Plenumvergadering |
|
du Jeudi
24 février 2011 Après-midi ______ |
van Donderdag
24 februari 2011 Namiddag ______ |
La séance est ouverte à 14.16 heures et présidée par M. André Flahaut.
De vergadering wordt geopend om 14.16 uur en voorgezeten door de heer André Flahaut.
Ministre du gouvernement fédéral présent lors de l'ouverture de la séance:
Aanwezig bij de opening van de vergadering is de minister van de federale regering:
Pieter De Crem.
Le président: La séance est ouverte.
De vergadering is geopend.
Une série de communications et de décisions doivent être portées à la connaissance de la Chambre. Elles seront reprises sur le site web de la Chambre et insérées dans l'annexe du compte rendu intégral de cette séance.
Een reeks mededelingen en besluiten moeten ter kennis gebracht worden van de Kamer. Zij worden op de website van de Kamer en in de bijlage bij het integraal verslag van deze vergadering opgenomen.
Minneke De
Ridder, pour raisons de santé / wegens gezondheidsredenen;
Elio Di
Rupo, pour devoirs de mandat / wegens ambtsplicht;
Barbara
Pas, congé de maternité / zwangerschapsverlof;
Muriel
Gerkens, Union européenne / Europese Unie;
Valérie De
Bue, Willem-Frédérik Schiltz, OCDE / OESO;
François-Xavier
de Donnea, Elsa Demol, Daphné Dumery, Nahima Lanjri, Christiane Vienne, OSCE /
OVSE;
Corinne De
Permentier, UIP / IPU.
Nous passons donc aux questions orales. Étant donné leur nombre, je rappelle, une fois de plus, que le temps de parole est réparti de la manière suivante: deux minutes pour la question, deux minutes pour la réponse et une minute pour la réplique!
01 Vraag van de heer Dirk Van der Maelen aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "het bezoek van de minister van Landsverdediging aan een wapenbeurs in Abu Dhabi" (nr. P0117)
01 Question de M. Dirk Van der Maelen au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "la visite rendue par le ministre de la Défense à un salon des armements à Abu Dhabi" (n° P0117)
01.01 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de minister van Defensie, de premier laat u vallen. Terwijl hij bij vorige gelegenheden zijn beschermende hand boven uw hoofd hield, heeft hij nu geoordeeld dat u het zelf mag komen uitleggen in de Kamer, dat hij uw politieke flaters niet meer wil afdekken.
Ik heb twee heel eenvoudige vragen voor u. Kan u mij en deze Kamer uitleggen waarom u op een moment…
Le président: Puis-je demander aux membres de l'assemblée qui ont des conversations à terminer de les terminer à l'extérieur et à ceux qui sont ici d'écouter les orateurs? Je vous remercie.
01.02 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, ik herneem.
Mijnheer de minister, kan u mij en de andere leden van de Kamer uitleggen waarom u, op een moment dat de legers in de Arabische straten op burgers schieten, per se op uitnodiging van de Belgische wapenindustrie naar de wapenbeurs in Abu Dhabi moest gaan?
Mijnheer de minister van Defensie, ik stel vast dat andere landen met een democratische traditie hebben geoordeeld ofwel niet te gaan ofwel het niveau van de delegatie naar beneden te brengen. U hebt zulks niet nodig geacht. U bent aan het hoofd van een delegatie gegaan. Kan u mij vertellen hoeveel personen de delegatie omvatte? Omvatte ze drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen, tien, elf personen? Ik weet het niet.
Dit is ook een van mijn vragen. Kan u ons toelichten waarom u het nodig hebt gevonden om met een dermate grote delegatie op een dergelijk moment naar een wapenbeurs in Abu Dhabi te gaan?
Kan u ons mededelen hoe lang de zending heeft geduurd? Wanneer bent u vertrokken? Ik heb een en ander in de lijst van aanwezigheden nagekeken. Ik neem aan dat u gistermiddag opnieuw beschikbaar was. U bent dus misschien ten laatste op het middaguur geland. Wanneer bent u echter vertrokken? Wanneer bent u teruggekomen?
Kan u aan de Kamer, op een moment dat er budgettaire nood is, melden hoeveel de zending heeft gekost, reis- en verblijfskosten inbegrepen?
Last but not least, mijnheer de minister, kan u ons uw programma verduidelijken?
01.03 Minister Pieter De Crem: Mijnheer de voorzitter, ik heb de uitnodiging van de regering van de Verenigde Arabische Emiraten aanvaard om in Abu Dhabi mijn collega, de minister van Defensie die ook vicepresident is, en de kroonprins die deputy chief is van het leger, te ontmoeten. Ik heb een kopie van deze uitnodiging in mijn documentatie meegebracht. Ik heb daarvan, voorzitter, aan u en de regering kennis gegeven.
Waarom zijn we daar naartoe gegaan? Omdat de Verenigde Arabische Emiraten voor ons een belangrijke partner zijn. Het is een land waarmee wij samen actief zijn in onze operaties in Libanon, in Afghanistan en met de missie-Atalanta. De infrastructuur wordt ter beschikking gesteld voor onze tussenvluchten, onderhoudsfaciliteiten en de refueling. Ik heb immers zelf geoordeeld dat het niet meer operationeel was om de air-to-air refueling te doen wanneer wij naar Afghanistan vlogen.
Er was ook de vraag om eigenlijk te kunnen aandringen opdat de Verenigde Arabische Emiraten een permanente ambassadeurszetel bij de NAVO zouden kunnen krijgen, een vraag die wij trouwens steunen. Er waren veel buitenlandse collega’s. Mijn Griekse en Britse collega’s waren er en ook de Finse collega om er enkelen te noemen. Ik meen zelfs te weten dat er ook een bezoek was van de eerste minister van het Verenigd Koninkrijk. Ik kan daar nog bevestiging van vragen.
Mevrouw Van Calster, onze ambassadeur, heeft deze ontmoetingen schitterend voorbereid. Wij hebben heel veel gesprekken gehad. Ik wist onmiddellijk dat er ongerustheid ging komen uit een zeer voorspelbare hoek. Om deze voorspelbare hoek gerust te stellen kan ik u zeggen dat ik daar geen wapens heb gekocht noch wapens heb verkocht.
Laat mij toe om nog eens de volgende uitleg te geven. De Belgische federale regering is daarvoor niet meer verantwoordelijk, omdat na paars-groen met de sp.a en de groenen in de regering er in 2002 5 500 Minimi’s naar Nepal zijn gestuurd. Ik weet niet of u dat nog weet. Dat ging gepaard met veel verbaal geweld en het zou allemaal niet doorgaan. Uiteindelijk hebben rood en groen, ook de heer Van der Maelen, op het knopje gedrukt om de wapens te leveren. Dat is men wellicht vergeten. Kort nadien hebt u wel een bezoek gebracht aan kolonel Kadhafi, dat was ik bijna vergeten te zeggen. Dat was eind 2004. Kolonel Kadhafi was toen nog wat in de gratie zodat hij met u op de gevoelige plaat mocht.
Het wapendossier is toen geregulariseerd. Er moesten ethische en politieke principes aan te pas komen. Collega’s, de sp.a zit in de Vlaamse regering. Ik dacht gisteren even dat dit niet lang meer zou duren. De sp.a, die keuterpartij van de heer Van der Maelen, keurt wapenexportlicenties goed en maakt daar gewoon geen probleem van.
Ecolo maakt deel uit van de Waalse regering en sinds 2004 keurt zij de ene na de andere wapenlicentie goed aan FN, Fabrique Nationale d'Herstal, dat wapens produceert die ook naar een bepaalde regio gaan. Er is een beetje selectieve verontwaardiging.
Ik zal u het volgende zeggen: wij zijn een land met een militaire industrie en veel van de politici, ook van sp.a, gaan graag op bezoek in die vele bedrijven, ook in Vlaanderen. Mijnheer Tuybens, veel van uw collega’s gaan daar ook wel eens wat cava drinken. Ik heb gezien dat u daar vanmorgen een vrije tribune over hebt geschreven. Die politici, ook van sp.a, bewijzen lippendienst aan al de activiteiten aldaar en verklaren dat ze de belangen van de werknemers zullen verdedigen, maar wat ze niet verdragen, is dat het product wordt gecommercialiseerd. Wanneer de emoties omtrent onderhavig dossier weer zullen weggeëbd zijn, dan zal de vraag zijn of ons land zijn wapenindustrie verdraagt. Die vraag zullen we in alle eerlijkheid moeten stellen.
Stel dat er een consensus is om de wapenindustrie niet meer te laten functioneren – dat zal een principiële beslissing zijn –, dan zullen alle andere partners en internationale concurrenten heel graag het vrijgekomen marktaandeel van de wapenmarkt blijven bezetten.
Ik kan u enkel zeggen dat ik de opmerkingen die hier gemaakt worden, zeker vanuit sp.a, zal doorgeven aan alle werknemers van de bedrijven die actief zijn in de wapenindustrie, niet het minste aan die van Barco, gelegen in de kieskring van de heer Vande Lanotte, die dat waarschijnlijk met heel veel plezier zal verdedigen wanneer hij op ronde gaat bij verkiezingen.
Voorzitter, de missie is totstandgekomen op uitnodiging van de Emirati, alle gegevens daarover zijn ter beschikking.
En ik kan u zeggen, mijnheer Van der Maelen en uw sp.a-fractie, u hebt op het vlak van het pacifisme aan niemand de les te spellen. Wanneer er wapenlicenties moeten goedgekeurd worden in Vlaanderen, dan drukt u op de jaknop, zegt u soms neen en doet u vooral wat u altijd doet in een dergelijk dossier: een schijnheilige houding aannemen.
01.04 Dirk Van der Maelen (sp.a): Collega’s, u hebt net een oefening gezien van naast de kwestie en naast de vragen antwoorden. Mijnheer de minister, de vragen zijn eenvoudig. Wanneer bent u vertrokken en wanneer bent u teruggekomen? Zegt u het mij. Wanneer?
01.05 Minister Pieter De Crem: We zijn met de zending vertrokken op zondag. Wij zijn in de late voormiddag aangekomen. Wij hebben een bezoek gebracht aan de autoriteiten die ik heb vernoemd. De zending is opnieuw vertrokken, gisteren, woensdagmorgen om 4 uur om hier omstreeks 13 uur aan te komen.
01.06 Dirk Van der Maelen (sp.a): U zegt dus dat u op zondag bent vertrokken. Wij zullen het verifiëren.
01.07 Minister Pieter De Crem: Zondag is in deze landen wel een werkdag.
01.08 Dirk Van der Maelen (sp.a): Volgens andere informatie bent u zaterdag vertrokken. We zullen dat verifiëren. Laat ons nu aannemen dat u zondag bent vertrokken. Zondag, maandag, dinsdag en woensdagochtend terug: dat allemaal voor één memorandum of understanding te ondertekenen.
U hebt ook geen antwoord gegeven op een tweede vraag. Met hoeveel was u? Met hoeveel mensen bent u naar daar gegaan om een memorandum of understanding te ondertekenen? Iedereen die van dergelijke zaken iets afweet, weet dat een memorandum of understanding niet door ministers worden onderhandeld. Dit zijn akkoorden van een veel te laag niveau. Dit is een flauw excuus dat u ter plaatse heeft gezocht, toen uitlekte dat u daar was.
Ik vraag u, mijnheer de minister, met hoeveel mensen was u daar? Geef mij een antwoord.
01.09 Minister Pieter De Crem: De delegatie bestond uit 9 personen.
01.10 Dirk Van der Maelen (sp.a): Met u bij is 10. De stylo waarmee u het memorandum moest ondertekenen, moest met 10 man worden vastgehouden. Proficiat.
01.11 Minister Pieter De Crem: Wat u ook moge beweren, mijnheer Van der Maelen, er was niemand van de aanwezige exposanten die op een of andere manier deel uitmaakte van de delegatie die op een of andere manier van de infrastructuur van Defensie heeft gebruikgemaakt. Ik kan u zeggen, het is ooit wel anders geweest.
Ik zal u ook nog eens zeggen, mijnheer Van der Maelen,…
01.12 Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijn vraag ging niet over de exposanten, maar over de samenstelling van uw gevolg. Wij horen het: 9+1=10 mensen om een memorandum van understanding te gaan ondertekenen. Proficiat. Goed gedaan. Gooi het geld maar buiten.
01.13 Minister Pieter De Crem: Mijnheer Van der Maelen, daar gaat het niet over. Ik ga het trouwens ook niet hebben over de grote delegaties van de Socialistische Internationale die zo vaak vertrokken zijn naar de nu gevallen dictators.
Alle gegevens ter zake zijn bekend, mijnheer Van der Maelen. Zij zijn voor ons land van bijzonder groot belang, en de strategische steun die wij verlenen aan de Verenigde Arabische Emiraten, in een regio die nu volledig instabiel is, is van ongelooflijk belang is voor de stabiliteit, en ook voor het slagen van onze operaties in Afghanistan. Blijkbaar bent u de enige die daar anders over oordeelt.
01.14 Dirk Van der Maelen (sp.a): Collega’s, ik laat u zelf uw conclusie trekken. Ik wil u die van mij niet onthouden.
Ten eerste, wij hebben hier andermaal te maken met een flagrant foute politieke inschatting van een minister. Op een moment als dit naar een wapenbeurs in Abu Dhabi gaan, op uitnodiging van de Belgische wapenindustrie, is een totaal foute politieke inschatting!
Ten tweede, mijnheer de minister, het volgende is ook een gewoonte van u. Uitgeput na 8 zware maanden als minister van Defensie in een regering in lopende zaken, hebt u het blijkbaar nodig geacht voor uzelf en voor uw gevolg van 9 andere mensen een snoepreisje naar Abu Dhabi te organiseren.
L'incident est clos.
Le président: L’ordre du jour appelle une série de 11 questions au ministre des Affaires étrangères.
01.15 Jan Jambon (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik heb een vraag ter verduidelijking. Een beetje tegen de normale tradities in van dit huis verschijnt de eerste minister, voor wie er toch enkele vragen op de agenda staan, helemaal achteraan op de vragenlijst.
Le président: Le premier ministre m'a demandé de l'excuser. Il arrivera plus tard. Soit nous attendons qu'il arrive et nous retardons la séance, soit nous organisons nos travaux pour permettre de répondre aux questions d'abord. Nous avons décidé, hier, en Conférence des présidents, que le ministre des Affaires étrangères répondrait à ses questions.
01.16 Jan Jambon (N-VA): Dus als de minister binnenkomt, wordt de vraag behandeld.
De voorzitter: Ja, maar later deze middag.
01.17 Gerolf Annemans (VB): Mijnheer de voorzitter, dat is een slechte gewoonte. Ik dring erop aan dat u de eerste minister duidelijk maakt dat hij hier aan het begin van de vergadering moet zijn.
Le président: Ce n'est écrit nulle part, monsieur Annemans, que je sache! L'essentiel est que le ministre vienne répondre à la question à un moment ou à un autre, et il peut arriver à tout le monde de ne pas pouvoir être ici à 14 h 15. Moi en tout cas, j'y suis!
- M. Laurent Louis au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les droits de l'homme en Libye" (n° P0095)
- Mme Juliette Boulet au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les droits de l'homme en Libye" (n° P0096)
- Mme Eva Brems au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les droits de l'homme en Libye" (n° P0097)
- M. Herman De Croo au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "les droits de l'homme en Libye" (n° P0098)
- M. Denis Ducarme au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les droits de l'homme en Libye" (n° P0099)
- M. Peter Luykx au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les droits de l'homme en Libye" (n° P0100)
- Mme Alexandra Colen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les droits de l'homme en Libye" (n° P0101)
- M. Stefaan Vercamer au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les droits de l'homme en Libye" (n° P0102)
- M. Bruno Tuybens au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les droits de l'homme en Libye" (n° P0103)
- M. Guy Coëme au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les droits de l'homme en Libye" (n° P0104)
- M. Christian Brotcorne au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et des Réformes institutionnelles sur "les droits de l'homme en Libye" (n° P0105)
- de heer Laurent Louis aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de mensenrechten in Libië" (nr. P0095)
- mevrouw Juliette Boulet aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de mensenrechten in Libië" (nr. P0096)
- mevrouw Eva Brems aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de mensenrechten in Libië" (nr. P0097)
- de heer Herman De Croo aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de mensenrechten in Libië" (nr. P0098)
- de heer Denis Ducarme aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de mensenrechten in Libië" (nr. P0099)
- de heer Peter Luykx aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de mensenrechten in Libië" (nr. P0100)
- mevrouw Alexandra Colen aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de mensenrechten in Libië" (nr. P0101)
- de heer Stefaan Vercamer aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de mensenrechten in Libië" (nr. P0102)
- de heer Bruno Tuybens aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de mensenrechten in Libië" (nr. P0103)
- de heer Guy Coëme aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de mensenrechten in Libië" (nr. P0104)
- de heer Christian Brotcorne aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken en Institutionele Hervormingen over "de mensenrechten in Libië" (nr. P0105)
02.01 Laurent Louis (indép.): Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, actuellement, un drame se joue en Libye. À côté de ce drame, permettez-moi de dire que nos petites querelles communautaires semblent bien dérisoires.
Depuis plus d'une semaine, les manifestations en Libye sont réprimées dans le sang et la violence. Le régime du colonel Kadhafi montre sa véritable nature, ce qui ne fait que confirmer les critiques émises de longue date à son égard.
Aujourd'hui, nous ne pouvons que regretter que, par intérêt purement économique, nous ayons pu un jour pactiser avec le diable. Je me souviens encore que, naguère, nous recevions en Belgique le colonel Kadhafi avec tous les honneurs et que nous lui vendions même des armes.
Actuellement, les ONG de défense des droits de l'homme estiment que la répression aurait déjà fait plus de 300 morts. Ce bilan pourrait s'alourdir puisque, de source médicale, il est même question de plus de 2 000 morts et que l'ONU, quant à elle, fait état de véritable crime contre l'humanité.
Avant tout, monsieur le ministre, pouvez-vous nous assurer qu'aucun de nos compatriotes, aujourd'hui, n'est actuellement en danger sur le front de la révolution libyenne?
Avez-vous mis tous les moyens en œuvre pour garantir leur sécurité ou leur rapatriement?
Que pouvez-vous nous apprendre à propos des 10 000 ressortissants européens toujours bloqués au cœur même de ces violences?
Aussi, selon les dernières informations, l'Europe aurait chargé des experts d'examiner des gels d'avoirs, des interdictions de visas ou d'éventuelles poursuites contre des dirigeants libyens.
Pensez-vous que ces mesures soient suffisantes?
Quelles mesures la communauté internationale compte-t-elle prendre pour stopper ce déchaînement de violences et permettre l'instauration d'un véritable système démocratique en Libye?
Une chose est sûre: le système et le chaos actuels ne peuvent en aucun cas profiter aux intégristes musulmans. Même si les paroles sont belles, n'oubliez pas qu'au final, seuls les actes comptent.
Enfin, je voudrais vous demander votre avis quant à la proposition récente du chef de groupe libéral au Parlement européen, notre ancien premier ministre Guy Verhofstadt: il a exigé que la Libye et le Bahreïn soient exclus du Conseil des droits de l'homme de l'ONU.
Comptez-vous être le porte-parole de ces demandes pour que la Belgique prenne réellement position et refuse les atrocités perpétrées dans ces pays, en défendant ainsi nos valeurs de liberté et de démocratie?
02.02 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, monsieur le ministre, la Libye est à feu et à sang. Après la Tunisie, l'Egypte et le Bahreïn, on voit que la population libyenne aspire à plus de dignité et de liberté, à vivre dans une démocratie qui la respecte enfin et l'entende. Mais, on le voit, Kadhafi ne veut rien entendre! Il réprime dans le sang et dans les larmes. Il promet des rivières de sang à qui le défie. Il s'est réellement enfermé dans une violence meurtrière folle et est devenu aveugle et sourd tant aux attentes de son peuple qu'aux appels de la communauté internationale.
Oui, des appels de la communauté internationale, il y en a! Mollement, parfois, on doit l'admettre! Il y a, d'une part, la réaction de l'Union européenne qui s'avère incapable de parler d'une seule voix et, d'autre part, les propositions de sanctions, d'embargos ou autres réellement proactives et efficaces de la part de certains pays tels que le Danemark, l'Angleterre, la France, l'Allemagne.
Et nous, que faisons-nous au vu de cette situation libyenne? Quid, monsieur le ministre, d'un embargo immédiat, inconditionnel et total à l'égard des exportations et du transit d'armes, de munitions ou de toute autre technologie y afférente vers la Libye? C'est le sens de la résolution qu'Écolo-Groen! dépose aujourd'hui.
Quid aussi de plaider pour le retrait de la Libye du sein du Conseil des droits de l'homme des Nations unies? Souvenez-vous, nous avons eu ce débat, voici quelques semaines sur le fait que la Belgique avait soutenu la candidature de la Libye pour son accession à la présidence du Conseil des droits de l'homme. Quid aussi d'exiger une enquête internationale sur les violences qui ont lieu en Libye? Enfin, qu'en est-il d'une action proactive de la Belgique sur le gel des avoirs, l'interdiction de visa envers la famille Kadhafi et son entourage? Monsieur le ministre, il y a urgence! Nous avons besoin d'actes forts!
02.03 Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de omwentelingen in Tunesië en Egypte zijn verre van voltooid. Elders in de regio komt de bevolking ook massaal in opstand tegen autoritaire regimes. Momenteel baart vooral de situatie in Libië zorgen, omwille van de harde repressie met buitensporig geweld tegen demonstranten. Er zijn al minstens driehonderd doden gevallen en, zoals al is gezegd, Moammar al-Kadhafi aarzelt niet om te dreigen met een zee van bloed.
Ondertussen rijpt het inzicht dat Europa boter op het hoofd heeft door veel te lang vriendschappelijk om te gaan met autoritaire regimes, zoals dat van Kadhafi in Libië, van Ben Ali in Tunesië en van Moebarak in Egypte, en dat wij veel te weinig steun hebben verleend aan het streven naar vrijheid en democratie van de bevolking in die landen. Ook België, ook uzelf, mijnheer de minister, gaat niet vrijuit. België steunde immers recent nog de kandidatuur van Libië voor de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties.
Ik weet dat op vraag van de Europese Unie de Mensenrechtenraad morgen een bijzondere vergadering houdt over de situatie in Libië. Dat is mooi, maar het is niet genoeg. Ik heb u nog niet horen oproepen tot sancties tegen het Libische regime. Maandag, na afloop van de Europese Ministerraad, zei u nog dat daar nog alle tijd voor was. Ondertussen is er die angstaanjagende toespraak van Kadhafi, ondertussen houdt het geweld aan. Wij kunnen de zaak niet langer blijven uitstellen.
Kan ons land alstublieft die voorhoedevrees te boven komen en een voortrekkersrol durven opnemen in de internationale relaties, aan de kar trekken voor sancties?
Voor de Ecolo-Groen-fractie moet het voor die sancties op zijn minst gaan om een wapenembargo en, daarbovenop, gerichte sancties tegen de leiders van het regime.
Gisteren kondigde de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken al een bevriezing aan van de tegoeden van Kadhafi in Nederland. Dat lijkt mij een maatregel die veralgemeend moet worden.
Uiteraard moeten wij krachtig oproepen en steun verlenen aan een grondig onafhankelijk onderzoek dat ertoe leidt dat de verantwoordelijken verantwoording moeten afleggen voor hun daden.
Tot slot, mijnheer de minister, het is een kwestie van fatsoen dat u ten minste probeert om de fout die door België gemaakt is – dus ook in mijn naam, in onze naam – om Libië te steunen voor die plaats in de Mensenrechtenraad, recht te zetten. De schorsing van een lid van de Mensenrechtenraad vraagt een tweederde meerderheid. Dat is veel, maar u acht dat bij voorbaat onmogelijk. Nochtans heeft de hele wereld de voorbije dagen dat brute geweld, die brute repressie, kunnen volgen. Nochtans blijkt de laatste weken het onmogelijk geachte meer dan eens mogelijk.
Denk daar toch nog eens over na. De schorsing van Libië en van Bahrein uit de Mensenrechtenraad moet volgens mij aan de orde komen. Leg dat defaitisme af en leg die schorsing tenminste op tafel. Dat is op zich al een belangrijk diplomatiek signaal, niet alleen aan de internationale gemeenschap, maar ook aan al die landgenoten die zich doodschamen wanneer zij het geweld in Libië zien en tegelijkertijd beseffen dat dit land door België op een stoeltje van internationale bewaker van het respect voor mensenrechten is gehesen.
Mijnheer de minister, mogen wij van u een initiatief verwachten tot schorsing van Libië en Bahrein uit de Mensenrechtenraad? Zult u aandringen op sancties tegen het Libische regime?
Ik lees in de pers dat Frankrijk, Groot-Brittannië, Duitsland, Denemarken en Finland hameren op sancties. Het stelt mij heel erg teleur dat België in dat rijtje ontbreekt.
02.04 Herman De Croo (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het feit dat elf collega’s uit zowat elke fractie van deze Kamer vragen stellen, toont aan hoe bewogen de volksvertegenwoordiging is en drukt uit dat wat in Libië gebeurt, absoluut niet kan.
Wij hebben de evolutie gezien in Tunesië, waar veel slachtoffers gevallen zijn, in Egypte en Libië. Wij stellen ons vragen over Bahrein, Jemen en, wie weet, binnenkort ook over Marokko en Syrië. Het is zo dat velen onder ons dit al jaren hadden voorzien en het blijkbaar wisten. De Europese Unie heeft goede buurschapverdragen gesloten met Marokko, Algerije, Tunesië en Egypte. De onderhandelingen waren aan de gang wat Libië betreft.
Vandaag zien wij dat dit een gewetensonderzoek is voor onszelf. Wij, Europeanen, geboren in vredelievende omstandigheden, democraten in hart en nieren, moeten ons deze vraag stellen: deden wij wat wij moesten doen en, vandaag, doen wij wat wij moeten doen?
Ik weet dat u op een zeker ogenblik een Belgisch standpunt hebt ingenomen voor de fameuze Commissie van de Mensenrechten, dat u nu zelf betreurt. U hebt dat publiek bekend. Straks komt er een motie van mevrouw Rutten en andere collega’s om te proberen om in deze Kamer ons eenduidig standpunt bekend te maken. Maar tegenwoordig moet er chantage worden gepleegd. Hebben wij, door honderdduizenden Afrikaanse sukkelaars op Europa los te laten en een deel van de bevolking en van de infrastructuur van dat land te vernietigen, in het diepste van ons hart en van onze overtuiging voldoende wilskracht om te zeggen dat de menselijke waarden van democratie, vrijheid en verdraagzaamheid het moeten halen, zelfs indien dit ons kost, economisch en op andere vlakken?
