Plenumvergadering |
|
du Jeudi
3 mars 2011 Après-midi ______ |
van Donderdag
3 maart 2011 Namiddag ______ |
La séance est ouverte à 14.18 heures et présidée par M. André Flahaut.
De vergadering wordt geopend om 14.18 uur en voorgezeten door de heer André Flahaut.
Ministres du gouvernement fédéral présents lors de l'ouverture de la séance:
Aanwezig bij de opening van de vergadering zijn de ministers van de federale regering:
Yves
Leterme, Didier Reynders.
Le président: La séance est ouverte.
De vergadering is geopend.
Une série de communications et de décisions doivent être portées à la connaissance de la Chambre. Elles seront reprises sur le site web de la Chambre et insérées dans l'annexe du compte rendu intégral de cette séance.
Een reeks mededelingen en besluiten moeten ter kennis gebracht worden van de Kamer. Zij worden op de website van de Kamer en in de bijlage bij het integraal verslag van deze vergadering opgenomen.
Maya
Detiège, pour raisons de santé / wegens gezondheidsredenen;
Caroline
Gennez, Elio Di Rupo, pour devoirs de mandat / wegens ambtsplicht;
Barbara
Pas, congé de maternité / zwangerschapsverlof;
Olivier
Deleuze, raisons familiales / familieaangelegenheden;
Kattrin
Jadin, empêché / verhinderd;
Patrick
Moriau, Nadia Sminate, AP UPM / PA VMR
Valérie
Déom, UIP / IPU;
Sonja Becq, Meryame Kitir, Bart Somers, AWEPA.
Je vous
rappelle les temps de parole: deux minutes pour la question, deux minutes pour
la réponse et une minute pour la réplique. La Conférence des présidents, à
l'unanimité, m'a demandé d'être plus strict en ce qui concerne le respect des
temps de parole.
- de heer Gerolf Annemans aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "topbenoemingen tijdens de periode van lopende zaken" (nr. P0120)
- de heer Kristof Calvo aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "topbenoemingen tijdens de periode van lopende zaken" (nr. P0140)
- M. Gerolf Annemans au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "les nominations au sommet en affaires courantes" (n° P0120)
- M. Kristof Calvo au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "les nominations au sommet en affaires courantes" (n° P0140)
01.01 Gerolf Annemans (VB): Mijnheer de eerste minister, uw lopende zaken lopen steeds verder uit de hand. Ik heb ooit eens een grap gemaakt over de sterkste partijen na de afgelopen verkiezingen, de PS en N-VA, die toch in staat zijn om tot een akkoord te komen. Dit was namelijk toen wij hier de Kamervoorzitter en Senaatsvoorzitter – misschien niet toevallig, zeggen kwatongen, de best betaalde functies in het koninkrijk – hebben benoemd. Hierover was reeds na enkele dagen een akkoord bereikt.
Die lopende zaken beginnen, met de benoeming van Coene, als gouverneur van de Nationale Bank, rare vormen aan te nemen, want alle andere benoemingen, zoals die in de spoorwegen, zijn opgeschort. Overal waar de regering topbenoemingen zou moeten doen, is niets dringend of belangrijk genoeg, behalve bij de Nationale Bank, waarvoor een uitzondering gemaakt moest worden. Kwatongen, mijnheer De Croo, zeggen opnieuw dat dit te maken heeft met de renumeratie van die functies, respectievelijk ongeveer 500 000 euro en 400 000 euro per jaar. Zij beweren dat omwille van die reden een uitzondering moest worden gemaakt voor de Nationale Bank, opdat bepaalde vrienden bediend konden worden. Dit durf ik echter niet te veronderstellen.
Anderen zeggen, aan de hand van de analyse van argumenten die u hebt gegeven, dat u blijkbaar gewoon een politieke benoeming doet en omdat het zulke belangrijke politieke benoemingen betreft, gebruikt u ook geen andere argumenten dan degene die voor politieke benoemingen meestal worden gebruikt, zoals dat er doorgeschoven moet worden en er afspraken zijn vanuit het verleden. Dit was de reden waarom Coene gouverneur moest worden en er bijgevolg ook nog een CD&V’er kon doorschuiven, in afwachting van de N-VA’ers die onderweg zijn.
Het zijn allemaal kwatongen die dat beweren. Ik durf dat niet te veronderstellen. Ik ga ervan uit, mijnheer de eerste minister, dat u dat objectief hebt gedaan, dat u een uitschrijving hebt gedaan van het vacant zijn van de functie van de heer Quaden, dat u vervolgens kandidaturen hebt ingewacht, dat u die objectief hebt afgemeten en dat u in alle transparantie kunt uitleggen hoe de benoeming van de heer Coene verlopen is.
01.02 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de premier, collega’s, mijn vraag is van een iets andere tonaliteit dan die van de heer Annemans, maar tegelijkertijd kunnen wij samen vaststellen dat hoe langer de lopende zaken lopen, hoe meer rek er op dat begrip zit en hoe belangrijker het is dat wij als Parlementsleden een oogje in het zeil houden.
Mijnheer de eerste minister, ik stel vast dat er een aantal benoemingen plaatsvindt, onder meer bij de Nationale Bank. Wij hebben de cv’s en de politieke voorkeuren van de betrokkenen uitgebreid in de krant kunnen lezen. Anderzijds stel ik vast, bij het ondervragen van een aantal van uw ministers in de commissies, dat een aantal benoemingen niet plaatsvindt, omwille van de lopende zaken, terwijl er zich in bepaalde overheidsdiensten wel disfuncties voordoen en er een vacuüm is.
Ik heb een heel concrete vraag voor u: kunt u ons duidelijkheid verschaffen over de politiek van uw regering inzake benoemingen? Welke benoemingen kunnen wel of niet plaatsvinden?
01.03 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik wil eerst en vooral onderstrepen dat de instructies inzake de lopende zaken, die wij in april vorig jaar hebben vastgelegd, voorschrijven dat inzake bevorderingen en benoemingen de grootste voorzichtigheid geboden is. De circulaire erkent – ik nodig iedereen uit die te lezen – dat er zich ook inzake benoemingen situaties met een dringend karakter, of zelfs gevallen van urgentie, kunnen voordoen.
Dit moet dan ook geïnterpreteerd worden in het licht van de omschrijving van “dringende zaken”, die in dezelfde circulaire gegeven wordt. Ik citeer: “Dringende zaken die snel moeten worden behandeld omdat anders de fundamentele belangen van de natie aan gevaren blootstaan of geschaad kunnen worden.”
Ik kom tot de vragen van de collega’s Annemans en Calvo. Mijnheer Annemans, wat de Nationale Bank betreft, collega Reynders heeft op een bepaalde dag de ontslagbrief gekregen, met ingang van 1 april van dit jaar, van de gouverneur van de Nationale Bank. Dat betekent dat er een vacature ontstaat aan het hoofd van de Nationale Bank. Het is evident dat, omwille van de stabiliteit op de internationale financiële markten en de engagementen die wij in de eurozone hebben aangenomen, zo’n vacature zo snel mogelijk moet worden ingevuld. Wij hebben de vicegouverneur, die ons land uitstekende diensten heeft bewezen bij het bestrijden van de bankencrisis in 2008, voorgedragen en benoemd als gouverneur van de Nationale Bank.
Wat de directeurs betreft waarnaar u verwezen hebt, artikel 19 van de toepasselijke organieke wet bepaalt dat afgezien van de gouverneur, er minimaal vijf en maximaal zeven directeurs zijn bij de Nationale Bank. Het mandaat van vier van die directeurs liep zoals wettelijk voorzien af op 28 februari, vorige week. Het is evident dat bij de Nationale Bank, wanneer ze wettelijk rechtsgeldig wil blijven functioneren, minstens tussen vijf en zeven directieposities moeten worden ingevuld. Wat de objectiviteit betreft, we hebben vastgesteld dat de Regentenraad ons een voordracht gedaan heeft, conform de procedure voorzien in de wet, om de vier mensen waarover het ging een nieuw mandaat toe te bedelen. De regering heeft zonder discussie, onder verwijzing naar de voordracht van de Regentenraad, deze mensen een nieuw mandaat van zes jaar toebedeeld.
Collega Calvo, in antwoord op uw vraag verwijs ik opnieuw naar de circulaire. Het is juist dat meer dan 260 dagen na de verkiezingen en ongeveer 300 dagen na het ontslag van de regering en de intrede van de toepassing van de betrokken circulaire, het voor een aantal cruciale posities in bepaalde federale overheidsdiensten en parastatale instellingen effectief stilaan tijd wordt om te evalueren of de goede werking van de betrokken dienst het niet-bezet zijn van de betrokken functies nog verder verdraagt. Ik sluit dan ook niet uit dat wij in de komende weken, met toetsing aan de circulaire, vanuit de regering of door de bevoegde minister de nodige schikkingen zullen laten treffen.
01.04 Gerolf Annemans (VB): Mijnheer de eerste minister, wat u hier vandaag illustreert als eerste minister van uit de hand lopende zaken, is dat dit allemaal achterkamerpolitiek is. Ik weet niet of u de ontslagbrief van de heer Quaden samen met hem hebt geschreven op de tribune van Standard waar u de avond voordien samen bent gespot, maar ik weet wel dat alles wat daaruit voortvloeit politieke achterkamerpolitiek is. Deze regering van lopende zaken zakt langzaam weg in de onwettelijkheid en in de ongrondwettigheid. Voor ons is de Grondwet geen vodje papier, mijnheer de eerste minister. Ik verlaat deze tribune en ik stap naar de Raad van State. Ik zal daar laten checken wat u aan het konkelfoezen bent en ik zal ervoor zorgen dat deze manier van doen door deze regering wordt teruggebracht naar de wettigheid en de grondwettigheid.
U zult misschien lachen en het zal misschien drie jaar duren. De vorige keer dat ik dit deed, ben ik naar het Arbitragehof gestapt voor een arrest inzake BHV. Ik heb geduld gehad en lang gewacht, maar ik heb resultaat geboekt: ik heb het land, minstens theoretisch, terug bij de grondwettigheid gebracht. Dat ga ik nu ook doen. Het Vlaams Belang zal niet dulden en ik zal niet dulden dat u samen met de N-VA dit land verder onderdompelt in de ongrondwettigheid.
(…): (…)
(Twistgesprekken)
01.05 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Als ik even mag, collega’s? Dank u.
Mijnheer de eerste minister, dank u voor uw antwoord. U hebt het over dringende zaken. Als partij die transparantie en parlementaire controle en dus het respecteren van lopende zaken hoog in het vaandel draagt, zijn wij blij dat u die voorzichtigheid aan de dag legt. Ik ben ook blij dat u zegt een grondige oefening te zullen doen om te zien waar het nodig is om in te grijpen. Ik pleit ervoor om geen selectieve voorzichtigheid aan de dag te leggen: het criterium moet urgentie zijn en politieke akkoorden of politieke kleuren moeten die urgentie niet vormgeven. In dat geval kunnen wij die vorm van transparantie en van goed bestuur mee steunen.
L'incident est clos.
02 Vraag van mevrouw Gwendolyn Rutten aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de stand van zaken met betrekking tot het europact en de houding van de Belgische regering" (nr. P0121)
02 Question de Mme Gwendolyn Rutten au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "l'état d'avancement d'europact et la position du gouvernement belge" (n° P0121)
02.01 Gwendolyn Rutten (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, jaren na de invoering van de euro werd het afgelopen jaar ook eindelijk het economische luik van de Economische en Monetaire Unie vervolledigd.
Wat nog maar een jaar geleden bijna niemand voor werkelijkheid had kunnen houden, is vandaag een feit. Het is ook in werking. Wij hebben nu meer en meer economic governance. Ik zal geen poging doen om dat begrip te vertalen. Het is immers moeilijk vertaalbaar. Het lijkt mij echter essentieel om uit te leggen wat dat begrip betekent. Het betekent immers dat Europa op economisch vlak de neuzen van de lidstaten, of toch minstens de neuzen van de eurolanden, in dezelfde richting duwt.
Wij moeten van Europa de komende jaren de doelstellingen halen wat betreft onze begroting, onze schuldgraad, maar ook ons onderliggend economisch beleid in de ruime betekenis van het woord, de activiteitsgraad van onze mensen en onze inspanningen inzake onderzoek, ontwikkeling en innovatie. Als wij dat niet doen, volgen er sancties.
Wij stappen ook over van een ex-postcontrole naar een ex-antecontrole door Europa, niet meer als het te laat is, maar op tijd, zeg maar. Het lijkt de normaalste zaak van de wereld, maar dat is nu pas een feit.
Ik vind het belangrijk te onderlijnen dat Europa ons niet komt zeggen hoe wij onze doelstellingen moeten halen, maar wel dat wij ze moeten halen. Wij hebben nog de soevereiniteit om dat uit te voeren. Ik stel wel vast dat het net zich steeds meer sluit en dat de marge die wij als lidstaat krijgen, steeds kleiner wordt.
Het zou onzinnig en intellectueel oneerlijk zijn om de schuld bij Europa te leggen, want Europa, dat zijn ook wij. U weet dat beter dan ik. U zit op de Europese top, onze mensen zitten in het Europees Parlement en onze ministers in de Raden. Europa zijn wij ook zelf. Alleen is het belangrijk dat wij als Parlement en als lidstaat wakker en alert zijn op het moment dat de werkelijk cruciale beslissingen in ons land worden genomen en dat ook wij een ex-antecontrole doen en geen post-beschouwingen maken.
Mijn vraag gaat over de Europese top van 11 maart, waarop de landen van de eurozone vergaderen en waar er een concurrentiepact op tafel ligt, naast het Europees semester en de verordeningen die in het Europees Parlement liggen. Wat zal er in dat concurrentiepact staan? Wat is de houding van België daaromtrent?
Ik lees in de kranten dat de discussie over de loonindexering al genuanceerd verloopt, maar welke beleidsdoelstellingen kunnen voor u worden opgenomen en hoe verhoudt dit pact zich? Dit is een ongelooflijk belangrijke discussie, mijnheer de eerste minister.
02.02 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, ik probeer binnen de tijd te antwoorden op deze zeer belangrijke vragen. Ik zal u straks ook een voorstel doen, mijnheer de voorzitter.
Het klopt wat mevrouw Rutten zegt. Wij maken nu eindelijk werk van de E van de EMU, de Economische en Monetaire Unie, die wij in Maastricht hebben goedgekeurd en die vooral een monetaire unie is en voor het overige een politiek project.
Wij doen dat op basis van een aantal reeds genomen beslissingen, waarnaar u hebt verwezen. Enerzijds willen wij vermijden dat de schuldencrisis verder om zich heen grijpt en de euro in gevaar brengt, via de fondsen en stabiliteitsmechanismen die daarvoor in de plaats worden gesteld. Anderzijds is er ook de monitoring van het eigen begrotings– en economisch beleid via een pakket van maatregelen, zes verordeningen, die op dit moment in werkgroepen worden besproken en waarvan ik hoop dat ze voor de zomer kunnen worden goedgekeurd en gefinaliseerd.
Dit is essentieel. Dit is voor mij zelfs belangrijker dan de conclusies van de Europese top van volgende week. Wij moeten wat afgesproken is, conform de communautaire methode, rond krijgen. Ik hoop dat wij daarin slagen voor de zomer.
Dan zullen wij, ten eerste, een garantiesysteem voor de euro hebben en, ten tweede, met het oog op de economische convergentie, een concreet systeem hebben waardoor dwingende afspraken met sancties onder de lidstaten van de eurozone kunnen worden gemaakt. Aan de E van de EMU wordt dus inhoud gegeven.
Volgende week vrijdag zullen wij, naast Libië, ook spreken over de economische convergentie. België is voor een verdieping van de economische convergentie. In het verlengde van wat Guy Verhofstadt in het Europese Parlement heeft gezegd, wil ik wel benadrukken dat de economische convergentie best verdiept wordt, conform de communautaire methode. Dit gezegd zijnde, ik denk dat het debat van volgende week heel belangrijk is, wil België actief deelnemen aan de verdieping van de economische convergentie en deze ook ondersteunen.
Praktisch gezien is het evenwel nog te vroeg, mevrouw Rutten, om vandaag al te zeggen wat er op de tafel ligt en wie wat voorstelt. Dat is de afspraak met de diensten van de permanente voorzitter van de Raad. Wij zullen volgende week 8 maart teksten krijgen en op basis daarvan en van werkzaamheden van werkgroepen, zal de regering haar houding bepalen.
Ik weet dat het krokusverlof belangrijk is, maar dit debat is ook belangrijk. Het komt uiteraard de Kamer alsook de Senaat toe hun werkzaamheden te organiseren, maar de regering is ter beschikking om volgende week, eenmaal wij de voorstellen van het permanent voorzitterschap van de Raad hebben ontvangen en de regering haar standpunt namens België heeft bepaald, desgevallend in het Adviescomité voor Europese Aangelegenheden met u daarover in debat te treden.
02.03 Gwendolyn Rutten (Open Vld): Mijnheer de eerste minister, deze aangelegenheid is voor het Parlement ontzettend belangrijk en uw antwoord, waarvoor ik u dank, is essentieel.
Ik begrijp dat u nu nog niet kunt zeggen wat er op 11 maart precies op tafel zal liggen, maar als er volgende week teksten zijn, dan is het Parlement het aan zichzelf verplicht om vooraf op de hoogte te zijn van wat er op tafel ligt in plaats van nadien te worden geïnformeerd over wat er is beslist over onze toekomst.
Mijnheer de eerste minister, ik ga dus bijzonder graag in op uw vraag en ik hoop op de steun van collega’s te kunnen rekenen, ook al is het vakantie, om in dit Parlement met het Federaal Adviescomité samen te komen en de keuzes voor onze toekomst hier op voorhand te bespreken in plaats van er achteraf akte van te nemen.
02.04 Bruno Tobback (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik wil mij bij ordemotie absoluut aansluiten bij die vraag en ingaan op de suggestie van de eerste minister. Wij hebben trouwens in december, bij een vorige Raad, die discussie al eens gevoerd.
Mijnheer de eerste minister, indien u volgende week komt om in de commissie toelichting te geven, zowel bij de voorstellen als bij het Belgische standpunt, dan ben ik zeer graag bereid om hier te zijn, vakantie of geen vakantie, om dat debat te voeren, want het is belangrijk dat wij dat debat voeren.
L'incident est clos.
- de heer Patrick Dewael aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de humanitaire crisis in Noord-Afrika" (nr. P0122)
- de heer Jean Marie Dedecker aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de humanitaire crisis in Noord-Afrika" (nr. P0123)
- M. Patrick Dewael au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "la crise humanitaire en Afrique du Nord" (n° P0122)
- M. Jean Marie Dedecker au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "la crise humanitaire en Afrique du Nord" (n° P0123)
03.01 Patrick Dewael (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, premier, collega’s, ik heb vernomen dat de Ministerraad deze ochtend de beslissing heeft genomen om een bijkomende financiële steun toe te kennen in het licht van de humanitaire acties in Libië. Die steun is bedoeld voor het Rode Kruis. Ik denk dat dit belangrijk is. Een tweede belangrijk element is volgens mij de bijzondere Europese top op vrijdag 11 maart die zich in belangrijke mate over de kwestie van Libië zal buigen.
Ik wil twee zaken naar voren brengen. Ten eerste is het uitzonderlijk belangrijk dat wij onze evidente plicht invullen en massaal inzetten op humanitaire acties ter plaatse. Met andere woorden, hoe kunnen wij plaatselijk aan de grenzen soelaas bieden aan die aanzwellende groep van radeloze vluchtelingen? Ik denk dat dit de vraag is. Ik denk dat België daarin alleen, met zijn partners in EU-verband en binnen de Verenigde Naties zijn verantwoordelijkheid moet opnemen.
Mijn vragen handelen over een tweede onderdeel. Ik denk dat wij ons tegelijkertijd, naast die humanitaire hulp, de vraag moeten stellen hoe wij die migratiestromen richting Europese Unie zullen beheersen. Wij kennen de rol die Libië gespeeld heeft in het verleden, ook ten opzichte van andere Afrikaanse landen. Zij fungeerden een beetje als buffer. Anderzijds is er een stroom vanuit Libië zelf. De vraag is dan ook hoe wij zullen voorkomen dat gewetenloze mensenhandelaars zich zullen storten op die groep mensen om hen toegang te proberen geven tot de Europese Unie.
Mijn vragen zijn de volgende. Hoe kunnen wij die buitengrenzen van de Europese Unie versterken? Wat zal de rol zijn van het agentschap Frontex? Zullen wij in speciale middelen en mensen voorzien opdat Frontex zijn verantwoordelijkheid kan opnemen in die delicate grenszone? U mag immers niet vergeten dat eenmaal binnen de Schengenzone iedereen zich vrij kan verplaatsen. Ons land is voor veel gewetenloze mensensmokkelaars nog altijd het land van melk en honing.
03.02 Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de eerste minister, het is ongeveer twintig jaar geleden dat de Balkan in brand stond. Wij hebben toen humanitaire hulp gegeven en rechtmatig asielrecht. Twintig jaar later hebben wij, door ons groot hart toentertijd en door de volgmigratie, nog altijd te maken met de asielproblematiek van extra migratie uit die landen. U bent er vorig jaar nog naartoe geweest om die te stoppen.
Vandaag staat Noord-Afrika in brand. Het is onze plicht mensen uit gebieden in oorlog hulp te geven. Wij mogen echter niet uit het oog verliezen wat er daarnaast aan het gebeuren is. Mijn vragen sluiten aan bij die van mijn voorganger. Wat zullen we ondernemen tegen de extra asielstroom die waarschijnlijk op gang zal komen?
Er zijn vandaag al 5 000 Tunesiërs op Lampedusa. Indertijd, in 2008, heeft Berlusconi 5 miljoen dollar gegeven aan het Libië van Kadhafi om een dam op te werpen tegen de instroom vanuit Afrika. Libië is een soort buffer. Berlusconi heeft Libië 5 miljoen dollar gegeven en in plaats van 34 000 mensen per jaar kwamen er opeens 400 per jaar.
Wat gaat er vandaag gebeuren? Bestaat er een Europees spreidingsplan? Wat met het Marshallplan? Hebben wij speciale maatregelen om in de toekomst de asieltoevloed tegen te gaan? Ik heb vanmorgen gehoord dat er extra humanitaire hulp gegeven wordt. Heel goed, maar het gaat me niet om die rechtstreekse humanitaire hulp, maar om de gevolgen, mijnheer de eerste minister.
03.03 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Dewael, mijnheer Dedecker, eerst en vooral wil ik onderstrepen dat we – het is vooral de opdracht van collega Vanackere, maar ze wordt ook ingevuld door andere leden van de regering – letterlijk uur na uur de toestand in Noord-Afrika, in Libië, Egypte, Tunesië, Marokko, opvolgen.
Wij moeten effectief, zoals reeds gezegd is door de collega’s, in de eerste plaats onze aandacht richten op de humanitaire noden ter plekke, in de regio in het algemeen en inzake de Libische onderdanen in het bijzonder.
Wat de “dreiging” – als ik mij zo mag uitdrukken – van bijkomende migratiestromen uit deze onstabiele regio betreft, wil ik verwijzen naar het antwoord van collega Wathelet in de commissie, dinsdag. Ik geef enkele cijfers waaruit blijkt dat sinds de recente ontwikkelingen in die landen de instroom van migranten uit de regio naar België vooralsnog zeer beperkt is. Er is relatief gezien wel een stijging van het aantal Tunesiërs, Egyptenaren en Libiërs, maar het gaat in absolute cijfers om zeer lage aantallen. Uit Tunesië kwamen er 7 aanvragen in februari, tegenover gemiddeld 2 per maand in 2010. Uit Egypte kwamen er 13 aanvragen in februari, tegenover gemiddeld 2,5. Uit Libië kwamen er in februari 5 tegenover 1,5 gemiddeld.
Er is een lichte stijging, maar die is, in absolute cijfers en gelet op de omvang van het probleem, vrij beperkt. Wij moeten de situatie uiteraard nauwgezet en op de voet volgen. De administratie van DVZ doet dat. De mogelijke impact op de toekomstige migratiestromen naar de Europese Unie wordt gemonitord, uiteraard ook in samenwerking met bevoegde diensten van andere landen. Gisteren vond op mijn kabinet trouwens een afstemmingsvergadering plaats, een coördinatievergadering tussen de collega’s Wathelet en Courard, om de nodige afspraken daartoe te maken.
Naar aanleiding van het probleem dat door de heren Dewael en Dedecker in het bijzonder is onderstreept, namelijk het probleem van mensen die daar gevlucht zijn uit hun huizen en die zich samengetroept bevinden, vooral in grensgebieden, moeten wij er effectief voor zorgen – daarin steun ik hun pleidooi – dat wij vrij snel interveniëren, met name op twee vlakken.
Ten eerste, vanuit humanitair oogpunt, voor een menswaardig, kort verblijf, daar ter plekke. Vandaar de beslissing van vanmorgen, om 1 miljoen euro vrij te maken.
Ten tweede, het extra in het oog houden van de grenzen van de Europese Unie. Ter zake hebben wij beslist om met een beperkt aantal politiemensen uit België het Frontexdispositief te versterken.
Daarnaast denk ik dat wij als internationale gemeenschap goed moeten overwegen op welke manier wij voor de vraag naar evacuatie van die mensen ter plekke, vaak al terug naar hun land van herkomst – ik denk dan vooral aan het Egyptisch deel van de vluchtelingen –, een bijdrage kunnen leveren, zodanig dat die mensen terug naar hun land van herkomst kunnen, zeker wanneer daar ondertussen een pacificatie heeft plaatsgevonden, wanneer alvast de oorzaken van hun vertrek uit hun land ondertussen zijn weggenomen. Ik kan u zeggen dat er daaromtrent besprekingen plaatsvinden, maar dat er nog geen beslissingen zijn genomen. Ons land zal uiteraard bereid zijn, in geval van vraag van de internationale gemeenschap, om daartoe een bijdrage te leveren.
We moeten dus zorgen voor humanitaire opvang ter plekke, maar vooral ook zorgen dat mensen niet zozeer naar Europa komen. Vandaar de versterking van het Frontexdispositief. Vooral moeten wij helpen, zodat die mensen zo snel mogelijk, wanneer dat kan, terug naar hun land van herkomst gaan.
Tot slot, de Europese top van volgende week zal in de voormiddag effectief een debat houden over de Libiëcrisis. Initiatieven en engagementen zullen worden besproken die de Europese Unie, in het licht van een globale aanpak van de problematiek in Noord-Afrika, kan aangaan. Vanzelfsprekend zal vooral de migratieproblematiek dienaangaande aan de orde zijn. Wij zijn op dit moment nog niet in het bezit van de voorstellen van mevrouw Ashton in het bijzonder of van de Europese Commissie in het algemeen. Het spreekt voor zich dat wij die zeer grondig zullen bekijken. We zullen zien op welke wijze ons land daaraan kan bijdragen.
Prioriteit is, ten eerste, tegemoetkomen aan de vraag om humanitaire hulp ter plekke, maar, ten tweede, vooral zorgen dat wij ook klaarstaan als internationale gemeenschap om de mensen zo snel mogelijk opnieuw naar hun land of regio van herkomst te brengen, in Libië of Egypte, wanneer ter plekke de toestand opnieuw veilig is voor de betrokkenen.
03.04 Patrick Dewael (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, ik blijf natuurlijk toch een beetje ongerust. Humanitaire actie ter plaatse is zeer goed. Proberen de buitengrenzen van Europa te versterken met onder meer Frontex is zeer goed.
Het probleem situeert zich echter niet bij diegenen die vandaag gastarbeider zijn in Libië en komen uit Egypte en Tunesië. De kans op een doorstroom de komende weken en maanden is evenwel reëel en eens het water begint te stijgen, stijgt het ook zeer snel. Ik vrees dat in die constructie van Europa, de ketting slechts zo sterk is als de zwakste schakel. Dat wil ik heel duidelijk zeggen. Ons land kan dus wel eens een doelwit gaan worden.
Ik zou willen eindigen met een negatieve
boodschap. Wij moeten absoluut voorkomen dat wij opnieuw de fout maken uit het
verleden – ik denk aan de Kosovocrisis – en beginnen met het
uitwerken van tijdelijke statuten, want ook hier geldt het principe dat
tijdelijk niet bestaat in migratie en asiel. Il n’y a que le provisoire qui dure.
03.05 Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, uw antwoord heeft toch een aantal vragen verduidelijkt. Ik moet de heer Dewael bijtreden; mijn verontrusting is ook gebaseerd op hetgeen in de Balkan gebeurd is, met een instroom van 20 jaar, op basis van de reputatie die we hebben het land van melk en honing te zijn.
Hetgeen in Noord-Afrika gebeurt, hebben wij in het verleden afgekocht. Ik heb de bedragen van de heer Berlusconi genoemd, de heer Aznar heeft net hetzelfde gedaan en betaalde aan bijvoorbeeld Marokko 478 miljoen euro om de migratie te stoppen.
Nu gaan die grenzen open. Ik hoop dat er daar een Europees spreidingsplan komt, als dat er ooit komt. Ik heb u er niets over horen zeggen, waarschijnlijk komt dat er niet. De aantrekkingskracht van ons land zal blijven zolang onze wetgeving zo laks blijft dienaangaande.
Mijnheer de eerste minister, ik blijf een beetje op mijn honger zitten over het voorstel van het Marshallplan, dat geopperd werd, bijvoorbeeld door Groot-Brittannië. U hebt wel gezegd dat u zult proberen om de mensen terug te sturen en om daar te investeren. Het zijn immers rijke landen, olielanden die wel over de nodige middelen beschikken. Wij moeten hulp geven aan de mensen ter plaatse.
L'incident est clos.
- de heer Wouter De Vriendt aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "prijsstijgingen en koopkracht" (nr. P0124)
- de heer Bruno Tobback aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "prijsstijgingen en koopkracht" (nr. P0125)
- de heer Jean Marie Dedecker aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "prijsstijgingen en koopkracht" (nr. P0139)
- M. Wouter De Vriendt au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "l'augmentation des prix et le pouvoir d'achat" (n° P0124)
- M. Bruno Tobback au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "l'augmentation des prix et le pouvoir d'achat" (n° P0125)
- M. Jean Marie Dedecker au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "l'augmentation des prix et le pouvoir d'achat" (n° P0139)
04.01 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de premier, het Planbureau kwam begin deze week met nieuwe cijfers die ons vertellen dat de prijzen dit jaar fel zullen stijgen. Het gaat om een bijstelling van de prognose van de inflatie van 2,7 % naar 3,3 %. De oorzaken van die felle prijsstijgingen, die wij natuurlijk allemaal zullen voelen, zijn drieërlei: de stijging van energieprijzen, voeding en huurprijzen. Dat zijn basisproducten. De prijsstijgingen van die drie zaken zullen we allemaal voelen, vooral personen die over een laag budget beschikken. Het gaat om basisproducten die een grote hap nemen uit lage gezinsbudgetten.
Mijnheer de premier, u maakt deel uit van een regering in lopende zaken. Wat zult u doen om de impact van de prijsstijgingen te beperken en de koopkracht zoveel mogelijk te beschermen?
De schrik slaat mij wel een beetje om het hart, want ik heb een vraag gesteld aan de staatssecretaris voor Armoedebestrijding. Ik heb het antwoord ontvangen en dat spreekt over slechts 5,65 miljoen euro aan maatregelen van armoedebestrijding in het Europese jaar van de armoedebestrijding 2010. Dat is peanuts, dat volstaat slechts om een halve dag pensioenen te betalen.
