Séance plénière

Plenumvergadering

 

du

 

Mardi 21 décembre 2010

 

Matin

 

______

 

 

van

 

Dinsdag 21 december 2010

 

Voormiddag

 

______

 

 


La séance est ouverte à 10.01 heures et présidée par M. André Flahaut.

De vergadering wordt geopend om 10.01 uur en voorgezeten door de heer André Flahaut.

 

Ministres du gouvernement fédéral présents lors de l'ouverture de la séance: Yves Leterme, Pieter De Crem.

Tegenwoordig bij de opening van de vergadering zijn de ministers van de federale regering: Yves Leterme, Pieter De Crem.

 

Le président: La séance est ouverte.

De vergadering is geopend.

 

Une série de communications et de décisions doivent être portées à la connaissance de la Chambre. Elles seront reprises sur le site web de la Chambre et insérées dans l'annexe du compte rendu intégral de cette séance.

Een reeks mededelingen en besluiten moeten ter kennis gebracht worden van de Kamer. Zij worden op de website van de Kamer en in de bijlage bij het integraal verslag van deze vergadering opgenomen.

 

Excusés

Berichten van verhindering

 

Kristien Van Vaerenbergh, congé de maternité / zwangerschapsverlof;

Barbara Pas, pour raisons de santé / wegens gezondheidsredenen;

Guy D'haeseleer, pour devoirs de mandat / wegens ambtsplicht;

Bruno Tuybens, en mission / met zending.

 

01 Amendements déposés par le gouvernement

01 Amendementen ingediend door de regering

 

Le gouvernement a déposé des amendements au projet de loi contenant le troisième ajustement du Budget général des dépenses pour l'année budgétaire 2010 (n° 557/1). Je vous propose de renvoyer ces amendements en commission des Finances et du Budget.

De regering heeft amendementen op het wetsontwerp houdende derde aanpassing van de Algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2010 (nr. 557/1) ingediend. Ik stel u voor deze amendementen naar de commissie voor de Financiën en de Begroting te verzenden.

 

Pas d'observation? (Non)

Il en sera ainsi.

 

Geen bezwaar? (Nee)

Aldus zal geschieden.

 

Projets et propositions

Ontwerpen en voorstellen

 

02 Projet de loi portant des dispositions diverses (I) (771/1-22)

- Proposition de loi modifiant la loi du 2 avril 1965 relative à la prise en charge des secours accordés par les centres publics d'action sociale (597/1-2)

- Proposition de loi modifiant la loi du 11 avril 2003 sur les provisions constituées pour le démantèlement des centrales nucléaires et pour la gestion des matières fissiles irradiées dans ces centrales (680/1-2)

- Projet de loi portant des dispositions diverses (II) (772/1-8)

02 Wetsontwerp houdende diverse bepalingen (I) (771/1-22)

- Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn (597/1-2)

- Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 11 april 2003 betreffende de voorzieningen aangelegd voor de ontmanteling van de kerncentrales en voor het beheer van splijtstoffen bestraald in deze kerncentrales (680/1-2)

- Wetsontwerp houdende diverse bepalingen (II) (772/1-8)

 

Propositions déposées par:

Voorstellen ingediend door:

- 597: Yvan Mayeur, Marie-Claire Lambert

- 680: Catherine Fonck, Joseph George

 

Je vous propose de consacrer une seule discussion à ces deux projets de loi et à ces deux propositions de loi. (Assentiment)

Ik stel u voor één enkele bespreking aan deze twee wetsontwerpen en twee wetsvoorstellen te wijden. (Instemming)

 

Discussion générale

Algemene bespreking

 

La discussion générale est ouverte.

De algemene bespreking is geopend.

 

Nous entamons la discussion du volet Défense nationale.

Wij vatten de bespreking aan van het onderdeel Landsverdediging.

 

De heer Wouter De Vriendt, rapporteur, verwijst naar zijn schriftelijk verslag.

 

02.01  Herman De Croo (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, ik wil heel kort melden dat wij in de commissie een interessant debat gehad hebben over de dito artikelen van het wetsontwerp. Sommige collega’s hebben erop aangedrongen om nog een tweede vergadering te houden om de problemen nog dieper aan te snijden. Ongelukkigerwijze waren zij weerhouden en hebben wij dat niet kunnen doen. Met een zekere emotie moet ik erkennen dat de regering rekening heeft gehouden met de bemerkingen van de Raad van State, wat ik mijn collega’s beleefd heb laten voelen. Mijn fractie zal dit goedkeuren.

 

De voorzitter: Applaus op alle banken.

 

Nous entamons la discussion du volet Intérieur, Affaires générales et Fonction publique.

Wij vatten de bespreking aan van het onderdeel Binnenlandse Zaken, Algemene Zaken en Openbaar Ambt.

 

Mme Jacqueline Galant, rapporteur, renvoie à son rapport écrit.

 

02.02  Filip De Man (VB): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, mevrouw de minister, collega’s, ik wil het hebben over een aantal elementen uit de wet houdende diverse bepalingen, die slaan op het immigratieprobleem. In de wet houdende diverse bepalingen staan er een aantal beperkte, om niet te zeggen zeer beperkte, maatregelen die inspelen op de problematiek die vandaag enigszins in de media wordt besproken.

 

Die maatregelen, of tenminste de beperkte impact ervan, tonen duidelijk aan dat de regering, en meer in het algemeen de traditionele partijen, de ernst van de zaak niet onderkennen.

 

Eerst wil ik het breder kader schetsen. Volgend jaar zal het aantal inwoners van dit overbevolkte land stijgen naar 11 miljoen. Die toename kent twee oorzaken. Ten eerste, de hypermigratie van de jongste jaren. Ten tweede, de hoge geboortecijfers bij de hier reeds aanwezige vreemdelingen. In bepaalde gemeenten worden wij stilaan vervangen door de allochtonen. Autochtone Vlamingen en ook Franstaligen vluchten weg uit de groeiende getto’s richting randgemeenten. Onder meer rond Brussel krijgen die echter ook steeds meer te maken met vervreemding. Als het laks immigratiebeleid niet wijzigt, dan zal de autochtoon op een dag jammer genoeg moeten vaststellen: vluchten kan niet meer.

 

Hoe zijn wij zo ver gekomen? Ik geef u een kort overzicht van de voorbije tien jaar.

 

In 1999 kiest de VLD, van welke partij er nu niemand te bespeuren valt… Ah, toch minister Turtelboom. Maar, mevrouw de minister, in 1999 was u misschien nog geen lid van de VLD.

 

02.03 Minister Annemie Turtelboom: (…)

 

02.04  Filip De Man (VB): Wat ik zeg, is eerst en vooral voor u bedoeld.

 

In 1999 hebben de VLD, de sp.a en Groen! gekozen voor een eerste massale regularisatie.

 

Dat ging toen over ongeveer 50 000 illegale vreemdelingen die papieren kregen. In hun kielzog kregen wij dan ook nog eens 60 000 asielzoekers binnen. Het aanzuigeffect is bekend in dit midden, hoop ik toch. Het aanzuigeffect van die regularisatiecampagne houdt in dat er tienduizenden asielzoekers in de jaren nadien ook in België een poging hebben gewaagd.

 

Enkele jaren later willen die geregulariseerde illegalen natuurlijk ook een gezinshereniging en naturalisatie, zoals mijn collega Goyvaerts zeker zal beamen. In de commissie voor de Naturalisaties worden sinds vele jaren de dossiers behandeld van al die illegalen die destijds papieren hebben gekregen van VLD, sp.a en Groen!. Als men genaturaliseerd wordt, krijgt men natuurlijk ook het stemrecht. Dat is een belangrijk element, omdat natuurlijk het politiek gewicht van die groep alsmaar toeneemt. Tijdens Verhofstadt werd trouwens, zoals men zich nog wel zal herinneren, het vreemdelingenstemrecht ingevoerd.

 

Zijn opvolger, de heer Leterme, kondigde in 2008 een tweede massale regularisatie aan. De heer Leterme kreeg daarvoor aan Vlaamse kant de stemmen van CD&V of course, opnieuw van de Open Vld, dat is dus de partij die momenteel luidkeels roept om een verstrenging van de immigratiewetgeving, maar ook van de N-VA. Ook de N-VA is immers in hetzelfde bedje ziek. Zij klagen tegenwoordig over de asielcrisis, maar eerst hebben zij mee het signaal gegeven dat er massaal zou geregulariseerd worden.

 

Al die partijen konden nochtans weten dat het aantal asielaanvragen onmiddellijk zou stijgen. Dat is het evidente gevolg van zo’n beslissing inzake regularisatie.

 

Dat was zo onder Verhofstadt I. Tijdens de twee jaar na zijn beslissing in 1999 ging het over 60 000 asielzoekers. Welnu, dit jaar zal het gaan over bijna 30 000 asielzoekers. Bezin dus toch vooraleer u zulke dingen doet, collega’s van CD&V, Open Vld en N-VA.

 

Ondertussen is gebleken dat het aanzuigeffect zo groot is, dat zelfs 20 000 opvangplaatsen voor asielzoekers niet volstaan en de regering nu zelfs hotels moet afhuren en dwangsommen uitbetalen tot 500 euro per dag voor asielzoekers die geen onderdak kregen.

 

Ik wil hier trouwens een parenthese maken die niet zonder belang is voor de Vlaming die zich momenteel dood ergert aan de asielcrisis. Eigenlijk is het maar omdat er een einde is gekomen aan de verkiezingsoverwinningen van het Vlaams Belang dat de andere Vlaamse partijen dat nu allemaal durven. Met een electoraal veel sterker Vlaams Belang zou dat niet waar zijn geweest. Maar goed, de kiezer heeft beschikt, voorlopig toch, en de kiezer heeft altijd gelijk.

 

Collega’s, ik gaf u in een notendop de catastrofale beleidsopties van het voorbije decennium. De gevolgen zijn er naar. Onder Verhofstadt en Leterme zullen er niet minder dan een half miljoen vreemdelingen de Belgische nationaliteit hebben verkregen, met alle materiële voordelen vandien, voor hen welteverstaan. Er waren meer dan 200 000 asielaanvragen in de voorbije tien jaar. Er waren om en bij de 150 000 regularisaties van afgewezen asielzoekers en illegale vreemdelingen.

 

Er waren meer dan 100 000 zogenaamde gezinsherenigingen, eigenlijk gezinsvormingen, die blijkbaar steeds hier moeten plaatsvinden. In Denemarken ligt dat anders: beide partners moeten daar bewijzen dat hun band met Denemarken groter is dan de band met hun land van oorsprong.

 

Wij hebben ongeveer 10 dagen geleden een bezoek gebracht aan de dienst Vreemdelingenzaken. De dienst Vreemdelingenzaken laat weten dat alleen al dit jaar tussen 20 000 en 25 000 illegalen geregulariseerd zullen worden en dus aanspraak kunnen maken op een leefloon. Voor volgend jaar zitten nog eens 30 000 dossiers in de pijplijn en dat is dan weer goed voor 40 à 50 000 personen. Onze OCMW’s bezwijken onder de enorme kosten die de tienduizenden allochtone steuntrekkers met zich meebrengen.

 

Mijnheer Vanhengel, dit zal u interesseren, de kostprijs van dat alles is gigantisch. De medische kosten voor de illegalen zijn vertienvoudigd. Volgend jaar zal, volgens Fedasil, dat wij ook hebben bezocht een tiental dagen geleden, minstens 3 miljoen euro nodig zijn om de dwangsommen uit te betalen aan de asielzoekers die geen plaats kregen in de opvangcentra.

 

Mijnheer Vanhengel, dat zijn natuurlijk maar borrelnootjes in vergelijking met de grote posten. Volgend jaar zult u op uw begroting meer dan 400 miljoen euro moeten inschrijven voor Fedasil. Ik heb hier het document ter zake.

 

Mijnheer Vanhengel, ik wil uw intiem gesprekje niet onderbreken, maar mocht u even tijd hebben… Ik lees hier – als ik het goed lees, want ik ben natuurlijk maar een Vlaams Belanger – het volgende: “De verhoging van de dotatie voor 2011 van Fedasil zal het bedrag van 25 miljoen euro" – afgerond 26 en ik overdrijf niet veel – “niet overschrijden.”

 

Als ik mij niet vergis, geven wij dit jaar 330 miljoen euro aan asielzoekers, aan Fedasil, uit. Dat mag volgens u dus met 26 miljoen euro verhogen.

 

Daarnaast staat echter dat het verschil tussen uitgaven en ontvangsten via de financiële reserves zal worden gefinancierd, indien nodig met inbegrip van de onbeschikbare reserves.

 

Dan komt volgens mij de klap op de vuurpijl, maar u mag mij natuurlijk altijd tegenspreken. Ik citeer: “De onbeschikbare reserves van Fedasil zullen in 2011 niet hoger liggen dan 25 % van het bedrag van de dotatie van 2010, zijnde 80 miljoen euro.” Als ik mij niet vergis, mijnheer Vanhengel, is dat een substantiële verhoging van het nu reeds enorme budget van Fedasil.

 

Het is dan nog niet gedaan, collega’s, want Fedasil staat in voor een deel van de kosten van de asielcrisis. Er moet ook nog een som worden uitgetrokken voor de OCMW’s, die volgend jaar om en bij de 300 miljoen euro nodig zullen hebben om de vreemdelingen in de gemeenten op te vangen. Als ik dat tel bij de 400 miljoen euro, het bedrag dat Fedasil denkt nodig te hebben voor de opvang in hun centra, het Rode Kruis enzovoort, dan komen wij tot 700 miljoen euro.

 

Ik hoop dat ik beter kan rekenen dan de heer Muyters, maar dat lijkt mij toch ongeveer 28 miljard Belgische frank, die wij in dit land uitgeven wegens een bijzonder laks asielbeleid.

 

Waarom kost dat zo veel? Dat element wordt altijd verzwegen. Dat is omdat wij geen immigratiebeleid hebben waar een visie achter steekt. Wij importeren gewoon massaal steuntrekkers, mensen die op de arbeidsmarkt in dit land weinig of geen kansen maken. Ze komen uit een andere cultuur. Ze kennen onze taal niet. Het mag ook eens gezegd worden dat ze gemiddeld iets minder intelligent zijn dan de bevolking, die hier reeds aanwezig is. Dus betalen wij voor mensen die hier niet mee kunnen.

 

Collega’s, de verantwoordelijkheid van de traditionele partijen is verpletterend. Het is hoog tijd voor kordate maatregelen.

 

Wat een heuglijk moment om minister Daerden te zien binnenkomen. Hij lacht altijd vriendelijk.

 

Het is dus het moment voor kordate maatregelen, mijnheer de eerste minister, en niet voor wat gepruts in de marge. Wat hier in de diverse bepalingen staat, is niet echt een antwoord op de crisis die nu toch al enkele maanden gaande is. Het Vlaams Belang heeft ter zake een volledig programma uitgeschreven. Wij vinden dat een aantal krachtlijnen dringend een echt debat verdienen. Ik weet wel dat men hier nu zit omdat het moet. Een debat zal er niet van komen, want dat is uit den boze. Ik geef u toch, mijnheer Leterme, voor wat het waard is, de krachtlijnen van ons programma.

 

Ten eerste, inzake gezinshereniging moeten wij natuurlijk veel strengere regels toepassen. Wij hebben zowat de meest lakse regels van Europa. Wij moeten gaan naar een regeling zoals die bestaat in Denemarken, Nederland, Zwitserland en tal van andere Europese landen.

 

Ten tweede, de gastarbeidersverdragen van pakweg veertig jaar geleden die dit regime sloot met Marokko, Turkije, Algerije, Tunesië en Joegoslavië – nu overgenomen door de diverse componenten van het oude Joegoslavië – moeten natuurlijk worden opgezegd. Wij hebben nu met een leger van pakweg 700 000 tot 800 000 werklozen geen enkele nood aan gastarbeiders.

 

Asielzoekers moeten in hun eigen regio worden opgevangen. Men kan trouwens de budgetten die men hier uitgeeft aan asielzoekers en illegalen – dit is misschien een humane insteek – veel beter gebruiken in de regio’s van herkomst. Ik verwijs nog eens naar de kosten die men hier moet doen om mensen in hotelkamers te herbergen, om dwangsommen van 250 tot 500 euro per dag uit te keren omdat er geen onderdak is. Welnu, die gigantische sommen die wij hoe dan ook uitgeven, kunnen veel beter en veel efficiënter worden gebruikt in de regio’s van herkomst.

 

Het is natuurlijk ons standpunt al heel lang, al sinds het zeventigpuntenprogramma van twintig jaar geleden, dat asielzoekers en illegale vreemdelingen uitsluitend nog in gesloten centra worden opgevangen. Afgewezen asielzoekers en illegalen moeten daadwerkelijk worden uitgewezen. Het is natuurlijk ridicuul om hier elk jaar opnieuw door onze politiediensten, die misschien beter werk te doen hebben, zo’n 30 000 papieren bevelen te laten uitschrijven waarop staat dat men het grondgebied moet verlaten. Met die papiertjes wordt natuurlijk alleen maar eens goed gelachen.

 

Het is ook zo dat wij absoluut gekant zijn tegen de collectieve regularisatie. Men noemt die eenmalig. In 1999 was het eenmalig en in 2008 was het onder de heer Leterme opnieuw eenmalig. Dat is dus twee keer eenmalig. Mijn logica schiet tekort. Nogmaals, met een klein Vlaams Belang-verstandje kan ik daar niet bij. De VLD heeft ons een snel-Belgwet cadeau gedaan. Wel, die moet afgeschaft worden, want tot vandaag krijgen honderdduizenden vreemdelingen zonder enige integratievoorwaarde de Belgische nationaliteit, nogmaals met alle materiële voordelen van dien. Het Vlaams Belang wijst ook het meervoudig staatsburgerschap af. Wij vinden dat men slechts loyaal kan zijn ten opzichte van één land.