Het is die moed, die stille kracht, mijnheer de minister, die ik u, namens België, misschien met de Benelux en andere, vraag te manifesteren en te zeggen dat er waarden zijn in de wereld, welke ook de aanvallen zijn, die wij hoog in ons vaandel dragen. Wees de tolk van de verontwaardigde bevolking in dit land en gebruik de macht toegegeven aan een Europees land dat niet enkel lessen spelt, maar ook lessen kan geven.
02.05 Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, le colonel Kadhafi disait récemment qu'il "nettoierait" chaque maison de Libye. Son entourage proche indiquait que la révolte serait "réprimée dans le sang".
La question qui se pose à nous aujourd'hui est de savoir si des armes belges, des armes wallonnes vont servir au général Kadhafi pour atteindre les objectifs auxquels j'ai fait référence. Il s'agit d'une inquiétude que nous pouvons avoir, monsieur le ministre.
Nous le savons, la Région wallonne en la personne du ministre Demotte a octroyé, peu de jours après les élections régionales de 2009, une licence pour l'exportation d'armes à la Libye. Si mes informations sont bonnes, ces armes devaient permettre d'escorter un convoi humanitaire.
Monsieur le ministre, c'est évidemment un débat régional. Avec le Mouvement réformateur, je me pose la question de savoir s'il existe des problèmes au niveau des informations mises à la disposition des Régions qui voudraient octroyer une licence pour vente d'armes. En d'autres termes, les Régions ont-elles pleinement accès à l'ensemble des informations disponibles en la matière? Pouvez-vous nous dire si, en 2009, les informations mises à la disposition des Régions faisaient état d'éléments inquiétants ou alarmants au niveau de la situation de la Libye?
Il serait utile de savoir si les Régions disposent de toutes les informations nécessaires pour prendre les décisions qui cadrent pleinement avec le Code de bonne conduite européen et selon lequel les armes fournies ne doivent pas servir à violer les droits fondamentaux. Il serait utile que le parlement puisse être fixé à ce sujet. Avez-vous reçu des plaintes de l'une ou l'autre Région qui estimerait ne pas avoir reçu les informations nécessaires en vue de prendre des décisions avec toute la prudence voulue?
La Région wallonne, c'est une chose. La Belgique, c'en est une autre. L'Europe, c'en est encore une autre!
Dans ce cadre, le Mouvement réformateur voudrait savoir si vous "activez" votre département pour que l'ensemble des pays européens décident un embargo des ventes d'armes à la Libye.
02.06 Peter Luykx (N-VA): Terwijl in Libië mensen worden neergemaaid, bommenwerpers in opdracht van Kadhafi onschuldigen neerschieten, huurlingen bij nacht en ontij moorden en lijken opruimen, er vandaag op dit eigenste ogenblik opnieuw een offensief tegen de eigen burgers loopt, blijft u, mijnheer de minister, opvallend voorzichtig.
U drukt in een mededeling uw bezorgdheid uit. U verdedigt uw steun aan het Libische lidmaatschap voor de Mensenrechtenraad, hoewel de administratie ter zake verdeeld was. Uw diensten in New York, Tripoli en Brussel hadden elk een andere mening.
U moest knopen doorhakken. U verklaarde echter ook dat wij ons niet op de figuur van Kadhafi moesten focussen en dat wij geen potten mochten breken door al te straffe uitspraken of inmenging, teneinde te vermijden dat Kadhafi ze als een samenzweringstheorie tegen Libië zou gebruiken.
Mijnheer de minister, iedereen heeft natuurlijk zijn stijl. Het lijkt hier echter wel alsof u stoïcijns, met het porseleinen kopje nog in de hand, tactvol blijft, terwijl ondertussen de olifant al door de porseleinwinkel raast.
Wat had u gedacht? Meende u dat Kadhafi een koorknaap was geworden? Hij bestuurt zijn land al meer dan veertig jaar met ijzeren hand. Libië is eigenlijk een groot familiebedrijf, waarin zijn zonen cruciale posities innemen. Het is een land dat op het vlak van de mensenrechten een van de slechtste leerlingen van de klas is.
Mijnheer de minister, ik heb twee vragen voor u. Ten eerste, is de steun om Libië tot de Mensenrechtenraad te laten toetreden, aan het kernkabinet voorgelegd? Het gaat immers om een belangrijke, politieke beslissing. Wisten uw collega’s, onder andere uw collega’s van Open Vld, dat u de genoemde steun zou verlenen?
Immers, met voornoemde beslissing brengt u niet alleen ons buitenlands beleid gedeeltelijk in diskrediet. U doet hetzelfde met de Mensenrechtenraad als instelling.
Collega’s, in 2006 werd de vroegere Mensenrechtencommissie opgeheven en hervormd, precies omdat te veel landen die de regels overtraden, deel uitmaakten van voormelde commissie.
Ten tweede, mijnheer de minister, volgens u mogen wij de discussie over het lidmaatschap niet opblazen. Het Libische volk heeft momenteel immers andere zorgen.
Welnu, met voornoemd standpunt ben ik het niet eens. De onmiddellijke schorsing is een signaal aan de bevolking dat wij haar in haar rechtvaardige strijd steunen.
Zult u – en het is hier reeds door andere sprekers gevraagd – mee de kar trekken om het lidmaatschap van Libië in de VN-Mensenrechtenraad ongedaan te maken?
Ten slotte, zijn er andere sancties of voorstellen die u ons vandaag kunt laten weten, zoals onder andere vanochtend reeds de Franse minister van Defensie, Alain Juppé, suggereerde?
Ik kijk uit naar uw antwoord.
02.07 Alexandra Colen (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de Socialistische Volks-Jamahiriyah Libië zit in de VN-Mensenrechtenraad. Desondanks weerhoudt dat hen er niet van om in hun eigen land gewelddadig op te treden tegen demonstranten van hun eigen bevolking. Er wordt op betogers geschoten vanuit de lucht met machinegeweren van onder andere Belgische makelij.
Het gewelddadige optreden verrast niet, want Kadhafi, die reeds sinds 1969 het land leidt, heeft een bloedig palmares. België heeft de bedenkelijke eer om instrumentaal te zijn geweest in de rehabilitatie van de man en in het opnemen van Kadhafi in de internationale gemeenschap.
Nu, bij het uitbreken van het geweld in Libië, hebben de Westerse regeringen eerst schoorvoetend gereageerd. Zij veroordelen steeds sterker, naarmate duidelijker wordt dat Kadhafi zijn macht verliest.
Mijnheer de minister, welk signaal gaat u uitsturen naar de Libische autoriteiten?
Zet u de verdragen tussen België en de Socialistische Volks-Jamahiriyah Libië stop?
Neemt u stappen om in de VN-Veiligheidsraad Libië onmiddellijk zijn zitje te ontnemen?
Neemt u stappen in de Europese Unie om alle akkoorden met Libië, ook onrechtstreekse, via mediterrane partnerschappen, op te zeggen?
Onderneemt u ook stappen om harde sancties te eisen tegen Libië, zoals een wapenembargo?
Komt er een onderzoek naar de misdaden van het regime?
Mijnheer de minister, welk signaal stuurt u naar de Libische bevolking?
Zijn u en uw collega’s van de Europese Unie voorbereid op de gevolgen van dit oproer, op het post-Kadhafi-tijdperk?
Zendt u signalen naar de bevolking dat zij gesteund worden wanneer zij in eigen land met man en macht beginnen aan de opbouw van hun land?
Zendt u hen duidelijk het signaal dat zij hun vrijheid en welvaart opnieuw zelf zullen moeten opbouwen, dat zij daarvoor steun krijgen en dat er geen plaats is om honderdduizenden mensen te verwelkomen in Europa?
02.08 Stefaan Vercamer (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mijn vraag dateert van maandag en ondertussen zijn de zaken reeds enorm geëvolueerd, is de democratiseringsbeweging ook in Libië niet meer te stuiten en is een en ander daar in een stroomversnelling terechtgekomen.
Het blijft bang afwachten hoe het zal aflopen. Ik hoop wel dat dit kan leiden tot een democratischer en vrijer Libië.
Ondertussen werd bevestigd dat de Libische diensten en andere eenheden keihard optreden en met scherp schieten op demonstranten en op onschuldige burgers. Wat het nog dramatischer maakt, is dat Belgische wapens en Belgische munitie dit mogelijk maken.
Mevrouw Brems, uw collega’s van Ecolo in de Waalse regering hebben mee de licentie afgeleverd waarmee ons land in 2009 hoogtechnologische wapens en zogenaamde handhavingwapens heeft geleverd aan Libië, ondanks zware protesten van de Franstalige ngo’s.
Ten eerste, mijnheer de minister, kunt u ons informeren over de toestand in Libië en over de huidige houding van ons land en van de Europese Unie?
Ten tweede, kunt u ons informeren over de Belgen daar nog zijn, en welke initiatieven u neemt om hen maximaal te beschermen of om hen te repatriëren?
Ten derde, worden er op dit moment maatregelen genomen inzake eventuele bezittingen of rekeningen die kolonel Kadhafi heeft in België of in andere Europese landen?
Ten vierde, wij hebben vandaag al veel gehoord over het lidmaatschap van Libië in de Mensenrechtenraad van de VN. Terecht, want daar is natuurlijk veel over te zeggen. Wij moeten alleen opletten dat wij niet vervallen in selectieve verontwaardiging. Ons land heeft immers wapens uitgevoerd naar Libië, en die worden vandaag mogelijk ingezet.
Ons wapenuitvoerbeleid staat eigenlijk haaks op ons buitenlands beleid. Daarom rijst de vraag, mijnheer de minister, of wij voor onze wapenexport niet opnieuw naar een structureel overleg tussen het federale niveau en de regio’s moeten gaan om een betere convergentie te krijgen tussen het beleid inzake wapenexport en het Belgische buitenlandbeleid. Moeten wij er niet aan gaan denken een wapenuitvoerverbod op te leggen voor het Midden-Oosten en voor Noord-Afrika? Moeten wij geen werk maken van een strengere regeling van de wapenexport, met meer nadruk op het voorzorgsprincipe en op toezicht wie de eindgebruiker is?
02.09 Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het feit dat wij hier met elf partijen staan, geeft aan dat er een probleem is. Geen enkele uitspraak van ons of van u zal enige verandering brengen in de actuele situatie in Libië, maar er is duidelijk een gedragen ongenoegen over de rol van ons land in dit dossier.
Ik heb drie opmerkingen.
Ten eerste, in een interview hebt u aangeduid dat België steun heeft gegeven aan de Libische kandidatuur en dat daarover een halve deal is gesloten. Er zou een persconferentie komen in Libië over de mensenrechtensituatie in Libië zelf. Deal is misschien een groot woord, maar u was er in ieder geval blij om dat Libië, naar aanleiding van zijn kandidatuur, een persconferentie gaf over zijn eigen mensenrechtenrecord. Indien dit effectief een afspraak was, zullen ze eens goed hebben gelachen.
Wat ik bedoel is het volgnede. Het is toch niet mogelijk dat wij rond mensenrechten marchanderen. President Obama heeft dit gisteravond nog gezegd in een voor het overige volgens mij vrij zwakke toespraak. Over mensenrechten kan er uiteraard niet genegotieerd worden. Ik denk dat wij dat principe in ieder geval moeten blijven huldigen.
Ten tweede, spijt komt na de zonde, zegt men, maar er wordt niet gewerkt aan de penitentie. Het is volgens mij belangrijk dat België bij wijze van penitentie de lead zou nemen om Libië uit te sluiten uit de Mensenrechtenraad van de VN. Libië mag op eigen burgers schieten, mag zijn eigen burgers bombarderen en een volledige censuur instellen. De vergelijkingen in de pers tussen Kadhafi en Hitler spreken boekdelen. Hoelang moeten wij nog wachten?
Ten derde, ons land maakt, samen met andere landen uit de Europese Unie, bilaterale akkoorden met onder meer Noord-Afrikaanse landen. In principe staat daarin zeer vaak een mensenrechtenclausule. Ik vraag mij af op welke wijze de uitvoering van die mensenrechtenclausule in die bilaterale handelsovereenkomsten op het terrein wordt gecontroleerd. Wij horen daar zo weinig van. Zou u daarop enig licht kunnen laten schijnen?
02.10 Guy Coëme (PS): Monsieur le président, je ne crois pas avoir besoin des deux minutes que vous nous octroyez généreusement: cela n'aurait pas de sens de répéter les préoccupations partagées par le groupe PS et moi-même, vis-à-vis de tous les intervenants qui m'ont précédé à cette tribune.
Mes questions touchent évidemment, c'est d'un tel bon sens, la problématique du Conseil des droits de l'homme aux Nations unies et l'interférence avec la Libye. Comment l'Europe compte-t-elle gérer l'afflux de réfugiés après les menaces proférées par le président Kadhafi? Je partage également les valeurs exprimées par M. De Croo à cette tribune.
J'aurais peut-être une question qui se distinguera des autres. J'ai l'impression qu'on réagit au coup par coup au niveau européen et parfois dans notre pays: une fois la Tunisie, une fois l'Égypte, une fois la Libye. Demain, quel autre pays? Quelle politique fondamentale l'Union européenne peut-elle mettre en œuvre pour appréhender ces problèmes d'une manière générale? Si jamais l'Union européenne pouvait arriver à cela, on aurait fait un pas fondamental vers la cohérence de la politique étrangère de l'Union et peut-être demain ne donnerions nous plus l'impression de toujours attendre que Mme Clinton se soit exprimée – ou le président Obama – pour aller dans la bonne direction, celle de la défense des peuples et des droits de l'homme.
02.11 Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, permettez-moi de commencer par une citation: "Il est temps pour tous les Européens de se demander comment leurs gouvernements ont noué des relations avec des régimes répressifs au travers de leur politique étrangère et de leur commerce sans évoquer les questions très importantes des droits de l'homme." C'est ce que nous faisons cet après-midi. Ces propos ont été tenus par la haute Commissaire des Nations unies, Mme Navanethem Pillay, en charge des droits de l'homme. C'est une préoccupation que l'ensemble des intervenants, cet après-midi à la tribune, partagent.
J'espère que nous allons commencer à réparer les erreurs de l'Union européenne et que vous nous direz effectivement que vous soutiendrez les demandes visant à retirer la Libye notamment du Conseil des Nations unies aux droits de l'homme, que vous soutiendrez les demandes visant à imposer des embargos sur les armes dans ces régions. Mais j'espère aussi, monsieur le ministre, que vous nous direz que l'Union européenne est capable d'aller au-delà de ce qu'elle a encore fait à l'occasion de sa réunion du 21 février et que, plutôt que d'agir toujours après coup, d'être enfin proactive en soutenant, peut-être au niveau de l'ONU, les questions qui se poseront de savoir si, à un moment donné, l'utilisation de la force sous l'une ou l'autre forme ne sera pas nécessaire pour sauver les populations civiles.
Peut-être serait-il temps – je pense au président du Conseil européen, M. Herman Van Rompuy – à votre initiative de solliciter que l'ensemble des vingt-sept pays européens tendent la main très rapidement à l'ensemble des pays du bassin méditerranéen et que, préalablement à cela, vous puissiez vous réunir de façon thématique sur la meilleure manière d'aider les pays du Maghreb, du Moyen-Orient à accéder à cette démocratie que les populations appellent de leurs vœux en montrant aussi que l'Europe est attentive, a entendu les appels et qu'elle est prête à débourser, éventuellement pour soutenir ces populations dans leurs aspirations, mais également pour les aider à mettre sur pied les moyens nécessaires à la transition en termes de gouvernance et en termes de gestion économique.
02.12 Minister Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, dit is een heel belangrijk debat, want het gaat over het merg van de politiek, namelijk politieke verantwoordelijkheid. Ik ben blij want de elf vraagstellers hebben mij geregeld geciteerd. Ik hoop dat ze bereid zijn een kwartier te luisteren om te vernemen wat ik werkelijk vind van de situatie, opdat we mekaar over zo'n ingewikkelde aangelegenheid niet met uit de context gerukte citaten om de oren zouden slaan. Ik beloof alvast da ik dat niet zal doen.
Dames en heren collega’s, wie zegt dat hij op zijn eigen bevolking zal schieten, wie zegt dat hij zijn land zal schoonvegen huis na huis, wie zijn aanhangers oproept om protesterende landgenoten in hun nesten aan te vallen, verdient alleen misprijzen en kan niet straffeloos blijven. (Applaus)
En ja, de verantwoordelijken zullen rekenschap moeten afleggen voor het gepleegde geweld. De vraag of er sancties zullen komen, beschouw ik als retorisch. Natuurlijk zullen er sancties komen vanwege de internationale gemeenschap en vanwege ons land.
Terwijl de situatie in Libië razendsnel evolueert en terwijl kolonel Kadhafi een groot deel van het land al niet meer onder controle heeft, getuigt het echter ook van politieke verantwoordelijkheid om na te denken over wat we precies bereiken met onze maatregelen, niet zozeer voor ons eigen psychisch comfort maar wel als bijdrage tot het stoppen van het geweld en de transitie van Libië naar een democratische rechtsstaat. Een minister van Buitenlandse Zaken – dat is een deel van zijn job – moet ook de haalbaarheid onderzoeken van bepaalde sancties in de EU, in de VN en in andere internationale organisaties, tenzij wat we vertellen als minder gewichtig wordt beschouwd dan verklaringen voor de tribune. Daar doe ik echter niet aan mee, want dan zijn we meer met onszelf bezig en met ons geweten dan met de Libische bevolking.
Beste collega’s, ik verheel ten slotte niet dat het lot van onze landgenoten in Libië op dit eigenste moment voor mij ook een sterke bekommernis is. Geen enkele krantenkop zal mij de concrete verantwoordelijkheid doen vergeten om alle landgenoten die wensen te vertrekken, veilig naar België terug te brengen.
L'ambassade belge à Tripoli et mon administration à Bruxelles assurent 24 heures sur 24, 7 jours sur 7 le suivi de la situation de nos compatriotes en Libye. Toutes les options pour évacuer nos compatriotes sont examinées, y compris en coopération avec nos partenaires européens.
La Belgique conserve la possibilité de mobiliser un avion en cas de nécessité mais cela n'a jusqu'à présent pas été le cas.
Nous recensons actuellement environ 80 Belges en séjour en Libye, la moitié a entre-temps quitté le pays et nous restons en contact avec une trentaine de Belges, souvent des personnes détenant la double nationalité qui veulent rester sur place. Il reste donc encore une dizaine de personnes qui comptent sur nous pour pouvoir arriver en toute sécurité en Belgique.
Collega’s, deze bezorgdheid over onze landgenoten heeft mij niet verhinderd om meteen andere stappen te zetten. Niet elk van die stappen ben ik aan de media gaan vertellen.
Op vrijdag 18 februari heb ik mijn bezorgdheid uitgedrukt over het geweld en de slachtoffers bij protesten, dezelfde week in het Midden-Oosten en in Noord-Afrika. Het bevatte een duidelijke oproep om alle gebruik van geweld te vermijden, om vreedzame protestacties ongehinderd te laten doorgaan en om de persvrijheid te respecteren. Dat was vorige vrijdag.
Op zondag 20 en maandag 21 februari heb ik namens België actief meegewerkt aan een verklaring van de 27 ministers van Buitenlandse Zaken en heb ik mij bijvoorbeeld verzet tegen het opnemen van overwegingen met betrekking tot de Libische territoriale integriteit, die immers als een argument tegen het regime hadden kunnen worden misbruikt.
Ik heb daar als enige van de 27 de situatie ook betrokken op de aanwezigheid van Libië in de Mensenrechtenraad, een aanwezigheid die tot stand is gekomen doordat 155 landen van deze wereld en het overgrote deel van de Europese collega’s ook hebben gestemd voor Libië in de Mensenrechtenraad.
Uw Belgische minister heeft dat onderwerp
als enige bij zijn collega’s aangekaart. (Applaus)
Diezelfde maandag heb ik een bericht hierover aan alle EU-hoofdsteden gericht. Ik heb daarin een speciale sessie gevraagd, waarin men alle mogelijkheden zou onderzoeken waarover de EU beschikt om te ageren ten opzichte van de mensenrechtensituatie in Libië, daarbij de mogelijkheid tot schorsing van het lidmaatschap in de Mensenrechtenraad expliciet citerend. Dat was maandag.
Ik lees met belangstelling de resolutie die mij vandaag wordt voorgelegd om te doen wat ik al maanden heb gedaan. Ik heb mijn vertegenwoordigers in Brussel, Genève en New York de opdracht gegeven om de EU-collega’s hiervoor te sensibiliseren.
Die instructie heeft daadwerkelijk geleid tot een speciale sessie van de Mensenrechtenraad over Libië. Mevrouw Brems zei op initiatief van de EU. Neen, dat was op initiatief van België.
Die vergadering vindt inderdaad morgen plaats in Genève. De EU zal tijdens deze sessie een ontwerpresolutie op tafel leggen die het geweld sterk veroordeelt, die oproept tot een onafhankelijk en internationaal VN-geleid onderzoek en waarbij men aan de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN vraagt om de volgende weken een interim-rapport over Libië in te dienen.
Natuurlijk ondersteunt ons land de inhoud van deze resolutie ten volle.
Ik kom straks nog terug op de schorsing in de Mensenrechtenraad.
Toujours ce même lundi 21 février, j'ai fait convoquer l'ambassadeur de Libye pour lui exprimer notre sentiment de trahison au spectacle de la réaction des autorités libyennes vis-à-vis du mouvement de protestation. Ces autorités se sont en effet rendues coupables de graves violations des droits de l'homme en contradiction flagrante avec les engagements que la Libye avait pris dans le cadre de sa candidature au Conseil des droits de l'homme.
J'ai condamné le recours à la violence des autorités libyennes et je les ai appelées à respecter le droit à la liberté d'expression des citoyens libres.
Sommige sprekers verwijzen hier nog eens naar de steun van België, net zoals van het overgrote deel van de EU en van de wereld, in mei 2010 voor de kandidatuur van Libië in de VN-Mensenrechtenraad.
Zouden de VN-leden vandaag eenzelfde massale steun van 80 % uitspreken voor de Libische kandidatuur, zelfs als zij opnieuw als toen zouden worden geconfronteerd met vier kandidaten voor vier plaatsen en rekening houdend met allerlei beloftes van de Libiërs? Neen, natuurlijk niet, vandaag uiteraard niet.
Vandaag zouden wij uiteraard ook hebben gedaan wat wij hebben gedaan met Iran, namelijk op een discrete, maar effectieve wijze ervoor zorgen dat Iran geen zitje in de Mensenrechtenraad krijgt. Het is echter gemakkelijk achteraf te voorspellen.
Degenen die het laten voorkomen alsof het gruwelijke wat vandaag in de straten van Tripoli en de rest van Libië gebeurt, een onderdeel uitmaakt van Belgische beslissingen over een lidmaatschap in de Mensenrechtenraad zijn historisch rare zaken aan het combineren.
Net zoals België in oktober 2007 ook niet voor Libië zou hebben gestemd als lid van de Veiligheidsraad, mocht de Belgische regering van 2007 hebben geweten wat zij nu weet. Ik blijf zeggen dat de Mensenrechtenraad een weerspiegeling is van de wereld zoals ze is, en niet noodzakelijk een weerspiegeling van de wereld zoals wij graag zouden hebben dat ze is.
Om u maar een voorbeeld te geven, het mensenrechtenrapport van België zal worden geëvalueerd op initiatief van een aantal landen, onder andere Nigeria en Cuba. Dat is de werkelijkheid.
Het is in ieder geval wel duidelijk dat de gruwelijke feiten van vandaag het land de toegang tot een zetel in deze Raad zouden blokkeren.
Wat een schorsing van Libië in de Mensenrechtenraad betreft, herhaal ik dat ik die mogelijkheid heb doen aankaarten in Brussel, New York en Genève. Als daarvoor een tweederde meerderheid kan worden gevormd, zal ik de eerste zijn om hiertoe bij te dragen.
Een schorsing zou een goede sanctie zijn. Uit de eerste besprekingen in Genève blijkt echter dat dit uitermate moeilijk ligt. De discussie is volop aan de gang, maar wat mijn positie betreft, hebt u gehoord wat ik te zeggen heb.
De verklaring van Hoge Vertegenwoordiger Ashton vermeldt ook de EU-beslissing om de onderhandelingen met Libië over een EU-Libië-kaderakkoord op te schorten en om verdere maatregelen te nemen. Dat laatste vergt overleg van de 27.
Maatregelen die worden overwogen, zijn alvast een visaban en een bevriezing van tegoeden. Het opleggen van een wapenembargo of een embargo van de levering van elk materiaal dat kan dienen tot repressie wordt onderzocht. Wij steunen die oefening ten volle.
Collega’s, sommigen hebben er al over gesproken. De onzekere toestand in Noord-Afrika en vooral het onaanvaardbaar gebruik van geweld in Libië, kan de migratiedruk naar Europa nog vergroten. De kans dat er een vluchtelingenstroom naar Europa op gang komt, is niet denkbeeldig. Ik herinner eraan dat een land als Libië meer dan 2 miljoen inwoners heeft die niet de Libische nationaliteit hebben, terwijl dat land maar 6,5 miljoen inwoners telt.
De EU is zich daar ten volle van bewust. De ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie zullen zich daarover zeer binnenkort buigen.
Uiteraard is elke vorm van chantage onaanvaardbaar. Europa kan en mag zijn houding ten opzichte van een regime als dat van Kadhafi daar niet van laten afhangen.
En ce qui concerne la livraison d'armes par l'entreprise belge FN, vous savez tous que l'octroi de licence pour ce type d'exportation est devenu une compétence régionale. Et je vous invite donc à adresser vos questions y relatives au gouvernement wallon. Je peux par ailleurs confirmer que, sur la base de l'accord de coopération conclu le 17 juillet 2007 avec le gouvernement fédéral, les Régions peuvent introduire une demande d'avis auprès du département des Affaires étrangères. Aucune demande n'a été introduite pour la livraison à la Libye des armes mentionnées. Au demeurant, je m'empresse de le préciser, ce n'est pas une obligation légale.
