heeft de heer Veys er nogmaals op gewezen dat ten gevolge van een nalatigheid van de regering het Parlement de zaken moet rechtzetten. Hij vroeg zich waarom de regering niet tijdig actie heeft ondernomen.

 

De heer Wollants betreurt die manier van werken met een reparatiewetgeving wegens de nalatigheid van de regering en hoopt dat de termijn later niet nog eens zal hoeven te worden verlengd.

 

De tekst is dan uiteindelijk goedgekeurd met 10 stemmen voor, 1 stem tegen en 6 onthoudingen.

 

18.02  Valérie De Bue (MR): Monsieur le président, nous avons cosigné cette proposition et nous la soutiendrons.

 

Toutefois, l'on peut s'étonner de la difficulté avec laquelle le texte a pu être adopté en commission de l'Infrastructure, après le dépôt d'amendements, le rejet d'un amendement et l'introduction de cette proposition.

 

Nous soutiendrons l'extension du délai du 15 mars au 15 mai pour ces arrêtés royaux tout en faisant remarquer à M. le secrétaire d'État que nous serons vigilants. En effet, la possibilité d'avoir des redevances différenciées à l'aéroport de Bruxelles-National laisse la porte ouverte à l'opportunité d'étendre les vols low cost.

 

Nous sommes totalement opposés à l'extension des vols low cost pour la quiétude des riverains de l'aéroport. Même si le CEO de l'aéroport a récemment déclaré ne pas vouloir construire de terminal ad hoc, il a laissé entendre la possibilité d'augmenter le nombre de ces vols. Nous serions plutôt favorables à une spécialisation des aéroports en Belgique.

 

Monsieur le secrétaire d'État, nous resterons donc vigilants sur cette question à l'avenir.

 

18.03  Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik wil even in de verf zetten dat de werkwijze ondermaats is. De collega’s herinneren zich misschien dat in het voorontwerp van wet diverse bepalingen nog werd gesproken over 15 december, waarop alles klaar zou zijn. Wij hebben hun erop gewezen op dat moment dat er nog fouten in de nieuwe tekst stonden: een gedeelte ging nog over 15 december, een gedeelte over 15 maart.

 

Nadien hebben we in de commissie het circus gehad waarbij het amendement werd ingediend, ingetrokken, heringediend, omdat er geen akkoord was in de regering. Toen er wel een akkoord was, was er geen enthousiasme om het goed te keuren, aangezien de meerderheid niet voldoende mensen had afgevaardigd om het effectief te kunnen goedkeuren. Op dit moment krijgen we het goedgekeurde artikel om naar een uitstel tot 15 mei te gaan.

 

Ik hoop uit de grond van mijn hart dat de regeling nu wel rond geraakt en we nu definitief kunnen overgaan tot het vaststellen van de KB’s. Ik zou het de heer Van den Bergh niet willen aandoen om nog eens het voorstel te komen voorleggen.

 

18.04  Tanguy Veys (VB): In een democratie zou men denken dat wanneer een Parlement een wet, in dit geval een wet houdende diverse bepalingen, goedkeurt, al de rest dat in het verlengde wordt beslist in de diverse artikelen, ook wordt uitgevoerd. Wij hebben daarvoor aan het hoofd premier Leterme van een regering van weliswaar weglopende zaken, maar toch. Als behoeder zou hij ervoor moeten zorgen dat we met een gerust gemoed kunnen slapen en zeker kunnen zijn van de artikelen waarin bepaald wordt dat de Koning, het Belgische staatshoofd, de KB’s tegen een bepaalde datum zou moeten ondertekenen. Helaas, in België is niks minder waar.

 

Wij hebben ook nog altijd zoiets als een regering die toch oog moet hebben voor diverse belangen. Een van die belangen is de nationale luchthaven. Men zou denken dat iedereen wakker ligt van de nationale luchthaven. Wij hebben er alle belang bij dat alle troeven, alle elementen aanwezig zijn opdat die zo succesvol mogelijk zou zijn. Blijkbaar is dat niet het geval. Blijkbaar vinden sommige politici – ik kijk nu naar de andere kant van de zaal – andere luchthavens, bijvoorbeeld die van Charleroi, belangrijker. Ze vinden op het moment waarop het Parlement over een wet stemt, op het moment waarop de regering nog enkel het KB onder de bibberende hand van de vorst moet schuiven, het belangrijker om nog een aantal politieke spelletjes te spelen.

 

Collega’s, daar draait het om: die lowcost terminal zal natuurlijk een dikke streep door de rekening zijn van bepaalde andere luchthavens die er nu reeds van kunnen gebruikmaken.