 

Ik zou nog lang kunnen doorgaan, want wij hebben natuurlijk een hele lange reeks oplossingen, tientallen oplossingen.

 

(…): Zeventig!

 

02.05  Filip De Man (VB): Nee, geen zeventig meer.

 

02.06  Jan Jambon (N-VA): (…)

 

02.07  Filip De Man (VB): Mijnheer Jambon, zoals u weet, werden wij in 2004 veroordeeld, onder meer omwille van dat zeventigpuntenprogramma. Wij hebben daar dus een aantal dingen uit geschrapt.

 

Mevrouw Vervotte, wij hebben dat ook gedaan omdat partijen zoals de uwe ondertussen enkele van die punten hebben overgenomen. Tien of twaalf punten uit het zeventigpuntenprogramma – ik kan u het lijstje wel eens bezorgen – werden indertijd overgenomen door de meerderheid. De waarheid heeft haar rechten. Er zijn sedertdien toch wel een aantal zaken overgenomen door de traditionele partijen.

 

Een laatste voorstel betreft natuurlijk criminele vreemdelingen. Hoe men het ook draait of keert, dat de criminaliteit in dit land hoogtij viert is toch ook deels te wijten aan de aanwezigheid van enorm veel niet-geïntegreerde vreemdelingen. Welnu, als men daar eindelijk eens een duidelijk signaal wil geven, dan zal men moeten beginnen met criminele vreemdelingen het land uit te zetten. Alleen daar zijn zij bang voor. Zij zijn niet bang voor de enkelband of het schoonmaken van zeven bussen op een zaterdagnamiddag.

 

Men moet ze dus het land uitzetten. Dat is het meest probate middel, mijnheer de minister van Justitie, om die schoftjes aan te pakken die dag in dag uit – men moet werkelijk blind zijn om dat niet te zien in de kranten – onze mensen aanranden, overvallen en zo verder.

 

Ik heb het al gezegd, collega’s, en ik zeg het met een gemengd gevoel: met een verzwakt Vlaams Belang is er geen stok meer achter de deur en kunnen de andere Vlaamse partijen zich vandaag beperken tot wat schijnmanoeuvres, tot wat kurieren am Symptom, tot enkele beperkte technische maatregelen. Sommigen beweren dat een regering vandaag, zonder volheid van bevoegdheden, moeilijk kan optreden en niet veel meer kan doen dan wat morrelen in de marge. Ik wil dan toch opmerken dat de sukkelregering Leterme I die van de ene miserie in de andere sukkelde, er wel in geslaagd is om die tweede massale regularisatie af te kondigen. Dat was toen blijkbaar wel mogelijk, mijnheer Leterme, maar dat gebeurde natuurlijk op bevel van PS en cdH en dan is in dit land alles mogelijk.

 

De Vlamingen hebben toen en retour, als ik het zo mag zeggen, een aantal eisen op tafel gelegd. Er was een vraag. Men zal zich de heer Vandeurzen herinneren, die voor de verkiezingen luidop riep voor een verstrenging van de snel-Belgwet. De heer Vandeurzen maakte zich sterk en klopte zich op de borst voor een verstrenging van een aantal immigratieregels. Sinds 2008 hebben we daar, mijnheer Leterme, niks meer van gehoord, niks! De Franstaligen hebben gekregen wat ze wilden en wat aan Vlaamse kant op het menu stond, werd afgevoerd. Dat is toch, mijnheer Leterme, uw eerste verantwoordelijkheid. Het is tekenend, collega’s, voor de slaafse houding van de andere Vlaamse partijen die, tussen haakjes, al sedert de zomer van 2007 onze kostbare tijd verspelen.

 

02.08  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, onze fractieleider heeft gezegd: “Als je nieuw bent in het Parlement moet je het woord nemen tijdens de bespreking van de diverse bepalingen, want dan zit de zaal niet vol en dan ben je minder zenuwachtig.” Bij deze begin ik dus aan mijn eerste toespraak.

 

Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, beste ministers, beste collega’s, migratie staat vandaag in het centrum van het politieke spectrum. Het non-beleid van de laatste jaren zorgt ervoor dat het maatschappelijk draagvlak voor een positief migratiebeleid verdwijnt als sneeuw voor de zon. De bevolking smeekt om verandering.

 

De voorstellen in dit wetsontwerp komen dan ook niets te vroeg. Het arrest van het Grondwettelijk Hof over de medische regularisatieperiode is ondertussen meer dan een jaar oud. De asielcrisis sleept al ettelijke maanden aan. De wachtrijen zijn eindeloos. Velen leven in onzekerheid, in een grijze zone of op straat. De door de regering voorgestelde wijzigingen bieden een interessante eerste stap, maar negeren tegelijk de kern van het probleem. Het blijven al bij al kleine aanpassingen en sommige daarvan, wij zullen eerlijk zijn, zoals de verandering van de procedure voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen en de invoering van een standaard medisch attest voor de medische regularisatie, zullen wij zeker steunen. Wij zijn er vragende partij voor en daar zullen wij zeker onze stem aan geven.

 

Andere voorstellen betekenen in onze ogen een stap achteruit, terwijl de publieke opinie in Vlaanderen, vooral in Vlaanderen, hoe langer hoe meer storm loopt tegen het lakse Belgische immigratiebeleid. Mijn fractie dient dan ook verschillende amendementen ter verbetering in. Die amendementen hebben als doel de coherentie binnen de verblijfswet opnieuw centraal te stellen en misbruiken weg te werken. Sta mij toe de amendementen even kort toe te lichten.

 

Dit gaat over de kern van de zaak: wij zijn het principieel oneens met de gelijkschakeling tussen het statuut van de medische regularisatie en het statuut van de subsidiaire bescherming. Mijnheer de staatssecretaris, u weet dat wij daarover in de commissie ook een hevig woordje gediscussieerd hebben. Die gelijkschakeling bestaat nergens ter wereld en is, voor alle duidelijkheid, ook absoluut niet verplicht door Europa of door Europese richtlijnen. Het is iets unieks in België.

 

De regering kon ook perfect tegemoetkomen aan het arrest van het Grondwettelijk Hof door de band met de subsidiaire bescherming door te knippen en ervoor te kiezen om van medische regularisatie een interne, Belgische, nationale procedure te maken. Daarmee zouden wij doen wat al onze buurlanden en alle andere landen in Europa doen. Maar nee, België moet het weer op zijn Belgisch kunnen doen.

 

Wat is het probleem, hoor ik u denken. Wel, het probleem is dat door de procedure van medische regularisatie gelijk te schakelen aan subsidiaire bescherming, de identificatieplicht fors versoepeld wordt. De regering definieert nog wel hoe de aanvrager zich kan identificeren, maar springt daar bijzonder losjes mee om. Zo eist men niet langer een identiteitskaart of paspoort. Voortaan kan een geheel van andere documenten aanleiding geven tot het vaststellen van de identiteit.

 

Daarnaast betekent deze gelijkschakeling van procedures ook dat de aanvragers zich aan de grens mogen bevinden. Ook op dit punt verschilt de huidige medische regularisatie immers van de subsidiaire bescherming.

 

Concreet wordt België hierdoor het mekka van iedere doodzieke vreemdeling, het ziekenhuis van de wereld. Dat klinkt misschien hard, maar het is niet N-VA die dit zegt, maar topjuristen vreemdelingenrecht. U kunt dit lezen in het Tijdschrift voor Vreemdelingenrecht.

 

N-VA wil duidelijk af van de gelijkschakeling tussen de medische regularisatie en de subsidiaire bescherming als statuut. N-VA wil van de medische regularisatie een intern Belgische procedure maken, net zoals dit ook in de andere EU-lidstaten is geregeld.

 

N-VA wil een heldere identificatieplicht via het voorleggen van de identiteitskaart of het paspoort. N-VA wil in geen geval aanvragen aan de grens toelaten en wil een ontvankelijkheidsfase waarmee misbruik vanaf het begin wordt uitgesloten.

 

Zo moeten aanvragen die overduidelijk nooit aanleiding kunnen geven tot medische regularisatie, de zogenaamde kennelijk ongegronde aanvragen, snel en gemakkelijk kunnen worden afgehandeld door de geneesheren.

 

Vergeten wij niet dat de medische regularisatie vorig jaar goed was voor 8 500 aanvragen, waarvan er slechts 8 % werd goedgekeurd. Ik hoef u hierbij niet te vertellen dat de eerste slachtoffers van de massale proceduremisbruiken de vreemdelingen zijn die te goeder trouw en op correcte wijze verblijf wensen te verkrijgen.

 

Mijnheer de staatssecretaris, de dossiers van zwaar zieke vreemdelingen die onze steun meer dan verdienen, verzuipen vandaag immers in een massa misbruiken door oneigenlijke aanvragen. U schrijft dat zelf in uw memorie van toelichting.

 

Mijnheer de voorzitter, collega’s, ons derde amendement voert een verbod in op parallelle aanvragen. Nu dient vrijwel elke asielzoeker, net voordat er een definitief eindoordeel valt dat in meer dan 80 % van de gevallen een definitief njet is op hun asielaanvraag, nog snel een aanvraag voor medische regularisatie in. Zo kunnen zij immers de verplichting om zich te identificeren vermijden. Voor N-VA kan men niet op twee paarden tegelijk wedden. Men zit of in de asielprocedure, of in de regularisatieprocedure. Het is het een of het ander.

 

Tot slot hebben wij forse bedenkingen bij de aanpassing aan de OCMW-wetgeving die op vraag van collega Mayeur, voorzitter van het Brussels OCMW, wordt doorgevoerd. Dit past in het luik Volksgezondheid, maar ik zal het hier ook behandelen omdat het vooral over migratie gaat.

 

Voortaan wordt het OCMW van Brussel immers vrijgesteld van hulp aan asielzoekers, indien deze ingeschreven zijn op het adres van de dienst Vreemdelingenzaken of het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen.

 

De PS wordt in deze wet nog maar eens op haar wenken bediend. Het OCMW van Brussel wordt expliciet ontlast. Dit OCMW weigert in de praktijk al maanden, onwettelijk, steun te verlenen aan duizenden asielzoekers zonder opvangplaats, waardoor deze hun geluk beproeven in de OCMW’s van de omliggende gemeenten en in de Vlaamse Rand.

 

Met dit politiek manoeuvre zet de PS haar eis tot de invoering van een financieel spreidingsplan opnieuw kracht bij. Zoals u weet, gaat het om een spreidingsplan dat voor 88 % spreidt over de Vlaamse OCMW’s. N-VA zal hiermee nooit akkoord gaan.

 

De N-VA wil de wijziging die in het wetsvoorstel wordt voorgesteld, opheffen. De N-VA wenst dat de regering eerst de bestaande capaciteit in de asielcentra voorbehoudt voor de asielzoekers zelf alvorens de last van de asielcrisis af te schuiven op de gemeentelijke OCMW’s.

 

Naast het communautaire en het budgettaire is ook de migratie een harde noot om te kraken. De tegenstellingen tussen Noord en Zuid over dit thema zijn nauwelijks overbrugbaar. Toch zullen we dit blijven proberen, met respect voor elkaar maar vooral met respect voor de basisrechten van elke vluchteling en met respect voor de verplichtingen die Europa ons oplegt. Ik dank u voor uw aandacht.

 

De voorzitter: Mijnheer Francken, proficiat voor uw maidenspeech in de Kamer. (Applaus)

 

02.09  Anthony Dufrane (PS): Monsieur le président, madame la ministre, chers collègues, ces quelques mots pour me réjouir des mesures prises par le gouvernement afin de lutter contre les vols de métaux. Avec mes collègues, j'avais d'ailleurs déposé en septembre une proposition allant en ce sens. On le voit: à chaque fois flambée des prix, c'est la fête aux voleurs de métaux pour lesquels la moindre gouttière se transforme en or massif. Gouttières, câbles électriques, panneaux routiers, toits en zinc, taques d'égout, tout y passe!

 

Si ces vols entraînent parfois des pertes matérielles non négligeables, ils entraînent bien souvent des dommages économiques importants. Ainsi, la SNCB est l'une des principales victimes de ces vols. Sur les neuf premiers mois de l'année, les vols de métaux seraient directement responsables de plus de 15 000 minutes de retard sur le réseau ferroviaire.

 

Ces vols entraînent également des risques potentiels pour la sécurité des usagers. Le vol de taques d'égout sur la voie publique peut, par exemple, engendrer des dégâts relativement importants sur le véhicule mais peut surtout avoir des conséquences dramatiques pour les motards et les cyclistes.

 

L'obligation d'identification lors de la revente de métaux avait largement fait ses preuves. Elle permettait de contrarier la revente des métaux auprès du secteur tout en permettant aux policiers de remonter plus facilement la trace des voleurs. Cette mesure était également efficace pour décourager les voleurs à la petite semaine.

 

Malheureusement, l'arrêté royal organisant cette mesure avait été abrogé en raison de l'absence d'une base légale. Le projet de loi portant des dispositions diverses corrige cette erreur et permet donc de pérenniser cette mesure efficace largement reconnue par la police et l'ensemble du secteur. Nous ne pouvons que nous en féliciter. Cela étant, cette mesure, pour être réellement efficace, doit s'accompagner d'un renforcement des contrôles de police mais également des douanes belges.

 

Enfin, le secteur de la récupération doit également être étroitement impliqué dans la lutte contre les vols de métaux. Étant aux premières loges, il est le plus à même d'empêcher les ventes de métaux volés sur le territoire belge.

 

Je vous remercie de votre attention.

 

Le président: Monsieur Dufrane, je vous remercie et vous félicite pour votre première intervention dans cette chambre. (Applaudissements)

 

02.10  Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de eerste minister, heren ministers en staatssecretarissen, de programmawet bevat bepalingen die ingrijpen in het vreemdelingenrecht. Bedoeling is de procedures efficiënter en sneller te maken. Op zich, op voorwaarde dat niet geraakt wordt aan fundamentele rechten van verdediging, zouden wij daarin als groene fractie kunnen meestappen. De commissie voor de Binnenlandse Zaken van de Senaat heeft in december 2009 overigens al enkele aanbevelingen gedaan in die zin.

 

Het huidige ontwerp gaat echter in tegen de filosofie van de Senaatsaanbevelingen. Het probleem, collega’s, is immers dat deze aanpassingen niet kaderen in een doordachte visie op de noden van de asielprocedure. Nee, ze kaderen in een paniekreactie van een regering die na de invoering van het systeem van de materiële steun in de opvang in gebreke bleef om ter zake een beleid te voeren, met een schandelijke opvangcrisis tot gevolg waarbij mannen, vrouwen en kinderen nu voor de tweede winter op rij de nacht moeten doorbrengen op straat. Een regelrechte schande die gelukkig stilaan wordt ondervangen met noodopvang.

 

Ik heb in de commissie al uiteengezet dat de wijziging die wordt voorgesteld in het wetsontwerp diverse bepalingen I in verband met de identiteitsbewijzen in de procedure van medische regularisatie, ertoe zal leiden dat mensen in een noodsituatie die recht hebben op dit statuut het niet zullen bekomen. Dat baart mij echt zorgen.

 

Als jurist zit ik er bovendien mee in mijn maag dat dit voorstel een niet-gefundeerd onderscheid maakt tussen aanvragers van subsidiaire bescherming die zich beroepen op een ernstige ziekte, en andere aanvragers van subsidiaire bescherming. Collega’s, indien u artikel 179 niettemin goedkeurt, is de kans zeer groot dat het Grondwettelijk Hof het achteraf zal vernietigen wegens discriminatie. Gelukkig hebben wij dat hof nog, denk ik dan.

 

In het wetsontwerp diverse bepalingen II krijgen wij enkele maatregelen voorgeschoteld die enkel dienen om de indruk te wekken dat de regering de procedure voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen versnelt. Welnu, diverse wijzigingen maken de procedure integendeel meer ingewikkeld en zullen de procedure ook trager doen verlopen. Dat is met name het geval voor de volgende ingrepen: het instellen van een rolrecht, het onderzoek van een aanvraag om de pro Deo te bekomen, het onderzoek van de noodzaak om een repliek, memorie of synthesememorie in te dienen, het versturen van een beschikking dat de procedure zonder zitting wordt afgehandeld, het behandelen van de aanvragen om te worden gehoord en het inrichten van een zitting voor het opleggen van een geldboete.

 

Al deze nieuwe ingrepen bezorgen de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen meer werk dan voorheen, waardoor de achterstand zal groeien in plaats van verkleinen.

 

Het goedkeuren van het wetsontwerp zal dus het omgekeerde effect hebben van wat officieel wordt beoogd.

 

02.11  Theo Francken (N-VA): Mevrouw Brems, wij zien elkaar meermaals per week in de commissie. We proberen samen rond een aantal migratiethema’s te werken en te denken.

 

Uw voorzitter zegt in verschillende kranteninterviews nog niet zo lang geleden dat de Groen!-fractie – ik neem aan dat hij namens zijn partij spreekt – voorstander is van een strenger migratiebeleid en ook wil meedenken over een strenger beleid.

 

Ik moet zeggen dat ik enigszins ontgoocheld ben over wat ik van de Ecolo-Groen!-fractie heb gehoord. Ofwel zorgt men er immers voor dat de commissie niet kan samenkomen: mevrouw Genot wil dat altijd naar de volgende week verzetten. Zij zijn absoluut geen vragende partij om hiervan werk te maken. Dat is een.

 

Ten tweede, als ik één ding hoor, gaat het over discriminatie of onmenselijkheid. Ons wetsvoorstel inzake asiel is onmenselijk en discrimerend. Ons wetsvoorstel inzake gezinshereniging is onmenselijk en discriminerend. Het wetsontwerp inzake diverse bepalingen van de regering is onmenselijk en discriminerend.