Mijnheer de premier, ik ben verontrust. Ik vraag u wel één zaak. Ik vraag u dat onze regering van lopende zaken niet tornt aan het indexmechanisme, waarbij de prijsstijgingen die we dit jaar zullen voelen, worden verrekend in een stijging van de lonen. Het is nog altijd de beste sociale buffer van rechtvaardigheid die mensen toelaat het hoofd te bieden aan een stijging van de prijzen. Wat Groen! en Ecolo betreft, kan er niet geraakt worden aan dat rechtvaardige indexmechanisme. Gelijk welke partij die wil tornen aan dat sociale beschermingsmechanisme, zal de groenen op haar weg vinden.
04.02 Bruno Tobback (sp.a): Mijnheer de eerste minister, uw antwoord op de vorige vraag ken ik al. Ik heb het immers al een paar keer gehoord. Niettemin apprecieer ik het dat een Parlementslid de vraag wil stellen.
Ik heb echter een andere vraag voor u.
Wij zijn het erover eens dat wij niet aan de index zullen raken. Ik heb een andere vraag voor u. Zou het niet veel beter zijn, mochten wij maatregelen nemen om aan het probleem van de inflatie en van de prijsstijgingen te raken?
Zoals trouwens uit de vorige ronde prijsstijgingen in 2008 blijkt uit een onderzoek van onder andere Vlerick, zijn de prijsstijgingen in ons land hoger dan elders. Wanneer het over onder andere voedingsproducten gaat, stijgen zij ook nog eens boven de index uit en komen nooit meer opnieuw naar beneden. De voedingsprijzen en de prijzen van basisgoederen stijgen mee met de internationale olieprijzen. Zij dalen echter nooit opnieuw.
Met andere woorden, er wordt ter zake geld boven op de index verdiend, en zulks niet door werknemers maar door personen die de prijzen te ver doorrekenen.
Ik ben dus vragende partij voor het volgende. Het is ook mijn vraag aan uw regering. Bent u bereid mee maatregelen te zoeken, om de voornoemde, overdreven inflatie tegen te gaan? Bent u bereid om, zelfs in lopende zaken, ter zake voorstellen goed te keuren?
Het moet mij van het hart. Het spijt mij erg dat ik afgelopen week in de commissie voor het Bedrijfsleven leden zoals de heer van den Bergh en mevrouw Van der Auwera heb zien stemmen tegen maatregelen om de prijsstijgingen tegen te gaan. Vandaag hoor ik evenwel het ACV voorstellen de energieprijzen los te koppelen van de prijzen voor aardolie.
Mijnheer Van den Bergh, u hebt twee dagen geleden de kans gekregen om zulks te doen. U hebt de maatregelen echter niet goedgekeurd. U hebt tegengestemd.
Wat nog erger is, ik kon nog in uw argument inkomen. U verklaarde toen immers, kameraden en collega’s van CD&V, dat dergelijke zaken niet op een drafje via een wet houdende diverse bepalingen worden goedgekeurd. Ik heb mij daartoe akkoord verklaard en was bereid om een en ander apart te regelen.
Het verbaasde mij echter wel dat ik gisteren tijdens de bespreking van die wet houdende diverse bepalingen bij amendement een hele regeling over het bankgeheim en een versoepeld systeem voor minnelijke schikkingen voor belastingfraudeurs wel door de collega’s van CD&V zag goedgekeurd worden.
Mijnheer de eerste minister, aangezien uw partij blijkbaar niet bereid is dringend iets aan de prijsstijgingen te doen, heb ik de volgende vraag. Is uw regering bereid om, ook in lopende zaken, maatregelen ter zake te nemen? Wij zullen ze in ieder geval steunen.
04.03 Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer Tobback, als voorzitter van de commissie voor het Bedrijfsleven wil ik er u toch even op wijzen dat dit debat wel een ruimere bespreking vergt dan zomaar een amendement op de wet houdende diverse bepalingen. Samen met u hebben wij afgesproken om aan het onderwerp in kwestie een ruimer debat te wijden.
Het is dus hypocriet wanneer u dergelijke verklaringen aflegt van op het spreekgestoelte.
Le président: J’ai un rappel prioritaire au Règlement.
04.04 Herman De Croo (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, wij zijn toch in het vragenuurtje?
De voorzitter: Een beroep op het Reglement heeft prioriteit.
04.05 Herman De Croo (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, het vragenuurtje wordt alweer een debat, waarin iedereen maar denkt het woord te moeten voeren! Dat kan toch niet.
04.06 Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik onderschrijf voor 300 % wat mevrouw Van der Auwera in het debat inbrengt. Ik vind ook dat de draagwijdte van amendementen op de wet houdende diverse bepalingen beperkt moet blijven en dat wij inzake het bankgeheim en de minnelijke schikking ons boekje te buiten zijn gegaan.
Le président: Vous aurez sans doute l'occasion d'en discuter.
04.07 Bruno Tobback (sp.a): Rechtstreeks aangesproken zijnde door de voorzitter van de commissie, zal ik haar een plezier doen. Als zij echt vindt dat het een debat verdient – en ze is daarvoor –, was ik graag bereid om het debat in de commissie heel lang te voeren.
Mevrouw Van der Auwera, u hebt een debat dat dringend is – want die prijsstijgingen zijn er vandaag –, dat belangrijk is – want ze zijn voor heel wat mensen pijnlijk aan het worden – en dat cruciaal is voor het beleid, want ze zullen ook aan onze regering binnen de kortste keren geld kosten wanneer zij indexeringen zal moeten betalen, in twintig minuten afgehaspeld. De commissiebespreking daarover was om 15 u 00 afgelopen. (Twistgesprekken op de banken)
Le président: Je trouve que tout le monde est bien nerveux aujourd'hui! Cela doit être dû aux krokusvakantie qui vont bientôt commencer! Cela va passer comme les giboulées!
04.08 Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de premier, voortbordurend op de vragen van mijn collega’s moet ik bevestigen dat er door ons land een nieuw spook aan het waren is, met name het spook van de inflatie. Wij zijn momenteel Europees kampioen aan het worden met 3,40 %, terwijl dit in de eurozone gemiddeld 2,7 % is. U kunt er in principe niets aan doen dat dit grotendeels te wijten is aan de energieprijzen. U kunt ook niets doen aan de voedselprijzen op de internationale markt.
Er zijn wel zaken waaraan u iets kunt doen. Volgens de Europese Centrale Bank en onze Nationale Bank zijn wij het meest kwetsbare land van Europa op basis van de olieprijzen. Hoe komt dat? Dat komt door de taksen en de lasten die de overheid op onze olieprijzen legt.
U hebt een systeem uitgevonden, het cliquetsysteem. Als de olieprijzen stijgen en vervolgens weer dalen, blijft de verbruiker met een kater zitten. Bijvoorbeeld in 2008 bedroegen de accijnzen op een liter diesel 31 eurocent. Vandaag is dit 10 eurocent meer en dus 41 eurocent. Dankzij het cliquetsysteem stak u in 2010 300 miljoen euro op zak.
U moet hier enerzijds nog naar het Parlement komen met een begroting, maar anderzijds wordt er ontzettend veel geklaagd over het indexmechanisme. Dit wordt doorgerekend in de index. De spilindex wordt binnen twee maanden opnieuw overschreden. De ambtenarenlonen zullen stijgen. Ook de sociale uitkeringen zullen stijgen door die index. Morgen staat men hier in de straat om te protesteren tegen een gebrek aan indexaanpassingen. Ik ben, in tegenstelling tot mijn collega’s, voor de index, maar dan wel op de nettolonen.
Wanneer zult u maatregelen nemen tegen deze inflatie? Zult u een omgekeerde cliquet doorvoeren? Zult u, zoals de Engelsen doen en de Nederlanders overwegen, de btw afschaffen? Op onze energie worden dertien verschillende taksen geheven en dit werkt ontzettend inflatoir. Wat zult u doen om geen kampioen van Europa te worden inzake inflatie?
04.09 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, collega’s, hoewel ik begrijp dat het een debat is dat emoties losweekt, wil ik toch een stuk objectiviteit terugbrengen en u wat informatie bezorgen.
Ten eerste, het klopt dat de gestegen energieprijzen, vooral vanuit de internationale markten ten gevolge van de spanningen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, en meer bepaald de gestegen aardolieprijzen, de hoofdoorzaak vormen van de opstoot van inflatie die wij kennen. Het klopt dat wij in ons land wat dat betreft kwetsbaarder zijn dan elders. Ik kom daar straks op terug.
Weet u echter dat de tweede belangrijkste factor voor de opstoot van de inflatie in februari de gestegen prijs is van snijbloemen? De prijs van rozen is met 39 % gestegen. Ik denk dat ook dit soort elementen toch eens grondig tegen het licht moet worden gehouden. Ten opzichte van de maand voordien stegen de voedselprijzen in februari niet, in tegenstelling tot wat sommigen hier hebben verklaard. Op jaarbasis zorgen de internationale noteringen van grondstoffen voor levensmiddelen wel voor een stijging van de inflatiecijfers voor voedingsmiddelen en dranken. Ten opzichte van vorig jaar februari is er effectief een stijging van 2,2 %.
Nu, laten wij wel wezen, die inflatie waarmee wij hoger zitten dan het Europees gemiddelde is een zorg. Een hogere inflatie dan in de ons omringende landen is slecht voor de bedrijven, voor de consument en ook voor de overheid. Dan kom ik even bij het punt van extra inkomsten uit de fiscaliteit. Mijnheer Dedecker, men kan niet zomaar morrelen aan de btw zonder de toepasselijke Europese richtlijn te respecteren. Wat die extra ontvangsten betreft, daar staan voor de overheid – er is naar verwezen – ook heel wat extra uitgaven tegenover voor het anticiperen op indexsprongen. Uiteraard is ook de overheid een belangrijke verbruiker, rechtstreeks of onrechtstreeks, van producten en diensten die te maken hebben met gestegen energieprijzen.
Wat moeten wij daaraan doen? Drie dingen. Ik bekijk die drie dingen ook vanuit het concept van de lopende zaken. Wij kunnen als regering die geen volwaardige bevoegdheid heeft, niet alles, zoals dat een regering zou passen.
Ten eerste, de marktwerking. Ik heb het vroeger reeds gezegd, wij moeten binnenkort – de bevoegde minister finaliseert het voorbereidend werk ter zake – de zogenaamde derde Europese energierichtlijn omzetten waarbinnen wij naar mijn oordeel in sterke maatregelen moeten voorzien om de volatiliteit, de op- en neergaande bewegingen die in ons land sterker uitpakken, in te perken. Op dit moment liggen er twee pistes op tafel. De eerste is de organisatie van een soort voorafmelding door de betrokken sector van de intentie om de prijzen te doen stijgen ten gevolge van de evolutie op het vlak van de grondstoffen. De tweede is een controle a posteriori waarbij dan, zoals bijvoorbeeld in Scandinavië, gewerkt wordt met boetesystemen wanneer gemerkt wordt dat een prijsstijging niet verantwoord is. Ten derde hebben wij een dialoog met een aantal vertegenwoordigers van de sector om vanuit de sector zelf die volatiliteit en vooral de doorrekening ervan op basis van ons systeem van tarificatie, wat in te perken.
De regering is zich dus terdege bewust van het nefaste effect van wat er nu gebeurt op de energiemarkt, van die sterk op- en neergaande bewegingen. De regering werkt daaraan, maar is natuurlijk beperkt door het concept van de lopende zaken.
Ik voeg daaraan nog het volgende toe. Het gaat niet over een schuldvraag. Het grote probleem in ons land met de energiemarkt is dat, conform de Europese regelgeving, op een bepaald moment een grote liberalisering werd doorgevoerd, terwijl er, zeker aan productiezijde en ook aan distributiezijde, nog een belangrijk monopolie bestond. Iedereen weet dat het vrijmaken van de markt met een sterke, dominante positie, met een monopolist, ontegensprekelijk automatisch en mechanisch leidt tot verhoogde prijzen. Daar moeten wij ook aan werken. U zult het met mij eens zijn dat zeker dat aspect de beperking van de lopende zaken fel te buiten gaat.
Een tweede element is de energiebesparing. Daarin hebben voorgaande regeringen en ook deze regering in de afgelopen jaren belangrijke bijkomende inspanningen geleverd. Een voorbeeld is de CO2-afhankelijkheid die wij hebben ingevoerd voor de aftrek op bedrijfswagens. Daarnaast hebben wij beslist een belastingvermindering van 40 % door te voeren voor investeringen in woningisolatie. Die belastingaftrek wordt, als ik mij niet vergis, voor de laagste inkomens uitgekeerd als een belastingkrediet.
Ten derde, naast de versterking van de marktwerking, via extra concurrentie en uiteraard ook via monitoring van de prijsvorming – ik heb verwezen naar de twee pistes die voorliggen – en naast energiebesparing, moeten wij zorgen voor koopkrachtondersteuning. Dat is de belangrijkste krachtlijn van de benadering van de Belgische regering, van de Belgische overheid, tot nu toe. Wij moeten ervoor zorgen dat de koopkracht van de mensen gelijke tred houdt met de levensduurte, met de duurte van de allernoodzakelijkste producten. Ik ben wat dat betreft zeer verheugd dat volgens de jongste prognoses van het Planbureau het beschikbaar inkomen van de Belgen, van de burgers in ons land, in 2011 gemiddeld met meer dan 1 % reëel boven op de inflatie zal toenemen. In ons beleid werken wij daar trouwens aan. Wij hebben recent nog beslist, in het raam van het bemiddelingsvoorstel voor de interprofessionele onderhandelingen, om een werkbonus in te voeren, vooral voor zij met de laagste inkomens, die het meest in de verdrukking zijn wanneer prijzen stijgen, voor degenen die het minst verdienen. Daarnaast zorgt de automatische loonindexering ervoor dat de koopkracht behouden blijft, ondanks de internationale prijsstijgingen.
Tot slot, de uitkeringen voor de zwaksten worden, boven op de inflatie, verhoogd, ook deze keer. Dat zal een onderdeel zijn van het begrotingswerk dat wij deze maand zullen leveren. Ook deze keer zal deze regering ervoor zorgen dat, op basis van rechtvaardigheidsgronden, voor de zwakste inkomens een inhaaloperatie ontstaat, zodat zij gelijke tred kunnen houden met de welvaartsstijging. Ik zal de bedragen niet opsommen, maar voor de gepensioneerden, voor de invaliden, voor de mensen die het moeilijk hebben inzake inkomen, zullen wij een bijkomende stimulans bieden.
Koopkrachtversterking, betere marktwerking en monitoring van de prijzen, alsook investeren in energiebesparing, dat zijn de drie wegen om het aan te pakken, misschien niet op een demagogische manier, maar effectief in het voordeel van de mensen in het dagelijks leven.
04.10 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, ik betreur dat hier een politiek spektakel wordt opgevoerd over een delicate problematiek als de stijging van de prijzen die de mensen dagelijks voelen.
Mijnheer de eerste minister, u maakt deze problematiek belachelijk door te beginnen over snijbloemen, alsof die de reden zouden zijn voor de stijging van de index.
Mijnheer de eerste minister, ik wil u zeggen…
04.11 Eerste minister Yves Leterme: (…)
04.12 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de eerste minister, laat mij eerst uitspreken.
Le président: La parole est au premier ministre pour un fait personnel. Et puis M. De Vriendt.
04.13 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, wat mij aan het hart ligt, is dat wij dit debat op een redelijke manier kunnen voeren, op basis van rationele argumenten. Mijn verwijzing naar de prijsvorming van snijbloemen en dat dit de tweede grootste stijging is die verrekend wordt in de index, deed ik om te duiden op de relativiteit van de argumenten die zijn aangehaald en op het zeer genuanceerde oordeel dat wij moeten vormen over het indexsysteem.
04.14 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer de eerste minister, u bent uw antwoord daarmee begonnen. De tarweprijzen zijn met 72 % gestegen. Dat heeft een impact op de voedselprijzen. De energieprijzen stijgen ook.
Alleenstaande ouders, het anderhalf miljoen Belgen dat in armoede leeft, mensen die moeten rondkomen met een laag pensioen, liggen niet wakker van snijbloemen. Zij liggen wakker van energieprijzen en voedingsprijzen.
Als u het blijft houden bij platitudes en bij algemene verklaringen die de koopkracht zogezegd moeten beschermen, zeg ik u dat er in het Parlement twee wetsvoorstellen klaarliggen: één om de huurprijzen te reguleren – want ook huurders vormen een financieel kwetsbare groep – en één om de uitkeringen en pensioenen op te trekken. Dit zijn twee wetsvoorstellen van Ecolo-Groen!, mijnheer de eerste minister. Wij hopen dat uw partij en alle partijen van dit Parlement werk zullen maken van een effectieve inkomensbescherming en van een effectieve strijd tegen armoede. Met snijbloemen heeft dat niets te maken.
04.15 Bruno Tobback (sp.a): Mijnheer de eerste minister, u zult alle mensen in het land die vandaag geconfronteerd worden met hogere voedselprijzen, hogere huur, hogere brandstofprijzen, hogere prijzen voor stookolie en aardgas, echt niet troosten met een boeket bloemen. U zult maatregelen moeten nemen. U zult moeten doen wat het Prijzenobservatorium iedere keer opnieuw aangeeft: beletten dat de prijzen in dit land sneller stijgen dan de loonindex, beletten dat zij sneller stijgen dan in de buurlanden. Er moeten maatregelen genomen worden. Niet zomaar debatten houden. Er moeten maatregelen genomen worden!
Inzake energie wacht ik met spanning op dat derde energiepakket en ik ben benieuwd of de collega’s inderdaad de maatregel die de prijzen in bedwang houdt, zullen goedkeuren. Ik wacht met spanning op hun reactie op onze voorstellen om ook voedingsprijzen die sneller stijgen dan de index onder controle te houden en op die manier echt iets te doen.
Als u wil besparen, kan u het op deze wijze. Ook op dit punt roep ik op tot enige consequentie. U pleit voor energiebesparing en u hebt gelijk. Ik moet u er evenwel op wijzen dat gisteren in ditzelfde Parlement een resolutie van onder andere de heer Calvo en mijzelf om de uitstoot van broeikasgassen verder te verminderen dan op dit moment is voorzien – wat een echte motor is voor energiebesparing – door de collega’s van CD&V en de N-VA niet werd goedgekeurd. Ze stemden tegen. Ik hoor vele woorden, collega’s, maar zou graag ook daden zien. Ook in lopende zaken kan dit Parlement, zoals we elke dag bewijzen, wetten stemmen en maatregelen nemen. Ik zou ze u graag zien nemen.
04.16 Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de eerste minister, uit uw antwoord onthoud ik dat we geen snijbloemen krijgen, maar dat we de snijbonen zijn.
U mag niet vergeten, mijnheer de premier, dat wanneer de energieprijzen met 10 % omhoog gaan, ons bbp met 0,4 % vermindert. Inderdaad, het gaat niet over de btw op de benzine, maar het gaat over belastingverminderingen die u wel in de hand hebt. U doet evenwel net het omgekeerde. Door uw cliquetsysteem verhoogt u constant de belastingen en int u langs twee zijden, enerzijds via de automatische loonindexering die u ontvangt van de bedrijven en, anderzijds via het cliquetsysteem waardoor u nog ongeveer 300 miljoen euro int.
Ik heb hiervoor een oplossing, mijnheer de premier. Er bestaan manieren om te besparen, mijnheer De Croo. Uw partij is reeds twaalf jaar aan de macht, maar heeft er nog niet over nagedacht. Waar bevindt Open Vld zich met de indexering op de nettolonen als vandaag de bedrijven drie euro moeten ophoesten per euro die ze aan een werknemer betalen? U hebt belang bij de indexering, want van die drie euro gaat er twee euro naar de staat.
Mijn voorstel is om te indexeren op de nettolonen. Hierdoor wordt de koopkracht gevrijwaard en moeten de belastingen niet verhoogd worden. Dit zijn concrete maatregelen die de koopkracht van de consument vrijwaren. Dit is geen demagogie, maar wel realiteit.
Het incident is gesloten.
- M. Joseph George au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "les discriminations entre hommes et femmes dans le secteur des assurances" (n° P0126)
- Mme Karine Lalieux au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "les discriminations entre hommes et femmes dans le secteur des assurances" (n° P0135)
- de heer Joseph George aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de discriminaties tussen mannen en vrouwen in de verzekeringssector" (nr. P0126)
- mevrouw Karine Lalieux aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de discriminaties tussen mannen en vrouwen in de verzekeringssector" (nr. P0135)
05.01 Joseph George (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, la Cour de justice de l'Union européenne a prononcé un arrêt particulièrement important ce 1er mars. La conclusion en est que la discrimination hommes-femmes dans le secteur des assurances ne peut plus être maintenue. Le principe d'égalité absolue est donc rappelé par la Cour et il ne peut plus être question de régime dérogatoire qui constitue maintenant encore une discrimination hommes-femmes dans le secteur des assurances.
C'est, en partie, l'Europe elle-même qui est rappelée à l'ordre, puisque c'est en réponse à une question préjudicielle posée par notre Cour constitutionnelle que la Cour de justice de l'Union européenne a estimé que la directive prise par le Conseil n'était pas compatible avec l'article 6 du Traité de l'Union qui consacre les principes des libertés démocratiques et de l'égalité entre hommes et femmes. Dans la réponse à la question préjudicielle, la Cour estime que l'article 5 de la directive est invalide avec effet au 21 décembre 2012.
Depuis lors, une polémique s'est engagée par voie de presse entre les requérants, l'association de protection des consommateurs Test-Achats et Assuralia qui représente les compagnies d'assurances. D'un côté, on crie victoire; de l'autre on est effrayé et on fait état de hausses de primes à annoncer.
Monsieur le ministre, quelles dispositions comptez-vous prendre pour vous conformer à la directive européenne, en fonction de l'interprétation de la Cour? La date d'échéance tombe le 21 décembre de l'année prochaine.
Une hausse des prix a-t-elle déjà été observée depuis la transposition de la directive et risque-t-elle d'apparaître demain? Quelles mesures comptez-vous prendre pour limiter ces hausses tarifaires? Si des hausses venaient à apparaître, elles devraient être basées sur des statistiques pertinentes et précises et non sur un jeu d'appât du gain de la part des compagnies d'assurances qui refuseraient l'application de l'arrêt en question.
05.02 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, monsieur le vice-premier ministre, monsieur le premier ministre, chers collègues, la femme est un homme comme un autre! Nous nous en doutions tous, hormis les assureurs! Comme mon collègue vient de le rappeler, la Cour de justice a rappelé le principe fondamental de l'égalité homme-femme. Dorénavant, de même que pour l'assurance auto et l'assurance hospitalisation, on ne pourra plus imposer de prime variant en fonction du sexe.
Monsieur le ministre, cette décision nous réjouit. Vous êtes le premier à savoir que le groupe socialiste se bat depuis des années pour mettre un terme aux critères de segmentation dans le domaine des assurances. Les différences ne peuvent se fonder que sur des facteurs qui dépendent de l'assuré, et non pas sur des caractéristiques sur lesquelles il n'a aucune prise, comme le sexe ou l'âge. Mais je vous rappelle aussi qu'hier, en commission, votre secrétaire d'État a exprimé votre refus d'une série de propositions dont l'objectif était de faire cesser ces discriminations.
Revenons au débat qui nous intéresse. Comment peut-on sérieusement croire encore aujourd'hui que le sexe entraînera un comportement donné? Non, les femmes ne vivent pas spécialement plus longtemps. Non, nous ne sommes pas plus vertueuses que les hommes. Ce n'est évidemment pas le sexe qui influe sur l'espérance de vie, mais bien le mode de vie des gens. Je pense au stress professionnel, à l'alcool, au tabac, etc.
Assuralia a annoncé qu'il y aurait une augmentation sans doute significative des primes d'assurance. La Fédération européenne des assurances surenchérit, puisqu'elle soutient que cet arrêt va entraîner une antisélection.
Ainsi, les discriminations seront-elles renforcées au détriment des consommateurs. Pourtant, l'application des tarifs unisexe n'a rien changé en matière d'assurance auto, puisqu'elle était déjà interdite, ni en matière d'assurance hospitalisation.
Monsieur le ministre, j'ai une confiance dans la capacité du secteur à travailler dans l'intérêt du consommateur. Je ne peux imaginer un seul instant que l'arrêt de la Cour européenne de justice sera un prétexte pour augmenter toutes les primes d'assurance vie. C'est précisément parce que j'ai confiance dans le secteur des assurances que j'aimerais que l'on investisse l'Observatoire des prix d'une mission de contrôle sur l'évolution des prix en matière d'assurance. Je l'avais déjà demandé la semaine dernière à M. Van Quickenborne, mais je demande, en particulier, un contrôle sur l'assurance vie. La CBFA pourra d'ailleurs utilement épauler l'Observatoire dans sa mission, puisqu'elle jouit d'une large expérience en la question.
Je conclus, monsieur le président, mais avec le débat qui a eu lieu tout à l'heure, vous avez laissé parler tout le monde très longtemps!
Le président: Si vous continuez, je vais vous faire couper la parole!
05.03 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, vous n'aviez qu'à couper la parole aux autres!
Le président: Posez votre question!
05.04 Karine Lalieux (PS): Monsieur le ministre, il n'y a donc aucune raison pour que le principe d'égalité absolue dégagé par la Cour européenne de justice aboutisse à une augmentation des primes d'assurance de manière généralisée. Je voudrais donc que vous mandatiez l'Observatoire des prix avec le support de la CBFA pour qu'elle s'en assure et suive l'augmentation des primes d'assurance vie en particulier et des assurances en général.
05.05 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, chers collègues, je tiens à rappeler brièvement trois éléments.
Premièrement, la Cour de justice s'est prononcée. Je vais évidemment demander au service "assurances" du SPF Économie et à la CBFA de préparer les textes pour mettre notre législation en concordance avec la décision de la Cour de justice avant le 21 décembre 2012. C'est la référence! Ce n'est pas cette année, monsieur George, mais l'an prochain. J'ignore si nous serons encore en affaires courantes mais le parlement pourra de toute façon prendre attitude.
Deuxième élément, je tiens à faire remarquer que, jusqu'à présent en Belgique, la discrimination était encore possible exclusivement dans le secteur des assurances vie, ce qui entraîne aujourd'hui un tarif moins élevé pour les femmes que pour les hommes en fonction des tables de mortalité. Quand on parle de discrimination aujourd'hui, il faut le signaler
Troisièmement, nous verrons quelle sera la réaction dans le secteur mais il est fort probable que si l'on arrive à un tarif pratiquement unique, il y aura une augmentation pour les unes et une baisse pour les autres. Bien entendu, nous vérifierons cela: je peux le faire tant en demandant à mon collègue de l'Économie d'activer l'Observatoire des prix qu'à travers la CBFA. Nous pourrons modifier les textes, suivre l'évolution des prix et prendre les mesures nécessaires si l'évolution devait être déraisonnable.
05.06 Joseph George (cdH): Monsieur le ministre, j'ai écouté avec attention votre réponse. C'est effectivement le 21 décembre 2012. L'arrêt stigmatise en fait la position prise par la Commission parce que c'est la Commission elle-même qui a laissé la possibilité d'une dérogation. L'arrêt dit que la Commission, en faisant cela, déroge au principe et risque de maintenir la dérogation de manière illimitée dans le temps. C'est pour cette raison qu'elle invalide le système de dérogation et de discrimination au 21 décembre 2012.
L'essentiel sera évidemment de voir quel sera le sort réservé aux assurés. L'arrêt a une valeur sur l'ensemble du territoire de l'Union; il convient de le rappeler. C'est un élément important! Il n'y a pas une situation différente à partir du mois de décembre 2010 entre la Belgique et les autres États de l'Union.
Tous les assureurs qui opèrent sur l'ensemble du marché devront opérer de la même façon, quel que soit l'État de l'Union dans lequel les assurés souscrivent les contrats.
La question essentielle sur laquelle j'attire donc votre attention est qu'il ne peut s'agir de vouloir profiter de cette occasion pour relever les prix de manière exagérée en se basant sur des données actuarielles ou statistiques non pertinentes ou imprécises. Et c'est là que le débat va se nouer: il ne faudrait pas que le secteur "se venge" de l'arrêt rendu en faisant peser sur nos concitoyens des primes trop importantes.
05.07 Karine Lalieux (PS): Monsieur le vice-premier ministre, merci pour votre réponse. Si je vous ai bien compris, vous allez agir, vous allez demander au ministre de l'Économie, dès aujourd'hui j'espère, d'enjoindre à l'Observatoire des prix de suivre les prix et les primes des assurances vie et de toutes les assurances, comme je l'ai demandé la semaine dernière. Je voudrais aussi que l'Observatoire des prix fasse vraiment son travail. Cela fait plus d'un an que je plaide pour que ce soit un Observatoire des prix et des marges. Il y a encore eu un débat avec le premier ministre parce qu'on ne comprend pas les augmentations de prix des aliments. Nous demandons un Observatoire des prix et des marges et une action du gouvernement par la suite. J'espère que pour une fois, il travaillera comme on lui demande de travailler, en repérant également les marges de chaque acteur.
Het incident is gesloten.
06 Question de M. Alain Mathot au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles sur "le service 'Ruling' et les paradis fiscaux" (n° P0127)
06 Vraag van de heer Alain Mathot aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen over "de dienst 'Ruling' en de belastingparadijzen" (nr. P0127)
06.01 Alain Mathot (PS): Monsieur le président, monsieur le vice-premier ministre, chers collègues, en 2002, vous avez créé le Service des décisions anticipées, plus connu sous le nom de Ruling, qui permet aux contribuables de poser la question sur la légalité d'un mécanisme en termes de gestion financière.
C'est très bien. Ce service a une utilité réelle. Néanmoins, j'ai appris dernièrement en lisant la presse qu'une société, en l'occurrence Total, avait utilisé ce Service des décisions anticipées au sujet d'un mécanisme qu'elle utilisait depuis plusieurs années. En réalité, elle avait une filiale aux Bermudes qui ne possédait ni matériel ni personnel. Cette filiale achetait l'essence ou les matières premières en Arabie saoudite, puis les revendait à sa filiale belge. C'est un mécanisme particulier qui, selon la presse, aurait été avalisé par ce Service des décisions anticipées.
Je me pose évidemment des questions sur le fond. Je ne vois aucun problème au fait que ce Service conseille des personnes, des contribuables, des sociétés sur des montages futurs. Je me demande s'il est exact que ce montage existe depuis quelques années et s'il est vrai que ce montage a été approuvé? Qu'en est-il?
Ne faudrait-il pas réfléchir à obtenir une transparence plus importante sur le fonctionnement de ce Service des décisions anticipées?
06.02 Didier Reynders, ministre: Monsieur le président, vous me permettrez d'emporter un texte: en effet, il convient de rappeler au parlement les lois que le parlement vote lui-même.
Il m'est demandé pourquoi le Service des décisions anticipées est intervenu sur une procédure existant de longue date. Monsieur Mathot, simplement parce que la loi-programme du 23 décembre 2009 – je pense que vous l'avez votée – a introduit deux nouvelles dispositions sur les paiements effectués vers des paradis fiscaux. L'article 307 mentionne une obligation de déclaration de tous les paiements effectués directement ou indirectement des paradis fiscaux et l'article 198 précise la non-déductibilité – je parle du CIR 92 – des paiements effectués dans le cadre de constructions artificielles.
Le Service des décisions anticipées a traité jusqu'à ce jour quatre dossiers, dont deux concernent l'importation de marchandises, pétrole et fruits.
Soyons clairs: c'est à la demande du parlement, sur ma proposition, que les sociétés sont obligées de déclarer spontanément les paiements effectués à l'égard de sociétés établies dans des paradis fiscaux. Nous n'avons donc rien découvert: à la demande du parlement, des entreprises émettent une déclaration et demandent que la déduction de leurs achats de marchandises puisse intervenir sur le plan fiscal.