 

Ik ben een beetje ontgoocheld in u, mijnheer de staatssecretaris, dat u er met al uw politieke ervaring en met al uw politieke gewicht niet in slaagt dit dossier op een normale manier af te handelen, dus: gevolggevend aan de beslissing van het Parlement. Toen u naar de commissie kwam – de volgende keer hebt u Pieter De Crem gestuurd, die iets minder duidelijk was in zijn motivatie waarom wij het amendement moesten goedkeuren – hebt u uw argument verdedigd door te zeggen dat de Koning bij een regering in lopende zaken blijkbaar iets trager is in het tekenen van documenten, en dat de termijn een beetje gerekt moest worden.

 

Het was vooral de termijn van uw Franstalige coalitiepartners die gerekt moest worden, met alle gevolgen van dien. Niet veel later kwam de oplossing er. U hebt niet zozeer de tekengrage arm van de Koning omgewrongen, maar in feite is de arm van Brussels Airlines omgewrongen. Wij hebben kunnen lezen dat Brussels Airlines, dat het meeste vragende partij was voor die lowcost terminal zelf de stekker uit het project getrokken heeft.

 

Op die manier zal het natuurlijk heel moeilijk zijn de komende jaren de cijfers op te krikken van de vluchten vanaf Brussels Airport. Sommige mensen zullen misschien zeggen: “Wij gaan in Zaventem toch niet beginnen met een lowcost terminal, want wat voor overlast gaat die niet creëren?”

 

Ik meen dat die collega’s moeten weten waarover men precies spreekt. Zo’n lowcost terminal richt zich vooral op vliegtuigen die enkel overdag vliegen. Men kan dat perfect in de regels vastleggen. De firma’s die vooral gebruik maken van die terminal – bijvoorbeeld Ryanair – vliegen bovendien niet met oude toestellen zoals Brussels Airlines. Neen, zij gebruiken de nieuwste toestellen, die het minst vervuilend zijn en die het minst lawaai maken. Ik meen dat de omgeving – de kiezer in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest – er zelfs het minste last van zal hebben.

 

Op dit moment vervoeren de vliegtuigen die nu passeren via Brussels Airport vaak meer lucht dan passagiers. De toestellen van de lowcost maatschappijen zullen vaak pas bij een bezettingsgraad van 95 % opstijgen.

 

Collega’s, ik meen dat er genoeg argumenten zijn om het wetsvoorstel van de collega’s goed te keuren. Ik betreur wel de werkwijze waarmee wij de voorbije weken geconfronteerd werden.

 

De collega’s hebben hier al naar verwezen. Er werden amendementen ingediend en de indieners waren opeens spoorloos. Er werden amendementen ingetrokken. De amendementen konden normaal op een meerderheid rekenen, maar zij werden bewust gekelderd. Tijdens de commissievergadering, waarop minister De Crem aanwezig was, bleef de PS in gebreke. Zoiets gebeurt natuurlijk niet toevallig. Dat zijn politieke zetten, omdat de nationale luchthaven in Vlaanderen ligt en altijd in Vlaanderen zal blijven liggen, ook als Vlaanderen onafhankelijk wordt.

 

Als Vlaams-nationale partij dragen wij die luchthaven een warm hart toe. U kiest alleen een beetje voor de verkeerde weg om een en ander te realiseren.

 

18.05  Ronny Balcaen (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, je rejoins en partie les propos des autres intervenants.

 

Je voudrais rappeler que l'on assiste à la quatrième tentative de faire passer la disposition figurant dans la proposition de loi. Il y a d'abord eu un amendement du gouvernement déposé par M. Schouppe qui l'a retiré après son rejet par la majorité. Ensuite, un amendement de compromis déposé par la majorité a été refusé par M. Schouppe et a été retiré. La semaine suivante, en commission, on assistait au vote d'un amendement rejeté par 7 voix contre 6. Enfin, cette semaine, un vote positif est intervenu. Votre entêtement a donc payé, monsieur le secrétaire d'État. Après vous être vu "sortir par la porte" à trois reprises, vous êtes "rentré par la fenêtre". Laissez-moi vous dire que la manière utilisée est tout sauf élégante!

 

Par ailleurs, si le dossier des tarifs différenciés avait été géré correctement et dans les temps, une prolongation telle que celle que vous demandez aujourd'hui n'aurait pas été nécessaire. Je rappelle que la directive que nous devons transposer date de mars 2009. Il me semble que deux années pour ce faire, c'était suffisant. Selon moi, il était quelque peu osé de demander l'urgence alors qu'il s'agissait d'abord et avant tout d'une question de nonchalance.

 

Enfin, j'en arrive au manque de transparence dans ce dossier. Vous n'étiez pas en position de force, du moins au départ. Nous n'avons eu droit à aucune explication quant aux raisons du blocage de ce dossier et quant aux raisons pour lesquelles la majorité ne parvenait pas à se mettre d'accord. Aujourd'hui, nous ne sommes même pas certains que la prolongation qui sera octroyée sera suffisante pour aboutir à un accord.