Pour conclure, la question de M. Coëme portait sur les leçons que nous devons tirer de ces développements. Elles sont, bien sûr, trop nombreuses pour être synthétisées au cours d'une séance de questions parlementaires. Elles se rapportent à la manière dont les valeurs et les intérêts doivent fonder notre politique étrangère ainsi que leur équilibre. Et celui qui penserait que, dans ce contexte, il existe des directives faciles à suivre, serait bien déçu en découvrant la complexité de la réalité. Je pense que nous devons poursuivre ce débat avec le parlement.
Même si je ne souhaite pas synthétiser les leçons à tirer, ce qui serait impossible, je souhaite conclure en partageant avec vous les trois considérations que j'ai formulées pendant ma discussion avec mes 26 homologues européens le week-end dernier.
D'abord, nous devons oser nouer encore plus de contacts et nous montrer davantage encore à l'écoute des représentants de la société civile, des organisations représentatives et des forces d'opposition démocratiques dans les pays avec lesquels nous désirons nous engager. Il n'est donc pas question de nous limiter aux autorités publiques locales.
Ensuite, je suis convaincu qu'une stratégie européenne vis-à-vis de l'Afrique du Nord et du Moyen-Orient gagnera en force et en crédibilité grâce à une augmentation de notre outreach, c'est-à-dire une discussion de nos choix avec des partenaires multilatéraux tels que la Ligue arabe et des partenaires stratégiques comme la Turquie. Mes homologues m'ont approuvé.
Enfin, et cette considération s'adresse à vous, mesdames et messieurs les parlementaires, j'ai évoqué avec mes homologues le point suivant. Des pays qui optent pour la voie de la démocratie parlementaire doivent être aidés. Et j'ai plaidé auprès d'eux pour que nous puissions associer à notre action le levier que peut constituer la diplomatie parlementaire.
La diplomatie parlementaire! Tant le Parlement européen que les parlements nationaux des États membres peuvent, en effet, contribuer à un ancrage profond de la pratique démocratique dans ces pays.
Ik hoop van harte dat die oproep, die ook bij mijn collega's goed is onthaald en heeft geresulteerd in de toezegging van mevrouw Ashton om een en ander te bespreken met de heer Buzek, ook in het Belgisch Parlement ter harte wordt genomen.
Le président: Monsieur le ministre, je vous remercie. Je ne doute pas un seul instant que cet appel sera entendu.
02.13 Laurent Louis (indép.): Monsieur le ministre, je vous remercie. Je prends bonne note de vos intentions et je tiens à saluer les actes que vous avez posés ces derniers jours. Cependant, je ne peux que vous encourager à poursuivre votre travail afin de peser de tout votre poids sur la scène internationale. Je pense en effet qu'il est grand temps de mettre un terme à ce véritable massacre.
Je voudrais soulever un autre point. J'espère qu'à l'avenir notre pays et les responsables politiques, que vous êtes tous, pourront, à quelque niveau de pouvoir que ce soit, être plus attentifs à la nature des régimes qu'ils soutiennent diplomatiquement et avec lesquels ils décident de passer des accords commerciaux. C'est un véritable appel que je lance au monde politique car vous savez, monsieur le ministre, chers collègues, on dit souvent que l'argent n'a pas d'odeur mais, dans ce cas-ci, l'argent a une couleur, celle du sang, et c'est déplorable!
02.14 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le ministre, je vous remercie pour votre longue réponse à laquelle j'adhère en grande partie. Je me réjouis aussi que les parlementaires de tous les partis s'unissent autour de ce constat mais également des mesures à prendre.
Je voudrais simplement faire un petit commentaire en ce qui concerne le Conseil des droits de l'homme. On en a déjà discuté en commission, je le sais, mais l'erreur à mon sens – et vous l'avez reconnue d'une certaine manière dans la presse – avait été de soutenir l'accession de la Libye à la présidence du Conseil des droits de l'homme. Même si 155 pays, comme vous le dites, l'ont soutenue, il n'en reste pas moins que même à 155, on peut se tromper.
Encore deux choses, monsieur le ministre. En ce qui concerne l'ambassadeur, je trouve très bien que vous l'ayez rencontré. Des Belges disposant de la double nationalité ou des Belges d'origine libyenne m'ont fait savoir que même en Belgique, ils ont très peur de la répression venant de l'ambassade. Je pense donc qu'il est très important de maintenir un contact très fréquent et ferme avec l'ambassade.
Enfin, pour ce qui concerne le gel des avoirs et les questions d'embargo, je dirais simplement pour conclure qu'il ne faut pas attendre l'Union européenne pour agir. Nous pouvons déjà le faire rapidement au niveau de la Belgique.
02.15 Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik wil u graag zeggen dat ik, zoals steeds, de manier waarop u het Parlement antwoordt, waardeer. Het contrast met uw collega minister De Crem is zeer groot. U geeft blijk van veel meer respect voor het Parlement.
Wat ik in uw antwoord uiteraard betreur, net zoals mijn collega mevrouw Boulet, is dat u de beslissing van mei blijft verdedigen terwijl men geen doctoraat in de mensenrechten moet hebben om te weten dat het om een regime ging dat helemaal geen blijk gaf van enig engagement voor mensenrechten en dat die plaats in de Mensenrechtenraad het dan ook absoluut niet toekwam.
Ik ben heel verheugd over het nieuws dat België zich voor die schorsing wil inzetten. Het doet mij ook als parlementair deugd dat sterk aandringen van alle fracties in het Parlement blijkbaar toch kan helpen, ook in het buitenlands beleid.
02.16 Herman De Croo (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijn fractie kan zich in ruime mate terugvinden in wat de minister heeft geantwoord.
Ik heb evenwel een vraag, mijnheer de minister. Indien u op maandag jongstleden, en u hebt dit al twee maal aangehaald, de enige blijkt te zijn geweest die op 27 missies van Buitenlandse Zaken toen reeds hebt gepleit voor de eventuele terugtrekking uit de Mensenrechtenraad die symbolisch heel dwingend was geworden, waarom hebt u dat dan drie dagen geleden niet meegedeeld? Dan kon u zeggen aan dit Parlement dat u zich hebt vergist – u hebt dit ’s ochtends bekend –, dat u uw vergissing rechtzet namens het Parlement dat u steunt en dat de motie die straks of morgen zal worden behandeld dat zal aantonen. Op dat vlak blijf ik op mijn honger zitten.
Tenslotte, wij hebben met al die landen en vele andere landen uit de Europese Unie nabuurschapakkoorden, waarvan wij de democratische dimensie onvoldoende hebben onderstreept. De waakzaamheid ter zake zal na deze dramatische omstandigheden broodnodig zijn.
02.17 Denis Ducarme (MR): Monsieur le président, monsieur le ministre, je vous remercie pour votre réponse détaillée et votre volonté politique ferme dans ce dossier qui apparaît à l'ensemble du parlement aujourd'hui. Il faut aller de l'avant et vous semblez véritablement vous inscrire dans cette démarche. Je vous remercie d'avoir été aussi clair sur votre réponse à ma question concernant le fait ou pas que la Région wallonne ait, avant l'octroi de sa licence, introduit la demande à votre département d'obtenir l'ensemble des informations relatives à la Libye.
Je vous répète, personne, pourtant, n'ignore depuis les attentats de Lockerbie, qui est le colonel Kadhafi, mais alors que, dans ce dossier, il aurait fallu faire preuve d'une extrême prudence, le ministre-président wallon, la Région wallonne, à mon sens, à notre sens, a fait preuve d'une forme d'irresponsabilité quand elle a décidé de ne pas demander l'ensemble des informations auxquelles pourtant elle a droit. Nous sommes assez surpris…
Le président: Monsieur Ducarme, je voudrais vous faire remarquer que nous siégeons au Parlement fédéral!
02.18 Denis Ducarme (MR): … de l'irresponsabilité de la part de la Région wallonne de n'avoir même pas pris la peine de demander aux Affaires étrangères de pouvoir disposer de l'ensemble des informations par rapport à la Libye avant d'octroyer une licence d'armes qui, aujourd'hui, peut-être, sert à réprimer la révolte populaire qui se déroule en Libye!
02.19 Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de minister, dank u voor uw integer en gedetailleerd antwoord.
(Rumoer)
(Brouhaha)
Een beetje meer respect voor de grootste fractie in de Kamer.
Le président: La parole est à M. Luykx.
02.20 Peter Luykx (N-VA): Mijnheer de minister, u hebt op integere en gedetailleerde wijze geantwoord, in schril contrast trouwens met de vorige spreker. Ik stel dit erg op prijs.
Ik ben van mening dat geen enkele fractie ook maar de indruk heeft willen wekken dat een andere beslissing in mei vorig jaar de huidige onlusten, problemen en geweld had kunnen vermijden. Helemaal niet! Wat wij wel wisten, vorig jaar, en wat wij ook vandaag weten, is dat Libië met Kadhafi niet echt de uitverkoren partner is om steun te verlenen aan de Mensenrechtenraad van de VN.
Wij hadden toen een gezaghebbende stem. België was toen voorzitter van de Mensenrechtenraad, en in de aanloop naar ons Europees voorzitterschap had – ook al hebben zovele andere landen uiteindelijk nee gestemd – onze stem wel iets kunnen veranderen. Ik hoop dat deze regering in de toekomst lessen trekt uit wat vandaag gebeurt en dat België zulke bandietenstaten op internationale fora niet meer steunt.
(Applaus)
(Applaudissements)
02.21 Alexandra Colen (VB): Mijnheer de minister, onze fractie dient alvast een resolutie in om u te steunen in uw optreden om harde sancties af te dwingen tegen de Libische autoriteiten. Europa is veel te lang veel te tolerant geweest. Moamar Kadhafi was gekend. Hij had bloed aan zijn handen. Iedereen deed er zaken mee. Het Westen heeft niet geïnvesteerd in vrijheid en mensenrechten voor de bevolking van Libië zelf. Dat kortzichtige beleid wreekt zich nu. Alles stort in en de toekomst is onzeker.
Vlaams Belang eist van onze regering dat zij aan de volkeren van Noord-Afrika en het Nabije Oosten een sterk en duidelijk signaal geeft dat zij nu niet op de dool moeten gaan maar dat zij de taak hebben hun landen op te bouwen tot vrije en welvarende staten.
02.22 Stefaan Vercamer (CD&V): Mijnheer de minister, uw antwoord bevatte een zeer sterk inhoudelijk signaal en een zeer duidelijke stellingname. Ik dank u ook voor de bezorgdheid. Ik deel die bezorgdheid voor de landgenoten die nog in Libië zijn.
Ik wil u in elk geval aanmoedigen om uw voortrekkersrol te blijven opnemen in Europees verband, om tot gepaste maatregelen en sancties tegenover Libië te komen. Ik hoop dat de gebeurtenissen in Libië ons ook zullen aanzetten tot een grondige denkoefening over onze wapenexport in relatie met ons buitenlands beleid en vice versa.
Collega’s, ik hoop dat wij ons, als parlementsleden, niet zullen beperken tot een morele verontwaardiging, maar dat wij zullen komen tot iets tastbaars dat aanleiding mag zijn tot verdere initiatieven ter ondersteuning van de democratiseringsbewegingen en mensenrechtenorganisaties en dat wij zullen komen tot criteria en regels inzake wapenexport.
02.23 Bruno Tuybens (sp.a): Mijnheer de minister, ik sluit mij aan bij de collega’s die u hebben bedankt voor het voortouw dat u hebt genomen in het kader van de EU.
Er is toch een zekere challenge. U zegt geregeld dat de samenstelling van de VN-Mensenrechtenraad een weerspiegeling is van de wereld zoals hij is en niet van de wereld zoals wij die graag zouden willen zien. In de oprichtingsresolutie van de VN-Mensenrechtenraad staat nochtans duidelijk dat de lidstaten bij de verkiezing van leden van de Raad rekening zullen houden met de bijdrage van de kandidaten aan de bevordering en de bescherming van de mensenrechten en aan hun vrijwillige engagementen. Ik ben aan het zoeken welke die van Libië zouden kunnen zijn geweest. Het had, met andere woorden, nooit zo ver mogen komen. De samenstelling van de Mensenrechtenraad kan op een andere manier ingevuld worden.
Laat het niet gezegd zijn dat wij met onszelf bezig zijn. Wij zijn niet met onszelf bezig, maar met de Libische bevolking, als wij vragen dat u het voortouw zou nemen in het instellen van sancties.
02.24 Guy Coëme (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, je tiens à vous féliciter pour le ton mais aussi pour la profondeur des thèses que vous avez développées il y a quelques instants à cette tribune. J'y ai trouvé personnellement un volontarisme auquel nous n'avons pas toujours été habitués, dans le passé, au ministère des Affaires étrangères et nous en sommes heureux. Je voudrais cependant attirer votre attention sur deux ou trois points. Vous avez énuméré quelques sanctions. Les sanctions n'ont de sens que si elles sont prises immédiatement pour avoir un effet le plus rapidement possible et contribuer à la chute du dictateur et que ces mesures ne soient pas pénibles pour le peuple lui-même qui vit des moments extrêmement pénibles.
En ce qui concerne la diplomatie parlementaire, le message est reçu cinq sur cinq. M'entretenant avec M. Moriau, président de l'Union interparlementaire, je crois comme vous qu'il est important que chacun prenne conscience des possibilités, des actions à mener dans ce domaine, particulièrement vis-à-vis de parlementaires démocrates qui se trouvent perdus, hélas, dans des régimes souvent dictatoriaux.
Enfin, j'invite l'Assemblée et le ministre à réunir la commission des Relations extérieures, Chambre et Sénat, pour discuter des leçons à tirer des événements que nous vivons. Malheureusement, il y aura d'autres événements auxquels il faudra se préparer.
02.25 Christian Brotcorne (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie pour vos réponses. Ce qui se passe dans le bassin méditerranéen aujourd'hui démontre si besoin en était que lier les accords internationaux à la situation des droits de l'homme n'est pas le fait de doux rêveurs mais est une réalité qu'il faut prendre en compte de plus en plus. Comme mes collègues, je suis heureux de voir votre détermination. On ne peut pas dire que le paquebot européen fasse preuve de la même attitude et franchisse les flots avec autant d'allant. Je vous demanderai de continuer à éviter cette frilosité et cet attentisme de l'Union européenne. Nous avons un blason à redorer et il ne faudrait pas gâcher l'opportunité qui se présente aujourd'hui de voir l'Union européenne assurer et assumer sa présence auprès de ces peuples du bassin méditerranéen.
Le président: Je tiens à remercier les intervenants et le ministre. Il sera parfaitement possible de poursuivre le débat à ce sujet puisque M. De Croo et Mme Boulet ont déposé un projet de résolution. Ce projet de résolution devrait pouvoir être inscrit comme premier point à l'ordre du jour de la commission des Affaires étrangères qui se tient lundi après-midi. Je suppose qu'il n'y aura pas d'objection à ce que l'on inscrive ce point à l'ordre du jour pour nous permettre de poursuivre la réflexion, de poser des actes et nous inscrire ainsi dans un début de diplomatie parlementaire.
02.26 Steven Vanackere, ministre: Monsieur le président, je voudrais reprendre la parole: je sais que le parlement a le dernier mot, mais M. De Croo m'a posé une question quasiment ad hominem.
Le président: Vous y répondrez lundi!
02.27 Steven Vanackere, ministre: Monsieur le président, non, j'ai envie de le dire maintenant.
M. De Croo m'a posé la question: puisque vous avez expliqué ce que vous avez fait lundi, pourquoi ne l'avez-vous pas communiqué ce jour-là? Ma réponse est simple et se synthétise en une phrase: j'ai toujours trouvé le résultat plus important que la communication.
02.28 Herman De Croo (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik vind dat een diplomatiek antwoord.
Le président: C’est normal pour le ministre des Affaires étrangères.
02.29 Herman De Croo (Open Vld): Ja, maar ik kan niet aanvaarden dat de resolutie van mevrouw Rutten en consorten nu overbodig zou blijken te zijn. Volgens mij is ze nochtans broodnodig om de actie van de minister te steunen bij zijn collega’s.
Het incident is gesloten.
03 Question de M. David Clarinval à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale, sur "les prestations effectuées par les kinésithérapeutes ayant un numéro provisoire" (n° P0094)
03 Vraag van de heer David Clarinval aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, over "de verstrekkingen van kinesitherapeuten die over een voorlopig nummer beschikken" (nr. P0094)
03.01 David Clarinval (MR): Madame la ministre, je ne vous rappelle pas ici la triste saga de l'été concernant l'octroi des numéros INAMI pour les jeunes kinés francophones. Après une certaine période de confusion, le gouvernement a donc décidé d'octroyer des numéros INAMI provisoires jusqu'au 1er janvier 2011 puis les a ensuite prolongés jusqu'en juin.
Madame la ministre, selon mes informations, il y aurait aujourd'hui des problèmes dans les remboursements des attestations de soins rédigées par les jeunes kinés. Leurs numéros poseraient problème et ne permettraient pas les remboursements par les mutualités.
Madame la ministre, ma question est donc triple.
Dans quelle proportion cette problématique est-elle rencontrée?
Quelles sont les mesures que vous prévoyez le cas échéant en vue de régler ce problème?
Allez-vous prendre une initiative en vue d'informer les kinés pour qu'ils puissent sortir du brouillard actuel?
03.02 Laurette Onkelinx, ministre: Monsieur Clarinval, je pense qu'il ne faut pas confondre la détention d'un numéro INAMI, qu'il soit provisoire ou pas d'ailleurs, avec le fait d'être ou non conventionné.
Pour répondre plus concrètement à votre question, tous les kinés diplômés francophones, comme les néerlandophones d'ailleurs, ont reçu de l'INAMI, dès que l'administration avait validé leur diplôme, un numéro provisoire qui normalement est valable jusque la publication des résultats du concours. Cela étant dit, vous connaissez toute la polémique autour de ce concours et il a dès lors été décidé avec l'accord du gouvernement que les kinés pourront conserver leur numéro provisoire jusque fin juin 2011. Cela c'est la problématique des numéros provisoires. Ce qui est nouveau ici, c'est la prolongation au-delà du concours jusqu'au mois de juin.
Autre chose est évidemment l'adhésion à la convention entre les kinésithérapeutes et organismes assureurs de ces derniers, savoir si on est conventionné ou pas. Pour être conventionné, c'est assez simple: les kinés détenteurs d'un numéro provisoire doivent, comme chaque année, avoir renvoyé à l'INAMI une demande d'adhésion datée et signée. Telle est la règle pour tous les kinés, qu'ils aient un numéro provisoire ou pas!
J'ajoute que la grande majorité des kinés détenteurs provisoires sont conventionnés depuis le début. Seuls les kinés qui se sont décidés tardivement à renvoyer cette formule d'adhésion ont été conventionnés à la date de renvoi du document, soit, pour certains, le 1er janvier 2011. C'est dû uniquement au fait qu'ils ont renvoyé trop tard leur demande d'adhésion.
03.03 David Clarinval (MR): Madame la ministre, je comprends bien la nuance. On ne peut cependant pas ignorer qu'il y a eu une situation un peu chaotique à l'époque de l'examen. On ne peut donc pas reprocher à certains kinés de s'être conventionnés tardivement. Il y a un manque d'information très clair de la part de l'INAMI qui aurait dû, à tout le moins, contacter les personnes qui, disposant d'un numéro, n'ont pas poursuivi la procédure. Nous aurions ainsi évité la situation dans laquelle nous nous trouvons aujourd'hui, à savoir que des prestations de soins ne peuvent pas être remboursées. Je souhaiterais qu'il y ait une certaine rétroactivité dans le chef des mutualités ou au moins une meilleure information de la part de l'INAMI car cette situation ne fait que rajouter du brouillard à la confusion.
Het incident is gesloten.
04 Question de Mme Karine Lalieux au ministre pour l'Entreprise et la Simplification sur "la flambée des prix et l'Observatoire des prix" (n° P0118)
04 Vraag van mevrouw Karine Lalieux aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen over "de forse stijging van de prijzen en het Prijzenobservatorium" (nr. P0118)
04.01 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, chers collègues, presque chaque jour, les médias publient des articles ou émettent un reportage pour dénoncer l'augmentation des prix et du coût de la vie. Le panier de la ménagère devient de plus en plus cher et pourtant il contient des fruits, des légumes, des pâtes, du pain et du lait. Tout augmente.
Ce ne sont pas seulement les associations de consommateurs qui dénoncent la hausse des prix, mais aussi l'Observatoire des prix, que nous avons créé, monsieur le ministre. Dans ses analyses trimestrielles, il démontre une évolution des prix inquiétante dans notre pays.
Ce n'est pas la première fois que je vous interroge sur l'Observatoire des prix. Ce n'est pas non plus la première fois que je dis que ses analyses sont plutôt de qualité. Mais ce n'est pas non plus la première fois que je regrette que ce ne soit qu'une photographie. En effet, il constate une augmentation des prix, comme tout le monde aujourd'hui.
Par exemple, une augmentation de 17 % du prix des légumes en un an. L'Observatoire rappelle alors les conditions climatiques qui pourraient justifier cette augmentation. Pouvons-nous être sûrs que cette augmentation permettra aux agriculteurs de mieux vivre? Que les agriculteurs ont été mieux payés pour leur production du fait que le consommateur l'aura payée 17 % de plus? C'est l'éternelle question que je me pose.
Monsieur le ministre, vous aviez signé l'arrêté portant modification de l'Observatoire des prix juste avant les élections. Il y était question des marges: l'augmentation de 17 % étant constatée, il s'agit de savoir qui en profite. Est-elle légitime? Seraient-ce surtout les acteurs intermédiaires qui en profitent ou bien les producteurs vivent-ils vraiment mieux? Je n'ai toujours pas la réponse à cette question malgré les analyses de l'Observatoire des prix.
Un autre exemple: le café a augmenté. On constate facilement la hausse de son cours en bourse, mais la Belgique est le seul pays où son prix a déjà augmenté alors que, dans les pays limitrophes, son prix est resté stable. Je me pose des questions: les intermédiaires se paient-ils sur le dos des producteurs du Sud?
Monsieur le ministre, vous savez que cet Observatoire des prix dispose de tous les outils légaux pour pouvoir demander l'ensemble des données aux intermédiaires, tant à l'agroalimentaire qu'aux grandes surfaces et autres. Le parlement lui a octroyé cette possibilité et vous avez signé cet arrêté.
Monsieur le ministre, une question: des études plus fines ont-elles été déjà réalisées par l'Observatoire? Si oui, sur quels produits? Si non, comptez-vous commander à l'Observatoire de telles études?
04.02 Vincent Van Quickenborne, ministre: Monsieur le président, chers collègues, madame Lalieux, comme vous, la hausse des prix de certains produits me préoccupe.
Plusieurs facteurs internationaux occasionnent l'envolée des prix des matières premières, en particulier au niveau de l'énergie.
Comme vous le savez, nous disposons de plusieurs instruments pour agir. Je pense aux instruments de régulation comme l'IBPT, la CREG, mais aussi les autorités de la concurrence.
De plus, en 2009, nous avons créé, avec vous et vos collègues, l'Observatoire des prix. Cet instrument indépendant doit permettre au gouvernement d'observer, de vérifier le bon ou le mauvais fonctionnement du marché et la formation des prix. Sa mission légale consiste à établir les analyses de prix qui sont ensuite mises à la disposition du gouvernement et des autorités de la concurrence. C'est à ces dernières qu'il appartient de prendre les mesures adéquates.
L'Observatoire des prix fournit du bon travail. Ainsi, par exemple, les analyses relatives aux produits agricoles ont été utilisées pour trouver une solution à la crise du lait en 2009. Il en a été de même pour la crise porcine.
Comme je l'ai déjà dit, les chiffres et les analyses sont également utilisés par l'Autorité de la concurrence qui est habilitée à prendre des initiatives et à infliger des sanctions. L'Autorité de la concurrence vient notamment de clôturer une enquête sur des ententes éventuelles entre la grande distribution et les producteurs dans le secteur alimentaire. Il incombe, à présent, au Conseil de la concurrence, en tant que juridiction, de se prononcer en la matière.
Pour ce qui concerne les prix des produits alimentaires, je partage votre préoccupation quant à l'impact que cela peut avoir sur les personnes dont le pouvoir d'achat est le plus faible. C'est donc une bonne chose que le directeur de la DG Concurrence ait clairement fait savoir, il y a quelques jours, à l'occasion de la présentation de son rapport annuel, que la hausse des prix des produits alimentaires était l'une de ses priorités et qu'il examinerait, sur la base des chiffres disponibles, les mesures à prendre.
Madame Lalieux, l'Observatoire des prix a mené des enquêtes particulières, notamment à propos du lait et du porc. Lors des hausses de prix que j'ai constatées avec vous, je vais demander – comme vous l'avez indiqué – que soient vérifiés les prix dont les différences avec les pays voisins (France, Royaume-Uni, Pays-Bas, Allemagne) sont remarquables, comme nous l'avons fait avec le lait. En l'occurrence, grâce à votre intervention législative, nous avons pu identifier les marges dans toutes les chaînes de production et de distribution. Donc, nous allons nous y atteler dans le secteur des légumes et du café.
Bien évidemment, le secteur de l'énergie est aussi concerné. Je ne vais pas y répondre, puisque je travaille avec mon collègue Paul Magnette à trouver une solution légistique en ce domaine.
Toujours est-il que je puis vous assurer que l'Observatoire et les autres instances examinent le problème de l'inflation, en particulier dans les produits alimentaires.
04.03 Karine Lalieux (PS): Monsieur le président, je remercie le ministre de sa réponse. Je pense que nous avons forgé un bel outil pour décomposer la structure des prix et vérifier les marges de chaque acteur d'une chaîne alimentaire, par exemple. Nous connaissons les difficultés en termes de pouvoir d'achat, mais aussi celles que connaissent nos agriculteurs et nos éleveurs.
C'est pourquoi il convient de demander que l'Observatoire des prix s'intéresse aussi à la question des marges. Les rapports trimestriels servent, me semble-t-il, à alerter le gouvernement et le parlement quand est constatée une hausse des prix. Mais il faut s'en saisir pour agir et, le cas échéant, pour contrôler certains prix s'il existe des marges bénéficiaires totalement inacceptables.
Enfin, monsieur le ministre, je tiens à vous demander de saisir l'Observatoire des prix du problème des assurances. Celles-ci annoncent sans cesse des augmentations. La loi vous permet d'agir aussi à propos des produits financiers. Je voudrais donc savoir si ces hausses de prix sont légitimes.
L'incident est clos.
05 Vraag van de heer Bert Schoofs aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de nalatigheden van een lid van de koninklijke familie" (nr. P0092)
05 Question de M. Bert Schoofs au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "les omissions d'un membre de la famille royale" (n° P0092)
05.01 Bert Schoofs (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, ik breng u een signalement van een grote, nogal gezette man met een brilletje, die de volgende feiten op zijn actief heeft.