Ces deux sociétés se sont donc soumises spontanément à la vérification de ce que leurs opérations sont réelles et sincères, et ne visent pas à éluder l'impôt belge.
Monsieur le président, je prends un texte. "Les opérations sont-elles réelles et sincères? Dans les deux cas, il s'agit effectivement d'opérations d'importations – vous citez une société en particulier. Pour ce qui concerne la société qui importe du pétrole, l'ensemble des achats de brut du groupe s'effectue à la demande des pays producteurs de pétrole, via une société enregistrée aux Bahamas depuis 1957. Cette société, bien qu'enregistrée aux Bahamas, est dirigée au départ de la France, raison pour laquelle elle est considérée par le fisc français comme une société résidante fiscale française et consolidée avec l'ensemble des sociétés du groupe en France. Quant aux importations, il y a effectivement déclaration aux droits de douane et autres paiements nécessaires. Sous l'angle fiscal, on ne peut donc pas parler de paiements effectués à une société soumise à un régime plus avantageux que le nôtre.
Vise-t-on à éluder l'impôt? Bien entendu, non! Le prix payé pour l'importation de pétrole brut comprend le prix de référence par rapport aux cours cotés sur les marchés internationaux et une commission. La décision anticipée ne portait pas sur l'analyse des prix de transfert. Donc, cette décision dit clairement que ce mécanisme ne porte pas sur cet élément de prix de transfert.
Dans la mesure où la société belge importe effectivement du pétrole, qui se trouve en Belgique, et paie le prix du marché, il n'y a effectivement ni d'objectifs ni d'effets d'éluder l'impôt en Belgique. Je voudrais vous préciser que j'ai, dès lors, bien entendu, demandé au président du comité de direction de me faire parvenir un rapport d'audit. En effet, je suis très surpris, alors que le parlement lui-même demande que ces dossiers individuels soient traités confidentiellement par le Service des décisions anticipées pour forcer les entreprises à faire une déclaration à ma demande, lorsqu'elles travaillent avec des paradis fiscaux, que les informations circulent. Je présume que j'obtiendrai un rapport sur les raisons qui ont permis de diffuser ces informations".
Cependant, je tiens à rappeler que, lorsqu'il s'agit d'appliquer des lois que vous avez votées, il ne faut pas me demander pourquoi un service intervient. C'est à votre demande, monsieur Mathot!
06.03 Alain Mathot (PS): Monsieur le ministre, je vous remercie pour cette réponse énergique. Je constate que le sujet vous titille! Mais, afin d'éviter ce genre de question et ce genre d'article, je rappelle que mon collègue Dirk Van der Maelen et moi-même avions déposé un projet de loi pour une transparence plus importante au niveau du Ruling, avec la volonté d'informer l'ensemble des services, qui luttent quotidiennement contre la fraude, des demandes qui sont enregistrées, qu'elles soient positives ou négatives.
Dans ce cadre-là, il me semble qu'en cas de transparence accrue de ce Service, sous la forme d'un rapport annuel ou bisannuel, etc., sur l'ensemble des demandes qui lui sont adressées et sur l'ensemble des réponses qu'il donne, peut-être éviterait-on ce genre d'article de presse et ce genre de débordement qui, je l'avoue, sont peut-être inutiles!
06.04 Didier Reynders, ministre: Monsieur Mathot, je signale, à nouveau, qu'un rapport annuel est présenté par le Service au parlement.
06.05 Alain Mathot (PS): Excusez-moi, je n'ai pas dit "par rapport au parlement"! J'ai dit "par rapport aux autres services, qui luttent contre la fraude" et de fournir l'information quant aux questions posées. Je n'ai pas dit par rapport au parlement. Je m'exprime eu égard aux autres services et d'une problématique interne!
L'incident est clos.
07 Vraag van mevrouw Karin Temmerman aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "het bevoegde paritair comité voor de zelfstandige crèches" (nr. P0128)
07 Question de Mme Karin Temmerman à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "la commission paritaire compétente pour les crèches indépendantes" (n° P0128)
07.01 Karin Temmerman (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, reeds in oktober hebben de heer De Clercq en ikzelf u een vraag gesteld over de overheveling van de loontrekkenden in de zelfstandige crèches van paritair comité 330 naar paritair comité 331.
Het ging toen voornamelijk over het feit dat deze mensen door de maatregelen buiten de sociale Maribel vielen, waardoor er een hele reeks met loonsubsidies verloren zou gaan.
U hebt toen gezegd dat u een aantal maatregelen in de Ministerraad zou voorstellen om de negatieve effecten van de overheveling ongedaan te maken.
Vandaag de dag worden wij echter met een nieuwe reeks van negatieve gevolgen van deze overheveling geconfronteerd. Het is namelijk zo dat bijna de helft van de zelfstandige crèches in Vlaanderen dreigt in faling te gaan omdat er gedurende maanden te hoge lonen zijn betaald en omdat men op het moment van de overheveling blijkbaar is vergeten dat er ook een aangepaste loon-cao moest worden gesloten.
Op dit moment zijn de sociale secretariaten aan het nagaan op welke manier men dat zou kunnen oplossen. Een van de oplossingen zou zijn dat men een deel van het loon van die mensen zou terugvorderen. Ik denk dat dit een zeer slechte zaak is, want dit zal de faling van deze crèches absoluut niet tegengaan.
Ik moet u waarschijnlijk niet overtuigen van het feit dat kinderopvang en crèches de dag van vandaag zeer belangrijk zijn. Er zijn overal zeer veel plaatsen te kort. Als wij dan ook nog eens de helft van de zelfstandige crèches verliezen, zitten wij met een probleem.
Mevrouw de minister, aan welke maatregelen denkt u om deze alweer negatieve gevolgen van de overheveling ongedaan te maken?
07.02 Minister Joëlle Milquet: Mijnheer de voorzitter, na een aanpassing van het toepassingsgebied van het paritair comité 331 hebben sommige kinderdagverblijven te kampen gehad met financiële moeilijkheden. Het gevolg van die aanpassing was dat sommige werkgevers van kinderdagverblijven overgingen van een paritair comité uit de privésector, waar ze genoten van een structurele vermindering, naar een paritair comité uit de non-profitsector, waar ze genieten van een vermindering van de sociale Maribel. De vermindering van de sociale Maribel geeft nu echter pas twee jaar later recht op een verhoging van de dotaties van de fondsen van de sociale Maribel.
Om te vermijden dat het verlies van de structurele vermindering banenverlies en faillissementen inhoudt, heb ik het koninklijk besluit van 19 januari 2011 genomen. Dankzij dit koninklijk besluit kunnen de werkgevers die tussen 1 april 2010 en 31 december 2010 zijn overgegaan naar het paritair comité 331 wegens de aanpassing van het toepassingsgebied van het paritair comité, genieten van het voordeel van de vermindering van de sociale Maribel zonder dat ze twee jaar moeten wachten.
Deze aanpassing was noodzakelijk om te voorkomen dat de betrokken werkgevers een belangrijke verhoging van hun loonkosten zouden ondergaan ingevolge het verlies van de structurele vermindering van sociale bijdragen, zonder daarbij van een subsidie te kunnen genieten vanwege de sociale Maribel, omdat ze voor deze subsidie pas in aanmerking zullen kunnen komen vanaf het tweede jaar volgend op dat van de verandering van paritair comité.
Voor het tweede semester van 2010 gaat het om 23 werkgevers, wat een budgettaire impact betekent van ongeveer 30 000 euro voor het fonds van de sociale Maribel. De maatregel heeft helemaal geen budgettaire impact voor de overheid, aangezien de betrokken werkgevers geen structurele vermindering van de patronale bijdragen krijgen toegekend.
Het ontwerp van koninklijk besluit voor de dotatie van het fonds van de Maribel voor paritair comité 331 wordt eerstdaags gepubliceerd. Ik ben klaar met het andere koninklijk besluit voor de begroting. Alles zal binnenkort in orde komen.
07.03 Karin Temmerman (sp.a): Mevrouw de minister, dank u voor uw antwoord. U had inderdaad in oktober al beloofd dat het probleem van de sociale Maribel zou worden opgelost, maar dit is een nieuw probleem. Dit is het feit dat er geen loon-cao werd afgesproken, waardoor er gedurende maanden hogere lonen werden uitbetaald. Nu gaan de sociale secretariaten waarmee de crèches en kinderdagverblijven een contract hebben, een deel van de lonen terugvorderen. Dat is wat er is gezegd.
Ik weet dat u bezig bent met het oplossen van de problematiek van de sociale Maribel, maar dit is een tweede probleem dat rijst naar aanleiding van de overheveling, met name dat men geen loon-cao heeft gesloten en dat nu, naast de eigenlijk al afgehandelde sociale Maribel, crèches opnieuw in een faillissement verzeild dreigen te geraken door het betalen van die hoge lonen.
L'incident est clos.
08 Vraag van de heer Theo Francken aan de minister van Justitie over "het aantal vreemdelingen die hun straf uitzitten in het land van herkomst" (nr. P0129)
08 Question de M. Theo Francken au ministre de la Justice sur "le nombre de détenus de nationalité étrangère qui purgent leur peine dans leur pays d'origine" (n° P0129)
08.01 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, nooit eerder zaten er zoveel mensen in onze gevangenissen. Twee weken geleden kopten alle kranten "Meer dan 11 000 gevangenen in de Belgische gevangenissen".
Het is zelfs zo erg dat wij sinds enkele jaren gevangeniscellen moeten huren in Tilburg. Er zou zelfs sprake zijn van de huur van extra gevangeniscellen.
Van die 11 000 gevangenen waren er op 1 februari 2011 maar liefst 4 800 van vreemde origine. Op zich heb ik er geen enkel probleem mee dat er vreemdelingen in de Belgische gevangenissen zitten. Dat is overal het geval. In de Verenigde Staten, bijvoorbeeld, zitten heel veel Mexicanen en Costaricanen in de gevangenissen, en ook in Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk zitten er vreemdelingen in de gevangenissen.
Ik heb daarmee geen probleem. Waar ik echter wel een probleem mee heb, is dat er een akkoord bestaat met 65 landen om gevangenen over te nemen en dat dat toch al jaren dode letter blijft.
Waarmee ik wel een probleem heb, is dat 1 300 gevangenen zelfs niet eens ingeschreven zijn in onze bevolkingsregisters en dus illegaal in het land verblijven. Waarmee ik wel een probleem heb, is dat 750 ervan in voorlopige hechtenis zitten.
Voor de zoveelste keer moeten wij vaststellen dat er van de goednieuwsshow van Verhofstadt van vijf jaar geleden niets in huis is gekomen. Hij zou de overbevolking oplossen door mensen over te plaatsen naar het land van herkomst en zo plaats vrijmaken in onze gevangenissen.
Het antwoord dat ik gisteren van u ontving op mijn schriftelijke vraag, was dat er sinds vijf jaar enkele tientallen naar het land van herkomst waren verhuisd. Volgens mij is deze flop de schuld van uw eigen regering. U regulariseert criminelen.
Vorige week kreeg collega Smeyers na lang aandringen een nota van de DVZ. De regering van de PS, waarvan, zowaar, de fractieleden hier weer voltallig aanwezig zijn – ik ben blij dat de Kamervoorzitter een PS'er is, anders was er hier helemaal niemand van de PS –, MR, Open Vld, CD&V en cdH heeft een nota goedgekeurd die aan de Dienst Vreemdelingenzaken de instructie geeft om criminele illegalen te regulariseren.
Een mens zou hier voor minder zijn kans wagen, een mens zou voor minder er niet voor opteren om terug te keren naar de gevangenis in zijn land van herkomst en dus hier blijven. Iedereen blijft hier. Zo slecht zal het dan toch niet gesteld zijn met ons penitentiair stelsel.
Mijnheer de minister, welke maatregelen zult u nemen om er op zijn minst in te slagen meer illegale criminelen terug te sturen? Ik wil nog niet te ambitieus zijn. Enkele tientallen meer zou al mooi zijn, want dat zou een verdubbeling zijn van het huidige aantal.
08.02 Minister Stefaan De Clerck: Mijnheer de voorzitter, er is een probleem. Naarmate ik vragen van de heer Francken beantwoord, krijg ik er nog meer. Ik heb zopas nog een schriftelijke vraag over de cijfers uitgebreid beantwoord en nu vraagt hij opnieuw naar cijfers, tenminste in het document dat hij heeft ingediend. Ik zal hem nogmaals de kopie bezorgen van mijn schriftelijk antwoord op zijn vraag.
Zullen wij er al dan niet in slagen om gedetineerden terug te brengen naar het land van herkomst? Dat is een moeilijke kwestie. Ik heb al verschillende keren op vragen ter zake geantwoord in de commissie voor de Justitie.
Er zijn twee grote categorieën, namelijk veroordeelden die ermee akkoord gaan om teruggebracht te worden en veroordeelden die er niet mee akkoord gaan. Bij akkoord geldt de oude procedure. Recent zijn er 57 personen overgebracht. Met akkoord zijn er 39 personen overgebracht. Dat is dus weinig. Dat is onder andere te wijten aan het feit dat een gedetineerde zich niet akkoord verklaart om naar zijn land van herkomst terug te keren.
Met de toekomstige procedure, die Europees is afgesproken, kan men zonder akkoord naar het land van herkomst worden teruggestuurd, maar we hebben problemen met die landen. In principe kunnen we de persoon wel naar zijn land van herkomst terugbrengen, maar we moeten natuurlijk regelingen kunnen treffen. Dat lukt niet zo goed, omdat er geen enkele reactie komt van die landen. Men wacht tot even voor de datum van de toelaatbaarheid, om dan op het einde van de straf in te stemmen dat de persoon wordt overgebracht, wanneer het eigenlijk de moeite niet meer is. Met andere woorden, dat systeem functioneert niet goed. Het gaat om een Europees verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen met een speciaal protocol. Hoewel een groot aantal landen daarvan lid is, functioneert het niet goed.
Nog niet zo lang geleden hebben we wel een akkoord kunnen sluiten met de Marokkaanse overheid. De grootste groep zou in feite naar Marokko terug moeten kunnen gaan. Wij hebben het verdrag ondertekend en geratificeerd in tegenstelling tot Marokko, dat wel heeft ondertekend, maar niet geratificeerd. Misschien moet ik de voorzitter van de commissie voor de Justitie uitnodigen om samen naar Marokko te gaan en de Marokkaanse overheden proberen ervan te overtuigen om het verdrag eindelijk te ratificeren.
08.03 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de minister, u zegt dat u telkens antwoordt als u vragen worden gesteld en toch krijgt u nog meer vragen. Dat is misschien omdat u slechte antwoorden geeft? Ik heb niet naar de cijfers gevraagd. Ik heb gevraagd wat u zult doen om het beperkte aantal te verhogen.
U zegt dat de akkoorden nu niet werken. Er zijn inderdaad akkoorden met 65 landen. Misschien kunt u samenwerken met uw collega van Buitenlandse Zaken om te proberen de diplomatieke druk op te drijven om zo een aantal landen ervan te overtuigen om toch een aantal gedetineerden terug te nemen?
U zegt dat wij naar Marokko zullen moeten gaan, omdat wij met dat land een akkoord hebben. Ik kan u zeggen dat er in dit land 750 illegalen in voorlopige hechtenis zijn. Laten we proberen dat aan te pakken. Ik stel voor om het Nederlandse voorbeeld te volgen en een aantal van die illegalen te proberen verwijderen vooraleer hun straf definitief wordt uitgesproken. Men moet hen dan maar bij verstek veroordelen.
08.04 Laurent Louis (indép.): Monsieur le président, pourrais-je juste demander au ministre qu'il me communique également les chiffres puisque depuis le mois de novembre, je pose la même question sans obtenir de réponse!
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
- M. Laurent Louis au ministre de la Justice sur "l'octroi d'une aide sociale à un détenu" (n° P0130)
- Mme Corinne De Permentier au ministre de la Justice sur "l'octroi d'une aide sociale à un détenu" (n° P0131)
- de heer Laurent Louis aan de minister van Justitie over "de maatschappelijke dienstverlening aan een gedetineerde" (nr. P0130)
- mevrouw Corinne De Permentier aan de minister van Justitie over "de maatschappelijke dienstverlening aan een gedetineerde" (nr. P0131)
09.01 Laurent Louis (indép.): Monsieur le président, monsieur le ministre, comme vous le savez, le tribunal du travail de Liège vient de condamner la commune de Juprelle à payer 75 euros par mois à un détenu de la prison de Lantin, à titre d'argent de poche.
Les détenus disposent déjà gracieusement et sur le compte des contribuables des fournitures de base, comme les vêtements, les produits de santé, d'hygiène, des boissons et trois repas quotidiens. Le CPAS se voit dans l'obligation d'offrir de l'argent de poche à ce détenu pour qu'il puisse satisfaire ses besoins personnels: s'acheter des cigarettes, des friandises, un accès à la télévision et d'autres petits plaisirs. Même si cette décision est légale, permettez-moi de la trouver particulièrement scandaleuse. Ce n'est pas le rôle de la société que de devoir payer les loisirs des détenus ou, pire, de financer des trafics illégaux à l'intérieur de nos prisons, comme le trafic de drogues par exemple.
La justice, monsieur le ministre ou du moins certains de ses magistrats sont-ils devenus sourds et aveugles à ce qui se passe dans la société? Croient-ils que nos CPAS ou que notre État roulent sur l'or et que nous pouvons faire preuve de telles largesses? Il y avait déjà, tout le monde s'en souvient, la décision d'octroyer 500 euros par jour aux demandeurs d'asile qui ne trouvent pas de place dans les centres d'accueil. Voici maintenant la décision tout aussi scandaleuse, je me permets de le dire, de faire payer par la société les plaisirs des nos détenus, ce que j'estime être tout à fait indécent!
En effet, les CPAS sont là pour assurer à nos concitoyens une qualité de vie conforme à la dignité humaine. Ceux qui bénéficient de l'aide du CPAS sont juste en mesure de survivre et non de vivre et n'ont certainement pas les moyens de s'offrir des petits plaisirs.
Monsieur le ministre, les caisses de nos CPAS ne débordent pas d'argent et malgré tout le respect que j'ai pour la séparation des pouvoirs, j'estime que cette décision de justice pénalise les CPAS et par là les citoyens qui, eux, ont toujours vécu dans la légalité. Bien sûr, les prisonniers ont des droits mais ils ont aussi des devoirs. Si cette décision devait servir de jurisprudence, monsieur le ministre, que comptez-vous faire pour prévenir l'hémorragie qui attend indubitablement les CPAS de notre pays? Ne pensez-vous qu'il s'agit là d'un très mauvais signal que nous avons envoyé à la population belge?
09.02 Corinne De Permentier (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, je ne vais pas répéter ce qu'a dit en partie mon collègue sur la condamnation du CPAS de Juprelle à verser 75 euros à un détenu indigent. Je vous ai entendu ce matin à la radio et j'ai été rassurée. Comme vous, je crois qu'il ne revient pas aux communes de supporter la charge mais qu'il appartient à la justice de prendre en charge ces détenus.
Je voulais vous poser quelques questions. D'abord, on me dit qu'un détenu indigent reçoit 40 euros par mois d'une caisse d'aide sociale de l'administration pénitentiaire pour lui assurer une certaine dignité et lui permettre de s'offrir des biens de première nécessité: savon, dentifrice, papier toilette, etc. On me dit également que dans certaines prisons, les prisonniers ne reçoivent pas ce kit. Qu'en est-il?
Il y a un sujet qui devrait être mis à l'ordre du jour des autorités pénitentiaires: il existe la possibilité de travailler en prison. Ne donnerait-on pas injonction pour que les détenus indigents soient les premiers à bénéficier d'un revenu minimum fourni par un travail afin de satisfaire des besoins personnels, notamment les loisirs?
09.03 Stefaan De Clerck, ministre: Chers collègues, j'ai été surpris par la décision du tribunal mais je me suis informé et cela fait manifestement des années que des arrêts sont rendus par lesquels les CPAS sont condamnés à intervenir. Les CPAS refusent mais par la suite, il y a une procédure devant le tribunal du travail.
Je crois qu'on doit intervenir. Il serait normal que la justice règle la situation des détenus. Tout ce qui est nécessaire leur est fourni mais ils ont la possibilité d'aller à la cantine, d'acheter des cigarettes ou le journal, de louer une télévision. Là, il faut payer. Ce n'est pas très cher mais il faut de l'argent. Ils doivent donc en avoir les moyens. En principe, les détenus ont la possibilité de travailler et de gagner un peu d'argent et donc de faire des dépenses.
Je crois que c'est la bonne piste. Je vais en parler avec mon collègue M. Courard et nous allons voir comment nous pouvons régler cette affaire. Selon moi, la justice doit prendre pleinement ses responsabilités au sein des prisons pour qu'on stoppe ces pratiques!
09.04 Laurent Louis (indép.): Monsieur le ministre, je vous remercie. Comme vous, j'estime que la meilleure solution est d'inviter les détenus à quitter l'oisiveté et à travailler. Par contre, je suis opposé à la création d'une caisse spéciale, comme vous l'avez évoqué ce matin à la radio. Il me semble plus judicieux de généraliser le travail des détenus et de sortir de l'assistanat ambiant. Une chose est certaine: ils coûtent déjà bien assez à la collectivité!
09.05 Corinne De Permentier (MR): Monsieur le président, je suis très satisfaite de la réponse du ministre. J'aimerais simplement demander, pour éviter un effet boule de neige, que le SPF Justice puisse indemniser les CPAS. Il n'appartient pas aux communes de supporter cette charge. Je me montrerai attentive au suivi. Il importe aussi de donner du travail aux détenus qui en ont prioritairement besoin.
L'incident est clos.
10 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "de nieuwe plannen van de Moslimexecutieve" (nr. P0132)
10 Question de M. Bert Schoofs au ministre de la Justice sur "les nouveaux projets de l'Exécutif des Musulmans" (n° P0132)
10.01 Bert Schoofs (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in 1974 werd de islamitische eredienst erkend. Eind jaren negentig werden representatieve organen opgericht, waardoor men zich zou kunnen representeren in de samenleving en waardoor men uiteindelijk ook subsidies zou kunnen vangen. De moslimraad en de Moslimexecutieve bleken echter al gauw een mislukking. Vooral de Moslimexecutieve is meer inactief dan actief geweest. Er waren wederzijdse beschuldigingen binnen moslimkringen van gesjoemel en dergelijke. In feite heeft het orgaan nooit goed gewerkt, wat bewijst dat het mogelijk is dat een gemeenschap van 600 000 gelovigen hier in België er niet in slaagt om zichzelf te organiseren en zichzelf te laten vertegenwoordigen in de samenleving, laat staan dat men een boekhouding kan voeren, want zelfs op dat vlak zijn er problemen geweest.
Hoe dan ook, de laatste drie jaar werkt men met tijdelijke, voorlopige maatregelen als ik dat zo mag noemen, vervat in een koninklijk besluit, waarbij elk jaar toch ettelijke honderdduizenden euro’s aan subsidie toegekend worden aan de moslims om hen in staat te stellen te doen waartoe zij tot nu toe niet in staat zijn, namelijk zichzelf behoorlijk laten vertegenwoordigen in deze samenleving. Men is uiteindelijk al drie jaar aan de gang; de belastingbetaler en, naar ik meen, ook de regering worden ongeduldig. Nu zou men uiteindelijk met een plan komen, wat tegen 1 maart beloofd was. De moslims zouden met een plan komen en zeggen hoe zij de zaken willen georganiseerd zien.
Mijnheer de minister, klopt het dat er een plan op tafel ligt? Klopt het dat de Moslimexecutieve nu zal bestaan uit vertegenwoordigers van de moskeeën? Wat zal daarvan de impact op de samenleving zijn? Vreest u niet dat, nu er geen democratische vertegenwoordiging mogelijk is via de moslims, bepaalde extremistische groeperingen beslag zouden kunnen leggen op de agenda van de Moslimexecutieve? Wanneer zal dat orgaan in werking treden? Is er een garantie dat er geen extremisten zullen postvatten in de vertegenwoordigende organen? Ik herinner eraan dat de diensten van de Veiligheid van de Staat ooit 25 van de 68 vertegenwoordigers uit de moslimraad heeft moeten royeren omdat zij opvattingen huldigden die niet stroken met onze samenleving en de normen en waarden die wij kennen.
10.02 Minister Stefaan De Clerck: Mijnheer de voorzitter, collega, de samenstelling van de Moslimexecutieve is inderdaad een dossier dat al een hele tijd aansleept, vanaf 2008. Er zijn altijd opnieuw verlengingen geweest, ook in lopende zaken. Ik dacht even dat dit werk zou zijn voor een volgende regering, maar aangezien ik slechts tot 31 maart heb verlengd, word ik straks wellicht opnieuw geconfronteerd met het beëindigen van de termijn en zal er een beslissing moeten worden genomen over de toekomst van de huidige Moslimexecutieve.
Er werd telkens uitstel gegeven omdat hen werd gevraagd om een voorstel te formuleren. Ik had inderdaad een voorstel gevraagd tegen 1 maart en heb dat ook op 1 maart gekregen. Ik heb een voorstel gekregen vanwege de meerderheid van de Moslimexecutieve. Ik heb ook een tweede voorstel gekregen van een minderheid. Er is dus geen eendrachtig voorstel geformuleerd.
Het gevolg is dat ik mijn verantwoordelijkheid zal moeten opnemen en een keuze zal moeten maken op welke wijze in de toekomst een Moslimexecutieve moet worden samengesteld. U weet dat wij in het verleden vooral hebben gewerkt met verkiezingen. Nu is er een systeem gebaseerd op vertegenwoordiging via moskeeën.
Er zijn ook nog tussenformules. Ik zal dat moeten bekijken.
Er zijn twee essentiële punten die bepalend zullen zijn en die ik zeker zal toetsen. Ten eerste, binnen de moslimgemeenschap moet de representativiteit worden nagestreefd. Dat is cruciaal. Er zijn grote gemeenschappen en kleine gemeenschappen, mannen en vrouwen. Dat zijn zaken waarmee rekening zal moeten worden gehouden.
Ten tweede, er moet een screening mogelijk zijn van degenen die deel uitmaken van de Moslimexecutieve. Wij moeten ons dit recht kunnen voorbehouden.
Dit zijn criteria. U weet dat de erkenning op 31 maart ten einde loopt.
Er zijn twee voorstellen, een meerderheidsvoorstel en een minderheidsvoorstel, ingediend. Er zullen dus keuzes moeten worden gemaakt volgens de criteria die ik zonet heb uiteengezet.
10.03 Bert Schoofs (VB): Mijnheer de minister, de onenigheid blijft voortduren. De problemen en de herrie dus ook. Ik vind het onaanvaardbaar. Ik vind dat men samen met ons moet vaststellen dat de erkenning een foute zaak was en dat ook de subsidiëring een foute zaak is geweest.
Wij als belastingbetalers financieren de islamisering van onze wijken. Nu doet men er eigenlijk nog een schep bovenop. De erkenning werkt immers een toestroom naar hier in de hand waardoor men zich in islamitische wijken kan vestigen. Men is bezig met een fout beleid.
Ook de proliferatie van de eisen die men vanuit de moslimwereld stelt, blijft voortduren: halalvoedsel op scholen, gebedstonden in bedrijven, gescheiden zwemmen voor moslima’s. Nu is er zelfs bij de NMBS in het kader van een agressie- en conflictbeheersingscursus een regel die bepaalt dat conducteurs ticketjes niet met de linkerhand mogen aannemen of overhandigen omdat dit voor moslims beledigend zou kunnen zijn. Waar gaan wij naartoe?
Als klap op de vuurpijl, in de Vlaamse regering richt uw partij mee een moslimradio en –televisie op, samen met de N-VA en de sp.a. Dit is de omgekeerde wereld. Dit is een fout beleid. Mijnheer de minister, stap daar vanaf en trek de enige conclusie die moet worden getrokken: geen subsidies voor islamisering.
10.04 Minister Stefaan De Clerck: Mijnheer de voorzitter, ik wil protesteren tegen deze interventie.
De vraag wordt gesteld door de Moslimexecutive. Dit situeert zich in het kader van een grondwettelijk recht met betrekking tot de erediensten. Erediensten moeten een representatief orgaan hebben. Ik moet dat organiseren. Ik wil dat ook organiseren.
Van dit debat gebruikmaken om te zeggen dat de hele gemeenschap wordt geïslamiseerd, is niet het voorwerp van het debat. Het is ook niet het voorwerp van mijn verantwoordelijkheid. Ik houd mij bezig met de eredienst.
Le président: Nous n'allons pas ouvrir un débat sur le sujet. Vous aurez l'occasion de reposer des questions sinon chaque question orale devient un débat en lui-même, et c'est ingérable du point de vue temps.
Je rappelle le principe: le ministre est interrogé, il répond, il y a une réplique et l'incident est clos!
Het incident is gesloten.
11 Question de M. Denis Ducarme au ministre de la Justice sur "les escroqueries à partir des prisons, notamment par le biais d'internet" (n° P0133)
11 Vraag van de heer Denis Ducarme aan de minister van Justitie over "oplichting vanuit de gevangenissen, meer bepaald via internet" (nr. P0133)
Monsieur le ministre, ne partez-pas, il y a encore une question! M. Ducarme va se fâcher!
11.01 Stefaan
De Clerck, ministre:
(…)
11.02 Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, c'est gentil d'être resté!
Aujourd'hui, il a été beaucoup question des prisons. La prison représente une des formes de sanction judiciaire. C'est aussi, à notre sens, une manière de protéger la société des méfaits que des individus condamnés, qui y séjournent, pourraient continuer à commettre dans la société.
Le Mouvement Réformateur croit en l'État social actif. Dans ce cadre, nous adhérons pleinement au fait que la réinsertion professionnelle soit aussi à l'ordre du jour et que des programmes puissent être proposés aux détenus. Nous avons néanmoins une limite. Pour nous, il ne peut-être envisageable que ces détenus continuent le travail qu'ils avaient avant d'être incarcérés et pour lequel ils ont été condamnés. En effet, vous savez probablement – puisque la presse en a parlé – que, de sa cellule, un détenu de la prison d'Arlon aurait continué à exercer le "métier" qu'il avait avant d'être emprisonné, à savoir vendre des voitures qu'il ne possède pas.
Toujours selon la presse, il aurait réalisé un bénéfice de 148 000 euros grâce au téléphone et à internet. Nous estimons qu'internet est un grand progrès. Il semblerait toutefois qu'il y ait, dans nos prisons, des problèmes liés à la communication et au contrôle de la communication avec l'extérieur.
Monsieur le ministre, un ministre qui n'était pas le plus à droite du gouvernement en 2005, le ministre Dupont, avait prévu, dans sa loi sur le statut administratif pénitentiaire et sur le statut administratif des détenus, un certain nombre d'éléments en son chapitre III qui prévoyaient le contrôle de la communication avec l'extérieur. On me dit, à cet effet, que l'ensemble des arrêtés royaux n'auraient pas encore été pris afin de rendre la loi applicable. Il est clair que la loi prévoyait un certain nombre de contrôles précis par rapport à l'usage d'internet par les détenus mais également du téléphone. En l'occurrence, ces délits et escroqueries ont été commis grâce à ces moyens de communication. Qu'en est-il, dès lors, monsieur le ministre, de la mise en application par arrêtés royaux de la loi de 2005?
Compte tenu de ces événements, ne pensez-vous pas qu'il serait utile de demander un rapport sur les règlements d'ordre intérieur des prisons, qui organisent la communication des détenus avec l'extérieur?
11.03 Stefaan De Clerck, ministre: Monsieur le président, cher collègue, je voudrais d'abord faire une petite correction: vous parlez de la loi Dupont, de 1995. Ce nom ne se réfère pas au ministre Dupont, mais au professeur Dupont, qui avait préparé un projet de loi qui avait été débattu au parlement.