 

Ik vraag mij dan af wat Groen! dan wil als zij zeggen dat zij het migratiebeleid willen verstrengen? Wat willen jullie precies verstrengen, want dat is mij toch niet duidelijk?

 

02.12  Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mijnheer Francken, ik heb de indruk dat u het zo veel mogelijk wil hebben over de voorstellen van de N-VA. Het gaat vandaag uiteraard over het ontwerp van de regering en niet over uw voorstellen.

 

Net zoals deze week nog door het Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen werd gezegd, zijn wij …

 

02.13  Zoé Genot (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, contrairement à ce que dit M. Francken, nous ne nous opposons pas au travail. Nous nous opposons à travailler de manière contraire au Règlement. Il y a un Règlement dans cette Chambre, il est fait pour que l’on travaille et que tout le monde se retrouve sur un pied d’égalité.

 

Vous essayez d’imposer vos règles, mais ce n’est pas comme cela que ça fonctionne. Il y a un Règlement et nous entendons nous y conformer, car c’est comme cela que l’on travaille efficacement. Je pense, d’ailleurs, que c’est parce que vous essayez de travailler mal et vite que votre proposition a été balayée la semaine passée.

 

02.14  Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, ik zal mijn uiteenzetting voortzetten met mijn stelling.

 

Het wetsontwerp van de regering zal het omgekeerde effect hebben van wat het zegt te beogen.

 

Ik wil dat illustreren aan de hand van de invoering van het rolrecht. Om te beginnen is dat voor een stuk een nepmaatregel, omdat naar schatting 90 % van de verzoekers geen rolrecht zal moeten betalen, omdat zij een pro Deo kunnen bekomen.

 

Wat gebeurt er dan, als de pro Deo wordt gevraagd?

 

02.15 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mevrouw Brems, u zegt dat 90 % geen rolrecht zal moeten betalen. Hebt u cijfers van het aantal pro-Deodossiers dat ingediend is voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen? Als u cijfers hebt, geef ze mij dan. Ik heb die niet.

 

02.16  Eva Brems (Ecolo-Groen!): Mijnheer de staatssecretaris, die 90 % is een cijfer op basis van gesprekken die ik heb gevoerd met advocaten in vreemdelingenrecht.

 

02.17 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Het is dus een persoonlijke schatting?

 

02.18  Eva Brems (Ecolo-Groen!): Het is niet mijn persoonlijke schatting. Het zijn schattingen van experts die daar elke dag mee bezig zijn. Maar als u wil, kan ik ook spreken over “de meerderheid”, of “een heel groot aantal” dat het rolrecht niet zal moeten betalen.

 

In ieder geval zal de Raad er veel werk mee hebben om dat na te gaan. Immers, als iemand een pro Deo vraagt, moet nagegaan worden of de nodige bewijsstukken erbij zijn. Als dat niet het geval is, moet de griffie aan de verzoeker meedelen welke stukken er ontbreken. Nadien moet nagegaan worden of die tijdig meegedeeld werden aan de Raad.

 

Als de pro Deo niet gevraagd werd, dan moet de Raad meedelen hoeveel het rolrecht bedraagt en nagaan of het tijdig werd betaald. Over die tijdigheid kan dan weer betwisting ontstaan. Om dat te vermijden, zullen verzoekers geneigd zijn om contant te komen betalen op de griffie. Dat veroorzaakt bijkomende werklast voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, en dus vertraging van de procedure.

 

Trouwens, omwille van die bijkomende werklast is een bepaling in de Vreemdelingenwet, ingevoerd door de wet van 10 juli 1996, waarbij de Koning kon bepalen dat een rolrecht wordt voorzien voor de beroepen ingediend bij de vaste beroepscommissie voor vluchtelingen, nooit uitgevoerd.

 

Om al die redenen handhaven wij onze amendementen om het rolrecht te schrappen.

 

Om gelijkaardige redenen stellen wij vragen bij het opleggen van boetes in geval van kennelijk ongegronde beroepen. De praktijk bij de Raad van State, waar die bepaling al jaren bestaat, leert dat de toepassing zo problematisch is dat de bepaling nooit wordt toegepast. Ook dat zou de werklast van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen weer verzwaren. Hoe dat tot een grotere efficiëntie kan leiden, is toch niet heel duidelijk.

 

Ik zal hier niet nader ingaan op het voorstel van de regering in verband met de schriftelijke procedure, waarvan wij menen dat het de rechten van de verdediging aantast.

 

Om duidelijk te maken dat het onze doelstelling is om tot een kwaliteitsvolle en snelle procedure te komen, zal ik hier wel uitgebreider ingaan op ons amendement bij artikel 39, derde lid. Zoals de memorie van toelichting terecht bepaalt, bevat in een groot aantal gevallen de repliekmemorie in de procedure geen nieuwe gegevens, waardoor het dus een overbodig procedurestuk is.

 

Dat is het gevolg van de huidige wetgeving die de repliekmemorie altijd verplicht stelt, ook wanneer de tegenpartij geen nota met opmerkingen heeft meegedeeld. Bij gebrek aan een tijdige indiening van een repliekmemorie verliest de verzoeker zijn belang. Daarom stellen wij voor om van het indienen van een repliekmemorie een mogelijkheid en geen verplichting te maken. Dat heeft als voordeel dat de werklast van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen vermindert omdat de rechter niet voor alle beroepen moet nagaan of een repliekmemorie kan worden ingediend, zoals het ontwerp wel voorziet. Bovendien is het ook essentieel dat de verzoeker steeds de mogelijkheid krijgt om een repliekmemorie of een synthesememorie in te dienen. In het andere geval zijn de rechten van de verdediger ernstig beknot.

 

De VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR waarschuwde vorige week nog voor overhaaste veranderingen in de Belgische asielwetgeving, om foute redenen, zoals zij zegden. Opmerkelijk is dat de UNHCR positief is over het Belgische asielsysteem zoals het in de wetgeving verankerd is. Zij verklaarden dat de problemen waarmee ons land wordt geconfronteerd veeleer te maken hebben met de uitvoering van de wet dan met de wetgeving zelf die, opnieuw volgens de UNHCR, een van de meest degelijke van Europa is. Het is dan ook geen goed idee om overhaast te werk te gaan met wijzigingen aan deze wetgeving.

 

Mijnheer de staatssecretaris, er is terecht voorzien in extra personeel voor de asieldiensten. De dringendste en zwakste dossiers krijgen terecht voorrang. Het is goed dat er ook werk wordt gemaakt van een efficiënter terugkeerbeleid. Dat is belangrijker dan het gemorrel aan de asielprocedure dat u hier voorlegt.

 

Le président: Je remercie Mme Eva Brems et je la félicite pour sa première intervention en séance plénière.

(Applaudissements)

 

02.19  Rita De Bont (VB): Mijnheer de voorzitter, ik wil tussenbeide komen over het artikel 158 over de tenlasteneming van de steun, verleend door de OCMW’s. Dat is een voorstel dat in de vorige legislatuur ook al door de PS werd ingediend.

 

Ik wil even toelichten waarom mijn fractie dit artikel van de wet inzake diverse bepalingen niet kan steunen.

 

De commissievoorzitter vond dat wij solidair moesten zijn met het Brusselse OCMW. Solidariteit is precies het modewoord geworden. Wij zijn liever solidair met de echte politieke vluchtelingen die vandaag geen onderdak meer vinden als gevolg van het totaal ontspoorde asielbeleid. Het zijn zij die vandaag vragen om het Brusselse OCMW te ontlasten die verantwoordelijk zijn voor de talrijke misbruiken die van de asielwetgeving worden gemaakt.

 

Erger nog, wij hebben vrijdag gedurende de speciale bijeenkomst van de commissie voor de Volksgezondheid kunnen merken dat zowel de PS als alle Franstalige partijen en links helemaal geen oor hebben naar de noodzakelijke aanpassing van de asiel- en opvangwetgeving.

 

Het artikel 158 heeft zeker een effect op een bepaald symptoom van de ziekte, namelijk de overbelasting van het Brusselse OCMW, maar het is absoluut geen ingrijpende en zeker geen effectieve behandeling. De andere symptomen zullen er alleen maar erger door worden, zeker als men tegelijkertijd de deur opnieuw wil openzetten voor het mogelijk verlenen van financiële steun aan de kandidaat-vluchtelingen.

 

De lasten worden verspreid, maar ook de andere OCMW’s – voorlopig alleen maar in de grote steden, zoals Antwerpen en Gent, maar weldra ook in de middelgrote steden – krijgen het water tot aan de lippen.

 

Het is veel te laat voor dit gepruts in de marge. Het is veel te laat voor zulke reparatiewetgeving.

 

Het hele asiel- en migratiebeleid, zowel nationaal als internationaal, moet dringend worden aangepast.

 

Mijn fractie heeft al lang deze boodschap, deze waarschuwing, overgebracht. Deze asielcrisis is er trouwens niet van vandaag. De hele vorige legislatuur hebben wij daarover gepalaverd.

 

Wij hebben al lang de nodige wetsvoorstellen ingediend voor een zo kort mogelijke, kwalitatieve opvang van de kandidaat-vluchtelingen gedurende de hele duur van de asielprocedure in gesloten asielcentra. Gepaard gaand met een aanzienlijke vereenvoudiging van de asielprocedure en de toekenning van meer mensen en minder middelen aan de behandelende instantie, zou dit niet alleen de duur van de asielprocedure een stuk verkorten, maar ook een serieuze daling van de oneigenlijke asielzoekers met zich meebrengen. Ook het Brusselse OCMW zou dan volledig worden ontlast.

 

De goedkeuring van artikel 158 zal het probleem in Brussel misschien weer een beetje verdoezelen, zoals men het vroeger steeds onder de mat heeft proberen te vegen, maar in zijn geheel zal het blijven voortwoekeren. Door dit artikel te steunen levert men geen bewijs van solidariteit, maar een bewijs van enorme kortzichtigheid. Onze fractie bedankt voor zo’n schijnvertoning.

 

02.20  Jacqueline Galant (MR): Monsieur le président, chers collègues, je souhaite aborder deux points de cette note de dispositions diverses.

 

Le premier point concerne les dispositions relatives à l’amélioration de la protection juridique des policiers et au transfert des militaires à la police fédérale. Avec les dispositions en projet concernant l’amélioration de la protection juridique des policiers, le gouvernement respecte et concrétise son engagement pris avec les syndicats policiers suite aux attaques dont avaient été victimes nos forces de police.

 

Lors du contrôle budgétaire de mars 2010, le gouvernement avait pris une série d’engagements. En soumettant les dispositions en projet au vote du parlement, le gouvernement en finalise la concrétisation. Pour rappel, le gouvernement s’était engagé à prendre des mesures devant notamment permettre de remplacer 300 équivalents temps plein de la police fédérale grâce au transfert de 100 militaires et à un renfort de 200 fonctionnaires via la mobilité ou un recrutement externe.

 

La phase visant au renfort de 200 fonctionnaires est en cours de réalisation. Le transfert de 100 militaires à la police fédérale pourra désormais être réalisé suite à l’adoption de la disposition en projet. Les moyens dégagés dans le cadre du contrôle budgétaire devaient également contribuer à améliorer la sécurité du personnel grâce à la mise à disposition de chaque aspirant d’un gilet pare-balles. Les procédures de marché public visant à acquérir ces derniers ont été approuvés par le Conseil des ministres.

 

Un montant de 7 732 000 euros a été libéré pour encourager la politique de recrutement dans les zones de police confrontées à une forte pénurie en personnel. Le projet d’arrêté royal portant attribution d’une dotation destinée à encourager la politique de recrutement dans les zones de police pour l’année 2010 a été approuvé par le Conseil des ministres du 15 décembre.

 

En proposant les dispositions en projet, le gouvernement respecte non seulement son engagement pris auprès des syndicats policiers pour ce qui concerne l’amélioration de la protection juridique des policiers, mais également les engagements pris lors du contrôle budgétaire. La parole du gouvernement en affaires courantes a donc été tenue.

 

Le deuxième point que je souhaite aborder concerne les dispositions contenues dans les titres consacrés à l’immigration et à l’asile. Pour rappel, les dispositions en projet visent à:

- modifier la procédure d’obtention d’une autorisation de séjour pour raisons médicales;

- prévoir la possibilité pour l’Office des étrangers de procéder à la notification des décisions relatives aux demandes de séjour introduites en application des articles 9bis et 9ter de la loi de 1980 par pli recommandé à La Poste ainsi que par télécopie, lorsque les étrangers concernés ont élu domicile chez leur avocat;

- harmoniser et uniformiser les délais de recours;

- simplifier la procédure devant le Conseil du contentieux des étrangers;

- supprimer l’obligation de déposer un mémoire en réplique dans les procédures d’annulation;

- prévoir le dépôt d’un mémoire de synthèse ordonné par le président de chambre ou le juge qu’il désigne qui a constaté que l’affaire à examiner est très complexe;

- instaurer une procédure purement écrite, avec toutefois la possibilité d’être entendu.

 

Les dispositions au projet sont évidemment nécessaires et constituent des avancées. Toutefois, elles ne suffiront pas à elles seules pour régler la situation à laquelle nous sommes actuellement confrontés. Ces modifications constituent néanmoins des avancées.

 

C'est bien pour cette raison que nous soutiendrons ces modifications. Néanmoins, nous persistons à demander au secrétaire d'État compétent de continuer à travailler sur les pistes possibles pour agir sur l'input au niveau des demandes d'asile, pour continuer à accélérer le traitement de ces demandes par les instances concernées et à exécuter le plus rapidement possible les ordres de quitter le territoire.

 

Le président: Les demandes d'intervention sur cette partie du projet sont épuisées. Un ministre souhaite-t-il fournir un complément d'information?

 

02.21 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Er waren natuurlijk al verschillende debatten in de commissie. In verband met de redenering van de heer Francken over een subsidiaire beschermingsprocedure, zeg ik dat wij de door het Grondwettelijk Hof opgelegde identiteitsbewijzen vragen. De vorige regering heeft een keuze gemaakt. Er werd een artikel 9ter ingediend. De medische regularisatie wordt behandeld door de dienst Vreemdelingenzaken en niet door het CGVS, de instelling die beslissingen neemt over subsidiaire bescherming. Volgens het Grondwettelijk Hof is artikel 9ter een vorm van gesubsidieerde bescherming en daarom zijn de voorwaarden qua identiteit zogezegd anders dan voor een gewone regularisatie. Wij respecteren het arrest van het Grondwettelijk Hof. Dat mag u ons kwalijk nemen, maar wij handelen zeker niet onterecht.

 

U had ook amendementen om een ontvankelijkheidsprocedure in artikel 9ter op te nemen voordat er een beslissing komt van de dokter en om mogelijk te maken dat er alleen een een 9terprocedure kan worden ingediend na het einde van de asielprocedure. Ik heb daarover in de commissie argumenten gegeven. Die twee elementen zouden de procedure verlengen. Ik dacht dat de bedoeling van de bepaling was om de procedure te verkorten en het aantal aanvragen voor die procedure te verminderen. De twee voorstellen zullen de procedure alleen maar verlengen. Daar kan ik absoluut niet mee akkoord gaan.

 

Mevrouw Brems, ik heb al geantwoord op het probleem van de identiteit. Wij gaan daarmee niet akkoord. Volgens u gaan wij te ver. Voor de heer Francken gaan wij niet ver genoeg. Misschien zitten wij dus in de goede richting. U zegt ook dat de procedure nog ingewikkelder zal zijn. Daarmee kan ik absoluut niet akkoord gaan. Een rolrecht is bedoeld als een preventieve maatregel, opdat er minder aanvragen komen om op de procedure een beroep te doen. Dat er geen repliekmemorie meer mogelijk wordt, maakt een procedure zeker niet moeilijker maar wel gemakkelijker. U weet dat in de repliekmemorie geen nieuw element kan worden ingediend. Die was dus nutteloos. De personen kunnen altijd opnieuw en in ieder geval tijdens de zitting worden gehoord. Dat maakt de procedure nog gemakkelijker.

 

Ten slotte, de mogelijkheid om gehoord te worden, blijft gehandhaafd. Tegelijk zal een en ander vergemakkelijkt worden dankzij de schriftelijke procedure. Die elementen zullen de procedure dus vergemakkelijken en niet nog ingewikkelder maken. Overigens werd dat alles besproken met de RVV zelf, die vanuit de praktijk zeer goed weet hoe de procedures verlopen. Het is natuurlijk op zijn aanraden dat wij al die elementen hebben opgenomen.

 

Asielzoekers die een pro-Deoadvocaat nodig hebben, hoeven geen rolrecht te betalen. Ik heb het gezegd in de commissie, maar u hebt het blijkbaar niet gehoord en daarom herhaal ik het hier. Wij zullen een koninklijk besluit nemen om duidelijk te stellen welke elementen het verzoekschrift moet bevatten om vrijgesteld te worden van de betaling van rolrecht. Dat zal nog meer gedetailleerd worden in een koninklijk besluit.

 

J'en arrive à vos questions, madame Galant. Je suis tout fait d'accord avec vous concernant l'objectif visant à poursuivre l'exécution des ordres de quitter le territoire.

 

Vous savez que, dans le cadre du plan "retour", un certain nombre de mesures ont été adoptées afin d'améliorer encore les relations avec la Justice, la police, les communes et Fedasil. L'objectif est d'exécuter les ordres de quitter le territoire le plus rapidement et dans les meilleures conditions possibles. Mais vous savez comme moi que le bon déroulement de la procédure dépend en grande partie du pays d'origine. Et il faut reconnaître qu'avec certains pays les résultats sont meilleurs qu'avec d'autres avec qui les choses sont plus difficiles.