Op 11 juni 2010 heeft hij een vlucht geboekt bij Brussels Airlines in economy class. Hij nam plaats in business class, waarna hij de instructie om in business class plaats te nemen niet opvolgde en weigerde de drankjes te betalen. Gelijkaardige feiten deden zich voor op een vlucht van Bussels Airlines op 14 augustus 2010.
De man staat erom bekend dat hij bij een bakker in Vlaams-Brabant overvloedig taarten bestelt en die meeneemt zonder te betalen.
Twee weken geleden werd de man, over wie het in dit signalement gaat, betrapt op een snelheidsovertreding en hij speelde daarbij zijn rijbewijs kwijt. Er doen geruchten de ronde dat hij ooit probeerde een TGV in te halen en dat hij meermaals aan 140 km per uur over de pechstrook scheurt met zijn wagen.
Ik zwijg over de onverkwikkelijke gebeurtenissen in een instituut dat speciaal voor hem was opgericht en dat de naam KINT droeg.
Mijnheer de eerste minister, van de prins geen kwaad, maar als men aan die man vraagt om te betalen of zich te schikken naar de regels, dan antwoordt hij zonder meer dat hij dat niet moet doen, omdat hij prins Laurent van België is. Wij zouden ons kunnen afvragen of er een dubbelganger aan het werk is, maar volgens mij kan er niemand anders dan de prins zelf op dergelijke grote en snelle voet leven.
Ooit heeft de broer van prins Laurent, kroonprins Filip, zwaar uitgehaald naar mijn politieke formatie. Uw voorganger, premier Verhofstadt, heeft hem toen op het matje geroepen en hem meegedeeld dat hij zich van dergelijke uitspraken diende te onthouden.
Mijnheer de premier, u voelt mij al komen. Mijn vraag aan u is of u prins Laurent van België diets kunt maken dat hij al gul leeft op kosten van de belastingbetaler, dat hij taarten moet betalen wanneer hij die afhaalt, dat hij zich moet schikken naar instructies van het cabinepersoneel van Brussels Airlines en dat hij zich in feite dient te onthouden van een misdrijf dat volgens mij omschreven wordt als flessentrekkerij.
05.02 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, ik wil het geachte lid duidelijk maken dat de handelingen en uitspraken van prins Laurent niet onder de verantwoordelijkheid van de regering vallen. Mocht echter wat in de media verschenen is kloppen met de werkelijkheid, dan wil ik u graag zeggen dat ik dit ten zeerste betreur. Wat verslagen wordt is betreurenswaardig. Ik wil daar afstand van nemen. Het is geen correct gedrag.
05.03 Bert Schoofs (VB): Dat is een kort en duidelijk antwoord, mijnheer de eerste minister. Ik hoop dat u het hem ook durft te zeggen. Dit gedrag kan inderdaad niet door de beugel. U zult uw verantwoordelijkheid opnemen, heb ik begrepen. Wanneer zich in de toekomst zulke feiten voordoen, mag ik altijd bij u terugkomen en zeggen dat u het hem opnieuw zult zeggen, begrijp ik.
L'incident est clos.
06 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid, over "de rol van de premier met betrekking tot de instructienota aan de Dienst Vreemdelingenzaken" (nr. P0093)
06 Question de Mme Sarah Smeyers au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile, sur "le rôle du premier ministre concernant la note d'instruction adressée à l'Office des Étrangers" (n° P0093)
06.01 Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, na staatssecretaris Melchior Wathelet vier keer te hebben ondervraagd over de invulling van de notie “openbare orde en fraude” bij de behandeling van de regularisatiedossiers, na hem vier keer te hebben gevraagd of er nota bestaat waarin hij zijn ambtenaren van DVZ instrueert hoe zij die regularisatiedossiers overeenkomstig de openbare orde moeten opvatten en na drie keer van Melchior Wathelet een ontwijkend antwoord te hebben gekregen waarin hij zegt dat alles cas par cas moet worden beoordeeld, stel ik u deze vraag.
Ik heb hem het antwoord zelf gegeven, mijnheer de eerste minister. Ik heb hem de nota getoond die hij zelf aan zijn ambtenaren heeft geïnstrueerd. In die nota, mijnheer de eerste minister, staat dat illegalen die tot 18 maanden effectieve gevangenisstraf hebben opgelopen, twee jaar indien zij een gezin hebben en drie jaar als het gaat om recidive van kleinere misdrijven, toch nog in aanmerking kunnen komen om te worden geregulariseerd. Illegaliteit wordt beloond via regularisatie.
Regularisatie is geen recht. Regularisatie is een uitzondering. Permanente regularisatie is uniek in ons land. Het is geen recht, het is een gunst. Dan in een nota, zwart op wit, moeten lezen dat zelfs criminelen in België papieren kunnen krijgen, vind ik onaanvaardbaar.
Mijnheer de premier, ik vraag u of u, in uw hoedanigheid van coördinator van het asiel- en migratiebeleid, op de hoogte bent van het bestaan van deze instructienota? Heeft de heer Wathelet dit vooraf op een Ministerraad met u doorgesproken?
06.02 Eerste minister Yves Leterme: Mevrouw Smeyers, voor het antwoord op uw inhoudelijke vraag verwijs ik naar het antwoord dat de heer Wathelet eergisteren in de Kamercommissie voor de Binnenlandse Zaken heeft gegeven.
Voor mijn rol in de materie verwijs ik naar het bevoegdheidsbesluit van 25 september 2009, dat staatssecretaris Wathelet onder meer voor het toezicht van de dienst Vreemdelingenzaken bevoegd maakt. Het behoort hem met toepassing van artikel 9bis van de vreemdelingenwet bijgevolg toe om machtiging van verblijf te verlenen en om ter zake binnen zijn discretionaire bevoegdheid te oordelen.
06.03 Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de minister, ik had gehoopt dat u, nu uw regering was gevallen, niet langer de verdediging van staatssecretaris Wathelet op u zou nemen.
Het inhoudelijke antwoord heb ik gekregen. De heer Wathelet heeft het bestaan van de bewuste nota niet ontkend.
Ik had gehoopt dat u, in uw bevoegdheid van coördinator van het asiel- en migratiebeleid, ten minste hier zou verklaren dat u geen weet van dergelijke feiten had en dat u niet wist dat criminelen in ons land toch voor regularisatie in aanmerking konden komen.
Mijnheer de minister, het Alexiusakkoord is door de strot van het Parlement geduwd. Het is ook door de strot van CD&V en Vld geduwd. U bent met voornoemd akkoord aan de Franstalige partijen tegemoet willen komen, om in ruil binnen uw regering, vóór haar val, een verscherping van de bepalingen inzake gezinshereniging te verkrijgen.
Het is onaanvaardbaar dat in ons land illegaliteit kan worden beloond. De regul in België is uniek. Nergens anders in Europa is er permanente regul. Het kan dus niet en is onaanvaardbaar dat criminelen, die daders van drughandel, vluchtmisdrijven met dodelijke slachtoffers en diefstal met geweld kunnen zijn, in ons land toch papieren kunnen krijgen.
Dat u nu, heel nonchalant, wegkijkt en voor een dergelijk beleid de schouders ophaalt, is onaanvaardbaar. Ik had ten minste gehoopt dat CD&V en Vld hier nu zouden verklaren dat zij dergelijke praktijken ook onaanvaardbaar achtten.
Ik ga met het dossier door. Wij vragen een hoorzitting met directeur-generaal Roosemont. De maatschappij, het Parlement, alle Vlamingen en alle Walen hebben het recht te weten over hoeveel criminelen het ter zake gaat.
Mijnheer de premier, er is totaal geen
maatschappelijk draagvlak voor dergelijke praktijken. (Applaus.)
L'incident est clos.
- de heer Bert Schoofs aan de minister van Justitie over "het rapport van het Comité P over het onderzoek naar de moord op Annick Van Uytsel" (nr. P0108)
- mevrouw Carina Van Cauter aan de minister van Justitie over "het rapport van het Comité P over het onderzoek naar de moord op Annick Van Uytsel" (nr. P0109)
- de heer Jean Marie Dedecker aan de minister van Justitie over "het rapport van het Comité P over het onderzoek naar de moord op Annick Van Uytsel" (nr. P0110)
- de heer Stefaan Van Hecke aan de minister van Justitie over "het rapport van het Comité P over het onderzoek naar de moord op Annick Van Uytsel" (nr. P0111)
- de heer Renaat Landuyt aan de minister van Justitie over "het rapport van het Comité P over het onderzoek naar de moord op Annick Van Uytsel" (nr. P0112)
- de heer Raf Terwingen aan de minister van Justitie over "het rapport van het Comité P over het onderzoek naar de moord op Annick Van Uytsel" (nr. P0114)
- M. Bert Schoofs au ministre de la Justice sur "le rapport du Comité P sur l'enquête relative au meurtre d'Annick Van Uytsel" (n° P0108)
- Mme Carina Van Cauter au ministre de la Justice sur "le rapport du Comité P sur l'enquête relative au meurtre d'Annick Van Uytsel" (n° P0109)
- M. Jean Marie Dedecker au ministre de la Justice sur "le rapport du Comité P sur l'enquête relative au meurtre d'Annick Van Uytsel" (n° P0110)
- M. Stefaan Van Hecke au ministre de la Justice sur "le rapport du Comité P sur l'enquête relative au meurtre d'Annick Van Uytsel" (n° P0111)
- M. Renaat Landuyt au ministre de la Justice sur "le rapport du Comité P sur l'enquête relative au meurtre d'Annick Van Uytsel" (n° P0112)
- M. Raf Terwingen au ministre de la Justice sur "le rapport du Comité P sur l'enquête relative au meurtre d'Annick Van Uytsel" (n° P0114)
07.01 Bert Schoofs (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de jongste dagen is er serieus wat ophef ontstaan over het onderzoek naar het onderzoek in de moordzaak op Annick Van Uytsel. Na de ontmaskering van Ronald Janssen als moordenaar van Kevin Paulus en Shana Appeltans is de bal aan het rollen gegaan. Eerst was er een lek over een tip van een Hasseltse speurder dat Ronald Janssen als dader moest worden aangemerkt voor de moord, waarmee men in Leuven niets gedaan zou hebben. Dat zeg ik met klemtoon op ‘zou’. Ongeveer tegelijkertijd is er een lek over de profilingopdracht door een specialist in Turnhout, die verkeerd opgevolgd zou zijn. Ik zeg opnieuw ‘zou’. Daardoor zou Ronald Janssen door de mazen van het net zijn geglipt, waardoor hij de moord op Kevin en Shana zou hebben kunnen plegen.
Het dossier is eerst naar de procureur-generaal bij het hof van beroep van Antwerpen gegaan, en vervolgens naar het Comité P.
De conclusies van het Comité P luiden dat er blunders zijn begaan. De jongste dagen zijn er heel wat geruchten naar boven gekomen via lekken uit het rapport, over afwezigheid en leiding, over zogenaamde mecaniciens die tips moesten verwerken, over gebrek aan teamwork, over pregnant aanwezige onderlinge concurrentie tussen de speurders.
Inmiddels zijn een onderzoeksrechter en de gerechtelijke directeur al teruggetreden.
Daartegenover moeten we vaststellen dat de speurders zich nog niet hebben kunnen verdedigen. Gisteren en vandaag is er een eerste wederwoord gekomen.
De rol van de magistraten is nog niet onderzocht. Ook zij hebben zich nog niet echt kunnen verdedigen, hoewel een magistraat al is teruggetreden.
Er rijzen nu vragen over de relatie tussen politie en justitie. Mogelijk zijn er weinig individuele verantwoordelijkheden, maar is er een algemeen systeemfalen.
Daarover rijzen de volgende vragen.
Zijn er wel voldoende middelen en manschappen? Vorige week heb ik hier een mondelinge vraag gesteld aan de minister van Binnenlandse Zaken in verband met de ViCLAS, een systeem dat daders zoals Ronald Janssen in het vizier moet nemen en opsporen en alle mogelijke informatie over hen moet leveren.
De rol van het Comité P? Er is een happy few die meer weet. Evenwel, in plaats van de speculatiestroom in te dijken, wordt die alleen maar groter de jongste dagen. Daarom is mijn vraag: wat met het Comité P? Zorgt dat niet mee voor het ontstaan van een foute perceptie door lekken allerhande?
Mijnheer de minister, al die vragen moeten opgelost worden. Daarom heb ik de volgende vragen voor u.
Hoe en wanneer zult u duidelijkheid en vooral openheid verschaffen omtrent de wijze waarop de onderste steen naar boven gehaald moet worden, om al die malfuncties, om al die fouten naar boven te halen?
Ik heb nog een vraag in de marge. Hoe denkt u het democratisch deficit in het Comité P weg te werken? Stilaan is dat volgens mij ook een oorzaak van heel veel misvattingen en foute percepties in tal van zeer zware gerechtelijke onderzoeken.
07.02 Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de minister, het liefst zou ik u willen vragen om terug te keren in de tijd en het leed van de families ongedaan te maken. Ik weet echter dat u dat niet kunt dus zal ik u alleen vragen wat u wel kunt.
Wat u wel kunt, is ervoor zorgen dat toekomstige moordonderzoeken en onderzoeken naar ernstige feiten op een goede manier worden aangepakt. Ik weet dat u dat niet zelf doet. U hebt echter wel instrumenten tot uw beschikking om daar iets aan te doen.
Wij hebben u daarover in maart van vorig jaar aangesproken. U hebt toen gezegd dat er een onderzoek naar het onderzoek zou komen om na te gaan op welke wijze dat onderzoek is gevoerd. Intussen hebben we effectief een onderdeel dat is onderzocht. Het gaat om het politionele aspect in het verslag van het Comité P dat eigenlijk een justitieel rapport heeft afgeleverd. Er is evenwel ook het aspect Justitie. Gisteren hebben we via de pers vernomen dat uiteindelijk ook de vraag is gesteld aan de Hoge Raad voor de Justitie om ook het justitiële aspect te gaan onderzoeken.
Mijnheer de minister, waarom heeft het zolang geduurd voor die vraag werd gesteld? Ten tweede, is ze gesteld? Wordt daar nu werk van gemaakt.
Wat het politionele onderdeel, het onderzoek van het Comité P, betreft, weten we dat het rapport geheim is. Ik heb evenwel kunnen vaststellen – ik niet alleen, iedereen die dat wou kon dat – dat de aanbevelingen van het Comité P op het internet werden gepubliceerd. Als ik die aanbevelingen overloop, mijnheer de minister, rijzen er toch een paar vragen. Ik neem ze even met u door. Er zijn er maar zes dus dat gaat snel.
Ten eerste, er wordt een verbetering van de afstapping ter plaatse gevraagd. De aanbeveling zegt dat het College van procureurs-generaal daar een trekkende rol zou moeten spelen, samen met u.
Ten tweede, er moet een verbetering komen van de afhandelingkwaliteit van de moordonderzoeken, opnieuw door het College van procureurs-generaal.
Ten derde, ik blader verder, er moet een verbetering komen van het informatiebeheer en -systeem. Men verwijst daar, denk ik, naar het Laetitia-informatiesysteem, dat vandaag bestaat en dat er is gekomen na de affaire-Dutroux. Dat werd destijds opgestart door een van uw voorgangers, de heer Marc Verwilghen. De minister van Binnenlandse Zaken werkt inmiddels reeds twee jaar aan de verbetering van dat informatiesysteem.
Mijnheer de minister, wat stellen wij vast? De minister van Binnenlandse Zaken beschikt niet over het rapport. Als wij op een uniforme, gecoördineerde wijze willen werken, dan zou ik toch ten minste verwachten dat de minister van Binnenlandse Zaken ook beschikt over het rapport van het Comité P, zodanig dat zij de nodige initiatieven kan nemen.
Ten vierde, het verbeteren van kennis en kunde en voorzien in de nodige opleidingen. Nogmaals, de minister van Binnenlandse Zaken zou hier een rol kunnen spelen, maar zij beschikt niet over het rapport.
Ten vijfde, het doorbreken van de hegemonie van de onderzoeksrechter en de politie.
Ten slotte, een belangrijk punt, spreekt men over de ViCLAS-databank. Het rapport beveelt u aan om te investeren in de ViCLAS-databank, in systeembeheer, het bijhouden van informatie.
Wat hebben wij gehoord in de commissie Seksueel Misbruik? Wij hebben gehoord dat u, samen met het College van procureurs-generaal, zopas hebt beslist om daarin niet langer te investeren en om eigenlijk die databank naar de prullenmand te verwijzen.
Mijnheer de minister, zult u terugkomen op die beslissing?
Wat gaat u doen met de overige aanbevelingen?
Gaat u het mogelijk maken dat ook de minister van Binnenlandse Zaken samen met u werk maakt van de uitvoering van de aanbevelingen in het rapport van het Comité P?
Le président: Chers collègues, je vous rappelle que nous ne sommes pas dans le cadre des interpellations et que vous avez droit à deux minutes pour poser votre question! Essayez d'être synthétiques!
07.03 Herman De Croo (Open Vld): Ik steun uw betrachtingen, maar de eerste van die hele reeks vragen van vandaag heeft, samen met het antwoord, negen minuten geduurd.
Vous avez dit qu'il ne faut pas suivre le mauvais exemple, mais c'est à vous de veiller au bon exemple!
Le président: Si vous n'interveniez pas constamment, les travaux pourraient se dérouler plus rapidement!
07.04 Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, wij vernemen in de pers dat volgens een rapport van het Comité P werd geklungeld in het gerechtelijk onderzoek naar de moord op Annick Van Uytsel.
Ik benadruk dat het over een persbericht gaat. Ik vind het jammer dat de gerechtelijke politie vandaag moet zeggen dat zij het rapport nog niet heeft mogen inzien om over verdediging te kunnen praten.
Gisteren was ik aanwezig in de commissie voor de Binnenlandse Zaken. De heer Koekelberg is opnieuw in opspraak gekomen. Hij is een recidivist. Het Comité P heeft ook een rapport over hem, en wat zegt de minister: Koekelberg heeft dat rapport mogen inkijken om te kunnen antwoorden, wat de mensen van de gerechtelijke politie blijkbaar niet hebben mogen doen.
Ondertussen heeft de onderzoeksrechter ontslag genomen, net als de gerechtelijke directeur en staat de heer Allard op non-actief, wat de gerechtelijke politie betreft.
Mijnheer de minister, de onderzoeksrechter is niet de enige partij in het onderzoek. U hebt alleen een onderzoek gevraagd naar het Comité P. U hebt niets gedaan ten opzichte van het gerecht. Het parket van Leuven en de collega's van Hasselt waren vooral dankzij het arrondissementeel informatiekruispunt eveneens op de hoogte van het informatierapport. Ik heb het u vorig jaar getoond en heb het nog altijd bij mij. Van dat rapport zijn die mensen in principe ook op de hoogte.
Ik vraag mij af wat daarmee is gebeurd? Heeft de procureur des Konings, die als enige procespartij altijd toegang heeft tot het gerechtelijk onderzoek, iets ondernomen? Telkens wanneer hij merkt dat de onderzoeksrechter niets doet, kan hij aanvullende vorderingen nemen en bepaalde onderzoekshandelingen vorderen.
Als de onderzoeksrechter te lang stilzit, kan de procureur des Konings bovendien de procureur-generaal inlichten, die de nodige vorderingen kan doen ingevolge artikel 136 van het Wetboek.
Zal Justitie een onderzoek instellen? Zult u dat vragen aan de Hoge Raad voor de Justitie? Was de procureur des Konings op de hoogte van het informatierapport? Heeft hij iets gedaan toen dat onderzoek stremde? Vandaag horen wij alleen maar van het Comité P, terwijl Justitie voor 100 % op de hoogte moet zijn geweest, gelet op alle mogelijkheden die er bestaan. Waarom heeft dat dan zo lang aangesleept? Zult u een onderzoek aanvragen bij de gerechtelijke macht?
07.05 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, de jongste dagen hebben wij een mooi staaltje van bochtenwerk gezien, met u in de hoofdrol, maar ook met de Hoge Raad voor de Justitie in de hoofdrol.
Mijnheer de minister, eerst hebt u gezegd dat u geen onderzoek wou door de Hoge Raad voor de Justitie naar het gerechtelijk luik. Wanneer ik kijk naar de communicatie van de Hoge Raad voor de Justitie, die zelf zou kunnen beslissen een onderzoek in te stellen, zie ik daar twee woordvoerders. Er zijn vier voorzitters. Twee woordvoerders spreken zich over de kwestie uit. De ene woordvoerder zegt in de krant De Morgen: “Het is niet opportuun.” Dezelfde dag zegt de andere woordvoerder in een andere krant: “Wij hebben eigenlijk andere prioriteiten.”
Dan val ik bijna van mijn stoel. Dat zoiets gebeurt in zo’n dossier, en de Hoge Raad voor de Justitie zegt: “Wij hebben eigenlijk andere prioriteiten.” Het is blijkbaar niet zo belangrijk dat te onderzoeken!
De heer Cottyn voegde er wel aan toe: “Als de minister het ons vraagt, zullen wij het natuurlijk wel doen.” Zo legde hij de bal weer in uw kamp.
Dinsdag was u blijkbaar nog altijd niet enthousiast het te vragen aan de Hoge Raad voor de Justitie, waardoor er stilaan een consensus groeide om dan maar een parlementaire onderzoekscommissie op te richten. Wat gebeurde er gisteren? Wij konden vanochtend in de krant lezen dat u na de vergadering met het Vast Begeleidingscomité bij het Comité P beslist hebt toch de vraag te stellen aan de Hoge Raad voor de Justitie een onderzoek in te stellen.
Mijnheer de minister, u besefte blijkbaar dat er een grote meerderheid in dit Parlement is die wenst dat u die vraag zou stellen aan de Hoge Raad voor de Justitie, dat er een meerderheid is in dit Parlement die wil dat ook het gerechtelijk luik grondig en snel onderzocht wordt. Het is blijkbaar wel met veel tegenzin dat u uiteindelijk gezwicht bent.
Ik kom tot mijn concrete vragen, mijnheer de minister.
Ten eerste, hebt u de vraag al gesteld aan de Hoge Raad voor de Justitie, sinds u gisteren gezwicht bent na de vergadering van de Vaste Begeleidingscommissie?
Ten tweede, heeft de Hoge Raad geantwoord dat hij het effectief zal onderzoeken?
Ten derde, zal dit snel gebeuren? Met andere woorden, zal het onderzoek aanvangen in de volgende weken? Of zullen zij het uitstellen tot na het assisenproces?
07.06 Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik stel u dezelfde vraag als vorig jaar, in maart 2010. Met nog meer schrik stel ik vast dat het onderzoek in de zaak-Van Uytsel steeds meer begint te gelijken op het dossier-Dutroux, in die zin dat ik het zeer onaangename gevoel heb dat er kon worden vermeden dat er meer mensen werden vermoord.
Na de zaak-Dutroux hebben wij geprobeerd om de zaken op te lossen met een nieuwe politiestructuur zodat de communicatie beter zou lopen, en het Comité P om een en ander te controleren. Wij hebben ook gezegd dat wij op het justitiële vlak zouden werken met de Hoge Raad voor de Justitie, om een onderzoek te voeren op dat niveau. Als ik nu hoor dat de politiemensen een gebrek aan leiding hadden, dan denk ik automatisch aan onderzoeksrechters en procureurs onder elkaar. Wat is daar gebeurd?
Vandaar mijn verwondering in eerste instantie – dat is ondertussen bijgestuurd – dat u hebt geaarzeld om de Hoge Raad voor de Justitie in te schakelen. Toch is er nog enig wantrouwen. U zegt dat u het aan de Hoge Raad voor de Justitie zult overlaten om te beslissen wanneer hij zijn onderzoek zal doen. Ik denk dat dit niet helemaal correct is.
Waarde collega’s, vergeet niet dat wij in het systeem van externe controle via de Hoge Raad voor de Justitie, dat wij opgezet hebben, zelf ook bij meerderheid kunnen beslissen, mocht – de minister zal ons geruststellen – de minister enkel voor de façade hebben gezegd dat hij eens gaat praten met de Hoge Raad.
Wat zijn de afspraken met de Hoge Raad voor de Justitie?
07.07 Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik zal als laatste spreker niet in herhaling vallen. Ik meen dat wij allemaal gechoqueerd waren door hetgeen wij in de kranten hebben gelezen. Het Comité P heeft goed werk gedaan door dat naar boven te brengen.
Als wij gechoqueerd zijn, dan zullen de burgers zeker gechoqueerd zijn. Denk maar aan de familie en de vrienden van de slachtoffers. Dat mag hier ook wel gezegd worden.
Ik ben het met mijn collega’s in die zin eens dat een opsporingsonderzoek vaak twee delen heeft. Ten eerste, het politionele deel, waarin het Comité P bepaalde onderzoeken heeft gedaan en bepaalde zaken heeft vastgesteld. Ten tweede, het gerechtelijke deel. Hoe zullen wij dat gerechtelijke deel van het onderzoek ook kunnen controleren en nakijken om te zien wat er juist fout gegaan is, om opnieuw te trachten lessen te trekken uit de fouten die zijn gebeurd? Wij hebben het meer dan tien jaar geleden al eens meegemaakt.
07.08 Minister Stefaan De Clerck: Mijnheer de voorzitter, collega’s, op mijn verzoek heeft het Comité P een verslag gemaakt dat wij gekregen hebben op het einde van november. In december heeft een bijzondere begeleidingscommissie plaatsgevonden. Hun conclusies met betrekking tot een aantal activiteiten en methodes die gebruikt zijn, zijn inderdaad snoeihard en zijn onder voorbehoud van het verdere onderzoek van het luik magistratuur. Uiteraard moet dit verder onderzocht worden, wat ook onmiddellijk mijn bedoeling was.
Ik heb gisteren de kans gekregen om een stand van zaken in verband met dit dossier mee te delen in de begeleidingscommissie.
Ik heb daar ten eerste gezegd dat de hele procedure de facto voor assisen is opgestart. Men is het dossier aan het voorbereiden voor de kamer van inbeschuldigingstelling. In principe wordt het in maart verwezen, in april is er de loting van getuigen, in juni de preliminaire zitting en in september wordt de zaak gepleit. Men is dus volop bezig met de voorbereiding van die assisenprocedure.
Ik denk dat wij het allemaal prioritair vinden dat die assisenprocedure op een correcte manier en binnen de vooropgestelde termijn wordt behandeld.