Quant à votre question sur l'utilisation de l'informatique en prison, nous savons qu'il y a eu des problèmes par le passé. C'est suite à ces problèmes que nous sommes intervenus via la circulaire du 25 janvier 2010. Cette circulaire précise que l'utilisation d'internet en prison est impossible. Les détenus peuvent avoir un ordinateur, en fonction de leur formation, mais sans liaison avec l'extérieur.
Cette circulaire devait être appliquée partout. Dans le cas que vous citez, cette circulaire n'a sans doute pas été respectée. Le principe est clair: il n'est pas possible de se connecter à internet en prison.
11.04 Denis Ducarme (MR): Tout d'abord pardon d'avoir confondu Dupont et Dupont! Ensuite, monsieur le ministre, les informations qui nous sont transmises par la presse nous apprennent qu'internet aurait été utilisé dans le cadre de ces escroqueries produites au départ de la prison d'Arlon pour un montant de 148 000 euros.
Je me permets de vous demander un rapport sur cette situation afin que nous y voyions plus clair et que nous puissions savoir si la circulaire et les méthodes ont été tout à fait respectées. Il ne faudrait pas que ce type de réinsertion professionnelle se reproduise ailleurs à l'avenir, permettant à certains de contourner ce que la prison représente, à savoir tout d'abord une protection de la société.
Het incident is gesloten.
12 Question de Mme Thérèse Snoy et d'Oppuers à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "la négociation de la future politique agricole commune (PAC) au Conseil européen de l'Agriculture" (n° P0134)
12 Vraag van mevrouw Thérèse Snoy et d'Oppuers aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de onderhandelingen over het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) in de Europese Landbouwraad" (nr. P0134)
12.01 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, madame la ministre, le 17 mars, aura lieu un Conseil de l'Agriculture au niveau européen. La future politique agricole commune sera donc, une fois de plus, débattue. Je ne dispose pas de l'ordre du jour précis et peut-être pourrez-vous me le fournir. Il n'empêche qu'au cours du prochain trimestre, des décisions très importantes seront prises pour l'orientation de la future PAC.
Récemment, vous vous êtes félicitée du bon bilan de la présidence belge puisque vous auriez obtenu la sauvegarde de la politique agricole commune, le maintien de deux piliers, le renforcement des mesures en matière environnementale, la protection de l'emploi dans les zones moins favorisées d'Europe. Les mesures vont dans ce sens, selon la déclaration du commissaire Cioloş.
Cependant, vous avez reconnu votre impuissance face au problème de la régulation des prix. Il reste très difficile de lutter contre la volatilité des prix, problème crucial pour nos agriculteurs et les agriculteurs du Sud. Je fais ici le lien avec la crise alimentaire mondiale: tout le monde est confronté à l'actuelle hausse des prix. Le Sud souffre de la faim et, chez nous, certains secteurs peinent en raison de la hausse des prix des aliments pour bétail. Le problème me paraît donc loin d'être réglé.
Madame la ministre, quelle position défendrez-vous au nom de la Belgique au Conseil de l'Agriculture, en particulier dans cette dimension internationale? Avez-vous pu constituer des alliances avec d'autres pays européens?
12.02 Sabine Laruelle, ministre: Monsieur le président, madame Snoy, d'abord l'agenda: nous venons de terminer les Conseils agricoles. Nous nous sommes positionnés par rapport aux trois grands objectifs définis par le commissaire Cioloş: production alimentaire viable (décision prise sous présidence belge), gestion durable des ressources naturelles et actions en faveur du climat, actions territoriales et diversité des zones rurales.
La présidence hongroise compte présenter des conclusions, que nous espérons être du Conseil, lors de la rencontre de mars 2011 ou d'avril au plus tard.
Le commissaire européen nous soumettra des propositions pour la fin de l'année. Nous espérons voter ce texte en 2012.
S'agissant plus précisément de la sécurité alimentaire et de la régulation et de la volatilité des prix, c'est le point que nous avons le plus regretté. En effet, la proposition soumise par le commissaire Cioloş ne comporte pas grand-chose qui permettrait de garantir un filet de sécurité aux agriculteurs européens en cas de volatilité négative des prix, si vous me passez l'expression. On y trouve aussi très peu d'éléments relatifs à la régulation du marché, que ce soit dans le premier ou le deuxième pilier. Nous avons déjà rappelé que c'était insuffisant. Ensuite, en termes de simplification administrative, nous ne voyons pas grand-chose venir.
La question de la régulation et de la volatilité des prix devra être traitée par différentes instances. Nous devrons l'aborder au sein du Conseil agricole. J'espère qu'avec le "paquet lait", nous arriverons à mettre le pied dans la porte. Nous avons un groupe de 22 États membres. Je souhaite que nous puissions l'intégrer dans la réforme de la PAC. Il importe aussi que le G20 avance sur le plan de la transparence des stocks et de la spéculation sur les matières premières.
12.03 Thérèse Snoy et d'Oppuers (Ecolo-Groen!): Madame la ministre, les agriculteurs du Sud et du Nord demandent cette régulation de l'offre, et donc des instruments de régulation. Malgré l'acharnement avec lequel les organisations paysannes ont travaillé pendant des années, nous avons l'impression que la Commission européenne reste sourde à cet appel.
Le responsable pour l'ONU du droit à l'alimentation, M. De Schutter, travaille à tous les niveaux pour défendre la souveraineté alimentaire et le développement de filières dans tous les pays. Il s'agit de lutter contre la volatilité des prix. J'espère que la Belgique sera en pointe pour soutenir un tel modèle, qui diffère de celui qui a été suivi jusqu'à présent.
L'incident est clos.
13 Vraag van de heer Jef Van den Bergh aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "e-government benchmark van de Europese Commissie" (nr. P0136)
13 Question de M. Jef Van den Bergh au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "l'e-government benchmark de la Commission européenne" (n° P0136)
13.01 Jef Van den Bergh (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, u staat bekend, als het op nieuwe media aankomt, als een early adopter. U had ook met de overheid de ambitie om vooruit te lopen op het vlak van e-government. Ook met de invoering van de eID, de elektronische identiteitskaart, hadden wij de ambitie om van ons land een voortrekker op dat vlak te maken.
Wanneer wij vandaag echter naar de resultaten kijken – ik verwijs in concreto naar het negende rapport van de Europese Commissie – dan moeten wij zeggen dat die teleurstellend en ontgoochelend zijn. De Europese Commissie heeft een vergelijking van 32 landen gemaakt. In die rangorde komt ons land gemiddeld uit op de 15e plaats, verschillend op negen parameters.
Mijnheer de minister, naar mijn aanvoelen stroken die resultaten niet helemaal met uw imago van vooruitstrevend minister en schieten wij in ons land nog te kort op het vlak van e-government.
Ik heb de volgende vragen.
Hoe evalueert u het rapport van de Europese Commissie? Met de invoering van de eID was het de bedoeling om een grote sprong voorwaarts te maken, maar toch blijven wij al jaren bengelen rond de 15e plaats. Hoe komt het volgens u dat dit niet voor een trendbreuk heeft gezorgd? U hebt zelf, naar aanleiding van het congres in Barcelona, uw twijfels geuit over het nut van de eID zoals die vandaag bestaat. U kijkt al verder naar de eID via de gsm. Schrijft u daarmee de eID, zoals die vandaag bestaat, al af of gaan wij toch nog investeren in de toekomst van de eID zoals die vandaag bestaat?
13.02 Minister Vincent Van Quickenborne: Mijnheer de voorzitter, collega, het negende rapport van de Europese Commissie maakt op een interessante manier een vergelijking tussen de “27plus-landen”. Dat zijn dus 32 landen, met naast de 27 EU-landen ook nog een aantal landen dat daarbij aansluit. In het rapport maakt men de vergelijking op basis van 20 concrete diensten, gaat men na of die diensten online beschikbaar zijn en of de kwaliteit van de diensten “matuur” is, zoals men dat in het rapport noemt.
Het gaat om 12 diensten ten aanzien van de burgers en 8 ten aanzien van de ondernemingen. Ons land doet het op 14 van die diensten uitstekend, met 100 % of een volledige online beschikbaarheid.
De reden waarom wij op de 15e plaats staan in dat rapport heeft te maken met een aantal diensten die helemaal niet in digitale dienstverlening voorzien. Wie het rapport nader bestudeert, zal merken dat het vooral gaat om de problematiek van bouw- en milieuvergunningen. Bouw- en milieuvergunningen verkrijgt men vandaag, zoals u weet, via een proces op papier. In dat proces moeten mensen nog altijd – wij leven in de 21e eeuw – aan de gemeente 10 kopieën van hun bouwdossier bezorgen. Elke bladzijde moet zelfs geparafeerd worden, en dat in de tijd waarin wij leven! De visie van Europa daarop is natuurlijk verschrikkelijk vernietigend. Daar moeten wij echt verbetering in aanbrengen. Wat bouw- en milieuvergunningen betreft, zitten wij trouwens ver onderaan in de rankings.
Een tweede probleem waarmee wij geconfronteerd worden, is de problematiek van e-procurement, het aanbieden door de overheid van producten en diensten via elektronische weg. Het rapport verwijst naar zichtbaarheid en beschikbaarheid. Wat zichtbaarheid betreft, doen wij het zeer slecht. Op onze websites maken wij veel te weinig gebruik van, en vermelden wij ook veel te weinig de mogelijkheid van e-procurement.
Men kan zich bij ons vaak wel online inschrijven voor een aantal processen, maar voor het afhandelen – de auction, het proces zelf – is soms weinig elektronische dienstverlening beschikbaar. Dit is iets dat wij samen met collega Vervotte bekijken. E-procurement valt onder de bevoegdheid van mevrouw Vervotte en de POD P&O. Wij doen ter zake belangrijke stappen, maar ik meen dat er ook daar ruimte voor verbetering is.
Er is gevraagd of wij tevreden mogen zijn over de elektronische identiteitskaart. Ik meen van wel. Wij zijn het eerste land in Europa waar iedereen beschikt over een elektronische identiteitskaart. Heel wat gemeenten maken gebruik van eID voor hun dienstverlening. Er zijn vandaag meer dan 800 concrete toepassingen. Uiteraard is Tax-on-web de meest bekende. Meer dan 1 miljoen mensen gebruiken jaarlijks hun eID voor de aangifte. Dat is niet weinig en het aantal zal nog jaar na jaar groeien.
Le président: (…)
13.03 Minister Vincent Van Quickenborne: Ik probeer concreet te antwoorden. Anders moet ik zeer vaag blijven.
Le président: Monsieur le ministre, le
Règlement est le Règlement!
13.04 Minister Vincent Van Quickenborne: Wat eID betreft, is er nog ruimte voor verbetering.
Op het volgende Overlegcomité zullen we met de verschillende Gemeenschappen en Gewesten overleggen op welke punten we nog verbetering kunnen aanbrengen.
Mijnheer Van den Bergh, u kunt uw vraag ook in de commissie stellen.
13.05 Jef Van den Bergh (CD&V): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord. Ik had wel verwacht dat u zou verwijzen naar andere overheden die het minder goed doen. Ik wil verwijzen naar uw eigen beleidsnota van november 2008. Daarin was opgenomen dat alle ondernemers voor alle administratieve formaliteiten van de overheid moeten terechtkunnen bij het elektronisch loket. Net op dit punt scoort België niet goed in het rapport dat door de Europese Commissie is voorgesteld.
Het is dus iets te gemakkelijk, meen ik, enkel naar andere overheden te verwijzen. Ik betreur dat. U gaat naar mobiele congressen in Barcelona, u twuncht en u twittert en wat weet ik allemaal. Dat is allemaal heel goed. Iedereen kan zich daarbij aansluiten. Als u uw beleid gestalte wil geven, zal u, mijns inziens, toch nog enige inhaalbewegingen moeten maken.
Le président: Vous aurez sans doute l'occasion de poursuivre cette discussion.
L'incident est clos.
14 Vraag van de heer Jan Van Esbroeck aan de minister van Binnenlandse Zaken over "de komst met publieke vergadering op 6 maart 2011 van Saoed Khadjé, vertegenwoordiger van een extreme moslimorganisatie" (nr. P0137)
14 Question de M. Jan Van Esbroeck à la ministre de l'Intérieur sur "la visite le 6 mars 2011 en séance publique de Saoud Khadjé, représentant d'une organisation musulmane extrémiste" (n° P0137)
14.01 Jan Van Esbroeck (N-VA): Mijnheer de voorzitter, collega’s, mevrouw de minister, op 6 maart 2011 zal Saoud Khadjé in zijn functie van vertegenwoordiger van de organisatie van de European Sharia Council ons land bezoeken. Hij zal in het cultureel centrum van Berchem een toespraak houden.
Mevrouw de minister, van voornoemde organisatie is geweten dat zij haar hoofdzetel in een van de meest extremistische moskeeën van Europa heeft. Haar hoofdzetel is namelijk gevestigd in Birmingham. Het is vanuit die moskee dat jonge moslims voor de opleidingskampen van de Mujahedin in Pakistan en Afghanistan worden gerekruteerd.
De European Sharia Council predikt ook de invoering van de sharia in alle Europese lidstaten en bij uitbreiding ook in alle landen van de wereld. Zij roept haar volgelingen op zich van elke vorm van integratie in de westerse samenleving af te keren. Wij zullen hier wel ons best maar doen met onze integratiewetten.
Mevrouw de minister, de genoemde Saoud Khadjé komt op uitnodiging van de organisatie al-Mawada, die wordt geleid door een voorzitter die u welbekend is, met name Saïd El Kaouakibi. Laatstgenoemde is u bekend, en niet omwille van zijn voorliefde voor de westerse samenleving.
Mevrouw de minister, let wel: ik wil zeker niet vervallen in de praktijken die de organisatie zelf hanteert. Herinner u de Benno Barnardtoespraak van ongeveer een jaar geleden.
Ik ben, samen met mijn fractie, voorstander van de vrijheid van spreken. Wij zijn voor de vrije meningsuiting, die ons erg dierbaar is, hoe verwerpelijk ze soms ook kan zijn. Indien echter een organisatie tot haat en geweld oproept of indien ze jonge moslims in Antwerpen wil rekruteren, is zulks voor ons een brug te ver.
Mevrouw de minister, als u weet dat het voorgaande de intenties van de spreker in kwestie zijn, verwacht ik dat u zal ingrijpen.
Mevrouw de minister, mijn vraag is eenvoudig en kort, maar heel duidelijk.
Bent u op de hoogte gesteld van de aanwezigheid van de genoemde extremist op ons grondgebied, met name aanstaande zondag in Berchem? Zijn er maatregelen getroffen?
Mevrouw de minister, is het hele gebeuren onder controle? Dat is nog de belangrijkste vraag.
Ik verneem graag uw antwoord.
De voorzitter: Ik wens u proficiat met uw maidenspeech (Applaus).
14.02 Minister Annemie Turtelboom: Mijnheer de voorzitter, collega’s, dit is een typisch voorbeeld waarbij de vrijheid van meningsuiting in een evenwicht zit met het niet-aanzetten tot geweld, het niet-aanzetten tot racistische of andere uitlatingen, het niet-aanzetten tot opinies die niet toelaatbaar zijn in een westerse, moderne, geëmancipeerde samenleving. Ik kan u inderdaad bevestigen dat de heer Khadjé door de Antwerpse moslimorganisatie al-Mawada is uitgenodigd. Hij is een van de van de gastsprekers tijdens de conferentie met als titel “Moslims voor een drugsvrije samenleving” op 6 maart. Deze conferentie vindt plaats in het cultureel centrum te Berchem, dat een maximumcapaciteit kent van 370 personen.
De vzw organiseert voornamelijk Nederlandstalige lezingen met maatschappelijke islamitische onderwerpen, waarbij hoofdzakelijk gesluierde vrouwen aanwezig zijn. Doch ook mannen en niet-moslims zijn welkom op hun bijeenkomsten.
De heer Khadjé, die beschouwd wordt als een islamist, is docent islamwetenschappen bij het Instituut voor Islam Studies in Den Haag en heeft een universitaire opleiding genoten. De lokale politie is op de hoogte van de bijeenkomst en zal toezicht houden op de openbare orde. Tot nu toe heeft er zich nog nooit een incident voorgedaan naar aanleiding van eerdere evenementen die door de vzw werden georganiseerd, maar ik beken dat we ons hier in een moeilijk evenwicht bevinden van waar de vrije meningsuiting stopt en waar het verbod op manifestaties begint. Dit evenwicht is moeilijk te hanteren en is vaak een trial and error. Ik zeg echter wel dat er, volgens de lokale politie, bij voorafgaande evenementen nog nooit incidenten geweest zijn en dat de lokale politie toezicht zal houden op het vlak van openbare orde, aanwezig zal zijn op de bijeenkomst en de zaken zeer nauw, op de voet, zal volgen.
14.03 Jan Van Esbroeck (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik ben een beetje verheugd dat u inderdaad op de hoogte bent, dat u dit opvolgt.
U zegt dat u hier in een moeilijk parket zit, met de verhouding tussen wanneer het nog vrije meningsuiting is en wanneer niet meer. Ik verwijs dan toch naar gebeurtenissen uit het verleden, bijvoorbeeld bij het verbod op manifestaties van organisaties zoals Blood & Honour; daar wordt er wel ingegrepen, terecht.
De extremist hier is ook gekend. Hij werd reeds gehoord. Men weet dat hij oproept tot haat, tot geweld, dat hij aan rekrutering van jonge moslims doet. Ik zou toch ook graag hebben dat er iemand van de politie of van uw diensten aanwezig is om in het oog te houden in hoeverre de toespraak zich beperkt tot hetgeen u zegt, namelijk een Nederlandstalige en heel culturele activiteit.
Het incident is gesloten.
15 Question de M. Christian Brotcorne au secrétaire d'État à l'Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "l'octroi d'une aide sociale à un détenu" (n° P0138)
15 Vraag van de heer Christian Brotcorne aan de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de maatschappelijke dienstverlening aan een gedetineerde" (nr. P0138)
15.01 Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le président, monsieur le secrétaire d'État, chers collègues, je trouve que les parlementaires travaillent bien: la question a déjà été soumise au ministre de la Justice dont on peut considérer qu'il est compétent. Je m'adresse au secrétaire d'État en charge de l'action sociale puisqu'il me semble tout aussi compétent.
Une décision du tribunal vient de mettre à charge du CPAS de Juprelle une aide sociale à un détenu qui est domicilié dans la commune parce qu'il n'a pas d'autre domicile. Cela pose quelques questions à nos CPAS et en premier lieu celle-ci: sommes-nous bien dans le cadre de l'aide sociale? Dans cette situation particulière, cette personne pouvait-elle revendiquer l'aide sociale comme elle l'a fait? Un tribunal lui donne raison et je ne vous demande pas de commenter cette décision mais, d'après les principes, cela vous paraît-il correct?
Par ailleurs, si cela devait faire jurisprudence, alors que ce n'est pas la première décision qui intervient en ce sens, il est évident que les CPAS des communes qui accueillent une prison sur leur territoire vont être confrontés à un accroissement extraordinaire de leur intervention budgétaire. Dès lors, monsieur le secrétaire d'État, comment pallier ce problème à l'avenir et revenir à des situations acceptables pour les finances des CPAS, soit en excluant de l'aide sociale dans ces circonstances particulières, soit en renvoyant vers le budget du SPF Justice en considérant que cela fait partie du statut juridique des détenus? Quelle est votre appréciation de la situation et quelles initiatives comptez-vous prendre pour mettre un terme à ces charges nouvelles pour les CPAS?
15.02 Philippe Courard, secrétaire d'État: Monsieur le président, monsieur Brotcorne, il faut d'abord distinguer deux choses: la compétence territoriale des CPAS et l'octroi de l'aide. Pour ce qui est de la compétence, on peut considérer que le CPAS compétent est le CPAS duquel ressort la résidence administrative du détenu. Quand il n'y a pas de résidence administrative, ce qui arrive relativement souvent, comme vous l'avez souligné, c'est alors la prison qui en fait office, en l'occurrence Juprelle.
Quant à l'aide du CPAS, elle est résiduaire. C'est au CPAS d'étudier le cas et à considérer s'il faut apporter une aide sociale pour garantir la dignité humaine, en l'occurence à un détenu.
En ce qui me concerne, j'estime – et je pense que ce sentiment est également partagé par le ministre de la Justice – que Juprelle n'est pas responsable financièrement des difficultés qui se présentent. C'est la caisse sociale des détenus plutôt que le CPAS qui doit intervenir ici pour suppléer à la difficulté rencontrée. J'aurai vraisemblablement des contacts très rapidement – ils sont déjà en cours – avec le ministre de la Justice. Á plusieurs reprises, il a confirmé cet après-midi au parlement que c'était du devoir de la Justice de couvrir les frais des détenus à partir du moment où ils se situent au sein d'un établissement telle une prison. Je crois que rapidement, on pourra éclaircir la matière et éviter de petits dérapages ultérieurs.
15.03 Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse. Il est encourageant pour les finances locales et les CPAS de constater que vous êtes pratiquement sur la même longueur d'ondes que le ministre de la Justice, que très rapidement vous allez vous coordonner avec lui pour dégager une solution structurelle. Celle-ci évitera que les charges dans ce cadre-là soient supportées par le CPAS de la prison sur le territoire duquel celle-ci se trouve.
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
16.01 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): (…)
Le président: Je mettrai la proposition de M. Calvo au vote pour voir si on l'ajoute à l'ordre du jour et ce, juste avant les votes, après la discussion des propositions et des projets.
Le Règlement me dit que lorsqu'une demande de mise à l'ordre du jour est introduite par un certain nombre de membres pour modifier l'ordre du jour de la Chambre, je dois demander si 50 personnes sont favorables à la modification de l'ordre du jour. Je ferai la demande au moment des votes.
16.02 Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de voorzitter, alvorens u dat ter stemming voorlegt, wil ik zeggen dat het Reglement bepaalt dat er een schriftelijk verslag moet worden opgesteld van die vergadering.
Le président: On aura l'occasion de dire cela tout à l'heure au moment de la discussion de ce point. À chaque jour suffit sa peine. Le débat aura lieu lorsque le dossier sera mis sur la table, juste avant les votes de tout à l'heure.
17 Proposition de loi modifiant le Code judiciaire en ce qui concerne la comparution personnelle et la tentative de conciliation en cas de divorce (756/1-10)
17 Wetsvoorstel tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek wat de persoonlijke verschijning en de poging tot verzoening bij echtscheiding betreft (756/1-10)
Proposition déposée par:
Voorstel ingediend door:
Sabien
Lahaye-Battheu, Carina Van Cauter, Patrick Dewael
La discussion générale est ouverte.
De algemene bespreking is geopend.
Mme Sophie De Wit, rapporteur, se réfère à son rapport écrit.
17.01 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, collega’s, als wij op campagnetoer zijn, worden wij vaak aangesproken. Men vraagt ons dan om te stoppen met het maken van nieuwe wetten en om verouderde of nutteloze wetten af te schaffen. Welnu collega’s, onderhavig wetsvoorstel is in die geest geschreven. Het ligt eigenlijk een beetje in de lijn van de verplichting tot verzoening in huurzaken, die wij in de Kamer in 2008 hebben afgeschaft.
Collega’s, waarover gaat het juist en wat is de historiek van het wetsvoorstel? Tot in 2007 moesten partijen die wensten te scheiden – scheiding op grond van fout heette dat toen –, niet persoonlijk aanwezig zijn op de rechtbank. Met de echtscheidingswet van 2007 hebben wij de fout als grond tot echtscheiding geschrapt en vervangen door “onherstelbare ontwrichting”. Tezelfdertijd werd in de wettekst hervorming echtscheiding voorgesteld om de verplichte persoonlijke verschijning in te voeren in geval van echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting.
Ik verwijs nog eens naar de toenmalige memorie van toelichting, die een en ander als volgt verantwoordde: dat de echtscheidingsprocedure moet worden verlicht, neemt niet weg dat de procedurele organismen moeten worden versterkt om te vermijden dat de versoepeling een stijging van ondoordachte echtscheidingen met zich mee zou brengen.
Welnu collega’s, zij die er in 2007 al bij waren, zullen zich herinneren dat wij toen al fel hebben gediscussieerd over de invoering van een dergelijke nieuwe verplichting. Er is in de Kamer zelfs een amendement goedgekeurd om die verplichting niet in te voeren als partijen samen de echtscheiding vragen. Dat amendement werd spijtig genoeg ongedaan gemaakt in de Senaat.
De wet tot hervorming van de echtscheiding is er gekomen in 2007 met de fameuze verplichting in artikel 1255 van het Gerechtelijk Wetboek. Dat artikel verplicht de partijen persoonlijk te verschijnen als zij samen de echtscheiding vragen. In geval van een eenzijdig verzoek is men verplicht om alleen voor de echtscheidingsrechter te verschijnen.
Wat is de reden voor de verplichting tot persoonlijke verschijning? Welnu, de wet heeft een dubbele bedoeling. In de eerste plaats moet de rechter proberen de partijen te verzoenen. Hij moet hun vragen of ze overtuigd zijn, of ze zich niet zouden verzoenen en of de echtscheiding er wel moet komen. In de tweede plaats moet de rechter de partijen informatie geven over bemiddeling. Intussen zijn we meer dan drie jaar verder en kunnen we de balans opmaken van de nieuwe wet, niet alleen in het belang van de meer dan 60 000 Belgen die jaarlijks uit de echt scheiden, maar ook in het belang van de werking van onze rechtbanken. Heeft de persoonlijke verschijning, die tot doel had te verzoenen en informatie te geven over de bemiddeling, haar doel bereikt? Collega’s, iedereen die de debatten gevolgd heeft, moet bekennen dat het antwoord daarop eensluidend en over de partijgrenzen heen negatief was. De persoonlijke verschijning heeft er niet voor gezorgd dat er meer verzoend wordt en heeft er evenmin voor gezorgd dat er meer bemiddeld wordt. Het is met andere woorden een gemiste kans. Vandaar het wetsvoorstel dat ik zelf met mijn partij heb ingediend.
Collega’s, wij hebben heel lang gedebatteerd over de tekst. We zijn begonnen in de subcommissie Familierecht in oktober 2009. In de commissie voor de Justitie hebben we de tekst vorig jaar en in deze legislatuur weer ter hand genomen. Tijdens het debat zijn ook andere aspecten aan bod gekomen die via amendementen in de tekst zijn opgenomen. U zult zich afvragen welke andere aspecten dat zijn. Welnu, er zijn er twee. Ik zal ze kort toelichten. In de eerste plaats betreft het de informatie over bemiddeling en in de tweede plaats de persoonlijke aanwezigheid van de partijen als het gaat over de kinderen. Die informatie over bemiddeling moest door de rechter worden gegeven. Dat wordt nu afgeschaft. Moet die informatie over bemiddeling er dan niet meer komen? Ja, men blijft nog steeds informatie verstrekken, maar dan anders en vroeger in de procedure.
De oplossing die wij uitgewerkt hebben en die in de tekst voorligt, is dat de partijen nu bij de oproeping voor hun echtscheidingszaak naast de oproep ook een brochure met informatie over bemiddeling en een lijst van familiebemiddelaars van het arrondissement zullen ontvangen.
Een aantal collega's heeft in de discussie opgeworpen dat het een slechte maatregel is, dat het onuitvoerbaar is en dat het heel wat werk met zich zal brengen voor de griffies. Die argumenten zijn volgens mij achterhaald door de praktijk.
Ik verwijs naar de hoorzitting in de commissie voor de Justitie in verband met de familierechtbank, waar de voorzitter van de rechtbank van Neufchâteau ons een brochure avant la lettre over bemiddeling heeft getoond, met de lijst van de familiebemiddelaars.
In sommige rechtbanken doet men dus al wat wij hier in de wet inschrijven en voegt men bij de oproeping – in het geval van Neufchâteau was het wel de oproeping voor de jeugdrechtbank – al een formulier bij met uitleg over bemiddeling en met de lijst van bemiddelaars.
De maatregel is goed en moet worden gesteund.
Een tweede element dat wij via een amendement in de tekst hebben ingevoerd, is de aanwezigheid van de partijen op de zitting in kort geding, wanneer het over de kinderen gaat. Ook hier kunnen wij niets anders doen dan de good practices die al op het terrein bestaan, in de wet inschrijven.
Ik verwijs ook hier weer naar de hoorzitting over de familierechtbank, waar zowel de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in Antwerpen als raadsheren van het hof van beroep in Brussel ons hebben gezegd dat bij hen op vandaag al de partijen persoonlijk aanwezig zijn wanneer het over de kinderen gaat.
Bovendien leunt die verplichting aan bij de tekst die werd uitgewerkt door staatssecretaris Wathelet, alsook bij de teksten over de oprichting van de familierechtbank die als wetsvoorstel werden ingediend door CD&V en cdH. Daar werd ook al geopperd dat het noodzakelijk is, met het oog op de betrokkenheid van de partijen bij de procedure wanneer het over hun kinderen gaat, dat partijen persoonlijk aanwezig zijn.
De verplichting heeft ook een gunstig advies gekregen van de Hoge Raad voor de Justitie en loopt parallel met wat er nu al in de praktijk bestaat op de zittingen van onze jeugdrechtbanken.
Collega's, ik concludeer. Onderhavig geamendeerd wetsvoorstel houdt een belangrijke verbetering in van de behandeling van onze familiezaken. Met het wetsvoorstel is het werk in familierecht evenwel nog niet af. Zo moeten items als de oprichting van de familierechtbank, de vereffening-verdeling na echtscheiding, waarvan wij werk moeten maken, het medebeslissingsrecht en de wettelijke samenwoning aan bod kunnen komen in de subcommissie Familierecht die, naar ik hoop, mevrouw de voorzitter van de commissie voor de Justitie, zal kunnen worden opgericht zodra de bijzondere commissie haar werkzaamheden heeft beëindigd.
Ik dank de collega's die constructief hebben meegewerkt aan de bespreking van het wetsvoorstel. U hebt het al geraden: mijn partij, Open Vld, zal voor stemmen.
17.02 Marie-Christine Marghem (MR): Monsieur le président, chers collègues, le texte adopté prévoit plusieurs nouvelles dispositions relatives à la comparution personnelle des parties en matière de divorce. Elle prévoit également une obligation d'information, comme l'a rappelé notre collègue Sabien Lahaye-Battheu, portant sur la médiation lorsque le dossier est introduit, plus une brochure d'information sur la médiation ainsi que la liste des médiateurs agréés.
Tout ceci peut être fort intéressant, certes, mais représente un coût, tout en méconnaissant les pouvoirs dont jouit tout juge pour concilier les parties – pouvoirs consacrés, du reste, dans les dispositions relatives au divorce.
Ensuite, dans ce texte, nous voyons apparaître la suppression de l'obligation de comparution personnelle des parties pour les demandes conjointes et de la partie demanderesse dans les autres cas. C'était le principal objectif que nous poursuivions depuis le début, sous la précédente législature et sous celle-ci. Cette obligation est remplacée par une possibilité pour le magistrat, d'office ou à la demande des parties ou du ministère public, d'ordonner la comparution personnelle. À ce moment-là, le magistrat informera les parties des possibilités de médiation. Il surseoira à statuer, pendant une période d'un mois, s'il estime que les parties peuvent être rapprochées dans leurs points de vue, c'est-à-dire si elles sont en mesure, d'après lui, de se concilier.