 

Pour ce qui concerne l'input, nous continuons à mener un certain nombre de campagnes de prévention à l'étranger et, plus spécialement, vu les circonstances, en Albanie; en effet, comme vous le savez, depuis le 15 décembre, une libéralisation des visas est d'application dans ce pays. Nous avons donc fait en sorte que les éléments d'information et les contrôles tant en Albanie qu'en Belgique soient les plus efficaces possibles car il ne faudrait pas que cette libéralisation mène à des abus.

 

Notre objectif final est de limiter au mieux les flux vers la Belgique grâce à des campagnes de prévention efficaces; si moins de personnes affluent vers notre pays, moins nombreux seront les dossiers que l'on devra traiter et les ordres de quitter le territoire qui devront être exécutés. C'est d'ailleurs toujours dans cette logique que nous travaillons.

 

Enfin, je profite de l'occasion, madame, pour vous remercier pour votre soutien par rapport aux autres éléments du texte.

 

02.22  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de staatssecretaris, ik ben niet van plan de discussie helemaal opnieuw te voeren zoals in de commissie. Zoals ik heb gezegd, klopt het dat de regering met dit wetsontwerp het arrest van het Grondwettelijk Hof naleeft en eraan tegemoetkomt. Maar dat is juist de principiële discussie. De kern van de zaak gaat erover dat wij zeggen dat het Grondwettelijk Hof redeneert vanuit de filosofie dat subsidiaire bescherming moet worden gezien als een soort van subsidiaire bescherming. Dat is juist de essentie van de zaak. Nee, koppel dat los, maak van medische regularisatie geen subsidiaire bescherming en zorg ervoor dat het een internrechtelijke Belgische procedure is, zoals in heel Europa. Zo kunnen wij een aantal zaken beter laten werken. Dat is natuurlijk de essentie van de zaak. Ik sta echter te popelen er met u over te discussiëren, zodra de formatie over migratie wordt opgestart.

 

Ik kom tot het verlengen. Ik heb veel respect voor u. U zegt dat ik vaak heel goede elementen aandraag, maar u weet even goed als ik dat het argument van de verlenging een heel flauw argument is ter zake. U weet beter dan ik dat asielzoekers pas helemaal op het einde, net voordat zij van hun advocaat een definitief njet krijgen voor hun asielverzoek, allemaal massaal een regularisatieaanvraag indienen. Dat is een verlenging van een tot twee dagen, misschien een week, meer niet. Maar wat is het voordeel? Wat is de nettowinst die dat oplevert? Dat zij zich zullen moeten identificeren en dat zij niet meer de vrijstelling van identificatie zullen hebben. Dat is de essentie van de zaak, en dat weet u even goed als ik. De nettowinst is dus veel hoger door de misbruiken eruit te filteren dan het verlies van één week maximaal.

 

In verband met de ontvankelijkheidsfase moet er mij toch iets van het hart. U zegt dat u niet voor de ontvankelijkheidsfase bent. De N-VA dient nu opnieuw een amendement in om de ontvankelijkheidsfase in de medische regularisatie in te voeren en u bent daartegen. Het is copy-paste van de ontvankelijkheidsfase die de regering wil invoeren in het kader van de gezinshereniging. Het is copy-paste van artikel 12, § 3 van de wet op de gezinshereniging. Het is juist dezelfde fase die wij nu willen invoeren. Dat is dus juist hetzelfde. Ik vind het straf dat u zegt dat u daartegen bent. U voert precies dezelfde procedure in voor de gezinshereniging. Dat moet u mij eens uitleggen.

 

02.23 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Ik wil dit graag uitleggen. Het is absoluut niet hetzelfde. In dit geval moet er een dokter tussenbeide komen. Indien de beslissing van de dokter alleen telt voor de ontvankelijkheid van de procedure heeft het geen zin. Waarom? Het is precies wat wij nodig hebben om een beslissing ten gronde te nemen. Wanneer wij de beslissing van de dokter kennen, gaat het niet om de ontvankelijkheidsfase. Men moet enkel het dossier behandelen en zeggen of die persoon onder 9ter valt of niet. Het is niet nodig dat dezelfde dokter hetzelfde dossier twee keer na elkaar behandelt. Dat heeft absoluut geen zin.

 

Wat wij wel doen, is het volgende. Wij verplichten de mensen tijdens de ontvankelijkheidsfase een standaard medisch attest in te dienen. Wanneer een dokter tussenbeide komt, moet het een eindbeslissing zijn. Er komt geen nieuwe ontvankelijkheidsfase waarmee de procedure nog verlengd wordt door het dossier twee keer voor te leggen aan de dokter. Dat heeft geen zin. Het verlengt de procedure alleen maar, en dat is precies wat wij niet willen.

 

U zei dat de mensen meer moeilijkheden zullen hebben om hun regularisatieaanvraag in te dienen, omdat de asielprocedure beëindigd wordt en zij daarna opnieuw identiteitsbewijzen moeten voorleggen. U weet toch, mijnheer Francken, dat wanneer een regularisatiedossier behandeld wordt, en de asielprocedure beëindigd is, de DVZ altijd kijkt of deze persoon de identiteitsbewijzen heeft ingediend.

 

02.24  (…): Dat gebeurt nu niet.

 

02.25 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Dat gebeurt nu wel. U kent de DVZ misschien beter dan ik, maar dat vind ik een vreemde reactie.

 

Nu gebeurt het zo. Iemand dient een asieldossier in. Het dossier wordt behandeld. Tijdens die asielprocedure dient die persoon een regularisatiedossier in. Als de asielprocedure beëindigd wordt voor het einde van de regularisatieprocedure en wanneer het regularisatiedossier wordt behandeld door de DVZ, terwijl er geen identiteitsbewijs werd ingediend in de regularisatieprocedure omdat er een asielprocedure hangende was, wordt na het beëindigen van de asielprocedure nagekeken of de identiteitsbewijzen wel in het dossier zitten. Dat gebeurt zo op dit moment.

 

Ik heb ook aan mijn administratie gevraagd om de procedure aldus toe te passen.

 

Dat is de reden waarom wat u beweert, niet correct is. Het zou correct zijn geweest, indien de regularisatieprocedure werd behandeld op basis van een asielprocedure die vooraf was ingediend, wetende dat op dat moment geen identiteitsdocument moest worden ingediend. Echter, wanneer het dossier door de DVZ wordt behandeld en het asieldossier is afgesloten, moeten de identiteitsdocumenten in het dossier zitten.

 

02.26  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik heb dat inderdaad vernomen en u hebt mij dat ook al verteld. Volgens mij is dat tegen de wet. Ik ben niettemin blij dat u de procedure zo laat toepassen.

 

Inzake regularisatie staat letterlijk in de wet dat, wanneer iemand een asielaanvraag en daarna een regularisatievraag indient, hij of zij gedurende de hele asielprocedure zijn of haar identiteit niet moet bewijzen.

 

Indien u aan de DVZ de opdracht geeft om toch de identiteit te laten bewijzen vanaf het moment dat de asielaanvraag is afgerond, ben ik voorstander. Ik heb er juridische bedenkingen bij. Ik ben niettemin voorstander, omdat ik van mening ben dat de identiteit sowieso moet worden bewezen.

 

02.27 Staatssecretaris Melchior Wathelet: Mijnheer de voorzitter, het voorgaande is een interessant voorstel van de heer Francken.

 

Mijnheer Francken, wat u wil, is dat, wanneer ooit een asielprocedure werd opgestart, de identiteit niet meer hoeft te worden bewezen door een persoon die daarna een regularisatieprocedure opstart. U gaat nog verder dan mevrouw Brems!

 

02.28  Theo Francken (N-VA): Mijnheer de staatssecretaris, ik zal mijn woorden nogmaals toelichten. Mocht u het na vijfmaal nog niet hebben begrepen, wil ik een en ander nog eens toelichten.

 

Ons voorstel is dat niet op twee paarden kan worden gewed. Ofwel gaat iemand voor een asielprocedure, ofwel gaat hij voor een regularisatieprocedure, maar hij kan niet voor beide procedures gaan. Iemand kan niet in een asielprocedure zitten en bovendien een regularisatieaanvraag indienen. Het ene moet beëindigd zijn, vooraleer het tweede kan worden opgestart. Zulks is een heel gezond principe, met name om niet op twee paarden tegelijk te wedden.

 

Verlengen kan zeker niet.

 

Le président: Il y a certainement encore matière à discussion. Je propose toutefois que nous en restions là pour aujourd’hui.

 

Nous entamons la discussion du volet Économie.

Wij vatten de bespreking aan van het onderdeel Bedrijfsleven.

 

Mme Karine Lalieux, rapporteur, est excusée. Elle renvoie à son rapport écrit. Je suppose que Mme Kattrin Jadin en fait de même.

 

02.29 Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega’s, de heer Francken had het net over drie grote uitdagingen: budgettair, communautair en asiel en migratie. Voor mijn fractie is ook het energievraagstuk een fundamentele uitdaging. De trein van de groene technologie dendert verder. Het zou doodzonde zijn om die trein omwille van een politieke impasse en maandenlange onderhandelingen te missen. Dat is toch wat er volgens mij staat te gebeuren. Op een ogenblik dat wij een tweede zone windmolens in de Noordzee zouden moeten inplannen, beslist de regering van lopende zaken om die zevende domeinconcessie in te perken en kleiner te maken. Die concessie is nog niet toegekend. Na de conferentie van Cancún zouden wij onze klimaatinspanning moeten aanscherpen, maar de regering van lopende zaken beslist om de fiscale stimuli voor vloer- en muurisolatie te schrappen en niet te verlengen. Terwijl we volop zouden moeten investeren in de energie-efficiëntie van onze industrie, in de creatie van groene jobs en in een energietoekomst, moeten wij ons in het Parlement noodgedwongen beperken tot het bespreken van een drietal hoofdstukken van de wet houdende diverse bepalingen.

 

We zijn het erover eens dat wij zo snel mogelijk een volgende fase in het energiedebat moeten aanscherpen. Hopelijk zorgt de kerstperiode voor een communautair akkoord, zodat wij rond de paasklokken het energiedebat ten gronde kunnen voeren.

 

Mijnheer de minister, in de commissie heeft u wellicht gemerkt dat onze fractie niet enthousiast is over wat u vandaag neerlegt. Het probleem situeert zich vooral bij de artikelen 168 en 169 over de bijdrage van de nucleaire exploitanten, een bijdrage die voor ons veel en veel te laag ligt. Wij hebben het boeiende debat al in de commissie gevoerd. U zei toen al lachend: ik heb een déjà-vu, mijnheer Deleuze, mijnheer Calvo en mijnheer Schiltz, want wij hebben dit debat al drie of vier keer gevoerd.

 

Dat klopt. Het is inderdaad niet de eerste keer dat de Ecolo-Groen!-fractie vraagt om een eerlijkere werking van de Belgische energiemarkt. Het is niet de eerste keer dat wij ervoor pleiten om de woekerwinsten van de nucleaire exploitanten ten gronde aan te pakken en echt af te romen. Het is niet de eerste keer dat onze oproep in dovemansoren lijkt te vallen bij u en andere partijen in het Parlement.

 

Met spijt in het hart stel ik vast dat wij voor de derde keer rommelen in de marge en via de wet op diverse bepalingen een beperkte bijdrage innen bij de nucleaire exploitanten. Men had al lang een structurele, transparante heffing die dat probleem aanpakt in onze wetgeving moeten opnemen. Wij hebben het groene wetsvoorstel ter zake dit jaar opnieuw ingediend. Het wetsvoorstel ter zake werd in de vorige legislatuur niet goedgekeurd. U krijgt nu een tweede kans. Het voorstel houdt rekening met de evolutie van de elektriciteitsprijzen, een systeem dat wij echt nodig hebben.

 

Inderdaad, de groenen vallen in herhaling. Het debat is niet nieuw. De echte déjà-vu bestaat bij de kmo’s en de consumenten wanneer zij hun energiefactuur betalen. De echte déjà-vu bestaat wanneer wij op de energiemarkt in ons land vaststellen dat er nog steeds geen eerlijke concurrentie speelt en de nucleaire exploitanten genieten van gigantische voordelen. Die déjà-vu is minder vrolijk dan de uwe in de commissie.

 

De bijdrage die wij vandaag innen, is een kleiner engagement dan de bijdrage die in 2009 van de nucleaire exploitanten werd gevraagd. Toen werd er 250 miljoen euro via de wet houdende diverse bepalingen gevraagd, zoals u vandaag opnieuw voorstelt, maar er werd ook nog een tweede schijf van 250 miljoen euro via groenfondsen gevraagd. Er valt heel veel te zeggen over die fondsen. Volgens mij is dat een vergissing, een slechte mechaniek. Wij stellen wel vast dat er in 2010 van de nucleaire exploitanten minder wordt gevraagd dan in 2009, terwijl u zelf in uw memorie van toelichting aangeeft, en ik citeer: “De perverse effecten van de lage productiekosten van de exploitanten zijn het voorbije jaar alleen maar toegenomen.” Tegelijk stel ik vast dat u een kleinere bijdrage en een kleiner engagement vraagt van diezelfde exploitanten.

 

Mijnheer de minister, onze fractie is bijzonder empathisch. Wij hebben heel veel begrip. Ik begrijp dat u vandaag in lopende zaken niet voor een nieuw wetgevend kader kunt zorgen, maar het Parlement kan natuurlijk wel zijn steentje bijdragen.

 

Wij zullen straks opnieuw een amendement indienen – collega Deleuze zal daar iets meer over vertellen – om die bijdragen gevoelig te verhogen, om de bijdragen veel dichter te brengen bij de 1,7 tot 1,9 miljard euro winst die de nucleaire exploitanten vandaag via de afgeschreven kerncentrales boeken, waaraan uw generatie en de generatie daarvoor – ik iets minder door mijn jonge leeftijd – de voorbije decennia allen hebben bijgedragen. Wij stellen voor om hier in het Parlement te beslissen om die bijdrage gevoelig te verhogen.

 

Ik heb de eerste minister deze week een oproep horen doen om met de regering van lopende zaken meer te besparen. Waarom zouden wij in het Parlement de kans niet grijpen om extra inkomsten, waarop wij recht hebben, te innen? Dat zou een belangrijk signaal zijn. Het zou een signaal zijn van een parlement dat slagkrachtig is en dat in deze moeilijke politieke situatie de zaken aanpakt zoals ze moeten worden aangepakt.

 

Mijnheer de minister, er zijn wel grenzen aan de empathie en het begrip van onze fractie. De manier waarop u in de commissie het voorstel inzake de hogere bijdrage van onze fractie probeerde af te wimpelen, was nieuw en ongezien. Over de cijfers van de CREG, 1,7 en 1,9 miljard euro, zei u: “Dat is theorie. Dat is voor de prullenmand. De reële rente ligt veel lager.” Wij mochten de studie van de CREG vergeten. U verwees naar de studies van de Nationale Bank die zich baseerden op cijfers van 2002 en 2003. Dat was voor mij bijzonder opmerkelijk.

 

Ondertussen kregen waarschijnlijk alle collega’s van de commissie voor het Bedrijfsleven de brief van het directiecomité van de CREG, dat net als ik heel geschrokken was over uw toelichting in de commissie.

 

Ik weet niet of u die brief hebt gekregen, mijnheer de minister? Ik zal u straks een kopie bezorgen. Het is bijzonder interessante lectuur. Het gaat over een zeer fundamenteel debat. Het gaat over hoeveel wij zouden kunnen innen van de nucleaire exploitanten. Het gaat over de CREG die niet begrijpt dat u hun studies, hun berekeningen, in twijfel trekt.

 

Ik wil graag citeren: “Het is niet correct te stellen dat de winstmarge, berekend door de CREG, van theoretische aard zou zijn. Voor haar berekening maakte de CREG namelijk gebruik van reële marktgegevens.” In dezelfde brief staat ook dat de inschatting van 1,7 tot 1,9 miljard euro van conservatieve aard is.

 

Mijnheer de minister, van twee zaken een. Vergist de CREG zich of vergist u zich?

 

Wat mij betreft, heb ik bijzonder veel vertrouwen in de energieregulator en vergist u zich.

 

Het is ook een heel erg dure vergissing, waar wij wellicht nog een tijdje last van zullen hebben. Door de berekeningen van de CREG in twijfel te trekken, zet de minister zichzelf of zijn opvolger een ferme hak. U hebt de onderhandelingspositie van uw opvolger al danig ondermijnd door een leuk herenakkoord af te sluiten over de nacht, met een viertal pagina’s dat de energietoekomst van ons land betonneert.

 

Vandaag zet u uw opvolger opnieuw een tweede hak door te zeggen dat men de studies van de CREG beter vergeet. U hebt vandaag ook de krant gelezen. Electrabel zegt meteen: “De minister heeft gelijk. De studies van de CREG zijn van theoretische orde.”

 

De onderhandelingen beloven dus nog moeilijker te worden, met dank aan uw communicatie.

 

Mijnheer de minister, dat u in lopende zaken de toekomst niet kunt voorbereiden en geen structurele maatregelen kunt nemen, begrijpt onze fractie. Die empathie hebben we. Doch, dat u in lopende zaken ook nog de toekomst hypothekeert, is voor ons onbegrijpelijk. Dat begrijp ik absoluut niet van een socialistische minister van Energie, die toch andere bakens zou moeten verzetten.

 

Mijnheer de voorzitter, collega’s, met Ecolo-Groen! blijven wij voorstander van een verhoogde bijdrage van de nucleaire exploitanten. We hebben opnieuw een wetsvoorstel daartoe ingediend. Dat wetsvoorstel wil ook de winsten die we innen, toekennen voor een hernieuwbaar energiebeleid, een beleid van energiebesparing, wat volgens ons een verstandige keuze is.