 

Face à ce manque de transparence, nous sommes contraints de nous en tenir à des conjectures. À l'instar de mes collègues, je renvoie au dossier du low cost. Nous sommes évidemment opposés à la mise en œuvre d'un terminal low cost à Bruxelles-National. Il semble que votre volonté soit différente, monsieur le secrétaire d'État.

 

Je voudrais reprendre les propos du CEO de Brussels Airport Company publiés dans Le Soir selon lequel leur nouveau plan de développement ne prévoit pas de terminal low cost distinct 2011-2016. On est donc en droit de s'interroger quant aux différentes stratégies mises en œuvres dans le cadre de ce dossier.

 

Monsieur le président, voilà les raisons pour lesquelles nous voterons contre cette disposition.

 

18.06  Jef Van den Bergh (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik wil er eerst en vooral op wijzen dat de voorliggende regeling, de mogelijkheid om die koninklijke besluiten in orde te brengen, niet alleen gaat over een lowcost terminal. Het is jammer dat het debat daartoe is verengd. Het gaat om een omzetting van een Europese richtlijn die de differentiatie van diensten en prijzen voorziet maar ook de gegarandeerde toegang van alle luchthavengebruikers tot de terminals.

 

Ten tweede, er is al een paar keer verwezen naar de niet echt elegante manier van werken, volgens sommigen beneden alle peil. Ik zal niet tegenspreken dat het geen mooi parlementair werk is maar ik vind het evenzeer beneden alle peil om te stemmen tegen een voorstel waar men in principe achterstaat louter en alleen maar omwille van politieke spelletjes en niet omwille van inhoud. Dat is evenzeer bedroevend.

 

18.07  David Geerts (sp.a): Wij gaan ons in dit dossier onthouden. Wij hebben geen spelletjes gespeeld. De staatssecretaris wel. Er was een amendement in de wet op diverse bepalingen. Toen zei hij: ik moet het neerleggen omdat de koning geen tijd had of ik weet niet waarom hij het nog niet heeft getekend.

 

Dat amendement werd op het einde teruggetrokken. Toen bleek dat er geen akkoord was binnen de meerderheid. Dat is in de commissie ook zo gezegd door leden van de meerderheid. Ik zal het woord ‘voorgelogen’ niet gebruiken maar het is telkenmale toch anders verwoord.

 

Collega Van den Bergh, ik verwijt u niet dat u uw job doet als lid van de meerderheid maar het is niet aan ons om spelletjes te spelen. U verwijst naar de omzetting van een Europese richtlijn maar de werkelijkheid is dat men vanuit Zaventem doodleuk heeft gecommuniceerd dat men dit niet nodig heeft.

 

Spelletjes spelen kan heel plezant zijn maar in dit spel doen wij zeker en vast niet mee. Wij onthouden ons.

 

18.08  Tanguy Veys (VB): Mijnheer de voorzitter, collega Van den Bergh, u verwijt een aantal mensen dat er spelletjes werden gespeeld. Ik vraag mij af wie hier spelletjes speelt. Op geen enkel moment, bij geen enkel amendement hebt u de moeite gedaan om bijvoorbeeld mijn fractie te contacteren om daarvoor de nodige steun te vinden. Op geen enkel moment hebt u de moeite gedaan om af te tasten waar steun mogelijk was. Wie speelt er spelletjes? Uiteindelijk werd uw eigen amendement gekelderd omdat de PS spelletjes heeft gespeeld en omdat de PS afwezig is gebleven in de commissie. Wij waren er wel. Wij hebben onze verantwoordelijkheid opgenomen, uw meerderheid niet.

 

18.09  Jef Van den Bergh (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer Geerts, wat betreft de stelling dat Zaventem dat niet meer nodig heeft, daar gaat het niet over. Het gaat om de omzetting van een Europese richtlijn, die moet gebeuren. Dat is het punt dat nu gerealiseerd moet worden.

 

Mijnheer Veys, ik bedoel gewoon het volgende. Als men, een fractie of een partij, ervan overtuigd is dat men achter iets gaat staan of dat men dat zou moeten laten passeren en op het moment dat men ziet dat men het de meerderheid moeilijk kan maken, wat natuurlijk altijd plezant is voor de oppositie, dan maar snel tegenstemt, ook als is men er eigenlijk voor, dan noem ik dat inderdaad een beetje triest.

 

18.10  Tanguy Veys (VB): (…)

 

18.11  Maggie De Block (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega’s, ik vind het raar. Men verwijt elkaar spelletjes te spelen, maar als voorzitter van de commissie ben ik elke keer aanwezig. Ik vind het eigenaardig dat het debat hier over heel andere zaken gaat dan het oorspronkelijke debat in de commissie. De woorden “low cost” zijn nergens gevallen in de eerste twee besprekingen. Er was wel consternatie omtrent een artikel in een krant. Zoals vaak geeft dat aanleiding tot een aantal rare gedachten in dit huis.