Par ailleurs, nous n'avions pas envisagé d'emblée l'obligation de comparution des parties à l'audience de référé. Elle nous semble alourdir la procédure de divorce, étant donné qu'au cours de cette comparution personnelle les demandes qui portent sur les mesures ayant trait à la personne, aux aliments et au bien des enfants sont examinées. Si des enfants sont concernés, les parties doivent comparaître à huis clos. Il en résulte qu'à l'extérieur de la salle d'audience, une pléthore de personnes attendent. Le problème est aggravé par l'absence d'huissiers audienciers qui seraient susceptibles de régler correctement le flux de ces personnes. De plus, le ministère public va prendre des positions qui peuvent parfois varier d'un dossier à l'autre, que l'on ne pourra pas connaître et donc que l'on ne pourra pas critiquer, même si les faits se ressemblent.
Voilà la situation, que je qualifierais de "melting pot" ou plus péjorativement de "salmigondis", à laquelle nous sommes arrivés par le fait de la médiation entre les différents groupes politiques qui ont voulu apporter leurs idées à ce texte. Au départ, il s'agissait d'un texte simple qui consacrait le fait que, lorsque les personnes ont décidé de choisir la voie contentieuse pour divorcer, elles ont déjà examiné toutes les possibilités entre elles de se concilier et sont arrivées à l'idée qu'il y avait un échec et que cet échec ne pouvait plus se traduire ou se dénouer qu'à travers une procédure contentieuse conflictuelle. Par conséquent, en toute maturité, on n'allait pas les obliger à comparaître plus que nécessaire puisqu'elles savaient déjà où elles en étaient elles-mêmes dans le cadre de ce processus conflictuel. C'était l'idée de base de notre proposition déposée sous la précédente législature.
Ensuite, comme je vous l'ai dit, sont venus s'ajouter l'obligation d'information sur la médiation et la comparution personnelle dans le cadre de l'audience en référé quand les enfants sont en cause. L'idée de départ, visant à supprimer une contrainte devenue trop lourde, a entraîné aujourd'hui l'insertion de deux aspects supplémentaires à notre proposition qui alourdissent ce que l'on voulait simplifier au départ.
La suggestion de laisser la comparution personnelle à l'appréciation du magistrat nous paraissait être une excellente idée qui permettait justement au magistrat de réguler le flux de personnes présentes à son audience. Je citerai l'exemple du tribunal de première instance de Bruxelles. Alors que la loi est toujours appliquée dans l'état où elle est – elle changera prochainement grâce à cette proposition –, vous devez savoir que la chambre d'introduction des divorces à Bruxelles est face à des demandes nombreuses et pléthoriques. Les chaises de la salle d'attente ont été enlevées précisément pour faire en sorte que les gens ne restent pas trop longtemps et que le flux des dossiers soit traité le plus rapidement possible. Vous en conviendrez, cette justice n'est pas humaine et va à l'encontre des objectifs que nous recherchons à travers toutes les améliorations que nous tentons d'apporter à notre droit actuel.
Par compromis, nous avons donc considérablement alourdi les procédures, plus spécifiquement par la comparution personnelle en référé. Les mesures relatives aux enfants sont évidemment importantes et il est également important que les parents soient sensibilisés et responsabilisés par rapport aux mesures à prendre vis-à-vis des enfants. Mais, ici, rien ne garantit que les formalités complémentaires imposées par notre proposition seront suivies d'effets. Il eût été beaucoup plus efficace et réaliste d'adopter la proposition faite par le MR et reprise totalement par le cdH. Dans celle-ci, nous voulions faire en sorte que les parties en divorce soient obligées de faire régler les mesures relatives aux enfants avant le prononcé du divorce, si des enfants mineurs étaient concernés.
Ce fut donc un petit chipotage en commission: pour une raison que j'ignore, l'amendement cdH, qui reprenait totalement la proposition MR, aurait été soi-disant voté, mais nous l'avons finalement retiré parce qu'il ne faisait pas partie de nos ukases. Cet aspect – je le dis gentiment vis-à-vis de notre collègue Brotcorne – sera réglé plus tard, dans le cadre de la réflexion sur un tribunal de la famille; c'est ce que nous demandons et espérons.
Ainsi, nous avons soutenu le texte malgré tout: nous estimions que la mesure visant à supprimer l'obligation de comparution personnelle constituait une avancée essentielle pour le bon déroulement de la procédure, dans l'intérêt d'abord du justiciable, en termes de longueur, de coût, de possibilités de se rendre à l'audience vu les contraintes professionnelles, pour éviter des confrontations douloureuses entre des époux en conflit, etc.
Nous avons voulu adapter la loi et, par le biais de cette proposition, en faire une loi sur mesure. En effet, le magistrat pourra savoir, de façon plus appropriée, si oui ou non les parties doivent comparaître; si l'une des parties le demande, le magistrat appréciera et agira de telle sorte que, dans les cas intéressants, au cas où il existe un réel espoir de réconciliation, les personnes se rendent à l'audience.
Cependant, nous tenions à déplorer les artifices qui ont été ajoutés: la médiation et, plus largement, les modes alternatifs de résolution des conflits. Évidemment, ils doivent être encouragés, mais ils sont difficilement implémentables et importables dans une procédure déjà conflictuelle, par essence, entre des adultes qui s'assument et qui ont probablement déjà tenté de se réconcilier.
Les procédures doivent donc rester efficaces et la médiation un processus volontaire dans lequel les parties s'impliquent sans contrainte. Nous ne pensons pas qu'une obligation de médiation ou d'information sur la médiation soit à même de convertir ceux qui préfèrent recourir à la voie contentieuse. La pratique nous dira si ces mesures accessoires, que nous estimons superfétatoires et alourdissantes, s'avèrent réalisables et réalistes dans la pratique.
Le MR votera ce texte pour l'objectif de départ qui est maintenu, cependant avec le regret d'en avoir fait trop ou pas assez.
17.03 Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le président, chers collègues, j'ai aussi un regret en commençant mon intervention: nous n'avons pas pu faire preuve de patience ni attendre de discuter de ce problème important de la comparution personnelle en cas d'une procédure de divorce particulière (celle qui est faite sur demande conjointe après une séparation des époux depuis au moins six mois) lors de la discussion entamée sur la création du tribunal des familles et de la jeunesse. Mais voilà, les choses sont ce qu'elles sont! Je suis convaincu que la discussion reprendra lorsque nous examinerons les articles de la création de ce tribunal des familles ayant trait, d'une manière générale, aux comparutions personnelles et aux auditions des parties.
L'objectif initial de la proposition visait à supprimer la comparution personnelle des parties, qui était obligatoire au moment de l'introduction de leur procédure en divorce sur la base d'une séparation de plus de six mois. C'était clair. Cela avait le mérite d'être court, compréhensif et cohérent. Par la suite, en fonction des discussions, des demandes des uns et des autres, toujours pour arriver à pouvoir voter ce texte avec un certain consensus, on a – et je partage les termes de Mme Marghem – alourdi le texte en réintroduisant la comparution des parties au moment où celles-ci, lors de leur divorce, seront amenées à régler ce qu'on appelle les mesures provisoires, c'est-à-dire toutes celles qui tournent autour de la situation: les enfants, voire la liquidation de leur patrimoine. On a introduit aussi les éléments de médiation à un endroit tout à fait particulier alors qu'on aurait peut-être intérêt à régler la médiation d'une manière plus générale.
C'est pour cela que j'ai, dans le cadre de la discussion, réintroduit un autre amendement – qui n'est pas un amendement du MR que le cdH aurait repris mais un amendement qu'avait déposé celle qui m'a précédé au sein de la commission de la Justice et au sein de la commission des Droits de la famille, Clotilde Nyssens – qui visait à permettre la comparution personnelle des parties au moment de l'introduction de la procédure en divorce, au moment où le juge du fond est appelé à statuer sur la demande des parties sur leur divorce. L'objectif étant de laisser au juge la faculté – ce n'est en rien une obligation – de solliciter des parties, à sa propre initiative ou à la demande d'une des parties, la comparution de celles-ci de manière à les inviter à régler préalablement la situation des enfants (droit d'hébergement, droit aux relations personnelles, droit aux aliments), l'éventuelle liquidation de la communauté, de leur patrimoine.
Ce n'était donc en rien un droit de veto accordé à l'une des parties; c'était une faculté laissée au magistrat de dire à un moment donné que dans ce cas concret, il est opportun, il est intéressant que la situation des enfants par exemple, soit réglée préalablement à la dissolution du lien conjugal.
Pourquoi cela peut-il avoir un intérêt? Essentiellement pour permettre à l'époux économiquement faible, qui malheureusement est encore trop souvent l'épouse, de garder un "moyen de pression" pour arriver à des solutions acceptables pour elle dans le cadre de la dissolution du lien conjugal. Cela permet de régler des problèmes, notamment financiers, avant que survienne cette dissolution, qu'elle souhaite également.
Cet amendement, qui aurait permis de faire abstraction de l'obligation de comparution dans le cadre du référé, me paraissait de nature à rencontrer les attentes des uns et des autres et d'amener un peu plus de cohérence dans le texte. C'était tellement vrai que la commission a accepté cet amendement. Je sais que beaucoup de membres se sont abstenus au lieu de voter contre et que c'est pour cela que cet amendement a été admis et non pas retiré, madame Marghem. Mais il a fallu que l'on revienne devant la commission, après inscription en séance plénière, pour discuter de cet amendement et qu'il soit retiré, suite à un amendement déposé par M. Landuyt, entre autres.
Je le regrette. C'était à ce moment qu'il fallait placer la comparution, lors de l'introduction de la procédure de divorce. Cela n'empêchera pas mon groupe de soutenir la proposition et de la voter, malgré ses imperfections, sachant que nous reprendrons ce débat, d'une façon ou d'une autre, dans le cadre de la discussion pour la création du tribunal de la famille et de la jeunesse.
17.04 Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik wil even interveniëren en zeker niet in herhaling vallen na alle sprekers die het wetsvoorstel hier al inhoudelijk hebben besproken.
Ik was blij in de krant te lezen over een onderzoek over de evolutie van de echtscheidingen in de laatste jaren. Zoals u weet, werd onder Paars – deze wet is door een paarse coalitie in de commissie tot stand gekomen – een liberalisering van de echtscheidingswetgeving beoogd.
Ik was blij dat wij toevallig deze week in de krant een artikel konden lezen over een groot onderzoek naar echtscheidingen in Vlaanderen waaruit blijkt dat de maatregelen die men heeft genomen met het oog op het versnellen en vermenselijken van de echtscheidingsprocedures tot niets hebben geleid.
Integendeel, het komt erop neer dat er maatregelen zijn genomen waardoor men misschien sneller kan scheiden, maar waardoor men de problemen tussen mensen, echtgenoten en kinderen, verplaatst tot na de echtscheiding. Het gevecht begint veeleer na de echtscheidingsprocedure dan ervoor.
Ik denk dat dit niet de bedoeling is geweest, ook niet van de paarse meerderheid die deze echtscheidingswet heeft gewijzigd. Dat is ook niet de bedoeling van ons nu.
De week voordat wij opnieuw over een wet gaan stemmen die betrekking heeft op een liberalisering, een vergemakkelijking van de echtscheidingsprocedure, wordt dit in de kranten vermeld. Ik denk dat dit alleen maar bewijst dat de kritiek die wij in de vorige legislaturen ook al hebben geuit, terecht is en dat de veranderingen in de echtscheidingswet eigenlijk hun doel voorbijschieten.
Enkele cijfers: in 1994, voordat men aan de echtscheidingswetgeving begon te sleutelen, duurde een procedure 1,5 jaar. Nu duurt ze nog altijd gemiddeld 1,5 jaar, met dien verstande dat de problematiek dan nog niet is opgelost en dat men pas dan begint te discussiëren over vereffeningen en verdelingen, over de problemen met kinderen. Wij denken dat dit geen goede zaak is.
Tegelijkertijd stel ik vast dat dit voorstel alleszins nuttig lijkt, gemakkelijk lijkt, populair is. De advocaten worden op hun wenken bediend, want zij kunnen naar de rechtbank gaan zonder cliënt. Dat gaat allemaal sneller en praktischer.
De magistratuur is misschien ook geholpen omdat de magistraten niet meer met overvolle zittingzalen zitten. De persoonlijke verschijning zou in bepaalde gevallen blijkbaar tot overvolle zalen aanleiding geven. Iedereen lijkt dus tevreden.
Als ook wij ooit willen scheiden, moeten wij dus zelfs geen dag verlof nemen om uit de echt te scheiden. Dat lijkt dus de goednieuwsshow.
Voor ons is het dat echter niet. Op die manier omgaan met echtscheiding, op die manier de indruk geven dat men komt tot een snellere echtscheiding, tot een betere oplossing voor mensen, tot betere oplossingen voor kinderen, lijkt mij alleszins niet correct te zijn. De feiten geven ons gelijk. Niet enkel in andere landen waar dergelijke snelle echtscheidingsprocedures zijn ingevoerd, onder andere in Nederland, waar men daarvan teruggekomen is, omdat de conflicten later ontstaan, maar ook in Vlaanderen – ik verwijs naar het overzicht van de echtscheidingen, zoals het vorige week ook in de krant is verschenen – wordt aangetoond dat dit geenszins het geval is.
Laten wij eerlijk zijn: de meest geschikte manier om te scheiden – ik denk dat alle partijen het daarover eens zijn, ook in de commissie voor de Justitie – is de echtscheiding bij onderlinge toestemming, waarbij de partijen een akkoord maken, waarbij niemand zich moet bemoeien met wat wordt opgelost en waarbij er een overeenstemming is tussen de partijen, ook over de kinderen, zodat niets wordt opgelegd, maar de partijen er onderling uit geraken. Dat is de EOT.
De verhouding zat goed. Tot enkele jaren geleden gebeurde 70 % van de echtscheidingen volgens de echtscheiding met onderlinge toestemming en dus niet op basis van echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting, de conflictechtscheiding. Die verhoudingen zijn aan het omslaan. Wij komen voortaan tot een 50/50-verdeling. Dat is nooit de bedoeling geweest van de aanpassing van de echtscheidingswetgeving. Men kan misschien sneller scheiden, maar de conflicten komen pas naderhand weer op de proppen, op het ogenblik dat er verder gediscussieerd moet worden, na de snelle echtscheiding, die men dan wel heeft gekregen. Volgens mij heeft dat allemaal tot niets geleid. Dat geldt ook voor de persoonlijke verschijning. Het lijkt een positieve en populaire maatregel, maar voor mij is het dat niet.
Er zijn ook een aantal goede aspecten aan het voorstel, zoals het geamendeerd werd. U weet dat CD&V altijd voorstander is geweest van de bemiddeling, die in onze ogen in eerste instantie dient te gebeuren door de rechter. Ik weet dat daarop heel wat kritiek is. Men zegt dat de meeste rechters niet bemiddelden en gewoon de rol afhandelden. Het is een snelle oplossing en er is een snelle opeenvolging van zaken.
Dat kan zo zijn, maar de bedoeling van de wetgeving is altijd geweest dat er bemiddeld zou worden en dat de rechter daarin een actieve en proactieve rol zou spelen. Ik ben nooit mee op studiereis naar Canada geweest, maar door degenen die wel mee geweest zijn, heb ik mij laten vertellen dat de proactieve rol van de rechters nu eenmaal belangrijk was en ook in de echtscheidingen een bijkomend goed aspect zou kunnen zijn. Het proactieve wordt nu uitgeschakeld. De mensen moeten nu zelfs voor een scheiding niet meer naar de rechtbank gaan. Ik denk dat dit een brug te ver is.
Ik ben wel blij dat er toch iets van de
bemiddeling is overgebleven, namelijk het feit dat bij de oproeping tot
echtscheiding voortaan ook een brochure gevoegd moet worden waarin de mensen de
mogelijkheid wordt gegeven en
duidelijk wordt gemaakt dat die bemiddeling er nog altijd is. Tegelijkertijd
wordt ook een lijst opgenomen van bemiddelaars waar mensen naartoe kunnen gaan.
Sommigen zeggen
dat dit een overbelasting van de griffie is. Ik denk dat er nog wetgeving is
geweest, op het eind van de jaren ‘90, onder andere in de wet-Franchimont,
waarbij er bij correctionele zaken bijkomende verplichtingen in de dagvaarding
moesten worden opgenomen en waarbij duidelijk werd gemaakt op welke manier men
zich burgerlijke partij kon stellen, met een uitleg erbij. Ik denk dat dit
praktisch perfect mogelijk is. De kritiek dat dit een verzwaring van de
administratieve lasten zou zijn, gaat mijns inziens niet op. Die brochure kan
perfect uit de computer lopen, tegelijkertijd met de oproepingsdocumenten,
zoals die verzonden worden.
Ik denk dat het
een goede zaak is dat men voor mensen die door de andere partner, die blijkbaar
de scheiding inzet, worden opgeroepen om naar de rechtbank te komen, toch nog
altijd het systeem van bemiddeling toelicht, zodat mensen weten dat men kan
bemiddelen, misschien niet meer om te verzoenen binnen de echtscheiding, maar
om te bemiddelen voor de kinderen en bijvoorbeeld voor de vereffening en de
verdeling van het vermogen. Ik denk dat op die manier nog heel wat conflicten
opgelost zouden kunnen worden. Ik ben daar alleszins voorstander van.
Nogmaals, in de commissie is iedereen voor het bemiddelingsaspect, maar blijkbaar doet men niet steeds wat men zegt.
Het tweede goede punt is inderdaad een amendement dat bepaalt dat de partijen wel nog persoonlijk aanwezig moeten zijn voor de kinderen. Dat was een gangbare praktijk: als er over kinderen gesproken werd, ging de rechter steeds vragen dat de partijen aanwezig zijn. Nu wordt dat ook wettelijk verankerd: dat is een goed punt.
Er was nog een derde goed punt in heel het verhaal: het amendement van de heer Brotcorne. Dat voorzag er in dat de uitspraak van echtscheiding kon worden opgeschort door de rechter, als die oordeelt dat er best eerst andere maatregelen zouden worden genomen voor de kinderen. Een soort stok achter de deur om eerst een goede regeling te krijgen voor de kinderen, maar ook voor de zwakkere echtgenote in een echtscheidingsprocedure, die dan toch eerst maatregelen kon krijgen om haar financiële situatie veilig te stellen. Dat amendement werd aanvankelijk aanvaard: om die reden ging het weg uit plenaire en kwam het terug naar de commissie om dat amendement eruit te halen, omdat er geen akkoord over is.
Eigenaardig genoeg komt dat ook door de MR. Ik heb hier het betere bochtenwerk van mevrouw Marghem gehoord. Men doet een hele uitleg, maar het was de MR zelf die in een wetsvoorstel zelfs de verplichting had opgenomen voor een echtscheidingsrechter om de zaak op te schorten in echtscheiding totdat er een uitspraak is voor de kinderen.
(…): (…)
17.05 Raf Terwingen (CD&V): Ik denk dat het eigen is aan de MR dat ze niet luisteren, mijnheer de minister. Ik kan het nog tien keer herhalen, maar ik denk dat het weinig indruk gaat maken op de MR. Excuseer? En Français? Non. Ik denk dat de vertaling wel werkt.
Maar voor alle duidelijkheid, dat was een goed voorstel waarbij de veiligheid van de kinderen werd gegarandeerd en de veiligheid van de zwakkere echtgenote die in een echtscheiding werd gedwongen, en die dan eerst aan een rechter zou kunnen vragen om maatregelen te nemen voor haar en de kinderen, zodat zij verder geraakt. Dat werd niet weerhouden. Er zijn kranten die de vergelijking maken met een verstoting: zo snel kan het nu gaan. Iemand die een echtscheiding wil, die gewoon van zijn echtgenote af wil, die kan zelfs zonder zelf naar de rechter te gaan, zonder dat de echtgenote naar de rechter komt, zonder dat er maatregelen voor de kinderen zijn genomen en zonder dat de echtgenote in een zwakkere financiële positie daar maatregelen voor krijgt, op zeer korte tijd een echtscheiding krijgen. Ik wens ons allemaal heel veel succes bij deze gang van zaken, maar we moeten daar toch wel vragen bij stellen.
17.06 Sabien Lahaye-Battheu (Open Vld): Collega Terwingen, u moet correct blijven met betrekking tot wat u verkondigt. U zegt dat het zo ver kan gaan dat het een verstoting wordt. Welnu, het enige wat in het wetsvoorstel geregeld wordt, is de afschaffing van de thans verplichte persoonlijke verschijning, omdat deze nutteloos is.
Ik stel vast dat u spreekt over een te grote liberalisering. Het is nochtans zo dat in de tekst van CD&V, over de oprichting van een familierechtbank, de verplichte persoonlijke verschijning wordt afgeschaft. Ik begrijp dus niet goed de heisa die u maakt.
Voorts wordt in de voorliggende tekst op geen enkele manier ingegrepen in de echtscheidingsprocedure zelf.
17.07 Raf Terwingen (CD&V): Mevrouw Lahaye, op een gegeven ogenblik hebben wij inderdaad zelf een voorstel geformuleerd, waarbij het ging over een echtscheiding op basis van feitelijke scheiding. Vroeger, in de oude wetgeving, was het zo dat als een echtscheiding werd gevorderd op basis van twee jaar feitelijke scheiding, de persoonlijke verschijning niet noodzakelijk was. Dat aspect hadden wij willen toestaan, dus dat bij echtscheiding op basis van feitelijke scheiding eventueel nog wel kon gesleuteld worden aan de persoonlijke verschijning, maar niet verder dan dat.
Nogmaals, de kern van de zaak is volgens mij dat wij in een evolutie zitten van x aantal jaren procedure of aanpassingen van de echtscheidingswetgeving, waarbij het hoe langer hoe sneller gaat. Nu wordt zelfs de persoonlijke verschijning niet meer nodig.
Ik weet dat wij daarover van mening verschillen, mevrouw Lahaye-Battheu. Wij hebben daarover gediscussieerd en wij hebben ons erbij neergelegd. Dat is ook de reden waarom wij hebben geamendeerd. Sommige van onze amendementen werden aangenomen.
In grote lijnen weet u dat wij tegen het hele systeem blijven. Wij blijven ervan overtuigd dat de beste bemiddeling gebeurt door de rechter die de partijen ziet. Dat kan nu niet meer. Er is in dat verband een vangnet gecreëerd door die bewuste brochure. Wij zullen zien hoe dat werkt. Wij vrezen immers – en dat is de waarschuwing die onze fractie wil uitspreken – dat deze maatregelen, net zoals de andere waarvan uit pas verschenen onderzoek blijkt dat zij eigenlijk hun doel voorbijschieten, leiden tot een versnelling van het aspect echtscheiding, waarbij de conflicten pas ontstaan nadat de echtscheiding is uitgesproken, bij de eventuele verdere vereffening en verdeling omtrent de kinderen. Volgens ons is dat geen stap vooruit. Het geeft de indruk dat het een stap vooruit is, maar dat is het niet.
Al die redenen zijn voor ons aanleiding om ons te onthouden bij de stemming over dit wetsvoorstel.
17.08 Bert Schoofs (VB): Mijnheer de voorzitter, collega’s, ik sluit mij volmondig bij de vorige twee sprekers aan. Onze fractie heeft echter een welbepaalde invalshoek bij voorliggend wetsvoorstel.
Van het aanvankelijke voorstel, zoals het tijdens de vorige legislatuur was ingediend, waren wij geen voorstander. Het hield een afschaffing van de persoonlijke verschijning in. In de amendementen die mevrouw Lahaye-Battheu tijdens de huidige legislatuur indiende, konden wij ons aanvankelijk heel goed vinden. Er werd immers ruime aandacht aan de bemiddeling geschonken. Vervolgens kwam het amendement van de heer Brotcorne, dat hij hier heeft toegelicht. De persoonlijke verschijning zou kunnen worden gelast. Ook zou een uitstel van de echtscheiding kunnen worden beschikt, zolang geen akkoorden over de kinderen en over bepaalde belangrijke vermogensbestanddelen waren gesloten.
Op dat ogenblik vonden wij het wetsvoorstel heel evenwichtig. Wij waren echt wel geneigd het goed te keuren.
Nadien is, zoals de heer Terwingen daarnet verklaarde, het voorstel naar de commissie teruggezonden, teneinde ervoor te zorgen dat het amendement van de heer Brotcorne zou worden weggestemd. Daardoor vinden wij dat een belangrijk en wezenlijk element uit het wetsvoorstel is weggehaald, zodat wij het niet langer kunnen goedkeuren.
Ik wil nogmaals naar de grond van de zaak verwijzen. Het gaat hier vandaag niet alleen maar over persoonlijke verschijning en bemiddeling. Het gaat over een wezenskenmerk van ons recht, met name de vraag op welke manier partijen van elkaar kunnen scheiden. Hoe en op welke wijze scheiden gehuwde partijen van elkaar? Is er diligentie ingebouwd? Is er nog een zekere vorm van fatsoen tegenover elkaar ingebouwd?
Wij zijn van oordeel dat zulks niet langer het geval is.
Vorige week of deze week – ik wil het even kwijt zijn – verscheen er nog een studie van de vier belangrijkste universiteiten in Vlaanderen, in samenwerking met de studiedienst van de Vlaamse regering, waarin duidelijk wordt gesteld dat de echtscheidingswetgeving zoals zij een aantal jaar geleden werd geconcipieerd, haar doel voorbijschiet. Het aantal vechtscheidingen vermindert niet. De conflicten tussen de partners blijven bestaan. Zelfs de duur van de procedure vermindert niet.
Misschien zou de huidige ingreep de duur van een echtscheiding inderdaad wel kunnen verminderen. Ik weet het niet zeker. Ik wil evenwel allen die op een verminderde duur gokken, niet te eten geven, indien zij zouden mislukken. Wij hebben destijds, toen de echtscheidingswetgeving werd gewijzigd, immers voorspeld, zonder dat wij daartoe een glazen bol nodig hadden, dat de nieuwe regeling het aantal vechtscheidingen niet uit de wereld zou helpen. Dat blijkt nu dus ook uit voornoemde studie van diverse academici in Vlaanderen.
Ik heb in de commissie harde woorden gesproken in verband met verstoting. Men moet dat niet al te letterlijk nemen, natuurlijk. Ons recht biedt nog altijd geen vrijgeleide om de sharia toe te passen. Ik vraag u gewoon, collega’s: stel u in de plaats van iemand die op een gegeven dag totaal onverwacht in de steek gelaten wordt door de partner waarmee hij of zij jarenlang gehuwd is geweest. Zij hebben samen kinderen. Eén partner muist er vanonder. Na 1 jaar kan die gewoon de echtscheiding aanvragen. Die kan toegestaan worden. Daar is geen kruid tegen gewassen. De partij die achterblijft, hoeft men niet meer in de ogen te kijken. Met deze regeling hoeft de partij die in feite de schuldige van de echtscheiding is – maar dat mag men niet meer zeggen – en die de ander haveloos en wanhopig achterlaat, niet eens meer voor een rechter te verschijnen.
Ik vind dit niet beschaafd. Het kan een snelle echtscheiding zijn, maar het is geen goede echtscheiding. Daar gaat het om. Hierin faalt het Parlement als deze wet vandaag wordt goedgekeurd.
Veel meer personen van het vrouwelijke geslacht dan van het mannelijke geslacht zullen op basis van deze bepalingen in de echtscheidingswet en van wat er nu aan toegevoegd wordt, in de steek gelaten worden. Zij zullen dat aanvoelen als verstoting. Zij zullen nooit meer de gelegenheid krijgen hun partner in de ogen te kijken. Het is een rechter die kil en koud kan en zelfs moet zeggen, vergezeld van een handtekening: “U bent vanaf nu gescheiden. U hebt in feite niets meer in de pap te brokken.” Dat is waar wij fundamenteel tegenstander van zijn.
De echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting, de EOO, zoals die geconcipieerd is, geeft aan één partij het recht het huwelijk op te zeggen. Het is eenvoudigweg een contract dat wordt opgezegd, het is lang niet meer het instituut dat de hoeksteen van onze samenleving moet zijn en dat de drager van het gezin moet zijn.
Met deze wet is het huwelijk definitief naar de verdoemenis verwezen, want wie zal nu nog huwen? Dat bewijst de studie ook. Er zijn veel meer echtscheidingen in Vlaanderen, en in België, al is het vooral Vlaanderen dat werd onderzocht. Dit aantal zal vanzelf teruglopen, zegt men in de studie, omdat na een aantal jaren niemand nog zal willen huwen.
Het is een feit. Waarom zou men nog willen huwen als je partner zich op een gegeven dag gewoon van jou kan ontdoen? Daarom zeggen wij: de echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting is een foute keuze. Het is een foute rechtsfiguur.
Men had zijn energie veel beter besteed aan de echtscheiding met onderlinge toestemming. Daar worden beide partijen tot hun verantwoordelijkheden geroepen. Daar hebben zij nog een verantwoordelijkheid tegenover elkaar tijdens de echtscheidingsprocedure en ook na de echtscheidingsprocedure. De bemiddeling en de verzoening – die dan misschien al lang niet meer helpen – worden vervangen door een gesprek, een overleg tussen de beide partijen, die samen beslissen er een eind aan te maken. Het geeft de partij die zich totaal in het ongelijk gesteld voelt en die totaal in de steek gelaten wordt ten minste de gelegenheid een proces door te maken, zodat men de andere partij nog altijd tot een minimum aan verantwoordelijkheid kan oproepen. Men kan die partij dan recht in de ogen kijken wanneer die zegt: “Het is gedaan, sorry, het gaat niet meer voor mij.” Dan is het aan de andere partij dat te aanvaarden.
Dat overleg missen wij bij echtscheiding wegens onherstelbare ontwrichting. Het komt in een zoveel mooiere vorm terug in de echtscheiding met onderlinge toestemming.
Ik vraag u, collega’s, dat u, als u dit wetsvoorstel al goedkeurt, ook goed in uw hoofd prent dat het hiermee niet eindigt. Er moeten maatregelen genomen worden opdat mensen, ook wanneer hun huwelijk ten einde is, verantwoordelijkheid blijven opnemen ten opzichte van elkaar. Zeker wanneer er kinderen zijn. Zeker ook wanneer er een belangrijk vermogen moet worden verdeeld.
Hier haalt het recht van de sterkste het. Onze beschaving is daar niet op voorzien en wil daar niet op gebouwd worden. Dit is het recht van de sterkste. Daar blijf ik bij.
Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (756/10)
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (756/10)
L’intitulé a été modifié par la commission en “proposition de loi modifiant le Code judiciaire en ce qui concerne la comparution personnelle et la tentative de conciliation en cas de divorce, et instaurant une information sur l'existence et l'utilité de la médiation en matière de divorce".
Het opschrift werd door de commissie gewijzigd in “wetsvoorstel tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek wat de persoonlijke verschijning en de poging tot verzoening bij echtscheiding betreft en tot invoering van een kennisgeving over het bestaan en het nut van bemiddeling in echtscheidingszaken".
La proposition de loi compte 7 articles.
Het wetsvoorstel telt 7 artikelen.
Aucun amendement n'a été déposé.
Er werden geen amendementen ingediend.
Les articles 1 à 7 sont adoptés article par article.
De artikelen 1 tot 7 worden artikel per artikel aangenomen.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
18 Proposition de loi modifiant la loi du 20 décembre 2010 concernant l'exercice de certains droits des actionnaires de sociétés cotées (1193/1)
18 Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 20 december 2010 betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders van genoteerde vennootschappen (1193/1)
Proposition déposée par:
Voorstel ingediend door:
Leen Dierick,
Karel Uyttersprot, Marie-Christine Marghem, Zuhal Demir, David Clarinval,
Mathias De Clercq
Sans rapport
Zonder verslag
La discussion générale est ouverte.
De algemene bespreking is geopend.
Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)
Vraagt iemand het woord? (Nee)
La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (1193/1)
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1193/1)
La proposition de loi compte 3 articles.
Het wetsvoorstel telt 3 artikelen.
Il y a eu
une correction de texte à l’article 2.