 

In afwachting van die structurele keuzes, zullen wij ons onthouden bij de stemming over de artikelen 168 en 169, omdat het volgens ons een veel te lage bijdrage is van de nucleaire sector, een nucleaire sector met een bijzonder grote verantwoordelijkheid als het gaat over het energiedebat in ons land.

 

Mijnheer de minister, u blijft er heel erg stoïcijns bij. Dat stelt mij teleur. U geeft geen antwoord op de vraag of de CREG zich vergist, dan wel u. Dat vind ik bijzonder jammer. Misschien kunnen we dat debat nog eens voeren in de commissievergadering, misschien ook niet. In elk geval hebt u vorige week een bijzonder grote vergissing begaan.

 

De voorzitter: Mijnheer Calvo, proficiat voor uw maidenspeech in de plenaire vergadering van de Kamer. (Applaus)

 

02.30  Liesbeth Van der Auwera (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik liet de heer Calvo voorgaan, omdat het zijn maidenspeech was.

 

Mijnheer de minister, collega’s, het heffen van een bijdrage ten laste van de nucleaire exploitanten is gewettigd. De kerncentrales werden over een periode van twintig jaar versneld afgeschreven en in een context van gereguleerde prijzen werd die versnelde afschrijving gedragen door de Belgische consument via de elektriciteitsprijs die hem werd aangerekend. Toen de kerncentrales na twintig jaar waren afgeschreven en de prijzen dus hadden moeten dalen, werd de markt vrijgemaakt. Het gevolg was dat de prijzen niet langer werden bepaald door het Controlecomité voor Gas en Elektriciteit, maar wel door de markt, dus door de marginale kosten van de recentst ingezette centrales, in België meestal een gascentrale.

 

De consument heeft bijgevolg nooit de prijsdaling gekregen waarop hij recht had. De kernexploitanten hebben zo aanzienlijke winsten kunnen boeken en doen dat nog steeds door met afgeschreven kerncentrales goedkope elektriciteit te produceren en duur te verkopen.

 

In de voorliggende wet wordt een repartitiebijdrage van 250 miljoen euro geheven ten laste van de kernexploitanten. Sommigen doen wat flauw of meewarig over die 250 miljoen euro: het is maar 250 miljoen. Mag ik er dan wel op wijzen dat de regering voor het derde jaar op rij die bijdrage zal innen en dat men onder paars er enkel in is geslaagd in de zogenaamde Pax Electrica I en II wat loze beloften van Electrabel op papier te krijgen? Vandaag schrijven wij voor het derde jaar op rij die bijdrage in de wet in.

 

De wet bepaalt immers voorts dat de kernexploitanten de bijdrage niet mogen doorrekenen aan de eindafnemers. Wij vragen de minister hierop streng toe te zien, zodat onze ondernemingen en gezinnen niet krijgen af te rekenen met nog hogere elektriciteitsprijzen.

 

De bepalingen in de voorliggende wet zijn identiek aan de bepalingen met betrekking tot de repartitiebijdrage in de programmawetten van 2008 en 2009. Wij menen daarom dat de kernexploitanten de repartitiebijdrage niet zullen kunnen aanvechten voor het Grondwettelijk Hof. Het Hof deed immers al een uitspraak over de wettigheid van de bijdrage van 2008. In zijn arrest stelde het Hof dat de repartitiebijdrage geen buitensporige last doet wegen op de kernexploitanten en niet fundamenteel afbreuk doet aan hun financiële situatie.

 

Met een regering in lopende zaken, die geen structurele maatregelen dienaangaande kan nemen, is het daarom een heel goede oplossing de repartitiebijdrage voor 2010 volgens dezelfde modaliteiten te heffen als in 2008 en 2009.

 

Zodoende zijn wij er immers van verzekerd dat ook voor 2010 de bijdrage van 250 miljoen euro zal worden geïnd.

 

Betekent het voorgaande dat het voldoende is om telkens op het einde van het jaar een repartitiebijdrage in een wet houdende diverse bepalingen op te nemen? Onze fractie meent van niet. Er zijn structurele maatregelen nodig. Er is ook een wet nodig die het mogelijk maakt dat bedoelde bijdrage een recurrent karakter heeft, zodat wij niet elk jaar opnieuw een nieuwe bepaling in de wet hoeven in te schrijven.

 

Bij het uitwerken van een structurele maatregel mag het bedrag geen taboe zijn. Wij moeten over het bedrag kunnen discussiëren. Mijnheer de minister, het is niet omdat het Hof 250 miljoen euro niet buitensporig acht, dat wij ervan moeten uitgaan dat een hoger bedrag door het Hof sowieso zal worden verworpen.

 

In een brief die ik gisteren als voorzitter van de commissie voor het Bedrijfsleven van de CREG ontving en die inmiddels ook via het commissiesecretariaat onder de commissieleden werd verdeeld, stelt de regulator nogmaals dat de jaarlijkse winst van de kernexploitanten op de productie van elektriciteit 2 miljard euro bedraagt.

 

De brief was een antwoord op een uitspraak van minister Magnette in de commissie voor het Bedrijfsleven, dat de CREG de nucleaire rente veel te hoog inschat. De regulator zou immers een louter theoretische in plaats van een economische benadering volgen. Er is dan ook gevraagd – er is ook een dringende oproep ter zake aan de CREG gedaan – om een realistische berekening te maken.

 

De afroming van de nucleaire rente is onafhankelijk van de verlenging van de levensduur van de kerncentrales. Niettemin moet er dringend duidelijkheid komen over de richting waarheen wij met onze kerncentrales willen. De onzekerheid daarover weegt op de investeringen in de energiesector en brengt de toekomst van ons land in gevaar.

 

Enkel een volwaardige regering kan een beslissing over onze kerncentrales nemen. Er is dan ook dringend een regering nodig.

 

Daarmee beëindig ik mijn uiteenzetting in de commissie voor het Bedrijfsleven over het deel waarvoor minister Magnette bevoegd is.

 

02.31  Joseph George (cdH): Monsieur le président, monsieur le ministre, la politique énergétique du gouvernement fédéral doit poursuivre quatre objectifs essentiels: le prix abordable pour nos citoyens, l'indépendance énergétique de notre pays, la diminution de la production de CO2, mais aussi la sécurité de nos concitoyens. Notre parlement en a déjà largement débattu sous la législature précédente, puisque nous avons discuté du plan Énergie 2030, nous avons entendu pas mal de spécialistes, nous avons approfondi une série de questions et enfin des orientations semblent avoir été prises par le gouvernement fédéral.

 

Nous nous retrouvons, sous cette législature, avec un gouvernement en affaires courantes. C'est la raison pour laquelle ma collègue Mme Fonck et moi-même avons déposé une proposition de loi dont nous ne cachons nullement la source: elle s'inspire en effet de la loi-programme qui a été adoptée le 23 décembre 2009. Il convenait de taxer, de capter une partie de la rente nucléaire causée par l'amortissement accéléré des centrales nucléaires; le gouvernement l'a repris dans sa proposition de loi portant des dispositions diverses.

 

Le gouvernement en affaires courantes ne dispose évidemment pas de toutes les capacités qui seraient les siennes s'il était un gouvernement légitimé par un vote de confiance. Je comprends la prudence qui peut être de mise lorsqu'il s'agit de prendre une disposition qui vise indirectement quelques contribuables bien ciblés. Je tiens à rappeler que la Cour constitutionnelle, au mois de mars de l'année dernière, a ôté l'épée de Damoclès qui menaçait la captation de cette rente. Les producteurs nucléaires avaient saisi la Cour constitutionnelle, et celle-ci a validé la taxe de 250 millions d'euros levée par l'État belge en 2008 à leur encontre. Il convient de relever, et cela me paraît un élément essentiel, que pour justifier la légalité de cette taxe, la Cour constitutionnelle a tenu compte de la circonstance que la somme prélevée était raisonnable au regard de l'objectif poursuivi.

 

C'est dans ce contexte qu'il est prévu une contribution de 250 millions à charge des exploitants nucléaires. Je crois qu'il faut s'orienter vers ce choix, qui me semble le bon. Il n'empêche que d'autres initiatives devront être prises. En effet, d'autres débats tournent autour du nucléaire. Et je pense en particulier à celui du problème des déchets radioactifs et également à celui du prolongement de la durée de vie des centrales nucléaires. Les chiffres qui nous sont communiqués par la CREG sont des éléments dont il faudra certainement tenir compte à bref délai. Dans l'état actuel des choses, je comprends que la sécurité juridique ait imposé de prendre en considération les 250 millions d'euros, soit le montant repris et validé par la Cour constitutionnelle. Mais nous devrons certainement, à l'avenir, vérifier et évaluer de la meilleure façon possible cette rente due à l'amortissement accéléré des centrales nucléaires afin de faire en sorte qu'elle puisse revenir à ceux qui l'ont financée, à savoir nos concitoyens.

 

Voorzitter: Ben Weyts, eerste ondervoorzitter.

Président: Ben Weyts, premier vice-président.

 

C'est la raison pour laquelle, particulièrement touché par la problématique nucléaire, je répète souvent que je comprends que mes collègues bruxellois, notamment en commission, soient particulièrement intéressés par ce problème. En effet, ils disposent de nombreuses prises de courant, alors que mon jardin débouche sur trois centrales nucléaires. Notre situation est donc bien différente.

 

Dans ce dossier, il faut savoir raison garder, mais aussi prendre des décisions. Nous voterons ces projets de loi en insistant sur le fait qu'il s'agira de remettre l'ouvrage sur le métier et, à bref délai, de prendre des orientations définitives pour les centrales nucléaires, pour les déchets radioactifs, mais également pour une taxation d'une rente nucléaire, cette fois calculée sur base des profits réels.

 

02.32  Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, geachte collega’s, het pakket Energie dat de regering in lopende zaken voorlegt, bevat een aantal noodzakelijke aanpassingen, dat is waar. Misschien moet ik zeggen: het was de bedoeling een aantal noodzakelijke aanpassingen te doen. De afgelopen weken – wij zien het aan het voorontwerp – heeft dit onderdeel echter een crashdieet gevolgd, is mijn indruk. Ik kom er dadelijk nog op terug.

 

Wat er wel nog in staat – de vorige sprekers hebben in geuren en kleuren uitgelegd vanwaar het komt en hoe het in elkaar zit – is de zogenaamde repartitiebijdrage voor 2010, die te betalen is door de exploitanten van kerncentrales. Kortom: de befaamde bijdrage van 250 miljoen.

 

Over die 250 miljoen is al heel wat inkt gevloeid de afgelopen jaren. Deze regeling maakte onder andere deel uit van studiewerk door de CREG, nu al voor de tweede keer; er zijn hoorzittingen geweest in het Parlement; er zijn uitspraken door het Grondwettelijk Hof, en dergelijke meer.

 

Wanneer ik dat allemaal op een rijtje zet, meen ik dat wij er één ding uit kunnen leren, namelijk dat die 250 miljoen echt een basis is. Zoals het Grondwettelijk Hof al zei: deze bijdrage is niet onredelijk, maar er wordt – zoals de heer Schiltz heeft aangehaald in de commissie – ook niet gezegd dat ze niet hoger kan zijn.

 

Wij stellen vast dat die 250 miljoen nog altijd losstaat van omgevingsfactoren. Het bedrag van 250 miljoen wordt aangehaald, maar er wordt eigenlijk geen verband gelegd met de omgevingsfactoren, zoals de productiewijze, de effectieve kosten en dergelijke meer. De link met de marktwerking is mij niet duidelijk.

 

De kloof met de cijfers van de CREG – eerst 1,75 en ondertussen 2,28 miljard – is wel erg groot. Ook wanneer wij naar het buitenland kijken – onder andere het Zweedse en het Duitse systeem – lijkt het wel alsof wij het voordeel dat de nucleaire producenten hebben, op dit moment weggeven voor een spotprijs. Dat kan toch niet de bedoeling zijn.

 

Inzake de koppeling aan de marktwerking heeft mijn fractie een voorstel uitgewerkt. Wij hebben voorgesteld aan de commissie de regeling bij te sturen. Op die manier kunnen wij een objectieve aanrekening maken en ook verantwoorden waarom het precies dat bedrag moet zijn. Wij zijn nogal fan van een heffing op de ingezette thermische capaciteit van de kerncentrales, specifiek om een link te maken met de winsten die worden geboekt op de door middel van kernenergie geproduceerde energie, maar evenzeer om ervoor te zorgen dat centrales die worden verbeterd – en waar meer elektriciteit geproduceerd kan worden met dezelfde ingezette thermische capaciteit – gestimuleerd worden.

 

Als wij ons voorstel doorrekenen, dan zetten wij eigenlijk een nieuw minimum vast. Op basis van de prijzen die op dit moment bestaan en aangezien het een voordeel is dat steeds blijft voortduren en niet enkel over het verleden gaat, zoals mevrouw Van der Auwera heeft gezegd, stellen wij voor dat 750 miljoen toch realistisch en redelijk is, gelet op wat er op dit moment voorligt. Ik ga ermee akkoord dat dit bedrag in de toekomst wellicht moet worden aangepast. De elektriciteitsprijzen zullen blijven evolueren. Dat is een vaststaand feit. Wij moeten enkel kijken op welke manier wij dat voordeel op een goede manier in kaart kunnen brengen.

 

De argumentatie die ik in de commissie heb gehoord voor het behoud van die 250 miljoen, is eigenlijk vooral dat wij dat bedrag hebben gekregen en het Grondwettelijk Hof heeft niet gezegd dat het een onredelijk bedrag is. Ik zou toch willen aandringen om in de toekomst te kijken naar wat daar exact kan uitkomen en dat wij de CREG laten uitrekenen wat realistisch is, maar dan wel met alle parameters op tafel. Als wij nu een aantal studies van de CREG opzijschuiven omdat zij niet realistisch zouden zijn of weinig met de realiteit te maken hebben, dan komen wij er volgens mij ook niet.

 

Ik wil nog een laatste punt op dit vlak aanhalen. Als wij het voordeel dat de kernexploitanten op dit moment hebben, weggeven aan een prijs die te laag is, mogen wij niet vergeten dat dit ook een vorm van bevoordeling is en dus eigenlijk een vorm van staatssteun. Wij moeten daar toch zeker fel mee opletten.

 

Ik kom terug op mijn crashdieet. In de oorspronkelijke versie stond ook nog een hele regeling voor de federale bijdrage. Voor de leken onder ons: de federale bijdrage is eigenlijk een heffing die een aantal kosten dekt, waaronder de werkingskosten van de CREG, het Kyotofonds en de denuclearisatie van een aantal nucleaire sites. Dat is een bijdrage die degressief is opgebouwd en geplafonneerd is.

 

Aanvankelijk was dat een goede zaak, maar ondertussen zien wij wel dat de federale bijdrage de laatste jaren toch stevig de hoogte is ingegaan. De recente cijfers van de CREG geven nog maar eens aan dat wij volgend jaar naar 5,26 euro per megawattuur zullen gaan. Als wij dat dan doorrekenen en wij kijken naar het plafond zoals het op dit moment is ingeschreven, wil dat zeggen dat degenen die minstens 250 000 megawattuur verbruiken, worden geplafonneerd op 250 000 euro. Wie minder verbruikt, zal dus enkel kunnen gebruikmaken van de degressiviteit van de schalen zoals ze voorzien zijn. Dit wil zeggen dat op het moment dat men meer dan 80 000 megawattuur verbruikt, men meer zal betalen dan 250 000 euro. Als wij daarnaast zien dat een aantal bedrijven die elektriciteit gebruiken als grondstof om producten mee te maken die in het buitenland als basisproducten worden gebruikt, moeten wij toch erg opletten dat wij geen heffingen installeren die de draagkracht van die bedrijven overschrijden.

 

Op dit moment is de enige optie voor die bedrijven dat zij massaal meer energie gaan verbruiken. We zijn nog niet zo heel lang terug van het debat in Cancún, het zal misschien nog een aantal keren terugkomen. Intussen zitten we echter wel met een regeling die bepaalde bedrijven ertoe aanzet, zeker als ze net onder die grens van 250 000 MWh zitten, om net veel meer te gaan verbruiken. Iemand die vlak onder de grens zit zal met de huidige regeling volgend jaar bijna 750 000 euro moeten betalen. Het plafond is 250 000 euro. Men kan dus al wat elektriciteit verbruiken om aan dat plafond te komen. Wij hebben dat in de commissie ook aangekaart. Wij vinden het voorstel zoals het in het voorontwerp stond zeker niet perfect, maar wel een basis om verder te gaan en te bespreken hoe we een totaalpakket kunnen maken waarmee we die anomalie en een aantal andere zaken kunnen rechtzetten. Tot mijn verbazing bestond daar wel wat eensgezindheid over. Ondanks het feit dat dit geschrapt is uit het ontwerp leken heel veel mensen te erkennen dat daar een probleem zat en dat de oplossing die werd voorgesteld voor die anomalie niet slecht was. De eensgezindheid was zo ruim dat mensen niet enkel van Opgrimbie tot De Panne akkoord gingen, zelfs van mijn eigen stad Lier tot in Huy bij de heer George ging iedereen daarmee akkoord. CdH heeft immers zelf een amendement voorgelegd dat quasi dezelfde oplossing geeft aan het probleem. Het werd dus wel erkend, maar jammer genoeg werd dit niet goedgekeurd. Daar hebben we toch wel wat problemen mee, zeker omdat het de bedrijven zijn in de categorie boven 80 000 MWh die daarvoor de rekening zullen betalen. Ik vind dat wat surrealistisch. Ik stel dus voor dat wij als fractie ons amendement opnieuw indienen zodat we als Parlement samen een stap in de goede richting kunnen zetten.