Het is belangrijk om te vermelden dat de procureur-generaal beslist heeft om het verslag van het Comité P bij het gerechtelijk dossier te voegen. Hij heeft al overlegd met de advocaten, waaronder ook de advocaat van een aantal van die politiemensen, en heeft hen meegedeeld dat het verslag deel wordt van het gerechtelijk dossier en mee voorwerp zal uitmaken van het debat tijdens de assisenprocedure, en aldus zal worden meegedeeld. Dit is een belangrijke stap omdat het publiek debat zal gevoerd worden over de hoofdvraag – over de schuld of onschuld van de heer Janssens – en over wat er gebeurd is tijdens dat onderzoek, mede op basis van het dossier van het Comité P. De communicatie zal ook op basis van dat principe doorgaan.
Onmiddellijk nadat ik het verslag van het Comité P gekregen heb, heb ik de initiatieven genomen om het intern onderzoek via de gebruikelijke wegen verder te zetten, de resultaten van het Comité P te laten onderzoeken en na te gaan wat de verantwoordelijkheid is van de leden van het Openbaar Ministerie en van de onderzoeksrechter. Ik heb de procureur-generaal verwittigd. Hij heeft het verslag en ik heb hem gevraag om daar verder op door te gaan en na te gaan op welke manier stappen kunnen worden gezet met betrekking tot de onderzoeksrechter.
Ook de commissaris-generaal heb ik alle elementen aangereikt en ik heb hem gevraagd een inleidend onderzoek te starten. Dat werd allemaal gedaan.
Elk is op zijn manier, binnen zijn procedure en binnen de limieten van zijn eigen mogelijkheden bezig met dat dossier. Zowel voor de politionele als de andere procedures komt men echter uit op de vaststelling dat het gerechtelijk dossier nodig is om tot een eindoordeel te komen. Men moet dat gerechtelijk dossier kunnen bekijken en lezen. Op dat vlak is er een probleem inzake mededeling. Rekening houdend met het feit dat de assisenprocedure er aankomt en het geheim van het onderzoek, geeft men momenteel alle prioriteit aan die assisenprocedure.
Ik heb dat gisteren allemaal toegelicht. Ik dring er bij alle personen op aan om het onderzoek met bekwame spoed voort te zetten. Iedereen moet zijn verantwoordelijkheid opnemen. Ik heb gisteren ook een heel document gemaakt met daarin een visie op de aanbevelingen. Wij vergeten soms dat in het verslag van het Comité P een reeks aanbevelingen staat over wat het Parlement kan doen om ervoor te zorgen dat dergelijke feiten zich in de toekomst niet meer herhalen. Ik meen dat het belangrijk is om daarop door te gaan. Ik heb mij gisteren geëngageerd om de politiediensten, het College van procureurs-generaal, het Comité P, de minister van Binnenlandse Zaken en andere diensten rond de tafel te krijgen om op basis van de elementen die al op tafel liggen de finale engagementen te verduidelijken omtrent ViCLAS en om het draaiboek voor een betere behandeling van onderzoeken te optimaliseren.
Ik heb dat allemaal toegelicht. Wij hebben daarover gedebatteerd gisteren. Wij zullen dit verder opvolgen. Ik heb mij gisteren in dat debat geëngageerd om duidelijkheid te brengen in verband met de positie van de Hoge Raad voor de Justitie. Ik heb die brief intussen geschreven. Ik heb hen intussen gewezen op het feit dat hun inbreng bepalend kan zijn. Binnen hun wettelijke mogelijkheden kunnen zij bekijken welk bijkomend onderzoek er kan gebeuren. Ik denk dat men daarover vandaag al vergadert. Men zal mij informeren over de mogelijkheden ter zake.
Gelet op de beperkte wettelijke mogelijkheden en wetende dat wij op een bepaald moment de Hoge Raad of een andere instelling bijkomende bevoegdheden zullen moeten geven om externe audits te doen, heb ik, met het oog op de assisenprocedure en alle lopende procedures – disciplinair en verder intern onderzoek –, vanuit mijn mogelijkheden alle stappen gezet om het onderzoek zo ver mogelijk door te drijven. Er moet echter blijvend prioriteit worden gegeven aan de assisenprocedure die nu start en die in september zal worden gepleit. Ik zal het Parlement verder informeren over het verloop van al deze onderdelen in de procedure van een droevig verhaal. Ik hoop dat wij de nodige politieke stappen zullen zetten om ervoor te zorgen dat dit zich in de toekomst niet meer voordoet.
07.09 Bert Schoofs (VB): Mijnheer de minister, u zegt dat het een droevig verhaal is; dat zijn de feiten, inderdaad. Het is daarenboven een droevig verhaal dat we nu aan het spreken zijn over een onderzoek naar een onderzoek naar een onderzoek van een moordzaak. Ik heb een wrang gevoel bij alles wat we van de begeleidingscommissie de voorbije dagen horen: uit een achterkamertje floepen er nu opeens aanbevelingen. Laten we hopen dat het assisenproces daardoor niet al te fel verstoord zal worden. Ik ben het ermee eens dat we dat te allen prijze moeten vermijden. Het is nu niet meer het moment om op de banken te springen en dingen overhaast te doen.
Maar in elk geval, mijnheer de minister, ook dat komt weer boven op de kar van Justitie, die zwaar beladen is met allerhande malfuncties, disfuncties en schandalen. We stevenen echt af op het failliet van Justitie als hier niet onmiddellijk wordt ingegrepen. U hebt ter zake een enorme verantwoordelijkheid, ook al bent u in lopende zaken.
07.10 Carina Van Cauter (Open Vld): Mijnheer de minister, natuurlijk moet men voorzichtig zijn, gelet op een aantal lopende procedures. Dat neemt niet weg dat de rol van Justitie onderzocht moet worden en u hebt daar eindelijk de stap voor gezet.
Mijnheer de minister, u zegt dat u gevolg zult geven aan de aanbevelingen die door het Comité P geformuleerd zijn. U zegt dat u een nota ter beschikking zal stellen, ik zal ze straks graag lezen, als u mij dat toelaat. Maar in verband met een eerste aanbeveling, namelijk over het ViCLASsysteem, hebt u pas een beslissing genomen in de tegenovergestelde richting. Samen met het College van de procureurs-generaal hebt u beslist om niet verder te investeren, terwijl het eigenlijk een van de aanbevelingen van het Comité P is om informatie bij te houden, zodanig dat op een pertinente manier aan onderzoek kan worden gedaan. Als dat de aard van uw beslissingen zal zijn, dan houd ik mijn hart vast. Tenzij u natuurlijk toegeeft dat u in de verkeerde richting ging en dat u op die beslissing zal terugkomen, maar dat zal ik lezen in uw verslag.
07.11 Jean Marie Dedecker (LDD): Mijnheer de minister, u maakt er zich nogal gemakkelijk vanaf door te zeggen dat er momenteel een assisenprocedure opgestart is en dat we moeten oppassen dat we die niet verstoren. Precies op 20 februari vorig jaar – collega Landuyt heeft er ook naar verwezen – hebben we in dit huis gevraagd dat er een onderzoek door de Hoge Raad voor de Justitie zou komen. Niemand beter dan u weet dat ook het parket betrokken is bij de zaak, aangezien het principieel ook op de hoogte moet zijn van alle informatie. U hebt zich er toen gewoon van af gemaakt door te verwijzen naar het Comité P. U hebt evenwel niets gedaan.
Uit de conclusies en aanbevelingen van de commissie-Verwilghen bleek nochtans dat de naijver tussen de politiediensten en het gebrek aan informatiedoorstroming aandachtspunten zijn. Na alle gemaakte kosten voor onder andere de oprichting van de AIK's, illustreert het desbetreffende dossier eens te meer een enorm gebrek aan informatiedoorstroming is. U, als minister van Justitie, bent verantwoordelijk om dat in Justitie te onderzoeken, maar u hebt dat verzuimd.
Dat hebt u verzuimd. U hebt zich weggestoken achter het onderzoek en het document van het Comité P, terwijl het parket evenzeer verantwoordelijk is, maar daar hebt u niets aan gedaan.
07.12 Stefaan Van Hecke (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, ik heb in uw antwoord vooral argumenten gehoord waarom het moeilijk zou zijn om dat gerechtelijk onderdeel te onderzoeken, maar geen argumenten waarom het wel mogelijk zou zijn om dat te doen.
U zegt bijvoorbeeld dat er een probleem is met de mededeling van het dossier, want we zitten eigenlijk net in de procedure om naar een assisenprocedure te gaan. Mijnheer de minister, er bestaat zoiets als een kopieermachine! Er kunnen kopieën genomen worden van het strafdossier. Alle advocaten zullen er toch ook een kopie van hebben? Ook de Hoge Raad kan over een kopie beschikken en op basis daarvan zijn onderzoeken uitvoeren. Dat kan volgens mij toch absoluut geen enkel probleem zijn.
Ten tweede, u zegt dat de procureur-generaal het rapport van het Comité P zal voegen bij het dossier. Als men naar een assisenprocedure gaat met enkel het rapport van het Comité P, pas dan zal je problemen hebben, want dan zal een en ander gecontesteerd worden. Men zal zeggen dat er maar een half onderzoek gevoerd is. Daarvan zal een probleem gemaakt worden op de assisenprocedure. Dan zult u meer problemen hebben dan wanneer er twee onderzoeksdossiers klaar zijn.
Mijnheer de minister, ik heb dus de indruk dat u er zich wat gemakkelijk van af wil maken. Vooral, uw houding staat in schril contrast met uw eerdere optredens in andere gerechtelijke onderzoeken, waar u er dikwijls wel als de kippen bij bent om onderzoeken te vragen. Ik verwijs naar de operatie-Kelk.
07.13 Renaat Landuyt (sp.a): Mijnheer de minister, ik ga akkoord met uw conclusie. Ik denk dat wij de wetgeving zullen moeten aanpassen. Met het Comité P wordt het voetvolk gecontroleerd, maar niet de leiders, niet de magistraten. De manier waarop wij de Hoge Raad hebben uitgewerkt, zorgt er niet voor dat wij ook een soort van comité hebben om op het niveau van de leiding, de magistratuur, de rechters en de procureurs, de controles te voeren.
Ik meen dat wij met zijn allen nog niet de grenzen van de mogelijkheden hebben afgetast. Ik kijk dus uit naar het verslag van uw contact met de Hoge Raad.
Ik vraag ook aan de voorzitter van de commissie voor de Justitie om de leden van de Hoge Raad naar de commissie Justitie te roepen, met de boodschap dat de Hoge Raad niet enkel werkt voor de uitvoerende macht, dus voor de minister van Justitie, maar ook werkt voor het Parlement. Het is dus niet onder elkaar dat zij zullen beslissen wat zij al dan niet doen. Zij moeten dan maar de confrontatie met het Parlement aangaan.
07.14 Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik denk dat het belangrijkste principe moet zijn dat het assisenproces niet in het gedrang komt en op geen enkele manier negatief kan worden beïnvloed door eender welk onderzoek.
Dat neemt volgens mij niet weg dat wij op dit ogenblik wel moeten kijken wat er kan. Wij hebben als wetgever zelf het orgaan hiervoor gecreëerd, namelijk de Hoge Raad voor de Justitie. Ik heb begrepen dat de Hoge Raad voor de Justitie zich buigt over de vraag of hij dit gaat onderzoeken of niet. Wij zullen dat orgaan de mogelijkheid moeten geven om daarop te antwoorden en een standpunt in te nemen.
Anders dan andere collega’s heb ik er nog het volste vertrouwen in dat in eer en geweten zal worden geoordeeld wat men daarmee gaat doen. Vervolgens zullen wij daarover in de commissie voor de Justitie verder moeten nadenken en verder controleren.
07.15 Minister Stefaan De Clerck: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Van Cauter, ten eerste, ik zal u de verslagen bezorgen waarin ik er bij het College van procureurs-generaal op aandring om ViCLAS verder uit te bouwen.
Ten tweede, ik zal u ook een kopie geven van de brief waarin ik het verslag aan mijn collega-minister van Binnenlandse Zaken heb medegedeeld. Ik weet niet waarop u zich baseert om te beweren dat zij het verslag niet zou hebben gekregen.
Ten derde, het debat over het verslag van het Comité P zal inderdaad worden gevoerd. De bijkomende redenering is dat in de assisenprocedure politiemensen, onderzoeksrechters en procureurs als professionele getuigen moeten verschijnen en dat zij daar verklaringen zullen moeten afleggen. De bedoelde elementen zullen wellicht deel uitmaken van het interne onderzoek dat nu volop bezig is. Wij moeten er dan ook voor zorgen dat de normale procedure niet wordt verstoord.
Ik herhaal dat wij aan de assisenprocedure voorrang moeten geven.
Mijnheer de voorzitter, u onderbreekt mij altijd, wanneer ik iets toelicht.
Le président: Monsieur le ministre de la Justice, j'ignore si c'est dû au fait que vous soyez avocat mais vous parlez très longtemps. Soyez synthétique! Je n'ai pas de problème avec certains de vos collègues mais bien avec vous!
L'incident est clos.
08 Vraag van de heer Siegfried Bracke aan de minister van Justitie over "de gevolgen voor de rechtspraak van de uitspraak van het Hof van Cassatie in de zaak van rechter De Smedt" (nr. P0115)
08 Question de M. Siegfried Bracke au ministre de la Justice sur "les conséquences pour la jurisprudence de l'arrêt de la Cour de cassation dans l'affaire du juge De Smedt" (n° P0115)
08.01 Siegfried Bracke (N-VA): Mijnheer de voorzitter, collega’s, verontwaardiging en rechtvaardigheidsgevoel zijn mijns inziens de beste motieven om politiek in te grijpen. Welnu, mijnheer de minister, verontwaardiging is het enige wat ik alvast kan voelen als ik lees dat het Hof van Cassatie een Antwerpse strafrechter heeft vrijgesproken voor wat dan rechtsweigering wordt genoemd.
Ik geef u de feiten in een notendop. Een man wordt op heterdaad betrapt bij het stelen van een gps uit een auto. Het blijkt dat de man een veelpleger is die in vijftien jaar tijd twintig feiten heeft gepleegd met twintig veroordelingen. De rechter spreekt hem echter vrij met als redenering dat een aantal vorige straffen nog niet uitgevoerd was. Net daardoor, aldus de rechter, is het nieuwe feit uitgelokt. Ik mag hem even citeren: “De straffeloosheid die het gevolg is van deze niet-uitvoering kan niet anders dan voornamelijk veelplegers ertoe aanzetten om hun criminele activiteiten voort te zetten.” Wat hier staat betekent dat straffeloosheid wordt beantwoord met nog meer straffeloosheid. Ik kan het ietwat anders formuleren. Bij het eerste feit is er een veroordeling maar geen straf. De volgende feiten zijn bij wijze van spreken gratis.
Dit schokt mij, mijnheer de minister. Elk normaal mens in elk normaal land zou dit een waanzinnig vonnis moeten vinden. De vraag is natuurlijk in welke mate wij in een normaal land leven. Het valt mij immers op dat de probleemoplossingen die wij verzinnen, mijnheer De Croo, wel echt voorspelbaar beginnen te worden. Als de treinen niet op tijd rijden, dan schaffen wij ze af. Als de straffen niet meer worden uitgevoerd, dan stoppen wij ook gewoon met straffen. Dat doet mij denken aan “het is niet moeilijk, het is gemakkelijk”, nietwaar?
Het is nog niet gedaan met deze onverkwikkelijke verhalen. De eerste rechter spreekt dus vrij? maar als reactie beslist de procureur om de niet-uitgevoerde straffen alsnog uit te voeren. Daardoor wordt het echt pervers. Wat blijkt immers? Het is door iemand vrij te laten dat die in de gevangenis geraakt, want als hij wordt veroordeeld blijft hij eruit. Dat is de waanzin van het systeem. Dat gebeurt sinds deze week met de zegen van het Hof van Cassatie. De klacht was rechtsweigering maar volgens het hof heeft de rechter wel geoordeeld want een vrijspraak is natuurlijk ook een oordeel.
U hebt naar aanleiding van dat vonnis zelf publiek gezegd dat dit niet kon. U krijgt eigenlijk het deksel op de neus, met het gevolg dat andere rechters vanaf nu vrij zijn om met u politieke spelletjes te spelen. Dat is natuurlijk de bedoeling van die eerste rechter en wie weet is dat niet de bedoeling van het Hof van Cassatie.
Daarom heb ik enkele concrete vragen.
Ten eerste, knoopt u aan de onverkwikkelijke zaak enig gevolg?
Ten tweede, u hebt destijds een tuchtsanctie gevraagd voor de betrokken rechter. Voor zover ik weet, is hij echter gewoon verplaatst. Het valt mij trouwens op dat er bij Justitie kennelijk dezelfde methodes worden gebruikt als dewelke wij geleerd hebben in de commissie Seksueel Misbruik: wie zich misdraagt, wordt gewoon verplaatst. De rechter in kwestie is overigens nadien teruggekeerd naar zijn oorspronkelijke plaats. Dat bleek helemaal geen probleem.
Wat is voor u de conclusie? Moet u machteloos toezien? Of komt het u niet toe sancties te eisen? Wat zult u doen als er nog andere rechters met dat soort spelletjes beginnen?
Ten derde en ten laatste, hebt u daarover overleg gehad met een of andere instantie? Ik denk dan aan het College van procureurs-generaal. Ik kijk uit naar uw antwoord.
Le président:
M Bracke, je vous félicite pour votre première intervention en plenière. (Applaudissements)
08.02 Minister Stefaan De Clerck: Ik heb het dossier eerder besproken en ik heb toen gezegd dat dergelijke zaken natuurlijk niet kunnen. De procureur-generaal heeft dan ook de verantwoordelijkheid op zich genomen en gezegd een strafrechtelijke procedure te zullen starten. Die strafrechtelijke procedure is gestart en wordt nu behandeld in cassatie. Cassatie is de stelling van de procureur-generaal van Antwerpen niet gevolgd. Artikel 258 van het Strafwetboek houdt in dat een rechter kan gesanctioneerd worden die nalaat een uitspraak te doen, maar iemand die een foutieve uitspraak doet, is niet vatbaar voor sanctie. Dat behoort tot de onafhankelijkheid van de rechter. Hij mag een foutieve uitspraak doen, maar hij mag niet nalaten zich uit te spreken.
Dat is de uitspraak van Cassatie. De kwestie zal natuurlijk verder door de procureur-generaal van Antwerpen gevolgd worden. De disciplinaire procedure volgt meestal na het einde van de strafprocedure. Op dat vlak heb ik alle vertrouwen in de procureur van Antwerpen dat hij het dossier verder zal opvolgen.
08.03 Siegfried Bracke (N-VA): Mijnheer de minister, dank u voor uw antwoord. U wijst op de onafhankelijkheid van de rechter. De scheiding der machten heeft er natuurlijk ook mee te maken.
Wanneer ik dat soort verhalen lees, wil ik wel opmerken wat ik oorspronkelijk heb geleerd, namelijk dat de scheiding der machten en de onafhankelijkheid van de rechters dienen om de samenleving te laten draaien en niet om ze te saboteren.
Ik noteer dat er op het verhaal nog een vervolg komt vanwege de procureur-generaal van Antwerpen. Wij hebben de man ontmoet in de commissie Seksueel Misbruik. Ik moet zeggen dat ik er zeer van onder de indruk was, maar ik laat in het midden welke indruk dat was.
Het wordt de hoogste tijd dat dit soort dingen uit de krant kunnen worden gehouden, want dit is voor onze samenleving zeer nadelig. Ik weet wel dat u op dat punt nu buitenspel staat. Ik hoop dat dit spoedig verandert.
L'incident est clos.
09 Vraag van de heer Hans Bonte aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "het proces voor het Grondwettelijk Hof betreffende de hold-up op de PWA's" (nr. P0106)
09 Question de M. Hans Bonte à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "le procès devant la Cour constitutionnelle relatif au hold-up commis contre les ALE" (n° P0106)
09.01 Hans Bonte (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, collega's, ik kom terug op een van de laatste beslissingen die de vorige regering heeft genomen, toen ze nog de volle bevoegdheid had.
Het betreft de hold-up op de PWA's, waarbij in de begroting ietwat verdoken 52 miljoen besparingen op de reserves van de PWA's waren geslopen, wat gevolgen heeft gehad in de programmawet.
U weet dat daarop een storm van protest is gerezen. Zowel in Vlaanderen, Wallonië als in Brussel zijn de PWA's en de lokale besturen tegen deze maatregel naar het Grondwettelijk Hof getrokken omdat men oordeelt dat die maatregel onrechtvaardig en ongrondwettelijk is.
Vorige week werden in het Grondwettelijk Hof de pleidooien gehouden. De regering houdt vol dat haar beslissing de enige goede is.
Mijnheer de eerste minister, ik wil u herinneren aan hetgeen mevrouw Milquet op het einde van de rit aan de sector heeft beloofd, namelijk dat geen enkele PWA in de problemen zou komen en dat er een regeling zou komen die de maatregel verzacht.
Intussen wordt van alle kanten – of het nu is vanuit Wallonië, uw fractie of de andere fracties of vanuit het veld, vanuit de PWA en de gemeentes – gezegd dat wat de federale regering doet niet goed is. Ik hoop dat u zich bewust bent dat door de 300 dagen besluiteloosheid van de regering in lopende zaken een sociaal drama dreigt bij die PWA's, waar vandaag 10 288 laaggeschoolde vrouwen aan het werk zijn.
Als de regering niet optreedt of als er geen beslissing komt, zullen wij binnenkort worden geconfronteerd met falingen en ontbindingen en dus met sociale drama's bij een segment van de bevolking dat het al moeilijk heeft in de huidige economische context.
De vraag is eenvoudig. Wij zien van alles passeren. Wij zien ontwerpen en koninklijke besluiten passeren. Bestaat binnen de regering de wil om het engagement dat de minister van Werk toen heeft aangegaan, met name dat er een regeling zou komen om de mensen en de PWA's te sparen, te respecteren en de nodige stappen te zetten om dat sociaal drama te vermijden?
09.02 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer de voorzitter, mijnheer Bonte, ik dank u voor het begrip dat mevrouw Milquet hier niet kan zijn.
Conform de beslissing van de Kamervoorzitter zal ik niet ingaan op de procedure en de argumenten die momenteel worden ontwikkeld voor het Grondwettelijk Hof. Trouwens, veel mensen weten dat u perfect op de hoogte bent van de procedure en de argumenten aangezien u voorzitter bent van een van de twee PWA’s die het geschil voor het Grondwettelijk Hof aanhangig hebben gemaakt.
De beslissing om een deel van de reserve van de PWA’s met dienstencheques en 30 % van de reserve van de traditionele PWA’s af te romen werd, zoals u weet, genomen door de voltallige regering in het kader van de opmaak van de begroting 2010 en was trouwens binnen Tewerkstelling en Arbeid een van de middelen om de anticrisismaatregelen te financieren.
De beslissing zal waarschijnlijk opnieuw bekeken worden in het kader van de begrotingsopmaak 2011. Ik ga daarop nu niet in, wij gaan onze begroting indienen op het juiste moment en uiteraard zullen wij daarbij, zoals dat hoort, ook rekening houden met de uitspraak van het Grondwettelijk Hof die er dan desgevallend zal zijn.
In elk geval is het evident dat de PWA’s kunnen blijven investeren in hun kerntaken, in tewerkstellingsinitiatieven. Dit is hun kerntaak.
Mijnheer Bonte, eigenlijk zouden er geen reserves mogen zijn. Indien alle PWA’s over de jaren heen voldoende hadden geïnvesteerd in tewerkstellingsinitiatieven, zou er nooit sprake geweest zijn van afroming van reserves die zijn opgebouwd.
09.03 Hans Bonte (sp.a): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, ik wil gewoon aangeven dat mijn rol in de rechtszaak is om als vertegenwoordiger van bijna alle PWA’s in Vlaanderen een partij te zijn in dat geschil.
Ik neem er akte van dat u herhaalt wat ook in het verleden hier gezegd is, dat deze maatregel, die besparing, moest dienen om een tewerkstellingsmaatregel te financieren. Ik wil er gewoon op wijzen dat dit totaal iets anders is dan de juridische argumentatie die deze regering aan het gebruiken is in het geschil. Laten wij daarop echter niet vooruitlopen.
Ik neem akte van de intentie om effectief bij de begrotingsopmaak die maatregel te herzien. Ik zal in elk geval ook daaromtrent voorstellen doen. Wij leven een beetje in een tijd van wisselmeerderheden heb ik gezien. Ik hoop dat er een dag is dat de leden van de meerderheid van vandaag ook hun stemgedrag afstemmen op hetgeen ze hierbuiten zeggen. Wij zullen in de komende weken zien of dit juist is.
L'incident est clos.
10 Vraag van de heer Raf Terwingen aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, over "dienstencheques voor het onderhoud van de gemene delen van appartementsgebouwen" (nr. P0107)
10 Question de M. Raf Terwingen à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile, sur "l'utilisation de titres-services pour l'entretien des parties communes des immeubles à appartements" (n° P0107)
10.01 Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, ik had niet verwacht dat u mijn veeleer technische vraag zou beantwoorden.
U weet dat steeds meer mensen in appartementsgebouwen wonen. Daardoor is het Parlement tijdens de vorige legislatuur over de partijgrenzen heen, overgegaan tot aanpassing van de wetgeving op het appartement in mede-eigendom. Ook tijdens deze legislatuur wordt daaraan voortgewerkt. Onder anderen samen met collega Van der Auwera hebben wij bijkomende wetsvoorstellen ingediend om de regels inzake het appartement in mede-eigendom, die ondertussen toch al tien tot vijftien jaar oud zijn, te actualiseren. Immers, er wordt nu meer in appartementsgebouwen samengeleefd, met alle praktische gevolgen van dien.
Mijnheer de eerste minister, het is in voornoemde zin dat wij een aantal vragen hebben gekregen over praktische problemen in geval van mede-eigendom, onder andere over het onderhoud van de gemeenschappelijke delen.
Feit is dat de gemeenschappelijke delen vaak door een van de mede-eigenaars worden onderhouden. In principe is zulks echter een illegale toestand, omdat een mede-eigenaar niet zomaar in de bedoelde delen mag poetsen en ook niet zomaar een vergoeding voor zijn poetswerk mag krijgen. De betrokkene valt desgevallend tussen allerlei sociale statuten in.
Ten eerste, wat is de beste oplossing om de mede-eigenaar toch toe te laten de gemeenschappelijk delen tegen een kleine vergoeding te poetsen, zonder dat er ter zake een fiscaal fout signaal wordt gegeven?