Aucun amendement n'a été déposé.
Er werden geen amendementen ingediend.
Les articles 1 à 3 sont adoptés article par
article, avec une correction de texte à l’article 2. (De woorden ‘’het tweede en derde lid’’ vervangen
door de woorden ‘’het tweede tot het vierde lid’’.)
De artikelen 1 tot 3 worden artikel per artikel
aangenomen, met een tekstverbetering op artikel 2. (Remplacer les mots ‘’alinéas 2 et 3’’ par les
mots ‘’alinéas 2 à 3’’.)
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
19 Projet de loi portant assentiment au Protocole, fait à Bruxelles le 23 juin 2010, modifiant le Protocole sur les dispositions transitoires, annexé au Traité sur l'Union européenne, au Traité sur le fonctionnement de l'Union européenne et au Traité instituant la Communauté européenne de l'Energie atomique (903/1)
19 Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol, gedaan te Brussel op 23 juni 2010, tot wijziging van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie gehechte Protocol betreffende de overgangsbepalingen (903/1)
Transmis par le Sénat
Overgezonden door de Senaat
Sans rapport
Zonder verslag
La discussion générale est ouverte.
De algemene bespreking is geopend.
Quelqu'un demande-t-il la parole? (Non)
Vraagt iemand het woord? (Nee)
La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (903/1)
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (903/1)
Le projet de loi compte 2 articles.
Het wetsontwerp telt 2 artikelen.
Aucun amendement n'a été déposé.
Er werden geen amendementen ingediend.
Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.
De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
20 Proposition de résolution relative aux évolutions en Afrique du Nord et au Moyen-Orient (1194/1-5)
20 Voorstel van resolutie betreffende de evoluties in Noord-Afrika en het Midden-Oosten (1194/1-5)
Proposition déposée par:
Voorstel ingediend door:
Dirk
Van der Maelen, Eva Brems, François-Xavier de Donnea, Ingeborg
De Meulemeester, Els Demol, Patrick Dewael, Stefaan Vercamer, Bruno
Tuybens, Christian Brotcorne, Patrick Moriau
Le texte adopté par la commission sert de base
à la discussion. (Rgt 85, 4)
(1194/5)
De door de commissie aangenomen tekst geldt
als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1194/5)
L’intitulé a été modifié par la commission en “proposition de résolution relative au soutien des mouvements démocratiques et au respect des Droits de l'Homme en Afrique du Nord et au Moyen-Orient“.
Het opschrift werd door de commissie gewijzigd in “voorstel van resolutie betreffende de steun aan de democratische bewegingen en de eerbiediging van de mensenrechten in Noord-Afrika en het Midden-Oosten“.
La discussion est ouverte.
De bespreking is geopend.
Le rapporteur est Mme Ingeborg De Meulemeester. Trois personnes sont inscrites dans le débat: M. François-Xavier de Donnea, Mme Christiane Vienne et M. Christian Brotcorne.
20.01 Ingeborg De Meulemeester, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, collega’s, voor u ligt een voorstel van resolutie betreffende de evoluties in Noord-Afrika en het Midden-Oosten, ingediend door de heer Van der Maelen en besproken tijdens de vergadering van 15 februari. Naar aanleiding van de recente democratiseringsbewegingen, die zich sinds december 2010 in het Midden-Oosten en Noord-Afrika voordoen, vragen de indieners aan de federale regering om formeel haar steun te blijven betuigen aan het streven van de bevolking naar meer democratische zeggenschap en sociaaleconomische vooruitgang.
Meer bepaald vraagt de commissie geweld en intimidatie ten aanzien van de bevolking, de verdedigers van de mensenrechten en de journalisten te veroordelen, om bij schending van de mensenrechten een onafhankelijk onderzoek in te stellen, de landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika aan te sporen toe te zien op de strikte eerbiediging van de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting aldaar en om het Egyptische leger op te roepen tot de vorming van een pluralistische interimregering, die bestaat uit alle democratische krachten en actoren uit het maatschappelijk veld met het oog op het garanderen van urgente, concrete en daadkrachtige maatregelen, zoals grondwettelijke hervormingen. Voorts bepleit zij dat de Europese ministers van Buitenlandse zaken, de Hoge Vertegenwoordiger voor het buitenlands beleid en de andere leden van de Europese Commissie de noodzakelijke democratische transitie in de regio actief ondersteunen. Elke partij steunde het voorstel in de commissie.
De hoofdindiener, de heer Van der Maelen, is ervan overtuigd dat onderhavige resolutie in het verlengde ligt van de ontwikkelingen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Mevrouw Vienne en de heer Moriau vinden het voorstel zeer verdienstelijk en ondersteunen de resolutie ten volle. Mevrouw Brems is eveneens overtuigd van de kwaliteit van de tekst. Zij vindt het belangrijk dat parlementen een signaal van die strekking uitzenden. Mevrouw Colen steunt het voorstel. Zij benadrukt dat het zelfbeschikkingsrecht erdoor wordt bevestigd. Ook collega’s Van den Bergh, Rutten, De Permentier en Brotcorne betuigen hun steun en sluiten zich aan bij de voorstanders.
Aan het einde van de commissievergadering hebben wij het opschrift aangepast naar “voorstel van resolutie betreffende de steun aan de democratische bewegingen en eerbiediging van de mensenrechten in Noord-Afrika en het Midden-Oosten”. Het opschrift wordt zo een betere weergave van de steun die de Kamer aan het democratiseringsproces en aan de verzuchtingen van de volkeren van die regio wil verlenen. Tot zover het verslag.
Met uw toestemming, mijnheer de voorzitter, ontwikkel ik nu het betoog namens mijn fractie. Onze N-VA-fractie zal voor het voorstel van resolutie stemmen en vindt het belangrijk dat er naar vreedzame en humane oplossingen voor de situatie in het Midden-Oosten en Noord-Afrika wordt gezocht.
De voorzitter:
Proficiat met uw maidenspeech, mevrouw De Meulemeester. (Applaus)
20.02 François-Xavier de Donnea (MR): Monsieur le président, chers collègues, nous devons applaudir les mouvements populaires qui réclament démocratie, État de droit, justice sociale et liberté dans le monde arabe. Nous devons aussi condamner sans hésitation, de la façon la plus ferme possible, la violence qui malheureusement accompagne actuellement certains de ces mouvements, notamment en Lybie où on a atteint le sommet de l'absurde et de la cruauté. Nous devons également constater, grâce à ces mouvements populaires, et nous en réjouir, que les valeurs démocratiques sont partagées dans d'autres civilisations que la nôtre et ne sont donc pas le monopole des pays européens et de la civilisation qu'ils ont exportée en Amérique du Nord, en Asie ou ailleurs.
Les révoltes populaires en cours et les changements de régime auxquels nous assistons déjà en Égypte et en Tunisie soulèvent trois grandes questions. La première est la suivante. Ces mouvements populaires vont-ils nécessairement déboucher sur des régimes démocratiques authentiques et stables? Deuxième grande question: la démocratisation des régimes dans le monde arabe est-elle une condition suffisante pour assurer la croissance et la stabilité dans la région? Troisièmement, nous devons bien sûr, dans la mesure du possible, aider les nouveaux régimes à répondre aux attentes de leurs peuples. Nous devons également les aider à mettre en place des États de droit démocratiques. Mais comment?
En ce qui concerne la première question, rien ne nous garantit, aujourd'hui, que les nouveaux détenteurs du pouvoir voudront ou pourront mettre d'emblée en place des régimes vraiment démocratiques. En fait, en Égypte, par exemple, le soulèvement populaire a débouché sur un très subtil coup d'État militaire. Rien ne permet de dire avec certitude aujourd'hui que l'armée égyptienne abandonnera totalement le pouvoir qu'elle détient depuis 60 ans. Mais à ce stade, nous devons lui accorder le bénéfice du doute et l'aider à franchir ce pas vers la démocratie, si elle fait appel à nous.
Certains craignent que la démocratisation et des élections libres et justes dans le monde arabe servent de marchepied à des mouvements islamistes intégristes, voir antidémocratiques, qui utiliseraient la démocratie pour mieux la détruire. Européens et Américains doivent, à mon avis, accepter ce risque.
Nous ne pouvons pas réclamer à cor et à cri l'organisation de régimes démocratiques et d'élections libres et justes et si tel est le cas, récuser ensuite les gagnants des élections qui ne seraient pas conformes à nos souhaits et ne partageraient pas nos valeurs.
Ne commettons pas à nouveau, avec par exemple les Frères musulmans en Égypte, les mêmes erreurs que celles que nous avons commises avec le Hamas, qui avait gagné légitimement les élections en Palestine et avec lequel Américains, Européens et Israéliens ont ensuite refusé de discuter! Il en résulte, aujourd'hui, que le peuple palestinien est profondément divisé et qu'une solution du problème israélo-palestinien est encore plus difficile.
Nous avons trop perçu dans le passé la démocratie dans le monde arabe comme le risque d'amener l'islamisme au pouvoir avec ses conséquences pour notre sécurité et celle de l'État d'Israël. Nous devons sortir de cette approche et donner une chance à la démocratie partout dans le monde, donc aussi dans le monde arabe.
Va-t-on nécessairement aboutir à des régimes démocratiques? Soyons lucides! La démocratisation du monde arabe est certes une condition essentielle au progrès économique et social de ces peuples, mais ce n'est pas une condition suffisante pour y assurer la stabilité, la prospérité et la sécurité.
En effet, les causes profondes des soulèvements populaires auxquels nous avons assisté sont évidemment de nature économique et sociale. Tout d'abord, un énorme chômage des jeunes et des jeunes intellectuels en particulier; une augmentation des prix agricoles et des denrées alimentaires qui réduit encore le pouvoir d'achat déjà faible pour la plus grande partie de la population; la croissance incontrôlée de villes gigantesques qui exacerbent les tensions sociales.
Si les régimes issus des mouvements populaires arabes ne résolvent pas ces problèmes, ils seront balayés à leur tour, au plus tard après la première législature qu'ils auront pu assurer, et nous retomberons dans une instabilité chronique qui risque de s'installer en Afrique du Nord et au Moyen-Orient avec des conséquences catastrophiques pour nous: augmentation des prix de l'énergie, augmentation de l'immigration illégale, augmentation du terrorisme, du banditisme et des trafics de toutes sortes entre l'Europe, le Moyen-Orient et l'Afrique du Nord.
Troisième question: que devons-nous faire, que doit faire l'Union européenne pour aider les nouveaux régimes et les pays du monde arabe, du Maghreb, au Moyen-Orient, pour résoudre les problèmes qui sont à la base des révoltes et pour les aider à mettre en place des États de droit démocratiques? Une première chose que nous pouvons faire mais uniquement si on nous le demande, que nous ne pouvons imposer, c'est aider ceux qui le demandent à mettre en place des régimes démocratiques dans leur pays. Et l'Union européenne, le Conseil de l'Europe, l'Organisation pour la sécurité et la coopération en Europe avec son Bureau des institutions démocratiques et des droits de l'homme ont acquis une grande expertise dans la construction, l'élaboration et la consolidation de régimes démocratiques et de régimes électoraux en Europe de l'Est et dans l'ancienne Union soviétique. Cette expérience peut et doit être mise au service de ceux qui nous le demanderont au Moyen-Orient et en Afrique du Nord.
Une chose à ne pas faire, je l'ai déjà dit, c'est manœuvrer, manipuler ou les aider à manipuler le jeu démocratique pour en exclure des forces qui ne correspondraient pas à nos souhaits. On ne peut pas rester crédible quand on prêche la démocratie si chaque fois que celui qui gagne des élections, pour autant qu'elles soient libres et justes, est récusé s'il ne s'agit pas d'amis à nous.
Deuxièmement, pour les aider, nous devons repenser notre dialogue euro-arabe, notre politique euro-arabe et notre politique de voisinage. Nous devons renforcer la coopération économique et technique dans le cadre du processus de Barcelone. Comme vous le savez, celui-ci est tout à fait paralysé depuis des années à cause du conflit israélo-palestinien. Les Arabes nous reprochent à tort ou à raison – peut-être nous font-ils un procès d'intention – de vouloir utiliser ce processus de Barcelone pour imposer la présence d'Israéliens dans des fora qui sont, pour le reste, essentiellement arabes. Nous devons donc repenser notre stratégie dans le cadre de ce processus de Barcelone qui a été bien pensé et dispose d'outils fort intéressants et de moyens budgétaires importants.
La paralysie de notre politique euro-méditerranéenne découle de l'impasse du conflit israélo-palestinien. J'espère que la crise actuelle fera prendre conscience aux milieux conservateurs israéliens que le temps joue contre Israël et qu'ils ont tout intérêt à trouver rapidement un accord avec les Palestiniens. La crise actuelle fera peut-être également comprendre aux partenaires arabes qu'ils ont intérêt à dissocier le dialogue euro-arabe et la politique euro-arabe du processus de paix israélo-palestinien. Le moment est donc peut-être venu ou sera venu, dans quelques mois, de relancer une série de projets concrets de coopération économique et sociale qui étaient sur la table du processus de Barcelone mais qui sont restés en gare pour les raisons que je viens de décrire.
Bien entendu, l'Union européenne devra lier toute aide à des réformes démocratiques concrètes et réelles. L'article 2 des Accords d'association avec les pays du bassin méditerranéen prévoyait déjà une conditionnalité de respect des principes démocratiques et des droits fondamentaux mais l'Europe a suivi une politique dite de deux poids, deux mesures. On a imposé des critères beaucoup plus stricts à la Syrie qui les a refusés qu'à la Tunisie, qui a bien sûr accepté des critères beaucoup plus laxistes. On nous accuse de double jeu! On nous accuse de la politique du deux poids, deux mesures et d'un manque de transparence! Nous devons y porter remède.
Il faudra également que l'Union européenne réajuste certains aspects de sa politique de voisinage sur son flanc sud.
Rappelons toutefois que nos voisins du Sud reçoivent déjà les deux tiers du budget total de la politique de voisinage. Et je ne pense pas qu'un réajustement de celle-ci doive se faire au détriment de certains pays d'Europe de l'Est. En voyageant en Moldavie ou dans certaines parties de l'Ukraine, vous voyez des situations de pauvreté extrême. Nous devons continuer à les aider et nous ne pouvons pas les délaisser au profit d'autres objectifs en fonction de certaines conjonctures politiques.
Le réajustement de la politique de voisinage envers notre flanc sud devra être essentiellement d'ordre qualitatif, et devra être sans doute plus qu'un rééquilibrage budgétaire, mais j'y reviendrai ultérieurement.
Je partage le point de vue du gouvernement allemand qui estime que la meilleure politique est d'intensifier le commerce avec les pays arabes au lieu d'y augmenter l'aide publique au développement. Nous devrons donc, d'une façon ou d'une autre, lier notre volonté d'aider le monde arabe à une révision de notre politique commerciale, tant sur le plan industriel que sur celui de la Politique agricole commune.
L'Italie souhaite que l'Union européenne élabore un plan Marshall pour la région. Mais qui va le financer? Allons-nous encore demander aux citoyens européens de faire des sacrifices pour développer un tel plan au profit des pays les plus pauvres du monde arabe? Une telle initiative ne pourrait se concevoir que si elle est prise, non seulement en coopération avec les États-Unis, mais aussi avec les pays arabes riches. Le monde arabe regorge de richesses immenses. Ceux d'entre vous qui ont visité l'Arabie Saoudite, les pays du Golfe ou même des régions plus pauvres, auront pu le constater. Un des grands problèmes du monde arabe est que les richesses n'y sont pas bien réparties. Nous payons des sommes considérables à certains de ces pays pour leur acheter leur pétrole, mais ces ressources gigantesques qu'ils reçoivent n'ont pas toujours été dépensées à des politiques qui auraient pu éviter les soulèvements populaires actuels.
Si nous aidons sur le plan économique les pays de notre flanc sud – Maghreb, Machrek -, nous devons exiger que les pays arabes riches participent à ce "plan Marshall" (à supposer qu'il puisse voir le jour) et que les riches Arabes fassent preuve de solidarité envers leurs frères moins fortunés.
Je crois que ce n'est qu'à cette condition que nous pourrions envisager un effort supplémentaire qui ne soit pas un effort qualitatif ou purement commercial. Je ne vois pas pourquoi nous devrions payer seuls, nous Européens, les erreurs collectives d'un monde ami. Mais c'est aux amis qu'on peut dire le plus facilement la vérité!
Monsieur le président, voici les quelques réflexions que je voulais soulever. Je n'en dirai pas beaucoup plus car beaucoup a déjà été dit à ce sujet. Il est bien certain que le MR votera la résolution dont nous discutons. Nous pensons en effet qu'elle va à l'essentiel.
Je pense par ailleurs que certains collègues ont l'intention de venir avec des résolutions plus détaillées sur certains aspects spécifiques de la question dans les semaines à venir.
20.03 Christiane Vienne (PS): Monsieur le président, chers collègues, cette résolution, nous l'avons soutenue avec force, comme l'a rappelé Mme De Meulemeester, rapporteur. Nous l'avons soutenue avec force parce que ce processus de démocratisation correspond aux aspirations, et politiques et sociales, des peuples de cette région dans son ensemble. Nous l'avons soutenue d'autant plus que nous nous préoccupons de la garantie du respect des droits de l'homme dans ce processus à venir.
La situation en Libye, et plus généralement dans les pays d'Afrique du Nord, ne peut laisser notre assemblée de marbre. La Belgique et l'Union européenne se doivent de réagir afin de condamner fermement les répressions menées contre les mouvements populaires que connaissent ces pays. Notre gouvernement et l'Union européenne n'ont pas tardé à condamner les exactions qui ont eu lieu ces dernières semaines; il s'agit pour nous d'un premier pas. Mon groupe tient d'ailleurs à saluer l'action de notre gouvernement et, en particulier, la réaction ferme et rapide de son ministre des Affaires étrangères, M. Vanackere.
Il s'agit maintenant pour nous de travailler sur le long terme. Les craintes de déstabilisation de régimes mis en place depuis des dizaines d'années, telles qu'une immigration massive ou une montée de l'islamisme, ne peuvent servir d'excuse au soutien de régimes qui bafouent les droits de l'homme; des régimes qui déclarent la guerre à leur propre population.
Ces crimes, s'ils sont avérés, ne pourront rester impunis. Cette question de la punition des crimes de guerre commis contre des populations civiles devra un jour faire l'objet de notre réflexion.
Pour éviter que de telles situations, en Afrique comme ailleurs, ne se reproduisent à l'avenir, il revient à tous les niveaux de pouvoir et dans toutes nos relations diplomatiques belges et européennes de tirer les leçons de la situation actuelle.
Le succès de ces revendications démocratiques et sociales dépend des populations locales: il s'agit de leurs révolutions. Cependant, nous devrons, si elles le souhaitent, les appuyer activement dans cette transition démocratique et socioéconomique, notamment par la politique européenne de voisinage, sans tomber pour autant dans l'ingérence. Et ce n'est pas un équilibre simple.
Présidente: Corinne De Permentier, deuxième vice-présidente.
Voorzitter: Corinne De Permentier, tweede ondervoorzitter.
Je suis convaincue que le XXIe siècle sera celui des réfugiés, que cette question va traverser notre siècle. Mais l'histoire de l'humanité est faite de ces transhumances. Comme ma collègue Marie Arena le rappelait récemment à Vienne, dans l'après-guerre, ce sont 600 000 Italiens qui sont venus s'installer chez nous. Là aussi, il s'est agi d'une transhumance et de réfugiés. La politique européenne de voisinage devra intégrer des éléments à long terme et devra permettre aux populations déplacées de retourner vivre chez elles. Mais pour qu'elles puissent le faire en toute sécurité, il faudra leur garantir le respect des droits de l'homme, avec une attention toute particulière pour la liberté d'expression et les droits des minorités dans le cadre d'une politique européenne cohérente et ambitieuse.
Je soulignerai aussi que dans ce cadre, nous devons soutenir l'émergence de la société civile et particulièrement les femmes qui jouent un rôle important dans toutes ces sociétés et qui ont besoin de notre soutien. Le meilleur rempart contre les radicalismes, c'est encore et toujours la démocratie.
20.04 Christian Brotcorne (cdH): Madame la présidente, je ne voudrais pas allonger inutilement les débats vu qu'il y a eu consensus en commission et que nous souscrivons tous à ce que viennent de dire les deux orateurs précédents. J'insiste uniquement sur le fait que je me réjouis qu'on ait intégré dans la résolution un paragraphe relatif à la protection des minorités. On parle souvent de la protection des minorités chrétiennes; nous l'avons rappelé lors des travaux de notre commission. J'ai eu l'occasion de dire également qu'il n'y a pas qu'elles mais aussi des minorités d'autres confessions religieuses ainsi que des minorités culturelles, tribales, linguistiques. La protection de ces minorités dans le processus de démocratisation du Maghreb, du bassin méditerranéen et de tout le Moyen-Orient est essentielle. Cela renvoie à une proposition adoptée par notre parlement il y a juste un an à propos de cette protection des minorités et que nous avons pu actualiser avec le ministre des Affaires étrangères, il y a quelques semaines à peine. Je me réjouis de voir que cet élément a pu être intégré dans la résolution.
20.05 Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mevrouw de voorzitter, collega’s, dit is een moment waarop wij geschiedenis meemaken. De Arabische revolutie draait om democratie, om de soevereiniteit van het volk, om een strijd voor politieke en sociaaleconomische rechten en vrijheden. Het is dan ook relevant dat het Parlement, de belichaming van onze democratie, zich hierover uitspreekt met een resolutie. De Ecolo-Groen!-fractie steunt ze dan ook van ganser harte.
Uiteraard veranderen onze resoluties de wereld niet, maar in internationale verhoudingen zijn alle signalen belangrijk. Vandaag geven wij het signaal aan de burgers die op straat gekomen zijn en dat nog steeds doen dat wij hen steunen in hun verlangen naar democratie en vrijheid en in hun roep om gerechtigheid omtrent de begane misdaden.
De Ecolo-Groen!-fractie had graag in de resolutie ook de nadrukkelijke oproep gelezen om de noodtoestand op te heffen, wat nog niet in alle betrokken landen is gebeurd, net zoals het pleidooi voor een constructieve houding tegenover het Israëlisch-Palestijns conflict, waar toch alle conflicten in de regio mee samen hangen. Doch steunen wij de tekst, zoals die hier nu voor ligt.
Wij geven een signaal, niet alleen aan de mensen op straat in de Arabische wereld, maar ook aan onze regering, namelijk dat we een serieus engagement willen van ons land en van Europa voor de democratisering van de Arabische wereld.
Hier stopt het echter niet. Het inzicht is gegroeid dat men met het Europees beleid ten opzichte van het Midden-Oosten en Noord-Afrika de bal heeft misgeslagen door louter op economische belangen te focussen en autoritaire regimes te gedogen of zelfs te steunen. Een koerswijziging is nodig en die moet doordacht zijn, geëngageerd en haalbaar. De commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen van het Parlement wil daar de komende weken werk van maken, want ook op dat vlak heeft het Parlement een belangrijke rol te spelen en onze fractie kijkt alvast uit naar die toekomstige debatten.
20.06 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mevrouw de voorzitter, ik neem kort even de micro om de collega’s te danken, omdat wij zo vlot met elkaar hebben kunnen praten over een voorstel van resolutie. Ik dank degenen die vele amendementen hebben ingediend, wat ervoor gezorgd heeft dat mijn oorspronkelijk ingediende tekst beter werd.
Ik dank vooral de vele collega’s die in de commissie en vandaag in de plenaire vergadering persoonlijke, verrijkende bijdragen aan het debat hebben geleverd, die ons zullen toelaten een goede start te nemen met de debatten die we in de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen de komende weken zullen voeren.
La présidente:Quelqu'un
demande-t-il encore la parole? (Non)
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
La discussion est close.
De bespreking is gesloten.
Aucun amendement n'a été déposé ou redéposé.
Er werden geen amendementen ingediend of
heringediend.
Le vote sur la proposition aura lieu ultérieurement.
De stemming over het voorstel zal later plaatsvinden.
21 Proposition de résolution relative à la libération du journaliste belge, Serge Dumont, enlevé en Egypte (1166/1-4)
21 Voorstel van resolutie over de vrijlating van de in Egypte ontvoerde Belgische journalist Serge Dumont (1166/1-4)
Proposition déposée par:
Voorstel ingediend door:
Yvan Mayeur,
Thierry Giet, Dirk Van der Maelen, Herman De Croo, Daniel
Bacquelaine, Stefaan Vercamer, Catherine Fonck, Juliette Boulet, Wouter
De Vriendt, Peter Luykx
Le texte adopté par la commission sert de base
à la discussion. (Rgt 85, 4)
(1166/4)
De door de commissie aangenomen tekst geldt
als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1166/4)
L'intitulé a été modifié par la commission en "proposition de résolution relative à l'arrestation et à la libération du journaliste belge, Serge Dumont, enlevé en Egypte".
Het opschrift werd door de commissie gewijzigd in "voorstel van resolutie over de aanhouding en de vrijlating van de in Egypte ontvoerde Belgische journalist Serge Dumont".
La discussion est ouverte.
De bespreking is geopend.
21.01 Christiane Vienne, rapporteur: Madame la présidente, je m’en réfère à mon rapport écrit.
La présidente: Je m’excuse, monsieur Blanchart, mais dans l’ordre des inscrits, j’ai maintenant de heer Herman De Croo in eerste positie.
21.02 Herman De Croo (Open Vld): Mevrouw de voorzitter, collega’s, men zou terecht kunnen beweren dat deze resolutie voorbijgestreefd is. Ik zou zeggen, gelukkig maar. Ik vraag echter toch enkele ogenblikken uw aandacht om te stellen dat dit een typisch geval is van wat journalisten daar kan overkomen. Wat wij weten over wat daar gebeurt, wordt ons doorgegeven door de vrouwen en mannen die ter plekke de verslaggeving doen. Men kan ook zeggen dat er een soort CNN’isering bestaat in de wereld of een andere radio- of televisiedefinitie van wat het feit is. Weet men het niet, dan bestaat het voor velen onder ons niet en dan kunnen wij ook niet optreden in de goede zin. Weet men het wel, dan is het te danken aan de journalisten, de mensen die daar hun werk doen in soms moeilijke omstandigheden.
De resolutie die wij in de commissie hebben goedgekeurd en die wij vandaag in de Kamer zullen goedkeuren, is in die zin niet voorbijgestreefd, omdat ze typisch en topisch is voor wat daar door de berichtgeving kan gebeuren.
Ik ben bijzonder geschokt door dingen die wij elke dag lezen. In een van die staten, niet zo ver verwijderd van de staat waarover wij het hebben, kogelt men ministers neer omdat ze zich eventueel verzetten tegen een wetgeving die de godslastering zwaar zou veroordelen. Wij kunnen die informatie alleen weten en aanvoelen als de pers vrij of zo vrij mogelijk informatie kan geven.
Deze resolutie is een soort eerbetoon aan de vele vrouwen en mannen die gevallen zijn door de berichtgeving te willen verzorgen waarmee wij onze opinie kunnen vormen. Dat is de reden waarom ik deze resolutie met grote unanimiteit en aandacht hoop te zien goedkeuren.
21.03 François-Xavier de Donnea (MR): Madame la présidente, je renonce à mon temps de parole et me rallie à l'excellent discours de M. De Croo.
La présidente: Je partage votre avis.
21.04 Philippe Blanchart (PS): Madame la présidente, je tiens d'abord à excuser notre collègue Yvan Mayeur qui a dû partir en urgence pour des raisons personnelles.
C'est la raison pour laquelle j'évoque ici cette proposition de résolution qui en appelait à la libération de notre compatriote Serge Dumont, libération qui a heureusement eu lieu entre-temps.
Au vu des événements en Égypte et dans le reste du monde arabe, cette résolution intervient comme une reconnaissance du travail formidable et en toute fermeté du gouvernement belge et des Affaires étrangères, qui ont tout mis en œuvre pour conduire à sa libération rapide. Je pense que cela mérite d'être souligné.
Cette résolution réfère plus largement au travail des journalistes qui risquent leur vie pour nous informer en temps de guerre ou de révolution. Leur travail est essentiel afin que la vérité éclate aux yeux du monde comme des populations locales qui connaissent souvent la censure.
Rien que depuis le début de cette année, Reporters sans frontières a recensé plus de six journalistes tués dans le cadre de l'exercice de leur fonction. Les journalistes présents dans cette région du monde où les mouvements populaires prennent chaque jour plus d'ampleur continuent de faire l'objet de pressions et de violences graves qui sont tout à fait inacceptables.
Nous devons absolument condamner toute forme d'intimidation et de violence à l'égard des personnes qui défendent la liberté d'expression et la démocratisation en Égypte et dans cette région. En outre, le soutien au processus de démocratisation dans un cadre européen est nécessaire. La démocratie passe absolument par la liberté de la presse, par son rôle de vecteur de la liberté d'expression et d'information.
Président: André Flahaut, président
Voorzitter: André Flahaut, voorzitter
Le président: Quelqu'un
demande-t-il encore la parole? (Non)
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
La discussion est close.
De bespreking is gesloten.
Aucun amendement n'a été déposé ou redéposé.
Er werden geen amendementen ingediend of heringediend.
Le vote sur la proposition aura lieu ultérieurement.
De stemming over het voorstel zal later plaatsvinden.
22 Proposition de résolution visant à lutter contre les mutilations génitales féminines (412/1-5)
22 Voorstel van resolutie over de bestrijding van genitale verminking bij vrouwen (412/1-5)
Proposition déposée par:
Voorstel ingediend door:
Olivier
Maingain, Corinne De Permentier, Damien Thiéry, Denis Ducarme
Le texte adopté par la commission sert de base
à la discussion. (Rgt 85, 4)
(412/1)
De door de commissie aangenomen tekst geldt
als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (412/1)
La discussion est ouverte.
De bespreking is geopend.
22.01 Philippe Blanchart, rapporteur: Monsieur le président, je m'en réfère à mon rapport écrit.
22.02 Corinne De Permentier (MR): Monsieur le président, mes chers collègues, je viens défendre devant vous la proposition de résolution n° 412 relative à la lutte contre les mutilations génitales féminines. Ce texte présenté par le groupe MR a été voté à l'unanimité en commission des Relations extérieures. La raison en est simple: la proposition qui vous est soumise en séance plénière est universelle, tant par les valeurs qu'elle véhicule que par le rejet de ce qu'elle condamne.
Les valeurs véhiculées sont les suivantes: l'intégrité physique, la protection de l'enfance, l'égalité entre les hommes et les femmes et la protection de la santé, bien sûr. Elle rejette les comportements suivants: les pratiques moyenâgeuses, les souffrances inutiles confinant à la torture, le rejet de la personnalité de la femme et la domination patriarcale.
Pour être plus précise, les mutilations génitales féminines portent atteinte à un certain nombre de principes auxquels nous sommes tous attachés: l'intégrité physique des êtres humains à laquelle les pratiques dénoncées dans la présente proposition de résolution constituent une grande atteinte; l'égalité des genres – cette pratique ne touche que les femmes et est destinée à les priver de plaisir sexuel –; le refus de pratiques moyenâgeuses – les mutilations génitales féminines sont l'héritage d'une conception religieuse ne correspondant plus aux mœurs et comportements modernes et dont les conséquences physiques et psychologiques sont condamnées par la totalité du monde médical dans le monde entier.
Il convient que ces horribles pratiques effectuées par certaines personnes ne puissent être considérées comme acceptables au motif qu'elles seraient le fruit d'une différence culturelle au point qu'elles seraient exemptes de toute critique. De même, il importe que ces comportements odieux ne puissent faire l'objet d'accommodements raisonnables. Dans ce pays, les individus ont des droits, dont le premier est la protection de leur intégrité physique. Aucune valeur culturelle ou religieuse ne peut venir y porter atteinte.