 

Collega’s, ik rond af. Er zijn in deze wet houdende diverse bepalingen een aantal zaken die in de goede richting gaan. Het is belangrijk dat we die 250 miljoen binnenhalen. Dat ligt onder de basis waarvoor wij willen gaan, maar als we ze niet binnenhalen, staan we nog verder van huis. Het motto dat heel wat van onze collega’s hier hebben gehanteerd, namelijk dat het Parlement zijn werk kan doen, vind ik heel goed. Alleen is dat soms niet helemaal te rijmen met wat er hier gebeurt. Om die reden wacht ik zeker de stemming af over het amendement dat wij opnieuw indienen.

 

Onze fractie zal deze artikelen goedkeuren. Het is een eerste stap, maar die stap is verre van groot genoeg. Wij willen hier zeker in de toekomst heel wat meer.

 

De voorzitter: Collega’s, wij mogen ook de heer Wollants feliciteren met zijn maiden speech. (Applaus)

 

02.33  Olivier Deleuze (Ecolo-Groen!): Monsieur le président, ce ne sera pas mon maiden speech.

 

Monsieur le ministre, vous savez que le président du comité de direction de la CREG a, par écrit, contesté vos affirmations selon lesquelles l'évaluation du régulateur officiel de la rente nucléaire était virtuelle et non réelle. La CREG estime à présent cette rente à 2 milliards tandis que l'étude de la Banque Nationale, à laquelle vous vous référez continuellement – ce qui m'étonne –, l'estime à environ 800 millions d'euros.

 

Pourriez-vous nous expliquer la raison pour laquelle vous faites référence, de façon répétée, à une étude qui est contestée par le régulateur officiel que la loi a mis en place? Vous donnez l'impression de chercher l'évaluation la plus faible des profits indus des exploitants des centrales nucléaires pour justifier les cacahuètes que vous demandez aux producteurs d'électricité alors qu'une loi, issue de la directive européenne concernant le marché du gaz et de l'électricité, une loi belge, institue officiellement un régulateur dont la tâche, précisément, est d'effectuer ce type d'évaluation. Ce régulateur, une fois en mai et une fois la semaine dernière, conteste l'étude de la Banque Nationale car elle se réfère à des prix de 2002 et 2003. Or vous restez accroché à cette étude de la Banque Nationale alors que votre régulateur la refuse, alors que le président du comité de direction de la CREG la refuse par écrit, je le répète! Il affirme que le chiffre est bien supérieur à celui-là.

 

S'il ne s'agissait que d'un comportement curieux, on passerait outre, mais comme nous devons trouver un nombre impressionnant de milliards d'euros pour parvenir à une gestion budgétaire saine, tous les euros que vous n'irez pas chercher là parce que vous vous évertuez à faire référence à une étude contestée, vous devrez aller les chercher ailleurs! Là, nous ne sommes pas d'accord! La différence entre vos 250 millions et le milliard et demi que nous proposons, cette différence permettrait d'aller chercher moins d'argent ailleurs ou de mener de meilleures politiques publiques.

 

Et pourtant, vous vous en tenez à cette étude contestée de la Banque Nationale. Nous avons dit en commission que nous allions demander l’avis de la CREG, pour la troisième fois. C’est très bien, je suis partisan du fait que, pour la troisième fois, on demande à la CREG son estimation de la rente nucléaire. En mai 2009, c’était 1,7 milliard; en décembre, ça a monté à un peu plus de deux milliards pour des questions de fluctuations de prix; nous verrons, une fois de plus, l’évaluation de la CREG.

 

Ça, c’était le premier point de mon intervention. Par conséquent, nous avons déposé un amendement avec ce milliard et demi et, une fois de plus, monsieur le ministre, l’argent que vous n’irez pas chercher auprès des exploitants nucléaires (alors que l’amortissement accéléré de leur centrale a été payé par le consommateur, comme Febeliec l’a encore répété aujourd’hui), avant que le marché ne soit régulier, il faudra aller le chercher ailleurs. Cela, ce serait profondément injuste pour ceux qui ont payé cet amortissement entre 1974 et 2000.

 

Le deuxième amendement que nous avons déposé concerne les fonds qui sont approvisionnés en vue du démantèlement futur des centrales et la gestion des déchets radioactifs. La loi actuelle prévoit qu’un groupe de six personnes (plus trois; j’y reviendrai) – qu’un comité donc – effectue le suivi du rating du secteur nucléaire et qu’en fonction de ce rating, la quantité d’argent qui peut lui être prêtée à partir de ces fonds varie.

 

Depuis lors, deux choses se sont produites. Tout d’abord, un gouvernement précédent (pas le vôtre, celui d’avant) a cru nécessaire de mettre dans ce comité de suivi les gens mêmes du secteur, ce qui engendra une confusion d’intérêts absolue. Ensuite, il y a eu la crise financière de 2008. Nous avons alors tous pu constater – et je suppose que nous serons majoritairement d’accord – l’échec, et donc la remise en cause nécessaire, du système des agences de notation. La raison de cet échec tient dans le fait que ces agences sont à la fois juge et partie, premièrement en raison de l’identité de leurs actionnaires et de leurs clients et, deuxièmement, parce qu’elles peuvent se tromper comme tout le monde.

 

Suite à cet événement, l’ONDRAF, au cours de son conseil d’administration de juin dernier, a dit qu’il fallait revoir le système et que l’on ne pouvait plus avoir affaire, en raison de cet événement de 2008, à un système par lequel on re-prête l’argent aux exploitants sur base de leur rating. C’est pour cela que nous avons déposé un amendement qui prévoit que ces sommes seront transférées à l’ONDRAF, de manière à ce qu’elles ne soient plus exposées à la spéculation ou aux erreurs des agences de notation.

 

Je suppose que vous serez d’accord avec cette recommandation de l’ONDRAF. Et si vous êtes d’accord, je suppose que cet amendement sera adopté.

 

02.34  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, collega’s, het therapeutische energie-uurtje is inderdaad weer aangebroken, na de commissie nu ook in de plenaire vergadering.

 

Mijnheer Calvo, voor u is het uw eerste keer, maar zoals de minister terecht zei, hebben wij hier al dikwijls gestaan.

 

Mevrouw Van der Auwera, uw fijne prik over de Pax Electrica is mij niet ontgaan. Ik begrijp dat u de pluim voor een zekere vooruitgang inzake repartitie en het wegwerken van een oneigenlijk concurrentievoordeel van de oude staatsenergieproducent op uw CD&V-hoed wil steken, maar op dat punt wil ik u tegenspreken en in de tang nemen.

 

Ik neem u in de tang, mevrouw Van der Auwera, omdat het probleem niet ligt bij Pax Electrica. Pax Electrica was een monsterakkoord waarin een globale visie op de vrijmaking van de markt werd gelanceerd. Het probleem is dat de spelers die aan de andere kant van het akkoord stonden, dat akkoord niet hebben gehonoreerd.

 

Wat moet er dan gebeuren? Als iemand zijn afspraken niet nakomt, moet men die afspraken afdwingen. Dat is wat wij met de repartitiebijdrage pogen te doen.

 

Ik ben het eens met veel collega’s die zeggen dat 250 miljoen euro niet genoeg is. Om die reden heb ik in de commissie van de minister bevestigende woorden ontlokt op de vraag of hij en zijn partij die bijdrage toch zeker recurrent willen maken. Als wij kijken tot wanneer die bijdrage wordt geacht te lopen, dus tot wanneer het voordeel van het verleden, namelijk het versneld afschrijven, zal lopen, dan kunnen wij rekenen op achtjaarlijkse inningen van een recurrent bedrag. Stel dat wij dat op 250 miljoen euro houden, dan geeft 8 keer 250, een bedrag van 2 miljard euro. Dan zitten wij wel om en bij dat bedrag. Daar alleen ligt dus niet het probleem, collega’s.

 

De vraag was dan of dat meer of minder zou zijn en of dat genoeg was of niet. De minister zegt dat het zeker en vast goed is, want het Grondwettelijk Hof heeft dat goedgekeurd. Had het meer mogen zijn? Misschien wel. Daarover heeft het Grondwettelijk Hof niet geoordeeld.

 

Het is wel duidelijk, vier jaar nadat ik het debat met de minister heb kunnen voeren, dat er nood is aan een concrete berekening die gecontesteerd kan worden. Dit heeft nog altijd niet kunnen plaatsvinden, omdat de CREG dan inzage moet kunnen krijgen in de concrete aankoop- en verkoopresultaten van de diverse bedrijven. De CREG heeft die bevoegdheid gekregen.

 

Ik heb in de laatste commissievergadering ook begrepen dat de politieke wil er is om de CREG, de regulator, aan te sturen om die berekeningen in concreto te maken, zodat wij de discussie over de cijfers – dat is tegenwoordig in de mode – ontmijnen alvorens wij de politieke discussie over het energiebeleid kunnen aanvatten.

 

Dan valt in de commissie het N-VA-voorstel uit de lucht: geen taxatie op vermogen of op wat dan ook. Zij willen thermisch taxeren. Dat vond ik heel creatief, vooral omdat door de kwalificatie van het thermisch criterium de berekening van de taks ongeveer op 250 miljoen euro uitkomt. Dat is de wereld op zijn kop. Het is een fout criterium. Dit wil ik benadrukken: een taks op de nucleaire spelers dient in de eerste plaats om de concurrentie te herstellen. Laten wij dat niet uit het oog verliezen, mijnheer de minister van Energie. Het is en zal altijd de hoofdbekommernis van de liberalen blijven om ervoor te zorgen dat wij in dit land een concurrentiële energiemarkt krijgen ten behoeve van de consument waardoor de service en de prijzen de goede kant zullen opgaan, in tegenstelling tot wat wij nu moeten vaststellen.

 

Een tweede punt is de omschakeling naar de groene economie. Ik zeg altijd: “Denk groen en handel blauw.” De oplossing ligt erin om de groene economie als volwaardige tegenspeler van de traditionele producenten te lanceren, temeer omdat het een beweging is die wij niet kunnen tegenhouden en die de toekomst van het avondland zal zijn. Mijnheer Wollants, ik vind het vreemd om de thermische capaciteit te taxeren. Collega’s van Groen! en Ecolo, dan moeten wij het debat opengooien en niet alleen een amendement indienen om de taks ineens op 1,9 miljard euro te zetten, om de buit in een keer binnen te rijven en dat vooral te oormerken om de sociale, groene economie te stimuleren. Neen, dan moeten wij verder durven gaan. Dan moeten wij durven zeggen dat wij de belastingen, met de federale bijdragen en met de belasting op de groenestroomcertificaten, die door ons allemaal worden betaald en door de bedrijven nog het meest – anomalieën die wij in de toekomst zullen oplossen – zullen gebruiken als een verbruikersbelasting. Dat doen wij nu al heimelijk, maar we durven het vooral niet luidop te zeggen. Of gaan wij daadwerkelijk voor de taksshift, met andere woorden het verleggen van de belasting van arbeid naar verbruik? Daar ben ik het volledig mee eens. Dan kunnen wij meer heffingen op energie instellen. Dat hoeft dan zelfs geen thermische belasting te zijn, maar een CO2-belasting of een verbruikersbelasting tout court. Dan is er geen discussie meer. Dan zal onze economie eindelijk de broodnodige zuurstof krijgen om de groene weg in te slaan. Tegelijk zal het concurrentieprobleem waarmee wij nu zo worstelen, van de baan worden geveegd.

 

Collega’s, ik maak mij geen illusies. We zitten in lopende zaken. Die fundamentele debatten kunnen enkel preliminair in het Parlement worden gevoerd. Die hebben ook een belangrijke weerslag op de regering, omdat dergelijke verschuiving in de belastingen niet zonder slag of stoot zal gaan en een enorme impact heeft op de manier waarop de overheid haar budgetten moet vergaren en spenderen. Ik stel voor dat wij dat debat in het Parlement opstarten en beginnen met het indienen van wetsvoorstellen in de commissies. Wij moeten er ook onze collega’s van de commissie voor de Financiën en de Begroting bij betrekken. Wij moeten grondig werk leveren zodat wij de volgende regering, wanneer die er eindelijk zal zijn, kunnen overtuigen met een werkstuk. In het Parlement moeten wij niet alleen oproepen tegen deze of de volgende minister, maar een daadwerkelijk inhoudelijk werkstuk afleveren zodat de energie in ons land niet alleen groen, rood of blauw zal zijn, maar ook eerlijke en propere energie zal zijn voor iedereen.

 

02.35  Bert Wollants (N-VA): Mijnheer de voorzitter, ik wil nog even reageren op de woorden van de heer Schiltz. Hij looft mijn creativiteit. Dat is heel leuk, maar hij zou dat niet moeten doen. Hij weet immers even goed als ik dat dit systeem al in het buitenland bestaat, werkt en wordt goedgekeurd.

 

Mijnheer Schiltz, ik wil uw berekening hoe u met ons voorstel aan 250 miljoen komt, graag zien en met u overlopen. U mag echter niet vergeten dat het vermogen van de kerncentrales, zoals het nu wordt uitgedrukt, het elektrisch vermogen is en niet het thermisch vermogen. Als u die cijfers in uw berekening gebruikt, denk ik dat u ergens anders uitkomt.

 

02.36  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Dat is nu precies wat ik wilde zeggen, met name dat wij moeten stoppen met bakkeleien over welke criteria wij zullen hanteren. Dat is verkeerd.

 

Men moet de debatten veel fundamenteler voeren. Men moet een debat voeren over het concurrentieverstorend karakter en het duurzaamheidsgehalte. Ik heb vaak verwezen naar de groene economie, de CO2-uitstoot en de internalisering van de totale milieukosten, dus ook de kosten die op het milieu worden gelegd door het transport en de ontginning van uranium en dergelijke. Wij moeten los van de output meer naar de input kijken. Dat was precies de essentie van mijn betoog, mijnheer Wollants.

 

02.37  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer Schiltz, ik ben natuurlijk bijzonder enthousiast over uw vurig pleidooi voor de vergroening van onze economie en de verschuiving van de lasten richting milieuvervuiling.

 

Kunnen wij echter, in afwachting van die fundamentele debatten, de bijdrage van dit jaar verhogen en dichter bij de woekerwinsten van de nucleaire exploitanten brengen? Als uw partij vindt dat dit Parlement volop zijn werk kan doen inzake asiel en migratie, volop voorstellen kan neerleggen en commissies samenroepen, waarom zou het zich dan niet mogen uitspreken over een hogere bijdrage van de nucleaire exploitanten? Dat zou onze begroting goeddoen, iets wat uw partij ook heel na aan het hart ligt.

 

02.38  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Het is evident dat ik dat wil doen, maar u noch de heer Wollants, noch een andere fractie heeft mij een voorstel voorgeschoteld dat voldoende tegemoetkomt aan een dergelijk totaalpakket. Het zijn altijd maar kleine aanpassingen. U wilt intussen al een graai doen naar het een en ander. Ik heb wel sympathie voor de minister die zegt dat hij op zijn hoede is om dat in lopende zaken niet zelf te doen.

 

Mijnheer Calvo, het Parlement kan dat, maar wij moeten wel goed weten wat wij doen. Men kan geld maar een keer halen en een keer uitgeven. Dus, alvorens u zo vlot beslist het te halen en uit te geven, zou ik in dit Parlement liever een breder akkoord hebben over hoe wij het energiebeleid in de toekomst zien. Dat akkoord is er momenteel nog niet.

 

02.39  Paul Magnette, ministre: Monsieur le président, chers collègues, merci pour ces nombreuses réactions, questions et propositions. Le débat a un air de déjà vu, en effet, et je dis cela avec regret, monsieur Calvo. C'est un regret de recommencer ce débat parce que tous les problèmes n'ont pas été résolus et on peut regretter également que cette proposition, limitée par le contexte des affaires courantes, ne résolve pas tous les problèmes qu'elle devrait résoudre.

 

J'entends et je partage totalement les remarques de M. Wollants sur les problèmes liés à la cotisation fédérale, sur ce système de plafonnement qui produit aujourd'hui des anomalies et sur ce système d'exonérations qui fait de même. J'avais d'ailleurs formulé des propositions pour y remédier qui n'ont pas recueilli l'assentiment de la majorité parce qu'elles avaient un impact budgétaire et que nous sommes en affaires courantes. Mais nous avons aussi un accord au sein de la majorité qui nous permet d'y revenir à la rentrée parlementaire, au moins pour les aspects sans impact budgétaire, comme le problème lié à l'exonération.

 

De même, je vous rappelle que cette contribution de 250 millions n'est qu'une partie d'un système de remise en ordre des marchés de l'énergie plus étendu, comme je l'ai dit depuis le départ, et qui comportait notamment ce qui constitue à mes yeux une pièce maîtresse du dispositif, un comité de suivi qui doit faire tout ce qui n'est pas fait aujourd'hui et qui doit faire en sorte que la rente nucléaire bénéficie à la société belge.

 

On ne va pas refaire l'historique, monsieur Deleuze. Comme vous le dites, à propos de l'ONDRAF, la loi de 2003 n'est pas suffisamment ferme, elle ne permet pas d'assurer totalement la disponibilité des provisions nucléaires et je partage totalement votre jugement, d'autant que vous êtes l'auteur de cette loi. J'ai demandé à l'ONDRAF les moyens de la renforcer. Elle a avancé des propositions et je viendrai, pour autant que j'en aie encore la possibilité à la rentrée parlementaire, avec des propositions en ce sens.

 

Quant à cette fameuse rente nucléaire, sans refaire tout l'historique, je vous le redirai encore et encore: j'ai du mal avec les reproches formulés par les écologistes en général. Vous avez eu à un moment les moyens d'agir et vous l'avez fait suivant une méthodologie que vous défendez et que je ne contesterai pas intellectuellement. Vous vous êtes demandé quoi faire à l'époque. Il y avait le comité de contrôle qui réunissait les partenaires sociaux, les autorités publiques, les producteurs. Bon an mal an, cela ne fonctionnait pas trop mal: la rente était répartie entre les consommateurs, qu'ils soient industriels ou particuliers, les investissements assuraient la sécurité d'approvisionnement et personne ne s'en plaignait.