Ten tweede, zou het niet aangewezen zijn – dit was een concrete vraag aan mevrouw Milquet – om het systeem van de dienstencheques uit te breiden, teneinde het poetsen van de gemeenschappelijke delen van een appartement in mede-eigendom via dienstencheque te betalen?
10.02 Eerste minister Yves Leterme: Mijnheer Terwingen, ter inleiding, de mogelijke uitbreiding van het toepassingsgebied van de dienstencheques lijkt mij bij uitstek een dossier dat op tafel zal liggen wanneer de regering met volheid van bevoegdheid zal oordelen over het vast te stellen beleid inzake werkgelegenheid en arbeid.
Momenteel moeten wij ons nog altijd verlaten op de reglementering die thans van toepassing is. Ik spreek dan meer bepaald over artikel 1 van het koninklijk besluit van 12 december 2001 dat de activiteiten opsomt die met dienstencheques kunnen worden verricht.
De huidige reglementering op basis van het KB van 2001 laat momenteel niet toe dat dienstencheques worden gebruikt voor het schoonmaken van de gemene delen van een appartementsgebouw.
Enerzijds, moet de gebruiker een natuurlijke persoon zijn en in geen geval een rechtspersoon. Anderzijds, moeten de schoonmaakactiviteiten tot de woonplaats van de gebruiker worden beperkt.
Het mee onderhouden van de gemene delen van een appartementsgebouw door een mede-eigenaar wordt dus niet beschouwd als werk in dienstverband en kan dus alleen worden beschouwd als vrijwilligerswerk, voor zover bepaalde voorwaarden vervuld zijn.
Ten eerste, er wordt niet voor betaald, behalve voor de terugbetaling van bepaalde kosten. Ten tweede, het gaat om geringe prestaties, bijvoorbeeld als de verschillende mede-eigenaars om beurten instaan voor het onderhoud of als de gemene delen echt klein zijn. Ten derde, de bedoeling is gewoon om het gebouw in goede staat te houden, niet om het in waarde te laten stijgen. De activiteit wordt niet uitgevoerd met het oog op het behalen van winst.
Als de mede-eigenaar werkzoekend is, moet er bovendien ook op worden toegezien dat het zijn beschikbaarheid op de arbeidsmarkt niet in de weg staat.
Vanaf het ogenblik dat er tegen betaling prestaties worden geleverd in ondergeschikt verband, ontstaat een vermoeden van een arbeidsovereenkomst. Het gevolg voor de werkgever, in dat geval de mede-eigenaar, is dat hij verplicht wordt zich aan te sluiten bij de sociale zekerheid en de verplichtingen die hieruit voortvloeien, moet nakomen. Hiervoor verwijs ik naar de minister van Sociale Zaken. De gevolgen voor de werknemer zijn afhankelijk van zijn professioneel statuut. Indien hij een uitkering ontvangt van de RVA, is er de sanctieregeling die eigen is aan de RVA.
Samengevat, mijnheer Terwingen, ik denk dat uw suggestie naar waarde moet worden geschat en moet worden meegenomen, als men met volheid van bevoegdheid nieuwe accenten zal leggen in de betrokken reglementering. Er is inderdaad een hiaat in de reglementering. Het zal de toekomstige regering toekomen om daar desgevallend een oplossing voor te vinden.
10.03 Raf Terwingen (CD&V): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de premier, ik ben blij dat u ook belang hecht aan het onderhoud van gemene delen. Dit bleek duidelijk uit uw antwoord.
Ik denk dat het KB moet worden aangepast. Niets weerhoudt het Parlement ervan om ter zake een wetgevend initiatief te nemen. Ik zal dit voorstellen aan mijn fractie en ik nodig alle partijen uit om dit goede idee om te zetten in wetgeving die dan in de plaats kan komen van dit KB. Ik meen dat het perfect kan dat een wet een KB overstemt. Wij kunnen dit misschien eens bekijken.
Wij zullen een wetsvoorstel voorbereiden.
Het incident is gesloten.
11 Question de Mme Catherine Fonck à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique sur "l'indépendance des membres du conseil d'administration de l'Autorité européenne de sécurité des aliments (EFSA)" (n° P0116)
11 Vraag van mevrouw Catherine Fonck aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid over "de onafhankelijkheid van de leden van de raad van bestuur van de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA)" (nr. P0116)
11.01 Catherine Fonck (cdH): Monsieur le président, madame la ministre, chers collègues, depuis quelque temps, l'Agence européenne de sécurité alimentaire fait l'objet de controverses à la fois pour ce qui est de ses décisions mais aussi des membres qui font partie de son conseil d'administration. Je ne reviendrai pas ici sur la fameuse saga de septembre 2010 concernant sa présidente qui faisait partie d'une des plus grandes entreprises agroalimentaires.
Selon les informations du Corporate Europe Observatory parues hier dans La Libre Belgique, trois membres du conseil d'administration de l'Agence européenne de sécurité alimentaire travaillent comme conseillers auprès de grandes entreprises agroalimentaires et, toujours d'après cet organisme, l'administrateur belge, M. Piet Vanthemsche, qui est également président du Boerenbond, piloterait un fonds détenant des participations dans une compagnie vendant des organismes génétiquement modifiés. Or la désignation de ce dernier est intervenue en juillet 2010, au moment de la présidence belge. Si ce manque d'indépendance s'avère réel, cela pose évidemment toute une série de questions importantes. C'est d'autant plus vrai qu'au niveau des décisions de l'Agence européenne de sécurité alimentaire – prenons par exemple le dossier des OGM – sur 500 dossiers, il y a eu 500 avis positifs.
Madame la ministre, n'estimez-vous pas que l'Agence européenne de sécurité alimentaire devrait être composée d'administrateurs indépendants de l'industrie agroalimentaire? Comment expliquez-vous que de nouveaux administrateurs désignés en juillet 2010 soient de nouveau très proches des lobbies OGM? Confirmez-vous la véracité des informations que je viens de mentionner et qui sont parues dans La Libre Belgique? Quelle position la Belgique adoptera-t-elle au vu de ces différentes révélations, si elles sont confirmées?
11.02 Sabine Laruelle, ministre: Madame la députée, je vous rappelle que la désignation des membres du conseil d'administration de l'EFSA est fixée par l'article 25 du règlement 178/2002 du 28 janvier 2002 du Parlement européen et du Conseil.
Cet article précise que le conseil d'administration est composé de 14 membres désignés par le Conseil en consultation avec le Parlement européen, à partir d'une liste établie par la Commission ainsi qu'un représentant de cette Commission.
La liste établie par la Commission est transmise, accompagnée bien évidemment des documents pertinents, au Parlement européen. Celui-ci peut, le plus rapidement possible, et dans un délai de trois mois à compter de cette communication, soumettre son point de vue à l'appréciation du Conseil, lequel nomme le conseil d'administration. Le Parlement européen a remis un avis positif sur la liste en avril 2010.
Ce règlement précise également que quatre des membres retenus doivent disposer d'une expérience acquise au sein de l'organisation représentant ou les consommateurs ou d'autres groupes d'intérêt dans la chaîne alimentaire. M. Vanthemsche a été choisi non pas parce qu'il est belge, mais au vu de sa grande expérience en matière de sécurité alimentaire, notamment au fait qu'il ait dirigé l'Agence fédérale de la sécurité alimentaire durant quatre ans. Il n'appartient dès lors pas à un État membre, et à la Belgique en particulier, de désigner les membres du conseil d'administration de l'EFSA.
Je tiens également à préciser que le conseil d'administration veille à ce que l'autorité européenne accomplisse la mission et exécute les tâches qui lui sont confiées dans le règlement 178/2002. Le conseil d'administration n'intervient donc pas dans l'élaboration des avis scientifiques de l'EFSA, qui est de la seule responsabilité des groupes scientifiques et du comité scientifique. On ne peut, par conséquent, pas parler d'une double casquette dans ce cas-ci.
Enfin, je n'ai pas eu le temps matériel de vérifier l'ensemble des éléments repris dans l'article du journal auquel vous vous êtes référée, mais je vous signale que, dans un but de transparence, chaque membre du conseil d'administration est tenu de faire une déclaration d'intérêt, publiée sur le site de l'EFSA.
L'ensemble des mandats de M. Vanthemsche, y compris les mandats mentionnés dans l'article, y sont donc publiés. La nomination de M. Vanthemsche s'est donc faite en toute connaissance de cause, aussi bien par le Parlement européen qui disposait de tous les éléments que dans la proposition de la Commission européenne.
Il n'y a donc pas de position particulière à adopter de la part de la Belgique.
11.03 Catherine Fonck (cdH): Monsieur le président, madame la ministre, merci. Le site de l'Agence européenne de sécurité alimentaire stipule clairement que la désignation des membres du conseil d'administration se fait par le Conseil européen. Toujours selon l'Agence, je rappelle que le conseil d'administration de l'EFSA joue un rôle essentiel de gouvernance et singulièrement en matière de gouvernance pour ce qui concerne le travail de manière indépendante de l'Agence.
Ainsi, madame la ministre, on ne peut que s'étonner de ces soupçons de proximité avec l'industrie agroalimentaire et, plus précisément, de l'industrie alimentaire favorable aux OGM. Voilà qui semble flagrant pour engendrer des soupçons; d'ailleurs, ils sont répétés.
Quelle doit donc être l'attitude de la Belgique?
Vous dites que la Belgique n'a pas à réagir. Pour moi, au contraire, la Belgique devrait proposer des mesures concrètes: il en va de la crédibilité de cette Agence européenne de sécurité alimentaire et je pense que vous en serez d'accord.
La Belgique peut et doit proposer des mesures afin de garantir l'indépendance de l'EFSA. Il ne peut exister de confusion de genres ni de confusion des rôles. C'est une question de santé, une question environnementale, mais aussi une question socioéconomique afin de préserver notre agriculture face à certaines multinationales qui détiendraient l'ensemble des semences.
Het incident is gesloten.
12 Question de M. Patrick Moriau au ministre de la Coopération au développement, chargé des Affaires européennes, sur "la crise alimentaire mondiale" (n° P0119)
12 Vraag van de heer Patrick Moriau aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking, belast met Europese Zaken, over "de wereldvoedselcrisis" (nr. P0119)
12.01 Patrick Moriau (PS): Monsieur le président, monsieur le ministre, hier, au parlement, nous avons eu des auditions sur la sécurité alimentaire, grave sujet actuel, qui a d'ailleurs été abordé dans le cadre du Forum social de Dakar – forum mondial – au début de ce mois. Nous avons entendu M. Olivier De Schutter, haut commissaire pour la sécurité alimentaire qui présentera son rapport, dans quinze jours, aux Nations unies.
Manifestement, comme cela a déjà été évoqué dans ce parlement, l'accaparement des terres par les grands groupes internationaux et la spéculation sur les denrées alimentaires, certes, ne sont pas les seules causes de la hausse des prix des denrées alimentaires mais sont certainement des facteurs d'accroissement et d'accélération. Tout cela provoque les hausses de prix que nous connaissons chez nous, mais également des situations dramatiques dans le tiers-monde. Rappelez-vous les émeutes de la faim qui ont eu lieu au printemps 2008. À l'époque, mon groupe avait initié une résolution largement approuvée par ce parlement visant à garantir la souveraineté alimentaire et à soutenir l'agriculture familiale.
Monsieur le ministre, je voudrais vous poser quelques questions pour faire le point au départ de cette résolution.
Dans cette résolution, il était convenu d'atteindre les 10 % du budget de la Coopération au développement pour soutenir l'agriculture et le développement rural. Vos prédécesseurs avaient même parlé de 15 % dudit budget. Qu'en est-il? Les autres États membres de l'Union européenne ont-ils suivi cette optique très intéressante?
Des initiatives ont-elles été prises pour intégrer le respect de la sécurité alimentaire dans les normes de l'OMC? De quel soutien bénéficient les organisations paysannes, notamment pour répondre au problème du changement climatique et de la pression de l'industrie agroalimentaire?
Un mécanisme a-t-il été envisagé afin d'interdire les fonds et les produits financiers spéculatifs qui accélèrent et accroissent la hausse des prix agricoles? Aujourd'hui, M. Olivier De Schutter et même le G20 reconnaissent l'influence de ces deux facteurs.
Une initiative a-t-elle été prise en vue d'évaluer les dispositifs en matière de stabilisation des produits de base? Quelles initiatives ont-elles été présentées en la matière sous la présidence belge?
Le président: Je ne veux pas tourner le couteau dans la plaie mais M. Moriau a respecté son temps de parole de deux minutes!
12.02 Olivier Chastel, ministre: Monsieur le président, cher collègue, dans la continuité de l'action menée par mon prédécesseur, Charles Michel, l'agriculture et la sécurité alimentaire restent des priorités de la Coopération au développement. J'en veux pour preuve, monsieur Moriau, en premier lieu, le soutien indéfectible au principe du respect du droit à l'alimentation. La nouvelle note stratégique "Agriculture et sécurité alimentaire", qui vous sera prochainement transmise, y fait très largement référence.
La part de l'agriculture dans l'aide publique au développement est, pour l'instant, de 12,3 %. La Belgique est donc en bonne voie pour respecter l'engagement de mon prédécesseur de consacrer 15 % de cette aide pour 2015. En corollaire, la Belgique continue évidemment à plaider dans les enceintes internationales pour le respect de l'Accord de Maputo, recommandant que 10 % des budgets des pays africains soient consacrés à l'agriculture.
D'un point de vue multilatéral, la Belgique intensifie ses efforts d'intervention. La participation belge au Fonds international pour le développement agricole a été doublée: elle s'élève à 7 millions d'euros par an. La contribution belge à la FAO atteint plus de 15 millions par an. La Belgique participe également à la recherche agricole au sein du Groupe consultatif international pour la recherche agricole. L'apport belge y est en croissance considérable, puisqu'il s'élèvera en 2011 à 9,4 millions d'euros, soit une augmentation de 112 % par rapport à 2005.
Vous le savez, la Belgique concentre principalement sa coopération agricole sur l'agriculture familiale durable. L'approche filière en est l'un des axes stratégiques essentiels. Les infrastructures et l'accès aux marchés reçoivent un soutien important. Ce soutien est, en outre, renforcé puisque la Belgique a décidé d'accorder une contribution à AgriCord, le réseau d'agri-agences de développement des organisations agricoles du Nord, qui travaille étroitement avec les organisations paysannes dans les pays en développement.
N'oublions pas évidemment le Fonds belge pour la sécurité alimentaire qui a succédé, en 2010, au Fonds belge de survie, qui constitue un programme d'initiative parlementaire dont l'approche est basée sur un développement rural intégré dans les pays d'Afrique subsaharienne axé sur la sécurisation alimentaire des groupes les plus vulnérables.
Pour les années à venir, ce Fonds sera doté d'un engagement de 250 millions d'euros. La loi relative à ce Fonds a été publiée au Moniteur belge il y a maintenant un an, en février 2010, et est en attente, en raison des affaires courantes, d'un arrêté d'exécution lui permettant de mettre en œuvre les programmes payés.
Enfin, la sécurité alimentaire a été un thème prioritaire de la présidence tournante de l'Union européenne. À ce titre, la Belgique a réservé une attention particulière en plaçant la sécurité alimentaire en haut de l'agenda, notamment dans le cadre du Sommet de l'Union européenne-Afrique et du Sommet des Nations unies consacré à l'évaluation des objectifs du Millénaire pour le développement.
Le président: Monsieur Chastel, je vous promets que la prochaine fois nous mentionnerons votre qualité de ministre; en effet, vous êtes toujours renseigné comme étant secrétaire d'État.
12.03 Patrick Moriau (PS): Monsieur le président, je remercie M. le ministre pour ses réponses.
Manifestement un effort a été fait. Cela signifie que le travail de l'ensemble des parlementaires en la matière depuis maintenant deux ans a porté ses fruits et a réussi à convaincre son prédécesseur. Je pense que nous allons le convaincre, lui aussi, car il montre une réelle volonté dans sa réponse.
J'espère qu'il sera à nos côtés pour la résolution sur l'accaparement des terres par les grands groupes internationaux – il faut absolument faire quelque chose le plus rapidement possible – ainsi que pour la proposition d'interdiction de la spéculation sur les denrées alimentaires qui est déjà déposée depuis maintenant deux ans et qui a été réintroduite récemment. Il y a véritablement un travail considérable à réaliser.
Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
13 Projet de loi modifiant le Code judiciaire en ce qui concerne la composition de la commission d'avis pour les nominations des avocats à la Cour de cassation (904/1-3)
13 Wetsontwerp tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de samenstelling van de adviescommissie voor de benoemingen van de advocaten bij het Hof van Cassatie (904/1-3)
Transmis par le Sénat
Overgezonden door de Senaat
Le président: La discussion générale est ouverte.
De algemene bespreking is geopend.
13.01 Christian Brotcorne, rapporteur: Monsieur le président, l'objet du texte vise à mettre en concordance le rôle linguistique des membres effectifs et suppléants.
13.02 Kristien Van Vaerenbergh (N-VA): Mijnheer de voorzitter, collega’s, mijn fractie kan enigszins akkoord gaan met de logica die dit wetsontwerp voorstelt. N-VA vindt dat we het behoud van de taalpariteit in vraag moeten stellen. We zijn in dit land met 60 % Vlamingen en 40 % Franstaligen en wij denken dat dit zich zal vertalen in de werklast. Daarom zullen wij ons straks onthouden bij de stemmingen.
Le président: Quelqu'un
demande-t-il encore la parole? (Non)
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (904/1)
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (904/1)
Le projet de loi compte 2 articles.
Het wetsontwerp telt 2 artikelen.
Aucun amendement n'a été déposé.
Er werden geen amendementen ingediend.
Les articles 1 et 2 sont adoptés article par article.
De artikelen 1 en 2 worden artikel per artikel aangenomen.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
14 Projet de loi visant à modifier le Code de la taxe sur la valeur ajoutée (1126/1-4)
14 Wetsontwerp tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde (1126/1-4)
La discussion générale est ouverte.
De algemene bespreking is geopend.
14.01 Peter Dedecker, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, collega’s, voor u ligt het wetsontwerp tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde. Het werd door de commissie besproken en goedgekeurd tijdens de commissievergadering van woensdag 9 februari jongstleden.
De heer Bernard Clerfayt, staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Financiën, licht toe dat het wetsontwerp gevolg geeft aan een arrest van het Europese Hof van Justitie in de zaak TNT Post UK Ltd. Hierin werd een verduidelijking gegeven van het begrip openbare postdienst, dat ook in het betreffende artikel in ons btw-Wetboek dient vervangen te worden.
Collega Veerle Wouters wees erop dat de beheerovereenkomst met bpost deze laatste belast met een aantal taken van openbare dienst. Daarbij worden de eisen, met betrekking tot de gekende Europese universele dienst, aangevuld met taken zoals de vervroegde uitreiking van dagbladen, de uitreiking van tijdschriften die zonder winstoogmerk worden uitgegeven in alle woningen van het land aan een bijzonder verlaagd tarief, de portvrije uitreiking van brievenpostzendingen die onder het stelsel vallen van de portvrijdom, maar ook de uitreiking van postzendingen die aan een bijzonder tarief verstuurd worden door het verenigingsleven. Dit laatste werd ingevoerd om het verenigingsleven te ondersteunen.
De memorie van toelichting verwijst tevens naar individueel onderhandelde overeenkomsten die onder alle omstandigheden moeten worden uitgesloten van btw-vrijstelling, die met andere woorden onderworpen zijn aan btw. De vraag rijst dus of het voorliggend wetsontwerp niet enkel tot gevolg heeft dat individueel met klanten onderhandelde tarieven niet langer van btw zullen worden vrijgesteld, maar of het wetsontwerp ook tot gevolg heeft dat de net opgesomde diensten – zoals het verzenden van postzendingen door het verenigingsleven – door de overheid niet langer van btw zullen worden vrijgesteld.
De spreekster vraagt dan ook of de minister zicht heeft op de omzet die bpost realiseert op deze postdiensten en de btw die hierop zal geheven worden. Daarnaast wordt ook gevraagd of bpost het voordeel, dat ontstaat doordat het meer input-btw kan aftrekken, zal doorrekenen in de tarieven aan de klanten. Of zal bpost die tarieven eenvoudigweg verhogen met 21 %? Is er met de minister van Overheidsbedrijven overleg geweest over de impact hiervan op de financiële tussenkomst van de Belgische Staat aan bpost?
De staatssecretaris bevestigt dat onder meer de uitreiking van dagbladen, tijdschriften en het verzenden van postzendingen, verstuurd door het verenigingsleven, voortaan onderworpen worden aan btw, enkel indien het postzendingen betreft van meer dan twee kilogram. Hij stelt echter dat de vragen betreffende de tarieven die bpost aanrekent en de financiële tussenkomsten, aan minister Vervotte moeten gesteld worden.
Er wordt eveneens bevestigd dat diensten en daarmee gepaard gaande geleverde goederen, waarover individueel onderhandeld is, niet langer onder de btw-vrijstelling vallen.
Bij de artikelsgewijze bespreking wees collega Wouters op het feit dat het wetsontwerp bepaalt dat de inwerkingtreding voorzien is op 1 januari 2012, terwijl de Koning via een KB een datum van inwerkingtreding kan bepalen die voorafgaat aan die datum van 1 januari 2012. Dat is volgens haar strijdig met het legaliteitsbeginsel.
Hiervoor werd een amendement ingediend, om de eventueel vervroegde datum van inwerkingtreding te laten bekrachtigen door de wetgevende macht. Dat werd aanvaard bij drie stemmen voor en acht onthoudingen. Het wetsontwerp werd in die hoedanigheid en in zijn geheel aanvaard en ligt voor u ter tafel.
De voorzitter:
Proficiat met uw maidenspeech, mijnheer Dedecker. (Applaus)
14.02 Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik had een schrijven aan u gericht met de vraag of zowel minister Vervotte als minister Van Quickenborne, die ik hier niet zie, aanwezig konden zijn tijdens de bespreking van het wetsontwerp.
Ik heb begrepen, mijnheer de staatssecretaris, dat u al mijn vragen zult beantwoorden. Proficiat, u mag tegenwoordig al drie ministers vertegenwoordigen. Tijdens de bespreking in de commissie verwees u slechts naar een technische aanpassing van een wetsontwerp. Dat hebben wij al eerder gehad. Wij zien dan meestal dat er toch nog wat meer achter zit dan alleen een kleine technische aanpassing.
Er is ook heel duidelijk gebleken dat dit wetsontwerp een enorme maatschappelijke impact zal hebben. Het gaat over de btw-vrijstelling voor universele postdiensten. Het hele verhaal kan maar begrepen worden wanneer wij antwoorden krijgen van de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen en van de minister van Overheidsbedrijven, zodat wij dit goed kunnen situeren. Ik verklaar mij nader.
Mijnheer de staatssecretaris, u zei tijdens de bespreking dat het BIPT de invulling van het begrip universele postdienst moet toelichten, of bepalen wat het inhoudt. Wat blijkt? Enkel de postzendingen die nu onder de universele postdienst begrepen worden, zullen van btw vrijgesteld blijven.
De andere taken van openbare dienst zullen bij inwerkingtreding van het voorliggende wetsontwerp aan de btw onderworpen worden. Omdat het BIPT onder de bevoegdheid van de minister van Ondernemen valt, had ik mijn vraag aan hem willen richten maar zal ze dan rechtstreeks aan u stellen.
Minister van Overheidsbedrijven, mevrouw Vervotte, speelt hier onrechtstreeks eigenlijk ook een belangrijke rol. Onze vraag is hoe bpost dit wetsontwerp zal omzetten in die tarieven.
Ik zal de materie een beetje meer afbakenen.
Ten eerste, het BIPT zal straks het begrip universele postdienst moeten omschrijven. In de vierde beheersovereenkomst tussen de Staat en bpost wordt er een duidelijk onderscheid gemaakt in de taken van openbare diensten. Enerzijds, hebben we de postzendingen die behoren tot de universele postdienst, anderzijds, zijn er de andere postzendingen, zoals de vervroegde uitreiking van dagbladen, het verzenden van tijdschriften, verkiezingsdrukwerk, postzendingen die verstuurd worden door het verenigingsleven of de portvrije uitreiking van brievenpostzendingen die onder het stelsel van portvrijdom vallen of beter gekend zijn als UV-zendingen. Op basis van dit onderscheid in die vierde beheersovereenkomst verwachten wij dat deze laatste zendingen aan de btw zullen worden onderworpen en dat enkel de postzendingen die behoren tot de universele postdienst zullen vrijgesteld blijven van btw.
Kunnen de taken van openbare dienst die volgens ons na de goedkeuring aan btw zullen worden onderworpen, straks alsnog onder het begrip universele postdienst begrepen worden? Kan België zoveel flexibiliteit aan de dag leggen met betrekking tot de interpretatie van het begrip universele postdienst om al dan niet bepaalde postzendingen van btw vrij te stellen?
U, mijnheer Clerfayt, verwees in commissie naar die bevoegdheid en stelde dat die bevoegdheid bij het BIPT zou liggen. Blijft u bij uw standpunt?
Wat bpost betreft, mevrouw Vervotte, vernemen wij ook graag welk prijsbeleid de minister voor bpost, ingevolge dit wetsontwerp, gaat voeren. Of misschien kan de heer Clerfayt mij dat antwoord geven? Zal bpost voor de postzendingen die nu vrijgesteld zijn van btw en binnenkort onderworpen worden aan btw, de huidige prijzen blijven hanteren en deze vermeerderen met 21 % btw? Of zal bpost haar prijzen voor deze diensten verlagen, vermits zij nu meer recht op aftrek zullen genieten van de input-btw, namelijk de btw die geheven zal worden op haar inkomende handelingen?
Het is eigenlijk wel heel erg belangrijk dat dat heel duidelijk wordt. Indien andere postzendingen onderworpen worden aan de btw, betekent het voor het verenigingsleven een stijging van hun werkingskosten. Wij gaan er natuurlijk van uit dat de meeste verenigingen absoluut geen recht op aftrek hebben van die btw. Het wordt dus gewoon een kostenverhoging met 21 %.
De vraag is hoe dat te rijmen valt met de taak van openbare dienst waarmee de post wordt belast. Ik verwijs naar artikel 2.E van de beheersovereenkomst, ik citeer: “Met het oog op de stimulering van het sociaal weefsel moet men voorzien in de uitreiking, tegen een bijzonder tarief, van postzendingen die verstuurd worden door het verenigingsleven.” Daarnaast zijn er de gemeenten, de provincies, de Gemeenschappen en de Gewesten, die zich naar alle waarschijnlijkheid ook zullen mogen verwachten aan een stijging met een vijfde van hun kosten, namelijk 21 % btw, in het kader van hun UV-briefwisseling.