Par ailleurs, dans l'optique de l'action diplomatique de notre pays et de sa Coopération au développement, il convient de ne pas sombrer dans l'angélisme. Le respect des valeurs culturelles et philosophiques d'autrui ne peut occulter le fait qu'un être humain reste un être humain, que la souffrance qu'une jeune fille endure à cause d'une mutilation génitale est universelle et que nous ne pouvons fermer les yeux sur des pratiques exercées dans d'autres pays sous prétexte que la différence doit être tolérée.
Certes, la tolérance emporte la nécessité de respecter tout ce qui nous est différent. Toutefois, en l'espèce, cette différence n'existe pas. Une mutilation génitale féminine est une pratique horrifiante sur le plan de la souffrance humaine et quelle que soit l'origine culturelle, nationale ou ethnique de la jeune fille qui doit la subir.
En outre, les complications que cela entraîne au niveau de la santé des jeunes filles compromettent leur avenir, le développement humain, social et économique étant dépendant d'une amélioration de la condition des femmes. Plaider en faveur d'une suppression des mutilations génitales partout où elles sont pratiquées est aussi une question de développement économique.
Je sollicite donc, mes chers collègues, votre soutien au vote, qui interviendra en séance plénière sur cette proposition de résolution.
22.03 Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, de genitale verminking van meisjes is een zeer schadelijke praktijk die heel moeilijk uit te roeien blijkt. Na decennialange campagnes en heel veel wettelijke verboden blijft dat maar bestaan. De Ecolo-Groen!-fractie steunt uiteraard het opvoeren van de campagne hiertegen. Wij hebben trouwens zelf recent een resolutie ingediend die daarmee te maken heeft en die in eigen land de detectie en sensibilisering zou moeten vergemakkelijken.
In de resolutie die voorligt, is er een element dat wij graag geschrapt zouden zien. Vandaar ons amendement dat ik kort even toelicht. Het gaat om het toevoegen van een opiniedelict dat bestaat uit het strafbaar stellen van pleidooien voor genitale verminking. Er zijn een aantal opiniedelicten in ons rechtssysteem, waarbij telkens in het Parlement een uitvoerige discussie werd gevoerd over de wenselijkheid van de invoering ervan in het licht van de vrijheid van meningsuiting. Dat is rond deze bepaling in het geheel niet gebeurd.
Het kan niet de bedoeling zijn om bij ieder misdrijf ook nog eens een opiniedelict te voegen dat pleidooien voor dat misdrijf strafbaar stelt. Je kan dat soms doen, je moet dat soms doen, namelijk wanneer een belangrijk maatschappelijk fenomeen zich voordoet, wanneer deze pleidooien op grote schaal voorkomen en wanneer men de praktijk of het misdrijf zelf niet kan bestrijden zonder ook dergelijke pleidooien aan te pakken. Er is echter geen aanwijzing dat dit, wanneer het gaat over genitale verminking van vrouwen en meisjes, het geval zou zijn. Daarom stellen wij voor om deze bepaling te schrappen.
Voor het overige drukken wij onze steun uit voor deze resolutie.
22.04 Els Demol (N-VA): Mijnheer de voorzitter, het amendement van mevrouw Brems stuit mij werkelijk tegen de borst. Of moet ik op dit ogenblik zeggen dat ik mij als vrouw in het kruis getast voel? Door alles maar af te schilderen als een opiniedelict, wordt de volledige resolutie eigenlijk uitgehold. Men kan geen idealen of ideeën verdedigen om vervolgens te weigeren daarin actie te ondernemen. Het verwerpen van artikel 2 zoals mevrouw Brems beoogt, maakt van de hele resolutie een lauwe intentieverklaring. De wettelijke bepaling aannemen die pleidooien voor genitale verminking bij vrouwen of meisjes strafbaar stelt, is een essentieel onderdeel van deze resolutie.
De N-VA zal dan ook tegen dit amendement stemmen.
De voorzitter:
Mevrouw Demol, ik feliciteer u met uw eerste interventie in deze assemblee. (Applaus)
22.05 Alexandra Colen (VB): Mijnheer de voorzitter, de praktijk van genitale verminking van vrouwen is eigenlijk een zeer recent fenomeen in onze maatschappij. Dat werd hier verspreid samen met de instroom van islamitische gemeenschappen uit het Afrikaans continent. In plaats van zich in te passen in de samenleving hier, hebben zij de culturen en tradities uit hun eigen land mee naar hier gebracht. Deze tradities passen echter helemaal niet in een westerse visie op de waardigheid van de mens, op de gelijkheid van de geslachten enzovoort.
Een aantal jaren geleden is er consternatie ontstaan naar aanleiding van cijfers gepubliceerd door het GAMS, een vereniging van Afrikaanse vrouwen die zich bezighouden met de bestrijding van genitale verminking en de opvang van slachtoffers.
In onze strafwet staat reeds een bepaling die de praktijk van genitale verminking bij vrouwen verbiedt. Ik heb enkele keren de ministers van Justitie, Stefaan De Clerck en Jo Vandeurzen, ondervraagd over de opvolging van dat artikel in de strafwet, maar toen hadden zij nog geen enkel cijfer inzake vervolging voor de uitoefening van deze praktijk. Ik vrees dat er op juridisch vlak nog niet veel gebeurt, maar wel op het vlak van opvang en hulpverlening.
Het is een gruwelijke en mensonterende praktijk. Ik vind het goed dat er nu, boven op de strafwet en de campagne van minister Milquet, ook via een resolutie vanuit ons Parlement een sterk signaal wordt uitgestuurd naar die gemeenschappen dat dergelijke praktijken onaanvaardbaar zijn.
In het raam daarvan vind ik het amendement van mevrouw Brems eigenlijk misplaatst. Het gaat hier helemaal niet om een opinie. Het gaat om aanzetten tot mensonwaardig handelen, waarvan vrouwen, vooral jonge vrouwen, tieners, jonge meisjes, het slachtoffer zijn. Het is eigenlijk futiel om te proberen de praktijk van genitale verminking te bestrijden als wij niet tegelijk duidelijk maken aan de mannen, aan de religieuze leiders in die gemeenschappen, dat zij moeten ophouden met te eisen dat de genitale verminking uitgevoerd wordt om de vrouwen deel te laten uitmaken van hun gemeenschap. Het moet gewoon verbannen worden. Een van de belangrijkste wijzen om dat te doen, is niet gewoon het verbod, maar het verbod op het propageren ervan door de leiders van de gemeenschappen waar die praktijk gebeurt.
Daarom stemmen wij tegen het amendement, maar van harte voor de resolutie.
22.06 Herman De Croo (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik denk dat de twee laatste spreeksters gelijk hebben. Ook ik zie niet goed in, waarom de tweede paragraaf geschrapt zou moeten worden. Mijn fractie zal dat amendement dus niet steunen.
Ik heb wel een kleine formele bemerking. Wij vragen – de Kamer vraagt – aan de regering om een wettelijke bepaling aan te nemen. Wij kunnen dat zelf doen, natuurlijk! Als wij morgen allemaal samen, over alle fracties heen, een wetsvoorstel indienen dat een bijzonder artikel invoert in het Strafwetboek, dan is het er. Het Parlement hoeft toch niet aan de regering te vragen om een wetsontwerp in te dienen, als wij bij machte zijn om dat zelf te doen. Dat is slechts een technische opmerking.
Inhoudelijk kunnen wij absoluut alle punten, van 1 tot 10, van deze resolutie steunen.
22.07 Corinne De Permentier (MR): Je remercie mes collègues pour ce que je viens d'entendre. Je partage bien sûr leur analyse. Le débat a eu lieu en commission dans un climat très serein. L'amendement en question a été rejeté et nous ne rouvrirons pas la discussion maintenant.
Pour moi, il est fondamental que cela figure dans notre proposition de résolution. Je souhaite qu'on puisse sensibiliser les personnes qui, au sein de certaines familles africaines, musulmanes ou autres, pratiquent ce genre de mutilation. Nous devons pouvoir nous doter d'un moyen de pression, parce que, souvent, ces gens sont démunis et y sont incités par des personnes qui ont autorité sur eux, en raison de la religion ou pour d'autres raisons. Pour moi, cela a tout son fondement, comme viennent de l'exprimer mes collègues.
22.08 Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, voor alle duidelijkheid, het gaat hier niet om “aanzetten tot”, wat in de resolutie staat. Het gaat om “apologie de”. Als men een praktijk zoals genitale verminking wil uitbannen, moet men vooral de culturele debatten binnen de groep waarover het gaat kunnen stimuleren. Er zullen er daar zijn die jammer genoeg af en toe al eens zeggen dat ze vinden dat er iets goed aan is. Men moet vooral de tegenargumenten daartegen stimuleren en zo die culturele verandering in gang zetten, zodat men efficiënt bezig is en impact heeft. Het is natuurlijk slechts een resolutie, die geen strafbepaling invoert.
Als hoogleraar in de rechten heb ik er moeite mee als men het heeft over opiniedelicten, dat men niet ten minste de afweging maakt met de vrije meningsuiting.
22.09 Christiane Vienne (PS): Monsieur le président, pour notre groupe, l'amendement amène une confusion et ouvre un débat qui affaiblit la résolution. Selon nous, la résolution se suffit à elle-même: l'amendement est superflu. Nous voterons donc contre.
Le président: Quelqu'un demande-t-il
encore la parole? (Non)
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
La discussion est close.
De bespreking is gesloten.
*
* * * *
Amendement déposé:
Ingediend
amendement:
Point/Punt 2
• 2 – Eva Brems (412/5)
* *
* * *
Le vote sur l'amendement est réservé.
De stemming over het amendement wordt
aangehouden.
Le vote sur l'amendement réservé et sur l'ensemble de la proposition aura lieu ultérieurement.
De stemming over het aangehouden amendement en over het geheel van het voorstel zal later plaatsvinden.
23 Proposition de résolution pour la dépénalisation de l'homosexualité dans le monde (364/1-4)
23 Voorstel van resolutie over de wereldwijde opheffing van de strafbaarstelling van homoseksualiteit (364/1-4)
Proposition déposée par:
Voorstel ingediend door:
Corinne De
Permentier, Maya Detiège, Meyrem Almaci, Gwendolyn Rutten, Karin Temmerman,
Patrick Dewael, Mathias De Clercq, Herman De Croo, Patrick Moriau, Bruno
Tuybens
Le texte adopté par la commission sert de base
à la discussion. (Rgt 85, 4) (364/1)
De door de commissie aangenomen tekst geldt
als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (364/1)
La discussion est ouverte.
De bespreking is geopend.
23.01 Christiane Vienne, rapporteur: Monsieur le président, chers collègues, cette résolution – qui aborde une question humaine extrêmement sensible puisque, dans certains pays, l'homosexualité est un délit, voire un crime – a fait l'objet de discussions qui ont abouti à un très large consensus. Lors de la discussion générale, aussi bien mes collègues Philippe Blanchart et Bruno Tuybens que moi-même avons souligné à quel point cette thématique était extrêmement importante, à quel point elle rencontrait dans le monde de plus en plus de soutien et devenait une préoccupation. Cela nous a permis d'aboutir à la conclusion que la proposition de résolution était utile et qu'elle avait aussi une portée nationale. C'est la raison pour laquelle elle a été adoptée à l'unanimité des voix, ce dont nous nous réjouissons. En effet, cette unanimité témoigne du respect des libertés individuelles, en tout cas en Belgique. En Belgique, aimer ne tue pas!
23.02 Corinne De Permentier (MR): Monsieur le président, chers collègues, la présente proposition de résolution rend en quelque sorte hommage à un de mes amis, ancien membre. C'est un clin d'œil à M. Xavier Baeselen qui est bien sûr l'auteur initial du texte déposé pour la première fois sous la précédente législature. La lutte contre l'homophobie dans le monde est un combat qui lui tenait particulièrement à cœur. Il a fait l'objet, par ses soins, d'un grand nombre de questions parlementaires. L'homophobie est une forme de racisme sexuel contre lequel nous devons nous dresser, au même titre que nous nous dressons contre toutes les formes de discrimination fondées sur la couleur de la peau ou l'origine ethnique.
Notre formation politique se fera le pourfendeur de toute forme de discrimination fondée sur l'origine, la couleur de peau ou l'orientation sexuelle. Dans bon nombre d'États, l'homosexualité est considérée comme une tare, un défaut ou une malédiction. Dans d'autres, il s'agit purement et simplement d'une infraction pénale.
La présente proposition de résolution présente les différentes formes de discrimination dont souffre la communauté homosexuelle dans certains États.
Elle sollicite du gouvernement qu'il prenne toute mesure nécessaire à l'égard de ces pays partenaires sur le plan diplomatique et en matière de coopération au développement afin que cesse toute forme de discrimination fondée sur l'orientation sexuelle. Cette acceptation de l'orientation sexuelle différente constitue une reconnaissance des droits individuels nouveaux auxquels doivent adhérer les pays partenaires de la diplomatie belge et de sa coopération au développement.
Par ailleurs, l'égalité des genres constitue l'un des thèmes transversaux de la coopération belge au développement.
Interrogé sur la question de l'égalité non pas entre les sexes différents, mais entre orientations sexuelles différentes, le ministre de la Coopération au développement a répondu que l'égalité des genres incluait l'égalité des personnes de même sexe mais de préférence sexuelle différente.
La proposition de résolution s'inscrit donc clairement dans le cadre législatif belge relatif à la coopération au développement. Par ailleurs, elle s'inscrit dans une logique de promotion du développement humain à l'échelle internationale en faisant de sa lutte contre les discriminations de toute nature un objectif tant de notre coopération au développement qu'au niveau de notre diplomatie.
Les demandes effectuées par cette proposition de résolution à l'égard du gouvernement sont les suivantes: l'intégration du respect des homosexuels dans le cadre du dialogue politique avec nos pays partenaires en coopération au développement, la rédaction par les attachés de la coopération au développement d'un chapitre spécifique consacré par les pays partenaires des droits des homosexuels, la sensibilisation du pays partenaire de la coopération au développement à l'éducation en faveur de la tolérance, le respect de l'autre et dans toutes ses différences, la prise en considération des personnes homosexuelles dans le cadre de la lutte contre les maladies sexuellement transmissibles et, enfin, d'envisager la protection effective des personnes homosexuelles par un instrument international contraignant.
Vu l'universalité de cette proposition, je sollicite votre soutien au vote qui interviendra tout à l'heure. Sachant que nous avons tenu un excellent débat en commission, un excellent rapport de Mme Vienne et un vote unanime, je pense que nous ferons l'unanimité.
23.03 Philippe Blanchart (PS): Monsieur le président, je tiens d'abord à excuser notre collègue Patrick Moriau, cosignataire de cette proposition de résolution, qui est en mission à l'étranger.
Si la Belgique est une référence mondiale en matière de respect des choix individuels d'orientation sexuelle, il n'en va pas de même dans le reste du monde en général, et en particulier dans un certain nombre de pays avec lesquels la Belgique entretient des relations économiques, des relations diplomatiques, voire même des partenariats en matière de coopération au développement.
La situation est alarmante. Chaque jour, des hommes et des femmes sont bafoués, humiliés et persécutés à cause de leurs choix les plus intimes. C'est inacceptable au XXIe siècle. Chaque individu doit jouir des droits et libertés fondamentaux, sans discrimination de race, de religion, d'appartenance philosophique ou d'orientation sexuelle.
L'homosexualité est restée un tabou dans bien des pays. Il ne faut pas aller bien loin pour voir que ce tabou reste entier, même au sein de l'Union européenne. Je pense par exemple à la mairie de Vilnius qui, en 2008, avait refusé un camion de la campagne de l'Union européenne intitulée "Pour la diversité". En 2005, en Pologne, Lech Kaczynski, maire de Varsovie, avait interdit la Gay Pride dans sa ville.
Nous avions déjà mis en avant cette problématique lors de la législature précédente. De manière générale, le long chemin vers la fin de toutes les discriminations n'est pas terminé, notamment dans des pays partenaires de la Coopération belge au développement. Le cas de l'Ouganda est particulièrement inquiétant et frappant, puisqu'un projet de loi anti-homosexualité y a été déposé le 29 septembre 2009. Ce projet vise à interdire l'homosexualité et prévoit des peines allant jusqu'à la peine capitale. C'est dans ce contexte que David Kato, militant pour les droits des gays ougandais, fut lâchement assassiné.
Vu l'absence à ce jour d'un traité interdisant toute forme de discrimination fondée sur l'orientation, la préférence ou l'identité sexuelle, ce combat n'est pas terminé. Monsieur le président, chers collègues, la Belgique, en tant qu'un des rares pays où les homosexuels jouissent de droits identiques aux hétérosexuels, se doit de réagir.
Il s'agit dès lors d'intégrer pleinement ce volet au thème des droits de l'homme, du dialogue politique entretenu par la diplomatie belge dans ses relations diplomatiques avec ses partenaires mais aussi dans des forums internationaux pour que la dépénalisation de l'homosexualité soit une priorité sur les deux hémisphères.
23.04 Meyrem Almaci (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, geachte collega’s, de voorbije drie jaar heb ik het voorrecht gehad om een paar keer delegaties uit Afrika te ontmoeten via de organisatie WISH hier in het Parlement, homorechtenactivisten die in eigen land met gevaar voor hun leven worden vervolgd of op zijn minst beschimpt, bespuwd en dagdagelijks vernederd. Af en toe komen zij tot hier met de hulp van homo- en lesbiennebewegingen uit Europa om hun verhaal te vertellen en om steun te vragen.
In de marge van het Parlement, op momenten waarop er geen zware incidenten gebeuren, is het werk belangrijk. De rechten van holebi’s vormen nog steeds een zeer belangrijk thema in de frontlinie van de mensenrechten wereldwijd. Er zijn heel wat belangrijke doorbraken gebeurd in verschillende landen, niet alleen in de westerse wereld, de voorbije jaren. Jammer genoeg zijn er echter ook plaatsen waar de klok niet een of twee uur, maar lichtjaren terug wordt gedraaid. Er zijn landen waar voor seks met iemand van hetzelfde geslacht de doodstraf terug is ingevoerd. Er zijn nog 75 landen waar je voor het hebben van seks met iemand van hetzelfde geslacht de gevangenis in kunt gaan. De evolutie is dus niet louter in gunstige zin. Sinds de invoering van het homohuwelijk in Zuid-Afrika in 2006 hebben verschillende landen in Afrika de criminalisering van holebi’s opgedreven. Zij worden daarin gesteund door extremistische religieuze organisaties vanuit de Verenigde Staten, materieel en financieel. Zij krijgen de retoriek met de paplepel aangeboden. Burundi heeft in 2009 het misdrijf voor het eerst in zijn geschiedenis in het strafwetboek opgenomen ten gevolge van dergelijke lobbying. Overheden tolereren ook heel vaak geweld tegen holebi’s. Het hoort erbij, we verwachten soms niet beter. Ook in eigen land komt niet alleen verbaal maar ook fysiek geweld tegen holebi’s – ook in deze stad waar we nu zitten – al te vaak voor.
In Oeganda is er sprake van een zeer grove haatcampagne in kranten die oproept tot dodelijk geweld. Er was de gruwelijke moord op David Kato, die ik ook heb mogen ontmoeten en waaraan ik moest terugdenken toen ik hoorde van zijn moord. Ik dacht op dat moment dat dit perfect voorspelbaar was en toch hebben wij er niets aan gedaan. Die gruwelijke moord op een leidende homoactivist, die wist onder wat voor bedreiging hij stond, moet ons allen de ogen openen. Wij kennen hem omdat hij hier verschillende keren is geweest. Er zijn evenwel heel veel mensen die niet tot hier geraken. Samen met gelijkgezinde landen moeten wij als land het voortouw nemen om dergelijke vervolgingen, dergelijke gewelddaden, dergelijke onmenselijkheden en moorden heel nadrukkelijk te verwerpen en met de betrokken regeringen in gesprek te treden om hiervan een prioriteit te maken.
Mijn fractie wil vandaag heel uitdrukkelijk deze resolutie steunen. Wij hopen dat het Parlement met deze resolutie niet zomaar even aandacht heeft voor de problematiek die onze wereld teistert en die overal sluimert, maar dat het die aandacht ook zal behouden op momenten dat er geen bekende mensen in kranten staan ten gevolge van gewelddaden. Wij hopen dat het Parlement ook op die momenten naarstig zal doorwerken aan de aanpak van een problematiek die niemand zomaar voorbij mag laten gaan. Ik hoop dat ik nooit meer mensen hoef te ontvangen die ik daarna nooit meer zal zien.
23.05 Herman De Croo (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik zal zeer kort zijn. Mijn fractie deelt uiteraard de inhoud van deze resolutie, maar ik wil een paar woorden kwijt over de techniek van een resolutie. Wij zullen vandaag met grote eenparigheid stemmen over drie resoluties.
Ik ben maar een koele minnaar van die techniek, ik beken dat, zelfs als ik er soms eens een mag ondertekenen. Ik vind dat het Parlement wetten moet maken; dat is zijn hoofdtaak van dat deel van zijn werk.
Het Reglement is gewijzigd, collega’s. Ik wil daarop de aandacht vestigen van de mensen die de resolutie mee hebben ingediend. In het commentaar van elke minister over zijn of haar beleid wanneer het betrokken deel van de begroting wordt ingediend, moet de minister antwoord geven over de stand van zaken.
Deze resolutie is zeer concreet en zegt met welke landen en met wie wij bevoorrechte relaties hebben. Deze situatie blijft duren. Mijnheer de voorzitter, ik dring erop aan dat de Kamer eist dat bij de indiening van de begroting de bevoegde minister antwoord geeft over de stand van aandacht voor de uitvoering van wat wij hier vragen. Een soort smeekbede richten tot de regering, een soort schietgebed laten weerklinken in de Kamer is onvoldoende.
U kunt het Reglement gebruiken. Ik wens te herhalen dat dit in ons Reglement staat. De minister is verplicht bij het indienen van zijn begroting in zijn beleidsopties antwoord te geven op de specifieke resoluties die de Kamer met een grote meerderheid goedgekeurd heeft. Daar sta ik op mijn strepen.
23.06 Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de voorzitter, onze fractie heeft deze resolutie uiteraard mee ondertekend. Er is al verwezen naar David Kato, die wij vorig jaar in dit Parlement hebben ontvangen, en die in Oeganda vermoord is. Met een aantal collega’s – onder andere collega Brems was daar aanwezig – zijn wij naar de dienst geweest die voor hem heeft plaatsgehad in Antwerpen. Ik vind het van ontzettend groot belang dat wij ons blijven inzetten voor mensen die louter om wie ze zijn in de gevangenis terechtkomen, beschimpt worden en onder fysieke druk komen te staan.
Als er een klein iets is dat deze situatie in positieve zin heeft doen evolueren, is dat het feit dat een werkgroep van internationale solidariteit met holebi's een tweede adem heeft gevonden. Dat zijn mensen die vanuit de westerse landen, zoals ons eigen land, heel sterk ijveren voor de ondersteuning van hun lotgenoten die in verschillende, voornamelijk Afrikaanse, landen worden bedreigd.
Ik denk dat het van het grootste belang is om de moord op David Kato elk jaar opnieuw in herinnering te brengen. Deze werkgroep zal dat ook doen. Ik hoop dat die voldoende ondersteuning zal krijgen van politieke fracties om het geweld tegen holebi's in Afrikaanse landen uiteindelijk terug te dringen.
Le président: Quelqu'un demande-t-il encore la parole? (Non)
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
La discussion est close.
De bespreking is gesloten.
Aucun amendement n'a été déposé ou redéposé.
Er werden geen amendementen ingediend of heringediend.
Le vote sur la proposition aura lieu ultérieurement.
De stemming over het voorstel zal later plaatsvinden.
Oui,
monsieur Calvo, j’y arrive. Pas de panique.
23.07 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, ik panikeer nooit, ik heb de volle 100 % vertrouwen in uw vaardigheden. Als u graag hebt dat ik nog even wacht, dan wil ik met veel plezier nog even wachten.
24 Comité P – Titre honorifique
Le président: Par lettre du 3 janvier 2011, M. Walter Peeters, membre effectif du Comité permanent de contrôle des services de police du 26 avril 2001 au 3 février 2010, demande à la Chambre de lui octroyer le titre honorifique de ses fonctions.
Bij brief van 3 januari 2011 verzoekt de heer Walter Peeters, werkend lid van het Vast Comité van toezicht op de politiediensten van 26 april 2001 tot 3 februari 2010, de Kamer hem de eretitel van zijn gewezen functie toe te kennen.
La Conférence des présidents du 19 janvier 2011 a marqué son accord sur la demande de M. Walter Peeters pour autant qu'elle reçoive l'aval de la commission d'accompagnement du Comité P.
De Conferentie van voorzitters van 19 januari 2011 is ingegaan op het verzoek van de heer Walter Peeters op voorwaarde dat de begeleidingscommissie van het Comité P het goedkeurt.
Vu qu'au cours de sa réunion du mercredi 23 février 2011, la commission d'accompagnement n'a émis aucune objection, je vous propose d'accorder à M. Walter Peeters le titre honorifique de membre du Comité permanent de contrôle des services de police.
Daar de begeleidingscommissie, tijdens haar vergadering van 23 februari 2011, geen opmerking heeft geformuleerd, stel ik u voor de heer Walter Peeters de eretitel van lid van het Vast Comité van toezicht op de politiediensten te verlenen.
Pas d'observation? (Non)
Il en sera ainsi.
Geen bezwaar? (Nee)
Aldus wordt besloten.
25 Éloge funèbre – M. Gilbert Mottard
25 Rouwhulde – de heer Gilbert Mottard
Le président (devant l'assemblée debout)
De voorzitter (voor de staande vergadering)
M. Gilbert Mottard, ancien membre de la Chambre, est décédé le 21 février dernier, à l’âge de 84 ans.
M. Mottard a vu le jour dans un environnement politique, puisque son grand-père et son père avaient en effet milité au sein du Parti ouvrier belge qui devait donner naissance au Parti socialiste.
Son engagement l’amena à suivre une formation d’assistant social.
Hij startte zijn politieke carrière in 1952, toen hij voor de PSB kandidaat was bij de gemeenteraadsverkiezingen in Hollogne-aux-Pierres.
À seulement 26 ans, il devint d’emblée bourgmestre de sa commune, une fonction qu’il exerça jusque fin 1970.
Le 1er janvier 1971, les communes de Hollogne-aux-Pierres et de Grâce-Berleur fusionnèrent pour devenir la commune de Grâce-Hollogne dont il fut le premier bourgmestre.
Vanaf maart 1968 was Gilbert Mottard ook lid van deze assemblee.
En septembre 1971, il démissionna de ses mandats de député et de bourgmestre pour devenir gouverneur de la province de Liège, une fonction qu’il occupa pendant près de dix-neuf ans, jusqu’en mai 1990.
De mai 1990 à mars 1992 enfin, M. Mottard fut ministre des Pensions dans les gouvernements Martens VIII et Martens IX.
Au nom de la Chambre, j’ai adressé à la famille du défunt mes plus sincères condoléances.
25.01 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur le président, nous sommes nombreux à avoir côtoyé notre ancien collègue, Gilbert Mottard. C'était un homme de grande conviction, qui a montré une force de travail et un enthousiasme à la tâche. Il a toujours été très présent. L'actuel bourgmestre de Grâce-Hollogne est Maurice Mottard, le fils de Gilbert Mottard. Il perpétue la tradition familiale. À lui comme à tous les membres de la famille et à tous les amis de Gilbert Mottard, au nom du gouvernement, je me joins à vous pour présenter nos plus sincères condoléances.
La Chambre observe une minute de silence.
De Kamer neemt een minuut stilte in acht.
26 Prise en considération de propositions
26 Inoverwegingneming van voorstellen
Le président: Vous
avez pris connaissance dans l'ordre du jour qui vous a été distribué de la
liste des propositions dont la prise en considération est demandée.
In de laatst rondgedeelde agenda komt een
lijst van voorstellen voor waarvan de inoverwegingneming is gevraagd.
S'il n'y a pas d'observations à ce sujet, je
considérerai la prise en considération comme acquise et je renvoie les
propositions aux commissions compétentes conformément au Règlement.
Indien er geen bezwaar is, beschouw ik deze
als aangenomen; overeenkomstig het Reglement worden die voorstellen naar de
bevoegde commissies verzonden.
Pas d'observation? (Non)
Il en sera ainsi.
Geen bezwaar? (Nee)
Aldus wordt besloten.
Je vous propose également de prendre en
considération:
- la proposition de résolution de Mmes
Muriel Gerkens, Eva Brems, Zoé Genot et Meyrem Almaci visant à aider les
femmes, jeunes filles et fillettes victimes de mutilations génitales et à
rembourser les actes de réparation par l'INAMI (n° 1254/1);
- la proposition de résolution de Mme
Marie-Claire Lambert, MM. Daniel Bacquelaine, Yvan Mayeur et Alain Mathot, Mme
Colette Burgeon et M. Franco Seminara visant à améliorer la prise en charge des
patients dans le domaine de la pédopsychiatrie (nr. 1258/1).
Renvoi à la commission de la Santé publique,
de l'Environnement et du Renouveau de la Société;
- la proposition de loi de Mme Liesbeth
Van der Auwera et MM. Raf Terwingen, Jef Van den Bergh, Servais
Verherstraeten et Willem-Frederik Schiltz modifiant la loi-cadre du
3 août 2007 relative aux professions intellectuelles prestataires de
services en ce qui concerne le traitement des plaintes (n° 1274/1);
- la proposition de loi de Mme Kattrin
Jadin, M. Damien Thiéry et Mme Karine Lalieux sur les organismes chargés
du contrôle de la profession d'architecte (n° 1275/1).
Renvoi à la commission de l'Économie, de la
Politique scientifique, de l'Éducation, des Institutions scientifiques et
culturelles nationales, des Classes moyennes et de l'Agriculture;
- la proposition de loi de Mme Catherine
Fonck modifiant les lois du 16 mars 1971 sur le travail et du
3 juillet 1978 relative aux contrats de travail instituant une protection
pour les travailleuses et les travailleurs qui s'absentent du travail pour le
diagnostic et le traitement de l'infertilité (n° 1268/1);
- la proposition de loi de MM. Yvan Mayeur
et David Clarinval, Mmes Valérie Déom, Colette Burgeon, Marie-Claire Lambert,
Christiane Vienne et Julie Fernandez Fernandez modifiant la loi du
16 mars 1971 sur le travail, instaurant une protection des
travailleuses et des travailleurs dans le cadre d'un traitement de
l'infertilité (n° 1269/1).
Renvoi à la commission des Affaires
sociales.
Ik stel u ook voor in overweging te nemen:
- het voorstel van resolutie van de
dames Muriel Gerkens, Eva Brems, Zoé Genot en Meyrem Almaci betreffende hulp
aan vrouwen, jongvolwassen meisjes en jonge meisjes die het slachtoffer zijn geworden
van genitale verminking en betreffende de terugbetaling door het RIZIV van de
hersteloperaties (nr. 1254/1);
- het voorstel van resolutie van
mevrouw Marie-Claire Lambert, de heren Daniel Bacquelaine, Yvan Mayeur en Alain
Mathot, mevrouw Colette Burgeon en de heer Franco Seminara over de verbetering
van de patiëntenzorg in de kinderpsychiatrie (nr. 1258/1).