 

On entre dans un nouveau contexte, celui de libéralisation et d'ouverture du marché; il faut donc faire autre chose. Que faites-vous, puisque vous étiez à la manœuvre? Vous dites que vous allez baisser les prix et les ramener à un niveau correct, puisqu'il y avait ce système de subventionnement indirect, que vous allez mettre en place un régulateur et ouvrir le jeu à la concurrence. Intellectuellement, on peut penser que cela va fonctionner, je peux vous suivre sur ce point. On peut se dire que les prix étant ramenés à ce niveau, la concurrence va remplacer le comité de contrôle d'une certaine manière et que les prix vont se maintenir à ce niveau relativement bas et donc que cela fonctionnera.

 

Quand j'arrive, il y a trois ans, jour pour jour d'ailleurs, le 21 ou le 22 décembre 2007, je dois bien constater, hélas monsieur Deleuze, que cela n'a pas fonctionné! Cela n'a pas fonctionné car en décembre 2007, un producteur détient encore 90 % des parts de production dans ce pays, que les prix ont terriblement augmenté et que la diminution que vous aviez obtenue en 2003 a fondu comme neige au soleil et ce ne sont pas les consommateurs qui en ont profité.

 

02.40  Olivier Deleuze (Ecolo-Groen!): (…)

 

02.41  Paul Magnette, ministre: Je vais vous expliquer.

 

Il n'y a donc pas de concurrence et de niveau suffisant de contrôle. Que faut-il faire? Il faut donc continuer à ouvrir le marché. On est quand même passé, grâce ou malgré l'exécution de la Pax Electrica – qui, je pense, est insuffisante mais a quand même eu le mérite de permettre une ouverture de marché – de 90 à 62 %. On a donc tout de même un marché plus ouvert.

 

Par ailleurs, il faut renforcer le régulateur puisque fin 2007, début 2008, le régulateur n'a pas, par exemple, le pouvoir de calculer les coûts de production. On le renforce et on lui donne les moyens et le pouvoir de calculer ces coûts de production et donc de calculer cette rente. Finalement, il faut faire en sorte que cette rente bénéficie à la société belge. Je le dis depuis le début! Comment le faire? Avec, d'une part, une taxation et, d'autre part, un contrôle de prix. Telle est ma conviction qui a été longue à mûrir et longue aussi à faire partager par les partenaires de la majorité. Je rappelle, sans polémiquer mais c'est un fait, que les libéraux, ni du Nord ni du Sud, ne voulaient de taxe sur le nucléaire en 2007, 2008. Il a fallu de longues discussions et de longues bagarres pour aboutir à un consensus autour de l'idée de taxation de cette rente nucléaire, qui existe et est juridiquement consolidée grâce maintenant à l'arrêt de la Cour constitutionnelle.

 

Est-ce suffisant? Non, j'ai toujours dit qu'il fallait l'accompagner de ce comité de suivi pour vérifier les prix réels.

 

Monsieur Calvo, j’ai dit en commission et dans la presse, et je vais vous le répéter en plénière - je n’ai aucun problème avec cela, - que les calculs de la CREG sont des calculs théoriques. Mais ce n’est pas une offense de dire cela! J’ai le plus grand respect pour la théorie, j’ai moi-même été académique et j’ai fait des tas de calculs théoriques dans une vie antérieure. Mais ce sont des calculs théoriques!

 

Que dit la CREG? Si 100 % de l’électricité nucléaire était vendue au prix du marché, alors la rente serait de tel niveau. Et elle a très probablement raison dans ses estimations-là. Mais on sait, qu’on le veuille ou non, que 100 % de l’électricité nucléaire produite n’est pas vendue à ce prix de marché nominal, tel qu’il est affiché là. D’abord parce qu’il y a des contrats à long terme et donc qu’il y a, en 2010, des quantités qui sont vendues à des prix non pas de 2010 mais à des prix de 2009 ou 2008 ou 2007. Ensuite, parce qu’il existe divers systèmes de réduction. Et donc, ce qu’il faut que l’on prenne en considération, ce n’est pas seulement quelle serait la rente si 100 % était vendu au prix de marché, mais quelle quantité a été vendue à quel prix et quelle est donc la marge réelle.

 

Monsieur Deleuze, il faut pouvoir réconcilier différentes données économiques et ensuite vous pourrez m’expliquer comment il est possible de justifier qu’il y ait 2 milliards ou 2,5 milliards de rente, si par ailleurs le chiffre d’affaires cumulé des sociétés concernées, en ce compris les activités autres que le nucléaire, est de l’ordre de 1 milliard, 1,5 milliard ou 1,3 milliard. Il y a là quelque chose qui ne colle pas! Ce chiffre d’affaires, c’est-à-dire, après déduction des coûts par rapport aux bénéfices, n’est pas explicable. Ou bien il y a une énorme fraude dans les comptes mais alors il faut le démontrer ou bien, il faut reconnaître qu’entre un calcul théorique de la rente, calcul très utile je le répète mais théorique, et le calcul réel que nous devons encore faire et que malheureusement plus personne ne fait depuis que le comité de contrôle a disparu, il y a une différence.

 

C’est sur cette base que j’arrive à des estimations à peu près équivalentes à celles de M. Wollants. Non pas, monsieur Calvo ou monsieur Deleuze, en recyclant une vieille étude mais en reprenant la méthodologie de la Banque Nationale, constamment actualisée avec les derniers chiffres, pour essayer de faire en sorte que, quand on fait des comparaisons internationales, quand on compare les calculs théoriques et les chiffres d’affaires, les bénéfices réels des entreprises concernées ainsi que les données dont on dispose sur un certain nombre de contrats, tout cela colle et possède une certaine cohérence.

 

Certes, cela reste un travail à accomplir. Et nous avons besoin, j'en suis convaincu, ou bien que la CREG s'y attelle ou bien que soit créé ce comité de suivi que j'avais proposé, qui permettrait de le faire en y associant le gouvernement et les partenaires sociaux, tout en laissant à la CREG – qui a par ailleurs son rôle à jouer – sa totale indépendance qui doit être conservée et même renforcée.

 

Et puis, pour répondre à la deuxième question qui se pose: faut-il prendre 100 % de cette rente au bénéfice du gouvernement? Il s'agit d'un choix politique. Je n'ai jamais dit qu'il fallait en prendre l'intégralité, mais plutôt un tiers qui irait en faveur des consommateurs individuels sous forme de maintien d'un prix correct. Un autre tiers irait aux consommateurs industriels, en vue de préserver la compétitivité de nos entreprises, et le dernier bénéficierait au gouvernement. C'est ainsi que nous avons fait cette estimation, de sorte que le tiers destiné au gouvernement soit équivalent au taux nominal de l'impôt sur les sociétés. Je l'ai déjà expliqué longuement.

 

Maintenant, un prochain gouvernement pourrait décider de prendre 100 % de la rente. Très bien! Mais alors, on ne pourra pas en même temps dire qu'on maintiendra des prix bas pour les consommateurs. Il faut avoir là un minimum d'honnêteté intellectuelle.

 

02.42  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer de minister, mijn excuses, ik had u de brief meteen moeten overhandigen. Dan had uw repliek er wellicht anders uitgezien. Ik zal u de brief nu overhandigen. U begaat namelijk opnieuw de vergissing de cijfers van de CREG aan te vallen, terwijl de CREG dat punt per punt in de brief weerlegt.

 

U zegt dat er enkel rekening wordt gehouden met de theoretische verkoopprijs, de marktprijs die bekend is op de energiebeurs. Welnu, u zult in de brief lezen, als er uitgegaan wordt van 60 euro marktprijs per megawattuur, dat er reeds rekening gehouden is met goedkopere marktprijzen die toegekend worden aan industriële klanten.

 

U zegt ook dat er vooral rekening gehouden moet worden met de studie van de Nationale Bank. De studie van de Nationale Bank heeft exact dezelfde methodologie als de studie van de CREG. Beide studies nemen het verschil tussen de marktprijs en de productieprijs en vermenigvuldigen die met de hoeveelheid nucleaire productie. Wat is het verschil tussen de studie van de Nationale Bank en die van de CREG? De Nationale Bank gaat uit van veel hogere productiekosten, uitgaand van de kosten van een nieuwe centrale. Onze centrales zijn echter niet nieuw. Daarnaast gaat de Nationale Bank uit van de marktprijs van 2002-2003, die een stuk lager lag dan die van 2007.

 

Het is dus geen kwestie van methodologie, maar wel van een gebruik van juiste cijfers. U baseert zich op een studie die veel ouder is en die verkeerde productiekosten hanteert.

 

02.43  Willem-Frederik Schiltz (Open Vld): Collega’s, het is toch wel hallucinant om hier nu te bakkeleien over welke studie. Daarvoor dienen normaal gezien de commissies. Ik heb daarnet aangehaald dat er in de commissie een consensus was om aan de CREG te vragen om de effectieve voordelen te berekenen aan de hand van de verkochte contracten, met inbegrip van eventuele voordelen die toegekend zijn aan langetermijncontracten. Ik denk dat elke discussie voorbarig is, zolang wij niet exact weten hoeveel Electrabel en andere effectief verkocht en ontvangen hebben. Daarna kunnen wij dan een robbertje vechten met de minister, wie dat ook moge zijn, over hoeveel en wat er met dat geld moet gebeuren. Ik denk dat het weinig zin heeft om mekaar hier vandaag oeverloos vliegen af te snoepen over de vraag of de CREG nu al dan niet een juiste berekening heeft gemaakt.

 

Ik ben het wel eens met de heer Calvo dat de CREG een aantal dingen heeft weerlegd. Anderzijds kan hij niet ontkennen dat de CREG wel uitgaat van algemene cijfers en gemiddelden. Ik laat die discussie verder aan mij voorbijgaan. Ik wil concrete cijfers. Speculaties over deze of gene modellen zullen niet veel bijdragen.

 

De voorzitter: Debatten over cijfers en modellen zijn altijd nuttig.

 

02.44  Bert Wollants (N-VA): Ik denk dat het een goede zaak zou zijn als wij eerst een akkoord bereiken over wat wij exact aan de CREG moeten vragen, met welke parameters en op welke manier. Zo niet zullen we achteraf exact dezelfde discussie voeren over de vraag of het al dan niet de juiste methodologie was. Als wij eerst op een lijn kunnen komen over wat er exact moet worden gevraagd en als daarin alle bezorgheden en bekommernissen van de fracties verwoord worden, dan pas kunnen wij een studie krijgen waar wij allemaal achter moeten staan en waarmee wij verder kunnen.

 

02.45  Kristof Calvo (Ecolo-Groen!): Mijnheer Schiltz, u spreekt van een gebakkelei over cijfers. U vindt het een beetje vervelend dat wij dit debat voeren.

 

Dit debat is voor mij geen debat over methodologie, studiewerk of cijfers. Dit is een debat over het toekomstig energiebeleid in ons land. Dit is een debat over de energiefactuur van onze consumenten en kmo’s. Dat debat mogen we toch in het Parlement voeren en er enige tijd aan besteden! Het is de minister, niet de fractie Ecolo-Groen!, die het debat over de cijfers heeft geopend door de studies van de CREG in twijfel te trekken en die zo het toekomstig werk dat wij allemaal willen aanvatten, heeft gehypothekeerd. Het debat van vandaag is er dankzij de minister.

 

Nous entamons la discussion du volet Infrastructure.

Wij vatten de bespreking aan van het onderdeel Infrastructuur.

 

De voorzitter: Mijnheer de rapporteur, wenst u het woord nog te nemen daarover? De voorzitter heeft vanochtend de rapporteurs uitgenodigd om reeds hun uiteenzettingen te houden, wat niet belet dat u nog steeds, gelet op uw aanwezigheid, deze gemeenschap kunt verblijden met uw uiteenzetting, mijnheer Van den Bergh.

 

02.46  Jef Van den Bergh, rapporteur: Mijnheer de voorzitter, ik zal het zeer kort houden, ik verwijs graag naar het schriftelijk verslag.

 

02.47  Tanguy Veys (VB): Mijnheer de voorzitter, collega’s, mijnheer de staatssecretaris, de aanleiding van mijn uiteenzetting is een aspect uit het voorliggende wetsontwerp, met name de wijziging van de wet betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen en van de programmawet van 22 december 2008.

 

Met het voorliggend wetsontwerp beweert u tegemoet te komen aan de kritiek die vanuit de Europese Commissie werd geformuleerd inzake het respecteren van een richtlijn van 2004.

 

Collega’s, ik ben van mening dat het voorliggende wetsontwerp onvoldoende is. Wij moeten veeleer spreken van een gemiste kans en van oplapwerk.

 

Wij moeten een stuk in de tijd teruggaan, naar 2006, naar de tijd van minister Landuyt. Hij heeft er gisteren nog naar verwezen. Toen werd de Dienst Veiligheid en Interoperabiliteit der Spoorwegen, DVIS, opgericht.

 

Het is duidelijk dat toen al een aantal gebreken werd ingebakken die men nu met deze wet probeert op te lappen, mijns inziens onvoldoende.

 

Tijdens de zittingen van de bijzondere kamercommissie “Spoorwegveiligheid” zijn diverse pijnpunten in verband met de werking van DVIS naar boven gekomen. Ik denk niet dat de staatssecretaris zich kan wegsteken achter de conclusies die wellicht in februari zullen volgen. Het is een gemiste kans om daaraan nu reeds tegemoet te komen.

 

Ik wil de staatssecretaris erop wijzen dat in de toelichting niet staat dat Europa gelijk heeft. Men heeft het daar eerder over een vermeende schending van de spoorrichtlijn. Volgens Europa zou DVIS ook onvoldoende onafhankelijk zijn.

 

Ik denk nochtans dat Europa zeer duidelijk is en dat de bewoordingen die hier worden gebruikt onrecht aandoen aan wat zeer terecht door Europa wordt aangeklaagd.

 

Ik wil ook nog opmerken dat de staatssecretaris zich volgens mij wat meer zou mogen spiegelen aan Nederland, waar een volledig onafhankelijk onderzoeksorgaan bestaat.

 

Het is niet de eerste keer dat Europa ons op de vingers tikt, maar in dit geval is het al de derde keer: in februari 2008, in juni 2008 en in oktober 2009. Wij zitten dus niet in de klas van de voorbeeldige leerlingen. Zelfs nu, in het voorliggende wetsontwerp, is er alleen sprake van een overgangsperiode. Daarnaast rijst ook de vraag of wij daarmee volledig aan het gevraagde tegemoetkomen.

 

Pas drie jaar nadat deze wet in werking treedt, is er de garantie dat de top van DVIS geen enkele band met de NMBS meer zou hebben.

 

Collega’s, het is een gemiste kans. Ik verwijs daarvoor onder meer naar het rapport van het Rekenhof, maar er zijn ook nog andere rapporten waaruit duidelijk blijkt dat er heel wat mankementen zijn. Er moet dringend iets gebeuren. Indien de veiligheid van het spoor bovenaan de agenda staat, moeten wij niet wachten tot er zich een of andere ramp voordoet. Er moet worden tegemoetgekomen aan onder meer de kritieken die door het Rekenhof en de experts verbonden aan de bijzondere Kamercommissie werden geformuleerd. Dat blijkt ook uit het rapport van het European Railway Agency, ERA. Zoals ook naar voren kwam tijdens de hoorzittingen zelf, ben ik ervan overtuigd dat de staatssecretaris van nabij de werkzaamheden van de commissie volgt, zodat hij heel goed weet wat de pijnpunten zijn in verband met DVIS.

 

Een van die pijnpunten is het personeelsgebrek. Het Rekenhof wijst er bijvoorbeeld op dat DVIS wel talrijke controles kan uitvoeren, maar geen inspectie- of auditprogramma heeft. Het Rekenhof wijst er ook op dat DVIS onvoldoende middelen heeft om zijn taken naar behoren uit te voeren. Het Rekenhof zegt bijvoorbeeld ook dat op het vlak van de sanctionering DVIS maar één wapen in handen heeft, zijnde het intrekken van de erkenning of het veiligheidscertificaat. Een diversificatie van het wapenarsenaal van DVIS is nodig, bijvoorbeeld door het opleggen van administratieve boetes die, afhankelijk van de inbreuk, de duur en de herhaling, verhoogd kunnen worden.

 

DVIS is niet het enige probleem. Het tweede probleem is het onderzoeksorgaan dat ressorteert onder uw eigen departement en dat optreedt wanneer er zich rampen voordoen. Ook daar is het volgens het Rekenhof duidelijk dat er onvoldoende mogelijkheden zijn om te werken met externe experts en om die aan te trekken in het kader van een onderzoek. In verband met dat onderzoeksorgaan verwijs ik bijvoorbeeld ook naar het jaarverslag 2008, dat normaal in september 2009 gepubliceerd moest worden. Volgens het Rekenhof was dat jaarverslag op 30 april 2010 nog steeds niet gepubliceerd. Het is niet voldoende dat het onderzoeksorgaan kan analyseren, naar aanleiding van een onderzoek, wat aan de basis lag, het moet ook aanbevelingen doen. Het onderzoeksorgaan is echter niet in staat om na te gaan in welke mate de onderdelen van de spoorwegen die aanbevelingen hebben uitgevoerd.

 

Op die manier kan men natuurlijk in het ijle blijven werken en honderden aanbevelingen doen zonder dat die ook effectief op het terrein worden gerealiseerd.