 

De heer Geerts zegt dat de meerderheid haar verantwoording gewijzigd heeft. Het stemgedrag van de leden was echter ook niet altijd hetzelfde. Het gaat hier alleen om een verlenging van een termijn van twee maand, van maart tot mei, om tot een akkoord te komen. Waarmee zijn wij bezig? Over de lowcost maatschappij in Zaventem zijn er deze week overigens verschillende vragen in de commissie geweest. De staatssecretaris heeft erop geantwoord dat dit niet het geval is, dat het voor Zaventem niet zal gebeuren. Ik snap eigenlijk niet waarover al de heisa en al dat gestook hier gaat. Als men zegt dat de commissie niet elegant gewerkt heeft, dan raad ik iedereen aan om eens voor de spiegel te gaan staan en zijn eigen verklaringen in de commissie te herlezen.

 

18.12  Steven Vandeput (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik moet de laatste woorden van de voorzitter van de commissie bijtreden. De appreciatie van de heer Van den Bergh voor het stemgedrag van andere partijen laat ik voor zijn rekening. Ik vind dat een meerderheid moet doen wat hij moet doen als het belangrijk en dringend is, en dat is in aantal zijn en aanwezig zijn in de vergadering.

 

Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)

Vraagt nog iemand het woord? (Nee)

 

La discussion générale est close.

De algemene bespreking is gesloten.

 

Discussion des articles

Bespreking van de artikelen

 

Nous passons à la discussion des articles. Le texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (1302/1)

Wij vatten de bespreking van de artikelen aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1302/1)

 

L’intitulé néerlandais a été modifié comme suit: ‘’wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 13 maart 2011 houdende diverse bepalingen betreffende Mobiliteit wat de verlenging van de termijn van de bevoegdheid toegekend aan de Koning betreft’’.

Het Nederlandse opschrift werd als volgt gewijzigd: ‘’wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 13 maart 2011 houdende diverse bepalingen betreffende Mobiliteit wat de verlenging van de termijn van de bevoegdheid toegekend aan de Koning betreft.

 

La proposition de loi compte 2 articles.

Het wetsvoorstel telt 2 artikelen.

 

Aucun amendement n'a été déposé.

Er werden geen amendementen ingediend.

 

Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.

De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.

 

La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.

De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.

 

19 Suivi des missions à l'étranger

19 Opvolging van de buitenlandse missies

 

Conformément à l'avis de la Conférence des présidents du 23 mars 2011, je vous propose de désigner les membres de la Chambre qui seront chargés du suivi des missions à l'étranger et qui se réuniront avec la Commission spéciale chargée du suivi des missions à l'étranger du Sénat.

Overeenkomstig het advies van de Conferentie van voorzitters van 23 maart 2011, stel ik u voor de kamerleden aan te wijzen die belast worden de buitenlandse missies op te volgen en met de Bijzondere Commissie belast met de opvolging van de buitenlandse missies van de Senaat zullen vergaderen.

 

Pas d'observation?

Geen bezwaar?

 

19.01  Herman De Croo (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, u hebt dat aangehaald in de Conferentie van voorzitters. Wij hebben ons nog niet uitgesproken over het feit of de Kamer in die commissie wordt vertegenwoordigd door één lid per fractie, zoals dat het geval is in de Senaat, ofwel of de proportionaliteit wordt gevolgd. Ik zou dus wachten met dat te doen, want wij hadden daarover geen akkoord in de Conferentie van voorzitters en wij hebben dus nog niets afgesproken. Wij hebben wel leden aangeduid voor de vergadering van gisteren, maar er was bij mijn weten geen akkoord.

 

Le président: Je suis tenu de faire cette communication pour régulariser la réunion qui a eu lieu hier après-midi.

 

19.02  Herman De Croo (Open Vld): Monsieur le président, si c'est uniquement cela, je suis d'accord! (Oui) Je vous remercie.

 

20 Éloge funèbre – M. Jean-Pierre Malmendier

20 Rouwhulde – de heer Jean-Pierre Malmendier

 

Le président (devant l'assemblée debout)

De voorzitter (voor de staande vergadering)

 

Nous avons appris le 28 février dernier, le décès inopiné à l'âge de 61 ans de l'ancien membre de la Chambre, M. Jean-Pierre Malmendier.

 

Jean-Pierre Malmendier a été sénateur coopté du MR de juillet 1999 à avril 2003. Il a ensuite siégé à la Chambre en tant que député du Brabant wallon de mai 2003 à juin 2007. Depuis 2000 et jusqu'à son décès, il a également siégé comme conseiller communal et conseiller du CPAS à Court-Saint-Étienne.

 

Jean-Pierre Malmendier werd getroffen door een tragisch noodlot: op 22 juli 1992 werden zijn dochter Corinne en haar vriend Marc Kistermann, amper 17 en 21 jaar oud, vermoord teruggevonden.