Voor de federale overheid zal het een vestzak-broekzakoperatie worden. Bij de zes miljoen aangiften in de personenbelasting, die door de federale overheid worden verstuurd, zal de aangerekende btw van de ene zak mooi terugvloeien in de andere zak. Dat geldt jammer genoeg niet voor de lagere overheden. Voor hen betekent die btw gewoon extra kosten. Zijn dat de zoveelste extra kosten die de federale overheid aan die lagere overheden zal opleggen? Het is ook de vraag of zij hierover al werden geïnformeerd. Heeft er overleg plaatsgevonden tussen de federale overheid en de lagere overheden? Of zullen zij straks gewoon voor een voldongen feit staan?
Een andere bemerking is de volgende. Bpost is de enige operator voor de universele postdienst voor het Belgische grondgebied en dat blijft alvast zo voor de komende 8 jaar. Bpost mag op portkosten geen btw aanrekenen in het kader van universele postdiensten. Nieuwkomers of concurrenten van bpost zullen wel verplicht zijn om btw aan te rekenen, aan een percentage van 21 %. Hierdoor alleen zal er straks een prijsverschil ontstaan waarbij de nieuwe intreder al met meerkosten zit, namelijk van btw, ten opzichte van bpost. Voor een normaal bedrijf zal dat niet veel uitmaken want, omdat zij btw-plichtig zijn, zullen zij een groot gedeelte van de btw kunnen recupereren.
Ik wijs er nogmaals op dat verenigingen, het bank- en verzekeringswezen, de Gemeenschappen en de Gewesten dit niet kunnen doen.
Ten slotte, welk effect heeft dit wetsontwerp op de financiële tussenkomst van de Staat in bpost? In de beheersovereenkomst is er een btw-clausule opgenomen. Die bepaalt het volgende: “Vanaf het ogenblik dat op de te vergoeden openbare diensttaken btw moet worden toegepast, kan deze worden doorgerekend aan de Staat. Evenwel zal vanaf dat ogenblik het bedrag van de financiële tussenkomst worden verminderd om elke verhoging van het recht op aftrek van de input-btw van bpost op diens aankopen in rekening te brengen.”
Betekent deze btw-clausule dan dat de financiële tussenkomst aan bpost zal worden verminderd, met het voordeel van die input-btw, die ten gevolge van dit wetsontwerp aftrekbaar wordt?
Mijnheer Clerfayt, er was nog een aantal heel specifieke vragen over de financiën. U antwoordde in de commissie dat de interpretatie van het begrip ‘universele postdienst’ moet gebeuren door het BIPT. Dit antwoord verbaast ons enigszins. Het BIPT heeft een controlerende taak inzake de naleving van de verplichtingen die voortvloeien uit de universele postdienst. Behoort het dan niet tot de bevoegdheid van Financiën om de toepassing van die btw-vrijstelling voor de universele postdienst nader in te vullen?
Bij voorkeur hanteren het BIPT en de FOD Financiën dezelfde interpretatie van de postzendingen die straks onder de universele postdienst zullen vallen, al is het maar omdat bpost in zijn interne boekhouding afzonderlijke rekeningen moet voeren voor elk van zijn diensten en producten die ofwel onder de universele dienst vallen, ofwel daar niet onder vallen. Het zal de manier zijn waarop de FOD Financiën – en niet het BIPT – de nieuwe regeling zal toepassen die bepalend zal zijn voor het antwoord op de vraag of een postzending in de toekomst vrijgesteld van btw blijft of niet.
Uit de nieuwe formulering van artikel 44, paragraaf 3,14e van het Wetboek van de btw worden enkel de diensten vrijgesteld die onder de universele postdienst vallen. Het valt meteen op dat er bij deze formulering van moet worden uitgegaan dat in dit artikel ook de tweede voorwaarde van het arrest TNT Post United Kingdom opgenomen is.
Wat die tweede voorwaarde betreft, in de memorie van toelichting bij dit wetsontwerp werd gesteld dat de handelingen onder voorwaarde waarover individueel is onderhandeld onder alle omstandigheden moeten worden uitgesloten van die btw-vrijstelling, terwijl in het wetsontwerp zelf geen sprake is van die voorwaarde. Nochtans is het duidelijk dat het de bedoeling is om met die voorwaarde rekening te houden.
Een kernvraag is onder andere of een contract voor de administratieve brievenpost met uitgestelde vergoedingen, onze UV-zendingen, beschouwd wordt als een universele dienst en of die overeenkomst individueel onderhandeld is, dit hoewel de tarieven en de toegekende kortingen identiek zijn voor iedereen die zich in dezelfde positie bevindt. Het is dus niet 100 % duidelijk of de verzending van administratieve correspondentie onder die universele postdienst valt.
Als wij gaan kijken naar artikel 142 van de wet van 21 maart 1991, zou men zeggen dat hierover geen enkele twijfel kan bestaan. Evenwel, artikel 141 van diezelfde wet suggereert dan weer dat de administratieve correspondentie onder de openbare postdienst valt en dus niet onder de universele postdienst. Er bestaat dus een grote onduidelijkheid over het begrip voorwaarde waarover individueel is onderhandeld.
In de memorie van toelichting bij het wetsontwerp wordt gesteld dat de handelingen onder voorwaarde waarover individueel is onderhandeld, dus onder alle omstandigheden, moeten worden uitgesloten van die btw-vrijstelling. Ik verwijs naar het TNT-arrest. In de nieuwe bepaling is er daarentegen echter geen sprake van die voorwaarde.
Moet men bijgevolg aannemen dat zodra er individueel onderhandeld wordt met bpost het niet meer gaat over postzendingen die begrepen zijn in die universele postdienst?
Wat betekent individueel onderhandeld?
Wat gebeurt er indien binnen die universele dienst bijzondere en lagere prijzen zijn bepaald, niet voor een specifieke afnemer maar in het algemeen voor alle afnemers die bepaalde voorwaarden vervullen? Het gaat dan over bijvoorbeeld een minimumhoeveelheid post die binnen een zeker tijdsbestek moet worden bezorgd.
Ook in deze situatie is er over de lagere prijs niet individueel onderhandeld, al zullen slechts bepaalde zakelijke afnemers die voorwaarden kunnen vervullen om van die lagere prijs te kunnen genieten.
Wat indien een overheid verplicht is een openbare aanbesteding uit te schrijven? Heeft dit als effect dat er dan btw moet worden aangerekend, zelfs wanneer bpost in de theoretisch vrijgemaakte postmarkt als enige het standaardtarief aanbiedt? Moet men er dan van uitgaan dat …
14.03 Herman De Croo (Open Vld): (…)
14.04 Veerle Wouters (N-VA): Dat is onder andere ook onze vraag, mijnheer De Croo.
Moet men er dan van uitgaan dat de aanbestedende overheid dan per definitie heeft onderhandeld en zal die dan die btw moeten betalen?
Wat kan bpost ook doen? Biedt het dan niet de mogelijkheid voor bpost om individueel te onderhandelen, in hoofde van bpost, om ten aanzien van btw-plichtigen met recht op aftrek, een kleine korting te geven op dat standaardtarief? Dan spreken wij over een onderhandelde overeenkomst, met als gevolg dat er btw moet worden geheven die de btw-plichtige kan aftrekken. Spreken wij dan ook niet van een of ander btw-misbruik?
Zullen de contracten voor ADN-Mail van een btw-vrijstelling kunnen blijven genieten omdat het hier een universele dienst betreft waarvan de voorwaarden nooit individueel werden onderhandeld? Indien dit het geval is, moet artikel 141 van de wet van 21 maart 1991 dan niet worden aangepast, aangezien de administratieve correspondentie en het systeem van de uitgestelde vergoeding daarin worden behandeld als openbare postdienst en niet als universele postdienst, die dan weer wordt geregeld in artikel 142 van deze wet?
Ik kom tot mijn besluit. Wij wijzen op een belangrijke precedentwaarde die de overheid met dit wetsontwerp zou kunnen geven. Artikel 44 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde bevat een aantal beroepen die nu vrijgesteld zijn van btw, zonder dat zij recht op aftrek genieten.
In het bijzonder verwijzen wij naar de vrijstelling voor notarissen, advocaten en gerechtsdeurwaarders. In onze buurlanden is de vrijstelling van de btw voor die beroepen afgeschaft. Als notarissen, advocaten en gerechtsdeurwaarders ooit aan de Belgische btw zullen worden onderworpen, dan moeten wij die beroepsbeoefenaars niet verwijten dat zij straks het gedrag van bpost en de overheid kopiëren.
Als de overheid straks zelf die input-btw op zak zou steken door de huidige prijzen van bpost te vermeerderen met btw, wat zal die notarissen, advocaten en gerechtsdeurwaarders weerhouden hetzelfde te doen?
Aan de drie ministers vraag ik een antwoord op de vraag wie er op welke postzendingen btw zal moeten betalen.
Wie krijgt het voordeel van de hogere aftrek van de input-btw? Zal die input-btw verrekend worden in lagere prijzen exclusief btw voor de klanten van bpost? Steekt bpost dat voordeel in de eigen zak? Of verdwijnt dat voordeel straks in de federale Schatkist, door een verlaging van de financiële tussenkomst van de Staat aan bpost?
Le président: Monsieur le secrétaire d'État, je tenais à faire remarquer que Mme Wouters a respecté le temps de parole de 30 minutes prévu pour une intervention dans une discussion générale, à l'article 48 du Règlement de la Chambre.
14.05 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Mijnheer de voorzitter, ik zal niet op elk punt in detail treden.
Ten eerste, btw is een Europese taks. Wij beslissen dus niet over een al dan niet omzetting. Wij moeten dit doen. Het is niet de vraag of wij dat moeten doen of niet. Dat moet nu gebeuren ingevolge het arrest van het Hof van Justitie van de EU van 23 april 2009 dat ertoe strekt dat een verduidelijking van de definitie van universele diensten wordt gegeven. Er is geen vraag over de opportuniteit van de stemming die nu zal gebeuren.
Ten tweede, ik heb u in de commissie al geantwoord over de definitie van universele dienst. De heer Van Quickenborne heeft mij een antwoord gegeven. De inhoud van de universele dienst wordt vastgelegd in artikel 142, §1 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.
Het betreft met name, ik citeer: “Het ophalen, het sorteren, het vervoer en de distributie van postzendingen tot 2 kg; het ophalen, het sorteren, het vervoer en de distributie van postpakketten tot 10 kg; de distributie van de postpakketten ontvangen vanuit andere lidstaten tot 20 kg; de diensten in verband met aangetekende zendingen en zendingen met aangegeven waarde. De universele postdienst omvat zowel de nationale als de grensoverschrijdende diensten”.
Voor deze diensten dient bpost minimaal 5 dagen per week, behalve op zondag en de wettelijke feestdagen, tenminste een lichting, een verzending en een bestelling van die postzendingen te organiseren en moet ze bij de bestelling ervan alle woningen van het traject betrekken.
Het begrip postzending zelf wordt verduidelijkt in artikel 131, ten zevende van deze wet. Het betreft geadresseerde zendingen in definitieve vorm die een aanbieder van een postdienst verzorgt.
U vraagt mij wat de gevolgen zullen zijn van de goedkeuring van deze nieuwe definitie.
De regering heeft in haar zitting van 15 december als volgt besloten, en dat wordt bevestigd door mevrouw Vervotte. De fiscale administratie zal in overleg met bpost bepalen welke diensten thans vallen en/of in de toekomst zullen vallen onder de universele postdienst met betrekking tot de toepasselijke communautaire btw-regelgeving.
De Ministerraad gaat akkoord met het voorstel van bpost om de prijs voor de periodieken van de verenigingssector aan te passen, om de budgettaire impact voor de verenigingen te neutraliseren en om de financiële impact daarvan voor eigen rekening te nemen, indien op bedoelde periodieken btw wordt aangerekend. Zulks is goed nieuws voor de betrokkenen.
Mijn collega-minister van Overheidsbedrijven zal aan bpost vragen om maandelijks aan de ministers van Financiën en Overheidsbedrijven verslag uit te brengen over de voortgang van de voorbereidingen, die nodig zijn ingevolge de in het voorontwerp vervatte bepalingen.
Met de impact op bpost zal door de minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven rekening worden gehouden.
De andere vragen over de gevolgen die er voor het contract met bpost kunnen zijn, zullen worden besproken, wanneer bedoeld contract opnieuw op de tafel van de regering belandt. Dat zal waarschijnlijk in de toekomst gebeuren, maar dat is nu nog niet het geval.
14.06 Veerle Wouters (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, u verwijst naar artikel 142. Dat klopt ook. Ik heb de bedoelde opsomming gezien en gelezen. Het klopt dat, indien wij voormelde oplossing lezen, er geen twijfel zou kunnen zijn.
Ik vraag niettemin aan de heer Van Quickenborne dat hij ook eens artikel 141 van voornoemde wet wil lezen. Voormeld artikel resulteert immers in een andere opsplitsing. In het artikel wordt gesuggereerd dat de verzending van administratieve correspondentie onder de openbare postdienst valt en dus niet onder de universele postdienst. Er schuilt dus in de bepaling nog altijd een tegenstrijdigheid met de wet. In artikel 141 staat immers duidelijk dat de administratieve correspondentie onder de openbare postdienst valt en dus niet onder universele postdienst.
Beide artikelen spreken elkaar dus tegen. Wij zouden dus de wet moeten wijzigen, zodat ook de administratieve post onder de universele postdienst zou kunnen vallen.
Ik ben heel blij dat wij al verder staan en dat u mij in vergelijking met de behandeling in commissie betere antwoorden op mijn vragen hebt kunnen verschaffen. Niettemin is de heel juiste draagwijdte van het wetsontwerp niet duidelijk. Ik ben heel blij dat wij ook voor de verenigingen een oplossing zouden hebben. Er zijn echter nog een heel aantal andere zendingen, zoals bijvoorbeeld de UV-postzendingen. Indien zij wel onder de bepalingen van de wet zouden vallen, wil ik heel duidelijk maken dat een en ander voor de Gewesten, Gemeenschappen en gemeenten straks een meerkost van 21 % zal betekenen, die zij niet zullen kunnen recupereren.
Ik ben dus blij dat ik al een beter antwoord op mijn vragen heb gekregen. Wij kunnen echter nog altijd niet volledig akkoord gaan.
Ik noteer ook dat minister Vervotte – dat weten we niet met zekerheid – daarvoor zal zorgen in de volgende beheersovereenkomst. Ik verwijs naar een vraag die mijn collega Bert Maertens heeft gesteld. Minister Vervotte heeft toen verklaard dat de vierde beheersovereenkomst verlengd wordt, tot op het ogenblik dat het nieuwe beheerscontract in werking treedt. Indien nodig, zou zij passende transitiemaatregelen nemen, in afwachting van de inwerkingtreding van het vijfde beheerscontract.
Ik wijs erop dat onderhavig btw-wetsontwerp in werking zal treden op 1 januari 2012. De toepassing kan eventueel vervroegd worden, maar ik denk dat dat er niet in zit. Mocht het zo zijn, dan hoop ik dat minister Vervotte de nodige aanpassingen aan de vierde beheersovereenkomst zal kunnen doen of in de mate van het mogelijke de transitiemaatregelen zal kunnen nemen.
14.07 Staatssecretaris Bernard Clerfayt: Uw vragen tonen aan dat de tekst vrij technisch is. Daarom wordt gevraagd dat de deskundigen inzake btw bij Financiën en de post dat in de toekomst zouden regelen. Er zal een maandelijks rapport aan de regering gegeven worden. U zult zeker de mogelijkheid hebben om daarover verder vragen te stellen.
14.08 Veerle Wouters (N-VA): Ik ben heel blij dat te horen. Ik vind het zelfs een unicum dat al die verschillende overheidsbedrijven en de FOD Financiën mooi zullen samenwerken. Ik feliciteer hen daarvoor. Ik ben in blijde verwachting van al die rapporten.
Le président: Quelqu'un
demande-t-il encore la parole? (Non)
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
La discussion générale est close.
De algemene bespreking is gesloten.
Nous passons à la discussion des articles. Le
texte adopté par la commission sert de base à la discussion. (Rgt 85, 4) (1126/4)
Wij vatten de bespreking van de artikelen
aan. De door de commissie aangenomen tekst geldt als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1126/4)
Le projet de loi compte 3 articles.
Het wetsontwerp telt 3 artikelen.
Aucun amendement n'a été déposé.
Er werden geen amendementen ingediend.
Les articles 1 à 3 sont adoptés article par article.
De artikelen 1 tot 3 worden artikel per artikel aangenomen.
La discussion des articles est close. Le vote sur l'ensemble aura lieu ultérieurement.
De bespreking van de artikelen is gesloten. De stemming over het geheel zal later plaatsvinden.
15 Proposition de résolution relative au maintien du SHAPE à Casteau (1002/1-2)
15 Voorstel van resolutie over het behoud van SHAPE in Casteau (1002/1-2)
Proposition déposée par:
Voorstel ingediend door:
Jacqueline
Galant, Juliette Boulet, Catherine Fonck, Franco Seminara, Éric Thiébaut
Le texte adopté par la commission sert de base
à la discussion. (Rgt 85, 4)
(1002/1)
De door de commissie aangenomen tekst geldt
als basis voor de bespreking. (Rgt 85, 4) (1002/1)
La discussion est ouverte.
De bespreking is geopend.
15.01 Gerald Kindermans, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag.
15.02 Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, chers collègues, vous êtes invités à voter aujourd'hui la proposition de résolution portant sur le maintien du SHAPE à Casteau dans le Hainaut. Cette proposition de résolution a été très largement soutenue lors de son vote en commission de la Défense. Les membres francophones ayant soutenu cette proposition de résolution ont pour point commun de provenir de la région de Mons-Borinage. Il ne faut guère être docteur en économie pour savoir que cette région souffre économiquement et socialement.
Le SHAPE constitue un vecteur socio-économique énorme pour cette région déjà très touchée par la fuite des entreprises. Un départ de cette structure constituerait une véritable catastrophe pour la région. Outre les emplois directs (près de 2 000) et les emplois indirects, le personnel de la base occupe un millier de logements, qui se retrouveront rapidement désertés en cas de départ.
Il est justifié de maintenir le SHAPE à Casteau, lorsqu'on procède à une balance d'intérêts. Un déménagement aurait somme toute peu d'impact sur l'opérationalité de la structure. Par contre, ce déménagement constituerait un coup de massue pour une région déjà durement touchée par le chômage et la précarité.
Lors du vote de la proposition de résolution, le ministre De Crem a précisé que, même sans cette proposition, il mettrait tout en œuvre pour maintenir la structure. Nous remercions le ministre, mais nous souhaitons renforcer cette action par un mandat clair du parlement sur le sujet.
En ce qui me concerne, je précise, par ailleurs, qu'en ma qualité d'auteur principal de la proposition de résolution, je maintiens mon soutien à la politique du ministre relative à l'OTAN. Je prends note du fait que la collaboration effective de la Belgique avec l'OTAN aura un impact non négligeable sur la question d'un éventuel déménagement. Je remercie, dès lors, les collègues de bien vouloir apporter leur vote positif à la présente proposition de résolution.
Mais en marge de mon intervention, je voudrais profiter de l'occasion pour évoquer le projet du secrétaire d'État à l'Intégration sociale, Philippe Courard, d'installer un centre pour 250 demandeurs d'asile et une trentaine de mineurs étrangers non accompagnés dans l'ancien hôtel Maisières situé à Casteau, juste en face du SHAPE.
Comme vous le savez, le QG européen de l'OTAN a exprimé des préoccupations sécuritaires à propos de la situation. Le SHAPE avait manifesté son souhait de travailler avec les autorités belges concernées pour une approche globale au sujet de ce projet de centre d'accueil.
Pour ma part, il me semble tout à fait logique et justifié, avant qu'un tel centre d'accueil soit rendu opérationnel, qu'il soit procédé à une estimation des risques, de façon coordonnée, avec les organismes belges traitant des problèmes de sécurité, de façon à pouvoir évaluer l'accroissement de la menace potentielle pour le quartier, sa communauté qui rassemble plusieurs milliers de personnes provenant des vingt-huit pays de l'OTAN ainsi que de pays partenaires.
Je ne sais pas où en est cette analyse, ni si l'ouverture du centre est toujours prévue au printemps. Je ne manquerai pas d'interroger le secrétaire d'État à ce sujet, mais je voulais profiter de mon intervention dans le cadre de cette résolution que nous votons aujourd'hui pour rappeler les préoccupations du SHAPE à l'égard de ce projet d'ouverture d'un nouveau centre d'accueil.
Je précise que je rejoins parfaitement cette préoccupation et qu'à mon sens, ce n'est pas le lieu pour installer un centre d'accueil pour demandeurs d'asile.
15.03 Éric Thiébaut (PS): Monsieur le président, chers collègues, je me suis déjà exprimé à plusieurs reprises en commission de la Défense sur l'importance que revêt le maintien du SHAPE à Casteau, dans la région de Mons, notamment pour des raisons économiques et sociales. En effet, ce sont en moyenne 10 000 personnes, civils et militaires confondus, qui gravitent autour et plus de 3 000 emplois directs et indirects.
Nous savons que l'OTAN est actuellement engagée dans une vaste réforme de réduction des quartiers généraux et des agences spécialisées ainsi que d'un allègement des effectifs. Des échéances approchent à grands pas et une décision formelle devrait être prise en juin 2011 par les ministres de la Défense de l'OTAN quant aux localisations des prochains commandements.
Par ailleurs, les résultats d'une étude interne sur les coûts qu'engendreraient différentes options de relocalisation, modernisation ou construction d'un nouveau site devront être connus pour la fin du mois de juillet 2011. Le ministre de la Défense, qui n'est pas présent ici, a déjà affirmé sa volonté de défendre le maintien du site au sein des organes décisionnels de l'OTAN. La proposition de résolution présentée aujourd'hui devrait donc permettre au gouvernement de confirmer cet engagement.
En attendant les échéances, de nombreuses interrogations vont encore se présenter. Je ne manquerai pas d'interroger, avec mon collègue Franco Seminara, au nom du groupe socialiste, les ministres compétents sur le suivi de la situation.
Par ailleurs, je plaiderai pour que, dès aujourd'hui, des concertations avec les entités fédérées et locales puissent se tenir. Je vous remercie déjà d'avance pour votre soutien et votre écoute.
15.04 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, à l'instar de mes collègues hennuyers, je soutiens évidemment cette résolution demandant le maintien du SHAPE sur le territoire monto-borain.
C'est effectivement avec beaucoup d'inquiétude que nous avions pris connaissance de ces rumeurs de délocalisation du SHAPE à Mons. En outre, il était apparu qu'une évaluation était en cours, ainsi que l'a dit mon collègue Thiébaut.
Cette évaluation doit être rendue au mois de juillet. Nous y reviendrons certainement à ce moment-là.
Toujours est-il que de nombreux travailleurs sont présents sur le site du SHAPE, qui génère un certain nombre d'emplois directs et indirects dans une région fortement touchée par un taux de chômage élevé et qui a connu de nombreuses fermetures d'entreprises. Toutes les personnes qui ont posé leur regard sur cette région auront vu combien elle a connu des difficultés socioéconomiques graves durant ces dernières années.
Si Écolo-Groen! estime que l'OTAN et la révision de son concept stratégique posent d'importantes questions d'orientation et de légitimité démocratique – on l'a rappelé tout au long de cette année –, cela ne signifie pas pour autant que les infrastructures internationales doivent perdre leur raison d'être sur notre territoire et, en particulier, à Mons. Nous défendons le maintien du site du SHAPE en son lieu actuel au nom de l'emploi, des investissements et des retours financiers qu'il génère directement et indirectement.
Pour terminer, monsieur le président, je voudrais dire que je ne partage pas du tout le point de vue de ma collègue, Mme Galant, quant à un futur centre d'accueil. Personnellement, je ne doute pas que le SHAPE saura trouver un terrain d'entente avec ses futurs nouveaux voisins. Mon groupe soutient donc les décisions du ministre Courard en la matière.
15.05 Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, er is iets onduidelijk voor mij. Uiteraard heeft onze fractie de resolutie ook gesteund, maar ik stel met enige verwondering vast dat Ecolo plots de grote verdediger is van de NAVO. De fractie van Ecolo-Groen! staat plots voor honderd procent achter het SHAPE-project dat eigenlijk een coördinatieproject is van de Europese defensie, intra-Europa. Is het standpunt van Ecolo inzake de NAVO dan gewijzigd? Dat zou ik graag vernemen.
Tenslotte zie ik absoluut niet de link of de relevantie tussen de SHAPE en deze resolutie en het asielcentrum, dat er misschien zou komen in de buurt van de SHAPE. In die zin vind ik dat er een vreemde wending wordt gegeven aan het debat.
Ik had graag van Ecolo vernomen hoe zij tegen de NAVO aankijken. Staan zij achter de NAVO of zijn zij ertegen?
15.06 Juliette Boulet (Ecolo-Groen!): Monsieur Francken, si vous m'avez écoutée et si vous vous souvenez de votre intervention en commission de la Défense quand nous en avons débattu, nous n'avons jamais nié le fait que nous étions critiques quant aux orientations prises par l'OTAN. Si vous avez suivi les débats pendant une année, vous aurez compris notre point de vue. Nous nous sommes montrés très critiques sur les orientations prises dans la révision du concept stratégique. Vous le savez bien, monsieur le président, il y a beaucoup de choses à dire et votre groupe a également émis de nombreuses critiques lui aussi, notamment par la voix de M. Moriau.
Nous sommes critiques mais nous sommes également favorables au maintien d'institutions internationales, à une évolution de la défense européenne et de l'OTAN. Ce n'est pas neuf, monsieur Francken. Il faut venir en commission et écouter attentivement vos collègues avant de les critiquer!
Le président: L'essentiel, c'est que le SHAPE reste, à mon avis. Mais c'est autre chose…
15.07 Gerald Kindermans (CD&V): Mijnheer de voorzitter, collega’s, zoals wij reeds hebben gezegd tijdens de bespreking in de bevoegde commissie, hebben wij geen enkel probleem met het voorstel van resolutie van de collega’s van de MR, integendeel. De CD&V-fractie is voorstander van een geloofwaardige Europese defensie gebaseerd op twee pijlers: de NAVO en de Europese Unie. Wij geloven dat deze complementair zijn en op termijn elkaar kunnen versterken.