 

Een ander punt dat ik wil aankaarten, vormt het personeelsstatuut. Dit vormt een beetje de essentie van voorliggend wetsontwerp, namelijk dat het personeel dat momenteel tewerkgesteld is bij DVIS, nog steeds geniet – u mag dat letterlijk nemen – van het personeelsstatuut van de NMBS, omdat natuurlijk dat personeelsstatuut van de NMBS veel voordeliger is. Dat vormt natuurlijk een zware handicap om een dergelijke dienst volwaardig uit te bouwen en ervoor te zorgen dat men ook daar de juiste mensen heeft. Een van de kritische opmerkingen van de Europese Commissie is immers dat daarmee komaf moet worden gemaakt. Het heeft weinig zin indien een zogenaamd onafhankelijk onderzoeksorgaan personeelsleden tewerkstelt die ressorteren onder een entiteit die ze moeten onderzoeken. Een volledige scheiding lijkt mij veel logischer.

 

In voorliggend wetsontwerp beperkt u zich in feite tot de top. U zult er binnen afzienbare tijd voor zorgen dat twee mensen van de top van DVIS en het onderzoeksorgaan geen enkele band meer hebben met de NMBS. Het is echter veel belangrijker, zoals ook is gebleken uit diverse hoorzittingen, dat dat ook op het terrein wordt waargemaakt en dat ook het uitvoerend personeel kan genieten van een personeelsstatuut dat onder de FOD Mobiliteit valt. Daarvoor moet u natuurlijk een inspanning leveren. Daarvoor moet u de nodige middelen vrijmaken. Blijkbaar is men echter op dit moment daartoe niet in staat of wil men niet kiezen voor een beter statuut onder de FOD Mobiliteit.

 

Een ander element vormt ERA, het European Railway Agency. Ik heb reeds aangehaald dat ERA door zijn reputatie en het personeelsstatuut de competentere medewerkers aantrekt. Voor wie in de sector in ons land actief is, is het veel aangenamer werken bij ERA. Naar mijn mening is daar toch nog wel wat werk voor u weggelegd, zelfs in een regering van lopende zaken.

 

Het pleidooi voor meer personeel is niet nieuw natuurlijk. Zelfs DVIS heeft daar in zijn diverse rapporten op gewezen. Men heeft bijvoorbeeld reeds in 2009 zeer duidelijk gesteld dat de dienst in totaal 34 personeelsleden nodig had, terwijl men slechts 26 personeelsleden ter beschikking had. Het Rekenhof merkt ook op dat er van die 26 in feite slechts 14 instaan voor de controles, inspecties en audits, wat het werk op het terrein vormt. Wanneer men dat exact nagaat, spreken we enkel over 4,5 voltijdse equivalenten.

 

Wat het werk op het terrein betreft, schiet DVIS dus schromelijk tekort. Ik verwijs naar de cijfers inzake controles, inspecties en audits. In 2007 waren er twee inspecties, in 2008 twee inspecties en in 2009 één inspectie. Qua audits waren 2007 en 2008 maagdelijk blank, terwijl er in 2009 één audit was. Er worden natuurlijk controles uitgevoerd, maar het zijn juist de inspecties en de audits die de meerwaarde van DVIS bewijzen. De cijfers tonen alvast aan dat het een belangrijk gebrek is.

 

De vraag naar meer personeel werd reeds gesteld in 2007 en 2008. Het lijkt er een beetje op dat DVIS op die manier het kneusje is geworden van de spoorwegveiligheid in Europa. Ik hoop dat dat niet uw bedoeling was.

 

Een ander punt inzake de personeelsproblematiek vindt men bij het onderzoeksorgaan zelf. Daar beschikt men momenteel over twee onderzoekers en een bediende. Zowel in de commissie voor de Infrastructuur als bij de hoorzittingen hebben we dan ook gemerkt dat er een enorme achterstand is in de opvolging van de ongevallen. Wanneer we kijken naar de publicatie van de rapporten, dan moet ook daar een ernstige inhaaloperatie gerealiseerd worden. Het onderzoeksorgaan stelt zelf dat het vragende partij is voor drie extra onderzoekers en een bediende. Op die manier kan het ten minste ook opvolgen of zijn aanbevelingen effectief worden doorgevoerd. Het is zeer belangrijk dat wij op het vlak van de spoorveiligheid kunnen beschikken over zo’n onafhankelijk onderzoeksorgaan, dat volledig operationeel is en over voldoende instrumenten beschikt. Helaas is dat tot op heden niet het geval. Ik wil erop wijzen dat, bijvoorbeeld wat die opvolging betreft, er zeer duidelijk uit de rapporten blijkt dat het geen weet heeft van de opvolging door Infrabel en de NMBS, iets wat toch essentieel is.

 

Wat betreft de ingebrekestelling door de Europese Commissie, beperkt u zich tot het aanpassen van de top van DVIS. In het verleden was er onder meer kritiek op de voorkeurbehandeling die de NMBS genoot vanuit de DVIS. Ook daar hebt u al wat aan gesleuteld. Ik verwijs bijvoorbeeld naar de homologatie van de opleidingsinstelling voor treinbestuurders. Ook daar hebt u naderhand wat aan moeten sleutelen. Dat bewijst nog eens dat men hier toch van een rommelige opzet spreekt om DVIS uit te bouwen.

 

Volgens de analyse in die bijzondere commissie is het zeer duidelijk dat het ERA, de autoriteit op vlak van spoorwegveiligheid die de norm bepaalt, zelf de analyse heeft gedaan. Daaruit blijkt dat de DVIS, ook al hebben zij het statuut van officier van Justitie, dat tot op heden nooit hebben toegepast. Blijkbaar beschikt men ook niet over een degelijke opleiding voor het personeel. Men verwijt de DVIS ook slechts met een beperkt onderzoeksproces te werken. Men pleit voor een veel verfijnder onderzoeksproces. Men zegt ook dat er onvoldoende duidelijke afspraken zijn tussen gerecht en politie en dat er evenmin toezicht is op de uitvoering van de aanbevelingen. Het is toch logisch dat wanneer aanbevelingen door het onderzoeksorgaan worden geformuleerd, de DVIS de partner bij uitstek is om te kijken of die effectief worden opgevolgd. Daar is duidelijk nog werk aan de winkel.

 

In de commissie voelt men duidelijk aan dat de verhoudingen tussen de DVIS, Infrabel en de NMBS niet zijn zoals ze zouden moeten zijn. De DVIS zou nochtans een volwaardige en goed uitgebouwde speler moeten zijn, maar is dat op dit moment nog steeds niet. Wij vernemen zelfs dat de NMBS-Holding bewust haar zwakke mensen heeft afgevaardigd naar de DVIS zodat zij niet te veel te maken zou krijgen met een bemoeizuchtige dienst. Die verhouding zorgt er momenteel voor dat, op het vlak van veiligheid, de NMBS niet te hard op tafel kan kloppen omdat Infrabel door de DVIS niet kan worden teruggefloten. De essentie van mijn pleidooi is een oproep tot een veel sterker, onafhankelijker en beter uitgebouwd DVIS dan thans het geval is. Dat lees ik niet in dit wetsontwerp.

 

In de commissie hoorden wij heel duidelijk dat de werking van de DVIS, zoals vandaag geformuleerd, op het terrein niet wordt waargemaakt. De dienst heeft nood aan meer en beter personeel. Hij zou de beste spelverdeler kunnen zijn tussen diverse entiteiten binnen NMBS. Tot op heden is daar helemaal geen sprake van.

 

Tot slot wijs ik nogmaals op de standpunten die door het Rekenhof, ERA en de experts in de commissie worden geformuleerd. Zelfs de Raad van State vraagt zich bij dit wetsontwerp af of het voldoende tegemoetkomt aan de kritiek van de Europese Commissie. Ik citeer: “Het laat zich evenwel niet aanzien dat de ontworpen wijziging de door de Commissie aangevoerde argumenten volkomen kan weerleggen. Het is namelijk zo dat deze wijziging alleen betrekking heeft op de directieleden van de veiligheidsinstantie, terwijl de Commissie eveneens doelt op de personeelsleden van de FOD Mobiliteit en Vervoer, die hiërarchisch gezag uitoefenen over de veiligheidsinstantie.”

 

De tweede bemerking is dat deze wijziging pas uitwerking zal hebben drie jaar na de inwerkingtreding van de ontworpen wet.

 

Dat zijn toch twee ernstige kanttekeningen van de Raad van State, die ik graag bijtreed.

 

Ik rond af door nogmaals dit pleidooi te houden voor een volwaardig onafhankelijk onderzoeksorgaan, een beetje naar het voorbeeld van Nederland. Mijnheer de staatssecretaris, u zou zich voor uw mosterd toch eens tot Nederland mogen wenden. Er bestaat daaraan een enorme nood.

 

Daarom zullen wij voorliggend wetontwerp alvast op dat vlak niet goedkeuren, omdat het hier vandaag toch een duidelijk geval is van een gemiste kans en van oplapwerk.

 

02.48  Jef Van den Bergh (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik ben als verslaggever enigszins verbaasd dat de uiteenzetting van de heer Veys vandaag langer duurt dan alle uiteenzettingen in de commissie bij de bespreking van dit wetsontwerp samen, maar dit terzijde.

 

Ik betreur het een beetje, ook als verslaggever in de commissie belast met het onderzoek naar de spoorveiligheid, dat de heer Veys nu een aanpassing aangrijpt die dringend was en die daardoor in de wet houdende diverse bepalingen is opgenomen, om het hele proces te maken van de DVIS, terwijl dat eigenlijk een evaluatie is die wij proberen te maken in de bijzondere commissie inzake de spoorwegveiligheid en die zal moeten leiden tot conclusies begin februari. Ik betreur het een beetje dat één fractie daarvan reeds een voorafname maakt.

 

02.49 Staatssecretaris Etienne Schouppe: Mijnheer de voorzitter, ik had graag enkele antwoorden gegeven op de uiteenzetting van de heer Veys.

 

Het is niet de eerste keer dat ik hierop wijs. In 2006 heeft mijn voorganger, de heer Landuyt, gemeend te moeten reageren op of gevolg te moeten geven aan de richtlijn van de Europese Unie omtrent de spoorwegveiligheid, door zijn keuze op personeelsleden van de NMBS zelf te laten vallen. Zijn keuze is grotendeels en misschien zelfs op een beslissende wijze het gevolg geweest van het feit dat op het vlak van de spoorwegveiligheid de specialisten in ons land, buiten de NMBS zelf, nauwelijks te vinden zijn. Ongetwijfeld heeft men zich verplicht gezien de organisatie van de diensten te doen met mensen die vanuit de spoorwegmaatschappij werden gedetacheerd.

 

Mijnheer Veys, de appreciatie die u ter zake geeft, deel ik niet. U verklaart dat de NMBS-Holding haar zwakke elementen naar de betrokken dienst heeft gestuurd. U volgt de zaken van de spoorwegen voldoende van nabij om te weten dat bijvoorbeeld een optreden ten aanzien van de spoorwegveiligheid, heel nauwgezet gebeurt. Wanneer de toelating werd geweigerd om, bijvoorbeeld, de infrastructuur voor de hogesnelheidslijn ten noorden van Antwerpen te gebruiken, die er lag en waarin werd geïnvesteerd, dan gebeurde zulks omdat de DVIS in zijn visie nog niet voldoende waarborgen had dat de technische voorschriften voldoende werden gehonoreerd en dat de veiligheidsvoorzieningen voldoende zouden worden nageleefd, met name op het vlak van het materieel. Zelfs op het vlak van de infrastructuur heeft de DVIS de gepaste gestrengheid aan de dag gelegd.

 

U spreekt over de werking. Ik moet onderstrepen dat wij ervoor hebben gezorgd dat deze entiteit niet langer van de NMBS afhangt. Zij heeft volledige autonomie, ook op budgettair vlak. Op administratief vlak heeft zij weliswaar nog een band met het departement en de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer. Voor het overige opereert zij totaal onafhankelijk, dus ook van de NMBS.

 

Wel is het zo dat wij de mensen die daar werken en die in het verleden werden gedetacheerd op basis van de voorwaarden die in 2006 werden vastgelegd, niet alleen niet kunnen, maar ook niet willen terugsturen naar de NMBS zelf. Die mensen hebben hun vroegere job opgegeven en hebben aan hun detacheringsvoorwaarden eisen gekoppeld op het vlak van het behoud van hun bestaande statuut. Ik kan daar alle begrip voor opbrengen. Het is pas druppelsgewijs, naarmate er vacatures zijn, dat wij het kader kunnen opvullen met personen die niet uit de NMBS komen of die bereid zijn hun NMBS-statuut te laten vallen en terug te vallen op een statuut dat eigenlijk een variant is van wat het andere overheidspersoneel heeft.

 

Hun onafhankelijkheid hebben zij sowieso ambtelijk. Er is nog een band met de NMBS, maar zoals ik heb benadrukt, hebben wij in dit voorstel klaar en duidelijk onderstreept dat reeds binnen achttien maanden de leiding, de directeur en de adjunct-directeur, sowieso geen band meer mag hebben met de NMBS. Dat is in ons voorstel opgenomen. Wat betreft de samenstelling en de sterkte van zowel DVIS als het onderzoeksorgaan, moet ik erop wijzen dat wij in onze voorstellen op budgettair vlak in de ruimte hebben voorzien om verder te kunnen groeien. Dat moet wat DVIS betreft aanleiding geven tot een effectief van 35 mensen einde 2011 en van 40 personen in de loop van het jaar 2012, waardoor het effectief dat is vooropgesteld, uiteindelijk zou moeten worden bereikt.

 

Ik geloof dus, mijnheer Veys, dat wij op het goede pad zitten en dat wij de uitgangspositie van 2006 grondig corrigeren in de richting die de Europese Commissie vraagt. U hebt overigens terecht opgemerkt dat in het verleden voor het eventueel penaliseren van de maatschappij die niet aan de veiligheidsvoorschriften zou voldoen, alleen maar het intrekken van het veiligheidscertificaat als sanctie bestond. Dat is bijvoorbeeld voor de NMBS een onmogelijke sanctie; wij kunnen toch niet van de ene dag op de andere de ganse spoorwegtrafiek stilleggen!

 

Daarom hebben wij ervoor geopteerd in een reeks van administratieve sancties te voorzien die progressief kunnen worden toegepast en die financieel pijn zullen doen aan de maatschappijen, niet alleen de NMBS, maar ook de andere die hun verplichtingen ter zake niet correct naleven.

 

Mijnheer de voorzitter, ik geloof dat de wijzigingen in hoofdstuk 7, de artikelen 101 en 102, met betrekking tot het spoorvervoer, volledig evolueren in de richting van wat de Europese Commissie vraagt. Op deze manier zullen wij langzaam maar zeker de onafhankelijkheid bereiken die wij moeten bereiken.

 

Ik weet dat er landen zijn die daarmee reeds vroeger zijn gestart. Ik wil echter niemand een verwijt maken over de huidige stand van zaken. Het belangrijkste is dat wij wel degelijk evolueren in de richting die de Europese Commissie van ons vraagt.

 

De onafhankelijkheid en de goede werking van DVIS en het onderzoeksorgaan en de inhoudelijke versterking zal van die aard zijn dat zij hun werk binnen afzienbare tijd zullen kunnen uitvoeren zoals dat wordt verwacht. Ik hoop dan ook dat deze artikelen zonder problemen kunnen worden goedgekeurd.

 

Ik treed de heer Van den Bergh bij wat betreft het volgende. Als er nog andere zaken zijn die een aanpassing noodzaken, zullen wij dat zien op het moment dat de werkzaamheden van de commissie die momenteel de elementen van de spoorwegveiligheid onderzoekt, beëindigd zullen zijn. Daaruit moeten dan de nodige conclusies worden getrokken en dan zullen wij nagaan of andere aanpassingen zich opdringen.

 

In afwachting daarvan zullen wij met dit voorstel in elk geval een belangrijke stap in de goede richting hebben gezet.

 

Tot daar mijn reactie op de uiteenzetting van de heer Veys.

 

02.50  Tanguy Veys (VB): Mijnheer de voorzitter, een korte reactie. Tegenover de heer Van den Bergh wil ik opmerken dat zijn uiteenzetting vandaag ook langer was dan zijn tussenkomst in de commissie. Een tweede punt heeft betrekking op wat naar voren is gekomen in de bijzondere commissie “Spoorwegveiligheid”. De staatssecretaris had die bijzondere commissie niet nodig om te weten dat er op het vlak van personeel en werking tekortkomingen waren bij de DVIS. Het enige wat ik gedaan heb, is proberen de staatssecretaris ervan te overtuigen dat hij daar dringend nog meer werk van moet maken. Ik denk dat hij enkel dat extra duwtje nodig had. Blijkbaar volstaat dat echter niet en moeten we het rapport van februari afwachten. Een laatste punt. Mijnheer de staatssecretaris, u verwijst naar de personeelsproblematiek en zegt dat er een oplossing komt. In 2011 krijgt de DVIS 34 personeelsleden en in 2012 zijn het er zelfs 40. Ik wil er toch op wijzen dat zij reeds in 2009 vragende partij waren voor 34 personeelsleden. Als ze elke keer twee jaar moeten wachten op het nodige personeel, dan is er veeleer sprake van een processie van Echternach dan van sneltreinvaart.

 

De voorzitter: Indien er verder geen uiteenzettingen zijn, zien wij elkaar deze namiddag om 14 u 15 terug voor de bespreking van de delen Sociale Zaken en Volksgezondheid, Financiën en Begroting en Justitie.

 

De vergadering wordt gesloten. Volgende vergadering dinsdag 21 december 2010 om 14.15 uur.

La séance est levée. Prochaine séance le mardi 21 décembre 2010 à 14.15 heures.

 

De vergadering wordt gesloten om 12.40 uur.

La séance est levée à 12.40 heures.

 

 

L'annexe est reprise dans une brochure séparée, portant le numéro CRIV 53 PLEN 010 annexe.

 

De bijlage is opgenomen in een aparte brochure met nummer CRIV 53 PLEN 010 bijlage.