 

En dépit de ce drame personnel atroce, il a cherché à donner tout au long de son activité un sens à l'assassinat brutal de sa fille et de son ami. C’est ainsi qu’en 1992, l'année même du drame, il créait l'ASBL "Marc et Corinne" pour apporter un soutien logistique aux parents d'enfants disparus.

 

Il est entre autres l’initiateur d’une pétition de plus de 2 700 000 signatures, qu’il a déposée ici au Parlement.

 

Le drame de l’assassinat des petites filles en 1996 et l’immense mouvement de solidarité qui vit le jour et qui déboucha sur la Marche Blanche l’amenèrent à être le porte-drapeau de cette attention soutenue à la défense des enfants.

 

Au cours de la seconde moitié des années 90, le mouvement de la Marche Blanche l’amena à entrer en politique. Jean-Pierre débuta comme sénateur et intégra ensuite notre assemblée.

 

Als parlementslid concentreerde hij zijn aandacht op justitie en veiligheid. De internering van delinquenten, de strafuitvoering en de voorwaardelijke invrijheidstelling waren thema’s die hem na aan het hart lagen.

 

Ses prises de position ont toujours été modérées, dénuées de tout revanchisme. Il s'était, lui qui avait vécu cette tragédie, notamment prononcé en faveur de l'inscription de l'abrogation de la peine de mort dans la Constitution.

 

Jean-Pierre Malmendier était un homme d’agréable compagnie, fidèle en amitié et en engagement et capable d’écoute et toujours prêt à agir concrètement pour les plus faibles et les victimes d’injustice. Et cela aussi bien dans son travail ici au Parlement mais aussi sur le terrain local.

 

Il nous a quittés beaucoup trop tôt car il avait encore beaucoup à nous apprendre.

 

Je vous invite à respecter une minute de silence en hommage à l'homme réfléchi, engagé et surtout courageux qu'était Jean-Pierre Malmendier.

 

20.01 Minister Laurette Onkelinx: Mijnheer de voorzitter, in de stilte van zijn huis in Court-Saint-Etienne is bijna drie weken geleden het hart van Jean-Pierre Malmendier stilgevallen.

 

Wij hebben hem hier als collega gekend gedurende vier jaar. Zijn politieke leven was getekend door het drama dat zich negentien jaar geleden heeft afgespeeld, de gewelddadige dood van zijn dochter Corinne en van Marc, haar geliefde.

 

Dat verdriet heeft hij in eenzaamheid gedragen. Naar buiten toe boog hij deze smartelijke ervaring op bewonderenswaardige wijze om in positieve energie. Jean-Pierre Malmendier heeft zich met hart en ziel ingezet voor het lot van slachtoffers van geweld en voor een rechtmatige bestraffing van de daders.

 

Telle fut sa principale motivation pour créer l'ASBL Marc et Corinne ainsi que la toile de fond constante de son ambition politique. Son combat pour la justice l'a accaparé entièrement. C'est grâce à lui que l'existence des victimes est reconnue et que leurs exigences sont prises au sérieux. Or, il n'a jamais borné sa notion de victime aux victimes d'infractions violentes mais il l'a élargie aux erreurs médicales, aux accidents de la route ou aux calamités naturelles.

 

Pour avoir beaucoup travaillé avec lui, je peux également témoigner qu'il fut l'un des meilleurs défenseurs de la justice réparatrice. Il soutenait activement, par exemple, les médiations entre victimes et auteurs, y compris des faits les plus graves. Il disait lui-même, au sujet de sa motivation: "Le but ultime est de parvenir à une société où chacun est considéré comme un être humain."

 

Il a œuvré à une politique transparente en matière de disparitions et d'enlèvements de personnes. Il a combattu la violence intrafamiliale et la pédopornographie et il fut une source d'inspiration pour le Mouvement blanc.

 

Aussi, après avoir quitté l'hémicycle parlementaire, il est resté fidèle à ses idéaux comme conseiller communal de Court-Saint-Etienne mais aussi en tant que père soucieux d'être un exemple pour ses deux autres enfants, Cathy et Bruno. C'est alors qu'il avait prévu de réduire quelque peu l'intensité de sa vie professionnelle qu'il nous a quittés en toute discrétion, loin des projecteurs, à l'image de sa vie modeste et humble.

 

Au nom du gouvernement, je présente mes sincères condoléances à la famille et aux proches de Jean-Pierre Malmendier.

 

La Chambre observe une minute de silence.

De Kamer neemt een minuut stilte in acht.

 

21 Prise en considération de propositions

21 Inoverwegingneming van voorstellen

 

Le président: Vous avez pris connaissance dans l'ordre du jour qui vous a été distribué de la liste des propositions dont la prise en considération est demandée.

In de laatst rondgedeelde agenda komt een lijst van voorstellen voor waarvan de inoverwegingneming is gevraagd.