Wij steunen dan ook MR-collega Galant voor dit voorstel om het NAVO-hoofdkwartier SHAPE in Casteau open te houden en wij beseffen ook welke belangrijke sociale en economische impact de aanwezigheid ervan heeft op de regio en de lokale tewerkstelling. Het is voor België belangrijk om een gerespecteerd bondgenoot te blijven binnen de NAVO. Wij zijn ervan overtuigd dat de regering van lopende zaken en haar minister van Landsverdediging er alles aan hebben gedaan om onze geloofwaardigheid binnen de alliantie te versterken, zowel inzake het behoud van de SHAPE in Bergen als de bouw van het nieuw NAVO-hoofdkwartier in Evere.
Zoals gezegd, steunen wij collega Galant bij dit voorstel, maar wij zullen ook niet vervallen in de veeleer regionalistische reflex die sommigen van haar MR-collega’s de afgelopen maanden kenmerkt. Immers, mochten wij de filosofie van sommige MR-collega’s in de commissie voor de Landsverdediging overnemen, dan zouden wij hier nu het grove en schandelijke onevenwicht aanklagen betreffende de NAVO-gerelateerde investeringen in ons land. Deze investeringen lijken zich immers te beperken tot Brussel en Wallonië met SHAPE in Bergen en het NAVO-hoofdkwartier in Brussel. Wij zullen hier dan ook niet ingaan op de tewerkstellingsplaatsen die beide vestigingen creëren in onze hoofdstad en bezuiden de taalgrens.
Zoals gezegd, vindt onze fractie de aanwezigheid van de NAVO in ons land enorm belangrijk en wij steunen het voorstel. Wij waren wel verbaasd om enkele andere ondertekenaars op dit voorstel van resolutie aan te treffen. Ik heb het dan meer bepaald over de handtekeningen van twee fracties die zich, tijdens het laatste gemeenschappelijke debat over de NAVO in het Parlement op 14 december 2010, zeer kritisch uitlieten over de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie en over de toekomst van deze organisatie.
De resolutie pleit er immers voor alles in het werk te stellen, ik citeer: “om toe te zien op het behoud van SHAPE op Belgisch grondgebied en bij de andere regeringen van de NAVO-lidstaten de modernisering van de bestaande site te bepleiten.”
Voor ons is dat een logische stelling, maar zij lijkt haaks te staan op wat een lid van de Groen!-Ecolo-fractie – om hem niet te noemen: Wouter De Vriendt – recentelijk nog zei tijdens het debat over de NAVO, in december. Ik citeer hem: “De NAVO is een overblijfsel uit de periode van de Koude Oorlog. Zij bevindt zich thans in volle crisis. Men moet zich bijgevolg hoogdringend beraden over het bestaansrecht van de NAVO en de functionering ervan.” In feite is er volgens collega De Vriendt een nieuwe veiligheidsstructuur nodig, waarin de NAVO een minder dominante rol speelt dan thans het geval is.
Een lid van een andere fractie van onze assemblee, namelijk de heer Moriau, stelde dat de NAVO niet altijd een antwoord kan geven op de nieuwe bedreigingen, zeker wanneer die niet uitsluitend militair zijn.
Wij zijn het daar niet noodzakelijk mee oneens, maar moet men wanneer men een dergelijke stelling poneert, niet zijn conclusies trekken? Als de NAVO volgens sommigen niet in staat is een valabel antwoord te bieden op bepaalde dreigingen, moeten wij dan blijven investeringen in NAVO-infrastructuur en in de NAVO-aanwezigheid op Belgisch grondgebied? Sommige fracties slagen er volgens ons in een interessante spreidstand te maken.
Wij hopen alleszins dat de meer genuanceerde houding van vandaag ook aanwezig zal zijn in de komende debatten over de NAVO-operaties waaraan ons land deelneemt of in de toekomst zal deelnemen.
15.08 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Collega Kindermans, ik waardeer uw verwijzing naar mijn uiteenzetting in de commissie, maar ik snap het probleem niet.
Wij zijn voor een hervorming van de NAVO, omdat wij niet geloven in de huidige strategie, die volgens ons veel te eenzijdig militaristisch is. Dat betekent echter niet dat wij tegen het behoud zouden zijn van een internationale instelling op ons grondgebied.
15.09 Gerald Kindermans (CD&V): Mijnheer De Vriendt, ik heb in het citaat nochtans voorgelezen dat "wij ons hoogdringend moeten beraden over het bestaansrecht van de NAVO". Daarmee zegt u niet dat het moet worden gemoderniseerd, maar dat wij ons zelfs moeten afvragen of de NAVO moet blijven bestaan, en vandaag komt u stemmen over een nieuw hoofdkwartier.
15.10 Wouter De Vriendt (Ecolo-Groen!): Wij stellen inderdaad het bestaansrecht van de NAVO, zoals die vandaag bestaat, ter discussie. Er is echter nood aan een veiligheidsstructuur in onze wereld. Wat ons betreft, kan de NAVO daarvoor perfect de basis zijn.
Wij zijn voor het behoud van internationale instellingen. Ik begrijp niet dat u, namens CD&V, daarvan een probleem maakt. Bent u dan niet voor het behoud van de NAVO of van internationale instellingen op ons grondgebied? U zou zich erover moeten verheugen dat ook andere fracties, andere partijen voor het behoud zijn van internationale instellingen. Ik denk dat het goed is, omdat België op die manier een stem en gezag heeft en invloed kan uitoefenen op de internationale politiek. Ik zie het probleem dus niet.
15.11 Gerald Kindermans (CD&V): Het is mijn taak om aan de publieke opinie de spreidstand en de paradox duidelijk te maken die Ecolo-Groen! hier maakt. Collega Francken heeft het ook al gezegd. Het valt iedereen op hoe u tegelijk warm en koud blaast. Enerzijds, bekritiseert u het bestaansrecht van de NAVO en, anderzijds, doet u om sociaaleconomische redenen mee met MR, wat ons toch heel bevreemdend lijkt.
Le président: J'ai le sentiment que ce débat sera poursuivi à d'autres moments. On parle d'un quartier général et pas de la stratégie globale de l'OTAN!
15.12 Wouter De
Vriendt (Ecolo-Groen!): Mijnheer Kindermans,
nogmaals een mooi voorbeeld van hoe CD&V N-VA achternaloopt. Proficiat.
15.13 Catherine Fonck (cdH): Monsieur le président, je vous remercie.
D'abord, chers collègues, je ne pourrai pas m'empêcher de me joindre à une partie des propos de M. Kindermans pour m'étonner des discours à géométrie variable selon que la situation soit locale ou plus générale. Quoi qu'il en soit, il est évident que le maintien du SHAPE à Casteau importe du point de vue économique local. Mais c'est aussi un enjeu pour la Belgique en raison de la défense assurée par l'OTAN et des objectifs européens.
Nous avons eu des échanges préalables. Je tiens à rappeler que cette proposition vient en soutien du gouvernement. Non seulement le ministre de la Défense, mais également le premier ministre, ont clairement affirmé en novembre 2010 à Lisbonne que la Belgique détenait beaucoup de cartes en main pour conserver le SHAPE à Mons. Le gouvernement s'est engagé à défendre les intérêts de la Belgique à cet égard. C'est pourquoi nous devons appuyer le travail du gouvernement, sur lequel j'espère que nous pourrons compter pour réaffirmer cette position avec force.
Le président: Quelqu'un
demande-t-il encore la parole? (Non)
Vraagt nog iemand het woord? (Nee)
La discussion est close.
De bespreking is gesloten.
Aucun amendement n'a été déposé ou redéposé.
Er werden geen amendementen ingediend of
heringediend.
Le vote sur la proposition aura lieu ultérieurement.
De stemming over het voorstel zal later plaatsvinden.
16 Prise en considération de propositions
16 Inoverwegingneming van voorstellen
Vous avez pris connaissance dans l'ordre du
jour qui vous a été distribué de la liste des propositions dont la prise en
considération est demandée.
In de laatst rondgedeelde agenda komt een
lijst van voorstellen voor waarvan de inoverwegingneming is gevraagd.
S'il n'y a pas d'observations à ce sujet, je
considérerai la prise en considération comme acquise et je renvoie les
propositions aux commissions compétentes conformément au Règlement.
Indien er geen bezwaar is, beschouw ik deze
als aangenomen; overeenkomstig het Reglement worden die voorstellen naar de
bevoegde commissies verzonden.
Pas d'observation? (Non)
Il en sera ainsi.
Geen bezwaar? (Nee)
Aldus wordt besloten.
Je vous propose également de prendre en
considération:
- la proposition de loi de M. Thierry
Giet, Mme Valérie Déom, M. Rachid Madrane, Mme Özlem Özen,
MM. Renaat Landuyt, Raf Terwingen, Stefaan Van Hecke et Christian
Brotcorne et Mme Juliette Boulet modifiant l'article 595 du Code
d'instruction criminelle (n° 1226/1);
- la proposition de loi de M. Servais
Verherstraeten modifiant le Code d'instruction criminelle en ce qui concerne
l'extinction de l'action publique moyennant le paiement d'une somme d'argent
(n° 1252/1).
Renvoi à la commission de la Justice;
- la proposition de résolution de Mmes
Karolien Grosemans, Zuhal Demir, Miranda Van Eetvelde et Nadia Sminate
relative à la levée de l'interdiction d'embaucher des travailleurs intérimaires
dans le secteur du déménagement (n° 1243/1).
Renvoi à la commission des Affaires
sociales;
- la proposition de résolution de MM.
Kristof Calvo, Eric Jadot, Bruno Tobback, David Clarinval et Willem-Frederik
Schiltz relative à l'aide fournie par la Belgique en vue de porter à 30 %
l'objectif européen de réduction des émissions de gaz à effet de serre d'ici
2020 (n° 1245/1).
Renvoi à la commission de la Santé publique,
de l'Environnement et du Renouveau de la Société;
- la proposition de résolution de
Mmes Eva Brems et Juliette Boulet visant à engager la procédure en vue de
suspendre la Libye en tant que membre du Conseil des droits de l'homme des
Nations Unies et d'instaurer un embargo (n° 1248/1).
- la proposition de résolution de Mme
Gwendolyn Rutten et MM. Patrick Dewael, Herman De Croo et Bruno
Tuybens relative à la 16e session du Conseil des droits de
l'homme de l'ONU (n° 1249/1);
- la proposition de résolution de
Mme Gwendolyn Rutten et MM. Patrick Dewael, Herman De Croo et
Bruno Tuybens concernant le soulèvement en Libye (n° 1250/1);
- la proposition de résolution de Mme
Alexandra Colen et MM. Peter Logghe et Bert Schoofs demandant la prise de
sanctions à l'encontre de la Grande Jamahiriya arabe libyenne populaire
socialiste (Libye) (n° 1251/1).
Renvoi à la commission des Relations
extérieures.
Ik stel u ook voor in overweging te nemen:
- het wetsvoorstel van de heer Thierry
Giet, mevrouw Valérie Déom, de heer Rachid Madrane, mevrouw Özlem Özen, de
heren Renaat Landuyt, Raf Terwingen, Stefaan Van Hecke en Christian
Brotcorne en mevrouw Juliette Boulet tot wijziging van artikel 595 van het
Wetboek van strafvordering (nr. 1226/1);
- het wetsvoorstel van de heer Servais
Verherstraeten tot wijziging van het Wetboek van strafvordering wat het verval
van de strafvordering tegen betaling van een geldsom betreft (nr. 1252/1).
Verzonden naar de commissie voor de
Justitie;
- het voorstel van resolutie van de
dames Karolien Grosemans, Zuhal Demir, Miranda Van Eetvelde en Nadia
Sminate tot opheffing van het verbod op de tewerkstelling van uitzendkrachten
in de verhuissector (nr. 1243/1).
Verzonden naar de commissie voor de
Sociale Zaken;
- het voorstel van resolutie van de heren
Kristof Calvo, Eric Jadot, Bruno Tobback, David Clarinval en Willem-Frederik
Schiltz betreffende de steun van België aan het optrekken van de Europese
reductiedoelstelling tot 30 % minder broeikasgassen tegen 2020
(nr. 1245/1).
Verzonden naar de commissie voor de
Volksgezondheid, het Leefmilieu en de Maatschappelijke Hernieuwing;
- het voorstel van resolutie van de
dames Eva Brems en Juliette Boulet over het starten van een procedure om Libië
te schorsen als lid van de VN-Mensenrechtenraad en over het instellen van een
embargo tegen het land (nr. 1248/1);
- het voorstel van resolutie van
mevrouw Gwendolyn Rutten en de heren Patrick Dewael, Herman De Croo en
Bruno Tuybens betreffende de 16e sessie van de
VN-Mensenrechtenraad (nr. 1249/1);
- het voorstel van resolutie van
mevrouw Gwendolyn Rutten en de heren Patrick Dewael, Herman De Croo en
Bruno Tuybens betreffende de opstand in Libië (nr. 1250/1);
- het voorstel van resolutie van
mevrouw Alexandra Colen en de heren Peter Logghe en Bert Schoofs betreffende de
bevordering van sancties tegen de Grote Libisch-Arabische socialistische
Volks-Jamahiriyah (Libië) (nr. 1251/1).
Verzonden naar de commissie voor de
Buitenlandse Betrekkingen
Nous avons décidé que ce renvoi était fait dans le but de discuter de ces propositions au premier point de l'ordre du jour de la commission des Relations extérieures lundi après-midi à 14 h 00. Nous ne reviendrons plus sur ce point.
Pas d'observation? (Non)
Il en sera ainsi.
Geen bezwaar? (Nee)
Aldus wordt besloten.
16.01 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, ik zou de urgentie willen vragen voor het voorstel van resolutie (nr. 1245/1) dat ik samen met een aantal collega’s, collega Schiltz, collega Clarinval, collega Tobback en collega Jadot heb ingediend met betrekking tot het Belgische standpunt over de Europese klimaatdoelstellingen. De ministers zullen zich daar in de loop van de maand maart over uitspreken en daarom is het heel belangrijk om die resolutie zo snel mogelijk te kunnen bespreken.
16.02 Hans
Bonte (sp.a): Mijnheer
Calvo, ik heb contact opgenomen met het commissiesecretariaat. Ik heb inderdaad
gezien dat het iets is dat van een bijzondere actualiteitswaarde zou kunnen
zijn. Ik heb mij dan ook voorgenomen – en dat is ook praktisch geregeld – om
het volgende week reeds te bespreken.
De
hoogdringendheid is met andere woorden niet echt nodig.
Le président: La demande d'urgence n'a pas réellement d'objet. Elle sera analysée en commission la semaine prochaine.
16.03 Jan Jambon (N-VA):
Mijnheer de voorzitter, ik zou graag even het woord willen nemen en ik denk dat
de collega’s in de Kamer zich daar achter zullen kunnen scharen. Ik zou vandaag
mevrouw de griffier namens de Kamer een gelukkige verjaardag willen wensen. (Applaus)
Le président: J'ai cru à un moment que M. De Croo allait chanter, mais il ne l'a pas fait!
17 Wetsontwerp tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de samenstelling van de adviescommissie voor de benoemingen van de advocaten bij het Hof van Cassatie (904/1)
17 Projet de loi modifiant le Code judiciaire en ce qui concerne la composition de la commission d'avis pour les nominations des avocats à la Cour de cassation (904/1)
Overgezonden door de Senaat
Transmis par le Sénat
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une
déclaration avant le vote? (Non)
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 1) |
||
Ja |
75 |
Oui |
Nee |
14 |
Non |
Onthoudingen |
32 |
Abstentions |
Totaal |
121 |
Total |
Bijgevolg neemt de Kamer het wetsontwerp aan.
Het zal aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd. (904/4)
En conséquence, la Chambre adopte le projet de
loi. Il sera soumis à la sanction royale. (904/4)
18 Projet de loi visant à modifier le Code de la taxe sur la valeur ajoutée (1126/4)
18 Wetsontwerp tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde (1126/4)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une
déclaration avant le vote? (Non)
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 2) |
||
Ja |
88 |
Oui |
Nee |
0 |
Non |
Onthoudingen |
32 |
Abstentions |
Totaal |
120 |
Total |
En conséquence, la Chambre adopte le projet de
loi. Il sera transmis au Sénat. (1126/5)
Bijgevolg neemt de Kamer het wetsontwerp
aan. Het zal aan de Senaat worden overgezonden. (1126/5)
19 Proposition de résolution relative au maintien du SHAPE à Casteau (1002/1)
19 Voorstel van resolutie over het behoud van SHAPE in Casteau (1002/1)
Quelqu'un demande-t-il la parole pour une
déclaration avant le vote? (Non)
Vraagt iemand het woord voor een stemverklaring? (Nee)
Begin van de
stemming / Début du vote.
Heeft iedereen
gestemd en zijn stem gecontroleerd? / Tout le monde a-t-il voté et vérifié son
vote?
Einde van de
stemming / Fin du vote.
Uitslag van de
stemming / Résultat du vote.
(Stemming/vote 3) |
||
Ja |
110 |
Oui |
Nee |
0 |
Non |
Onthoudingen |
10 |
Abstentions |
Totaal |
120 |
Total |
En conséquence, la Chambre adopte la
proposition de résolution. Il en sera donné connaissance au gouvernement. (1002/3)
Bijgevolg neemt de Kamer het voorstel van
resolutie aan. Het zal ter kennis van de regering worden gebracht. (1002/3)
20 Adoption de l’ordre du jour
Nous devons nous prononcer sur le projet d’ordre du jour que vous propose la Conférence des présidents.
Wij moeten ons thans uitspreken over de ontwerp-agenda die de Conferentie van voorzitters u voorstelt.
Pas d’observation? (Non) La proposition est adoptée.
Geen bezwaar? (Nee) Het voorstel is aangenomen.
De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering donderdag 3 maart 2011 om 14.15 uur.
La séance est levée. Prochaine séance le jeudi 3 mars 2011 à 14.15 heures.
De vergadering wordt gesloten om 18.05 uur.
La séance est levée à 18.05 heures.
L'annexe est reprise dans une brochure
séparée, portant le numéro CRIV 53 PLEN 020 annexe. |
De bijlage is opgenomen in een aparte
brochure met nummer CRIV 53 PLEN 020 bijlage. |
|
|
|
|
Vote nominatif - Naamstemming: 001
Oui
|
075 |
Ja |
Almaci Meyrem, Arens Joseph, Bacquelaine
Daniel, Balcaen Ronny, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Blanchart
Philippe, Boulet Juliette, Brems Eva, Brotcorne Christian, Burgeon Colette,
Calvo y Castañer Kristof, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Collard Philippe,
De Block Maggie, De Clercq Mathias, De Croo Herman, Deleuze Olivier, Delizée
Jean-Marc, Déom Valérie, Devlies Carl, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick,
Dierick Leen, Dufrane Anthony, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck
Catherine, Frédéric André, Galant Jacqueline, Genot Zoé, George Joseph, Giet
Thierry, Gilkinet Georges, Goffin Philippe, Henry Olivier, Jadin Kattrin, Jadot
Eric, Kindermans Gerald, Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire, Laruelle Sabine,
Leterme Yves, Louis Laurent, Madrane Rachid, Maingain Olivier, Marghem
Marie-Christine, Mayeur Yvan, Michel Charles, Moriau Patrick, Musin Linda,
Muylle Nathalie, Onkelinx Laurette, Özen Özlem, Rolin Myriam, Rutten Gwendolyn,
Seminara Franco, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Somers Bart, Somers Ine, Terwingen
Raf, Thiébaut Eric, Thiéry Damien, Vanackere Steven, Van Cauter Carina, Van den
Bergh Jef, Van Den Ende Annick, Van der Auwera Liesbeth, Van Hecke Stefaan,
Vanhengel Guy, Vercamer Stefaan, Verherstraeten Servais, Vervotte Inge
Non
|
014 |
Nee |
Bonte Hans, Detiège Maya, Geerts David, Gennez
Caroline, Kitir Meryame, Landuyt Renaat, Temmerman Karin, Tobback Bruno,
Tuybens Bruno, Van der Maelen Dirk, Vanheste Ann, Vanlerberghe Myriam, Van
Vaerenbergh Kristien, Vanvelthoven Peter
Abstentions |
032 |
Onthoudingen |
Annemans Gerolf, Beuselinck Manu, Bracke
Siegfried, Colen Alexandra, De Bont Rita, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie,
Degroote Koenraad, De Man Filip, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal,
Francken Theo, Goyvaerts Hagen, Grosemans Karolien, Jambon Jan, Logghe Peter,
Luykx Peter, Ponthier Annick, Schoofs Bert, Smeyers Sarah, Sminate Nadia,
Uyttersprot Karel, Valkeniers Bruno, Vandeput Steven, Van Eetvelde Miranda, Van
Esbroeck Jan, Van Moer Reinilde, Van Noppen Florentinus, Veys Tanguy, Weyts
Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle
Vote nominatif - Naamstemming: 002
Oui
|
088 |
Ja |
Almaci Meyrem, Arens Joseph, Bacquelaine
Daniel, Balcaen Ronny, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Blanchart
Philippe, Bonte Hans, Boulet Juliette, Brems Eva, Brotcorne Christian, Burgeon
Colette, Calvo y Castañer Kristof, Clarinval David, Clerfayt Bernard, Collard
Philippe, De Block Maggie, De Clercq Mathias, De Croo Herman, Dedecker Jean
Marie, Deleuze Olivier, Delizée Jean-Marc, Déom Valérie, Detiège Maya, Devlies
Carl, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick, Dierick Leen, Dufrane Anthony,
Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck Catherine, Frédéric André,
Galant Jacqueline, Geerts David, Gennez Caroline, George Joseph, Giet Thierry,
Gilkinet Georges, Goffin Philippe, Henry Olivier, Jadin Kattrin, Jadot Eric,
Kindermans Gerald, Kitir Meryame, Lalieux Karine, Lambert Marie-Claire, Landuyt
Renaat, Laruelle Sabine, Leterme Yves, Louis Laurent, Madrane Rachid, Maingain
Olivier, Marghem Marie-Christine, Mayeur Yvan, Michel Charles, Moriau Patrick,
Musin Linda, Muylle Nathalie, Onkelinx Laurette, Özen Özlem, Rolin Myriam,
Rutten Gwendolyn, Seminara Franco, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Somers Bart,
Somers Ine, Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Thiéry Damien,
Tobback Bruno, Tuybens Bruno, Vanackere Steven, Van Cauter Carina, Van den
Bergh Jef, Van Den Ende Annick, Van der Auwera Liesbeth, Van der Maelen Dirk,
Van Hecke Stefaan, Vanhengel Guy, Vanheste Ann, Vanlerberghe Myriam,
Vanvelthoven Peter, Vercamer Stefaan, Verherstraeten Servais, Vervotte Inge
Non |
000 |
Nee |
Abstentions |
032 |
Onthoudingen |
Annemans Gerolf, Beuselinck Manu, Bracke
Siegfried, Colen Alexandra, De Bont Rita, Dedecker Peter, Degroote Koenraad, De
Man Filip, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Francken Theo, Goyvaerts Hagen,
Grosemans Karolien, Jambon Jan, Logghe Peter, Luykx Peter, Ponthier Annick,
Schoofs Bert, Smeyers Sarah, Sminate Nadia, Uyttersprot Karel, Valkeniers
Bruno, Vandeput Steven, Van Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Moer
Reinilde, Van Noppen Florentinus, Van Vaerenbergh Kristien, Veys Tanguy, Weyts
Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle
Vote nominatif - Naamstemming: 003
Oui
|
110 |
Ja |
Almaci Meyrem, Arens Joseph, Bacquelaine
Daniel, Balcaen Ronny, Bastin Christophe, Battheu Sabien, Becq Sonja, Beuselinck
Manu, Blanchart Philippe, Bonte Hans, Boulet Juliette, Bracke Siegfried, Brems
Eva, Brotcorne Christian, Burgeon Colette, Calvo y Castañer Kristof, Clarinval
David, Clerfayt Bernard, Collard Philippe, De Block Maggie, De Clercq Mathias,
De Croo Herman, Dedecker Peter, Dedecker Jean Marie, Degroote Koenraad, Deleuze
Olivier, Delizée Jean-Marc, De Meulemeester Ingeborg, Demir Zuhal, Déom
Valérie, Detiège Maya, Devlies Carl, De Vriendt Wouter, Dewael Patrick, Dierick
Leen, Dufrane Anthony, Fernandez Fernandez Julia, Flahaut André, Fonck
Catherine, Francken Theo, Frédéric André, Galant Jacqueline, Geerts David,
Gennez Caroline, Genot Zoé, George Joseph, Giet Thierry, Gilkinet Georges,
Goffin Philippe, Grosemans Karolien, Henry Olivier, Jadin Kattrin, Jadot Eric,
Jambon Jan, Kindermans Gerald, Kitir Meryame, Lalieux Karine, Lambert
Marie-Claire, Landuyt Renaat, Laruelle Sabine, Leterme Yves, Louis Laurent,
Luykx Peter, Madrane Rachid, Maingain Olivier, Marghem Marie-Christine, Mayeur
Yvan, Michel Charles, Moriau Patrick, Musin Linda, Muylle Nathalie, Onkelinx
Laurette, Özen Özlem, Rolin Myriam, Rutten Gwendolyn, Seminara Franco, Smeyers
Sarah, Sminate Nadia, Snoy et d'Oppuers Thérèse, Somers Bart, Somers Ine,
Temmerman Karin, Terwingen Raf, Thiébaut Eric, Thiéry Damien, Tobback Bruno,
Tuybens Bruno, Uyttersprot Karel, Vanackere Steven, Van Cauter Carina, Van den
Bergh Jef, Van Den Ende Annick, Vandeput Steven, Van der Auwera Liesbeth, Van
Eetvelde Miranda, Van Esbroeck Jan, Van Hecke Stefaan, Vanhengel Guy, Vanheste
Ann, Vanlerberghe Myriam, Van Moer Reinilde, Van Noppen Florentinus, Van
Vaerenbergh Kristien, Vanvelthoven Peter, Vercamer Stefaan, Verherstraeten
Servais, Vervotte Inge, Weyts Ben, Wollants Bert, Wouters Veerle
Non |
000 |
Nee |
Abstentions |
010 |
Onthoudingen |
Annemans Gerolf, Colen Alexandra, De Bont Rita,
De Man Filip, Goyvaerts Hagen, Logghe Peter, Ponthier Annick, Schoofs Bert,
Valkeniers Bruno, Veys Tanguy