Verzonden naar de commissie voor de
Volksgezondheid, het Leefmilieu en de Maatschappelijke Hernieuwing;
- het wetsvoorstel van mevrouw Liesbeth
Van der Auwera en de heren Raf Terwingen, Jef Van den Bergh, Servais
Verherstraeten en Willem-Frederik Schiltz tot wijziging van de kaderwet van
3 augustus 2007 betreffende de dienstverlenende intellectuele
beroepen wat de behandeling van klachten betreft (nr. 1274/1);
- het wetsvoorstel van mevrouw Kattrin
Jadin, de heer Damien Thiéry en mevrouw Karine Lalieux op de instellingen
belast met het toezicht op het beroep van architect (nr. 1275/1).
Verzonden naar de commissie voor het
Bedrijfsleven, het Wetenschapsbeleid, het Onderwijs, de nationale
wetenschappelijke en culturele Instellingen, de Middenstand en de Landbouw;
- het wetsvoorstel van mevrouw
Catherine Fonck tot wijziging van de arbeidswet van 16 maart 1971 en
van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en
tot instelling van een bescherming voor de werkneemsters en de werknemers die
met het oog op het diagnosticeren en het behandelen van onvruchtbaarheid van
het werk afwezig zijn (nr. 1268/1);
- het wetsvoorstel van de heren Yvan Mayeur
en David Clarinval, de dames Valérie Déom, Colette Burgeon, Marie-Claire
Lambert, Christiane Vienne en Julie Fernandez Fernandez tot wijziging van de
arbeidswet van 16 maart 1971, teneinde de werknemers en werkneemsters
te beschermen die een vruchtbaarheidsbehandeling volgen (nr. 1269/1).
Verzonden naar de commissie voor de
Sociale Zaken.
Pas d'observation? (Non)
Il en sera ainsi.
Geen bezwaar? (Nee)
Aldus wordt besloten.
J'ai ensuite été saisi d'une motion visant à adapter l'agenda de notre séance d'aujourd'hui. Elle fait appel à l'article 17.3 du Règlement et a été déposée principalement par M. Calvo. Elle dit ceci:
“Op basis van het Reglement van de Kamer, artikel 17.3 – de agenda mag nadien slechts worden gewijzigd door een stemming, uitgebracht op initiatief hetzij van de voorzitter van de Kamer, hetzij van de regering, of door een stemming, uitgebracht over een motie, schriftelijk voorgedragen en gesteund door een derde van de leden van de Kamer – vragen wij dat het voorstel van resolutie van Kristof Calvo, Éric Jadot, Bruno Tobback, David Clarinval, Willem-Frederik Schiltz, betreffende de steun van België aan het optrekken van de Europese reductiedoelstelling tot 30 % minder broeikasgassen tegen 2020 (nr. 1245/1), dat gisteren, 2 maart, werd goedgekeurd in de commissie voor de Volksgezondheid, het Leefmilieu en de Maatschappelijke Hernieuwing, wordt toegevoegd aan de agenda van deze plenaire vergadering van 3 maart 2011.”
26.01 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, graag geef ik nog een woordje uitleg. Een aantal mensen uit verschillende fracties heeft een schriftelijke motie ingediend om alsnog de agendering van de resolutie af te dwingen. (Protest van de heer Jambon)
Mijnheer Jambon, ik ben bijzonder ongeduldig, maar u blijkt nog ongeduldiger te zijn dan ik. Dat is goed om vast te stellen.
Collega’s, waarom vragen wij alsnog de agendering van de resolutie? De uitvoering ervan vergt overleg met de andere entiteiten van ons land, met de regio’s. Het eerste overleg over het standpunt ter zake vindt reeds morgen plaats. Op Europees niveau zal het overleg geïnitieerd worden op 14 maart. Slagen wij er niet in om de resolutie vandaag te bespreken, dan zal ze enigszins achterhaald zijn. Dat zou bijzonder jammer zijn en niet meteen getuigen van een proactief en slagkrachtig parlement.
26.02 Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik voel enorm veel medelijden met de heer Calvo, omdat de procedures toch echt wel tegen hem spelen. Wij hebben vandaag het verslag ontvangen. Ik denk dat er drie dagen over moeten gaan vooraleer het punt naar de plenaire vergadering kan gaan. Ik vraag toepassing van het Reglement.
De voorzitter: Dat is bepaald in artikel 85 van het Reglement. Mijnheer Calvo, het spijt me, maar het Reglement is het Reglement.
(…): (…)
Le président: Non, madame! Le rapport doit être déposé au moins trois jours avant la discussion en séance plénière. Ce n'est pas le cas; je n'ai pas ce rapport, vous ne l'avez pas non plus. C'est l'article 85 du Règlement qui prévoit cette disposition, et j'applique le Règlement!
L'incident est clos.
Het incident is gesloten.
27 Proposition de loi modifiant le Code judiciaire en ce qui concerne la comparution personnelle et la tentative de conciliation en cas de divorce, et instaurant une information sur l'existence et l'utilité de la médiation en matière de divorce (nouvel intitulé) (756/10)
27 Wetsvoorstel tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek wat de persoonlijke verschijning en de poging tot verzoening bij echtscheiding betreft en tot invoering van een kennisgeving over het bestaan en het nut van bemiddeling in echtscheidingszaken (nieuw opschrift) (756/10)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une
déclaration avant le vote? (Non)
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de stemming
/ Résultat du vote.
(Stemming/vote 1) |
||
Ja |
84 |
Oui |
Nee |
20 |
Non |
Onthoudingen |
12 |
Abstentions |
Totaal |
116 |
Total |
En conséquence, la Chambre adopte la
proposition de loi. Elle sera transmise en tant que projet au Sénat. (756/11)
Bijgevolg neemt de Kamer het wetsvoorstel
aan. Het zal als ontwerp aan de Senaat worden overgezonden. (756/11)
28 Proposition de loi modifiant la loi du 20 décembre 2010 concernant l'exercice de certains droits des actionnaires de sociétés cotées (1193/1)
28 Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 20 december 2010 betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders van genoteerde vennootschappen (1193/1)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une
déclaration avant le vote? (Non)
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 2) |
||
Ja |
115 |
Oui |
Nee |
0 |
Non |
Onthoudingen |
0 |
Abstentions |
Totaal |
115 |
Total |
En conséquence, la Chambre adopte la
proposition de loi. Elle sera transmise en tant que projet au Sénat. (1193/2)
Bijgevolg neemt de Kamer het wetsvoorstel
aan. Het zal als ontwerp aan de Senaat worden overgezonden. (1193/2)
29 Projet de loi portant assentiment au Protocole, fait à Bruxelles le 23 juin 2010, modifiant le Protocole sur les dispositions transitoires, annexé au Traité sur l'Union européenne, au Traité sur le fonctionnement de l'Union européenne et au Traité instituant la Communauté européenne de l'Energie atomique (903/1)
29 Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol, gedaan te Brussel op 23 juni 2010, tot wijziging van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie gehechte Protocol betreffende de overgangsbepalingen (903/1)
Transmis par le Sénat
Overgezonden door de Senaat
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une
déclaration avant le vote? (Non)
Vraagt iemand het woord voor een
stemverklaring? (Nee)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 3) |
||
Ja |
113 |
Oui |
Nee |
0 |
Non |
Onthoudingen |
0 |
Abstentions |
Totaal |
113 |
Total |
En conséquence, la Chambre adopte le projet de
loi. Il sera soumis à la sanction royale. (903/2)
Bijgevolg neemt de Kamer het wetsontwerp
aan. Het zal aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd. (903/2)
30 Voorstel van resolutie betreffende de steun aan de democratische bewegingen en de eerbiediging van de mensenrechten in Noord-Afrika en het Midden-Oosten (nieuw opschrift) (1194/5)
30 Proposition de résolution relative au soutien des mouvements démocratiques et au respect des Droits de l'Homme en Afrique du Nord et au Moyen-Orient (nouvel intitulé) (1194/5)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une
déclaration avant le vote? (Non)
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 4) |
||
Ja |
114 |
Oui |
Nee |
0 |
Non |
Onthoudingen |
0 |
Abstentions |
Totaal |
114 |
Total |
Bijgevolg neemt de Kamer het voorstel van
resolutie aan. Het zal ter kennis van de regering worden gebracht. (1194/6)
En conséquence, la Chambre adopte la
proposition de résolution. Il en sera donné connaissance au gouvernement. (1194/6)
31 Voorstel van resolutie over de aanhouding en de vrijlating van de in Egypte ontvoerde Belgische journalist Serge Dumont (nieuw opschrift) (1166/4)
31 Proposition de résolution relative à l'arrestation et à la libération du journaliste belge, Serge Dumont, enlevé en Egypte (nouvel intitulé) (1166/4)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une
déclaration avant le vote? (Non)
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 5) |
||
Ja |
116 |
Oui |
Nee |
0 |
Non |
Onthoudingen |
0 |
Abstentions |
Totaal |
116 |
Total |
Bijgevolg neemt de Kamer het voorstel van
resolutie aan. Het zal ter kennis van de regering worden gebracht. (1166/5)
En conséquence, la Chambre adopte la
proposition de résolution. Il en sera donné connaissance au gouvernement. (1166/5)
32 Aangehouden amendement op het voorstel van resolutie over de bestrijding van genitale verminking bij vrouwen (412/1-5)
32 Amendement réservé à la proposition de résolution visant à lutter contre les mutilations génitales féminines (412/1-5)
Stemming over amendement nr. 2 van Eva Brems
tot weglating van punt 2.(412/5)
Vote sur l'amendement n° 2 de Eva Brems tendant
à supprimer le point 2. (412/5)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 6) |
||
Ja |
12 |
Oui |
Nee |
97 |
Non |
Onthoudingen |
5 |
Abstentions |
Totaal |
114 |
Total |
Bijgevolg is het amendement verworpen en is punt 2 aangenomen.
En conséquence, l'amendement est rejeté et le point 2 est adopté.
33 Geheel van het voorstel van resolutie over de bestrijding van genitale verminking bij vrouwen (412/1)
33 Ensemble de la proposition de résolution visant à lutter contre les mutilations génitales féminines (412/1)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une
déclaration avant le vote? (Non)
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 7) |
||
Ja |
116 |
Oui |
Nee |
0 |
Non |
Onthoudingen |
0 |
Abstentions |
Totaal |
116 |
Total |
Bijgevolg neemt de Kamer het voorstel van
resolutie aan. Het zal ter kennis van de regering worden gebracht. (412/6)
En conséquence, la Chambre adopte la
proposition de résolution. Il en sera donné connaissance au gouvernement. (412/6)
34 Voorstel van resolutie over de wereldwijde opheffing van de strafbaarstelling van homoseksualiteit (364/1)
34 Proposition de résolution pour la dépénalisation de l'homosexualité dans le monde (364/1)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une
déclaration avant le vote? (Non)
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 8) |
||
Ja |
114 |
Oui |
Nee |
0 |
Non |
Onthoudingen |
0 |
Abstentions |
Totaal |
114 |
Total |
Bijgevolg neemt de Kamer het voorstel van
resolutie aan. Het zal ter kennis van de regering worden gebracht. (364/5)
En conséquence, la Chambre adopte la
proposition de résolution. Il en sera donné connaissance au gouvernement. (364/5)
35 Adoption de l’ordre du jour
Nous devons nous prononcer sur le projet d’ordre du jour que vous propose la Conférence des présidents.
Wij moeten ons thans uitspreken over de ontwerp-agenda die de Conferentie van voorzitters u voorstelt.
Pas d’observation? (Non) La proposition est adoptée.
Geen bezwaar? (Nee) Het voorstel is aangenomen.
De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering woensdag 16 maart 2011 om 14.15 uur.
La séance est levée. Prochaine séance le mercredi 16 mars 2011 à 14.15 heures.
De vergadering wordt gesloten om 18.40 uur.
La séance est levée à 18.40 heures.
L'annexe est reprise dans une brochure
séparée, portant le numéro CRIV 53 PLEN 021 annexe. |
De bijlage is opgenomen in een aparte
brochure met nummer CRIV 53 PLEN 021 bijlage. |
|
|
|
|
Vote nominatif - Naamstemming: 001
Oui
|
084 |
Ja |
Almaci Meyrem, Arens Joseph, Bacquelaine
Daniel, Balcaen Ronny, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Beuselinck Manu,
Blanchart Philippe, Boulet Juliette, Bracke Siegfried, Brems Eva, Brotcorne
Christian, Burgeon Colette, Calvo y Castañer Kristof, Clarinval David, Clerfayt
Bernard, Coëme Guy, Collard Philippe, Courard Philippe, De Block Maggie, De Bue
Valérie, De Clercq Mathias, De Croo Herman, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie,
de Donnea François-Xavier, Degroote Koenraad, Delizée Jean-Marc, De
Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, De Permentier Corinne, De
Vriendt Wouter, Dewael Patrick, Ducarme Denis, Dufrane Anthony, Dumery Daphné,
Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Francken Theo,
Frédéric André, Galant Jacqueline, Genot Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel,
Giet Thierry, Gilkinet Georges, Goffin Philippe, Grosemans Karolien, Henry
Olivier, Jambon Jan, Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire, Laruelle Sabine,
Louis Laurent, Luykx Peter, Maertens Bert, Maingain Olivier, Mathot Alain,
Musin Linda, Onkelinx Laurette, Rolin Myriam, Seminara Franco, Smeyers Sarah,
Snoy et d'Oppuers Thérèse, Somers Ine, Thiébaut Eric, Thiéry Damien, Turtelboom
Annemie, Uyttersprot Karel, Van Cauter Carina, Van Den Ende Annick, Vandeput
Steven, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Hecke Stefaan, Van Moer
Reinilde, Van Quickenborne Vincent, Van Vaerenbergh Kristien, Vienne
Christiane, Weyts Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle
Non
|
020 |
Nee |
Annemans Gerolf, Bonte Hans, Colen Alexandra,
De Bont Rita, De Man Filip, D'haeseleer Guy, Geerts David, Goyvaerts Hagen,
Landuyt Renaat, Logghe Peter, Ponthier Annick, Schoofs Bert, Temmerman Karin,
Tobback Bruno, Tuybens Bruno, Van der Maelen Dirk, Vanheste Ann, Vanlerberghe
Myriam, Vanvelthoven Peter, Veys Tanguy
Abstentions |
012 |
Onthoudingen |
Bogaert Hendrik, De Clerck Stefaan, Devlies
Carl, Dierick Leen, Kindermans Gerald, Lanjri Nahima, Muylle Nathalie, Terwingen
Raf, Van den Bergh Jef, Van der Auwera Liesbeth, Verherstraeten Servais,
Vervotte Inge
Vote nominatif - Naamstemming: 002
Oui
|
115 |
Ja |
Almaci Meyrem, Annemans Gerolf, Arens Joseph,
Bacquelaine Daniel, Balcaen Ronny, Bastin Christophe, Battheu Sabien,
Beuselinck Manu, Blanchart Philippe, Bogaert Hendrik, Bonte Hans, Boulet
Juliette, Bracke Siegfried, Brems Eva, Brotcorne Christian, Burgeon Colette,
Calvo y Castañer Kristof, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Coëme Guy, Colen
Alexandra, Collard Philippe, Courard Philippe, De Block Maggie, De Bont Rita,
De Bue Valérie, De Clerck Stefaan, De Clercq Mathias, De Croo Herman, Dedecker
Peter, Dedecker Jean Marie, de Donnea François-Xavier, Degroote Koenraad,
Delizée Jean-Marc, De Man Filip, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol
Elsa, De Permentier Corinne, Devlies Carl, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick,
D'haeseleer Guy, Dierick Leen, Ducarme Denis, Dufrane Anthony, Dumery Daphné,
Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Frédéric André,
Galant Jacqueline, Geerts David, Genot Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Giet
Thierry, Gilkinet Georges, Goffin Philippe, Goyvaerts Hagen, Grosemans
Karolien, Henry Olivier, Jambon Jan, Kindermans Gerald, Lalieux Karine, Lambert
Marie-Claire, Landuyt Renaat, Lanjri Nahima, Laruelle Sabine, Logghe Peter,
Louis Laurent, Luykx Peter, Maertens Bert, Maingain Olivier, Mathot Alain,
Musin Linda, Muylle Nathalie, Onkelinx Laurette, Ponthier Annick, Rolin Myriam,
Schoofs Bert, Seminara Franco, Smeyers Sarah, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Somers
Ine, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Thiéry Damien, Tobback
Bruno, Turtelboom Annemie, Tuybens Bruno, Uyttersprot Karel, Van Cauter Carina,
Van den Bergh Jef, Van Den Ende Annick, Vandeput Steven, Van der Auwera
Liesbeth, Van der Maelen Dirk, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van
Hecke Stefaan, Vanheste Ann, Vanlerberghe Myriam, Van Moer Reinilde, Van
Quickenborne Vincent, Van Vaerenbergh Kristien, Vanvelthoven Peter,
Verherstraeten Servais, Vervotte Inge, Veys Tanguy, Vienne Christiane, Weyts
Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle
Non |
000 |
Nee |
Abstentions |
000 |
Onthoudingen |
Vote nominatif - Naamstemming: 003
Oui
|
113 |
Ja |
Almaci Meyrem, Annemans Gerolf, Arens Joseph,
Bacquelaine Daniel, Balcaen Ronny, Bastin Christophe, Battheu Sabien,
Beuselinck Manu, Blanchart Philippe, Bogaert Hendrik, Bonte Hans, Boulet
Juliette, Bracke Siegfried, Brems Eva, Brotcorne Christian, Burgeon Colette,
Clarinval David, Clerfayt Bernard, Coëme Guy, Colen Alexandra, Collard
Philippe, Courard Philippe, De Block Maggie, De Bont Rita, De Bue Valérie, De
Clerck Stefaan, De Clercq Mathias, De Croo Herman, Dedecker Peter, Dedecker
Jean Marie, de Donnea François-Xavier, Degroote Koenraad, Delizée Jean-Marc, De
Man Filip, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, De Permentier
Corinne, Devlies Carl, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick, Dierick Leen, Ducarme
Denis, Dufrane Anthony, Dumery Daphné, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut
André, Fonck Catherine, Francken Theo, Frédéric André, Galant Jacqueline,
Geerts David, George Joseph, Gerkens Muriel, Giet Thierry, Gilkinet Georges,
Goffin Philippe, Goyvaerts Hagen, Grosemans Karolien, Henry Olivier, Jambon
Jan, Kindermans Gerald, Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire, Landuyt Renaat,
Lanjri Nahima, Laruelle Sabine, Logghe Peter, Louis Laurent, Luykx Peter,
Maertens Bert, Maingain Olivier, Mathot Alain, Musin Linda, Muylle Nathalie,
Onkelinx Laurette, Ponthier Annick, Rolin Myriam, Schoofs Bert, Seminara Franco,
Smeyers Sarah, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Somers Ine, Temmerman Karin,
Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Thiéry Damien, Tobback Bruno, Turtelboom Annemie,
Tuybens Bruno, Uyttersprot Karel, Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van Den
Ende Annick, Vandeput Steven, Van der Auwera Liesbeth, Van der Maelen Dirk, Van
Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Hecke Stefaan, Vanheste Ann,
Vanlerberghe Myriam, Van Moer Reinilde, Van Quickenborne Vincent, Van
Vaerenbergh Kristien, Vanvelthoven Peter, Verherstraeten Servais, Vervotte
Inge, Veys Tanguy, Vienne Christiane, Weyts Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle
Non |
000 |
Nee |
Abstentions |
000 |
Onthoudingen |
Vote nominatif - Naamstemming: 004
Oui
|
114 |
Ja |
Almaci Meyrem, Annemans Gerolf, Arens Joseph,
Bacquelaine Daniel, Balcaen Ronny, Bastin Christophe, Battheu Sabien,
Beuselinck Manu, Blanchart Philippe, Bogaert Hendrik, Bonte Hans, Boulet
Juliette, Bracke Siegfried, Brems Eva, Brotcorne Christian, Burgeon Colette,
Clarinval David, Clerfayt Bernard, Coëme Guy, Colen Alexandra, Collard
Philippe, Courard Philippe, De Block Maggie, De Bont Rita, De Bue Valérie, De
Clerck Stefaan, De Clercq Mathias, De Croo Herman, Dedecker Peter, Dedecker
Jean Marie, de Donnea François-Xavier, Degroote Koenraad, Delizée Jean-Marc, De
Man Filip, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, De Permentier
Corinne, Devlies Carl, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick, D'haeseleer Guy,
Dierick Leen, Ducarme Denis, Dufrane Anthony, Dumery Daphné, Fernandez Fernandez
Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Francken Theo, Frédéric André, Galant
Jacqueline, Geerts David, Genot Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Giet
Thierry, Gilkinet Georges, Goffin Philippe, Goyvaerts Hagen, Grosemans
Karolien, Henry Olivier, Jambon Jan, Kindermans Gerald, Lalieux Karine, Lambert
Marie-Claire, Landuyt Renaat, Lanjri Nahima, Laruelle Sabine, Logghe Peter,
Louis Laurent, Luykx Peter, Maertens Bert, Maingain Olivier, Mathot Alain,
Musin Linda, Muylle Nathalie, Onkelinx Laurette, Ponthier Annick, Rolin Myriam,
Schoofs Bert, Seminara Franco, Smeyers Sarah, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Somers
Ine, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Thiéry Damien, Tobback
Bruno, Turtelboom Annemie, Tuybens Bruno, Uyttersprot Karel, Van Cauter Carina,
Van den Bergh Jef, Van Den Ende Annick, Vandeput Steven, Van der Auwera
Liesbeth, Van der Maelen Dirk, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van
Hecke Stefaan, Vanheste Ann, Vanlerberghe Myriam, Van Quickenborne Vincent, Van
Vaerenbergh Kristien, Vanvelthoven Peter, Verherstraeten Servais, Vervotte
Inge, Veys Tanguy, Vienne Christiane, Weyts Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle
Non |
000 |
Nee |
Abstentions |
000 |
Onthoudingen |
Vote nominatif - Naamstemming: 005
Oui
|
116 |
Ja |
Almaci Meyrem, Annemans Gerolf, Arens Joseph,
Bacquelaine Daniel, Balcaen Ronny, Bastin Christophe, Battheu Sabien,
Beuselinck Manu, Blanchart Philippe, Bonte Hans, Boulet Juliette, Bracke
Siegfried, Brems Eva, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Calvo y Castañer Kristof,
Clarinval David, Clerfayt Bernard, Coëme Guy, Colen Alexandra, Collard
Philippe, Courard Philippe, De Block Maggie, De Bont Rita, De Bue Valérie, De
Clerck Stefaan, De Clercq Mathias, De Croo Herman, Dedecker Peter, Dedecker
Jean Marie, de Donnea François-Xavier, Degroote Koenraad, Delizée Jean-Marc, De
Man Filip, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, De Permentier
Corinne, Devlies Carl, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick, D'haeseleer Guy,
Dierick Leen, Ducarme Denis, Dufrane Anthony, Dumery Daphné, Fernandez
Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Francken Theo, Frédéric André,
Galant Jacqueline, Geerts David, Genot Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Giet
Thierry, Gilkinet Georges, Goffin Philippe, Goyvaerts Hagen, Grosemans Karolien,
Henry Olivier, Jadot Eric, Jambon Jan, Kindermans Gerald, Lalieux Karine,
Lambert Marie-Claire, Landuyt Renaat, Lanjri Nahima, Laruelle Sabine, Logghe
Peter, Louis Laurent, Luykx Peter, Maertens Bert, Maingain Olivier, Mathot
Alain, Musin Linda, Muylle Nathalie, Onkelinx Laurette, Ponthier Annick, Rolin
Myriam, Schoofs Bert, Seminara Franco, Smeyers Sarah, Snoy et d'Oppuers
Thérèse, Somers Ine, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Thiéry
Damien, Tobback Bruno, Turtelboom Annemie, Tuybens Bruno, Uyttersprot Karel,
Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van Den Ende Annick, Vandeput Steven, Van
der Auwera Liesbeth, Van der Maelen Dirk, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck
Jan, Van Hecke Stefaan, Vanheste Ann, Vanlerberghe Myriam, Van Moer Reinilde,
Van Quickenborne Vincent, Van Vaerenbergh Kristien, Vanvelthoven Peter,
Verherstraeten Servais, Vervotte Inge, Veys Tanguy, Vienne Christiane, Weyts
Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle
Non |
000 |
Nee |
Abstentions |
000 |
Onthoudingen |
Vote nominatif - Naamstemming: 006
Oui
|
012 |
Ja |
Almaci Meyrem, Balcaen Ronny, Boulet Juliette,
Brems Eva, Calvo y Castañer Kristof, De Vriendt Wouter, Genot Zoé, Gerkens
Muriel, Gilkinet Georges, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Van Hecke Stefaan, Vanvelthoven
Peter
Non
|
097 |
Nee |
Annemans Gerolf, Arens Joseph, Bacquelaine
Daniel, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Beuselinck Manu, Blanchart Philippe,
Bogaert Hendrik, Bracke Siegfried, Brotcorne Christian, Burgeon Colette,
Clarinval David, Clerfayt Bernard, Colen Alexandra, Collard Philippe, Courard
Philippe, De Block Maggie, De Bont Rita, De Bue Valérie, De Clerck Stefaan, De
Clercq Mathias, De Croo Herman, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, de Donnea
François-Xavier, Degroote Koenraad, Delizée Jean-Marc, De Man Filip, De
Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, De Permentier Corinne, Devlies
Carl, Dewael Patrick, D'haeseleer Guy, Dierick Leen, Ducarme Denis, Dufrane
Anthony, Dumery Daphné, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine,
Francken Theo, Frédéric André, Galant Jacqueline, Geerts David, George Joseph,
Giet Thierry, Goffin Philippe, Goyvaerts Hagen, Grosemans Karolien, Henry
Olivier, Jambon Jan, Kindermans Gerald, Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire,
Lanjri Nahima, Laruelle Sabine, Logghe Peter, Louis Laurent, Luykx Peter,
Maertens Bert, Maingain Olivier, Musin Linda, Muylle Nathalie, Onkelinx
Laurette, Ponthier Annick, Rolin Myriam, Schoofs Bert, Seminara Franco, Smeyers
Sarah, Somers Ine, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Thiéry
Damien, Turtelboom Annemie, Uyttersprot Karel, Van Cauter Carina, Van den Bergh
Jef, Van Den Ende Annick, Vandeput Steven, Van der Auwera Liesbeth, Van
Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Vanheste Ann, Vanlerberghe Myriam, Van Moer
Reinilde, Van Quickenborne Vincent, Van Vaerenbergh Kristien, Verherstraeten
Servais, Vervotte Inge, Veys Tanguy, Vienne Christiane, Weyts Ben, Wollants
Bert, Wouters Veerle
Abstentions |
005 |
Onthoudingen |
Bonte Hans, Landuyt Renaat, Tobback Bruno, Tuybens
Bruno, Van der Maelen Dirk
Vote nominatif - Naamstemming: 007
Oui
|
116 |
Ja |
Almaci Meyrem, Annemans Gerolf, Arens Joseph,
Bacquelaine Daniel, Balcaen Ronny, Bastin Christophe, Battheu Sabien,
Beuselinck Manu, Blanchart Philippe, Bogaert Hendrik, Bonte Hans, Boulet
Juliette, Bracke Siegfried, Brems Eva, Brotcorne Christian, Burgeon Colette,
Calvo y Castañer Kristof, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Coëme Guy, Colen
Alexandra, Collard Philippe, Courard Philippe, De Block Maggie, De Bont Rita,
De Bue Valérie, De Clerck Stefaan, De Clercq Mathias, De Croo Herman, Dedecker
Peter, Dedecker Jean Marie, de Donnea François-Xavier, Degroote Koenraad,
Delizée Jean-Marc, De Man Filip, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol
Elsa, De Permentier Corinne, Devlies Carl, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick,
D'haeseleer Guy, Dierick Leen, Ducarme Denis, Dufrane Anthony, Dumery Daphné,
Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Francken Theo,
Frédéric André, Galant Jacqueline, Geerts David, Genot Zoé, George Joseph,
Gerkens Muriel, Giet Thierry, Gilkinet Georges, Goffin Philippe, Goyvaerts
Hagen, Grosemans Karolien, Henry Olivier, Jambon Jan, Kindermans Gerald,
Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire, Landuyt Renaat, Lanjri Nahima, Laruelle Sabine,
Logghe Peter, Louis Laurent, Luykx Peter, Maertens Bert, Maingain Olivier,
Mathot Alain, Musin Linda, Muylle Nathalie, Onkelinx Laurette, Ponthier Annick,
Rolin Myriam, Schoofs Bert, Seminara Franco, Smeyers Sarah, Snoy et d'Oppuers
Thérèse, Somers Ine, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Thiéry
Damien, Tobback Bruno, Turtelboom Annemie, Tuybens Bruno, Uyttersprot Karel,
Van Cauter Carina, Van den Bergh Jef, Van Den Ende Annick, Vandeput Steven, Van
der Auwera Liesbeth, Van der Maelen Dirk, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck
Jan, Van Hecke Stefaan, Vanheste Ann, Vanlerberghe Myriam, Van Moer Reinilde,
Van Quickenborne Vincent, Van Vaerenbergh Kristien, Vanvelthoven Peter,
Verherstraeten Servais, Vervotte Inge, Veys Tanguy, Vienne Christiane, Weyts
Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle
Non |
000 |
Nee |
Abstentions |
000 |
Onthoudingen |
Vote nominatif - Naamstemming: 008
Oui
|
114 |
Ja |
Almaci Meyrem, Annemans Gerolf, Arens Joseph,
Bacquelaine Daniel, Balcaen Ronny, Bastin Christophe, Battheu Sabien,
Beuselinck Manu, Blanchart Philippe, Bogaert Hendrik, Bonte Hans, Boulet
Juliette, Bracke Siegfried, Brems Eva, Brotcorne Christian, Burgeon Colette,
Calvo y Castañer Kristof, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Coëme Guy, Colen Alexandra,
Collard Philippe, Courard Philippe, De Bont Rita, De Bue Valérie, De Clerck
Stefaan, De Clercq Mathias, De Croo Herman, Dedecker Peter, Dedecker Jean
Marie, de Donnea François-Xavier, Degroote Koenraad, Delizée Jean-Marc, De Man
Filip, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Demol Elsa, De Permentier
Corinne, Devlies Carl, De Vriendt Wouter, D'haeseleer Guy, Dierick Leen,
Ducarme Denis, Dufrane Anthony, Dumery Daphné, Fernandez Fernandez Julia,
Flahaut André, Fonck Catherine, Francken Theo, Frédéric André, Galant
Jacqueline, Geerts David, Genot Zoé, George Joseph, Gerkens Muriel, Giet
Thierry, Gilkinet Georges, Goffin Philippe, Goyvaerts Hagen, Grosemans
Karolien, Henry Olivier, Jambon Jan, Kindermans Gerald, Lalieux Karine, Lambert
Marie-Claire, Landuyt Renaat, Lanjri Nahima, Laruelle Sabine, Logghe Peter,
Louis Laurent, Luykx Peter, Maertens Bert, Maingain Olivier, Mathot Alain,
Musin Linda, Muylle Nathalie, Onkelinx Laurette, Ponthier Annick, Rolin Myriam,
Schoofs Bert, Seminara Franco, Smeyers Sarah, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Somers
Ine, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Thiéry Damien, Tobback
Bruno, Turtelboom Annemie, Tuybens Bruno, Uyttersprot Karel, Van Cauter Carina,
Van den Bergh Jef, Van Den Ende Annick, Vandeput Steven, Van der Auwera
Liesbeth, Van der Maelen Dirk, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van
Hecke Stefaan, Vanheste Ann, Vanlerberghe Myriam, Van Moer Reinilde, Van
Quickenborne Vincent, Van Vaerenbergh Kristien, Vanvelthoven Peter,
Verherstraeten Servais, Vervotte Inge, Veys Tanguy, Vienne Christiane, Weyts
Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle
Non |
000 |
Nee |
Abstentions |
000 |
Onthoudingen |