 

S'il n'y a pas d'observations à ce sujet, je considérerai la prise en considération comme acquise et je renvoie les propositions aux commissions compétentes conformément au Règlement.

Indien er geen bezwaar is, beschouw ik deze als aangenomen; overeenkomstig het Reglement worden die voorstellen naar de bevoegde commissies verzonden.

 

Pas d'observation? (Non)

Il en sera ainsi.

 

Geen bezwaar? (Nee)

Aldus wordt besloten.

 

Je vous propose également de prendre en considération:

- la proposition de loi de M. Bruno Tobback modifiant la législation en ce qui concerne la régulation du prix du gaz naturel et de l'électricité (n° 1311/1).

Renvoi à la commission de l'Économie, de la Politique scientifique, de l'Éducation, des Institutions scientifiques et culturelles nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture;

- la proposition de résolution de MM. Bruno Tuybens et Herman De Croo, Mme Muriel Gerkens et MM. Stefaan Van Hecke et Karel Uyttersprot, Mmes Caroline Gennez et Leen Dierick et MM. Joseph Arens, Olivier Henry et Philippe Goffin relative à la politique de rémunération des établissements financiers soutenus par le pouvoir fédéral (n° 1316/1).

Renvoi à la commission des Finances et du Budget.

 

Ik stel u ook voor in overweging te nemen:

- het wetsvoorstel van de heer Bruno Tobback tot wijziging van de wetgeving wat betreft de regulering van de prijs van aardgas en elektriciteit (nr. 1311/1).

Verzonden naar de commissie voor het Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de nationale wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw;

- het voorstel van resolutie van de heren Bruno Tuybens en Herman De Croo, mevrouw Muriel Gerkens en de heren Stefaan Van Hecke en Karel Uyttersprot, de dames Caroline Gennez en Leen Dierick en de heren Joseph Arens, Olivier Henry en Philippe Goffin betreffende het vergoedingsbeleid van financiële instellingen die worden gesteund door de federale overheid (nr. 1316/1).

Verzonden naar de commissie voor de Financiën en de Begroting.

 

Pas d'observation? (Non)

Il en sera ainsi.

 

Geen bezwaar? (Nee)

Aldus wordt besloten.

 

Urgentieverzoek

Demande d'urgence

 

21.01  Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik zou u willen vragen om het voorstel van resolutie nr. 1316/1 in hoogdringendheid te behandelen. Mijnheer de voorzitter, zoals u hebt voorgelezen, hebben collega’s van negen verschillende partijen deze resolutie mee ondertekend.

 

De urgentie heeft puur en alleen te maken met het feit dat de banken op dit eigenste ogenblik hun beleid op het vlak van bonussen vastleggen. Het zou natuurlijk weinig zinvol zijn indien wij, na een gewone parlementaire behandeling, pas binnen 14 dagen hierover zouden kunnen stemmen, want op dat ogenblik zijn de jaarvergaderingen reeds geagendeerd. Dat is de eenvoudige reden waarom ik de hoogdringendheid vraag en ik hoop dat de collega’s dit ook ondersteunen.

 

Le président: Y a-t-il des objections à la demande d'urgence? (Non)

 

L'urgence est adoptée par assentiment.

De hoogdringendheid wordt bij instemming aangenomen.

 

Naamstemmingen

Votes nominatifs

 

22 Proposition de loi réduisant la durée des études de médecine (1085/1)

22 Wetsvoorstel tot inperking van de duur van de opleiding geneeskunde (1085/1)

 

Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote? (Non)

Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)

 

Begin van de stemming / Début du vote.

Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?

Einde van de stemming / Fin du vote.

Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

 

(Stemming/vote 1)

Ja

126

Oui

Nee

0

Non

Onthoudingen

0

Abstentions

Totaal

126

Total

 

En conséquence, la Chambre adopte la proposition de loi. Elle sera transmise en tant que projet au Sénat. (1085/3)

Bijgevolg neemt de Kamer het wetsvoorstel aan. Het zal als ontwerp aan de Senaat worden overgezonden. (1085/3)

 

23 Voorstel van resolutie betreffende de steun van België aan het optrekken van de Europese reductiedoelstelling tot 30 % minder broeikasgassen tegen 2020 (1245/4)

23 Proposition de résolution relative à l'aide fournie par la Belgique en vue de porter à 30 % l'objectif européen de réduction des émissions de gaz à effet de serre d'ici 2020 (1245/4)

 

Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote? (Non)

Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)

 

Begin van de stemming / Début du vote.

Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?

Einde van de stemming / Fin du vote.

Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

 

(Stemming/vote 2)

Ja

75

Oui

Nee

52

Non

Onthoudingen

0

Abstentions

Totaal

127

Total

 

Bijgevolg neemt de Kamer het voorstel van resolutie aan. Het zal ter kennis van de regering worden gebracht. (1245/5)

En conséquence, la Chambre adopte la proposition de résolution. Il en sera donné connaissance au gouvernement. (1245/5)

 

24 Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 13 maart 2011 houdende diverse bepalingen inzake Mobiliteit wat de verlenging van de termijn van de bevoegdheid toegekend aan de Koning betreft (1302/1)

24 Proposition de loi modifiant la loi du 13 mars 2011 portant des dispositions diverses concernant la Mobilité, en vue de prolonger les pouvoirs accordés au Roi (1302/1)

 

Quelqu'un demande-t-il la parole pour une déclaration avant le vote?

Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring?

 

24.01  Bruno Tobback (sp.a): Mijnheer de voorzitter, zoals ik daarstraks heb aangekondigd, aangezien dit een wijziging is van de wet houdende diverse bepalingen, op initiatief van de meerderheid waarvan een aantal leden van de regering minstens niet zeer actief deelneemt aan de werkzaamheden van dit Parlement, zal mijn fractie ook niet deelnemen aan de stemming over deze wijziging. (N-VA, sp.a en Vlaams Belang verlaten de zaal)

 

De voorzitter: Begin van de stemming / Début du vote.

Heeft iedereen gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son vote?

Einde van de stemming / Fin du vote.

Uitslag van de stemming / Résultat du vote.

 

(Stemming/vote 3)

Ja

66

Oui

Nee

12

Non

Onthoudingen

0

Abstentions

Totaal

78

Total

 

Bijgevolg neemt de Kamer het wetsvoorstel aan. Het zal als ontwerp aan de Senaat worden overgezonden. (1302/3)

En conséquence, la Chambre adopte la proposition de loi. Elle sera transmise en tant que projet au Sénat. (1302/3)

 

25 Adoption de l’ordre du jour

25 Goedkeuring van de agenda

 

Nous devons nous prononcer sur le projet d’ordre du jour que vous propose la Conférence des présidents.

Wij moeten ons thans uitspreken over de ontwerp-agenda die de Conferentie van voorzitters u voorstelt.

 

Pas d’observation? (Non) La proposition est adoptée.

Geen bezwaar? (Nee) Het voorstel is aangenomen.

 

De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering donderdag 31 maart 2011 om 14.15 uur.

La séance est levée. Prochaine séance le jeudi 31 mars 2011 à 14.15 heures.

 

De vergadering wordt gesloten om 18.39 uur.

La séance est levée à 18.39 heures.

 

 

L'annexe est reprise dans une brochure séparée, portant le numéro CRIV 53 PLEN 025 annexe.

 

De bijlage is opgenomen in een aparte brochure met nummer CRIV 53 PLEN 025 bijlage.

 

 

 


  


Détail des votes nominatifs

 

Detail van de naamstemmingen

 

 

 

Vote nominatif - Naamstemming: 001

 

 

Oui        

126

Ja

 

Annemans Gerolf, Arens Joseph, Bacquelaine Daniel, Balcaen Ronny, Battheu Sabien, Becq Sonja, Beuselinck Manu, Blanchart Philippe, Bogaert Hendrik, Boulet Juliette, Bracke Siegfried, Brems Eva, Burgeon Colette, Calvo y Castañer Kristof, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Coëme Guy, Colen Alexandra, Collard Philippe, Courard Philippe, De Block Maggie, De Bont Rita, De Bue Valérie, De Clerck Stefaan, De Clercq Mathias, De Croo Herman, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, Degroote Koenraad, Deleuze Olivier, Delizée Jean-Marc, De Man Filip, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, Déom Valérie, De Permentier Corinne, Detiège Maya, Devin Laurent, Devlies Carl, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick, D'haeseleer Guy, Dierick Leen, Di Rupo Elio, Ducarme Denis, Dufrane Anthony, Dumery Daphné, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Francken Theo, Frédéric André, Galant Jacqueline, Geerts David, Gennez Caroline, Genot Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Giet Thierry, Gilkinet Georges, Goffin Philippe, Goyvaerts Hagen, Grosemans Karolien, Henry Olivier, Jadin Kattrin, Jadot Eric, Jambon Jan, Kindermans Gerald, Kitir Meryame, Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire, Landuyt Renaat, Lanjri Nahima, Laruelle Sabine, Logghe Peter, Louis Laurent, Luykx Peter, Madrane Rachid, Maertens Bert, Mayeur Yvan, Michel Charles, Muylle Nathalie, Onkelinx Laurette, Pas Barbara, Ponthier Annick, Rolin Myriam, Schiltz Willem-Frederik, Schoofs Bert, Seminara Franco, Smeyers Sarah, Sminate Nadia, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Somers Bart, Somers Ine, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Thiéry Damien, Tobback Bruno, Turtelboom Annemie, Tuybens Bruno, Uyttersprot Karel, Valkeniers Bruno, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van Den Ende Annick, Vandeput Steven, Van der Auwera Liesbeth, Van der Maelen Dirk, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Hecke Stefaan, Vanheste Ann, Vanlerberghe Myriam, Van Moer Reinilde, Van Noppen Florentinus, Van Vaerenbergh Kristien, Vercamer Stefaan, Verherstraeten Servais, Vervotte Inge, Veys Tanguy, Vienne Christiane, Weyts Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle

 

 

Non        

000

Nee

 

 

 

 

Abstentions

000

Onthoudingen

 

 

 

 

Vote nominatif - Naamstemming: 002

 

 

Oui        

075

Ja

 

Arens Joseph, Bacquelaine Daniel, Balcaen Ronny, Battheu Sabien, Blanchart Philippe, Boulet Juliette, Brems Eva, Burgeon Colette, Calvo y Castañer Kristof, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Coëme Guy, Collard Philippe, Courard Philippe, De Block Maggie, De Bue Valérie, De Clercq Mathias, De Croo Herman, Deleuze Olivier, Delizée Jean-Marc, Déom Valérie, De Permentier Corinne, Detiège Maya, Devin Laurent, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick, Di Rupo Elio, Ducarme Denis, Dufrane Anthony, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Frédéric André, Galant Jacqueline, Geerts David, Gennez Caroline, Genot Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Giet Thierry, Gilkinet Georges, Goffin Philippe, Henry Olivier, Jadin Kattrin, Jadot Eric, Kitir Meryame, Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire, Landuyt Renaat, Laruelle Sabine, Madrane Rachid, Marghem Marie-Christine, Mayeur Yvan, Michel Charles, Onkelinx Laurette, Rolin Myriam, Schiltz Willem-Frederik, Seminara Franco, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Somers Bart, Somers Ine, Temmerman Karin, Thiébaut Eric, Thiéry Damien, Tobback Bruno, Turtelboom Annemie, Tuybens Bruno, Van Cauter Carina, Van Den Ende Annick, Van der Maelen Dirk, Van Hecke Stefaan, Vanhengel Guy, Vanheste Ann, Vanlerberghe Myriam, Vienne Christiane

 

 

Non        

052

Nee

 

Annemans Gerolf, Becq Sonja, Beuselinck Manu, Bogaert Hendrik, Bracke Siegfried, Colen Alexandra, De Bont Rita, De Clerck Stefaan, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, Degroote Koenraad, De Man Filip, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, Devlies Carl, D'haeseleer Guy, Dierick Leen, Dumery Daphné, Francken Theo, Goyvaerts Hagen, Grosemans Karolien, Jambon Jan, Kindermans Gerald, Logghe Peter, Louis Laurent, Luykx Peter, Maertens Bert, Muylle Nathalie, Pas Barbara, Ponthier Annick, Schoofs Bert, Smeyers Sarah, Sminate Nadia, Terwingen Raf, Uyttersprot Karel, Valkeniers Bruno, Van den Bergh Jef, Vandeput Steven, Van der Auwera Liesbeth, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Moer Reinilde, Van Noppen Florentinus, Van Vaerenbergh Kristien, Vercamer Stefaan, Verherstraeten Servais, Vervotte Inge, Veys Tanguy, Weyts Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle

 

 

Abstentions

000

Onthoudingen

 

 

 

 

Vote nominatif - Naamstemming: 003

 

 

Oui        

066

Ja

 

Arens Joseph, Bacquelaine Daniel, Battheu Sabien, Becq Sonja, Blanchart Philippe, Bogaert Hendrik, Burgeon Colette, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Coëme Guy, Collard Philippe, Courard Philippe, De Block Maggie, De Bue Valérie, De Clerck Stefaan, De Clercq Mathias, De Croo Herman, Delizée Jean-Marc, Déom Valérie, De Permentier Corinne, Devin Laurent, Devlies Carl, Dewael Patrick, Dierick Leen, Di Rupo Elio, Ducarme Denis, Dufrane Anthony, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Frédéric André, Galant Jacqueline, George Joseph, Giet Thierry, Goffin Philippe, Henry Olivier, Jadin Kattrin, Kindermans Gerald, Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire, Lanjri Nahima, Laruelle Sabine, Madrane Rachid, Marghem Marie-Christine, Mayeur Yvan, Michel Charles, Muylle Nathalie, Onkelinx Laurette, Rolin Myriam, Schiltz Willem-Frederik, Seminara Franco, Somers Bart, Somers Ine, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Thiéry Damien, Turtelboom Annemie, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van Den Ende Annick, Van der Auwera Liesbeth, Vanhengel Guy, Vercamer Stefaan, Verherstraeten Servais, Vervotte Inge, Vienne Christiane

 

 

Non        

012

Nee

 

Balcaen Ronny, Boulet Juliette, Brems Eva, Calvo y Castañer Kristof, Deleuze Olivier, De Vriendt Wouter, Genot Zoé, Gerkens Muriel, Gilkinet Georges, Jadot Eric, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Van Hecke Stefaan

 

 

Abstentions

000

Onthoudingen